Roland VGA-7 MIDI IMPLEMENTATION [nl]

Page 1

Handleiding

Bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van een VGA-7 V-Guitar Ampli-
fier van Roland .
Lees eerst de volgende hoofdstukken:
“Belangrijke voorzorgsmaatregelen” (blz. 2) “Veilig gebruik van dit apparaat” (blz. 3) “Belangrijke opmerkingen” (blz. 8)
Daar vindt u namelijk alle belangrijke dingen die u voor een juiste bediening van de VGA-7 absoluut moet weten.
Bovendien moet u natuurlijk ook de rest van deze handleiding lezen om alle
functies te leren kennen. Bewaar de handleiding op een veilige plaats op, omdat
u ze later beslist nog eens nodig hebt.
Afspraken voor deze handleiding
Woorden tussen [ ] slaan op regelaars en knoppen (toetsen).
(Voorbeeld)
[SYSTEM]: SYSTEM-knop
[BASS]: BASS-regelaar
(blz. **) verwijzen op pagina’s waar u aanvullende informatie vindt.
Copyright © 2000 ROLAND CORPORATION
Copyright © 2000 Roland Corporation. Alle rechten voorbehouden. Het kopiëren, verveel­voudigen of openbaar maken van deze handleiding, hetzij gedeeltelijk, hetzij in z’n geheel is niet toegestaan zonder de schriftelijke toestemming van Roland Corporation.
Page 2

Belangrijke voorzorgsmaatregelen

CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
ATTENTION: RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
CAUTION: TO REDUCE THE RISK OF ELECTRIC SHOCK,
DO NOT REMOVE COVER (OR BACK).
NO USER-SERVICEABLE PARTS INSIDE.
REFER SERVICING TO QUALIFIED SERVICE PERSONNEL.
De bliksemschicht met een pijltje in een rechthoekige driehoek wijst de gebruiker op de mogelijkheid dat hij in contact komt met een niet-geïsoleerde gevaarlijke spanning in het inwen­dige die krachtig genoeg is om een elektrocutie te veroorza­ken.
Het uitroepteken in een rechthoekige driehoek wijst de gebrui­ker op het bestaan van belangrijke gebruiks- en onderhouds­instructies in de bij het apparaat geleverde handleiding.
INSTRUCTIES VOOR HET VERMIJDEN VAN BRAND, ELEKTROCUTIE OF VERWONDINGEN.
BELANGRIJKE VOORZORGSMAATREGELEN
LEES DEZE INSTRUCTIES AANDACHTIG DOOR.
WAARSCHUWING - Tijdens het gebruik van een elektrisch apparaat moet u altijd op een aantal dingen letten, waaronder:
1. Lees deze instructies aandachtig door.
2. Bewaar deze instructies op een veilige plaats op.
3. Neem alle waarschuwingen ter harte.
4. Gebruik dit apparaat nooit in de buurt van water.
5. Maak dit apparaat enkel schoon met een vochtige doek.
6. Zorg dat de ventilatie-openingen nooit versperd geraken. Stel dit apparaat enkel op zoals dit door Roland wordt aanbevo­len.
7. Plaats dit apparaat nooit in de buurt van warmtebronnen (kachels, stoven e.d.) of andere apparaten die snel warm worden (bv. versterkers).
8. Dit apparaat moet geaard worden. Probeer nooit de veilig­heidsvoorzieningen van een gepolariseerde stekker te omzei­len. Op sommige modellen gaat het over een stekker met een brede en een smalle pen. Bij andere modellen is er een derde pen die voor de aarding van het apparaat zorgt. Verwij­der nooit de in de fabriek aangebrachte stekker. Als hij niet in het gewenste stopcontact past, vraag dan aan een elektricien om een ander stopcontact te installeren.
9. Zorg dat er niemand over netsnoer kan struikelen en dat er geen zware voorwerpen op worden gezet. Wees vooral voor­zichtig met de kabel aan de uitgang van het apparaat en vlak vóór het stopcontact.
10. Gebruik enkel houders en accessoires die uitdrukkelijk door de fabrikant worden aanbevolen.
11. Zet het apparaat enkel op een wagen, in een rack, op een statief, een tafel enz. die door de fabrikant uitdrukkelijk wordt aanbevolen. Wees tijdens het transport van een dergelijke een­heid voorzichtig om te voorkomen dat het apparaat zelf of de hele constructie valt en voor verwondingen zorgt.
12. Tijdens een onweer, of wanneer u het apparaat langere tijd niet wenst te gebruiken, verbreekt u het best de aansluiting op het lichtnet.
13. Laat alle herstellings- of onderhoudswerken over aan uw Rol­and-dealer of een door Roland erkende technische dienst. Als u ook maar vermoedt dat er iets aan het apparaat scheelt, neemt u het best meteen contact op met uw Roland-dealer.
2
For the U.K.
WARNING: IMPORTANT:
As the colours of the wires in the mains lead of this apparatus may not correspond with the coloured markings identifying
the terminals in your plug, proceed as follows:
The wire which is coloured GREEN-AND-YELLOW must be connected to the terminal in the plug which is marked by the
letter E or by the safety earth symbol or coloured GREEN or GREEN-AND-YELLOW.
The wire which is coloured BLUE must be connected to the terminal which is marked with the letter N or coloured BLACK. The wire which is coloured BROWN must be connected to the terminal which is marked with the letter L or coloured RED.
THIS APPARATUS MUST BE EARTHED THE WIRES IN THIS MAINS LEAD ARE COLOURED IN ACCORDANCE WITH THE FOLLOWING CODE. GREEN-AND-YELLOW: EARTH, BLUE: NEUTRAL, BROWN: LIVE
Page 3
WAARSCHUWING

Veilig gebruik van dit apparaat

INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labels Over de symbolen
WAARSCHUWING
Wijst de gebruiker op het risico op
WAARSCHUWING
dodelijke ongevallen of zware ver­wondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materi le schade.
LET OP!
* "Materi le" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
LET OP
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
WAARSCHUWING
001
• Gelieve vóór het gebruik van dit apparaat alle instructies in deze handleiding door te lezen.
..........................................................................................................
• Open nooit het apparaat instrument en beschadig nooit het netsnoer.
..........................................................................................................
• Probeer nooit het instrument te openen of defecte onderdelen te vervangen (tenzij dit in de handlei­ding uitdrukkelijk staat vermeld). Laat alle her­stellingen en onderhoudswerken over aan uw Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of aan de distributeur (zie de adressen op de laatste bladzijden van deze handleiding).
..........................................................................................................
• Gebruik de VGA-7 nooit op de volgende plaatsen:
• Plaatsen die onderworpen zijn aan extreme
temperaturen (bv. in de zon, in een gesloten auto, in de buurt van een radiator of fornuis enz.);
• Vochtige plaatsen (badkamer, natte vloer, in de
buurt van een wasmachine enz.);
• Buiten in de regen;
• Stoffige plaatsen;
• Plaatsen die aan sterke trillingen onderworpen
zijn.
..........................................................................................................
• Plaats het apparaat altijd op een stevig en effen oppervlak. Kies nooit een te lichte stand en zet het instrument vooral niet op hellende oppervlakken.
..........................................................................................................
• Gebruik uitsluitend het meegeleverde netsnoer en sluit het enkel aan op een stopcontact dat beant­woordt aan de vereisten op het naamplaatje.
..........................................................................................................
009
• Beschadig nooit het netsnoer. Zorg dat de kabel altijd zo wordt gelegd dat hij niet afgeklemd of op gelijk welke andere manier gekneusd wordt. Het gebruik van een beschadigd netsnoer kan leiden tot brand of elektrocutie.
..........................................................................................................
• Dit instrument kan voor een geluidsniveau zorgen dat tot gehoorverlies kan leiden. Bespeel dit instrument dus nooit lange tijd op hoog volume. Als u ook maar vermoedt dat u gehoorproblemen hebt, neemt u het best meteen contact op met een oorarts.
..........................................................................................................
• Zorg dat er nooit kleine voorwerpen (brandbaar materiaal, geldstukken, naalden enz.) in het inwendige terechtkomen.
..........................................................................................................
• In gezinnen met kleine kinderen moeten de ouders de kroost zo lang helpen bij het bedienen van het instrument tot de kinderen zelf weten wat ze wel en niet mogen doen.
..........................................................................................................
• Behandel het apparaat altijd met de nodige zorg. (Laat het nooit vallen!)
..........................................................................................................
• Sluit het netsnoer van dit apparaat nooit aan op een stroomcircuit waar al talrijke andere appara­ten op zijn aangesloten. Wees bijzonder voorzich­tig met verlengingskabels: het opgenomen vermo­gen van alle apparaten mag niet hoger liggen dan de capaciteit van de verlengkabel. Anders smelten de aders namelijk. Let altijd op de gegevens die op de kabel staan vermeld.
..........................................................................................................
3
Page 4
WAARSCHUWING
Vóór het gebruik van dit apparaat in het buiten­land neemt u het best contact op met uw dealer om te zorgen dat u de juiste voeding gebruikt (zie ook de adressen op de laatste paginas van deze handleiding).
..........................................................................................................
LET OP!
Stel het instrument en het netsnoer altijd zo op dat er voor voldoende verluchting gezorgd is. Anders worden ze namelijk eventueel te warm.
..........................................................................................................
Stroom- en signaalkabels draait u het best nooit samen om storingen te voorkomen. Bovendien moet u zorgen dat de kabels buiten het bereik van kinderen worden gelegd.
..........................................................................................................
Als het apparaat tijdens het gebruik zou kunnen­beginnen rollen of schuiven, moet u de wieltjes aan de onderkant verwijderen. das is bv. noodza­kelijk op een podium of wanneer u het apparaat in een vracht- of bestelwagen vervoert.
..........................................................................................................
Ga nooit op het apparaat staan en plaats er geen zware voorwerpen op.
..........................................................................................................
Raak het netsnoer en de overige kabels nooit met natte handen aan. Anders loopt u namelijk het risico dat u geëlektrocuteerd wordt.
..........................................................................................................
Alvorens dit apparaat te transporteren moet u de aansluiting op het lichtnet en op alle andere appa­raten verbreken.
..........................................................................................................
Schakel het apparaat altijd uit voordat u het schoonmaakt. Bovendien verbreekt u het best ook de aansluiting op het lichtnet.
..........................................................................................................
Verbreek, tijdens een onweer, de aansluiting op het lichtnet.
..........................................................................................................
4
Page 5

Inhoud

Belangrijke voorzorgsmaatregelen..........2
Veilig gebruik van dit apparaat ................3
Belangrijkste functies...............................6
Belangrijke opmerkingen..........................8
Wieltjes installeren en verwijderen.......................9
Basisbediening........................................10
Voorbereidingen......................................................12
GK-2A element op de gitaar monteren............12
Over de keuzeschakelaar van de GK-2A.........12
Over de SYNTH VOL-regelaar op de GK-2A.12
Aansluitingen...........................................13
In- en uitschakelen..................................................13
Instellingen voor het element.................14
Type element (1 GK TYPE)....................................15
Installatierichting van het element
(2 DIRECTION) .......................................................15
Lengte van de hals instellen (3 SCALE)..............16
Afstand tussen het element en de brug
(4 PICKUP-BRIDGE) ..............................................16
Gevoeligheid van het element (5 SENS).............17
Fase tussen het normale en het hexafonische
element (6 PHASE)..................................................18
Functie van de S1/S2-knoppen (7 S1/S2).............19
Uitgangsniveau van de COSM Guitar-sectie
(8 LEVEL) ..................................................................19
Instellingen opslaan (Write)................................. 24
Manual-mode .......................................................... 24
Bedieningsorganen ................................ 25
Frontpaneel .............................................................. 25
COSM GUITAR-sectie....................................... 25
COSM AMPLIFIER............................................ 28
EFFECTS-sectie................................................... 30
Master-sectie ....................................................... 34
Achterkant................................................................ 35
System-parameters................................. 38
Werkwijze ................................................................ 38
TUNER...................................................................... 38
NOISE SUPRESSOR.............................................. 38
FOOT SW (voetschakelaar) .................................. 39
EXP PEDAL (zwelpedaal) ..................................... 39
MIDI.......................................................................... 40
Bulk Dump: zenden/ontvangen van
Patch-data............................................................ 40
MIDI OUT ........................................................... 42
Werken met een FC-200 ......................... 43
Initialiseren van de FC-200 voor gebruik
met de VGA-7.......................................................... 43
FC-200 op de VGA-7 aansluiten........................... 43
Functies die u met een FC-200 kunt bedienen .. 44
In de Program Change-mode....................... 44
In de Control Change-mode......................... 44
Appendix.................................................. 46
Tuner (stemfunctie).................................20
Tuner-parameters ....................................................20
Referentiefrequentie (1 PITCH) ........................20
Uitgangsvolume tijdens het stemmen
(2 LEVEL).............................................................20
Gitaar stemmen........................................................21
Over de Patches ......................................22
Patches kiezen..........................................................22
Nummerknoppen voor de rechtstreekse
keuze.....................................................................22
Wijzigen van de Patch-instellingen.....................23
Selecteren van een variatie ................................23
Regelaarinstellingen controleren......................23
Verhelpen van storingen....................................... 46
Fabrieksinstellingen oproepen ............................ 47
MIDI-parameters editen........................................ 48
Blokschema.............................................................. 49
MIDI Implementation Chart................................ 50
Technische gegevens.............................................. 51
Index......................................................... 53
5
Page 6

Belangrijkste functies

De VGA-7 is een V-Guitar-versterker met o.a. een GK-ingang. Dat zorgt ervoor dat hij een veel groter aantal gelui­den in huis heeft dan een gewone gitaarversterker. Deze verscheidenheid is te danken aan een combinatie van COSM-gitaar- en COSM-versterkermodellen. Bovendien bevat de VGA-7 geheugens. Het is trouwens een stereo-ver­sterker (65 + 65W).
Het tweeweg-luidsprekersysteem bevat 12-luidsprekers en zgn. Horn-Tweeters in een basreflex-kast. Dit zorgt voor een bijzonder krachtig en tegelijk lekker gedefinieerd geluid.

COSM Guitar

De toonhoogte- en Envelope-gegevens, die het hexafoni­sche element uit de trillingen van de gitaarsnaren haalt, vormen de basis voor 26 verschillende types geluiden die zowat alles bestrijken wat tussen een elektrische en een akoestische gitaar ligt. De mogelijkheden zijn legio en zorgen hier en daar zelfs voor volledig nieuwe gelui­den.
Het is zelfs mogelijk om de virtuele elementen in en uit te schakelen en ze te verplaatsen. Ook akoestische gita­ren zitten in de VGA-7. En hiervoor kunt u zelfs kie­zen of ze met een piëzo-element dan wel via een micro­foon op de versterker moeten worden aangesloten.
U kunt de snaren apart stemmen/transponeren. Dit laat toe om in de VGA-7 een Nashville- en andere open stem­mingen te gebruiken, zonder de gitaar zelf anders te stemmen. Natuurlijk kan de VGA-7 ook voor een 12-sna­ren geluid zorgen.
Ook de Digital Capo-functie komt van pas wanneer u in een moeilijke toonaard moet spelen. Het is nu zelfs mogelijk om de denkbeeldige Capo achter de laatste fret te plaatsen.

COSM Amplifier

Naast de klassieke Solid State- en buizenversterkers bevat de VGA-7 een overtuigende simulatie van Full Range-versterkers, wat met name voor akoestische gelui­den van belang is. In het totaal beschikt u over 12 ver­schillende versterkergeluiden.

Effecten

De VGA-7 bevat 4 gescheiden effectblokken: EFX, Delay, Chorus en Reverb (galm), die u echter wel simultaan kunt gebruiken. Handig in dit verband is tevens dat u de effecten met een voetsvhakelaar in en uit kunt schakelen.
Het EFX-blok bevat de volgende effecttypes: : Wah, Slow Gear, Compressor, Tremolo, Phaser en Flanger. Daarvan kunt u er telkens één kiezen.
Het Delay-effect is voorzien van een Tap Tempo-func­tie, zodat u de vertragingstijd ook tijdens een optreden of in de studio snel en betrouwbaar kunt instellen. Er is ook een Delay HOLD-functie: hiermee neemt u een kort fragment op dat dan in een lus wordt afgespeeld.
Het Chorus-effect berust op schakelingen die als sinds jaren met groot succes in onze versterkers van de JC­serie (Jazz Chorus) worden gebruikt.

Geheugens

Alle instellingen (gitaar, stemming, versterkertype, effecten) kunt u als zgn. “Patches” opslaan. Tijdens het spelen kunt u dan in minder dan een seconde van het ene geluid naar een volstrekt ander geluid gaan.
Naast de 80 in de fabriek geprogrammeerde Patches (Presets) zijn er 80 geheugens waar u uw eigen instel­lingen kunt opslaan (User-Patches). U kunt dus op elk moment kiezen uit 160 verschillende geluiden.
Met de regelaars Gain, Volume, de 3-bands-toonrege­ling en de Presence-regelaar kunt u in een mum van tijd precies het gewenste geluid instellen. De klasse van deze versterker blijkt o.m. uit het feit dat de karakteristiek van de toonregeling verschilt naar gelang het gekozen ver­sterkertype.
De Speaker Modeling-functie simuleert het geluid van verschillende luidsprekerkasten. Zo kunt u bekende speakerkasten simuleren of volledig nieuwe combina­ties van Vintage-geluiden gebruiken.

