Yamaha TDR125 (2000) User Manual [nl]

HANDLEIDING

TDR125

5AE-28199-D3

INLEIDING

DAU00001

Welkom in de energieke wereld van Yamaha rijders!

Als bezitter van een TDR125 kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.

Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze TDR125 optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om ongemak en ongelukken te vermijden.

Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.

Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!

1

2

4

5

6

7

8

9

DAU00005

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

1

2

3

4

5

6

7

Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:

Q

Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW

PERSOONLIJKE VEILIGHEID!

 

 

 

 

 

Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel

X@ of dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon

 

die de motorfiets inspekteert of repareert.

 

 

 

 

<>

De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht

dient te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.

 

 

 

 

 

OPMERKING:

Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakke-

 

lijken of duidelijker te maken.

 

 

OPMERKING:

88 Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de motorfiets behorend onderdeel en dient ook bij verkoop bij de motorfiets te blijven.

98 Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gegevens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

 

DW000002

 

X@

 

 

 

LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN

1

DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.

 

 

 

2

 

 

 

4

5

6

7

8

9

1

2

3

4

5

6

7

8

9

DAU00008

TDR125

HANDLEIDING

©1999 door Yamaha Motor Co., Ltd. 1-ste druk, Augustus 1999 Alle rechten voorbehouden.

Iedere vorm van reproduktie, herdruk of gebruik zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd. is ten strengste verboden.

Gedrukt in Japan.

DAU00009

INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING

 

1

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

2

BESCHRIJVING

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

4

KONTROLE VOOR HET RIJDEN

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

5

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

7

ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS

 

7

 

 

 

 

 

 

 

 

8

TECHNISCHE GEGEVENS

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

9

INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT

 

9

 

 

 

 

INDEX

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG .................................................................

1-1

1

1

2

3

4

5

6

7

8

9

DAU00021

QVEILIGHEID HEEFT VOORRANG

Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.

Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de motorfiets in goede staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.

Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knieen elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.

Veel plezier onderweg!

1-1

BESCHRIJVING

Linker aanzicht ................................................................................................

2-1

Rechter aanzicht .............................................................................................

2-2

Bedieningselementen/instrumenten................................................................

2-3

2

1

2

3

4

5

6

7

8

9

DAU00026

BESCHRIJVING

Linker aanzicht

1

2

3

4

 

 

7

6

 

5

 

1.

Dubbele Koplamp

(blz. 3-6)

 

6.

Y.E.I.S.

(blz. 3-15)

2.

Benzinekraan

(blz. 3-12)

 

7.

Y.P.V.S.

(blz. 3-16)

3.

Motorolietank

(blz. 3-12)

 

 

 

 

4.

Helmhouder

(blz. 3-12)

 

 

 

 

5.

Chokehendel “1

(blz. 3-13)

 

 

 

 

2-1

BESCHRIJVING

Rechter aanzicht

 

 

8

9

10

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

 

 

 

 

 

 

12

 

 

 

 

 

 

 

 

14 13

 

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8.

Gereedschapsset

(blz. 6-1)

 

 

 

 

 

 

14. Afsteller de voorbelasting van de

 

9

9.

Zekering

(blz. 6-32)

 

 

 

achterschokbreker

(blz. 3-14)

10.

Luchtfilter

(blz. 6-15)

 

 

 

 

 

 

 

 

11.

Radiateurdop

(blz. 6-11)

 

 

 

 

 

 

 

 

12.

Achterrempedaal

(blz. 3-9, 6-22)

 

 

 

 

 

 

 

 

13.

Koelvloeistof-reservoirtank

(blz. 6-10)

 

 

 

 

 

 

 

 

2-2

1

2

3

4

5

6

7

8

9

BESCHRIJVING

Bedieningselementen/instrumenten

15

16

17

18

19

20

21

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

24

23

22

 

15.

Koppelingshendel

 

(blz. 3-8, 6-20)

20.

Rechter stuurschakelaars

(blz. 3-6)

16.

Linker stuurschakelaars

 

(blz. 3-5)

21.

Voorremhendel

(blz. 3-9, 6-21)

17.

Snelheidsmeter

 

(blz. 3-4)

22.

Gashendel

(blz. 6-17)

18.

Motortemperataur-meter

 

(blz. 3-5)

23.

Tankdop

(blz. 3-9)

19.

Toerenteller

 

(blz. 3-5)

24.

Kontaktslot-schakelaar/Stuurslot

(blz. 3-1)

2-3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

Kontaktslot-schakelaar/Stuurslot .....................................

