Yamaha RM1X User Manual [it]

NEDERLANDSTALIGE HANDLEIDING
NEDERLAND
• Dit apparaat bevat een lithium batterij voor geheugen back-up.
• Raadpleeg uw leverancier over de verwijdering van de batterij op het moment dat u het apparaat aan het einde van de levensduur afdankt of de volgende Yamaha Service Afdeling: Yamaha Music Nederland Service Afdeiing Kanaalweg 18-G, 3526 KL UTRECHT Tel. 030-2828425
• Gooi de batterij niet weg, maar lever hem in als KCA.
SPECIALE MEDEDELINGEN
Dit produkt maakt gebruik van batterijen of een externe voeding (een adaptor). Sluit dit produkt NIET aan op een andere adaptor dan die, die omschreven staat in de handleiding, op het naamplaatje of in het bijzonder is aangeraden door Yamaha.
WAARSCHUWING: Plaats dit produkt niet op een plaats waar iemand er op zou kunnen stappen/over zou kunnen vallen, of iemand iets over het stroomsnoer of de kabels kan rollen. Het gebruik van een verlengkabel wordt afgeraden! Als dit niet te vermijden is, hou er dan rekening mee dat de minimum snoergrootte van een 25’ snoer (of minder) 18AWG is. N.B.: des te kleiner het AWG nummer, des te groter de capaciteit. Raadpleeg de plaatselijke elektricien voor langere verlengsnoeren.
Dit produkt kunt u het beste alleen gebruiken met de meegeleverde componenten, of een kar, rack of standaard die wordt aangeraden door Yamaha. Als u zo’n compo­nent gebruikt, let dan goed op alle veiligheidsmarkeringen en instructies die het component vergezellen.
SPECIFICATIES KUNNEN ZICH WIJZIGEN:
Wij geloven dat de informatie in deze handleiding correct is ten tijde van printen. Yamaha behoudt zich echter het recht voor om specificaties te wijzigen of aan te passen, zonder hier vantevoren melding van te maken of bestaande apparatuur te update’n.
Dit produkt, alleen of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, is in staat geluidsniveaus te produceren die gehoorverlies op kunnen leveren. WERK NIET te lang op te hoge volumes, of op oncomfortabele niveaus. Als u gehoorverlies ervaart of gering in uw oren moet u onmiddelijk contact opnemen met een sonoloog. BELANGRIJK: Des te harder het geluid des te sneller schade optreedt.
Sommige Yamaha produkten zijn vergezeld van krukjes en/of accessoires die bevestigd moeten worden. Een aantal van deze accessoires moeten door de dealer worden bevestigd of geïnstalleerd. Zorg er a.u.b. voor dat krukjes stabiel zijn en te bevestigen accessoires stevig bevestigd zijn VOORDAT u er gebruik van maakt.
BATTERIJ: Dit artikel KAN een kleine, niet vervangbare batterij bevatten, die (indien van toepassing) is vast gesoldeerd. De gemiddelde levensduur van een dergelijke batterij is ongeveer vijf jaar. Wanneer u aan vervanging toe bent, neem dan contact op met een erkend servicebedrijf om de vervanging uit te voeren.
Dit produkt kan ook “huishoud” type batterijen bevatten. Sommige van dit type batterij kan opgeladen worden. Zorg er voor dat batterij die opgeladen wordt inderdaad opgeladen kan worden en dat de oplader bedoeld is voor de batterij die u op wil laden.
Als u de batterijen wilt vervangen meng dan nooit oude- en nieuwe batterijen of verschillende soorten batterijen. Batterijen MOETEN goed vervangen worden. Gemaakte fouten bij het vervangen van de batterijen kunnen leiden tot oververhitting en ontploffende batterijen.
WAARSCHUWING: Probeer oude batterijen niet te demonteren of te verbranden. Houd ze weg bij kinderen. Gooi oude batterijen volgens voorschrift weg.
AFVAL VOORSCHRIFT: Wanneer dit artikel beschadigt raakt en niet meer te repareren is, gooi het dan weg volgens de geldende wettelijke voorschriften voor produkten die lood, batterijen, plastic e.d. bevatten. Kan uw leverancier u niet helpen, neem dan direct contact op met Yamaha.
NAAMPLAATJE: Het naamplaatje zit boven op het instrument. Op dit plaatje staat het model nummer, serienummer, voeding vereisten enz. Hieronder - in de aangegeven ruimte - zou u het model nummer, serienummer en de aanschafdatum moeten noteren en deze handleiding goed moeten bewaren, als een perma­nent bewijs van uw aanschaf.
OPMERKING: Reparaties die te wijten zijn aan gebrek aan kennis met hoe een functie of een effect werkt (als het apparaat naar behoren functioneert), worden niet gedekt door de garantie, en zijn derhalve de verantwoording van de eigenaar. Bestudeer deze handleiding a.u.b. goed en raadpleeg uw dealer alvorens om service te verzoeken
MILIEUPROBLEMATIEK: Yamaha streeft naar produkten die zowel veilig in het gebruik als milieuvriendelijk zijn. We zijn ervan overtuigd dat onze produkten en produktiemethodes hieraan voldoen. Overeenkomstig de letter en de geest van de wet willen we u van het volgende op de hoogte brengen:
BEWAAR DEZE HANDLEIDING GOED
92-BP
Model
Serie Nr.
Aanschafdatum
3
VOORZORGSMAATREGELEN
LEES ALLES ZORGVULDIG DOOR VOOR U VERDER GAAT
* Bewaar deze voorzorgsmaatregelen op een veilige plaats voor later.
WAARSCHUWING
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Open het instrument niet, haal de interne onderdelen niet uit elkaar en modificeer het instrument niet. Het instrument bevat geen door de gebruiker te vervangen onderdelen. Als het instrument stuk schijnt te zijn, stop dan met het gebruiken van het instrument en laat het nakijken door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Stel het instrument niet bloot aan regen, gebruik het niet in de buurt van water of natte omstandigheden, plaats geen voorwerpen op het instru­ment die vloeistoffen bevatten die in de openingen kunnen vallen.
Als het snoer van de adaptor beschadigd is of stuk gaat, als er plotse­ling geluidsverlies is in het instrument, of als er plotseling een geur of rook uit het instrument komt, moet u het instrument onmiddellijk uitzet­ten, de stekker uit het stopcontact halen en het instrument na laten kijken door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Gebruik alleen de gespecificeerde adaptor (PA-5G of aanverwante, door Yamaha aangeraden) adaptor. Het gebruik van een verkeerde adaptor kan schade veroorzaken aan het instrument, te wijten aan oververhitting.
Haal altijd de stekker uit het stopcontact voor u het instrument schoon­maakt. Haal nooit een stekker uit het stopcontact als u natte handen hebt.
Controleer zo nu en dan de stroomstekker, en verwijder stof en viezig­heid die zich verzamelt op de stekker.
PAS OP!
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Plaats het stroomsnoer niet in de buurt van warmtebronnen zoals ver­warming en kachels, verbuig of beschadig het snoer niet, plaats geen zware voorwerpen op het snoer, leg het snoer uit de weg, zodat nie­mand er op trapt, er over kan struikelen en zodat er geen zware voor­werpen over heen kunnen rollen.
Als u de stekker uit het stopcontact haalt moet u altijd aan de stekker trekken, nooit aan het snoer. Aan het snoer trekken kan het beschadi­gen.
Sluit het instrument niet aan op een stopcontact die een T-Plug bevat. Dit kan resulteren in een verminderde geluidskwaliteit en het stopcon­tact oververhitten.
Haal het instrument uit het stopcontact als u het lange tijd niet gebruikt, of tijdens onweer.
De batterijen moeten in het instrument zitten volgens de +/- polariteit markeringen. Doet u dit verkeerd kan oververhitting, brand of lekkende batterijen het resultaat zijn.
Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componen­ten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u alle betref­fende apparatuur aanzet moet u alle volumes op minimum zetten.
Stel het instrument niet bloot aan overdreven schokken of stof, extreme koude of warme omstandigheden (zoals in direct zonlicht, bij de verwar­ming of in de auto) om verkleuren te voorkomen aan het paneel of schade aan de interne elektronica.
Gebruik het instrument niet in de buurt van elektrische produkten zoals televisies, radio's of speakers, aangezien deze interferentie kunnen veroorzaken die de prestaties van de andere apparatuur kunnen beïn­vloeden.
Plaats het instrument niet op een onstabiele plek waar deze kan vallen.
Verwijder alle kabels alvorens het instrument te verplaatsen.
Gebruik bij het schoonmaken van het instrument een droge, schone doek. Gebruik geen oplosmiddelen, schoonmaakmiddelen of chemi­sche schoonmaakdoekjes. Plaats daarbij geen voorwerpen van vinyl op het instrument aangezien deze het paneel en het toetsenbord kunnen verkleuren.
Leun niet op, en plaats geen zware voorwerpen op het instrument, ga voorzichtig om met de knoppen, schakelaars en aansluitingen.
Gebruik het instrument niet te lang op een niet comfortabel geluids­niveau aangezien dit permanent gehoorverlies op kan leveren. Als u gehoorverlies constateert of geruis in uw oren, neem dan contact op met een K.N.O.-arts.
Dit instrument bevat een niet oplaadbare interne backup batterij waar­door interne data opgeslagen blijft, ook als het instrument wordt uitge­zet. Als de backup batterij vervangen moet worden verschijnt de mel­ding: “Backup Battery Low” in de display. Als dit gebeurd moet u onmid­dellijk de data backuppen, en vervolgens de batterij door gekwalificeerd Yamaha personeel laten vervangen.
Vervang de backup batterij niet zelf, in gevaarlijke situaties te voorko­men. Laat de batterij altijd vervangen door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Plaats de backup batterij nooit in bereik van kinderen, aangezien het kind de batterij misschien in kan slikken. Als dit gebeurd moet u onmid­dellijk contact opnemen met een dokter.
USER DATA OPSLAAN
Bewaar frequent gegevens op floppy disk, om te voorkomen dat u belangrijke data kwijtraakt door een bedieningsfout of stuk gaan van het apparaat.
Yamaha kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die is te wijten
aan onzorgvuldig gebruik of modificaties die zijn aangebracht aan het instrument,
Doe het instrument altijd uit als u het niet gebruikt.
of data die kwijt is geraakt of vernietigd.
Hoe moet u deze handleiding gebruiken/Schrijfwijzen
Nederlandstalige Handleiding
Inleiding
Dank u voor de aanschaf van een Yamaha RM1x Sequence Remixer.
De RM1x is een compleet dance workstation die gebruikt kan worden als zowel een realtime performance-instrument als een krachtig produktie-hulpmiddel. De intuïtieve interface maakt het werken in realtime gemakkelijk voor artiesten met de DJ­achtergrond, terwijl u met de uitgebreide sequencing- en editfuncties geavanceerde originele patronen en songs uit het niets kunt creëren. Naast de krachtige powerful sequence-opname- en afspeelmogelijkheden, is de RM1x ook uitgerust met een goed klinkende ingebouwde toongenerator, waardoor u geen extra apparatuur nodig heeft. U kunt zelfs de voices editten om geluiden te creëren die uitstekend passen bij uw muziek.
Bewaar deze handleiding op een handige plaats terwijl u zich bekend maakt met de RM1x, zodat u de handleiding op ieder gewenst ogenblik kunt raadplegen.
5
Hoofdonderdelen
Hoofdonderdelen
De sequencer van de RM1x beschikt over 16 sequencetracks en maar liefst 110,000 noten opslag-
Gemakkelijk te bedienen met de grote 64 x 240 dot display.
Intuïtieve performance control met 8 toewijsbare realtime-controlknoppen, 4 displayknoppen, en
Een levensgroot assortiment vooringestelde patronen betekent dat u meteen kunt afspelen zonder
Gemakkelijk programmeren met de geavanceerde interface waarmee u toegang heeft tot een groot
Krachtige sequencing-mogelijkheden met uitgebreide editfuncties maken het mogelijk om com-
geheugen voor sequencing-power op professioneel niveau. De noot-timingsresolutie is 1/480ste van een kwartnoot. Het geheugen wordt ge-backupped, waardoor uw data niet verdwijnen als u het instrument uitzet.
een groot multifunctioneel toetsenbord.
dat u hoeft te programmeren.
aantal parameters die u kunt editten als u het geluid volledig zelf wilt bepalen.
plexe patronen en muzikale structuren te creëren.
Voeg grooves samen in realtime in de Pattern-mode: iedere “stijl” van de Pattern-mode bevat maar liefst 16 “gedeeltes” die u met het toetsenbord van de RM1x direct kunt schakelen.
De geavanceerde toongenerator-technologie biedt u een uitgebreid arsenaal aan goede ingebouwde geluiden.
Edit en verfijn de voices van de RM1x om geluiden te creëren die het beste passen bij uw eigen muziek.
Met een geavanceerd multi-effectsysteem kunt u van alles toevoegen: van een subtiele ambiance tot wilde variaties.
Door de BPM-entry in te tikken kunt u tempo’s bepalen op de manier waarop u deze aanvoelt in plaats van gebruik te maken van nummers.
Volledige MIDI-compatibiliteit betekent dat u de RM1x kunt gebruiken als het centrum van een groot muziekproductiesysteem.
6 RM1x SEQUENCE REMIXER
Hoe moet u de handleidingen gebruiken/Schrijfwijzen
Hoe moet u de Handleidingen gebruiken
De documentatie van de RM1x bestaat uit de volgende twee handleidingen. Zorg dat u weet waar iedere handleiding voor is bedoeld, en raadpleeg deze wanneer nodig.
Nederlandstalige Handleiding (deze handleiding)
Deze handleiding geeft uitleg over de voorzorgsmaatregelen bij het gebruik, hoe u aansluitingen moet maken, en over alle parameters en commando’s. Gebruik deze handleiding op ieder gewenst moment als soort een woordenboek.
Hoofdstuk 1. Algemene Begrippen Hoofdstuk 2. Pattern-mode Hoofdstuk 3. Pattern Chain-mode Hoofdstuk 4. Song-mode Hoofdstuk 5. Utility-mode
“Pattern mode”, “Pattern chain mode” en “Song mode” hebben meerdere gemeenschappelijke functies. In deze handleiding treft u uitleg en nadere details aan over deze gemeenschappelijke functies in hoofdstuk 2: “Pattern mode”. De overlappende delen van de uitleg in hoofdstuk 3 “Pattern Chain mode” en hoofdstuk 4 “Song mode” zijn weggelaten. In dit geval wordt de betreffende pagina in hoofdstuk 2 “Pattern mode” aangegeven zodat u deze kunt raadple­gen.
Lijstboek
Dit is een boekje die verschillende lijsten bevat zoals de Voice-lijst, Preset Style-lijst, Effectenlijst, MIDI-dataformaat, en MIDI-implementatietabel.
Schrijfwijzen zoals gebruikt in deze handleiding
Deze handleiding maakt gebruik van de volgende iconen om knoppen aan te geven en om verschillende soorten informatie te onderscheiden.
Dit geeft een paneelknop aan. Het symbool in het vakje is het symbool dat staat geprint op de knop.
1 2 Dit geeft de functieprocedure aan.
RM1x SEQUENCE REMIXER 7
De informatie vinden die u nodig heeft
N.B.
Dit geeft extra uitleg over de functie, gebruiksvoorbeelden, en tips.
De informatie vinden die u nodig heeft
Om de informatie te vinden die u nodig heeft, kunt u de volgende pagina’s raadplegen:
Inhoudsopgave (pagina 9)
Vind de gewenste informatie door de gehele handleiding heen.
Voor- en achterpanelen (pagina 11)
Hier kunt u informatie vinden over de naam en functie van iedere knop en control.
Snel starten doet u als volgt (pagina 20)
Dit korte en gemakkelijk te volgen gedeelte vertelt u hoe u de algemene onderdelen en functies van uw nieuwe RM1x moet gebruiken.
Functietabel (pagina 32)
Hiermee kunt u de gewenste informatie vinden binnen de structuur van de commando-indeling.
Woordenlijst (pagina 146)
Dit gedeelte bevat onbekende termen of frases in alfabetische volgorde met de verklaringen.
Index (pagina 150)
Hiermee kunt u alfabetisch onbekende termen vinden, de pagina’s waar deze worden besproken en de pagina’s waar u deze onderwerpen kunt aantreffen.
8 RM1x SEQUENCE REMIXER
Inhoud
OPSTELLING
1. Voor- en achterpanelen .................................................................................................................................................. 11
Voorpaneel ............................................................................................................................................. 11
Achterpaneel .......................................................................................................................................... 14
Floppy-diskdrive.................................................................................................................................... 15
2. Aansluitingen
Stroomvoorziening ................................................................................................................................ 16
Audio-apparatuur aansluiten.................................................................................................................. 17
Sluit een voetschakelaar aan.................................................................................................................. 18
Sluit externe MIDI-apparaten aan ......................................................................................................... 18
Sluit een MTR (multi-tracker) aan ........................................................................................................ 19
3. Snelle Start .................................................................................................................................................................... 20
4. De meegeleverde disk gebruiken .................................................................................................................................. 22
ALGEMENE HANDELINGEN ................................................................................................... 23
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEGRIPPEN
1. Functietabel ................................................................................................................................................................... 32
2. Hoe de RM1x in elkaar zit ............................................................................................................................................ 34
3. Sequencerblok ............................................................................................................................................................... 35
4. Toongeneratorblok......................................................................................................................................................... 37
5. Controllerblok ............................................................................................................................................................... 38
6. Effectenblok .................................................................................................................................................................. 39
7. Over floppy disks .......................................................................................................................................................... 42
Hoofdstuk 2. PATTERN-MODE
1. PATTERN afspelen ....................................................................................................................................................... 46
2. Opnemen ....................................................................................................................................................................... 49
3. Groove ........................................................................................................................................................................... 55
4. FX afspelen ................................................................................................................................................................... 57
5. MIDI-delay .................................................................................................................................................................... 60
6. Arpeggio ........................................................................................................................................................................ 62
7. Voice .............................................................................................................................................................................. 63
8. Voice Editten ................................................................................................................................................................. 65
9. Effect ............................................................................................................................................................................. 69
10. Opstelling .................................................................................................................................................................... 73
11. Disk.............................................................................................................................................................................. 76
12. Job ............................................................................................................................................................................... 80
13. Editten ......................................................................................................................................................................... 99
14. Splitsen ...................................................................................................................................................................... 108
Hoofdstuk 3. PATTERN CHAIN-MODE
1. Pattern Chain afspelen................................................................................................................................................. 110
2. Disk ............................................................................................................................................................................. 111
3. Job ............................................................................................................................................................................... 112
Hoofdstuk 4. SONG-MODE
1. SONG afspelen............................................................................................................................................................ 116
2. Opnemen ..................................................................................................................................................................... 117
3. Groove ......................................................................................................................................................................... 119
4. FX afspelen ................................................................................................................................................................. 119
5. MIDI-delay .................................................................................................................................................................. 119
6. Arpeggio ...................................................................................................................................................................... 119
7. Voice ............................................................................................................................................................................ 120
8. Voice Editten ............................................................................................................................................................... 120
RM1x SEQUENCE REMIXER 9
Inhoud
9. Effect ........................................................................................................................................................................... 120
10. Opstelling .................................................................................................................................................................. 121
11. Disk............................................................................................................................................................................ 122
12. Job ............................................................................................................................................................................. 123
13. Editten ....................................................................................................................................................................... 128
14. Splitsen (Song naar Pattern) ...................................................................................................................................... 129
Hoofdstuk 5. UTILITY-MODE
1. Systeem ....................................................................................................................................................................... 132
2. MIDI-opstelling........................................................................................................................................................... 135
3. MIDI-filter................................................................................................................................................................... 137
Appendix
1. Specificaties ................................................................................................................................................................ 140
2. Troubleshooting (in de problemen?) ........................................................................................................................... 142
3. Foutmeldingen............................................................................................................................................................. 144
4. Woordenlijst ................................................................................................................................................................ 146
5. Index ............................................................................................................................................................................ 150
De illustraties en LCD schermen zoals in deze Nederlandstalige Handlei­ding getoond zijn alleen voor instructie doeleinden en kunnen variëren met diegene op uw RM1x.
10 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
1. Voor- en achterpanelen
Voorpaneel
2 3
SETUP
13
16
1
6
17
16
4
5
10
9
18
15
12
9
8
1914
7
11
1. BPM-Display
Gewoonlijk toont deze 4-cijferige LED numerieke display de betreffende BPM (Beats Per Minute) waarde, tot op een tiende van een maat. Deze kan geswitched worden zodat maatnummers getoond worden in plaats van het aantal maten per minuut (beats per minute) via een utility-functie (pagina 133). De BPM-display toont ook waarden die horen bij de realtime Controller-knoppen (pagina 12), echter alleen als de knoppen bediend worden.
2. MIDI-Datamonitors
De MIDI IN- en OUT -indicators boven de BPM-display gaan branden als er MIDI-data worden ontvangen via de MIDI IN­connector op het achterpaneel (de rode MIDI IN-indicator), of wanneer MIDI-data worden verstuurd door de RM1x via de MIDI OUT-connector (de groene MIDI OUT-indicator).
3. LCD-Display
Het grote backlit LCD display-paneel van de RM1x toont de parameters en waarden die horen bij de geselecteerde hande­ling of mode. De Displayknoppen (pagina 12) en Functieknoppen net onder de LCD-display hebben direct effect op de corresponderende parameters of functies op de display. De [DISPLAY] en [CURSOR] knoppen staan in direct verband met de werking van de display. Nadere details vindt u in het onderdeel “Algemene Werkwijze” op pagina 23.
Een CONTRAST- knop voor de LCD-display bevindt zich op het achterpaneel (pagina 14). De LCD-display kan worden ingesteld op de normale of omgekeerde (wit op zwart) display via een utility-modefunctie (pagina 133).
RM1x SEQUENCE REMIXER 11
OPSTELLING
4. Display-KNOPPEN
De vier knoppen die zich vlak onder de LCD-display bevinden, bedienen direct de corresponderende parameters op de display . In de belangrijkste P ATTERN-mode bijvoorbeeld, kan Displayknop 1 worden gebruikt voor het selecteren van een een stijl en Displayknop om de BPM-waarde in te stellen. U vindt hierover meer details in “Algemene Werkwijze” op pagina 23.
5. Functieknoppen en -indicators
De functieknoppen [F1] tot en met [F4] lijken op de displayknoppen omdat deze ook direct de corresponderende functies bedienen op de LCD-display, maar alleen als de betreffende indicators branden. Nadere details vindt u in het onderdeel “Algemene Werkwijze” op pagina 23.
6. VOLUME-knop
Wijzigt het volume van de audio-output van de RM1x via de OUTPUT- en PHONES-jacks op het achterpaneel.
7. Realtime Controller-knoppen & [KNOB]-knop
Met deze knoppen kunt u de corresponderende parameters in realtime bedienen gedurende het afspelen van patronen of songs. De parameters die onder de knoppen op het paneel staan, zijn de vooringestelde (preset) standaardparameters. Andere parameters kunnen echter naar wens worden toegewezen via de SETUP-submode KNOB ASSIGN-functie (pagina
74). De knoppen kunnen worden geswitched om een van de twee parametergroepen “A” en “B” te bedienen, met behulp van de [KNOB]-knop. De “A” -parametergroep (de bovenste standaardparameters die op het paneel staan) worden geselec­teerd als de [KNOB]-indicator brandt. De “B”-groep (de parameters aan de onderkant) wordt geselecteerd als de [KNOB]­indicator niet brandt. Verschillende parameters kunnen worden toegewezen aan zowel de “A”- als de “B”-groep met behulp van de KNOB ASSIGN-functie zoals hierboven staat beschreven.
8. Cursorknoppen
De cursorknoppen bewegen de “cursor” op het LCD-displayscherm waarop de verschillende parameters staan die u voor editing kunt gebruiken (de cursor van de RM1x verschijnt als een donker blok met ‘omgekeerde’ lettertekens).
9. [NO -1] en [YES +1] knoppen
Met de [NO -1] en [YES +1] knoppen kunt u de parameter, waarop de cursor staat, editten (de waarde ervan veranderen). De [NO -1] knop verkleint stapsgewijs de waarde van de geselecteerde parameter, terwijl de [YES +1] knop de parameter stapsgewijs vergroot. U kunt kort de knop indrukken om de parameter te verkleinen of te vergroten met een enkele eenheid, of de knop ingedrukt houden voor continue vergroting of verkleining.
U kunt met de [NO -1] en de [YES +1] knoppen tevens op bepaalde vragen reageren die op het scherm verschijnen. Druk op [YES +1] om door te gaan, of [NO -1] om te stoppen.
10. [<-] en [->] knoppen op de DISPLAY
Als de geselecteerde mode of submode (pagina 23) meer parameters bevat dan er op de display passen, verschijnen er pijltjes aan de linker- of rechterkant van de display die aangeven dat er meer parameters beschikbaar zijn in de die richting. Als dit gebeurt. Laat u met de [<-] en [->] knoppen de display in de corresponderende richting scrollen.
11. MODE- en SUBMODE-knoppen
De vier MODE-knoppen selecteren de belangrijkste werkwijzen op de RM1x (PATTERN, PATTERN CHAIN, SONG, en UTILITY), terwijl de SUBMODE-knoppen verschillende submodes selecteren, waardoor u de gedetailleerde programma­onderdelen van de RM1x's kunt bedienen. Nadere bijzonderheden over het selecteren van mode en submode vindt u in “Algemene Werkwijze” op pagina 23.
12. [EXIT] knop
Met de [EXIT] knop kunt u iedere functie die u heeft geselecteerd met de functieknoppen verlaten, of van de edit- of jobmodes (zoals hieronder staat beschreven) direct teruggaan naar de hoofdmode (d.w.z. SONG of PATTERN).
12 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
13. Sequencerknoppen en -indicators
De sequencerknoppen bedienen het opnemen en afspelen in de PATTERN-, PATTERN CHAIN-, en SONG-modes.
REC
PLAY
STOP
&
Activeert de record-ready mode in de PATTERN- en SONG-modes van de RM1x. De rode REC-knopindicator gaat branden, en het opnemen start zodra u de knop indrukt. U kunt de knop weer indrukken om de record-ready -mode te verlaten voordat u bent begonnen met het opnemen door op de knop te drukken. Start het afspelen vanaf betreffende punt in het patroon of de song als de record-ready mode niet actief is, of het opnemen vanaf hetzelfde punt als de record-ready mode actief is. De groene PLAY-indicator knippert om de BPM tijdens het afspelen of opnemen aan te geven. Stopt het afspelen of opnemen.
Snel achter- en voorwaarts. Door op de of knop te drukken kunt u snel voor- of achterwaarts door het patroon of de song bewegen. Top. Keert ogenblikkelijk terug naar het eerste begin van de song of het patroon (d.w.z. de eerste tel of maat).
14. Toetsenbord
Dit met 26 toetsen uitgeruste toetsenbord maakt het mogelijk de RM1x te programmeren zonder deze aan te sluiten op een extern MIDI-toetsenbord. Het toetsenbord is zelfs polyfonisch waardoor u direct akkoorden en enkele noten kunt invoeren. Het enige wat mist is aanslaggevoeligheid. De RM1x accepteert echter wel aanslaggevoeligheidsinformatie van een extern MIDI-toetsenbord.
Het toetsenbord voert tevens een hele serie handelingen uit die zijn geselecteerd met de toetsenbord-modeknop: trackselec­tie, transpositie, invoeren van numerieke data, track-mute/solo, en het selecteren van gedeelten. De “zwarte toetsen” voe­ren ook een aantal andere functies uit, zoals het selecteren van bepaalde trackgedeelten en het vasthouden van een aantal track-mute-instellingen.
15. Toetsenbord-Modeknoppen
Deze knoppen wijzigen de functie van het RM1x-toetsenbord voor trackselectie, transpositie, het invoeren van numerieke data, track mute/solo, en het selecteren van gedeelten. U vindt hierover meer details in “Algemene Werkwijze” op pagina
23.
16. [OCT DOWN] en [OCT UP] knoppen
Hoewel het bereik van het RM1x-toetsenbord iets meer als 2 octaven is, kunt u met de [OCT DOWN] en [OCT UP] knoppen de toetsenbordtoonhoogte in octaafstappen omhoog of omlaag transponeren, met een bereik van 8 (+/- 4) octaven. Iedere keer als u de [OCT DOWN] indrukt, transponeert de toetsenbordtoonhoogte een octaaf totdat de grens daaronder is bereikt. De [OCT UP] knop verplaatst de toetsenbordtoonhoogte op dezelfde manier naar boven. De octaafverplaatsing wordt weergegeven op de LCD-display.
17. [SHIFT] knop
Met de [SHIFT] knop kunt u toegang krijgen tot verscheidene secundaire of “achtergrond”-functies waarvan u slechts gebruik maakt in speciale gevallen. Met de [SHIFT] knop kunt u bijvoorbeeld een track “solo-en” in plaats van deze te muten met de [MUTE] toetsenbord-modeknop.
U kunt de [SHIFT] knop in combinatie gebruiken met de Displayknoppen: houd de [SHIFT] knop ingedrukt terwijl u een knop draait om data te selecteren.
18. [ARPEGGIO ON] knop
Schakelt de automatische arpeggio-functie van de RM1x aan of uit (pagina 62). De [ARPEGGIO ON] knopindicator gaat branden als de ARPEGGIO aanstaat.
19. [TAP/ENTER] knop
Met deze knop met twee functies kunt u zowel de BPM-waarden intikken (pagina 20), als numerieke waarden invoeren (pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 13
OPSTELLING
Achterpaneel
1. STANDBY/ON-schakelaar
Druk in om RM1x aan te zetten, en druk nog een keer in om deze uit te zetten. Als de machine aanstaat, gaat één van de mode-knopindicators branden en de PATTERN-modedisplay verschijnt op de LCD (Liquid Crystal Display).
2. DC IN-jack
De DC-outputkabel van de Yamaha PA-5C AC Power Adaptor, meegeleverd met de RM1x, dient u hier aan te sluiten.
3. CONTRAST-control
Met de CONTRAST-knop bereikt u de beste zichtbaarheid op de LCD-display (de zichtbaarheid op de LCD varieert sterk afhankelijk van de hoek waaronder u naar de display kijkt).
4 3 7 5 6 2 1
4. MIDI IN & OUT-connectors
De RM1x is uitgerust met MIDI IN en MIDI OUT-connectors voor maximale flexibiliteit in het systeem. Als u met behulp van een MIDI-toetsenbord of andere programma’s wilt spelen en programmeren op de RM1x, moet deze worden aangeslo­ten op de RM1x MIDI IN-connector (zie “Het Aansluiten van externe MIDI-apparaten,” op pagina 18). U kunt input­“filters” naar wens instellen via de UTILITY-mode (pagina 137): deze filters bepalen welke data wel en welke data niet worden ontvangen door de MIDI IN-connector.
