Roland EM-2000 MIDI IMPLEMENTATION [nl]

+
EM-2000
Creative Keyboard
Gebruikershandleiding
Van harte bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van de Roland EM-2000 Creative Keyboard.
Om de mogelijkheden van uw EM-2000 snel te leren kennen en er jarenlang plezier aan te beleven, leest u deze kershandleiding het best volledig door. Bijkomende informatie vindt u in het Referentieboek.
• Duidelijkheidshalve gebruiken we in deze handleiding het woord “knop” wanneer we het hebben over de bedie­ningstoetsen op het frontpaneel. “Toets” wordt dus enkel gebruikt wanneer we verwijzen naar het klavier van de EM-2000.
• De inhoud van de in deze handleiding getoonde schermafbeeldingen kan hier en daar afwijken van wat u op uw instru­ment ziet, maar op die manier weet u tenminste wat u in een bepaalde situatie ongeveer te zien krijgt.
Berg deze handleiding op een veilige plaats op, omdat u ze op een latere datum misschien nog eens nodig hebt.
Iomega® is een geregistreerd handelsmerk en Zip™ en JAZ™ zijn handelsmerken van Iomega Corporation. Alle andere vermelde produktnamen en handelsmerken zijn eigendom van de betreffende bedrijven.
De D Beam werd in licentie van Interactive Light, Inc. vervaardigd.
Copyright © 1998 ROL
AND EUROPE.
Gebrui-
3
Functies
Functies
Aanslaggevoelig klavier met kanaal-Aftertouch
Het klavier van de EM-2000 is een plezier om op te spelen. Omdat het ook kanaal-Aftertouch com­mando’s zendt, kunt er bovendien het volume, de klankkleur en bepaalde Arranger-functies mee aanstu­ren.
Nieuwe klankbron
De EM-2000 bevat een 32-Parts multitimbrale klank­bron met maar liefst 1161 instrumentklanken en 43 Drum Kits, die zowat het hele spectrum, van adembe­nemende akoestische klanken tot de meest actuele Techno-geluiden, bestrijken. Natuurlijk is de klank­bron 64-stemmig polyfoon.
Rijk gevuld effectengamma
Naast het intussen obligate Chorus-, Reverb- en Delay-effect en de 2-bands Equalizer die op de G-800 werden voorgesteld, biedt de EM-2000 een multi­effect met maar liefst 89 effecten en combinaties (ver­vorming, Rotary, Humanizer, Enhancer, 3D Chorus, LoFi enz.).
Innovatieve D Beam™ Controller
De D Beam Controller van de EM-2000 is een nieuwe speelhulp die voor het eerst werd voorgesteld op de MC-505 Groovebox van Roland. Hiermee kunt u een parameter naar keuze beïnvloeden door uw hand over een (onzichtbare) infraroodstraal te bewegen.
Ingebouwde Zip™-drive, standaard SCSI-aanslui­ting en disk drive
Hoewel onze ingenieurs al trots waren dat ze de EM-2000 met een SCSI-poort voor de externe data­opslag mochten uitrusten, vonden ze dat er ook een 100MB Zip-drive bijhoorde. En dus hebben ze meteen ook maar software geschreven die directe toegang biedt tot de data op de Zip-schijf.
Via de SCSI-poort kunt u externe datadragers (Jaz™­drive, harde schijven, MO-schijven enz.) aansluiten. Dankzij deze mogelijkheden is de 2HD floppy drive dus waarschijnlijk alleen nog een garantie dat u de op een G-1000, G-800, G-600, E-96, E-86 of RA-800 geprogrammeerde data (User Styles, MIDI Sets, Per­formance Memories/User Programs) snel kunt laden.
Als u geen eigen Styles wilt programmeren of het te druk hebt om daaraan te beginnen, kunt u bestaande Styles personaliseren door bv. andere klanken voor de Arranger-partijen te kiezen (bas, drums, akkoordbe­geleidingen enz.) en deze veranderingen in één van de 192 User Programs van het RAM-geheugen opslaan.
Innovatieve functies
Disk Style Link is een functie waarmee u direct een Music Style naar keuze van een groep van 111 op de Zip-schijf kunt oproepen. Omdat u zelf kunt bepalen welke Styles tot deze groep moeten behoren, is deze functie perfect voor het live-werk.
Play & Search (P&S) laat toe om het benodigde stuk (Standard MIDI File) te zoeken door een muzikaal fragment op het klavier van de EM-2000 te spelen. De EM-2000 gaat dan zelf op zoek naar alle nummers die dit fragment bevatten.
Style Database is een iets andere zoekfunctie. Hiermee kunt u Music Styles of Songs zoeken aan de hand van gegevens die u in één van de datavelden invult. Hierbij horen o.a. de titel van de Song/Music Style, de compo­nist/de auteur, de bestandsnaam enz.
128 hoge-resolutie Music Styles, 16 Flash ROM­geheugens plus 441 Music Styles op de bijgele­verde Zip-schijf
Uw EM-2000 bevat 128 interne Music Styles (begelei­dingen), die zowat alle muzikale genres bestrijken. Elke Style beschikt over vier versies (Basic, Advanced, Original en Variation), twee Intro’s, twee Endings en nog tal van andere elementen, zodat u sowieso al over meer dan 128 begeleidingen beschikt.
Bovendien bevatten ook de 16 Flash ROM-geheugens bij levering al Music Styles.
En als u ook dát nog maar weinig vindt, vindt u het beslist leuk dat de bijgeleverde Zip-schijf 441 Music Styles bevat die u eveneens kunt gebruiken.
Natuurlijk kunt u ook uw eigen Music Styles program­meren (de zgn. een handige functie waarmee de gekozen fragmenten van een Standard MIDI File kunt omzetten in een begeleiding.
User Styles). De EM-2000 biedt zelfs
192 User Programs
De User Programs dienen niet alleen voor een snelle aanpassing van de Styles, maar ook voor de opslag van allee instellingen die u op het frontpaneel kunt maken. Als u meer dan 192 User Programs nodig hebt, kunt u de inhoud van de interne User Programs naar een Zip­schijf of diskette wegschrijven (of een externe SCSI­datadrager gebruiken) en op een later tijdstip weer laden.
4
16-sporen sequencer
De EM-2000 wordt geleverd met een 16-sporen sequencer die ook weer van een hele resem editfunc­ties voorzien is.
Drie Arranger-modes
De Music Styles van de EM-2000 kunnen telkens op één van drie beschikbare manieren worden aange­stuurd: Standard, Intelligent of Piano Style. In de Standard-mode werkt de akkoordherkenning van de Arranger zoals u dat van een intelligent keyboard ver­wacht.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
In de Intelligent-mode hoeft u geen volledige akkoor­den te spelen. Met één, twee of drie toetsen verkrijgt u zelf de meest complexe akkoorden.
De Piano Style-mode tenslotte is vooral bedoeld voor muzikanten met een “pianoverleden”.
Intuïtief gebruikersinterface
Het grote 156 x 48mm-display houdt u op de hoogte van de status van de EM-2000 en biedt, via functie­knoppen, toegang tot talrijke “verborgen” functies. Via de vijf draairegelaars onder het display kunt u het volume, de stereopositie en andere parameterwaarden instellen. Sommige display-functies zijn ook toegan­kelijk via vast toegewezen knoppen. Bovendien zijn er twee programmeerbare knoppen (PAD 1 & 2) waar u de vaakst gebruikte functies aan kunt toewijzen. En om de bediening nog eenvoudiger te laten verlopen, kunt u het display kantelen.
Weergave van liedjesteksten (“Lyrics”)
Het LCD-display van de EM-2000 kan ook de teksten van dusdanig geprogrammeerde Standard MIDI Files weergeven. Als u wilt, kunt u deze data naar een LVC-1 Lyrics Converter zenden. Op die manier vergeet u nooit meer de teksten van de liedjes die u wilt/moet zingen.
Uitpakken van de EM-2000
Uw EM-2000 wordt geleverd met de volgende dingen. Controlleer na het uitpakken of u alles gekregen hebt. Is dat niet het geval, neem dan contact op met uw Roland-dealer.
Gebruikershandleiding en het Reference Manual.
• Deze
• Een Zip-schijf met 441 Music Styles en 306 Standard MIDI Files.
• Een metalen lessenaar.
• Een stroomkabel.
3.
DP-2, DP-6 of FS-5U voetschakelaar
U zou twee DP-2 (DP-6 of Boss FS-5U) voetschake­laars kunnen gebruiken. Eén daarvan sluit u aan op de
SUSTAIN FOOTSWITCH
gebruiken als Hold-pedaal.
De tweede DP-2 (DP-6 of Boss FS-5U) kunt u aan ver­schillende functies toewijzen. De functie van de
SWITCH kunt u bovendien samen met alle andere
instellingen in een User Program opslaan.
4.
Style-diskettes van de MSA-, MSD- of MSE-serie
De MSA-, MSD- en MSE-serie Music Style diskettes bevatten nieuwe Styles die u in de 8 User Style geheu­gens van de EM-2000 kunt laden. De MSE Music Style serie is speciaal ontwikkeld voor de EM-2000, G-1000, G-800, G-600, E-96 en RA-800. Houd er wel rekening mee dat u de MSE-Styles niet kunt gebruiken op instrumenten van de E- of RA-serie omdat deze Styles gebruik maken van de klankbron van de EM-2000. Andersom lukt wel: u kunt Style-diskettes van de MSA- en MSD-serie op uw EM-2000 gebruiken.
5.
Externe harde schijf, MO-drive, Jaz-drive, Zip-
drive enz.
Voor het archiveren van uw instellingen zou u gebruik kunnen maken van een harde schijf of een verwissel­bare schijf. Houd er rekening mee dat een Zip-schijf tot 100MB aan waardevolle data kan bevatten waar u het best een de data altijd van de reservekopie halen als blijkt dat de Zip-schijf onleesbaar is geworden. Gebruik de File Copy-functies van de EM-2000 voor het kopiëren van Zip-schijven e.d.
6.
Hoofdtelefoons van de RH-serie
Op de PHONES-connector van de EM-2000 kunt u een hoofdtelefoon aansluiten.
Backup van maakt. Op die manier kunt u
-connector om hem te
FOOT
Handige opties
1.
FC-7 Foot Controller
Met de FC-7 Foot Controller kunt u verschillende patronen van een Style (Fill In To Original/To Varia- tion, Start/Stop enz.) met de voet kiezen. Sluit hem aan op de FC-7-connector achterop de EM-2000.
Opgelet: U kunt de FC-7 niet als MIDI-pedalenbord gebruiken. De FC-7 stuurt namelijk pulsen uit in plaats van MIDI-commando’s. Sluit hem dus nooit aan op de MIDI IN-connector van uw EM-2000 of van een ander instru­ment.
2.
EV-5 of BOSS FV-300L zwelpedaal (“expressie”)
Het (los verkrijgbare) EV-5 of BOSS FV-300L zwelpe­daal kunt u voor verschillende dingen gebruiken, zoals het instellen van het algemene volume.
5
Belangrijke opmerkingen
Belangrijke opmerkingen
Let, tijdens het gebruik van de EM-2000 op de vol­gende dingen:
Voeding
• Sluit de EM-2000 niet aan op een stroomkring waarop ook apparaten, die brom veroorzaken, op aangesloten zijn (elektrische motoren, dimmersystemen enz.).
• Schakel zowel de EM-2000 als de overige instrumen­ten uit voordat u ze op elkaar aansluit. Op die manier weet u zeker dat u de instrumenten niet kunt bescha­digen en voorkomt u een finale beschadiging van uw luidsprekers.
Opstelling
• Het gebruik van de EM-2000 in de buurt van eindt­rappen (of andere apparaten met krachtige transfor­matoren) kan voor brom zorgen. Om dit tegen te gaan zet u de EM-2000 het best nooit te dicht in de buurt van dergelijke apparaten.
• Dit instrument zou de radio- of TV-ontvangst kunnen storen. Plaats de EM-2000 dus nooit te dicht bij derge­lijke ontvangers.
• Om problemen te vermijden, dient u de EM-2000 te beschermen tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.
Onderhoud
• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neu­traal reinigingsmiddel. Wrijf de EM-2000 daarna droog met een zachte doek.
• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want deze kunnen de behuizing beschadigen.
Herstellingen en uw data
• Houd er rekening mee dat alle data in de interne geheugens van de EM-2000 tijdens een herstelling gewist kunnen worden. Belangrijke instellingen schrijft u dan ook het best weg naar een Zip-schijf of een externe datadrager. In bepaalde gevallen (met name wanneer het geheugen zelf beschadigd is) kun­nen we de eventueel gewiste data niet meer herstellen. Roland kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor het verlies van uw data.
Bijkomende voorzorgsmaatregelen
• Als gevolg van een defect aan de geheugenchips of een ongepaste bediening kan het gebeuren dat de inhoud van uw geheugens verloren gaat. Om uzelf tegen dit soort nare situaties te beschermen, verdient het aanbe­veling om uw instellingen regelmatig extern op te slaan (namelijk via SCSI).
• Behandel de knoppen, regelaars, aansluitingen enz. van dit instrument met de nodige voorzichtigheid.
Een al te brutale behandeling kan leiden tot storingen of beschadiging van bepaalde onderdelen.
• Sla nooit op het display en zet er geen zwaar voorwer­pen op.
• Trek, voor het verbreken van gelijk welk soort aanslui­tingen, enkel aan de stekker en nooit aan de daaraan vastzittende kabel. Op die manier voorkomt u kort­sluitingen en beschadiging van de kabels.
• Tijdens het gebruik wordt dit instrument warm. Dit is volledig normaal.
• Denk eraan dat u het volume laat op de avond of ‘s ochtends best niet te hard zet om geluidsoverlast bij de buren te voorkomen. Het best gebruikt u op die momenten een hoofdtelefoon.
• Als u het instrument moet vervoeren, verpakt u het weer in de leveringsdoos. U kunt echter ook een koffer of Flightcase gebruiken.
Gebruik van Zip-schijven
• Onthoud dat u EEN ZIP-SCHIJF PAS NA INSCHA­KELEN VAN DE EM-2000 IN DE DRIVE MAG STE­KEN.
• Let er bij het insteken van een Zip-schijf in de drive op dat u de schijf helemaal horizontaal houdt en lichtjes naar beneden drukt tot ze vastklikt. Als de schijf niet geladen wordt, moet u ze neerwaarts drukken.
• Om een Zip-schijf te kunnen verwijderen, moet u ze eerst afmelden (zie blz. 17) en daarna op de uitwerp­toets van de drive drukken. Probeer de schijf nooit met geweld uit de drive te halen.
• Als u de Zip-schijf niet gebruikt, kunt ze het best weer in bijgeleverde plasticdoos stoppen.
• Laat een Zip-schijf nooit in de zon liggen en stel ze niet bloot aan extreme hitte, vochtigheid of magneti­sche velden.
• Steek nooit een diskette (floppy) in de Zip-drive en probeer deze laatste nooit met een 3,5" koppen­schoonmaaksysteem schoon te maken.
• Maak een reservekopie (“Backup”) van de bijgeleverde Zip-schijf en alle belangrijke Zip-schijven (zie “Copy­functies” op blz. 81 in het Referentieboek).
• Ziek ook “Werken met SCSI-apparaten” op blz. 107 voor bijkomende voorzorgsmaatregelen.
6
Inhoud
EM-2000 – Gebruikershandleiding
1. Beschrijving van de panelen
. . . . . . . . . . . . .9
1.1 Frontpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
1.2 Achterkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13
2. Een paar dingen die u moet weten
. . . . .14
2.1 Aansluitingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
2.2 Demosongs. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
2.3 Easy- en Expert-pagina . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
2.4 Kantelen van het display. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
2.5 Hoe werkt het allemaal?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
3. Belangrijkste dingen voor het gebruik
.17
3.1 In- en uitschakelen van de EM-2000. . . . . . . . . . . . . . 17
3.2 Music Styles kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Kiezen van interne Music Styles . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
“Custom” Music Style kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
3.3 Klank kiezen voor de rechterhand (Upper 1) . . . . . . 19
3.4 Laatste voorbereidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
3.5 En dan nu muziek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
3.6 Snelle toegang tot Music Styles en Songs op de
bijgeleverde Zip-schijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Zoeken op basis van bekende gegevens . . . . . . . . . . . . . . 23
Play & Search: Songs zoeken door een paar
noten te spelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
4. Realtime-Parts
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27
4.1 Realtime-Parts kiezen om te spelen . . . . . . . . . . . . . . 27
Upper2 kiezen en stapelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Lower 1/2- en M.Bass-Part kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Split en splitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Keyboard Mode Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Manual Drums-Part kiezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Roll. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
4.2 Tones voor de Realtime-Parts kiezen . . . . . . . . . . . . . 31
Part activeren voor de Tone-keuze . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Regelaars gebruiken om Tones te kiezen . . . . . . . . . . . . . 31
Drum Sets voor de M.Drums-Part kiezen . . . . . . . . . . . . 32
4.3 Realtime-speelfuncties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Pitch Bend en Modulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Transpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Octave Up/Down . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Insert-effect gebruiken (DSP EFX). . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Aanslaggevoeligheid en “Velocity Switching” . . . . . . . . . 34
Kanaal-Aftertouch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Pad-knoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Sustain-pedaal (Hold) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Gebruik van de D Beam Controller . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Master Tune (algemene stemming) . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Toewijsbare voetschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Zwelpedaal (Foot Pedal) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Metronoom. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
5. Spelen met begeleiding – Arranger
. . . . .38
5.1 Arranger en Music Styles. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Arranger-Parts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
5.2 Music Style-functies (Arranger) . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Starten van een Music Style. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Stoppen van een Music Style. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Keuze van een andere Music Style-divisie . . . . . . . . . . . . 40
Majeur, mineur, septiem (M, m, 7) . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Andere Fill-functies: Fill In Half Bar en Fill In Rit . . . . . 40
Intro en Ending . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Aftertouch gebruiken om Arranger-patronen te kiezen. 41
5.3 Instellingen i.v.m. de Arranger. . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Akkoordherkenningsgebied kiezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Arranger Chord-mode kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Arr(anger) Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Dynamic Arranger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Bass Inversion . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Drumbegeleiding tijdens het spelen veranderen . . . . . . . 43
5.4 Andere handige Style-functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
One Touch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Break Mute . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Melody Intelligence . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Fade In/Out. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Reset. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
5.5 Style-tempo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Tempo-wiel en -indicators . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Tap Tempo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Auto Tempo en Tempo Lock . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Tempo Rit en Tempo Acc . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
5.6 Andere Tones voor de Arranger-Parts . . . . . . . . . . . . 47
5.7 Bijkomende informatie voor de Music Style-keuze. . 48
6. Opslaan/laden van registraties – User Programs
6.1 Instellingen opslaan in een User Program . . . . . . . . . 50
Geheugenbeveiliging (Memory Protect) . . . . . . . . . . . . . 50
User Program-naam. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Instellingen opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
6.2 User Programs kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
00 FreePanl kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Resume . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
User Programs met de [ DOWN][UP ®] knoppen
kiezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Selectief laden van User Program-instellingen (User
Program Hold) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
6.3 Archiveren van uw User Programs . . . . . . . . . . . . . . . 53
6.4 User Program Song Recall. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
7. Chord Sequencer
7.1 Chord Sequence voor een heel nummer opnemen. . 55
7.2 Twee Chord Sequencer-modes . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
7.3 Realtime-opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
7.4 Chord Sequence weergeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
8. Recorder (GM/GS-mode)
8.1 Song opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Formateren van een disk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Vóór de opname. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
8.2 Opname… . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
8.3 Song-weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Een welbepaalde Song weergeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .49
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .55
. . . . . . . . . . . . . . .57
7
Inhoud
8.4 Handige functies voor de Recorder-weergave. . . . . .59
Lyrics (liedjesteksten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Voorspoelen, terugspoelen en Reset . . . . . . . . . . . . . . . . .60
Weergavelussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60
8.5 Spelen met Standard MIDI File-begeleiding
(Minus One) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Song-tempo veranderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60
Partijen op diskette soleren en uitschakelen (Solo en
Mute) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61
Soleren van Song-Parts. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61
Song-instellingen veranderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
Link. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
9. 16-track Sequencer
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
9.1 Kiezen van de 16-track Sequencer . . . . . . . . . . . . . . . 63
Wegschrijven van uw Song . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
Algemene overwegingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
9.2 Opname op een spoor naar keuze . . . . . . . . . . . . . . . 64
Voorbereidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .64
Bijkomende instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
9.3 Andere functies voor de opname . . . . . . . . . . . . . . . .66
Nieuwe Song opnemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Twee drumsporen gebruiken (Init). . . . . . . . . . . . . . . . . .67
9.4 Editen van een 16-sporen Song . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Opmerkingen over de editfuncties . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
9.5 Style Converter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
10. Editen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
10.1 Part-balans (Volume & Mixer) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Volume in de Arranger-mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .72
Volume van de ACC-Parts veranderen. . . . . . . . . . . . . . .73
Parts uitschakelen (Mute) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74
Volume in de GM/GS-mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
10.2 Panpot (stereopositie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
10.3 Effecten en Equalizer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Reverb, Chorus of Delay voor een Part. . . . . . . . . . . . . . . 75
Effectinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Equalizer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .75
Insert-effect (EFX) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
10.4 Uw instellingen of die van de Music Styles? . . . . . . 78
10.5 Parts editen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Editen van de Part-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78
Upper2-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Tempo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .88
Opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .88
Weergave en daarna bewaren of overdoen? . . . . . . . . . . .89
Style naar disk wegschrijven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .89
Andere Parts en divisies programmeren . . . . . . . . . . . . . .90
Parts uitschakelen terwijl u andere opneemt (Status) . . .90
Opmerkingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .90
12.3 Kopiëren van bestaande Styles . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Kopiëren van volledige Styles met Load (alle sporen). . .91 Kopiëren van individuele Style-sporen (Style
Morphing) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
12.4 User Styles editen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Editen door op te nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
12.5 User Styles via MIDI programmeren . . . . . . . . . . . . . 95
Data die u kunt opnemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95
Voorbereiden van uw sequence . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96
Voorbereidingen op de EM-2000 . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96
Opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96
Opnemen met externe stuurbronnen . . . . . . . . . . . . . . . .96
13. MIDI-mode
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
13.1 MIDI in het algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
13.2 MIDI Port instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
13.3 Ontvangst van MIDI-commando’s . . . . . . . . . . . . . . 98
Voorbeeld: ander ontvangstkanaal voor Upper1 kiezen . 99
Andere MIDI RX-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99
13.4 MIDI-commando’s zenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Aansluitingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Andere MIDI TX-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .100
13.5 MIDI-parameters (Param) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
13.6 Synchroniseren van de EM-2000 . . . . . . . . . . . . . . . 101
13.7 MIDI Sets. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
14. Opgeruimd staat netjes…
. . . . . . . . . . . . 104
14.1 Algemene opmerkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
14.2 Copy-functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Inhoud van een volledige diskette naar een andere diskette
kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Afzonderlijke bestanden van de ene floppy naar de
andere kopiëren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .105
Styles van een Zip (of andere SCSI-datadrager) naar
diskette kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
14.3 Chord Sequence naar een disk wegschrijven. . . . . 106
11. Geavanceerde functies
. . . . . . . . . . . . . . . . 80
11.1 Instellingen i.v.m. de Arranger . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Instellingen i.v.m. de Realtime-Parts . . . . . . . . . . . . . . . .81
Andere stemming: Keyboard Scale . . . . . . . . . . . . . . . . . .82
12. User Styles programmeren
. . . . . . . . . . . . 83
12.1 Hoe werkt het? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
12.2 Nieuwe User Styles opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
User Style-mode kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Spoor, mode, type en divisie kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Record Mode (opnamemethode) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Toonaard kiezen (Key) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86
Quantize. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86
Tone-keuze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Maatsoort (Time Signature) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
Length: lengte van het patroon instellen. . . . . . . . . . . . . . 87
8
15. Varia
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
15.1 Werken met SCSI-apparaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
15.2 Insteken van floppies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
16. Verklarende woordenlijst
17. Index
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
. . . . . . . . . . . . 109
EM-2000 – Gebruikershandleiding
1. Beschrijving van de panelen
1.1 Frontpaneel
D
ABC
A
CONTROLS-sectie
VOLUME-regelaar: Met deze regelaar bepaalt u het algemene volume van uw EM-2000, dus het volume van alle signalen, die naar de luidsprekers, de uitgan­gen en de PHONES-aansluiting worden gestuurd.
BALANCE-regelaar: Met deze regelaar kunt u de volumebalans tussen de Arranger en de Realtime-Parts veranderen. Maak er gebruik van wanneer de melodie te stil/te hard is in vergelijking tot de begeleiding (Music Styles) of Standard MIDI File.
DSP EFX-Sectie
B
UP1 SET/RECALL: Druk op deze knop om de DSP­instellingen voor de Tone op te roepen die momenteel aan de Upper1-Part toegewezen is. Deze knop biedt dus een snelle manier om een geschikt DSP-effect voor de melodieklank te kiezen. De toewijzing van de DSP­effecten aan de Tones is vast ingesteld volgens Tone­familie (piano, elektrische piano enz.) en verschilt dus niet noodzakelijk voor elke Tone (of klank).
Opgelet: Als u op deze knop drukt, wordt het aan de Upper1-Tone toegewezen DSP-effect door alle Realtime­Parts gebruikt.
ACTIVE: Met deze knop kunt u het DSP-effect voor alle Realtime-Parts in- (indicator licht op) of uitscha­kelen (indicator dooft). Enkel de Parts wier EFX-scha­kelaar op “On” staat (zie blz. 76) maken echter gebruik van dit effect.
C
CHORD SEQUENCER-sectie
Met deze knoppen kunt u de krachtige Chord Sequen­cer bedienen. Deze laat toe om volledige begeleidingen met akkoorden op te nemen. Zie “Chord Sequencer” op blz 55.
D BEAM CONTROLLER-sectie
D
De D Beam Controller analyseert bewegingen en ver­taalt deze gegevens in MIDI-data. Deze nieuwe speel­hulp baseert op een onzichtbare infraroodstraal.
F
E
Beweeg uw hand of lichaam over de twee “ogen” om het volume, de filterinstelling, de modulatiediepte enz. van de momenteel actieve Realtime-Parts te beïnvloe­den. U kunt zelf bepalen welke functie de D Beam Controller moet aansturen (zie “Param\Cntrl\7: D Beam Assign” op blz. 32 in het
Druk op de [D BEAM ON]-knop (indicator licht op) om de D Beam Controller te activeren. Druk er nog een keer op om hem weer uit te schakelen.
E
SONG TOOLS-knop
Met de [SONG TOOLS]-knop hebt u toegang tot de 16-sporen sequencer en een aantal editfuncties voor Standard MIDI Files.
RECORDER-sectie
F
Met de knoppen van deze sectie kunt u de interne sequencer/Standard MIDI File Player bedienen. Zie “Recorder (GM/GS-mode)” op blz 57.
Referentieboek).
9
Beschrijving van de panelen
G
MUSIC STYLE/MIDI SET-sectie
De knoppen van de MUSIC STYLE-sectie dienen voor het kiezen van Music Styles – de automatische begelei­dingen (zie “Music Styles kiezen” op blz. 18). Als de MIDI SET-indicator oplicht, kunt u met de acht cijfer-
H
G
knoppen een MIDI Set kiezen (zie “MIDI Sets” op blz. 102). De [DRUM VARIATION] dienen voor het oproepen van de benodigde slagwerk­begeleiding (zie ook blz. 43).
▲▼
knoppen
IJK
H
DISPLAY en navigatiegedeelte
Het display bevat telkens alle benodigde informatie voor het bedienen van de EM-2000. De functieknop­pen rechts van het display dienen voor het oproepen van één van de vijf afgebeelde menuopties.
De draairegelaars zijn telkens toegewezen aan de func­tie die in de onderste display-regel verschijnt. Hiermee kunt u de betreffende parameter dus direct instellen.
Part Select-knoppen ([M.DRUMS],
Met de [M.BASS], [LOWER1], [UPPER2] en [UPPER1] onder het display) kunt u de Realtime-Part kiezen waar u een andere klank aan wilt toewijzen. Verder dienen ze ook voor het uitvoeren van een display­functie.
[ARR CHRD] biedt toegang tot de Arranger Chord display-pagina (zie blz. 42), terwijl u met [DISK LIST] de gelijknamige mode kunt oproepen.
LCD CONTRAST-regelaar
I
Regel met deze regelaar het contrast bij wanneer het display moeilijk leesbaar is. Door hem naar rechts te draaien maakt u de tekens donkerder, door naar links te draaien maakt u ze lichter.
L
WRITE-knop
J
Druk op deze knop om de huidige paneel- en parame­terinstellingen in een “User Program” op te slaan (zie blz. 49) of om de MIDI-instellingen in een “MIDI Set” (zie blz. 102) op te slaan. Om verwarringen te vermij­den, gebruiken we hier telkens “opslaan” voor het onderbrengen van uw instellingen in het interne geheugen en “wegschrijven” wanneer de data naar een Zip-schijf, diskette, enz. worden gekopieerd.
SCSI/DISK-indicator
K
De SCSI/DISK-indicator licht op wanneer de Zip­drive (DISK) of een externe datadrager (SCSI) aange­sproken wordt.
MIDI PORT-knop
L
Druk op deze knop om de MIDI Port-pagina op te roepen waar u de benodigde groep van 16 MIDI­kanalen aan de MIDI-aansluitingen van de EM-2000 kunt toewijzen (zie “MIDI Port instellen” op blz. 97).
10
EM-2000 – Gebruikershandleiding
M
O
M
KEYBOARD MODE-sectie
Met de knoppen van deze sectie kunt u de Realtime­Parts kiezen, die u wilt gebruiken voor het spelen. Zie “Realtime-Parts kiezen om te spelen” op blz 27.
TEMPO-sectie
N
Met het TEMPO-wiel kunt u het weergavetempo van de Arranger of de Recorder instellen. Gebruik de [AUTO/LOCK]-knop als u het niet eens bent met de voorgeprogrammeerde tempo-instellingen (zie “Auto Tempo en Tempo Lock” op blz. 46). [RIT] dient voor een geleidelijke vermindering van het tempo. Met [ACC] kunt u het tempo geleidelijk aan opvoeren (zie “Tempo Rit en Tempo Acc” op blz. 46).
N
TONE/USER PROGRAM-sectie
O
Met deze knoppen kunt u Tones (zie blz. 19) en User Programs (zie blz. 49) kiezen en bovendien namen schrijven (zie blz. 25). Met de [SELECT]-knop bepaalt u of u Tones of User Programs wilt kiezen. Voor de Tone-keuze mag u niet vergeten eerst een Realtime­Part te selecteren (met de Part Select-knoppen) voor- dat u een klank kiest.
User Programs bevatten alle instellingen die u op het frontpaneel en in de Volume-, Mixer- en Parameter­mode kunt maken. MIDI-parameterinstellingen kun­nen in MIDI Sets worden opgeslagen.
PQ R
GM/GS MODE-knop
P
Druk op deze knop om de GM/GS-mode te activeren (indicator licht op) of weer uit te schakelen. Deze mode wordt automatisch gekozen wanneer u een Song met de Recorder weergeeft. Zolang de GM/GS-mode actief is, kunt u de Arranger niet gebruiken.
FADE (OUT/IN)-knop
Q
Hiermee kunt u een Fade In (geleidelijk opvoeren van het volume) of Fade Out starten. Beide gelden zowel voor de Arranger-weergave als de Realtime-Parts. Zie blz. 45 voor meer details.
S
BASS INVERSION-knop
R
Druk op deze knop als de basbegeleiding (ABS) tel­kens de laagste noot van uw akkoorden moet spelen i.p.v. de grondnoot.
ARRANGER-sectie
S
de knoppen in deze sectie laten toe om de automati­sche begeleidingsfunctie van de EM-2000 tijdens het spelen (in “Realtime”) te bedienen. Deze functie heet Arranger.
11
Beschrijving van de panelen
W
T
UX
T
PAD-knoppen
[PAD 1] en [PAD 2] zijn toewijsbare knoppen. U zou ze kunnen gebruiken om directe toegang te hebben tot vaak gebruikte functies die u normaliter enkel via het functiemenu bereikt. De functie van de PAD-knoppen maakt deel uit van de User Program-instellingen.
MELODY INTELLIGENCE-knop
U
Druk op deze knop (indicator licht op) om uw solo’s of melodieën van een automatische tegenstem (tweede en derde stem) te voorzien. De EM-2000 biedt 18 har­monietypes waarvan u er telkens één kunt kiezen.
TRANSPOSE-, OCTAVE UP/DOWN-knoppen
V
Gebruik deze knoppen als uw muziek in een andere toonaard (Transpose) of een ander octaaf moet wor­den weergegeven dan degene waarin u speelt (zie blz. 32 en 33).
USER PROGRAM-sectie
W
[ DOWN] en [UP ®] laten toe om de User Pro­grams sequentieel te kiezen, wat bv. handig is wanneer u de registraties in de juiste volgorde opgeslagen hebt.
De HOLD-knoppen laten toe om te bepalen welke instellingen precies moeten worden geladen wanneer u een User Program kiest. Zie “Selectief laden van User Program-instellingen (User Program Hold)” op blz 53.
ONE TOUCH-knop
X
Telkens als u op deze knop drukt (indicator licht op), roept u, samen met een nieuwe Music Style, ook een aantal instellingen voor de Realtime-Parts op die per­fect bij de muziek passen die u (waarschijnlijk) wilt spelen. Hierbij horen o.a. de Tone-keuze, de effectin­stellingen enz.
Floppy disk-drive (linker drive onder het klavier)
Y
De disk-drive dient voor het wegschrijven en weerge­ven van Recorder-Songs en voor het wegschrijven en laden van User Styles, User Programs, MIDI Sets, Chord Sequences enz. U kunt zowel 2DD- als 2HD­diskettes gebruiken. Zoals eerder gezegd, hebt u deze drive waarschijnlijk alleen nodig om de instellingen van een G-1000, G-800, RA-800 enz. te kunnen laden. Druk op de uitwerptoets (rechts) om de diskette uit de drive te kunnen halen. (Zie ook “Insteken van flop­pies” op blz. 108 voor een belangrijke opmerking over diskettes.)
V
Opgelet: Verwijder de diskette nooit als de indicator van de drive nog oplicht of knippert. Daardoor kunt u namelijk zowel de kop van de drive als de diskette finaal beschadigen.
Z
BENDER/MODULATION-hendel
Z
Met deze hendel kunt u de noten van de Realtime­Parts buigen en/of van vibrato voorzien. Zie “Pitch Bend en Modulatie” op blz 32.
Zip-drive (rechter drive onder het klavier)
a
Met de Zip-drive kunt u Recorder-Songs wegschrijven en weergeven evenals User Styles, User Programs, MIDI Sets, Chord Sequences enz. wegschrijven en laden.
Opgelet: Om schade aan uw Zip-schijf te voorkomen (ten­slotte kan hij tot 100MB aan waardevolle Music Styles, Standard MIDI Files enz. bevatten), kunt u de schijf pas uitwerpen nadat u hem afgemeld hebt. Zie blz. 17 voor meer details.
Opgelet: Onthoud dat u EEN ZIP-SCHIJF PAS NA INSCHAKELEN VAN DE EM-2000 IN DE DRIVE MAG STEKEN.
b
PHONES-connector (voorkant, rechts)
Hier kunt u een stereo-hoofdtelefoon aansluiten die dezelfde signalen bevat als de OUTPUT L/R-aanslui­tingen. Als u een hoofdtelefoon aansluit, wordt de weergave via da OUTPUT-connectors niet uitgescha­keld. De luidsprekers worden echter wél uitgeschakeld.
12
1.2 Achterkant
EM-2000 – Gebruikershandleiding
C
A B
A
POWER-schakelaar
Gebruik deze knop om de EM-2000 in en uit te scha­kelen.
AC-aansluiting
B
Sluit hier het bijgeleverde netsnoer aan.
FC-7 PEDAL-aansluiting
C
Hier kunt u een (optionele) FC-7 voetschakelaar aan­sluiten, waarmee u tussen verschillende onderdelen (patronen) van een Style heen en weer kunt schakelen.
STEREO IN (R/L)-aansluitingen
D
Dit zijn twee ingangen waarop u externe audio-sig­naalbronnen (module, CD-speler, cassettedeck enz.) kunt aansluiten. De hier binnenkomende audiosigna­len worden door de EM-2000 versterkt en dus via de luidsprekers weergegeven. Bovendien worden ze naar
D
EF
de uitgangen en den PHONES-aansluiting. Als uw sig­naalbron mono is, moet u hem op de L/MONO­ingang aansluiten.
STEREO OUT (R/L) aansluitingen
E
deze aansluitingen kunt u met de AUX of LINE IN­connectors van uw HiFi- of keyboard-versterker ver­binden. Dit kan nodig zijn wanneer u de EM-2000 voor optredens gebruikt. U kunt ze echter ook gebrui­ken om uw muziek op MiniDisc, cassette, DAT enz. op te nemen. In dat geval moet u de aansluitingen verbin­den met de REC (of IN) connectors van het opname­apparaat.
SCSI-aansluiting
F
Hier kunt u een externe SCSI-datadrager (Jaz-drive, externe Zip-drive, MO-drive, harde schijf enz.) aan­sluiten) die én voor Backups én als “on-line” opslag­medium kan worden gebruikt.
G H I
SUSTAIN FOOTSWITCH-aansluiting
G
Op deze connector kunt u een (optionele) DP-2, DP-6 of Boss FS-5U voetschakelaar aansluiten om de noten die u speelt te laten doorklinken.
FOOT SWITCH-aansluiting
H
Ook op deze connector kunt u een (los verkrijgbare) DP-2, DP-6 of Boss FS-5U voetschakelaar aansluiten. De functie daarvan kunt u vrij kiezen. Eén mogelijke functie is het starten en stoppen van de weergave van de Arranger of Recorder. Zie “Toewijsbare voetschake­laar” op blz 36.
J
FOOT PEDAL-aansluiting
I
Hierop kunt u een (los verkrijgbaar) EV-5 of BOSS FV-300L zwelpedaal aansluiten, zodat u het volume van één of meerdere Parts met de voet kunt aansturen. Zie “Zwelpedaal (Foot Pedal)” op blz 36.
MIDI-connectors
J
Via deze connectors kunt u uw EM-2000 op andere MIDI-instrumenten aansluiten. Zie “MIDI-mode” op blz 97. U kunt zelf bepalen of deze aansluitingen dienst doen als “MIDI A” of “MIDI B” connectors. Precies daarom is de EM-2000 uitgerust met een [MIDI PORT]-knop (zie blz. 10).
13
Een paar dingen die u moet weten
2. Een paar dingen die u moet weten
2.1 Aansluitingen
Sluit de EM-2000 en de overige componenten als volgt op elkaar aan:
Actieve luidsprekers
of mengpaneel
(Wordt versterkt via de luidsprekers van de EM-2000)
Synthesizer, module enz.
2.2 Demosongs
De EM-2000 wordt geleverd met een aantal stukken op Zip-schijf die u een goede indruk geven van wat u allemaal met uw instrument kunt doen. Om de demo­songs te kunnen beluisteren, moet u het volgende doen:
1.
Als u de overige gezinsleden of burenniet mag/wilt storen, sluit u het best een hoofdtelefoon aan op de PHONES-connector. Hierdoor worden de luidspre­kers namelijk uitgeschakeld
2.
Schakel de EM-2000 in.
3.
Steek de bijgeleverde Zip-schijf in de drive (rechter drive onder het klavier).
Opgelet: Onthoud dat u EEN ZIP-SCHIJF PAS NA INSCHAKELEN VAN DE EM-2000 IN DE DRIVE MAG STEKEN.
4.
Druk op de [DISK LIST]-knop onder het display.
Links
Rechts
5.
Druk op [F4] (Device) om naar de Device-pagina te
springen.
6.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Scan).
De EM-2000 gaat nu even na welke drives er allemaal aangesloten zijn. De ingebouwde floppy-drive heet “FDD”, terwijl de interne Zip-drive de mooie naam “ID5” meegekregen heeft.
7.
Kies met de [BASS/BANK]-regelaar onder het dis-
play de Zip-drive (ID5).
8.
Druk op Part Select [UPPER1] onder het display
om de Zip-drive te activeren (CHANGE).
9.
Druk op [F3] om naar het Song Set-niveau van de
Disk List-mode te gaan.
LINE IN
HiFi-keten, keyboard-
versterker van de KC-serie enz.
STEREO OUTSTEREO IN
14
Songs Sets zijn verzamelingen van Songs die na elkaar worden afgespeeld. Als u maar één demosong wilt beluisteren, moet u op [F2] (Song) drukken.
10.
Schuif de [VOLUME]-regelaar helemaal naar links
(MIN).
11.
Druk op de [PLAY ®/STOP ]-knop in het RECORDER-gedeelte om de weergave van de DEMO Song Set te starten.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
2.3 Easy- en Expert-pagina
Wanneer u de EM-2000 voor het eerst inschakelt, bevindt het display zich in de “Easy” mode. Dat bete­kent dat de Master-pagina minder informatie bevat dan eigenlijk mogelijk is. De Easy Master-pagina ziet er als volgt uit:
12.
Stel de [VOLUME]-regelaar naar wens in.
Opgelet: Alle demosongs © 1998 by Roland Europe in samenwerking met Luigi Bruti en Roberto Lanciotti. Alle rechten voorbehouden.
Als u liever naar een welbepaalde demosong luistert, zie dan “Een welbepaalde Song weergeven” op blz. 59. De naam van de gekozen Song verschijnt telkens in de onderste regel en rechtsboven in het display.
Zodra u de weergave start, activeert de EM-2000 de GM/GS-mode. Het display beeldt dan het Song­tempo en de maatsoort af:
Als u al ervaring hebt opgedaan met een instrument van de G-serie (of een E-96) – of als u graag zoveel mogelijk informatie in het display ziet –, kunt u de Expert-mode oproepen. De keuze van de mode kan intern worden opgeslagen.
De Expert-pagina kiest u als volgt:
1.
Druk op [F2] (Param).
2.
Druk op [F4] (Name).
3.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar onder
het display Expert.
4.
Druk op de [LOWER1]-knop (Internal Memory
Write) om uw keuze op te slaan.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina. Deze zou er nu als volgt moeten uitzien:
13.
Druk nogmaals op [PLAY ®/STOP ] om de weergave van de demosong weer te stoppen.
Voordat we de functies van de EM-2000 in detail voor­stellen willen we u eerst laten kennismaken met de belangrijkste functies.
Opgelet: In deze handleiding gebruiken we telkens de “Expert” Master-pagina als dat nodig is.
15
Een paar dingen die u moet weten
2.4 Kantelen van het display
Om de bediening van de EM-2000 nog vlotter te laten verlopen, kunt u het display onder een hoek van 30° plaatsen:
1.
Houd de grendel van de EM-2000 (achterkant)
ingedrukt.
Ingedrukt houden
2.
Houd de grendel nog steeds ingedrukt, terwijl u het
display voorzichtig optilt tot de steun ervan vastklikt.
3.
Om het display weer in de oorspronkelijk stand te brengen (ingeklapt), moet u de onderkant van de steun voorzichtig naar het klavier toe drukken en het display laten zakken tot het vastklikt.
Opgelet: Klap het display altijd dicht voordat u de EM-2000 in een tas of koffer steekt of voordat u hem ergens ander naartoe draagt.
2.5 Hoe werkt het allemaal?
Uw EM-2000 is eigenlijk twee instrumenten onder een dak: de ene helft levert de begeleiding voor de melodie die u in de andere helft speelt:
Linkerhand: Aansturen
van de Arranger
Er bestaan dus twee secties die u voor het live-spel kunt gebruiken. (De derde sectie, de Recorder, kan weliswaar ook voor live-toepassingen worden gebruikt, maar hij is vooral bedoeld voor het opnemen en weergeven van uw muziek. Zie blz. 57 voor meer details.)
Realtime-gedeelte:
A
Deze sectie bevat Parts die niet van alleen spelen, van­daar de naam “Realtime”. De EM-2000 biedt acht Realtime-Parts waarvan u er telkens zes tegelijk kunt gebruiken: Upper 1/2/3, Lower 1 & 2, en Manual Bass (ook wel M.Bass of MBS genaamd). De zevende Part, Manual Drums (M.Drums of MDR), kan enkel alleen worden gebruikt. U kunt hem dus niet met de overige Realtime-Parts combineren. Zie blz. 27 voor meer details. De achtste Part, MI, is wat een computerspe­cialist een “cross-platform” Part zou noemen: hij behoort tot de Realtime-sectie, maar kan wel gedeelte­lijk door de Arranger worden aangestuurd. Zie “Melody Intelligence” op blz 44.
