Roland FA-76 User Manual [nl]

SNELLE START
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland (FA-76).
Voordat u dit apparaat gaat gebruiken, leest u de secties “VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL” (Handleiding p.3), en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (Handleiding p.4) zorgvuldig door. In deze secties vindt u belangrijke informatie met betrekking tot de juiste bediening van het apparaat. Bovendien is het raadzaam de Snelle Start, Handleiding, Sound/Parameter Lijst en V&A in hun geheel door te lezen, opdat u alle mogelijkheden van de FA-76 optimaal kunt benutten. Bewaar de Handleiding om er later aan te kunnen refereren.
Hoe deze handleiding te gebruiken
De Fantom wordt geleverd met vier handleidingen: Snelle Start, Handleiding, Sound/ Parameter Lijst, en V & A (Vraag en antwoord) De handleiding die u nu leest, de Snelle Start, biedt u een algemene inleiding over de werking van de Fantom met een eenvoudige, makkelijk te begrijpen uitleg, waarmee ook de beginner snel kan leren werken met veel van de opwindende elementen van de Fantom. Wij adviseren dat u tijdens het lezen van de Snelle Start daadwerkelijk de beschreven operaties op de Fantom uitvoert. Dit zal u helpen alles wat u moet weten over basishandelingen beter te begrijpen. Lees voor details en uitleg over gevorderd gebruik de afzonderlijke Handleiding. De Sound/Parameter Lijst bevat parameter- en sound lijsten, en informatie over de MIDI-implementatie van de Fantom. V & A beantwoordt veelgestelde vragen over de Fantom, en geeft voorbeelden over het gebruik van de Fantom.
Copyright 2002 ROLAND CORPORATION Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag op enigerlei wijze gereproduceerd worden, zonder schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Inhoud
De voorbereiding........................................................................................................ 3
Aansluiten van een versterker en luidspreker systeem........................................................................ 3
De stroom inschakelen............................................................................................................................... 4
Het contrast van het display (scherm) aanpassen (LCD Contrast) ......................................... 5
De stroom uitschakelen.................................................................................................................. 5
Beluister de Demo Song............................................................................................ 6
De geluiden uitproberen............................................................................................ 7
Kiezen van Patches en afspelen van geluiden........................................................................................ 7
Patches uit de lijst selecteren ......................................................................................................... 8
Beluisteren van Patches met frases (Phrase Preview)................................................................ 9
Het selecteren van Patches naar categorie .................................................................................. 9
Selecteren van favoriete Patches (Favorite Sound).............................................................................. 11
Afspelen van percussie geluid met het keyboard (Rhythm Set) ....................................................... 12
Het tegelijkertijd afspelen van twee of meer Patches (Layer Performance) .................................... 14
Het keyboard verdelen om een ensemble te spelen (Split Performance)......................................... 16
Gebruik van de effecten van de Fantom ............................................................................................... 18
Effecten aan- en uitzetten............................................................................................................. 18
Bespelen van diverse Performance mogelijkheden ............................................. 19
Uw hand over de D Beam Controller bewegen om effecten toe te passen (D Beam Controller). 19
Instellingen van de D Beam Controller wijzigen ..................................................................... 20
Gebruik van knoppen om het geluid in realtime aan te passen (Realtime Controller) ................. 21
Instellingen Realtime Controller wijzigen................................................................................. 22
Arpeggio’s spelen (Arpeggiator)............................................................................................................ 23
Instellingen van de Arpeggiator wijzigen................................................................................. 24
Rhythm Patterns starten met één toets.................................................................................................. 25
Instellingen van het Rhythm Pattern wijzigen ......................................................................... 26
Andere Performance mogelijkheden..................................................................................................... 27
Velocity/Aftertouch ..................................................................................................................... 27
Pitch Bend/Modulation schakelaar ........................................................................................... 27
Octave Shift (Oct) .......................................................................................................................... 27
Transpose (Trans).......................................................................................................................... 28
Hold pedaal ................................................................................................................................... 28
Control Pedal ................................................................................................................................. 29
De Demo Disk uitproberen...................................................................................... 30
Een song direct van disk afspelen (Quick Play)................................................................................... 30
Een groep van songs afspelen (Chain Play) ......................................................................................... 31
Een patroon met behulp van één toets bespelen (RPS)....................................................................... 32
Een song componeren met de sequencer............................................................. 34
De song uit het interne geheugen wissen (Song Initialize) ................................................................ 34
Een Multitimbre selecteren ..................................................................................................................... 35
Met Rhythm Patterns een Drum track creëren .................................................................................... 37
Selecteren van de op te nemen Track......................................................................................... 37
Kiezen van een opnamemethode................................................................................................ 37
Afspelen en opnemen van Rhythm Patterns ............................................................................ 38
De Arpeggiator gebruiken om een baspartij op te nemen ................................................................. 39
Het keyboard gebruiken om een melodie op te nemen...................................................................... 40
De opgenomen song op disk bewaren .................................................................................................. 42
Een disk formatteren .................................................................................................................... 42
Een song op een disk opslaan ..................................................................................................... 44
De opgenomen song bewerken .............................................................................................................. 46
2
De voorbereiding
b
Aansluiten van een versterker en luidspreker systeem
Aangezien de Fantom geen versterker of luidsprekers bevat, dient u om geluid te kunnen horen audio-apparatuur als een keyboard versterker, monitor speakers of een stereo installatie aan te sluiten.
1
Zorg er, alvorens aansluitingen te maken, dat de stroom op alle
apparatuur is uitgeschakeld.
2
Sluit de meegeleverde stroomkabel op de Fantom aan, en steek de
andere kant in het stopcontact.
3
Sluit de Fantom op uw versterker en luidspreker systeem aan, zoals
wordt getoond op onderstaand schema.
fig.Q-01.e
Voordat u dit toestel op
andere instrumenten gaat
aansluiten, dient u eerst het
volume zo laag mogelijk te
zetten, en de stroom van alle
onderdelen uit te schakelen.
Dit voorkomt disfunctioneren
en/of schade aan de speakers
of andere onderdelen.
Teneinde optimaal gebruik te
maken van het geluid van de
Fantom, adviseren wij het
Stereo hoofdtelefoon
Stereo koptelefoon
Naar stopcontact
Mixer, enz.
Eindversterker
Gebruik audio kabels voor het aansluiten van audioapparatuur zoals een versterker en speakers. Indien u een koptelefoon gebruikt, sluit deze dan aan op de PHONES jack.
Monitor speakers
(actief)
gebruik van een versterker/
luidspreker systeem. Indien u
een mono systeem gebruikt,
kies dan op de Fantom de
aansluitingen OUTPUT A
(MIX) jack L (MONO).
De Fantom wordt niet
met audio kabels geleverd. U
dient zelf voor deze kabels te
zorgen.
Voor details over de installatie
van een Wave Expansion
Board (afzonderlijk verkrijg-
aar), verwijzen wij u naar
“Een Wave Expansion Board
installeren” (Handleiding;
p. 196).
3
De voorbereiding
De stroom inschakelen
1
Alvorens de Fantom aan te zetten, dient u zich de volgende vragen te
stellen:
• Is alle externe apparatuur juist aangesloten?
• Staat het volume van de Fantom en alle aangesloten audio apparatuur in de laagste stand?
2
Schakel de stroom in met de POWER ON schakelaar op het
achterpaneel van de Fantom.
fig.Q-02
Nadat u de stroom heeft ingeschakeld, gaat het licht van het display (scherm) aan, en de BEAT indicator knippert in de maat met het tempo ( =**). Indien de Backlight Saver functie is ingeschakeld, zal het licht van het display uit blijven. Als dit het geval is, zal de BEAT indicator oranje oplichten ter indicatie, dat de stroom is ingeschakeld.
Nadat de aansluitingen zijn
aangebracht (p. 3), schakelt u
de stroom voor de diverse
apparaten in de aangegeven
volgorde in. Door de appa-
raten in de verkeerde volg-
orde aan te zetten riskeert u
disfunctioneren en/of schade
aan de speakers of andere
onderdelen.
Om een juiste werking van de
pitch bend hendel te garan-
deren, dient u ervoor te zorgen
de hendel niet aan te raken bij
het inschakelen van de
Fantom.
Dit apparaat is uitgerust met
een beveiligingscircuit. Na het
opstarten zal het een korte tijd
duren (enkele seconden)
voordat het apparaat normaal
werkt .
3
Zet de aangesloten versterkers of luidsprekers aan.
4
Bespeel het keyboard van de Fantom, en voer daarbij het volume
langzaam op; verhoog vervolgens voorzichtig het volume van uw
aangesloten versterkers of luidsprekers tot het gewenste niveau is
bereikt.
fig.Q-03
Zet het volume niet te hoog
teneinde schade aan uw
versterker/luidspreker
systeem of uw gehoor te voor-
komen
4
Het contrast van het display (scherm) aanpassen (LCD Contrast)
Onmiddellijk na het inschakelen van de Fantom, of na langdurig gebruik, kan het display wellicht moeilijk leesbaar zijn. De hoek waaronder u kijkt, of de verlichting van de omgeving, kunnen ook van invloed zijn op de leesbaarheid van het display. In dergelijke situaties kunt u met de CONTRAST knop (te vinden op het achterpa­neel) de verlichting van het display aanpassen.
fig.Q-04
Backlight Saver
De verlichting van het display heeft een beperkte levensduur, en indien het licht vaag wordt of in het geheel niet aan gaat, zal het display donker en moeilijk leesbaar zijn . Volgens de fabrieksinstellingen is de Backlight Saver functie uitgeschakeld. Teneinde de levensduur van de verlichting te verlengen, adviseren wij echter de Backlight Saver functie aan te zetten (Handleiding; p. 180).
De voorbereiding
De stroom uitschakelen
1
Alvorens de Fantom uit te zetten, dient u zich de volgende vragen te
stellen:
• Staat het volume van de Fantom en alle aangesloten audio apparatuur in de laagste stand?
• Heeft u uw Fantom geluiden of andere door u gecreëerde data opgeslagen? (Handleiding; p. 45, p. 72, p. 93, p. 114, p. 178, p. 189)
2
Zet de aangesloten versterkers of luidsprekers uit.
3
Schakel de stroom met de POWER ON schakelaar uit.
5
Beluister de Demo Song
De Fantom is voorzien van een “demo” song die u kunt beluisteren met de Demo Play functie. Deze demo laat u met de bijzondere geluiden en effecen van de Fantom
kennismaken.
1
Druk op [MENU].
Het Menu scherm verschijnt.
fig.Q-05_60
2
Druk op of om “Demo Play” te selecteren, en druk daarna op
[8 (Select)].
De volgende boodschap verschijnt.
fig.Q-05a_60
3
Druk op [8 (OK)] om het afspelen van de demo song te starten. Druk
op [EXIT] om het afspelen van de demo song af te breken.
Druk op [STOP/PLAY] om het afspelen tijdelijk te onderbreken. Druk weer op [STOP/PLAY] om het afspelen te hervatten. Indien u dit niet doet, zal het afspelen aan het eind van de song automatisch stoppen.
fig.Q-05b_60Parameter-lijst
Als u een demo song afspeelt,
zal her de song vervangen die
zich op dat moment in het
interne geheugen van de
Fantom bevindt. Indien u de
song wilt bewaren, dient u
hem op te slaan op een floppy
disk (p. 44), alvorens de demo
song af te spelen.
6
De geluiden uitproberen
Kiezen van Patches en afspelen van geluiden
De Fantom is uitgerust met een groot aantal ingebouwde geluiden, waaronder single tones die Patches worden genoemd. Laten we een paar Patches selecteren om een idee te krijgen van de variatie aan geluiden, die de Fantom biedt.
1
Druk op [MODE].
Het Mode scherm verschijnt.
fig.Q-06_60
2
Druk op of om “Patch” te selecteren, en druk daarna op [8
(Select)].
Het Patch PLAY scherm verschijnt.
fig.Q-07.e
Patch-groep
Patch-nummer
3
Bespeel het keyboard om te horen hoe de selecteerde Patch klinkt.
Zie “Patch Lijst” (Sound/Para-
meter Lijst) voor meer infor-
matie over voorgepro-
grammeerde Patches.
4
Draai aan de VALUE schijf of druk op [INC]/[DEC] om een andere
Patch te kiezen.
U kunt een Patch selecteren als het Patch number in het scherm is gemarkeerd. Als de Patch groep in het scherm is gemarkeerd, kunt u een set Patches selecteren. Druk op of om de markeringscursor te verplaatsen.
De Patches XP-A–C kunnen
alleen worden geselecteerd
indien een Wave Expansion
Board (los verkrijgbaar) in de
corresponderende sleuf is
geïnstalleerd. (Handleiding; p.
196).
7
De geluiden uitproberen
Patches uit de lijst selecteren
U kunt een lijst van Patches oproepen en uit deze lijst een Patch selecteren.
1
Roep het Patch PLAY scherm op, en zorg ervoor dat de Patch groep
of het Patch number is gemarkeerd.
2
Druk op [LIST].
Het Patch List scherm verschijnt.
fig.Q-08_60
3
Druk op of om de gewenste Patch te kiezen.
4
Om een andere Patch groep te selecteren, drukt u op om de cursor
naar de naam van een Patch groep te verplaatsen; druk vervolgens op
of om de gewenste Patch groep te selecteren.
5
Na het wijzigen van de Patch groep, drukt u op om de cursor weer
terug te plaatsen naar de Patch list; druk vervolgens op of
om de gewenste Patch te selecteren.
6
Druk op [EXIT] om het Patch List scherm te sluiten.
i
In het Patch List scherm kunt u
op [7 (Ctg)] drukken om een
onderdeel aan te vinken () en
een lijst van patches te kiezen,
die zijn ingedeeld naar soort.
U kunt in deze lijst op soort
zoeken naar patches (p.9).
8
Beluisteren van Patches met frases (Phrase Preview)
Met de Fantom kunt u een indruk krijgen van een Patch door het luisteren naar een korte muzikale frase, die kenmerkend is voor de betreffende Patch.
1
Ga naar het Patch List scherm (p. 8).
fig.Q-08_60
De geluiden uitproberen
2
Druk op en houd [8 (Prevu)] ingedrukt.
Van de op dat moment geselecteerde Patch wordt een korte muzikale frase gespeeld.
3
Laat [8 (Prevu)] los om het afspelen van de frase te stoppen.
Het selecteren van Patches naar categorie
U kunt een gewenste Patch snel vinden door eerst het soort Patch te kiezen, dat u zoekt. Hier volgt een voorbeeld, hoe u een Patch van het orgeltype kunt vinden.
1
Ga naar het Patch List scherm (p. 8).
fig.Q-08_60
U kunt de frase, die door de
Phrase Preview functie wordt
gespeeld, wijzigen, en ook de
manier waarop de frase wordt
gespeeld aanpassen. Zie voor
details “Gemeenschappelijke
instellingen voor de hele
Patch (General)” (Handleiding;
p. 47), en “Phrase Preview-
instellingen (Preview)”
(Handleiding p. 185).
9
De geluiden uitproberen
b
2
Druk op [7 (Ctg)]; de categorie wordt aangevinkt ( ✔).
Het scherm toont een lijst van Patches, ingedeeld naar categorie.
fig.Q-09_60
3
Druk op om de cursor te verplaatsen naar de category tab; druk
op of om de Organ tab te selecteren.
Het Patch List scherm toont een lijst van de beschikbare Patches van het orgeltype.
Zie de Handleiding (p. 35)
voor details over de beschik-
are categorieën.
4
Druk op om de cursor door de lijst te verplaatsen, en druk op
of om een Patch te selecteren.
5
Druk op [EXIT] om het Patch List scherm te sluiten.
Veranderen van de Patch instellingen
Voor details over de belangrijkste instellingen van een patch, zie de volgende blad­zijden van de handleiding.
• Bepalen hoe een Tone wordt weergegeven → (Handleiding; p. 56)
• De toonhoogte van een Patch veranderen → (Handleiding; p. 60)
• De helderheid van een klank veranderen met een filter → (Handleiding; p. 62)
• Het volume van een Patch regelen → (Handleiding; p. 64)
• Klanken moduleren → (Handleiding; p. 66)
• Effecten toepassen op een Patch → (Handleiding; p. 165)
• Uw aangemaakte Patches opslaan → (Handleiding; p. 45)
Met de Phrase Preview functie
kunt u luisteren naar Patches
die een preset (voorge-
programmeerde) frase
afspelen (p. 9).
10
Selecteren van favoriete Patches (Favorite Sound)
U kunt veelgebruikte Patches aanmerken als “favoriet”, zodat u ze snel kunt selec­teren, door simpelweg op [1]–[8] te drukken.
1
Ga naar het Patch PLAY scherm (p. 7).
2
Druk op [1]–[8] om een Patch te selecteren.
fig.Q-10.e
De geluiden uitproberen
Indien een op een Wave
Expansion Board opgeslagen
Patch is aangemerkt als “favo-
riet” geluid, en het correspon-
derende Wave Expansion
Board is niet geïnstalleerd, dan
zal er geen geluid klinken als u
de betreffende Patch kiest, en
probeert af te spelen.
Druk op [1]–[8] om een patch te kiezen
3
Houd [JUMP (BANK)] ingedrukt en druk op [1]–[8] om te schakelen
tussen favoriete sound banks.
Zie “Een favoriete Patch
registreren (Favorite
Sound)” (Handleiding; p. 46)
voor instructies over het regis-
treren van favoriete geluiden.
11
De geluiden uitproberen
Afspelen van percussiegeluid met het keyboard (Rhythm Set)
De Fantom is voorzien van rhythm sets met tal van percussie instrumenten en special-effects. De geluiden in een rhythm set kunt u als volgt afspelen.
1
Ga naar het Patch PLAY scherm (p. 7).
2
Gebruik [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar “Patch.”
fig.Q-11
3
Draai aan de VALUE schijf, of druk op [INC] om “RHYTHM” te
selecteren
Het Patch PLAY scherm voor rhythm sets verschijnt.
fig.Q-12.e
Rhythm Set-groep
Rhythm Set-nummer
4
Druk verschillende toetsen in, en bespeel zo de percussion
instrumenten in de rhythm set.
12
Onder de naam van de rhythm set staat op het scherm de toonnaam van de toets die u heeft ingedrukt, evenals de naam van het percussie instrument – de zogenaamde “rhythm tone name” – die aan die toets is toegewezen.
5
Draai aan de VALUE schijf of druk op [INC]/[DEC] om een andere
rhythm set te selecteren.
Als het nummer van de rhythm set number is gemarkeerd, kunt u rhythm sets selec­teren. Als de rhythm set group is gemarkeerd, kunt u een nieuwe rhythm set group selecteren. Druk op of om de markeringscursor te verplaatsen.
Veranderen van de Rhythm Set instellingen
De geluiden uitproberen
U kunt een favoriete rhythm
set ook selecteren door op
[1]–[8] (p. 11) te drukken.
Zie de “Rhythm Set Lijst”
(Sound/Parameter Lijst) voor
meer informatie over de voor-
geprogrammeerde rhythm
sets.
De Patches XP-A–C kunnen
alleen worden geselecteerd
indien een Wave Expansion
Board (los verkrijgbaar) in de
corresponderende sleuf is
geïnstalleerd. (Gebruikers-
handleiding; p. 196).
Voor details over het wijzigen van de belangrijkste instellingen van een rhythm set, zie de volgende bladzijden van de handleiding.
• Bepalen hoe een Rhythm Tone wordt weergegeven (Handleiding; p. 77)
• De toonhoogte van een Rhythm Tone wijzigen (Handleiding; p. 79)
• De helderheid van een klank veranderen met een filter (Handleiding; p. 62)
• Het volume van een Rhythm set regelen (Handleiding; p. 82)
• Effecten toepassen op een Rhythm set (Handleiding; p. 165)
• Uw aangemaakte Rhythm Sets opslaan (Handleiding; p. 72)
13
De geluiden uitproberen
Het tegelijkertijd afspelen van twee of meer Patches (Layer Performance)
Indien u meerdere Patches van rhythm sets tegelijkertijd wilt afspelen, gebruikt u een performance. In de Performance mode kunt u tot aan 16 verschillende Patches van rhythm sets tegelijkertijd afspelen.
Een performance, waarin twee of meer Patches tegelijkertijd worden afgespeeld, wordt een layer performance genoemd.
Laten we de performance “PRST: 62 OvertoneStak” selecteren, bestaande uit een “laag” van twee Patches.
1
Druk op [MODE].
Het Mode scherm verschijnt..
fig.Q-06_60
2
Druk op of om “PERFORMANCE” te selecteren, en druk
vervolgens op [8 (Select)].
Het PERFORMANCE PLAY scherm verschijnt.
fig.Q-13.e
3
Druk op [CURSOR] om de cursor naar de performance groep te
verplaatsen.
Performancegroep
Performance-groep
Performancenummer
Performance-nummer
14
4
Draai aan de VALUE schijf of gebruik [DEC]/[INC] om “PRST” te
selecteren.
5
Druk op om de cursor naar het nummer van de performance te
verplaatsen.
6
Draai aan de VALUE schijf, of gebruik [DEC]/[INC] om “62” te kiezen.
De performance “PRST: 62 OvertoneStak” is nu geselecteerd.
fig.Q-14_60
De geluiden uitproberen
7
Bespeel het keyboard.
De twee Patches die zijn toegewezen aan Part 1 en 2 klinken samen.
Veranderen van de Performance instellingen
Voor details over het wijzigen van de belangrijkste instellingen van een perfor­mance, zie de volgende bladzijden van de handleiding.
• Selecteren van parts (Handleiding; p. 98)
• Toewijzen van een Patch aan een part (Handleiding; p. 100)
• Aanpassen van volume/pan/pitch (Handleiding; p. 100)
• Effecten toepassen in Performance Mode (Handleiding; p. 170)
• Een aangemaakte performance opslaan (Handleiding; p. 93)
15
De geluiden uitproberen
Het keyboard verdelen om een ensemble te spelen (Split Performance)
Performances, waarin verschillende Patches op verschillende delen van het keyboard worden gespeeld, worden split performances genoemd. Een split perfor­mance is eigenlijk een soort layer performance waarin ieder geluid is toegewezen aan een bepaald deel van het keyboard.
We zullen hier uitleggen hoe de “PRST: 04 FunkRock Set” performance te selecteren, die instellen bevat voor een verdeeld keyboard bereik, en die de arpeggiator en rhythm patterns voor een ensemble van gitaar en drums gebruikt.
1
Selecteer de Performance “PRST: 04 FunkRock Set” (p. 14).
fig.Q-15_60
In deze performance gelden de onderstaande instellingen voor het bereik van de toetsen.
Zone 1 (Part 1): C3–B3 (backing part)
Zone 2 (Part 2): F6–G7 (drum part)
Zone 3 (Part 3): C4–E6 (solo part)
Zone 4 (Part 4): C-1–B2 (bass part)
De arpeggiator is toegewezen aan zone 1, en de rhythm patterns zijn toegewezen aan zone 2.
2
Gebruik allereerst een rhythm pattern om drums te spelen. Zorg
ervoor dat de [RHYTHM] indicator knippert, en druk op een toets (F6–
E6) waaraan een rhythm pattern is toegekend.
U hoort nu het aan de toets toegekende rhythm pattern.
3
Gebruik vervolgens de arpeggiator om de gitaar te spelen. Zorg
ervoor dat de [ARPEGGIO] indicator knippert, en druk op toetsen in
zone 1 (C3–B3).
16
U hoort nu de door de arpeggiator gemaakte gitaar.
4
b
Speel tenslotte een gitaarsolo samen met de drums. Speel de
gitaarsolo op zone 3 (C4–E6) van het keyboard.
5
Druk op [RHYTHM] or [ARPEGGIO] om de rhythm pattern en de
arpeggiator te stoppen; de betreffende indicator zal uitgaan.
Waarschijnlijk begrijpt u nu al hoe gemakkelijk het is dergelijke ensembles zelf te spelen – door aan elke part een deel van het keyboard toe te kennen (zoals in de hier geselecteerde performance), en door rhythm patterns en de arpeggiator te gebruiken.
Veranderen van de Split Performance instellingen
Voor details over het wijzigen van de belangrijkste instellingen van een split perfor­mance, zie de volgende bladzijden van de handleiding.
• Arpeggiator-instellingen wijzigen (p. 24, Handleiding; p. 95)
• Rhythm Pattern-instellingen wijzigen (p. 26, Handleiding; p. 96)
• Toewijzen van zones aan toetsen (Handleiding; p. 99, p. 102)
• Selecteren van parts (Handleiding; p. 98)
• Toewijzen van een Patch aan een part (Handleiding; p. 100)
• Aanpassen van volume/pan/pitch (Handleiding; p. 100)
• Effecten toepassen in Performance Mode (Handleiding; p. 170)
• Een aangemaakte performance opslaan (Handleiding; p. 93)
De geluiden uitproberen
Indien de [RHYTHM] of de
[ARPEGGIO] indicator
knippert, zal het rhythm
pattern of de arpeggiator
lijven spelen zelfs nadat u de
toetsen heeft losgelaten (Hold
performance).
17
De geluiden uitproberen
Gebruik van de effecten van de Fantom
Drie afzonderlijke effecten zijn te allen tijde beschikbaar op de Fantom. U kunt de instellingen van elk effect onafhankelijk van elkaar wijzigen.
Multi-Effects
De Fantom telt 90 verschillende multi-effects, waaronder distortion en simulatie van roterende speakers.
Chorus
Chorus verleent diepte en ruimtelijkheid aan Patches.
Reverb
Reverb voegt ruimtelijke kenmerken toe, waarmee de akoestiek van verschillende ruimten wordt nagebootst, zoals concert- of soortgelijke zalen.
Effects aan- en uitzetten
Via het PLAY scherm kunt u voor elke mode de drie effecten aan- en uitzetten. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de effect schakelaars aan de bovenzijde van het scherm te verplaatsen; draai vervolgens aan de VALUE schijf of druk op [INC] of [DEC] om de schakelaar aan of uit te zetten.
fig.Q-16
MFX: Schakelt multi-effects aan en uit.
CHO: Schakelt chorus aan en uit.
REV: Schakelt reverb aan en uit.
Effecten aan of uit zijn alge-
mene Fantom instellingen, en
kunnen niet voor elke indivi-
duele Patch of performance
worden ingesteld.
Veranderen van de Effect instellingen
Voor details over het wijzigen van de belangrijkste effect instellingen, zie de volgende bladzijden van de handleiding.
• Bepalen hoe effecten worden toegepast en uitgestuurd (Handleiding; p. 165, p. 170)
• Multi-Effectinstellingen maken (Handleiding; p. 174)
• Chorus-instellingen maken (Handleiding; p. 176)
• Reverb-instellingen maken (Handleiding; p. 177)
18
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
De Fantom is uitgerust met tal van krachtige performance mogelijkheden, waarmee u uw muzikale uitdrukkingsmogelijkheden aanmerkelijk kunt vergroten. Hiertoe behoren de D Beam controller en de Arpeggiator. Sta even stil bij enkele van de performance mogelijkheden van de Fantom.
Uw hand over de D Beam Controller bewegen om effecten toe te passen (D Beam Controller)
U kunt verschillende effecten toepassen op de op dat moment geselecteerde Patch, door simpelweg uw hand over de D Beam controller op het bedieningsFantom’s panel te bewegen.
Laten we een Patch selecteren die gebruikmaakt van de D Beam controller, en deze uitproberen.
1
Selecteer Patch “PR-E: 005 SoaringHrns2” (p. 7).
fig.Q-17_60
In deze Patch is “Foot Type” aan de D Beam controller toegewezen.
2
Druk op [ON/OFF] indien de D BEAM [ON/OFF] indicator niet is
verlicht; de indicator licht op.
fig.Q-18
De D Beam controller is nu actief.
19
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
b
/
3
Beweeg uw hand langzaam op en neer boven de D Beam controller,
terwijl u het keyboard bespeelt.
fig.Q-19
Naarmate uw hand dichterbij de D Beam controller komt, wordt het geluid helderder en harder.
4
Druk weer op [ON/OFF] om de D Beam controller uit te zetten; de
indicator wordt donker.
Indien de D Beam controller
reageert, zal de [ON/OFF]
indicator knipperen . Als u
uiten het bereik van de D
Beam controller komt, zal de
[ON/OFF] indicator
ophouden met knipperen, en
ononderbroken gaan branden.
De status van de D Beam
controller kan ook worden
gecontroleerd in het “D Beam”
gedeelte van het display. De
status wordt als een staaf voor-
gesteld, die langer wordt
naarmate uw hand dichterbij
komt, en korter naarmate de
afstand tot uw hand groter
wordt.
Instellingen van de D Beam Controller wijzigen
1
Houd [JUMP] ingedrukt, en druk vervolgens op D BEAM [ON/OFF].
Het D Beam scherm verschijnt.
fig.Q-20_60
Zie “Uw hand boven de D
In dit scherm kunt u de instellingen voor de D Beam controller wijzigen. Laten we de parameter wijzigen die door de D Beam wordt aangestuurd.
2
Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar “Assign,” en
draai vervolgens aan de VALUE schijf.
Bespeel het keyboard en beweeg uw hand boven de D Beam controller, terwijl u de verschillende parameters selecteert. Luister naar de invloed die de D Beam controller op het geluid van de Patch heeft.
Beam bewegen om de klank
te wijzigen (D Beam
Controller)” (Handleiding; p.
162), en “Realtime Controller-
D Beam Controller-instel-
lingen (Controller)” (Hand-
leiding; p. 52) voor meer
details over het gebruik van de
D Beam controller.
