Als eigenaar van de VP300 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis
in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha
haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen
van uw VP300 optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies
over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook wordt beschreven
hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW
VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan
dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de motorrijder of omstanders of
degene die de scooter inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten
worden genomen om schade aan de scooter te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan
vergemakkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
_
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd
●
bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om
●
deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving
ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde
van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha
dealer.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT
GEBRUIKEN.
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden .............................. 1-2
1
1-
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU00021
Scooters zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen
geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste
scooter kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw
motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de scooter, maar ook voor de motorrijder: om
goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen,
drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders—
geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt
een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de
bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of
slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed
passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid.
Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en
bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd
niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in
een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al
weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met
de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
1-1
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u een bocht neemt.
●
Op een nat wegdek kan remmen uiterst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen.
●
Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt geno-
●
men.
Wees voorzichtig bij het passeren van geparkeerde auto’s. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op en kan het
●
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijzeren platen gebruikt in de wegenbouw en putdeksels worden in natte toe-
●
stand zeer glad. Minder snelheid en passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan schuiven.
De remvoeringen kunnen nat worden bij het wassen van de scooter. Controleer de remmen na het wassen van
●
de scooter, voordat u gaat rijden.
Draag steeds een helm, handschoenen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen te
●
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel bagage. Een overbeladen scooter is onstabiel.
Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires ............................... 3-18
3
3-
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00027
OPEN
PUSH
3
ZAUM0253
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden hierna
beschreven.
AAN “”
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
DAU00029
DAU04580
OPMERKING:
_
De koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft
aan totdat de sleutel naar “” wordt ge-
draaid of de zijstandaard omlaag wordt bewogen.
_
DAU00038
OFF “”
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
LOCK “”
DAU00040
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “”-stand in en
draai hem dan naar de “”-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
DW000016
_
Draai de contactsleutel nooit naar “”
of naar “” terwijl de scooter rijdt;
elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de scooter
stilstaat voordat u de sleutel naar “”
of naar “” draait.
_
3-1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Alleen UK
1234
ZAUM0578
1. Controlelampje dimlicht “”
2. Linker richtingaanwijzer “”
3. Rechter richtingaanwijzer “”
4. Controlelampje grootlicht “”
DAU00056
Controlelampjes
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingeschakeld.
DAU04121
DAU00063
Controlelampje dimlicht “”
DAUM0090
Dit controlelampje gaat branden wanneer
de koplamp is ingeschakeld voor dimlicht.
3
1. Snelheidsmeter
DAU04031
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
1
ZAUM0580
1
3
1. Brandstofniveaumeter
2. Waarschuwingslampje brandstof
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoeveel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (Empty) naarmate
het brandstofniveau daalt. Wanneer de resterende brandstof in de tank bijna het niveau 1,9 L bereikt, gaat het
waarschuwingslampje brandstofniveau
branden en schakelt het multifunctionele
display automatisch naar de modus
“Trip/Fuel”. (Zie pagina 3-4–3-5 voor meer
informatie.) Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
OPMERKING:
_
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
_
2
ZAUM0579
DAUM0098
1. Hoog niveau
2. Laag niveau
DAUM0099*
Accuspanningmeter/
temperatuurmeter koelvloeistof
Wanneer de sleutel op “” wordt gezet,
geeft deze meter het accuspanningsniveau
aan van de motor voordat deze werd uitgezet.
OPMERKING:
_
Als de naald naar de aanduiding “9V” zakt,
laat de accu dan controleren door een Yamaha dealer.
_
1. Rode zone
Wanneer de sleutel op “” wordt gezet,
geeft deze meter de temperatuur van de
koelvloeistof aan. Wanneer de naald in de
rode zone komt, stopt u de scooter en laat u
de motor afkoelen. (Zie pagina 6-17 voor
meer informatie.)
DC000002
_
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
_
3-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
"Mode""Mode"
"Mode"
"Mode"
1
2
3
4
ZAUM0391
1
ZAUM0581
1. Mode-toets
2. Digitale weergave
3. Insteltoets
Multifunctioneel display
Het multifunctionele display toont de volgende voorzieningen:
een kilometerteller (die de totale afge-
●
legde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde af-
●
stand tonen sinds ze voor het laatst op
nul zijn gezet, de tijd die is verlopen
sinds de rittellers op nul zijn gezet en
de gemiddelde snelheid gedurende
deze periode)
23
DAUM1950
een ritteller voor brandstofreserve (die
●
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brandstofreserve aanging)
een klok
●
een omgevingstemperatuurweergave
●
een indicator olieverversing (die gaat
●
branden als de motorolie moet worden
ververst)
OPMERKING:
_
Voor het Verenigd Koninkrijk wordt de
●
afgelegde afstand aangegeven in mijlen en wordt de temperatuur aangegeven in °F.
Voor andere landen wordt de afgeleg-
●
de afstand aangegeven in kilometers
en wordt de temperatuur aangegeven
in °C.