Arranger-gedeelte:
B
De Arranger is uw begeleidingsgroep. Hij speelt een begeleiding (Music Style genaamd) die door Roland, een ander bedrijf, vrienden/collegae of uzelf werd opgenomen. De Arranger is een soort drumcomputer omdat hij gebruik maakt van begeleidingspatronen.
In tegenstelling tot een drumcomputer kunt u het benodigde patroon ook tijdens het spelen in een mum van tijd kiezen. Bovendien bevat de Arranger niet alleen een ritmesectie, maar ook akkoorden, gitaar- en synthesizer-lijnen enz. De begeleiding kan tijdens het spelen worden getransponeerd. Alles wat u daarvoor hoeft te doen is een ander akkoord te spelen (in de regel met de linkerhand).
Rechterhand: melodie
(Realtime-Parts)
16
EM-2000 – Gebruikershandleiding
3. Belangrijkste dingen voor het gebruik
De EM-2000 is een uitgesproken veelzijdig instrument, wat dus betekent dat u er een hoop mee kunt doen. Om het u zo eenvoudig mogelijk te maken, willen eerst een aantal basishandelingen bekijken en later pas naar de details kijken. Zie­hier wat u in de regel moet doen om met uw Creative Keyboard te kunnen werken:
1.
In- en uitschakelen van de EM-2000 (zie verderop)
2.
Music Styles kiezen A blz. 18
3.
Klank kiezen voor de rechterhand (Upper 1) A blz. 19
4.
Laatste voorbereidingen A blz. 20
5.
En dan nu muziek A blz. 21
2.
3.1 In- en uitschakelen van de EM-2000
Inschakelen van de EM-2000
Opgelet: Steek de bijgeleverde Zip-schijf nooit in de drive voordat u de EM-2000 inschakelt.
1.
Sluit het bijgeleverde netsnoer aan op de AC-con-
nector van de EM-2000 en een geschikt stopcontact.
2.
Druk op de [POWER]-knop achterop de EM-2000.
Druk op [F4] (Dvice) om naar de volgende display-
pagina te gaan:
3.
Druk op Part Select [UPPER2] om naar de display-
pagina te gaan waar u SCSI-dragers kunt afmelden:
Uitschakelen van de EM-2000
Als u op een gegeven moment een Zip-schijf of andere datadrager hebt gebruikt, moet u die eerst uitwerpen voordat u de EM-2000 uitschakelt.
1.
Druk op de [DISK LIST]-knop.
Een Zip-schijf kan pas worden uitgeworpen nadat u ze hebt afgemeld (anders werkt de EJECT-knop van de Zip-drive namelijk niet). Gebruik dit commando dus voordat u om het even welke wisselschijf (magnetisch­optische schijven, Jaz-disks enz.) probeert uit te wer­pen.
Opgelet: Enkel schijven die als “HD mounted” staan ver­meld kunnen worden afgemeld.
4.
Druk op Part Select [UPPER2] om de geselecteerde
SCSI-datadrager af te melden.
5.
Druk op de EJECT-knop van de interne Zip-drive.
6.
Verwijder de Zip-schijf.
7.
Schakel de EM-2000 uit.
17
Belangrijkste dingen voor het gebruik
3.2 Music Styles kiezen
Music Styles zijn verzamelingen van begeleidingspa­tronen voor een bepaald genre (pop, ballade, Techno enz.). Via deze patronen kunt u de structuur van een nummer bepalen en op de juiste plaatsen voor afwis­seling zorgen, zodat de refreinen anders klinken dan de koepletten.
Stel dat u niet meteen met de Music Style “A21 Down­beat” wilt beginnen die na inschakelen automatisch wordt gekozen. Ga dan als volgt te werk. Op blz. 110 in het Referentieboek vindt u een overzicht van de interne Music Styles. Zie ook “Snelle toegang tot Music Styles en Songs op de bijgeleverde Zip-schijf” op blz. 23 voor het kiezen van een Style op Zip-schijf.
4.
Druk op de onderste [GROUP]-knop tot de “B”
indicator oplicht en houd het display in de gaten:
Kiezen van interne Music Styles
1.
Druk op de [ONE TOUCH]-knop (indicator moet
oplichten).
Op die manier bent u er namelijk zeker van dat de EM-2000 automatisch een melodieklank (voor de Upper1-Part) en een aantal andere instellingen kiest die goed bij de benodigde Music Style passen.
2.
Druk op de [SELECT]-knop van de MUSIC STYLE/MIDI SET-sectie tot de STYLE-indicator oplicht.
In de bovenste display-regel staat nog steeds de naam van de vorige Music Style (in bovenstaand voorbeeld is dat Rock 1), terwijl het adres (B**) er al op wijst dat u groep B gekozen hebt. In het informatie-veld ziet u dan ook de namen van de Music Style-banken die deel uitmaken van groep B.
De Swing-bank is aan de knop [1] toegewezen. Dus…
5.
Druk op [1] om de Swing-bank van groep B te kie-
zen.
Nu bevat het informatie-veld de namen van de Style in bank 1, groep B.
6.
Om de Music Style B14, MedSwing, te kiezen drukt
u op [4].
3.
Kijk even naar de namen boven en onder de cijfer­knoppen van de MUSIC STYLE/MIDI SET-sectie.
Sommige namen verwijzen naar muziekgenres (Rock, Dance enz.). Omdat er echter maar acht cijferknoppen voor tenminste 128 rechtstreeks beschikbare Music Styles zijn (de Styles in het ROM-geheugen), moeten we nu zorgen dat u toegang hebt tot de benodigde Style-groep. Om bv. Swing te kunnen kiezen, moet u groep B activeren.
18
Het display toont nu even de naam van de net gekozen Style en keert terug naar de Master-pagina. Als u wilt nagaan of u wel degelijk de juiste Music Style te pak­ken hebt, kijk dan even naar het veld dat het Style­adres (B14) en -naam (MedSwing) bevat:
EM-2000 – Gebruikershandleiding
“Custom” Music Style kiezen
Naast de 128 “interne” Music Styles in groep A en B bevat de EM-2000 ook nog 16 andere Styles, die vóór uitlevering naar de twee Custom-banken gekopieerd werden. In deze Custom-geheugens kunt u ook eigen Music Styles opslaan. Zie “Custom Style Sets” op blz. 79 in het Referentieboek. De inhoud van deze geheugens wordt na uitschakelen van de EM-2000 niet gewist.
Een Custom Style kiest u als volgt:
1.
Druk op de [SELECT]-knop van de MUSIC STYLE/MIDI SET-sectie tot de STYLE-indicator oplicht.
2.
Druk op de bovenste [GROUP]-knop tot de “C” indicator oplicht.
3.3 Klank kiezen voor de rechterhand (Upper 1)
Op blz. 18 hebben we u gevraagd om op [ONE TOUCH] te drukken om te zorgen dat tijdens het kie­zen van een Music Style ook een passende klank voor de partij, die u met de rechterhand speelt, zou worden opgeroepen. De klanken van de EM-2000 heten Tones, dus gaan we ze vanaf nu ook zo noemen.
In het geval van B14 MedSwing heet de Upper1-Tone
3 St. Tenor Sax. Stel dat u eigenlijk liever een syn-
B13 thesizerklank wilt gebruiken (bv. Soundtrack). In dat geval moet u als volgt te werk gaan:
1.
Druk op Part Select [UPPER1] onder het display om de Upper1-Part voor de Tone-keuze te selecteren (indicator licht op).
2.
Druk op de TONE/USER PROGRAM [SELECT]­knop zodat de TONE-indicator oplicht (als dat nog niet het geval is).
Zoals u in bovenstaande afbeelding (en op het front­paneel) kunt zien, bevatten bank 1 en 2 van groep C “Custom Styles”.
3.
Druk op [1] of [2] om een Custom-bank te kiezen.
4.
Druk nog een keer op deze knop of een andere cij­ferknop om een Custom Style-nummer van deze bank te kiezen.
Op blz. 79 in het Referentieboek komt u te weten hoe u uw favoriete Music Styles naar deze geheugens kunt kopiëren.
3.
Druk op de onderste [GROUP]-knop (B, D, F) tot
de “B” indicator oplicht.
De naam van de Tone rechts naast B** die van de vorige klank, namelijk St. Tenor Sax. De namen in het informatie-veld verwijzen echter al naar de Tone van groep B (Reed, Pipe, Synth Lead enz.).
(Om te kijken welke instrumentfamilies in de overige groepen zitten drukt u op [PAGE] of [PAGE] ▼.)
4.
Druk op [5] om de SYNTH FX-bank te kiezen.
3 is nog steeds
Bank 5 van groep B is nu actief, maar als u op het kla­vier speelt, hoort u nog steeds de sax.
5.
Druk op [2] om de Soundtrack-Tone te kiezen.
Maar dat die klank wordt helemaal niet gekozen.
19
Belangrijkste dingen voor het gebruik
In bepaalde gevallen roept de EM-2000 namelijk niet de gevraagde Tone, maar een variatie op. (Als u de bovenstaande instructies uitvoert na, in stap (3) groep “D” gekozen te hebben, kiest de EM-2000 bv. de Ancestral-Tone.) De reden hiervoor luidt als volgt: tel­kens als u met de knoppen van de TONE/USER PRO­GRAM-sectie een klank kiest, roept de EM-2000 de beste Tone van die familie op. Daarom wordt er soms een cijfer blauw-op-wit afgebeeld (hier de “2”) om duidelijk te maken dat de EM-2000 niet de gevraagde Tone, maar een variatie daarvan gekozen heeft.
Het display keert nu terug naar de Master-pagina en de [TONE]-indicator links onder het display dooft kort nadat u een Tone gekozen hebt.
6.
Om wel degelijk de gevraagde Tone op te roepen (i.p.v. een variatie) gebruik de VARIATION ▲ ▼- knoppen.
Hierdoor keert u terug naar de “nummerpagina”. De met een VARIATION-knop gekozen Tone wordt geïn­verteerd afgebeeld.
3.4 Laatste voorbereidingen
“Natuurlijk” beginnen (Synchro Start)
Eén manier om de Arranger te starten is door op de [START/STOP]-knop-knop te drukken. Een intuïtie­vere aanpak is echter het starten van de Arranger door met de linkerhand een akkoord of noot te spelen.
Dit bereikt u door op de [SYNCHRO]-knop te druk­ken tot de START-indicator oplicht.
"START" moet oplichten
Nu hoeft u enkel nog een akkoord (of noot) met uw linkerhand te spelen om de weergave te starten. Maar wacht daar nog even mee omdat we nog een aantal andere dingen moeten instellen. (Anders drukt u op [START/STOP]-knop om de Arranger weer te stop­pen.)
Inleiding (Intro)
Elke Music Style bevat een aantal patronen die u toela­ten om de Style-weergave met een mooie inleiding te beginnen.
Als u dat ook wilt doen, moet u op de [INTRO]-knop drukken.
Het ❏ symbool betekent dat de Soundtrack-Tone de
Capital (hoofdklank) van deze Tone-familie is.
Opgelet: Als u niet wilt dat het display meteen weer naar de Master-pagina terugkeert, moet u op Tone links van het dis­play drukken (indicator licht op). De enige manier om dan weer naar de Master-pagina terug te gaan is door nog een keer op [TONE] te drukken (indicator dooft).
Opgelet: Op blz. 31 vindt u meer informatie over de Tone­keuze.
20
Eenvoudige manier om akkoorden te spelen (Intellig)
De Arranger kijkt naar de akkoorden die u speelt en bepaalt aan de hand daarvan de toonaard van de bege­leiding. Zie blz. 38 voor meer details. Als het om inge­wikkelde akkoordenschema’s gaat, kunt u het best de Intelligent-mode activeren. Dan kunt u namelijk majeurakkoorden spelen door één toets in te drukken, mineurakkoorden met twee toetsen spelen enz.
De Intellig-mode kan als volgt worden opgeroepen:
1.
Druk op de [ARR CHORD]-knop links van het dis-
play.
Het display ziet er nu min of meer als volgt uit:
De hier benodigde functie heet Arr Chrd (Arranger Chord).
2.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar Intellig
(indicator licht op).
En nu u toch net op deze pagina bent, kijkt u het best even of Arr Hold wel degelijk op “On” staat. Is dat niet het geval, gebruik dan de [BASS/BANK]-regelaar om dit in te stellen. Als u “Off” kiest, duurt de akkoordbe­geleiding namelijk maar zolang u met de linkerhand akkoorden speelt.
3.
Druk op [ARR CHORD] (of [F5] Exit) om terug te
keren naar de Master-pagina.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
3.5 En dan nu muziek
Alles wat u nu nog moet doen, is met uw linkerhand een akkoord spelen om de Arranger-weergave te star­ten. Wacht tot de Intro voorbij is voordat u met de melodie begint. Als u niet zeker bent wanneer u moet beginnen, houd dan de INTRO-indicator in de gaten. Zodra hij dooft, begint de “echte” begeleiding van de Arranger.
Als het volume van de melodie veel te stil of te luid is m.b.t. de begeleiding, gebruikt u de CONTROLS [BALANCE]-regelaar om de balans tussen het “Key­board” (hier de Upper1-Part) en “Accomp” (de Arran­ger-begeleiding) aan te passen:
Koeplet, refrein, brug
Elke Music Style bevat vier “normale” patronen die u als begeleiding voor uw melodieën kunt gebruiken. Dit zijn –van eenvoudig tot complex– Basic/Original, Basic/Variation, Advanced/Original, en Advanced/ Variation.
Hiermee kiest u het niveau (TYPE)
Hiermee kiest u de "divisie"
Waarschijnlijk wilt u het eerste koeplet met de eenvou­digste begeleiding spelen (kies dus Basic en druk op Original). Voor het tweede koeplet zou u Basic/Varia­tion kunnen kiezen en voor het eerste refrein Advan­ced/Original. Hiervoor dienen de [TYPE]- en [ORIGINAL]/[VARIATION]-knoppen. Probeer ze nu even uit. Meer details hierover vindt u op blz. 38.
De overschakeling naar een ander patroon gebeurt steeds aan het begin van de eerstvolgende maat.
Muzikale overgangen
In plaats van met [TYPE] en [ORIGINAL]/[VARIA­TION]] naar een ander begeleidingspatroon te sprin­gen zou u dergelijke veranderingen eerst kunnen “aankondigen” met behulp van een Fill In, d.w.z. een roffel van de drums en een aantal variaties op het stan­daardpatroon.
Druk op FILL IN [TO VARIATION] om van het Ori­ginal-patroon van de actieve niveau (Basic of Advan­ced) naar het Variation-patroon te gaan.
21
Belangrijkste dingen voor het gebruik
Druk op FILL IN [TO ORIGINAL] om van Variation weer terug te keren naar Original.
Om een Fill In te starten zonder naar de andere divisie te gaan, kunt u op [TO ORIGINAL] drukken wanneer de Arranger het Original-patroon speelt, of op [TO VARIATION] als de Arranger net het Variation­patroon weergeeft.
Met FILL IN [TO PREVIOUS] kunt u de Fill In van de “andere” divisie (Original of Variation) activeren zon­der aan het einde van de Fill In naar die divisie te gaan. Ziehier een voorbeeld:
Als ORIGINAL gekozen is.
De Arranger speelt de "Variation Fill"
De Arranger speelt de "Original Fill"
De Arranger speelt de "Variation Fill"
Tempo
Elke Music Style bevat ook een voorgeprogrammeerd tempo. Om een nieuw nummer onder de knie te krij­gen –of als u vindt dat het tempo eigenlijk niet klopt– kunt u het tempo veranderen. Hiervoor dient het [TEMPO]-wiel:
Langzamer
Terug naar het voorgeprogrammeerde tempo.
Sneller
Draai het wiel naar rechts om het tempo op te voeren, of naar links om het te verminderen. Om weer naar het voorgeprogrammeerde Style-tempo terug te gaan, moet u TEMPO [RIT] en [ACC] samen indrukken.
Opgelet: Op blz. 46 vindt u nog andere tempofuncties.
Tweede stem (Melody Intelligence)
De Arranger van uw EM-2000 kan niet alleen akkoor­den spelen, maar ook een tegenstem die eveneens op uw akkoorden berust. Deze harmonie wordt door de MI-Part weergegeven en toegevoegd aan de Upper1­Part.
Opgelet: De lengte van de Fill Ins verschilt naar gelang het moment waarop u op één van deze knoppen drukt. Als u ze in de eerste helft van een maat indrukt, duurt de Fill In maar tot aan het einde van die maat. Drukt u een FILL IN­knop op de laatste tel van een maat in, begint de Fill In op de eerstvolgende eerste tel en duurt dan een hele maat.
Opgelet: Onder “Andere Fill-functies: Fill In Half Bar en Fill In Rit” op blz. 40 vindt u nadere inlichtingen over [HALF BAR] en [RIT].
Op blz. 44 komt u te weten hoe u de “voicing” van de Melody Intelligence-functie kunt instellen.
Zodra u op de [MELODY INTELLIGENCE]-knop drukt (indicator licht op), wordt de MI-Part ingescha­keld. Ook aan deze Part kunt u een Tone naar keuze toewijzen.
Het einde is nabij… (Ending)
Aan het einde van een nummer kunt u de Arranger­weergave natuurlijk stoppen door op [START/STOP]­knop te drukken. Een beduidend muzikalere aanpak is echter het gebruik van [ENDING].
Zodra de slotfrase afgelopen is, wordt de Arranger gestopt. Ook de lengte van de Ending-patronen ver­schilt naar gelang de gekozen Music Style. Soms duurt het twee maten, dan weer vier, en soms zelfs nog lan­ger.
22
EM-2000 – Gebruikershandleiding
3.6 Snelle toegang tot Music Styles en Songs op de bijgeleverde Zip-schijf
Eén van de voordelen van de EM-2000 (naast de klank- en Style-kwaliteit) is dat u directe toegang hebt tot alle Music Styles en Songs op de bijgeleverde Zip­schijf, op externe harde schijven enz.
De functie die dit mogelijk maakt heet Disk List. Die berust op haar beurt op de Database (databank, d.w.z. de bestanden op de Zip-schijf enz.).
Dankzij de Database vindt u de benodigde Music Style, Song of Song Set op de Zip-schijf of gelijk welke andere aangesloten SCSI-datadrager (harde schijf, magnetisch-optische schijf enz.) in een mum van tijd.
Deze functie is zelfs zo snel dat u bijna “instant-toe­gang” hebt tot de benodigde bestanden. Dit zou u kunnen uitproberen: start de weergave van een Music Style en kies op de laatste tel van een maat een Zip­Style: deze wordt vanaf de eerstkomende maat (d.w.z. een fractie van een seconde later) gebruikt.
De Disk List/Database-functie kunt u gebruiken voor Music Styles, Songs en Song Sets. De werkwijze voor Styles en Songs vertoont zoveel gelijkenissen dat het verhaal maar één keer uit de doeken doen. Op blz. 14 in het Referentieboek komt u te weten hoe u de Data­base voor het kiezen van Song Sets kunt gebruiken.
De Database kan in wezen op drie manieren worden gebruikt:
• U kunt alle bestanden alfabetisch ordenen (zie “ALL: sorteren in alfabetische volgorde”)
• U kunt de EM-2000 vertellen welke dingen u helemaal bovenaan de lijst wilt zien (zie “Initl: zoeken volgens de eerste letters”) of vragen alle bestanden, die niet aan de zoekcriteria beantwoorden tijdelijk niet te tonen (“Contn: zoeken aan de hand van tekens die in de naam voorkomen” op blz. 25).
• U kunt een paar noten op het klavier spelen en de EM-2000 de bijbehorende Song laten zoeken (“Play & Search: Songs zoeken door een paar noten te spelen” op blz. 26; dit kan niet voor Music Style of Song Sets).
Zoeken op basis van bekende gegevens
Algemene werkwijze
Laten we het woordje “disk” voor alle opslagmedia gebruiken waarmee de EM-2000 kan samenwerken: diskettes, Zip-schijven, magnetisch-optische schijf enz.
1.
Druk op de [DISK LIST]-knop.
Als u de bijgeleverde Zip-schijf niet in de drive gesto­ken hebt, terwijl de disk drive een diskette bevat, ziet het display er nu ongeveer als volgt uit:
Als ook de disk drive geen diskette bevat of als daar geen Songs of Music Styles op staan, staat er helemaal niets in het Name-venster.
Als u echter wel een Zip-schijf in de betreffende drive gestopt hebt, ziet het display er ongeveer zo uit:
Om een andere disk (floppy, Zip of externe SCSI-data­drager) dan de momenteel actieve te kiezen, moet u als volgt te werk gaan. Als de benodigde datadrager al gekozen is (zie de melding naast CURRENT DEVICE), kunt u meteen naar stap (6) springen.
Opgelet: De interne Zip-drive heet ID5.
2.
Druk op [F4] (Dvce) rechts naast het display.
3.
Om een SCSI-medium te kunnen gebruiken dat bij inschakelen van de EM-2000 nog uit was, moet u op Part Select [M.DRUMS] drukken om de SCSI-bus te scannen.
23
Belangrijkste dingen voor het gebruik
Dan kijkt de EM-2000 namelijk wie er allemaal is en verzamelt hij meteen de Database-informatie.
Opgelet: Schakel de EM-2000 en alle andere SCSI-appara­ten altijd uit voordat u de aansluitingen verandert.
Opgelet: Vergeet niet het laatste SCSI-apparaat d.m.v. een Terminator af te sluiten. Zie “Werken met SCSI-apparaten” op blz. 107.
4.
Draai aan de [BASS/BANK]-regelaar om het pijltje () naast het apparaat te plaatsen waar u een Music Style of Song van wilt laden.
Opgelet: Als de interne Zip-drive geen schijf bevat, ver­schijnt er naast SCSI 5 de melding “Unformat”. Voor alle andere SCSI-nummers wordt er helemaal niets afgebeeld als de betreffende drive niet ingeschakeld is of geen schijf bevat.
5.
Druk op Part Select [UPPER1] om de gekozen data­drager te activeren (Change). De EM-2000 leest de betreffende disk en stelt de Database-informatie samen.
6.
Druk op [F1] als u een Music Style wilt laden, of op [F2] om een Song te laden.
Music Styles en Songs kunnen op de volgende manier worden gesorteerd:
• Volgens Style Name ([F1]) of Song Name ([F2]). Deze namen verschijnen in de linker kolom.
Pagina 1 (rechter kolom): volgens File Name (bestandsnaam). Deze verwijst naar de naam die het bestand op de disk heeft.
Pagina 2 (rechter kolom): volgens Author ([F2]) of Country (land)([F1]). “Author” mag u hier niet te eng zien omdat het bv. ook zou kunnen gaan om de zan­ger/groep die het nummer bekend hebben gemaakt.
Pagina 3 (rechter kolom): volgens Genre (jazz, klassiek enz.).
Opgelet: Zie ook blz. 11 in het Referentieboek.
7.
Gebruik de [PAGE] ▲▼ knoppen om het gewenste
label voor de rechter kolom te kiezen (zie hierboven).
8.
Kies met Part Select [M.DRUMS] of [UPPER1]
onder het display de kolom die u wilt laten sorteren.
U kunt hetzij de linker (Style- of Song-naam), hetzij de rechter kolom sorteren. Als u dus op Part Select [M.DRUMS] drukt, terwijl de rechter SORT-melding SORT ON luidt, wordt die op SORT OFF gezet, terwijl voor de linker kolom SORT ON gekozen wordt.
Deze keuze is van groot belang voor de “fijninstelling” van de zoekcriteria (zie verderop).
Opgelet: De SORT-knoppen worden alleen afgebeeld als CURRENT DEVICE een SCSI-adres (0~6) aanduidt. Als naast CURRENT DEVICE “FDD” staat, verschijnen deze schermknoppen dus niet omdat de capaciteit van een floppy sowieso relatief beperkt is. De kans dat u het benodigde bestand meteen ziet is dan ook veel groter. Bovendien kun­nen bestanden op diskette geen Database-informatie bevat­ten (u kunt ze ook niet zelf programmeren).
ALL: sorteren in alfabetische volgorde
Aanvankelijk staat de Database-functie op Find ALL ingesteld. Dit betekent “alle bestanden in alfabetische volgorde tonen).
Deze volgorde wordt bepaald door de SORT-knop die momenteel op SORT ON staat ingesteld. Voorbeeld: als u, op het [F1] Style-niveau, op de rechter SORT­knop drukt (ON) en dan met de [PAGE] ▲▼ knop­pen de tweede pagina (sorteren volgens Country) kiest, luidt de sorteervolgorde: eerst de landen in alfa­betische volgorde, daarna de bestanden voor deze lan­den – eveneens in alfabetische volgorde. Kijk even naar de volgende illustratie:
SORT ONSORT OFF
16BeatSw ENGLAND AfroBeat ENGLAND Ballroom ENGLAND 16BeatSw SCANDINAV AfroBeat SCANDINAV
SORT OFFSORT ON
16BeatSw ENGLAND 16BeatSw SCANDINAV AfroBeat ENGLAND AfroBeat SCANDINAV Ballroom ENGLAND
9.
Gebruik de [BASS/BANK]-regelaar (List) om de
gevonden bestanden te overlopen.
10.
Druk op Part Select [UPPER2] (Recall) om de
benodigde Song of Style te laden.
Als u een Music Style laadt, wordt hij gekopieerd naar het MUSIC STYLE D88-geheugen. Dit geheugen kunt u op dezelfde manier kiezen als de interne Music Styles (zie blz. 18). De betreffende Style blijft zo lang in dit geheugen aanwezig tot u een andere Style kiest of de EM-2000 uitschakelt. Als u tijdens de Arranger­weergave een Style kiest, wordt hij vanaf de eerstko­mende maat gebruikt.
Als u een Song gekozen hebt, moet u nu op [PLAY ®/ STOP ] (Recorder-sectie) drukken. Om de zonet geladen Music Style te starten, drukt u –indien nodig– op [START/STOP]-knop.
Als er in het FIND-veld niet “ALL” staat, moet u als volgt te werk gaan:
• Druk op [M.BASS] (Find) onder het display.
24
EM-2000 – Gebruikershandleiding
• Druk op [F3] (ALL). De bestanden van het CUR­RENT DEVICE worden nu in alfabetische volgorde gerangschikt. Daarbij krijgt de SORT ON-kolom voorrang.
• Zie stap (9) en (10) hierboven.
Initl: zoeken volgens de eerste letters
Een andere manier om een Music Style of Song te zoe­ken bestaat erin de eerste letters van de naam of een ander criterium (rechter kolom) in te voeren. Houd wel in de gaten dat de status van de twee SORT-knop­pen bepalend is voor de kolom die daarbij doorzocht wordt. Met [PAGE] ▲▼ kunt u het gewenste item voor de rechter kolom kiezen.
1.
Zie “Algemene werkwijze” op blz. 23 voor de eerste
stappen.
2.
Druk op [M.BASS] (Find) onder het display.
3.
Druk op [F1] (Initl).
4.
Verplaats de cursor met Part Select [M.DRUMS] en [M.BASS] binnen het FIND-veld en breng de gewenste tekens in met de knoppen van de TONE/ USER PROGRAM-sectie.
Druk op Part Select [UPPER2] om de naam van het momenteel geselecteerde item te “vangen” (Capture). De betreffende tekens worden dan naar het FIND­venster gekopieerd. Dit woord kunt u dan voor het zoeken gebruiken – of u kunt het eerst nog veranderen volgens de hierboven procedures.
5.
Druk op Part Select [UPPER1] (Execute) om het
zoeken te starten.
Het display keert dan naar de vorige pagina terug.
6.
Gebruik de [BASS/BANK]-regelaar om het pijltje () naast de Music Style of Song te plaatsen die u wilt laden.
7.
Druk op Part Select [UPPER2] (Recall) om de Song of Style te laden.
Contn: zoeken aan de hand van tekens die in de naam voorkomen
Nog een andere aanpak voor het zoeken van het beno­digde bestand is het gebruik van een aantal tekens die zeker in de naam (Genre, Country, Author enz.) voor­komen. Laten we even een voorbeeld bekijken: als u “16” inbrengt, worden alle namen met “16” gevonden, zoals “16Beat”, “Sweet 16”, “Call 231654” enz.
Opgelet: Deze functie is maar zinvol als u op z’n minst drie tekens inbrengt. Anders vindt de Database namelijk veel te veel bestanden.
1.
Zie “Algemene werkwijze” op blz. 23 voor de eerste stappen.
2.
Druk op [M.BASS] (Find) onder het display.
3.
Druk op [F2] (Contn).
Met elke knop kunt u verschillende tekens inbrengen, zodat u hem soms meerdere keren moet indrukken tot het gewenste teken verschijnt.
DELETE: Met ([GROUP] A/C/E) kunt u het door de cursor aangeduide teken wissen. Hierdoor wordt het “woord” korter (omdat alle navolgende tekens één positie verder naar links verhuizen).
INSERT: Druk op ([GROUP] B/D/F) om een nieuw teken op de plaats van de cursor te kunnen invoegen. Alle navolgende tekens worden dan verder naar rechts verschoven.
Met SPACE (VARIATION ) kunt u op de plaats van de cursor een spatie invoegen.
SHIFT: ([SELECT]) Hiermee kunt u omschakelen tussen hoofd- en kleine letters. Dit lukt echter niet voor het FILE NAME-veld omdat u daar –conform de MS-DOS standaard– enkel hoofdletters kunt gebrui­ken. Bovendien is het aantal tekens in dit veld ook beperkter.
Opgelet: Met de [ACCOMP/GROUP]- en [DRUMS/ PART]-regelaar kunt u eveneens tekens inbrengen.
4.
Gebruik de Part Select [M.DRUMS]- en [M.BASS]­knop om de cursor in het FIND-veld te verplaatsen. Met de knoppen van het TONE/USER PROGRAM­veld kunt u de te zoeken tekenvolgorde invoeren (zie “Initl: zoeken volgens de eerste letters”).
5.
Druk op Part Select [UPPER1] (Execute) om het zoeken te starten.
Het display keert dan naar de vorige pagina terug.
Ditmaal bevat de lijst alleen de namen die overeenko­men met uw gegevens voor de zoekoperatie. De mel­ding “xx of yy” rechtsonder in het display zou dus wel eens “12 of 428” kunnen luiden. Dit betekent dat 12 items van 428 de daarnet ingebrachte tekenvolgorde bevatten.
6.
Gebruik de [BASS/BANK]-regelaar om het pijltje () naast de Music Style of Song te plaatsen die u wilt laden.
7.
Druk op Part Select [UPPER2] (Recall) om de Song of Style te laden.
25
Belangrijkste dingen voor het gebruik
Play & Search: Songs zoeken door een paar noten te spelen
Deze functie werkt enkel voor Songs (d.w.z. noch voor Music Styles, noch voor Song Sets).
De Play & Search-functie ( P&S voor de intimi) is een begaafde assistent: u kunt uw EM-2000 namelijk vra­gen: “hoe heet het nummer met dit refrein…” (en dan speelt u het thema op het klavier). Deze bijzonder handige functie kunt u als volgt gebruiken:
1.
Zie “Algemene werkwijze” op blz. 23 voor de eerste
stappen. Druk op [F2] (Song).
2.
Druk op [M.BASS] (Find) onder het display.
3.
Druk op [F4] ( P&S) om naar de volgende pagina
te springen:
4.
Speel de noten van het nummer waar u naar op zoek bent. De toonaard en het ritme zijn van geen enkel belang.
De vakjes boven het klavier duiden aan hoeveel noten u al gespeeld hebt. Vijf “notenvakjes” betekenen dus dat u vijf noten gespeeld hebt.
5.
Als u zich vergist hebt, druk dan op Part Select [M.DRUMS] om alle ingebrachte noten weer te wis­sen, en speel het fragment opnieuw.
6.
Druk op Part Select [UPPER1] (Execute) om alle Songs te zoeken die dit fragment bevatten.
Het display keert nu weer naar de eerder gekozen pagina (2 Song) terug. Ook hier ziet u enkel de Songs die het gespeelde fragment bevatten (List-venster). Daarom zou de teller rechtsonder bv. “2 of 54” kunnen luiden.
7.
Om de Disk List-mode weer te verlaten drukt u nog een keer op [DISK LIST] (of op [F5] als deze knop aan Exit toegewezen is).
Ziezo, nu bent u al een beetje wegwijs op uw EM-2000. Lees echter ook de rest van deze handlei­ding om kennis te maken met de overige functies van uw Creative Keyboard.
26
EM-2000 – Gebruikershandleiding
4. Realtime-Parts
De Realtime-sectie bevat de Parts die u zelf kunt spelen/aansturen. Met Part bedoelen we hier de partij, bv. de melodie, de solo enz. De EM-2000 biedt de volgende Realtime-Parts.
Upper1: Upper1 en Upper2 zijn praktisch identiek aan elkaar, maar Upper 1 is in eerste instantie bedoeld om de hoofd­melodie of -solo te spelen.
Upper2: Upper2 kunt u gebruiken als bijkomende soloklank, die u bv. bij de Upper1-klank voegt (Layer). Maar u kunt ook afwisselen tussen Upper1 en Upper2 (zie “Realtime-Parts kiezen om te spelen”) en de ene dus gebruiken als solo­klank voor de strofen (bv. Upper1), terwijl u de andere telkens in het refrein gebruikt (Upper2).
Upper 3: Upper3 is toegewezen aan de Tone die enkel gebruikt wordt wanneer u een tweede splitpunt instelt. Op die manier kunt u muzikale vraag-en-antwoord-spelletjes spelen. Zie ook “Split en splitpunt” op blz. 28.
MI (Melody Intelligence): Deze Part wordt door de Arranger aangestuurd en zorgt voor automatische harmonieën. Het harmonietype is instelbaar (zie blz. 22).
Lower 1: De Lower1-Part gebruikt u om akkoorden met de linkerhand te spelen. Wilt u deze akkoorden gewoon met dezelfde klank als de Upper Part(s) (melodie) spelen, dan hoeft u de Lower1-Part niet aan te spreken. Wilt u echter een andere klank (bijvoorbeeld strijkers) voor uw akkoorden, gebruik dan de Lower1-Part.
Lower 2: De Lower2-Part is voor Lower1 wat Upper2 voor Upper1 is: u kunt hem gebruiken om een tweede klank aan de akkoorden van de zelfgespeelde linkerhand toe te voegen, of om af te wisselen tussen twee klanken.
Manual Bass: De Manual Bass (of M. Bass) Part dient voor het spelen van baspartijen. Kies deze Part als u zelf een bas­lijn wilt spelen i.p.v. beroep te doen op de automatische baspartij van de Arranger.
Manual Drums: De Manual Drums (of M.Drums) Part verschilt enigszins van de andere Realtime-Parts omdat u er enkel Drum Sets aan kunt toewijzen. Met deze Part kunt u geen melodieën spelen omdat u met elke toets een andere drumklank aanstuurt. Kies deze Part als u op het klavier wilt drummen.
De EM-2000 laat toe om verschillende klanken (Tones) aan deze Parts toe te wijzen. Onthoud echter wel dat u aan de M.Drums-Part enkel Drum Sets kunt toewijzen en dat dit niet mogelijk is voor de overige Realtime-Parts (Upper 1/2/3, Lower 1/2, M. Bass).
4.1 Realtime-Parts kiezen om te spelen
Na inschakelen van de EM-2000 wordt de Upper1­Part automatisch geactiveerd. De aan Upper1 toege­wezen Tone heet dan A11
De indicator van de Part Select [UPPER1]-knop (onder het display) licht op. Dit is ook het geval voor
ASSIGN [WHOLE RIGHT]- en [UPPER 1]-knoppen.
de
U kunt Upper1 uitschakelen door op de Keyboard Mode [UPPER1]-knop te drukken (de indicator dooft). Maar dan hoort u niets meer, want er is geen enkele andere Realtime-Part actief. Schakel Upper1 dus opnieuw in.
1 Piano1w.
Indicator licht op
Upper2 kiezen en stapelen
Laten we nu de Upper2-Part gebruiken: druk op Key­board Mode [UPPER2] om hem te activeren.
Hierdoor schakelt u de Upper1-Part niet uit (of in), zodat u nu beide Parts hoort (Layer). Als u enkel de Upper2-Part nodig hebt, moet u op Keyboard Mode [UPPER1] drukken om Upper1 uit te schakelen. Speel een paar noten op het klavier om de aan Upper2 toe­gewezen Tone te beluisteren. In het display komt u te weten dat deze klank A15 E. Piano1 heet.
Lower 1/2- en M.Bass-Part kiezen
Met de knoppen van de Assign-sectie (die deel uit­maakt van de Keyboard Mode-sectie) bepaalt u de kla­vierzones waarin u de Realtime-Parts speelt.
Keyboard Mode: Whole Right
Door op de [WHOLE RIGHT] knop te drukken ver­deelt u de Upper-Parts over het volledige klavier. Zorg, voordat u dit doet, echter wel dat de SYNCHRO START-indicator is uitgeschakeld.
27
Realtime-Parts
Whole Left
Whole Left betekent dat hetzij de Lower 1/2-, hetzij de M.Bass-Part aan het hele klavier zijn toegewezen. Druk op [WHOLE LEFT] en speel een paar noten. U hoort de gespeelde noten nog niet, omdat noch de Lower 1/2-, noch de M.Bass-Part ingeschakeld zijn.
Indicators knipperen
De indicator(s) van de geactiveerde UPPER-Part(s) begint (beginnen) te knipperen, zodat u weet dat Upper1 en/of Upper2 werden geactiveerd, maar niet te horen zijn, omdat het klavier wacht op nootinformatie voor een Left-Part (Lower 1/2- en/of M.Bass).
Om de Lower Part te horen moet u op de Keyboard Mode [LOWER1]- of [LOWER2]-knop drukken (indicator licht op). Beslist u nu om toch maar de laatstgekozen Upper-klank over het volledige klavier te spelen, druk dan op de [WHOLE RIGHT]-knop. De indicator van de Keyboard Mode [LOWER1]- of [LOWER2]-knop begint dan te knipperen, terwijl de indicator van Keyboard Mode [UPPER1]- en/of [UPPER2]- blijft branden.
Druk nogmaals op [WHOLE LEFT] en vervolgens op Keyboard Mode [M.BASS]. U hebt nu de Manual Bass-Part geactiveerd. Ook dit betekent niet dat u de Lower-Part(s) hebt uitgeschakeld. Overtuig uzelf hier­van door enkele noten op het klavier te spelen: u hoort de klank(en) van de Lower-Part(s) en de basklank van de M.Bass Part.
Opgelet: Als de Lower 1- en/of 2- en de M.Bass-Part samen actief zijn, is de Manual Bass-Part monofoon en geeft de grondnoot weer van het akkoord dat u speelt. U kunt ook zorgen dat de Manual Bass Part steeds de laagste noot van uw akkoorden speelt. Dit doet u door op de [BASS INVER­SION] knop (rechts van de [FADE]-knop) te drukken. Is enkel de Manual Bass Part actief, dan kunt u ook polyfone partijen (akkoorden enz.) spelen met de Tone die aan M.Bass is toegewezen.
Split en splitpunt
De ASSIGN [SPLIT]-knop biedt de mogelijkheid het klavier in twee delen te splitsen, waarbij u de Lower1/2- en/of M. Bass-Part aan de linkerhelft van het klavier toewijst, terwijl u de Upper1/2-Part aan de rechterhelft van het klavier toe­wijst. Druk deze knop nu in en speel met beide handen.
Lower 1/2 en/of M(anual) Bass Upper 1/2
Het splitpunt bevindt zich momenteel op de C (Do) min of meer recht vóór u (C4). Dit is de laagste noot van de Right­sectie (Upper1 + Upper2).
Splitpunt via het klavier instellen
De eenvoudigste manier om een ander splitpunt te stellen is door de ASSIGN [SPLIT]-knop ingedrukt te houden, te wachten tot diens indicator begint te knipperen en dan een toets op het klavier in te drukken. Laat de [SPLIT]-knop vervolgens weer los.
Ingedrukt houden terwijl u op een (klavier)toets drukt
Deze noot wordt de laagste noot van de Right-helft. Het splitpunt kan tussen de C3 en de C6 worden ingesteld. Dat lijkt misschien een beperking, maar eigenlijk is het een slimme manier om te voorkomen dat de Left- of Right-sectie niet meer via het klavier kan worden aangestuurd als u een extreem splitpunt instelt.
Links en rechts van dit splitpunt kunt u ook Layers (Lower 1/2 + M.Bass en Upper1 + Upper2) gebruiken.
28
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Upper 3 Split
En er is meer! U kunt nog een tweede split programmeren tussen Upper1/2 en Upper3. Hiervoor volstaat het dat u op [UP3 SPLIT] drukt. Dit splitpunt bevindt zich op de noot G5 (laagste noot van de Upper1/2-Part).
Lower 1/2 en/of M(anual) Bass Upper 1/2Upper 3
Op de EM-2000 kunt u dus telkens minstens drie klanken via aparte klavierzones aansturen. Bovendien kunt u ook nog bepalen via welke toetsen u de Arranger wilt aansturen (het akkoord-herkenningsgebied, zie blz. 42).
Het UP3-splitpunt stelt u op dezelfde manier in als het andere splitpunt: houd de [UP3 SPLIT]-knop ingedrukt, wacht tot de indicator begint te knipperen en druk op een toets. Laat de [UP3 SPLIT]-knop vervolgens los.
Opgelet: Upper3 Split werkt enkel wanneer de Upper1- of Upper2-Part actief is. Schakelt u Upper1 en Upper2 uit, dan hoort u noch de Tone die aan Upper1/2 is toegewezen, noch degene die aan Upper3 is toegewezen. U kunt, met andere woorden, geen Upper-split programmeren zonder de Upper1- of 2-klank te gebruiken. Om die reden begint de UP3 SPLIT-indicator te knipperen wanneer u de Upper1- en/of 2-Part uitschakelt terwijl de UP3 SPLIT-mode actief is.
Splitpunt via het display instellen
Als u graag zeker weet dat u het juiste splitpunt kiest, kunt u het hoofd- en Upper3-splitpunt ook via het display instellen:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
Opgelet: Waarschijnlijk hoeft u nu niet op [F1] (Glbal) te drukken. De EM-2000 is echter voorzien van een pagina­geheugen, zodat u toch maar best op [F1] drukt.
2.
Druk op [PAGE] om de tweede Global-pagina te
kiezen:
3.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar het hoofd­splitpunt (Split, d.w.z. de scheiding tussen de Left- en Right-zone) in. Met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar kunt u het UP3-splitpunt bepalen (tussen Upper 1/2 en Upper 3). Het instelbereik is C#3~C#6, dus een halve toon hoger dan het instelbereik van Split.
4.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Opgelet: Als u deze splitpunten later nog eens wilt gebrui­ken, zou u ze in een User Program kunnen opslaan (zie blz. 49).
Keyboard Mode Hold
Op de EM-2000 kunt u heel wat instellingen tijdens het spelen veranderen. Hierbij komt u soms letterlijk handen tekort, zoals in de volgende situatie: u stuurt met de linkerhand de Arranger aan en u wilt een andere divisie (Intro enz.) van de Music Style kiezen. Hiervoor moet u uw linkerhand van het klavier nemen, waardoor de Lower-partij stopt.
WHOLE LEFT of SPLIT moet oplichten
Als u echter op de [HOLD]-knop drukt (indicator licht op), blijven de noten van de Lower-Part(s) door­klinken tot u een ander akkoord e.d. speelt. We raden u dan ook aan deze functie zo vaak mogelijk in te schakelen.
Als zowel de Lower-Parts als de M.Bass-Part actief zijn, geldt de Hold-functie zowel de Lower- als de M.Bass-noten.
Toewijzen van de Lower Hold-functie
Zoals u weet, biedt de EM-2000 twee Lower-Parts (1 en 2). Daarom is er ook een parameter waarmee u kunt bepalen of de Keyboard Mode HOLD-functie enkel voor de Lower1- of voor de Lower1 en 2-Part moet gelden:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om naar het Global-niveau te
gaan.
29
Realtime-Parts
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de eerste Global-pagina:
4.
Gebruik de [LOWER/NUMBER]-regelaar om het­zij Lw r1 (Hold geldt enkel voor de Lower1-Part), het­zij Lwr1+2 te kiezen.
