Yamaha F30B, F40F User Manual

Page 1
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw bui-
tenboordmotor te gebruiken.
F30B F40F
6BG-28199-77-D0
Page 2
DMU25053
Page 3
Belangrijke handleidingsinformatie
WAARSCHUWING
OPGELET
NOTA:
NOTA:
DMU25108
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie over juiste bediening, on­derhoud en zorg. Een grondig begrip van deze eenvoudige instructies zal u helpen om maximaal plezier uit uw nieuwe Yamaha te krijgen. Raadpleeg een Yamaha-dealer, in­dien u vragen over de bediening of onder­houd van uw buitenboordmotor hebt. In deze gebruikershandleiding is bijzonder belangrijke informatie als volgt aangeduid.
: dit is het symbool voor veiligheids­waarschuwingen. Het wordt gebruikt om u op mogelijke verwondinggevaren te wijzen. Volg alle veiligheidsmeldingen achter dit symbool op om mogelijke verwondingen of overlijden te voorkomen.
DWM00782
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00702
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigen­dommen te voorkomen.
Een NOTA geeft belangrijke informatie om handelingen gemakkelijker of duidelijker te maken.
productontwerp en kwaliteit. Daarom, on­danks dat deze handleiding de laatste pro­ductinformatie bevat die verkrijgbaar is ten tijde van uitgave, kunnen er kleine afwijkin­gen tussen uw machine en deze handleiding zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer, indien u enige vragen aangaande dit handboek heeft. Yamaha raadt aan dat u het product correct gebruikt en de gespecificeerde periodieke in­specties en onderhoud correct uitvoert vol­gens de instructies in de gebruikershandleiding, om een lang leven van het product te verzekeren. Elke schade, veroorzaakt door het niet volgen van deze in­structies, valt niet onder de garantie. Sommige landen hanteren wetten of regels die gebruikers verbieden het product mee te nemen buiten het land van aankoop. Dit kan het registreren van het product in het land van bestemming onmogelijk maken. Daar­naast kan de garantie in sommige gebieden niet van toepassing zijn. Raadpleeg de dea­ler waar het product is aangeschaft voor meer informatie, indien u het product mee wilt nemen naar een ander land. Indien het gekochte product reeds was ge­bruikt, neemt u contact op met uw dichtstbij­zijnde dealer voor herregistratie en om recht te krijgen op de aangegeven diensten.
De F30BEHD, F30BET, F40FED, F40FEHD, F40FET en de standaardacces­soires worden gebruikt als basis voor de ver­klaringen en afbeeldingen in deze handleiding. Daardoor kunnen sommige on­derdelen niet op ieder model van toepassing zijn.
Yamaha zoekt voortdurend vooruitgang in
Page 4
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25122
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2013 door Yamaha Motor Co., Ltd.
Alle rechten voorbehouden. Elke herdruk of onbevoegd gebruik zonder de schriftelijke toelating van
F30B, F40F
1e Uitgave, november 2013
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Page 5
Inhoud
Veiligheidsinformatie........................ 1
Buitenboordmotorveiligheid.............. 1
Propeller .............................................. 1
Draaiende onderdelen......................... 1
Hete onderdelen.................................. 1
Elektrische schokken........................... 1
Trim- en kantelbekrachtiging ............... 1
Motorstopschakelaarkoord .................. 1
Benzine ............................................... 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ............................................ 2
Koolmonoxide...................................... 2
Wijzigingen .......................................... 2
Scheepvaartveiligheid ...................... 2
Alcohol en verdovende middelen ........ 2
Zwemvesten ........................................ 2
Mensen in het water ............................ 2
Passagiers........................................... 3
Overladen............................................ 3
Vermijd botsingen................................ 3
Weersomstandigheden ....................... 3
Passagiersopleiding ............................ 4
Scheepvaartveiligheidspublicaties ...... 4
Wetten en voorschriften ...................... 4
Algemene informatie......................... 5
Plaats voor identificatienummers .....5
Buitenboordmotorserienummer........... 5
Sleutelnummer .................................... 5
EG-verklaring van
overeenstemming ......................... 5
EG label ..........................................5
Lees handleidingen en labels........... 7
Waarschuwingslabels ......................... 7
Specificaties en vereisten ..............10
Technische gegevens .................... 10
Installatievereisten .........................11
Vermogen paardenkracht boot.......... 11
Monteren van de motor ..................... 12
Yamaha Security System ................. 12
Afstandsbedieningsvereisten ......... 12
Accuvereisten................................. 12
Technische gegevens van de
accu ............................................... 12
Monteren van de accu....................... 13
Meerdere accu’s................................ 13
Propellerkeuze............................... 13
Neutraal-startbeveiliging ................ 13
Motorolievereisten.......................... 13
Brandstofvereisten......................... 14
Benzine ............................................. 14
Anti-fouling..................................... 15
Motorafdankingsvereisten.............. 15
Nooduitrusting................................ 15
Componenten.................................. 16
Schematische voorstelling van
de componenten ......................... 16
Brandstoftank ....................................17
Brandstofleidingkoppelstuk ............... 18
Brandstofmeter.................................. 18
Benzinetankdop................................. 18
Ontluchtingsschroef........................... 18
Afstandsbedieningzender ................. 18
Ontvanger ......................................... 19
Yamaha Security System
vergrendel- en
ontgrendelmodus .......................... 19
Afstandsbedieningskast .................... 19
Afstandsbedieningshendel ................20
Neutraal vergrendeltrekker................ 20
Neutraal gashendel ...........................20
Stuurhendel ...................................... 20
Schakelhendel .................................. 21
Gashendel ........................................ 21
Brandstofverbruiksindicator .............. 21
Gashendelfrictieafstelling ..................21
Noodstopkoord en clip....................... 22
Motorstopknop .................................. 23
Hoofdschakelaar ............................... 23
Stuurfrictieregelhendel ...................... 23
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
op afstandsbediening of
stuurhendel ....................................24
Page 6
Inhoud
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
aan onderkant motorkap ................ 25
Schakelaars voor het regelen van
de snelheid voor stapvoets
varen .............................................. 25
Trimtap met anode ............................ 25
Kantelvergrendelingsmechanisme .... 26
Kantelsteunknop................................ 26
Motorkapvergrendelhendel(s)
(draaitype)...................................... 27
Doorspoelplug ................................... 27
Brandstoffilter/waterafscheider.......... 27
Waarschuwingslampje ..................... 28
Instrumenten en
verklikkerlampjes ............................ 29
Verklikkers ..................................... 29
Oliedrukwaarschuwingslampje.......... 29
Oververhittingwaarschu-
wingslampje ................................... 29
Digitale toerenteller ........................ 29
Toerenteller ....................................... 30
Trimmeter .......................................... 30
Urenmeter ......................................... 30
Oliedrukwaarschuwingslampje.......... 30
Oververhittingwaarschu-
wingslampje ................................... 31
Digitale snelheidsmeter..................31
Snelheidsmeter ................................. 31
Brandstofmeter.................................. 32
Tripmeter / klok / voltmeter................ 32
Brandstofpeilwaarschu-
wingslampje ................................... 33
Waarschuwingslampje voor lage
accuspanning................................. 33
6Y8 Multifunctionele meters...........33
6Y8 Multifunctionele
toerentellers ................................34
Startcontroles .................................... 35
Yamaha Security
System-informatie ......................... 35
Regelen van de snelheid voor
stapvoets varen.............................. 36
Oliedrukwaarschuwing ......................36
Oververhittingswaarschuwing ........... 37
Waterafscheiderwaarschuwing ......... 37
Motorstoringwaarschuwing................ 38
Waarschuwing voor lage
accuspanning................................. 38
6Y8 Multifunctionele snelheid &
brandstofmeters.......................... 39
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters.......................... 40
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters............... 41
Motorcontrolesysteem ................... 42
Waarschuwingssysteem ................ 42
Oververhittingswaarschuwing ........... 42
Oliedrukwaarschuwing ......................42
Installatie ......................................... 44
Installatie........................................ 44
De buitenboordmotor monteren ........ 44
Werking............................................ 46
Eerste gebruik................................ 46
De motor met motorolie vullen .......... 46
Inlopen van de motor......................... 46
Leer uw boot kennen......................... 46
Controleert voordat de motor
wordt gestart ............................... 47
Brandstofpeil ..................................... 47
Verwijderen van de motorkap............ 47
Brandstofsysteem.............................. 47
Bedieningselementen........................ 48
Noodstopkoord .................................. 48
Motorolie............................................ 48
Motor .................................................49
Doorspoelplug ...................................49
Installeren van de motorkap .............. 49
Controleren van het trim- en
kantelbekrachtigingssysteem......... 50
Accu .................................................. 50
Brandstof bijvullen ......................... 51
De motor gebruiken ....................... 52
Page 7
Inhoud
Brandstof verzenden
(draagbare tank) ............................ 52
Starten van de motor......................... 53
Controles na het starten van de
motor ........................................... 56
Koelwater .......................................... 56
De motor laten warmdraaien..........57
Modellen met manuele starter en
elektrische starter........................... 57
Controles na het warmdraaien
van de motor ............................... 57
Schakelen.......................................... 57
Stopschakelaars................................ 57
Schakelen ......................................57
De boot stoppen.............................59
Stapvoets varen ............................. 59
Regelen van de snelheid voor
stapvoets varen.............................. 59
Motor uitschakelen ......................... 60
Procedure.......................................... 60
De buitenboordmotor trimmen .......61
Instellen van de trimhoek
(trim- en kantelbekrachtiging) ........ 62
Afstellen van trimhoek voor
modellen met hydraulisch
kantelmechanisme ......................... 62
Boottrim instellen............................... 63
Naar boven en naar beneden
kantelen....................................... 64
Procedure voor het naar boven
kantelen
(modellen met hydraulisch
kantelmechanisme)........................ 64
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)....................... 65
Procedure voor het naar beneden
kantelen
(modellen met hydraulisch
kantelmechanisme)........................ 66
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)....................... 67
Ondiep water .................................68
Modellen met hydraulisch
kantelmechanisme ......................... 68
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging ........................ 69
Varen in andere
omstandigheden ......................... 70
Onderhoud....................................... 71
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor........................ 71
Opbergen van de
buitenboordmotor........................... 71
Procedure.......................................... 72
Smering ............................................. 75
Spoelen van het motorblok................ 75
Reiniging van de
buitenboordmotor........................... 76
Controleren van geverfd oppervlak
van de buitenboordmotor ............... 76
Periodiek onderhoud...................... 76
Vervangingsonderdelen .................... 77
Zware gebruiksomstandigheden .......77
Onderhoudsschema 1 ....................... 78
Onderhoudsschema 2 ....................... 80
Smeren.............................................. 81
Reiniging en afstelling van de
bougie ............................................82
Vrijlooptoerental onderzoeken........... 83
Motorolie verversen........................... 84
Inspecteer bedrading en
aansluitstukken ..............................86
Propeller controleren ......................... 86
De propeller verwijderen ................... 87
De propeller installeren ..................... 87
Verversen van tandwielolie ............... 88
De brandstoftank reinigen .................89
Inspecteren en vervangen van
elektrode(n).................................... 90
Controleren van de accu
(voor modellen met elektrische
starter)............................................ 91
Aansluiten van de accu .....................91
Loskoppelen van de accu.................. 92
Opbergen van de batterij................... 92
Page 8
Inhoud
Herstellen van defecten.................. 93
Problemen verhelpen ..................... 93
Tijdelijke handeling in een
noodgeval.................................... 97
Impact schade ................................... 97
Vervangen van de zekering............... 97
De trim- en kantelbekrachtiging
werkt niet........................................ 98
Waarschuwingslampje van
waterafscheider knippert tijdens
varen .............................................. 99
De starter werkt niet ........................ 100
Noodstart......................................... 101
Behandeling van
ondergedompelde motor ........... 102
INDEX .............................................103
Page 9

Veiligheidsinformatie

DMU33623
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36502
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een
persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propel-
ler, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33631
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33641
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanraking met onderdelen onder de motor­kap tot de motor is afgekoeld.
DMU33651
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU33661
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li­chaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kan­telbekrachtigingsmechanisme te laten wer­ken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rond­om de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhen­del vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond ra­ken.
DMU33672
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos ver­der vaart en mensen achterlaat, of over men­sen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze
1
Page 10
Veiligheidsinformatie
haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer besturen. De boot zou snel kunnen vertra­gen, waardoor passagiers en voorwerpen voorwaarts worden geslingerd.
DMU33811
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 52 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33821
Blootstelling aan en morsen van benzine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33901
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van
uitlaatopeningen.
DMU33781
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33741
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33711
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU40281
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33732
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlakbij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de motor stil. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan-
2
Page 11
neer de motor in neutraal staat. Schakel de
ZMU06025
motor uit wanneer er zich een persoon vlak­bij de boot in het water bevindt.
DMU33752
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft genomen in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon manoeuvre dient te maken. Tracht opsprin­gende golven en kielzog steeds te vermij­den.
DMU33762
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de bootfabrikant voor het toegestane maxi­mumgewicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overladen of verkeerd verdelen van het ge­wicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en lei­den tot ongevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33773
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor men­sen, voorwerpen en andere boten. Wees op uw hoede voor omstandigheden die de zicht­baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
Veiligheidsinformatie
Stuur defensief met een veilige snelheid en houd voldoende afstand van mensen, voor­werpen en andere boten.
Vaar niet op korte afstand achter andere
boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma-
noeuvres die het anderen moeilijk maken om u te ontwijken of te voorspellen waar u heen gaat.
Vermijd gebieden met gezonken voorwer-
pen of ondiep water.
Ken uw grenzen en vermijd agressieve
manoeuvres om het risico op controlever­lies en botsingen te vermijden en om te vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge­slingerd.
Reageer tijdig om botsingen te vermijden.
Vergeet niet dat boten geen remmen heb­ben en dat het afzetten van de motor of het verminderen van de stuwkracht de wen­baarheid kunnen verminderen. Als u niet zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om een voorwerp te ontwijken, geef dan gas bij en stuur in een andere richting.
DMU33791
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
Page 12
Veiligheidsinformatie
DMU33881
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33891
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheepvaartorganisaties.
DMU33601
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
4
Page 13

