Yamaha F8C, FT8D User Manual [nl]

Page 1
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken.
F8C FT8D
60R-F8199-79-D0
Page 2
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebrui­ken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Page 3

Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25108
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie over juiste bediening, on­derhoud en zorg. Een grondig begrip van de­ze eenvoudige instructies zal u helpen om maximaal plezier uit uw nieuwe Yamaha te krijgen. Raadpleeg een Yamaha-dealer, in­dien u vragen over de bediening of onder­houd van uw buitenboordmotor hebt. In deze gebruikershandleiding is bijzonder belangrijke informatie als volgt aangeduid.
: dit is het symbool voor veiligheidswaar­schuwingen. Het wordt gebruikt om u op mo­gelijke verwondinggevaren te wijzen. Volg al­le veiligheidsmeldingen achter dit symbool op om mogelijke verwondingen of overlijden te voorkomen.
DWM00782
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00702
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigendommen te voorko­men.
NOTA:
Een NOTA geeft belangrijke informatie om handelingen gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha zoekt voortdurend vooruitgang in productontwerp en kwaliteit. Daarom, on­danks dat deze handleiding de laatste pro­ductinformatie bevat die verkrijgbaar is ten tijde van uitgave, kunnen er kleine afwijkin­gen tussen uw machine en deze handleiding zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer, indien u enige vragen aangaande dit handboek heeft. Yamaha raadt aan dat u het product correct gebruikt en de gespecificeerde periodieke in­specties en onderhoud correct uitvoert vol­gens de instructies in de gebruikershandlei­ding, om een lang leven van het product te verzekeren. Elke schade, veroorzaakt door het niet volgen van deze instructies, valt niet onder de garantie. Sommige landen hanteren wetten of regels die gebruikers verbieden het product mee te nemen buiten het land van aankoop. Dit kan het registreren van het product in het land van bestemming onmogelijk maken. Daar­naast kan de garantie in sommige gebieden niet van toepassing zijn. Raadpleeg de dea­ler waar het product is aangeschaft voor meer informatie, indien u het product mee wilt nemen naar een ander land. Indien het gekochte product reeds was ge­bruikt, neemt u contact op met uw dichtstbij­zijnde dealer voor herregistratie en om recht te krijgen op de aangegeven diensten.
NOTA:
De F8CMH, FT8DMH, FT8DE, FT8DEP en de standaardaccessoires worden gebruikt als basis voor de verklaringen en afbeeldin­gen in deze handleiding. Daardoor kunnen sommige onderdelen niet op ieder model van toepassing zijn.
Page 4
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25142
F8C, FT8D
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2013 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, november 2013
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Frankrijk
Page 5

Inhoud

Veiligheidsinformatie ...................... 1
Buitenboordmotorveiligheid ............ 1
Propeller ............................................. 1
Draaiende onderdelen ....................... 1
Hete onderdelen ................................ 1
Elektrische schokken ......................... 1
Kantelbekrachtiging ........................... 1
Motorstopschakelaarkoord ................. 1
Benzine .............................................. 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2
Koolmonoxide .................................... 2
Wijzigingen ......................................... 2
Scheepvaartveiligheid .................... 2
Alcohol en verdovende middelen ....... 2
Zwemvesten ....................................... 2
Mensen in het water ........................... 2
Passagiers ......................................... 3
Overladen .......................................... 3
Vermijd botsingen .............................. 3
Weersomstandigheden ...................... 3
Passagiersopleiding ........................... 4
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 4
Wetten en voorschriften ..................... 4
Algemene informatie ....................... 5
Plaats voor
identificatienummers .................... 5
Buitenboordmotorserienummer ......... 5
Sleutelnummer ................................... 5
EG-verklaring van
overeenstemming ....................... 5
EG label ......................................... 6
Lees handleidingen en labels ......... 7
Waarschuwingslabels ....................... 7
Specificaties en vereisten ............. 11
Technische gegevens ................... 11
Installatievereisten ........................ 13
Vermogen paardenkracht boot ........ 13
Buitenboordmotor monteren ............ 13
Afstandsbedieningsvereisten ........ 13
Accuvereisten ............................... 13
Technische gegevens van de
accu .............................................. 13
Monteren van de accu ..................... 13
Propellerkeuze .............................. 13
Neutraal-startbeveiliging ............... 14
Motorolievereisten ........................ 14
Brandstofvereisten ........................ 15
Benzine ............................................ 15
Anti-fouling .................................... 15
Buitenboordmotorafdankingsver-
eisten ......................................... 16
Nooduitrusting .............................. 16
Componenten ................................. 17
Schematische voorstelling van de
componenten ............................. 17
Brandstoftank ................................... 18
Brandstofleidingkoppelstuk .............. 19
Brandstofmeter ................................ 19
Benzinetankdop ............................... 19
Ontluchtingsschroef ......................... 19
Afstandsbedieningskast ................... 19
Afstandsbedieningshendel ............... 19
Neutraal vergrendeltrekker .............. 20
Neutraal gashendel .......................... 20
Chokeschakelaar ............................. 20
Stuurhendel ..................................... 20
Schakelhendel ................................ 20
Gashendel ....................................... 21
Brandstofverbruiksindicator ............ 21
Gashendelfrictieafstelling ................. 21
Noodstopkoord en clip ..................... 22
Motorstopknop ................................ 23
Chokeknop voor trektype ................. 23
Handgreep repeteerstarter ............... 23
Hoofdschakelaar .............................. 24
Kantelbekrachtigingsschakelaar ...... 24
Stuurfrictieafstelinrichting ................. 24
Trimstang (kantelpen) ...................... 25
Kantelvergrendelingsmechanisme ... 25
Kantelsteunknop .............................. 25
Kantelsteunstang ............................. 25
Kantelbekrachtigingseenheid ........... 26
Page 6
Inhoud
Motorkapvergrendelhendel
(omhoogtrektype) ......................... 26
Doorspoelplug .................................. 26
Waarschuwingslampje .................... 27
Instrumenten en
verklikkerlampjes ........................... 28
Verklikkers ................................... 28
Oliedrukwaarschuwingslampje ........ 28
Motorcontrolesysteem .................. 29
Waarschuwingssysteem ............... 29
Oliedrukwaarschuwing ..................... 29
Installatie ........................................ 30
Installatie ...................................... 30
De buitenboordmotor monteren ....... 30
Vastklemmen van de
buitenboordmotor ......................... 31
Werking ........................................... 33
Eerste gebruik .............................. 33
De motor met motorolie vullen ......... 33
Inlopen van de motor ....................... 33
Leer uw boot kennen ...................... 33
Controleert voordat de motor wordt
gestart ........................................ 34
Brandstofpeil .................................... 34
Verwijderen van de motorkap .......... 34
Brandstofsysteem ............................ 34
Bedieningselementen ...................... 35
Noodstopkoord ................................. 35
Motorolie .......................................... 35
Motor ................................................ 36
Doorspoelplug .................................. 36
Installeren van de motorkap ............. 36
Controleren van het
kantelbekrachtigingssysteem ....... 37
Accu ................................................. 37
Brandstof bijvullen ....................... 37
De motor gebruiken ...................... 39
Brandstof verzenden (draagbare
tank) .............................................. 39
Starten van de motor ....................... 40
Controles na het starten van de
motor ......................................... 44
Koelwater ......................................... 44
De motor laten warmdraaien ........ 44
Modellen met manuele starter en
elektrische starter ......................... 44
Controles na het warmdraaien van
de motor .................................... 44
Schakelen ........................................ 44
Stopschakelaars .............................. 44
Schakelen ..................................... 45
De boot stoppen ........................... 46
Motor uitschakelen ....................... 47
Procedure ........................................ 47
Procedure ........................................ 48
De buitenboordmotor trimmen ...... 48
Afstelling van de trimhoek bij
modellen met een handbediend
kantelmechanisme ........................ 48
Afstellen van de trimhoek (modellen
met kantelbekrachtiging) .............. 49
Boottrim instellen ............................. 50
Naar boven en naar beneden
kantelen ..................................... 51
Procedure voor het naar boven
kantelen (modellen met handbediend
kantelmechanisme) ...................... 51
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met
kantelbekrachtiging) .................... 52
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met handbediend
kantelsysteem) ............................ 53
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met
kantelbekrachtiging) .................... 53
Ondiep water ............................... 54
Varen in ondiep water (modellen met
handbediend
kantelmechanisme) ...................... 54
Modellen met
kantelbekrachtiging ....................... 55
Varen in andere
omstandigheden ........................ 56
Page 7
Inhoud
Onderhoud ..................................... 57
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ...................... 57
Met knevelbouten gemonteerde
modellen ....................................... 57
Opberging van de
buitenboordmotor ......................... 58
Procedure ........................................ 58
Smering ............................................ 59
Spoelen van het motorblok .............. 60
Reiniging van de
buitenboordmotor ......................... 60
Controleren van geverfd oppervlak
van de buitenboordmotor .............. 61
Periodiek onderhoud .................... 61
Vervangingsonderdelen ................... 61
Zware gebruiksomstandigheden ...... 61
Onderhoudsschema 1 ...................... 62
Onderhoudsschema 2 ...................... 64
Smeren ............................................ 65
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 67
Controleren van de
brandstoffilter ................................ 67
Vrijlooptoerental onderzoeken ......... 68
Motorolie verversen ......................... 68
Inspecteer bedrading en
aansluitstukken ............................. 70
Propeller controleren ........................ 71
De propeller verwijderen .................. 71
De propeller installeren .................... 72
Verversen van tandwielolie .............. 72
De brandstoftank reinigen ................ 74
Inspecteren en vervangen van
elektrode(n) .................................. 75
Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische
starter) .......................................... 75
Aansluiten van de accu .................... 76
Loskoppelen van de accu ................ 76
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................. 81
Impact schade .................................. 81
Vervangen van de zekering ............. 81
Kantelbekrachtiging werkt niet ......... 82
De starter werkt niet ......................... 82
Noodstart ......................................... 82
De motor werkt niet ...................... 83
Noodmotorwerking ........................... 83
Behandeling van ondergedompelde
motor ......................................... 84
Index ............................................... 85
Herstellen van defecten ................ 77
Problemen verhelpen ................... 77
Page 8

Veiligheidsinformatie

DMU33623
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36502
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propeller, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU40272
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33641
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanra­king met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33651
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU34791
Kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd lichaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het kantelbekrachti­gingsmechanisme te laten werken. De kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de scha­kelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboord­motor per ongeluk valt, kunt u ernstig ge­wond raken.
DMU33672
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos ver­der vaart en mensen achterlaat, of over men­sen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult.
1
Page 9
Veiligheidsinformatie
Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer bestu­ren. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen voor­waarts worden geslingerd.
DMU33811
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 39 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33821
Blootstelling aan en morsen van ben­zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33901
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33781
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33741
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33711
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU40281
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33732
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlak­bij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de motor stil. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de
2
Page 10
Veiligheidsinformatie
motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33752
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft geno­men in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon ma­noeuvre dient te maken. Tracht opspringen­de golven en kielzog steeds te vermijden.
DMU33762
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot­fabrikant voor het toegestane maximumge­wicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overla­den of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot on­gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33773
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor mensen, voorwerpen en andere boten. Wees op uw hoede voor omstandigheden die de zicht­baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
ZMU06025
Stuur defensief met een veilige snelheid en houd voldoende afstand van mensen, voor­werpen en andere boten.
Vaar niet op korte afstand achter andere boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma­noeuvres die het anderen moeilijk maken om u te ontwijken of te voorspellen waar u heen gaat.
Vermijd gebieden met gezonken voorwer­pen of ondiep water.
Ken uw grenzen en vermijd agressieve manoeuvres om het risico op controlever­lies en botsingen te vermijden en om te vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge­slingerd.
Reageer tijdig om botsingen te vermijden. Vergeet niet dat boten geen remmen heb­ben en dat het afzetten van de motor of het verminderen van de stuwkracht de wen­baarheid kunnen verminderen. Als u niet zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om een voorwerp te ontwijken, geef dan gas bij en stuur in een andere richting.
DMU33791
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
Page 11
DMU33881
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33891
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheep­vaartorganisaties.
DMU33601
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
Veiligheidsinformatie
4
Page 12

Algemene informatie

DMU25172
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25185
Buitenboordmotorserienummer
Het serienummer van de buitenboordmotor staat vermeld op het label op de bakboord­zijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de daartoe voorziene ruimten om op te geven bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
DMU25192
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
5
1. Sleutelnummer
DMU37292
EG-verklaring van overeen-
stemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt ge­leverd met de EG-verklaring van overeen­stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Page 13
Naam van de motorfabrikant
Modelnaam
Productcode van model (goedgekeurde modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25207
EG label
Buitenboordmotoren met dit “EG”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 2006/42/EC, 94/25/EC - 2003/44/EC en 2004/108/EC.
1. Positie van het CE-label
Algemene informatie
ZMU06304
1. Positie van het CE-label
6
Page 14
Algemene informatie
DMU33524
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze buitenboordmotor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33834
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F8CMH, FT8DMH
7
Page 15
FT8DE, FT8DEP
Algemene informatie
8
Page 16
Algemene informatie
1
DMU33913
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01692
2
3
ZMU05706
Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
3
DWM01672
Bij een noodstart is er geen neutraal-start­beveiliging. Vergewis u ervan dat de scha­kelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
DWM01682
Houd handen, haar en kledingstukken uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
9
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig het noodstopkoord aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
Page 17
Algemene informatie
DMU33844
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedienings­hendel/schakelhendel, twee richtingen
ZMU05667
Motorstart/ motoraanzwengeling
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
ZMU05668
10
Page 18