3-1

Kontrolelampjes ...............................................................

3-2

Kontroleren van het circuit voor het

 

oliepeil-kontrolelampje .....................................................

3-3

Snelheidsmeter ................................................................

3-4

Toerenteller......................................................................

3-4

Motortemperatuur-meter ..................................................

3-5

Stuurschakelaars .............................................................

3-5

Regelbare lichtbundel koplamp........................................

3-6

Koppelingshendel ............................................................

3-8

Versnellingspedaal...........................................................

3-8

Voorremhendel ................................................................

3-8

Achterrempedaal..............................................................

3-9

Benzinetankdop ...............................................................

3-9

Benzine ..........................................................................

3-10

Katalysator (Voor Zwitserland en Oostenrijk) ..................

3-11

Tweetakt-motorolie ........................................................

3-12

Benzinekraan .................................................................

3-12

Chokeknop (choke) “1” ................................................

3-13

Zadel ..............................................................................

3-13

Helmhouder ...................................................................

3-14

Afstelling van de achterschokbreker ..............................

3-14

Opmerking over het Yamaha

 

energie-induktiesysteem (Y.E.I.S.)....................................

3-15

Y.P.V.S. (Yamaha Power Valve System =

 

Yamaha kleppensysteem) .............................................

3-16

Zijstandaard ...................................................................

3-16

Kontrole van de zijstandaard/koppelings-

 

onderbrekingsschakelaar...............................................

3-17

3

1

2

3

4

5

6

7

8

9

DAU00027

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

OFF ON

 

 

F

ON

Y

 

 

F

 

 

 

 

 

O

 

M

 

 

H

 

 

-

 

 

 

 

8

 

 

S

 

 

 

 

L

U

 

 

 

 

P

 

 

 

 

O

 

 

 

N

 

K

 

 

 

C

 

IO

 

 

 

P

 

 

 

 

T

 

 

 

I

 

 

LOCK

 

 

IGN

 

 

 

 

 

 

 

PARKING

DAU00029

Kontaktslot-schakelaar/ Stuurslot

De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het inen uitschakelen van de ontsteking en van de verlichting. Hieronder volgt de beschrijving van de bediening.

DAU00036

ON

De elektrische circuits worden ingeschakeld en de motor kan nu gestart worden. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel niet verwijderd worden.

DAU00038

OFF

Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar

in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.

 

 

 

 

 

 

 

DW000016

1

2

 

X@

 

 

 

Draai nooit het kontaktsleuteltje in de

 

 

 

 

 

 

“OFF” of “LOCK” stand terwijl de

 

 

 

motor nog rijdt. De elektrische circuits

 

 

 

worden

dan

uitgeschakeld

zodat

 

 

 

bepaalde bedieningsfunkties niet meer

 

 

 

werken, hetgeen gevaar voor ongeluk-

 

 

 

ken kan opleveren. Zorg dat de motor-

 

 

 

fiets geheel tot stilstand is gekozen,

1. Indrukken

2. Draaien

vorrdat u het kontaktsleuteltje naar

 

DAU00042

Stuurslot

“OFF” of “LOCK” draait.

 

 

 

 

 

 

Het stuur is vergrendeld als u de kontakt-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

slot-schakelaar op

“LOCK” zet en alle

.(Parkeren)

 

 

DAU00048*

 

 

 

elektrische circuits zijn dan uitgeschakeld.

Het stuur staat op slot en het achterlicht

In deze stand kunt u de sleutel verwijde-

en het voorste

parkeerlicht staan aan

ren.

 

 

 

 

maar verder zijn alle elektrische circuits

Om het stuur te vergrendelen, draait u het

uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schake-

geheel naar links.

 

 

 

 

laar in deze stand staat, kan de sleutel

Terwijl u de sleutel dieper in het kontakt-

verwijderd worden.

 

 

slot-schakelaar drukt, draait u de sleutel

 

 

 

 

 

 

 

linkson van “OFF” naar “LOCK” en verwij- Voor het

gebruik van de

parkeerstand

dert u de sleutel.

 

 

vergrendelt u eerst het

stuur

en dan

 

 

 

 

 

 

 

draait u de sleutel naar “.”.

Om het stuur te ontgrendelen draait u de

Deze stand mag u niet te lang achtereen

sleutel naar “OFF”.

gebruiken, anders kan de accu leegraken.

