zijn handelsmerken van Xerox Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
FreeFlow®, SquareFold®, Xerox prInteract™, MeterAssistant®, SuppliesAssistant®,
CentreWare®, Scan to PC Desktop® en Xerox Extensible Interface Platform® zijn
handelsmerken van Xerox Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
Productstatus, buildstatus en/of specificaties zijn zonder kennisgeving onderworpen aan
wijzigingen.
Microsoft, Windows, Windows XP, Windows Vista, Internet Explorer en Word zijn
geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of
in andere landen.
Apple®, Macintosh®, Mac OS® en EtherTalk™ zijn handelsmerken of geregistreerde
handelsmerken van Apple Computer, Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere
landen. Er zijn elementen uit de technische gebruikersdocumentatie van Apple gebruikt
met toestemming van Apple Computer, Inc.
Adobe, het Adobe-logo, Acrobat, het Acrobat-logo, Acrobat Reader, Distiller, Adobe PDF
logo, Adobe PDF JobReady, Illustrator, InDesign en Photoshop zijn geregistreerde
handelsmerken van Adobe Systems, Inc. PostScript is een gedeponeerd handelsmerk
van Adobe dat met de Adobe PostScript Interpreter, de Adobe-paginabeschrijvingstaal
en andere Adobe-producten wordt gebruikt. Dit product wordt niet onderschreven of
gesponsord door Adobe Systems, uitgever van Adobe Photoshop.
®
Fiery® en PrintMe® zijn geregistreerde handelsmerken van Electronics For Imaging,
Inc. GBC® en AdvancedPunch™ zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken
van General Binding Corporation. ScanFlowStore® is een geregistreerd handelsmerk
van Nuance Communications, Inc. HP, HPGL, HPGL/2 en HP-UX zijn geregistreerde
handelsmerken van Hewlett-Packard Corporation. Netscape® is een geregistreerd
handelsmerk van Netscape Communications. UNIX® is een geregistreerd handelsmerk
van de Open Group. Mozilla FireFox™ is een handelsmerk van Mozilla Foundation. AOL
is een geregistreerd handelsmerk van AOL Incorporated. Linux® is een geregistreerd
handelsmerk van Linus Torvalds. Netware® is een geregistreerd handelsmerk van Novell,
Incorporated. Equitrac Office® is een geregistreerd handelsmerk van Equitrac
Corporation. Solaris® is een geregistreerd handelsmerk van Sun Microsystems, Inc.
Kerberos is een handelsmerk van het Massachusetts Institute of Technology. DocuWorks
is een geregistreerd handelsmerk van Fuji Xerox Co., Ltd.
1. Druk op de toets Aanmelden/afmelden van het bedieningspaneel.
Op de gebruikersinterface ziet u een toetsenbord.
2. Voer de ID van de systeembeheerder in.
Het standaard ID is admin en de standaard toegangscode is 1111.
3. Selecteer Enter.
4. Druk op de knop Apparaatstatus op het bedieningspaneel.
5. Selecteer het tabblad Hulpprogramma's op de gebruikersinterface.
In de gebruikersinterface wordt het scherm Systeeminstellingen getoond.
1
6. Selecteer de gewenste modus, groep en toepassing (zoals: Systeeminstellingen >
Instellingen veelgebruikte functies > Apparaatklok / -timers).
7. Druk op de knop Aan-/afmelden op het bedieningspaneel om de modus Beheerder
te verlaten.
In de gebruikersinterface wordt het scherm Afmelden weergegeven.
8. Selecteer Afmelden.
Aanpassing schermen en knoppen van
gebruikersinterface
De systeembeheerder kan specifieke knoppen en schermen aanpassen:
• De gebruiker kan overschakelen op een specifieke toepassing zonder te hoeven
teugkeren naar het scherm Alle diensten. Dit wordt bereikt door specifieke
toepassingen toe te wijzen aan de drie aangepaste knoppen op het bedieningspaneel.
Handleiding voor de systeembeheerder
1-1Xerox® Color J75 Press
Overzicht Beheerder
Onder de fabrieksinstelling is de toepassing Kopiëren toegewezen aan de eerste
aangepaste knop, Bekijken aan de derde, terwijl de tweede niet is toegewezen (Niet
in gebruik).
• Specifieke schermen kunnen worden weergegeven nadat het apparaat wordt
ingeschakeld, wanneer het de Energiespaarstand verlaat, en/of nadat Auto wissen
is geselecteerd.
Toepassing toewijzen aan schermen en knoppen
1. Meld u aan als beheerder.
2. Open het tabblad Hulpprogramma's op de gebruikersinterface.
6. Selecteer de gewenste instelling voor de toepassing.
Keuzen worden vermeld op de lijst die wordt weergegeven.
7. Selecteer desgewenst een andere toepassing om in te stellen of te wijzigen en herhaal
de voorgaande stappen.
8. Selecteer Opslaan.
Het vorige scherm wordt weergegeven.
9. Selecteer Sluiten.
Het tabblad Hulpprogramma's wordt weergegeven.
10. Sluit de modus Beheerder af.
Opgeslagen programmering inschakelen
Met de toepassing Opgeslagen programmering kunt u de instellingen van een
veelgebruikte opdracht opslaan. Als deze toepassing zich niet op uw menu Home Functies
bevindt, kunt u hem aan dat menu toevoegen.
1. Meld u aan als systeembeheerder.
2. In het tabblad Hulpprogramma's selecteert u Systeeminstellingen > Instellingen
veelgebruikte functies.
3. Selecteer Instellingen scherm/toetsen.
4. Selecteer Home Functies en vervolgens Instellingen wijzigen.
5. Selecteer Toevoegen, blader naar Opgeslagen programmering en selecteervervolgens Opslaan.
6. Meld u aan als beheerder om te zorgen dat de wijzigingen van kracht worden.
Xerox® Color J75 Press1-2
Handleiding voor de systeembeheerder
Overzicht Beheerder
Energiespaarstand
Met behulp van de toepassing Energiespaarstand kunt u instellen na hoeveel tijd het
apparaat overgaat op een stand waarin minder energie wordt verbruikt. Er zijn twee
energiespaarstanden: Lg stroomverbruik en Slaapstand. Het apparaat gaat naar deze
standen wanneer alle kopieer- en/of afdrukopdrachten zijn uitgevoerd en er geen
opdrachten meer worden verwerkt.
Het apparaat gaat automatisch over op de modus Laag stroomverbruik wanneer er 15
minuten lang geen activiteit op het apparaat heeft plaatsgevonden; dit is de
fabrieksinstelling. Het apparaat gaat automatisch naar de Slaapstand wanneer er 60
minuten lang geen activiteit op het apparaat heeft plaatsgevonden; dit is de
fabrieksinstelling. De intervallen voor zowel de modus Laag stroomverbruik als de
Slaapstand kunnen echter worden gewijzigd, met waarden die variëren van 1 minuut
tot 240 minuten.
Dit zijn twee voorbeelden:
• Als de modus Laag energieverbruik is ingesteld op 15 minuten en de
Slaapstand op 60 minuten, wordt de Slaapstand geactiveerd na 60 minuten
van totale inactiviteit, niet 60 minuten nadat de modus Laag energieverbruik
wordt ingeschakeld.
• Als de modus Laag energieverbruik is ingesteld op 15 minuten en de
Slaapstand is ingesteld op 20 minuten, wordt de Slaapstand geactiveerd 5
minuten nadat de modusLaag energieverbruik is ingeschakeld.
Energiespaarstand
In deze stand wordt de stroom naar de gebruikersinterface en fusereenheid verlaagd
om op stroom te besparen. Het display gaat uit en de knop Energiespaarstand op het
bedieningspaneel van de gebruikersinterface gaat branden. Als u het apparaat wilt
gebruiken, drukt u op de toets Energiespaarstand. De toets Energiespaarstand gaat
uit om aan te geven dat de energiespaarstand is geannuleerd.
Slaapstand
In deze stand wordt het stroomverbruik nog verder beperkt in vergelijking met de modus
Energiespaarstand. Het display gaat uit en de knop Energiespaarstand op het
bedieningspaneel van de gebruikersinterface gaat branden. Als u het apparaat wilt
gebruiken, drukt u op de toets Energiespaarstand. De toets Energiespaarstand gaat
uit om aan te geven dat de energiespaarstand is geannuleerd.
Handleiding voor de systeembeheerder
1-3Xerox® Color J75 Press
Overzicht Beheerder
Interval van energiespaarstand instellen/wijzigen
OPMERKING
De intervallen voor zowel de modus Laag stroomverbruik als de Slaapstand kunnen
echter worden gewijzigd, met waarden die variëren van 1 minuut tot 240 minuten.
1. Meld u aan als beheerder.
2. Druk op de toets Apparaatstatus op de gebruikersinterface.
3. Selecteer het tabblad Hulpprogramma's.
In de gebruikersinterface wordt het scherm Systeeminstellingen getoond.
8. Selecteer het gewenste interval voor zowel de modus Laag stroomverbruik als de
Slaapstand.
OPMERKING
De standaardinstelling voor de modus Laag stroomverbruik is 15 minuten. De
standaardinstelling voor de Slaapstand is 60 minuten. Het interval voor de slaapstand
moet langer zijn dan dat voor de modus Laag stroomverbruik.
9. Selecteer Opslaan.
Het vorige scherm wordt weergegeven.
10. Selecteer Sluiten.
Het tabblad Hulpprogramma's wordt weergegeven.
11. Sluit de modus Beheerder af.
Energiespaarstand verlaten
Het apparaat verlaat de energiespaarstand wanneer de knop Energiebesparing op het
bedieningspaneel wordt ingedrukt of wanneer het apparaat afdrukgegevens ontvangt
van een binnenkomende afdrukopdracht.
Xerox® Color J75 Press1-4
Handleiding voor de systeembeheerder
2
Configuratie
NetWare
Voorbereidingen
OPMERKING
Wanneer u het NetWare-netwerk gebruikt, hebt u een NetWare-server nodig.
TIP
Raadpleeg het hoofdstuk Gebruik van CentreWare Internet Services van deze handleiding
voor uitgebreide instructies over het configureren van NetWare.
Het apparaat ondersteunt PServer-modus voor zowel de NetWare-directorydienst als
de Bindery-dienst. Dankzij PServer-modus kan het apparaat fungeren als printerserver
en afdrukopdrachten ontvangen in de afdrukwachtrij om deze af te drukken. De printer
die voor het apparaat wordt gemaakt, verbruikt een enkele bestandsserverlicentie.
OPMERKING
Het apparaat ondersteunt de RPrinter-modus (Remote Printer) niet.
Ondersteunde interfaces:
• 100Base-TX
• 10Base-T
Ondersteunde frametypen:
• Specificatie Ethernet II
• Specificatie IEEE802.3
• Specificatie IEEE802.3/IEEE802.2
• Specificatie IEEE802.3/IEEE802.2/SNAP
Handleiding voor de systeembeheerder
2-1Xerox® Color J75 Press
Configuratie
OPMERKING
Het apparaat verstuurt pakketten van elk frametype op het netwerk en initialiseert voor
hetzelfde frametype als het eerste ontvangen antwoordpakket. Als er echter op hetzelfde
netwerk meerdere protocollen worden uitgevoerd, gebruikt u de specificatie Ethernet
II.
Microsoft® Network (SMB)
Voorbereidingen
Een netwerkomgeving waarin TCP/IP of NetBEUI nodig is bij het gebruik van een
Microsoft Network (SMB).
Configuratieprocedure
Het apparaat kan met behulp van Microsoft Networks (SMB) op computers worden
aangesloten.
Afhankelijk van de netwerkomgeving kan het zijn dat het apparaat moet worden
geconfigureerd met een IP-adres, subnetmasker en gateway-adres. Vraag dit na bij de
systeembeheerder en configureer de benodigde items.
Hierna volgt de procedure voor het aansluiten van het apparaat op een Microsoft Network
(SMB):
• Configuratie op het apparaat: Schakel de SMB-poort op het apparaat in
• Configuratie op de computer: Installeer de printerdriver.
Configuratie op het apparaat (SMB)
Dit deel beschrijft de configuratieprocedure voor het aansluiten van het apparaat op
Microsoft Networking (SMB). Schakel eerst de SMB-poort in en stel dan het IP-adres in.
• De configuratie kan tevens worden uitgevoerd met behulp van de
IP-configuratiehulpprogramma's die in CentreWare Internet Services zijn meegeleverd,
of de CentreWare Hulpprogramma's. Zie Het gebruik van CentreWare Internet
Services.
• Schakel in de meeste gevallen de SOAP-poort en SNMP-poort in.
1. Open de modus Systeembeheerder.
2. Schakel de SMB-poort in.
a) Selecteer Systeeminstellingen.
b) Selecteer Connectiviteit en netwerkinstellingen.
c) Selecteer Poortinstellingen.
d) Selecteer SMB en vervolgens Instellingen wijzigen.
e) Selecteer Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
Xerox® Color J75 Press2-2
Handleiding voor de systeembeheerder
Configuratie
f) Selecteer Inschakelen en vervolgens Opslaan.
3. Stel zo nodig het IP-adres in.
4. Sluit de modus Systeembeheerder af.
5. Als het apparaat opnieuw is gestart, drukt u de lijst met printerinstellingen af om te
controleren of de SMB-poort is ingeschakeld.
OPMERKING
Als u gebruik maakt van het NetBEUI-protocol, selecteert u in CentreWare Internet
Services NetBEUI als het protocol dat door SMB wordt gebruikt voor de
poortconfiguratie.
OPMERKING
Configureer de SMB zo nodig. Raadpleeg de SMB-configuratie.
Handleiding voor de systeembeheerder
2-3Xerox® Color J75 Press
Configuratie
Xerox® Color J75 Press2-4
Handleiding voor de systeembeheerder
3
CentreWare Internet
Services gebruiken
Met CentreWare Internet Services kunt u de instellingen van het apparaat weergeven,
configureren en wijzigen met behulp van een webbrowser in plaats van op het
bedieningspaneel van het apparaat.
Voorbereidingen
Voor het gebruik van CentreWare Internet Services zijn de volgende items nodig:
• Een computer die TCP/IP als netwerkprotocol kan gebruiken.
• De configuratie van het apparaat met:
-IP-adres
-Subnetmasker
-Gateway-adres
Configuratieprocedure
CentreWare Internet Services biedt uiteenlopende functies, waaronder opdracht- en
printerstatus, en de mogelijkheid om de configuraties om te wisselen met behulp van
een webbrowser in een TCP/IP-omgeving.
Voor instelling als printer kunnen gebruikers in het eigenschappenscherm van de functies
in CentreWare voor elk netwerk de systeeminstellingen en poortinstellingen configureren,
die anders worden ingesteld met behulp van het aanraakscherm op het apparaat.
Handleiding voor de systeembeheerder
3-1Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
Volg de onderstaande procedure om CentreWare Internet Services te gebruiken.
• Configuratie op het apparaat: Configureer het apparaat voor het gebruik van
CentreWare Internet Services. Schakel eerst de Internet Services-poort in en stel dan
het IP-adres in.
• Bevestiging van de configuratie: Controleer of het apparaat is ingesteld op het gebruik
van CentreWare Internet Services.
Configuratie op het apparaat
Dit hoofdstuk beschrijft de configuratieprocedure voor het gebruik van CentreWare
Internet Services op het apparaat.
Schakel eerst de Internet Services-poort in en stel dan het IP-adres in.
1. Open de modus Systeembeheerder.
2. Schakel de LPD-poort of Port 9100 in (welke van toepassing is). In dit voorbeeld wordt
de LPD-poort ingeschakeld.
a) Selecteer Systeeminstellingen.
b) Selecteer Connectiviteit en netwerkinstellingen.
c) Selecteer Poortinstellingen.
d) Selecteer Internet Services (HTTP) en vervolgens Instellingen wijzigen.
e) Selecteer Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
f) Selecteer Ingeschakeld en vervolgens Opslaan.
g) Selecteer herhaaldelijk Sluiten tot het scherm Connectiviteit en netwerkinstellingen
verschijnt.
3. Stel zo nodig het IP-adres in.
4. Sluit de modus Systeembeheerder af.
5. Als het apparaat opnieuw is gestart, drukt u de lijst met printerinstellingen af om te
controleren of de Internet Services-poort is ingeschakeld.
Verbinding maken met CentreWare Internet Services vanaf een
computer
1. Start een webbrowser.
2. Typ het IP-adres of het internetadres voor het apparaat in de adresbalk op de browser
en druk op de Enter-toets.
• Voorbeeld van het IP-adres (wanneer het IP-adres van het apparaat 192.168.1.1
is) http://192.168.1.1
• Voorbeeld van de internet-URL (wanneer het internetadres de vorm heeft van
xxx.yyy.zz.vvv): http://xxx.yyy.zz.vvv
• Als u netwerk gebruik maakt van DNS (Domain Name System) en de hostnaam
voor het apparaat samen met de domeinnaamserver is geregistreerd, hebt u
toegang tot het apparaat met behulp van een combinatie van hostnaam en
domeinnaam als internetadres. Als de hostnaam bijvoorbeeld dcf1100 is en de
Xerox® Color J75 Press3-2
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
domeinnaam mijnbedrijf.com, dan wordt het internetadres
dcf1100.mijnbedrijf.com.
• Als u een poortnummer specificeert, voegt u (:) en een poortnummer aan het
einde van het internetadres toe.
• Als de toepassing voor het instellen van aanmelding op het apparaat is
ingeschakeld, voert u de gebruikers-ID en toegangscode bij Gebruikers-ID en
Toegangscode in. De standaard gebruikersnaam is admin en de standaard
toegangscode is 1111. Als u de standaardinstelling wilt wijzigen, opent u
Eigenschappen > Beveiliging > Instellingen systeembeheerder.
• Voer in de adresbalk van de browser een adres in dat met https begint in plaats
van http als gebruik wordt gemaakt van gecodeerde communicatie.
