ATTENTION: RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
CAUTION: TO REDUCE THE RISK OF ELECTRIC SHOCK,
DO NOT REMOVE COVER (OR BACK).
NO USER-SERVICEABLE PARTS INSIDE.
REFER SERVICING TO QUALIFIED SERVICE PERSONNEL.
De bliksemschicht met een pijltje in een rechthoekige driehoek
wijst de gebruiker op de mogelijkheid dat hij in contact komt
met een niet-geïsoleerde “gevaarlijke spanning” in het inwendige die krachtig genoeg is om een elektrocutie te veroorzaken.
Het uitroepteken in een rechthoekige driehoek wijst de gebruiker op het bestaan van belangrijke gebruiks- en onderhoudsinstructies in de bij het apparaat geleverde handleiding.
INSTRUCTIES VOOR HET VERMIJDEN VAN BRAND, ELEKTROCUTIE OF VERWONDINGEN.
BELANGRIJKE VOORZORGSMAATREGELEN
LEES DEZE INSTRUCTIES AANDACHTIG DOOR.
WAARSCHUWING - Tijdens het gebruik van een elektrisch apparaat moet u altijd op een aantal dingen letten, waaronder:
1.Lees deze instructies aandachtig door.
2.Bewaar deze instructies op een veilige plaats op.
3.Neem alle waarschuwingen ter harte.
4.Gebruik dit apparaat nooit in de buurt van water.
5.Maak dit apparaat enkel schoon met een vochtige doek.
6.Zorg dat de ventilatie-openingen nooit versperd geraken. Stel
dit apparaat enkel op zoals dit door Roland wordt aanbevolen.
7.Plaats dit apparaat nooit in de buurt van warmtebronnen
(kachels, stoven e.d.) of andere apparaten die snel warm
worden (bv. versterkers).
8.Dit apparaat moet geaard worden. Probeer nooit de veiligheidsvoorzieningen van een gepolariseerde stekker te omzeilen. Op sommige modellen gaat het over een stekker met
een brede en een smalle pen. Bij andere modellen is er een
derde pen die voor de aarding van het apparaat zorgt. Verwijder nooit de in de fabriek aangebrachte stekker. Als hij niet in
het gewenste stopcontact past, vraag dan aan een elektricien
om een ander stopcontact te installeren.
9.Zorg dat er niemand over netsnoer kan struikelen en dat er
geen zware voorwerpen op worden gezet. Wees vooral voorzichtig met de kabel aan de uitgang van het apparaat en vlak
vóór het stopcontact.
10. Gebruik enkel houders en accessoires die uitdrukkelijk door
de fabrikant worden aanbevolen.
11. Zet het apparaat enkel op een wagen, in een
rack, op een statief, een tafel enz. die door de
fabrikant uitdrukkelijk wordt aanbevolen. Wees
tijdens het transport van een dergelijke eenheid voorzichtig om te voorkomen dat het
apparaat zelf of de hele constructie valt en
voor verwondingen zorgt.
12. Tijdens een onweer, of wanneer u het apparaat langere tijd
niet wenst te gebruiken, verbreekt u het best de aansluiting
op het lichtnet.
13. Laat alle herstellings- of onderhoudswerken over aan uw Roland-dealer of een door Roland erkende technische dienst.
Als u ook maar vermoedt dat er iets aan het apparaat scheelt,
neemt u het best meteen contact op met uw Roland-dealer.
2
For the U.K.
WARNING:
IMPORTANT:
As the colours of the wires in the mains lead of this apparatus may not correspond with the coloured markings identifying
the terminals in your plug, proceed as follows:
The wire which is coloured GREEN-AND-YELLOW must be connected to the terminal in the plug which is marked by the
letter E or by the safety earth symbol or coloured GREEN or GREEN-AND-YELLOW.
The wire which is coloured BLUE must be connected to the terminal which is marked with the letter N or coloured BLACK.
The wire which is coloured BROWN must be connected to the terminal which is marked with the letter L or coloured RED.
THIS APPARATUS MUST BE EARTHED
THE WIRES IN THIS MAINS LEAD ARE COLOURED IN ACCORDANCE WITH THE FOLLOWING CODE.
GREEN-AND-YELLOW: EARTH, BLUE: NEUTRAL, BROWN: LIVE
Page 3
WAARSCHUWING
Veilig gebruik van dit apparaat
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labelsOver de symbolen
WAARSCHUWING
Wijst de gebruiker op het risico op
WAARSCHUWING
dodelijke ongevallen of zware verwondingen als gevolg van een fout
gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan
leiden tot verwondingen en of materi le
schade.
LET OP!
* "Materi le" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of
andere huishoudelijke voorwerpen
evenals huisdieren enz.
LET OP
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het
symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het
links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene
waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit
mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan
wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links
getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het
toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten
worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt
aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde
symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de
uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
WAARSCHUWING
001
• Gelieve vóór het gebruik van dit apparaat alle
instructies in deze handleiding door te lezen.
• Probeer nooit het instrument te openen of defecte
onderdelen te vervangen (tenzij dit in de handleiding uitdrukkelijk staat vermeld). Laat alle herstellingen en onderhoudswerken over aan uw
Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of
aan de distributeur (zie de adressen op de laatste
bladzijden van deze handleiding).
• Plaats het apparaat altijd op een stevig en effen
oppervlak. Kies nooit een te lichte stand en zet het
instrument vooral niet op hellende oppervlakken.
• Beschadig nooit het netsnoer. Zorg dat de kabel
altijd zo wordt gelegd dat hij niet afgeklemd of op
gelijk welke andere manier gekneusd wordt. Het
gebruik van een beschadigd netsnoer kan leiden
tot brand of elektrocutie.
• Dit instrument kan voor een geluidsniveau zorgen
dat tot gehoorverlies kan leiden. Bespeel dit
instrument dus nooit lange tijd op hoog volume.
Als u ook maar vermoedt dat u gehoorproblemen
hebt, neemt u het best meteen contact op met een
oorarts.
• In gezinnen met kleine kinderen moeten de
ouders de kroost zo lang helpen bij het bedienen
van het instrument tot de kinderen zelf weten wat
ze wel en niet mogen doen.
• Sluit het netsnoer van dit apparaat nooit aan op
een stroomcircuit waar al talrijke andere apparaten op zijn aangesloten. Wees bijzonder voorzichtig met verlengingskabels: het opgenomen vermogen van alle apparaten mag niet hoger liggen dan
de capaciteit van de verlengkabel. Anders smelten
de aders namelijk. Let altijd op de gegevens die op
de kabel staan vermeld.
• Vóór het gebruik van dit apparaat in het buitenland neemt u het best contact op met uw dealer
om te zorgen dat u de juiste voeding gebruikt (zie
ook de adressen op de laatste pagina’s van deze
handleiding).
• Stroom- en signaalkabels draait u het best nooit
samen om storingen te voorkomen. Bovendien
moet u zorgen dat de kabels buiten het bereik van
kinderen worden gelegd.
• Als het apparaat tijdens het gebruik zou kunnenbeginnen rollen of schuiven, moet u de wieltjes
aan de onderkant verwijderen. das is bv. noodzakelijk op een podium of wanneer u het apparaat in
een vracht- of bestelwagen vervoert.
De VGA-7 is een “V-Guitar”-versterker met o.a. een GK-ingang. Dat zorgt ervoor dat hij een veel groter aantal geluiden in huis heeft dan een gewone gitaarversterker. Deze verscheidenheid is te danken aan een combinatie van
COSM-gitaar- en COSM-versterkermodellen. Bovendien bevat de VGA-7 geheugens. Het is trouwens een stereo-versterker (65 + 65W).
Het tweeweg-luidsprekersysteem bevat 12”-luidsprekers en zgn. “Horn-Tweeters” in een basreflex-kast. Dit zorgt
voor een bijzonder krachtig en tegelijk lekker gedefinieerd geluid.
COSM Guitar
●
De toonhoogte- en Envelope-gegevens, die het hexafonische element uit de trillingen van de gitaarsnaren haalt,
vormen de basis voor 26 verschillende types geluiden
die zowat alles bestrijken wat tussen een elektrische en
een akoestische gitaar ligt. De mogelijkheden zijn legio
en zorgen hier en daar zelfs voor volledig nieuwe geluiden.
●
Het is zelfs mogelijk om de virtuele elementen in en uit
te schakelen en ze te verplaatsen. Ook akoestische gitaren “zitten in” de VGA-7. En hiervoor kunt u zelfs kiezen of ze met een piëzo-element dan wel via een microfoon op de versterker moeten worden aangesloten.
●
U kunt de snaren apart stemmen/transponeren. Dit laat
toe om in de VGA-7 een Nashville- en andere open stemmingen te gebruiken, zonder de gitaar zelf anders te
stemmen. Natuurlijk kan de VGA-7 ook voor een 12-snaren geluid zorgen.
●
Ook de “Digital Capo”-functie komt van pas wanneer u
in een moeilijke toonaard moet spelen. Het is nu zelfs
mogelijk om de denkbeeldige Capo achter de laatste fret
te plaatsen.
COSM Amplifier
●
Naast de klassieke Solid State- en buizenversterkers
bevat de VGA-7 een overtuigende simulatie van Full
Range-versterkers, wat met name voor akoestische geluiden van belang is. In het totaal beschikt u over 12 verschillende versterkergeluiden.
Effecten
●
De VGA-7 bevat 4 gescheiden effectblokken: EFX, Delay,
Chorus en Reverb (galm), die u echter wel simultaan
kunt gebruiken. Handig in dit verband is tevens dat u de
effecten met een voetsvhakelaar in en uit kunt schakelen.
●
Het EFX-blok bevat de volgende effecttypes: : Wah, Slow
Gear, Compressor, Tremolo, Phaser en Flanger. Daarvan
kunt u er telkens één kiezen.
●
Het Delay-effect is voorzien van een “Tap Tempo”-functie, zodat u de vertragingstijd ook tijdens een optreden
of in de studio snel en betrouwbaar kunt instellen. Er is
ook een Delay HOLD-functie: hiermee neemt u een kort
fragment op dat dan in een lus wordt afgespeeld.
●
Het Chorus-effect berust op schakelingen die als sinds
jaren met groot succes in onze versterkers van de JCserie (Jazz Chorus) worden gebruikt.
Geheugens
Alle instellingen (gitaar, stemming, versterkertype,
effecten) kunt u als zgn. “Patches” opslaan. Tijdens het
spelen kunt u dan in minder dan een seconde van het
ene geluid naar een volstrekt ander geluid gaan.
Naast de 80 in de fabriek geprogrammeerde Patches
(Presets) zijn er 80 geheugens waar u uw eigen instellingen kunt opslaan (“User-Patches”). U kunt dus op
elk moment kiezen uit 160 verschillende geluiden.
●
Met de regelaars Gain, Volume, de 3-bands-toonregeling en de Presence-regelaar kunt u in een mum van tijd
precies het gewenste geluid instellen. De klasse van deze
versterker blijkt o.m. uit het feit dat de karakteristiek van
de toonregeling verschilt naar gelang het gekozen versterkertype.
●
De “Speaker Modeling”-functie simuleert het geluid van
verschillende luidsprekerkasten. Zo kunt u bekende
speakerkasten simuleren of volledig nieuwe combinaties van “Vintage”-geluiden gebruiken.
Eenvoudige bediening
De VGA-7 is voorzien van een groot aantal knoppen en
regelaars. Op die manier kunt u hem bijna net zo eenvoudig bedienen als een traditionele gitaarversterker.
6
Page 7
Uitbreidbaar
■
COSM
•
Belangrijkste functies
●
Stereo-ingangen: op deze aansluitingen kunt u een
externe signaalbron (bv. een gitaarsynthesizer) aansluiten, het geluid ervan met dat van de VGA-7 mengen en
samen uitversterken via de ingebouwde luidsprekers.
Verder zijn er stereo-uitgangen die u rechtstreeks op een
opname-apparaat of mengpaneel kunt aansluiten.
●
Er zijn bovendien een groot aantal pedaalaansluitingen
die toelaten om Patches met de voet te kiezen en de
effecten in en uit te schakelen. Verder kunt u een optioneel zwelpedaal gebruiken om het volume of het WahWah-effect aan te sturen.
●
De VGA-7 is ook voorzien van MIDI-aansluitingen, wat
de bediening van bepaalde functies vanop afstand toelaat. Verder kunt u de instellingen van de VGA-7 via
MIDI archiveren (“Bulk Dump”).
■
“Sound Modeling”
De ingenieurs van Roland zijn de mening toegedaan
dat de analyse van het gitaargeluid voor een overtuigende wiskundige simulatie zich niet mag beperken
tot het geluid dat door de gitaar wordt voortgebracht.
De invloed van de versterker en de gebruikte luidsprekers (“speakers”) is net zo belangrijk. Daar moet je
rekening mee houden, wil je een overtuigende simulatie neerzetten.
Er komen dus veel meer dingen om de hoek kijken dan
je aanvankelijk zou denken. En daar hoort echt alles
bij: van de manier van aanslaan tot de geluidsgolven
die onze oren bereiken. Daarom heeft Roland rekenkundige modellen ontwikkeld waar al deze factoren in
voorkomen. Deze modellen zijn virtuele voorstellingen
van fysieke verschijnselen die enerzijds kunnen worden gebruikt voor realistische simulaties van
bestaande geluiden, maar anderzijds ook toelaten om
nieuwe geluiden voort te brengen.
De Composite Object Sound Modeling-technologie van
Roland (“COSM”) is een Modeling-procédé dat telkens
verschillende modellen tegelijk berekent. Op basis van
de snaartrillingen kunnen zo bijna gelijk welke geluiden worden gemaakt. Aangezien het geheel om de trillingen van uw eigenste gitaar draait, houdt COSM
rekening met alle nuances die uw spel kenmerken: uw
expressiviteit ligt m.a.w. aan de basis van het “virtuele” geluid. Het gaat dus niet zomaar om schepsels die
door een “Black Box” worden gemaakt.
COSM GUITAR/COSM AMPLIFIER
COSM Guitar/COSM Amplifier zijn modellen die speciaal voor gitaren en gitaarversterkers werden ontwikkeld en berusten op de volgende onderdelen:
Electronic Modeling: simulatie van alle kenmerken van
een versterker: de buizen (lampen), transistors en de
overige schakelkringen.
•Magnetic Modeling: simulatie van alle aspecten van de
elementen (pickups), transformators, luidsprekers en
andere elektromagnetische onderdelen.
•
Physical Modeling
houden met de materiaalsoorten, de vorm van de gitaar,
het gebruikte vernis en de stemmechanieken.
Bovendien laat COSM de creatie van nieuwe geluiden
toe die je nog op geen enkele gitaar of versterker
gehoord hebt (volgens het principe “en stel nu
eens…”). De talrijke boventonen van de snaren kunnen
namelijk selectief worden versterkt, aangevuld met
andere boventonen of worden onderdrukt, zodat er
geluiden ontstaan die je zelfs niet meer met een gitaar
associeert.
Elke gitarist heeft zijn eigen manier van spelen en dus
ook zijn/haar eigen sound. Iedereen klinkt, met andere
woorden, anders. Maar toch is er één element dat alle
gitaristen verbindt: ze zorgen dat snaren beginnen te
trillen. En precies dat vormt het uitgangspunt van het
V-Guitar-systeem, omdat de trillingen alle belangrijke
gegevens bevatten: de dynamiek, de plaats waar een
snaar wordt aangeslagen, de aard van uw vibrato enz.
Alle simulaties en nieuwsoortige geluiden van de
VGA-7 berusten dus op het signaal van uw gitaar en
op uw manier van spelen. Het voordeel van dit
systeem is dat u, doorheen alle mogelijke geluiden van
de VGA-7, altijd herkenbaar blijft. U hoeft dus niet te
vrezen dat u bij gebruik van een VGA-7 aan expressiviteit inboet of uw manier van spelen moet veranderen.
: simulatie van alle dingen die verband
7
Page 8
Belangrijke opmerkingen
Lees naast de “Belangrijke voorzorgsmaatregelen” (blz. 2) en “Veilig gebruik van dit apparaat” (blz. 3) ook de volgende
punten even door.
