Druk twee keer op de toets 1. Alles wissen (AC) en vervolgens op
Bevestigen om alle eerdere programmeerinstellingen te annuleren.
Plaats de originele documenten met de beeldzijde naar boven in de 2.
AOD of met de beeldzijde naar beneden op de glasplaat.
2
2
Kopiëren
Druk op de toets 3. Startpagina Functies.
Selecteer de optie 4. Kopiëren. Het tabblad Kopiëren wordt
weergegeven.
Maak de nodige programmeerwijzigingen, zoals Afdrukkleur, 5.
Verkleinen/vergroten, Papiertoevoer, 2-zijdig kopiëren en Afl evering.
Voer de het aantal kopieën in met de cijfertoetsen.6.
Druk op 7. Start om de originelen te scannen en de kopieeropdracht te
verwerken.
De kopieeropdracht komt in de opdrachtwachtrij te staan voor
verwerking.
Druk twee keer op de toets 1. Alles wissen (AC) en vervolgens op
Bevestigen om alle eerdere programmeerinstellingen te annuleren.
Plaats de originele documenten met de beeldzijde naar boven in de 2.
AOD of met de beeldzijde naar beneden op de glasplaat.
2
2
Faxen
Druk op de toets 3. Startpagina Functies.
Selecteer de optie 4. Faxen. Het tabblad Faxen wordt weergegeven.
Selecteer het invoerveld en voer het faxnummer in. Selecteer 5.
Toevoegen om het nummer aan de lijst met ontvangers toe te
voegen. Voer naar wens meer nummers in.
Maak de nodige programmeerwijzigingen.6.
Druk op 7. Start om de originelen te scannen en de faxopdracht te
verwerken.
De faxopdracht komt in de opdrachtwachtrij te staan voor verwerking.
Druk twee keer op de toets 1. Alles wissen (AC) en vervolgens op
Bevestigen om alle eerdere programmeerinstellingen te annuleren.
Afdrukken
Druk op de toets 3. Startpagina Functies.
2
4
Selecteer de optie 4. Afdrukken via.... De afdrukklare opgeslagen
opdrachten worden weergegeven.
Gebruik de pijltoetsen omhoog en omlaag om door de opdrachten 5.
te bladeren en selecteer de map of opdracht die u nodig hebt.
Maak de nodige programmeerwijzigingen.6.
Voer het gewenste aantal in en selecteer 7. Afdrukken om de opdracht
af te drukken.
De afdrukopdracht komt in de opdrachtwachtrij te staan voor
verwerking.
Druk twee keer op de toets 1. Alles wissen (AC) en vervolgens op
Bevestigen om alle eerdere programmeerinstellingen te annuleren.
Plaats de originele documenten met de beeldzijde naar boven in de 2.
AOD of met de beeldzijde naar beneden op de glasplaat.
2
2
Scannen
Druk op de toets 3. Startpagina Functies.
Selecteer de optie 4. Werkstroom Scannen. Het tabblad Werkstroom
Scannen wordt weergegeven.
Selecteer een sjabloon voor de opdracht in de lijst met sjablonen.5.
Maak de nodige programmeerwijzigingen.6.
Druk op 7. Start om de originelen te scannen en de scanopdracht te
verwerken.
De gescande beelden worden opgeslagen op de locatie die is
opgegeven in de sjabloon en kunnen terstond door de gebruiker
worden opgehaald.
Plaats 1. Vaste inktpatronen in de inktpatroonzone. U kunt maximaal
6Vaste inktpatronen per kleur plaatsen terwijl het apparaat in
werking is.
Controleer bij het plaatsen van inktpatronen of de 2. correctekleur in
de correcte sleuf wordt geplaatst.
®
1
Afvalcontainer
De 3. afvalcontainer vangt inktdeeltjes op die vrijkomen bij het
onderhoud van de printkop.
Het apparaat werkt niet als de 4. afvalcontainer vol is. U moet in dat
geval de container legen. De afvalinkt is niet giftig en kan gewoon
bij het normale afval worden gedaan.
Reinigingsmodule
De 5. Reinigingsmodule brengt een laag siliconenolie op de
afdrukmodule aan.
Vervang de module volgens de instructies op het aanraakscherm en 6.
recycle de oude eenheid volgens de aanwijzingen op de verpakking
of van uw lokale Xerox-vertegenwoordiger.
3
5
Afval van nietcassettes en de
perforator
Als uw apparaat is uitgerust met de 7. kantoorafwerkeenheid of
de afwerkeenheid voor hoog volume, moet u de nietcassette of
-cassettes vervangen wanneer u hier via een bericht op wordt
gewezen.
Als uw afwerkeenheid over de optionele 8. perforator beschikt, moet u
de afvalcontainer van de perforator ook leegmaken wanneer u hier
via een bericht op het apparaat op wordt gewezen.
Op het 9. aanraakscherm worden gedetailleerde instructies
weergegeven.
Meer informatie
Raadpleeg voor meer informatie:
Gebruikershandleidingen•
Afdrukkwaliteitsonderhoud
Het apparaat voert een aantal taken automatisch
uit om de afdrukkwaliteit op een optimaal niveau
te houden.
Als zich een probleem op het apparaat voordoet,
is het mogelijk dat u blanco vellen door de
papierbaan moet voeren om het systeem te
reinigen. Deze pagina's worden in de bovenste
opvangbak afgeleverd en moeten worden
weggegooid.
Voor meer opties waarmee u de afdrukkwaliteit
kunt corrigeren, opent u het gedeelte
Hulpprogramma's.
Druk op de toets 10. Apparaatstatus.
Selecteer het tabblad Hulpprogramma's.