Daikin ERGA04DAV3, ERGA06DAV3, ERGA08DAV3, EHVZ04S18DA6V, EHVZ08S18DA6V Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding
voor de installateur
Daikin Altherma 3 R F
ERGA04DAV3(A) ERGA06DAV3(A) ERGA08DAV3(A)
EHVZ04S18DA6V(G)
EHVZ08S18DA6V(G) EHVZ08S23DA6V(G)
EHVZ04S18DJ6V(G)
EHVZ08S18DJ6V(G) EHVZ08S23DJ6V(G)
EHVZ08S18DJ9W(G) EHVZ08S23DJ9W(G)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Daikin Altherma 3 R F
Nederlands

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 4
1.1 Over de documentatie ............................................................... 4
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 4
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.2.4 Pekel........................................................................... 5
1.2.5 Water .......................................................................... 6
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Buitenunit .................................................................................. 8
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 8
3.2.2 De buitenunit hanteren................................................ 8
3.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 8
3.3 Binnenunit ................................................................................. 9
3.3.1 De binnenunit uitpakken ............................................. 9
3.3.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen.................. 9
3.3.3 De binnenunit hanteren............................................... 9
4 Over de units en opties 9
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9
4.2 Identificatie ................................................................................ 9
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 9
4.2.2 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 9
4.3 Units en opties combineren....................................................... 10
4.3.1 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 10
4.3.2 Mogelijke opties voor de binnenunit............................ 10
4.3.3 Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit... 11
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen 11
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen ............................................................................. 11
5.2 Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen............................ 11
5.2.1 Meerdere kamers –TweeAWT-zones ....................... 11
5.3 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 12
5.3.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank ...... 12
5.3.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren
voor de warmtapwatertank.......................................... 13
5.3.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank........... 13
5.3.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 13
5.3.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 14
5.4 De energiemeting instellen........................................................ 14
5.4.1 Geproduceerde warmte .............................................. 14
5.4.2 Verbruikte energie....................................................... 14
5.4.3 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief .............. 14
5.4.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ............. 15
5.5 De regeling van het energieverbruik instellen ........................... 15
5.5.1 Continue vermogenbeperking..................................... 15
5.5.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen
ingeschakeld ............................................................... 16
5.5.3 Vermogenbeperking: werking ..................................... 16
5.6 Een externe temperatuursensor opstellen ................................ 16
6 Voorbereiding 17
6.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 17
6.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 17
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 17
6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten ................................... 18
6.2.3 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt....................................................... 19
6.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ........................................ 21
6.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ........................ 21
6.3.2 De koelleidingen isoleren............................................. 21
6.4 De waterleidingen voorbereiden................................................. 21
6.4.1 Vereisten voor de watercircuits.................................... 21
6.4.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen .................................................................... 22
6.4.3 Het watervolume en waterdebiet controleren .............. 22
6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen................... 23
6.4.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................. 24
6.5 De elektrische bedrading voorbereiden...................................... 24
6.5.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading .. 24
6.5.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. 24
6.5.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve
de uitwendige stelmotoren ........................................... 25
6.5.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
uitwendige en inwendige stelmotoren.......................... 25
7 Installatie 26
7.1 Overzicht: Installatie ................................................................... 26
7.2 De units openen ......................................................................... 26
7.2.1 Over het openen van de units...................................... 26
7.2.2 De buitenunit openen................................................... 26
7.2.3 De binnenunit openen.................................................. 26
7.2.4 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit
openen ......................................................................... 27
7.2.5 De schakelkast lager zetten op de binnenunit ............. 27
7.3 De buitenunit monteren .............................................................. 27
7.3.1 Over de montage van de buitenunit............................. 27
7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit ..................................................................... 27
7.3.3 De installatiestructuur voorzien.................................... 28
7.3.4 De buitenunit installeren .............................................. 29
7.3.5 Afvoer voorzien............................................................ 29
7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 30
7.4 De binnenunit monteren ............................................................. 31
7.4.1 Over het monteren van de binnenunit.......................... 31
7.4.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit .......... 31
7.4.3 De binnenunit plaatsen ................................................ 31
7.4.4 De afvoerslang op de afvoer aansluiten ...................... 31
7.5 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 31
7.5.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 31
7.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 32
7.5.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen. 32
7.5.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 32
7.5.5 Het uiteinde van een buis verbreden ........................... 32
7.5.6 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 33
7.5.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 33
7.5.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.................. 34
7.5.9 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten........ 34
7.6 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 34
7.6.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 34
7.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van
koelmiddelleidingen ..................................................... 34
7.6.3 Op lekkages controleren.............................................. 35
7.6.4 Vacuümdrogen............................................................. 35
7.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 35
7.7.1 Over het toevoegen van koelmiddel ............................ 35
7.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van
koelmiddel.................................................................... 36
7.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden ......................................................................... 36
7.7.4 De hoeveelheid bepalen om opnieuw volledig te
vullen............................................................................ 36
7.7.5 Extra koelmiddel bijvullen ............................................ 36
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
Inhoudsopgave
7.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen................................................................... 36
7.8 De waterleidingen aansluiten .................................................... 37
7.8.1 Over het aansluiten van de waterleidingen................. 37
7.8.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen . 37
7.8.3 De waterleidingen aansluiten...................................... 37
7.8.4 De hercirculatieleiding aansluiten ............................... 38
7.8.5 Het watercircuit vullen................................................. 38
7.8.6 De tank voor warm tapwater vullen............................. 38
7.8.7 De waterleidingen isoleren.......................................... 38
7.9 De elektrische bedrading aansluiten ......................................... 38
7.9.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 38
7.9.2 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 39
7.9.3 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading.................................................. 39
7.9.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading .................................................................... 39
7.9.5 Specificaties van de standaardcomponenten van de
bedrading .................................................................... 39
7.9.6 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten.................................................................... 39
7.9.7 Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit .... 40
7.9.8 De hoofdvoeding aansluiten ....................................... 41
7.9.9 De voeding van de back-upverwarming aansluiten .... 42
7.9.10 De afsluiter aansluiten ................................................ 43
7.9.11 De elektriciteitsmeters aansluiten ............................... 43
7.9.12 De pomp van het warm tapwater aansluiten............... 43
7.9.13 De alarm-output aansluiten......................................... 43
7.9.14 De AAN/UIT-output van de ruimteverwarming
aansluiten.................................................................... 43
7.9.15 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten.................................................................... 44
7.9.16 De digitale inputs voor het energieverbruik
aansluiten.................................................................... 44
7.9.17 De veiligheidsthermostaat (normaal gesloten
contact) aansluiten...................................................... 44
7.10 De installatie van de buitenunit voltooien .................................. 45
7.10.1 De installatie van de buitenunit voltooien.................... 45
7.11 De installatie van de binnenunit voltooien ................................. 45
7.11.1 De binnenunit sluiten .................................................. 45
8 Configuratie 45
8.1 Overzicht: Configuratie.............................................................. 45
8.1.1 De meest gebruikte commando's bereiken................. 45
8.2 Configuratiewizard..................................................................... 46
8.3 Mogelijke schermen .................................................................. 47
8.3.1 Mogelijke schermen: overzicht.................................... 47
8.3.2 Startscherm................................................................. 47
8.3.3 Het scherm Hoofdmenu.............................................. 48
8.3.4 Menuscherm ............................................................... 48
8.3.5 Instelpunt-scherm ....................................................... 48
8.3.6 Gedetailleerd scherm met waarden............................ 49
8.3.7 Gedetailleerd scherm met weersafhankelijke curve ... 49
8.3.8 Programmascherm: voorbeeld.................................... 49
8.4 Menu Instellingen ...................................................................... 51
8.4.1 Storing......................................................................... 51
8.4.2 Kamer ......................................................................... 51
8.4.3 Primaire zone.............................................................. 53
8.4.4 Secundaire zone......................................................... 56
8.4.5 Ruimteverwarming...................................................... 58
8.4.6 Tank............................................................................ 60
8.4.7 Gebruikersinstellingen ................................................ 63
8.4.8 Informatie.................................................................... 65
8.4.9 Installateurinstellingen ................................................ 65
8.5 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen ...................... 73
8.6 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen...................... 74
9.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 75
9.4.1 Het minimum debiet controleren.................................. 76
9.4.2 De ontluchtingsfunctie.................................................. 76
9.4.3 Om te proefdraaien...................................................... 77
9.4.4 Stelmotoren proefdraaien ............................................ 77
9.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen .............. 77
10 Aan de gebruiker overhandigen 79
11 Onderhoud en service 79
11.1 Overzicht: onderhoud en service................................................ 79
11.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 79
11.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit ..................... 79
11.4 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de binnenunit .......... 79
11.4.1 De tank voor warm tapwater aflaten ............................ 81
11.5 Het waterfilter schoonmaken in geval van problemen................ 81
11.5.1 Het waterfilter verwijderen ........................................... 81
11.5.2 Het waterfilter schoonmaken in geval van problemen . 81
11.5.3 Het waterfilter installeren ............................................. 82
12 Opsporen en verhelpen van storingen 82
12.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 82
12.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 83
12.3 Problemen op basis van symptomen oplossen .......................... 83
12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt NIET zoals verwacht..... 83
12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)... 84
12.3.3 Symptoom: Het systeem maakt gorgelende geluiden
na de inbedrijfstelling ................................................... 84
12.3.4 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 84
12.3.5 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 84
12.3.6 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt .............. 85
12.3.7 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 85
12.3.8 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog ........................................................... 85
12.3.9 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen
tank weggeduwd .......................................................... 85
12.3.10 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 85
12.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 86
12.4.1 De help-tekst weergeven in geval van een storing ...... 86
12.4.2 Storingscodes: Overzicht ............................................. 86
13 Als afval verwijderen 88
13.1 Overzicht: Als afval verwijderen ................................................. 88
13.2 Afpompen ................................................................................... 88
13.3 Een gedwongen koeling starten en stoppen .............................. 88
14 Technische gegevens 89
14.1 Schema van de leidingen: Buitenunit ......................................... 89
14.2 Schema van de leidingen: Binnenunit ........................................ 90
14.3 Bedradingsschema: Buitenunit................................................... 91
14.4 Bedradingsschema: Binnenunit.................................................. 92
14.5 Tabel 1 – Toegestane maximumkoelmiddelvulling in een
kamer: binnenunit....................................................................... 95
14.6 Tabel 2 – Minimumvloeroppervlakte: binnenunit ........................ 95
14.7 Tabel 3 – Minimumoppervlakte van de verluchtingsgaten voor
natuurlijke ventilatie: binnenunit ................................................. 95
14.8 ESP-curve: Binnenunit ............................................................... 96
15 Verklarende woordenlijst 96
16 Tabel met lokale instellingen 97
9 Inbedrijfstelling 75
9.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 75
9.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 75
9.3 Checklist voor de inbedrijfstelling .............................................. 75
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken. ▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof. ▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden.
Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk
gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.2.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06