Opgelet: De Lower Hold-functie kan ook met de voet wor­den in- en uitgeschakeld. In dat geval kunt u ook enkel de Lower2-Part laten doorklinken (wat niet mogelijk is wan­neer u op de KEYBOARD MODE [HOLD]-knop drukt). Zie blz. 29 in het Referentieboek voor meer details.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Manual Drums-Part kiezen
Druk op de Keyboard Mode [M.DRUMS]-knop en u beschikt over een reeks drum- en percussieklanken (die we Drum Set noemen) die over het hele klavier zijn verdeeld. De Keyboard Mode-instellingen die u eerder hebt gemaakt worden hierbij genegeerd. Als u de M.Drums Part activeert, kunt u de andere Realtime Parts (Upper1/2/3, Lower1/2 en M.Bass) niet meer spelen. Daarom beginnen de indicators op de knop­pen van de eerder via Keyboard Mode geactiveerde Parts te knipperen.
Roll
Met de Roll-functie kunt u perfecte drumroffels spe­len. Probeer het even uit: druk op de [ROLL]-knop en houd gelijk welke toets enkele seconden ingedrukt; u begrijpt meteen waar we het over hebben. U kunt de resolutie van de Roll-functie veranderen (zie ver­derop). De roffels worden bovendien in de maat gespeeld met het tempo dat in het Tempo-venster is ingesteld. Verander het tempo maar eens met het [TEMPO]-wiel, u zal merken dat de drumroffel volgt.
Door de Modulation-hendel naar voren te drukken kunt u het volume van de roffel wijzigen. Probeer ook dit even uit.
Roll-resolutie (snelheid) instellen
U weet inmiddels dat u kunt instellen hoeveel noten de Roll-functie op elke tel moet spelen. Dit noemen we de resolutie.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om naar het Global-niveau te
gaan.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de derde Global-pagina:
Zoals gezegd, wordt bij de M.Drums Part aan iedere toets een andere klank toegewezen. In die zin wijkt deze Part af van de andere Realtime Parts. Drukt u bij­voorbeeld op C2 (de eerste C van links), dan hoort u een basdrumklank. Drukt u op de D2-toets (de D rechts van de C2), dan hoort u een Snare enzovoort. U begrijpt dat melodieën spelen er niet bij is in de Manual Drums-mode. De volgende illustratie maakt één en ander nog wat duidelijker:
Standard 1 Kick 1
Side Stick
Standard 1 Snare 1
Hand Clap
Standard 1 Snare 2
Low Tom 2
Closed Hi-Hat
Low Tom 1
Pedal Hi-Hat
Mid Tom 2
Open Hi-Hat
Mid Tom 1
High Tom 2
C2
C3
30
4.
Stel met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de
gewenste Roll-resolutie in. Het instelbereik luidt:
1/16
1/16t
1/16s
3
  swing
1/32
1/32t
1/32s
3
  swing
Aanvankelijk wordt hier de waarde “1/32” ingesteld. Als u nog kortere waarden kiest, zouden uw roffels bij een hoog tempo wel eens op machinegeweer-salvo’s kunnen lijken. Kies de resolutie dus altijd in functie van het Style- of Song-tempo of verander ze in een bruikbare waarde als blijkt dat uw inschatting iets te optimistisch was.
~
4.2 Tones voor de Realtime-Parts kiezen
Uw EM-2000 wordt geleverd met 1161 klanken (Tones) die op de volgende manier zijn ingedeeld:
Groepen (A~F): Hoogste niveau in de klankhiërar­chie. Elke groep bevat alle elementen die hierna volgen
Banken (1~8): Banken zijn “instrumentfamilies” (bv. Brass, Chromatic Percussion enz.). Elke bank bevat de volgende elementen:
Nummers (1~8): Nummers zijn instrumenten binnen een bepaalde familie (bv. trompet, trombone enz. in de Brass-bank).
Variaties (1~…): Variaties zijn in de regel andere of verwante klanken voor een bepaalde Tone (bv. een gedempte trompet).
Opgelet: Het verschil tussen A/B, C/D en E/F zit hem in het feit dat groep A en B de EM-2000-klanken bevatten. Groep C en D bieden G-800-klanken en groep E en F klanken van de SC-55, MT-32/CM-64. Voor bijna elke Tone bestaan er dus drie versies.
Regelaars gebruiken om Tones te kiezen
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Als u, tijdens het spelen op het klavier, nog steeds de Upper1-Part hoort, zie dan “Realtime-Parts kiezen om te spelen” op blz. 27.
Opgelet: U kunt voor elk van de genoemde Parts (Upper1/2/ 3, Lower1/2, M.Bass) gelijk welke Tone kiezen. Alleen moet u er rekening mee houden dat de M.Bass-Part monofoon wordt als u hem tegelijk met een Lower-Part gebruikt.
Opgelet: Zie “Effecten en Equalizer” op blz. 75 als u de gekozen Tones van effecten wilt voorzien.
U kunt ook de regelaars gebruiken om Tones te kiezen.
1.
Druk op [TONE] links onder het display (indicator
licht op).
Part activeren voor de Tone-keuze
Opgelet: Onder “Klank kiezen voor de rechterhand (Upper
1)” op blz. 19 komt u te weten hoe u via de TONE/USER PROGRAM-knoppen Tones kunt kiezen.
Om een andere Tone aan een Realtime-Part te kunnen toewijzen, moet u eerst op de betreffende Part Select­knop drukken en vervolgens de knoppen van de TONE/USER PROGRAM-sectie gebruiken. Om de Upper3-Part te kiezen, moet u Part Select [UPPER1] ingedrukt houden, terwijl u op [UPPER2] drukt.
Om een Lower2-Tone te kunnen kiezen moet u Part Select [LOWER1] ingedrukt houden, terwijl u op [M.BASS] drukt.
Om de MI-Part te activeren, moet u Part Select [M.DRUMS] ingedrukt houden, terwijl u op [M.BASS] drukt.
Eén van deze knoppen ingedrukt houden om de bijbehorende Part te selecteren.
2.
Kies de Part waar u een Tone aan wilt toewijzen.
Hiervoor kunt u hetzij de Part Select-knoppen, hetzij de [DRUMS/PART]-regelaar gebruiken. Met de rege­laar kunt u zowel de Realtime- als de Arranger-Parts (ADR, ABS, AC1~AC6) kiezen, terwijl u met de Part Select-knoppen enkel de Realtime-Parts kunt active­ren.
3.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar een
groep.
Opgelet: Hier wordt de Tone-keuze meteen uitgevoerd. Zodra u dus aan de [ACCOMP/GROUP]-regelaar draait, springt u naar de Tone die hetzelfde bank- en klanknummer heeft binnen de nieuwe groep. Tijdens de keuze van een Tone via de TONE/USER PROGRAM-knoppen wacht de EM-2000 altijd tot u een nummer gekozen hebt om de bij­behorende Tone (of “best of” variatie op te roepen).
4.
Gebruik de [BASS/BANK]-regelaar om een andere
bank te kiezen.
5.
Met de [LOWER/NUMBER]-regelaar kunt u een
ander nummer kiezen.
Opgelet: Als u met deze regelaar een nummer kiest, wordt steeds de Capital van de gekozen Tone-familie opgeroepen en dus niet de “beste” klank.
6.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de
benodigde variatie.
Opgelet: U kunt de twee beschreven methodes (de TONE/ USER PROGRAM-knoppen en regelaars) ook combineren om Tones te selecteren.
31
Realtime-Parts
7.
Druk nog een keer op [TONE] om weer naar de
Master-pagina terug te keren.
Opgelet: U kunt de Tone-keuze “automatiseren” door gebruik te maken van de User Programs (zie blz. 49).
4.3 Realtime-speelfuncties
De EM-2000 is voorzien van een aantal speelhulpen en functies waarmee u het instrument expressiever kunt bespelen.
Drum Sets voor de M.Drums-Part kiezen
Drum Sets voor de M.Drums-Part kiest u op de vol­gende manier:
1.
Druk op de Keyboard Mode [M.DRUMS]-knop om
de M.Drums-Part aan het klavier toe te wijzen.
2.
Druk op Part Select [M.DRUMS] zodat u de
M.Drums Part kunt editen.
3.
Druk op de Tone/User Program [SELECT]-knop
om te zorgen dat de TONE-indicator oplicht.
4.
Druk op een cijferknop om een bank te kiezen, en op dezelfde of een andere cijferknop om een Drum Set binnen die bank te kiezen.
Sommige banken bevatten maar één of twee Drum Sets. De EM-2000 is echter slim genoeg om geen reke­ning te houden met nummers waar geen Drum Set aan toegewezen is. U hoort dus altijd iets.
Groep B, D en F bevatten één Drum Set (bank B8, D8 en F8, en wel de CM-64/32L Set).
Opgelet: De Tone- en Drum Set-keuze (evenals een lange reeks andere instellingen) kunt u in een User Program opslaan (zie “Opslaan/laden van registraties – User Programs”).
Pitch Bend en Modulatie
MODULATION
Tijdelijk verlagen van te toonhoogte
BENDER
Draai de BENDER/MODULATION-hendel naar rechts om de toonhoogte van de noten die u speelt omhoog te “buigen”. Draai deze hendel naar links om de toonhoogte te verlagen. Door de hendel los te laten hoort u weer de standaardtoonhoogte.
Druk de hendel van u weg om de noten die u speelt van vibrato te voorzien (modulatie). Laat de hendel los als u de vibrato wilt doen ophouden. Hoe u het Pitch Bend-interval (Range) instelt komt u te weten onder “Pitch Bender” op blz. 28 in het Referentieboek.
Pitch Bender (Pitch Bend-interval instellen)
Als u dat wenst, kunt u ook de respons van de EM-2000 op Pitch Bend-commando’s voor de Real­time-Parts instellen:
Tijdelijk verhogen van de toonhoogte.
Transpositie
Als u een nummer al lang in een bepaalde toonaard speelt, zal de Transpose-functie u helpen dit ook dan te doen als u het nummer in een andere toonaard wilt horen. Op die manier kunt u dus zonder problemen een zanger of instrument begeleiden die uw toonaard iets te hoog/laag vindt – en zoals gezegd, hoeft u daar zelfs uw vingerzetting niet voor te veranderen.
Opgelet: De transpositie geldt voor alle Parts met uitzonde­ring van de MDR- (Manual Drums) en ADR-Part (Accom­paniment Drums).
Transpositie-interval op het klavier instellen
Om het transpositie-interval via het klavier in te stel­len houdt u de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt (indi­cator licht op) en drukt u op OCTAVE [UP] om de toonhoogte te verhogen of OCTAVE [DOWN] om de toonhoogte te verlagen. Iedere druk op een knop komt overeen met een halve toon.
32
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Om bijvoorbeeld naar de toonaard G te transponeren houdt u [TRANSPOSE] ingedrukt en drukt u zes maal op OCTAVE [UP] (of vijf maal op OCTAVE [DOWN]). U vraagt zich misschien af waarom u zes maal op [UP] moet drukken en geen zeven (7 halve tonen vormen tenslotte een reine kwint). Dat komt omdat de fabriekswaarde van de Transpose-functie “+1” is. De waarde “0” (dus C, of geen transpositie) bestaat niet voor de Transpose functie. Bij het omlaag transponeren springt u dus meteen van “1” naar “–1”, waarmee ook duidelijk mag zijn waarom u voor de toonaard G slechts vijf maal op [DOWN] moet druk­ken).
Met de [TRANSPOSE]-knop kunt u nu heen- en weerschakelen tussen de nieuwe (TRANSPOSE-indi­cator licht op) en de normale toonaard (TRANS­POSE-indicator dooft).
Transpositie-interval via het display instellen
U kunt het transpositie-interval ook op een iets “wetenschappelijkere” manier instellen:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F2] (Tune).
3.
Druk, indien nodig, op [PAGE] ▲▼ om naar de
eerste Tune-pagina te gaan.
Octave Up/Down
Met de OCTAVE [UP]- en [DOWN]-knop kunt u de Realtime-Parts één octaaf naar omhoog (Up) of naar omlaag (Down) transponeren. Vergeet niet op de Mas­ter-pagina eerst de gewenste Realtime-Part kiezen door op zijn Part Select-knop te drukken (zie ook blz. 31).
Om bijvoorbeeld de Lower1-Part één octaaf naar omlaag te transponeren drukt u eerst op Part Select [LOWER1] (indicator licht op) en vervolgens op OCTAVE [DOWN] (indicator licht op).
Daarna kunt u op andere Part Select-knoppen druk­ken om de betreffende Parts evenveel of meer/minder octaven te verschuiven. Het weze duidelijk: eens u Octave Up of Down voor een Part hebt geactiveerd, blijft het gekozen octaaf behouden, zelfs wanneer u andere Realtime-Parts kiest.
Opgelet: De MI-Part kunt u niet in octaafstappen transpo­neren.
Opgelet: De MDR-Part kan 3 octaven neerwaarts en 2 octa­ven opwaarts getransponeerd worden (dit zijn de enige mogelijkheden). Dit hebben we gedaan om u toegang te bie­den tot álle klanken van de Drum Sets.
Tip: Het gekozen octaaf blijft ook van kracht wanneer
u een andere Tone kiest voor een Realtime-Part. Wilt u dat niet, dan moet u Octave Up of Down voor de betreffende Part uitschakelen.
4.
Gebruik de [UPPER/VARIATION]-regelaar om het
transpositie-interval in te stellen (Va l u e : –11~11).
Opgelet: De waarde “0” kunt u hier niet kiezen omdat dat “interval” (geen transpositie) geen enkele zin heeft. Om terug te keren naar de normale toonhoogte van de noten moet u op de [TRANSPOSE]-knop drukken (indicator dooft).
5.
Kies met de [BASS/BANK]-regelaar de secties die moeten worden getransponeerd (Mode). Zie “Trans­pose Mode” op blz. 26 in het Referentieboek voor meer details.
Opgelet: De MDR- en ADR-Part worden nooit getranspo­neerd. Tenslotte is elke noot van de MDR/ADR-Part aan een andere klank toegewezen, zodat een transpositie alleen maar nare gevolgen kan hebben.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Insert-effect gebruiken (DSP EFX)
Uw EM-2000 is uitgerust met een multi-effect dat u aan de Realtime-Parts kunt toewijzen. U kunt telkens één algoritme kiezen en bepalen welke Realtime-Part daarmee moet worden bewerkt. Aangezien het bewer­ken van één of meerdere Realtime-Parts ook bepalend is voor de manier waarop de overige effecten (Reverb, Chorus, Delay en Equalizer) kunnen worden gebruikt, heet dit effect Insert-effect omdat het letterlijk in de signaalweg wordt ingevoegd. Zie blz. 76 voor meer details.
Druk op de [ACTIVE]-knop om het Insert-effect in (indicator licht op) of uit te schakelen (indicator dooft). Hierbij verandert ook de manier waarop de betrokken Realtime-Parts door de overige effecten (evenals de Equalizer) worden bewerkt.
Twee EFX-parameters kunnen tijdens het spelen wor­den ingesteld. Deze parameters zijn in het overzicht vanaf blz. 115 in het Referentieboek met een sterretje (*) aangeduid.
33
Realtime-Parts
Laten we eens kijken wat u moet doen om deze twee DSP EFX-parameters aan te sturen en uw muziek van een extra dosis expressie te voorzien.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer).
2.
Druk op [F4] Effect.
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de zesde
Mixer\Effect-pagina.
4.
Stel met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de waarde voor de eerste DSP EFX-parameter (Source 1) in.
Welke effectparameter hierdoor wordt aangestuurd, verschilt naar gelang het gekozen effect. Zie het over­zicht op blz. 115 in het Referentieboek.
5.
Gebruik de [LOWER/NUMBER]-regelaar om de waarde van de tweede DSP EFX-parameter (Source 2) in te stellen.
Opgelet: Deze instellingen worden (samen met de overige trouwens) in een User Program opgeslagen.
Opgelet: Eén Source-parameter kan ook aan een optioneel zwelpedaal worden toegewezen. Zie blz. 30 in het Referen­tieboek voor meer details.
Aanslaggevoeligheid (Keyboard Velocity)
1.
Druk, op de Master-pagina op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te selecteren.
2.
Druk op [F3] (Cntrl).
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de eerste Control-pagina.
4.
Kies eerst de Realtime-Part waarvan u de aanslag-
gevoeligheid wilt wijzigen ([DRUMS/PART]).
5.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar een aan-
slagcurve (Sensitivity).
High: Dit is de standaardinstelling, die u de meeste expressiviteit bij het spelen biedt: zelfs kleine aanslag­variaties leveren betrekkelijk grote volumeveranderin­gen op. Dat impliceert dat u harder moet aanslaan om het maximumvolume te bereiken.
Medium: Medium aanslaggevoeligheid. De Part rea­geert wat minder sterk op verschillen in aanslagsterkte dan bij High het geval is. U bereikt sneller het maxi­mumvolume.
Low: Kies deze optie als u gewend bent op een elektro­nisch orgel te spelen, of als u gewoon wilt dat de Part nauwelijks op aanslagverschillen reageert.
De Upper1-Part wordt aanzien als de meest belang­rijke Part. Dat verklaart waarom het Insert-effect met deze Part verbonden is. Als u op de [UP1 SET RECALL]-knop drukt, laadt de EM-2000 automatisch het Insert-algoritme dat aan de Tone is toegewezen die momenteel door de Upper1-Part wordt aangestuurd (zie het overzicht op blz. 23 in het Referentieboek). Dit is dus een uitgesproken handige manier om een ander algoritme te kiezen zonder gebruik te maken van de menufuncties. Onthoud echter wel dat u die keuze niet meer ongedaan kunt maken. Als u op [UP1 SET RECALL] drukt, kunt u niet meer terugkeren naar het daarvóór gekozen Insert-effect (tenzij u natuurlijk opnieuw het betreffende User Program oproept).
Aanslaggevoeligheid en “Velocity Switching”
Het klavier van de EM-2000 is natuurlijk ook aanslag­gevoelig. Op die manier kunt u de klankkleur en het volume van de Realtime-Parts via uw manier van aan­slaan variëren. Op blz. 43 komt u te weten hoe u de Arranger-Parts via de aanslag kunt beïnvloeden.
De volgende aanslaginstellingen zijn enkel beschikbaar voor de Realtime-Parts (Upper1/2/3, Lower1/2, M.Bass en M.Drums). Hiermee bepaalt u de aanslag­gevoeligheid en het aanslagbereik.
Velocity Switching (Min en Max)
Met de [LOWER/NUMBER]- en [UPPER/VARIA­TION]-regelaar kiest u de laagste (Min) en hoogste (Max) aanslagwaarde waarmee u de geselecteerde Part kunt aansturen.
Dit is in de regel alleen zinvol als u hiervoor de Upper1- en Upper2-Part gebruikt. Verander deze
waarden niet als u niet van plan bent om een “comple­mentaire” Part te gebruiken, omdat u zich anders
afvraagt waarom een bepaalde Part alleen bij een rela­tief hoge aanslagwaarde hoorbaar is. Min en Max kunt u echter zo instellen dat de Upper1-Part klinkt als de Upper2-Part niet klinkt en vice versa. Ziehier een voorbeeld:
Part Min Max Klank
Upper1 1 85 Gedempte trompet
Upper2 86 127 Trompet
Beide Parts moeten ingeschakeld zijn. Bij de boven­staande instellingen hoort u bij aanslagwaarden tussen 1 en 85 de Mute Trumpet-klank, terwijl waarden boven 86 enkel de Tone aansturen die aan Upper2 is toegewezen. U hoort dus nooit meer dan één Upper­Tone tegelijk.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
34
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Kanaal-Aftertouch
Het klavier van de EM-2000 is voorzien van kanaal­Aftertouch. Zoals bij de meeste instrumenten die Aftertouch bieden, gaat het hier om kanaal-After­touch, wat dus betekent dat er per MIDI-kanaal (of Part) telkens maar één Aftertouch-waarde wordt ver­zonden.
Aftertouch-commando’s worden verzonden wanneer u een toets na de eigenlijke aanslag nog verder indrukt. Het hiermee verkregen effect lijkt op wat u met de BENDER/MODULATION-hendel kunt bereiken: u kunt de toonhoogte, het volume, de modulatie-inten­siteit enz. veranderen.
Voor wat de EM-2000 betreft (en dit is één van de nieuwtjes waar we het in de inleiding over hadden) kunt u ook de Arranger met Aftertouch-data bedienen (zie blz. 41).
Aftertouch-data worden enkel door de volgende Parts uitgevoerd: Upper 1/2 en Lower 1/2 (en natuurlijk de Arranger). Op blz. 30 in het Referentieboek komt u te weten hoe u de functie van de Aftertouch kunt instel­len.
Pad-knoppen
[PAD1] en [PAD2] zijn vrij toewijsbare knoppen die u kunt gebruiken om met één druk subtiele of ingrij­pende veranderingen in te stellen. Aanvankelijk luidt de functie van deze twee knoppen Rotary S/F (PAD1) en KBD Exc Upp1/2 (PAD2). Zie ook blz. 31 in het Referentieboek.
Gebruik van de D Beam Controller
De D Beam Controller is waarschijnlijk de meest opzienbarende functie van de EM-2000. Hiermee kunt u namelijk verschillende dingen van uw Creative Keyboard beïnvloeden, zoals Pitch Bend, modulatie, filtereffecten (Cutoff en Resonance) – en zelfs om arpeggio’s en akkoorden te spelen.
De D Beam Controller is met twee sensoren uitgerust die bewegingen kunnen “zien” (bv. van een hand of lichaam). Deze “waargenomen” posities worden in MIDI-commando’s vertaald die op hun beurt aan een parameter naar keuze kunnen worden toegewezen. Zie ook blz. 32 in het Referentieboek.
Opgelet: De PAD-functie “Piano/Standard” kunt u ook optisch controleren door op [ARR CHORD] links onder het display te drukken. Houd de Arr Chord-parameter evenals de keuze in het functiemenu in de gaten, terwijl u herhaal­delijk op de betreffende PAD-knop drukt.
Sustain-pedaal (Hold)
De Hold-functie kunt u voor de volgende Parts gebruiken, apart of in combinatie: Upper1/2/3, Lower 1/2 en M.Bass. Voorwaarde hiervoor is echter dat u de WHOLE LEFT of WHOLE RIGHT Keyboard Mode selecteert. In de SPLIT-mode, werkt de Hold-functie enkel voor de uiterst rechtse Part. Stapelt u Upper1 en 2, dan geldt het Hold-effect voor beide Parts. In de UP3 Split-mode geldt het Hold-effect ook voor de Upper3-Part.
Opgelet: Vergeet niet, een optionele DP-2, DP-6 of BOSS FS-5U voetschakelaar op de SUSTAIN FOOTSWITCH­ingang aan te sluiten.
1.
Druk op de [D BEAM ON]-knop (indicator licht
op) om de D Beam Controller te activeren.
2.
Beweeg uw hand over de “ogen” terwijl u iets op het
klavier speelt.
Naar gelang de gekozen parameter verandert nu het tempo, worden de Realtime-Parts gemoduleerd enz.
Opgelet: De waarden van de D Beam Controller kunnen ook met de Recorder worden opgenomen en worden naar de MIDI OUT-aansluitingen gestuurd. Het gebruikte MIDI­kanaal hangt af van de Part die wordt aangestuurd (als er één is).
D Beam Assign
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] om de Parame-
ter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F3] om naar het Param-niveau te sprin-
gen.
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de zevende Para-
meter-pagina.
35
Realtime-Parts
In plaats van deze stappen uit te voeren kunt u de [D BEAM ON]-knop ook ingedrukt houden tot de beno­digde display-pagina verschijnt.
4.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de beno­digde functie. Meer details hierover vindt u op blz. 32 in het Referentieboek.
Opgelet: Als u de D Beam Controller ook tijdens het spelen met de Arranger wilt gebruiken, doet u er verstandig aan de betreffende Hold-functie te activeren (zie blz. 43). Deze functie kunt u trouwens ook met een PAD-knop in- en uit­schakelen (zie blz. 32 in het Referentieboek).
5.
Druk nog een keer op [D BEAM ON] (of op [F5]) om de D Beam Assign-pagina weer te verlaten.
Master Tune (algemene stemming)
Dit is eigenlijk geen speelhulp. Hiermee kunt u de stemming van uw EM-2000 aanpassen aan die van moeilijk te stemmen akoestische instrumenten.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F2] (Tune).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de eerste Tune­pagina.
Ook de toewijzing van de voetschakelaar kan in een User Program worden opgeslagen. Op blz. 28 in het Referentieboek komt u te weten hoe u de benodigde functie aan de voetschakelaar toewijst.
Zwelpedaal (Foot Pedal)
Met een optioneel EV-5 of BOSS FV-300L of EV-10 pedaal dat u op de FOOT PEDAL-jack aansluit kunt u het volume van alle Parts met uw voet controleren. Bovendien kunt u het effect van het zwelpedaal omke­ren en voor bepaalde Parts de invloed van het zwelpe­daal uitschakelen.
Bovendien kunt u met dit pedaal bepaalde EFX-para­meters aansturen. In dat geval is de expressiefunctie voor de Realtime-Parts echter niet meer beschikbaar.
Metronoom
De EM-2000 beschikt over twee metronoomfuncties. De eerste is een “gewone” metronoom. Deze metro­noom is enkel tijdens de Arranger- of Recorder-weer­gave hoorbaar.
Als u de metronoom wilt gebruiken, moet u als volgt te werk gaan:
Metronoomuitgang (Metron)
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de derde Global-
pagina.
4.
Gebruik de [DRUMS/PART]-regelaar om de stem­ming van uw EM-2000 aan te passen aan die van het akoestische instrument (415,3Hz~466,2Hz).
De afgebeelde waarde (440.0Hz) is de standaardtoon­hoogte van de noot A4.
Opgelet: U kunt de Master Tune-waarde samen met de ove­rige instellingen opslaan in een User Program. Op die manier kunt u snel uw “blokfluitstemming” oproepen (blokfluiten staan er namelijk bekend om dat ze vaak vals staan, maar ook een hobo kun je bijna niet stemmen).
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Toewijsbare voetschakelaar
Met een optionele DP-2, DP-6 of BOSS FS-5U voet­schakelaar, die u aansluit op de FOOTSWITCH­ingang, kunt u verschillende functies aansturen. Als u het bij de fabrieksinstellingen houdt, kunt u met deze schakelaar de weergave van de Arranger starten en stoppen.
36
Opgelet: De User Style-metronoom kunt u apart program­meren.
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de gewenste
uitgang:
MDR: De metronoom maakt gebruik van de Stick­klank van de M.Drums-Part.
MIDI: de metronoom zendt MIDI-nootcommando’s naar de MIDI OUT-aansluiting van de EM-2000 (via het MIDI-kanaal van de MDR-Part). Op die manier kunt u dus een extern instrument als “metronoom” gebruiken.
Opgelet: Als het externe instrument geen nootcommando’s van de metronoom ontvangt, kijk dan even welk MIDI-cir­cuit (A of B) momenteel actief is en op welk MIDI-kanaal de MDR-Part zendt (zie blz. 68 in het Referentieboek). Kies vervolgens de MIDI Port-functie om het betreffende circuit op de MIDI-connectors aan te sluiten (zie blz. 97).
ALL: Het metronoomsignaal wordt naar de MIDI OUT-connector en de momenteel gekozen MDR­Drum Set gestuurd.
5.
Met de Part Select [M.DRUMS]-knop kunt u de
“algemene” metronoom in- en uitschakelen.
Count-In (aftellen)
Met deze parameter bepaalt u via welke uitgangen de aftel wordt weergegeven. De aftel (Count-In) kan zowel in de Arranger- als in de Recorder-mode worden gebruikt (om één maat af te tellen voordat de weergave begint). In de User Style-mode kunt u deze functie niet uitschakelen. De opties zijn dezelfde als voor Met- ron.
6.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de Count-In mode en druk op de [M.BASS]-knop om de aftel afwisselend in en uit te schakelen.
7.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
37
Spelen met begeleiding – Arranger
5. Spelen met begeleiding – Arranger
5.1 Arranger en Music Styles
U kunt de Arranger en zijn Music Styles best beschouwen als uw begeleidingsorkest. Uw EM-2000 kan voor iedere bege­leiding verschillende “variaties” (die we divisies noemen) weergeven. U hoeft enkel te kiezen welke muziekstijl u wilt spelen: salsa, Rhumba, pop-rock, of big band. U bepaalt hoeveel maten een nummer telt, hoe de melodie en/of solo moeten worden begeleid enz.
Fill-In
Original
To Original
Intro
Original
Variation
Intro
Elk wit vierkantje in de bovenstaande illustratie noe­men we een divisie. Dat woord is niet zo belangrijk, maar het helpt u begrijpen hoe u uw eigen Styles kunt programmeren. Een divisie is één versie van de gese­lecteerde begeleiding (of Music Style). Zoals u ziet, zijn er twee hoofdmodes (die we Ty pe s noemen): Basic en Advanced, die elk bestaan uit twee divisies die we
Original en Variation noemen.
Basic is de “normale” begeleiding, waarin enkel de
basisingrediënten van een professionele begeleiding aanwezig zijn. Op het Advanced-niveau krijgt u een andere versie (of een verdere uitwerking van de basis­versie) van de geselecteerde Music Style te horen. Op beide niveaus (Basic en Advanced) kunt u kiezen tus­sen de Original-begeleiding of een alternatief (dat we Variation noemen). Deze laatste voegt één of twee par­tijen aan de begeleiding toe, bijvoorbeeld harde bla­zers in plaats van gedempte blazers.
Wilt u dat de begeleiding complexer wordt naarmate de song vordert, dan kunt u zich best door het vol­gende schema laten inspireren:
Variation
Fill-In
To Previous
Original
Variation
To Variation
Fill-In To Variation
Fill-In To Original
To Original
To Variation
1e koeplet: Basic/Original
2e koeplet: Basic/Variation
1e refrein: Advanced/Original
3e koeplet: Basic/Variation
2e refrein: Advanced/Variation
Fill-In
Fill-In
Fill-In
Fill-In Ending
Fill-In
TYPISCHE SONG-STRUCTUUR
Ending
38
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Er zijn nog andere mogelijkheden om de begeleiding complexer te maken. In plaats van abrupt over te gaan naar Advanced/Original kunt u ook een korte over­gang inlassen, die een nieuw deel van de song inluidt. Hiervoor kunt u Fill In [TO VARIATION], [TO ORI­GINAL] en Fill-In [TO PREVIOUS] gebruiken.
Zie “Music Style-functies (Arranger)” voor de overige Music Style-divisies en functies die u kunt gebruiken om een professionele begeleiding op te bouwen.
Arranger-Parts
Elke begeleiding (of Music Style) kan uit maximaal acht Parts bestaan:
A. Drums (of ADR): Accompaniment Drums. Deze Part speelt de slagwerkpartijen. Hij stuurt de drum- en percussieklanken aan van de Drum Set die aan de ADR-Part is toegewezen.
A. Bass (of ABS): Accompaniment Bass. Deze Part speelt de baslijn van de Music Style die u hebt geko­zen.
Ac1~Ac6: Dit zijn de melodische begeleidingen. Naar gelang de Music Style zullen enkele van deze Parts iets spelen. Dit kan een pianopartij, een gitaarpartij, een orgelpartij of een synthesizerpartij zijn. Niet alle bege­leidingspartijen spelen akkoorden.
De ABS- en Ac-Parts volgen de akkoorden die u in het akkoordherkenningsgebied (zie blz. 42) speelt. Dit is het deel van het klavier dat u op de Arranger Chord (ARR CHORD) pagina kiest.
Als u de Arranger start zonder dat u een akkoord in dit gebied speelt, hoort u enkel de drums van de geselec­teerde Music Style. In de praktijk is er echter meestal een akkoord in het geheugen van de EM-2000 blijven hangen, zodat u onmiddellijk een volledige begelei­ding hoort.
5.2 Music Style-functies (Arranger)
Bijkomende informatie vindt u onder “Music Styles kiezen” op blz. 18 en “En dan nu muziek” op blz. 21.
Starten van een Music Style
U kunt een Music Style op verschillende manieren starten:
1.
Druk op de [START/STOP]-knop-knop (indicator licht op) om de Arranger meteen te starten.
OF:
2.
Stop de weergave van de Style (zie hieronder) en druk op de [INTRO]-knop en vervolgens op de [START/STOP]-knop (indicator licht op) om de weergave van de Style met een inleiding te beginnen.
De lengte van de Intro hangt af van de Style die u hebt gekozen. Na de Intro begint de Music Style-divisie die u kiest terwijl de Intro wordt weergegeven. U kunt dus tijdens de Intro vrij kiezen welk Type (Basic, Advan­ced) en welke Division (Original, Variation) u wilt horen zodra de Intro afgelopen is.
OF:
3.
Druk op de [SYNCHRO]-knop tot de START-indi­cator oplicht en speel een akkoord (in de Intelligent­mode, blz. 42, hoeft u maar één noot te spelen). De Arranger begint nu zodra u in het akkoordherken­ningsgebied (zie blz. 42) een noot speelt.
Opgelet: Het heeft geen zin tijdens de Intro akkoorden te spelen. De Intro-patronen bevatten namelijk meestal reeds een kort akkoordenschema, dit in tegenstelling tot de “nor­male” begeleidingen (Basic, Advanced, Original, Varia­tion). De akkoordherkenning blijft tijdens de Intro actief, waardoor de inleiding plots van de ene toonaard naar de andere springt.
Opgelet: de Arranger kan ook met de D Beam Controller worden gestart (zie blz. 33 in het Referentieboek).
4.
Nog een andere manier om de weergave te starten is
om de Fade In-functie (zie blz. 45) te gebruiken.
Stoppen van een Music Style
U kunt de Style-weergave op drie manieren stoppen:
1.
Druk op de [START/STOP]-knop-knop om de
weergave meteen te stoppen.
2.
Druk op [ENDING] (de indicator knippert) om de Ending-functie in te schakelen. Het Ending (of coda) patroon begint dan op de eerste tel van de volgende maat.
Opgelet: Het heeft geen zin tijdens de Ending akkoorden te spelen. De Ending -patronen bevatten namelijk meestal reeds een kort akkoordenschema. De akkoordherkenning blijft tijdens de Ending actief, waardoor de coda plots van de ene toonaard naar de andere springt.
39
Spelen met begeleiding – Arranger
3.
Druk op [SYNCHRO] om te zorgen dat de STOP­indicator oplicht (hetzij samen met de START-indica­tor, hetzij alleen) en laat alle toetsen in het akkoord­herkenningsgebied los. De begeleiding stopt nu meteen.
Als u ook de Sync Start-functie geactiveerd hebt, hoeft u de Style-weergave daarna niet opnieuw handmatig te starten.
Opgelet: Nog een andere manier om de Style-weergave te beëindigen is door Fade Out te gebruiken (zie blz. 45).
Keuze van een andere Music Style-divisie
Zoals we hierboven reeds zeiden, kunt u begeleidingen professioneler laten klinken door verschillende patro­nen af te wisselen. U kunt de volgende niveaus en divi­sies selecteren:
Basic, Advanced, Original en Variation
Om de Basic-versie te kiezen moet u de [TYPE]-knop zo vaak indrukken tot de BASIC-indicator oplicht. Druk hem nog een keer in om ADVANCED te kiezen (indicator licht op).
Opgelet: Er kan telkens maar één van deze twee versies gekozen worden. Door BASIC te kiezen schakelt u ADVAN­CED uit en vice versa.
Druk op de [ORIGINAL]-knop om de “normale” Basic-begeleiding te kiezen. Zoals eerder gezegd, verte­genwoordigt Basic/Original de eenvoudigste van de vier mogelijke begeleidingspatronen. Het tweede niveau is Variation (nog steeds in de Basic-mode, druk op [VARIATION]). Dit systeem geldt ook voor de Advanced-trap, zodat u telkens kunt kiezen uit vier begeleidingen per Music Style (en dit dan maal drie, zie de volgende paragraaf).
Majeur, mineur, septiem (M, m, 7)
Het gaat hier om een “onzichtbare” Style-divisie van de EM-2000. Het zal u op een bepaald moment wel opvallen dat de Intro- en Ending-patronen van een Music Style verschillen naar gelang het akkoordtype dat u speelt. Meer bepaald zijn er drie mogelijkheden:
Voordat we verder gaan, willen we u vragen om de Music Style A44 8B Pop4 te kiezen (op blz. 18 vindt u nadere inlichtingen over de Style-keuze). Druk op [INTRO] en daarna [SYNCHRO] tot de START-indi­cator oplicht. Kies het ADVANCED-niveau. Speel nu eerst een majeurakkoord, stop de Arranger, speel een mineurakkoord, stop de Arranger en speel een septi­meakkoord. Tussen de bedrijven door moet u telkens weer op [INTRO] drukken.
Majeur (M): Hiermee activeert u een eerste (majeur akkoord) begeleiding.
Mineur (m): Hiermee kiest u een tweede niveau. Druk, na het spelen van een C-majeurakkoord en het stappen van de Arranger, nog een keer op [INTRO] en speel een C-mineurakkoord.
Septiem (7): Door een septiemakkoord te spelen acti­veert u nog een andere begeleidingsniveau. Probeer ook dit eens: speel eerst een majeur- en daarna een septiemakkoord.
Met andere woorden: het aantal van bepaalde divisies (zoals bv. de Intro’s en Endings) mag u zonder blikken of blozen vermenigvuldigen met drie!
Opgelet: De EM-2000 laat toe om aan deze niveaus vrij te kiezen akkoordtypes (7/5, dim enz.) toe te wijzen (zie blz. 80).
Andere Fill-functies: Fill In Half Bar en Fill In Rit
Onder “Muzikale overgangen” op blz. 21 komt u te weten waar de FILL IN-knoppen voor dienen. Een aantal popsongs in 4/4 bevatten maten die maar twee tellen duren, vaak tussen de eerste en de tweede strofe. Ook aan het einde van het refrein of de brug komt u dit soort “gehalveerde” maten wel eens tegen. Dit soort “afwijkingen” kunt u met de EM-2000 getrouw nabootsen. Druk op Fill In [HALF BAR] (indicator licht op) om de Half Bar-functie (halve maat) te acti­veren. In eerste instantie gaat de begeleiding onveran­derd door. Pas wanneer u op [TO ORIGINAL] of [TO VARIATION] drukt, treedt de Half Bar functie in wer­king door het aantal tellen van de gekozen Fill te hal­veren.
De [RIT]-knop zal u waarschijnlijk vooral bij ballads gebruiken. Door erop te drukken (indicator licht op) zorgt u dat de eerstvolgende Fill (To Original, To Variation of To Previous) stilaan vertraagt (“ritar­dando”). Probeer deze functie eens uit: druk op [RIT] (indicator licht op) en druk op [TO ORIGINAL], [TO VARIATION] of [TO PREVIOUS]. Houd het tempo­venster in de gaten.
Tijdens de Fill merkt u dat het tempo stilaan vertraagt, aan het einde van de Fill gaat de Style opnieuw verder in het originele tempo. Onder “Fill Rit-waarde” op blz. 80 wordt uitgelegd hoe u de mate van vertraging kunt instellen.
Intro en Ending
Door vanuit een “stilstaande” Style op de [INTRO]­knop (indicator licht op) te drukken maakt u de Style klaar voor weergave voorafgegaan door een Intro. Om de weergave te starten drukt u op [START/STOP] of activeert u [SYNCHRO] START.
40
EM-2000 – Gebruikershandleiding
De lengte van de Intro hangt af van de Style die u hebt gekozen. Sommige Intro’s duren twee maten, andere acht maten, enzovoort. U kunt de Intro-functie ook met Sync Start combineren (zie hieronder).
Tijdens de weergave van de Intro knippert de indica­tor van de gekozen divisie (Original of Variation) om aan te geven welke van deze twee divisies de Arranger zal kiezen na de Intro. De keuze kunt u nog tijdens de weergave van de Intro veranderen, door op [ORIGI­NAL]/[VARIATION] of [TYPE] te drukken.
Opgelet: U kunt ook ergens in het midden van een nummer op [INTRO] drukken. In dat geval blijft de indicator knip­peren tot aan het einde van de huidige maat en licht hij op de eerste tel van de volgende op om aan te geven dat de Arranger de Intro aan het spelen is.
Tip: U kunt een Intro zo vaak laten herhalen als u wilt.
Druk gewoon nog een keer op de [INTRO]-knop ter­wijl de Intro wordt weergegeven. Doet u dat bijvoor­beeld op de vierde tel van de eerste maat, wordt de Intro in de tweede maat herhaald. Natuurlijk zal dit slechts bij een aantal Intro’s muzikale resultaten ople­veren (ze mogen bijvoorbeeld niet met een drumroffel beginnen enz.). In de gevallen waar het wel goed klinkt kunt u deze mogelijkheid combineren met de Fade Out-functie (zie blz. 45) om een origineel einde aan uw songs te breien.
Als u tijdens de weergave van een Style op [ENDING] drukt, begint de indicator te knipperen tot aan het einde van de huidige maat. Op de eerste tel van de vol­gende maat blijft de indicator branden en geeft daar­mee aan dat de Arranger nu het Ending-patroon weergeeft. Een Ending is een slotfrase die muzikaal aansluit bij de rest van de Style. De lengte van de Ending hangt weerom af van de Style die u hebt gese­lecteerd.
Na het Ending patroon stopt de weergave van de Style.
4.
Zet Parameter met de [ACCOMP/GROUP]-rege­laar op 12-Arranger. Het display zou er nu als volgt moeten uitzien:
De benaming in het Part-veld luidt nu ARR, omdat de Arranger-toewijzing natuurlijk betrekking heeft op de Arranger. Bovendien verdwijnt de [ON]-schakelaar. Als u de Arranger dus niet via de Aftertouch wilt instellen, moet u voor Va l u e “Off ” kiezen.
5.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de schakelfunctie die u via de Aftertouch wilt bedienen.
Off: U kunt de Aftertouch niet gebruiken om de Arranger in te stellen.
B/A: Keuze van het Basic- of Advanced-niveau. O/V: Keuze van het Original- of Variation-niveau. FO/FV: De eerste keer wordt de Fill-In To Original
gestart, de tweede keer de Fill-In To Variation. To Pre v : Dezelfde functie als de [TO PREVIOUS]­knop. Int en End: Dezelfde functie als de [INTRO]- of [ENDING]-knop. Als de Arranger momenteel niet weergeeft, kunt u via de Aftertouch de Intro kiezen. Tijdens de weergave kunt u via de Aftertouch het Ending-patroon oproepen.
Opgelet: Ook Aftertouch-commando’s die buiten het akkoordherkenningsgebied gegenereerd worden (zie ver­derop) geven een schakelingsimpuls.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Aftertouch gebruiken om Arranger-patro­nen te kiezen
Een andere manier om een Type, een andere Division of een Fill te kiezen is door dit via de Aftertouch van de EM-2000 te doen. Natuurlijk kunt u telkens maar één van de volgende opties kiezen omdat meerdere toewijzingen –zoals voor de Realtime-Parts (zie blz. 35) – de Arranger in de war zouden brengen.
Opgelet: Als u “12-Arranger” kiest, worden de Aftertouch­instellingen voor de Realtime-Parts (zie blz. 35) niet gewist.
De gewenste Arranger-functie kiest u als volgt:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F3] (Cntrl) om het Control-niveau
(Cntrl) van de Parameter-mode te kiezen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de vijfde Parameter Control-
pagina.
41
Spelen met begeleiding – Arranger
5.3 Instellingen i.v.m. de Arranger
Akkoordherkenningsgebied kiezen
De Arranger van de EM-2000 is een interactieve pro­cessor die korte “patronen” weergeeft (de geselecteerde Music Style-divisie) die tijdens de weergave worden getransponeerd, afhankelijk van de noten die u speelt in het akkoordherkenningsgebied (zie hieronder). Op die manier klinkt de begeleiding steeds in de beno­digde toonaard.
U moet de EM-2000 vertellen welk gedeelte van het klavier hij naar akkoorden moet afschuimen. Hoewel u in de regel waarschijnlijk Assign Left zal kiezen, zou u ook eens Right kunnen proberen. In dat geval wordt de rechter klavierhelft naar akkoorden afgezocht. Bovendien is er een Whole-optie waarmee u zorgt dat het hele klavier wordt gehouden. Als de Arranger geen rekening mag houden met uw akkoorden, moet u Off kiezen.