De MIDI OUT-connector kan worden aangesloten op een externe toongenerator of synthesizer als u externe stemmen van de RM1x-sequencer aan wilt sturen. Net zoals de MIDI IN-connector, kunnen MIDI-filters worden aangesloten voor de MIDI OUT-connector via de UTILITY-mode.
5. L/MONO & R OUTPUT-jacks
Dit zijn de belangrijkste stereo-outputs van het toongeneratorsysteem van de RM1x (zie “Het Aansluiten van Audio­apparatuur” op pagina 17). Het zijn allebei standaard 1/4” monofoonpluggen. Als u een plug in alleen de L/MONO-output steekt, worden de linker- en rechterkanalen gemixt en verstuurd via die output waardoor het gebruik van mono-geluids­systemen mogelijk wordt gemaakt. Het output-niveau kunt u wijzigen met de VOLUME-knop (pagina 12).
6. PHONES-jack
Iedere stereo-hoofdtelefoon met een 1/4” stereofoonplug kan hierop worden aangesloten voor afluisteren. Het output­niveau van de PHONES wordt aangepast met de VOLUME-knop.
7. FOOT SW-jack
Een optionele Yamaha FC4 of FC5-voetschakelaar die op deze jack is aangesloten, kunt u gebruiken voor: start/stop, het selecteren van gedeelten, sustain, of het aanslaan van de BPM-waarde, zoals bepaald door de instellingen van de FOOT SWITCH-parameter in de UTILITY-mode (pagina 132).
14 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
Floppy-diskdrive
1. Floppy diskslot
Hier voert u floppy disks in om data te bewaren of te laden. U kunt 3.5 inch 2HD (MF2HD) of 2DD (MF2DD) floppy disks gebruiken. (pagina 42)
2. “Disk-in-gebruik”-indicator
Deze indicator gaat branden als data worden gelezen of geschreven op de floppy disk. De disk mag nooit worden verwij­derd als de indicator brandt.
3. Ejectknop
Door op deze knop te drukken haalt u de floppy disk eruit. De disks moeten er stevig maar voorzichtig worden ingestoken of verwijderd en alleen als de toegangsindicator niet brandt.
2. Disk-in-gebruik indicator
1. Floppy diskgleuf
.. Aan de achterkant van de floppy disk zit een schrijfbeveiligingsschuifje zoals is geïllustreerd in de onderstaande afbeelding. Als het
N.B.
schuifje naar beneden is geschoven (met het venstertje open), is het niet mogelijk om data te wijzigen, toe te voegen of te wissen. Als u belangrijke data wilt veilig stellen, moet u het schuifje in deze positie laten staan.
3. Ejectknop
WAARSCHUWING!
Onthoud dat Yamaha geen verantwoording draagt ten aanzien van dataverlies als gevolg van oneigenlijk gebruik.
RM1x SEQUENCE REMIXER 15
OPSTELLING
2. Het Aansluiten
Om de RM1x in gebruik te nemen, moeten de meegeleverde AC-adaptor en een amp-systeem enzovoort worden aangesloten. Als u externe MIDI-apparaten en of controllers gebruikt, moeten deze tevens worden aangesloten. Dit onderdeel legt uit hoe u deze verbindingen moet instellen.
WAARSCHUWING!
V oordat u aansluitingen maakt, doet u er goed aan eerst de ST ANDBY/ON-schakelaar op “uit” te zetten. Als u aansluitingen maakt terwijl de ST ANDBY/ON-schak elaar op “aan” staat, bestaat de kans dat e xterne apparatuur z oals de amp of de speak ers beschadigd rak en.
Aansluiting op de Netspanning
1 Zorg ervoor dat de STANDBY/ON-schakelaar van de RM1x ingesteld staat op STANDBY, en sluit de meegeleverde
AC-adaptor (PA-5C) aan op de netspanningsjack. Bevestig de DC-outputkabel van de adaptor rond de kabelclip (zoals hieronder is geïllustreerd) om het niet opzettelijk losraken ervan te voorkomen tijdens het werken met de RM1x.
2 Stop de AC-adaptor in een stopcontact, en zet de RM1x STANDBY/ON-schakelaar aan.
Als u het instrument uitzet ga dan in omgekeerde volgorde te werk.
WAARSCHUWING!
Maak uitsluitend gebruik van de meegeleverde PA-5C AC-adaptor. Het gebruik van andere AC-adaptors veroorzaakt slecht functioneren. Zorg er ook voor dat u de AC-adaptor uit het stopcontact haalt als u de RM1x niet gebruikt.
PAS OP!
Zelfs als de schakelaar in de “STANDBY” positie staat, stroomt er nog altijd een minimale hoeveelheid electriciteit naar het instru­ment. Als u de RM1x v oor langere tijd niet gebruikt, is het raadzaam de AC-stroomadaptor niet op het electriciteitsnet aan te sluiten.
Onderbreek nooit de electriciteitspanning (bijvoorbeeld door de AC-adaptor eruit te halen) gedurende opname op de RM1x! Als u dit wel doet, kan dit leiden tot dataverlies.
16 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
Het aansluiten van Audio-apparatuur
Om het geluid van de RM1x te versturen, moet u een amp of mixer op de uitgang aansluiten.
Het aansluiten op powered luidsprekers
Sluit twee powered luidsprekers (links en rechts) aan op de uitgang (L/MONO, R). Als u slechts één powered luidspreker aansluit, dan gebruikt u de L/MONO-jack.
VOL
Op een Mixer Aansluiten
Sluit de uitgangen (L/MONO, R) aan op twee mixerkanalen. Het kanaal dat is aangesloten op de L/MONO-jack moet links gepanned staan, en het kanaal dat is aangesloten op de R-jack moet rechts gepanned staan. Sluit op dezelfde manier aan als wanneer u de RM1x op een MTR of cassettedeck aansluit.
OFF
ON
PHANTOM +48V
INPUT (BAL)
PAD
26dB126dB226dB326dB426dB526dB626dB726dB826dB926dB1026dB1126dB
–60–16
–60–16
–60–16
–60–16
–60–16
–60–16
–60–16
+10 –34
+10 –34
+10 –34
+10 –34
+10 –34
GAIN
GAIN
GAIN
GAIN
GAIN
UTILITY MIDI SETUP VIEW
DYNAMICS EQ/ATT Ø/DELAY
EFFECT 1 EFFECT 2 OPTION I/O REMOTE
AUX 1
HOME
1
17
SEL
SOLO
ON
6
6
0
0
5
5
10
10
20
20
40
40
60
60
1
17 18 19 20 21 22 23 24
FADER MODE
AUX 2 AUX 3 AUX 4
3
2
SEL
SEL
SOLO
SOLO
ON
ON
6
0
5
10
20
40 60
3
2
FUNCTION
PAN/
ROUTING
MEMORY
5
4
SEL
SEL
SEL
SOLO
SOLO
SOLO
ON
ON
ON
6
6
6
0
0
0
5
5
5
10
10
10
20
20
20
40
40
40
60
60
60
5
4
–60–16
+10 –34
+10 –34
+10 –34
+10 –34
GAIN
GAIN
GAIN
1 RETURN 2
10
9
8
7
6
24
232221201918
SEL
SEL
SEL
SEL
SOLO
SOLO
SOLO
SOLO
ON
ON
ON
ON
6
6
6
6
0
0
0
0
5
5
5
5
10
10
10
10
20
20
20
20
40
40
40
40
60
60
60
60
10
9
8
7
6
OFF
ON
PHANTOM +48V
–60–16
–60–16
–60–16
+10 –34
+10 –34
GAIN
GAIN
GAIN
PAN
F
G
15/16
13/14
12
11
SEL
SEL
SEL
SOLO
SOLO
SOLO
ON
ON
ON
6
6
6
6
0
0
0
0
5
5
5
5
10
10
10
10
20
20
20
20
40
40
40
40
60
60
60
60
15/16
13/14
12
11
+10 –34
GAIN
12
SEL
SOLO
ON
131415
–60–16
GAIN
13/14 15/16
DIGITAL MIXING CONSOLE
PAN
F
G
SELECTED CHANNEL
STEREO
MASTER
ON ON
0 –5 –10 –15 –20
–30 –40 –50 –70
STEREO
MASTER
–20+10
EQ
16
15/16 2TR IN
HIGH
HI-MID
LO-MID
LOW
1 RETURN 2
SELSEL
SOLO SOLO
ON
–1/DEC
ENTER
–10dBV (UNBAL)
L
R
IN
2TR
MONITOR 2TR IN
–20+10 100 100
LEVEL LEVELGAIN
MONITOR
OUT
SEL
PARAMETER
OUT
L STEREO R
PHONES
PHONES
CLIP
–3 –6
–9 –12 –15 –18 –24 –30 –36 –42 –48
SOLO
MEMORY
+1/INC
CURSOR
Het Gebruik van Hoofdtelefoon
Als u een hoofdtelefoon gebruikt, sluit deze dan aan op PHONES (hoofdtelefoon)-jack op het achterpaneel. Stel het volume zodanig in dat uw gehoor geen schade wordt toegebracht.
WAARSCHUWING!
Sluit de uitgangen van de RM1x niet aan op de mic-inputjacks van bijvoorbeeld een amp of cassette deck. Als deze ingesteld zijn op mic-inputs, kan de geluidskwaliteit verslechteren, en het appar aat kan worden beschadigd. Als u de RM1x aansluit op een mixer of dergelijk apparaat, moet u de mixerkanalen bovendien instellen op Line-Inputpositie.
RM1x SEQUENCE REMIXER 17
OPSTELLING
Het aansluiten van een voetschakelaar
Als u een los verkrijgbare FC4 of FC5-voetschakelaar aansluit, stop dan de plug van de voetschakelaar in de FOOT SW­jack op het achterpaneel.
Het Aansluiten van externe MIDI-apparaten
Het aansluiten van een MIDI-toetsenbord
Realtime opname-input wordt gemakkelijker als u een MIDI-toetsenbord gebruikt. Met een MIDI-kabel kunt u de MIDI OUT van het externe MIDI-toetsenbord aansluiten op de MIDI IN-connector op het achterpaneel.
FC4 of FC5
MIDI OUT
Het aansluiten van een toongeneratormodule
Met song- en patroonafspeeldata van de RM1x kunt u een externe toongeneratormodule spelen. Met de MIDI-kabel kunt u de MIDI OUT-connector op het achterpaneel aansluiten op de MIDI IN-connector van het externe MIDI-apparaat..
MIDI IN
18 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
Het aansluiten van een MTR (multitrack-recorder)
Aangezien de RM1x is uitgerust met een MTC (MIDI Time Code) en MMC (MIDI Machine Control), kunt u muziek produ­ceren terwijl het apparaat is gesynchroniseerd met een MTC- of MMC-compatibele multitracker. Met MIDI-kabels kunt u de MIDI OUT-connector van de RM1x aansluiten op de MIDI IN-connector van de MTR, en de MIDI IN-connector van de de RM1x op de MIDI OUT -connector van de MTR. Als u MTC of MMC gebruikt om een MTR te besturen, moet u de MIDI-Syncinstelling op de MIDI-pagina van de Utility-mode instellen op “MTC".
De RM1x met MTC synchroniseren vanuit een extern apparaat
MIDI IN
MIDI OUT
(MTC,MMC-compatibel)
Een extern apparaat controleren via MMC vanuit de RM1x
MIDI OUT
(MTC,MMC-compatibel)
MIDI IN
MTR
MTR
RM1x SEQUENCE REMIXER 19
OPSTELLING
3. Snel starten doet u als volgt
Als uw RM1x eenmaal correct is opgesteld en van stroom voorzien, probeer dan eens het volgende toe te passen. Het is namelijk heel gemakkelijk om de vooringestelde patronen te remixen om daarmee uw eigen groove te creëren. Maar onthoud: dit is slechts het topje van de ijsberg! De RM1x kan nog veel en veel meer.
4.
1. Selecteer een Stijl
Met Displayknop 1 kunt u een vooringestelde stijl (P01 … P60) kiezen.
2. Start het Afspelen
Druk op de PLA Y knop. Het geselecteerde gedeelte van de geselecteerde stijl begint met afspelen. Dit “patroon” zal door­gaan met loop-en tot een ander gedeelte of stijl wordt gese­lecteerd.
Een nieuwe BPM (Beat Per Minute)
instellen
Met Displayknop 4 kunt u de BPM aanpassen naar een waarde die goed aanvoelt.
5. Een Nieuwe BPM Inslaan
Sla een paar keer op de [T AP] knop op de gewenste BPM. De RM1x past de BPM aan naar wat u heeft aangeslagen.
3. Switchgedeeltes
Zorg ervoor dat de [SECTION] knopindicator knippert (zo niet, druk dan op de [SECTION] knop), en gebruik vervol­gens de witte toetsen op het toetsenbord van de RM1x om van gedeelte te switchen.
Een zojuist geselecteerd gedeelte zal meteen beginnen. Dit gedeelte wordt aangegeven door een knipperende indicator boven de corresponderende toets, en een letter (“A” … “P”) naast de “SEC” in de display .
• Meer over gedeeltes op pagina 28.
6. Transponeren
Transponeer het patroon naar een willekeurige toets door het indrukken van een toets op het toetsenbord van de RM1x ter­wijl u de [TRANSPOSE] knop ingedrukt houdt.
De middelste E-toets op het toetsenbord (met label “H” en “8”) correspondeert met geen transpositie. Hogere of lagere toetsen geven de transpositie aan van het corresponderende aantal halftonen in de corresponderende richting. De hoeveelheid transpositie wordt ook aangegeven door de TRANS-parameter in de display.
• Meer over transpositie op pagina 27.
20 RM1x SEQUENCE REMIXER
OPSTELLING
7. Het gebruik van de Realtime Con­trollerknoppen
Draai aan de RM1x controllerknoppen om het effect te ho­ren. De standaardparameters zijn van een label voorzien onder iedere knop. De [KNOB] knop selecteert de “A” of “B”-parametergroep.
9. Een Arpeggio afspelen
Druk op de [ARPEGGIO] knop waardoor de indicator gaat branden. Speel dan een interval of akkoord op het toetsen­bord van de RM1x. De RM1x creëert automatisch een arpeg­gio dat is gebaseerd op de noten die u speelt.
De knoppen beïnvloeden de geselecteerde track. U kunt snel een van de 16 tracks selecte­ren door op de betreffende witte toets te drukken op het RM1x toetsenbord (“1” … “16”) terwijl u de [TRACK] knop ingedrukt houdt. Het nummer van de geselecteerde track verschijnt in de display.
Als de mutemode bezet is, dan gaan de indicators boven de tracks die data bevatten branden. Druk eenmaal op een toets om een track te muten die data bevat (de indicator hiervan knippert en “M” verschijnt boven het tracknummer in de display). Druk de toets nogmaals in om een gemute track te un-muten.
• Meer over de Mute- en Solofuncties op pagina 28.
• Meer over trackselectie op pagina 27. De “A”-parametergroep (de bovenste
standaardparameters die op het paneel staan) worden geselecteerd als de [KNOB] indicator brandt, en de “B”-groep (de parameters aan de onderkant) wordt geselecteerd als de [KNOB] indicator uit staat.
• Meer over de controllerknoppen op pagina
29.
8. Mute- & Un-mutetracks
Druk op de [MUTE] knoppen om de indicator te laten knip­peren, en gebruik vervolgens de witte toetsen op het toetsen­bord van de RM1x om tracks naar wens te muten en te un­muten.
Bij gebruik van de Arpeggio submode-parame­ters kunt u kiezen uit verschillende soorten arpeggio.
• Meer over de Arpeggiomode op pagina
62.
10. Experimenteer met verschillende stijlen
Met controlknop 1 kunt u verschillende stijlen selecteren en experimenteren met de vele gedeelten die elke stijl bevat.
Druk op de STOP knop om het afspelen te stoppen als u klaar bent.
RM1x SEQUENCE REMIXER 21
OPSTELLING
4. De meegeleverde disk gebruiken
U kunt de meegeleverde disk gebruiken zoals hieronder is aangegeven.
Inhoud van de disk
De meegeleverde disk bevat 3 demosongs.
Met de demosongs kunt u demo’s en songs afspelen terwijl u de toewijsbare knoppen (PLAY FX en VOICE) wijzigt om de mogelijkheden van de RM1x te ontdekken.
Luisteren naar het afspelen van een demo
Op de volgende manier kunt u een demo-songfile vanaf disk
laden en van het afspelen ervan genieten.
1 Stop de disk in de floppy-diskslot met het label om-
hoog gericht.
Voer de disk in totdat u een klik hoort.
4 Druk nogmaals op de [DISK] knop.
U gaat naar het laden van de pagina, en de bovenste regel van de display geeft aan: “SONG DISK 2 Load”.
5 Met de CURSOR-knop kunt u de cursor verplaatsen
naar de file die u wilt afspelen.
6 Druk op de F1-knop (LOAD!) om het laden te star-
ten.
De display geeft aan: “Executing...".
2 Druk op de [SONG] knop.
U gaat naar Songmode.
3 Druk op de [DISK] knop.
U gaat naar Disk-submode.
7 Druk op de [SONG] knop.
De bovenste regel van de display geeft de naam aan van de geladen song.
8 Druk op de PLA Y knop om het afspelen te starten. 9 Druk op de STOP knop om het afspelen te stop-
pen.
Door de DISK FILE in stap 5 te wijzigen, kunt u andere
N.B.
songs afspelen.
22 RM1x SEQUENCE REMIXER
Algemene Handelingen
Algemene Werkwijze
1. Het selecteren van Modes & Submodes
De RM1x is uitgerust met 3 belangrijke afspeel- en opnamemodes: P ATTERN, PATTERN CHAIN, SONG en een UTILITY ­mode. Ieder van deze modes behelst een aantal “submodes” die u toegang verschaffen tot meer gespecialiseerde parameters.
Houd er rekening mee dat een aantal stippen verschijnen aan de linkerkant van de MODE- en SUBMODE-knoppen. Het aantal stippen naast iedere knop geeft het aantal pagina’s aan waar u toegang tot heeft met die knop. Een knop met een enkele stip heeft slechts toegang tot een enkele pagina. Een knop met 3 stippen geeft bijvoorbeeld toegang tot 3 verschillende displaypagina’s in sequence. U kunt terugkeren door de paginasequence vanaf iedere willekeurige bladzijde in het lijstje door het gewenste aantal keren op de [EXIT] knop te drukken. De titels van de bladzijden waar u toegang tot kunt krijgen met alle multi-pagina MODE- en SUBMODE -knoppen, staan aan de bovenkant van het paneel, rechts naast de knoppen zelf. Als u naar deze lijst kijkt, ziet u dat de SUBMODE [EFFECT]-knop met vier stippen u bijvoorbeeld toegang geeft tot de pagina’s “T ype”, “Variation Edit”, “Chorus Edit” en “Reverb Edit”.
De Belangrijkste Modes
U kunt toegang krijgen tot de hoofdmodes door op de corresponderende MODE-knop te drukken: [P A TTERN], [PA TT CHAIN], [SONG], of [UTILITY]. De corresponderende indicator brandt, en de naam van de geselecteerde mode verschijnt in de linker­bovenhoek van de LCD-display. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van wat de modes doen, en paginareferenties naar de betreffende gedeelten in deze handleiding.
Mode Beschrijving
PATTERN Dit is de mode die u waarschijnlijk het meest zult gebruiken voor het opnemen en afspelen. Het is
ook de standaardmode die verschijnt als de machine net is aangezet. De [PATTERN] knop selec­teert ombeurten de belangrijkste PATTERN-mode en de PATCH-mode waarin frasen samen kun­nen worden “ge-patched” om zodoende patronen te creëren. Bij de RM1x wordt met de term “patroon” een relatief kort patroon bedoeld, bijvoorbeeld 4 tot 16 maten - waarmee ‘ge-looped’ wordt afgespeeld.
PATTERN CHAIN Met PATTERN CHAIN mode kunt u patronen samen- “chain-en” voor het automatisch sequentie-
afspelen.
SONG Hoewel u waarschijnlijk de PATTERN-mode gebruikt voor het afspelen en opnemen, kunt u met
de RM1x SONG ook hele songs op nemen en afspelen als u bijvoorbeeld een continue sequence wilt creëren van meer dan 256 maten, of een oneven maatsoort wilt gebruiken.
UTILITY Zoals de naam al doet vermoeden, kunt u met de UTILITY mode toegang krijgen tot een groot
aantal utility-functies die het gehele systeem en de MIDI-handelingen beïnvloeden
Pagina
45
109
115
131
RM1x SEQUENCE REMIXER 23
Algemene Handelingen
De Submodes
Met de SUBMODE-knoppen onder de MODE-knoppen heeft u toegang tot de submodes. Als u op een SUBMODE-knop drukt, selecteert u de submode die correspondeert met de geselecteerde hoofd-MODE. De JOB-submode van de PA TTERN­mode verschilt bijvoorbeeld iets van de JOB-submode van de SONG-mode. In de onderstaande tabel vindt u een kort overzicht van wat de submodes doen, en paginareferenties naar de betreffende gedeeltes in deze handleiding.
Mode Beschrijving
GROOVE Met deze submode kunt u de toonhoogte, timing, lengte, en velocity v an noten via een 16e-nootsgrid wijzigen
om “grooves” te creëren die niet mogelijk z ouden zijn met precieze sequencer-achtige programmering.
PLA Y FX Een reeks afspeeleffecten die het geluid alleen tijdens het afspelen beïnvloeden zonder daarbij de
sequencedata te veranderen. Deze afspeeleffecten behelzen harmoniseren, beat stretch, clock shift, gate-tijd, en velocity-offset.
MIDI DELAY MIDI-Delay creëert delay-effecten die bijna net zo klink en als de effecten gecreëerd door con ven-
tionele delay effectunits, maar in dit geval worden de delays gecreëerd door manipulatie van de MIDI-notedata in plaats van het audiosignaal.
ARPEGGIO Met dit onderdeel creëert u simpele automatische arpeggio’s gebaseerd op noten afgespeeld op
het toetsenbord van de RM1x.
VOICE Met de V OICE-submode kunt u iedere willekeurige voice v an de RM1x toewijzen aan afz onderlijke
tracks, met daarin volume, pan en effect-sendknoppen van iedere track.
VOICE EDIT Met deze submode krijgt u toegang tot speciale voice-wijzigingsparameters die u kunt gebruiken
om voices geheel naar eigen smaak te creëren. EFFECT Gedetailleerde effectwijzigingen geven de “finishing touch” aan uw geluid. SETUP De SETUP-submode bevat een LOW BOOST-functie, knoptoewijzing voor de realtime
controlknoppen van de RM1x, en afzonderlijke outputkanaaltoewijzingen voor de interne toon-
generator en MIDI-versturing. DISK U kunt toegang krijgen tot alle diskhandelingen via deze submode: opslaan, laden, filenaam, wis-
sen, opnieuw een naam geven, formatteren enz.. JOB Hiermee krijgt u toegang tot de reeks PATTERN-, PA TTERN CHAIN-, en SONG-jobs van de RM1x. EDIT Met de EDIT-submode kunt u sequencedata in detail wijzigen. Op deze manier houdt u controle
over de toonhoogte, timing, velocity, duur, en andere parameters van iedere noot. SPLIT Met de PATTERN SPLIT-submode kunt u geselecteerde maten kopiëren van het ene naar het
andere gedeelte. De SONG SPLIT-submode lijkt hierop, maar in dit geval kunt u geselecteerde
maten kopiëren van een song naar een geselecteerd gedeelte.
Pagina
55, 119
57, 119
60, 119
62, 119
63, 120
65, 120 69, 120
73, 121
76, 111, 122
80, 123 99, 128
108, 129
24 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Navigeren in de Display
Algemene Handelingen
In alle displays van de RM1x wordt de geselecteerde parameter of functie aangegeven door een “cursor” die of onderstreept is of de vorm heeft van een “inverse” blok (d.w .z. de geselecteerde waarde verschijnt als witte lettertekens in een zwart blok, of omgekeerd als de “NEGA”­mode is geselecteerd via de LCD MODE-functie van de UTILITY­mode, zie pagina 133). De onderstreepte cursor wordt vaak gebruikt voor parameters waartoe u toegang kunt krijgen via de displayknoppen (zie onder). U kunt de cursor in de display verplaatsen met de CUR­SOR-knoppen. Elk van deze vier knoppen verplaatst de cursor in de richting die wordt aangegeven door de corresponderende pijl (als de cursor in die richting verplaatst kan worden). Als u verdwaald bent in een display en de cursor niet meer kunt vinden, druk dan op de CUR­SOR-knoppen en u zult de cursor zien zodra deze beweegt.
Cursor
Menuselectie
In de JOB-submodes (pagina’s 80, 1 12, 123) treft u een “menu” aan waaruit u een job kunt selecteren. Er zijn verschillende manieren om dit te doen, zoals hieronder is aangegeven:
CURSOR-knoppen Met de CURSOR-knoppen kunt u naar
de gewenste job scrollen, om vervolgens op de Select-functieknop te drukken (F4, onder “Select ” op de display).
Displayknoppen Met de knop onder “JOB” op de dis-
play kunt u door de joblijst scrollen en dan op de Select-functieknop (F4, on­der “Select ” op de display. Maar u kunt ook de CATEGORY-knop indrukken om tussen jobcategorieën te switchen (in lijst aan de linkerkant van de jobs).
[NO -1]/[YES +1]-knoppen Druk eenmaal kort op de [NO -1] of
[YES +1] om met een stap tegelijk door het menu te gaan in de corresponde­rende richting, of houd de knop inge­drukt voor continue scrolling. Als de gewenste job is gemarkeerd, druk dan op de Select-functieknop (F4, onder “Se­lect ” op de display).
Numerieke selectie Met de numerieke maniervan selecteren,
zoals hieronder staat beschreven, kunt u het nummer van de gewenste job invoe­ren. Het jobnummer gaat knipperen in de rechterbovenhoek van de display. Druk dan op de [ENTER]-knop.
Cursor
Als een geselecteerde mode meer parameters bevat dan er passen op een enkel displayscherm, verschijnt er een pijl aan beide kanten van de display. Dit geeft aan dat u over meer parameters beschikt door in de corresponderende richting(en) te scrollen. Dit kan worden bereikt door of de cursor over het einde van de display te verplaatsen met de CURSOR-knop­pen, of door direct met de DISPLAY-knoppen de display te scrollen.
RM1x SEQUENCE REMIXER 25
Algemene Handelingen
3. Het Wijzigen van Waarden (Editing)
Op de RM1x kunt u waarden op drie manieren wijzigen:
De Displayknoppen
Met de displayknoppen kunt u snel en gemakkelijk corres­ponderende parameters aanpassen en wijzigen. Als u met de displayknoppen toegang kunt krijgen tot parameters in de ge­selecteerde display, verschijnen deze direct boven de knop­pen zoals getoond in de figuur hieronder.
Om een knop-gerelateerde parameter te wijzigen hoeft u al­leen maar de knop kloksgewijs te draaien om de waarde te vergroten, en tegen de klok in om deze te verkleinen. Voor snellere wijzigingen, als u bijvoorbeeld snel een groot waarde­gebied moet dekken, draai dan de betreffende displayknop terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. De functie van de displayknoppen hangt niet af van de cur­sorlokatie, dus u wijzigt de betreffende waarden met de cur­sor terwijl deze op een andere plaats op de display staat.
Numeriek Invoeren
Numeriek invoeren kan handig zijn als u precies de waarde weet die u wilt invoeren, waardoor het niet meer nodig is om door lange lijsten waarden of parameters te scrollen om het gewenste effect te krijgen.
Om numeriek in te voeren moet de cursor op de waarde staan die moet worden gewijzigd. Houd de [NUM]-modeknop op het toetsenbord ingedrukt. Hierdoor gaan de LEDs boven de toetsen branden die zijn genummerd van “1” tot “9” en “0” . Dit geeft aan dat u met die toetsen een numerieke waarde kunt invoeren. T erwijl u de [NUM]-knop ingedrukt houdt, drukt u op de nummertoetsen om een waarde in te voeren, beginnend bij het meest links gelegen cijfer. Om bijvoorbeeld het cijfer “104” in te voeren, drukt u op “1,” “0,” en dan “4”. Als de gewenste waarde is geselecteerd, laat u de [NUM]-knop los. De gekozen waarde moet nu knipperen in de display . Als laat­ste drukt u op de [ENTER]-knop om de geselecteerde waarde in te voeren.
De [NO -1] en [YES +1]-knoppen
Met de [NO -1] en [YES +1]-knoppen kunt u gemakkelijk en precies de geselecteerde waarden steeds met een enkele een­heid te vergroten of verkleinen. Nadat u ervoor heeft gezorgd dat de cursor op de waarde staat die gewijzigd moet worden, drukt u een keer kort op de [NO -1] of [YES +1] om een en­kele eenheid in de corresponderende richting te verplaatsen, of u houdt de knop ingedrukt voor continue scrolling. Houd er rekening mee dat de [NO -1] en [YES +1] knoppen ook worden gebruikt om bepaalde handelingen te bevestigen of te annuleren, daarom zijn het ook “NO” en “YES”-labels.
n • Voor nog snellere vergroting of verkleining drukt u op de
tegenovergestelde vergroot- of verkleinknop terwijl u de knop die correspondeert met de richting waarin u wilt ver­groten of verkleinen ingedrukt houdt.
26 RM1x SEQUENCE REMIXER
4. De Functieknoppen
Algemene Handelingen
De vier functieknoppen onder de LCD-display — F1 tot F4 — worden slechts waar nodig actief. Als een functieknop ac­tief is, gaat de indicator ervan (de LED meteen links van de knop) branden. De functieknoppen worden actief wanneer een “doe het”-achtige knop wordt vereist zoals Disk “SAVE” bij­voorbeeld, of de “DO!”-functie die voor de meeste jobs aan­wezig is.
toetsenbord die correspondeert met de geselecteerde track gaat knipperen. T erwijl u de [TRACK]-knop ingedrukt houdt, drukt u op de knop die correspondeert met de track die u wilt selec­teren (de corresponderende indicator gaat knipperen en de geselecteerde track wordt gemarkeerd op de LCD-display), en dan drukt u op de [TRACK]-knop.
