Yamaha VP300 User Manual [nl]

HANDLEIDING
VP300
1S6-F8199-D0
DAU04576
INLEIDING
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw VP300 optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale con­ditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem con­tact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veilig­heid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de motorrijder of omstanders of
degene die de scooter inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om schade aan de scooter te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
_
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd
bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht. Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om
deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT GEBRUIKEN.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAUM0023
VP300
HANDLEIDING VOOR DE EIGENAAR
©2004 door MBK INDUSTRIE
1e Uitgave, januari 2004
Alle rechten voorbehouden
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
MBK INDUSTRIE
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Frankrijk.
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
2 BESCHRIJVING
3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4 CONTROLES VOOR HET STARTEN
5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7 VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
8 SPECIFICATIES
9 GEBRUIKERSINFORMATIE
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9

GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID

Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden .............................. 1-2
1
1-
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU00021
Scooters zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste scooter kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de scooter, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders horen altijdmeer nog dan autobestuurders geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
1-1
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen uiterst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek wilt stoppen. Minder snelheid bij het naderen van een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt geno-
men. Wees voorzichtig bij het passeren van geparkeerde autos. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting. Spoorwegovergangen, tramrails, ijzeren platen gebruikt in de wegenbouw en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan schui­ven. De remvoeringen kunnen nat worden bij het wassen van de scooter. Controleer de remmen na het wassen van
de scooter, voordat u gaat rijden. Draag steeds een helm, handschoenen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack. Vervoer op uw scooter niet te veel bagage. Een overbeladen scooter is onstabiel.
DAU03099
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1-2

BESCHRIJVING

Aanzicht linkerzijde ............................................................................ 2-1
Aanzicht rechterzijde .......................................................................... 2-2
Schakelaars en instrumenten ............................................................ 2-3
2
2-
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde
2
DAU00026
1
1. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-13)
2. Stelring veervoorspanning schokdemper (pagina 3-14)
3. Luchtfilterelement (pagina 6-18)
23456
4. Luchtfilterelement in v-snaarbehuizing (pagina 6-18)
5. Zijstandaard (pagina 3-16, 6-27)
6. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-17)
2-1
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
7
15 14 13 12 11
7. Handgreep (pagina 5-2)
8. Vuldop brandstoftank (pagina 3-10)
9. Accu (pagina 6-29)
10. Dop van koelvloeistofreservoir (pagina 6-17)
11. Remblokken voorrem (pagina 6-24)
8910
2
12. Hoofdzekeringhouder (pagina 6-30)
13. Vuldop motorolie (pagina 6-13)
14. Middenbok (pagina 6-27)
15. Remblokken achterrem (pagina 6-24)
2-2
BESCHRIJVING
Schakelaars en instrumenten
16 17 18 19 20 21 22 2423
2
16. Achterremhendel (pagina 3-9, 6-26)
17. Stuurschakelaars linkerstuurgreep (pagina 3-8)
18. Opbergcompartiment B voorzijde (pagina 3-13)
19. Snelheidsmeter/ Multifunctioneel display (pagina 3-2)
20. Bagagehaak (pagina 3-15)
OPEN
PUSH
2526
21. Contactslot/stuurslot-unit (pagina 3-1)
22. Stuurschakelaars rechterstuurgreep (pagina 3-8)
23. Gasgreep (pagina 6-20, 6-26)
24. Voorremhendel (pagina 3-9, 6-26)
25. Opbergcompartiment A voorzijde (pagina 3-12)
26. Zekeringenkastje (pagina 6-30)
2-3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Contactslot/stuurslot-unit ................................................................... 3-1
Controlelampjes ................................................................................ 3-2
Snelheidsmeter ................................................................................. 3-2
Brandstofniveaumeter ....................................................................... 3-3
Accuspanningmeter/temperatuurmeter koelvloeistof ........................ 3-3
Multifunctioneel display ..................................................................... 3-4
Antidiefstal-alarm (optie) ................................................................... 3-7
Stuurschakelaars .............................................................................. 3-8
Voorremhendel .................................................................................. 3-9
Achterremhendel ............................................................................... 3-9
Tankdop ........................................................................................... 3-10
Brandstof ......................................................................................... 3-10
Uitlaatkatalysator ............................................................................. 3-11
Zadel ............................................................................................... 3-12
Opbergcompartimenten ................................................................... 3-12
Slotcompartiment ............................................................................ 3-14
Afstellen van de schokdemperunits ................................................ 3-14
Bagagehaak ..................................................................................... 3-15
Zijstandaard .................................................................................... 3-16
Startspersysteem ............................................................................ 3-16
Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires ............................... 3-18
3
3-
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00027
OPEN
PUSH
3
ZAUM0253
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssys­temen bediend en wordt het stuur vergren­deld. De diverse standen worden hierna beschreven.
