De CANON iMAGE GATEWAY-webservices worden niet in alle landen en
gebieden ondersteund. Voor informatie over de ondersteunde landen en
gebieden raadpleegt u de website van Canon (www.canon.com/cig).
Inleiding
Wat u met de draadloze functies kunt doen
Met de draadloze functies van deze camera kunt u allerlei taken
draadloos uitvoeren, zoals het versturen van opnamen naar
webservices en het op afstand bedienen van de camera. Dit is mogelijk
wanneer u de camera met een Wi-Fi
ander apparaat dat de draadloze functies van deze camera ondersteunt.
-netwerk verbindt of met een
* Gebruik de nieuwste firmware.
2
Inleiding
(1)q Verbinden met een smartphone
Sluit de camera draadloos aan op een smartphone of tablet en gebruik
de toepassing Camera Connect om de camera op afstand te bedienen
of om opnamen die op de camera zijn opgeslagen, te bekijken.
In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt
met de term ‘smartphone’ verwezen naar smartphones en tablets.
(2)z Opnamen naar een andere camera overbrengen
Sluit deze camera en andere Canon-camera’s met ingebouwde
draadloze functies aan en breng opnamen over van de ene naar de
andere camera.
(3)Opnamen opslaan op Connect Station
Verbind de camera draadloos met Connect Station (afzonderlijk
verkrijgbaar) om opnamen op te slaan.
(pag. 27, 77, 89)
(pag. 37, 103)
(pag. 41)
(4)D De camera op afstand bedienen met EOS Utility
(pag. 45, 81, 107)
Breng een draadloze verbinding tussen de camera en de computer tot
stand en bedien de camera op afstand met EOS Utility (EOS-software).
(5)l Opnamen printen met een Wi-Fi-printer
Verbind de camera draadloos met een printer die PictBridge
(Wireless LAN) ondersteunt om opnamen te kunnen afdrukken.
(6)o Opnamen bekijken met een mediaspeler
Verbind de camera draadloos met een mediaspeler die DLNA*
ondersteunt om opnamen op de geheugenkaart van de camera op
uw televisie te bekijken.
* Digital Living Network Alliance
(pag. 51, 85, 111)
(pag. 121)
(7)m Opnamen naar een webservice versturen
Deel opnamen met vrienden en familie of deel opnamen met
behulp van een reeks webservices via CANON iMAGE GATEWAY,
een online fotoservice voor Canon-gebruikers (gratis registratie
is vereist).
(pag. 125)
3
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als
gevolg van onjuiste draadloze communicatie-instellingen bij gebruik van de
camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander
verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
Zorg bij het gebruik van draadloze functies voor adequate beveiliging, naar
uw eigen inzicht en op uw eigen risico. Canon is niet aansprakelijk voor
eventueel verlies of schade als gevolg van onbevoegde toegang of andere
schendingen.
Inleiding
Gemakkelijke verbinding met de NFC-functie
Deze camera biedt ondersteuning voor NFC*, waardoor u makkelijk
een verbinding tot stand kunt brengen tussen de camera en een
smartphone of Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar). Zie
pagina 22 voor meer informatie.
* Near Field Communication
4
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt
In deze handleiding worden ‘draadloos’ en ‘Wireless LAN’ gebruikt
als een algemene aanduiding voor Wi-Fi en de draadloze functies
van Canon.
De term ‘toegangspunt’ verwijst naar Wireless LAN-terminals
(toegangspunten voor Wireless LAN, routers voor Wireless LAN,
enzovoort) die verbinding met Wireless LAN faciliteren.
Bij de camera is geen interfacekabel geleverd.
Pictogrammen in deze handleiding
<6>: Het Hoofdinstelwiel.
<5>: Het Snelinstelwiel.
<W> <X> <Y> <Z>: De richting waarin de Multicontroller moet
<0>: De Instelknop.
* In aanvulling op bovenstaande punten worden de pictogrammen en symbolen
die op de cameraknoppen worden gebruikt en op het LCD-scherm worden
weergegeven, ook in deze handleiding gebruikt bij het bespreken van de
relevante handelingen en functies.
