Roland VG-99 PATCH LIST [nl]

Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland VG-99.
Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, raden wij u aan de volgende secties zorgvuldig door te lezen: ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ (p. 2-3) en ‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’ (p. 4-5). In deze secties vindt u belangrijke informatie over het juiste gebruik van het apparaat. Daarnaast dient het Handboek en deze gebrui­kershandleiding in zijn geheel gelezen te worden, zodat u een goed beeld krijgt van alle mogelijkheden, die het nieuwe apparaat te bieden heeft. Bewaar deze handleiding om er later aan te kunnen refereren.
202
Copyright © 2007 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION op generlei wijze worden gereproduceerd.
Roland Website http://www.roland.com/
USING THE UNIT SAFELY

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN

WAARSCHUWING
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
WAARSCHUWING
001
• Lees voor gebruik van dit apparaat eerst de onderstaande instructies en de gebruikershand­leiding.
..........................................................................................................
002c
• Maak het apparaat niet open (en voer geen interne modificaties uit). Dit geldt tevens voor de adapter.
..........................................................................................................
003
• Tracht het apparaat niet te repareren of onder­delen in het apparaat te vervangen (behalve wanneer daartoe specifieke instructies in de handleiding staan.) Ga voor alle onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkende Roland distributeur, die u op de ‘Informatie’ pagina kunt vinden.
..........................................................................................................
004
• Gebruik of berg het apparaat nooit op, op plaatsen die:
• Aan extreme temperaturen onderhevig zijn
(bijvoorbeeld in direct zonlicht, in een afgesloten voertuig, dichtbij een warmtekanaal of bovenop warmte genererende apparatuur; of die
• Vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers,
wasruimtes of natte vloeren); of die
• Aan regen worden blootgesteld; of die
• Stoffig zijn; of die
• Aan een hoge mate van vibratie onderhevig zijn.
..........................................................................................................
005
• U dient dit apparaat alleen te gebruiken in combi­natie met een stellage (rack-mount) adapter (RAD-99) of standaard (PDS-10), die door Roland wordt aanbevolen (p. 98).
..........................................................................................................
VOORZICHTIG opmerkingen
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
008c
• Als u dit apparaat in combinatie met ene standaard (PDS-10) gebruikt, dient de standaard zo te zijn geplaatst, dat deze waterpas staat, en u zeker bent dat hij stabiel zal blijven. Ook als u geen standaard gebruikt, dient u er bij het plaatsen van het apparaat voor te zorgen, dat u een locatie kiest met een waterpas oppervlak, dat het apparaat op de juiste wijze ondersteunt en wiebelen voorkomt.
..........................................................................................................
008c
• Gebruik alleen de meegeleverde adapter. Ook moet het voltage van de installatie overeenkomen met het ingangsvoltage dat op de behuizing van adapter wordt vermeld. Andere adapters kunnen een andere polariteit hebben of op een ander voltage zijn ontworpen, waardoor gebruik van dergelijke adapters tot beschadiging, storing of elektrische schokken kan leiden.
..........................................................................................................
008d
• Sluit alleen het aangegeven apparaat (FC-300) op de RRC2 IN aansluiting aan (deze zorgt voor de stroomvoorziening).
..........................................................................................................
008e
• Gebruik alleen de meegeleverde stroomkabel. Tevens dient de meegeleverde stroomkabel niet voor andere apparatuur te worden gebruikt.
..........................................................................................................
009
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig, en plaats er geen zware objecten bovenop. Dit kan het snoer beschadigen, waardoor afgebroken elementen en kortsluiting geproduceerd kan worden. Beschadigde snoeren geven een risico op brand en schokken!
..........................................................................................................
2
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
012b
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan geluidsniveaus produceren, die mogelijk permanent gehoorsverlies veroorzaken. Werk nooit lange tijd achter elkaar op een hoog of oncomfor­tabel volumeniveau. Wanneer u een bepaalde mate van gehoorsverlies of een piep in de oren bemerkt, moet u het apparaat direct uitzetten en een oorarts consulteren.
..........................................................................................................
011
• Zorg, dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloei­stoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat terechtkomen.
..........................................................................................................
• Zet het apparaat direct uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en breng het apparaat voor onderhoud naar de handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, te vinden op de “Informatie” pagina, indien:
• Het netsnoer of de stekker is beschadigd; of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn
gekomen; of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere
wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of
een duidelijke verandering in werking laat zien.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden, totdat het kind in staat is de regels, die essentieel zijn voor een veilige bediening van het apparaat, op te volgen.
..........................................................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken. (Laat het niet vallen!)
..........................................................................................................
015
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een stopcontact, waar een buitensporig aantal andere apparaten gebruik van maakt. Wees in het bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verleng­snoeren – de totale hoeveelheid stroom die door alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classificatie (watts/ampères) van het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken, en uiteindelijk smelten.
..........................................................................................................
016
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u contact op met de verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de ‘Informatie’ pagina.
..........................................................................................................
023
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele CD speler af. Het geluidsniveau, dat geprodu­ceerd wordt, kan permanent gehoorsverlies veroorzaken. Dit kan resulteren in schade aan luidsprekers of andere systeemcomponenten.
..........................................................................................................
101b
• Het apparaat en de adapter dienen op een zodanige wijze te worden geplaatst, dat er voldoende ventilatieruimte beschikbaar is.
..........................................................................................................
101c
• Voor de VG-99 kan alleen een Roland RAD-99 stellage (rack-mount) adapter of PDS-10 standaard worden gebruikt. Gebruik van andere stellage (rack-mount) adapters of standaards kan, door instabiliteit, verwondingen ten gevolg hebben.
..........................................................................................................
102c
• Wanneer de stekker in dit apparaat of in het stop­contact wordt gestoken of eruit wordt gehaald, houdt u deze altijd bij de stekker zelf vast.
..........................................................................................................
102c
• Haal de adapter regelmatig uit het stopcontact, en maak deze met een droge doek schoon om stof en andere opeenhopingen te verwijderen. Verwijder de adapter ook uit het stopcontact, wanneer u het apparaat langere tijd niet zult gebruiken. Ophoping van stof tussen de stekker en het stopcontact kan tot vermin­derde isolatie leiden en brand veroorzaken.
..........................................................................................................
104
• Probeer het in elkaar verwikkeld raken van snoeren en kabels te voorkomen. Bovendien zouden alle snoeren en kabels buiten het bereik van kinderen geplaatst moeten worden.
..........................................................................................................
106
• Ga nooit boven op dit apparaat staan, en plaats er geen zware objecten op.
..........................................................................................................
107c
• Wanneer de adapter of bijbehorende stekkers in het stopcontact of in dit apparaat worden gestoken of eruit worden gehaald, mogen uw handen nooit nat zijn.
..........................................................................................................
108d: Selection
• Voordat u het apparaat gaat verplaatsen, dient u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht te nemen. U dient voorzichtig te werk te gaan en het apparaat gedurende de handeling continu waterpas te houden. Zorg ervoor, dat u het goed vastpakt, zodat u zichzelf niet verwondt en het apparaat niet beschadigd kan raken.
• Controleer of de schroeven of de bevestigde draai-
bouten, waarmee het apparaat aan de standaard is bevestigd, niet los zijn geraakt. Als u opmerkt, dat ze losser zitten, draait u ze weer goed vast.
• Koppel de stroomkabel los.
• Koppel alle snoeren van externe apparaten los.
..........................................................................................................
109b
• Voordat u het apparaat gaat schoonmaken, zet u de stroom uit, en haalt u de adapter uit het stopcontact. (p. 24).
..........................................................................................................
110b
• Indien er in uw omgeving onweer wordt verwacht, haalt u de adapter uit het stopcontact.
..........................................................................................................
118c
• Bewaar schroeven, die u eventueel verwijdert, en meegeleverde schroeven op een veilige plek, buiten het bereik van kinderen, zodat er niet per ongeluk onderdelen kunnen worden ingeslikt.
..........................................................................................................
3