Specificaties en vereisten

DMU38092
Technische gegevens
NOTA:
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is.
DMU2821U
Maat:
Totale lengte:
F8CMH 927 mm (36.5 in) FT8DE 552 mm (21.7 in) FT8DEP 552 mm (21.7 in) FT8DMH 1038 mm (40.9 in)
Totale breedte:
F8CMH 375 mm (14.8 in) FT8DE 331 mm (13.0 in) FT8DEP 331 mm (13.0 in) FT8DMH 358 mm (14.1 in)
Totale hoogte S:
F8CMH 998 mm (39.3 in)
Totale hoogte L:
F8CMH 1125 mm (44.3 in) FT8DE 1186 mm (46.7 in) FT8DEP 1186 mm (46.7 in) FT8DMH 1186 mm (46.7 in)
Totale hoogte X:
FT8DE 1255 mm (49.4 in) FT8DMH 1255 mm (49.4 in)
Motorspiegelhoogte S:
F8CMH 435 mm (17.1 in)
Motorspiegelhoogte L:
F8CMH 562 mm (22.1 in) FT8DE 557 mm (21.9 in) FT8DEP 557 mm (21.9 in) FT8DMH 557 mm (21.9 in)
Motorspiegelhoogte X:
FT8DE 625 mm (24.6 in) FT8DMH 625 mm (24.6 in)
Droog gewicht (AL) S:
F8CMH 38 kg (84 lb)
Droog gewicht (AL) L:
F8CMH 39 kg (86 lb) FT8DE 45 kg (99 lb) FT8DEP 50 kg (110 lb) FT8DMH 45 kg (99 lb)
Droog gewicht (AL) X:
FT8DE 46 kg (101 lb) FT8DMH 46 kg (101 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
5000–6000 omw/min
Nominaal vermogen:
5.9 kW (8 PK)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
1000–1100 omw/min
Motor:
Type:
4-takt SOHC L2 4kleppen
Slag:
197 cm³ (12.0 c.i.)
Boring × slag:
56.0 × 40.0 mm (2.20 × 1.57 in)
Ontstekingssysteem:
CDI
Bougie (NGK):
BR6HS-10
Electrode afstand bougie:
0.9–1.0 mm (0.035–0.039 in)
Besturingssysteem:
F8CMH Stuurhendel FT8DE Afstandsbediening FT8DEP Afstandsbediening FT8DMH Stuurhendel
Startsysteem:
F8CMH Manuele FT8DE Elektrische starter FT8DEP Elektrische starter FT8DMH Manuele
Carburateur met start systeem:
Chokeklep
11
Page 19
Specificaties en vereisten
Klepspeling IN (koude motor):
0.15–0.20 mm (0.0059–0.0079 in)
Klepspeling UIT (koude motor):
0.20–0.25 mm (0.0079–0.0098 in)
Koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
FT8DE 347–411 A FT8DEP 347–411 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
FT8DE 40 A/u FT8DEP 40 A/u
Maximumdynamovermogen:
6 A
Aandrijvingseenheid:
Schakelinrichtingstanden:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
F8CMH 2.08(27/13) FT8DE 2.92(38/13) FT8DEP 2.92(38/13) FT8DMH 2.92(38/13)
Trim- en kantelsysteem:
F8CMH Handbediend kantelsysteem FT8DE Handbediend kantelsysteem FT8DEP Kantelbekrachtiging FT8DMH Handbediend kantelsysteem
Propellermerkteken:
F8CMH N FT8DE R FT8DEP R FT8DMH R
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. researchoctaangetal (RON):
90
Brandstoftank inhoud:
12 L (3.17 US gal, 2.64 Imp.gal)
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboordmotorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Motoroliehoeveelheid:
0.8 L (0.85 US qt, 0.70 Imp.qt)
Smeersysteem:
Oliecarter
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
F8CMH 0.150 L (0.159 US qt,
0.132 Imp.qt) FT8DE 0.370 L (0.391 US qt,
0.326 Imp.qt) FT8DEP 0.370 L (0.391 US qt,
0.326 Imp.qt) FT8DMH 0.370 L (0.391 US qt,
0.326 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Bougie:
24 Nm (2.45 kgf-m, 17.7 ft-lb)
Propellermoer:
F8CMH 17 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb) FT8DE 21 Nm (2.14 kgf-m, 15.5 ft-lb) FT8DEP 21 Nm (2.14 kgf-m, 15.5 ft-lb) FT8DMH 21 Nm (2.14 kgf-m, 15.5 ft-lb)
Motorolieaftapbout:
24 Nm (2.45 kgf-m, 17.7 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94):
77.0 dB(A)
Trilling in stuurhendel (ICOMIA 38/94):
Trilling in stuurhendel bedraagt minder dan 2.5 m/s²
12
Page 20
Specificaties en vereisten
DMU33555
Installatievereisten
DMU33565
Vermogen paardenkracht boot
DWM01561
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Controleer voor het plaatsen van de buiten­boordmotor(en) of de totale paardenkrachten van uw buitenboordmotor(en) niet het maxi­male paardenkracht vermogen van de boot overschrijdt. Zie de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DMU40491
Buitenboordmotor monteren
DWM02501
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de buitenboordmotor zeer zwaar is, is speciale uitrusting en oplei­ding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de bui­tenboordmotor monteren met behulp van de correcte apparatuur en de complete optuig­instructies. Voor meer informatie, zie pagina
30.
DMU33582
Afstandsbedieningsvereisten
DWM01581
Als de motor in versnelling start, kan de boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet worden uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
DMU25695
Accuvereisten
DMU25723
Technische gegevens van de accu
Koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
FT8DE 347–411 A FT8DEP 347–411 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
FT8DE 40 A/u FT8DEP 40 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
DMU36291
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. WAARSCHUWING! Plaats geen
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde comparti­ment als de accu. Dat kan leiden tot brand, explosies of vonken.
DMU34196
[DWM01821]
Propellerkeuze
Naast het selecteren van een buitenboord­motor is het selecteren van de juiste propeller een van de belangrijkste beslissingen die een booteigenaar dient te nemen. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een rechtstreekse invloed op de ac­celeratie, de topsnelheid, het brandstofver­bruik en zelfs de levensduur van de motor.
13
Page 21
Specificaties en vereisten
Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mogelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor werd geleverd met een Yamaha propeller die is gekozen om goed te presteren in een reeks van toepassingen, maar er kunnen toepassingen zijn waar een andere propeller meer geschikt is. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed ge­schikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopen­de ladingen vervoert, selecteer dan een pro­peller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbereik voor uw maxi­mumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen om binnen het aanbevolen motortoerental­bereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor het controleren van de propeller, zie pa­gina 71.
x
-
123
ZMU04606
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU25771
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door Yamaha goedgekeurde afstandsbedienings­eenheden zijn uitgerust met (een) neutraal­startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt er­voor dat de motor uitsluitend kan worden ge­start wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
DMU39693
Motorolievereisten
Selecteer een olietype op basis van de ge­middelde temperaturen in de streek waar de buitenboordmotor zal worden gebruikt.
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboordmotorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen motorolieklasse 2:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50 API SH/SJ/SL
Motoroliehoeveelheid:
0.8 L (0.85 US qt, 0.70 Imp.qt)
Wanneer de onder Aanbevolen motorolie ty­pe 1 vermelde olietypes niet beschikbaar zijn, selecteert u een alternatief olietype ver­meld onder motorolie type 2.
Aanbevolen motorolie type 1
SAE API
122˚F
104
86
68
50
32
14
-4
50˚C
40
30
20
10
0
-10
-20
10W–30
10W–40
5W–30
SE SF SG SH
SJ
SL
ZMU06854
14
Page 22
Specificaties en vereisten
Aanbevolen motorolie type 2
SAE API
122˚F
104
86
68
50
32
14
-4
50˚C
40
30
20
10
0
-10
-20
15W–40
20W–40
20W–50
DMU36361
SH
SJ
SL
ZMU06855
Brandstofvereisten
DMU40202
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen, gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. researchoctaangetal (RON):
90
DCM01982
Gebruik geen loodhoudende benzine. Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de brandstoftank terechtkomen. Verontrei­nigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorschade veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd be­waard.
Gasohol
Er bestaan twee types gasohol: gasohol met ethanol (E10) en gasohol met methanol. Ethanol kan worden gebruikt als het ethanol-
gehalte niet meer dan 10% bedraagt en de brandstof voldoet aan de minimumoctaange­tallen. E85 is een brandstof die 85% ethanol bevat en die niet mag worden gebruikt in uw buitenboordmotor. Alle ethanolmengsels die meer dan 10% ethanol bevatten, kunnen schade aan het brandstofsysteem of motor­start- en -bedrijfsproblemen veroorzaken. Yamaha ontraadt het gebruik van gasohol met methanol omdat die schade kan veroor­zaken aan het brandstofsysteem of de mo­torprestaties kan aantasten. Het verdient aanbeveling een waterafschei­dende scheepsbrandstoffilter (minimum 10 micron) te installeren tussen de brandstof­tank en de buitenboordmotor van uw boot wanneer u ethanol gebruikt. Van ethanol is geweten dat het de absorptie van vocht in brandstoftanks en -systemen van boten be­vordert. Vocht in de brandstof kan leiden tot corrosie van metalen brandstofsysteemon­derdelen en tot start- en werkingsproblemen en extra onderhoud van het brandstofsys­teem noodzakelijk maken.
DMU36331
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
15
Page 23
Specificaties en vereisten
DMU40302
Buitenboordmotorafdankings-
vereisten
Dank de buitenboordmotor nooit op een ille­gale manier af. Yamaha raadt u aan uw dea­ler te raadplegen in verband met het afdan­ken van de buitenboordmotor.
DMU36353
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Een gereedschapskit met verschillende schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape.
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.
Een extra motorstopschakelaarkoord met clip.
Reserveonderdelen, zoals een extra set bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
16
Page 24

