HANDLEIDING
TDM900
TDM900A
5PS-28199-D4
DECLARATION of CONFORMITY
We
Company: MORIC CO., LTD.
Address: 1450-6 Mori Mori-Machi Shuchi-gun Shizuoka 437-0292 Japan
Hereby declare that the product:
Kind of equipment: IMMOBILIZER
Type-designation: 5SL-00
is in compliance with following norm(s) or documents:
R&TTE Directive(1999/5/EC)
EN300 330-2 v1.1.1(2001-6), EN60950(2000)
Two or Three-Wheel Motor Vehicles Directive(97/24/EC: Chapter 8, EMC)
Place of issue: Shizuoka, Japan |
|
|
Date of issue: 1 Aug. 2002 |
|
|
Revolution record |
|
|
No. |
Contents |
Date |
1 |
To change contact person and integrate type-designation. |
9 Jun. 2005 |
General manager of quality assurance div.
representative name and signature
MORIC CO., LTD.
1450-6 Mori-machi Shuchi-gun Shizuoka 437-0292 JAPAN Telephone +81-538-85-0757 Facsimile +81-538-85-0456
URL:http://www.moric-jp.com
DAU26942
VERKLARING VAN CONFORMITEIT
Wij,
Bedrijf: MORIC CO., LTD.
Adres: 1450-6 Mori Mori-Machi Shuchi-gun Shizuoka 437-0292 Japan
Verklaren hierbij dat het product:
Type apparaat: STARTBLOKKERING
Typeaanduiding: 5SL-00
in overeenstemming is met de volgende norm(en) of documenten:
R&TTE richtlijn(1999/5/EC)
EN300 330-2 v1.1.1(2001-6), EN60950(2000)
Richtlijn betreffende motorvoertuigen op twee of drie wielen(97/24/EC: Hoofdstuk 8, EMC)
Plaats van afgifte: Shizuoka, Japan |
|
|
Datum van afgifte: 1 augustus 2002 |
|
|
Overzicht van wijzigingen |
|
|
Nr. |
Inhoud |
Datum |
1 |
Om contactpersoon te wijzigen en typeaanduiding te integreren. |
9 juni 2005 |
Algemeen directeur afdeling kwaliteitsbeheer
Naam en handtekening vertegenwoordiger
MORIC CO., LTD.
1450-6 Mori-machi Shuchi-gun Shizuoka 437-0292 JAPAN Telefoon +81-538-85-0757 Fax +81-538-85-0456
URL:http://www.moric-jp.com
INLEIDING
DAU10100
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de TDM900/TDM900A profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw TDM900/TDM900A. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU10151
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
|
|
|
|
|
|
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID! |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden |
|
|
WAARSCHUWING |
|
tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder, omstanders of degene die de motorfiets |
||
|
|
|
|
|
|
inspecteert of repareert. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
LET OP: |
|
|
|
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden |
|
|
|
|
genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen. |
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of |
|
OPMERKING: |
|
|
|||
|
|
verhelderen. |
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
OPMERKING:
●Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd bij de motorfiets blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
●Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
DWA10030
WAARSCHUWING
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU10200
TDM900/TDM900A
HANDLEIDING
©2005 door Yamaha Motor Co., Ltd. 1e uitgave, Juli 2005
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik zonder schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden. Printed in Japan.
INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE ............... |
1-1 |
Afstellen van de |
|
Afstellen van het stationair |
|
|
|
schokdemperunit ....................... |
3-17 |
toerental .................................... |
6-15 |
BESCHRIJVING ................................. |
2-1 |
Bagageriembevestiging ................. |
3-18 |
Controleren van de vrije slag |
|
Aanzicht linkerzijde........................... |
2-1 |
Zijstandaard .................................. |
3-19 |
gaskabel .................................... |
6-15 |
Aanzicht rechterzijde ........................ |
2-3 |
Startspersysteem .......................... |
3-19 |
Klepspeling ................................... |
6-16 |
Bedieningen en instrumenten........... |
2-5 |
|
|
Banden ......................................... |
6-16 |
|
|
CONTROLES VOOR HET |
|
Gietwielen ..................................... |
6-19 |
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN |
STARTEN............................................ |
4-1 |
Vrije slag van koppelingshendel |
|
|
BEDIENINGEN .................................... |
3-1 |
Controlelijst voor gebruik ................. |
4-2 |
afstellen ..................................... |
6-19 |
Startblokkeersysteem ...................... |
3-1 |
|
|
Remlichtschakelaar afstellen ........ |
6-20 |
Contactslot/stuurslot ........................ |
3-2 |
GEBRUIK EN BELANGRIJKE |
|
Controleren van vooren |
|
Controleen |
|
RIJ-INFORMATIE ............................... |
5-1 |
achterremblokken ...................... |
6-20 |
waarschuwingslampjes ................ |
3-3 |
Starten van de motor ....................... |
5-1 |
Controleren van |
|
Toerentellerunit ................................ |
3-6 |
Schakelen ....................................... |