Eenvoudige bediening

De VGA-7 is voorzien van een groot aantal knoppen en regelaars. Op die manier kunt u hem bijna net zo een­voudig bedienen als een traditionele gitaarversterker.
6
Page 7

Uitbreidbaar

COSM
Belangrijkste functies
Stereo-ingangen: op deze aansluitingen kunt u een externe signaalbron (bv. een gitaarsynthesizer) aanslui­ten, het geluid ervan met dat van de VGA-7 mengen en samen uitversterken via de ingebouwde luidsprekers. Verder zijn er stereo-uitgangen die u rechtstreeks op een opname-apparaat of mengpaneel kunt aansluiten.
Er zijn bovendien een groot aantal pedaalaansluitingen die toelaten om Patches met de voet te kiezen en de effecten in en uit te schakelen. Verder kunt u een optio­neel zwelpedaal gebruiken om het volume of het Wah­Wah-effect aan te sturen.
De VGA-7 is ook voorzien van MIDI-aansluitingen, wat de bediening van bepaalde functies vanop afstand toe­laat. Verder kunt u de instellingen van de VGA-7 via MIDI archiveren (Bulk Dump).
“Sound Modeling”
De ingenieurs van Roland zijn de mening toegedaan dat de analyse van het gitaargeluid voor een overtui­gende wiskundige simulatie zich niet mag beperken tot het geluid dat door de gitaar wordt voortgebracht. De invloed van de versterker en de gebruikte luidspre­kers (speakers) is net zo belangrijk. Daar moet je rekening mee houden, wil je een overtuigende simula­tie neerzetten.
Er komen dus veel meer dingen om de hoek kijken dan je aanvankelijk zou denken. En daar hoort echt alles bij: van de manier van aanslaan tot de geluidsgolven die onze oren bereiken. Daarom heeft Roland reken­kundige modellen ontwikkeld waar al deze factoren in voorkomen. Deze modellen zijn virtuele voorstellingen van fysieke verschijnselen die enerzijds kunnen wor­den gebruikt voor realistische simulaties van bestaande geluiden, maar anderzijds ook toelaten om nieuwe geluiden voort te brengen.
De Composite Object Sound Modeling-technologie van Roland (“COSM”) is een Modeling-procédé dat telkens verschillende modellen tegelijk berekent. Op basis van de snaartrillingen kunnen zo bijna gelijk welke gelui­den worden gemaakt. Aangezien het geheel om de tril­lingen van uw eigenste gitaar draait, houdt COSM rekening met alle nuances die uw spel kenmerken: uw expressiviteit ligt m.a.w. aan de basis van het virtu­ele geluid. Het gaat dus niet zomaar om schepsels die door een Black Box worden gemaakt.
COSM GUITAR/COSM AMPLIFIER
COSM Guitar/COSM Amplifier zijn modellen die spe­ciaal voor gitaren en gitaarversterkers werden ontwik­keld en berusten op de volgende onderdelen:
Electronic Modeling : simulatie van alle kenmerken van
een versterker: de buizen (lampen), transistors en de overige schakelkringen.
Magnetic Modeling : simulatie van alle aspecten van de
elementen (pickups), transformators, luidsprekers en andere elektromagnetische onderdelen.
Physical Modeling
houden met de materiaalsoorten, de vorm van de gitaar, het gebruikte vernis en de stemmechanieken.
Bovendien laat COSM de creatie van nieuwe geluiden toe die je nog op geen enkele gitaar of versterker gehoord hebt (volgens het principe en stel nu eens…”). De talrijke boventonen van de snaren kunnen namelijk selectief worden versterkt, aangevuld met andere boventonen of worden onderdrukt, zodat er geluiden ontstaan die je zelfs niet meer met een gitaar associeert.
Elke gitarist heeft zijn eigen manier van spelen en dus ook zijn/haar eigen sound. Iedereen klinkt, met andere woorden, anders. Maar toch is er één element dat alle gitaristen verbindt: ze zorgen dat snaren beginnen te trillen. En precies dat vormt het uitgangspunt van het V-Guitar-systeem, omdat de trillingen alle belangrijke gegevens bevatten: de dynamiek, de plaats waar een snaar wordt aangeslagen, de aard van uw vibrato enz. Alle simulaties en nieuwsoortige geluiden van de VGA-7 berusten dus op het signaal van uw gitaar en op uw manier van spelen. Het voordeel van dit systeem is dat u, doorheen alle mogelijke geluiden van de VGA-7, altijd herkenbaar blijft. U hoeft dus niet te vrezen dat u bij gebruik van een VGA-7 aan expressivi­teit inboet of uw manier van spelen moet veranderen.
: simulatie van alle dingen die verband
7
Page 8

Belangrijke opmerkingen

Lees naast de Belangrijke voorzorgsmaatregelen (blz. 2) en Veilig gebruik van dit apparaat (blz. 3) ook de volgende punten even door.
Voeding
Sluit de VGA-7 niet samen met apparaten, die ruis veroor-
zaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar licht­systeem), op eenzelfde stroomkring aan.
Alvorens de VGA-7 op andere apparaten aan te sluiten
schakelt u best alle toestellen uit. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten.
Opstelling
Als u de VGA-7 gebruikt nabij een vermogensversterker
(of een ander apparaat met grote transformators), kan er brom ontstaan. Oriënteer de VGA-7 dan anders of verwij­der hem van de interferentiebron.
De VGA-7 kan de radio- of TV-ontvangst verstoren.
Gebruik hem dus nooit in de nabijheid van dergelijke ont­vangers.
Gebruik de VGA-7 niet op een plaats die blootgesteld is
aan de regen, of in een andere vochtige omgeving.
Laat het apparaat nooit in het directe zonlicht staan. Dat
kan ervoor zorgen dat de finish verkleurt of dat bepaalde onderdelen gedeeltelijk beginnen te smelten e.d.
Gummi- en vinylvoorwerpen laat u het best nooit te lang
op de behuizing van dit apparaat liggen, omdat dit kan leiden tot verkleuring of plekken die niet of nauwelijks kunnen worden verwijderd.
Zet nooit een glas, beker, mok, vaas met een vloeistof op
het apparaat. Als er toch vloeistofplekken op de behuizing belanden, moet u die meteen verwijderen. Bovendien kunnen vloeistoffen natuurlijk voor kortsluitingen zorgen. Wees dus voorzichtig.
Plaats het apparaat tijdens het gebruik op minstens 50cm
van een muur.
Tijdens het gebruik zet u het best geen voorwerpen op het
apparaat.
Bovendien moet u zorgen dat de luchtcirculatie gevrij-
waard blijft, omdat enkel dan een optimale verluchting en dus koeling van het apparaat is verzekerd. Aange­zien de koelribben aan de achterkant tijdens het gebruik heet worden, zou het kunnen gebeuren dat een blad papier, dat ermee in aanraking komt, begint te branden.
Zet nooit zware voorwerpen op de versterker. Die zou-
den namelijk de ombouw kunnen beschadigen of val­len en dus verwondingen kunnen veroorzaken.
Onderhoud
Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek. Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild, niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg de VGA-7 nadien goed af met een zachte droge doek.
Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk oplosmiddel om verkleuring of vervorming te voorko­men.
Herstellingen en uw data
Houd a.u.b. in gedachte dat de in de geheugens opgesla­gen data tijdens herstellingswerken verloren kunnen gaan. Belangrijke instellingen zou u dan ook op regelma­tige tijdstippen via MIDI naar een ander apparaat (sequencer) e.d. moeten zenden. U zou ze echter ook kun­nen noteren als u dat handiger vindt. Tijdens eventuele herstellingswerken wordt er altijd geprobeerd om de geheugeninhoud ongemoeid te laten, maar garanderen kunnen we dat niet. Roland is niet aansprakelijk voor materieel of moreel verlies of schade die te wijten zijn aan het verlies van uw data.
Geheugenbatterij
Dit apparaat bevat een batterij die het RAM-geheugen van stroom voorziet wanneer u de VGA-7 uitschakelt. Zodra de spanning van deze batterij onder de minimaal noodza­kelijke waarde komt te liggen, verschijnt de hierna getoonde melding in het display. Laat de batterij dan zo snel mogelijk vervangen door uw Roland-dealer of een door Roland erkende herstellingsdienst. Probeer nooit zelf te batterij te vervangen.
Bijkomende voorzorgen
Denk er a.u.b. aan dat de in de geheugens opgeslagen data in geval van een defect of bij een foute handeling kunnen worden gewist. Daarom moet u alle belangrijke instellin­gen hetzij noteren, hetzij via MIDI naar een extern appa­raat doorseinen en daar dan opslaan. Doe dit op regelma­tig tijdstippen om altijd over een kopie van de meest recente instellingen te beschikken.
Roland kan niet in alle situaties eerst een veiligheids­kopie van uw data maken alvorens aan de herstelling van het apparaat te beginnen. Daarom wijst Roland iedere aansprakelijkheid voor het verlies van uw data af.
8
Page 9
Belangrijke opmerkingen
Ga voorzichtig te werk wanneer u de knoppen, regelaars en andere bedieningsorganen of aansluitingen van de VGA-7 gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan defecten veroorzaken.
Sla of druk nooit op het display.
Neem bij het aan- en afkoppelen van de kabels steeds de
connector zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen en schade aan de aders.
Tijdens het gebruik wordt de VGA-7 warm. Dit is volko­men normaal.
Om uw buren niet te storen houdt u het volume best op een redelijk niveau. U kunt ook een hoofdtelefoon gebrui­ken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de men­sen rondom u (vooral in de late uren).
Om de VGA-7 te transporteren gebruikt u best de oor­spronkelijke verpakking (inclusief opvulling). Anders dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking of een degelijke Flightcase e.d.
De VGA-7 is een relatief zwaar apparaat dat u het best nooit alleen draagt. Vraag aan iemand om u hierbij te hel­pen.
Gebruik enkel een EV-5 of BOSS FV-300L zwelpedaal (optie). Het gebruik van andere pedalen kan de VGA-7 namelijk finaal beschadigen.
Voor de audioverbindingen gebruikt u het best enkel kabels van Roland. Als u desondanks voor een ander merk kiest, houd dan het volgende in de gaten: Sommige audiokabels bevatten weerstanden die niet geschikt zijn voor dit apparaat, omdat het volume/niveau dan veel te lag is. Als u vermoedt dat uw kabels een der­gelijke weerstand bevatten, neemt u het best contact op met de fabrikant of distributeur van de betreffende kabels.
Om geen onnodige verwondingen op te lopen raakt u de door de pijlen aangeduide gebieden het best nooit aan.

Wieltjes installeren en verwijderen

Met de bijgeleverde wieltjes kan de VGA-7 heel wat eenvou­diger worden vervoerd. Installeer ze dus vóór het transport.
Let er bij het installeren en verwijderen van de wieltjes op dat u noch uw vingers kneust noch andere verwondingen oploopt.
Verwijder de wieltjes, wanneer het risico bestaat dat de VGA-7 op het podium enz. kan beginnen rollen tijdens het gebruik. Alvorens de VGA-7 in een bestel- of vrachtwagen te plaatsen verwijdert u het best de wieltjes.
Verwijdert u de wieltjes niet, dan moet u de VGA-7 op een effen, vlak en stabiel oppervlak plaatsen.
Tijdens het gebruik van dit apparaat worden de koelrib­ben gloeiend heet, omdat ze voor de koeling van de ver­sterker zorgen. Raak ze nooit aan en zorg ervoor dat ook anderen dit niet doen.
9
Page 10

Basisbediening

* Zie blz. 14 voor een gedetailleerde voorstelling van deze functies en parameters.
MANUAL-knop
Druk op deze knop om de regelaars en knoppen “analoog” (zoals op een gewone versterker) te gebruiken, als u de geheugens niet nodig hebt.
POWER-knop
Hiermee schakelt u de VGA-7 in en uit.
GK IN
Sluit hier de bijgeleverde speciale kabel van de GK-2A-compatibele gitaar (of een gitaar met GK-2A ele­ment) aan.
Na het aansluiten of verbreken van de verbinding knipperen de indica­tors in de COSM Guitar-sectie. Als u met een GK-2A werkt, kunt u de COSM Guitar-, COSM Amp- en EFFECTS-sectie gebruiken.
INPUT-aansluitingen
Hier kunt u de normale uitgang van een gitaar aansluiten. Dat signaal kan met de COSM Amp- en EFFECTS-sectie worden bewerkt.
Effect-aan/uit-knoppen
Hiermee kunt u de effecten in- en uitschakelen. Wanneer een effect ingeschakeld is, licht zijn indica­tor op.
Functiekeuzeknoppen
Hiermee kiest u de benodigde functie.
10
Page 11
1.
Basisbediening
VARIATION-functie
Voor bepaalde COSM Guitar-, stemmings-, COSM-Amp-, luidspreker- en effecttypes (Delay, Chorus en Reverb) bestaan er ver­schillende variaties.
* Boven of onder een dergelijke knop (zie de pijltjes in de afbeelding) wijst de opdruk op de aanwezigheid van dergelijke variaties.
3.
4.
Linkboven op het frontpaneel vindt u een overzicht van de beschikbare variaties.
Variaties kiezen
Druk op een knop waar “” boven of onder staat en kies het benodigde type.
2.
Druk op [VARIATION/EDIT] om te zorgen dat de bijbe­horende indicator oplicht. De indicator van het gekozen type knippert nu.
2,4
Druk na het kiezen van een variatie nog een keer op de [VARIATION]-knop om te zorgen dat de bijbehorende indicator weer dooft. De indicator van het eerder gekozen type licht op om duidelijk te maken dat de variatie gekozen werd.
De keuze van de variatie kunt u met de Write-functie opslaan (blz. 24).
2
* Nu kunt u met [PARAMETER
kiezen.
Kies met [SELECT/VALUE
3
/
] de benodigde variatie
/
] een variatienummer.
11
Page 12
Basisbediening
TUNER-functie
Met deze functie kunt u de snaren op uw gitaar stem­men.
SYSTEM-parameters
Druk op deze knop om de parame­ters van de Tuner, de ruisonder­drukker, voetschakelaars, zwelpe­dalen en de MIDI-functies in te stel­len.
GK-parameters
Met deze parameters kunt u de res­pons van de VGA-7 op de signalen van een GK-2A element (dat u op de GK IN-ingang hebt aangesloten) opti­maal instellen.
WRITE
Druk op deze knop om de instellingen op te slaan.
PROGRAM-functie
De VGA-7 bevat voorgeprogrammeerde (Preset) Pat­ches en 80 User-geheugens.
Met [BANK /] en [NUMBER /] kiest u telkens de
benodigde Patch.

Voorbereidingen

GK-2A element op de gitaar monteren
Alvorens te beginnen moet u een hexafonisch element (GK-2A) op uw gitaar installeren. Dit element is een optie.
Meer details over het installeren van dit element vindt u in de handleiding van de GK-2A.
De GK-2A is niet geschikt voor de volgende gitaartypes:
Gitaren met een ongebruikelijk aantal snaren (bv. 12-sna­ren gitaren of Pedal Steel-gitaren).
Gitaren met nylon- of darmsnaren.
Basgitaren
Andere gitaren waarop u het hexafonische GK-2A ele-
ment niet of enkel op een ongeschikte plaats kunt instal­leren.
12
Over de keuzeschakelaar van de GK-2A
SYNTH: Kies deze instelling, wanneer u enkel de
signalen van het hexafonische element (GK-2A) wilt gebruiken.
MIX: Kies deze stand wanneer u zowel het GK- als
het normale gitaarsignaal wilt gebruiken.
GUITAR: Kies deze stand om enkel het normale
gitaarsignaal te gebruiken.
OPGELET
Als u niet van plan bent om de Jack-uitgang van de gitaar met de Jack-ingang van de GK-2A te verbinden, moet u diens keuzeschakelaar op SYNTH zetten.
Kiest u namelijk MIX of GUITAR, dan zouden er ruis en brom kunnen optreden.
Over de SYNTH VOL-regelaar op de GK-2A
Hiermee regelt u het volume van het COSM Guitar-signaal.
Page 13

Aansluitingen

Om de belangrijkste functies van de VGA-7 optimaal te kun­nen gebruiken hebt u een gitaar nodig waarop u een GK-2A element hebt geïnstalleerd, of een GK-compatibele gitaar (met een ingebouwd GK-2A element).
Met de volgende opties kunt u de functies van de VGA-7 bovendien optimaal benutten:
MIDI-pedalenbak: FC-200
Zwel-/volumepedaal: Roland EV-5, BOSS FV-300L
Voetschakelaar: BOSS FS-5U/FS-5L
Gitaar met
D O W N
/ S 1 U
S P
Y
/
N
S
T
2
H V O L
GK-2A
of
GK-2A-compatibele
gitaar
Normale elek­trische gitaar
* Gebruik enkel een EV-5 of BOSS FV-300L zwel-/volumepedaal.
Met andere pedalen bereikt u namelijk niet altijd het gewenste resultaat. Het zou zelfs kunnen dat u de VGA-7 daarmee beschadigt.
* Voor het kiezen van Patches met de voet gebruikt u het best een
niet-schakelende FS-5U voetschakelaar van BOSS.
Zodra u uw gitaar van een GK-2A element hebt voorzien, kunt u ze op de volgende manier op de VGA-7 aansluiten.
* Schakel alle apparaten uit of zet hun volume in de minimum-
stand alvorens ze op elkaar aan te sluiten of de aansluitingen te verbreken. Enkel dan bent u er namelijk zeker van dat u geen apparaat beschadigt.
Externe signaalbron
(gitaarsynthesizer enz.)
Stereo-
hoofdtelefoon
Mengpaneel
MIDI-sequencer enz.
MIDI Foot Controller
(FC-200 enz.)
Voetschakelaars (BOSS FS-5U/FS-5L usw.)
* Met een FS-5L kunt u enkel effecten in- en uitschakelen