Algemene informatie

1
ZMU06390
DMU25172
Plaats voor
identificatienummers
DMU25185
Buitenboordmotorserienummer
Het serienummer van de buitenboordmotor staat vermeld op het label op de bakboordzij­de van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de daartoe voorziene ruimten om op te ge­ven bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
DMU25192
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond
op de afbeelding. Noteer dit nummer in de ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Sleutelnummer
DMU37292
EG-verklaring van overeenstemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt geleverd met de EG-verklaring van overeen­stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Naam van de motorfabrikantModelnaamProductcode van model (goedgekeurde
modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25207
EG label
Buitenboordmotoren met dit “EG”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 2006/42/EC, 94/25/EC - 2003/44/EC en 2004/108/EC.
5
Page 14
Algemene informatie
1
ZMU06391
ZMU06040
1. Positie van het CE-label
6
Page 15
Algemene informatie
ZMU06393
1
3
2
DMU33524
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze buitenboordmotor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33834
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
7
Page 16
Algemene informatie
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
ZMU05706
1
2
3
DMU33913
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01692
Bij een noodstart is er geen neutraal­startbeveiliging. Vergewis u ervan dat de schakelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
DWM01682
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen
8
aanraken of verwijderen.
3
DWM01672
Lees de handleiding en de labels.Draag een goedgekeurd zwemvest.Bevestig het noodstopkoord aan uw
zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
Page 17
Algemene informatie
ZMU05696
ZMU05664
ZMU05665
ZMU05666
ZMU05667
ZMU05668
DMU33844
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
Bedieningsrichting van afstandsbedienings­hendel/schakelhendel, twee richtingen
Motorstart/ motoraanzwengeling
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
9
Page 18

Specificaties en vereisten

NOTA:
DMU34522
Technische gegevens
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is. Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is en “(PL)” dat de geïnstalleerde propeller van plastic is.
DMU2821U
Maat:
Totale lengte:
F30BEHD 1362 mm (53.6 in) F30BET 698 mm (27.5 in) F40FED 698 mm (27.5 in) F40FEHD 1362 mm (53.6 in) F40FET 698 mm (27.5 in)
Totale breedte:
384 mm (15.1 in)
Totale hoogte S:
F30BET 1228 mm (48.3 in) F40FEHD 1228 mm (48.3 in) F40FET 1228 mm (48.3 in)
Totale hoogte L:
1350 mm (53.1 in)
Motorspiegelhoogte S:
F30BET 414 mm (16.3 in) F40FEHD 414 mm (16.3 in) F40FET 414 mm (16.3 in)
Motorspiegelhoogte L:
536 mm (21.1 in)
Droog gewicht (AL) S:
F30BET 94 kg (207 lb) F40FEHD 98 kg (216 lb) F40FET 94 kg (207 lb)
Droog gewicht (AL) L:
F30BEHD 102 kg (225 lb) F30BET 98 kg (216 lb) F40FED 95 kg (209 lb)
F40FEHD 102 kg (225 lb) F40FET 98 kg (216 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
5000–6000 omw/min
Nominaal vermogen:
F30BEHD 22.1 kW (30 PK) F30BET 22.1 kW (30 PK) F40FED 29.4 kW (40 PK) F40FEHD 29.4 kW (40 PK) F40FET 29.4 kW (40 PK)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
750–850 omw/min
Motor:
Type:
4-takt SOHC L3 6kleppen
Slag:
Boring slag:
Ontstekingssysteem:
Bougie (NGK):
Electrode afstand bougie:
Besturingssysteem:
Startsysteem:
Carburateur met start systeem:
Klepspeling IN (koude motor):
Klepspeling UIT (koude motor):
3
747 cm
65.0 75.0 mm (2.56 2.95 in)
CDI
DPR6EB-9
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
F30BEHD Stuurhendel F30BET Afstandsbediening F40FED Afstandsbediening F40FEHD Stuurhendel F40FET Afstandsbediening
Elektrische starter
Elektronische brandstofinjectie
0.15–0.25 mm (0.0059–0.0098 in)
0.25–0.35 mm (0.0098–0.0138 in)
(45.6 c.i.)
10
Page 19
Specificaties en vereisten
WAARSCHUWING
Koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
430–1080 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
70 A/u
Maximumdynamovermogen:
17 A
Aandrijvingseenheid:
Schakelinrichtingstanden:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
2.00(26/13)
Trim- en kantelsysteem:
F30BEHD Hydraulisch kantelmecha­nisme F30BET Trim- en kantelbekrachtiging F40FED Hydraulisch kantelmecha­nisme F40FEHD Hydraulisch kantelmecha­nisme F40FET Trim- en kantelbekrachtiging
Propellermerkteken:
G
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. researchoctaangetal:
90
Brandstoftank inhoud:
25 L (6.60 US gal, 5.50 Imp.gal)
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboord­motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30
API SE/SF/SG/SH/SJ/SL Motoroliehoeveelheid (zonder oliefilter­vervanging):
1.5 L (1.59 US qt, 1.32 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefilterver­vanging):
1.7 L (1.80 US qt, 1.50 Imp.qt)
Smeersysteem:
Oliecarter
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
0.430 L (0.455 US qt, 0.378 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Bougie:
17 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb)
Propellermoer:
34 Nm (3.47 kgf-m, 25.1 ft-lb)
Motorolieaftapbout:
27 Nm (2.75 kgf-m, 19.9 ft-lb)
Motoroliefilter:
18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94):
80.7 dB(A)
Trilling in stuurhendel (ICOMIA 38/94):
F30BEHD Trilling in stuurhendel be­draagt minder dan 2.5 m/s
2
F40FEHD Trilling in stuurhendel be­draagt minder dan 2.5 m/s
DMU33555
2
Installatievereisten
DMU33565
Vermogen paardenkracht boot
DWM01561
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Controleer voor het plaatsen van de buiten­boordmotor(en) of de totale paardenkrach­ten van uw buitenboordmotor(en) niet het maximale paardenkracht vermogen van de boot overschrijdt. Zie de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
11
Page 20
Specificaties en vereisten
WAARSCHUWING
OPGELET
WAARSCHUWING
ZMU07305
DMU33572
Monteren van de motor
DWM01571
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is
speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appa­ratuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 44.
DMU41593
Yamaha Security System
DCM02461
Het Yamaha Security System wordt ver­kocht in overeenstemming met de gel­dende wetten en voorschriften inzake het uitzenden van radiogolven. Dat betekent dat wanneer dit product wordt gebruikt buiten het land waar het werd gekocht, het mogelijk niet voldoet aan de wetten of voorschriften inzake het uitzenden van radiogolven in het land waar het wordt gebruikt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer gedetailleerde informatie.
De buitenboordmotor met dit label is uitge­rust met het Yamaha Security System voor diefstalbeveiliging, dat bestaat uit een ont­vanger en een afstandsbedieningzender. De motor kan niet worden gestart als het bevei­ligingssysteem in de vergrendelmodus staat. Hij kan alleen worden gestart in de ontgren­delmodus. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het installeren van de ontvanger.
DMU33582
Afstandsbedieningsvereisten
DWM01581
Als de motor in versnelling start, kan de
boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling
start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet wor­den uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
DMU25695
Accuvereisten
DMU25723
Technische gegevens van de accu
Koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
430–1080 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
70 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
12
Page 21
Specificaties en vereisten
ZMU04606
-
x
123
DMU36291
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. WAARSCHUWING! Plaats geen
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde comparti­ment als de accu. Dat kan leiden tot brand, explosies of vonken.
DMU36301
[DWM01821]
Meerdere accu’s
Om meerdere accu’s aan te sluiten, bijvoor­beeld in boten met meerdere motoren of in geval van een hulpaccu, dient u uw Yamaha­dealer te raadplegen in verband met de keu­ze van de accu en de correcte bedrading.
DMU34196
Propellerkeuze
Naast het selecteren van een buitenboord­motor is het selecteren van de juiste propel­ler een van de belangrijkste beslissingen die een booteigenaar dient te nemen. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een rechtstreekse invloed op de ac­celeratie, de topsnelheid, het brandstofver­bruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mogelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor werd geleverd met een Yamaha propeller die is gekozen om goed te presteren in een reeks van toepas­singen, maar er kunnen toepassingen zijn waar een andere propeller meer geschikt is. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifie­ke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het alge­meen geldt dat een propeller met een grote­re spoed geschikt is voor geringere
bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopende ladingen vervoert, se­lecteer dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbe­reik voor uw maximumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen om binnen het aanbevolen motortoerentalbereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor het controleren van de propeller, zie pagina 86.
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU25771
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door Yamaha goedgekeurde afstandsbedienings­eenheden zijn uitgerust met (een) neutraal­startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt er­voor dat de motor uitsluitend kan worden ge­start wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
DMU41953
Motorolievereisten
Selecteer een olietype op basis van de ge­middelde temperaturen in de streek waar de buitenboordmotor zal worden gebruikt.
13
Page 22
Specificaties en vereisten
OPGELET
ZMU06854
122˚F
50˚C
104
40
86
30
68
SAE API
SE SF SG SH
SJ
SL
20
50
10
32
0
14
-10
-4
-20
10W–30
10W–40
5W–30
ZMU06855
122˚F
50˚C
104
40
86
30
68
SAE API
SH
SJ
SL
20
50
10
32
0
14
-10
-4
-20
15W–40
20W–40
20W–50
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboord­motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen motorolieklasse 2:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50 API SH/SJ/SL
Motoroliehoeveelheid (zonder oliefil­tervervanging):
1.5 L (1.59 US qt, 1.32 Imp.qt)
Motoroliehoeveelheid (met oliefilter­vervanging):
1.7 L (1.80 US qt, 1.50 Imp.qt)
Wanneer de onder Aanbevolen motorolie type 1 vermelde olietypes niet beschikbaar zijn, selecteert u een alternatief olietype ver­meld onder motorolie type 2.
Aanbevolen motorolie type 1
DMU36361
Brandstofvereisten
DMU40202
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen, gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. researchoctaangetal:
90
DCM01982
Gebruik geen loodhoudende benzine.
Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de
brandstoftank terechtkomen. Veront­reinigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorscha­de veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd bewaard.
Aanbevolen motorolie type 2
14
Gasohol
Er bestaan twee types gasohol: gasohol met ethanol (E10) en gasohol met methanol. Ethanol kan worden gebruikt als het ethanol­gehalte niet meer dan 10% bedraagt en de brandstof voldoet aan de minimumoctaange­tallen. E85 is een brandstof die 85% ethanol bevat en die niet mag worden gebruikt in uw buitenboordmotor. Alle ethanolmengsels die meer dan 10% ethanol bevatten, kunnen schade aan het brandstofsysteem of motor­start- en -bedrijfsproblemen veroorzaken. Yamaha ontraadt het gebruik van gasohol met methanol omdat die schade kan veroor­zaken aan het brandstofsysteem of de mo-
Page 23
Specificaties en vereisten
torprestaties kan aantasten. Het verdient aanbeveling een waterafschei­dende scheepsbrandstoffilter (minimum 10 micron) te installeren tussen de brandstof­tank en de buitenboordmotor van uw boot wanneer u ethanol gebruikt. Van ethanol is geweten dat het de absorptie van vocht in brandstoftanks en -systemen van boten be­vordert. Vocht in de brandstof kan leiden tot corrosie van metalen brandstofsysteemon­derdelen en tot start- en werkingsproblemen en extra onderhoud van het brandstofsy­steem noodzakelijk maken.
DMU36331
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
DMU36353
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Een gereedschapskit met verschillende
schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape.
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.Een extra motorstopschakelaarkoord met
clip.
Reserveonderdelen, zoals een extra set
bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU36342
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manier af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raad­plegen in verband met het afdanken van de motor.
15
Page 24

