CANON EOS 80D User Manual [nl]

NEDERLANDS
INSTRUCTIE-
HANDLEIDING
EOS 80D (W)
Instructiehandleiding
voor de draadloze functie
(CANON iMAGE
GATEWAY)
(7) Opnamen naar
een webservice versturen
(1) Verbinden met een smartphone
(5) Opnamen printen
met een Wi-Fi­printer
(2) Opnamen naar
een andere camera overbrengen
(6) Opnamen bekijken
met een mediaspeler
(3) Opnamen
opslaan op Canon Connect Station
(4) De camera op
afstand bedienen met EOS Utility
De CANON iMAGE GATEWAY-webservices worden niet in alle landen en gebieden ondersteund. Voor informatie over de ondersteunde landen en gebieden raadpleegt u de website van Canon (www.canon.com/cig).

Inleiding

Wat u met de draadloze functies kunt doen

Met de draadloze functies van deze camera kunt u allerlei taken draadloos uitvoeren, zoals het versturen van opnamen naar webservices en het op afstand bedienen van de camera. Dit is mogelijk wanneer u de camera met een Wi-Fi ander apparaat dat de draadloze functies van deze camera ondersteunt.
-netwerk verbindt of met een
* Gebruik de nieuwste firmware.
2
Inleiding
(1)q Verbinden met een smartphone
Sluit de camera draadloos aan op een smartphone of tablet en gebruik de toepassing Camera Connect om de camera op afstand te bedienen of om opnamen die op de camera zijn opgeslagen, te bekijken. In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt met de term ‘smartphone’ verwezen naar smartphones en tablets.
(2)z Opnamen naar een andere camera overbrengen
Sluit deze camera en andere Canon-camera’s met ingebouwde draadloze functies aan en breng opnamen over van de ene naar de andere camera.
(3)Opnamen opslaan op Connect Station
Verbind de camera draadloos met Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) om opnamen op te slaan.
(pag. 27, 77, 89)
(pag. 37, 103)
(pag. 41)
(4)D De camera op afstand bedienen met EOS Utility
(pag. 45, 81, 107)
Breng een draadloze verbinding tussen de camera en de computer tot stand en bedien de camera op afstand met EOS Utility (EOS-software).
(5)l Opnamen printen met een Wi-Fi-printer
Verbind de camera draadloos met een printer die PictBridge (Wireless LAN) ondersteunt om opnamen te kunnen afdrukken.
(6)o Opnamen bekijken met een mediaspeler
Verbind de camera draadloos met een mediaspeler die DLNA* ondersteunt om opnamen op de geheugenkaart van de camera op uw televisie te bekijken.
* Digital Living Network Alliance
(pag. 51, 85, 111)
(pag. 121)
(7)m Opnamen naar een webservice versturen
Deel opnamen met vrienden en familie of deel opnamen met behulp van een reeks webservices via CANON iMAGE GATEWAY, een online fotoservice voor Canon-gebruikers (gratis registratie is vereist).
(pag. 125)
3
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als
gevolg van onjuiste draadloze communicatie-instellingen bij gebruik van de camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
Zorg bij het gebruik van draadloze functies voor adequate beveiliging, naar
uw eigen inzicht en op uw eigen risico. Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onbevoegde toegang of andere schendingen.
Inleiding
Gemakkelijke verbinding met de NFC-functie
Deze camera biedt ondersteuning voor NFC*, waardoor u makkelijk een verbinding tot stand kunt brengen tussen de camera en een smartphone of Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar). Zie pagina 22 voor meer informatie.
* Near Field Communication
4

Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt

In deze handleiding worden ‘draadloos’ en ‘Wireless LAN’ gebruikt
als een algemene aanduiding voor Wi-Fi en de draadloze functies van Canon. De term ‘toegangspunt’ verwijst naar Wireless LAN-terminals (toegangspunten voor Wireless LAN, routers voor Wireless LAN, enzovoort) die verbinding met Wireless LAN faciliteren.
Bij de camera is geen interfacekabel geleverd.
Pictogrammen in deze handleiding
<6> : Het Hoofdinstelwiel.
<5> : Het Snelinstelwiel. <W> <X> <Y> <Z> : De richting waarin de Multicontroller moet
<0> : De Instelknop.
* In aanvulling op bovenstaande punten worden de pictogrammen en symbolen
die op de cameraknoppen worden gebruikt en op het LCD-scherm worden weergegeven, ook in deze handleiding gebruikt bij het bespreken van de relevante handelingen en functies.
(pag. **) : Referentiepaginanummers voor meer informatie.
: Waarschuwingen om mogelijke problemen bij de bediening te
voorkomen.
: Aanvullende informatie.
worden geduwd.
5

De structuur van deze handleiding

Deze handleiding bestaat uit de volgende vijf delen: ‘Aan de slag’, ‘Gemakkelijke verbinding’, ‘Geavanceerde verbinding’, ‘Bij verbinding’, ‘Referentie’. Nadat u de verbinding hebt voorbereid in ‘Aan de slag’, volgt u het onderstaande diagram en raadpleegt u de overeenkomstige pagina’s die u nodig hebt.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft en hoe de basisbediening werkt.
z Camera Connect Station
Voor q, D of l kunt u een verbindingsmethode selecteren.
Gemakkelijke verbinding
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met het apparaat verbindt.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de draadloze functies zoals het verwerken van opnamen kunt gebruiken nadat een verbinding tot stand is gebracht.
In dit gedeelte worden oplossingen voor problemen en andere informatie beschreven. Lees dit gedeelte indien nodig.
Aan de slag
Verbindingsbestemming selecteren
q Smartphone
D EOS Utility l Printer
Verbindingsmethode selecteren
(pag. 25)
Bij verbinding
Referentie
(pag. 11)
o Mediaspeler m Webservice
Geavanceerde verbinding
In dit gedeelte wordt voornamelijk uitgelegd hoe u een verbinding tot stand brengt met behulp van een Wi-Fi-toegangspunt.
(pag. 55)
(p. 87)
(pag. 143)
6

