Als bezitter van een TDR125 kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime
ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie
van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze TDR125
optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om
ongemak en ongelukken te vermijden.
Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde
punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!
2
4
5
6
7
8
9
DAU00005
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:
1
Q
Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW
PERSOONLIJKE VEILIGHEID!
2
Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel
3
X@
4
<>
of dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon
die de motorfiets inspekteert of repareert.
De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht
dient te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.
5
6
OPMERKING:
Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakkelijken of duidelijker te maken.
7
OPMERKING:
8
9
8 Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de motorfiets behorend onderdeel en dient ook
bij verkoop bij de motorfiets te blijven.
8 Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gege-
vens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in
deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie
up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met
uw Yamaha dealer.
BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN
DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.
schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd. is ten
HANDLEIDING
1-ste druk, Augustus 1999
Alle rechten voorbehouden.
strengste verboden.
Gedrukt in Japan.
DAU00008
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
2 BESCHRIJVING
3 FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
4 KONTROLE VOOR HET RIJDEN
5 BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
7 ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS
8 TECHNISCHE GEGEVENS
9 INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG.................................................................1-1
1
Q VEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn
echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér
1
2
3
dan de natuurwetten toestaan.
Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de motorfiets in goede
staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf
ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De
berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook
de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
DAU00021
4
5
6
7
8
Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een
auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van
scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te
rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een
ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je
doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
12
X@
Draai nooit het kontaktsleuteltje in de
1
2
3
4
Kontaktslot-schakelaar/
5
Stuurslot
De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het in- en uitschakelen
6
van de ontsteking en van de verlichting.
Hieronder volgt de beschrijving van de
7
bediening.
ON
8
De elektrische circuits worden ingeschakeld en de motor kan nu gestart worden.
Als de kontaktslot-schakelaar in deze
9
stand staat, kan de sleutel niet verwijderd
worden.
OFF
Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld.
Als de kontaktslot-schakelaar
in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.
DAU00029
DAU00036
DAU00038
1. Indrukken2. Draaien
DAU00042
Stuurslot
Het stuur is vergrendeld als u de kontaktslot-schakelaar op “LOCK” zet en alle
elektrische circuits zijn dan uitgeschakeld.
In deze stand kunt u de sleutel verwijderen.
Om het stuur te vergrendelen, draait u het
geheel naar links.
Terwijl u de sleutel dieper in het kontaktslot-schakelaar drukt, draait u de sleutel
linkson van “OFF” naar “LOCK” en verwijdert u de sleutel.
Om het stuur te ontgrendelen draait u de
sleutel naar “OFF”.
3-1
“OFF” of “LOCK” stand terwijl de
motor nog rijdt. De elektrische circuits
worden dan uitgeschakeld zodat
bepaalde bedieningsfunkties niet meer
werken, hetgeen gevaar voor ongelukken kan opleveren. Zorg dat de motorfiets geheel tot stilstand is gekozen,
vorrdat u het kontaktsleuteltje naar
“OFF” of “LOCK” draait.
.
(Parkeren)
Het stuur staat op slot en het achterlicht
en het voorste parkeerlicht staan aan
maar verder zijn alle elektrische circuits
uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel
verwijderd worden.
Voor het gebruik van de parkeerstand
vergrendelt u eerst het stuur en dan
draait u de sleutel naar “
Deze stand mag u niet te lang achtereen
gebruiken, anders kan de accu leegraken.
.
DAU00027
DW000016
DAU00048*
”.
1
12
43
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
CH
80
100
120
0
0 1
0 0
140
180
0 1
0
km/h
1.
Richtingaanwijzer-kontrolelampje
2. Grootilicht-kontrolelampje “&”
3. Vrijstand-kontrolelampje “N”
4. Oliepeil-kontrolelampje “7”
Kontrolelampjes
Richtingsaanwijzer-kontrolelampje
“5”
Dit kontrolelampje knippert als de richtingaanwijzer naar links of naar rechts
wordt gezet.
Vrijstand-kontrolelampje “N”
Dit kontrolelampje licht op als de versnelling in zijn vrij staat.