Componenten

NOTA:
12
13
15
14
16
19
20
18
1
3
4
6
7
10
9
8
5
2
11
17
ZMU07223
21
25
24
TRIP TIME BATT
Km/h knot mph
km mile
SPEED
YAMAHA
set
mode
23
22
26
27
DMU2579Z
Schematische voorstelling van de componenten
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen (bestellen bij dealer).
1. Motorkap
2. Waterafscheider
3. Motorkapvergrendelhendel
4. Anode
5. Anti-cavitatieplaat
6. Trimtap (anode)
7. Propeller*
8. Koelwaterinlaat
9. Klembeugel
10. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar*
11. Schakelaar voor het regelen van de snel­heid voor stapvoets varen*
12. Schakelinrichtinghendel*
13. Stuurhendel*
14. Clip*
16
15. Motorstopknop/Motoruitschakelaar*
16. Hoofdschakelaar*
17. Waarschuwingslampje*
18. Stuurfrictieafstelinrichting*
19. Kantelvergrendelhendel*
20. Kantelsteunknop
21. Doorspoelplug
22. Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
23. Afstandsbedieningzender
24. Ontvanger
25. Brandstoftank
26. Digitale toerenteller*
27. Digitale snelheidsmeter*
Page 25
Componenten
WAARSCHUWING
SET MODE
SET MODE
1
4
6
3
2
5
ZMU05429
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermetereenheid (vierkant type)*
DMU25804
Brandstoftank
Als uw model werd uitgerust met een draag­bare brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00021
De brandstoftank die bij de motor wordt bijgeleverd, is het brandstofreservoir van de motor en mag niet worden gebruikt als een container om brandstof in op te slaan. Commerciële gebruikers moeten
voldoen aan de van toepassing zijnde li­centie- of goedkeuringsvoorschriften.
1. Brandstofleiding koppelstuk
2. Brandstofmeter
3. Brandstoftankkap
4. Ontluchtingsschroef
17
Page 26
Componenten
OPGELET
NOTA:
ZMU06455
DMU25831
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruikt om de brand­stofleiding te verbinden.
DMU25842
Brandstofmeter
Deze meter bevindt zich op de tankdop of op de basis van het brandstofleidingkoppelstuk. Hij toont de benaderende hoeveelheid reste­rende brandstof in de tank.
DMU25851
Benzinetankdop
Deze dop sluit de brandstoftank af. Wanneer hij wordt verwijderd, kan de tank met brand­stof worden gevuld. Om de dop te verwijde­ren moet hij tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU25861
Ontluchtingsschroef
Deze schroef bevindt zich op de brandstof­tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU38592
Afstandsbedieningzender
De vergrendel- en ontgrendelmodi van het Yamaha Security System worden in- en uit­geschakeld met de afstandsbedieningzen­der. Wanneer de motor draait, kan de ontvanger het signaal van de afstandsbedie­ning niet ontvangen.
DCM02101
De afstandsbedieningzender is niet he-
lemaal waterdicht. Dompel de zender niet onder en gebruik hem niet onder water. Als de zender in water heeft gele­gen, droog hem dan af met een zachte, droge doek en controleer vervolgens of hij correct werkt. Als de zender niet cor­rect werkt, dient u contact op te nemen met een Yamaha-dealer.
Houd de afstandsbedieningzender uit
de buurt van hoge temperaturen en stel hem niet bloot aan rechtstreeks zon­licht.
Laat de afstandsbedieningzender niet
vallen, onderwerp hem niet aan hevige schokken en plaats er geen zware voor­werpen op.
Gebruik een zachte, droge doek om de
afstandsbedieningzender te reinigen. Gebruik geen detergent, alcohol of een ander chemisch product.
Probeer de afstandsbedieningzender
nooit zelf uit elkaar te nemen. Anders zal de zender mogelijk niet meer correct werken. Als de batterij van de zender moet worden vervangen, dient u con­tact op te nemen met een Yamaha-dea­ler.
Als u de afstandsbedieningzender bent
kwijtgeraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer. Zorg ervoor dat u altijd minstens over twee zenders be­schikt. Als u beide zenders bent kwijt­geraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer.
Berg de afstandsbedieningzender zorgvul­dig op, zodat u hem niet verliest.
18
Aangezien de ontvanger zo werd gepro-
grammeerd dat hij alleen de interne code van deze zender herkent, kan het beveili-
Page 27
Componenten
12
ZMU06456
gingssysteem uitsluitend worden gewij­zigd met deze zender. Als de afstandsbedieningzender niet correct werkt, dient u contact op te nemen met een Yamaha-dealer.
Het is raadzaam de batterij na 1 jaar te ver-
vangen en vervolgens om de twee jaar.
Dank de batterijen van de zender af over-
eenkomstig de plaatselijke voorschriften in verband met gevaarlijk afval.
Het Yamaha Security System maakt het
mogelijk maximaal 5 zenders voor af­standsbediening te registreren. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU38602
Ontvanger
De ontvanger regelt de ECM (Electronic Control Module) om te voorkomen dat de motor kan starten. Raadpleeg uw Yamaha­dealer voor het installeren van de ontvanger.
DMU38612
Yamaha Security System vergrendel­en ontgrendelmodus
De Yamaha Security System-instellingen worden geselecteerd door een korte druk op de vergrendel- of ontgrendeltoets van de af­standsbedieningzender.
bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinkt er één pieptoon. Dat geeft aan dat de vergrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor niet kan worden gestart. De ver­grendelmodus kan alleen worden geselec­teerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) staat. De motor wordt aan­gezwengeld maar kan niet worden gestart omdat het Yamaha Security System in de vergrendelmodus staat.
ONTGRENDELD
Wanneer de ontgrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinken er twee pieptonen. Dat geeft aan dat de ontgrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor kan worden gestart.
Yama ha Security System-
modus
Vergren-
deld
Ontgren-
delen
DMU26182
Aantal
piepto-
nen
1 piep-
toon
2 piepto-
nen
Hoofdsc hakelaar
“”
“”/
“”
Motor
kan worden gestart
NEE
JA
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars bevinden zich op de af­standsbedieningskast.
1. Vergrendeltoets
2. Ontgrendeltoets
VERGRENDELD
Wanneer de vergrendeltoets op de afstands-
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
19
Page 28
Componenten
NOTA:
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
DMU26191
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35 wordt verplaatst; (er is een palletje te voelen). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor be­gint te accelereren.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26213
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te schakelen, moet u de afstands­bedieningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “ ”
3. Achteruit “ ”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26202
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trekken.
20
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
De neutraal gashendel werkt alleen als de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen als de neutraal gashendel in de gesloten stand is gezet.
DMU25914
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts zoals gewenst.
Page 29
Componenten
DMU25925
Schakelhendel
Beweeg de schakelhendel naar voren om de vooruitversnelling in te schakelen of naar achteren om de achteruitversnelling in te schakelen.
DMU25963
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “ ”
3. Achteruit “ ”
DMU25943
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhen­del. Wanneer u de hendel naar links draait, neemt de snelheid toe en wanneer u hem naar rechts draait neemt de snelheid af.
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25977
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef met de klok mee. Om de weer­stand te verlagen, draait u de afstelschroef tegen de klok in. WAARSCHUWING! Draai
21
Page 30
Componenten
de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te bewe­gen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
[DWM00033]
van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg er­voor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuurbaar. Zon­der motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslin­gerd worden.
[DWM00123]
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewens­te gashendelinstelling te behouden.
DMU25996
Noodstopkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draai­en. Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer ver­laat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontsteking van de motor wordt uitgescha­keld. Op die manier wordt voorkomen dat de boot onbestuurd verder vaart.
WAARSCHUWING! Bevestig de motor­stopschakelaarkoord tijdens het gebruik
22
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
Page 31
DMU26004
WAARSCHUWING
Motorstopknop
De motorstopknop stopt de motor wanneer op de knoop gedrukt wordt.
DMU26092
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan wordt hieronder beschreven.
“” (uit)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) zijn de elektrische schakelingen inactief en kan de sleutel worden uitgenomen.
“” (aan)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan) zijn de elektrische schakelingen actief en kan de sleutel niet worden uitgenomen.
“” (start)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ ” (start) begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Wanneer de sleutel wordt losgelaten, keert hij automatisch terug naar de stand “ ” (aan).
Componenten
DMU31433
Stuurfrictieregelhendel
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor­keur van de bestuurder. Onderaan op de stuurhendelbracket bevindt er zich een in­stelhendel. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar bakboord “A”. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar stuurboord “B”.
DWM00041
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een onge­luk kan veroorzaken.
23
Page 32
Componenten
NOTA:
ZMU02810
B
A
Als de weerstand niet toeneemt, zelfs niet wanneer de hendel naar bakboord “A” wordt gedraaid, dient u na te gaan of de moer werd aangedraaid met het gespecificeerde aan­draaimoment.
DMU26144
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar op afstandsbediening of stuurhendel
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ ” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “ ” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na’s 61 en 64.
1. Moer
Moeraandraaimoment:
6 Nm (0.61 kgf-m, 4.4 ft-lb)
De stuurbeweging is geblokkeerd wan-
neer de instelhendel in de stand “A” werd gezet.
Controleer of de stuurhendel soepel be-
weegt wanneer de hendel naar stuurboord “B” wordt gedraaid.
Breng geen smeermiddelen zoals vet aan
op de wrijvingszones van de stuurfrictiere­gelhendel.
24
Page 33
Componenten
WAARSCHUWING
NOTA:
WAARSCHUWING
ZMU06394
DMU26156
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar aan onderkant motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar zit aan de zijkant van de onderkant van de motorkap. Het indrukken van de schakelaar “ ” (omhoog) trimt de buitenboordmotor omhoog en kantelt deze vervolgens om­hoog. Het indrukken van de schakelaar “ ” (omlaag) kantelt de buitenboordmotor om­laag en trimt deze omlaag. Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, stopt de buiten­boordmotor in zijn huidige positie. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 64.
DWM01032
Gebruik de aan de onderkant bevestigde trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar alleen wanneer de boot volledig tot stil­stand is met de motor uit. Een poging tot het gebruik van deze schakelaar terwijl de boot in beweging is, kan de kans op over­boord vallen verhogen en kan de bestuur­der afleiden of de kans op een botsing met een andere boot of ander obstakel verhogen.
1
UP
DN
DMU30902
Schakelaars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen kan wor­den verhoogd of verlaagd terwijl uw boot stapvoets vaart. Druk op de schakelaar “ ” om de snelheid voor stapvoets varen te ver­hogen en druk op de schakelaar “ ” om de snelheid voor stapvoets varen te verlagen.
1. Schakelaar voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen wordt
ongeveer met 50 omw/min verhoogd of verlaagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd
gewijzigd, keert de motor terug naar de normale snelheid voor stapvoets varen na­dat de motor werd uitgeschakeld en op­nieuw gestart, of wanneer het motortoerental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
Voor instructies over het gebruik van de
schakelaars voor het regelen van de snel­heid voor stapvoets varen, zie pagina 59.
DMU26245
Trimtap met anode
DWM00841
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er-
25
Page 34
Componenten
OPGELET
A
B
ZMU03097
1
2
ZMU06395
1
ZMU06396
voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien nadat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de be­sturing correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bij­geregeld is.
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien. Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuur­boord te draaien (“B” in de afbeelding).
DCM00841
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektro­chemische corrosie. De trimtap mag niet worden geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
DMU26313
Kantelvergrendelingsmechanisme
Het kantelvergrendelingsmechanisme wordt gebruikt om te voorkomen dat de buiten­boordmotor uit het water wordt getild bij het achteruit varen.
1. Kantelvergrendelhendel
Om te vergrendelen dient u de kantelver­grendelingshendel in de “ ” (lock)-stand te zetten. Om te ontgrendelen dient u de kan­telvergrendelingshendel in de “ ” (release)­stand te duwen.
DMU26322
Kantelsteunknop
Om de buitenboordmotor in de naar boven gekantelde stand te houden, dient u op de kantelsteunknop onder de zwenkbeugel te drukken.
1. Trimtap
2. Bout
Boutaandraaimoment:
26
18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Page 35
Componenten
OPGELET
NOTA:
1
ZMU04041
ZMU06398
ZMU06399
DCM00661
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, ge­bruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
DMU26374
Motorkapvergrendelhendel(s) (draaitype)
Om de motorkap te verwijderen dient u aan de vergrendelhendel(s) te draaien en de kap op te heffen. Bij het herinstalleren van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze cor­rect in de rubberdichting past. Vergrendel de motorkap dan opnieuw door de motorkap­vergrendelhendel(s) weer in de vergrendel­stand te zetten.
1
1. Doorspoelplug
Voor details over het gebruik, zie pagina 75.
DMU35564
Brandstoffilter/waterafscheider
Deze motor heeft een gecombineerde brandstoffilter/waterafscheider en bijbeho­rend waarschuwingssysteem. Als het van de brandstof afgescheiden water een bepaald volume overschrijdt, wordt het waarschu­wingssysteem van de 6Y8 multifunctionele toerenteller geactiveerd.
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
DMU26464
Doorspoelplug
Dit systeem wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met behulp van een tuinslang en leidingwater.
Activering van het waarschuwingssysteem
Het waterafscheiderwaarschuwingslampje
van de 6Y8 multifunctionele toerenteller zal knipperen.
De zoemer weerklinkt met tussenpozen,
doch uitsluitend wanneer de versnellings­hendel in neutraal staat.
27
Page 36
Componenten
Wanneer het waarschuwingssysteem
werd geactiveerd, dient u de motor onmid­dellijk uit te schakelen en een Yamaha­dealer te raadplegen.
DMU26305
Waarschuwingslampje
Als de motor een toestand vertoont die een waarschuwing veroorzaakt, gaat het contro­lelampje aan. Meer informatie over het inter­preteren van het waarschuwingslampje vindt u op pagina 42.
1. Waarschuwingslampje
28
Page 37