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

Naast de onderdelen die onder “HET APPARAAT OP
EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN” op pagina 2 en 3
worden genoemd, raden wij u aan het volgende te lezen
en in acht nemen:
Stroomvoorziening
• Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stroomcircuit, waarvan ook apparaten die door een invertor worden geregeld (zoals een koelkast, wasmachine, magnetron of air conditioner) of die een motor hebben, gebruik maken. Afhankelijk van de manier waarop de elektrische toepassing wordt gebruikt, kan ruis van de stroomvoor­ziening ervoor zorgen, dat dit apparaat gaat storen of een hoorbare ruis gaat produceren. Als het praktisch onmogelijk is om een ander stopcontact te gebruiken, kunt u tussen dit apparaat en het stopcontact een stroomvoor­zieningruisfilter aansluiten.
• De adapter zal na vele uren opeenvolgend gebruik warmte gaan genereren. Dit is normaal en niets om u zorgen over te maken.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aange­sloten, zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit zal storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten helpen voorkomen.
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de nabijheid van versterkers (of andere apparatuur, die grote stroom trans­formatoren bevatten) kan tot een brom leiden. Om dit probleem te verhelpen, verandert u de richting van dit apparaat of zet u het verder van de storingsbron af.
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.
• Er kan ruis worden geproduceerd, wanneer draadloze communicatie apparatuur, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit apparaat wordt gebruikt. Dit soort ruis kan optreden tijdens bellen of gebeld worden of tijdens het converseren. Als u dit soort problemen ondervindt, moet u de draadloze apparaten op meer afstand van dit apparaat plaatsen of ze uitzetten.
• Stel dit apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het niet bij apparaten, die warmte verspreiden, laat het niet in een afgesloten voertuig achter en stel het niet aan extreme temperaturen bloot. Door overmatige hitte kan het apparaat misvormen of verkleuren.
• Wanneer het apparaat naar een andere locatie wordt verplaatst, waar de temperatuur en/of vochtigheid erg verschilt van die van de vorige locatie, kunnen binnen het apparaat waterdruppels (condens) worden gevormd. Als u het apparaat in deze staat gebruikt, kunnen schade of storingen ontstaan. Voordat u het apparaat op de nieuwe locatie gaat gebruiken, laat u het enige uren acclimati­seren, totdat de condens volledig is verdampt.
• Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het oppervlak, waarop u dit apparaat plaatst, kunnen de rubberen voeten verkleuren of het oppervlak beschadigen. Om dit te voorkomen kunt u een stuk vilt of doek onder de rubberen voeten plaatsen. Als u dit doet, dient u ervoor te zorgen, dat het apparaat niet per ongeluk kan wegglijden of verplaatsen.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonmaken van het apparaat gebruikt u een droge, zachte doek of één die enigszins vochtig is. Voor het verwijderen van hardnekkig vuil, gebruikt u een doek met een mild, niet schurend schoon­maakmiddel. Daarna veegt u het apparaat met een zachte, droge doek goed af.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of oplos­middelen om de mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming te voorkomen.
Reparatie en data
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen verloren kan gaan, als u het apparaat laat repareren. U dient van belangrijke gegevens altijd een back-up te maken op een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) of ze op papier te zetten (indien nodig). Tijdens reparaties wordt getracht het verlies van data te vermijden. Echter, in bepaalde gevallen (wanneer het schakelsysteem van het geheugen zelf niet meer werkt) kan data helaas niet meer hersteld worden. Roland is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen door storingen of onjuist gebruik van het apparaat onher­stelbaar verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies van belangrijke gegevens te beschermen, raden wij u aan om van tijd tot tijd op een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) van belangrijke gegevens, die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, een reservekopie te maken.
• De inhoud van data die in het geheugen van het apparaat is opgeslagen, kan helaas niet meer hersteld worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland Corporation is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars van dit apparaat met gepaste voorzichtigheid. Dit geldt ook voor het gebruik van de stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en voer er geen hoge druk op uit.
• Tijdens het aansluiten/loskoppelen van alle kabels, houdt u deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan de kabel. Op deze manier vermijdt u kortsluiting of schade aan de interne elementen van de kabel.
4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
• Om te vermijden dat u uw buren stoort, probeert u het volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste omgeving hoeft te maken (vooral ’s avonds laat en ‘s nachts).
559a
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het in de originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik alleen het aangegeven expressiepedaal (Roland EV-5, BOSS FV-500L/500H met een aansluitingskabel (Stereo 1/4" phone-stereo 1/4” phone); los verkrijgbaar). Als u een expressiepedaal van een ander merk gebruikt, riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden. Gebruik voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels, die weerstanden bevatten. Bij gebruik van dit soort kabels, kan het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn. Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant van de kabel verkrijgen.
• Het zonder toestemming dupliceren, reproduceren, verhuren en uitlenen is verboden.
• Het bruikbare bereik van de D Beam regelaar wordt zeer klein, als u het apparaat in direct zonlicht gebruikt. Als deze regelaar niet zo functioneert als verwacht, past u de gevoeligheid ervan aan op de hoeveelheid licht op de locatie.
• De gevoeligheid van de D Beam regelaar wijzigt afhan­kelijk van hoeveel licht er in de buurt van het apparaat is. Als de regelaar niet zo functioneert als u verwacht, past u de gevoeligheid op de lichtsterkte op uw locatie aan.
• Vermijd het aanraken of krassen van de glanzende onderkant (gecodeerd oppervlak) van de disk. Bescha­digde of vuile CD-ROM’s kunnen niet goed gelezen worden. Zorg, dat de disks schoon blijven; gebruik hiervoor een in de winkel verkrijgbaar CD reinigings­product.
• Omwille van productverbetering zijn de specificaties en het uiterlijk van dit apparaat, en/of de inhoud van dit pakket, zonder berichtgeving van tevoren aan veran­dering onderhevig.
• Hoewel de V-99 onder de meeste omstandigheden met een computer als hierboven beschreven normaal functio­neert, kan Roland puur op basis van deze factoren geen compatibiliteit garanderen. Dit komt door vele variabelen, die de verwerkingsomgeving kunnen beïnvloeden, zoals verschillen in het ontwerp van het moederboard en de specifieke combinatie van andere aangesloten apparatuur.
Afspraken in deze handleiding
Tekst of getallen tussen
vierkante haakjes [ ]
(p.**)
Duidt knoppen aan
[WRITE] WRITE knop
Duidt op informatie, waarvan u bij gebruik van de VG-99 op de hoogte moet zijn.
Duidt op extra informatie over een bepaalde functie.
Duidt op informatie over een handige functie.
Verwijst naar een referentiepagina.
In de verpakking
meegeleverd
U vindt in de verpakking, naast de VG-99, de volgende artikelen:
1. Een Engelstalige en Nederlandstalige
handleiding.
2. Een Preset Patch lijst met een beschrijving van de
200 voorgeprogrammeerde instellingen.
3. Een GK-kabel van drie meter.
4. Een aansluitinstructie voor de meegeleverde GK-
kabel. Indien u een GK-kabel heeft, dient u het voor deze versie (afgeschermd) te vervangen.
5. Een stroomadapter, bestaande uit twee kabel-
delen. De kabel met stekker moet in de adapter geplugd worden.
6. Een crèmekleurige USB-kabel, zie pagina’s 16 en
71 in de gebruikershandleiding.
7. Een RRC2-kabel voor aansluiting van een FC-300
Foot Controller, zie pagina’s 16 en 52.
8. Vier schroeven, die onderop de VG-99 voor
aansluiting op een optionele RAD-99 standaard geplaatst kunnen worden. De bestaande schroeven moet u weghalen, zie pagina 98.
5
Inhoud
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN ..................2
BELANGRIJKE OPMERKINGEN ............................................................4
Belangrijkste eigenschappen ..............................................................11
Ultiem gitaarmodulatiesysteem biedt onbeperkte mogelijkheden voor het creëren van
geluiden .......................................................................................................................................... 11
Twee complete systemen voor het maken van geluid............................................................. 11
Met D-Beam, band en overige nieuwe Realtime regelaars uitgerust.................................... 11
Bedieningspaneel biedt een variatie aan gebruiksomgevingen.............................................11
Door het apparaat met de FC-300 te combineren het perfecte live systeem creëren .......... 11
Bevat functie voor toonhoogte/MIDI conversie ......................................................................11
Met V-LINK functie uitgerust ..................................................................................................... 11
Benamingen en functies ......................................................................12
Bovenpaneel .............................................................................................................................................. 12
Achterpaneel ............................................................................................................................................. 14
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren..........................................................15
Het gesplitste element installeren.......................................................................................................... 15
Voordat u aansluitingen maakt..............................................................................................................15
De aansluitingen maken..........................................................................................................................16
Het apparaat aanzetten............................................................................................................................ 18
Over het afspeelvenster................................................................................................................ 19
Over de informatie in het beeldscherm (basisbediening) ....................................................... 19
Het volume aanpassen ................................................................................................................. 20
Het op de MAIN OUT aangesloten apparaat (versterker) instellen (Uitvoerselectie) .......... 20
De gesplitste element instellingen (GK instellingen) invoeren ......................................................... 21
De gitaar stemmen (TUNER).................................................................................................................. 22
Van toon wisselen (Patch) ....................................................................................................................... 23
Over de Patchnummers................................................................................................................ 23
Met behulp van de PATCH/VALUE draaischijf van Patch wisselen................................... 24
Het apparaat uitzetten ............................................................................................................................. 24
Hoofdstuk 2 Geluiden creëren.............................................................25
De COSM GUITAR klank instellen ....................................................................................................... 25
De Alternate Tuning functie instellen ................................................................................................... 26
AB LINK instellen ......................................................................................................................... 26
TUNING instellen ......................................................................................................................... 27
BEND instellen ..............................................................................................................................27
12-STRING instellen .....................................................................................................................28
USER TUNING instellen.............................................................................................................. 29
USER TUNING instellen.............................................................................................................. 29
Setting HARMONY ......................................................................................................................30
De COSM AMP toon instellen................................................................................................................30
De effecten instellen ................................................................................................................................. 31
POLY FX (poly effect)...................................................................................................................31
FX (effecten) ...................................................................................................................................31
De volgorde waarin de effecten en versterker op elkaar volgen opnieuw indelen (CHAIN) ...... 32
Voor de af te spelen song het tempo en de toonsoort bepalen.......................................................... 32
Het tempo instellen....................................................................................................................... 32
De toonsoort instellen................................................................................................................... 33
Het normale elementgeluid mixen ........................................................................................................33
De volumebalans instellen........................................................................................................... 33
Het punt, waarop de COSM gitaar is aangesloten, wijzigen.................................................. 34
Twee klanken mixen (MIXER)................................................................................................................ 35
Het volume en de panning van elk kanaal instellen................................................................ 35
6
Inhoud
De mixbalans instellen ................................................................................................................. 35
De delay en reverb instellen (DELAY/REVERB)..................................................................... 35
Met behulp van plukdynamiek de mix tussen de twee kanalen regelen (DYNAMIC) ..... 36
Het overkoepelende volumeniveau van de Patch instellen (PATCH LEVEL).................... 36
De overkoepelende klank van de Patch aanpassen (TOTAL EQ) .........................................36
Het uitgaande signaal en niveau instellen (OUTPUT) ............................................................ 37
Aan een Patch een naam toewijzen (PATCH NAME)........................................................................ 37
Een Patch opslaan (WRITE) .................................................................................................................... 38
Hoofdstuk 3 Uw eigen effecttypen creëren (CUSTOMIZE)................39
De voorversterker op uw wensen afstemmen .....................................................................................39
De luidspreker op uw wensen afstemmen ...........................................................................................40
De Overdrive/Distortion op uw wensen afstemmen......................................................................... 40
De pedaal wah op uw wensen afstemmen........................................................................................... 41
Hoofdstuk 4 Algemene apparaatinstellingen (SYSTEM)...................42
De instellingen voor het gesplitste element invoeren......................................................................... 42
De instellingen selecteren ............................................................................................................ 42
Aan GK instellingen een naam toewijzen (GK NAME) .......................................................... 42
Het gesplitste element type selecteren....................................................................................... 43
De schaal van de gitaar instellen ................................................................................................ 43
De fase van het gesplitste element en het standaard element overeen laten stemmen...... 43
De richting van de geïnstalleerhet gesplitste element instellen ............................................. 43
De DOWN/S1, UP/S2 schakelaarindeling instellen ............................................................... 44
De ruimte tussen het element en de brug instellen (PICKUP ´ BRIDGE)............................. 44
De gevoeligheid van elke snaar aanpassen............................................................................... 45
Aangeven of het gesplitste element wel of niet wordt gebruikt (GK CONNCT)................ 45
Per Patch verschillende gitaarinstellingen gebruiken (SET MODE) ..................................... 46
De functie van de GK volumeregelaar en de DOWN/S1, UP/S2 schakelaars bepalen
(GK FUNC) .................................................................................................................................... 46
De algemene toon op de omgeving aanpassen (GLOBAL/OUTPUT SELECT)............................. 46
De instellingen selecteren ............................................................................................................ 46
Aan de instellingen een naam toewijzen (GLOBAL NAME) ................................................. 47
De typen van de aangesloten apparatuur instellen (OUTPUT SELECT) .............................47
De algemene toon aanpassen (GLOBAL EQ) ...........................................................................48
Het algemene effect van de ruisonderdrukker regelen (Total NS)........................................ 48
Het algemene reverb niveau regelen (Total REVERB) ............................................................ 49
De geluidsuitvoer vanaf de SUB OUT instellen (SUB OUT LEVEL) .................................... 49
De GK VOLUME regeling en schakelaar en de pedaalfunctie instellen
(SYSTEM CONTROL ASSIGN).............................................................................................................. 49
Bij het opvragen van Patches de waarden van een extern pedaal, de GK VOLUME regelaar
of een andere regelaar laten overgedragen (ASSIGN HOLD)........................................................... 50
Het aantal Patches, dat kan worden opgevraagd, beperken (PATCH EXTENT)........................... 50
Het contrast van het beeldscherm aanpassen ......................................................................................51
Het uitgaande signaal en niveau aanpassen (SYSTEM OUTPUT) ................................................... 51
Hoofdstuk 5 De VG-99 in combinatie met een FC-300 gebruiken..... 52
Aansluiten via de RRC2 IN aansluiting ................................................................................................ 52
Aan de FC-300 gerelateerde instellingen .............................................................................................. 52
Instellingen voor regeling van de FC-300.................................................................................. 52
De handeling, waarmee van Patch wordt gewisseld, instellen.............................................. 53
De stemfunctie van de VG-99 via de FC-300 activeren (QUICK TUNER)....................................... 53
De FC-300 Amp Control instellen.......................................................................................................... 54
7
Inhoud
Hoofdstuk 6 MIDI gebruiken ................................................................55
Over MIDI ................................................................................................................................................. 55
Wat u met behulp van MIDI kunt doen .................................................................................... 55
Belangrijkste soorten MIDI berichten, die de VG-99 kan verwerken.................................... 56
Over de MIDI implementatie ......................................................................................................57
MIDI berichten uitwisselen ......................................................................................................... 57
Over MIDI kanalen ....................................................................................................................... 57
Bankselectie en programmawijziging........................................................................................ 58
De MIDI gerelateerde functies instellen................................................................................................ 58
Met de MIDI CLOCK van een extern apparaat synchroniseren .......................................................64
Een externe synthesizer geluidsmodule spelen (GUITAR TO MIDI) .............................................. 64
De GUITAR TO MIDI functie instellingen (systeemparameters).......................................... 64
De GUITAR TO MIDI functie instellen (Patchparameters) .................................................... 67
Hoofdstuk 7 De VG-99 gebruiken met een via USB
aangesloten computer..........................................................................71
Voordat u de USB aansluiting gebruikt ................................................................................................ 71
Van Driver functie wisselen ........................................................................................................72
De USB functies instellen ........................................................................................................................73
De invoer en uitvoer van het digitale geluidssignaal instellen .............................................. 73
De Direct Monitor (direct beluisteren) functie instellen.......................................................... 74
De uitvoer van de VG-99 met behulp van een computer opnemen .................................................75
Met de VG-99 effecten aan een geluidsweergave van een computer toevoegen............................ 75
Hoofdstuk 8 Overige functies ..............................................................76
Met behulp van de D Beam en bandregelaar de toon in Realtime wijzigen ................................... 76
De D Beam aanpassen (CALIBRATION) ..................................................................................76
De D Beam uitschakelen (DISABLE).......................................................................................... 77
Met behulp van handbewegingen of de gitaarhals geluiden regelen
(D Beam Controller)...................................................................................................................... 77
De bandregelaar aanpassen (CALIBRATION)......................................................................... 78
De geluiden door middel van de beweging van uw vingertop regelen
(Ribbon Controller)....................................................................................................................... 79
Geluiden langere perioden aanhouden (FREEZE)................................................................... 79
De toonhoogte wijzigen met behulp van een Tremolo Arm (T-ARM) .................................80
Nuance aan het geluid toevoegen (FILTER) ............................................................................. 81
De geluiden tijdens het spelen met draaiknoppen wijzigen (DIRECT EDIT)................................. 82
De geluiden met behulp van de schakelaars, pedalen en MIDI regelen
(CONTROL ASSIGN) .............................................................................................................................. 82
Met slechts één druk op de knop uw favoriete Patches opvragen (DIRECT PATCH).................. 86
DIRECT PATCH instellen............................................................................................................ 86
De Patches beheren ..................................................................................................................................87
De huidige Patch naar een andere Patch kopiëren (PATCH COPY) .................................... 87
De huidige Patch en een andere Patch verwisselen (PATCH EXCHANGE)....................... 87
Gebruiker Patches initialiseren (PATCH INITIALIZE)........................................................... 88
Instellingen tussen kanaal A en kanaal B kopiëren (A/B COPY).......................................... 88
De instellingen van kanaal A en kanaal B verwisselen
(A/B EXCHANGE)....................................................................................................................... 88
Een gedeelte van de parameters naar een andere Patch kopiëren (MODULE COPY)....... 89
Een gedeelte van de Patchparameters initialiseren (MODULE INITIALIZE) ..................... 89
Patches in groepen uitsplitsen (CATEGORY)...................................................................................... 90
Met behulp van de CATEGORY functie Patches opvragen ...................................................90
Patchcategorieën instellen............................................................................................................ 90
Aan gebruikercategorieën een naam toewijzen (CATEGORY NAME)................................ 91
Uw favoriete instellingen afzonderlijk opslaan (FAVORITE SETTINGS)....................................... 91
Wat zijn favoriete instellingen?................................................................................................... 91
Favoriete instellingen opvragen .................................................................................................92
8
Inhoud
Klankinstellingen wijzigen ..........................................................................................................92
Gewijzigde klanken opslaan........................................................................................................ 93
Aan favoriete instellingen een naam toewijzen (FAVORITE NAME) .................................. 94
Patches zoeken, die dezelfde favoriete instellingen gebruiken.............................................. 94
Bij aanvang van de bediening het virtuele expressiepedaal activeren (Internal Pedal System)... 95
Intern pedaalfunctie...................................................................................................................... 95
Golfpedaalfunctie.......................................................................................................................... 95
Met behulp van uw gitaar videobeelden regelen (V-LINK) .............................................................. 96
Wat is V-LINK? ............................................................................................................................. 96
Het V-LINK apparaat aansluiten................................................................................................ 96
De V-LINK functie in en uitschakelen ....................................................................................... 96
V-LINK instellen ...........................................................................................................................97
De VG-99 gebruiken op een standaard ................................................................................................. 98
De VG-99 in een stellage opstelling gebruiken .................................................................................... 99
De VG-99 naar de fabrieksinstellingen terugbrengen (FACTORY RESET)................................... 100
Hoofdstuk 9 Parametergids ...............................................................101
COSM GUITAR ......................................................................................................................................101
Modeling Type List..................................................................................................................... 101
ALTERNATE TUNING.............................................................................................................. 116
Poly FX (poly effect)............................................................................................................................... 118
FX (Effects)............................................................................................................................................... 120
De HOLD functie gebruiken (Hold Delay) ............................................................................. 125
PHASER........................................................................................................................................ 127
FLANGER ....................................................................................................................................128
TREML (Tremolo) ....................................................................................................................... 128
PAN............................................................................................................................................... 128
T.WAH (Touch Wah).................................................................................................................. 129
AUTO WAH ................................................................................................................................129
OCTAVE....................................................................................................................................... 129
PITCH SHIFT (Pitch Shifter) ..................................................................................................... 130
HARMONIST ..............................................................................................................................130
Harmonist toonladders creëren (User Scale) ..........................................................................131
PEDAL BEND.............................................................................................................................. 132
2x2 CHORUS ...............................................................................................................................132
ROTARY....................................................................................................................................... 133
UNI-V............................................................................................................................................ 133
VIB (Vibrato)................................................................................................................................ 133
SLICER.......................................................................................................................................... 134
HUMANIZER.............................................................................................................................. 134
SLOW GEAR................................................................................................................................ 135
DEFRET ........................................................................................................................................135
FEEDBACKER............................................................................................................................. 135
RING MOD (ringmodulator) .................................................................................................... 136
ANTI FB (anti-feedback) ............................................................................................................ 136
ADV.COMP (geavanceerde compressor)................................................................................ 136
LIMITR (limiter) .......................................................................................................................... 137
SUB EQ (sub equalizer).............................................................................................................. 137
SUB DELAY (sub delay) ............................................................................................................ 138
COSM AMP............................................................................................................................................. 140
MIXER ...................................................................................................................................................... 146
MIXER A, B (MIXER CHANNEL A, B) ................................................................................... 146
PATCH LEVEL............................................................................................................................ 146
TOTAL EQ (totale equalizer)..................................................................................................... 146
OUTPUT....................................................................................................................................... 147
DELAY.......................................................................................................................................... 148
MASTER ..................................................................................................................................................150
9
Inhoud
GK VOL (GK Volume) ............................................................................................................... 150
GK S1, S2 (DOWN/S1, UP/S2 Switch).................................................................................... 150
PANEL CTL1/CTL2 (Control Button 1/2) .............................................................................151
D BEAM........................................................................................................................................ 151
RIBBON ........................................................................................................................................ 153
EXP PEDAL (Expression Pedal)................................................................................................ 154
CTL3, CTL4 (Control3, Control4) .............................................................................................154
FC-300 CONTROL ...................................................................................................................... 155
ASSIGN 1–16................................................................................................................................ 155
DIRECT EDIT F1–F6................................................................................................................... 156
GUITAR TO MIDI .................................................................................................................................. 164
SYSTEM ...................................................................................................................................................166
Parameters die aan afzonderlijke regelaars kunnen worden toegewezen ......................... 168
V-LINK PATCH .......................................................................................................................... 174
V-LINK SYSTEM......................................................................................................................... 176
GLOBAL ..................................................................................................................................................177
TUNER..................................................................................................................................................... 178
Hoofdstuk 10 Bijlagen ........................................................................179
MIDI implementatiekaart...................................................................................................................... 179
Signaalstroom ......................................................................................................................................... 183
Specificaties .............................................................................................................................................184
VG-99 V-gitaar systeem.............................................................................................................. 184
VG-99 software systeemvereisten........................................................................................................ 185
Voor Windows............................................................................................................................. 185
Voor MAC OS.............................................................................................................................. 185
Foutmeldingen........................................................................................................................................ 186
Probleemoplossing................................................................................................................................. 186
Problemen met geluid ................................................................................................................186
Overige problemen ..................................................................................................................... 188
Overzicht van voorgeprogrammeerde Patches ...............................189
Index.....................................................................................................193
10