5-2 |
remvloeistofniveau ..................... |
6-21 |
Temperatuurmeter koelvloeistof ...... |
3-6 |
Tips voor een |
|
Verversen van remvloeistof .......... |
6-22 |
Multifunctioneel display ................... |
3-7 |
zuinig brandstofverbruik ............... |
5-3 |
Spanning aandrijfketting ............... |
6-22 |
Antidiefstal-alarmsysteem (optie) .... |
3-8 |
Inrijperiode ...................................... |
5-3 |
Reinigen en smeren van de |
|
Stuurschakelaars ............................. |
3-9 |
Parkeren .......................................... |
5-4 |
aandrijfketting ............................ |
6-24 |
Koppelingshendel .......................... |
3-10 |
|
|
Controleren en smeren van |
|
Schakelpedaal ............................... |
3-10 |
PERIODIEK ONDERHOUD EN |
|
kabels ........................................ |
6-24 |
Remhendel .................................... |
3-11 |
KLEINERE REPARATIES .................. |
6-1 |
Controleren en smeren van |
|
Rempedaal .................................... |
3-11 |
Boordgereedschapsset ................... |
6-1 |
gasgreep en gaskabel ............... |
6-25 |
ABS (voor modellen met ABS) ...... |
3-11 |
Periodiek smeeren |
|
Controleren en smeren van remen |
|
Tankdop ......................................... |
3-12 |
onderhoudsschema ..................... |
6-2 |
schakelpedalen ......................... |
6-25 |
Brandstof ....................................... |
3-13 |
Stroomlijnen framepanelen |
|
Controleren en smeren van remen |
|
Tankbeluchtingsslang .................... |
3-13 |
verwijderen en aanbrengen ......... |
6-6 |
koppelingshendels ..................... |
6-25 |
Uitlaatkatalysator ........................... |
3-14 |
Controleren van de bougies ............ |
6-7 |
Controleren en smeren van |
|
Zadel .............................................. |
3-14 |
Motorolie en oliefilterelement .......... |
6-8 |
zijstandaard ............................... |
6-26 |
Opbergcompartiment ..................... |
3-15 |
Koelvloeistof .................................. |
6-11 |
Smeren van de |
|
Afstellen van de voorvork .............. |
3-15 |
Het luchtfilterelement |
|
achterwielophanging ................. |
6-26 |
|
|
vervangen .................................. |
6-13 |
Voorvork controleren ..................... |
6-26 |
INHOUDSOPGAVE
Controle van stuursysteem ............ |
6-27 |
Controleren van wiellagers ............ |
6-27 |
Accu .............................................. |
6-28 |
Zekeringen vervangen ................... |
6-29 |
Koplampgloeilamp vervangen ....... |
6-30 |
Gloeilamp in remlicht/achterlicht |
|
vervangen .................................. |
6-31 |
Gloeilamp in richtingaanwijzer |
|
vervangen .................................. |
6-32 |
Parkeerlichtgloeilamp vervangen .. |
6-32 |
Ondersteunen van de motorfiets ... |
6-33 |
Problemen oplossen ...................... |
6-33 |
Storingzoekschema’s .................... |
6-34 |
VERZORGING EN STALLING VAN DE |
|
MOTORFIETS ..................................... |
7-1 |
Verzorging ....................................... |
7-1 |
Stalling ............................................. |
7-3 |
SPECIFICATIES ................................. |
8-1 |
GEBRUIKERSINFORMATIE............... |
9-1 |
Identificatienummers ....................... |
9-1 |
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAU10281
MOTORFIETSEN ZIJN TWEEWIELIGE VOERTUIGEN. HUN VEILIG GEBRUIK EN
1WERKING ZIJN AFHANKELIJK VAN JUISTE RIJTECHNIEKEN EN VAN DE DESKUNDIGHEID VAN DE BESTUURDER. ELKE BESTUURDER MOET BEKEND ZIJN MET DE VOLGENDE VEREISTEN ALVORENS MET DEZE MOTOR TE GAAN RIJDEN.
HIJ OF ZIJ MOET:
●DOOR EEN COMPETENTE INFORMATIEBRON GRONDIG ZIJN INGELICHT OVER ALLE ASPECTEN VAN HET MOTORRIJDEN.
●ZICH HOUDEN AAN DE WAARSCHUWINGEN EN ONDERHOUDSEISEN VERMELD IN DE GEBRUIKERSHANDLEIDING.
●GRONDIG GETRAIND ZIJN IN VEILIGE EN CORRECTE RIJTECHNIEKEN.
●GEBRUIKMAKEN VAN PROFESSIONELE TECHNISCHE SERVICE, ZOALS AANGEGEVEN IN DE GEBRUIKERSHANDLEIDING EN/OF WANNEER DE MECHANISCHE CONDITIES DIT VEREISEN.
Veilig rijden
●Controleer de machine altijd voor u gaat rijden. Een zorgvuldige controle kan een ongeval helpen voorkomen.
●Deze motorfiets is gebouwd voor het vervoer van de bestuurder plus een passagier.
●Het niet opmerken en herkennen van motorfietsen door andere weggebruikers vormt de belangrijkste oorzaak van auto-/motorongevallen. Vaak worden ongevallen veroorzaakt doordat een autobestuurder de motor niet heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat blijkt het meest effectief om het risico op een dergelijk type ongeval te verminderen.
Dus:
●Draag een jack in felle kleuren.
●Wees extra voorzichtig bij het naderen en passeren van kruisingen, daar doen ongelukken met motorfietsen zich namelijk het meest voor.
●Ga daar rijden waar andere weggebruikers u kunnen zien. Ga niet rijden in de dode zichthoek van een andere weggebruiker.