3
Druk op [8 (Close)] om het D Beam scherm te sluiten.
De instellingen van de D Beam
controller worden met elke
Patch/performance bewaard.
Dit betekent dat u Patches of
performances kunt creëren, die
de door u gewenste D Beam
instellingen bevatten.
20
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
Gebruik van knoppen om het geluid in realtime aan te passen (Realtime Controller)
Door REALTIME CONTROL draai- en drukknoppen te gebruiken terwijl u speelt, kunt u wijzigingen aanbrengen in de verschillende functies die u aan die knoppen heeft toegekend.
Laten we de Patch “PR-E: 032 Nanolog Pad” selecteren en het in realtime aanbrengen van wijzigingen uitproberen.
1
Selecteer de Patch “PR-E: 032 Nanolog Pad” (p. 7).
fig.Q-21_60
In deze Patch zijn de in realtime te wijzigen functies als volgt ingesteld.
: Cutoff : Resonance : Attack Tm : Release Tm
: Portamento : Mono/Poly : Oct Down : Oct Up
2
Probeer de REALTIME CONTROL draai- en drukknoppen uit, terwijl u
het keyboard bespeelt. Draai bijvoorbeeld aan de knop.
fig.Q-22
Door de knop met de klok mee te draaien, wordt het geluid helderder.
3
Druk of draai aan de andere knoppen om te horen, wat het resultaat is.
21
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
b
Instellingen Realtime Controller wijzigen
1
Houd [JUMP] ingedrukt, en druk of draai vervolgens aan de te
wijzingen REALTIME CONTROL knop.
Het Knob scherm van het Switch scherm verschijnt.
fig.Q-23_60
fig.Q-23a_60
In deze schermen kunt u in de parameters die worden aangestuurd door de REALTIME CONTROL draai- of drukknoppen wijzigingen aanbrengen.
2
Draai aan de VALUE schijf.
Bespeel het keyboard, en draai of druk aan/op de corresponderende realtime controller, terwijl u de verschillende parameters selecteert. Luister naar de invloed die de controller heeft op het geluid van de Patch.
3
Druk op [8 (Close)] om het Knob scherm van het Switch scherm te
sluiten.
De instellingen van de realtime
controller settings worden met
elke Patch/performance
ewaard. Dit betekent dat u
Patches of performances kunt
creëren, die de door u
gewenste realtime controller
instellingen bevatten.
Zie “De klank wijzigen met
knoppen en toetsen (Real-
time Controller)” (Hand-
leiding; p. 163), en “Realtime
Controller- / D Beam
Controller-instellingen
(Controller)” (Handleiding;
p. 52) voor details over het
gebruik van de realtime
controllers.
22
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
Arpeggio’s spelen (Arpeggiator)
U kunt een in noten opgebroken akkoord (arpeggio) automatisch creëren door simpelweg het akkoord te spelen. Indien u bijvoorbeeld de toetsen indrukt van een C majeur akkoord, dan zal de Fantom het akkoord spelen als een arpeggio C E G E C E G...
fig.Q-24
C3E3G3
C3
Laten we de Patch “PR-B: 003 SteelRelease” selecteren, een Patch die een effectief gebruik maakt van de Arpeggiator, en de mogelijkheden uitproberen.
1
Selecteer de Patch “PR-B: 003 SteelRelease” (p. 7).
fig.Q-25_60
In deze Patch is “AG CUTTING PHR” geselecteerd als slyle van de arpeggio perfor­mance.
2
Druk op [ARPEGGIO]; de indicator licht op.
fig.Q-26
E3
C3 E3
E3E3
G3G3
De Arpeggiator is ingeschakeld.
3
Sla op het keyboard een akkoord aan.
De Fantom speelt de noten van het akkoord als een arpeggio.
23
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
b
b
D
g
p
D
p
d
g
W
d
s
b
g
a
o
4
Druk weer op [ARPEGGIO], zodat de indicator uitgaat; het afspelen
van de arpeggio stopt.
Instellingen van de Arpeggiator wijzigen
1
Houd [JUMP] ingedrukt, en druk op [ARPEGGIO].
Het Arpeggio scherm verschijnt.
fig.Q-27_60
In dit scherm kunt u verschillende instellingen van de Arpeggior wijzigen.
2
Draai aan de VALUE schijf om de instellingen van de verschillende
parameters te wijzigen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en
druk op [ARPEGGIO]. De
[ARPEGGIO] indicator begint
te knipperen, en de arpeggio
lijft klinken, zelfs nadat u uw
hand van het keyboard heeft
gehaald; dit demonstreert de
Arpeggiator’s Hold functie.
Van de verschillende arpeg-
giator-instellingen is met name
Style (Arpeggio Style)
elangrijk. Het afspeelpatroon
van de arpeggio’s wordt
hoofdzakelijk bepaald door de
voor deze parameter
ingestelde waarde. Zie
“Arpeggiator-instellingen
(Arpeggio)” (Handleiding; p.
51) voor details.
Deze instellingen bepalen hoe de arpeggiator de noten afspeelt.
3
Druk op [8 (Close)] om het Arpeggio scherm te sluiten.
e instellingen van de Arpeg-
iator kunnen met elke Patch/
erformance worden bewaard.
it betekent dat u Patches of
erformances kunt creëren, die
e door u gewenste arpeg-
iator instellingen bevatten.
anneer u de sequencer van
e Fantom gebruikt om een
ong te creëren, is het
ovendien mogelijk de arpeg-
iator te gebruiken om bas en
ndere parts tijdens het
pnemen uit te voeren (p. 39).
Zie “Arpeggio’s spelen
(Arpeggiator)” (Handleiding;
p. 38), en “Arpeggiator-
instellingen (Arpeggio)”
(Handleiding; p. 51) voor
details over het gebruik van de
Arpeggiator.
24
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
Rhythm Patterns starten met één toets
De Fantom is uitgerust met verschillende Rhythm patterns. U kunt deze Rhythm patterns starten door één enkele toets in te drukken. Laten we de Rhythm Set “PRST: 001 R&B Kit 1” – waar rhythm patterns aan zijn toegekend – selecteren en die afspelen.
1
Selecteer Rhythm Set “PRST: 001 R&B Kit 1” (p. 12).
fig.Q-28_60
Probeer de rhythm patterns uit in een bereik van één octaaf, beginnend met de C4 toets.
2
Druk op [RHYTHM]; de indicator gaat knipperen.
fig.Q-30
U kunt nu rhythm patterns met het keyboard afspelen.
3
Druk op een toets (C4–B4), waaraan een rhythm pattern is
toegewezen.
De aan de toets toegewezen rhythm pattern begint te spelen.
4
Druk weer op [RHYTHM] om het afspelen van het rhythm pattern te
stoppen; de indicator gaat uit.
25
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
b
b
Instellingen van het Rhythm Pattern wijzigen
1
Houd [JUMP] ingedrukt and druk op [RHYTHM].
Het Rhythm Pattern scherm verschijnt.
fig.Q-31_60
In dit scherm kunt u verschillende instellingen voor de rhythm patterns wijzigen.
2
Draai aan de VALUE schijf om de instellingen van de verschillende
parameters te wijzigen.
Deze instellingen bepalen hoe het rhythm pattern zal worden afgespeeld.
3
Druk op [8 (Close)] om het Rhythm Pattern scherm te sluiten.
Van de verschillende rhythm
pattern parameters is met
name de Style (Rhythm
Pattern Style) instelling
elangrijk. Het afspeelpatroon
van het ritme wordt
hoofdzakelijk bepaald door de
voor deze parameter
ingestelde waarde. Zie
“Rhythm Pattern-
instellingen (Rhythm Ptn)”
(Handleiding; p. 75) voor
details.
De instellingen van de
pattern
kunnen met elke
Patch/performance worden
ewaard. Dit betekent, dat u
een
rhythm set of performance
kunt creëren, die de door u
gewenste
instellingen bevatten
u de sequencer van de Fantom
gebruikt om een song te
creëren, is het mogelijk rhythm
patterns toe te voegen om uw
drum part uit te voeren (p. 37).
Zie “Arpeggio’s spelen
(Arpeggiator)” (Handleiding;
p. 38), en “Arpeggiator-
instellingen (Arpeggio)”
(Handleiding; p. 51) voor
details over het gebruik van
rhythm patterns.
rhythm pattern
Rhythm
. Wanneer
26
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
Andere Performance mogelijkheden
Velocity/Aftertouch
De kracht, waarmee u het keyboard bespeelt (ofwel de “velocity” waarmee u speelt), kan het volume of het timbre van het geluid beïnvloeden. Aftertouch – de neer­waartse kracht die u uitoefent na een noot te hebben gespeeld – kan het geluid eveneens beïnvloeden.
fig.Q-32
Pitch Bend/Modulation schakelaar
Beweeg, terwijl u het keyboard bespeelt, de schakelaar naar links om de toonhoogte van de op dat moment geselecteerde Patch te verlagen, of naar rechts om de toon­hoogte te verhogen. Dit is de zogenoemde toonverbuiging. U kunt ook vibrato toevoegen door de schakelaar voorzichtig van u af te duwen. Dit is de modulatie.
Indien u de schakelaar van u af duwt en tegelijkertijd naar links of naar rechts beweegt, kunt u beide effecten tegelijkertijd toepassen.
fig.Q-33.e
Octave Shift (Oct)
Op het PLAY scherm van elke mode, kunt u de toonhoogte van het keyboard in stappen van één octaaf wijzigen over een gebied van van + of -3 octaven, door het aanpassen van de waarde van de Octave Shift parameter.
Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar “Oct” aan de bovenzijde van het scherm, en draai aan de VALUE schijf, of druk op [INC] of [DEC] om de instel­lingen te wijzigen.
fig.Q-34
ModulatieToonverbuiging
Zie “Het klavier transpo-
neren per octaaf Units
(Octave Shift)” (Handleiding;
p. 35) voor details.
27
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
Transponeren (Trans)
Op het PLAY scherm van elke mode, kunt u de toonhoogte van het keyboard in stappen van een halve toon verplaatsen over een gebied van G tot F# (-5– +6 half­tonen), door het aanpassen van de waarde van de Transpose parameter.
Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar “Trans” aan de bovenzijde van het scherm, en draai aan de VALUE schijf of druk op [INC] of [DEC] om de instel­lingen te wijzigen.
fig.Q-35
Zie “Het klavier transpo-
neren per halve toon
(Transpose)” (Handleiding;
p. 36) voor details.
Hold pedaal
Indien een pedaalschakelaar (DP-2, DP-6, etc.; optioneel verkrijgbaar) op de HOLD PEDAL jack op het achterpaneel is aangesloten, kunt u door het indrukken van het pedaal noten vasthouden (“hold”) en laten doorklinken, zelfs nadat u de toets heeft losgelaten.
fig.Q-36
28
Control Pedal
Indien een expressie pedaal (EV-5, etc.; optioneel verkrijgbaar) op de CTL 1 of de CTL 2 PEDAL jack op het achterpaneel is aangesloten, kunt u het pedaal gebruiken om het volume of het timbre van gespeelde klanken te wijzigen.
fig.Q-37
Uitproberen diverse Performance mogelijkheden
Gebruik alleen het gespecifi-
ceerde expressiepedaal (EV-5;
afzonderlijk verkrijgbaar).
Door het aansluiten van
andere expressiepedalen is er
kans op storing en/of schade
aan het apparaat.
Roland
U kunt instellen hoe het geluid
van elke Patch verandert bij
het indrukken van een expres-
siepedaal. Zie “Pedal 1, 2
Assign” (Handleiding; p. 184)
voor details.
29
De Demo Disk uitproberen
b
Een song direct van disk afspelen (Quick Play)
De Fantom kan een op disk opgeslagen song direct afspelen zonder deze eerst in het interne geheugen te hoeven laden. Dit is de zogeheten Quick Play functie.
Hier volgt uitleg over hoe u kunt luisteren naar de demo songs op de meegeleverde disk, en hoe u de mooie geluiden en effecten van de Fantom kunt ervaren.
Bestandsnaam Songnaam Copyright
DEMO_001.SVQ Altered State © 2001 Roland Corporation
De Fantom kan Quick Play
MRC Pro songs (.SVQ) en
Standard MIDI bestanden
(.MID) afspelen.
DEMO_002.SVQ Ain't No Trippin' © 2001 Roland Corporation
DEMO_003.SVQ Stem Cells © 2001 Roland Corporation
DEMO_004.SVQ Disappearance © 2001 Roland Corporation
RPS_DEMO.SVQ RELAX WITH RPS © 2001 Roland Corporation
1
Steek de demo disk in de disk drive.
fig.Q-38a
Gebruik van de bij dit product
meegeleverde demosong voor
andere doeleinden dan privé-
gebruik is zonder toestemming
van de copyrighthouder bij de
wet verboden. Bovendien mag
de data niet worden geko-
pieerd, of worden gebruikt in
een ander door copyright
eschermd werk, zonder
toestemming van de copy-
righthouder.
2
Druk op [CURSOR] om de cursor naar de bestandsnaam van de song
aan de bovenzijde van het scherm te verplaatsen.
fig.Q-38
30
De Demo Disk uitproberen
b
3
Selecteer de demosong door te draaien aan de VALUE schijf, of
gebruik de [INC] of [DEC] om het betreffende song nummer 01–04 te
selecteren.
4
Druk op [STOP/PLAY] om het afspelen van de demosong te starten.
Druk weer op [STOP/PLAY] om het afspelen te onderbreken. Anders zal het afspelen aan het eind van de song automatisch stoppen.
Een groep van songs afspelen (Chain Play)
Met Chain Play kunt u de op de disk opgeslagen songs achter elkaar in een bepaalde volgorde afspelen. De demo disk bevat “FANTOM.SVC” dat is ingesteld om Song Numbers 01–04 a f te spelen. Een Chain Play operatie voert u als volgt uit.
Als uw cursor op de
estandsnaam van de song
staat, kunt u op [LIST]
drukken om het Song List
scherm te zien. In dit scherm
kunt u de gewenste song
kiezen uit een lijst van alle
songs die op de disk staan.
1
Steek de demo disk in de disk drive.
2
Druk op [MENU].
Het Menu scherm verschijnt.
fig.Q-39_60
3
Druk op of om“Chain Play” te selecteren, en druk vervolgens
op [8 (Select)].
Het Chain Play scherm verschijnt.
fig.Q-40_60
31
De Demo Disk uitproberen
b
4
Druk op [1 (Load)].
Het Load Chain File scherm verschijnt.
fig.Q-41_60
5
Druk op [8 (Select)].
Dit selecteert de song.
6
Druk op [8 (Execute)].
7
Druk op [STOP/PLAY] om het afspelen van de demo song te starten.
Na een korte pauze zal Chain Play starten.
8
Druk weer op [STOP/PLAY] om Chain Play te stoppen.
Een patroon spelen door één toets in te drukken (RPS)
RPS (Realtime Phrase Sequence) is een functie waarmee het mogelijk is een single-part patroon aan het keyboard toe te wijzen en dat af te spelen door het indrukken van één enkele toets. Aangezien er verschillende frases kunnen worden afgespeeld door het indrukken van verschillende toetsen, kan deze mogelijkheid bij live optredens bijzonder handig zijn.
Op de demo disk staat een song “RPS_DEMO.SVQ (RELAX WITH RPS)” waarmee de RPS functie kan worden gedemonstreerd. Laten we de song laden.
Bestandsnaam Songnaam Copyright
RPS_DEMO.SVQ RELAX WITH RPS © 2001 Roland Corporation
1
Steek de demo disk in de disk drive.
Gebruik van de bij dit product
meegeleverde demosong voor
andere doeleinden dan privé-
gebruik is zonder toestemming
van de copyrighthouder bij de
wet verboden. Bovendien mag
de data niet worden geko-
pieerd, of worden gebruikt in
een ander door copyright
eschermd werk, zonder
toestemming van de copy-
righthouder.
32
2
Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar de
bestandsnaam van de song aan de bovenzijde van het scherm.
fig.Q-41a
3
Draai aan de VALUE schijf of gebruik [DEC]/[INC] om
“RPS_DEMO.SVQ” te selecteren.
De Demo Disk uitproberen
4
Druk op [STOP/PLAY] om het afspelen van de demo song te starten.
5
Druk, terwijl u naar de song luistert, toetsen op het keyboard in naar
het voorbeeld van onderstaand diagram.
Als u een toets indrukt, zal het bijbehorende patroon éénmaal worden afgespeeld.
fig.Q-42.e
C2 F2
Stop
Als u op F2 drukt, zal het patroon herhaald worden afgespeeld. Druk weer op F2 of op een toets lager dan C2 om het afspelen te onderbreken. Druk op een toets lager dan C2 om het afspelen van een patroon te stoppen.
6
Druk weer op [STOP/PLAY] om het afspelen van de de song te
stoppen.
33
Een song componeren met de sequencer
b
Indien u een song wilt componeren, kunt u de Multitimbre mode van de Fantom gebruiken om een set geluiden voor de song te creëren, waarna u de song in de sequencer van de Fantom kunt opnemen.
Met de Realtime Recording methode van de Fantom kunt u uw spel op het keyboard en de instellingen die u maakt direct opnemen.
U kunt ook snel en eenvoudig songs creëren op de Fantom door, met gebruikmaking van rhythm patterns en de Arpeggiator, in realtime in de sequencer op te nemen.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u in drie stappen een song kunt creëren.
1. Gebruik rhythm patterns om de drums op te nemen (p. 37)
2. Gebruik de Arpeggiator om de bas op te nemen (p. 39)
3. Bespeel het keyboard om de melodie op te nemen (p. 42)
De song uit het interne geheugen wissen (Song Initialize)
Wanneer u een song opneemt, wordt de data van de sequencer tijdelijk in het interne geheugen opgeslagen. Indien u een nieuwe song wilt opnemen, dient u alle bestaande sequencer data uit het interne geheugen te wissen.
Indien het interne geheugen
een song bevat die u wilt
ewaren, dient u die song eerst
op disk op te slaan (p. 44).
1
Controleer of de bestandsnaam van de song aan de bovenzijde van
het scherm “00 Internal Song” is. Indien er een andere song is
geselecteerd, verplaatst u de cursor naar de bestandsnaam van de
song; draai vervolgens aan de VALUE schijf of druk op [DEC] om “00
Internal Song” te selecteren.
2
Druk op [MENU].
Het Menu scherm verschijnt.
3
Druk op of om “Song Edit” te selecteren, en druk vervolgens
op [8 (Select)].
Het Song Edit scherm verschijnt.
4
Druk op [3 (Init)].
Het Song Initialize scherm verschijnt.
fig.Q-42a
5
Druk op [8 (Execute)] om de operatie uit te voeren.
34
Als de operatie is voltooid, zal het scherm gedurende korte tijd de boodschap “Complete!” aangeven.
6
Druk op [EXIT] om het Song Edit scherm te sluiten.
Een Multitimbre selecteren
Wanneer u songs aan het componeren of song data op de Fantom aan het uitvoeren bent, gebruikt elk part een ander MIDI kanaal, waarop het de toegewezen Patch afspeelt. Een set van geluiden voor alle parts van de Fantom wordt een multitimbre genoemd. Indien u een multitimbre gebruikt om een song op te nemen of af te spelen, wordt de gelecteerde part door het keyboard afgespeeld, terwijl de sequencer de song data voor alle 16 parts afspeelt. Dit maakt het makkelijk complete muzikale arrangementen op te nemen.
Multitimbre “PRST: 05 Pop” wordt als volgt geselecteerd.
Een song componeren met de sequencer
1
Druk op [MODE].
Het Mode scherm verschijnt.
fig.Q-06_60
2
Druk op of om “MULTITIMBRE” te selecteren, en druk
vervolgens op [8 (Select)].
Het MULTITIMBRE PLAY scherm verschijnt.
fig.Q-43.e
Multitimbre-groep
Multitimbre-nummer
35
Een song componeren met de sequencer
3
Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar een multitimbre
groep.
4
Draai aan de VALUE schijf of gebruik [DEC]/[INC] om “PRST” te
selecteren.
5
Druk op om de cursor te verplaatsen naar een multitimbre
nummer.
6
Draai aan de VALUE schijf of gebruik [DEC]/[INC] om “05” te
selecteren.
Multitimbre “PRST: 05 Pop” is nu geselecteerd.
fig.Q-44_60
Deze multitimbre gebruikt de volgende Patches, en elk part is ingesteld op het volgende MIDI ontvangstkanaal: Part 1 = Knl. 1, Part 2 = Knl.2, Part 4 = Knl.4, ... Part 10 = Knl.10, ... en Part 16 = Knl.16.
Part 1: PR-B: 052 Stringless Part 9: PR-C: 014 Flute
Part 2: PR-B: 067 Slap Bass 3 Part 10: PRST: 005 XV Pop Kit
Part 3: PR-B: 030 Blusey OD Part 11: PR-C: 007 Swell Oboe
Part 4: PR-A: 019 R&Ballad Mix Part 12: PR-A: 120 Harmonica XV
Part 5: PR-A: 052 EP+Mod Pad Part 13: PR-A: 123 Soft Nylon
Part 6: PR-B: 041 Plugged !!! Part 14: PR-B: 001 Thick Steel
Part 7: PR-A: 078 D50 StacHvn Part 15: PR-B: 017 Jz Gtr Hall
Part 8: PR-B: 097 XV Strings Part 16: PR-A: 097 Paleface 1
Veranderen van Multitimbre instellingen
Voor details over het wijzigen van de belangrijkste multitimbre instellingen, zie de volgende bladzijden van de handleiding.
• Een andere Patch toewijzen aan een part (Handleiding; p. 109, p. 115)
• Volume/pan/pitch van parts regelen (Handleiding; p. 109, p. 115)
• Een specifieke part uitschakelen (Mute) (Handleiding; p. 109, p. 119)
• Instellen van het MIDI ontvangstkanaal (Handleiding; p. 109, p. 118)
Als u de Multitimbre Initialize
operatie uitvoert, zullen alle
multitimbre parameters
worden ingesteld op hun
standaard waarden. Dit kan u
een hoop tijd besparen, indien
u een geheel nieuwe
multitimbre gaat opzetten
(Handleiding; p. 112).
36
Een song componeren met de sequencer
• Effecten toepassen in Multitimbre Mode (Handleiding; p. 170)
• Uw aangemaakte Multitimbres opslaan (Handleiding; p. 114)
Met Rhythm Patterns een Drum track creëren
Laten we beginnen met het opnemen van een drum track die kan dienen als een rhythm leidraad.
Een drumpartij wordt vaak opgenomen door het maken van afzonderlijke lagen van de elementen van een drum kit, zoals de bass drum, snare drum en hi-hat, maar het is makkelijker de drums op te nemen door gebruik te maken van de rhythm patterns van de Fantom.
Selecteren van de op te nemen Track
1
Controleer of Multitimbre “PRST: 05 Pop” is geselecteerd, en zorg
ervoor dat het MULTITIMBRE PLAY scherm wordt getoond.
2
Verplaats de cursor naar de part lijst, and druk op of om Part
10, de drumtrack, te selcteren.
Naast Part 10 ziet u het “ ” symbool. Dit symbool geeft aan dat Part 10 het op dat moment geselecteerde part is (current part).
fig.Q-45
Kiezen van een opnamemethode
1
Druk op [REC].
De [REC] indicator knippert, en het Recording Standby scherm verschijnt.
fig.Q-46_60
37
Een song componeren met de sequencer
In dit scherm kunt u verschillende instellingen wijzigen met betrekking tot het in realtime maken van opnamen.
2
Stel de parameters in het Recording Standby scherm in zoals
hieronder wordt beschreven. Druk op [CURSOR] om de cursor naar
elke parameter te verplaatsen, en draai aan de VALUE schijf of druk
op [INC] of [DEC] om de gewenste waarde in te stellen.
Track: AUTO
Specificeer de frase track waarop u wilt opnemen. Indien u “AUTO” selecteert, dan zal de part (current part) in het MULTITIMBRE PLAY scherm automatisch worden gespecificeerd als de frase track, waarop de opname zal worden gemaakt.
Mode (Recording Mode): MIX
Kies hoe de opname zal plaatsvinden. Indien u “MIX” selecteert, dan zal, als er al een performance is opgenomen op de track die voor de opname wordt aangewezen, de nieuw te maken opname aan de al bestaande performance worden toegevoegd, zonder deze te wissen.
Count In: 1 MEAS
Kies hoe de opname moet beginnen. Indien u “1 MEAS” selecteert, dan zal, wanneer u op [STOP/PLAY] drukt, de telling (playback) beginnen één maat voor de plaats waar de opname start. De opname zal beginnen als u de opname-startplaats bereikt.
* Andere dan de hierboven beschreven parameters zullen in dit voorbeeld niet worden gebruikt,
en hoeven niet te worden ingesteld.
Afspelen en opnemen van Rhythm Patterns
1
Zorg ervoor dat de parameters in het Recording Standby scherm juist
zijn ingesteld.
2
Druk op [RHYTHM]; de indicator knippert.
3
Druk op [STOP/PLAY].
Het Recording Standby scherm sluit, en de [REC] indicator zal continu gaan branden. Na een telling van één maat, zal de opname beginnen.
38
4
Druk op een toets (C4–B4) waar een rhythm pattern aan is toegewezen.
Het aan de toets toegewezen rhythm pattern zal worden afgespeeld, en de perfor­mance wordt op Track 10 opgenomen.
5
Druk op [STOP/PLAY] om de opname te stoppen.
Een song componeren met de sequencer
De [REC] indicator gaat uit.
6
Druk op [RHYTHM] om de indicator uit te zetten.
7
Druk op [RESET] om naar de eerste maat terug te keren, en druk
vervolgens op [STOP/PLAY] om uw opname terug te spelen en te
controleren of het rhythm pattern juist is opgenomen.
De Arpeggiator gebruiken om een bas-partij op te nemen
Nu zullen we een bas-partij opnemen, waarbij wordt gedemonstreerd hoe u daarvoor de arpeggiator van de Fantom kunt gebruiken.
Door de arpeggiator te gebruiken, kunt u eenvoudig zelfs ingewikkelde frasen opnemen die onmogelijk op het keyboard gespeeld zouden kunnen worden. U kunt bijvoorbeeld slap bass, walking bass, guitar strumming of reggae patronen spelen door simpelweg het keyboard ingedrukt te houden.
Indien u niet tevreden bent
met de zojuist gemaakte
realtime opname, drukt u op
[MENU], en in het Menu
scherm kiest u “Undo Realtime
Recording”, om terug te keren
naar de situatie van vóór de
opname (Undo).
1
Controleer of Multitimbre “PRST: 05 Pop” is geselecteerd, en dat het
MULTITIMBRE PLAY scherm wordt getoond.
2
Verplaats de cursor naar de part lijst, en druk op of om Part 2,
de bass track, te selecteren.
Naast Part 2 ziet u het “ ” symbool. Dit symbool geeft aan dat Part 2 het op dat moment geselecteerde part is (current part).
fig.Q-47
3
Druk op [REC].
De [REC] indicator knippert, en het Recording Standby scherm verschijnt.
4
Zorg ervoor dat de parameters in het Recording Standby scherm juist
zijn ingesteld (p. 38).
39
Een song componeren met de sequencer
5
Druk op [ARPEGGIO]; de indicator knippert.
6
Druk op [STOP/PLAY].
Het Recording Standby scherm sluit, en de [REC] indicator zal continu gaan branden. Na een telling van één maat, zal de opname beginnen.
7
Bespeel het keyboard, terwijl u luistert naar de eerder opgenomen
drums.
Bas arpeggio’s worden gecreëerd met de klanken die u speelt, en de arpeggio’s worden opgenomen op Track 2.
8
Druk op [STOP/PLAY] om de opname te stoppen.
De [REC] indicator gaat uit.
9
Druk op [ARPEGGIO] om de indicator uit te zetten.
10
Druk op [RESET] om naar de eerste maat terug te keren, en druk
vervolgens op [STOP/PLAY] om uw opname terug te spelen en te
controleren of de bas-partij juist is opgenomen.
Het keyboard gebruiken om een melodie op te nemen
Tenslotte zullen we het keyboard bespelen om de melodie op te nemen ,terwijl u luistert naar de eerder opgenomen drums en bas.
1
Controleer of Multitimbre “PRST: 05 Pop” is geselecteerd, en dat het
MULTITIMBRE PLAY scherm wordt getoond.
Indien u niet tevreden bent
met de zojuist gemaakte
realtime opname, drukt u op
[MENU], en in het Menu
scherm dat dan verschijnt kiest
u “Undo Realtime Recording”,
om terug te keren naar de
situatie van vóór de opname
(Undo).
40
2
Verplaats de cursor naar de part lijst, en druk op of om Part 1,
de melody track, te selecteren.
Naast Part 1 ziet u het “ ” symbool. Dit symbool geeft aan dat Part 1 het op dat moment geselecteerde part is (current part).
Een song componeren met de sequencer
fig.Q-48
3
Druk op [REC].
De [REC] indicator knippert, en het Recording Standby scherm verschijnt.
4
Zorg ervoor dat de parameters in het Recording Standby scherm juist
zijn ingesteld (p. 38).
5
Druk op [STOP/PLAY].
Het Recording Standby scherm sluit, en de [REC] indicator zal continu gaan branden. Na een telling van één maat, zal de opname beginnen.
6
Bespeel het keyboard, terwijl u luistert naar de eerder opgenomen bas
en drums.
De melodie, die u speelt, wordt opgenomen op Track 1.
7
Druk op [STOP/PLAY] om de opname te stoppen.