2 Over de documentatie

Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) ▪ Installatiehandleiding van de binnenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) ▪ Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit) ▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens enz.
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties ▪ De units identificeren
Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Voorbereiding Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Installatie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker overhandigen
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
Storingen opsporen en oplossen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd Tabel met lokale
instellingen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van het systeem
en kennen vooraleer on-site te gaan
en kennen om het systeem te installeren
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
waarop de units onderhouden moeten worden
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet worden ingevuld en die nadien moet bewaard worden om deze later te kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor de gebruiker bevat tevens een tabel met installateurinstellingen. Deze tabel moet door de installateur worden ingevuld en aan de gebruiker worden overhandigd.

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de dozen met de buiten- en binnenunit on-site werden geleverd.
Denk aan de volgende punten:
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7
3 Over de doos
1 2
2
1
1
ENERG
IJAY
IAIE
ENERG
IJAY
IAIE
da b c e f
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

2 Tijdens het hanteren van de unit:
▪ Zorg ervoor dat beide zijden van de draagriem horizontaal
blijven.
▪ Houd uw rug recht.
3 Nadat de unit werd geplaatst en bevestigd, neem de draagriem
van unit weg door hem langs 1 kant uit de unit te trekken.

3.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

1 Hef de buitenunit op. Zie "3.2.2 De buitenunit hanteren" op
pagina8.
2 Neem de toebehoren op de bodem van de verpakking.

3.2.2 De buitenunit hanteren

VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
1 Hanteer de unit met de draagriem links en de greep rechts. Om
ervoor te zorgen dat de unit in evenwicht blijft en de draagriem niet van de unit afschuift, hef beide zijden van de draagriem gelijktijdig op.
a Installatiehandleiding van de buitenunit b Label over de gefluoreerde broeikasgassen c Meertalig label over de gefluoreerde broeikasgassen d Energielabel e Montageplaat van de unit
f Bouten, moeren, sluitringen, veerringen en draadbinder
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06

4 Over de units en opties

1 2
a b
g h ic d e f
b
a a
b

3.3 Binnenunit

3.3.1 De binnenunit uitpakken

3.3.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen

4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ De buitenunit identificeren ▪ De binnenunit identificeren ▪ De buitenunit met opties combineren ▪ De binnenunit met opties combineren

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
a Afsluiters voor watercircuit
b Overdrukomloopklep
c Algemene veiligheidsmaatregelen
d Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
e Installatiehandleiding van de binnenunit
f Gebruiksaanwijzing
g Afdichtingsringen voor afsluiters (watercircuit voor
h Afdichtingsringen voor ter plaatse te voorziene afsluiters
i Afdichtingstape voor de inlaat van de

3.3.3 De binnenunit hanteren

Gebruik de grepen aan de achterkant en aan de onderkant om de unit te dragen.
a Grepen aan de achterkant van de unit
b Grepen aan de onderkant van de unit. Kantel de unit
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
ruimteverwarming)
(watercircuit voor warm tapwater)
laagspanningsbedrading
voorzichtig naar achter zodat de grepen zichtbaar worden.
Modelidentificatie Voorbeeld: ERGA06DAV3 A
Code Uitleg
ER Europese split buitenpaar-warmtepomp G Middelhoge watertemperatuur –omgevingszone:
−10~−20°C A Koelmiddel R32 06 Capaciteitklasse DA Modelserie V3 Elektrische voeding A A=Oostenrijks model
[—]=Niet-Oostenrijks model