Opgelet: Off kunt u ook toewijzen aan een PAD-knop (zie blz. 35) en/of een optionele voetschakelaar (zie blz. 36).
Het bereik van het Left- of Right-gedeelte kunt u instellen met de Keyboard Mode-parameter (zie blz. 28). Het splitpunt, dat u voor de Realtime-Parts instelt, bepaalt dus ook de boven- (Left) of ondergrens (Right) van het akkoordherkenningsgebied.
1.
Druk op de [ARR CHORD]-knop links van het dis-
play om de volgende pagina op te roepen:
2.
Kies met de functieknoppen [F1]~[F4] het beno-
digde akkoordherkenningsgebied:
Left
Right
Whole
3.
Om terug te keren naar de Master-pagina drukt u nogmaals op [ARR CHORD] of op [F5] (Exit). Doe dit nu echter nog niet omdat we de Arranger Chord­pagina nog voor iets ander nodig hebben:
Arranger Chord-mode kiezen
Een andere belangrijke factor is de keuze hoe u de nootinformatie naar de Arranger wilt sturen, zodat de Music Style in de juiste toonaard wordt weergegeven. U kunt kiezen uit drie modes:
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de beno­digde “Arr Chord” instelling:
Standard: Dit is de “normale” akkoordherkenning. In de Standard-mode neemt de melodische begeleiding exact over wat u speelt in het akkoordherkenningsge­bied. Is dat een akkoord, dan speelt de begeleiding dat akkoord. Speelt u daarentegen slechts één noot, dan speelt ook de begeleiding slechts die noot omdat ervan wordt uitgegaan dat u bewust de terts en kwint van het “akkoord” wegliet.
Om de Music Style een majeur-, mineur- of septiem­akkoord te laten spelen hoeft u trouwens slechts drie noten te spelen. Voor andere, meer complexe, akkoor­den moet u vier toetsen indrukken.
Piano Stl: Piano Stl betekent dat u op de EM-2000 speelt zoals op een piano. In deze mode verdient het aanbeveling om enkel de Upper1-Part te activeren (Whole Right-mode), zodat u één klank over het hele klavier kunt aanspreken.
De Piano Style mode werkt als volgt: de Arranger ont­cijfert ieder akkoord dat u speelt, waar u het ook speelt. Om de Arranger van akkoord te doen verande­ren moet u minstens een drieklank spelen (dus de drie noten waaruit een akkoord is opgebouwd). U mag natuurlijk ook meer dan drie akkoordnoten spelen, maar denk eraan dat twee niet volstaan. Wilt u de Arranger als een volleerd pianist aansturen, kies dan Whole (zie hierboven).
Intellig: Kies Intellig als u wilt dat de Arranger de ont­brekende noten aanvult bij de akkoorden die u speelt. Op blz. 118 in het Referentieboek vindt u een overzicht van “intelligente” akkoorden, waar ook wordt vermeld hoe u ze moet spelen. De EM-2000 kan zowat ieder denkbaar akkoord aan. Bovendien hebt u slechts drie vingers nodig (twee voor mineur- en septiemakkoor­den, één voor majeurakkoorden) om ze te spelen! Deze mode zal u dan waarschijnlijk ook het meest gebruiken.
Opgelet: De keuze, die u hier maakt, heeft ook gevolgen voor de “Arpeg”- en “Chord”-opties van de D Beam Controller. Zie “Arpeg 1/2/3 Octv” op blz. 33 in het Referentieboek.
42
Off
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Arr(anger) Hold
5.
Schakel de Arr Hold-functie met de [BASS/BANK]­regelaar in of uit. Als u “On” kiest, blijft de Arranger ook spelen als u geen toetsen in het akkoordherken­ningsgebied indrukt.
Speelt u een nieuw akkoord, dan verandert de begelei­ding mee. Als de Hold-functie niet actief is, stopt de melodische begeleiding zodra u de noten, waarmee u de Arranger aanstuurt, loslaat. Deze functie kunt u ook met de PAD-knoppen in- en uitschakelen (zie blz. 32 in het Referentieboek).
Dynamic Arranger
6.
Schakel de Dynamic Arr-parameter met de [UPPER/VARIATION]-regelaar in (On) of uit (Off).
Kies “On” als u het volume van de Arranger-Parts via de aanslag wilt beïnvloeden (aanslaggevoeligheid van deze Parts).
7.
Druk op [ARR CHORD] of op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Opgelet: Deze functie kunt u ook tijdens het spelen in- en uitschakelen. Wijs ze toe aan een PAD-knop (zie blz. 35) of een optionele voetschakelaar (zie blz. 36).
Via de Dynamic Arranger-parameter op de Param\Cntrl-pagina kunt u de aanslaggevoeligheid van de Arranger-Parts instellen. Het is zelfs zo dat Dynamic Arranger enkel zin heeft wanneer u deze parameters instelt.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F3] (Cntrl).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de tweede Para­meter Control-pagina.
akkoordherkenningsgebied harder aanslaat, terwijl negatieve waarden zorgen dat het volume van de betreffende Part vermindert naarmate u zachter aan­slaat.
Tip: Een interessante toepassing is om voor twee bege­leidingspartijen tegenovergestelde extreme positieve/ negatieve waarden te kiezen (dus Value 127 en -127). Op die manier kunt u deze Parts afwisselen door uw aanslag te variëren. Eén Part wordt dan hoorbaar wan­neer u zacht aanslaat, de andere wanneer u hard aan­slaat.
Natuurlijk kunt u ook met subtielere instellingen (bv. 20 en –20 voor een paar) mooie dingen doen. Parts waarvan u het volume niet via uw aanslag wilt bepalen geeft u de Value 0.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Bass Inversion
Druk op de [BASS INVERSION]-knop (indicator licht op) om de manier te kiezen waarop de Arranger de akkoorden die u speelt ontcijfert.
Als de indicator niet oplicht speelt de A.Bass-Part de grondnoot van de akkoorden waarmee u de Arranger aanstuurt. De ligging van de akkoorden van de Accompaniment 1~6 Parts wordt hierbij steeds uit het vaarwater van de baslijn gehouden, zodat er geen intervallen van een halve toon ontstaan.
Door Bass Inversion in te schakelen krijgt u meer artistieke vrijheid, omdat u zelf de noot bepaalt die de A.Bass-Part speelt. Bass Inversion kunt u dan ook best inschakelen voor nummer waarbij de baslijn belang­rijker is dan de akkoorden (bv. C – C/B – C/B, enz.).
Drumbegeleiding tijdens het spelen ver­anderen
4.
Gebruik de [DRUMS/PART]-regelaar om de Arran­ger-Part te kiezen wiens aanslaggevoeligheid u wilt instellen (ADR, ABS, ACC1~ACC6).
5.
Stel de Value-parameter met de [ACCOMP/ GROUP]-regelaar in.
U kunt positieve en negatieve waarden instellen. Posi­tieve waarden betekenen dat het volume van de betref­fende Part toeneemt wanneer u de toetsen in het
De EM-2000 biedt de mogelijkheid de drumbegelei­ding te variëren. Met DRUM VARIATION ▲ ▼ kunt u bepaalde drum- en percussie-instrumenten toevoe­gen of weglaten. Welke instrumenten precies worden toegevoegd of weggelaten, ligt reeds vast – daar kunt u zelf verder niets meer aan veranderen.
43
Spelen met begeleiding – Arranger
Door Drum Variation 4 te kiezen roept u alle drum­en percussie-partijen van de geselecteerde Style op. Als u Drum Variation 3 kiest, zal u merken dat één of twee percussie-instrumenten (bijvoorbeeld de conga’s) ver­dwijnen. Kies Drum Variation 1 als u de eenvoudigste drumbegeleiding van de Style wilt horen, of 2 als u een iets drukkere drumpartij verkiest.
5.4 Andere handige Style­functies
One Touch
One Touch is een functie die u waarschijnlijk vaak gebruikt, ze automatiseert namelijk een groot aantal taken:
Druk op [ONE TOUCH] om de One Touch-functie te activeren. In het display verschijnt nu een pijltje (√) naast de Style-naam (bv. A11 HardRock). Als u bij ingeschakeld One Touch-functie een ander Style kiest, worden de volgende dingen automatisch ingesteld:
• Arr Chord STANDARD en HOLD
• Voorgeprogrammeerde Style-tempo
• [SYNCHRO] START (licht op)
• Keuze van een Tone voor Upper1 en Upper2 die goed bij de gekozen Style passen.
• Keyboard Mode [SPLIT]
• Geschikte Reverb-, Chorus- en Delay-instellingen voor Upper1 en Upper2. (De EFX-instellingen houden verband met de voor Upper1 gekozen Tone; zie ook blz. 23 in het Referentieboek). One Touch komt bijzonder goed van pas in die onver­mijdelijke gevallen waarbij iemand een verzoeknum­mer aanvraagt en u weet dat er tussen uw User Programs niets zit dat voor dat nummer geschikt is. Voor uw eigen “repertoire” kunt u beter beroep doen op User Programs (zie blz. 49).
Opgelet: Zodra u een User Program kiest, wordt de One Touch-functie uitgeschakeld.
Break Mute
Break Mute is een erg leuke functie voor rock’n’roll songs en ballads. Druk op [BREAK MUTE] en het Arrangement houdt op gedurende de rest van de hui­dige maat. Als u de knop op de laatste tel van een maat indrukt, stopt de begeleiding tijdens de volledige vol­gende maat. Meestal speelt u over zo’n “lege” (tacet) maat het vervolg van de melodie of solo. Met Break Mute kunt u bijvoorbeeld perfect de breaks in “Great Balls Of Fire” uitvoeren.
Om de Breaks op het juiste moment te plaatsen moet u wel op de timing letten.
Opgelet: De Break Mute-functie werkt ook voor 3/4 en 2/4 maten. Ook hier kunt u op de laatste tel van een maat op [BREAK MUTE] drukken om de begeleiding gedurende de volgende maat uit te schakelen.
Opgelet: Break Mute kunt u niet combineren met de Half Bar-functie; “halve Breaks” zijn dus niet mogelijk. Hebt u toch zo’n halve Break nodig, gebruik dan de Reset-functie (zie blz. 45).
Melody Intelligence
De Arranger van de EM-2000 verzorgt niet enkel de akkoorden van een begeleiding, maar kan ook een tweede stem spelen op basis van de akkoorden die u in het akkoordherkenningsgebied (zie blz. 42) speelt. Deze tweede stem wordt door de MI-Part gespeeld (die soms ook M.INT heet) en bij de Upper1-Part gevoegd. U activeert de tweede stem door op [MELODY INTELLIGENCE] te drukken (indicator licht op). De MI-Part is dan actief. U kunt gelijk welke Tone aan de MI-Part toewijzen.
Bovendien kunt u het harmonietype (er zijn er 18) kiezen, en wel als volgt:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F3] (Cntrl) om het Control-niveau
(Cntrl) van de Parameter-mode te kiezen.
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de tweede Con-
trol-pagina:
44
4.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar het
benodigde harmonie-Type. De mogelijkheden zijn:
Tijdens de keuze van een harmonietype wijst de EM-2000 automatisch een passende klank toe aan de MI-Part (en soms ook aan de Upper1-Part). Voorbeel­den hiervan: een trompetklank voor Big Band enz. Deze automatische instelling kunt u echter veranderen (zie blz. 31) en opslaan in een User Program.
Opgelet: Voor “Traditional”, “Latin”, “CntryBallad”, “OctaveType1” en “OctaveType2” wordt enkel de Upper1­Part gebruikt. Alle andere Melody Intelligence-types doen echter beroep op zowel de Upper1- als de MI-Part.
Fade In/Out
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Reset
Als u regelmatig optreedt, weet u wel hoe dat gaat: er komt steevast iemand uit het publiek die kost wat kost zijn favoriete nummer wilt zingen, en daarbij op u rekent voor de begeleiding. Vaak is het een behoorlijke uitdaging om dergelijke mensen te begeleiden omdat de meeste amateurzangers worstelen met één pro­bleem: timing.
Vandaar dat de EM-2000 ook een Reset-functie biedt. Druk, tijdens de Arranger-weergave op de [RESET/ TAP TEMPO]-knop als u de zanger(es) definitief kwijt bent – of vice versa. De weergave van de gekozen Style begint dan meteen weer op de eerste tel.
Opgelet: De Reset-functie is alleen tijdens de Arranger­weergave beschikbaar. In andere gevallen dient hij voor het intikken van het tempo (Tap Tempo, zie ook blz. 46).
Fade In is een functie die u van tijd tot tijd wel eens gaat willen gebruiken. Fade In betekent dat het volume van de Arranger- en Realtime-Parts langzaam toeneemt. Het lijkt dan alsof u al een hele tijd aan het spelen was, maar nu pas hoorbaar wordt. Om een Fade In te maken drukt u op de [FADE]-knop tot de IN-indicator begint te knipperen. Laat de knop dan weer los. Het volume wordt nu automatisch op nul gezet en geleidelijk aan verhoogd tot de waarde die u met de [VOLUME]-regelaar hebt ingesteld. Zodra de Fade In is voltooid, dooft de IN-indicator.
We hoeven u natuurlijk niet te vertellen dat er in de popmuziek vaak gebruik wordt gemaakt van Fade Out’s. Ook dat kunt u met de EM-2000 programme­ren. Druk één keer op [FADE] (houd de knop vooral niet ingedrukt) om de Fade Out te starten. Het volume wordt nu geleidelijk aan zachter tot u niets meer hoort (en de indicator blijft branden).
Om na een Fade Out weer het ingestelde volume te kiezen, drukt u nogmaals op [FADE]. Aan het einde van een Fade Out houdt de weergave van de Style automatisch op.
45
Spelen met begeleiding – Arranger
5.5 Style-tempo
Tempo-wiel en -indicators
• Met Auto en Lock bepaalt u wat er gebeurt wanneer u tijdens de Style-weergave een andere Style kiest. Zie “Auto Tempo en Tempo Lock”.
Elke Music Style bevat een tempowaarde, die u echter met het [TEMPO]-wiel naar wens kunt aanpassen. Die tempowaarde wordt opgeslagen als onderdeel van een User Program.
De TEMPO-indicators knipperen in de maat van het tempo. De eerste indicator licht rood op om aan te duiden dat het om de eerste tel van een nieuwe maat
Tap Tempo
Tap Tempo is de meest muzikale manier waarop u het weergavetempo kunt specifiëren: stop de Arranger­weergave door op [START/STOP]-knop te drukken en druk op de [RESET/TAP TEMPO]-knop zoals een drummer zijn stokken tegen elkaar zou slaan.
gaat. Bij maatsoorten met meer dan vier tellen (zoals 6/8 enz.) knippert de vierde indicator meermaals om de “ontbrekende” tellen aan te vullen.
• Het voorgeprogrammeerde tempo wordt, telkens als u de Style selecteert, opnieuw opgeroepen, tenzij u de Style via een User Program selecteert.
Na de tweede druk beeldt het tempovenster al een nieuwe tempowaarde af. In de regel drukt u echter best vier keer op deze knop (4/4-maat), drie keer voor een 3/4-maat enz.
Auto Tempo en Tempo Lock
Met de [AUTO/LOCK]-knop links van het [TEMPO]-wiel kunt u bepalen hoe het tempo moet veranderen wanneer u een andere Music Style kiest:
AUTO­indicator
LOCK­indicator
Als de Arranger niets weergeeft wanneer u een andere Style kiest
De Arranger laadt het Preset tempo van de nieuwe Style.
Het Preset-tempo van de nieuwe Style wordt niet geladen maar de Style wordt weergegeven aan het tempo dat in het tempovenster verschijnt.
Het Preset-tempo van de Style wordt geladen.
Als er een Style wordt weerge­geven wanneer u een Style kiest
De nieuwe Style wordt weergegeven aan het tempo van de vorige Style.
Het Preset-tempo van de Style wordt geladen, waardoor het weergave­tempo verandert.
Meestal kiest u waarschijnlijk de Auto-mode, wat echter niet wilt zeggen dat de andere opties niet van pas kunnen komen. Zo stelt de AUTO/LOCK-optie u bijvoorbeeld in staat om medleys te spelen met het juiste Style-tempo.
Tempo Rit en Tempo Acc
De Tempo [RIT] (ritardando) knop werkt ongeveer op dezelfde manier als de Fill In [RIT]-knop, met dit verschil dat hij op de weergave van de volledige Style werkt, terwijl Fill-In [RIT] enkel voor Fills geldt. Druk op [RIT] om het weergave­tempo geleidelijk te vertragen (de indicator knippert). Zodra de ritardando is voltooid dooft de RIT-indicator. Afhanke­lijk van wat u deed voordat u op de [RIT]-knop drukte gebeuren er verschillende dingen, zoals de onderstaande tabel laat zien. Om weer de vorige tempowaarde te kiezen drukt u tegelijk op [RIT] en [ACC] (accelerando).
Handeling vóór u op [RIT] drukt Tempo
U drukte niet op [ACC].
Het tempo vertraagt volgens een van tevoren ingestelde waarde. Bv.: als het Style tempo nu = 120 is, vertraagt het tot = 96.
U drukte op [ACC] en wachtte tot de indicator doofde.
Het tempo wordt opnieuw op de originele waarde ingesteld ( = 120 in het voorbeeld hierboven).
Opgelet: U kunt ook de snelheid van de ritardando (or Rit) en accelerando (Acc) instellen.
46
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Tempo [ACC] doet het tegenovergestelde: het Style-tempo volgens een in te stellen waarde (zie verderop) opvoeren. Ook hier zijn er weer twee mogelijkheden, afhankelijk van wat u deed vóór u op [ACC] drukte:
Handeling vóór u op [ACC] drukt Tempo
U hebt niet op [RIT] gedrukt.
Het tempo versnelt volgens een van tevoren ingestelde waarde. Bijvoorbeeld: als het Style tempo nu = 120 is, versnelt het tot = 140.
U drukte op [RIT] en wachtte tot de indicator doofde.
Het tempo wordt opnieuw op de originele waarde ingesteld ( = 120 in het voorbeeld hierboven).
Rit/Acc-waarde: Tempo Change
De Tempo Change-waarden die u hier instelt gelden zowel voor ritardando’s (Rit) als accelerando’s (Acc).
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om
naar de Parameter-mode te gaan.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de tweede Glo-
bal-pagina.
4.
Stel met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de mate in waarin het tempo moet veranderen. Hoe groter de %-waarde, hoe duidelijker de tempoverandering.
5.
Stel met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de snel-
heid van de tempoverandering in.
Om een orkest na te bootsen dat langzaam vertraagt kiest u best hogere CPT-waarden.
CPT is de afkorting van Clock Pulse Time. Deze waarde staat voor de resolutie van een kwartnoot, d.w.z. het aantal “eenheden” (klokposities) tussen één kwartnoot en de volgende. De resolutie van uw EM-2000 is = 120CPT, de tweede kwartnoot bevindt zich dus op 120 Clocks (klokposities) van de eerste.
Wilt u bijvoorbeeld de complete tempoverandering over vier tellen (dus één 4/4 maat) laten plaatsvinden, dan moet u de waarde 4 (tellen) x 120 (Clocks) = 480CPT (fabriekswaarde) invoeren. De volgende maat wordt dan aan het nieuwe tempo weergegeven (sneller als u op [ACC] drukt, of trager als u op [RIT] drukt).
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
5.6 Andere Tones voor de Arranger-Parts
U kunt andere Tones kiezen voor de Arranger Parts van de momenteel geselecteerde Music Style. Alleen al een andere Drum Set kiezen voor de A. Drums-Part is soms genoeg om de Music Style anders te laten klin­ken. Een akoestische piano vervangen door een elek­trische is een ander voorbeeld van hoe u een ROM Music Style naar uw smaak kunt aanpassen.
Tones voor de Arranger Parts kiest u op dezelfde manier als de Tones voor de Realtime-Parts, met één verschil: de Arranger-Parts kunt u niet oproepen met de Part Select-knoppen onder het display. U moet de gewenste Part kiezen met de [DRUMS/PART] draai­knop in de Tone mode.
Zie “Regelaars gebruiken om Tones te kiezen” op blz. 31 voor het kiezen van Tones.
Source
U beslist of de EM-2000 onthoudt welke Tones u aan de Arranger Parts hebt toegewezen. Laat u de Source­parameter onveranderd, dan zal u merken dat de Music Style uiteindelijk weer de originele Preset Tones kiest.
Met die Source-schakelaars kunt u echter ook zorgen dat uw eigen Tone-keuze steeds voorrang krijgt op de voorgeprogrammeerde Tones.
USR: De gekozen Tone blijft actief tot u een andere Tone of een ander User Program kiest.
ARR: De Tone die u zelf voor de Arranger-Parts had gekozen wordt vervangen door de Tone-keuze die in de Music Styles zit verwerkt.
Opgelet: De Source-instellingen gelden enkel voor “interne” commando’s. Programmakeuze-commando’s die via MIDI IN worden ontvangen worden altijd uitgevoerd, welke Source-instelling u ook kiest.
De Source-parameter kunt u als volgt instellen:
1.
2.
3.
wiens Source-schakelaar u wilt instellen.
De naam van de gekozen Part wordt door een pijl aan­geduid (hierboven is dat “ADR”).
Druk op [TONE] om de Tone-mode te kiezen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F1] (Arrng).
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de Part
47
Spelen met begeleiding – Arranger
Opgelet: Als u twijfelt waar de PART-afkortingen precies voor staan, zie dan “Arranger-Parts” op blz. 39.
4.
Gebruik de Part Select [UPPER1]-knop om de
Source-schakelaar op Usr of Arr te zetten.
Als u wilt, kunt u de gekozen Arranger-Part ook uit­schakelen door op [M.BASS] te drukken. De naam van een uitgeschakelde Part wordt in kleine letters afgebeeld (bijvoorbeeld “ac2”).
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Opgelet: De gekozen Style en Tone (en nog een aantal andere instellingen) kunt u opslaan als onderdeel van een Performance Memory.
Opgelet: Onder “Uw instellingen of die van de Music Styles?” op blz. 78 vindt u nog andere Source-schakelaars.
5.7 Bijkomende informatie voor de Music Style-keuze
De interne Music Styles van de EM-2000 zijn verdeeld over twee groepen: A en B. Elke groep bevat 8 banken met telkens acht Styles.
Groep C bevat twee banken met telkens acht Custom Style-geheugens (C11~C28). Dit zijn Flash ROM­geheugens (ROM-geheugens die u kunt overschrijven) die ook Music Style-data bevatten.
De overige banken van groep C (C31~C88) en alle banken van groep D (D11~87) zijn geheugens die enkel verwijzingen naar Music Styles op een floppy, Zip-, harde schijf enz. bevatten. Een computerspecia­list zou deze geheugens “verkorte keuzetoetsen” (of “macro’s”) noemen: ze dienen namelijk voor het uit­voeren van meerdere handelingen die u anders stap voor stap zou moeten doorlopen. Kort en goed: de Disk Link-geheugens zijn nog handiger dan de Data­base-functie op blz. 23.
nieuw programmeert, bevinden zich de betreffende data in dit geheugen. De inhoud van dit geheugen wordt gewist zodra u de EM-2000 uitschakelt.
Op blz. 19 komt u te weten hoe u Custom Music Style moet selecteren.
Custom: 16 Music Styles (2 x 8) in het Flash ROM-geheugen
Disk Link: 111 verwijzingen naar Music Styles op floppy, Zip enz. 13 banken x 8 geheugens (C31~D78) + 1 bank x 7 geheugens (D81~D87) D88 is het Style RAM-geheugen van de EM-2000.
Het D88-geheugen (groep D, bank 8, nummer 8) is het enige RAM-geheugen voor Music Styles. Telkens als u een Music Style kiest (intern, Custom of Disk Link), worden de bijbehorende data naar dit geheugen gekopieerd. Als u een bestaande Style edit of een
48
EM-2000 – Gebruikershandleiding
6. Opslaan/laden van registraties – User Programs
De EM-2000 beschikt over 192 User Programs waarin u zowat alle instellingen, die u op het frontpaneel maakt, kunt opslaan. Deze User Programs zijn compatibel met de Performance Memories van de G-1000, en wel in die zin dat u ook Performance Memories van instrumenten van de G-serie kunt laden. Alle parameters die op de EM-2000 ontbreken worden genegeerd, terwijl parameters die op de EM-2000 veranderd zijn op een zinvolle manier worden aangepast. Voordat we de User Programs van de EM-2000 van dichterbij gaan bekijken moeten we echter nog één opmerking kwijt: alle instellingen die verband houden met MIDI moet u opslaan in een MIDI Set (zie blz. 102).
MIDI-instellingen kunt u niet opslaan in een User Program. Hier is een eenvoudige reden voor: u hebt waarschijnlijk veel meer geheugen nodig voor User Program-instellingen dan voor MIDI-instellingen. Bovendien zouden de User Pro­grams trager laden als ze nog MIDI-data aan boord hadden.
Uw EM-2000 onthoudt ook de naam van de Music Style die u in een bepaalde situatie gebruikt. Laadt u nu een User Program dat naar een naam (Style) vraagt die niet beschikbaar is, dan meldt het display het vol­gende:
Stop de disk in de drive en druk op Part Select [M.DRUMS] om het nog eens te proberen. Als u zeker weet dat u die datadrager niet bij hebt, druk dan op Part Select [UPPER2]. In dat geval gebruikt de EM-2000 verder de laatst gekozen Style.
Als de benodigde datadrager niet toegankelijk is, stelt de EM-2000 een alternatief voor:
Hier kunt u op Part Select [M.DRUMS] drukken om de voorgestelde drive te activeren. Als u zeker weet dat die drive de benodigde Style niet bevat, drukt u op Part Select [UPPER2].
Een vergelijkbaar systeem wordt nu ook voor Songs toegepast. Een User Program kan namelijk ook een verwijzing naar een bepaalde Song bevatten, zodat u na het kiezen van dit geheugen enkel nog op Recorder [PLAY ®/STOP ] hoeft te drukken om de weergave te starten. De mogelijke foutmeldingen in dit verband zijn:
Hierboven hebben we al uitgelegd wat u in zo’n geval moet doen. Als de benodigde drive niet toegankelijk is, ziet het display er als volgt uit:
Druk op Part Select [UPPER2] (Exit) en kies een ander User Program of laad de Style of Song zelf.
49
Opslaan/laden van registraties – User Programs
6.1 Instellingen opslaan in een User Program
U kunt uw instellingen best regelmatig opslaan, zelfs als u ze daarna nog verder wilt editen. Op die manier kunt u steeds teruggaan naar de versie die u op een bepaald moment had, als de nieuwe wijzigingen niet het verwachte resultaat opleveren. U zou de User Pro­grams dus als tijdelijke buffergeheugens kunnen gebruiken die u regelmatig “up to date” brengt en waarnaar u steeds kunt teruggaan als de laatst aange­brachte wijzigingen u niet bevallen.
Sla uw instellingen op nadat u…
• …Tones hebt gekozen voor de Realtime-Parts.
• …een Style of de eerste divisie hebt gekozen en nadat u het tempo hebt ingesteld.
• …andere Tones aan de Arranger-Parts hebt toegewe­zen.
• …de volumebalans en de effectinstellingen hebt gewij­zigd.
• …schakelaar-instellingen hebt gewijzigd (zie blz. 78). Kort en goed: u kunt de instellingen best telkens opslaan als u denkt dat ze goed zitten. Vind u de daarna gemaakte instellingen maar niks, dan hebt u nog steeds de vorige versie om op terug te vallen.
Als u de Memory Protect-functie later weer wilt inschakelen, kunt u deze display-pagina weer oproe­pen.
User Program-naam
We moeten nog één ding doen voordat we het User Program opslaan, en dat is er een naam aan geven. U hoeft dit enkel te doen wanneer u een User Program voor de eerste keer opslaat en u kunt de naam ook nog programmeren nadat u het User Program hebt opge- slagen. We raden u echter aan het nu te doen. Zo ver­mijdt u verwarring en extra werk achteraf.
Kies een naam die enigszins representatief is voor de inhoud van het geheugen. De meest expliciete naam die u kunt geven is de naam van het nummer waar­voor u deze instellingen wilt gebruiken.
Zo geeft u een naam aan uw User Program:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F4] (Name) en kies met de [PAGE] ▲▼
knoppen de “SINGL” pagina.
Geheugenbeveiliging (Memory Protect)
De EM-2000 is uitgerust met een geheugenbeveiliging die automatisch samen met het instrument wordt ingeschakeld. Memory Protect doet wat u ervan zou verwachten: de functie zorgt dat u uw User Programs en MIDI Sets niet zomaar kunt wissen.
Vóór het opslaan van een User Program krijgt u de kans om de geheugenbeveiliging uit te schakelen (zie verderop).
U kunt Memory Protect nog op een andere manier uitschakelen, die u misschien wilt gebruiken vlak nadat u uw EM-2000 hebt ingeschakeld:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om het Global-niveau te kie-
zen.
3.
Druk op [PAGE] ▲▼om de eerste Global-pagina te
kiezen:
4.
Open met de [DRUMS/PART]-regelaar het “slot”
op het geheugen van de EM-2000.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
3.
Zie blz. 25 voor het programmeren van namen.
4.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Opgelet: Vergeet niet uw instellingen (samen met de naam) in een User Program op te slaan nadat u er een naam aan hebt gegeven.
Instellingen opslaan
De EM-2000 biedt 192 User Programs. Daar kunt u zo goed als alle instellingen van de EM-2000 opslaan (en er zijn er nog veel meer dan we tot nu toe de revue hebben laten passeren).
1.
Druk op de [WRITE]-knop onder het display en
houd hem ingedrukt.
De [SELECT]-knop in de TONE/USER PROGRAM­sectie wordt automatisch op USER PROGRAM inge­steld (omdat u enkel User programs- en MIDI Set­instellingen kunt opslaan), dus hoeft u hier niet op [SELECT] te drukken.
50
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Misschien vraagt u zich af waarom u [WRITE] inge­drukt moet houden. Dat hebben we gedaan om te voorkomen dat u abusievelijk een bestaand User Pro­gram kunt overschrijven.
2.
Druk op een Tone/User Program [GROUP]-knop om een groep te kiezen (A, B of C, de andere groepen kunt u hier niet kiezen).
3.
Druk op een cijferknop (1~8) om het banknummer in te brengen.
4.
Druk nog een keer op een cijferknop om een geheu­gen binnen de net geselecteerde bank te kiezen.
Het display bevestigt nu even dat de instellingen wel degelijk in het gekozen geheugen opgeslagen zijn:
Als u de geheugenbeveiliging niet wilt uitschakelen, moet u op Part Select [M.DRUMS] drukken. In dat geval worden de instellingen echter niet in een User Program opgeslagen (en dus gewist zodra u een ander User Program kiest of de EM-2000 uitschakelt).
U kunt meerdere User Programs voor één nummer aanmaken. Het kiezen van een User Program gaat namelijk beduidend sneller dan het bladeren door de menupagina’s van de EM-2000 om instellingen te wij­zigen, enz. U kunt beter één User Program voor het eerste deel, eentje voor de brug, en eentje voor het einde maken. Op die manier kunt u bijvoorbeeld wat afwisseling brengen in de effectinstellingen van de Realtime- en/of Arranger-Parts.
6.2 User Programs kiezen
1.
Druk op de TONE/USER PROGRAM [SELECT]-
knop tot de USER PROGRAM-indicator oplicht.
2.
Druk op een [GROUP]-knop om een User Pro­gram-groep te kiezen. Ook hier kunt u enkel groep A~C kiezen (de overige groepen zijn enkel beschik­baar voor de Tone-keuze).
5.
Laat de [WRITE]-knop weer los.
Als de geheugens van de EM-2000 beveiligd zijn, krijgt u nu de volgend melding te zien:
6.
Druk op Part Select [UPPER1] (Yes) om deze bevei-
liging uit te schakelen.
(Hier hebben we groep A gekozen.)
3.
Druk op een cijferknop (1~8) om het banknummer in te brengen.
Opgelet: Dit kunt u al een aantal maten of tellen vóór de plaats doen waar deze wijziging moet worden uitgevoerd. Pas als u het User Program-nummer ingeeft kiest de EM-2000 namelijk de bijbehorende instellingen.
51
Opslaan/laden van registraties – User Programs
4.
Druk op een cijferknop om een User Program-
geheugen te kiezen.
De bij dit geheugen behorende instellingen worden nu geladen.
Opgelet: U hoeft niet telkens alle User Program-instellingen te laden. Zie “Selectief laden van User Program-instellingen (User Program Hold)” op blz. 53 voor verdere inlichtingen hieromtrent.
00 FreePanl kiezen
Het verdient aanbeveling om, vóór het starten van de Recorder-weergave User Program 00 FreePanl te kie- zen. Dit geheugen bevat namelijk de standaardinstel­lingen van de EM-2000. U herinnert zich misschien dat we dit geheugen ook hebben geladen voordat we de demosongs beluisterden.
Ook de 00 Free Panl-instellingen kunt u wijzigen en op gelijk welk moment kiezen. De inhoud van dit ROM-geheugen wordt na uitschakelen van de EM-2000 echter weer geïnitialiseerd.
1.
Druk tegelijk op User Program [ DOWN] en
[UP ®] om de 00 FreePanl-instellingen te kiezen.
Opgelet: Deze User Program kunt u enkel lezen – u kunt er geen data in opslaan.
Resume
Met de Resume-functie laadt u opnieuw de 00 FreePanl-instellingen en wist u dus alle instellingen die u zelf hebt gemaakt sinds u de EM-2000 inschakelde. De Resume-functie laat echter toe om te kiezen welke instellingen van User Program 00 precies moeten wor­den geladen:
Tone: Enkel de Tone-keuze en de Source-instellingen (Arranger-Parts) van User Program 00 worden gela­den. Zie “Source” op blz. 47.
Mixer: Enkel de Mixer-instellingen van User Program 00 worden geladen. (Zie blz. 72 en 73.)
Param: Enkel de instellingen van de Parameter-mode worden geladen. (Alle instellingen die u kunt maken nadat u, op de Master-pagina, op [F2] gedrukt hebt.)
All: Alle instellingen van User Program 00 worden geladen.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om het Global-niveau te kie-
zen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de eerste Global-pagina:
4.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
instellingen die u wilt laden (zie hierboven).
5.
Hebt u de gewenste instellingen gevonden, druk
dan op [M.BASS] (Execute) om ze te laden.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Opgelet: U kunt 00 FreePanl ook laden door uw EM-2000 uit en weer in te schakelen. Dit komt echter op hetzelfde neer als All selecteren.
User Programs met de [√ DOWN][UP ®] knoppen kiezen
De volgende methode bewijst vooral zijn nut wanneer u twee of meer User Programs voor één nummer hebt geprogrammeerd of als de volgorde van de User Pro­grams perfect overeenkomt met die van de nummers die u gaat spelen (dus de instellingen van het eerste stuk of het eerste deel van dat stuk zitten in geheugen A11, die van het tweede stuk of het tweede deel van dat stuk in A12 enz.). In zo’n situatie volstaat het dat u op [ DOWN] of [UP ®] drukt om snel het juiste User Program te kiezen, waarbij u zich geen zorgen meer hoeft te maken over welke TONE/USER PRO­GRAM-knoppen u moet indrukken.
[UP ®]: Hiermee kiest u het volgende User Program (bijvoorbeeld A13 als u zich op A12 bevindt).
[ DOWN]: Hiermee kiest u het vorige User Pro­gram (bijvoorbeeld A11 als u zich op A12 bevond).
Opgelet: Drukt u op [UP ®] terwijl u zich op A88 bevindt, dan kiest de EM-2000 B11. Volgens dezelfde logica kiest de EM-2000 A88 als u op [ DOWN] drukt terwijl u zich op B11 bevindt.
U kunt ook User Programs met een voetschakelaar kiezen die u op de FOOT SWITCH-jack op het achter­paneel aansluit. Zie “Usr Up” en “Usr Down” op blz. 29 in het Referentieboek voor meer details.
52
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Selectief laden van User Program-instellin­gen (User Program Hold)
De functie die we hier bespreken heeft veel weg van de Resume-functie voor User Program 00 (zie hierbo­ven). Deze functie heet User Program Hold en geldt voor de “normale” (programmeerbare) User Pro­grams.
User Program Hold stelt u in staat om een aantal instellingen van het vorige User Program te behouden wanneer u een ander User Program kiest. Op die manier kunt u bijvoorbeeld snel andere Tones toewij­zen aan de Realtime- en/of Arranger-Parts zonder dat u daarbij automatisch de Style-parameters uit het betreffende Performance-geheugen moet laden.
Laten we de mogelijkheden even van dichterbij bekij­ken. User Program Hold heeft zijn eigen knoppen op het frontpaneel, waarmee u de functie in en uit kunt schakelen.
[STYLE]/[SONG]: Druk op deze knop (indicator licht op) als u alle User Program-instellingen wilt laden behalve degene die verband houden met de Arranger (Style en Divisie) of Song (zie blz. 46 in het Referentie- boek).
[TONES]: Druk op deze knop (indicator licht op) als u alle User Program-instellingen wilt laden behalve degene die verband houden met de Tone-keuze voor de Realtime-Parts.
[KBD MODE]: Druk op deze knop (indicator licht op) als u alle User Program-instellingen wilt laden behalve degene die verband houden met Assign (Whole Left, Split, Whole Right enz.) en Arranger Chord (Standard, Piano Style, Left, Right enz.).
[TRANSPOSER]: Druk op deze knop als u alle User Program-instellingen, met uitzondering van Trans­pose (waarde en mode) en Octave Down/Up wilt laden.
Op een User Program Hold-knop drukken zonder daarna een geheugen te kiezen is zinloos en heeft dan ook geen effect. Het geselecteerde datafilter (want dat is de User Program Hold in feite) begint pas te werken zodra u een User Program kiest.
Hold moet u dus interpreteren als “houd de instellin­gen van het vorige User Program aan”. Wilt u weer alle instellingen van het nieuwe User Program laden, druk dan op de User Program Hold-knop waarvan de indi­cator nog brandt (alle indicators moeten dus doven).
6.3 Archiveren van uw User Programs
Bij wijze van “archiveren” kunt u uw User Programs als User Program Sets naar een disk wegschrijven. In dat geval worden alle 192 geheugens in één handeling weggeschreven. Ook aan dergelijke Sets kunt u een naam geven om ze achteraf snel terug te vinden. Dit doet u als volgt:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F4] (Name) en kies met de [PAGE] ▲▼
knoppen de “SET”-pagina.
3.
Zie blz. 25 voor het programmeren van namen.
4.
U zou nu op Part Select [M.DRUMS] kunnen druk­ken om uw User Program “Set” (d.w.z. alle 192 User Programs) naar een disk weg te schrijven.
Hierdoor gaat u dan naar de Save User Program Set­pagina (zie blz. 76 in het Referentieboek). Deze “sprong” is handig omdat u ook “terug kunt springen”.
5.
Druk op [F5] (Exit) om naar de Master-pagina terug te keren.
Opgelet: Op blz. 15 vindt u meer details over de Master Display-functie en de WRITE-knop (Part Select [LOWER1]).
53
Opslaan/laden van registraties – User Programs
6.4 User Program Song Recall
User Program Song Recall is een functie waarmee u voor elk User Program een verwijzing naar een Song kunt programmeren. Als u zo’n User Program laadt, wordt de betreffende Song automatisch voorbereid. De Song bevindt zich op een disk, wat dus betekent dat de betreffende disk toegankelijk (Mount) moet zijn op het moment dat u het User Program kiest.
Alles wat u dan nog hoeft te doen is op Recorder [PLAY ®/STOP ] te drukken om de weergave van de Song te starten.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om het Global-niveau te kie-
zen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de zesde Global-pagina.
4.
Druk op [M.BASS] onder het display om “On” te kiezen als de gekozen Song moet worden voorbereid telkens als u dit User Program kiest.
Druk nog een keer op deze knop om “Off” te kiezen. In dat geval ziet het display er als volgt uit:
Als de gekozen disk geen Song-data bevat, ziet het dis­play er als volgt uit:
5.
Ga naar de Disk List-pagina en gebruik List ([BASS/BANK]) om een Song te kiezen en Capture om hem toe te wijzen en terug te keren naar de User Program Song Recall-pagina. De naam van die Song wordt nu in het display afgebeeld.
Opgelet: Gebruik de [F4] (Device) functie om naar de Disk List-pagina te gaan en een andere datadrager te kiezen.
54
7. Chord Sequencer
EM-2000 – Gebruikershandleiding
De Chord Sequencer van uw EM-2000 is een bijzon­der krachtig hulpmiddel waarmee u een bepaalde reeks akkoorden kunt vastleggen en deze naar believen kunt laten herhalen, terwijl u er een melodie of solo overheen speelt. Op die manier kunt u de begeleiding voorbereiden van een Song die u met de Recorder wilt opnemen (zie blz. 57).
Een Chord Sequence is een reeks instructies die de Arranger vertellen welke akkoorden hij moet spelen. Het is dus het akkoordenschema van een nummer. Chord Sequences vertellen de Arranger bovendien waar en wanneer hij een andere Style-divisie moet kie­zen. Kort en goed: hiermee kunt u de bediening van de Arranger automatiseren.
7.1 Chord Sequence voor een heel nummer opnemen
Met de Chord Sequencer van de EM-2000 kunt u de begeleiding van een volledige Song opnemen. Van deze mogelijkheid kunt (en zou) u best gebruik maken als u een opname met de Recorder wilt voorbereiden (zie blz. 57). Dan hoeft u zich tijdens het opnemen geen zorgen te maken over het kiezen van Styles, divi­sies, enz. en kunt u zich op de melodie concentreren.
1.
Kies de Style, de divisie, en het niveau (Advanced of Basic) van de Music Style die u wilt gebruiken (zie blz. 40). (U kunt dit ook sneller doen door een User Program te kiezen, zie blz. 51.)
2.
Verander het tempo als u het voorgeprogram­meerde tempo niet wilt gebruiken.
Ga nog eens te rade bij “Auto Tempo en Tempo Lock” op blz. 46. Met deze functies kunt u zorgen dat het gekozen tempo ook mee wordt opgenomen.
3.
Activeer de [SYNC] START-functie indien u de Style-weergave op deze manier wilt starten.
4.
Druk op Chord Sequencer [REC●/STOP■] (indi- cator knippert).
5.
Speel het eerste akkoord in het akkoordherken­ningsgebied (zie blz. 42) of druk op de [START/ STOP]-knop om de weergave van de Music Style met de hand te starten. Speel nu het volledige nummer en doe daarbij alles wat u bij een normale (niet opgeno­men) uitvoering met Music Styles zou doen.
6.
Aan het einde van de Song drukt u op [START/ STOP] (Arranger-sectie).
Opgelet: U hoeft niet op [START/STOP] te drukken als u het nummer afsluit met Ending of Fade Out.
7.
Druk op de Chord Sequencer [REC●/STOP■]- knop (indicator knippert).
De weergave van de Chord Sequence kan op dezelfde manier worden gestart als een Music Style. Zie “Star­ten van een Music Style” op blz 39. U zou echter ook op de [PLAY ®/STOP ]-knop kunnen drukken.
7.2 Twee Chord Sequencer-modes
De EM-2000 heeft een functie waarmee u kunt kiezen wat u wilt opnemen met de Chord Sequencer. Voordat we daar op ingaan, moeten we u eerst het concept Note To Arranger uitleggen.
NTA (Note To Arranger)
De Arranger reageert op de noten en akkoorden die u speelt in het akkoordherkenningsgebied van het kla­vier (zie blz. 42). De noten waarmee u de Arranger het juiste akkoord doet spelen noemen we Note To Arran- ger.
De Note To Arranger-noten zijn dus de noten die de Arranger “leest” om te weten welk akkoord hij moet spelen. Zoals u weet, worden deze akkoorden door alle Arranger-Parts (behalve de drumpartij) gevolgd.
Het voordeel van het NTA (of Note To Arranger) sys­teem bestaat erin dat het geen grote belasting betekent voor de Chord Sequencer of een externe sequencer, aangezien de begeleidingspatronen zelf (en alle noten en instructies die daarbij horen) niet worden opgeno­men. Een vereiste bij het gebruik van deze functie is wel dat u exact dezelfde Style-instellingen kiest als toen u de NTA-noten opnam. Bovendien moet u de NTA-noten naar een instrument sturen dat is uitge­rust met een Intelligent Arranger.