De [REC] indicator gaat uit.
8
Druk op [RESET] om terug te keren naar de eerste maat, en druk
vervolgens op [STOP/PLAY] om uw opname terug te spelen en te
controleren of de melodie juist is opgenomen.
U heeft nu een song opgenomen met gebruikmaking van de Rhythm Pattern en de Arpeggiator.
Indien u niet tevreden bent
met de zojuist gemaakte
realtime opname, drukt u op
[MENU], en in het Menu
scherm dat dan verschijnt kiest
u “Undo Realtime Recording”,
om terug te keren naar de
situatie van vóór de opname
(Undo).
41
Een song componeren met de sequencer
b
Handige opnamemogelijkheden
Ongewenste data wissen, terwijl u opneemt (Realtime Erase)
U kunt ongewenste data wissen, terwijl u opneemt. Deze functie is met name handig tijdens loop recording, aangezien u bepaalde geluiden en andere data kunt wissen zonder dat u het opnemen hoeft te stoppen (Handleiding; p. 132).
De op te nemen performance oefenen (Rehearsal)
U kunt het opnemen tijdelijk onderbreken zonder het afspelen te stoppen. Het kan bijvoorbeeld tijdens loop recording handig zijn de opname te stoppen, om te luisteren naar geluiden die u wilt spelen, of indien u de volgende frase wenst te oefenen alvorens deze op te nemen (Handleiding; p. 132).
De opgenomen song op disk bewaren
Laten we de nieuwe song op een disk bewaren. Indien dat niet gebeurt, zal alle song data verloren gaan als de Fantom uit wordt gezet of in het geval van stroomstoring.
Een disk formatteren
Voordat u Fantom data kunt opslaan op een nieuwe disk of op een disk die voor een andere apparaat is geformatteerd, moet de disk must door de Fantom worden gefor­matteerd.
1
Zet het beveiligingslipje van de disk op de Write positie.
fig.Q-49.e
2
Steek de disk in de disk drive.
fig.Q-49a
beveiligingslipje
Protect-nokje
Write (data opslaan mogelijk)
Protect (data opslaan onmogelijk)
Door formatteren wordt alle
op de disk staande data
gewist. Controleer de inhoud
van de disk nauwkeurig alvo-
rens deze te formatteren, om er
zeker van te zijn dat er geen
elangrijke data verloren gaan.
42
Een song componeren met de sequencer
3
Druk op [MENU].
Het Menu scherm verschijnt.
fig.Q-39_60
4
Druk op or om “Disk Utility” te selecteren, en druk
vervolgens op [8 (Select)].
Het Disk Utility scherm verschijnt.
fig.Q-50_60
5
Druk op [6 (Tool)].
Het Select Command scherm verschijnt.
fig.Q-51_60
6
Druk op of om “Quick Format Floppy Disk” te selecteren, en
druk vervolgens op [8 (Select)].
Het Quick Format Floppy Disk scherm verschijnt.
43
Een song componeren met de sequencer
b
fig.Q-51a_60
7
Geef de disk een naam (volume label). Druk op of om de cursor
te verplaatsen naar de plaats, waar u een letter wilt invoeren.
8
Draai aan de VALUE schijf of gebruik [INC], [DEC], , om de
letter te selecteren, die u wilt invoeren.
Druk op [3 (Insert)] om een spatie te zetten op de plaats waar de cursor staat.
Druk op [4 (Delete)] om de letter te wissen, die op de plaats van de cursor staat.
9
Herhaal stappen 7 en 8 om de naam in te voeren.
10
Druk op [8 (OK)] om het toewijzen van een volume label af te sluiten.
Het Quick Format Floppy Disk scherm verschijnt.
fig.Q-51b_60
11
Druk nogmaals op [8 (Execute)] om het formatteren uit te voeren.
Als het formatteren is voltooid, verschijnt op het scherm de boodschap “Complete!”
Een song op een disk opslaan
Het opslaan van een song op de juist geformatteerde disk gaat als volgt.
Indien het niet mogelijk is de
disk te formatteren met “Quick
Format Floppy Disk,” zal de
oodschap “You Cannot Quick
Format This Disk” verschijnen.
Kies in dat geval bij stap 6
“Full Format Floppy Disk”, en
formatteer de disk.
1
Ga naar het Disk Utility scherm (p. 42).
2
Druk op [2 (Save)].
Het Select Command scherm verschijnt.
44
Een song componeren met de sequencer
fig.Q-52_60
3
Druk op of om “Save Song File” te selecteren, en druk
vervolgens op [8 (Select)].
Het Save Song File scherm verschijnt.
fig.Q-52a_60
4
Druk op [5 (Name)].
Het scherm met letters en tekens verschijnt.
fig.Q-52b_60
5
Geef het bestand een naam. Druk op of om de cursor te
verplaatsen naar de plaats waar u een letter wilt invoeren.
6
Draai aan de VALUE schijf of gebruik [INC], [DEC], , om de
letter te selecteren die u wilt invoeren.
Druk op [3 (Insert)] om een spatie te zetten op de plaats waar de cursor staat.
Druk op [4 (Delete)] om de letter te wissen, die op de plaats van de cursor staat.
7
Herhaal stappen 5 en 6 om de bestandsnaam in te voeren.
8
Druk op [8 (OK)] om het toewijzen van een bestandsnaam af te sluiten.
Het Save Song File scherm verschijnt.
9
Druk nogmaals op [8 (Execute)] om de Save operatie uit te voeren.
Als het bewaren is voltooid, verschijnt op het scherm de boodschap “Complete!”
45
Een song componeren met de sequencer
De opgenomen song bewerken
Opgenomen songs kunnen worden bewerkt met een reeks van mogelijkheden.
Met de Fantom kunt u twee soorten bewerking uitvoering:
track editing, waarbij gespecificeerde performance data wordt bewerkt
micro editing, waarbij de afzonderlijke events, die gezamenlijk de performance data vormen worden bewerkt
Track editing wordt uitgevoerd in het Song Edit scherm; micro editing wordt uitge­voerd in het Microscope scherm.
Het Song Edit scherm
Vanuit het Menu scherm selecteert u “Song Edit” om naar het Song Edit scherm te gaan.
fig.Q-53_60
In dit scherm kunt u de gewenste track en maten van de song selecteren, en vervol­gens de geselecteerde data wissen of kopiëren. Zie “Sequencer Data in het afge- bakende fragment editen (Track Edit)” (Handleiding; p. 139) voor details over de gereedschappen en operaties die in het Song Edit scherm beschikbaar zijn.
Het Microscope scherm
In het Song Edit scherm drukt u op [7 (Micro Edit)] om naar het Microscope scherm van de op dat moment geselecteerd track te gaan.
fig.Q-54_60
In dit scherm kunnen performance data, zoals afzonderlijke MIDI boodschappen of song tempo data, afzonderlijk worden gewist of gekopieerd. Zie “Individuele stukjes Sequencer Data editen (Micro Edit)” (Handleiding; p. 153) voor de moge­lijkheden en operaties die in het Microscope window beschikbaar zijn.
46
Handleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland (FA-76).
Voordat u dit apparaat gaat gebruiken, leest u de secties “VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL” (Handleiding p.3), en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (Handleiding p.4) zorgvuldig door. In deze secties vindt u belangrijke informatie met betrekking tot de juiste bediening van het apparaat. Bovendien is het raadzaam de Snelle Start, Handleiding, Sound/Parameter Lijst en V&A in hun geheel door te lezen, opdat u alle mogelijkheden van de FA-76 optimaal kunt benutten. Bewaar de Handleiding om er later aan te kunnen refereren.
Hoe deze handleiding te gebruiken
De Fantom-handleiding bestaat in feite uit vier delen: Handleiding, Snelle Start, Sound/ Parameter Lijst, en V & A (Vraag en antwoord) Het deel dat u nu leest, de Handleiding, geeft een gedetailleerde beschrijving en verklaring van de functies van de Fantom, met praktijkgerichte voorbeelden. Wij adviseren dat u tijdens het lezen van de Handleiding daadwerkelijk de beschreven operaties op de Fantom uitvoert. Dit zal u helpen alles wat u moet weten over basishandelingen beter te begrijpen.
Copyright 2002 ROLAND CORPORATION Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag op enigerlei wijze gereproduceerd worden, zonder schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
2
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL
INSTRUCTIES TER VOORKOMING VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDING VAN PERSONEN
Over
WAARSCHUWING en OPGEPAST
Wordt gebruikt voor instructies die de
WAAR­SCHUWING
gebruiker wijzen op levensgevaar of ernstige verwondingen bij onjuist gebruik van het toestel.
Wordt gebruikt voor instructies die de gebruiker wijzen op het risico op verwondingen of materiële schade bij onjuist gebruik van het toestel.
OPGEPAST
* Materiële schade verwijst naar schade of andere ongunstige effecten die aan het huis en de hele inboedel, huisdieren inbegrepen, worden toegebracht.
NEEM STEEDS HET VOLGENDE IN ACHT
Waarschuwing Waarschuwing
001
• Gelieve onderstaande instructies en de handleiding te lezen vooraleer u dit toestel gebruikt.
........................................................................................................................
002b
• Maak het toestel niet open of breng er geen interne wijzig­ingen in aan. (Uitgezonderd daar waar deze handleiding specifieke instructies geeft voor het installeren van optionele onderdelen; zie p. 196.)
........................................................................................................................
003
• Probeer het toestel niet zelf te herstellen of vervang geen onderdelen (behalve wanneer de handleiding specifieke instructies hiertoe geeft). Wend u voor onderhoud steeds tot het dichtstbij-zijnde Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler, zoals vermeld op de "Infor­matie"- pagina.
........................................................................................................................
004
• Gebruik of bewaar het toestel nooit op plaatsen die:
• Onderhevig zijn aan extreme temperaturen (bv. direct zonlicht in een gesloten voertuig, nabij een radiator of een andere warmtebron);
• Vochtig zijn (bv. badkamer, wasplaats, op een natte vloer);
• Blootgesteld zijn aan de regen;
• Stoffig zijn;
•Onderhevig zijn aan sterke trillingen.
........................................................................................................................
005
• Gebruik voor dit toestel enkel een rack of statief dat goedgekeurd is door Roland.
........................................................................................................................
006
• Als u dit toestel op een rack of statief (goedgekeurd door Roland) plaatst, zorg dan dat de rack of het statief waterpas en stabiel staat. Ook als u geen rack of statief gebruikt, moet u zorgen dat het toestel op een stevig en waterpas oppervlak staat, dat voldoende steun biedt en niet kan wankelen.
........................................................................................................................
008a
• Sluit dit toestel enkel aan op een stroombron van het type dat in deze handleiding beschreven is of dat op het toestel zelf vermeld staat.
........................................................................................................................
Over de Symbolen
Het -symbool maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het symbool hier links duidt op algemene verwittigingen of waar­schuwingen, of vestigt de aandacht op gevaar.
Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die nooit mogen worden uitgevoerd (verboden zijn). De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies verboden is. Het symbool hier links betekent dat het toestel nooit mag worden gedemonteerd.
Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die moeten worden uitgevoerd. De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies dient te gebeuren. Het symbool hier links betekent dat de stekker van de stroomkabel moet worden uitgetrokken.
009
• Beschadig het elektrische snoer niet. Buig het niet overmatig, ga er niet op staan, plaats er geen zware voorwerpen op, enz. Gebruik nooit een beschadigd snoer; dit kan elektrocutie of brand veroorzaken!
........................................................................................................................
010
• Dit toestel, alleen of in combinatie met een versterker en een hoofdtelefoon of luidsprekers, zou een geluidsniveau kunnen produceren dat permanente gehoorschade kan veroorzaken. Vermijd langdurig gebruik bij een hoog of onaangenaam volumeniveau. Als u enig gehoorverlies of suizende oren gewaar wordt, staak dan onmiddellijk het gebruik van dit toestel en raadpleeg een gehoorspecialist.
........................................................................................................................
011
• Zorg dat er geen voorwerpen (bv. brandbare materialen, muntstukken, naalden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het toestel kunnen binnendringen.
........................................................................................................................
013
• In gezinnen met kleine kinderen dient een volwasene toezicht te houden tot de kinderen in staat zijn het toestel te gebruiken in overeen- stemming met de veiligheids­voorschriften.
........................................................................................................................
014
• Bescherm het toestel tegen zware schokken.
(Laat het niet vallen!)
........................................................................................................................
015
• Sluit de stroomkabel van dit toestel niet samen met een overdreven aantal andere toestellen aan op hetzelfde stopcontact. Wees voorzichtig met verlengsnoeren: het totale vermogen van alle toestellen aangesloten op het verlengsnoer mag nooit het nominale vermogen (watt/ ampère) van het verlengsnoer overschrijden. Een overdreven belasting kan de isolatie van het snoer doen opwarmen en zelfs doen doorsmelten.
........................................................................................................................
3
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL
Waarschuwing
016
• Voor u dit toestel in het buitenland gebruikt, gelieve uw handelaar, een Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler te raadplegen. Zie de “Informatie”­pagina.
........................................................................................................................
022a
• Schakel het toestel uit en trek de stekker uit het stopcontact voordat u begint met de installatie van een circuit board (SR-JV80/SRX-serie; Quick Start p. 3-4).
........................................................................................................................
Opgepast
101a
• Plaats het toestel zodanig dat een goede ventilatie gewaar­borgd blijft.
........................................................................................................................
101c
• Gebruik voor dit toestel (Fantom) uitsluitend een Roland KS-12 statief. Het gebruik van andere statieven kan resulteren in verwondingen of in schade aan het toestel.
........................................................................................................................
102b
• Neem de stroomkabel uitsluitend met de stekker vast wanneer u hem in een stopcontact of in dit toestel steekt, of wanneer u hem uittrekt.
........................................................................................................................
104
• Tracht te voorkomen dat kabels en snoeren verstrikt geraken. Hou alle kabels en snoeren buiten het bereik van kinderen.
........................................................................................................................
106
• Klim nooit boven op het toestel of plaats er geen zware voorwerpen op.
........................................................................................................................
107b
• Neem de stroomkabel of de stekker nooit vast met natte
handen wanneer u hem in een stopcontact of in dit toestel steekt, of wanneer u hem uittrekt.
........................................................................................................................
108a
• Trek de stekker uit het stopcontact en koppel alle externe
apparaten af, alvorens het toestel te verplaatsen.
........................................................................................................................
109a
• Schakel het toestel uit en trek de stekker uit het
stopcontact, alvorens het toestel schoon te maken (Quick Start p. 5).
........................................................................................................................
110a
• Trek de stekker uit het stopcontact wanneer u gevaar voor
blikseminslagen vermoedt.
........................................................................................................................
115a
• Installeer enkel de opgegeven circuit boards (SR-JV80/
SRX-serie). Verwijder enkel de aangeduide schroeven (p. 196, p. 198).
........................................................................................................................
118
• Als u de schroeven van het afdekplaatje verwijdert,
bewaar ze dan op een velige plaats buiten het bereik van kinderen, zodat die ze niet per ongeluk kunnen inslikken.
........................................................................................................................
Belangrijke opmerkingen
Gelieve naast de items onder “VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL” (p. 2-3), ook de volgende zaken in acht te nemen:
Stroombron
301
• Gebruik dit toestel niet op eenzelfde stroomkring samen met apparaten die ruis veroorzaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar lichtsysteem).
307
• Alvorens dit apparaat aan te sluiten op andere toestellen, schakelt u best alle toestellen uit. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan luidsprekers of andere toestellen.
Plaatsing
351
• Als u dit toestel gebruikt nabij een vermogensversterker (of een ander apparaat met grote transformators) kan er brom ontstaan. Oriënteer het toestel anders of verwijder het van de interferen­tiebron.
352
• Dit toestel kan radio- of TV-ontvangst verstoren. Gebruik het niet in de nabijheid van zulke ontvangers.
4
352
• Let op het volgende wanneer u de floppy disk drive van het toestel gebruikt. Voor verdere details zie “Gebruik van floppy disks”
- Plaats het toestel niet nabij apparaten die een sterk magnetisch veld opwekken (bv. luidsprekers).
- Plaats het toestel op een stabiele, vlakke ondergrond.
- Verplaats het toestel niet of stel het niet bloot aan trillingen terwijl de drive actief is.
354a
• Stel dit toestel niet bloot aan direct zonlicht, plaats het niet nabij warmtebronnen, laat het niet achter in een afgesloten voertuig of stel het op geen enkele andere wijze bloot aan extreme tempera­turen. Overdreven warmte kan het toestel doen verkleuren of vervormen.
355
• Gebruik dit toestel niet op een plaats die blootgesteld is aan de regen of in een andere vochtige omgeving.
i
Belangrijke opmerkingen
358
• Laat geen voorwerpen op het klavier liggen. Dit kan defecten veroorzaken, bv. toetsen die geen geluid meer produceren.
Onderhoud
401a
• Gebruik om het toestel schoon te maken een droge, zachte doek; of een die lichtjes bevochtigd is. Voor hardnekkig vuil kunt u een zacht, niet-bijtend reinigingsproduct gebruiken. Veeg het toestel nadien af met een zachte, droge doek.
402
• Gebruik nooit benzine, thinners, alcohol of gelijk welk oplosmiddel. Dit om verkleuring en vervorming te voorkomen.
Bijkomende voorzorgen
551
• Hou er rekening mee dat de inhoud van het geheugen onherroe­pelijk kan verloren gaan als gevolg van een defect of van het onjuist bedienen van dit toestel. Om het risico op het verlies van belangrijke data te beperken, raden we aan om van belangrijke data regelmatig een backup copy te maken op een MIDI-toestel (bv. een sequencer).
552
• Als er data uit het geheugen verloren gaan, bestaat helaas de kans dat ze niet meer te recupereren zijn. Roland Corporation neemt geen enkele aansprakelijkheid op voor zulk dataverlies.
553
• Ga voorzichtig tewerk wanneer u de knoppen, regelaars en andere bedieningsorganen, en de jacks en connectors van het toestel gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan defecten veroorzaken.
554
• Sla of druk nooit op de display.
556
• Neem bij het aan- en afkoppelen van alle kabels steeds de connector zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen en schade aan de interne elementen van de kabel.
557
• Tijdens de normale werking zal het toestel een kleine hoeveelheid warmte uitstralen.
558a
• Hou, om uw buren niet te storen, het volume op een redelijk niveau. U kunt eventueel een hoofdtelefoon gebruiken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral in de late uren).
559a
• Om het toestel te transporteren, verpakt u het best in de originele verpakking. Anders dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking.
561
• Gebruik enkel de opgegeven expressiepedaal (EV-5; apart verkocht). Als u een andere expressiepedaal gebruikt, loopt u het risico op defecten of zelfs schade aan het toestel.
Gebruik van Floppy Disks
553
• Om een disk in te brengen, schuift u ze voorzichtig maar stevig in de drive, tot ze op haar plaats klikt. Om een disk te verwijderen, drukt u stevig op de EJECT-toets. Gebruik geen overdreven kracht om een disk te verwijderen, indien ze zou vastzitten in de drive.
554
• Probeer nooit om een floppy disk te verwijderen terwijl de drive nog in werking is (de indicator brandt); zowel de disk als de drive zouden beschadigd kunnen worden.
556
• Verwijder steeds de disk uit de drive voordat u het toestel opstart of uitschakelt.
557
• Om schade aan de koppen van de disk drive te voorkomen, dient u de floppy disk steeds horizontaal (niet gekanteld in een of andere richting) in de drive te schuiven. Duw de disk er stevig maar voorzichtig in. Gebruik nooit overdreven kracht.
558a
• Om defecten en/of schade te voorkomen, mag u enkel floppy disks inbrengen in de disk drive. Probeer nooit disks van een ander type in te brengen. Zorg dat er geen paperclips, muntstukken of andere voorwerpen in de drive terechtkomen.
Omgaan met Floppy Disks
651
• Floppy disks bevatten een plastic schijfje met een dun magnetisch laagje dat als opslagmedium dient. Het vereist een microsco­pische precisie om de opslag van grote hoeveelheden data op zulk een kleine oppervlakte mogelijk te maken. Let op het volgende wanneer u met floppy disks werkt, om hun integriteit te vrijwaren:
- Raak nooit het magnetisch medium binnen in de disk aan.
- Gebruik geen floppy disks in een vuile of stoffige omgeving.
- Stel floppy disks niet bloot aan extreme temperaturen (bv. direct zonlicht in een afgesloten voertuig). Aanbevolen temperatuur: 10 tot 50 °C (50 tot 122 °F).
- Stel floppy disks niet bloot aan sterke magnetische velden, vb. die van luidsprekers.
552
• Floppy disks hebben een “write protect”-nokje dat kan verhin­deren dat de disk per vergissing gewist wordt. We raden aan om het nokje in de PROTECT-positie te laten, en het enkel in de WRITE-positie te zetten wanneer u nieuwe data op de disk wenst te schrijven.
Protect-nokje
Write (data opslaan mogelijk)
Protect (data opslaan onmogel
Omgaan met de Floppy Disk Drive
602
• Plaats het toestel op een stabliele, vlakke ondergrond in een ruimte die vrij is van trillingen. Als u het toestel toch onder een bepaalde hoek moet plaatsen, zorg dan dat de maximale hellings­graad niet overschreden wordt (omhoog: 2°, omlaag: 18°)
552
• Gebruik het toestel niet onmiddellijk nadat het werd verplaatst naar een locatie met een vochtigheidsgraad die sterk verschilt van die van de vorige ruimte. Snelle veranderingen in de omgeving kunnen condensatie binnen in de drive veroorzaken, met nadelige en mogelijk schadelijke gevolgen voor de disks en de drive. Wanneer het toestel verplaatst wordt, laat het dan enkele uren acclimatiseren in zijn nieuwe omgeving.
653
• Zorg dat eventuele identificatielabels stevig aangebracht zijn op de disk. Als zo een label binnen in de drive zou loskomen, kan dit problemen geven bij het verwijderen van de disk.
554
• Bewaar floppy disks steeds op een veilige plaats, om ze te beschermen tegen stof, vuil en andere boosdoeners. Het gebruik van vuile of bestofte disks kan schade aan de disks en/of aan de drive veroorzaken.
5
Hoe gebruikt u deze handleiding?
Deze handleiding is als volgt georganiseerd. Voordat u ze begint te lezen, willen we u aanraden om eerst de Quick Start even door te nemen. Voor lijsten van de parameters, de klanken, enz. verwijzen we u naar het deel “Klanken/Parameters”. Verder vindt u in het deel “Q&A” de antwoorden op de meest gestelde vragen over de Fantom, plus een aantal voorbeeldtoepassingen ter referentie.
Overzicht van de Fantom
Hier worden de structuur en de basisfuncties van de Fantom
uitgelegd. Het lezen van dit hoofdstuk is noodzakelijk om de
bedieningsprocedures van de Fantom te begrijpen.
Spelen in Patch Mode
Hier wordt uitgelegd hoe u in Patch Mode op de Fantom speelt. Het
lezen van dit hoofdstuk is noodzakelijk om de bedieningsprocedures
van de Fantom te begrijpen.
Patches aanmaken
Hier wordt uitgelegd hoe u zelf een Patch aanmaakt. Dit hoofdstuk
beschrijft ook wat de Patch-parameters doen en waaruit zij bestaan.
Lees dit hoofdstuk als u zelf patches wil aanmaken.
Rhythm Sets aanmaken
Hier wordt uitgelegd hoe u zelf een Rhythm Set aanmaakt. Dit
hoofdstuk beschrijft ook wat de Rhythm Set-parameters doen en
waaruit zij bestaan. Lees dit hoofdstuk als u zelf Rhythm Sets wil
aanmaken.
Spelen in Performance Mode
Hier wordt uitgelegd hoe u in Performance Mode op de Fantom
speelt. Het lezen van dit hoofdstuk is noodzakelijk om de
bedieningsprocedures van de Fantom te begrijpen.
Performances aanmaken
Hier wordt uitgelegd hoe u zelf een Performance aanmaakt. Dit
hoofdstuk beschrijft ook wat de Performance-parameters doen en
waaruit zij bestaan. Lees dit hoofdstuk als u zelf Performances wil
aanmaken.
Spelen in Multitimbre Mode
Hier wordt uitgelegd hoe u in Multitimbre Mode op de Fantom speelt. Het lezen van dit hoofdstuk is noodzakelijk om de bediening­sprocedures van de Fantom te begrijpen.
Multitimbres aanmaken
Hier wordt uitgelegd hoe u zelf een Multitimbre aanmaakt, alsook
hoe de functies en de structuur van de Multitimbre-parameters in
elkaar zitten. Lees dit hoofdstuk als u zelf Multitimbres wil
aanmaken.
Een song weergeven
Hier wordt uitgelegd hoe u een song afspeelt door middel van de
sequencer van de Fantom. Het lezen van dit hoofdstuk is
noodzakelijk om de bedieningsprocedures van de Fantom te
begrijpen.
Een song opnemen
Hier wordt uitgelegd hoe u een song opneemt met de sequencer van
de Fantom. Het lezen van dit hoofdstuk is noodzakelijk om de
bedieningsprocedures van de Fantom te begrijpen.
Een song editen
Hier worden zaken zoals song editing en de song-instellingen in
detail uitgelegd. Lees dit hoofdstuk als u een opgenomen song wil
editen.
Een frase spelen met één vinger (RPS­functie)
Hier worden de instellingen van de RPS-functie (Realtime Phrase
Sequencer) uitgelegd, alsook hoe u daar tijdens het spelen gebruik
van kunt maken. Lees dit hoofdstuk als u de RPS-functie wil
gebruiken.
In realtime van Tone veranderen
Hier wordt uitgelegd hoe u met de D Beam controller en de Realtime
controllers het geluid kunt wijzigen en hoe u de nodige instellingen
maakt. Lees dit hoofdstuk als u het geluid in realtime wil bewerken.
Effecten toepassen
Dit hoofdstuk legt uit hoe u instellingen maakt voor de interne
effecten van de Fantom en beschrijft het type en de werking van elk
effect. Lees dit hoofdstuk als u effecten wil toepassen op patches en
performances.
Instellingen gemeenschappelijk aan alle modes (System-functie)
Dit hoofdstuk beschrijft hoe de System-parameters, welke de
algemene werking van de Fantom bepalen, werken en hoe deze
parameters zijn ingedeeld. Lees dit indien nodig.
Disk-functies (Disk Utility)
Dit hoofdstuk behandelt de handelingen met de disk drive, zoals
data inladen van of wegschrijven op disk. Lees dit indien nodig.
6
Klankinstellingen verzenden/De fabrieksinstellingen oproepen
Hier wordt uitgelegd hoe u data kunt verzenden naar een extern
MIDI-toestel of naar de Fantom (Data Transfer), en hoe u alle
parameters van de Fantom terug op de fabrieksinstellingen kunt
zetten (Factory Reset) Lees dit indien nodig.
Wave Expansion Boards installeren
Hier wordt uitgelegd hoe u een Wave Expansion Board (apart
verkocht) installeert. Lees dit indien nodig.
Enkele typografische afspraken in deze handleiding
Om de bedieningsprocedures duidelijk verstaanbaar te maken, werd
het volgende notatiesysteem gehanteerd:
Karakters en cijfers tussen vierkante haakjes [ ] verwijzen naar toetsen en knoppen op het voorpaneel. Bv: [MODE] verwijst naar de MODE-toets en [CURSOR] verwijst naar de cursortoetsen ( , ,,).
(p. **) verwijst naar een andere pagina in de handleiding. Als er indeze handleiding naar een bepaalde parameter wordt
verwezen, dan wordt de naam van de parameter vermeld, gevolgd
door (tussen haakjes) informatie over de mode/edit group. Bv:
Mono/Poly-parameter (PATCH/General)
Sommige alinea’s in de tekst worden voorafgegaan door bepaalde
symbolen:
Hoe gebruikt u deze handleiding?
De displayschermen die in deze handleiding afgebeeld worden, zijn gebaseerd op de fabrieksinstellingen. Hou er echter rekening mee dat ze in sommige gevallen kunnen afwijken van de eigenlijke fabrieksinstellingen.
Dit zijn opmerkingen. Lees deze zeker.
Dit zijn memo’s ter referentie. Lees deze indien nodig.
Dit zijn tips voor de bediening van de Fantom. Lees deze indien nodig.
Dit is informatie van pagina’s waarnaar verwezen wordt. Lees dit indien nodig.