3
2
1
0
5
4
“5”
6
7
~1000r/min
DAU00056
DAU00057
DAU00061
8
12
9
10
1
DAU00063
Grootlicht-kontrolelampje “&”
Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.
DAU01313
Oliepeil-controlelampje “7”
Dit controlelampje licht op als het oliepeil
te laag is. Dit elektrische circuit kan
gekontroleerd worden volgens de procedure op blz. 3-3.
DC000000
<>
Let op dat u nooit met de motorfiets
rijdt als er niet voldoende olie in het
carter aanwezig is.
OPMERKING:
Ook al is er olie tot het voorgeschreven
peil bijgevuld, dan nog kan het oliepeilcontrolelampje op een helling of tijdens
plotseling accelereren of remmen wel
eens gaan flikkeren, maar dit is normaal.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON”
en de motorstop-schakelaar op “#”.
Het oliepeilkontrolelampje licht op.
Kontroleer het
oliepeil.
Het oliepeilkontrolelampje licht
Druk op de startschakelaar met de
versnelling in vrij of met de
koppelingshendel ingetrokken.
Het oliepeilkontrolelampje licht op.
Het oliepeilkontrolelampje licht op.
Het oliepeil is
voldoende.
Het oliepeil is
te laag.
Het oliepeil en het
elektrische circuit zijn
in orde. U kunt met de
motorfiets rijden.
Vraag uw Yamaha dealer
om het elektrische circuit
te inspekteren.
Vul motorolie
bij.
DAU00071
Kontroleren van het circuit voor
het oliepeil-kontrolelampje
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-3
0
0
0 10 0
0 10 0 0
140
180
120
100
80
60
40
20
km/h
CH
3
2
4
1
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
~1000r/min
CH
1
2
OPMERKING:
(alleen voor het Duitse model met snelheidsbegrenzer)
Deze motorfiets is voorzien van een snelheidsbegrenzer die zorgt dat de maximumsnelheid van 80 km/uur niet overschreden kan worden.
1
2
3
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Dagteller
4. Nulstelknop
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van
de motorfiets aan. Deze snelheidsmeter
is tevens uitgerust met een kilometerteller
en een dagteller. De dagteller kan op nul
teruggezet worden met de nulstelknop.
Gebruik deze dagteller om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt
afleggen, zonder op reserve te hoeven
overgaan. Als u dit enkele malen doet,
zult u in de toekomst beter kunnen plannen waar en wanneer u moet stoppen om
te tanken.
DAU01087
3-4
1. Toerenteller
2. Rode gebied
DAU00102
Toerenteller
Dit model is uitgerust met een elektrische
toerenteller zodat de bestuurder het
motortoerental goed kan aflezen, en
zodoende de motorbelasting binnen de
vereiste grenzen kan houden.
DC000003
<>
Zorg dat de toerenteller nooit in het
rode gebied komt.
Rode gebied: 10,000 tpm en hoger
4
5
6
7
8
9
120
3
4
5
6
CH
1
2
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
1
2
3
1. Motortemperatuur-meter
4
2. Rode gebied
Motortemperatuur-meter
5
Deze meter geeft de temperatuur van de
koelvloeistof aan, als de kontaktslot-scha-
6
kelaar op “ON” staat. De temperatuur van
de motor is afhankelijk van de weersom-
7
standigheden en van de mate waarin de
motor belast wordt. Als de naald van de
meter in het rode gebied komt, stop de
8
motorfiets dan onmiddellijk en laat de
motor afkoelen. (Zie blz. 6-10 voor meer
9
details.)
<>
Als de motor oververhit is, stop dan
onmiddellijk met rijden.
Richtingaanwijzer-schakelaar
DAU00127
Om de rechter-richtingaanwijzer in te
schakelen, duwt u de schakelaar naar
“6”. Om de linker-richtingaanwijzer in te
schakelen, duwt u de schakelaar naar
“4”. Als u de schakelaar loslaat, keert
deze terug naar de middenpositie. Om de
richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt
u de schakelaar in, terwijl deze in de mid-
DAU00114
1. Lichtschakelaar
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “*”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00134
denpositie staat.
