• Dit apparaat bevat een lithium batterij voor geheugen back-up.
• Raadpleeg uw leverancier over de verwijdering van de batterij op
het moment dat u het apparaat aan het einde van de levensduur
afdankt of de volgende Yamaha Service Afdeling:
Yamaha Music Nederland Service Afdeiing
Kanaalweg 18-G, 3526 KL UTRECHT
Tel. 030-2828425
• Gooi de batterij niet weg, maar lever hem in als KCA.
SPECIALE MEDEDELINGEN
Dit produkt maakt gebruik van batterijen of een externe
voeding (een adaptor). Sluit dit produkt NIET aan op een
andere adaptor dan die, die omschreven staat in de
handleiding, op het naamplaatje of in het bijzonder is
aangeraden door Yamaha.
WAARSCHUWING: Plaats dit produkt niet op een plaats
waar iemand er op zou kunnen stappen/over zou kunnen
vallen, of iemand iets over het stroomsnoer of de kabels
kan rollen. Het gebruik van een verlengkabel wordt
afgeraden! Als dit niet te vermijden is, hou er dan rekening
mee dat de minimum snoergrootte van een 25’ snoer (of
minder) 18AWG is. N.B.: des te kleiner het AWG nummer,
des te groter de capaciteit. Raadpleeg de plaatselijke
elektricien voor langere verlengsnoeren.
Dit produkt kunt u het beste alleen gebruiken met de
meegeleverde componenten, of een kar, rack of standaard
die wordt aangeraden door Yamaha. Als u zo’n component gebruikt, let dan goed op alle veiligheidsmarkeringen
en instructies die het component vergezellen.
SPECIFICATIES KUNNEN ZICH WIJZIGEN:
Wij geloven dat de informatie in deze handleiding correct
is ten tijde van printen. Yamaha behoudt zich echter het
recht voor om specificaties te wijzigen of aan te passen,
zonder hier vantevoren melding van te maken of
bestaande apparatuur te update’n.
Dit produkt, alleen of in combinatie met een versterker en
koptelefoon of luidsprekers, is in staat geluidsniveaus te
produceren die gehoorverlies op kunnen leveren. WERK
NIET te lang op te hoge volumes, of op oncomfortabele
niveaus. Als u gehoorverlies ervaart of gering in uw oren
moet u onmiddelijk contact opnemen met een sonoloog.
BELANGRIJK: Des te harder het geluid des te sneller
schade optreedt.
Sommige Yamaha produkten zijn vergezeld van krukjes
en/of accessoires die bevestigd moeten worden. Een
aantal van deze accessoires moeten door de dealer
worden bevestigd of geïnstalleerd. Zorg er a.u.b. voor dat
krukjes stabiel zijn en te bevestigen accessoires stevig
bevestigd zijn VOORDAT u er gebruik van maakt.
BATTERIJ: Dit artikel KAN een kleine, niet vervangbare
batterij bevatten, die (indien van toepassing) is vast
gesoldeerd. De gemiddelde levensduur van een dergelijke
batterij is ongeveer vijf jaar. Wanneer u aan vervanging toe
bent, neem dan contact op met een erkend servicebedrijf om
de vervanging uit te voeren.
Dit produkt kan ook “huishoud” type batterijen bevatten.
Sommige van dit type batterij kan opgeladen worden. Zorg
er voor dat batterij die opgeladen wordt inderdaad opgeladen
kan worden en dat de oplader bedoeld is voor de batterij die
u op wil laden.
Als u de batterijen wilt vervangen meng dan nooit oude- en
nieuwe batterijen of verschillende soorten batterijen.
Batterijen MOETEN goed vervangen worden. Gemaakte
fouten bij het vervangen van de batterijen kunnen leiden tot
oververhitting en ontploffende batterijen.
WAARSCHUWING: Probeer oude batterijen niet te
demonteren of te verbranden. Houd ze weg bij kinderen.
Gooi oude batterijen volgens voorschrift weg.
AFVAL VOORSCHRIFT: Wanneer dit artikel beschadigt
raakt en niet meer te repareren is, gooi het dan weg volgens
de geldende wettelijke voorschriften voor produkten die
lood, batterijen, plastic e.d. bevatten. Kan uw leverancier u
niet helpen, neem dan direct contact op met Yamaha.
NAAMPLAATJE:
Het naamplaatje zit boven op het instrument. Op dit plaatje
staat het model nummer, serienummer, voeding vereisten
enz. Hieronder - in de aangegeven ruimte - zou u het model
nummer, serienummer en de aanschafdatum moeten noteren
en deze handleiding goed moeten bewaren, als een permanent bewijs van uw aanschaf.
OPMERKING:
Reparaties die te wijten zijn aan gebrek aan kennis met
hoe een functie of een effect werkt (als het apparaat naar
behoren functioneert), worden niet gedekt door de
garantie, en zijn derhalve de verantwoording van de
eigenaar. Bestudeer deze handleiding a.u.b. goed en
raadpleeg uw dealer alvorens om service te verzoeken
MILIEUPROBLEMATIEK: Yamaha streeft naar
produkten die zowel veilig in het gebruik als
milieuvriendelijk zijn. We zijn ervan overtuigd dat onze
produkten en produktiemethodes hieraan voldoen.
Overeenkomstig de letter en de geest van de wet willen
we u van het volgende op de hoogte brengen:
BEWAAR DEZE HANDLEIDING GOED
92-BP
Model
Serie Nr.
Aanschafdatum
3
VOORZORGSMAATREGELEN
LEES ALLES ZORGVULDIG DOOR VOOR U VERDER GAAT
* Bewaar deze voorzorgsmaatregelen op een veilige plaats voor later.
WAARSCHUWING
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg
van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
•Open het instrument niet, haal de interne onderdelen niet uit elkaar en
modificeer het instrument niet. Het instrument bevat geen door de
gebruiker te vervangen onderdelen. Als het instrument stuk schijnt te
zijn, stop dan met het gebruiken van het instrument en laat het nakijken
door gekwalificeerd Yamaha personeel.
•Stel het instrument niet bloot aan regen, gebruik het niet in de buurt van
water of natte omstandigheden, plaats geen voorwerpen op het instrument die vloeistoffen bevatten die in de openingen kunnen vallen.
•Als het snoer van de adaptor beschadigd is of stuk gaat, als er plotseling geluidsverlies is in het instrument, of als er plotseling een geur of
rook uit het instrument komt, moet u het instrument onmiddellijk uitzetten, de stekker uit het stopcontact halen en het instrument na laten
kijken door gekwalificeerd Yamaha personeel.
•Gebruik alleen de gespecificeerde adaptor (PA-5G of aanverwante,
door Yamaha aangeraden) adaptor. Het gebruik van een verkeerde
adaptor kan schade veroorzaken aan het instrument, te wijten aan
oververhitting.
•Haal altijd de stekker uit het stopcontact voor u het instrument schoonmaakt. Haal nooit een stekker uit het stopcontact als u natte handen
hebt.
•Controleer zo nu en dan de stroomstekker, en verwijder stof en viezigheid die zich verzamelt op de stekker.
PAS OP!
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg
van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
•Plaats het stroomsnoer niet in de buurt van warmtebronnen zoals verwarming en kachels, verbuig of beschadig het snoer niet, plaats geen
zware voorwerpen op het snoer, leg het snoer uit de weg, zodat niemand er op trapt, er over kan struikelen en zodat er geen zware voorwerpen over heen kunnen rollen.
•Als u de stekker uit het stopcontact haalt moet u altijd aan de stekker
trekken, nooit aan het snoer. Aan het snoer trekken kan het beschadigen.
•Sluit het instrument niet aan op een stopcontact die een T-Plug bevat.
Dit kan resulteren in een verminderde geluidskwaliteit en het stopcontact oververhitten.
•Haal het instrument uit het stopcontact als u het lange tijd niet gebruikt,
of tijdens onweer.
•De batterijen moeten in het instrument zitten volgens de +/- polariteit
markeringen. Doet u dit verkeerd kan oververhitting, brand of lekkende
batterijen het resultaat zijn.
•Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componenten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u alle betreffende apparatuur aanzet moet u alle volumes op minimum zetten.
•Stel het instrument niet bloot aan overdreven schokken of stof, extreme
koude of warme omstandigheden (zoals in direct zonlicht, bij de verwarming of in de auto) om verkleuren te voorkomen aan het paneel of
schade aan de interne elektronica.
•Gebruik het instrument niet in de buurt van elektrische produkten zoals
televisies, radio's of speakers, aangezien deze interferentie kunnen
veroorzaken die de prestaties van de andere apparatuur kunnen beïnvloeden.
•Plaats het instrument niet op een onstabiele plek waar deze kan vallen.
•Verwijder alle kabels alvorens het instrument te verplaatsen.
•Gebruik bij het schoonmaken van het instrument een droge, schone
doek. Gebruik geen oplosmiddelen, schoonmaakmiddelen of chemische schoonmaakdoekjes. Plaats daarbij geen voorwerpen van vinyl op
het instrument aangezien deze het paneel en het toetsenbord kunnen
verkleuren.
•Leun niet op, en plaats geen zware voorwerpen op het instrument, ga
voorzichtig om met de knoppen, schakelaars en aansluitingen.
•Gebruik het instrument niet te lang op een niet comfortabel geluidsniveau aangezien dit permanent gehoorverlies op kan leveren. Als u
gehoorverlies constateert of geruis in uw oren, neem dan contact op
met een K.N.O.-arts.
•Dit instrument bevat een niet oplaadbare interne backup batterij waardoor interne data opgeslagen blijft, ook als het instrument wordt uitgezet. Als de backup batterij vervangen moet worden verschijnt de melding: “Backup Battery Low” in de display. Als dit gebeurd moet u onmiddellijk de data backuppen, en vervolgens de batterij door gekwalificeerd
Yamaha personeel laten vervangen.
•Vervang de backup batterij niet zelf, in gevaarlijke situaties te voorkomen. Laat de batterij altijd vervangen door gekwalificeerd Yamaha
personeel.
•Plaats de backup batterij nooit in bereik van kinderen, aangezien het
kind de batterij misschien in kan slikken. Als dit gebeurd moet u onmiddellijk contact opnemen met een dokter.
■
USER DATA OPSLAAN
•Bewaar frequent gegevens op floppy disk, om te voorkomen dat u
belangrijke data kwijtraakt door een bedieningsfout of stuk gaan van het
apparaat.
Yamaha kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die is te wijten
aan onzorgvuldig gebruik of modificaties die zijn aangebracht aan het instrument,
Doe het instrument altijd uit als u het niet gebruikt.
of data die kwijt is geraakt of vernietigd.
Hoe moet u deze handleiding gebruiken/Schrijfwijzen
Nederlandstalige Handleiding
Inleiding
Dank u voor de aanschaf van een Yamaha RM1x Sequence Remixer.
De RM1x is een compleet dance workstation die gebruikt kan worden als zowel een realtime performance-instrument als een
krachtig produktie-hulpmiddel. De intuïtieve interface maakt het werken in realtime gemakkelijk voor artiesten met de DJachtergrond, terwijl u met de uitgebreide sequencing- en editfuncties geavanceerde originele patronen en songs uit het niets
kunt creëren. Naast de krachtige powerful sequence-opname- en afspeelmogelijkheden, is de RM1x ook uitgerust met een
goed klinkende ingebouwde toongenerator, waardoor u geen extra apparatuur nodig heeft. U kunt zelfs de voices editten om
geluiden te creëren die uitstekend passen bij uw muziek.
Bewaar deze handleiding op een handige plaats terwijl u zich bekend maakt met de RM1x, zodat u de handleiding op ieder
gewenst ogenblik kunt raadplegen.
5
Hoofdonderdelen
Hoofdonderdelen
•De sequencer van de RM1x beschikt over 16 sequencetracks en maar liefst 110,000 noten opslag-
•Gemakkelijk te bedienen met de grote 64 x 240 dot display.
•Intuïtieve performance control met 8 toewijsbare realtime-controlknoppen, 4 displayknoppen, en
•Een levensgroot assortiment vooringestelde patronen betekent dat u meteen kunt afspelen zonder
•Gemakkelijk programmeren met de geavanceerde interface waarmee u toegang heeft tot een groot
•Krachtige sequencing-mogelijkheden met uitgebreide editfuncties maken het mogelijk om com-
geheugen voor sequencing-power op professioneel niveau. De noot-timingsresolutie is 1/480ste
van een kwartnoot. Het geheugen wordt ge-backupped, waardoor uw data niet verdwijnen als u
het instrument uitzet.
een groot multifunctioneel toetsenbord.
dat u hoeft te programmeren.
aantal parameters die u kunt editten als u het geluid volledig zelf wilt bepalen.
plexe patronen en muzikale structuren te creëren.
•Voeg grooves samen in realtime in de Pattern-mode: iedere “stijl” van de Pattern-mode bevat
maar liefst 16 “gedeeltes” die u met het toetsenbord van de RM1x direct kunt schakelen.
•De geavanceerde toongenerator-technologie biedt u een uitgebreid arsenaal aan goede ingebouwde
geluiden.
•Edit en verfijn de voices van de RM1x om geluiden te creëren die het beste passen bij uw eigen
muziek.
•Met een geavanceerd multi-effectsysteem kunt u van alles toevoegen: van een subtiele ambiance
tot wilde variaties.
•Door de BPM-entry in te tikken kunt u tempo’s bepalen op de manier waarop u deze aanvoelt in
plaats van gebruik te maken van nummers.
•Volledige MIDI-compatibiliteit betekent dat u de RM1x kunt gebruiken als het centrum van een
groot muziekproductiesysteem.
6 RM1x SEQUENCE REMIXER
Hoe moet u de handleidingen gebruiken/Schrijfwijzen
Hoe moet u de Handleidingen gebruiken
De documentatie van de RM1x bestaat uit de volgende twee handleidingen. Zorg dat u weet waar iedere handleiding voor is
bedoeld, en raadpleeg deze wanneer nodig.
❏ Nederlandstalige Handleiding (deze handleiding)
Deze handleiding geeft uitleg over de voorzorgsmaatregelen bij het gebruik, hoe u aansluitingen moet maken, en over alle
parameters en commando’s. Gebruik deze handleiding op ieder gewenst moment als soort een woordenboek.
“Pattern mode”, “Pattern chain mode” en “Song mode” hebben meerdere gemeenschappelijke functies.
In deze handleiding treft u uitleg en nadere details aan over deze gemeenschappelijke functies in hoofdstuk 2: “Pattern
mode”. De overlappende delen van de uitleg in hoofdstuk 3 “Pattern Chain mode” en hoofdstuk 4 “Song mode” zijn
weggelaten. In dit geval wordt de betreffende pagina in hoofdstuk 2 “Pattern mode” aangegeven zodat u deze kunt raadplegen.
❏ Lijstboek
Dit is een boekje die verschillende lijsten bevat zoals de Voice-lijst, Preset Style-lijst, Effectenlijst, MIDI-dataformaat, en
MIDI-implementatietabel.
Schrijfwijzen zoals gebruikt in deze handleiding
Deze handleiding maakt gebruik van de volgende iconen om knoppen aan te geven en om verschillende soorten informatie te
onderscheiden.
Dit geeft een paneelknop aan. Het symbool in het vakje is het symbool dat staat geprint op de knop.
1 2Dit geeft de functieprocedure aan.
RM1x SEQUENCE REMIXER 7
De informatie vinden die u nodig heeft
N.B.
Dit geeft extra uitleg over de functie, gebruiksvoorbeelden, en tips.
De informatie vinden die u nodig heeft
Om de informatie te vinden die u nodig heeft, kunt u de volgende pagina’s raadplegen:
Inhoudsopgave (pagina 9)
Vind de gewenste informatie door de gehele handleiding heen.
Voor- en achterpanelen (pagina 11)
Hier kunt u informatie vinden over de naam en functie van iedere knop en control.
Snel starten doet u als volgt (pagina 20)
Dit korte en gemakkelijk te volgen gedeelte vertelt u hoe u de algemene onderdelen en functies van uw nieuwe RM1x moet
gebruiken.
Functietabel (pagina 32)
Hiermee kunt u de gewenste informatie vinden binnen de structuur van de commando-indeling.
Woordenlijst (pagina 146)
Dit gedeelte bevat onbekende termen of frases in alfabetische volgorde met de verklaringen.
Index (pagina 150)
Hiermee kunt u alfabetisch onbekende termen vinden, de pagina’s waar deze worden besproken en de pagina’s waar u deze
onderwerpen kunt aantreffen.
8 RM1x SEQUENCE REMIXER
Inhoud
OPSTELLING
1. Voor- en achterpanelen .................................................................................................................................................. 11
4. De meegeleverde disk gebruiken .................................................................................................................................. 22
2. Hoe de RM1x in elkaar zit ............................................................................................................................................ 34
4. FX afspelen ................................................................................................................................................................... 57
2. Disk ............................................................................................................................................................................. 111
1. SONG afspelen............................................................................................................................................................ 116
4. FX afspelen ................................................................................................................................................................. 119
2. Troubleshooting (in de problemen?) ........................................................................................................................... 142
5. Index ............................................................................................................................................................................ 150
De illustraties en LCD schermen zoals in deze Nederlandstalige Handleiding getoond zijn alleen voor instructie doeleinden en kunnen variëren met
diegene op uw RM1x.
10 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
1. Voor- en achterpanelen
❏ Voorpaneel
23
SETUP
13
16
1
6
17
16
4
5
10
9
18
15
12
9
8
1914
7
11
1. BPM-Display
Gewoonlijk toont deze 4-cijferige LED numerieke display de betreffende BPM (Beats Per Minute) waarde, tot op een
tiende van een maat. Deze kan geswitched worden zodat maatnummers getoond worden in plaats van het aantal maten per
minuut (beats per minute) via een utility-functie (pagina 133). De BPM-display toont ook waarden die horen bij de realtime
Controller-knoppen (pagina 12), echter alleen als de knoppen bediend worden.
2. MIDI-Datamonitors
De MIDI IN- en OUT -indicators boven de BPM-display gaan branden als er MIDI-data worden ontvangen via de MIDI INconnector op het achterpaneel (de rode MIDI IN-indicator), of wanneer MIDI-data worden verstuurd door de RM1x via de
MIDI OUT-connector (de groene MIDI OUT-indicator).
3. LCD-Display
Het grote backlit LCD display-paneel van de RM1x toont de parameters en waarden die horen bij de geselecteerde handeling of mode. De Displayknoppen (pagina 12) en Functieknoppen net onder de LCD-display hebben direct effect op de
corresponderende parameters of functies op de display. De [DISPLAY] en [CURSOR] knoppen staan in direct verband met
de werking van de display. Nadere details vindt u in het onderdeel “Algemene Werkwijze” op pagina 23.
Een CONTRAST- knop voor de LCD-display bevindt zich op het achterpaneel (pagina 14). De LCD-display kan worden
ingesteld op de normale of omgekeerde (wit op zwart) display via een utility-modefunctie (pagina 133).
RM1x SEQUENCE REMIXER 11
OPSTELLING
4. Display-KNOPPEN
De vier knoppen die zich vlak onder de LCD-display bevinden, bedienen direct de corresponderende parameters op de
display . In de belangrijkste P ATTERN-mode bijvoorbeeld, kan Displayknop 1 worden gebruikt voor het selecteren van een
een stijl en Displayknop om de BPM-waarde in te stellen. U vindt hierover meer details in “Algemene Werkwijze” op
pagina 23.
5. Functieknoppen en -indicators
De functieknoppen [F1] tot en met [F4] lijken op de displayknoppen omdat deze ook direct de corresponderende functies
bedienen op de LCD-display, maar alleen als de betreffende indicators branden. Nadere details vindt u in het onderdeel
“Algemene Werkwijze” op pagina 23.
6. VOLUME-knop
Wijzigt het volume van de audio-output van de RM1x via de OUTPUT- en PHONES-jacks op het achterpaneel.
7. Realtime Controller-knoppen & [KNOB]-knop
Met deze knoppen kunt u de corresponderende parameters in realtime bedienen gedurende het afspelen van patronen of
songs. De parameters die onder de knoppen op het paneel staan, zijn de vooringestelde (preset) standaardparameters.
Andere parameters kunnen echter naar wens worden toegewezen via de SETUP-submode KNOB ASSIGN-functie (pagina
74). De knoppen kunnen worden geswitched om een van de twee parametergroepen “A” en “B” te bedienen, met behulp
van de [KNOB]-knop. De “A” -parametergroep (de bovenste standaardparameters die op het paneel staan) worden geselecteerd als de [KNOB]-indicator brandt. De “B”-groep (de parameters aan de onderkant) wordt geselecteerd als de [KNOB]indicator niet brandt. Verschillende parameters kunnen worden toegewezen aan zowel de “A”- als de “B”-groep met behulp
van de KNOB ASSIGN-functie zoals hierboven staat beschreven.
8. Cursorknoppen
De cursorknoppen bewegen de “cursor” op het LCD-displayscherm waarop de verschillende parameters staan die u voor
editing kunt gebruiken (de cursor van de RM1x verschijnt als een donker blok met ‘omgekeerde’ lettertekens).
9. [NO -1] en [YES +1] knoppen
Met de [NO -1] en [YES +1] knoppen kunt u de parameter, waarop de cursor staat, editten (de waarde ervan veranderen).
De [NO -1] knop verkleint stapsgewijs de waarde van de geselecteerde parameter, terwijl de [YES +1] knop de parameter
stapsgewijs vergroot. U kunt kort de knop indrukken om de parameter te verkleinen of te vergroten met een enkele eenheid,
of de knop ingedrukt houden voor continue vergroting of verkleining.
U kunt met de [NO -1] en de [YES +1] knoppen tevens op bepaalde vragen reageren die op het scherm verschijnen. Druk
op [YES +1] om door te gaan, of [NO -1] om te stoppen.
10. [<-] en [->] knoppen op de DISPLAY
Als de geselecteerde mode of submode (pagina 23) meer parameters bevat dan er op de display passen, verschijnen er
pijltjes aan de linker- of rechterkant van de display die aangeven dat er meer parameters beschikbaar zijn in de die richting.
Als dit gebeurt. Laat u met de [<-] en [->] knoppen de display in de corresponderende richting scrollen.
11. MODE- en SUBMODE-knoppen
De vier MODE-knoppen selecteren de belangrijkste werkwijzen op de RM1x (PATTERN, PATTERN CHAIN, SONG, en
UTILITY), terwijl de SUBMODE-knoppen verschillende submodes selecteren, waardoor u de gedetailleerde programmaonderdelen van de RM1x's kunt bedienen. Nadere bijzonderheden over het selecteren van mode en submode vindt u in
“Algemene Werkwijze” op pagina 23.
12. [EXIT] knop
Met de [EXIT] knop kunt u iedere functie die u heeft geselecteerd met de functieknoppen verlaten, of van de edit- of
jobmodes (zoals hieronder staat beschreven) direct teruggaan naar de hoofdmode (d.w.z. SONG of PATTERN).
12 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
13. Sequencerknoppen en -indicators
De sequencerknoppen bedienen het opnemen en afspelen in de PATTERN-, PATTERN CHAIN-, en SONG-modes.
REC
PLAY
STOP
&
Activeert de record-ready mode in de PATTERN- en SONG-modes van de RM1x. De
rode REC-knopindicator gaat branden, en het opnemen start zodra u de knop indrukt.
U kunt de knop weer indrukken om de record-ready -mode te verlaten voordat u bent
begonnen met het opnemen door op de knop te drukken.
Start het afspelen vanaf betreffende punt in het patroon of de song als de record-ready mode
niet actief is, of het opnemen vanaf hetzelfde punt als de record-ready mode actief is. De
groene PLAY-indicator knippert om de BPM tijdens het afspelen of opnemen aan te geven.
Stopt het afspelen of opnemen.
Snel achter- en voorwaarts. Door op de of knop te drukken kunt u snel voor- of
achterwaarts door het patroon of de song bewegen.
Top. Keert ogenblikkelijk terug naar het eerste begin van de song of het patroon (d.w.z.
de eerste tel of maat).
14. Toetsenbord
Dit met 26 toetsen uitgeruste toetsenbord maakt het mogelijk de RM1x te programmeren zonder deze aan te sluiten op een
extern MIDI-toetsenbord. Het toetsenbord is zelfs polyfonisch waardoor u direct akkoorden en enkele noten kunt invoeren.
Het enige wat mist is aanslaggevoeligheid. De RM1x accepteert echter wel aanslaggevoeligheidsinformatie van een extern
MIDI-toetsenbord.
Het toetsenbord voert tevens een hele serie handelingen uit die zijn geselecteerd met de toetsenbord-modeknop: trackselectie, transpositie, invoeren van numerieke data, track-mute/solo, en het selecteren van gedeelten. De “zwarte toetsen” voeren ook een aantal andere functies uit, zoals het selecteren van bepaalde trackgedeelten en het vasthouden van een aantal
track-mute-instellingen.
15. Toetsenbord-Modeknoppen
Deze knoppen wijzigen de functie van het RM1x-toetsenbord voor trackselectie, transpositie, het invoeren van numerieke
data, track mute/solo, en het selecteren van gedeelten. U vindt hierover meer details in “Algemene Werkwijze” op pagina
23.
16. [OCT DOWN] en [OCT UP] knoppen
Hoewel het bereik van het RM1x-toetsenbord iets meer als 2 octaven is, kunt u met de [OCT DOWN] en [OCT UP]
knoppen de toetsenbordtoonhoogte in octaafstappen omhoog of omlaag transponeren, met een bereik van 8 (+/- 4) octaven.
Iedere keer als u de [OCT DOWN] indrukt, transponeert de toetsenbordtoonhoogte een octaaf totdat de grens daaronder is
bereikt. De [OCT UP] knop verplaatst de toetsenbordtoonhoogte op dezelfde manier naar boven. De octaafverplaatsing
wordt weergegeven op de LCD-display.
17. [SHIFT] knop
Met de [SHIFT] knop kunt u toegang krijgen tot verscheidene secundaire of “achtergrond”-functies waarvan u slechts
gebruik maakt in speciale gevallen. Met de [SHIFT] knop kunt u bijvoorbeeld een track “solo-en” in plaats van deze te
muten met de [MUTE] toetsenbord-modeknop.
U kunt de [SHIFT] knop in combinatie gebruiken met de Displayknoppen: houd de [SHIFT] knop ingedrukt terwijl u een
knop draait om data te selecteren.
18. [ARPEGGIO ON] knop
Schakelt de automatische arpeggio-functie van de RM1x aan of uit (pagina 62). De [ARPEGGIO ON] knopindicator gaat
branden als de ARPEGGIO aanstaat.
19. [TAP/ENTER] knop
Met deze knop met twee functies kunt u zowel de BPM-waarden intikken (pagina 20), als numerieke waarden invoeren
(pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 13
OPSTELLING
❏ Achterpaneel
1. STANDBY/ON-schakelaar
Druk in om RM1x aan te zetten, en druk nog een keer in om deze uit te zetten. Als de machine aanstaat, gaat één van de
mode-knopindicators branden en de PATTERN-modedisplay verschijnt op de LCD (Liquid Crystal Display).
2. DC IN-jack
De DC-outputkabel van de Yamaha PA-5C AC Power Adaptor, meegeleverd met de RM1x, dient u hier aan te sluiten.
3. CONTRAST-control
Met de CONTRAST-knop bereikt u de beste zichtbaarheid op de LCD-display (de zichtbaarheid op de LCD varieert sterk
afhankelijk van de hoek waaronder u naar de display kijkt).
4375621
4. MIDI IN & OUT-connectors
De RM1x is uitgerust met MIDI IN en MIDI OUT-connectors voor maximale flexibiliteit in het systeem. Als u met behulp
van een MIDI-toetsenbord of andere programma’s wilt spelen en programmeren op de RM1x, moet deze worden aangesloten op de RM1x MIDI IN-connector (zie “Het Aansluiten van externe MIDI-apparaten,” op pagina 18). U kunt input“filters” naar wens instellen via de UTILITY-mode (pagina 137): deze filters bepalen welke data wel en welke data niet
worden ontvangen door de MIDI IN-connector.
De MIDI OUT-connector kan worden aangesloten op een externe toongenerator of synthesizer als u externe stemmen van
de RM1x-sequencer aan wilt sturen. Net zoals de MIDI IN-connector, kunnen MIDI-filters worden aangesloten voor de
MIDI OUT-connector via de UTILITY-mode.
5. L/MONO & R OUTPUT-jacks
Dit zijn de belangrijkste stereo-outputs van het toongeneratorsysteem van de RM1x (zie “Het Aansluiten van Audioapparatuur” op pagina 17). Het zijn allebei standaard 1/4” monofoonpluggen. Als u een plug in alleen de L/MONO-output
steekt, worden de linker- en rechterkanalen gemixt en verstuurd via die output waardoor het gebruik van mono-geluidssystemen mogelijk wordt gemaakt. Het output-niveau kunt u wijzigen met de VOLUME-knop (pagina 12).