Componenten

DMU2579Z
Schematische voorstelling van de componenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen (bestellen bij dealer).
F8CMH
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel
3. Anti-cavitatieplaat
4. Propeller
5. Koelwaterinlaat
6. Aftapschroef
7. Trimstang
8. Klembeugel
9. Schakelinrichtinghendel
10.Doorspoelplug
11.Chokeknop
12.Brandstofleiding koppelstuk
17
13.Handgreep repeteerstarter
14.Waarschuwingslampje
15.Motorstopknop/Motoruitschakelaar
16.Stuurhendel
17.Gashendelgreep
18.Gashendelfrictieafstelling
19.Kantelvergrendelhendel
20.Knevelbout
21.Veiligheidskabelbevestiging
22.Brandstoftank
Page 25
FT8DMH, FT8DE, FT8DEP
Componenten
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel
3. Anti-cavitatieplaat
4. Propeller
5. Koelwaterinlaat
6. Aftapschroef
7. Klembeugel
8. Doorspoelplug
9. Chokeknop
10.Brandstofleiding koppelstuk
11.Handgreep repeteerstarter*
12.Waarschuwingslampje
13.Motorstopknop/Motoruitschakelaar*
14.Schakelinrichtinghendel*
15.Stuurhendel*
16.Gashendelgreep*
17.Gashendelfrictieafstelling*
18.Kantelvergrendelhendel*
19.Knevelbout
20.Veiligheidskabelbevestiging*
21.Kantelsteunknop*
22.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
23.Brandstoftank
DMU25804
Brandstoftank
Als uw model werd uitgerust met een draag­bare brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00021
De brandstoftank die bij de motor wordt bijgeleverd, is het brandstofreservoir van de motor en mag niet worden gebruikt als een container om brandstof in op te slaan. Commerciële gebruikers moeten voldoen aan de van toepassing zijnde licentie- of goedkeuringsvoorschriften.
18
Page 26
Componenten
4
3
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstofmeter
3. Brandstofleiding koppelstuk
4. Brandstoftankkap
DMU25831
1
2
ZMU01992
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruikt om de brand­stofleiding te verbinden.
DMU25842
Brandstofmeter
Deze meter bevindt zich op de tankdop of op de basis van het brandstofleidingkoppelstuk. Hij toont de benaderende hoeveelheid reste­rende brandstof in de tank.
DMU25851
Benzinetankdop
Deze dop sluit de brandstoftank af. Wanneer hij wordt verwijderd, kan de tank met brand­stof worden gevuld. Om de dop te verwijde­ren moet hij tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU25861
Ontluchtingsschroef
Deze schroef bevindt zich op de brandstof­tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU26182
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars bevinden zich op de af­standsbedieningskast.
1. Kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar / chokeschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
DMU26191
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te voelen). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor be­gint te accelereren.
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “
3. Achteruit “
4. Schakelen
19
Page 27
Componenten
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26202
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trek­ken.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26213
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te schakelen, moet u de afstands­bedieningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
als de neutraal gashendel in de gesloten stand is gezet.
DMU26222
Chokeschakelaar
Om het chokesysteem te activeren, drukt u de hoofdschakelaar in terwijl de sleutel in de
” (aan)- of “ ” (start)-stand staat. Het
“ chokesysteem levert dan het rijke brandstof­mengsel dat vereist is om de motor te starten. Als de sleutel wordt losgelaten, wordt de cho­ke automatisch uitgeschakeld.
DMU25914
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts zoals gewenst.
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen
DMU25925
Schakelhendel
Beweeg de schakelhendel naar voren om de vooruitversnelling in te schakelen of naar achteren om de achteruitversnelling in te schakelen.
20
Page 28
Componenten
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “
3. Achteruit “
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “
3. Achteruit “
DMU25943
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhen­del. Wanneer u de hendel naar links draait, neemt de snelheid toe en wanneer u hem naar rechts draait neemt de snelheid af.
” ”
” ”
DMU25963
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25977
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef met de klok mee. Om de weer­stand te verlagen, draait u de afstelschroef tegen de klok in. WAARSCHUWING! Draai
de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te be­wegen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
[DWM00033]
21
Page 29
Componenten
die manier wordt voorkomen dat de boot on­bestuurd verder vaart. WAARSCHUWING!
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg ervoor dat u tijdens een nor­maal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving weg­valt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
[DWM00123]
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewenste gashendelinstelling te behouden.
DMU25996
Noodstopkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draaien. Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontste­king van de motor wordt uitgeschakeld. Op
1. Noodstopkoord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
22
Page 30
Componenten
1. Noodstopkoord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Noodstopkoord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU26004
Motorstopknop
De motorstopknop stopt de motor wanneer op de knoop gedrukt wordt.
DMU26014
Chokeknop voor trektype
Trek deze knop uit om de motor te voeden met het rijke brandstofmengsel dat vereist is om te starten.
DMU26075
Handgreep repeteerstarter
De repeteerstarter wordt gebruikt om de motor aan te zwengelen en te starten.
23
Page 31
DMU26092
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan wordt hieronder beschreven.
(uit)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (uit) zijn de elektrische schakelingen inactief en kan de sleutel worden uitgenomen.
(aan)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (aan) zijn de elektrische schakelingen actief en kan de sleutel niet worden uitgenomen.
(start)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (start) begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Wanneer de sleutel wordt losgelaten, keert hij automatisch terug naar de stand “
” (aan).
Componenten
NOTA:
Voor instructies betreffende het gebruik van de kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 48 en 51.
DMU26123
Stuurfrictieafstelinrichting
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor­keur van de bestuurder. Op de zwenkbeugel bevindt er zich een instelschroef of -bout.
DMU26103
Kantelbekrachtigingsschakelaar
Het kantelbekrachtigingssysteem stelt de hoek van de buitenboordmotor ten opzichte van de spiegel in. Door op de schakelaar op
” (up) te drukken wordt de buitenboord-
“ motor naar boven gekanteld. Door op de schakelaar op “ de buitenboordmotor naar beneden gekan­teld. Als men de schakelaar loslaat, kantelt de motor niet verder.
” (down) te drukken wordt
Om de weerstand te doen toenemen dient u de schroef met de wijzer van de klok mee te draaien. Om de weerstand te doen afnemen dient u de schroef tegen de wijzers van de klok in te draaien.
DWM00041
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het
24
Page 32
Componenten
moeilijk zijn om te sturen, wat een onge­luk kan veroorzaken.
DMU26263
Trimstang (kantelpen)
De stand van de trimstang bepaalt de mini­mumtrimhoek van de buitenboordmotor ten opzichte van de spiegel.
DMU30531
Kantelvergrendelingsmechanisme
Het kantelvergrendelingsmechanisme wordt gebruikt om te voorkomen dat de buiten­boordmotor uit het water wordt getild bij het achteruit varen.
DMU26322
Kantelsteunknop
Om de buitenboordmotor in de naar boven gekantelde stand te houden, dient u op de kantelsteunknop onder de zwenkbeugel te drukken.
DCM00661
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zet­ten.
DMU26334
Kantelsteunstang
De kantelsteunstang houdt de buitenboord­motor in de naar boven gekantelde stand.
1. Kantelvergrendelhendel
Om te vergrendelen dient u de kantelver­grendelingshendel in de lock-stand te zetten. Om te ontgrendelen dient u de kantelver­grendelingshendel in de release-stand te du­wen.
25
Page 33
Componenten
DCM01661
Gebruik de kantelsteunstang niet bij het slepen van de boot. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfsstand, dient u een bijkomend ondersteunings­systeem te gebruiken om hem vast te zet­ten in de kantelstand.
DMU26362
Kantelbekrachtigingseenheid
Deze eenheid kantelt de buitenboordmotor naar boven en naar beneden en wordt be­diend met de kantelbekrachtigingsschake­laar.
DCM00631
Ga niet op de kantelbekrachtigingsmotor staan en oefen er geen druk op uit. De kantelbekrachtigingseenheid zou daar­door kunnen worden beschadigd.
met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zet­ten.
DMU26385
Motorkapvergrendelhendel (om­hoogtrektype)
Om de motorkap te verwijderen dient u de vergrendelhendel(s) omhoog te trekken en de kap op te heffen. Bij het herinstalleren van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze correct in de rubberdichting past. Vergrendel de motorkap vervolgens door de motorkap­vergrendelhendel(s) neerwaarts te bewe­gen.
1. Kantelbekrachtigingseenheid
2. Kantelbekrachtigingsmotor
DCM00661
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept
DMU26464
Doorspoelplug
Dit systeem wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met be­hulp van een tuinslang en leidingwater.
26
Page 34
Componenten
1. Doorspoelplug
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina
60.
DMU26305
Waarschuwingslampje
Als de motor een toestand vertoont die een waarschuwing veroorzaakt, gaat het contro­lelampje aan. Meer informatie over het inter­preteren van het waarschuwingslampje vindt u op pagina 29.
1. Waarschuwingslampje
27
Page 35

Instrumenten en verklikkerlampjes

DMU36016
DMU36025
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, gaat dit waarschu­wingslampje aan. Voor meer informatie, zie pagina 29.
DCM00023
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 35.
Verklikkers
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
28
Page 36

Motorcontrolesysteem

DMU26804
Waarschuwingssysteem
DCM00092
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU3016C
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min. Als de motor een oliedrukwaarschuwingslampje heeft, zal dat continu branden of knippe­ren.
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe­zig op de stuurhendel, de afstandsbedie-
ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel). Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zodra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het oliepeil correct is en het waarschuwingssys­teem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
29
Page 37

Installatie

DMU26903
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/ motor-combinatie.
DWM01591
Een boot te krachtig aandrijven kan ern-
stige instabiliteit veroorzaken. Instal-
leer nooit een buitenboordmotor op uw
boot met meer paardenkracht dan het
maximale nominale paardenkrachtver-
mogen op de capaciteitsplaat van de
boot. Als de boot geen capaciteitsplaat
heeft, neem dan contact op met de fa-
brikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan-
digheden leiden, zoals een gebrekkige
bestuurbaarheid, verlies van controle
of brand. Modellen voor permanente
montage moeten worden gemonteerd
door uw dealer of door een andere per-
soon met voldoende ervaring in het op-
tuigen van boten.
DMU26912
De buitenboordmotor monteren
DWM01721
buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd.
1
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26926
ZMU01760
Montagehoogte
Om uw boot zo efficiënt mogelijk te gebrui­ken, moet u ervoor zorgen dat de waterweer­stand van de boot en van de buitenboordmo­tor zo klein mogelijk is. De montagehoogte van de buitenboordmotor heeft een grote in­vloed op de waterweerstand. Als de monta­gehoogte te groot is, kan er cavitatie ont­staan, waardoor de stuwkracht wordt vermin­derd; als de tippen van de propellerbladen de lucht raken, zal het toerental van de motor abnormaal sterk toenemen waardoor de motor oververhit raakt. Als de montagehoog­te te laag is, zal de waterweerstand toene­men waardoor de motorefficiëntie afneemt. Monteer de buitenboordmotor zo dat de anti­cavitatieplaat zich tussen de onderkant van de boot en 25 mm (1 in) onder de onderkant van de boot bevindt.
Voor draagbare modellen moet uw dealer of een andere persoon met ervaring in het monteren van buitenboordmotoren u to­nen hoe u uw motor moet monteren.
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de
30
Page 38
Installatie
0–25mm (0–1in)
DCM01635
Zorg dat het leegloopgat hoog genoeg
is om te voorkomen dat er water de
motor binnendringt, zelfs als de boot
vastligt met de maximale lading.
Onjuiste motorhoogte of belemmerin-
gen in de gelijkmatige doorstroming
van het water (zoals het ontwerp of de
toestand van de boot, of accessoires
zoals zwemtrappen of dieptesensoren)
kunnen tijdens het varen met de boot
waternevel in de lucht veroorzaken. Als
de buitenboordmotor continu wordt be-
diend met in de lucht aanwezige water-
nevel, kan er via de luchtinlaatopening
in de motorkap genoeg water de motor
binnendringen om ernstige schade aan
de motor te veroorzaken. Neem de oor-
zaak van in de lucht aanwezige water-
nevel weg.
ZMU02011
Voor instructies betreffende het instellen van de trimhoek van de buitenboordmotor, zie pagina 48.
DMU26974
Vastklemmen van de buitenboordmo­tor
1. Zet de buitenboordmotor zo op de spie­gel dat hij zo dicht mogelijk bij het mid­den staat. Draai de spiegelknevelbouten gelijkmatig en stevig aan. Controleer tij­dens het varen af en toe of de klem­schroeven nog vast zitten, want zij kun­nen loskomen door het trillen van de motor. WAARSCHUWING! Met losse
knevelbouten kan de buitenboordmo­tor afvallen van of verschuiven op de spiegel. Dit kan leiden tot verlies van controle en ernstig letsel. Zorg ervoor dat de knevelbouten stevig zijn aan­gedraaid. Controleer tijdens gebruik regelmatig of de bouten stevig zijn aangedraaid.
[DWM00643]
ZMU02012
NOTA:
De optimale montagehoogte van de bui­tenboordmotor hangt af van de boot/motor­combinatie en van de gewenste toepas­sing. Testvaarten met verschillende mon­tagehoogten kunnen u helpen bij het be­palen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfa­brikant voor meer informatie over het be­palen van de juiste montagehoogte.
31
2. Als uw motor uitgerust is met de veilig­heidskabelbevestiging, dient er een vei­ligheidskabel of -ketting te worden ge­bruikt. Bevestig één uiteinde van de ka­bel aan de veiligheidskabelbevestiging en het andere uiteinde aan een stevig bevestigingspunt op de boot. Anders kunt u de motor geheel verliezen wan­neer hij loskomt en van de spiegel in het water tuimelt.
Page 39
ZMU02013
3. Bevestig de klembeugel aan de spiegel met behulp van de (eventueel) bijgele­verde bouten. Raadpleeg uw Yamaha­dealer voor meer details.
WAARSCHUWING! Gebruik geen an­dere bouten, moeren en ringen dan die die in de verpakking van de motor zitten. Doet u dat toch, zorg er dan voor dat ze even sterk zijn en dat het materiaal ervan ten minste dezelfde kwaliteit heeft. Draai ze bovendien stevig aan. Laat na het vastdraaien de motor proefdraaien en controleer of ze nog steeds vastzitten.
[DWM00652]
Installatie
1
1. Bouten
ZMU02014
32
Page 40