-Voorbeeld van invoer van het IP-adres: https://192.168.1.1/
-Voorbeeld van invoer van het internetadres: https://xxx.yyyy.zz.vvv/
Netwerkinstellingopties voor CentreWare
Internet Services
Met CentreWare Internet Services kunt u verschillende instellingen op het apparaat
vanaf een computer wijzigen
• Controleer als een item dat u wilt instellen niet wordt weergegeven, of de poorten
zijn ingeschakeld.
• Wanneer een instelling vanuit CentreWare Internet Services wordt gewijzigd terwijl
het bedieningspaneel in werking is, worden de instellingitems die op het scherm van
het bedieningspaneel zijn gewijzigd, niet weergegeven. In dat geval moet u de printer
uit- en aanzetten.
De volgende netwerkinstellingen worden in dit gedeelte besproken:
• Ethernet
• EtherTalk
• SMB
• NetWare
• TCP/IP
• LPD
• SNMP
• IPP
• Port 9100
• LDAP
• E-mail
• HTTP
Handleiding voor de systeembeheerder
3-3Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
Van de volgende browsers is bevestigd dat ze werken met CentreWare Internet Services:
Voor Windows
• Microsoft Internet Explorer® ver.6.0 Service Pack 1 (SP1) of hoger
• Netscape® 7.0 of hoger
Voor Mac OS® 10.2 of hoger
• Microsoft Internet Explorer 5.2 of hoger
• Netscape 7.0 of hoger
®
Ethernet
Dit hoofdstuk beschrijft de instellingen voor de Ethernet-interface.
1. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
2. Klik op het tabblad Eigenschappen.
3. Klik op Connectiviteit en op Fysieke verbindingen om de items in de map weer te
geven.
4. Klik op Ethernet.
5. Stel de communicatiesnelheid voor de Ethernet-interface op met behulp van hetvervolgkeuzemenu Ethernet-instellingen.
6. Selecteer Toepassen.
EtherTalk
Dit hoofdstuk beschrijft de instellingen voor EtherTalk.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op EtherTalk.
3. Stel de Printernaam in.
4. Stel Zonenaam in.
5. Selecteer Toepassen.
Microsoft Networking (SMB)
Dit deel beschrijft de configuratie van de instellingen voor Microsoft Networking.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
Xerox® Color J75 Press3-4
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
2. Selecteer een transportprotocol in de vervolgkeuzelijst Transport.
3. Klik op Microsoft Networking.
4. Selecteer een transportprotocol in de vervolgkeuzelijst Transport.
5. Typ de werkgroepnaam in het veld Werkgroep.
6. Typ de hostnaam in het veld SMB-hostnaam.
7. Stel het Maximum aantal verbindingen in. De standaardinstelling is 5.
8. Selecteer het selectievakje Ingeschakeld om Unicode-ondersteuning in te schakelen.
9. Selecteer het selectievakje Ingeschakeld wanneer u de Auto Master-mode gebruikt.
10. Selecteer het selectievakje Ingeschakeld wanneer u Codering toegangscode gebruikt
om de toegangscodes van de gebruiker met behulp van SMB voor externe verificatie
te coderen.
11. Primaire en secundaire WINS-servers configureren:
a) Als u wilt toestaan dat uw DHCP-server uw WINS-serveradres aan de printer
doorgeeft, selecteert u DHCP naast WINS-serveradres automatisch verkrijgen.
b) Als u het WINS-serveradres handmatig wilt doorgeven, typt u dit in het veld
IP-adres primaire server en zo nodig in het veld IP-adres secundaire server.
12. Selecteer Toepassen.
NetWare
NetWare is een netwerkbesturingssysteem dat door Novell is ontwikkeld voor het
uitvoeren van verschillende functies met behulp van met elkaar samenwerkende
multitasking. Dit hoofdstuk beschrijft de instellingen voor NetWare.
Voordat u begint:
1.Zorg dat er een operationeel NetWare-netwerk beschikbaar is.
2.Controleer of u beheerderrechten hebt om u bij de NetWare-bestandsserver of
structuur aan te melden.
3.Controleer of de printer is aangesloten op het netwerk.
4.Stel een printerserverobject in met behulp van het relevante Novell-programma.
Raadpleeg de systeemdocumentatie van Novell voor hulp.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op NetWare.
3. Selecteer een frametype in het vervolgkeuzemenu Frame-type.
OPMERKING
Stel dit item alleen in wanneer de bedrijfsmode in Directoryfunctie staat.
Handleiding voor de systeembeheerder
3-5Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
4. Typ een polinterval met een waarde tussen 1 en 240 seconden voor de printerserver
in Polinterval van wachtrij.
De standaardinstelling is 5.
5. Stel de Printerservernaam in.
6. Typ de toegangscode van de server in Nieuwe toegangscode printerserver.
a) Voer de toegangscode in.
b) Voer dezelfde toegangscode nogmaals in het veld Nieuwe toegangscode in.
7. Selecteer een bedrijfsmode in het type Actieve mode: PServer-mode voor Directory
en Bindery
8. Typ de naam van uw primaire bestandsservers voor de printer in het veld
Bestandsserver.
OPMERKING
Stel dit item alleen in wanneer de bedrijfsmode in Binderyfunctie staat.
9. Typ 1-100 in Aantal zoekacties.
Typ 0 voor geen limiet.
10. Selecteer Ingeschakeld om het TBCP-filter in te schakelen.
OPMERKING
Er staat een vinkje in het selectievakje TBCP-filter waarmee wordt aangegeven dat
het TBCP-filter is ingeschakeld.
11. Typ een naam voor de NDS-structuur in het veld NDS-structuur.
De standaardnaam voor dit veld is Xerox_DS_Tree. Als u Bindery-mode gebruikt, laat
u dit veld leeg.
12. Typ een context in het veld NDS-context.
De standaardnaam voor dit veld is Xerox_DS_Context. Als u Bindery-mode gebruikt,
laat u dit veld leeg.
OPMERKING
Stel dit item alleen in wanneer de bedrijfsmode in Directoryfunctie staat.
13. Bij SLP (Service Location Protocol) selecteert u Ingeschakeld om SLP - Actieve detectie
in te schakelen.
14. Selecteer Ingeschakeld naast SLP gebruiken voor naamoplossing.
15. Typ de bereiknaam in het veld Bereik.
16. Typ het SLP-serveradres in het veld SLP-server.
17. Selecteer Toepassen.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol) zijn twee protocollen binnen
de suite met internetprotocollen. IP beheert de verzending van berichten van computer
naar computer, terwijl TCP de daadwerkelijke eindverbindingen beheert. Dit deel beschrijft
de configuratie van de instellingen voor TCP/IP.
Xerox® Color J75 Press3-6
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
U kunt IPv4-instellingen via het bedieningspaneel op de printer of in CentreWare IS
configureren. U kunt IPv6 alleen via CentreWare IS configureren. TCP/IP is standaard
ingeschakeld. Het moet op het bedieningspaneel van de printer worden ingeschakeld
voordat u toegang tot CentreWare krijgt.
IPv6 is optioneel en kan worden gebruikt naast of in plaats van IPv4. IPv6-hosts kunnen
zichzelf automatisch configureren wanneer ze zijn aangesloten op een gerouteerd
IPv6-netwerk via ICMPv6 (Internet Control Message Protocol Versie 6). ICMPv6 voert
foutenrapportages voor IP en andere testfuncties uit. Wanneer een host voor het eerst
op een netwerk wordt aangesloten, verzendt deze een aanvraagverzoek voor
link-local-multicast-routers om configuratieparameters. Routers beantwoorden dit verzoek
met een RA-pakket (Router Advertisement) met daarin de configuratieparameters op
netwerkniveau.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op TCP/IP.
3. Als u zowel IPv4 als IPv6 wilt inschakelen, raakt u IP-modus aan den selecteert u
IPv6 of Dual Stack.
4. Typ een unieke Hostnaam voor uw printer.
De hostnaam is hetzelfde bij IPv4 en IPv6.
5. Selecteer de gewenste methode voor het verkrijgen van een dynamisch IP-adres in
het vervolgkeuzemenu IP-adres omzetten.
Of selecteer Statisch om een statisch IP-adres te definiëren.
6. Als u Statisch selecteert, typt u het IP-adres, Subnetmasker en Gateway-adres in
de bijbehorende velden.
OPMERKING
Dit item is niet nodig als DHCP, BOOTP, RARP of DHCP/Autonet is geselecteerd in het
vervolgkeuzemenu IP-adres ophalen.
7. Stel het Subnetmasker en Gateway-adres in.
OPMERKING
Dit item is niet nodig als DHCP, BOOTP, RARP of DHCP/Autonet is geselecteerd.
8. Naast IP-adres bij DHCP ophalen selecteert u Ingeschakeld om te zorgen dat uw
DHCP-server een IP-adres aan uw printer toewijst.
9. Typ een geldige Domeinnaam.
10. Stel de DNS-configuratiegegevens in.
a) Selecteer Ingeschakeld naast DNS-serveradres automatisch verkrijgen om te
zorgen dat de DHCP-server het DNS-serveradres levert.
b) Maak het selectievakje leeg om het DNS-serveradres handmatig in de bijbehorende
velden in te voeren.
Handleiding voor de systeembeheerder
3-7Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
OPMERKING
Dit item is niet nodig als DHCP is gespecificeerd.
c) Typ een IP-adres als Voorkeur DNS-server, Alternatieve DNS-server 1 en
Alternatieve DNS-server 2.
d) Naast Dynamische DNS-registratie (DDNS) selecteert u Ingeschakeld om de
hostnaam van de printer op de DNS-server te registreren. Selecteer Overschrijven
om vermeldingen op de DNS-server te overschrijven.
e) Naast Automatische zoeklijst voor domein genereren selecteert u Ingeschakeld
als u wilt dat de printer een lijst met zoekdomeinen genereert. Typ de
domeinnamen als de optie is uitgeschakeld.
f) Typ Domeinnaam 1, 2 en 3.
g) Typ bij Time-out van de verbinding hoe lang het mag duren voordat de printer
ophoudt met pogingen een verbinding met de server te maken.
h) Naast IP-adres vrijgeven selecteert u Ingeschakeld als u wilt dat de printer na het
opnieuw starten het IP-adres vrijgeeft.
11. Selecteer Toepassen.
LPD
Het LPD-protocol (Line Printer Daemon) wordt gebruikt voor het leveren van
printerspoolen en de functies van de printerserver op het netwerk voor besturingssystemen
als HP-UX®, Linux® en MAC OS X. Dit gedeelte beschrijft de instellingen die beschikbaar
zijn voor de LPD-toepassing.
Voor informatie over het instellen van afdrukwachtrijen op uw clientsysteem raadpleegt
u de systeemdocumentatie van uw client.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op LPD.
3. Typ een LPD-poortnummer in het veld Poortnummer of gebruik de standaardpoort
515.
4. Selecteer het selectievakje Inschakelen om het TBCP-filter in te schakelen.
5. Stel de Time-out verbinding in.
6. Stel het Maximum aantal sessies in.
7. Naast TCP-MSS-mode selecteert u Ingeschakeld. Deze instelling komt vaak voor bij
LPD en Port 9100.
8. Als TCP-MSS-mode is ingeschakeld, voert u onder IPv4 de IP-adressen voor Subnet
1, 2 en 3 in.
9. Zorg dat de waarden gelijk zijn aan de waarden in de instellingen van het apparaat.
a) Klik op Toepassen. Er verschijnt mogelijk een scherm voor het invoeren van de
gebruikersnaam en toegangscode.
Xerox® Color J75 Press3-8
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
OPMERKING
De Standaardgebruikers-ID: is admin en de toegangscode is 1111.
b) Het rechterframe op de webbrowser verandert in het scherm voor het opnieuw
starten van het apparaat.
c) Klik op Opnieuw starten. Het apparaat start opnieuw en de instellingswaarde
wordt gereflecteerd.
SNMP
Simple Network Management Protocol (SNMP) wordt in netwerkbeheersystemen gebruikt
om op een netwerk aangesloten apparaten te bewaken voor omstandigheden waarvoor
de aandacht van een beheerder nodig is. SNMP bestaat uit een set standaarden voor
netwerkbeheer, waaronder een applicatielaag, een databaseschema en een set
gegevensobjecten. De agenten, of softwaremodules, bevinden zich in de SNMPv3-motor
van de printer. Een manager is een SNMPv3-beheerapplicatie, zoals OpenView, die wordt
gebruikt om apparaten op het netwerk te bewaken en configureren. De agent reageert
op leesverzoeken (GET) en schrijfverzoeken (SET) vanuit de manager en kan ook
waarschuwingen, of traps, genereren op basis van bepaalde gebeurtenissen.
Dit deel beschrijft de configuratie van de instellingen voor SNMP.
OPMERKING
Bij het gebruik van de CentreWare-software voor het beheer van het apparaat op afstand,
schakelt u de SNMP-poort in.
SNMP-instellingen kunnen in CentreWare IS worden geconfigureerd. U kunt ook Algemene
traps bij verificatiestoring op de printer in- of uitschakelen. SNMPv3 kan worden
ingeschakeld om een gecodeerd kanaal voor beveiligd printerbeheer te maken.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op SNMP-configuratie.
OPMERKING
Er bestaat een andere optie met de naam Eigenschappen SNMP v3 inschakelen. Als
u deze optie gebruikt, configureert u HTTPS voordat u SNMP v3 configureert. Voor
het configureren van deze functie is een beveiligde webpaginaverbinding vereist.
Tevens moet SSL zijn ingeschakeld.
3. Onder SNMP-eigenschappen selecteert u SNMP v1/v2c- of v3-protocollen
inschakelen.
4. Selecteer Toepassen.
5. Selecteer Ingeschakeld onder Algemene traps verificatiestoring, zodat de printer
een trap genereert voor elke SNMP-vraag die door de printer wordt ontvangen en
die een ongeldige groepsnaam bevat.
Handleiding voor de systeembeheerder
3-9Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
6. Selecteer Toepassen.
7. Zo wijzigt u de SNMP-groepsnaam Openbaar en Privé vanuit de standaardwaarden:
a) Typ een naam met maximaal 256 tekens bij Naam gebruikersgroep (alleen
lezen), Naam gebruikersgroep (lezen/schrijven) en Naam trapgroep
(Systeembericht).
b) Stel de Aanmeldings-ID systeembeheerder in.
c) Zorg dat de waarden gelijk zijn aan de waarden in de instellingen van het apparaat.
d) Klik op Toepassen. Er verschijnt mogelijk een scherm voor het invoeren van de
gebruikersnaam en toegangscode.
e) Het rechterframe op de webbrowser verandert in het scherm voor het opnieuw
starten van het apparaat.
OPMERKING
De Standaardgebruikers-ID: is admin en de toegangscode is 1111.
f) Klik op Opnieuw starten. Het apparaat start opnieuw en de instellingswaarde
wordt gereflecteerd.
OPMERKING
Xerox beveelt u aan de SNMP v1/v2c-groepsnamen Openbaar en Privé om
beveiligingsredenen te veranderen.
8. Zo bewerkt u SNMP v3-instellingen:
a) Selecteer SNMP v3-eigenschappen bewerken onder SNMP-eigenschappen.
b) Selecteer Account ingeschakeld onder Beheerdersaccount om de
beheerdersaccount te maken.
c) Typ een toegangscode ter verificatie en bevestig dit. Deze toegangscode wordt
gebruikt voor het genereren van een code die voor verificatie wordt gebruikt.
d) Typ een privacytoegangscode en bevestig dit. Deze toegangscode wordt gebruikt
voor de codering van SNMPv3-gegevens. De toegangscode die wordt gebruikt
voor het coderen van de gegevens, moet dezelfde zijn als de toegangscode van
de server.
De toegangscode moet uit ten minste acht tekens bestaan en mag alle tekens behalve
besturingstekens bevatten.
a) Selecteer Account ingeschakeld onder Printerdrivers / Externe clientaccount.
b) Selecteer Toepassen.
9. IP-trapbestemmingsadressen toevoegen:
a) Selecteer Geavanceerd onderaan de pagina.
b) Selecteer UDP IPv4-adres toevoegen of UDP IPv6-adres toevoegen onder
Trapbestemmingsadressen.
c) Typ het IP-adres van de host waarop de applicatie SNMP-beheer wordt uitgevoerd.
Dit IP-adres wordt gebruikt om traps te ontvangen.
Port 162/UDP is de standaardpoort voor traps. U kunt v1 of v2c selecteren
op basis van wat het trapontvangstsysteem ondersteunt.
d) Selecteer onder Traps het type Traps dat door de SNMP-manager moet worden
ontvangen.
Xerox® Color J75 Press3-10
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
e) Selecteer Toepassen.
10. Het trapbestemmingsadres Internetwork Packet eXchange (IPX-routeringsprotocol
dat door Novell NetWare wordt gebruikt) toevoegen:
a) Selecteer Geavanceerd onderaan de pagina.
b) Onder Trapbestemmingsadres selecteert u IPX-adres toevoegen.
c) Typ het hexadecimale getal van 8 cijfers in waarmee de IPX externe netwerkhost
wordt geïdentificeerd, die is geconfigureerd op het ontvangen van de trap.
d) Typ het 48-bits fysieke MAC-adres van de computer waarop de applicatie
SNMP-manager die de trap moet ontvangen draait.
e) Typ het Socketnummer (IPX) van de computer waarop de applicatie
SNMP-manager is geconfigureerd om de pakketten te ontvangen.
f) Selecteer de SNMP-versie, SNMP v1 of SNMP v2c op basis van het
trapontvangstsysteem.
g) Selecteer onder Traps het type Trap die wordt ontvangen door de SNMP-manager.
FTP
File Transport Protocol (FTP) is een standaard netwerkprotocol dat wordt gebruikt om
bestanden over een TCP/IP-netwerk door te geven en te manipuleren. Verschillende
functies die op uw printer worden uitgevoerd, waaronder netwerkscannen, back-up
maken van opgeslagen opdrachten en software-upgrade, kunnen FTP als functie voor
het opslaan van bestanden gebruiken.
