Samsung CLX-3175, CLX-3175FW, CLX-3175N User Manual [nl]

Klik op de modelnaam van het apparaat:CLX-3175, CLX-3175N,
CLX-3170FN, CLX-3175FN, CLX-3175FW
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung­product. Voor een volwaardige service moet u zich registreren op

de functies van uw nieuwe laserproduct

Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren. Met dit apparaat kunt u:
SPECIALE FUNCTIES
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwali te it
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Uw apparaat drukt tot 16 ppm van A4-formaat af en tot 17 ppm van Letter-formaat. In de Kleurenmodus drukt uw apparaat papier in A4-formaat of Letter-formaat tot 4 p pm af.
Veel v er s ch illende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade voor 150 vellen ondersteunt gewoon papier in diverse formaten: briefhoofden, enveloppen, etiketten, aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk"). (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en gewoon papier met briefhoofd. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-, TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt op basis van uw instellingen.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/ 2003/Vista, alsmede met Linux- en Macintosh-systemen.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus­of krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
FUNCTIES CLX-3170FN CLX-3175FN CLX-3175FW
USB 2.0 USB-geheugeninterface PictBridge ADI (automatische documentinvoer) Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN Netwerkinterface 802.11b/g draadloos LAN FAX
( : inclusief. Leeg: niet beschikbaar)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informati e met betrekking tot de verschillende procedures die doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleid ing ra adplegen voor het installeren van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het apparaat. Start Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van
het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut (Zie pagina 1 voor
meer informatie.)
mechanische schade of defecten.
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie.)
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan.
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of onli ne documenten zijn.
Beknopte installatiehandleiding
Online gebruikershandleiding
Hulp bij het printerstuurprogramma
Samsung-website
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebru iksklaar te maken.
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een hoofdstuk Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van afdrukinstellingen. Als u de Help bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op printereigenschappen.
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie vinden op de website van Samsung, www.samsungprinter.com
.
Help
in het dialoogvenster met
4_De functies van uw nieuwe laserproduct

veiligheidsinformatie

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of p ersoon lijk
LET OP
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen. NIET demonteren. NIET aanraken. Volg de instructies uitdrukkelijk op. Haal de stekker uit het stopcontact. Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen. Bel het servicecentrum voor hulp.
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezi g om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veili ge plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehore nde documentatie bevinden.
4. Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden gepl aatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaa ts waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand en elektrische schokken.
10.Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.
12.Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing ope nt of verwijdert, kunt u worde n blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
Veiligheidsinformatie_5
13.In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle en reparatie over aan een goed opgelei de onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14.Verander alleen instellingen die in de hand leid ing worde n behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan sch ade tot gevolg hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaa t weer in orde te maken.
15.Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16.Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
17.Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18.BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19.Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a.AWG: American Wire Gauge
VERKLARING INZAKE LASERVEILIGHEID
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling hoger dan klasse I.
a
zijn.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal onzichtbaar is, kan ze uw ogen beschadigen.
Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand, elektrische schokken en lichamelijk letsel te beperken:
6_Veiligheidsinformatie
OZONVEILIGHEID
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
ENERGIE BESPAREN
Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd. ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken. Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov
RECYCLING
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
CORRECTE VERWIJDERING VAN DIT PRODUCT (ELEKTRISCHE & ELEKTRONISCHE AFVALAPPARATUUR)
Dit merkteken op het product of het bijbehorende informatiemateriaal duidt erop dat het niet met ander huishoudelijk afval verwijderd moet worden aan het einde van zijn gebruiksduur. Om mogelijke schade aan het milieu of de menselijke gezondh eid door ongecontroleerde afvalverwijdering te voorkomen, moet u dit product van andere soorten afval scheiden en op een verantwoorde manier recyclen, zodat het duurzame hergebruik van materiaalbronnen wordt bevorderd.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit prod uct hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe ze dit product milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomsten nalezen. Dit product moet niet worden gemengd met ander bedrijfsafval voor verwijdering.
CORRECTE BEHANDELING VAN EEN GEBRUIKTE ACCU UIT DIT PRODUCT
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor accu’s en batterijen.)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensd uur niet samen met ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld, kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu’s en batterijen in uw omgeving.
Veiligheidsinformatie_7
RADIOFREQUENTIESTRALING
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat vold oet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse B conform artikel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommu nicatie veroorza ken. Er kan echter niet worden ge garandeerd dat er bij een specifieke in stallatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de volgende stappen te ondernemen:
Draai of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus. Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedg ekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de
toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux apparei ls numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur: 'Appareils Numériques', ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
Federal Communications Commission (FCC)
'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met ee n laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing als dergelijke apparaten aanwezig zijn. Zie het syste emlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het systeemlabel een FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadl oze apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere anten ne of zender. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken:
Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van de antenne. Dit apparaat ma g niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld.
8_Veiligheidsinformatie
FAX-IDENTIFICATIE
In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste pagina:
(1) verzenddatum en -tijd; (2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en (3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon). Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de te lefoonaansluiting in bedrijf kan blijven.
AANSLUITFACTOR (REN, RINGER EQUIVALENCE NUMBER)
Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS) moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt “overbelast”. Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf bellen en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van de aansluitfactoren van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het telefoonbedrijf in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van telefoonbedrijf en/of centrale). Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmid dellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken . Wanneer randapparatuur schade aan het telefoo nnet veroorzaakt, moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onde rbroken. Wanneer het e chter in de praktijk niet mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder voorwaarde dat het:
a) de klant zo snel mogelijk inlicht; b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen; c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in “FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68”.
Verder moet u het volgende weten:
Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ -11C.
Veiligheidsinformatie_9
STEKKER VAN HET NETSNOER VERVANGEN (ALLEEN VOOR UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer u de zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht. De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere)
gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak. U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar voor elektrische schokken.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
groen en geel: aarde
blauw: neutraal
•bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker. Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “E”, het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur
groen. Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “N” of de kleur zwart. Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “L” of de kleur rood. Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (EUROPESE LANDEN)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Ele ctronics Co., Ltd. met de volgende toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn). 1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit. 9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatu ur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EC certificering
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN's en compatibele PBX's van de Europese landen:
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd. Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze
norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan.
10_Veiligheidsinformatie
Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio's alleen worden gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van , een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het
systeemlabel staan. Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven:
EU Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen),
EER/EVA IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik: EU
EER/EVA Geen beperkingen op dit moment.
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW
Veiligheidsinformatie_11
WETTELIJK VERPLICHTE VERKLARINGEN INZAKE OVEREENSTEMMING
Draadloze besturing
Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik van een draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen geïdentificeerd door de 'radiogoedkeuringsmerken' (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum wordt beperkt.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere anten ne of zender. Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare
beperkingen: Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat
draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth­communicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie.
In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat het gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan zuurstof of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of verboden. Als u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de plaatselijke bevoegde instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaa t gebruikt of inschakelt.
De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een draadloos apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsa utoriteit te informeren of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en afschermingen op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma's die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de 'Systeemreparatieset' van de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling 'Technische ondersteuning' van de fabrikant.
12_Veiligheidsinformatie
Veiligheidsinformatie_13
14_Veiligheidsinformatie
Veiligheidsinformatie_15

inhoud

2 De functies van uw nieuwe laserproduct 5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
20
AAN DE SLAG
25
20 Apparaatoverzicht
20 Voorkant 20 Achterkant
21 Overzicht van het bedieningspaneel 22 Informatie over de Status-LED 22 De status van de tonercassette bevestigen 23 Menu-overzicht 24 Meegeleverde software 24 Functies van de printerstuurprogramma’s
24 Printerstuurprogramma
25 De hardware installeren 26 Systeemvereisten
26 Windows 26 Macintosh 26 Linux
27 Het netwerk installeren
27 Ondersteunde werkomgevingen
27 Een bekabeld netwerk gebruiken
27 Een configuratierapport afdrukken 27 Het IP-adres instellen 28 Instelling netwerkparameters 28 De stuurprogrammasoftware installeren
29 Een draadloos netwerk gebruiken
(enkel CLX-3175FW)
29 Uw netwerkomgevingen controleren 29 Een configuratierapport afdrukken 29 Het IP-adres instellen 30 Instelling netwerkparameters 31 Standaardfabrieksinstellingen herstellen 31 Het draadloze netwerk van het apparaat configureren 33 De stuurprogrammasoftware installeren
34 Basisinstellingen van het apparaat
34 Hoogte-instelling 34 De taal op het display wijzigen 34 Datum en tijd instellen 34 De kloknotatie wijzigen 34 De standaardmodus wijzigen 34 Geluiden instellen 35 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren 35 Gebruik van de energiebesparende modi 35 Automatisch doorgaan
16_Inhoud
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
36
36 Originelen plaatsen
36 Op de glasplaat van de scanner 36 In de ADI
37 Afdrukmateriaal selecteren
38 Specificaties van afdrukmateriaal 39 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund 39 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
40 Het formaat van het papier in de papierlade wij zigen 42 Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
inhoud
42 Afdrukmateriaal handmatig plaatsen
42 Papierformaat en -type instellen
KOPIËREN
43
SCANNEN
46
43 Kopiëren 43 De instellingen per kopie wijzigen
43 Tonersterkte 43 Type origineel 43 Verkleinde of vergrote kopie
44 De standaardkopieerinstellingen wijzigen 44 ID-kaart kopiëren 44 Speciale kopieerfuncties gebruiken
44 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren 44 Poster kopiëren 45 Klonen 45 Achtergrond afbeeldingen wissen 45 Verbeterde kopieën met grijstinten
45 Time-out voor kopiëren instellen
46 Basisinformatie over scannen 46 Scannen via het bedieningspa ne e l
46 Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer 46 Scannen naar toepassingen
47 Scannen via het netwerk
47 Naar e-mail scannen
48 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen 48 De standaardscaninstellingen wijzigen 48 Een adresboek aanmaken
48 Snelkiesnummers voor e-mail registreren 48 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren 48 Adresboekitems gebruiken 48 Een item zoeken in het adresboek 49 Adresboek afdrukken
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
51
FAXEN
52
51 Een document afdrukken 51 Een afdruktaak annuleren
52 Een fax verzenden
52 Faxhoofd instellen 52 De documentinstellingen aanpassen 53 Een fax automatisch verzenden 53 Een fax handmatig verzenden 53 Een verzending bevestigen 53 Automatisch opnieuw kiezen 53 Het laatste nummer opnieuw kiezen 53 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden) 54 Een uitgestelde fax verzenden 54 Een fax met voorrang verzenden
54 Een fax ontvangen
54 Ontvangstmodus wijzigen 55 Automatisch ontvangen in modus Fax 55 Handmatig ontvangen in de modus Tel 55 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Inhoud_17
inhoud
55 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax 55 Faxen ontvangen via de modus DRPD 55 Ontvangen in veilige ontvangstmodus 55 Veilige ontvangstmodus inscha ke l en 56 Faxen ontvangen in het geheugen 56 Faxen doorsturen
57 Fax instellen
57 De faxinstellingen wijzigen 58 De standaarddocumentinstellingen wijzigen 58 Automatisch een verzendrapport afdrukken 58 Adresboek aanmaken
USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN
60
ONDERHOUD
63
60 Over USB-geheugen 60 Een USB-geheugenapparaat aansluiten 60 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
60 Scannen 61 Aangepast scannen naar USB
61 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
61 Documenten afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
61 Een back-up maken van uw gegevens
61 Een back-up maken van uw gegevens 61 Gegevens terugzetten
62 USB-geheugen beheren
62 Een afbeeldingsbestand verwijderen 62 USB-geheugenapparaat formatteren 62 De USB-geheugenstatus weergeven
62 Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
63 Rapporten afdrukken
63 Een rapport afdrukken
63 Het kleurcontrast aanpassen 64 Geheugen wissen 64 Uw apparaat reinigen
64 De buitenkant reinigen 64 De binnenkant reinigen 66 De scannereenheid reinigen
67 De cassette onderhouden
67 Tonercassette bewaren 67 Verwachte levensduur van de cassette 67 Toner herverdelen
67 De tonercassette vervangen 69 De beeldeenheid vervangen 70 De cassette voor gebruikte toner vervangen 71 Te onderhouden onderdelen
71 Verbruiksartikelen controleren
71 Het apparaat beheren via de website
71 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
71 Het serienummer van het apparaat controleren
18_Inhoud
PROBLEMEN OPLOSSEN
72
72 Tips om papierstoringen te voorkomen 72 Vastgelopen documenten verwijderen
72 Papierstoring aan uitgang 73 Papierstoring bij de roller
73 Vastgelopen papier verwijderen
73 In lade 1 73 Rond de fixeereenheid 74 In het papieruitvoergebied
inhoud
76 Informatie over berichten op het display 79 Andere problemen oplossen
79 Papierinvoer 79 Afdrukproblemen 81 Problemen met de afdrukkwaliteit 83 Problemen met kopiëren 84 Problemen met scannen 84 Problemen met Samsung Scanbeheer 84 Fax installeren 85 Veelvoorkomende Windows-problemen 85 Algemene Linux-problemen 87 Veelvoorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN BESTELLEN
88
SPECIFICATIES
89
VERKLARENDE WOORDENLIJST
92
INDEX
96
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
98
88 Verbruiksartikelen 88 Aanschafmogelijkheden
89 Algemene specificaties 90 Specificaties van de printer 90 Specificaties van de scanner 90 Specificaties van het kopieerapparaat 91 Specificaties van de fax
Inhoud_19

inleiding

Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
De status van de tonercassette bevestig e n

APPARAATOVERZICHT

Voorkant Achterkant
Menu-overzicht
Meegeleverde software
Functies van de printerstuurprogramma’s
Breedtegeleiders voor
1
documenten ADI
2
Bedieningspaneel
3
Steun voor papieruitvoer
4
Voorklep
5
Handgreep op de voorklep
6
Lade 1
7
Documentinvoerlade
8
Documentuitvoerlade
9
USB-geheugenpoort
10
Tonercassette
11
Beeldeenheid
12
Opvangbak voor gebruikte
13
toner Scannerdeksel
14
Glasplaat
15
Scanner
16
Uitgang voor intern
1
telefoontoestel (EXT) Aansluiting telefoonlijn
2
Netwerkpoort
3
USB-poort
4
Greep
5
Aansluiting netsnoer
6
Achterklep
7
Stroomschakelaar
8
20 _Inleiding

OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL

U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
1
ID Copy
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel papier. (Zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 44.)
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat
Direct USB
2
op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat is aangesloten. (Zie "Over USB-geheugen" op pagina 60.)
3
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik.
De tonerkleuren onder het LCD-scherm corresponderen met de berichten op het
Tonerkleuren
4
display. Zie Status-LED met berichten over de tonercassettes. (Zie "De status van de tonercassette bevestigen" op pagina 22.)
Hier wordt de status van het apparaat
Wirelessa/Status
5
Fax Activeert de faxmodus.
6
Copy Activeert de kopieermodus.
7
Scan/Email Activeert de scanmodus.
8
Menu
9
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
10
Back
11
weergegeven. (Zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 22.)
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s.
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
Pijl-links/rechts
12
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de waarden. Gebruik bij het invoeren van tekens de rechtertoets om lege ruimte toe te voegen.
Hiermee kiest u een nummer of voert
Cijfertoetsen
13
Address Book
14
u alfanumerieke tekens in. (Zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op pagina 35.)
Hiermee kunt u opgeslagen e-mailadressen zoeken.
Redial/Pause
15
On Hook Dial Hiermee opent u de telefoonlijn.
16
(in de gereedmodus) of voegt u een pauze in een faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw
Stop/Clear
17
de kopieeropties (zoals de helderheid, het type document, het kopieerformaat en het aantal exemplaren) wissen/annuleren.
Black Start Start een taak in de zwart-witmodus.
18
Color Start Start een taak in de kleurmodus.
19
a. Enkel CLX-3175FW
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Inleiding_21

INFORMATIE OVER DE STATUS-LED

De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat staat in de energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online.
U kunt de draadloze functie niet gebruiken.
Groen Knippert Wanneer het groene lampje langzaam
knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer.
Wanneer het groene lampje snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
gebruik.
Blauw Aan U kunt de draadloze functi e gebruiken.

DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE BEVESTIGEN

De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status-LED en het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden vervangen, licht de Status-LED rood op en wordt het bericht op het display weergegeven. Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het bericht betrekking heeft of welke cassette eventueel vervangen moet worden.
Voorbeeld:
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van geel in de tonercassette door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht op het display om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt oplossen. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 76 voor meer informatie over foutberichten .
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
Aan Er heeft zich een probleem voorgedaan
Controleer altijd het bericht op het disp l ay voor he t oplossen van het probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 76 voor meer informatie.
apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Controleer het bericht op het display en raadpleeg "Informatie over berichten op het display" op pagina 76 om het probleem op te lossen.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een nieuwe tonercassette. Zie "Verbruiksartikelen bestellen" op pagina 88. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
waardoor het apparaat de taak niet kan voltooien (bijvoorbeeld een papierstoring, een geopende klep of geen papier in de lade). Controleer het bericht op het display en raadpleeg "Informatie over berichten op het display" op pagina 76 om het probleem op te lossen.
De tonercassette is leeg, bijna leeg of moet worden vervangen. (Zie "Informati e over berichten op het display" op pagina76.)
22 _Inleiding

MENU-OVERZICHT

Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu ’s. Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Tonersterkte Resolutie Meerdere verz. Uitgest. verz. Prior. verz. Doorsturen Veilige ontv. Pag. toevoegen Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog. Opn. kiezen na Kenget. kiezen ECM-modus Transm.rapport TCR voor afb. Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus Opn. na bels.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp. Startc. ontv. Aut. verklein. Grootte neger. Inst. ong. fax DRPD-modus
St.inst. wijz.
Resolutie Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type Lay-out Achtergrondkl. Grijst. verb.
Netwerkinstel.
TCP/IP Ethernet-snel.
Draadloos
a
Instel. wissen Netwerkinform.
a.Enkel
CLX-3175FW
Kopieerinstel.
St.inst. wijz.
Exemplaren Kopieen sort. Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel. Faxinstel. Kopieerinstel. Scaninstel. Systeeminst. Netwerkinstel. Adresboek Verzendrapport Rap. ontv. fax
Scanfunctie
USB-functie
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur Scanindeling
E-mailfunctie
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten Configuratie Info verb.art. Adresboek Transm.rapport Verzendrapport Rap. ontv. fax Geplande taken Rap. ong. fax. Netwerkinform. Gebr.ver.lijst
Onderhoud
Toner Op wis. Gebruiksduur Kleur Serienummer
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-standaard E-mailstand.
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id Nr. van faxap. Datum en tijd Klokmodus Taal Standaardmodus Energ.spaarst. Time-out Luchtdrukcorr. Aut. doorgaan Inst. import. Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat Type papier
Geluid/Volume
Toetsgeluid Waarsch.geluid Luidspreker Belsignaal
23 _Inleiding

MEEGELEVERDE SOFTWARE

U installeert de printersoftware vanaf de meegeleverde cd-rom om uw apparaat als printer en scanner te kunnen gebruiken, nadat u dit hebt geïnstalleerd en op de computer hebt aangesloten. De cd bevat de volgende software.
Cd-rom
Cd-rom met printersoftware
Windows
Linux
SANE: Stuurprogramma voor het
Smart Panel: Dit programma geeft
INHOUD
Printerstuurprogramma
stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
Scannerstuurprogramma
scannen van documenten zijn TWAIN­en WIA-stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition) beschikbaar.
Smart Panel
de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken.
SmarThru 4a: Dit is de meegeleverde,
op Windows gebaseerde software voor uw multifunctionele apparaat.
SetIP
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
Printerstuurprogramma
Stuurprogramma voor bediening van het apparaat en het afdrukken van documenten via een computer met een Linux-besturingssysteem.
scannen van documenten. de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken.
SetIP
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
: Dit programma geeft
: Met dit programma kunt u de
: Met dit programma kunt u de
: Gebruik dit
: Voor het
:

FUNCTIES VAN DE PRINTERSTUURPROGRAMMA’S

De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door de printerstu urprogramma’s worden ondersteund:
Printerstuurprogramma
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O Optie printerkwaliteit OO O Poster afdrukken OX X Meerdere pagina’s per
vel (N-up) Afdruk aan pagina
aanpassen Afdrukken op schaal OX O Watermerk OX X Overlay OX X
a.Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4 – 10.5.
O O (2, 4) O
OX
O
a
Macintosh
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een krachtig
beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde SmarThru-programma voor meer informatie.
Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
Scannerstuurprogramma: TWAIN­stuurprogramma voor het scannen van documenten op uw apparaat.
Smart Panel: Dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken.
SetIP
: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
24 _Inleiding

Aan de slag

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Systeemvereisten
Het netwerk installeren
Een bekabeld netwerk gebruiken
Een draadloos netwerk gebruiken (enkel CLX-3175FW)
Basisinstellingen van het apparaat

DE HARDWARE INSTALLEREN

In dit hoofdstuk worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie. Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, ma ar niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bi j de rand van een bureau of tafel.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats papier.
5. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
6. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnen in h et apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. Zie "Hoogte-instelling" op pagina 34 voor meer informatie. Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer dan 2 mm overhelt. Anders verslechtert de afdrukkwaliteit.
25 _Aan de slag

SYSTEEMVEREISTEN

Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
BESTU-
RINGSSYSTEEM
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
PROCESSOR RAM
(Pentium III 933 MHz)
128 MB (256 MB)
VRIJE
HDD-
RUIMTE
600 MB
Linux
ONDERDEEL VEREISTEN (AANBEVOLEN)
Besturingssysteem RedHat 8.0, 9.0 (32bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64bit)
Fedora Core 1~7 (32/64bit)
Mandrake 9.2 (32bit), 10.0, 10.1 (32/64bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1 10.2 (32/64bit)
SuSe Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64bit)
PROCESSOR Pentium IV 2.4 GHz of hoger
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
Windows Server 2003
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
Windows Server 2008
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows­besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Dit apparaat is compatibel met Windows Terminal Services.
Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
Pentium IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
128 MB (256 MB)
128 MB (512 MB)
(1.024 MB) 512 MB
(2048 MB)
1,5 GB
1,25 GB tot 2GB
15 GB
10 GB
Macintosh
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
BESTU-
RINGSSYS-
TEEM
Mac OS X 10.4 of lager
PROCESSOR RAM
•Power PC G4/G5
Intel­processor
128 MB voor een MAC op basis van PowerPC (512 MB)
512 MB voor een MAC op basis van Intel (1 GB)
RAM 512 MB of hoger Vrije HDD-ruimte 1 GB of hoger
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische resolutie.
VRIJE
HDD-
RUIMTE
1 GB
Mac OS X 10.5 867 MHz of
sneller PowerPC G4/G5
Intel­processor
26 _Aan de slag
512 MB (1 GB) 1 GB

HET NETWERK INSTALLEREN

U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat (printer) om dit te kunnen gebruiken in het netwerk. Als u het apparaat in het bekabelde netwerk gebruikt, raadpleegt u "Een bekabeld netwerk gebruiken". Als u uw netwerk­printer in een draadloos netwerk gebruikt, raadpleegt u "Een draadloos net­werk gebruiken (enkel CLX-3175FW)" op pagina 27.
Ondersteunde werkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
802.11 b/g Draadloos LAN (alleen CLX-3175FW)
Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/XP/2003/Vista
Diverse Linux-besturingssystemen
MAC OS 10.3 ~ 10.5
Netwerkprotocollen •TCP/IP
Standaard-TCP/IP
•LPR
IPP/HTTP
Bonjour
DHCP
•BOOTP

EEN BEKABELD NETWERK GEBRUIKEN

U moet de netwerkprotocollen in uw printer instellen om deze in uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe u dit eenvoudig kunt doen.
Een configuratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken via het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Hiermee kunt u een netwerk installeren en problemen oplossen.
In de gebruiksaanwijzing van uw apparaat vindt u meer informatie. In dit configuratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden.
Bijvoorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78 IP-adres: 192.0.0.192
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het afdrukken en beheren van het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toe gewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt.
In bepaalde gevallen moet het IP-adres handmatig worden ingesteld. Dit wordt een statisch IP-adres genoemd. Het wordt om beveiligingsredenen vaak vereist in het bedrijfsintranet.
Toewijzing van DHCP-IP-adres: verbind uw apparaat met het netwerk en wacht een paar minuten tot de DHCP-server een IP-adre s toewijst aan het apparaat. Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres is g ewijzigd, is de toewijzing met succes uitgevoerd. U ziet het nieuwe IP-adres in het rapport.
netwerk-
Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP-adres van uw computer wijzigen. Als uw apparaat een bedieningspaneel heeft, kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel van het apparaat.
In een kantooromgeving raden we u aan contact op te nemen met een netwerk­beheerder om dit adres voor u in te stellen.
IP-adres instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Menu totdat Netwerk op de onderste
regel van het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt en druk op OK.
5. Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en druk
op de pijltoetsen om van byte naar byte te gaan.
6. Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
7. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
8.
Herhaal stappen 6 en 7 om de andere TCP/IP-parameters te configureren: subnetmasker en gateway-adres.
IP-adres instellen via het programma SetIP
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. Dit programma is bedoeld voor het handmatig instellen van het IP-adres
van uw apparaat, waarbij het MAC-adres wordt gebruikt om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface. U kunt het vinden in het netwerkconfiguratierapport.
U hoeft dit programma alleen uit te voeren als u voor uw netwerk een statisch IP-adres moet instellen. Anders kunt u verder gaan naar het onderdeel Het draadloze netwerk van het apparaat configureren verderop in dit document. Als u niet zeker weet of u een statisch IP-adres nodig hebt, vraag dit dan na bij uw systeembeheerder of de persoon die uw lokale netwerk heeft geïnstalleerd.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken wanneer uw apparaat is verbonden met een netwerk of wanneer het direct is verbonden met een pc met de crossovernetwerkkabel die bij uw apparaat is geleverd. In de meeste gevallen raden we aan de crossover­kabel te gebruiken. U wordt na een tijdje gevraagd deze kabel aan te sluiten.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die werd meegeleverd bij uw
apparaat. Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt gestart, sluit u dat venster.
2. Start een webbrowser zoals Internet Explorer en open het station X. (X staat voor de letter die aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
5. Klik op OK. Selecteer desgewenst een taal in de keuzelijst.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Sluit het apparaat met de crossovernetwerkkabel op uw computer aan.
2. Schakel de firewall van de computer tijdelijk uit voordat u doorgaat.
U doet dit als volgt:
Windows XP
Open het Configuratiescherm.
Dubbelklik op Beveiligingscentrum.
Klik op Windows Firewall.
Schakel de firewall uit.
Macintosh OS
Open de System Preferences.
•Klik op Sharing.
Klik op het menu Firewall.
Schakel de firewall uit.
Aan de slag_27
3. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s > Samsung Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het
TCP/IP-configuratievenster te openen.
5. Voer in het configuratievenster de nieuwe informatie van het apparaat als volgt in:
MAC Address: zoek het MAC-adres van het apparaat in het netwerk­configuratierapport en voer dit in zonder de dubbele punten. Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt 0015992951A8.
Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerk­interface van het apparaat. U kunt het vinden in het netwerk- configuratierapport.
IP Address: voer een nieuw IP-adres in voor uw printer. Dit is hetzelfde adres als het IP-adres van de computer, met uitzondering van het laatste getal. Voorbeeld: als het IP-adres van uw computer 192.168.1.150 is, voer dan 192.168.1.X in. (X is een getal tussen 1 en 254 en is anders dan het getal uit het adres van de computer.)
Subnet Mask: voer hier precies dezelfde waarde in als het subnetmasker van de computer.
Default Gateway: voer hier precies dezelfde waarde in als de standaard­gateway van de computer.
6. Klik achtereenvolgens op Apply en OK. Het configuratierapport wordt automatisch afgedrukt. Controleer of alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit om het programma SetIP af te sluiten.
8. Schakel de firewall van de computer eventueel weer in.
Instelling netwerkparameters
U kunt de netwerkinstellingen ook invoeren via de netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service: een via internet functionerend afdruk­beheersysteem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u de netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en kunt u netwerkapparaten op afstand controleren en problemen oplossen vanaf iedere plek waar men toegang heeft tot het bedrijfsnetwerk via het internet. U kunt dit programma downloaden van
http://solution.samsungprinter.com.
SyncThru™ Web Service: een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde webserver om: (A) netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen; (B) apparaatinstellingen aan te passen.
De stuurprogrammasoftware installeren
U moet het printerstuurprogramma installeren voordat u kunt afdrukken. De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke programma’s.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. De procedure die u moet volgen en het pop-upvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem, apparaat­functies of de interface die wordt gebruikt.
Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid. (Zie "Het netwerk installeren" op pagina 27.) Sluit alle toepassingen op uw computer voordat u met de installatie begint.
Als de methode voor toewijzing van het IP-adres DHCP is en het IP-adres kan worden gewijzigd wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, raden we u aan het programma Bonjour te gebruiken. Ga naar http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteer het programma Bonjour voor Windows voor het besturingssysteem van uw computer en installeer het programma. Wanneer u werkt met Mac OS X, is dit programma mogelijk al geïnsta lleerd op uw pc. Met dit programma kunt u de netwerkparameters automatisch instellen. Dit programma Bonjour ondersteunt geen Linux.
Volg de onderstaande stappen als het IP-adres statisch wordt toegewezen.
1. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de computer. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
2. Klik op Volgende.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd­romstation. Klik vervolgens op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s >
Bureau-accessoires > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
Het installatievenster kan er enigszins anders uitzien als u het stuurprogramma opnieuw installeert.
3. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens op Volgende.
4. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor het apparaat invoeren.
U kunt het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat controleren door een pagina van het netwerkconfiguratiera pport af te drukken. (Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 63.)
5. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in en klik op Voltooien.
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, controleert u de netwerkinstellingen. Probeer het prin terstuurprogramma opnieuw te installeren.
28 _Aan de slag

EEN DRAADLOOS NETWERK GEBRUIKEN (ENKEL CLX-3175FW)

