Yamaha F9.9F User Manual [nl]

GEBRUIKERSHANDLEIDING
F9.9F FT9.9G
6AU-28199-70-D0
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig alvorens uw buitenboord­motor te gebruiken of er aan te werken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buiten­boordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.

Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25103
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha-bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie die u nodig hebt voor het cor­rect bedienen, onderhouden en verzorgen van uw motor. Alleen wanneer u deze een­voudige instructies strikt naleeft zult u opti­maal kunnen genieten van uw nieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Met eventuele bijkomende vragen omtrent de bediening of het onderhoud van uw buitenboordmotor kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. In deze gebruikershandleiding wordt heel be­langrijke informatie op de volgende manieren aangegeven.
Het veiligheidsalarmsymbool betekent LET OP! WEES ALERT! UW VEILIGHEID STAAT OP HET SPEL!
DWM00780
WAARSCHUWING
Als men zich niet houdt aan de waarschu­wingsinstructies kan dat leiden tot ernsti­ge verwonding of de dood van de bestuurder, een omstaander of de per­soon die de buitenboordmotor inspecteert of herstelt.
DCM00700
OPGELET:
Een waarschuwing toont de speciale voor­zorgmaatregelen die moeten worden ge­nomen om beschadiging van de buitenboordmotor te voorkomen.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie om procedures gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbetering inzake productontwerp en -kwaliteit. Dat bete­kent dat hoewel deze handleiding de meest recente productinformatie bevat die beschik­baar was op het ogenblik dat ze in druk werd bezorgd, er kleine verschillen kunnen voorko­men tussen uw machine en deze handleiding. Met eventuele vragen omtrent deze handlei­ding kunt u steeds terecht bij uw Yamaha­dealer. Om ervoor te zorgen dat het product lang zou meegaan, beveelt Yamaha aan het product te gebruiken en de gespecificeerde nazichten en onderhoudsbeurten te laten uitvoeren overeenkomstig de instructies in de gebrui­kershandleiding. Alle schade die voortvloeit uit het niet naleven van deze instructies wordt niet gedekt door de garantie. In bepaalde landen gelden wetten of voor­schriften die gebruikers verbieden het product elders te gebruiken dan in het land waar het werd aangekocht, en de kans bestaat dan ook dat het product niet kan worden geregis­treerd in het land van bestemming. Boven­dien is het mogelijk dat de garantie niet geldt in bepaalde gebieden. Wanneer u van plan bent het product mee te nemen naar een an­der land, dient u de dealer te raadplegen bij wie het product werd gekocht. Als u het product tweedehands aankocht, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde dealer om het opnieuw te laten registreren en om in aanmerking te komen voor de gespeci­ficeerde diensten.
NOTA:
De F9.9FMH, F9.9FE, FT9.9GMH, FT9.9GE, FT9.9GEP en de standaardaccessoires wor­den gebruikt als basis voor de uitleg en af-
Belangrijke handleidingsinformatie
beeldingen in deze handleiding. Daarom is het mogelijk dat bepaalde items niet van toe­passing zijn op alle modellen.
DMU25121
F9.9F, FT9.9G
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2007 door Yamaha Motor Co., Ltd.