TRANSPONEREN
Met deze mode kunt u op een snelle en gemakkelijke manier de afspeeltoonhoogte transponeren in eenheden van halve to­nen -12 halftonen tot +13 halftonen (in samenwerking met de OCT AVE knoppen — pagina 13 — is het mogelijk om te trans­poneren over een bereik van +/- 36 halftonen ). Als u de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt houdt, gaat(n) de toetsenbordindicator(s) die corresponderen met de transponeerwaarde knipperen. Een enkele knipperende LED geeft de corresponderende witte toets aan, en twee knippe­rende LEDs geven de zwarte toets daar tussenin aan.
5. Toetsenbordmodes
Het toetsenbord van de RM1x doet veel meer dan alleen maar noten invoeren. In samenwerking met de KEYBOARD-mode­knoppen kunt u snel en efficiënt een hele reeks parameters invoeren. Een van de functies waaruit u kunt kiezen — het invoeren van numerieke waarden — is al besproken in het gedeelte “Het Wijzigen van Waarden (Editing)”, (pagina 26). Met het toetsenbord kunt u ook grid-typedata invoeren in de Grid Groove- (pagina 55) en Grid Step Record (pagina 54) modes. De resterende toetsenbordmodes worden hieronder besproken:
TRACK
Hiermee kunt u direct tracks selecteren voor het opnemen en andere handelingen die verband houden met de tracks. Om een van de 16 tracks van de RM1x te selecteren, houdt u de [TRACK]-knop ingedrukt. De indicator boven de toets op het
De middelste E-toets op het toetsenbord (met labels “H” en “8”) correspondeert met geen enkele tranponering. Hogere of lagere toetsen geven transponeren aan met het corresponde­rende aantal halftonen in de corresponderende richting. De mate van transponeren wordt ook aangegeven door de TRANS-parameter in de PATTERN- en SONG-displays.
Om de transponeerwaarde te wijzigen, hoeft u slechts de be­treffende toets in te drukken terwijl u de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt houdt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 27
Algemene Handelingen
NUM
Beschreven in “Numeriek Invoeren” in het gedeelte “Het Wij­zigen van Waarden (Editing)” (pagina 26).
MUTE (SOLO)
In samenwerking met het toetsenbord, kunt u met deze knop specifieke tracks muten of ‘solo-en’. Tracks die worden ge­mute, produceren geen geluid tijdens het afspelen. Als een track wordt ge-solo’d, dan is alleen die track te horen tijdens het afspelen.
Om een willekeurig aantal tracks te muten in de PATTERN­of SONG-mode, druk dan op de KEYBOARD [MUTE]-knop. De [MUTE]-knopindicator gaat knipperen. Druk dan op de toetsen die corresponderen met de tracks die u wilt muten— een “M” verschijnt boven de tracknummers van gemute tracks op de LCD-display. Elke keer dat een toets wordt ingedrukt terwijl de MUTE-mode in gebruik is, wordt de corresponde­rende track ombeurten gemute en ge’un-mute. U kunt dan de MUTE-mode verlaten door een tweede keer op de [MUTE]­knop te drukken (de [MUTE]-knopindicator gaat uit), en de huidige mute-instellingen blijven geldig. Vijf aparte mute­opstellingen kunnen worden onthouden om ogenblikkelijk opgeroepen te worden. Dit wordt hieronder beschreven in het gedeelte “Het Geheugen Muten”. Terwijl de [MUTE]-knopindicator knippert is het ook moge­lijk om alle tracks tegelijkertijd te muten door op de zwarte toets te drukken met het label [ALL]. Op dezelfde manier kunnen tracks 1 tot 8 in een keer gemute worden door het indrukken van toets [1-8]. In dit geval worden de resterende tracks (9 tot 16) allemaal ge’un-mute. De [9-16]-toets mute tracks 9 tot 16 terwijl deze tegelijkertijd 1 tot 8 un-mute. Als u de volgende zwarte toets indrukt (C#) of de volgende daar­naast (BPM) dan worden alle gemute tracks ge’un-mute.
Het Geheugen Muten
Terwijl de MUTE-mode in gebruik is, kunt u, in samen­werking met de [SHIFT]-knop, met de MUTE MEMORY­knoppen (de hoogste 5 zwarte toetsen) de huidige mutesta­tus opslaan: druk op een MUTE MEMORY-knop terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. Maximaal 5 verschil­lende mute-instellingen kunnen op deze manier worden opgeslagen.
Opgeslagen mute-instellingen kunnen onmiddellijk wor­den opgeroepen terwijl de MUTE-mode in gebruik is door eenvoudig op de betreffende MUTE MEMORY-knop te drukken.
SECTION (GEDEELTE)
Stijlen in de PATTERN-mode van de RM1x kunnen maxi­maal 16 “gedeelten” bevatten — “A” tot “P”. Ieder gedeelte is in feite een afzonderlijk patroon, en de verschillende ge­deelten kunt u gebruiken voor introducties, variaties, pauzes, endings, enz. Met de SECTION-mode kunt u direct gedeelten selecteren op het toetsenbord, en bovendien kunt u hiermee snel van gedeelten wisselen tijdens het afspelen. Als u de KEYBOARD [SECTION]-knop indrukt, gaan de [SECTION]-knopindicator en de toetsenbordindicators die corresponderen met gedeelten die data bevatten, branden. Ook de toetsenbordindicator die correspondeert met het huidig geselecteerde gedeelte gaat knipperen. Het gedeelte wordt ook getoond door de “SEC”-parameter op de LCD-display. Om een verschillend gedeelte te selecteren, druk dan gewoon op de betreffende toets. Druk een tweede keer op de [SECTION]­knop om de SECTION-mode te verlaten (de [SECTION]­knopindicator gaat uit).
Slechts een enkele ge’un-mute track kan per keer worden ge­solo’d, en niet zoals bij de mute-instellingen, verlaat u de solo­functie als u de MUTE-mode verlaat. Om een track to solo’en, druk dan de [MUTE]-knop in terwijl u de [SHIFT]-knop in­gedrukt houdt. De [MUTE]-knopindicator gaat sneller knip­peren als de MUTE-mode in gebruik is, en de indicator boven de ge-solo’de track gaat knipperen. U hoeft slechts op een verschillende toets te drukken om een verschillende track te solo’en, druk dan een tweede keer op de [MUTE]-knop (de [MUTE]-knopindicator gaat uit) om de SOLO-mode te verla­ten.
28 RM1x SEQUENCE REMIXER
Algemene Handelingen
6. De Realtime Controllerknoppen
Een van de kenmerken die de RM1x tot een kwaliteitsproduct maken, zijn de realtime controllerknoppen. Met de knoppen kunt u de corresponderende parameters in realtime bedienen gedurende het afspelen van een patroon of song. Op deze manier bijvoorbeeld kunt u de cutoff frequentie van de filter sweepen, de pitch bend effecten eruit halen of toevoegen, of met de betreffende knoppen elke willekeurige parameter be­dienen gedurende het afspelen. Met 8 extra controllerknoppen kunt u direct meervoudige parameters bedienen, en meer dan een parameter tegelijkertijd bedienen.
De parameters op het paneel onder de knoppen zijn de voorin­gestelde standaardparameters, maar andere parameters kun­nen naar wens worden ingesteld met de knop-toewijsfunctie van de SETUP-submode (pagina 74). De knoppen kunnen worden ingeschakeld om een of twee verschillende parameter­groepen “A” en “B” te bedienen met de [KNOB]-knop. De “A”-parametergroep (de bovenste standaardparameters op het paneel) worden geselecteerd als de [KNOB]-indicator brandt, en de “B”-groep (de onderste parameters) wordt geselecteerd als de [KNOB]-indicator uit staat. Verschillende parameters kunnen worden toegewezen aan zowel de “A”- als de “B”­groepen met de KNOB ASSIGN-functie zoals hierboven be­schreven. Hieronder vindt u de standaard “A”- en “B”-groep­parameters.
7. Undo/Redo
Undo is een functie die de laatste opname of jobhandeling annuleert of wijzigt, en de data in de oorspronkelijke staat herstelt. Redo is een functie die de Undohandeling teniet doet en de handeling opnieuw uitvoert. Deze jobs zijn erg handig als belangrijke data zijn verminkt door opname, een wijziging of door een job. Met deze jobs kunt u opnemen, wijzigen en jobhandelingen uitvoeren (be­halve het geven van een naam) in de Pattern-mode, de Pattern­Chainmode, en de Song-mode, en voor het Patch-en in de Pattern-mode.
Om te Undo-en drukt u op de [JOB]-knop terwijl u de [SHIFT]­knop ingedrukt houdt. Om te Redo-en drukt u op de [JOB] knop terwijl u de [SHIFT]-knop weer ingedrukt houdt.
Nadat opnemen, wijzigen of een jobhandeling zijn uitgevoerd is het altijd mogelijk om te Undo-en. Het is bovendien ook altijd mogelijk om te Redo-en nadat u heeft ge-Undo’d, en Undo en Redo wisselen elkaar af.
• Deze procedure doet hetzelfde als de Undo/Redo-job in
N.B.
de Pattern-job (pagina 82), Pattern-kettingjob (pagina 113), en Song-job (pagina 124).
8. Display voor Gebruikt
1 BEAT STRETCH MIDI DELAY 2 CLOCK SHIFT OCTAVER 3 GATE TIME HARMONIZE 1 4 VELOCITY HARMONIZE 2 5 CUTOFF VARIATION 6 RESONANCE CHORUS 7 EG DECAY REVERB 8 PITCH BEND TRACK VOLUME
Geheugen
Op de volgende manier kunt u de hoeveelheid gebruikt ge­heugen controleren zodat u kunt zien hoeveel u precies nog kunt opnemen. Druk op de F1-knop terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. Het “Gebruikte Geheugen” (Used Memory) verschijnt dan net zolang als u deze knoppen ingedrukt houdt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 29
Algemene Handelingen
9. Het Initialiseren van het Systeem
Als u de instellingen van de RM1x in hun fabriekswaarden terug wilt brengen kunt u initialiseren.
1 Terwijl u de [OCT DOWN] en [OCT UP]-knoppen en
de F#/Gb-toets [ALL] rechts daarvan ingedrukt houdt, doet u de STANDBY/ON-schakelaar aan.
2 Als “RM1x” in het scherm verschijnt, kunt u de
toetsen loslaten.
3
Als het initialiseren klaar is, verschijnt “Factory Set” kort in de display.
WAARSCHUWING!
Als het initialiseren klaar is, wordt al het interne geheugen gewist. Als u data wilt behouden moet u dez e op floppy º disk opslaan voordat u initialiseert.
30 RM1x SEQUENCE REMIXER
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEGRIPPEN
Dit hoofdstuk geeft uitleg over de algemene begrippen, zoals de modestructuur en de interne structuur van de RM1x, die u moet begrij­pen voor u aan de slag kan.
1. Functietabel ...............................................32
2. Hoe de RM1x in elkaar zit .......................... 34
3. Sequencerblok ...........................................35
4. Toongeneratorblok .....................................37
5. Controllerblok ............................................38
6. Effectenblok ...............................................39
7. Over floppy disks.......................................42
RM1x SEQUENCE REMIXER 31
1. Functietabel
1. Functietabel
PATTERN-MODE
P ATTERN Afspelen, Patch .............................................. pagina 46
Opnemen ........................................................... pagina 49
Realtime Opnemen ...................................... pagina 51
Stapsgewijs Opnemen ................................. pagina 52
Stapsgewijs Opnemen (Grid) ...................... pagina 54
GROOVE .............................................................. pagina 55
PLAY FX ............................................................... pagina 57
Harmoniseren .............................................. pagina 57
FX afspelen ................................................. pagina 58
MIDI DELAY ........................................................ pagina 60
Delay ........................................................... pagina 60
Feedback...................................................... pagina 61
ARPEGGIO........................................................... pagina 62
Arpeggio-Instelling ..................................... pagina 62
VOICE................................................................... pagina 63
Voicebalans.................................................. pagina 63
Effect Send .................................................. pagina 64
VOICE EDIT......................................................... pagina 65
EG................................................................ pagina 65
Toonhoogte-Bend/Portamento..................... pagina 66
LFO ............................................................. pagina 67
Filter ............................................................ pagina 68
EFFECT................................................................. pagina 69
Type ............................................................. pagina 69
Variatie wijzigen .......................................... pagina 70
Chorus wijzigen........................................... pagina 71
Reverb wijzigen........................................... pagina 71
SETUP................................................................... pagina 73
Low Boost ................................................... pagina 73
Knoptoewijzing ........................................... pagina 74
Uitgangskanaal ............................................ pagina 75
DISK...................................................................... pagina 76
opslaan......................................................... pagina 76
Laden ........................................................... pagina 77
Opnieuw een naam geven ........................... pagina 78
Wissen/Formatteren/Informatie................... pagina 79
JOB ........................................................................ pagina 80
Joblijs .......................................................... pagina 80
Undo/Redo
Job00 Undo/Redo................... pagina 82
Noot
Job01 Quantize....................... pagina 82
Job02 Velocity wijzigen ......... pagina 84
Job03 Gate-tijd wijzigen ........ pagina 85
Job04 Crescendo .................... pagina 86
Job05 Transponeren ............... pagina 87
Job06 Glide ............................ pagina 87
Job07 Roll creëren.................. pagina 88
Job08 Accoordsoort................ pagina 88
Job09 Akkoord scheiden ........ pagina 89
Event
Job10 Shift Clock ................... pagina 89
Job11 Kopieerevent................ pagina 89
Job12 Wisevent ...................... pagina 90
Job13 Extractevent ................. pagina 90
Job14 Continue data creëren .. pagina 91
Job15 Uitdunnen .................... pagina 91
Job16 Knopdata wijzigen ....... pagina 92
Job17 Time Stretch................. pagina 92
Frase
Job18 Frase kopiëren.............. pagina 92
Job19 Frase verwisselen......... pagina 93
Job20 Frase mixen.................. pagina 93
Job21 Frase toevoegen ........... pagina 93
Job22 Frase splitsen ............... pagina 94
Job23 Frase creëren................ pagina 94
Job24 Frase plaatsen .............. pagina 95
Job25 Frase wissen................. pagina 95
Job26 Frase een naam geven.. pagina 95
Track
Job27 Track kopiëren ............. pagina 95
Job28 Track verwisselen ........ pagina 96
Job29 Track wissen ................ pagina 96
Job30 Afspeeleffect normaliseren pagina 96
Job31 Drumtrack verdelen ..... pagina 97
Patroon
Job32 Patroon kopiëren.......... pagina 97
Job33 Patroon toevoegen ....... pagina 97
Job34 Patroon splitsen............ pagina 98
Job35 Patroon wissen ............. pagina 98
Job36 Stijlnaam ...................... pagina 98
EDIT ...................................................................... pagina 99
Wijzigen ...................................................... pagina 99
Filter viewen.............................................. pagina 107
SPLIT .................................................................. pagina 108
Splitsen ...................................................... pagina 108
PATTERN CHAIN-MODE
PATTERN CHAIN Afspelen .......................................... pagina 110
DISK..................................................................... pagina 111
Opslaan ....................................................... pagina 111
Laden .......................................................... pagina 111
Opnieuw een naam geven .......................... pagina 111
Wissen/Formatteren/Informatie.................. pagina 111
JOB ....................................................................... pagina 112
Joblijst ........................................................pagina 112
Undo/Redo
Job00 Undo/Redo..................pagina 113
Event
Job01 Event kopiëren ............ pagina 113
Job02 Event wissen ...............pagina 113
Maat
Job03 Maat creëren ............... pagina 113
Job04 Maat wissen ................pagina 113
Converteren
Job05 Naar song converteren pagina 114
Chain
Job06 Chain kopiëren............ pagina 114
Job07 Chain wissen...............pagina 114
Job08 Chainnaam .................. pagina 114
32 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. Function tree
SONG-MODE
SONG afspelen ............................................................... pagina 116
Opnemen ..........................................................pagina 117
Realtime Opname ....................................... pagina 118
Stapsgewijs Opnemen ................................ pagina 118
Stapsgewijs Opnemen (Grid) ..................... pagina 118
GROOVE ............................................................. pagina 119
Grid Groove................................................ pagina 119
PLAY FX ..............................................................pagina 119
Harmoniseren ............................................. pagina 119
Fx afspelen .................................................pagina 119
MIDI DELAY ....................................................... pagina 119
Delay ..........................................................pagina 119
Feedback..................................................... pagina 119
ARPEGGIO..........................................................pagina 119
Arpeggio-instelling..................................... pagina 119
VOICE................................................................. pagina 120
Voicebalans................................................ pagina 120
Effect Send ................................................ pagina 120
VOICE EDIT....................................................... pagina 120
EG.............................................................. pagina 120
Toonhoogte Bend/Portamento................... pagina 120
LFO ........................................................... pagina 120
Filter .......................................................... pagina 120
EFFECT............................................................... pagina 120
Type........................................................... pagina 120
Variatie wijzigen ........................................ pagina 121
Chorus wijzigen......................................... pagina 121
Reverb wijzigen......................................... pagina 121
SETUP................................................................. pagina 121
Low Boost ................................................. pagina 121
Knoptoewijzing ......................................... pagina 121
Uitgangskanaal .......................................... pagina 121
DISK.................................................................... pagina 122
Opslaan ...................................................... pagina 122
Laden ......................................................... pagina 122
Opnieuw een naam geven ......................... pagina 122
Wissen/Formatteren/Informatie................. pagina 122
JOB ...................................................................... pagina 123
Joblijst ....................................................... pagina 123
Undo/Redo
Job00 Undo/Redo................. pagina 124
Note
Job01 Quantize..................... pagina 124
Job02 Velocity wijzigen ....... pagina 124
Job03 Gate-tijd wijzigen ...... pagina 124
Job04 Crescendo .................. pagina 125
Job05 Transponeren ............. pagina 125
Job06 Glide .......................... pagina 125
Job07 Roll creëren................ pagina 125
Job08 Accoordsoort.............. pagina 125
Job09 Akkoord splitsen........ pagina 125
Event
Job10 Shift Clock ................. pagina 125
Job11 Kopieerevent.............. pagina 125
Job12 Wisevent .................... pagina 126
Job13 Extract Event ............. pagina 126
Job14 Continue data creëren pagina 126
Job15 Uitdunnen .................. pagina 126
Job16 Knopdata wijzigen ..... pagina 126
Job17 Time Stretch............... pagina 126
Maat
Job18 Maat creëren .............. pagina 126
Job19 Maat wissen ............... pagina 126
Track
Job20 Track kopiëren ............ pagina 127
Job21 Track verwisselen ...... pagina 127
Job22 Track mixen ............... pagina 127
Job23 Track wissen .............. pagina 127
Job24 Afspeelef fect normaliseren pagina 127 Job25 Drumtrack verdelen ... pagina 128
Song
Job26 Song kopiëren ............ pagina 128
Job27 Song toevoegen.......... pagina 128
Job28 Songnaam .................. pagina 128
EDIT .................................................................... pagina 128
Wijzigen .................................................... pagina 128
Filter viewen.............................................. pagina 128
SPLIT (Song naar patroon) ................................. pagina 129
Splitsen ...................................................... pagina 129
UTILITY-MODE
Systeem ................................................................... pagina 132
Master tune.................................................... pagina 132
Voetschakelaar............................................... pagina 132
Patroon-Quantize .......................................... pagina 132
Geheugenbeveiliging aan/uit......................... pagina 132
Klikmode....................................................... pagina 133
Kliktel............................................................ pagina 133
Opnamecount ................................................ pagina 133
LED-display .................................................. pagina 133
Event chase ................................................... pagina 133
Systeem-exclusief ......................................... pagina 133
Edit view ....................................................... pagina 133
LCD-mode .................................................... pagina 133
MIDI-instelling ....................................................... pagina 135
MIDI-sync ..................................................... pagina 135
MTC-startoffset............................................. pagina 135
MIDI-knop .................................................... pagina 135
Echo back ...................................................... pagina 135
TG-param out ................................................ pagina 136
Voice-instelling op TG .................................. pagina 136
Voice-instelling op MIDI .............................. pagina 136
MIDI-filter............................................................... pagina 137
RM1x SEQUENCE REMIXER 33
2. Hoe de RM1x is georganiseerd
2. Hoe de RM1x in elkaar zit
Vijf blokken
De RM1x bestaat uit 5 blokken: het sequencerblok, het toongeneratorblok, het controllerblok, het effectenblok, en het arpeggioblok.
Sequencerblok (pagina 35)
Toongeneratorblok (pagina 37)
Controllerblok (pagina 38)
Effectenblok (pagina 39)
Arpeggioblok (pagina 62)
Hoe de blokken zijn verbonden
De vijf blokken zijn als volgt aangesloten.
MIDI IN
MIDI OUT
Extern MIDI-apparaat,
MIDI-toongenerator
Extern MIDI-apparaat,
MIDI-toetsenbord
Sequencerblok
Patroon Frase
Patroon
ketting
Song
MIDI­messages
Arpeggioblok
MIDI-messages
Toongenerator-
blok
Audio
signalen
Effectenblok
Audio
signalen
34 RM1x SEQUENCE REMIXER
Controller­ blok
3. Sequencerblok
3. Sequencerblok
Over het sequencerblok
Met dit blok kunt u patronen en songs creëren door muziek op te nemen of te wijzigen die is opgenomen vanaf een extern MIDI-apparaat of vanaf een controllerblok. Hierna speelt dit blok de data weer af waarbij de data worden verstuurd naar het toongeneratorblok of als MIDI-messages naar een externe MIDI-toongenerator.
Het sequencerblok kan in drie modes worden bediend: Patroonmode (pagina 45), Patroon-Chainmode (pagina 109), en Songmode (pagina 115).
Door een track tegelijkertijd op te nemen om een multi-track opname te creëren, kunt u patronen en songs creëren die maxi­maal 16 tracks nodig hebben.
Als patronen of songs worden afgespeeld, zijn de muziekdata output voor het toongeneratorblok en voor de MIDI OUT­connector. Door het uitgangskanaal in te stellen, selecteert u de outputbestemming van de muziekdata (pagina’s 75, 121).
“Tracks” zijn geheugengebieden waarin muziek wordt opge­slagen. Muziek kan onafhankelijk voor ieder track worden opgeslagen, gewijzigd, en afgespeeld.
De RM1x beschikt over 60 vooringestelde (preset) stijlen.
Gedeelte
“Gedeelten” zijn individuele componenten van een “stijl” (hierboven). Ieder gedeelte speelt een enkel “patroon” af (hierboven). Voor iedere stijl heeft de RM1x 16 gedeeltes (A - P).
Frase
“Frases” zijn muziekfrases voor een enkel instrument, zoals een ritmepatroon voor het ritmegedeelte, een bass-line voor het bassgedeelte of een akkoordbacking voor het gitaar­gedeelte. Frases zijn de kleinste eenheid waar een patroon uit bestaat.
Vooringestelde frases en gebruiksfrases worden gecategoriseerd door twee parameters: “frasecategorie” en “frasenummer”. Hierdoor kunt u gemakkelijk de gewenste frases opzoeken zonder dat u iedere frase apart hoeft te kennen.
• Frasecategorie
De frasecategorie verwijst naar het type instrument of speeltechniek. “US” verwijst naar “User-frase” terwijl alle andere vooringestelde frases zijn.
Patroon
Bij de RM1x wordt met de term “patroon” een relatief kort patroon bedoeld, ongeveer 4 tot 16 maten, waarmee u “looped” kunt afspelen.
U creëert patronen door maximaal 16 delen vertikaal samen te voegen met drums, bass en akkoord-backing. Terwijl fra­ses muziekdata bevatten voor een enkel instrument, combine­ren patronen twee of meer frases om zodoende een enkel backingpatroon te creëren.
Patronen worden in de Patternmode gecreëerd. (pagina 45)
De RM1x schikt patronen naar Stijl, Gedeelte en naar frase.
De RM1x geeft u de beschikking over 60 x 16 = 960 patronen.
Stijl
“Stijlen” zijn groepen van 16 patronen of “gedeelten” (zie “Gedeelte” hieronder) die op ieder willekeurig moment en in iedere willekeurige volgorde in de RM1x P A TTERN­mode geselecteerd kunnen worden. Een gedeelte zou de introductie van de stijl kunnen zijn, een ander het couplet, een ander de brug enz.
• Frasenummer
Het frasenummer bepaalt frases binnen een Frasecategorie door een nummer 001 - 256. (User-frases zijn genummerd van 001 tot 256.)
Stijlen (Vooringesteld x 60, User x 50)
A
Track
1 2 3 4
16
BC
16 gedeeltes
Frase Frase Frase Frase
Frase
P
RM1x SEQUENCE REMIXER 35
3. Sequencerblok
Afspeelkanaal van iedere track
Als een patroon wordt afgespeeld, worden de muziekdata van ieder track naar het toongeneratorblok en de MIDI OUT-connector gestuurd volgens de Out Channel-instel­lingen van de SETUP-submode. (pagina 75)
De data worden naar het toongeneratorblok gestuurd zoals bepaald door de “TO TG”-instelling, en naar de MIDI OUT ­connector zoals bepaald door de “MIDI OUT“-instellingen.
Sequencerblok (Patroon)
Sequencetracks
TR 1
TR 2 TR 3
TR 16
NaarTG
Toongenerator-
Deel1 Deel2 Deel3
Deel16
blok
Frase Frase
Frase
MIDI OUT
MIDI OUT
Songs
“Songs” zijn songs die gecreëerd zijn door het opnemen van muziekdata in tracks in de Song-mode.
Het songgeheugen van de RM1x kan maximaal 20 songs bevatten.
Trackstructuur van een song
Iedere song bestaat uit 16 sequencetracks en een BPM­(tempo)track.
Met de sequencetracks kunt u muziekdata opnemen. V anaf het controllerblok enz. kunnen data worden opgenomen door middel van realtime-opname of stapsgewijze opname enz. De RM1x heeft 16 sequencetracks, en iedere track kan muziekdata opnemen voor één Deel.
Opnamekanalen van de Sequencetrack
Als een song afgespeeld wordt, worden de muziekdata van iedere sequencetrack naar het toongeneratorblok en de MIDI OUT-connector gestuurd volgens de Out Channel­instellingen van de SETUP-submode. (page 75)
De data worden naar het toongeneratorblok gestuurd zo­als ingesteld door de Out Channel “TO TG”, en naar de MIDI OUT-connector op de kanalen zoals ingesteld door de “MIDI OUT ”.
Patroon-chain (lett. ketting)
Een patroon-chain is een sequence van patronen die zijn geprogrammeerd in de PATTERN CHAIN-mode. De patronen in de Patroon-chain spelen af in de geselec­teerde sequence, en het afspelen kan worden gestart vanaf iedere willekeurige maat in de ketting. Een patroonketting kan patronen bevatten van elk van de vooringestelde of userstijlen van de RM1x. De RM1x heeft geheugen voor 20 Patroon-chains.
NAAR
TG
Sequencerblok (Song)
Sequencetracks TR 1 muziekdata TR 2 muziekdata TR 3 muziekdata
TR 16 muziekdata
Deel1 Deel2 Deel3
Deel16
Toongenerator-
blok
MIDI OUT
MIDI OUT
36 RM1x SEQUENCE REMIXER
4. Toongeneratorblok
4. Tone generator block
Over het toongeneratorblok
Het toongeneratorblok produceert het eigenlijke geluid in ant­woord op de MIDI-messages die deze ontvangt van het sequencerblok, het controllerblok, en van de MIDI IN-connector.
Het is een 16-part, 32-stemmige polyfonische multitimbrale toongenerator.
Voices
“Voices” zijn de individuele soundprogramma’s die u kunt wij­zigen. Deze worden door de toongenerator gebruikt om geluid te produceren.
Er zijn twee verschillende soorten voices: normale voices die van toonhoogte veranderen als u verschillende tonen speelt op uw toetsenbord, en drum-voices die een verschillend ritme­instrumentgeluid produceren voor ieder noot op het toetsenbord.
Normale voices bestaan uit 1 of 2 “elementen”. Als u twee elementen gebruikt, wordt het geluid voller, of kunt u een voice creëren die een verschillend geluid produceert al naar gelang de toonhoogte of de velocity.
Drumvoices zijn speciale voices waarin verschillende gelui­den worden toegewezen aan de verschillende toetsen. U kunt gedetailleerde wijzigingen aanbrengen op het geluid van ie­dere noot.
Elementen zijn de bouwstenen waaruit elke voice is opge­bouwd, en bestaan uit gesampelde golfvormen. U kunt gede­tailleerde wijzigingen aanbrengen in de toonhoogte, toon en het volume.
Banknummer (MSB, LSB) en Programmanummer (V oicenummer)
De RM1x bevat 654 normale voices en 46 drumkits. Dit zijn meer voices dan die geselecteerd kunnen door de programma­nummers 1 tot 128. Voices worden dus op de RM1x geselec­teerd door een combinatie van Banknummer MSB, Bank­nummer LSB en Programmanummer. Als u MIDI gebruikt om een voice te selecteren, verstuur deze drie MIDI messages dan in de volgorde van Bank Select MSB, Bank Select LSB, en Program Change.
De voices in de bank die zijn geselecteerd door de Bank Se­lect messages worden geselecteerd door Program Change messages.
Banknummer MSB=000 : LSB=000 Normale voices: GM System Level 1 MSB=063 : LSB=000 Normale voices: SyBa&Ld MSB=063 : LSB=001 Normale voices: SyPd&Fx MSB=063 : LSB=002 Normale voices: SyMater1 MSB=063 : LSB=003 Normale voices: Bandinstrument MSB=063 : LSB=004 Normale voices: Cls & Wind MSB=063 : LSB=005 Normale voices: Ethnic & Percussion MSB=063 : LSB=006 Normale voices: SFX MSB=126 : LSB=000 DrukKit MSB=127 : LSB=000 GM-drum
Maximale polyfonie
Het toongeneratorblok heeft een maximale polyfonie van 32 noten, in elementeenheden. Dat wil zeggen 32 noten kunnen tegelijkertijd worden afgespeeld als u normale voices gebruikt die bestaan uit één element of drumvoices, en 16 noten kunnen tegelijkertijd worden afgespeeld met normale voices die be­staan uit twee elementen.
Het aantal elementen dat gebruikt wordt door iedere voice staat vermeld in de voicelijsten van het losse “Lijstboek”.
Als MIDI-messages worden ontvangen en dit vereist meer dan de maximaal beschikbare polyfonie, dan worden de dan klin­kende geluiden uitgezet, en de later binnengekomen geluiden worden afgespeeld. Dit soort noottoewijzing wordt ook wel “last-note priority” (laatste noot prioriteit) genoemd.
Verbindingen tussen het
sequencerblok en het toon­generatorblok
Het sequencerblok is intern aangesloten op het toongenerator­blok via MIDI.