Inhoudsopgave

Inleiding 2
Wat u met de draadloze functies kunt doen......................................2
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .... 5
De structuur van deze handleiding ...................................................6
Aan de slag 11
Stroomdiagram voor de bediening..................................................12
Voorbereiding en basisbediening 13
1
Een bijnaam opgeven .....................................................................14
Basisbediening en -instellingen ......................................................17
NFC-functie.....................................................................................22
Voorbereiding voor smartphones....................................................24
Gemakkelijke verbinding 25
Stroomdiagram voor de draadloze functie (Gemakkelijke verbinding)
Gemakkelijke verbinding met een smartphone 27
2
Verbindingsmethode.......................................................................28
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie........................29
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding............................32
...26
Gemakkelijke verbinding tussen camera’s 37
3
Verbinding maken met een camera................................................38
Gemakkelijke verbinding met Connect Station 41
4
Opnamen opslaan...........................................................................42
7
Inhoudsopgave
Gemakkelijke verbinding met EOS Utility 45
5
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding ........................... 46
Gemakkelijke verbinding met een printer 51
6
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding ........................... 52
Geavanceerde verbinding 55
Stroomdiagram voor de Wireless LAN-functie (Geavanceerde
verbinding)...................................................................................... 56
Voorbereiding voor webservices .................................................... 58
Verbinding maken door een netwerk te selecteren 61
7
Het type toegangspunt controleren ................................................ 62
Verbinding maken via WPS (PBC-modus)..................................... 63
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) ...................................... 67
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk ....... 71
Wi-Fi-verbinding met een smartphone 77
8
Verbinding maken met een smartphone ........................................ 78
Wi-Fi-verbinding met EOS Utility 81
9
Verbinding maken met EOS Utility................................................. 82
Wi-Fi-verbinding met een printer 85
10
Verbinding maken met een printer ................................................. 86
8
Inhoudsopgave
Bij verbinding 87
Verbinding maken met een smartphone 89
11
De camera met een smartphone bedienen.....................................90
Opnamen naar een smartphone versturen .....................................93
Opnamen voor weergave specificeren ...........................................99
Opnamen naar een andere camera overbrengen 103
12
Opnamen naar een camera versturen..........................................104
De camera op afstand bedienen met EOS Utility 107
13
EOS Utility gebruiken....................................................................108
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer 111
14
Printen...........................................................................................112
Afdrukinstellingen..........................................................................115
Opnamen bekijken met een mediaspeler 121
15
Opnamen weergeven op een tv....................................................122
Opnamen naar een webservice versturen 125
16
Opnamen naar een webservice versturen ....................................126
Opnieuw verbinding maken en instellingen toevoegen
17
Opnieuw verbinding maken ..........................................................132
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen ................... 135
131
9
Inhoudsopgave
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen 137
18
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen ....... 138
Draadloze communicatie-instellingen wissen............................... 141
Scherm Info bekijken.................................................................... 142
Referentie 143
Problemen oplossen 145
19
Reageren op foutmeldingen......................................................... 146
Problemen oplossen..................................................................... 159
Opmerkingen over de draadloze functie ...................................... 160
Netwerkinstellingen controleren ................................................... 162
Referentie 163
20
Het netwerk handmatig instellen .................................................. 164
Het IP-adres handmatig instellen ................................................. 166
Specificaties ................................................................................. 168
Aandachtspunten bij Wi-Fi (Wireless LAN) .................................. 169
Index............................................................................................. 171
10

Aan de slag

11

Stroomdiagram voor de bediening

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie) en hoe de basisbediening van de draadloze functies werkt. Volg de procedures hieronder.
Geef een bijnaam op. (pag. 14)
Stel een bijnaam in voor de camera. U kunt 1 tot 10 tekens opgeven, bijvoorbeeld uw naam.
U kunt pas de draadloze functies instellen als u een bijnaam hebt ingevoerd.
Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen].
(Stap 1 tot 3 op pagina 17)
Ga naar het scherm [Wi-Fi-functie].
(Stap 4 en 5 op pagina 17-18)
Selecteer een Wi-Fi-functie en breng een verbinding tot stand. Zie voor andere instellingen “Gemakkelijke verbinding” of “Geavanceerde verbinding”.
Gemakkelijke verbinding
Verbind de camera rechtstreeks met het apparaat.
(pag. 25)
12
Geavanceerde verbinding
Maak verbinding via een Wi-Fi­toegangspunt.
(pag. 55)
1
Voorbereiding en
basisbediening
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie) die noodzakelijk is voor het gebruik van de draadloze functies en de basisbediening van de camera.
13