6. PHONES-jack
Iedere stereo-hoofdtelefoon met een 1/4” stereofoonplug kan hierop worden aangesloten voor afluisteren. Het outputniveau van de PHONES wordt aangepast met de VOLUME-knop.
7. FOOT SW-jack
Een optionele Yamaha FC4 of FC5-voetschakelaar die op deze jack is aangesloten, kunt u gebruiken voor: start/stop, het
selecteren van gedeelten, sustain, of het aanslaan van de BPM-waarde, zoals bepaald door de instellingen van de FOOT
SWITCH-parameter in de UTILITY-mode (pagina 132).
14 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
❏ Floppy-diskdrive
1. Floppy diskslot
Hier voert u floppy disks in om data te bewaren of te laden. U kunt 3.5 inch 2HD (MF2HD) of 2DD (MF2DD) floppy disks
gebruiken. (pagina 42)
2. “Disk-in-gebruik”-indicator
Deze indicator gaat branden als data worden gelezen of geschreven op de floppy disk. De disk mag nooit worden verwijderd als de indicator brandt.
3. Ejectknop
Door op deze knop te drukken haalt u de floppy disk eruit. De disks moeten er stevig maar voorzichtig worden ingestoken
of verwijderd en alleen als de toegangsindicator niet brandt.
2. Disk-in-gebruik
indicator
1. Floppy diskgleuf
.. Aan de achterkant van de floppy disk zit een schrijfbeveiligingsschuifje zoals is geïllustreerd in de onderstaande afbeelding. Als het
N.B.
schuifje naar beneden is geschoven (met het venstertje open), is het niet mogelijk om data te wijzigen, toe te voegen of te wissen. Als
u belangrijke data wilt veilig stellen, moet u het schuifje in deze positie laten staan.
3. Ejectknop
WAARSCHUWING!
Onthoud dat Yamaha geen verantwoording draagt ten aanzien van dataverlies als gevolg van oneigenlijk gebruik.
RM1x SEQUENCE REMIXER 15
OPSTELLING
2. Het Aansluiten
Om de RM1x in gebruik te nemen, moeten de meegeleverde AC-adaptor en een amp-systeem enzovoort worden aangesloten.
Als u externe MIDI-apparaten en of controllers gebruikt, moeten deze tevens worden aangesloten.
Dit onderdeel legt uit hoe u deze verbindingen moet instellen.
WAARSCHUWING!
V oordat u aansluitingen maakt, doet u er goed aan eerst de ST ANDBY/ON-schakelaar op “uit” te zetten. Als u aansluitingen maakt terwijl
de ST ANDBY/ON-schak elaar op “aan” staat, bestaat de kans dat e xterne apparatuur z oals de amp of de speak ers beschadigd rak en.
❏ Aansluiting op de Netspanning
1 Zorg ervoor dat de STANDBY/ON-schakelaar van de RM1x ingesteld staat op STANDBY, en sluit de meegeleverde
AC-adaptor (PA-5C) aan op de netspanningsjack.
Bevestig de DC-outputkabel van de adaptor rond de kabelclip (zoals hieronder is geïllustreerd) om het niet opzettelijk
losraken ervan te voorkomen tijdens het werken met de RM1x.
2 Stop de AC-adaptor in een stopcontact, en zet de RM1x STANDBY/ON-schakelaar aan.
Als u het instrument uitzet ga dan in omgekeerde volgorde te werk.
WAARSCHUWING!
Maak uitsluitend gebruik van de meegeleverde PA-5C AC-adaptor. Het gebruik van andere AC-adaptors veroorzaakt slecht
functioneren. Zorg er ook voor dat u de AC-adaptor uit het stopcontact haalt als u de RM1x niet gebruikt.
PAS OP!
Zelfs als de schakelaar in de “STANDBY” positie staat, stroomt er nog altijd een minimale hoeveelheid electriciteit naar het instrument. Als u de RM1x v oor langere tijd niet gebruikt, is het raadzaam de AC-stroomadaptor niet op het electriciteitsnet aan te sluiten.
Onderbreek nooit de electriciteitspanning (bijvoorbeeld door de AC-adaptor eruit te halen) gedurende opname op de RM1x!
Als u dit wel doet, kan dit leiden tot dataverlies.
16 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
❏ Het aansluiten van Audio-apparatuur
Om het geluid van de RM1x te versturen, moet u een amp of mixer op de uitgang aansluiten.
Het aansluiten op powered luidsprekers
Sluit twee powered luidsprekers (links en rechts) aan op de uitgang (L/MONO, R). Als u slechts één powered luidspreker
aansluit, dan gebruikt u de L/MONO-jack.
VOL
Op een Mixer Aansluiten
Sluit de uitgangen (L/MONO, R) aan op twee mixerkanalen. Het kanaal dat is aangesloten op de L/MONO-jack moet links
gepanned staan, en het kanaal dat is aangesloten op de R-jack moet rechts gepanned staan. Sluit op dezelfde manier aan als
wanneer u de RM1x op een MTR of cassettedeck aansluit.
Als u een hoofdtelefoon gebruikt, sluit deze dan aan op PHONES (hoofdtelefoon)-jack op het achterpaneel.
Stel het volume zodanig in dat uw gehoor geen schade wordt toegebracht.
WAARSCHUWING!
Sluit de uitgangen van de RM1x niet aan op de mic-inputjacks van bijvoorbeeld een amp of cassette deck. Als deze ingesteld
zijn op mic-inputs, kan de geluidskwaliteit verslechteren, en het appar aat kan worden beschadigd. Als u de RM1x aansluit op
een mixer of dergelijk apparaat, moet u de mixerkanalen bovendien instellen op Line-Inputpositie.
RM1x SEQUENCE REMIXER 17
OPSTELLING
❏ Het aansluiten van een voetschakelaar
Als u een los verkrijgbare FC4 of FC5-voetschakelaar aansluit, stop dan de plug van de voetschakelaar in de FOOT SWjack op het achterpaneel.
❏ Het Aansluiten van externe MIDI-apparaten
Het aansluiten van een MIDI-toetsenbord
Realtime opname-input wordt gemakkelijker als u een MIDI-toetsenbord gebruikt.
Met een MIDI-kabel kunt u de MIDI OUT van het externe MIDI-toetsenbord aansluiten op de MIDI IN-connector op het
achterpaneel.
FC4 of FC5
MIDI
OUT
Het aansluiten van een toongeneratormodule
Met song- en patroonafspeeldata van de RM1x kunt u een externe toongeneratormodule spelen.
Met de MIDI-kabel kunt u de MIDI OUT-connector op het achterpaneel aansluiten op de MIDI IN-connector van het
externe MIDI-apparaat..
MIDI IN
18 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
❏ Het aansluiten van een MTR (multitrack-recorder)
Aangezien de RM1x is uitgerust met een MTC (MIDI Time Code) en MMC (MIDI Machine Control), kunt u muziek produceren terwijl het apparaat is gesynchroniseerd met een MTC- of MMC-compatibele multitracker.
Met MIDI-kabels kunt u de MIDI OUT-connector van de RM1x aansluiten op de MIDI IN-connector van de MTR, en de
MIDI IN-connector van de de RM1x op de MIDI OUT -connector van de MTR. Als u MTC of MMC gebruikt om een MTR te
besturen, moet u de MIDI-Syncinstelling op de MIDI-pagina van de Utility-mode instellen op “MTC".
De RM1x met MTC synchroniseren vanuit een extern apparaat
MIDI IN
MIDI OUT
(MTC,MMC-compatibel)
Een extern apparaat controleren via MMC vanuit de RM1x
MIDI OUT
(MTC,MMC-compatibel)
MIDI IN
MTR
MTR
RM1x SEQUENCE REMIXER 19
OPSTELLING
3. Snel starten doet u als volgt
Als uw RM1x eenmaal correct is opgesteld en van stroom voorzien, probeer dan eens het volgende toe te passen. Het is
namelijk heel gemakkelijk om de vooringestelde patronen te remixen om daarmee uw eigen groove te creëren.
Maar onthoud: dit is slechts het topje van de ijsberg! De RM1x kan nog veel en veel meer.
4.
1. Selecteer een Stijl
Met Displayknop 1 kunt u een vooringestelde stijl (P01 …
P60) kiezen.
2. Start het Afspelen
Druk op de PLA Y knop. Het geselecteerde gedeelte van de
geselecteerde stijl begint met afspelen. Dit “patroon” zal doorgaan met loop-en tot een ander gedeelte of stijl wordt geselecteerd.
Een nieuwe BPM (Beat Per Minute)
instellen
Met Displayknop 4 kunt u de BPM aanpassen naar een waarde
die goed aanvoelt.
5. Een Nieuwe BPM Inslaan
Sla een paar keer op de [T AP] knop op de gewenste BPM. De
RM1x past de BPM aan naar wat u heeft aangeslagen.
3. Switchgedeeltes
Zorg ervoor dat de [SECTION] knopindicator knippert (zo
niet, druk dan op de [SECTION] knop), en gebruik vervolgens de witte toetsen op het toetsenbord van de RM1x om
van gedeelte te switchen.
Een zojuist geselecteerd gedeelte zal meteen
beginnen. Dit gedeelte wordt aangegeven door een
knipperende indicator boven de corresponderende
toets, en een letter (“A” … “P”) naast de “SEC” in de
display .
• Meer over gedeeltes op pagina 28.
6. Transponeren
Transponeer het patroon naar een willekeurige toets door het
indrukken van een toets op het toetsenbord van de RM1x terwijl u de [TRANSPOSE] knop ingedrukt houdt.
De middelste E-toets op het toetsenbord (met
label “H” en “8”) correspondeert met geen
transpositie. Hogere of lagere toetsen geven
de transpositie aan van het corresponderende
aantal halftonen in de corresponderende
richting. De hoeveelheid transpositie wordt ook
aangegeven door de TRANS-parameter in de
display.
• Meer over transpositie op pagina 27.
20 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
7. Het gebruik van de Realtime Controllerknoppen
Draai aan de RM1x controllerknoppen om het effect te horen. De standaardparameters zijn van een label voorzien
onder iedere knop. De [KNOB] knop selecteert de “A” of
“B”-parametergroep.
9. Een Arpeggio afspelen
Druk op de [ARPEGGIO] knop waardoor de indicator gaat
branden. Speel dan een interval of akkoord op het toetsenbord van de RM1x. De RM1x creëert automatisch een arpeggio dat is gebaseerd op de noten die u speelt.
De knoppen beïnvloeden de geselecteerde
track. U kunt snel een van de 16 tracks selecteren door op de betreffende witte toets te
drukken op het RM1x toetsenbord (“1” …
“16”) terwijl u de [TRACK] knop ingedrukt
houdt. Het nummer van de geselecteerde track
verschijnt in de display.
Als de mutemode bezet is, dan gaan de
indicators boven de tracks die data bevatten
branden. Druk eenmaal op een toets om een
track te muten die data bevat (de indicator
hiervan knippert en “M” verschijnt boven het
tracknummer in de display). Druk de toets
nogmaals in om een gemute track te un-muten.
• Meer over de Mute- en Solofuncties op
pagina 28.
• Meer over trackselectie op pagina 27.
De “A”-parametergroep (de bovenste
standaardparameters die op het paneel staan)
worden geselecteerd als de [KNOB] indicator
brandt, en de “B”-groep (de parameters aan
de onderkant) wordt geselecteerd als de
[KNOB] indicator uit staat.
• Meer over de controllerknoppen op pagina
29.
8. Mute- & Un-mutetracks
Druk op de [MUTE] knoppen om de indicator te laten knipperen, en gebruik vervolgens de witte toetsen op het toetsenbord van de RM1x om tracks naar wens te muten en te unmuten.
Bij gebruik van de Arpeggio submode-parameters kunt u kiezen uit verschillende soorten
arpeggio.
• Meer over de Arpeggiomode op pagina
62.
10. Experimenteer met verschillende
stijlen
Met controlknop 1 kunt u verschillende stijlen selecteren en
experimenteren met de vele gedeelten die elke stijl bevat.
Druk op de STOP knop om het afspelen te
stoppen als u klaar bent.
RM1x SEQUENCE REMIXER 21
OPSTELLING
4. De meegeleverde disk gebruiken
U kunt de meegeleverde disk gebruiken zoals hieronder is aangegeven.
❏ Inhoud van de disk
De meegeleverde disk bevat 3 demosongs.
Met de demosongs kunt u demo’s en songs afspelen
terwijl u de toewijsbare knoppen (PLAY FX en VOICE)
wijzigt om de mogelijkheden van de RM1x te ontdekken.
❏ Luisteren naar het afspelen van
een demo
Op de volgende manier kunt u een demo-songfile vanaf disk
laden en van het afspelen ervan genieten.
1 Stop de disk in de floppy-diskslot met het label om-
hoog gericht.
Voer de disk in totdat u een klik hoort.
4 Druk nogmaals op de [DISK] knop.
U gaat naar het laden van de pagina, en de bovenste regel
van de display geeft aan: “SONG DISK 2 Load”.
5 Met de CURSOR-knop kunt u de cursor verplaatsen
naar de file die u wilt afspelen.
6 Druk op de F1-knop (LOAD!) om het laden te star-
ten.
De display geeft aan: “Executing...".
2 Druk op de [SONG] knop.
U gaat naar Songmode.
3 Druk op de [DISK] knop.
U gaat naar Disk-submode.
7 Druk op de [SONG] knop.
De bovenste regel van de display geeft de naam aan van
de geladen song.
8 Druk op de PLA Y knop om het afspelen te starten.
9 Druk op de STOP knop om het afspelen te stop-
pen.
Door de DISK FILE in stap 5 te wijzigen, kunt u andere
N.B.
songs afspelen.
22 RM1x SEQUENCE REMIXER
Algemene Handelingen
Algemene Werkwijze
1. Het selecteren van Modes & Submodes
De RM1x is uitgerust met 3 belangrijke afspeel- en opnamemodes: P ATTERN, PATTERN CHAIN, SONG en een UTILITY mode. Ieder van deze modes behelst een aantal “submodes” die u toegang verschaffen tot meer gespecialiseerde parameters.
Houd er rekening mee dat een aantal stippen verschijnen aan de linkerkant van de MODE- en SUBMODE-knoppen. Het aantal
stippen naast iedere knop geeft het aantal pagina’s aan waar u toegang tot heeft met die knop. Een knop met een enkele stip
heeft slechts toegang tot een enkele pagina. Een knop met 3 stippen geeft bijvoorbeeld toegang tot 3 verschillende displaypagina’s
in sequence. U kunt terugkeren door de paginasequence vanaf iedere willekeurige bladzijde in het lijstje door het gewenste
aantal keren op de [EXIT] knop te drukken. De titels van de bladzijden waar u toegang tot kunt krijgen met alle multi-pagina
MODE- en SUBMODE -knoppen, staan aan de bovenkant van het paneel, rechts naast de knoppen zelf. Als u naar deze lijst
kijkt, ziet u dat de SUBMODE [EFFECT]-knop met vier stippen u bijvoorbeeld toegang geeft tot de pagina’s “T ype”, “Variation
Edit”, “Chorus Edit” en “Reverb Edit”.
❏ De Belangrijkste Modes
U kunt toegang krijgen tot de hoofdmodes door op de corresponderende MODE-knop te drukken: [P A TTERN], [PA TT CHAIN],
[SONG], of [UTILITY]. De corresponderende indicator brandt, en de naam van de geselecteerde mode verschijnt in de linkerbovenhoek van de LCD-display. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van wat de modes doen, en paginareferenties
naar de betreffende gedeelten in deze handleiding.
ModeBeschrijving
PATTERNDit is de mode die u waarschijnlijk het meest zult gebruiken voor het opnemen en afspelen. Het is
ook de standaardmode die verschijnt als de machine net is aangezet. De [PATTERN] knop selecteert ombeurten de belangrijkste PATTERN-mode en de PATCH-mode waarin frasen samen kunnen worden “ge-patched” om zodoende patronen te creëren.
Bij de RM1x wordt met de term “patroon” een relatief kort patroon bedoeld, bijvoorbeeld 4 tot 16
maten - waarmee ‘ge-looped’ wordt afgespeeld.
PATTERN CHAINMet PATTERN CHAIN mode kunt u patronen samen- “chain-en” voor het automatisch sequentie-
afspelen.
SONGHoewel u waarschijnlijk de PATTERN-mode gebruikt voor het afspelen en opnemen, kunt u met
de RM1x SONG ook hele songs op nemen en afspelen als u bijvoorbeeld een continue sequence
wilt creëren van meer dan 256 maten, of een oneven maatsoort wilt gebruiken.
UTILITYZoals de naam al doet vermoeden, kunt u met de UTILITY mode toegang krijgen tot een groot
aantal utility-functies die het gehele systeem en de MIDI-handelingen beïnvloeden
Pagina
45
109
115
131
RM1x SEQUENCE REMIXER 23
Algemene Handelingen
❏ De Submodes
Met de SUBMODE-knoppen onder de MODE-knoppen heeft u toegang tot de submodes. Als u op een SUBMODE-knop
drukt, selecteert u de submode die correspondeert met de geselecteerde hoofd-MODE. De JOB-submode van de PA TTERNmode verschilt bijvoorbeeld iets van de JOB-submode van de SONG-mode. In de onderstaande tabel vindt u een kort overzicht
van wat de submodes doen, en paginareferenties naar de betreffende gedeeltes in deze handleiding.
ModeBeschrijving
GROOVEMet deze submode kunt u de toonhoogte, timing, lengte, en velocity v an noten via een 16e-nootsgrid wijzigen
om “grooves” te creëren die niet mogelijk z ouden zijn met precieze sequencer-achtige programmering.
PLA Y FXEen reeks afspeeleffecten die het geluid alleen tijdens het afspelen beïnvloeden zonder daarbij de
sequencedata te veranderen. Deze afspeeleffecten behelzen harmoniseren, beat stretch, clock
shift, gate-tijd, en velocity-offset.
MIDI DELAYMIDI-Delay creëert delay-effecten die bijna net zo klink en als de effecten gecreëerd door con ven-
tionele delay effectunits, maar in dit geval worden de delays gecreëerd door manipulatie van de
MIDI-notedata in plaats van het audiosignaal.
ARPEGGIOMet dit onderdeel creëert u simpele automatische arpeggio’s gebaseerd op noten afgespeeld op
het toetsenbord van de RM1x.
VOICEMet de V OICE-submode kunt u iedere willekeurige voice v an de RM1x toewijzen aan afz onderlijke
tracks, met daarin volume, pan en effect-sendknoppen van iedere track.
VOICE EDITMet deze submode krijgt u toegang tot speciale voice-wijzigingsparameters die u kunt gebruiken
om voices geheel naar eigen smaak te creëren.
EFFECTGedetailleerde effectwijzigingen geven de “finishing touch” aan uw geluid.
SETUPDe SETUP-submode bevat een LOW BOOST-functie, knoptoewijzing voor de realtime
controlknoppen van de RM1x, en afzonderlijke outputkanaaltoewijzingen voor de interne toon-
generator en MIDI-versturing.
DISKU kunt toegang krijgen tot alle diskhandelingen via deze submode: opslaan, laden, filenaam, wis-
sen, opnieuw een naam geven, formatteren enz..
JOBHiermee krijgt u toegang tot de reeks PATTERN-, PA TTERN CHAIN-, en SONG-jobs van de RM1x.
EDITMet de EDIT-submode kunt u sequencedata in detail wijzigen. Op deze manier houdt u controle
over de toonhoogte, timing, velocity, duur, en andere parameters van iedere noot.
SPLITMet de PATTERN SPLIT-submode kunt u geselecteerde maten kopiëren van het ene naar het
andere gedeelte. De SONG SPLIT-submode lijkt hierop, maar in dit geval kunt u geselecteerde
maten kopiëren van een song naar een geselecteerd gedeelte.
Pagina
55, 119
57, 119
60, 119
62, 119
63, 120
65, 120
69, 120
73, 121
76, 111, 122
80, 123
99, 128
108, 129
24 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Navigeren in de Display
Algemene Handelingen
In alle displays van de RM1x wordt de geselecteerde parameter of
functie aangegeven door een “cursor” die of onderstreept is of de vorm
heeft van een “inverse” blok (d.w .z. de geselecteerde waarde verschijnt
als witte lettertekens in een zwart blok, of omgekeerd als de “NEGA”mode is geselecteerd via de LCD MODE-functie van de UTILITYmode, zie pagina 133). De onderstreepte cursor wordt vaak gebruikt
voor parameters waartoe u toegang kunt krijgen via de displayknoppen
(zie onder). U kunt de cursor in de display verplaatsen met de CURSOR-knoppen. Elk van deze vier knoppen verplaatst de cursor in de
richting die wordt aangegeven door de corresponderende pijl (als de
cursor in die richting verplaatst kan worden). Als u verdwaald bent in
een display en de cursor niet meer kunt vinden, druk dan op de CURSOR-knoppen en u zult de cursor zien zodra deze beweegt.
Cursor
❏ Menuselectie
In de JOB-submodes (pagina’s 80, 1 12, 123) treft u een “menu”
aan waaruit u een job kunt selecteren. Er zijn verschillende
manieren om dit te doen, zoals hieronder is aangegeven:
CURSOR-knoppenMet de CURSOR-knoppen kunt u naar
de gewenste job scrollen, om vervolgens
op de Select-functieknop te drukken
(F4, onder “Select ” op de display).
DisplayknoppenMet de knop onder “JOB” op de dis-
play kunt u door de joblijst scrollen en
dan op de Select-functieknop (F4, onder “Select ” op de display. Maar u kunt
ook de CATEGORY-knop indrukken
om tussen jobcategorieën te switchen
(in lijst aan de linkerkant van de jobs).
[NO -1]/[YES +1]-knoppen Druk eenmaal kort op de [NO -1] of
[YES +1] om met een stap tegelijk door
het menu te gaan in de corresponderende richting, of houd de knop ingedrukt voor continue scrolling. Als de
gewenste job is gemarkeerd, druk dan
op de Select-functieknop (F4, onder “Select ” op de display).
Numerieke selectieMet de numerieke maniervan selecteren,
zoals hieronder staat beschreven, kunt u
het nummer van de gewenste job invoeren. Het jobnummer gaat knipperen in de
rechterbovenhoek van de display. Druk
dan op de [ENTER]-knop.
Cursor
Als een geselecteerde mode meer parameters bevat dan er
passen op een enkel displayscherm, verschijnt er een pijl aan
beide kanten van de display. Dit geeft aan dat u over meer
parameters beschikt door in de corresponderende richting(en)
te scrollen. Dit kan worden bereikt door of de cursor over het
einde van de display te verplaatsen met de CURSOR-knoppen, of door direct met de DISPLAY-knoppen de display te
scrollen.
RM1x SEQUENCE REMIXER 25
Algemene Handelingen
3. Het Wijzigen van Waarden (Editing)
Op de RM1x kunt u waarden op drie manieren wijzigen:
❏ De Displayknoppen
Met de displayknoppen kunt u snel en gemakkelijk corresponderende parameters aanpassen en wijzigen. Als u met de
displayknoppen toegang kunt krijgen tot parameters in de geselecteerde display, verschijnen deze direct boven de knoppen zoals getoond in de figuur hieronder.
Om een knop-gerelateerde parameter te wijzigen hoeft u alleen maar de knop kloksgewijs te draaien om de waarde te
vergroten, en tegen de klok in om deze te verkleinen. Voor
snellere wijzigingen, als u bijvoorbeeld snel een groot waardegebied moet dekken, draai dan de betreffende displayknop
terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
De functie van de displayknoppen hangt niet af van de cursorlokatie, dus u wijzigt de betreffende waarden met de cursor terwijl deze op een andere plaats op de display staat.
❏ Numeriek Invoeren
Numeriek invoeren kan handig zijn als u precies de waarde
weet die u wilt invoeren, waardoor het niet meer nodig is om
door lange lijsten waarden of parameters te scrollen om het
gewenste effect te krijgen.
Om numeriek in te voeren moet de cursor op de waarde staan
die moet worden gewijzigd. Houd de [NUM]-modeknop op
het toetsenbord ingedrukt. Hierdoor gaan de LEDs boven de
toetsen branden die zijn genummerd van “1” tot “9” en “0” .
Dit geeft aan dat u met die toetsen een numerieke waarde kunt
invoeren. T erwijl u de [NUM]-knop ingedrukt houdt, drukt u
op de nummertoetsen om een waarde in te voeren, beginnend
bij het meest links gelegen cijfer. Om bijvoorbeeld het cijfer
“104” in te voeren, drukt u op “1,” “0,” en dan “4”. Als de
gewenste waarde is geselecteerd, laat u de [NUM]-knop los.
De gekozen waarde moet nu knipperen in de display . Als laatste drukt u op de [ENTER]-knop om de geselecteerde waarde
in te voeren.
❏ De [NO -1] en [YES +1]-knoppen
Met de [NO -1] en [YES +1]-knoppen kunt u gemakkelijk en
precies de geselecteerde waarden steeds met een enkele eenheid te vergroten of verkleinen. Nadat u ervoor heeft gezorgd
dat de cursor op de waarde staat die gewijzigd moet worden,
drukt u een keer kort op de [NO -1] of [YES +1] om een enkele eenheid in de corresponderende richting te verplaatsen,
of u houdt de knop ingedrukt voor continue scrolling.
Houd er rekening mee dat de [NO -1] en [YES +1] knoppen
ook worden gebruikt om bepaalde handelingen te bevestigen
of te annuleren, daarom zijn het ook “NO” en “YES”-labels.
n • Voor nog snellere vergroting of verkleining drukt u op de
tegenovergestelde vergroot- of verkleinknop terwijl u de
knop die correspondeert met de richting waarin u wilt vergroten of verkleinen ingedrukt houdt.
26 RM1x SEQUENCE REMIXER
4. De Functieknoppen
Algemene Handelingen
De vier functieknoppen onder de LCD-display — F1 tot F4
— worden slechts waar nodig actief. Als een functieknop actief is, gaat de indicator ervan (de LED meteen links van de
knop) branden. De functieknoppen worden actief wanneer een
“doe het”-achtige knop wordt vereist zoals Disk “SAVE” bijvoorbeeld, of de “DO!”-functie die voor de meeste jobs aanwezig is.
toetsenbord die correspondeert met de geselecteerde track gaat
knipperen. T erwijl u de [TRACK]-knop ingedrukt houdt, drukt
u op de knop die correspondeert met de track die u wilt selecteren (de corresponderende indicator gaat knipperen en de
geselecteerde track wordt gemarkeerd op de LCD-display),
en dan drukt u op de [TRACK]-knop.
❏ TRANSPONEREN
Met deze mode kunt u op een snelle en gemakkelijke manier
de afspeeltoonhoogte transponeren in eenheden van halve tonen -12 halftonen tot +13 halftonen (in samenwerking met de
OCT AVE knoppen — pagina 13 — is het mogelijk om te transponeren over een bereik van +/- 36 halftonen ). Als u de
[TRANSPOSE]-knop ingedrukt houdt, gaat(n) de
toetsenbordindicator(s) die corresponderen met de
transponeerwaarde knipperen. Een enkele knipperende LED
geeft de corresponderende witte toets aan, en twee knipperende LEDs geven de zwarte toets daar tussenin aan.
5. Toetsenbordmodes
Het toetsenbord van de RM1x doet veel meer dan alleen maar
noten invoeren. In samenwerking met de KEYBOARD-modeknoppen kunt u snel en efficiënt een hele reeks parameters
invoeren. Een van de functies waaruit u kunt kiezen — het
invoeren van numerieke waarden — is al besproken in het
gedeelte “Het Wijzigen van Waarden (Editing)”, (pagina 26).
Met het toetsenbord kunt u ook grid-typedata invoeren in de
Grid Groove- (pagina 55) en Grid Step Record (pagina 54)
modes. De resterende toetsenbordmodes worden hieronder
besproken:
❏ TRACK
Hiermee kunt u direct tracks selecteren voor het opnemen en
andere handelingen die verband houden met de tracks. Om
een van de 16 tracks van de RM1x te selecteren, houdt u de
[TRACK]-knop ingedrukt. De indicator boven de toets op het
De middelste E-toets op het toetsenbord (met labels “H” en
“8”) correspondeert met geen enkele tranponering. Hogere of
lagere toetsen geven transponeren aan met het corresponderende aantal halftonen in de corresponderende richting. De
mate van transponeren wordt ook aangegeven door de
TRANS-parameter in de PATTERN- en SONG-displays.