De verbindingen tussen elke track van het sequencerblok en elk deel van het toongeneratorblok kunnen worden geselec­teerd door het Uitgangskanaalsinstelling “TO TG” van de SETUP-submode (pagina 75).
TO TG
Nummer van toongenerator-
deel
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Iedere voice wordt geplaatst in een drie-dimensionale ruimte met drie assen, te weten de Bank Select MSB, LSB, en Pro­gram Change (zie figuur hieronder).
RM1x SEQUENCE REMIXER 37
5. Het toongeneratorblok
5. Controllerblok
Over het controllerblok
Met het controllerblok kunt u het toetsenbord, de toewijsbare knoppen, en voetschakelaar enz. gebruiken, u kunt muziek afspelen en het toongeneratorblok besturen met het sequencerblok, of het toongeneratorblok of het effectenblok direct besturen.
De functies van de toewijsbare knoppen stelt u in in de SETUP-submode (pagina 74).
De functies van de voetschakelaar kunt u instellen in de Utility­mode (pagina 132).
De outputbestemming van de muziekdata die worden verstuurd uit het controllerblok worden geselecteerd door de Keyboard Track-instellingen (pagina 27). De muziekdata worden ge­output zoals geselecteerd door de instellingen van de Uitgangs­kanalen van de toetsenbordtrack naar een van de delen van de toongenerator of naar de MIDI OUT-connector.
Relatie met andere blokken
In Pattern-mode, Pattern Chain-mode en Song-mode, wordt het controllerblok verbonden met de verschillende delen van de toongenerator en met de MIDI OUT-connector via de toe­stenbord-track (opnametrack) van het sequencerblok.
Data vanuit het controllerblok passeren van de toetsenbordtrack naar de delen van het toongeneratorblok en externe MIDI-apparaten in overeenstemming met de instel­lingen van het Uitgangskanaal “TO TG” en “MIDI OUT.”
Vanaf het controllerblok kunt u user-frases of songtracks op­nemen, en het toongeneratorblok en externe MIDI-apparaten bespelen.
• De “toetsenbordtrack” is de track die is gemarkeerd in de
N.B.
pagina’s met Pattern Play en Song Play.
• De “opnametrack” is de track die is gemarkeerd in de pa­gina’s met Recording Standby.
38 RM1x SEQUENCE REMIXER
6. Effectenblok
6. Effect block
Over het effectenblok
Dit blok verwerkt het audiosignaal dat wordt verstuurd vanuit het toongeneratorblok, waardoor er reverb of ambiance enz. aan wordt toegevoegd.
De RM1x beschikt over drie soorten effecten: het reverbeffect, het choruseffect, en het variatie-effect.
Instellingen voor dit blok kunnen worden gekozen in de Ef­fect-submode (pagina’s 69, 120).
Effectinstellingen van de Patroon/Song-mode kunnen worden gemaakt in Effect-submode en in Voice-submode. In Effect submode kunt u het effecttype en andere gedetailleerde in­stellingen van de drie effecten voor ieder song opslaan waar­door u de ideale akoestische ambiance kunt creëren voor de stijl/song. In Voice-submode kunt u de effect-sendniveau-in­stellingen van de drie effecten voor elk deel van de stijl/song opslaan.
Reverbeffect
Het reverbeffect voegt galm toe aan het geluid.
In Effect-submode kunt u kiezen uit een van de 11 Ef fect­types, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het klankbeeld van de reverb aan te passen. Effect-submode­instellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere stijl/song.
Systeemeffecten en Insertie-effecten
De effecten van het effectenblok zijn onderverdeeld in twee soorten effecten: systeemeffecten en insertie-effecten.
Bij de RM1x zijn het reverbeffect en het choruseffect systeemeffecten, terwijl het variatie-effect kan worden ingesteld als zowel een systeemeffect als een insertie-ef­fect..
Bij een systeemeffect worden effecten verwerkt door mid­del van Send- en Returnknoppen op de mixer. Hiermee worden signalen van ieder deel van de toongenerator ver­stuurd naar het effect, waarna het verwerkte signaal wordt teruggestuurd naar de mixer.
Bij een insertie-effect wordt het effect in series verbonden tussen het instrument en de mixer, en aangepast door mid­del van de Dry/W et-balans. Op de RM1x kan een insertie­effect op ieder willekeurig geselecteerd deel worden toe­gepast.
Choruseffect
Het choruseffect voegt ruimte en diepte toe aan het ge­luid.
In Effect-submode kunt u kiezen uit een van de 11 Ef fect­types, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het klankbeeld van de chorus aan te passen. Effectsubmode­instellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere stijl/song.
V ariatie-effect
Het variatie-effect bevat 43 soorten effecten, waaronder reverb en chorus, maar ook distortion en overdrive enz.
In Effect-submode kunt u kiezen uit één van de 43 soorten Effect, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het klankbeeld van het effect aan te passen. Effect-submode instellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere stijl/song.
RM1x SEQUENCE REMIXER 39
6. Effectenblok
Hoe de effecten werken
• Variatie = Insertie
Als de Variatieverbinding op Inserie wordt gezet worden de drie effecten onderling aangesloten zoals is weergege­ven in onderstaand diagram.
Variatie kan slechts worden gebruikt door één deel
variatiedeel
volume expressie
volume expressie
volume expressie
volume expressie
deel 1
deel 2
deel 3
deel 16
VAR
variatie aan/uit
VAR
variatie aan/uit
VAR
variatie aan/uit
VAR
variatie aan/uit
PAN
PAN
PAN
PAN
dry
rev send
cho send
dry
rev send
cho send
dry
rev send
cho send
dry
rev send
cho send
dikke lijn geeft een stereosignaal aan
reverbpan
REVERB
chorus naar reverb sturen
PAN
CHORUS
PAN
choruspan
reverb
return
chorus
return
OUTPUT
(pages 69, 120) (pages 64, 120)
Op de 16 delen van het toongeneratorblok worden de signa­len die zijn geselecteerd door “aan/uit” van de Voice-submode­variatie (pagina’s 64, 120) ge-input naar het variatie-effect, waardoor dit variatie-effect daar zal worden toegepast.
De signalen van alle toongeneratordelen, inclusief de boven­staande deel, worden naar het reverbeffect en het choruseffect gestuurd al naar gelang de instellingen van de Voice-submode Sendniveau (pagina’s 64, 120) en Chorus Send Level (pagi­na’s 64, 120). Hier kunt u de diepte van het effect voor ieder deel aanpassen.
DRY LINE
De stereolokatie van de effect-output wordt bepaald door de Reverb-Pan- (pagina’s 72, 121) en Chorus-Paninstellingen (pagina’s 71, 121) van de Effectsubmode.
Een bus line die “Chorus Naar Reverb Sturen” heet (pagina’s 71, 121) verbindt het choruseffect met het reverbeffect. Met deze bus line kunt u het choruseffect en het reverbeffect seriegewijs verbinden.
40 RM1x SEQUENCE REMIXER
• Variatie = Systeem
Als Variatieverbinding op Systeem wordt gezet worden de drie effecten aangesloten zoals weergegeven in onder­staand diagram.
6. Effectenblok
dikke lijn geeft stereosignaal aan
deel 1
deel 2
deel 3
deel 16
volume expressie
volume expressie
volume expressie
volume expressie
PAN
PAN
PAN
PAN
dry level
rev send cho send var send
dry level
rev send cho send var send
dry level
rev send cho send var send
dry level
rev send cho send var send
DRY LIJN
REVERB
chorus naar reverb sturen
CHORUS
variatie naar chorus sturen
variatie naar reverb sturen
VARIATIE
PAN
reverbpan
PAN
choruspan
PAN
variatiepan
reverb
return
chorus
return
variation
return
OUTPUT
(pages 69, 120) (pages 64, 120)
De signalen van alle toongeneratordelen zullen naar het reverb-, chorus-, en variatie-effect worden gestuurd al naar gelang de instellingen van de Voicesubmode: Reverb­Sendniveau (pagina’s 64, 120), Chorus-Sendniveau (pa­gina’s 64, 120), en Variatie-Sendniveau (pagina’ s 64, 120). Hier kunt u de diepte van het effect voor ieder deel instel­len.
De stereolokatie van de effectoutput wordt bepaald door de instellingen Reverb Pan (pagina’s 72, 121), Chorus Pan (pagina’s 71, 121), en Variatie Pan (pagina’s 70, 121) van de Effect-submode.
Als de V ariatieverbinding = Systeem, dan worden drie bus lines aangesloten. Chorus Naar Reverb Sturen (pagina’s 71, 121) is een bus line die het Choruseffect aansluit op het Reverbeffect. Variatie Naar Chorus Sturen (pagina’s 70, 121) is een bus line die het Variatie-effect aansluit op het Choruseffect. Variatie Naar Reverb Sturen (pagina’s 70, 121) is een bus line die het Variatie-effect aansluit op het Reverbeffect. Met deze drie bus lines kunt u de effec­ten op veel verschillende manieren toepassen, bijvoorbeeld door deze in serie aan te sluiten of te verdelen.
RM1x SEQUENCE REMIXER 41
7. Over floppy disks
7. Over floppy disks
Op de RM1x kunt u met floppy disks data bewaren die u aan­maakt, of data uitwisselen met andere apparaten. Dit gedeelte geeft uitleg over het soort floppy disks dat past bij de RM1x, en wat u zou moeten weten over het omgaan met floppy disks.
Soorten floppy disks
Op de RM1x kunt u twee soorten floppy disks gebruiken: 3.5 inch 2HD en 3.5 inch 2DD.
Voordat u data-files kunt opslaan op een floppy disk, moet deze worden geformatteerd (geïnitialiseerd) (pagina 79).
De RM1x formatteert 2HD disks in 1.44 MB (megabytes) en 2DD disks in 720 KB (kilobytes) MS-DOS-formaat. (MS-DOS is een gedeponeerd handelsmerkvan Microsoft Corporation.) Omdat dit formaat gebruikt wordt door zowel computers als Yamaha-produkten en de produkten van andere fabrikanten, is deze disk gebruikscompatibel.
Een floppy disk verwijderen
Nadat u heeft vastgesteld dat de floppy disk drive niet meer in gebruik is, drukt u stevig op de ejectknop. Zorg ervoor dat de floppy disk in zijn geheel is verwijderd en neem deze vervol­gens uit de drive.
Druk stevig en toch voorzichtig op de ejectknop en verwijder de disk
Als de disk erin blijft zitten en er niet soepel uitkomt, druk dan nogmaals stevig op de ejectknop, of stop de disk er nog een keer in terug en druk dan op de ejectknop.
Als het “disk-in-gebruik”-indicatorlampje brandt, worden data uitgewisseld tussen de floppy disk en de RM1x. Als dit het geval is, zet dan het apparaat nooit uit of haal de disk er nooit uit. Als u dit wel doet bestaat de kans dat behalve de floppy disk ook de floppy disk-drive beschadigd raakt.
3.5 inch 2HD
1.44 MB
3.5 inch 2DD 720 KB
Een floppy disk invoeren
Met de labelkant van de floppy disk naar boven gericht, stopt u deze in de floppy disk drive waarbij u als eerste het sluiter­einde invoert.
Stop de disk er voorzichtig in totdat u een klik hoort.
Stop de disk er voorzichtig in totdat u een klik hoort
Regelmatig schoonmaken van
de disk-drivekoppen
Floppy-diskdrives bevatten een hoge-precisie magnetische kop. Als u een floppy-diskdrive gedurende langere tijd ge­bruikt, raken de koppen bevuild met magnetische deeltjes van de floppy disk. Hierdoor neemt de kans op fouten toe als data worden gelezen of geschreven.
Om de floppy-diskdrive in goede conditie te houden, is het raadzaam de koppen regelmatig (een keer per maand) schoon te maken.
Omgaan met, en opbergen van Floppy disks
Floppy disks mogen nooit worden blootgesteld aan direct zon­licht of extreme temperaturen, of worden bewaard op extreem vochtige of stoffige plaatsen.
Zorg ervoor dat de floppy disks niet in de buurt komen van sterk magnetische velden, zoals bijvoorbeeld televisietoestel­len of luidsprekers.
Voordat u de machine uitzet, kunt u het beste de floppy disk uit de drive halen. Als u de floppy disk gedurende een lange tijd in de drive laat zitten terwijl de machine uitstaat, dan be­staat de kans dat de disk vuil wordt waardoor er lees/schrijf­fouten optreden.
42 RM1x SEQUENCE REMIXER
7. Over floppy disks
Voorkomen van onopzettelijk
wissen
Floppy disks zijn uitgerust met een schrijfbeveilingingsschuifje waar­mee u onopzettelijk verlies van data kunt voorkomen. Op floppy disks die belangrijke data bevatten verplaatst u het schrijfbeveiligingsschuifje in de schrijfbeveiligingspositie (het venstertje open) zodat er geen data op de disk kunnen worden geschreven.
schrijven
toegestaan
schrijven
niet toegestaan
schrijfbeveiligingsschuifje
Data-backup
De data op een floppy disk kunnen door ongelukken bescha­digd raken. Als u erg belangrijke data heeft die u wilt bewaren, is het aan te raden hiervan een backup-kopie te maken.
Filesoorten gehanteerd op de RM1x
Alle data
Deze files verwerken alle data van het interne geheugen van de RM1x als één enkele file. Alle data behelst de volgende data.
Songs 20 Stijlen (User) 50 Systeem-setup 1
Songdata bevatten de muziekdata voor songs 01 - 20 van de instellingen voor elke song van de Songmode, de Voice­submode en Effect-submode, de Play FX-instellingen van de Song mode en Uitgangskanaalinstellingen.
Stijldata bevatten data voor de acht Patronen van elke stijl (50 16 = 800), en 99 User-Frases voor elke Stijl (50 99 = 4950). De data voor elk Patroon bevatten naast de muziekdata instellingen van Afspeelef fect, Pattern-Voice, en Patrooneffect.
System-setup bevat de instellingen van Utility mode.
Song
Songfiles bevatten alle data in één song van Songmode. Songfiles bevatten de volgende data.
Muziekdata opgenomen in de song Play FX-instellingen Uitganskanaalinstellingen Voice-submode-instellingen Effect-submode-instellingen
SMF
SMF (Standard MIDI File) is een aanbevolen formaat voor MIDI­muziekdata, en een sequencer-dataformaat dat wordt toegepast door veel fabrikanten van muziekinstrumenten en computer­softwarebedrijven. Apparaten die compatibel zijn met standaard MIDI-files kunnen data uitwisselen met floppy disk, enz.
SMF verwerkt één Song of één Gedeelte (stijl) als een en­kele file. De instellingen Play FX, Uitgangskanaal, Voice­submode en Effect-submode zitten niet in een SMF-file.
SMF+TG Header
Als u een patroon/song in dit formaat opslaat, worden 1 of 2 setupmaten toegevoegd aan het begin van de muziek­data. Program Change, Volume, Pan, Reverb Sendniveau, Chorus Sendniveau, V ariatie-Sendniveau, and T oonhoogte­Bend Sensitivity worden aan deze setupmaten toegevoegd in de vorm van MIDI-data.
Als u een file laadt die is opgeslagen met een TG header en vervolgens opnieuw word opgeslagen met de TG Header­instelling, worden de setupdata van de toongenerator opnieuw ingevoerd aan het begin van het patroon/song waardoor dub­bele data ontstaan. Om deze reden moet u, voordat u de data een tweede keer opslaat, met de “Delete Measure” van de Pattern/Song-job de vorige setup-maten wissen.
Als u een file laadt en afspeelt die is opgeslagen met een TG-header, is het tempo iets vertraagd gedurende maat 1. Dit heeft echter geen effect op het afspelen van het oor­spronkelijke deel van de songdata.
Als u een file laadt en afspeelt die is opgeslagen met een TG header, worden alle instellingen van Voice-submode genegeerd. Als u de Voice-submode-instellingen wilt be­houden, wis dan de toegevoegde setupmaten met de “Delete Measure” van de Pattern/Song-job.
Stijlen (User)
Stijlfiles bevatten alle data in een stijl (16 gedeelten en 256 user-frases) van Pattern-mode.
Stijl-files bevatten de volgende data.
Muziekdata opgenomen in de Stijl Play FX-instellingen Uitgangskanaalinstellingen Voice-submode-instellingen Effect-submode-instellingen
Data-filenaamuitbreidingen
Als u de vijf hierboven genoemde datasoorten met de RM1x opslaat, wordt automatisch een filenaam-uitbreiding (drie let­tertekens om het soort file aan te geven) aan de filenaam toe­gevoegd:
1. Alle Data .R1A
2. Stijl .R1P
3. Song .R1S
4. SMF .MID
RM1x SEQUENCE REMIXER 43
MEMO
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
44 RM1x SEQUENCE REMIXER
Hoofdstuk 2. PATTERN-MODE
De PATTERN-mode bevat 60 vooringestelde stijlen - inclusief ritmes, beats, en instrumentale delen, en omvat het gehele spectrum aan dans en hedendaagse muziek! Met de PATTERN-mode kunt u maar liefs 50 originele user-stijlen opnemen die u op dezelfde manier kunt toepassen als de voorin­gestelde stijlen. Dit hoofdstuk geeft uitleg over alle PATTERN-modehandelingen.
1. PATTERN afspelen ......................................46
2. Opnemen ..................................................49
3. Groove .....................................................55
4. FX afspelen................................................57
5. MIDI-delay ................................................60
6. Arpeggio ..................................................62
7. Voice ........................................................63
8. Voice wijzigen ...........................................65
9. Effect ........................................................69
10. Setup ........................................................73
11. Disk ..........................................................76
12. Job ...........................................................80
13. Wijzigen ...................................................99
14. Splitsen ...................................................108
RM1x SEQUENCE REMIXER 45
1. PATTERN afspelen
1. PATTERN afspelen
Afspelen
Track nummer
Phrase naam
Parameter Waarden Functie
Stijlnummer/ naam P01 ... P60, U01 ... U50 Selecteert de stijl. Springen OFF, 001 ... 256 Selecteert de maat waar de RM1x naartoe “springt” als op de STOP knop
T oets-velocity 001 ... 127, RND1 ... RND4 Selecteert de waarde van de noot-velocity voor het toetsenbord v an
BPM 25 ... 300 Stelt het tempo in van het afspelen van patronen. Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Met deze parameter kunt u
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. Met deze parameter kunt u transpo-
Maat Stelt de startpositie van het afspelen in, of toont de afspeellokatie. Lengte Toont de totale lengte van het patroon. Maatsoort Gedeelte A ... P Toont het geselecteerde gedeelte. Met het toetsenbord kunt u ge-
Trackstatus M, S Toont track-SOLO of track-MUTE.
Frasenaam Geeft de geselecteerde frase aan.
Style naam
Track status
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Section
Transpose
Measure (maat)
Lengte
Maatsoort
wordt gedrukt. Als deze op “OFF” staat, zal de afspeelpositie op dezelfde plaats blijven als het afspelen wordt gestopt. Als u de maat wilt selecteren, druk dan op de STOP knop terwijl u de [SHIFT] -knop ingedrukt houdt.
de RM1x. Hogere waarden produceren een sterker geluid. Er zijn tevens vier “random velocity”-instellingen die een verschillende mate van “random velocity”-variatie produceren. “RND1” produceert de kleinste variatie en “RND4” de grootste variatie.
tracknummers selecteren, of met het toetsenbord zoals beschre­ven op pagina 27.
neren, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27.
Stelt de maatsoort van het patroon in.
deeltes selecteren, zoals beschreven op pagina 28.
Het gemarkeerde tracknummer geeft het nummer aan van de geselecteerde track.
* V oor informatie over hoe u de waarden dient te veranderen, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
Een stijl selecteren en een patroon afspelen
1 Zorg ervoor dat P ATTERN-mode wordt geselecteerd
(druk indien nodig op de MODE [PATTERN]-knop). “PATT 1” moet nu verschijnen in de linkerbo v enhoek van de LCD-display.
4 Druk op PLAY om af te spelen.
De PLA Y knopindicator gaat branden op de BPM­waarde, de velocity-balkjes boven actieve tracks ge­ven het afspeelniveau aan in de corresponderende tracks, en de MEAS-parameter geeft de afspeelmaat
2 Selecteer een stijl met displayknop 1 (P01 … P60
aan..
zijn vooringestelde stijlen. U01 …U50 zijn user-stij­len).
5 Wijzig waar gewenst gedeelten of andere parame-
ters tijdens het afspelen.
3 Selecteer een gedeelte via het toetsenbord zoals is
beschreven op pagina 28.
In de PATTERN-mode loop’t het gedeelte voortdu­rend totdat een ander gedeelte is geselecteerd of het afspelen stopt.
6 Druk op STOP om het afspelen te stoppen als u klaar bent.
46 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. PATTERN Playback
Patch
Frasecategorie Selecteert de frasecategorie. Frasenummer Selecteert het frasenummer. Noot-shift -99 ... +99 Verplaatst de toonhoogte van de geselecteerde frase met het be-
BPM 25 ... 300 Stel het tempo in voor het afspelen van patronen. Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U selecteert een tracknum-
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U transponeer t met deze pa-
Maat Stelt de startlokatie in voor het afspelen, of toont afspeelpositie. Lengte Toont totale lengte van patroon. Maatsoort Gedeelte A ... P Toont het geselecteerde gedeelte. U selecteer t een gedeelte met deze
Trackstatus M, S Geeft track-SOLO of track-MUTE aan.
Frasenaam Toont de geselecteerde frase.
Section
Phrase naam
Parameter Waarden Functie
paalde aantal halftonen.
mer met deze parameter, of met het toetsenbord z oals beschre v en op pagina 27.
rameter, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina
27.
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Stelt de maatsoort in van het patroon.
parameter, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 28.
Het gemarkeerde tracknummer geeft het nummer aan van de geselecteerde track.
Transpose
Track nummer
Maat
Lengte
Track status
Maatsoort
* V oor informatie over hoe u de waarden dient te veranderen, zie Algemene Handelingen (pagina 26)..
U kunt dit scherm gebruiken om een patroon te creëren (door frases te schikken in 16 patroontracks), of door een bestaand patroon te selecteren en af te spelen.
Een patroon creëren
1 Nadat u de stijl heeft geselecteerd waarop u wilt wer-
ken in de PATTERN-mode, gebruik dan de MODE
PATTERN] knop pm de PA TCH-mode te selecteren.
[ “PATT 2 PATCH” moet dan in de linkerbovenhoek
5 Selecteer de track waaraan u een frase wilt toewij-
zen met het toetsenbord zoals is beschreven op pa­gina 27. Het corresponderende tracknummer is ge­markeerd op de display.
van de LCD-display verschijnen.
6 Met displayknoppen 1 en 2 kunt u de frasecategorie
2 Selecteer het gedeelte dat u wilt programmeren met
het toetsenbord zoals beschreven op pagina 28.
en -nummer selecteren die u wilt toewijzen aan de track (frasetitels bestaan uit twee delen: een catego­rie-afkorting aan de linkerkant, en een nummer aan
3 Stel de lengte van het gedeelte in met de lengte-
de rechterkant).
parameter.
7 U kunt doorgaan met het selecteren van tracks en
4 Druk op de PLA Y knop om het afspelen te starten
als u het geluid van het patroon wilt afluisteren terwijl
het toewijzen van fr ases totdat uw patroon compleet
is. u eraan werkt. De PLAY knopindicator knippert in overeenstemming met de BPM-waarde, de velocity­balkjesnaast de actieve tracks geven het afspeel-
8 Druk op STOP om het afspelen te stoppen als u
klaar bent. niveau aan in de corresponderende tracks, en de MEAS-parameter geeft de maat tijdens het afspelen aan.
RM1x SEQUENCE REMIXER 47
1. PATTERN Afspelen
Houd er rekening mee dat de rechterkant van de “hokje” (in de PATCH-modedisplay) dat om de frasenamen staat, aangeeft of de lengte van de frase kleiner, gelijk of langer is aan die van het patroon.
Fraselengte kleiner of gelijk aan patroonlengte. Fraselengte groter dan patroonlengte.
48 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Opnemen
2. Opnemen
Hoewel de RM1x is uitgerust met veel vooringestelde frases, kunt u ook uw eigen user-frases opnemen. Met de Phrase Recording-submode kunt u dit opnemen.
Met de RM1x kunt u op twee manieren opnemen: realtime­en stapsgewijs (step) opnemen.
Bij realtime opname is de RM1x vergelijkbaar met een tape recorder omdat deze de data opneemt zoals deze worden afgespeeld. Hierdoor kunt u alle nuances van een werkelijke performance opnemen.
Met stapsgewijs opnemen input u de frase met één noot tege­lijk, bijna alsof u de noten op een stuk muziekpapier zou schrij­ven. Hiermee kunt u ingewikkelde frases creëren zonder deze in realtime af te spelen op het toetsenbord.
Het opnemen voorbereiden
1 Ga naar de VOICE-submode en wijs de voice(s) die
u wilt gebruiken toe aan de track(s) die u wilt opne­men, zoals beschreven op pagina 63.
2 Keer terug naar de PATTERN-mode.
Hoewel u zowel in het hoofd-PATTERN als in de PATCH-mode kunt opnemen, moet u vanaf de
PATTERN-mode star ten om de op te nemen stijl te
selecteren en de opnamemode
(REPLACE, OVERDUB,
STEP, of GRID — hieronder apart beschreven).
3 Met displayknop 1 selecteert u de stijl waarop u wilt opne-
men
(user-stijlen “U01 … U50” kunnen slechts worden opgenomen).
4 Met de lengteparameter selecteert u de fraselengte
die u wilt opnemen, en met de maatsoortparameter
selecteert u de gewenste maatsoort. Deze wijzigin-
gen kunnen alleen worden gemaakt voor “lege” pa-
tronen (patronen kunnen worden gewist met behulp
van de Clear Pattern-job, pagina 98).
5 Druk op REC om de opname-standby-mode in te gaan.
De rode REC knopindicator brandt en de PATTERN-
modedisplay verschijnt zoals hieronder is getoond.
6
Met displayknop 2 selecteert u de opnamemode die u
wilt gebruiken (“REPL” = REPLACE, “OVER” = OVER-
DUB, “STEP” = STEP, en “GRID” = GRID). U kunt nu
ook displayknop 1 gebruiken om te bepalen of het pa-
troon zal loop’en of niet tijdens het opnemen.
Frasenaam
Transponeren
Maat
Lengte
Maatsoort
Tracknummer
Parameter Waarden Functie
Loop aan-uit ON, OFF Bepaalt of het patroon zal loop’en tijdens de opname. Opnametype
Toetsenbord-velocity 001 ... 127, RND1 ... 4 Selecteert de noot-velocitywaarde voor het toetsenbord van de
BPM 25 ... 300 Stelt het tempo in voor het afspelen van patronen. Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde gedeelte . Dit kunt u bereiken met het toet-
Transponeren -36 ... +36
Maat Stelt de beginpositie in van het opnemen, of toont huidige opnamepositie. Lengte Stelt de fraselengte in, in maten. Maatsoort Trackstatus Het gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde track aan. Frasenaam Geeft de geselecteerde frase aan.
Replace (Realtime) Overdub (Realtime) Step (Step) Grid (Step)
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Selecteert de opnamemethode.
RM1x. Hogere waarden produceren sterkere geluiden. Er zijn ook vier “random velocity”-instellingen die een verschillende mate van “random velocity”-variatie produceren. “RND1” produceert de klein­ste variatie en “RND4” de grootste.
senbord zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt met deze parameter transpone­ren, of met het
Stelt de maatsoort in van het patroon
toetsenbord zoals beschreven op pagina 27
Trackstatus
.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 49
2. Opnemen
Manieren van opnemen
De P A TTERN-mode biedt vier verschillende manieren (types) om fra­ses op te nemen: twee realtime-manieren, en twee stapsgewijze manie­ren.
Het REPLACE-type neemt performance-data in realtime op, waarbij reeds bestaande data worden overschreven in de user-frase van bestemming. De nieuwe data vervangen de oude. U moet op deze manier opnemen indien u een frase wilt redo’en waar u niet tevreden over bent, of die u niet meer nodig hebt. (pagina 51)
Het OVERDUB-type - het tweede realtime-type - neemt data op over een geselecteerde frase terwijl de oude data onaange­tast blijven. U moet op deze manier opnemen als u een inge­wikkelde frase wilt creëren met verschillende lagen (pagina
51)
Met het STEP-type kunt u een performance componeren door
deze per event te “schrijven”. Dit is een niet-realtime,
stapsgewijze opnamemethode die lijkt op het neerzetten van
muzieknotaties op muziekpapier. Bij deze methode kunt u
“overdubben” omdat events niet worden verwijderd tenzij u
deze zelf daadwerkelijk wist. (pagina 52)
Met het GRID-type kunt u 1-maatsfrases opnemen door
noten in te voeren op een 16e-noots “grid” die zich onder
de witte toetsen van het RM1x-toetsenbord bevindt. De
toonhoogte, de gate-tijd en de velocity van iedere inge-
voerde noot kunnen met behulp van de displayknoppen
worden ingesteld. (pagina 54)
Als u de opnamestijl en de opname-mode reeds heeft in-
gesteld in de PATTERN-mode, kunt u de “record ready”-
mode direct ingaan vanuit de P ATCH-display . In dit geval
ziet de PATCH-display er als volgt uit.
Frasenaam
Transponeren
Maat
Lengte
Maatsoort
Tracknummer
Parameter Waarden Functie
Bank MSB / LSB Selecteert de voice die wordt gebruikt om de frase af te spelen.
Zie het losse Lijstboek.
Programmanummer Selecteert de voice die wordt gebruikt om de frase af te spelen.
Zie het losse Lijstboek. T ransponeren aan/uit Zet transponeren aan of uit . T r acknummer 01 ... 16 Geeft geselecteerde tracknummer aan. Het selecteren van het track-
nummer kunt u uitvoeren met deze parameter, of met de
toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Transponeren -36 ... +36 Geeft geselecteerde transponeernummer aan. Het transponeren
kunt u uitvoeren met deze parameter , of met de toetsenbordmethode
zoals beschreven op pagina 27. Maat Stelt de startlokatie van het opnemen in, of toont de huidige opname-
positie. Lengte 001 ... 256 Geeft fraselengte in maten weer. Maatsoort Trackstatus M, S Geeft track-SOLO of track-MUTE weer.
Frasenaam Geeft de geselecteerde frase weer.
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Geeft de maatsoort van het patroon weer.
Het gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde trac k weer.