Werking

DMU36382
Eerste gebruik
DMU36393
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zon­der motorolie. Als uw dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u dat doen alvo­rens de motor te starten. OPGELET: Ga na
of de motor gevuld is met olie alvorens hem de eerste keer te gebruiken, om ern­stige motorschade te voorkomen.
De motor wordt geleverd met het volgende label, dat moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van het motoroliepeil, zie pagina 35.
DMU30175
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
[DCM01782]
ZMU01710
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kor­tere levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
DMU27086
[DCM00802]
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la­ten inlopen.
NOTA:
Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal­leerde propeller). Om de motor te laten inlo­pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva­ren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur: Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur: Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende 8 uren: Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren: Gebruik de motor normaal.
DMU36402
Leer uw boot kennen
Alle boten hebben unieke vaareigenschap­pen. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil-
33
Page 41
lende omstandigheden en met diverse trim­hoeken (zie pagina 48).
DMU36414
Controleert voordat de motor
wordt gestart
DWM01922
Wanneer een onderdeel in “Controleert voordat de motor wordt gestart” niet cor­rect werkt, laat u dit nakijken en herstellen alvorens de buitenboordmotor te bedie­nen. Anders zou er een ongeluk kunnen gebeuren.
DCM00121
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36561
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgevallen. Controleer het brandstofpeil terwijl de boot horizontaal op een aanhangwagen of in het water ligt. Voor brandstofvulinstructies, zie pagina 37.
DMU36573
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de mo­torkap van de onderbak te verwijderen. Om de motorkap te verwijderen, ontgendelt u mo­torkapvergrendelhendel en tilt u de motorkap van onderbak af.
Werking
DMU36443
Brandstofsysteem
DWM00061
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
DWM00911
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand­stofsysteem worden hersteld door een bevoegd mecanicien. Als de buiten­boordmotor slecht hersteld is, kan het zijn dat het niet veilig is om hem te ge­bruiken.
DMU36452
Controleer op brandstoflekken
Zoek naar brandstoflekken of benzine­dampen in de boot.
Ga na of het brandstofsysteem geen lek­ken vertoont.
Controleer de brandstoftank en brandstof­leidingen op barsten, zwellingen of andere beschadigingen.
34
Page 42
Werking
DMU36903
Bedieningselementen
Modellen met stuurhendel:
Beweeg de stuurhendel helemaal naar links en rechts om na te gaan of hij soepel werkt.
Draai de gashendel van de volledig geslo­ten in de volledig open stand. Vergewis u ervan dat hij soepel draait en dat hij hele­maal terugkeert in de volledig gesloten stand.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels.
Modellen met afstandsbediening:
Draai het stuur helemaal naar rechts en helemaal naar links. Ga na of het soepel en onbelemmerd draait over het volledige bewegingsbereik zonder haperingen of te veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren om u ervan te vergewissen dat hun bewe­gingen geen haperingen vertonen. Ze moeten soepel werken over het volledige bewegingsbereik, en iedere hendel moet volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi­tie.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels.
DMU36484
Noodstopkoord
Inspecteer de noodstopkoord en de clip op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij­tage.
1
2
ZMU06873
1. Clip
2. Noodstopkoord
DMU27168
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet gekanteld). OPGELET: Wanneer de
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mogelijk niet accuraat.
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
[DCM01791]
1
ZMU07825
1. Oliepeilstok
3. Schroef de peilstok in de motor en ver­wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg er­voor dat u de peilstok volledig in de peil­stokgeleiding steekt, anders zal de olie­peilmeting niet correct zijn.
4. Controleer het oliepeil met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tus­sen de bovenste en de onderste peil­markering komt. Vul olie bij als het olie­peil slechts tot onder de onderste mar-
35
Page 43
kering reikt, of tap olie af als het peil tot boven de bovenste markering reikt.
3 2 1
Werking
ZMU07792
1. Oliepeilstok
2. Bovenste peilmarkering
3. Onderste peilmarkering
DMU27154
Motor
Controleer de motor en ga na of hij goed gemonteerd werd.
Controleer op losse of beschadigde beves­tigingsmiddelen.
Controleer de propeller op beschadigin­gen.
Controleer op motorolielekken.
DMU36494
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van de doorspoelplug stevig op het hulpstuk op de onderkap is geschroefd. OPGELET: Wan-
neer het tuinslangkoppelstuk niet correct werd aangesloten, kan er koelwater weg­lopen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen.
[DCM01802]
1. Fitting
2. Doorspoelplug
DMU36956
Installeren van de motorkap
1. Vergewis u ervan dat de motorkapver­grendelhendel is ontgrendeld.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit rondom de motor­kap.
3. Plaats de motorkap op de onderbak.
4. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit tussen de motor­kap en de onderbak.
5. Beweeg de motorkapvergrendelhendel zoals getoond om de motorkap te ver­grendelen. OPGELET: Als de motor-
kap niet correct wordt geïnstalleerd, kan er water onder de motorkap te­rechtkomen en de motor beschadi­gen, of kan de motorkap wegvliegen bij hoge snelheden.
[DCM01992]
ZMU06136
36
Page 44
Werking
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
DMU34783
Controleren van het kantelbekrachti­gingssysteem
DWM01971
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunknop vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor bevindt alvorens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de kantelbekrachtigingseen­heid op tekenen van olielekken.
1. Kantelstang
2. Bedien alle kantelbekrachtigingsscha­kelaars om na te gaan of al de schake­laars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar boven en controleer of de kantelstang volledig naar buiten wordt geduwd.
4. Ga na of de kantelstang vrij is van roest of andere gebreken.
5. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Controleer of de kantelstang soepel werkt.
DMU36583
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aan­sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De elek­trische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, an­ders kan de accu de motor niet starten. Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
DMU2743A
Brandstof bijvullen
DWM01831
37
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te beperken.
Page 45
Werking
Benzine is giftig en kan letsels of de dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Zorg ervoor dat de motor is uitgescha­keld.
2. Koppel de brandstofleiding los van de brandstoftank en draai de ontluchtings­schroef op de brandstoftankdop vast.
de boot stevig werd aangemeerd of ste­vig op een aanhangwagen staat.
5. Rook niet en blijf uit de buurt van vonken, vlammen, statische ontladingen of ande­re ontstekingsbronnen.
6. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een goedgekeurde BENZINEBUS.
7. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
8. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
[DWM02611]
Brandstoftankinhoud:
12 L (3.17 US gal, 2.64 Imp.gal)
ZMU06598
3. Verwijder de draagbare tank van de boot.
4. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge­ventileerde plaats buiten bevindt, en dat
ZMU04484
9. Draai de vuldop stevig vast.
10. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
38
Page 46
Werking
DMU27453
De motor gebruiken
DWM00421
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los­gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof­baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig­heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur­hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
DMU27469
Brandstof verzenden (draagbare tank)
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
2. Als de motor is uitgerust met een brand­stofleidingkoppelstuk, brengt u het brandstofleidingkoppelstuk op de brand­stofleiding in één lijn met het brandstof­leidingkoppelstuk op de motor en ver­bindt u de brandstofleiding stevig met het koppelstuk terwijl u in het koppelstuk knijpt. Sluit vervolgens het andere uitein­de van de brandstofleiding stevig aan op het koppelstuk van de brandstoftank.
ZMU02024
NOTA:
Veeg eventueel gemorste benzine onmiddel­lijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeenkomstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp hard voelt worden. Plaats de tank horizontaal ter­wijl de motor draait, anders kan de brandstof niet worden aangezogen uit de brandstoftank.
39
Page 47
1. Pijl
DMU27495
Starten van de motor
DWM01601
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU27509
Modellen met repeteerstarter (stuurbedie­ning)
DWM01841
Werking
de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de schakelhendel in neutraal.
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
40
Page 48
Werking
3. Zet de gashendel in de stand “ ” (start).
NOTA:
U hoeft de choke niet te gebruiken voor het starten van een warme motor.
Als u de chokeknop in de stand “ ” (start) laat staan terwijl de motor draait, zal de motor slecht draaien en afslaan.
5. Trek voorzichtig aan de handgreeprepe­teerstarter tot u weerstand voelt. Geef er vervolgens een korte maar krachtige ruk aan om de motor te starten. Herhaal dat indien nodig.
4. Trek de chokeknop volledig uit en draai hem volledig om. Als de motor eenmaal is gestart, laat u de knop terugkeren in zijn uitgangspositie.
41
6. Nadat de motor gestart is, laat u de handgreeprepeteerstarter langzaam te­rugkeren in zijn uitgangspositie alvorens hem los te laten.
7. Laat de gashendel langzaam terugkeren naar de volledig gesloten stand.
Page 49
ZMU02030
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 44.
Als de motor niet van de eerste keer start, dient u de procedure te herhalen. Als de motor na 4 of 5 pogingen nog steeds niet wil starten, opent u het gas een klein beetje (tussen 1/8 en 1/4) en probeert u het op­nieuw. Als de motor warm is en niet wil starten, opent u de gashendel in dezelfde mate en tracht u de motor opnieuw te star­ten. Als de motor nog steeds niet wil star­ten, zie pagina 77.
DMU27646
Modellen met elektrische starter/af­standsbediening
DWM01841
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Werking
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
3. Draai de hoofdschakelaar in de stand
” (aan).
42
Page 50
Werking
ON
OFF
ZMU01880
4. Open de gasklep een beetje zonder te schakelen met behulp van de neutraal­gashendel. Misschien is het nodig de gasklepopening lichtjes te wijzigen af­hankelijk van de temperatuur van de motor. Als de motor eenmaal is gestart, laat u de gashendel terugkeren in zijn uitgangspositie.
zodra u hem loslaat. Daarom dient u de schakelaar ingedrukt te houden.
NOTA:
U hoeft de choke niet te gebruiken voor het starten van een warme motor.
Duw de hoofdschakelaar volledig in, an­ders zal het afstandschokesysteem niet werken.
6. Draai de hoofdschakelaar in de stand ” (start) en houd hem maximaal 5
“ seconden in die stand.
NOTA:
Bij afstandsbedieningen met een neutraal­gashendel doet u er goed aan de hendel eerst een beetje op te lichten tot u weer­stand voelt, om hem vervolgens nog iets meer op te lichten.
De neutraal-gashendel kan alleen worden gebruik als de afstandsbedieninghendel in neutraal staat.
5. Druk de hoofdschakelaar in en houd hem ingedrukt om het afstandschoke­systeem te bedienen. De chokeschake­laar van de afstandsbediening keert au­tomatisch terug in zijn uitgangspositie
43
7. Zodra de motor gestart is, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “
” (aan). OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “ (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star-
Page 51
Werking
ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “
” (aan), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
DMU36511
[DCM00193]
Controles na het starten van de
motor
DMU36524
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water door de koelwatermantels pompt. Als de koelwater­mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du­ren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
DCM01811
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige bescha­diging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwater­controleopening geblokkeerd zijn. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU27671
De motor laten warmdraaien
DMU27717
Modellen met manuele starter en elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te laten warmdraaien. Als dit niet ge­beurt, zal de motorlevensduur daardoor worden verkort.
2. Ga na of het oliedrukwaarschuwings­lampje wel uitgaat na het starten van de motor. OPGELET: Als het oliedruk-
waarschuwingslampje knippert nadat de motor werd gestart, dient u de motor weer uit te schakelen. Anders kan de motor ernstig beschadigd ra­ken. Controleer het oliepeil en vul in­dien nodig motorolie bij. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer de oor­zaak van de oliedrukwaarschuwing niet kan worden achterhaald.