_
3
1. Total
2. Trip 1
3. Trip 2
4. Trip/Fuel
Kilometerteller- en rittellermodi
Door indrukken van de “MODE”-toets wisselt de weergave tussen de kilometertellermodus “Total” en de rittellermodi “Trip”, in
de onderstaande volgorde:
Total → Trip 1 → Trip 2 → Trip/fuel →
Total
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
"Set"
2
3
3
ZAUM0392
1. Afstand
2. Tijd
3. Gemiddelde snelheid
OPMERKING:
_
De kilometerteller “Trip/fuel” wordt al-
●
leen geactiveerd als het waarschuwingslampje brandstofniveau gaat
branden.
De kilometerteller “Trip 2” wordt auto-
●
matisch op nul teruggesteld nadat de
sleutel naar “ ” is gedraaid (2 urén).
_
Door indrukken van de “SET”-toets in de rittellermodus wisselt de weergave tussen de
verschillende rittellerfuncties in de onderstaande volgorde:
"Set"
"Set"
ZAUM0393
Als het waarschuwingslampje brandstofniveau gaat branden (zie pagina 3-3), wisselt
de weergave automatisch naar brandstofreserve-rittellermodus “Trip/fuel” en
wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door in-
drukken van de “MODE”-toets gewisseld
tussen de diverse weergaven van rittellers
en kilometerteller, volgens onderstaande
volgorde:
Trip/Fuel → Trip 1 → Trip 2 → Total →
Trip/fuel
Om een ritteller op nul terug te stellen, selecteert u deze met een druk op de
“MODE”-toets, waarna u de “SET”-toets
minstens een seconde lang ingedrukt
houdt. Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf met de hand op nul terugstelt,
wordt deze automatisch teruggesteld zodra
na het tanken 5 km (3 mi) is gereden en
verschijnt de vorige weergavemodus weer.
Afstand → Tijd → Gemiddelde snelheid
Afstand
→
3-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
3
ZAUM0396
ZAUM0394ZAUM0395
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SET”-toets minstens twee
seconden lang ingedrukt terwijl de
weergave “Total” actief is.
2. Zodra de urenaanduiding begint te
knipperen, drukt u op de “SET”-toets
om de uren in te stellen.
3. Druk op de “MODE”-toets en de minutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “SET”-toets om de minuten in te stellen.
5. Druk op de “MODE”-toets en laat deze
dan los om de klok te starten. De
weergave keert weer terug naar de
“Total”-modus.
3-6
3
1. Waarschuwingslampje vorst “”
2. Min-item
3. Temperatuur
Omgevingstemperatuurweergave
Deze weergave toont de omgevingstemperatuur vanaf -30 °C (-86 °F) tot 50 °C
(122 °F).
De vorstindicator “” verschijnt automa-
tisch als de temperatuur daalt tot onder
3 °C (37,4 °F).
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
1
3
ZAUM0582
1. Indicator olieverversing
Indicator olieverversing “OIL”
Als deze indicator aangaat, moet de motorolie worden ververst. De indicator blijft
branden totdat deze wordt teruggesteld.
Stel de indicator als volgt terug na het verversen van de motorolie:
1. Houd de “MODE”- en de “SET”-toets
tegelijkertijd ingedrukt en draai de
sleutel naar “”.
2. Houd de “MODE”- en de “SET”-toets
nog twee tot vijf seconden lang ingedrukt.
3. Laat de toetsen los en de indicator
olieverversing zal uitgaan.
_
De indicator olieverversing gaat bran-
●
den na de eerste 1000 km (600 mi) en
elke daaropvolgende 3000 km
(4800 mi).
Als de motorolie werd ververst voordat
●
de indicator olieverversing brandde
(dus voordat de intervalperiode voor
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing worden teruggesteld zodat het eerstvolgende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. Na het terugstellen brandt de indicator gedurende 2 seconden. Als de indicator
niet gaat branden, herhaal dan de terugstelprocedure.
_
1. Controlelampje alarm
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidiefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere informatie.
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
1
2
3
ZAUM0408
1
2
3
ZAUM0407
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
4
DAU00118
Stuurschakelaars
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor groot-
licht en op “” voor dimlicht.
DAU00119
DAU03888
Richtingaanwijzerschakelaar
DAU03889
“/”
Druk deze schakelaar naar “” om af-
slaan naar rechts aan te geven. Druk deze
schakelaar naar “” om afslaan naar
links aan te geven. Na loslaten keert de
schakelaar terug naar de middenstand. Om
de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt
de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
DAU00129
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
3
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Schakelaar alarmverlichting “/”
3. Startknop “”
DAU03890
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU03801
Startknop “”
Druk bij ingetrokken zijstandaard en bekrachtigde voor- of achterrem deze knop in
om de motor via de startmotor te starten.
DC000005
3-8
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
_
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
ZAUM0085
Schakelaar alarmverlichting
“”, “”
Met de contactsleutel in de stand “” zet
u deze schakelaar op “” voor het in-
schakelen van de alarmverlichting (gelijktijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
Om de alarmverlichting uit te schakelen, zet
u deze schakelaar op “” en zet u de con-
3
tactsleutel vervolgens in de stand “”.