U selecteert het nummer in het PATCH-scherm. (pagina 47)
Met de Phrase name pattern-job kunt u de frase een willekeurige
frasenaam toewijzen. (pagina 95)
Trackstatus
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
50 RM1x SEQUENCE REMIXER
Realtime Opnemen (Vervan-
gen, Overdubben)
Met deze opneemmethode kunt u uw frase invoeren in real time. U kunt de frase direct invoeren met het microtoetsenbord of anders met een remote MIDI-toetsenbord of ander MIDI­apparaat. Of u kunt een frase vanuit een computer of andere sequencer opnemen (kopiëren).
De PATTERN-mode biedt twee opnamemethoden voor realtime-frasen: REPLACE en OVERDUB.
Met de REPLACE-methode kunt u een geheel nieuwe frase creëren of een reeds bestaande frase overschrijven. Deze me­thode wist alle bestaande data in de geselecteerde frase.
Met OVERDUB “overdub’t” u nieuwe data op de bestaande data van de frase. Hiermee kunt u ingewikkelde meerlagige frases opbouwen.
1 Nadat de “Preparing to Record”-procedure zoals hier-
boven beschreven af is, selecteert u de track om op te nemen via het toetsenbord van de RM1x zoals beschreven op pagina 27.
2. Opnemen
U houdt beide toetsen tegelijk ingedrukt terwijl de opname het punt passeert waar de (slechte) oor­spronkelijke noot werd ingevoerd.
• Met patroonjob 00 (Undo/Redo) kunt u een opname wis-
N.B.
sen die u net heeft gemaakt. Hiermee kunt u data herstel­len die u per ongeluk heeft overschreven met nieuwe data. (pagina 82)
• Onthoud dat u, alvorens op te nemen, ook andere juiste parameters dient in te stellen zoals BPM, kliktel, klikmode, en opname-count (zie pagina 133).
• Als u velocity-waarden “true” wilt opnemen, voer dan de data in vanaf een remote MIDI-toetsenbord.
2 Stel de BPM in naar de waarde waarop u wil opne-
men. Het is soms handiger een langzaam tempo in te stel­len voor realtime-opname. Hierdoor heeft u vol­doende tijd om de data in te voeren.
3 Druk op de PLAY knop om het opnemen te star-
ten. U zult de metronoom horen en u krijgt een 1­maats count-in voor de eerste op te nemen maat. De count-in wordt aangegeven door negatieve getallen in de “MEAS”-parameter. Speel het gewenste deel af op het toetsenbord van de RM1x of op een extern MIDI -toetsenbord
4 Druk op de STOP knop als u met opnemen wilt
stoppen. De normale PATTERN-afspeelmode wordt automatisch opnieuw geselecteerd als u stopt met opnemen, en u keert automatisch terug naar de top (eerste maat) van het patroon.
5 Herhaal indien gewenst stappen 1 tot en met 4 om
andere tracks op te nemen. Als u een onjuiste mode input, kunt u deze in een volgende ronde verwijderen door de [SHIFT]-knop samen met dezelfde noottoets ingedrukt te houden.
RM1x SEQUENCE REMIXER 51
2. Opnemen
Stapsgewijs Opnemen
Met deze opnamemode neemt u slechts een enkele noot tegelijk op. U stelt dan de meest geschikte waarden in voor de lengte, velocity enz.
Als EVENT TYPE = Noot:
Eventtype
Eventtype
Maatsoort
Maatsoort
Tracknummer
Als EVENT TYPE = PB:
Tracknummer
Wijzer
Wijzer
Maatsoort
Wijzer Nootpositie. Stap De “afmeting” van de opnamestap. Dit bepaalt naar welke positie
Velocity van de Toetspad 001 ... 127, RND1 ... 4 De velocity-waarde van de in te voeren noot. Waarde
Gate-tijd 001 ... 200 De lengte van de ingevoerde noot. Hiermee kunt u legato-, stac-
Pauze Voert een pauze in in geselecteerde nootlengte op de nootwijzerpositie. Verbinden Verlengt de v orig opgenomen noot door deze te v erbinden met een
Wissen Wist de noot of akkoord bij de nootwijzer. Bk Delete Verplaatst de nootwijzer achterwaarts met de geselecteerde noot-
T racknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Dit kan gebeuren met
Eventtype Note, PB, CC[000] ... CC[119] Selecteert welk type event er wordt ingevoerd. Maatsoort
Als EVENT TYPE = CC:
Tracknummer
Parameter Waarden Functie
0060, 0080, 0120, 0160, 0240, 0320, 0480, 0960, 1920
-8192 ... +8191 (EVENT TYPE=PB), 000 ... 127 (EVENT TYPE=CC), PAD
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Wijzer
de wijzer gaat nadat een noot is ingevoerd.
Selecteert de waarde voor alle eventtypes behalve “Noot.” Deze parameter ver­schijnt als u een willekeurige EVENT TYPE selecteert (behalve “Noot”). Druk op de [ENTER]-knop om de geselecteerde waarde werkelijk in te voeren.
cato-, en andere effecten creëren.
andere noot van dezelfde lengte en toonhoogte.
lengte en wist de corresponderende noot of het akkoord.
deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals be­schreven op pagina 27 .
Geeft de maatsoort van het patroon aan.
Eventtype
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
52 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Opnemen
1 Nadat u de “Preparing to Record”-procedure heeft
doorlopen zoals hierboven beschreven, selecteer dan de track om op het toetsenbord van de RM1x op te nemen zoals beschreven op pagina 27.
2 Druk op de PLAY knop om het opnemen te star-
ten. De STEP-opneemdisplay verschijnt zoals hier­boven getoond .
3 Met de displayknoppen stelt u de STEP-, PAD
VELO-, en GATE TIME-parameters naar wens in.
4 Voer een noot in.
Als u de nootparameters heeft geselecteerd, kunt u de noot invoeren door gewoon de juiste toets te druk­ken op het toetsenbord van de RM1x (of op uw ex­terne MIDI-toetsenbord). Een stip die correspondeert met de ingevoerde noot verschijnt in de notendisplay en de nootwijzer zal naar de volgende positie gaan. Akkoorden kunnen worden ingevoerd door eenvou­digweg de nootwijzer naar een noot terug te bren­gen en een andere noot op dezelfde plaats in te voe­ren (dit kunt u zo vaak doen als nodig is). Zie “Op de Display Navigeren”, hieronder. Tijdens het STEP-opnemen kunt u op de PLAY knop drukken om het opnemen te starten en het materiaal dat u opneemt af te luisteren.
5 Herhaal stappen 3 en 4 totdat de track compleet is,
en druk dan op STOP om het opnemen te stop­pen.
• Bij stapsgewijs opnemen, worden noten geregistreerd bij
N.B.
het loslaten van de toetsen in plaats van bij het indrukken ervan. Hiermee kunt u gemakkelijk een blokakkoord in­voeren: u kunt de noten er één voor één uitkiezen en deze allemaal tegelijkertijd loslaten.
De Notendisplay
De notendisplay toont maximaal vier kwartnoten met data tegelijkertijd (dat is een maat in 4/4-tijd). Ieder driehoekje op de display is gelijk aan een stap van een 32e-noot. Als de geselecteerde maatspoort uit meer dan 4 kwartnoten per maat bestaat, dan scroll’t de display om de extra noten te tonen.
Op de Display Navigeren
Met displayknop 1 kunt u de nootwijzer naar elke positie brengen waar u een noot wilt invoeren, of naar iedere noot die u wilt wissen. U hoort de juiste noot of het juiste ak­koord als de nootwijzer naar een nootsymbool wordt ge­bracht. Als u met de nootwijzer het einde van de notendisplay passeert, verschijnt de volgende maat. Als u voorbij de laatste maat in de frase gaat, verschijnt de eer­ste maat.
De numerieke POINTER-display
Het POINTER-gebied van de display van het stapsgewijs opnemen geeft de positie aan van de nootwijzer in maten, 1/4-noottellen, en klokken (er zijn 480 klokken per 1/4­noot). Als u tijdens het opnemen niet zeker weet welke maat u ziet op de notendisplay, controleer dan de POINTER-display.
PAD-invoerpunt van niet-nootwaarden
Als tijdens het stapsgewijs opnemen geen nootevent maar een ander eventtype wordt geselecteerd, kunnen waarden worden ingevoerd via het toetsenbord van de RM1x als de VALUE-parameter is ingesteld op PAD.
• PB-Events
Als het Pitch Bend (PB)-eventtype wordt geselecteerd en de VALUE-parameter is ingesteld op PAD, dan wordt de volledige -8192 … +8191 parameterreeks toegewezen aan het toetsenbord van de RM1x. Als u de meest linkse toets indrukt terwijl u de [OCT UP]­knop ingedrukt houdt, voert u de waarde “±0000” in en iedere toets daar rechts van verhoogt de waarde met onge­veer 341 per halftoon. De uiterst rechtse toets voert “+8191” in. Als u de uiterst rechtse toets indrukt terwijl u de [OCT UP]-knop ingedrukt houdt, voert u de waarde “±0000” in en iedere toets daar links van verlaagt de waarde met on­geveer 341 per halftoon. De uiterst linkse toets voert “­8192” in. Het toetsenbord kan ook worden gebruikt zonder de [OCT UP] of [OCT DOWN]-knop ingedrukt te houden, maar in dit geval produceert de middelste toets een waarde van “±0000” terwijl toetsen daar links en rechts van de waarde respectievelijk verlagen en verhogen met ongeveer 341 per halftoon. De meest linkse toets voert “-4096” en de meest rechtse toets voert “+4096” in.
• CC-Events
Als u het Control Change (CC)-eventtype selecteert en u stelt de VALUE-parameter in op PAD, dan wordt de vol­ledige 000 … 127 parameterreeks toegewezen aan het toet­senbord van de RM1x. De meest linkse toets voert een waarde van “000” in en elke toets rechts daarvan verhoogt de waarde met 5 of 6 per halftoon. De meest rechtse toets voert “127” in.
RM1x SEQUENCE REMIXER 53
2. Opnemen
Stapsgewijs Opnemen (Grid)
Met de GRID-opnamemode kunt u snel eenmaatsfrases opnemen via een 16e-noots “grid” door het bedienen van de witte toetsen van het toetsenbord van de RM1x.
Tracknummer
Parameter Waarden Functie
Noot C-2 ... G8 Bepaalt de toonhoogte van de in te voeren noot. Gate-tijd 001% ... 999% De lengte van de ingevoerde noot. Hiermee kunt u legato, staccato
en andere effecten bereiken. Toetspad velocity 001 ... 127, RND1 ... RND4 De velocity-waarde van de in te voeren noot. BPM 025 ... 300 Stelt de BPM in waarmee het patroon zal spelen tijdens het opnemen. Tracknummer 01 ... 16 Toont het tracknummer. U kunt een tracknummer selecteren met
deze parameter or via de toetsenbordmethode zoals beschreven
op pagina 27. T ransponeren -36 ... +36 T oont de transponeerwaarde . Transpositie kunt u instellen met deze
parameter, or via de toetsenbordmethode zoals beschre v en op pa-
gina 27. Maat Toont de startlokatie van het afspelen, of toont huidige afspeellokatie.
Transponeren
Maat
Lengte
Maatsoort
Lengte Geeft fraselengte in maten aan. Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Geeft de maatsoort weer van het patroon.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
1Nadat u klaar bent met “Het Opnemen Voorbereiden”
zoals hierboven beschreven, kies dan de track die u wilt opnemen met het toetsenbord van de RM1x zo­als beschreven op pagina 27.
de grid wordt ingevoerd, gaat de corresponderende toets-LED branden. Noten kunnen worden gewist door eenvoudigweg een tweede keer op de betref­fende witte toets te drukken zodat de indicator uit gaat. Alleen noten waarvan de toonhoogte is gese-
2Druk op de PLA Y knop om het opnemen te starten.
De GRID-opnamedisplay verschijnt (zie figuur hier­boven).
lecteerd, worden aangegeven door de toets-LEDs. U kunt akkoorden invoeren door een andere noot met een verschillende toonhoogte op dezelfde plaats in te voeren. Als u een oneven maatsoort selecteer t
3Met de Displayknoppen kunt u naar wens de NOTE-
(toonhoogte), GATE TIME-, en PAD VELO-parame­ters instellen. De NOTE-parameter kunt u ook instel­len door de juiste toets op het RM1x toetsenbord in te drukken terwijl u de
[SHIFT]
-knop ingedrukt houdt.
zoals 5/4, kunt u met de [OCT DOWN] plaatsen waardoor u toegang krijgt tot de extra noot­posities.
Tijdens GRID-opname kunt u op de PLA Y knop druk-
ken om met afspelen te beginnen en het materiaal af
4 Voer een noot in.
te luisteren dat u opneemt.
Als de nootparameters eenmaal zijn geselecteerd,
kunt u noten op iedere willekeurige 16e-nootspositie invoeren binnen het 1-maatspatroon door eenvou-
5Herhaal stappen 3 en 4 totdat de track compleet is, en
druk dan op STOP om de opname te stoppen. digweg op de juiste witte toets te drukken op het toet­senbord van de RM1x. Elk van de 16 witte toetsen correspondeert met een 16e noot. Als een noot op
en
[OCT UP]
knoppen de grid ver-
54 RM1x SEQUENCE REMIXER
3. Groove
3. Groove
Grid-Groove
Met de RM1x Grid-Groovefunctie kunt u de toonhoogte, timing, lengte, en velocity van noten in een geselecteerde track wijzigen met een 1-maats16e-nootsgrid “grooves” te creëren die u niet zou kunnen creëren met precieze sequencer-achtige programmering. De Grid-Groovefunctie beïnvloedt het afspelen van patroon en arpeggio zonder de sequencedata te verande­ren. Voor iedere user-stijl worden de Grid-Groove-instellingen afzonderlijk in het geheugen opgeslagen. Voor een voorin­gestelde stijl echter gaan de Grid-Groove-instellingen verloren zodra u een andere stijl kiest.
•Als de GRID GROOVE-display wordt getoond, produceert het spelen op het toetsenbord van de RM1x geen geluid en solo
N.B.
tracktoewijzingen kunnen niet worden gewijzigd.
Track nummer
Grid nummer
Parameter Waarden Functie
Noot-offset -99 ... 00 ... +99 Verhoogt of verlaagt de toonhoogte van de geselecteerde noot/no-
ten met cent-eenheden.
Klokverplaatsing -120 ... 000 ... +120 V erplaatst de timing van de geselecteerde noot/noten v oor- of ach-
terwaarts met klokeenheden.
Gate-offset -120 ... 000 ... +120 Verlengt of verkort de geselecteerde noot/noten
Velocity-offset -127 ... 00 ... +127 Verkleint of vergroot de velocity van de geselecteerde noot/noten.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt dut tracknummer
selecteren via deze parameter, of via de toetsenbordmethode zo­als beschreven op pagina 27.
Gridnummer -36 ... +36 Toont het gr idnummer.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
1Vanuit de P A TTERN- of PA TCH-mode drukt u op de SUBMODE
[GROOVE]
knop om naar de Grid-Groovedisplay te gaan.
ook een enkele nootpositie selecteren en alle andere
tegelijkertijd de-selecteren door op een witte toets te
drukken terwijl u de
2 Druk op de PLA Y knop om het afspelen van patro-
nen te starten als u het afspelen daarvan wilt afluis­teren tijdens het instellen van de groove.
5Wijzig de groove-parameters waar nodig voor de ge-
selecteerde nootposities met de NOTE OFFSET-,
CLOCK SHIFT-, GA TE OFFSET-, en VELO OFFSET-
3Selecteer de track waarop u wilt werken via het toetsen-
bord van de RM1x zoals beschreven op pagina 27.
knoppen. Icoontjes die aange v en dat offset is toege-
past verschijnen op de betreffende plaatsen. De
icoontjes geven tevens de richting van de offset aan
4Met de witte toetsen van het toetsenbord van de RM1x
kunt u de nootpositie selecteren die u wilt wijzigen. In de GRID-parameter in de rechterbovenhoek van de display kunt u ook nootposities selecteren. Geselecteerde noot-
en bij benadering de mate van offset. Als het patroon
langer dan 1 maat is, zullen de groove-instellingen
op dezelfde manier worden toegepast op elke maat
van het patroon.
posities worden gemarkeerd weergegeven op de grid in
•Als het patroon waarop Grid Groove is toegepast een
de LCD-display , en de indicators op de corresponderende toetsen van het toetsenbord gaan branden. Iedere witte toets correspondeert met een 16e-nootslokatie in de 1­maatsgroove. Als u dezelfde toets indrukt, zet dit beurte­lings de corresponderende noot aan en uit. U kunt
N.B.
maatsoort heeft die langer is dan 4 tellen (d.w.z. 6/4, 12/8), wordt de 5e tel op dezelfde manier beïnvloed als de 1e in de Grid-Groovedisplay, de 6e tel correspondeert met de 2e tel op de display, enzovoort.
[SHIFT]
knop ingedrukt houdt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 55
3. Groove
De Grid-Groove opnemen
De gridgroove-instellingen kunnen op de volgende manier worden samengevoegd met de sequencedata.
1Stel de Grid Groove in zoals boven beschreven. 2Druk op de [PATTERN] knop om naar de Patter n-
afspeelmode te gaan.
3Druk op de REC knop om in de opname-standby
mode te komen.
4Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.” 5Dr uk op de PLAY knop om opnemen te beginnen.
U hoeft geen nieuwe data op te nemen; de instellin­gen van de grid groove worden automatisch opge­nomen.
6Dr uk op de STOP knop om opnemen te stoppen
nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De in­stellingen van de Grid Groove worden automatisch geïnitialiseerd als het opnemen wordt gestopt.
56 RM1x SEQUENCE REMIXER
4. FX afspelen
4. FX afspelen
Met de PLAY FX-submode kunt u een aantal patroon-afspeelparameters wijzigen om het geluid en het ‘gevoel’ van het pa­troon te veranderen zonder daarbij de sequencedata te veranderen. De PLAY FX-instellingen beïnvloeden het afspelen van zowel patroon als arpeggio. Naast timing- en articulatieparameters waaronder beat stretch, clock shift, gate-tijd, en velocity­offset, bevat de PLAY FX-submode een mogelijkheid tot harmoniseren waarmee u unison harmony, octave harmony, en parallel harmony voor nog betere sonische flexibiliteit kunt bewerkstelligen.
Iedere stijl slaat zijn eigen PLAY FX-instellingen op. Als u overgaat op een andere stijl, worden de instellingen van die stijl automatisch effectief. Houd er rekening mee dat de PLAY FX-instellingen gelden voor alle 16 gedeeltes in de stijl.
U kunt doorgaan met het afspelen van het geselecteerde patroon terwijl u in de PLAY FX-submode werkt. De Sequencerknop­pen ( , , , / ) kunnen als normaal worden bediend. Dit betekent dat u de resultaten van uw wijzigingen kunt afluiste­ren terwijl u daaraan werkt.
Harmoniseren
Met Harmonize kunt u op een nog flexibelere manier gebruik maken van de afspeeleffecten van de RM1x, door middel van unison harmonizatie waardoor u opzettelijk buiten-de-fase effecten creëert, maar ook, octave harmony, en de toevoeging van 2 parallelle harmony lines.
De Harmonize-instellingen zullen afzonderlijk worden opgeslagen in het geheugen van iedere user-stijl, maar de Harmonize­instellingen gaan verloren bij toepassing op een vooringestelde stijl, zodra een verschillende stijl wordt geselecteerd.
Parameter Waarden Functie
Unison OFF, x2 ... x8 Bepaalt het aantal unison-noten dat gespeeld gaat worden (op de-
zelfde toonhoogte). Hiermee kunt u het geluid ‘verdikken’ en opzet­telijke buiten-de-fase effecten produceren.
Octaver -10 ... OFF ... +10 Produceert een octave harmony line het geselecteerde aantal oc-
taven boven of onder de oorspronkelijke noten.
Harmoniseren 1 -99 ... OFF ... +99 Produceert een parallel harmony line het geselecteerde aantal halve
tonen boven of onder de oorspronkelijke noten.
Harmoniseren 2 -99 ... OFF ... +99 Produceert een parallel harmony line het geselecteerde aantal halve
tonen boven of onder de oorspronkelijke noten.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren hiervan kunt
u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschre ven op pagina
27.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 57
4. FX afspelen
Fx afspelen
Parameter Waarden Functie
Beat stretch W ijzigt proportioneel de afspeellengte van frases op track.
Clock Shift -480 ... 0 ... +480 Verplaatst afspeel-timing, met klok-cycle-eenheden. Zie ook de-
Gate-tijd 000% ... 100% ... 200% Gate-tijd wijziger waarmee u de oorspronkelijke gate-tijden kunt
Velocity-offset -127 ... 0 ... 127 Offset-waarde, toegepast op oorspronkelijke velocities. Zie details hieronder. Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer U kunt een tracknummer
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Track nummer
25%, 33%, 50%, 66%, 75%, 100%, 125%, 150%, 200%, 300%, 400%
Transpose
Als de meter bijvoorbeeld wordt ingesteld op 4/4, en u stelt de schaaltijd in op 50%, dan zal dit de meter comprimeren tot op 2/4. Als u deze op 75% instelt, comprimeert dit de meter tot op 3/4. Een 150% schaaltijd vergroot de meter tot op 6/4 en een instelling van 200% vergroot deze tot op 8/4. Noot-timing wijzigt u op dezelfde manier. Op een 50%-schaal, co ver­teert een kwartnoot in de oorspronkelijke frase in een achtste noot; op 66%, ineen kwartnoottriplet; op 75%, in een dotted achtste noot; op 150%, in een dotted kwartnoot; op 200%, ineen halve noot. Met deze schalingsmogelijkheid kunt u gemakkelijk complexe rit­mes in uw patronen invoeren.
tails hieronder.
wijzigen. Zie ook details hieronder.
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z o­als beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
Clock Shift
Oorspronkelijke data
Met deze parameter kunt u de afspeeltijd met een bepaald aantal clock cycles verplaatsen.
CLOCK SHIFT = +240
Op de RM1x is een clock cycle gelijk aan 1/480 kwartnoot.
Een negatieve verplaatsingswaarde verplaatst de timing
CLOCK SHIFT = -240
achterwaarts (naar het begin van de song), terwijl een po­sitieve waarde de timing voorwaarts verplaatst. Een in­stelling van +480, bijvoorbeeld, vertraagt de afspeeltiming met een tel.
•Het is niet mogelijk de afspeeltiming achterwaarts voor-
N.B.
bij het oorspronkelijke startpunt van de song te verplaat­sen. Als u de waarde instelt op bijvoorbeeld -300 worden alle songdata in de eerste 300 clock cycles van de opname exact naar het beginpunt terugverplaatst.
58 RM1x SEQUENCE REMIXER
Gate-tijd
Deze waarde wijzigt de gate-tijden van de noten op de track. U kunt deze wijzigen door de oorspronkelijke gate­tijd te vermenigvuldigen met de wijzigingswaarde (per­centage).
4. Play FX
Original data
De gate-tijd geeft de lengte aan van de tijd dat een noot wordt aangehouden. Voor niet-percussieve voices is de gate-tijd gelijk aan de tijd nodig voor het afspelen.
Als u deze waarde instelt op 100% dan wordt de oorspron­kelijke gate-tijd gebruikt. Als u deze instelt op minder dan 100% dan worden de gate-tijden verlaagd, terwijl hogere waarden de gate-tijd verhogen.
Al de gewijzigde gate-timewaarde minder dan 1 is, dan gebruikt de RM1x een waarde van 1.
Original data
(Gate)
48 48 95 86 48
Gate time modifier = 50%
(Gate)
24 24 47 43 24
Gate-time modifier = 150%
(Gate)
72 72 142 129 72
(Vel)
96 64 32 127 96
VELOCITY OFFSET = -20
(Vel)
76 44 12 107 76
VELOCITY OFFSET = +20
(Vel)
116 84 52 127 116
Het opnemen van de PLAY FX-instellingen
De instellingen van de grid groove kunnen op de volgende manier worden samengevoegd met de sequencedata.
1Stel de PLAY FX in zoals hierboven beschreven. 2Druk op de [P ATTERN] knop om naar Pattern-afspeel-
mode te gaan.
Velocity offset
Met deze parameter kunt u een offset toewijzen aan de velocity-waarden van de track.
Positieve waarden verhogen de afspeel-velocity, terwijl negatieve waarden deze verlagen.
3Druk op de REC knop om in de opneem-standby
mode te komen.
4Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.” 5Druk op de PLA Y knop om het opnemen te starten.
U hoeft geen enkele nieuwe data op te nemen want
de instellingen voor de grid-groove worden automa-
tisch opgenomen.
6Dr uk op de STOP knop om het opnemen te stop-
pen nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De
PLAY FX-instellingen worden automatisch geïnitiali-
seerd als het opnemen wordt gestopt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 59
5. MIDI-delay
5. MIDI-delay
MIDI-Delay-submode creëert delay-effecten die erg veel lijken op de conventionele delay-effecten, maar in dit geval worden de delays gecreëerd door manipulatie van de MIDI-nootdata in plaats van het audiosignaal.
Delay
Track nummer
Parameter Waarden Functie
Delay-tijd Bepaalt de lengte van het delay . Houd er rek ening mee dat de waar-
Delay-niveau 000 ... 127 Selecteert het niveau (volume) van het delay-geluid als een per-
Herhalingen 00 ... 64 Stelt het aantal delay-herhalingen in.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde trackn ummer. Het selecteren van het tr ack-
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
0030, 0040, 0060, 0080, 0120, 0160, 0240, 0320, 0360, 0480, 0720, 0960, 1920 (0030 ... 1920)
den niet continue veranderen als u Displayknop 1 gebruikt. De de­lay-tijd kan met 1-stapseenheden worden aangepast van 0030 tot 1920 door de cursor op de DELAY TIME-parameter te zetten en door de [NO -1]/[YES +1] knoppen te gebruiken. De waarden corresponderen met MIDI-klokken (480 klokken per kwartnoot). Een instelling van “120” produceert een 16e-nootsdelay , een instelling van “240” produceert een 8th-nootsdelay, enz.
centage. Hoe hoger de waarde, hoe sterker het delay-geluid.
Een instelling van bijvoorbeeld “3”, produceert 3 herhalingen.
nummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbord­methode zoals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
Transpose
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
60 RM1x SEQUENCE REMIXER
Feedback
Parameter Waarden Functie
Feedback-velocity -127 ... 000 ... +127 De velocity van de delayed’e noten wordt ge-offset, waarbij het ni-
Feedback-noot -24 ... 00 ... +24, RND De toonhoogte van de delayed’e noten wordt ge-offset zodat iedere herha-
Feedback gate-tijd -100 ... 000 ... +100 geselecteerde percentage zodat de herhaalde noten langer of korter wor-
Feedback klok -100 ... 000 ... +100 D e timing van de delayed’e noten wordt met klok-eenheden ge-offset. Posi-
Tracknummer 01 ... 16 T oont het geselecteerde trackn ummer. Het selecteren v an het track-
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Track nummer
5. MIDI-delay
Transpose
veau van het delay-geluid wordt beïnvloed. Als u de feedback-velocity v an de delay ed’e noot offset, beïnvloedt dez e pa­rameter het niveau van het delay-geluid en op welke manier de herhalin­gen wegsterven. Positieve waarden produceren een toenemend herhalings­niveau, terwijl negatieve waarden een afnemend herhalingsniveau produce­ren .
ling een andere toonhoogte heeft. Door een correcte FB NOTE-waarde in te stellen is het mogelijk om delays te produceren die lijken op glissandos of zelfs arpeggios. Iedere eenheid correspondeert met een halftoon. De “RND”-instelling produceert delay-herhalingen met een random toon­hoogte. De gate-tijd van de dela yed’e noten wordt ge-offset door het
den. P ositie ve instellingen produceren geleidelijk langer herhaalde noten, terwijl negatieve instellingen het tegenov ergestelde eff ect hebben.
tieve instellingen resulteren in een toenemende langere delay-tijd van herha­ling naar herhaling, terwijl negatieve instellingen het tegenovergesteld effect hebben.
nummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbord­methode zoals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
Het opnemen van de MIDI-delay-instellingen
De MIDI-delay-instellingen kunnen op de volgende manier worden samengevoegd met de sequencedata.
1 Stel de MIDI-delay in zoals hierboven beschreven. 2 Druk op de [PATTERN] knop om naar de Pattern-
afspeelmode te gaan.
3 Druk op de REC knop om de record-standbymode
in te gaan.
4 Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.” 5 Druk op de PLAY knop om het opnemen te star-
ten. U hoeft geen nieuwe data op te nemen; de MIDI-
delay-instellingen worden automatisch opgenomen.
6 Druk op de STOP knop om het opnemen te stop-
pen nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De
instellingen voor het MIDI-delay-niveau worden au-
tomatisch op 0 ingesteld als het opnemen wordt ge-
stopt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 61
6. Arpeggio
6. Arpeggio
Met deze submode kunt u simpele automatische arpeggios creëren die gebaseerd zijn op noten gespeeld op het toetsenbord van de RM1x.
Arpeggio-instellingen
Track nummer
Parameter Waarden Functie
Type Selecteert het soort arpeggio.
Soort ON, OFF Bepaalt of de noten van de arpeggio al of niet worden “uitgezocht”
Aanhouden ON, OFF Bepaalt of de arpeggio al of niet zal blijven spelen als de noten
Octaafreeks 1 ... 4 Bepaalt de reeks octaven die de arpeggio bestrijkt. Als deze op “1” is inge-
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde trackn ummer. Het selecteren van het tr ack-
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
OFF, UP, DOWN, ALTER1, ALTER2, RANDOM
Gewoonlijk speelt de arpeggio af al naar gelang de volgorde van de aangeslagen toetsen. Maar als de SORT-parameter (onder) “ON” staat, dan speelt de arpeggio af al naar gelang het geselecteerde TYPE ongeacht de volgorde van de aangeslagen toetsen. “UP” produceert een opgaande arpeggio. “DOWN” produceert een neergaande arpeggio. “ALTER1” en “ALTER2” produceren verschil­lende soorten afwisselende arpeggio’s. En “RANDOM” produceert een random arpeggio.
volgens het geselecteerde arpeggio TYPE (boven).
worden losgelaten Als deze parameter op “ON” staat, dan blijft de arpeggio afspelen wanneer de noten gespeeld op het toetsenbord van de RM1x of een ander extern toetsenbord worden losgelaten. Als dez e op “OFF” staat, dan stopt de arpeggio zodra de noten worden losgelaten.
steld, dan bevat de arpeggio slechts de noten die worden gespeeld op het toetsenbord. Als deze is ingesteld op “2”, “3”, of “4”, dan zal de arpeggio auto­matisch worden uitgebreid om het geselecteerde aantal octaven te dekken.
nummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbord­methode zoals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
Transpose
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
62 RM1x SEQUENCE REMIXER
7. Voice
7. Voice
Met de Voice-submode kunt u verschillende parameters instellen (zoals voice, pan, volume, en effecten) van alle patroontracks. U kunt de voice-waarden afzonderlijk voor iedere stijl instellen. De waarden zijn op alle gedeelten (Gedeelte A tot P) van de stijl van toepassing . Voor algemene informatie over voice en effect, zie Hoofdstuk 1. (pagina’s 37, 39)
• De afspeelknoppen ( , , , / ) blijven werken terwijl u de instellingen wijzigt. U kunt zodoende de resultaten van uw wijzigin-
N.B.
gen afluisteren terwijl u aan het werk bent.