U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe u dit eenvoudig kunt doen.
Zoek voordat u begint de crossovernetwerkkabel en de i nstallatie-cd-rom met printersoftware die werden meegeleverd met uw apparaat (printer). Neem voor informatie over de configuratie eventueel contact op met de netwerkbeheerder of met de persoon die het draadloze netwerk heeft geïnstalleerd.
Als u de configuratie van het IP-adres van uw apparaat al kent en als dit IP­adres beschikbaar is, gaat u direct naar het onderdeel Het draadloze netwerk
van het apparaat configureren. Anders volgt u alle stappen vanaf Uw netwer k- omgevingen controleren.
Uw netwerkomgevingen controleren
IP-adres
Ieder apparaat in een netwerk wordt geïden tificeerd met een uniek numeriek adres, dat IP-adres wordt genoemd. Uw apparaat wordt standaard geleverd met het IP-adres 192.0.0.192. U kunt dit controleren door een netwerk­configuratierapport af te drukken. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt.
In bepaalde gevallen moet het IP-adres handmatig worden ingesteld. Dit wordt een statisch IP-adres genoemd. Het wordt om beveiligingsredenen vaak vereist in het bedrijfsintranet. Op de cd-rom met printersoftware vindt u een gebruiksvriendelijk hulpprogramma, genaamd SetIP. Met dit programma kunt u het adres wijzigen.
Als uw apparaat een bedieningspaneel heeft, kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel.
In een kantooromgeving raden we u aan contact op te nemen met een netwerk­beheerder om dit adres voor u in te stellen.
Draadloze Netwerken
Modus Infrastructuur: een netwerk met infrastructuurmodus is de meest gangbare draadloze netwerkconfiguratie voor thuis of op kantoor. Dit bestaat uit een draadloze router of een toegangspunt waarmee alle computers en andere netwerkapparaten op een gemeensch appelijk Local Area Network (LAN) worden aangesloten. Het toegangspunt biedt een speciale hogesnelheidsverbinding met een kabel- of DSL-modem of een ander WAN-apparaat (Wide Area Network) dat het LAN met internet of een bedrijfsintranet verbindt. De meeste netwerken met infrastructuurmodus gebruiken een DHCP­server om de IP-adressen automatisch toe te wijzen en andere netwerk­parameters in te stellen.
Als u weet dat u een verbinding tot stand brengt met een netwerk met infrastructuurmodus dat voorzien is van een to egangspunt, maar er geen DHCP-adres wordt toegewezen, of als u een statisch IP-adres moet instellen, ga dan naar Het IP-adres instellen voordat u naar Het draad- loze netwerk van het apparaat configureren gaat. Bekijk echte r eerst de volgende onderdelen over het afdrukken van een netwerkcon- figuratierapport.
Ad hoc-modus: een Ad hoc-modus biedt peer-to-peer-communicatie. In een netwerk met ad hoc-modus communiceren draadloze apparaten en computers rechtstreeks met elkaar, zonder dat een toegangspunt wordt gebruikt. Zij kunnen bestanden en apparaten delen, maar hebben mogelijk geen toegang tot internet. Het apparaat ontvangt rechtstreeks afdruktaken van draadloze computers.
Als u weet dat u een verbinding tot stand brengt met een netwerk met ad hoc­modus zonder een toegangspunt, gaat u naar Het IP-adres instellen voordat u verder gaat naar Het draadloze netwerk van het apparaat configureren. Bekijk echter eerst de volgende onderdelen over het afdrukken van een netwerk-
configuratierapport.
Een configuratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Hiermee kunt u een netwerk installeren en problemen oplossen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Netwerkinform. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
Het netwerkconfiguratierapport wordt vervolgens afgedrukt.
In de gebruiksaanwijzing van uw apparaat vindt u meer informatie. In dit configuratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden.
Bijvoorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78 IP-adres: 192.0.0.192
netwerk-
Als u weet dat u een verbinding tot stand brengt met een netwerk met infrastructuurmodus dat voorzien is van een toegangspunt, en het IP­adres wordt toegewezen door een DHCP-server, gaat u naar Het draad- loze netwerk van het apparaat configureren nadat u de volgende onderdelen over het afdrukken van een netwerkconfiguratierapport hebt bekeken.
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het afdrukken en beheren van het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt.
In bepaalde gevallen moet het IP-adres handmatig worden ingesteld. Dit wordt een statisch IP-adres genoemd. Het wordt om beveiligingsredenen vaak vereist in het bedrijfsintranet.
Toewijzing van DHCP-IP-adres: verbind uw apparaat met het netwerk en wacht een paar minuten tot de DHCP-server een IP-adres toewijst aan het apparaat. (Als het toegangspunt een beschikbare LAN-poort heeft, kunt u uw apparaat rechtstreeks op het toegangspunt aansluiten.) Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres is gewijzigd, is de toewijzing met succes uitgevoerd. U ziet het nieuwe IP-adres in het rapport. Zorg ervoor dat het apparaat verbonden blijft met het netwerk.
Aan de slag_29
Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP­adres van uw computer wijzigen. Als uw apparaat een bedieningspaneel heeft, kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel van het apparaat.
In een kantooromgeving raden we u aan contact op te nemen met een netwerk­beheerder om dit adres voor u in te stellen.
IP-adres instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Menu totdat Netwerk op de onderste
regel van het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt en druk op OK.
5. Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en druk
op de pijltoetsen om van byte naar byte te gaan.
6. Herhaal dit tot u het adres volledig he bt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
7. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
8.
Herhaal stappen 6 en 7 om de andere TCP/IP-parameters te configureren: subnetmasker en gateway-adres.
IP-adres instellen via het programma SetIP
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. Dit programma is bedoeld voor het handmatig instellen van het IP-adres
van uw apparaat, waarbij het MAC-adres wordt gebruikt om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface. U kunt het vinden in het netwerkconfiguratierapport.
U hoeft dit programma alleen uit te voeren als u voor uw netwerk een statisch IP-adres moet instellen. Anders kunt u verder gaan naar het onderdeel Het draadloze netwerk van het apparaat configureren verderop in dit document. Als u niet zeker weet of u een statisch IP-adres nodig hebt, vraag dit dan na bij uw systeembeheerder of de persoon die uw lokale netwerk heeft geïnstalleerd.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken wanneer uw apparaat is verbonden met een netwerk of wanneer het direct is verbonden met een pc met de crossovernetwerkkabel die bij uw apparaat is geleverd. In de meeste gevallen raden we aan de crossoverkabel te gebruiken. U wordt na een tijdje gevraagd deze kabel aan te sluiten.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die werd meegeleverd bij uw
apparaat. Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt gestart, sluit u dat venster.
2. Start een webbrowser zoals Internet Explorer en open het station X. (X staat voor de letter die aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
5. Klik op OK. Selecteer desgewenst een taal in de keuzelijst.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Sluit het apparaat met de crossovernetwerkkabel op uw computer aan.
2. Schakel de firewall van de computer tijdelijk uit voordat u doorgaat.
U doet dit als volgt:
Windows XP
Open het Configuratiescherm.
Dubbelklik op Beveiligingscentrum.
Klik op Windows Firewall.
Schakel de firewall uit.
Macintosh OS
Open de System Preferences.
Klik op Sharing.
Klik op het menu Firewall.
Schakel de firewall uit.
3. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s > Samsung Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het
TCP/IP-configuratiescherm te openen.
5. Geef in het configuratiescherm de nieuwe informatie van het apparaat als volgt in:
MAC Address: zoek het MAC-adres van het apparaat in het netwerk­configuratierapport en voer dit in zonder de dubbele punten. Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt 0015992951A8.
Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerk­interface van het apparaat. U kunt het vinden in het netwerk- configuratierapport.
IP Address: voer een nieuw IP-adres in voor uw printer. Dit is hetzelfde adres als het IP-adres van de computer, met uitzondering van het laatste getal. Voorbeeld: als het IP-adres van uw computer 192.168.1.150 is, voer dan 192.168.1.X in. (X is een getal tussen 1 en 254 en is anders dan het getal uit het adres van de computer.)
Subnet Mask: voer hier precies dezelfde waarde in als het subnetmasker van de computer.
Default Gateway: voer hier precies dezelfde waarde in als de standaard­gateway van de computer.
6. Klik achtereenvolgens op Apply en OK. Het configuratierapport wordt automatisch afgedrukt. Controleer of alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit om het programma SetIP af te sluiten.
8. Schakel de firewall van de computer eventueel weer in.
Instelling netwerkparameters
U kunt de netwerkinstellingen ook invoeren via de netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service: een via internet functionerend afdrukbeheer­systeem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u de netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en kunt u netwerkapparaten op afstand controleren en problemen oplossen vanaf iedere plek waar men toegang heeft tot het bedrijfsnetwerk via het internet. U kunt dit programma downloaden van
SyncThru™ Web Service: een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde webserver om: (A) netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen; (B) apparaatinstellingen aan te passen.
http://solution.samsungprinter.com
.
30 _Aan de slag
Standaardfabrieksinstellingen herstellen
U kunt de standaardfabrieksinstellingen van het apparaat herstellen via SyncThru™ Web Service. U moet het apparaat mogelijk op de standaard­fabrieksinstellingen terugzetten wanneer het apparaat dat u gebruikt, in een nieuwe netwerkomgeving wordt aangesloten.
Standaardfabrieksinstellingen herstellen met SyncThru™ Web Service
1. Start een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en
geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in. Bijvoorbeeld:
2. Wanneer het venster van de SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings.
3. Klik op Reset. Klik vervolgens op Clear voor netwerk.
4. Schakel het apparaat uit en start het opnieuw op om de instellingen
toe te passen.
Het draadloze netwerk van het apparaat configureren
Voordat u begint, moet u de SSID van uw draadloze netwerk weten en de netwerk­sleutel als deze is gecodeerd. Deze informatie is ingesteld op het moment dat het toegangspunt werd geïnstalleerd. Raadpleeg de persoon die uw netwerk heeft geïnstalleerd als u niet bekend bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
U kunt de parameters voor het draadloze netwerk zowel via het bediening­spaneel als via SyncThru™ Web Service configureren. Als uw apparaat een bedieningspaneel heeft, raadpleeg dan "He t bedieningspaneel gebruiken". In alle andere gevallen raadpleegt u "SyncThru™ Web Service gebruiken".
Gebruik van het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Menu totdat Netwerk op de onderste regel van het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Draadloos verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot WLAN-instelling verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste installatiemethode verschijnt
en druk op OK.
Wizard: de interfacekaart voor het draadloze netwerk van de printer zoekt naar draadloze netwerken in de omgeving, waarna de resultaten worden weergegeven.
Aangepast: u kunt de instellingen voor het draadloze netwerk naar wens configureren.
Wizard-modus
1. De interfacekaart voor het draadloze netwerk van het apparaat zoekt
naar draadloze netwerken in de omgeving, waarna de resultaten worden weergegeven.
2. Druk op de pijltoetsen om het netwerk te selecteren dat u wilt gebruiken in Lijst doorz. en druk op OK. U kunt een netwerk selecteren dat SSID gebruikt.
3. Als WLAN Beveilig. om de selectie op te slaan Ga als er een ander bericht verschijnt naar de volgende stap.
4. Afhankelijk van het geselecteerde netwerk wordt het type WLAN­beveiligingsversleuteling WEP of WPA.
Bij WEP drukt u op de pijltoetsen om Open systeem of Ged. sleutel te selecteren.
- Open systeem: Verificatie wordt niet gebruikt en Encryption wordt
mogelijk wel of mogelijk niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging. Geef de WEP-sleutel in via het numerieke toetsenblok nadat u Open systeem hebt geselecteerd.
- Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel kan toegang krijgen tot het netwerk. Voer de WEP-sleutel in via het numerieke toetsenblok nadat u
In het geval van WPA voert u de WPA-sleutel in via het numerieke toetsenblok. De sleutel mag 8 tot 63 tekens lang zijn.
5. Druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
SSID: SSID (Service Set Identifier) is een na am die een draadloos netwerk identificeert. Toegangspunten en draadloze apparaten die een verbinding trachten te maken met een specifiek draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofd­lettergevoelig.
WEP: WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ongeautoriseerde toegang tot uw draad loze netwerk verhindert. WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat wordt uitgewisseld over een draadloos netwerk met behulp van een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel.
WPA: WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers op basis van een geheime sleutel die automatisch op gezette tijden wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor gegevens­codering.
None
op het scherm verschijnt,
. Ga naar stap 6.
Ged. sleutel
drukt u op OK
hebt geselecteerd.
Aangepaste modus
1.
Voer de SSID in, de naam van het draadloze netwerk, als op de bovenste regel van het display wordt weergegeven. SSID is hoofd­lettergevoelig, dus let op tijdens het invoeren. Druk op OK.
2. Selecteer het type draadloze verbinding. Druk op de pijltoetsen om de gewenste
Ad-hoc
met elkaar te communiceren in een peer-to-peer-omgeving. Ga naar stap 4.
Infrastructure
een toegangspunt met elkaar te communiceren. Ga naar stap 5.
3. Druk op de pijltoetsen om de gewenste en druk op OK. Als u aangepast door de draadloze netwerkinterfacekaart op uw apparaat.
4. Druk op de pijltoetsen om de gewenste WLAN Beveilig.-methode te selecteren en druk op OK.
None: dit wordt gebruikt wanneer de validatie van de identiteit van een draadloos apparaat en gegevenscodering niet vereist zijn voor uw netwerk. Open systeem wordt gebruikt voor IEEE 802.11-verificatie.
Operation Mode
: maakt het voor draadloze apparaten mogelijk om rechtstreeks
: maakt het voor draadloze apparaten mogelijk om via
-methode te selecteren en druk op OK.
Channel
Auto
selecteert, worden de kanalen automatisch
SSID bewerken
-methode te selecteren
Aan de slag_31
Static WEP: wordt gebruikt door het WEP-algoritme (Wired Equivalent
Privacy) dat door de norm IEEE 802.11 wordt voorgesteld voor beveiligings­doeleinden. De beveiligingsmodus Static WEP vereist een WEP-sleutel voor gegevenscodering, decodering en IEEE 802.11-verificatie. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste installatiemethode verschijnt in Verificatie en druk op OK.
- Open systeem: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging. Voer de WEP-sleutel in via het numerieke toetsenblok nadat u Open systeem hebt geselecteerd en druk vervolgens op OK.
- Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met een jui ste WEP-code heeft toegang tot het netwerk. Voer de WEP-sleutel in via het numerieke toetsenblok nadat u Ged. sleutel hebt geselecteerd en druk vervolgens op OK.
WPA-PSK
te verifiëren op basis van de WPA Pre-Shared Key. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (doorgaans Pre Shared Key genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients.
a. Druk op OK wanneer
van het display verschijnt.
b. Druk op de pijltoetsen om
en druk op OK. Als u om
c. Voer de WPA-sleutel in via het numerieke toetsenblok en druk op OK.
5. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Ga nu naar De stuurprogrammasoftware installeren.
AES
of
WPA2-PSK
of
TKIP
: u kunt WPA-PSK selecteren om de afdrukserver
WPA-PSK
WPA2-PSK
+
AES
te selecteren in
TKIP
of
WPA2-PSK
of
AES
selecteert,
op de onderste regel
te selecteren in
drukt u op de pijltoetsen
Encryption
. Druk op OK.
Encryption
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer voordat u begint met de configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk de status van de kabelverbinding.
Het draadloze netwerk van de printer configureren
1. Start een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en
geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in. Bijvoorbeeld:
3. Klik op
4. Selecteer de
Wireless
Wizard
netwerk. Als u het draadloze netwerk echter rechtstreeks wilt instellen, selecteer dan
en selecteer
is een programma voor het configureren van het draadloze
Custom
Network Name (SSID)
Wizard
. Klik vervolgens op
.
in de lijst
.
Next
.
2. Wanneer het scherm van de SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Network Settings
.
32 _Aan de slag
SSID
: SSID (Service Set Identifier) is een naam waarmee een draadloos netwerk wordt geïdentificeerd. Toegangspunten en draadloze apparaten die een verbinding trachten te maken met een specifiek draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofdlettergevoelig.
Operation Mode: Operation Mode
verbinding.
-
Ad-hoc
: hiermee kunnen draadloze apparaten rechtstreeks met elkaar
communiceren in een peer-to-peeromgeving.
-
Infrastructure
communiceren via een toegangspunt.
Als de bewerkingsmodus van uw netwerk dan de selecteer dan de standaard-
: hiermee kunnen draadloze apparaten met elkaar
SSID
van het toegangspunt. Als de bewerkingsmodus
SSID
SSID
van het apparaat. Let op: “airportthru” is de
van uw apparaat.
verwijst naar het type draadloze
Infrastructure
is, selecteer
Ad-hoc
is,
5. Klik op
6. Het venster
7. Klik op
Ga nu naar De stuurprogrammasoftware installeren.
Next
Als het venster met de instellingen voor de beveiliging van een draadloos netwerk verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (de netwerk­sleutel) in en klikt u op
instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op
Ontkoppel de netwerkkabel (standaardkabel of crossoverkabel). Uw apparaat zou vervolgens draadloos met het netwerk moeten communiceren. In het geval van de mo dus een draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken.
Als kabel loskoppelen om het draadloze netwerk te activeren nadat het netwerk is ingesteld.
.
Next
Wizard Setup Confirmation
Apply
.
OK
.
Operation Mode
is ingesteld op
.
verschijnt. Controleer de
Ad-hoc
kunt u tegelijkertijd
Infrastructure
, moet u de netwerk-
1. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de computer. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
2. Klik op Volgende.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd­romstation. Klik vervolgens op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s >
Bureau-accessoires > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
Het installatievenster kan er enigszins anders uitzien als u het stuurprogramma opnieuw installeert.
3. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens op Volgende.
4. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor het apparaat invoeren.
U kunt het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat controleren door een pagina van het netwerkconfiguratiera pport af te drukken. (Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 63.)
5. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in en klik op Voltooien.
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, controleert u de netwerkinstellingen. Probeer het printerstuurprogramma opnieuw te installeren.
Gefeliciteerd, u hebt uw draadloze netwerkprinter van Samsung geïnstalleerd. Druk een extra exemplaar van het configuratierapport af en bewaar dit voor het geval u het in de toekomst nodig hebt. U kunt uw nieuwe draadloze Samsung­printer nu in uw netwerk gebruiken.
De stuurprogrammasoftware installeren
U moet het printerstuurprogramma installeren voordat u kunt afdrukken. De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke programma’s.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. De procedure die u moet volgen en het pop-upvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem, apparaatfuncties of de interface die wordt gebruikt.
Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid. (Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 63.) Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u met de installatie begint.
Als de methode voor toewijzing van het IP-adres DHCP is en het IP-adres kan worden gewijzigd wanneer het apparaat wordt ingesch akeld, ra den we u aan het programma Bonjour te gebruiken. Ga naar http://developer.apple.com/net w o r k in g / b o n j o u r / d o w n load / , s elec t e e r h e t programma Bonjour voor Windows voor het besturingssysteem van uw computer en installeer het programma. Wanneer u werkt met Mac OS X, is dit programma mogelijk al geïnstalleerd u de netwerkparameters automatisch instellen. ondersteunt geen Linux.
Volg de onderstaande stappen als het IP-adres statisch wordt toegewezen.
op uw pc. Met dit programma kunt
Dit programma Bonjour
Aan de slag_33

BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT

Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het appa raat opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen.
Hoogte-instelling
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u nagaan op welke hoogte het apparaat wordt gebruikt.
1 Normal 2 High 1
0
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows (of in het systeemvak van Linux). U kunt ook op Smart Panel klikken in de statusbalk in Mac OS X.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Toepassen.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het scherm
SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine Settings > Setup (of op Machine Setup) > Altitude Adj. Selecteer de juiste hoogte en klik op Apply.
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Taal verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op pijl-links/rechts tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik. Bij de CLX-3170FN/CLX-3175FN/ CLX-3175FW worden de datum en tijd afgedrukt op al uw faxberichten.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
3 High 2 4 High 3
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12 Dag = 01 t/m 31 Jaar = vier cijfers vereist Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook met behulp van pijl-links/rechts de cursor onder het cijfer plaatsen dat u wilt aanpassen en een nieuw cijfer invoeren.
5. Druk op *, # of een willekeurige cijferknop om VM of NM te selecteren
voor de 12-uursnotatie. Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg het volgende hoofdstuk
voor meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan. Als u een verkeerd cijfer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik en
gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval het juiste cijfer in.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
* of # te drukken.
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts om de andere modus te selecteren en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De standaardmodus wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op kopiëren. U kunt de standaardmodus afwisselend instellen op faxmodus en kopieermodus.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste standaardmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid. Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer deze optie op Aan ingedrukt.
Waarsch.geluid. Schakelt het alarmsigna al aan of ui t. Wanneer de ze optie op Aan staat, na verzending of ontvangst van een fax.
Luidspreker. Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker (bijvoorbeeld een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met deze optie op Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luid­spreker aan totdat het andere apparaat reageert.
staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets wordt
klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout optreedt of
U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial.
34 _Aan de slag
Belsignaal. Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste geluidsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
4.
Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status of het gewenste volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden in te stellen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Luidsprekervolume voor On Hook Dial
1. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stop/Clear om de wijziging op te slaan en terug te keren naar
de gereedmodus.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzige n als de telefoonlij n is aangesloten.
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets totdat de gewenste letter op het display verschijnt. Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met opschrift MNO. Telkens wanneer u op 6 drukt, verschi jnt een andere letter op het display: M, N, O, m, n, o en tot slot 6. U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enzovoort). Raadpleeg onderstaand hoofdstuk voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1. Indien de volgende letter op dezelfde knop staat, verplaatst u de cursor door op de linker-/rechterpijltoets te drukken en vervolgens op de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en de volgende letter verschijnt op het display. Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1 @ / . ‘ 1 2 A B C a b c 2 3 D E F d e f 3 4 G H I g h i 4 5 J K L j k l 5 6 M N O m n o 6 7 P Q R S p q r s 7 8 T U V t u v 8 9 W X Y Z w x y z 9 0 + - , & 0 * * # #
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist, drukt u op de linker-/rechterpijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen . U kunt ook een pauze invoegen bij het instellen van snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Redial/Pause tijdens het invoeren van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze aangegeven met een koppelteken ("–").
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat minder energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus inschakelen en aangeven hoelang het apparaat na afloop van een afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met afdrukken als het ingestelde papierformaat en het papier in de lade niet met elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste inbindoptie verschijn t.
•Aan: Als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde tijd is verstreken.
•Uit: Als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat in
de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het bedienings­paneel op Black Start of op Color Start drukt.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Aan de slag_35

originelen en afdrukmateriaal plaatsen

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
Papierformaat en -type instellen

ORIGINELEN PLAATSEN

Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de l inkerbovenhoek van de p laat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
Doe dit voorzichtig om te vookomen dat het scannerglas breekt. Hierdoor kunt u gewond raken.
Zorg ervoor dat het deksel van de scanner niet op uw handen valt. Dit kan pijn doen.
Kijk bij het scannen of kopiëren niet in het licht van de scanner. Dit is schadelijk voor uw ogen en kan gevaarlijk zijn.
Het openlaten van het deksel van de scanner bij het kopiëren kan
een negatief effect hebben op de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel open.
In de ADI
In de ADI kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m2 voor één taak plaatsen. Als u de automatische documentinvoer gebruikt:
In de ADI: Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of groter dan 216 x 356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voordat u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voordat u de originelen plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_36
2. Plaats het origineel in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.

AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN

U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier,
versnelde slijtage van het apparaat. De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat worden verderop in dit hoofdstuk besproken.
Gewenst resultaat: Het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn voor het doel.
Helderheid: Sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: De gladheid van het afdrukmateriaal bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen, toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongewenst temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover Samsung geen controle heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft, of
het voldoet aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding
staan vermeld.
Als er stof op de glasplaat van de automatische documentinvoer zit, is het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
Let erop dat uw handen niet in de rol van de automatische documentinvoer terechtkomen. Dit kan pijn doen.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung.
Gebruik voor dit apparaat zeker geen fotopapier voor inkjetprinters. Deze zouden de printer kunnen beschadigen.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
Legal 216 x 356 mm US Folio 216 x 330 mm A4 210 x 297 mm Oficio 216 x 343 mm JIS B5 182 x 257 mm ISO B5 176 x 250 mm Executive 184 x 267 mm A5 148 x 210 mm Statement 140 x 216 mm A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
Envelop63/4 92 x 165mm Envelop nr. 10 105 x 241 mm Envelop nr. 9 98 x 225 mm
GEWICHT
60 tot 105 g/m
75 tot 90 g/m
2
bankpostpapier
a
2
CAPACITEIT
150 vel 75 g/m2
b
bankpostpapier voor de lade
5 vel papier voor handmatige invoer in de lade
DL-enveloppe 110 x 220 mm C5-enveloppe 162 x 229 mm C6-enveloppe 114 x 162 mm
Dik papier Raadpleeg het hoofdstuk
Normaal papier
Dun papier Raadpleeg het hoofdstuk
Normaal papier
Etiketten
c
Letter, A4 Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal papier
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal papier
papier
Kaarten Briefkaart 101,6 x 152,4 mm
90 tot 105 g/m bankpostpapier
60 tot 70 g/m
120 tot 150 g/m2 bankpostpapier
105 tot 163 g/m2
2
5 vel papier voor handmatige invoer in de lade
2
bankpostpapier
Transparanten
d
Glanzend papier
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 160 mm
Letter, A4 Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
Lettere, A4
f
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal papier
138 tot 146 g/m2 bankpostpapier
160 g/m2
60 tot 163 g/m
2
1 vel papier voor handmatige invoer in de lade
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. Plaats het papier vel per vel in de lade als het gewicht van het afdru k materiaal groter is dan 105 g/m
2
. b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden. c. Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield). d. Aanbevolen afdrukmateriaal: Transparanten voor kleurenla serprinters van Xerox, zoals 3R 91331(A4), 3R 2780(Letter). e. Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (L etter) voor dit apparaat: alleen HP Brochure Paper (product: Q6611A).
f. Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (A4) voor dit apparaat: alleen HP Superior Pap er 160 glossy (product: Q6616A).
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_38
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio, Folio,
Executive, JIS B5, A5, A6
Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt alle
formaten
Faxmodus Letter, A4, Legal lade 1
lade 1
lade 1
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
SOORT
MATERIAAL
Enveloppen Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: Het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan 90 g/m een papierstoring optreden.
- Ontwerp: Voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: De enveloppen mogen niet gekreukt, gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: U moet enveloppen gebruiken die bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
RICHTLIJNEN
2
bedragen, anders kan
Enveloppen (Vervolg)
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde compatibel is met de fixeertemperatuur van het apparaat. Zie de specificaties van uw apparaat om na te gaan wat de fixeertemperatuur is. Zie "Specificaties van de printer" op pagina 90. De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik in laserprinters. Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: Het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Zie de specificaties van uw apparaat om na te gaan wat de fixeertemperatuur is. Zie "Algemene specificatie s" op pagina 89.
- Schikking: Gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: Voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet mee r dan 13mm omkrullen.
- Toestand: Gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
1 aanvaardbaar 2 onaanvaardbaar
Kaarten of materiaal van afwijkende grootte
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm of korter dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_39
SOORT
MATERIAAL
Voorbedrukt papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
RICHTLIJNEN
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeerte mpe rat uur van de printer. Zie de specificaties van uw apparaat om na te gaan wat de fixeertemperatuur is. Zie "Algemene specificaties" op pagina 89.
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren of briefpapier, moet u controleren of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan voor problemen zorgen die reparatie vereisen. Dergelijke reparaties vallen niet onder de garantie of serviceovereenkomsten van Samsung.

HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN DE PAPIERLADE WIJZIGEN

Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te verlengen. Om het formaat in lade 1 te veranderen, moet u de papierlengtegeleider op de juiste wijze aanpassen.
1. Haal lade 1 uit het apparaat. Open het papierdeksel en verwijder, indien nodig, het papier uit lade 1.
2. Maak de vergrendeling bovenaan in de lade los en haal het papier er handmatig uit.
4. Verschuif de lengtegeleider zachtjes tot tegen de stapel papier. Houd de
breedtegeleider ingedrukt en schuif hem tot tegen de stapel p apier zonder deze te buigen.
Voor papier met een kleiner formaat dan het Letter-formaat plaatst u de geleiders opnieuw in aanvangspositie en stelt u de lengte- en breedtegeleiders opnieuw in.
Als het papier waarop u wilt afdrukken minder dan 222 mm lang is, ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen. Stel de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
3. Plaats papier in de lade.
40 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er papierstoringen optreden.
5. Sluit de papierklep.
6. Schuif lade 1 terug in het apparaat.
7. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in
voor lade. Zie "Papierformaat en -type instellen " op pag ina 42.
Plaats meer papier als er onvoldoende papier in de lade ligt.
Als het papier regelmatig vastloopt, plaatst u het vel per vel in de lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van de afdrukkwaliteit.
De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk van het land waarin u de printer hebt gekocht. Als u de formaatinstelling wilt veranderen in A4 of Letter, moet u de hendel en de papierbreedtegeleider juist instellen.
1. Haal lade uit het apparaat. Open het papierdeksel en verwijder, indien nodig, het papier uit lade.
2. Als u het formaat wilt wijzigen in Letter, draait u de hendel aan de achterkant van de lade naar rechts.
3. Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif hem tot tegen de rand van de hendel.
Als u het formaat wilt wijzigen in A4, schuift u de papierbreedtegeleider naar links en draait u de hendel naar links. Forceer de hendel niet, anders kan de lade worden beschadigd.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_41

AFDRUKKEN OP SPECIALE AFDRUKMATERIALEN

In het apparaat kunnen speciale typen en formaten afdrukmateriaal worden geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier.
Afdrukmateriaal handmatig plaatsen
Plaats telkens slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade.
Voeg geen papier toe als de papierlade nog papier bevat. Zo voorkomt u dat het papier vastloopt. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Plaats afdrukmaterialen in de handmatige invoer met de te bedrukken zijde naar boven en met de bovenrand eerst. Zorg ervoor dat het materiaal in het midden van de lade ligt.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot de afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voordat u ze in de papierlade plaatst.
1. Plaats het papier in de lade. (Zie "Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen" op pagina 40.)
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen in acht, afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor de postzegel linksboven.
Etiketten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de bovenste korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en de bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Eerder bedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar beneden en de niet-gekrulde rand in de richting van het apparaat.
2. Start het afdrukmenu wanneer u vanuit een toepassing afdrukt.
3. Open de printereigenschappen voordat u gaat afdrukken.
4. Druk op het tabblad Papier in de printereigenschappen en selecteer het
juiste papiertype.
Als u op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op Etiket.

PAPIERFORMAAT EN -TYPE INSTELLEN

Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodus. Als u afdrukt vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het desbetreffende programma.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Papierformaat verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste papierformaat verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Type papier verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste papiersoort verschijnt en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
5. Selecteer Handmatige in voer bij papierbron en druk vervolgens op OK.
6. Start het afdrukken vanuit de toepassing.
7. Druk op het apparaat op Black Start of Color Start om de toevoer te
starten, waarna het afdrukken begint.
Als u meerdere pagina’s wilt afdrukken, plaatst u het volgende vel wanneer de eerste pagina wordt afgedrukt en drukt u op Black Start of Color Start. Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden afgedrukt.
De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht tijdens het gebruik van het huidige programma.
42 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen

kopiëren

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Time-out voor kopiëren instellen

KOPIËREN

1. Druk op Copy. Klaar om te kop. verschijnt op de bovenste regel van het display.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen met de knoppen op het bedieningspaneel aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonersterkte en soort origineel. (Zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 43.)
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals het kopiëren van 2 of 4 pagina’s per vel.
5. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen. Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk op Stop/Clear om het kopiëren te stoppen.

DE INSTELLINGEN PER KOPIE WIJZIGEN

Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld, geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de standaardinstellingen altijd automatisch hersteld.
Tonersterkte
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat, kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste contrastmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
•Licht: Geschikt voor donkere originelen.
Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Donker: Geschikt voor lichte originelen.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Type origineel
De instelling type origineel geeft u de mogelijkheid het soort document te selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Oorspr. type verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste afbeeldingsmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
Tekst: Gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
Tekst/Foto: Gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•Foto: Gebruik deze optie voor foto’s.
Magazine: Gebruik deze optie voor tijdschriften.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten wanneer u originele documenten vanaf de glasplaat van de scanner kopieert. Documenten die u kopieert vanaf de automatische documentinvoer kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde kopieerformaten:
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste formaat verschijnt en
druk vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aangepast verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste kopieerformaat verschijnt.
Als u de toets ingedrukt houdt, kunt u snel naar de gewenste waarde bladeren.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op de kopie zwarte lijnen verschijnen.
43 _Kopiëren

DE STANDAARDKOPIEERINSTELLINGEN WIJZIGEN

De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor bedoelde knoppen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste insteloptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig stap 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellin gen hersteld.

ID-KAART KOPIËREN

Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes.
5. Keer het origineel om en plaats het op de glasplaat zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner.
6. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen. Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
Als u niet op Color Start of Black Start drukt, wordt enkel de voorzijde gekopieerd.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
•Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.

SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN

U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel afdrukken.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat 2 pagina’s/vel of 4 pagina’s/ vel verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
1 2
1 2
3 4
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner worden geplaatst.
1. Druk op ID Copy.
2. Plaats een origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals
aangegeven door de pijlen, en sluit het deksel van de scanner.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display.
4. Druk op Color Start of op
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display wordt
Plaats achterz. en druk op Start weergegeven.
Black Start
.
44 _Kopiëren
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Verkl./vergr. voor het kopiëren van 2 of 4 pagina’s per vel.
Poster kopiëren
Op uw apparaat kunt u één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3 x 3). U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Poster kopier. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze volgorde:
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus.
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu Verkl./vergr. als de functie voor klonen is ingeschakeld.
Achtergrond afbeeldingen wissen
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond, zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Uit: Maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto: Optimaliseert de achtergrond.
Versterk.nv. 1 ~ 2: Hoe hoger het getal, hoe levendig er de achtergrond.
Vervag.niv. 1 ~ 4: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
5. Druk op OK om het kopiëren te starten.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.

TIME-OUT VOOR KOPIËREN INSTELLEN

U kunt instellen hoelang het apparaat moet wachten voordat de standaardinstellingen worden hersteld, wanneer u niet direct na het aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt.
Bij selectie van Uit zal het apparaat niet naar de standaardinstellingen terugkeren, tenzij u op Black Start of Color Start drukt om met het kopiëren te beginnen of op Stop/Clear om het kopiëren te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verbeterde kopieën met grijstinten
Als u het origineel in grijstinten kopieert, kunt u met deze functie zorgen voor een betere kwaliteit kopie. Deze functionaliteit is alleen bedoeld voor kopiëren met grijstinten.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Grijst. verb. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren.
5. Druk op OK om het kopiëren te starten.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Kopiëren_45

scannen

Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisinformatie over scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen via het netwerk
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Een adresboek aanmaken
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral niet met de uitgebreide resolutie.

BASISINFORMATIE OVER SCANNEN

U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het netwerk.
Samsung Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat toe met de originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de aangesloten computer. Wanneer de installatie is voltooid, hebt u Samsung Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. Raadpleeg het volgende hoofdstuk.
•TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als u een afbeelding wilt scannen, wordt de geselecteerde toepassing gestart zodat u het scanproces kunt beheren. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.) U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Samsung SmarThru 4: Deze functie wordt standaard geleverd bij het apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of documenten te scannen. Deze functie werkt zowel via de lokale verbinding als de netwerkverbinding. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
•WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
•E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht verzenden. (Zie "Gemachtigde gebruikers registreren" op pagina 47.)

SCANNEN VIA HET BEDIENINGSPANEEL

Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het netwerk. Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Samsung Scanbeheer, gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru 4, OCR kunnen bijvoorbeeld aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer" op pagina 46.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-, TIFF- of PDF-bestand.
Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer
Hier vindt u informatie over het programma Samsung Scanbeheer en de status van het scanstuurprogramma. U kunt de scaninstellingen wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via het programma Samsung Scanbeheer worden opgeslagen.
Scan Manager kan alleen worden gebruikt onder Windows en Macintosh. Raadpleeg de sectie Software als u Macintosh gebruikt.
1. Druk op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer. Het beheerprogramma van Samsung Scanbeheer verschijnt.
U opent Samsung Scanbeheer door te klikken op het pictogram
Smart Panel, rechts op de taakbalk van Windows.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen
wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen. Via Poort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen.
5. Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het plaatsen van originelen .
3. Druk op Scan/Email. Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel van het display.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar pc scan. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
Scannen_46
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Lokale comp. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. Als het apparaat is verbonden met een netwerk, selecteert u Netwerkcomp. en drukt u op OK.
Controleer de poortverbinding als het bericht Niet beschikbaar verschijnt.
Als u Netwerkcomp. hebt geselecteerd, selecteert u de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker. Druk op OK.
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van Samsung Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat is geregistreerd op naam van Samsung Scanbeheer.
6. Druk vanuit Scanbestemming op pijl-links/rechts totdat de gewenste toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK. De standaardinstelling is Mijn documenten.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het gescande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of verwijdert u deze uit Samsung Scanbeheer > De knop Scan instellen.
7. Druk op de linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen.
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
Scanindeling wordt alleen weergegeven als u de Scanbestemming opMijn documenten hebt ingesteld.
Druk op Color Start of standaardinstelling wilt scannen.
8. Het scannen begint.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de computer.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Samsung Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel scannen.
Black Start
als u met de

SCANNEN VIA HET NETWERK

Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage per e-mail wilt verzende n, moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van SyncThru
Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de web site van het apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel het selectievakje naast SMTP Requires Authentication in voor verificatie.
7. Voer de inlognaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3 before SMTP is, schakelt u het selectievakje naast SMTP Requires POP3
Before SMTP Authentication in. a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
Gemachtigde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en User Authentication.
3. Klik op Add.
4. Selecteer het indexnummer (van 1 tot en met 50) voor het opslaan
van het overeenkomstige item.
5. Voer uw naam, verificatie-id, wachtwoord, e-mailadres en telefoonnummer in. U moet de id en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in het apparaat invoeren wanneer u vanaf het bedieningspaneel naar e-mail scant.
6. Klik op Apply.
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-ma ilbericht verzenden. U moet hiervoor eerst een e-mailaccount maken in SyncThru Web Service. (Zie "Een e-mailaccount aanmaken" op pagina 47.)
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen. (Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 48.)
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
OF plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de ADI. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar email sc. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
Als u Auth Id, Password hebt geregistreerd en Enable Auth User in User Authentication op SyncThru Web Service hebt geselecteerd, worden Mijn aanmeld.-id en Wachtwoord weergegeven. Voer de Auth Id en het Password op het apparaat in. Ga naar stap 6.
5. Als Van op de bovenste regel van het display verschijnt, voert u het e­mailadres van de afzender in en drukt u op OK.
6. Als Bestem. e-mail op de bovenste regel van het display verschijnt, voert u het e-mailadres van de ontvanger in en drukt u op OK. Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie "Een adresboek aanmaken" op pagina 48.
7. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt en herhaalt u stap 5. Druk op pijl-links/rechts, selecteer Nee en druk vervolgens op OK om door te gaan naar de volgende stap.
Scannen_47
8. Als u wordt gevraagd of u de e-mail naar uw account wil sturen, drukt u op pijl-links/rechts om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
Deze vraag verschijnt niet als u bij het aanmaken van de e-mailaccount de optie Naar zichzelf verz hebt ingeschakeld.
9. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
10.Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK of Start. Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
11.Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden, drukt u op pijl-links/rechts om Ja of Nee te selecteren en vervolgens op OK.
12.Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.

DE INSTELLINGEN VOOR IEDERE SCANOPDRACHT WIJZIGEN

Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te passen.
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige scantypen beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu totdat Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste scantype verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal stap 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus.

DE STANDAARDSCANINSTELLINGEN WIJZIGEN

Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen maken.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu totdat Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste scantype verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Herhaal stap 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypen te wijzigen, drukt u op Back en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.