(pag. **) : Referentiepaginanummers voor meer informatie.
: Waarschuwingen om mogelijke problemen bij de bediening te
voorkomen.
: Aanvullende informatie.
worden geduwd.
5
De structuur van deze handleiding
Deze handleiding bestaat uit de volgende vijf delen: ‘Aan de slag’, ‘Gemakkelijke
verbinding’, ‘Geavanceerde verbinding’, ‘Bij verbinding’, ‘Referentie’.
Nadat u de verbinding hebt voorbereid in ‘Aan de slag’, volgt u het onderstaande
diagram en raadpleegt u de overeenkomstige pagina’s die u nodig hebt.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft en hoe de
basisbediening werkt.
z Camera
Connect Station
Voor q, D of l kunt u een
verbindingsmethode selecteren.
Gemakkelijke verbinding
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe
u de camera rechtstreeks met het
apparaat verbindt.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de draadloze functies zoals het verwerken
van opnamen kunt gebruiken nadat een verbinding tot stand is gebracht.
In dit gedeelte worden oplossingen voor problemen en andere informatie
beschreven. Lees dit gedeelte indien nodig.
Aan de slag
Verbindingsbestemming selecteren
q Smartphone
D EOS Utility
l Printer
Verbindingsmethode selecteren
(pag. 25)
Bij verbinding
Referentie
(pag. 11)
o Mediaspeler
m Webservice
Geavanceerde verbinding
In dit gedeelte wordt voornamelijk uitgelegd
hoe u een verbinding tot stand brengt met
behulp van een Wi-Fi-toegangspunt.
(pag. 55)
(p. 87)
(pag. 143)
6
Inhoudsopgave
Inleiding2
Wat u met de draadloze functies kunt doen......................................2
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .... 5
De structuur van deze handleiding ...................................................6
Aan de slag11
Stroomdiagram voor de bediening..................................................12
Voorbereiding en basisbediening13
1
Een bijnaam opgeven .....................................................................14
Basisbediening en -instellingen ......................................................17
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van
identificatie) en hoe de basisbediening van de draadloze functies werkt.
Volg de procedures hieronder.
Geef een bijnaam op. (pag. 14)
Stel een bijnaam in voor de camera. U kunt 1 tot
10 tekens opgeven, bijvoorbeeld uw naam.
U kunt pas de draadloze functies instellen
als u een bijnaam hebt ingevoerd.
Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen].
(Stap 1 tot 3 op pagina 17)
Ga naar het scherm [Wi-Fi-functie].
(Stap 4 en 5 op pagina 17-18)
Selecteer een Wi-Fi-functie en breng een
verbinding tot stand.
Zie voor andere instellingen “Gemakkelijke
verbinding” of “Geavanceerde verbinding”.
Gemakkelijke verbinding
Verbind de camera rechtstreeks met
het apparaat.
(pag. 25)
12
Geavanceerde verbinding
Maak verbinding via een Wi-Fitoegangspunt.
(pag. 55)
1
Voorbereiding en
basisbediening
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een bijnaam
opgeeft (ten behoeve van identificatie) die noodzakelijk
is voor het gebruik van de draadloze functies en de
basisbediening van de camera.
13
Een bijnaam opgeven
Stel eerst een bijnaam voor de camera in (ten behoeve van
identificatie).
Wanneer de camera draadloos op een ander apparaat is aangesloten,
wordt de bijnaam op dat apparaat weergegeven. U kunt pas de
draadloze functies instellen als u een bijnaam hebt ingevoerd.
Selecteer [Inst. draadloze
1
communicatie].
Selecteer op het tabblad [51] de optie
[Inst. draadloze communicatie] en
druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Bijnaam].
2
Wanneer deze functie voor het eerst
wordt geselecteerd, verschijnt er een
scherm waarin u een bijnaam moet
opgeven. Druk op <0> en ga verder
naar stap 3.
14
Omdat de bijnaam verplichte informatie is, kunt u niet alle tekens
verwijderen.
De cameranaam wordt standaard weergegeven voor de bijnaam.