Voeding
• Sluit de VGA-7 niet samen met apparaten, die ruis veroor-
zaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar lichtsysteem), op eenzelfde stroomkring aan.
• Alvorens de VGA-7 op andere apparaten aan te sluiten
schakelt u best alle toestellen uit. Zo voorkomt u defecten
en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten.
Opstelling
• Als u de VGA-7 gebruikt nabij een vermogensversterker
(of een ander apparaat met grote transformators), kan er
brom ontstaan. Oriënteer de VGA-7 dan anders of verwijder hem van de interferentiebron.
• De VGA-7 kan de radio- of TV-ontvangst verstoren.
Gebruik hem dus nooit in de nabijheid van dergelijke ontvangers.
• Gebruik de VGA-7 niet op een plaats die blootgesteld is
aan de regen, of in een andere vochtige omgeving.
• Laat het apparaat nooit in het directe zonlicht staan. Dat
kan ervoor zorgen dat de finish verkleurt of dat bepaalde
onderdelen gedeeltelijk beginnen te smelten e.d.
• Gummi- en vinylvoorwerpen laat u het best nooit te lang
op de behuizing van dit apparaat liggen, omdat dit kan
leiden tot verkleuring of plekken die niet of nauwelijks
kunnen worden verwijderd.
• Zet nooit een glas, beker, mok, vaas met een vloeistof op
het apparaat. Als er toch vloeistofplekken op de behuizing
belanden, moet u die meteen verwijderen. Bovendien
kunnen vloeistoffen natuurlijk voor kortsluitingen zorgen.
Wees dus voorzichtig.
• Plaats het apparaat tijdens het gebruik op minstens 50cm
van een muur.
• Tijdens het gebruik zet u het best geen voorwerpen op het
apparaat.
• Bovendien moet u zorgen dat de luchtcirculatie gevrij-
waard blijft, omdat enkel dan een optimale verluchting
en dus koeling van het apparaat is verzekerd. Aangezien de koelribben aan de achterkant tijdens het
gebruik heet worden, zou het kunnen gebeuren dat
een blad papier, dat ermee in aanraking komt, begint te
branden.
• Zet nooit zware voorwerpen op de versterker. Die zou-
den namelijk de ombouw kunnen beschadigen of vallen en dus verwondingen kunnen veroorzaken.
Onderhoud
• Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte
droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek.
Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild,
niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg de VGA-7 nadien
goed af met een zachte droge doek.
• Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk
oplosmiddel om verkleuring of vervorming te voorkomen.
Herstellingen en uw data
• Houd a.u.b. in gedachte dat de in de geheugens opgeslagen data tijdens herstellingswerken verloren kunnen
gaan. Belangrijke instellingen zou u dan ook op regelmatige tijdstippen via MIDI naar een ander apparaat
(sequencer) e.d. moeten zenden. U zou ze echter ook kunnen noteren als u dat handiger vindt. Tijdens eventuele
herstellingswerken wordt er altijd geprobeerd om de
geheugeninhoud ongemoeid te laten, maar garanderen
kunnen we dat niet. Roland is niet aansprakelijk voor
materieel of moreel verlies of schade die te wijten zijn aan
het verlies van uw data.
Geheugenbatterij
• Dit apparaat bevat een batterij die het RAM-geheugen van
stroom voorziet wanneer u de VGA-7 uitschakelt. Zodra
de spanning van deze batterij onder de minimaal noodzakelijke waarde komt te liggen, verschijnt de hierna
getoonde melding in het display. Laat de batterij dan zo
snel mogelijk vervangen door uw Roland-dealer of een
door Roland erkende herstellingsdienst. Probeer nooit zelf
te batterij te vervangen.
Bijkomende voorzorgen
• Denk er a.u.b. aan dat de in de geheugens opgeslagen data
in geval van een defect of bij een foute handeling kunnen
worden gewist. Daarom moet u alle belangrijke instellingen hetzij noteren, hetzij via MIDI naar een extern apparaat doorseinen en daar dan opslaan. Doe dit op regelmatig tijdstippen om altijd over een kopie van de meest
recente instellingen te beschikken.
• Roland kan niet in alle situaties eerst een veiligheidskopie van uw data maken alvorens aan de herstelling
van het apparaat te beginnen. Daarom wijst Roland
iedere aansprakelijkheid voor het verlies van uw data
af.
8
Page 9
Belangrijke opmerkingen
• Ga voorzichtig te werk wanneer u de knoppen, regelaars
en andere bedieningsorganen of aansluitingen van de
VGA-7 gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan
defecten veroorzaken.
• Sla of druk nooit op het display.
• Neem bij het aan- en afkoppelen van de kabels steeds de
connector zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt
u kortsluitingen en schade aan de aders.
• Tijdens het gebruik wordt de VGA-7 warm. Dit is volkomen normaal.
• Om uw buren niet te storen houdt u het volume best op
een redelijk niveau. U kunt ook een hoofdtelefoon gebruiken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral in de late uren).
• Om de VGA-7 te transporteren gebruikt u best de oorspronkelijke verpakking (inclusief opvulling). Anders
dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking of
een degelijke Flightcase e.d.
• De VGA-7 is een relatief zwaar apparaat dat u het best
nooit alleen draagt. Vraag aan iemand om u hierbij te helpen.
• Gebruik enkel een EV-5 of BOSS FV-300L zwelpedaal
(optie). Het gebruik van andere pedalen kan de VGA-7
namelijk finaal beschadigen.
• Voor de audioverbindingen gebruikt u het best enkel
kabels van Roland. Als u desondanks voor een ander
merk kiest, houd dan het volgende in de gaten:
Sommige audiokabels bevatten weerstanden die niet
geschikt zijn voor dit apparaat, omdat het volume/niveau
dan veel te lag is. Als u vermoedt dat uw kabels een dergelijke weerstand bevatten, neemt u het best contact op
met de fabrikant of distributeur van de betreffende kabels.
• Om geen onnodige verwondingen op te lopen raakt u de
door de pijlen aangeduide gebieden het best nooit aan.
Wieltjes installeren en
verwijderen
Met de bijgeleverde wieltjes kan de VGA-7 heel wat eenvoudiger worden vervoerd. Installeer ze dus vóór het transport.
Let er bij het installeren en verwijderen van de wieltjes op dat
u noch uw vingers kneust noch andere verwondingen
oploopt.
Verwijder de wieltjes, wanneer het risico bestaat dat de
VGA-7 op het podium enz. kan beginnen rollen tijdens het
gebruik. Alvorens de VGA-7 in een bestel- of vrachtwagen te
plaatsen verwijdert u het best de wieltjes.
Verwijdert u de wieltjes niet, dan moet u de VGA-7 op een
effen, vlak en stabiel oppervlak plaatsen.
• Tijdens het gebruik van dit apparaat worden de koelribben gloeiend heet, omdat ze voor de koeling van de versterker zorgen. Raak ze nooit aan en zorg ervoor dat ook
anderen dit niet doen.
9
Page 10
Basisbediening
* Zie blz. 14 voor een gedetailleerde voorstelling van deze functies en parameters.
MANUAL-knop
Druk op deze knop om de regelaars
en knoppen “analoog” (zoals op een
gewone versterker) te gebruiken, als
u de geheugens niet nodig hebt.
POWER-knop
Hiermee schakelt u de
VGA-7 in en uit.
GK IN
Sluit hier de bijgeleverde speciale
kabel van de GK-2A-compatibele
gitaar (of een gitaar met GK-2A element) aan.
Na het aansluiten of verbreken van
de verbinding knipperen de indicators in de COSM Guitar-sectie.
Als u met een GK-2A werkt, kunt u
de COSM Guitar-, COSM Amp- en
EFFECTS-sectie gebruiken.
INPUT-aansluitingen
Hier kunt u de normale uitgang van een
gitaar aansluiten.
Dat signaal kan met de COSM Amp- en
EFFECTS-sectie worden bewerkt.
Effect-aan/uit-knoppen
Hiermee kunt u de effecten in- en uitschakelen.
Wanneer een effect ingeschakeld is, licht zijn indicator op.
Functiekeuzeknoppen
Hiermee kiest u de benodigde functie.
10
Page 11
1.
Basisbediening
VARIATION-functie
Voor bepaalde COSM Guitar-, stemmings-, COSM-Amp-, luidspreker- en effecttypes (Delay, Chorus en Reverb) bestaan er verschillende “variaties”.
* Boven of onder een dergelijke knop (zie de pijltjes in de afbeelding) wijst de opdruk op de aanwezigheid van dergelijke variaties.
3.
4.
Linkboven op het frontpaneel vindt u een overzicht van de beschikbare variaties.
Variaties kiezen
Druk op een knop waar “” boven of onder staat
en kies het benodigde type.
2.
Druk op [VARIATION/EDIT] om te zorgen dat de bijbehorende indicator oplicht.
De indicator van het gekozen type knippert nu.
2,4
Druk na het kiezen van een variatie nog een keer op de
[VARIATION]-knop om te zorgen dat de bijbehorende
indicator weer dooft.
De indicator van het eerder gekozen type licht op om
duidelijk te maken dat de variatie gekozen werd.
De keuze van de variatie kunt u met de Write-functie
opslaan (blz. 24).
2
* Nu kunt u met [PARAMETER
kiezen.
Kies met [SELECT/VALUE
3
▼
/
▲
] de benodigde variatie
▼
/
▲
] een variatienummer.
11
Page 12
Basisbediening
TUNER-functie
Met deze functie kunt u de
snaren op uw gitaar stemmen.
SYSTEM-parameters
Druk op deze knop om de parameters van de Tuner, de ruisonderdrukker, voetschakelaars, zwelpedalen en de MIDI-functies in te stellen.
GK-parameters
Met deze parameters kunt u de respons van de VGA-7 op de signalen
van een GK-2A element (dat u op de
GK IN-ingang hebt aangesloten) optimaal instellen.
WRITE
Druk op deze knop om de
instellingen op te slaan.
PROGRAM-functie
De VGA-7 bevat voorgeprogrammeerde (“Preset”) Patches en 80 User-geheugens.
Met [BANK ▼/▲] en [NUMBER ▼/▲] kiest u telkens de
benodigde Patch.
Voorbereidingen
GK-2A element op de gitaar
monteren
Alvorens te beginnen moet u een hexafonisch element
(GK-2A) op uw gitaar installeren. Dit element is een optie.
Meer details over het installeren van dit element vindt u in
de handleiding van de GK-2A.
De GK-2A is niet geschikt voor de volgende
gitaartypes:
• Gitaren met een ongebruikelijk aantal snaren (bv. 12-snaren gitaren of Pedal Steel-gitaren).
• Gitaren met nylon- of darmsnaren.
• Basgitaren
• Andere gitaren waarop u het hexafonische GK-2A ele-
ment niet of enkel op een ongeschikte plaats kunt installeren.
12
Over de keuzeschakelaar van de
GK-2A
SYNTH:Kies deze instelling, wanneer u enkel de
signalen van het hexafonische element
(GK-2A) wilt gebruiken.
MIX:Kies deze stand wanneer u zowel het GK- als
het normale gitaarsignaal wilt gebruiken.
GUITAR:Kies deze stand om enkel het normale
gitaarsignaal te gebruiken.
OPGELET
Als u niet van plan bent om de Jack-uitgang van de gitaar
met de Jack-ingang van de GK-2A te verbinden, moet u diens
keuzeschakelaar op SYNTH zetten.
Kiest u namelijk MIX of GUITAR, dan zouden er ruis en
brom kunnen optreden.
Over de SYNTH VOL-regelaar op
de GK-2A
Hiermee regelt u het volume van het COSM Guitar-signaal.
Page 13
Aansluitingen
Om de belangrijkste functies van de VGA-7 optimaal te kunnen gebruiken hebt u een gitaar nodig waarop u een GK-2A
element hebt geïnstalleerd, of een “GK-compatibele” gitaar
(met een ingebouwd GK-2A element).
Met de volgende opties kunt u de functies van de VGA-7
bovendien optimaal benutten:
• MIDI-pedalenbak: FC-200
• Zwel-/volumepedaal: Roland EV-5, BOSS FV-300L
• Voetschakelaar: BOSS FS-5U/FS-5L
Gitaar met
D
O
W
N
/
S
1
U
S
P
Y
/
N
S
T
2
H
V
O
L
GK-2A
of
GK-2A-compatibele
gitaar
Normale elektrische gitaar
* Gebruik enkel een EV-5 of BOSS FV-300L zwel-/volumepedaal.
Met andere pedalen bereikt u namelijk niet altijd het gewenste
resultaat. Het zou zelfs kunnen dat u de VGA-7 daarmee
beschadigt.
* Voor het kiezen van Patches met de voet gebruikt u het best een
niet-schakelende FS-5U voetschakelaar van BOSS.
Zodra u uw gitaar van een GK-2A element hebt voorzien,
kunt u ze op de volgende manier op de VGA-7 aansluiten.
* Schakel alle apparaten uit of zet hun volume in de minimum-
stand alvorens ze op elkaar aan te sluiten of de aansluitingen te
verbreken. Enkel dan bent u er namelijk zeker van dat u geen
apparaat beschadigt.
Externe signaalbron
(gitaarsynthesizer enz.)
Stereo-
hoofdtelefoon
Mengpaneel
MIDI-sequencer enz.
MIDI Foot Controller
(FC-200 enz.)
Voetschakelaars (BOSS FS-5U/FS-5L usw.)
* Met een FS-5L kunt u enkel effecten in- en uitschakelen
In- en uitschakelen
Zodra u alle apparaten naar wens op elkaar hebt aangesloten, kunt u ze in de hierna opgegeven volgorde inschakelen.
Die volgorde moet u absoluut respecteren om noch de versterker of luidsprekers, noch de externe apparaten te beschadigen.
Signaalbronnen → VGA-7→ PA, mengpaneel enz.
* Tijdens het inschakelen kiest de VGA-7 hetzij de laatst opgeroe-
pen Patch, hetzij de Manual-mode.
* Tijdens het gebruik worden de koelribben aan de achterkant bij-
zonder heet. Raak ze dus nooit aan.
Zwelpedaal
(Roland EV-5,
BOSS FV-300L enz.)
* Dit apparaat is met een veiligheidscircuit uitgerust. Daarom
duurt het na het inschakelen even voordat de VGA-7 geluid
weergeeft.
* Regel het volume altijd op de minimumwaarde alvorens de
apparaten in of uit te schakelen. Zelfs wanneer u dat doet, zou u
tijdens het in-/uitschakelen ruis of brom kunnen horen. Dat is
echter geen defect.
13
Page 14
Instellingen voor het element
De klankkwaliteit van de VGA-7 hangt in grote mate af van de manier waarop u het GK-2A element op de gitaar geïnstalleerd
hebt. Om een evenwichtig geluid te verkrijgen moet u de VGA-7 daarom vertellen hoe u het element hebt geïnstalleerd. Enkel dan
worden de signalen namelijk ook optimaal geïnterpreteerd.
OPGELET
De instellingen van de GK-2A-parameters hebben een belangrijke invloed op het geluid.
Stel deze parameters dus altijd goed in. Dat moet u voor elke gitaar doen die u op de VGA-7 aansluit.
◆De parameters van het element bereikt u door op de
[GK]-knop te drukken (indicator moet oplichten).
Maak vervolgens de benodigde instellingen.
Eens u alles naar wens hebt ingesteld, moet u nog een
keer op de [GK]-knop drukken om te zorgen dat de
indicator weer dooft.
* De parameters voor het element worden bij het uitschakelen
automatisch opgeslagen. U hoeft ze dus in principe maar één
keer (per gitaar) in te stellen.
Wanneer u op de [GK]-knop drukt, worden de parameters
van de VGA-7 zoals hieronder getoond ingesteld. Dit zijn de
fabrieksinstellingen die in de regel voor de meest uiteenlopende gitaren geschikt zijn.