Instrumenten en verklikkerlampjes

OPGELET
OPGELET
1
5
2
4
3
6
7
ZMU03601
DMU36016
Verklikkers
DMU36025
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, gaat dit waarschu­wingslampje aan. Voor meer informatie, zie pagina 42.
DCM00023
Laat de motor niet draaien wanneer het
waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controle­ren. Voor meer informatie, zie pagina
48.
brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26494
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies. Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU36034
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de temperatuur van de motor te hoog is, gaat dit verklikkerlampje aan. Voor meer in­formatie over het aflezen van het verklikker­lampje, zie pagina 42.
DCM00053
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliedrukwaarschuwingslampje
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
29
Page 38
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
OPGELET
ZMU01740
ZMU01741
keld.
De waterafscheider- en motorstoringwaar­schuwingslampjes werken alleen wanneer de motor is uitgerust met de toepasselijke functies.
DMU36051
Toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental in honderden omwentelingen per minuut (omw/min). Bijvoorbeeld, wanneer op het toerentellerdisplay “22” wordt weergegeven, bedraagt het motortoerental 2200 omw/min.
DMU26622
Trimmeter
Deze meter toont de trimhoek van uw buiten­boordmotor.
Leer de trimhoeken die voor uw boot het
best werken in de verschillende omstan­digheden uit het hoofd. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
Als de trimhoek van uw motor het trimbe-
drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste segment van het trimmeterdisplay knippe­ren.
Om het displayformaat te wijzigen, drukt u op de knop “ ” (modus). Het display kan het totale aantal bedrijfsuren of het aantal tripu­ren weergeven, of het kan worden uitge­schakeld. Om de tripuren terug op nul te zetten, drukt u gedurende 1 seconde gelijktijdig op de knop­pen “ ” (instellen) en “ ” (modus). Daardoor wordt de tripteller terug op 0 (nul) gezet. Het totale aantal bedrijfsuren van de motor kan niet terug op nul worden gezet.
DMU26525
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag wordt, begint het waarschuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie, zie pagina 42.
DCM00023
DMU26652
Urenmeter
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Hij kan worden ingesteld om het totale aantal bedrijfsuren weer te geven of het aantal bedrijfsuren voor de huidige trip. Het display kan ook in en uit worden gescha-
30
Laat de motor niet draaien wanneer het
waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controle­ren. Voor meer informatie, zie pagina
48.
Page 39
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
ZMU01736
1
ZMU01737
1
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU26584
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Meer informatie over het aflezen van het ver­klikkerlampje vindt u op pagina 42.
DCM00053
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Tripmeter/klok/voltmeter
4. Waarschuwingslampje(s)
Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
DMU36062
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid weer in km/u, mph of knopen, naar gelang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de ge­wenste eenheid met behulp van de keuze­schakelaar op de achterkant van de meter. Zie de illustratie voor instellingen.
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26603
Digitale snelheidsmeter
Deze meter toont de bootvaarsnelheid en andere informatie.
1. Kap
2. Keuzeschakelaar (voor snelheidseenheid)
3. Keuzeschakelaar (voor brandstofverzender)
31
Page 40
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU01745
DMU26714
Brandstofmeter
Het brandstofniveau wordt door middel van acht segmenten aangeduid. Wanneer alle segmenten zichtbaar zijn, is de brandstof­tank vol.
De uitlezing van het brandstofniveau kan door de positie van de sensor in de brand­stoftank en de stand van de boot in het water onnauwkeurig zijn. Bediening met boeg-om­hoog trim of continu ronddraaien kan ver­keerde uitlezingen geven. Pas niet de keuzeschakelaar voor de brand­stofsensor aan. Onjuiste instelling van de meterkeuzeschakelaar geeft foute uitlezin­gen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor in­formatie over het juist instellen van de keuzeschakelaar. OPGELET: Zonder ben-
zine vallen kan de motor beschadigen.
[DCM01771]
DMU36072
Tripmeter / klok / voltmeter
Het display toont hetzij de tripmeter, hetzij de klok, hetzij de voltmeter. Om het display te wijzigen, drukt u herhaal­delijk op de knop “ ” (modus) tot de indi­cator op de voorkant van de meter “ ” (tripmeter), “ ” (klok) of “ ” (voltme­ter) aanwijst.
DMU26692
Tripmeter
Deze meter geeft de afstand weer die de
boot heeft afgelegd sinds de meter voor het laatst terug op nul werd gezet. De tripafstand wordt in kilometer of mijl ge­toond afhankelijk van de voor de snelheids­meter gekozen meeteenheid. Om de tripmeter weer op nul te zetten, moet u de knoppen “ ” (instellen) en “ ” (mo­dus) tegelijk indrukken. De tripafstand wordt in het geheugen be­waard door accustroom. De opgeslagen ge­gevens gaan verloren wanneer de accu wordt losgekoppeld.
DMU26702
Klok
Instellen van de klok:
1. Ga na of de meter in de modus “ ” (tijd) staat.
2. Druk op de knop “ ” (instellen): het urendisplay begint te knipperen.
3. Druk op de knop “ ” (modus) tot het gewenste uur wordt weergegeven.
4. Druk nogmaals op de knop “ ” (instel­len): het minutendisplay begint te knip­peren.
5. Druk op de knop “ ” (modus) tot de gewenste minuut wordt weergegeven.
6. Druk nogmaals op de knop “ ” (instel­len) om de klok te starten.
32
Page 41
Instrumenten en verklikkerlampjes
De klok werkt op accustroom. Wanneer u de accu loskoppelt, valt de klok stil. Stel de klok opnieuw in na het loskoppelen van de accu.
DMU36081
Voltmeter
De voltmeter toont de acculading in volt (V).
DMU26722
Brandstofpeilwaarschuwingslampje
Wanneer het brandstofpeil zakt tot één seg­ment begint het brandstofpeilwaarschu­wingssegment te knipperen. Laat de motor niet met de gashendel hele­maal open draaien als er een waarschuwing geactiveerd is. Vaar met een lage snelheid terug naar de haven. OPGELET: Zonder
benzine vallen kan de motor beschadi­gen.
[DCM01771]
1. Brandstofpeilwaarschuwingslampje
DMU26733
Waarschuwingslampje voor lage accuspanning
Als de accuspanning daalt, zal het display automatisch worden ingeschakeld en begin­nen te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
1. Waarschuwingslampje accu
DMU31654
6Y8 Multifunctionele meters
Multifunctionele meters hebben 6 verschil­lende meters: toerenteller (vierkant of rond), snelheidsmeter (vierkant), snelheids- & brandstofmeter (vierkant of rond) en brand­stofbeheermeter (vierkant). Het indicatiesy­steem van de ronde uitvoering verschilt lichtjes van dat van de vierkante uitvoering. Ga zorgvuldig na met welk model en type uw boot is uitgerust. Deze handleiding beschrijft hoofdzakelijk de waarschuwingslampjes. Kijk in de bijbehorende handleiding voor meer informatie over het instellen van de meters of het wijzigen van indicatiesyste­men.
33
Page 42
Instrumenten en verklikkerlampjes
2
1
ZMU05415
2
3
1
4
5
6
7
8
ZMU05416
DMU36185
6Y8 Multifunctionele
toerentellers
De toerenteller toont het aantal motorom­wentelingen per minuut. Hij heeft de volgen­de functies: trimmeter, instellen van de snelheid voor stapvoets varen, weergave van koelwater/motortemperatuur, accuspan­ning, totaal aantal uren/tripuren, oliedruk, waterafscheiderwaarschuwing, motorsto­ringwaarschuwing, en indicatie van perio­diek onderhoud. Wanneer de koelwaterdruksensor geïnstalleerd is, kan de eenheid ook de koelwaterdruk weergeven. Maar zelfs wanneer de koelwatersensor niet geïnstalleerd is, kan de koelwaterdruk wor­den weergegeven door een optionele sensor op de eenheid aan te sluiten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor. De toerenteller is verkrijgbaar in ronde en vier­kante uitvoeringen. Controleer welk type van toerenteller u bezit.
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Koelwaterdruk
5. Koelwater/motortemperatuur
6. Waterdetectiewaarschuwingslampje
7. Batterijspanning
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
34
1. Afstelknop
2. Modusknop
1 2
1. Afstelknop
2. Modusknop
SET MODE
ZMU05417
Page 43
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
110
9 8 7 6
2 3 4
5
ZMU05418
ZMU06457
ZMU06459
1. Toerenteller
2. Waterdetectiewaarschuwingslampje
3. Motorstoringwaarschuwing/onderhoudslampj e
4. Trimmeter
5. Multifunctioneel display
6. Batterijspanning
7. Koelwater/motortemperatuur
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
9. Koelwaterdruk
10. YAMAHA SECURITY SYSTEM-indicator
DMU36191
Startcontroles
Zet de afstandsbedieningshendel / schakel­hendel in neutraal en zet de hoofdschakelaar op “ ” (aan). Nadat alle displays werden geactiveerd en het totale aantal uren werd weergegeven, keert de meter terug naar nor­maal bedrijf. Als de zoemer weerklinkt en de waarschuwingslamp van het waterafschei­dingsfilter knippert, dient u onmiddellijk con­tact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
Ontgrendelmodus
SET MODE
ZMU06458
Vergrendelmodus
Om de zoemer uit te schakelen, drukt u op de knop “ ” (instellen) of “ ” (modus).
DMU38623
Yamaha Security System-informatie
Zet de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan), de actieve Yamaha Security System­modus (vergrendeld / ontgrendeld) wordt op het display weergegeven.
35
Page 44
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
SET MODE
1
ZMU06460
ZMU05931
ZMU06309
1. YAMAHA SECURITY SYSTEM-indicator
DMU37691
Regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen kan wille­keurig worden verhoogd of verlaagd in stap­pen van 50 omw/min. In de modus voor het instellen van de snelheid voor stapvoets va­ren, schakelt het display over naar het nor­male display wanneer het motortoerental wordt opgevoerd (max. 3000 omw/min) met behulp van de gashendel. Wanneer de gas­klep wordt gesloten, keert het display terug naar de modus voor het instellen van de snelheid voor stapvoets varen. Kijk in de handleiding voor meer gedetailleerde infor­matie.
De snelheid bij stapvoets varen wordt be-
envloed door stromingen of andere be­drijfsomstandigheden en kan verschillen van het werkelijke motortoerental.
Het standaard vrijlooptoerental wordt au-
tomatisch teruggezet wanneer het display omschakelt naar het normale display. Het standaard vrijlooptoerental wordt even­eens teruggezet wanneer de motor wordt uitgeschakeld of wanneer het motortoe­rental hoger is dan 3000 omw/min.
Bij het opwarmen van een koude motor,
kan de snelheid voor stapvoets varen niet worden verlaagd tot onder het gespecifi­ceerde vrijlooptoerental.
DMU36211
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, be­gint het oliedrukwaarschuwingslampje te knipperen en zakt het motortoerental auto­matisch tot ongeveer 3000 omw/min.
36
Page 45
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
OPGELET
ZMU05430
ZMU05431
ZMU05421
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaar­schuwingslampje knippert. Controleer de hoeveelheid motorolie en vul indien nodig olie bij. Indien de waarschuwing wordt geac­tiveerd terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01602
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
DMU36141
Oververhittingswaarschuwing
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, begint het oververhit­tingswaarschuwingslampje te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zakken tot ongeveer 3000 omw/min.
ZMU05422
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe­mer weerklinkt en het oververhittingwaar­schuwingslampje brandt. Controleer of de koelwaterinlaat niet verstopt is.
DCM01593
Laat de motor niet draaien terwijl het
oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er
een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en op­lossen.
DMU36151
Waterafscheiderwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer er water in de waterafscheider (brandstoffilter) is terechtgekomen tijdens het varen. Als dat gebeurt, dient u de motor onmiddellijk uit te
37
Page 46
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
OPGELET
ZMU05423
ZMU05424
ZMU05425
schakelen en te kijken op pagina 97 van deze handleiding om het water uit de brand­stoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
DCM00921
In een dergelijk geval werkt de motor niet zoals het hoort. Raadpleeg onmiddellijk
DCM00911
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
DMU36161
Motorstoringwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer de motor een storing vertoont. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
een Yamaha-dealer.
DMU36171
Waarschuwing voor lage accuspanning
Wanneer de accuspanning daalt, beginnen het waarschuwingslampje voor een te lage accuspanning en de accuspanningswaarde te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
ZMU05426
38
Page 47
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU05427
ZMU05428
2
1
ZMU05432
1
2
3
ZMU05433
DMU36233
6Y8 Multifunctionele snelheid
& brandstofmeters
De snelheid & brandstofmetereenheid toont de bootsnelheid en vervult de functies van brandstofmeter, display totaal brandstofver­bruik, display brandstofefficiency, display brandstofdebiet en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ ” (instellen) en “ ” (mo­dus) toetsen zoals beschreven in dit hoofd­stuk. Wanneer de snelheidssensor is aangesloten, kan de eenheid ook de trip dis­play weergeven. Echter, ook wanneer een snelheidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display worden weergegeven door een optionele snelheidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte en klok beschikbaar, wanneer optionele sen­soren worden aangesloten op de unit. Neem
voor optionele sensoren contact op met uw Yamaha-dealer. De snelheid & brandstofmeter is beschikbaar in ronde of vierkante types. Controleer uw snelheid & brandstofmetertype voor bedie­ningsinformatie. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar normaal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
39
Page 48
Instrumenten en verklikkerlampjes
SET MODE
1 2
ZMU05434
1
3
2
ZMU05435
2
1
ZMU05436
1
2
3
ZMU05437
heidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display worden weergegeven door een opti­onele snelheidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte en klok beschikbaar, wanneer optionele sen­soren worden aangesloten op de unit. Neem voor optionele sensoren contact op met uw Yamaha-dealer. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich-
1. Afstelknop
2. Modusknop
ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar normaal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36242
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters
De snelheidsmeter toont de snelheid van de boot en vervult de functies van brandstofme­ter en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ ” (instellen) en “ ” (modus) toetsen zoals beschreven in dit hoofdstuk. Daar­naast kan de snelheidsmeter de gewenste eenheid weergeven zoals km/u, mph of kno­pen. Wanneer de snelheidssensor is aange­sloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snel-
40
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
Page 49
Instrumenten en verklikkerlampjes
2
1
ZMU05438
1
2
ZMU05439
3. Multifunctioneel display
DMU36251
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters
Deze brandstofbeheermeter geeft de vol­gende informatie weer: brandstofdebiet, to­taal verbruik, brandstofbesparing en resterende hoeveelheid brandstof. Het ge­wenste display wordt geselecteerd met be­hulp van de knoppen “ ” (instellen) en “ ” (modus), zoals beschreven in dit hoofdstuk. Meer informatie vindt u in de bij de meter geleverde handleiding. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geacti­veerd bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar de normale toe­stand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge­leverde handleiding.
1. Brandstofstroommeter
2. Multifunctioneel display
1. Afstelknop
2. Modusknop
41
Page 50