7
Inhoud
Belangrijke opmerkingen...................................................................... 4
Hoe gebruikt u deze handleiding? ....................................................... 6
Enkele typografische afspraken in deze handleiding................................................................ 7
Inhoud..................................................................................................... 8
Voornaamste eigenschappen............................................................. 14
Beschrijving van de panelen .............................................................. 16
Voorpaneel ................................................................................................................................................16
Achterpaneel ............................................................................................................................................. 18
Overzicht van de Fantom .................................................................... 19
Hoe is de Fantom georganiseerd?.......................................................................................................... 19
Basisstructuur ................................................................................................................................ 19
Indeling van de klanktypes van de Fantom.............................................................................. 19
Simultane polyfonie...................................................................................................................... 21
Het geheugen ............................................................................................................................................ 22
Tijdelijk geheugen......................................................................................................................... 22
Herschrijfbaar geheugen.............................................................................................................. 22
Niet-herschrijfbaar geheugen...................................................................................................... 22
De interne effecten.................................................................................................................................... 23
Effecttypes...................................................................................................................................... 23
Hoe werken de effectprocessoren in de verschillende modes?.............................................. 23
De sequencer ............................................................................................................................................. 24
Wat is een song? ............................................................................................................................ 24
Wat is een Track (spoor)?............................................................................................................. 24
Songs en de Sound Generator Mode.......................................................................................... 25
Interactie tussen Phrase Tracks, Parts en MIDI-kanalen......................................................... 25
Waar wordt de song opgeslagen?............................................................................................... 26
Basisbediening van de Fantom............................................................................................................... 27
De Mode van de klankgenerator veranderen ([MODE]) ........................................................27
Schermen oproepen vanuit het Menu ([MENU])..................................................................... 28
Een lijst van Patches of andere data bekijken ([LIST])............................................................. 28
De toetsen [1]–[8]........................................................................................................................... 28
De cursor verplaatsen................................................................................................................... 29
Een waarde wijzigen..................................................................................................................... 29
Een naam toewijzen...................................................................................................................... 30
Spelen in Patch Mode.......................................................................... 31
Het PATCH PLAY-scherm ..................................................................................................................... 31
Het PATCH PLAY-scherm oproepen ........................................................................................ 31
Een Patch kiezen....................................................................................................................................... 32
Uw favoriete Patches kiezen
(Favorite Sound)............................................................................................................................ 33
Patches kiezen uit de lijst ............................................................................................................. 33
Patches voorbeluisteren
(Phrase Preview) ........................................................................................................................... 34
Patches kiezen volgens categorie (Patch Finder)...................................................................... 34
Het klavier transponeren per octaaf (Octave Shift)............................................................................. 35
Het klavier transponeren per halve toon (Transpose) ........................................................................ 36
Kiezen welke Tones u wil horen (Tone On/Off)................................................................................. 36
Afzonderlijke noten spelen (Mono) ....................................................................................................... 37
De toonhoogte vloeiend laten veranderen (Portamento) ................................................................... 37
Arpeggio’s spelen (Arpeggiator)........................................................................................................... 38
Een arpeggio aanhouden .............................................................................................................38
8
Inhoud
Ritmegitaar simuleren .................................................................................................................. 38
Een extern MIDI-klavier gebruiken om arpeggio’s te spelen................................................. 39
Arpeggiator-instellingen maken................................................................................................. 39
Percussie-instrumenten spelen............................................................................................................... 40
Selecting a Rhythm Set................................................................................................................. 40
Met een Rhythm Set spelen .........................................................................................................41
Rhythm Patterns spelen op het klavier ................................................................................................. 41
Ritmepatronen laten doorlopen.................................................................................................. 41
Rhythm Pattern-instellingen maken ..........................................................................................41
Patches aanmaken............................................................................... 42
Hoe maakt u Patch-instellingen? ........................................................................................................... 42
Patch-instellingen initialiseren (Init) .......................................................................................... 43
Patch-instellingen kopiëren (Copy)............................................................................................ 43
Let op wanneer u een golfvorm kiest......................................................................................... 44
Uw aangemaakte Patches opslaan (Write) ...........................................................................................45
De Patch op de Save-bestemming beluisteren (Compare)...................................................... 46
Een favoriete Patch registreren (Favorite Sound)..................................................................... 46
Functies van de Patch-parameters ......................................................................................................... 47
Gemeenschappelijke instellingen voor de hele Patch (General)............................................ 47
Arpeggiator-instellingen (Arpeggio) ......................................................................................... 51
Realtime Controller- / D Beam Controller-instellingen (Controller).................................... 52
Effecten voor een Patch instellen (Effects/MFX/MFX Control/Chorus/Reverb) ............. 53
Matrix Control-instellingen (Matrix Ctrl).................................................................................. 54
Bepalen hoe een Tone wordt weergegeven (TMT) ..................................................................56
Golfvormen wijzigen (Wave) ......................................................................................................59
De toonhoogte veranderen (Pitch).............................................................................................. 60
De helderheid van een klank veranderen met een filter (TVF).............................................. 62
Het volume regelen (TVA) .......................................................................................................... 64
Klanken moduleren (LFO)........................................................................................................... 66
Rhythm Sets aanmaken ...................................................................... 69
Hoe maakt u Rhythm Set-instellingen?................................................................................................. 69
Rhythm Set-instellingen initialiseren (Init) ............................................................................... 69
Rhythm Set-instellingen kopiëren (Copy)................................................................................. 70
Let op wanneer u een golfvorm kiest......................................................................................... 71
Uw aangemaakte Rhythm Sets opslaan (Write) ..................................................................................72
De Rhythm Set op de Save-bestemming beluisteren (Compare)........................................... 73
Een favoriete Rhythm Set registreren (Favorite Sound).......................................................... 73
Functies van de Rhythm Set- parameters ............................................................................................. 74
Gemeenschappelijke instellingen voor de hele Rhythm Set (General) ................................. 74
Rhythm Pattern-instellingen (Rhythm Ptn) ..............................................................................75
Realtime Controller- / D Beam Controller-instellingen (Controller).................................... 76
Effecten instellen voor een Rhythm Set (Effects/MFX/MFX Control/Chorus/Reverb)... 77
Bepalen hoe een Rhythm Tone wordt weergegeven (WMT) .................................................77
Toonhoogte wijzigen (Pitch)........................................................................................................ 79
De helderheid van een klank wijzigen met een filter (TVF) ................................................... 80
Het volume regelen (TVA) .......................................................................................................... 82
Spelen in Performance Mode.............................................................. 84
Het PERFORMANCE PLAY-scherm.....................................................................................................84
Het PERFORMANCE PLAY-scherm oproepen .......................................................................84
Een Performance kiezen .......................................................................................................................... 85
Uw favoriete Performances kiezen (Favorite Sound).............................................................. 86
Performances kiezen uit de lijst ..................................................................................................86
Klanken combineren en samen spelen (Layer) .................................................................................... 87
Verschillende klanken spelen op verschillende delen van het klavier (Split)................................. 87
Arpeggio’s spelen in een specifiek klaviergedeelte............................................................................. 88
9
Inhoud
Ritmapatronen spelen in een specifiek klaviergedeelte ..................................................................... 89
De Fantom gebruiken als master-klavier.............................................................................................. 90
De verbindingen tussen klavier en klankgenerator veranderen (Zone)............................... 90
MIDI-informatie voor de parts controleren (Part Information)......................................................... 90
Performances aanmaken .................................................................... 91
Hoe maakt u Performance-instellingen ................................................................................................ 91
Performance-instellingen initialiseren (Init) .............................................................................91
Performance-instellingen kopiëren (Copy)............................................................................... 92
Een aangemaakte performance opslaan (Write).................................................................................. 93
Uw favorite performances opslaan (Favorite Sound).............................................................. 94
Functies van de Performance-parameters ............................................................................................94
Gemeenschappelijke instellingen voor de hele performance (General) ...............................94
Arpeggiator-instellingen (Arpeggio) ......................................................................................... 95
Rhythm Pattern-instellingen (Rhythm Ptn) ..............................................................................96
Realtime Controller / D Beam Controller Settings (Controller) ............................................ 97
Zone-instellingen (Zone).............................................................................................................. 98
Instellingen maken voor elke Part (Part) ................................................................................. 100
Instellingen maken om MIDI te ontvangen (MIDI) ............................................................... 103
Effecten voor een Performance instellen (Effects/MFX/MFX Control/Chorus/Reverb)104
Scale Tune-instellingen (Scale Tune)........................................................................................ 104
De instellingen wijzigen van een patch die aan een part is toegewezen ....................................... 105
Spelen in Multitimbre Mode .............................................................. 106
Het MULTITIMBRE PLAY-scherm .....................................................................................................106
Het MULTITIMBRE PLAY-scherm oproepen ........................................................................ 106
Een Multitimbre kiezen ......................................................................................................................... 107
Multitimbres kiezen uit een lijst................................................................................................ 107
Een song afspelen ................................................................................................................................... 108
Een Part kiezen om op het klavier te spelen (Current Part)............................................................. 108
Een Part individueel laten spelen (Solo) ............................................................................................. 108
Een specifieke Part uitschakelen (Mute) ............................................................................................. 109
Een andere Patch toewijzen aan een Part ...........................................................................................109
Volume en Pan van de Parts regelen................................................................................................... 109
Arpeggio’s opnemen.............................................................................................................................. 110
Een ritmepatroon opnemen .................................................................................................................. 110
MIDI-informatie voor de parts controleren (Part Information) ........................................... 111
Multitimbres aanmaken..................................................................... 112
Hoe maakt u Multitimbre-instellingen?.............................................................................................. 112
Multitimbre-instellingen initialiseren (Init) ............................................................................112
Multitimbre-instellingen kopiëren (Copy) .............................................................................. 113
Uw aangemaakte Multitimbres opslaan (Write) ............................................................................... 114
Functies van Multitimbre-parameters................................................................................................. 115
Gemeenschappelijke instellingen voor het hele Multitimbre (General) ............................. 115
Instellingen maken voor de Parts (Part) .................................................................................. 115
Instellingen maken om MIDI te ontvangen (MIDI) ............................................................... 118
Effecten voor een Multitimbre instellen (Effects/MFX/MFX Control/Chorus/Reverb) 120
Scale Tune-instellingen (Scale Tune)........................................................................................ 120
De instellingen wijzigen van een Patch die aan een Part is toegewezen ....................................... 121
Een Song afspelen............................................................................. 122
Een song rechtstreeks van disk afspelen (Quick Play)...................................................................... 122
Songs achtereenvolgens afspelen (Chain Play).................................................................................. 122
Een Chain maken ........................................................................................................................122
Een Chain opslaan op disk (Save) ............................................................................................ 123
Een Chain inladen van disk (Load) .......................................................................................... 124
Een Chain afspelen...................................................................................................................... 124
10
Inhoud
Diverse weergavemethodes.................................................................................................................. 124
Verder- en terugspoelen tijdens de weergave ........................................................................124
Correcte weergave vanaf het midden van de song (MIDI Update) ....................................124
De weergave van een specifiek instrument uitschakelen .....................................................125
Het weergavetempo van een song veranderen ...................................................................... 125
Een song afspelen aan een vast tempo (Tempo Track uitschakelen) ..................................125
Een song in S-MRC-formaat afspelen ......................................................................................125
Een song herhaaldelijk afspelen (Loop Play).......................................................................... 125
De weergave van de song starten en stoppen met de D Beam Controller ......................... 126
Songs opnemen................................................................................. 127
Twee opnamemethodes .............................................................................................................127
Voordat u een nieuwe song opneemt.................................................................................................. 127
Een klank kiezen voor de opname............................................................................................ 127
De song uit het interne geheugen wissen (Song Initialize)................................................... 127
De maatsoort bepalen................................................................................................................. 128
Uw muziekstuk opnemen zoals u het speelt (Realtime Recording)............................................... 129
Basisbediening voor Realtime Recording................................................................................ 129
Tempoveranderingen opnemen in een song (Tempo Recording) ....................................... 130
Loop Recording en Punch-In Recording .................................................................................130
Uw timing corrigeren terwijl u opneemt (Recording Quantize).......................................... 131
Kiezen welke Sequencer Data er worden opgenomen (Recording Select)......................... 131
Ongewenste data wissen terwijl u opneemt (Realtime Erase) .............................................132
Klanken of Phrases voorbeluisteren terwijl u opneemt (Rehearsal-functie)...................... 132
De data stap voor stap invoeren (Step Recording)............................................................................ 132
Noten en rusten invoeren .......................................................................................................... 132
Een Pattern toewijzen aan een Phrase Track........................................................................... 134
Een opgenomen song opslaan op disk................................................................................................ 135
Songs editen ...................................................................................... 136
De te editen song inladen...................................................................................................................... 136
Verschillende klankgenerators gebruiken voor de verschillende tracks............................ 136
De weergave van een track uitschakelen (Mute).................................................................... 137
Algemene song-instellingen .................................................................................................................137
Een song een naam geven (Song Name).................................................................................. 137
Een naam geven aan een Pattern (Pattern Name).................................................................. 138
Markers (Locate Positions) plaatsen in een song.................................................................... 138
Bepalen welk fragment u wil herhalen (Loop Points)........................................................... 139
Sequencer Data in het afgebakende fragment editen (Track Edit).................................................. 139
Basisbediening voor Track Editing........................................................................................... 139
De timing van een song corrigeren (Quantize)....................................................................... 140
Ongewenste Performance Data wissen (Erase) ...................................................................... 142
Ongewenste maten wissen (Delete) .........................................................................................143
Phrases kopiëren (Copy)............................................................................................................ 143
Een lege maat invoegen (Insert Measure) ............................................................................... 145
De toonaard transponeren (Transpose) ................................................................................... 145
De Velocity (Volume) veranderen (Change Velocity) ........................................................... 146
Het MIDI-kanaal veranderen (Change Channel)................................................................... 147
De lengte van de noten wijzigen (Change Gate Time) .......................................................... 147
Twee Phrase Tracks of Patterns samenvoegen (Merge)........................................................ 148
Een deel van de Sequencer Data extraheren en verplaatsen (Extract) ................................ 149
Performance Data vooruit en achteruit schuiven (Shift Clock)............................................ 150
De Sequencer Data uitdunnen (Data Thin) ............................................................................. 151
Twee Phrase Tracks of Patterns verwisselen (Exchange)...................................................... 152
De weergavetijd van een song aanpassen (Time Fit)............................................................. 152
Lege maten verwijderen (Truncate) .........................................................................................153
Individuele stukjes Sequencer Data editen (Micro Edit) .................................................................. 153
Sequencer Data bekijken (in het Microscope-venster)........................................................... 153
11
Inhoud
Welke Sequencer Data bevat een Phrase Track/Pattern....................................................... 154
Sequencer data bekijken (View)................................................................................................ 155
De Sequencer Data editen.......................................................................................................... 155
Sequencer Data invoegen (Create)............................................................................................ 156
Sequencer Data wissen (Erase).................................................................................................. 156
Sequencer Data verplaatsen (Move)......................................................................................... 157
Sequencer Data kopiëren (Copy).............................................................................................. 157
Het tempo in de loop van de song wijzigen............................................................................ 158
De maatsoort in de loop van de song veranderen .................................................................158
Een Phrase spelen met één vinger (RPS-functie)........................... 159
Voordat u de RPS-functie gaat gebruiken ..........................................................................................159
Neem een Pattern op ..................................................................................................................159
Instellingen voor de RPS-functie .............................................................................................. 159
De RPS-functie gebruiken tijdens het spelen ..................................................................................... 160
De RPS-functie aansturen vanuit een extern MIDI-klavier ..................................................161
De RPS-functie gebruiken bij een opname .............................................................................. 161
De klank in Real Time wijzigen......................................................... 162
Uw hand boven de D Beam bewegen om de klank te wijzigen (D Beam Controller) ................. 162
Instellingen maken voor de D Beam Controller..................................................................... 162
De klank wijzigen met knoppen en toetsen (Realtime Controller)................................................. 163
Realtime Controller-instellingen maken.................................................................................. 163
Het geluid wijzigen met een pedaal (Control Pedal)........................................................................ 164
Instellingen maken voor de Control Pedal.............................................................................. 164
Effecten toepassen............................................................................ 165
Effecten in- en uitschakelen ..................................................................................................................165
Effecten toepassen in Patch Mode........................................................................................................ 165
Bepalen hoe het geluid wordt uitgestuurd (Effecten) ........................................................... 165
Schema van de Signaalroutes en de Parameters .................................................................... 166
........................................................................................................................................................ 167
Effecten toepassen in Performance Mode of Multitimbre Mode .................................................... 170
Bepalen hoe het geluid wordt uitgestuurd (Effecten) ........................................................... 170
Schema van de Signaalroutes en de Parameters .................................................................... 171
Multi-Effectinstellingen maken (MFX/MFX Control)...................................................................... 174
Instellingsprocedure ................................................................................................................... 174
Functies van de Parameters....................................................................................................... 175
Chorus-instellingen maken (Chorus) .................................................................................................. 176
Instellingsprocedure ................................................................................................................... 176
Functies van de Parameters....................................................................................................... 176
Reverb-instellingen maken (Reverb) ................................................................................................... 177
Instellingsprocedure ................................................................................................................... 177
Functies van de Parameters....................................................................................................... 177
Instellingen voor alle Modes (System-functie)................................ 178
Hoe maakt u instellingen voor de System-functie ............................................................................ 178
De System-instellingen initialiseren (Init) ............................................................................... 178
De System-instellingen opslaan (Write).............................................................................................. 178
Functies van de System-parameters .................................................................................................... 179
Gemeenschappelijke instellingen voor het hele systeem (General) ....................................179
Sequencer-instellingen (Sequencer).......................................................................................... 180
MIDI-instellingen (MIDI)........................................................................................................... 182
Controller-instellingen (Controller) ......................................................................................... 184
Equalizer-instellingen (EQ) ....................................................................................................... 185
Phrase Preview-instellingen (Preview).................................................................................... 185
Scale Tune-instellingen (Scale Tune)........................................................................................ 186
12
Inhoud
Disk-functies (Disk Utility) ................................................................ 187
Wat is Disk Utility? ................................................................................................................................187
Disk Utility: Basishandelingen ............................................................................................................. 187
Kiezen welk bestandstype u in de File List wil zien (View) ............................................................188
Een bestand vanop disk in de Fantom inladen (Load) ..................................................................... 188
Individuele Tracks/Patterns met Song Data inladen ............................................................ 188
Individuele Items met geluidsdata inladen ............................................................................ 189
Data opslaan op disk (Save).................................................................................................................. 189
Een bestand kopiëren met een andere naam (Copy) ........................................................................ 190
Een bestand hernoemen (Rename) ......................................................................................................191
Ongewenste bestanden verwijderen (Delete) ....................................................................................191
Functies i.v.m. de disk (Tools).............................................................................................................. 191
Een disk klaarmaken voor gebruik op de Fantom................................................................. 191
De naam van de disk wijzigen .................................................................................................. 192
De bestanden op de disk controleren....................................................................................... 192
Een disk kopiëren........................................................................................................................ 193
Klankinstellingen verzenden/Fabrieksinstellingen oproepen ....... 194
Klankinstellingen verzenden (Data Transfer).................................................................................... 194
Data verzenden naar een extern MIDI-toestel........................................................................ 194
Data verzenden naar het User-geheugen ................................................................................ 195
De fabrieksinstellingen oproepen (Factory Reset)............................................................................. 195
Een Wave Expansion Board installeren .......................................... 196
Opgelet wanneer u een Wave Expansion Board installeert............................................................. 196
Hoe installeert u een Wave Expansion Board.................................................................................... 196
De geïnstalleerde Wave Expansion Boards controleren................................................................... 197
Specificaties....................................................................................... 198
13
Voornaamste eigenschappen
Een synthesizer die zich even makkelijk laat bedienen als gelijk welk instrument
De categorie van sythesizers die we kennen als “workstations” – bestaande uit een klankgenerator-gedeelte dat het geluid opwekt, een controller-gedeelte en een sequencer-gedeelte – is haar eigen evolutionaire weg ingeslagen, met diverse nieuwe functies toe toegang geven tot nieuwe mogelijkheden voor muzikale expressie en creatie. Anderzijds verliep de toegang tot zulke functies voorheen meestal via een beperkende en complexe interface, wat te vaak een remming betekende voor de creativiteit van de muzikant.
De Fantom is niet alleen een uitstekend instrument om mee op te treden, hij is ook speciaal ontworpen om de creativiteit van de muzikant te ondersteunen op elk gebied, ook op het vlak van compositie. Hij laat u naadloos de overgang maken tussen de verschillende aspecten van het muziekproductie-proces, van performance tot compositie, zodat u uw inspiratie de vrije loop kunt laten.
Stabielere interface met groot grafisch LCD-scherm
De Fantom beschikt over een LCD-scherm, 1/4 van het VGA­formaat. De grafische display maakt gebruik van vier niveaus grijswaarden om alle relevante instellingen voor klanken of sequencerhandelingen tegelijkertijd te tonen, wat een vlotte bediening verzekert.
Omdat er veel informatie tegelijkertijd kan getoond worden, blijven ook de toetsen en knoppen overzichtelijk, zodat u met een minimum aan handelingen toegang krijgt tot de gewenste parameter. Bij het ontwerp van deze interface kwam uw creativiteit op de eerste plaats.
Eersteklas klankgenerator voor
maximaal expressief vermogen
De Fantom bevat hetzelfde type van 64-stemmige, 16-parts multitimbrale klankgenerator als de XV-5080, alom geprezen door professionele musici. Onder de 896 preset patches zijn er een aantal nieuwe die speciaal afgestemd zijn op de Fantom, zodat u zijn klavier, knoppen en andere realtime controllers ten volle kunt benutten.
Dankzij de four level velocity switching kunt u over en weer schakelen tussen vier stereo golfvormen. Net zoveel power als met de XV-5080.
De ruimtelijke eigenschappen van het geluidsveld, de klank­veranderingen gestuurd door velocity en de eindeloos gedetailleerde expressieve nuance liggen allemaal binnen handbereik. Matrix Control laat u toe een groot aantal parameters tegelijk te wijzigen, en kan aangestuurd worden door middel van de realtime controllers (zoals de knoppen en de D Beam). De dynamische expressiviteit van de Fantom is door eenvoudige handelingen te sturen.
U kunt ook Wave Expansion Boards inbouwen en uw Fantom volledig oriënteren naar uw eigen muzikale voorkeur en voor uw specifieke toepassingen. Er zijn twee slots voorzien voor expansion boards van de SRX-serie. Dit laat u toe om het wave-geheugen met 64 MB aan hoogkwalitatieve klanken uit te breiden. Daarnaast is er
ook nog een slot voor de inbouw van een expansion board uit de SR-JV80-serie.
Behalve de vier paralelle outputs, welke u als twee stereoparen kunt gebruiken, is er ook een S/P DIF digitale uitgang (zowel optisch als coaxiaal) voorzien. De Fantom past dus perfect bij digitale opnamesystemen.
Krachtige COSM-effecten
Uiteraard zijn er ook effecten aanwezig, onmisbaar voor de klankopwekking met een synthesizer – en in studiokwaliteit.
Voor de reverb is er een DSP met dezelfde kwaliteit als de SRV-3030 ingebouwd, wat voor een zuivere galm zorgt die naadloos wegsterft.
De Fantom beschikt in totaal over 90 types van multi-effecten (M-FX), waaronder niet alleen effecten zoals RSS, 3D Delay en Slicer, maar ook effecten die gebruik maken van Roland’s eigen COSM­technologie, zoals guitar amp-simulaties, guitar multi’s, bass multi’s en keyboard multi’s.
In Multitimbre Mode en Performance Mode kunnen er drie types van M-FX tegelijkertijd gebruikt worden, zodat u op de gewenste part verschillende M-FX’en kunt toepassen. Bovendien is er per output jack een 2-bands EQ voorzien.
Complete muziekproductie met een superkrachtige sequencer op basis van de MRC-Pro
De Fantom bevat een 16-sporen sequencer gebaseerd op de MRC-Pro sequencer, met een hoge geluidsresolutie die elk expressief detail van uw performance opneemt, en een snelle invoer en bewerking van data voor zowel realtime als step recording. In combinatie met de krachtige klankgenerator maakt dit van de Fantom een ware muziekfabriek.
Op de Fantom kunt u vanuit gelijk welke mode direct beginnen opnemen (of u nu bezig bent met klanken editen of met spelen) door gewoon op [REC] te drukken. U kunt gewoon uw improvisaties in real time opnemen en op basis daarvan uw songs uitwerken.
Het spreekt voor zich dat u door middel van Micro editing uw eigen opgenomen data tot in de details kunt bewerken. Omdat u op de grote display 16 sporen met opgenomen data tegelijk kunt zien, kan het editen sneller, efficiënter en gedetailleerder gebeuren dan op de vroegere workstations. Sequencer data kunnen opgeslagen en ingeladen worden in het oorspronkelijke MRC-formaat of als SMF en dankzij de ingebouwde floppy disk drive is het heel eenvoudig om data uit te wisselen met een andere sequencer of computer.
De Fantom heeft ook nog de nieuwe Multitimbre mode. Doordat er 16 parts tegelijk getoond worden, kunt u in een mum van tijd orchestraties samenstellen en op eenvoudige en intuïtieve wijze song-arrangementen maken.
14
Voornaamste eigenschappen
Functies die uw creativiteit aanwakkeren
De Fantom beschikt over talrijke functies die het spelen in realtime ondersteunen en die u in staat stellen om uw ideeën tot songs uit te werken.
Er zijn talrijke drumpatronen voorzien, gebaseerd op professioneel slagwerk. Er zijn twaalf types van patroonvariaties (bv. fills) toegewezen aan een octaaf van het klavier, zodat u de drumpartij in realtime kunt spelen. Bovendien kunt u de drums volgens een constant, natuurlijk tempo laten spelen, ongeacht de timing waarmee u de toetsen aanslaat.
Er is ook een nieuwe arpeggiator ingebouwd. Behalve complexe frases die manueel onmogelijk te spelen zouden zijn, kunt u met de arpeggiator ook gewone frases spelen. Verder kunt u met de D Beam en andere realtime controllers de stijl van de arpeggio wijzigen. Dit betekent niet alleen een drastische uitbreiding van het expressieve potentiaal bij een live-optreden, maar helpt u ook gewoon bij het spelen.
Frases die gespeeld worden door rhythm patterns of de arpeggiator, kunnen opgenomen worden op de sequencer, precies zoals u ze hoort. Uw in realtime ingespeelde muziek kan direct opgeslagen worden als song data, of kan zelfs als sjabloon dienen voor een step­recorded phrase.
Patterns die met de sequencer zijn aangemaakt, kunnen getriggered worden met het klavier en weergegeven door de RPS-functie (Realtime Phrase Sequencer). Ritmepatronen en complexe frases die aangemaakt zijn met de arpeggiator, kunnen opgenomen worden op de sequencer en vervolgens afgespeeld worden in realtime. Op het podium geeft dit een geweldig effect.
Het ultieme muziekinstrument
De Fantom wijkt af van het strakke design van de vorige workstations. Hij manifesteert zich als een echt muziekinstrument en straalt tegelijk ook een gevoel van stille waardigheid uit.
Compatibel met General MIDI en General MIDI 2
De Fantom is compatibel met zowel de General MIDI- als de General MIDI 2-standaard. Alle muziekdata die compatibel zijn met General MIDI en/of General MIDI 2 (GM score), kunnen afgespeeld worden op de Fantom.
General MIDI
General MIDI is een set aanbevelingen die als doel heeft de beperkingen van merkgebonden designs te overstijgen en de MIDI-capaciteiten van geluidsproducerende apparaten te standaardiseren. Geluidsproducerende apparaten en muziek­bestanden die voldoen aan de General MIDI-standaard, dragen
het General MIDI-logo ( ). Muziekbestanden die het General
MIDI-logo dragen, kunnen afgespeeld worden op gelijk welk General MIDI geluidsapparaat. Het muzikale resultaat zal in wezen steeds hetzelfde zijn.
General MIDI 2
De opwaarts compatibele General MIDI 2 ( ) aanbevelingen
nemen de draad weer op waar General MIDI eindigt en biedt ruimere expressieve mogelijkheden en een nog grotere compatibiliteit. Zaken die door de eerste General MIDI­aanbevelingen niet werden behandeld, zoals de manier waarop klanken bewerkt worden of hoe u met effecten moet werken, worden nu precies beschreven. Bovendien is het aantal klanken uitgebreid. Klankgenerators die aan de specificaties van General MIDI 2 voldoen, kunnen een getrouwe weergave produceren van muziekbestanden die ofwel het General MIDI­of het General MIDI 2-logo dragen.
Soms wordt naar de gewone vorm van General MIDI, welke dus geen vernieuwingen of verbeteringen bevat, verwezen met “General MIDI 1” om duidelijk het onderscheid te maken met General MIDI 2.
15
Beschrijving van de panelen
Voorpaneel
4
2
3
1
6
10
1
Floppy Disk Drive
Disk drive voor 3.5” 2DD/2HD floppy disks. Om een disk te verwijderen, drukt u op de Eject-toets rechts van de disk drive.
Vanaf nu zal in deze handleiding “floppy disk” afgekort worden tot “disk.”
2
D BEAM
U kunt allerlei effecten toepassen op het geluid door gewoon uw hand te bewegen. → (p. 162)
[ON/OFF]
Hiermee schakelt u de D Beam controller in/uit.
3
Volumeregelaar
Hiermee regelt u het globale volume dat wordt uitgestuurd via de OUTPUT jacks en de PHONES jack op het achterpaneel. → (Quick Start; p. 4)
5
7 8 9
[ ]–[ ]
Het gebruik van deze knoppen hangt af van de parameter of functie die eraan is toegewezen.
[ ]–[ ]
Het gebruik van deze toetsen hangt af van de parameter of functie die eraan is toegewezen.
5
Met deze toetsen bedient u de arpeggiator, de rhythm pattern­functie en de sequencer (opname en weergave).
[ARPEGGIO]
Hiermee schakelt u de Arpeggiator in/uit.
[RHYTHM]
Hiermee schakelt u de Rhythm pattern-functie in/uit.
[RESET]
Verplaatst de song-positie naar de eerste maat. → (p. 124)
[BWD]
Plaatst de song-positie op de eerste tel van de vorige maat.
→ (p. 124)
4
REALTIME CONTROL
U kunt diverse parameters en functies toewijzen aan de vier knoppen en de vier toetsen, en ze gebruiken om het geluid in realtime te wijzigen. → (p. 163)
16
[FWD]
Plaatst de song-positie op de eerste tel van de volgende maat.
→ (p. 124)
[STOP/PLAY]
Hiermee bedient u de sequencer (stop/play).
