In de bewerkingsmodus op de reface DX kunt u gedetailleerde instellingen aanbrengen voor
individuele gebruikers. Lees deze handleiding als u gedetailleerde wijzigingen wilt aanbrengen
in voices op de reface DX.
Bewerkingsmodus
In de bewerkingsmodus kunt u gedetailleerde aanpassingen maken aan voice-instellingen.
OPMERKING
Als u het algoritme wilt wijzigen, gebruikt u de knop [ALGO] in de FM-sectie.
Druk op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus te activeren.
In de bewerkingsmodus kunt u de knoppen [1] tot [8] uit de VOICE SELECT/EDIT-sectie gebruiken als [OP1] tot [OP4],
[EG level], [EG rate], [LFO] en [Pitch EG].
Druk nogmaals op de knop [EDIT] om de bewerkingmodus te verlaten.
reface Naslaggids
2
Page 3
Gedetailleerde gebruikersinstellingen wijzigen
Stel Operator (gebruiker) 1 tot 4 op de volgende manier in.
1.
Druk op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus te activeren.
2.
Druk op een van de knoppen [OP1] tot [OP4] om de operator te selecteren die u wilt instellen.
Het instellingenscherm voor de desbetreffende operator wordt weergegeven.
3.
Druk zo nodig meerdere keren op dezelfde knop om de gewenste pagina van het instellingenscherm te selecteren.
Als een instellingenscherm meerdere pagina's heeft, worden die aangegeven als “” (pagina 1 van 3 pagina's).
4.
Pas de instellingen van de operator aan met de schuifregelaars en/of schakelaars.
5.
Indien nodig kunt u nu ook andere instellingen aanpassen.
Als u bijvoorbeeld op de knop [OP2] drukt terwijl pagina 3 van het scherm Operator 1 Settings wordt weergegeven,
wordt pagina 3 van het scherm Operator 2 Settings weergegeven.
En als u op de knop [EG level] of [EG rate] drukt terwijl het scherm Operator 2 Settings wordt weergegeven,
kunt u EG-aanpassingen aanbrengen voor Operator 2.
6.
Als u klaar bent met het opgeven van de instellingen, drukt u nogmaals op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus
te verlaten.
Het scherm Operator Settings (pagina 1)
1234
1OP (operator)ON of OffHiermee schakelt u de operator in en uit.
Hiermee selecteert u de methode voor het instellen van de frequentie.
De frequentie wordt ingesteld als een verhouding ten opzichte van
Ratio
2MODE
Fixed
Hiermee wordt de frequentie aangegeven met een getal.
Als MODE is ingesteld
op 'Ratio':
3FREQ (Frequency)
Als MODE is ingesteld
op 'Fixed':
4DTUNE (Detune)-64 tot 0 tot +63
de standaardtoonhoogte.
Deze frequentie wordt ook weergegeven als verhouding als u op
de knop [FREQ] drukt.
De frequentie is vast, ongeacht de toets die wordt gespeeld.
Deze frequentie wordt ook weergegeven in hertz (Hz) als u op de
knop [FREQ] drukt.
Geef een waarde op ten opzichte van de
standaardwaarde 1,00. Als deze waarde
wordt verdubbeld, wordt het octaaf één
0,500 tot 31,99
1,000 tot 9772 Hz
Hiermee wordt de frequentie verstemd die is ingesteld met
'FREQ'. Als u de frequentie licht verstemt, wordt een chorusachtig effect geproduceerd.
hoger; als de waarde wordt gehalveerd,
wordt het octaaf één lager.
Deze waarde wordt ook weergegeven als
u op de knop [FREQ] drukt.
Hiermee wordt de frequentie aangegeven
in hertz (Hz).
Deze waarde wordt ook weergegeven als
u op de knop [FREQ] drukt.
reface Naslaggids
3
Page 4
Breekpunt (C3)
0Diepte
+127
-127
LINLIN
LINLIN
EXP
EXP
EXP
EXP
C2C5
Breekpunt (C3)
L CurveR Curve
Het scherm Operator Settings (pagina 2)
1234
Hiermee wordt het uitgangsniveau ingesteld.
In het geval van draaggolven wordt hiermee het volume gewijzigd.