In- en uitschakelen

Zodra u alle apparaten naar wens op elkaar hebt aangeslo­ten, kunt u ze in de hierna opgegeven volgorde inschakelen. Die volgorde moet u absoluut respecteren om noch de ver­sterker of luidsprekers, noch de externe apparaten te bescha­digen.
Signaalbronnen VGA-7 PA, mengpaneel enz.
* Tijdens het inschakelen kiest de VGA-7 hetzij de laatst opgeroe-
pen Patch, hetzij de Manual-mode.
* Tijdens het gebruik worden de koelribben aan de achterkant bij-
zonder heet. Raak ze dus nooit aan.
Zwelpedaal (Roland EV-5, BOSS FV-300L enz.)
* Dit apparaat is met een veiligheidscircuit uitgerust. Daarom
duurt het na het inschakelen even voordat de VGA-7 geluid weergeeft.
* Regel het volume altijd op de minimumwaarde alvorens de
apparaten in of uit te schakelen. Zelfs wanneer u dat doet, zou u tijdens het in-/uitschakelen ruis of brom kunnen horen. Dat is echter geen defect.
13
Page 14

Instellingen voor het element

De klankkwaliteit van de VGA-7 hangt in grote mate af van de manier waarop u het GK-2A element op de gitaar geïnstalleerd hebt. Om een evenwichtig geluid te verkrijgen moet u de VGA-7 daarom vertellen hoe u het element hebt geïnstalleerd. Enkel dan worden de signalen namelijk ook optimaal geïnterpreteerd.
OPGELET
De instellingen van de GK-2A-parameters hebben een belangrijke invloed op het geluid. Stel deze parameters dus altijd goed in. Dat moet u voor elke gitaar doen die u op de VGA-7 aansluit.
De parameters van het element bereikt u door op de
[GK]-knop te drukken (indicator moet oplichten). Maak vervolgens de benodigde instellingen.
Eens u alles naar wens hebt ingesteld, moet u nog een keer op de [GK]-knop drukken om te zorgen dat de indicator weer dooft.
* De parameters voor het element worden bij het uitschakelen
automatisch opgeslagen. U hoeft ze dus in principe maar één keer (per gitaar) in te stellen.
Wanneer u op de [GK]-knop drukt, worden de parameters van de VGA-7 zoals hieronder getoond ingesteld. Dit zijn de fabrieksinstellingen die in de regel voor de meest uiteenlo­pende gitaren geschikt zijn.
* Na het selecteren van de GK-parameters zijn alle knoppen en
regelaars –met uitzondering van de [VOLUME]- en COSM Guitar [MASTER]-regelaar– niet actief.
COSM GUITAR
TYPE: ST (Variation 1) PICKUP: C TUNING: NORMAL CAPO: Off
COSM AMPLIFIER
TYPE: CLEAN (Variation 1) GAIN: 50 EQUALIZER
(
BASS/MIDDLE/TREBLE PRESENCE 50 SPEAKER ORIGINAL
): 50
EFFECTS
EFX: Off DELAY: Off CHORUS: Off REVERB: Off
Rechtsboven op het frontpaneel vindt u een overzicht van de parameters voor het hexafonische element (Divided Pickup Settings).
14
Page 15
Instellingen voor het element
Type element (1 GK TYPE)
* De fabrieksinstelling is “1 GK-2A”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/] tot helemaal links
in het display een 1 knippert. Hierdoor selecteert u de parameter 1 GK TYPE.
1
2. Kies met [SELECT/VALUE ▼/] het type element dat u
op uw gitaar hebt geïnstalleerd. Het nummer van het gekozen type verschijnt links in het display.
* In het voorbeeld hierboven werd “1 GK-2A” gekozen.
Display
1 GK-2A: Kies deze instelling, wanneer u
met een GK-2A werkt.
2 GK-2: Kies deze instelling, wanneer u
met een GK-2 werkt.
3 PIEZO: Kies deze instelling wanneer u
gebruik maakt van een hexafo­nisch piëzo-element.
2
Betekenis
Installatierichting van het element (2 DIRECTION)
* De fabrieksinstelling is “1 NORMAL”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/] tot helemaal links
in het display een 2 knippert. Hierdoor selecteert u de parameter 2 DIRECTION.
1
2. Geef met [SELECT/VALUE /] aan in welke richting
het element op de gitaar werd geïnstalleerd. Het nummer van de gekozen instelling verschijnt rechts in het display.
* In het voorbeeld hierboven hebben we “1 NORMAL” gekozen.
Display
1 NORMAL: De aansluitkabel van het ele-
ment bevindt zich naast de 6e snaar.
2 REVERSE: De aansluitkabel bevindt
zich naast de 1e snaar.
2
Betekenis
* Een piëzo-element bevat een piëzo-elektrische sensor die aan de
brug wordt bevestigd en daar de trillingen van de snaren opvangt.
NORMAL
Snaar 6 Snaar 1
REVERSE
15
Page 16
Instellingen voor het element
Lengte van de hals instellen (3 SCALE)
* De fabrieksinstelling is “ ”.
OPGELET
Een optimaal geluid bereikt u enkel wanneer de VGA-7 weet hoe lang de hals van de gebruikte gitaar is. Deze parameter moet u dus naar behoren instellen.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/] tot helemaal links
in het display een 3 knippert Hierdoor selecteert u de parameter 3 SCALE.
Afstand tussen het element en de brug (4 PICKUP­BRIDGE)
* Deze parameter hoeft u niet in te stellen, wanneer uw gitaar
met een piëzo-element is uitgerust.
Meet de afstand tussen het hexafonische element en de brug van de gitaar. Gebruik hiervoor een lat e.d. De nagemeten waarde moet u voor elke snaar apart instellen.
Snaar 6 Snaar 1
Snaar
BrugElement
1
2. Stel met [SELECT/VALUE ▼/] in hoe lang de hals van
de gebruikte gitaar is. Kies altijd de waarde die overeenkomt met de lengte van de hals. Alvorens deze waarde in te stellen moet u de afstand tussen de brug en de instelschroef (Truss Rod”) even met een lat nameten.
Display
Gitaren van het ST-type (648 mm)
Gitaren van het LP-type (628 mm)
20~60 620 mm~660 mm
2
Betekenis
* De fabrieksinstellingen luiden:
Snaar 123456 Afstand (mm)
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/] tot helemaal links
in het display een 4 knippert. Hierdoor selecteert u de parameter 4 PICKUP­BRIDGE.
2. Sla een snaar aan.
De VGA-7 analyseert zelf welke snaar dat is en beeldt het nummer van die snaar af.
18 19 20 19 20 21
1
16
Page 17
Instellingen voor het element
Als u wilt, kunt u het snaarnummer ook invoeren door op de [STRING]-knop te drukken.
Druk zo vaak op deze knop tot het benodigde nummer (1~6) in het display verschijnt. (Het snaarnummer wordt gevolgd door een punt.)
Slaat u daarna een andere snaar aan, dan springt het dis­play naar het nummer van die snaar.
3. Stel met [SELECT/VALUE /] de afstand in voor de
gekozen snaar.
Display
10~30 10~30 mm
* In het volgende voorbeeld luidt de afstand tussen het element en
de brug en snaar “6” 10mm.
Betekenis

Gevoeligheid van het element (5 SENS)

Het is tevens mogelijk om de optimale gevoeligheid van het element in te stellen. Dat zorgt voor een betere respons van de VGA-7 op de signalen van de snaren. De gevoeligheid is namelijk sterk afhankelijk van de manier waarop u het hexa­fonische element geïnstalleerd hebt.
* De fabrieksinstelling luidt “65”.
OPGELET
Zet de keuzeschakelaar van de GK-2A op SYNTH.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/] tot helemaal links
in het display een 5 knippert. Hierdoor selecteert u de parameter 5 SENS.
3
4. Herhaal e stappen 2 en 3 om ook de afstand van de ove-
rige snaren in te stellen.
1
2. Sla een snaar aan.
De VGA-7 analyseert zelf welke snaar dat is en beeldt het nummer van die snaar af.
De TUNER-indicators geven nu het volume van de snaar aan. Hoe meer indicators er (van links naar rechts) oplichten, hoe luider het signaal.
* Als u de snaar niet hard genoeg aanslaat c.q. als de gevoeligheid
te laag is, wordt het snaarnummer niet afgebeeld.
17
Page 18
Instellingen voor het element
Als u wilt, kunt u het snaarnummer ook invoeren door op de [STRING]-knop te drukken. Druk zo vaak op deze knop tot het benodigde nummer (1~6) in het display verschijnt. (Het snaarnummer wordt gevolgd door een punt.) Slaat u daarna een andere snaar aan, dan springt het dis­play naar het nummer van die snaar.
3. Stel met [SELECT/VALUE /] de gevoeligheid in.
Sla de snaar telkens met de maximale kracht aan die u ook tijdens het spelen gebruikt en stel de gevoeligheid zo in dat de middelste indicator oplicht. Verhoog de waarde vervolgens nog zo ver tot de meest rechtse TUNER-indicator net niet oplicht, wanneer u de snaar met maximale kracht aanslaat.
Hoe groter de waarde, hoe hoger de gevoeligheid.
* In het voorbeeld verderop hebben we de gevoeligheid voor snaar
6 op “10” gezet.
Display
0~99 0~99
Betekenis
Fase tussen het normale en het hexafonische element (6 PHASE)
Als de fase tussen de normale elementen van de gitaar en het hexafonische element niet klopt, treedt er verlies op, wanneer u beide signalen samen gebruikt. Dat uit zich in een te laag volume of te weinig bas in het geluid.
* De fabrieksinstelling is “1 NORMAL”.
OPGELET
Zet de keuzeschakelaar van het hexafonische element in de MIX-positie.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/] tot helemaal links
in het display een 6 knippert. Hierdoor selecteert u de parameter 6 PHASE.
3
* Bij bepaalde gitaren licht de meest rechtse TUNER-indicator
zelfs op, wanneer u de kleinste gevoeligheidswaarde gekozen hebt. Vergroot in dat geval de afstand tussen het element en de snaar.
4. Herhaal de stappen 2 en 3 om de gevoeligheid van de
overige snaren in te stellen.
5. Sla de snaren 6~1 nu zo zacht mogelijk aan.
Als één snaar er duidelijk uitspringt (en dus harder klinkt), moet u de gevoeligheid van die snaar verminde­ren. Enkel dan bereikt u namelijk een geluid dat perfect in balans is.
1
2. Sla de 6e snaar aan, terwijl u met [SELECT/VALUE ▼/
] de instelling kiest die een normaal basbereik en
volume opleveren. Het nummer van de gekozen fase­instelling wordt in het display afgebeeld.
* In het display-voorbeeld hierboven hebben we de fase voor snaar
6 normaal ingesteld (“1 NORMAL”).
Display
1 NORMAL: Normale fase. 2 INVERSE: Omgekeerde fase.
2
Betekenis
18
Page 19
Instellingen voor het element
Functie van de S1/S2­knoppen (7 S1/S2)
* De fabrieksinstelling luidt “1 PICKUP SEL”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER/] tot helemaal links
in het display een 7 knippert. Hierdoor selecteert u de parameter 7 S1/S2.
1
2. Kies met [SELECT/VALUE /] de functie van de S1/
S2-knoppen. Het nummer van de gekozen instelling verschijnt nu in het display.
* Zolang deze paraeter actief is, kunt u de S1/S2-schakelaars niet
gebruiken.
* In het voorbeeld hierboven hebben we “1 PICKUP SEL” geko-
zen.
Display
PICKUP SEL:
1
2 NUMBER: Vorig/volgend Patch-
2
Betekenis
Elementkeuze voor de COSM Guitar-sectie.
nummer.
Uitgangsniveau van de COSM Guitar-sectie (8 LEVEL)
Met de parameter 8 LEVEL kunt u de balans tussen het hexafonische en de normale elementen van uw gitaar instel­len.
* De fabrieksinstelling luidt “0”.
OPGELET
Zet de keuzeschakelaar van het hexafonische element eerst op SYNTH.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/] tot helemaal links
in het display een 8 knippert. Hierdoor selecteert u de parameter 8 LEVEL.
1
2. Kies met [SELECT/VALUE /] de optimale balans
tussen de COSM Guitar-sectie en de normale elementen van uw gitaar (–5~5). Negatieve (–) waarden betekenen dat het COSM Guitar­signaal stiller wordt. Positieve waarden (+) daarentegen betekenen dat het COSM Guitar-signaal luider wordt.
2
3 BANK: Vorig/volgende banknum-
mer.
4 TUNER: Tuner aan/uit
Schakelrichting van S1/S2 voor “PICKUP SEL”
In de regel kunt u de (virtuele) COSM Guitar-elementen
met [S1] in de richting MIC F kiezen; met [S2] schakelt u daarentegen in de richting F MIC. Als u de schakel-
richting liever omkeert, moet u de knoppen [GK] en
[NUMBER ] ingedrukt houden, terwijl u de VGA-7
inschakelt. Ter bevestiging knippert nu de COSM GUI­TAR PICKUP R-indicator (Reversed).
Om daarna weer de normale schakelrichting te kiezen,
moet u [GK] en [NUMBER ] ingedrukt houden, terwijl
u de VGA-7 opnieuw inschakelt. In dat geval knippert de COSM GUITAR PICKUP F-indicator.
Tijdens het instellen van de balans zet u de keuzeschake­laar van de GK het best een aantal keren op “SYNTH” en GUITAR en vice versa om na te gaan of de balans nu beter is.
19
Page 20

Tuner (stemfunctie)

De VGA-7 bevat ook een Tuner-functie die u voor het stemmen van de gitaarsnaren kunt gebruiken.
Om de gitaar daadwerkelijk juist te stemmen, moet u eerst de Tuner-parameters naar wens instellen.

Tuner-parameters

Druk op de [SYSTEM]-knop (indicator licht op) en stel de volgende dingen in:
Druk nog een keer op de [SYSTEM]-knop (indicator dooft weer), wanneer u alles naar wens hebt ingesteld.
Referentiefrequentie (1 PITCH)
* De fabrieksinstelling luidt “440 Hz”.
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/] tot helemaal links
in het display een 1 knippert. Hierdoor selecteert u de parameter 1 PITCH.
2. Kies met [SELECT/VALUE /] de referentiefrequen-
tie voor de noot A4.
* In het volgende voorbeeld hebben we de referentiefrequentie op
“440 Hz” gezet.
Uitgangsvolume tijdens het stemmen (2 LEVEL)
* De fabrieksinstelling is “0” (MUTE: het gitaarsignaal is niet te
horen).
1. Druk zo vaak op [PARAMETER ▼/] tot helemaal links
in het display een 2 knippert. Hierdoor selecteert u de parameter 2 LEVEL.
2. Stel met [SELECT/VALUE /] het gewenste uit-
gangsvolume in.
1
2
1
Display
35~45 435~445 Hz
Referentiefrequentie
Display
Betekenis
010 0 (MUTE: het gitaarsignaal wordt tijdens
het stemmenniet weergegeven) ~10
2
20
Page 21

Gitaar stemmen

* Zolang de Tuner-functie ingeschakeld is, wordt er geen signaal
via de LINE OUT-aansluitingen weergegeven.
1. Druk op de [TUNER]-knop om te zorgen dat de bijbeho-
rende indicator oplicht. De Tuner-functie is nu ingeschakeld.
2. Sla een open snaar aan (druk dus geen fret in). Kies de
snaar die u wilt stemmen. Het display beeldt nu de naam van de noot af die het dichtst in de buurt komt bij de herkende toonhoogte.
Als u de gitaar via de GK IN-connector hebt aangesloten, wordt ook het snaarnummer afgebeeld.
* Sla telkens maar de snaar aan die u wilt stemmen. Als u meer
dan één snaar aanslaat, wordt namelijk niet de juiste (of hele­maal geen) toonhoogte herkend.
Dit symbool slaat op een # .
Tuner (stemfunctie)
3. Stem de snaar in eerste instantie zo dat al de juiste noot-
naam in het display verschijnt.
4. Stem de snaar nog verder tot de middelste TUNER-indi-
cator oplicht.
5. Herhaal de stappen 2~4 om ook de overige snaren te
stemmen.
* Tijdens het stemmen van een gitaar met vibratohendel kan het
gebeuren dat een al gestemde snaar tijdens het stemmen van een andere snaar weer ontstemt. Om dat op te vangen zou u alle snaren eerst ongeveer juist kunnen stemmen (zodat al de juiste nootnamen worden afgebeeld) en vervolgens aan het fijne werk kunnen beginnen.
6. Eens alle snaren juist gestemd zijn kunt u de Tuner-func-
tie weer uitschakelen door nog een keer op [TUNER] te drukken (indicator dooft weer).
21
Page 22

Over de Patches

Eén groot voordeel van de VGA-7 is dat hij toelaat om een grote verscheidenheid aan gitaar- en versterkergeluiden te gebruiken en om de instellingen in aparte geheugens op te slaan. Die hoeft u tijdens een optreden e.d. dus enkel op te roepen om in een mum van tijd over te schakelen van een prachtige akoestische gitaar naar een massief scheurgeluid waar het vet van afdruipt.
Alle instellingen van de bedieningsorganen worden als een geheel opgeslagen. Dergelijke gehelen heten op de VGA-7
Patches.
Het is precies dankzij dit Patch-systeem dat u wel 160 ver­schillende Sounds per avond kunt gebruiken, terwijl u de hele tijd met dezelfde gitaar en dezelfde versterker werkt.
P70.
COSM Guitar
P01
COSM Amplifier
COSM Guitar
Preset-Patch
Effects
COSM Amplifier
Effecten
80 Patches
U70.
COSM Guitar
U01
COSM Amplifier
COSM Guitar
Effects
COSM Amplifier
Effecten
User-Patch
80 Patches
Er zijn twee Patch-groepen:
Preset-Patches
Dit zijn de 80 geheugens van de VGA-7 die u weliswaar kunt kiezen, maar niet overschrijven. Hier vindt u reeds een ruime keuze aan de meest uiteenlopende geluiden die u –letterlijk– kant en klaar kunt gebruiken.
Eens u een Preset-Patch gekozen hebt, kunt u de instellingen ervan met de knoppen en regelaars wijzigen (dit noemen we editen). Als u die wijzigingen later nog eens nodig hebt, moet u ze echter in een User-Patch opslaan.
User-Patches
Dit zijn nog eens 80 geheugens waar u uw eigen instellingen kunt opslaan. Dat kunnen volledig nieuwe geluiden zijn of voorgeprogrammeerde geluiden die u hier en daar een beetje bijgestuurd hebt.