4.2.2 Identificatielabel: Binnenunit

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: EHVZ04S18DA6VG
Code Beschrijving
E Europees model HV Op de vloer staande binnenunit met geïntegreerde
tank Z Model met dubbele zone 04 Capaciteitklasse S Geïntegreerd tankmateriaal: roestvrij staal
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9
4 Over de units en opties
Code Beschrijving
18 Volume geïntegreerde tank DA Modelserie 6V Model van back-upverwarming G G=Grijs model
[—]=Wit model

4.3 Units en opties combineren

4.3.1 Mogelijke opties voor de buitenunit

Lekbakkit (EKDP008D)
De lekbakkit is nodig om de buitenunit af te laten. De lekbakkit bevat:
▪ Afvoerbak ▪ Installatiearmen Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
lekbak.
Lekbakverwarming (EKDPH008CA)
De lekbakverwarming is nodig om te beletten dat de lekbak bevriest. Er wordt geadviseerd deze optie te installeren in koudere streken
met mogelijk lage omgevingstemperaturen of hevige sneeuwval. Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
lekbakverwarming.
U-profielen (EKFT008D)
De U-profielen zijn installatiearmen waarop de buitenunit kan worden geplaatst.
Er wordt geadviseerd deze optie te installeren in koudere streken met mogelijk lage omgevingstemperaturen of hevige sneeuwval.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de buitenunit.
Geluiddempende afdekking (EKLN08A1)
In geluidsgevoelige zones (bijv. in de buurt van slaapkamers), kunt u de geluiddempende afdekking installeren om het geluid van de buitenunit in bedrijf te verminderen.
U kunt de geluiddempende afdekking installeren: ▪ Op bevestigingsvoeten op de grond. Die moeten 200 kg kunnen
dragen. ▪ Aan beugels tegen de muur. Die moeten 200kg kunnen dragen. Als u de geluiddempende afdekking installeert, moet u ook één van
de volgende opties installeren: ▪ Aanbevolen: Lekbakkit (met of zonder lekbakverwarming) ▪ U-profielen Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
geluiddempende afdekking.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos (EKRTR1).
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te leveren:
▪ Alarmuitgang ▪ Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT ▪ Omschakeling naar externe warmtebron Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende besturing via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de montagehandleiding van de vraag­printplaat en het bijlageboek voor optionele apparatuur.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te hebben.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbuitensensor.

4.3.2 Mogelijke opties voor de binnenunit

Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt wordt (BRC1HHDA)
▪ De gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt wordt
kan alleen worden gebruikt in combinatie met de
gebruikersinterface die is aangesloten op de binnenunit. ▪ De gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat
moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet
worden geregeld. Voor de installatie-instructies, zie de installatie- en
bedieningshandleiding van de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de afstandbuitensensor aansluiten.
PC-kabel (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de binnenunit en een PC. Dit maakt het mogelijk om de software van de binnenunit te updaten.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de PC-kabel.
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

a
Leidingbochtkit (EKHVTC)
Wanneer de binnenunit wordt geïnstalleerd op een plaats waar de montageruimte beperkt is, kan een leidingbochtkit worden geïnstalleerd om de aansluiting van de koelvloeistof- en koelgasaansluitingen van de binnenunit te vergemakkelijken.
Voor de installatie-instructies, zie het instructieblad van de leidingbochtkit.
Warmtepompconvector (FWXV)
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Grid­toepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om: ▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen. ▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken. Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de LAN-adapter.

4.3.3 Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit

Binnenunit Buitenunit
ERGA04 ERGA06 ERGA08
EHVZ04 O — EHVZ08 O O
5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
▪ De regeling van het energieverbruik instellen ▪ Een externe temperatuursensor opstellen

5.2 Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen

Het Daikin-warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd door het Daikin-
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming duidelijk zijn, adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. Vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk wanneer [C.2] Ruimteverwarming/-koeling INGESCHAKELD is.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt en Vorstbescherming kamer in alle omstandigheden gegarandeerd dient te zijn, dan moet u Noodbedrijf [9.5] op Automatisch zetten.
OPMERKING
Als u deze unit installeert als toepassing als één zone: Opstelling. Installeer een omloopklep tussen de
wateringang en -uitgang voor ruimteverwarming van de secundaire zone (=directe zone). Onderbreek het debiet NIET door de afsluiters te sluiten.

5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden vanhet warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren, zie "8Configuratie"op pagina45.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen ▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen ▪ De energiemeting instellen
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
a By-pass Configuratie. Voer lokale instelling [7-02]=0 (Aantal
zones = 1 zone) uit.
5.2.1 Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Deze unit is ontworpen om water te leveren aan 2 verschillende temperaturen. Een typische installatie bestaat uit vloerverwarming aan een lagere temperatuur en radiatoren aan een hogere watertemperatuur.
In dit document: ▪ Hoofdzone = Zone met de laagste ontwerptemperatuur ▪ Bijkomende zone = Zone met de hoogste ontwerptemperatuur Typisch voorbeeld:
Kamer (zone) Warmteafgevers:
ontwerptemperatuur
Woonkamer (primaire zone) Vloerverwarming: 35°C Slaapkamers (secundaire zone) Warmtepompconvectoren: 45°C
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
j
k
j
HPC1
FHL1 FHL2 FHL3
HPC2 HPC3
B
A
C
E
D
M
a b c
g hf
d e
i
i
hh
h
M
M
a b c d ge h ii
i
j
j
fki
HPC1
UI
FHL1 FHL2 FHL3
HPC2 HPC3
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone B Kamer 1 C Kamer 2 D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
E Kamer 3 a Buitenunit b Binnenunit c Warmtewisselaar d Back-upverwarming e Gemotoriseerde 3-wegklep (mengt de hoofdzone)
f Bijkomende pomp g Hoofdpomp h Afsluiter
i Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien) j Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren (ter
plaatse te voorzien)
k Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
HPC1...3 Warmtepompconvectoren (te plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslussen (ter plaatse te voorzien)
wordt
▪ Voor de primaire zone: de kamertemperatuur wordt geregeld door
de gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt (optionele apparatuur EKRUDAS) wordt.
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De externe thermostaat is rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de externe
thermostaat en de thermostatische kleppen van de radiatoren in elke kamer.
▪ Het signaal voor vraag naar verwarming van de externe
thermostaat is in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/35a en X2M/30). De binnenunit zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
2 (Kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
Let op:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
Instelling Waarde
Aantal watertemperatuurzones:
1 (2 zones): Primair + secundair ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
In geval vanwarmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor de secundaire zone:
1 (1 contact): Als de gebruikte
externe kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. ▪ #: [3.A]
▪ Code: [C-06] Output afsluiter Ingesteld om de thermovraag
van de primaire zone te volgen.
Voordelen
Comfort. De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met het
warmtepompsysteem.