DAU00129
Klaxon-schakelaar “*”
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
Lichtschakelaar
Door de lichtschakelaar naar “
'” te
draaien zal het dimlicht, de meterverlichting en de achterverlichting ingeschakeld
worden. Door de lichtschakelaar naar
“:” te draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.
DC000002
DAU00121
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar “&” voor
grootlicht en naar “%” voor dimlicht.
3-5
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00136
Regelbare lichtbundel koplamp
LinksRechts
&
1
%
&
2
%
3
'
3
2
'
2
3
2
Kwartsgloeilamp
Kwartsgloeilamp
3 : Grootlicht aan, 2 : Dimlicht aan
' : Extra verlichting aan
To gebruiken lamp
12V
60/55W
12V
35/35W
12V
60/55W
12V
35/35W
Landen
Frenkrijk Zweden Portugal Spanje
Griekenland België Duitsland
Zwitserland Finland Oostenrijk
Engeland
Ierland
1
2
3
4
OPMERKING:
De rechter en de linker-richting zijn de richtingen gezien vanuit de positie van iemand die tegenover de voorzijde van de motorfiets
staat.
3-6
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
2
1
1
2
3
1. Motorstop-schakelaar
4
2. Startschakelaar “,”
Motorstop-schakelaar
5
De motorstop-schakelaar is een veiligheids-schakelaar voor gebruik onder
6
noodomstandigheden, zoals wanneer de
motorfiets is omgevallen of bij problemen
met de gasklep. Draai de schakelaar naar
7
“#” als u de motor wilt starten. In noodgevallen draait u de schakelaar naar “$”.
8
9
Startschakelaar “,”
DAU00143
Als u de startschakelaar indrukt zal de
startmotor de motor doen ronddraaien.
DC000005
<>
Zie, alvorens de motor te starten, de
paragraaf met aanwijzingen over het
starten.
DAU00138
3-7
1
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
6
5
4
3
2
1
N
1
1
2
3
1. Koppelingshendel
DAU00152
Koppelingshendel
De koppelingshendel is bevestigd aan het
linkerhandvat van het stuur, en het ontstekingsblokkeersysteem is ingebouwd in
het koppelingshendel-handvat. Om te
ontkoppelen, trekt u de koppelingshendel
in. Om de koppeling weer te laten opkomen laat u de koppelingshendel weer
langzaam van het stuur weg gaan. Voor
een soepele bediening is het het beste
om de koppelingshendel snel in te trekken en langzaam te laten opkomen. (Zie
de paragraaf met de aanwijzingen over
het starten, voor een beschrijving van het
circuit van het ontstekingsblokkeersysteem).
1. Versnellingspedaal
N. Vrijstand
DAU00157
Versnellingspedaal
Deze motorfiets is uitgerust met een 6versnellingsbak met konstante aangrijping.
Het versnellingspedaal bevindt zich links
van het motorblok. Schakel nooit op of
terug, zonder de koppeling te gebruiken.
3-8
1. Voorremhendel
DAU00158
Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het
rechterhandvat van het stuur. Trek de
hendel in om te remmen.
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
1
OPMERKING:
De benzinetankdop kan niet op de tank
1
2
gedraaid worden als de sleutel niet in het
sleutelgat steekt. Als de benzinetankdop
niet goed is gesloten, kan de sleutel er
niet uit verwijderd worden.
3
1. Achterrempedaal
4
Achterrempedaal
Het achterrempedaal bevindt zich rechts
5
van het motorblok. Trap het pedaal in om
te remmen.
6
7
8
9
DAU00162
1. Openen
2. Outsluiten
DAU02935
Benzinetankdop
Openen
Schuif het afdekplaatje weg van het sleutelgat, steek de sleutel in het sleutelgat
en draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop
is nu van het slot gehaald en kan verwijderd worden.
Sluiten
Plaats de benzinetankdop weer op de
juiste plaats, met de sleutel er nog steeds
ingestoken. Draai de sleutel linksom en
verwijder deze. Schuif het afdekplaatje
weer voor het sleutelgat.