Om de transponeerwaarde te wijzigen, hoeft u slechts de betreffende toets in te drukken terwijl u de [TRANSPOSE]-knop
ingedrukt houdt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 27
Algemene Handelingen
❏ NUM
Beschreven in “Numeriek Invoeren” in het gedeelte “Het Wijzigen van Waarden (Editing)” (pagina 26).
❏ MUTE (SOLO)
In samenwerking met het toetsenbord, kunt u met deze knop
specifieke tracks muten of ‘solo-en’. Tracks die worden gemute, produceren geen geluid tijdens het afspelen. Als een
track wordt ge-solo’d, dan is alleen die track te horen tijdens
het afspelen.
Om een willekeurig aantal tracks te muten in de PATTERNof SONG-mode, druk dan op de KEYBOARD [MUTE]-knop.
De [MUTE]-knopindicator gaat knipperen. Druk dan op de
toetsen die corresponderen met de tracks die u wilt muten—
een “M” verschijnt boven de tracknummers van gemute tracks
op de LCD-display. Elke keer dat een toets wordt ingedrukt
terwijl de MUTE-mode in gebruik is, wordt de corresponderende track ombeurten gemute en ge’un-mute. U kunt dan de
MUTE-mode verlaten door een tweede keer op de [MUTE]knop te drukken (de [MUTE]-knopindicator gaat uit), en de
huidige mute-instellingen blijven geldig. Vijf aparte muteopstellingen kunnen worden onthouden om ogenblikkelijk
opgeroepen te worden. Dit wordt hieronder beschreven in het
gedeelte “Het Geheugen Muten”.
Terwijl de [MUTE]-knopindicator knippert is het ook mogelijk om alle tracks tegelijkertijd te muten door op de zwarte
toets te drukken met het label [ALL]. Op dezelfde manier
kunnen tracks 1 tot 8 in een keer gemute worden door het
indrukken van toets [1-8]. In dit geval worden de resterende
tracks (9 tot 16) allemaal ge’un-mute. De [9-16]-toets mute
tracks 9 tot 16 terwijl deze tegelijkertijd 1 tot 8 un-mute. Als u
de volgende zwarte toets indrukt (C#) of de volgende daarnaast (BPM) dan worden alle gemute tracks ge’un-mute.
Het Geheugen Muten
Terwijl de MUTE-mode in gebruik is, kunt u, in samenwerking met de [SHIFT]-knop, met de MUTE MEMORYknoppen (de hoogste 5 zwarte toetsen) de huidige mutestatus opslaan: druk op een MUTE MEMORY-knop terwijl
u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. Maximaal 5 verschillende mute-instellingen kunnen op deze manier worden
opgeslagen.
Opgeslagen mute-instellingen kunnen onmiddellijk worden opgeroepen terwijl de MUTE-mode in gebruik is door
eenvoudig op de betreffende MUTE MEMORY-knop te
drukken.
❏ SECTION (GEDEELTE)
Stijlen in de PATTERN-mode van de RM1x kunnen maximaal 16 “gedeelten” bevatten — “A” tot “P”. Ieder gedeelte
is in feite een afzonderlijk patroon, en de verschillende gedeelten kunt u gebruiken voor introducties, variaties, pauzes,
endings, enz. Met de SECTION-mode kunt u direct gedeelten
selecteren op het toetsenbord, en bovendien kunt u hiermee
snel van gedeelten wisselen tijdens het afspelen. Als u de
KEYBOARD [SECTION]-knop indrukt, gaan de
[SECTION]-knopindicator en de toetsenbordindicators die
corresponderen met gedeelten die data bevatten, branden. Ook
de toetsenbordindicator die correspondeert met het huidig
geselecteerde gedeelte gaat knipperen. Het gedeelte wordt ook
getoond door de “SEC”-parameter op de LCD-display. Om
een verschillend gedeelte te selecteren, druk dan gewoon op
de betreffende toets. Druk een tweede keer op de [SECTION]knop om de SECTION-mode te verlaten (de [SECTION]knopindicator gaat uit).
Slechts een enkele ge’un-mute track kan per keer worden gesolo’d, en niet zoals bij de mute-instellingen, verlaat u de solofunctie als u de MUTE-mode verlaat. Om een track to solo’en,
druk dan de [MUTE]-knop in terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. De [MUTE]-knopindicator gaat sneller knipperen als de MUTE-mode in gebruik is, en de indicator boven
de ge-solo’de track gaat knipperen. U hoeft slechts op een
verschillende toets te drukken om een verschillende track te
solo’en, druk dan een tweede keer op de [MUTE]-knop (de
[MUTE]-knopindicator gaat uit) om de SOLO-mode te verlaten.
28 RM1x SEQUENCE REMIXER
Algemene Handelingen
6. De Realtime
Controllerknoppen
Een van de kenmerken die de RM1x tot een kwaliteitsproduct
maken, zijn de realtime controllerknoppen. Met de knoppen
kunt u de corresponderende parameters in realtime bedienen
gedurende het afspelen van een patroon of song. Op deze
manier bijvoorbeeld kunt u de cutoff frequentie van de filter
sweepen, de pitch bend effecten eruit halen of toevoegen, of
met de betreffende knoppen elke willekeurige parameter bedienen gedurende het afspelen. Met 8 extra controllerknoppen
kunt u direct meervoudige parameters bedienen, en meer dan
een parameter tegelijkertijd bedienen.
De parameters op het paneel onder de knoppen zijn de vooringestelde standaardparameters, maar andere parameters kunnen naar wens worden ingesteld met de knop-toewijsfunctie
van de SETUP-submode (pagina 74). De knoppen kunnen
worden ingeschakeld om een of twee verschillende parametergroepen “A” en “B” te bedienen met de [KNOB]-knop. De
“A”-parametergroep (de bovenste standaardparameters op het
paneel) worden geselecteerd als de [KNOB]-indicator brandt,
en de “B”-groep (de onderste parameters) wordt geselecteerd
als de [KNOB]-indicator uit staat. Verschillende parameters
kunnen worden toegewezen aan zowel de “A”- als de “B”groepen met de KNOB ASSIGN-functie zoals hierboven beschreven. Hieronder vindt u de standaard “A”- en “B”-groepparameters.
7. Undo/Redo
Undo is een functie die de laatste opname of jobhandeling
annuleert of wijzigt, en de data in de oorspronkelijke staat
herstelt. Redo is een functie die de Undohandeling teniet doet
en de handeling opnieuw uitvoert.
Deze jobs zijn erg handig als belangrijke data zijn verminkt
door opname, een wijziging of door een job. Met deze jobs
kunt u opnemen, wijzigen en jobhandelingen uitvoeren (behalve het geven van een naam) in de Pattern-mode, de PatternChainmode, en de Song-mode, en voor het Patch-en in de
Pattern-mode.
Om te Undo-en drukt u op de [JOB]-knop terwijl u de [SHIFT]knop ingedrukt houdt. Om te Redo-en drukt u op de [JOB]
knop terwijl u de [SHIFT]-knop weer ingedrukt houdt.
Nadat opnemen, wijzigen of een jobhandeling zijn uitgevoerd
is het altijd mogelijk om te Undo-en. Het is bovendien ook
altijd mogelijk om te Redo-en nadat u heeft ge-Undo’d, en
Undo en Redo wisselen elkaar af.
• Deze procedure doet hetzelfde als de Undo/Redo-job in
N.B.
de Pattern-job (pagina 82), Pattern-kettingjob (pagina 113),
en Song-job (pagina 124).
Op de volgende manier kunt u de hoeveelheid gebruikt geheugen controleren zodat u kunt zien hoeveel u precies nog
kunt opnemen.
Druk op de F1-knop terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt
houdt. Het “Gebruikte Geheugen” (Used Memory) verschijnt
dan net zolang als u deze knoppen ingedrukt houdt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 29
Algemene Handelingen
9. Het Initialiseren van
het Systeem
Als u de instellingen van de RM1x in hun fabriekswaarden
terug wilt brengen kunt u initialiseren.
1 Terwijl u de [OCT DOWN] en [OCT UP]-knoppen en
de F#/Gb-toets [ALL] rechts daarvan ingedrukt houdt,
doet u de STANDBY/ON-schakelaar aan.
2 Als “RM1x” in het scherm verschijnt, kunt u de
toetsen loslaten.
3
Als het initialiseren klaar is, verschijnt “Factory Set”
kort in de display.
WAARSCHUWING!
Als het initialiseren klaar is, wordt al het interne geheugen
gewist. Als u data wilt behouden moet u dez e op floppy º disk
opslaan voordat u initialiseert.
30 RM1x SEQUENCE REMIXER
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEGRIPPEN
Dit hoofdstuk geeft uitleg over de algemene begrippen, zoals de
modestructuur en de interne structuur van de RM1x, die u moet begrijpen voor u aan de slag kan.
Arpeggio-instelling..................................... pagina 119
VOICE................................................................. pagina 120
Voicebalans................................................ pagina 120
Effect Send ................................................ pagina 120
VOICE EDIT....................................................... pagina 120
EG.............................................................. pagina 120
Toonhoogte Bend/Portamento................... pagina 120
LFO ........................................................... pagina 120
Filter .......................................................... pagina 120
EFFECT............................................................... pagina 120
Type........................................................... pagina 120
Variatie wijzigen ........................................ pagina 121
Chorus wijzigen......................................... pagina 121
Reverb wijzigen......................................... pagina 121
SETUP................................................................. pagina 121
Low Boost ................................................. pagina 121
Knoptoewijzing ......................................... pagina 121
Uitgangskanaal .......................................... pagina 121
DISK.................................................................... pagina 122
Opslaan ...................................................... pagina 122
Laden ......................................................... pagina 122
Opnieuw een naam geven ......................... pagina 122
Wissen/Formatteren/Informatie................. pagina 122
JOB ...................................................................... pagina 123
Joblijst ....................................................... pagina 123
Undo/Redo
Job00 Undo/Redo................. pagina 124
Note
Job01 Quantize..................... pagina 124
Job02 Velocity wijzigen ....... pagina 124
Job03 Gate-tijd wijzigen ...... pagina 124
Job04 Crescendo .................. pagina 125
Job05 Transponeren ............. pagina 125
Job06 Glide .......................... pagina 125
Job07 Roll creëren................ pagina 125
Job08 Accoordsoort.............. pagina 125
Job09 Akkoord splitsen........ pagina 125
Event
Job10 Shift Clock ................. pagina 125
Job11 Kopieerevent.............. pagina 125
Job12 Wisevent .................... pagina 126
Job13 Extract Event ............. pagina 126
Job14 Continue data creëren pagina 126
Job15 Uitdunnen .................. pagina 126
Job16 Knopdata wijzigen ..... pagina 126
Job17 Time Stretch............... pagina 126
Maat
Job18 Maat creëren .............. pagina 126
Job19 Maat wissen ............... pagina 126
Track
Job20 Track kopiëren ............ pagina 127
Job21 Track verwisselen ...... pagina 127
Job22 Track mixen ............... pagina 127
Job23 Track wissen .............. pagina 127
Job24 Afspeelef fect normaliseren pagina 127
Job25 Drumtrack verdelen ... pagina 128
Song
Job26 Song kopiëren ............ pagina 128
Job27 Song toevoegen.......... pagina 128
Job28 Songnaam .................. pagina 128
EDIT .................................................................... pagina 128
Wijzigen .................................................... pagina 128
Filter viewen.............................................. pagina 128
SPLIT (Song naar patroon) ................................. pagina 129
Splitsen ...................................................... pagina 129
❏ UTILITY-MODE
Systeem ................................................................... pagina 132
Master tune.................................................... pagina 132
Voetschakelaar............................................... pagina 132
Patroon-Quantize .......................................... pagina 132
Geheugenbeveiliging aan/uit......................... pagina 132
Klikmode....................................................... pagina 133
Kliktel............................................................ pagina 133
Opnamecount ................................................ pagina 133
LED-display .................................................. pagina 133
Event chase ................................................... pagina 133
Systeem-exclusief ......................................... pagina 133
Edit view ....................................................... pagina 133
LCD-mode .................................................... pagina 133
MIDI-instelling ....................................................... pagina 135
MIDI-sync ..................................................... pagina 135
MTC-startoffset............................................. pagina 135
MIDI-knop .................................................... pagina 135
Echo back ...................................................... pagina 135
TG-param out ................................................ pagina 136
Voice-instelling op TG .................................. pagina 136
Voice-instelling op MIDI .............................. pagina 136
MIDI-filter............................................................... pagina 137
RM1x SEQUENCE REMIXER 33
2. Hoe de RM1x is georganiseerd
2. Hoe de RM1x in elkaar zit
❏ Vijf blokken
De RM1x bestaat uit 5 blokken: het sequencerblok, het toongeneratorblok, het controllerblok, het effectenblok, en het
arpeggioblok.
Sequencerblok (pagina 35)
Toongeneratorblok (pagina 37)
Controllerblok (pagina 38)
Effectenblok (pagina 39)
Arpeggioblok (pagina 62)
❏ Hoe de blokken zijn verbonden
De vijf blokken zijn als volgt aangesloten.
MIDI IN
MIDI OUT
Extern MIDI-apparaat,
MIDI-toongenerator
Extern MIDI-apparaat,
MIDI-toetsenbord
Sequencerblok
Patroon
Frase
Patroon
ketting
Song
MIDImessages
Arpeggioblok
MIDI-messages
Toongenerator-
blok
Audio
signalen
Effectenblok
Audio
signalen
34 RM1x SEQUENCE REMIXER
Controller blok
3. Sequencerblok
3. Sequencerblok
❏ Over het sequencerblok
Met dit blok kunt u patronen en songs creëren door muziek
op te nemen of te wijzigen die is opgenomen vanaf een extern
MIDI-apparaat of vanaf een controllerblok. Hierna speelt dit
blok de data weer af waarbij de data worden verstuurd naar
het toongeneratorblok of als MIDI-messages naar een externe
MIDI-toongenerator.
Het sequencerblok kan in drie modes worden bediend:
Patroonmode (pagina 45), Patroon-Chainmode (pagina 109),
en Songmode (pagina 115).
Door een track tegelijkertijd op te nemen om een multi-track
opname te creëren, kunt u patronen en songs creëren die maximaal 16 tracks nodig hebben.
Als patronen of songs worden afgespeeld, zijn de muziekdata
output voor het toongeneratorblok en voor de MIDI OUTconnector. Door het uitgangskanaal in te stellen, selecteert u
de outputbestemming van de muziekdata (pagina’s 75, 121).
“Tracks” zijn geheugengebieden waarin muziek wordt opgeslagen. Muziek kan onafhankelijk voor ieder track worden
opgeslagen, gewijzigd, en afgespeeld.
De RM1x beschikt over 60 vooringestelde (preset) stijlen.
Gedeelte
“Gedeelten” zijn individuele componenten van een “stijl”
(hierboven). Ieder gedeelte speelt een enkel “patroon” af
(hierboven).
Voor iedere stijl heeft de RM1x 16 gedeeltes (A - P).
Frase
“Frases” zijn muziekfrases voor een enkel instrument, zoals
een ritmepatroon voor het ritmegedeelte, een bass-line voor
het bassgedeelte of een akkoordbacking voor het gitaargedeelte. Frases zijn de kleinste eenheid waar een patroon
uit bestaat.
Vooringestelde frases en gebruiksfrases worden
gecategoriseerd door twee parameters: “frasecategorie” en
“frasenummer”. Hierdoor kunt u gemakkelijk de gewenste
frases opzoeken zonder dat u iedere frase apart hoeft te
kennen.
• Frasecategorie
De frasecategorie verwijst naar het type instrument of
speeltechniek. “US” verwijst naar “User-frase” terwijl alle
andere vooringestelde frases zijn.
❏ Patroon
Bij de RM1x wordt met de term “patroon” een relatief kort
patroon bedoeld, ongeveer 4 tot 16 maten, waarmee u “looped”
kunt afspelen.
U creëert patronen door maximaal 16 delen vertikaal samen
te voegen met drums, bass en akkoord-backing. Terwijl frases muziekdata bevatten voor een enkel instrument, combineren patronen twee of meer frases om zodoende een enkel
backingpatroon te creëren.
Patronen worden in de Patternmode gecreëerd. (pagina 45)
De RM1x schikt patronen naar Stijl, Gedeelte en naar frase.
De RM1x geeft u de beschikking over 60 x 16 = 960 patronen.
Stijl
“Stijlen” zijn groepen van 16 patronen of “gedeelten” (zie
“Gedeelte” hieronder) die op ieder willekeurig moment
en in iedere willekeurige volgorde in de RM1x P A TTERNmode geselecteerd kunnen worden. Een gedeelte zou de
introductie van de stijl kunnen zijn, een ander het couplet,
een ander de brug enz.
• Frasenummer
Het frasenummer bepaalt frases binnen een Frasecategorie
door een nummer 001 - 256. (User-frases zijn genummerd
van 001 tot 256.)
Stijlen (Vooringesteld x 60, User x 50)
A
Track
1
2
3
4
16
BC
16 gedeeltes
Frase
Frase
Frase
Frase
Frase
P
RM1x SEQUENCE REMIXER 35
3. Sequencerblok
Afspeelkanaal van iedere track
Als een patroon wordt afgespeeld, worden de muziekdata
van ieder track naar het toongeneratorblok en de MIDI
OUT-connector gestuurd volgens de Out Channel-instellingen van de SETUP-submode. (pagina 75)
De data worden naar het toongeneratorblok gestuurd zoals
bepaald door de “TO TG”-instelling, en naar de MIDI OUT connector zoals bepaald door de “MIDI OUT“-instellingen.
Sequencerblok (Patroon)
Sequencetracks
TR 1
TR 2
TR 3
TR 16
NaarTG
Toongenerator-
Deel1
Deel2
Deel3
Deel16
blok
Frase
Frase
Frase
MIDI
OUT
MIDI OUT
❏ Songs
“Songs” zijn songs die gecreëerd zijn door het opnemen van
muziekdata in tracks in de Song-mode.
Het songgeheugen van de RM1x kan maximaal 20 songs bevatten.
Trackstructuur van een song
Iedere song bestaat uit 16 sequencetracks en een BPM(tempo)track.
Met de sequencetracks kunt u muziekdata opnemen. V anaf
het controllerblok enz. kunnen data worden opgenomen
door middel van realtime-opname of stapsgewijze opname
enz. De RM1x heeft 16 sequencetracks, en iedere track
kan muziekdata opnemen voor één Deel.
Opnamekanalen van de Sequencetrack
Als een song afgespeeld wordt, worden de muziekdata van
iedere sequencetrack naar het toongeneratorblok en de
MIDI OUT-connector gestuurd volgens de Out Channelinstellingen van de SETUP-submode. (page 75)
De data worden naar het toongeneratorblok gestuurd zoals ingesteld door de Out Channel “TO TG”, en naar de
MIDI OUT-connector op de kanalen zoals ingesteld door
de “MIDI OUT ”.
Patroon-chain (lett. ketting)
Een patroon-chain is een sequence van patronen die zijn
geprogrammeerd in de PATTERN CHAIN-mode.
De patronen in de Patroon-chain spelen af in de geselecteerde sequence, en het afspelen kan worden gestart vanaf
iedere willekeurige maat in de ketting.
Een patroonketting kan patronen bevatten van elk van de
vooringestelde of userstijlen van de RM1x.
De RM1x heeft geheugen voor 20 Patroon-chains.
Het toongeneratorblok produceert het eigenlijke geluid in antwoord op de MIDI-messages die deze ontvangt van het
sequencerblok, het controllerblok, en van de MIDI IN-connector.
Het is een 16-part, 32-stemmige polyfonische multitimbrale
toongenerator.
❏ Voices
“Voices” zijn de individuele soundprogramma’s die u kunt wijzigen. Deze worden door de toongenerator gebruikt om geluid
te produceren.
Er zijn twee verschillende soorten voices: normale voices die
van toonhoogte veranderen als u verschillende tonen speelt op
uw toetsenbord, en drum-voices die een verschillend ritmeinstrumentgeluid produceren voor ieder noot op het toetsenbord.
Normale voices bestaan uit 1 of 2 “elementen”. Als u twee
elementen gebruikt, wordt het geluid voller, of kunt u een voice
creëren die een verschillend geluid produceert al naar gelang
de toonhoogte of de velocity.
Drumvoices zijn speciale voices waarin verschillende geluiden worden toegewezen aan de verschillende toetsen. U kunt
gedetailleerde wijzigingen aanbrengen op het geluid van iedere noot.
Elementen zijn de bouwstenen waaruit elke voice is opgebouwd, en bestaan uit gesampelde golfvormen. U kunt gedetailleerde wijzigingen aanbrengen in de toonhoogte, toon en
het volume.
❏
Banknummer (MSB, LSB) en
Programmanummer (V oicenummer)
De RM1x bevat 654 normale voices en 46 drumkits. Dit zijn
meer voices dan die geselecteerd kunnen door de programmanummers 1 tot 128. Voices worden dus op de RM1x geselecteerd door een combinatie van Banknummer MSB, Banknummer LSB en Programmanummer. Als u MIDI gebruikt
om een voice te selecteren, verstuur deze drie MIDI messages
dan in de volgorde van Bank Select MSB, Bank Select LSB,
en Program Change.
De voices in de bank die zijn geselecteerd door de Bank Select messages worden geselecteerd door Program Change
messages.
Het toongeneratorblok heeft een maximale polyfonie van 32
noten, in elementeenheden. Dat wil zeggen 32 noten kunnen
tegelijkertijd worden afgespeeld als u normale voices gebruikt
die bestaan uit één element of drumvoices, en 16 noten kunnen
tegelijkertijd worden afgespeeld met normale voices die bestaan uit twee elementen.
Het aantal elementen dat gebruikt wordt door iedere voice staat
vermeld in de voicelijsten van het losse “Lijstboek”.
Als MIDI-messages worden ontvangen en dit vereist meer dan
de maximaal beschikbare polyfonie, dan worden de dan klinkende geluiden uitgezet, en de later binnengekomen geluiden
worden afgespeeld. Dit soort noottoewijzing wordt ook wel
“last-note priority” (laatste noot prioriteit) genoemd.
❏ Verbindingen tussen het
sequencerblok en het toongeneratorblok
Het sequencerblok is intern aangesloten op het toongeneratorblok via MIDI.
De verbindingen tussen elke track van het sequencerblok en
elk deel van het toongeneratorblok kunnen worden geselecteerd door het Uitgangskanaalsinstelling “TO TG” van de
SETUP-submode (pagina 75).
TO TG
Nummer van
toongenerator-
deel
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Iedere voice wordt geplaatst in een drie-dimensionale ruimte
met drie assen, te weten de Bank Select MSB, LSB, en Program Change (zie figuur hieronder).
RM1x SEQUENCE REMIXER 37
5. Het toongeneratorblok
5. Controllerblok
❏ Over het controllerblok
Met het controllerblok kunt u het toetsenbord, de toewijsbare
knoppen, en voetschakelaar enz. gebruiken, u kunt muziek
afspelen en het toongeneratorblok besturen met het
sequencerblok, of het toongeneratorblok of het effectenblok
direct besturen.
De functies van de toewijsbare knoppen stelt u in in de
SETUP-submode (pagina 74).
De functies van de voetschakelaar kunt u instellen in de Utilitymode (pagina 132).
De outputbestemming van de muziekdata die worden verstuurd
uit het controllerblok worden geselecteerd door de Keyboard
Track-instellingen (pagina 27). De muziekdata worden geoutput zoals geselecteerd door de instellingen van de Uitgangskanalen van de toetsenbordtrack naar een van de delen van de
toongenerator of naar de MIDI OUT-connector.
❏ Relatie met andere blokken
In Pattern-mode, Pattern Chain-mode en Song-mode, wordt
het controllerblok verbonden met de verschillende delen van
de toongenerator en met de MIDI OUT-connector via de toestenbord-track (opnametrack) van het sequencerblok.
Data vanuit het controllerblok passeren van de
toetsenbordtrack naar de delen van het toongeneratorblok en
externe MIDI-apparaten in overeenstemming met de instellingen van het Uitgangskanaal “TO TG” en “MIDI OUT.”
Vanaf het controllerblok kunt u user-frases of songtracks opnemen, en het toongeneratorblok en externe MIDI-apparaten
bespelen.
• De “toetsenbordtrack” is de track die is gemarkeerd in de
N.B.
pagina’s met Pattern Play en Song Play.
• De “opnametrack” is de track die is gemarkeerd in de pagina’s met Recording Standby.
38 RM1x SEQUENCE REMIXER
6. Effectenblok
6. Effect block
❏ Over het effectenblok
Dit blok verwerkt het audiosignaal dat wordt verstuurd vanuit
het toongeneratorblok, waardoor er reverb of ambiance enz.
aan wordt toegevoegd.
De RM1x beschikt over drie soorten effecten: het reverbeffect,
het choruseffect, en het variatie-effect.
Instellingen voor dit blok kunnen worden gekozen in de Effect-submode (pagina’s 69, 120).
Effectinstellingen van de Patroon/Song-mode kunnen worden
gemaakt in Effect-submode en in Voice-submode. In Effect
submode kunt u het effecttype en andere gedetailleerde instellingen van de drie effecten voor ieder song opslaan waardoor u de ideale akoestische ambiance kunt creëren voor de
stijl/song. In Voice-submode kunt u de effect-sendniveau-instellingen van de drie effecten voor elk deel van de stijl/song
opslaan.
Reverbeffect
Het reverbeffect voegt galm toe aan het geluid.
In Effect-submode kunt u kiezen uit een van de 11 Ef fecttypes, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het
klankbeeld van de reverb aan te passen. Effect-submodeinstellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere
stijl/song.
Systeemeffecten en Insertie-effecten
De effecten van het effectenblok zijn onderverdeeld in twee
soorten effecten: systeemeffecten en insertie-effecten.
Bij de RM1x zijn het reverbeffect en het choruseffect
systeemeffecten, terwijl het variatie-effect kan worden
ingesteld als zowel een systeemeffect als een insertie-effect..
Bij een systeemeffect worden effecten verwerkt door middel van Send- en Returnknoppen op de mixer. Hiermee
worden signalen van ieder deel van de toongenerator verstuurd naar het effect, waarna het verwerkte signaal wordt
teruggestuurd naar de mixer.
Bij een insertie-effect wordt het effect in series verbonden
tussen het instrument en de mixer, en aangepast door middel van de Dry/W et-balans. Op de RM1x kan een insertieeffect op ieder willekeurig geselecteerd deel worden toegepast.
Choruseffect
Het choruseffect voegt ruimte en diepte toe aan het geluid.
In Effect-submode kunt u kiezen uit een van de 11 Ef fecttypes, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het
klankbeeld van de chorus aan te passen. Effectsubmodeinstellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere
stijl/song.
V ariatie-effect
Het variatie-effect bevat 43 soorten effecten, waaronder
reverb en chorus, maar ook distortion en overdrive enz.
In Effect-submode kunt u kiezen uit één van de 43 soorten
Effect, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het
klankbeeld van het effect aan te passen. Effect-submode
instellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere
stijl/song.
RM1x SEQUENCE REMIXER 39
6. Effectenblok
❏ Hoe de effecten werken
• Variatie = Insertie
Als de Variatieverbinding op Inserie wordt gezet worden
de drie effecten onderling aangesloten zoals is weergegeven in onderstaand diagram.
Variatie kan slechts worden gebruikt door één deel
variatiedeel
volume expressie
volume expressie
volume expressie
volume expressie
deel 1
deel 2
deel 3
deel 16
VAR
variatie aan/uit
VAR
variatie aan/uit
VAR
variatie aan/uit
VAR
variatie aan/uit
PAN
PAN
PAN
PAN
dry
rev send
cho send
dry
rev send
cho send
dry
rev send
cho send
dry
rev send
cho send
dikke lijn geeft een stereosignaal aan
reverbpan
REVERB
chorus naar reverb sturen
PAN
CHORUS
PAN
choruspan
reverb
return
chorus
return
OUTPUT
(pages 69, 120)(pages 64, 120)
Op de 16 delen van het toongeneratorblok worden de signalen die zijn geselecteerd door “aan/uit” van de Voice-submodevariatie (pagina’s 64, 120) ge-input naar het variatie-effect,
waardoor dit variatie-effect daar zal worden toegepast.
De signalen van alle toongeneratordelen, inclusief de bovenstaande deel, worden naar het reverbeffect en het choruseffect
gestuurd al naar gelang de instellingen van de Voice-submode
Sendniveau (pagina’s 64, 120) en Chorus Send Level (pagina’s 64, 120). Hier kunt u de diepte van het effect voor ieder
deel aanpassen.