Een bijnaam opgeven

Stel eerst een bijnaam voor de camera in (ten behoeve van identificatie). Wanneer de camera draadloos op een ander apparaat is aangesloten, wordt de bijnaam op dat apparaat weergegeven. U kunt pas de
draadloze functies instellen als u een bijnaam hebt ingevoerd.
Selecteer [Inst. draadloze
1
communicatie].
Selecteer op het tabblad [51] de optie
[Inst. draadloze communicatie] en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Bijnaam].
2
Wanneer deze functie voor het eerst
wordt geselecteerd, verschijnt er een scherm waarin u een bijnaam moet opgeven. Druk op <0> en ga verder naar stap 3.
14
Omdat de bijnaam verplichte informatie is, kunt u niet alle tekens verwijderen.
De cameranaam wordt standaard weergegeven voor de bijnaam.
Een bijnaam opgeven
Voer een bijnaam in.
3
Voor instructies over het invoeren van
tekens raadpleegt u de volgende pagina.
U kunt 1 tot 10 willekeurige tekens
gebruiken.
Verlaat de instelling.
4
Wanneer u klaar bent, drukt u op de
knop <M>.
Selecteer [OK] in het
bevestigingsdialoogvenster en druk op <0> om terug te keren naar het menuscherm.
15
Een bijnaam opgeven
Het virtuele toetsenbord gebruiken
Het invoergebied wijzigen
Druk op de knop <Q> om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen.
De cursor verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z> in het bovenste gebied om de cursor te verplaatsen.
Tekst invoeren
Druk in het onderste invoergebied op de pijltjestoetsen <W> en <X> of <Y> en <Z> om een teken te selecteren en druk vervolgens op <0> om het teken in te voeren. Met [*/*] rechtsboven in het scherm kunt u zien hoeveel tekens u hebt ingevoerd en hoeveel u er nog kunt invoeren.
De invoermodus wijzigen*
Selecteer [E] rechtsonder in het onderste invoergebied. Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de invoermodus als volgt gewijzigd: kleine letters 9 cijfers/symbolen 1 9 cijfers/symbolen 2 9 hoofdletters.
* Wanneer [Aanraakbediening: Deactiveren] is ingesteld, kunt u alle tekens
in één scherm invoeren.
Een teken verwijderen
Druk op de knop <L> om een teken te verwijderen.
Tekstinvoer voltooien
Druk op de knop <M> om de invoer te bevestigen en af te sluiten. Wanneer het bevestigingsvenster wordt weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
De tekstinvoer annuleren
Druk op de knop <B> om tekstinvoer te annuleren en het scherm te verlaten. Wanneer het bevestigingsvenster wordt weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
16
U kunt de draadloze functies ook via het camerascherm gebruiken.