1LEVEL0 tot 127
VEL.S (Velocity
2
Sensitivity)
3FB (Feedback)
0 tot 127
-127 (SQUARE) tot
0 tot +127 (SAW)
KSC-Rate
4
(Keyboard
0 tot 127
Scaling Rate)
In het geval van modulators wordt hiermee de mate gewijzigd waarin de
draaggolven worden gemoduleerd.
Deze waarde wordt ook weergegeven als u op de knop [LEVEL] drukt.
Wordt gebruikt om het volume en/of de toon te wijzigen op basis van hoe hard
u de toetsen bespeelt. Met de instelling '0' is er geen wijziging. Hoe hoger
de waarde, hoe groter de mate van wijziging.
Hiermee selecteert u het feedbackniveau.
Van “+1” tot “+127” verandert de golfvorm van sinus naar zaagtand; van “-1” tot
“-127” verandert de golfvorm van sinus naar blok.
Bij “0” wordt geen feedback toegepast en houdt de golfvorm de normale sinusvorm.
Deze waarde wordt ook weergegeven als u op de knop [FB] drukt.
Hiermee stelt u in hoe de snelheid van de EG-wijzigingen verandert op basis
van het gedeelte van het keyboard dat wordt bespeeld. Hoe hoger de waarde,
hoe sneller de EG-wijzigingen voor de hoge zijde in vergelijking met de lage zijde.
Instelling van KSC (Keyboard Scaling)-niveau (pagina 3)
Met keyboardscaling kunt u het effect van de envelope aanpassen op basis van het gedeelte van het keyboard dat wordt bespeeld.
Op deze manier kunt u een balans tussen toon en volume bereiken die vergelijkbaar is met die van akoestische instrumenten.
Het keyboard wordt in tweeën verdeeld bij het breekpunt (vast op C3 op de reface DX). De hoge zijde aan de rechterkant wordt
ingesteld met de R Depth en de R Curve; de lage zijde aan de linkerkant wordt ingesteld met de L Depth en de L Curve.
1
1L Depth
2L Curve
3R Curve
4R Depth
234
LR
-127 tot 0 tot +127
LIN (lineair)De diepte verandert lineair van het breekpunt naar de linkerkant van het keyboard.
EXP (exponentieel)
LIN (lineair)De diepte verandert lineair van het breekpunt naar de rechterkant van het keyboard.
EXP (exponentieel)
-127 tot 0 tot +127
Hiermee stelt u de mate van keyboardscaling aan de linkerkant van het keyboard in.
Als dit is ingesteld op '0', wordt geen keyboardscaling toegepast.
De diepte verandert exponentieel van het breekpunt naar de linkerkant van het
keyboard.
De diepte verandert exponentieel van het breekpunt naar de rechterkant van het
keyboard.
Hiermee stelt u de mate van keyboardscaling aan de rechterkant van het keyboard in.
Als dit is ingesteld op '0', wordt geen keyboardscaling toegepast.
reface Naslaggids
4
Page 5
De EG (envelopegenerator) instellen
Level 1
Level 2
Level 3
Level 4
Niveau
Rate 1Rate 2Rate 3Rate 4
Tijd
Toets aanToets uit
1234
Met de knoppen [EG level] en [EG rate] kunt u de vorm aanpassen van de envelopes die worden
toegepast op de operators. Volumes en de mate van modulatie worden ingesteld op het scherm EG
Level; de snelheid van de verandering wordt ingesteld op het scherm EG Rate.
EG-niveau
De EG-niveaus kunnen voor elke operator worden ingesteld tussen “0” (minimum) en “127”.
Voor draaggolven wordt met deze niveaus het volume ingesteld; voor modulators wordt de mate
van modulatie ingesteld.
1.
Druk op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus te activeren.
2.
Druk op de knop [EG level].
Het scherm EG Level Settings wordt weergegeven.
3.
Druk zo nodig meerdere keren op de knop [EG level] om tussen operators te schakelen.
4.
Wijzig de instellingen voor Level 1 tot Level 4 met de schuifregelaars.
5.
Gebruik indien nodig afwisselend de knoppen [EG level] en [EG rate] om de algehele vorm van de envelope aan te passen.
6.
Als u klaar bent met het opgeven van de instellingen, drukt u nogmaals op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus
te verlaten.