* Na het selecteren van de GK-parameters zijn alle knoppen en
regelaars –met uitzondering van de [VOLUME]- en COSM
Guitar [MASTER]-regelaar– niet actief.
Rechtsboven op het frontpaneel vindt u een overzicht van de parameters voor het hexafonische element (“Divided Pickup
Settings”).
14
Page 15
Instellingen voor het element
Type element (1 GK TYPE)
* De fabrieksinstelling is “1 GK-2A”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “1” knippert.
Hierdoor selecteert u de parameter “1 GK TYPE”.
1
2. Kies met [SELECT/VALUE ▼/▲] het type element dat u
op uw gitaar hebt geïnstalleerd.
Het nummer van het gekozen type verschijnt links in het
display.
* In het voorbeeld hierboven werd “1 GK-2A” gekozen.
Display
1GK-2A:Kies deze instelling, wanneer u
met een GK-2A werkt.
2GK-2:Kies deze instelling, wanneer u
met een GK-2 werkt.
3PIEZO:Kies deze instelling wanneer u
gebruik maakt van een hexafonisch piëzo-element.
2
Betekenis
Installatierichting van het
element (2 DIRECTION)
* De fabrieksinstelling is “1 NORMAL”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “2” knippert.
Hierdoor selecteert u de parameter “2 DIRECTION”.
1
2. Geef met [SELECT/VALUE ▼/▲] aan in welke richting
het element op de gitaar werd geïnstalleerd.
Het nummer van de gekozen instelling verschijnt rechts
in het display.
* In het voorbeeld hierboven hebben we “1 NORMAL” gekozen.
Display
1NORMAL:De aansluitkabel van het ele-
ment bevindt zich naast de
6e snaar.
2REVERSE:De aansluitkabel bevindt
zich naast de 1e snaar.
2
Betekenis
* Een piëzo-element bevat een piëzo-elektrische sensor die aan de
brug wordt bevestigd en daar de trillingen van de snaren
opvangt.
NORMAL
Snaar 6Snaar 1
REVERSE
15
Page 16
Instellingen voor het element
Lengte van de hals instellen
(3 SCALE)
* De fabrieksinstelling is “”.
OPGELET
Een optimaal geluid bereikt u enkel wanneer de
VGA-7 weet hoe lang de hals van de gebruikte gitaar
is.
Deze parameter moet u dus naar behoren instellen.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “3” knippert
Hierdoor selecteert u de parameter “3 SCALE”.
Afstand tussen het element
en de brug (4 PICKUPBRIDGE)
* Deze parameter hoeft u niet in te stellen, wanneer uw gitaar
met een piëzo-element is uitgerust.
Meet de afstand tussen het hexafonische element en de brug
van de gitaar. Gebruik hiervoor een lat e.d.
De nagemeten waarde moet u voor elke snaar apart instellen.
Snaar 6Snaar 1
Snaar
BrugElement
1
2. Stel met [SELECT/VALUE ▼/▲] in hoe lang de hals van
de gebruikte gitaar is.
Kies altijd de waarde die overeenkomt met de lengte van
de hals. Alvorens deze waarde in te stellen moet u de
afstand tussen de brug en de instelschroef (“Truss Rod”)
even met een lat nameten.
Display
Gitaren van het ST-type (648 mm)
Gitaren van het LP-type (628 mm)
20~60620 mm~660 mm
2
Betekenis
* De fabrieksinstellingen luiden:
Snaar123456
Afstand (mm)
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “4” knippert.
Hierdoor selecteert u de parameter “4 PICKUPBRIDGE”.
2. Sla een snaar aan.
De VGA-7 analyseert zelf welke snaar dat is en beeldt
het nummer van die snaar af.
18 19 20 19 20 21
1
16
Page 17
Instellingen voor het element
Als u wilt, kunt u het snaarnummer ook invoeren door
op de [STRING]-knop te drukken.
Druk zo vaak op deze knop tot het benodigde nummer
(1~6) in het display verschijnt. (Het snaarnummer wordt
gevolgd door een punt.)
Slaat u daarna een andere snaar aan, dan springt het display naar het nummer van die snaar.
3. Stel met [SELECT/VALUE ▼/▲] de afstand in voor de
gekozen snaar.
Display
10~3010~30 mm
* In het volgende voorbeeld luidt de afstand tussen het element en
de brug en snaar “6” 10mm.
Betekenis
Gevoeligheid van het
element (5 SENS)
Het is tevens mogelijk om de optimale gevoeligheid van het
element in te stellen. Dat zorgt voor een betere respons van
de VGA-7 op de signalen van de snaren. De gevoeligheid is
namelijk sterk afhankelijk van de manier waarop u het hexafonische element geïnstalleerd hebt.
* De fabrieksinstelling luidt “65”.
OPGELET
Zet de keuzeschakelaar van de GK-2A op “SYNTH”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “5” knippert.
Hierdoor selecteert u de parameter “5 SENS”.
3
4. Herhaal e stappen 2 en 3 om ook de afstand van de ove-
rige snaren in te stellen.
1
2. Sla een snaar aan.
De VGA-7 analyseert zelf welke snaar dat is en beeldt
het nummer van die snaar af.
De TUNER-indicators geven nu het volume van de snaar
aan. Hoe meer indicators er (van links naar rechts)
oplichten, hoe luider het signaal.
* Als u de snaar niet hard genoeg aanslaat c.q. als de gevoeligheid
te laag is, wordt het snaarnummer niet afgebeeld.
17
Page 18
Instellingen voor het element
Als u wilt, kunt u het snaarnummer ook invoeren door
op de [STRING]-knop te drukken.
Druk zo vaak op deze knop tot het benodigde nummer
(1~6) in het display verschijnt. (Het snaarnummer wordt
gevolgd door een punt.)
Slaat u daarna een andere snaar aan, dan springt het display naar het nummer van die snaar.
3. Stel met [SELECT/VALUE ▼/▲] de gevoeligheid in.
Sla de snaar telkens met de maximale kracht aan die u
ook tijdens het spelen gebruikt en stel de gevoeligheid zo
in dat de middelste indicator oplicht. Verhoog de
waarde vervolgens nog zo ver tot de meest rechtse
TUNER-indicator net niet oplicht, wanneer u de snaar
met maximale kracht aanslaat.
Hoe groter de waarde, hoe hoger de gevoeligheid.
* In het voorbeeld verderop hebben we de gevoeligheid voor snaar
6 op “10” gezet.
Display
0~990~99
Betekenis
Fase tussen het normale en
het hexafonische element
(6 PHASE)
Als de fase tussen de normale elementen van de gitaar en het
hexafonische element niet klopt, treedt er verlies op, wanneer
u beide signalen samen gebruikt. Dat uit zich in een te laag
volume of te weinig bas in het geluid.
* De fabrieksinstelling is “1 NORMAL”.
OPGELET
Zet de keuzeschakelaar van het hexafonische element in de
“MIX”-positie.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “6” knippert.
Hierdoor selecteert u de parameter “6 PHASE”.
3
* Bij bepaalde gitaren licht de meest rechtse TUNER-indicator
zelfs op, wanneer u de kleinste gevoeligheidswaarde gekozen
hebt. Vergroot in dat geval de afstand tussen het element en de
snaar.
4. Herhaal de stappen 2 en 3 om de gevoeligheid van de
overige snaren in te stellen.
5. Sla de snaren 6~1 nu zo zacht mogelijk aan.
Als één snaar er duidelijk uitspringt (en dus harder
klinkt), moet u de gevoeligheid van die snaar verminderen. Enkel dan bereikt u namelijk een geluid dat perfect
in balans is.
1
2. Sla de 6e snaar aan, terwijl u met [SELECT/VALUE ▼/
▲] de instelling kiest die een normaal basbereik en
volume opleveren. Het nummer van de gekozen faseinstelling wordt in het display afgebeeld.
* In het display-voorbeeld hierboven hebben we de fase voor snaar
6 normaal ingesteld (“1 NORMAL”).
Display
1NORMAL:Normale fase.
2INVERSE:Omgekeerde fase.
2
Betekenis
18
Page 19
Instellingen voor het element
Functie van de S1/S2knoppen (7 S1/S2)
* De fabrieksinstelling luidt “1 PICKUP SEL”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “7” knippert.
Hierdoor selecteert u de parameter “7 S1/S2”.
1
2. Kies met [SELECT/VALUE ▼/▲] de functie van de S1/
S2-knoppen.
Het nummer van de gekozen instelling verschijnt nu in
het display.
* Zolang deze paraeter actief is, kunt u de S1/S2-schakelaars niet
gebruiken.
* In het voorbeeld hierboven hebben we “1 PICKUP SEL” geko-
zen.
Display
PICKUP SEL:
1
2NUMBER:Vorig/volgend Patch-
2
Betekenis
Elementkeuze voor de
COSM Guitar-sectie.
nummer.
Uitgangsniveau van de
COSM Guitar-sectie (8 LEVEL)
Met de parameter “8 LEVEL” kunt u de balans tussen het
hexafonische en de normale elementen van uw gitaar instellen.
* De fabrieksinstelling luidt “0”.
OPGELET
Zet de keuzeschakelaar van het hexafonische element
eerst op “SYNTH”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “8” knippert.
Hierdoor selecteert u de parameter “8 LEVEL”.
1
2. Kies met [SELECT/VALUE ▼/▲] de optimale balans
tussen de COSM Guitar-sectie en de normale elementen
van uw gitaar (–5~5).
Negatieve (–) waarden betekenen dat het COSM Guitarsignaal stiller wordt. Positieve waarden (+) daarentegen
betekenen dat het COSM Guitar-signaal luider wordt.
2
3BANK:Vorig/volgende banknum-
mer.
4TUNER:Tuner aan/uit
Schakelrichting van S1/S2 voor “PICKUP SEL”
In de regel kunt u de (virtuele) COSM Guitar-elementen
met [S1] in de richting MIC → F kiezen; met [S2] schakelt
u daarentegen in de richting F → MIC. Als u de schakel-
richting liever omkeert, moet u de knoppen [GK] en
[NUMBER ▲] ingedrukt houden, terwijl u de VGA-7
inschakelt. Ter bevestiging knippert nu de COSM GUITAR PICKUP “R”-indicator (“Reversed”).
Om daarna weer de normale schakelrichting te kiezen,
moet u [GK] en [NUMBER ▼] ingedrukt houden, terwijl
u de VGA-7 opnieuw inschakelt. In dat geval knippert
de COSM GUITAR PICKUP “F”-indicator.
Tijdens het instellen van de balans zet u de keuzeschakelaar van de GK het best een aantal keren op “SYNTH” en
“GUITAR” en vice versa om na te gaan of de balans nu
beter is.
19
Page 20
Tuner (stemfunctie)
De VGA-7 bevat ook een Tuner-functie die u voor het stemmen van de gitaarsnaren kunt gebruiken.
Om de gitaar daadwerkelijk juist te stemmen, moet u eerst de Tuner-parameters naar wens instellen.
Tuner-parameters
Druk op de [SYSTEM]-knop (indicator licht op) en stel de
volgende dingen in:
Druk nog een keer op de [SYSTEM]-knop (indicator dooft
weer), wanneer u alles naar wens hebt ingesteld.
Referentiefrequentie (1 PITCH)
* De fabrieksinstelling luidt “440 Hz”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “1” knippert.
Hierdoor selecteert u de parameter “1 PITCH”.
2. Kies met [SELECT/VALUE ▼/▲] de referentiefrequen-
tie voor de noot A4.
* In het volgende voorbeeld hebben we de referentiefrequentie op
“440 Hz” gezet.
Uitgangsvolume tijdens het
stemmen (2 LEVEL)
* De fabrieksinstelling is “0” (MUTE: het gitaarsignaal is niet te
horen).
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/▲] tot helemaal links
in het display een “2” knippert.
Hierdoor selecteert u de parameter “2 LEVEL”.
2. Stel met [SELECT/VALUE ▼/▲] het gewenste uit-
gangsvolume in.
1
2
1
Display
35~45435~445 Hz
Referentiefrequentie
Display
Betekenis
0–100 (MUTE: het gitaarsignaal wordt tijdens
het stemmenniet weergegeven) ~10
2
20
Page 21
Gitaar stemmen
* Zolang de Tuner-functie ingeschakeld is, wordt er geen signaal
via de LINE OUT-aansluitingen weergegeven.
1. Druk op de [TUNER]-knop om te zorgen dat de bijbeho-
rende indicator oplicht.
De Tuner-functie is nu ingeschakeld.
2. Sla een open snaar aan (druk dus geen fret in). Kies de
snaar die u wilt stemmen.
Het display beeldt nu de naam van de noot af die het
dichtst in de buurt komt bij de herkende toonhoogte.
Als u de gitaar via de GK IN-connector hebt aangesloten,
wordt ook het snaarnummer afgebeeld.
* Sla telkens maar de snaar aan die u wilt stemmen. Als u meer
dan één snaar aanslaat, wordt namelijk niet de juiste (of helemaal geen) toonhoogte herkend.
Dit symbool slaat
op een # .
Tuner (stemfunctie)
3. Stem de snaar in eerste instantie zo dat al de juiste noot-
naam in het display verschijnt.
4. Stem de snaar nog verder tot de middelste TUNER-indi-
cator oplicht.
5. Herhaal de stappen 2~4 om ook de overige snaren te
stemmen.
* Tijdens het stemmen van een gitaar met vibratohendel kan het
gebeuren dat een al gestemde snaar tijdens het stemmen van
een andere snaar weer ontstemt. Om dat op te vangen zou u alle
snaren eerst ongeveer juist kunnen stemmen (zodat al de juiste
nootnamen worden afgebeeld) en vervolgens aan het fijne werk
kunnen beginnen.
6. Eens alle snaren juist gestemd zijn kunt u de Tuner-func-
tie weer uitschakelen door nog een keer op [TUNER] te
drukken (indicator dooft weer).
21
Page 22
Over de Patches
Eén groot voordeel van de VGA-7 is dat hij toelaat om een
grote verscheidenheid aan gitaar- en versterkergeluiden te
gebruiken en om de instellingen in aparte geheugens op te
slaan. Die hoeft u tijdens een optreden e.d. dus enkel op te
roepen om in een mum van tijd over te schakelen van een
prachtige akoestische gitaar naar een massief scheurgeluid
waar het vet van afdruipt.
Alle instellingen van de bedieningsorganen worden als een
geheel opgeslagen. Dergelijke gehelen heten op de VGA-7
Patches.
Het is precies dankzij dit Patch-systeem dat u wel 160 verschillende Sounds per avond kunt gebruiken, terwijl u de
hele tijd met dezelfde gitaar en dezelfde versterker werkt.
P70.
COSM Guitar
P01
COSM Amplifier
COSM Guitar
Preset-Patch
Effects
COSM Amplifier
Effecten
80 Patches
U70.
COSM Guitar
U01
COSM Amplifier
COSM Guitar
Effects
COSM Amplifier
Effecten
User-Patch
80 Patches
Er zijn twee Patch-groepen:
Preset-Patches
Dit zijn de 80 geheugens van de VGA-7 die u weliswaar kunt
kiezen, maar niet overschrijven. Hier vindt u reeds een ruime
keuze aan de meest uiteenlopende geluiden die u –letterlijk–
kant en klaar kunt gebruiken.
Eens u een Preset-Patch gekozen hebt, kunt u de instellingen
ervan met de knoppen en regelaars wijzigen (dit noemen we
“editen”). Als u die wijzigingen later nog eens nodig hebt,
moet u ze echter in een User-Patch opslaan.
User-Patches
Dit zijn nog eens 80 geheugens waar u uw eigen instellingen
kunt opslaan. Dat kunnen volledig nieuwe geluiden zijn of
voorgeprogrammeerde geluiden die u hier en daar een beetje
bijgestuurd hebt.
Patches kiezen
De Patches zijn in acht banken (0~7) à tien geheugens (1~10)
onderverdeeld.
1
2
3
4
0
01
02
03
04
1
11
12
13
14
2
21
22
23
24
3
31
32
33
34
4
41
42
43
44
5
51
52
53
54
6
61
62
63
64
7
71
72
73
74
1. Druk op de [PRESET/USER]-knop om afwisselend de
Preset-groep (P) en de User-groep (U) te kiezen.