DMU36532
[DCM01832]
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36542
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha­kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU36981
Stopschakelaars
Zet de hoofdschakelaar op “ ”, of druk op de motorstopknop en ga na of de motor stopt.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan­neer de clip wordt verwijderd van de mo­toruitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
44
Page 52
Werking
DMU34531
Schakelen
DWM00181
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin­den, alvorens te schakelen.
DCM01611
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is mo­gelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan ervoor zorgen dat u niet kunt terugscha­kelen naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de motor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
kantelvergrendelhendel in de vergren­delstand (naar beneden) staat (indien aanwezig) alvorens in achteruit te varen.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat naar voor (voor voorwaartse versnelling) of naar achter (voor de achteruitversnel­ling) [over ongeveer 35° (er moet een palletje voelbaar zijn) voor modellen met afstandsbediening]. Zorg ervoor dat de
45
Page 53
Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
Werking
ZMU02030
2. Zodra de motor in versnelling met stati­onair toerental draait, beweegt u de af­standsbedieningshendel / schakelhen­del krachtig en kordaat in de neutrale stand.
DMU31743
De boot stoppen
DWM01511
Gebruik de achteruitversnelling niet om de boot af te remmen of te stoppen, aan­gezien dat ertoe kan leiden dat u de con­trole over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ern­stige letsels vergroten. Bovendien kan
46
Page 54
Werking
het schade toebrengen aan het scha­kelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met statio­nair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toestand van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU27822
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij­loop of in een laag toerental. Het is niet raad­zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU27834
Procedure
1. Druk op de motorstopknop en houd hem ingedrukt tot de motor helemaal stilvalt.
2. Na het uitschakelen van de motor draait u de ontluchtingsschroef op de brand­stoftankdop vast en draait u de brand­stofkraanhendel of -knop in de gesloten stand, als uw motor daarmee is uitge­rust.
3. Koppel de brandstofleiding los als u ge­bruik maakt van een externe brandstof­tank.
47
NOTA:
Als de buitenboordmotor is uitgerust met een motoruitschakelkoord kan de motor ook wor-
Page 55
Werking
den uitgeschakeld door aan de koord te trek­ken en de clip van de motoruitschakelaar te verwijderen.
DMU27855
Procedure
1. Zet de hoofdschakelaar op “ ” (uit).
2. Koppel de brandstofleiding los na het uit­schakelen van de motor of draai de brandstofkraan dicht als de boot is uit­gerust met een brandstofleidingkoppel­stuk of een brandstofkraan.
3. Draai de ontluchtingsschroef op de tank­dop vast (indien voorzien).
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de motor­stopschakelaar te trekken en vervolgens de hoofdschakelaar op “
DMU27864
” (uit) te zetten.
De buitenboordmotor trimmen
DWM00741
of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
1
ZMU02043
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden) kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur­baar is. Dat doet de kans op een ongeluk toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt
1. Trimbedieningshoek
DMU27873
Afstelling van de trimhoek bij model­len met een handbediend kantelme­chanisme
In de klembeugel zijn 4 of 5 gaten voorzien om de trimhoek van de buitenboordmotor af te stellen.
48
Page 56
Werking
1. Zet de motor af.
2. Kantel de buitenboordmotor een beetje omhoog en verwijder de trimstang uit de klembeugel.
1. Trimstang
3. Steek de stang in het gewenste gat.
Om de boeg hoger te laten komen (“trim­out”) dient de stang van de spiegel weg te worden bewogen. Om de boeg lager te laten komen (“trim­in”)dient de stang naar de spiegel toe te wor­den bewogen. Voer tests uit met telkens een andere trim­hoek om achter de stand te komen die het best past bij uw boot en de vaaromstandig­heden.
DWM00401
Zet de motor uit alvorens de trimhoek bij te regelen.
Zorg dat u niet vastgeklemd raakt bij het verwijderen of het installeren van de stang.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Verhoog de snelheid geleidelijk en ga na of er zich geen tekenen van instabiliteit of bestu­ringsproblemen voordoen. Een onjuis­te trimhoek kan tot verlies van controle leiden.
NOTA:
De trimhoek van de buitenboordmotor wordt ongeveer 4 graden veranderd als de trim­stang één gat wordt opgeschoven.
DMU27906
Afstellen van de trimhoek (modellen met kantelbekrachtiging)
DWM00754
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturings­problemen. Een foute trimhoek kan er­voor zorgen dat u de controle over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgescha­keld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot beweegt.
1. Zet de schakelhendel in de stand neu­traal.
NOTA:
Terwijl de boot beweegt, is het soms moeilijk de trimhoek in te stellen ten gevolge van de waterdruk. Verminder de bootsnelheid en schakel in neutraal alvorens de trimhoek in te stellen.
2. Kantel de buitenboordmotor in de ge­wenste hoek met de kantelbekrachti­gingsschakelaar.
49
Page 57
Werking
Om de boeg te verhogen (“trim-out”) dient u de buitenboordmotor opwaarts te kantelen. Om de boeg verlagen (“trim-in”) dient u de buitenboordmotor neerwaarts te kantelen. Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
NOTA:
Blijf binnen de trimbedieningshoek wanneer u de buitenboordmotor trimt met het kantel­bekrachtigingssysteem.
DMU27913
Boottrim instellen
Wanneer de boot over het water scheert, zal een boeg-omhoog-stand resulteren in min­der luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rendement. Dat is gewoonlijk het geval wanneer de kiellijn van de boot onge­veer 3 tot 5 graden opwaarts loopt. Met de boeg omhoog kan de boot een sterkere nei­ging vertonen om naar links of rechts af te wijken. Compenseer dat terwijl u stuurt. Met de boeg van de boot omlaag, verloopt het optrekken van staande start naar scheren gemakkelijker.
Boeg omhoog
Te veel buitenwaartse trim brengt de boeg van de boot te hoog in het water. De presta­ties nemen af en het brandstofverbruik stijgt omdat de romp van de boot tegen het water duwt en omdat er meer luchtweerstand is. Te veel buitenwaartse trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan be­ginnen te “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden geworpen.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water “ploegen”, waardoor het brandstof­verbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel bin­nenwaartse trim tegen hogere snelheden maakt de boot instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
50
Page 58
Werking
NOTA:
Afhankelijk van het boottype heeft de trim­hoek van de buitenboordmotor mogelijk wei­nig invloed op de trim van de boot tijdens het varen.
DMU27936
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat, dient de buitenboordmotor naar boven te worden gekanteld om de propeller en de on­derbak te beschermen tegen botsing met ob­stakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00223
ten wordt gekanteld. Anders zou er brand­stof kunnen gaan lekken.
DCM00242
Vooraleer de buitenboordmotor te kan­telen, moet u de motor uitzetten door de procedure te volgen op de pagina 47. Kantel de buitenboordmotor nooit ter­wijl de motor draait. Dit kan immers ern­stige schade door oververhitting ver­oorzaken.
Kantel de motor niet omhoog door te­gen de stuurhendel te duwen (indien voorzien), want hierdoor kan de hendel breken.
DMU2797C
Procedure voor het naar boven kan­telen (modellen met handbediend kantelmechanisme)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt wanneer u de buitenboordmotor naar boven of naar beneden kantelt. An­ders kunnen er lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klem­beugel.
DWM00251
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Als de buitenboordmotor voorzien is van een brandstofleidingkoppelstuk, ontkoppel dan de brandstofleiding of draai de brandstofkraan dicht als de bui­tenboordmotor meer dan een paar minu-
51
Page 59
2. Maak de brandstofleiding los van de bui­tenboordmotor.
Werking
automatisch terug naar de vergrendel­stand. OPGELET: Gebruik de kantel-
steunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buiten­boordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn nor­male bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te ge­bruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleer­de informatie, zie pagina 57.
[DCM01642]
3. Zet de kantelvergrendelhendel (indien aanwezig) in de ontgrendelstand (omh­oog).
4. Trek de hendel voor ondiep water op (in­dien aanwezig).
5. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast en kantel de buiten­boordmotor helemaal naar boven.
6. Druk de kantelsteunknop in de klembeu­gel. Anders keert de kantelsteunstang
DMU44610
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met kantelbekrachtiging)
1. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
2. Druk op de kantelbekrachtigingsschake­laar “ motor volledig omhoog gekanteld is.
” (omhoog) tot de buitenboord-
52
Page 60
Werking
3. Druk de kantelsteunknop in de klembeu­gel om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kantelsteunk­nop of de kantelsteunhendel. Anders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim- en kantelbekrachtigingseenheid of in de kantelbekrachtigingseenheid aan druk verliest. OPGELET: Gebruik de kantelsteun­hendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboord­motor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn nor­male bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te ge­bruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleer­de informatie, zie pagina 57.
[DWM00263]
[DCM01642]
DMU30193
Procedure voor omlaag kantelen (mo­dellen met handbediend kantelsys­teem)
1. Zet de kantelvergrendelhendel in de ver­grendelstand.
2. Kantel de motor een beetje naar omhoog tot de kantelsteunstang automatisch wordt ontgrendeld.
3. Laat de motor langzaam zakken.
DMU44620
Procedure voor omlaag kantelen (mo­dellen met kantelbekrachtiging)
1. Duw tegen de kantelbekrachtigings­schakelaar “ boordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteunknop vrij­komt.
2. Trek de kantelsteunknop uit.
” (omhoog) tot de buiten-
53
3. Druk op de kantelbekrachtigingsschake­laar “
” (omlaag) om de buitenboord­motor in de gewenste stand te laten zak­ken.
Page 61
UP
DN
DMU28063
DN
ZMU01936
Ondiep water
DMU28074
Varen in ondiep water (modellen met handbediend kantelmechanisme)
DWM01782
Vaar altijd zo traag mogelijk wanneer u het systeem voor varen in ondiep water gebruikt. Het kantelvergrendelmecha­nisme werkt niet terwijl het systeem voor varen in ondiep water wordt ge­bruikt. Het raken van een obstakel on­der water kan ervoor zorgen dat de bui­tenboordmotor uit het water wordt ge­tild, waardoor u de controle over de boot verliest.
Wees uiterst voorzichtig wanneer u achteruit vaart. Te veel stuwkracht bij het achteruit varen kan ervoor zorgen dat de buitenboordmotor uit het water wordt getild, waardoor de kans op on­gevallen en lichamelijke letsels wordt vergroot.
DCM00261
Werking
ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
ZMU02047
DMU28126
Procedure
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou
54
Page 62
Werking
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de ont­grendelstand (omhoog).
3. Kantel de buitenboordmotor een beetje naar omhoog. De kantelsteunstang wordt automatisch vergrendeld waar­door ze de buitenboordmotor in een ge­deeltelijk opgeheven stand ondersteunt. Deze buitenboordmotor heeft 2 standen om in ondiep water te varen.
standsbedieningshendel / schakelhen­del in neutraal te zetten.
5. Zet de kantelvergrendelhendel in de ver­grendelpositie (neerwaarts), en kantel de buitenboordmotor vervolgens lichtjes naar boven tot de kantelsteunstang au­tomatisch terugkeert in haar vrije stand.
6. Laat de buitenboordmotor langzaam zakken tot in de normale stand.
DMU32862
Modellen met kantelbekrachtiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DCM00261
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
DMU32953
Procedure voor modellen met kantelbe­krachtiging
1. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
4. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, dient u de af-
55
Page 63
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes omhoog tot in de gewenste stand met behulp van de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar. WAARSCHUWING!
Het gebruiken van de kantelbekrach­tigingsschakelaar op de onderbak terwijl de boot zich voortbeweegt of terwijl de motor draait, verhoogt het risico van overboord vallen en kan de bestuurder afleiden, waardoor het ri­sico van een botsing met een andere boot of tegen een hindernis wordt ver-
[DWM01961]
groot.
Werking
DMU35392
Varen in andere omstandighe-
den
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
In bepaalde gebieden kan het water zuurrijk zijn of veel bezinksel bevatten, zoals modde­rig of troebel water. Na het varen in dergelijk water dient u de koelwatermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de buitenkant van de buitenboord­motor met zuiver water.
UP
UP DN
ZMU01935
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
56
Page 64