Beschrijving van de panelen
[LIST]
Opent het LIST-venster. De inhoud van de lijst hangt af van de huidige locatie van de cursor. → (p. 28)
9
VALUE Dial
Hiermee wijzigt u de parameterwaarden. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u aan de VALUE dial draait, verandert de waarde met grotere stappen. (p. 29)
[DEC], [INC]
Hiermee wijzigt u de parameterwaarden. Als u de ene toets ingedrukt houdt terwijl u op de andere drukt, dan verandert de waarde sneller. Als u op een van deze toetsen drukt terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, dan verandert de waarde met grotere stappen. → (p. 29)
Terwijl de weergave gestopt is, kunt u [SHIFT] ingedrukt houden en op [REC] drukken om MIDI Update uit te voeren. → (p. 124)
[REC]
Hiermee roept u het Recording Standby-scherm op. → (p. 129)
[BEAT] (Beat Indicator)
Deze knippert in sync met het tempo en het ritme van de song.
6
Display
Hier verschijnt informatie i.v.m. de handeling die u uitvoert.
7
[1]–[8]
Met deze toetsen selecteert/registreert u uw favoriete patches of performances. Onderaan in het scherm verschijnen de namen van de favoriete klanken die u hebt geregistreerd. →
Bij het editen hebben deze toetsen diverse functies, afhankelijk van het scherm waarin u werkt. →
(p. 28)
(p. 28)
[CURSOR]
Hiermee verplaatst u de cursor naar boven/onder/links/rechts.
(p. 29)
[SHIFT]/[REGISTRY]
SHIFT: Deze toets wordt gebruikt in combinatie met andere toetsen
om diverse functies uit te voeren.
REGISTRY: Houd deze toets ingedrukt en druk op [1]–[8] om een
favoriete klank te registreren. → (p. 46, p. 73, p. 94)
[JUMP]/[BANK]
JUMP: Deze toets wordt gebruikt in combinatie met de
cursortoetsen om de cursor naar een andere locatie te laten springen.
BANK: Houd deze toets ingedrukt en druk op [1]–[8] om een bank
met favoriete klanken te selecteren. →
(p. 33, p. 86)
[EXIT]
Hiermee keert u terug naar het PLAY-scherm of sluit u het venster dat momenteel open is. In sommige schermen wordt hierdoor de momenteel uitgevoerde functie afgebroken.
10
Pitch Bend/Modulation Lever
Hiermee kunt u de pitch bend aansturen of vibrato toepassen.
(Quick Start; p. 27)
8
[MODE]
Opent het MODE-venster. → (p. 27)
[MENU]
Opent het MENU-venster. De inhoud van het menu hangt af van de huidige modus. → (p. 28)
17
Beschrijving van de panelen
Achterpaneel
fig.00-02
fig.00-03
POWER ON-schakelaar
Hiermee schakelt u het toestel in/uit. → (Snelle Start; p. 4)
AC-aansluiting
Sluit hier de bijgeleverde stroomkabel op aan. → (Snelle Start; p. 3)
fig.00-04
CTL 1, CTL 2 PEDAL Jack
Hier kunt u optionele expressiepedalen (EV-5, enz.) op aansluiten. Door de gewenste functie aan een pedaal toe te wijzen, kunt u er klanken mee selecteren of wijzigen, of diverse andere zaken aansturen. U kunt ook optionele pedaalschakelaars aansluiten (DP-2, DP-6, enz.) om het geluid aan te houden. → (Snelle Start; p. 29)
HOLD PEDAL Jack
Hier kunt u een optionele pedaalschakelaar (DP-2, DP-6, enz.) aansluiten om als hold-pedaal te gebruiken. →
U kunt dit ook instellen zodat u met halve pedaalbewegingen kunt werken. Dus, als u een expressiepedaal (EV-5, enz.) aansluit, kunt u nog veel meer nuance in uw muziekstukken leggen wanneer u met pianoklanken speelt. →
fig.00-05
(p. 184)
(Snelle Start; p. 28)
DIGITAL OUT Connectors (S/P DIF OPTICAL, S/P DIF COAXIAL)
De Fantom beschikt over zowel optische als coaxiale digital out­connectors (conform met S/P DIF).
Deze connectors sturen een digitaal audio-signaal (stereo) uit. Het output-signaal is identiek aan het signaal dat wordt uitgestuurd via de OUTPUT A (MIX) jacks.
S/P DIF is een digitaal interface-format dat gebruikt wordt voor consumer digitale audio-apparatuur.
fig.00-06
CONTRAST-knop
Hiermee regelt u het contrast van de display. → (Snelle Start; p. 5)
fig.00-07
MIDI-connectors (IN, OUT, THRU)
Deze connectors kunt u verbinden met andere MIDI-toestellen voor het verzenden en ontvangen van MIDI-boodschappen.
fig.00-08
OUTPUT A (MIX) Jacks (L (MONO), R)
Deze jacks sturen het audio-signaal in stereo uit naar het aangesloten mixer-/versterkersysteem. Voor mono-output, gebruikt u de L jack.
(Quick Start; p. 3)
OUTPUT B Jacks (L, R)
Deze jacks sturen het audio-signaal in stereo uit naar het aangesloten mixer-/versterkersysteem.
INDIVIDUAL 1–4 Jacks
Deze jacks sturen audio-signalen in mono uit naar een versterker of mixer.
De instelling die bepaalt of deze jacks gebruikt worden als stereo OUTPUT jacks of als mono INDIVIDUAL jacks, is de Output Assign-instelling (p. 168, p. 172).
PHONES Jack
Hierop kunt u een hoofdtelefoon (apart verkocht) aansluiten.
→ (Snelle Start; p. 3)
18
Overzicht van de Fantom
Hoe is de Fantom georganiseerd?
Basisstructuur
Ruwweg kan de Fantom ingedeeld worden in een keyboard controller-gedeelte, een klankgenerator-gedeelte en een sequencer-gedeelte. Deze delen zijn intern met elkaar verbonden
via MIDI.
fig.01-01.e
Sequencer-
gedeelte
Opnemen
Keyboard Controller-gedeelte (controllers zoals klavier, pitch bend-hendel, enz.)
Weergave
Keyboard Controller-gedeelte
Dit gedeelte bestaat uit het klavier, de pitch bend/modulation­hendel, de toetsen en knoppen op het paneel en de D Beam controller. Ook eventuele pedalen die op het achterpaneel zijn aangesloten, horen hierbij. De performance-informatie die ontstaat wanneer u zaken doet zoals een toets aanslaan / lossen of de Hold­pedaal indrukken, wordt omgezet in MIDI-boodschappen en verzonden naar het klankgenerator-gedeelte, het sequencer-gedeelte en/of een extern MIDI-toestel.
Klank-
generator-
gedeelte
Spelen
Tones
Op de Fantom zijn de Tones de kleinste klankeenheid. Het is echter niet mogelijk om een tone op zich te spelen. De Patch is de klankeenheid die kan gespeeld worden, en de tones zijn de bouwstenen die samen een patch vormen.
fig.01-02.e
Tone
WG
Pitch
Envelope
audiosignaal
Tones bestaan uit de volgende vijf componenten.
WG (Wave Generator)
Specifieert de PCM-golfvorm (golf) die de basis vormt van de klank en bepaalt hoe de toonhoogte van het geluid zal veranderen.
De Fantom beschikt over 1083 verschillende golfvormen. Alle patches van de Fantom bestaan uit combinaties van tones die gecreëerd zijn op basis van deze golfvormen.
Er zijn vier wave generators voor elke rhythm tone (percussie­instrumentklanken).
LFO 1 LFO 2
TVF
TVF
Envelope
controlesignaal
TVA
TVA
Envelope
Overzicht van de Fantom
Klankgenerator-gedeelte
Het klankgenerator-gedeelte produceert het geluid. Het ontvangt MIDI-boodschappen van het keyboard controller-gedeelte, het sequencer-gedeelte en/of van een extern MIDI-toestel, genereert klanken volgens de ontvangen MIDI-boodschappen en stuurt het geluid uit als een analoog signaal via de output jacks of de hoofdtelefoonaansluiting.
Sequencer-gedeelte
Dit gedeelte registreert de handelingen van het keyboard controller­gedeelte als MIDI-boodschappen en zendt de opgenomen bood­schappen naar het klankgenerator-gedeelte. MIDI-boodschappen opgenomen op de sequencer, kunnen ook verzonden worden via de MIDI Out-connector zodat de Fantom ook externe MIDI-toestellen kan aansturen.
Indeling van de klanktypes van de Fantom
Wanneer u de Fantom gebruikt, zult u merken dat er verschillende categorieën een rol spelen wanneer u met klanken werkt. Nu volgt een korte verklaring van elke klankcategorie.
TVF (Time Variant Filter)
Specifieert hoe de frequentiecomponenten van het geluid zullen veranderen.
TVA (Time Variant Amplifier)
Specifieert de volumeveranderingen en de positie van het geluid in een stereo geluidsveld.
Envelope
U gebruikt de Envelope om veranderingen aan het geluid in functie van de tijd in te zetten. Er zijn aparte envelopes foor de Pitch (toonhoogte), TVF (filter) en TVA (volume). Als u bijvoorbeeld de aanslag of het wegsterven van het geluid in functie van de tijd wil veranderen, dan wijzigt u de TVA-envelope.
LFO (Low Frequency Oscillator)
U gebruikt de LFO om cyclische veranderingen (modulatie) in een geluid te creëren. De Fantom heeft twee LFO’s. Ze kunnen apart of tegelijkertijd toegepast worden op de WG (toonhoogte), de TVF (filter) en/of de TVA (volume). Als u een LFO toepast op de WG pitch, dan krijgt u een vibrato-effect. Als u een LFO toepast op de TVF cutoff frequency, dan krijgt u een wah-effect. Als u een LFO toepast op het TVA volume, dan krijgt u een tremolo-effect.
19
Overzicht van de Fantom
LFO is niet inbegrepen in de rhythm tones (percussieklanken).
Patches
Patches zijn de elementaire klankconfiguraties die u produceert tijdens het spelen. Elke patch kan geconfigureerd worden door max. vier tones te combineren. Hoe de vier tones gecombindeerd worden, wordt bepaald door de Structure Type-parameter (PATCH/TMT) (p. 56).
fig.01-03.e
Patch
Tone 4
Tone 3
Tone 2
Tone 1
WG
Pitch
Envelope
LFO 1 LFO 2
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
Elk percussie-instrument bestaat uit de volgende vier elementen. (Voor details, zie de uitleg over de “Tones”).
WG (Wave Generator)
TVF (Time Variant Filter)
TVA (Time Variant Amplifier)
Envelope
Multitimbre
Een multitimbre bestaat uit een patch of rhythm set, toegewezen aan elk van de 16 parts, en kan 16 klanken tegelijkertijd behandelen. Dit laat u toe om een set klanken te creëren, om te gebruiken voor een song die u aanmaakt met de sequencer, of om meerdere klanken samen te spelen. Op het klavier kunt u enkel de momenteel geselecteerde part (de “huidige” part) spelen. Omdat de klank­generator van de Fantom meerdere klanken (instrumenten) kan aansturen, noemen we hem een Multitimbrale klankgenerator.
Performances
Een performance is zoals een multitimbre, in die zin dat er ook een patch of een rhythm set toegewezen is aan elk van de 16 parts en dat er met 16 klanken tegelijk kan gewerkt worden. In tegenstelling tot een multitimbre kunt u wel meerdere parts tegelijk op het klavier spelen, zodat u meerdere patches tegelijkertijd (Layer) of in verschillende klaviergedeeltes (Split) kunt spelen.
fig.01-05.e
Rhythm Sets
Rhythm Sets zijn groepen van een aantal verschillende percussie­instrumentklanken. Aangezien percussie-instrumenten meestal geen melodie spelen, is het ook niet nodig dat u met een percussieklank een toonladder kunt spelen op het klavier. Het is echter belangrijk dat u zoveel mogelijk percussie-instrumenten tegelijkertijd ter beschikking hebt. Daarom zal elke toets (nootnummer) van een rhythm set een andere percussieklank produceren.
fig.01-04.e
Rhythm Set
Nootnummer 98 (D7)
Nootnummer 97 (C#7)
Nootnummer 36 (C2)
Nootnummer 35 (B1)
Rhythm Tone (Percussie-instrument)
WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
Performance/Multitimbre
Part 16
Part 1
Patch/
Rhythm Set
Part
Een part is datgene waaraan een patch of rhythm set wordt toegewezen wanneer u de Fantom in Multitimbre mode of Performance mode gebruikt. Eén enkele multitimbre/performance omvat 16 parts, waarbij aan elke part een patch of rhythm set is toegewezen.
20
Overzicht van de Fantom
Simultane polyfonie
De Fantom kan maximaal 64 noten tegelijk produceren. In de volgende paragrafen wordt uitgelegd wat dit precies betekent, en wat er zal gebeuren indien er meer dan 64 noten tegelijkertijd gevraagd worden van de Fantom.
Het aantal gebruikte stemmen berekenen
De Fantom kan tot 64 noten tegelijkertijd spelen. De polyfonie, of het aantal stemmen (klanken) verwijst niet alleen naar het aantal klanken dat werkelijk gespeeld wordt, maar verandert naargelang het aantal tones dat in de patches gebruikt wordt en het aantal Waves dat in de tones gebruikt wordt. Om te berekenen hoeveel klanken er gebruikt worden voor een gespeelde patch, hanteren we de volgende methode. (Aantal klanken dat gespeeld wordt) = (Aantal tones gebruikt door de gespeelde patches) x (Aantal Waves gebruikt in de tones)
Bijvoorbeeld, als een patch vier tones combineert die elk twee Waves gebruiken, dan is het aantal klanken dat gespeeld wordt 8. Ook wanneer u in Multitimbre mode of Performance mode speelt, wordt het aantal klanken voor elke part geteld om het totale aantal klanken voor alle parts te bekomen.
Hoe weerklinken de patches?
Wanneer er van de Fantom gevraagd wordt om meer dan 64 stemmen tegelijk te produceren, dan vallen bepaalde momenteel klinkende noten weg om plaats te maken voor nieuwe noten. De noten met de laagste prioriteit vallen het eerst weg. De volgorde van prioriteit wordt bepaald door de Voice Priority-instelling (p. 47).
U kunt “Voice Priority” instellen op “LAST” of “LOUDEST”. Als u “LAST” kiest, dan zal de eerst gespeelde van de momenteel klinkende noten wegvallen wanneer er een nieuwe noot gespeeld wordt die het maximum van 64 stemmen overschrijdt. Als u “LOUDEST” kiest, dan zal de zachtste van de momenteel klinkende noten wegvallen. Meestal wordt “LAST” gekozen.
wil spelen, alsook met het aantal tones dat gebruikt wordt door de geselecteerde patch (p. 102, p. 118).
Het is niet mogelijk om de Voice Reserve zo in te stellen dat het totale aantal stemmen in alle parts hoger is dan 64.
Overzicht van de Fantom
Note Priority in Multitimbre/ Performance Mode
Aangezien Multitimbre/Performance Mode meestal gebruikt wordt om een ensemble te spelen dat uit meerdere patches bestaat, is het belangrijk te beslissen welke part voorrang hebben. Deze voorrang wordt bepaald door de Voice Reserve-instellingen (p. 47). Wanneer een noot van een patch moet wegvallen om plaats te maken voor een nieuwe noot, dan is de Voice Priority-instelling van de patch van toepassing.
Voice Reserve
De Fantom heeft een Voice Reserve-functie waarmee u kunt bepalen hoeveel stemmen er steeds minimaal beschikbaar moeten zijn voor elke part. Bijvoorbeeld, als voor part 16 de Voice Reserve op “10” staat, dan zal part 16 steeds 10 noten tegelijkertijd kunnen produceren, ook al worden er (in totaal voor alle parts) meer dan 64 noten gevraagd. Wanneer u Voice Reserve-instellingen maakt, moet u rekening houden met het aantal noten dat u in de betreffende part
21
Overzicht van de Fantom
Het geheugen
Patch- en Performance-instellingen worden bewaard in wat men het geheugen noemt. Er zijn drie soorten geheugen: het tijdelijk, het herschrijfbaar en het niet-herschrijfbaar geheugen.
fig.01-06.e
Fantom
Preset E (PR-E)
Preset D (PR-D)
Preset C (PR-C)
Preset B (PR-B)
Preset A (PR-A)
Patch
128
Rhythm Set
16
* 1
Multitimbre
16
* 1
Performance
64
* 1
Select
EXP C Slot (XP-C)
EXP B Slot (XP-B)
EXP A Slot (XP-A)
Patch
Rhythm Set
Wave Expansion Board
GM (GM2)
Patch
256
Rhythm Set
9
Temporary Area
* 2
Data File (.SVD)
System
User (USER)
Patch
Rhythm Set
Multitimbre
Performance
Patch
128
Rhythm Set
16
Multitimbre
16
Performance
64
System
128
16
16
64
WriteSelectSelectSelect
Load
Save
Herschrijfbaar geheugen
System Memory
In het System Memory worden systeemparameter-instellingen bewaard die bepalen hoe de Fantom werkt.
User Memory
Het User Memory is de plaats waar u normaal de data die u nodig hebt, opslaat. Het USER-geheugen bevat 128 patches, 16 rhythm sets, 16 multitimbres en 64 performances.
Disk (Optioneel: 3.5” 2DD, 2HD)
Patches, multitimbres, performances en systeeminstellingen kunnen samen als één bestand op disk opgeslagen worden.
Niet-herschrijfbaar geheugen
Preset Memory
De data in het Preset-geheugen kunnen niet herschreven worden. U kunt echter wel instellingen uit het Preset-geheugen oproepen in de temporary area, ze editen en dan de gewijzigde data opslaan in het herschrijfbare geheugen (behalve GM2).
Wave Expansion Boards (optioneel: SR-JV80-/SRX-serie)
De Fantom kan uitgebreid worden met drie Wave Expansion Boards (1 van de SR-JV80-serie en 2 van de SRX-serie). Wave Expansion Boards bevatten Wave-data, alsook patches en rhythm sets die deze Wave-data gebruiken. Deze patches en rhythm sets kunt u ook rechtstreeks in de temporary area oproepen en ze spelen.
Disk
* 1 Enkel in PR-A (PRST) * 2 De geselecteerde Patches/Rhythm Sets kunnen niet gewijzigd worden.
Tijdelijk geheugen
Temporary Area
Hier worden de data bewaard voor de patch, multitimbre of performance die u hebt geselecteerd met de paneeltoetsen.
Wanneer u op het klavier speelt of een sequence weergeeft, wordt er geluid geproduceerd op basis van de data in de temporary area. Wanneer u patch, multitimbre of performance edit, dan wijzigt u niet rechtstreeks de data in het geheugen, maar u roept de data op in de temporary area en bewerkt ze daar.
Instellingen in de temporary area zijn tijdelijk en gaan verloren wanneer u het toestel uitschakelt of wanneer u een andere patch/ multitimbre/performance kiest. Om de gewijzigde instellingen te bewaren, dient u ze weg te schrijven in het herschrijfbare geheugen.
22
Overzicht van de Fantom
De interne effecten
Effecttypes
De Fantom heeft drie ingebouwde effectprocessoren die alledrie apart instelbaar zijn.
Multi-effecten
De multi-effecten zijn multifunctionele effecten die het klanktype volledig veranderen door het geluid zelf te wijzigen. Er zijn 90 verschillende effecttypes voorzien; kies en gebruik het type dat past bij uw project. Naast de effecttypes bestaande uit enkelvoudige effecten, zoals Distortion, Flanger, e.d., kunt u ook een hele reeks andere effecten instellen. U kunt zelfs effecten in serie of in parallel schakelen. Chorus en reverb vinden we wel terug bij de multi­effecten, maar de volgende chorus en reverb werken met een ander systeem.
Chorus
Chorus laat het geluid dieper en ruimer klinken. U kunt kiezen of u dit als chorus- of delay-effect gebruikt.
Reverb
Reverb geeft het geluid de galmkarakteristieken van een bepaalde ruimte (zaal, auditorium, enz.). Er zijn vier verschillende types voorzien, zodat u het type kunt kiezen dat het best geschikt is voor uw project.
Hoe werken de effectprocessoren in de verschillende modes?
In Patch Mode
De multi-effecten en de chorus- en reverb-effecten kunt u individueel instellen voor elke patch/rhythm set. Door het signaalniveau dat naar de effectprocessoren gestuurd wordt (Send Level), te regelen, kunt u de intensiteit bepalen van het effect dat op de tone wordt toegepast.
fig.01-07
Patch
Rhythm Set
C8
A0
TONE
RHYTHM
TONE
Multi-Effects
Chorus
Reverb
Multi-Effects
Overzicht van de Fantom
Chorus
Reverb
23
Overzicht van de Fantom
In Performance Mode of Multitimbre Mode
De multi-effecten en de chorus-en reverb-effecten kunt u individueel instellen voor elke performance en multitimbre. De intensiteit van elk effect wordt voor elke part ingesteld (Fig. 1), maar de Send Level­instelling voor elke tone kan ook de effectintensiteit beïnvloeden (Fig. 2).
Wanneer u effecten toepast in Performance mode of Multitimbre mode, dan worden de effectinstellingen van de patches/rhythm sets die aan de parts zijn toegewezen, genegeerd en worden de effectinstellingen van de performance of multitimbre gebruikt. Dus, de effecten van dezelfde patch/rhythm set kunnen verschillen naargelang u in Patch mode of in Performance/Multitimbre mode werkt. Afhankelijk van de instellingen kunt u echter wel effect­instellingen van een patch of rhythm set die aan een part zijn toegewezen, toepassen op de hele performance/multitimbre (p. 173, p. 174).Bovendien, wanneer u de multi-effectinstellingen van een performance of multitimbre gebruikt, kunt u drie multi-effecten tegelijkertijd gebruiken, afhankelijk van het effecttype (p. 175).
fig.01-08.e
Fig.1 – Als de Output Assign-parameter op “MFX” staat (de output-instellingen voor Tone worden genegeerd)
Performance/Multitimbre
Part 1
Part16
Patch
De sequencer
Een sequencer neemt de handelingen op het klavier en met de controllers op als MIDI-boodschappen (sequencer data). Wanneer die data worden afgespeeld, worden de opgenomen MIDI­boodschappen naar een klankgenerator gestuurd, die de vereiste klanken zal produceren. De sequencer bespeelt eigenlijk het instrument in de plaats van de muzikant, en aangezien hij een muziekstuk kan opnemen, doet hij ook dienst als bandrecorder.
Maar in feite neemt een sequencer geen geluid op, maar wel de handelingen die de klankgenerator het geluid doen produceren. Dit biedt bepaalde voordelen. De geluids-kwaliteit is altijd uitstekend, zoals bij een opname van de eerste generatie, ongeacht hoe vaak je de data afspeelt. Tempoveranderingen hebben geen effect op de toonhoogte. Gedetailleerd editen is mogelijk, enz.
Wat is een song?
Bij de Fantom noemen we de muzikale data van een lied of compositie een song. Een song combineert sequencer data opgenomen op de Phrase Tracks 1-16, een Tempo Track, een Beat Track en een Pattern Track, zoals hieronder toegelicht.
fig.01-09.e
Song
Phrase track 16
TONE
Fig.2 – Als de Output Assign-parameter op “PAT” staat (de output-instellingen voor Tone gelden)
Performance/Multitimbre
Part 1
Part16
Patch
TONE
Multi-Effects
Chorus
Reverb
Multi-Effects
Chorus
Reverb
Phrase track 2
Phrase track 1
Tempo track
Beat track
Pattern track
Pattern1Pattern
2
Pattern
100
Wat is een Track (spoor)?
Een onderdeel van een song waarin muzikale data worden opgeslagen, noemen we een Track (spoor).
Phrase Tracks 1–16
De Phrase Tracks nemen de muzikale performance op. Elke Phrase Track neemt muzikale performance data op voor 16 MIDI-kanalen. In totaal kunnen er dus voor 16 tracks x 16 MIDI-kanalen aan data worden opgenomen. Het is het handigste als u op voorhand beslist wat u op welke track wil opnemen, bv. de melodie op Phrase Track 1, de bas op Phrase Track 2, de drums op Phrase Track 10 en de begeleiding op de overige Phrase Tracks.
24
Overzicht van de Fantom
Tempo Track
Op de Tempo Track worden de tempowijzigingen van de song in functie van de tijd opgenomen. Als het tempo dorrheen de ganse song hetzelfde blijft, dan heeft de Tempo Track geen belang.
Wanneer u een nieuwe song opneemt op de Fantom, wordt er een tempo-instelling opgeslagen in het begin van de Tempo-Track. Daarom, als een song vanaf het begin wordt afgespeeld, zal hij steeds worden weergegeven aan dit begintempo.
Het weergavetempo wordt dus bepaald door de Tempo Track­instelling. Als u het tempo wijzigt tijdens de weergave, dan wordt het algemene tempo van de song bepaald door de instelling die u maakt.
Beat Track
De Beat Track registreert de maatsoort van elke maat van een song. Stel de Beat Track in als u een nieuwe song opneemt of als u in de loop van een song van maatsoort wil veranderen.
Pattern Track
U kunt ook de Pattern Track gebruiken om muzikale passages op te nemen, afzonderlijk van de Phrase Tracks. Muziekdata op de Pattern Track worden beschouwd als aparte Patterns. U kunt tot 100 Patterns aanmaken en elke Pattern kan data bevatten voor 16 MIDI­kanalen, net als bij de Phrase Tracks.
Patterns kunnen worden toegewezen aan een Phrase Track, dus als u steeds weerkerende frases gebruikt (zoals bij drums en baslijnen), dan is het handig om elke muzikale frase op te nemen in een pattern. In het MICROSCOPE-scherm kunt u die patterns dan toewijzen aan een track (spoor) (p. 134). In dat geval bevat de Phrase Track enkel de Pattern Call-nummers die verwijzen naar de gewenste pattern, en niet de Pattern data zelf. Daardoor kunt u dezelfde pattern gebruiken zo vaak als u wil, zonder dat dit iedere keer geheugen in beslag neemt.
De RPS-functie (p. 159) voor onmiddellijke weergave is ook van toepassing op Patterns. Daarom zijn Patterns handig voor het live­werk. Neem gewoon de nodige sequencer data op als Patterns en neem ze mee op het podium.
Patterns zijn ook ideaal om losse muzikale ideetjes op te slaan.
Om iets in te spelen met één enkele klank, kunt u de klank-generator op Patch mode zetten.
Interactie tussen Phrase Tracks, Parts en MIDI-kanalen
Wanneer de klankgenerator in Multitimbre mode staat, moet u weten hoe de Phrase Tracks, de parts en de MIDI-kanalen met elkaar overeenstemmen. Anders hoort u misschien niet de klanken die u had verwacht, of kunnen er onnodige problemen rijzen bij het editen. Daarom raden we aan om steeds de directe numerieke overeenstemming te behouden tussen de Phrase Tracks 1-16, de Parts 1-16 en de MIDI-kanalen 1-16. Dit zijn de instellingen die van kracht zijn wanneer u het toestel aanzet of wanneer u Song Initialize uitvoert (p. 127).
fig.01-10.e
Sequencer
Phrase track 1
Phrase track 2
Phrase track 3
Phrase track 4
Phrase track 5
Phrase track 6
Phrase track 7
Phrase track 8
Phrase track 9
Phrase track 10
Phrase track 11
Phrase track 12
Phrase track 13
Phrase track 14
Phrase track 15
Phrase track 16
Ch 1 Ch 2 Ch 3 Ch 4 Ch 5 Ch 6 Ch 7 Ch 8
Ch 9 Ch 10 Ch 11 Ch 12 Ch 13 Ch 14 Ch 15 Ch 16
Klankgenerator
Part 1
Part 2
Part 3
Part 4
Part 5
Part 6
Part 7
Part 8
Part 9
Part 10
Part 11
Part 12
Part 13
Part 14
Part 15
Part 16
Overzicht van de Fantom
Songs en de Sound Generator Mode
De sequencer van de Fantom kan altijd gebruikt worden, ongeacht in welke mode de klankgenerator staat (Patch, Multitimbre of Performance).
Wanneer u een song opneemt of weergeeft, zet u normaal gezien de klankgenerator in Multitimbre mode. De reden hiervoor is dat in die mode enkel het geluid van het gespecifieerde MIDI-kanaal te horen is wanneer u opneemt terwijl u op het klavier van de Fantom speelt. Wanneer u de song afspeelt, kunnen de parts onafhankelijk van elkaar tot 16 verschillende klanken weergeven. Deze mode is dus zeer geschikt voor opname en weergave van songs die een ensemble van meerdere instrumenten gebruiken, zoals drums, bas en piano.
Als u iets wil inspelen met gelayerde klanken of met gesplitst klavier, zet dan de klankgenerator op Performance mode.
25
Overzicht van de Fantom
Waar wordt de song opgeslagen?
fig.01-11.e
Load Save
Intern geheugen
De sequencer bevat een zone die we het interne geheugen noemen en die één song tijdelijk kan opslaan. Deze tijdelijke song noemen we dus de Interne Song.
Om met de Fantom een op disk opgeslagen song weer te geven, hoeft deze niet in het interne geheugen ingeladen te worden. Dit moet enkel wanneer u een song wil opnemen of een op disk opgeslagen song wil editen. Om dat u maar aan één song tegelijk kan werken bij het opnemen of editen, hoeft het interne geheugen dus ook maar één song (+/- 120.000 noten) op te slaan.