3-9
DW000023
X@
Kontroleer altijd of de benzinetankdop
goed op de bezinetank zit, alvorens
weg te rijden.
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3
2
1
2
1
3
4
DW000130
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol
is. Let tevens op dat er geen benzine
op een heet motorblok wordt gemorst.
Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans
dat de benzinetank overloopt, als de
benzine door verwarming uitzet.
1
2
3
1. Vulskang
2. Vultrechter
3. Brandstofnivo
Benzine
(Behalv voor Zwitserland en Oostenrijk)
Kontroleer of er zich voldoende benzine
in de benzinetank bevindt. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulhals, zoals in
de afbeelding aangegeven.
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol
is. Let tevens op dat er geen benzine
op een heet motorblok wordt gemorst.
Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans
dat de benzinetank overloopt, als de
benzine door verwarming uitzet.
DAU01183
DW000130
1. Vulskang
2. Vultrechter
3. Bladklep
4. Brandstofnivo
DAU01184*
(Voor Zwitserland en Oostenrijk)
Kontroleer of er zich voldoende benzine
in de benzinetank bevindt. Voor het bijvullen steekt u het vulmondstuk in de vulopening en vult u de tank niet verder dan
tot onderaan de vulhals, zoals in de
afbeelding aangegeven.
3-10
DAU00185
<>
Als er benzine wordt gemorst, veeg
deze dan onmiddellijk weg met een
droge, zachte doek. Benzine kan
geverfde oppervlakken en plastic
afwerking aantasten.
4
5
6
7
8
9
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
Aanbevolen brandstof:
1
2
3
4
5
6
Normale, loodvrije benzine met
een oktaangehalte van 91 ron of
hoger (oktaangehalte zoals door
onder zoek bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
11.0 L
Reserve:
2.2 L
OPMERKING:
Als de motor klopt of pingelt, probeer dan
een verschillend merk benzine of benzine
met een hoger oktaangehalte.
7
8
9
DAU00191
Katalysator
DAU01084
(Voor Zwitserland en Oostenrijk)
Deze motorfiets is voorzien van een katalysator in de uitlaat.
DW000128
X@
Het uitlaatsysteem is heet meteen na
het afzetten van de motor.
Zorg dat het uitlaatsysteem voldoende
is afgekoeld alvorens te beginnen met
afstellingen of smering.
DC000114
<>
Neem de volgende punten in acht om
brand of eventuele beschadigingen
aan de motorfiets te voorkomen.
8 Gebruik uitsluitend loodvrije ben-
zine. Bij gebruik van loodhoudende benzine zal de katalysator
onherstelbaar worden beschadigd.
8 Parkeer de motorfiets nooit boven
gras of op een andere plaats met
brandbare materialen.
8 Laat de motor niet langdurig sta-
tionair draaien.
3-11
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
ON
1
1
OFF: gesloten standON: normale stand
1
1. Olievuldop
DAU02956
Tweetakt-motorolie
Zorg dat er voldoende tweetakt-motorolie
in de olietank aanwezig is. Indien nodig,
bijvullen met het aanbevolen type olie.
Aanbevolen olie:
Yamalube 2 of 2-takt motorolie
(JASO FC kwaliteit of ISO
EG-C, EG-D kwaliteit)
Inhoud olietank:
1.2 L
OFF
1
1. Pijlteken op “OFF”
DAU03050
Benzinekraan
De benzinekraan voert benzine toe aan
de carburateur en tegelijkertijd wordt de
benzine gefilterd.
De benzinekraan heeft drie verschillende
standen:
OFF
Met de benzinekraan in deze stand
stroomt er geen benzine naar de motor.
Zet de benzinekraan altijd in deze stand
als de motor niet draait.
1. Pijlteken op “ON”
ON
Met de benzinekraan in deze stand
stroomt er benzine naar de carburateur.
Zet de benzinekraan in deze stand voor
het starten van de motor en het rijden met
de motorfiets.