Basisbediening en -instellingen

De basisbediening voor het gebruik van de draadloze functies van de camera wordt hier beschreven. Volg de procedures hieronder.
Selecteer [Inst. draadloze
1
communicatie].
Selecteer op het tabblad [51] de optie
[Inst. draadloze communicatie] en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Wi-Fi/NFC].
2
Selecteer [Inschakelen].
3
Als er geen bijnaam (ten behoeve
van identificatie) is opgegeven, wordt een registratiescherm weergegeven. Zie pagina 14 voor
aanwijzingen bij het opgeven van een bijnaam.
[Wi-Fi-functie] kan nu worden
geselecteerd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
4
17
Basisbediening en -instellingen
Selecteer de Wi-Fi-functie waarmee
5
u verbinding wilt maken.
Druk op de pijltjestoetsen <W> en <X> of
Y
> en <Z> om een item te selecteren.
<
Als u de verbindingsinstellingen niet
hebt vastgelegd, wordt het instelscherm weergegeven.
Als u de verbindingsinstellingen al
hebt vastgelegd, wordt het scherm voor opnieuw verbinden weergegeven (pag. 132).
Zie voor andere verbindingsinstellingen “Gemakkelijke verbinding”
(pag. 25) of “Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
Raadpleeg pagina 22 wanneer u de NFC-functie gebruikt.
Scherm [Inst. draadloze communicatie]
Het scherm [
communicatie
wordt weergegeven, is het portaalscherm voor het instellen van de draadloze functies.
Selecteer een item en druk op <0>
om het instelscherm weer te geven en geef vervolgens de instellingen op.
Op het scherm [Inst. draadloze
communicatie] kunt u de volgende
items instellen:
Inst. draadloze
] dat in stap 4 op pagina 17
[Wi-Fi/NFC]
Stel in of u de draadloze functies wilt [ U kunt ook instellen of u de NFC-functie wilt inschakelen of uitschakelen.
Stel dit in op [
n. smartphone verz.
Als het gebruik van elektronische apparaten en apparaten met een
draadloze verbinding is verboden, zoals in het vliegtuig of het ziekenhuis, stelt u deze optie in op [
Inschakelen
] en [
] om de selectie van [
Wis instellingen
Inschakelen
Wi-Fi-functie
] mogelijk te maken.
Uitschakelen
] of [
Uitschakelen
].
], [
Beelden
].
18
Basisbediening en -instellingen
[Wi-Fi-functie]
De volgende Wi-Fi-functies zijn beschikbaar:
Beelden tussen camera’s verzendenVerbinden met smartphoneAfstandsbediening (EOS Utility)Afdrukken van Wi-Fi-printerBeelden op DLNA-apparaten bekijkenUploaden naar webservice
[Beelden n. smartphone verz.]
Wanneer de camera op een smartphone is aangesloten, gebruikt u deze functie om opnamen die op de camera zijn opgeslagen, naar de smartphone te verzenden.
[Bijnaam]
Geef de bijnaam op of wijzig deze.
[Wis instellingen]
Wis alle draadloze communicatie-instellingen.
19
Als opnamen met meervoudige belichting, videosnapshot of time-lapse-
movie is ingesteld, kunt u [51: Inst. draadloze communicatie] niet selecteren.
Aandachtspunten bij interfacekabelverbindingen
Als een Wireless LAN-verbinding actief is, kunt u de camera niet
gebruiken door deze te verbinden met Connect Station, een computer, een GPS-ontvanger of een ander apparaat met een kabel. Verbreek de verbinding voordat u een kabel aansluit.
Als de camera is aangesloten op Connect Station, een computer,
een GPS-ontvanger of een ander apparaat met een kabel, kunt u[51: Inst. draadloze communicatie] niet selecteren. Ontkoppel de kabel voordat u de instellingen configureert.
Kaarten
Voor [z], [l], [o] en [m] kan de camera niet draadloos worden
aangesloten wanneer er geen kaart in de camera is geplaatst. Bovendien kan voor [l], [o] en [m] de camera niet draadloos worden aangesloten wanneer er geen kaart in de camera is geplaatst.
De camera gebruiken wanneer een draadloze verbinding actief is
Wanneer u de draadloze verbinding prioriteit wilt geven, dient u niet aan
de aan-uitschakelaar, het kaartsleufklepje of het accucompartimentklepje of andere onderdelen te komen. Anders kan de draadloze verbinding verbroken worden.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Wanneer [Wi-Fi/NFC] wordt ingesteld op [Inschakelen], wordt
beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
Basisbediening en -instellingen
20
LCD-paneel
Wi-Fi-functie
Creatieve modi Basismodi
Sterkte van draadloos signaal
Wi-Fi-functie
LCD-scherm
Basisbediening en -instellingen
Status draadloze verbinding
De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het LCD-scherm en het LCD-paneel van de camera.
Verbindingsstatus Wi-Fi-functie
Geen verbinding
Verbonden
Verbindingsfout (Knippert)
Verbindingsstatus Wi-Fi-functie
Geen verbinding
Verbonden
Gegevens verzenden ()
Wachten op nieuwe verbinding (Knippert)
Verbindingsfout (Knippert)
* wordt ook weergegeven op het scherm voor het verzenden of ontvangen van beelden. * wordt niet weergegeven wanneer de camera verbonden is met [
Wi-Fi/NFC: Uitschakelen
Wi-Fi/NFC: Inschakelen
draadloos signaal
Gemakkelijke verbinding
Sterkte van
(Uit)
].
21
Wat is NFC?
NFC (Near Field Communication) is een functie waarmee informatie kan worden uitgewisseld door eenvoudig twee apparaten die ondersteuning bieden voor NFC tegen elkaar te houden. In deze camera wordt de NFC-functie gebruikt voor gegevensuitwisseling, ongeacht of er draadloze verbindingen zijn.