Een bijnaam opgeven
Voer een bijnaam in.
3
Voor instructies over het invoeren van
tekens raadpleegt u de volgende
pagina.
U kunt 1 tot 10 willekeurige tekens
gebruiken.
Verlaat de instelling.
4
Wanneer u klaar bent, drukt u op de
knop <M>.
Selecteer [OK] in het
bevestigingsdialoogvenster en druk
op <0> om terug te keren naar het
menuscherm.
15
Een bijnaam opgeven
Het virtuele toetsenbord gebruiken
Het invoergebied wijzigen
Druk op de knop <Q> om tussen het
bovenste en onderste invoergebied te
wisselen.
De cursor verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z>
in het bovenste gebied om de cursor
te verplaatsen.
Tekst invoeren
Druk in het onderste invoergebied op de pijltjestoetsen <W> en <X>
of <Y> en <Z> om een teken te selecteren en druk vervolgens op
<0> om het teken in te voeren.
Met [*/*] rechtsboven in het scherm kunt u zien hoeveel tekens
u hebt ingevoerd en hoeveel u er nog kunt invoeren.
De invoermodus wijzigen*
Selecteer [E] rechtsonder in het onderste invoergebied.
Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de invoermodus als volgt
gewijzigd: kleine letters 9 cijfers/symbolen 1 9 cijfers/symbolen 2 9 hoofdletters.
* Wanneer [Aanraakbediening: Deactiveren] is ingesteld, kunt u alle tekens
in één scherm invoeren.
Een teken verwijderen
Druk op de knop <L> om een teken te verwijderen.
Tekstinvoer voltooien
Druk op de knop <M> om de invoer te bevestigen en af te
sluiten. Wanneer het bevestigingsvenster wordt weergegeven,
selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
De tekstinvoer annuleren
Druk op de knop <B> om tekstinvoer te annuleren en het
scherm te verlaten. Wanneer het bevestigingsvenster wordt
weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
16
U kunt de draadloze functies ook via het camerascherm gebruiken.
Basisbediening en -instellingen
De basisbediening voor het gebruik van de draadloze functies van de
camera wordt hier beschreven. Volg de procedures hieronder.
Selecteer [Inst. draadloze
1
communicatie].
Selecteer op het tabblad [51] de optie
[Inst. draadloze communicatie] en
druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Wi-Fi/NFC].
2
Selecteer [Inschakelen].
3
Als er geen bijnaam (ten behoeve
van identificatie) is opgegeven,
wordt een registratiescherm
weergegeven. Zie pagina 14 voor
aanwijzingen bij het opgeven van een
bijnaam.
[Wi-Fi-functie] kan nu worden
geselecteerd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
4
17
Basisbediening en -instellingen
Selecteer de Wi-Fi-functie waarmee
5
u verbinding wilt maken.
Druk op de pijltjestoetsen <W> en <X> of
Y
> en <Z> om een item te selecteren.
<
Als u de verbindingsinstellingen niet
hebt vastgelegd, wordt het
instelscherm weergegeven.
Als u de verbindingsinstellingen al
hebt vastgelegd, wordt het scherm
voor opnieuw verbinden
weergegeven (pag. 132).
Zie voor andere verbindingsinstellingen “Gemakkelijke verbinding”
(pag. 25) of “Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
Raadpleeg pagina 22 wanneer u de NFC-functie gebruikt.
Scherm [Inst. draadloze communicatie]
Het scherm [
communicatie
wordt weergegeven, is het portaalscherm
voor het instellen van de draadloze functies.
Selecteer een item en druk op <0>
om het instelscherm weer te geven
en geef vervolgens de instellingen op.
Op het scherm [Inst. draadloze
communicatie] kunt u de volgende
items instellen:
Inst. draadloze
] dat in stap 4 op pagina 17
[Wi-Fi/NFC]
Stel in of u de draadloze functies wilt [
U kunt ook instellen of u de NFC-functie wilt inschakelen of uitschakelen.
Stel dit in op [
n. smartphone verz.