AAN “
Alle elektrische circuits worden voorzien van stroom; de instrumentenverlichting, het achterlicht, de kentekenverlichting en het parkeerlicht gaan branden en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
DAU00029
DAU04580
OPMERKING:
_
De koplamp gaat automatisch branden wanneer de motor wordt gestart en blijft aan totdat de sleutel naar “” wordt ge- draaid of de zijstandaard omlaag wordt be­wogen.
_
DAU00038
OFF “
Alle elektrische systemen zijn uitgescha­keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
LOCK “
DAU00040
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “”-stand in en draai hem dan naar de “”-stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen Druk de sleutel in en draai hem dan naar “” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge­houden.
DW000016
_
Draai de contactsleutel nooit naar “ ” of naar “ ” terwijl de scooter rijdt; elektrische systemen worden dan afge­schakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de scooter stilstaat voordat u de sleutel naar “ ” of naar “ ” draait.
_
3-1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Alleen UK
12 34
ZAUM0578
1. Controlelampje dimlicht “”
2. Linker richtingaanwijzer “”
3. Rechter richtingaanwijzer “”
4. Controlelampje grootlicht “”
DAU00056
Controlelampjes
Controlelampjes richtingaanwijzers “” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert terwijl de schakelaar voor richtingaanwij­zers naar de linker- of rechterstand is ge­drukt.
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer het grootlicht van de koplamp is ingescha­keld.
DAU04121
DAU00063
Controlelampje dimlicht “”
DAUM0090
Dit controlelampje gaat branden wanneer de koplamp is ingeschakeld voor dimlicht.
3
1. Snelheidsmeter
DAU04031
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel­heid.
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
1
ZAUM0580
1
3
1. Brandstofniveaumeter
2. Waarschuwingslampje brandstof
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe­veel brandstof in de tank aanwezig is. De naald beweegt naar “E” (Empty) naarmate het brandstofniveau daalt. Wanneer de res­terende brandstof in de tank bijna het ni­veau 1,9 L bereikt, gaat het waarschuwingslampje brandstofniveau branden en schakelt het multifunctionele display automatisch naar de modus Trip/Fuel. (Zie pagina 3-4–3-5 voor meer informatie.) Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof bij.
OPMERKING:
_
Voorkom dat de brandstoftank geheel droog komt te staan.
_
2
ZAUM0579
DAUM0098
1. Hoog niveau
2. Laag niveau
DAUM0099*
Accuspanningmeter/ temperatuurmeter koelvloeistof
Wanneer de sleutel op “” wordt gezet, geeft deze meter het accuspanningsniveau aan van de motor voordat deze werd uitge­zet.
OPMERKING:
_
Als de naald naar de aanduiding “9V” zakt, laat de accu dan controleren door een Ya­maha dealer.
_
1. Rode zone
Wanneer de sleutel op “” wordt gezet, geeft deze meter de temperatuur van de koelvloeistof aan. Wanneer de naald in de rode zone komt, stopt u de scooter en laat u de motor afkoelen. (Zie pagina 6-17 voor meer informatie.)
DC000002
_
Laat de motor niet draaien terwijl deze oververhit is.