Onderhoud

DMU2822B
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM02621
WEES VOORZICHTIG bij het transpor­teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan brandstoflekkage en een potentieel brandrisico veroorza­ken.
Lekkende brandstof zorgt voor brand­gevaar. Bij het transporteren en opber­gen van de buitenboordmotor dient u de brandstofleiding los te koppelen van de buitenboordmotor om lekkende brand­stof te voorkomen.
Begeef u nooit onder de buitenboord­motor wanneer hij gekanteld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Gebruik de kantelsteunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de sle­pen. De buitenboordmotor zou los kun­nen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de buitenboordmotor niet kan wor­den gesleept in zijn normale bedrijfs­stand, dient u een bijkomend onder­steuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand.
DCM02441
verstoppen waardoor de motor moeilijk start of niet goed werkt.
Voor het opbergen of transporteren van de buitenboordmotor dient u de onderstaande procedure te volgen.
Maak de brandstofleiding los van de bui­tenboordmotor.
Draai de brandstoftankdop en zijn ontluch­tingsschroef vast.
Wanneer de buitenboordmotor voor lange­re tijd wordt gekanteld voor het aanmeren of slepen van de boot, dient u de brand­stofleiding los te koppelen van de buiten­boordmotor. Draai de brandstoftankdop en
zijn ontluchtingsschroef vast. De buitenboordmotor moet worden getrans­porteerd en opgeborgen in de normale be­drijfsstand. Als er in die stand te weinig spe­ling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de ge­kantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie.
DMU28237
Met knevelbouten gemonteerde mo­dellen
Bij het transporteren of opbergen van de niet op een boot gemonteerde buitenboordmotor, moet hij in de getoonde stand worden ge­houden.
Alvorens u de buitenboordmotor voor langere tijd opbergt, moet u de brandstof uit de brandstoftank verwijderen. Bedor­ven brandstof kan de brandstofleiding
57
Page 65
NOTA:
Leg een doek of iets dergelijks onder de bui­tenboordmotor om hem niet te beschadigen.
DMU28242
Opberging van de buitenboordmotor
Wanneer u uw Yamaha-buitenboordmotor gedurende een lange periode (2 maand of langer)opbergt, dient u verschillende belang­rijke procedures uit te voeren om beschadi­ging te voorkomen. Het is aan te raden om uw buitenboordmotor een onderhoudsbeurt te laten geven door een erkende Yamaha-dealer voor u hem op­bergt. U kan echter zelf met een minimum aan gereedschap de volgende procedures uitvoeren.
DCM01081
Om problemen te voorkomen die ver­oorzaakt worden door olie die vanuit het oliecarter in de cilinder terechtkomt, moet de buitenboordmotor in de ge­toonde stand worden gehouden als hij wordt vervoerd of opgeborgen. Als de buitenboordmotor liggend (niet recht­op) wordt vervoerd of opgeborgen, leg hem dan op een kussen nadat de mo­torolie afgetapt is.
Leg de buitenboordmotor niet op zijn zij voordat het koelwater helemaal is afge­tapt, anders kan het water langs het uit-
Onderhoud
laatkanaal in de cilinder terechtkomen
en motorpech veroorzaken.
Berg de buitenboordmotor op op een
droge, goed verluchte plaats, waar hij
niet aan rechtstreeks zonlicht is bloot-
gesteld.
DMU28306
Procedure
DMU28336
Spoelen in een testtank
DCM00302
Alvorens de motor te starten, dient u te controleren of de koelwatermantels met water worden gevoed. Anders kan de motor oververhit en daardoor beschadigd raken.
1. Was de ommanteling van de buiten-
boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de luchtinlaat.
tie, zie pagina 60.
2. Koppel de brandstofleiding los van de
motor of draai de brandstofkraan dicht, indien voorzien.
3. Neem de motorkap en het geluiddem-
perdeksel af. Verwijder de propeller.
4. Installeer de buitenboordmotor op de
testtank. Vul de tank met leidingwater tot boven het niveau van de anti-cavitatie­plaat. OPGELET: Als het peil van het
vers water onder het peil van de anti­cavitatieplaat komt of als de water­voorraad niet groot genoeg is, kan de motor vastlopen.
[DCM01841]
Voor meer informa-
[DCM00292]
58
Page 66
Onderhoud
1
2
ZMU02051
1. Wateroppervlak
2. Laagste waterpeil
5. Het doorspoelen van het koelwatersys­teem is van cruciaal belang om te voor­komen dat het koelwatersysteem ver­stopt raakt met zout, zand of vuil. Bo­vendien is het conserveren/smeren van de motor noodzakelijk om overmatige motorschade door roestvorming te voor­komen. Voer het doorspoelen en bene­velen op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen ter­wijl de motor draait.
6. Laat de motor enkele minuten draaien met een hoog vrijlooptoerental in neu­traal.
7. Net voor u de motor uitschakelt, sproeit u snel en afwisselend wat “conserve­ringsolie” in elke carburator of in de con­serveringsopening van het geluiddem­perdeksel, indien voorzien. Indien cor­rect uitgevoerd, zal de motor sterk be­ginnen roken en bijna stilvallen.
8. Verwijder de buitenboordmotor van de testtank.
[DWM00092]
9. Installeer het geluiddemperdeksel/de dop van de conserveringsopening en de motorkap.
10. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, laat u de motor met een hoog vrijlooptoerental draaien tot het brand­stofsysteem leeg is en de motor stilvalt.
11. Tap het koelwater volledig af uit de motor. Maak het lichaam grondig schoon.
12. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, dient u de bougie(s) te verwijde­ren. Giet een theelepel schone motorolie in elke cilinder. Voer meerdere startbe­wegingen met de repeteerstarter uit. Breng de bougie(s) opnieuw aan.
13. Laat de brandstoftank leeglopen.
NOTA:
Bewaar de brandstoftank op een droge, goed geventileerde plaats, buiten het bereik van rechtstreeks zonlicht.
DMU28403
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 67.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 72. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het ver­vangen van een dichting moet door een bevoegde Yamaha-dealer worden uitge­voerd alvorens het gebruik te hervatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 65.
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen
59
Page 67
Onderhoud
met olie en andere procedures voor uw motor.
DMU28446
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de pro­cedure onmiddellijk na het afzetten van de motor uit te voeren.
DCM01531
Voer deze procedure niet uit terwijl de motor draait. De waterpomp zou erdoor beschadigd kunnen raken, wat zou kun­nen leiden tot ernstige schade door over­verhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onderbak.
1. Fitting
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Tuinslangadapter
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuin­slang die is aangesloten op een leiding-
waterkraan, en sluit het andere uiteinde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koelmantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan. OPGELET:
Laat bij normaal gebruik het tuin­slangkoppelstuk niet los op de onder­bakfitting liggen en laat de tuinslag niet los hangen. Het water zal uit de aansluiting lopen in plaats van de motor te koelen, wat voor ernstige oververhitting kan zorgen. Zorg er­voor dat het koppelstuk stevig wordt aangedraaid op de fitting na het door­spoelen van de motor.
[DCM00542]
NOTA:
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in het water bevindt, is het beter de buiten­boordmotor zo te kantelen dat hij volledig uit het water is getild.
Voor instructies betreffende het spoelen van het koelsysteem, zie pagina 57.
DMU44341
Reiniging van de buitenboordmotor
Bij het reinigen van de buitenboordmotor moet de motorkap worden geïnstalleerd.
1. Was de buitenkant van de buitenboord­motor met zuiver water. OPGELET:
Spuit geen water in de luchtinlaat.
[DCM01841]
60
Page 68
Onderhoud
1
ZMU07862
1. Luchtinlaat
2. Tap het koelwater volledig af uit de bui­tenboordmotor. Maak het lichaam gron­dig schoon.
DMU28462
Controleren van geverfd oppervlak van de buitenboordmotor
Controleer de buitenboordmotor op krassen, inkepingen of afbladderende verf. Gebieden met beschadigde verf gaan waarschijnlijk sneller roesten. Reinig en verf deze gebie­den, indien noodzakelijk. Retoucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
DMU37004
Periodiek onderhoud
DWM01943
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe­den. Als u niet over de vereiste vakkennis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voe­ren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalifi­ceerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd de sleu­tel(s) en de motorstopschakelaarkoord
bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De kantelbekrachtigingsschakelaar werkt ook wanneer de contactsleutel op “off” (uit) staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werk­zaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Vergewis u er­van dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het kantelbekrachti­gingsmechanisme te laten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28512
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi­nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34152
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgende toepassingen op regelmatige basis voorko­men:
Gedurende uren constant varen met of net onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een laag motortoerental (omw/min)
Gebruik zonder voldoende tijd om de motor te laten warmlopen en afkoelen
61
Page 69
Onderhoud
Frequente krachtige acceleraties en ver­tragingen
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de motor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden
DMU34448
worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
Onderhoudsschema 1 NOTA:
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor
de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en
een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan-
gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals
langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de on-
derhoudscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-
loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met
zuiver water worden afgespoeld. Het symbool “ Het symbool “
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop)
Anode(n) (cilinderkop) Vervanging
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koelwaterlek
Motorkapvergrendel­hendel
Motorstartconditie/la­waai
” geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren. ” geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
62
Page 70
Onderhoud
Item Handelingen
Motorvrijlooptoerental/ lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (inge­bouwd in oliecarter)
Brandstoffilter (weg­werptype)
Brandstofleiding Inspecteren
Brandstofleiding
Brandstofpomp
Brandstof/motorolielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Klembeugelbout (door buis)
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Kantelbekrachtigings­eenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Schakelverbinding/ schakelkabel
Bougie(s)
Bougiedoppen/bougie­kabels
Water uit de koelwater­controleopening
Gasklepverbinding/ gaskabel/gasklepop­neemtiming
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Koelwaterinlaat Inspecteren
Inspecteren
Inspectie, reiniging of vervanging indien no­dig
Vervanging
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie en smering
Inspectie of vervanging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
63
Page 71
Onderhoud
Item Handelingen
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar/chokescha­kelaar
Kabelboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
Brandstoftank (draag­bare Yamaha-tank)
DMU34452
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie en reiniging indien nodig
Onderhoudsschema 2
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
Inspectie of vervanging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
Om de
1000 uren
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
64
Page 72
Onderhoud
DMU28944
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F8CMH
65
Page 73
FT8DMH, FT8DE, FT8DEP
Onderhoud
66
Page 74
Onderhoud
DMU44491
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De toestand van de bougie kan iets zeggen over de toestand van de motor in zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein van de centrale elektrode heel erg wit is, kan dat wijzen op een inlaatluchtlek of een car­buratieprobleem in de betreffende cilinder. Tracht eventuele problemen niet zelf te dia­gnosticeren. Breng uw buitenboordmotor echter naar een Yamaha-dealer. De bougie moet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec­teerd worden omdat hitte en afzettingen er­voor zorgen dat de bougie langzaam maar zeker stuk gaat en erodeert.
1. Verwijder de bougiedoppen van de bou-
gies.
2. Verwijder de bougie. Als de elektrode-
erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso­lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
Standaardbougie:
BR6HS-10
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde
bougietype gebruikt, anders is het mo­gelijk dat de motor niet correct werkt. Al­vorens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voeler­maat te meten. Vervang hem wanneer de elektrodenafstand afwijkt van de spe­cificaties.
[DWM00562]
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Elektrodenafstand:
0.9–1.0 mm (0.035–0.039 in)
4. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad van de bougie en schroef hem vervolgens in met het correcte aandraai­moment.
Aandraaimoment van de bougies:
24 Nm (2.45 kgf-m, 17.7 ft-lb)
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie opnieuw monteert, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/12 slag verder vast met een gewone sleutel. Bij het installeren van een nieuwe bougie, draait u de bougie eerst met de hand helemaal aan om hem vervolgens nog 1/2 tot 2/3 slag ver­der aan te draaien met een gewone sleutel.
DMU28992
Controleren van de brandstoffilter
Controleer het brandstoffilter regelmatig. De brandstoffilter is een wegwerpfilter uit één stuk. Als u vreemde stoffen in de filter aan­treft, dient u hem te vervangen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het vervangen van de brandstoffilter.
67
Page 75
DMU29045
Vrijlooptoerental onderzoeken
DWM00452
Verwijder of raak geen elektrische on­derdelen aan bij het starten of als de motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
DCM00491