De song in het interne geheugen is vluchtig en gaat verloren wanneer u het toestel uitschakelt. Om een song te behouden, moet u hem opslaan op disk.
Sequencer-gedeelte
Intern geheugen
Klankgenerator-gedeelte
User-gedeelte
Disk
Song file
Standard MIDI file
Chain file
Data file
Disk
Als u een opgenomen of geëdite song in het interne geheugen hebt zitten, bewaar hem dan op disk als een song file. Op één disk kunt u tot 99 songs opslaan. Een disk kan vijf bestandstypes bevatten. De drie letters tussen haakjes ( ) vormen de bestandsextensie, waaraan u de verschillende bestandstypes kunt herkennen.
Song File (.SVQ)
Dit bestand is een song die aangemaakt is op de Fantom. We noemen dit een MRC Pro Song. Ook de songs aangemaakt op de XP-60/80 zijn MRC Pro Songs.
Standard MIDI File (.MID)
Standard MIDI File is een standaard bestandsformaat dat toelaat om sequencer data uit te wisselen tussen de meeste muziektoepassingen. Fantom-bestanden kunnen opgeslagen worden als Standard MIDI Files. Bijgevolg kunt u ook in de handel verkrijgbare muziekdata (GM Scores) die compatibel zijn met het GM/GM2-systeem, afspelen.
Chain File (.SVC)
Chain Play is een functie die de songs op de disk achtereenvolgens afspeelt in de opgegeven volgorde.
Data File (.SVD)
Dit bestand bevat instellingen voor de klankgenerator en voor het Systeem.
26
Overzicht van de Fantom
Basisbediening van de Fantom
De Mode van de klankgenerator veranderen ([MODE])
De Fantom heeft drie modes voor klankopwekking: Partch mode, Multitimbre mode en Performance mode. U kunt de mode (status) kiezen die het best past bij uw manier van spelen op de Fantom.
Hanteer de volgende procedure om over te schakelen tussen deze modes.
1. Druk op [MODE].
Het Mode-venster verschijnt.
fig.01-12_50
2. Kies de gewenste mode met of en druk op [8 (Select)].
Wanneer u een mode selecteert, verschijnt het PLAY-scherm van die mode. De naam van de mode verschijnt steeds links bovenaan in het PLAY-scherm.
fig.01-13
Multitimbre Mode
fig.01-15
Overzicht van de Fantom
Deze mode is geschikt wanneer u de sequencer gebruikt om een song aan te maken, of wanneer u song data afspeelt. Wanneer u songs aanmaakt of song data weergeeft, wordt er voor elke patch die in een part gebruikt wordt, een ander MIDI-kanaal toegewezen. Zulk een set klanken die geselecteerd zijn voor elke te spelen part, noemen we een multitimbre.
Het keyboard controller-gedeelte en het klankgenerator-gedeelte staan in verbinding via één enkel MIDI-kanaal (het ontvangstkanaal van de huidige part).
Performance Mode
fig.01-16
Patch Mode
fig.01-14
Deze mode wordt gebruikt om individuele klanken (patches of rhythm sets) te spelen op het klavier. Als u een rhythm set kiest, kunt u percussie-instrumenten spelen op het klavier. Het keyboard controller-gedeelte en het klankgenerator-gedeelte staan in verbinding via één enkel MIDI-kanaal (het patch receive channel).
In deze mode kunt u meerdere klanken (patches of rhythm sets) combineren om complexe setups te maken of om de Fantom als masterklavier te gebruiken. U kunt patches samen spelen (Layer) of het klavier in twee delen splitsen en in elk deel een andere patch spelen (Split).
Het keyboard controller-gedeelte en het klankgenerator-gedeelte staan in verbinding volgens de Zone-instellingen.
27
Overzicht van de Fantom
Schermen oproepen vanuit het Menu ([MENU])
De Fantom beschikt over een hele reeks schermen en vensters waarin u de talrijke functies kunt uitvoeren. U kunt naar believen over en weer schakelen tussen deze schermen.
Hanteer de volgende procedure om het gewenste scherm of venster op te roepen.
1. Druk op [MENU].
Het Menu-venster verschijnt.
fig.01-17_50
2. Selecteer met of het gewenste scherm/venster en druk op [8 (Select)].
Het scherm/venster van de gewenste functie verschijnt.
Welke schermen/vensters u kunt oproepen vanuit het Menu­venster, hangt af van de mode van de klankgenerator.
Venster
De iets kleinere schermen die tijdelijk bovenop de normale schermen verschijnen, noemen we vensters. Naargelang de situatie kunnen er diverse types van vensters verschijnen. Sommige tonen lijsten, in andere kunt u instellingen maken en nog andere vragen u om een handeling te bevestigen.
fig.01-17a.e
Een lijst van Patches of andere data bekijken ([LIST])
De Fantom kan lijsten met klanken tonen. U kunt patches uit deze lijsten selecteren en voorbeluisteren, en u kunt uw eigen favoriete klanken erin registreren.
Deze lijsten roept u als volgt op in de display.
1. Plaats met [CURSOR] de cursor op het object (bv., patch­nummer) waarvoor u een lijst wil zien.
2. Druk op [LIST].
Er verschijnt een venster met de gewenste lijst, volgens de locatie van de cursor.
fig.01-18_50
De toetsen [1]–[8]
In het PLAY-scherm kunt u met de toetsen [1] - [8] onder de display uw favoriete patches of performances selecteren/registreren. Onderaan in de display verschijnen de namen van de klanken die geregistreerd staan als favorieten.
In andere schermen hebben deze toetsen andere functies en hun werking hangt af van het scherm.
fig.01-19
Venster
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten. Sommige vensters sluiten automatisch wanneer u een handeling uitvoert.
28
Overzicht van de Fantom
De cursor verplaatsen
In een scherm of venster staan er meestal meerdere parameters of items die u kunt selecteren. Om de instelling van een parameter te wijzigen, plaatst u de cursor op de waarde van die parameter. Om een item te selecteren, plaatst u de cursor op dat item. De cursor is een zwart rechthoekje en de parameterwaarde of het item dat u selecteert, komt in highlight (negatiefbeeld)te staan.
fig.01-19a.e
Cursor
Verplaats de cursor met , , en (cursortoetsen).
fig.01-20
: cursor omhoog.
: cursor omlaag.
: cursor naar links.
: cursor naar rechts.
• Door [SHIFT] ingedrukt te houden en op een cursortoets te drukken, kunt u de cursor laten overspringen naar de rand van het blok.
• Door [JUMP] ingedrukt te houden en op een cursortoets te drukken, kunt u de cursor laten overspringen naar een ander blok.
• Als u een cursortoets ingedrukt houdt en u drukt ook op de cursortoets van de tegengestelde richting, dan beweegt de cursor sneller in de richting van de eerst ingedrukte cursortoets.
Een waarde wijzigen
Om de waarde van een parameter te wijzigen, gebruikt u de VALUE dial of de toetsen [INC]/[DEC].
fig.01-21
In elk scherm van de Fantom, kunt u de cursor verplaatsen doorheen de velden met zwarte karakters op een witte achtergrond en de waarden wijzigen.
Elke parameter heeft zijn eigen instelbereik, dus u kunt niet lager gaan dan de minimumwaarde en niet hoger dan de maximumwaarde.
VALUE Dial
Als u de VALUE dial in wijzerzin draait, neemt de waarde toe. Als u hem in tegenwijzerzin draait, neemt de waarde af. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u aan de dial draait, dan verandert de waarde met grotere stappen, en dus sneller.
[INC] en [DEC]
Met [INC] verhoogt u de waarde en met [DEC] verlaagt u ze. Als u de toets ingedrukt houdt, vermeerder/vermindert de waarde continu. Om de waarde sneller te doen toenemen, houdt u [INC] ingedrukt en drukt u op [DEC]. Om de waarde sneller te doen afnemen, houdt u [DEC] ingedrukt en drukt u op [INC].
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u met [INC] of [DEC] werkt, veranderen de waarden met grotere stappen.
Overzicht van de Fantom
29
Overzicht van de Fantom
Een naam toewijzen
Op de Fantom kunt u aan elke patch, rhythm set, multitimbre, performance, Song en Pattern een naam geven. De procedure is dezelfde voor alle types van data.
1. Plaats met [CURSOR] de cursor op de locatie waar u een karakter wil invoeren.
2. Kies het gewenste karakter met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].
De beschikbare karakters/symbolen zijn:
spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! " # $ % & ’ ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _ ` { | }
Namen van bestanden en volume labels mogen geen kleine letters en geen van devolgende symbolen bevatten (" * + , . / : ; < = > ? [ \ ] | ).
Een naam geven door middel van een Name-venster
U kunt een naam toewijzen via een Name-venster. In het Name­venster verschijnt een lijst van de karakters die u kunt invoeren, waaruit u dan snel de gewenste karakters kunt kiezen.
1. Plaats, in het naamscherm, de cursor op de positie waar u de tekst wil invoeren en druk op [LIST].
Het Name-venster verschijnt.
fig.01-22_50
2. Plaats met of de cursor op de positie waar u een karakter wil invoeren.
3. Kies het gewenste karakter met de VALUE dial of met [INC], [DEC], , .
Met [3 (Insert)] voegt u een spatie in op de cursorpositie.
Met [4 (Delete)] wist u het karakter op de cursorpositie.
4. Herhaal de stappen 2 en 3 zo vaak als nodig is.
5. Druk op [8 (OK)] om de naam te bevestigen.
30
Spelen in Patch Mode
Patch Mode is de mode waarin u op het klavier kunt spelen met één klank (patch of rhythm set). Als er een rhythm set geselecteerd is, kunt u op het klavier percussie-instrumenten spelen.
Het PATCH PLAY-scherm
Het PATCH PLAY-scherm oproepen
Om het PATCH PLAY-scherm op te roepen, voert u de volgende procedure uit.
1. Druk op [MODE].
Het Mode-venster verschijnt.
fig.01-12_50
2. Kies een “PATCH” met of en druk op [8 (Select)].
U komt in Patch Mode en het PATCH PLAY-scherm verschijnt.
fig.PATCH_50
Functies in het PATCH PLAY-scherm
fig.02-01.e
Geeft de huidige sound generating mode aan.
Geeft de naam van de huidige song aan, de maatpositie, de maatsoort en de sequencer-status.
Bepaalt de Octave Shift (Oct) en de Transpose (Trans).
Geeft de bestandsnaam van de song aan.
Schakelt de multi-effecten (MFX), chorus (CHO) en reverb (REV) in en uit.
Patch/rhythm set select switch Bepaalt of u selecteert uit de patches of de rhythm sets.
Geeft de groep van de geselecteerde patch aan.
Geeft het MIDI-zendkanaal (Tx Ch) en -ontvangstkanaal (Rx Ch) aan.
Geeft de On/Off­status van de tone aan.
Bepaalt/selecteert de patch-categorie.
Bepaalt of de patch­categorie wordt vastgezet.
Schakelt de RPS-functie in/uit (RPS). Schakelt Loop Play in/uit (LOOP).
Bepaalt het tempo waarmee de song, Arpeggio of rhythm pattern wordt gespeeld.
Bepaalt/selecteert de groep, het nummer en de naam van de geselecteerde patch.
Spelen in Patch Mode
Geeft aan welke functie er is toegewezen aan de D Beam controller, en geeft ook de responsstatus van de D Beam controller aan.
Toont welk type van effect er wordt gebruikt.
Geeft aan welke functies er toegewezen zijn aan de realtime controller-knoppen () en -toetsen (■). De waarde verschijnt wanneer u aan de knop draait.
Geeft de namen aan van de patches of rhythm sets die u kunt selecteren met [1]–[8].
31
Spelen in Patch Mode
Een Patch kiezen
De Fantom heeft zes patch-groep, waaronder de User-groep en de Preset-groepen A-E en GM. Elke groep bevat 128 patches (256 in GM), wat een totaal van 1024 patches geeft. Bovendien kunt u tot drie Wave Expansion Boards (1 van de SR-JV80-serie, 2 van de SRX­serie) installeren om het aantal klanken nog uit te breiden.
USER
Dit is de groep met herschrijfbare inhoud. De patches die u zelf aanmaakt, kunt u opslaan in deze groep. Deze groep kan 128 patches bevatten.
PR-A–E (Preset A–E)
Dit is de groep binnen de Fantom die niet herschrijfbaar is. U kunt echter wel de instellingen van de momenteel geselecteerde patch wijzigen en de gewijzigde patch opslaan in het User-geheugen. De banken A–E bevatten elk reeds 128 voorgeprogrammeerde patches, in totaal 640 patches.
GM (GM2)
Dit is een interne groep patches die compatibel is met General MIDI 2, een systeem van specificaties voor MIDI-functies dat ontworpen is om de verschillen tussen toestellen van verschillende fabrikanten en types te overbruggen. Deze patches kunnen niet overschreven worden. Verder kunnen de instellingen van de momenteel geselecteerde patches uit deze groep niet gewijzigd worden. Deze groep bevat 256 patches.
XP-A–C (Wave Expansion Boards geïnstalleerd in de slots EXP-A–C)
Dit zijn de groepen die u gebruikt wanneer u werkt met patches van Wave Expansion Boards. Deze patches kunnen niet overschreven worden. U kunt echter wel de instellingen van de momenteel geselecteerde patch wijzigen en de gewijzigde patch opslaan in het User-geheugen. Het aantal patches hangt af van het Wave Expansion Board.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
fig.02-02.e
Patch-groep
Patch-nummer
2. Zorg dat de patch/rhythm set select op “PATCH” staat.
Als dit op “RHYTHM” staat, draai dan aan de VALUE dial of druk op [DEC] om dit op “PATCH” te zetten.
3. Plaats met [CURSOR] de cursor op de patch-groep.
4. Selecteer een patch-groep met de VALUE dial of met
[INC]/[DEC]. USER: User PR-A–E: Preset A–E GM: GM (GM2) XP-A–C: Wave Expansion Boards geïnstalleerd in de slots
EXP-A–C
5. Plaats met [CURSOR] de cursor op het patch-nummer.
6. Kies een patch-nummer met de VALUE dial of met
[INC]/[DEC].
De XP-A–C patches kunnen enkel geselecteerd worden als er een Wave Expansion Board is geïnstalleerd in de overeenkomstige slot.
XP-A (EXP A slot): SR-JV80-serie (apart verkocht)
XP-B, C (EXP B, C slots): SRX-serie (apart verkocht)
32
Uw favoriete Patches kiezen (Favorite Sound)
U kunt uw favoriete en meest gebruikte patches samenbrengen door ze te registreren bij de Favourite Sounds. Via deze functie kunt u snel uw favoriete patches kiezen uit het interne geheugen of van een Wave Expansion Board.
Als een patch van een Wave Expansion Board geregistreerd is als een Favourite Sound, kan deze enke gekozen worden indien het betreffende Wave Expansion Board geïnstalleerd is.
Hoe u patches registreert bij de Favourite Sounds, leest u in “Een favoriete Patch registreren (Favorite Sound)” (p. 46).
Kiezen uit [1]–[8]
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
2. Kies een patch met [1]–[8].
fig.02-03.e
Spelen in Patch Mode
Door op [7 (Prevu)] te drukken, kunt u de patch voorbeluisteren. U hoort dan een frase die geschikt geacht wordt voor de gekozen patch (Phrase Preview).
4. Om van bank te veranderen, plaatst u met de cursor op de “Bank 1–8” tab, en kiest u de gewenste bank metof.
5. Nadat u van bank veranderd hebt, plaats dan met de cursor terug in de lijst en selecteer een patch metof.
6. Als u op [8 (Select)] drukt, wordt de patch gekozen en wordt het Favorite List-venster gesloten.
Patches kiezen uit de lijst
U kunt een lijst met patches oproepen en patches kiezen uit die lijst.
1. Zorg dat in het PATCH PLAY-scherm de cursor op de patch­groep of op het patch-nummer staat.
2. Druk op [LIST].
Het Patch List-venster verschijnt.
fig.01-18_50
Spelen in Patch Mode
Druk op [1]–[8] om een patch te kiezen.
3. Om naar een andere Favorite Sound-bank te gaan, houdt u [JUMP] ingedrukt en drukt u op [1]–[8].
Kiezen uit het Favorite List-venster
1. Zorg dat in het PATCH PLAY-scherm de cursor op de patch-
groep of op het patch-nummer staat.
2. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [LIST]
Het Favorite List-venster verschijnt.
fig.02-04_50
3. Kies de patch met of .
3. Kies een patch met of .
4. Om van patch-groep te veranderen, plaatst u met de
cursor op de Patch-tab, en kiest u de gewenste patch-groep met of .
5. Nadat u van patch-groep hebt veranderd, plaats dan met de cursor terug in de lijst en selecteer een patch met of .
6. Druk op [EXIT] om het Patch List-venster te sluiten.
In het Patch List-venster kunt u met [7 (Ctg)] een check mark (✔) plaatsen en een lijst oproepen die ingedeeld is per categorie. Hier kunt u dus patches kiezen volgens categorie (p. 34).
33
Spelen in Patch Mode
Patches voorbeluisteren (Phrase Preview)
Op de Fantom kunt u patches voorbeluisteren aan de hand van een frase die bij het betreffende patch-type past.
1. Roep het Patch List-venster op (p. 33).
fig.01-18_50
2. Houd [8 (Prevu)] ingedrukt.
U hoort de patch die geselecteerd is in het Patch List-venster.
3. Laat [8 (Prevu)] los omde phrase te stoppen.
• Als u Phrase Preview een andere frase wil laten spelen voor die patch, dan kunt u de Patch Category-parameter (PATCH/ General) wijzigen (p. 47).
• Als u de manier waarop de frase door Phrase Preview wordt gespeeld, wil veranderen, dan kunt u de Preview Mode­parameter (SYSTEM/General) wijzigen (p. 185).
5. Plaats met de cursor op “Lock” en draai aan de VALUE dial of druk op [INC] om een check mark () te plaatsen.
fig.02-05
Nu kunt u patches kiezen binnen de categorie die u in stap 4 selecteerde.
6. Plaats met [CURSOR] de cursor op de patch-groep of het patch-nummer en kies een patch met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].
Als de cursor op de patch-groep staat, kunt u de groep kiezen. Als de cursor op het patch-nummer staat, kunt u het nummer ingeven.
Kiezen uit het Patch List-venster
1. Roep het Patch List-venster op (p. 33).
fig.01-18_50
Patches kiezen volgens categorie (Patch Finder)
De Fantom beschikt over een Patch Search-functie (Patch Finder) waarin u een type (categorie) van patch kunt opgeven, zodat u snel de gewenste patch vindt. Er zijn in totaal 38 categorieën.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
2. Zorg dat de patch/rhythm set select switch op “PATCH”
staat.
Als deze op “RHYTHM” staat, draai dan aan de VALUE dial of druk op [DEC] om dit op “PATCH” te zetten.
3. Plaats met [CURSOR] de cursor op “Category.”
4. Kies de gewenste categorie met de VALUE dial of met
[INC]/[DEC].
2. Druk op [7 (Ctg)] om een check mark (✔) te plaatsen.
In de display verschijnt een lijst patches ingedeeld volgens categorie.
fig.02-06_50
3. Plaats met de cursor in de kolom met categorieën en kies een categorie met of .
Er verschijnt een lijst van de patches van de gekozen categorie.
4. Plaats met de cursor in de lijst en kies een patch met of .
Door op [8 (Prevu)] te drukken, kunt u de patch voorbeluisteren aan de hand van een frase die past bij het type (categorie) van de patch (Phrase Preview).
34
Spelen in Patch Mode
5. Druk op [EXIT] om het Patch List-venster te sluiten.
U hebt de keuze uit de volgende categorieën.
Categorie Inhoud
- - - No Assign Geen toewijzing
PNO AC.Piano Acoustic Piano
EP EL.Piano Electric Piano
KEY Keyboards Other Keyboards
(Clav, Harpsichord etc.)
BEL Bell Bell, Bell Pad
MLT Mallet Mallet
ORG Organ Electric and Church Organ
ACD Accordion Accordion
HRM Harmonica Harmonica, Blues Harp
AGT AC.Guitar Acoustic Guitar
EGT EL.Guitar Electric Guitar
DGT DIST.Guitar Distortion Guitar
BS Bass Acoustic & Electric Bass
SBS Synth Bass Synth Bass
STR Strings Strings
ORC Orchestra Orchestra Ensemble
WND Wind Winds (Oboe, Clarinet etc.)
FLT Flute Flute, Piccolo
BRS AC.Brass Acoustic Brass
SBR Synth Brass Synth Brass
SAX Sax Sax
HLD Hard Lead Hard Synth Lead
SLD Soft Lead Soft Synth Lead
HIT Hit&Stab Orchestra Hit, Hit
TEK Techno Synth Techno Synth
PLS Pulsating Pulsating Synth
FX Synth FX Synth FX (Noise etc.)
SYN Other Synth Poly Synth
BPD Bright Pad Bright Pad Synth
SPD Soft Pad Soft Pad Synth
VOX Vox Vox, Choir
PLK Plucked Plucked (Harp etc.)
ETH Ethnic Other Ethnic
FRT Fretted Fretted Inst (Mandolin etc.)
PRC Percussion Percussion
SFX Sound FX Sound FX
BTS Beat&Groove Beat and Groove
DRM Drums Drum Set
CMB Combination Other patches which use Split and
Layer
Het klavier transponeren per octaaf (Octave Shift)
De Octave Shift-functie transponeert de toonhoogte van het klavier met stappen van 1 octaaf (-3 – +3 octaven).
Om een baspartij makkelijker te kunnen spelen met de rechterhand, kunt u het klavier 1 of 2 octaven lager transponeren.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
2. Plaats met [CURSOR] de cursor op “Oct.”
fig.02-07
3. Draai aan de VALUE dial of gebruik [INC]/[DEC] om te bepalen hoeveel u de toonhoogte wil verschuiven (-3–+3 octaven).
Er is slechts één Octave Shift-instelling (Setup-parameter) en die geldt voor de hele Fantom. Deze instelling blijft in het geheugen zitten wanneer u andere patches of performances kiest.
Als u de functie “OCT UP/DOWN” voor aansturing toewijst aan de realtime control-toetsen ([ ]–[ ]), dan kunt u met deze toetsen de Octave Shift makkelijk veranderen.
Spelen in Patch Mode
35
Spelen in Patch Mode
Het klavier transponeren per halve toon (Transpose)
Transpose verschuift de toonhoogte van het klavier in stappen van een halve toon.
Deze functie is handig wanneer u getransponeerde instrumenten zoals trompet of clarinet moet spelen volgens een gedrukte partituur.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
2. Plaats met [CURSOR] de cursor op “Trans.”
fig.02-08
3. Maak met de VALUE dial of met [INC]/[DEC] de gewenste Transpose-instelling (G–F#: -5–+6 halve tonen).
Kiezen welke Tones u wil horen (Tone On/Off)
Aangezien een patch een combinatie is van maximaal vier tones, kunt u de ongewenste tones uitschakelen en enkel het geluid van (een) bepaalde tone(s) overhouden.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
2. Druk op [MENU] om het Menu-venster te openen.
3. Selecteer een “Patch Edit” met of en druk op
[8 (Select)].
Het Patch Edit-scherm verschijnt.
4. Plaats met [CURSOR] de cursor op “Tone Switch.”
fig.02-09
Er is slechts één Transpose-instelling (Setup-parameter) en die geldt voor de hele Fantom. Deze instelling blijft in het geheugen zitten wanneer u andere patches of performances kiest.
Als u de functie “TRNS UP/DOWN” voor aansturing toewijst
aan de realtime control-toetsen ([ ]–[ ]), dan kunt u met deze toetsen de Transpose makkelijk veranderen.
5. Met de VALUE dial of met [INC]/[DEC] kunt u elke tone in- en uitschakelen. Van links naar rechts zijn dit de Tone Switches 1–4. Tones met een check mark (✔) staan aan, Tones zonder check mark staan uit.
• Als u in een patch maar één of twee tones wil horen, schakel dan de andere tones uit en sla die instellling op in een patch. Zo beperkt u het onnodig gebruik van stemmen van de Fantom.
• Door [JUMP] ingedrukt te houden en op [1]–[4] te drukken, kunt u een tone in-/uitschakelen.
36
Spelen in Patch Mode
Afzonderlijke noten spelen (Mono)
Wanneer u een patch gebruikt om een van nature monofoon instrument te spelen, bv. sax of fluit, dan kunt u best in mono spelen.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
2. Druk op [MENU] om het Menu-venster te openen.
3. Selecteer een “Patch Edit” met or en druk op
[8 (Select)].
Het Patch Edit-scherm verschijnt.
4. Kies de “General”-tab met [1 ()] of [2 ()].
Er verschijnt een scherm zoals hieronder getoond.
fig.03-01_50
De toonhoogte vloeiend laten veranderen (Portamento)
Portamento is een effect dat de toonhoogte vloeiend laat overgaan van de eerst aangeslagen toets naar de volgende. Door Portamento toe te passen wanneer u in Mono mode speelt (zie vorig item), kunt u speeltechnieken simuleren, bv. legato’s op een viool.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
2. Druk op [MENU] om het Menu-venster te openen.
3. Selecteer een “Patch Edit” met or en druk op
[8 (Select)].
Het Patch Edit-scherm verschijnt.
4. Kies de “General”-tab met [1 ()] of [2 ()].
Er verschijnt een scherm zoals hieronder getoond.
fig.03-01_50
Spelen in Patch Mode
5. Plaats met [CURSOR] de cursor op “Mono/Poly.”
6. Kies “MONO” met de VALUE dial of met [DEC].
Nu kunt u monofoon spelen.
Als u de functie “MONO/POLY” voor aansturing toewijst aan de realtime control-toetsen ([ ]–[ ]), dan kunt u met deze toetsen makkelijk afwisselen tussen monofoon en polyfoon.
5. Plaats met [CURSOR] de cursor op “Portamento Switch.”
6. Kies “ON” met de VALUE dial of met [INC].
Nu kunt u met portamento spelen.
7. Als u de portamento-instelling wil veranderen, wijzig dan de volgende parameters in het scherm van stap 4. Portamento Mode, Portamento Type, Portamento Start, Portamento Time
Zie (p. 48) voor de functies van de verschillende parameters.
8. Stel de gewenste waarde in met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].
9. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het PATCH PLAY­scherm en speel.
Als u de functie “CC65 (Portamento)” voor aansturing toewijst aan de realtime control-toetsen ([ ]–[ ]), dan kunt u met deze toetsen Portamento makkelijk in-/uitschakelen.
37
Spelen in Patch Mode
Arpeggio’s spelen (Arpeggiator)
Met de Arpeggiator kunt u arpeggio’s spelen met de samenstellende noten van een akkoord, door gewoon dat akkoord aan te slaan. Naast de gewone arpeggio’s kunt u ook vrij nauwkeurig ritmegitaar of strumming-technieken simuleren, afhankelijk van de Arpeggio­instellingen. De Arpeggiator kan in feite gebruikt worden als een handige automatische arranger.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
2. Druk op [ARPEGGIO] om de Arpeggiator aan te zetten.
3. Speel een akkoord op het klavier.
De Fantom speelt een arpeggio, volgens de noten waaruit het door u gespeelde akkoord bestaat.
4. Om te stoppen met arpeggio’s spelen, drukt u nogmaals op [ARPEGGIO] zodat de indicator uitgaat.
Een arpeggio aanhouden
Via de volgende procedure kunt u arpeggio’s laten doorklinken, ook zonder dat u de toetsen ingedrukt houdt.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ARPEGGIO].
De [ARPEGGIO]-indicator begint te knipperen.
2. Speel een akkoord.
3. Als u van akkoord verandert terwijl de arpeggio loopt, dan
verandert deze in overeenstemming.
4. Om de Arpeggio Hold te annuleren, houdt u nogmaals [SHIFT] ingedrukt en drukt u op [ARPEGGIO].
Ritmegitaar simuleren
U kunt een ritmegitaar als volgt simuleren:
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op en selecteer een gitaarpatch (p. 31).
2. Houd [JUMP] ingedrukt en druk op [ARPEGGIO].
Het Arpeggio-venster verschijnt.
fig.02-12_50
3. Plaats met [CURSOR] de cursor op “Style.”
4. Kies de gewenste instelling uit “AG CUTTING PHR” met de
VALUE dial of met [INC]/[DEC].
5. Druk op [ARPEGGIO] om de Arpeggiator aan te zetten.
6. Speel een akkoord op het klavier.
De gitaar-strumming begint volgens de noten van het akkoord dat u speelt.
Als u Cutoff (CC74) of Resonance (CC71) toewijst aan de realtime control-knoppen (p. 163) en u draait tijdens het spelen aan deze knoppen, dan kunt u een wah-effect toepassen op de gestrumde gitaar.
Als u een Hold-pedaal gebruikt
Als u een arpeggio speelt terwijl u de Hold-pedaal ingedrukt houdt, dan blijft de arpeggio ook doorklinken als u de toetsen lost.
1. Sluit een optionele pedaalschakelaar (DP-2, DP-6, enz.) aan op de HOLD PEDAL jack.
2. Druk op [ARPEGGIO] om de Arpeggiator aan te zetten.
3. Speel een akkoord terwijl u de hold-pedaal ingedrukt houdt.
4. Als u verschillende akkoorden of noten speelt terwijl de
arpeggio loopt, dan verandert deze arpeggio in overeenstemming.
38
Spelen in Patch Mode
Een extern MIDI-klavier gebruiken om arpeggio’s te spelen
U kunt ook Arpeggio’s spelen vanaf het klavier van een extern MIDI-instrument.