Het scherm EG Level Settings
1Level 1
2Level 2
3Level 3
4Level 4
0 tot 127
Attackniveau
Decay-niveau
Sustain-niveau
Releaseniveau
Voor andere instellingen dan “0” stopt het geluid als de instelling van Level 4 wordt bereikt.
reface Naslaggids
5
Page 6
EG-snelheid
1234
De EG-snelheden kunnen voor elke operator worden ingesteld tussen “0” (langzaamst) en
“127” (snelst).
1.
Druk op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus te activeren.
2.
Druk op de knop [EG rate].
Het scherm EG Rate Settings wordt weergegeven.
3.
Druk zo nodig meerdere keren op de knop [EG rate] om de operator te selecteren die u wilt instellen.
4.
Wijzig de instellingen voor Rate 1 tot Rate 4 met de schuifregelaars.
5.
Gebruik indien nodig afwisselend de knoppen [EG level] en [EG rate] om de algehele vorm van de envelope aan te passen.
6.
Als u klaar bent met het opgeven van de instellingen, drukt u nogmaals op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus
te verlaten.
Het scherm EG Rate Settings
1Rate 1
2Rate 2
3Rate 3
4Rate 4
0 tot 127
Aanslagsnelheid
Wegsterfsnelheid
Sustainsnelheid
Releasesnelheid
reface Naslaggids
6
Page 7
De LFO instellen
Ruisgolf
Samples
S&H
uitgang
Interval ingesteld met
de parameter
“SPEED” van de LFO
U kunt de LFO (oscillator voor lage frequentie) instellen om de gebruikte golfvorm te veranderen
en zo variatie aan te brengen in het geluid en effecten toe te passen als vibrato, tremolo en wah.
1.
Druk op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus te activeren.
2.
Druk op de knop [LFO].
Het scherm LFO Settings wordt weergegeven.
3.
Druk zo nodig meerdere keren op de knop [LFO] om tussen de pagina's van dit scherm te schakelen.
4.
Pas de LFO aan met de schuifregelaars en/of schakelaars.
5.
Als u klaar bent met het opgeven van de instellingen, drukt u nogmaals op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus
te verlaten.
Het scherm LFO (pagina 1)
1234
1WAVE
2SPEED
3DELAY
PMD
4
(toonhoogtemodulatiediepte)
Selecteert de LFO-golfvorm.
SINSinusgolf
TRIDriehoekgolf
SAW UZaagtandgolf van het type ramp-up
SAW DZaagtandgolf van het type ramp-down
SQBlokgolf
Sample & Hold 8-golf
S&H8
S&H
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
Op elke 1/8e van het interval dat is ingesteld met “SPEED”,
worden waarden gesampled.
Sample & Hold-golf
Op het interval dat is ingesteld met “SPEED”, worden waarden
gesampled.
Bepaalt de LFO-snelheid.
Als “WAVE” is ingesteld op “S&H” of “S&H8”, bepaalt deze
parameter het interval waarmee waarden worden gesampled.
Bepaalt hoe lang na het indrukken van een toets de LFO
wordt gestart.
Stelt de mate in waarin de toonhoogte wordt beïnvloed door de
LFO (vibrato).
Sample & Hold (S&H)
Sample & Hold-golven worden gevormd door op een
bepaald moment een waarde te nemen (sample) uit
een ruisgolf en die waarde te houden (hold) totdat de
volgende waarde wordt genomen. Zo kan een golf
worden gemaakt die willekeurig verandert.
reface Naslaggids
7
Page 8
1234
Het scherm LFO PMD On/Off (pagina 2)
1234
Operator 1
1
LFO PMD On/Off
Operator 2
2
LFO PMD On/Off
Operator 3
3
LFO PMD On/Off
Operator 4
4
LFO PMD On/Off
Het scherm LFO AMD (pagina 3)
ON en off
Schakelt LFO PMD in en uit.
Als dit is ingeschakeld, zijn de PMD-instellingen van het LFO-scherm
(pagina 1) actief.