_
3-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
"Mode" "Mode"
"Mode"
"Mode"
1
2 3
4
ZAUM0391
1
ZAUM0581
1. Mode-toets
2. Digitale weergave
3. Insteltoets
Multifunctioneel display
Het multifunctionele display toont de vol­gende voorzieningen:
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont) twee rittellers (die de afgelegde af-
stand tonen sinds ze voor het laatst op nul zijn gezet, de tijd die is verlopen sinds de rittellers op nul zijn gezet en de gemiddelde snelheid gedurende deze periode)
23
DAUM1950
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds het waarschuwingslampje brand­stofreserve aanging) een klok
een omgevingstemperatuurweergave
een indicator olieverversing (die gaat
branden als de motorolie moet worden ververst)
OPMERKING:
_
Voor het Verenigd Koninkrijk wordt de
afgelegde afstand aangegeven in mij­len en wordt de temperatuur aangege­ven in °F. Voor andere landen wordt de afgeleg-
de afstand aangegeven in kilometers en wordt de temperatuur aangegeven in °C.
_
3
1. Total
2. Trip 1
3. Trip 2
4. Trip/Fuel
Kilometerteller- en rittellermodi
Door indrukken van de “MODE”-toets wis­selt de weergave tussen de kilometerteller­modus Total en de rittellermodi Trip, in de onderstaande volgorde:
Total → Trip 1 → Trip 2 → Trip/fuel → Total
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
"Set"
2
3
3
ZAUM0392
1. Afstand
2. Tijd
3. Gemiddelde snelheid
OPMERKING:
_
De kilometerteller “Trip/fuel” wordt al-
leen geactiveerd als het waarschu­wingslampje brandstofniveau gaat branden. De kilometerteller “Trip 2” wordt auto-
matisch op nul teruggesteld nadat de
sleutel naar “ ” is gedraaid (2 urén).
_
Door indrukken van de “SET”-toets in de rit­tellermodus wisselt de weergave tussen de verschillende rittellerfuncties in de onder­staande volgorde:
"Set"
"Set"
ZAUM0393
Als het waarschuwingslampje brandstofni­veau gaat branden (zie pagina 3-3), wisselt de weergave automatisch naar brand­stofreserve-rittellermodus “Trip/fuel” en wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat geval wordt door in-
drukken van de “MODE”-toets gewisseld
tussen de diverse weergaven van rittellers en kilometerteller, volgens onderstaande volgorde:
Trip/Fuel → Trip 1 → Trip 2 → Total → Trip/fuel
Om een ritteller op nul terug te stellen, se­lecteert u deze met een druk op de “MODE”-toets, waarna u de “SET”-toets minstens een seconde lang ingedrukt houdt. Wanneer u de brandstofreserve-rit­teller niet zelf met de hand op nul terugstelt, wordt deze automatisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de vorige weergavemodus weer.
Afstand → Tijd → Gemiddelde snelheid
Afstand
3-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1 2 3
ZAUM0396
ZAUM0394 ZAUM0395
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SET”-toets minstens twee seconden lang ingedrukt terwijl de weergave Total actief is.
2. Zodra de urenaanduiding begint te knipperen, drukt u op de “SET”-toets om de uren in te stellen.
3. Druk op de “MODE”-toets en de minu­tenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “SET”-toets om de minu­ten in te stellen.
5. Druk op de “MODE”-toets en laat deze dan los om de klok te starten. De weergave keert weer terug naar de Total-modus.
3-6
3
1. Waarschuwingslampje vorst “”
2. Min-item
3. Temperatuur
Omgevingstemperatuurweergave
Deze weergave toont de omgevingstempe­ratuur vanaf -30 °C (-86 °F) tot 50 °C (122 °F). De vorstindicator “” verschijnt automa- tisch als de temperatuur daalt tot onder 3 °C (37,4 °F).
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
1
3
ZAUM0582
1. Indicator olieverversing
Indicator olieverversing “OIL”
Als deze indicator aangaat, moet de mo­torolie worden ververst. De indicator blijft branden totdat deze wordt teruggesteld. Stel de indicator als volgt terug na het ver­versen van de motorolie:
1. Houd de “MODE”- en de “SET”-toets tegelijkertijd ingedrukt en draai de sleutel naar “”.
2. Houd de “MODE”- en de “SET”-toets nog twee tot vijf seconden lang inge­drukt.
3. Laat de toetsen los en de indicator olieverversing zal uitgaan.
_
De indicator olieverversing gaat bran-
den na de eerste 1000 km (600 mi) en elke daaropvolgende 3000 km (4800 mi). Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde (dus voordat de intervalperiode voor olieverversing was verstreken), moet de indicator na de olieverversing wor­den teruggesteld zodat het eerstvol­gende tijdstip voor olieverversing weer correct wordt aangegeven. Na het te­rugstellen brandt de indicator gedu­rende 2 seconden. Als de indicator niet gaat branden, herhaal dan de te­rugstelprocedure.