5.3 De tank voor warm tapwater in/ opstellen

5.3.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank

a Buitenunit b Binnenunit c Warmtewisselaar d Back-upverwarming e Gemotoriseerde 3-wegklep (schakelt tussen
ruimteverwarming en warm tapwater)
f Gemotoriseerde 3-wegklep (mengt de hoofdzone) g Hoofdpomp h Bijkomende pomp
i Afsluiter j Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
k Warmtapwatertank
FHL1...3 Vloerverwarmingslussen (ter plaatse te voorzien)
UI Gebruikersinterface (ter plaatse te voorzien)
HPC1...3 Warmtepompconvectoren (te plaatse te voorzien)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c
f
a
g
h
i
b

5.3.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank

Mensen ervaren water als heet als het water een temperatuur van 40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen (bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C) vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank omvat:
1 Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2 Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Beantwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met typische watervolumes:
Vraag Typisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag nodig?
Hoeveel water is er per dag nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan warm tapwater?
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin (4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches ▪ 1bad ▪ 3gootsteenvolumes Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen
Formule Voorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als:
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1) Als:
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts één maal
opgewarmd T2Temperatuur warmtapwatertank T1Temperatuur koud water
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
Type Mogelijke volumes
Ingebouwde warmtapwatertank ▪ 180l
1douche = 10min×10l/min = 100l
1bad = 150l
1gootsteen = 2min×5l/min = 10l
▪ V2=180l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V1=280l
▪ V1=480l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V2=307l
▪ 230l
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren, kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). De elektrische weerstand in de warmtepomp kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. We adviseren om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de back-upverwarming niet te moeten gebruiken.
▪ Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomp
presteert. ▪ Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's nachts,
adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.
▪ Als de energieprijzen 's nachts lager zijn, adviseert Daikin de
warmtapwatertank 'snacht op te warmen.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en ruimteverwarming nodig hebt, adviseren we het warm tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming gevraagd wordt.

5.3.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank

▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Op de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp ▪ Elektrische back-upverwarming
▪ Voor meer informatie over het optimaliseren van het
energieverbruik om warm tapwater te produceren: zie
"8Configuratie"op pagina45.

5.3.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water

Opstelling
a Binnenunit b Warmtapwatertank c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien) g Koud water h UITGANG warm tapwater
i Hercirculatieaansluiting
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ Voor meer informatie over het aansluiten van de
hercirculatieverbinding: zie "7Installatie"op pagina26.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina45.
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c
a
b
d f
e g
h
i
▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.

5.3.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie

Opstelling
a Binnenunit b Warmtapwatertank c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien) d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien) e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien) g Koud water h UITGANG warm tapwater
i Hercirculatieaansluiting
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 60°C
ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond aansluiten.
▪ Om een complete desinfectie te verzekeren, moet u het aftappunt
openen.
WAARSCHUWING
Wanneer het aftappunt wordt geopend, kan de watertemperatuur oplopen tot 55°C.
Configuratie
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina45.

5.4 De energiemeting instellen

▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen: ▪ Geproduceerde warmte ▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming ▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand ▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet gegarandeerd kan worden.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur ▪ Het debiet
▪ Instelling en configuratie: geen bijkomende apparatuur vereist.

5.4.2 Verbruikte energie

U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen: ▪ Door het te berekenen ▪ Via metingen
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en de verbruikte energie meten (voor de buitenunit, bijv.) gaat dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de energiegegevens fout zijn.
De verbruikte energie berekenen
▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de buitenunit ▪ De ingestelde capaciteit van de back-upverwarming ▪ De spanning
▪ In/opstelling en configuratie: om juiste energiegegevens te
bekomen, meet de capaciteit (door de weerstand te meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in voor de back­upverwarming (stap 1).
De verbruikte energie meten
▪ Toepasbaar op alle modellen. ▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is. ▪ Ze vereist wel externe energiemeters. ▪ In/opstelling en configuratie: wanneer elektrische-energiemeters
gebruikt worden, stel het aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de gebruikersinterface.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE energietoevoer naar het systeem meten.
5.4.3 Elektrische voeding met normaal kWh­tarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
Sluit de energiemeter aan op X5M/5 en X5M/6.
Energiemetertype
Indien… Gebruik een… energiemeter
▪ Monofasige buitenunit ▪ Back-upverwarming gevoed
via een monofasig net (d.w.z. dat het model van de back­upverwarming *6V is en dat deze op een monofasig net is aangesloten).
Monofasig (*6V (6V): 1N~230V)

5.4.1 Geproduceerde warmte

INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
5
8
0
1
5
0
0
0
c c
fed
A B
a
b
5
8
0
1
5
0
0
0
gfe
A B
c d
a

P
i
t
DI
a
b
Indien… Gebruik een… energiemeter
▪ Driefasige buitenunit ▪ Back-upverwarming gevoed
via een driefasig net (d.w.z. dat het model van de back-
Driefasig (*6V (6T1): 3~230V) (*9W: 3N~400V)
upverwarming *9W of *6V is en dat deze op een driefasig raster is aangesloten).
Voorbeeld
Enkelfasige energiemeter Driefasige energiemeter
A Buitenunit B Binnenunit a Elektriciteitskast (L1/N) b Energiemeter (L1/N) c Zekering (L1/N) d Buitenunit (L1/N) e Binnenunit (L1/N) f Back-upverwarming (L1/N)
A Buitenunit B Binnenunit a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N) b Energiemeter (L1/L2/L3/N) c Zekering (L1/L2/L3/N) d Zekering (L1/N) e Buitenunit (L1/L2/L3/N) f Binnenunit (L1/L2/L3/N) g Back-upverwarming (L1/L2/L3/
N)
Opstelling
▪ Sluit energiemeter1 aan op X5M/5 en X5M/6. ▪ Sluit energiemeter2 aan op X5M/3 en X5M/4.
Energiemetertypes
▪ Energiemeter 1: enkelfasige of driefasige energiemeter volgens
de elektrische voeding van de buitenunit.
▪ Energiemeter 2: gebruik een enkelfasige energiemeter.

5.5 De regeling van het energieverbruik instellen

▪ De besturing van het energieverbruik:
▪ Laat u toe het energieverbruik van het hele systeem te
beperken (de som van de buitenunit, de binnenunit en de back­upverwarming).
▪ Configuratie: geef via de gebruikersinterface de volgende zaken
in: het niveau van vermogenbeperking en de manier waarop dit gedaan moet worden.
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt uitgedrukt
worden: ▪ Maximum opgenomen amperage (inA) ▪ Maximum opgenomen vermogen (inkW)
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt ingeschakeld
worden: ▪ Continu ▪ Door digitale ingangen

5.5.1 Continue vermogenbeperking

Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm tapwater.
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken: ▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende. ▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van energiemeters.
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X5M/3 en X5M/4. ▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
▪ Zie "5.4.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina15 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
5.4.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief
Algemene regel
▪ Energiemeter1: meet de buitenunit. ▪ Energiemeter 2: meet de rest (d.w.z. de binnenunit en de back-
upverwarming).
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
Op-/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "8Configuratie"op pagina45):
▪ Selecteer de continue beperkingstand ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
b
A B
C
1
2
3
4
5
A8P
P
i
t
DI4
DI3
DI1
a
b
P
h
C
e
a
b
c
A B
OPMERKING
Stel het minimum energieverbruik in op ±3,6 kW om te kunnen:
▪ Ontdooien. Anders zal de warmtewisselaar bevriezen
als het ontdooien meerdere malen onderbroken wordt.
▪ Verwarmen van ruimten en produceren van warm
tapwater door back-upverwarming stap1 toe te staan.