OPMERKING:
_
Zelfs als de sleutel van de stand “” in de
stand “” wordt gezet met ingeschakelde
alarmverlichting, blijft deze verlichting knipperen, ongeacht de positie van de schakelaar. Om de alarmverlichting uit te
schakelen, moet de sleutel weer in de stand
“” worden gezet en moet de schakelaar
alarmverlichting op “” worden gezet.
_
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen als uw scooter stilstaat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP:
_
Gebruik de alarmverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken.
_
DAUM0111
DC000006
1
ZAUM0084
1. Voorremhendel
DAU03882
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
1. Achterremhendel
DAU00163
Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de achterrem te bekrachtigen.
3-9
WAARSCHUWING
ZAUM0409
1
2
ZAUM0020
1. Tankdop
Tankdop
Verwijderen van de tankdop
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-12 voor
openen en sluiten van het zadel.)
2. Steek de sleutel in het slot en draai
een kwartslag rechtsom.
3. Het slot wordt ontgrendeld en de
tankdop kan worden verwijderd.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Aanbrengen van de tankdop
1. Breng de tankdop aan in de vulope-
1
DAU00176*
ning van de brandstoftank, met de
merktekens op de dop en de tank tegenover elkaar.
2. Draai de sleutel linksom naar de oorspronkelijke positie en neem hem dan
uit.
OPMERKING:
Vergeet niet om de sleutel te verwijderen
voordat u het zadel aanbrengt.
3. Breng het zadel aan.
OPMERKING:
_
De tankdop kan alleen worden aangebracht
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct aangebracht en vergrendeld is.
_
WAARSCHUWING
_
Controleer of de tankdop correct is afgesloten en vergrendeld alvorens te gaan
rijden.
_
DW000023
1. Vulpijp
2. Brandstofniveau
DAU03753
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulpijp zoals getoond.
_
●
Overvul de brandstoftank niet, anders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
●
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
_
DW000130
3
3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
LET OP:
LET OP:
_
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebrengen aan de lak of aan kunststof onderdelen.
_
3
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
10,9 L
Reservehoeveelheid:
1,9 L
LET OP:
_
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motoronderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
_
DAU00185
DAU04284
DCA00104
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan brandstof van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door loodvrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten beperkt.
DAU03098
Uitlaatkatalysator
Deze scooter heeft een uitlaatkatalysator
die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
_
Het uitlaatsysteem is heet nadat de motor heeft gedraaid. Controleer of het uitlaatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
_
_
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisico’s te voorkomen.
●
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaatkatalysator.
●
Parkeer de scooter nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat gemakkelijk vlamvat.
●
Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
_
DW000128
DC000114
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
O
P
E
N
OPEN
UNLOCK
LOCK
O
P
E
N
OPEN
UNLOCK
LOCK
O
P
E
N
OPEN
UNLOCK
LOCK
1
2
ZAUM0411
a
OPEN
PUSH
ZAUM0410
a. Open
DAU03802
Zadel
Openen van het zadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en
draai hem dan linksom.
OPMERKING:
_
Druk de sleutel niet in terwijl u deze draait.
_
3. Klap het zadel omhoog.
Sluiten van het zadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot als
de scooter onbeheerd wordt achtergelaten.
OPMERKING:
_
Controleer of het zadel stevig is vergrendeld alvorens te gaan rijden.
_
3-12
3
1. Vergrendelen
2. Opbergcompartiment A voorzijde
DAUM0096*
Opbergcompartimenten
Opbergcompartiment A voorzijde
Om het opbergcompartiment te ontgrendelen
Steek de sleutel in het slot en draai deze
een kwartslag rechtsom.
Om het opbergcompartiment te openen
wanneer deze ontgrendeld is
Draai de knop een kwartslag rechtsom. De
knop keert automatisch terug naar de oorspronkelijke positie zodra deze wordt losgelaten.
Om het opbergcompartiment te sluiten
Duw het deksel in de oorspronkelijke positie
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
1
ZAUM0413
Om het opbergcompartiment te vergrendelen
Steek de sleutel in het slot en draai deze
een kwartslag linksom. Verwijder vervolgens de sleutel.
WAARSCHUWING
_
●
Overschrijd het maximumlaadge-
3
wicht van 1 kg voor de bagagedrager niet.
●
Overschrijd het maximumlaadgewicht van 202 kg voor de machine
niet.
_
DWA00005
ZAUM0412
1. Opbergcompartiment B voorzijde
Opbergcompartiment B voorzijde
Om het opbergcompartiment te openen
Druk op het teken “” op het deksel van
het opbergcompartiment.
Om het opbergcompartiment te sluiten
Duw het deksel in de oorspronkelijke positie.
WAARSCHUWING
_
Berg in dit compartiment geen zware
spullen op.
_
1
DAUM0101*
DWA00034
1. Achterste opbergcompartiment
Achterste opbergcompartiment
DAUM0061*
Onder het zadel is een opbergcompartiment aanwezig. (Zie pagina 3-12 voor openen en sluiten van het zadel.)
DWA00005
_
●
Overschrijd het maximumlaadgewicht van 5 kg voor de bagagedrager niet.
●
Overschrijd het maximumlaadgewicht van 202 kg voor de machine
niet.
_
3-13
Loading...
+ 74 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.