DRY LINE
De stereolokatie van de effect-output wordt bepaald door de
Reverb-Pan- (pagina’s 72, 121) en Chorus-Paninstellingen
(pagina’s 71, 121) van de Effectsubmode.
Een bus line die “Chorus Naar Reverb Sturen” heet (pagina’s
71, 121) verbindt het choruseffect met het reverbeffect. Met
deze bus line kunt u het choruseffect en het reverbeffect
seriegewijs verbinden.
40 RM1x SEQUENCE REMIXER
• Variatie = Systeem
Als Variatieverbinding op Systeem wordt gezet worden
de drie effecten aangesloten zoals weergegeven in onderstaand diagram.
6. Effectenblok
dikke lijn geeft stereosignaal aan
deel 1
deel 2
deel 3
deel 16
volume expressie
volume expressie
volume expressie
volume expressie
PAN
PAN
PAN
PAN
dry level
rev send
cho send
var send
dry level
rev send
cho send
var send
dry level
rev send
cho send
var send
dry level
rev send
cho send
var send
DRY LIJN
REVERB
chorus naar reverb sturen
CHORUS
variatie naar chorus sturen
variatie naar reverb sturen
VARIATIE
PAN
reverbpan
PAN
choruspan
PAN
variatiepan
reverb
return
chorus
return
variation
return
OUTPUT
(pages 69, 120)(pages 64, 120)
De signalen van alle toongeneratordelen zullen naar het
reverb-, chorus-, en variatie-effect worden gestuurd al naar
gelang de instellingen van de Voicesubmode: ReverbSendniveau (pagina’s 64, 120), Chorus-Sendniveau (pagina’s 64, 120), en Variatie-Sendniveau (pagina’ s 64, 120).
Hier kunt u de diepte van het effect voor ieder deel instellen.
De stereolokatie van de effectoutput wordt bepaald door
de instellingen Reverb Pan (pagina’s 72, 121), Chorus Pan
(pagina’s 71, 121), en Variatie Pan (pagina’s 70, 121) van
de Effect-submode.
Als de V ariatieverbinding = Systeem, dan worden drie bus
lines aangesloten. Chorus Naar Reverb Sturen (pagina’s
71, 121) is een bus line die het Choruseffect aansluit op
het Reverbeffect. Variatie Naar Chorus Sturen (pagina’s
70, 121) is een bus line die het Variatie-effect aansluit op
het Choruseffect. Variatie Naar Reverb Sturen (pagina’s
70, 121) is een bus line die het Variatie-effect aansluit op
het Reverbeffect. Met deze drie bus lines kunt u de effecten op veel verschillende manieren toepassen, bijvoorbeeld
door deze in serie aan te sluiten of te verdelen.
RM1x SEQUENCE REMIXER 41
7. Over floppy disks
7. Over floppy disks
Op de RM1x kunt u met floppy disks data bewaren die u aanmaakt, of data uitwisselen met andere apparaten. Dit gedeelte
geeft uitleg over het soort floppy disks dat past bij de RM1x,
en wat u zou moeten weten over het omgaan met floppy disks.
❏ Soorten floppy disks
Op de RM1x kunt u twee soorten floppy disks gebruiken: 3.5
inch 2HD en 3.5 inch 2DD.
Voordat u data-files kunt opslaan op een floppy disk, moet
deze worden geformatteerd (geïnitialiseerd) (pagina 79).
De RM1x formatteert 2HD disks in 1.44 MB (megabytes) en
2DD disks in 720 KB (kilobytes) MS-DOS-formaat. (MS-DOS
is een gedeponeerd handelsmerkvan Microsoft Corporation.)
Omdat dit formaat gebruikt wordt door zowel computers als
Yamaha-produkten en de produkten van andere fabrikanten,
is deze disk gebruikscompatibel.
❏ Een floppy disk verwijderen
Nadat u heeft vastgesteld dat de floppy disk drive niet meer in
gebruik is, drukt u stevig op de ejectknop. Zorg ervoor dat de
floppy disk in zijn geheel is verwijderd en neem deze vervolgens uit de drive.
Druk stevig en toch voorzichtig op de ejectknop
en verwijder de disk
Als de disk erin blijft zitten en er niet soepel uitkomt, druk
dan nogmaals stevig op de ejectknop, of stop de disk er nog
een keer in terug en druk dan op de ejectknop.
Als het “disk-in-gebruik”-indicatorlampje brandt, worden data
uitgewisseld tussen de floppy disk en de RM1x. Als dit het
geval is, zet dan het apparaat nooit uit of haal de disk er nooit
uit.
Als u dit wel doet bestaat de kans dat behalve de floppy disk
ook de floppy disk-drive beschadigd raakt.
3.5 inch 2HD
1.44 MB
3.5 inch 2DD
720 KB
❏ Een floppy disk invoeren
Met de labelkant van de floppy disk naar boven gericht, stopt
u deze in de floppy disk drive waarbij u als eerste het sluitereinde invoert.
Stop de disk er voorzichtig in totdat u een klik hoort.
Stop de disk er voorzichtig in totdat u een klik hoort
❏ Regelmatig schoonmaken van
de disk-drivekoppen
Floppy-diskdrives bevatten een hoge-precisie magnetische
kop. Als u een floppy-diskdrive gedurende langere tijd gebruikt, raken de koppen bevuild met magnetische deeltjes van
de floppy disk. Hierdoor neemt de kans op fouten toe als data
worden gelezen of geschreven.
Om de floppy-diskdrive in goede conditie te houden, is het
raadzaam de koppen regelmatig (een keer per maand) schoon
te maken.
❏
Omgaan met, en opbergen van
Floppy disks
Floppy disks mogen nooit worden blootgesteld aan direct zonlicht of extreme temperaturen, of worden bewaard op extreem
vochtige of stoffige plaatsen.
Zorg ervoor dat de floppy disks niet in de buurt komen van
sterk magnetische velden, zoals bijvoorbeeld televisietoestellen of luidsprekers.
Voordat u de machine uitzet, kunt u het beste de floppy disk
uit de drive halen. Als u de floppy disk gedurende een lange
tijd in de drive laat zitten terwijl de machine uitstaat, dan bestaat de kans dat de disk vuil wordt waardoor er lees/schrijffouten optreden.
42 RM1x SEQUENCE REMIXER
7. Over floppy disks
❏ Voorkomen van onopzettelijk
wissen
Floppy disks zijn uitgerust met een schrijfbeveilingingsschuifje waarmee u onopzettelijk verlies van data kunt voorkomen. Op floppy disks
die belangrijke data bevatten verplaatst u het schrijfbeveiligingsschuifje
in de schrijfbeveiligingspositie (het venstertje open) zodat er geen data
op de disk kunnen worden geschreven.
schrijven
toegestaan
schrijven
niet toegestaan
schrijfbeveiligingsschuifje
❏ Data-backup
De data op een floppy disk kunnen door ongelukken beschadigd raken. Als u erg belangrijke data heeft die u wilt bewaren,
is het aan te raden hiervan een backup-kopie te maken.
❏ Filesoorten gehanteerd op de RM1x
Alle data
Deze files verwerken alle data van het interne geheugen
van de RM1x als één enkele file.
Alle data behelst de volgende data.
Songs20
Stijlen (User)50
Systeem-setup1
Songdata bevatten de muziekdata voor songs 01 - 20 van
de instellingen voor elke song van de Songmode, de Voicesubmode en Effect-submode, de Play FX-instellingen van
de Song mode en Uitgangskanaalinstellingen.
Stijldata bevatten data voor de acht Patronen van elke stijl
(50 ✕ 16 = 800), en 99 User-Frases voor elke Stijl (50 ✕
99 = 4950). De data voor elk Patroon bevatten naast de
muziekdata instellingen van Afspeelef fect, Pattern-Voice,
en Patrooneffect.
System-setup bevat de instellingen van Utility mode.
Song
Songfiles bevatten alle data in één song van Songmode.
Songfiles bevatten de volgende data.
Muziekdata opgenomen in de song
Play FX-instellingen
Uitganskanaalinstellingen
Voice-submode-instellingen
Effect-submode-instellingen
SMF
SMF (Standard MIDI File) is een aanbevolen formaat voor MIDImuziekdata, en een sequencer-dataformaat dat wordt toegepast
door veel fabrikanten van muziekinstrumenten en computersoftwarebedrijven. Apparaten die compatibel zijn met standaard
MIDI-files kunnen data uitwisselen met floppy disk, enz.
SMF verwerkt één Song of één Gedeelte (stijl) als een enkele file. De instellingen Play FX, Uitgangskanaal, Voicesubmode en Effect-submode zitten niet in een SMF-file.
SMF+TG Header
Als u een patroon/song in dit formaat opslaat, worden 1 of
2 setupmaten toegevoegd aan het begin van de muziekdata. Program Change, Volume, Pan, Reverb Sendniveau,
Chorus Sendniveau, V ariatie-Sendniveau, and T oonhoogteBend Sensitivity worden aan deze setupmaten toegevoegd
in de vorm van MIDI-data.
Als u een file laadt die is opgeslagen met een TG header en
vervolgens opnieuw word opgeslagen met de TG Headerinstelling, worden de setupdata van de toongenerator opnieuw
ingevoerd aan het begin van het patroon/song waardoor dubbele data ontstaan. Om deze reden moet u, voordat u de data
een tweede keer opslaat, met de “Delete Measure” van de
Pattern/Song-job de vorige setup-maten wissen.
Als u een file laadt en afspeelt die is opgeslagen met een
TG-header, is het tempo iets vertraagd gedurende maat 1.
Dit heeft echter geen effect op het afspelen van het oorspronkelijke deel van de songdata.
Als u een file laadt en afspeelt die is opgeslagen met een
TG header, worden alle instellingen van Voice-submode
genegeerd. Als u de Voice-submode-instellingen wilt behouden, wis dan de toegevoegde setupmaten met de
“Delete Measure” van de Pattern/Song-job.
Stijlen (User)
Stijlfiles bevatten alle data in een stijl (16 gedeelten en
256 user-frases) van Pattern-mode.
Stijl-files bevatten de volgende data.
Muziekdata opgenomen in de Stijl
Play FX-instellingen
Uitgangskanaalinstellingen
Voice-submode-instellingen
Effect-submode-instellingen
❏ Data-filenaamuitbreidingen
Als u de vijf hierboven genoemde datasoorten met de RM1x
opslaat, wordt automatisch een filenaam-uitbreiding (drie lettertekens om het soort file aan te geven) aan de filenaam toegevoegd:
De PATTERN-mode bevat 60 vooringestelde stijlen - inclusief ritmes,
beats, en instrumentale delen, en omvat het gehele spectrum aan dans
en hedendaagse muziek!
Met de PATTERN-mode kunt u maar liefs 50 originele user-stijlen
opnemen die u op dezelfde manier kunt toepassen als de vooringestelde stijlen.
Dit hoofdstuk geeft uitleg over alle
PATTERN-modehandelingen.
Stijlnummer/ naamP01 ... P60, U01 ... U50Selecteert de stijl.
SpringenOFF, 001 ... 256Selecteert de maat waar de RM1x naartoe “springt” als op de STOP knop
T oets-velocity001 ... 127, RND1 ... RND4Selecteert de waarde van de noot-velocity voor het toetsenbord v an
BPM25 ... 300Stelt het tempo in van het afspelen van patronen.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. Met deze parameter kunt u
Transponeren-36 ... +36Toont de transponeerwaarde. Met deze parameter kunt u transpo-
MaatStelt de startpositie van het afspelen in, of toont de afspeellokatie.
LengteToont de totale lengte van het patroon.
Maatsoort
GedeelteA ... PToont het geselecteerde gedeelte. Met het toetsenbord kunt u ge-
TrackstatusM, SToont track-SOLO of track-MUTE.
FrasenaamGeeft de geselecteerde frase aan.
Style naam
Track status
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Section
Transpose
Measure (maat)
Lengte
Maatsoort
wordt gedrukt. Als deze op “OFF” staat, zal de afspeelpositie op dezelfde
plaats blijven als het afspelen wordt gestopt. Als u de maat wilt selecteren,
druk dan op de STOP knop terwijl u de [SHIFT] -knop ingedrukt houdt.
de RM1x. Hogere waarden produceren een sterker geluid. Er zijn
tevens vier “random velocity”-instellingen die een verschillende mate
van “random velocity”-variatie produceren. “RND1” produceert de
kleinste variatie en “RND4” de grootste variatie.
tracknummers selecteren, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27.
neren, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27.
Stelt de maatsoort van het patroon in.
deeltes selecteren, zoals beschreven op pagina 28.
Het gemarkeerde tracknummer geeft het nummer aan van de geselecteerde track.
* V oor informatie over hoe u de waarden dient te veranderen, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
Een stijl selecteren en een patroon afspelen
1 Zorg ervoor dat P ATTERN-mode wordt geselecteerd
(druk indien nodig op de MODE [PATTERN]-knop).
“PATT 1” moet nu verschijnen in de linkerbo v enhoek
van de LCD-display.
4 Druk op PLAY om af te spelen.
De PLA Y knopindicator gaat branden op de BPMwaarde, de velocity-balkjes boven actieve tracks geven het afspeelniveau aan in de corresponderende
tracks, en de MEAS-parameter geeft de afspeelmaat
2 Selecteer een stijl met displayknop 1 (P01 … P60
aan..
zijn vooringestelde stijlen. U01 …U50 zijn user-stijlen).
5 Wijzig waar gewenst gedeelten of andere parame-
ters tijdens het afspelen.
3 Selecteer een gedeelte via het toetsenbord zoals is
beschreven op pagina 28.
In de PATTERN-mode loop’t het gedeelte voortdurend totdat een ander gedeelte is geselecteerd of het
afspelen stopt.
6 Druk op STOP om het afspelen te stoppen als u klaar bent.
46 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. PATTERN Playback
❏ Patch
FrasecategorieSelecteert de frasecategorie.
FrasenummerSelecteert het frasenummer.
Noot-shift-99 ... +99Verplaatst de toonhoogte van de geselecteerde frase met het be-
BPM25 ... 300Stel het tempo in voor het afspelen van patronen.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. U selecteert een tracknum-
Transponeren-36 ... +36Toont de transponeerwaarde. U transponeer t met deze pa-
MaatStelt de startlokatie in voor het afspelen, of toont afspeelpositie.
LengteToont totale lengte van patroon.
Maatsoort
GedeelteA ... PToont het geselecteerde gedeelte. U selecteer t een gedeelte met deze
TrackstatusM, SGeeft track-SOLO of track-MUTE aan.
FrasenaamToont de geselecteerde frase.
Section
Phrase naam
ParameterWaardenFunctie
paalde aantal halftonen.
mer met deze parameter, of met het toetsenbord z oals beschre v en
op pagina 27.
rameter, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina
27.
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Stelt de maatsoort in van het patroon.
parameter, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 28.
Het gemarkeerde tracknummer geeft het nummer aan van de geselecteerde track.
Transpose
Track nummer
Maat
Lengte
Track status
Maatsoort
* V oor informatie over hoe u de waarden dient te veranderen, zie Algemene Handelingen (pagina 26)..
U kunt dit scherm gebruiken om een patroon te creëren (door
frases te schikken in 16 patroontracks), of door een bestaand
patroon te selecteren en af te spelen.
Een patroon creëren
1 Nadat u de stijl heeft geselecteerd waarop u wilt wer-
ken in de PATTERN-mode, gebruik dan de MODE
PATTERN] knop pm de PA TCH-mode te selecteren.
[
“PATT 2 PATCH” moet dan in de linkerbovenhoek
5 Selecteer de track waaraan u een frase wilt toewij-
zen met het toetsenbord zoals is beschreven op pagina 27. Het corresponderende tracknummer is gemarkeerd op de display.
van de LCD-display verschijnen.
6 Met displayknoppen 1 en 2 kunt u de frasecategorie
2 Selecteer het gedeelte dat u wilt programmeren met
het toetsenbord zoals beschreven op pagina 28.
en -nummer selecteren die u wilt toewijzen aan de
track (frasetitels bestaan uit twee delen: een categorie-afkorting aan de linkerkant, en een nummer aan
3 Stel de lengte van het gedeelte in met de lengte-
de rechterkant).
parameter.
7 U kunt doorgaan met het selecteren van tracks en
4 Druk op de PLA Y knop om het afspelen te starten
als u het geluid van het patroon wilt afluisteren terwijl
het toewijzen van fr ases totdat uw patroon compleet
is.
u eraan werkt. De PLAY knopindicator knippert in
overeenstemming met de BPM-waarde, de velocitybalkjesnaast de actieve tracks geven het afspeel-
8 Druk op STOP om het afspelen te stoppen als u
klaar bent.
niveau aan in de corresponderende tracks, en de
MEAS-parameter geeft de maat tijdens het afspelen
aan.
RM1x SEQUENCE REMIXER 47
1. PATTERN Afspelen
Houd er rekening mee dat de rechterkant van de “hokje” (in de PATCH-modedisplay) dat om de frasenamen staat, aangeeft of
de lengte van de frase kleiner, gelijk of langer is aan die van het patroon.
Fraselengte kleiner of gelijk aan patroonlengte.Fraselengte groter dan patroonlengte.
48 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Opnemen
2. Opnemen
Hoewel de RM1x is uitgerust met veel vooringestelde frases,
kunt u ook uw eigen user-frases opnemen. Met de Phrase
Recording-submode kunt u dit opnemen.
Met de RM1x kunt u op twee manieren opnemen: realtimeen stapsgewijs (step) opnemen.
Bij realtime opname is de RM1x vergelijkbaar met een tape recorder
omdat deze de data opneemt zoals deze worden afgespeeld. Hierdoor
kunt u alle nuances van een werkelijke performance opnemen.
Met stapsgewijs opnemen input u de frase met één noot tegelijk, bijna alsof u de noten op een stuk muziekpapier zou schrijven. Hiermee kunt u ingewikkelde frases creëren zonder deze
in realtime af te spelen op het toetsenbord.
Het opnemen voorbereiden
1 Ga naar de VOICE-submode en wijs de voice(s) die
u wilt gebruiken toe aan de track(s) die u wilt opnemen, zoals beschreven op pagina 63.
2 Keer terug naar de PATTERN-mode.
Hoewel u zowel in het hoofd-PATTERN als in de
PATCH-mode kunt opnemen, moet u vanaf de
PATTERN-mode star ten om de op te nemen stijl te
selecteren en de opnamemode
(REPLACE, OVERDUB,
STEP, of GRID — hieronder apart beschreven).
3 Met displayknop 1 selecteert u de stijl waarop u wilt opne-
men
(user-stijlen “U01 … U50” kunnen slechts worden opgenomen).
4 Met de lengteparameter selecteert u de fraselengte
die u wilt opnemen, en met de maatsoortparameter
selecteert u de gewenste maatsoort. Deze wijzigin-
gen kunnen alleen worden gemaakt voor “lege” pa-
tronen (patronen kunnen worden gewist met behulp
van de Clear Pattern-job, pagina 98).
5 Druk op REC om de opname-standby-mode in te gaan.
De rode REC knopindicator brandt en de PATTERN-
modedisplay verschijnt zoals hieronder is getoond.
6
Met displayknop 2 selecteert u de opnamemode die u
wilt gebruiken (“REPL” = REPLACE, “OVER” = OVER-
DUB, “STEP” = STEP, en “GRID” = GRID). U kunt nu
ook displayknop 1 gebruiken om te bepalen of het pa-
troon zal loop’en of niet tijdens het opnemen.
Frasenaam
Transponeren
Maat
Lengte
Maatsoort
Tracknummer
ParameterWaardenFunctie
Loop aan-uitON, OFFBepaalt of het patroon zal loop’en tijdens de opname.
Opnametype
Toetsenbord-velocity001 ... 127, RND1 ... 4Selecteert de noot-velocitywaarde voor het toetsenbord van de
BPM25 ... 300Stelt het tempo in voor het afspelen van patronen.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde gedeelte . Dit kunt u bereiken met het toet-
Transponeren-36 ... +36
MaatStelt de beginpositie in van het opnemen, of toont huidige opnamepositie.
LengteStelt de fraselengte in, in maten.
Maatsoort
TrackstatusHet gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde track aan.
FrasenaamGeeft de geselecteerde frase aan.
RM1x. Hogere waarden produceren sterkere geluiden. Er zijn ook
vier “random velocity”-instellingen die een verschillende mate van
“random velocity”-variatie produceren. “RND1” produceert de kleinste variatie en “RND4” de grootste.
senbord zoals beschreven op pagina 27.
Toont de transponeerwaarde. U kunt met deze parameter transponeren, of met het
Stelt de maatsoort in van het patroon
toetsenbord zoals beschreven op pagina 27
Trackstatus
.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 49
2. Opnemen
Manieren van opnemen
De P A TTERN-mode biedt vier verschillende manieren (types) om frases op te nemen: twee realtime-manieren, en twee stapsgewijze manieren.
Het REPLACE-type neemt performance-data in realtime
op, waarbij reeds bestaande data worden overschreven in
de user-frase van bestemming. De nieuwe data vervangen
de oude. U moet op deze manier opnemen indien u een
frase wilt redo’en waar u niet tevreden over bent, of die u
niet meer nodig hebt. (pagina 51)
Het OVERDUB-type - het tweede realtime-type - neemt data
op over een geselecteerde frase terwijl de oude data onaangetast blijven. U moet op deze manier opnemen als u een ingewikkelde frase wilt creëren met verschillende lagen (pagina
51)
Met het STEP-type kunt u een performance componeren door
deze per event te “schrijven”. Dit is een niet-realtime,
stapsgewijze opnamemethode die lijkt op het neerzetten van
muzieknotaties op muziekpapier. Bij deze methode kunt u
“overdubben” omdat events niet worden verwijderd tenzij u
deze zelf daadwerkelijk wist. (pagina 52)
Met het GRID-type kunt u 1-maatsfrases opnemen door
noten in te voeren op een 16e-noots “grid” die zich onder
de witte toetsen van het RM1x-toetsenbord bevindt. De
toonhoogte, de gate-tijd en de velocity van iedere inge-
voerde noot kunnen met behulp van de displayknoppen
worden ingesteld. (pagina 54)
Als u de opnamestijl en de opname-mode reeds heeft in-
gesteld in de PATTERN-mode, kunt u de “record ready”-
mode direct ingaan vanuit de P ATCH-display . In dit geval
ziet de PATCH-display er als volgt uit.
Frasenaam
Transponeren
Maat
Lengte
Maatsoort
Tracknummer
ParameterWaardenFunctie
Bank MSB / LSBSelecteert de voice die wordt gebruikt om de frase af te spelen.
Zie het losse Lijstboek.
ProgrammanummerSelecteert de voice die wordt gebruikt om de frase af te spelen.
Zie het losse Lijstboek.
T ransponeren aan/uitZet transponeren aan of uit .
T r acknummer01 ... 16Geeft geselecteerde tracknummer aan. Het selecteren van het track-
nummer kunt u uitvoeren met deze parameter, of met de
toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27.
Transponeren-36 ... +36Geeft geselecteerde transponeernummer aan. Het transponeren
kunt u uitvoeren met deze parameter , of met de toetsenbordmethode
zoals beschreven op pagina 27.
MaatStelt de startlokatie van het opnemen in, of toont de huidige opname-
positie.
Lengte001 ... 256Geeft fraselengte in maten weer.
Maatsoort
TrackstatusM, SGeeft track-SOLO of track-MUTE weer.
FrasenaamGeeft de geselecteerde frase weer.
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Geeft de maatsoort van het patroon weer.
Het gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde trac k weer.
U selecteert het nummer in het PATCH-scherm. (pagina 47)
Met de Phrase name pattern-job kunt u de frase een willekeurige
frasenaam toewijzen. (pagina 95)
Trackstatus
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
50 RM1x SEQUENCE REMIXER
❏ Realtime Opnemen (Vervan-
gen, Overdubben)
Met deze opneemmethode kunt u uw frase invoeren in real
time. U kunt de frase direct invoeren met het microtoetsenbord
of anders met een remote MIDI-toetsenbord of ander MIDIapparaat. Of u kunt een frase vanuit een computer of andere
sequencer opnemen (kopiëren).
De PATTERN-mode biedt twee opnamemethoden voor
realtime-frasen: REPLACE en OVERDUB.
Met de REPLACE-methode kunt u een geheel nieuwe frase
creëren of een reeds bestaande frase overschrijven. Deze methode wist alle bestaande data in de geselecteerde frase.
Met OVERDUB “overdub’t” u nieuwe data op de bestaande
data van de frase. Hiermee kunt u ingewikkelde meerlagige
frases opbouwen.
1 Nadat de “Preparing to Record”-procedure zoals hier-
boven beschreven af is, selecteert u de track om op
te nemen via het toetsenbord van de RM1x zoals
beschreven op pagina 27.
2. Opnemen
U houdt beide toetsen tegelijk ingedrukt terwijl de
opname het punt passeert waar de (slechte) oorspronkelijke noot werd ingevoerd.
• Met patroonjob 00 (Undo/Redo) kunt u een opname wis-
N.B.
sen die u net heeft gemaakt. Hiermee kunt u data herstellen die u per ongeluk heeft overschreven met nieuwe data.
(pagina 82)
• Onthoud dat u, alvorens op te nemen, ook andere juiste
parameters dient in te stellen zoals BPM, kliktel, klikmode,
en opname-count (zie pagina 133).
• Als u velocity-waarden “true” wilt opnemen, voer dan de
data in vanaf een remote MIDI-toetsenbord.
2 Stel de BPM in naar de waarde waarop u wil opne-
men.
Het is soms handiger een langzaam tempo in te stellen voor realtime-opname. Hierdoor heeft u voldoende tijd om de data in te voeren.
3 Druk op de PLAY knop om het opnemen te star-
ten. U zult de metronoom horen en u krijgt een 1maats count-in voor de eerste op te nemen maat. De
count-in wordt aangegeven door negatieve getallen
in de “MEAS”-parameter.
Speel het gewenste deel af op het toetsenbord van
de RM1x of op een extern MIDI -toetsenbord
4 Druk op de STOP knop als u met opnemen wilt
stoppen. De normale PATTERN-afspeelmode wordt
automatisch opnieuw geselecteerd als u stopt met
opnemen, en u keert automatisch terug naar de top
(eerste maat) van het patroon.
5 Herhaal indien gewenst stappen 1 tot en met 4 om
andere tracks op te nemen.
Als u een onjuiste mode input, kunt u deze in een
volgende ronde verwijderen door de [SHIFT]-knop
samen met dezelfde noottoets ingedrukt te houden.
RM1x SEQUENCE REMIXER 51
2. Opnemen
❏ Stapsgewijs Opnemen
Met deze opnamemode neemt u slechts een enkele noot tegelijk op. U stelt dan de meest geschikte waarden in voor de lengte,
velocity enz.
Als EVENT TYPE = Noot:
Eventtype
Eventtype
Maatsoort
Maatsoort
Tracknummer
Als EVENT TYPE = PB:
Tracknummer
Wijzer
Wijzer
Maatsoort
WijzerNootpositie.
StapDe “afmeting” van de opnamestap. Dit bepaalt naar welke positie
Velocity van de Toetspad001 ... 127, RND1 ... 4De velocity-waarde van de in te voeren noot.
Waarde
Gate-tijd001 ... 200De lengte van de ingevoerde noot. Hiermee kunt u legato-, stac-
PauzeVoert een pauze in in geselecteerde nootlengte op de nootwijzerpositie.
VerbindenVerlengt de v orig opgenomen noot door deze te v erbinden met een
WissenWist de noot of akkoord bij de nootwijzer.
Bk DeleteVerplaatst de nootwijzer achterwaarts met de geselecteerde noot-
T racknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. Dit kan gebeuren met
EventtypeNote, PB, CC[000] ... CC[119]Selecteert welk type event er wordt ingevoerd.
Maatsoort
Selecteert de waarde voor alle eventtypes behalve “Noot.” Deze parameter verschijnt als u een willekeurige EVENT TYPE selecteert (behalve “Noot”). Druk op
de [ENTER]-knop om de geselecteerde waarde werkelijk in te voeren.
cato-, en andere effecten creëren.
andere noot van dezelfde lengte en toonhoogte.
lengte en wist de corresponderende noot of het akkoord.
deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27 .
Geeft de maatsoort van het patroon aan.
Eventtype
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
52 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Opnemen
1 Nadat u de “Preparing to Record”-procedure heeft
doorlopen zoals hierboven beschreven, selecteer dan
de track om op het toetsenbord van de RM1x op te
nemen zoals beschreven op pagina 27.
2 Druk op de PLAY knop om het opnemen te star-
ten. De STEP-opneemdisplay verschijnt zoals hierboven getoond .