Patches kiezen

De Patches zijn in acht banken (0~7) à tien geheugens (1~10) onderverdeeld.
1
2
3
4
0
01
02
03
04
1
11
12
13
14
2
21
22
23
24
3
31
32
33
34
4
41
42
43
44
5
51
52
53
54
6
61
62
63
64
7
71
72
73
74
1. Druk op de [PRESET/USER]-knop om afwisselend de
Preset-groep (P) en de User-groep (U) te kiezen.
2. Kies met [BANK /] de benodigde bank (0~7).
3. Kies met [NUMBER /] het benodigde Patch-nummer
binnen de geselecteerde bank (1~10).
In plaats van het nummer 10 beeldt het display 0. af.
Het is tevens mogelijk om de banken en Patch-geheu­gens met een voetschakelaar te kiezen (blz. 36).
Nummerknoppen voor de rechtstreekse keuze
Met de volgende knoppen kunt u de geheugens binnen de momenteel geselecteerde bank direct oproepen:
Als de indicator van de [A/B]-knop niet oplicht, dienen deze knoppen voor het selecteren van de Patches 1~5.
05 15 25 35 45 55 65 75
6
5
06 16 26 36 46 56 66 76
07 17 27 37 47 57 67 77
7
8
9
10
08
09
00.
18
19
10.
28
29
20.
38
39
30.
48
49
40.
58
59
50.
68
69
60.
78
79
70.
22
Licht de indicator van de [A/B]-knop echter wél op, dan kunt u met de nummerknoppen de Patches 6~10 selecte­ren.
Page 23
Over de Patches
Wijzigen van de Patch­instellingen
Met de knoppen en regelaars op het frontpaneel kunt u de Patch-instellingen naar wens wijzigen. Dat noem je editen.
Meteen na oproepen van een Patch komen de instellin-
gen van de knoppen en regelaars niet overeen met de opgeslagen waarden. Dit kan ertoe leiden dat er hele­maal niets gebeurt, wanneer u aan een regelaar draait. Zodra de instelling van de regelaar echter overeenkomt met de opgeslagen waarde voor die parameter, werkt de regelaar zoals verwacht. Het verdient dan ook aanbeveling om een regelaar tel­kens helemaal naar links of naar rechts te draaien en pas daarna de gewenste waarde in te stellen. Dan hoort u tenminste meteen het resultaat.
Zodra u ook maar één parameter van een geladen Patch
edit, begint de nummerknop voor de rechtstreekse keuze van de betreffende Patch te knipperen. Zo weet u dat de instellingen van de Patch niet meer overeen­komen met de huidige instellingen.
* Kies de benodigde variatie met [PARAMETER /].
* Als u CAPO, EFX, DELAY, CHORUS of REVERB gekozen
hebt, terwijl de betreffende functie uitgeschakeld is, knippert de waarde in het display. (Om de functie in te schakelen moet u op de gelijknamige knop drukken.)
* Als u een functie gekozen hebt waarvoor er geen variatie
bestaat, beeldt het display de volgende melding af:
3. Kies met [SELECT/VALUE /] het nummer van de
benodigde variatie.
4. Na het kiezen van de benodigde variatie moet u nog een
keer op [VARIATION] drukken (indicator dooft). De indicator van het gekozen type licht nu op om te bevestigen dat de variatie gekozen is.
Regelaarinstellingen controleren
Selecteren van een variatie
Voor de COSM Guitar-, COSM Amplifier-, luidspreker- en EFFECT-sectie (Delay, Chorus en Reverb) bestaan er naast de rechtstreeks selecteerbare types ook nog een aantal variaties.
* Boven of onder de knoppen waarvoor er variaties zijn, vindt u
de opdruk .
Linksboven op het frontpaneel vindt u een overzicht van de beschikbare variaties (blz. 11).
2
1. Druk op een knop die met een “” gemerkt is en
kijk even naar het frontpaneel om de benodigde variatie te kiezen.
2. Druk op [VARIATION/EDIT] (indicator licht op).
De indicator van het momenteel geselecteerde type begint te knipperen.
31,4
1. Houd de [VARIATION/EDIT]-knop minstens twee
seconden ingedrukt om te zorgen dat de indicator van de knop oplicht.
1,3
2
2. Kies de benodigde instelling met [PARAMETER /].
Het display beeldt nu de posities (1~9, A~C) van de regelaars en de momenteel ingestelde waarde af.
Positienummer
* Terwijl de instelling in het display verschijnt kunt u de
momenteel ingestelde waarde met [SELECT/VALUE /]
wijzigen. In de Manual-mode is deze controlefunctie echter niet beschikbaar.
3. Als u alle benodigde waarden gecontroleerd hebt, moet
u de [VARIATION/EDIT]-knop nog een keer indrukken om te zorgen dat de indicator weer dooft.
23
Page 24
Over de Patches

Instellingen opslaan (Write)

De parameterwijzigingen worden weer gewist wanneer u een andere Patch kiest of de VGA-7 uitschakelt. Instellingen, die u later nog eens nodig hebt, moet u dus eerst opslaan alvorens een andere Patch te kiezen.
U kunt alle instellingen, met uitzondering van de [MASTER]­regelaar, opslaan.
* Als u een effect met een voetschakelaar in- of uitgeschakeld hebt
(blz. 36), wordt de nieuwe status van dat effect eveneens opge­slagen.
1. Wijzig de parameters naar smaak en druk vervolgens op
de [WRITE]-knop om te zorgen dat de bijbehorende indi­cator oplicht.
1,3
2
2. Kies met [BANK /] en [NUMBER /] het adres
van de User-Patch waar u de nieuwe instellingen wilt opslaan.
* Het Patch-nummer kunt u ook met de nummerknoppen voor de
rechtstreekse keuze (blz. 22) selecteren.
3. Druk nog een keer op de [WRITE]-knop om de instellin-
gen in het gekozen geheugen op te slaan. De indicator van die knop knippert nu sneller.
Zodra de instellingen opgeslagen zijn, dooft de indicator weer. Bovendien kiest de VGA-7 automatisch de geko­zen Patch van bestemming.
Annuleren van de opslagprocedure
Wilt u de instellingen toch niet opslaan, dan moet u op één van de volgende knoppen drukken: [TUNER], [VARIATION/EDIT], [GK], [SYSTEM] of [PRESET/ USER].
In dat geval wordt de opslagprocedure geannuleerd. Dat betekent echter ook dat de wijzigingen niet worden opgeslagen.
2

Manual-mode

In de Manual-mode hanteert de VGA-7 de fysieke instellin­gen van de regelaars en knoppen op het frontpaneel i.p.v. de in de Patches opgeslagen waarden. In dat geval werkt de VGA-7 dus ongeveer zoals een conventionele gitaarverster­ker.
Druk op de [MANUAL]-knop (indicator licht op) om
de Manual-mode te selecteren.
Het display ziet er nu als volgt uit:
Als u daarna aan een regelaar draait of op een knop drukt, verschijnt de waarde die u zonet voor de betref­fende parameter hebt ingesteld.
* Als de CAPO- (blz. 27) of DELAY TIME -parameter (blz. 32)
wordt afgebeeld, kunt u de waarde ervan met [SELECT/
VALUE /] instellen.
Druk op [A/B] om de Manual-mode weer te verlaten. De VGA-7 roept dan weer de instellingen van de laatst gekozen Patch op.
* Door op één van de volgende knoppen te drukken schakelt u de
Manual-mode eveneens uit: [PRESET/USER], [BANK /], [NUMBER /] of een nummerknop (blz. 22).
De instellingen van de Manual-mode (met uitzonde-
ring van de regelaars) blijven bewaard tot u de VGA-7 weer uitschakelt und kunnen dus weer worden opge­roepen door de Manual-mode opnieuw te selecteren.
Als u de nummerknop van de momenteel geselec-
teerde Patch ingedrukt houdt, terwijl u op [MANUAL] drukt om de Manual-mode te selecteren, worden de instellingen van de momenteel geselecteerde Patch (met uitzondering van de regelaars) in de Manual­mode overgenomen en dienen dus als basis voor ver­dere instellingen.
24
Page 25

Bedieningsorganen

Frontpaneel
OPGELET
In bepaalde gevallen leidt het draaien aan een regelaar of het drukken op een knop tot een verrassend resultaat. Dat kan
gebeuren en wijst dus niet op een defect.

COSM GUITAR-sectie

De COSM Guitar-sectie zorgt voor de virtuele geluidsvarian­ten van een elektrische gitaar en simuleert dan ook de afzon­derlijke bestanddelen van een echte gitaar. Hier worden het aantal ingeschakelde elementen, het aantal snaren evenals alle andere factoren, die op een gitaar een rol spelen, gesimuleerd. U kunt ze natuurlijk ook wijzigen. Maar wat u ook doet: de basis van alle voortgebrachte geluiden zijn en blijven de trillingen van de snaren.
De VGA-7 analyseert de toonhoogte en de Envelope (de vorm van het geluid) van de noten die u op uw gitaar speelt en gebruikt die gegevens als basis voor de virtuele berekeningen die voor de gewenste Sound zorgen. Op die manier bent u er zeker van dat uw stijl altijd herkenbaar blijft en dat u zoals gewoonlijk op uw gitaar kunt spelen.
ST:
1 CLASSIC Solid Body-gitaar met drie Single Coil (enkel-
spoel) elementen.
2 MODERN Solid Body-gitaar met drie actieve Single Coil-
elementen.
3 S-S-H Solid Body-gitaar met drie actieve elementen:
enkelspoel/enkelspoel/Humbucker (van voor naar achter).
LP:
1 CLASSIC Solid Body-gitaar met twee Vintage Hum-
bucker-elementen.
2 MODERN Solid Body-gitaar met twee passieve Humbu-
cker-elementen
3 Jr Solid Body-gitaar met twee enkelspoel-elemen-
ten die de bijnaam Dog Ear of Soap Bar dragen.
12 3 4 5
1 GK IN-aansluiting
Sluit het GK-2A element van uw gitaar aan op deze connec­tor. Gebruik hiervoor de bijgeleverde speciale kabel. Tijdens het aansluiten of verbreken van de aansluiting knip­peren de indicators van de COSM Guitar-sectie.
Zet de keuzeschakelaar van de GK-2A en de “SYNTH”-stand om de virtuele mogelijkheden van de VGA-7 ten volle te kunnen benutten.
2 TYPE-knop
Hiermee kiest u het benodigde gitaartype. Door deze knop verschillende keren in te drukken kiest u achtereenvolgens ST, LP, TEL, HOLLOW, ACOUSTIC en SPECIAL. Bovendien bestaan er verschillende variaties voor elk type:
TEL:
1 CLASSIC Typische Solid Body-gitaar met twee enkel-
spoel-elementen. Dit instrument wordt vooral in de Country- en RocknRoll-muziek gesigna­leerd.
2 MODERN Solid Body-gitaar met twee enkelspoel-elemen-
ten en een bijzonder helder geluid.
3 H-S Solid Body-gitaar met één Humbucker- en een
enkelspoel-element dat zich achter de Hum­bucker bevindt.
HOLLOW:
1 SEMI Gitaar met een half holle klankkast en twee
Humbucker-elementen.
2 FULL Elektrische gitaar met een holle klankkast en
twee Humbucker-elementen.
3 RICK Een gitaar die omwille van haar opvallend
uiterlijk en het typische Single Coil-geluid vooral in de late jaren 60 populair was.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
25
Page 26
Bedieningsorganen
ACOUSTIC:
1
STANDARD
2 ROUND Akoestische gitaar met plat bovenblad en
3 METAL Gitaar met een klankkast uit metaal die vooral
4
NYLON STR
5 BANJO Een Snare-Drum met snaren op. Of iets in die
6 UKULELE Een klein tokkelinstrument met nylonsnaren
Akoestische gitaar met een plat bovenblad en een platte achterkant.
ronde rug.
voor Bottleneck-partijen wordt gebruikt.
Gitaar met nylonsnaren.
trant: u weet ook wel wat een banjo is.
en een betrekkelijk kleine klankkast.
SPECIAL:
1 BOWED Een strijkinstrument dat met een boog wordt
bespeeld.
2 PIPE Een blaasinstrument met een warm geluid. 3 ORGAN Lang aangehouden geluid met een duidelijk
orgelkarakter.
4 BRASS Warme koperklank. 5 SOLO Warm sologeluid. 6 SYNTH 1 Synthesizergeluid met een open- en dicht-
gaand filter (Sweep).
7 SYNTH 2 Synthesizergeluid met modulatie.
FILTER BASS
8
Als u ACOUSTIC of SPECIAL kiest, zet u AMP TYPE (blz. 28) in de COSM Amp-sectie het best op FULL RANGE om een optimaal geluid te bekomen.
Een geluid dat aan een basgitaar doet denken die met een filter wordt bewerkt.
3 PICKUP-knop
Voor bepaalde gitaar- en variatietypes kunt u zelfs het virtu­ele element of de microfoon kiezen.
* Als u voor COSM Guitar “TYPE” de instelling “SPECIAL”
kiest, wordt de Pickup-instelling niet gebruikt.
F: Het voorste element wordt gebruikt. C: Het middelste element wordt gebruikt. R. Het achterste element wordt gebruikt. PIEZO (Type:
ACOUSTIC)
MIC (type:
ACOUSTIC):
* Als u voor “TYPE” ST, LP, TEL of HOLLOW hebt gekozen,
kunt u bovendien twee elementen met elkaar combineren:
F+C: Voor ST F+R: Voor LP, TEL en HOLLOW C+R: Voor ST
Het geluid berust op een piëzo-element.
Gebruik van een denkbeeldige microfoon die vóór de al even denkbeeldige gitaar staat opgesteld.
Met de knoppen [S1] en [S2] op de GK-2A kunt u eveneens het benodigde virtuele element kiezen (blz. 19).
4 TUNING-knop
Met deze knop kunt u de stemming veranderen die de VGA-7 weergeeft wanneer u op uw gitaar speelt. Dat is mogelijk zonder iets aan de fysieke stemming van uw gitaar te veranderen. Kies de benodigde stemming door verschillende keren op deze knop te drukken.
* Als u voor de COSM Guitar -parameter “TYPE” de instelling
SPECIAL kiest, kunt u hier enkel “NORMAL” selecteren.
Voor 12 STRING, OPEN TYPE en NASHVILLE zijn er ook verschillende variaties.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
NORMAL:
Vertegenwoordigt de normale stemming van een gitaar. In dit geval luidt de toonhoogte van de snaren (te beginnen bij de 6e snaar): E/A/D/G/B/E.
12 STRING:
Hiermee simuleert u het geluid van een 12-snaren-gitaar.
1 REGULAR De snaren 6~3 worden voorzien van een kopie
die een octaaf hoger gestemd staat, terwijl de snaren 2 en 1 met een kopie van hetzelfde octaaf worden voorzien (net zoals bij een echte 12-snaren-gitaar).
2 OCTAVE Alle snaren (6~1) worden voorzien van een
geoctaveerde kopie.
3 DETUNE Alle snaren (6~1) worden voorzien van een
licht ontstemde kopie die hetzelfde octaaf heeft.
OPEN TYPE:
Ziehier een stemmingsmethode die voor de Blues (en dan met name voor Bottleneck-partijen) van kapitaal belang is.
1 OPEN D De toonhoogte van de snaren (te beginnen
bij de 6e snaar) luidt D, A, D, F#, A, D.
2 OPEN G De toonhoogte van de snaren (te beginnen
bij de 6e snaar) luidt D, G, D, G, B, D.
DROPPED D
3
NASHVILLE:
1 TYPE 1 De snaren 6~3 worden een octaaf hoger
2 TYPE 2 De snaren 6~4 worden een octaaf hoger
Enkel de 6e snaar wordt een hele toon lager gestemd. De toonhoogte van de snaren luidt dan ook D, A, D, G, B, E.
gestemd, terwijl de toonhoogte van de snaren 2 en 1 niet verandert.
gestemd, terwijl de toonhoogte van de snaren 3~1 normaal is.
26
Page 27
Bedieningsorganen
USER:
Hiermee kunt u uw eigen stemming programmeren, als u onder de voorgeprogrammeerde stemmingen niet uw gading vindt.
U kunt de toonhoogte van de snaren E/A/D/G/B/E maxi­maal één octaaf hoger of lager transponeren.
Eigen stemming definiëren
1. Druk zo vaak op de [TUNING]-knop tot USER geselec-
teerd is.
2. Druk op de [VARIATION/EDIT]-knop om te zorgen dat
de bijbehorende indicator oplicht. De USER-indicator begint nu te knipperen om u erop te wijzen dat u de gewenste stemming kunt instellen.
Het nummer van de gekozen snaar en de daaraan toege­wezen noot (toonhoogte) verschijnen in het display. De TUNER-indicators geven aan welk octaaf u gekozen hebt:
Het weergavesysteem voor de octaven luidt als volgt:
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
5 CAPO-knop
Hiermee simuleert u een Capodaster die u op de gewenste fret kunt plaatsen. Dat is dus een virtuele versie van de Capo.
De toonhoogte van de COSM Guitar-sectie kunt u in stappen van halve tonen verhogen of verminderen (maximaal ±1 octaaf).
* De Capo-functie kunt u naar wens in- en uitschakelen door op
de [CAPO]-knop te drukken. De indicator van deze knop licht op wanneer deze functie ingeschakeld is.
* Wanneer u de COSM Guitar-parameter “TYPE” op
“SPECIAL” zet, is de Capo-functie niet beschikbaar.
Instellen van de Capo-transpositie
1. Druk op [CAPO] om te zorgen dat de bijbehorende indi-
cator oplicht.
2. Druk op de [VARIATION/EDIT]-knop om te zorgen dat
de bijbehorende indicator oplicht. De CAPO-indicator knippert en het display beeldt de momenteel gekozen transpositiewaarde af.
3. Kies met [SELECT/VALUE /] het benodigde inter-
val. Instelbereik: –12~–1, 1~12
Onder de normale
toonhoogte
1 octaaf lager
Normale toonhoogte
3. Sla de benodigde snaar aan.
De toonhoogte van die snaar wordt automatisch geanaly­seerd en in het display getoond (snaarnummer).
Als u wilt, kunt u het snaarnummer ook invoeren door op de [STRING]-knop te drukken. Druk zo vaak op deze knop tot het benodigde nummer (1~6) in het display verschijnt. (Het snaarnummer wordt gevolgd door een punt.) Slaat u daarna een andere snaar aan, dan springt het dis­play naar het nummer van die snaar.
4. Gebruik [SELECT/VALUE /] om de gewenste toon-
hoogte voor de benodigde snaar in te stellen (nootnaam).
5. Herhaal de stappen 3 en 4 om ook de toonhoogte van de
overige snaren te veranderen en de gewenste stemming samen te stellen.
Hoger dan de nor­male stemming
1 octaaf hoger
4. Druk op de [VARIATION/EDIT]-knop eens u de
gewenste toonhoogte hebt ingesteld (de indicator dooft).
Na het drukken op de [CAPO]-knop wordt het gekozen interval enkele seconden in het display getoond. Zolang
dat het geval is, kunt u met [SELECT/VALUE ▼/▲] een
ander interval instellen.
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
6. Druk op de [VARIATION/EDIT]-knop eens u alle sna-
ren naar wens hebt gestemd (de indicator dooft).
27
Page 28
Bedieningsorganen