Als het gebruik van elektronische apparaten en apparaten met een
draadloze verbinding is verboden, zoals in het vliegtuig of het
ziekenhuis, stelt u deze optie in op [
Inschakelen
] en [
] om de selectie van [
Wis instellingen
Inschakelen
Wi-Fi-functie
] mogelijk te maken.
Uitschakelen
] of [
Uitschakelen
].
], [
Beelden
].
18
Basisbediening en -instellingen
[Wi-Fi-functie]
De volgende Wi-Fi-functies zijn beschikbaar:
Beelden tussen camera’s verzenden
Verbinden met smartphone
Afstandsbediening (EOS Utility)
Afdrukken van Wi-Fi-printer
Beelden op DLNA-apparaten bekijken
Uploaden naar webservice
[Beelden n. smartphone verz.]
Wanneer de camera op een smartphone is aangesloten, gebruikt
u deze functie om opnamen die op de camera zijn opgeslagen, naar de
smartphone te verzenden.
[Bijnaam]
Geef de bijnaam op of wijzig deze.
[Wis instellingen]
Wis alle draadloze communicatie-instellingen.
19
Als opnamen met meervoudige belichting, videosnapshot of time-lapse-
movie is ingesteld, kunt u [51: Inst. draadloze communicatie] niet
selecteren.
Aandachtspunten bij interfacekabelverbindingen
Als een Wireless LAN-verbinding actief is, kunt u de camera niet
gebruiken door deze te verbinden met Connect Station, een computer,
een GPS-ontvanger of een ander apparaat met een kabel. Verbreek de
verbinding voordat u een kabel aansluit.
Als de camera is aangesloten op Connect Station, een computer,
een GPS-ontvanger of een ander apparaat met een kabel, kunt
u[51: Inst. draadloze communicatie] niet selecteren. Ontkoppel de
kabel voordat u de instellingen configureert.
Kaarten
Voor [z], [l], [o] en [m] kan de camera niet draadloos worden
aangesloten wanneer er geen kaart in de camera is geplaatst.
Bovendien kan voor [l], [o] en [m] de camera niet draadloos worden
aangesloten wanneer er geen kaart in de camera is geplaatst.
De camera gebruiken wanneer een draadloze verbinding actief is
Wanneer u de draadloze verbinding prioriteit wilt geven, dient u niet aan
de aan-uitschakelaar, het kaartsleufklepje of het accucompartimentklepje
of andere onderdelen te komen. Anders kan de draadloze verbinding
verbroken worden.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Wanneer [Wi-Fi/NFC] wordt ingesteld op [Inschakelen], wordt
beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
Basisbediening en -instellingen
20
LCD-paneel
Wi-Fi-functie
Creatieve modiBasismodi
Sterkte van draadloos signaal
Wi-Fi-functie
LCD-scherm
Basisbediening en -instellingen
Status draadloze verbinding
De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het
LCD-scherm en het LCD-paneel van de camera.
VerbindingsstatusWi-Fi-functie
Geen verbinding
Verbonden
Verbindingsfout(Knippert)
VerbindingsstatusWi-Fi-functie
Geen
verbinding
Verbonden
Gegevens verzenden()
Wachten op nieuwe verbinding(Knippert)
Verbindingsfout(Knippert)
* wordt ook weergegeven op het scherm voor het verzenden of ontvangen van beelden.
* wordt niet weergegeven wanneer de camera verbonden is met [
Wi-Fi/NFC: Uitschakelen
Wi-Fi/NFC: Inschakelen
draadloos signaal
Gemakkelijke verbinding
Sterkte van
(Uit)
].
21
Wat is NFC?
NFC (Near Field Communication) is een functie waarmee informatie kan worden
uitgewisseld door eenvoudig twee apparaten die ondersteuning bieden voor
NFC tegen elkaar te houden. In deze camera wordt de NFC-functie gebruikt
voor gegevensuitwisseling, ongeacht of er draadloze verbindingen zijn.
NFC-functie
Als u een smartphone met NFC-functie of Connect Station gebruikt,
kunt u het volgende doen:
Houd een smartphone tegen de camera om deze gemakkelijk
draadloos met elkaar te verbinden (pag. 29).