Motorcontrolesysteem

OPGELET
ZMU04227
ZMU03025
ZMU02630
DMU26804
Waarschuwingssysteem
DCM00092
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU26839
Oververhittingswaarschuwing
Deze motor heeft een oververhittingwaar­schuwingssysteem. Als de motortempera­tuur te erg stijgt, wordt het waarschuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automa-
tisch zakken tot ongeveer 3000 omw/min.
Het oververhittingwaarschuwingslampje
zal branden of knipperen (indien voorzien).
Als het waarschuwingssysteem in werking is getreden, schakelt u de motor uit en contro­leert u de koelwaterinlaten:
Controleer de trimhoek om na te gaan of
de koelwaterinlaat onder water zit.
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver-
stopt is.
De zoemer weerklinkt.
42
DMU26866
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Page 51
Het toerental van de motor zal automa-
ZMU04254
tisch zakken tot ongeveer 3000 omw/min. Het oliedrukwaarschuwingslampje zal continu branden of knipperen.
Motorcontrolesysteem
Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zo­dra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het oliepeil correct is, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
De zoemer weerklinkt.
43
Page 52

Installatie

WAARSCHUWING
ZMU01760
1
DMU26903
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/mo­tor-combinatie.
DWM01591
Een boot te krachtig aandrijven kan
ernstige instabiliteit veroorzaken. In­stalleer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maximale nominale paardenkracht­vermogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fa­brikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente montage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere per­soon met voldoende ervaring in het op­tuigen van boten.
DMU33471
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd.
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26935
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmo­tor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemonteerd, kan er propellerventilatie ont­staan, waardoor de stuwkracht wordt ver­minderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Bovendien kunnen de wa­terinlaten voor het koelsysteem daardoor mogelijk te weinig water opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt gemonteerd, zal de waterweer­stand toenemen, waardoor de motorefficiën­tie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord­motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende montagehoogte kunnen u helpen bij het be­palen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabri­kant voor meer informatie over het bepalen van de juiste montagehoogte.
44
Page 53
OPGELET
DCM01635
ZMU01762
Zorg dat het leegloopgat hoog genoeg
is om te voorkomen dat er water de mo­tor binnendringt, zelfs als de boot vast­ligt met de maximale lading.
Onjuiste motorhoogte of belemmerin-
gen in de gelijkmatige doorstroming van het water (zoals het ontwerp of de toestand van de boot, of accessoires zoals zwemtrappen of dieptesensoren) kunnen tijdens het varen met de boot waternevel in de lucht veroorzaken. Als de buitenboordmotor continu wordt be­diend met in de lucht aanwezige water­nevel, kan er via de luchtinlaatopening in de motorkap genoeg water de motor binnendringen om ernstige schade aan de motor te veroorzaken. Neem de oor­zaak van in de lucht aanwezige water­nevel weg.
Installatie
45
Page 54