Opgelet: De Recorder van de EM-2000 (zie blz. 57) neemt geen NTA-noten maar de Style-partijen, aangevuld met alle versieringen enz. op. Om een Standard MIDI File weer te geven die werd opgenomen met de Recorder van de EM-2000 volstaat het dus dat u een GM/GS-compatibele klankmodule gebruikt.
55
Chord Sequencer
Style Change
Dit is de functie waarmee u bepaalt wat de Chord Sequencer allemaal moet opnemen. Deze functie noe­men we Style Change (afgekort Stl Change).
In wat volgt leggen we uit wat de mogelijkheden van deze functie zijn en hoe u ze instelt:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk vervolgens op [F1] (Glbal) om naar de Glo-
bal-pagina te gaan.
3.
Druk zo vaak op [PAGE] tot de volgende pagina
in het display verschijnt:
4.
Schakel de functie met de [UPPER/VARIATION]-
regelaar in (On) of uit (Off).
On: All handelingen, die verband houden met de Arranger, worden opgenomen. Hierbij horen:
• Style-keuze
• Division-keuze (d.w.z. wanneer u op [ENDING], [TYPE] enz. drukt)
• Tempowaarde (evenals AUTO en LOCK) en -veran­deringen
• Weergavevolume van de ACC-Parts (dat via de Dynamic Arranger-functie wordt bepaald).
• Alle User Program-instellingen i.v.m. de Arranger.
• NTA-noten.
Off: De Chord Sequencer neemt enkel de NTA-noten op. Bij de weergave van de Chord Sequence kunt u dus probleemloos een andere Music Style kiezen.
In de meeste gevallen laat u deze parameter waar­schijnlijk op On staan, zodat alle Arranger-informatie wordt opgenomen door de Chord Sequencer. On is de standaardinstelling voor deze functie. Wilt u enkel de NTA-informatie opnemen, kies dan Off.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Tip: Als u de Chord Sequencer gebruikt als voorberei­ding van de begeleiding voor uw eigenlijke opname, hoeft u zich bij die opname enkel nog op de melodie te concentreren.
7.3 Realtime-opname
Hiermee bedoelen we dat de Arranger reeds loopt wanneer u uw Chord Sequence begint op te nemen. Om dit te kunnen doen moet u wel Stl Change op Off instellen.
1.
Start de weergave van de Arranger (zie blz. 39).
2.
Druk één of twee tellen vóór de plaats waar de
opname moet beginnen op [REC●/STOP■].
De indicator van de [REC●/STOP■]-knop begint te knipperen en licht vanaf de eerste tel van de volgende maat op om aan te geven dat de Chord Sequencer aan het opnemen is.
3.
Zodra u alle akkoorden hebt gespeeld, drukt u op
Chord Sequencer [PLAY ®/STOP ].
Op de eerste tel van de volgende maat keert de Chord Sequencer terug naar het begin van de akkoordenreeks die u zonet hebt gespeeld en herhaalt deze akkoorden in een lus tot u op de [PLAY ®/STOP ]-knop drukt.
Opgelet: Als u met de Chord Sequencer in Realtime wilt opnemen en de akkoordenreeks in een lus wilt weergeven, moet de Stl Change-functie op Off staan.
Wilt u de Chord Sequence die u net hebt opgenomen niet meteen weergeven, druk dan op de Chord Sequencer [PLAY ®/STOP ]-knop.
Opgelet: De laatste Chord Sequence die u opneemt, voordat u de EM-2000 uitschakelt, blijft in het geheugen bewaard tot u een andere Chord Sequence opneemt.
Tip: U kunt Chord Sequences wegschrijven naar en
laden van disk. Dit doet u best voordat u een andere Chord Sequence opneemt. Alleen dan kunt u de Sequence in het geheugen later nog eens gebruiken.
7.4 Chord Sequence weergeven
Om een Chord Sequence weer te geven moet u op de Chord Sequencer [PLAY ®/STOP ]-knop drukken (indicator licht op) en de Music Style op één van de manieren starten die we reeds hebben besproken (zie blz. 39).
Druk op Chord Sequencer [PLAY ®/STOP ] om de weergave van de Chord Sequence te stoppen. Houd er wel rekening mee dat u hiermee niet de Arranger stopt. Hoe u dát doet kunt u nalezen op blz. 39.
56
8. Recorder (GM/GS-mode)
EM-2000 – Gebruikershandleiding
De Recorder van uw EM-2000 is een Standard MIDI File Player/Recorder.
Bovendien beschikt u nog over de Chord Sequencer, waarmee u de begeleiding zodanig kunt voorbereiden dat u zich op de solopartijen kunt concentreren zon­der u het hoofd te moeten breken over het indrukken van knoppen en het kiezen van Styles. Zie “Chord Sequencer” op blz. 55.
De Recorder van de EM-2000 leest GM/GS compati­bele Standard MIDI files en "i"® files. "i"® is Roland’s eigen Song-formaat met een spoorindeling voor edu­catieve doeleinden.
Opgelet: In dit deel gebruiken we de woorden “Song” en “Standard MIDI File”, zodat u zich misschien afvraagt wat het verschil tussen die twee is. Er is geen verschil. Alle weer­gavefuncties die hieronder de revue passeren kunt u dus ook toepassen op Standard MIDI Files.
8.1 Song opnemen
Formateren van een disk
Voordat u met de Recorder begint te werken, is het verstandig een diskette of Zip-schijf voor te bereiden. Als u liever met een diskette werkt, kies dan vooral een hoogwaardige 2HD-diskette.
Als de diskette (floppy) die u wilt gebruiken al voor een IBM PC is geformateerd, hoeft u dat niet meer te doen, hoewel de EM-2000 sneller werkt met datadra­gers die hij zelf geformateerd heeft. Dit laatste doet u als volgt:
1.
Steek de diskette in de disk drive. Gaat het om een ongeformateerde floppy of om een floppy die voor een andere computer of sequencer dan de EM-2000 (of een IBM PC/compatibele computer) is geforma­teerd, dan beeldt het display één van de volgende boodschappen af:
DOS omdat de toegang tot de data dan sneller gaat. Alle andere datadragers (disks”) moeten met de EM-2000 worden geformateerd om überhaupt bruik­baar te zijn.
Als de melding “Unknown Disk Format” wordt afge­beeld, kunt u de betreffende pagina enkel verlaten (Exit). Haal de floppy uit de drive en steek er een andere in. Weet u echter zeker dat de “onbekende” dis­kette geen belangrijke data bevat, kunt u ze met de Format-functie formateren:
• Druk op de Master-pagina op [F5] (Disk).
• Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F3] (Utlty) drukt.
• Druk op [F3] (Formt). Het display ziet er nu als volgt uit:
• Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de disk die u wilt formateren (“FDD” betekent “floppy” en “ID5” verwijst naar de interne Zip-drive.)
Opgelet: Let erop dat u niet de bij de EM-2000 geleverde Zip-schijf formateert. Het zou toch jammer zijn dat alle waardevolle data die erop staan gewist worden…
• Druk op Part Select [M.DRUMS] (Proceed). Om vei­ligheidsredenen moet u dit commando bevestigen:
De naam van de drive (Device) en de melding ver­schillen naar gelang de hierboven gekozen datadrager. Gaat het om ID5 (of een ander SCSI-apparaat), ziet het display er nu als volgt uit:
Hier hebt u twee mogelijkheden: u kunt op de Part Select [M.DRUMS]-knop drukken om de floppy te formateren, of op Part Select [UPPER2] (Exit) om deze pagina te verlaten zonder de floppy te formate­ren.
Hier kunt u dus de disk in de gekozen drive formate­ren. Overigens is het een goed idee om ook floppies te formateren die al “voorgeformateerd” zijn voor MS-
Druk op Part Select [M.DRUMS] om de Quick For- mat-functie te starten. Deze optie kunt u kiezen om nieuwe (in de regel PC-geformateerde) datadragers te “initialiseren”. Dat gaat aanzienlijk sneller dan het gebruik van de Format-functie (Part Select
57
Recorder (GM/GS-mode)
[UPPER1]). Deze laatste hebt u in principe enkel nodig voor schijven die eerst op een ander platform (andere datastructuur) hebt gebruikt. Begin dus altijd met Quick Format. Werkt dit niet, dan moet u Format kiezen.
Deze pagina kunt u, door op [F5] (Exit) te drukken, weer verlaten zonder het formateren te verstoren. Op die manier kunt u dus iets anders doen, terwijl de EM-2000 de schijf op de “achtergrond” formateert. Tijdens het formateren verschijnt dan de melding FORMATTING rechtsboven op de display-pagina waar u naartoe gaat.
Vóór de opname
Opnemen zonder de Arranger is mogelijk, maar we gaan ervan uit dat u dat niet wilt doen. In dat geval zijn dit de dingen die u vóór de opname moet doen:
1.
Als u de Arranger niet in Realtime wilt bedienen, moet u eerst de Chord Sequence opnemen (zie blz. 55).
2.
Stop de weergave van de momenteel gekozen Style.
3.
Kies de gewenste Tones voor de Realtime-Parts waarmee u wilt opnemen.
4.
Kies de benodigde KEYBOARD ASSIGN-mode (blz. 27~28).
5.
Kies de benodigde Arranger Chord-mode (zie blz. 42).
Stap (4) en (5) zijn enkel nodig als u de Chord Sequence niet als begeleiding wilt gebruiken.
6.
Kies de Style, de Division enz. die u wilt gebruiken. OF: Druk op de [PLAY ®/STOP ]-knop van de Chord Sequencer (indicator knippert).
7.
Druk op [SYNCHRO], zodat de START-indicator oplicht.
Opgelet: Het kan ook sneller: als u alle instellingen, die u voor het op te nemen nummer nodig hebt, in een User Pro­gram hebt opgeslagen, hoeft u enkel maar dit User-geheu­gen te kiezen (zie blz. 51) en vervolgens op de [PLAY ®/ STOP ]-knop van de Chord Sequencer te drukken.
8.2 Opname…
8.
Druk op de [REC●]-knop in de Recorder-sectie.
9.
Druk op de [START/STOP]-knop-knop (Arranger­sectie) of speel een noot in het akkoordherkennings­gebied (Assign) van het klavier (als u de Synchro START-functie hebt ingeschakeld).
10.
Begin te spelen.
11.
Druk aan het einde van het nummer nog een keer op de [PLAY ®/STOP ]-knop om de opname te stoppen.
De EM-2000 springt nu naar de volgende pagina:
Opgelet: U hoeft uw Sng nu nog niet weg te schrijven, omdat hij zich ook in het interne geheugen van de EM-2000 bevindt. Het zou echter slim zijn dit nu toch al te doen. Op die manier kunt u namelijk naar deze versie terugkeren als eventuele latere wijzigingen niet het gewenste resultaat opleveren (de Song kan namelijk ook worden geëdit, zie blz. 37 in het Referentieboek).
12.
Als u de Song naar een disk wilt wegschrijven, drukt u op Part Select [UPPER1] (anders moet u op Part Select [M.DRUMS] drukken).
Indien u op Part Select [UPPER1] drukt, springt de EM-2000 nu naar de volgende pagina:
13.
Druk, indien nodig, op Part Select [M.DRUMS] om naar de pagina te springen waar u een andere datadrager kunt kiezen (ID5= interne Zip-drive, FDD= floppydisk-drive).
14.
Breng de cursor met Part Select [UPPER2] () en UPPER1] (®) naar de gewenste positie in het File Name-veld.
Opgelet: Om de compatibiliteit met het MS-DOS®-formaat niet in het gedrang te brengen, worden enkel de eerste acht tekens van de bestandsnaam naar de disk weggeschreven (voor File Name kunt u maximaal acht tekens programme­ren). Bovendien kan eenzelfde naam nooit twee keer op dezelfde datadrager worden gebruikt.
15.
Geef de gewenste tekens in. Hiervoor kunt u de [LOWER/NUMBER]- en [UPPER/VARIATION]­regelaar of de knoppen va de TONE/USER PRO­GRAM-sectie gebruiken (zie ook blz. 25).
16.
Druk op de Part Select-knop die aan EXECUTE toegewezen is.
Alle Songs worden in het Standard MIDI File-formaat opgeslagen. Het voordeel hiervan is dat u ze op gelijk welk MIDI-instrument, sequencer of computer kunt afspelen dat/die SMF-bestanden kan lezen.
Het display ziet er nu als volgt uit:
58
(Druk op [F5] (Exit) om deze pagina meteen weer te verlaten. Tenslotte is uw EM-2000 multitasking.)
Zodra de data weggeschreven zijn, verschijnt de mel­ding OK Save Complete in het display en keert u terug naar de eerder gekozen pagina.
U zou nu nieuw materiaal op andere sporen kunnen opnemen of uw nummer editen (zie ook blz. 63). Als bepaalde instellingen tegenvallen, zie dan “Header Post Edit” op blz. 46 in het Referentieboek om ze te corrigeren. Op die manier hoeft u niet de hele Song opnieuw op te nemen.
8.3 Song-weergave
Om een Standard MIDI File te kunnen weergeven, moet u de benodigde datadrager in de betreffende drive stoppen en de benodigde Song kiezen. Onder “Snelle toegang tot Music Styles en Songs op de bijge­leverde Zip-schijf” op blz. 23 komt u te weten hoe u dat op een snelle manier kunt doen.
Opgelet: In bepaalde gevallen wordt bij het insteken van een floppy een display-pagina afgebeeld die u toelaat om de bij­behorende drive (FDD) te activeren (CURRENT DEVICE). Zie “Insteken van floppies” op blz. 108 voor nadere details.
Tijdens de weergave van Recorder Songs wordt de EM-2000 omgetoverd in een GM/GS-klankmodule, waarbij de Arranger-sectie wordt uitgeschakeld. De GM/GS mode wordt geselecteerd zodra u de weergave start of op de [GM/GS MODE]-knop drukt.
Als u een Song weergeeft met de Recorder, blijven de Realtime-Parts actief. U kunt ze dus individueel in- en uitschakelen. Op die manier kunt u Standard MIDI Files ook als begeleiding gebruiken.
Druk tegelijkertijd op User Program CANCEL [ DOWN] en [UP ®] om het voorgeprogram­meerde User Program (Free Panl) te kiezen.
Het 00 FreePanl User Program-geheugen bevat de standaardinstellingen voor alle Parts en zorgt ervoor dat u de Songs hoort zoals de artiest ze opgenomen heeft.
U kunt met de EM-2000 ingrijpen op de manier waarop Standard MIDI Files worden weergegeven. Op die manier kunt u de weergave van Standard MIDI Files zo aanpassen dat u ze, net zoals de Arranger, kunt gebruiken als begeleiding.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Opgelet: De keuze van de GM/GS-mode vormt een uitzon­dering op de multitasking-regel van de EM-2000. Het druk­ken op de [GM/GS MODE]-knop blijft namelijk zonder gevolg als de Arranger nog een Style weergeeft. U kunt de GM/GS-mode dus pas kiezen nadat u de Arranger gestopt hebt. Andersom geldt dit ook: u kunt de Arranger niet star­ten als de indicator van de [GM/GS MODE]-knop oplicht.
Het display beeldt nu op de onderste regel de volledige naam af van de eerste (of een andere) Song op de disk en in het “Music Style- of Song-adres en -naam” ven­ster de MS-DOS
1.
Zie “Snelle toegang tot Music Styles en Songs op de bijgeleverde Zip-schijf” op blz. 23 voor het kiezen van de gewenste Song.
2.
Druk op de Recorder [PLAY ®/STOP ] knop om de weergave van de gekozen Song te starten.
De Song wordt tot het einde weergegeven, waarna de weergave stopt. U kunt de Recorder ook eerder stop­pen door op [PLAY ®/STOP ] te drukken.
Opgelet: U kunt ook “Song-ketens” programmeren. Zie “Song Sets” op blz. 14 in het Referentieboek.
Opgelet: Songs op een floppy, Zip-schijf enz. kunt u aan een User Program koppelen, zodat bij het laden van dat User Program-geheugen ook automatisch de toegewezen Song wordt voorbereid. Zie “User Program Song Recall” op blz. 54.
®
(dus de bestands-)naam.
8.4 Handige functies voor de Recorder-weergave
Lyrics (liedjesteksten)
Als u GM/GS-mode kiest, verandert de vierde optie op de Master pagina van UsrSt in [F4] Lyrcs. Druk dus op deze knop om de Lyrics-pagina op te roepen.
Een welbepaalde Song weergeven
Als u graag weet wat u aan het doen bent, moet u nu op de [GM/GS MODE]-knop drukken (de bijbeho­rende indicator licht op en alle indicators i.v.m. de Arranger doven).
Hierdoor maakt u van de EM-2000 een GM/GS­klankbron.
Opgelet: Eigenlijk hoeft u de GM/GS-mode niet speciaal te kiezen omdat dat bij het drukken op Recorder [PLAY ®/ STOP ] automatisch gebeurt.
Met deze functie kunt u de tekst van de Song die de Recorder weergeeft in het display afbeelden. De woor­den die u moet zingen worden, in pure karaoke-stijl, op het juiste moment aangeduid. Let wel: deze functie werkt alleen voor Standard MIDI Files die teksten bevatten. Uw Roland dealer geeft u hierover meer details.
Druk op [F5] (Exit) om naar de Master-pagina terug te keren.
59
Recorder (GM/GS-mode)
Voorspoelen, terugspoelen en Reset
Om binnen de Song voor of terug te spoelen drukt u eerst op Recorder [PLAY ®/STOP ] en vervolgens op [FWD ®®] om voor te spoelen, of op [√√ BWD] om terug te spoelen. Met één druk op [FWD ®®] belandt u in de volgende maat van de Song, terwijl u met één druk op [√√ BWD] in de vorige maat belandt. Door één van de knoppen inge­drukt te houden spoelt u sneller vooruit c.q. terug. In het display ziet u op welke maat u zich bevindt.
Druk op [| RESET] om terug te gaan naar de eerste maat van de Song. Vóór u de [|√ RESET]-knop kunt gebruiken moet u ook eerst de weergave stoppen.
Opgelet: Deze knoppen werken enkel in de GM/GS-mode. U kunt ze niet gebruiken terwijl de Arranger actief is.
Weergavelussen
Nog zo’n handige functie van de Recorder is dat u weergavelussen (Loops) kunt programmeren. Ook dit kunt u zowel doen tijdens de weergave als wanneer de Recorder is gestopt.
1.
Druk op [MARKER ACB] op de plaats waar u de
Loop wilt laten beginnen (de indicator knippert).
MARKER ACB
A
2.
Spoel vooruit naar de maat waar u de lus wilt laten eindigen en druk nogmaals op [MARKER A indicator dooft).
CB] (de
4.
Om de weergave te stoppen drukt op de Recorder
[PLAY ®/STOP ] knop.
8.5 Spelen met Standard MIDI File-begeleiding (Minus One)
Bij een Song die u op de EM-2000 weergeeft kunt u gelijk welke Part tijdelijk uitschakelen. Zo zou u bij­voorbeeld de solopartij van de Song kunnen uitscha­kelen en hier zelf een partij voor in de plaats spelen. Dit noemen we Minus One-weergave (aangezien één partij van de originele Song niet wordt weergegeven).
De EM-2000 kan echter nog meer: u kunt gelijk welke Part individueel afluisteren (solo) of u kunt verschil­lende Parts uitschakelen.
In de Recorder (of beter GM/GS) mode blijven alle Realtime-Parts actief. U kunt dus Upper1/2/3, Lower1/2, en Manual Bass in gelijk welke combinatie gebruiken (zie blz. 27). Ook de Manual Drums-Part kunt u gebruiken, maar, zoals u weet, worden de andere Realtime Parts tijdelijk uitgeschakeld zodra u de M.Drums Part selecteert.
Opgelet: Als u een nieuwe Song weergeeft of (met [| RESET]) terugkeert naar het begin van de huidige Song, worden alle Realtime-Parts, behalve Upper1, uitge­schakeld en kiest de EM-2000 de Whole Right Keyboard Mode. Hiervoor moet u wel 00 FreePanl kiezen CANCEL [ DOWN] and [UP ®].
Opgelet: Kies het “00 Free Pnl” User Program niet als u zelf de controle over de Keyboard Mode en Tone-keuze wilt behouden. Kies dus gelijk welk ander User Program, stelt de Realtime-Parts in zoals u ze wilt laten klinken en sla deze instellingen op in een User Program
Tones kunt u op dezelfde manier kiezen als in de Arranger (normale EM-2000) mode. Zie “Tones voor de Realtime-Parts kiezen” op blz. 31. Er bestaat echter ook nog een functie waarmee u de gekozen Tone kunt koppelen aan bepaalde parameterinstellingen voor de Song-Parts. Op die manier klinken de Realtime-Parts tijdens het “Minus One spel” net zoals de originele Part (zie “Tone Change: Old, G-800 en EM” op blz. 62).
MARKER ACB
A
Dergelijke lussen kunt u ook tijdens de weergave pro­grammeren. Houd er wel rekening mee dat de Recor­der steeds de eerste tel van de volgende maat opslaat.
3.
Om de Loop die u zonet hebt geprogrammeerd weer te geven, houdt u Recorder [| RESET] inge­drukt en drukt u op [PLAY ®/STOP ].
Aan het einde van maat B springt de Recorder meteen weer naar maat A en speelt hij het fragment opnieuw.
B
60
Song-tempo veranderen
U kunt het (voorgeprogrammeerde) Song-tempo met het [TEMPO]-wiel veranderen. Dergelijke wijzigingen zijn echter maar tijdelijk en worden door tempocom­mando’s in het nummer weer ongedaan gemaakt. Bovendien wordt weer het Preset-tempo gekozen zodra u op [|√ RESET] drukt om naar het begin van de Song terug te gaan.
Om ongewenste geprogrammeerde tempoveranderin­gen te voorkomen kunt u de [TEMPO] AUTO/LOCK­knop gebruiken. Die werkt ongeveer op dezelfde manier als in de EM-2000-mode:
AUTO aan: Als u een Standard MIDI File weergeeft vanaf het begin, laadt de Recorder niet het Preset Song-tempo. Tempoveranderingen worden weliswaar uitgevoerd, maar relatief ten opzichte van het huidige tempo (dat u zelf hebt ingesteld).
Bijvoorbeeld: Een bepaalde Song waarvan het Preset tempo op  = 100 is ingesteld bevat een commando dat het tempo opvoert naar = 120 (+20%). U stelt het tempo in op  = 80. Het tempocommando versnelt het tempo dan tot  = 96.
LOCK aan: Als u een Standard MIDI File weergeeft vanaf het begin, gebruikt de Recorder niet het Preset Song-tempo. Tempoveranderingen worden evenmin uitgevoerd.
Beide uit: Telkens als u met [|√ RESET] naar het begin van een Song terugkeert of als u de weergave van een nieuwe Song start, laadt de Recorder het Preset Song-tempo.
Opgelet: Telkens als u de GM/GS-mode kiest door op [GM/ GS MODE] te drukken (indicator licht op) of de weergave van een nieuwe Song start (Recorder [PLAY ®/STOP ]), stelt de EM-2000 de tempofunctie op Auto uit/Lock uit (standaardinstelling). Keert u terug naar de Arranger-mode door op [GM/GS MODE] te drukken (de indicator dooft), dan stelt de EM-2000 de Tempo functie op Auto aan/Lock uit in.
Partijen op diskette soleren en uitschake­len (Solo en Mute)
Voordat u een Song-partij gaat uitschakelen, moet u weten welke Part (MIDI-kanaal/spoor) de noten speelt die u niet wilt horen. Jammer genoeg definieert het Standard MIDI File-formaat geen vaste verdeling voor de Parts, maar laat dit over aan de smaak van de pro­grammeur. Hierdoor is het niet altijd even gemakke­lijk om de Part die u wilt uitschakelen te vinden, maar de EM-2000 staat u hierin gelukkig bij.
Zie ook “Sporen en MIDI-kanalen” op blz. 63.
Bij complexere Songs is het echter niet ondenkbaar dat alle 16 MIDI-kanalen worden gebruikt. In dergelijke gevallen kan de Solo-functie van onschatbare waarde blijken:
Soleren van Song-Parts
De Solo-functie is een handig hulpmiddel om te weten te komen welke partij aan welk MIDI-kanaal is toege­wezen. Deze functie schakelt alle partijen behalve de geselecteerde uit. Het werkt als volgt:
1.
Druk, op de Master pagina, op [F1] (Mixer). U kunt
EM-2000 – Gebruikershandleiding
dit doen terwijl de Recorder een Song weergeeft.
2.
Druk op [F3] (Song) om naar de volgende display-
pagina te gaan:
3.
Druk op de Part Select [UPPER1] knop om het eer-
ste spoor van de Song te soleren (SOLO= ON).
Hierdoor schakelt u alle andere Song-Parts uit – en hoort u misschien even niets meer. Blijf echter even luisteren. Vaak begint een partij ergens in het midden van een nummer te spelen. Besluit dus niet te snel dat het om een leeg spoor gaat.
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar Song Part 2.
5.
Druk nog een keer op Part Select [UPPER1] om dat
spoor te soleren.
Waarschijnlijk hoort u nu de baslijn. Kiest u nu met [DRUMS/PART] opnieuw het vorige spoor, dan soleert u dat weer (u hoort dus opnieuw enkel de pia­nopartij, als die tenminste iets speelt). Terug naar het tweede spoor en u hoort weer de bas. Wat we u hopen duidelijk te maken is dat u in de Solo-mode alle Parts achtereenvolgens kunt soleren door ze met de [DRUMS/PART]-regelaar te overlopen.
Opgelet: Als u terugkeert naar de Master-pagina nadat u één of meer Song Parts hebt gesoleerd, hoort u enkel de Part die u het laatst koos. Het is niet mogelijk twee of meer spo­ren te soleren.
6.
Ga terug naar stap (4) om de overige Song-Parts te
kiezen en te soleren.
7.
Verlaat tenslotte de Mixer\Song pagina door op
[F5] te drukken.
Song-Parts uitschakelen (Status)
Op de Mixer\Song pagina kunt u ook Song-Parts uit­schakelen (Mute). Deze Song-Parts hoort u uiteraard niet tijdens de weergave.
1.
Kies de Mixer\Song-pagina (zie “Soleren van Song-
Parts”).
2.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de Song-Part
die u wilt uitschakelen.
3.
Schakel die Part uit met de [UPPER/VARIATION]-
regelaar (Status= Mute).
Opgelet: De Solo-status heeft voorrang op de Mute-status. Om een gesoleerde Part te kunnen uitschakelen moet u eerst de Solo-functie deactiveren (Solo-Off).
4.
Verlaat de Mixer\Song pagina door op [F5] (Exit) te
drukken, of ga verder met het volgende deel.
61
Recorder (GM/GS-mode)
Song-instellingen veranderen
Op de Mixer\Song pagina (zie hierboven) kunt u twee parameters wijzigen. Deze zijn van toepassing op de Song-Part die u met de [DRUMS/PART]-regelaar kiest.
Opgelet: Onder “Header Post Edit” op blz. 46 in het Refer­entieboek vindt u nog een aantal interessante parameters die u kunt editen en samen met de Song-data opslaan. Zie bovendien “Editfuncties van de 16-sporen sequencer” op blz. 37 in het Referentieboek.
Balans tussen de Song- en Realtime-Parts
Met de CONTROLS [BALANCE]-regelaar op het frontpaneel kunt u de balans tussen het Standard MIDI File-volume (ACCOMP) en de Realtime-Parts (KEYBOARD) instellen. Schuif hem naar links of naar rechts om het volume van de betreffende sectie te ver­hogen, terwijl dat van de andere sectie wordt vermin­derd.
Opgelet: Dit verhaal gaat enkel op als de Standard MIDI File, die u met de Recorder weergeeft, geen CC32 com­mando bevat, of een CC32 commando met de waarde 0. De CC32= 0 prompt moet u dan ook interpreteren als “wat moet ik (= EM-2000) doen als het controlenummer 32 de waarde 0 heeft of ontbreekt?”
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer).
2.
Druk op [F3] (Song) om naar de volgende pagina te
gaan:
3.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar EM,
G-800 of Old.
Link
Met de Link-parameter op de Mixer\Song-pagina kiest u of een bepaalde Realtime-Part al (Link On) dan niet (Link Off) dezelfde instellingen kiest als de Song-Part waaraan hij is toegewezen.
1.
Kies de Mixer\Song-pagina (zie hierboven).
In de Volume-mode (zie blz. 72) kunt u ook gedetail­leerdere balansinstellingen maken.
Tone Change: Old, G-800 en EM
Met de Tone Change-parameter bepaalt u welk soort Tones door de actieve Standard MIDI File-Part kan worden gekozen. U herinnert zich waarschijnlijk nog (zie blz. 31) dat de EM-2000 over zes Tone Groepen beschikt, A~F, waarvan er twee nieuwe Tones bevatten (groep A en B), terwijl groep C en D G-800-klanken, en groep E en F Roland SC-55/CM-64-klanken bie­den. Groep E en F noemen we daarom Old.
Waarom deze keuzemogelijkheid? Wel, vanaf de SC-88 Sound Canvas-module heeft Roland de GM/GS MIDI bankkeuze uitgebreid met twee controlenummers: CC00 en CC32. Heel wat Standard MIDI Files volgen echter de SC-55 standaard en bevatten enkel CC00 bankkeuzecommando’s. Het tweede bankkeuzecom­mando (CC32) dient om tussen de nieuwe (CC32= 3), de G-800-Tones (CC32= 2) en “oude” Tones (CC32=
1) te kiezen. Staat CC32 op 0, of ontbreekt het com­mando volledig, dan neemt de EM-2000 aan dat u binnen de huidige reeks Tones (A/B, C/D of E/F) wilt blijven en selecteert hij dus de Tone die overeenkomt met het programma- en bankkeuzenummer (CC00) dat hij ontvangt.
Met de Tone Change-parameter op de Mixer\Song­pagina kunt u deze standaardinstelling vervangen door uw eigen keuze, namelijk: moet de EM-2000 zijn eigen Tones (EM) kiezen, G-800-klanken of toch liever de SC-55 Tones (Old)?
2.
Stap met de [DRUMS/PART]-regelaar doorheen de
16 Song-Parts en houd het Link-vakje in de gaten.
Zodra u Song-Part 2 kiest, verschijnt MBS in het Link­vakje, om aan te geven dat de Manual Bass-Part aan Song-Part 2 is toegewezen. Let wel: u kunt enkel Song­Parts “linken” die zijn toegewezen aan Realtime-Parts van de EM-2000.
3.
Kies met de Part Select [M.BASS]-knop Link On of
Link Off.
Opgelet: De Song-Parts zijn vast toegewezen aan de Real­time-Parts. Het MIDI-kanaal dat u in de MIDI-mode aan een Realtime-Part toekent staat hier volledig los van (en kan er dus ook geen verandering in brengen). Met andere woorden, Upper1 kunt u enkel aan Song-Part 4 koppelen enz.
Opgelet: De Link-functie werkt ook wanneer de overeen­komstige Song-Part is uitgeschakeld (Mute). In dat geval bewijst de Link-functie zelfs zijn beste diensten, want u kunt dan de uitgeschakelde Part zelf spelen met de Tone die door de Standard MIDI File wordt gekozen.
62
EM-2000 – Gebruikershandleiding
9. 16-track Sequencer
De Recorder van uw EM-2000 is verbonden met een 16-sporen sequencer met uitgebreide editfuncties, zodat u uw opnamen nog tot in het kleinste detail kunt perfectioneren en elk spoor apart kunt opnemen. De Recorder (zie blz. 57) daarentegen hanteert een “globale” aanpak, en daarmee bedoelen we dat hij op alle sporen tegelijk opneemt (en deze dus ook samen overschrijft). Gebruik de 16-sporen sequencer om nieuwe partijen aan een bestaande Song toe te voegen of wanneer u een bepaalde (reeds opgenomen) partij, zoals bv. de baslijn nog wilt veranderen.
9.1 Kiezen van de 16-track Sequencer
1.
Druk op de Recorder [SONG TOOLS]-knop (indi-
cator licht op).
Het display ziet er nu als volgt uit:
2.
Druk op Part Select [M.DRUMS] om de 16-sporen sequencer te kiezen. Het display ziet er nu ongeveer als volgt uit:
Opgelet: Het Song RAM-geheugen wordt gewist zodra u de EM-2000 uitschakelt.
Opgelet: Indien nodig, moet u de disk eerst formateren (zie “Formateren van een disk” op blz. 57).
1.
Druk op Part Select [UPPER2] om de wijzigingen (en de hele Song) weg te schrijven. U belandt nu op de volgende pagina:
2.
Op blz. 58 komt u te weten wat u nu moet doen.
Algemene overwegingen
Met de 16-sporen sequencer kunt u telkens op één van de 16 sporen opnemen. Aangezien de 16-sporen sequencer en de Recorder hetzelfde RAM-geheugen gebruiken, kunt u de basis met de Recorder opnemen (en daarbij eventueel gebruik maken van de Chord Sequencer en de Arranger) en vervolgens naar de 16­sporen sequencer gaan om verdere sporen toe te voe­gen of bestaande te editen. Met de Recorder kunt u wél simultaan op meerdere sporen opnemen, wat met de 16-sporen sequencer niet lukt. Bovendien kunt u bij gebruik van de 16-sporen sequencer geen beroep doen op de Arranger omdat de sequencer enkel in de GM/ GS-mode beschikbaar is.
Wegschrijven van uw Song
De 16-sporen sequencer gebruikt een bepaald gedeelte van het RAM-geheugen waar alle editoperaties wor­den uitgevoerd. Dit RAM-geheugen wordt ook door de Recorder gebruikt. Om te voorkomen dat u vergeet de Song weg te schrijven naar een disk, krijgt u daartoe automatisch de kans zodra u de Song Tools-mode ver­laat (door op [F5] Exit te drukken):
Sporen en MIDI-kanalen
De toewijzing van de sporen aan de MIDI-kanalen luidt “1:1” (d.w.z. spoor 1= MIDI-kanaal 1,… spoor 12= MIDI-kanaal 12 enz.). Aangezien de Realtime­Parts zo aan de MIDI-kanalen zijn toegewezen dat u zonder veel moeite de Minus-One-functie van de Recorder kunt gebruiken (zie blz. 60), doet u er ver­standig aan om toch even naar de volgende tabel te kij­ken. Die is namelijk bijzonder handig voor de Link­functie (zie blz. 62).
Tijdens de opname met Arranger-begeleiding worden de betreffende Parts (ADR, ABS enz.) op de sporen opgenomen die aan hun MIDI-kanalen toegewezen zijn. De grijze rijen in de tabel verwijzen naar de Links die de EM-2000 ondersteunt.
63
16-track Sequencer
Spoor (SMF-partij) MIDI-kanaal EM-2000-Part
GM/GS
10 (Drums) 10 A.Drums
1 (Piano) 1 Accomp 1
2 (Bas) 2 M. Bass
3 (
Akkoordenbegeleiding
4 (Solo/melodie) 4 Upper1 Upper1
5 (Geen vaste functie) 5 Accomp 3
6 (Tweede/tegenstem)
7 (Geen vaste functie)
8 (Geen vaste functie)
9 (Geen vaste functie)
11 (Geen vaste functie)
12 (Geen vaste functie)
13 (Geen vaste functie)
14 (Geen vaste functie)
15 (Geen vaste functie)
16 (Geen vaste functie)
)3
6
7
8
9
11
12
13
14
15
16
M. Drums
Upper2
Lower 1
Upper3
Lower 2
M. Int M. Int
ARRANGER
A.Bass
Accomp 2
Upper2
Accomp 4
Accomp 5
Accomp 6
Lower 1
M. Bass
Upper 3
Lower 2
M. Drums
Er is nog een ander spoor, M, dat voor de opname van de maatsoort, het tempo en een aantal algemene SysEx-commando’s dient.
Zoals u ziet, zijn er twee Realtime-Parts (M. Bass, M. Drums) wier MIDI-kanaal (en spoortoewijzing) ver­schilt naar gelang of u de Arranger tijdens de Recor­der-opname gebruikt of niet. Anders uitgedrukt: naar gelang de mode die tijdens de eerste opname actief was (“GM/GS” of “Arranger”) worden bepaalde data dus op een verschillend spoor opgenomen. Het “akoestische” resultaat is echter hetzelfde. Als u vol­gens een bepaald stramien werkt, kunt u nog altijd beroep doen op Track Exchange om de data naar uw “vast” spoor te kopiëren. Zie ook blz. 45 in het Refer- entieboek voor meer details.
9.2 Opname op een spoor naar keuze
1.
Druk eerst op [SONG TOOLS] en kies de 16-spo­ren sequencer. Druk vervolgens op [F1] (Rec) om naar de opnamefuncties van de sequencer te gaan.
Opgelet: Zodra u op [SONG TOOLS] drukt, wordt auto­matisch de GM/GS-mode geactiveerd, zodat de Arranger niet langer beschikbaar is.
2.
Druk op [PAGE] ▲▼ om pagina 1 te kiezen:
Deze pagina licht u in over de huidige maat, de Song­naam en het tempo, de maatsoort en de status van de sporen. Met [√√ BWD] en [FWD ®®] kunt u naar een andere maat springen. Door op [| RESET] te drukken keert u terug naar het begin van de Song.
3.
Kies met [DRUMS/PART] het spoor waarop u wilt opnemen.
U kunt een “muziekspoor” (1~16) of het Master­spoor (M) kiezen. Dit laatste laat toe om tempoveran­deringen op te nemen. De naam van het gekozen spoor verschijnt in het TRACK-venster boven de rege­laar en wordt bovendien in een zwart vakje geplaatst (in het voorbeeld hierboven is spoor 4 geselecteerd).
De spooriconen hebben de volgende betekenis:
Dit spoor bevat data.
Dit spoor bevat data, maar is tijdelijk uitgeschakeld (Mute).
Dit spoor bevat data en is momenteel geselecteerd voor de opname (TRACK).
Dit spoor bevat geen data, maar is momenteel geselec­teerd voor de opname (TRACK)
Dit spoor is leeg.
64
Voorbereidingen
Kiezen van de opnamemode en de eerste maat
4.
Kies met [PAGE] ▲▼ de tweede REC-pagina.
5.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar in hoe u de nieuwe partij wilt opnemen.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Kies Erase als het spoor al data bevat die u wilt over­schrijven. Hierdoor worden alle data van dat spoor vanaf de plaats, waar u de opname begint, tot aan het einde gewist. (Erase wordt automatisch gekozen voor sporen die nog geen data bevatten.)
Kies Merge als u nieuwe data op een spoor wilt opne­men dat al data bevat. Deze opnamemanier is bijzon­der handig voor het ritmespoor (10) omdat u eerst de basdrum en de Snare en daarna de HiHat enz. kunt opnemen.
Punch In/Out dient voor het corrigeren van foutjes. Kies deze mode om een fragment over te doen dat een foute, te snel gespeelde enz. noot bevat. Enkel de data binnen de gekozen zone worden dan overschreven.
6.
Kies met Recorder [FWD ®®] of [√√ BWD] de maat waar u de opname wilt starten. Voor de Punch In/Out-opname kiest u het best een maat die iets vóór de plaats ligt waar u wilt inprikken.
Instellen van de metronoom en de Quantize­waarde
7.
Stel met de [BASS/BANK]-regelaar in wanneer de metronoom moet klinken.
Aanvankelijk is deze parameter op Record ingesteld. Dat betekent dat de metronoom enkel tijdens de opname hoorbaar is. Kies Play als u de metronoom enkel tijdens de weergave wilt horen. Rec&Ply betekent dat de metronoom tijdens de opname en de weergave klinkt, terwijl u met Always bepaalt dat de metronoom ook klinkt als u de weergave gestopt hebt.
8.
Stel met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de Quan­tize-waarde in.
Quantize is een functie waarmee u de timing van de noten kunt corrigeren door ze naar de dichtstbijzijnde “juiste” waarde te schuiven. Met Value kiest u het aan­tal onderverdelingen per maat (d.w.z. de Quantize­resolutie). Ziehier een voorbeeld:
12341
Zo had u het gespeeld:
12341
Value= 1/8
Bijkomende instellingen
9.
Kies met [PAGE] ▲▼ de derde of vierde REC-
pagina.
Op deze twee pagina’s kunt u de aanvankelijke instel­lingen voor een spoor bepalen of de bestaande instel­lingen wijzigen/vervangen. Als het Trk-venster niet het nummer van het benodigde spoor afbeeldt, moet u teruggaan naar de REC 1-pagina ([PAGE] ▲▼) en het spoor selecteren.
PLAY/REC-knoppen: In de Record Merge-mode (zie blz. 34 in het Referentieboek) kunt u voor elke parame­ter bepalen of de betreffende instellingen al dan niet moeten worden opgenomen. In de Record Erase- en Punch In/Out-mode worden alle parameters op REC gezet.
10.
Stel de benodigde waarden met de draairegelaars
in ([DRUMS/PART]~[UPPER/VARIATION]).
11.
Kies met de Part Select-knoppen PLAY (niet opne-
men) of REC (wel opnemen).
Volume: (0~127) Hiermee kunt u het volume van het spoor instellen (CC07). Gebruik deze parameter enkel voor het bepalen van het aanvankelijke volume. Met Express kunt u eventuele volumewijzigingen in de loop van het nummer programmeren.
Express: (0~127) Dient voor het programmeren van relatieve volumeveranderingen (CC11). De waarde “127” betekent dat het volume gelijk is aan de met Volume ingestelde waarde. Alle andere Express-waar- den hebben een lager volume tot gevolg.
Tone/Drum Set: Voor alle sporen –met uitzondering van spoor 10 (en een ander spoor dat ook een Drum Set gebruikt)– heet deze parameter Tone. Voor spoor 10 (en een tweede drumspoor) heet hij Drum Set. Tones/Drum Sets kunt u hetzij met de [LOWER/ NUMBER]-regelaar, hetzij met de TONE/USER PRO­GRAM-knoppen kiezen.
12341
Value= 1/16
Het instelbereik luidt: 1/8, 1/8t, 1/16, 1/16t, 1/32, 1/32t, 1/64t en Off. Aangezien deze Quantize-functie bepaalt hoe uw noten worden opgenomen, kiest u hier het best Off. De 16-sporen sequencer heeft namelijk nog een tweede Quantize-functie die u op een selectie­vere manier kunt gebruiken (d.w.z. enkel voor noten die veel te vroeg/te laat zijn). Zie “Track Quantize” op blz. 42 in het Referentieboek.
Opgelet: Zie “Twee drumsporen gebruiken (Init)” op blz. 67 als u graag een tweede drumspoor gebruikt.
Panpot: Met deze parameter bepaalt u de stereopositie van het gekozen spoor. “64” vertegenwoordigt het midden, waarden tussen 0 en 63 schuiven het spoor naar links, en waarden tussen 65 en 127 betekenen dat het spoor zich min of meer rechts in het stereobeeld bevindt.
65
16-track Sequencer
Reverb, Chorus, Delay: Vertegenwoordigen het Send­niveau van het betreffende spoor naar één van deze effecten d.w.z. het volume van het spoorsignaal dat naar het betreffende effect wordt gezonden. Op blz. 75 komt u te weten hoe u de effecten kunt programme­ren. Die “algemene” effectinstellingen maken echter deel uit van de algemene SysEx-instellingen die op het M-spoor worden opgenomen. Stel de effecten dus altijd in voordat u het eerste spoor opneemt.
Opgelet: Het Delay-effect is niet beschikbaar voor drumspo­ren (10 en een ander spoor dat beroep doet op een Drum Set).
Opnemen in de Erase- of Merge-mode
Druk op Recorder [REC] en [PLAY ®/STOP ]. De EM-2000 telt nu één maat af en start dan de weergave.
12
9.3 Andere functies voor de opname
Nieuwe Song opnemen
Laten we nu eens kijken hoe je met de 16-sporen sequencer een nieuwe Song opneemt:
1.
Druk op de Recorder [SONG TOOLS]-knop (indi-
cator licht op).
Het display ziet er nu als volgt uit:
• Om de Punch In/Out-opname te starten moet u op [REC] en [PLAY ®/STOP ] knoppen drukken (de REC-indicator knippert) om de weergave te starten.
• Zodra de EM-2000 de plaats bereikt waar u wilt inprikken, drukt u nog een keer op [REC●]. U zou echter ook een PAD-knop of optionele voetschakelaar kunnen gebruiken. Zie “Punch I/O” op blz. 29 en “Punch In/Out” op blz. 31 in het Referentieboek.
12.
Druk op [PLAY ®/STOP ] om de opname te
stoppen.