EEN ADRESBOEK AANMAKEN

U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via SyncThru Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek.
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen .
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Local Address Book en op Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam
en het gewenste e-mailadres in .
5. Klik op Apply. Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw
computer ophalen.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en op Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.
Adresboekitems gebruiken
U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het verzenden van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het bewuste adres hebt opgeslagen.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en drukt u vervolgens de laatste cijfertoets in.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. (Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 48.)
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book. (Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 48.)
Een item zoeken in het adresboek
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt alfabetisch zoeken of u kunt zoeken door de eerste letters in te voeren van de naam die aan dat e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book totdat Zoek. en verz. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
48 _Scannen
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Alle verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam en het gewenste
adres verschijnen. U kunt het gehele geheugen alfabetisch doorzoeken van achteren naar voren en omgekeerd.
Zoeken met een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book totdat Zoek. en verz. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk vervolgens op OK.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst af te drukken.
1. Druk op Address Book totdat Afdrukken verschijnt op de onderste regel van het display.
2. Druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Scannen_49
50 _Scannen

eenvoudige afdruktaken

In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren

EEN DOCUMENT AFDRUKKEN

Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen onder Windows, de Macintosh-besturingssystemen of Linux. De exacte procedure kan per toepassing verschillen. Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer informatie over afdrukken.

EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN

Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. Als u Windows Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
3. Dubbelklik op het pictogram Samsung CLX-3170 Series.
4. Selecteer in het menu Document de menu-optie Annuleren.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear op het bedieningspaneel.
Eenvoudige afdruktaken_51

faxen

Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Fax instellen
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL, ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL­microfilter.
Resolutie
De standaarddocumentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Wanneer u echter kwalitatief slechte originelen of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK wanneer Resolutie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de verschillende soorten originelen:
MODUS AANBEVOLEN VOOR
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fax
.
1 Lijnpoort 2 Microfilter 3 DSL-modem / telefoonlijn

EEN FAX VERZENDEN

Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt aan de bovenkant van elke pagina die u faxt.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is beschikbaar via de toets 0. Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 35 voor meer informatie over de manier waarop u alfanumerieke tekens moet invoeren.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen al naar gelang de eigenschappen van het origineel.
52 _Faxen
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie "De standaarddocumentinstellingen wijzigen" op pagina 58 om de standaardinstelling te wijzigen.
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert de resolutie Superfijn ook ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is de modus Superfijn niet beschikbaar. De resolutie­instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn.
Wanneer het apparaat ingesteld is op de resolutie Superfijn terwijl het ontvangende faxapparaat de resolutie Superfijn niet ondersteunt, wordt de fax verzonden met de hoogste resolutie die door het ontvangende faxapparaat
wordt ondersteund.
Tonersterkte
U kunt de standaardcontrastmodus selecteren en het contrast aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK wanneer Tonersterkte verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie "De standaarddocumentinstellingen wijzigen" op pagina 58 om de standaardinstelling te wijzigen.
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. verschijnt op de bovenste regel van het display.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 52.)
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt. U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zi e "Adresboek aanmaken" op pagina 58 voor meer informatie over het
opslaan en zoeken van een nummer.
5. Druk op Color Start of op Black Start.
6. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Fax
.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. (Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 52.)
4. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zi e "Adresboek aanmaken" op pagina 58 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een nummer.
6. Druk op Color Start of Black Start wanneer u een faxtoon van het ontvangende faxapparaat hoort.
Fax
.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een pieptoon waarna het app araat terugkeert naar de gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een foutbericht in het display. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 76 voor een lijst van foutberichten en hun betekenis. Druk op Stop/Clear om het weergegeven foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een verzendrapport wordt afgedrukt. Zie "Transm.rapport" op pagina 57 voor meer informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen met tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal kiespogingen wijzigen. (Zie "Verzending-opties" op pagina 57.)
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Redial/Pause.
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een origineel
in de ADI wordt geplaatst. Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op bent, selecteert u Nee bij de vraag
Nog een pagina?
OK
. Zodra u klaar
Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. (Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 52.)
4. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
OK
display en druk vervolgens op
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Meerdere verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk op OK.
U kunt snelkiesnummers gebruiken of Group Dial Number selecteren met de knop Address Book. Voor details zie "Adresboek aanmaken" op pagina 58.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK. U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document
wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
Nadat u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere groepskiesnummers meer invoeren.
9. Als u met het invoeren van faxnummers klaar bent, drukt u op pijl-links/ rechts om Nee bij de vraag Nog een nummer? te selecteren en drukt u vervolgens op OK. Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10.Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina ? Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
.
Faxen_53
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. (Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 52.)
4. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Uitgest. verz. verschijnt en druk op
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt snelkiesnummers gebruiken of Group Dial Number selecteren met de knop Address Book. Zie "Adresboek aanmaken" op pagina 58 voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u met het invoeren van faxnummers klaar bent, drukt u op rechts om Nee bij de vraag Nog een nummer? te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
10.Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK. Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 35 voor meer informatie over de manier waarop u alfanumerieke tekens moet invoeren. Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Black Start.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12.Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina? Het apparaat keert terug naar de gereedmodus. Het display herinnert u eraan dat het apparaat in de gereedmodus staat en dat een uitgesteld faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Pag. toevoegen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste faxtaak verschijnt en
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste faxtaak verschijnt en
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
Fax
.
OK
Nadat u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere groepskiesnummers meer invoeren.
pijl-links/
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
documentinstellingen aan. het display en druk vervolgens op OK.
druk vervolgens op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina? Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
het display en druk vervolgens op OK.
druk vervolgens op OK.
.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
Een fax met voorrang verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending tussen twee ontvangers (dat wil zeggen wanneer de verzending naar ontvanger A eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of tussen twee kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. (Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 52.)
4. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Voor details zie "Adresboek aanmaken" op pagina 58 .
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina ? Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden van de fax.

EEN FAX ONTVANGEN

Ontvangstmodus wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Ontvangstmodus verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste ontvangstmodus verschijnt.
In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door op On Hook Dial en
vervolgens op Color Start of Black Start te drukken. U kunt ook het telefoontoestel opnemen en de code voor ontvangst op afstand intoetsen. (Zie "Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel" op pagina 55.)
In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. (Zie "Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax" op pagina 55.)
In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Zie "Faxen ontvangen via de modus DRPD " op
OK
.
54 _Faxen
pagina 55 voor meer informatie.
6. Druk op
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
OK
om uw keuze op te slaan.
Als u de modus Ant/Fax wilt gebruiken, sluit u een antwoordapparaat aan op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het geheugen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op pagina 55 voor meer informatie.
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie "Opn. na bels." op pagina 57 voor informatie over het wijzigen van het aantal belsignalen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax ontvangen door op On Hook Dial en dan op Black Start of op Color Start te drukken.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar de gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een intern telefoontoestel gebruikt dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*9* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fab riek. De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie "Startc. ontv." op pagina 57 voor meer informatie over het wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Indien u uw apparaat in de modus Ant/Fax hebt gezet en uw antwoordapparaat is uitgeschakeld of er werd geen antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, dan gaat uw apparaat automatisch naar de Fax-modus over na een vooraf bepaald aantal belsignalen.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller beschikt, kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen na één belsignaal worden beantwoord.
Als de modus Tel (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en het antwoordapparaat u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo voorkomt u dat uw telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap van het antwoordapparaat.
is aangesloten op uw apparaat, moet
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang is te weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat "leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat. Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij "Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontvangst verschijnt en druk op
4. Druk op pijl-links/rechts totdat DRPD-modus verschijnt en druk op Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren". Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD-instelling
voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal. Druk op
en herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-aansluiting.
OK
.
OK
wanneer DRPD-modus verschijnt
OK
.
OK
.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze mo dus uitschake lt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op
de onderste regel van de display.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Veilige ontv. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aan verschijnt en druk op
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen en druk op
OK
wanneer Faxfunctie verschijnt op
OK
.
OK
.
OK
.
Faxen_55
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus. Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg stap 1 tot en met 3 in "Veilige ontvangstmodus inschakelen" om toegang te krijgen tot het menu Veilige ontv.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Afdrukken verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
OK
.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg stap 1 tot en met 3 in "Veilige ontvangstmodus inschakelen" om toegang te krijgen tot het menu Veilige ontv.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Uit verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
OK
.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Wanneer u een fax ontvangt tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Fax verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren en druk vervolgens op OK.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat.
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren en druk vervolgens op OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het opgegeven e-mailadres.
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer. Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Fax verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10.Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het opgegeven e-mailadres.
56 _Faxen

FAX INSTELLEN

De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts om Verzending of Ontvangst te selecteren en druk vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste menuoptie verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt of voer de waarde in voor de geselecteerde optie en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig stap 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verzending-opties
OPTIE BESCHRIJVING
Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt het apparaat deze functie niet. U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem contact op met de lokale telefoonmaatschappij als u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle functies van het telefoonsysteem beschikbaar. Ook kan het kiezen van een fax- of telefoonnummer langer duren.
Ontvangst-opties
OPTIE BESCHRIJVING
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het ontvangen
van faxen selecteren. Zie "Ontvangstmodus wijzigen" op pagina 54 voor meer informatie over het ontvangen van faxen in elke modus.
OPTIE BESCHRIJVING
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen plaats.
Opn. kiezen na Als de lijn van de ontva ngende fax bezet is, kan
uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers instellen.
Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er een automatisch gekozen nummer wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een telefooncentrale.
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen met ECM kan langer duren.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder andere informatie over het al dan niet slagen van de verzending en het aantal verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt als de verzending mislukt is.
TCR voor afb. Via deze functie weten gebruikers welke faxberichten
zijn verstuurd via verzonden berichten in het verzendrapport.
Van de eerste pagina van het bericht wordt een afbeeldingsbestand gemaakt dat wordt afgedrukt op het verzendrapport, zodat de gebruikers kunnen zien welke berichten zijn verstuurd. U kunt deze functie echter niet gebruiken als u faxen verzendt zonder de gegevens in het geheugen op te slaan.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel opneemt en faxtonen hoort, voert u de code in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Aut. verklein. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het papier in de papierlade, kan het apparaat het formaat van het origineel verkleinen en zo aanpassen aan het formaat van het papier in het apparaat. Schakel deze functie in als u een inkomende pagina automatisch wilt laten verkleinen.
Wanneer deze functie ingesteld is op Uit, kan het apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat het op één pagina past. Het origineel wordt opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat op twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het papier in uw apparaat, kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de ontvangen fax op één of meer vellen papier af, minus de gegevens die op het opgegeven genegeerde gedeelte zouden hebben gestaan. Wanneer de ontvangen fax pagina’s bevat die groter zijn dan het papier in uw appraat en wanneer Aut. verklein. is ingeschakeld, zal het apparaat de fax zodanig verkleinen dat de volledige fax op het papier past.
Faxen_57
OPTIE BESCHRIJVING
Inst. ong. fax Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen geweigerd die afkomstig zijn van externe nummers die in het geheugen zijn opgeslagen onder ongewenste faxnummers. Deze functie is handig om ongewenste faxberichten te blokkeren. Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot de volgende opties om de ongewenste faxnummers in te voeren.
Toevoegen: Hiermee kunt u maximaal 10 faxnummers opslaan.
Verwijderen: Hiermee kunt u het betreffende ongewenste faxnummer verwijderen. Als u Alles verw. selecteert, kunt u alle ongewenste faxnummers verwijderen.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar verschillende telefoonnummers te beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat zo instellen dat het herkent welke belpatronen moeten worden beantwoord. Zie "Faxen ontvangen via de modus DRPD" op pagina 55 voor meer informatie over deze functie.
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, waaronder resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt dat volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via de desbetreffende knop en het menu.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Resolutie verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste resolutie verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tonerdichtheid verschijnt en druk vervolgens op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Adresboek aanmaken
U kunt in het Adresboek de meest gebruikte faxnummers opslaan. De volgende functies zijn beschikba ar om het Adresboek aan te maken:
Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op fa xmodus voordat u de faxnummers opslaat.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 240 veelgebruikte faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book totdat Nieuw en bew. verschijnt op de onderste regel van het disp lay en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer in tussen 0 en 239 en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display de naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Back om door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK. Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 35 voor meer informatie over de manier waarop u alfanumerieke tekens moet invoeren.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Address Book totdat Nieuw en bew. verschijnt op de onderste regel van het disp lay en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een nummer in te voeren, het snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt opgeslagen .
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat, houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. (Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 59.)
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande snelkiesnummers van de bestemmingen kunt u maximaal 200 (0 tot en met 199) groepskiesnummers instellen.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book totdat Nieuw en bew. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
4. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 199 en druk op OK.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
6. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
7. Druk op OK wanneer de informatie over het snelkiesnummer correct
wordt weergegeven.
8. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
9. Herhaal stap 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe
te voegen.
10.Druk daarna op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer? en druk op OK.
58 _Faxen
11.Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Address Book totdat Nieuw en bew. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer de naam in die u wilt bewerken en druk op OK.
5. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK. Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen, verschijnt Verwijderen?.
6. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen
of te verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
8. Druk daarna op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer? en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het geheugen en selecteren.
Druk op Address Book wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder.
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book totdat Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Alle verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achteren naar voren en omgekeerd.
Zoeken met een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book totdat Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk vervolgens op OK.
OK
.
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In Adresboek kunt u vermeldingen één voor één verwijderen.
1. Druk op Address Book totdat Verwijderen verschijnt op de onderste regel van het disp lay en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste zoekmethode verschijnt
en druk op OK. Selecteer adresboek. Selecteer Id zoeken om een vemelding te zoeken via de eerste
letters van de naam.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk vervolgens op OK. U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Alles zoeken
om een vermelding te zoeken in het volledige
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een
lijst af te drukken.
2. Druk op Address Book totdat Afdrukken verschijnt op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een lijst af met uw persoonlijke instellingen voor snelknoppen, snelkiesnummers en groepskiesnummers.
Faxen_59

USB-geheugenapparaat gebruiken

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten

Scannen naar een USB-geheugenapparaat

Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren
Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken

OVER USB-GEHEUGEN

Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen. U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-geheugenapparaat:
Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Een back-up maken van uw Adresboek/Telefoonlijst-vermeldingen en van de systeeminstellingen van uw apparaat.
Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat.
Het USB-geheugenapparaat formatteren.
De beschikbare geheugenruimte controleren.

EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT AANSLUITEN

De USB-geheugenpoort aan de voorkant van uw apparaat ondersteunt USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes ondersteund. Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij de leverancier. Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het type A.
Gebruik alleen een metalen en afgeschermd USB-geheugenapparaat.
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB-geheugen. Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade die is veroorzaakt door onjuist gebruik door de gebruiker.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer informatie over deze functies.
SCANNEN NAAR EEN USB­GEHEUGENAPPARAAT
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB­geheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: U kunt een document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u kunt uw eigen scaninstellingen aanpassen.
Scannen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner. Z ie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
60 _USB-geheugenapparaat gebruiken
5. Druk op OK, Color Start of Black Start wanneer Klaar om te sc. naar USB verschijnt.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 61.) Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt daarna of u een andere pagina wilt scannen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Plaats een origineel en druk op Color Start of Black Start. Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 61.) Druk anders op pijl-links/rechts om Nee te selecteren en vervolgens op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en d e kleurenmodus van afbeeldingen instell en telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu totdat Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer USB-functie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK. U kunt de volgende opties instellen:
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus. Als u bij deze
optie Mono selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin
de afbeelding moet worden opgeslagen. Wanneer u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u bij deze optie JPEG selecteert, kunt u niet Mono selecteren in
Scankleur.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal stap 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen wijzigen. Voor meer informatie zie "De standaardscaninstellingen wijzigen" op pagina 48.
AFDRUKKEN VANAF EEN USB­GEHEUGENAPPARAAT
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG- en PRN-bestanden afdrukken. Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden ondersteund:
PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde stuurprogramma zijn compatibel.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het document wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen direct vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg het hoofdstuk Software om te weten hoe u een PRN-bestand moet maken.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
Documenten afdrukken vanaf een USB­geheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat. Als u er reeds een hebt aangesloten, drukt u op Direct USB. Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de gegevens die erop zijn opgeslagen.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste map of het gewenste bestand verschijnt en druk vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
3. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap. Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op pijl-links/rechts totdat het
gewenste bestand verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts om het aantal afdrukken te selecteren of voer het aantal in.
5. Druk op OK, Color Start of Black Start om het geselecteerde bestand af te drukken. U hebt de keuze uit de volgende twee modi:
OK of Color Start: Afdrukken in kleur.
Black Start: Afdrukken in zwart-wit. Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een bestand wilt afdrukken.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak en herhaal de procedure vanaf stap 2.
U kunt ook op pijl-links/rechts drukken om Nee te selecteren en vervolgens op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.

EEN BACK-UP MAKEN VAN UW GEGEVENS

Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het opslaan. Met een back-up beveiligt u uw Adresboek-vermeldingen en de systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB­geheugenapparaat op te slaan.
Een back-up maken van uw gegevens
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Inst. export. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt.
Adresboek: Maakt een back-up van alle adresboek-vermeldingen.
Geg. instellen: Maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Gegevens terugzetten
1. Steek het USB-geheugenapparaat met de gegevensback-up in de USB-
geheugenpoort.
2. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Inst. import. verschijnt en druk op OK.
USB-geheugenapparaat gebruiken_61
5. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste gegevenstype verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat het bestand met de gegevens die u wilt terugzetten verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.

USB-GEHEUGEN BEHEREN

U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat één voor één of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook na te gaan of u ze niet meer nodig hebt.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Verwijderen verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste map of het g ewenste bestand
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer 2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap. Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op pijl-links/rechts totdat het bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en vervolgens op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.