3 Met de displayknoppen stelt u de STEP-, PAD
VELO-, en GATE TIME-parameters naar wens in.
4 Voer een noot in.
Als u de nootparameters heeft geselecteerd, kunt u
de noot invoeren door gewoon de juiste toets te drukken op het toetsenbord van de RM1x (of op uw externe MIDI-toetsenbord). Een stip die correspondeert
met de ingevoerde noot verschijnt in de notendisplay
en de nootwijzer zal naar de volgende positie gaan.
Akkoorden kunnen worden ingevoerd door eenvoudigweg de nootwijzer naar een noot terug te brengen en een andere noot op dezelfde plaats in te voeren (dit kunt u zo vaak doen als nodig is). Zie “Op de
Display Navigeren”, hieronder.
Tijdens het STEP-opnemen kunt u op de PLAY
knop drukken om het opnemen te starten en het
materiaal dat u opneemt af te luisteren.
5 Herhaal stappen 3 en 4 totdat de track compleet is,
en druk dan op STOP om het opnemen te stoppen.
• Bij stapsgewijs opnemen, worden noten geregistreerd bij
N.B.
het loslaten van de toetsen in plaats van bij het indrukken
ervan. Hiermee kunt u gemakkelijk een blokakkoord invoeren: u kunt de noten er één voor één uitkiezen en deze
allemaal tegelijkertijd loslaten.
De Notendisplay
De notendisplay toont maximaal vier kwartnoten met data
tegelijkertijd (dat is een maat in 4/4-tijd). Ieder driehoekje
op de display is gelijk aan een stap van een 32e-noot. Als
de geselecteerde maatspoort uit meer dan 4 kwartnoten
per maat bestaat, dan scroll’t de display om de extra noten
te tonen.
Op de Display Navigeren
Met displayknop 1 kunt u de nootwijzer naar elke positie
brengen waar u een noot wilt invoeren, of naar iedere noot
die u wilt wissen. U hoort de juiste noot of het juiste akkoord als de nootwijzer naar een nootsymbool wordt gebracht. Als u met de nootwijzer het einde van de
notendisplay passeert, verschijnt de volgende maat. Als u
voorbij de laatste maat in de frase gaat, verschijnt de eerste maat.
De numerieke POINTER-display
Het POINTER-gebied van de display van het stapsgewijs
opnemen geeft de positie aan van de nootwijzer in maten,
1/4-noottellen, en klokken (er zijn 480 klokken per 1/4noot). Als u tijdens het opnemen niet zeker weet welke
maat u ziet op de notendisplay, controleer dan de
POINTER-display.
PAD-invoerpunt van niet-nootwaarden
Als tijdens het stapsgewijs opnemen geen nootevent maar
een ander eventtype wordt geselecteerd, kunnen waarden
worden ingevoerd via het toetsenbord van de RM1x als de
VALUE-parameter is ingesteld op PAD.
• PB-Events
Als het Pitch Bend (PB)-eventtype wordt geselecteerd en
de VALUE-parameter is ingesteld op PAD, dan wordt de
volledige -8192 … +8191 parameterreeks toegewezen aan
het toetsenbord van de RM1x.
Als u de meest linkse toets indrukt terwijl u de [OCT UP]knop ingedrukt houdt, voert u de waarde “±0000” in en
iedere toets daar rechts van verhoogt de waarde met ongeveer 341 per halftoon. De uiterst rechtse toets voert
“+8191” in.
Als u de uiterst rechtse toets indrukt terwijl u de [OCT
UP]-knop ingedrukt houdt, voert u de waarde “±0000” in
en iedere toets daar links van verlaagt de waarde met ongeveer 341 per halftoon. De uiterst linkse toets voert “8192” in.
Het toetsenbord kan ook worden gebruikt zonder de [OCT
UP] of [OCT DOWN]-knop ingedrukt te houden, maar in
dit geval produceert de middelste toets een waarde van
“±0000” terwijl toetsen daar links en rechts van de waarde
respectievelijk verlagen en verhogen met ongeveer 341
per halftoon. De meest linkse toets voert
“-4096” en de meest rechtse toets voert “+4096” in.
• CC-Events
Als u het Control Change (CC)-eventtype selecteert en u
stelt de VALUE-parameter in op PAD, dan wordt de volledige 000 … 127 parameterreeks toegewezen aan het toetsenbord van de RM1x.
De meest linkse toets voert een waarde van “000” in en
elke toets rechts daarvan verhoogt de waarde met 5 of 6
per halftoon. De meest rechtse toets voert “127” in.
RM1x SEQUENCE REMIXER 53
2. Opnemen
❏ Stapsgewijs Opnemen (Grid)
Met de GRID-opnamemode kunt u snel eenmaatsfrases opnemen via een 16e-noots “grid” door het bedienen van de witte
toetsen van het toetsenbord van de RM1x.
Tracknummer
ParameterWaardenFunctie
NootC-2 ... G8Bepaalt de toonhoogte van de in te voeren noot.
Gate-tijd001% ... 999%De lengte van de ingevoerde noot. Hiermee kunt u legato, staccato
en andere effecten bereiken.
Toetspad velocity001 ... 127, RND1 ... RND4De velocity-waarde van de in te voeren noot.
BPM025 ... 300Stelt de BPM in waarmee het patroon zal spelen tijdens het opnemen.
Tracknummer01 ... 16Toont het tracknummer. U kunt een tracknummer selecteren met
deze parameter or via de toetsenbordmethode zoals beschreven
op pagina 27.
T ransponeren-36 ... +36T oont de transponeerwaarde . Transpositie kunt u instellen met deze
parameter, or via de toetsenbordmethode zoals beschre v en op pa-
gina 27.
MaatToont de startlokatie van het afspelen, of toont huidige afspeellokatie.
Transponeren
Maat
Lengte
Maatsoort
LengteGeeft fraselengte in maten aan.
Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Geeft de maatsoort weer van het patroon.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
1Nadat u klaar bent met “Het Opnemen Voorbereiden”
zoals hierboven beschreven, kies dan de track die u
wilt opnemen met het toetsenbord van de RM1x zoals beschreven op pagina 27.
de grid wordt ingevoerd, gaat de corresponderende
toets-LED branden. Noten kunnen worden gewist
door eenvoudigweg een tweede keer op de betreffende witte toets te drukken zodat de indicator uit
gaat. Alleen noten waarvan de toonhoogte is gese-
2Druk op de PLA Y knop om het opnemen te starten.
De GRID-opnamedisplay verschijnt (zie figuur hierboven).
lecteerd, worden aangegeven door de toets-LEDs.
U kunt akkoorden invoeren door een andere noot met
een verschillende toonhoogte op dezelfde plaats in
te voeren. Als u een oneven maatsoort selecteer t
3Met de Displayknoppen kunt u naar wens de NOTE-
(toonhoogte), GATE TIME-, en PAD VELO-parameters instellen. De NOTE-parameter kunt u ook instellen door de juiste toets op het RM1x toetsenbord in
te drukken terwijl u de
[SHIFT]
-knop ingedrukt houdt.
zoals 5/4, kunt u met de
[OCT DOWN]
plaatsen waardoor u toegang krijgt tot de extra nootposities.
Tijdens GRID-opname kunt u op de PLA Y knop druk-
ken om met afspelen te beginnen en het materiaal af
4 Voer een noot in.
te luisteren dat u opneemt.
Als de nootparameters eenmaal zijn geselecteerd,
kunt u noten op iedere willekeurige 16e-nootspositie
invoeren binnen het 1-maatspatroon door eenvou-
5Herhaal stappen 3 en 4 totdat de track compleet is, en
druk dan op STOP om de opname te stoppen.
digweg op de juiste witte toets te drukken op het toetsenbord van de RM1x. Elk van de 16 witte toetsen
correspondeert met een 16e noot. Als een noot op
en
[OCT UP]
knoppen de grid ver-
54 RM1x SEQUENCE REMIXER
3. Groove
3. Groove
❏ Grid-Groove
Met de RM1x Grid-Groovefunctie kunt u de toonhoogte, timing, lengte, en velocity van noten in een geselecteerde track
wijzigen met een 1-maats16e-nootsgrid “grooves” te creëren die u niet zou kunnen creëren met precieze sequencer-achtige
programmering. De Grid-Groovefunctie beïnvloedt het afspelen van patroon en arpeggio zonder de sequencedata te veranderen. Voor iedere user-stijl worden de Grid-Groove-instellingen afzonderlijk in het geheugen opgeslagen. Voor een vooringestelde stijl echter gaan de Grid-Groove-instellingen verloren zodra u een andere stijl kiest.
•Als de GRID GROOVE-display wordt getoond, produceert het spelen op het toetsenbord van de RM1x geen geluid en solo
N.B.
tracktoewijzingen kunnen niet worden gewijzigd.
Track nummer
Grid nummer
ParameterWaardenFunctie
Noot-offset-99 ... 00 ... +99Verhoogt of verlaagt de toonhoogte van de geselecteerde noot/no-
ten met cent-eenheden.
Klokverplaatsing-120 ... 000 ... +120V erplaatst de timing van de geselecteerde noot/noten v oor- of ach-
terwaarts met klokeenheden.
Gate-offset-120 ... 000 ... +120Verlengt of verkort de geselecteerde noot/noten
Velocity-offset-127 ... 00 ... +127Verkleint of vergroot de velocity van de geselecteerde noot/noten.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt dut tracknummer
selecteren via deze parameter, of via de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27.
Gridnummer-36 ... +36Toont het gr idnummer.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
1Vanuit de P A TTERN- of PA TCH-mode drukt u op de SUBMODE
[GROOVE]
knop om naar de Grid-Groovedisplay te gaan.
ook een enkele nootpositie selecteren en alle andere
tegelijkertijd de-selecteren door op een witte toets te
drukken terwijl u de
2 Druk op de PLA Y knop om het afspelen van patro-
nen te starten als u het afspelen daarvan wilt afluisteren tijdens het instellen van de groove.
5Wijzig de groove-parameters waar nodig voor de ge-
selecteerde nootposities met de NOTE OFFSET-,
CLOCK SHIFT-, GA TE OFFSET-, en VELO OFFSET-
3Selecteer de track waarop u wilt werken via het toetsen-
bord van de RM1x zoals beschreven op pagina 27.
knoppen. Icoontjes die aange v en dat offset is toege-
past verschijnen op de betreffende plaatsen. De
icoontjes geven tevens de richting van de offset aan
4Met de witte toetsen van het toetsenbord van de RM1x
kunt u de nootpositie selecteren die u wilt wijzigen. In de
GRID-parameter in de rechterbovenhoek van de display
kunt u ook nootposities selecteren. Geselecteerde noot-
en bij benadering de mate van offset. Als het patroon
langer dan 1 maat is, zullen de groove-instellingen
op dezelfde manier worden toegepast op elke maat
van het patroon.
posities worden gemarkeerd weergegeven op de grid in
•Als het patroon waarop Grid Groove is toegepast een
de LCD-display , en de indicators op de corresponderende
toetsen van het toetsenbord gaan branden. Iedere witte
toets correspondeert met een 16e-nootslokatie in de 1maatsgroove. Als u dezelfde toets indrukt, zet dit beurtelings de corresponderende noot aan en uit. U kunt
N.B.
maatsoort heeft die langer is dan 4 tellen (d.w.z. 6/4,
12/8), wordt de 5e tel op dezelfde manier beïnvloed als de
1e in de Grid-Groovedisplay, de 6e tel correspondeert met
de 2e tel op de display, enzovoort.
[SHIFT]
knop ingedrukt houdt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 55
3. Groove
De Grid-Groove opnemen
De gridgroove-instellingen kunnen op de volgende manier
worden samengevoegd met de sequencedata.
1Stel de Grid Groove in zoals boven beschreven.
2Druk op de [PATTERN] knop om naar de Patter n-
afspeelmode te gaan.
3Druk op de REC knop om in de opname-standby
mode te komen.
4Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.”
5Dr uk op de PLAY knop om opnemen te beginnen.
U hoeft geen nieuwe data op te nemen; de instellingen van de grid groove worden automatisch opgenomen.
6Dr uk op de STOP knop om opnemen te stoppen
nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De instellingen van de Grid Groove worden automatisch
geïnitialiseerd als het opnemen wordt gestopt.
56 RM1x SEQUENCE REMIXER
4. FX afspelen
4. FX afspelen
Met de PLAY FX-submode kunt u een aantal patroon-afspeelparameters wijzigen om het geluid en het ‘gevoel’ van het patroon te veranderen zonder daarbij de sequencedata te veranderen. De PLAY FX-instellingen beïnvloeden het afspelen van
zowel patroon als arpeggio. Naast timing- en articulatieparameters waaronder beat stretch, clock shift, gate-tijd, en velocityoffset, bevat de PLAY FX-submode een mogelijkheid tot harmoniseren waarmee u unison harmony, octave harmony, en
parallel harmony voor nog betere sonische flexibiliteit kunt bewerkstelligen.
Iedere stijl slaat zijn eigen PLAY FX-instellingen op. Als u overgaat op een andere stijl, worden de instellingen van die stijl
automatisch effectief. Houd er rekening mee dat de PLAY FX-instellingen gelden voor alle 16 gedeeltes in de stijl.
U kunt doorgaan met het afspelen van het geselecteerde patroon terwijl u in de PLAY FX-submode werkt. De Sequencerknoppen ( , , , / ) kunnen als normaal worden bediend. Dit betekent dat u de resultaten van uw wijzigingen kunt afluisteren terwijl u daaraan werkt.
❏Harmoniseren
Met Harmonize kunt u op een nog flexibelere manier gebruik maken van de afspeeleffecten van de RM1x, door middel van
unison harmonizatie waardoor u opzettelijk buiten-de-fase effecten creëert, maar ook, octave harmony, en de toevoeging van
2 parallelle harmony lines.
De Harmonize-instellingen zullen afzonderlijk worden opgeslagen in het geheugen van iedere user-stijl, maar de Harmonizeinstellingen gaan verloren bij toepassing op een vooringestelde stijl, zodra een verschillende stijl wordt geselecteerd.
ParameterWaardenFunctie
UnisonOFF, x2 ... x8Bepaalt het aantal unison-noten dat gespeeld gaat worden (op de-
zelfde toonhoogte). Hiermee kunt u het geluid ‘verdikken’ en opzettelijke buiten-de-fase effecten produceren.
Octaver-10 ... OFF ... +10Produceert een octave harmony line het geselecteerde aantal oc-
taven boven of onder de oorspronkelijke noten.
Harmoniseren 1-99 ... OFF ... +99Produceert een parallel harmony line het geselecteerde aantal halve
tonen boven of onder de oorspronkelijke noten.
Harmoniseren 2-99 ... OFF ... +99Produceert een parallel harmony line het geselecteerde aantal halve
tonen boven of onder de oorspronkelijke noten.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren hiervan kunt
u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren-36 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschre ven op pagina
27.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 57
4. FX afspelen
❏Fx afspelen
ParameterWaardenFunctie
Beat stretchW ijzigt proportioneel de afspeellengte van frases op track.
Clock Shift-480 ... 0 ... +480Verplaatst afspeel-timing, met klok-cycle-eenheden. Zie ook de-
Gate-tijd000% ... 100% ... 200%Gate-tijd wijziger waarmee u de oorspronkelijke gate-tijden kunt
Velocity-offset-127 ... 0 ... 127Offset-waarde, toegepast op oorspronkelijke velocities. Zie details hieronder.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer U kunt een tracknummer
Transponeren-36 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Als de meter bijvoorbeeld wordt ingesteld op 4/4, en u stelt de schaaltijd in
op 50%, dan zal dit de meter comprimeren tot op 2/4. Als u deze op 75%
instelt, comprimeert dit de meter tot op 3/4. Een 150% schaaltijd vergroot
de meter tot op 6/4 en een instelling van 200% vergroot deze tot op 8/4.
Noot-timing wijzigt u op dezelfde manier. Op een 50%-schaal, co verteert een kwartnoot in de oorspronkelijke frase in een achtste noot;
op 66%, ineen kwartnoottriplet; op 75%, in een dotted achtste noot;
op 150%, in een dotted kwartnoot; op 200%, ineen halve noot.
Met deze schalingsmogelijkheid kunt u gemakkelijk complexe ritmes in uw patronen invoeren.
tails hieronder.
wijzigen. Zie ook details hieronder.
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
❏Clock Shift
Oorspronkelijke data
Met deze parameter kunt u de afspeeltijd met een bepaald
aantal clock cycles verplaatsen.
CLOCK SHIFT = +240
Op de RM1x is een clock cycle gelijk aan 1/480 kwartnoot.
Een negatieve verplaatsingswaarde verplaatst de timing
CLOCK SHIFT = -240
achterwaarts (naar het begin van de song), terwijl een positieve waarde de timing voorwaarts verplaatst. Een instelling van +480, bijvoorbeeld, vertraagt de afspeeltiming
met een tel.
•Het is niet mogelijk de afspeeltiming achterwaarts voor-
N.B.
bij het oorspronkelijke startpunt van de song te verplaatsen. Als u de waarde instelt op bijvoorbeeld -300 worden
alle songdata in de eerste 300 clock cycles van de opname
exact naar het beginpunt terugverplaatst.
58 RM1x SEQUENCE REMIXER
Gate-tijd
Deze waarde wijzigt de gate-tijden van de noten op de
track. U kunt deze wijzigen door de oorspronkelijke gatetijd te vermenigvuldigen met de wijzigingswaarde (percentage).
4. Play FX
Original data
De gate-tijd geeft de lengte aan van de tijd dat een noot
wordt aangehouden. Voor niet-percussievevoices is de
gate-tijd gelijk aan de tijd nodig voor het afspelen.
Als u deze waarde instelt op 100% dan wordt de oorspronkelijke gate-tijd gebruikt. Als u deze instelt op minder dan
100% dan worden de gate-tijden verlaagd, terwijl hogere
waarden de gate-tijd verhogen.
Al de gewijzigde gate-timewaarde minder dan 1 is, dan
gebruikt de RM1x een waarde van 1.
Original data
(Gate)
4848958648
Gate time modifier = 50%
(Gate)
2424474324
Gate-time modifier = 150%
(Gate)
727214212972
(Vel)
96643212796
VELOCITY OFFSET = -20
(Vel)
76441210776
VELOCITY OFFSET = +20
(Vel)
1168452127116
Het opnemen van de PLAY FX-instellingen
De instellingen van de grid groove kunnen op de volgende
manier worden samengevoegd met de sequencedata.
1Stel de PLAY FX in zoals hierboven beschreven.
2Druk op de [P ATTERN] knop om naar Pattern-afspeel-
mode te gaan.
Velocity offset
Met deze parameter kunt u een offset toewijzen aan de
velocity-waarden van de track.
Positieve waarden verhogen de afspeel-velocity, terwijl
negatieve waarden deze verlagen.
3Druk op de REC knop om in de opneem-standby
mode te komen.
4Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.”
5Druk op de PLA Y knop om het opnemen te starten.
U hoeft geen enkele nieuwe data op te nemen want
de instellingen voor de grid-groove worden automa-
tisch opgenomen.
6Dr uk op de STOP knop om het opnemen te stop-
pen nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De
PLAY FX-instellingen worden automatisch geïnitiali-
seerd als het opnemen wordt gestopt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 59
5. MIDI-delay
5. MIDI-delay
MIDI-Delay-submode creëert delay-effecten die erg veel lijken op de conventionele delay-effecten, maar in dit geval worden
de delays gecreëerd door manipulatie van de MIDI-nootdata in plaats van het audiosignaal.
❏ Delay
Track nummer
ParameterWaardenFunctie
Delay-tijdBepaalt de lengte van het delay . Houd er rek ening mee dat de waar-
Delay-niveau000 ... 127Selecteert het niveau (volume) van het delay-geluid als een per-
Herhalingen00 ... 64Stelt het aantal delay-herhalingen in.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde trackn ummer. Het selecteren van het tr ack-
Transponeren-36 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
den niet continue veranderen als u Displayknop 1 gebruikt. De delay-tijd kan met 1-stapseenheden worden aangepast van 0030 tot
1920 door de cursor op de DELAY TIME-parameter te zetten en
door de [NO -1]/[YES +1] knoppen te gebruiken.
De waarden corresponderen met MIDI-klokken (480 klokken per
kwartnoot). Een instelling van “120” produceert een 16e-nootsdelay ,
een instelling van “240” produceert een 8th-nootsdelay, enz.
centage. Hoe hoger de waarde, hoe sterker het delay-geluid.
Een instelling van bijvoorbeeld “3”, produceert 3 herhalingen.
nummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
Transpose
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
60 RM1x SEQUENCE REMIXER
❏ Feedback
ParameterWaardenFunctie
Feedback-velocity-127 ... 000 ... +127De velocity van de delayed’e noten wordt ge-offset, waarbij het ni-
Feedback-noot-24 ... 00 ... +24, RNDDe toonhoogte van de delayed’e noten wordt ge-offset zodat iedere herha-
Feedback gate-tijd-100 ... 000 ... +100geselecteerde percentage zodat de herhaalde noten langer of korter wor-
Feedback klok-100 ... 000 ... +100D e timing van de delayed’e noten wordt met klok-eenheden ge-offset. Posi-
Tracknummer01 ... 16T oont het geselecteerde trackn ummer. Het selecteren v an het track-
Transponeren-36 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Track nummer
5. MIDI-delay
Transpose
veau van het delay-geluid wordt beïnvloed.
Als u de feedback-velocity v an de delay ed’e noot offset, beïnvloedt dez e parameter het niveau van het delay-geluid en op welke manier de herhalingen wegsterven. Positieve waarden produceren een toenemend herhalingsniveau, terwijl negatieve waarden een afnemend herhalingsniveau produceren .
ling een andere toonhoogte heeft. Door een correcte FB NOTE-waarde in
te stellen is het mogelijk om delays te produceren die lijken op glissandos of
zelfs arpeggios. Iedere eenheid correspondeert met een halftoon.
De “RND”-instelling produceert delay-herhalingen met een random toonhoogte. De gate-tijd van de dela yed’e noten wordt ge-offset door het
den. P ositie ve instellingen produceren geleidelijk langer herhaalde noten,
terwijl negatieve instellingen het tegenov ergestelde eff ect hebben.
tieve instellingen resulteren in een toenemende langere delay-tijd van herhaling naar herhaling, terwijl negatieve instellingen het tegenovergesteld effect
hebben.
nummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
Het opnemen van de MIDI-delay-instellingen
De MIDI-delay-instellingen kunnen op de volgende manier
worden samengevoegd met de sequencedata.
1 Stel de MIDI-delay in zoals hierboven beschreven.
2 Druk op de [PATTERN] knop om naar de Pattern-
afspeelmode te gaan.
3 Druk op de REC knop om de record-standbymode
in te gaan.
4 Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.”
5 Druk op de PLAY knop om het opnemen te star-
ten. U hoeft geen nieuwe data op te nemen; de MIDI-
delay-instellingen worden automatisch opgenomen.
6 Druk op de STOP knop om het opnemen te stop-
pen nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De
instellingen voor het MIDI-delay-niveau worden au-
tomatisch op 0 ingesteld als het opnemen wordt ge-
stopt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 61
6. Arpeggio
6. Arpeggio
Met deze submode kunt u simpele automatische arpeggios creëren die gebaseerd zijn op noten gespeeld op het toetsenbord van
de RM1x.
❏ Arpeggio-instellingen
Track nummer
ParameterWaardenFunctie
TypeSelecteert het soort arpeggio.
SoortON, OFFBepaalt of de noten van de arpeggio al of niet worden “uitgezocht”
AanhoudenON, OFFBepaalt of de arpeggio al of niet zal blijven spelen als de noten
Octaafreeks1 ... 4Bepaalt de reeks octaven die de arpeggio bestrijkt. Als deze op “1” is inge-
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde trackn ummer. Het selecteren van het tr ack-
Transponeren-36 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
OFF, UP, DOWN, ALTER1,
ALTER2, RANDOM
Gewoonlijk speelt de arpeggio af al naar gelang de volgorde van de
aangeslagen toetsen. Maar als de SORT-parameter (onder) “ON”
staat, dan speelt de arpeggio af al naar gelang het geselecteerde
TYPE ongeacht de volgorde van de aangeslagen toetsen.
“UP” produceert een opgaande arpeggio. “DOWN” produceert een
neergaande arpeggio. “ALTER1” en “ALTER2” produceren verschillende soorten afwisselende arpeggio’s. En “RANDOM” produceert
een random arpeggio.
volgens het geselecteerde arpeggio TYPE (boven).
worden losgelaten
Als deze parameter op “ON” staat, dan blijft de arpeggio afspelen
wanneer de noten gespeeld op het toetsenbord van de RM1x of
een ander extern toetsenbord worden losgelaten. Als dez e op “OFF”
staat, dan stopt de arpeggio zodra de noten worden losgelaten.
steld, dan bevat de arpeggio slechts de noten die worden gespeeld op het
toetsenbord. Als deze is ingesteld op “2”, “3”, of “4”, dan zal de arpeggio automatisch worden uitgebreid om het geselecteerde aantal octaven te dekken.
nummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
Transpose
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
62 RM1x SEQUENCE REMIXER
7. Voice
7. Voice
Met de Voice-submode kunt u verschillende parameters instellen (zoals voice, pan, volume, en effecten) van alle patroontracks.
U kunt de voice-waarden afzonderlijk voor iedere stijl instellen. De waarden zijn op alle gedeelten (Gedeelte A tot P) van de
stijl van toepassing .
Voor algemene informatie over voice en effect, zie Hoofdstuk 1. (pagina’s 37, 39)
• De afspeelknoppen ( , , , / ) blijven werken terwijl u de instellingen wijzigt. U kunt zodoende de resultaten van uw wijzigin-
N.B.
gen afluisteren terwijl u aan het werk bent.
❏ Voicebalans
Transponeren
Tracknummer
ParameterWaardenFunctie
Bank(Zie het losse Lijstboek)Selecteert de voicebank.
Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met de voices van de
RM1x .
Als “*** ***Frase” verschijnt, worden de bank en het wijzigingsnummer
van het programma geschakeld al naar gelang de frasedata. Als een
ander banknummer wordt geselecteerd, dan worden de displaybank
en programmanummers gebruikt voor alle gedeelten.
Programmanummer
PanRandom, L63 ... C ... R63Stelt geluidsbalans in voor stereo-afspelen.
Volume000 ... 127Stelt geluidsvolume in.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren-36 ... 0 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
(
Zie het losse Lijstboek
)
Selecteert de voice (voicenummer).
Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met de voices van de
RM1x.
L63 stelt de positie helemaal naar links in; R63 stelt de positie helemaal naar rechts in.
Als u de pan op Random instelt, dan verandert de positie willekeurig iedere keer dat een nieuwe noot wordt afgespeeld .
De panwaarde verandert tijdens het afspelen al naar gelang de MIDIpandata van de track.
Tijdens het afspelen verandert het volume al naar gelang de MIDIvolumedata van de track.
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals
beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 63
7. Voice
Effect Send
Tracknummer
Effect Send
Tracknummer
Als de variation verbinding = System
Als variatie-verbinding = Systeem
Als variatie-verbinding = Insertie
Transponeren
Transponeren
ParameterWaardenFunctie
Variatie send level000 ... 127Stelt signaalniveau in op variatie-effectblok.
(When variation
connection =System)
Variation switch
(Als variatie
verbinding =Insertie)
Chorus sendniveau000 ... 127Stelt signaalniveau in op het chorus-effectblok.
Reverb sendniveau000 ... 127Stelt signaalniveau in op het reverb-effectblok.
Dry level
(Als variatie
verbinding =Systeem)
T r acknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren-36 ... 0 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
ON, OFFSelecteert gebruik/niet-gebruik van variatie-effect.
Houd er rekening mee dat u de schakelaar slechts voor 1 track ON
kunt zetten. (Als u de waarde op ON instelt, veranderen de andere
ON-instellingen in OFF.
000 ... 127
Selecteert op iedere track de hoeveelheid die wordt verstuurd naar de
Dry line van het effect.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type is ingesteld op Systeem.
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals
beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
64 RM1x SEQUENCE REMIXER
8. Voice Edit
8. Voice Wijzigen (‘Editten’)
Met deze pagina kunt u de geluidseigenschappen van de voice(s) wijzigen die worden gespeeld in de geselecteerde track. U
kunt afzonderlijke edit-instellingen maken van iedere track.
Instellingen zijn niet van toepassing op de voices zelf, maar alleen in de track. Als de voice in de track wijzigt, dan werken de
instellingen voor de nieuwe voice. Als u dezelfde voice met verschillende edit-instellingen op verschillende tracks toepast, dan
kunnen de geluidseigenschappen geheel anders zijn.