5.5.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen ingeschakeld

Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een energiebeheersysteem.
Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordt dynamisch door digitale ingangen beperkt (maximum vier stappen). Elk niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:
▪ Stroom (in A) ▪ Opgenomen vermogen (in kW) Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer
een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen, ruimteverwarming…).
Configuratie
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "8Configuratie"op pagina45):
▪ Selecteer begrenzing door digitale ingangen. ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A).
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met
elke digitale ingang overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.

5.5.3 Vermogenbeperking: werking

De buitenunit heeft een betere effectiviteit dan de elektrische verwarming. Om deze reden wordt de elektrische verwarming beperkt en eerst UIT gezet. Het systeem beperkt het energieverbruik in de volgende orde:
1 Zet de back-upverwarming UIT. 2 Beperkt de buitenunit. 3 Zet de buitenunit UIT.
Voorbeeld
Als de configuratie als volgt is: Het niveau van vermogenbeperking staat NIET toe dat de back-upverwarming werkt (stap 1).
Dan wordt het energieverbruik als volgt beperkt:
A Buitenunit B Binnenunit C Energiebeheersysteem
a Inschakeling vermogenbeperking (4digitale ingangen) b Back-upverwarming
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
Opstelling
▪ Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig. ▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te schakelen:
▪ DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik) ▪ DI4 = sterkste beperking (laagst energieverbruik)
▪ Raadpleeg het bedradingsschema voor de specificaties van de
digitale ingangen en waarop deze aan te sluiten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
PhGeproduceerde warmte CeVerbruikte energie
A Buitenunit B Back-upverwarming
a Beperkte werking van de buitenunit b Volle werking van de buitenunit c Stap1 back-upverwarming AANgezet

5.6 Een externe temperatuursensor opstellen

U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Die meet de omgevingstemperatuur binnen of buiten. We adviseren om een externe temperatuursensor te gebruiken in de volgende gevallen:
Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, dan meet
de gebruikersinterface die als kamerthermostaat wordt gebruikt (EKRUDAS) de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden ▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld ▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron ▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseren we een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06

6 Voorbereiding

≤1200
>250
>250
>250
>350
>350
(mm)(mm)
a
b
b
a
>100
>350
(mm)
>100
a
a
▪ Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.
▪ Configuratie: selecteer kamersensor [9.B].
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden: ▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandsbuitensensor. ▪ Configuratie: selecteer buitensensor [9.B]. ▪ Wanneer de energiespaarfunctie van de buitenunit actief is (zie
"8 Configuratie"op pagina45), wordt de buitenunit lager gezet
om de stand-by-energieverliezen te beperken. Hierdoor wordt de
buitenomgevingstemperatuur NIET gelezen. ▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een
andere reden om de optionele buitensensor voor de
omgevingstemperatuur te plaatsen.
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de weersafhankelijke regelgrafieken. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de interne sensor van de buitenunit gebruikt.
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende elektrische verwarming).
WAARSCHUWING
Koelmiddelleidingen die met gelijk welk ander koelmiddel zijn gebruikt, mogen NIET worden hergebruikt. Vervang de koelmiddelleidingen of maak ze grondig schoon.

6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de voorbereiding.
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde ruimte:
6 Voorbereiding

6.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over: ▪ De installatieplaats voorbereiden ▪ De koelmiddelleidingen voorbereiden ▪ De waterleidingen voorbereiden ▪ De elektrische bedrading voorbereiden

6.2 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
OPMERKING
Deze unit is ontworpen voor gebruik met 2 temperatuurzones:
▪ vloerverwarming in de primaire zone, dit is de zone
met de laagste watertemperatuur,
▪ radiatoren in de secundaire zone, dit is de zone met
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
de hoogste watertemperatuur.
a Luchtuitlaat b Luchtinlaat
INFORMATIE
In geluidsgevoelige zones (bijv. in de buurt van slaapkamers), kunt u de geluiddempende afdekking (EKLN08A1) installeren om het geluid van de buitenunit in bedrijf te verminderen. Houd bij het installeren rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde ruimte:
a Geluiddempende afdekking
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op. ▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf; ▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen; ▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk; ▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken).
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
6 Voorbereiding
b
b
c
a
b
c
a
a
b
c
d
c
d
2
1
3
a
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtinlaat naar de muur gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
a Geleideplaat b Belangrijkste windrichting c Luchtuitlaat
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind. Voorbeeld: Achter het gebouw.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit ▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten geïnstalleerd te worden en bij de volgende omgevingstemperaturen:
Stand Koeling 10~43°C Stand Verwarming –25~25°C

6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

In streken waar de omgevingstemperaturen laag kunnen zijn en de vochtigheid groot of in streken met hevige sneeuwval, verwijder het aanzuigrooster. om ervoor te zorgen dat de unit goed blijft werken.
Deze streken zijn (zonder zich eraan te beperken): Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland; Duitsland, Hongarije, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen, Roemenië, Servië, Slovakije, Zweden, enz.
1 Verwijder de schroeven waarmee het aanzuigrooster is
vastgemaakt.
2 Verwijder het aanzuigrooster en gooi het weg. 3 Bevestig de schroeven opnieuw aan de unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
a Aanzuigrooster
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
c
c
d
b e
a
a Afdakje tegen de sneeuw
300
500
(mm)
≥600
b Voetstuk
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat
e EKFT008D-optiekit
Voorzie in ieder geval minstens 300mm vrije ruimte onder de unit. Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de maximale sneeuwhoogte staat. Zie "7.3De buitenunit monteren"op
pagina27 voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en een voetstukje.