●Bij veel ongevallen zijn onervaren bestuurders betrokken. Veelal zijn bestuurders die bij een ongeval
betrokken waren zelfs niet in het bezit van een geldig motorrijbewijs.
●Zorg dat u bekwaam bent om te rijden en leen uw motorfiets alleen uit aan ervaren motorrijders.
●Weet wat u wel en niet aankunt. Door rekening te houden met uw beperkingen helpt u ongelukken voorkomen.
●We raden aan om het motorrijden te oefenen op plekken waar geen verkeer is, totdat u grondig bekend bent met de motor en zijn bediening.
●Ongelukken worden vaak veroorzaakt door een fout van de motorbestuurder. Veel bestuurders houden bij het ingaan van een bocht een TE HOGE RIJSNELHEID aan of rijden te lang rechtop (onvoldoende schuinliggen bij de bewuste rijsnelheid), zodat de bocht dan te wijd wordt genomen.
●Neem altijd de maximum snelheid in acht en rijd nooit sneller dan de wegcondities en het verkeer toestaan.
●Geef altijd richting aan voordat u afslaat of van rijstrook wisselt. Zorg dat andere weggebruikers u kunnen zien.
●De zithouding van de bestuurder en de
1-1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
passagier is belangrijk voor een goede besturing.
●De bestuurder moet tijdens het rijden beide handen aan het stuur houden en beide voeten op de bestuurdersvoetsteunen, om zo de macht over het stuur te behouden.
●De passagier hoort steeds de bestuurder, de zadelband of de handgreep, indien aanwezig, met beide handen vast te houden en beide voeten op de passagiersvoetsteunen te houden.
●Neem nooit een passagier mee die niet in staat is om beide voeten stevig op de passagiersvoetsteunen te zetten.
●Rijd nooit onder invloed van alcohol of andere drugs.
●Deze motorfiets is uitsluitend ontworpen voor gebruik op verharde wegen. De machine is niet bedoeld voor off-road gebruik.
Beschermende kleding
Motorongelukken met dodelijke afloop betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen van een helm is de belangrijkste factor bij het voorkomen of reduceren van hoofdletsel.
●Draag altijd een goedgekeurde helm.
●Draag ook een gezichtskap of een vei-
ligheidsbril. Zonder oogbescherming kan uw zicht door de rijwind verslechteren, waardoor u gevaren mogelijk te laat opmerkt.
●Door een jack, stevige schoenen, een lange broek, handschoenen e.d. te dragen verkleint u de kans op schaafwonden of ontvellingen.
●Draag nooit loszittende kleding, deze kan blijven haken aan bedieningshandgrepen of door de wielen worden gegrepen en zo een ongeval of letsel veroorzaken.
●Raak nooit de motor of het uitlaatsysteem aan terwijl de motor draait. Deze onderdelen worden zeer heet en kunnen zo brandwonden veroorzaken. Draag altijd beschermende kleding die uw benen, enkels en voeten bedekt.
●De hierboven vermelde voorzorgsmaatregelen gelden ook voor passagiers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische wijzigingen die niet door Yamaha zijn goedgekeurd, of door originele onderdelen te verwijderen, kan deze motor onveilig worden in het gebruik en ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. Door dergelijke wijzigingen kan het gebruik van uw motor
ook onwettig worden.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het ver-
voer van bagage kan een negatief effect 1 hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag
als hierdoor de gewichtsverdeling van de motor verandert. Wees uiterst voorzichtig bij het monteren van accessoires of het beladen van uw motor, om zo mogelijke ongevallen te vermijden. Pas extra op wanneer u op een motor rijdt die beladen is of waaraan accessoires zijn gemonteerd. Hier volgen enkele algemene richtlijnen bij het beladen van de motor of het monteren van accessoires:
Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder, passagier, accessoires en bagage mag de maximale gewichtslimiet niet overschrijden.
Maximale belasting:
TDM900 203 kg (448 lb)
TDM900A 200 kg (441 lb)
Let op het volgende wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:
●Het zwaartepunt van bagage en accessoires moet zo laag mogelijk liggen en zo dicht mogelijk bij de motor. Zorg dat het gewicht zo gelijkmatig mogelijk
1-2
VEILIGHEIDSINFORMATIE
over beide zijden van de motor wordt verdeeld, om zo onbalans of instabiliteit te beperken.
●Als gewicht gaat schuiven kan zich
1een plotselinge onbalans voordoen. Controleer voordat u gaat rijden of accessoires en bagage stevig aan de motor zijn bevestigd. Controleer de bevestigingspunten voor accessoires en bagage regelmatig.
●Bevestig nooit omvangrijke of zware goederen aan het stuur, de voorvork of het voorwielspatbord. Dergelijke voorwerpen, inclusief bagage als slaapzakken, plunjezakken of tenten, kunnen een instabiel weggedrag of een te trage reactie op het stuur veroorzaken.
Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden speciaal ontworpen voor montage aan deze motor. Yamaha is niet in staat om alle overige leverbare accessoires te testen. U bent dus zelf verantwoordelijk voor de juiste keuze, installatie en gebruik van niet-Yamaha accessoires. Wees zorgvuldig bij de keuze en installatie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires de onderstaande richtlijnen en die vermeld onder het kopje “Beladen”.