Voicebalans
Transponeren
Tracknummer
Parameter Waarden Functie
Bank (Zie het losse Lijstboek) Selecteert de voicebank.
Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met de voices van de RM1x . Als “*** ***Frase” verschijnt, worden de bank en het wijzigingsnummer van het programma geschakeld al naar gelang de frasedata. Als een ander banknummer wordt geselecteerd, dan worden de displaybank en programmanummers gebruikt voor alle gedeelten.
Programmanummer
Pan Random, L63 ... C ... R63 Stelt geluidsbalans in voor stereo-afspelen.
Volume 000 ... 127 Stelt geluidsvolume in.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
(
Zie het losse Lijstboek
)
Selecteert de voice (voicenummer). Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met de voices van de RM1x.
L63 stelt de positie helemaal naar links in; R63 stelt de positie hele­maal naar rechts in. Als u de pan op Random instelt, dan verandert de positie willekeu­rig iedere keer dat een nieuwe noot wordt afgespeeld . De panwaarde verandert tijdens het afspelen al naar gelang de MIDI­pandata van de track.
Tijdens het afspelen verandert het volume al naar gelang de MIDI­volumedata van de track.
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 63
7. Voice
Effect Send
Tracknummer
Effect Send
Tracknummer
Als de variation verbinding = System
Als variatie-verbinding = Systeem
Als variatie-verbinding = Insertie
Transponeren
Transponeren
Parameter Waarden Functie
Variatie send level 000 ... 127 Stelt signaalniveau in op variatie-effectblok. (When variation connection =System) Variation switch (Als variatie verbinding =Insertie)
Chorus sendniveau 000 ... 127 Stelt signaalniveau in op het chorus-effectblok. Reverb sendniveau 000 ... 127 Stelt signaalniveau in op het reverb-effectblok. Dry level (Als variatie verbinding =Systeem) T r acknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
ON, OFF Selecteert gebruik/niet-gebruik van variatie-effect.
Houd er rekening mee dat u de schakelaar slechts voor 1 track ON kunt zetten. (Als u de waarde op ON instelt, veranderen de andere ON-instellingen in OFF.
000 ... 127
Selecteert op iedere track de hoeveelheid die wordt verstuurd naar de Dry line van het effect. Instelling verschijnt alleen als variatie-type is ingesteld op Systeem.
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
64 RM1x SEQUENCE REMIXER
8. Voice Edit
8. Voice Wijzigen (‘Editten’)
Met deze pagina kunt u de geluidseigenschappen van de voice(s) wijzigen die worden gespeeld in de geselecteerde track. U kunt afzonderlijke edit-instellingen maken van iedere track.
Instellingen zijn niet van toepassing op de voices zelf, maar alleen in de track. Als de voice in de track wijzigt, dan werken de instellingen voor de nieuwe voice. Als u dezelfde voice met verschillende edit-instellingen op verschillende tracks toepast, dan kunnen de geluidseigenschappen geheel anders zijn.
Deze instellingen worden toegepast als offsets op de oorspronkelijke, interne instellingen van de voice.
EG
Tracknummer
Attack-tijd -64 ... 00 ... +63 Stelt de tijd in die het geluid nodig heeft om naar het piekvolume te klim-
Uitsterftijd -64 ... 00 ... +63 Stelt de tijd in die het volume er over doet om van het piekniveau naar het
Loslaat-tijd -64 ... 00 ... +63 Stelt de tijd in die het volume nodig heeft om naar het 0-niveau te
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Transponeren
Parameter Values Function
men, vanaf het allereerste 0-niveau (op het moment dat de toets voor het eerst wordt aangeraakt). Lage waarden produceren een snelle toename in volume, terwijl hogere waarden een meer geleidelijke klim produceren.
“sustain”-niveau te gaan. Lagere w aarden produceren een helder en fris geluid.
dalen nadat de noot “fysiek” is losgelaten. Hoe lager het niveau, hoe sneller het geluid uit is
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie Algemene Bediening (pag. 26) voor meer informatie over het wijzigen van waarden.
Deze waarden besturingen wijzigingen in het volume in tijd, beginnend met het moment waarop de noot aangeslagen wordt en eindigend op het punt waar het geluid is weggestorven. (“EG” staat voor envelope generator.)
EG
Niveau
Attack-
Toets in
tijd
Wegsterf-
tijd
Toets los
Loslaat-
rijd
Tijd
RM1x SEQUENCE REMIXER 65
8. Voice Edit
Pitch Bend/Portamento
Tracknummer
Parameter Values Function
Pitch-Bendbereik -24 ... 0 ... +24 Stelt het bereik in van de toonhoogtev er andering die voor ieder deel
Pitch Bend -8192 ... 0000 ... +8191 Selecteert een “vooringestelde” pitch-bendwaarde voor de tr ac k. Portamento-schakelaar aan/uit ON, OFF Bepaalt of portamento op ieder deel wordt toegepast.
Portamento-tijd 000 ... 127 Bepaalt de snelheid van toonhoogtewijziging op ider deel als de
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Transponeren
kan worden bestuurd door de PITCH BEND-knop. Met een instelling van +12, verandert de toonhoogte een octaaf als toonhoogte-bend maximaal wordt verhoogd of verlaagd. Bij negatie v e instellingen wordt de richting van de toonhoogtewijziging omgedraaid.
Portamento is een functie die de toonhoogte tussen twee noten met een verschillende toonhoogte zachtjes wijzigt. Portamento kan niet worden toegepast op drum voices of SFX kit- voices.
Portamento Schakelaar = ON. Hogere waarden zorgen ervoor dat de toonhoogte langzamer wij­zigt. Lagere waarden produceren een snellere wijziging
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
66 RM1x SEQUENCE REMIXER
8. Voice Edit
LFO
Met de RM1x LFO (Low Frequency Oscillator) kunt u toonhoogte, filter cutoff frequentie of amplitude moduleren, waardoor een groot aantal modulatie effecten ontstaan..
Transponeren
Tracknummer
Parameter Waarden Functie
LFO-snelheid -64 ... 00 ... +63 Stelt de snelheid in van de LFO.
Hogere waarden produceren een snellere LFO-variatie.
Toonhoogte-diepte 000 ... 127 Stelt de mate van LFO-toonhoogtemodulatie in.
Periodieke toonhoogtemodulatie produceert een vibrato-achtig effect. Deze parameter bepaalt in welke mate de LFO de pitch moduleert, en daarmee ook de diepte van de vibrato die daarvan het gevolg is.
Filter-diepte 000 ... 127 Stelt de diepte in van LFO-filtermodulatie.
Periodieke modulatie van de filter-cutoff-frequentie produceert een wah-wah pedaaltype-effect. Deze parameter bepaalt in welke mate de LFO de filter-cutoff-frequentie moduleert, en daarmee de diepte van het effect dat daarvan het gevolg is.
Amp. diepte 000 ... 127 Stelt de diepte in van de LFO-amplitudemodulatie.
Periodieke amplitudemodulatie produceert een tremolo-effect. Deze parameter bepaalt in welke mate de LFO de amplitude moduleert, en daarmee de diepte van de tremolo die daarvan het gevolg is
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 67
8. Voice Editten
Filter
Tracknummer
Cutoff -64 ... 0 ... +63 Stelt de filter cutoff-frequentie in.
Resonantie -64 ... 0 ... +63 Stelt de filterresonantie in.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
Transponeren
Parameter Waarden Functie
Zie hieronder voor details.
Zie hieronder voor details.
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals beschreven op pagina 27.
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
Cutoff
De CUTOFF-waarde stelt de cutoff-frequentie in van het low-passfilter van de RM1x. Als u deze waarde wijzigt, dan verandert het timbre van de voice. Instellingen wor­den afzonderlijk opgeslagen op iedere track.
Resonantie
De RESONANCE-waarde stelt de resonantie voor het low-
passfilter in. Net zoals bij de CUTOFF-waarde, beïnvloedt
de RESONANCE-instelling het timbre van de voice. U
kunt, zoals reeds eerder gesuggereerd, de waarde afzon-
derlijk instellen op iedere track.
Houd er rekening mee dat het filter een low-passfilter is: het filtert de frequenties uit die boven (hoger dan) het cutoff point.
De term resonantie verwijst hier naar de amplificatie
(boost) die wordt toegevoegd op de frequenties in de na-
bijheid van het cutoff-punt. Een ‘boost’ op de overtones in
Als u de cutoff op een hoge waarde instelt, passeren de hoge frequentie harmonischen (boventonen), waardoor een relatief helder geluid ontstaat die in overeenstemming blijft met de golfvorm van de voice. Als u de cutof f op een lage waarde instelt, dan worden de hogere harmonischen te-
dit bereik kan een groot effect hebben op het geluid. Door
voorzichtig te wijzigen, kunt u heel effectieve resonantie-
effecten bewerkstelligen, zoals body-resonantie van een
snaarinstrument, of de kenmerkende slur van een analoge
synthesizer.
gengehouden, waardoor een donker en zacht geluid ge­produceerd wordt.
Loudness
Deze conponenten
passeren.
Deze componenten worden tegenge­houden
Volume
FILTER
Resonantie
Harmonischen
68 RM1x SEQUENCE REMIXER
Cutoff-frequentie
Frequentie
Frequentie
Cutoff-frequentie
9. Effecten
9. Effecten
Met de Patrooneffecten-submode kunt u de effecten selecteren en instellen die zijn toegepast op het patroon. De instelling van de variatie-verbinding bepaalt hoe de RM1x effecten verwerkt. Zie Hoofdstuk 1 (pagina 39) voor meer informatie.
• De afspeelknoppen ( , , , / ) blijven werken terwijl u de instellingen aanpast, zodat u de resultaten van uw wijzigingen
N.B.
kunt afluisteren terwijl u deze aan het maken bent.
Type
Als de variatie-verbinding = Systeem: Als de variatie-verbinding = Insertie:
Parameter Waarden Functie
Variatietype
Chorus-type
Reverb-type
Variatie-verbinding Insertie, Systeem Selecteert het verwerken van het variatie-effect.
(Zie losse Lijstboek )
(Zie losse Lijstboek )
(Zie losse Lijstboek )
Selecteert het variatie-effecttype. Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de RM1x. Selecteert het chorus-effecttype. Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de RM1x. Selecteert het reverb-effecttype. Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de RM1x.
Deze instelling bepaalt of het variatie-effect wordt verwerkt als een insertie-effect of als een systeemeffect. (zie de illustraties op pagi­na’s 40, 41) Als u deze waarde instelt op Insertie, dan kunt u het variatie-effect toepassen op niet meer dan één enkele track. In dit geval kunt u met de toewijsbare controller een van de parameters besturen voor het effect in realtime. Als u de waarde instelt op Systeem, dan werkt het variatie-effect op de­zelfde manier als chorus- en reverb effecten, waardoor u deze kunt toe­passen op alle tracks, en waarden kunt instellen van de send- en return­niveaus.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 69
9. Effecten
Variatie Wijzigen (‘Editten’)
pagina1
Als de variatie-verbinding = Systeem: Als de variatie-verbinding = Insertie:
Chorus Wijzigen (‘Editten’)
Parameter Waarden Functie
(Beschikbare parameters variëren al naar gelang het type.)
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
pagina 2
Als de variatie-verbinding = Systeem: Als de variatie-verbinding = Insertie:
(
Zie losse Lijstboek
)
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de RM1x.
Parameter Waarden Functie
(
(Beschikbare parameters varië­ren al naar gelang het type.) Variatie naar Chorus Sturen 000 ... 127 Stelt niveau in van bus van variatie-eff ectb lok naar chorusblok.
Dry/wet-balans D63>W ... D=W ... D<W63 Stelt balans in tussen wet geluid (geluid gepasseerd door variatie-
Variatie naar Re v erb Sturen 000 ... 127 Stelt niveau in van bus v an variatie-effectblok naar reverbblok.
Variatie Pan L63 ... C ... R63 Stelt stereobalans in van signaal vanuit variatie-effectblok.
Zie losse Lijstboek
)
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de RM1x.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Systeem.
effect) en dry geluid (geen effecten toegepast).. Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Insertie.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Systeem.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Systeem.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
70 RM1x SEQUENCE REMIXER
pagina1
pagina 2
Parameter Waarden Functie
LFO-frequentie 0.00Hz ... 39.7Hz Stelt delay-modulatiefrequentie in. LFO-diepte 000 ... 127 Stelt delay-modulatiediepte in. FB-niveau -63 ... 00 ... +63 Stelt het niveau in waarop de delay-output wordt teruggestuurd naar
de input (negatieve waarden keren de frase om).
Delay Offset 000 ... 063 Stelt offset-waarde in van delay-modulatie.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
9. Effecten
Reverb Wijzigen (‘Editten’)
Parameter Waarden Functie
Stuurt Chorus naar Reverb 000 ... 127 Stelt niveau in van bus in vanuit chorusblok naar reverbblok. Chorus-Pan L63 ... C ... R63 Stelt stereobalans in van signaal vanuit chorusblok.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
pagina1
pagina 2
Parameter Waarden Functie
Reverb-tijd 0.3s ... 30s Stelt lengte van reverb in. Diffusie 00 ... 10 Stelt spreiding van reverb in. InitDelay 00 ... 63 Stelt delay-tijd in tot de early reflections. HPF Cutoff THRU, 22Hz ... 8.0kHz Stelt frequentie in waarop het high-passfilter het lage bereik zal cutten.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 71
9. Effecten
Parameter Waarden Functie
LPF Cutoff 1.0Hz ... 18kHz, THRU Stelt frequentie in waarop het low-passfilter het hoge bereik zal cutten. Reverb-Pan L63 ... C ... R63 Stelt stereobalans in van signaal vanuit reverbblok.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
72 RM1x SEQUENCE REMIXER
10. Opstelling
10. Opstelling
Lage (low) Boost
Met dit onderdeel kunt u de lage frequenties cutten. U kunt zowel de cutoff-frequentie als de gain aanpassen voor maximale flexibiliteit.
Parameter Waarden Functie
Frequentie 50Hz ... 2.0KHz Stelt de cutoff-frequentievan de low boost equalizer. Gain -24 dB ... 0dB ... +24dB Stelt de hoeveelheid lage-frequentieboost of - cut in. Positieve instellingen ‘boost’en’
de lage, terwijl negatieve instellingen een lage-frequentie-cut produceren.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 73
10. Opstelling
Knoppen Toewijzen
Met deze functie kunt u verschillende parameters toewijzen aan de 8 realtime-controllerknoppen van de RM1x (zie pagina 29 voor meer informatie over de controllerknoppen).
Parameter Waarden Functie
Template Met deze parameter kunt u vooringestelde knoptoewijzingen selecteren,
Knopnummer A1 ... A8, B1 … B8 Selecteert een knop die u wilt toewijzen. Groep “A”-toewijzingen
Parameter Selecteert de parameter die u wilt toewijzen aan de geselecteerde
Tr ack AUTO, 01 ... 16 Selecteert de track waarop control zal worden toegepast door de
DEFLT, VOLUME, PAN, REVERB, CHORUS, VARI.,
DEFLT, CC007, CC010, CC091, CC093, CC094 (CC001 ... CC030, CC032 ... CC119)
inclusief de standaardtoewijzingen van de RM1x (meer hieronder). De “DEFLT”-instelling roept de standaard knopinstelling van de RM1x op (die correspondeert met de toewijzingen zoals gelabeld op het paneel). De “VO­LUME”-template wijst elke knop toe om de corresponderende track te kun­nen besturen: groep “A” bestuurt tracks 1 tot en met 8, en groep “B” bestuurt tracks 9 tot en met 16. De “P AN, ” “REVERB, ” “CHORUS, ” en “V ARI. ” templates wijzen de knoppen toe om op dezelfde manier respectievelijk pan, rev erb­sendniveau, chorus-sendniveau, en het sendniveau v an het v ariatie-eff ect te besturen op de corresponderende knoppen.
(A1 … A8) kunt u selecteren als de en groep “B”-toewijzingen (B1 … B8) kunt u selecteren als de knopindicator uit staat.
knop. “DEFLT” is de standaardparameter. “CC007” is master-vo­lume. “CC010” is pan. “CC091” is reverbsendniveau. “CC093” is chorus sendniveau. “CC094” is variatie-effect sendniveau. Houd er rekening mee dat de waarden niet continu veranderen als u dis­play-knop 3 gebruikt. U kunt parameters met stappen van 1 selec­teren van CC001 tot CC119 door de cursor op de PARAMETER te plaatsen en de [NO -1]/[YES +1] knoppen te gebruiken.
geselecteerde controllerknop. Als u “AUTO” selecteert, dan wordt control toegepast op de geselecteerde track in de PATTERN- of SONG-afspeelmode.
knopindicator brandt,
[KNOB]
[KNOB]
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
74 RM1x SEQUENCE REMIXER
10. Opstelling
Uitgangskanaal
Met de TO TG-instelling kunt u het uitgangskanaal van de track naar het toongeneratorblok instellen. Met de MIDI OUT-instellingen kunt u iedere track aan een MIDI OUT-kanaal toewijzen. De RM1x slaat afzonderlijke kanaalarrangementen op van iedere stijl. De toewijzingen veranderen iedere keer automatisch als u wilt overschakelen naar een andere stijl.
Tracknummer
Parameter Waarden Functie
TO TG-kanaalinstelling OFF, 01 ... 16 Stelt kanaaltransmissie in op het toongeneratorblok. Als deze op OFF is
ingesteld, worden er geen data naar TG-b lok gestuurd.
MIDI OUT -kanaalinstelling OFF, 01 ... 16 Stelt kanaaltransmissie in naar de MIDI OUT connector. Als dez e op
OFF is ingesteld, dan stuurt RM1x geen data naar de MIDI OUT.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode z oals beschreven op pagina 27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 75
11. Disk
11. Disk
In de Disk-submode kunnen data worden uitgewisseld tussen een floppy disk en de RM1x. De Disk-submode bevat de volgende vijf groepen handelingen.
Opslaan
Opslaan Hiermee kunt u data opslaan vanaf interne geheugen naar floppy disk. Laden Hiermee kunt u files laden vanaf floppy disk naar interne geheugen. Opnieuw een naam geven Hiermee kunt u de filenaamwijzigen van een file die is opgeslagen op floppy disk. Wissen Hiermee kunt u een file wissen vanaf floppy disk. Formatteren Hiermee kunt u een floppy disk formatteren (initialiseren).
Parameter Waarden Functie
Filetype
Stijlnummer U01 ... U50 Selecteert de user-stijl die wordt opgeslagen. Filenaamlokatie Filenaam(letter)teken A ... ~ Selecteert een (letter)teken om deze in te voeren op de (letter)tekenpositie. SAVE! - Voert het opslaan uit. Standaardnaam - Voert automatisch de standaard filenaam in. (Letter)teken wissen - Verplaatst de (letter)tekencursor een lokatie terug en wist het
Invoeren - Voert het (letter)teken (geselecteerd met lettertekenknop 4,
PATT, SMF, SMF+TG Header, ALL
Selecteert het filetype. U kunt een van de vijf types files selecteren om deze op te slaan. Zie “Filesoorten gehanteerd op de RM1x.” voor details over de filetypes (pagina 43)
Stelt de (letter)tekencursor in op een willekeurige lokatie in de filenaam van 8 (letter)tekens.
(letter)teken op die lokatie.
CHARACTER) in op de (letter)tekenpositie in de filenaam.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
1 Voer een juist geformatteerde floppy disk in de
RM1x-diskdrive in: sluiting eerst met het gelabelde kant naar boven. Stop de disk er voorzichtig in tot deze op zijn plaats klikt. Zie “Formatteren” op pagina
5 Druk op de
opslaan, of de
[YES+1]
knop om verder te gaan met
knop om te annuleren. Het
[NO-1]
bericht “Executing” verschijnt terwijl de data worden
opgeslagen.
79 als u eerst een disk moet formatteren.
• Voordat u een floppy disk kunt gebruiken om er data in op
N.B.
2 Met de Displayknoppen 1 en 2 selecteert u het type en
het nummer van de file die u wilt opslaan. Houd er reke­ning mee dat als u een patroon als een SMF-file opslaat, u met het toetsenbord tevens het gedeelte selecteert die u wilt bewaren (de toetsenbordindicator die correspon­deert met het geselecteerde gedeelte gaat knipperen).
3 Voer indien nodig een nieuwe filenaam in. Met
Displayknoppen 3 en 4 selecteert u een (letter)teken-posi­tie en (letter)teken. Druk dan op de F4-functieknop (Enter) om het geselecteerde (letter)teken op de geselecteerde plaats in te voeren. Herhaal totdat de filenaam compleet is.
4
Druk op de F1-functieknop (SAVE!). U dient het bericht “Are you sure? (Yes/No)” op de display bevestigen.
te slaan, moet deze eerst worden geformatteerd. (pagina
79)
• Als de hoeveelheid data groter is dan de beschikbare ruimte op de floppy disk, dan verschijnt het bericht “Disk Full”. In dit geval kunt u files van de disk wissen die u niet nodig heeft en opnieuw beginnen met opslaan.
• Zorg ervoor dat u niet per ongeluk belangrijke data van disk verwijdert.
• Als u een stijl opslaat, dan worden geheugennummers zon­der data getoond als “********”. Als u deze stijlen wilt opslaan, verschijnt het bericht “No Data”, waardoor het onmogelijk is om door te gaan met opslaan.
• Het schrijfbeveiligingsschuifje moet in de “schrijven toe­gestaan”-positie staan om op te slaan. Als dit niet het ge­val is, dan verschijnt de foutmelding “Write Protected!” als u probeert op te slaan.
76 RM1x SEQUENCE REMIXER
Laden
Filetype P ATT , ALL Selecteert het filetype. U kunt een of twee filetypes selecteren die u
Diskfile Selecteert de file die u wilt laden. Stijl/gedeelte U01 ... U50 / A ... P Selecteert de stijl en/of gedeelte van de laadbestemming. LOAD! - Voert het laden uit. PrePlay - Speelt de file af voordat u laadt, als u Patroon heeft geselecteerd
11. Disk
Parameter Waarden Functie
wilt laden. Zie “Filesoorten gehanteerd op de RM1x” op pagina 43 voor details over de filetypes.
als het filetype, en als een Standaard MIDI-Fileformaat 0-file is ge­selecteerd. Op deze manier kunt u handig de inhoud van de file controleren.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
1 Stop de disk met de file die u wilt laden in de RM1x-
diskdrive.
2 Met Displayknop 1 kunt u het filetype selecteren dat
u wilt laden: “PATT” om alleen patroonfiles in de file­lijst te tonen, of “ALL” om alle beschikbare files in de filelijst te tonen.
3 Met Displayknop 2 kunt u de file selecteren die u wilt
laden uit de filelijst op de display.
4 Met Displayknop 4 kunt u het user-patroon selecte-
ren waarin u de data wilt laden. Houd er rekening mee dat als u een SMF-file laadt, u met het toetsen­bord tevens het gedeelte moet selecteren waarop u de data wilt laden via (de toetsenbordindicator die
5 Druk op de F1-functieknop (LOAD!). Het bericht “Are
you sure? (Yes/No)” verschijnt op het scher m.
6 Druk op de
laden, of de richt “Executing” verschijnt terwijl de data worden opgeslagen.
• Als u een “Alle-Datafile” laadt, worden alle data zoals
N.B.
Patronen, Patroon-chains, Frases, Songs, en Systeem-op­stelling overschreven. Als het interne geheugen data be­vat die u wilt bewaren, dan moet u deze bewaren op disk voordat u andere data laadt.
• Als de data die u wilt bewaren meer ruimte in beslag ne­men dan er beschikbaar is, verschijnt het bericht “Memory Full”. U moet in dit geval data wissen die u niet meer no­dig heeft en het laden herhalen.
correspondeert met het geselecteerde gedeelte gaat knipperen).
[YES + 1]
[NO - 1]
knop om verder te gaan met
knop om te annuleren. Het be-
RM1x SEQUENCE REMIXER 77
11. Disk
Opnieuw een naam geven
Parameter Waarden Functie
Filetype P ATT , ALL Selecteert het filetype. U kunt een of twee filetypes selecteren die u
Diskfile Selecteert de file die u opnieuw een naam wilt geven. Filenaamlokatie Stelt de (letter)tekencursor in op willekeurige lokatie in de filenaam
(Letter)teken van Filenaam A ... ~ Selecteert een (letter)teken die u wilt invoeren op de (letter)tekenpositie. RENAME! - Voert het opnieuw een naam geven uit. (Letter)tekens verwijderen - Verplaatst de (letter)tekencursor een plaats terug en wist het
Invoeren - Voert het (letter)teken die u heeft geselecteerd met Displayknop 4
wilt laden. Zie “Filesoorten gehanteerd op deRM1x” op pagina 43 voor details over de filetypes.
van 8 (letter)tekens.
(letter)teken op die plaats.
(CHARACTER) in op de (letter)tekenpositie in de filenaam.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
1 Zorg ervoor dat u de disk die u opnieuw een naam
wilt geven juist invoert in de RM1x floppy-diskdrive.
5 Druk op de F1 functieknop (RENAME!). “Executing”
verschijnt vervolgens terwijl een nieuwe naam wordt toegewezen.
2 Met Displayknop 1 selecteert u het filetype die u op-
nieuw een naam wilt geven: “PATT” om alleen patroonfiles in de filelijst te tonen, of “ALL” om alle beschikbare files in de filelijst te tonen.
3 Met Displayknop 2 selecteert u de file die u opnieuw
een naam wilt geven uit de filelijst op de display.
• Als u de filenaam-extension van een SMF-file opnieuw
N.B.
een naam geeft, kunt u de file wellicht niet meer laden.
• Het schrijfbeveiligingsschuifje moet in de “schrijven toe­gestaan”-positie staan om op te slaan. Als dit niet het ge­val is, dan verschijnt de foutmelding “Write Protected!” als u probeert op te slaan.
4 V oer een nieuwe filenaam in. Use Displayknoppen 3
en 4 om een (letter)tekenpositie en (letter)teken te selecteren. Druk dan op de F4 functieknop (Enter) om een geselecteerd (letter)teken in te voeren op de geselecteerde plaats. Herhaal totdat de filenaam compleet is.
78 RM1x SEQUENCE REMIXER
Wissen/Formatteren/Informatie
Parameter Waarden Functie
Filetype P ATT , ALL Selecteert het filetype. U kunt een of twee filetypes selecteren die u
wilt laden. Zie “Filesoorten gehanteerd op deRM1x” op pagina 43 voor details over de filetypes.
Diskfile Selecteert de file die u wilt wissen. DELETE! Voer het wissen uit. FORMAT! Voert het formatteren uit.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
11. Disk
Delete
1 Stop de disk met de file die u wilt wissen in de RM1x-
diskdrive.
2 Met Displayknop 1 selecteert u het filetype die u wilt
wissen: “PATT” om alleen patroonfiles in de filelijst te tonen, of “ALL” om alle beschikbare files in de filelijst te tonen.
3 Met Displayknop 2 selecteert u de file die u wilt wis-
sen van de filelijst op de display.
4 Druk op de F1-functieknop (DELETE!). Het “Are you
sure? (Yes/No)” bericht verschijnt op de display.
5 Druk op [YES + 1] knop om door te gaan met het
wissen, of de [NO - 1] knop om te annuleren. “Executing” verschijnt terwijl de data worden gewist.
Formatteren
1 Stop de disk die u wilt formatteren in de disk-drive
van de RM1x .
• Als u wist, dan gaat de geselecteerde file voor altijd verlo-
N.B.
ren en kan niet meer worden hersteld. Voordat u deze han­deling uitvoert, dient u zeker te weten of u wilt wissen.
• Als de data al op disk zijn opgeslagen, let er dan op deze
niet te formatteren. Als u dit doet, gaan alle eerder opge­slagen data verloren.
• Het “Disk Information”-gebied aan de rechterkant van het
scherm toont de afmeting van de geselecteerde file, de to­tale afmeting van alle files en vrije gebied op de floppy disk. U kunt in dit gebied aflezen welke files u wilt wis­sen.
2 Druk op de F4-functieknop (FORMA T!). Het “Are you
sure? (Yes/No)” bericht verschijnt in de display.
3 Druk op [YES + 1] knop om door te gaan met format-
teren , of de [NO - 1] knop om te annuleren. “Executing” verschijnt terwijl de disk wordt geformat­teerd.
RM1x SEQUENCE REMIXER 79
12. Job
12. Job
Met de patroonjobs van de RM1x kunt u verschillende handelingen uitvoeren op frases en patronen.
U selecteert de job uit de joblijst met de Displayknop 1, 2 of de CURSOR-knoppen. U kunt tevens selecteren met de F4-knop.