Belangrijkste eigenschappen

Ultiem gitaarmodulatiesysteem biedt onbeperkte mogelijk­heden voor het creëren van
---
geluiden
De VG-99 is het toppunt van de gitaarmodulatiesystemen, die op Rolands COSM technologie zijn gebaseerd. Uitgerust met geavanceerde software, ondersteund door de allernieuwste, op maat gemaakte DSP chips, biedt het instrument tevens een groot LCD scherm met hoog contrast, AD/DA convertors van topkwaliteit, gebalanceerde XLR uitvoeraansluitingen, digitale uitvoeraansluitingen, USB aansluiting en overige functies, die er allemaal voor zorgen, dat u een waar pro-spec systeem in huis heeft.
Over COSM (Composite Object Sound Modeling)
Composite Object Sound Modeling (samengestelde object geluidsmodulatie), afgekort ‘COSM’, is de innovatieve en krachtige technologie van BOSS/Roland, die wordt gebruikt om het geluid van klassieke muziekinstrumenten en effecten digitaal te reconstrueren. COSM analyseert de diverse elementen, die het geluid beïnvloeden – inclusief de elektronische en fysieke kenmerken – en creëert een digitaal model, dat het oorspronkelijke geluid nauwkeurig reproduceert.

Bedieningspaneel biedt een variatie aan gebruiksomgevingen

De VG-99 kan op diverse verschillende manieren worden geïnstalleerd, om zo in de behoeften van de gebruiker te voorzien. Bijvoorbeeld als een desktop eenheid voor opname of wanneer u computerinvoer gebruikt, aan de standaard (optie) bevestigd en direct door de uitvoerende artiest geïnstalleerd of met behulp van de stellage (rack mount) adapter (optie) in een stellage geplaatst.