●Monteer nooit accessoires en vervoer nooit bagage als deze een nadelige invloed hebben op de prestaties van uw motor. Inspecteer het accessoire zorgvuldig alvorens het te gebruiken, om zeker te zijn dat het de grondspeling of de hellinghoek op geen enkele manier vermindert, de veerweg, de stuuruitslag of de bediening beperkt of lampen of reflectors afdekt.
●Accessoires die aan of nabij het stuur of de voorvork zijn gemonteerd zullen mogelijk instabiliteit veroorzaken door een foutieve gewichtsverdeling of door aërodynamische effecten. Accessoires aan het stuur of nabij de voorvork moeten zo licht mogelijk zijn en tot een minimum worden beperkt.
●Omvangrijke accessoires kunnen door hun aërodynamisch effect van invloed zijn op de rijstabiliteit van de motor. De motor kan door rijwind worden opgetild of bij zijwind instabiel worden. Zulke accessoires kunnen ook instabiliteit veroorzaken terwijl u grote voertuigen inhaalt of door deze wordt ingehaald.
●Sommige accessoires noodzaken de bestuurder om een andere dan de normale zitpositie in te nemen.
Zo’n verkeerde zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder en kan een comfortabele bediening hinderen, zodat we dergelijke accessoires sterk afraden.
●Wees voorzichtig bij het aanbrengen van elektrische accessoires. Als elektrische accessoires de capaciteit van het elektrisch systeem van de motorfiets te boven gaan, kan zich een gevaarlijke elektrische storing voordoen waardoor de verlichting of de motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
●BENZINE IS ZEER GEMAKKELIJK ONTVLAMBAAR:
●Zet de motor altijd af als u benzine tankt.
●Pas op en mors tijdens het tanken geen benzine op de motor of op het uitlaatsysteem.
●Tank niet terwijl u rookt of in de nabijheid bent van open vuur.
●Start de motor nooit in een afgesloten ruimte en laat hem dan niet draaien. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen al heel snel bewusteloosheid of dodelijk letsel veroorzaken. Start de motor alleen in de open lucht of in een ruimte die voldoende ventilatie heeft.
1-3
VEILIGHEIDSINFORMATIE
●Zet de motor altijd uit voordat u de motorfiets onbeheerd achterlaat en neem de sleutel uit het contactslot. Let op het
volgende als u de motor gaat parke- |
|
ren: |
1 |
|
●De motor en het uitlaatsysteem kunnen heet zijn, parkeer de motorfiets daarom op een plek waar voetgangers en kinderen hier geen last van hebben.
●Parkeer de motor niet op een helling of op een zachte ondergrond, om omvallen te voorkomen.
●Parkeer de motor niet nabij een brandend toestel (bijv. een petroleumkachel) of bij open vuur, hij zou zo vlam kunnen vatten.
●Als u de motor in een ander voertuig vervoert, zorg dan dat deze rechtop staat. Als de motor schuin staat, kan er benzine uit de brandstoftank stromen.
●Roep onmiddellijk medische hulp in als u benzine heeft ingeslikt, veel benzinedamp heeft ingeademd of benzine in uw ogen is terechtgekomen. Morst u benzine op uw huid of kleding, spoel de bewuste plek dan direct met zeepwater en trek andere kleding aan.
1-4
BESCHRIJVING
DAU32220
Aanzicht linkerzijde
TDM900
1 2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
2
14 |
13 121110 |
9 |
9 |
1.Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-15)
2.Stelschroef voor veerdemping voorvork (pagina 3-15)
3.Luchtfilterelement (pagina 6-13)
4.Stelknop voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
5.Accu (pagina 6-28)
6.Zekeringen (pagina 6-29)
7.Opbergcompartiment (pagina 3-15)
8.Handgreep
9.Bagageriembevestiging (pagina 3-18)
10.Zadelslot (pagina 3-14)
11.Stelknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
12.Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-17)
13.Schakelpedaal (pagina 3-10)
14.Olieaftapplug A (pagina 6-8)
2-1
BESCHRIJVING
TDM900A
1 2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
2
12 |
11 10 9 |
8 |
7 |
7 |
1.Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-15)
2.Stelschroef voor veerdemping voorvork (pagina 3-15)
3.Luchtfilterelement (pagina 6-13)
4.Koelvloeistofreservoir (pagina 6-11)
5.Accu (pagina 6-28)
6.Zekeringen (pagina 6-29)
7.Bagageriembevestiging (pagina 3-18)
8.Zadelslot (pagina 3-14)
9.Stelknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
10.Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-17)
11.Schakelpedaal (pagina 3-10)
12.Olieaftapplug A (pagina 6-8)
2-2
BESCHRIJVING
DAU32230
Aanzicht rechterzijde
TDM900
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
2
10 |
9 |
8 |
7 |
6 |
1. Boordgereedschapsset (pagina 6-1) |
|
8. Olieaftapplug B (pagina 6-8) |
||
2. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-11) |
|
9. Rempedaal (pagina 3-11) |
||
3. Stationair stelschroef (pagina 6-15) |
|
10. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-21) |
||
4. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-21) |
|
|
|
|
5. Radiatorvuldop (pagina 6-11) |
|
|
|
|
6. Olievuldop (pagina 6-8) |
|
|
|
|
7. Oliefilterelement (pagina 6-8) |
|
|
|
|
2-3
BESCHRIJVING
TDM900A
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
2
12 |
11 10 |
9 |
8 |
1. Handgreep |
10. Olieaftapplug B (pagina 6-8) |
||
2. Boordgereedschapsset (pagina 6-1) |
11. Rempedaal (pagina 3-11) |
||
3. Opbergcompartiment (pagina 3-15) |
12. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-21) |