Dit deel beschrijft het inschakelen en configureren van FTP.
1. In CentreWare selecteert u Eigenschappen > Connectiviteit > Protocollen > FTP.
2. Naast Poortstatus van FTP-client selecteert u Ingeschakeld.
3. Naast Overdrachtmode selecteert u Passieve mode voor het overbrengen van gegevens
over een willekeurig poortnummer die door de FTP-server wordt opgegeven via een
verbinding die op de printer tot stand wordt gebracht, of Actieve mode voor het
overbrengen van gegevens over een vaste, bekende poort vanaf een verbinding die
op de server tot stand wordt gebracht.
4. Selecteer Toepassen.
POP3
Post Office Protocol, versie 3 (POP3) stelt e-mailclients in staat via TCP/IP op netwerkpoort
110 e-mail vanuit externe servers op te halen.
1. In CentreWare selecteert u Eigenschappen > Connectiviteit > Protocollen.
2. Selecteer POP3-instellingen.
3. Typ het adres met de correcte indeling en het poortnummer. Het standaard
poortnummer is 110.
4. Naast Toegangscodeversleuteling voor POP-ontvangst selecteert u zo nodig
APOP-verificatie.
5. Typ de Aanmeldingsnaam die is toegewezen aan de printer die wordt gebruikt voor
de aanmelding bij de POP3-server.
Handleiding voor de systeembeheerder
3-11Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
6. Typ een toegangscode. Typ de toegangscode opnieuw om te bevestigen.
7. Typ een waarde tussen 1 en 120 minuten bij Pol-interval. De standaardwaarde is
10 minuten.
8. Selecteer Toepassen.
Proxyserver
Een proxyserver fungeert als bemiddelaar tussen clients die bepaalde functies willen
gebruiken en servers die deze functies bieden. De proxyserver filtert de verzoeken van
clients. Verzoeken die voldoen aan de filterregels van de proxyserver, worden ingewilligd
en de verbinding wordt toegestaan.
Een proxyserver zorgt dat alle apparaten erachter anoniem blijven en dat er minder tijd
nodig is voor toegang tot een bron doordat de inhoud, zoals webpagina's van een
webserver, in een cache wordt bewaard.
1. In CentreWare selecteert u Eigenschappen > Connectiviteit > Protocollen.
2. Selecteer Proxyserver.
3. Onder Algemeen, naast Proxyserver gebruiken, selecteert u Ingeschakeld.
4. Naast Proxy-instellingen selecteert u Dezelfde proxy voor alle protocollen omdezelfde proxy-instellingen voor HTTP en HTTPS te gebruiken of Andere proxy voor
ieder protocol.
5. Onder Adressen buiten de proxyserver om typt u webadressen of domeinen die de
proxyserver moeten overslaan, zoals de intranetsite van uw bedrijf.
6. Onder HTTP-server typt u de Servernaam en het Poortnummer. Het standaard
poortnummer is 8080.
7. Naast Verificatie selecteert u Ingeschakeld als uw proxyserver is geconfigureerd voor
verplichte verificatie, waarna u een Aanmeldingsnaam en Toegangscode typt. Typ
de toegangscode opnieuw om te bevestigen.
8. Onder HTTPS-server voert u zo nodig de informatie van de HTTPS-proxyserver in.
9. Selecteer Toepassen.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) wordt gebruikt door de e-mailtoepassing van de
printer voor het leveren van gescande beelden. Nadat u SMTP hebt ingeschakeld, wordt
de toets E-mail op het bedieningspaneel ingeschakeld.
Dit gedeelte beschrijft het configureren van de SMTP-serverinstellingen.
1. In CentreWare selecteert u Eigenschappen > Connectiviteit > Protocollen.
2. Selecteer SMTP-server.
3. Selecteer onder Vereiste informatie de methode die u wilt gebruiken voor het opzoekenvan een SMTP-server: Statisch of Vanuit DNS.
4. Typ het IP-adres of de hostnaam van de SMTP-server.
5. Voer de poortnummers voor het verzenden en ontvangen van e-mail in. De
standaardinstelling is 25.
Xerox® Color J75 Press3-12
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
6. Typ in het veld E-mailadres van het apparaat het specifieke e-mailadres dat door de
SMTP-server aan deze printer is toegewezen.
7. Selecteer Toepassen.
WSD
WDS (Web Services for Devices) is een technologie van Microsoft die een
standaardmethode biedt voor het detecteren en gebruiken van netwerkapparatuur. Het
wordt sinds Windows Vista en Windows Server 2008 in Windows-besturingssystemen
ondersteund. WSD is één van de verschillende ondersteunde communicatieprotocollen.
Zorg dat de printer en clientcomputers zich op hetzelfde IP-subnet bevinden. Dit gedeelte
beschrijft het configureren van de WSD-printerserver.
1. In CentreWare selecteert u Eigenschappen > Connectiviteit > Protocollen.
2. Selecteer WSD.
3. Bewerk zo nodig de volgende instellingen.
a) Stel het Poortnummer in. De standaardinstelling is 80.
b) Stel de Time-out gegevensontvangst in seconden in. De standaardinstelling is
30.
c) Stel de Time-out berichtbezorging in seconden in. De standaardinstelling is 8.
d) Stel de Maximum-TTL in. De standaardinstelling is 1.
e) Stel het Maximum aantal abonnees in. De standaardinstelling is 50.
4. Selecteer Toepassen.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) wordt gebruikt voor extern afdrukken en het beheer van
afdrukopdrachten. Dit deel beschrijft de instellingen voor de IPP-poort.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op IPP.
3. Typ het poortnummer dat door de printer moet worden gebruikt in Poortnummer
toevoegen.
4. In Mode Beheerder selecteert u Ingeschakeld om te zorgen dat slechts één specifieke
gebruiker een afdrukopdracht kan beheren of verwijderen.
5. Selecteer het selectievakje Inschakelen naast DNS inschakelen.
6. Stel de Time-out verbinding in.
De standaardinstelling is 60 seconden.
7. Selecteer Toepassen.
Handleiding voor de systeembeheerder
3-13Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
Port 9100 - RAW TCP/IP-afdrukken
Raw TCP/IP is een afdrukmethode die wordt gebruikt om een verbinding over Port 9100
op TCP-socketniveau te openen voor het streamen van een afdrukklaar bestand naar
de invoerbuffer van de printer. De verbinding wordt gesloten na het waarnemen van
het 'Einde opdracht'-teken in de PDL of na het vervallen van een vooraf ingestelde
time-outwaarde. Voor Port 9100 is geen LPR-verzoek van de computer nodig en geen
gebruik van een LPD die op de printer wordt uitgevoerd. Port 9100 wordt in Windows
als Standaard TCP/IP-poort geselecteerd. Dit deel beschrijft de configuratie van de
instellingen voor de Port 9100.
OPMERKING
Schakel de Port 9100-poort in wanneer u HP-UX gebruikt.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op Port 9100.
3. Selecteer zo nodig Ingeschakeld naast TCP-MSS-mode.
TCP-MSS-instellingen komen vaak voor bij LPD en Port 9100.
4. Als TCP-MSS-mode is ingeschakeld, voert u onder IPv4 de IP-adressen voor Subnet
1, 2 en 3 in.
5. Zorg dat het TCP-poortnummer is ingesteld op 9100.
6. Stel Einde van opdrachttime-out in op het gewenste aantal seconden, tussen 0 en
1800, voordat u een opdracht met een Einde van opdracht-teken verwerkt. De
standaardtijd is 300 seconden.
7. Selecteer Toepassen.
LDAP
Lightweight Directory Access Protocol (LDAP) is een protocol dat wordt gebruikt voor
het verwerken van vragen en updates naar een informatiedirectory, ook wel bekend als
LDAP-directory, opgeslagen op een externe server. LDAP-directory's zijn geoptimaliseerd
voor leesprestaties. Gebruik deze pagina om te definiëren op welke manier de printer
gebruikersinformatie van een LDAP-directory haalt. Dit deel beschrijft de configuratie
van de serverinstellingen voor de LDAP/LDAPS-poort.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op LDAP-server.
Xerox® Color J75 Press3-14
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
3. Stel de IP-adres / Hostnaam en poort in.
4. Stel de Backup-IP-adres / Hostnaam en poort in.
5. Stel de Optionele informatie in.
a) Typ het pad naar de hoofddirectory in het veld Zoeken in hoofddirectory en
gebruik hierbij de indeling Basis-DN.
b) Geef de aanmeldingsgegevens op die nodig zijn voor toegang tot de
LDAP-directory. De opties zijn: Extern geverifieerde gebruiker en Systeem.
c) Typ zo nodig de Aanmeldingsnaam en Toegangscode. Typ de toegangscode
opnieuw om te bevestigen.
d) Onder Maximale aantal zoekresultaten typt u een getal tussen 5 en 100 bij het
maximale aantal adressen dat kan worden geretourneerd als resultaat van de
ingevoerde zoekcriteria. Het standaard nummer is 25.
e) Onder Time-out zoeken selecteert u Time-out LDAP-server gebruiken om te
zorgen dat de time-out van de printer wordt gebaseerd op de instellingen van de
LDAP-server of selecteer Wachten en typ het aantal seconden tussen 5 en 120
dat de printer wacht totdat de time-out wordt geactiveerd. De standaardinstelling
is 30 seconden.
f) Als uw primaire LDAP-server is verbonden met aanvullende servers, selecteert u
LDAP-verwijzingen, zodat ook op deze LDAP-servers wordt gezocht.
g) Typ het maximale aantal opeenvolgende LDAP-verwijzingen in het veld
LDAP-verwijzingenlimiet.
h) Onder de titel Verzoek uitvoeren op selecteert u Toegewezen naamveld om aan
te geven hoe de naamvelden worden toegewezen of Velden Achternaam enVoornaam om naar de achter- en voornaam van de gebruiker te zoeken.
i) Selecteer Toepassen.
6. Definieer gebruikerstoewijzingen aan de hand waarvan u de zoekresultaten van de
server kunt verfijnen:
a) Selecteer LDAP > LDAP-gebruikerskoppelingen.
b) Als u een testzoekopdracht wilt verzenden, typt u onder Zoeken de naam in van
de gebruiker waar u naar wilt zoeken in het veld Gebruikersnaam en selecteert u
Zoeken. Als er een naam wordt gevonden, wordt de gebruikersinformatie
weergegeven.
c) Gebruik de vervolgkeuzemenu's onder Geïmporteerde kopregel om de velden zo
nodig opnieuw te koppelen.
7. Filter voor LDAP configureren:
a) Selecteer > Aangepaste LDAP-filters.
b) In het veld Filter voor gebruikers-ID-verzoek typt u de LDAP-zoekopdracht of het
filter dat u in het veld wilt toepassen. Deel de zoekopdracht in als LDAP-objecten
tussen haakjes.
c) Onder E-mailadresboekfilter selecteert u Filter inschakelen.
d) In het veld E-mailadresboekfilter typt u de LDAP-zoekopdracht of het filter dat u
wilt toepassen. Deel de zoekopdracht in als LDAP-objecten tussen haakjes.
8. Selecteer Toepassen.
Handleiding voor de systeembeheerder
3-15Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
HTTP
Hypertext Transfer Protocol (HTTP) is een verzoekreactie-standaardprotocol tussen
clients en servers. Clients die HTTP-verzoeken maken, worden doorverwezen naar User
Agents (UA's) terwijl de servers die antwoorden op de verzoeken naar bronnen als
bijvoorbeeld HTML-pagina's, Origin Servers heten. Er kunnen zich een willekeurig aantal
tussenschakels, zoals tunnels, proxy's of gateways, tussen User Agents en Origin Servers
bevinden. Dit deel beschrijft de configuratie van de instellingen voor de HTTP-poort.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op HTTP.
3. Stel het Maximum aantal sessies in.
De standaardinstelling is 5.
4. Stel het Poortnummer in.
De standaardinstelling is 80.
5. Naast Secure HTTP (SSL) selecteert u Ingeschakeld om HTTP-communicatie tussen
de printer en clientcomputers te coderen (met behulp van CentreWare iS). Het gaat
hierbij onder andere om gegevens die worden verzonden met behulp van IPSec, SNMP
en Log accountantscontrole. Er moet ook een digitaal certificaat op de printer worden
geïnstalleerd.
6. Typ zo nodig het Poortnummer Secure HTTP. HTTP-verkeer wordt naar deze poort
gestuurd wanneer SSL is ingeschakeld. De standaardinstelling is 443.
7. Stel de Time-out verbinding in.
8. Selecteer Toepassen.
HTTP-communicatie coderen
OPMERKING
Raadpleeg de online help van CentreWare Internet Services voor informatie over het
importeren van het certificaat.
Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het genereren van het certificaat met behulp
van CentreWare Internet Services en hoe u gecodeerde communicatie opzet.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de instellingen voor de
eigenschappen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
2. Klik op het plusteken + links van Beveiliging om de opties in de map weer te geven.
3. Klik op Beheer digitaal certificaat van apparaat.
Voer zo nodig de gebruikers-ID en toegangscode van de systeembeheerder bij
Gebruikersnaam en Toegangscode in en klik dan op OK.
Xerox® Color J75 Press3-16
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
OPMERKING
De Standaardgebruikers-ID: is admin en de toegangscode is 1111.
4. Genereer het certificaat.
a) Klik op de toets Nieuw niet-geverifieerd certificaat maken.
b) Stel de Grootte van de Public Key in.
c) Stel de Verstrekker in.
d) Klik op de toets Toepassen. Er verschijnt mogelijk een scherm voor het invoeren
van de gebruikersnaam en toegangscode.
5. Vernieuw de webbrowser.
6. Klik op SSL/TLS-instellingen.
7. Selecteer het selectievakje Inschakelen voor HTTP - SSL/TLS-communicatie. Geef de
items in de map weer.
8. Stel het HTTP - SSL / TLS-communicatiepoortnummer in.
9. Zorg dat de waarden gelijk zijn aan de waarden in de instellingen van het apparaat.
a) Klik op Nieuwe instellingen toepassen.
b) Het rechterframe op de webbrowser verandert in het scherm voor het opnieuw
starten van het apparaat.
c) Klik op Opnieuw starten. Het apparaat start opnieuw en de instellingswaarde
wordt gereflecteerd.
Extra HTTP-informatie
Typ bij toegang tot CentreWare Internet Services in de adresbalk van de browser een
adres dat met 'https' begint in plaats van 'http' als gebruik wordt gemaakt van
gecodeerde communicatie.
Voorbeeld van een internetadresvermelding en IP-adresvermelding:
• http://xxx.yyyy.zz.vvv/
• http://192.168.1.1/
Aanvullende informatie in HTTP-communicatie coderen
• De communicatiegegevens tussen het apparaat en de genetwerkte computers kunnen
met behulp van HTTP worden gecodeerd.
• De SOAP-poort, de Internet Services-poort en de IPP-poort gebruiken HTTP.
• De SSL- en TLS-protocollen worden gebruikt voor het coderen van de
communicatiegegevens. Er wordt tevens een openbare sleutel en certificaat gebruikt
om de gegevens te decoderen.
• De openbare sleutel en het certificaat kunnen met behulp van CentreWare Internet
Services worden gegenereerd. Het certificaat is een jaar geldig. Er kan ook een
certificaat naar het apparaat worden geïmporteerd.
• Bij het uitvoeren van SSL-communicatie met behulp van het door de gebruiker zelf
ondertekende certificaat dat door het apparaat is gegenereerd of het certificaat
waarvan de tekencode door UTF-8 wordt aangegeven, doen zich de volgende
fenomenen voor.
Handleiding voor de systeembeheerder
3-17Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
• Als Internet Explorer wordt gebruikt in een omgeving met besturingssysteem Windows
98E of eerder, wordt de uitgever-/publicatieplaats van het certificaat niet correct
weergegeven.
• Er wordt geen SSL-verbinding tot stand gebracht als Internet Explorer wordt gebruikt
in een omgeving met besturingssysteem Mac OS X 10.2, omdat dit besturingssysteem
de tekencode (UFT-8) van het certificaat niet herkent. Gebruik in omgevingen met
de voorgaande besturingssystemen Netscape7.
• Door codering van de HTTP-communicatie kunnen de communicatiegegevens ten
tijde van het afdrukken worden gecodeerd (communicatie met SSL-codering).
Raadpleeg de online help van CentreWare Internet Services voor informatie over
coderen.
WebDAV
WebDAV (Web based Distributed Authoring and Versioning) is een serie uitbreidingen
op HTTP waarmee gebruikers gezamenlijk bestanden op externe webservers kunnen
bewerken en beheren. WebDAV moet worden ingeschakeld voor het gebruik van Network
Scan Utility 3. Dit deel beschrijft de configuratie van de instellingen voor de
WebDAV-poort.
OPMERKING
WebDAV wordt gebruikt voor toegang tot een mailbox op het apparaat vanaf een
computer die met behulp van CentreWare Internet Services op een netwerk is
aangesloten.
1. Voer de volgende handelingen uit voor toegang tot de netwerkprotocolinstellingen.
a. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
b. Klik op het tabblad Eigenschappen.
c. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
2. Klik op WebDAV.
3. Stel het Poortnummer in.
4. Stel Time-out verbinding in. De standaardinstelling is 30 seconden.
5. Selecteer Toepassen.
E-mail
Het product kan e-mails uitwisselen. De volgende toepassingen zijn beschikbaar met de
e-mailtoepassing:
• E-mail afdrukken
• E-mailwaarschuwing
• Bericht Opdracht voltooid
• Scanner (mailverzending)
Xerox® Color J75 Press3-18
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
OPMERKING
Deze toepassing is niet beschikbaar op alle modellen. Er is een optiepakket noodzakelijk.
Neem voor meer informatie contact op met het Xerox Welcome Centre.
E-mailopties instellen
Dit gedeelte beschrijft de instellingopties voor de e-mailtoepassing.
1. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
2. Klik op het tabblad Eigenschappen.
3. Klik in het gedeelte Eigenschappen van de webbrowserpagina op Beschrijving.
4. Stel het e-mailadres voor het apparaat en de beheerder in.
a) Stel het E-mailadres van de beheerder in.
b) Stel het E-mailadres van het apparaat in.
5. Klik op Configuratie-overzicht en vervolgens op de toets Instellingen e-mail.
6. Stel de afdrukmethode in met behulp van het vervolgkeuzemenu
Afleveringsbevestigingsmail afdrukken.
OPMERKING
Wanneer u gebruik maakt van de toepassing voor het afdrukken van e-mails, stelt u
deze optie in.
7. Selecteer het selectievakje Inschakelen om de afdrukfout in te schakelen.
8. Selecteer het selectievakje Inschakelen om Reactie op verzoek om leesstatus (MDN)
in te schakelen.
OPMERKING
Wanneer u gebruik maakt van de toepassing voor het afdrukken van e-mails, stelt u
deze optie in.
9. Klik links van Connectiviteit en links van Protocollen voor weergave van de opties
in de map.
10. Klik op POP3-instellingen.
11. Stel de POP3-servergegevens in.
OPMERKING
Stel deze optie in als u de toepassing voor het afdrukken van e-mails gebruikt en
POP3 als ontvangstprotocol is gespecificeerd.
a) Stel POP3-serveradres, POP3-poortnummer en POP-ontvangstverificatie in.
b) Stel het Controle-interval POP3-server in.
c) Stel de POP-gebruikersnaam in.
d) Voer de Toegangscode POP-gebruiker in.
12. Stel de mailuitwisselingsbeperkingen in.
OPMERKING
Wanneer u gebruik maakt van de toepassing voor het afdrukken van e-mails, stelt u
deze optie in.
Handleiding voor de systeembeheerder
3-19Xerox® Color J75 Press
CentreWare Internet Services gebruiken
a) In het vervolgkeuzemenu Domeinfiltering selecteert u Uit, Domeinen toestaan
of Domeinen blokkeren.
b) Klik op de toets Bewerken.
c) Als u Domeinen toestaan hebt geselecteerd, specificeert u de domeinnamen die
door het apparaat worden toegestaan.
OPMERKING
Als u Domeinen blokkeren hebt geselecteerd, specificeert u de domeinnamen die
door het apparaat worden geblokkeerd.
d) Klik op Toepassen.
e) Klik op de toets Terug totdat het scherm Instellingen e-mail wordt weergegeven.
13. Klik op SMTP-server.
14. Stel het SMTP-serveradres, de hostnaam en de poort in.
OPMERKING
Stel deze optie in wanneer u de scanner gebruikt (mailverzending), kennisgeving van
e-mail of kennisgeving van opdrachtvoltooiing.
15. Stel het e-mailadres van de WorkCentre in.
16. Stel zo nodig Optionele informatie in.
17. Zorg dat de waarden gelijk zijn aan de waarden in de instellingen van het apparaat.
a) Klik op Toepassen.
b) Klik op Opnieuw starten. Het apparaat start opnieuw en de instellingswaarde
wordt gereflecteerd.
Scannen in netwerk
Het gescande document wordt opgeslagen op de harde schijf van het apparaat en
vervolgens automatisch verzonden naar een netwerkcomputer (server) met behulp van
een opdrachtsjabloon. U kunt de toepassing Scannen in netwerk openen met de toets
Netwerkscannen in het scherm Alle functies. Er verschijnt nu een lijst met alle gemaakte
opdrachtsjablonen op het scherm Netwerkscannen.
Opdrachtsjablonen maken
Een opdrachtsjabloon is een configuratiebestand waarin de voorwaarden voor het
gescande bestand, informatie over de doelserver en andere informatie over het bestand
zijn gedefinieerd.
Een opdrachtsjabloon kan worden gemaakt met behulp van CentreWare of extern met
behulp van een serverapplicatie voor netwerkscannen, zoals de EFI-controller.
Overeenkomstig de instellingen in de sjabloon worden documenten automatisch gescand,
opgeslagen in TIFF/JPEG- of PDF-indeling en vervolgens verzonden naar een
gespecificeerde server.
Xerox® Color J75 Press3-20
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
Een nieuwe sjabloon toevoegen
Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het creëren van opdrachtsjablonen voor scannen
in netwerk.
1. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
2. Klik op het tabblad Scannen en zorg dat Opdrachtsjablonen is geselecteerd.
3. Voer Sjabloonnaam, Beschrijving (optioneel) en Eigenaar (optioneel) in en klik op
Toevoegen.
4. Het scherm met het toegevoegde sjabloon wordt weergegeven. Klik in het gedeelteBestand op de toets Bewerken.
5. Stel de parameters van het Opslagbeleid en de Bestandsbestemming in en klik op
Toepassen.
6. Klik op Toevoegen of Bewerken in het gedeelte Documentbeheervelden (optioneel).
Voer de velden in zoals nodig is voor uw documentbeheersoftware en klik op
Toepassen.
7. Klik op Bewerken in het gedeelte Scannen in netwerk. Stel de parameters voor
Kleurenscannen, 2-zijdig scannen en Origineeltype in en klik op Toepassen.
8. Klik in de Geavanceerde instellingen op Bewerken. Stel de parameters voor
Beeldopties, Beeldverbetering en Resolutie in en klik op Toepassen.
9. Klik in het gedeelte Opmaakaanpassing op Bewerken. Stel de parameters voor
Origineelrichting, Origineelformaat, Verkleinen/vergroten, Afdrukformaat en
Randen wissen in en klik op Toepassen.
10. Klik in het gedeelte Opslagopties op Bewerken. Stel de parameters voor
Documentnaam en Documentindeling in en klik op Toepassen.
11. Klik in het gedeelte Overzichtsopties op Bewerken. Klik op Bevestigingsblad en/of
Opdrachtenlog om deze opties in te schakelen en klik dan op Toepassen.
12. Klik in het gedeelte Beeldinstellingen Scannen in netwerk op Bewerken. Stel de optie
Bekijken en Zoeken in en klik op Toepassen.
13. Klik in het gedeelte Compressie-instelling op Bewerken. Klik op de gewenstecompressies om deze in te schakelen en klik op Toepassen.
Een bestandsbestemming van opdrachtsjabloon toevoegen
Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het toevoegen van een bestandsbestemming
die door de opdrachtsjablonen kan worden gebruikt om gescande documenten op te
slaan.
1. Breng een verbinding met CentreWare tot stand.
2. Klik op het tabblad Eigenschappen en zorg dat Configuratie-overzicht is geselecteerd.Klik op de knop Instellingen Scannen in netwerk.
3. Klik op de knop Instellingen bestandsopslagplaats.
4. Klik op de knop Standaard bestandsbestemming.
5. Het scherm Bestandsbestemming wordt weergegeven.
6. Stel de parameters van de bestandsbestemming in.
a) Stel de Beschrijvende naam van de bestandsbestemming in.
b) Stel het Protocol (FTP of SMB) in.
3-21Xerox® Color J75 Press
Handleiding voor de systeembeheerder
CentreWare Internet Services gebruiken
c) Stel de Hostnaam / IP-adres en poort in.
d) Stel de Aanmeldingsgegevens voor toegang tot de bestemming in.
e) Stel (zo nodig) het Bestandspad in.
f) Voer de Aanmeldingsnaam en Toegangscode van de bestemmingsserver in.
g) Klik op Toepassen.
Xerox® Color J75 Press3-22
Handleiding voor de systeembeheerder
4
Software-applicaties en
-opties
Voor dit apparaat zijn extra software-applicaties beschikbaar, zoals Externe functies en
Xerox®Extensible Interface Platform® (XEIP). Beide applicaties zijn standaard met het
apparaat. De klant kan andere software-opties aanschaffen tegen aanvullende kosten
per optie/applicatie.
OPMERKING
Bepaalde applicaties, waaronder XEIP, zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw product
of voor bepaalde regionale gebieden. Voor meer informatie over de
software-applicaties/-opties die voor uw product beschikbaar zijn, neemt u contact op
met het Xerox Welcome Centre.
Software-applicaties/-opties installeren
Wanneer het apparaat de eerste keer wordt geïnstalleerd, wordt er een installatiewizard
gebruikt om de optionele softwarepakketten zoals Beveiligd watermerk te installeren.
OPMERKING
Beveiligd watermerk wordt uitsluitend als voorbeeld gegeven. Deze optie is voor uw
product en in uw regio mogelijk niet beschikbaar.
Als deze wizard bij de installatie wordt overgeslagen, kan de beheerder pincodes
toevoegen die bij elk optionele pakket zijn opgenomen. Deze stappen moeten direct na
de installatie worden uitgevoerd.
1. Meld u aan als beheerder.
2. Druk op de toets Apparaatstatus op de gebruikersinterface.
8. Voer de code/toegangscode uit het pakket in de daarvoor bestemde ruimte in.
De code/toegangscode staat op het label dat met elk pakket is meegeleverd. Gebruik
in deze stap hoofdletters en kleine letters.
9. Selecteer Opslaan.
10. Herhaal stap 8 - 10 voor elk(e) ingevoerde software-applicatie/optiepakket.
11. Selecteer Opnieuw starten.
Installatie van de SIQA-software
De SIQA-software (Simple Image Quality Adjustment, eenvoudige aanpassing van de
afdrukkwaliteit) wordt gebruikt voor uitvoering van de procedures Automatisch
aanpassing uitlijning en Aanpassing dichtheidsuniformiteit.
BELANGRIJK
Zonder de installatie van de SIQA-software kunnen de hierboven vermelde procedures
niet worden uitgevoerd.
Het proces voor de installatie van de SIQA-software bestaat uit het volgende:
1.Installeren van de SIQA-software op een pc.
2.Opzetten van de communicatie tussen de SIQA-software-applicatie en het
afdrukmechanisme. Dit varieert, afhankelijk van de printerserver die op uw apparaat
is aangesloten en of er al dan niet een pc van derden wordt gebruikt.
Installeren van de SIQA-software op een pc
Voordat u de SIQA-software installeert, moet aan de volgende vereisten worden voldaan:
• Een client-pc met een besturingssysteem (OS) van Windows Vista®, Windows® XP
of Windows 7.
-Als u gebruik maakt van een Xerox® EX-printerserver, aangedreven door Fiery
(op zichzelf staand), is de SIQA-software hier mogelijk al op geïnstalleerd.
-Als u gebruik maakt van een Xerox® geïntegreerde Fiery®-kleurenserver, moet
de SIQA-software op een aparte pc met Windows worden geïnstalleerd.
-Als u gebruik maakt van een Xerox®FreeFlow®-printerserver, moet een aparte
Windows-pc worden gebruikt voor het installeren van de SIQA-software.
• De SIQA-software op USB-stick of dvd.
• Het PDF-bestand met de SIQA-achtergrond, op de USB-stick of de dvd.
®
1. Sluit de USB-stick aan of steek de dvd in de betreffende pc.
2. Zoek en open op de verwijderbare media de map SIQA-installatiebestanden.
3. Kopieer de map SIQA_Software files op het bureaublad van de pc of de server.
Xerox® Color J75 Press4-2
Handleiding voor de systeembeheerder
Software-applicaties en -opties
4. Open de map SIQA_Software files op het bureaublad.
5. Zoek het bestand setup.exe en dubbelklik erop.
De pc geeft mogelijk een bericht weer waarin staat: Het is raadzaam dat u alle
programma's afsluit voordat u dit installatieprogramma uitvoert. Applicaties die op
de achtergrond worden uitgevoerd, zoals virusscanprogramma's, kunnen tot gevolg
hebben dat het langer dan normaal duurt voordat het installatieprogramma is
uitgevoerd.
a) Selecteer Volgende om met het installatieproces door te gaan.
b) Selecteer Volgende om door te gaan.
Het bericht met de licentieovereenkomst wordt weergegeven.
6. Selecteer de keuzetoets Ik ga akkoord met de gebruiksrechtovereenkomst.
7. Selecteer Volgende om door te gaan.
Het venster Installatie starten wordt weergegeven.
8. Selecteer Volgende om door te gaan.
Er verschijnt een voortgangsvenster terwijl de software het installatieproces doorloopt.
9. In het venster Installatie is voltooid selecteert u Volgende.
10. Selecteer OK wanneer het Bericht-venster wordt weergegeven.
11. Selecteer als hierom wordt gevraagd Opnieuw starten om de pc opnieuw te starten
en het installatieproces af te maken. Als u hier niet om wordt gevraagd, gaat u naar
stap 13.
12. Na afronding van het opnieuw starten van de pc voert u zo nodig een gebruikersnaam
en toegangscode in.
13. Sluit eventuele geopende mappen zo nodig.
14. Creëer een SIQA-snelkoppeling op het bureaublad van de pc:
a) Klik op de toets Start en selecteer Programma's > Eenvoudige Aanpassing
afdrukkwaliteit > SIQA.
b) Klik met uw linkermuisknop op het pictogram SIQA en versleep het pictogram
naar het bureaublad.
Opzetten van de communicatie tussen de SIQA-applicatie en het
afdrukmechanisme
Het opzetten van de communicatie tussen de SIQA-software-applicatie en het
afdrukmechanisme varieert, afhankelijk van de printerserver die op het apparaat is
aangesloten en of er al dan niet een pc van derden wordt gebruikt. De procedures die
hier worden gegeven, bestaan onder meer uit:
• Het instellen en uitvoeren van SIQA-software op een EX Print Server (op zichzelf
staande Fiery)
• Het instellen en uitvoeren van SIQA-software op een pc van derden via een EX Print
Server of ingebouwde Fiery-kleurenserver
• Het instellen en uitvoeren van SIQA-software op een pc van derden wanneer er een
FreeFlow-printerserver is geïnstalleerd
4-3Xerox® Color J75 Press
Handleiding voor de systeembeheerder
Software-applicaties en -opties
Het instellen en uitvoeren van SIQA-software op een EX Print Server
1. Zorg dat de cross-over Ethernet-kabel is geïnstalleerd en tussen de EX-printerserver
en het afdrukmechanisme is aangesloten.
2. Zoek vanaf de EX-printerserver het IP-adres van de printerserver door het selecteren
van Command Workstation > Device Center > General Info (Opdrachtwerkstation
> Apparaatcenter > Algemene info).
3. Leg het IP-adres van de printerserver vast.
4. Dubbelklik vanaf het bureaublad van de printerserver op het pictogram SIQA.
Het venster Input_Address (Adres invoeren) wordt weergegeven.
5. Voer het IP-adres van de printerserver in en selecteer OK.
Het venster Input_Key_Operator_ID (Identificatie van hoofdgebruiker invoeren)
verschijnt.
6. Voer admin als identificatie van de hoofdgebruiker in en selecteer OK.
Er wordt een map op de vaste schijf van het afdrukmechanisme gemaakt, waarin
staat: Er is een map aangemaakt op het apparaat. Scan de kalibratietabel naar deze
map op het apparaat voordat u doorgaat.
7. Selecteer OK.
Het hoofdscherm van SIQA wordt weergegeven. De procedures Automatisch aanpassing
uitlijning en/of Aanpassing dichtheidsuniformiteit kunnen nu worden uitgevoerd.
Instellen en uitvoeren van SIQA-software op een pc via een EX Print
Server of ingebouwde Fiery-kleurenserver
1. Zorg dat de cross-over Ethernet-kabel is geïnstalleerd en tussen de printerserver en
het afdrukmechanisme is aangesloten.
2. Vanuit de printerserver kunt u nu het IP-adres van de EFI-server openen en vastleggen.
3. Vanaf het pc-bureaublad dubbelklikt u op het pictogram SIQA.
Het venster Input_Address (Adres invoeren) wordt weergegeven.
4. Voer het IP-adres van de printerserver in en selecteer OK.
Het venster Input_Key_Operator_ID (Identificatie van hoofdgebruiker invoeren)
verschijnt.
5. Voer admin als identificatie van de hoofdgebruiker in en selecteer OK.
Er wordt een map op de vaste schijf van het afdrukmechanisme gemaakt, waarin
staat: Er is een map aangemaakt op het apparaat. Scan de kalibratietabel naar deze
map op het apparaat voordat u doorgaat.
6. Selecteer OK.
Het hoofdscherm van SIQA wordt weergegeven. De procedures Automatisch aanpassing
uitlijning en/of Aanpassing dichtheidsuniformiteit kunnen nu worden uitgevoerd.
Xerox® Color J75 Press4-4
Handleiding voor de systeembeheerder
Software-applicaties en -opties
SIQA-software op een pc opzetten en uitvoeren wanneer er een
FreeFlow-printerserver is geïnstalleerd
1. Zorg dat de hub is geïnstalleerd en dat de drie Ethernet-kabels zijn aangesloten op
het volgende:
• Een kabel tussen de muur en de hub
• Een kabel tussen de hub en de FreeFlow-printerserver
• Een kabel tussen de hub en het afdrukmechanisme
2. Leg op de gebruikersinterface van het afdrukmechanisme het IP-adres van het
apparaat vast door het selecteren van Apparaatstatus > Apparaatinformatie.
3. Vanaf het pc-bureaublad dubbelklikt u op het pictogram SIQA.
Het venster Input_Address (Adres invoeren) wordt weergegeven.
4. Voer het IP-adres van de printerserver in en selecteer OK.
Het venster Input_Key_Operator_ID (Identificatie van hoofdgebruiker invoeren)
verschijnt.
5. Voer admin als identificatie van de hoofdgebruiker in en selecteer OK.
Er wordt een map op de vaste schijf van het afdrukmechanisme gemaakt, waarin
staat: Er is een map aangemaakt op het apparaat. Scan de kalibratietabel naar deze
map op het apparaat voordat u doorgaat.
6. Selecteer OK.
Het hoofdscherm van SIQA wordt weergegeven. De procedures Automatisch aanpassing
uitlijning en/of Aanpassing dichtheidsuniformiteit kunnen nu worden uitgevoerd.