Deze instellingen worden toegepast als offsets op de oorspronkelijke, interne instellingen van de voice.
❏ EG
Tracknummer
Attack-tijd-64 ... 00 ... +63Stelt de tijd in die het geluid nodig heeft om naar het piekvolume te klim-
Uitsterftijd-64 ... 00 ... +63Stelt de tijd in die het volume er over doet om van het piekniveau naar het
Loslaat-tijd-64 ... 00 ... +63Stelt de tijd in die het volume nodig heeft om naar het 0-niveau te
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren-36 ... 0 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Transponeren
ParameterValuesFunction
men, vanaf het allereerste 0-niveau (op het moment dat de toets voor het
eerst wordt aangeraakt). Lage waarden produceren een snelle toename
in volume, terwijl hogere waarden een meer geleidelijke klim produceren.
“sustain”-niveau te gaan. Lagere w aarden produceren een helder en fris geluid.
dalen nadat de noot “fysiek” is losgelaten. Hoe lager het niveau,
hoe sneller het geluid uit is
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals
beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie Algemene Bediening (pag. 26) voor meer informatie over het wijzigen van waarden.
Deze waarden besturingen wijzigingen in het volume in tijd, beginnend met het moment waarop de noot aangeslagen wordt en
eindigend op het punt waar het geluid is weggestorven. (“EG” staat voor envelope generator.)
EG
Niveau
Attack-
Toets in
tijd
Wegsterf-
tijd
Toets los
Loslaat-
rijd
Tijd
RM1x SEQUENCE REMIXER 65
8. Voice Edit
❏ Pitch Bend/Portamento
Tracknummer
ParameterValuesFunction
Pitch-Bendbereik-24 ... 0 ... +24Stelt het bereik in van de toonhoogtev er andering die voor ieder deel
Pitch Bend-8192 ... 0000 ... +8191Selecteert een “vooringestelde” pitch-bendwaarde voor de tr ac k.
Portamento-schakelaar aan/uit ON, OFFBepaalt of portamento op ieder deel wordt toegepast.
Portamento-tijd000 ... 127Bepaalt de snelheid van toonhoogtewijziging op ider deel als de
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren-36 ... 0 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Transponeren
kan worden bestuurd door de PITCH BEND-knop.
Met een instelling van +12, verandert de toonhoogte een octaaf als
toonhoogte-bend maximaal wordt verhoogd of verlaagd. Bij negatie v e
instellingen wordt de richting van de toonhoogtewijziging omgedraaid.
Portamento is een functie die de toonhoogte tussen twee noten
met een verschillende toonhoogte zachtjes wijzigt.
Portamento kan niet worden toegepast op drum voices of SFX kit- voices.
Portamento Schakelaar = ON.
Hogere waarden zorgen ervoor dat de toonhoogte langzamer wijzigt. Lagere waarden produceren een snellere wijziging
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals
beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
66 RM1x SEQUENCE REMIXER
8. Voice Edit
❏ LFO
Met de RM1x LFO (Low Frequency Oscillator) kunt u toonhoogte, filter cutoff frequentie of amplitude moduleren, waardoor
een groot aantal modulatie effecten ontstaan..
Transponeren
Tracknummer
ParameterWaardenFunctie
LFO-snelheid-64 ... 00 ... +63Stelt de snelheid in van de LFO.
Hogere waarden produceren een snellere LFO-variatie.
Toonhoogte-diepte000 ... 127Stelt de mate van LFO-toonhoogtemodulatie in.
Periodieke toonhoogtemodulatie produceert een vibrato-achtig effect.
Deze parameter bepaalt in welke mate de LFO de pitch moduleert,
en daarmee ook de diepte van de vibrato die daarvan het gevolg is.
Filter-diepte000 ... 127Stelt de diepte in van LFO-filtermodulatie.
Periodieke modulatie van de filter-cutoff-frequentie produceert een
wah-wah pedaaltype-effect. Deze parameter bepaalt in welke mate
de LFO de filter-cutoff-frequentie moduleert, en daarmee de diepte
van het effect dat daarvan het gevolg is.
Amp. diepte000 ... 127Stelt de diepte in van de LFO-amplitudemodulatie.
Periodieke amplitudemodulatie produceert een tremolo-effect. Deze
parameter bepaalt in welke mate de LFO de amplitude moduleert,
en daarmee de diepte van de tremolo die daarvan het gevolg is
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals
beschreven op pagina 27.
Transponeren-36 ... 0 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 67
8. Voice Editten
❏ Filter
Tracknummer
Cutoff-64 ... 0 ... +63Stelt de filter cutoff-frequentie in.
Resonantie-64 ... 0 ... +63Stelt de filterresonantie in.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren-36 ... 0 ... +36Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Transponeren
ParameterWaardenFunctie
Zie hieronder voor details.
Zie hieronder voor details.
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals
beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
Cutoff
De CUTOFF-waarde stelt de cutoff-frequentie in van het
low-passfilter van de RM1x. Als u deze waarde wijzigt,
dan verandert het timbre van de voice. Instellingen worden afzonderlijk opgeslagen op iedere track.
Resonantie
De RESONANCE-waarde stelt de resonantie voor het low-
passfilter in. Net zoals bij de CUTOFF-waarde, beïnvloedt
de RESONANCE-instelling het timbre van de voice. U
kunt, zoals reeds eerder gesuggereerd, de waarde afzon-
derlijk instellen op iedere track.
Houd er rekening mee dat het filter een low-passfilter is:
het filtert de frequenties uit die boven (hoger dan) het cutoff
point.
De term resonantie verwijst hier naar de amplificatie
(boost) die wordt toegevoegd op de frequenties in de na-
bijheid van het cutoff-punt. Een ‘boost’ op de overtones in
Als u de cutoff op een hoge waarde instelt, passeren de
hoge frequentie harmonischen (boventonen), waardoor een
relatief helder geluid ontstaat die in overeenstemming blijft
met de golfvorm van de voice. Als u de cutof f op een lage
waarde instelt, dan worden de hogere harmonischen te-
dit bereik kan een groot effect hebben op het geluid. Door
voorzichtig te wijzigen, kunt u heel effectieve resonantie-
effecten bewerkstelligen, zoals body-resonantie van een
snaarinstrument, of de kenmerkende slur van een analoge
synthesizer.
gengehouden, waardoor een donker en zacht geluid geproduceerd wordt.
Loudness
Deze conponenten
passeren.
Deze componenten
worden tegengehouden
Volume
FILTER
Resonantie
Harmonischen
68 RM1x SEQUENCE REMIXER
Cutoff-frequentie
Frequentie
Frequentie
Cutoff-frequentie
9. Effecten
9. Effecten
Met de Patrooneffecten-submode kunt u de effecten selecteren en instellen die zijn toegepast op het patroon.
De instelling van de variatie-verbinding bepaalt hoe de RM1x effecten verwerkt. Zie Hoofdstuk 1 (pagina 39) voor meer
informatie.
• De afspeelknoppen ( , , , /) blijven werken terwijl u de instellingen aanpast, zodat u de resultaten van uw wijzigingen
N.B.
kunt afluisteren terwijl u deze aan het maken bent.
❏ Type
Als de variatie-verbinding = Systeem:Als de variatie-verbinding = Insertie:
ParameterWaardenFunctie
Variatietype
Chorus-type
Reverb-type
Variatie-verbindingInsertie, SysteemSelecteert het verwerken van het variatie-effect.
(Zie losse Lijstboek )
(Zie losse Lijstboek )
(Zie losse Lijstboek )
Selecteert het variatie-effecttype.
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
Selecteert het chorus-effecttype.
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
Selecteert het reverb-effecttype.
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
Deze instelling bepaalt of het variatie-effect wordt verwerkt als een
insertie-effect of als een systeemeffect. (zie de illustraties op pagina’s 40, 41) Als u deze waarde instelt op Insertie, dan kunt u het
variatie-effect toepassen op niet meer dan één enkele track. In dit
geval kunt u met de toewijsbare controller een van de parameters
besturen voor het effect in realtime.
Als u de waarde instelt op Systeem, dan werkt het variatie-effect op dezelfde manier als chorus- en reverb effecten, waardoor u deze kunt toepassen op alle tracks, en waarden kunt instellen van de send- en returnniveaus.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 69
9. Effecten
❏ Variatie Wijzigen (‘Editten’)
pagina1
Als de variatie-verbinding = Systeem:Als de variatie-verbinding = Insertie:
❏ Chorus Wijzigen (‘Editten’)
ParameterWaardenFunctie
(Beschikbare parameters
variëren al naar gelang
het type.)
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
pagina 2
Als de variatie-verbinding = Systeem:Als de variatie-verbinding = Insertie:
(
Zie losse Lijstboek
)
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
ParameterWaardenFunctie
(
(Beschikbare parameters variëren al naar gelang het type.)
Variatie naar Chorus Sturen 000 ... 127Stelt niveau in van bus van variatie-eff ectb lok naar chorusblok.
Dry/wet-balansD63>W ... D=W ... D<W63Stelt balans in tussen wet geluid (geluid gepasseerd door variatie-
Variatie naar Re v erb Sturen 000 ... 127Stelt niveau in van bus v an variatie-effectblok naar reverbblok.
Variatie PanL63 ... C ... R63Stelt stereobalans in van signaal vanuit variatie-effectblok.
Zie losse Lijstboek
)
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Systeem.
effect) en dry geluid (geen effecten toegepast)..
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Insertie.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Systeem.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Systeem.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
70 RM1x SEQUENCE REMIXER
pagina1
pagina 2
ParameterWaardenFunctie
LFO-frequentie0.00Hz ... 39.7HzStelt delay-modulatiefrequentie in.
LFO-diepte000 ... 127Stelt delay-modulatiediepte in.
FB-niveau-63 ... 00 ... +63Stelt het niveau in waarop de delay-output wordt teruggestuurd naar
de input (negatieve waarden keren de frase om).
Delay Offset000 ... 063Stelt offset-waarde in van delay-modulatie.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
9. Effecten
❏ Reverb Wijzigen (‘Editten’)
ParameterWaardenFunctie
Stuurt Chorus naar Reverb 000 ... 127Stelt niveau in van bus in vanuit chorusblok naar reverbblok.
Chorus-PanL63 ... C ... R63Stelt stereobalans in van signaal vanuit chorusblok.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
pagina1
pagina 2
ParameterWaardenFunctie
Reverb-tijd0.3s ... 30sStelt lengte van reverb in.
Diffusie00 ... 10Stelt spreiding van reverb in.
InitDelay00 ... 63Stelt delay-tijd in tot de early reflections.
HPF CutoffTHRU, 22Hz ... 8.0kHzStelt frequentie in waarop het high-passfilter het lage bereik zal cutten.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 71
9. Effecten
ParameterWaardenFunctie
LPF Cutoff1.0Hz ... 18kHz, THRUStelt frequentie in waarop het low-passfilter het hoge bereik zal cutten.
Reverb-PanL63 ... C ... R63Stelt stereobalans in van signaal vanuit reverbblok.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
72 RM1x SEQUENCE REMIXER
10. Opstelling
10. Opstelling
❏ Lage (low) Boost
Met dit onderdeel kunt u de lage frequenties cutten. U kunt zowel de cutoff-frequentie als de gain aanpassen voor maximale
flexibiliteit.
ParameterWaardenFunctie
Frequentie50Hz ... 2.0KHzStelt de cutoff-frequentievan de low boost equalizer.
Gain-24 dB ... 0dB ... +24dBStelt de hoeveelheid lage-frequentieboost of - cut in. Positieve instellingen ‘boost’en’
de lage, terwijl negatieve instellingen een lage-frequentie-cut produceren.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 73
10. Opstelling
❏ Knoppen Toewijzen
Met deze functie kunt u verschillende parameters toewijzen aan de 8 realtime-controllerknoppen van de RM1x (zie pagina 29
voor meer informatie over de controllerknoppen).
ParameterWaardenFunctie
TemplateMet deze parameter kunt u vooringestelde knoptoewijzingen selecteren,
KnopnummerA1 ... A8, B1 … B8Selecteert een knop die u wilt toewijzen. Groep “A”-toewijzingen
ParameterSelecteert de parameter die u wilt toewijzen aan de geselecteerde
Tr ackAUTO, 01 ... 16Selecteert de track waarop control zal worden toegepast door de
inclusief de standaardtoewijzingen van de RM1x (meer hieronder). De
“DEFLT”-instelling roept de standaard knopinstelling van de RM1x op (die
correspondeert met de toewijzingen zoals gelabeld op het paneel). De “VOLUME”-template wijst elke knop toe om de corresponderende track te kunnen besturen: groep “A” bestuurt tracks 1 tot en met 8, en groep “B” bestuurt
tracks 9 tot en met 16. De “P AN, ” “REVERB, ” “CHORUS, ” en “V ARI. ” templates
wijzen de knoppen toe om op dezelfde manier respectievelijk pan, rev erbsendniveau, chorus-sendniveau, en het sendniveau v an het v ariatie-eff ect
te besturen op de corresponderende knoppen.
(A1 … A8) kunt u selecteren als de
en groep “B”-toewijzingen (B1 … B8) kunt u selecteren als de
knopindicator uit staat.
knop. “DEFLT” is de standaardparameter. “CC007” is master-volume. “CC010” is pan. “CC091” is reverbsendniveau. “CC093” is
chorus sendniveau. “CC094” is variatie-effect sendniveau. Houd er
rekening mee dat de waarden niet continu veranderen als u display-knop 3 gebruikt. U kunt parameters met stappen van 1 selecteren van CC001 tot CC119 door de cursor op de PARAMETER te
plaatsen en de [NO -1]/[YES +1] knoppen te gebruiken.
geselecteerde controllerknop. Als u “AUTO” selecteert, dan wordt
control toegepast op de geselecteerde track in de PATTERN- of
SONG-afspeelmode.
knopindicator brandt,
[KNOB]
[KNOB]
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
74 RM1x SEQUENCE REMIXER
10. Opstelling
❏ Uitgangskanaal
Met de TO TG-instelling kunt u het uitgangskanaal van de track naar het toongeneratorblok instellen.
Met de MIDI OUT-instellingen kunt u iedere track aan een MIDI OUT-kanaal toewijzen.
De RM1x slaat afzonderlijke kanaalarrangementen op van iedere stijl. De toewijzingen veranderen iedere keer automatisch als
u wilt overschakelen naar een andere stijl.
Tracknummer
ParameterWaardenFunctie
TO TG-kanaalinstellingOFF, 01 ... 16Stelt kanaaltransmissie in op het toongeneratorblok. Als deze op OFF is
ingesteld, worden er geen data naar TG-b lok gestuurd.
MIDI OUT -kanaalinstelling OFF, 01 ... 16Stelt kanaaltransmissie in naar de MIDI OUT connector. Als dez e op
OFF is ingesteld, dan stuurt RM1x geen data naar de MIDI OUT.
Tracknummer01 ... 16Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals
beschreven op pagina 27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 75
11. Disk
11. Disk
In de Disk-submode kunnen data worden uitgewisseld tussen een floppy disk en de RM1x.
De Disk-submode bevat de volgende vijf groepen handelingen.
❏ Opslaan
OpslaanHiermee kunt u data opslaan vanaf interne geheugen naar floppy disk.
LadenHiermee kunt u files laden vanaf floppy disk naar interne geheugen.
Opnieuw een naam gevenHiermee kunt u de filenaamwijzigen van een file die is opgeslagen op floppy disk.
WissenHiermee kunt u een file wissen vanaf floppy disk.
FormatterenHiermee kunt u een floppy disk formatteren (initialiseren).
ParameterWaardenFunctie
Filetype
StijlnummerU01 ... U50Selecteert de user-stijl die wordt opgeslagen.
Filenaamlokatie
Filenaam(letter)tekenA ... ~Selecteert een (letter)teken om deze in te voeren op de (letter)tekenpositie.
SAVE! -Voert het opslaan uit.
Standaardnaam -Voert automatisch de standaard filenaam in.
(Letter)teken wissen -Verplaatst de (letter)tekencursor een lokatie terug en wist het
Invoeren -Voert het (letter)teken (geselecteerd met lettertekenknop 4,
PATT, SMF, SMF+TG Header, ALL
Selecteert het filetype. U kunt een van de vijf types files selecteren
om deze op te slaan. Zie “Filesoorten gehanteerd op de RM1x.”
voor details over de filetypes (pagina 43)
Stelt de (letter)tekencursor in op een willekeurige lokatie in de filenaam van 8 (letter)tekens.
(letter)teken op die lokatie.
CHARACTER) in op de (letter)tekenpositie in de filenaam.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
1 Voer een juist geformatteerde floppy disk in de
RM1x-diskdrive in: sluiting eerst met het gelabelde
kant naar boven. Stop de disk er voorzichtig in tot
deze op zijn plaats klikt. Zie “Formatteren” op pagina
5 Druk op de
opslaan, of de
[YES+1]
knop om verder te gaan met
knop om te annuleren. Het
[NO-1]
bericht “Executing” verschijnt terwijl de data worden
opgeslagen.
79 als u eerst een disk moet formatteren.
• Voordat u een floppy disk kunt gebruiken om er data in op
N.B.
2 Met de Displayknoppen 1 en 2 selecteert u het type en
het nummer van de file die u wilt opslaan. Houd er rekening mee dat als u een patroon als een SMF-file opslaat,
u met het toetsenbord tevens het gedeelte selecteert die
u wilt bewaren (de toetsenbordindicator die correspondeert met het geselecteerde gedeelte gaat knipperen).
3 Voer indien nodig een nieuwe filenaam in. Met
Displayknoppen 3 en 4 selecteert u een (letter)teken-positie en (letter)teken. Druk dan op de F4-functieknop (Enter)
om het geselecteerde (letter)teken op de geselecteerde
plaats in te voeren. Herhaal totdat de filenaam compleet is.
4
Druk op de F1-functieknop (SAVE!). U dient het bericht
“Are you sure? (Yes/No)” op de display bevestigen.
te slaan, moet deze eerst worden geformatteerd. (pagina
79)
• Als de hoeveelheid data groter is dan de beschikbare ruimte
op de floppy disk, dan verschijnt het bericht “Disk Full”.
In dit geval kunt u files van de disk wissen die u niet nodig
heeft en opnieuw beginnen met opslaan.
• Zorg ervoor dat u niet per ongeluk belangrijke data van
disk verwijdert.
• Als u een stijl opslaat, dan worden geheugennummers zonder data getoond als “********”. Als u deze stijlen wilt
opslaan, verschijnt het bericht “No Data”, waardoor het
onmogelijk is om door te gaan met opslaan.
• Het schrijfbeveiligingsschuifje moet in de “schrijven toegestaan”-positie staan om op te slaan. Als dit niet het geval is, dan verschijnt de foutmelding “Write Protected!”
als u probeert op te slaan.
76 RM1x SEQUENCE REMIXER
❏ Laden
FiletypeP ATT , ALLSelecteert het filetype. U kunt een of twee filetypes selecteren die u
DiskfileSelecteert de file die u wilt laden.
Stijl/gedeelteU01 ... U50 / A ... PSelecteert de stijl en/of gedeelte van de laadbestemming.
LOAD! -Voert het laden uit.
PrePlay -Speelt de file af voordat u laadt, als u Patroon heeft geselecteerd
11. Disk
ParameterWaardenFunctie
wilt laden. Zie “Filesoorten gehanteerd op de RM1x” op pagina 43
voor details over de filetypes.
als het filetype, en als een Standaard MIDI-Fileformaat 0-file is geselecteerd.
Op deze manier kunt u handig de inhoud van de file controleren.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
1 Stop de disk met de file die u wilt laden in de RM1x-
diskdrive.
2 Met Displayknop 1 kunt u het filetype selecteren dat
u wilt laden: “PATT” om alleen patroonfiles in de filelijst te tonen, of “ALL” om alle beschikbare files in de
filelijst te tonen.
3 Met Displayknop 2 kunt u de file selecteren die u wilt
laden uit de filelijst op de display.
4 Met Displayknop 4 kunt u het user-patroon selecte-
ren waarin u de data wilt laden. Houd er rekening
mee dat als u een SMF-file laadt, u met het toetsenbord tevens het gedeelte moet selecteren waarop u
de data wilt laden via (de toetsenbordindicator die
5 Druk op de F1-functieknop (LOAD!). Het bericht “Are
you sure? (Yes/No)” verschijnt op het scher m.
6 Druk op de
laden, of de
richt “Executing” verschijnt terwijl de data worden
opgeslagen.
• Als u een “Alle-Datafile” laadt, worden alle data zoals
N.B.
Patronen, Patroon-chains, Frases, Songs, en Systeem-opstelling overschreven. Als het interne geheugen data bevat die u wilt bewaren, dan moet u deze bewaren op disk
voordat u andere data laadt.
• Als de data die u wilt bewaren meer ruimte in beslag nemen dan er beschikbaar is, verschijnt het bericht “Memory
Full”. U moet in dit geval data wissen die u niet meer nodig heeft en het laden herhalen.
correspondeert met het geselecteerde gedeelte gaat
knipperen).
[YES + 1]
[NO - 1]
knop om verder te gaan met
knop om te annuleren. Het be-
RM1x SEQUENCE REMIXER 77
11. Disk
❏ Opnieuw een naam geven
ParameterWaardenFunctie
FiletypeP ATT , ALLSelecteert het filetype. U kunt een of twee filetypes selecteren die u
DiskfileSelecteert de file die u opnieuw een naam wilt geven.
FilenaamlokatieStelt de (letter)tekencursor in op willekeurige lokatie in de filenaam
(Letter)teken van Filenaam A ... ~Selecteert een (letter)teken die u wilt invoeren op de (letter)tekenpositie.
RENAME! -Voert het opnieuw een naam geven uit.
(Letter)tekens verwijderen -Verplaatst de (letter)tekencursor een plaats terug en wist het
Invoeren -Voert het (letter)teken die u heeft geselecteerd met Displayknop 4
wilt laden. Zie “Filesoorten gehanteerd op deRM1x” op pagina 43
voor details over de filetypes.
van 8 (letter)tekens.
(letter)teken op die plaats.
(CHARACTER) in op de (letter)tekenpositie in de filenaam.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
1 Zorg ervoor dat u de disk die u opnieuw een naam
wilt geven juist invoert in de RM1x floppy-diskdrive.
5 Druk op de F1 functieknop (RENAME!). “Executing”
verschijnt vervolgens terwijl een nieuwe naam wordt
toegewezen.
2 Met Displayknop 1 selecteert u het filetype die u op-
nieuw een naam wilt geven: “PATT” om alleen
patroonfiles in de filelijst te tonen, of “ALL” om alle
beschikbare files in de filelijst te tonen.
3 Met Displayknop 2 selecteert u de file die u opnieuw
een naam wilt geven uit de filelijst op de display.
• Als u de filenaam-extension van een SMF-file opnieuw
N.B.
een naam geeft, kunt u de file wellicht niet meer laden.
• Het schrijfbeveiligingsschuifje moet in de “schrijven toegestaan”-positie staan om op te slaan. Als dit niet het geval is, dan verschijnt de foutmelding “Write Protected!”
als u probeert op te slaan.
4 V oer een nieuwe filenaam in. Use Displayknoppen 3
en 4 om een (letter)tekenpositie en (letter)teken te
selecteren. Druk dan op de F4 functieknop (Enter)
om een geselecteerd (letter)teken in te voeren op de
geselecteerde plaats. Herhaal totdat de filenaam
compleet is.
78 RM1x SEQUENCE REMIXER
❏ Wissen/Formatteren/Informatie
ParameterWaardenFunctie
FiletypeP ATT , ALLSelecteert het filetype. U kunt een of twee filetypes selecteren die u
wilt laden. Zie “Filesoorten gehanteerd op deRM1x” op pagina 43
voor details over de filetypes.
DiskfileSelecteert de file die u wilt wissen.
DELETE!Voer het wissen uit.
FORMAT!Voert het formatteren uit.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
11. Disk
Delete
1 Stop de disk met de file die u wilt wissen in de RM1x-
diskdrive.
2 Met Displayknop 1 selecteert u het filetype die u wilt
wissen: “PATT” om alleen patroonfiles in de filelijst te
tonen, of “ALL” om alle beschikbare files in de filelijst
te tonen.
3 Met Displayknop 2 selecteert u de file die u wilt wis-
sen van de filelijst op de display.
4 Druk op de F1-functieknop (DELETE!). Het “Are you
sure? (Yes/No)” bericht verschijnt op de display.
5 Druk op [YES + 1] knop om door te gaan met het
wissen, of de [NO - 1] knop om te annuleren.
“Executing” verschijnt terwijl de data worden gewist.
Formatteren
1 Stop de disk die u wilt formatteren in de disk-drive
van de RM1x .
• Als u wist, dan gaat de geselecteerde file voor altijd verlo-
N.B.
ren en kan niet meer worden hersteld. Voordat u deze handeling uitvoert, dient u zeker te weten of u wilt wissen.
• Als de data al op disk zijn opgeslagen, let er dan op deze
niet te formatteren. Als u dit doet, gaan alle eerder opgeslagen data verloren.
• Het “Disk Information”-gebied aan de rechterkant van het
scherm toont de afmeting van de geselecteerde file, de totale afmeting van alle files en vrije gebied op de floppy
disk. U kunt in dit gebied aflezen welke files u wilt wissen.
2 Druk op de F4-functieknop (FORMA T!). Het “Are you
sure? (Yes/No)” bericht verschijnt in de display.
3 Druk op [YES + 1] knop om door te gaan met format-
teren , of de [NO - 1] knop om te annuleren.
“Executing” verschijnt terwijl de disk wordt geformatteerd.
RM1x SEQUENCE REMIXER 79
12. Job
12. Job
Met de patroonjobs van de RM1x kunt u verschillende handelingen uitvoeren op frases en patronen.
U selecteert de job uit de joblijst met de Displayknop 1, 2 of de CURSOR-knoppen. U kunt tevens selecteren met de F4-knop.
❏ Joblijst
CategorieWaardenFunctie
UNDO/REDO 00 Undo/RedoAls UNDO: Annuleert de laatste handeling. Als REDO: Annuleert de laatste UNDO
NOTE01 QuantizeQuantize’t noot-events in geselecteerd segment van geselecteerde user frase
NOTE02 Velocity wijzigenWijzigt velocities in geselecteerd segment van geselecteerde user-frase.
NOTE03 Gate Time wijzigenWijzigt gate-tijden in geselecteerd segment van geselecteerde user-frase.
NOTE04 CrescendoVergroot/verkleint geleidelijk de velocity op geselecteerd segment.
NOTE05 TransponerenTransponeert alle noten op geselecteerd segment.
NOTE06 GlideProduceert geleidelijke overgang van een noot naar de andere in het geselecteerde segment.
NOTE07 Roll creërenVoegt herhaalde nootdata toe aan het geselecteerde segment om snelle rolls te creëren.
NOTE08 Akkoord sorterenSorteert elke noot-event van een akkoord (in geselecteerd segment) op toonhoogte.
NOTE09 Akkoord scheidenBreekt iedere noot-event van een akkoord (in geselecteerd segment) in afzonder-
lijke noten, gescheiden door aangegeven delay-tijd.
EVENT10 Shift ClockVerplaatst alle data (in geselecteerd segment) op geselecteerd aantal clock cycles.
EVENT11 KopieereventKopieert alle events in geselecteerd segment naar betreffend gebied.
EVENT12 WiseventWist alle events in een geselecteerd segment (en vervangt deze met pauzes).
EVENT13 Extract EventVerplaatst events van een bepaald type uit een geselecteerd segment uit 1
frase naar hetzelfde segment in een andere frase.
EVENT14 Continue data creërenSelecteert bepaald type continue control-changedata in het geselecteerde
segment.
EVENT15 UitdunnenVermindert herhalingen van geselecteerd eventtype (in geselecteerd segment)
EVENT16 Control Data wijzigenWijzigt of offset de waarden van alle voorkomende geselecteerde types
control change data met het geselecteerde segment.
EVENT17 Time StretchVergroot/verkleint de timing in een geselecteerd segment.
PHRASE18 Frase kopiërenKopieert frase in geselecteerd gebied.
PHRASE19 Frase uitwisselenVerwisselt de inhoud van twee geselecteerde frases.
PHRASE20 Frase mixenMixt een frase in een ander.
PHRASE21 Frase toevoegenVoegt een frase toe aan een ander.
PHRASE22 Frase splitsenSplitst frase in twee frases.
PHRASE23 Frase creërenCreëert user-frase uit geselecteerde songdata.
PHRASE24 Frase neerzettenKopieert user-frase in de song.
PHRASE25 Frase wissenWist alle data uit user-frase.
PHRASE26 FrasenaamWijst naam toe aan user-frase.