_
1. Controlelampje alarm
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer worden uitgerust met een optioneel anti­diefstal-alarmsysteem. Neem contact op met een Yamaha dealer voor nadere infor­matie.
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
1
2 3
ZAUM0408
1
2
3
ZAUM0407
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar /
3. Richtingaanwijzerschakelaar /
4. Claxonschakelaar “”
4
DAU00118
Stuurschakelaars
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.
Dimlichtschakelaar /
Zet deze schakelaar op “” voor groot- licht en op “” voor dimlicht.
DAU00119
DAU03888
Richtingaanwijzerschakelaar
DAU03889
/
Druk deze schakelaar naar “” om af- slaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is terug­gekeerd in de middenstand.
DAU00129
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig­naal te geven.
3
1. Noodstopschakelaar /
2. Schakelaar alarmverlichting /
3. Startknop “”
DAU03890
Noodstopschakelaar /
Zet deze schakelaar op “” alvorens de motor te starten. Zet deze schakelaar op “” om in een noodgeval de motor direct uit te schakelen, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU03801
Startknop “”
Druk bij ingetrokken zijstandaard en be­krachtigde voor- of achterrem deze knop in om de motor via de startmotor te starten.
DC000005
3-8
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
_
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
ZAUM0085
Schakelaar alarmverlichting “”, “”
Met de contactsleutel in de stand “” zet u deze schakelaar op “” voor het in- schakelen van de alarmverlichting (gelijktij­dig knipperen van alle richtingaanwijzers). Om de alarmverlichting uit te schakelen, zet u deze schakelaar op “” en zet u de con-
3
tactsleutel vervolgens in de stand “”.
OPMERKING:
_
Zelfs als de sleutel van de stand “” in de stand “” wordt gezet met ingeschakelde alarmverlichting, blijft deze verlichting knip­peren, ongeacht de positie van de schake­laar. Om de alarmverlichting uit te schakelen, moet de sleutel weer in de stand “” worden gezet en moet de schakelaar alarmverlichting op “” worden gezet.
_
De alarmverlichting wordt gebruikt in een noodgeval of om andere verkeersdeelne­mers te waarschuwen als uw scooter stil­staat in een mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.
LET OP:
_
Gebruik de alarmverlichting niet gedu­rende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.
_
DAUM0111
DC000006
1
ZAUM0084
1. Voorremhendel
DAU03882
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachti­gen.
1. Achterremhendel
DAU00163
Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar het stuur toe om de achterrem te bekrachti­gen.
3-9
WAARSCHUWING
ZAUM0409
1
2
ZAUM0020
1. Tankdop
Tankdop
Verwijderen van de tankdop
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-12 voor openen en sluiten van het zadel.)
2. Steek de sleutel in het slot en draai een kwartslag rechtsom.
3. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Aanbrengen van de tankdop
1. Breng de tankdop aan in de vulope-
1
DAU00176*
ning van de brandstoftank, met de merktekens op de dop en de tank te­genover elkaar.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor­spronkelijke positie en neem hem dan uit.
OPMERKING:
Vergeet niet om de sleutel te verwijderen voordat u het zadel aanbrengt.
3. Breng het zadel aan.
OPMERKING:
_
De tankdop kan alleen worden aangebracht met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tankdop niet correct aangebracht en ver­grendeld is.
_
WAARSCHUWING
_
Controleer of de tankdop correct is afge­sloten en vergrendeld alvorens te gaan rijden.
_
DW000023
1. Vulpijp
2. Brandstofniveau
DAU03753
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is. Vul de brand­stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge­toond.
_
Overvul de brandstoftank niet, an­ders zal benzine uitstromen zodra deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet motorblok.