Xerox Extensible Interface Platform (XEIP)
OPMERKING
Xerox Extensible Interface Platform (XEIP) is mogelijk niet voor uw product of in uw
regio beschikbaar. Neem voor meer informatie contact op met het Xerox Welcome
Centre.
Met het Xerox Extensible Interface Platform (XEIP) kunnen onafhankelijke
softwareleveranciers en partners aangepaste documentbeheeroplossingen ontwikkelen
die kunnen worden opgenomen op het bedieningspaneel van het apparaat en vervolgens
rechtstreeks vanuit het bedieningspaneel geopend. Deze oplossingen maken gebruik
van printerinfrastructuur en databases. Voorbeelden van toepassingen bestaan uit, maar
worden niet beperkt tot, de volgende hier vermelde toepassingen:
• ScanFlowStore
• Xerox®Scan to PC Desktop
• Equitrac Office
• Xerox® Mobile Print
®
®
®
Handleiding voor de systeembeheerder
4-5Xerox® Color J75 Press
Software-applicaties en -opties
• EFI PrintMe® en
• vele anderen
Neem voor meer informatie over EIP-applicaties voor uw product contact op met uw
Xerox-servicemedewerker of ga naar www.office.xerox.com/eip/enus.html op de
Xerox-website.
Belangrijke voorafgaande informatie
Voordat u begint:
• Controleer of er een digitaal certificaat op de printer is geïnstalleerd.
• Xerox beveelt aan dat u HTTP (SSL) inschakelt.
OPMERKING
Na het installeren van een certificaat en het inschakelen van HTTP (SSL) start u uw
webbrowser opnieuw. Als u uw browser niet opnieuw start, voorkomt een
certificaatfoutbericht toegang tot het tabblad Eigenschappen in CentreWare IS.
Registratie uitbreidbare service inschakelen
1. In CentreWare IS klikt u op Eigenschappen > Algemene instellingen > Instellingen
uitbreidbare service.
Als Instellingen uitbreidbare service niet wordt weergegeven, is het softwarebestand
Aangepaste functies niet correct geïnstalleerd of is de installatie mislukt.
2. Onder Instellingen selecteert u Configureren.
3. Selecteer Uitbreidbare functie en klik op Toepassen.
De overige functies worden standaard ingeschakeld.
4. Klik op OK.
5. Selecteer zo nodig Browser voor uitbreidbare services inschakelen onder Instellingen
browser.
6. Voor sommige EIP-applicaties is een toegangscode nodig. Als u een van deze
applicaties gebruikt, selecteert u onder Uitbreidbare services inschakelen de optie
Toegangscode naar uitbreidbare services exporteren.
7. Selecteer zo nodig Servercertificaten verifiëren.
8. Als de EIP-applicatie die u gebruikt, zich op een server buiten de firewall van uw bedrijf
bevindt, configureert u de instellingen van de proxyserver. U kunt de proxy-instellingen
configureren door onder Proxyserver Proxyserver gebruiken te selecteren.
a) Naast Proxy-instellingen selecteert u Dezelfde proxy voor alle protocollen om
dezelfde instellingen voor HTTP en HTTPS te gebruiken. Selecteer Voor elk protocoleen andere proxy om afzonderlijke serveradressen voor HTTP en HTTPS in te
voeren.
b) Typ uw HTTP- en HTTPS-serveradres en poortnummer.
9. Selecteer Toepassen.
Xerox® Color J75 Press4-6
Handleiding voor de systeembeheerder
Software-applicaties en -opties
Digitaal certificaat
Een digitaal certificaat inschakelen (indien nodig):
1. Klik op het tabblad Eigenschappen.
2. Voer de gebruikersnaam en de toegangscode in. De standaard gebruikersnaam is
admin en de toegangscode is 1111.
3. Klik op de map Beveiliging en dan op de link Beheer digitaal certificaat van
apparaat.
4. Klik op Nieuw certificaat maken. De pagina Beheer digitaal certificaat van apparaat
vernieuwt zich en het gedeelte Zelfondertekend certificaat wordt weergegeven.
5. Selecteer Doorgaan. Grootte Public Key, Verstrekt door en Dagen geldigheidsduur
worden weergegeven.
6. Selecteer Toepassen.
SSL
SSL inschakelen:
1. Klik op het tabblad Eigenschappen.
2. Voer de gebruikersnaam en de toegangscode in. De standaard gebruikersnaam is
admin en de toegangscode is 1111.
3. Klik op de map Beveiliging en dan op de koppeling SSL/TLS-instellingen.
4. Klik in het gedeelte SSL/TLS-instellingen bij de regel HTTP - SSL/TLS-communicatieop Ingeschakeld.
5. Klik op Toepassen.
Als er wijzigingen zijn aangebracht in de SSL-instellingen, moet u:
• Het systeem opnieuw starten
• De clientbrowser sluiten en opnieuw openen
Poorten
De poorten inschakelen:
1. Klik op het tabblad Eigenschappen.
2. Klik op de map Connectiviteit en dan op Poortinstellingen.
3. Klik bij de SNMP-regel op Ingeschakeld.
4. Klik bij de SMB-regel op Ingeschakeld.
5. Klik bij de regel FTP-client op Ingeschakeld.
6. Klik bij de SOAP-regel op Ingeschakeld.
7. Klik op Toepassen.
Als de SSL-instellingen zijn gewijzigd, moet u het systeem opnieuw starten.
Handleiding voor de systeembeheerder
4-7Xerox® Color J75 Press
Software-applicaties en -opties
Standaard inschakeling van IPv4
Ervoor zorgen dat IPv4 standaard is ingeschakeld:
1. Klik op het tabblad Eigenschappen.
2. Klik op de map Connectiviteit en dan op de map Protocollen.
3. Klik in de map Protocollen op TCP/IP.
4. Klik in het gedeelte IP-modus op de regel IP-modus op IPv4 of controleer of dit is
gedaan.
5. Als u op IPv4 hebt geklikt, klikt u op Toepassen. Er kunnen nu EIP-applicaties op het
apparaat worden geregistreerd.
Het kan zijn dat u nu via de lokale gebruikersinterface toetsen aan Aangepaste diensten
moet toewijzen om de nieuwe applicaties te kunnen zien.
Optionele softwaresets
OPMERKING
Bepaalde vermelde opties zijn mogelijk niet met uw product beschikbaar. Verder worden
bepaalde beschikbare opties hier niet vermeld. Voor informatie over de opties die met
uw product beschikbaar zijn, neemt u contact op met het Xerox Welcome Centre.
De volgende optionele softwaresets kunnen voor het apparaat worden aangeschaft:
• Scanset, waarin is inbegrepen:
-Doorzoekbaar PDF/XPS-set
-Bewerkingsprogramma voor opdrachtstromen
-Set voor afbeeldingen met hoge compressie (SW)
• Set met accountadministratie per opdracht/netwerkaccountadministratie
• Set voor beveiligde hybride watermerken
• USB-inschakelingsset
Xerox® Color J75 Press4-8
Handleiding voor de systeembeheerder
5
Externe diensten
Er is een programma met externe diensten beschikbaar voor uw apparaat. Via externe
diensten kan Xerox worden voorzien van de meest recente informatie over de huidige
status van het apparaat, waaronder:
• Een beveiligde internetverbinding tussen het apparaat en Xerox, met SSL-protocollen
en 128-bits codering. Via deze verbinding wordt alleen informatie over de prestaties
van het apparaat naar Xerox verzonden.
• Snelle identificatie van mogelijke problemen
• Snelle en accurate diagnose van problemen
• Snellere probleemoplossing - kost vaak minder tijd dan het sturen van een
service-technicus
• Automatisch genereren en rechtstreeks verzenden van huidige tellerstanden naar
Xerox
• Onderhoudsbeurten inplannen die in uw schema passen, zodat u zo productief
mogelijk kunt blijven werken
OPMERKING
Externe diensten zijn niet in alle regio's beschikbaar en sommige klanten willen mogelijk
geen gebruik maken van het programma. Voor meer informatie over dit programma
neemt u contact op met het Xerox Welcome Centre of gaat u naar www.xerox.com.
Externe diensten bestaan onder meer uit:
• MeterAssistant®: Deze functie automatiseert het proces waarbij meteraflezingen
worden verzameld en verstuurd om het gebruik van het Xerox-apparaat bij te houden
en te factureren. Het elimineert de noodzaak voor tijdrovende betrokkenheid van de
eindgebruiker en zorgt dat uw meteraflezingen op tijd naar Xerox worden verstuurd.
-Verhoogt productiviteit: Na installatie verwerkt MeterAssistant het volledige
meteraflezingsproces, zodat werknemers andere dingen kunnen doen.
-Verbetert nauwkeurigheid: Aangezien MeterAssistant de lezingen rechtstreeks
bij de apparatuur uitvoert, wordt het gebruik niet geschat en betaalt u voor wat
u daadwerkelijk gebruikt.
Handleiding voor de systeembeheerder
5-1Xerox® Color J75 Press
Externe diensten
-Zorgt voor beveiliging: MeterAssistant gebruikt industriestandaard SSL-technologie
(Secure Socket Layer) waarmee wordt gewaarborgd dat uw informatie is
beschermd.
• SuppliesAssistant®: SuppliesAssistant, dat gratis bij Xerox verkrijgbaar is, bestelt
automatisch bepaalde verbruiksartikelen voor uw Xerox-afleveringsapparaten op
basis van uw werkelijke gebruik. Het is dan niet meer nodig om uw inventaris met
verbruiksartikelen handmatig bij te houden.
-Elimineert problemen met bestellen, aangezien de bestellingen worden gebaseerd
op het gebruik. Er is dus altijd een voorraad verbruiksartikelen beschikbaar als u
dit nodig hebt.
-Bespaart tijd doordat het niet meer nodig is de verbruiksartikelen handmatig bij
te houden.
• Onderhoudsassistent: Deze functie biedt een snelle (en gratis) manier om mogelijke
problemen op te lossen en assistentie te krijgen. Het vormt een verbetering in het
proces voor het oplossen van problemen en voor reparaties. De functie wordt tijdens
de installatie van uw apparaat automatisch ingeschakeld.
-Superieure ondersteuning: De diagnostische procedures worden gecombineerd
met informatie van het apparaat, zodat problemen snel kunnen worden opgelost.
-Snelle verzending van diagnostische gegevens: Onderhoudsassistent zendt op
beveiligde wijze diagnostische informatie naar Xerox, zodat het oplossen van
problemen efficiënter wordt.
-Snellere oplossing bij onderhoudsbezoeken: Wanneer u een onderhoudsbezoek
moet plannen, hebben technici al beschikking over de diagnostische informatie
die nodig is om het probleem sneller op te lossen.
Opzetten van externe functies
De volgende informatie beschrijft het opzetten van communicatie tussen een genetwerkt
Xerox-apparaat en de Xerox Communication Server met als doel het beheer van Externe
functies.
Dit apparaat (het afdrukmechanisme) is ontworpen om automatisch verbinding met de
Xerox Communication Server te maken. Als er echter een internetproxyserver wordt
gebruikt, moet u de proxyserver op het apparaat zodanig instellen dat communicatie
met Xerox mogelijk wordt gemaakt.
Xerox® Color J75 Press5-2
Handleiding voor de systeembeheerder
Externe diensten
Uw apparaat instellen
Netwerktoegang
Controleer of het apparaat op uw netwerk is aangesloten en of internettoegang is
toegestaan. Als er geen netwerkverbinding op het apparaat aanwezig is, neemt u contact
op met de systeembeheerder van de klant om connectiviteit te leveren.
De proxyserver instellen
Updates van de proxy-instellingen kunnen worden uitgevoerd door middel van de
gebruikersinterface (UI) of via CentreWare® Internet Services (CWIS). Volg de stappen
hieronder voor de gewenste methode.
Proxyserver bijwerken via gebruikersinterface
1. Meld u aan als systeembeheerder:
a) Druk op het bedieningspaneel van de printer op Aan-/afmelden.
b) Typ de beheerderstoegangscode (admin is de standaardinstelling) en druk op
Enter.
2. Druk op Apparaatstatus.
Handleiding voor de systeembeheerder
5-3Xerox® Color J75 Press
Externe diensten
3. Druk op Hulpprogramma's > Connectiviteit en Netwerkinstellingen > Instellingen
proxyserver.
4. Druk op Proxyserver gebruiken > Instellingen wijzigen > Ja > Opslaan.
Xerox® Color J75 Press5-4
Handleiding voor de systeembeheerder
Externe diensten
5. Druk op Instellingen proxyserver > Instellingen wijzigen > Dezelfde proxy voor
alle protocollen > Opslaan.
6. Druk op Naam HTTP-proxyserver > Instellingen wijzigen.
Handleiding voor de systeembeheerder
5-5Xerox® Color J75 Press
Externe diensten
7. Voer de Naam HTTP-proxyserver in.
8. Onder HTTPS-server typt u zo nodig de informatie van de HTTPS-proxyserver.
a) Druk op het bedieningspaneel van de printer op Aan-/afmelden.
b) Typ de beheerderstoegangscode (admin is de standaardinstelling) en druk op
Enter.
2. Druk op Apparaatstatus.
3. Druk onder Apparaatinformatie op Onderhoudsassistent.
4. Druk op Testinformatie naar Xerox verzenden.
De printer drukt een vel af waarop staat of de test is gelukt of mislukt.
Handleiding voor de systeembeheerder
Xerox® Color J75 Press5-6
Externe diensten
Proxyserver bijwerken met CentreWare Internet Services (CWIS)
Verbinding maken met het apparaat
Vanaf een computer op het netwerk:
1. Open een webbrowser en voer het IP-adres van het apparaat in het veld Locatie of
Adres in.
2. Druk op Enter. De CWIS-webpagina's van het apparaat worden nu geopend en de
pagina Welkom wordt weergegeven.
Proxyserver bijwerken
1. In CWIS klikt u op Eigenschappen > Connectiviteit > Protocollen > Proxyserver.
Als u hierom wordt gevraagd, typt u de gebruikersnaam en toegangscode. De
standaardinstellingen zijn admin en 1111.
2. Onder Algemeen, naast Proxyserver gebruiken, selecteert u Ingeschakeld.
3. Naast Proxy-instellingen selecteert u *Dezelfde proxy voor alle protocollen omdezelfde proxy-instellingen voor HTTP en HTTPS te gebruiken of Andere proxy voor
ieder protocol.
4. Onder HTTP-server voert u de volgende stappen uit:
a) Typ de servernaam.
b) Typ het poortnummer. Het standaard poortnummer is 8000.
c) Naast Verificatie selecteert u Ingeschakeld als uw proxyserver is geconfigureerd
voor verplichte verificatie.
Handleiding voor de systeembeheerder
5-7Xerox® Color J75 Press
Externe diensten
d) Typ de aanmeldingsnaam en toegangscode. Typ de toegangscode opnieuw om
te bevestigen.
5. Onder HTTPS-server typt u zo nodig de informatie van de HTTPS-proxyserver.
a) Typ de servernaam.
b) Typ het poortnummer. Het standaard poortnummer is 8000.
c) Naast Verificatie selecteert u Ingeschakeld als uw proxyserver is geconfigureerd
voor verplichte verificatie.
d) Typ de aanmeldingsnaam en toegangscode. Typ de toegangscode opnieuw om
te bevestigen.
6. Klik op Toepassen.
7. Schakel het apparaat uit en weer in.
Xerox-serververbinding controleren
In CWIS onder Eigenschappen > Algemene instellingen, moet bij de status van de
communicatieserver nu Geregistreerd worden weergegeven.
Problemen met de verbinding oplossen
Probleem
De gebruikersinterface geeft het volgende bericht weer:
Communicatiefout met de Xerox SMart eSolutions-server. Controleer
uw netwerkinstellingen.
Oplossingen
Probleem met internetkabel
Als de internetverbinding (kabel) tussen het apparaat en het netwerk van de klant
ontbreekt, is gebroken of als de verbinding is verbroken, voert u de volgende stappen
uit:
1. Controleer of er een goede verbinding met het internet is.
2. Verwissel de kabel met een kabel waarvan bekend is dat hij goed werkt.
Geen internetverbinding
Als u geen verbinding met het internet kunt krijgen, vraagt u uw IT-afdeling om de
internetdrop te controleren.
Xerox® Color J75 Press5-8
Handleiding voor de systeembeheerder
Externe diensten
Netwerkwijzigingen: Geblokkeerde of uitgeschakelde functie
Een geblokkeerd of uitgeschakeld apparaat is mogelijk het gevolg van een wijziging
die door de netwerkbeheerder is uitgevoerd. Neem voor assistentie contact op met
uw IT-afdeling.
Problemen met de firewall
Als het apparaat wordt geblokkeerd of uitgeschakeld door een firewall, vraagt u uw
IT-afdeling om een oplossing.
TCP/IP
Zorg dat TCP/IP is ingeschakeld.
DNS-server
Zorg dat het apparaat uw DNS-server herkent.
Aanhoudende problemen
Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met het Xerox Welcome Centre voor
extra ondersteuning.
Handleiding voor de systeembeheerder
5-9Xerox® Color J75 Press
Externe diensten
Xerox® Color J75 Press5-10
Handleiding voor de systeembeheerder
6
E-mail
Het product kan e-mails uitwisselen. De volgende toepassingen zijn beschikbaar met de
e-mailtoepassing:
• E-mail afdrukken
• E-mailwaarschuwing
• Bericht Opdracht voltooid
• Scanner (mailverzending)
OPMERKING
Deze toepassing is niet beschikbaar op alle modellen. Er is een optiepakket noodzakelijk.
Neem voor meer informatie contact op met het Xerox Welcome Centre.
E-mailwaarschuwing
Wanneer het apparaat wordt geconfigureerd op een kennisgeving bij afgewezen
IP-adressen of afgewezen maildomeinen, kan er naar een gespecificeerde ontvanger
een e-mailwaarschuwing worden verzonden.