4. Stelknop voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
5. Stationair stelschroef (pagina 6-15)
6. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-21)
7. Radiatorvuldop (pagina 6-11)
8. Olievuldop (pagina 6-8)
9. Oliefilterelement (pagina 6-8)
2-4
BESCHRIJVING
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1 |
2 |
3 4 5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
2
1. Koppelingshendel (pagina 3-10) |
9. Gasgreep (pagina 6-15) |
2.Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-9)
3.Multifunctioneel display (pagina 3-7)
4.Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
5.Toerentellerunit (pagina 3-6)
6.Temperatuurmeter koelvloeistof (pagina 3-6)
7.Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-9)
8.Remhendel (pagina 3-11)
2-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10972
Startblokkeersysteem
1.Codeersleutel (rood bovendeel)
2.Standaardsleutels (zwart bovendeel)
Dit voertuig is voorzien van een startblokkeersysteem waarmee diefstal kan worden bemoeilijkt door de codering van de standaardsleutels te wijzigen. Het systeem bestaat uit de volgende onderdelen:
●een codeersleutel (met een rood bovendeel)
●twee standaardsleutels (met een zwart bovendeel) die opnieuw kunnen worden gecodeerd
●een transponder (die is geïntegreerd in de codeersleutel)
●een startblokkeereenheid
●een ECU
●een controlelampje van het startblokkeersysteem (Zie pagina 3-3.)
De sleutel met het rode bovendeel wordt gebruikt om de twee standaardsleutels te coderen. Het wijzigen van de codes is een ingewikkelde procedure. Breng het voertuig daarom met alle drie sleutels naar een Yamaha dealer om deze opnieuw te laten coderen. Gebruik de sleutel met het rode bovendeel niet om met het voertuig te rijden. Deze sleutel dient uitsluitend te worden gebruikt voor het opnieuw coderen van de standaardsleutels. Gebruik altijd een standaardsleutel om met het voertuig te rijden.
DCA11820
LET OP:
●BEWAAR DE CODEERSLEUTEL ZORGVULDIG! NEEM ONMIDDELLIJK CONTACT OP MET UW DEALER ALS DE SLEUTEL VERLOREN RAAKT! Als de codeersleutel verloren raakt, is het niet meer mogelijk om de standaardsleutels opnieuw te coderen. De standaardsleutels kunnen nog steeds worden gebruikt om het voertuig te starten, maar wanneer de codeersleutel vereist is (bijvoorbeeld als er een nieuwe standaardsleutel wordt gemaakt of alle sleutels verloren zijn geraakt) moet het volledige startblokkeersysteem
worden vervangen. Het is daarom aan te bevelen een van de twee standaardsleutels te gebruiken en de codeersleutel te bewaren op een veilige plaats.
● Dompel de sleutels niet onder in water.
● Stel de sleutels niet bloot aan extreem hoge temperaturen.
● Houd de sleutels uit de buurt van
3
magneten (inclusief, maar niet uitsluitend, producten zoals luidsprekers etc.).
●Plaats geen zware voorwerpen op de sleutels.
●Probeer niet de sleutels te slijpen of de vorm ervan te veranderen.
●Probeer niet het kunststof bovendeel van de sleutels open te maken.
●Bevestig niet meer dan één sleutel van hetzelfde startblokkersysteem aan een sleutelring.
●Houd de standaardsleutels en sleutels van andere startblokkeersystemen uit de buurt van de codeersleutel van dit voertuig.
●Houd sleutels van andere startblokkeersystemen uit de buurt van het contactslot, deze kunnen signaalstoring veroorzaken.
3-1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10471
Contactslot/stuurslot
OFF ON
3 |
LOCK |
|
P |
|
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld.
OPMERKING:
Gebruik de standaardsleutel (zwart bovendeel) voor het normale gebruik van het voertuig. Bewaar de codeersleutel (rood bovendeel) op een veilige plaats om verlies te voorkomen en gebruik de sleutel uitsluitend voor het opnieuw coderen van de standaardsleutels.
DAU10570
AAN
Alle elektrische circuits worden voorzien van stroom; de instrumentenverlichting, het achterlicht en het parkeerlicht gaan bran-
den en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
OPMERKING:
De koplamp gaat automatisch branden als de motor wordt gestart en blijft aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU10690
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1.Drukken.
2.Draaien.
1.Draai het stuur helemaal naar links of rechts.
2.Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai hem dan naar de “LOCK”-stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3.Neem de sleutel uit.
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Om het stuur te ontgrendelen
1.Drukken.
2.Draaien.
Druk de sleutel in en draai hem dan naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
DWA10060
WAARSCHUWING
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF” of naar “LOCK” terwijl de machine rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de machine stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
DAU33000
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht en het parkeerlicht branden. De alarmverlichting en richtingaanwijzers kunnen worden ingeschakeld, maar alle andere elektrische systemen zijn uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar “” te kunnen draaien.
DCA11020
LET OP:
Gebruik de parkeerstand niet gedurende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.