2e Uitgave, maart 2007
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan

Inhoud

Algemene informatie.........................1
Plaats voor identificatienummers .... 1
Buitenboordmotorserienummer.......... 1
Sleutelnummer ................................... 1
EG label .......................................... 1
Lees handleidingen en labels.......... 3
Waarschuwingslabels......................... 3
Veiligheidsinformatie ........................ 7
Veiligheidsinformatie ....................... 7
Draaiende onderdelen........................ 7
Hete onderdelen................................. 7
Elektrische schokken.......................... 7
Kantelbekrachtiging............................ 7
Motoruitschakelkoord......................... 7
Benzine .............................................. 7
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 8
Koolmonoxide..................................... 8
Wijzigingen......................................... 8
Scheepvaartveiligheid ..................... 8
Alcohol en verdovende middelen ....... 8
Zwemvesten....................................... 8
Mensen in het water........................... 8
Passagiers.......................................... 8
Overladen........................................... 9
Vermijd botsingen............................... 9
Weersomstandigheden ...................... 9
Passagiersopleiding........................... 9
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 9
Wetten en voorschriften ..................... 9
Basisvereisten ................................. 10
Tankinstructies .............................. 10
Benzine ............................................ 10
Motorolie........................................... 10
Installatievereisten ........................ 11
Bootvermogen (pk)........................... 11
Monteren van de motor .................... 11
Afstandsbedieningsvereisten ........... 11
Accuvereisten................................... 11
Zonder een gelijkrichter of een
gelijkrichterregelaar....................... 12
Propellerkeuze ................................. 12
Neutraal-startbeveiliging ............... 13
Basiscomponenten......................... 14
Hoofdcomponenten....................... 14
Brandstoftank ................................... 15
Brandstofleidingkoppelstuk .............. 16
Brandstofmeter................................. 16
Brandstoftankdop ............................. 16
Ontluchtingsschroef.......................... 16
Afstandsbediening............................ 16
Afstandsbedieningshendel ............... 16
Neutraal vergrendeltrekker............... 17
Neutraal gashendel .......................... 17
Chokeschakelaar.............................. 17
Stuurhendel ...................................... 17
Schakelhendel.................................. 18
Gashendel ........................................ 18
Brandstofverbruiksindicator.............. 18
Gashandel frictie afstelling ............... 19
Motoruitschakelaar........................... 19
Motorstopknop.................................. 20
Chokeknop voor trektype ................. 20
Hendel voor manuele start ............... 21
Hoofdschakelaar .............................. 21
Kantelbekrachtigingsschakelaar....... 21
Stuurfrictieregelhendel ..................... 22
Trimstang (kantelpen) ...................... 22
Kantelvergrendelingsmechanisme ... 23
Kantelsteunknop............................... 23
Kantelsteunstang.............................. 23
Kantelbekrachtigingseenheid ........... 23
Motorkapvergrendelhendel
(optrektype)................................... 24
Doorspoelplug .................................. 24
Waarschuwingslamp ........................ 24
Oliedrukwaarschuwinglampje........... 25
Waarschuwingssysteem ............... 25
Oliedrukwaarschuwing ..................... 25
Werking............................................ 27
Installatie....................................... 27
De buitenboordmotor monteren ....... 27
Vastklemmen van de
buitenboordmotor.......................... 29
Inhoud
Inlopen van de motor .................... 30
Procedure voor 4-takt modellen ....... 30
Controles vóór gebruik .................. 31
Brandstof.......................................... 31
Bedieningselementen....................... 31
Stopschakelaars............................... 31
Motor ................................................ 31
Controleren van het oliepeil.............. 31
Brandstof bijvullen ......................... 32
De motor gebruiken....................... 32
Brandstof toevoeren
(draagbare tank) ........................... 32
Starten van de motor........................ 33
De motor laten warmdraaien ......... 39
Modellen met manuele starter en
elektrische starter.......................... 39
Schakelen ..................................... 39
De boot stoppen ............................ 41
Motor uitzetten .............................. 42
Procedure......................................... 42
Procedure......................................... 42
De buitenboordmotor trimmen ...... 43
Afstelling van de trimhoek bij
modellen met een handbediend
kantelmechanisme........................ 43
Afstelling van de trimhoek (modellen
met kantelbekrachtiging)............... 44
Boottrim instellen.............................. 45
Naar boven en naar beneden
kantelen...................................... 45
Procedure voor het naar boven
kantelen (modellen met handbediend
kantelmechanisme)....................... 46
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met
kantelbekrachtiging)...................... 47
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met handbediend
kantelsysteem).............................. 48
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met