Joblijst
Categorie Waarden Functie
UNDO/REDO 00 Undo/Redo Als UNDO: Annuleert de laatste handeling. Als REDO: Annuleert de laatste UNDO NOTE 01 Quantize Quantize’t noot-events in geselecteerd segment van geselecteerde user frase NOTE 02 Velocity wijzigen Wijzigt velocities in geselecteerd segment van geselecteerde user-frase. NOTE 03 Gate Time wijzigen Wijzigt gate-tijden in geselecteerd segment van geselecteerde user-frase. NOTE 04 Crescendo Vergroot/verkleint geleidelijk de velocity op geselecteerd segment. NOTE 05 Transponeren Transponeert alle noten op geselecteerd segment. NOTE 06 Glide Produceert geleidelijke overgang van een noot naar de andere in het geselecteerde segment. NOTE 07 Roll creëren Voegt herhaalde nootdata toe aan het geselecteerde segment om snelle rolls te creëren. NOTE 08 Akkoord sorteren Sorteert elke noot-event van een akkoord (in geselecteerd segment) op toonhoogte. NOTE 09 Akkoord scheiden Breekt iedere noot-event van een akkoord (in geselecteerd segment) in afzonder-
lijke noten, gescheiden door aangegeven delay-tijd. EVENT 10 Shift Clock Verplaatst alle data (in geselecteerd segment) op geselecteerd aantal clock cycles. EVENT 11 Kopieerevent Kopieert alle events in geselecteerd segment naar betreffend gebied. EVENT 12 Wisevent Wist alle events in een geselecteerd segment (en vervangt deze met pauzes). EVENT 13 Extract Event Verplaatst events van een bepaald type uit een geselecteerd segment uit 1
frase naar hetzelfde segment in een andere frase. EVENT 14 Continue data creëren Selecteert bepaald type continue control-changedata in het geselecteerde
segment. EVENT 15 Uitdunnen Vermindert herhalingen van geselecteerd eventtype (in geselecteerd segment) EVENT 16 Control Data wijzigen Wijzigt of offset de waarden van alle voorkomende geselecteerde types
control change data met het geselecteerde segment. EVENT 17 Time Stretch Vergroot/verkleint de timing in een geselecteerd segment. PHRASE 18 Frase kopiëren Kopieert frase in geselecteerd gebied. PHRASE 19 Frase uitwisselen Verwisselt de inhoud van twee geselecteerde frases. PHRASE 20 Frase mixen Mixt een frase in een ander. PHRASE 21 Frase toevoegen Voegt een frase toe aan een ander. PHRASE 22 Frase splitsen Splitst frase in twee frases. PHRASE 23 Frase creëren Creëert user-frase uit geselecteerde songdata. PHRASE 24 Frase neerzetten Kopieert user-frase in de song. PHRASE 25 Frase wissen Wist alle data uit user-frase. PHRASE 26 Frasenaam Wijst naam toe aan user-frase. TRACK 27 Track kopiëren Kopieert de data uit een geselecteerde track naar een tweede geselecteerde track. TRACK 28 Track uitwisselen Wisselt de inhoud van twee geselecteerde tracks. TRACK 29 Track wissen Wist all data van geselecteerde track, wist voice-instellingen, en initialiseert
afspeeleffecten opnieuw.. TRACK 30 Afspeeleffecten normaliseren Past de PLAY FX en GRID GROOVE instellingen toe op de sequencedata,
waarbij de bestaande sequencedata worden overschreven. TRACK 31 Drumtrack verdelen Splitst de nootevents in een geselecteerde track en plaatst de noten die
corresponderen met verschillende druminstrumenten in andere tracks. PATTERN 32 Patroon kopiëren Kopieert data uit geselecteerde patroontrack in patroontrack van bestemming. PATTERN 33 Patroon toevoegen Voegt een patroon bij de andere. PATTERN 34 Patroon splitsen Splitst een patroon in twee patronen. PATTERN 35 Patroon wissen Wist alle data uit geselecteerd patroon. PATTERN 36 Stijlnaam Geeft een naam aan de geselecteerde stijl.
pagina
82 82 84 85 86 87 87 88 88 89
89 89 90 90
91
91 92
92 92 93 93 93 94 94 95 95 95 95 96 96
96
97
97 97 98 98 98
80 RM1x SEQUENCE REMIXER
Parameter Waarden Functie
Categorie UNDO/REDO, NOTE, EVENT, Selecteert de categorie.
Job 00 ... 36 Selecteert de job. Selecteren Springt naar de geselecteerde job in de joblijst.
Een job selecteren
12. Job
PHRASE, TRACK, PATTERN
1 Druk op de SUBMODE
“menu” te zien.
knop. U krijgt een job-
[JOB]
• Zet de elektriciteit niet uit terwijl een job bezig is (terwijl
N.B.
het bericht “Executing...” op het scherm staat), daar dit verlies van uw opgenomen data ten gevolge kan hebben.
2 Selecteer een job. U kunt dit op verschillende ma-
nieren doen, zoals hieronder aangegeven:
3 Druk op de F4-functieknop (Select) om naar de ge-
selecteerde job te gaan.
CURSOR-knoppen Met de CURSOR-knoppen kunt u naar de gewenste job scrollen. Druk
dan op de Select-functieknop (F4, onder “Select” op de display).
Displayknoppen Met de knop onder “JOB” op de display kunt u door de joblijst scrol-
len. Druk dan op de Select-functieknop (F4, onder “Select” op de display). U kunt bovendien met de CATEGORY-knop tussen job­categorieën te switchen (deze staan aan de linkerkant van de jobs).
[NO - 1]/[YES + 1]
Numerieke Selectie Met de numerieke invoermethode zoals beschreven op pagina 26 kunt
knoppen
Druk een keer kort op de het menu te gaan in de corresponderende richting, of houd de knop voor continu scrolling ingedrukt. Als de gewenste job staat gemarkeerd, druk dan op de S
u het gewenste jobnummer invoeren. Het jobnummer gaat knipperen in de rechterbovenhoek van de display. Druk daarna op de
elect
-functieknop
of
[NO - 1]
[YES + 1]
(F4, onder “Select” op de displa y).
knop om stapsgewijs door
[EXIT]
knop.
4 Stel de jobparameters als gewenst in. De job-
parameters worden beschreven in de job-beschrij­vingen die hieronder volgen.
5 Druk op de F4-functieknop (DO!) om de job uit te
voeren.
RM1x SEQUENCE REMIXER 81
12. Job
Undo/Redo
Job 00 Undo/Redo
1
2
De Undo-job annuleert de wijzigingen die u heeft aangebracht in uw meest recente patch-sessie, opnamesessie, editsessie, of job, waarbij de data hersteld worden in hun oorspronke­lijke staat. Hiermee kunt u onopzettelijk dataverlies herstel­len.
De Redo-job, die slechts beschikbaar is nadat u een Undo uit­voert, annuleert de Undo en herstelt de wijzigingen.
De Undo/Redo-job is effectief op patch-sessies in de PATTERN-mode, en opnamesessies in PATTERN-mode en SONG-mode, editsessies, en jobs (met uitzondering van de Songnaam- en Frasenaamjobs).
Noot
Job 01 Quantize
1
Deze job quantize’t nootevents in een geselecteerd gedeelte van een geselecteerde track. Quantize is het aanpassen van de timing van nootevents door deze dichter naar de dichtstbij­zijnde pauzegrens te trekken (of quantize-regel). Met dit on­derdeel kunt u bijvoorbeeld de timing van een performance die u heeft opgenomen in realtime verbeteren.
Alvorens u de job uitvoert, moet u de muziekpauze (of quan­tize-waarde) instellen die u wilt gebruiken. Deze waarde stelt de afstand in tussen aangrenzende quantize-regels. De figuur hieronder illustreert het concept van kwartnoot en achtste-noot quantize-waarde.
2
3
4
5
6
De Undo-job is slechts effectief op de meest recente data­wijzigingen. Als u bijvoorbeeld een opnamesessie uitvoert en daarna een editsessie, is de Undo alleen beschikbaar voor de editsessie. (Maar houd er rekening mee dat als u naar een op­name-, edit-, of jobscherm gaat, en vervolgens de handeling verlaat zonder wijzigingen aan te brengen, dit niet geldt als een sessie.)
U kunt dezelfde wijziging zo veel keren als u wilt undo’en en vervolgens redo’en (verondersteld dat u in de tussentijd geen andere wijzigingen maakt). Dit is handig als u twee versies van uw data wilt vergelijken.
1. Undo/Redo-indicatie
Het scherm toont het woord Undo of Redo om aan te geven dat de job beschikbaar is.
Zodra u een Undo uitvoert verandert de jobnaam in Redo. De Redo blijft beschikbaar totdat u opnieuw data wijzigt.
2. Undo/Redo-doel
De twee teksten aan de onderkant van het scherm ge­ven de data-wijziging die voor undo’en of redo’en be­schikbaar is. Dit zal de meest recent uitgevoerde edit, opname, of job gerelateerde datawijziging zijn. (In het bovengenoemde voorbeeld werd de meeste recent wij­ziging gemaakt door de Quantize-job uit te voeren in de PATTERN-mode.)
Oorspronkelijke nootdata
Resultaat als quantizing-waarde is (op 100% sterkte
Resultaat als quantizing-waarde is (op 100% sterkte
Kwartnoot-lengte
De quantize-sterkte bepaalt hoe dicht noten naar de dichtstbij­zijnde quantize-regel worden getrokken.
Met de swing-snelheid kunt u de nootevents in iedere even genummerde nootpauze licht delay’en. Daarbij voegt u een “swing” toe aan de muziek. Bij bijvoorbeeld een achtste­noots quantize-waarde is de delay van toepassing op alle noten die beginnen in de tweede, vierde, zesde of achtste pauze van de maat, zoals boven geïllustreerd.
Oorspronkelijke timing
Quantizing-waarde= , Swing-snelheid= 50% (geen delay)
Quantizing-waarde= , Swing-snelheid = 60% (delay toegepast
Kwartnoot-lengte
82 RM1x SEQUENCE REMIXER
U kunt ten slotte de swing verder verbeteren door de gate­tijden in iedere tweede pauze aan te passen.
12. Job
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelf de frase in waarin wijziging wordt gemaakt.
Instellingen:001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het gebied van de frase in waarop wijzigingen worden gemaakt. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 999:8:479
3. Quantize-waarde
De Quantize-waarde stelt de quantize-pauze in. U kunt deze waarde instellen met de
[NO - 1]
of
[YES + 1]
knop, of door op de betreffende toetsen te drukken op het numerieke toetsenpad.
Houd er rekening mee dat de instellingen zowel “nor­male” als “triool”-pauzes creëren in dezelfde ruimte. De bijvoorbeeld stelt quantize-regels in op iedere achtste-noot ruimte en op iedere achtste-noot triool­spacing.
Instellingen: 32e-nootpauzes 16e-trioolpauzes 16e-nootpauzes 8e-trioolpauzes 8e-nootpauzes Kwartnoot-trioolpauzes Kwartnootpauzes 16e-noot en 16e-triool 8e-noot en 8e-triool
pauzes
pauzes
Oorspronkelijke data (verondersteld 4/4 meter)
Quantize-sterkte = 100% (waarbij quantize-waarde = )
Quantize-sterkte = 50% (waarbij quantize-waarde = )
Instellingen: 000% ... 100%
5. Swing-snelheid
Met deze instelling kunt u een delay instellen op de no­ten in iedere even genummerde quantize-interval (maar zie ook onder) om een meer swingend ritme te produce­ren. Deze wijziging kunt u maken nadat quantize com­pleet is: eerst worden de noten ge-quantize’d, en vervol­gens wordt de swing-delay (zo u wenst) toegepast.
Bij een 32e, 16e, 8e, of kwartnoot quantize-waarde, past de RM1x de delay toe op iedere even genummerde pauze. Bij bijvoorbeeld een 8e-noot, zijn de noten in de eerste 8e-nootpauze normaal, de noten in de tweede 8e-noot pauze worden ge-delay’d, de noten in de derde pauze zijn normaal enzovoort.
Bij een van de triool quantize-waarden, past de RM1x de delay toe op de noten in iedere derde pauze. Bij de of
quantize-waarde, past de RM1x de delay toe op slechts het niet-triool deel van het ritme (alleen op de of ritme). De “swing-snelheid” wordt gegeven als een schaalwaarde die de positie aangeeft van de verplaatste “beat.” Bij niet­triool ritmes, laat een waarde van 50% de positie onge­wijzigd, terwijl hogere waarden een delay toepassen. (In dit geval betekent 100% de dubbele lengte van de quan­tize-pauze.) De beschikbare instellingen hangen af van het type ritme, zoals hieronder beschreven.
4. Sterkte
De Sterktewaarde stelt de waarde in waarmee de noot events naar de dichtstsbijzijnde quantize-regel worden getrokken.
Een instelling van 100% trekt iedere nootevent hele­maal naar de dichtstsbijzijnde quantize-regel. Een in­stelling van 50% trekt iedere noot slechts voor de helft naar de dichtstsbijzijnde quantize-regel.
Waarbij quantize-waarde , , of is:
0% 50% 75% 100%
Instellingsbereik
Bij de hierboven genoemde quantize-waarden, een in­stelling van 50% produceert geen wijziging, waardoor de even genummerde pauzes precies gecentreerd blij­ven. Hogere waarden brengen de pauze naar rechts, en produceren een toegevoegde swing. De maximale in­stelling is 75%, die de pauze met een hoeveelheid ver­plaatst die gelijk is aan anderhalf keer de quantize­waarde.
RM1x SEQUENCE REMIXER 83
12. Job
Waar quantize waarde is , of :
0% 66%33% 83% 100%
De gate-tijd is de tijdslengte waarop een noot wordt aange­houden. Met deze instelling kunt u dus de noten in de pauzes waarvan de swing is aangepast, verlengen of verkorten.
Een instelling van 100% laat de oorspronkelijke gate­tijd ongewijzigd. Hogere instellingen verhogen de gate­tijd, terwijl lagere instellingen deze verkleinen.
Instellingsbereik
Bij de triool quantize-waarden (zie boven), past de RM1x de verplaatsing alleen toe op de derde pauze. In dit geval, produceert een instelling van 66% geen wij­ziging (waardoor de derde pauze op de oorspronkelijke plaats blijft). Hogere waarden verplaatsen de pauze naar rechts. De maximale instelling is 83%, die de pauze verplaatst met een waarde van anderhalf keer de quan­tize-waarde. (Houd er rekening mee dat in dit geval de 100%-schaal drie keer de quantize-lengte betekent.)
Waarbij quantize-waarde , is:
0% 50%33% 66% 100%
Instellingsbereik
Bij normale plus-triool quantize-waarden past de RM1x de verplaatsing slechts toe op het niet-trioolgedeelte van het ritme, zoals hierboven is geïllustreerd. In dit geval pro­duceert een instelling van 50% geen verplaatsing, terwijl hogere waarden de even pauze naar rechts verplaatsen. Houd er rekening mee dat de maximale instelling 66% is, waardoor de pauze helemaal naar rechts, naar de positie van de derde noot in het triool-ritme gaat. (De 100%-schaal
betekent dubbele of quantize-lengte.)
Instellingen: Quantize-waarde is , , , : 50% ... 75% Quantize-waarde is , of : 66% ... 83% Quantize-waarde is of : 50% ... 66%
Als een gewijzigde gate-tijdwaarde minder dan 1 is, dan stelt de RM1x de waarde in op 1.
Instellingen: 000% ... 100% ... 200%
Job 02 Velocity wijzigen
1
Deze job wijzigt de velocity-waarden van het geselecteerde bereik no­ten (toonhoogten) in het geselecteerde gedeelte van de bestemmingstrack. Onthoud dat velocity verwijst naar de kracht waarmee een noot wordt aangeslagen. Het precieze effect van een velocity-wijziging al naar ge­lang de voice: meestal produceert een hogere velocity een harder geluid.
Met deze job kunt u alle betreffende noten op een identieke velocity-waarde instellen, of u kunt een relatieve (lineaire) wijziging aanbrengen op de oorspronkelijke velocity-waar­den.
Voor het maken van een relatieve wijziging heeft u twee para­meters nodig: de Range en de Offset. De Range-waarde past een proportionele wijziging toe op de velocity-waarde, terwijl de Offset-waarde (die wordt toegepast na de Range-waarde) een vaste waarde toevoegt. De relatie is als volgt:
Gewijzigde velocity = (oorspronk elijke velocity X Range) + Offset.
2
3
4
5
• Als u STRENGTH onder 100% instelt, kunnen noten op
N.B.
willekeurige posities binnen de pauze voor de “swing-snel­heid”-verplaatsing liggen . In dit geval schuift de RM1x alle noten binnen de pauze met een zelfde hoeveelheid.
• Als de STRENGTH minder dan 100% is, is het mogelijk dat de swing-wijziging enkele noten in de volgende pauze drukt. Als de RM1x een noot achter een of meer noten in de volgende pauze moet drukken, dan worden deze an­dere noten tevens naar dezelfde lokatie verplaatst.
6. Swing Gate-Tijd
Deze waarde past een proportionele wijziging toe op de gate­tijd van de noten in de pauzes waarvan de swing is gewijzigd.
84 RM1x SEQUENCE REMIXER
Als het resultaat van de wijziging minder dan 1 is, dan stelt de RM1x de waarde op 1 in. Als het resultaat hoger is dan 127, dan stelt de RM1x de waarde in op 127.
1. Frase-instelling: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijziging er wordt toege­past.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in op welke wijziging er wordt gemaakt. Het eerste gedeelte stelt de maat, tel, en klok voor het beginpunt in; het tweede gedeelte stelt het eind­punt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 999:8:479
12. Job
3. Set All (alles instellen)
Met deze parameter kunt u de velocities van alle be­treffende noten instellen op dezelfde vaste waarde (1 tot 127). Als u dit onderdeel niet wilt gebruiken (als u in plaats hiervan de lineaire wijziging wilt maken), dan stelt u de waarde in op Off.
Houd er rekening mee dat als de instelling een andere is dan Off, de waarden Bereik en Offset worden genegeerd.
Instellingen: Off (0), 001 ... 127
4. Range (bereik)
De Bereikparameter past een proportionele wijziging toe op de velocities van alle betreffende noten. Een in­stelling van 100% produceert geen verandering; een instelling van 50% verdeelt de velocities in de helft; een instelling van 200% verdubbelt de velocities.
Instellingen: 000% ... 100% ... 200%
oorspronkelijke velocities
(Vel)
96 64 32 127 96
Bereik= 50%
5. Offset
Deze parameter voegt een vast waarde toe aan alle velocity­waarden waarvan het Bereik is aangepast. Een instelling van 0 produceert geen wijziging. Positieve waarden verhogen de velocity , terwijl negatieve waarden deze verlagen.
Instellingen: -99 ... +00 ... +99
Oorspronkelijke velocities
(Vel)
96 64 32 127 96
Offset = -20
(Vel)
76 44 12 107 76
Offset = +20
(Vel)
116 84 52 127 116
(Vel)
48 32 16 63 48
Bereik= 150%
(Vel)
127 96 48 127 127
Job 03 Gate-tijd wijzigen
1
Deze job wijzigt de gate-tijden van het geselecteerde bereik noten (toonhoogtes) in het geselecteerde gedeelte van de be­stemmingstrack. De gate-tijd verwijst naar tijdsduur waarmee een noot wordt aangehouden. Bij niet-percussieve voices, is de gate-tijd gelijk aan de afspeeltijd.
Met deze job kunt u alle betreffende noten wijzigen in enkele vaste gate-tijden, of u kunt een relatieve (lineaire) wijziging toepassen op de oorspronkelijke gate-tijden. Bij het maken van een relatieve wijziging, maakt u gebruik van twee parameters: het Bereik en de Offset. De Bereikwaarde past een proportionele wijziging toe op de gate-tijd, terwijl de Offset-waarde (die wordt toegepast na de wijziging van Be­reik) een vaste waarde toevoegt. De relatie is als volgt:
Aangepaste gate-tijd
= (oorspronkelijke gate-tijd X Bereik) + Offset.
2
3
4
5
Als de wijziging minder dan 1 is, dan stelt de RM1x de waarde in op 1.
1. Frase-instelling: Phrs
RM1x SEQUENCE REMIXER 85
12. Job
Stelt de frase in naar welke wijziging is gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: clock 001:1:000 ... 257:1:000
3. Set All (alles instellen)
Met deze parameter kunt u alle betreffende noten in­stellen op een identieke gate-tijd (1 tot 9999). Als u geen gebruik maakt van dit onderdeel (als u in plaats hiervan een lineaire wijziging wilt maken), stel dan de waarde in op Off.
Houd er rekening mee dat als de instelling een andere is dan Off, de Bereik- en Offset-waarden genegeerd wor­den.
Instellingen: Off (0), 0001 ... 9999
4. Range (bereik)
De Bereikparameter maakt een proportionele wijziging op de gate-tijd van alle betreffende noten. Een instel­ling van 100% produceert geen wijziging; een instel­ling van 50% verdeelt de gate-tijd in tweeën; een in­stelling van 200% verdubbelt de gate-tijd.
Instellingen: 000% ... 100% ... 200%
5. Offset
Deze parameter voegt een vaste waarde toe aan alle gate­tijden die door het Range zijn gewijzigd. Een instelling van 0 produceert geen wijziging. Positieve waarden vergroten de gate-tijd, terwijl negatieve waarden deze verkleinen.
Instellingen:-9999 ... +0000 ... +9999
Oorspronkelijke gate-tijd
(Gate)
32 32 32 48 48
Offset = -20
(Gate)
12 12 12 28 28
Offset = +20
(Gate)
52 52 52 68 68
Job 04 Crescendo
1
2
Oorspronkelijke gate-tijd
(Gate)
32 32 32 48 48
Bereik= 50%
(Gate)
16 16 16 24 24
Bereik= 150%
(Gate)
48 48 48 72 72
3
Met deze job kunt u een crescendo of decrescendo aan de geselecteerde reeks noten (toonhoogten) toevoegen in het ge­selecteerde gedeelte van de bestemmingstrack. De RM1x pro­duceert het effect door een lichte wijziging te maken op de velocity (offset) aan het begin van het gedeelte, met de offset die langzaam toeneemt tot het einde van het gedeelte.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden ge­maakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte: (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
3. Velocity-bereik
Met de Velocity-bereikparameter kunt u de intensiteit van de crescendo instellen. Deze instelling selecteert de waarde die is toegevoegd aan de velocities van noten bij de eindmeter en -tel van
86 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
het gedeelte. De RM1x verhoogt geleidelijk de hoeveel­heid die wordt toegevoegd aan (of afgehaald van) de velocities binnen het gedeelte, beginnend met een “0”­hoeveelheid aan het begin van het gedeelte, en eindi­gend met het volledige aantal uit het bereik aan het einde van het gedeelte.
De velocity kan niet minder zijn dan 1 of hoger dan
127. Gewijzigde waarden onder 1 worden verhoogd naar 1, en gewijzigde waarden boven 127 worden op 127 ingesteld.
Instellingen: -127 ... 0 ... +127
Oorspronkelijke velocities
(Vel)
64 64 64 64 6464
Bereik= +50 (M: 001:1 ~ 003:1)
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
3. Notenbereik (Note = C-2~G8)
Stelt het notenbereik in dat moet worden getranspo­neerd.
Instellingen: C-2 ... G8
4. Transponeren
De transponeerwaarde stelt het aantal transponeerpauzes in (halftonen). Een waarde van +12 transponeert alle betreffende noten met exact 1 octaaf, terwijl een waarde van 12 naar beneden transponeert met een octaaf.
Instellingen: -127 ... +000 ... +127
Job 06 Overgang (Glide)
1
2
3
(Vel)
64 74 84 94 114104
Bereik= –50 (M: 001:1 ~ 003:1)
(Vel)
64 54 44 34 1421
Job 05 Transponeren
1
Met deze job kunt u een geselecteerde reeks noten (toonhoog­ten) instellen in een geselecteerd gedeelte van de bestem­mingstrack. U kunt het transponeerniveau in toenamewaar­des van halftonen instellen.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden ge­maakt.
Instellingen: 001 ... 256
2
3
4
4
Vervangt alle noten die op de eerste noot volgen in het gese­lecteerde gedeelte met pitch-benddata, waardoor zachte over­gangen van de ene noot naar de andere worden geproduceerd.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden ge­maakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok001:1:000 ... 257:1:000
3. Tijd
Selecteert de lengte van het overglijden. Hogere waar­den produceren een langere overgang tussen de noten.
Instellingen: 000 ... 100
4. PB-Bereik
Selecteert het maximale pitch-bendbereik (in toename­waarden van halftonen) die wordt toegepast door de ‘glide’-job.
Instellingen: 01 ... 24
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
RM1x SEQUENCE REMIXER 87
12. Job
Job 07 Roll creëren
1
4
5
Creëert een serie herhaalde noten in het geselecteerde gebied met met de geselecteerde continue wijzigingen (klok­stapsgewijs) en de velocity. Deze job is ideaal voor het creë­ren van snelle “rolls.”
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok001:1:000 ... 257:1:000
3. Noot (C3)
Stelt de noot in die ge-rolled moet worden.
Instellingen: C-2 ... G8
4. StepClock
Selecteert de maat van de ‘step’ (d.w .z. het aantal klok­ken) tussen de noten in de roll. Zowel de begin- als eind-velocity waarden kunt u selecteren waardoor u gemakkelijk rolls kunt creëren waarin de velocity wij­zigt van noot tot noot.
Instellingen: 001 ... 999
2
3
Het sorteren gebeurt op orde van toonhoogte. Als noten E3, C3, en G3 allemaal op het zelfde ogenblik beginnen, dan wij­zigt de job de volgorde in C3, E3, G3 (als de Type-instelling ‘opwaarts’ is) naar G3, E3, C3 (als deze “neerwaarts” is).
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
3. Type
Bepaalt hoe de akkoordnootdata worden gesorteerd. Als de T ype “opwaarts” is, dan worden de noten in opgaande volgorde gesorteerd. Als de Type “neerwaarts” is, dan worden de noten in neergaande volgorde gesorteerd. “opwaarts & neerwaarts” sorteert akkoordnoten op downbeats in opgaande volgorde en akkoordnoten op up beats in neergaande volgorde.
Instellingen: up, down, up & down, down & up
4. Grid
Selecteert de “grid”-tijd die zal bepalen welke noot­groepen gezien worden als akkoorden. Noten die val­len binnen de geselecteerde grid-step worden behan­deld als akkoorden.
Instellingen: 32e-nootpauzes
16e-trioolpauzes 16e-nootpauzes
5. Velocity
Selecteert de velocity van iedere noot in de roll. Zowel de begin- als eind-velocity waarden kunt u selecteren waardoor u gemakkelijk rolls kunt creëren waarin de velocity wijzigt van noot tot noot.
Instellingen: 001 ... 127
Job 08 Akkoorden sorteren
1
3 4
Deze job “sorteert” akkoordevents (gelijktijdige nootevents) op orde van toonhoogte. Het sorteren wordt gegeven in de EDIT -paginalijst, en bepaalt de scheidingsvolgorde die wordt toegepast door de Chord Seperate-job (zie volgende pagina).
88 RM1x SEQUENCE REMIXER
2
8e-trioolpauzes 8e-nootpauzes Kwartnoot-trioolpauzes Kwartnoot-nootpauzes
12. Job
Job 09 Akkoorden scheiden
1
3
Deze job verdeelt iedere akkoordformatie (binnen het geselecteerde gedeelte van de geselecteerde track) in de afzonderlijke noten, waarbij een geselecteerde delay wordt ingevoerd tussen iedere noot.
Al s de Clock -waarde ingesteld wordt op 30, wordt een blok akkoorden dat bestaat uit de elementen C3, E3, G3 afgespeeld als een C3 (op de oorspronkelijke timing van het akkoord) die 30 cycles later wordt gevolgd door de E3, en nog 30 cycles later door de G3. Dit onderdeel is bijvoorbeeld handig als u gitaar-aanslagen wilt openen.
Houd er rekening mee dat het niet mogelijk is akkoorden te breken in de volgende maatgrens of in het volgende akkoord.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de beat en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
2
maten, dan is het misschien handiger om dit te doen met de Copy Event-job. (onder)
Houd er rekening mee dat deze job nooit een event verplaatst voorbij de betreffende begin- of eindpunten van het gedeelte; alle events die voorbij dit punt komen, worden op de grens van het gedeelte geplaatst.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257: 1:000
3. Clock
De Clock-waarde stelt het nummer van de maat, tel, en clock voor de data-shift. Houd er rekening mee dat er 480 cycles per tel zijn.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 255: 3:479
4. Richting
Selecteert de richting waarin de data verplaatst worden. “ADV ANCE” verplaatst de data naar het begin van het stuk (d.w .z. noten klinken eerder), terwijl “DELAY” de data naar het einde van het stuk verplaatst (d.w .z. noten klinker later).
Instellingen: ADVANCE, DELAY
3. Clock cycles
De Clock-waarde stelt het aantal clock cycles in dat is ingevoerd tussen naast elkaar gelegen akkoordnoten. Houd er rekening mee dat er 480 clock cycles per tel zijn.
Instellingen: 000 ... 999
Event
Job 10 Clock verplaatsen
1
Deze job voert een tijdsverplaatsing van alle data-events in het geselecteerde gedeelte van de geselecteerde track. De verplaat­sing wordt uitgevoerd in toenamewaarden van clock-cycles.
Als u events wilt verplaatsen met een of meer volle tellen of
2
3
4
Job 11 Kopieer-event
1
3
Deze job kopieert alle data vanuit een geselecteerd bron­gebied (frase) naar een geselecteerde bestemming, waarbij de data worden overschreven die al in de bestemming staan.
1. Bronfrase
De Phrs-waarde selecteert de track van waaruit de data worden gekopieerd.
Instellingen: 001 ... 256
2
4
RM1x SEQUENCE REMIXER 89
12. Job
2. Brongedeelte
De bovenste “M” -waarden stellen het frasegedeelte in vanaf welke data die worden gekopieerd.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
3. Beginpunt van bestemmingsgedeelte
De laagste “M” -waarde stelt het beginpunt in van de kopie op de bestemmingsfrase.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:4:479
4. Times
Deze multiplier stelt het aantal keren in dat het gedeelte wordt gekopieerd.
Instellingen: 01 ... 99
Job 12 Wisevent
1
3
Deze job wist alle data van het geselecteerde gedeelte van de betreffende stijl, waardoor het gedeelte stil wordt.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in van welke data worden gewist.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het gedeelte in van de frase die moet worden ge­wist.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 999:8:479
3. Event
Stelt het eventtype in dat moet worden gewist (in het midden van het scherm).
Instellingen:Note Nootevents PC Programmawijziging PB Pitch bend CC Control change (Willekeurige
control-change message type 000 tot 127, of alle control-
change messages) CAT Kanaal-aftertouch PAT Polyfonische aftertouch EXC Exclusief voor Systeem ALL Alle events
2
Job 13 Event Onttrekken (Extraction)
1
3
Deze job verplaatst alle passages van geselecteerde event-data vanuit een geselecteerd segment van een frase naar hetzelfde gedeelte op een verschillende frase. Na afloop hiervan be­staan de betreffende gedeelten niet langer in het brongedeelte.
Als er al datazijn aan de bestemmingskant, worden de be­staande en nieuwe (die er zijn uitgehaald) data gemengd.
1. Bronfrase
De bovenste Phrs-instelling selecteert de frase waaruit u events onttrekt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Brongedeelte (M001:1:000~M257:1:000)
Selecteert het frasegedeelte van het onttrekken.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ...
3. bestemmingsfrase
De laagste Phrs-instellingen selecteert de bestemmings­frase.
Instellingen: 001 ... 256
4. Event
Selecteert het eventtype die wordt onttrokken (in het midden van het scherm).