2. Kies met [BANK ▼/▲] de benodigde bank (0~7).
3. Kies met [NUMBER ▼/▲] het benodigde Patch-nummer
binnen de geselecteerde bank (1~10).
• In plaats van het nummer “10” beeldt het display “0.” af.
Het is tevens mogelijk om de banken en Patch-geheugens met een voetschakelaar te kiezen (blz. 36).
Nummerknoppen voor de
rechtstreekse keuze
Met de volgende knoppen kunt u de geheugens binnen de
momenteel geselecteerde bank direct oproepen:
• Als de indicator van de [A/B]-knop niet oplicht, dienen
deze knoppen voor het selecteren van de Patches 1~5.
05
15
25
35
45
55
65
75
6
5
06
16
26
36
46
56
66
76
07
17
27
37
47
57
67
77
7
8
9
10
08
09
00.
18
19
10.
28
29
20.
38
39
30.
48
49
40.
58
59
50.
68
69
60.
78
79
70.
22
• Licht de indicator van de [A/B]-knop echter wél op, dan
kunt u met de nummerknoppen de Patches 6~10 selecteren.
Page 23
Over de Patches
Wijzigen van de Patchinstellingen
Met de knoppen en regelaars op het frontpaneel kunt u de
Patch-instellingen naar wens wijzigen. Dat noem je “editen”.
●Meteen na oproepen van een Patch komen de instellin-
gen van de knoppen en regelaars niet overeen met de
opgeslagen waarden. Dit kan ertoe leiden dat er helemaal niets gebeurt, wanneer u aan een regelaar draait.
Zodra de instelling van de regelaar echter overeenkomt
met de opgeslagen waarde voor die parameter, werkt de
regelaar zoals verwacht.
Het verdient dan ook aanbeveling om een regelaar telkens helemaal naar links of naar rechts te draaien en pas
daarna de gewenste waarde in te stellen. Dan hoort u
tenminste meteen het resultaat.
●Zodra u ook maar één parameter van een geladen Patch
edit, begint de nummerknop voor de rechtstreekse
keuze van de betreffende Patch te knipperen. Zo weet
u dat de instellingen van de Patch niet meer overeenkomen met de huidige instellingen.
* Kies de benodigde variatie met [PARAMETER ▼/▲].
* Als u CAPO, EFX, DELAY, CHORUS of REVERB gekozen
hebt, terwijl de betreffende functie uitgeschakeld is, knippert de
waarde in het display. (Om de functie in te schakelen moet u op
de gelijknamige knop drukken.)
* Als u een functie gekozen hebt waarvoor er geen variatie
bestaat, beeldt het display de volgende melding af:
3. Kies met [SELECT/VALUE ▼/▲] het nummer van de
benodigde variatie.
4. Na het kiezen van de benodigde variatie moet u nog een
keer op [VARIATION] drukken (indicator dooft).
De indicator van het gekozen type licht nu op om te
bevestigen dat de variatie gekozen is.
Regelaarinstellingen controleren
Selecteren van een variatie
Voor de COSM Guitar-, COSM Amplifier-, luidspreker- en
EFFECT-sectie (Delay, Chorus en Reverb) bestaan er naast de
rechtstreeks selecteerbare types ook nog een aantal variaties.
* Boven of onder de knoppen waarvoor er variaties zijn, vindt u
de opdruk .
Linksboven op het frontpaneel vindt u een overzicht van
de beschikbare variaties (blz. 11).
2
1. Druk op een knop die met een “” gemerkt is en
kijk even naar het frontpaneel om de benodigde variatie
te kiezen.
2. Druk op [VARIATION/EDIT] (indicator licht op).
De indicator van het momenteel geselecteerde type
begint te knipperen.
31,4
1. Houd de [VARIATION/EDIT]-knop minstens twee
seconden ingedrukt om te zorgen dat de indicator van de
knop oplicht.
1,3
2
2. Kies de benodigde instelling met [PARAMETER ▼/▲].
Het display beeldt nu de posities (1~9, A~C) van de
regelaars en de momenteel ingestelde waarde af.
Positienummer
* Terwijl de instelling in het display verschijnt kunt u de
momenteel ingestelde waarde met [SELECT/VALUE ▼/▲]
wijzigen. In de Manual-mode is deze controlefunctie echter niet
beschikbaar.
3. Als u alle benodigde waarden gecontroleerd hebt, moet
u de [VARIATION/EDIT]-knop nog een keer indrukken
om te zorgen dat de indicator weer dooft.
23
Page 24
Over de Patches
Instellingen opslaan (Write)
De parameterwijzigingen worden weer gewist wanneer u
een andere Patch kiest of de VGA-7 uitschakelt. Instellingen,
die u later nog eens nodig hebt, moet u dus eerst opslaan
alvorens een andere Patch te kiezen.
U kunt alle instellingen, met uitzondering van de [MASTER]regelaar, opslaan.
* Als u een effect met een voetschakelaar in- of uitgeschakeld hebt
(blz. 36), wordt de nieuwe status van dat effect eveneens opgeslagen.
1. Wijzig de parameters naar smaak en druk vervolgens op
de [WRITE]-knop om te zorgen dat de bijbehorende indicator oplicht.
1,3
2
2. Kies met [BANK ▼/▲] en [NUMBER ▼/▲] het adres
van de User-Patch waar u de nieuwe instellingen wilt
opslaan.
* Het Patch-nummer kunt u ook met de nummerknoppen voor de
rechtstreekse keuze (blz. 22) selecteren.
3. Druk nog een keer op de [WRITE]-knop om de instellin-
gen in het gekozen geheugen op te slaan.
De indicator van die knop knippert nu sneller.
Zodra de instellingen opgeslagen zijn, dooft de indicator
weer. Bovendien kiest de VGA-7 automatisch de gekozen Patch van bestemming.
Annuleren van de opslagprocedure
Wilt u de instellingen toch niet opslaan, dan moet u op
één van de volgende knoppen drukken: [TUNER],
[VARIATION/EDIT], [GK], [SYSTEM] of [PRESET/
USER].
In dat geval wordt de opslagprocedure geannuleerd. Dat
betekent echter ook dat de wijzigingen niet worden
opgeslagen.
2
Manual-mode
In de Manual-mode hanteert de VGA-7 de fysieke instellingen van de regelaars en knoppen op het frontpaneel i.p.v. de
in de Patches opgeslagen waarden. In dat geval werkt de
VGA-7 dus ongeveer zoals een conventionele gitaarversterker.
◆Druk op de [MANUAL]-knop (indicator licht op) om
de Manual-mode te selecteren.
Het display ziet er nu als volgt uit:
Als u daarna aan een regelaar draait of op een knop
drukt, verschijnt de waarde die u zonet voor de betreffende parameter hebt ingesteld.
* Als de CAPO- (blz. 27) of DELAY TIME -parameter (blz. 32)
wordt afgebeeld, kunt u de waarde ervan met [SELECT/
VALUE ▼/▲] instellen.
Druk op [A/B] om de Manual-mode weer te verlaten. De
VGA-7 roept dan weer de instellingen van de laatst
gekozen Patch op.
* Door op één van de volgende knoppen te drukken schakelt u de
Manual-mode eveneens uit: [PRESET/USER], [BANK ▼/▲],
[NUMBER ▼/▲] of een nummerknop (blz. 22).
◆De instellingen van de Manual-mode (met uitzonde-
ring van de regelaars) blijven bewaard tot u de VGA-7
weer uitschakelt und kunnen dus weer worden opgeroepen door de Manual-mode opnieuw te selecteren.
◆Als u de nummerknop van de momenteel geselec-
teerde Patch ingedrukt houdt, terwijl u op [MANUAL]
drukt om de Manual-mode te selecteren, worden de
instellingen van de momenteel geselecteerde Patch
(met uitzondering van de regelaars) in de Manualmode overgenomen en dienen dus als basis voor verdere instellingen.
24
Page 25
Bedieningsorganen
Frontpaneel
OPGELET
In bepaalde gevallen leidt het draaien aan een regelaar of het drukken op een knop tot een verrassend resultaat. Dat kan
gebeuren en wijst dus niet op een defect.
COSM GUITAR-sectie
De COSM Guitar-sectie zorgt voor de virtuele geluidsvarianten van een elektrische gitaar en simuleert dan ook de afzonderlijke bestanddelen van een “echte” gitaar.
Hier worden het aantal ingeschakelde elementen, het aantal
snaren evenals alle andere factoren, die op een gitaar een rol
spelen, gesimuleerd. U kunt ze natuurlijk ook wijzigen. Maar
wat u ook doet: de basis van alle voortgebrachte geluiden
zijn en blijven de trillingen van de snaren.
De VGA-7 analyseert de toonhoogte en de Envelope (de
“vorm van het geluid”) van de noten die u op uw gitaar
speelt en gebruikt die gegevens als basis voor de virtuele
berekeningen die voor de gewenste Sound zorgen. Op die
manier bent u er zeker van dat uw stijl altijd herkenbaar blijft
en dat u zoals gewoonlijk op uw gitaar kunt spelen.
ST:
1 CLASSICSolid Body-gitaar met drie Single Coil (enkel-
spoel) elementen.
2 MODERN Solid Body-gitaar met drie actieve Single Coil-
elementen.
3 S-S-HSolid Body-gitaar met drie actieve elementen:
enkelspoel/enkelspoel/Humbucker (van voor
naar achter).
LP:
1 CLASSIC Solid Body-gitaar met twee “Vintage” Hum-
bucker-elementen.
2 MODERN Solid Body-gitaar met twee passieve Humbu-
cker-elementen
3 JrSolid Body-gitaar met twee enkelspoel-elemen-
ten die de bijnaam “Dog Ear” of “Soap Bar”
dragen.
12 3 4 5
1 GK IN-aansluiting
Sluit het GK-2A element van uw gitaar aan op deze connector. Gebruik hiervoor de bijgeleverde speciale kabel.
Tijdens het aansluiten of verbreken van de aansluiting knipperen de indicators van de COSM Guitar-sectie.
Zet de keuzeschakelaar van de GK-2A en de “SYNTH”-stand
om de virtuele mogelijkheden van de VGA-7 ten volle te
kunnen benutten.
2 TYPE-knop
Hiermee kiest u het benodigde gitaartype.
Door deze knop verschillende keren in te drukken kiest u
achtereenvolgens ST, LP, TEL, HOLLOW, ACOUSTIC en
SPECIAL.
Bovendien bestaan er verschillende variaties voor elk type:
TEL:
1 CLASSIC Typische Solid Body-gitaar met twee enkel-
spoel-elementen. Dit instrument wordt vooral
in de Country- en Rock’n’Roll-muziek gesignaleerd.
2 MODERN Solid Body-gitaar met twee enkelspoel-elemen-
ten en een bijzonder helder geluid.
3 H-SSolid Body-gitaar met één Humbucker- en een
enkelspoel-element dat zich achter de Humbucker bevindt.
HOLLOW:
1 SEMIGitaar met een half holle klankkast en twee
Humbucker-elementen.
2 FULLElektrische gitaar met een holle klankkast en
twee Humbucker-elementen.
3 RICKEen gitaar die omwille van haar opvallend
uiterlijk en het typische Single Coil-geluid
vooral in de late jaren ‘60 populair was.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
25
Page 26
Bedieningsorganen
ACOUSTIC:
1
STANDARD
2 ROUNDAkoestische gitaar met plat bovenblad en
3 METALGitaar met een klankkast uit metaal die vooral
4
NYLON STR
5 BANJOEen Snare-Drum met snaren op. Of iets in die
6 UKULELEEen klein tokkelinstrument met nylonsnaren
Akoestische gitaar met een plat bovenblad en
een platte achterkant.
ronde rug.
voor Bottleneck-partijen wordt gebruikt.
Gitaar met nylonsnaren.
trant: u weet ook wel wat een banjo is.
en een betrekkelijk kleine klankkast.
SPECIAL:
1 BOWEDEen strijkinstrument dat met een boog wordt
bespeeld.
2 PIPEEen blaasinstrument met een warm geluid.
3 ORGANLang aangehouden geluid met een duidelijk
orgelkarakter.
4 BRASSWarme koperklank.
5 SOLOWarm sologeluid.
6 SYNTH 1Synthesizergeluid met een open- en dicht-
gaand filter (“Sweep”).
7 SYNTH 2 Synthesizergeluid met modulatie.
FILTER BASS
8
Als u ACOUSTIC of SPECIAL kiest, zet u AMP TYPE
(blz. 28) in de COSM Amp-sectie het best op “FULL
RANGE” om een optimaal geluid te bekomen.
Een geluid dat aan een basgitaar doet denken
die met een filter wordt bewerkt.
3 PICKUP-knop
Voor bepaalde gitaar- en variatietypes kunt u zelfs het virtuele element of de microfoon kiezen.
* Als u voor COSM Guitar “TYPE” de instelling “SPECIAL”
kiest, wordt de Pickup-instelling niet gebruikt.
F:Het voorste element wordt gebruikt.
C:Het middelste element wordt gebruikt.
R.Het achterste element wordt gebruikt.
PIEZO (Type:
ACOUSTIC)
MIC (type:
ACOUSTIC):
* Als u voor “TYPE” ST, LP, TEL of HOLLOW hebt gekozen,
kunt u bovendien twee elementen met elkaar combineren:
F+C:Voor “ST”
F+R:Voor “LP”, “TEL” en “HOLLOW”
C+R:Voor “ST”
Het geluid berust op een piëzo-element.
Gebruik van een denkbeeldige microfoon die
vóór de al even denkbeeldige gitaar staat
opgesteld.
Met de knoppen [S1] en [S2] op de GK-2A kunt u eveneens
het benodigde virtuele element kiezen (blz. 19).
4 TUNING-knop
Met deze knop kunt u de stemming veranderen die de
VGA-7 weergeeft wanneer u op uw gitaar speelt. Dat is
mogelijk zonder iets aan de fysieke stemming van uw gitaar
te veranderen.
Kies de benodigde stemming door verschillende keren op
deze knop te drukken.
* Als u voor de COSM Guitar -parameter “TYPE” de instelling
SPECIAL kiest, kunt u hier enkel “NORMAL” selecteren.
Voor 12 STRING, OPEN TYPE en NASHVILLE zijn er ook
verschillende variaties.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
NORMAL:
Vertegenwoordigt de normale stemming van een gitaar. In
dit geval luidt de toonhoogte van de snaren (te beginnen bij
de 6e snaar): E/A/D/G/B/E.
12 STRING:
Hiermee simuleert u het geluid van een 12-snaren-gitaar.
1 REGULAR De snaren 6~3 worden voorzien van een kopie
die een octaaf hoger gestemd staat, terwijl de
snaren 2 en 1 met een kopie van hetzelfde
octaaf worden voorzien (net zoals bij een
“echte” 12-snaren-gitaar).
2 OCTAVEAlle snaren (6~1) worden voorzien van een
geoctaveerde kopie.
3 DETUNEAlle snaren (6~1) worden voorzien van een
licht ontstemde kopie die hetzelfde octaaf
heeft.
OPEN TYPE:
Ziehier een stemmingsmethode die voor de Blues (en dan
met name voor Bottleneck-partijen) van kapitaal belang is.
1 OPEN DDe toonhoogte van de snaren (te beginnen
bij de 6e snaar) luidt D, A, D, F#, A, D.
2 OPEN GDe toonhoogte van de snaren (te beginnen
bij de 6e snaar) luidt D, G, D, G, B, D.
DROPPED D
3
NASHVILLE:
1 TYPE 1De snaren 6~3 worden een octaaf hoger
2 TYPE 2De snaren 6~4 worden een octaaf hoger
Enkel de 6e snaar wordt een hele toon lager
gestemd. De toonhoogte van de snaren
luidt dan ook D, A, D, G, B, E.
gestemd, terwijl de toonhoogte van de snaren
2 en 1 niet verandert.
gestemd, terwijl de toonhoogte van de snaren
3~1 normaal is.