COSM AMPLIFIER

In deze sectie kunt u het benodigde versterkertype kiezen, de toonregeling naar wens instellen en zelfs bepalen welke virtuele luidsprekers er voor de weergave van het versterkersignaal moeten worden gebruikt. Op die manier zou het een kleintje moeten zijn om precies de gewenste versterkerklank in te stellen.
6
Als u precies het geluid nodig hebt dat met de momen­teel gekozen instellingen op het frontpaneel overeen­komt, moet u op de [MANUAL]-knop drukken (indica­tor licht op) en met de regelaars werken (blz. 24).
7 8 9
6 INPUT HIGH/LOW-aansluitingen
Op deze connectors kunt u een gewone gitaar (zonder GK-2A element) aansluiten.
Welke ingang u kiest (HIGH of LOW) is afhankelijk van het uitgangssignaal van de gitaar.
* Als u het instrument op de GK IN-connector aansluit, kunt u
niet alleen de functies van de COSM Amplifier-sectie, maar ook die van de COSM Guitar-sectie gebruiken.
* Bij gebruik van deze ingangen zijn de functies van de COSM
Guitar-sectie niet beschikbaar.
* Als u een INPUT-connector en de GK IN-ingang samen
gebruikt, hebben de Tuner-functie en het SLOW GEAR-algo­ritme van de EFX-sectie enkel betrekking op het signaal dat de VGA-7 via de gekozen INPUT-aansluiting ontvangt.
7 TYPE-knop
Hiermee kunt u een ander versterkertype selecteren. Druk verschillende keren op deze knop om de benodigde optie te kiezen.
Voor elk type zijn er verschillende variaties.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
10 11 12
CLEAN:
1 JC Het geluid van een JC-120 (Jazz Chorus
120) die nog steeds overal ter wereld bij­zonder populair is.
2 CLASSIC 1 Het geluid van een klassieke Amerikaanse
versterker die vooral bekend staat omwille van zijn helder geluid.
3 CLASSIC 2 De Liverpool-Sound van de jaren 60: een
typisch Brits geluid.
4 MELLOW Kleine comboversterker die vooral in de
Jazz wordt gebruikt.
CRUNCH:
1 CLASSIC 1 Het geluid van een Amerikaanse Blues-en
Country-klassieker.
2 CLASSIC 2 Het geluid van een klassieke Britse ver-
sterker die vooral geschikt is voor de Liver­pool-Rock.
3 CLASSIC 3 Het geluid van een Amerikaanse versterker
met een bijzonder helder geluid.
4 MODERN Het geluid van een recente buizenverster-
ker die zo veelzijdig is dat hij in de Blues, Rock en in de Fusion-muziek veelvuldig wordt gebruikt.
LEAD
1 CLASSIC I Het geluid van een Britse buizenversterker die
zo belangrijk was voor de Britse Heavy Metal­scene van de jaren 70 dat niemand zich kon veroorloven om hem niet te hebben. Hiermee verkrijgt u het geluid van ingang I.
2
CLASSIC I+II
Dezelfde buizenversterker. Ditmaal worden echter beide ingangen (I en II) gebruikt, zodat het geluid iets meer bas heeft.
28
Page 29
Bedieningsorganen
3 MODERN 1 Het geluid van een buizenversterker die eind
de jaren 70 en begin de jaren 80 populair was en vooral gekenmerkt wordt door een duide­lijk aanwezig middengebied.
4 MODERN 2 Buizenversterker met een bijzonder veelzij-
dige vervorming die voor talkrijke muziekstij­len geschikt is.
5 METAL 1 Het geluid van een buizenversterker die
vooral geschikt is voor Heavy Metal.
6 METAL2 Een bijzonder krachtig en licht metalen geluid
(ook weer voor Heavy Metal).
SPECIAL:
1 LAYER 1 Het gecombineerde geluid van twee verschil-
lende versterkers die samen worden aange­stuurd. Meer bepaald gaat het om een “clean” (Line-signaal) en een vervormd geluid. Als u ook de GK IN-aansluiting gebruikt, wordt het COSM Guitar-signaal bewerkt met het niet vervormde geluid, terwijl het gewone gitaargeluid met de scheurversterker wordt bewerkt. Deze combinatie van gewoon en COSM-gitaarsignaal is enkel mogelijk, wan­neer u de keuzeschakelaar op MIX zet.
2 LAYER 2 Het gecombineerde geluid van twee verschil-
lende versterkers die samen worden aange­stuurd. Meer bepaald gaat het om een “clean” versterker- en een vervormd geluid. Als u ook de GK IN-aansluiting gebruikt, wordt het COSM Guitar-signaal bewerkt met het niet vervormde geluid, terwijl het gewone gitaargeluid met de scheurversterker wordt bewerkt. Deze combinatie van gewoon en COSM-gitaarsignaal is enkel mogelijk, wan­neer u de keuzeschakelaar op MIX zet.
3 FUZZ Het Fuzz-geluid van een transistorversterker
met een heel eigen boventoonstructuur die u met een buizenversterker nooit ofte nimmer verkrijgt.
* Als u LAYER 1 of LAYER 2 kiest, worden de effecten WAH,
SLOW GEAR en COMPRESSOR niet gebruikt, wanneer u de keuzeschakelaar van de GK-2A op “SYNTH” zet.
De twee LAYER-opties laten het simultane gebruik van twee verschillende klanken toe: bv. een akoestische gitaar zonder vervorming (COSM Guitar-Sektion) en een elektrische gitaar (het gewone gitaarsignaal dat door de COSM Amplifier-sec­tie wordt bewerkt).
* De volumebalans tussen de COSM- en de normale gitaar
bepaalt u met de parameter “8 LEVEL” (blz. 19).
FULL RANGE:
1 FLAT Versterker zonder bepaalde kleuring van het
geluid. Dit type is vooral bedoeld voor de COSM Guitar-types SPECIAL en ACOUS­TIC.
2 SHAPED Een transparant geluid dat vooral bedoeld is
voor akkoordenwerk met een electro-akoesti­sche gitaar.
3 FAT Geluid met een bijzonder duidelijk middenge-
bied en nadrukkelijk aanwezige basfrequenties.
8 GAIN-regelaar
Hiermee bepaalt in welke mate de versterker het niveau ophaalt.
Instelbereik: 0~99
9 VOLUME-regelaar
Hiermee kunt u het volume corrigeren, wanneer het verschil tussen de vorige en de nieuw geselecteerde Patch al te groot is.
Instelbereik: 0~99
10
EQUALIZER (toonregeling)
Ziehier een driebands-toonregeling voor het instellen van de gewenste versterker-klankkleur. De karakteristiek van de regelaars verschilt naar gelang het gekozen versterkertype. Zie ook 7 TYPE-knop (blz. 28).
BASS
Hiermee regelt u het volume van de basfrequenties.
Instelbereik: 0~99
MIDDLE-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de middenfrequenties.
Instelbereik: 0~99
TREBLE-regelaar
Hiermee bepaalt u het volume van de hoge tonen.
Instelbereik: 0~99
* Bij bepaalde versterkertypes hoort u helemaal niets meer, wan-
neer u de [BASS]-, [MIDDLE]- en [TREBLE]-regelaar op “0” zet.
11
PRESENCE-regelaar
Hiermee kunt u de definitie van het geluid verbeteren.
Instelbereik: 0~99
29
Page 30
Bedieningsorganen
12
Speaker TYPE-knop
Met deze knop kunt u het gesimuleerde luidsprekertype en de constructie van de box selecteren waarin de speaker zich bevindt.
In bepaalde gevallen moet u verschillende keren op deze knop drukken om het gewenste geluid te bereiken. Naast de ORIGINAL-instelling is voor elk type ook een variatie beschikbaar.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
ORIGINAL:
Betekent dat het bij de gekozen versterker (blz. 28) passende luidsprekertype wordt gebruikt.
1-12” OPEN:
Een open box met een 12-luidspreker.
2-12” OPEN:
Een open box met twee 12-luidsprekers.
4-10” OPEN:
Een open box met vier 10-luidsprekers.
Voor 1-12” OPEN, 2-12” OPEN en 4-10” OPEN kunt u
ook kiezen uit de volgende variaties:
1 CLASSIC Klassiek luidsprekertype met een betrek-
kelijk lage ingangscapaciteit. Dit zorgt voor een warm geluid met een zacht mid­dengebied en weinig hoog.
2 MODERN Moderne box met een betrekkelijk hoge
ingangscapaciteit en duidelijke midden­en hoge frequenties.
4-12” CLOSED:
Een grote gesloten box met vier 12-luidsprekers.
1 CLASSIC Klassiek luidsprekertype met een betrekke-
lijk lage ingangscapaciteit. Dit zorgt voor een warm geluid met een zacht middenge­bied en weinig hoog.
2 MODERN Moderne box met een betrekkelijk hoge
ingangscapaciteit en duidelijke midden- en hoge frequenties.
3 CLASSIC STACK
4 MODERN STACK
Twee gesloten kasten met CLASSIC­luidsprekers.
Twee grote gesloten kasten met MODERN-luidsprekers.

EFFECTS-sectie

U kunt vier effecten simultaan gebruiken: Insert (EFX), Delay, Chorus en Reverb (galm).
13 14 15 16
13
EFX
Als u precies het geluid nodig hebt dat met de momen­teel gekozen instellingen op het frontpaneel overeen­komt, moet u op de [MANUAL]-knop drukken (indica­tor licht op) en met de regelaars werken (blz. 24).
Voor het EFX-effect (Insert) kunt u telkens één van de zes beschikbare algoritmen kiezen: WAH, SLOW GEAR, COMP (Compressor), TREMOLO, PHASER of FLANGER.
Kies het benodigde type met de [SELECT]-knop.
* De functie van de twee regelaars verschilt naar gelang het geko-
zen effecttype.
EFX-knop
Hiermee schakelt u het EFX-effect in of uit. Als het ingescha­keld is, licht de indicator op.
* Hiervoor kunt u ook een voetschakelaar gebruiken (blz. 36).
30
Page 31
Bedieningsorganen
WAH
Dit typisch gitaareffect berust op het bewerken van het bin­nenkomende signaal met een filter. Als u een optioneel Rol­and EV-5 of BOSS FV-300L zwelpedaal aansluit, kunt u het effect met de voet sturen.
* Zodra u het WAH-effect activeert, kunt u het zwelpedaal niet
meer voor het regelen van het volume gebruiken.
PEDAL-regelaar
Hiermee simuleert u de functie van het zwelpedaal. Draai de regelaar helemaal naar rechts om hetzelfde resultaat te berei­ken als wanneer u het zwelpedaal volledig intrapt.
Draai de regelaar naar links om de minimale waarde in te stellen.
Instelbereik: 0~99
SLOW GEAR
Slow Gear is een effect dat ervoor zorgt dat de gespeelde noten geleidelijk aan opkomen (alsof u de gitaar met een boog zou bespelen). Dit is volledig automatisch en kan zelfs worden gestuurd via de manier waarop u de snaren aanslaat. Zodra het snaarvolume de SENS-waarde bereikt, komt het volume van de gespeelde noten geleidelijk aan op (een soort Fade-In).
RISE TIME-regelaar
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume na starten van het Slow Gear-effect opkomt eens u een snaar hard genoeg hebt aangeslagen.
Instelbereik: 0~99
COMP (Compressor)
Een compressor is een effect dat signaalpieken afzwakt en zwakkere signalen ophaalt. Dit zorgt voor een gelijkmatiger volume, zodat de Sustain langer wordt. Bovendien laat dit toe om het volume te verhogen zonder dat er vervorming optreedt.
ATTACK-regelaar
Hiermee bepaalt u hoe sterk de aanslag in de verf wordt gezet (omdat hij niet wordt gecomprimeerd). Hoe groter de waarde, hoe duidelijker de aanslag te horen is, wat voor een betere definitie van de gespeelde partij zorgt.
Instelbereik: 0~99
SUSTAIN-regelaar
Hiermee bepaalt u hoe lang het volume van stillere signalen wordt opgekrikt. Hoe groter de waarde, hoe langer de Sustain.
Instelbereik: 0~99
SENS-regelaar
Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van het Slow Gear-effect Kiest u een kleine waarde, dan moet u betrekkelijk hard aan­slaan om het Slow Gear-effect te starten. Slaat u zachter aan, dan werkt dit effect niet. Als u hier een grotere waarde kiest, begint het Slow Gear-effect al wanneer u betrekkelijk licht aanslaat.
Instelbereik: 0~99
TREMOLO
Ziehier een effect dat berust op een regelmatige variatie van het volume.
RATE-regelaar
Hiermee bepaalt u de snelheid van het tremolo-effect. Instel­bereik: 0~99.
INTENSITY-regelaar
Hiermee regelt u de intensiteit van het tremolo-effect (d.w.z. het verschil tussen de harde en zachte gedeeltes). Instelbe­reik: 0~99.
31
Page 32
Bedieningsorganen
PHASER
Een Phaser voegt een uit fase gezette kopie toe aan het bin­nenkomende signaal en zorgt op die manier voor een werve­lend effect.
RATE-regelaar
Hiermee bepaalt u de snelheid van de Phaser-modulatie.
Instelbereik: 0~99.
14
DELAY
DELAY-knop
Hiermee kunt u het Delay-effect in- en uitschakelen. Als het ingeschakeld is, licht de indicator van deze knop op.
* Dit effect kunt u ook met een voetschakelaar in- en uitschakelen
(blz. 36).
FEEDBACK-regelaar
Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-signaal dat nog eens naar de ingang van het effect wordt gestuurd – en dus het aantal herhalingen.
Instelbereik: 0~99
LEVEL-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de Delay.
Instelbereik: 0~99
INTENSITY-regelaar
Hiermee bepaalt u in welke mate de Phaser het geluid beïn­vloedt.
Instelbereik: 0~99
FLANGER
Een Flanger is het bekende straaljagereffect, maar dat hoeven we u als gitarist waarschijnlijk niet meer uit te leggen.
RATE-regelaar
Hiermee bepaalt u de snelheid van de Flanger-modulatie.
Instelbereik: 0~99
INTENSITY]
Hiermee bepaalt u in welke mate de Flanger het geluid beïn­vloedt.
Instelbereik: 0~99
Voor het Delay-effect kunt u kiezen uit één van de
volgende variaties:
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
1 MONO Normaal Delay-effect (echo). 2 PANNING Tap Delay-effect met aparte vertragingstijden
voor het linker en rechter kanaal.
3 HOLD Een functie waarmee u een korte frase kunt
opnemen. Die wordt dan herhaaldelijk afge­speeld.
Vertragingstijd instellen
Voor MONO en PANNING kunt u de snelheid van de herha­lingen (vertragingstijd) instellen. Dat kunt u op twee manieren doen:
Tap Tempo
Druk minstens twee keer in het gewenste tempo op de [TAP TEMPO]-knop om de benodigde vertragingstijd in te stellen. De door de VGA-7 berekende waarde wordt in het display afgebeeld.
Instelbereik: 0~999 (msec), 1,00~1,80 (sec)
* Deze Tap Tempo-functie kunt u ook aan een voetschakelaar toe-
wijzen. Hiervoor hebt u dan echter een optionele PCS-31 kabel nodig (blz. 36).
32
Instellen van de gewenste waarde
Druk één keer op de [TAP TEMPO]-knop. De momenteel ingestelde vertragingstijd verschijnt nu in het display. Zolang dat het geval is kunt u de benodigde waarde met
[SELECT/VALUE /] instellen.
* Vergeet niet de instellingen op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
Page 33
Bedieningsorganen
Opnemen en weergeven van een
frase
Wanneer u het Delay-Type HOLD kiest, kunt u een korte frase opnemen en die in een lus laten afspelen.
Als u een niet schakelende voetschakelaar (BOSS FS-5U, optie) gebruikt, kunt u de opname ook met de voet starten en stoppen. Die voetschakelaar moet u op de DELAY-connector achterop de VGA-7 aansluiten.
Aansluitkabel:
PCS-31 (optie)
rood (RING)(TIP) wit
aan/uit
* Als u een gewone voetschakelaar (zonder PCS-31) aansluit,
kunt u enkel het Delay-effect in- en uitschakelen.
Opname starten door op de [TAP TEMPO]-knop te
drukken of een voetschakelaar te gebruiken.
Tijdens de opname licht de indicator van de [TAP TEMPO]-knop op. Zodra u de opname stopt, wordt de lengte van de opgenomen frase in het display getoond. Bovendien begint de weergave van die frase.
De maximale opnameduur bedraagt 0,0~1,8 seconden. Als u probeert langer dan 1,8 seconden op te nemen, wordt de opname automatisch gestopt en begint de weergave van het fragment eveneens automatisch.
Wanneer u de Delay aan/uit-voetschakelaar intrapt of op de [DELAY]-knop drukt, wordt de frase weer gewist.
* Wanneer u het Delay-type “HOLD” kiest, heeft de [FEED-
BACK]-regelaar geen functie.
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
15
CHORUS
CHORUS-knop
Hiermee schakelt u het Chorus-effect in en uit. Als het inge­schakeld is, licht de indicator van deze knop op.
* Dit effect kunt u ook met de voet in- en uitschakelen (blz. 36).
OpnameDelay
INTENSITY-regelaar
Stelt u de Chorus-intensiteit in.
Instelbereik: 0~99
Voor het Chorus-effect kunt u kiezen uit de volgende
variaties:
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
1 SPACE Chorus met een prettige breedte die berust
op een gesynthetiseerde ruimte.
2 WARM Een warm tweetraps Chorus-effect. 3 BRIGHT Een sprankelend tweetraps Chorus-effect.
Chorus-snelheid instellen
1. Houd de [TAP TEMPO]-knop ingedrukt, terwijl u de
[CHORUS]-knop indrukt. Het display beeldt nu de momenteel gekozen waarde af.
2. Kies met [SELECT/VALUE ▼/] de benodigde Chorus-
snelheid. Instelbereik: 0~99
Na enkele seconden verdwijnt de waarde weer en keert de VGA-7 terug in de normale mode.
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
16
REVERB
REVERB-knop
Hiermee schakelt u het Reverb-effect (galm) in en uit. Als het ingeschakeld is, licht de indicator van deze knop op.
* Dit effect kunt u ook met de voet in- en uitschakelen (blz. 36).
LEVEL-regelaar
Hiermee bepaalt u het volume van het Reverb-effect.
Instelbereik: 0~99
Voor het Reverb-effect kunt u kiezen uit de volgende
variaties.
Op S. 23 komt u te weten hoe je een variatie kiest.
1 PLATE Simuleert de galm van een plaat (d.w.z. een
mechanisch apparaat dat een metalen plaat gebruikt voor het opwekken van een galmef­fect). Dit effect zorgt voor een sprankelend effect en heeft een licht metalen karakter.
2 ROOM 3 HALL Simuleert de galm van een concertzaal.
* Vergeet niet deze instelling op te slaan als u ze later nog eens
nodig hebt (blz. 24).
Simuleert de galm van een kleine ruimte.
33
Page 34
Bedieningsorganen