Bericht Opdracht voltooid
Wanneer een computer een opdracht naar het apparaat heeft verzonden, kan de
kennisgeving over afronding van de opdracht, per e-mail worden uitgevoerd.
Scanner (mailverzending)
Documenten kunnen via e-mail worden gescand en verzonden.
Handleiding voor de systeembeheerder
6-1Xerox® Color J75 Press
E-mail
Voorbereidingen
De volgende items zijn nodig om de e-mailtoepassing te kunnen gebruiken. (Benodigde
items verschillen per toepassing.)
TCP/IP
adres
Subnet masker
Gatewayadres
Beheerder
e-mailadres
Hoofde-mailadres
BeschrijvingItem
voor het apparaat.
E-mail wordt uitgewisseld met behulp
van TCP/IP.
netwerk in subnetten is verdeeld.
meerdere netwerken via gateways
met elkaar zijn
verbonden.
adres voor de apparaatbeheerder in.
deradres wanneer
het apparaat email verstuurt.
Scanner (mailverzending)
E-mail
Afdrukken
E-mailkennisgeving
Opdracht
kennisgeving
bij voltooien
XXXXHet TCP/IP-adres
OOOONodig wanneer het
OOOONodig wanneer
XXXXStel het e-mail-
XXXXGebruikt als afzen-
DNS-server
adres
SMTP-serveradres
OOOOVerplicht wanneer
de adressen voor
een POP3-server
en SMTP-server zijn ingesteld met
een domeinnaam
in plaats van het
IP-adres.
XXXXHet apparaat gebruikt een SMTPserver om e-mail te
versturen. De
SMTP-server kan
ook worden gebruikt voor het
ontvangen van email.
Xerox® Color J75 Press6-2
Handleiding voor de systeembeheerder
E-mail
SMTP-verificatiegebruiker
POP3server
BeschrijvingItem
voor een SMTPserver nodig is,
geeft u de gebruikersnaam voor verificatie op.
server wordt gebruikt om e-mail te
ontvangen, registreert u het emailadres van het
apparaat en gebruiker bij de
POP3-server.
Het is tevens nodig
om het adres van
de POP3-server op
het apparaat in te
stellen.
Scanner (mailverzending)
E-mail
Afdrukken
E-mailkennisgeving
Opdracht
kennisgeving
bij voltooien
OOOOAls er verificatie
OOOOAls er een POP3-
POP-gebruikersnaam
adres in van de
ontvangende POP.
OOOOStel het gebruikers-
X: Een verplichte instelling O: Zo nodig instellen, afhankelijk van uw individuele omgeving
Een e-mailaccount registreren
Als u e-mail op het apparaat wilt kunnen gebruiken, moet er een e-mailaccount voor het
apparaat worden geregistreerd.
De e-mailomgeving configureren
Schakel de poort in en configureer het e-mailadres van het apparaat, de TCP/IP-omgeving
en de e-mailserver van het apparaat.
OPMERKING
De configuratie kan tevens met CentreWare Internet Services worden uitgevoerd.
Configuratieprocedure
Dit hoofdstuk beschrijft de configuratieprocedure voor het gebruik van de
e-mailtoepassing op het apparaat.
Handleiding voor de systeembeheerder
6-3Xerox® Color J75 Press
E-mail
De volgende twee stappen zijn nodig voor het gebruik van de e-mailtoepassing:
• De poort inschakelen en TCP/IP inschakelen: Stel het apparaat in op het gebruik van
TCP/IP.
• De e-mailtoepassing configureren: Stel de opties van de e-mailfunctie op het apparaat
in.
De poorten inschakelen en de IP-adressen instellen
Dit hoofdstuk beschrijft de configuratieprocedure voor het gebruik van TCP/IP op het
apparaat.
Schakel eerst de e-mailpoort in en stel dan het IP-adres in.
OPMERKING
De configuratie kan tevens met CentreWare Internet Services worden uitgevoerd. Zie
"Het gebruik van CentreWare Internet Services".
OPMERKING
Schakel in de meeste gevallen de SOAP-poort en SNMP-poort in.
1. Open de modus Systeembeheerder.
2. Schakel de poorten in die worden gebruikt voor de e-mailtoepassing.
a) Selecteer Apparaatstatus op het bedieningspaneel.
b) Selecteer het tabblad Hulpprogramma's.
c) Selecteer Systeeminstellingen.
d) Selecteer Connectiviteit en netwerkinstellingen.
e) Selecteer Poortinstellingen.
f) Selecteer eerst E-mail verzenden en selecteer vervolgens Instellingen wijzigen.
g) Selecteer Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
h) Selecteer Ingeschakeld en vervolgens Opslaan.
i) Selecteer Instellingen wijzigen.
j) Selecteer Sluiten.
3. Stel zo nodig het IP-adres in.
4. Sluit de modus Systeembeheerder af.
5. Wanneer het bericht Opnieuw starten wordt weergegeven, selecteert u Nu opnieuw
starten. Als het apparaat opnieuw is gestart, drukt u de lijst met printerinstellingen
af om te controleren of de poorten zijn ingeschakeld en TCP/IP juist is geconfigureerd.
De e-mailomgeving configureren
Dit hoofdstuk beschrijft de configuratieprocedure voor het gebruik van de
e-mailtoepassing.
• De configuratie kan tevens met CentreWare Internet Services worden uitgevoerd.
Zie "Het gebruik van CentreWare Internet Services".
Xerox® Color J75 Press6-4
Handleiding voor de systeembeheerder
E-mail
• Schakel in de meeste gevallen de SOAP-poort en SNMP-poort in.
1. Open de modus Systeembeheerder.
2. Stel het e-mailadres, de hostnaam en de domeinnaam in.
a) Selecteer Apparaatstatus op het bedieningspaneel.
b) Selecteer het tabblad Hulpprogramma's.
c) Selecteer Systeeminstellingen.
d) Selecteer Connectiviteit en netwerkinstellingen.
e) Selecteer E-mailadres / hostnaam apparaat.
f) Selecteer E-mailadres en selecteer vervolgens Instellingen wijzigen.
g) Voer het e-mailadres in met behulp van het weergegeven toetsenbord.
h) Selecteer Opslaan.
i) Stel de Hostnaam en Domeinnaam in zoals hierboven.
j) Selecteer Opslaan en dan Sluiten.
Als SMTP als protocol voor het ontvangen van e-mail is geselecteerd
Als SMTP is geselecteerd als protocol voor het ontvangen van e-mail, kan de alias niet
worden geconfigureerd. De gebruiker kan de account beslissen (de linkerkant van het
@-teken). Het adres (de rechterkant van het @-teken) is een combinatie van hostnaam
en domeinnaam. Voorbeeld:
• mijnmail@mijnbedrijf.com
• Accountnaam: mijnmail
• Hostnaam: host
• Domeinnaam: mijnbedrijf.com
E-mailinstellingen configureren
1. Selecteer op het bedieningspaneel de toets Apparaatstatus en vervolgens het tabblad
Hulpprogramma's.
3. Wijzig de volgende instellingen zoals benodigd.
a) Max. aantal adresvermeldingen - selecteer het maximale aantal e-mailadressen
waarnaar een gescand document kan worden verzonden. Dit is inclusief de velden
Aan:, Cc: en Bcc:.
b) Afdrukopties binnenkomende e-mail - selecteer de delen van de e-mail die u wilt
afdrukken: Alleen bijlage afdrukken, Bijlage, Alle kopregels en Bericht, Bijlage,
Belangrijkste kopregels en Bericht.
c) E-mailbericht afdrukfout - selecteer Aan om een foutenoverzicht af te drukken
wanneer er een fout in de e-mailverzending optreedt.
d) Reactie op verzoek om leesbevestiging - selecteer Aan om te zorgen dat de printer
reageert op een verzoek om een leesbevestiging (MDN) nadat een e-mail is
ontvangen.
e) Leesbevestigingen - selecteer Aan om te zorgen dat de printer reageert op een
verzoek om een leesbevestiging (MDN) wanneer er een e-mail wordt verzonden.
Handleiding voor de systeembeheerder
6-5Xerox® Color J75 Press
E-mail
f) Mailbericht bevestiging levering afdrukken - selecteer Aan om voor elke verzending
een bevestigingsoverzicht (DSN-antwoord of MDN-antwoord) af te drukken.
Selecteer Afdrukken wanneer levering mislukt om een overzicht af te drukken
wanneer een verzending mislukt.
g) Gesplitste verzendmethode - selecteer Splitsen in pagina's of Splitsen op
gegevensomvang om een grote e-mail in meerdere e-mailberichten te splitsen.
h) Maximumgrootte gegevens per e-mail - specificeer het maximale formaat van
een e-mail dat wordt gesplitst bij gebruik van de methode Splitsen op
gegevensomvang.
i) Maximale totale gegevensomvang - specificeer de maximale grootte van een
e-mail die kan worden verzonden.
j) Maximum aantal splitsingen - specificeer het maximale aantal splitsingen.
k) Gebr. toestaan veld Van te bewerken - selecteer Ja om alle gebruikers toe te staan
het veld Van in een e-mail te bewerken.
l) Gastgebr. toestaan veld Van te bew. - selecteer Ja om gebruikers die zich als gast
hebben aangemeld, toe te staan het veld Van in een e-mail te bewerken.
m) Gevonden? Bewerking Van toestaan - selecteer Ja om gebruikers toe te staan het
veld Van in een e-mail te bewerken als de zoekopdracht van de gebruiker naar
een e-mailadres in het adresboek is gelukt.
n) Niet gevonden? Bewerking Van toestaan - selecteer Ja om gebruikers toe te staan
het veld Van in een e-mail te bewerken als de zoekopdracht van de gebruiker naar
een e-mailadres in het adresboek is mislukt.
o) Niet gevonden? E-mail verzenden - selecteer Ingeschakeld om de e-mailfunctie
uit te schakelen als de zoekopdracht van de gebruiker naar een e-mailadres in het
adresboek mislukt.
p) Mijzelf toevoegen aan veld Aan - selecteer Ja om het e-mailadres van de
geverifieerde gebruikers automatisch aan het veld Aan van een e-mail toe te
voegen.
q) E-mailontvangers bewerken - selecteer Ja om gebruikers toe te staan de velden
Aan, Cc en Bcc van een e-mail te bewerken.
Als u Nee selecteert, stelt u Mijzelf toevoegen aan veld Aan en Mijzelf toevoegen
aan veld Cc in op Ja. Anders kunnen gebruikers de velden Aan of Cc niet bewerken.
Standaard e-mailinstellingen bewerken
1. In CentreWare Internet Services selecteert u Eigenschappen > Functies > E-mail >
Algemeen
2. Selecteer Bewerken.
3. Als Ontvangstprotocol selecteert u POP3 of SMTP.
4. Bij Adres afzender typt u de tekst die in het veld Van van de e-mail moet verschijnen.
5. Bij Naam afzender typt u de tekst die in het veld Naam van de e-mail moet verschijnen.
6. Bij Afdrukopties binnenkomende e-mail selecteert u de delen van de e-mail die u wilt
afdrukken.
Xerox® Color J75 Press6-6
Handleiding voor de systeembeheerder
E-mail
7. Bij Afleveringsbestemming voor binnenkomende e-mail selecteert u de afdrukken in
uit wilt voeren.
8. Bij Ontvangstbevestiging e-mailbericht selecteert u Aan om altijd een
ontvangstbevestiging af te drukken of u kiest Afdrukken wanneer aflevering mislukt
om alleen een bevestigingsbericht af te drukken wanneer een verzending mislukt.
9. Bij E-mailbericht afdrukfout selecteert u Ingeschakeld om een foutenoverzicht af te
drukken wanneer er een fout in de e-mailverzending optreedt.
10. Bij Reactie op verzoek om leesbevestiging selecteert u Ingeschakeld om te zorgen
dat de printer reageert op een verzoek om een leesbevestiging (MDN) nadat een
e-mail is ontvangen.
11. Als u e-mailverzending naar of vanuit specifieke domeinen wilt blokkeren of toestaan,
selecteert u bij Domeinfiltering Domeinen toestaan of Domeinen blokkeren en kiest
u vervolgens Bewerken. Typ de domeinnamen op de pagina's Instellingen domeinfilter
en selecteer onderaan de pagina Toepassen.
12. Bij Bevoegde gebruikers toestaan veld "Van:" te bewerken selecteert u Zoekopdracht
in adresboek (LDAP) is gelukt of Zoekopdracht in adresboek (LDAP) is mislukt.
13. Bij Gastgebr. toestaan veld Van te bew. selecteert u Ja om gebruikers die zich als gast
hebben aangemeld, toe te staan het veld Van in een e-mail te bewerken.
14. Bij 'Van' bewerken wanneer geen autorisatie nodig is selecteert u Ja om gebruikers
toe te staan het veld Van in een e-mail te bewerken als de zoekopdracht van de
gebruiker naar een e-mailadres in het adresboek is gelukt.
15. Bij Bevoegde gebruikers mogen e-mail versturen ondanks LDAP-zoekfout selecteert
u Ja om bevoegde gebruikers toe te staan een e-mail te sturen als de zoekopdracht
van de gebruiker in het adresboek is mislukt.
16. Bij Onderwerp typt u de tekst die in het veld Onderwerp van de e-mail moet
verschijnen.
17. Bij Bericht typt u de tekst die in het hoofdgedeelte van de e-mail moet verschijnen.
18. Onder Gebruiker, Bijlage of Apparaatinformatie selecteert u aanvullende informatie
die u aan het hoofdgedeelte van de e-mail wilt toevoegen.
19. In Handtekening typt u de tekst die u aan het einde van het hoofdgedeelte van de
e-mail wilt toevoegen.
20. Bij Mijzelf toevoegen aan veld Aan selecteert u Ingeschakeld om het e-mailadres
van de geverifieerde gebruikers automatisch aan het veld Aan van een e-mail toe te
voegen.
21. Bij Mijzelf toevoegen aan veld Cc selecteert u Ingeschakeld om het e-mailadres van
de geverifieerde gebruikers automatisch aan het veld Cc van een e-mail toe te voegen.
22. Bij E-mailontvangers bewerken selecteert u Ingeschakeld om gebruikers toe te staan
de velden Aan, Cc en Bcc van een e-mail te bewerken.
23. Selecteer Toepassen.
Handleiding voor de systeembeheerder
6-7Xerox® Color J75 Press
E-mail
Xerox® Color J75 Press6-8
Handleiding voor de systeembeheerder
7
Gebruik van de functie
Scannen
TIP
De gebruikersinterfaceschermen die in deze handleiding staan weergegeven, kunnen
afwijken van de schermen op uw systeem. De schermen van de gebruikersinterface
verschillen per systeem. De gebruikersinterfaceschermen in deze handleiding zijn daarom
een voorbeeld van het type schermen dat mogelijk op uw specifieke systeem zichtbaar
is.
Overzicht Scannen
De volgende functies zijn beschikbaar met behulp van Scannen:
• E-mail
• Opslaan in map
• Scannen naar PC
• Scannen in netwerk
• Opslaan op USB
• Opdrachtstromen scannen
• Link Opslaan en verzenden
• Opslaan in WSD
OPMERKING
Voor de werking van deze toepassing is een optioneel pakket nodig. Neem voor meer
informatie contact op met het Xerox Welcome Centre.
Handleiding voor de systeembeheerder
7-1Xerox® Color J75 Press
Gebruik van de functie Scannen
OPMERKING
Met het pakket voor de optionele kleurenscanner kunt u in kleur en in zwart/wit scannen.
Scans vanuit Scannen kunnen alleen worden afgedrukt wanneer ze bij de client worden
opgehaald en opnieuw worden verzonden als afdrukopdracht.
E-mail
Gescande documenten kunnen worden omgezet in elektronische gegevens en via e-mail
worden verzonden.
Opslaan in map
U kunt een document dat u als elektronische gegevens wilt ophalen scannen en opslaan
in een map. Het document kan dan later worden geopend vanuit een van de computers
op het netwerk.
Scannen naar PC
Wanneer het apparaat op een netwerk is aangesloten, kunt u de gescande gegevens
met behulp van het FTP- of SMB-protocol op netwerkcomputers opslaan. U kunt een
document dat u als elektronische gegevens wilt ophalen scannen en opslaan op een
computer die op een netwerk is aangesloten.
Opslaan op USB
U kunt de gescande gegevens opslaan naar een USB-geheugenapparaat wanneer u het
USB 2.0-geheugenapparaat in de USB-geheugensleuf op het bedieningspaneel van de
printer steekt. U kunt op het USB-geheugenapparaat opgeslagen gegevens ook selecteren
en de gegevens rechtstreeks afdrukken.
Opdrachtstromen scannen
Met behulp van EasyOperator kunt u een document met een opdrachtstroomschema
scannen vanaf een computer op een netwerk.
Link Opslaan en verzenden
Het apparaat kan een gescand document converteren naar elektronische vorm, dit
opslaan op de harde schijf en vervolgens een URL verzenden waarin de locatie van het
document wordt aangegeven.
Xerox® Color J75 Press7-2
Handleiding voor de systeembeheerder
Gebruik van de functie Scannen
Opslaan in WSD (Web Services for Devices, webfuncties voor
apparaten)
U kunt het document extern scannen en het beeld op de computer opslaan. Met behulp
van het bedieningspaneel van het apparaat kunt u tevens een bestemmingscomputer
op een netwerk selecteren om de gescande gegevens daar op te slaan.
Toegangsrechten configureren
U kunt de toegang tot functies en toepassingen van de printer beheren door verificatie,
autorisatie en persoonlijke voorkeuren in te stellen.
Verificatie
Verificatie is het proces waarbij de identiteit van een gebruiker wordt bevestigd door
informatie die de gebruiker heeft verstrekt, zoals gebruikersnaam en toegangscode, te
vergelijken met andere bron van gebruikersinformatie zoals een LDAP-directory.