2
3
4
5
6
7
8
9
3-12
1
a
b
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
RES
RES: reserve-stand
1
2
3
1
1. Pijlteken op “RES”
4
RES
Dit is de reservestand. Als de tank tijdens
5
het rijden leeg raakt, zet u de benzinekraan in deze stand. Vul de tank dan bij
de eerste gelegenheid bij. Zet na het bij-
6
tanken vooral de benzinekraan weer
terug in de normale “ON” stand!
7
8
9
1. Chokeknop (choke) “1”1. Outsluiten
Chokeknop (choke) “1”
Het starten van een koude motor vereist
een rijker mengsel (meer benzine/minder
lucht). Een gescheiden choke-startcircuit
zorgt voor de toevoer van dit verrijkte
mengsel.
Draai in de a richting om de chokeknop
(choke) in te schakelen.
Draai in de b richting om de chokeknop
(choke) uit te schakelen.
3-13
DAU02976
Zadel
Om het zadel te verwijderen
Steekt u de sleutel in het slot en draait u
deze rechtsom.
DAU01619
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
1
a
b
1
1
2
3
1. Uitsteeksel
2. Houder
Om het zadel weer aan te brengen
Eerst plaatst u de uitsteeksels aan de
voorkant van het zadel in de uitsparingen
van het frame. Vervolgens duwt u het
zadel omlaag.
OPMERKING:
Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het
zadel goed vast zit.
1. Openen
DAU00260
Helmhouder
Om de helmhouder te openen, steekt u
de sleutel in het slot en draait u deze in
de aangegeven richting. Om de helmhouder te sluiten, drukt u deze weer terug
naar de normale stand.
DW000030
X@
Ga nooit rijden terwijl er zich een helm
in de helmhouder bevindt. De helm
zou ergens tegenaan kunnen stoten,
waardoor u uw evenwicht zou kunnen
verliezen met als gevolg een ongeluk.
3-14
1. Afstelring
DAU00295
Afstelling van de
achterschokbreker
Deze schokbreker is uitgerust met een
afstelring voor de voorbelasting. Stel de
voorbelasting als volgt in.
Draai de afstelring in de a richting om de
voorbelasting te verhogen en draai de
afstelring in de b richting om de voorbelasting te verlagen.
Zorg dat de juiste inkeping in de instelring
recht tegenover de positiemarkering op
de achterschokbreker staat.
4
5
6
7
8
9
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
DAU00315
X@
Deze schokbreker bevat stikstofgas
1
onder bijzonder hoge druk. Lees de
onderstaande informatie aandachtig
2
door alvorens over te gaan tot onderhoudswerkzaamheden aan de schok-
3
1.
4
5
Aanslag uitlijnen met voorspanning-positie
Stan-
daard
Stand
afsteller
Hard
987654321
Soepel
breker. Yamaha is niet verantwoordelijk voor beschadigingen of
verwondingen ontstaan door verkeerd
behandelen van de schokbreker.
8 Probeer de cilinder niet te ope-
nen.
8 Zorg dat de schokbreker niet in de
buurt komt van open vuur of
6
blootgesteld wordt aan hoge temperaturen. Dit zou kunnen leiden
7
tot een ontploffing door uitzetting
van het stikstofgas.
8
8 Zorg dat de cilinder niet vervormd
of anderzins beschadigd wordt.
Dit zal een slechte werking van de
9
schokbreker tot gevolg hebben.
8 Als er iets mis is met de schok-
breker of er moet onderhoudswerk aan verricht worden, breng
uw motorfiets dan naar een
Yamaha dealer.
2
1. Y.E.I.S.
2. Y.P.V.S.
Opmerking over het Yamaha
energie-induktiesysteem (Y.E.I.S.)
De luchtkamer en -slang dienen altijd
uiterst voorzichtig behandeld te worden.
Een verkeerde installatie of een beschadigd onderdeel zullen leiden tot slecht
funktioneren van de motorfiets. Vervang
gescheurde of beschadigde onderdelen
onmiddellijk. Breng nooit enige wijziging
in dit systeem aan.
<>
Probeer nooit veranderingen aan te
brengen in het Yamaha energie-induktiesysteem.
1
DAU00325
DC000022
3-15
Loading...
+ 74 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.