kantelbekrachtiging)...................... 48
Varen in ondiep water ................... 49
Varen in ondiep water (modellen met
een handbediend
kantelmechanisme)....................... 49
Modellen met kantelbekrachtiging.... 50
Varen in andere
omstandigheden ........................ 51
Onderhoud....................................... 52
Technische gegevens ................... 52
Vervoer en opslag van de
buitenboordmotor....................... 54
De buitenboordmotor demonteren ... 54 Opberging van de
buitenboordmotor.......................... 56
Procedure......................................... 56
Smering ............................................ 58
Verzorging van de accu.................... 58
Spoelen van het motorblok............... 59
Reiniging van de
buitenboordmotor.......................... 59
Controle van het geverfde oppervlak
van de motor ................................. 60
Periodiek onderhoud ..................... 60
Vervangingsonderdelen ................... 60
Zware gebruiksomstandigheden ...... 60
Onderhoudsschema 1...................... 61
Onderhoudsschema 2...................... 63
Smeren............................................. 64
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 65
Controle van het
brandstofsysteem.......................... 67
Controle van de brandstoffilter ......... 67
Controle van de vrijloopsnelheid ...... 68
Vervanging van motorolie................. 68
Controle van de bedrading en
aansluitstukken ............................. 70
Uitlaatlekkage................................... 70
Waterlekkage ................................... 70
Motorolielekkage .............................. 70
Controleren van het
kantelbekrachtigingssysteem........ 70
Propeller controleren........................ 71
Verwijderen van de propeller............ 72
Installeren van de propeller.............. 72
Vervanging van tandwielolie............. 73
De brandstoftank reinigen ................ 74
Controle en vervanging van
anoden.......................................... 75
Controleren van de accu
(voor modellen met elektrische
starter)........................................... 76
Aansluiting van de accu ................... 77
Loskoppeling van de accu................ 77
Controleren van de motorkap........... 77
De onderkant van de boot van een
coating voorzien............................ 78
Herstellen van defecten .................. 79
Problemen verhelpen .................... 79
Tijdelijke handeling in een
noodgeval................................... 83
Beschadiging door botsing............... 83
Vervanging van een zekering........... 83
Kantelbekrachtiging werkt niet ......... 84
De starter werkt niet ......................... 84
Noodstart.......................................... 84
De motor werkt niet ....................... 85
Noodmotorwerking ........................... 85
Behandeling van een
ondergedompelde motor ............ 86
Procedure......................................... 86
Inhoud

Algemene informatie

DMU25171
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25183
Buitenboordmotorserienummer
Het buitenboordmotorserienummer staat ver­meld op het label op de bakboordzijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de voorziene ruimtes als hulp bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1
ZMU05335
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
DMU25190
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
1
ZMU05336
1. Sleutelnummer
DMU25202
EG label
Motoren voorzien van dit label voldoen aan bepaalde gedeelten van de richtlijn van het Europese Parlement in verband met machi­neparken. Zie het label en de EG Verklaring van Overeenstemming voor verdere details.
1. EG-labellocatie
1
1. EG-labellocatie
Algemene informatie
ZMU05336
ZMU01696
2
Algemene informatie
DMU33520
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze motor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33831
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F9.9FMH, FT9.9GMH
3
F9.9FE, FT9.9GE, FT9.9GEP
Algemene informatie
4
Algemene informatie
1
DMU33911
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels bete­kenen het volgende.
1
DWM01690
WAARSCHUWING
Bij een noodstart is er geen neutraal-start­beveiliging. Vergewis u ervan dat de scha­kelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
DWM01680
WAARSCHUWING
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
2
3
ZMU05706
Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
3
DWM01670
WAARSCHUWING
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig de uitschakelkoord (seizing)
aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
5
Algemene informatie
DMU33841
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Voorzichtig/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedie­ningshendel/schakelhendel, twee richtingen
ZMU05667
Motorstart/ motoraanzwengeling
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
ZMU05668
6

Veiligheidsinformatie

DMU33621
Veiligheidsinformatie
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tij­de in acht.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van even­tuele blootliggende bewegende onderdelen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde motor­onderdelen heet genoeg om brandwonden te veroorzaken. Vermijd iedere aanraking met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorza­ken.
DMU34790
Kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li­chaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het kantelbekrachti­gingsmechanisme te laten werken.
De kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het gekan­teld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel of
-knop vergrendeld is. Als de buitenboordmo­tor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond ra­ken.