Door het apparaat met de FC-300 te combineren het perfecte live systeem creëren

Door een Roland FC-300 MIDI voetregelaar (optie) op de VG-99 aan te sluiten kunt u met behulp van de meerdere voetpedalen van de FC-300 van toon wisselen en overige handelingen uitvoeren, zodat u tijdens het bedienen uw handen vrij houdt. Deze apparaten hebben ook een RRC2 aansluiten, zodat u de VG-99 en FC-300 met één enkele kabel op elkaar kunt aansluiten. Deze RRC2 functie maakt tussen de apparaten communicatie in twee richtingen mogelijk, terwijl ze bovendien als stroomvoorziening van de FC-300 fungeren, zodat het aantal op de apparaten aan te sluiten kabels zo laag mogelijk blijft.

Twee complete systemen voor het maken van geluid

De VG-99 is met twee afzonderlijke gitaar en COSM amp systemen uitgerust. U kunt twee verschillende soorten gemoduleerde gitaren tegelijkertijd gebruiken, en voor elke gitaar verschillende versterkergeluiden creëren. Bovendien is de VG-99 met twee effectsystemen uitgerust. Deze bieden een enorme selectie aan BOSS effecten, inclusief COSM effecten. Met behulp van dit alles kunt u de perfecte verwerking voor elke afzonderlijke gitaar bereiken.

Met D-Beam, band en overige nieuwe Realtime regelaars uitgerust

Op de VG-99 zijn nieuwe, en tot nu toe ondenkbare vormen van muzikale expressie mogelijk, inclusief nieuwe manieren om de hals van de gitaar en uw handen te gebruiken. Net als bij vorige V-Gitaar systemen kunt u uiteraard ook nog steeds expressiepedalen en schakelaars aansluiten.

Bevat functie voor toonhoogte/ MIDI conversie

De VG-99 kan gitaar uitvoeringsgegevens in MIDI informatie omzetten en vervolgens deze informatie uitvoeren, zodat u een synthesizer geluidsmodule of soortgelijk apparaat kunt aansluiten, en de installatie als gitaarsynthesizer kunt gebruiken.

Met V-LINK functie uitgerust

Met behulp van deze functie kunt u uitvoeringsgegevens en pedaalbediening gebruiken om videomateriaal mee te regelen.
V-LINK
V-LINK is een functie met behulp waarvan muziek en beelden samen kunnen worden uitgevoerd. Door met behulp van MIDI twee of meer V-LINK compatibele apparaten op elkaar aan te sluiten, kunt u op eenvoudige wijze van een brede variatie aan visuele effecten, die aan de expressieve elementen van een muzikale uitvoering zijn verbonden, genieten.
11

Benamingen en functies

Bovenpaneel

fig.00-020
1 2
7
8 9
10 11 12
13 14
20 21 22
1. D BEAM
Schakelt de D Beam functie in en uit. Door uw hand of de gitaarhals binnen het bereik van de balk te bewegen, kunt u aan het geluid een variatie aan effecten toevoegen. (p. 76)
• PITCH knop
Behalve voor het wijzigen van de toonhoogte van de gitaar kunt u deze knop gebruiken voor de Freeze functie, die de gitaartoon continu vasthoudt.
• FILTER knop
Hiermee verandert u de toon van de gitaar.
• ASSIGNABLE knop
Deze gebruikt u om verschillende parameters en functies aan de D-Beam toe te wijzen, en de toon in Realtime te wijzigen.
2. LCD venster
Hier wordt diverse informatie over de VG-99 weergegeven.
3. PATCH/VALUE draaischijf
Wordt gebruikt om van Patch te wisselen en instellingswaarden te wijzigen.
15
3
4
30
32
33
23 24
5
6
25
26
16
27
17
19
28
18
29
31
6. FUNCTION knoppen
Worden gebruikt om de in het LCD venster weergegeven parameters te selecteren.
7. ALTERNATE TUNING knop
Stelt de Alternate Tuning functie in. (p. 26)
8. MODELING TYPE knoppen
Deze stellen het COSM gitaar type en de toon ervan in. (p. 25)
9. POLY FX (poly effecten) knop
Deze stelt de poly effecte in. (p. 31)
10. FX (Effect) knoppen
Deze stellen de effecten in. (p. 31)
11. COCOSM AMP knoppen
Worden gebruikt om de COSM versterker in te stellen. (p. 30)
12. MIXER knoppen
Worden gebruikt om de mixer in te stellen. (p. 35)
4. CATEGORY knop
Wordt gebruikt om categorieën te selecteren en wijzigen.
5. FUNCTION draaiknop
Wijzigt de waarde van de instelling van de in het LCD venster weergegeven parameter.
12
13. DELAY/REVERB knop
Wordt gebruikt om de delay en reverb van het mixer gedeelte in te stellen. (p. 35)
14. DYNAMIC knop
Wordt gebruikt om de dynamiek in te stellen. (p. 36)
Benamingen en functies
15. BALANCE draaiknop
Bepaalt de mixbalans. (p. 35)
16. CHAIN knop
Wordt gebruikt om de effect en COSM gitaar/COSM versterker aansluitingsequens in te stellen. (p. 34)
17. CONTROL ASSIGN knop
Deze bepaalt welke functies aan de pedalen en schakelaars zijn toegewezen. (p. 82)
18. NAME/KEY/BPM knop
Wordt gebruikt om de Patch namen en het tempo en de toonsoort van af te spelen songs aan te geven. (p. 32)
19. PATCH LEVEL draaiknop
Past het volume van een Patch aan.
20. V-LINK knop
Deze schakelt de V-LINK functie in en uit. (p. 96)
21. DIRECT PATCH knoppen
Gebruik deze om de Patches, die u eraan heeft toegewezen, direct op te vragen. (p. 86)
30. RIBBON CONTROLLER (Bandregelaar)
Hiermee kunt u de toon wijzigen door uw vinger over de band heen te schuiven. (p. 77)
U kunt met behulp van de drie knoppen een keur aan effecten direct in en uitschakelen.
• PITCH knop
Wijzigt de toonhoogte van de gitaar.
• FILTER knop
Wijzigt de helderheid van het geluid.
• ASSIGNABLE knop
Deze kunt u gebruiken om verschillende parameters en functies aan de bandregelaar toe te wijzen en de toon in Realtime te wijzigen. (p. 82)
31. GK IN aansluiting
Sluit hier de GK kabel aan.
32. POWER schakelaar
Hiermee schakelt u het apparaat in en uit. (p. 18) (p. 24)
33. OUTPUT LEVEL draaiknop
Deze past het volumeniveau van de MAIN OUT jacks en de koptelefoon jack aan.
22. CONTROL knoppen
Met behulp van deze knoppen kunt u een variatie aan verschillende functies toewijzen en regelen. (p. 82)
23. EXIT knop
Wordt gebruikt om naar voorgaande vensters terug te keren en commando’s ongedaan te maken.
24. WRITE knop
Wordt gebruikt om instellingen in Patches op te slaan en commando’s uit te voeren.. (p. 38) (p. 87)
25. PAGE knoppen
Deze verspringen tussen de in het LCD venster weergegeven vensters.
26. GUITAR TO MIDI knop
Deze stelt de GUITAR TO MIDI functie in (de functie die het op de gitaar gespeelde geluid in MIDI signalen omzet). (p. 64)
27. SYSTEM knop
Wordt gebruikt om instellingen te bepalen, die met de gebruikersomgeving van de VG-99 te maken hebben. (p. 42)
28. GLOBAL knop
Hiermee stelt u de GLOBAL functie (die op de toon van alle Patches van invloed is) in. (p. 46)
29. TUNER knop
Deze schakelt de stemfunctie in. (p. 22)
13
Benamingen en functies

Achterpaneel

fig.00-030
1
2
3
4
7 8 9
10 11 12 13
5
15
1. Veiligheidssleuf( )
988
Sluit hier een in de winkel verkrijgbare anti-diefstal veiligheidskabel aan.
http://www.kensington.com/
2. GUITAR INPUT jack
Gebruik deze jack om direct een normale gitaar in te voeren.
3. GUITAR OUTPUT jack
Deze jack voert het geluid van normale, op een GK 3 aangesloten gitaren en ongewijzigde signalen van de GUITAR INPUT jack uit.
4. SUB OUT aansluitingen L, R
Deze gebalanceerde uitvoer jacks maken van een XLR type aansluiting gebruik.
* De OUTPUT LEVEL draaiknop instellingen zijn niet op de SUB OUT L en R aansluitingen van invloed. De uitvoer staat constant op een vast uitgaand niveau ingesteld (+4 dBu).
5. GND LIFT schakelaar
U kunt de nr. 1 pin van de SUB OUT aansluiting van de poolklem van de VG-99 loskoppelen.
Zet deze schakelaar op LIFT, als er een aardeloop of soortgelijk probleem voor zorgt, dat er een brom of ruis wordt uitgevoerd. Normaalgesproken staat deze schakelaar op GND.
6
EV-5) aan. (p. 16)
* De VG-99 is in de fabriek zo ingesteld, dat het pedaal automatisch
als voetvolumepedaal functioneert.
14
10. CTL3,4 (CONTROL 3, 4) jack
Hier kan een optionele voetschakelaar (zoals een FS-6) op worden aangesloten. (p. 16)
* In de fabriek wordt de Patch omhoog/omlaag functie aan deze jack
toegewezen.
11. USB aansluiting
Gebruik een USB kabel om op deze aansluiting een computer aan te sluiten en tussen de VG-99 en de computer uitwisseling van gegevens mogelijk te maken (p. 71)
12. RRC2 IN aansluiting
Hierop kan een FC-300 (optie) op worden aangesloten.
Deze aansluiting levert voeding aan de FC-300 en zorgt voor een twee-richtingscommunicatie ermee. (p. 52)
* De RRC2 IN aansluiting is exclusief voor gebruik met de FC-300
bedoeld. U kunt deze aansluiting niet voor andere apparatuur
gebruiken.
13. MIDI OUT, IN aansluiting
Hierop kunt u een extern MIDI apparaat aansluiten, zodat u MIDI berichten van en naar het apparaat kunt ontvangen/ versturen.
6. MAIN OUT jacks L/MONO, R
Dit zijn ongebalanceerde phone jack uitgangen. Gebruik deze om versterkers, mixers en soortgelijke apparatuur op aan te sluiten.
7. PHONES jack
Hier sluit u een koptelefoon aan.
8. DIGITAL OUT aansluiting
Vanaf deze uitgang worden digitale geluidssignalen uitgevoerd. (p. 37) (p.147)
9. EXP PEDAL (EXPRESSIEPEDAAL) jack
Hier sluit u een optioneel expressiepedaal (zoals een Roland
14
14. DC IN (adapter) jack
Sluit hier de meegeleverde adapter op aan.
Om ervoor te zorgen, dat de VG-99 niet beschadigd raakt, dient u geen andere dan de met de VG-99 meegeleverde adapter te gebruiken.
15. Kabelhaak
Bevestig de kabel van de adapter met behulp van deze haak, zodat u voorkomt dat de kabel per ongeluk wordt losgekoppeld. (p. 17)
* Als de adapter tijdens gebruik van de VG-99 wordt losgekoppeld,
kan dit ervoor zorgen, dat belangrijke gegevens worden worden
beschadigd.

Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren

Hoofdstuk 1

Het gesplitste element installeren

Installeer eerst de GK-3 gesplitste element (optie) op de te gebruiken gitaar. Voor instructies, zie de handleiding van de GK-3.
Op de volgende gitaren kan de GK-3 niet worden gebruikt (ook al is de het element geïnstalleerd, hij functioneert niet goed).
• 12-snarige gitaren, pedal steel gitaren en andere dan zes-snarige gitaren
• Gitaren met nylon snaren of darmsnaren en overige gitaren die geen stalen snaren gebruiken.
• Basgitaren
• Overige gitaren, waarvan de bouw onvoldoende ruimte biedt om de GK-3 goed te kunnen bevestigen
Over de GK volumeregeling van de GK-3
Op de VG-99 kunt u diverse verschillende functies aan de GK volumeregeling van de GK-3 toewijzen. (p. 82)
Wellicht kunt u het volumeniveau van de VG-99 niet met behulp van de GK volumeregelaar regelen, omdat er een andere parameter aan de Gk volumeregelaar is toegewezen.
Over de selectieschakelaars van de GK-3
Aangezien u op de VG-99 de balans tussen de COSM gitaar en het normale gitaarvolume in elke afzonderlijke Patch kunt instellen, raden we u aan om de MIX optie als basisfunctie voor de selectieschakelaar te gebruiken.
Houd er tevens rekening mee, dat als u een andere parameter dan het volume aan de GK volumeregelfunctie heeft toegewezen, de selectieschakelaar van de GK-3 niet meer normaal functioneert.

Voordat u aansluitingen maakt

Als u met de VG-99 uitvoeringen wilt gaan spelen, dient u eerst de volgende apparaten te installeren.
• Een gitaar, waarop de GK-3 is geïnstalleerd of een gitaar met een interne GK functie
• Gitaarversterker/luidspreker of koptelefoon.
Met behulp van de volgende apparatuur wordt het spelen nog gemakkelijker:
• MIDI voetregelaar (Roland FC-300; optioneel)
• Expressiepedaal (Roland EV-5 of BOSS FV-500L/500H met een aansluitingskabel (stereo 1/4” phone - stereo 1/4” phone; optioneel)
• Pedaalschakelaar (BOSS FS-5U of FS-6; optioneel)
15
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren

De aansluitingen maken

Bovenpaneel
GK kabel
Gitaar met GK-3 / GK-2A /
andere GK-compatibele gitaar
Achterpaneel
Normale gitaar
Stereo
koptelefoon
Mixer etc.
Digitale recorder etc.
Computer
MIDI IN
Met V-LINK
compatibel apparaat
(EDIROL MD-Pa1X etc.)
RRC2 kabel
MIDI IN
MIDI Sequencer etc.
MIDI IN MIDI OUT
Adapter PSB-1U
Synthesizer (externe geluidsmodule etc.)
(Voor normale gitaar)
16
Gitaarversterker
EXP pedaal
(EV-5 etc.)
Voetschakelaar
(BOSS FS-6 etc.)
Computer
MIDI voetregelaar
FC-300
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren
Hoofdstuk 1
* In de meegeleverde GK kabel zijn de onderstaande onderdelen (ferriet
kern) geïnstalleerd
Kies voor het aansluiten van de GK IN aansluiting op de VG-99
voor de stekker, waar de ferrietkern aan is bevestigd.
VG-99 GK IN aansluiting
Ferriet kern
Gitaar met GK-3 / GK-2A / andere GK-compatibele gitaar
De ferriet kern bevestigen
Als u een nieuwe GK kabel aanschaft, is daar geen ferriet kern aan bevestigd. Als u een nieuwe GK kabel voor de VG-99 wilt gebruiken, dient u eerst de ferriet kernen te bevestigen.
1. Trek de lipjes van de ferriet kern omhoog en
open de ferriet kern.
2. Plaats de GK kabel zo in de ferriet kern, dat de
kern de stam van de kabelstekker raakt.
3. Duw de lipjes aan, zodat ze met een klikgeluid
stevig dicht komen te zitten.
* Zorg ervoor, dat bij het bevestigen van de ferriet kern uw vingers
niet knel komen te zitten.
924
* Om te voorkomen dat de stroomvoorziening naar het apparaat per
ongeluk wordt verbroken (als de stekker per ongeluk uit het apparaat
wordt getrokken), en om te voorkomen dat er overmatige druk op de
adapter jack komt, raden we u aan om de stroomkabel te verankeren
met behulp van de kabelhaak, zoals in de afbeelding is weergegeven.
fig.CordHook.e.eps
Kabelhaak
De kabel van de
meegeleverde adapter
Naar het stopcontact
925
* Gebruik alleen het aangegeven expressiepedaal (Roland EV-5, BOSS
FS-500L/500H met een aansluitingskabel (stereo 1/4” phone - stereo
1/4” phone); los verkrijgbaar). Door andere expressiepedalen aan te
sluiten riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
927
* Afhankelijk van de omstandigheden van een bepaalde
installatie, kunt u bij het aanraken van het apparaat, een
aangesloten microfoon of de metalen onderdelen van overige
voorwerpen, zoals gitaren, een licht onprettig gevoel of
ruwheid ervaren. Dit wordt door een zeer kleine elektrische lading
veroorzaakt, die absoluut geen gevaar vormt voor het menselijk
lichaam. As u zich hierover echter zorgen maakt, kunt u ervoor
kiezen om de poolklem (zie afbeelding) met een externe ondergrond te
verbinden. Als het apparaat is geaard, kan er, afhankelijk van de
details omtrent de installatie, een lichte brom optreden. Als u niet
precies weet hoe u het apparaat moet aansluiten, raden we u aan om
contact op te nemen met het dichtstbijzijnde Roland Service Center
of een erkende Roland leverancier, zoals vermeld op de ‘Informatie’
pagina.
921
* Om te voorkomen dat de stroomvoorziening naar het apparaat per
ongeluk wordt verbroken (als de stekker per ongeluk uit het apparaat
wordt getrokken), en om te voorkomen, dat er overmatige druk op de
adapter jack komt, raden we u aan om de stroomkabel te verankeren
met behulp van de kabelhaak, zoals in de afbeelding is weergegeven.
* Gebruik alleen het aangegeven expressiepedaal (Roland EV-5, BOSS
FS-500L/500H met een aansluitingskabel (stereo 1/4” phone - stereo
1/4” phone); los verkrijgbaar). Door andere expressiepedalen aan te
sluiten riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
fig.XLR/TRSJack.eps
=CTL3 =CTL4
Ongeschikte plaatsen voor aansluiting
• Waterleidingen (kunnen schokken of electrocutie veroorzaken)
• Gasleidingen (kunnen brand of explosies veroorzaken)
• Geaarde telefoonkabel of bliksemafleider (kunnen in geval van bliksem gevaarlijk zijn)
926a
* Als u aansluitingskabels met weerstanden gebruikt, kan het
volumeniveau van de apparatuur die op de GUITAR INPUT is
aangesloten, laag zijn. In dit geval gebruikt u aansluitingskabels
zonder weerstanden.
* Sluit op de RRC2 IN aansluiting van de VG-99 nooit iets anders aan
dan de RRC2 OUT aansluiting van de FC-300. Als u deze
aansluiting met een LAN of ander soort apparaat, dat modulaire
jacks van dezelfde maat en vorm (RJ45), verbindt, kan dit de VG-99
en/of het aangesloten apparaat beschadigen.
* Als u een in de winkel verkrijgbare ethernetkabel, zoals de RRC2,
wilt gebruiken, dient u ervoor te zorgen, dat deze kabel aan de
volgende specificaties voldoet.
17
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren
• Categorie 5 (Cat5) of hoger
• Maximaal 15 meter lang
• Kabel die voor directe verbinding ontworpen is
* Cross-over kabels kunnen niet worden gebruikt.
* Stel de ethernetkabel niet aan druk of vibratie bloot.
* Steek de RRC2 kabel zorgvuldig helemaal in het apparaat, zodat hij
stevig in de RRC2 IN aansluiting vast zit.
* Als u het geluid in mono uitvoert, sluit u alleen op de MAIN OUT
L/MONO jack een kabel aan.
* U kunt geen COSM GUITAR of POLY FX gebruiken voor signalen
die via de GUITAR IN worden ingevoerd. De GT-PRO interne FX,
COSM AMP, MIXER en overige instellingen kunnen in twee
kanalen volledig worden gebruikt.
* Als u op de EXP PEDAL jack een expressiepedaal aansluit, dient u
de pedaal te gebruiken met het volume op de minimale stand (MIN).
* Als u een FS-6 voetschakelaar (optie) op de CTL3/4 jack aansluit,
stelt u de MODE schakelaar en POLARITY schakelaar in zoals
hieronder is aangegeven.
fig.01-010
BA
BOSS FS-6
* Als u op de CTL3/4 jack een FS-6 voetpedaal aansluit (optioneel),
stelt u de POLARITY schakelaar als volgt in:
fig.01-020
BOSS FS-5U
* Met behulp van de speciale Roland PCS-31 aansluitingskabel
(optioneel) kunt twee FS-5U’s aansluiten.
* Als u met behulp van een optionele aansluitingskabel (stereo 1/4”
phone - stereo 1/4” phone) een FS-6 op de CTL3/4 jack heeft
aangesloten, fungeert de B pedaalschakelaar volgens de CONTROL
3 instellingen en de A pedaalschakelaar volgens de CONTROL 4
instellingen.
fig.01-030
Naar CTL3,4 jack Naar CTL3,4 jack Naar CTL3,4 jack
PCS-31 kabel
Wit Rood Wit Rood
BOSS FS-5U
(CTL3)
BOSS FS-5U
(CTL4)
(CTL3) (CTL4)
(CTL4) (CTL3)
• Als u de VG-99 gebruikt, terwijl er op de EXP PEDAL jack
een expressiepedaal is aangesloten, maakt u de instellingen volgens de beschrijving op pagina 154.
• Als u de VG-99 gebruikt, , terwijl er op de CTL3/4 jack een
voetschakelaar is aangesloten, maakt u de instellingen volgens de beschrijving op pagina 154.