3-1

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

 

C

H

 

 

80 100

1

2

6

7

0 0 0 0 1120

 

5

 

4

 

8

140

 

3

 

9

 

2

 

10

 

 

 

180

 

1

 

11

 

 

12

0 0 0 1

 

0

 

km/h

 

 

~1000r/min

 

 

 

 

 

4

3

 

 

1.Richtingaanwijzer-kontrolelampje “5”

2.Grootilicht-kontrolelampje “&”

3.Vrijstand-kontrolelampje “N”

4.Oliepeil-kontrolelampje7

DAU00056

Kontrolelampjes

DAU00063

Grootlicht-kontrolelampje “&

Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.

DAU01313

Oliepeil-controlelampje “7

Dit controlelampje licht op als het oliepeil te laag is. Dit elektrische circuit kan gekontroleerd worden volgens de procedure op blz. 3-3.

DC000000

<>

Let op dat u nooit met de motorfiets rijdt als er niet voldoende olie in het

DAU00057

Richtingsaanwijzer-kontrolelampje “5

Dit kontrolelampje knippert als de richtingaanwijzer naar links of naar rechts wordt gezet.

DAU00061

Vrijstand-kontrolelampje “N”

Dit kontrolelampje licht op als de versnelling in zijn vrij staat.

carter aanwezig is.

OPMERKING:

Ook al is er olie tot het voorgeschreven peil bijgevuld, dan nog kan het oliepeilcontrolelampje op een helling of tijdens plotseling accelereren of remmen wel eens gaan flikkeren, maar dit is normaal.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

3-2

1

2

3

4

5

6

7

8

9

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00071

Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje

Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON” en de motorstop-schakelaar op “#”.

Het oliepeilkontrolelampje licht

Druk op de startschakelaar met de versnelling in vrij of met de koppelingshendel ingetrokken.

Het oliepeilkontrolelampje licht op.

Kontroleer het oliepeil.

Het oliepeil-

Het oliepeil-

Het oliepeil is

Het oliepeil is

kontrolelampje licht op.

kontrolelampje licht op.

voldoende.

te laag.

Het oliepeil en het

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vraag uw Yamaha dealer

 

Vul motorolie

elektrische circuit zijn

 

om het elektrische circuit

 

bij.

in orde. U kunt met de

 

te inspekteren.

 

 

 

 

motorfiets rijden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3-3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1

 

2

 

 

C

H

 

80 100

 

 

 

 

 

 

60

 

 

40

0 0 0 0 0 1120

 

 

140

 

 

 

 

 

 

180

 

 

 

0 0 0 1

 

 

 

km/h

 

4

 

3

 

 

 

 

OPMERKING:

(alleen voor het Duitse model met snelheidsbegrenzer)

Deze motorfiets is voorzien van een snelheidsbegrenzer die zorgt dat de maximumsnelheid van 80 km/uur niet overschreden kan worden.

C

H

 

1

 

 

4 5 6

7 8

 

1

 

3

9

 

 

 

2

10

 

 

 

1

11

2

2

 

0

12

 

~1000r/min

 

 

 

 

3

1.Snelheidsmeter

2.Kilometerteller

3.Dagteller

4.Nulstelknop

DAU01087

Snelheidsmeter

De snelheidsmeter geeft de snelheid van de motorfiets aan. Deze snelheidsmeter is tevens uitgerust met een kilometerteller en een dagteller. De dagteller kan op nul teruggezet worden met de nulstelknop. Gebruik deze dagteller om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt afleggen, zonder op reserve te hoeven overgaan. Als u dit enkele malen doet, zult u in de toekomst beter kunnen plannen waar en wanneer u moet stoppen om te tanken.

1.Toerenteller

2.Rode gebied

DAU00102

Toerenteller

Dit model is uitgerust met een elektrische toerenteller zodat de bestuurder het motortoerental goed kan aflezen, en zodoende de motorbelasting binnen de vereiste grenzen kan houden.

DC000003

<>

Zorg dat de toerenteller nooit in het rode gebied komt.

Rode gebied: 10,000 tpm en hoger

4

5

6

7

8

9

3-4

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

 

 

1

2

 

 

 

1

 

 

 

2

 

C

H

 

00

 

5 6

3

0 1120

 

 

4

 

 

 

3

4

1.

Motortemperatuur-meter

2.