Gebruikers kunnen worden geverifieerd wanneer het bedieningspaneel wordt geopend
of wanneer CentreWare IS wordt geopend.
Een gebruiker kan op diverse manieren worden geverifieerd:
• Lokaal: Als u slechts een beperkt aantal gebruikers hebt of niet over toegang tot een
LDAP-netwerkdirectory beschikt, kunt u informatie over de gebruiker, zoals
gebruikersnamen en toegangscodes toevoegen aan de interne database van de
printer. U kunt dan hulpprogramma's en toegang tot functies voor alle gebruikers
specificeren. Gebruikers worden geverifieerd en eventueel toegelaten wanneer ze
zich aanmelden bij het bedieningspaneel.
• Netwerk: De printer vraagt gebruikersinformatie op van een netwerkdirectory voor
verificatie en toelating van gebruikers wanneer ze zich aanmelden bij het
bedieningspaneel. De printer maakt gebruik van een van de volgende drie protocollen
om met uw verificatieserver te communiceren:
1.Kerberos™ (Solaris® of Windows 2000/2003)
2.SMB (Windows 2000/2003)
3.LDAP
• Kaartlezer: U moet een kaartleessysteem (magnetisch of op nabijheid gebaseerd),
zoals Xerox Secure Access, aanschaffen en installeren. Voor toegang tot de printer
dienen gebruikers een geprogrammeerde identificatiekaart door de leeseenheid
halen.
Handleiding voor de systeembeheerder
7-3Xerox® Color J75 Press
Gebruik van de functie Scannen
Autorisatie
Autorisatie is het proces waarmee wordt gedefinieerd tot welke functies en toepassingen
gebruikers toegang hebben. U kunt bijvoorbeeld de printer zodanig instellen, dat
gebruikers wel toegang hebben tot kopiëren, scannen en faxen, maar niet tot e-mailen.
Er zijn twee soorten autorisatie:
• Lokaal op het apparaat (interne database): De informatie over de
gebruikersaanmelding wordt lokaal in de interne database met gebruikersgegevens
van de printer opgeslagen.
• Extern op het netwerk: De aanmeldgegevens van de gebruikers worden extern in
een netwerkdatabase, zoals een LDAP-directory, opgeslagen.
Persoonlijke voorkeuren
Persoonlijke voorkeuren is een proces waarmee functies worden aangepast voor een
specifieke gebruiker. Als uw netwerk is aangesloten op een LDAP-server, kan de printer
bij het gebruik van de toepassing E-mail scannen, de eigen bestemming van de gebruiker
en het e-mailadres opzoeken.
OPMERKING
Persoonlijke voorkeuren is alleen beschikbaar wanneer de printer is geconfigureerd voor
het gebruik van netwerkverificatie.
Lokale verificatie
Lokale verificatie instellen
Zo configureert u lokale verificatie:
1. In CentreWare IS selecteert u Eigenschappen > Beveiliging > Verificatie
configureren.
2. In het scherm Verificatie configureren naast Type aanmelding selecteert u
Aanmelding bij lokale accounts.
3. Selecteer Ingeschakeld naast Opgeslagen mapbestand afdrukken of Ingeschakeldnaast Map naar PC/server om deze functies in te schakelen.
4. Selecteer Ingeschakeld naast Afdrukken (geen account) om in te stellen dat
gebruikers zonder een account toegang tot de printer hebben.
5. Selecteer Toepassen en vervolgens Apparaat opnieuw starten.
Xerox® Color J75 Press7-4
Handleiding voor de systeembeheerder
Gebruik van de functie Scannen
Gebruikersinformatie
Voordat u toegangsrechten voor gebruikers kunt definiëren, moet de gebruikersinformatie
worden gedefinieerd. U kunt gebruikersinformatie aan de interne database met
gebruikersgegevens toevoegen of de informatie bewerken of u kunt een netwerkdatabase
of LDAP-server met gebruikersinformatie opgeven.
Gebruikersgegevens toevoegen aan de lokale database
1. In CentreWare IS selecteert u Eigenschappen > Beveiliging > Verificatie
configureren.
2. Klik onderaan de pagina op Volgende.
3. Op de pagina Verificatie configureren > Stap 2 van 2, onder Verificatie configurerentypt u het nummer van de account die u wilt bewerken en klikt u op Bewerken.
4. Typ de Naam, het ID en de Toegangscode van de gebruiker. Typ de toegangscode
nogmaals ter bevestiging.
5. Onder Functietoegang selecteert u tot welke toepassingen de gebruiker toegang
heeft.
6. Onder Functie van gebruiker selecteert u een van de volgende opties:
• Systeembeheerder: De geverifieerde gebruiker in deze rol heeft toegang tot alle
functies en instellingen.
• Accountbeheerder: De geverifieerde gebruiker in deze rol heeft toegang tot alle
instellingen van de accountadministratie en andere vergrendelde functies en
instellingen.
• Gebruiker: De geverifieerde gebruiker in deze rol heeft toegang tot de functies
en toepassingen die door de systeembeheerder zijn gedefinieerd.
OPMERKING
Gebruikers die niet zijn geverifieerd, hebben geen toegang tot functies die zijn
vergrendeld.
7. Als u de gebruiker aan een Autorisatiegroep wilt toevoegen, selecteert u de groep uit
de vervolgkeuzelijst.
8. Klik op Toepassen om de wijzigingen te accepteren of op Ongedaan maken om de
vorige instellingen te behouden.
Aanmeldingvereisten opgeven
U kunt desgewenst de vereisten voor de toegangscode specificeren.
1. In CentreWare IS klikt u op Eigenschappen > Beveiliging > Instellingen
gebruikersgegevens.
2. Als u wilt dat op het bedieningspaneel van de printer een andere tekst wordtweergegeven dan Gebruikers-ID, typt u die tekst in het veld Andere naam voor
Gebruikers-ID.
Handleiding voor de systeembeheerder
7-5Xerox® Color J75 Press
Gebruik van de functie Scannen
3. Naast Gebruikers-ID verbergen selecteert u Verbergen als u wilt dat de tekens van
de gebruikers-ID als sterretjes op het bedieningspaneel worden weergegeven.
4. Naast Log mislukte aanmeldingspogingen typt u het aantal toegestane
aanmeldingspogingen (1-600). Typ 0 voor een onbeperkt aantal
aanmeldingspogingen. Als het maximumaantal toegestane pogingen wordt
overschreden, wordt de printer vergrendeld en moet deze opnieuw worden gestart.
5. Als u wilt dat gebruikers zich kunnen aanmelden zonder dat er onderscheid tussen
letters en hoofdletters is, selecteert u Letters en hoofdletters naast Gebruikers-ID
voor aanmelding.
6. Als u de Minimumlengte toegangscode wilt specificeren, typt u het aantal cijfers (4
tot 12). Typ 0 als u geen minimale lengte voor de toegangscode wilt opgeven.
7. Klik op Toepassen om de wijzigingen te accepteren of klik op Ongedaan maken om
de vorige instellingen te bewaren.
Netwerkverificatie
Als er een LDAP-server op uw netwerk is aangesloten, kunt u de printer zodanig
configureren dat de gebruikersinformatie wordt opgehaald bij de LDAP-directory wanneer
er een gebruiker op het bedieningspaneel wordt geverifieerd.
Netwerkverificatie instellen
1. In CentreWare IS klikt u op Eigenschappen > Beveiliging > Verificatie configureren.
2. Op de pagina Verificatie configureren naast Type aanmelding selecteert u
Aanmelding bij externe accounts.
3. Selecteer Ingeschakeld naast Opgeslagen mapbestand afdrukken en Ingeschakeldnaast Map naar PC/server om deze functies in te schakelen.
4. Selecteer Ingeschakeld naast Afdrukken (geen account) om in te stellen dat
gebruikers zonder een account toegang tot de printer hebben.
5. Als u wilt toestaan dat een gastgebruiker toegang tot de printer heeft, selecteert u
Aan naast Gastgebruiker. Typ de toegangscode van de Gast en typ de toegangscode
nogmaals ter bevestiging.
6. Klik op Toepassen en vervolgens op Apparaat opnieuw starten.
7. Na het opnieuw starten van de printer vernieuwt u uw browser en navigeert u terug
naar de pagina Verificatie configureren > Stap 1 van 2 en klikt u onderaan de pagina
op Volgende.
8. Naast Verificatiesysteem klikt u op Configureren.
9. Op de pagina Verificatiesysteem selecteert u uw Verificatiesysteem in de
vervolgkeuzelijst.
10. Typ Time-out serverreactie en Time-out zoekactie.
11. Selecteer desgewenst Ingeschakeld naast UPN (User Principal Name) toewijz.
12. Klik op Toepassen om de wijzigingen te accepteren of klik op Ongedaan maken om
de vorige instellingen te bewaren.
13. Klik op Apparaat opnieuw starten.
Xerox® Color J75 Press7-6
Handleiding voor de systeembeheerder
Gebruik van de functie Scannen
Instellingen van verificatieserver voor Kerberos configureren
1. Klik in CentreWare IS op Eigenschappen > Beveiliging > Externe verificatieservers >
Kerberos-server.
2. Onder Kerberos-server 1 typt u de hostnaam of het IP-adres van uw primaire server.
3. Typ het Poortnummer primaire server.
4. Typ de hostnaam of het IP-adres van uw Secundaire server.
5. Typ het Poortnummer secundaire server.
6. Typ de Domeinnaam (realmnaam) van uw server.
7. Typ desgewenst de servernaam, poortnaam en domeinnaam voor eventuele
aanvullende Kerberos-servers.
8. Klik op Toepassen om de wijzigingen te accepteren of klik op Ongedaan maken om
de vorige instellingen te bewaren.
Instellingen van verificatieserver voor SMB configureren
1. Klik in CentreWare IS op Eigenschappen > Beveiliging > Externe verificatieservers >
SMB-server.
2. Naast Instellingen SMB-server selecteert u Op domeinnaam of Op
servernaam/IP-adres.
3. Typ de Domeinnaam en Servernaam / IP-adres voor elk van uw servers.
4. Klik op Toepassen om de wijzigingen te accepteren of klik op Ongedaan maken om
de vorige instellingen te bewaren.
Instellingen van verificatieserver voor LDAP configureren
1. In CentreWare IS klikt u op Eigenschappen > Connectiviteit > Protocollen > LDAP >
LDAP-verificatie.
2. Naast Verificatiemethode selecteert u Directe verificatie of Verificatie van
gebruikerskenmerken. Directe verificatie gebruikt de gebruikersnaam en de
toegangscode die door de gebruiker worden ingevoerd voor verificatie met de
LDAP-server. Met Verificatie van gebruikerskenmerken kunt u aangeven wat er door
de gebruiker wordt ingevoerd (kenmerk van de getypte gebruikersnaam) en wat door
de printer wordt gebruikt om de gebruiker te verifiëren (kenmerk van de
aanmeldingsnaam).
3. Typ het Kenmerk van getypte gebruikersnaam.
4. Typ het Kenmerk gebruikersnaam voor aanmelding.
5. Selecteer Ingeschakeld naast Toegevoegde tekst gebruiken en typ de tekenreeks
als u vóór de verificatie tekst aan de gebruikersinvoer wilt toevoegen.
Handleiding voor de systeembeheerder
7-7Xerox® Color J75 Press
Gebruik van de functie Scannen
Verificatie via een kaartlezer
Verificatie voor Xerox Secure Access instellen
Voordat u begint:
• Secure HTTP (SSL) inschakelen
• Installeer de Xerox Secure Access-verificatieserver en configureer de
gebruikersaccounts hierop. Raadpleeg de verificatieserverdocumentatie voor hulp.
OPMERKING
Accounts die op de Xerox Secure Access-verificatieserver zijn gemaakt, moeten
overeenkomen met de accounts die in de lokale printerdatabase of in een andere
netwerkverificatieserver zijn opgeslagen.
• Sluit uw kaartlezer aan en configureer deze.
• Installeer de relevante plugin voor uw kaartlezer en printermodel. Download de meest
recente plugin-bestanden en plugin-installatie-instructies op www.xerox.com.
1. In CentreWare IS klikt u op Eigenschappen > Beveiliging > Verificatie configureren.
2. Op de pagina Verificatie configureren naast Type aanmelding selecteert u Xerox
Secure Access.
3. Selecteer Ingeschakeld naast Opgeslagen mapbestand afdrukken of Ingeschakeldnaast Map naar PC/server om deze functies in te schakelen.
4. Selecteer Ingeschakeld naast Afdrukken (geen account) om in te stellen dat
gebruikers zonder een account toegang tot de printer hebben.
5. Klik op Toepassen en vervolgens op Apparaat opnieuw starten.
6. Na het opnieuw starten van de printer vernieuwt u uw browser en navigeert u terug
naar de pagina Verificatie configureren > Stap 1 van 2 en klikt u onderaan de pagina
op Volgende.
7. Naast Verificatiesysteem klikt u op Configureren.
8. Op de pagina Verificatiesysteem selecteert u Verificatieagent in de vervolgkeuzelijst.
9. Typ Time-out serverreactie en Time-out zoekactie.
10. Selecteer desgewenst Ingeschakeld naast UPN (User Principal Name) toewijz..
11. Klik op Toepassen om de wijzigingen te accepteren of klik op Ongedaan maken om
de vorige instellingen te bewaren.
12. Klik op Apparaat opnieuw starten.
Instellingen voor aanmelding bij Xerox Secure Access configureren
1. Klik in CentreWare IS op Eigenschappen > Beveiliging > Externe verificatieservers
Xerox Secure Access-instellingen.
2. Typ tekst bij Standaardprompt en Standaardtitel.
Xerox® Color J75 Press7-8
Handleiding voor de systeembeheerder
Gebruik van de functie Scannen
3. Selecteer Ingeschakeld naast Lokale aanmelding om in te stellen dat gebruikers
hun aanmeldingsgegevens op het bedieningspaneel kunnen typen.
4. Selecteer Ingeschakeld naast Accountadministratiecode ophalen om in te stellen
dat de printer de accountadministratiecode van de gebruiker bij een
netwerkaccountadministratieserver kan ophalen wanneer de gebruiker zich aanmeldt
op het bedieningspaneel. Netwerkverificatie en netwerkaccountadministratie moeten
zijn geconfigureerd. Als deze instelling niet is ingeschakeld, moet de gebruiker een
accountcode invoeren wanneer hij of zij zich op het bedieningspaneel aanmeldt.
5. Typ de Time-out verbinding (1-300 seconden).
6. Klik op Toepassen om de wijzigingen te accepteren of klik op Ongedaan maken om
de vorige instellingen te bewaren.
Verificatie instellen voor een USB-Smart-kaartlezersysteem
Als u de printer wilt gebruiken met een ander kaartlezersysteem dan Xerox Secure Access,
moet u de Xerox-set voor inschakeling van de Common Access Card (algemene
toegangskaart) bestellen en installeren. Deze set bevat onder meer hardware, software
en instructies voor het aansluiten en configureren van uw kaartlezersysteem. Voordat
u begint:
• Installeer de USB-inschakelingsset
• Installeer een Kerberos-verificatieserver en configureer de gebruikersaccounts hierop.
• Sluit uw kaartlezer op de printer aan.
De netwerkverificatie-instellingen configureren
1. Configureer de netwerkverificatie.
2. Configureer Kerberos-serverinstellingen.
Instellingen Smart-kaart inschakelen
1. Druk op het bedieningspaneel van de printer op de toets Apparaatstatus en raakhet tabblad Hulpprogramma's aan.
2. Selecteer Verificatie / Beveiligingsinstellingen > Verificatie > Instellingen
gebruikersgegevens > Gebruik van Smart-kaart.
3. Selecteer Instellingen wijzigen.
4. Selecteer Ingeschakeld.
5. Onder Opdrachten gevalideerd via kaart selecteert u Kopiëren, Afdrukken of
Scannen en vervolgens Opslaan.
Instellingen van Koppelingsmode Smart-kaart configureren
1. Druk op het bedieningspaneel van de printer op de toets Hulpprogramma's en raakhet tabblad Hulpprogramma's aan.
4. Selecteer Geen toegangscode nodig en raak Opslaan aan.
De mode Certificaatverificatie van de Smart-kaart instellen
Voor aanvullende beveiliging kunt u de printer zodanig instellen dat de Smart-kaart van
een gebruiker wordt gevalideerd ten opzichte van de certificaten die op de printer zijn
opgeslagen.
1. Druk op het bedieningspaneel van de printer op de toets Apparaatstatus en raak
het tabblad Hulpprogramma's aan.
Configureren van Instellingen Certificaatintrekking ophalen
Configureer de instellingen voor intrekking van het ophalen van een beveiligingscertificaat
zo nodig.
OPMERKING
De basis- en tussen-CA van de Certificaat Smart-kaart van de gebruiker moeten op de
printer worden opgeslagen. De datum- en tijdinstellingen van de printer moeten correct
zijn om het certificaat te kunnen valideren.
Configuratie van Opslaan in map
Dit deel beschrijft configuratieprocedures voor het gebruik van de functie Opslaan in
map op het apparaat.
De poort inschakelen en TCP/IP configureren
Met behulp van Network Scanner Utility 3 (scannerdriver en Stored File Manager 3), een
programma dat het WebDAV-protocol ondersteunt, schakelt u de SNMP-, SOAP- en
WebDAV-poorten in en configureert u een IP-adres.
OPMERKING
U kunt de instellingen met behulp van CentreWare Internet Services configureren. Zie
de CentreWare online help voor meer informatie.
1. Open de modus Systeembeheerder.
2. Druk op de toets Apparaatstatus.
3. Selecteer het tabblad Hulpprogramma's.
4. Schakel de SNMP-poort in.
a) Selecteer Systeeminstellingen.
b) Selecteer Connectiviteit en netwerkinstellingen.