RECHTSTREEKS VANUIT EEN DIGITALE CAMERA AFDRUKKEN

Dit apparaat ondersteunt de functie PictBridge. U kunt afbeeldingen rechtstreeks van willekeurig welk PictBridge-compatibel apparaat, zoals een digitale camera, cameratelefoon en camcorder afdrukken. U hoeft dit niet op een computer aan te sluiten.
1. Zet het apparaat aan.
2. Sluit uw PictBridge-compatibel apparaat op de geheugenpoort
aan de voorkant van het apparaat aan door gebruik te maken van de met het apparaat meegeleverde USB-kabel.
3. Stuur een commando om afbeeldingen vanuit het PictBridgecompatibele apparaat af te drukken.
Raadpleeg de handleiding van uw camera voor meer informatie over het afdrukken van een foto vanaf een camera met de PictBridge-functie.
Index afdrukken niet ondersteund.
Gegevens of bestandsnaam afdrukken niet ondersteund.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Indeling verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
62 _USB-geheugenapparaat gebruiken

onderhoud

In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
De beeldeenheid vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Te onderhouden onderdelen
Het apparaat beheren via de website
Het serienummer van het apparaat controleren

RAPPORTEN AFDRUKKEN

U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken. De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
RAPPORT/LIJST BESCHRIJVING
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door
de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte wijzigingen te bevestigen.
Info verb.art. In deze lijst staat de huidige status van
verbruiksgoederen in uw apparaat.
Adresboek In deze lijst staan alle faxnummers en e-mailadressen
die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
Transm.rapport In dit rapport staan het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode en het resultaat van de verzending voor een specifieke faxtaak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het automatisch een verzendrapport afdrukt na elke faxtaak. (Zie "Verzending-opties" op pagina 57.)
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en
e-mailberichten die u onlangs hebt verzonden. U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt. (Zie "Verzending-opties" op pagina 57.)
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
die u onlangs hebt ontvangen.
Geplande taken In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde
faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen, met begintijd en soort taak.
RAPPORT/LIJST BESCHRIJVING
Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven
als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu Inst. ong. fax om nummers aan de lijst toe te voegen of uit
de lijst te verwijderen. (Zie "Ontvangst-opties" op pagina 57.)
Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de netwerkverbinding
en -configuratie van uw apparaat.
Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen
maken van de e-mailfunctie.
Een rapport afdrukken
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK. Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen. De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.

HET KLEURCONTRAST AANPASSEN

In het kleurenmenu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Onderhoud verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Kleur verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Aangep. kleur verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts totdat het gewenste kleurenmenu op het
display verschijnt en druk op OK. Hiermee kunt u het contrast kleur per kleur aanpassen. Standaard
optimaliseert de kleur automatisch. Handm. aanpas.: Hiermee kunt u het kleurcontrast voor elke cassette handmatig aanpassen. Standaard: Deze instelling wordt aanbevolen voor de beste kleurkwaliteit.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden om dit menu handmatig te bedienen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Onderhoud_63

GEHEUGEN WISSEN

U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
Gebruikers van de CLX-3170FN/CLX-3175FN/CLX-3175FW moeten voor ze het geheugen wissen controleren of alle faxopdrachten zijn voltooid, anders worden deze taken ook gewist.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat het item dat u wilt wissen verschijnt.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
OPTIES BESCHRIJVING
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de
standaardinstellingen.
Faxinstel. Herstelt alle standaardfaxopties. Kopieerinstel. Herstelt alle standaardkopieeropties. Scaninstel. He rstelt alle standaardscanopties. Systeeminst. Herstelt alle standaardsysteemopties. Netwerkinstel. Herstelt alle standaardnetwerkopties.

UW APPARAAT REINIGEN

Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelenen die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan zijn voor uw gezondheid.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
Adresboek Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
geheugen.
Verzendrapport Wist alle informatie over verzonden fax- en
e-mailberichten.
Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stap 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
64 _Onderhoud
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
6. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde van de beeldeenheid.
Raak het groene oppervlak van de beeldeenheid niet aan met uw handen of met voorwerpen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de beeldeenheid.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de beeldeenheid beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan zijn voor uw gezondheid.
Laat het apparaat na het schoonmaken volledig drogen.
7. Druk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
8. Schuif de cassette voor gebruike toner op zijn plaats en duw deze er in tot deze goed vastzit.
Onderhoud_65
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
5. Duw de ADI-folie voorzichtig met een hulpmiddel zoals een pincet.
10.Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het app araat niet.
11.Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
De scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. Wij raden u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te rei nigen. Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat schoon en droog deze af.
6. Houd de ADI-folie vast bij de rand en veeg beide zijden van de ADI-folie
tot hij schoon en droog is.
7. Duw de ADI-folie zachtjes terug in het apparaat.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
66 _Onderhoud
8. Sluit het deksel van de scanner.

DE CASSETTE ONDERHOUDEN

Tonercassette bewaren
Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
Haal de tonercassette pas uit de verpakki ng op he t moment dat u deze gaat gebruiken.
Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
Verwachte levensduur van de cassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner die voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken en het type en het formaat van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldi ngen afdrukt, moet de tonercassette vaker worden vervangen.
Toner herverdelen
Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere gebieden in de afdruk. Het is ook mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet in de juiste kleuren worden afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar behoren worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de toner bijna op is.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
4. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
2. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed is vergrendeld. Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.

DE TONERCASSETTE VERVANGEN

Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere tonercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
De status-LED en het bericht over de toner op het display geven aan
welke tonercassette moet worden vervangen.
Bij de CLX-3170FN/CLX-3175FN/CLX-3175FW worden inkomende
faxen in het geheugen opgeslagen. Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het type tonercassette voor uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen" op pagina 88.)
Onderhoud_67
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast. Schuif de cassette in de sleuf tot deze vastklikt.
8. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel het apparaat in.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronde r afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
68 _Onderhoud

DE BEELDEENHEID VERVANGEN

Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart Panel­programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de beeldeenheid moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde van de beeldeenheid.
6. Neem een nieuwe beeldeenheid uit de verpakking. Verwijder de beschermingselementen aan weerszijden van de beeldeenheid en verwijder het papier dat het oppervlak van de beeldeenheid beschermt.
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van de handgreep.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan licht, om schade te voorkomen. Bedek de tonercassette indien nodig met een stuk papier om deze te beschermen.
7. Druk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
Onderhoud_69
8. Schuif de cassette voor gebruike toner op zijn plaats en duw deze er in totdat deze goed vastzit.
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.

DE CASSETTE VOOR GEBRUIKTE TONER VERVANGEN

Wanneer de levensduur van de cassette voor gebruikte toner is verstreken, verschijnt het Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de cassette voor gebruikte toner moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
10.Sluit de voorklep goed. Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het app araat
niet. Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd, kan de voorklep niet worden gesloten.
11.Zet het apparaat aan. Het kan een paar minuten duren voor uw apparaat gereed is.
Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal oppervlak, zodat de toner niet uit de cassette kan lekken.
4. Verwijder het deksel van de cassette zoals hieronder afgebeeld en sluit daarmee de opening in de cassette voor gebruikte toner af.
Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd deze niet schuin.
5. Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
70 _Onderhoud
6. Schuif de nieuwe cassette op zijn plaats en duw deze er in totdat deze
goed vastzit.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste item verschijnt en druk vervolgens op OK.
Info verb.art.: Drukt een pagina af met informatie over de levering.
Totaal: Toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: Toont het aantal pagina’s dat is gescand via de ADI.
Scan. via glas: Toont het aantal pagina’s dat is gescand op de
glasplaat.
Beeldeenheid, Transportriem, Fuser, Transportrol, Lade 1-rol:
Toont het aantal afgedrukte pagina’s per item.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie over de levering wilt afdrukken.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
7. Sluit de voorklep goed.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het app araat niet. Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd, kan de voorklep niet worden gesloten.
8. Zet het apparaat aan.

TE ONDERHOUDEN ONDERDELEN

Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen te voorkomen en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken.
ITEMS AANTAL AFDRUKKEN (GEMIDDELD)
Fixeereenheid Circa 100.000 pagina’s in zwart-wit of
Transportrol Circa 100.000 pagina’s Transporteenheid (ITB) Circa 100.000 pagina’s in zwart-wit of
Opneemrol Circa 50.000 pagina’s
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur verstreken is, valt niet onder de garantie.
Het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang deze niet zelf. Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de aanwijzingen.
25.000 in kleur
25.000 in kleur

HET APPARAAT BEHEREN VIA DE WEBSITE

Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en als u de TCP/IP­parameters correct hebt ingesteld, is beheer van het apparaat mogelijk via SyncThru™ Web Service van Samsung, een ingesloten webserver. U kunt de SyncThru™ Web Service gebruiken om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te stellen.
De printereigenschappen te wijzigen.
Het apparaat zo in te stellen dat een e-mailbericht wordt verzonden met de status van het apparaat.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar. De ingesloten website wordt geopend.

HET SERIENUMMER VAN HET APPARAAT CONTROLEREN

Wanneer u om ondersteuning vraagt of wanneer u zich registreert als gebruiker op de website van Samsung, wordt mogelijk om het serienummer van het apparaat gevraagd. Volg onderstaande stappen om het serienummer te bepalen:
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
Onderhoud_71

problemen oplossen

In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te voorkomen
Vastgelopen documenten verwijderen
Vastgelopen papier verwijderen
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen

TIPS OM PAPIERSTORINGEN TE VOORKOMEN

U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 72 wanneer zich een papierstoring voordoet.
Volg de procedures op pagina 41. Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papie r lade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 42.)
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukkant van het afdrukmateriaal naar boven ligt in de handinvoer en de lade.

VASTGELOPEN DOCUMENTEN VERWIJDEREN

Wanneer er een origineel vastraakt in de ADI, verschijnt [Documentstor.] op het display.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Open de klep van de automatische documentinvoer.
3. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model.
4. Sluit de klep van de automatische documentinvoer. Plaats de verwijderde pagina(’s), indien nodig, terug in de automa tische documentinvoer.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Papierstoring aan uitgang
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide handen.
72 _Problemen oplossen
1 klep van de ADI
3. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de automatische
documentinvoer.
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts te trekken.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de automatische documentinvoer.

VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN

Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
BERICHT
Papierstoring 0 Open/sluit klep
Papierstoring 1 Contr. binnenin
Papierstoring 2 Contr. binnenin
PLAATS VAN DE
PAPIERSTORING
In het papierinvoergedeelte en binnen in het apparaat
Zie "In lade 1" op pagina 73, "Rond de fixeereenheid" op pagina 73.
ZIE
Binnen in het apparaat Zie "In lade 1" op pagina 73,
"Rond de fixeereenheid" op pagina 73.
Binnen in het apparaat en rond de fixeereenheid
Zie "In lade 1" op pagina 73, "Rond de fixeereenheid" op pagina 73.
2. Haal lade 1 uit het apparaat.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar
buiten te trekken.
Indien het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of indien u in dat gebied geen papier ziet, controleer dan de papieruitgang. (Zie "In het papieruitvoergebied" op pagina 74.)
4. Schuif lade 1 in het apparaat totdat deze vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Rond de fixeereenheid
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid te verwijderen.
1. Open de scannereenheid.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
In lade 1
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd. Wanneer het papier niet uit het apparaat komt, gaat u naar de volgende stap.
Problemen oplossen_73
2. Open de binnenklep.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
In het papieruitvoergebied
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand voelt wanneer u eraan trekt en ga door met de volgende stap.
3. Open de achterklep.
4. Indien u het vastgelopen papier ziet, trek het dan recht naar boven.
Ga door met stap 8.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan. De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken! De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180°C. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
4. Sluit de binnenklep.
5. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is. Zorg dat uw vingers niet klem raken!
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Ga door met de volgende stap als u het papier niet kunt zien.
5. Trek de hendel van de fixeereenheid omhoog.
1 hendel van de
fixeereenheid
74 _Problemen oplossen
6. Open de scannereenheid.
9. Duw de hendel van de fixeereenheid omlaag.
7. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
8. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is. Zorg dat uw vingers niet klem raken!
10.Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_75

INFORMATIE OVER BERICHTEN OP HET DISPLAY

Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig. De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
Als het bericht niet in de tabel staat, zet u het apparaat uit en weer aan en probeert u nogmaals af te drukken. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de serviceafdeling, is het nuttig als u het bericht op het display kunt doorg even.
xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
BERICHT BETEKENIS
Fout: ADC niet bevestigd
Annuleren? W Ja X
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
Verbindingsfout De verbinding met de
Kan geg nt lezen Contr. USB-geh.
Kan geg nt schr. Contr. USB-geh.
Fout Deve Home­sensor
[Documentstor.] Het origineel heeft een
Klep open De voor- of achterklep is
Voer nogmaals in U hebt een optie gekozen
Er is een problem opgetreden in de ADC in de printer.
Het geheugen van het apparaat is volgeraakt, terwijl het document in het geheugen werd opgeslagen.
communicatieprobleem.
SMTP-server is mislukt.
Beschikbare tijd is verstreken bij het lezen van de gegevens.
Opslaan op USB­geheugen is mislukt.
Er is een probleem met de fixeereenheid (fuser).
papierstoring veroorzaakt in de ADI.
niet goed gesloten.
die niet beschikbaar was.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Schakel het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Als u de faxopdracht wilt annuleren, drukt u op de knop OK om Ja te accepteren.
Als u de pagina’s wilt verzenden die correct zijn opgeslagen, drukt u op de knop OK om Nee te selecteren. Verzend de resterende pagina’s later als er opnieuw geheugen vrij is.
Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden.
Controleer de serverinstellingen en de netwerkkabel.
Probeer het opnieuw.
Ga na hoeveel vrije geheugenruimte er is op de USB-geheugenstick.
Schakel het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "Vastgelopen documenten verwijderen" op pagina 72.)
Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken.
Kies een andere optie.
BERICHT BETEKENIS
Bestandsindeling niet ondersteund
Groep niet beschikbaar
Beeldeenheid installeren
Plaats tonercas.TEr is geen tonercassette
Ongeldige tonerTDe tonercassette die
[Incompatibel] Het apparaat heeft een
IP-conflict Het door u ingestelde
Lijn bezet Het ontvangende
[Lijnfout] Er kan geen verbinding
Te koud Schak. in en uit
LSU-motorfout Schak. in en uit
De geselecteerde bestandsindeling wordt niet ondersteund.
U hebt geprobeerd om een groepslocatienummer te selecteren terwijl u slechts één locatienummer kunt gebruiken, zoals bij het toevoegen van locaties voor meervoudig verzenden.
De beeldeenheid is niet geïnstalleerd.
geplaatst.
u hebt geplaatst, is niet geschikt voor uw apparaat.
fax ontvangen van een nummer dat is geregistreerd als een ongewenst faxnummer.
IP-adres wordt reeds door iemand anders gebruikt.
faxapparaat antwoordde niet of de lijn is al in gebruik.
tot stand worden gebracht met het ontvangende faxapparaat of de verbinding is verbroken als gevolg van een probleem met de telefoonlijn.
Er is een probleem met de fixeereenheid (fuser).
Er is een probleem met de scanner (LSU, Laser Scanning Unit).
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Gebruik de juiste bestandsindeling.
Gebruik een snelkiesnummer of kies handmatig een faxnummer met de cijfertoetsen.
Installeer de beeldeenheid.
Plaats de tonercassette.
Plaats een originele Samsung-tonercassette die voor uw apparaat is ontwikkeld.
De ontvangen faxgegevens worden verwijderd.
Controleer de instellingen
voor ongewenste faxnummers. (Zie "Ontvangst-opties" op pagina 57.)
Controleer het IP-adres en stel het zonodig opnieuw in. (Zie "Het netwerk installeren" op pagina 27.)
Wacht enkele minuten en probeer het opnieuw.
Probeer het opnieuw. Als het probleem zich blijft voordoen, wacht u een uurtje en probeert u het opnieuw.
U kunt ook de foutcorrectiemodus inschakelen. (Zie "Verzending-opties" op pagina 57.)
Schakel het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Schakel het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
76 _Problemen oplossen
BERICHT BETEKENIS
LSU Hsync-fout Schak. in en uit
E-mail overschr. serveronderst.
Hoofdmotor geblokkeerd
Geheugen vol Het geheugen is vol. Verwijder overbodige
Netwerkfout Er is een probleem met
[Geen antwoord] Het andere faxapparaat
Toner niet Sams.TDe kleurentonercassette
Niet toegewezen Aan de door u gebruikte
Een pagina is te groot
Geen opwarmingr Schak. in en uit
Er is een probleem met de scanner (LSU, Laser Scanning Unit).
Het e-mailbericht is groter dan het door de SMTP-server ondersteunde formaat.
Er is een probleem met de hoofdmotor.
het netwerk.
neemt zelfs na verschillende pogingen niet op.
die door de pijl wordt aangegeven, is geen originele cassette van Samsung.
Druk op OK om van het bericht naar Stop of Doorgaan te schakelen.
W Stop X
snelknop of het door u gekozen snelkiesnummer is geen nummer toegewezen.
Er staan meer gegevens op een pagina dan het ingestelde formaat toelaat.
Er is een probleem met de fixeereenheid (fuser).
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Schakel het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Splits uw e-mailbericht op of verlaag de resolutie.
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer.
faxopdrachten en verzend ze opnieuw zodra er meer geheugen beschikbaar is. U kunt de verzending ook in verschillende delen opsplitsen.
Neem contact op met uw netwerkbeheerder.
Probeer het opnieuw. Ga na of het andere faxapparaat aanstaat.
U kunt Stop of Doorgaan selecteren met de pijltoetsen.
Als u Stop kiest door op het bedieningspaneel op OK te drukken, stopt het apparaat met afdrukken. Als u Doorgaan kiest, gaat het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt, reageert het apparaat alsof Stop is geselecteerd.
Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Samsung­cassette. Zie pagina 67.
Voer het nummer handmatig in met behulp van de cijfertoetsen of sla het nummer of adres op.
Verlaag de resolutie en probeer het opnieuw.
Schakel het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
BERICHT BETEKENIS
Bewerking niet toegewezen
Uitvoerbak vol De uitvoerlade van het
Oververhitting Schak. in en uit
Papierstoring 0 Open/sluit klep
Papierstoring 1 Contr. binnenin
Papierstoring 2 Contr. binnenin
Bijgevulde tonerTDe tonercassette die u
Vervang toner
T
[xxx] vervangen
[xxx] weldra vervangen
Cas. gebr. toner verv./plaatsen
Opnieuw kiezen? Het apparaat wacht
U bent bezig met Pag. toevoegen/Taak annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
apparaat zit vol met papier.
Er is een probleem met de fixeereenheid (fuser).
Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte van de lade.
Er is papier vastgelopen in het papieruitvoergedeelte.
Er is papier vastgelopen rond de fixeereenheid of de tonercassette.
hebt geïnstalleerd is niet origineel of is opnieuw gevuld.
Dit bericht verschijnt tussen de status Toner op en Toner bijna op.
De levensduur van het onderdeel is volledig verstreken.
De levensduur van het onderdeel zal binnenkort verstreken zijn.
De levensduur van de cassette voor gebruikte toner is verstreken en de printer stopt met afdrukken totdat u de cassette hebt vervangen.
gedurende de ingestelde wachttijd voordat het een nummer dat bezet was, opnieuw kiest.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Controleer op het display of er geplande taken zijn.
Verwijder papier.
Schakel het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "In lade 1" op pagina 73.)
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "Rond de fixeereenheid" op pagina 73.)
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "In het papieruitvoergebied" op pagina 74.)
De afdrukkwaliteit kan achteruitgaan als een bijgevulde tonercassette is geplaatst, omdat de kenmerken van een dergelijke cassette aanzienlijk kunnen verschillen van die van een originele cassette. Wij raden het gebruik van een originele Samsung­kleurentonercassette aan.
Vervang de tonercassette door een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Vervang het onderdeel door een nieuw onderdeel. Neem contact op met de serviceafdeling.
Zie "Verbruiksartikelen controleren" op pagina 71 en neem contact op met de serviceafdeling.
Vervang de cassette voor gebruikte toner door een nieuwe. (Zie "De cassette voor gebruikte toner vervangen" op pagina 70.)
Druk op OK om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen of druk op Stop/ Clear om de nieuwe kiespoging te annuleren.
Problemen oplossen_77
BERICHT BETEKENIS
Scaneenheid open
Scanner geblok. De scannermodule is
Verzendfout (VERIFICATIE)
Verzendfout (DNS)
Verzendfout (POP3)
Verzendfout (SMTP)
Verzendfout (verk. config.)
[Op Stop gedr.] Sto p/Clear werd
Toner op
T
Geen toner meerTDe houdbaarheidsdatum
De scanner is niet goed gesloten.
geblokkeerd. Er is een probleem met
de SMTP-verificatie. Er is een probleem met
de DNS-server. Er is een probleem met
de POP3-server. Er is een probleem met
de SMTP-server. Er is een probleem met
de netwerkinterfacekaart.
ingedrukt terwijl het apparaat in werking was.
De tonercassette is leeg. Het apparaat drukt niet meer af.
Druk op OK om van het bericht naar Stop of
Doorgaan of Alleen zwart te schakelen.
W Stop X
Als de zwarte tonercassette leeg is, wordt het bericht Alleen zwart niet weergegeven.
van de tonercassette die met de pijl wordt aangeduid, is bereikt.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Sluit de scanner totdat deze vastklikt.
Deblokkeer de scanner en druk op Stop/Clear.
Configureer de verificatie­instellingen.
Configureer de DNS­instellingen.
Configureer de POP3­instellingen.
Kies een beschikbare server.
Configureer uw netwerkinterfacekaart op de juiste manier.
Probeer het opnieuw.
U kunt een optie kiezen uit
Stop, Doorgaan of Alleen zwart met de
linker- of rechterpijltoets. Als u Stop kiest door op
het bedieningspaneel op OK te drukken, stopt het apparaat met afdrukken. Als u Doorgaan kiest, gaat het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd.
Als u Alleen zwart kiest, worden de gegevens in zwart afgedrukt. In dit geval wordt de monoafdrukfunctie ingesteld in de printereigenschappen.
Bij het kopiëren wordt in dit geval Black Start alleen ingeschakeld. Als u geen keuze maakt, reageert het apparaat alsof Stop is geselecteerd.
Vervang de tonercassette door een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Dit bericht verschijnt wanneer de tonercassette volledig leeg is en de printer stopt met afdrukken. Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Samsung­cassette. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
BERICHT BETEKENIS
Toner bijna op
T
Fout transportriem
Lade is leeg
Lade Verkeerd papier
De corresponderende tonercassette is bijna leeg.
Er is een probleem met de transportriem in het apparaat.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Het in de printereigenschappen opgegeven papierformaat stemt niet overeen met het door u geplaatste papier.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Haal de tonercassette eruit en schud deze goed heen en weer. Zo kunt u tijdelijk opnieuw afdrukken.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek hem er weer in. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Plaats het juiste papier in de lade.
78 _Problemen oplossen