Master-sectie

17
18
31
21 19
24
22 2320
25 26
27 28
17
TUNER-indicators
Deze indicators dienen enerzijds voor de optische controle van de stemming tijdens het gebruik van de Tuner en ander­zijds voor de weergave van de gevoeligheid van het GK-ele­ment.
18
Display
Beeldt de Patch- en variatienummers af.
19
TUNER-knop
Hiermee schakelt u de stemfunctie in en uit.
20
VARIATION/EDIT-knop
Druk op deze knop om de benodigde variatie te kunnen kie­zen.
Om de waarde te controleren of te wijzigen moet u deze knop minstens twee seconden ingedrukt houden (de indica­tor moet beginnen knipperen).
21
GK-knop
Druk op deze knop om toegang te hebben tot alle GK-para­meters.
22
SYSTEM-knop
Druk op deze knop om toegang te hebben tot de System­parameters (blz. 38).
23
WRITE-knop
Druk op deze knop om de huidige instellingen van de VGA-7 in een User-Patch op te slaan.
29 30
24
PRESET/USER-knop
Met deze knop kiest u afwisselend de Preset- en de User­geheugengroep.
25
BANK / knoppen
Hiermee kiest u de benodigde Patch-bank.
Als u eerst op [VARIATION/EDIT] drukt, dienen deze knoppen voor het kiezen van een parameter
([PARAMETER /]).
26
NUMBER / knoppen
Hiermee kunt u het benodigde Patch-nummer (geheugen) oproepen.
Als u eerst op de [VARIATION/EDIT]-knop drukt, fungeren
deze knoppen als [SELECT/VALUE /].
27
MANUAL-knop
Druk op deze knop om de fysieke instellingen van de rege­laars en knoppen te gebruiken in plaats van de opgeslagen waarden in de laatst geselecteerde Patch.
28
Nummerknoppen
Met deze knoppen kunt u het benodigde Patch-geheugen selecteren.
* De nummerknoppen zijn voor alle banken beschikbaar.
Als de indicator van de [A/B]-knop niet oplicht, dienen deze knoppen voor het selecteren van de Patches 1~5.
Licht de indicator van de [A/B]-knop echter wél op, dan kunt u met de nummerknoppen de Patches 6~10 selecteren.
34
Page 35
29
MASTER-regelaar
Hiermee bepaalt u het volume van de luidsprekers en het signaal in de hoofdtelefoon.
* De instelling van de [MASTER-regelaar wordt niet opgesla-
gen.
30
PHONES-connector
Hier kunt u een optionele hoofdtelefoon aansluiten.
* Zodra u een hoofdtelefoon aansluit, worden de luidsprekers van
de VGA-7 uitgeschakeld.
* Het verdient aanbeveling om de [MASTER]-regelaar altijd op
“0” te zetten alvorens een hoofdtelefoon aan te sluiten.
Achterkant
Bedieningsorganen
31
POWER-knop
Hiermee schakelt u de VGA-7 in en uit.
* Zet de [MASTER]-regelaar op “0” alvorens de VGA-7 in of uit
te schakelen.
32333435
32
LINE OUT L (MONO)/R aansluitingen
Deze connectors zijn verbonden met de voorversterker. De signalen, die via deze connectors worden uitgestuurd, bevat­ten ook effecten.
Sluit deze connectors aan op een mengpaneel, een opname­apparaat e.d.
Als het externe apparaat mono is, hoeft u enkel de L (MONO)-connector te gebruiken.
33
EXT IN L (MONO)/R aansluitingen
Ziehier de stereo-ingangen van de VGA-7.
Hier zou u bv. de uitgangen van een gitaarsynthesizer of een andere signaalbron met Line-niveau kunnen aansluiten.
Het via deze connectors ontvangen signaal wordt naar de luidsprekers en de PHONES-aansluiting van de VGA-7 gestuurd.
Het volume van de via deze connectors ontvangen signalen wordt mede bepaald door de [MASTER]-regelaar.
Als de externe signaalbron mono is, moet u de uitgang ervan op de L (MONO)-connector aansluiten.
34
FOOT CONTROL
* Telkens wanneer u een voetschakelaar op één van deze connec-
tors aansluit (of de aansluiting verbreekt) zolang de VGA-7 ingeschakeld is, kan het gebeuren dat de effectstatus, het Patch­nummer of de Manual/Patch-instelling verandert.
* Als u een optionele FS-5U/FS-5L voetschakelaar op een FOOT
CONTROL-connector aansluit, moet u de polariteit ervan als volgt instellen:
Polariteitsschakelaar
EXP PEDAL-connector
Hier kunt u een optioneel zwelpedaal (Roland EV-5 of BOSS FV-300L) aansluiten.
Dit pedaal kan dan worden gebruikt voor het regelen van het VGA-7-volume met de voet. Er is echter één uitzondering: kiest u als EFX-type (insertie-effect) WAH, dan doet dit zwelpedaal dienst als WahWah-pedaal.
35
Page 36
Bedieningsorganen
Effecten in-/uitschakelen
Als u met een FS-5L voetschakelaar werkt, licht deze indicator op, zodra u het effect met de voet inschakelt. Schakelt u het effect weer uit, dan dooft de indicator weer.
* Zolang een FS-5L voetschakelaar op de EFFECTS ON/OFF-
connector is aangesloten, kunt u het betreffende effect niet met zijn aan/uit-knop op het frontpaneel in- of uitschakelen.
EFX-connector
Sluit hier een optionele voetschakelaar (BOSS FS-5U of FS-5L) aan om het insertie-effect met de voet in en uit te kun­nen schakelen.
DELAY-connector
Als u gebruik maakt van een optionele PCS-31 kabel van Rol­and, kunt u hier twee voetschakelaars aansluiten. Die hebben dan de volgende functies:
REVERB-connector
Sluit hier een optionele voetschakelaar (BOSS FS-5U of FS-5L) aan om het Reverb-effect met de voet in en uit te kun­nen schakelen.
Manual/geheugen-omschakeling en
Patches selecteren
Kiest u als voetschakelaarfunctie (blz. 39) 3 PRO­GRAM, dan dient de op de EFX-connector aangesloten voetschakelaar voor het kiezen van de Manual- of de geheugenmode. Een op de DELAY-, CHORUS- of REVERB-connector aangesloten voetschakelaar laat dan het kiezen van Patches toe.
OPGELET
Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar (BOSS FS-5U, optie).
Ansluitingskabel:
PCS-31 (optie)
RING (rood) TIP (wit)
Delay
aan/uit
Tap Tempo
(Hold)
TIP (wit): DELAY
Met deze voetschakelaar kunt u het Delay-effect in- en uit­schakelen.
RING (rood): TAP/HOLD
Laat toe om de vertragingstijd in te stellen door het tempo met deze voetschakelaar te tappen (ritmische ingave). Kiest u als Delay-type HOLD, dan dient deze voetschake­laar voor het starten en stoppen van de opname.
Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar (BOSS FS-5U, optie).
* Als u maar één voetschakelaar (zonder gebruik te maken van
een PCS-31) aansluit, dient die voor het in- en uitschakelen van het Delay-effect.
CHORUS-connector
Sluit hier een optionele voetschakelaar (BOSS FS-5U of FS-5L) aan om het Chorus-effect met de voet in en uit te kun­nen schakelen.
TIP
(wit)
Patch-bankenPatch-nummers
RING (rood)
Manual/geheugen-
mode
EFX-connector
Hiermee kunt u afwisselend de Manual-mode en de momen­teel geselecteerde Patch oproepen.
DELAY-connector
* Sluit hier een PCS-31 kabel en twee voetschakelaars aan.
TIP (wit)
Met deze voetschakelaar kunt u telkens de volgende Patch­bank kiezen.
RING (rood)
Met deze voetschakelaar kunt u telkens de vorige Patch-bank selecteren.
CHORUS-connector
Met de hier aangesloten voetschakelaar kunt u telkens het volgende Patch-nummer kiezen.
REVERB-connector
Met deze voetschakelaar kunt u telkens het voorafgaande Patch-nummer kiezen.
36
Page 37
35
MIDI
MIDI IN-connector
Sluit hier een optionele MIDI-pedalenbak (bv. een Roland FC-200) aan om Patches te selecteren, effecten in/uit te scha­kelen enz. Via deze connector ontvangt de VGA-7 boven­dien MIDI-data van andere MIDI-apparaten.
MIDI OUT-connector
Via deze connector kan de VGA-7 MIDI-commandos naar andere MIDI-apparaten doorseinen.
* Deze connector kunt u hetzij als MIDI THRU, hetzij als MIDI
OUT gebruiken. Deze functie kiest u met een System-Parame­ter (blz. 42).
Bedieningsorganen
37
Page 38

System-parameters

Werkwijze

1. Druk op de [SYSTEM]-knop om te zorgen dat zijn indica-
1,4
2
De namen van de beschikbare System-parameters vindt u rechtsboven op het frontpaneel.
3
tor oplicht.
2. Kies met [PARAMETER ▼/] het nummer van de beno-
digde parameter.
3. Stel met [SELECT/VALUE /] de gewenste waarde
in.
4. Eens u alle System-parameters ingesteld hebt, moet u
nog een keer op de [SYSTEM]-knop drukken om te zor­gen dat de indicator weer dooft. De nieuwe instellingen worden automatisch opgeslagen.

TUNER

Parameternummer: 1 PITCH
Hiermee bepaalt u de referentiefrequentie voor de Tuner.
Display Instelbereik
35~45 435~445 Hz
* De fabrieksinstelling is “40” (440Hz).
Parameternummer: 2 LEVEL
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume dat tijdens het stem­men van de gitaar wordt gehanteerd.
Display Instelbereik
0–10 0
* De fabrieksinstelling is “0”.
(MUTE: zolang de Tuner actief is, wordt er geen
signaal weergegeven)
~ 10

NOISE SUPRESSOR

Ziehier een schakeling die ruis, brom en andere bijgeluiden in stille passages (wanneer u niet speelt) onderdrukt. Deze Noise Suppressor is een bijzonder pientere schakeling die nauwelijks invloed heeft op het gitaarsignaal, omdat ze de Envelope (vorm) van het signaal op de voet volgt.
Parameternummer: 3 THRESHOLD
Met deze parameter stelt u het niveau in dat het gitaargeluid minimaal moet hebben om doorgelaten te worden. Kies deze waarde altijd in functie van het volume van de ruis/brom e.d., maar ook weer niet te hoog, want anders sterven de gitaarnoten niet meer natuurlijk uit.
Kies de waarde 0 als u de ruisonderdrukker niet nodig hebt.
Display Instelbereik
0~10 0 (uit)~10
* De fabrieksinstelling is “4”.
* Als u een te hoge waarde kiest, kan het gebeuren dat stille
gitaarnoten niet meer worden doorgelaten of dat u zelfs hele­maal niets meer hoort.
38
Page 39
System-parameters

FOOT SW (voetschakelaar)

Hiermee bepaalt u de functie van de voetschakelaars die u op de EFX~REVERB connectors aangesloten hebt.
* Deze functie geldt telkens voor alle EFFECTS-voetschakelaars
samen en kan dus niet voor elke connector apart worden inge­steld.
Parameternummer: 4 TYPE
Display Mogelijkheden
1 EFFECTS (MOMENTARY):
De binnen de geselecteerde Patch opgeslagen effect aan/uit-status wordt omgekeerd. Is een effect binnen de Patch ingeschakeld, dan luidt de schakelvolgorde bij gebruik van de voetscha-
kelaar: uit aan uit aan Is het effect
binnen de gekozen Patch uitgeschakeld, dan
luidt de schakelvolgorde: aan uit aan
uit
* Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar
(BOSS FS-5U, optie).
2 EFFECTS (LATCH):
De momenteel gekozen voetschakelaarstatus wordt 1 : 1 gebruikt. De binnen de gekozen Patch ingestelde status wordt dan ook gene­geerd.
* Als u deze functie kiest, kunt u de effecten niet meer
via de knoppen op het frontpaneel in-/uitschakelen.
* Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar
(BOSS FS-5U, optie). Deze moet u op de RING van de DELAY-connector aansluiten.