Xerox® Color J75 Press7-10
Handleiding voor de systeembeheerder
Gebruik van de functie Scannen
c) Selecteer Poortinstellingen.
d) Selecteer SNMP en vervolgens Instellingen wijzigen.
e) Selecteer Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
f) Selecteer Ingeschakeld en vervolgens Opslaan.
g) Selecteer Sluiten.
5. Schakel de SOAP-poort in.
a) Selecteer SOAP en vervolgens Instellingen wijzigen.
b) Selecteer Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
c) Selecteer Ingeschakeld en vervolgens Opslaan.
d) Selecteer Sluiten.
6. Schakel de WebDAV-poort in.
a) Selecteer WebDAV en vervolgens Instellingen wijzigen.
b) Selecteer Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
c) Selecteer Ingeschakeld en vervolgens Opslaan.
d) Selecteer Sluiten totdat u op het tabblad Hulpprogramma's arriveert.
7. Stel zo nodig het IP-adres in.
8. Selecteer Sluiten totdat u op het tabblad Hulpprogramma's arriveert.
9. Start het apparaat als hierom wordt gevraagd, opnieuw op.
10. Na het opnieuw starten van het apparaat drukt u een configuratie-overzicht af om
te controleren of SNMP, SOAP en WebDAV zijn ingeschakeld en of TCP/IP correct is
opgezet.
Registreren van een map
1. In CentreWare Internet Services selecteert u Scannen > Map.
2. Naast een mapnaam klikt u Maken.
3. Voer een naam in voor de map.
4. Typ zo nodig een toegangscode en typ de toegangscode dan nogmaals ter controle.
6. Naast Bestanden na afdrukken of ophalen verwijderen selecteert u Ingeschakeld
om de bestanden na het afdrukken of ophalen te verwijderen.
7. Naast Verlopen docum. verwijderen selecteert u Ingeschakeld om bestanden te
verwijderen wanneer de datum van de map waarin de bestanden zijn opgeslagen, is
verstreken.
8. Klik op Toepassen.
Als u een map wilt bewerken of verwijderen, klikt u op Bewerken of Verwijderen
naast het mapnummer.
Handleiding voor de systeembeheerder
7-11Xerox® Color J75 Press
Gebruik van de functie Scannen
Configureren van een computer
Voor het gebruik van Network Scanner Utility 3 installeert u Network Scanner Utility 3
op een computer. Network Scanner Utility 3 is meegeleverd in het cd-pakket met drivers
voor het apparaat. Voor informatie over het installeren van Network Scanner Utility 3
raadpleegt u de handleiding die op de cd met drivers is meegeleverd.
Configuratie van Scannen naar PC
Dit deel beschrijft het configureren van het apparaat voor het gebruik van de functie
Scannen naar PC.
Voorbereidingen
De volgende opties zijn verplicht om de functie Scannen naar PC te kunnen gebruiken.
Gebruik van Scannen met FTP
Voor scannen met FTP (File Transfer Protocol) is een FTP-server en een geldige
aanmelding tot een account nodig:
• Microsoft Windows Server 2003, Microsoft Windows Server 2008, Microsoft Windows
Server 2008, R2, Microsoft Windows Vista® of Microsoft Windows 7.
De FTP-service van Microsoft Internet Information Server 6.0.
• Microsoft Windows 2000 Server, Microsoft Windows 2000 Professional of Microsoft
Windows XP®.
De FTP-service van Microsoft Internet Information Server 3.0 of later.
• Novell NetWare
FTP-service van NetWare 5.11 of 5.12.
Raadpleeg de handleiding bij de software voor informatie over het configureren van
de FTP-service.
Bij Scannen naar SMB delen moet op uw computer een van de volgende
besturingssystemen met ondersteuning voor het delen van mappen zijn geïnstalleerd:
• Microsoft Windows 2000
• Microsoft Windows Server 2003
• Microsoft Windows Server 2008
• Microsoft Windows Server 2008 R2
• Microsoft Windows XP
• Microsoft Windows Vista
• Microsoft Windows 7
• Mac OS X 10.2x/10.3x/10.4x/10.5/10.6
De poort inschakelen en TCP/IP configureren
Voor het gebruik van de functie Scannen naar PC schakelt u de poort (SMB- of FTP-client)
in en configureert u het IP-adres. Het volgende beschrijft de configuratieprocedures op
het apparaat.
OPMERKING
U kunt de instellingen met behulp van CentreWare Internet Services configureren. Zie
de CentreWare online help voor meer informatie.
1. Open de modus Systeembeheerder.
2. Druk op de toets Apparaatstatus.
3. Selecteer het tabblad Hulpprogramma's.
4. Schakel de SMB- of FTP-poort in.
a) Selecteer Systeeminstellingen.
b) Selecteer Connectiviteit en netwerkinstellingen.
c) Selecteer Poortinstellingen.
d) Selecteer SMB of FTP en dan Instellingen wijzigen.
e) Selecteer Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
f) Selecteer Ingeschakeld en vervolgens Opslaan.
g) Selecteer Sluiten.
5. Stel zo nodig het IP-adres in.
6. Selecteer Sluiten totdat u op het tabblad Hulpprogramma's arriveert.
7. Start het apparaat als hierom wordt gevraagd, opnieuw op.
8. Na het opnieuw starten van het apparaat drukt u een configuratie-overzicht af om
te controleren of SMB of FTP-client zijn ingeschakeld en of TCP/IP correct is opgezet.
Configuratie op de computer
Maak een bestemmingsmap op uw computer.
Handleiding voor de systeembeheerder
7-13Xerox® Color J75 Press
Gebruik van de functie Scannen
Gebruik van FTP:
Maak een bestemmingsmap op de server waar u zich aanmeldt en stel de
schrijfbevoegdheden van de map in.
Gebruik van SMB:
Maak een gedeelde map op uw computer en stel de schrijfbevoegdheden van de gedeelde
map in.
OPMERKING
Als u SMB op Mac OS X wilt gebruiken, stelt u Windows Delen in op Aan via het tabblad
Functie van Delen onder Systeemvoorkeuren.
Configuratie van
opdrachtstroomschema's
Dit deel beschrijft het configureren van het apparaat voor het gebruik van de functie
Opdrachtstroomschema's.
De poorten inschakelen en TCP/IP configureren
Als u de functie Opdrachtstroomschema's wilt gebruiken, schakelt u de SOAP-poort,
SNMP-poort en Internet Services-poort in en stelt u IP-adressen in. De procedure voor
het instellen van het apparaat volgt.
OPMERKING
De configuratie kan tevens met CentreWare Internet Services worden uitgevoerd. Zie
Het gebruik van CentreWare Internet Services.
1. Open de modus Systeembeheerder.
2. Schakel de SOAP-poort in.
a) Selecteer Systeeminstellingen.
b) Selecteer Connectiviteit en netwerkinstellingen.
c) Selecteer Poortinstellingen.
d) Selecteer SOAP en vervolgens Instellingen wijzigen.
e) Selecteer Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
f) Selecteer Inschakelen en vervolgens Opslaan.
g) Selecteer Sluiten totdat het venster Poortinstellingen verschijnt.
3. Schakel de SNMP-poort in.
a) Selecteer SNMP en vervolgens Instellingen wijzigen.
b) Selecteer Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
c) Selecteer Ingeschakeld en vervolgens Opslaan.
d) Selecteer Sluiten totdat het venster Poortinstellingen verschijnt.
Xerox® Color J75 Press7-14
Handleiding voor de systeembeheerder
Gebruik van de functie Scannen
4. Schakel de Internet Services (HTTP)-poort in zoals hierboven.
5. Selecteer Sluiten totdat het venster Hulpprogramma's verschijnt.
6. Stel zo nodig het IP-adres in.
7. Selecteer Sluiten totdat het venster Systeeminstellingen verschijnt.
8. Sluit de modus Systeembeheerder af.
9. Na het opnieuw starten van het apparaat drukt u de configuratie-overzichten af om
te controleren of de SOAP-, SNMP- en Internet Services (HTTP)-poorten zijn
ingeschakeld en of TCP/IP correct is opgezet.
De SNMP-poort configureren
Configureer het transportprotocol voor de SNMP-poort met behulp van CentreWare
Internet Services.
1. Start een webbrowser.
2. Voer het IP-adres of het internetadres voor het apparaat in de adresinvoerkolom van
de browser in en druk op de Enter-toets.
• Voorbeeld van invoer van het IP-adres: http://192.168.1.1/
• Voorbeeld van invoer van het internetadres: http://xxx.yyy.zzz.vvv/
OPMERKING
Als u een poortnummer specificeert, voegt u ':' en een poortnummer aan het einde
van het internetadres toe.
3. Selecteer Eigenschappen.
4. Selecteer Connectiviteit.
5. Klik in het gedeelte Eigenschappen op Poortinstellingen.
6. Selecteer het selectievakje UDP rechts van SNMP.
7. Selecteer de waarden als instellingwaarden van het apparaat.
8. Selecteer Toepassen.
9. Selecteer Apparaat opnieuw starten.
Het apparaat start opnieuw en de instellingswaarden worden gereflecteerd.
Configuratie op de computer
Maak opdrachtstromen met behulp van EasyOperator en Apparaatinstellingen voor
gebruik bij gescande documenten.
Configuratie van Link Opslaan en
verzenden
Dit deel beschrijft het configureren van het apparaat voor het gebruik van de functie
Link Opslaan en verzenden.
7-15Xerox® Color J75 Press
Handleiding voor de systeembeheerder
Gebruik van de functie Scannen
OPMERKING
Wanneer een gebruiker per e-mail in kennis wordt gesteld over een URL-locatie voor het
ophalen van gescande gegevens, wordt het e-mailbericht niet gecodeerd. De gebruiker
kan de gegevens dan ophalen zonder verificatie via een toegangscode. Om te voorkomen
dat anderen de gescande gegevens kunnen bekijken, selecteert u PDF of DocuWorks
bij Bestandsindeling en stelt u een toegangscode voor PDF-beveiliging of
DocuWorks-beveiliging in voordat u een document scant.
OPMERKING
Voor het gebruik van de functie Link Opslaan en verzenden is de configuratie voor
verificatie vereist.
®
E-mailopties instellen
U kunt de instellingen van de sjabloon vervangen en de volgende e-mailinstellingen
wijzigen.
• Bestandsnaam
• Bestandsindeling
• Antwoorden aan
• Leesbevestigingen
De e-mailopties Bestandsnaam, Bericht en Antwoorden aan wijzigen
1. Druk via het bedieningspaneel van de printer op de toets Home Functies.
2. Selecteer E-mail en dan het tabblad E-mailopties.
3. Selecteer Bestandsnaam of Antwoorden aan. Met behulp van het toetsenbord op
het aanraakscherm kunt u de tekst verwijderen of wijzigen.
4. Selecteer Opslaan.
De bestandsindeling wijzigen
1. Druk via het bedieningspaneel van de printer op de toets Home Functies.
2. Selecteer E-mail en dan het tabblad E-mailopties.
3. Selecteer Bestandsindeling en kies dan het gewenste bestandstype. Wanneer een
bestandsindeling wordt geselecteerd, wordt er een beschrijving weergegeven.
4. Om de bestandsindeling te accepteren, selecteert u Opslaan.
Leesbevestigingen aanvragen
1. Druk via het bedieningspaneel van de printer op de toets Home Functies.
2. Selecteer E-mail en dan het tabblad E-mailopties.
3. Selecteer Leesbevestigingen en dan Aan.
4. Selecteer Opslaan.
Xerox® Color J75 Press7-16
Handleiding voor de systeembeheerder
Gebruik van de functie Scannen
Overige instellingen
Configureer de volgende opties zo nodig.
• URL-bestand vervallen
• Maken van URL-link
• Link Opsl. & verz. - Max. bestandsgrootte
• Aanmeldingsnaam bij PDF-best. afdrukken
Opties in Instellingen CentreWare Internet Services
U kunt met behulp van CentreWare Internet Services de volgende opties configureren:
• URL-bestand vervallen
• Maken van URL-link
• Onderwerp
• Bericht
• Bijlage
• Apparaatinformatie
Voor details over de instellingopties klikt u op Help in de rechterbovenhoek van het
scherm CentreWare Internet Services.
Configuratie van Opslaan in WSD
Dit deel beschrijft het configureren van het apparaat voor het gebruik van de toepassing
voor opslaan naar Web Services for Devices (WSD). WSD biedt clients een manier om
het apparaat en de functies van het apparaat te leren kennen.
Wanneer er een apparaat wordt ontdekt, kan een client een beschrijving opvragen van
de functies die op dat apparaat worden gehost en die functies vervolgens gebruiken.
Met WSD kan een client:
• Berichten naar en van een webservice verzenden
• Een webservice dynamisch leren kennen
• Een beschrijving van een webservice verkrijgen
• Zich abonneren op evenementen van een webservice en die ontvangen
Handleiding voor de systeembeheerder
7-17Xerox® Color J75 Press
Gebruik van de functie Scannen
Voorbereidingen
Voor het gebruik van de toepassing Opslaan in WSD moet een van de volgende
besturingssystemen op de bestemmingscomputer zijn geïnstalleerd:
• Microsoft Windows 7
• Microsoft Windows Vista Service Pack 2
De poort WSD-scannen inschakelen
Als u de functie Opslaan in WSD wilt gebruiken, schakelt u de WSD-scanpoort in.
1. Meld u aan als systeembeheerder.
De Standaardgebruikers-ID is admin. Wanneer er een toegangscode nodig is, wordt
de standaard toegangscode 1111.
2. Druk op de toets Apparaatstatus.
3. Selecteer het tabblad Hulpprogramma's.
4. Selecteer Connectiviteit en netwerkinstellingen.
5. Selecteer Poortinstellingen.
6. Selecteer WSD en vervolgens Instellingen wijzigen.
U moet misschien de pijltoetsen gebruiken om WSD op de lijst te vinden.
7. Selecteer WSD-scan - Poortstatus en vervolgens Instellingen wijzigen.
8. Selecteer Ingeschakeld en vervolgens Opslaan.
9. Selecteer Sluiten totdat het scherm Hulpprogramma's verschijnt.
10. Selecteer Sluiten.
Afhankelijk van de instellingen moet u het apparaat mogelijk opnieuw starten. Als
hierom wordt gevraagd, start u opnieuw op.
WSD op het werkstation inschakelen
1. Voer het IP-adres van het apparaat in.
2. Op het tabblad Eigenschappen selecteert u Connectiviteit.
3. Selecteer Protocollen.
4. Selecteer WSD.
5. Selecteer de selectievakjes Ingeschakeld om de functies in te schakelen.
6. Selecteer Toepassen en vervolgens Apparaat opnieuw starten.
7. Selecteer OK om het opnieuw opstarten te bevestigen.
Xerox® Color J75 Press7-18
Handleiding voor de systeembeheerder
Gebruik van de functie Scannen
Een configuratieoverzicht afdrukken
Om te bevestigen dat de WSD-poort correct is geconfigureerd, drukt u een
configuratie-overzicht af.
1. Meld u aan als systeembeheerder.
2. Druk op de toets Apparaatstatus.
3. Selecteer Apparaatinformatie.
4. Selecteer Afdrukoverzichten.
5. Selecteer Kopieeroverzicht.
6. Selecteer Configuratie-overzicht.
7. Druk op de toets Start.
Het configuratie-overzicht wordt afgedrukt.
8. Selecteer Sluiten totdat u op het tabblad Apparaatinformatie arriveert.
2. Selecteer uw voorkeuren uit de volgende opties:
• Standaardinstellingen scherm
• Standaardinstellingen Scannen
• Standaardinstellingen Scannen naar PC
• Standaardinstellingen origineelformaten
• Standaardafdrukformaten
• Voorinstellingen Verkleinen/vergroten
• Voorinstellingstoetsen
• Overige instellingen
Handleiding voor de systeembeheerder
7-19Xerox® Color J75 Press
Gebruik van de functie Scannen
Xerox® Color J75 Press7-20
Handleiding voor de systeembeheerder
8
Hulpprogramma's (Mode
Beheerder)
Het apparaat heeft vele standaardinstellingen die in de fabriek zijn geconfigureerd.
Deze instellingen kunnen worden aangepast. In de onderstaande tabellen vindt u een
snelle verwijzing naar de toepassingen/opties die kunnen worden ingesteld of gewijzigd
als u bent aangemeld als beheerder. De toepassingen/opties variëren afhankelijk van
de configuratie van het apparaat en eventuele optionele geïnstalleerde hardware of
software.
Hulpprogramma's
Systeeminstellingen
Instellingen en kalibratie
Accountadministratie
Verificatie-/beveiligingsinstellingen
Sommige groepen hebben toepassingen/opties op meer dan een scherm. Dat wordt aangegeven
door de aanwezigheid van omhoog/omlaag-toetsen.
Apparaatklok / -timers
nd
Audiotonen
Datum
Tijd
NTP-synchronisatie
Verbindingsinterval
Adres tijdserver
Auto wissen
Automatisch opdracht vrijgeven
Auto-afdrukken
Duur printeruitschakeling
Tijdzone
Zomertijd
Duur afdrukken op verzoek
Standaardinstelling scherm
Standaardinstelling dienstenscherm
Functie Scherm na Auto herstel standaardinstell.
Autom. weergave aanmeldingsscherm
Home Functies
Opdrachttype op scherm Opdrachtstatus
Schermhelderheid
Standaardtaal
E-mailontvanger opnieuw bevestigen
Toets op toetsenbord aanpassen
Xerox® Color J75 Press8-2
Handleiding voor de systeembeheerder
Hulpprogramma's (Mode Beheerder)
Instellingen papierlade
Afdrukkwaliteit
Aanpassing
Overzichten
Onderhoud
Instellingen aangepast papier
Kenmerken papier in lade
Instellingen aangepaste papierkleur
Kenmerken papier in lade in Instellingen
Papierinstell. wijzigen tijdens plaatsen
Prioriteit papierladen
Lade 5 (handmatige invoer) - Standaardinstellingen papierformaat
Beheer Automatisch laden wisselen