Tijdens de Punch In/Out-opname zou u op [REC●] of de PAD-knop/de voetschakelaar kunnen drukken. Hierdoor gaat u uit opname, maar de weergave loopt wel verder.
2.
Druk op Part Select [M.DRUMS] om de 16-sporen sequencer te kiezen. Het display ziet er nu ongeveer als volgt uit:
Laten we veronderstellen dat je al een Song afgespeeld hebt. Dat betekent dat het Song RAM-geheugen van de EM-2000 al data bevat, die we eerst moeten wissen. Dit doe je als volgt:
3.
Druk op [F3] (Init) om het Song-geheugen te ini­tialiseren.
Het display ziet er nu uit als volgt:
Lees deze waarschuwing aandachtig en denk goed na of u de Song wel degelijk wilt wissen. Is dat het geval…
4.
…druk dan op Part Select [UPPER1] (Proceed).
66
5.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de maatsoort
(1/2~32/16) en met de [BASS/BANK]-regelaar het aanvankelijke tempo van de nieuwe Song ( = 20~
250).
Als de nieuwe Song eveneens in 4/4 staat, hoeft u de TIME SIGN-instelling niet te veranderen.
Stel een tempo in dat u toelaat om zonder al teveel moeite op te nemen. Met de Song Header Edit-functie kunt u het tempo later nog eens aanpassen (zie blz. 46 in het Referentieboek).
6.
Druk op Part Select [UPPER2] (Execute) om het Song-geheugen echt te initialiseren (dat hebt u tot nu toe nog niet gedaan).
7.
Zie “Opname op een spoor naar keuze” op blz. 64 voor de verdere stappen.
Twee drumsporen gebruiken (Init)
Een bijkomend voordeel van de Init-functie is dat u een tweede spoor als drumspoor kunt definiëren. Op die manier kunt u dan twee Drum Sets gebruiken: degene die u aan spoor 10 toewijst (volgens de GM/ GS-bepalingen doet dit spoor altijd dienst als drum­spoor) en een tweede spoor dat u hier kunt kiezen. Dit laat toe om enerzijds een “normaal” drumstel te gebruiken en daar anderzijds een “ritmebox” aan toe te voegen – of gebruik te maken van orkest-slagwerk en een “pop” drumstel (voor John Miles-toestanden e.d.).
Aangezien uw Song-data (Recorder en 16-sporen sequencer) altijd in het Standard MIDI File-formaat (SMF) naar disk worden weggeschreven, kunt u ze ook met uw computer (met een gepast programma) en gelijk welke GM/GS-module of -synthesizer weer­geven. Onthoud echter wel dat lang niet alle modules het gebruik van twee Drum Sets toelaten. Roland­instrumenten die dat wel kunnen zijn o.a.: de SC-55MkII, SC-88 Pro, SC-88, SC-880 en de G-1000. Het is niet mogelijk om voor reeds opgenomen Songs nog een tweede drumspoor te kiezen. Die keuze kan alleen tijdens het initialiseren van het Song RAM­geheugen worden gemaakt. (Songs met een tweede drumspoor, die op een ander instrument zijn gemaakt, werken echter op dezelfde manier als EM-2000-Songs met een “2nd drum track”.)
1.
Druk op de Recorder [SONG TOOLS]-knop (indi­cator licht op) en vervolgens op [F3] (Init) om deze pagina te kiezen.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
2.
Druk op Part Select [UPPER1] (Proceed).
3.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de maatsoort
(1/2~32/16) en met de [BASS/BANK]-regelaar het aanvankelijke tempo van de nieuwe Song ( = 20~
250).
4.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar het
“2nd Drum Track” (tweede drumspoor).
Kies Off als u geen tweede drumspoor nodig hebt, of stel het nummer van het gewenste spoor in. “10” kunt u hier niet kiezen omdat dat spoor altijd als drum­spoor fungeert.
5.
Druk op Part Select [UPPER2] (Execute) om het Song-geheugen echt te initialiseren (dat hebt u tot nu toe nog niet gedaan). Het display beeldt nu “Execu­ting” af en springt dan weer naar de REC 1-pagina.
Alle sporen worden nu als volgt geïnitialiseerd: Volume 100, Expression 127, Tone Piano 1 (Standard 1 Set voor spoor 10 en het tweede drumspoor), Panpot 64, Reverb 40, Chorus 0, Delay 0 (niet beschikbaar voor drumsporen).
Opgelet: Als u het Song-geheugen toch liever niet initiali­seert, drukt u op Part Select [M.BASS] (Exit) om terug te keren naar de “3 Init” pagina.
67
16-track Sequencer
9.4 Editen van een 16-sporen Song
De Edit-mode van de 16-sporen sequencer biedt acht functies. Zie “Editfuncties van de 16-sporen sequen­cer” op blz. 37 in het Referentieboek voor meer details. Om het gemakkelijk te houden, geven we hier enkel een praktijkvoorbeeld voor het gebruik van deze func­ties. De overige functies en parameters vindt u in het Referentieboek. Laten we hier de melodie (spoor 4) van een Song quantiseren die u met de Recorder hebt opgenomen (zie hiervoor blz. 63).
Opgelet: Vóór het uitvoeren van de volgende stappen kunt u uw Song het best naar een disk wegschrijven. De EM-2000 heeft namelijk geen Undo-functie, zodat de timing-correctie (Quantize) niet ongedaan kan worden gemaakt. Als u de Song nu naar een disk wegschrijft, kunt u op gelijk welk moment weer naar de oorspronkelijke versie terugkeren, als blijkt dat het resultaat toch niet helemaal je dat is (zie ook blz. 58).
1.
Als u een andere Song wilt quantiseren dan degene die zich momenteel in het Song RAM-geheugen bevindt, moet u hem één keer afspelen (of hem met de Load-functie laden).
Het afspelen van een Song gaat waarschijnlijk sneller, dus kunt u dát het best doen.
2.
Kies de 16-track Sequencer-mode door op [SONG TOOLS] en Part Select [M.DRUMS] te drukken.
3.
Druk op [F4] (Edit) om de Edit-mode te selecteren.
4.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F2] (Quant) drukt.
5.
Kies met [DRUMS/PART] het spoor dat u wilt quantiseren.
Hier gaan we de melodie quantiseren (Upper1). Vol­gens de tabel op blz. 64 gaat het om spoor/MIDI­kanaal 4. Kies hier dus “TRACK 4”. U zou ook “All” kunnen kiezen, maar dan worden alle sporen gequan­tiseerd.
6.
Druk op [PLAY ®/STOP ] om de weergave van de Song te starten. Als u wilt, kunt u op Part Select [UPPER1] drukken om het gekozen spoor solo te schakelen.
Dit laat toe om de controleren of u wel het juiste spoor te pakken hebt. Als het spoor dat u nu hoort niet het­gene is dat u wilt quantiseren, moet u de instelling met de [DRUMS/PART]-regelaar corrigeren.
7.
Druk op [PAGE] om de volgende pagina op te
roepen:
8.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het “To”- of
het “From”-niveau.
“From” verwijst naar de plaats waar de editoperatie moet beginnen. Die positie bepaalt u aan de hand van de maat (Bar), tel (Beat) en CPT. “To” slaat op de posi­tie waar de editoperatie moet eindigen (Bar-Beat-CPT waarde). Controleer altijd of u het juiste niveau (From of To) gekozen hebt voordat u de volgende parameters instelt.
9.
Stel met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK] en [LOWER/NUMBER] de Bar,- Beat- en CPT-waarde van de plaats in waar de quantisering moet beginnen (From) en eindigen (To).
Als u het volledige spoor wilt quantiseren, hoeft u de automatisch ingevilde waarde niet te veranderen.
10.
Stel met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de
gewenste Quantize-resolutie in. Zie ook blz. 65.
De mogelijkheden zijn: 1/8, 1/8t, 1/16, 1/16t, 1/32, 1/ 32t, 1/64t.
Kies altijd de waarde die overeenkomt met de duur van de kortste noot die u speelt. Anders klinkt de betreffende partij namelijk helemaal niet meer zoals u ze had gespeeld.
11.
Controleer uw instellingen nog eens en druk op Part Select [M.DRUMS] om de Quantize-functie uit te voeren.
12.
Druk op [| RESET] of [√√ BWD] om naar het begin van de Song terug te gaan.
13.
Druk op [PLAY ®/STOP ] om de weergave te starten en luister naar het resultaat.
Als u de nieuwe (gequantiseerde) versie beter vindt, schrijft u de Song het best meteen weg naar een disk (zie ook blz. 63). Bent u niet tevreden, kunt u opnieuw de vorige versie laden (door de Song in de Recorder­mode, zie blz. 59, af te spelen). U zou de EM-2000 echter ook kunnen uit- en dan weer inschakelen om het Song RAM-geheugen te wissen.
68
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Opmerkingen over de editfuncties
De overige editfuncties van de 16-sporen sequencer werken ongeveer op dezelfde manier als Quantize. Ze beslaan in de regel twee (of zelfs drie) display-pagina’s en zijn uitgesproken veelzijdig. Zie “Editfuncties van de 16-sporen sequencer” op blz. 37 in het Referentie- boek voor meer details.
Bovendien lijken ze als twee druppels water op de edit­functies van de User Style-mode. Het voordeel daar­van is dat u ook de User Style-functies kunt gebruiken als u al een beetje vertrouwd bent met de 16-sporen sequencer en vice versa. Meer details over deze func­ties vindt u in het Referentieboek.
9.5 Style Converter
De Style Converter van de EM-2000 is een eenvoudig en intuïtief hulpmiddel voor het programmeren van uw eigen Music Styles op basis van één van uw eigen Songs of een Standard MIDI File. In beide gevallen hoeft u de Song/SMF maar één keer weer te geven om de data ervan naar het Song RAM-geheugen te kopië­ren, alwaar u dan de Style Converter kunt gebruiken. Misschien wilt u het nummer eerst nog een beetje ver­anderen voordat u er een Music Style van maakt. Zie dan “Editfuncties van de 16-sporen sequencer” op blz. 37 in het Referentieboek.
Algemene overwegingen
Ziehier een aantal tips voor het converteren van Song­fragmenten in een User Style.
• Zie “Hoe werkt het?” op blz. 83 en “Looped en One­Shot” op blz. 84 voor meer details over de User Styles.
• De resulterende Music Style kan in de Arranger-mode worden gebruikt (dus niet met de Recorder of de 16­sporen sequencer).
• Music Styles zijn begeleidingspatronen. Als de nieuwe Style algemeen bruikbaar moet zijn (dus ook bij ande­renummers moet passen), zorg dan dat de basispatro­nen (die u met [TYPE] en [DIVISION] kunt kiezen) geen akkoordprogressies bevatten. De Styles kunnen tijdens het spelen worden getransponeerd op basis van de akkoorden die u in het akkoordherkenningsgebied speelt. Zorg ook dat de melodie niet mee geconver­teerd wordt.
• Probeer altijd de fragmenten te vinden die typisch zijn voor een nummer.
• Overgangen enz. moet u naar Fill-Ins converteren. Van de inleiding maakt u het best een Intro-patroon.
• Voor een echt professioneel resultaat zou u ook de User Style-mode van de EM-2000 moeten gebruiken om helemaal zeker te zijn dat uw Style ook voor mineur- en septiemakkoorden “werkt”. Zie “User Styles programmeren” op blz. 83.
• Hoewel de lengte van de patronen (en de benodigde geheugencapaciteit) van weinig belang is, zou u moe­ten proberen om in kleine betekenisvolle blokken te werken. Voorbeeld: de meeste Songs berusten op een structuur van telkens vier maten. Het heeft dus weinig zin om zes maten te converteren (maar het kán wel).
• Kies een simpel patroon voor Basic\Original en com­plexere fragmenten voor de overige patronen. Op die manier kunt u uw begeleiding namelijk via [TYPE] en [DIVISION] variëren.
• Kies vooral de juiste toonaard (Key) (zie blz. 36 in het Referentieboek)). Pas dan werkt de Style namelijk zoals verwacht wanneer u hem in de Arranger-mode gebruikt.
• De nieuwe Style bevindt zich in het Style RAM-geheu­gen (D88). Vergeet niet de inhoud daarvan naar een disk weg te schrijven vóór u een andere Style kiest
69
16-track Sequencer
(Arranger-mode) of de EM-2000 uitschakelt.
• In de handel verkrijgbare Standard MIDI Files zijn onderworpen aan een copyright. Gebruik de Style Con­verter enkel voor het maken van Music Styles voor privé­gebruik. Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor inbreuken op de auteurswetten en de daarmee gepaard gaande juridische problemen.
Style Converter gebruiken
1.
Start, indien nodig, de weergave van de Standard MIDI File om de data ervan over te hevelen naar het Song RAM-geheugen. Zie “Song-weergave” op blz. 59.
Opgelet: U kunt de data ook met de Database- of Load Song-functie laden.
2.
Kies de 16-track Sequencer-mode door op [SONG TOOLS] en Part Select [M.DRUMS] te drukken.
3.
Druk op [F2] (StlCn) om naar de Setup-pagina van het Style Converter-niveau te springen.
6.
Druk op [PAGE] om naar de volgende pagina te
gaan.
7.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de sporen die moeten worden geconverteerd (ADR, ABS, Ac1~ Ac6 of All).
Als u een spoor soleert door op Part Select [UPPER1] te drukken, worden de vakjes van de overige sporen d.m.v. een stippellijn aangeduid (hier hebben we spoor 10, ADR, solo geschakeld):
Op deze pagina kunt u de Song-sporen aan de gewenste User Style-sporen toewijzen. Een Song kan 16 sporen bevatten, terwijl een User Style er “maar” acht heeft. Kies dus enkel de sporen die u daadwerke­lijk nodig hebt voor uw begeleiding.
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het User Style-spoor (ADR, ABS, Ac1~Ac6). Het spoornum­mer links van de pijl (
A ) wordt nu wit-op-blauw
weergegeven.
5.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar een Song-spoor voor dit User Style-spoor. U zou op Part Select [UPPER1] (Reset) kunnen drukken om de vol­gende toewijzingen op te roepen:
Spoor (SMF-partij) EM-2000-partij
Display
10 (Drums) A.Drums
1 (Piano) Accomp 1
2 (Bas) ABS
3 (Akkoordbegeleiding) AC2
5 (Geen vaste functie) Accomp 3
6 (Tweede stem) Accomp 4
7 (Geen vaste functie)
8 (Geen vaste functie)
ADR
AC1
AC3
AC4
AC5
AC6
Style-Part
A.Bass
Accomp 2
Accomp 5
Accomp 6
Opgelet: Als u All kiest, is de Solo-optie niet beschikbaar (omdat er telkens maar één spoor kan worden gesoleerd).
8.
Druk op [PAGE] om naar de volgende pagina te
gaan.
9.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het “To”- of “From”-niveau. From verwijst naar het begin van het fragment en To naar het einde ervan.
Als u niet precies weet welke maten u nodig hebt, kunt u het “To”- en “From”-punt ook op de volgende manier instellen:
Druk op [√√ BWD] om terug te spoelen naar een plaats die iets voor het waarschijnlijke begin ligt. Druk op [PLAY ®/STOP ] om de weergave te starten.
Druk, in de eerste te converteren maat, op Part Select [UPPER2] (From). Zodra de EM-2000 de laatste benodigde maat bereikt heeft, drukt u op Part Select [UPPER1]. U kunt de weergave ook stoppen, met [√√ BWD] en [FWD ®®] naar de benodigde maten voor-/terugspoelen en de maten aanduiden ter­wijl de sequencer helemaal niets weergeeft.
Deze fabriekstoewijzingen berusten enkel op gezond mensenverstand en leveren niet altijd het benodigde begeleidingspatroon op. U moet dus altijd goed luiste­ren. Misschien hebt u gemerkt dat spoor 4 (de melo­die) in dit lijstje niet voorkomt. Houden zo…
70
10.
Druk op [PAGE] om de volgende pagina te kie-
zen.
11.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar de toonaard (Key) van het te converteren fragment in (C, C#, D, Eb, F, F#, G, Ab, A, Bb, B).
Met deze parameter vertelt u de EM-2000 in welke toonaard het patroon of de sporen staan. Het akkoordherkenningssysteem van de Arranger gaat er namelijk van uit dat alle patronen in C zijn opgeno­men.
Telkens als u een C (Intelligent-mode van de Arran­ger) of C-akkoord in het akkoordherkenningsgebied speelt, gebruikt de Arranger de noten zoals u ze opge­nomen hebt (zonder transpositie). Als dat fragment in F# staat zonder dat de EM-2000 daarvan op de hoogte is, hoort u bij het spelen van een C akkoord en F#­begeleiding.
12.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de modus van het toekomstige patroon: Maj (majeur), min (mineur) of 7 (septiem).
Met Mode bepaalt u wanneer het betreffende patroon wordt gebruikt. De nootinformatie wordt echter niet veranderd. Zie ook “Majeur, mineur, septiem (M, m,
7)” op blz. 40 voor meer details over de modi en “Majeur-, mineur- of septiembegeleiding? – Chord Family Assign, Alteratn” op blz. 80.
13.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar het patroontype (Type): Bsc (Basic) of Adv (Advanced). Zie blz. 38 voor meer details.
14.
Met de [LOWER/NUMBER]-regelaar kiest u de Division voor het patroon: Or (Original) of Var (Variation), FO (Fill-In To Original), FV (Fill-In To Variation), In (Intro) of Ed (Ending).
Als u een optie met een “=” kiest, worden verschil­lende patronen tegelijk aangemaakt. Op blz. 85 heb­ben we het in dit verband over “klonen”.
15.
Druk op Part Select [UPPER1] om de conversie te starten. In het veld helemaal rechts ziet u dat uw User Style tijdelijk in het Style RAM-geheugen van de EM-2000 (D88) wordt opgeslagen.
Als dat geheugen nog geen data bevat, zijn het tempo en de maatsoort van het gekozen fragment bepalend voor de User Style. Als D88 al data bevat, krijgen de nieuwe patronen dezelfde maatsoort en tempo als de Style-data in het D88-geheugen.
Opgelet: Vergeet niet uw User Style op een floppy, Zip-schijf e.d. op te slaan.
16.
Druk op [PAGE] om terug te keren naar de “Song Track stap (4) op blz. 70.
A User Style” pagina. Vervolg nu met
EM-2000 – Gebruikershandleiding
71
Editen
10. Editen
De term editen slaat op alle wijzigingen die u aanbrengt in de instellingen. Andere Tones voor de Realtime-Parts kiezen (zie blz. 31) is in feite al een vorm van editen.
De waarden die u voor alle parameters in dit deel instelt kunt u opslaan in een User Program en weer oproepen als u ze nodig hebt (zie “Instellingen opslaan in een User Program” op blz. 50).
10.1 Part-balans (Volume & Mixer)
De volumebalans tussen de Parts is zowat het belang­rijkste dat u kunt editen. Een Part die te zacht staat hoort u waarschijnlijk niet, en eentje die te hard staat zal de andere Parts in de weg zitten.
Opgelet: We raden u ten sterkste aan eerst de gewenste Tones toe te wijzen aan de Parts die u wilt gebruiken. De klankkleur heeft namelijk een grote invloed op de geluidsba­lans. Zo lijkt een trompetklank bijvoorbeeld luider dan een fluit omdat eerste meer harmonischen (boventonen) bevat.
U kunt de Volume pagina van de EM-2000 op twee manieren selecteren:
• Draai aan gelijk welke regelaar terwijl u zich op de Master-pagina bevindt (op blz. 6 in het Referentieboek vindt u meer details over de Master-pagina). OF:
• Druk op de [VOLUME]-knop links van het display.
Volume in de Arranger-mode
Als de EM-2000 zich momenteel in de Arranger-mode bevindt (de indicator van de [GM/GS MODE]-knop licht niet op) ziet het display er als volgt uit:
Opgelet: Lijn-Faders of knoppen beelden steeds de hoogste waarde van die lijn af. Staat het volume van vijf ACC-Parts bijvoorbeeld op 60, terwijl de overblijvende ACC-Part op 79 staat, dan beeldt de ACC-lijn Fader op de Volume-pagina de waarde 79 af. Zo’n lijn werkt dus niet helemaal zoals op een “echte” mengtafel, u kunt namelijk het volume van de Fader niet hoger zetten dan het volume van de luidste Part (om het volume van de lijn bijvoorbeeld op 127 te kunnen zetten moet minstens één van de Parts op 127 staan.
Laten we eerst het volume van de Upper-Parts (Upper1/2/3) instellen:
Upper- & Melody Intelligence-Parts
Draai aan de [UPPER/VARIATION]-regelaar. Hier­door verandert u het volume van vier Parts: Upper1, 2, en 3 evenals M. INT (Melody Intelligence, heet soms ook gewoon “MI”). Met deze display-regelaar kunt u dus het volume van alle rechterhand-partijen met één handeling corrigeren.
Als u enkel het volume van een specifieke Upper -(1/2/
3) of de Melody Intelligence-Part wilt veranderen, moet u op [F2] (Upper) drukken. Het display ziet er dan uit als volgt:
Als u de volumepagina met de “regelaarmethode” oproept, verdwijnt ze zodra u er een paar seconden niets in hebt gedaan. Om het volgende door te nemen kunt u dan ook beter op de [VOLUME]-knop druk­ken.
Gegroepeerde en “lijn” Faders
U ziet een vijfkanaals mixer. Dat zijn niet genoeg kanalen voor alle Realtime- en Arranger-Parts. De reden hiervoor is dat de ACC Fader het volume van alle ACC1~ACC6 Parts regelt. Even een afspraak: rege­laars in het display die op verschillende elementen werken noemen we vanaf nu lijnregelaars. Op die manier kunnen we de term groep voor andere dingen gebruiken zonder u in verwarring te brengen.
72
Lower-Parts
Dit systeem geldt ook voor de Lower1- en Lower2­Part: om het volume van allebei te veranderen, moet u naar de Volume 1 Global-pagina terugkeren door op [F1] te drukken en dan aan de [LOWER/NUMBER]­regelaar draaien. Anders drukt u op [F3] om naar de Volume Lower-pagina te gaan:
Hier kunt u [LOWER/NUMBER] gebruiken om het volume van Lower2 in te stellen, en [UPPER/VARIA­TION] voor de Lower1-Part.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Bas- & drum-Parts
Dit systeem geldt ook voor de MDR- (Manual Drums) en ADR-Part (Accompaniment Drums) enerzijds en de MBS- (Manual Bass) en ABS-Part (Accompani­ment Bass) anderzijds. Draai aan de [DRUMS/PART]­of [BASS/BANK]-regelaar om dit na te gaan.
Om de balans tussen de M.Bass- en A.Bass-Part (of de M.Drums- en A.Drums-Parts) te veranderen moet u op [F4] drukken:
Opgelet: In de Volume-mode kunt u alleen het volume van alle ACC-Parts (melodische begeleiding) veranderen. In de Mixer-mode kunt u echter het volume van elke individuele ACC-Part (en nog een paar andere instellingen) verande­ren. Zie blz. 73 voor meer details.
Opgelet: De relatieve balans tussen twee gegroepeerde Fad­ers blijft bewaard, op voorwaarde dat u het volume van de betreffende Parts niet meer verhoogt (of verlaagt) zodra één van die Parts de waarde 0 (of 127) heeft bereikt. Verhoogt u het volume nog verder wanneer één van de Parts reeds aan 127 zit, dan gaat enkel het volume van de Part, die nog niet aan 127 zit, verder omhoog. Hetzelfde verhaal geldt voor de situatie waarin u het volume van een groep verlaagt nadat één van de Parts reeds tot 0 is gezakt. Er bestaat geen manier om de balans, die u zo hebt veranderd, weer te herstellen.
Als u een bepaalde sectie (met de knoppen van de KEYBOARD MODE-sectie of op de Mixer-pagina) uitschakelt, wordt de naam van de betreffende rege­laar(s) in kleine letters afgebeeld. Onderstaande dis­play-pagina betekent bijvoorbeeld dat de Upper-sectie (1/2/3 & Melody Intelligence) momenteel niet beschikbaar is. U kunt er nog steeds de (onderlinge) balans van wijzigen – maar u hoort het verschil sowieso niet.
Een sectie luider zetten is niet altijd de beste oplossing om tot de juiste volumebalans te komen. In heel wat gevallen kunt u beter het volume van een Part of sec­tie, die te luid klinkt ten opzichte van de andere, stiller zetten.
Balans van de secties
De EM-2000 biedt een [BALANCE]-regelaar waarmee u het totaalvolume van de Realtime- en Arranger-sec­tie kunt regelen. Gebruik deze regelaar wanneer de balans tussen Parts onderling u wel bevalt, maar vindt dat de Realtime- of Arranger-sectie in zijn geheel te luid is.
Volume van de ACC-Parts veranderen
Laten we er even van uit gaan dat u een Style hebt geselecteerd maar vindt de ACC2-partij van de Basic/ Original-divisie iets te hard klinken. Start de weergave van de Style en speel een akkoord in het akkoordher­kenningsgebied.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-pagina te kiezen.
2.
Druk op [F2] (Arrng) om de Arranger Mixer-
pagina te kiezen.
Als u nu op [F2] zou drukken, dan zouden de indivi­duele Faders er als volgt uitzien:
Deze Parts zijn uitgeschakeld.
3.
Druk op de [PAGE] ▲▼ knoppen tot in de pagina-
schuifbalk links ACC2 verschijnt.
4.
Draai de [DRUMS/PART]-regelaar (Volume) naar links om het volume van de ACC2-Part te verminde­ren.
Het volume van de andere ACC-Parts kunt u op dezelfde manier aanpassen: kies de Parts met de [PAGE] ▲▼ knoppen en stel met de [DRUMS/ PART]-regelaar het volume in.
Opgelet: Zie “Uw instellingen of die van de Music Styles?” op blz. 78 voor meer details over de betekenis van “ARR” en “USR”.
73
Editen
Parts uitschakelen (Mute)
Op de Mixer-pagina kunt u op Part Select [M.DRUMS] drukken om de geselecteerde Part uit te schakelen. De On-prompt onder de draairegelaar ver­andert dan in Off, terwijl de Part-naam in de schuif­balk in kleine letters wordt afgebeeld (bv.
1.
Druk op [F1] (RTime) of [F2] (Arrng), naar gelang
u een Realtime- of Arranger-Part wilt uitschakelen.
2.
Indien nodig, kunt u met de [PAGE] ▲▼ knoppen de display-pagina kiezen die overeenkomt met de Part die u wilt uitschakelen.
3.
Druk op de Part Select [M.DRUMS] knop om Off te selecteren.
4.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Opgelet: Verderop vindt u de overige functies van de Mixer­pagina’s.
acc2).
Volume in de GM/GS-mode
Het systeem van de regelaars wordt ook in de Song­mode toegepast, d.w.z. als de indicator van de [GM/ GS MODE]-knop oplicht, tijdens de weergave van een Song of wanneer u een 16-Track Sequencer Song aan­het editen bent. Als u dan op [VOLUME] drukt (indi­cator licht op), ziet de Volume Global-pagina er als volgt uit:
10.2 Panpot (stereopositie)
U kunt voor iedere Part een eigen positie in het stereo­beeld geven. Zo zou het geen slecht idee zijn om de Upper1-Part naar de linkeruitgang te sturen, terwijl u de Upper2-Part naar de rechteruitgang stuurt. Stapelt u nu Upper1 en Upper2 (door op SPLIT of WHOLE RIGHT en op [UPPER1] en [UPPER2] te drukken), dan hoort u een brede klank waarbij de Upper1-klank uit de linker luidspreker komt, terwijl de Upper2­klank uit de rechter luidspreker komt.
Opgelet: Zie “(EFX) Type” op blz. 23 in het Referentieboek voor een andere toepassing van Pan in combinatie met het Insert-effect (DSP EFX).
De Panpot-parameter van een Part stelt u als volgt in:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-mode op te roepen.
2.
Kies de Part-groep (Realtime of Arranger) door op
[F1] (RTime) of op [F2] (Arrng) te drukken.
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de Part waarvan
u de Pan-instelling wilt aanpassen.
U kunt nu op [F2] drukken om naar de individuele Upper-regelaars (en M.INT) te gaan of met [F3] de Lower1- & Lower-2-Fader oproepen.
Opgelet: Er is geen aparte pagina voor de M.Drums-Part omdat die hier overbodig is. Het volume van deze Part kunt u namelijk op de Global-pagina instellen.
Gebruik de [BALANCE]-regelaar op het frontpaneel om de balans tussen de Song-Parts (ACCOMP) en de Realtime-Parts (KEYBOARD) in te stellen.
Opgelet: Met “Mute” op blz. 47 in het Referentieboek kunt u de overbodige Song-Parts uitschakelen.
4.
Stel met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
gewenste stereopositie in.
Kies een waarde tussen 1 en 63 om de Part verder naar links te plaatsen, of tussen 65~127 om de Part verder naar rechts te plaatsen. U kunt ook Rnd (Random) kiezen, waardoor de Part willekeurig tussen het linker­en het rechterkanaal heen en weer gaat. Om deze optie te kiezen moet u de [ACCOMP/GROUP]-regelaar helemaal naar links draaien.
Opgelet: De draairegelaars zijn snelheidsgevoelig. Hoe snel­ler u eraan draait, hoe grotere waardesprongen u neemt. Zo kunt u met een snelle draai van links naar rechts van Pan 1 naar Pan 127 springen. Hoe trager u draait, hoe kleiner de waardesprongen waarmee u omhoog/omlaag gaat.
5.
Blijf op de Mixer-pagina want daar speelt zich ook
het volgende verhaal af:
74
EM-2000 – Gebruikershandleiding
10.3 Effecten en Equalizer
De EM-2000 is uitgerust met drie programmeerbare effecten (Reverb, Chorus en Delay), een multi-effect (Insertion EFX) en een parametrische tweebands­Equalizer.
Opgelet: Wijzigingen die u in de effectprogramma’s aan­brengt gelden voor alle Parts, aangezien er maar één Reverb, één Chorus, één Delay, en één Equalizer (EQ) is. U kunt wel voor iedere Part individueel bepalen in welke mate u de effecten erop wilt toepassen (effectdiepte).
Opgelet: Het Insert-effect is enkel beschikbaar voor de Real­time-Parts.
Reverb, Chorus of Delay voor een Part
1.
Kies op de Mixer-pagina –zie “Panpot (stereoposi­tie)”, stap (1)~(3)– de Part-groep en Part waarvoor u de effectdiepte wilt instellen.
Met de effectregelaars op de Mixer-pagina bepaalt u in welke mate het geluid van de Part respectievelijk naar het Reverb-, Chorus- en Delay-effect wordt gestuurd. Kiest u op deze pagina hoge Reverb-, Chorus- en Delay-waarden, dan verhoogt u in feite het effectvo­lume.
Het werkt net zoals in een kathedraal: hoe luider u zingt, hoe meer galm (Reverb) u hoort. Ook in een kathedraal betekent luider zingen dat u het volume verhoogt dat naar het “galmapparaat” (de kathedraal) wordt gezonden.
2.
Pas met de [BASS/BANK]-regelaar de Reverb­diepte aan.
Effectinstellingen
Drie effecten van de EM-2000 kunt u editen en dus precies naar wens instellen.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-mode op te roepen.
2.
Druk op [F4] (Effct) om naar het Effect-niveau te
gaan.
“Reverb” is de eerste van zes pagina’s (vandaar de “1” in de schuifbalk). Op de zesde pagina kunt u de gewenste waarden voor de twee instelbare DSP EFX­parameter inbrengen. Er kunnen telkens twee DSP EFX-parameters in Realtime worden aangestuurd.
3.
Druk op [PAGE] ▲▼ om de display-pagina van het effect, dat u wilt editen, op te roepen. Dit is de volg­orde van de pagina’s:
Effect (of functie) Paginanummer
Reverb
Chorus
Delay
Equalizer
Insert-effetc (DSP EFX)
DSP EFX Source 1 & 2
1
2
3
4
5
6
3.
Pas met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de Cho-
rus-diepte aan.
4.
Pas met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de
Delay-diepte aan.
Op de effectpagina’s (Reverb, Chorus, Delay en Inser­tion EFX) kunt u met de meest linkse regelaar ([DRUMS/PART]) het effecttype kiezen. Voor elk effectblok zijn er verschillende types. Zo zou u voor het Chorus-blok bv. ook een Flanger-effect kunnen kiezen. Met de [BASS/BANK]-regelaar kiest u een parameter en met de [UPPER/VARIATION]-regelaar kunt u er de waarde van wijzigen. Meer details over deze parameters vindt u onder “Mixer\Effect­pagina’s” op blz. 20 in het Referentieboek.
Equalizer
Op deze pagina kunt u de tweebands-Equalizer pro­grammeren. De werking van deze Equalizer kunt u vergelijken met die van de Treble- en Bass-regelaar op uw stereo-installatie. Met deze Equalizer kunt u de
75
Editen
hoge en lage tonen ophalen of verzwakken. Bovendien kunt u kiezen welke frequenties u precies gaat verster­ken of verzwakken.
1.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de lage fre-
quentie (L-Freq) die u wilt versterken of verzwakken.
2.
Kies met de [ACCOMP/GROUP] draaiknop een positieve (versterken) of negatieve (verzwakken) waarde voor de L-Gain parameter.
3.
Herhaal deze stappen voor de hoge frequentieband en gebruik daarbij de [BASS/BANK] (H-Freq) en [LOWER/NUMBER] (H-Gain) regelaars.
Parts kiezen waarop de Equalizer werkt
De standaardinstelling, die de EM-2000 vlak na het inschakelen kiest, stuurt alle Parts door de Equalizer. U kunt de Equalizer in dat geval dus gebruiken om de hoog- en laagweergave van het instrument te bepalen.
Een Equalizer bewijst echter zijn beste diensten als corrigeermiddel voor een klank die de andere “in de weg zit”. Laten we daarom kijken hoe u de Equalizer kunt uitschakelen voor Parts die geen klankkleurcor­rectie nodig hebben.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer).
We gaan eerst de Equalizer van de Realtime-Parts uit­schakelen.
2.
Druk op [F1] (RTime) om de Mixer\RTime-pagina te openen.
Insert-effect (EFX)
Bovenstaande display-pagina bevat ook een EFX ON/ OFF-schakelaar waarmee u het Insert-effect voor de geselecteerde Realtime-Part in en uit kunt schakelen. Dit effect heet trouwens Insert(ion)-effect omdat deze processor zich tussen de Realtime-Parts en de overige effecten bevindt.
Als het Insert-effect uitgeschakeld is, luidt de verbin­ding tussen een Realtime-Part en de effecten als volgt:
DSP EFX UIT
Insert-effect
Realtime part (e.g. Upper 1)
Als het Insert-effect ingeschakeld is, is de Realtime­Part niet meer rechtstreeks met de uitgangen en de overige effecten verbonden:
Insertion EFX AAN
Insert-effect
Chorus
Reverb
Delay
EQ
UITGANGEN
Chorus
Reverb
L
R
3.
Selecteer met de [PAGE] ▲▼ knoppen de Part waarvoor u de Equalizer wilt in- (EQ On) of uitscha­kelen (EQ Off).
4.
Druk op Part Select [UPPER1] onder het display om EQ-ON of EQ-OFF te kiezen.
5.
Ga terug naar stap (3), selecteer de andere Parts, en schakel de Equalizer in/uit.
6.
Druk op F5 (Exit) om de Mixer-mode te verlaten en terug te keren naar de Master-pagina.
Realtime-Part
(bv. Upper 1)
Delay
EQ
L
R
UITGANGEN
Hier kunt u het uitgangssignaal van het Insert-effect dus nog met de Reverb, Chorus en Delay bewerken. En omdat er maar één Insert-effect (DSP EFX) is, heb­ben alle betrokken Parts dezelfde Reverb-, Chorus- en Delay-diepte.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-pagina te kiezen.
2.
Druk op [F1] (RTime) om een pagina zoals de vol­gende op te roepen. (Het Insert-effect is niet beschik­baar voor de Arranger-Parts.)
76
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ een Realtime-Part.
4.
Kies met de Part Select [LOWER1]-knop de DSP EFX OFF- of EFX ON-instelling.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Als het EFX-schakelicoon d.m.v. een stippellijn wordt aangeduid, moet u het Insert-effect met de [ACTIVE]­knop in de DSP EFX-sectie inschakelen:
5.
Druk op [F4] (Effct) om naar het Effect-niveau te
gaan.
6.
Kies met [PAGE] ▲▼ de Effect 5-pagina:
7.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het gewenste
EFX Type.
Op blz. 115 in het Referentieboek vindt u een beschrij­ving van de effecttypes en de instelbare parameters.
Druk op [UP1 SET RECALL] op het frontpaneel om het EFX-type te laden dat vast toegewezen is aan de Tone die de Upper1-Part momenteel gebruikt. Zie ook het overzicht op blz. 23 in het Referentieboek.
8.
Stel met de [BASS/BANK]-regelaar het Send-
niveau van de EFX naar het Reverb-effect in.
9.
Stel met de [LOWER/NUMBER]-regelaar het Send-
niveau van de EFX naar het Chorus-effect in.
10.
Stel met de [UPPER/VARIATION]-regelaar het
Send-niveau van de EFX naar het Delay-effect in.
11.
Druk op Part Select [UPPER1] om te bepalen of het Insert-effect ook met de EQ moet worden bewerkt (On) of niet (Off).
12.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Instellen van de twee Source-parameters
We hadden het er al over dat u telkens twee EFX-para­meters naar wens kunt instellen. Deze instellingen kunt u, samen met de overige parameters, in een User Program opslaan. U kunt de Source-parameters echter ook voor veranderen tijdens het spelen (“Realtime”) gebruiken.
De toewijzing van de DSP EFX-parameters aan de Source-“regelaars” is voorgeprogrammeerd en ver­schilt naar gelang het gekozen DSP Type. Zie “EFX­types & parameters die u kunt aansturen” op blz. 115 in het Referentieboek voor meer details. Ziehier alvast een voorbeeld: als u het “15 SpFlangr” type kiest, kunt u de volgende parameterwaarden instellen: Feedback (Source 1) en Step Rate (Source 2).
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-pagina te kiezen.
2.
Druk op [F4] (Effct) om naar het Effect-niveau te
gaan.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de zesde Effect-pagina.
4.
Stel de Source1-parameter in met de [ACCOMP/
GROUP]-regelaar.
5.
Stel de Source2-parameter in met de [LOWER/
NUMBER]-regelaar.
Opgelet: De laatst ingestelde waarden worden telkens in een User Program opgeslagen. Stel het Insert-effect dus altijd zo in als het moet klinken wanneer u het betreffende User Pro­gram oproept.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
77
Editen
10.4 Uw instellingen of die van de Music Styles?
Met de schakelaars onder de Effect Send-parameters kunt u bepalen of de Send-instellingen van de Arran­ger-Parts al dan niet moeten worden gebruikt.
Deze schakelaars stelt u als volgt in:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-pagina te kiezen.
2.
Druk op [F2] (Arrng) om naar het Arranger-niveau
te springen.
3.
Druk op Part Select [M.BASS], [LOWER1] of
[UPPER1] om ARR of USR te kiezen.
De instelling geldt telkens voor de parameter die zich boven de betreffende schakelaar bevindt (Pan, Reverb, of Chorus). De betekenis van de twee mogelijkheden luidt:
USR: Uw instellingen gelden zolang tot u ze verandert of tot u een ander User Program kiest (USR is de afkorting voor User Program).
ARR: In dit geval worden de instellingen van de Arranger-Parts bepaald door de waarden die in de Music Style zelf zijn opgeslagen.
Music Styles bevatten niet alleen noten (d.w.z. de drum, bas en begeleidingspartijen), maar ook een reeks instellingen die bepalen hoe de Parts moeten worden weergegeven. Onder deze instellingen vallen ook programmakeuze-commando’s, Panpot, volume, enz. Zoals u weet, zijn Music Styles begeleidingspatro­nen die voortdurend worden herhaald (meestal na vier maten). De zonet vermelde extra instellingen bevinden zich steeds aan het begin van een patroon. Kiest u dus ARR, dan worden de instellingen van de Mixer-pagina weer op de waarden van de Music Style gebracht zodra het patroon vanaf maat 1 begint of zodra u een andere divisie kiest (bijvoorbeeld “Fill-In To Variation”).
Wilt u niet dat uw wijzigingen door een Music Style worden tenietgedaan, kies dan met de draairegelaars USR.
Opgelet: Een vergelijkbaar systeem bestaat ook voor de Recorder-Songs. Die instellingen moet u echter naar een disk wegschrijven omdat ze niet intern kunnen worden opgeslagen. Zie ook “Header Post Edit” op blz. 46 in het Referentieboek.
10.5 Parts editen
Editen van de Part-parameters
Opgelet: De instellingen van deze schakelaars hebben geen invloed op de ontvangst van MIDI-commando’s via de MIDI IN-poort. Wilt u die commando’s filteren, dan kan dat ook, en wel met de MIDI-filters waarover de EM-2000 beschikt.
De EM-2000 biedt u de mogelijkheid een aantal para­meters te editen die bepalen hoe een Part gaat klinken. Met deze parameters kunt u dus Parts “optimaliseren” door dingen, zoals de helderheid, de modulatiesnel­heid (Vibrato Rate) enz. aan te passen.
Houd er rekening mee dat de parameters die we in dit deel behandelen betrekking hebben op Parts (Upper1/ 2/3, Lower1/2 enz.). Een andere Tone aan een Part toe­wijzen verandert niets aan de Part-parameters die we hieronder gaan bespreken. Als u dus de envelope wij­zigt van een pianoklank die aan de Upper1-Part is toe­gewezen, denkt u misschien dat u de envelope van de piano Tone hebt gewijzigd en dat u, door een andere Tone voor Upper1 te kiezen, andere envelope-instel­lingen laadt. Dat is niet helemaal fout, toch moet u in de eerste plaats bedenken dat de Part-parameterinstel­lingen worden opgeteld bij de instellingen van de Tone zelf.
Parts zijn in wezen “vakjes” waarin u een Tone kunt plaatsen en waarvan u de klank kunt aanpassen met de parameters die we hieronder gaan beschrijven.
Opgelet: Alle Part-parameters zijn relatieve parameters: hun waarde wordt opgeteld bij of afgetrokken van de voor­geprogrammeerde waarden van de Tone parameters. Van­daar dat u positieve (“meer”) en negatieve (“minder”) waarden kunt invoeren.
Zoals de meeste andere parameters kunt u de Part­parameters met regelaars en knoppen in het display editen:
1.
Druk, op de Master-pagina, op de [TONE]-knop
links onder het display.
2.
Druk op [F4] (Edit) om de Edit-pagina te kiezen.
3.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de Part die u
wilt editen.
Opgelet: U kunt enkel de Realtime-Parts editen.
4.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar (Para­meter) de parameter (zie hieronder) waarvan u de waarde wilt aanpassen.
78
5.
Kies met de regelaar die aan VALUE is toegewezen
de waarde van de geselecteerde parameter.
6.
Ga verder met stap (3) om een andere Part te kiezen
die u wilt editen.
Onder “Tone Edit (Part-parameters)” op blz. 17 in het Referentieboek vindt u hierover meer details. De klank­aspecten die u kunt editen zijn:
Modulatie (Vibrato)
Vibrato is een effect dat ontstaat door de toonhoogte te moduleren. U kunt er een klank wat meer expressi­viteit mee verlenen. Met de volgende drie parameters kunt u de aard en de mate van vibrato bepalen.
Timbre (filter)
Door de filterinstellingen te variëren regelt u de klank­kleur (het timbre). De EM-2000 gebruikt Low Pass Fil- ters (LPF). Dit zijn filters die alle frequenties onder een bepaalde frequentie doorlaten (in het Nederlands worden ze daarom ook wel “hoog-af filters” genoemd). Alle harmonischen die boven deze fre­quentie liggen worden afgesneden. Die “bepaalde fre­quentie” heet Cutoff Frequency (grensfrequentie), en u kunt die zelf bepalen. Door de grensfrequentie hoger of lager te zetten wordt de klank respectievelijk helder­der of doffer. Bovendien kunt u de frequentie in de tijd laten veranderen. Dit doet u door er een “envelope” (verloopcurve) aan toe te wijzen. Met de combinatie van filter- en envelope-instellingen kunt u een flink stuk dynamiek en expressiviteit aan klanken verlenen.
Envelope
“Echte” instrumenten klinken nooit constant op het­zelfde volume. Een noot kent steeds een bepaald volu­meverloop, van het moment dat u ze speelt tot ze is uitgestorven. Dit kun je grafisch weergeven als een curve. Dankzij de envelope kunt u heel wat klanken nabootsen.