Die procedure moet worden uitgevoerd terwijl de buitenboordmotor in het water steekt. Er kan gebruik worden gemaakt van een doorspoelaansluiting of een test­tank.
Gebruik een diagnosetoerenteller voor deze procedure, als de boot niet met een toeren­teller voor de buitenboordmotor is uitgerust. Afhankelijk van of het testen wordt uitge­voerd met de doorspoelaansluiting (oorkap), in een testtank of met de buitenboordmotor in het water, kunnen de resultaten variëren.
1. Start de motor en laat hem in z’n vrij vol­ledig warmdraaien tot hij gelijkmatig loopt.
2. Controleer zodra de motor is opge­warmd of de vrijloopsnelheid volgens specificaties is ingesteld. Voor het vrij­looptoerental, zie pagina 11. Raadpleeg
Onderhoud
een Yamaha-dealer of een andere ge­kwalificeerde mechanicus wanneer u moeilijkheden ondervindt bij het contro­leren van het vrijlooptoerental of het vrij­looptoerental deze bijstelling vereist.
DMU38807
Motorolie verversen
DWM00761
Tap de motorolie niet af onmiddellijk nadat motor is afgezet. De olie is heet en er moet voorzichtig mee omgespron­gen worden om brandwonden te voor­komen.
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt.
DCM01711
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
Om te voorkomen dat er olie in het milieu te­rechtkomt en schade berokkent, bevelen wij ten stelligste aan gebruik te maken van een olieverversingssysteem om de motorolie te verversen. Als u niet over een olieverver­singssysteem beschikt, dient u de olie af te tappen door de olieaftapplug te verwijderen. Wanneer u niet vertrouwd bent met de pro­cedure voor het verversen van de motorolie, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas staat, is het op de oliepeilstok aange­geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01862]
68
Page 76
Onderhoud
2. Start de motor. Laat hem gedurende 5-10 minuten warmdraaien met het vrij­looptoerental.
3. Schakel de motor uit en laat hem 5-10 minuten staan.
4. Verwijder de motorkap.
5. Verwijder de olievuldop. Trek de peilstok uit de motor en gebruik de olieververser om de olie volledig te verwijderen.
1
ZMU02270
1. Olievuldop
NOTA:
Wanneer u een olieverversingssysteem ge­bruikt, kunt u stappen 6 en 7 overslaan.
6. Houd een geschikte opvangbak klaar die meer olie kan bevatten dan de totale hoeveelheid motorolie in de motor. Ver­wijder de aftapplug en pakking en houd tegelijkertijd de opvangbak onder het af­tapgat. Laat de olie helemaal uit de motor lopen. Veeg eventueel gemorste olie onmiddellijk op.
2
1
ZMU07967
1. Aftapschroef
2. Pakking
NOTA:
Wanneer de olie niet vlot wegloopt, dient u de kantelhoek te wijzigen of de buitenboord­motor naar bak- en stuurboord te draaien om de olie af te tappen.
7. Breng een nieuwe pakking aan op de af­tapplug. Breng een dunne laag olie aan op de pakking en installeer de aftapplug.
1
1. Olieververser
69
ZMU06620
Aandraaimoment van de aftapplug:
24 Nm (2.45 kgf-m, 17.7 ft-lb)
NOTA:
Als er geen momentsleutel beschikbaar is wanneer u de aftapplug installeert, draai de schroef dan met de vingers vast tot de pak­king in contact komt met het oppervlak van het aftapgat. Draai hem vervolgens 1/4 tot 1/2 slag verder aan met een gewone sleutel.
Page 77
Draai de aftapplug daarna zo vlug mogelijk aan tot het correcte aandraaimoment met be­hulp van een momentsleutel.
8. Giet de correcte hoeveelheid olie in de vulopening. Breng de vuldop en de peil­stok opnieuw aan. OPGELET: Te veel
olie in de motor kan lekkage of scha­de veroorzaken. Als het oliepeil zich boven het bovenste peilstreepje be­vindt, tap de olie dan af tot het gewen­ste peil is bereikt.
[DCM01851]
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboordmotorolie
Motoroliehoeveelheid:
0.8 L (0.85 US qt, 0.70 Imp.qt)
9. Laat de buitenboordmotor 5-10 minuten staan.
10. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
11. Schroef de peilstok in de motor en ver­wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg er­voor dat u de peilstok volledig in de peil­stokgeleiding steekt, anders zal de olie­peilmeting niet correct zijn.
12. Controleer het oliepeil opnieuw met de peilstok om na te gaan of het peil tot er­gens tussen de bovenste en de onderste peilmarkering komt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het oliepeil buiten de gespecificeerde limieten valt.
Onderhoud
3 2 1
ZMU07792
1. Oliepeilstok
2. Bovenste peilmarkering
3. Onderste peilmarkering
13. Start de motor en ga na of de waarschu­wingslamp voor een te lage oliedruk uit blijft. Controleer ook of er geen olielek­ken te bespeuren zijn. OPGELET: Als
het waarschuwingslampje voor lage oliedruk aangaat of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder eerst het probleem te verhel­pen, kan hij ernstig beschadigd ra­ken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokalise­ren en oplossen.
14. Installeer de motorkap.
15. Ruim gebruikte olie op volgens de plaat­selijk geldende voorschriften.
NOTA:
Voor verdere informatie over het opruimen van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha­dealer.
Ververs de olie vaker wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden ge­bruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
DMU29115
Inspecteer bedrading en aansluit­stukken
Inspecteer dat elk aansluitstuk stevig is aangesloten.
[DCM01623]
70
Page 78
Onderhoud
Inspecteer dat elke massakabel stevig vastzit.
DMU32113
Propeller controleren
DWM01882
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt. Alvorens de propeller te inspecteren, te demonte­ren of te installeren, dient u de schakelin­richting in neutraal te zetten, de hoofd­schakelaar op “ sleutel te verwijderen en de clip van de motorstopschakelaar te verwijderen. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vast­draait. Plaats een houten blok tussen de anti­cavitatieplaat en de propeller om te beletten dat de propeller kan draaien.
” (uit) te zetten, de
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op erosie door cavitatie of ventilatie, of op andere schade.
Controleer de propelleras op schade.
Controleer de spiebanen op slijtage of schade.
Controleer of er geen visdraad rond de pro­pelleras is gedraaid.
Controleer de propellerasoliekeerring op schade.
DMU30663
De propeller verwijderen
DMU29198
Spiebaanmodellen
1. Plooi de splitpen met behulp van een buigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en het afstandstuk (indien voorzien).
WAARSCHUWING! Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer losdraait.
[DWM01891]
71
ZMU01897
1. Splitpen
2. Propellermoer
Page 79
Onderhoud
3. Ring
4. Propeller
5. Drukring
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
3. Verwijder de propeller, de ring (indien aanwezig) en de drukring.
DMU30673
De propeller installeren
DMU29235
Spiebaanmodellen
DCM00502
met het gespecificeerde aandraaimo­ment.
Propellermoeraandraaimoment:
F8CMH 17 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb) FT8DE 21 Nm (2.14 kgf-m, 15.5 ft-lb) FT8DEP 21 Nm (2.14 kgf-m, 15.5 ft-lb) FT8DMH 21 Nm (2.14 kgf-m, 15.5 ft-lb)
4. Breng de propellermoer tegenover de propellerasopening. Steek een nieuwe splitpen in de opening en plooi de uitein­den ervan om. OPGELET: Gebruik de
splitpen niet opnieuw. Anders kan de propeller loskomen tijdens het draai-
[DCM01892]
en.
Zorg ervoor dat u een nieuwe splitpen ge­bruikt en plooi de uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller loskomen tij­dens het varen en verloren raken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet op de propelleras aan.
2. Installeer het afstandstuk (indien ver­eist), de drukring, de ring (indien vereist) en de propeller op de propelleras.
OPGELET: Zorg ervoor dat u de dru­kring vóór de propeller installeert. An­ders kunnen de onderbak en de pro­pellernaaf beschadigd raken.
[DCM01882]
3. Installeer het afstandstuk (indien vereist) en de ring. Draai de propellermoer aan
NOTA:
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met de propellerasopening na het aandraaien met het gespecificeerde aandraaimoment, draai de moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met de opening.
DMU2928C
Verversen van tandwielolie
DWM00801
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor op u valt.
72
Page 80
Onderhoud
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag mo­gelijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en ­pakking. OPGELET: Als er zich een te
grote hoeveelheid metaaldeeltjes op de magnetische tandwielolieaftap­plug bevindt, kan dat op een staart­stukprobleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer.
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
NOTA:
Als de motor is uitgerust met een magne­tische tandwielolieaftapplug, dient u alle metalen deeltjes van de plug te verwijde­ren alvorens ze in te draaien.
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
OPGELET: Controleer de gebruikte tandwielolie nadat die is afgetapt. Als
[DCM01901]
2
1
ZMU06685
de tandwielolie melkachtig is, water bevat of een groot aantal metalen deeltjes bevat, is de tandwielkast mo­gelijk beschadigd. Laat de buiten­boordmotor door een Yamaya-dealer nazien en repareren.
[DCM00714]
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de ver­wijdering van gebruikte olie.
5. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de ope­ning van de tandwielolieaftapplug met behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
F8CMH 0.150 L (0.159 US qt,
0.132 Imp.qt) FT8DE 0.370 L (0.391 US qt,
0.326 Imp.qt) FT8DEP 0.370 L (0.391 US qt,
0.326 Imp.qt) FT8DMH 0.370 L (0.391 US qt,
0.326 Imp.qt)
ZMU06686
6. Plaats een nieuwe pakking op de olie­peilplug. Plaats de oliepeilplug als de olie
73
Page 81
Onderhoud
uit het gat voor de oliepeilplug begint te lopen en draai de plug stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
7. Plaats een nieuwe pakking op de olieaf­tapschroef. Plaats de olieaftapschoef en draai hem stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
DMU29304
De brandstoftank reinigen
DWM00921
Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
Als u vragen hebt over het juist uitvoe­ren van die procedure, raadpleeg dan uw Yamaha-dealer.
Blijf uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere vormen van ont­branding als u de brandstoftank reinigt.
Verwijder de brandstoftank van de boot alvorens ze te reinigen. Werk steeds buiten op een plaats die goed verlucht is.
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk op.
Het opnieuw assembleren van de brandstoftank moet zorgvuldig gebeu­ren. Een verkeerde assemblage kan lei­den tot een brandstoflek, met brand- en ontploffingsgevaar tot gevolg.
Loos oude benzine volgens de plaatse­lijke voorschriften.
1. Ledig de brandstoftank in een goedge­keurde container.
2. Giet een kleine hoeveelheid geschikt op­losmiddel in de tank. Installeer de tank-
dop en schud de tank. Laat het oplos­middel volledig weer wegstromen.
ZMU03231
3. Verwijder de schroeven die het brand­stofleidingkoppelstukgeheel op zijn plaats houden. Trek het geheel uit de tank.
4. Reinig de filter (gesitueerd op het uitein­de van de zuigbuis) in een geschikt rei­nigingsoplosmiddel. Laat de filter dro­gen.
5. Vervang de pakkingen door nieuwe exemplaren. Herinstalleer het brandstof-
74
Page 82
Onderhoud
koppelstukpakkinggeheel en zet de schroeven stevig vast.
DMU29317
Inspecteren en vervangen van elek­trode(n)
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplos­elektroden. Controleer regelmatig de externe elektroden. Verwijder de aanslag van de op­pervlakken van de elektroden. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor het vervangen van externe elektroden.
DCM00721
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden zijn met externe elektroden op modellen die ermee zijn uitgerust. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de ver­vanging van interne elektroden die verbon­den zijn met het motorblok.
DMU29324
Controleren van de accu (voor mo­dellen met elektrische starter)
DWM01903
75
ZMU02067
Electrolyt aanwezig in de accu is giftig en bijtend en accu’s genereren explosief wa­terstofgas. Tijdens het werken in de na­bijheid van de accu:
Draag oogbeschermingsmiddelen en rubberen handschoenen.
Rook niet of plaats geen andere ontste­kingsbronnen nabij de accu.
De procedure voor het controleren van de accu varieert naar gelang van de accu. Deze procedure bevat typische controles die van toepassing zijn op veel verschillende accu’s, maar u moet altijd de instructies van de ac­cufabrikant naleven.
DCM01921
Een slecht onderhouden accu raakt snel defect.
Page 83
Onderhoud
1. Controleer het elektrolytpeil.
2. Controleer de lading van de accu. Als uw boot is uitgerust met een digitale snel­heidsmeter helpen de voltmeter en de waarschuwingsfuncties voor een te lage accuspanning u bij het controleren van de acculading. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als de accu moet worden opgela­den.
3. Controleer de accu-aansluitingen. Ze moeten zuiver zijn, stevig vastzitten en bedekt zijn met een isolatiekap.
WAARSCHUWING! Slechte verbin­dingen kunnen kortsluiting of von­kontlading produceren en een explo­sie veroorzaken.
DMU29335
[DWM01913]
Aansluiten van de accu
DWM00573
Monteer de accuhouder op een droge, goed geventileerde, trillingsvrije plek in de boot. Plaats een volledig opgeladen accu in de houder.
DCM01125
Verwissel de batterijkabels niet. Anders zouden de elektrische onderdelen kun­nen worden beschadigd.
1. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij de modellen waarop dat van toepassing
is) op “
” (uit) staat, alvorens aan de
accu te werken.
2. Verbind de rode accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervol­gens de zwarte accukabel met de NE­GATIEVE (-) pool.
1
3
1. Rode kabel
2. Zwarte kabel
3. Accu
3. De elektrische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aange­koppeld zijn, anders kan de accu de motor niet starten.
DMU29372
Loskoppelen van de accu
1. Schakel de accuschakelaar (indien aan­wezig) en de hoofdschakelaar uit.
OPGELET: Als ze er op worden gela­ten, kan de elektrische installatie be­schadigd raken.
2. Koppel de negatieve kabel(s) los van de negatieve (-) pool. OPGELET: Koppel
altijd eerst alle negatieve (-) kabels los om een kortsluiting en schade aan de elektrische installatie te voorkomen.
[DCM01941]
3. Koppel de positieve kabel(s) los en ver­wijder de accu uit de boot.
4. Reinig, onderhoud en bewaar de accu in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
[DCM01931]
2
ZMU01811
76
Page 84