26
Page 27
Bedieningsorganen
USER:
Hiermee kunt u uw eigen stemming programmeren, als u
onder de voorgeprogrammeerde stemmingen niet uw
gading vindt.
U kunt de toonhoogte van de snaren E/A/D/G/B/E maximaal één octaaf hoger of lager transponeren.
■ Eigen stemming definiëren
1. Druk zo vaak op de [TUNING]-knop tot USER geselec-
teerd is.
2. Druk op de [VARIATION/EDIT]-knop om te zorgen dat
de bijbehorende indicator oplicht.
De USER-indicator begint nu te knipperen om u erop te
wijzen dat u de gewenste stemming kunt instellen.
Het nummer van de gekozen snaar en de daaraan toegewezen noot (toonhoogte) verschijnen in het display. De
TUNER-indicators geven aan welk octaaf u gekozen
hebt:
Het weergavesysteem voor de octaven luidt als volgt:
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
5 CAPO-knop
Hiermee simuleert u een Capodaster die u op de gewenste
fret kunt plaatsen. Dat is dus een virtuele versie van de Capo.
De toonhoogte van de COSM Guitar-sectie kunt u in stappen
van halve tonen verhogen of verminderen (maximaal ±1
octaaf).
* De Capo-functie kunt u naar wens in- en uitschakelen door op
de [CAPO]-knop te drukken. De indicator van deze knop licht
op wanneer deze functie ingeschakeld is.
* Wanneer u de COSM Guitar-parameter “TYPE” op
“SPECIAL” zet, is de Capo-functie niet beschikbaar.
■ Instellen van de Capo-transpositie
1. Druk op [CAPO] om te zorgen dat de bijbehorende indi-
cator oplicht.
2. Druk op de [VARIATION/EDIT]-knop om te zorgen dat
de bijbehorende indicator oplicht.
De CAPO-indicator knippert en het display beeldt de
momenteel gekozen transpositiewaarde af.
3. Kies met [SELECT/VALUE ▼/▲] het benodigde inter-
val.
Instelbereik: –12~–1, 1~12
Onder de normale
toonhoogte
1 octaaf lager
Normale toonhoogte
3. Sla de benodigde snaar aan.
De toonhoogte van die snaar wordt automatisch geanalyseerd en in het display getoond (snaarnummer).
Als u wilt, kunt u het snaarnummer ook invoeren door
op de [STRING]-knop te drukken.
Druk zo vaak op deze knop tot het benodigde nummer
(1~6) in het display verschijnt. (Het snaarnummer wordt
gevolgd door een punt.)
Slaat u daarna een andere snaar aan, dan springt het display naar het nummer van die snaar.
4. Gebruik [SELECT/VALUE ▼/▲] om de gewenste toon-
hoogte voor de benodigde snaar in te stellen (nootnaam).
5. Herhaal de stappen 3 en 4 om ook de toonhoogte van de
overige snaren te veranderen en de gewenste stemming
samen te stellen.
Hoger dan de normale stemming
1 octaaf hoger
4. Druk op de [VARIATION/EDIT]-knop eens u de
gewenste toonhoogte hebt ingesteld (de indicator dooft).
Na het drukken op de [CAPO]-knop wordt het gekozen
interval enkele seconden in het display getoond. Zolang
dat het geval is, kunt u met [SELECT/VALUE ▼/▲] een
ander interval instellen.
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
6. Druk op de [VARIATION/EDIT]-knop eens u alle sna-
ren naar wens hebt gestemd (de indicator dooft).
27
Page 28
Bedieningsorganen
COSM AMPLIFIER
In deze sectie kunt u het benodigde versterkertype kiezen, de toonregeling naar wens instellen en zelfs bepalen welke virtuele
luidsprekers er voor de weergave van het versterkersignaal moeten worden gebruikt. Op die manier zou het een kleintje moeten
zijn om precies de gewenste versterkerklank in te stellen.
6
Als u precies het geluid nodig hebt dat met de momenteel gekozen instellingen op het frontpaneel overeenkomt, moet u op de [MANUAL]-knop drukken (indicator licht op) en met de regelaars werken (blz. 24).
789
6 INPUT HIGH/LOW-aansluitingen
Op deze connectors kunt u een gewone gitaar (zonder
GK-2A element) aansluiten.
Welke ingang u kiest (HIGH of LOW) is afhankelijk van het
uitgangssignaal van de gitaar.
* Als u het instrument op de GK IN-connector aansluit, kunt u
niet alleen de functies van de COSM Amplifier-sectie, maar ook
die van de COSM Guitar-sectie gebruiken.
* Bij gebruik van deze ingangen zijn de functies van de COSM
Guitar-sectie niet beschikbaar.
* Als u een INPUT-connector en de GK IN-ingang samen
gebruikt, hebben de Tuner-functie en het SLOW GEAR-algoritme van de EFX-sectie enkel betrekking op het signaal dat de
VGA-7 via de gekozen INPUT-aansluiting ontvangt.
7 TYPE-knop
Hiermee kunt u een ander versterkertype selecteren.
Druk verschillende keren op deze knop om de benodigde
optie te kiezen.
Voor elk type zijn er verschillende variaties.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
101112
CLEAN:
1 JCHet geluid van een “JC-120” (Jazz Chorus
120) die nog steeds overal ter wereld bijzonder populair is.
2 CLASSIC 1Het geluid van een klassieke Amerikaanse
versterker die vooral bekend staat omwille
van zijn helder geluid.
3 CLASSIC 2De Liverpool-Sound van de jaren ‘60: een
typisch Brits geluid.
4 MELLOWKleine comboversterker die vooral in de
Jazz wordt gebruikt.
CRUNCH:
1 CLASSIC 1Het geluid van een Amerikaanse Blues-en
Country-klassieker.
2 CLASSIC 2Het geluid van een “klassieke” Britse ver-
sterker die vooral geschikt is voor de Liverpool-Rock.
3 CLASSIC 3Het geluid van een Amerikaanse versterker
met een bijzonder helder geluid.
4 MODERNHet geluid van een recente buizenverster-
ker die zo veelzijdig is dat hij in de Blues,
Rock en in de Fusion-muziek veelvuldig
wordt gebruikt.
LEAD
1 CLASSIC I Het geluid van een Britse buizenversterker die
zo belangrijk was voor de Britse Heavy Metalscene van de jaren ‘70 dat niemand zich kon
veroorloven om hem niet te hebben. Hiermee
verkrijgt u het geluid van ingang I.
2
CLASSIC I+II
Dezelfde buizenversterker. Ditmaal worden
echter beide ingangen (I en II) gebruikt, zodat
het geluid iets meer bas heeft.
28
Page 29
Bedieningsorganen
3 MODERN 1 Het geluid van een buizenversterker die eind
de jaren ‘70 en begin de jaren ‘80 populair was
en vooral gekenmerkt wordt door een duidelijk aanwezig middengebied.
4 MODERN 2 Buizenversterker met een bijzonder veelzij-
dige vervorming die voor talkrijke muziekstijlen geschikt is.
5 METAL 1Het geluid van een buizenversterker die
vooral geschikt is voor Heavy Metal.
6 METAL2Een bijzonder krachtig en licht metalen geluid
(ook weer voor Heavy Metal).
SPECIAL:
1 LAYER 1Het gecombineerde geluid van twee verschil-
lende versterkers die samen worden aangestuurd. Meer bepaald gaat het om een “clean”
(Line-signaal) en een vervormd geluid.
Als u ook de GK IN-aansluiting gebruikt,
wordt het COSM Guitar-signaal bewerkt met
het niet vervormde geluid, terwijl het gewone
gitaargeluid met de scheurversterker wordt
bewerkt. Deze combinatie van gewoon en
COSM-gitaarsignaal is enkel mogelijk, wanneer u de keuzeschakelaar op “MIX” zet.
2 LAYER 2Het gecombineerde geluid van twee verschil-
lende versterkers die samen worden aangestuurd. Meer bepaald gaat het om een “clean”
versterker- en een vervormd geluid.
Als u ook de GK IN-aansluiting gebruikt,
wordt het COSM Guitar-signaal bewerkt met
het niet vervormde geluid, terwijl het gewone
gitaargeluid met de scheurversterker wordt
bewerkt. Deze combinatie van gewoon en
COSM-gitaarsignaal is enkel mogelijk, wanneer u de keuzeschakelaar op “MIX” zet.
3 FUZZHet Fuzz-geluid van een transistorversterker
met een heel eigen boventoonstructuur die u
met een buizenversterker nooit ofte nimmer
verkrijgt.
* Als u LAYER 1 of LAYER 2 kiest, worden de effecten WAH,
SLOW GEAR en COMPRESSOR niet gebruikt, wanneer u de
keuzeschakelaar van de GK-2A op “SYNTH” zet.
De twee LAYER-opties laten het simultane gebruik van twee
verschillende klanken toe: bv. een akoestische gitaar zonder
vervorming (COSM Guitar-Sektion) en een elektrische gitaar
(het gewone gitaarsignaal dat door de COSM Amplifier-sectie wordt bewerkt).
* De volumebalans tussen de COSM- en de normale gitaar
bepaalt u met de parameter “8 LEVEL” (blz. 19).
FULL RANGE:
1 FLATVersterker zonder bepaalde kleuring van het
geluid. Dit type is vooral bedoeld voor de
COSM Guitar-types “SPECIAL” en “ACOUSTIC”.
2 SHAPED Een transparant geluid dat vooral bedoeld is
voor akkoordenwerk met een electro-akoestische gitaar.
3 FATGeluid met een bijzonder duidelijk middenge-
bied en nadrukkelijk aanwezige basfrequenties.
8 GAIN-regelaar
Hiermee bepaalt in welke mate de versterker het niveau
ophaalt.
Instelbereik: 0~99
9 VOLUME-regelaar
Hiermee kunt u het volume corrigeren, wanneer het verschil
tussen de vorige en de nieuw geselecteerde Patch al te groot
is.
Instelbereik: 0~99
10
EQUALIZER (toonregeling)
Ziehier een driebands-toonregeling voor het instellen van de
gewenste versterker-klankkleur. De karakteristiek van de
regelaars verschilt naar gelang het gekozen versterkertype.
Zie ook “7 TYPE-knop” (blz. 28).
BASS
Hiermee regelt u het volume van de basfrequenties.
Instelbereik: 0~99
MIDDLE-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de middenfrequenties.
Instelbereik: 0~99
TREBLE-regelaar
Hiermee bepaalt u het volume van de hoge tonen.
Instelbereik: 0~99
* Bij bepaalde versterkertypes hoort u helemaal niets meer, wan-
neer u de [BASS]-, [MIDDLE]- en [TREBLE]-regelaar op “0”
zet.
11
PRESENCE-regelaar
Hiermee kunt u de definitie van het geluid verbeteren.
Instelbereik: 0~99
29
Page 30
Bedieningsorganen
12
Speaker TYPE-knop
Met deze knop kunt u het gesimuleerde luidsprekertype en
de constructie van de box selecteren waarin de speaker zich
bevindt.
In bepaalde gevallen moet u verschillende keren op deze
knop drukken om het gewenste geluid te bereiken. Naast de
ORIGINAL-instelling is voor elk type ook een variatie
beschikbaar.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
ORIGINAL:
Betekent dat het bij de gekozen versterker (blz. 28) passende
luidsprekertype wordt gebruikt.
1-12” OPEN:
Een open box met een 12”-luidspreker.
2-12” OPEN:
Een open box met twee 12”-luidsprekers.
4-10” OPEN:
Een open box met vier 10”-luidsprekers.
◆ Voor 1-12” OPEN, 2-12” OPEN en 4-10” OPEN kunt u
ook kiezen uit de volgende variaties:
1 CLASSICKlassiek luidsprekertype met een betrek-
kelijk lage ingangscapaciteit. Dit zorgt
voor een warm geluid met een zacht middengebied en weinig hoog.
2 MODERN Moderne box met een betrekkelijk hoge
ingangscapaciteit en duidelijke middenen hoge frequenties.
4-12” CLOSED:
Een grote gesloten box met vier 12”-luidsprekers.
1 CLASSICKlassiek luidsprekertype met een betrekke-
lijk lage ingangscapaciteit. Dit zorgt voor
een warm geluid met een zacht middengebied en weinig hoog.
2 MODERNModerne box met een betrekkelijk hoge
ingangscapaciteit en duidelijke midden- en
hoge frequenties.
3 CLASSIC
STACK
4 MODERN
STACK
Twee gesloten kasten met “CLASSIC”luidsprekers.
Twee grote gesloten kasten met
“MODERN”-luidsprekers.
EFFECTS-sectie
U kunt vier effecten simultaan gebruiken: Insert (EFX), Delay, Chorus en Reverb (galm).
13141516
13
EFX
Als u precies het geluid nodig hebt dat met de momenteel gekozen instellingen op het frontpaneel overeenkomt, moet u op de [MANUAL]-knop drukken (indicator licht op) en met de regelaars werken (blz. 24).
Voor het EFX-effect (Insert) kunt u telkens één van de zes
beschikbare algoritmen kiezen: WAH, SLOW GEAR, COMP
(Compressor), TREMOLO, PHASER of FLANGER.
Kies het benodigde type met de [SELECT]-knop.
* De functie van de twee regelaars verschilt naar gelang het geko-
zen effecttype.
EFX-knop
Hiermee schakelt u het EFX-effect in of uit. Als het ingeschakeld is, licht de indicator op.
* Hiervoor kunt u ook een voetschakelaar gebruiken (blz. 36).
30
Page 31
Bedieningsorganen
● WAH
Dit typisch gitaareffect berust op het bewerken van het binnenkomende signaal met een filter. Als u een optioneel Roland EV-5 of BOSS FV-300L zwelpedaal aansluit, kunt u het
effect met de voet sturen.
* Zodra u het WAH-effect activeert, kunt u het zwelpedaal niet
meer voor het regelen van het volume gebruiken.
PEDAL-regelaar
Hiermee simuleert u de functie van het zwelpedaal. Draai de
regelaar helemaal naar rechts om hetzelfde resultaat te bereiken als wanneer u het zwelpedaal volledig intrapt.
Draai de regelaar naar links om de minimale waarde in te
stellen.
Instelbereik: 0~99
● SLOW GEAR
Slow Gear is een effect dat ervoor zorgt dat de gespeelde
noten geleidelijk aan opkomen (alsof u de gitaar met een
boog zou bespelen). Dit is volledig automatisch en kan zelfs
worden gestuurd via de manier waarop u de snaren aanslaat.
Zodra het snaarvolume de SENS-waarde bereikt, komt het
volume van de gespeelde noten geleidelijk aan op (een soort
Fade-In).
RISE TIME-regelaar
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume na starten van het
Slow Gear-effect opkomt eens u een snaar hard genoeg hebt
aangeslagen.
Instelbereik: 0~99
● COMP (Compressor)
Een compressor is een effect dat signaalpieken afzwakt en
zwakkere signalen ophaalt. Dit zorgt voor een gelijkmatiger
volume, zodat de Sustain langer wordt. Bovendien laat dit
toe om het volume te verhogen zonder dat er vervorming
optreedt.
ATTACK-regelaar
Hiermee bepaalt u hoe sterk de aanslag in de verf wordt
gezet (omdat hij niet wordt gecomprimeerd). Hoe groter de
waarde, hoe duidelijker de aanslag te horen is, wat voor een
betere definitie van de gespeelde partij zorgt.
Instelbereik: 0~99
SUSTAIN-regelaar
Hiermee bepaalt u hoe lang het volume van stillere signalen
wordt opgekrikt. Hoe groter de waarde, hoe langer de
Sustain.
Instelbereik: 0~99
SENS-regelaar
Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van het Slow Gear-effect
Kiest u een kleine waarde, dan moet u betrekkelijk hard aanslaan om het Slow Gear-effect te starten. Slaat u zachter aan,
dan werkt dit effect niet. Als u hier een grotere waarde kiest,
begint het Slow Gear-effect al wanneer u betrekkelijk licht
aanslaat.
Instelbereik: 0~99
● TREMOLO
Ziehier een effect dat berust op een regelmatige variatie van
het volume.