DAU38561
Controleen waarschuwingslampjes
Voor TDM900
3
1 2 3 4 5 6 7 8
1.Waarschuwingsindicator brandstofniveau
“”
2.Controlelampje linker richtingaanwijzers
“”
3.Controlelampje grootlicht “ ”
4.Vrijstandcontrolelampje “ ”
5.Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6.Controlelampje rechter richtingaanwijzers “”
7.Waarschuwingslampje olieniveau
8.Controlelampje startblokkering
3-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Voor TDM900A
312 3 4 5 6 7 8
1.Waarschuwingsindicator brandstofniveau
“ ”
laar voor richtingaanwijzers naar de linkerof rechterstand is gedrukt.
●Voor TDM900A: Dit controlelampje knippert terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linkerof rechterstand is gedrukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnellingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
2. Controlelampje richtingaanwijzers |
|
|
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp |
|||
“ |
” |
|
|
|
is ingeschakeld voor grootlicht. |
|
3. Controlelampje grootlicht “ |
” |
|
|
|
DAU38600 |
|
4. Vrijstandcontrolelampje “ |
” |
|
|
|
||
|
|
Waarschuwingslampje olieniveau |
||||
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ |
|
” |
Dit waarschuwingslampje gaat branden als |
|||
|
||||||
6. ABS-waarschuwingslampje “ ABS ” (voor |
|
|
het motorolieniveau laag is. |
|||
modellen met ABS) |
|
|
|
Het elektrisch circuit voor het waarschu- |
||
7. Waarschuwingslampje olieniveau |
|
|
wingslampje controleert u door de sleutel |
|||
8. Controlelampje startblokkering |
|
|
naar “ON” te draaien. |
|||
|
|
|
|
|
Als het waarschuwingslampje niet een paar |
|
|
|
DAU38572 |
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag |
|||
Controlelampjes richtingaanwijzers |
|
|
dan een Yamaha dealer om het elektrisch |
|||
“ |
” en “ ” (voor TDM900)/ |
|
|
circuit te testen. |
||
Controlelampje richtingaanwijzers |
|
|
OPMERKING: |
|
||
“ |
” (voor TDM900A) |
|
|
|
||
|
|
|
Bij een voldoende hoog olieniveau kan het |
|||
|
|
|
|
|
● Voor TDM900: Het bijbehorende con-
trolelampje knippert terwijl de schake-
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling afremmen of optrekken, er is dan echter geen sprake van een storing.
DAU11371
Waarschuwingsindicator brandstofniveau “”
De waarschuwingsindicator brandstofniveau gaat knipperen als het brandstofniveau daalt tot ca. 3.5 L (0.92 US gal) (0.77 Imp.gal).
DAU11500
Waarschuwingslampje motorstoring
“ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of knippert wanneer een elektrisch circuit dat de motorwerking controleert defect is. Vraag in dat geval een Yamaha-dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien. Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang oplicht en dan dooft, vraag dan een Yamaha-dealer om het elektrisch circuit te testen.
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
|
|
|
|
|
DAU11543 |
je controleert u door de sleutel naar “ON” te |
|||
ABS-waarschuwingslampje “ ABS ” (voor |
|||||||||
draaien. |
|
||||||||
modellen met ABS) |
|
|
|
|
|
||||
|
|
|
|
Als het controlelampje niet een paar secon- |
|||||
Als het waarschuwingslampje tijdens het rij- |
|||||||||
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan |
|||||||||
den |
gaat branden of |
knipperen, |
is het |
||||||
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit |
|||||||||
ABS-systeem mogelijk defect. Vraag in dat |
|||||||||
te testen. |
|
||||||||
geval zo snel mogelijk een Yamaha dealer |
|
||||||||
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, |
|||||||||
het |
systeem te |
controleren. |
(Zie |
||||||
begint het controlelampje na 30 seconden |
|||||||||
pagina 3-11.) |
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
te knipperen om aan te geven dat het start- |
|||||
|
|
|
|
|
DWA10081 |
||||
|
|
|
|
|
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con- |
||||
|
WAARSCHUWING |
|
|
|
|||||
|
|
|
|
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen, |
|||||
Als het ABS-waarschuwingslampje tij- |
|||||||||
maar het startblokkeersysteem blijft inge- |
|||||||||
dens het rijden gaat branden of knippe- |
schakeld. |
|
|||||||
ren, wordt alleen het conventionele |
OPMERKING: |
|
|
||||||
remsysteem gebruikt. Wees dan voor- |
|
|
|||||||
zichtig en zorg dat de wielen tijdens plot- |
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia- |
||||||||
gnosesysteem voor |
het startblokkeersys- |
||||||||
seling remmen niet blokkeren. Als het |
|||||||||
teem. Als het startblokkeersysteem defect |
|||||||||
waarschuwingslampje tijdens het rijden |
|||||||||
is, dan gaat het controlelampje in een be- |
|||||||||
gaat branden of knipperen. vraag dan zo |
|||||||||
paald patroon knipperen en zal er op het ki- |
|||||||||
snel mogelijk een Yamaha dealer het |
|||||||||
lometerteller-/rittellerdisplay een code van 2 |
|||||||||
remsysteem te controleren. |
|
||||||||
|
cijfers worden weergegeven wanneer de |
||||||||
|
|
|
|
|
|
||||
Het elektrisch circuit voor het waarschu- |
|||||||||
sleutel naar “ON” wordt gedraaid. Vraag in |
|||||||||
wingslampje controleert u door de sleutel |
dat geval een Yamaha dealer het zelfdia- |
||||||||
naar “ON” te draaien. |
|
|
|
|
gnosesysteem te controleren. Als het con- |
||||
Als het waarschuwingslampje niet oplicht of |
trolelampje echter |
vijfmaal langzaam |
|||||||
blijft branden, vraag dan een Yamaha |
knippert en dan herhaaldelijk tweemaal |
||||||||
dealer het elektrisch circuit te controleren. |
snel, dan zal foutcode 52 op het display ver- |
||||||||
|
|
|
|
|
|
schijnen. Deze fout |
kan worden veroor- |
||
|
|
|
|
|
DAU38610 |
zaakt door een signaalstoring. Als deze fout |
|||
|
|
|
|
|
|
Controlelampje startblokkering |
zich voordoet, probeer dan het volgende. |
|
1.Start de motor met behulp van de codeersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit de buurt van het contactslot en bewaar niet meer dan één startblokkeersleutel aan dezelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar- |
|
door de motor mogelijk niet kan worden ge- |
|
start. |
3 |
2.Als de motor start, zet deze dan weer uit en probeer hem opnieuw te starten met de standaardsleutels.