Tijdens het afspelen van opnamen op de camera kunt u een
smartphone tegen de camera houden om een vastgelegde opname
naar de smartphone te verzenden (pag. 93).
Houd de camera dicht bij Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar)
om deze gemakkelijk draadloos met elkaar te verbinden (pag. 42).
Als u de NFC-functie gebruikt, volgt u de onderstaande stappen om de
NFC-instelling van de camera in te stellen.
Selecteer [Wi-Fi/NFC].
1
Voeg [X] toe aan [NFC-
2
verbindingen toest.].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [
Inschakelen
[
Druk op de knop <B> om [X] toe
te voegen of te verwijderen. Voeg [X]
toe en druk vervolgens op <0>.
Als er geen bijnaam (ten behoeve van
identificatie) is opgegeven, wordt een
registratiescherm weergegeven (pag. 14).
Wi-Fi/NFC
].
] is ingesteld op
22
Aandachtspunten bij de NFC-functie
Deze camera kan geen verbinding maken met andere camera’s met
NFC-ondersteuning of printers die gebruikmaken van de NFC-functie.
Er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met de NFC-functie
wanneer opnamen met de camera worden gemaakt, als er geen kaart is
geplaatst, als het LCD-scherm gesloten is met het scherm naar binnen
gericht of wanneer de camera is aangesloten op een ander apparaat met
een interfacekabel.
Als u de camera met een smartphone wilt verbinden met behulp van de
NFC-functie, moeten de Wi-Fi- en NFC-functies van de smartphone zijn
ingeschakeld.
Verbinding is gewoon mogelijk wanneer de camerafunctie voor automatisch
uitschakelen actief is. Als het echter niet lukt om verbinding te maken,
schakelt u deze functie uit en probeert u het opnieuw.
NFC-functie
Als u draadloze communicatie tot stand brengt met de NFC-functie,
raadpleegt u de volgende pagina’s.
Draadloos verbinden met een smartphone: pagina 29*
Opnamen naar een smartphone versturen: pagina 93
Verbinden met Connect Station: pagina 42
* Raadpleeg pagina’s 24 en 28 wanneer u verbinding maakt met een
smartphone.
23
Voorbereiding voor smartphones
Om [q] (Verbinden met smartphone) te gebruiken, hebt u een
smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing
Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd.
U kunt Camera Connect downloaden uit de App Store of van
Google Play.
Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie
over de besturingssysteemversies die door Camera Connect
worden ondersteund.
Als u een smartphone met NFC-functie tegen de camera houdt,
wordt het downloadscherm van Camera Connect op de smartphone
weergegeven.
De interface en functies van de camera en Camera Connect zijn
onderhevig aan wijzigingen ten behoeve van firmware-updates van
de camera of toepassingsupdates van Camera Connect, iOS,
Android enzovoort. Het kan daarom voorkomen dat functies van de
camera of Camera Connect niet exact overeenkomen met
voorbeeldschermen of bedieningsinstructies in deze handleiding.
24
Gemakkelijke verbinding
25
Stroomdiagram voor de draadloze functie (Gemakkelijke verbinding)
q
Smartphonez CameraD EOS Utility
Een bijnaam opgeven voor de camera (pag. 14)
Camera Connect
installeren op een
smartphone
(pag. 24)
InstellingenVerbindingGebruik
Een compatibele camera
instellen (pag. 37)
Bestemmingsinstellingen opgeven in de camera
(pag. 29 en 32)
Opnamen
weergeven en
opnamen maken op
Opnamen uitwisselen
EOS Utility installeren
op een computer
(pag. 38)(pag. 46)(pag. 52)
De camera op afstand
bedienen (pag. 107)
(pag. 103)
l
Printer
Connect Station
Een compatibele printer
instellen (pag. 51)
Opnamen printen
(p ag. 111 )
Connect
Station
instellen
Verbinding
maken via
NFC
(pag. 42)
Opnamen
opslaan
(pag. 42)
Als u verbinding wilt maken met o (Beelden op DLNA-apparaten
bekijken) of m (Uploaden naar webservice), raadpleegt u
“Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
26
2
Gemakkelijke verbinding
met een smartphone
Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt
u het volgende doen:
• Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een
smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op.