RATE-regelaar
Hiermee bepaalt u de snelheid van het tremolo-effect. Instelbereik: 0~99.
INTENSITY-regelaar
Hiermee regelt u de intensiteit van het tremolo-effect (d.w.z.
het verschil tussen de harde en zachte gedeeltes). Instelbereik: 0~99.
31
Page 32
Bedieningsorganen
● PHASER
Een Phaser voegt een uit fase gezette kopie toe aan het binnenkomende signaal en zorgt op die manier voor een wervelend effect.
RATE-regelaar
Hiermee bepaalt u de snelheid van de Phaser-modulatie.
Instelbereik: 0~99.
14
DELAY
DELAY-knop
Hiermee kunt u het Delay-effect in- en uitschakelen. Als het
ingeschakeld is, licht de indicator van deze knop op.
* Dit effect kunt u ook met een voetschakelaar in- en uitschakelen
(blz. 36).
FEEDBACK-regelaar
Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-signaal dat nog
eens naar de ingang van het effect wordt gestuurd – en dus
het aantal herhalingen.
Instelbereik: 0~99
LEVEL-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de Delay.
Instelbereik: 0~99
INTENSITY-regelaar
Hiermee bepaalt u in welke mate de Phaser het geluid beïnvloedt.
Instelbereik: 0~99
● FLANGER
Een Flanger is het bekende straaljagereffect, maar dat hoeven
we u als gitarist waarschijnlijk niet meer uit te leggen.
RATE-regelaar
Hiermee bepaalt u de snelheid van de Flanger-modulatie.
Instelbereik: 0~99
INTENSITY]
Hiermee bepaalt u in welke mate de Flanger het geluid beïnvloedt.
Instelbereik: 0~99
◆ Voor het Delay-effect kunt u kiezen uit één van de
volgende variaties:
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
1 MONONormaal Delay-effect (echo).
2 PANNINGTap Delay-effect met aparte vertragingstijden
voor het linker en rechter kanaal.
3 HOLDEen functie waarmee u een korte frase kunt
opnemen. Die wordt dan herhaaldelijk afgespeeld.
■ Vertragingstijd instellen
Voor MONO en PANNING kunt u de snelheid van de herhalingen (“vertragingstijd”) instellen. Dat kunt u op twee
manieren doen:
● Tap Tempo
Druk minstens twee keer in het gewenste tempo op de
[TAP TEMPO]-knop om de benodigde vertragingstijd in te
stellen. De door de VGA-7 berekende waarde wordt in het
display afgebeeld.
Instelbereik: 0~999 (msec), 1,00~1,80 (sec)
* Deze Tap Tempo-functie kunt u ook aan een voetschakelaar toe-
wijzen. Hiervoor hebt u dan echter een optionele PCS-31 kabel
nodig (blz. 36).
32
● Instellen van de gewenste waarde
Druk één keer op de [TAP TEMPO]-knop. De momenteel
ingestelde vertragingstijd verschijnt nu in het display.
Zolang dat het geval is kunt u de benodigde waarde met
[SELECT/VALUE ▼/▲] instellen.
* Vergeet niet de instellingen op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
Page 33
Bedieningsorganen
■ Opnemen en weergeven van een
frase
Wanneer u het Delay-Type “HOLD” kiest, kunt u een korte
frase opnemen en die in een lus laten afspelen.
Als u een niet schakelende voetschakelaar (BOSS FS-5U,
optie) gebruikt, kunt u de opname ook met de voet starten en
stoppen. Die voetschakelaar moet u op de DELAY-connector
achterop de VGA-7 aansluiten.
Aansluitkabel:
PCS-31 (optie)
rood (RING)(TIP) wit
aan/uit
* Als u een gewone voetschakelaar (zonder PCS-31) aansluit,
kunt u enkel het Delay-effect in- en uitschakelen.
◆ Opname starten door op de [TAP TEMPO]-knop te
drukken of een voetschakelaar te gebruiken.
Tijdens de opname licht de indicator van de [TAP
TEMPO]-knop op. Zodra u de opname stopt, wordt de
lengte van de opgenomen frase in het display getoond.
Bovendien begint de weergave van die frase.
De maximale opnameduur bedraagt 0,0~1,8 seconden.
Als u probeert langer dan 1,8 seconden op te nemen,
wordt de opname automatisch gestopt en begint de
weergave van het fragment eveneens automatisch.
Wanneer u de Delay aan/uit-voetschakelaar intrapt of
op de [DELAY]-knop drukt, wordt de frase weer gewist.
* Wanneer u het Delay-type “HOLD” kiest, heeft de [FEED-
BACK]-regelaar geen functie.
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
15
CHORUS
CHORUS-knop
Hiermee schakelt u het Chorus-effect in en uit. Als het ingeschakeld is, licht de indicator van deze knop op.
* Dit effect kunt u ook met de voet in- en uitschakelen (blz. 36).
OpnameDelay
INTENSITY-regelaar
Stelt u de Chorus-intensiteit in.
Instelbereik: 0~99
◆ Voor het Chorus-effect kunt u kiezen uit de volgende
variaties:
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
1 SPACEChorus met een prettige “breedte” die berust
1. Houd de [TAP TEMPO]-knop ingedrukt, terwijl u de
[CHORUS]-knop indrukt.
Het display beeldt nu de momenteel gekozen waarde af.
2. Kies met [SELECT/VALUE ▼/▲] de benodigde Chorus-
snelheid.
Instelbereik: 0~99
Na enkele seconden verdwijnt de waarde weer en keert
de VGA-7 terug in de normale mode.
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
16
REVERB
REVERB-knop
Hiermee schakelt u het Reverb-effect (galm) in en uit. Als het
ingeschakeld is, licht de indicator van deze knop op.
* Dit effect kunt u ook met de voet in- en uitschakelen (blz. 36).
LEVEL-regelaar
Hiermee bepaalt u het volume van het Reverb-effect.
Instelbereik: 0~99
◆ Voor het Reverb-effect kunt u kiezen uit de volgende
variaties.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
1 PLATESimuleert de galm van een plaat (d.w.z. een
mechanisch apparaat dat een metalen plaat
gebruikt voor het opwekken van een galmeffect). Dit effect zorgt voor een sprankelend
effect en heeft een licht metalen karakter.
2 ROOM
3 HALLSimuleert de galm van een concertzaal.
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
Simuleert de galm van een kleine ruimte.
33
Page 34
Bedieningsorganen
Master-sectie
17
18
31
21
19
24
222320
2526
2728
17
TUNER-indicators
Deze indicators dienen enerzijds voor de optische controle
van de stemming tijdens het gebruik van de Tuner en anderzijds voor de weergave van de gevoeligheid van het GK-element.
18
Display
Beeldt de Patch- en variatienummers af.
19
TUNER-knop
Hiermee schakelt u de stemfunctie in en uit.
20
VARIATION/EDIT-knop
Druk op deze knop om de benodigde variatie te kunnen kiezen.
Om de waarde te controleren of te wijzigen moet u deze
knop minstens twee seconden ingedrukt houden (de indicator moet beginnen knipperen).
21
GK-knop
Druk op deze knop om toegang te hebben tot alle GK-parameters.
22
SYSTEM-knop
Druk op deze knop om toegang te hebben tot de Systemparameters (blz. 38).
23
WRITE-knop
Druk op deze knop om de huidige instellingen van de
VGA-7 in een User-Patch op te slaan.
2930
24
PRESET/USER-knop
Met deze knop kiest u afwisselend de Preset- en de Usergeheugengroep.
25
BANK ▼/▲ knoppen
Hiermee kiest u de benodigde Patch-bank.
Als u eerst op [VARIATION/EDIT] drukt, dienen deze
knoppen voor het kiezen van een parameter
([PARAMETER ▼/▲]).
26
NUMBER ▼/▲ knoppen
Hiermee kunt u het benodigde Patch-nummer (geheugen)
oproepen.
Als u eerst op de [VARIATION/EDIT]-knop drukt, fungeren
deze knoppen als [SELECT/VALUE ▼/▲].
27
MANUAL-knop
Druk op deze knop om de fysieke instellingen van de regelaars en knoppen te gebruiken in plaats van de opgeslagen
waarden in de laatst geselecteerde Patch.
28
Nummerknoppen
Met deze knoppen kunt u het benodigde Patch-geheugen
selecteren.
* De nummerknoppen zijn voor alle banken beschikbaar.
Als de indicator van de [A/B]-knop niet oplicht, dienen deze
knoppen voor het selecteren van de Patches 1~5.
Licht de indicator van de [A/B]-knop echter wél op, dan
kunt u met de nummerknoppen de Patches 6~10 selecteren.
34
Page 35
29
MASTER-regelaar
Hiermee bepaalt u het volume van de luidsprekers en het
signaal in de hoofdtelefoon.
* De instelling van de [MASTER-regelaar wordt niet opgesla-
gen.
30
PHONES-connector
Hier kunt u een optionele hoofdtelefoon aansluiten.
* Zodra u een hoofdtelefoon aansluit, worden de luidsprekers van
de VGA-7 uitgeschakeld.
* Het verdient aanbeveling om de [MASTER]-regelaar altijd op
“0” te zetten alvorens een hoofdtelefoon aan te sluiten.
Achterkant
Bedieningsorganen
31
POWER-knop
Hiermee schakelt u de VGA-7 in en uit.
* Zet de [MASTER]-regelaar op “0” alvorens de VGA-7 in of uit
te schakelen.
32333435
32
LINE OUT L (MONO)/R aansluitingen
Deze connectors zijn verbonden met de voorversterker. De
signalen, die via deze connectors worden uitgestuurd, bevatten ook effecten.
Sluit deze connectors aan op een mengpaneel, een opnameapparaat e.d.
Als het externe apparaat mono is, hoeft u enkel de L
(MONO)-connector te gebruiken.
33
EXT IN L (MONO)/R aansluitingen
Ziehier de stereo-ingangen van de VGA-7.
Hier zou u bv. de uitgangen van een gitaarsynthesizer of een
andere signaalbron met Line-niveau kunnen aansluiten.
Het via deze connectors ontvangen signaal wordt naar de
luidsprekers en de PHONES-aansluiting van de VGA-7
gestuurd.
Het volume van de via deze connectors ontvangen signalen
wordt mede bepaald door de [MASTER]-regelaar.
Als de externe signaalbron mono is, moet u de uitgang ervan
op de L (MONO)-connector aansluiten.
34
FOOT CONTROL
* Telkens wanneer u een voetschakelaar op één van deze connec-
tors aansluit (of de aansluiting verbreekt) zolang de VGA-7
ingeschakeld is, kan het gebeuren dat de effectstatus, het Patchnummer of de Manual/Patch-instelling verandert.
* Als u een optionele FS-5U/FS-5L voetschakelaar op een FOOT
CONTROL-connector aansluit, moet u de polariteit ervan als
volgt instellen:
Polariteitsschakelaar
EXP PEDAL-connector
Hier kunt u een optioneel zwelpedaal (Roland EV-5 of BOSS
FV-300L) aansluiten.
Dit pedaal kan dan worden gebruikt voor het regelen van het
VGA-7-volume met de voet. Er is echter één uitzondering:
kiest u als EFX-type (insertie-effect) “WAH”, dan doet dit
zwelpedaal dienst als WahWah-pedaal.
35
Page 36
Bedieningsorganen
■ Effecten in-/uitschakelen
Als u met een FS-5L voetschakelaar werkt, licht deze
indicator op, zodra u het effect met de voet inschakelt.
Schakelt u het effect weer uit, dan dooft de indicator weer.
* Zolang een FS-5L voetschakelaar op de EFFECTS ON/OFF-
connector is aangesloten, kunt u het betreffende effect niet met
zijn aan/uit-knop op het frontpaneel in- of uitschakelen.
EFX-connector
Sluit hier een optionele voetschakelaar (BOSS FS-5U of
FS-5L) aan om het insertie-effect met de voet in en uit te kunnen schakelen.
DELAY-connector
Als u gebruik maakt van een optionele PCS-31 kabel van Roland, kunt u hier twee voetschakelaars aansluiten. Die hebben
dan de volgende functies:
REVERB-connector
Sluit hier een optionele voetschakelaar (BOSS FS-5U of
FS-5L) aan om het Reverb-effect met de voet in en uit te kunnen schakelen.
■
Manual/geheugen-omschakeling en
Patches selecteren
Kiest u als voetschakelaarfunctie (blz. 39) “3 PROGRAM”, dan dient de op de EFX-connector aangesloten voetschakelaar voor het kiezen van de Manual- of de
geheugenmode. Een op de DELAY-, CHORUS- of
REVERB-connector aangesloten voetschakelaar laat dan het
kiezen van Patches toe.
OPGELET
Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar (BOSS
FS-5U, optie).
Ansluitingskabel:
PCS-31 (optie)
RING (rood) TIP (wit)
Delay
aan/uit
Tap Tempo
(Hold)
TIP (wit): DELAY
Met deze voetschakelaar kunt u het Delay-effect in- en uitschakelen.
RING (rood): TAP/HOLD
Laat toe om de vertragingstijd in te stellen door het tempo
met deze voetschakelaar te “tappen” (ritmische ingave).
Kiest u als Delay-type “HOLD”, dan dient deze voetschakelaar voor het starten en stoppen van de opname.
Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar (BOSS
FS-5U, optie).
* Als u maar één voetschakelaar (zonder gebruik te maken van
een PCS-31) aansluit, dient die voor het in- en uitschakelen van
het Delay-effect.
CHORUS-connector
Sluit hier een optionele voetschakelaar (BOSS FS-5U of
FS-5L) aan om het Chorus-effect met de voet in en uit te kunnen schakelen.
TIP
(wit)
Patch-bankenPatch-nummers
RING
(rood)
Manual/geheugen-
mode
EFX-connector
Hiermee kunt u afwisselend de Manual-mode en de momenteel geselecteerde Patch oproepen.
DELAY-connector
* Sluit hier een PCS-31 kabel en twee voetschakelaars aan.
TIP (wit)
Met deze voetschakelaar kunt u telkens de volgende Patchbank kiezen.
RING (rood)
Met deze voetschakelaar kunt u telkens de vorige Patch-bank
selecteren.
CHORUS-connector
Met de hier aangesloten voetschakelaar kunt u telkens het
volgende Patch-nummer kiezen.
REVERB-connector
Met deze voetschakelaar kunt u telkens het voorafgaande
Patch-nummer kiezen.
36
Page 37
35
MIDI
MIDI IN-connector
Sluit hier een optionele MIDI-pedalenbak (bv. een Roland
FC-200) aan om Patches te selecteren, effecten in/uit te schakelen enz. Via deze connector ontvangt de VGA-7 bovendien MIDI-data van andere MIDI-apparaten.
MIDI OUT-connector
Via deze connector kan de VGA-7 MIDI-commando’s naar
andere MIDI-apparaten doorseinen.
* Deze connector kunt u hetzij als MIDI THRU, hetzij als MIDI
OUT gebruiken. Deze functie kiest u met een System-Parameter (blz. 42).
Bedieningsorganen
37
Page 38
System-parameters
Werkwijze
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om te zorgen dat zijn indica-
1,4
2
De namen van de beschikbare System-parameters vindt u rechtsboven op het frontpaneel.
3
tor oplicht.
2. Kies met [PARAMETER ▼/▲] het nummer van de beno-
digde parameter.
3. Stel met [SELECT/VALUE ▼/▲] de gewenste waarde
in.
4. Eens u alle System-parameters ingesteld hebt, moet u
nog een keer op de [SYSTEM]-knop drukken om te zorgen dat de indicator weer dooft.
De nieuwe instellingen worden automatisch opgeslagen.
TUNER
Parameternummer: 1PITCH
Hiermee bepaalt u de referentiefrequentie voor de Tuner.
DisplayInstelbereik
35~45435~445 Hz
* De fabrieksinstelling is “40” (440Hz).
Parameternummer: 2LEVEL
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume dat tijdens het stemmen van de gitaar wordt gehanteerd.
DisplayInstelbereik
0–100
* De fabrieksinstelling is “0”.