DMU33670
Motoruitschakelkoord
Bevestig de motoruitschakelkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voor­komen dat de boot stuurloos verder vaart en mensen achterlaat, of over mensen of voor­werpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt ge­trokken. Als er aan de koord wordt getrokken tijdens het varen, wordt de motor uitgescha­keld en kunt u de boot niet meer besturen. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen voorwaarts wor­den geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 32 om het risico van brand en explosie zo klein mogelijk te houden.
7
Veiligheidsinformatie
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van ben­zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doe­ken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt in­geademd of benzine in de ogen hebt gekre­gen. Tracht nooit brandstof over te hevelen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die koolmo­noxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van veroorza­ken bij inademing. Symptomen van koolmo­noxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belangrij­ke veiligheidsvoorschriften die u dient na te le­ven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. In­toxicatie is een van de voornaamste factoren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33730
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlakbij de boot, zet de motor dan in neutraal en schakel hem uit. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33750
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats hebben genomen alvorens te accelereren en wan­neer de motor sneller draait dan met het sta­tionair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse
8
Veiligheidsinformatie
snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft geno­men in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon ma­noeuvre dient te maken. Tracht opspringende golven en kielzog steeds te vermijden.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot­fabrikant voor het toegestane maximumge­wicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overla­den of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot on­gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33770
Vermijd botsingen
Kijk voortdurend uit naar mensen, voorwer-
pen en andere boten. Wees voorbereid op omstandigheden die uw zichtbaarheid beper­ken of uw zicht op anderen blokkeren. Vaar defensief met veilige snelheden en be­waar steeds een veilige afstand van mensen, voorwerpen en andere boten.
Vaar nooit vlak achter andere boten of wa-
terskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma-
noeuvres die ervoor zorgen dat anderen u moeilijk kunnen ontwijken en moeilijk kun­nen begrijpen wat u gaat doen.
Vermijd zones met voorwerpen onder water
of met ondiep water.
Vaar steeds binnen uw grenzen en vermijd
agressieve manoeuvres om het risico van controleverlies, overboord vallen en botsen zo klein mogelijk te houden.
Grijp tijdig in om botsingen te voorkomen.
Denk eraan, boten hebben geen rem- men, en het stoppen van de motor of het te­rugnemen van gas kan de boot minder bestuurbaar maken. Als u niet zeker bent dat u tijdig kunt stoppen voor een obstakel, laat u de motor in de tegenovergestelde richting draaien.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weerbe­richt. Controleer de weersvoorspellingen al­vorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere passa- gier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheepvaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende regels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Inter­nationale Scheepvaartregels.
9

Basisvereisten

DMU25540
Tankinstructies
DWM00010
WAARSCHUWING
BENZINE EN BENZINEDAMPEN ZIJN ERG ONTVLAMBAAR EN ONTPLOFBAAR!
Rook niet als u brandstof bijvult en blijf
uit de buurt van vonken, vlammen en an­dere bronnen van ontbranding.
Zet de motor af alvorens brandstof te
tanken.
Tank op een goed verluchte plaats. Vul
draagbare brandstoftanks niet in de boot.
Mors geen benzine. Verwijder gemorste
benzine onmiddellijk met droge doeken.
Doe de brandstoftank niet te vol.
Draai de vuldop goed vast na het tanken.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u
benzine hebt ingeslikt, heel veel benzi­nedamp hebt in geademd of benzine in de ogen hebt gekregen.
Mocht er benzine op uw huid terecht ko-
men, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Kleed u om als er benzine op uw kleren is terecht gekomen.
Raak met de tuit de vulopening of de
trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
DCM00010
OPGELET:
Gebruik alleen nieuwe zuivere benzine die bewaard werd in zuivere containers en die niet gecontamineerd is door water of vreemde stoffen.
DMU25580
Benzine
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een mi­nimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
Als de motor geklop of gepingel begint te ver­tonen, gebruik dan een ander merk benzine of loodvrije superbenzine.
DMU25683
Motorolie
Aanbevolen motorolie:
4-taktmotorolie met een combinatie van de volgende SAE- en API-olie­classificaties
Motorolietype SAE:
10W-30 of 10W-40
Motorolieklasse API:
SE, SF, SG, SH, SJ, SL
Inhoud olietank (exclusief oliefilter):
0.8 L (0.85 US qt) (0.70 Imp.qt)
NOTA:
Als u de aanbevolen motorolietypes nergens kunt vinden, dient u een alternatief te selecte­ren uit de volgende tabel, overeenkomstig de gemiddelde temperaturen in uw streek.