6.2.3 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden en bij de volgende omgevingstemperaturen: ▪ Ruimteverwarming: 5~30°C ▪ Productie van warm tapwater: 5~35°C
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
Maximum toegestane lengte voor de koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit
Minimum toegestane lengte voor de koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit
Maximum toegestaan hoogteverschil tussen de binnenunit en de buitenunit
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
30m
3m
20m
6 Voorbereiding
INFORMATIE
Als de montageruimte beperkt is, doe dan het volgende voordat u de unit op zijn definitieve plaats installeert:
"7.4.4 De afvoerslang op de afvoer aansluiten" op pagina 31. Daarvoor moet u één of beide zijpanelen
verwijderen.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle tank voor warm tapwater. Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken. ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. ▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
OPMERKING
Wanneer de temperatuur in meerdere kamers door 1 thermostaat wordt geregeld, plaats GEEN thermostaatkraan op de afgever in de kamer waarin zich de thermostaat bevindt.
Speciale vereisten voor R32
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden. ▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Het toestel moet worden opgeslagen waar het geen mechanische schade kan oplopen in een voldoende geventileerde ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een brandend gastoestel of een werkende elektrische verwarming) met de hieronder beschreven afmetingen.
OPMERKING
▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen NIET
opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelen
van het koelmiddelsysteem worden gemaakt moeten toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
OPMERKING
▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade. ▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
6 Voorbereiding
Invoer van installateur:
▪ Totale koelmiddelvulling (m
c
) (kg)
▪ Oppervlakte van kamer A (A
kamer A
) (m2)
Start
Gebruik tabel 1 in hoofdstuk "Technische gegevens" om de maximale koelmiddelvulling (m
max
) (kg) te berekenen die is toegestaan
voor kamer A.
Neem contact op met uw verdeler.
Gebruik tabel 3 in hoofdstuk "Technische gegevens" en dm om de minimale opening­soppervlakte voor natuurlijke ventilatie tussen kamer A en kamer B (VA
min
) (cm2) te
berekenen.
De unit kan worden geïnstalleerd in kamer A als: ▪ Er 2 ventilatieopeningen (permanent geopend) voorzien zijn tussen kamer A en kamer B, 1 bovenaan en 1 onderaan. ▪ Onderste opening: De onderste opening moet voldoen aan de minimale oppervlaktevereisten (VA
min
). Ze moet zich zo dicht mogelijk bij de vloer bevinden. Als de ventilatieopening begint vanaf de vloer, moet de hoogte ≥20 mm bedragen. De onderzijde van de opening moet zich op ≤100 mm van de vloer bevinden. Minstens 50% van de vereiste openingsoppervlakte moet zich op <200 mm van de vloer bevinden. De volledige oppervlakte van de opening moet zich op minder dan <300 mm van de vloer bevinden.
Bovenste opening: De oppervlakte van de bovenste opening moet groter zijn dan of gelijk aan de oppervlakte van de onderste opening. De onderzijde van
de bovenste opening moet zich minstens 1,5 m boven de bovenzijde van de onderste opening bevinden.
▪ Ventilatieopeningen naar buiten worden als NIET geschikte ventilatieopeningen beschouwd (de gebruiker kan deze afdekken wanneer het koud is).
De unit kan worden geïnstalleerd in kamer A, en zonder verdere vereisten inzake kamergrootte of ventilatie.
Bepaal de koelmiddelhoeveelheid die
max
(dm)
(kg) overschrijdt. (dm=m
c–mmax
)
m
max≥mc
?
Ja
Neen
Neen
Gebruik tabel 2 in hoofdstuk "Technische gegevens" om de totale minimale vloeropperv­lakte (A
min totaal
) (m2) te berekenen die voor de
totale koelmiddelvulling (m
c
) vereist is.
A
min totaal≤Akamer A+Akamer B
?
Ja
Invoer van installateur:
▪ Oppervlakte van aangrenzende kamer B
(A
kamer B
) (m2)
a Binnenunit A Kamer waar de binnenunit is geïnstalleerd. B Kamer die grenst aan kamer A.
A
a
B
≥1,5 m
Als de totale koelmiddelvulling in het systeem ≥1,84 kg is (d.w.z. als de lengte van de leidingen ≥27 m), moet u voldoen aan de vereisten voor de minimale vloeroppervlakte zoals beschreven in de volgende flowchart. De flowchart maakt gebruik van de volgende tabellen:
"14.5Tabel 1 – Toegestane maximumkoelmiddelvulling in een kamer: binnenunit"op pagina95, "14.6Tabel 2 – Minimumvloeroppervlakte: binnenunit" op pagina 95 en "14.7 Tabel 3 – Minimumoppervlakte van de verluchtingsgaten voor natuurlijke ventilatie: binnenunit" op pagina95.
INFORMATIE
Systemen met een totale koelmiddelvulling (mc) <1,84 kg (d.w.z. als de lengte van de leidingen <27 m) zijn NIET onderhevig aan vereisten met betrekking tot de installatiekamer.
INFORMATIE Meerdere binnenunits. Als er twee of meer binnenunits in
een kamer zijn geïnstalleerd, moet u rekening houden met de maximale koelmiddelvulling die bij EEN ENKEL lek kan vrijkomen in de kamer. Voorbeeld: Als er twee binnenunits zijn geïnstalleerd in de kamer, elk met een eigen buitenunit, dan moet u uitgaan van de koelmiddelvulling van de grootste binnen-buitencombinatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
6 Voorbereiding
t
Ø
ØiØ
i
t
ØpØ
p

6.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

6.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Diameter leidingen:
Vloeistofleiding Ø6,4mm (1/4") Gasleiding Ø15,9mm (5/8")
Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
(Ø)
6,4mm (1/4") Gegloeid (O) ≥0,8mm 15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥1,0mm
Hardingsgraad Dikte (t)
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
(a)

6.3.2 De koelleidingen isoleren

▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052W/mK (0,035 en 0,045kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Buitendiameter van
de buizen (Øp)
6,4mm (1/4") 8~10mm 10mm 15,9mm (5/8") 16~20mm 13mm
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20mm dik zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te voorkomen.
Binnendiameter van
de isolatie (Øi)
Isolatiedikte (t)

6.4 De waterleidingen voorbereiden

Klep naar expansievat. De klep naar het expansievat (indien
aanwezig) MOET open zijn.

6.4.1 Vereisten voor de watercircuits

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan overmatige corrosie veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen; ▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het watercircuit toe te voegen.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"14 Technische gegevens" op pagina 89 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de binnenunit.
Waterdebiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de
werking van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Dit debiet moet in alle situaties steeds gegarandeerd zijn. Indien het debiet lager is, zal de binnenunit stoppen te werken en storing7H geven.
Minimum nodig waterdebiet
12l/min
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met water dat in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
Waterdruk. De maximum waterdruk bedraagt 4 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Watertemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
6 Voorbereiding
89°C
75°C
M
M
a b c d ge h ii
i
j
j
fki
HPC1
FHL1 FHL2 FHL3
HPC2 HPC3
c
d
a b
a Buitenunit b Binnenunit c Warmtewisselaar d Back-upverwarming e Gemotoriseerde 3-wegklep (schakelt tussen
ruimteverwarming en warm tapwater)
f Gemotoriseerde 3-wegklep (mengt de hoofdzone) g Hoofdpomp h Bijkomende pomp
i Afsluiter j Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
k Warmtapwatertank
HPC1...3 Warmtepompconvector (te plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Sluit de afvoerslang
correct aan op de afvoer om te voorkomen dat er water uit de unit wordt gemorst. Zie "7.4.4 De afvoerslang op de afvoer
aansluiten"op pagina31.
Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is voorzien van twee automatische ontluchtingskleppen. Controleer of deze ontluchtingskleppen NIET te hard zijn vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd van de klep minder dan 60seconden bedragen.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.4.6Tank"op pagina60.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding b Warmwateraansluiting c Douche d Hercirculatiepomp
Klep naar expansievat. De klep naar het expansievat (indien
aanwezig) MOET open zijn.