3.Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels, breng dan het voertuig, de codeersleutel en beide standaardsleutels naar een Yamaha dealer en laat de standaardsleutels opnieuw coderen.
3-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU11911
Toerentellerunit
1
2
3 |
3 |
|
1.Toerenteller
2.Rode zone toerenteller
3.Klok
Met de elektrische toerenteller kan de bestuurder het motortoerental controleren en dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, slaat de naald van de toerenteller eenmaal helemaal uit tot het hoogste aantal toeren per minuut en keert daarna weer terug naar nul tpm om het elektrische circuit te testen.
DCA10031
LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl de toerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 8000 tpm en hoger
Deze toerenteller is tevens voorzien van
een klok.
De klok op tijd zetten:
1.Druk tegelijkertijd de “SELECT”- en “RESET”-toets gedurende minstens twee seconden in.
2.Als de uuraanduiding begint te knipperen, drukt u op de toets “RESET” om de uren in te stellen.
3.Druk op de “SELECT”-toets om de minuten in te stellen.
4.Als de minutenaanduiding begint te knipperen, drukt u op de “RES- ET”-toets om de minuten in te stellen.
5.Druk op de “SELECT”-toets om de klok aan te zetten.
OPMERKING:
●Nadat de klok op tijd is gezet, moet de “SELECT”-toets worden ingedrukt alvorens de sleutel naar “OFF” te draaien, anders geeft de klok niet de juiste tijd aan.
●Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid blijft de klokweergave nog 48 uur aan en gaat dan uit, om zo te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
DAU12181
Temperatuurmeter koelvloeistof
2
1
1.Temperatuurmeter koelvloeistof
2.Rode zone temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON” geeft de temperatuurmeter voor koelvloeistof de temperatuur van de koelvloeistof aan. Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, slaat de naald van de temperatuurmeter voor koelvloeistof eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste temperatuur en keert daarna weer terug naar “C” om het elektrische circuit te testen. De koelvloeistoftemperatuur is afhankelijk van de weersomstandigheden en de motorbelasting. Als de naald bij of in de rode zone staat, zet de machine dan stil en laat de motor afkoelen. (Zie pagina 6-34.)
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DCA10020
LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl deze oververhit is.
DAU36610
Multifunctioneel display
DWA12311
WAARSCHUWING
Zorg dat de machine stilstaat, voordat u wijzigingen in de instellingen van het multifunctionele display gaat aanbrengen.
1
2
3
4
5
1.Snelheidsmeter
2.Kilometerteller/ritteller
3.“SELECT”-toets
4.“RESET”-toets
5.Brandstofniveaumeter
Het multifunctionele display toont de volgende voorzieningen:
●een digitale snelheidsmeter (die de actuele rijsnelheid aangeeft)
●een kilometerteller (die de totale afgelegde afstand toont)
●twee rittellers (die de afgelegde afstand aangeven sinds de tellers het laatst werden teruggesteld op nul)
●een ritteller voor brandstofreserve (die de afstand aangeeft die wordt afgelegd op de brandstofreserve)
●een brandstofniveaumeter
●een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING:
● Vergeet niet de sleutel naar “ON” te 3 draaien voordat u de toetsen “SELECT” en “RESET” gebruikt.
●Alleen voor Groot-Brittannië: Om te wisselen tussen de kilometeren mijlenweergave van de snelheidsmeter en de kilometerteller/ritteller drukt u de toets “SELECT” minstens 1 seconde in.
Kilometertelleren rittellermodus
Door indrukken van de toets “SELECT” wisselt de weergave tussen de kilometertellermodus “ODO” en de rittellermodi “TRIP 1” en “TRIP 2”, in de onderstaande volgorde: ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO
Als de waarschuwingsindicator brandstofniveau knippert (zie pagina 3-3), wisselt de kilometertellerweergave automatisch naar de brandstofreserve-rittellermodus “TRIP F” en wordt de afgelegde afstand vanaf dat
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
punt aangegeven. In dat geval wordt door het indrukken van de toets “SELECT” in de onderstaande volgorde gewisseld tussen de diverse weergaven van rittellers en kilometerteller:
TRIP F → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO → TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, selecteert u deze door op de toets “SELECT”
3
te drukken en dan de toets “RESET” minstens 1 seconde lang ingedrukt te houden. Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf met de hand op nul terugstelt, wordt deze automatisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de vorige weergavemodus weer.