(MUTE: zolang de Tuner actief is, wordt er geen
signaal weergegeven)
~ 10
NOISE SUPRESSOR
Ziehier een schakeling die ruis, brom en andere bijgeluiden
in stille passages (wanneer u niet speelt) onderdrukt. Deze
“Noise Suppressor” is een bijzonder pientere schakeling die
nauwelijks invloed heeft op het gitaarsignaal, omdat ze de
Envelope (“vorm”) van het signaal op de voet volgt.
Parameternummer: 3THRESHOLD
Met deze parameter stelt u het niveau in dat het gitaargeluid
minimaal moet hebben om doorgelaten te worden. Kies deze
waarde altijd in functie van het volume van de ruis/brom
e.d., maar ook weer niet te hoog, want anders sterven de
gitaarnoten niet meer natuurlijk uit.
Kies de waarde “0” als u de ruisonderdrukker niet nodig
hebt.
DisplayInstelbereik
0~100 (uit)~10
* De fabrieksinstelling is “4”.
* Als u een te hoge waarde kiest, kan het gebeuren dat stille
gitaarnoten niet meer worden doorgelaten of dat u zelfs helemaal niets meer hoort.
38
Page 39
System-parameters
FOOT SW (voetschakelaar)
Hiermee bepaalt u de functie van de voetschakelaars die u op
de EFX~REVERB connectors aangesloten hebt.
* Deze functie geldt telkens voor alle EFFECTS-voetschakelaars
samen en kan dus niet voor elke connector apart worden ingesteld.
Parameternummer: 4TYPE
DisplayMogelijkheden
1EFFECTS (MOMENTARY):
De binnen de geselecteerde Patch opgeslagen
effect aan/uit-status wordt omgekeerd. Is een
effect binnen de Patch ingeschakeld, dan luidt
de schakelvolgorde bij gebruik van de voetscha-
kelaar: uit → aan → uit → aan… Is het effect
binnen de gekozen Patch uitgeschakeld, dan
luidt de schakelvolgorde: aan → uit → aan →
uit…
* Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar
(BOSS FS-5U, optie).
2EFFECTS (LATCH):
De momenteel gekozen voetschakelaarstatus
wordt 1 : 1 gebruikt. De binnen de gekozen
Patch ingestelde status wordt dan ook genegeerd.
* Als u deze functie kiest, kunt u de effecten niet meer
via de knoppen op het frontpaneel in-/uitschakelen.
* Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar
(BOSS FS-5U, optie). Deze moet u op de RING van
de DELAY-connector aansluiten.
EXP PEDAL (zwelpedaal)
Hier kunt u bepalen wat er met de instelling van het zwelpedaal gebeurt, wanneer u een andere Patch selecteert.
Parameternummer: 5PEDAL HOLD
DisplayMogelijkheden
1ON:
Als u een andere Patch kiest, wordt de momenteel gekozen instelling van het zwelpedaal
gewoon verder gehanteerd.
2OFF:
Als u een andere Patch kiest, verandert het
volume in overeenstemming met de instelling
van de [VOLUME]-parameter (COSM Guitarsectie). De huidige stand van het zwelpedaal
blijft dus niet behouden.
* De fabrieksinstelling is “1 ON”.
3PROGRAM:
Overschakelen van “Manual” naar “Memory”
en vice versa met de voetschakelaar die u op de
EFX-connector hebt aangesloten. De op DELAY,
CHORUS en REVERB aangesloten voetschakelaars dienen voor het kiezen van Patches.
* Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar
(BOSS FS-5U, optie).
* De fabrieksinstelling is “1 EFFECTS (MOMENTARY)”.
39
Page 40
System-parameters
MIDI
De VGA-7 hanteert en begrijpt de volgende MIDI-commando’s:
• Programmakeuze: deze commando’s laten een
“afstandsbediening” van de Patch-keuze toe.
• Controlecommando’s (CC): hiermee kunnen bepaalde
geluidsaspecten (volume, effect aan/uit enz.) vanop
afstand worden bediend.
• SysEx-commando’s (met data die enkel de VGA-7
begrijpt). Deze commando’s dienen voor de overdracht
van de Patch-instellingen naar een extern MIDI-apparaat. De op die manier verzonden data kunnen met dat
apparaat worden opgeslagen en op een later tijdstip
weer naar de VGA-7 worden gezonden.
Over de MIDI-kanalen
De MIDI-standaard hanteert zestien MIDI-kanalen (1~16).
Dat betekent dat er 16 apparaten of Parts tegelijk kunnen
worden aangestuurd. Maar het vereist ook dat de ontvanger
altijd op hetzelfde kanaal moet worden ingesteld als de zender, omdat de binnenkomende commando’s anders worden
genegeerd.
De VGA-7 is echter voorzien van een Omni-functie die de
ontvangst op alle MIDI-kanalen toelaat.
* Bij levering is MIDI-kanaal “1” gekozen, terwijl de Omni-
functie ingeschakeld is.
* Het MIDI-kanaal en de Omni-functie kunt u naar wens instel-
len (blz. 48).
Programmakeuze
“Programmakeuze” zijn commando’s waarmee de gewenste
geheugens van een apparaat of instrument kunnen worden
gekozen.
De VGA-7 laat toe om zijn Patches via dergelijke programmakeuze-commando’s op te roepen.
Dat kunt u ook met de voet doen door een MIDI-pedalenbak
FC-200 (optie) op de MIDI IN-connector aan te sluiten (zie
ook blz. 43).
* Zelfs wanneer u de Omni-functie ingeschakeld hebt, kunnen
SysEx-data enkel worden ontvangen als de VGA-7 en het
externe apparaat /de data zelf hetzelfde Device ID-nummer hebben.
Dit nummer moet u dus eerst naar behoren instellen (blz. 48).
De fabrieksinstelling van het Device ID-nummer luidt “1”.
Bulk Load
Met deze functie zorgt u dat de VGA-7 SysEx-data van een
extern apparaat kan ontvangen.
Aansluitingsvoorbeeld:
Ontvangst van de data van een sequencer
MIDI IN
* In de handleiding bei de sequencer komt u te weten hoe je de
overdracht van SysEx-data/de weergave van een Song met die
data start.
Alle data van een extern apparaat ontvangen
Om alle data, die u met de Bulk Dump-functie gearchiveerd
hebt (“1 ALL” of “2 PATCH (ALL)”, zie blz. 41), weer naar
de VGA-7 te zenden, moet u het volgende doen:
1. Kies de parameter 6 LOAD.
2. Start de overdracht van het externe apparaat (de sequen-
cer). Zolang de VGA-7 Bulk-data ontvangt, beeldt het
display de volgende melding af:
MIDI OUT
Sequencer
Bulk Dump: zenden/ontvangen
van Patch-data
De User-Patches, instellingen voor het element en Systemparameters kunnen in de vorm van SysEx-datablokken naar
externe MIDI-apparaten worden verzonden. Dit laat het
archiveren van deze instellingen toe. Natuurlijk kunt u deze
instellingen ook weer naar de VGA-7 zenden.
Het verzenden van deze data noem je Bulk Dump, terwijl de
ontvangst ervan Bulk Load heet.
Als u de VGA-7 op een MIDI-sequencer aansluit, die Bulk
Dumps ontvangt en kan opnemen, kunt u de instellingen van
de VGA-7 naar een diskette, harde schijf e.d. van de sequencer wegschrijven en later weer naar de VGA-7 zenden.
40
Knippert
3. Indien nodig, kunt u de ontvangst van de SysEx-data
stoppen door op de knop [SELECT/VALUE ▲] (EXIT) te
drukken.
Het display beeldt dan de boodschap “U01” af.
* Als u op één van de volgende knoppen i.p.v. [SELECT/
VALUE ▲] drukt, keert u terug naar de toestand die u vóór het
drukken op de [SYSTEM]-knop had gekozen: [TUNER],
[VARIATION/EDIT], [GK], [SYSTEM]. In dat geval verandert er niets aan de intern opgeslagen data.
Page 41
System-parameters
Ontvangst van maar één Patch
* Deze functie is niet beschikbaar, wanneer de Manual-mode
geselecteerd is.
Voor de ontvangst van de met Bulk Dump “3 PATCH
(ONE)” gearchiveerde instellingen moet u het volgende
doen:
1. Kies met [BANK ▼/▲], [NUMBER ▼/▲] ([PRESET/
USER]) de User-Patch die de ontvangen data achteraf
moet bevatten.
2. Kies de parameter 6 LOAD.
* U zou het geheugennummer van de gewenste Patch ook met de
nummerknoppen kunnen kiezen.
3. Start de overdracht (data van één Patch) op het externe
apparaat (bv. een sequencer).
Tijdens de ontvangst van die data beeldt het display de
volgende boodschap af:
Knippert
4. Indien nodig, kunt u de ontvangst met [SELECT/
VALUE ▲] (EXIT) stopzetten.
In het display verschijnt dan weer het nummer van de
Patch die u in stap 1 had gekozen.
* Als u op één van de volgende knoppen i.p.v. [SELECT/
VALUE ▲] drukt, keert u terug naar de toestand die u vóór het
drukken op de [SYSTEM]-knop had gekozen: [TUNER],
[VARIATION/EDIT], [GK], [SYSTEM]. In dat geval verandert er niets aan de intern opgeslagen data.
BULK DUMP
Met deze functie kunt u hetzij alle, hetzij bepaalde instellingen van de VGA-7 extern archiveren.
* De gewijzigde, maar nog niet opgeslagen instellingen worden
tijdens deze procedure niet verzonden. Als dat de bedoeling is,
moet u uw wijzigingen eerst in een User-geheugen opslaan.
Aansluitingsvoorbeeld: overdracht van de
data naar een sequencer
Zorg er op de externe sequencer voor dat hij SysEx-data ontvangt. Sluit de sequencer als volgt aan:
MIDI OUT
OPGELET
Zelfs wanneer u de parameter “8 FUNCTION” op “2
THRU” hebt gezet, fungeert de MIDI OUT-connector tijdens de Bulk Dump als MIDI-uitgang (en dus niet als
MIDI THRU, d.w.z. voor het doorseinen van de via
MIDI IN ontvangen data). Zodra de overdracht afgelopen is, fungeert hij echter weer als MIDI THRU.
* In de handleiding van de sequencer komt u te weten wat u alle-
maal voor de ontvangst moet instellen.
Werkwijze voor de overdracht van Bulk-data
MIDI IN
Sequencer
Als de data niet naar behoren kunnen worden ontvangen, beeldt het display een foutmelding af. Bovendien
begint de indicator van de [SYSTEM]-knop te knipperen.
Geef te kennen dat u de boodschap begrepen hebt door
op de [SYSTEM]-knop te drukken. Er verandert dan
niets aan de data in het gekozen geheugen.
Oorzaak:De VGA-7 heeft teveel data in één keer
ontvangen en kon ze dus niet naar behoren verwerken.
Oplossing:
Verminder de overdrachtssnelheid op het
externe apparaat.
1. Kies de parameter 7 DUMP.
2. Kies met [SELECT/VALUE ▼/▲] het datatype dat naar
de sequencer moet worden doorgeseind.
DisplayMogelijkheden
1ALL:
Alle instellingen (User-Patches, GK-instellingen, System-parameters) worden doorgeseind.
2PATCH (ALL):
Enkel de data van alle User-Patches worden
doorgeseind.
3PATCH (ONE):
Enkel de data van de momenteel gekozen UserPatch worden doorgeseind. Dit geheugen kunt
u ook met de nummerknoppen selecteren.
* In de Manual-mode is dit commando niet
beschikbaar.
* De fabrieksinstelling is “1 ALL”.
41
Page 42
System-parameters
1. Druk op de [WRITE]-knop om de overdracht van de data
te starten.
Het display beeldt nu de volgende boodschap af:
Knippert
* De overdracht van de ALL- en PATCH (ALL)-data duurt onge-
veer 40 seconden.
2. Zodra het display weer de boodschap voor het starten
van de overdracht afbeeldt, drukt u op de [SYSTEM]knop om deze functie weer uit te schakelen.
Overdracht van de GK- en System-instellingen
1. Houd de [GK]- en [SYSTEM]-knop ingedrukt, terwijl u
de VGA-7 inschakelt.
De [WRITE]-indicator begint te knipperen en het display beeldt de volgende prompt af:
MIDI OUT
Parameternummer: 8FUNCTION
Met deze parameter bepaalt u of de MIDI OUT-connector als
MIDI OUT dan wel als MIDI THRU moet fungeren.
* De fabrieksinstelling is “MIDI OUT”.
DisplayMogelijkheden
1OUT:
De aansluiting dient voor het doorseinen van de
gegevens van de VGA-7 (MIDI OUT).
2THRU:
De connector dient voor het doorseinen van de
MIDI-commando’s die de VGA-7 via zijn MIDI
IN-connector heeft ontvangen (MIDI THRU).
* Wilt u de instellingen toch niet naar een extern apparaat door-
seinen, dan moet u op [TUNER], [VARIATION/EDIT], [GK]
of [SYSTEM] drukken.
2. Druk op de [WRITE]-knop om de data-overdracht te
starten.
De data worden nu doorgeseind. Het display beeldt de
volgende prompt af:
Knippert
Zodra de data doorgeseind zijn, start de VGA-7 op en
gaat hij naar de Manual-mode c.q. selecteert hij de laatst
gekozen Patch.
42
Page 43
Werken met een FC-200
Via een optionele MIDI-pedalenbak FC-200 (“MIDI Foot Controller”) kunt u bepaalde functies van de VGA-7 met de voet bedienen.
Initialiseren van de FC-200
voor gebruik met de VGA-7
Om te beginnen moet u de FC-200 vertellen dat u hem op de
VGA-7 hebt aangesloten. Bovendien moet u de huidige
instellingen van de VGA-7 naar de FC-200 zenden.
OPGELET
Tegelijkertijd wordt de VGA-7 zo ingesteld dat de communicatie met de FC-200 feilloos verloopt.
Welke instellingen dit precies zijn, komt u te weten op
blz. 48.
1. Sluit de MIDI OUT-connector van de VGA-7 aan op de
MIDI IN-connector van de FC-200.
MIDI OUT
FC-200
MIDI IN
FC-200 op de VGA-7
aansluiten
MIDI IN
FC-200
Kies op de VGA-7 “OMNI ON” en wijs er hetzelfde MIDIkanaal aan toe als hetgene dat u op de FC-200 (blz. 48)
hebt gekozen.
* De fabrieksinstelling luidt al “OMNI ON”.
MIDI OUT
2. Houd de [VARIATION/EDIT]-knop ingedrukt, terwijl u
de VGA-7 inschakelt.
In het display knipperen nu afwisselend de meldingen
“FC” en “200”. Bovendien knippert de indicator van de
[WRITE]-knop.
* Om deze initialisatie weer uit te schakelen moet u op één van de
volgende knoppen drukken: [TUNER], [VARIATION/EDIT],
[GK] of [SYSTEM].
3. Schakel de FC-200 in en druk op de [WRITE]-knop.
Tijdens de data-overdracht loopt een “–” door het display. Zodra de data doorgeseind zijn, start de VGA-7
normaal op.
De VGA-7 is nu geïnitialiseerd.
* Meteen na deze initialisatie kiest de FC-200 de Program
Change-mode (blz. 44).
Door een optionele voetschakelaar (FS-5U) op de MODEconnector van de FC-200 aan te sluiten kunt u de “Program
Change”-mode (kiezen van Patches) en de “Control
Change”-Modus (verzenden van controlecommando’s) met
de voet selecteren door de voetschakelaar herhaaldelijk in te
trappen.
* De polariteit van de optionele FS-5U voetschakelaar, die u op de
FOOT SW-connector aangesloten hebt, moet u als volgt instellen:
Polariteitsschakelaar
43
Page 44
Werken met een FC-200
Functies die u met een
FC-200 kunt bedienen
In de “Program Change”-mode
Patch-bankenPatch-nummers
Tuner aan/uit
Preset- of User-groep (van de Patches)
selecteren
* Hiervoor hanteert de FC-200 hetzelfde systeem als de VGA-7.