Werking

NOTA:
ZMU01710
DMU36382
Eerste gebruik
DMU36393
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zonder motorolie. Als uw dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u dat doen al­vorens de motor te starten. OPGELET: Ga
na of de motor gevuld is met olie alvorens hem de eerste keer te gebruiken, om ern­stige motorschade te voorkomen.
De motor wordt geleverd met het volgende label, dat moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van het motoroliepeil, zie pagina 48.
DMU30175
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen
[DCM01782]
zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een korte­re levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
DMU27086
[DCM00802]
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la­ten inlopen.
Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal­leerde propeller). Om de motor te laten inlo­pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva­ren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur: Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur: Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende 8 uren: Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren: Gebruik de motor normaal.
DMU36402
Leer uw boot kennen
Alle boten hebben unieke vaareigenschap­pen. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil-
46
Page 55
Werking
WAARSCHUWING
OPGELET
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
ZMU06085
lende omstandigheden en met diverse trim­hoeken (zie pagina 61).
DMU36414
Controleert voordat de motor
wordt gestart
DWM01922
Wanneer een onderdeel in “Controleert voordat de motor wordt gestart” niet cor­rect werkt, laat u dit nakijken en herstel­len alvorens de buitenboordmotor te bedienen. Anders zou er een ongeluk kunnen gebeuren.
DCM00121
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36422
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgeval­len. Met de boot horizontaal op een aan­hangwagen of in het water draait u de sleutel in de stand “ ”(aan) en controleert u het brandstofpeil. Voor brandstofvulinstructies, zie pagina 51.
DMU36573
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de motor­kap van de onderbak te verwijderen. Om de motorkap te verwijderen, ontgendelt u motor­kapvergrendelhendel en tilt u de motorkap van onderbak af.
DMU36443
Brandstofsysteem
DWM00061
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlam­men en andere bronnen van ontbranding.
DWM00911
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.Als er brandstof lekt moet het brand-
stofsysteem worden hersteld door een bevoegd mecanicien. Als de buiten­boordmotor slecht hersteld is, kan het zijn dat het niet veilig is om hem te ge­bruiken.
DMU36452
Controleer op brandstoflekken
Zoek naar brandstoflekken of benzine-
dampen in de boot.
Ga na of het brandstofsysteem geen lek-
ken vertoont.
Controleer de brandstoftank en brandstof-
leidingen op barsten, zwellingen of andere beschadigingen.
DMU36472
Controleer de brandstoffilter
Ga na of de brandstoffilter zuiver is en geen
47
Page 56
Werking
ZMU06399
water bevat. Als er voldoende water in de brandstof wordt aangetroffen om de vlotter­ring omhoog te bewegen, of als er een aan­zienlijke hoeveelheid vuil in wordt aangetroffen, moet de brandstoftank worden gecontroleerd en gereinigd door een Yamaha-dealer.
DMU36903
Bedieningselementen
Modellen met stuurhendel:
Beweeg de stuurhendel helemaal naar
links en rechts om na te gaan of hij soepel werkt.
Draai de gashendel van de volledig geslo-
ten in de volledig open stand. Vergewis u ervan dat hij soepel draait en dat hij hele­maal terugkeert in de volledig gesloten stand.
Let op losse of beschadigde verbindingen
van de gas- en schakelkabels.
Modellen met afstandsbediening:
Draai het stuur helemaal naar rechts en
helemaal naar links. Ga na of het soepel en onbelemmerd draait over het volledige bewegingsbereik zonder haperingen of te veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren
om u ervan te vergewissen dat hun bewe­gingen geen haperingen vertonen. Ze moeten soepel werken over het volledige bewegingsbereik, en iedere hendel moet
volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi­tie.
Let op losse of beschadigde verbindingen
van de gas- en schakelkabels.
DMU36484
Noodstopkoord
Inspecteer de noodstopkoord en de clip op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij­tage.
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU40994
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor verticaal (niet gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas
48
Page 57
Werking
1
ZMU06400
132
ZMU05091
ZMU06401
staat, is het op de oliepeilstok aange­geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01862]
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
1. Oliepeilstok
3. Steek de oliepeilstok volledig in de mo­tor en verwijder hem vervolgens op­nieuw.
4. Ga na of het oliepeil op de oliepeilstok zich tussen de bovenste en de onderste markering bevindt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer het oliepeil niet correct is of wanneer de olie er melkach­tig of vuil uitziet.
DMU27154
Motor
Controleer de motor en ga na of hij goed
gemonteerd werd.
Controleer op losse of beschadigde be-
vestigingsmiddelen.
Controleer de propeller op beschadigin-
gen.
Controleer op motorolielekken.
DMU36494
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van de doorspoelplug stevig op het hulpstuk op de onderkap is geschroefd. OPGELET: Wan-
neer het tuinslangkoppelstuk niet correct werd aangesloten, kan er koelwater weg­lopen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen.
1
2
[DCM01802]
1. Onderste peilmarkering
2. Oliepeilstok
3. Bovenste peilmarkering
1. Fitting
2. Doorspoelplug
DMU36956
Installeren van de motorkap
1. Vergewis u ervan dat de motorkapver­grendelhendel is ontgrendeld.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit rondom de motor­kap.
3. Plaats de motorkap op de onderbak.
4. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit tussen de motor-
49
Page 58
Werking
WAARSCHUWING
ZMU06110
1
ZMU06402
kap en de onderbak.
5. Beweeg de motorkapvergrendelhendel zoals getoond om de motorkap te ver­grendelen. OPGELET: Als de motor-
kap niet correct wordt geïnstalleerd, kan er water onder de motorkap te­rechtkomen en de motor beschadi­gen, of kan de motorkap wegvliegen bij hoge snelheden.
[DCM01992]
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
steunknop vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver-
pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt
van de buitenboordmotor bevindt alvo­rens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid op tekenen van olielek­ken.
2. Bedien alle trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaars om na te gaan of al de schakelaars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar boven en controleer of de trim- en kantelstang volledig naar buiten wordt geduwd.
DMU38911
Controleren van het trim- en kantelbekrachtigingssysteem
DWM01971
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantel-
50
1. Trim- en kantelstang
4. Controleer of de trim- en kantelstang vrij is van roest of andere gebreken.
5. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Ga na of de trim- en kantelstang soepel werkt.
DMU36583
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aan­sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn en
Page 59
of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De
WAARSCHUWING
ZMU06598
ZMU04058
elektrische contacten van de accu en de ka­bels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, anders kan de accu de motor niet star­ten. Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
DMU2743A
Brandstof bijvullen
DWM01831
Benzine en benzinedampen zijn erg
ontvlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te be­perken.
Benzine is giftig en kan letsels of de
dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Zorg ervoor dat de motor is uitgescha­keld.
2. Koppel de brandstofleiding los van de brandstoftank en draai de ontluchtings­schroef op de brandstoftankdop vast.
Werking
3. Verwijder de draagbare tank van de boot.
4. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge­ventileerde plaats buiten bevindt, en dat de boot stevig werd aangemeerd of ste­vig op een aanhangwagen staat.
5. Rook niet en blijf uit de buurt van von­ken, vlammen, statische ontladingen of andere ontstekingsbronnen.
6. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een goedgekeurde BENZINEBUS.
7. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
8. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
[DWM02611]
51
Page 60
Werking
WAARSCHUWING
ZMU04047
ZMU02022
ZMU06403
Brandstoftankinhoud:
25 L (6.60 US gal, 5.50 Imp.gal)
9. Draai de vuldop stevig vast.
10. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
DMU27453
De motor gebruiken
DWM00421
Controleer alvorens te starten of de
boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los-
gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof­baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen
die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig-
heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur­hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
DMU27469
Brandstof verzenden (draagbare tank)
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
2. Als de motor is uitgerust met een brand­stofleidingkoppelstuk, brengt u het brandstofleidingkoppelstuk op de brand­stofleiding in één lijn met het brandstof­leidingkoppelstuk op de motor en verbindt u de brandstofleiding stevig met het koppelstuk terwijl u in het koppelstuk knijpt. Sluit vervolgens het andere uitein­de van de brandstofleiding stevig aan op het koppelstuk van de brandstoftank.
52
Page 61
NOTA:
Veeg eventueel gemorste benzine onmid-
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
NOTA:
ZMU02024
dellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeenkomstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp hard voelt worden. Plaats de tank horizontaal ter­wijl de motor draait, anders kan de brandstof niet worden aangezogen uit de brandstoftank.
Werking
water rondom de boot bevinden.
DMU38631
Modellen met elektrische starter / Prime Start (voorinspuit-startsysteem)
DWM01841
Het niet bevestigen van de motorstop-
schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schipper uit de boot wordt geslingerd. Bevestig de motorstopschakelaar­koord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden los­getrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waar­door ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Pijl
DMU27495
Starten van de motor
DWM01601
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Secu­rity System ontgrendelt. Voor meer infor­matie, zie pagina 19.
Als u niet meer weet in welke modus het
systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssy­steem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening-
zender varieert naar gelang van de positie
53
Page 62
Werking
NOTA:
NOTA:
waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor-
rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de schakelhendel in neutraal.
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
4. Zet de gashendel in de stand “ ” (start). Zodra de motor draait, zet u de gashendel weer in de volledig gesloten stand.
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand “ ” (start).
6. Zodra de motor gestart is, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “ ” (aan). OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “ ” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “ ” (aan), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst
warmdraaien. Voor meer informatie, zie
[DCM00193]
54
Page 63
Werking
WAARSCHUWING
NOTA:
NOTA:
pagina 57.
Als de motor warm is en niet wil starten,
zet u de gashendel lichtjes open en pro­beert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagi­na 93.
DMU38641
Modellen met elektrische starter en af­standsbediening
DWM01841
Het niet bevestigen van de motorstop-
schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schipper uit de boot wordt geslingerd. Bevestig de motorstopschakelaar­koord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden los­getrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waar­door ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Secu­rity System ontgrendelt. Voor meer infor­matie, zie pagina 19.
systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssy­steem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening-
zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor-
rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
Als u niet meer weet in welke modus het
55
Page 64
Werking
NOTA:
OPGELET
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan).
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand “ ” (start).
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst
warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 57.
Als de motor warm is en niet wil starten,
zet u de gashendel lichtjes open en pro­beert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagi­na 93.
DMU36511
Controles na het starten van de
motor
DMU36524
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water door de koelwatermantels pompt. Als de koelwater­mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du­ren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
DCM01811
6. Zodra de motor gestart is, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “ ” (aan). OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “ ” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “ ” (aan), wacht 10 seconden en zwengel de
56
motor opnieuw aan.
[DCM00193]
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige be­schadiging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwater­controleopening geblokkeerd zijn. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplos­sen.
Page 65
Werking
WAARSCHUWING
OPGELET
DMU27671
De motor laten warmdraaien
DMU27717
Modellen met manuele starter en elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te laten warmdraaien. Als dit niet gebeurt, zal de motorlevensduur daar­door worden verkort.
2. Ga na of het oliedrukwaarschu­wingslampje wel uitgaat na het starten van de motor. OPGELET: Als het olie-
drukwaarschuwingslampje knippert nadat de motor werd gestart, dient u de motor weer uit te schakelen. An­ders kan de motor ernstig bescha­digd raken. Controleer het oliepeil en vul indien nodig motorolie bij. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer wanneer de oorzaak van de oliedrukwaarschu­wing niet kan worden achterhaald.
[DCM01832]
DMU36532
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36542
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha-
kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU36981
Stopschakelaars
Zet de hoofdschakelaar op “ ”, of druk
op de motorstopknop en ga na of de motor stopt.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-
neer de clip wordt verwijderd van de mo­toruitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan
worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU34531
Schakelen
DWM00181
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin­den, alvorens te schakelen.
DCM01611
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is mo­gelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan ervoor zorgen dat u niet kunt terug­schakelen naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de mo­tor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
57
Page 66
Werking
ZMU06404
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat naar voor (voor voorwaartse versnelling) of naar achter (voor de achteruitversnel­ling) [over ongeveer 35 (er moet een palletje voelbaar zijn) voor modellen met afstandsbediening]. Zorg ervoor dat de kantelvergrendelhendel in de vergren­delstand (naar beneden) staat (indien aanwezig) alvorens in achteruit te varen.
Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
58
Page 67
2. Zodra de motor in versnelling met statio-
WAARSCHUWING
nair toerental draait, beweegt u de af­standsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat in de neutrale stand.
Werking
aangezien dat ertoe kan leiden dat u de controle over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ernstige letsels vergroten. Bo­vendien kan het schade toebrengen aan het schakelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met
scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met statio­nair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toe­stand van het wateroppervlak en de wind­richting.
DMU30881
Stapvoets varen
DMU30891
Regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen op buiten­boordmotoren die zijn uitgerust met schake­laars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen kan worden geregeld in stappen van ongeveer 50 omw/min bij iedere druk op de schakelaar.
DMU31743
De boot stoppen
DWM01511
Gebruik de achteruitversnelling niet om
de boot af te remmen of te stoppen,
59
Page 68
Werking
NOTA:
1. “ ” schakelaar
2. “ ” schakelaar
Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­hogen, drukt u op de schakelaar “ ”. Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­lagen, drukt u op de schakelaar “ ”.
De snelheid voor stapvoets varen wordt
ongeveer met 50 omw/min verhoogd of verlaagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd
gewijzigd, keert de motor terug naar de normale snelheid voor stapvoets varen na­dat de motor werd uitgeschakeld en op­nieuw gestart, of wanneer het motortoerental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
DMU27822
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij­loop of in een laag toerental. Het is niet raad­zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU38652
Procedure
1. Druk de motorstopschakelaar in en houd hem ingedrukt of zet de hoofdschake-
laar op “ ” (uit).
2. Koppel na het uitschakelen van de mo­tor de brandstofleiding los, als de buiten­boordmotor werd uitgerust met een brandstofleidingkoppelstuk.
60
Page 69
3. Draai de ontluchtingsschroef op de tank-
NOTA:
WAARSCHUWING
ZMU06405
ZMU02041
dop vast (indien voorzien).
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
5. Wanneer u de boot achterlaat, zet u het Yamaha Security System in de vergren­delmodus door op de vergrendeltoets van de afstandsbedieningzender te drukken. Er weerklinkt één korte piep­toon wanneer u het beveiligingssysteem vergrendelt. De vergrendelmodus kan alleen worden geselecteerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) staat. Voor meer informatie, zie pagina
19. WAARSCHUWING! Zet het
Yamaha Security System nooit in de vergrendelmodus wanneer u de mo­tor offshore uitschakelt.
[DWM02151]
Werking
motorstopschakelaar te trekken en vervol­gens de hoofdschakelaar op “ ” (uit) te zetten.
DMU27863
De buitenboordmotor trimmen
DWM00741
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden) kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk be­stuurbaar is. Dat doet de kans op een on­geluk toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
1. Trimbedieningshoek
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de
61
Page 70
Werking
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
DMU27889
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00754
Vergewis u ervan dat er zich niemand in
de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst
een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturingsproblemen. Een foute trim­hoek kan ervoor zorgen dat u de con­trole over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim-
en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgeschakeld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot be­weegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Om de boeg opwaarts te bewegen (“trim­out”), drukt u op de schakelaar “ ” (om­hoog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (“trim­in”), drukt u op de schakelaar “ ” (omlaag). Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27893
Afstellen van trimhoek voor modellen met hydraulisch kantelmechanisme
DWM00492
Schakel de motor uit alvorens de trim-
hoek bij te regelen.
Zorg dat iedereen uit de buurt van de
buitenboordmotor is wanneer u de trim­hoek bijregelt en dat er geen lichaams­delen tussen de aandrijfeenheid en de klembeugel gekneld raken.
Wees voorzichtig als u voor het eerst
een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturingsproblemen. Een foute trim­hoek kan ervoor zorgen dat u de con­trole over de boot verliest.
62
Page 71
1. Zet de motor af.
ZMU06406
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij­gavestand.
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast en kantel de motor in de gewenste hoek.
4. Zet de kantelvergrendelhendel weer in de vergrendelde stand om de motor te ondersteunen.
Om de boeg te verhogen (“trim-out”) dient u de motor opwaarts te kantelen. Om de boeg verlagen (“trim-in”) dient u de motor neerwaarts te kantelen. Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27913
Boottrim instellen
Wanneer de boot over het water scheert, zal een boeg-omhoog-stand resulteren in min­der luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rendement. Dat is gewoonlijk het geval wanneer de kiellijn van de boot onge­veer 3 tot 5 graden opwaarts loopt. Met de boeg omhoog kan de boot een sterkere nei­ging vertonen om naar links of rechts af te wijken. Compenseer dat terwijl u stuurt. Met de boeg van de boot omlaag, verloopt het optrekken van staande start naar scheren gemakkelijker.
Werking
Boeg omhoog
Te veel buitenwaartse trim brengt de boeg van de boot te hoog in het water. De presta­ties nemen af en het brandstofverbruik stijgt omdat de romp van de boot tegen het water duwt en omdat er meer luchtweerstand is. Te veel buitenwaartse trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan be­ginnen te “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden geworpen.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water “ploegen”, waardoor het brandstofverbruik stijgt en de snelheid moei­lijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel binnenwaartse trim tegen hogere snelheden maakt de boot instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de
63
Page 72
Werking
NOTA:
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
OPGELET
N
ZMU03087
boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
Afhankelijk van het boottype heeft de trim­hoek van de buitenboordmotor mogelijk wei­nig invloed op de trim van de boot tijdens het varen.
DMU27936
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat, dient de buitenboordmotor naar boven te worden gekanteld om de propeller en de on­derbak te beschermen tegen botsing met ob­stakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00223
draai de brandstofkraan dicht als de bui­tenboordmotor meer dan een paar minu­ten wordt gekanteld. Anders zou er brandstof kunnen gaan lekken.
DCM00242
Vooraleer de buitenboordmotor te kan-
telen, moet u de motor uitzetten door de procedure te volgen op de pagina 60. Kantel de buitenboordmotor nooit ter­wijl de motor draait. Dit kan immers ern­stige schade door oververhitting veroorzaken.
Kantel de motor niet omhoog door te-
gen de stuurhendel te duwen (indien voorzien), want hierdoor kan de hendel breken.
DMU2799A
Procedure voor het naar boven kantelen (modellen met hydraulisch kantelmechanisme)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt wanneer u de buitenboordmotor naar boven of naar beneden kantelt. An­ders kunnen er lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klem­beugel.
DWM00251
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Als de buitenboordmotor voorzien is van een brandstofleidingkoppelstuk, ontkoppel dan de brandstofleiding of
64
Page 73
Werking
ZMU06406
ZMU06396
N
ZMU03196
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij­gavestand.
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast, kantel de motor om­hoog en draai de kantelsteunstang naar u toe of draai de kantelsteunknop in de klembeugel, en zet de kantelvergrendel­hendel vervolgens opnieuw in de ver­grendelde stand om de buitenboordmotor te ondersteunen.
OPGELET: Gebruik de kantelsteun­hendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboord­motor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn nor­male bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleer­de informatie, zie pagina 71.
[DCM01642]
DMU44590
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met trim- en kantelbekrachtiging)
1. Plaats de afstandsbedieningshendel / schakelhendel in neutraal.
2. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omhoog) tot de buitenboordmotor volledig omhoog ge­kanteld is.
65
Page 74
Werking
ZMU06407
ZMU06396
ZMU06412
gingseenheid aan druk verliest.
[DWM00263] OPGELET: Gebruik de kantel-
steunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buiten­boordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de mo­tor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfsstand, dient u een bijkomend ondersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetail­leerde informatie, zie pagina 71.
[DCM01642]
UP
DMU34481
Procedure voor het naar beneden kantelen (modellen met hydraulisch kantelmechanisme)
1. Ontgrendel de kantelvergrendelhendel.
3. Druk de kantelsteunknop in de klembeu­gel om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kantelsteun­knop of de kantelsteunhendel. An­ders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim- en kantelbekrachtigings­eenheid of in de kantelbekrachti-
66
2. Houd de achterkant van de motorkap vast met één hand, kantel de buiten­boordmotor lichtjes omhoog en trek de
Page 75
kantelsteunknop uit of zet de kantel-
ZMU06408
ZMU06404
ZMU06408
DN
ZMU01936
UP
DN
steunstang weer op haar plaats.
3. Kantel de buitenboordmotor voorzichtig omlaag.
4. Zet de kantelvergrendelhendel in de ver­grendelstand.
Werking
3. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omlaag) om de buitenboordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
DMU44601
Procedure voor omlaag kantelen (modellen met trim- en kantelbekrachtiging)
1. Duw tegen de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omhoog) tot de buitenboordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteun­knop vrijkomt.
2. Trek de kantelsteunknop uit.
67
Page 76
Werking
WAARSCHUWING
OPGELET
ZMU06410
ZMU03646
N
ZMU03087
DN
DMU28063
Ondiep water
DMU28082
Modellen met hydraulisch kantelmechanisme
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DWM00272
Vaar altijd zo traag mogelijk wanneer u
het systeem voor varen in ondiep water gebruikt.
Wees uiterst voorzichtig wanneer u
achteruit vaart. Te veel stuwkracht bij het achteruit varen kan ervoor zorgen dat de buitenboordmotor uit het water wordt getild, waardoor de kans op on­gevallen en lichamelijke letsels wordt vergroot.
DCM00261
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
DMU28176
Procedure voor modellen met hydrau­lisch kantelmechanisme
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
2. Trek de kantelvergrendelhendel op tot hij in de ontgrendelstand staat.
68
Page 77
3. Kantel de buitenboordmotor een beetje
OPGELET
ZMU06406
ZMU06404
naar boven tot in de gewenste stand en duw de hendel voor ondiep water naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
4. Om de buitenboordmotor weer in de ge­wone vaarstand te zetten, dient u de kantelvergrendelhendel op te trekken tot hij in de ontgrendelstand staat. Kantel de buitenboordmotor vervolgens lang­zaam naar beneden.
5. Duw de kantelvergrendelhendel naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
Werking
DCM00261
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
DMU32914
Procedure voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
DMU32852
Modellen met trim- en kantelbekrachtiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes om­hoog naar de gewenste stand met be­hulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
WAARSCHUWING! Het gebruiken van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar op de onderbak terwijl de boot zich voortbeweegt of terwijl de
69
Page 78
Werking
UP
ZMU01935
UP
DN
motor draait, verhoogt het risico van overboord vallen en kan de bestuur­der afleiden, waardoor het risico van een botsing met een andere boot of tegen een hindernis wordt vergroot.
[DWM01851]
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
In bepaalde gebieden kan het water zuurrijk zijn of veel bezinksel bevatten, zoals modde­rig of troebel water. Na het varen in dergelijk water dient u de koelwatermantels te spoe­len met zuiver water om corrosie te voorko­men. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
DMU35392
Varen in andere
omstandigheden
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
70
Page 79