OPMERKING:
Het display kan niet worden teruggesteld naar “TRIP F” nadat de toets “RESET” is ingedrukt.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoeveel brandstof in de tank aanwezig is. De displaysegmenten van de brandstofniveaumeter verdwijnen richting “E” (Empty) naarmate het brandstofniveau daalt. Als er slechts één segment vlakbij “E” is overgebleven, gaan de waarschuwingsindicator brandstofniveau en het laatste segment van
de brandstofniveaumeter knipperen. Vul zo snel mogelijk brandstof bij.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor diverse elektrische circuits. Als een van deze circuits uitvalt, toont het kilometerteller-/rittellerdisplay een foutcode van 2 cijfers (bijv. 11, 12, 13).
Noteer zo’n foutcode als die op het kilometerteller/rittellerdisplay wordt aangegeven en vraag een Yamaha dealer de machine na te zien.
DCA11520
LET OP:
Wanneer de kilometerteller/ritteller een foutcode aangeeft, moet de machine zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd om motorschade te voorkomen.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem (optie)
Dit model kan door een Yamaha dealer worden uitgerust met een optioneel antidief- stal-alarmsysteem. Neem contact op met een Yamaha dealer voor nadere informatie.
3-8
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU12344
Stuurschakelaars
Links
1
2
3
4 5
1.Lichtsignaalschakelaar “ ”
2.Schakelaar alarmverlichting “ ”
3.Dimlichtschakelaar “ /
”
4.Richtingaanwijzerschakelaar “/
”
5.Claxonschakelaar “ ”
Rechts
1
2
1.Noodstopschakelaar “ /
”
2.Startknop “”
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/
”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht en op “
” voor dimlicht.
gaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
|
DAU12660 |
Noodstopschakelaar “ / ” |
3 |
Zet deze schakelaar voor u de motor start op “ ”. Zet deze schakelaar op “
” om de motor direct uit te schakelen in een noodgeval, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de motor rond te draaien.
DCA10050
LET OP:
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/
”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “
” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtin-
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “” kan deze schakelaar worden gebruikt voor het inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
3-9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers). De alarmverlichting wordt gebruikt in een noodgeval of om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen als uw machine stilstaat in een mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.
DCA10061
LET OP:
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
3rende langere tijd als de motor niet draait omdat hierdoor de accu kan ontladen.
DAU12820 |
DAU12870 |
Koppelingshendel |
Schakelpedaal |
1 1
1. Koppelingshendel |
1. Schakelpedaal |
De koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppelen. Laat de hendel los om de koppeling te laten aangrijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het startspersysteem. (Zie pagina 3-19.)
Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 6-traps constant-mesh versnellingsbak op deze motorfiets.
3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU26822
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
2 1
4
3
1.Remhendel
2.Stelwiel afstelpositie remhendel
3.“ ”-merkteken
4.Afstand tussen remhendel en stuurgreep
De remhendel is voorzien van een stelwiel voor afstelpositie. Om de afstand tussen de remhendel en de stuurgreep af te stellen, wordt het stelwiel gedraaid terwijl de hendel van het stuur vandaan wordt gehouden. Controleer of het correcte instelpunt op het stelwiel tegenover het “ ” merkteken op de remhendel staat.
DAU12941
Rempedaal
1
1. Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU26792
ABS (voor modellen met ABS)
Het Yamaha ABS (Anti-lock Brake System) bestaat uit een dubbel uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat de voorrem en achterrem onafhankelijk aanstuurt. De ABS-werking wordt gecontroleerd door een ECU (Electronic Control Unit) die bij een systeemstoring uitgaat van handmatig remmen.
DWA10090 3
WAARSCHUWING
●Het ABS-systeem functioneert het meest effectief over lange remwegen.
●Op sommige wegtypen (ruw wegdek of grint) kan de remweg langer zijn dan bij remmen zonder ABS. Houd daarom steeds voldoende afstand tot uw voorligger, afgestemd op uw rijsnelheid.
OPMERKING:
●Wanneer ABS is geactiveerd, worden de remmen op de gebruikelijke wijze bediend. In de remhendel of het rempedaal kunnen pulsaties worden gevoeld, maar dat duidt niet op een storing.
●Dit ABS-systeem is uitgerust met een testfunctie, waarbij de motorrijder de
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
pulsaties kan voelen in het rempedaal |
DAU13090 |
sleutel niet worden uitgenomen als de |
|
|
|
of in de remhendel terwijl ABS actief is. Tankdop |
|
tankdop niet correct gesloten en vergren- |
Er is echter speciaal gereedschap ver- |
|
deld is. |
eist, dus neem voor het uitvoeren van |
|
DWA11090 |
deze test contact op met uw Yamaha |
|
|
|
WAARSCHUWING |
|
dealer. |
|
|
|
Controleer voor u gaat rijden of de |
|
2 |
|
|
|
|
tankdop correct is afgesloten. |
1
3
1.Slotplaatje tankdop
2.Ontgrendelen.
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek de sleutel in het slot en draai hem dan 1/8 slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1.Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2.Draai de sleutel linksom naar de oorspronkelijke positie, neem hem uit en sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden gesloten met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
3-12