De envelope parameters werken trouwens niet enkel op het volume (of de amplitude), maar ook op het fil­ter. Stijgt de envelope, dan stijgt ook de grensfrequen­tie (als die tenminste al niet op het maximum stond). Als de envelope daalt, daalt ook de grensfrequentie.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Upper2-instellingen
Upper2 stemmen: Coarse en Fine
De Upper2-Part kunt u gebruiken als zelfstandige solo- of melodieklank of om de klank van Upper1 “aan te dikken”. Dat laatste dan in het geval u Upper2 en Upper1 stapelt. Met dat stapelen bedoelen we dat u tel­kens, wanneer u op een toets drukt in de rechterhelft van het klavier (op voorwaarde dat u de Assign Split- mode, blz. 28, hebt gekozen) of gelijk waar op het kla­vier (als u de Whole Right-mode hebt gekozen), twee Tones aanstuurt: degene die aan de Upper1-Part is toegewezen en degene die aan de Upper2-Part is toe­gewezen. Zie ook “Upper2 kiezen en stapelen” op blz. 27.
Met de volgende parameters kunt u de Upper2-Part ten opzichte van de Upper1-Part transponeren (Coarse) of ontstemmen (Fine).
Zo zou u met Coarse een interval van een kwint (7 halve tonen) voor Upper2 kunnen programmeren. Dit werkt vooral goed op blazersklanken en “zware” gitaarakkoorden (Power Chords). Om de Upper2 Coarse- en Fine-parameters te kunnen gebruiken mag u niet vergeten de Upper1- en Upper2-Part samen te activeren. Gebruikt u enkel de Upper2-Part, dan lijkt het alsof u uw solo’s in een verkeerde toonaard of met een ontstemde klank speelt.
Met de Fine-parameter kunt u mooie dingen doen als u twee identieke of gelijkaardige Tones aan Upper1 en Upper2 toewijst. In dergelijke gevallen komt u met Fine tot een soort natuurlijk Chorus-effect, dat u extra in de verf kunt zetten door Upper1 naar links en Upper2 naar rechts te pannen (of vice versa, zie blz. 74).
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F2] (Tune).
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de tweede Tune-pagina.
4.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar het Coarse-
interval voor Upper2 in.
5.
Stel met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de Fine-
waarde voor Upper2 in.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
79
Geavanceerde functies
11. Geavanceerde functies
De waarden die u voor alle parameters in dit deel instelt kunt u opslaan in een User Program en weer laden als u ze nodig hebt (zie “Instellingen opslaan in een User Program” op blz. 50).
3.
11.1 Instellingen i.v.m. de Arranger
Fill Rit-waarde
Met de Fill Rit-waarde bepaalt u in welke mate een Fill vertraagt terwijl hij wordt weergegeven. De Fill Rit­waarde is enkel van toepassing als de [FILL RIT]-indi­cator oplicht. Zie ook “Andere Fill-functies: Fill In Half Bar en Fill In Rit” op blz. 40.
1.
Druk, op de Master pagina, op[F2] (Param) om de
Parameter-mode te selecteren.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de tweede Glo-
bal-pagina.
4.
Stel met [BASS/BANK]-regelaar de gewenste Fill
Rit-waarde in.
Hoe hoger de waarde, hoe meer de Fill vertraagt.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Majeur-, mineur- of septiembegeleiding? – Chord Family Assign, Alteratn
Op blz. 40 hebben we u uitgelegd dat er drie complete sets Style divisies zijn: eentje voor majeur-, eentje voor mineur-, en eentje voor septiemakkoorden. Als u aan­dachtig naar de interne Styles van uw EM-2000 luis­tert, zal u merken dat de begeleiding voor mineurak­koorden soms afwijkt van die voor majeur- en sep­tiemakkoorden. Dat is omdat u deze begeleidingen apart kunt programmeren.
Met de Chord Family Assign-functie bepaalt u welke mode (majeur, mineur of septiem) de Arranger moet gebruiken voor de akkoorden die u speelt. Wilt u bij­voorbeeld de mineurbegeleiding horen wanneer u “6” akkoorden speelt, wijs dan met de Chord Family Assign-functie de familie van “6” akkoorden (bijvoor­beeld C6, A6 enz.) aan de mineurbegeleidingen toe.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
Kies met [PAGE] ▲▼ de vierde Global-pagina.
4.
Kies eerst één van de 8 beschikbare Chord-geheu-
gens. Dit doet u met de [DRUMS/PART]-regelaar.
Hebt u met deze functie nog niets geprogrammeerd, dan wordt Chord-geheugen 1 gekozen. Als alle geheu­gens reeds bezet zijn (dit kunt u zien aan de akkoord­naam rechts van het geheugennummer), kunt u één van deze geheugens wissen door op Part Select [M.DRUMS] (Cancel) te drukken.
5.
Speel het akkoord dat u aan een andere Family wilt toewijzen. De naam van dat akkoord verschijnt rechts van het akkoord-geheugennummer.
6.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de gewenste Family – Majeur (M), Mineur (m), of Sep­tiem (7)– voor het akkoord dat u zonet hebt gespeeld.
Stel nu dat u de begeleiding waaraan u het akkoord hebt toegewezen wel in orde vindt, maar dat de Intro en Ending wat vreemd klinken wanneer u een num­mer met dat akkoord begint (bijvoorbeeld C4). We gaan dit even verduidelijken met een voorbeeld. U hebt het C4 aan de majeurfamilie toegewezen, en de Intro van de Style bevat de volgende progressie:
C
A AmA FA G
Begint u nu de Intro met het C4-akkoord in het geheugen, dan ziet de progressie er plots als volgt uit:
A FA FA G
C4
Het resultaat is dus niet echt voorspelbaar. Gelukkig kunt u de Alteration-functie uitschakelen. Het C4­akkoord blijft dan in het geheugen bewaard, maar de Intro of Ending spelen de normale progressie (in ons geval C, Am, F, G). Na de Intro/Ending schakelt de Arranger over naar het C4 akkoord.
7.
Schakel met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de Alteration (Altern) functie in (On) of uit (Off).
8.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
80
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Muzikale Style-weergave: Wrap
Met de Wrap-functie bepaalt u hoe de bas en de bege­leidingsinstrumenten hun partijen spelen. Als de bas­begeleiding bv. stijgende toonladders moet spelen, zou het kunnen gebeuren dat sommige noten buiten het bereik van het instrument vallen en dus onnatuurlijk klinken. De interne klankbron heeft daar weinig moeite mee, maar de kwaliteit van uw begeleidingen lijdt er wel onder.
U hebt tot nu toe waarschijnlijk nog weinig gemerkt van de Wrap-functie. Ze staat namelijk standaard op Natural, wat betekent dat alle instrumenten in hun natuurlijk bereik spelen. Als u de optie Natural kiest, transponeert de Wrap-functie namelijk alle noten die in de begeleiding te laag (voor piccoloklanken enz.) of te hoog (voor basklanken enz.) zijn één octaaf naar omhoog of omlaag. Waar de Wrap-functie precies de grens trekt, ligt voor iedere Tone vast – u kunt dit niet veranderen.
Met de Acc Wrap-parameter kunt u de Wrap functie in- (Natural) of uitschakelen (Full). Voor de meeste Styles is Natural de beste keuze. Full kan een zinvolle keuze zijn wanneer u de User Style-functie gebruikt als sequencer.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de vijfde Global-pagina.
Instellingen i.v.m. de Realtime-Parts
Mode:
U kunt de Upper1- en Upper2-Part monofoon maken. Mono betekent dat u slechts één noot tegelijk kunt spelen. Gebruik de Mono-mode om een trompet- of houtblazerspartij op een natuurlijke manier te kunnen spelen. Poly betekent daarentegen dat u met de gese­lecteerde Part akkoorden e.d. kunt spelen.
1.
Parameter-mode op te roepen.
2.
3.
4.
regelaar de Upper1- of Upper2-mode.
Portamento Time
Portamento is een effect dat de noten die u speelt geleidelijk in elkaar doet overgaan:
Mono/Poly
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Druk op [F2] (Tune) om het Tune-niveau te kiezen.
Roep met [PAGE] ▲▼ de derde Tune-pagina op.
Kies met de [DRUMS/PART]- of [BASS/BANK]-
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de partij (ABS, Acc1~Acc6) waarvan u de Wrap-instelling wilt veranderen.
5.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar hetzij Natural, hetzij Full.
Natural: Alle noten die door de overeenkomstige Part worden gespeeld klinken in het natuurlijke bereik van de geselecteerde Tone (niet te laag en niet te hoog).
Full: Alle noten van de overeenkomstige Part worden gespeeld zoals u (of Roland) ze hebt geprogrammeerd. Kies Full indien u stijgende of dalende lijnen of conse­quente voicings nodig hebt voor de akkoordprogressie die u speelt (bijvoorbeeld als u de User Style-functie gebruikt om zelf een begeleiding op te nemen).
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Portamento Time= 0 — "Ruwe" veranderingen van de toonhoogte: halve tonen (normaal).
De toonhoogte glijdt van de ene noot naar de volgende.
Portamento Time> 0 — Geleidelijke verandering.
Zodra u een Portamento-waarde hoger dan 0 instelt, “glijdt” te toonhoogte geleidelijk van noot naar noot. Hoe hoger de waarde die u instelt, hoe trager de toon glijdt. Dit effect bewijst zijn beste diensten bij synthe­sizer- of zigeunervioolpartijen.
81
Geavanceerde functies
5.
Om de Portamento snelheid in te stellen draait u aan de [ACCOMP/GROUP]-regelaar (Upper1) of de [LOWER/NUMBER]-regelaar (Upper2).
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Andere stemming: Keyboard Scale
Met de volgende parameter kunt u de stemming van verschillende of van twee of alle Parts veranderen, zodat u bijvoorbeeld Arabische toonladders enz. kunt spelen.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F2] (Tune) om het Tune-niveau te kiezen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de tweede Tune-pagina.
Met de eerste Kbd Scale parameter, Assign, schakelt u de alternatieve stemming in (UP1-2, All) of uit (Off).
4.
Kies met de [BASS/BANK]-regelaar UP1-2, All, of Off voor de Assign-parameter.
Wilt u een andere stemming programmeren, kies dan UP1-2 (enkel Upper1, Upper2 en de Melody Intelli­gence-Part [MI]) of All (alle Realtime- en Arranger­Parts), want anders hoort u niet wat u programmeert.
5.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de noot wier stemming u wilt veranderen.
U zal merken dat u iedere noot slechts éénmaal kunt selecteren. Dat komt omdat de Value automatisch geldt voor alle noten met dezelfde naam. Verandert u bv. de stemming van de C, dan wordt die waarde opgeteld bij of afgetrokken van alle C’s (C1, C2, C3 enz.).
6.
Stem de gekozen noot met de [UPPER/VARIA­TION]-regelaar. De waarde “0” betekent dat u de noot op zijn originele toonhoogte laat.
Negatieve waarden betekenen dat de stemming van de betreffende noot lager komt te liggen. Bij positieve waarden wordt de noot hoger. Het instelbereik gaat van –64~+63 cent. 100 cent is gelijk aan één halve toon, dus kunt u de toonhoogte iets meer dan een halve toon verhogen of verlagen.
7.
Herhaal stap (5) en (6) om de andere noten van de toonladder te stemmen (C#, D, D#, E enz.).
8.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
82
EM-2000 – Gebruikershandleiding
12. User Styles programmeren
De EM-2000 biedt u de mogelijkheid uw eigen begeleidingen, of Styles zoals we ze intussen noemen, te programmeren. Styles die u zelf programmeert bevinden zich niet in het ROM geheugen, daarom noemen we ze User Styles, Styles die door een gebruiker (u of iemand anders) werden gemaakt.
12.1 Hoe werkt het?
Nieuwe Styles kunt u op drie manier programmeren:
• Door fragmenten van een Standard MIDI File naar een begeleiding te converteren die de Arranger kan weergeven (zie blz. 69).
• Door “van nul” te beginnen en een volledig nieuwe Style te creëren (zie blz. 85).
• Door bestaande Styles te editen. Hiervoor moet u ze eerst kiezen of laden. Daarna u de instellingen of noten wijzigen die u niet bevallen (zie blz. 91). De laatste manier is uiteraard sneller, aangezien u enkel Parts moet aanpassen die niet “werken” voor het nummer dat u wilt spelen. Toch valt ook het program­meren van een totaal nieuwe Style best mee, want de EM-2000 is uitgerust met een aantal functies die het programmeren aanzienlijk vlotter doen verlopen.
Patronen
User Styles en interne Styles zijn in feite korte muzi­kale patronen (meestal vier, soms acht maten lang) die u tijdens het spelen kunt selecteren. Dit hebben we trouwens al iets uitvoeringen uit de doeken gedaan in het deel “Spelen met begeleiding – Arranger” op blz. 38. Als u ooit met een Rhythm Programmer (de Roland R-8MkII, bijvoorbeeld) hebt gewerkt, zal het begrip patroon u wel vertrouwd in de oren klinken. Met een klein streepje muziek kunt u dus al heel wat teweeg brengen.
Begeleidingen die op patronen zijn gebaseerd bestaan meestal uit de volgende elementen:
•De Groove, dit is het ritme dat de “ruggegraat” van de Song vormt.
• Verschillende alternatieven voor de Groove die de begeleiding interessant houden en een zekere “evolu­tie” of “variatie” suggereren.
• Fill-Ins die het begin van een nieuw deel van de Song aankondigen
• Het begin en einde van een nummer. Voor een nummer van drie minuten hebt u in de regel genoeg aan vier tot acht drumpatronen. U hoeft ze dan enkel nog in de juiste volgorde te zetten, en klaar is Kees. In feite kunt u een Music Style op de EM-2000 vergelijken met wat meestal een “Song” heet op een drummachine. Drumcomputer-Songs moet u echter
op voorhand programmeren, terwijl u de Music Style­patronen tijdens het spelen kunt kiezen door op de Arranger-knoppen te drukken.
U kunt 36 verschillende patronen per Style program­meren. Een aantal daarvan kunt u achteraf via knop­pen op het frontpaneel selecteren ([TYPE], [DIVI­SION] enz.), terwijl anderen worden geselecteerd op basis van de akkoorden die u speelt in het akkoordher­kenningsgebied van het klavier (majeur, mineur, sep­tiem).
Sporen
In tegenstelling tot een drumcomputer bevat een Style niet enkel ritmepartijen (drums & percussie) maar ook een melodische begeleiding die bestaat uit twee tot drie muzikale partijen, zoals piano, gitaar, bas, en strijkers. Deze zijn in de EM-2000 verdeeld over spo­ren – acht om precies te zijn:
1 ADR: Accompaniment Drums. De drum- en percus­siepartij van een begeleiding.
2 ABS: Accompaniment Bass. De baslijn van een bege­leiding.
3 ACC1~8 ACC6: Accompaniment 1~6. melodische begeleidingen (akkoorden, riffs enz.).
De toewijzing van de Parts aan de sporen ligt vast. Zo kunt u bijvoorbeeld niet de ADR-Part aan spoor 6 toe­wijzen.
De verdeling van de sporen is geïnspireerd op de prak­tijk: zo zijn de ADR- en de ABS-Part respectievelijk aan spoor één en twee toegewezen omdat de meeste programmeurs en artiesten beginnen met de ritmesec­tie (drums en bas) van een nummer.
Maar u bent uiteraard niet verplicht om “volgens het boekje” te werken. Begin met een andere Part als dat beter uitkomt voor de Style die u wilt programmeren.
Opgelet: Hoewel er zes ACC-Parts zijn, bevatten de meeste Styles slechts twee of drie melodische begeleidingen. “Een­voud siert” namelijk ook bij het programmeren van Styles. Voel u dus niet verplicht de zes Parts van de EM-2000 alle­maal te gebruiken. Op die manier raakt uw arrangement namelijk snel “oververzadigd”, waardoor het aan kracht inboet. Luister maar eens naar een aantal popopnames die u nogal indrukwekkend vindt klinken. U zal (misschien tot uw verbazing) merken dat niet het aantal instrumenten maar wel de kracht van het arrangement (de juiste noten op het juiste moment) de nummers zo “groots” doen klinken.
83
User Styles programmeren
Looped en One-Shot
Er zijn twee soorten divisies op de EM-2000: ge-loop-te divisies en One-Shot-divisies.
Loop-divisies : Loop-divisies zijn begeleidingen die worden herhaald tot u een andere divisie kiest of op [START/STOP] drukt om de weergave van de Arran­ger te stoppen. De EM-2000 biedt vier Loop-divisies met elk drie variaties. Laten we die variaties vanaf nu modes noemen:
Divisie Mode Verklaring
Major
Basic/Original
Basic/Variation
Advanced/Original
Advanced/Variation
De naam zegt het al, dit is de meest
Minor
eenvoudige begeleiding.
Seventh
Major
Basic/Variation is een alternatief
Minor
voor de Basic-begeleiding
Seventh
Gaat verder dan het Basic niveau.
Major
Bevat meestal meer instrumenten,
Minor
maar het kan ook een totaal an-
Seventh
dere begeleiding zijn.
Major
Variatie van de Advanced/Original-
Minor
begeleiding.
Seventh
Loop-divisies gaan niet automatisch over in een andere divisie: ze blijven spelen tot u zelf een andere divisie kiest (met de hand of met de voet, middels een los verkrijgbare FC-7).
One-Shot-divisies: One-Shot-divisies zijn begeleidin­gen die slechts éénmaal spelen en dan overgaan in een Loop-divisie of de Arranger stoppen.
Divisie Modes Verklaring
Inleiding die overgaat in de
Intro (Basic of Advanced)
Ending (Basic of Advanced)
Fill-In To Original
Fill-In To Variation
Major Minor
Seventh
Major Minor
Seventh
Major Minor
Seventh
Major Minor
Seventh
Original-divisie van het niveau dat u koos (Basic of Advanced).
Einde (of coda). Zodra de Ending is afgelopen, stopt de Arranger.
Een muzikale overgang naar de Original-divisie van het actieve niveau.
Een muzikale overgang naar de Variation-divisie van het actieve niveau.
Het type divisie (Loop of One-Shot) bepaalt de manier waarop de respectievelijke sporen worden weergegeven.
De Arranger voegt automatisch de nodige rusten toe aan een One-Shot-spoor dat korter is dan het langste spoor van de Style.
Bij Loop-patronen gaat het anders: als die korter zijn dan het langste spoor, worden ze herhaald tot het langste spoor is afgelopen. Een repetitieve frase van een Loop-divisie hoeft u dus slechts éénmaal op te nemen, aangezien ze toch automatisch wordt herhaald tot het langste spoor is afgelopen, waarna de hele divi­sie (inclusief de “sub-loops”) wordt herhaald. Duurt de ADR-Part bijvoorbeeld vier maten, terwijl ABS acht maten duurt, dan wordt ADR éénmaal herhaald ter­wijl de Arranger maat 5~8 van de baslijn weergeeft.
84
EM-2000 – Gebruikershandleiding
12.2 Nieuwe User Styles opnemen
Opgelet: Het volgende kunt u op twee manieren lezen. Wilt u enkel een Style programmeren, lees dan enkel de vetge­drukte stukjes. De overige tekst geeft extra uitleg (of opties) bij wat we aan het doen zijn. U kunt die achteraf nog lezen, als u iets niet begrijpt.
Belangrijke opmerking
De opname en het editen van een User Style gebeuren in het Style RAM-geheugen van de EM-2000 (D88). Als u de User Style-mode verlaat door op [F5] Exit te drukken, waarschuwt het display u dat u de Style nog naar een disk moet wegschrijven. Maak van de gele­genheid gebruik om te voorkomen dat uw Style plots voor altijd verdwijnt…
Druk op Part Select [UPPER1] om uw Style naar een disk te kunnen wegschrijven (zie ook blz. 89). Druk op Part Select [M.DRUMS] als u de Style niet wilt bewa­ren.
User Style-mode kiezen
1.
Druk, op de Master-pagina van de Arranger mode,
op [F4] (UsrSt) om de User Style-mode te activeren.
Style in het D88-geheugen wissen
Het eerste wat we nu moeten doen is de Style in het RAM-geheugen van de EM-2000 wissen. Dat geheu­gen wordt namelijk ook gebruikt wanneer u een interne, Custom- of Disk Link-Style kiest. Anders uit­gedrukt: dir geheugen bevat in de regel al data wan­neer u de User Style-mode oproept. Anderzijds heeft dit “RAM-sharing” systeem het voordeel dat u de te editen Style in een mum van tijd kunt voorbereiden: u hoeft hem maar te kiezen (Arranger-mode) en dan de User Style-mode op te roepen.
Om een nieuwe User Style aan te maken moet u het D88-geheugen echter eerst wissen:
2.
Druk op [F4] (Utility).
3.
Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [F2] (Dlete)
drukt.
Voorbereiding
5.
Druk op [F1] (Rec) als de 1REC-optie nog niet
geselecteerd is.
6.
Druk op [PAGE] ▲▼ om de eerste User Style\Rec-
pagina op te roepen.
Opgelet: Deze pagina noemen we “de eerste User Style\Rec pagina”. In de linkerhoek kan namelijk User Style, Play, Record Erase of Record Merge verschijnen, afhankelijk van de functie die u kiest. De geselecteerde menufunctie blijft echter steeds REC.
Op dit moment wordt User Style in de linkerhoek afgebeeld, wat betekent dat de EM-2000 klaar is voor opname of weergave.
Spoor, mode, type en divisie kiezen
Laten we het simpel houden en beginnen met de drums van de Basic/Original-patroon.
7.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar 1ADR (eer-
ste spoor, Accompaniment Drums).
Kies nu een patroon. Begin met de Basic/Original­divisie
8.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar “Or”
voor de Division-parameter.
Werken met klonen
Op deze pagina kunt u twee “kloonfuncties” gebrui­ken waarmee u één partij kunt opnemen en kopiëren naar drie divisies en drie modes. Het “=” symbool betekent dat er meer dan één patroon wordt opgeno­men.
9.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de mode(s), en met de [BASS/BANK]-regelaar het (de) type(s).
Laten we de bovenstaande display-instellingen gebrui­ken. Die betekenen “neem het Basic/Original/Major­patroon op en kopieer het naar alle Loop-divisies”. Door één patroon te programmeren krijgt u dus 3 (M, m, 7) x 2 (Bsc, Adv) x 2 (Or, Va) = 12 identieke drum­patronen!
Opgelet: Voor One-Shot-divisies kunt u slechts vijf Parts klonen, aangezien er geen Original/Variation-niveau bestaat voor Intro, Ending, To Original, of To Variation: enkel Basic en Advanced (zie de afbeelding op blz. 84).
4.
Druk op Part Select [UPPER1] onder het display
om de Style in het D88-geheugen te wissen.
85
User Styles programmeren
Record Mode (opnamemethode)
10.
Druk op [PAGE] om de tweede User Style Rec-
pagina te kiezen:
Met de eerste parameter (Mode) kiest u de opname- methode. Afhankelijk van de Mode die u hier kiest, ziet de eerste User StyleRec-pagina er zo uit...
...of zo...
12.
Stel met de [ACCOMP/GROUP]-draaiknop de toonaard in. Wilt u in F# spelen, stel deze waarde dan in op F#; om in A te spelen, stelt u deze waarde op A in enz.
Opgelet: Voor de ADR-Part hoeft u geen toonaard in te stel­len want die partij (drums) wordt nooit getransponeerd.
Quantize
Quantize is een functie waarmee u kleine timing pro­blemen kunt corrigeren. Zie ook de afbeelding onder “Instellen van de metronoom en de Quantize-waarde” op blz. 65 voor meer details.
Quantize verschuift noten, waarvan de timing niet helemaal goed zit, naar de dichtstbijzijnde “juiste” timingpositie.
Kies een resolutiewaarde die klein genoeg is om alle gespeelde nootwaarden te herkennen, maar ook niet kleiner dan de kortste noot. Als de kortste noten van uw begeleiding 16de triolen zijn, stel dan de Quantize op 1/16t in.
Zo stelt u de Quantize-functie in:
… wanneer u op de Recorder [REC]-knop drukt.
Record Erase: Alles wat u opneemt overschrijft de data van geselecteerde spoor (waarbij de aanwezige data dus worden gewist). Deze mode wordt automa­tisch geselecteerd als u de Record-functie activeert voor een spoor dat nog geen data bevat. Kiest u een spoor dat reeds data bevat, dan verschijnt er Record Merge in de linkerhoek.
Record Merge: De data die u gaat opnemen worden bij de bestaande data van het geselecteerde spoor gevoegd.
11.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar Erase of
Merge.
Toonaard kiezen (Key)
Als u de begeleidingen op een muzikaal zinvolle manier wilt gebruiken (zie “Opmerkingen” op blz. 90), moet u de EM-2000 vertellen in welke toon­aard u opneemt. Op die manier wordt tijdens de opname namelijk alles naar C getransponeerd, zodat u tijdens het gebruik van uw User Style bij het spelen van een C-akkoord (majeur, mineur, septiem enz.) ook daadwerkelijk een C akkoord (i.p.v. een D) hoort.
U kunt dus in uw favoriete toonaard opnemen. Voor­waarde hiervoor is echter dat u de juiste Key-waarde instelt.
13.
Kies met [LOWER/NUMBER]-regelaar de resolu­tie (Value).
De standaardwaarde, 1/16, werkt in de meeste gevallen uitstekend. Als u niet wilt quantiseren zet u deze para­meter gewoon op Off.
Tip: Het is zelfs aan te raden om hier Off te kiezen, want u kunt de Part altijd nog quantiseren na de opname (zie blz. 58 in het Referentieboek). Als u alle partijen quantiseert, zal uw User Style namelijk “te perfect” klinken. Kleine timing-afwijkingen en imper­fecties zijn net wat muziek tot muziek maakt.
De User Style\Rec\3-pagina slaan we even over omdat u op deze pagina reeds opgenomen Parts kunt uitscha­kelen, maar we hebben nog niets opgenomen. Zie “Parts uitschakelen terwijl u andere opneemt (Status)” op blz. 90 voor meer informatie.
14.
Druk twee keer op [PAGE] ▼.
86
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Tone-keuze
U moet even stilstaan bij de Tones die u kiest aange­zien het adres (groep, bank, nummer, variatie) van de Tones en Drum Set wordt opgenomen aan het begin van iedere divisie.
We gaan zo dadelijk de drums programmeren met de ADR-Part. De ADR-Part werkt op dezelfde manier als de MDR-Part, we moeten dus een Drum Set kiezen in plaats van een Tone.
Drum Sets (en Tones) kunt u op twee manieren kie­zen:
• Kies met de knoppen van de TONE/USER PRO­GRAM-sectie een Drum Set voor de ADR-Part. OF:
• Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar een Drum Set (of Tone). U kunt best even op het klavier “drummen” om te horen of de gekozen Drum Set wel past bij de begelei­ding die u gaat opnemen. Als dat niet zo is, zoekt u gewoon verder tot u een Drum Set vindt die wel “goed zit”.
Opgelet: De Expression-, Panpot-, Reverb-, en Chorus­instellingen mag u op dit moment negeren. We komen hier later op terug (zie blz. 95).
Maatsoort (Time Signature)
Voordat u begint op te nemen, moet u natuurlijk de maatsoort van uw begeleiding bepalen. Kies 4/4 voor 8- of 16-Beat patronen, 3/4 voor walsen, 2/4 voor polka’s en 6/8 (of 4/4) voor marsen. Complexere maatsoorten zoals 5/4, 7/4 enz. vormen trouwens ook geen probleem voor de Arranger van de EM-2000.
15.
Druk op [F3] (TSign).
16.
Druk op [F2] (Change).
U zou natuurlijk ook Bsc/Adv en Or/Va kunnen kie­zen, zodat u meteen de maatsoort voor alle vier Loop­divisies instelt. Hier maakt het echter weinig uit of u dit doet, aangezien er toch 11 “klonen” van dit patroon worden gemaakt.
In het USERSTYL-veld komt u te weten dat uw User Style zich in het Style RAM-geheugen van de EM-2000 bevindt (D88). Dit geheugen wordt door alle Music Styles gebruikt. Vergeet dus niet uw nieuwe begelei­ding naar een disk weg te schrijven. Dat zou u trou­wens op regelmatige tijdstippen moeten doen. (zie “Style naar disk wegschrijven” op blz. 89).
18.
Leg de nieuwe maatsoort vast door op Part Select
[UPPER1] (Execute) te drukken.
Opgelet: U kunt nu op [F4] drukken en zo terugkeren naar de eerste User Style\Rec-pagina zonder de lengte van het op te nemen patroon te specifiëren. Maar dat laatste willen we precies doen.
Length: lengte van het patroon instellen
U weet intussen dat een User Style een verzameling van korte muzikale patronen is, die tijdens de weer­gave door de Arranger achter elkaar worden geplaatst en al dan niet worden herhaald. Ieder patroon moet dus de juiste lengte hebben om in dit puzzlewerkje te passen. Zo zal een Intro van vijf maten nutteloos zijn voor een nummer waarin slechts vier maten zijn voor­zien voor een Intro. Als u nu reeds de lengte van een patroon instelt, vermijdt u heel wat verwarring ach­teraf.
Dit is niet de enige reden om de lengte van het patroon nu reeds in te stellen (in plaats van het patroon ach­teraf met deze Length-functie “op maat te knippen”). U krijgt namelijk vaak af te rekenen met het volgende scenario: u wilt vier maten opnemen, maar stopt de opname iets te laat (dus iets na de vierde maat). De Arranger voegt dan automatisch een vijfde maat toe aan het patroon, waardoor u in feite vijf maten opneemt in plaats van de vier die u wilde:
Als u [START/STOP] pas na maat 4 indrukt…
Zoals u in het uiterst linkse venster kunt zien, is 4/4 de standaardinstelling, die hoeft u dus niet meer te kie­zen. Andere maatsoorten kiest u met de [DRUMS/ PART]-regelaar.
17.
Als de benodigde divisie (Basic) nog niet gekozen, kunt u dat met [BASS/BANK]- en [ACCOMP/ GROUP]-regelaar doen.
…ziet uw Style er als volgt uit en klinkt hij navenant (5 maten):
Bovendien moet u er rekening mee houden dat de patronen in de User Style Record-mode in een lus worden weergegeven. De EM-2000 blijft ze dus zo lang weergeven tot u op de [START/STOP]-knop drukt. Probeer maar eens “in de Groove” te komen bij een lus van vijf maten waarvan de laatste leeg is! Stel dus vóór de opname de lengte van het patroon in: kleine moeite, …
87
User Styles programmeren
19.
Druk op [F2] (Lengt). U kunt een Length-pagina ook vanuit een andere pagina kiezen door de [SHIFT]-knop ingedrukt te houden en op [F2] te drukken. Het display ziet er nu als volgt uit:
U kunt desgewenst een andere lengte en maatsoort vastleggen voor ieder spoor en divisie. Houd er wel rekening mee dat de Basic en Advanced (Original en Variation) sporen in de praktijk worden geloopt. Een 64CPT-frase wordt dus herhaald zolang een ander spoor van de huidige divisie nog data bevat.
Opgelet: In de User Style-mode worden ook One-Shot­patronen geloopt. Tijdens de “normale” weergave van de Arranger (dus zoals u de Styles meestal gebruikt) is dit ech­ter niet het geval.
20.
Kies met [PAGE] ▲▼ de pagina van de divisie waarvan u de lengte wilt instellen.
21.
Kies eerst het spoor (Track) waarvan u de lengte wilt instellen (gebruik hiervoor [DRUMS/PART]).
Draai de regelaar helemaal in wijzerzin om de ALL optie te kiezen. Deze optie moet u kiezen om de lengte voor alle sporen (1~8) in te stellen.
22.
Kies met [UPPER/VARIATION] (All) alle Style divisies.
Opgelet: Door dit te doen bepaalt u de lengte van alle divi­sies die op deze pagina verschijnen.
Om de lengte van slechts één patroon te specifiëren plaatst u met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de Select-cursor op dat patroon. Om de lengte van ver­schillende patronen tegelijk te specifiëren kiest u al deze patronen met [ACCOMP/GROUP] en drukt u op [F3] (Mark) voor elk patroon waarvan u de lengte wilt instellen. Geselecteerde patronen worden aange­duid door een sterretje (*).
23.
Stel met de [BASS/BANK]-regelaar (Bar) het aan­tal maten in. Ons patroon moet 4 maten lang zijn, stel dus de waarde “4” in.
Opgelet: U kunt met [LOWER/NUMBER] ook een CPT waarde instellen. Die CPT waarde ( = 120CPT) wordt dan bij de lengte van de maat gevoegd. Lengtewaarden zoals 4 (maten): 96 (CPT) zijn weliswaar mogelijk, maar u zal er waarschijnlijk zelden gebruik van maken.
24.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Execute) om de ingestelde lengte vast te leggen.
Het display ziet er nu als volgt uit:
Daarna zou u OK Function Complete te zien moeten krijgen, waarmee u weet dat de Length-waarde is vast­gelegd.
De naam van het 1adr-spoor verschijnt nu in hoofd­letters (1ADR) omdat het nu data bevat (namelijk de lengte, d.w.z. het equivalente aantal rusten).
25.
Druk desgewenst op [F4] om terug te keren naar
de eerste User StyleRec-pagina.
dit is niet echt nodig omdat u de opname op gelijk welke User Style-pagina kunt starten.
Tempo
26.
Het voorgestelde tempo ( =120) is waarschijnlijk
wat te snel om op te nemen. Verander het daarom met het [TEMPO]-wiel.
De tempowaarde die u hier instelt wordt opgenomen en als Preset-tempo beschouwd. Dit tempo kunt u echter op gelijk welk moment in de User Style-mode aanpassen. Kies dus nu een tempo waarmee u comfor­tabel kunt opnemen. Als alle sporen en divisies zijn geprogrammeerd, kunt u nog altijd een ander tempo kiezen.
Opname
27.
Druk op de Recorder [REC]-knop (de indicator
licht op).
U moet zich weer op de eerste User Style\Rec-pagina bevinden. Daar verschijnt in de linkerhoek (omdat het spoor reeds data bevat, namelijk de Length-waarde):
28.
Druk op [START/STOP] (Arranger-sectie) of [PLAY ®/STOP ] (Recorder-sectie). De metro- noom telt één maat af (4 tellen als u de maat 4/4 hebt gekozen), en de opname start op de eerste tel van de volgende maat.
Opgelet: U kunt de opname ook starten met een optionele voetschakelaar die u op de FOOTSWITCH-jack aansluit. Zie “Start/Stop” op blz. 28 in het Referentieboek voor het kiezen van de Arranger Start/Stop-functie.
U kunt nu op twee manieren te werk gaan: als u de lengte van de sporen reeds hebt ingesteld (zie hierbo­ven), neemt de Arranger vier maten in een lus op. U
88
EM-2000 – Gebruikershandleiding
kunt dan in het eerste “rondje” de basdrum opnemen, vervolgens de Snare, bij de derde herhaling HiHat, enzovoort. Maar niets belet u uiteraard om het hele drumstel in één keer in te “drummen”.
Bij de opname van de overige partijen (ABS~AC6) doet u gewoon alsof u die partijen live speelt. Gebruik dus naar hartelust modulatie, Pitch Bend en het pedaal dat u op de SUSTAIN FOOTSWITCH-jack hebt aangesloten.
Opgelet: Soms springt de Arranger met enige vertraging opnieuw naar het begin van het patroon. Die vertraging is te wijten aan het feit dat de nieuwe data worden verwerkt. Bij de weergave treedt deze vertraging niet meer op.
29.
Druk nogmaals op [START/STOP] om de opname
te stoppen.
Tip: Stel dat er nog patronen zijn die u wilt “klonen”, maar die nog niet waren inbegrepen in de Mode-, Type-, en Division-instellingen die u hierboven had gemaakt. Dan doet u het volgende: stel de Mode-, Type-, en Division-parameters zo in dat ze de ontbre­kende patronen omvatten en druk dan op [REC] en [START/STOP] of Recorder [PLAY ®/STOP ] om de opname te starten. Stop de opname na de eerste of tweede tel (na de aftel, welteverstaan). Let wel: u kunt met deze functie enkel klonen toevoegen, geen patro- nen wissen.
boek voor meer informatie over deze functie. Het 1ADR-spoor is al geselecteerd, alsook het patroon waarvan we de andere sporen gaan klonen.
3.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Execute) om het
patroon te wissen.
4.
Druk op Part Select [UPPER1] om terug te keren
naar de eerste User Style\Rec-pagina.
5.
Ga verder met stap (28).
Style naar disk wegschrijven
Als u het zelf programmeren van Styles een beetje serieus neemt, maakt u er best een gewoonte van ze regelmatig op disk te bewaren. Want wat als er nu eens iemand op dit moment uw EM-2000 zou uitschake­len? Dan zou u alles kwijt zijn wat we tot dusver heb­ben opgenomen.
Wat u dan op disk hebt, vormt ook een goede veilig­heidskopie als u per ongeluk iets wist of verandert dat u eigenlijk wilde houden.
Naam geven aan de User Style
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F3] (Name)
drukt.
Weergave en daarna bewaren of over­doen?
1.
Druk nogmaals op de [START/STOP]- of Recorder [PLAY ®/STOP ]-knop om uw opname te beluiste- ren. De eerste User Style\Rec-pagina ziet er dan als volgt uit (als ze tenminste is geselecteerd):
Bent u tevreden over uw drumpartij, ga dan naar “Style naar disk wegschrijven”. Als u niet tevreden bent, staat u nu natuurlijk te springen om de partij over te doen. Lees verder…
2.
Druk op [F4] (Edit) en daarna op [F1] (Erase).
We gaan de data wissen met Track Erase want dat biedt het voordeel dat de Length-instellingen bewaard blijven. Zie “Track Erase” op blz. 55 in het Referentie-
Voordat u een Style op disk zet, geeft u er best een naam aan. Kies een naam waaruit u achteraf kunt afleiden om wat voor Style het gaat. Met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar kiest u welk karakter u wilt veranderen en de [BASS/BANK]-regelaar kiest u het karakter dat u ervoor in de plaats wilt zetten.
Opgelet: Voor het benoemen van bestanden kunt u ook de knoppen van de TONE/USER PROGRAM-sectie gebrui­ken. Zie blz. 25 voor meer details.
Style bewaren
2.
Druk op Part Select [M.DRUMS] om naar de Save
User Style-pagina te springen:
De naam van de Style hebt u zonet al vastgelegd, dat hoeft u dus op deze pagina niet nog een keer te doen. Maar het kán.
89
User Styles programmeren
3.
Stop een floppy, een Zip-schijf (of MO enz.) in de gewenste drive en druk (indien nodig) op Part Select [M.BASS] (Device) om naar de Device-pagina te springen. Zie blz. 17 voor het kiezen van een andere drive (die hier Device heet).
4.
Druk op Part Select [M.BASS] (Execute) uw Style op disk te zetten.
Nogmaals, uw EM-2000 is multitasking. Zodra hij de Style op disk aan het schrijven is, mag u deze pagina dus verlaten:
5.
Druk op Part Select [LOWER1] (UsrStl) om terug te keren naar de User Style-mode.
6.
Druk op [SHIFT]+[F1] om naar de eerste User Style\Rec-pagina te gaan.
Andere Parts en divisies programmeren
U kunt nu verdergaan en de tweede Part opnemen – waarschijnlijk de bas. Wilt u de hele rondleiding nog een keer, ga dan naar blz. 85. Vergeet niet de toonaard voor de bas te specifiëren (zie blz. 86).
U weet nu waarschijnlijk wel hoe u andere Parts (ACC1~ACC6) moet opnemen. We gaan u dus laten doen (zie “Nieuwe User Styles opnemen” op blz. 85).
Eens u de eerste divisie hebt afgewerkt, kunt u verder­gaan met de overige divisies. Gebruik de kloonfunctie (zie blz. 85) als u verschillende divisies in één keer wilt opnemen.
Vergeet niet de Fills, Intro’s en de Ending(s) op te nemen om uw User Style volledig te maken.
Opgelet: De ABS-Part is monofoon. U kunt dus niet twee noten tegelijk laten klinken.
Parts uitschakelen terwijl u andere opneemt (Status)
Soms kunnen reeds opgenomen sporen u “in de weg zitten” terwijl u nieuwe sporen opneemt. Gelukkig laat de EM-2000 toe Parts uit te schakelen die u niet wilt horen tijdens de opname.
Opgelet: De Status-functie geldt enkel voor de User Style­mode. Bij de normale Arranger-weergave worden alle spo­ren weergegeven. Dit is dus louter een functie die u helpt bij het opnemen. Om een Part in de Arranger-mode uit te schakelen verwijzen we u naar blz. 74.
Om sporen in de User Style-mode uit te schakelen gaat u als volgt te werk:
1.
Druk op de User Style\Rec-pagina op [PAGE] ▼ tot u de volgende display-pagina te zien krijgt:
3.
Gebruik de Part Select-knoppen om de Status van de momenteel zichtbare Arranger-Parts op “On” of “Off” (Mute) te zetten.
Opmerkingen
Van boven naar onder werken - programmeertips
Als u de voorgeprogrammeerde Styles aandachtig beluistert, zult u merken dat de meeste divisies erg op elkaar lijken. Als de ene divisie al wat “rijker” klinkt dan de andere, heeft dat meestal te maken met het toe­voegen van instrumenten aan Parts die verder identiek zijn. Zo voegt de Advanced/Original-divisie misschien een elektrische gitaar toe aan de drum-, bas-, en orgel­partijen van het Basic-niveau, maar de drum-, bas-, en orgelpartijen van het Advanced-niveau zijn meestal identiek aan die van het Basic-niveau.
Neem dus eerst de meest complexe begeleiding op, waarbij u alle andere Loop-divisies kloont (zie blz. 85). Nu gaat u naar het Advanced/Original-niveau en wist u de toeters en bellen (zie blz. 55 in het Refer- entieboek). Daarmee is deze divisie al heel wat sober­der dan die waarmee u bent gestart.
Vervolgens kunt u nu het Basic/Original-patroon kie­zen en zowel de toeters en bellen als de schreeuwende gitaar eruit halen.
Metronoom
In de User Style-mode hoort u tijdens de opname de metronoom. Wilt u de metronoom ook horen terwijl u beluistert wat u zonet hebt opgenomen, ga dan als volgt te werk:
1.
Druk, op de eerste User Style\Rec-pagina, op [PAGE] .
2.
Stel met de [BASS/BANK]-regelaar de Mode op één van de volgende waarden in:
Record: De metronoom klinkt enkel tijdens de opname van de Style.
Play: De metronoom klinkt enkel tijdens de weergave van de User Style in User de Style-mode.
Rec&Ply: De metronoom klinkt zowel tijdens de opname als tijdens de weergave.
Always: De metronoom klinkt zelfs als de User Style niet wordt weergegeven.
2.
Kies de Part-/spoorgroep (1~4, 5~8) die u wilt uit-
schakelen met de [UPPER/VARIATION]-regelaar.
90
Lege sporen
Eens u een paar begeleidingspartijen hebt opgenomen, herinnert u zich misschien nog moeilijk op welke spo­ren zich reeds data bevonden. U kunt daar nochtans gemakkelijk achter komen: voor sporen die reeds data bevatten verschijnt de overeenkomstige naam in
EM-2000 – Gebruikershandleiding
hoofdletters (bv. ADR). Voor sporen die nog geen data bevatten verschijnt de overeenkomstige Part-naam in kleine letters (bv. adr).
Als een spoor reeds data bevat, zal de User Style-func­tie bovendien naar Record Merge (zie blz. 88) over­schakelen zodra u op de [REC]-knop van de Recor­der drukt.
Weergave in de Arranger-mode
Zoals we op blz. 83 reeds vertelden, heeft de Arranger van uw EM-2000 erg veel weg van een drummachine, behalve dit: u hoeft de volgorde van de patronen niet op voorhand te programmeren. U kiest gewoon tij­dens het spelen de divisie die u nodig hebt en u speelt de juiste akkoorden om de Arranger aan te sturen zodat de begeleiding in de juiste toonaard klinkt. Met andere woorden: u gebruikt uw eigen Styles zoals u de interne Styles gebruikt.