EXP PEDAL (zwelpedaal)

Hier kunt u bepalen wat er met de instelling van het zwelpe­daal gebeurt, wanneer u een andere Patch selecteert.
Parameternummer: 5 PEDAL HOLD
Display Mogelijkheden
1 ON:
Als u een andere Patch kiest, wordt de momen­teel gekozen instelling van het zwelpedaal gewoon verder gehanteerd.
2 OFF:
Als u een andere Patch kiest, verandert het volume in overeenstemming met de instelling van de [VOLUME]-parameter (COSM Guitar­sectie). De huidige stand van het zwelpedaal blijft dus niet behouden.
* De fabrieksinstelling is “1 ON”.
3 PROGRAM:
Overschakelen van Manual naar Memory en vice versa met de voetschakelaar die u op de EFX-connector hebt aangesloten. De op DELAY, CHORUS en REVERB aangesloten voetschake­laars dienen voor het kiezen van Patches.
* Gebruik hiervoor een niet-schakelende voetschakelaar
(BOSS FS-5U, optie).
* De fabrieksinstelling is “1 EFFECTS (MOMENTARY)”.
39
Page 40
System-parameters

MIDI

De VGA-7 hanteert en begrijpt de volgende MIDI-com­mandos:
Programmakeuze: deze commandos laten een afstandsbediening van de Patch-keuze toe.
Controlecommandos (CC): hiermee kunnen bepaalde
geluidsaspecten (volume, effect aan/uit enz.) vanop afstand worden bediend.
SysEx-commandos (met data die enkel de VGA-7 begrijpt). Deze commandos dienen voor de overdracht van de Patch-instellingen naar een extern MIDI-appa­raat. De op die manier verzonden data kunnen met dat apparaat worden opgeslagen en op een later tijdstip weer naar de VGA-7 worden gezonden.
Over de MIDI-kanalen
De MIDI-standaard hanteert zestien MIDI-kanalen (1~16). Dat betekent dat er 16 apparaten of Parts tegelijk kunnen worden aangestuurd. Maar het vereist ook dat de ontvanger altijd op hetzelfde kanaal moet worden ingesteld als de zen­der, omdat de binnenkomende commandos anders worden genegeerd.
De VGA-7 is echter voorzien van een Omni-functie die de ontvangst op alle MIDI-kanalen toelaat.
* Bij levering is MIDI-kanaal “1” gekozen, terwijl de Omni-
functie ingeschakeld is.
* Het MIDI-kanaal en de Omni-functie kunt u naar wens instel-
len (blz. 48).
Programmakeuze
Programmakeuze zijn commandos waarmee de gewenste geheugens van een apparaat of instrument kunnen worden gekozen. De VGA-7 laat toe om zijn Patches via dergelijke program­makeuze-commandos op te roepen. Dat kunt u ook met de voet doen door een MIDI-pedalenbak FC-200 (optie) op de MIDI IN-connector aan te sluiten (zie ook blz. 43).
* Zelfs wanneer u de Omni-functie ingeschakeld hebt, kunnen
SysEx-data enkel worden ontvangen als de VGA-7 en het externe apparaat /de data zelf hetzelfde Device ID-nummer heb­ben. Dit nummer moet u dus eerst naar behoren instellen (blz. 48). De fabrieksinstelling van het Device ID-nummer luidt “1”.
Bulk Load
Met deze functie zorgt u dat de VGA-7 SysEx-data van een extern apparaat kan ontvangen.
Aansluitingsvoorbeeld: Ontvangst van de data van een sequencer
MIDI IN
* In de handleiding bei de sequencer komt u te weten hoe je de
overdracht van SysEx-data/de weergave van een Song met die data start.
Alle data van een extern apparaat ontvangen
Om alle data, die u met de Bulk Dump-functie gearchiveerd hebt (1 ALL of 2 PATCH (ALL), zie blz. 41), weer naar de VGA-7 te zenden, moet u het volgende doen:
1. Kies de parameter 6 LOAD.
2. Start de overdracht van het externe apparaat (de sequen-
cer). Zolang de VGA-7 Bulk-data ontvangt, beeldt het display de volgende melding af:
MIDI OUT
Sequencer
Bulk Dump: zenden/ontvangen van Patch-data
De User-Patches, instellingen voor het element en System­parameters kunnen in de vorm van SysEx-datablokken naar externe MIDI-apparaten worden verzonden. Dit laat het archiveren van deze instellingen toe. Natuurlijk kunt u deze instellingen ook weer naar de VGA-7 zenden.
Het verzenden van deze data noem je Bulk Dump, terwijl de ontvangst ervan Bulk Load heet.
Als u de VGA-7 op een MIDI-sequencer aansluit, die Bulk Dumps ontvangt en kan opnemen, kunt u de instellingen van de VGA-7 naar een diskette, harde schijf e.d. van de sequen­cer wegschrijven en later weer naar de VGA-7 zenden.
40
Knippert
3. Indien nodig, kunt u de ontvangst van de SysEx-data
stoppen door op de knop [SELECT/VALUE ] (EXIT) te
drukken. Het display beeldt dan de boodschap U01 af.
* Als u op één van de volgende knoppen i.p.v. [SELECT/
VALUE ] drukt, keert u terug naar de toestand die u vóór het
drukken op de [SYSTEM]-knop had gekozen: [TUNER], [VARIATION/EDIT], [GK], [SYSTEM]. In dat geval veran­dert er niets aan de intern opgeslagen data.
Page 41
System-parameters
Ontvangst van maar één Patch
* Deze functie is niet beschikbaar, wanneer de Manual-mode
geselecteerd is.
Voor de ontvangst van de met Bulk Dump 3 PATCH (ONE) gearchiveerde instellingen moet u het volgende doen:
1. Kies met [BANK /], [NUMBER /] ([PRESET/
USER]) de User-Patch die de ontvangen data achteraf moet bevatten.
2. Kies de parameter 6 LOAD.
* U zou het geheugennummer van de gewenste Patch ook met de
nummerknoppen kunnen kiezen.
3. Start de overdracht (data van één Patch) op het externe
apparaat (bv. een sequencer). Tijdens de ontvangst van die data beeldt het display de volgende boodschap af:
Knippert
4. Indien nodig, kunt u de ontvangst met [SELECT/
VALUE ] (EXIT) stopzetten.
In het display verschijnt dan weer het nummer van de Patch die u in stap 1 had gekozen.
* Als u op één van de volgende knoppen i.p.v. [SELECT/
VALUE ] drukt, keert u terug naar de toestand die u vóór het
drukken op de [SYSTEM]-knop had gekozen: [TUNER], [VARIATION/EDIT], [GK], [SYSTEM]. In dat geval veran­dert er niets aan de intern opgeslagen data.
BULK DUMP
Met deze functie kunt u hetzij alle, hetzij bepaalde instellin­gen van de VGA-7 extern archiveren.
* De gewijzigde, maar nog niet opgeslagen instellingen worden
tijdens deze procedure niet verzonden. Als dat de bedoeling is, moet u uw wijzigingen eerst in een User-geheugen opslaan.
Aansluitingsvoorbeeld: overdracht van de data naar een sequencer
Zorg er op de externe sequencer voor dat hij SysEx-data ont­vangt. Sluit de sequencer als volgt aan:
MIDI OUT
OPGELET
Zelfs wanneer u de parameter 8 FUNCTION op 2 THRU hebt gezet, fungeert de MIDI OUT-connector tij­dens de Bulk Dump als MIDI-uitgang (en dus niet als MIDI THRU, d.w.z. voor het doorseinen van de via MIDI IN ontvangen data). Zodra de overdracht afgelo­pen is, fungeert hij echter weer als MIDI THRU.
* In de handleiding van de sequencer komt u te weten wat u alle-
maal voor de ontvangst moet instellen.
Werkwijze voor de overdracht van Bulk-data
MIDI IN
Sequencer
Als de data niet naar behoren kunnen worden ontvan­gen, beeldt het display een foutmelding af. Bovendien begint de indicator van de [SYSTEM]-knop te knipperen.
Geef te kennen dat u de boodschap begrepen hebt door op de [SYSTEM]-knop te drukken. Er verandert dan niets aan de data in het gekozen geheugen.
Oorzaak: De VGA-7 heeft teveel data in één keer
ontvangen en kon ze dus niet naar beho­ren verwerken.
Oplossing:
Verminder de overdrachtssnelheid op het externe apparaat.
1. Kies de parameter 7 DUMP.
2. Kies met [SELECT/VALUE /] het datatype dat naar
de sequencer moet worden doorgeseind.
Display Mogelijkheden
1 ALL:
Alle instellingen (User-Patches, GK-instellin­gen, System-parameters) worden doorgeseind.
2 PATCH (ALL):
Enkel de data van alle User-Patches worden doorgeseind.
3 PATCH (ONE):
Enkel de data van de momenteel gekozen User­Patch worden doorgeseind. Dit geheugen kunt u ook met de nummerknoppen selecteren.
* In de Manual-mode is dit commando niet
beschikbaar.
* De fabrieksinstelling is “1 ALL”.
41
Page 42
System-parameters
1. Druk op de [WRITE]-knop om de overdracht van de data
te starten. Het display beeldt nu de volgende boodschap af:
Knippert
* De overdracht van de ALL- en PATCH (ALL)-data duurt onge-
veer 40 seconden.
2. Zodra het display weer de boodschap voor het starten
van de overdracht afbeeldt, drukt u op de [SYSTEM]­knop om deze functie weer uit te schakelen.
Overdracht van de GK- en System-instellingen
1. Houd de [GK]- en [SYSTEM]-knop ingedrukt, terwijl u
de VGA-7 inschakelt. De [WRITE]-indicator begint te knipperen en het dis­play beeldt de volgende prompt af:
MIDI OUT
Parameternummer: 8 FUNCTION
Met deze parameter bepaalt u of de MIDI OUT-connector als MIDI OUT dan wel als MIDI THRU moet fungeren.
* De fabrieksinstelling is “MIDI OUT”.
Display Mogelijkheden
1 OUT:
De aansluiting dient voor het doorseinen van de gegevens van de VGA-7 (MIDI OUT).
2 THRU:
De connector dient voor het doorseinen van de MIDI-commandos die de VGA-7 via zijn MIDI IN-connector heeft ontvangen (MIDI THRU).
* Wilt u de instellingen toch niet naar een extern apparaat door-
seinen, dan moet u op [TUNER], [VARIATION/EDIT], [GK] of [SYSTEM] drukken.
2. Druk op de [WRITE]-knop om de data-overdracht te
starten. De data worden nu doorgeseind. Het display beeldt de volgende prompt af:
Knippert
Zodra de data doorgeseind zijn, start de VGA-7 op en gaat hij naar de Manual-mode c.q. selecteert hij de laatst gekozen Patch.
42
Page 43

Werken met een FC-200

Via een optionele MIDI-pedalenbak FC-200 (MIDI Foot Controller) kunt u bepaalde functies van de VGA-7 met de voet bedie­nen.
Initialiseren van de FC-200 voor gebruik met de VGA-7
Om te beginnen moet u de FC-200 vertellen dat u hem op de VGA-7 hebt aangesloten. Bovendien moet u de huidige instellingen van de VGA-7 naar de FC-200 zenden.
OPGELET
Tegelijkertijd wordt de VGA-7 zo ingesteld dat de com­municatie met de FC-200 feilloos verloopt. Welke instellingen dit precies zijn, komt u te weten op blz. 48.
1. Sluit de MIDI OUT-connector van de VGA-7 aan op de
MIDI IN-connector van de FC-200.
MIDI OUT
FC-200
MIDI IN
FC-200 op de VGA-7 aansluiten
MIDI IN
FC-200
Kies op de VGA-7 OMNI ON en wijs er hetzelfde MIDI­kanaal aan toe als hetgene dat u op de FC-200 (blz. 48) hebt gekozen.
* De fabrieksinstelling luidt al “OMNI ON”.
MIDI OUT
2. Houd de [VARIATION/EDIT]-knop ingedrukt, terwijl u
de VGA-7 inschakelt. In het display knipperen nu afwisselend de meldingen FC en 200. Bovendien knippert de indicator van de [WRITE]-knop.
* Om deze initialisatie weer uit te schakelen moet u op één van de
volgende knoppen drukken: [TUNER], [VARIATION/EDIT], [GK] of [SYSTEM].
3. Schakel de FC-200 in en druk op de [WRITE]-knop.
Tijdens de data-overdracht loopt een “–” door het dis­play. Zodra de data doorgeseind zijn, start de VGA-7 normaal op.
De VGA-7 is nu geïnitialiseerd.
* Meteen na deze initialisatie kiest de FC-200 de Program
Change-mode (blz. 44).
Door een optionele voetschakelaar (FS-5U) op de MODE­connector van de FC-200 aan te sluiten kunt u de Program Change-mode (kiezen van Patches) en de Control Change-Modus (verzenden van controlecommandos) met de voet selecteren door de voetschakelaar herhaaldelijk in te trappen.
* De polariteit van de optionele FS-5U voetschakelaar, die u op de
FOOT SW-connector aangesloten hebt, moet u als volgt instel­len:
Polariteitsschakelaar
43
Page 44
Werken met een FC-200
Functies die u met een FC-200 kunt bedienen
In de “Program Change”-mode
Patch-bankenPatch-nummers
Tuner aan/uit
Preset- of User-groep (van de Patches) selecteren
* Hiervoor hanteert de FC-200 hetzelfde systeem als de VGA-7.
Patch-banken selecteren
Met de BANK /-pedalen kunt u de benodigde Patch-
bank van de VGA-7 selecteren. Het nummer van de momen­teel gekozen bank verschijnt in het display van de FC-200.
Druk op BANK om telkens het volgende banknummer te kiezen; met BANK kiest u telkens het voorafgaande bank-
nummer.
Patch-geheugens selecteren
Met de nummerpedalen (1~10) kunt u het benodigde Patch­geheugen binnen de actieve bank kiezen. De indicator van het geselecteerde nummerpedaal licht op.
Om een andere Patch binnen de momenteel actieve bank te selecteren hoeft u het banknummer niet opnieuw in te voe­ren.
In de Control Change-mode kunt u met het BANK -pedaal
afwisselend de Preset- en de User-Patch-groep kiezen.
Tuner in-/uitschakelen
Telkens als u het CTL-pedaal van de FC-200 intrapt, zendt deze laatste een controlecommando (CC80). Dat commando dient voor het in- en uitschakelen van de stemfunctie (Tuner) op de VGA-7.
Volume/WahWah met de voet sturen
Het zwelpedaal op de FC-200 zendt CC07-commandos die voor het instellen van het VGA-7-volume dienen. Kiest u als EFX-type echter WAH, dan dient het zwelpedaal voor het sturen van het WahWah-effect.
Volume/
WahWah
In de “Control Change”-mode
In de Control Change-mode dienen de pedalen van de VGA-7 voor het verzenden van MIDI-controlecommandos waarmee verschillende parameters kunnen worden aange­stuurd (zie de afbeelding).
Switching Preset and
Omschakelen tussen de Preset­en User-groep (CC75)
In-/uitschakelen van de Capo-functie (CC70)
Tap Tempo voor het Delay-effect (CC69); hebt u “HOLD” als Delay-type gekozen, dan dient het pedaal voor het starten/stoppen van de opname.
Reverb-effect aan/uit (CC68)
Chorus-effect aan/uit (CC67)
Delay-effect aan/uit (CC66)
EFX-effect aan/uit (CC65)
Turning the EFX On and Off (#65)
Omschakelen tussen de Preset- en de User-groep
Met het BANK -pedaal kunt u CC75-commandos naar de
VGA-7 zenden waarmee dan afwisselend de Preset- en User­groep van de Patches wordt gekozen.
In-/uitschakelen van de Capo-functie
Met het nummerpedaal 6 kunt u CC70-commandos zen­den. Daarmee kunt u de Capo-functie (blz. 27) afwisselend in- en uitschakelen. Het interval moet u echter met de hand instellen.
Effecten in-/uitschakelen
Met de nummerpedalen 1~4 kunt u de effecten EFX, DELAY, CHORUS en REVERB afwisselend in- en uitschakelen, als u eerst de Control Change-mode kiest. De toewijzing van de pedalen luidt als volgt:
Nummerpedaal 1:
EFX (CC65)
Nummerpedaal 2:
Delay (CC66)
Nummerpedaal 3:
Chorus (CC67)
User Patches (#75)
Volume /WahWah
Controlling the
(CC07)
Tuner aan/uit (CC80)
Omschakelen tussen “Manual” en het kiezen van Patch-geheugens (CC76)
Volume (W ah) (#7)
44
Page 45
Werken met een FC-200
Nummerpedaal 4:
Reverb (CC68)
Tap Tempo-ingave en instellen van vertragingstijd
Het nummerpedaal 5 van de FC-200 zendt CC69-com­mandos. Daarmee kan de vertragingstijd van het Delay­effect worden ingesteld (door het pedaal in de maat van het gewenste tempo in te trappen).
Hebt u echter het Delay-type “HOLD” gekozen, dan dient dit pedaal voor het starten en stoppen van de opname van de frase.
Omschakelen tussen de Manual-mode en de geheugenkeuze
Met het BANK -pedaal van de FC-200 kunt u afwisselend
de Manual- en de geheugenkeuze-mode selecteren. Het con­trolecommando dat hiervoor wordt gebruikt is CC76.
In-/uitschakelen van de Tuner
Met het CTL-pedaal (CC80) schakelt u de Tuner (stemfunc­tie) afwisselend in en uit. Dit laat toe om uw gitaar te stem­men telkens wanneer dat nodig is.
Pas dan bent u er namelijk zeker van dat het ingebouwde zwelpedaal van de FC-200 enkel voor het sturen van het volume dient, terwijl het optionele zwelpedaal enkel voor het beïnvloeden van het WahWah-effect kan worden gebruikt.
De controlenummers (CC) van de VGA-7-parameters en van de pedalen en aansluitingen van de FC-200 kunt u naar wens instellen. Meer details hierover vindt u onder MIDI-parameters editen (blz. 48) en in de handleiding van de FC-200.
Volume en WahWah
Als u het zwelpedaal van de FC-200 gebruikt, worden er CC07-commandos doorgeseind waarmee het volume van de VGA-7 kan worden beïnvloed.
Hebt u echter het EFX-type WAH gekozen, dan dient het zwelpedaal voor het sturen van het WahWah-effect (in plaats van het volume).
Het is tevens mogelijk om een optioneel zwelpedaal op de FC-200 aan te sluiten (Roland EV-5, BOSS FV-300L). Kiest u als EFX-type WAH en schakelt u het EFX-blok in, dan dient het optionele zwelpedaal voor het sturen van het Wah­Wah-effect, terwijl u het ingebouwde zwelpedaal van de FC-200 voor het beïnvloeden van het volume kunt blijven gebruiken.
Volume Wah
Als u daadwerkelijk een optioneel zwelpedaal op de FOOT SW- of EXP-connector van de FC-200 aansluit, moet u aan deze connector –evenals aan de “5 WAH” MIDI-parameter van de VGA-7– een CC-nummer toewijzen dat nog door geen andere parameter wordt gebruikt.
45
Page 46