Rode gebied

DAU00114

5 Motortemperatuur-meter

Deze meter geeft de temperatuur van de

6koelvloeistof aan, als de kontaktslot-scha- kelaar op “ON” staat. De temperatuur van

de motor is afhankelijk van de weersom-

7standigheden en van de mate waarin de motor belast wordt. Als de naald van de

8meter in het rode gebied komt, stop de motorfiets dan onmiddellijk en laat de

9

motor afkoelen. (Zie blz. 6-10 voor meer details.)

DC000002

<>

Als de motor oververhit is, stop dan onmiddellijk met rijden.

1

 

2

 

3

4

 

1.Lichtschakelaar

2.Grootlicht/dimlicht-schakelaar

3.Richtingaanwijzer-schakelaar

4.Klaxon-schakelaar “*”

DAU00118

Stuurschakelaars

DAU00134

Lichtschakelaar

Door de lichtschakelaar naar “'” te draaien zal het dimlicht, de meterverlichting en de achterverlichting ingeschakeld worden. Door de lichtschakelaar naar “:” te draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.

DAU00121

Grootlicht/dimlicht-schakelaar

Draai de schakelaar naar “&” voor grootlicht en naar “%” voor dimlicht.

DAU00127

Richtingaanwijzer-schakelaar

Om de rechter-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “6”. Om de linker-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “4”. Als u de schakelaar loslaat, keert deze terug naar de middenpositie. Om de richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in, terwijl deze in de middenpositie staat.

DAU00129

Klaxon-schakelaar “*

Druk de schakelaar in om te klaxoneren.

3-5

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00136

Regelbare lichtbundel koplamp

 

 

3: Grootlicht aan,

2: Dimlicht aan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

': Extra verlichting aan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Links

Rechts

 

To

 

 

Landen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

&

3

'

Kwarts-

12V

12V

 

Zweden Portugal Spanje

1

 

België Duitsland

%

 

2

gloeilamp

60/55W

60/55W

 

 

 

 

Finland Oostenrijk

 

'

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

&

3

3

Kwarts-

12V

12V

Engeland

%

2

2

gloeilamp

35/35W

35/35W

Ierland

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OPMERKING:

De rechter en de linker-richting zijn de richtingen gezien vanuit de positie van iemand die tegenover de voorzijde van de motorfiets staat.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

3-6

1

2

3

4

5

6

7

8

9

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

 

 

 

 

 

DAU00143

 

 

 

1

Startschakelaar “,

 

 

 

Als u de startschakelaar indrukt zal de

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

startmotor de motor doen ronddraaien.

 

 

 

 

 

DC000005

 

 

 

 

 

 

 

 

 

<>

 

 

 

 

 

Zie, alvorens de motor te starten, de

2

 

 

paragraaf met aanwijzingen over het

 

 

 

 

 

 

 

 

starten.

 

 

 

 

1.Motorstop-schakelaar

2.Startschakelaar “,”

DAU00138

Motorstop-schakelaar

De motorstop-schakelaar is een veilig- heids-schakelaar voor gebruik onder noodomstandigheden, zoals wanneer de motorfiets is omgevallen of bij problemen met de gasklep. Draai de schakelaar naar “#” als u de motor wilt starten. In noodgevallen draait u de schakelaar naar “$”.

3-7

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1

1. Koppelingshendel

DAU00152

Koppelingshendel

De koppelingshendel is bevestigd aan het linkerhandvat van het stuur, en het ontstekingsblokkeersysteem is ingebouwd in het koppelingshendel-handvat. Om te ontkoppelen, trekt u de koppelingshendel in. Om de koppeling weer te laten opkomen laat u de koppelingshendel weer langzaam van het stuur weg gaan. Voor een soepele bediening is het het beste om de koppelingshendel snel in te trekken en langzaam te laten opkomen. (Zie de paragraaf met de aanwijzingen over het starten, voor een beschrijving van het circuit van het ontstekingsblokkeersysteem).

 

6

1

 

5

 

4

 

 

3

 

 

2

 

 

N

 

 

1

 

1.

Versnellingspedaal

 

N. Vrijstand

DAU00157

Versnellingspedaal

Deze motorfiets is uitgerust met een 6- versnellingsbak met konstante aangrijping.

Het versnellingspedaal bevindt zich links van het motorblok. Schakel nooit op of terug, zonder de koppeling te gebruiken.

 

1

 

 

 

1

 

 

2

 

 

3

1.

Voorremhendel

4

 

 

Voorremhendel

DAU00158

 

De voorremhendel is bevestigd aan het

5

rechterhandvat van het stuur. Trek de

 

hendel in om te remmen.