Herstellen van defecten

DMU29428
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressie­of ontstekingssystemen kan ervoor zorgen dat de motor slecht start, dat er minder aan­drijfkracht is of dat er zich andere problemen voordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisin­specties en mogelijke oplossingen, en het heeft betrekking op alle Yamaha-buiten­boordmotoren. Daarom zijn bepaalde items niet van toepassing op uw model. Als uw buitenboordmotor moet worden her­steld, breng hem dan naar uw Yamaha-dea­ler. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het waar­schuwingslampje voor motorpech knippert.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elek­trische starter of de elektrische kring doorge­slagen? A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische overbelasting en neem die weg. Vervang de zekering door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Staat de schakelhendel in versnelling? A. Schakel naar neutraal.
V. Is de brandstoftank leeg? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de startprocedure incorrect? A. Zie pagina 40.
V. Is de brandstofpomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Werd(en) de bougiedop(pen) verkeerd aangebracht? A. Controleer de bougiedoppen en breng ze eventueel op de juiste manier aan.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn de ontstekingsonderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de motorstopschakelaarkoord niet be­vestigd? A. Bevestig de koord.
De motor start niet (de starter werkt).
77
Page 85
Herstellen van defecten
V. Zijn de inwendige motoronderdelen be­schadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor draait onregelmatig in vrijloop of slaat af.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Zijn er defecte ontstekingsonderdelen? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waarschuwing.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn carburateurafstellingen niet correct? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef op de brandstof­tank gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de chokeknop uitgetrokken? A. Druk de knop helemaal in.
V. Is motorhoek te groot? A. Zet de motor weer in de normale wer­kingsstand.
V. Is de carburator verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
78
Page 86
Herstellen van defecten
V. Is de gasklep verkeerd afgesteld? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de accukabel losgekoppeld? A. Sluit hem stevig aan.
De waarschuwingszoemer weerklinkt of het verklikkerlampje brandt.
V. Is het koelsysteem verstopt? A. Ga na of de waterinlaat niet verstopt is.
V. Is het motoroliepeil te laag? A. Vul de olietank met de gespecificeerde motorolie.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbe­volen type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de lading van de boot goed verdeeld? A. Verdeel de lading zo dat de boot horizon­taal in het water ligt.
V. Is de waterpomp of de thermostaat de­fect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is er overtollig water in het brandstoffilter­huis? A. Ledig het filterhuis.
Verlies van motorvermogen.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propellerspoed of -diameter niet juist? A. Installeer de juiste propeller om de buiten­boordmotor met zijn aanbevolen toerental (omw/min) te laten draaien.
V. Is de trimhoek niet correct? A. Pas de trimhoek zo aan dat de motor het meest efficiënt werkt.
V. Is de motorolie verontreinigd of slecht ge­worden? A. Vervang de olie door verse olie van het gespecificeerde type.
V. Is de oliefilter verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de oliepomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
79
V. Werd de motor op een verkeerde hoogte op de spiegel gemonteerd? A. Pas de hoogte van de motor op de spiegel aan.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waarschuwing.
V. Is de onderkant van de boot vervuild met aangroeiing? A. Reinig de onderkant van de boot.
Page 87
Herstellen van defecten
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de tandwielbehuizing? A. Verwijder het vreemd materiaal en reinig het staartstuk.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbe­volen type.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn er elektrische onderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Wordt er wel gebruik gemaakt van de juis­te brandstof? A. Vervang de brandstof door het opgegeven type.
V. Is de aandrijfriem van de hogedrukbrand­stofpomp stuk? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Reageert de motor niet op de juiste manier op de stand van de schakelhendel? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor trilt buitensporig.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
80
Page 88
Herstellen van defecten
V. Is de propelleras beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de propeller? A. Verwijder en reinig de propeller.
V. Is de motormontagebout los? A. Draai de bout vast.
V. Is de fuseepen los of beschadigd? A. Zet ze vast of laat het probleem verhelpen door een Yamaha-dealer.
DMU29434
Tijdelijke handeling in een
noodgeval
DMU29442
Impact schade
DWM00871
De buitenboordmotor kan ernstig worden beschadigd door een botsing tijdens het varen of het slepen. Een beschadiging kan ervoor zorgen dat het niet veilig is om de buitenboordmotor te gebruiken.
Volg de onderstaande procedure wanneer de buitenboordmotor een voorwerp in het water raakt.
2. Controleer het besturingssysteem en al­le componenten op schade. Controleer ook de boot op schade.
3. Of er nu wel of geen schade is ontdekt, keer langzaam en voorzichtig terug naar de dichtstbijzijnde haven.
4. Laat een Yamaha-dealer de buiten­boordmotor controleren, voordat deze opnieuw wordt bediend.
DMU30684
Vervangen van de zekering
Als er een zekering is doorgesmolten opent u de zekeringhouder en verwijdert u de door­gesmolten zekering met behulp van een ze­keringtrekker. Vervang ze door een reserve­zekering met de juiste stroomsterkte.
DWM00632
Het installeren van een verkeerde zeke­ring of een stukje draad kan een overma­tige stroomvloei mogelijk maken. Dat kan het elektrisch systeem beschadigen en brand veroorzaken.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer de nieuwe zekering onmiddellijk doorsmelt.
1. Zet de motor onmiddellijk af.
81
1. Zekeringkast
2. Zekering (10 A)
3. Reservezekering (10 A)
4. Zekeringtrekker
Page 89
Herstellen van defecten
DMU32131
Kantelbekrachtiging werkt niet
Als de motor niet kan worden omhoog of om­laag gekanteld met de kantelbekrachtiging omwille van een lege accu of een storing in de kantelbekrachtigingseenheid, kunt u de motor ook manueel kantelen.
1. Draai de manuele klepschroef los door ze naar links te draaien tot ze stopt.
1. Schroef van de handbediende klep
2. Zet de motor in de gewenste stand en draai vervolgens de manuele klep­schroef vast door ze naar rechts te draai­en.
DMU29534
De starter werkt niet
Als het startmechanisme niet werkt (de motor kan niet worden aangezwengeld met de star­ter), kan de motor worden gestart met de noodstartkoord.
DWM01023
Pas die procedure alleen toe in een noodgeval om naar de dichtstbijzijnde haven terug te keren voor herstelling.
Wanneer de noodstartkoord wordt ge­bruikt om de motor te starten, werkt de neutraalstartbeveiliging niet. Zorg er­voor dat de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. Anders kan de boot onverwacht beginnen te bewegen, wat tot ongevallen zou kunnen leiden.
Bevestig de motoruitschakelkoord tij­dens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been.
Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg er­voor dat de koord nergens achter ver­strikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
Vergewis u ervan dat er niemand achter u staat als u aan het startkoord trekt. Het zou achterwaarts kunnen zwepen en iemand verwonden.
Een onafgeschermd, draaiend vliegwiel is zeer gevaarlijk. Houd losse kleding en andere voorwerpen uit de buurt bij het starten van de motor. Gebruik de nood­startkoord uitsluitend zoals voorge­schreven. Raak het vliegwiel of andere bewegende onderdelen niet aan wan­neer de motor draait. Installeer het star­termechanisme of de motorkap nooit terwijl de motor draait.
Raak bij het starten of gebruiken van de motor de ontstekingsspoel, de bougie­kabel, de bougiedop of andere elektri­sche onderdelen niet aan. U loopt het risico op elektrische schokken.
DMU29563
Noodstart
1. Verwijder de motorkap.
2. Koppel de neutrale-startbeveiligingska­bel los van de starter, indien voorzien.
82
Page 90
Herstellen van defecten
1. Neutraal startbeveiligingskabel
3. Verwijder de starter/het vliegwiel door de bouten los te draaien.
de motor is gestart, drukt u de choke­knop langzaam terug in zijn uitgangspo­sitie naarmate de motor warmer wordt.
6. Steek het geknoopte uiteinde van de noodstartkoord in de inkeping in de vlieg­wielrotor en draai de koord verschillende keren rond het vliegwiel in de richting van de wijzers van de klok.
7. Geef er vervolgens een korte maar krachtige ruk aan om de motor te starten. Herhaal dat indien nodig.
4. Maak de motor klaar om te starten. Voor meer informatie, zie pagina 40. Zorg er­voor dat de motor in neutraal staat en dat de klem is bevestigd aan de motorstop­schakelaar. De hoofdschakelaar moet in de stand “ zien.
” (aan) staan, indien voor-
ON
OFF
ZMU01880
5. Als er een chokeknop is voorzien, trekt u die uit wanneer de motor koud is. Nadat
83
DMU29672
De motor werkt niet
DMU35322
Noodmotorwerking
Als de accuspanning laag is of in het onwaar­schijnlijke geval van een defect in het ontste­kingssysteem, kan het motortoerental onre­gelmatig worden of kan de motor stilvallen. In een dergelijke situatie dient u de hieronder beschreven procedure te volgen.
Page 91
Koppel de gele kabel (noodkring) van de CDI-eenheid los. Laat de motor met een laag toerental draaien en keer terug naar de haven. OPGELET:
Volg die procedure alleen in een noodge­val en juist lang genoeg om naar de haven terug te keren voor herstelling.
1. Geel snoer
DMU33502
[DCM00382]
Behandeling van ondergedom-
pelde motor
Als de buitenboordmotor helemaal werd on­dergedompeld, moet hij onmiddellijk naar een Yamaha-dealer worden gebracht. An­ders kan er haast onmiddellijk roestvorming intreden. OPGELET: Probeer de buiten-
boordmotor niet te laten draaien voordat hij volledig gecontroleerd is.
[DCM00402]
Herstellen van defecten
84
Page 92

Index

A
Accu..................................................... 37
Accu, aansluiten................................... 76
Accu, controleren (modellen met
elektrische starter)............................. 75
Accu, loskoppelen................................ 76
Accuvereisten....................................... 13
Afstandsbedieningshendel................... 19
Afstandsbedieningskast....................... 19
Afstandsbedieningsvereisten............... 13
Alcohol en verdovende middelen........... 2
Anti-fouling........................................... 15
B
Bedieningselementen, controleren....... 35
Bedrading en aansluitstukken,
inspecteren........................................ 70
Benzine............................................ 2, 15
Blootstelling aan en morsen van
benzine................................................ 2
Bougie, reiniging en afstellen............... 67
Brandstof bijvullen ............................... 37
Brandstof verzenden (draagbare
tank)................................................... 39
Brandstoffilter, controleren................... 67
Brandstoflekken, controleren op........... 34
Brandstofpeil........................................ 34
Brandstofsysteem................................. 34
Brandstoftank....................................... 18
Brandstoftank, reinigen........................ 74
Brandstofverbruiksindicator ................. 21
Brandstofvereisten............................... 15
Buitenboordmotor (geverfd oppervlak),
controleren......................................... 61
Buitenboordmotor monteren................. 13
Buitenboordmotorafdankingsvereis-
ten...................................................... 16
Buitenboordmotorserienummer.............. 5
Buitenboordmotorveiligheid.................... 1
C
Chokeknop........................................... 23
Chokeschakelaar.................................. 20
Controleert voordat de motor wordt
gestart................................................ 34
Controles na het starten van de
motor.................................................. 44
Controles na het warmdraaien van de
motor.................................................. 44
D
De boot stoppen................................... 46
De buitenboordmotor monteren........... 30
De buitenboordmotor trimmen.............. 48
De motor gebruiken.............................. 39
De motor laten warmdraaien................ 44
De motor werkt niet.............................. 83
De starter werkt niet............................. 82
Doorspoelplug................................ 26, 36
Draaiende onderdelen............................ 1
E
Eerste gebruik...................................... 33
EG label ................................................. 6
EG-verklaring van
overeenstemming ............................... 5
Elektrische schokken.............................. 1
Elektrode(n), inspecteren en
vervangen.......................................... 75
G
Gashendel ........................................... 21
Gashendelfrictieafstelling..................... 21
H
Handgreep repeteerstarter................... 23
Hete onderdelen..................................... 1
Hoofdschakelaar.................................. 24
I
Impact schade...................................... 81
Inlopen van de motor............................ 33
Installatievereisten................................ 13
Instrumenten en verklikkers................. 28
K
Kantelbekrachtiging................................ 1
Kantelbekrachtiging werkt niet............. 82
Kantelbekrachtigingseenheid............... 26
Kantelbekrachtigingsschakelaar........... 24
85
Page 93
Index
Kantelbekrachtigingssysteem,
controleren......................................... 37
Kantelsteunknop................................... 25
Kantelsteunstang.................................. 25
Kantelvergrendelingsmechanisme....... 25
Koelwater............................................. 44
Koolmonoxide......................................... 2
L
Lees handleidingen en labels................. 7
M
Mensen in het water............................... 2
Montagehoogte.................................... 30
Motor uitschakelen............................... 47
Motor, controleren................................ 36
Motorkap, installeren............................ 36
Motorkap, verwijderen.......................... 34
Motorkapvergrendelhendel................... 26
Motorolie............................................... 35
Motorolie, bijvullen................................ 33
Motorolie, verversen............................. 68
Motorolievereisten................................ 14
Motorstopknop ..................................... 23
Motorstopschakelaarkoord..................... 1
N
Naar boven en naar beneden
kantelen............................................. 51
Neutraal gashendel.............................. 20
Neutraal vergrendeltrekker................... 20
Neutraal-startbeveiliging....................... 14
Noodgeval, tijdelijke handeling in......... 81
Noodmotorwerking............................... 83
Noodstart.............................................. 82
Noodstopkoord..................................... 35
Noodstopkoord en clip.......................... 22
Nooduitrusting...................................... 16
Onderhoudsschema 2.......................... 64
Ondiep water ....................................... 54
Opberging van de buitenboordmotor.... 58
Overladen............................................... 3
P
Passagiers.............................................. 3
Passagiersopleiding............................... 4
Periodiek onderhoud............................ 61
Plaats voor identificatienummers........... 5
Problemen verhelpen........................... 77
Propeller................................................. 1
Propeller, controleren........................... 71
Propeller, installeren............................. 72
Propeller, verwijderen........................... 71
Propellerkeuze..................................... 13
R
Reiniging van de buitenboordmotor..... 60
S
Schakelen............................................. 45
Schakelen (controles na het
warmdraaien van de motor)............... 44
Schakelhendel ..................................... 20
Scheepvaartveiligheid............................ 2
Scheepvaartveiligheidspublicaties......... 4
Schematische voorstelling van de
componenten..................................... 17
Sleutelnummer....................................... 5
Smeren................................................. 65
Smering................................................ 59
Spoelen in een testtank........................ 58
Spoelen van het motorblok................... 60
Starten van de motor............................ 40
Stopschakelaars................................... 44
Stuurfrictieafstelinrichting..................... 24
Stuurhendel ......................................... 20
O
Oliedrukwaarschuwing......................... 29
Oliedrukwaarschuwingslampje............. 28
Ondergedompelde
buitenboordmotor............................... 84
Onderhoudsschema 1.......................... 62
T
Tandwielolie, verversen........................ 72
Technische gegevens.......................... 11
Trimstang (kantelpen).......................... 25
86
Page 94
Index
V
Varen in zout water of in andere
omstandigheden................................ 56
Vastklemmen van de
buitenboordmotor............................... 31
Vermogen paardenkracht boot............. 13
Vermijd botsingen................................... 3
Vervangingsonderdelen....................... 61
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor............................... 57
Vrijlooptoerental, inspecteren............... 68
W
Waarschuwingslabels ............................ 7
Waarschuwingslampje ........................ 27
Waarschuwingssysteem....................... 29
Weersomstandigheden.......................... 3
Wetten en voorschriften......................... 4
Wijzigingen............................................. 2
Z
Zekering, vervangen............................. 81
Zware gebruiksomstandigheden.......... 61
Zwemvesten........................................... 2
87
Page 95
Page 96
Gedrukt in Frankrijk Januari 2014–0.3 × 1 CR
Loading...