Instellingen:Note Nootevents
4
257:1:000
PC Programmawijziging PB Pitch bend CC Control change (Willekeurige
control-change message type 000 tot 127, of alle control-
change messages) CAT Kanaal-aftertouch PAT Polyfonische aftertouch EXC Exclusief voor Systeem
2
90 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
Job 14 Continue Data Creëren
1
3
7
6
Creëert continue control-changedata in het bereik van het ge­selecteerde gedeelte. Dit is handig voor het invoeren van pre­cieze pitch-bends en andere control-variaties.
1. Frase-instelling: Phrs
Stelt de frase in op welke wijzigingen er worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de beat en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 999:8:479
8
2
5
4
7. Clock
Selecteert het aantal clocks tussen elke gecreëerde event die moet worden ingevoerd.
Instellingen: 001 ... 999
8. Curve
Selecteert de mate van positieve of negatieve verbuiging (“curvature” ) die wordt toegepast op de continue data. “+00” produceert een lineaire curve. Positieve waar­den creëren een toenemende positieve curve (d.w .z. een opwaartse curve). En negatieve waarden produceren een toenemende negatieve curve (d.w.z. een neerwaartse curve).
Instellingen: -16 ... +16
Job 15 Uitdunnen
1
3
Met deze job kunt u bepaalde geselecteerde niet-nootevent verwijderen binnen het betreffende gedeelte van een geselec­teerde track. Het doel is het datavolume te reduceren en extra geheugen vrij te maken.
2
3. Eventtype
Selecteert het eventtype in dat moet worden gecreëerd (in het midden van het scherm).
Instellingen: PB (Pitch bend), CC (Control
change), CAT (Channel aftertouch), EXC (System exclusive)
4. Control Change-nummer.
Als “CC” wordt geselecteerd, dan kan de cursor worden ver­plaatst naar het control change-nummer om het type control­changedata te selecteren die moeten worden gecreëerd.
Instellingen: 000 ... 127
5. Times
Deze multiplier stelt het aantal malen in dat de data die zijn gecreëerd binnen het geselecteerde gedeelte, her­haald moet worden.
Instellingen: 01 ... 99
6. Data
Selecteert de onderste en bovenste grenzen van de data die moeten worden gecreëerd. De linkerwaarde is de lage grens, en de rechterwaarde is de hoge grens.
Instellingen: 000 ... 127, -8192 ... +8191 (Event
Type=PB)
De job verwijdert iedere event in gebieden waar de event voor­komt binnen 60 clock-cycles. De job verwijdert geen event die is gescheiden van de vorige event met tenminste 60 clock­cycles.
1. Frase-instelling: Phrs
Selecteert de doelfrase.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in dat moet worden uitgedund. Het eerste gedeelte stelt de maat in, tel, en clock van het beginpunt ; de tweede stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
3. Eventtype
Selecteert het doel-eventtype.
Instellingen: PB (Pitch bend), CC (Any single
Control Change message type, 000 to 127), CAT (Channel aftertouch), PAT (Polyphonic aftertouch)
RM1x SEQUENCE REMIXER 91
12. Job
Job 16 Control Data Wijzigen
1
3
Wijzigt of offset de waarden van alle geselecteerde control­changedata van het geselecteerde gedeelte.
1. Frase-instelling: Phrs
Stelt de frase in op welke wijzigingen er worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de beat en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
3. Eventtype
Selecteert het eventtype in dat moet worden gecreëerd (in het midden van het scherm).
Instellingen: PB (Pitch bend), CC (Any single
Control Change message type, 000 to 127), CAT (Channel aftertouch), PAT (Polyphonic aftertouch)
4. Alles instellen
Selecteert een vaste waarde waarop alle types control­changedata worden ingesteld. Stel deze parameter op “OFF” in als u de waarden wilt offset’ten met de Rate­en Offset-parameters, hieronder.
Instellingen: OFF, 000 ... 127, -8192 ... +8191
(Event Type=PB)
2
5
6
4
Job 17 Time Stretch
1
Deze job breidt de timing uit of comprimeert deze in het gese­lecteerde gedeelte in de geselecteerde frase.
De handeling beïnvloedt alle event-timing, noot-steptijd, en noot-gate-tijden.
1. Frase-instelling: Phrs
Selecteert de doelfrase.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het doelgebied in van de frase. Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel, en klok van het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
3. Tijd
De Time-parameter stelt de tijdsmultiplier in.
Instellingen: 025% ... 400%
2
3
Frase
Job 18 Frase Kopiëren
1
2
5. Bereik
Stelt de ratio in tussen de hoogste en laagste control- changewaarden. Een instelling van “100%” behoudt de oorspronkelijke relatie tussen de controlwaarden. Lage instellingen produceren een klei­ner bereik, en hoge waarden produceren een groter bereik.
Instellingen: 000 ... 200
6. Offset
Bepaalt de hoeveelheid offset die wordt toegepast op de control-changewaarden. “-”-waarden reduceren de waarden terwijl “+”-instellingen de waarden vergroten.
Nieuwe Control-Changewaarden = Oorspronkelijke Control-Changewaarden x rate/100 + offset (Als de rechterkant van de vergelijking minder is dan 0, dan wordt de nieuwe waarde 1)
Instellingen:
-127 ... 127, -8192 ... +8191 (Ev ent Type=PB)
92 RM1x SEQUENCE REMIXER
3 4
Deze job kopieert een geselecteerde frase (een user-frase of vooringestelde frase) naar de betreffende user-frase.
De Style-parameter aan de bronkant is alleen van betekenis als u kopieert vanuit een user-frase.
Als de bestemmingsfrase nog niet bestaat, creëert deze job die frase. Als deze bestaat, dan wist de job de bestaande data ervan.
1. Bronstijl
De bovenste Style-waarde selecteert de stijl die de user­frase bevat die u wilt kopiëren. De waarde is slechts van betekenis als u een user-frase kopieert; de RM1x negeert de instellingen als u een vooringestelde frase kopieert.
Instellingen: U01 ... U50 P01 .... P60
12. Job
2. Bronfrase
De bovenste Phrase-waarde selecteert de frase die u wilt kopiëren.
Instellingen: Willekeurige vooringestelde frase, of user-frase 001 to 256
3. Bestemmingsstijl
De onderste Style-waarde selecteert de stijl die de bestemmingsfrase bevat.
Instellingen: U01 ... U50
4. Bestemmingsfrase
De onderste Phrase-waarde selecteert de bestemmings­frase (user-frase).
Instellingen: 001 ... 256
Job 19 Frases verwisselen
1
3 4
Verwisselt de inhoud van twee geselecteerde frases.
1. Stijl
Selecteert de eerste stijl met de frasedata die u wilt ver­wisselen.
Instellingen: U01 ... U50
2
Deze job mixt alle data uit twee geselecteerde user-frases in de tweede frase hiervan.
1. Bronstijl (Style “a”)
De eerste Style-waarde selecteert de stijl met de bron­frase (phrase “a”).
Instellingen: U01 ... U50
2. Bronfrase (Frase “a”)
De eerste Phrase-waarde selecteert de bronfrase. Dit is de frase met de data die u wilt mixen in de bestemmings­frase. Nadat het mixen klaar is, blijft de inhoud van de bronfrase onveranderd.
Instellingen: 001 ... 256
3. Bestemmingsstijl (Style “b”)
De tweede Style-waarde selecteert de stijl met de bestemmingsfrase (frase “b”).
Instellingen: U01 ... U50
4. Bestemmingsfrase (Phrase “b”)
De tweede Phrase-waarde selecteert de bestemmings­frase. De oorspronkelijke inhoud van deze frase wordt gemixt met de inhoud van frase “a”.
Instellingen: 001 ... 256
Job 21 Frase toevoegen
1
2
b
a
2. Frase
Selecteert de eerste frase met de data die u wilt verwis­selen.
Instellingen: 001 ... 256
3. Stijl
Selecteert de tweede stijl met de frasedata die u wilt verwisselen.
Instellingen: U01 ... U50
4. Frase
Selecteert de tweede frase met de data die u wilt ver­wisselen.
Instellingen: 001 ... 256
Job 20 Frase mixen
1
2
3 4
Deze job voegt de inhoud van een geselecteerde user-frasetoe (frase “a”) aan het einde van een andere user-frase (frase “b”). Nadat deze job klaar is, blijft “a” onveranderd.
Als u probeert data toe te voegen waardoor frase “b” langer zou worden dan 256 maten (de maximale fraselengte), dan laat de RM1x het “Illegale Input”-bericht terugkeren en de job wordt niet uitgevoerd.
1. Bronstijl (Stijl “a”)
De bovenste Style-waarde selecteert de stijl met de bron
user-frase (frase “a”).
Instellingen: U01 ... U50
2. Bronfrase (Frase “a”)
De bovenste Phrase-waarde selecteert de bronfrase
a b
b
(user-frase). Nadat de job klaar is, blijft de inhoud van de bronfrase onveranderd.
Instellingen: 001 ... 256
a
3 4
RM1x SEQUENCE REMIXER 93
12. Job
3. Bestemmingsstijl (Stijl “b”)
De onderste Style-waarde selecteert de stijl met de bestemmingsfrase (frase “b”).
Instellingen:U01 ... U50
4. Bestemmingsfrase (Frase “b”)
De onderste Phrase-waarde selecteert de frase waaraan de bronfrase wordt toegevoegd.
Instellingen: 001 ... 256
Job 22 Frase splitsen
1
5 6
Deze job splitst een geselecteerde user-frase in twee user-fra­ses.
De job splitst de frase op de eerste tel van de geselecteerde maat. Het begindeel van de frase (tot op de het splitsingspunt) blijft op de oorspronkelijke plaats staan, terwijl de rest van de frase naar de geselecteerde bestemming gaat.
De job overschrijft alle data die al in de bestemmingsfrase ston­den.
2
3 4
Job 23 Frase creëren
1
4
Deze job creëert een user-frase vanuit een geselecteerd ge­deelte songdata. Om precies te zijn, kopieert deze een ge­deelte van een sequence-trackdata uit een song in de betref­fende bestemmingsfrase.
De RM1x stelt de maatsoort (meter) in van de nieuwe frase, gelijk aan de meter die in de beginmaat van het brongedeelte is opgenomen. (Houd er rekening mee dat de meterwaarde van toepassing is op de gehele frase. Alle meter-wijzigingen die voorkomen in daaropvolgende maten van het brongedeelte worden genegeerd.)
De maximale fraselengte is 256 maten. Als u probeert een gedeelte te kopiëren dat langer is dan 256 maten, dan toont het scherm het bericht “Illegal Input” en de job wordt niet uitgevoerd.
De job overschrijft alle data die al in de bestemmingsfrase staan.
De job kopieert niet voice- en tempo-instellingen.
2
3
1. Bronstijl
De bovenste Style-waarde selecteert de stijl met de user­frase die u wilt splitsen.
Instellingen:U01 ... U50
2. Bronfrase
De bovenste Phrase-waarde selecteert de user-frase die style moet worden.
Instellingen:001 ... 256
3. Splitsingsmaatsoort
Stelt de maatsoort van de bestemmingsstijl in.
Instellingen:1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
4. Splitsingspunt
De “M”-waarde selecteert de maat waar de frase wordt gesplitst. Dit wordt het beginpunt van de bestemmings­frase.
Instellingen:001 ... source-phrase length
5. Bestemmingsstijl
De onderste Style-waarde selecteert de bestemmingsstijl.
Instellingen:U01 ... U50
6. Bestemmingsfrase
De onderste Phrase-waarde selecteert de splitsings­bestemming.
Instellingen: 001 ... 256
94 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. Bronsong
De Song-waarde selecteert de song met de brondata.
Instellingen:01 ... 20
2. Brontrack
De Track-waarde selecteert de sequence-track met de brondata.
Instellingen:01 ... 16
3. Gedeelte
De “M”-waarde selecteert het brongedeelte, met zijn lokatie (in maten) op de brontrack. De eerste waarde geeft de beginmaat; de tweede waarde geeft de eind­maat.
Instellingen:Beginmaat: 001 ... 999 Eindmaat: 001 ... 999 (waarbij eindmaat - beginmaat 256, en eindmaat beginmaat)
4. Bestemmingsfrase
De Phrase-waarde stelt het frasenummer in van de bestemmings user-frase.
Instellingen:001 ... 256
12. Job
Job 24 Frase plaatsen
1
2
Deze job kopieert de geselecteerde user-frase in een geselec­teerd gebied van de geselecteerd song. Alle data die al be­stonden in het bestemmingsgebied worden gewist.
U selecteert de bronfrase met zijn stijl- en frasenummers. U selecteert de bestemming met het songnummer, tracknummer (sequencetrack), en maatnummer (lokatie op de track).
De job kopieert de meter, voice, of tempo-instellingen niet. De meter van de frase (maatsoort) heeft geen effect op de kopie.
1. Bronfrase (Categorie, Nummer )
De Phrase-waarde selecteert de frase die u wilt kopië­ren.
Instellingen:001 ... 256
3
4
Job 26 Frasenaam
Met deze job kunt u de naam van een (niet-lege) user-frase instellen of wijzigen. De naam kan maximaal 8 lettertekens bevatten.
Met Displayknoppen 1 en 2 selecteert u de lettertekenpositie en letterteken. Druk dan op de F2-functieknop (Enter) om het geselecteerde letterteken in te voeren op de geselecteerde lo­katie. Met de F1-functieknop (Delete) kunt u een letterteken­lokatie back-uppen en het letterteken op die lokatie wissen. Herhaal totdat de frasenaam compleet is.
Track
Job 27 Track kopiëren
1
2. Bestemmingssong
De Song-waarde selecteert de bestemmingssong.
Instellingen:01 ... 20
3. Bestemmingstrack
De Track-waarde selecteert de sequence-track waarin de frase wordt gekopieerd.
Instellingen:01 ... 16
4. Tracklokatie
De “M”-waarde selecteert de beginmaat van de kopie in de sequence-track.
Instellingen:001 ... 999
Job 25 Frase wissen
1
Deze job wist alle data van de geselecteerde user-frase, en initialiseert de frasetabel opnieuw.
2
Deze job kopieert alle data (van het geselecteerde type) van geselecteerde brontrack naar geselecteerde bestemmingstrack. U kunt trackdata kopiëren vanuit een enkel gedeelte van een geselecteerde stijl.
Het kopiëren overschrijft alle data die al op de bestem­mingstrack stonden.
3
1. Bronstijl, gedeelte en track
De eerste drie instellingen selecteren de brontrack.
Instellingen:Stijl U01 ... U50 Gedeelte A ... P Track 1 ... 16
2. Bestemmingsstijl, gedeelte, en track
De tweede groep instellingen selecteert de bestem­mingstrack.
Instellingen: Stijl U01 ... U50 Gedeelte A ... P Track 1 ... 16
1. Frase
De Phrase-waarde selecteert de user-frase die u wilt wissen.
Instellingen: 001 ... 256
RM1x SEQUENCE REMIXER 95
12. Job
3. Datatype
Deze controlevakjes bepalen het type data die u wilt kopiëren. Verplaats de cursor naar een controlevakje. Met de [YES +1] knop kunt u het vakje vinken als u de corresponderende datatype(s) wilt kopiëren, of met de [NO -1] knop om het vinken ongedaan te maken als u de corresponderende datatype(s) niet wilt kopiëren.
Instellingen: Kopieer het corresponderende datatype. Kopieer dit datatype niet.
Job 28 Tracks verwisselen
1
2
3
Verwisselt het geselecteerde datatype tussen twee geselec­teerde tracks.
1. Track
Selecteert de eerste van de twee tracks waartussen de data worden verwisseld.
2. Track
Selecteert de tweede van de twee tracks waartussen de data worden verwisseld.
3. Datatype
Deze controlevakjes bepalen het datatype dat u wilt verwisselen tussen de geselecteerde tracks. Verplaats de cursor naar een controlevakje. Met de [YES +1] knop kunt u dit vakje vinken als u het corresponderende data­type wilt verwisselen, of met de [NO -1] knop als u het vinken ongedaan te maken als u het corresponderende datatype niet wilt verwisselen.
Instellingen: V erwissel het corresponderende datatype. Verwissel dit datatype niet.
Job 29 Track wissen
1 2
3
Deze job wist alle data (van het geselecteerde type) vanuit het geselecteerde patroontrack, of vanuit alle patroontracks.
1. Gedeelte
De Sec-instelling selecteert het gedeelte dat u wilt wis­sen.
Instellingen:A ... P
2. Track
De TR-instelling selecteert de track die u wilt wissen.
Instellingen:01 ... 16
3. Datatype
Deze controlevakjes bepalen het type data dat u wilt verwisselen tussen de geselecteerde tracks. Verplaats de cursor naar een controlevakje. Met de [YES +1] knop kunt u dit vakje vinken als u het corresponderende data­type wilt verwisselen, of met de [NO -1] knop om het vinken ongedaan te maken als u het corresponderende datatype niet wilt verwisselen.
Instellingen: V erwissel het corresponderende datatype. Verwissel dit datatype niet.
Job 30 Afspeeleffect normaliseren
1
Deze job herschrijft de data in de geselecteerde Sequencet­rack zodat de nieuwe data de Play Fx/Groove/MIDI Delay ­instellingen incorporeert (pagina’s 57, 55, 60). Met andere woorden, de externe Play Fx/Groove/MIDI Delay-waarden worden geïnternaliseerd door de MIDI-eventdata van de track.
96 RM1x SEQUENCE REMIXER
Na het herschrijven van de sequencedata van de track, initiali­seert de job de afspeeleffectparameters van de track opnieuw .
1. Track
De TR-waardeselecteert die u wilt normaliseren.
Instellingen: 01 ... 16 Normaliseert de corres-
ponderende sequencetrack.
All Normaliseert alle se-
quencetracks.
12. Job
Job 31 Drumtrack verdelen
1
Verdeelt de nootevents in een geselecteerde track en plaatst de noten die corresponderen met de verschillende drum­instrumenten in aparte tracks (tracks 1 tot en met 8). Als de brontrack een track is tussen 1 en 8, worden de data in die track overschreven. Alle data behalve nootevents worden ge­kopieerd naar alle 8 tracks. Door de druminstrumenten op deze manier te scheiden, kunt u dan editten of effecten afzonder­lijk toepassen, maar ook tijdens het afspelen realtime-control toepassen op aparte druminstrumenten.
1. Track
Selecteert de brontrack die u wilt verdelen.
Instellingen:01 ... 16
Patroon
Job 32 Patroon kopiëren
1
Nogmaals, als u Sec instelt op “ALL”, dan stelt de RM1x automatisch de corresponderende waarde in op “ALL”. (Als u een “ALL”-instelling wijzigt in een num­mer of een letter, dan doet de RM1x automatisch de selectie van de “ALL”-instelling aan de bestemmings­kant teniet.)
Instellingen:Stijl U01 ... U50
GedeelteA ... P, ALL
3. Vooringestelde frase User
Controleer dit vakje als u een vooringestelde frase wilt kopiëren naar een user-frase.
Job 33 Patroon toevoegen
1
2
Deze job voegt een kopie toe van het geselecteerde user-pa­troon (patroon “a”) op het einde van een ander user-patroon (patroon “b”). Nadat deze job klaar is, blijft het oorspronke­lijke patroon “a” ongewijzigd.
3
2
3
Deze job kopieert alle data van een geselecteerde bronstijl naar een geselecteerde bestemmingsstijl. U kunt trackdata vanuit een enkel gedeelte van een geselecteerde stijl kopië­ren, of vanuit alle gedeelten van de stijl.
Het kopiëren overschrijft alle data die ervoor in de bestemmingsstijl stonden.
1. Bronstijl, gedeelte
De eerste groep instellingen selecteert de bronstijl en gedeelte(n).
Als u Sec instelt op “ALL”, dan stelt de RM1x automa­tisch de corresponderende waarde in op “ALL”. (Als u een “ALL”-instelling wijzigt in een nummer of een let­ter, dan doet de RM1x automatisch de selectie van de “ALL”-instelling aan de bestemmingskant teniet.)
Instellingen:Stijl U01 ... U50 Gedeelte A ... P, ALL
Als u probeert data toe te voegen waardoor het patroon “b” langer zou worden dan 256 maten, dan toont de RM1x het bericht “Illegal Input” en de job wordt niet uitgevoerd.
1. Bronpatroon (patroon “a”)
De bovenste Style- en Section-instellingen selecteren het bronpatroon.
Instellingen:Stijl U01 ... U50 GedeelteA ... P
2. Bestemmingspatroon (patroon “b”)
De onderste Style- en Section-instellingen selecteren het patroon waaraan het bronpatroon wordt toegevoegd.
Instellingen:Stijl U01 ... U50 GedeelteA ... P
3. Oorspronkelijke frase behouden
Controleer dit vakje als u de oorspronkelijke frasedata niet wilt wijzigen.
2. Bestemmingsstijl, gedeelte
De tweede groep instellingen selecteert de bestemmingsstijl en gedeelte(n).
RM1x SEQUENCE REMIXER 97
12. Job
Job 34 Patroon Splitsen
1
3
Deze job splitst een geselecteerd patroon in twee patronen.
De job splitst het patroon op de eerste tel van de geselecteerde maat. Het begindeel van het patroon (tot op het splitsings­punt) blijft op zijn oorspronkelijke positie, terwijl het deel dat begint na het splitsingspunt wordt verplaatst en de bestemmingslokatie wordt. (Als er geen frases beginnen na het splitsingspunt, wordt het bestemmingspatroon leeg.)
De job overschrijft alle data die al in het bestemmingspatroon staan.
1. Bronstijl, gedeelte
De bovenste Style- en Section-instellingen selecteren het patroon dat u wilt splitsen.
Instellingen:Stijl U01 ... U50
2. Splitsingspunt
De “M”-waarde selecteert de maat waarin het patroon wordt gesplitst. Dit wordt het beginpunt van de bestemmingsfrase.
Instellingen: 001 ... lengte van bronpatroon
3. Bestemmingsstijl, gedeelte
De onderste Style- en Section-instellingen selecteren de nieuwe lokatie van het deel van het patroon dat be­gint bij het splitsingspunt.
Instellingen:Stijl U01 ... U50
4
GedeelteA ... P
GedeelteA ... P
2
Job 35 Patroon wissen
1
Deze job wist alle data van de geselecteerde patroon/patro­nen.
Als u de Style op “ALL” instelt, dan wist de job alles, inclu­sief alle delen van alle stijlen. In dit geval initialiseert de job alle afspeeleffecten en patroon-voice-instellingen van alle stij­len opnieuw .
Houd er rekening mee dat het onmogelijk is om het wissen van alles te Undo’en. Zorg ervoor dat u zeker weet of u inder­daad alle patronen wilt wissen voordat u met Style=ALL de gegevens wist.
Als u Style instelt op een numerieke waarde en Section instelt op “ALL”, dan wist de job alle gedeelten (alle patronen) bin­nen de geselecteerde stijl. Het initialiseert ook alle afspeel­effecten en patroon-voice-instellingen voor die stijl opnieuw . (Als u bij het wissen een fout maakt, dan kunt u de gegevens herstellen door Undo uit te voeren.)
1 .Stijl en gedeelte
De style- en section-waarden selecteren de patronen die u wilt wissen. Als u Style instelt op “ALL”, dan staat Section auto­matisch ook op “ALL”.
Instellingen:Stijl U01 ... U50, ALL GedeelteA ... P, ALL
4. Oorspronkelijk frase behouden
Controleer dit vakje als u de oorspronkelijke frasedata niet wilt wijzigen.
98 RM1x SEQUENCE REMIXER
Job 36 Stijlnaam
Met deze job kunt u de stijlnaam instellen of wijzigen. De maximale lengte van een naam is 8 lettertekens.
Met displayknoppen 1 en 2 kunt u een lettertekenpositie en letterteken selecteren. Druk dan op de F2-functieknop (Enter) om het geselecteerde letterteken op de geselecteerde lokatie in te voeren. Met de F1-functieknop (Delete) kunt u een lettertekenpositie back-uppen en het letterteken op die lokatie verwijderen. Herhaal totdat de stijlnaam compleet is.
13. Editten
13. Editten
Met de Pattern EDIT-submode kunt u de inhoud van een user-frase editten. U kunt iedere willekeurige MIDI-events, die de bouwstenen zijn van de frase, aanpassen of wissen, en u kunt nieuwe events toevoegen. De RM1x biedt twee verschillende edit-schermen: een Event-lijst en een View Filter-display.
Editten
In de eventlijst staan de MIDI-events van de RM1x opgesomd, in volgorde van verschijnen. Ieder titelwoord toont een tijds­lokatie van de event, de naam, en de numerieke onderwerpen. Het staat u vrij de lokatie of elk van de argument-waarden aan te passen. U kunt alle events wissen, of nieuwe invoeren.
Als u een performance opneemt in een sequencetrack, dan neemt u deze op als een serie MIDI-events. Elke event correspondeert met een specifieke MIDI-handeling. De aanslag van een noot is een “noot-event”, het schakelen van een voice is een “programma change-event”, enzovoort.
De meeste eventspecificaties moeten informatie bevatten die aangeeft hoe de event uitgevoerd dient te worden. Een note-eventspecificatie, bijvoorbeeld, moet de noot identificeren (de nootnaam), de tijdsduur van een noot (de gate-tijd), en de kracht van een noot (de velocity).
Het eerste onderdeel van de eventlijst is T op, en de laatste event is End. Deze onderdelen zijn alleen bedoeld voor het markeren van doelen, vertegenwoordigen geen events, en kunnen niet worden ge-edit.
Tel
Clock
Maat
Parameter Waarden Functie
Wijzer - Verplaatst de wijzer naar afzonderlijke events. Wissen - Wist de event op de wijzerlokatie. Invoegen - Voegt een geselecteerd event in op de wijzerlokatie. Maat 001 ... 999 Het maatnummer waarin de corresponderende event zich be-
vindt.. Tel 1 ... 16 Clock 000 ... 479
* Zie “Algemene Handelingen (pagina 26) over hoe u waarden wijzigt.
Het telnummer
Het clock-nummer
waarin de corresponderende event zich bevindt.
waarin de corresponderende event zich bevindt
.
Parameter Waarden Functie
Eventtype Noot, PB, PC, CC, CAT, PAT, Selecteert het eventtype dat u wilt invoegen.
RPN, NRPN, Exc, XG RPN, XG NRPN, XG Exc System, XG Exc Effect, XG Exc Multi, XG Exc Drum
DO! Voert de geselecteerde event in op de wijzerlokatie.
* Zie “Algemene Handelingen (pagina 26) over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 99
13. Editten
Bestaande events editten
U kunt de data in de datadisplay editten met de Displayknop 1 (POINTER) of de verticale cursorknoppen. U kunt de wij­zer naar een event verplaatsen die u wilt editten, met de laterale cursorknoppen om de cursor naar het dataonderdeel te ver­plaatsen dat u wilt editten. Edit vervolgens naar wens met de [NO -1] en [YES +1] knoppen of het toetsenbord (met het toetsenbord kunt u zowel noten invoeren als numeriek invoe­ren zoals beschreven op pagina 26). Het gewijzigde event knippert op de display . Druk op de F4-functieknop (DO!) om de ge-editte waarde daadwerkelijk in te voeren (de event zal ophouden met knipperen). Om editten vroegtijdig af te bre­ken hoeft u slechts de wijzer naar een nieuwe eventlokatie te verplaatsen zonder de F4 (DO!)-functieknop in te drukken.
Events invoegen
Met Displayknop 1 (POINTER) voegt u een event in. Met de ver­ticale cursorknoppen kunt u de wijzer naar een event verplaatsen die op de lokatie staat waarop u een nieuwe event wilt invoeren. Druk dan op de F3-functieknop (Insert). Het EDIT-Insertdisplay verschijnt. Met Displayknop 1 kunt u het eventtype selecteren dat u wilt invoeren. Vervolgens kunt u met de cursorknoppen naar data-onderdelen gaan binnen de events die getoond worden in de display en u kunt naar wens editten. De exacte invoerpositie kan ook op deze manier worden geselecteerd. De eventtypes die beschikbaar zijn om in te voeren zijn hieronder aangegeven. Als het gewenste event is geselecteerd, druk dan op F4-functieknop (DO!) om de event daadwerkelijk in te voeren, of de [EXIT] knop om de handeling vroegtijdig af te breken en naar het hoofd­editscherm terug te keren. Houd er rekening mee dat waarden van “Exc”-events (exclusief
voor systeem) ingevoerd moeten worden in hexadecimaal for maat.
Eventtype Functie
Noot (Nootnummer) Deze messages brengen performance-data van het toetsenbord over. Iedere message
bevat een geselecteerd nootnummer die correspondeert met de toets die wordt
aangeslagen, een velocity, en een gate-tijd. PB (Pitch Bend) Deze message brengt bewegingen van de PITCH BEND-knop over. PC (Program Change) Met deze message kunt u voices selecteren.
Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met voices van de RM1x. CC (Control Change) Deze messages bestuurt volume of pan enz.
Iedere controller heeft zijn eigen knopnummer. CAT (Kanaal-aftertouch) Deze message brengt de druk over die wordt toegepast op het toetsenbord na het
afspelen van een noot om tonale wijzigingen te creëren (van een heel MIDI-kanaal) PAT (Polyphonische aftertouch) Deze message brengt de druk over die wordt toegepast op het toetsenbord na het
afspelen van een noot (voor afzonderlijke nootnummers) RPN (Geregistreerd Parameternummer) Met deze message kunt u deelparameters selecteren zoals Pitch Bend Sensitivity of
Tuning (stemming) enz. NRPN (Niet-Geregistreerd Parameternummer) Met deze message kunt u geluidsparameters instellen zoals vibrato of detune, enz. Exc (Exclusief voor Systeem) Met dit type MIDI-message kunt u data verwisselen die uniek zijn voor een specifiek
model of apparaattype. XG RPN (XG Geregistreerd Parameternummer) RPN-data die een XG-parameternaam gebruiken XG NRPN (XG Niet-Geregistreerd Parameternummer) NRPN-data die een XG-parameternaam gebruiken XG Exc System (XG Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG System) die een XG-parameternaam gebruikt. XG Exc Effect (XG Effect Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG Effect) die een XG-parameternaam gebruikt. XG Exc Multi (XG Multi part Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG Multi-deel) die een XG-parameternaam gebruikt. XG Exc Drum (XG Drum-opstelling Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG Drum-opstelling) die een XG-parameternaam gebruikt.
[Eventtypelijst]
• Zie het gedeelte “MIDI-Dataformaat” van het losse Lijst-
N.B.
boek voor meer details.
• XG is een toongeneratorformaat ontwikkeld door Yamaha die de GM-specificatie uitbreidt om een grotere expressiviteit uit te drukken en opwaartse data-compatibi­liteit die tegenwoordig wordt vereist door computer-rand­apparatuur van hoogstaande kwaliteit.
100 RM1x SEQUENCE REMIXER
Loading...