6.4.2 Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)

6.4.3 Het watervolume en waterdebiet controleren

De binnenunit heeft een expansievat van 10 liter met een vooraf ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt: ▪ controleer het minimum en het maximum watervolume. ▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
Er zijn geen vereisten voor het minimum watervolume.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
6 Voorbereiding
T1
M1
T1
M1
T2M2T3
M3
M
FHL1
FHL2
FHL3
M2 M3
T2 T3
HPC1 HPC2 HPC3
a b c
g hf
d e
i
i
hh
h
j
0.3
0.5
1
1.5
2
2.4
5020 100 150 200 250 290
a
b
a Buitenunit
b Binnenunit
c Warmtewisselaar
d Back-upverwarming
e Gemotoriseerde 3-wegklep (mengt de hoofdzone)
f Bijkomende pomp g Hoofdpomp h Afsluiter
i Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
j Overdrukomloopklep (bijgeleverd als accessoire).
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
HPC1...3 Warmtepompconvector (te plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 en HPC1...3 (ter plaatse te voorzien)
INFORMATIE
De pomp van de secundaire zone zorgt dat het minimum debiet voor een correcte werking van de unit is gegarandeerd.
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de berekende voordruk te bepalen.
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤200l >200l
≤7m De voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
Doe het volgende: ▪ Verlaag de voordruk
volgens het vereiste hoogteverschil van de installatie. De voordruk moet met 0,1 bar verlaagd worden voor elke meter onder 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
>7m Doe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk
volgens het vereiste hoogteverschil van de installatie. De voordruk moet met 0,1 bar
Het expansievat van de binnenunit is te klein voor de installatie. In dit geval wordt er geadviseerd om een extra vat buiten de unit te installeren.
verhoogd worden voor elke meter boven 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0m.
Minimum debiet
Controleer voor elke zone afzonderlijk of het minimum debiet in de installatie gegarandeerd is in alle omstandigheden. Dit minimum debiet is vereist tijdens ontdooien/back-upverwarming. Gebruik daartoe de overdrukomloopklep die bij de unit is geleverd.
a Voordruk (bar)
b Maximum watervolume (l)
Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het expansievat
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn. Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/ bediening).
Minimum nodig waterdebiet
12l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina75.

6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar) bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
6 Voorbereiding
a
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.
a Schrader-klep

6.4.5 Het watervolume controleren: voorbeelden

Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 250l.
Acties: ▪ Omdat het totale watervolume (250 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (200 l), moet de voordruk verlaagd worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmende maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 290l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 250l minder is dan 290l, is het expansievat geschikt voor
de installatie.

6.5 De elektrische bedrading voorbereiden

6.5.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken. ▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers. ▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde. ▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken. ▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving. ▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading. ▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
De back-upverwarming MOET een speciale voeding hebben en MOET beschermd worden door de beveiligingsinrichtingen vereist door de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

6.5.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een voordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven, seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWh­tarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken; ▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de unit in de stand gedwongen uit zet. Op dat ogenblik zal de compressor van de buitenunit niet werken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
6 Voorbereiding
1
5
8
0
1
5
0
0
0
2
a
3
1
4
5
8
0 1
5
0
0
0
2
b
3
5 3
a
b
14
5 8
0
1
5
0
0
0
5 8
0 1
5
0
0
0
2
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische voeding al dan niet onderbroken wordt.
Onderde
el
Beschrijving Draden Maximumstr
oom in functie

6.5.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de uitwendige stelmotoren

4 Elektrische voeding
met voorkeur kWh­tarief (spanningsvrij
2
(d)
contact)
Normale elektrische
voeding
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
De elektrische voeding wordt
onderbroken
5 Elektrische voeding
met normaal kWh-tarief
Optionele uitrustingen
6 Gebruikersinterface die
als kamerthermostaat
2 6,3A
2
(e)
gebruikt wordt 7 Kamerthermostaat 3 of 4 100mA 8 Buitenomgevingstempe
2
(b)
(b)
ratuursensor 9 Binnenomgevingstemp
2
(b)
eratuursensor 10 Warmtepompconvector 2 100mA
(b)
Ter plaatse te voorziene onderdelen
11 Afsluiter 2 100mA
Wanneer de elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief werkt, wordt de elektrische voeding NIET onderbroken. De buitenunit wordt uitgezet door de bediening.
Opmerking: De elektriciteitsmaatscha ppij moet altijd zorgen dat de binnenunit
elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief werkt, wordt de elektrische voeding onmiddellijk of na een tijdje door de elektriciteitsmaatscha ppij onderbroken. In dat geval moet de binnenunit door een afzonderlijke normale elektrische voeding gevoed worden.
elektriciteit kan verbruiken.
Wanneer de
a Normale elektrische voeding
b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
1 Elektrische voeding voor buitenunit 2 Elektrische voeding en doorverbindingskabel naar
binnenunit
3 Elektrische voeding voor back-upverwarming 4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
contact)
5 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om de
printplaat van de binnenunit te voeden in geval van stroomonderbreking van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief)

6.5.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren

Onderde
el
Elektrische voeding van buitenunit en binnenunit
1 Elektrische voeding
2 Elektrische voeding en
3 Elektrische voeding
Beschrijving Draden Maximumstr
2+GND
(a)
voor buitenunit
3
(f)
doorverbindingskabel naar binnenunit
voor back-
Zie onderstaande tabel.
upverwarming
oom in functie
12 Elektriciteitsmeter 2 (per meter) 13 Pomp voor warm
2
tapwater 14 Alarmuitgang 2 15 Omschakeling naar
2 externe warmtebronregeling
16 Bediening
2 ruimteverwarming
17 Digitale ingangen
energieverbruik
18 Veiligheidsthermostaat
2 (per
ingangssignaal)
2 voor de primaire zone
19 Veiligheidsthermostaat
2 voor de secundaire zone
(a) Zie naamplaatje op buitenunit. (b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm². (c) Kabeldoorsnede 2,5mm². (d) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m.
(f) Kabeldoorsnede 1,5mm².
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de binnenunit.
OPMERKING
Een veiligheidsthermostaat (normaal gesloten contact) MOET worden geïnstalleerd voor de primaire zone. Zie
"7.9.17 De veiligheidsthermostaat (normaal gesloten contact) aansluiten"op pagina44.
Type back-
upverwarming
Elektrische
voeding
Vereist aantal geleiders
*6V 1N~ 230V (6V) 2+GND
3~ 230V (6T1) 3+GND
*9W 3N~ 400V 4+GND
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(d)
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25

7 Installatie

T25
2
1
1
3
7 Installatie

7.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen: 1 De buitenunit monteren. 2 De binnenunit monteren. 3 De koelmiddelleidingen aansluiten. 4 De koelmiddelleidingen controleren. 5 Met koelmiddel vullen. 6 De waterleidingen aansluiten. 7 De elektrische bedrading aansluiten. 8 De buiteninstallatie afwerken. 9 De binneninstallatie afwerken.
INFORMATIE
Als de montageruimte beperkt is, doe dan het volgende voordat u de unit op zijn definitieve plaats installeert:
"7.4.4 De afvoerslang op de afvoer aansluiten" op pagina 31. Daarvoor moet u één of beide zijpanelen
verwijderen.
INFORMATIE
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.
2 Verwijder het paneel van de gebruikersinterface. Open de
scharnieren bovenaan en schuif het bovenpaneel omhoog.
OPMERKING
Als u het paneel van de gebruikersinterface verwijdert, koppel dan ook de kabels van de achterkant van het paneel van de gebruikersinterface los om schade te voorkomen.