NFC-functie

Als u een smartphone met NFC-functie of Connect Station gebruikt, kunt u het volgende doen:
Houd een smartphone tegen de camera om deze gemakkelijk
draadloos met elkaar te verbinden (pag. 29).
Tijdens het afspelen van opnamen op de camera kunt u een
smartphone tegen de camera houden om een vastgelegde opname naar de smartphone te verzenden (pag. 93).
Houd de camera dicht bij Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar)
om deze gemakkelijk draadloos met elkaar te verbinden (pag. 42).
Als u de NFC-functie gebruikt, volgt u de onderstaande stappen om de NFC-instelling van de camera in te stellen.
Selecteer [Wi-Fi/NFC].
1
Voeg [X] toe aan [NFC-
2
verbindingen toest.].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [
Inschakelen
[
Druk op de knop <B> om [X] toe
te voegen of te verwijderen. Voeg [X] toe en druk vervolgens op <0>. Als er geen bijnaam (ten behoeve van
identificatie) is opgegeven, wordt een registratiescherm weergegeven (pag. 14).
Wi-Fi/NFC
].
] is ingesteld op
22
Aandachtspunten bij de NFC-functie
Deze camera kan geen verbinding maken met andere camera’s met
NFC-ondersteuning of printers die gebruikmaken van de NFC-functie.
Er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met de NFC-functie
wanneer opnamen met de camera worden gemaakt, als er geen kaart is geplaatst, als het LCD-scherm gesloten is met het scherm naar binnen gericht of wanneer de camera is aangesloten op een ander apparaat met een interfacekabel.
Als u de camera met een smartphone wilt verbinden met behulp van de
NFC-functie, moeten de Wi-Fi- en NFC-functies van de smartphone zijn ingeschakeld.
Verbinding is gewoon mogelijk wanneer de camerafunctie voor automatisch uitschakelen actief is. Als het echter niet lukt om verbinding te maken, schakelt u deze functie uit en probeert u het opnieuw.
NFC-functie
Als u draadloze communicatie tot stand brengt met de NFC-functie, raadpleegt u de volgende pagina’s.
Draadloos verbinden met een smartphone: pagina 29* Opnamen naar een smartphone versturen: pagina 93 Verbinden met Connect Station: pagina 42
* Raadpleeg pagina’s 24 en 28 wanneer u verbinding maakt met een
smartphone.
23

Voorbereiding voor smartphones

Om [q] (Verbinden met smartphone) te gebruiken, hebt u een smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd.
U kunt Camera Connect downloaden uit de App Store of van
Google Play.
Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie
over de besturingssysteemversies die door Camera Connect worden ondersteund.
Als u een smartphone met NFC-functie tegen de camera houdt,
wordt het downloadscherm van Camera Connect op de smartphone weergegeven.
De interface en functies van de camera en Camera Connect zijn
onderhevig aan wijzigingen ten behoeve van firmware-updates van de camera of toepassingsupdates van Camera Connect, iOS, Android enzovoort. Het kan daarom voorkomen dat functies van de camera of Camera Connect niet exact overeenkomen met voorbeeldschermen of bedieningsinstructies in deze handleiding.
24

Gemakkelijke verbinding

25

Stroomdiagram voor de draadloze functie (Gemakkelijke verbinding)