Operator 1 AMD
1
(amplitudemodulatiediepte)
2Operator 2 AMD
3Operator 3 AMD
4Operator 4 AMD
0 tot 127Stelt de mate in waarin de amplitude wordt beïnvloed door de LFO (tremolo, wah).
reface Naslaggids
8
Page 9
Pitch EG instellen
Level 1
Niveau
Rate 1Rate 2Rate 3Rate 4
Tijd
Toets aanToets uit
0
+48
-48
Level 3
Level 2
Level 4
De toonhoogte van de operators kan worden gewijzigd met een envelope. Zoals bij de normale EG,
wordt met niveaus de mate ingesteld waarin de toonhoogtes worden beïnvloed; met snelheden
wordt de snelheid van de veranderingen ingesteld. Deze waarden zijn gemeenschappelijk voor
alle operators.
1.
Druk op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus te activeren.
2.
Druk op de knop [Pitch EG].
Het scherm Pitch EG Settings wordt weergegeven.
3.
Druk zo nodig meerdere keren op de knop [Pitch EG] om tussen de pagina's van dit scherm te schakelen.
4.
Stel de envelope in met de schuifregelaars.
5.
Als u klaar bent met het opgeven van de instellingen, drukt u nogmaals op de knop [EDIT] om de bewerkingsmodus
te verlaten.
Het scherm PITCH EG Level (pagina 1)
1234
1Pitch EG Level 1
2Pitch EG Level 2
3Pitch EG Level 3
4Pitch EG Level 4
-48 tot 0 tot +48
Hiermee worden de Pitch EG-niveaus aangepast.
De standaardtoonhoogte is “0”, en u kunt de toonhoogte omhoog en
omlaag aanpassen met 48 halve noten (4 octaven).
reface Naslaggids
9
Page 10
Het scherm PITCH EG Rate (pagina 2)
1234
1Pitch EG Rate 1
2Pitch EG Rate 2
3Pitch EG Rate 3
4Pitch EG Rate 4
Het scherm PITCH EG On/Off (pagina 3)
0 tot 127
Hiermee worden de Pitch EG-snelheden aangepast.
Hoe hoger de waarde, hoe sneller de toonhoogte verandert.
1234
Operator 1
1
Pitch EG On/Off
Operator 2
2
Pitch EG On/Off
Operator 3
3
Pitch EG On/Off
Operator 4
4
Pitch EG On/Off
ON en offHiermee schakelt u de Pitch EG in of uit voor elke operator.
reface Naslaggids
10
Page 11
Problemen oplossen
Als dit instrument niet naar verwachting werkt – bijvoorbeeld als niet het juiste geluid wordt
geproduceerd of als er helemaal geen geluid wordt geproduceerd – raadpleegt u eerst 'Problemen
oplossen' in de Gebruikershandleiding (pagina 46). U kunt veel problemen ook oplossen door
de fabrieksinstellingen terug te zetten (pagina 40). Als een bepaald probleem zich blijft voordoen,
neemt u contact op met uw Yamaha-dealer of een servicecenter (zie achter in dit boekje).
Druk op de knop [LEVEL] in de sectie
FM en controleer of het draaggolfniveau
inderdaad is ingesteld op “0”. Als dat het
geval is, verhoogt u het niveau van de
draaggolf.
reface DX
Het niveau van de
draaggolf is ingesteld op 0.
Er wordt geen
geluid
geproduceerd
Er worden
eindeloos noten
afgespeeld.
Het instrument
produceert geen
geluid meer nadat er
een instelling is
gewijzigd.
Het eindeloos
afspelen van noten
is begonnen nadat er
een instelling was
gewijzigd.
reface DX
reface DX
reface DX
Alle draaggolven zijn
uitgeschakeld.
De vaste frequentiewaarde
van de draaggolf is te laag.
Rate 4 voor de EG van de
draaggolf is te laag.
Controleer in de bewerkingsmodus of de
draaggolf is in- of uitgeschakeld. Als de
draaggolf is uitgeschakeld, schakelt u
deze in en zorgt u dat het niveau hoog
genoeg is.
Controleer in de bewerkingsmodus of de
draaggolfmodus inderdaad is ingesteld
op 'Fixed' en de waarde van 'FREQ' te
laag is. Als dat het geval is, verhoogt u
de waarde van 'FREQ'.
Verhoog Rate 4 voor de EG.
U kunt ook een andere voice selecteren
om het geluid te stoppen.