ANDERE PROBLEMEN OPLOSSEN

In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Papier loopt vast tijdens afdrukken.
Papier kleeft aan elkaar.
Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk.
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd.
Het papier blijft vastlopen.
Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "Tips om papierstoringen te voorkomen" op pagina 72.)
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De lade kan maximaal 150 vellen papier bevatten, afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 42.)
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze. (Zie "Tips om papierstoringen te voorkomen" op pagina 72.)
Verwijder eventuele verstoppingen in het apparaat.
Het papier is niet goed in de lade geplaatst. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties voor het apparaat voldoet. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de handinvoer als u afdrukt op speciaal materiaal
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties voor het apparaat voldoet. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken).
.
Afdrukproblemen
PROBLEEM
Het apparaat drukt niet af.
Het apparaat krijgt geen stroom.
Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
De papierlade is leeg. Plaats papier.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
Neem contact op met de serviceafdeling als er
De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten.
De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect.
De poortinstelling is niet juist.
Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd.
Mogelijk is het printerstuurprogramm a niet goed geïnstalleerd.
Het apparaat werkt niet goed.
Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de vaste schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak.
MOGELIJKE
OORZAAK
vastgelopen papier. (Zie "Vastgelopen papier verwijderen" op pagina 73.)
tonercassette. een systeemfout optreedt.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar en het stopcontact.
Selecteer Samsung CLX-3170 Series als de standaardprinter in Windows.
Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere printerkabel te gebruiken.
Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Controleer de printereigenschappen om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn.
Herstel de printersoftware. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft.
Maak extra ruimte op de vaste schijf vrij en druk het document opnieuw af.
Problemen oplossen_79
PROBLEEM
Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoer.
Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt.
De helft van de pagina is leeg.
Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet.
MOGELIJKE
OORZAAK
Mogelijk is in de printereigenschappe n de verkeerde papierbron geselecteerd.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld.
Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade.
De printerkabel zit los of is defect.
Het verkeerde printerstuurprogramm a is geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar behoren.
Het besturingssysteem werkt niet naar behoren.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Dun papier onder printereigenschappen. Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier in de papierlade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is geselecteerd in het programma dat u gebruikt.
Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit kabel en apparaat, indien mogelijk, aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, sluit u een nieuwe printerkabel aan.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Zet het apparaat uit en weer aan.
PROBLEEM
Er worden blanco pagina’s afgedrukt.
De printer drukt het PDF-bestand niet goed af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken.
De foto’s worden niet goed afgedrukt. De afbeeldingen zijn niet duidelijk.
Voor het afdrukken komen er dampen uit het apparaat langs de uitvoerlade.
MOGELIJKE
OORZAAK
De tonercassette is leeg of beschadigd.
Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s.
Mogelijk is een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord).
Incompatibiliteit tussen het PDF­bestand en de Acrobat-producten.
De resolutie van de foto is zeer laag.
Het gebruik van geperforeerd papier kan damp veroorzaken tijdens het afdrukken.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. (Zie "Toner herverdelen" op pagina 67.)
Vervang indien nodig de tonercassette.
Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF­bestand af te drukken als afbeelding. Schakel de optie Afdrukken als afbeelding in bij de Acrobat-afdrukopties.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Verklein de afmetingen van de foto. Als u de foto vergroot in het programma, wordt de resolutie verlaagd.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
80 _Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Lichte of vage afdrukken
Tonervlekken
AaBbCc AaBbCc AaBbCc
AaBbCc
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.) Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd, moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd moet worden.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte, neem contact op met de serviceafdeling.
Het papier voldoet niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. (Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 64.)
AaBbCc
OnregelmatighedenAls op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc
plekken zitten:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Een hele partij papier is niet in orde. Problem en tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dik papier. Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met de serviceafdeling.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Witte vlekken
Verticale strepen
Gekleurde of zwarte achtergrond
Tonervlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier komt binnen in het apparaat terecht, waardoor de transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem contact op met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de lichtgevoelige drum in de tonercassette. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU­gedeelte, neem contact op met de serviceafdeling.
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Controleer de omgeving van het apparaat: bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of extreem vochtige omgevingsomstandigheden (relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%) kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 64.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Verwijder de tonercassette en pla at s ee n nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Problemen oplossen_81
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Verticaal terugkerende afwijkingen
Schaduwvlekken
A
Misvormde tekens
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als een afwijking zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet u een paar keer een reinigingsvel afdrukken om de tonercassette te reinigen. Als de problemen zich hierna blijven voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden, zal het probleem zich waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Als de hele pagina wordt bedekt door schaduwvlekken, kies dan een andere afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of via de printereigenschappen.
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect), kan het papier te glad zijn. Probeer een ander soort papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Als tekens er misvormd uitzien en een golvend effect geven, is het mogelijk dat de scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem contact op met de serviceafdeling.
Gekruld of gegolfd
Vouwen of kreuken
Achterkant van afdrukken is vuil
Eén vaste kleur of zwarte pagina’s
A
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 64.)
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet deze worden vervangen. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling.
Papier trekt schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
AaBbCc
AaBbCc
82 _Problemen oplossen
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of te strak zijn afgesteld.
Tonerverlies
Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 64.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Verwijder de tonercassette en pla at s ee n nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Openingen in tekens
A
Horizontale strepen
AaBbCc AaBbCc
AaBbCc AaBbCc AaBbCc
Krullen
Er verschijnt voortdurend een onbekende afbeelding op enkele vellen, er zit losse toner op de afdruk of de afdruk is te licht of vuil.
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeer dan een andere soort. Wegens de samenstelling van de transparant zijn enkele onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling.
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier. Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer informatie.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte van 1.000 meter of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkw a liteit negatief beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of lichte afdruk). U kunt deze optie instellen in de eigenschappen van het printerstuurprogramma op het tabblad Hulpprogramma Printerinstellingen of Printer. (Zie "Hoogte-instelling" op pagina 34.)
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte
Kopieën zijn blanco. Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte
Afdruk geeft gemakkelijk af.
Kopieerpapier loopt regelmatig vast.
De tonercassette gaat korter mee dan verwacht.
zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer.
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier in het apparaat.
zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer.
Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten.
Waaier de stapel papier uit en leg deze ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht. Het aanbevolen papiergewicht is
2
75 g/m
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten kopieerpapier in het apparaat zijn achtergebleven.
Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen, opgevu l d e vlakk e n of di k k e lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner opengelaten tijdens het kopiëren.
.
Problemen met kopiëren
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Kopieën zijn te licht of te donker.
Vegen, strepen of vlekken op de kopieën.
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder te maken.
•Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van uw kopieën lichter of donkerder te maken, als de fout zich op het origineel bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont, moet u de scannereenheid reinigen. (Zie "De scannereenheid reinigen" op pagina 66.)
Problemen oplossen_83
Problemen met scannen Problemen met Samsung Scanbeheer
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De scanner doet het niet.
Het apparaat doet erg lang over een scan.
Er verschijnt een bericht op het beeldscherm:
"Apparaat kan niet in de gewenste H/W-modus staan."
•"Poort wordt gebruikt door een ander programma."
•"Poort is gedeactiveerd."
"Scanner is bezig met ontvangen of afdrukken van data. Probeer het opnieuw zodra de huidige opdracht is afgerond."
"Ongeldige toegang."
"Scannen is mislukt."
Zorg ervoor dat u het te scannen origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat plaatst en met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer.
Misschien is er niet voldoende geheugen vrij voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd is. Vervang de kabel door een andere kabel waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervan g de kabel indien nodig.
Controleer of de scanner correct is geconfigureerd. Controleer de scaninstelling in de SmarThru- configuratie of de toepassing die u wenst te gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de gescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op de stand ECP (in de BIOS-instellingen van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie de gebruiksaanwijzing van uw computer voor meer informatie over de BIOS-instellingen.
Het is mogelijk dat er een kopieer- of afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het opnieuw wanneer de andere taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het nog een keer.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of de besturingsomgeving is niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is aangesloten en is ingeschakeld. Start de computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Ik kan Samsung Scanbeheer niet gebruiken.
Controleer het besturingssysteem. Ondersteunde besturingssystemen zijn Windows 2000/XP/Vista.
Fax installeren
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat doet niets, het display blijft leeg en de toetsen reageren niet.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer goed is
De in het geheugen opgeslagen nummers worden verkeerd gekozen.
Het origineel wordt niet in het apparaat ingevoerd.
Faxberichten worden niet automatisch ontvangen.
Het apparaat verzendt geen faxberichten.
Een ontvangen faxbericht is gedeeltelijk blanco of is van slechte kwaliteit.
Sommige woorden van een ontvangen faxbericht zijn uitgerekt.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of het stopcontact stroom geeft.
aangesloten.
Controleer of de telefooncontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten.
Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst
Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na of het origineel de juiste afmetingen heeft en niet te dik of te dun is.
Controleer of de automatische documentinvoer goed is gesloten.
Het rubber van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op.
Zorg ervoor dat het origineel zich in de automatische documentinvoer of op de glasplaat bevindt.
Verzending moet op het display verschijnen.
Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen.
Mogelijk is er een probleem met het faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te maken.
Mogelijk is de tonercassette leeg. Raadpleeg pagina 67 voor informatie over het vervangen van tonercassettes.
Het documenttransport van het apparaat dat het faxbericht verzond, haperde even.
af, zie pagina 59.
84 _Problemen oplossen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Er staan strepen op de originelen die u verstuurt.
Het apparaat kiest het nummer maar kan geen verbinding tot stand brengen met het andere faxapparaat.
Faxen worden niet in het geheugen opgeslagen.
Er verschijnen blanco stukken onder aan de pagina, met een korte strook tekst bovenaan.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig. (Zie "De scannereenheid reinigen" op pagina 66.)
Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere faxapparaat om het probleem op te lossen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als op het display het bericht Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert u faxen uit het geheugen die u niet langer nodig hebt en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan.
Mogelijk hebt u de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37 voor informatie over papierinstellingen.
Veelvoorkomende Windows-problemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik".
Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OE-uitzondering", "Spool32" of "Ongeldige bewerking" verschijnt.
Het bericht "Kan niet afdrukken" of "Er is een time-outfout in de printer opgetreden" verschijnt.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die bij uw computer is geleverd voor nadere informatie over Windows-foutberichten.
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de groep Opstarten en start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in de gereedmodus of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat u na of er een fout is opgetreden.
Algemene Linux-problemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat drukt niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open de Unified Driver Configurator en ga naar het tabblad Printers in het venster Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, start u de wizard Add new printer om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat in de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelven s ter Selected printer. Druk op Start als de status de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status "stopped" kan geactiveerd zijn wanneer zich problemen met het afdrukken hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken terwijl de poort wordt gebruikt door een scantoepassing.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scan ne r ) de z e l fd e I/ O - interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om confl ict en t e voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. In de andere toepassing waarmee u of een andere gebruiker probeert af te drukken of te scannen, verschijnt de melding "device busy". Open de Ports configuration en selecteer de poort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster geselecteerde poort kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of drukt u op de knop Release port als u zeker weet dat er een storing is opgetreden bij de huidige "eigenaar" van de poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Kies voor Gimp front-end "print" -> "Setup printer" en bewerk de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
De CUPS-versie (Common Unix Printing System) die wordt gedistribueerd met SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken via het "Internet Printing Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Problemen oplossen_85
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Bepaalde kleurafbeeldingen worden volledig zwart afgedrukt.
Sommige kleurafbeeldingen worden afgedrukt in onverwachte kleuren.
Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af. Slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt.
Ik kan niet scannen via Gimp Front-end.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript versie 7.06 of een latere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de basiskleurruimte van het document wordt geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem te upgraden naar GNU Ghostscript versie 8.xx of een latere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is gemeld aan bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug 688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen.
Controleer of u in Gimp Front-end het venster "Xsane: Device dialog." kunt openen via het menu "Acquire". Als dit niet zo is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw Linux-distributie of op de homepage van Gimp. Zie de Help op de cd van uw Linux­distributie of van de Gimp Front-end­toepassing voor meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke toepassingen.
Het apparaat komt niet voor in de scannerlijst.
Controleer of het apparaat is aangesloten op de computer. Controleer of het apparaat correct is aangesloten via de USB-poort en is ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma voor het apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open het venster Unified Driver Configurator, ga naar Scanners configuration en klik op Drivers. Kijk of er een stuurprogramma in de lijst staat voor uw apparaat. Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. In de andere toepassing waarmee u of een andere gebruiker probeert af te drukken of te scannen, verschijnt de meldi n g "d e v ic e b us y ". Dit gebeurt gewoonlijk bij het begin van een scanprocedure. Er wordt dan een berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te achte rhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 komt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB­poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het deelvenster geselecteerde poort kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop Release port drukken, als u zeker weet dat er een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort.
Wanneer dit het geval is, moet u
De foutmelding "Cannot open port device file" verschijnt bij het afdrukken van een document.
86 _Problemen oplossen
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze geblokkeerd door het abrupte afbreken van de taak zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te geven als deze situatie zich voordoet.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat scant niet.
Controleer of er een document is geplaatst in apparaat.
het
Controleer of het apparaat is aangesloten
op de computer. Controleer of het correct is aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O­interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. In de andere toepassing waarmee u of een andere gebruiker probeert af te drukken of te scannen, verschijnt de melding "device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het begin van een scanprocedure. Er wordt dan een berichtvenster weergegeven. Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Het poortsymbool /dev/mfp0 komt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1 enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het deelvenster geselecteerde poort kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop Release port drukken, als u zeker weet dat er een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort.
Veelvoorkomende Macintosh-problemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De printer drukt het PDF-bestand niet goed af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken.
Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is niet verdwenen uit de wachtrij in Mac OS 10.3.2.
Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding. Schakel de optie Afdrukken als afbeelding in bij de Acrobat-afdrukopties.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3 of hoger.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat Mac OS het desbetreffende lettertype niet kan maken bij het afdrukken van het voorblad. Letters uit het Engelse alfabet en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer is geleverd voor nadere informatie over Linux-foutberichten.
Problemen oplossen_87

verbruiksartikelen bestellen

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen Aanschafmogelijkheden De optionele delen of functies kunnen per land verschillen. Neem contact
op met een van de vertegenwoordigers als u wilt weten of het onderdeel leverbaar is in uw land.