DCM01050
OPGELET:
Alle 4-taktmotoren worden door de fabriek zonder motorolie geleverd.
10
Basisvereisten
ZMU01710
DMU33552
Installatievereisten
DMU33560
Bootvermogen (pk)
Alvorens de buitenboordmotor(en) te installe­ren, dient u na te gaan of het totale vermogen (pk) van uw motor(en) het toegestane maxi­mumvermogen van de boot niet overschrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DWM01560
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ernsti­ge instabiliteit veroorzaken.
DMU33570
Monteren van de motor
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appara­tuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 27.
DWM01570
WAARSCHUWING
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is
speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
DMU33580
Afstandsbedieningsvereisten
De afstandsbedieningseenheid moet worden uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de mo­tor uitsluitend in neutraal kan worden gestart.
DWM01580
WAARSCHUWING
Als de motor in versnelling start, kan de
boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling
start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
DMU25693
Accuvereisten
DCM01061
OPGELET:
Gebruik nooit een accu met een andere dan de opgegeven capaciteit. Als er een accu wordt gebruikt die niet aan de speci­ficaties voldoet, bestaat de kans dat het elektrisch systeem slecht werkt of overbe­last wordt, waardoor het beschadigd raakt.
Voor modellen met elektrische starter dient u een accu te kiezen die voldoet aan de volgen­de technische gegevens.
11
Basisvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
F9.9FE 347.0 A FT9.9GE 347.0 A
FT9.9GEP 347.0 A Minimum nominaal vermogen (20HR/IEC):
F9.9FE 40.0 A/u
FT9.9GE 40.0 A/u
FT9.9GEP 40.0 A/u
De motor kan niet worden gestart als de accu­spanning te laag is.
DMU25730
Zonder een gelijkrichter of een ge­lijkrichterregelaar
DCM01090
OPGELET:
Er kan geen accu worden gekoppeld aan modellen die geen gelijkrichter of ge­lijkrichterregelaar hebben.
Als u een accu wilt gebruiken voor de model­len zonder gelijkrichter of gelijkrichterrege­laar, installeer dan een optionele gelijkrichterregelaar. Het gebruik van een onderhoudsvrije accu voor de bovengenoemde modellen kan de le­vensduur van de accu gevoelig verkorten. Installeer een optionele gelijkrichterregelaar of gebruik accessoires die bestand zijn tegen 18 volt of meer met de bovengenoemde mo­dellen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor informatie over het installeren van een optio­nele gelijkrichterregelaar.
DMU34190
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor is de keuze van de juiste propeller een van be­langrijkste keuzen die een booteigenaar dient te maken. Het type, de omvang en het ont­werp van uw propeller hebben een recht-
streekse invloed op de acceleratie, de topsnelheid, het brandstofverbruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mo­gelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor is uitgerust met een Yamaha-propeller die speciaal werd geselec­teerd voor een goed resultaat bij tal van toe­passingen, maar er kunnen toepassingen bestaan waarvoor men beter een andere pro­peller gebruikt. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed geschikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopende ladin­gen vervoert, kies dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toe­rentalbereik voor uw maximumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen om binnen het aan­bevolen motortoerentalbereik te blijven wan­neer u lichtere ladingen vervoert. Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 71.
12
Basisvereisten
x
-
123
ZMU04606
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
x
-
123
ZMU04604
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU25770
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door Yamaha goedgekeurde afstandsbediening­seenheden zijn uitgerust met (een) neutraal­startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakel­hendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
13

Basiscomponenten

DMU2579D
Hoofdcomponenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen.