Het apparaat aanzetten

Als u de aansluitingen eenmaal heeft gemaakt (p. 16), schakelt u de diverse apparatuur in de aangegeven volgorde in. Door apparaten in de verkeerde volgorde aan te zetten, riskeert u storing en/of schade aan luidsprekers en overige apparaten.
* Dit apparaat is met een beschermingscircuit uitgerust. Na het
aanzetten van het apparaat duurt het korte tijd (een paar seconden),
voordat het apparaat normaal functioneert.
* Zorg er voor het aanzetten van het apparaat altijd voor, dat het
volumeniveau helemaal omlaag is gedraaid. Zelfs als het volume
helemaal omlaag staat, kan er tijdens het aanzetten van het apparaat
soms wat geluid worden waargenomen, maar dit is normaal en duidt
niet op een storing.
* Als u de apparaten in de verkeerde volgorde aanzet, kan dit storing
en/of schade aan luidsprekers en overige apparatuur ten gevolg
hebben.
1. Schakel de POWER schakelaar op het
bovenpaneel van de VG-99 in.
Het beeldscherm verandert, zoals hieronder, en na een paar seconden is de VG-99 klaar voor normaal gebruik.
Dit venster wordt het ‘Afspeelvenster’ genoemd.
fig.01-060d
Tenzij specifiek anders aangegeven, worden de beschreven handelingen in het weergegeven Afspeelvenster uitgevoerd.
* Als de VG-99 aan staat, wordt de laatst geselecteerde Patch (voor het
uitschakelen van het apparaat) opgevraagd.
* De uitleg in deze handleiding bevat afbeeldingen, die weergeven wat
het beeldscherm normaliter zou moeten weergeven. Houd er echter
rekening mee, dat het apparaat wellicht met een nieuwere,
uitgebreide versie van het systeem kan zijn uitgerust (d.w.z.,
nieuwere geluiden bevat), zodat wat u daadwerkelijk in het
beeldscherm ziet wellicht niet altijd met de afbeelding in de
handleiding overeenstemt.
2. Zet de gitaarversterker of mixer aan.
* Verhoog het volume van de versterkers pas, nadat u alle apparaten
heeft aangezet.
18
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren

Over het afspeelvenster Over de informatie in het

De VG-99 heeft diverse verschillende variaties van het Afspeelvenster, die elk andere informatie over de huidige toestand van de VG-99 biedt.
Met behulp van de PAGE [ ] [ ] knoppen kunt u tussen de diverse weergegeven informatie in het Afspeelvenster wisselen.
Venster 1:
De eerste negen tekens van de Patchnaam worden in groot lettertype weergegeven. Daarnaast worden er voor de gitaren en versterkers van beide kanalen iconen weergegeven.
fig.01-060d
Venster 2:
Alle zestien tekens van de Patchnaam worden weergegeven.
beeldscherm (basisbediening)
Sommige vensters bevatten wellicht parameters, die over meerdere pagina’s zijn verdeeld. Het paginanummer wordt rechtsboven in het venster weergegeven.
1. Gebruik PAGE [ ] [ ] om van pagina te
wisselen.
2. Gebruik [F1]-[F6] of de F1-F6 draaiknoppen om
de waarden te wijzigen.
Als u, terwijl er onder in het beeldscherm SET** verschijnt, een FUNCTION knop indrukt, zet u de bijbehorende functie op de waarde, die door ** wordt aangeduid.
Hoofdstuk 1
Venster 3:
De gebruikte effecten, evenals hun verbindingssequens (CHAIN/ keten) in beide kanalen, worden weergegeven.
Venster 4:
Het venster geeft niveaumeters van de GK IN snaren 1-6, normale element, MAIN OUT en SUB OUT niveaus weer.
Door volgens de beschrijving onder ‘Tijdens het spelen
met behulp van de draaiknoppen de geluiden wijzigen (DIRECT EDIT)’ (p. 82) aan de F1-F6
draaiknoppen parameters toe te wijzen, kunt u deze gebruiken, terwijl u zich in het Afspeelvenster bevindt, om waarden te regelen. Bovendien kunt u door op de [F1]-[F6] knoppen te drukken voor de toegewezen parameters en hun waarden een popup weergeven.
19
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren

Het volume aanpassen

Draai aan de OUTPUT LEVEL draaiknop om het volume op een geschikt niveau te zetten.
fig.01-070
* De uitvoer van de SUB OUT aansluiting (XLR type) blijft constant,
ongeacht de instelling van de OUTPUT LEVEL draaiknop.
* U kunt het volumeniveau aanpassen door deze functie aan het
expressiepedaal of de GK-3 GK volumeregelaar toe te wijzen. Voor
details, zie
‘De geluiden met behulp van de
schakelaars, pedalen en MIDI regelen (CONTROL
ASSIGN)’ (
p. 82).

Het op de MAIN OUT aangesloten apparaat (versterker) instellen (Uitvoerselectie)

Waarde Uitleg
JC-120
SMALL AMP
COMBO AMP
STACK AMP
JC-120 Return
COMBO Return
STACK Return
LINE/PHONES
Gebruik deze instelling als u de VG-99 op een Roland JC-120 gitaarversterker aansluit.
Gebruik deze instelling als u de VG-99 op een kleine gitaarversterker aansluit.
Gebruik deze instelling als u de VG-99 op de gitaarinvoer van een andere comboversterker dan de Roland JC-120 gitaarversterker aan­sluit (als de versterker en luidspreker of luid­sprekers in één enkel apparaat zijn gecombineerd).
* Afhankelijk van de gitaarversterker kunt u
wellicht met de JC-120 goede resultaten behalen.
Gebruik deze instelling als u de VG-99 op de gitaarinvoer van een stack-type gitaarverster­ker (waarbij de versterker en de luidspreker of luidsprekers van elkaar zijn gescheiden) aan­sluit.
Gebruik deze instelling als u de VG-99 op de RETURN van een JC-120 aansluit.
Gebruik deze instelling als u de VG-99 op de RETURN van een comboversterker aansluit.
Gebruik deze instelling als u de VG-99 op de RETURN van een stack versterker of op de in­voer van een op een stellage geplaatste eind­versterker aansluit. Gebruik ook de STACK Return instelling als u een gitaar power versterker-speakerkast com­binatie gebruikt.
Gebruik deze instelling als u een koptelefoon gebruikt of wanneer u de VG-99 voor opname op een multi-sporige recorder aansluit.
Volg de onderstaande procedure de instelling op het type apparaat te zetten, dat op de MAIN OUT jacks wordt aangesloten.
fig.01-071
3
4
3
2
1
1. Druk op [GLOBAL].
Het Global venster wordt weergegeven.
fig.01-072d
2. Druk op PAGE [ ] om naar pagina 1 te gaan.
3. Druk op [F4] (SELECT(eren)) of draai aan de F4
draaiknop om de instelling op het type apparaat te zetten, dat op de MAIN OUT jacks is aangesloten.
4. Druk op [EXIT] om naar het Afspeelvenster
terug te keren.
20

De gesplitste element instellingen (GK instellingen) invoeren

Afhankelijk van de manier waarop het gesplitste element is geïnstalleerd, variëren de kenmerken van het geluid van de VG-99 aanzienlijk. Om voor optimale geluidsproductie zeker te zijn dat de omstandigheden consequent zijn, dient u ervoor te zorgen, dat de instellingen op het gesplitste element (de GK instellingen) van invloed zijn. Als deze instellingen op de juiste wijze worden gemaakt, kan de VG-99 onder optimale omstandigheden functioneren.
* Voor informatie over parameters, die niet in dit hoofdstuk worden
beschreven, zie
Als u meer dan één gitaar op de VG-99 aansluit, kunt u de instellingen voor elke gitaar afzonderlijk instellen.
‘GK INSTELLING’ (p. 166).
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren
Hoofdstuk 1
fig.01-060d
4. Druk op PAGE [ ] [ ] om naar pagina 2 te
gaan.
5. Selecteer het gesplitste element type.
Gebruik de F1 draaiknop om de instelling op het type gesplitste element te zetten, dat op de door u gebruikte gitaar is geïnstalleerd.
fig.01-060d
De GK instellingen zijn van extreem belang voor het verkrijgen van een goede toon uit de VG-99. Zorg ervoor, dat u de instellingen goed invoert.
fig.01-100
10 11
8
12
2
5 6
3
1
1. Druk op [SYSTEM].
Het System venster wordt weergegeven.
Instellingen Uitleg
GK-3 Zet de instelling op de GK-3.
GK-2A Zet de instellingen op de GK-2A.
PIEZO Zet de instelling op een piëzo element.
* Piëzo elementen zijn een type element dat op de brug van de gitaar is
geïnstalleerd, en voor het bepalen van de snaartrillingen piëzo-
elektrische elementen gebruikt.
6. Stel de schaallengte in.
4
7 9
Gebruik de F3 draaiknop om de schaallengte (de afstand tussen de brug en de kam) van de door u gebruikte gitaar in te stellen. Selecteer de dichtstbijzijnde waarde binnen een bereik van 620-660mm. 648 mm komt met de ST instelling overeen, 628 mm met de LP instelling.
7. Druk op PAGE [ ] [ ] om naar pagina 3 te
gaan.
8. Voer de ruimte tussen het element en de brug
in.
Stel de tussenruimte vanaf het midden van het gesplitste element tot de zadel van de brug in.
2. Druk op PAGE [ ] om naar pagina 1 te gaan.
3. Druk op [F3] (GK).
Het GK Settings venster wordt weergegeven.
* Als u piëzo elementen gebruikt, is deze instelling niet verplicht.
9. Druk op PAGE [ ] om naar pagina 4 te gaan.
21
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren
3
1
2
7
7
fig.01-060d
10. Draai aan de F1-F6 draaiknoppen om voor elke
snaar de gevoeligheid van het gesplitste element aan te passen.
Speel eerst de zesde snaar met de voor de uitvoering maximale te gebruiken kracht, en stel met behulp van de F1 draaiknop de gevoeligheid zo in dat de meter vlak voor het punt, waarop het geluid over het maximale niveau heen gaat, uitslaat.
Stel op dezelfde wijze de gevoeligheid van de vijfde tot en met de eerste snaar in.
* Als de niveaumeter een niveau boven het maximale niveau
registreert, betekent dit dat het niveau te hoog is ingesteld. Verlaag
in dit geval de gevoeligheidsinstelling.
* Afhankelijk van het type gitaar dat u gebruikt, kan het zijn, dat de
niveaumeter toch nog naar het maximale niveau uitslaat, terwijl de
gevoeligheid op een minimale instelling is ingesteld. Als dit het geval
is, past u de tussenruimte tussen het gesplitste element en de snaren
zo aan, dat de afstand iets groter is dan aangegeven.
11. Controleer de volumebalans van de zes
snaren.
Speel de zesde tot en met de eerste snaar met normale hoeveelheid kracht. Als één van de snaren bijzonder luid klinkt, verlaagt u voor de betreffende snaar de gevoeligheid, en blijft u deze net zolang aanpassen, tot het verschil in het volume tussen de snaren minimaal is.
12. Druk meerdere malen op [EXIT] om naar het
Afspeelvenster terug te keren.
Maak, telkens wanneer u het gesplitste element op een nieuwe of andere gitaar installeert of als u de hoogte van het gesplitste element wijzigt, de nodige instellingen opnieuw. Als de instellingen op de juiste wijze zijn voltooid, worden ze tijdens het uitschakelen van het apparaat opgeslagen. Daarna hoeft u de instellingen niet telkens wanneer u het instrument bespeelt opnieuw te maken.