1. Verbind via een MIDI-kabel de MIDI IN-connector van de Fantom met de MIDI OUT-connector van het externe MIDI­klavier.
2. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
3. Druk op [ARPEGGIO] om de Arpeggiator aan te zetten.
4. Druk op [MENU] om het Menu-venster te openen.
5. Selecteer “System Edit” met of en druk op [8 (Select)].
Het System Edit-scherm verschijnt.
6. Kies de MIDI-tab met [1 ()] of [2 ()].
Er verschijnt een scherm zoals hieronder getoond.
fig.02-13_50
7. Plaats met [CURSOR] de cursor op “Remote Keyboard Sw.”
8. Kies “ON” met de VALUE dial of met [INC].
9. Speel op uw externe MIDI-klavier.
Arpeggiator-instellingen maken
1. Houd [JUMP] ingedrukt en druk op [ARPEGGIO].
Het Arpeggio-venster verschijnt.
fig.02-12_50
Spelen in Patch Mode
In dit venster kunt u de volgende arpeggiator-parameters instellen.
Switch: Schakelt de Arpeggiator in/uit. Hold: Wisselt af tussen Hold On/Hold Off voor de Arpeggiator. Style: Bepaalt de speelstijl van de arpeggio. Variation: Bepaalt de variatie (Performance Pattern) voor elke
arpeggio style. Motif: Bepaalt in welke volgorde de samenstellende noten van het akkoord weerklinken. Key Trigger: Bepaalt op welke timing de arpeggio moet beginnen spelen.
Tempo (=SEQ): Bepaalt het tempo van de arpeggio. Accent Rate: Varieert de sterkte en nootlengte van de accenten
om het ritmisch gevoel (groove) te veranderen. Shuffle Rate: Creëert Shuffle-ritmes door de timing van de noten te wijzigen. Shuffle Resolution: Bepaalt de timing van de noten in termen van nootwaarde.
Velocity: Bepaalt de aanslagsterkte van de noten die u speelt. Octave Range: Bepaalt het bereik voor de arpeggio, in octaven.
In arpeggio-instellingen is de Style (Arpeggio Style) bijzonder belangrijk. Het weergavepatroon van de arpeggio wordt vooral door deze parameter bepaald.
Details over de verschillende parameters, vindt u in “Arpeggiator-instellingen (Arpeggio)” (p. 51).
2. Plaats met [CURSOR] de cursor op de verschillende parameters en maak de gewenste instelling met de VALUE dial of met [INC] / [DEC].
3. Druk op [8 (Close)] om het Arpeggio-venster te sluiten.
Arpeggio-instellingen kunnen telkens mee met de patch worden opgeslagen, als onderdeel van de patch-instellingen. U kunt dus patches aanmaken met de optimale instellingen.
39
Spelen in Patch Mode
Percussie-instrumenten spelen
In Patch mode kunt u op het klavier percussie-instrumenten spelen, indien u een rhythm set hebt gekozen. De rhythm tones die aan de toetsen zijn toegewezen, variëren naargelang de gekozen rhythm set, dus u kunt beschikken over een uitgebreide reeks percussieklanken.
Selecting a Rhythm Set
De Fantom heeft drie groepen met rhythm sets, nl. de User-groep, de Preset-groep en de GM-groep. De User-groep en de Preset-groep bevatten elk 16 rhythm sets en de GM-groep bevat er 9, wat een totaal van 41 rhythm sets geeft. Bovendien kunt u nog maximaal drie Wave Expansion Boards installeren (1 x SR-JV80, 2 x SRX), zodat het aantal beschikbare rhythm sets nog uitgebreid wordt.
USER
Dit is de groep met herschrijfbare inhoud. De rhythm sets die u zelf aanmaakt, kunt u opslaan in deze groep. Deze groep kan 16 rhythm sets bevatten.
PRST (Preset)
Dit is de groep binnen de Fantom die niet herschrijfbaar is. U kunt echter wel de instellingen van de momenteel geselecteerde rhythm set wijzigen en de gewijzigde rhythm set opslaan in het User­geheugen. De Fantom bevat reeds 16 voorgeprogrammeerde rhythm sets.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op (p. 31).
2. Plaat met [CURSOR] de cursor op “PATCH.”
fig.02-14
3. Selecteer “RHYTHM” met de VALUE dial of met [INC].
Er verschijnt een scherm zoals het onderstaande, waarin u een rhythm set kunt kiezen.
fig.02-15.e
Rhythm Set-groep
Rhythm Set-nummer
GM (GM2)
Dit is een interne groep rhythm sets die compatibel is met General MIDI 2, een systeem van specificaties voor MIDI-functies dat ontworpen is om de verschillen tussen toestellen van verschillende fabrikanten en types te overbruggen. Deze rhythm sets kunnen niet overschreven worden. Verder kunnen de instellingen van de momenteel geselecteerde rhythm sets uit deze groep niet gewijzigd worden. Deze groep bevat 9 rhythm sets.
XP-A–C (Wave Expansion Boards geïnstalleerd in de slots EXP-A–C)
Dit zijn de groepen die u gebruikt wanneer u werkt met rhythm sets van Wave Expansion Boards. Deze rhytm sets kunnen niet overschreven worden. U kunt echter wel de instellingen van de momenteel geselecteerde rhythm set wijzigen en de gewijzigde rhythm set opslaan in het User-geheugen. Het aantal rhythm sets hangt af van het Wave Expansion Board.
De XP-A–C rhythm sets kunnen enkel geselecteerd worden als er een Wave Expansion Board is geïnstalleerd in de overeenkomstige slot.
XP-A (EXP A slot): SR-JV80-serie (apart verkocht)
XP-B, C (EXP B, C slots): SRX-serie (apart verkocht)
4. Plaats met [CURSOR] de cursor op de rhythm set-groep.
5. Kies de gewenste rhythm set-groep met de VALUE dial of met [INC]/[DEC]. USER: User PRST: Preset GM: Preset GM (GM2) XP-A–C: Wave Expansion Boards geïnstalleerd in de slots
EXP-A–C.
6. Plaats met [CURSOR] de cursor op het rhythm set-nummer.
7. Kies het gewenste rhythm set-nummer met de VALUE dial of
met [INC]/[DEC].
U kunt uw favoriete rhythm sets kiezen op dazelfde manier als bij het kiezen van patches. Meer details vindt u in “Uw favoriete Patches kiezen (Favorite Sound)” (p. 33).
40
Spelen in Patch Mode
Met een Rhythm Set spelen
1. Kies de rhythm set waarmee u wil spelen.
2. Sla een toets aan op het klavier om een percussie-
instrument te spelen.
In de display verschijnt onder de naam van de rhythm set de nootnaam van de aangeslagen toets en de naam van het percussie-instrument (rhythm tone name) dat aan die toets is toegewezen.
fig.02-16.e
Nootnaam
Rhythm tone-naam
Rhythm Patterns spelen op het klavier
De Fantom bevat verscheidene ritmepatronen, die u kunt spelen door gewoon één toets aan te slaan.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op en kies een rhythm set (p. 40).
2. Druk op [RHYTHM] zodat de indicator oplicht.
3. Druk een toets in waaraan een ritmepatroon is toegewezen.
U hoort het ritmepatroon dat aan de toets is toegewezen.
4. Om te stoppen met ritmepatronen spelen, drukt u nogmaals op [RHYTHM] zodat de indicator uitgaat.
Ritmepatronen laten doorlopen
Als u de volgende procedure uitvoert, kunt u ritmepatronen laten doorlopen zonder dat u de toets ingedrukt moet houden.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [RHYTHM].
Als u de volgende procedure uitvoert, kunt u ritmepatronen laten doorlopen zonder dat u de toets ingedrukt moet houden.
2. Druk een toets in waaraan een ritmepatroon is toegewezen.
3. Als u een andere toets aanslaat terwijl Hold actief is, dan
verandert het ritmepatroon in overeenstemming.
4. Om de Rhythm Pattern Hold te annuleren, houdt u nogmaals [SHIFT] ingedrukt en drukt u op [RHYTHM].
Wanneer u een Hold Pedal gebruikt
Door de Hold-pedaal ingedrukt te houden terwijl u een ritmepatroon speelt, kunt u het ritmepatroon laten doorlopen, ook nadat u de toets loslaat.
1. Sluit een optionele pedaalschakelaar (DP-2, DP-6, enz.) op de HOLD PEDAL jack.
2. Druk op [RHYTHM].
3. Houd de Hold-pedaal ingedrukt en druk een toets in waaraan
een ritmepatroon is toegewezen.
4. Als u een andere toets aanslaat terwijl Hold actief is, dan verandert het ritmepatroon in overeenstemming.
Rhythm Pattern-instellingen maken
1. Houd [JUMP] ingedrukt en druk op [RHYTHM].
Het Rhythm Pattern-venster verschijnt.
fig.02-17_50
In dit venster kunt u de volgende Rhythm Pattern-parameters instellen.
Switch: Schakelt de weergave van ritmepatronen in/uit. Hold: Wisselt af tussen Hold On/Hold Off voor de weergave
van ritmepatronen.
Style: Bepaalt de speelstijl van het ritmepatroon. Key Trigger: Bepaalt op welke timing het ritmepatroon moet
beginnen spelen. Tempo (=SEQ): Bepaalt het tempo voor de weergave van de ritmepatronen. Accent Rate: Varieert de accentsterkte en nootlengte om het ritmisch gevoel (groove) te veranderen. Shuffle Rate: Creëert Shuffle-ritmes door de timing van de noten te wijzigen. Shuffle Resolution: Bepaalt de timing van de noten in termen van nootwaarde.
Velocity: Bepaalt de aanslagsterkte van de noten die u speelt. Note Assign: Bepaalt welke noot op het klavier het
ritmepatroon zal spelen.
In Rhythm Pattern-instellingen is de Style (Rhythm Pattern Style) bijzonder belangrijk. Het weergavepatroon van het ritmepatroon wordt vooral door deze parameter bepaald.
Details over de verschillende parameters vindt u in “Rhythm Pattern-instellingen (Rhythm Ptn)” (p. 75).”
2. Plaats met [CURSOR] de cursor op de verschillende parameters en stel de gewenste waarde in met de VALUE dial of met [INC] / [DEC].
3. Druk op [8 (Close)] om het Rhythm Pattern-venster te sluiten.
Rhythm Pattern-instellingen kunnen telkens mee met de rhythm set worden opgeslagen, als onderdeel van de rhythm set­instellingen. U kunt dus rhythm sets aanmaken met de optimale instellingen.
Spelen in Patch Mode
41
Patches aanmaken
Op de Fantom hebt u de volledige controle over een hele reeks instellingen. Elk item dat kan worden ingesteld, noemen we een parameter. Het wijzigen van de waarden van die parameters, noemen we Editen. Dit hoofdstuk geeft uitleg bij de procedures voor de aanmaak van patches en verklaart de functies van de patch­parameters.
Hoe maakt u Patch­instellingen?
Vertrek van een bestaande patch en edit die om zo een nieuwe patch te creëren. Een patch is een combinatie van maximaal vier tones, dus beluister de individuele tones alvorens te editen.
Vier tips voor het editen van Patches
Kies een patch die gelijkaardig is aan de klank die u wil creëren (p. 32).
Het is nogal moeilijk om exact de gewenste klank te bekomen als u vertrekt van een willekeurige patch en op goed geluk de parameters begint te wijzigen. Het is logischer om te vertrekken van een patch die reeds een beetje gelijkt op de klank die u in gedachten had.
Beslis welke tones u wil laten weerklinken (p. 36).
Bij het aanmaken van een patch is het heel belangrijk dat u weet welke tones u wil gebruiken. In het Patch Edit-scherm kunt u met Tone Switch 1–4 voor elke tone bepalen of die wel (on) of niet (off) moet weerklinken. Het is ook belangrijk om niet­gebruikte tones uit te schakelen, zodat ze niet onnodig stemmen van de polyfonie in beslag nemen. Tones waarvoor er een checkmark () bij de Tone Switch staat, zullen weerklinken.
Controleer de Structure-instelling (p. 56).
De belangrijke Structure-parameter (PATCH/TMT) bepaalt hoe de vier tones gecombineerd worden. Zorg dat u weet welke invloed de momenteel geselecteerde tones op elkaar hebben, alvorens een nieuwe tone te kiezen.
Schakel de effecten uit (p. 165).
Aangezien de effecten van de Fantom een vrij diepgaande invloed hebben op zijn klanken, kunt u best de effecten uitschakelen en de zuivere klank beluisteren zodat u het resultaat van uw wijzigingen beter kunt evalueren. Soms kunt u zelfs al de gewenste klank krijgen door gewoon de effect­instellingen te wijzigen.
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op en kies de patch waarvan u de instellingen wil veranderen (p. 32).
De patches van de PR-E (GM2)-groep kunt u niet editen.
Als u liever al uw patches van nul af aanmaakt, i.p.v. op basis van reeds bestaande patches, voer dan de Patch Initialize­procedure uit (p. 43).
2. Druk op [MENU].
Het Menu-venster verschijnt.
fig.01-17_50
3. Selecteer “patch Edit” met of en druk op [8 (Select)].
Het Patch Edit-scherm verschijnt opnieuw.
fig.02-10_50
4. De parameters zijn ingedeeld in diverse edit-groepen. Kies met [1 ()] of [2 ()] de pagina van de edit-groep waarin de te wijzigen parameter zich bevindt.
Voor details over hoe de parameters ingedeeld zijn, zie de “Parameterlijst” (Sound/Parameter List).
5. Plaats met [CURSOR] de cursor op de parameter die u wil veranderen.
42
• Sommige parameters hebben een “ ”-symbool. Dit betekent dat het betreffende venster zal verschijnen wanneer u op [LIST] drukt bij het instellen van deze parameters. Bijvoorbeeld, als u op [LIST] drukt bij een parameter waarbij u een bepaalde naam moet ingeven, dan verschijnt het Name-venster.
• Indien niet alle parameters getoond kunnen worden op één scherm, verschijnt er rechts in het scherm een rolbalk. In zulke gevallen kunt u met het scherm naar beneden rollen.
• Als u een scherm hebt geselecteerd met parameters die u voor elke tone kunt instellen, plaats dan eerst de cursor op de parameter die u wil editen en kies vervolgens een tone met of . Van links naar rechts is dit tone 1–4.
• Als u dezelfde parameter voor meerdere tones tegelijkertijd wil editen, plaats de cursor dan bovenaan in het Patch Edit-scherm op “Tone Switch” en plaats een checkmark () bij elke tone die u wil editen. Van links naar rechts stemt dit overeen met Tone Select 1–4.
• Om een tone in/uit te schakelen, plaatst u de cursor bovenaan in het Patch Edit-scherm op “Tone Switch” en maakt u de gewenste instelling. Van links naar rechts is dit Tone Switch 1 – 4. Tones met een checkmark () staan aan, tones zonder checkmark staan uit.
6. Stel de gewenste waarde in met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].
Als u twee of meer tones hebt geselecteerd, dan worden de parameterwaarden voor alle geselecteerde tones met dezelfde hoeveelheid gewijzigd.
7. Herhaal de stappen 4–6 om de patch te vervolledigen.
8. Als u de aangebrachte wijzigingen wil opslaan, druk dan op
[6 (Write)] om de Save-handeling uit te voeren (p. 45). Als u geen wijzigingen wil opslaan, druk dan op [EXIT] om terug te keren naar het PATCH PLAY-scherm.
Als u terugkeert naar het PATCH PLAY-scherm zonder op te slaan, dan verschijnt “EDITED” in de display, om u eraan te herinneren dat de patch-instellingen gewijzigd zijn.
Patches aanmaken
4. Plaats de cursor op “Type” en kies het type van initialisatie.
Type (Initialize Type)
Er zijn drie initialisatiemethodes. Kies er een van, naargelang de toepassing. DEFAULT: De momenteel geselecteerde patch in het Temprary­geheugen wordt terug op de standaardwaarden gezet. Dit noemen we een Initial Data. Gebruik deze instelling wanneer u een klank zelf volledig wil samenstellen. PRESET: De momenteel geselecteerde patch in het User-geheugen wordt teruggezet op de fabriekswaarden. MFX TEMPLATE: De multi-effectinstellingen van de momenteel geselecteerde patch worden teruggezet op de MFX­sjablooninstellingen.
Als de momenteel geselecteerde patch uit het preset-geheugen (PR-A–E) komt, worden bij initialisatie met de PRESET-optie de waarden overgenomen van de patch in het User-geheugen met hetzelfde nummer.
Voor details i.v.m. MFX-sjablonen, zie “MFX Template List” (Sound/Parameter List).
5. Als u “MFX TEMPLATE” als initialisatietype hebt gekozen, plaats dan de cursor op “Template” en kies een MFX­sjabloon.
6. Druk op [8 (Execute)].
De initialisatie wordt uitgevoerd en u keert terug naar het Patch Edit-scherm.
Patches aanmaken
Als u het toestel uitschakelt of een andere klank kiest terwijl “EDITED” in de display staat, dan gaat uw geëdite patch verloren.
Patch-instellingen initialiseren (Init)
“Initialiseren” betekent: de instellingen van de momenteel geselecteerde klank terugzetten op een set standaard-waarden of op de fabrieksinstellingen.
De Initialize-handeling heeft enkel effect op de momenteel geselecteerde klank en niet op de klanken die in het User­geheugen zijn opgeslagen. Als u alle instellingen van de Fantom wil terugzetten op hun fabriekswaarde, dan moet u een Factory Reset uitvoeren (p. 195).
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op en kies de patch die u wil initialiseren (p. 32).
2. Roep het Patch Edit-scherm op (p. 42).
3. Druk op [7 (Init)].
Het Patch Initialize-scherm verschijnt.
fig.03-02_50
Patch-instellingen kopiëren (Copy)
Met deze functie kopieert u de instellingen van gelijk welke patch naar de momenteel geselecteerde patch. Hiermee wordt het Edit­proces sneller en eenvoudiger.
Basisprocedure voor Patch Copy
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op en kies een patch als
kopieerbestemming (p. 32).
2. Roep het Patch Edit-scherm op (p. 42).
3. Druk op [8 (Copy)].
Het Patch Copy-scherm verschijnt.
fig.03-03_50
4. Plaats de cursor op “Mode” en selecteer de data die u wenst te kopiëren.
Er zijn drie copy-types beschikbaar: Patch Name Copy, Patch Effects Copy en Patch Tone Copy. Kies de optie die overeenstemt
met het type van data dat u wil kopiëren. Voor details, zie “Types van Patch Copy” (volgende paragraaf).
43
Patches aanmaken
5. Plaats de cursor op “Source” en selecteer een klank als kopieerbron.
6. Druk op [8 (Execute)] om het kopiëren uit te voeren.
7. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het Patch Edit-
scherm.
Types van Patch Copy
Patch Name Copy (NAME)
De naam van de patch, rhythm set, multitimbre of performance wordt gekopieerd naar de momenteel geselecteerde patch.
fig.03-03_50
De Compare-functie
Voor de Patch Effect Copy- en Patch Tone Copy-handelingen kunt u de Compare-functie gebruiken.
Met de Compare-functie kunt u de kopieerbron-patch beluisteren. Druk op [1 (Compare)] om het onderstaande venster te openen. In dit venster kunt u ook de kopieerbron­patch kiezen, maar de patches van de GM-groep zijn niet beschikbaar. Als u de gewenste patch hebt geselecteerd, druk dan op [1 (Copy)] om terug te keren naar het vorige venster.
fig.03-06_50
Patch Effects Copy (MFX/CHORUS/REVERB)
De effectinstellingen van de patch, rhythm set, multitimbre of performance worden gekopieerd naar de momenteel geselecteerde patch.
fig.03-04_50
Welke effectinhoud wordt er gekopieerd? (Mode)
MFX: Multi-effectinstellingen
CHORUS: Chorus-instellingen
REVERB: Reverb-instellingen
Als u de multi-effectinstellingen van een multitimbre of performance wil kopiëren, selecteer dan van welke MFX (MFX-A – MFX-C) u de data wil kopiëren.
Patch Tone Copy (TONE)
De Tone-instellingen van een patch worden gekopieerd naar de huidige patch, naar de tone die u specifieert.
fig.03-05.e
Bron-Tone
Om de momenteel geselecteerde patch als kopieerbron te kiezen, stelt u “Source” in op “TEMP”.
Bestemmings-Tone
• De Compare-functie kan niet gebruikt worden met Patch Effect Copy indien “RHYTHM,” “MULTITIMBRE” of “PERFORMANCE” geselecteerd is als kopieerbron (Source).
• Wanneer u een patch speelt met de Compare-functie, kan hij lichtjes anders klinken dan wanneer u hem gewoon speelt.
Let op wanneer u een golfvorm kiest
De klanken van de Fantom zijn gebaseerd op complexe PCM­golfvormen, en als u instellingen maakt die indruisen tegen het type van de originele golfvorm, dan zal u een onverwacht resultaat krijgen.
De interne golfvormen van de Fantom worden ingedeeld in de twee volgende groepen. One-shot: Dit zijn golfvormen van klanken met een korte wegsterftijd. Een one-shot golfvorm bevat het opkomen en het wegsterven van het geluid. Sommige van de one-shot golfvormen van de Fantom zijn geluiden die een klank op zich vormen, zoals percussiegeluiden. De Fantom bevat verder ook nog vele andere one-shot golfvormen die deel uitmaken van andere klanken. Daartussen vinden we aanslagcomponenten zoals het geluid van pianohamertjes of gitaarfretgeluiden. Looped: Dit zijn golfvormen van klanken met een lange wegsterftijd of aangehouden klanken. Loop-golfvormen spelen herhaaldelijk (loop) dat deel van de golfvorm nadat het geluid een redelijk stabiele toestand heeft bereikt. Tussen de Loop-golfvormen van de Fantom vinden we ook componenten van andere klanken, zoals resonantietrillingen van pianosnaren of de holle geluiden van koperblazers.
44
Patches aanmaken
Het onderstaande schema toont een voorbeeld van een geluid (electrisch orgel) dat one-shot en loop-golfvormen combineert.
fig.03-07.e
TVA ENV voor looped Organ golfvorm (sustain-gedeelte)
Niveau
TVA ENV voor one-shot Key
-click golfvorm (attack-gedeelte)
Resulterende TVA ENV­verandering
+=
Tijd
Note off
Note off
Let op wanneer u een One-shot golfvorm kiest
Om een one-shot golfvorm te wijzigen zodat de decay langer wordt dan bij de originele golfvorm of om er een aangehouden klank (sustain) van te maken, kunt u geen gebruik maken van de envelope. Als u zulk een envelope zou programmeren, dan zou trachten een deel van het geluid te bewerken dat simpelweg niet bestaat en zou de envelope dus geen effect hebben.
Let op wanneer u een Loop-golfvorm kiest
Bij vele akoestische instrumenten, zoals piano en sax, verandert het timbre extreem tijdens de eerste momenten van een noot. Het begin van de aanslag bepaalt in grote mate het karakter van het instrument. Voor zulke golfvormen is het best dat u de complexe toonwijzigingen van de aanslag van de golfvorm gebruikt zoals ze zijn, en dat u de envelope enkel gebruikt om het decay-gedeelte te wijzigen. Als u ook de aanslag probeert te wijzigen door middel van de envelope, dan zouden de eigenschappen van de originele golfvorm kunnen verhinderen dat u de gewenste klank verkrijgt.
fig.03-08.e
Niveau
Tone-verandering
opgeslagen in de golf
Gelooped gedeelte
Uw aangemaakte Patches opslaan (Write)
De wijzigingen die u aanbrengt in de klankinstellingen zijn slechts tijdelijk en gaan verloren wanneer u het toestel uitschakelt of een andere klank kiest. Als u de gewijzigde klank wil behouden, dan moet u hem opslaan in de interne USER-groep (User-geheugen).
Wanneer u de instellingen van een patch verandert, dan verschijnt “EDITED” in het PATCH PLAY-scherm. Zodra u de patch opslaat in het interne geheugen (User-geheugen), verdwijnt de aanduiding “EDITED” weer.
Wanneer u de Save-procedure uitvoert, dan gaan de data die zich voordien op de Save-bestemming bevonden, verloren. De data van de fabrieksinstelling kunt u echter steeds terugkrijgen door de Initialisatieprocedure uit te voeren (p. 43).
1. Zorg dat de patch die u wil opslaan, geselecteerd is.
2. Druk op [MENU].
Het Menu-venster verschijnt.
fig.01-17_50
3. Selecteer “Patch Edit” met of en druk op [8 (Select)].
Het Patch Edit-scherm verschijnt.
fig.02-10_50
Patches aanmaken
Envelope
voor de TVF-filter
Resulterende
tone-verandering
Tijd
4. Druk op [6 (Write)].
Het Patch Write-venster verschijnt.
fig.03-09.e
Bestemmings-patch
5. Kies de bestemmingspatch met of .
45
Patches aanmaken
Met [7 (Compare)] kunt u de patch op de save-bestemming beluisteren (Compare-functie).
6. Druk op [8 (Execute)].
In de display verschijnt “Are you sure?”.
7. Druk op [8 (OK)] om de patch op te slaan. Of druk op [EXIT] om de handeling te annuleren.
De Patch op de Save-bestemming beluisteren (Compare)
Voordat u een patch opslaat kunt u de patch die zich momenteel op de Save-bestemming bevindt, beluisteren om te controleren of hij overschreven mag worden. Zo voorkomt u dat u per vergissing belangrijke patches verliest.
1. Volg de procedure in “Uw aangemaakte Patches opslaan (Write)” tot en met stap 5 om de Save-bestemming te kiezen.
2. Druk op [7 (Compare)].
Het Patch Compare-venster verschijnt, zodat u de patch op de momenteel geselecteerde Save-bestemming kunt beluisteren.
fig.03-10.e
Bestemmings-patch
Registreren met [1]–[8]
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op en selecteer de patch die
u wil registreren (p. 32).
2. Houd [JUMP (BANK)] ingedrukt en kies met [1]–[8] in welke bank u de patch wil registreren.
3. Houd [SHIFT (REGISTRY)] ingedrukt en kies met [1]–[8] onder welke nummer u de patch wil registreren.
In de display verschijnt “Register OK?.”
4. Druk op [8 (OK)] om de patch te registreren. Of druk op [EXIT] om de handeling te annuleren.
Registreren via het Favorite List­venster
1. Roep het PATCH PLAY-scherm op en selecteer de patch die
u wil registreren (p. 32).
2. Zorg dat u in het PATCH PLAY-scherm zit en dat de cursor op de patch-groep of op het patch-nummer staat.
3. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [LIST]
Het Favorite List-venster verschijnt.
fig.02-04_50
3. Speel op het klavier om de bestemmingspatch te beluisteren en om te controleren of hij overschreven mag worden.
Als u een patch beluistert met de Compare-functie, kan hij lichtjes anders klinken dan wanneer u hem gewoon speelt.
4. Als u de Save-bestemming wil veranderen, geef dan een nieuwe bestemmingspatch in met [INC]/[DEC].
5. Druk op [7 (Write)] om terug te keren naar het Patch Write- venster.
6. Druk nogmaals op [8 (Execute)] om de patch op te slaan.
Een favoriete Patch registreren (Favorite Sound)
U kunt uw favoriete en meest gebruikte patches samenbrengen door ze te registreren bij de Favourite Sounds. Via deze functie kunt u zeer snel uw meest geliefde patches kiezen uit het interne geheugen of van een Wave Expansion Board. U kunt in totaal 64 klanken (8 patches x 8 banken) als Favourite Sound registreren.
Hoe u een favorite sound kiest, leest u in “Uw favoriete Patches kiezen (Favorite Sound)” (p. 33).
4. Plaats met de cursor op de “Bank 1–8”-kolom en kies met of in welke bank u de patch wil registreren.
5. Verplaats met de cursor binnen de lijst en kies met of onder welk nummer u de patch wil registreren. Het nummer dat u hier kiest, stemt overeen met [1]–[8].
6. Druk op [5 (Regist)] om de patch te registreren.
• Met [6 (Remove)] kunt u de registratie van de patch die geselecteerd is in het Favourite List-venster, annuleren.
• Met [7 (Prevu)] kunt u de geregistreerde patch voorbeluisteren (Phrase Preview).
7. Wanneer u klaar bent met de registratie van uw favoriete klanken, druk dan op [EXIT] om het Favorite List-venster te sluiten.
46
Patches aanmaken
Functies van de Patch­parameters
In deze paragraaf worden de functies en de opbouw van de verschillende patch-parameters uitgelegd.
Parameters met een “” kunnen aangestuurd worden met
specifieke MIDI-boodschappen (Matrix Control). Hoe deze parameters worden aangestuurd, wordt bepaald door de instellingen in het Control-scherm (p. 54).
Gemeenschappelijke instellingen voor de hele Patch (General)
fig.03-01_50
Voor details over deze instelling, zie “Hoe maakt u Patch­instellingen?” (p. 42).
General
Patch Name
U kunt een naam van maximaal 12 karakters toewijzen aan de patch. Beschikbare karakters: space, A–Z, a–z, 0–9, ! " # $ % & ’ ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _ ` { | }
Voice Priority
Dit bepaalt wat er met de noten gebeurt wanneer de maximale polyfonie (64 stemmen) overschreden wordt.
Waarde LAST: De laatst gespeelde noten (stemmen) krijgen voorrang. De
momenteel klinkende noten zullen wegvallen, te beginnen met de eerst gespeelde noot. LOUDEST: De noten met het hoogste volume krijgen voorrang. De momenteel klinkende noten zullen wegvallen, te beginnen met de noot met het laagste volume.