Appendix

Verhelpen van storingen

In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de vaakst voorkomende (vermeende) problemen tijdens het gebruik van de VGA-7. Natuurlijk leggen we ook meteen uit hoe u een dergelijke storing de wereld uit kunt helpen. Lees in geval van een probleem altijd eerst dit hoofdstuk alvorens contact op te nemen met uw Roland-dealer of de distributeur, omdat het euvel vaak schuilt in evi­dente details die gemakkelijk over het hoofd worden gezien. Pas wanneer duidelijk is dat u het probleem niet zelf kunt verhelpen, zou u contact moeten opnemen met uw Roland-dealer.
Problemen met het geluid
Foute of onverwachte klank.
Hebt u het hexafonische element naar behoren geïn­stalleerd en alle parameters goed ingesteld?
Controleer deze instellingen even (blz. 15~blz. 19).
Hebt u de keuzeschakelaar op de GK misschien op GUITAR gezet?
Kies een andere instelling.
Tijdens het spelen op de gitaar hoort u helemaal niets.
Hebt u het hexafonische element naar behoren op uw gitaar geïnstalleerd?
Controleer tevens de aansluitingen (blz. 12).
Hebt u de SYNTH VOL-regelaar van de GK op 0 gezet?
Kies een grotere waarde.
Hebt u [MASTER], [GAIN] of [VOLUME] op de VGA-7 op “0” gezet?
Stel een grotere waarde in.
Hebt u [BASS], [MIDDLE] en [TREBLE] op “0” gezet?
Bij bepaalde versterkertypes (blz. 28) hoort u niets meer,
wanneer u deze drie regelaars op 0 zet.
Werkt u met een zwelpedaal?
Als u het pedaal helemaal opklapt (minimumwaarde), is
de kans groot dat u niets meer hoort. Stel dus een andere waarde in.
De toonhoogte klopt niet.
Hebt u de gitaar goed gestemd?
Doe dit nu, indien nodig (blz. 21).
De volumebalans van de afzonderlijke snaren klopt niet.
Hebt u de gevoeligheid van de snaren naar behoren ingesteld?
Stel de SENS-parameter voor de afzonderlijke snaren
naar behoren in (blz. 17).
De interne effecten doen het niet.
Is het effect dat u niet hoort misschien uitgescha­keld?
Schakel het betreffende effect even in.
Hebt u het volume van het onhoorbare effect hoog genoeg ingesteld?
Als u het volume van het onhoorbare effect op de mimi-
mumwaarde gezet hebt, hoort u het effect niet. Kies dus een voldoende hoog volume om het effect wel te horen.
Bij bepaalde gitaren is er sprake van brom.
Hebt u de Jack van de gitaar met de normale gitaar­ingang van de GK-2A verbonden?
Deze aansluiting is zelfs noodzakelijk als u niet van plan
bent om het normale gitaarsignaal te gebruiken. Zie de handleiding bij de GK-2A.
Andere problemen
Tijdens het inschakelen verschijnt de melding “ ” in het display.
De batterij die de User-geheugens van stroom voorziet,
wanneer u de VGA-7 uitschakelt, is bijna uitgeput. Laat deze baterij vervangen door uw Roland-dealer of door een erkende herstellingsdienst.
Misschien is de VGA-7 anders gestemd dan de ove­rige instrumenten.
Kies de juiste referentiefrequentie (blz. 20).
Gebruikt u momenteel de TUNING- of CAPO-functie van de COSM Guitar-sectie?
Kies NORMAL voor TUNING en schakel de CAPO-
functie uit.
46
Page 47
Appendix
Tijdens de ontvangst van een programmakeuze-commando via MIDI wordt er geen Patch geselecteerd.
Misschien wordt het commando op een ander MIDI­kanaal verzonden dan hetgene dat u op de VGA-7 hebt gekozen.
Zorg dat de VGA-7 en de zender hetzelfde MIDI-kanaal
hanteren (blz. 48).
De VGA-7 zendt/ontvangt geen SysEx­Dumps
Hebt u de juiste functie gekozen voor de data-over­dracht?
Kies de parameter 7: DUMP van de System-groep
evenals de data die u wilt doorseinen en start de over­dracht van de data.
Hebt u er op de sequencer voor gezorgd dat hij SysEx-data ontvangt c.q. kan hij dit soort data wel ontvangen?
Gebruik enkel een geschikte sequencer (bv. een MC-80
van Roland) en stel alle parameters naar behoren in.

Fabrieksinstellingen oproepen

Indien nodig, kunt u op ieder moment weer de fabrieksin­stellingen van de VGA-7 laden.
OPGELET
Tijdens het laden van de fabrieksinstellingen worden uw eigen Patches evenals de overige instellingen overschre­ven. Als het interne geheugen data bevat die u later nog eens nodig hebt, zou u die met de Bulk Dump-functie naar een extern apparaat (bv. een sequencer) moeten doorsei­nen alvorens de VGA-7 te initialiseren (blz. 41).
1. Houd de [WRITE]-knop ingedrukt, terwijl u de VGA-7
inschakelt. De [WRITE]-Diode knippert nu, terwijl het display afwisselend de volgende prompten afbeeldt:
Het volume van de op de EXT IN­aangesloten signaalbron is te laag.
Gebruikt u een kabel die een weerstand bevat?
Gebruik enkel kabels die geen weerstanden bevatten.
Alle secties initialiseren
2. Druk op de [WRITE]-knop.
Dit betekent dat alle fabrieksinstellingen worden gela­den.
Tijdens het laden van de data loopt er een “–” symbool door het display. Zodra de instellingen geladen zijn, beeldt het display de melding U01 af.
Patch-geheugens initialiseren
2. Druk op [PRESET/USER].
Het display beeldt nu afwisselend de volgende promp­ten af:
3. Druk op de [WRITE]-knop om enkel de User-Patches te
initialiseren. Tijdens het laden van de data loopt er een “–” symbool door het display. Zodra de instellingen geladen zijn, beeldt het display de melding U01 af.
47
Page 48
Appendix

MIDI-parameters editen

De VGA-7 bevat talrijke MIDI-parameters die u eveneens kunt instellen:
1. Houd de [SYSTEM]-knop ingedrukt, terwijl u de VGA-7 inschakelt.
2. Kies met [PARAMETER /] de benodigde MIDI-parameter.
3. Stel met [SELECT/VALUE /] de benodigde waarde in.
4. Druk op [TUNER], [VARIATION/EDIT], [GK] of [SYSTEM] om de MIDI-parametermode weer te verlaten.
Parameternummer Waarde
1 MIDI CH (MIDI-kanaal) 1~16 1 1 2 OMNI (Omni-mode aan/uit) On, OFF On On 3 DEVICE ID (Device ID-nummer) 1~32 1 1 4 Foot Volume (controlecommando) 1~31, 64~95 CC07 CC07 5 WAH (controlecommando) 1~31, 64~95 CC07 CC07 6 TUNER (controlecommando) 1~31, 64~95 CC80 CC80 7 EFX (controlecommando) 1~31, 64~95 CC65 CC65 8 DELAY (controlecommando) 1~31, 64~95 CC66 CC66
9 CHORUS (controlecommando) 1~31, 64~95 CC67 CC67 A REVERB (controlecommando) 1~31, 64~95 CC68 CC68 b TAP (controlecommando) 1~31, 64~95 CC69 CC69
c CAPO (controlecommando) 1~31, 64~95 CC70 CC70 d USER/PRESET (controlecommando) 1~31, 64~95 CC75 CC75
(
E MANUAL/MEMORY
mando
)
controlecom-
1~31, 64~95 CC64 CC76
Fabrieksin-
stelling
Instelling op
de FC-200
* Als u voor “6 TUNER”, “d PRESET/USER” en “E MANUAL/MEMORY” hetzelfde controlenummer (CC) kiest, kunt u telkens maar één
van deze parameters aansturen. De voorrangsregeling luidt dan: (i) 6 TUNER, (ii) E MANUAL/MEMORY, (iii) d PRESET/USER. Als dus één van deze parameters op de ontvangen controlecommando’s reageert, dan is dit niet meer het geval voor de “ondergeschikte” parame­ters.
Het algemene volume van de VGA-7 en het WAH-effect (EFX) hanteren aanvankelijk hetzelfde controlenummer (CC07). Als u met maar één pedaal werkt, verandert u daar het best niets aan. In dat geval kunt u namelijk het volume regelen zolang het WAH-effect niet wordt gebruikt. Sluit u echter een optioneel zwelpedaal op de FC-200 aan, dan zou u aan de 5 WAH-para­meter en de betreffende aansluiting op de FC-200 een nog niet gebruikt controlenummer kunnen toekennen.
48
Page 49

Interne volgorde van de effecten

INPUT
Als u voor EFX WAH, SLOW GEAR of COMP kiest.
GK
IN
INPUT
Als u voor EFX TREMOLO, PHASER of FLANGER kiest.
GK
IN
COSM
GUITAR
COSM
GUITAR
EFX
COSM
AMPLIFIER
COSM
AMPLIFIER
EFX
DELAY
DELAY
CHORUS
CHORUS
Appendix
REVERB
REVERB

Blokschema

INPUT
GK IN
EXT IN
L (MONO) R
DSP
MASTER VOLUME
LINE OUT
L (MONO) R
SPEAKER
L
AMP
R
PHONES
AMP
49
Page 50
Appendix
Voor de VGA-7 bestaat er ook een MIDI Implementation-boekje waarin u alle MIDI-commandos vindt die de VGA-7 ondersteunt. Dit boekje hebt u enkel nodig, wanneer u de VGA-7 via MIDI wilt programmeren. Neem contact op met uw Roland-dealer als u graag het onderste uit de MIDI-kan van de VGA-7 haalt.

MIDI Implementation Chart

V-GUITAR AMPLIFIER Model VGA-7
MIDI Implementation Chart
Date : Aug. 1, 2000
Version : 1.00
Basic Channel
Mode
Note Number :
Velocity
After Touch
Pitch Bend
Control Change
Function...
Default Changed
Default Messages Altered
True Voice
Note ON Note OFF
Key's Ch's
0, 32 1–31
64–95
Transmitted Recognized Remarks
1–16 1–16
X X
**************
X **************
X X
X X
X X
X X
1–16 1–16
OMNI ON/OFF X
X
X X
X X
X O
O O
*1 *2 *2
Memorized
Memorized
Bank Select
50
Prog Change
System Exclusive
System Common
System Real Time
Aux Message
Notes
Mode 1 : OMNI ON, POLY Mode 3 : OMNI OFF, POLY
: True #
: Song Pos : Song Sel : Tune
: Clock : Command
: All sound off
Local ON/OFF
: : All Notes OFF : Active Sense : Reset
X X
O X
X X
X X
X X X X X
* 1 This ignores the LSB. * 2 This recognize the message set for Parameters realtime control. * 3 Bulk data can be transmitted only when the MIDI Bulk Dump screen is displayed. * 4 Bulk data can be received only when the MIDI Bulk Load screen is displayed.
Mode 2 : OMNI ON, MONO Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O 0–79
*3 *4
O X
X X
X X
X X X X X
Program Number
O : Yes X : No
Page 51

Technische gegevens

VGA-7: V-Guitar Amplifier
Appendix
Uitgangsvermogen
130 W (65 W + 65 W)
Patches (programmageheugens)
160 (Preset: 80 + User: 80)
Nominaal ingangsniveau (1 kHz)
INPUT HIGH: -10 dBu/470 k INPUT LOW: 0 dBu/330 k
EXT IN: +4 dBu
Nominaal uitgangsniveau
LINE OUT: +4 dBu
* 0 dBu = 0.775 Vrms
Luidsprekers
(30 cm + Horn-Tweeter) x 2
Display
8 segmenten, 3 tekens, LED
Bedieningsorganen
COSM GUITAR-sectie
TYPE-knop PICKUP-knop TUNING-knop CAPO-knop
COSM AMPLIFIER-sectie
AMP TYPE-knop GAIN-regelaar VOLUME-regelaar EQUALIZER: BASS-regelaar
MIDDLE-regelaar
TREBLE-regelaar PRESENCE-regelaar SPEAKER TYPE-knop
EFFECTS-sectie
EFX: EFX-knop
SELECT-knop Control-regelaar x 2
DELAY: DELAY-knop
TAP TEMPO-knop FEEDBACK-regelaar LEVEL-regelaar
CHORUS: CHORUS-knop
INTENSITY-regelaar
REVERB: REVERB-knop
LEVEL-regelaar
Master-sectie
TUNER-knop VARIATION/EDIT-knop GK-knop SYSTEM-knop WRITE-knop PRESET/USER-knop
BANK -knop BANK -knop NUMBER -knop NUMBER -knop
MANUAL-knop Nummerknoppen voor directe keuze (A/B, 1/6~5/10) TUNER-indicators MASTER-regelaar POWER-schakelaar
Aansluitingen
GK IN-poort INPUT-connectors (HIGH, LOW) PHONES-connector LINE OUT-connectors (L(MONO)/R) EXT IN-connectors (L(MONO)/R) EXP PEDAL-connectors EFX-connector DELAY-connector (TIP: ON/OFF, RING: TAP TEMPO) CHORUS-connector REVERB-connector MIDI-connector (IN, OUT/THRU)
51
Page 52
Appendix
Voeding
AC 117 V, 230 V of 240 V
Opgenomen vermogen
160 W (117 V, 230 V, 240 V)
Afmetingen
770 (B) x 300 (D) x 640 (H) mm (wieltjes inbegrepen)
Gewicht
37,6 kg
Accessoires
Aansluitkabel voor een GK-element: C-13A (5 m) Wieltjes (x4) Handleiding Preset Patch List
Opties
Hexafonisch element: GK-2A Unit-keuzeschakelaar: US-20 Zwelpedaal: EV-5, FV-300L (BOSS) Voetschakelaar: FS-5U (BOSS), FS-5L (BOSS) MIDI Foot Controller: FC-200
OPGELET
Wijzigingen van de specificaties zonder voorafgaande kennisgeving voorbehouden.
52
Page 53

Index

Cijfers
1-12 OPEN .................................................................... 30
12 STRING ...................................................................... 26
2-12 OPEN .................................................................... 30
4-10 OPEN .................................................................... 30
4-12 CLOSED ............................................................... 30
A
A/B .................................................................................. 22
ACOUSTIC ..................................................................... 26
ATTACK ......................................................................... 31
B
BANK ........................................................................ 22, 34
BASS ................................................................................ 29
BULK DUMP ................................................................. 41
BULK LOAD .................................................................. 40
C
CAPO .............................................................................. 27
CHORUS .................................................................. 33, 36
CLEAN ........................................................................... 28
COMP ............................................................................. 31
COSM ................................................................................ 7
AMPLIFIER .............................................................. 28
GUITAR .................................................................... 25
CRUNCH ........................................................................ 28
D
DELAY ...................................................................... 32, 36
DIRECTION ................................................................... 15
E
EFFECTS ......................................................................... 30
EFX ............................................................................ 30, 36
EQUALIZER .................................................................. 29
EXP PEDAL .................................................................... 35
EXT IN ............................................................................ 35
F
Factory Reset .................................................................. 47
FEEDBACK .................................................................... 32
FLANGER ...................................................................... 32
FOOT CONTROL .......................................................... 35
FOOT SW ........................................................................ 39
FULL RANGE ................................................................ 29
FUNCTION .................................................................... 42
G
GAIN ............................................................................... 29
GK .............................................................................. 14, 34
GK IN .............................................................................. 25
GK TYPE ......................................................................... 15
H
HOLLOW ....................................................................... 25
Hoofdtelefoon ................................................................ 35
I
Initialiseren ..................................................................... 47
INPUT ............................................................................. 28
INTENSITY .............................................................. 31–33
L
LEAD ............................................................................... 28
LEVEL ..................................................... 19–20, 32–33, 38
LINE OUT ....................................................................... 35
LP ..................................................................................... 25
M
MANUAL ................................................................. 24, 34
MASTER ......................................................................... 35
MIDDLE .......................................................................... 29
MIDI .......................................................................... 40, 50
IN ............................................................................... 37
OUT ..................................................................... 37, 42
Parameters ................................................................ 48
THRU ......................................................................... 42
N
NASHVILLE .................................................................. 26
NOISE SUPRESSOR ...................................................... 38
NORMAL ....................................................................... 26
NUMBER .................................................................. 22, 34
O
OPEN TYPE ................................................................... 26
ORIGINAL ..................................................................... 30
P
PEDAL ............................................................................ 31
HOLD ........................................................................ 39
PHASE ............................................................................ 18
PHASER .......................................................................... 32
PHONES ......................................................................... 35
PICKUP ........................................................................... 26
53
Page 54
Index
PICKUP-BRIDGE .......................................................... 16
PITCH ....................................................................... 20, 38
POWER ........................................................................... 35
PRESENCE ..................................................................... 29
PRESET/USER ........................................................ 22, 34
R
RATE ......................................................................... 31–32
REVERB .................................................................... 33, 36
RISE TIME ...................................................................... 31
S
S1/S2 ............................................................................... 19
SCALE ............................................................................. 16
SENS .......................................................................... 17, 31
SLOW GEAR .................................................................. 31
SPECIAL ................................................................... 26, 29
ST ..................................................................................... 25
Stemmen ......................................................................... 20
STRING ........................................................................... 17
SUSTAIN ........................................................................ 31
SYSTEM .............................................................. 20, 34, 38
T
TAP TEMPO ............................................................ 32–33
TEL .................................................................................. 25
THRESHOLD ................................................................. 38
TREBLE ........................................................................... 29
TREMOLO ...................................................................... 31
TUNER ................................................................ 20–21, 38
TUNING ................................................................... 26–27
TYPE .............................................................. 25, 28, 30, 39
U
USER ............................................................................... 27
V
VARIATION ............................................................ 11, 23
VARIATION/EDIT .......................................... 23, 27, 34
VOLUME ........................................................................ 29
W
WAH ............................................................................... 31
WRITE ....................................................................... 24, 34
54
Loading...