Onderhoud

WAARSCHUWING
OPGELET
ZMU03659
DMU2822B
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM02621
WEES VOORZICHTIG bij het transpor-
teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot
zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan brandstoflekkage en een potentieel brandrisico veroorza­ken.
Lekkende brandstof zorgt voor brand-
gevaar. Bij het transporteren en opber­gen van de buitenboordmotor dient u de brandstofleiding los te koppelen van de buitenboordmotor om lekkende brandstof te voorkomen.
Begeef u nooit onder de buitenboord-
motor wanneer hij gekanteld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Gebruik de kantelsteunhendel of de
kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en val­len. Als de buitenboordmotor niet kan worden gesleept in zijn normale be­drijfsstand, dient u een bijkomend on­dersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand.
DCM02441
Alvorens u de buitenboordmotor voor langere tijd opbergt, moet u de brandstof uit de brandstoftank verwijderen. Bedor­ven brandstof kan de brandstofleiding verstoppen waardoor de motor moeilijk
start of niet goed werkt.
Voor het opbergen of transporteren van de buitenboordmotor dient u de onderstaande procedure te volgen.
Maak de brandstofleiding los van de bui-
tenboordmotor.
Draai de brandstoftankdop en zijn ontluch-
tingsschroef vast.
Wanneer de buitenboordmotor voor lange-
re tijd wordt gekanteld voor het aanmeren of slepen van de boot, dient u de brand­stofleiding los te koppelen van de buiten­boordmotor. Draai de brandstoftankdop en
zijn ontluchtingsschroef vast. De buitenboordmotor moet worden getrans­porteerd en opgeborgen in de normale be­drijfsstand. Als er in die stand te weinig speling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de gekantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie.
DMU28291
Opbergen van de buitenboordmotor
Wanneer u uw Yamaha-buitenboordmotor gedurende een lange periode (2 maand of langer)opbergt, dient u verschillende belang­rijke procedures uit te voeren om beschadi­ging te voorkomen. Het is aan te raden om uw buitenboordmotor een onderhoudsbeurt
71
Page 80
Onderhoud
OPGELET
OPGELET
ZMU02051
1
2
te laten geven door een erkende Yamaha­dealer voor u hem opbergt. U kan echter zelf met een minimum aan gereedschap de vol­gende procedures uitvoeren.
DCM00601
Om problemen te voorkomen die ver-
oorzaakt worden door olie die vanuit het oliecarter in de cilinder terecht­komt, moet de buitenboordmotor in de getoonde stand worden gehouden als hij wordt vervoerd of opgeborgen. Als de buitenboordmotor liggend (niet rechtop) wordt vervoerd of opgebor­gen, leg hem dan op een kussen nadat de motorolie afgetapt is.
Leg de buitenboordmotor niet op zijn zij
voordat het koelwater helemaal is afge­tapt, anders kan het water langs het uit­laatkanaal in de cilinder terechtkomen en motorpech veroorzaken.
Berg de buitenboordmotor op op een
droge, goed verluchte plaats, waar hij niet aan rechtstreeks zonlicht is bloot­gesteld.
Tap de overblijvende benzine in de
dampafscheider af. Benzine die lange tijd in de dampafscheider blijft zitten, wordt slecht en kan dan schade veroor­zaken aan de brandstofleiding.
DMU28306
Procedure
DMU28336
Spoelen in een testtank
DCM00302
Alvorens de motor te starten, dient u te controleren of de koelwatermantels met water worden gevoed. Anders kan de mo­tor oververhit en daardoor beschadigd ra­ken.
1. Was de ommanteling van de buiten-
boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de luchtinlaat.
[DCM01841] Voor meer informa-
tie, zie pagina 76.
2. Koppel de brandstofleiding los van de
motor of draai de brandstofkraan dicht, indien voorzien.
3. Neem de motorkap en het geluiddem-
perdeksel af. Verwijder de propeller.
4. Installeer de buitenboordmotor op de
testtank. Vul de tank met leidingwater tot boven het niveau van de anti-cavitatie­plaat. OPGELET: Als het peil van het
vers water onder het peil van de anti­cavitatieplaat komt of als de water­voorraad niet groot genoeg is, kan de motor vastlopen.
1. Wateroppervlak
2. Laagste waterpeil
[DCM00292]
5. Het doorspoelen van het koelwatersy-
steem is van cruciaal belang om te voor­komen dat het koelwatersysteem verstopt raakt met zout, zand of vuil. Bo­vendien is het conserveren/smeren van de motor noodzakelijk om overmatige motorschade door roestvorming te voor­komen. Voer het doorspoelen en bene­velen op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten of
72
Page 81
Onderhoud
NOTA:
terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen ter­wijl de motor draait.
[DWM00092]
6. Laat de motor enkele minuten draaien met een hoog vrijlooptoerental in neu­traal.
7. Net voor u de motor uitschakelt, sproeit u snel en afwisselend wat “conserve­ringsolie” in elke carburator of in de con­serveringsopening van het geluiddemperdeksel, indien voorzien. Indien correct uitgevoerd, zal de motor sterk beginnen roken en bijna stilvallen.
8. Verwijder de buitenboordmotor van de testtank.
9. Installeer het geluiddemperdeksel/de dop van de conserveringsopening en de motorkap.
10. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, laat u de motor met een hoog vrijlooptoerental draaien tot het brand­stofsysteem leeg is en de motor stilvalt.
11. Tap het koelwater volledig af uit de mo­tor. Maak het lichaam grondig schoon.
12. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, dient u de bougie(s) te verwijde­ren. Giet een theelepel schone motorolie in elke cilinder. Voer meerdere startbe­wegingen met de repeteerstarter uit. Breng de bougie(s) opnieuw aan.
13. Laat de brandstoftank leeglopen.
Bewaar de brandstoftank op een droge, goed geventileerde plaats, buiten het bereik van rechtstreeks zonlicht.
DMU29957
Spoelen met de doorspoelaansluiting
1. Was de ommanteling van de buiten-
boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de luchtinlaat.
[DCM01841] Voor meer informa-
tie, zie pagina 76.
2. Koppel de brandstofleiding los van de motor of draai de brandstofkraan dicht, indien voorzien.
3. Verwijder de motorkap en de propeller.
4. Installeer de doorspoelaansluiting op de koelwaterinlaat. OPGELET: Laat de
motor niet draaien zonder hem te voorzien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor beschadigd of loopt de motor schade op door oververhitting. Alvorens de motor te starten, dient u te controle­ren of de koelwatermantels met water worden gevoed. Laat de buitenboord­motor niet met een hoog toerental draaien als hij aan de doorspoelaan­sluiting ligt, want dan kan hij overver­hit raken.
1. Doorspoelaansluiting (oorkap)
[DCM02001]
5. Het doorspoelen van het koelwatersy­steem is van cruciaal belang om te voor­komen dat het koelwatersysteem verstopt raakt met zout, zand of vuil. Bo­vendien moet de motor verplicht worden beneveld met een conserveringsmiddel ter voorkoming van motorschade ten ge-
73
Page 82
Onderhoud
NOTA:
1
ZMU06413
1
2
ZMU05115
volge van roest. Voer het doorspoelen en benevelen op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen ter­wijl de motor draait.
Wanneer u de doorspoelaansluiting ge-
bruikt, dient u een adequate waterdruk en een constante waterstroom te handhaven.
Als het oververhittingwaarschuwingssy-
steem wordt geactiveerd, dient u de motor uit te schakelen en uw Yamaha-dealer te raadplegen.
6. Laat de motor enkele minuten draaien met een hoog vrijlooptoerental in neu­traal.
7. Net voor u de motor uitzet, moet u snel “conserveringsolie” afwisselend in de in­laatgeluiddemper sproeien of in de con­serveringsopening van het geluiddemperdeksel, indien voorzien. Indien correct uitgevoerd, zal de motor sterk beginnen roken en bijna stilvallen.
8. Tap de resterende benzine in de damp­afscheider af in een container. Draai de aftapplug los en verwijder de kap. Druk de ontluchtingsnippel in met een schroe­vendraaier om lucht binnen te laten in de vlotterkamer, zodat de benzine pro­bleemloos naar buiten stroomt. Draai de ontluchtingsschroef vervolgens vast.
[DWM00092]
1. Aftapschroef
1. Chokekoppelstang
2. Kap
9. Verwijder de doorspoelaansluiting.
10. Installeer de motorkap.
11. Als er geen “conserveringsolie” voor­handen is, dient de motor na stap 6 te worden uitgeschakeld. Voer vervolgens de 8-stappenprocedure uit.
12. Tap het koelwater volledig af uit de mo­tor. Maak het lichaam grondig schoon.
13. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, dient u de bougie(s) te verwijde­ren. Giet een theelepel schone motorolie
74
Page 83
Onderhoud
NOTA:
NOTA:
OPGELET
1
23
ZMU06415
in elke cilinder. Voer meerdere startbe­wegingen met de repeteerstarter uit. Breng de bougie(s) opnieuw aan.
De doorspoelaansluiting is te verkrijgen bij uw Yamaha-dealer.
DMU28403
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 82.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 88. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het vervan­gen van een dichting moet door een be­voegde Yamaha-dealer worden uitgevoerd alvorens het gebruik te her­vatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 81.
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw mo­tor.
DMU28446
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de proce­dure onmiddellijk na het afzetten van de mo­tor uit te voeren.
DCM01531
Voer deze procedure niet uit terwijl de motor draait. De waterpomp zou erdoor beschadigd kunnen raken, wat zou kun­nen leiden tot ernstige schade door over­verhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onder­bak.
1. Fitting
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Tuinslangadapter
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuinslang die is aangesloten op een lei­dingwaterkraan, en sluit het andere uit­einde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koelmantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan. OPGELET:
75
Page 84
Onderhoud
NOTA:
WAARSCHUWING
1
ZMU07861
Laat bij normaal gebruik het tuin­slangkoppelstuk niet los op de onder­bakfitting liggen en laat de tuinslag niet los hangen. Het water zal uit de aansluiting lopen in plaats van de motor te koelen, wat voor ernstige oververhitting kan zorgen. Zorg er­voor dat het koppelstuk stevig wordt aangedraaid op de fitting na het door­spoelen van de motor.
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in
[DCM00542]
het water bevindt, is het beter de buiten­boordmotor zo te kantelen dat hij volledig uit het water is getild.
Voor instructies betreffende het spoelen
van het koelsysteem, zie pagina 71.
DMU44341
Reiniging van de buitenboordmotor
Bij het reinigen van de buitenboordmotor moet de motorkap worden geïnstalleerd.
1. Was de buitenkant van de buitenboord­motor met zuiver water. OPGELET:
Spuit geen water in de luchtinlaat.
[DCM01841]
1. Luchtinlaat
2. Tap het koelwater volledig af uit de bui­tenboordmotor. Maak het lichaam gron­dig schoon.
DMU28462
Controleren van geverfd oppervlak van de buitenboordmotor
Controleer de buitenboordmotor op krassen, inkepingen of afbladderende verf. Gebieden met beschadigde verf gaan waarschijnlijk sneller roesten. Reinig en verf deze gebie­den, indien noodzakelijk. Retoucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
DMU2847D
Periodiek onderhoud
DWM01872
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe­den. Als u niet over de vereiste vakken­nis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voeren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalificeerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd de sleu-
tel(s) en de motorstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De trim- en kantelbekrachtigingsscha-
kelaars werken ook wanneer de con­tactsleutel op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme te la-
76
Page 85
Onderhoud
ten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete
onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in
elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28512
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geënstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi­nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34152
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgen­de toepassingen op regelmatige basis voorkomen:
Gedurende uren constant varen met of net
onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een
laag motortoerental (omw/min)
Gebruik zonder voldoende tijd om de mo-
tor te laten warmlopen en afkoelen
Frequente krachtige acceleraties en ver-
tragingen
Vaak schakelenVaak starten en uitschakelen van de mo-
tor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud
tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
77
Page 86
Onderhoud
NOTA:
DMU34448
Onderhoudsschema 1
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor
de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en
een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan-
gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals
langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de onder-
houdscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-
loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zui-
ver water worden afgespoeld. Het symbool “ ” geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren. Het symbool “ ” geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop)
Anoden (uitlaatdeksel, uitlaatgasgeleider)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koel wate rlek
Motorkapvergrendel­hendel
Motorstartcondi­tie/lawaai
Motorvrijlooptoeren­tal/lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
20 uur
(3 maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur
(5 jaar)
78
Page 87
Item Handelingen
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofpomp
Brandstof/motorolielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Klembeugelbout (door buis)
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Trim- en kantelbe­krachtigingseenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Schakelverbin­ding/schakelkabel
Bougie(s)
Bougiedoppen/bougie­kabels
Water uit de koelwater­controleopening
Gasklepverbin­ding/gaskabel
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie en smering
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie, afstelling of vervanging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Onderhoud
Eerste Om de
20 uur
(3 maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur
(5 jaar)
79
Page 88
Onderhoud
Item Handelingen
Koelwaterinlaat Inspecteren
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar
Kabelboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
(Yamaha) meter/maat Inspecteren
Brandstoftank (draag­bare Yamaha-tank)
DMU34452
Onderhoudsschema 2
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie en reiniging indien nodig
Eerste Om de
20 uur
(3 maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur
(5 jaar)
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Om de
1000 uren
80
Page 89
DMU28944
ZMU06417
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F30BEHD, F40FEHD
Onderhoud
81
Page 90
Onderhoud
ZMU06416
F30BET, F40FED, F40FET
DMU44850
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De staat van de bougie kan iets over de staat van de motor aanduiden. In­dien bijvoorbeeld het porselein om de mid­delste elektrode erg wit is, kan dit wijzen op een lek in de luchtinlaat of een probleem met de carburateur van die cilinder. Probeer bij problemen niet zelf een diagnose te stellen. Breng in plaats daarvan de buitenboordmo­tor naar een Yamaha-dealer. U zou regelma-
82
tig de bougie moeten verwijderen en onderzoeken, omdat hitte en afzettingen de bougie langzaam laten verslijten en erode­ren.
1. Verwijder de bougiedoppen van de bou­gies.
2. Verwijder de bougie. Als de elektrode­erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
Page 91
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso-
NOTA:
WAARSCHUWING
OPGELET
lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
[DWM00562]
Standaardbougie:
DPR6EB-9