De gitaar stemmen (TUNER)

Gebruik de stemfunctie (TUNER) van de VG-99 om de gitaar te stemmen.
* Om de beste toonkwaliteit uit de VG-99 te halen, dient u ervoor te
zorgen, dat de gitaar goed is gestemd.
fig.01-190
1. Druk op [TUNER].
De stemfunctie wordt ingeschakeld.
2. Gebruik de PAGE [ ] [ ] knoppen om de
volgende instellingen te maken.
TUNER Uitleg
MULTI MODE
SINGLE MODE
3. Druk op de functieknop ([F5] [F6]), die met de
in te stellen functie overeenkomt en draai vervolgens aan de draaiknoppen om de waarde van de instelling te selecteren.
Als u deze instellingen niet wilt wijzigen, gaat u verder met stap 4.
• [F5] (PITCH: 435 Hz-445 Hz)
Hiermee stelt u de referentietoonhoogte in.
* Bij de fabrieksinstellingen is deze op 440 Hz ingesteld.
* Deze referentietoonhoogte wordt door de effecten, die door de KEY
parameter worden geregeld, als referentie gebruikt.
U kunt de zes snaren gelijktijdig spelen en stemmen.
U kunt slechts één afzonderlijke snaar spelen, om deze te stemmen.
Voor meer informatie over de overige parameters in de GK instellingen, zie ‘GK INSTELLINGEN’ (p. 166).
22
Wat is de referentietoonhoogte?
Dit is de frequentie van A4 (de noot, die u speelt, als u de A toets op het midden van het keyboard bespeelt), die wordt gespeeld door het instrument (bijv. piano), dat voor het stemmen van de uitvoeringen als referentie wordt gebruikt.
• [F6] (MUTE OFF, MUTE ON)
Patchnummer
Patchnaam
Deze instelling bepaalt of geluiden van de uitvoer jacks tijdens het stemmen wel of niet worden uitgevoerd.
TUNER Uitleg
MUTE OFF
MUTE ON
Tijdens het stemmen worden geluiden uitgevoerd.
Tijdens het stemmen worden geen gelui­den uitgevoerd.
* Bij de fabrieksinstellingen staat deze
instelling op MUTE ON.
4. Speel op de snaar die wordt gestemd een
losse, open noot.
5. Stem de snaar net zolang tot de naam van de
snaar in het beeldscherm wordt weergegeven.
Als u voor de MULTI MODE (meervoudige functie) kiest
fig.01-060d
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren
Hoofdstuk 1

Van toon wisselen (Patch)

Wat is een Patch?
De VG-99 kan maximaal 400 configuraties met toongerelateerde instellingen opslaan, inclusief de COSM gitaar, COSM versterker en effecten. Elk van deze configuraties wordt een Patch genoemd.
Telkens wanneer u van Patch wisselt, kunt u direct een andere toon selecteren.

Over de Patchnummers

Patchnummers (banknummers) en Patchnamen worden, zoals hieronder, in het Afspeelvenster weergegeven.
fig.01-060d
Als u voor de SINGLE MODE (enkelvoudige functie) kiest
fig.01-060d
6. Blijf tijdens het stemmen het beeldscherm in
de gaten houden, totdat de midden indicator oplicht.
Herhaal stap 3-5 voor het stemmen van alle snaren.
* Als u een gitaar met een tremolo arm stemt, kunt u ervaren, dat de
ene snaar op stemming is, terwijl de andere snaren dat niet zijn. Als
dit het geval is, stemt u de snaar eerst, zodat de naam in het
beeldscherm wordt weergegeven, en gaat u vervolgens door met het
een aantal keer verfijnd afstemmen van elke snaar, totdat de
stemming klopt.
7. Als u klaar bent met stemmen, drukt u op
[TUNER] of [EXIT].
Hiermee voltooit u de voorbereidingen voor het bespelen van het instrument. Probeer nu een aantal geluiden uit.
Patches zijn in gebruiker Patches (User) en voorgeprogrammeerde Patches (Preset) ingedeeld.
Gebruiker Patches
Hiertoe behoren 200 voorgeprogrammeerde Patches. U bent vrij om de tonen te wijzigen en uw wijzigingen op te slaan.
Voorgeprogrammeerde Patches
Hiertoe behoren 200 voorgeprogrammeerde Patches. Hoewel u deze tonen kunt wijzigen, kunt u deze wijzigingen niet in een voorgeprogrammeerde Patch opslaan. Als u een gewijzigde toon wilt bewaren, dient u deze als gebruiker Patch op te slaan.
23
Hoofdstuk 1 Geluiden uitvoeren
3

Met behulp van de PATCH/ VALUE draaischijf van Patch wisselen

Met behulp van de PATCH/VALUE draaischijf kunt u opeenvolgend van Patch wisselen.
1. Controleer of het Afspeelvenster wordt
weergegeven.
Als er een ander venster dan het Afspeelvenster wordt weergegeven, drukt u meerdere malen op [EXIT], totdat het Afspeelvenster wordt weergegeven.
2. Draai aan de PATCH/VALUE draaischijf om
van Patch te wisselen.
fig.01-190
2
Draai de draaischijf naar rechts (met de klok mee) om naar het volgende Patchnummer te gaan of naar links (tegen de klok in) om naar het vorige Patchnummer te gaan.

Het apparaat uitzetten

1. Voor het uitzetten van het apparaat dient u het
volgende te controleren.
• Zijn de volumeniveaus van de VG-99 en de aangesloten versterker en overige apparaten helemaal omlaag gedraaid?
2. Schakel de gitaarversterker uit.
3. Druk op [POWER] om de VG-99 uit te zetten.
fig.01-190
Als u de VG-99 uitzet, verschijnt de ‘NOW SHUTDOWN’ melding. Op dit moment worden de huidige instellingen van de VG-99 in het geheugen opgeslagen. Koppel de adapter pas los als deze melding niet meer wordt weergegeven.
24

Hoofdstuk 2 Geluiden creëren

Laten we eerst de interne indeling van de VG-99 onder de loep nemen.
De COSM GUITAR klank
COSM gitaren
Met behulp van COSM modulatietechnologie kunt u de klanken van een variatie aan gitaren creëren. Tot de beschikbare geluiden beho­ren niet alleen elektrische en akoestische gitaartonen, maar ook de geluiden van synthesizers en andere instrumenten, zelfs niet bestaande, denkbeeldige gitaren. Aangezien de gemaakte geluiden worden gebaseerd op de signalen die de GK-3 voor elke snaar afzon­derlijk verstuurt, kunt u deze geluiden met behulp van dit systeem spelen, terwijl alle specifieke smaak, die door de verschillende spel­technieken en pluknuances van de betreffende gitaar wordt bepaald, behouden blijft.
Met behulp van de VG-99 kunt u tegelijkertijd twee verschillende COSM gitaar types instellen, zodat u direct tussen deze instrumenten kunt wisselen, waardoor u twee gitaren tot uw beschikking heeft en geluiden kunt creëren, waarin twee gitaren gelijktijdig lijken te spelen.
Met behulp van de Alternate Tuning functie kunt u de toonhoogte van elke COSM gitaarsnaar afzonderlijk wijzigen.
Poly effecten
Dit zijn de oorspronkelijke VG effecten, die op elke snaar afzonder­lijk kunnen worden toegepast. U kunt kiezen op welke van de twee COSM gitaren de effecten worden toegepast.
instellen
1. Druk op [MODELING TYPE].
2. Druk meerdere malen op PAGE [ ] om pagina
1 weer te geven.
3. Gebruik [F1] (OFF/ON) of de F1 draaiknop om
de aan/uit instelling van de COSM GUITAR te wijzigen.
4. Gebruik [F2] (SELECT) of de F2 draaiknop om
het modulatietype te selecteren.
5. Gebruik [F3] (SELECT) of de F3 draaiknop om
het COSM GUITAR type te selecteren.
6. Druk op PAGE [ ].
Hoofdstuk 2
COSM versterkers
Aangezien deze technologie het circuit van de gitaarversterker en speakerkenmerken moduleert, simuleren de gemoduleerde verster­kers exact het gedrag van de daadwerkelijke versterkers, zelfs de manier waarop vervorming (distortion) wordt toegepast en de manier waarop de toonregeling werkt.
U kunt de voorversterkers en speakerkasten naar wens configureren – u kunt zelfs de studio microfooninstellingen van de versterker moduleren. De VG-99 biedt twee afzonderlijke COSM versterkersys­temen, die gelijktijdig kunnen worden gebruikt, zodat u elke van de twee COSM gitaren door een andere versterker kunt heen leiden.
Effecten
De VG-99 is met twee BOSS GT-PRO klasse multi-effect systemen uitgerust. U kunt de effecten op elke van de twee COSM gitaren afzonderlijk toepassen.
Mixer
Naast de volledige vrijheid in het mixen van de geluiden van de twee COSM gitaren, biedt de mixer tevens de mogelijkheid om de uitvoer van de twee gitaren afzonderlijk naar de MAIN OUT en SUB OUT uit te voeren. Bovendien kunt u met behulp van de Dynamic functie de kracht van uw pluk attack gebruiken om tussen de twee gitaargeluiden te wisselen of diverse overige functies te selecteren. Daarnaast bevat het mixergedeelte tevens een delay/reverb en een equalizer, zodat u de overkoepelende toon van de Patches kunt aan­passen.
* Elke keer dat u op PAGE [ ] drukt, gaat u naar een volgend
venster, waarin u parameterinstellingen kunt maken.
7. Gebruik [F1]-[F6] of de F1-F6 draaiknoppen om
de gewenste parameter aan te passen.
8. Pas de parameters net zolang aan, tot u het
gewenste geluid heeft behaald.
Voor gedetailleerde informatie over alle parameters, zie ‘COSM GUITAR’ (p. 101).
9. Als u de bewerkte instellingen wilt bewaren,
dient u de Write (schrijf) procedure uit te voeren (p. 38).
* Als u de instellingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT] om naar
het Afspeelvenster terug te keren.
25
Hoofdstuk 2 Geluiden creëren

De Alternate Tuning functie instellen

Over Alternate Tuning
Met behulp van de Alternate Tuning functie kunt u de stemming van een COSM gitaar wijzigen, zonder de daadwerkelijke toon­hoogte van de gitaarsnaren te veranderen. Om dit te bewerkstelligen analyseert de VG-99 de toonhoogte van de signalen, die door het gesplitste element voor elke afzonderlijke snaar wordt verzonden, terwijl de best mogelijke geluidskwaliteit behouden blijft.
De Alternate Tuning functie omvat de onderstaande vijf instellingen.
TUNING
Gebruik deze om de stemming in open stemmingen, zoals OPEN-D en OPEN-G, om te zetten, alle snaren van de gitaar een octaaf te ver­hogen of verlagen en diverse andere stemmingen te bewerkstelligen.
HARMO) van kanaal A.
* De Alternate Tuning instellingen van kanaal B hebben op de uitvoer
van deze toonhoogtes geen enkele invloed.
* Als de uitvoer van de toonhoogte door middel van GUITAR TO
MIDI (de MIDI nootberichten), vanwege de invloed van de
Alternate Tuning instellingen van kanaal A, te laag (of te hoog) is,
wordt de toonhoogte automatisch met één octaaf verhoogd (of
verlaagd).