6

 

7

8

9

3-8

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1

 

 

2

 

 

3

 

1

 

 

4

1.

Achterrempedaal

 

DAU00162

 

 

 

Achterrempedaal

5Het achterrempedaal bevindt zich rechts van het motorblok. Trap het pedaal in om

te remmen.

6

7

8

9

2

1

1.Openen

2.Outsluiten

DAU02935

Benzinetankdop

Openen

Schuif het afdekplaatje weg van het sleutelgat, steek de sleutel in het sleutelgat en draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is nu van het slot gehaald en kan verwijderd worden.

Sluiten

Plaats de benzinetankdop weer op de juiste plaats, met de sleutel er nog steeds ingestoken. Draai de sleutel linksom en verwijder deze. Schuif het afdekplaatje weer voor het sleutelgat.

OPMERKING:

De benzinetankdop kan niet op de tank gedraaid worden als de sleutel niet in het sleutelgat steekt. Als de benzinetankdop niet goed is gesloten, kan de sleutel er niet uit verwijderd worden.

DW000023

X@

Kontroleer altijd of de benzinetankdop goed op de bezinetank zit, alvorens weg te rijden.

3-9

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

2

3

 

1

1.Vulskang

2.Vultrechter

3.Brandstofnivo

DAU01183

Benzine

(Behalv voor Zwitserland en Oostenrijk)

Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.

DW000130

X@

Zorg dat de benzinetank niet al te vol is. Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de benzine door verwarming uitzet.

 

 

2

4

3

1

 

1.Vulskang

2.Vultrechter

3.Bladklep

4.Brandstofnivo

DAU01184*

(Voor Zwitserland en Oostenrijk)

Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Voor het bijvullen steekt u het vulmondstuk in de vulopening en vult u de tank niet verder dan tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.

DW000130

X@

Zorg dat de benzinetank niet al te vol is. Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de benzine door verwarming uitzet.

DAU00185

<>

Als er benzine wordt gemorst, veeg deze dan onmiddellijk weg met een droge, zachte doek. Benzine kan geverfde oppervlakken en plastic afwerking aantasten.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

3-10

1

2

3

4

5

6

7

8

9

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00191

Aanbevolen brandstof:

Normale, loodvrije benzine met een oktaangehalte van 91 ron of hoger (oktaangehalte zoals door onder zoek bepaald).

Inhoud benzinetank: Totaal:

11.0 L Reserve:

2.2 L

OPMERKING:

Als de motor klopt of pingelt, probeer dan een verschillend merk benzine of benzine met een hoger oktaangehalte.

DAU01084

Katalysator

(Voor Zwitserland en Oostenrijk)

Deze motorfiets is voorzien van een katalysator in de uitlaat.

DW000128

X@

Het uitlaatsysteem is heet meteen na het afzetten van de motor.

Zorg dat het uitlaatsysteem voldoende is afgekoeld alvorens te beginnen met afstellingen of smering.

DC000114

<>

Neem de volgende punten in acht om brand of eventuele beschadigingen aan de motorfiets te voorkomen.

8Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij gebruik van loodhoudende benzine zal de katalysator onherstelbaar worden beschadigd.

8Parkeer de motorfiets nooit boven gras of op een andere plaats met brandbare materialen.

8Laat de motor niet langdurig stationair draaien.

3-11

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

 

1

1.

Olievuldop

 

DAU02956

Tweetakt-motorolie

Zorg dat er voldoende tweetakt-motorolie in de olietank aanwezig is. Indien nodig, bijvullen met het aanbevolen type olie.

Aanbevolen olie:

Yamalube 2 of 2-takt motorolie (JASO FC kwaliteit of ISO EG-C, EG-D kwaliteit)

Inhoud olietank: 1.2 L

OFF: gesloten stand

OFF

1

1. Pijlteken op “OFF”

DAU03050

Benzinekraan

De benzinekraan voert benzine toe aan de carburateur en tegelijkertijd wordt de benzine gefilterd.

De benzinekraan heeft drie verschillende standen:

OFF

Met de benzinekraan in deze stand stroomt er geen benzine naar de motor. Zet de benzinekraan altijd in deze stand als de motor niet draait.

ON: normale stand

 

 

 

 

1

 

 

2

ON

1

3

1. Pijlteken op “ON”

4

ON

Met de benzinekraan in deze stand

stroomt er benzine naar de carburateur.

5

 

Zet de benzinekraan in deze stand voor

 

het starten van de motor en het rijden met

6

de motorfiets.