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde bougietype gebruikt, anders is het mo­gelijk dat de motor niet correct werkt. Al­vorens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voeler­maat te meten. Vervang hem wanneer de elektrodenafstand afwijkt van de spe­cificaties.
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Elektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
4. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad van de bougie en schroef hem vervolgens in met het correcte aandraai­moment.
Aandraaimoment van de bougies:
17 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb)
Onderhoud
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie opnieuw monteert, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/12 slag verder vast met een gewone sleutel. Bij het installeren van een nieuwe bougie, draait u de bougie eerst met de hand helemaal aan om hem vervolgens nog 1/2 slag verder aan te draaien met een gewone sleutel.
DMU29045
Vrijlooptoerental onderzoeken
DWM00452
Verwijder of raak geen elektrische on-
derdelen aan bij het starten of als de motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt
van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
DCM00491
Die procedure moet worden uitgevoerd terwijl de buitenboordmotor in het water steekt. Er kan gebruik worden gemaakt van een doorspoelaansluiting of een test­tank.
Gebruik een diagnosetoerenteller voor deze procedure, als de boot niet met een toeren­teller voor de buitenboordmotor is uitgerust. Afhankelijk van of het testen wordt uitge­voerd met de doorspoelaansluiting (oorkap), in een testtank of met de buitenboordmotor in het water, kunnen de resultaten variëren.
1. Start de motor en laat hem in z’n vrij vol­ledig warmdraaien tot hij gelijkmatig loopt.
2. Controleer zodra de motor is opge­warmd of de vrijloopsnelheid volgens specificaties is ingesteld. Voor het vrij-
83
Page 92
Onderhoud
WAARSCHUWING
OPGELET
NOTA:
ZMU03659
1
ZMU06418
looptoerental, zie pagina 10. Raadpleeg een Yamaha-dealer of een andere ge­kwalificeerde mechanicus wanneer u moeilijkheden ondervindt bij het contro­leren van het vrijlooptoerental of het vrij­looptoerental deze bijstelling vereist.
DMU38807
Motorolie verversen
DWM00761
Tap de motorolie niet af onmiddellijk
nadat motor is afgezet. De olie is heet en er moet voorzichtig mee omge­sprongen worden om brandwonden te voorkomen.
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor
stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt.
DCM01711
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
Om te voorkomen dat er olie in het milieu te­rechtkomt en schade berokkent, bevelen wij ten stelligste aan gebruik te maken van een olieverversingssysteem om de motorolie te verversen. Als u niet over een olieverver­singssysteem beschikt, dient u de olie af te tappen door de olieaftapplug te verwijderen. Wanneer u niet vertrouwd bent met de pro­cedure voor het verversen van de motorolie, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas staat, is het op de oliepeilstok aange­geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01862]
2. Start de motor. Laat hem gedurende 5­10 minuten warmdraaien met het vrij­looptoerental.
3. Schakel de motor uit en laat hem 5-10 minuten staan.
4. Verwijder de motorkap.
5. Verwijder de olievuldop. Trek de peilstok uit de motor en gebruik de olieververser om de olie volledig te verwijderen.
1. Olieververser
Wanneer u een olieverversingssysteem ge­bruikt, kunt u stappen 6 en 7 overslaan.
6. Houd een geschikte opvangbak klaar die meer olie kan bevatten dan de totale hoeveelheid motorolie in de motor. Ver­wijder de aftapplug en pakking en houd tegelijkertijd de opvangbak onder het af­tapgat. Laat de olie helemaal uit de mo­tor lopen. Veeg eventueel gemorste olie
84
Page 93
Onderhoud
NOTA:
NOTA:
1
2
ZMU07860
ZMU06419
1
onmiddellijk op.
1. Aftapschroef
2. Pakking
Wanneer de olie niet vlot wegloopt, dient u de kantelhoek te wijzigen of de buitenboord­motor naar bak- en stuurboord te draaien om de olie af te tappen.
7. Breng een nieuwe pakking aan op de af­tapplug. Breng een dunne laag olie aan op de pakking en installeer de aftapplug.
Aandraaimoment van de aftapplug:
27 Nm (2.75 kgf-m, 19.9 ft-lb)
Als er geen momentsleutel beschikbaar is wanneer u de aftapplug installeert, draai de schroef dan met de vingers vast tot de pak­king in contact komt met het oppervlak van het aftapgat. Draai hem vervolgens 1/4 tot 1/2 slag verder aan met een gewone sleutel. Draai de aftapplug daarna zo vlug mogelijk aan tot het correcte aandraaimoment met behulp van een momentsleutel.
8. Giet de correcte hoeveelheid olie in de vulopening. Breng de vuldop en de peil­stok opnieuw aan. OPGELET: Te veel
olie in de motor kan lekkage of scha­de veroorzaken. Als het oliepeil zich boven het bovenste peilstreepje be-
vindt, tap de olie dan af tot het ge­wenste peil is bereikt.
1. Olievuldop
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboord­motorolie
Motoroliehoeveelheid (zonder oliefil­tervervanging):
1.5 L (1.59 US qt, 1.32 Imp.qt)
Motoroliehoeveelheid (met oliefilter­vervanging):
1.7 L (1.80 US qt, 1.50 Imp.qt)
9. Laat de buitenboordmotor 5-10 minuten staan.
10. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
11. Schroef de peilstok in de motor en ver­wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg ervoor dat u de peilstok volledig in de peilstokgeleiding steekt, anders zal de oliepeilmeting niet correct zijn.
12. Controleer het oliepeil opnieuw met de peilstok om na te gaan of het peil tot er­gens tussen de bovenste en de onderste peilmarkering komt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het oliepeil buiten de gespecificeerde limieten valt.
[DCM01851]
85
Page 94
Onderhoud
NOTA:
WAARSCHUWING
132
ZMU05091
ZMU06437
ZMU06436
1. Onderste peilmarkering
2. Oliepeilstok
3. Bovenste peilmarkering
13. Start de motor en ga na of de waarschu­wingslamp voor een te lage oliedruk uit blijft. Controleer ook of er geen olielek­ken te bespeuren zijn. OPGELET: Als
het waarschuwingslampje voor lage oliedruk aangaat of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder eerst het probleem te verhel­pen, kan hij ernstig beschadigd ra­ken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokalise­ren en oplossen.
14. Installeer de motorkap.
15. Ruim gebruikte olie op volgens de plaat­selijk geldende voorschriften.
Voor verdere informatie over het opruimen
van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha­dealer.
Ververs de olie vaker wanneer u de motor
onder ongunstige omstandigheden ge­bruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
[DCM01623]
DMU29115
Inspecteer bedrading en aansluitstukken
Inspecteer dat elk aansluitstuk stevig is
aangesloten.
Inspecteer dat elke massakabel stevig
vastzit.
DMU32113
Propeller controleren
DWM01882
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt. Alvo­rens de propeller te inspecteren, te de­monteren of te installeren, dient u de schakelinrichting in neutraal te zetten, de hoofdschakelaar op “ ” (uit) te zetten, de sleutel te verwijderen en de clip van de motorstopschakelaar te verwijderen. Schakel de accuschakelaar uit als uw
86
Page 95
Onderhoud
OPGELET
ZMU01897
boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vast­draait. Plaats een houten blok tussen de anti-cavitatieplaat en de propeller om te be­letten dat de propeller kan draaien.
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op erosie door
cavitatie of ventilatie, of op andere schade.
Controleer de propelleras op schade.Controleer de spiebanen op slijtage of
schade.
Controleer of er geen visdraad rond de
propelleras is gedraaid.
buigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en het afstandstuk (indien voorzien).
WAARSCHUWING! Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer losdraait.
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
[DWM01891]
3. Verwijder de propeller, de ring (indien aanwezig) en de drukring.
DMU30673
De propeller installeren
DMU29235
Spiebaanmodellen
DCM00502
Controleer de propellerasoliekeerring op
schade.
DMU30663
De propeller verwijderen
DMU29198
Spiebaanmodellen
1. Plooi de splitpen met behulp van een
Zorg ervoor dat u een nieuwe splitpen ge­bruikt en plooi de uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller loskomen tij­dens het varen en verloren raken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet op de propelleras aan.
2. Installeer het afstandstuk (indien ver­eist), de drukring, de ring (indien vereist) en de propeller op de propelleras.
OPGELET: Zorg ervoor dat u de druk­ring vóór de propeller installeert. An-
87
Page 96
Onderhoud
NOTA:
WAARSCHUWING
NOTA:
ZMU03273
2
1
ders kunnen de onderbak en de propellernaaf beschadigd raken.
[DCM01882]
3. Installeer het afstandstuk (indien ver­eist) en de ring. Draai de propellermoer aan met het gespecificeerde aandraai­moment.
Propellermoeraandraaimoment:
34 Nm (3.47 kgf-m, 25.1 ft-lb)
4. Breng de propellermoer tegenover de propellerasopening. Steek een nieuwe splitpen in de opening en plooi de uitein­den ervan om. OPGELET: Gebruik de
splitpen niet opnieuw. Anders kan de propeller loskomen tijdens het draai­en.
[DCM01892]
op u valt.
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag mo­gelijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en ­pakking. OPGELET: Als er zich een te
grote hoeveelheid metaaldeeltjes op de magnetische tandwielolieaftap­plug bevindt, kan dat op een staart­stukprobleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer.
[DCM01901]
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met de propellerasopening na het aandraaien met het gespecificeerde aandraaimoment, draai de moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met de opening.
DMU2928C
Verversen van tandwielolie
DWM00801
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor
stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor
88
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
Als de motor is uitgerust met een magneti-
sche tandwielolieaftapplug, dient u alle metalen deeltjes van de plug te verwijde­ren alvorens ze in te draaien.
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik
de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
Page 97
Onderhoud
NOTA:
WAARSCHUWING
ZMU03274
OPGELET: Controleer de gebruikte tandwielolie nadat die is afgetapt. Als de tandwielolie melkachtig is, water bevat of een groot aantal metalen deeltjes bevat, is de tandwielkast mo­gelijk beschadigd. Laat de buiten­boordmotor door een Yamaya-dealer nazien en repareren.
[DCM00714]
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de ver­wijdering van gebruikte olie.
5. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de ope­ning van de tandwielolieaftapplug met behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
0.430 L (0.455 US qt, 0.378 Imp.qt)
tapschroef. Plaats de olieaftapschoef en draai hem stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
DMU29304
De brandstoftank reinigen
DWM00921
Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
Als u vragen hebt over het juist uitvoe-
ren van die procedure, raadpleeg dan uw Yamaha-dealer.
Blijf uit de buurt van vonken, sigaret-
ten, vlammen en andere vormen van ontbranding als u de brandstoftank rei­nigt.
Verwijder de brandstoftank van de boot
alvorens ze te reinigen. Werk steeds buiten op een plaats die goed verlucht is.
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk
op.
Het opnieuw assembleren van de
brandstoftank moet zorgvuldig gebeu­ren. Een verkeerde assemblage kan lei­den tot een brandstoflek, met brand- en ontploffingsgevaar tot gevolg.
Loos oude benzine volgens de plaatse-
lijke voorschriften.
6. Plaats een nieuwe pakking op de olie­peilplug. Plaats de oliepeilplug als de olie uit het gat voor de oliepeilplug begint te lopen en draai de plug stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
7. Plaats een nieuwe pakking op de olieaf-
1. Ledig de brandstoftank in een goedge­keurde container.
2. Giet een kleine hoeveelheid geschikt op­losmiddel in de tank. Installeer de tank­dop en schud de tank. Laat het oplosmiddel volledig weer wegstromen.
3. Verwijder de schroeven die het brand­stofleidingkoppelstukgeheel op zijn plaats houden. Trek het geheel uit de tank.
89
Page 98
Onderhoud
OPGELET
ZMU02066
ZMU02924
ZMU03664
ZMU06420
ZMU06421
4. Reinig de filter (gesitueerd op het uitein­de van de zuigbuis) in een geschikt rei­nigingsoplosmiddel. Laat de filter drogen.
5. Vervang de pakkingen door nieuwe exemplaren. Herinstalleer het brandstof­koppelstukpakkinggeheel en zet de schroeven stevig vast.
DMU29317
Inspecteren en vervangen van elektrode(n)
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplo­selektroden. Controleer regelmatig de externe elektroden. Verwijder de aanslag van de oppervlakken van de elektroden. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor het ver­vangen van externe elektroden.
DCM00721
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
90
Page 99
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden
WAARSCHUWING
OPGELET
WAARSCHUWING
OPGELET
zijn met externe elektroden op modellen die ermee zijn uitgerust. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de ver­vanging van interne elektroden die verbon­den zijn met het motorblok.
DMU29324
Controleren van de accu (voor modellen met elektrische starter)
DWM01903
Electrolyt aanwezig in de accu is giftig en bijtend en accu’s genereren explosief wa­terstofgas. Tijdens het werken in de nabij­heid van de accu:
Draag oogbeschermingsmiddelen en
rubberen handschoenen.
Rook niet of plaats geen andere ontste-
kingsbronnen nabij de accu.
De procedure voor het controleren van de accu varieert naar gelang van de accu. Deze procedure bevat typische controles die van toepassing zijn op veel verschillende accu’s, maar u moet altijd de instructies van de ac­cufabrikant naleven.
DCM01921
Een slecht onderhouden accu raakt snel defect.
1. Controleer het elektrolytpeil.
Onderhoud
2. Controleer de lading van de accu. Als uw boot is uitgerust met een digitale snelheidsmeter helpen de voltmeter en de waarschuwingsfuncties voor een te lage accuspanning u bij het controleren van de acculading. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als de accu moet wor­den opgeladen.
3. Controleer de accu-aansluitingen. Ze moeten zuiver zijn, stevig vastzitten en bedekt zijn met een isolatiekap.
WAARSCHUWING! Slechte verbin­dingen kunnen kortsluiting of von­kontlading produceren en een explosie veroorzaken.
DMU29335
Aansluiten van de accu
DWM00573
Monteer de accuhouder op een droge, goed geventileerde, trillingsvrije plek in de boot. Plaats een volledig opgeladen accu in de houder.
DCM01125
Verwissel de batterijkabels niet. Anders zouden de elektrische onderdelen kun­nen worden beschadigd.
1. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij de modellen waarop dat van toepassing is) op “ ” (uit) staat, alvorens aan de accu te werken.
2. Verbind de rode accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervol­gens de zwarte accukabel met de NE­GATIEVE (-) pool.
[DWM01913]
91
Page 100
Onderhoud
ZMU01811
1
2
3
1. Rode kabel
2. Zwarte kabel
3. Accu
3. De elektrische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aange­koppeld zijn, anders kan de accu de mo­tor niet starten.
DMU29372
Loskoppelen van de accu
1. Schakel de accuschakelaar (indien aan­wezig) en de hoofdschakelaar uit.
OPGELET: Als ze er op worden gela­ten, kan de elektrische installatie be­schadigd raken.
2. Koppel de negatieve kabel(s) los van de negatieve (-) pool. OPGELET: Koppel
altijd eerst alle negatieve (-) kabels los om een kortsluiting en schade aan de elektrische installatie te voor­komen.
[DCM01941]
3. Koppel de positieve kabel(s) los en ver­wijder de accu uit de boot.
4. Reinig, onderhoud en bewaar de accu in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
DMU38661
Opbergen van de batterij
Wanneer u uw Yamaha buitenboordmotor voor een langere periode (2 maanden of lan­ger) opbergt, dient u de batterij te verwijde­ren en ze op een koele, droge plaats op te
[DCM01931]
bergen. Controleer de batterij en laad ze indien nodig op.
92
Loading...