Patch-banken selecteren
Met de BANK ▼/▲-pedalen kunt u de benodigde Patch-
bank van de VGA-7 selecteren. Het nummer van de momenteel gekozen bank verschijnt in het display van de FC-200.
Druk op BANK ▲ om telkens het volgende banknummer te
kiezen; met BANK ▼ kiest u telkens het voorafgaande bank-
nummer.
Patch-geheugens selecteren
Met de nummerpedalen (1~10) kunt u het benodigde Patchgeheugen binnen de actieve bank kiezen. De indicator van
het geselecteerde nummerpedaal licht op.
Om een andere Patch binnen de momenteel actieve bank te
selecteren hoeft u het banknummer niet opnieuw in te voeren.
In de Control Change-mode kunt u met het BANK ▲-pedaal
afwisselend de Preset- en de User-Patch-groep kiezen.
Tuner in-/uitschakelen
Telkens als u het CTL-pedaal van de FC-200 intrapt, zendt
deze laatste een controlecommando (CC80). Dat commando
dient voor het in- en uitschakelen van de stemfunctie (Tuner)
op de VGA-7.
Volume/WahWah met de voet sturen
Het zwelpedaal op de FC-200 zendt CC07-commando’s die
voor het instellen van het VGA-7-volume dienen. Kiest u als
EFX-type echter “WAH”, dan dient het zwelpedaal voor het
sturen van het WahWah-effect.
Volume/
WahWah
In de “Control Change”-mode
In de Control Change-mode dienen de pedalen van de
VGA-7 voor het verzenden van MIDI-controlecommando’s
waarmee verschillende parameters kunnen worden aangestuurd (zie de afbeelding).
Switching Preset and
Omschakelen tussen de Preseten User-groep (CC75)
In-/uitschakelen van de
Capo-functie (CC70)
Tap Tempo voor het Delay-effect (CC69);
hebt u “HOLD” als Delay-type gekozen, dan
dient het pedaal voor het starten/stoppen
van de opname.
Reverb-effect aan/uit (CC68)
Chorus-effect aan/uit (CC67)
Delay-effect aan/uit (CC66)
EFX-effect aan/uit (CC65)
Turning the EFX On and Off (#65)
Omschakelen tussen de Preset- en de
User-groep
Met het BANK ▲-pedaal kunt u CC75-commando’s naar de
VGA-7 zenden waarmee dan afwisselend de Preset- en Usergroep van de Patches wordt gekozen.
In-/uitschakelen van de Capo-functie
Met het nummerpedaal “6” kunt u CC70-commando’s zenden. Daarmee kunt u de Capo-functie (blz. 27) afwisselend
in- en uitschakelen. Het interval moet u echter met de hand
instellen.
Effecten in-/uitschakelen
Met de nummerpedalen 1~4 kunt u de effecten EFX, DELAY,
CHORUS en REVERB afwisselend in- en uitschakelen, als u
eerst de Control Change-mode kiest. De toewijzing van de
pedalen luidt als volgt:
Nummerpedaal 1:
EFX (CC65)
Nummerpedaal 2:
Delay (CC66)
Nummerpedaal 3:
Chorus (CC67)
User Patches (#75)
Volume /WahWah
Controlling the
(CC07)
Tuner aan/uit (CC80)
Omschakelen tussen “Manual” en het
kiezen van Patch-geheugens (CC76)
Volume (W ah) (#7)
44
Page 45
Werken met een FC-200
Nummerpedaal 4:
Reverb (CC68)
Tap Tempo-ingave en instellen van
vertragingstijd
Het nummerpedaal “5” van de FC-200 zendt CC69-commando’s. Daarmee kan de vertragingstijd van het Delayeffect worden ingesteld (door het pedaal in de maat van het
gewenste tempo in te trappen).
Hebt u echter het Delay-type “HOLD” gekozen, dan dient dit
pedaal voor het starten en stoppen van de opname van de
frase.
Omschakelen tussen de Manual-mode
en de geheugenkeuze
Met het BANK ▼-pedaal van de FC-200 kunt u afwisselend
de Manual- en de geheugenkeuze-mode selecteren. Het controlecommando dat hiervoor wordt gebruikt is CC76.
In-/uitschakelen van de Tuner
Met het CTL-pedaal (CC80) schakelt u de Tuner (stemfunctie) afwisselend in en uit. Dit laat toe om uw gitaar te stemmen telkens wanneer dat nodig is.
Pas dan bent u er namelijk zeker van dat het ingebouwde
zwelpedaal van de FC-200 enkel voor het sturen van het
volume dient, terwijl het optionele zwelpedaal enkel voor
het beïnvloeden van het WahWah-effect kan worden
gebruikt.
De controlenummers (CC) van de VGA-7-parameters en
van de pedalen en aansluitingen van de FC-200 kunt u
naar wens instellen. Meer details hierover vindt u onder
“MIDI-parameters editen” (blz. 48) en in de handleiding
van de FC-200.
Volume en WahWah
Als u het zwelpedaal van de FC-200 gebruikt, worden er
CC07-commando’s doorgeseind waarmee het volume van de
VGA-7 kan worden beïnvloed.
Hebt u echter het EFX-type “WAH” gekozen, dan dient het
zwelpedaal voor het sturen van het WahWah-effect (in plaats
van het volume).
Het is tevens mogelijk om een optioneel zwelpedaal op de
FC-200 aan te sluiten (Roland EV-5, BOSS FV-300L). Kiest u
als EFX-type “WAH” en schakelt u het EFX-blok in, dan
dient het optionele zwelpedaal voor het sturen van het WahWah-effect, terwijl u het ingebouwde zwelpedaal van de
FC-200 voor het beïnvloeden van het volume kunt blijven
gebruiken.
VolumeWah
Als u daadwerkelijk een optioneel zwelpedaal op de FOOT
SW- of EXP-connector van de FC-200 aansluit, moet u aan
deze connector –evenals aan de “5 WAH” MIDI-parameter
van de VGA-7– een CC-nummer toewijzen dat nog door
geen andere parameter wordt gebruikt.
45
Page 46
Appendix
Verhelpen van storingen
In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de vaakst voorkomende (vermeende) problemen tijdens het gebruik van de VGA-7.
Natuurlijk leggen we ook meteen uit hoe u een dergelijke storing de wereld uit kunt helpen. Lees in geval van een probleem altijd
eerst dit hoofdstuk alvorens contact op te nemen met uw Roland-dealer of de distributeur, omdat het euvel vaak schuilt in evidente details die gemakkelijk over het hoofd worden gezien.
Pas wanneer duidelijk is dat u het probleem niet zelf kunt verhelpen, zou u contact moeten opnemen met uw Roland-dealer.
■ Problemen met het geluid
Foute of onverwachte klank.
●
Hebt u het hexafonische element naar behoren geïnstalleerd en alle parameters goed ingesteld?
→ Controleer deze instellingen even (blz. 15~blz. 19).
●
Hebt u de keuzeschakelaar op de GK misschien op
“GUITAR” gezet?
→ Kies een andere instelling.
Tijdens het spelen op de gitaar hoort u
helemaal niets.
●
Hebt u het hexafonische element naar behoren op
uw gitaar geïnstalleerd?
→ Controleer tevens de aansluitingen (blz. 12).
●
Hebt u de SYNTH VOL-regelaar van de GK op “0”
gezet?
→ Kies een grotere waarde.
●
Hebt u [MASTER], [GAIN] of [VOLUME] op de
VGA-7 op “0” gezet?
→ Stel een grotere waarde in.
●
Hebt u [BASS], [MIDDLE] en [TREBLE] op “0” gezet?
→ Bij bepaalde versterkertypes (blz. 28) hoort u niets meer,
wanneer u deze drie regelaars op “0” zet.
●
Werkt u met een zwelpedaal?
→ Als u het pedaal helemaal opklapt (minimumwaarde), is
de kans groot dat u niets meer hoort. Stel dus een andere
waarde in.
De toonhoogte klopt niet.
●
Hebt u de gitaar goed gestemd?
→ Doe dit nu, indien nodig (blz. 21).
De volumebalans van de afzonderlijke
snaren klopt niet.
●
Hebt u de gevoeligheid van de snaren naar behoren
ingesteld?
→ Stel de SENS-parameter voor de afzonderlijke snaren
naar behoren in (blz. 17).
De interne effecten doen het niet.
●
Is het effect dat u niet hoort misschien uitgeschakeld?
→ Schakel het betreffende effect even in.
●
Hebt u het volume van het onhoorbare effect hoog
genoeg ingesteld?
→ Als u het volume van het onhoorbare effect op de mimi-
mumwaarde gezet hebt, hoort u het effect niet. Kies dus
een voldoende hoog volume om het effect wel te horen.
Bij bepaalde gitaren is er sprake van
brom.
●
Hebt u de Jack van de gitaar met de normale gitaaringang van de GK-2A verbonden?
→ Deze aansluiting is zelfs noodzakelijk als u niet van plan
bent om het normale gitaarsignaal te gebruiken. Zie de
handleiding bij de GK-2A.
■ Andere problemen
Tijdens het inschakelen verschijnt de
melding “” in het display.
→ De batterij die de User-geheugens van stroom voorziet,
wanneer u de VGA-7 uitschakelt, is bijna uitgeput. Laat
deze baterij vervangen door uw Roland-dealer of door
een erkende herstellingsdienst.
●
Misschien is de VGA-7 anders gestemd dan de overige instrumenten.
→ Kies de juiste referentiefrequentie (blz. 20).
●
Gebruikt u momenteel de TUNING- of CAPO-functie
van de COSM Guitar-sectie?
→ Kies “NORMAL” voor TUNING en schakel de CAPO-
functie uit.
46
Page 47
Appendix
Tijdens de ontvangst van een
programmakeuze-commando via MIDI
wordt er geen Patch geselecteerd.
●
Misschien wordt het commando op een ander MIDIkanaal verzonden dan hetgene dat u op de VGA-7
hebt gekozen.
→ Zorg dat de VGA-7 en de zender hetzelfde MIDI-kanaal
hanteren (blz. 48).
De VGA-7 zendt/ontvangt geen SysExDumps
●
Hebt u de juiste functie gekozen voor de data-overdracht?
→ Kies de parameter “7: DUMP” van de System-groep
evenals de data die u wilt doorseinen en start de overdracht van de data.
●
Hebt u er op de sequencer voor gezorgd dat hij
SysEx-data ontvangt c.q. kan hij dit soort data wel
ontvangen?
→ Gebruik enkel een geschikte sequencer (bv. een MC-80
van Roland) en stel alle parameters naar behoren in.
Fabrieksinstellingen
oproepen
Indien nodig, kunt u op ieder moment weer de fabrieksinstellingen van de VGA-7 laden.
OPGELET
Tijdens het laden van de fabrieksinstellingen worden uw
eigen Patches evenals de overige instellingen overschreven.
Als het interne geheugen data bevat die u later nog eens
nodig hebt, zou u die met de Bulk Dump-functie naar
een extern apparaat (bv. een sequencer) moeten doorseinen alvorens de VGA-7 te initialiseren (blz. 41).
1. Houd de [WRITE]-knop ingedrukt, terwijl u de VGA-7
inschakelt.
De [WRITE]-Diode knippert nu, terwijl het display
afwisselend de volgende prompten afbeeldt:
Het volume van de op de EXT INaangesloten signaalbron is te laag.
●
Gebruikt u een kabel die een weerstand bevat?
→ Gebruik enkel kabels die geen weerstanden bevatten.
■ Alle secties initialiseren
2. Druk op de [WRITE]-knop.
Dit betekent dat alle fabrieksinstellingen worden geladen.
Tijdens het laden van de data loopt er een “–” symbool
door het display. Zodra de instellingen geladen zijn,
beeldt het display de melding “U01” af.
■ Patch-geheugens initialiseren
2. Druk op [PRESET/USER].
Het display beeldt nu afwisselend de volgende prompten af:
3. Druk op de [WRITE]-knop om enkel de User-Patches te
initialiseren.
Tijdens het laden van de data loopt er een “–” symbool
door het display. Zodra de instellingen geladen zijn,
beeldt het display de melding “U01” af.
47
Page 48
Appendix
MIDI-parameters editen
De VGA-7 bevat talrijke MIDI-parameters die u eveneens kunt instellen:
1. Houd de [SYSTEM]-knop ingedrukt, terwijl u de VGA-7 inschakelt.
2. Kies met [PARAMETER ▼/▲] de benodigde MIDI-parameter.
3. Stel met [SELECT/VALUE ▼/▲] de benodigde waarde in.
4. Druk op [TUNER], [VARIATION/EDIT], [GK] of [SYSTEM] om de MIDI-parametermode weer te verlaten.
* Als u voor “6 TUNER”, “d PRESET/USER” en “E MANUAL/MEMORY” hetzelfde controlenummer (CC) kiest, kunt u telkens maar één
van deze parameters aansturen. De voorrangsregeling luidt dan: (i) 6 TUNER, (ii) E MANUAL/MEMORY, (iii) d PRESET/USER. Als
dus één van deze parameters op de ontvangen controlecommando’s reageert, dan is dit niet meer het geval voor de “ondergeschikte” parameters.
Het algemene volume van de VGA-7 en het WAH-effect (EFX) hanteren aanvankelijk hetzelfde controlenummer (CC07). Als
u met maar één pedaal werkt, verandert u daar het best niets aan. In dat geval kunt u namelijk het volume regelen zolang het
WAH-effect niet wordt gebruikt. Sluit u echter een optioneel zwelpedaal op de FC-200 aan, dan zou u aan de “5 WAH”-parameter en de betreffende aansluiting op de FC-200 een nog niet gebruikt controlenummer kunnen toekennen.
48
Page 49
Interne volgorde van de effecten
INPUT
Als u voor EFX
WAH, SLOW GEAR
of COMP kiest.
GK
IN
INPUT
Als u voor EFX
TREMOLO, PHASER
of FLANGER kiest.
GK
IN
COSM
GUITAR
COSM
GUITAR
EFX
COSM
AMPLIFIER
COSM
AMPLIFIER
EFX
DELAY
DELAY
CHORUS
CHORUS
Appendix
REVERB
REVERB
Blokschema
INPUT
GK IN
EXT IN
L (MONO)
R
DSP
MASTER
VOLUME
LINE OUT
L (MONO)
R
SPEAKER
L
AMP
R
PHONES
AMP
49
Page 50
Appendix
Voor de VGA-7 bestaat er ook een “MIDI Implementation”-boekje waarin u alle MIDI-commando’s vindt die de VGA-7 ondersteunt. Dit boekje
hebt u enkel nodig, wanneer u de VGA-7 via MIDI wilt programmeren. Neem contact op met uw Roland-dealer als u graag het onderste uit de
MIDI-kan van de VGA-7 haalt.
MIDI Implementation Chart
V-GUITAR AMPLIFIER
Model VGA-7
MIDI Implementation Chart
Date : Aug. 1, 2000
Version : 1.00
Basic
Channel
Mode
Note
Number :
Velocity
After
Touch
Pitch Bend
Control
Change
Function...
Default
Changed
Default
Messages
Altered
True Voice
Note ON
Note OFF
Key's
Ch's
0, 32
1–31
64–95
TransmittedRecognizedRemarks
1–16
1–16
X
X
**************
X
**************
X
X
X
X
X
X
X
X
1–16
1–16
OMNI ON/OFF
X
X
X
X
X
X
X
O
O
O
*1
*2
*2
Memorized
Memorized
Bank Select
50
Prog
Change
System Exclusive
System
Common
System
Real Time
Aux
Message
Notes
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
: True #
: Song Pos
: Song Sel
: Tune
: Clock
: Command
: All sound off
Local ON/OFF
:
: All Notes OFF
: Active Sense
: Reset
X
X
O
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
* 1 This ignores the LSB.
* 2 This recognize the message set for “Parameters realtime control.”
* 3 Bulk data can be transmitted only when the MIDI Bulk Dump screen is displayed.
* 4 Bulk data can be received only when the MIDI Bulk Load screen is displayed.