F9.9F
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelingshendel
3. Anti-cavitatieplaat
4. Propeller
5. Koelwaterinlaat
6. Aftapschroef
7. Trimstang
8. Klembeugel
9. Buitenboordmotorserienummerlocatie*
10.Doorspoelplug
11.Chokeknop
12.Brandstofleiding koppelstuk
13.Handgreep repeteerstarter*
14.Waarschuwingslamp
15.Motorstopknop/Motoruitschakelaar*
16.Stuurhendel*
17.Gashendelgreep*
18.Gashendelfrictieafstelling*
19.Kantelvergrendelhendel
20.Stuurfrictieafstelinrichting*
21.Knevelbout
22.Touwbevestiging
23.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
24.Brandstoftank
14
Basiscomponenten
FT9.9G
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelingshendel
3. Anti-cavitatieplaat
4. Propeller
5. Koelwaterinlaat
6. Aftapschroef
7. Klembeugel
8. Doorspoelplug
9. Chokeknop
10.Brandstofleiding koppelstuk
11.Handgreep repeteerstarter*
12.Waarschuwingslamp
13.Motorstopknop/Motoruitschakelaar*
14.Buitenboordmotorserienummerlocatie*
15.Stuurhendel*
16.Gashendelgreep*
17.Gashendelfrictieafstelling*
18.Kantelvergrendelhendel*
19.Stuurfrictieafstelinrichting*
20.Knevelbout
21.Touwbevestiging
15
22.Kantelsteunknop*
23.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
24.Brandstoftank
DMU25802
Brandstoftank
Als uw model uitgerust is met een draagbare brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00020
WAARSCHUWING
De brandstoftank die bij de motor wordt bijgeleverd, is het brandstofreservoir van de motor en mag niet worden gebruikt als een container om brandstof in op te slaan. Commerciële gebruikers moeten voldoen aan de van toepassing zijnde licentie- of goedkeuringsvoorschriften.
Basiscomponenten
4
3
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstofmeter
3. Brandstofleiding koppelstuk
4. Brandstoftankkap
DMU25830
1
2
ZMU01992
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruik om de brand­stofleiding te verbinden.
DMU25841
Brandstofmeter
Deze meter is gesitueerd op de tankdop of op de basis van het brandstofleidingkoppelstuk. Deze geeft de resterende hoeveelheid brand­stof in de tank bij benadering aan.
DMU25850
Brandstoftankdop
Die dop sluit de brandstoftank af. Als hij ver­wijderd is, kan de tank worden gevuld met brandstof. Om de dop te verwijderen moet hij tegen de wijzers van de klok in worden ge­draaid.
DMU25860
Ontluchtingsschroef
Die schroef bevindt zich op de brandstof­tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU26180
Afstandsbediening
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars zijn op het afstandsbedie­ningskastje gemonteerd.
1. Kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar / chokeschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te voe­len). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor begint te ac­celereren.
1. Neutraal “”
2. Vooruit “”
3. Achteruit “”
4. Schakelen
16
Basiscomponenten
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trek­ken.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26211
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te zetten, moet u de afstandsbedie­ningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
DMU26221
Chokeschakelaar
Om het chokesysteem te activeren, drukt u de hoofdschakelaar in terwijl de sleutel in de “” (aan)- of “” (start)-stand staat. Het chokesysteem levert dan het rijke brandstof­mengsel dat vereist is om de motor te starten. Als de sleutel wordt losgelaten, wordt de cho­ke automatisch uitgeschakeld.
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de af­standsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen als de neutraal gashendel in de gesloten stand is ge­zet.
17
DMU25911
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts.
DMU25922
Schakelhendel
Als u de schakelhendel naar u toe trekt, zet u de motor in de voorwaartse versnelling zodat dat boot vooruit vaart. Als u de schakelhendel van u af duwt , zet u de motor in de achteruit­versnelling zodat de boot achteruit vaart.
Basiscomponenten
3. Achteruit “”
DMU25941
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhendel. Als u de hendel tegen de klok in draait, ver­hoogt de snelheid en als u hem met de klok mee draait verlaagt de snelheid.
DMU25961
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Vooruit “”
2. Neutraal “”
3. Achteruit “”
1. Vooruit “”
2. Neutraal “”
1
ZMU05338
1. Brandstofverbruikindicator
18
Basiscomponenten
DMU25971
Gashandel frictie afstelling
Een frictie-inrichting zorgt voor regelbare be­wegingsweerstand van de gasgreep of de af­standsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen draait u de fric­tieregelaar rechtsom. Om de weerstand te verlagen draait u de frictieregelaar linksom.