TRACK27 Track kopiërenKopieert de data uit een geselecteerde track naar een tweede geselecteerde track.
TRACK28 Track uitwisselenWisselt de inhoud van twee geselecteerde tracks.
TRACK29 Track wissenWist all data van geselecteerde track, wist voice-instellingen, en initialiseert
afspeeleffecten opnieuw..
TRACK30 Afspeeleffecten normaliserenPast de PLAY FX en GRID GROOVE instellingen toe op de sequencedata,
waarbij de bestaande sequencedata worden overschreven.
TRACK31 Drumtrack verdelenSplitst de nootevents in een geselecteerde track en plaatst de noten die
corresponderen met verschillende druminstrumenten in andere tracks.
PATTERN32 Patroon kopiërenKopieert data uit geselecteerde patroontrack in patroontrack van bestemming.
PATTERN33 Patroon toevoegenVoegt een patroon bij de andere.
PATTERN34 Patroon splitsenSplitst een patroon in twee patronen.
PATTERN35 Patroon wissenWist alle data uit geselecteerd patroon.
PATTERN36 StijlnaamGeeft een naam aan de geselecteerde stijl.
pagina
82
82
84
85
86
87
87
88
88
89
89
89
90
90
91
91
92
92
92
93
93
93
94
94
95
95
95
95
96
96
96
97
97
97
98
98
98
80 RM1x SEQUENCE REMIXER
ParameterWaardenFunctie
CategorieUNDO/REDO, NOTE, EVENT,Selecteert de categorie.
Job00 ... 36Selecteert de job.
SelecterenSpringt naar de geselecteerde job in de joblijst.
Een job selecteren
12. Job
PHRASE, TRACK, PATTERN
1 Druk op de SUBMODE
“menu” te zien.
knop. U krijgt een job-
[JOB]
• Zet de elektriciteit niet uit terwijl een job bezig is (terwijl
N.B.
het bericht “Executing...” op het scherm staat), daar dit
verlies van uw opgenomen data ten gevolge kan hebben.
2 Selecteer een job. U kunt dit op verschillende ma-
nieren doen, zoals hieronder aangegeven:
3 Druk op de F4-functieknop (Select) om naar de ge-
selecteerde job te gaan.
CURSOR-knoppenMet de CURSOR-knoppen kunt u naar de gewenste job scrollen. Druk
dan op de Select-functieknop (F4, onder “Select” op de display).
DisplayknoppenMet de knop onder “JOB” op de display kunt u door de joblijst scrol-
len. Druk dan op de Select-functieknop (F4, onder “Select” op de
display). U kunt bovendien met de CATEGORY-knop tussen jobcategorieën te switchen (deze staan aan de linkerkant van de jobs).
[NO - 1]/[YES + 1]
Numerieke SelectieMet de numerieke invoermethode zoals beschreven op pagina 26 kunt
knoppen
Druk een keer kort op de
het menu te gaan in de corresponderende richting, of houd de knop voor
continu scrolling ingedrukt. Als de gewenste job staat gemarkeerd, druk
dan op de S
u het gewenste jobnummer invoeren. Het jobnummer gaat knipperen in
de rechterbovenhoek van de display. Druk daarna op de
elect
-functieknop
of
[NO - 1]
[YES + 1]
(F4, onder “Select” op de displa y).
knop om stapsgewijs door
[EXIT]
knop.
4 Stel de jobparameters als gewenst in. De job-
parameters worden beschreven in de job-beschrijvingen die hieronder volgen.
5 Druk op de F4-functieknop (DO!) om de job uit te
voeren.
RM1x SEQUENCE REMIXER 81
12. Job
❏ Undo/Redo
Job 00 Undo/Redo
1
2
De Undo-job annuleert de wijzigingen die u heeft aangebracht
in uw meest recente patch-sessie, opnamesessie, editsessie,
of job, waarbij de data hersteld worden in hun oorspronkelijke staat. Hiermee kunt u onopzettelijk dataverlies herstellen.
De Redo-job, die slechts beschikbaar is nadat u een Undo uitvoert, annuleert de Undo en herstelt de wijzigingen.
De Undo/Redo-job is effectief op patch-sessies in de
PATTERN-mode, en opnamesessies in PATTERN-mode en
SONG-mode, editsessies, en jobs (met uitzondering van de
Songnaam- en Frasenaamjobs).
❏ Noot
Job 01 Quantize
1
Deze job quantize’t nootevents in een geselecteerd gedeelte
van een geselecteerde track. Quantize is het aanpassen van de
timing van nootevents door deze dichter naar de dichtstbijzijnde pauzegrens te trekken (of quantize-regel). Met dit onderdeel kunt u bijvoorbeeld de timing van een performance
die u heeft opgenomen in realtime verbeteren.
Alvorens u de job uitvoert, moet u de muziekpauze (of quantize-waarde) instellen die u wilt gebruiken. Deze waarde stelt
de afstand in tussen aangrenzende quantize-regels. De figuur
hieronder illustreert het concept van kwartnoot en achtste-noot
quantize-waarde.
2
3
4
5
6
De Undo-job is slechts effectief op de meest recente datawijzigingen. Als u bijvoorbeeld een opnamesessie uitvoert en
daarna een editsessie, is de Undo alleen beschikbaar voor de
editsessie. (Maar houd er rekening mee dat als u naar een opname-, edit-, of jobscherm gaat, en vervolgens de handeling
verlaat zonder wijzigingen aan te brengen, dit niet geldt als
een sessie.)
U kunt dezelfde wijziging zo veel keren als u wilt undo’en en
vervolgens redo’en (verondersteld dat u in de tussentijd geen
andere wijzigingen maakt). Dit is handig als u twee versies
van uw data wilt vergelijken.
1. Undo/Redo-indicatie
Het scherm toont het woord Undo of Redo om aan te
geven dat de job beschikbaar is.
Zodra u een Undo uitvoert verandert de jobnaam in
Redo. De Redo blijft beschikbaar totdat u opnieuw data
wijzigt.
2. Undo/Redo-doel
De twee teksten aan de onderkant van het scherm geven de data-wijziging die voor undo’en of redo’en beschikbaar is. Dit zal de meest recent uitgevoerde edit,
opname, of job gerelateerde datawijziging zijn. (In het
bovengenoemde voorbeeld werd de meeste recent wijziging gemaakt door de Quantize-job uit te voeren in
de PATTERN-mode.)
Oorspronkelijke nootdata
Resultaat als quantizing-waarde is (op 100% sterkte
Resultaat als quantizing-waarde is (op 100% sterkte
Kwartnoot-lengte
De quantize-sterkte bepaalt hoe dicht noten naar de dichtstbijzijnde quantize-regel worden getrokken.
Met de swing-snelheid kunt u de nootevents in iedere even
genummerde nootpauze licht delay’en. Daarbij voegt u een
“swing” toe aan de muziek. Bij bijvoorbeeld een achtstenoots quantize-waarde is de delay van toepassing op alle
noten die beginnen in de tweede, vierde, zesde of achtste
pauze van de maat, zoals boven geïllustreerd.
U kunt ten slotte de swing verder verbeteren door de gatetijden in iedere tweede pauze aan te passen.
12. Job
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelf de frase in waarin wijziging wordt gemaakt.
■ Instellingen:001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het gebied van de frase in waarop wijzigingen
worden gemaakt. Het eerste gedeelte stelt de maat in,
de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte
stelt het eindpunt in.
De Quantize-waarde stelt de quantize-pauze in. U kunt
deze waarde instellen met de
[NO - 1]
of
[YES + 1]
knop, of door op de betreffende toetsen te drukken op
het numerieke toetsenpad.
Houd er rekening mee dat de instellingen zowel “normale” als “triool”-pauzes creëren in dezelfde ruimte.
De bijvoorbeeld stelt quantize-regels in op iedere
achtste-noot ruimte en op iedere achtste-noot trioolspacing.
■ Instellingen:32e-nootpauzes
16e-trioolpauzes
16e-nootpauzes
8e-trioolpauzes
8e-nootpauzes
Kwartnoot-trioolpauzes
Kwartnootpauzes
16e-noot en 16e-triool
8e-noot en 8e-triool
Met deze instelling kunt u een delay instellen op de noten in iedere even genummerde quantize-interval (maar
zie ook onder) om een meer swingend ritme te produceren. Deze wijziging kunt u maken nadat quantize compleet is: eerst worden de noten ge-quantize’d, en vervolgens wordt de swing-delay (zo u wenst) toegepast.
Bij een 32e, 16e, 8e, of kwartnoot quantize-waarde, past
de RM1x de delay toe op iedere even genummerde pauze.
Bij bijvoorbeeld een 8e-noot, zijn de noten in de eerste
8e-nootpauze normaal, de noten in de tweede 8e-noot
pauze worden ge-delay’d, de noten in de derde pauze
zijn normaal enzovoort.
Bij een van de triool quantize-waarden, past de RM1x de
delay toe op de noten in iedere derde pauze. Bij de of
quantize-waarde, past de RM1x de delay toe op slechts
het niet-triool deel van het ritme (alleen op de of ritme).
De “swing-snelheid” wordt gegeven als een schaalwaarde
die de positie aangeeft van de verplaatste “beat.” Bij niettriool ritmes, laat een waarde van 50% de positie ongewijzigd, terwijl hogere waarden een delay toepassen. (In
dit geval betekent 100% de dubbele lengte van de quantize-pauze.) De beschikbare instellingen hangen af van
het type ritme, zoals hieronder beschreven.
4. Sterkte
De Sterktewaarde stelt de waarde in waarmee de noot
events naar de dichtstsbijzijnde quantize-regel worden
getrokken.
Een instelling van 100% trekt iedere nootevent helemaal naar de dichtstsbijzijnde quantize-regel. Een instelling van 50% trekt iedere noot slechts voor de helft
naar de dichtstsbijzijnde quantize-regel.
Waarbij quantize-waarde , , of is:
0%50%75%100%
Instellingsbereik
Bij de hierboven genoemde quantize-waarden, een instelling van 50% produceert geen wijziging, waardoor
de even genummerde pauzes precies gecentreerd blijven. Hogere waarden brengen de pauze naar rechts, en
produceren een toegevoegde swing. De maximale instelling is 75%, die de pauze met een hoeveelheid verplaatst die gelijk is aan anderhalf keer de quantizewaarde.
RM1x SEQUENCE REMIXER 83
12. Job
Waar quantize waarde is , of :
0%66%33%83%100%
De gate-tijd is de tijdslengte waarop een noot wordt aangehouden. Met deze instelling kunt u dus de noten in de pauzes
waarvan de swing is aangepast, verlengen of verkorten.
Een instelling van 100% laat de oorspronkelijke gatetijd ongewijzigd. Hogere instellingen verhogen de gatetijd, terwijl lagere instellingen deze verkleinen.
Instellingsbereik
Bij de triool quantize-waarden (zie boven), past de
RM1x de verplaatsing alleen toe op de derde pauze. In
dit geval, produceert een instelling van 66% geen wijziging (waardoor de derde pauze op de oorspronkelijke
plaats blijft). Hogere waarden verplaatsen de pauze naar
rechts. De maximale instelling is 83%, die de pauze
verplaatst met een waarde van anderhalf keer de quantize-waarde. (Houd er rekening mee dat in dit geval de
100%-schaal drie keer de quantize-lengte betekent.)
Waarbij quantize-waarde , is:
0%50%33%66%100%
Instellingsbereik
Bij normale plus-triool quantize-waarden past de RM1x
de verplaatsing slechts toe op het niet-trioolgedeelte van
het ritme, zoals hierboven is geïllustreerd. In dit geval produceert een instelling van 50% geen verplaatsing, terwijl
hogere waarden de even pauze naar rechts verplaatsen.
Houd er rekening mee dat de maximale instelling 66% is,
waardoor de pauze helemaal naar rechts, naar de positie
van de derde noot in het triool-ritme gaat. (De 100%-schaal
betekent dubbele of quantize-lengte.)
■ Instellingen:
Quantize-waarde is , , , : 50% ... 75%
Quantize-waarde is , of : 66% ... 83%
Quantize-waarde is of : 50% ... 66%
Als een gewijzigde gate-tijdwaarde minder dan 1 is,
dan stelt de RM1x de waarde in op 1.
■ Instellingen: 000% ... 100% ... 200%
Job 02 Velocity wijzigen
1
Deze job wijzigt de velocity-waarden van het geselecteerde bereik noten (toonhoogten) in het geselecteerde gedeelte van de bestemmingstrack.
Onthoud dat velocity verwijst naar de kracht waarmee een noot wordt
aangeslagen. Het precieze effect van een velocity-wijziging al naar gelang de voice: meestal produceert een hogere velocity een harder geluid.
Met deze job kunt u alle betreffende noten op een identieke
velocity-waarde instellen, of u kunt een relatieve (lineaire)
wijziging aanbrengen op de oorspronkelijke velocity-waarden.
Voor het maken van een relatieve wijziging heeft u twee parameters nodig: de Range en de Offset. De Range-waarde past
een proportionele wijziging toe op de velocity-waarde, terwijl
de Offset-waarde (die wordt toegepast na de Range-waarde)
een vaste waarde toevoegt. De relatie is als volgt:
Gewijzigde velocity = (oorspronk elijke velocity X Range) + Offset.
2
3
4
5
• Als u STRENGTH onder 100% instelt, kunnen noten op
N.B.
willekeurige posities binnen de pauze voor de “swing-snelheid”-verplaatsing liggen . In dit geval schuift de RM1x
alle noten binnen de pauze met een zelfde hoeveelheid.
• Als de STRENGTH minder dan 100% is, is het mogelijk
dat de swing-wijziging enkele noten in de volgende pauze
drukt. Als de RM1x een noot achter een of meer noten in
de volgende pauze moet drukken, dan worden deze andere noten tevens naar dezelfde lokatie verplaatst.
6. Swing Gate-Tijd
Deze waarde past een proportionele wijziging toe op de gatetijd van de noten in de pauzes waarvan de swing is gewijzigd.
84 RM1x SEQUENCE REMIXER
Als het resultaat van de wijziging minder dan 1 is, dan stelt de
RM1x de waarde op 1 in. Als het resultaat hoger is dan 127,
dan stelt de RM1x de waarde in op 127.
1. Frase-instelling: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijziging er wordt toegepast.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in op welke wijziging er wordt
gemaakt. Het eerste gedeelte stelt de maat, tel, en klok
voor het beginpunt in; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Met deze parameter kunt u de velocities van alle betreffende noten instellen op dezelfde vaste waarde (1
tot 127). Als u dit onderdeel niet wilt gebruiken (als u
in plaats hiervan de lineaire wijziging wilt maken), dan
stelt u de waarde in op Off.
Houd er rekening mee dat als de instelling een andere is
dan Off, de waarden Bereik en Offset worden genegeerd.
■ Instellingen: Off (0), 001 ... 127
4. Range (bereik)
De Bereikparameter past een proportionele wijziging
toe op de velocities van alle betreffende noten. Een instelling van 100% produceert geen verandering; een
instelling van 50% verdeelt de velocities in de helft;
een instelling van 200% verdubbelt de velocities.
■ Instellingen: 000% ... 100% ... 200%
oorspronkelijke velocities
(Vel)
96643212796
Bereik= 50%
5. Offset
Deze parameter voegt een vast waarde toe aan alle velocitywaarden waarvan het Bereik is aangepast. Een instelling van
0 produceert geen wijziging. Positieve waarden verhogen de
velocity , terwijl negatieve waarden deze verlagen.
■ Instellingen: -99 ... +00 ... +99
Oorspronkelijke velocities
(Vel)
96643212796
Offset = -20
(Vel)
76441210776
Offset = +20
(Vel)
1168452127116
(Vel)
4832166348
Bereik= 150%
(Vel)
1279648127127
Job 03 Gate-tijd wijzigen
1
Deze job wijzigt de gate-tijden van het geselecteerde bereik
noten (toonhoogtes) in het geselecteerde gedeelte van de bestemmingstrack. De gate-tijd verwijst naar tijdsduur waarmee
een noot wordt aangehouden. Bij niet-percussieve voices, is
de gate-tijd gelijk aan de afspeeltijd.
Met deze job kunt u alle betreffende noten wijzigen in enkele
vaste gate-tijden, of u kunt een relatieve (lineaire) wijziging
toepassen op de oorspronkelijke gate-tijden.
Bij het maken van een relatieve wijziging, maakt u gebruik
van twee parameters: het Bereik en de Offset. De Bereikwaarde
past een proportionele wijziging toe op de gate-tijd, terwijl de
Offset-waarde (die wordt toegepast na de wijziging van Bereik) een vaste waarde toevoegt. De relatie is als volgt:
Aangepaste gate-tijd
= (oorspronkelijke gate-tijd X Bereik) + Offset.
2
3
4
5
Als de wijziging minder dan 1 is, dan stelt de RM1x de waarde in op 1.
1. Frase-instelling: Phrs
RM1x SEQUENCE REMIXER 85
12. Job
Stelt de frase in naar welke wijziging is gemaakt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Met deze parameter kunt u alle betreffende noten instellen op een identieke gate-tijd (1 tot 9999). Als u
geen gebruik maakt van dit onderdeel (als u in plaats
hiervan een lineaire wijziging wilt maken), stel dan de
waarde in op Off.
Houd er rekening mee dat als de instelling een andere is
dan Off, de Bereik- en Offset-waarden genegeerd worden.
■ Instellingen: Off (0), 0001 ... 9999
4. Range (bereik)
De Bereikparameter maakt een proportionele wijziging
op de gate-tijd van alle betreffende noten. Een instelling van 100% produceert geen wijziging; een instelling van 50% verdeelt de gate-tijd in tweeën; een instelling van 200% verdubbelt de gate-tijd.
■ Instellingen: 000% ... 100% ... 200%
5. Offset
Deze parameter voegt een vaste waarde toe aan alle gatetijden die door het Range zijn gewijzigd. Een instelling
van 0 produceert geen wijziging. Positieve waarden
vergroten de gate-tijd, terwijl negatieve waarden deze
verkleinen.
■ Instellingen:-9999 ... +0000 ... +9999
Oorspronkelijke gate-tijd
(Gate)
32 32 324848
Offset = -20
(Gate)
12 12122828
Offset = +20
(Gate)
52 52526868
Job 04 Crescendo
1
2
Oorspronkelijke gate-tijd
(Gate)
3232324848
Bereik= 50%
(Gate)
1616162424
Bereik= 150%
(Gate)
4848487272
3
Met deze job kunt u een crescendo of decrescendo aan de
geselecteerde reeks noten (toonhoogten) toevoegen in het geselecteerde gedeelte van de bestemmingstrack. De RM1x produceert het effect door een lichte wijziging te maken op de
velocity (offset) aan het begin van het gedeelte, met de offset
die langzaam toeneemt tot het einde van het gedeelte.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte: (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Met de Velocity-bereikparameter kunt u de intensiteit
van de crescendo instellen.
Deze instelling selecteert de waarde die is toegevoegd
aan de velocities van noten bij de eindmeter en -tel van
86 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
het gedeelte. De RM1x verhoogt geleidelijk de hoeveelheid die wordt toegevoegd aan (of afgehaald van) de
velocities binnen het gedeelte, beginnend met een “0”hoeveelheid aan het begin van het gedeelte, en eindigend met het volledige aantal uit het bereik aan het einde
van het gedeelte.
De velocity kan niet minder zijn dan 1 of hoger dan
127. Gewijzigde waarden onder 1 worden verhoogd
naar 1, en gewijzigde waarden boven 127 worden op
127 ingesteld.
Stelt het notenbereik in dat moet worden getransponeerd.
■ Instellingen: C-2 ... G8
4. Transponeren
De transponeerwaarde stelt het aantal transponeerpauzes
in (halftonen). Een waarde van +12 transponeert alle
betreffende noten met exact 1 octaaf, terwijl een waarde
van 12 naar beneden transponeert met een octaaf.
■ Instellingen: -127 ... +000 ... +127
Job 06 Overgang (Glide)
1
2
3
(Vel)
64748494114104
Bereik= –50 (M: 001:1 ~ 003:1)
(Vel)
645444341421
Job 05 Transponeren
1
Met deze job kunt u een geselecteerde reeks noten (toonhoogten) instellen in een geselecteerd gedeelte van de bestemmingstrack. U kunt het transponeerniveau in toenamewaardes van halftonen instellen.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2
3
4
4
Vervangt alle noten die op de eerste noot volgen in het geselecteerde gedeelte met pitch-benddata, waardoor zachte overgangen van de ene noot naar de andere worden geproduceerd.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Selecteert de lengte van het overglijden. Hogere waarden produceren een langere overgang tussen de noten.
■ Instellingen: 000 ... 100
4. PB-Bereik
Selecteert het maximale pitch-bendbereik (in toenamewaarden van halftonen) die wordt toegepast door de
‘glide’-job.
■ Instellingen: 01 ... 24
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
RM1x SEQUENCE REMIXER 87
12. Job
Job 07 Roll creëren
1
4
5
Creëert een serie herhaalde noten in het geselecteerde gebied
met met de geselecteerde continue wijzigingen (klokstapsgewijs) en de velocity. Deze job is ideaal voor het creëren van snelle “rolls.”
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Selecteert de maat van de ‘step’ (d.w .z. het aantal klokken) tussen de noten in de roll. Zowel de begin- als
eind-velocity waarden kunt u selecteren waardoor u
gemakkelijk rolls kunt creëren waarin de velocity wijzigt van noot tot noot.
■ Instellingen: 001 ... 999
2
3
Het sorteren gebeurt op orde van toonhoogte. Als noten E3,
C3, en G3 allemaal op het zelfde ogenblik beginnen, dan wijzigt de job de volgorde in C3, E3, G3 (als de Type-instelling
‘opwaarts’ is) naar G3, E3, C3 (als deze “neerwaarts” is).
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Bepaalt hoe de akkoordnootdata worden gesorteerd. Als
de T ype “opwaarts” is, dan worden de noten in opgaande
volgorde gesorteerd. Als de Type “neerwaarts” is, dan
worden de noten in neergaande volgorde gesorteerd.
“opwaarts & neerwaarts” sorteert akkoordnoten op
downbeats in opgaande volgorde en akkoordnoten op
up beats in neergaande volgorde.
■ Instellingen: up, down, up & down, down & up
4. Grid
Selecteert de “grid”-tijd die zal bepalen welke nootgroepen gezien worden als akkoorden. Noten die vallen binnen de geselecteerde grid-step worden behandeld als akkoorden.
■ Instellingen:32e-nootpauzes
16e-trioolpauzes
16e-nootpauzes
5. Velocity
Selecteert de velocity van iedere noot in de roll. Zowel
de begin- als eind-velocity waarden kunt u selecteren
waardoor u gemakkelijk rolls kunt creëren waarin de
velocity wijzigt van noot tot noot.
■ Instellingen: 001 ... 127
Job 08 Akkoorden sorteren
1
3
4
Deze job “sorteert” akkoordevents (gelijktijdige nootevents)
op orde van toonhoogte. Het sorteren wordt gegeven in de
EDIT -paginalijst, en bepaalt de scheidingsvolgorde die wordt
toegepast door de Chord Seperate-job (zie volgende pagina).
Deze job verdeelt iedere akkoordformatie (binnen het geselecteerde
gedeelte van de geselecteerde track) in de afzonderlijke noten,
waarbij een geselecteerde delay wordt ingevoerd tussen iedere noot.
Al s de Clock -waarde ingesteld wordt op 30, wordt een blok
akkoorden dat bestaat uit de elementen C3, E3, G3 afgespeeld
als een C3 (op de oorspronkelijke timing van het akkoord) die
30 cycles later wordt gevolgd door de E3, en nog 30 cycles
later door de G3. Dit onderdeel is bijvoorbeeld handig als u
gitaar-aanslagen wilt openen.
Houd er rekening mee dat het niet mogelijk is akkoorden te
breken in de volgende maatgrens of in het volgende akkoord.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de beat en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
maten, dan is het misschien handiger om dit te doen met de
Copy Event-job. (onder)
Houd er rekening mee dat deze job nooit een event verplaatst
voorbij de betreffende begin- of eindpunten van het gedeelte;
alle events die voorbij dit punt komen, worden op de grens
van het gedeelte geplaatst.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Selecteert de richting waarin de data verplaatst worden.
“ADV ANCE” verplaatst de data naar het begin van het stuk
(d.w .z. noten klinken eerder), terwijl “DELAY” de data naar
het einde van het stuk verplaatst (d.w .z. noten klinker later).
■ Instellingen: ADVANCE, DELAY
3. Clock cycles
De Clock-waarde stelt het aantal clock cycles in dat is
ingevoerd tussen naast elkaar gelegen akkoordnoten.
Houd er rekening mee dat er 480 clock cycles per tel zijn.
■ Instellingen:000 ... 999
❏ Event
Job 10 Clock verplaatsen
1
Deze job voert een tijdsverplaatsing van alle data-events in het
geselecteerde gedeelte van de geselecteerde track. De verplaatsing wordt uitgevoerd in toenamewaarden van clock-cycles.
Als u events wilt verplaatsen met een of meer volle tellen of
2
3
4
Job 11 Kopieer-event
1
3
Deze job kopieert alle data vanuit een geselecteerd brongebied (frase) naar een geselecteerde bestemming, waarbij
de data worden overschreven die al in de bestemming staan.
1. Bronfrase
De Phrs-waarde selecteert de track van waaruit de data
worden gekopieerd.
■ Instellingen: 001 ... 256
2
4
RM1x SEQUENCE REMIXER 89
12. Job
2. Brongedeelte
De bovenste “M” -waarden stellen het frasegedeelte in
vanaf welke data die worden gekopieerd.
Stelt het eventtype in dat moet worden gewist (in het
midden van het scherm).
■ Instellingen:NoteNootevents
PCProgrammawijziging
PBPitch bend
CCControl change (Willekeurige
control-change message type
000 tot 127, of alle control-
change messages)
CATKanaal-aftertouch
PATPolyfonische aftertouch
EXCExclusief voor Systeem
ALLAlle events
2
Job 13 Event Onttrekken (Extraction)
1
3
Deze job verplaatst alle passages van geselecteerde event-data
vanuit een geselecteerd segment van een frase naar hetzelfde
gedeelte op een verschillende frase. Na afloop hiervan bestaan de betreffende gedeelten niet langer in het brongedeelte.
Als er al datazijn aan de bestemmingskant, worden de bestaande en nieuwe (die er zijn uitgehaald) data gemengd.
1. Bronfrase
De bovenste Phrs-instelling selecteert de frase waaruit
u events onttrekt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Brongedeelte (M001:1:000~M257:1:000)
Selecteert het frasegedeelte van het onttrekken.
■ Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ...
3. bestemmingsfrase
De laagste Phrs-instellingen selecteert de bestemmingsfrase.
■ Instellingen: 001 ... 256
4. Event
Selecteert het eventtype die wordt onttrokken (in het
midden van het scherm).
■ Instellingen:Note Nootevents
4
257:1:000
PCProgrammawijziging
PBPitch bend
CCControl change (Willekeurige
control-change message type
000 tot 127, of alle control-
change messages)
CATKanaal-aftertouch
PATPolyfonische aftertouch
EXCExclusief voor Systeem
2
90 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
Job 14 Continue Data Creëren
1
3
7
6
Creëert continue control-changedata in het bereik van het geselecteerde gedeelte. Dit is handig voor het invoeren van precieze pitch-bends en andere control-variaties.
1. Frase-instelling: Phrs
Stelt de frase in op welke wijzigingen er worden gemaakt.
■ Instellingen:001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de beat en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Selecteert het aantal clocks tussen elke gecreëerde event
die moet worden ingevoerd.
■ Instellingen: 001 ... 999
8. Curve
Selecteert de mate van positieve of negatieve verbuiging
(“curvature” ) die wordt toegepast op de continue data.
“+00” produceert een lineaire curve. Positieve waarden creëren een toenemende positieve curve (d.w .z. een
opwaartse curve). En negatieve waarden produceren een
toenemende negatieve curve (d.w.z. een neerwaartse
curve).
■ Instellingen: -16 ... +16
Job 15 Uitdunnen
1
3
Met deze job kunt u bepaalde geselecteerde niet-nootevent
verwijderen binnen het betreffende gedeelte van een geselecteerde track. Het doel is het datavolume te reduceren en extra
geheugen vrij te maken.
2
3. Eventtype
Selecteert het eventtype in dat moet worden gecreëerd
(in het midden van het scherm).
Als “CC” wordt geselecteerd, dan kan de cursor worden verplaatst naar het control change-nummer om het type controlchangedata te selecteren die moeten worden gecreëerd.