AB LINK instellen

Als u de AB LINK optie op ON (aan) instelt, kunt u voor COSM GUITAR [A] en COSM GUITAR [B] dezelfde TUNING en BEND instellingen gebruiken.
Als u deze optie op OFF (uit) instelt, kunt u voor COSM GUITAR [A] en COSM GUITAR [B] verschillende instellingen gebruiken
1. Druk op [ALTERNATE TUNING].
BEND
U kunt met behulp van een pedaal de toonhoogtes van de huidige stemming middels een vloeiende overgang in de ingestelde stem­ming wijzigen, net als wanneer u een ‘string bender’ of een ‘pedal steel guitar’ gebruikt.
12-STRING
Deze optie wijzigt het geluid van een gewone 6-snarige gitaar in dat van een 12-snarige gitaar.
Deze functie geeft u tevens de vrijheid om de toonhoogte en het vol­ume van elke tweede snaar afzonderlijk in te stellen, zodat u 12­snarige gitaarmodellen met volledig oorspronkelijke stemmingen kunt creëren.
DETUNE
Hiermee kunt u de toonhoogte van elke snaar afzonderlijk op sub­tiele wijze verschuiven.
HARMONY
Deze optie analyseert de toonhoogte van elke snaar, en stelt de toon­hoogtes vervolgens in op harmonieën, die met de toonsoort overeen­stemmen.
Deze functies kunnen voor elk van de twee COSM gitaren A en B afzonderlijk worden ingesteld, wat inhoudt dat u nu met slechts één VG-99 gelijktijdig een zes-snarige en twaalf-snarige gitaar kunt bespelen, door uw eigen harmonieën te creëren twin leads kunt pro­duceren, vette unisono geluiden kunt bereiken, en eerder onmogelijke geluiden kunt verzinnen.
Bovendien is de VG-99 met een AB LINK functie uitgerust, met behulp waarvan u de TUNING en BEND instelling van de twee COSM gitaren (A en B) tegelijkertijd kunt instellen, en daarom nog snellere instellingen kunt maken.
2. Druk op PAGE [ ] om pagina 1 weer te geven.
fig.01-060d
3. Schakel met behulp van [F1] (OFF/ON) of de F1
draaiknop de AB LINK optie in of uit.
Voor gedetailleerde informatie over alle parameters, zie ‘ALTERNATE TUNING’ (p. 116).
De toonhoogtes die door GUITAR TO MIDI (de MIDI nootberichten) worden uitgevoerd, wijzigen op basis van de Alternate Tuning instellingen (TUNING, BEND,
26
Hoofdstuk 2 Geluiden creëren

TUNING instellen

1. Druk op [ALTERNATE TUNING].
2. Druk op PAGE [ ] om pagina 1 weer te geven.
fig.01-060d
3. Gebruik [F2] (A/B) of de F2 draaiknop om A of
B te selecteren.
* Deze optie is niet beschikbaar als de AB LINK functie is
ingeschakeld.
4. Gebruik de F3 draaiknop om de functie in of
uit te schakelen.
5. Gebruik [F4] (TYPE) of de F4 draaiknop om het
TYPE stemming te selecteren.

BEND instellen

1. Druk op [ALTERNATE TUNING].
2. Druk op PAGE [ ] om pagina 1 weer te geven.
fig.01-060d
3. Gebruik [F2] (A/B) of de F2 draaiknop om A of
B te selecteren.
* Deze optie is niet beschikbaar als de AB LINK functie is
ingeschakeld.
4. Gebruik de F5 draaiknop om de functie in of
uit te schakelen.
5. Druk op [F5] (EDIT)
fig.01-060d
Hoofdstuk 2
Als u USER als TYPE heeft geselecteerd, kunt u de oorspronkelijke gebruikerstemming instellen. (p. 29).
• Druk op [F3] (USER).
• Gebruik [F1]-[F6] of de F1-F6 draaiknoppen om de gewenste parameter in te stellen.
• Druk op [EXIT].
6. Als u de bewerkte instellingen wilt bewaren,
dient u de Write (schrijf) procedure uit te voeren (p. 38).
* Als u de instellingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT] om naar
het Afspeelvenster terug te keren.
Voor gedetailleerde informatie over alle parameters, zie ‘ALTERNATE TUNING’ (p. 116).
6. Gebruik de F1-F6 draaiknoppen om in stellen
naar welke toonhoogtes u de snaren wilt laten verbuigen.
7. Druk op PAGE [ ] om pagina 2 weer te
geven.
fig.01-060d
8. Controleer de wijziging in toonhoogte met
behulp van de F1 draaiknop.
9. Stel met behulp van Control Assign de BEND
instelling in als doelparameter voor het pedaal, waarmee de toonhoogte wordt geregeld.
Voor gedetailleerde informatie over de Control Assign functie, zie ‘De geluiden met behulp van de
schakelaars, pedalen en MIDI regelen (CONTROL ASSIGN)’ (p. 82).
27
Hoofdstuk 2 Geluiden creëren

12-STRING instellen

Voorbeeld van BEND parameterinstellingen
Door de parameter als volgt in te stellen kunt u een snaarver­buigingseffect bereiken, waarbij de toonhoogte van de tweede snaar vloeiend met een hele stap wordt verhoogd.
Ingestelde warden voor de Alternate Tuning parameter
[ALT TUNING]
AB LINK = ON
BEND SW = ON
BEND TUNING 1st = E 0
BEND TUNING 2nd = D +2
BEND TUNING 3rd = G 0
BEND TUNING 4th = D 0
BEND TUNING 5th = A 0
BEND TUNING 6th = E 0
Ingestelde waarden voor de Control Assign parameter
[CONTROL ASSIGN]
SOURCE = FC-300 EXP 1 or RIBBON POS
(Schakel de ASSIGNABLE instelling van de bandre­gelaar (RIBBON CONTROLLER) in (ON).)
SW = ON
TARGET PARAMETER = ALT TUNE/[A]BEND/BEND
1. Druk op [ALTERNATE TUNING].
2. Druk op PAGE [ ] om pagina 1 weer te geven.
fig.01-060d
3. Gebruik de F1 of F4 draaiknop om de functie in
of uit te schakelen.
* U kunt voor COSM GUITAR [A] en COSM GUITAR [B] geen
afzonderlijke 12-STRING instellingen maken.
4. Als u voor 12-STRING gedetailleerde
parameterinstellingen maakt, drukt u op [F1] (12STR) of [F4] (12STR).
5. Druk op PAGE [ ] [ ] om de in te stellen
parameter weer te geven.
fig.01-060d
10. Als u de bewerkte instellingen wilt bewaren,
dient u de Write (schrijf) procedure uit te voeren (p. 38).
* Als u de instellingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT] om naar
het Afspeelvenster terug te keren.
* Hoewel de door middel van Control Assign toegewezen parameterset
door middel van de Write (schrijf) procedure wordt opgeslagen,
worden de BEND parameterwaarden uit stap 8 niet opgeslagen.
Voor gedetailleerde informatie over alle parameters, zie ‘ALTERNATE TUNING’ (p. 116).
6. Gebruik [F1]-[F6] of de F1-F6 draaiknoppen om
de gewenste parameter in te stellen.
7. Als u de bewerkte instellingen wilt bewaren,
dient u de Write (schrijf) procedure uit te voeren (p. 38).
* Als u de instellingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT] om naar
het Afspeelvenster terug te keren.
Voor gedetailleerde informatie over alle parameters, zie ‘ALTERNATE TUNING’ (p. 116).
28
Hoofdstuk 2 Geluiden creëren

USER TUNING instellen USER TUNING instellen

1. Druk op [ALTERNATE TUNING].
2. Druk op PAGE [ ] om pagina 1 weer te geven.
fig.01-060d
3. Gebruik [F2] (A/B) of de F2 draaiknop om A of
B te selecteren.
* Deze optie is niet beschikbaar als de AB LINK functie is
ingeschakeld.
4. Gebruik de F3 draaiknop om de functie in of
uit te schakelen.
5. Gebruik [F4] (TYPE) of de F4 draaiknop om het
TYPE stemming te selecteren.
6. Druk op [F3] (USER).
Het USER TUNING venster verschijnt.
7. Gebruik [F1]-[F6] of de F1-F6 draaiknoppen om
de gewenste snaartoonsoort in te stellen.
8. Als u de bewerkte instellingen wilt bewaren,
dient u de Write (schrijf) procedure uit te voeren (p. 38).
* Als u de instellingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT] om naar
het Afspeelvenster terug te keren.
Voor gedetailleerde informatie over alle parameters, zie ‘ALTERNATE TUNING’ (p. 116).
1. Druk op [ALTERNATE TUNING].
2. Druk op PAGE [ ] om pagina 2 weer te geven.
fig.01-060d
3. Gebruik de F2 of F5 draaiknop om de functie in
of uit te schakelen.
4. Als u voor DETUNE gedetailleerde
parameterinstellingen maakt, drukt u op [F2] (DETUNE) of [F5] (DETUNE).
fig.01-060d
5. Gebruik [F1]-[F6] of de F1-F6 draaiknoppen om
de gewenste parameter in te stellen.
6. Als u de bewerkte instellingen wilt bewaren,
dient u de Write (schrijf) procedure uit te voeren (p. 38).
* Als u de instellingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT] om naar
het Afspeelvenster terug te keren.
Voor gedetailleerde informatie over alle parameters, zie ‘ALTERNATE TUNING’ (p. 116).
Hoofdstuk 2
29
Hoofdstuk 2 Geluiden creëren

Setting HARMONY

1. Druk op [ALTERNATE TUNING].
2. Druk op PAGE [ ] om pagina 2 weer te geven.
fig.01-060d
3. Gebruik de F3 of F6 draaiknop om de functie in
of uit te schakelen.
4. Als u voor HARMONY gedetailleerde
parameterinstellingen maakt, drukt u op [F3] (harmonie) of [F6] (harmonie).
fig.01-060d

De COSM AMP toon instellen

1. Druk op [COSM AMP[.
2. Druk meerdere malen op PAGE [ ] om pagina
1 weer te geven.
3. Gebruik [F1] (ON/OFF) of de F1 draaiknop om
de COSM AMP in/uit te schakelen.
fig.01-060d
4. Gebruik [F2] (SELECT) of de F2 draaiknop om
het COSM AMP type te selecteren.
5. Druk op PAGE [ ].
fig.01-060d
5. Gebruik [F1] (SELECT) of [F2] (SELECT) of de
F1-F2 draaiknoppen om de gewenste parameter in te stellen.
Als de HARMO parameter op USER is ingesteld, kunt u tevens de toonhoogte van elke toets instellen.
Druk op PAGE [ ] [ ] om de in te stellen parameter weer te geven.
6. Als u de bewerkte instellingen wilt bewaren,
dient u de Write (schrijf) procedure uit te voeren (p. 38).
* Als u de instellingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT] om naar
het Afspeelvenster terug te keren.
* Elke keer dat u op PAGE [ ] drukt, gaat u naar een volgend
venster, waarin u parameterinstellingen kunt maken.
6. Gebruik [F1]-[F6] of de F1-F6 draaiknoppen om
de gewenste parameter aan te passen.
7. Pas de parameters net zolang aan, tot u het
gewenste geluid heeft behaald.
Voor gedetailleerde informatie over alle parameters, zie ‘COSM AMP’ (p. 140).
8. Als u de bewerkte instellingen wilt bewaren,
dient u de Write (schrijf) procedure uit te voeren (p. 38).
* Als u de instellingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT] om naar
het Afspeelvenster terug te keren.
Voor gedetailleerde informatie over alle parameters, zie ‘ALTERNATE TUNING’ (p. 116).
30
Loading...
+ 172 hidden pages