_
DW000130
3
3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
LET OP:
LET OP:
_
Veeg gemorste brandstof direct af met een schone, droge en zachte doek, de brandstof kan immers schade toebren­gen aan de lak of aan kunststof onderde­len.
_
3
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
10,9 L
Reservehoeveelheid:
1,9 L
LET OP:
_
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Loodhoudende benzine veroorzaakt ernstige schade aan inwendige motor­onderdelen als kleppen en zuigerveren en ook aan het uitlaatsysteem.
_
DAU00185
DAU04284
DCA00104
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het gebruik van normale loodvrije benzine met een octaangetal van RON 91 of hoger. Als de motor gaat detoneren (pingelen), ge­bruik dan brandstof van een ander merk of gebruik loodvrije superbenzine. Door lood­vrije benzine te gebruiken gaan bougies langer mee en blijven de onderhoudskos­ten beperkt.
DAU03098
Uitlaatkatalysator
Deze scooter heeft een uitlaatkatalysator die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
_
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo­tor heeft gedraaid. Controleer of het uit­laatsysteem is afgekoeld alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voe­ren.
_
_
De volgende voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om brand of andere schaderisicos te voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi­ne. Bij gebruik van loodhoudende benzine zal onherstelbare schade worden toegebracht aan de uitlaat­katalysator.
Parkeer de scooter nooit nabij brandgevaarlijke stoffen, zoals op gras of op ander materiaal dat ge­makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneen stationair draaien.
_
DW000128
DC000114
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
O
P
E
N
OPEN
UNLOCK
LOCK
O
P
E
N
OPEN
UNLOCK
LOCK
O
P
E
N
OPEN
UNLOCK
LOCK
1
2
ZAUM0411
a
OPEN
PUSH
ZAUM0410
a. Open
DAU03802
Zadel
Openen van het zadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en draai hem dan linksom.
OPMERKING:
_
Druk de sleutel niet in terwijl u deze draait.
_
3. Klap het zadel omhoog.
Sluiten van het zadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot als de scooter onbeheerd wordt achterge­laten.
OPMERKING:
_
Controleer of het zadel stevig is vergren­deld alvorens te gaan rijden.
_
3-12
3
1. Vergrendelen
2. Opbergcompartiment A voorzijde
DAUM0096*
Opbergcompartimenten
Opbergcompartiment A voorzijde
Om het opbergcompartiment te ontgrende­len Steek de sleutel in het slot en draai deze een kwartslag rechtsom.
Om het opbergcompartiment te openen wanneer deze ontgrendeld is Draai de knop een kwartslag rechtsom. De knop keert automatisch terug naar de oor­spronkelijke positie zodra deze wordt losge­laten.
Om het opbergcompartiment te sluiten Duw het deksel in de oorspronkelijke positie
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
1
ZAUM0413
Om het opbergcompartiment te vergrende­len Steek de sleutel in het slot en draai deze een kwartslag linksom. Verwijder vervol­gens de sleutel.
WAARSCHUWING
_
Overschrijd het maximumlaadge-
3
wicht van 1 kg voor de bagagedra­ger niet.
Overschrijd het maximumlaadge­wicht van 202 kg voor de machine niet.
_
DWA00005
ZAUM0412
1. Opbergcompartiment B voorzijde
Opbergcompartiment B voorzijde
Om het opbergcompartiment te openen Druk op het teken “” op het deksel van het opbergcompartiment.
Om het opbergcompartiment te sluiten Duw het deksel in de oorspronkelijke posi­tie.
WAARSCHUWING
_
Berg in dit compartiment geen zware spullen op.
_
1
DAUM0101*
DWA00034
1. Achterste opbergcompartiment
Achterste opbergcompartiment
DAUM0061*
Onder het zadel is een opbergcomparti­ment aanwezig. (Zie pagina 3-12 voor ope­nen en sluiten van het zadel.)
DWA00005
_
Overschrijd het maximumlaadge­wicht van 5 kg voor de bagagedra­ger niet.
Overschrijd het maximumlaadge­wicht van 202 kg voor de machine niet.
_
3-13
Loading...
+ 74 hidden pages