Analog Feel (Analog Feel Depth)
Bepaalt de diepte van de 1/f-modulatie die op de patch wordt toegepast. (1/f-modulatie is een aangename en natuurlijke modulatieverhouding die voorkomt in een kabbelend beekje of in een ritselende wind.)
Door middel van deze “1/f-modulatie” kunt u de natuurlijke instabiliteit van een analoge synthesizer simuleren. Waarde: 0–127
Mono/Poly
Bepaalt of de patch polyfoon (POLY) of monofoon(MONO) zal spelen. De “MONO”-instelling is aangewezen voor patches met instrumenten zoals fluit of sax.
Waarde MONO: Enkel de laatst gespeelde noot weerklinkt. POLY: Er kunnen twee of meer noten tegelijk klinken.
Cutoff Offset
Cutoff Frequency Offset wijzigt de afsnijfrequentie van de globale patch, maar behoudt daarbij de onderlinge verschillen tussen de waarden van de afsnijfrequenties die voor elke tone ingesteld zijn in de Cutoff Freq-parameters (PATCH/TVF) Instelbereik: -63– +63
*
Cutoff Frequency:
te hebben op de frequentiecomponenten van de golfvorm.
de frequentie vanaf waar de filter invloed begint
Patches aanmaken
Voor details over het toewijzen van namen, zie “Een naam toewijzen” (p. 30).
Patch Category
Duidt het type (de categorie) van de patch aan.
De Patch Finder gebruikt deze instelling. Ze bepaalt ook de frase die gespeeld wordt wanneer u de Phrase Preview-functie gebruikt.
Voor meer info over de mogelijke categorienamen, zie (p. 35).
Deze waarde wordt bijgeteld bij de Cutoff Frequency-waarde van een tone, dus als de Cutoff Frequency van een tone reeds op “127” (maximum) staat, dan zullen positieve (“+”) instellingen hier geen effect hebben.
Resonance Offset
Resonance Offset wijzigt de resonantie van de globale patch, maar behoudt daarbij de onderlinge verschillen tussen de resonantiewaarden die voor elke tone ingesteld zijn in de Resonance­parameters (PATCH/TVF) (p. 63). Instelbereik: -63– +63
*
Resonance:
afsnijfrequentie, zodat het geluid meer karakter krijgt.
Deze waarde wordt bijgeteld bij de Resonance-waarde van een tone, dus als de resonantiewaarde van een tone reeds op “127” (maximum) staat, dan zullen positieve (“+”) instellingen hier
benadrukt de boventonen in de omgeving van de
47
Patches aanmaken
geen effect hebben.
Attack Time Offset
Attack Time Offset wijzigt de aanslagtijd van de globale patch, maar behoudt daarbij de onderlinge verschillen tussen de aanslagtijden die voor elke tone zijn ingesteld in de Env Time1-parameters (PATCH/TVA) (p. 66). Instelbereik: -63– +63
*
Attack Time:
volume te bereiken, nadat de toets is aangeslagen en het geluid begonnen is.
Deze waarde wordt bijgeteld bij de Attack Time-waarde van een tone, dus als de Attack Time van een tone reeds op “127” (maximum) staat, dan zullen positieve (“+”) instellingen hier geen effect hebben.
De tijd dat een klank erover doet om zijn maximale
Release Time Offset
Release Time Offset wijzigt de Release-tijd van de globale patch, maar behoudt daarbij de onderlinge verschillen tussen de Release­tijden die voor elke tone zijn ingesteld in de Env Time 4-parameters (PATCH/TVA) (p. 66). Instelbereik: -63– +63
*
Release Time:
geluid verdwijnt.
Deze waarde wordt bijgeteld bij de Release Time-waarde van een tone, dus als de Release-tijd van een tone reeds op “127” (maximum) staat, dan zullen positieve (“+”) instellingen hier geen effect hebben.
De tijd vanaf wanneer u de toets loslaat totdat het
Velocity Sens Offset (Velocity Sensitivity Offset)
Velocity Sensitivity Offset wijzigt de aanslaggevoeligheid van de globale patch, maar behoudt daarbij de onderlingen verschillen tussen de Velocity Sens-waarden die voor elke tone zijn ingesteld in de onderstaande parameters.
Cutoff V-Sens parameter (PATCH/TVF) (p. 63)
Level V-Sens parameter (PATCH/TVA) (p. 65) Instelbereik: -63– +63
*
Velocity:
De kracht waarmee de toets wordt aangeslagen.
Fantom of van een externe sequencer.
Hoe u de klok (tempo) gebruikt, leest u in Q&A p. 16.
Tempo (Patch Tempo)
Wanneer Patch Clock Source op “PATCH” staat, dan heeft deze instelling effect. Waarde: 20–250
De Patch Tempo Clock verzendt geen clock messages via de MIDI Out-connector.
Legato Switch (Solo Legato Switch)
Solo Legato heeft effect wanneer de Mono/Poly-parameter (PATCH/General) op “MONO” staat. Deze instelling bepaalt of de Solo Legato-functie wel (ON) of niet (OFF) gebruikt wordt. Waarde: OFF, ON
Als de Legato Switch-parameter op “ON” staat en u slaat een toets aan terwijl u een eerder gespeelde noot aanhoudt, dan gaat de toonhoogte van die noot over naar de toonhoogte van de laatst gespeelde noot, waarbij ze de hele tijd blijft klinken. Dit zorgt voor een vloeiende overgang tussen de noten, wat handig is wanneer u gitaartechnieken zoals hammer-on en pull-off wil simuleren.
Legato Retrigger (Legato Retrigger Switch)
De Legato Retrigger heeft effect wanneer de Mono/Poly-parameter (PATCH/General) op “MONO” en de Legato Switch-parameter op “ON” staat.Deze instelling bepaalt of klanken wel (ON) of niet (OFF) opnieuw gespeeld worden wanneer u legato speelt. Normaal gezien laat u deze parameter op “ON” staan. Als u hier “OFF” instelt en u houdt een toets ingedrukt en slaat vervolgens een andere toets aan, dan verandert enkel de toonhoogte, zonder dat de aanslag van de laatst gespeelde noot te horen is. Kies hier “OFF” wanneer u klanken van blaas- of strijkinstrumenten speelt of wanneer u modulatie gebruikt met het monofone synth keyboard-geluid. Waarde: OFF, ON
Portamento Switch
Bepaalt of het Portamento-effect wel (ON) of niet (OFF) wordt toegepast. Waarde: OFF, ON
Deze waarde wordt bijgeteld bij de Velocity Sens-waarde van een tone, dus als de aanslaggevoeligheid van een tone reeds op “+63” (maximum) staat, dan zullen positieve (“+”) instellingen hier geen effect hebben.
Clock Source (Patch Clock Source)
De LFO-cyclus, wijzigingen in de multi-effecten, Phrase Loop en Tone Delay time kunnen gesynchroniseerd worden met een klok (tempo). Wanneer dit door de patch gebruikt wordt, dan bepaalt deze Clock Source-instelling welke klok er gebruikt wordt.
Waarde PATCH: Het tempo van de patch wordt gevolgd. SEQUENCER: Synchroniseren op de klok van de sequencer van de
48
Portamento
Portamento is een effect dat de toonhoogte vloeiend doet overgaan van de ene noot naar de volgende. Als u Portamento toepast wanneer de Mono/Poly-parameter (PATCH/General) op “MONO” staat, kunt u slide-technieken, zoals op een viool of andere snaarinstrumenten, simuleren.
Patches aanmaken
Portamento Mode
Bepaalt in welke omstandigheden portamento wordt toegepast.
Waarde NORMAL: Portamento wordt altijd toegepast. LEGATO: Portamento wordt enkel toegepast wanneer u legato
speelt (d.w.z. wanneer u de volgende toets aanslaat voor u de vorige toets hebt losgelaten).
Portamento Type
Bepaalt het type van portamento-effect.
Waarde RATE: De overangstijd hangt af van de afstand tussen de twee
toonhoogtes. TIME: De overgangstijd is constant, ongeacht de toonafstand tussen de noten.
Portamento Start
Wanneer er een andere toets wordt aangeslagen tijdens een toonhoogteverandering in gang gezet door Portamento, dan begint er een nieuwe toonhoogteverandering. Deze instelling bepaalt op welke toonhoogte die verandering begint.
Waarde PITCH: Er begint een nieuwe portamento wanneer u tijdens een
toonhoogteverandering een andere toets aanslaat.
fig.Potra-1.e
Toonhoogte
C5
Portamento Time
Wanneer u portamento gebruikt, bepaalt dit over hoeveel tijd de toonhoogte verandert. Hoe hoger de waarde, hoe langzamer de toonhoogte verandert. Waarde: 0–127
Bend Range Up (Pitch Bend Range Up)
Bepaalt hoeveel de toonhoogte verandert, in halve tonen, wanneer u de Pitch Bend-hendel helemaal naar rechts beweegt. Bv. Als u hier “12” instelt, dan stijgt de toonhoogte met 1 octaaf wanneer u de Pitch Bend-hendel helemaal naar rechts beweegt. Waarde: 0– +48
Bend Range Down (Pitch Bend Range Down)
Bepaalt hoeveel de toonhoogte verandert, in halve tonen, wanneer u de Pitch Bend-hendel helemaal naar links beweegt. Bv. Als u hier “­48” instelt, dan daalt de toonhoogte met 4 octaven wanneer u de Pitch Bend-hendel helemaal naar links beweegt. Waarde: -48–0
Patch Tone
Env Mode (Tone Envelope Mode)
Wanneer u een loop-golfvorm (p. 44) hebt gekozen, dan blijft het geluid normaal gezien duren zolang de toets ingedrukt blijft. Als u het geluid op natuurlijke wijze wil laten wegsterven, zelfs al blijft de toets ingedrukt, stel hier dan “NO SUS” in. Instelbereik: NO SUS, SUST
Patches aanmaken
D4 C4
Tijd
Sla toets D4 aan
Sla toets C5 aan
Sla toets C4 aan
NOTE: De Portamento begint opnieuw vanaf de toonhoogte waar de huidige verandering zou eindigen.
fig.Potra-2.e
Toonhoogte
C5
D4 C4
Tijd
Sla toets D4 aan
Sla toets C5 aan
Sla toets C4 aan
Als u een one-shot golfvorm (p. 44) hebt gekozen, dan zal die nooit blijven doorklinken, ook al staat deze parameter op “SUST.”
Delay Mode (Tone Delay Mode)
Bepaalt het type van tone delay.
fig.Delay Mode.e
Geen Tone Delay
Note on
Note off
49
Patches aanmaken
Tone Delay
Dit voegt een vertraging in tussen het moment dat een toets wordt aangeslagen (of gelost) en het moment dat de tone effectief begint te weerklinken. U kunt ook instellingen maken die de timing waarop elke tone weerklinkt, verschuiven. Dit verschilt van de Delay van de interne effecten, in die zin dat u door de klankeigenschappen van de vertraagde tones te wijzigen en de toonhoogte van elke tone te wijzigen, ook een arpeggio-achtig effect kunt verkrijgen met slechts één toets aan te slaan. U kunt ook de delay-tijd van de tone synchroniseren met het ingestelde tempo (Patch Tempo) of met het tempo van de sequencer (p. 48).
• Als u Tone Delay niet zal gebruiken, zet dan de Delay Mode-parameter op “NORM” en de Delay Time-parameter op “0”.
• Als de Structure-parameter tussen “2” en “10” staat, dan wordt de output van de tones 1 en 2 gecombineerd in tone 2, en de output van de tones 3 en 4 in tone 4. Daarom zal tone 1 de instellingen van tone 2 volgen en zal tone 3 de instellingen van tone 4 volgen (p. 56).
OFF-N: De Delay Time begint te lopen wanneer u de toets loslaat, i.p.v. wanneer u ze aanslaat. Nadat de Delay Time verstreken is, weerklinkt de tone. Dit komt van pas wanneer u nevengeluiden van gitaren en andere instrumenten wil simuleren.
fig.OFF-N.e
Delay time
Note on
Note off
OFF-D: De Delay Time begint te lopen wanneer u de toets loslaat, i.p.v. wanneer u ze aanslaat. Nadat de Delay Time verstreken is, weerklinkt de tone. Hier beginnen de wijzigingen in de TVA Envelope echter reeds terwijl de toets nog ingedrukt is, wat meestal betekent dat enkel het geluid van het Release-gedeelte van de Envelope te horen is.
fig.OFF-D.e
Delay time
Note on
Note off
Waarde NORM: De tone begint te spelen nadat de tijd ingesteld voor de
Delay Time-parameter verstreken is.
fig.NORM.e
Delay time
Note on
Note off
HOLD: De tone zal beginnen spelen nadat de tijd ingesteld voor de Delay Time-parameter verstreken is. Indien de toets gelost wordt voordat de Delay Time verstreken is, zal de tone echter niet weerklinken.
fig.HOLD.e
No sound
Delay time
played
Als u een golfvorm van het decay-type hebt gekozen (d.w.z. een geluid dat natuurlijkerwijs wegsterft, zelfs als u de toets niet lost), dan kan het zijn dat u met de instellingen “OFF-N” en “OFF-D” geen geluid hoort.
Delay Time (Tone Delay Time)
Bepaalt het tijdsinterval vanaf wanneer u de toets indrukt (of bij “OFF-N” en “OFF-D”, wanneer u de toets loslaat) totdat de tone weerklinkt. Waarde: 0–127, Note
Tone Delay bepaalt de duur van 1 tel voor het gesynchroniseerde tempo wanneer het Patch Tempo gesynchroniseerd wordt met het tempo van een sequencer.
(Voorbeeld)
Bij een tempo van 120 (120 kwartnoten per min. (60 sec.))
Instelling Delay time
(1/2 noot)
(1/4 noot)
(1/8 noot)
1 seconde (60 / 60 =1 (sec.))
0,5 seconden (60 / 120= 0,5 (sec.))
0,25 seconden (60 / 240= 0,25 (sec.))
Rx Bender (Tone Receive Pitch Bend Switch)
Bepaal voor elke tone of er wel (ON) of geen (OFF) MIDI Pitch Bend messages moeten worden ontvangen. Waarde: OFF, ON
50
Note on
Note off
Patches aanmaken
Rx Expression (Tone Receive Expression Switch)
Bepaal voor elke tone of er wel (ON) of geen (OFF) MIDI Expression messages moeten worden ontvangen. Waarde: OFF, ON
Rx Hold-1 (Tone Receive Hold-1 Switch)
Bepaal voor elke tone of er wel (ON) of geen (OFF) MIDI Hold-1 messages moeten worden ontvangen. Waarde: OFF, ON
Als de Env Mode-parameter (PATCH/General) op “NO SUS” staat, dan heeft deze instelling geen effect.
Rx Pan Mode
Bepaal voor elke tone hoe de Pan-boodschappen moeten worden ontvangen.
Waarde CONT: Wanneer er Pan-boodschappen worden ontvangen,
verandert de stereopositie van de tone. K-ON: De Pan van de tone verandert enkel wanneer de volgende noot gespeeld wordt. Als er een Pan-boodschap wordt ontvangen terwijl er een noot klinkt, verandert de panning pas wanneer de volgende noot wordt aangeslagen.
U kunt de kanalen niet instellen om geen Pan-boodschappen te ontvangen.
Redamper Sw (Tone Redamper Switch)
U kunt voor elke tone individueel bepalen of het geluid al dan niet blijft doorklinken wanneer er een Hold 1-boodschap wordt ontvangen nadat u een toets hebt gelost, maar voordat het geluid volledig is weggestorven. Als u het geluid wil aanhouden, zet deze parameter dan op “ON.” Als u deze functie gebruikt, zet dan ook de Rx Hold-1-parameter op “ON.” Deze functie is effectief voor pianoklanken. Waarde: OFF, ON
Arpeggiator-instellingen (Arpeggio)
fig.03-11_50
Arpeggio
Switch (Arpeggio Switch)
Schakelt de Arpeggiator in/uit. Waarde: OFF, ON
Hold (Arpeggio Hold Switch)
Wisselt af tussen Hold On/Hold Off voor de Arpeggiator. Waarde: OFF, ON
Style (Arpeggio Style)
Bepaalt de speelstijl van de arpeggio.
Voor details i.v.m. Arpeggio Style, zie “Arpeggio Style List” (Sound/Parameter List).
Variation (Arpeggio Variation)
Bepaalt de variatie (Performance Pattern) voor elke arpeggio style. Deze parameter kiest het variation-nummer. Het aantal variaties hangt af van de arpeggio style.
Motif (Arpeggio Motif)
Bepaalt in welke volgorde de noten van het akkoord weerklinken.
Waarde UP: De gespeelde noten weerklinken, van laag naar hoog. DOWN: De gespeelde noten weerklinken, van hoog naar laag. UP&DOWN: De gespeelde noten weerklinken, van laag naar hoog en
dan terug van hoog naar laag. RANDOM: De gespeelde noten weerklinken, in willekeurige volgorde. NOTE ORDER: De noten weerklinken in de volgorde van de toetsen die u indrukt. Door de toetsen in een bepaalde volgorde in te drukken, kunt u melodielijnen bekomen. Er kunnen tot 128 noten onthouden worden. GLISSANDO: Elke chromatische stap tussen de hoogste en de laagste gespeelde noot klinkt achtereenvolgens, en wordt stijgend en dalend herhaald. Druk enkel de hoogste en de laagste noot in.
CHORD: Alle noten die u indrukt, klinken tegelijkertijd. AUTO1: De noten weerklinken volgens een automatische timing,
waarbij de laagste gespeelde noot voorrang heeft. AUTO2: De noten weerklinken volgens een automatische timing, waarbij de hoogste gespeelde noot voorrang heeft. PHRASE: Wanneer u een toets indrukt, hoort u een phrase op basis van de toonhoogte van die toets. Als u meerdere toetsen indrukt, dan geldt de laatst ingedrukte toets.
Patches aanmaken
Voor details over deze instelling, zie “Hoe maakt u Patch­instellingen?” (p. 42).
Accent Rate (Arpeggio Accent Rate)
Varieert de accentsterkte en nootlengte om het ritmisch gevoel (groove) van de arpeggio te veranderen. De waarde “100%” geeft het meest uitdrukkelijke “groove”-gevoel. Waarde: 0–100%
51
Patches aanmaken
Shuffle Rate (Arpeggio Shuffle Rate)
Creëert Shuffle-ritmes door de timing van de noten te wijzigen.
Bij een waarde van “50%” zijn de noten gelijkmatig gespreid. Naarmate de waarde toeneemt, geeft de timing een meer “gepunte” (shuffle-) indruk. Waarde: 0–100%
fig.Shuffle Rate
Shuffle Rate = 50%
50 50 50 50
Shuffle Rate = 90%
90 10 90 10
Shuffle Resolution (Arpeggio Shuffle Resolution)
Bepaalt de timing van de noten in termen van nootwaarde. U kunt als nootwaarde 16e of 8e noten instellen.
Waarde: ,
Keyboard Velocity (Arpeggio Keyboard Velocity)
Bepaalt de aanslagsterkte van de noten die u speelt.
Als u de velocity-waarde van elke noot wil laten afhangen van hoe hard u het klavier aanslaat, zet deze parameter dan op “REAL”. Als u voor elke noot een vaste aanslagwaarde wil, ongeacht hoe hard u het klavier aanslaat, zet deze parameter dan op de gewenste waarde (1–127). Waarde: REAL, 1–127
Realtime Controller- / D Beam Controller-instellingen (Controller)
fig.03-12_50
Details over dezeinstelling vindt u in “Hoe maakt u Patch­instellingen?” (p. 42).
Knob
Assign 1–4 (Realtime Control Knob Assign 1–4)
Bepaalt welke functies er worden aangestuurd door de knoppen [ ]–[ ].
Waarde OFF: De realtime control-knoppen worden niet gebruikt. CC01–31, 33–95: Controller-nummers 1–31, 33–95
Octave Range (Arpeggio Octave Range)
Bepaalt over welk bereik (in octaven) de arpeggio wordt gespeeld. Als u wil dat de arpeggio klinkt met enkel de werkelijk gespeelde noten, zet deze parameter dan op “0.” Om de arpeggio te laten klinken met de gespeelde noten en noten van 1 octaaf hoger, stel hier dan “+1” in. Als u “-1” instelt, dan klinkt de arpeggio met de gespeelde noten en noten van 1 octaaf lager. Waarde: -3– +3
Key Trigger (Arpeggio Key Trigger)
Zet dit op “ON” als u de arpeggio wil laten beginnen op het moment dat u de toets aanslaat. Als u de arpeggio in synchronisatie met de sequencer of met een ritmepatroon wil laten starten, stel hier dan “OFF” in. Waarde: OFF, ON
Voor meer informatie over Control Change-boodschappen, zie
“MIDI Implementation” (Engelstalige Sound/Parameter List). PITCH BEND: Pitch Bend AFTERTOUCH: Aftertouch TEMPO: Tempo ARP VAR: Arpeggio Variation ARP ACCENT: Arpeggio Accent Rate ARP SHFFLE: Arpeggio Shuffle Rate ARP OCTAVE: Arpeggio Octave Range
Switch
Assign 1–4 (Realtime Control Button Assign 1–4)
Bepaalt welke functies er worden aangestuurd door de toetsen [ ]–[ ].
Waarde OFF: De realtime control-toetsen worden niet gebruikt. CC01–31, 33–95: Controller-nummers 1–31, 33–95
Voor meer informatie over Control Change-boodschappen, zie
“MIDI Implementation” (Engelstalige Sound/Parameter List).
52
Patches aanmaken
BEND UP: Verhoogt de toonhoogte in stapjes van een halve toon (tot 4 octaven hoger). BEND DOWN: Verlaagt de toonhoogte in stapjes van een halve toon (tot 4 octaven lager).
AFTERTOUCH: Aftertouch OCT UP: Verhoogt de key range per octaaf (tot 3 octaven hoger). OCT DOWN: Verlaagt de key range per octaaf (tot 3 octaven lager). TRNS UP: Verhoogt de key range in stapjes van een halve toon (tot 6
halve tonen hoger). TRNS DOWN: Verlaagt de key range in stapjes van een halve toon (tot 5 halve tonen lager). TAP TEMPO: Tap tempo (tempo instellen door met een bepaalde timing op de toets te drukken). MONO/POLY: Afwisselen tussen polyfone (POLY) en monofone (MONO) weergave van een patch. ARP HOLD: Afwisselen tussen Hold On/Hold Off voor de Arpeggiator.
Mode 1–4 (Realtime Control Button Mode 1–4)
Bepaalt hoe de toetsen [ ]–[ ] werken.
Waarde MOMENTARY: De toets is enkel actief wanneer u ze ingedrukt
houdt, en zal geen effect meer hebben wanneer u ze loslaat. LATCH: De toets wordt telkens in-/uitgeschakeld wanneer u erop drukt.
BEND UP: Verhoogt de toonhoogte in stapjes van een halve toon (tot 4 octaven hoger). BEND DOWN: Verlaagt de toonhoogte in stapjes van een halve toon (tot 4 octaven lager).
AFTERTOUCH: Aftertouch NOTE: Speelt het geluid van de laatst ingedrukte toets. OCT UP: Verhoogt de key range per octaaf (tot 3 octaven hoger). OCT DOWN: Verlaagt de key range per octaaf (tot 3 octaven lager). START/STOP: Start/stopt de sequencer. TAP TEMPO: Tap tempo (tempo instellen door met een bepaalde
timing uw hand over de D Beam controller te bewegen).
ARP SWITCH: Schakelt de Arpeggiator in/uit. ARP VAR: Arpeggio-variatie ARP ACCENT: Arpeggio Accent Rate ARP SHFFLE: Arpeggio Shuffle Rate ARP OCT UP: Verhoogt het bereik waarin de arpeggio speelt per
octaaf (maximum 3 octaven). ARP OCT DW: Verlaagt het bereik waarin de arpeggio speelt per octaaf (maximum 3 octaven).
Polarity (D Beam Polarity)
Schakelt de polariteit van de D Beam controller om.
Als u hier “REVERSE” instelt, dan wordt de richting voor de aansturing van de D Beam controller omgekeerd. Bereik: STANDARD, REVERSE
Patches aanmaken
D Beam
Switch (D Beam Switch)
Schakelt de D Beam controller in/uit. Waarde: OFF, ON
Assign (D Beam Assign)
Bepaalt welke functie er wordt aangestuurd door de D Beam controller.
Waarde OFF: De D Beam controller wordt niet gebruikt. CC01–31, 33–95: Controller-nummers 1–31, 33–95
Voor meer informatie over Control Change-boodschappen, zie “MIDI Implementation” (Engelstalige Sound/Parameter List).
Range Lower (D Beam Range Lower)
Bepaalt de ondergrens voor het bereik van de D Beam controller. Waarden lager dan deze instelling worden niet uitgestuurd. Waarde: 0–UPPER
Range Upper (D Beam Range Upper)
Bepaalt de bovengrens voor het bereik van de D Beam controller. Waarden hoger dan deze instelling worden niet uitgestuurd. Waarde: LOWER–127
Effecten voor een Patch instellen (Effects/MFX/MFX Control/Chorus/ Reverb)
Voor details m.b.t. effectinstellingen, zie de hieronder vermelde
pagina’s.
“Effecten toepassen in Patch Mode” (p. 165)
“Multi-Effectinstellingen maken (MFX/MFX Control)” (p. 174)
“Chorus-instellingen maken (Chorus)” (p. 176)
“Reverb-instellingen maken (Reverb)” (p. 177)
53
Patches aanmaken
Matrix Control-instellingen (Matrix Ctrl)
fig.03-13_50
Voor details over deze instelling, zie “Hoe maakt u Patch­instellingen?” (p. 42).
Matrix Control
Normaal gezien, als u tone-parameters wil wijzigen via een extern MIDI-toestel, dan moet u System Exclusive messages verzenden—MIDI-boodschappen die exclusief voor de Fantom opgesteld zijn. Vaak zijn deze System Exclusive messages echter ingewikkeld en kunnen de te verzenden data vrij omvangrijk worden.
Daarom werden een aantal courante tone-parameters van de Fantom erop voorzien dat ze Control Change (of andere) MIDI­boodschappen aanvaarden om hun waarden te wijzigen. Zo hebt u verschillende mogelijkheden om de manier waarop patches gespeeld worden, te wijzigen. U kunt bv. met de Pitch Bend-hendel de LFO cycle rate veranderen, of met uw aanslag op het klavier een filter openen of sluiten.
De functie die u toelaat om door middel van MIDI­boodschappen de tone-parameters in realtime te wijzigen, noemen we de Matrix Control. U kunt tot vier Matrix Controls gebruiken in eenzelfde patch.
Om de Matrix Control te gebruiken, moet u bepalen welke MIDI-boodschap (Source-parameter) welke parameter (Destination-parameter) moet aansturen, in welke mate (Sns­parameter) en op welke tone het effect moet worden toegepast (Tone-parameter).
Source 1–4 (Matrix Control Source 1–4)
Bepaalt welke MIDI-boodschap er wordt gebruikt om de tone­parameter te veranderen met Matrix Control.
Waarde OFF: Matrix control wordt niet gebruikt. CC01–31, 33–95: Controller-nummers 1–31, 33–95
Voor meer informatie over Control Change-boodschappen, zie
“MIDI Implementation” (Engelstalige Sound/Parameter List). PITCH BEND: Pitch Bend AFTERTOUCH: Aftertouch SYS CTRL1–SYS CTRL4: MIDI-boodschappen worden als gewone
matrix controls gebruikt.
VELOCITY: Velocity (kracht waarmee u een toets aanslaat) KEYFOLLOW: Key follow (klavierpositie met C4 als 0) TEMPO: Het ingestelde tempo (patch tempo/sequencer tempo) of
het tempo van een externe MIDI-sequencer.
LFO1: LFO 1 cycle rate LFO2: LFO 2 cycle rate PITCH ENV: Pitch envelope TVF ENV: TVF envelope TVA ENV: TVA envelope
Velocity en Key follow stemmen overeen met Note messages.
• U kunt het tempo als een Matrix Control gebruiken. Zo kunt u de tone-instellingen in realtime wijzigen volgens de tempoveranderingen.
Wanneer u synchroniseert met het patch tempo, stel dan de Clock Source-parameter (PATCH/General) in op “PATCH” en geef het patch tempo in met de Tempo-parameter (PATCH/ General).
Om te synchroniseren met het sequencer tempo, stelt u de Clock Source-parameter (PATCH/General) in op “SEQUENCER”, stelt u de Sync Mode-parameter (SYSTEM/Sequencer) in op
“MASTER” en geeft u het sequencer tempo in met “ =**” bovenaan in het PLAY-scherm.
Wanneer u synchroniseert met het tempo van de aangesloten MIDI-sequencer, stel dan de Clock Source-parameter (PATCH/ General) in op “SEQUENCER” en stel de Sync Mode-parameter (SYSTEM/Sequencer) in op “SLAVE MIDI”.
• Hoewel er geen MIDI-boodschappen zijn voor LFO 1 t.e.m. TVA Envelope, kunnen ze toch als Matrix Control gebruikt worden. In dit geval kunt u de tone-instellingen in realtime wijzigen door patches te spelen.
• Als u gewone controllers wil gebruiken voor de hele Fantom, kies dan “SYS CTRL1”–”SYS CTRL4.”. MIDI-boodschappen die gebruikt worden als System Control 1–4, worden ingesteld met de Sys Ctrl 1–4 Source-parameters (SYSTEM/Control) (p. 184).
54
Loading...