• Bedien de camera om opnamen te maken of camerainstellingen te wijzigen met behulp van een smartphone.
• Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera
rechtstreeks met een smartphone verbindt.
Installeer Camera Connect op de smartphone voordat
u een verbinding tot stand brengt (pag. 24).
Om verbinding te maken met een Wi-Fi-toegangspunt of
handmatig verbinding te maken in de camera access point
modus, raadpleegt u “Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
Zie pagina 93 voor procedures voor het verzenden van
opnamen naar een smartphone met NFC-functie.
27
Er kan mogelijk geen verbinding tot stand worden gebracht met de NFCfunctie, zelfs niet als de smartphone NFC ondersteunt. In dat geval brengt
u een verbinding tot stand met de procedure in “Verbinding maken met
Gemakkelijke verbinding” (pag. 32) of “Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
Smartphones met NFC-functie kunnen ook worden verbonden door
[Gemakkelijke verbinding] of [Selecteer een netwerk] te selecteren.
Verbindingsmethode
Als de smartphone NFC ondersteunt: Zie pagina 29.
U kunt gemakkelijk verbinding maken via de NFC-functie.
Als de smartphone NFC niet ondersteunt: Zie pagina 32.
Breng een verbinding tot stand door [
te selecteren.
Smartphones die zijn voorzien van het symbool p, bieden ondersteuning
voor NFC. Bepaalde smartphones met NFC-ondersteuning, zijn niet
p
voorzien van het symbool
; als u niet weet of uw smartphone NFC
ondersteunt, neemt u contact op met de fabrikant van de smartphone.
Gemakkelijke verbinding
]
28
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie
Gebruik de NFC-functie om verbinding tot stand te brengen tussen de
camera en een smartphone.
De procedure voor verbinding via NFC is als volgt.
(1) Schakel de camera en de smartphone in.
(2) Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone.
(3) Houd de smartphone tegen de camera om de verbinding tot
stand te brengen.
Zie pagina 22 voor de NFC-instelling van de camera.
Voor informatie over de Wi-Fi-instelling en de NFC-instelling voor de
smartphone en de antennepositie voor NFC raadpleegt u de
handleiding voor de smartphone.
Schakel de NFC-functie in op
1
de camera en de smartphone
(pag. 22)
Houd een smartphone tegen de
2
camera.
Als er een opname op de camera
Houd het symbool p op de
Camera Connect wordt gestart op de
.
wordt weergegeven, drukt u op de
knop <3> om het afspelen te
beëindigen.
smartphone tegen hetzelfde symbool
op de camera.
Wanneer op het LCD-scherm van
de camera het bericht verschijnt
dat er verbinding tot stand is
gebracht
van de camera bewegen.
smartphone en brengt verbinding tot
stand.
, kunt u de smartphone weg
29
De apparaatnaam is
ingesteld op Camera
Connect
Op het instellingenscherm van Camera Connect kunt u de apparaatnaam
weergeven en wijzigen.
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie
Maak verbinding met de camera.
3
Wanneer de verbinding tot stand is
gebracht, verschijnt het hier links
weergegeven scherm op het LCDscherm van de camera. Wanneer
u verbinding maakt met dezelfde
smartphone, wordt dit scherm niet
opnieuw weergegeven.
Druk op de knop <B> om het
aantal weer te geven opnamen te
selecteren. Zie stap 5 op pagina 100
voor aanwijzingen over hoe deze in te
stellen.
Selecteer [OK] en druk op <0>.
Nadat er een bericht is weergegeven,
wordt het scherm [qWi-Fi aan]
weergegeven.
X Het hoofdvenster van Camera
Connect wordt weergegeven op de
smartphone.
Als u wilt terugkeren naar het menu,
drukt u op de knop <M>.
De instellingen voor verbinding met een smartphone zijn nu geconfigureerd.
Voor bedieningen na het instellen van een verbinding raadpleegt
u pagina 89.
30
Loading...
+ 144 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.