 

7

8

9

3-12

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

RES: reserve-stand

RES

1

2

1

3

1. Pijlteken op “RES”

4

RES

Dit is de reservestand. Als de tank tijdens

5het rijden leeg raakt, zet u de benzinekraan in deze stand. Vul de tank dan bij

6de eerste gelegenheid bij. Zet na het bij-

 

tanken vooral de benzinekraan weer

7

terug in de normale “ON” stand!

 

8

9

 

a

1

 

 

b

 

 

1.

Chokeknop (choke) “1”

 

Chokeknop (choke) “1

DAU02976

Het starten van een koude motor vereist een rijker mengsel (meer benzine/minder lucht). Een gescheiden choke-startcircuit zorgt voor de toevoer van dit verrijkte mengsel.

Draai in de a richting om de chokeknop (choke) in te schakelen.

Draai in de b richting om de chokeknop (choke) uit te schakelen.

 

1

1.

Outsluiten

 

DAU01619

Zadel

Om het zadel te verwijderen

Steekt u de sleutel in het slot en draait u deze rechtsom.

3-13

Yamaha TDR125 (2000) User Manual

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1

2

1.Uitsteeksel

2.Houder

Om het zadel weer aan te brengen

Eerst plaatst u de uitsteeksels aan de voorkant van het zadel in de uitsparingen van het frame. Vervolgens duwt u het zadel omlaag.

OPMERKING:

Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het zadel goed vast zit.

1

1. Openen

DAU00260

Helmhouder

Om de helmhouder te openen, steekt u de sleutel in het slot en draait u deze in de aangegeven richting. Om de helmhouder te sluiten, drukt u deze weer terug naar de normale stand.

DW000030

X@

Ga nooit rijden terwijl er zich een helm in de helmhouder bevindt. De helm zou ergens tegenaan kunnen stoten, waardoor u uw evenwicht zou kunnen verliezen met als gevolg een ongeluk.

 

 

 

 

1

 

 

b

 

1

 

 

 

 

 

 

 

a

2

 

 

 

 

 

 

 

 

3

1.

Afstelring

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

DAU00295

Afstelling van de

achterschokbreker

5

 

Deze schokbreker is uitgerust met een

 

afstelring voor de voorbelasting. Stel de

6

voorbelasting als volgt in.

 

Draai de afstelring in de a richting om de

7

voorbelasting te verhogen en draai de

 

afstelring in de b richting om de voorbe-

8

lasting te verlagen.

 

Zorg dat de juiste inkeping in de instelring

 

recht tegenover de positiemarkering op

9

de achterschokbreker staat.

 

3-14

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

 

1

 

2

 

3

 

4

 

5

1

6

7

8

 

9

2

 

3

1

 

1. Aanslag uitlijnen met voorspanning-positie

4

Stan-

Hard Soepel

daard

5

Stand

9

8

7

6

5

4

3

2 1

afsteller

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

7

8

9

DAU00315

X@

Deze schokbreker bevat stikstofgas onder bijzonder hoge druk. Lees de onderstaande informatie aandachtig door alvorens over te gaan tot onderhoudswerkzaamheden aan de schokbreker. Yamaha is niet verantwoordelijk voor beschadigingen of verwondingen ontstaan door verkeerd behandelen van de schokbreker.

8Probeer de cilinder niet te openen.

8Zorg dat de schokbreker niet in de buurt komt van open vuur of blootgesteld wordt aan hoge temperaturen. Dit zou kunnen leiden tot een ontploffing door uitzetting van het stikstofgas.

8Zorg dat de cilinder niet vervormd of anderzins beschadigd wordt. Dit zal een slechte werking van de schokbreker tot gevolg hebben.

8Als er iets mis is met de schokbreker of er moet onderhoudswerk aan verricht worden, breng uw motorfiets dan naar een Yamaha dealer.

2

1

1.Y.E.I.S.

2.Y.P.V.S.

DAU00325

Opmerking over het Yamaha energie-induktiesysteem (Y.E.I.S.)

De luchtkamer en -slang dienen altijd uiterst voorzichtig behandeld te worden. Een verkeerde installatie of een beschadigd onderdeel zullen leiden tot slecht funktioneren van de motorfiets. Vervang gescheurde of beschadigde onderdelen onmiddellijk. Breng nooit enige wijziging in dit systeem aan.

DC000022

<>

Probeer nooit veranderingen aan te brengen in het Yamaha energie-induk- tiesysteem.

3-15

Loading...
+ 74 hidden pages