7.2 De units openen

7.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld: ▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

7.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Zie "7.5.8Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten"op pagina34 en "7.9.6De elektrische bekabeling op de buitenunit aansluiten" op
pagina39.

7.2.3 De binnenunit openen

1 Verwijder het bovenpaneel.
3 Verwijder indien nodig de frontplaat. Dit is bijvoorbeeld nodig in
de volgende gevallen:
"7.2.5 De schakelkast lager zetten op de binnenunit" op
pagina27
"7.4.4 De afvoerslang op de afvoer aansluiten" op
pagina31
▪ Wanneer u toegang moet hebben tot de
hoogspanningsschakelkast
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
7.2.4 Het deksel van de schakelkast van de
T25
T25
1
2
T25
3
3
binnenunit openen
7 Installatie
3 Plaats de schakelkast lager op de unit. Gebruik de 2
scharnieren die lager op de unit staan.

7.2.5 De schakelkast lager zetten op de binnenunit

Tijdens het installeren zal u toegang nodig hebben tot de binnenkant van de binnenunit. Om de toegang vooraan te vergemakkelijken, zet u de schakelkast als volgt lager op de unit:
Voorwaarde: Het paneel van de gebruikersinterface en het frontpaneel werden verwijderd.
1 Verwijder het bovenpaneel dat de schakelkast op zijn plaats
houdt bovenaan de unit.
2 Kantel de schakelkast naar voor en til deze op uit de
scharnieren.

7.3 De buitenunit monteren

7.3.1 Over de montage van de buitenunit

Wanneer
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de koelmiddel- en waterleidingen kunnen worden aangesloten.
Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen:
1 De installatiestructuur voorzien. 2 De buitenunit installeren. 3 Afvoer voorzien. 4 Ervoor zorgen dat de unit niet kan omvallen. 5 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats voorbereiden" in "6Voorbereiding"op pagina17.

7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
7 Installatie
a
b
c
(mm)
0 mm
<150
a
>300
300
600
>100
0 mm
300
600
<150
<150
(mm)
>300
100
a
b
0 mm

7.3.3 De installatiestructuur voorzien

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het schema van de fundering.
Dit onderwerp toont verschillende installatiestructuren. Voor al die structuren, gebruik 4 sets van M8 of M10 ankerbouten, moeren en sluitringen. Voorzie in ieder geval minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit. Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de maximale sneeuwhoogte staat.
INFORMATIE
De maximumhoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 15mm.
INFORMATIE
Als u de U-profielen installeert in combinatie met de geluiddempende afdekking (EKLN08A1), dan gelden er andere installatie-instructies voor de U-profielen. Zie de installatiehandleiding van de geluiddempende afdekking.
Optie 3: Op een sokkel met de EKFT008D-optiekit
De EKFT008D-optiekit is aangewezen in streken met hevige sneeuwval.
a Geluiddempende afdekking b Onderste delen van de geluiddempende afdekking c U-profielen
Optie 1: Op de bevestigingsvoeten "flexi-voet met steun"
a Maximale sneeuwhoogte
Optie 2: Op kunststofbevestigingsvoeten
U kunt in dat geval de bouten, moeren, sluitringen en veerringen gebruiken, die als accessoires samen met de unit werden meegeleverd.
a Maximale sneeuwhoogte b EKFT008D-optiekit
Optie 4: Op steunen in de muur met de EKFT008D-optiekit
De EKFT008D-optiekit is aangewezen in streken met hevige sneeuwval.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
7 Installatie
>250
>300
>250
(mm)
a
b
c
3
2
1
a a
a
b
a Luchtuitlaat
OPMERKING
Lijn de unit goed uit. Zorg ervoor dat de achterkant van de unit NIET uitsteekt.
3 Verwijder het beschermend stuk karton en het blad met de
montage-instructies.
a Maximale sneeuwhoogte
b EKFT008D-optiekit
c Trillingsdempend rubber (ter plaatse te voorzien)

7.3.4 De buitenunit installeren

VOORZICHTIG
Verwijder het beschermend stuk karton NIET vooraleer de unit goed geïnstalleerd is.
1 Hef de buitenunit op zoals beschreven in "3.2.2 De buitenunit
hanteren"op pagina8.
2 Installeer de buitenunit op de volgende manier:
▪ (1) Zet de unit op zijn plaats (hanteer deze met de draagriem
links en de greep rechts).
▪ (2) Neem de draagriem weg (door deze langs 1 kant eruit te
trekken).
▪ (3) Maak de unit vast.
a Beschermend stuk karton b Montage-instructies

7.3.5 Afvoer voorzien

▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd. ▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om overtollig
water rond de unit af te voeren.
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit zodat het
voetpad NIET glad wordt bij vriestemperaturen.
▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
OPMERKING
Indien de afvoergaten van de buitenunit geblokkeerd worden, voorzie dan een ruimte van minstens 300 mm onder de buitenunit.
Afvoerbak. U kunt de afvoerbak (optie) gebruiken (EKDP008D)
om het afgevoerd water op te vangen. Voor de volledige installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA + EHVZ04+08S18+23DJ Daikin Altherma 3 R F 4P495249-1B – 2019.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
7 Installatie
b
a
c
355 mm
600 mm
a
b
d c
c
b
afvoerbak. De afvoerbak moet met andere woorden waterpas worden geïnstalleerd (met een tolerantie van 1° aan alle zijden) en wel als volgt:
a Afvoerbak b U-profielen c Isolatie afvoergat
INFORMATIE
Als u de lekbakkit (met of zonder lekbakverwarming) installeert in combinatie met de geluiddempende afdekking (EKLN08A1), dan gelden er andere installatie-instructies voor de lekbakkit. Zie de installatiehandleiding van de geluiddempende afdekking.
a Geluiddempende afdekking b Onderste delen van de geluiddempende afdekking c Lekbakkit d Lekbakverwarming
Afvoerbakverwarmer. U kunt de afvoerbakverwarmer (optie)
gebruiken (EKDPH008CA) om ervoor te zorgen dat de afvoerbak niet gaat bevriezen. Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afvoerbakverwarmer.
Niet-verwarmde afvoerbuis. Wanneer u de afvoerbakverwarmer
gebruikt zonder afvoerbuis of met een niet-verwarmde afvoerbuis, dan moet u de isolatie van het afvoergat (item c op de afbeelding) verwijderen.

7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit. 3 Steek een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast en span de kabels op.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
Loading...
+ 78 hidden pages