q
Smartphonez CameraD EOS Utility
Een bijnaam opgeven voor de camera (pag. 14)
Camera Connect installeren op een
smartphone
(pag. 24)
InstellingenVerbindingGebruik
Een compatibele camera
instellen (pag. 37)
Bestemmingsinstellingen opgeven in de camera
(pag. 29 en 32)
Opnamen
weergeven en
opnamen maken op
Opnamen uitwisselen
EOS Utility installeren
op een computer
(pag. 38) (pag. 46) (pag. 52)
De camera op afstand
bedienen (pag. 107)
(pag. 103)
l
Printer
Connect Station
Een compatibele printer
instellen (pag. 51)
Opnamen printen
(p ag. 111 )
Connect
Station
instellen
Verbinding maken via
NFC
(pag. 42)
Opnamen
opslaan
(pag. 42)
Als u verbinding wilt maken met o (Beelden op DLNA-apparaten
bekijken) of m (Uploaden naar webservice), raadpleegt u “Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
26
2
Gemakkelijke verbinding
met een smartphone
Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt u het volgende doen:
• Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op.
• Bedien de camera om opnamen te maken of camera­instellingen te wijzigen met behulp van een smartphone.
• Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met een smartphone verbindt.
Installeer Camera Connect op de smartphone voordat
u een verbinding tot stand brengt (pag. 24).
Om verbinding te maken met een Wi-Fi-toegangspunt of
handmatig verbinding te maken in de camera access point modus, raadpleegt u “Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
Zie pagina 93 voor procedures voor het verzenden van
opnamen naar een smartphone met NFC-functie.
27
Er kan mogelijk geen verbinding tot stand worden gebracht met de NFC­functie, zelfs niet als de smartphone NFC ondersteunt. In dat geval brengt u een verbinding tot stand met de procedure in “Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding” (pag. 32) of “Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
Smartphones met NFC-functie kunnen ook worden verbonden door [Gemakkelijke verbinding] of [Selecteer een netwerk] te selecteren.

Verbindingsmethode

Als de smartphone NFC ondersteunt: Zie pagina 29.
U kunt gemakkelijk verbinding maken via de NFC-functie.
Als de smartphone NFC niet ondersteunt: Zie pagina 32.
Breng een verbinding tot stand door [ te selecteren.
Smartphones die zijn voorzien van het symbool p, bieden ondersteuning voor NFC. Bepaalde smartphones met NFC-ondersteuning, zijn niet
p
voorzien van het symbool
; als u niet weet of uw smartphone NFC
ondersteunt, neemt u contact op met de fabrikant van de smartphone.
Gemakkelijke verbinding
]
28

Automatisch verbinding maken via de NFC-functie

Gebruik de NFC-functie om verbinding tot stand te brengen tussen de camera en een smartphone. De procedure voor verbinding via NFC is als volgt.
(1) Schakel de camera en de smartphone in. (2) Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone. (3) Houd de smartphone tegen de camera om de verbinding tot
stand te brengen.
Zie pagina 22 voor de NFC-instelling van de camera.Voor informatie over de Wi-Fi-instelling en de NFC-instelling voor de
smartphone en de antennepositie voor NFC raadpleegt u de handleiding voor de smartphone.
Schakel de NFC-functie in op
1
de camera en de smartphone
(pag. 22)
Houd een smartphone tegen de
2
camera.
Als er een opname op de camera
Houd het symbool p op de
Camera Connect wordt gestart op de
.
wordt weergegeven, drukt u op de knop <3> om het afspelen te beëindigen.
smartphone tegen hetzelfde symbool op de camera.
Wanneer op het LCD-scherm van de camera het bericht verschijnt dat er verbinding tot stand is gebracht
van de camera bewegen.
smartphone en brengt verbinding tot stand.
, kunt u de smartphone weg
29
De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect
Op het instellingenscherm van Camera Connect kunt u de apparaatnaam weergeven en wijzigen.
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie
Maak verbinding met de camera.
3
Wanneer de verbinding tot stand is
gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCD­scherm van de camera. Wanneer u verbinding maakt met dezelfde smartphone, wordt dit scherm niet opnieuw weergegeven.
Druk op de knop <B> om het
aantal weer te geven opnamen te selecteren. Zie stap 5 op pagina 100 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen.
Selecteer [OK] en druk op <0>.
Nadat er een bericht is weergegeven, wordt het scherm [qWi-Fi aan] weergegeven.
X Het hoofdvenster van Camera
Connect wordt weergegeven op de smartphone.
Als u wilt terugkeren naar het menu,
drukt u op de knop <M>.
De instellingen voor verbinding met een smartphone zijn nu geconfigureerd. Voor bedieningen na het instellen van een verbinding raadpleegt u pagina 89.
30
Loading...
+ 144 hidden pages