DWM00031
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te bewegen, wat een ongeluk kan veroor­zaken.
ZMU05369
ZMU05342
Als constante snelheid vereist is, draai de fric­tieregelaar dan strakker aan om de gewenste gashendelinstelling te bewaren.
DMU25991
Motoruitschakelaar
De clip moet bevestigd zijn aan de motoruit­schakelaar om de motor te laten draaien. Het koord moet op een veilige plaats worden be­vestigd aan de kledij van de schipper, of aan zijn arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip naar buiten waardoor de ontsteking van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorkomen dat de boot onbestuurd ver­der vaart.
DWM00121
WAARSCHUWING
Bevestig de motorstopschakelaarkoord
tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been.
Maak de koord niet vast aan kleren die
kunnen worden losgetrokken. Zorg er­voor dat de koord nergens achter ver­strikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuur­baar. Zonder motoraandrijving zal de
19
boot ook snel vertragen. Daardoor kun­nen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
NOTA:
De motor kan niet worden gestart wanneer de clip verwijderd is.
1. Koord
2. Clip
Basiscomponenten
1. Koord
2. Clip
DMU26001
Motorstopknop
Om het ontstekingscircuit te openen en de motor uit te zetten, dient u op die knop te druk­ken.
1. Koord
2. Clip
DMU26011
Chokeknop voor trektype
Om de motor te voorzien van het rijke brand­stofmengsel dat vereist is om te starten, dient u die knop uit te trekken.
20
Basiscomponenten
DMU26070
Hendel voor manuele start
Om de motor te starten trekt u eerst de handel uit tot u weerstand voelt. Trek hem dan snel verder uit om de motor aan te zwengelen.
DMU26090
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan is hieronder be­schreven.
“” (off)
Met de hoofdschakelaar in de “” (uit)- stand zijn de elektrische schakelingen uitge­schakeld en de sleutel kan worden uitgeno­men.
“” (aan)
Met de hoofdschakelaar in de “” (on)-stand zijn de elektrische schakelingen ingeschakeld en de sleutel kan niet worden uitgenomen.
“” (start)
Met de hoofdschakelaar in de “” (start)- stand begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Als de sleutel wordt losgela­ten, keert deze automatisch terug naar de “” (on)-stand.
DMU26102
Kantelbekrachtigingsschakelaar
Het kantelbekrachtigingssysteem stelt de hoek van de buitenboordmotor ten opzichte van de spiegel in. Door op de schakelaar op “” (up) te drukken wordt de buitenboordmo­tor naar boven gekanteld. Door op de schake­laar op “” (down) te drukken wordt de buitenboordmotor naar beneden gekanteld. Als men de schakelaar loslaat, kantelt de mo­tor niet verder.
NOTA:
Voor instructies betreffende het gebruik van de kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 43 en 45.
21
DMU31432
Stuurfrictieregelhendel
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor­keur van de bestuurder. Onderaan op de stuurhendelbracket bevindt er zich een instel­hendel. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar bakboord “A”. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar stuurboord “B”.
DWM00040
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
Als de weerstand niet toeneemt, zelfs niet wanneer de hendel naar bakboord “A” wordt gedraaid, dient u na te gaan of de moer werd aangedraaid met het gespecificeerde aan­draaimoment.
Basiscomponenten
1. Moer
Moeraandraaimoment:
6.0 Nm (4.4 ft-lb) (0.61 kgf-m)
NOTA:
De stuurbeweging is geblokkeerd wanneer
de instelhendel in de stand “A” werd gezet.
Controleer of de stuurhendel soepel be-
weegt wanneer de hendel naar stuurboord B wordt gedraaid.
Breng geen smeermiddelen zoals vet aan
op de wrijvingszones van de stuurfrictiere­gelhendel.
DMU26261
Trimstang (kantelpen)
De stand van de trimstang bepaalt de mini­mumhoek van de buitenboordmotor ten op­zichte van de spiegel.
22
Loading...
+ 65 hidden pages