■ Instellingen: 000 ... 127
5. Times
Deze multiplier stelt het aantal malen in dat de data die
zijn gecreëerd binnen het geselecteerde gedeelte, herhaald moet worden.
■ Instellingen: 01 ... 99
6. Data
Selecteert de onderste en bovenste grenzen van de data
die moeten worden gecreëerd. De linkerwaarde is de
lage grens, en de rechterwaarde is de hoge grens.
De job verwijdert iedere event in gebieden waar de event voorkomt binnen 60 clock-cycles. De job verwijdert geen event
die is gescheiden van de vorige event met tenminste 60 clockcycles.
1. Frase-instelling: Phrs
Selecteert de doelfrase.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in dat moet worden uitgedund. Het
eerste gedeelte stelt de maat in, tel, en clock van het
beginpunt ; de tweede stelt het eindpunt in.
Control Change message type, 000
to 127), CAT (Channel aftertouch),
PAT (Polyphonic aftertouch)
RM1x SEQUENCE REMIXER 91
12. Job
Job 16 Control Data Wijzigen
1
3
Wijzigt of offset de waarden van alle geselecteerde controlchangedata van het geselecteerde gedeelte.
1. Frase-instelling: Phrs
Stelt de frase in op welke wijzigingen er worden gemaakt.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de beat en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Selecteert het eventtype in dat moet worden gecreëerd
(in het midden van het scherm).
■ Instellingen: PB (Pitch bend), CC (Any single
Control Change message type, 000
to 127), CAT (Channel aftertouch),
PAT (Polyphonic aftertouch)
4. Alles instellen
Selecteert een vaste waarde waarop alle types controlchangedata worden ingesteld. Stel deze parameter op
“OFF” in als u de waarden wilt offset’ten met de Rateen Offset-parameters, hieronder.
■ Instellingen: OFF, 000 ... 127, -8192 ... +8191
(Event Type=PB)
2
5
6
4
Job 17 Time Stretch
1
Deze job breidt de timing uit of comprimeert deze in het geselecteerde gedeelte in de geselecteerde frase.
De handeling beïnvloedt alle event-timing, noot-steptijd, en
noot-gate-tijden.
1. Frase-instelling: Phrs
Selecteert de doelfrase.
■ Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het doelgebied in van de frase. Het eerste gedeelte
stelt de maat in, de tel, en klok van het beginpunt; het
tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Stelt de ratio in tussen de hoogste en laagste control- changewaarden.
Een instelling van “100%” behoudt de oorspronkelijke relatie
tussen de controlwaarden. Lage instellingen produceren een kleiner bereik, en hoge waarden produceren een groter bereik.
■ Instellingen: 000 ... 200
6. Offset
Bepaalt de hoeveelheid offset die wordt toegepast op
de control-changewaarden. “-”-waarden reduceren de
waarden terwijl “+”-instellingen de waarden vergroten.
Nieuwe Control-Changewaarden
= Oorspronkelijke Control-Changewaarden x rate/100
+ offset
(Als de rechterkant van de vergelijking minder is
dan 0, dan wordt de nieuwe waarde 1)
■ Instellingen:
-127 ... 127, -8192 ... +8191 (Ev ent Type=PB)
92 RM1x SEQUENCE REMIXER
34
Deze job kopieert een geselecteerde frase (een user-frase of
vooringestelde frase) naar de betreffende user-frase.
De Style-parameter aan de bronkant is alleen van betekenis
als u kopieert vanuit een user-frase.
Als de bestemmingsfrase nog niet bestaat, creëert deze job
die frase. Als deze bestaat, dan wist de job de bestaande data
ervan.
1. Bronstijl
De bovenste Style-waarde selecteert de stijl die de userfrase bevat die u wilt kopiëren. De waarde is slechts van
betekenis als u een user-frase kopieert; de RM1x negeert
de instellingen als u een vooringestelde frase kopieert.
■ Instellingen: U01 ... U50 P01 .... P60
12. Job
2. Bronfrase
De bovenste Phrase-waarde selecteert de frase die u wilt
kopiëren.
■ Instellingen: Willekeurige vooringestelde frase,
of user-frase 001 to 256
3. Bestemmingsstijl
De onderste Style-waarde selecteert de stijl die de
bestemmingsfrase bevat.
■ Instellingen: U01 ... U50
4. Bestemmingsfrase
De onderste Phrase-waarde selecteert de bestemmingsfrase (user-frase).
■ Instellingen: 001 ... 256
Job 19 Frases verwisselen
1
34
Verwisselt de inhoud van twee geselecteerde frases.
1. Stijl
Selecteert de eerste stijl met de frasedata die u wilt verwisselen.
■ Instellingen: U01 ... U50
2
Deze job mixt alle data uit twee geselecteerde user-frases in
de tweede frase hiervan.
1. Bronstijl (Style “a”)
De eerste Style-waarde selecteert de stijl met de bronfrase (phrase “a”).
■ Instellingen: U01 ... U50
2. Bronfrase (Frase “a”)
De eerste Phrase-waarde selecteert de bronfrase. Dit is
de frase met de data die u wilt mixen in de bestemmingsfrase. Nadat het mixen klaar is, blijft de inhoud van de
bronfrase onveranderd.
■ Instellingen: 001 ... 256
3. Bestemmingsstijl (Style “b”)
De tweede Style-waarde selecteert de stijl met de
bestemmingsfrase (frase “b”).
■ Instellingen: U01 ... U50
4. Bestemmingsfrase (Phrase “b”)
De tweede Phrase-waarde selecteert de bestemmingsfrase. De oorspronkelijke inhoud van deze frase wordt
gemixt met de inhoud van frase “a”.
■ Instellingen: 001 ... 256
Job 21 Frase toevoegen
1
2
b
a
2. Frase
Selecteert de eerste frase met de data die u wilt verwisselen.
■ Instellingen: 001 ... 256
3. Stijl
Selecteert de tweede stijl met de frasedata die u wilt
verwisselen.
■ Instellingen: U01 ... U50
4. Frase
Selecteert de tweede frase met de data die u wilt verwisselen.
■ Instellingen: 001 ... 256
Job 20 Frase mixen
1
2
34
Deze job voegt de inhoud van een geselecteerde user-frasetoe
(frase “a”) aan het einde van een andere user-frase (frase “b”).
Nadat deze job klaar is, blijft “a” onveranderd.
Als u probeert data toe te voegen waardoor frase “b” langer
zou worden dan 256 maten (de maximale fraselengte), dan
laat de RM1x het “Illegale Input”-bericht terugkeren en de
job wordt niet uitgevoerd.
1. Bronstijl (Stijl “a”)
De bovenste Style-waarde selecteert de stijl met de bron
user-frase (frase “a”).
■ Instellingen: U01 ... U50
2. Bronfrase (Frase “a”)
De bovenste Phrase-waarde selecteert de bronfrase
a
b
b
(user-frase). Nadat de job klaar is, blijft de inhoud van
de bronfrase onveranderd.
■ Instellingen: 001 ... 256
a
34
RM1x SEQUENCE REMIXER 93
12. Job
3. Bestemmingsstijl (Stijl “b”)
De onderste Style-waarde selecteert de stijl met de
bestemmingsfrase (frase “b”).
■ Instellingen:U01 ... U50
4. Bestemmingsfrase (Frase “b”)
De onderste Phrase-waarde selecteert de frase waaraan
de bronfrase wordt toegevoegd.
■ Instellingen: 001 ... 256
Job 22 Frase splitsen
1
56
Deze job splitst een geselecteerde user-frase in twee user-frases.
De job splitst de frase op de eerste tel van de geselecteerde
maat. Het begindeel van de frase (tot op de het splitsingspunt)
blijft op de oorspronkelijke plaats staan, terwijl de rest van de
frase naar de geselecteerde bestemming gaat.
De job overschrijft alle data die al in de bestemmingsfrase stonden.
2
34
Job 23 Frase creëren
1
4
Deze job creëert een user-frase vanuit een geselecteerd gedeelte songdata. Om precies te zijn, kopieert deze een gedeelte van een sequence-trackdata uit een song in de betreffende bestemmingsfrase.
De RM1x stelt de maatsoort (meter) in van de nieuwe frase,
gelijk aan de meter die in de beginmaat van het brongedeelte
is opgenomen. (Houd er rekening mee dat de meterwaarde
van toepassing is op de gehele frase. Alle meter-wijzigingen
die voorkomen in daaropvolgende maten van het brongedeelte
worden genegeerd.)
De maximale fraselengte is 256 maten. Als u probeert een
gedeelte te kopiëren dat langer is dan 256 maten, dan toont
het scherm het bericht “Illegal Input” en de job wordt niet
uitgevoerd.
De job overschrijft alle data die al in de bestemmingsfrase
staan.
De job kopieert niet voice- en tempo-instellingen.
2
3
1. Bronstijl
De bovenste Style-waarde selecteert de stijl met de userfrase die u wilt splitsen.
■ Instellingen:U01 ... U50
2. Bronfrase
De bovenste Phrase-waarde selecteert de user-frase die
style moet worden.
De “M”-waarde selecteert de maat waar de frase wordt
gesplitst. Dit wordt het beginpunt van de bestemmingsfrase.
■ Instellingen:001 ... source-phrase length
5. Bestemmingsstijl
De onderste Style-waarde selecteert de bestemmingsstijl.
■ Instellingen:U01 ... U50
6. Bestemmingsfrase
De onderste Phrase-waarde selecteert de splitsingsbestemming.
■ Instellingen: 001 ... 256
94 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. Bronsong
De Song-waarde selecteert de song met de brondata.
■ Instellingen:01 ... 20
2. Brontrack
De Track-waarde selecteert de sequence-track met de
brondata.
■ Instellingen:01 ... 16
3. Gedeelte
De “M”-waarde selecteert het brongedeelte, met zijn
lokatie (in maten) op de brontrack. De eerste waarde
geeft de beginmaat; de tweede waarde geeft de eindmaat.
De Phrase-waarde stelt het frasenummer in van de
bestemmings user-frase.
■ Instellingen:001 ... 256
12. Job
Job 24 Frase plaatsen
1
2
Deze job kopieert de geselecteerde user-frase in een geselecteerd gebied van de geselecteerd song. Alle data die al bestonden in het bestemmingsgebied worden gewist.
U selecteert de bronfrase met zijn stijl- en frasenummers. U
selecteert de bestemming met het songnummer, tracknummer
(sequencetrack), en maatnummer (lokatie op de track).
De job kopieert de meter, voice, of tempo-instellingen niet. De
meter van de frase (maatsoort) heeft geen effect op de kopie.
1. Bronfrase (Categorie, Nummer )
De Phrase-waarde selecteert de frase die u wilt kopiëren.
■ Instellingen:001 ... 256
3
4
Job 26 Frasenaam
Met deze job kunt u de naam van een (niet-lege) user-frase
instellen of wijzigen. De naam kan maximaal 8 lettertekens
bevatten.
Met Displayknoppen 1 en 2 selecteert u de lettertekenpositie
en letterteken. Druk dan op de F2-functieknop (Enter) om het
geselecteerde letterteken in te voeren op de geselecteerde lokatie. Met de F1-functieknop (Delete) kunt u een lettertekenlokatie back-uppen en het letterteken op die lokatie wissen.
Herhaal totdat de frasenaam compleet is.
❏ Track
Job 27 Track kopiëren
1
2. Bestemmingssong
De Song-waarde selecteert de bestemmingssong.
■ Instellingen:01 ... 20
3. Bestemmingstrack
De Track-waarde selecteert de sequence-track waarin
de frase wordt gekopieerd.
■ Instellingen:01 ... 16
4. Tracklokatie
De “M”-waarde selecteert de beginmaat van de kopie
in de sequence-track.
■ Instellingen:001 ... 999
Job 25 Frase wissen
1
Deze job wist alle data van de geselecteerde user-frase, en
initialiseert de frasetabel opnieuw.
2
Deze job kopieert alle data (van het geselecteerde type) van
geselecteerde brontrack naar geselecteerde bestemmingstrack.
U kunt trackdata kopiëren vanuit een enkel gedeelte van een
geselecteerde stijl.
Het kopiëren overschrijft alle data die al op de bestemmingstrack stonden.
3
1. Bronstijl, gedeelte en track
De eerste drie instellingen selecteren de brontrack.
■ Instellingen:StijlU01 ... U50
GedeelteA ... P
Track1 ... 16
2. Bestemmingsstijl, gedeelte, en track
De tweede groep instellingen selecteert de bestemmingstrack.
De Phrase-waarde selecteert de user-frase die u wilt
wissen.
■ Instellingen: 001 ... 256
RM1x SEQUENCE REMIXER 95
12. Job
3. Datatype
Deze controlevakjes bepalen het type data die u wilt
kopiëren. Verplaats de cursor naar een controlevakje.
Met de [YES +1] knop kunt u het vakje vinken als u de
corresponderende datatype(s) wilt kopiëren, of met de
[NO -1] knop om het vinken ongedaan te maken als u
de corresponderende datatype(s) niet wilt kopiëren.
■ Instellingen:Kopieer het corresponderende
datatype.
Kopieer dit datatype niet.
Job 28 Tracks verwisselen
1
2
3
Verwisselt het geselecteerde datatype tussen twee geselecteerde tracks.
1. Track
Selecteert de eerste van de twee tracks waartussen de
data worden verwisseld.
2. Track
Selecteert de tweede van de twee tracks waartussen de
data worden verwisseld.
3. Datatype
Deze controlevakjes bepalen het datatype dat u wilt
verwisselen tussen de geselecteerde tracks. Verplaats
de cursor naar een controlevakje. Met de [YES +1] knop
kunt u dit vakje vinken als u het corresponderende datatype wilt verwisselen, of met de [NO -1] knop als u het
vinken ongedaan te maken als u het corresponderende
datatype niet wilt verwisselen.
■ Instellingen:V erwissel het corresponderende
datatype.
Verwissel dit datatype niet.
Job 29 Track wissen
12
3
Deze job wist alle data (van het geselecteerde type) vanuit het
geselecteerde patroontrack, of vanuit alle patroontracks.
1. Gedeelte
De Sec-instelling selecteert het gedeelte dat u wilt wissen.
■ Instellingen:A ... P
2. Track
De TR-instelling selecteert de track die u wilt wissen.
■ Instellingen:01 ... 16
3. Datatype
Deze controlevakjes bepalen het type data dat u wilt
verwisselen tussen de geselecteerde tracks. Verplaats
de cursor naar een controlevakje. Met de [YES +1] knop
kunt u dit vakje vinken als u het corresponderende datatype wilt verwisselen, of met de [NO -1] knop om het
vinken ongedaan te maken als u het corresponderende
datatype niet wilt verwisselen.
■ Instellingen:V erwissel het corresponderende
datatype.
Verwissel dit datatype niet.
Job 30 Afspeeleffect normaliseren
1
Deze job herschrijft de data in de geselecteerde Sequencetrack zodat de nieuwe data de Play Fx/Groove/MIDI Delay instellingen incorporeert (pagina’s 57, 55, 60). Met andere
woorden, de externe Play Fx/Groove/MIDI Delay-waarden
worden geïnternaliseerd door de MIDI-eventdata van de track.
96 RM1x SEQUENCE REMIXER
Na het herschrijven van de sequencedata van de track, initialiseert de job de afspeeleffectparameters van de track opnieuw .
1. Track
De TR-waardeselecteert die u wilt normaliseren.
■ Instellingen: 01 ... 16Normaliseert de corres-
ponderende
sequencetrack.
AllNormaliseert alle se-
quencetracks.
12. Job
Job 31 Drumtrack verdelen
1
Verdeelt de nootevents in een geselecteerde track en plaatst
de noten die corresponderen met de verschillende druminstrumenten in aparte tracks (tracks 1 tot en met 8). Als de
brontrack een track is tussen 1 en 8, worden de data in die
track overschreven. Alle data behalve nootevents worden gekopieerd naar alle 8 tracks. Door de druminstrumenten op deze
manier te scheiden, kunt u dan editten of effecten afzonderlijk toepassen, maar ook tijdens het afspelen realtime-control
toepassen op aparte druminstrumenten.
1. Track
Selecteert de brontrack die u wilt verdelen.
■ Instellingen:01 ... 16
❏ Patroon
Job 32 Patroon kopiëren
1
Nogmaals, als u Sec instelt op “ALL”, dan stelt de
RM1x automatisch de corresponderende waarde in op
“ALL”. (Als u een “ALL”-instelling wijzigt in een nummer of een letter, dan doet de RM1x automatisch de
selectie van de “ALL”-instelling aan de bestemmingskant teniet.)
■ Instellingen:StijlU01 ... U50
GedeelteA ... P, ALL
3. Vooringestelde frase → User
Controleer dit vakje als u een vooringestelde frase wilt
kopiëren naar een user-frase.
Job 33 Patroon toevoegen
1
2
Deze job voegt een kopie toe van het geselecteerde user-patroon (patroon “a”) op het einde van een ander user-patroon
(patroon “b”). Nadat deze job klaar is, blijft het oorspronkelijke patroon “a” ongewijzigd.
3
2
3
Deze job kopieert alle data van een geselecteerde bronstijl
naar een geselecteerde bestemmingsstijl. U kunt trackdata
vanuit een enkel gedeelte van een geselecteerde stijl kopiëren, of vanuit alle gedeelten van de stijl.
Het kopiëren overschrijft alle data die ervoor in de
bestemmingsstijl stonden.
1. Bronstijl, gedeelte
De eerste groep instellingen selecteert de bronstijl en
gedeelte(n).
Als u Sec instelt op “ALL”, dan stelt de RM1x automatisch de corresponderende waarde in op “ALL”. (Als u
een “ALL”-instelling wijzigt in een nummer of een letter, dan doet de RM1x automatisch de selectie van de
“ALL”-instelling aan de bestemmingskant teniet.)
■ Instellingen:StijlU01 ... U50
Gedeelte A ... P, ALL
Als u probeert data toe te voegen waardoor het patroon “b”
langer zou worden dan 256 maten, dan toont de RM1x het
bericht “Illegal Input” en de job wordt niet uitgevoerd.
1. Bronpatroon (patroon “a”)
De bovenste Style- en Section-instellingen selecteren
het bronpatroon.
■ Instellingen:StijlU01 ... U50
GedeelteA ... P
2. Bestemmingspatroon (patroon “b”)
De onderste Style- en Section-instellingen selecteren
het patroon waaraan het bronpatroon wordt toegevoegd.
■ Instellingen:StijlU01 ... U50
GedeelteA ... P
3. Oorspronkelijke frase behouden
Controleer dit vakje als u de oorspronkelijke frasedata
niet wilt wijzigen.
2. Bestemmingsstijl, gedeelte
De tweede groep instellingen selecteert de
bestemmingsstijl en gedeelte(n).
RM1x SEQUENCE REMIXER 97
12. Job
Job 34 Patroon Splitsen
1
3
Deze job splitst een geselecteerd patroon in twee patronen.
De job splitst het patroon op de eerste tel van de geselecteerde
maat. Het begindeel van het patroon (tot op het splitsingspunt) blijft op zijn oorspronkelijke positie, terwijl het deel dat
begint na het splitsingspunt wordt verplaatst en de
bestemmingslokatie wordt. (Als er geen frases beginnen na
het splitsingspunt, wordt het bestemmingspatroon leeg.)
De job overschrijft alle data die al in het bestemmingspatroon staan.
1. Bronstijl, gedeelte
De bovenste Style- en Section-instellingen selecteren
het patroon dat u wilt splitsen.
■ Instellingen:StijlU01 ... U50
2. Splitsingspunt
De “M”-waarde selecteert de maat waarin het patroon
wordt gesplitst. Dit wordt het beginpunt van de
bestemmingsfrase.
■ Instellingen: 001 ... lengte van bronpatroon
3. Bestemmingsstijl, gedeelte
De onderste Style- en Section-instellingen selecteren
de nieuwe lokatie van het deel van het patroon dat begint bij het splitsingspunt.
■ Instellingen:StijlU01 ... U50
4
GedeelteA ... P
GedeelteA ... P
2
Job 35 Patroon wissen
1
Deze job wist alle data van de geselecteerde patroon/patronen.
Als u de Style op “ALL” instelt, dan wist de job alles, inclusief alle delen van alle stijlen. In dit geval initialiseert de job
alle afspeeleffecten en patroon-voice-instellingen van alle stijlen opnieuw .
Houd er rekening mee dat het onmogelijk is om het wissen
van alles te Undo’en. Zorg ervoor dat u zeker weet of u inderdaad alle patronen wilt wissen voordat u met Style=ALL de
gegevens wist.
Als u Style instelt op een numerieke waarde en Section instelt
op “ALL”, dan wist de job alle gedeelten (alle patronen) binnen de geselecteerde stijl. Het initialiseert ook alle afspeeleffecten en patroon-voice-instellingen voor die stijl opnieuw .
(Als u bij het wissen een fout maakt, dan kunt u de gegevens
herstellen door Undo uit te voeren.)
1 .Stijl en gedeelte
De style- en section-waarden selecteren de patronen die
u wilt wissen.
Als u Style instelt op “ALL”, dan staat Section automatisch ook op “ALL”.
■ Instellingen:StijlU01 ... U50, ALL
GedeelteA ... P, ALL
4. Oorspronkelijk frase behouden
Controleer dit vakje als u de oorspronkelijke frasedata
niet wilt wijzigen.
98 RM1x SEQUENCE REMIXER
Job 36 Stijlnaam
Met deze job kunt u de stijlnaam instellen of wijzigen.
De maximale lengte van een naam is 8 lettertekens.
Met displayknoppen 1 en 2 kunt u een lettertekenpositie en
letterteken selecteren. Druk dan op de F2-functieknop (Enter)
om het geselecteerde letterteken op de geselecteerde lokatie
in te voeren. Met de F1-functieknop (Delete) kunt u een
lettertekenpositie back-uppen en het letterteken op die lokatie
verwijderen. Herhaal totdat de stijlnaam compleet is.
13. Editten
13. Editten
Met de Pattern EDIT-submode kunt u de inhoud van een user-frase editten. U kunt iedere willekeurige MIDI-events, die de
bouwstenen zijn van de frase, aanpassen of wissen, en u kunt nieuwe events toevoegen.
De RM1x biedt twee verschillende edit-schermen: een Event-lijst en een View Filter-display.
❏ Editten
In de eventlijst staan de MIDI-events van de RM1x opgesomd, in volgorde van verschijnen. Ieder titelwoord toont een tijdslokatie van de event, de naam, en de numerieke onderwerpen. Het staat u vrij de lokatie of elk van de argument-waarden aan te
passen. U kunt alle events wissen, of nieuwe invoeren.
Als u een performance opneemt in een sequencetrack, dan neemt u deze op als een serie MIDI-events. Elke event correspondeert met een specifieke
MIDI-handeling. De aanslag van een noot is een “noot-event”, het schakelen van een voice is een “programma change-event”, enzovoort.
De meeste eventspecificaties moeten informatie bevatten die aangeeft hoe de event uitgevoerd dient te worden. Een note-eventspecificatie,
bijvoorbeeld, moet de noot identificeren (de nootnaam), de tijdsduur van een noot (de gate-tijd), en de kracht van een noot (de velocity).
Het eerste onderdeel van de eventlijst is T op, en de laatste event is End. Deze onderdelen zijn alleen bedoeld voor het markeren
van doelen, vertegenwoordigen geen events, en kunnen niet worden ge-edit.
Tel
Clock
Maat
ParameterWaardenFunctie
Wijzer-Verplaatst de wijzer naar afzonderlijke events.
Wissen-Wist de event op de wijzerlokatie.
Invoegen-Voegt een geselecteerd event in op de wijzerlokatie.
Maat001 ... 999Het maatnummer waarin de corresponderende event zich be-
vindt..
Tel1 ... 16
Clock000 ... 479
* Zie “Algemene Handelingen (pagina 26) over hoe u waarden wijzigt.
Het telnummer
Het clock-nummer
waarin de corresponderende event zich bevindt.
waarin de corresponderende event zich bevindt
.
ParameterWaardenFunctie
EventtypeNoot, PB, PC, CC, CAT, PAT,Selecteert het eventtype dat u wilt invoegen.
DO!Voert de geselecteerde event in op de wijzerlokatie.
* Zie “Algemene Handelingen (pagina 26) over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 99
13. Editten
Bestaande events editten
U kunt de data in de datadisplay editten met de Displayknop
1 (POINTER) of de verticale cursorknoppen. U kunt de wijzer naar een event verplaatsen die u wilt editten, met de laterale
cursorknoppen om de cursor naar het dataonderdeel te verplaatsen dat u wilt editten. Edit vervolgens naar wens met de
[NO -1] en [YES +1] knoppen of het toetsenbord (met het
toetsenbord kunt u zowel noten invoeren als numeriek invoeren zoals beschreven op pagina 26). Het gewijzigde event
knippert op de display . Druk op de F4-functieknop (DO!) om
de ge-editte waarde daadwerkelijk in te voeren (de event zal
ophouden met knipperen). Om editten vroegtijdig af te breken hoeft u slechts de wijzer naar een nieuwe eventlokatie te
verplaatsen zonder de F4 (DO!)-functieknop in te drukken.
Events invoegen
Met Displayknop 1 (POINTER) voegt u een event in. Met de verticale cursorknoppen kunt u de wijzer naar een event verplaatsen
die op de lokatie staat waarop u een nieuwe event wilt invoeren.
Druk dan op de F3-functieknop (Insert). Het EDIT-Insertdisplay
verschijnt. Met Displayknop 1 kunt u het eventtype selecteren dat
u wilt invoeren. Vervolgens kunt u met de cursorknoppen naar
data-onderdelen gaan binnen de events die getoond worden in
de display en u kunt naar wens editten. De exacte invoerpositie
kan ook op deze manier worden geselecteerd. De eventtypes die
beschikbaar zijn om in te voeren zijn hieronder aangegeven. Als
het gewenste event is geselecteerd, druk dan op F4-functieknop
(DO!) om de event daadwerkelijk in te voeren, of de [EXIT] knop
om de handeling vroegtijdig af te breken en naar het hoofdeditscherm terug te keren.
Houd er rekening mee dat waarden van “Exc”-events (exclusief
voor systeem) ingevoerd moeten worden in hexadecimaal for
maat.
EventtypeFunctie
Noot (Nootnummer)Deze messages brengen performance-data van het toetsenbord over. Iedere message
bevat een geselecteerd nootnummer die correspondeert met de toets die wordt
aangeslagen, een velocity, en een gate-tijd.
PB (Pitch Bend)Deze message brengt bewegingen van de PITCH BEND-knop over.
PC (Program Change)Met deze message kunt u voices selecteren.
Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met voices van de RM1x.
CC (Control Change)Deze messages bestuurt volume of pan enz.
Iedere controller heeft zijn eigen knopnummer.
CAT (Kanaal-aftertouch)Deze message brengt de druk over die wordt toegepast op het toetsenbord na het
afspelen van een noot om tonale wijzigingen te creëren (van een heel MIDI-kanaal)
PAT (Polyphonische aftertouch)Deze message brengt de druk over die wordt toegepast op het toetsenbord na het
afspelen van een noot (voor afzonderlijke nootnummers)
RPN (Geregistreerd Parameternummer)Met deze message kunt u deelparameters selecteren zoals Pitch Bend Sensitivity of
Tuning (stemming) enz.
NRPN (Niet-Geregistreerd Parameternummer)Met deze message kunt u geluidsparameters instellen zoals vibrato of detune, enz.
Exc (Exclusief voor Systeem)Met dit type MIDI-message kunt u data verwisselen die uniek zijn voor een specifiek
model of apparaattype.
XG RPN (XG Geregistreerd Parameternummer)RPN-data die een XG-parameternaam gebruiken
XG NRPN (XG Niet-Geregistreerd Parameternummer) NRPN-data die een XG-parameternaam gebruiken
XG Exc System (XG Exclusief voor Systeem)Message exclusief voor Systeem (XG System) die een XG-parameternaam gebruikt.
XG Exc Effect (XG Effect Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG Effect) die een XG-parameternaam gebruikt.
XG Exc Multi (XG Multi part Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG Multi-deel) die een XG-parameternaam gebruikt.
XG Exc Drum (XG Drum-opstelling Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG Drum-opstelling) die een XG-parameternaam gebruikt.
[Eventtypelijst]
• Zie het gedeelte “MIDI-Dataformaat” van het losse Lijst-
N.B.
boek voor meer details.
• XG is een toongeneratorformaat ontwikkeld door Yamaha
die de GM-specificatie uitbreidt om een grotere
expressiviteit uit te drukken en opwaartse data-compatibiliteit die tegenwoordig wordt vereist door computer-randapparatuur van hoogstaande kwaliteit.
100 RM1x SEQUENCE REMIXER
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.