VERBRUIKSARTIKELEN

Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het apparaat:

AANSCHAFMOGELIJKHEDEN

Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en toebehoren wilt bestellen, neem dan contact op me t de lokale Samsung-dealer of de leverancier bij wie u het apparaa t hebt gekocht of ga naar
www.samsung.com/supplies
over het aanvragen van technische ondersteuning.
en selecteer uw land/regio voor informatie
TYPE
Standaardrendement tonercassette
Beeldeenheid Circa 24.000
Opvangbak voor gebruikte toner
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/
IEC 19798.
b. Regio A: Albanië, Oostenrijk, België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Cyprus,
Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Zwitserland, VK
c. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u
documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart), neemt de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
Wanneer u een nieuwe tonercassette of verbruiksartikelen aanschaft, dient u dit in hetzelfde land te doen als waar u het apparaat hebt aangeschaft. Anders zijn de tonercassette of verbruiksartikelen niet compatibel met het apparaat, omdat de configuratie van de tonercassette en verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
GEMIDDELD AANTAL
AFDRUKKEN
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken van een zwarte tonercassette:
1.500 standaardpagina’s (zwart)
Gemiddeld continu aantal afdrukken kleurencassette: 1.000 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan)
afbeeldingen Circa 2.500
afbeeldingenc (vierkleurendruk 5% beeld)
a
ONDERDEELNUMMER
CLT-K409S (zwart) CLT-C409S (cyaan) CLT-M409S (magenta) CLT-Y409S (geel)
Regio A
CLT-K4092S (zwart) CLT-C4092S (cyaan) CLT-M4092S (magenta) CLT-Y4092S (geel)
CLT-R409
CLT-W409
b
Verbruiksartikelen bestellen_88

specificaties

In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax

ALGEMENE SPECIFICATIES

Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het apparaat.
ITEM BESCHRIJVING
Capaciteit ADI Afmetingen van
documenten in de automatische documentinvoer
Capaciteit papierinvoer
Capaciteit papieruitvoer
Voeding AC 110 – 127 V of AC 220 – 240 V
Stroomverbruik
Geluidsniveau
Opwarmtijd Minder dan 35 seconden
a
Tot 15 vellen van 75 g/m2
Breedte: 127 tot 216 mm
•Lengte: 148 tot 356 mm
Lade: 150 vel normaal papier, 75 g/m
Bedrukte zijde omlaag: 80 vel van 75 g/m
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste voltage, frequentie (hertz) en het soort stroom voor uw apparaat.
Gemiddelde bedrijfsmodus: Minder dan 350 Watt
Gereedmodus: Minder dan 80 W
Energiebesparende modus: Minder dan 15 Watt
Gereedmodus: Achtergrondgeluid
Afdrukmodus: Minder dan 48 dBA
Kopieermodus: Minder dan 52 dBA
ITEM BESCHRIJVING
Rendement beeldeenheid
Opvangbak voor gebruikte toner
Geheugen 128 MB (niet uitbreidbaar) Externe afmetingen
(B x D x H) Gewicht
2
2
(inclusief verbruiksartikelen)
Verpakkingsgewicht Papier: 2,0 kg
Afdrukvolume Fixeertemperatuur 180 °C
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type afdrukmateriaal e het formaat van het afdrukmateriaal.
c. Kan worden beïnvloed door de bedrijfsomgeving, de tijd tussen twee
afdrukken, het soort afdrukmateriaa l en formaat van het afdrukmateriaal.
d. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u documenten
afdrukt in vier kleuren (zwart, cyaan, magenta, geel), neemt de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
c, d
c, d
Circa 24.000 afbeeldingen
Circa 10.000 afbeeldingen
415 x 373 x 342 mm
15,4 kg
Plastic: 0,4 kg Tot 20.000 afbeeldingend (maandelijks)
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 10 tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
Display 16 tekens x 2 regels Levensduur
tonercassette
b
Zwart Gemiddeld aantal onafgebroken
Kleur (Geel/magenta/
cyaan)
afdrukken van een zwarte tonercassette: 1.500 standaardpagina’s (wordt geleverd met startercassette voor 1.000 pagina’s.)
Gemiddeld continu aantal afdrukken kleurencassette: 1.000 standaardpagina’s
(wordt geleverd met startercassette voor 700 pagina’s.)
89 _Specificaties

SPECIFICATIES VAN DE PRINTER SPECIFICATIES VAN DE SCANNER

ITEM BESCHRIJVING
Afdrukmethode Kleurenlaserprinter Afdruksnelheid
a
Zwart-wit: Tot 16 ppm (A4), 17 ppm (Letter)
Kleur: Tot 4 ppm (A4), 4 ppm (Letter)
Tijd voor eerste afgedrukte pagina
Zwart­wit
Vanuit gereedmodus: Minder dan 14 seconden
Vanuit een koude start: Minder dan 45 seconden
Vanuit gereedmodus: Minder dan
Kleur
26 seconden
Vanuit een koude start: Minder dan 57 seconden
Afdrukresolutie Max. 2.400 x 600 dpi Printertaal SPL-C Compatibiliteit met
besturingssystemen
Windows: 2000/XP/2003/Vista
b
Linux: Red Hat 8.0 ~ 9.0, Mandrake 9.2 ~ 10.1, SuSE 8.2 ~ 9.2, Fedora Core 1 ~ 4
Macintosh: Mac OS X 10.3 ~ 10.5, Universal Mac
Interface Snelle USB 2.0
Ethernet 10/100 Base TX (ingesloten type)
Draadloos LAN 802.11b/g (enkel CLX-3175FW)
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de
snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmaterialen en de complexiteit van de taak.
b. Ga naar www.samsungprinter.com om de meest recente softwareversie
te downloaden.
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm Scanmethode
Resolutie
a
Kleuren-CIS TWAIN-
norm WIA-
1.200 x 1.200 dpi (Tot 4.800 x
4.800 dpi) Tot 1.200 x 1.200 dpi
norm Scannen
100, 200, 300 dpi naar USB
Scannen
100, 200, 300 dpi naar e­mail
Scannen
75, 150, 200, 300, 600 dpi naar PC
Bestandsindeling
PDF, BMP, TIFF, JPEG
b
netwerkscan Effectieve
Max. 289 mm
scanlengte Effectieve
Max. 208 mm
scanbreedte Kleurdiepte 24 bits Grijstinten 1 bit voor zwart-witmodus
8 bits voor grijstinten
a.De maximale resolutie kan verschillen afhankelijk van de
scantoepassing.
b.JPEG is niet beschikbaar als u onder Scankleur de zwart-witmodus
selecteert.
90 _Specificaties

SPECIFICATIES VAN HET KOPIEERAPPARAAT

ITEM BESCHRIJVING
a
Kopieersnelheid
Kopieerresolutie
Zoombereik Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één document.
Zwart-wit: Tot 16 kopieën per minuut in A4-formaat (17 kpm in Letter-formaat)
Kleur: Tot 4 kopieën per minuut in A4-formaat (4 kpm in Letter-formaat)
Glasplaat van de scanner
Tot 600 x 600 (tekst, tekst/foto, tijdschrift) Tot 1200 x 1200 (foto)
ADI Tot 600 x 600 (tekst, tekst/foto, foto,
tijdschrift)
ADI: 25% tot 100%

SPECIFICATIES VAN DE FAX

De faxfunctie wordt niet door alle apparaten ondersteund.
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit ITU-T G3 Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX Gegevenscodering MH/MR/MMR/JBIG/JPEG Modemsnelheid 33,6 Kbps Transmissiesnelheid
Maximale
Tot 3 seconden per pagina 356 mm
a
documentlengte Resolutie Standaard: 203 x 98 dpi
Fijn: 203 x 196 dpi Superfijn
b
: 300 x 300 dpi
Geheugen 2MB Halftoon 256 niveaus AutoKiezer Snelkiesnummers (max. 240)
a. Standaardresolutie, MMR (JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C" via
ITU-T No. 1 chart, Memory Tx, ECM.
b.De verzendresolutie in Superfijn verschilt afhankelijk van het type
apparaat van de ontvanger.
Specificaties_91

verklarende woordenlijst

Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP­adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wan neer u het apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche, ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server­netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie) "Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
Verklarende woordenlijst_92
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technolog ie sinds de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP­netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/ IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten.
93 _Verklarende woordenlijst
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen, met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card) geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert, en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi­tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS­stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling, ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan software communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
Verklarende woordenlijst_94
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig, op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die zijn gemaakt met diverse beeldverwerkingstoepassingen.
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN­compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele scanner wordt gebruikt.
95 _Verklarende woordenlijst

index

A
aanpassing
hoogte 34
achtergrond wissen, speciale kopie45 achtergrondafbeelding, aanpassen 45 ADI 20 ADI, plaatsen 36 adresboek
groepskiesnummers 58 snelkiesnummers 58
adresboek, gebruiken 48 afdrukken
rapporten 63 USB-geheugen 61
alarmgeluid 35 antwoord-/faxmodus, ontvangstmodus55 apparaat-id, instellen 52
B
bedieningspaneel 21 belsignaal 35
D
datum en tijd, instellen 34 displaytaal, wijzigen 34 DRPD (Distinctive Ring Pattern
Detection)
55
E
energiesparende modus35
F
fax met voorrang 54 fax ontvangen
in antwoord-/faxmodus 55
fax verzenden
automatisch 53
faxen
fax instellen 57, 56, 54, 53 groepsverzenden 53 standaardinstellingen, wijzigen 58 uitgestelde faxen 54
faxen doorsturen 56 faxhoofd, instellen 52 faxmodus, ontvangstmodus 55 faxnummer, instellen 52
G
geheugen, wissen 64 geluiden, instellen 34 glasplaat
reinigen 66
glasplaat scanner
documenten plaatsen 36
groepskiesnummers, instellen 58 groepsverzenden 53
I
ID Copy 21 id-kaart, speciale kopie 44
K
klokmodus 34 kopiëren
2 pagina’s per vel, 4 pagina’s per vel 44 achtergrond wissen 45 kloon 45, 44 poster 44 soort origineel 43, 44 time-out, instellen 45, 43
L
lade
breedte en lengte aanpassen 40
LED
Status 22
luidsprekergeluid 35
luidsprekervolume 35
O
onderdelen vervangen
tonercassette 67
onderhoud
onderdelen 71 tonercassette 67
ontvangstmodi 54 opnieuw kiezen
automatisch 53 handmatig 53
originelen
papierstoring, verhelpen 72, 36
originelen plaatsen
ADI 36 glasplaat scanner 36
P
papier
formaat wijzigen 40 storing verhelpen 73
papiersoort
instellen 42
papierstoring
tips om storingen te voorkomen 72
papierstoring, verhelpen
document 72
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 81 faxen 84 kopiëren 83 Linux 85 Netwerkscan 84 papierinvoer 79 scannen 84 Windows 85
problemen met afdrukkwaliteit,
oplossen problemen onder Linux 85 problemen onder Windows 85
81
Index_96
R
rapporten, afdrukken 63 reinigen
binnenzijde 64 scanner 66
S
scannen
naar e-mail 47 standaardinstelling, wijzigen 48 USB-flashgeheugen 60
snelkiesnummers, instellen 58 speciale kopieerfuncties 44 standaardmodus, wijzigen 34
T
tekens, invoeren35 telefoonmodus, ontvangstmod u s 55 toetstoon 35
U
uitgestelde fax 54 USB-flashgeheugen
afdrukken 61 beheren 62 gegevensback-up 61 scannen 60
V
vastgelopen papier, verwijderen
lade173
veilige ontvangstmodus 55 verbruiksartikelen
levensduur controleren 71 verwachte levensduur tonercassette 67
volume, aanpassen
belsignaal 35 luidspreker 35
W
werken met
SetIP 27
Index_97

contact SAMSUNG worldwide

If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
COUNTRY CUSTOMER CARE CENTER WEB SITE
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com/ar AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com AUSTRIA BELGIUM 0032 (0)2 201 24 18 www.samsung.com/be BRAZIL 0800-124-421
CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/ca CHILE 800-SAMSUNG (726-7864 ) www.samsung.com/cl CHINA 800-810-5858
COLOMBIA 01-8000-112-112 www.samsung.com/co COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com/latin CZECH
REPUBLIC
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com/dk
0800-SAMSUNG (726-7864)
4004-0000
010- 6475 1880
844 000 844 www.samsung.com/cz
Distributor pro Českou republiku : Samsung Zrt., česka organizační složka Vyskočilova 4, 14000 Praha 4
www.samsung.com/at
www.samsung.com
www.samsung.com.cn
COUNTRY CUSTOMER CARE CENTER WEB SITE
INDONESIA 0800-112-8888 www.samsung.com ITALIA 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com/latin JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com/jp LATVIA 800-7267 www.samsung.com/lv LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com/lt LUXEMBURG 0035 (0)2 261 03 710 www.samsung.com/be MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com/my MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-
7864)
NETHERLANDS
NEW ZEALAND NICARAGUA 00-1800-5077267 NORWAY 815-56 480 www.samsung.com/no PANAMA 800-7267 www.samsung.com/latin
0900-SAMSUNG (726-7864 € 0,10/Min)
0800SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/nz
www.samsung.com
www.samsung.com/nl
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com/latin EL SAL VADOR 800-6225 www.sam s u ng .c om/ lat in ESTONIA 800-7267 www.samsung.ee KAZAHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.kz KYRGYZSTAN FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com/fi FRANCE 3260 SAMSUNG 08 25 08 65
GERMANY 01805 - SAMSUNG (726-
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com/latin HONDURAS 800-7919267 HONG KONG 3698-4698 www.samsung.com/hk HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com INDIA 3030 8282
00-800-500-55-500
www.samsung.com
65 (€ 0,15/min)
www.samsung.com
7864 (€ 0,14/Min)
www.samsung.com
1800 110011
PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG (726-
7864)
POLAND 0 801 801 881
022-607-93-33 PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/pt PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com/latin REP.
DOMINICA EIRE 0818 717 100 www.samsung.com/ie RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/sg SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/sk SOUTH
AFRICA SPAIN 902 10 11 30 www.samsung.com SWEDEN 0771-400 200 www.samsung.com/se
1-800-751-2676 www.samsung.com/latin
0860-SAMSUNG (726-7864 ) www.samsung.com
www.samsung.com/ph
www.samsung.com/pl
98 _Contact SAMSUNG worldwide
COUNTRY CUSTOMER CARE CENTER WEB SITE
SWITZERLAND 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/ch TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
TRINIDAD & TOBAGO
TURKEY 444 77 1 1 www.samsung.com U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864)
U.K 0845 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.S.A. 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/us UKRAINE 8-800-502-0000 www.samsung.com UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com.uz VENEZUELA 0-800-100-5303 VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/latin
8000-4726
www.samsung.com/th
www.samsung.com
www.samsung.com/latin
Contact SAMSUNG worldwide_99

de functies van uw nieuwe laserproduct

Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren. Met dit apparaat kunt u:
SPECIALE FUNCTIES
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwali te it
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Uw apparaat drukt tot 16 ppm van A4-formaat af en tot 17 ppm van Letter-formaat. In de Kleurenmodus drukt uw apparaat papier in A4-formaat of Letter-formaat tot 4 ppm af.
Veel v er s ch illende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade voor 150 vellen ondersteunt gew oon papier in diverse formaten: briefhoofden, enveloppen, etiketten, aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk"). (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. (Raadpleeg het ho ofdstuk Software.)
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en gewoon papier met briefhoofd. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-, TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende bestemmingen via Netwerkscan.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/ 2003/Vista, alsmede met Linux- en Macintosh-systemen.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus­of krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
Loading...