Opgelet: Als de Arranger in de Arranger-mode (dus de nor­male EM-2000-mode) plots lijkt te stoppen, probeer dan eens andere akkoordtypes te spelen. Het is mogelijk dat u enkel de majeur-divisie hebt geprogrammeerd, zodat de Arranger een leeg patroon kiest wanneer u een mineur- of septiemakkoord speelt. Houd daarom steeds in de gaten dat u de Mode-parameter op M= m= 7 instelt tot u wat beter vertrouwd bent met de mogelijkheden van de Arranger. Op die manier klinken de betreffende patronen wel identiek, maar u bent tenminste zeker dat u niet plots zonder muziek valt wanneer u een mineur- of septiemakkoord speelt.
12.3 Kopiëren van bestaande Styles
Nog een andere manier om User Styles te programme­ren is om Parts van interne Styles in het ROM-geheu­gen of User Styles op disk (Zip, MO enz.) te gebruiken. U kunt met de EM-2000:
• Volledige Styles naar het Style RAM-geheugen (D88) kopiëren.
• Een divisie van één of alle sporen kopiëren.
• Een paar noten van een bestaande Part kopiëren.
• Sporen of noten tussen divisies kopiëren.
• Nieuwe Styles creëren door sporen van verschillende bestaande Styles te gebruiken (de drums van Style B34, de bas van Style A63 enz.)
Opgelet: U kunt geen ADR-spoor (drums) naar een ander spoor (ABS~ACC6) kopiëren. Ook de bas (ABS) kunt u enkel naar een ABS-spoor kopiëren. De ACC-sporen kunt u daarentegen naar gelijk welk ACC-spoor kopiëren.
Opgelet: Als het Style RAM-geheugen al nieuwe data bevat, moet u die eerst naar een disk wegschrijven. De EM-2000 biedt geen Undo-functie. Bovendien heeft een dergelijke “voorlopige” versie het voordeel dat u nieuwe wijzigingen kunt annuleren (door weer de vorige versie te laden). Zie “Style naar disk wegschrijven” op blz 89.
Kopiëren van volledige Styles met Load (alle sporen).
1.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
2.
Druk op [F5] (Disk) om de Disk-mode te selecte-
ren.
3.
Als de 1 Load-optie nog niet is geselecteerd, druk
op [F1] (Load) om ze te selecteren.
In de schuifbalk links moet nu USR STL verschijnen. Als dat niet zo is…
4.
…drukt u op [PAGE] ▲▼ tot USR STL in de
schuifbalk verschijnt.
5.
Stel de Source-parameter met de [DRUMS/PART]-
regelaar op Int in.
Int betekent dat u een interne Music Style (A11~C28) kunt kopiëren. Om een Style van een disk te kopiëren, moet u Source op FDD, ID5 enz. zetten.
In het Music Style-informatievenster verschijnt nu een lijst van de Styles in het interne geheugen (Int) of op de datadrager (Dsk).
Opgelet: Als de benodigde datadrager zich in de drive bevindt, maar nog niet aangemeld is, druk dan op Part Select [M.DRUMS] (Device) om deze drive aan te melden (Mount). Zie blz. 17.
6.
Overloop met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de lijst van beschikbare Styles. De aangeduide (wit-op­blauw) Style wordt geladen.
7.
Druk op Part Select [UPPER1] (Execute) om de Style te laden.
8.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
9.
Druk op [F4] (UsrStl) om weer naar de User Style­mode te gaan.
Opgelet: Deze procedure is niet echt nodig omdat u een Style maar in de Arranger-mode van de EM-2000 hoeft te selecteren om zijn gegevens naar het RAM-geheugen te kopiëren. Met de zonet beschreven procedure weet u echter precies wat u aan het doen bent.
91
User Styles programmeren
Kopiëren van individuele Style-sporen (Style Morphing)
Daar waar de vorige functie diende om volledige Styles te kopiëren, dient de Track Copy-functie om indivi­duele sporen, modes, types, en divisies te kopiëren. Op die manier kunt u dus nieuwe Styles maken door frag­menten van verschillende Styles met elkaar te combi­neren. Dit wordt ook wel morphen genoemd.
1.
Op de eerste User Style\Rec-pagina houdt u
[SHIFT] ingedrukt en drukt u op [F1] (Copy).
2.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het spoor dat
u wilt kopiëren.
3.
Kies met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en [LOWER/NUMBER] de Mode (Maj, Min, 7th), het Type (Bsc, Adv) en de Divisie (Or, Va, Fo, Fv, In, Ed).
4.
Kies vervolgens de Style (interne bank A~D of op de geselecteerde datadrager) die de te kopiëren spo­ren bevat. Gebruik hiervoor de [UPPER/VARIA­TION]-regelaar.
Opgelet: U kunt hiervoor ook de MUSIC STYLE-knoppen en de Disk List-functie (zie blz. 23) gebruiken. Als u met de draairegelaar werkt, moet u op Part Select [UPPER2] onder het display drukken om de gekozen data naar het Style RAM-geheugen van de EM-2000 te kopiëren. Dan kunt u ze namelijk ook beluisteren.
5.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Listen) om het onderdeel dat u gaat kopiëren te beluisteren.
Opgelet: Listen is niet beschikbaar wanneer u voor één van de opties hierboven “All” kiest of wanneer u de geselecteerde Style nog niet geladen hebt (zie hierboven).
6.
Druk op [PAGE] om naar de From 2-pagina te gaan:
De From-parameters zijn standaard ingesteld op Bar 1, Beat 1, CPT 0.
U kunt ook een bepaalde reeks noten eruit pikken om te kopiëren. Met Beat en CPT kunt u in zo’n geval een startpunt kiezen dat zich achter de eerste tel bevindt.
To
9.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het To-
niveau (tweede regel).
De To-positie geeft het einde aan van het stukje dat u gaat kopiëren. In hun standaardinstelling omvatten de To-waarden het volledige spoor.
10.
Kies met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en [LOWER/NUMBER] de laatste Bar-, Beat- en CPT­eenheden.
Wilt u een volledige maat kopiëren, kies dan de Bar­Beat-CPT “0” waarde van de volgende maat. Bijvoor­beeld: om maat 1~4 te kopiëren kiest u “From 1-1-0/ To 5-1-0”.
11.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Listen) om het spoor nogmaals te beluisteren.
Copy Mode
Voor het kopiëren zijn er twee modes:
Replace: De data in het geselecteerde bereik worden gekopieerd en overschrijven daarbij alle aanwezige data die binnen dat bereik op het bestemmingsspoor aanwezig zijn.
Mix: De data in het geselecteerde bereik worden bij de aanwezige data op het bestemmingsspoor gevoegd.
Het uiteindelijke resultaat kan er in beide gevallen op neer komen dat het bestemmingsspoor langer wordt.
Opgelet: Als het Style RAM-geheugen al nieuwe data bevat, moet u die eerst naar een disk wegschrijven. De EM-2000 biedt geen Undo-functie. Bovendien heeft een dergelijke “voorlopige” versie het voordeel dat u nieuwe wijzigingen kunt annuleren (door weer de vorige versie te laden). Zie “Style naar disk wegschrijven” op blz 89.
12.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de Copy Mode (Replace of Mix).
From
Kies eerst de positie van het eerste event (of noot) van het spoor dat u wilt kopiëren.
7.
Activeer het From-niveau. Gebruik hiervoor de
[DRUMS/PART]-regelaar.
Het woord From en de waarden ervan (bovenste regel) moeten wit-op-blauw worden afgebeeld.
8.
Stel met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en [LOWER/NUMBER] de Bar-, Beat- en CPT-waarde in.
92
Bestemmingsspoor (To 1)
13.
Druk op [PAGE] om de To 1-pagina te kiezen:
Deze pagina lijkt op de From 1-pagina (zie hierbo­ven). Hier stelt u echter de positie in waarnaar de gese­lecteerde data zullen worden gekopieerd, met andere woorden de kopieerbestemming.
14.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het spoor
waarnaar u de data wilt kopiëren.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Opgelet: ADR-data kunt u enkel naar ADR-sporen kopië­ren, net zoals u ABS-data enkel naar ABS-sporen kunt kopiëren. U kunt echter zonder meer AC-data naar gelijk welk AC-spoor kopiëren (maar dus niet naar ADR- of ABS­sporen).
15.
Kies met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en [LOWER/NUMBER] de Mode (Maj, Min, 7th), het Type (Bsc, Adv) en de Divisie (Or, Va, Fo, Fv, In, Ed).
Opgelet: U kunt geen data heen en weer kopiëren tussen Loop- en One-Shot-divisies. Zie “Looped en One-Shot” op blz. 84 voor meer informatie over deze twee types.
16.
Druk op Part Select [UPPER1] (Listen) om het spoor, waar naartoe u wilt kopiëren, te beluisteren.
17.
Druk op [PAGE] om de To 2-pagina te kiezen:
De Into-positie slaat op het begin aan van het frag­ment dat u gaat kopiëren. Wilt u de data naar het begin van het geselecteerde spoor kopiëren, kies dan Bar= 1, Beat= 1, en CPT= 0.
18.
Stel met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en [LOWER/NUMBER] de Bar-, Beat- en CPT-waarde in.
19.
Druk op Part Select [UPPER1] (Listen) om nog­maals naar het bestemmingsspoor te luisteren.
20.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar het aantal kopies (Times) dat u wilt maken. Kies “1” als u het geselecteerde deel slechts één keer wilt kopiëren.
Controleer, voordat u de data kopieert, of alle instel­lingen kloppen. De andere Copy-pagina's kiest u met de [PAGE] ▲▼ knoppen. Keer vervolgens terug naar deze pagina.
21.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Execute) om de data te kopiëren.
Het display beeldt nu de volgende melding af:
Zodra de data zijn gekopieerd brengt het display u daarvan op de hoogte:
U kunt nu op Part Select [UPPER1] drukken om de nieuwe data op het bestemmingsspoor (en de gekozen divisie) te beluisteren.
12.4 User Styles editen
Editen door op te nemen
Noten in Realtime toevoegen
Om noten aan een bestaande Part toe te voegen selec­teert u Record Merge (2e User Style-pagina), kiest u de Part en start u de opname door op [REC] (Recor­der-sectie) en [START/STOP] (Arranger-sectie) of [PLAY ®/STOP ] (Recorder-sectie) te drukken. Speel de noten op de plaats waar u ze wilt hebben.
Opgelet: Vergeet niet de juiste Division, Mode, en Type te kiezen (zie blz. 85).
Versieringen in Realtime toevoegen
Om controledata (modulatie, Pitch Bend, Hold, expressie) aan een bestaande Part toe te voegen selec­teert u Record Merge (2e User Style-pagina), kiest u de Part en divisie, en start u de opname door op [REC●] (Recorder-sectie) en [START/STOP] (Arranger-sectie) of [PLAY ®/STOP ] (Recorder-sectie) te drukken. Gebruik de speelhulpen (Pitch Bend-hendel, Modula­tion-hendel, optionele DP-2, DP-6, of FS-5U voet­schakelaar voor Hold-data, optioneel EV-5 of BOSS FV-300L of EV-10 zwelpedaal voor expressiedata) op de gewenste plaatsen.
Opgelet: Vergeet niet de juiste Division, Mode, en Type te kiezen (zie blz. 85).
Instellingen voor bestaande Parts wijzigen of nieuwe toevoegen
Bij de volgende operaties moet u telkens als volgt te werk gaan: u neemt op in Record Merge-mode zonder dat u daarbij het klavier of de speelhulpen aanraakt. U kiest het spoor en de divisie waarvan u de instellingen wilt veranderen, u activeert Record Merge en u start de opname. Zolang u geen continu veranderende waar­den (bijvoorbeeld Panpot-data) wilt programmeren mag u de opname na de eerste tel stoppen. Statische instellingen worden namelijk steeds aan het begin van het betreffende spoor opgenomen, u hoeft dus niet tot aan het einde van een spoor op te nemen.
Tone-/Drum Set-keuze: Om een andere Tone of Drum Set voor een bestaande User Style-Part te kiezen gaat u als volgt te werk:
1.
Op de eerste User Style\Rec-pagina kiest u met de [DRUMS/PART]-regelaar het spoor waaraan u een andere Tone of Drum Set wilt toewijzen.
2.
Kies de divisie waarvan u de instellingen wilt veran­deren, en eventueel ook alle klonen (zie blz. 85).
93
User Styles programmeren
3.
Kies met [PAGE] de volgende pagina:
4.
Stel de Mode met de [DRUMS/PART]-regelaar op Merge in. (We nemen hier aan dat uw Part reeds data bevat, hoewel wat volgt ook opgaat voor lege sporen.)
5.
Druk op [PAGE] tot u de volgende display­pagina te zien krijgt:
Bekijk het display voordat u een andere Tone kiest. De Expression-, Panpot-, en Chorus-waarde in de boven­staande illustratie worden geïnverteerd afgebeeld. U ziet dat de overeenkomstige Play/Record-schakelaars op de onderste regel van het display op REC-staan, wat betekent dat deze waarden de volgende keer wor­den opgenomen. De Reverb- en Tone-waarde daaren­tegen worden blauw-op-wit afgebeeld. Een blik op de overeenkomstige Play/Record-schakelaars leert u dat deze op PLAY staan, waarmee u weet dat deze instel­lingen niet zullen worden opgenomen.
De afkorting 3AC1 wordt in hoofdletters afgebeeld. Daarmee weet u dat het betreffende spoor reeds data bevat. Uit de volgende illustratie blijkt ook dat het ADR-spoor nog geen data bevat:
Daarmee hebt u een andere Tone gekozen. Het nieuwe Tone-adres (groep, bank, nummer, variatie) vervangt automatisch het vorige.
Tip: U zou voor iedere divisie van een User Style een andere Tone kunnen gebruiken. Het 3AC1 Basic/Ori­ginal-spoor kan bijvoorbeeld een elektronische piano­partij bevatten die in de Basic/Variation-divisie door een akoestische piano wordt gespeeld enz. Gun uzelf echter niet al te veel “artistieke vrijheid”. Het is veel overzichtelijker wanneer u een ander ACC-spoor gebruikt voor de akoestische piano.
Drumklanken stemmen – Drum Set Note Pitch: Op de vijfde User Style\Rec-pagina kunt u de toonhoogte van een aantal klanken in de geselecteerde Drum Set aanpassen.
Noot Klank
C#2/37 Side Stick
D2/38 Stand. 2 Snare 1 E2/40 Stand. 2 Snare 2 F2/41 Low Tom 2 E3/52 Chinese Cymbal
G#3/56 Cowbell
A3/57 Crash Cymbal 2 F4/65 High Timbale
Opgelet: De User Style\Rec\5-pagina verschijnt enkel wan­neer u het 1ADR-spoor kiest voordat u deze functie acti­veert.
1.
Kies op de eerste User Style\Rec-pagina het 1ADR-
spoor.
2.
Kies de divisie waarvan u de instellingen, en indien
aanwezig, klonen (zie blz. 85) wilt veranderen.
3.
Kies met [PAGE] de volgende pagina:
6.
Druk op Part Select [M.DRUMS], Part Select [M.BASS], Part Select [LOWER1] en Part Select [UPPER2] om de Play/Record-schakelaar van alle instellingen die u niet wilt opnemen op PLAY te zet­ten.
7.
Druk op Part Select [UPPER1] om de Tone Play/ Record-schakelaar op REC te zetten.
8.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar of de knoppen van de TONE/USER PROGRAM-sectie de nieuwe Tone die u aan het geselecteerde spoor en divisie wilt toewijzen.
9.
Druk op de Recorder [REC●]-knop.
10.
Druk op [START/STOP] of Recorder [PLAY ®/
STOP ] om de opname te starten.
11.
Druk nogmaals op [START/STOP] na de eerste of tweede tel (maar wacht hiermee tot de aftel –één maat– is afgelopen).
94
4.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar de Mode op Merge in. (We nemen hier aan dat uw Part reeds data bevat, hoewel wat volgt ook opgaat voor lege sporen.)
5.
Druk herhaaldelijk op [PAGE] tot u de volgende display-pagina te zien krijgt:
6.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de drum­klank waarvan u de toonhoogte wilt veranderen.
7.
Stel met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de gewenste toonhoogte in (-64~+63).
Speel een paar noten op het klavier.
8.
Druk op Part Select [UPPER1] om de Play/Record-
schakelaar op REC te zetten.
9.
Druk op de Recorder [REC●]-knop.
10.
Druk op [START/STOP] of Recorder [PLAY ®/
STOP ] om de opname te starten.
11.
Druk nogmaals op [START/STOP] na de eerste of
tweede tel.
Expression, Panpot, Reverb, Chorus: Het instellen of wijzigen van de Expression-, Panpot-, Reverb- (Send), en Chorus-parameters gebeurt op dezelfde manier als het kiezen van een andere Tone voor bestaande spo­ren. Zie “Tone-/Drum Set-keuze” op blz. 93.
De Reverb en Chorus instellingen zijn Send-waarden (zie blz. 75). De effectinstellingen (Type, Character enz.) kunt u enkel in een User Program opslaan. Een Music Style kan dus anders klinken als u een ander User Program kiest.
Tip: U kunt interessante panning-effecten creëren door een spoor langzaam van links naar rechts (of vice versa) te verschuiven. Dit werkt vooral goed voor syn­thesizer - of gitaar-riffs. Aangezien dit een continu veranderende waarde is, moet u wel blijven opnemen tot het einde van het patroon.
Expression (CC11) is een aanvullend volumecom­mando dat relatief werkt ten opzichte van het “nor­male” volumecommando (CC07). Als u Expression op “127” instelt, krijgt de Part gewoon de volumewaarde die voor Volume (CC07) is ingesteld.
Het volume van de Arranger-Parts kunt u in de Mixer­(zie blz. 73) of Volume-mode (zie blz. 72) instellen.
Stel met [DRUMS/PART], [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK] en [LOWER/NUMBER] de waarde in die u wilt opnemen.
Preset-tempo instellen
Het Preset-tempo is het tempo dat de Arranger kiest in de One Touch-mode. U weet onderhand wel dat u met het [TEMPO]-wiel en de [AUTO/LOCK]-knop het Style-tempo kunt veranderen en de nieuwe tempo­waarde in een User program kunt opslaan. Het is vooral belangrijk dat u het juiste Preset-tempo instelt als u One Touch wilt gebruiken (zie blz. 44).
Om een ander Preset-tempo te programmeren stelt u dit eerst in met het [TEMPO]-wiel, kiest u gelijk welke Part op de eerste User Style\Rec-pagina, activeert u de Record Merge mode en neemt u één of twee tellen op.
U mag echter niet op het klavier spelen of één van de speelhulpen aanraken die met de EM-2000 zijn verbon­den!
Opgelet: De laatste tempowaarde die u opneemt wordt automatisch het Preset-tempo van de Style.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
12.5 User Styles via MIDI programmeren
Een derde manier om User Styles te programmeren is om met een externe sequencer (computer met sequen­cer software of een MC-50MkII) MIDI data te zenden terwijl de User Style-functie opneemt. Aan deze werk­wijze zijn twee voordelen verbonden:
• U kunt muziek in de Step-mode (op de externe sequencer) programmeren voordat u er een interac­tieve Style van maakt.
• U kunt Styles kopiëren van oudere Intelligent Arran­ger-modellen die nog niet met een disk drive waren uitgerust.
Opgelet: Als u uitgaat van in de handel verkrijgbare Stand­ard MIDI Files, vergeet dan niet dat dit materiaal auteurs­rechtelijk is beschermd.
Opgelet: Voordat u MIDI-data naar uw EM-2000 zendt, moet u het GM System On- of GS Reset-commando wissen in de GM of GS Standard MIDI File die u wilt gebruiken. Beide zijn SysEx-commando’s (System Exclusive) aan het begin van een sequence die de EM-2000 naar de GM/GS­mode doen overschakelen en daarbij de Arranger uitschake­len. In de handleiding van uw sequencer vindt u hoe u MIDI-commando’s kunt wissen.
Data die u kunt opnemen
Naast noot-aan/uit- en aanslagdata aanvaardt de Arranger de volgende MIDI-commando’s:
MIDI-commando Nummer Naam
Controlecommando Controlecommando Controlecommando Controlecommando
Controlecommando Controlecommando Controlecommando
Controlecommando Controlecommando PC
PB Controlecommando Controlecommando
(a) Hold On/Off-commando’s worden geconverteerd naar de overeenkomstige nootlengtewaarden. De Arranger-sporen bevatten nooit Hold-commando’s: de lengte van de noten wordt aangepast aan de lengte die u krijgt door het Hold­pedaal in te drukken.
Tenzij de sequences die u gebruikt GM/GS-compatibel zijn raden we u aan alle data te filteren behalve modu­latie (CC01), Pitch Bend, en Hold (CC64). De andere instellingen stelt u best met de hand in op de EM-2000 (zie “User Styles editen” op blz. 93). Bankkeuze- en programmakeuze-commando’s kunnen weliswaar in heel wat gevallen werken, toch is het raadzaam om ook deze achteraf zelf in te voeren. Op die manier kunt u de klankrijkdom van de EM-2000 optimaal aan uw Styles aanpassen.
CC00 Bankkeuze MSB CC01 Modulatie CC06 Data-ingave CC10 Pan CC11 Expressie CC32 Bankkeuze LSB CC64 Hold CC91 Reverb-diepte CC93 Chorus-diepte
Programmakeuze
CC98 NRPN MSB CC99 NRPN LSB
a
Pitch Bend
95
User Styles programmeren
Aansluitingen en synchronisatie
1.
Verbind de MIDI OUT-poort van uw sequencer of computer met de MIDI IN-connector van uw EM-2000.
Het volgende wat ons te doen staat is de EM-2000 met uw sequencer synchroniseren – of de sequencer met uw EM-2000. Hier is het waarschijnlijk verstandiger om de sequencer als “Master” te gebruiken en de EM-2000 als “Slave” (zie blz. 101).
Voorbereiden van uw sequence
2.
Zonder de maten af die u wilt opnemen. Dit kunt u doen door de gewenste maten naar een nieuwe Song te kopiëren.
Wilt u de User Style-divisie bijvoorbeeld 4 maten lang maken, dan kopieert u de vier maten in kwestie naar het begin van een nieuwe Song.
3.
Controleer de spoor/MIDI-kanaal toewijzingen van alle sequencer-Parts en stel, waar nodig, de juiste waarde in.
4.
Controleer de MIDI Port-instelling. Deze moet zich in de stand “√A” bevinden (zie ook blz. 97).
MIDI-kanalen
Iedere Part van de Arranger heeft zijn eigen MIDI­kanaal. De fabrieksinstellingen vindt u op blz. 64.
Voorbereidingen op de EM-2000
5.
Druk op [F4] (UserStl) om de User Style-mode te kiezen.
6.
Druk op [F1] (Rec) als de 1REC-optie nog niet geselecteerd is.
7.
Stel de parameters in voor de Part die u gaat opne­men. Zie blz. 85 en volgende voor details.
Opname
8.
Soleer het eerste spoor op uw sequencer of compu­ter (of schakel de andere Parts uit).
9.
Druk op de [REC●] knop in de Recorder-sectie van de EM-2000.
10.
Start de weergave op uw sequencer of computer.
11.
Wacht tot het patroon is afgelopen en stop dan de
weergave op uw sequencer.
12.
Keer terug naar stap (7) om de andere Parts van de
divisie op te nemen.
13.
Om andere divisies op te nemen keert u terug naar
stap (2).
14.
Zodra u klaar bent, drukt u op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina en stelt u de Style Sync parameter opnieuw op Auto of Internal in (zie blz. 101).
Opgelet: Vergeet niet uw Style regelmatig op disk te zetten (zie blz. 89).
Opgelet: Wilt u uw User Style nog wat bijwerken, zie dan “User Styles editen” op blz. 93.
Opnemen met externe stuurbronnen
De meeste aspecten die we hebben behandeld onder “User Styles via MIDI programmeren” kunt u ook toepassen bij het programmeren van User Styles met externe stuurbronnen – behalve natuurlijk de syn­chronisatieparameters.
• U zou een drummer kunnen vragen om de drumpar­tijen van uw Styles in te spelen met een TD-10, TD-7, TD-5, SPD-20, SPD-11, of PAD-80 (Octapad II), of een ander apparaat met een trigger-naar-MIDI con­vertor.
• Als u een gitarist kent die beschikt over een GR-30 of GR-09 Guitar Synthesizer of een GI-10 Pitch-To­MIDI convertor, kunt u hem vragen de gitaar- en bas­partijen in te spelen.
• Op zo’n GI-10 kunt u trouwens ook een microfoon aansluiten, waardoor u dan partijen zingt die te moei­lijk zijn om te spelen. De GI-10 kan namelijk uw zang (toonhoogte) naar MIDI-nootcommando’s vertalen. Door “specialisten” aan te spreken om de partijen van uw User Styles in te spelen houdt u aan het eind van het verhaal doorgaans een meer realistische begelei­ding over.
Er is één ding waar u op moet letten wanneer u User Styles opneemt met externe MIDI-stuurbronnen, en dat is het MIDI-kanaal van die stuurbron (zie blz. 64).
Opgelet: Stel de gitaar-naar-MIDI stuurbron zo in dat hij MIDI-commando's op één in plaats van op zes kanalen stuurt.
Sluit de MIDI OUT-connector van de externe stuur­bron aan op de MIDI IN-connector van uw EM-2000 en u bent klaar voor de opname. Zie “Nieuwe User Styles opnemen” op blz. 85 om te weten hoe u User Styles moet opnemen.
De EM-2000 is ook voorzien van een groot aantal editfuncties waarmee u uw Styles kunt perfectioneren. Zie hiervoor “User Style Edit-mode” op blz. 55 en “User Style Microscope-mode” op blz. 59 in het Refe- rentieboek.
96
13. MIDI-mode
EM-2000 – Gebruikershandleiding
13.1 MIDI in het algemeen
MIDI-connectors
MIDI-commando’s worden via drie connectors en MIDI-kabels verzonden en ontvangen:
MIDI IN: Deze connector ontvangt de MIDI-com­mando’s van andere MIDI-instrumenten.
MIDI OUT: Deze connector zendt MIDI-commando’s die door der EM-2000 gegenereerd worden.
MIDI THRU: Deze connector zendt alle via MIDI IN ontvangen MIDI-commando’s meteen weer uit.
Kanalen
MIDI-commando's kunt u op 16 kanalen tegelijk zen­den en ontvangen, zodat u tot 16 instrumenten kunt aansturen. De nieuwere instrumenten –zoals uw EM-2000– zijn multitimbraal, wat betekent dat ze ver­schillende muzikale partijen met verschillende klan­ken tegelijk kunnen weergeven.
Dit is niet moeilijk te begrijpen, denk maar aan uw EM-2000: zijn Arranger kan de drums, de bas, en tot zes begeleidingspartijen weergeven en biedt u daarbij nog de mogelijkheid om tot zeven Realtime Parts zelf te spelen. Multitimbraliteit is nu precies die mogelijk- heid om al die Parts met verschillende Tones (of klan­ken) weer te geven. Andere instrumenten die dit kun­nen zijn de modules van de Sound Canvas-serie.
13.2 MIDI Port instellen
Uw EM-2000 is met één trio van MIDI-aansluitingen uitgerust (IN, OUT, THRU), zodat je telkens 16 MIDI-kanalen tegelijk kunt gebruiken.
De EM-2000 zelf bevat echter twee MIDI-circuits, die “A” en “B” heten. Dat verklaart meteen waarom alle MIDI-kanaalnummers worden voorafgegaan door een letter (namelijk “A” of “B”), zie verderop.
Als MIDI Port= √A
Enkel de Parts wier MIDI-kanaal wordt voorafgegaan door een "A" ontvangen MIDI-data.
A 1~16
A 1~16
Enkel de Parts met een "A" in het MIDI-kanaalnummer zenden data.
Fabrieksinstelling: alle Parts behal­ve de Song-Parts.
Als MIDI Port= B®
Enkel de Parts wier MIDI-kanaal wordt voorafgegaan door een "B" ontvangen MIDI-data.
B 1~16
B 1~16
Enkel de Parts met een "B" in het MIDI-kanaalnummer zenden data.
Fabrieksinstelling: de Song-Parts.
Als u de MIDI Port-instelling niet wijzigt, zenden en ontvangen enkel de Realtime- en Arranger-Parts, evenals een aantal “algemene” Parameters MIDI-data.
Laten we het nog even over de Part-structuur van de EM-2000 hebben: hij is uitgerust met acht Realtime­Parts (Upper 1/2/3, Lower 1/2, M.Bass, M.Drums en MI) en acht Arranger-Parts (A.Drums, A. Bass en ACC1~6). deze ontvangen allemaal op aparte MIDI­kanalen, zodat er al 16 MIDI-kanaal “bezet” zijn.
De Recorder en 16-sporen sequencer sturen 16 bijko­mende Parts aan, die u niet via het frontpaneel kunt kiezen. Deze heten Song-Parts. Maar ondanks het feit dat ze “gereserveerd” zijn voor de recorder en 16-spo-
97
MIDI-mode
ren sequencer, blijven ze beschikbaar en kunnen ze via MIDI worden aangestuurd. Anders uitgedrukt: uw EM-2000 bevat nog een 16-Parts multitimbrale klank­bron, die u samen met de Realtime- en Arranger-Parts kunt gebruiken.
U kunt dan ook de Realtime-Parts voor het spelen van de melodie gebruiken en de Arranger het begelei­dingswerk laten doen – en tegelijk nog bijkomende partijen spelen door een externe MIDI-stuurbron
13.3 Ontvangst van MIDI-
(sequencer/computer, MIDI-Masterkeyboard, MIDI­gitaar, PK-5 MIDI-pedalen enz.) te gebruiken. Dit werkt op de volgende manier:
1.
Sluit de externe MIDI-stuurbron aan op de MIDI
IN-connector van de EM-2000.
2.
Zet de MIDI Port-parameter op “B®” (zie ver-
derop).
Opgelet: In dat geval zenden of ontvangen de Realtime- en Arranger-Parts geen MIDI-data meer omdat ze aan een “A”-kanaal toegewezen zijn (tenzij u natuurlijk de fabrieks­instelling verandert). Door “B®” te kiezen schakelt u het MIDI A-circuit namelijk uit.
Opgelet: Als u tijdens het werken met de EM-2000 proble­men ondervindt met het verzenden of ontvangen van MIDI-commando’s, controleer dan eerst altijd de MIDI Port-instelling.
Zenden/ontvangen van “A”- of “B”-kanalen? – MIDI Port
Ziehier wat u moet doen om het benodigde MIDI-cir­cuit met de MIDI-connectors van de EM-2000 te ver­binden:
1.
Druk op de [MIDI PORT]-knop (indicator licht
op).
Nog even ter herinnering: de Realtime- en Arranger­Parts zijn bij levering aan “A”-kanalen toegewezen, ter­wijl de Song-Parts aan “B”-kanalen toegewezen zijn.
3.
Druk nog een keer op [MIDI PORT] (of op [F5])
om deze display-pagina weer te verlaten.
commando’s
De EM-2000 biedt een indrukwekkend aantal MIDI­parameters. Met een aantal daarvan stelt u de MIDI ontvangst- (RX) of MIDI zendkanalen (TX) in, maar de meeste dienen om de ontvangst/transmissie van MIDI-commando's in en uit te schakelen. Laat de instellingen van deze MIDI-parameters ongemoeid, tenzij u echt zeker bent dat u een bepaalde instelling moet wijzigen. Zo verzekert u een optimale compati­biliteit met andere MIDI-instrumenten.
Nadat u de MIDI-parameters hebt ingesteld kunt u ze in een MIDI Set opslaan (zie blz. 102), zodat u ze later weer kunt oproepen. Houd er wel rekening mee dat uw EM-2000 zich misschien anders gaat gedragen wanneer u een andere MIDI Set kiest.
Opgelet: Zie “MIDI mode >>>from -3” op blz. 64 in het Referentieboek voor meer details.
Aansluitingen
Om de klanken van de EM-2000 aan te sturen vanop een extern klavier of een computer/sequencer, moet u de volgende aansluitingen maken:
MIDI-toetseninstrument
Het display ziet er nu als volgt uit:
2.
Kies met de [BASS/BANK]-regelaar “A” o f “B®”. Daarmee zorgt u dat de “A”-Parts of de “B”-Parts MIDI-commando’s kunnen zenden en ontvangen.
98
Computer met MIDI-interface
MIDI OUT
MIDI OUT
MIDI IN
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Voorbeeld: ander ontvangstkanaal voor Upper1 kiezen
Bij wijze van voorbeeld voor het gebruik van de MIDI­parameters willen we u hier tonen wat je moet doen om te zorgen dat de Upper1-Part (MIDI-kanaal “A4”) op MIDI-kanaal “B16” ontvangt.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F3] (MIDI).
De Upper1-Part is een Realtime-Part, dus moeten we hier het Realtime-niveau (of RTime) kiezen:
2.
Druk op [F1] om naar het Realtime-niveau te gaan.
3.
Zorg met de [PAGE] ▲▼ knoppen dat de melding
“RX” in de schuifbalk verschijnt.
“RX” is de Engelse afkorting voor “Receive” (ont­vangst).
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar “UP1 A4”.
Dit is de Part waar u een ander MIDI-kanaal aan kunt toewijzen. Zoals u ziet, wordt de fabrieksinstelling (“A4” voor “UP1”) voor elke Part vermeld, zodat u niet eens in de MIDI Implementation Chart hoeft te kijken als u op een bepaald moment weer de fabrieks­instelling wilt kiezen.
5.
Zet de Channel-parameter met de [ACCOMP/
GROUP]-regelaar op “B16”.
De Upper1-Part ontvangt nu MIDI-data op MIDI­kanaal “16” – maar enkel wanneer u de MIDI Port­parameter op “B®” zet. (Dat betekent dan weer dat de overige Realtime- en de Arranger-Parts niet meer via MIDI kunnen worden aangesproken, omdat ze nog steeds aan een “A”-kanaal toegewezen zijn.
Opgelet: Als de EM-2000 deze instelling moet “onthouden”, moet u ze in een MIDI Set opslaan (zie blz. 102).
Als de Upper1-Part helemaal geen MIDI-commando’s mag ontvangen, moet u op de [M.BASS]-knop druk­ken, om te zorgen dat de vermelding onder Channel “OFF: luidt.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Andere MIDI RX-parameters
De EM-2000 biedt een reeks parameters waarmee u binnenkomende MIDI-commando’s kunt veranderen of filteren. De meeste parameters kunnen voor elke Part apart worden ingesteld. Vergeet dus niet hem met de [DRUMS/PART]-regelaar te kiezen voordat u de overige parameters op deze display-pagina wijzigt. Op blz. 68 in het Referentieboek vindt u meer details over deze parameters.
Shift
Met deze parameter kunt u de ontvangen nootcom­mando's in toonhoogte verschuiven vóór ze de klank­bron van de EM-2000 bereiken.
Filter
Met deze parameter kunt u voor verschillende MIDI­commando's bepalen of u ze al (On) dan niet (Off) wilt ontvangen.
Limit (High, Low: C-1~G9)
Met deze parameters (High en Low) bakent u de reeks noten af die u wilt ontvangen. Zorg dus dat noten die u niet op het geselecteerde MIDI-kanaal wilt ontvan­gen buiten dit bereik vallen.
13.4 MIDI-commando’s zenden
Opgelet: Zie ook “MIDI Port instellen” op blz. 97.
Aansluitingen
Om te zorgen dat een ander instrument de noten van de EM-2000 eveneens weergeeft, of om uw spel met een externe sequencer of computer op te nemen, moet u de volgende aansluitingen maken:
MIDI-module, synthesizer enz.
MIDI IN
MIDI IN
Computer met MIDI-interface
De parameters voor het verzenden van MIDI-com­mando’s (“TX”) bevinden zich op de TX-pagina’s. Laten we ook hier een voorbeeld bekijken:
Voorbeeld: Nootcommando’s van de ACC3-Part 1 octaaf lager transponeren
Hoe u een ander MIDI-kanaal voor deze Part instelt, komt u onder “Voorbeeld: ander ontvangstkanaal voor Upper1 kiezen” op blz. 99 te weten. Kies daar dan echter de TX-pagina (dus niet “RX”).
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F3] (MIDI).
MIDI OUT
99
MIDI-mode
De ACC3-Part is een Arranger-Part, dus moeten we het Arranger-niveau (of Arrng) kiezen:
2.
Druk op [F2] om naar het Arranger-niveau te gaan.
3.
Zorg met [PAGE] ▲▼ dat de melding “TX” in de schuifbalk verschijnt.
“TX” is de Engelse afkorting voor “transmit” (zen­den).
De Shift-parameter op deze pagina laat toe om de MIDI-nootcommando’s van de gekozen Part te trans­poneren. Dit geldt echter enkel voor de commando’s die naar de MIDI OUT-connector van de EM-2000 worden gestuurd en dus niet voor de noten die de EM-2000 zelf speelt.
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de ACC3­Part (Pa rt= ACC3 A5).
5.
Zet “Shift” met de [BASS/BANK]-regelaar op “–12”.
“–12” vertegenwoordigt een transpositie van twaalf halve toon (= één octaaf) naar omlaag – en dat is pre­cies wat we hier nodig hebben.
Opgelet: Als de EM-2000 deze instelling moet “onthouden”, moet u ze in een MIDI Set opslaan (zie blz. 102).
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Andere MIDI TX-parameters
Part, Channel, Shift, Filter
Deze parameters zijn identiek aan de RX-parameters, behalve dat het hele verhaal dit keer niet gaat over het ontvangen van MIDI-commando's maar over het zen­den (wanneer u op de EM-2000 speelt, Tones kiest, enz.).
Opgelet: We raden u aan om voor elke Part hetzelfde TX (zend-) en RX (ontvangst-) kanaal te kiezen, tenzij u een goede reden hebt om het anders op te lossen. Op die manier spoort u later snel problemen op, zoals Parts die geen MIDI­commando's ontvangen of die MIDI-data op het “ver­keerde” kanaal zenden.
Local (On, Off)
Zet Local op On (standaardinstelling) als u wilt dat de EM-2000 reageert op de noten die u op het klavier speelt. Als u Local op Off zet, stuurt u met de betref­fende Part niet langer de interne klankbron aan. Nor­maal laat u deze parameter op On staan.
13.5 MIDI-parameters (Param)
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F3] (MIDI).
2.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F3]
(Param) drukt om naar de volgende pagina te gaan:
Op deze pagina vindt u verschillende parameters die in feite niets met elkaar te maken hebben (de andere MIDI-pagina’s hebben steeds een “centraal thema”). Zie “MIDI-parameters (Param)” op blz. 71 in het Referentieboek voor meer details.
Bruikbare transpositie van MIDI-nootcommando’s
De TX Octave-parameter houdt verband met de Tone die u kiest. Als u al eens een basklank hebt gekozen voor de Upper1-Part in de Split Keyboard Mode, is het u misschien opgevallen dat de noten die u speelt naar omlaag worden getransponeerd, zodat u binnen het bereik van de Upper1-Part toch lage basnoten kunt spelen. Kiest u Relative, dan wordt deze interne (en automatische) transpositie vertaald in nootnummers. Speelt u dus een C4 (nootnummer 60), dan wordt nootnummer 36 weergegeven en naar de MIDI OUT­poort gezonden. De transpositie hangt af van de Tone die u aan de Upper1-Part toewijst.
In de Absolute-mode daarentegen wordt gewoon het MIDI-nootnummer van de toets waarop u drukt (bv. nootnummer 60) naar de MIDI OUT-poort gezon­den. Het voordeel van de keuze tussen Absolute en Relative te is dat u een baslijn kunt spelen met de Upper1-Part van de EM-2000 en deze kunt dubbelen met een trompet van een extern instrument.
Opgelet: Wilt u de TX of RX Shift-waarde niet gebruiken, zet dan de betreffende schakelaar op Off. Dat gaat heel wat sneller dan alle Shift-waarden weer op “0” te zetten.
Ontvangen en verzenden van aanslagwaarden
De EM-2000 is uitgerust met een aanslaggevoelig kla­vier en een klankbron die op aanslagcommando's kan reageren. Aanslagcommando’s (“Velo”) vormen een belangrijk deel van uw muzikale expressiemogelijkhe­den, aangezien de kracht waarmee u een toets aanslaat bepaalt hoe luid/helder of zacht/dof een noot klinkt. Op die manier vertelt u de luisteraar iets over uw gevoelens.
In een aantal gevallen is het echter beter de aanslagge­voeligheid achterwege te laten, bijvoorbeeld wanneer u niet-aanslaggevoelige instrumenten (zoals orgels) wilt nabootsen. De EM-2000 stelt u in staat het zenden (TX) en/of ontvangen (RX) van aanslagcommando's in of uit te schakelen.
100
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Kiest u Off, dan moet u de EM-2000 vertellen welke vaste aanslagwaarde hij in de plaats moet zetten van de waarden die hij normaal ontvangt (zowel via MIDI als via zijn eigen klavier). Zie “rxVelo, txVelo, On/Off­schakelaars” op blz. 72 in het Referentieboek voor meer details.
Part Mute voor de MIDI-communicatie
Met de Part Switch-parameter op deze display-pagina bepaalt u wat er gebeurt als u een Part uitschakelt op de eerste Realtime of Arranger Mixer-pagina (zie “Parts uitschakelen (Mute)” op blz. 74). U weet natuurlijk dat u die Part dan niet meer hoort als u op het klavier speelt (ongeacht het feit dat de Keyboard Mode-indicator van die part oplicht, of dat de Arran­ger data naar die Part stuurt). U ziet echter niet of die Part nog MIDI-data zendt. Zie ook “PartSwtc” op blz. 72 in het Referentieboek.
Soft Thru (On, Off)
Deze functie vormt een “inbreuk” op de MIDI-geplo­genheden dat een instrument enkel de zelf gegene­reerde MIDI-commando’s (d.w.z. die van de EM-2000) naar zijn MIDI OUT-connector zendt. Zie ook “Soft Thru (On, Off)” op blz. 72 in het Referentie- boek.
welkvan de twee (of meer) instrumenten de maat (Clock) aangeeft voor de overige. In dat geval loopt dus nog maar één “horloge” onafhankelijk en zendt het signalen naar de andere “horloges” die de ontvan­gers vertellen waar ze zich zouden moeten bevinden.
Met de Remote-optie kunt u de Arranger- of Song­weergave starten zonder het tempo te synchroniseren. Dit is bv. handig wanneer u een MIDI-speelhulp (voetschakelaar, knop of PK-5) van een extern instru­ment gebruikt om bv. de Arranger-weergave te starten.
U kunt bovendien kiezen via welk MIDI IN- (RX­pagina’s) en MIDI OUT-circuit (TX) de Start/Stop/ Continue- en Clock-commando’s moeten worden ver­zonden of ontvangen (A On, B Off enz.).
Bovendien zendt en ontvangt de Recorder Song Posi­tion Pointer-commando’s.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F3] (Midi) en houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F4] (Sync) drukt om een Sync-pagina te kiezen.
2.
Ga met [PAGE] ▲▼ naar een RX- of TX-pagina.
13.6 Synchroniseren van de EM-2000
In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn dat de EM-2000 synchroon loopt met andere MIDI-instru­menten (of dat externe MIDI-instrumenten syn­chroon lopen met de EM-2000). Hierbij denken we vooral aan volgende situaties:
• Wanneer u de EM-2000 samen met een MC-303 of MC-505 Groovebox wilt gebruiken.
• Wanneer u met een externe drumcomputer of een instrument zoals de Roland PM-5 of DR-5 wilt werken (d.w.z. sequencers zonder disk drive).
• Wanneer u een bestaand sequence als grondstof voor nieuwe Music Styles wilt gebruiken en de data –omdat het zo eenvoudig is– via MIDI wilt opnemen. De synchronisatie is noodzakelijk om te zorgen dat beide instrumenten (de Arranger of Recorder van de EM-2000 en het externe instrument) tegelijkertijd starten en stoppen en altijd hetzelfde tempo hanteren.
Zonder synchronisatie gedragen de EM-2000 en het externe instrument zich zoals twee horloges die u naast elkaar legt. Wat u ook doet om te zorgen dat ze precies gelijk lopen – na verloop van tijd loopt het ene horloge voor op het andere. Voor de opname van MIDI-data is dit helemaal uit den boze, omdat dit op een bepaald moment zou betekenen dat een noot, die voor eerste tel bedoeld was, op de tweede tel van een maat valt. Daarom zijn de meeste MIDI-instrumenten uitgerust met een functie waarmee u kunt bepalen
Met Style Sync en Song Sync op de RX-pagina’s kiest u of en hoe u de Arranger of de Recorder wilt synchroni­seren met externe sequencers of drumcomputers. Er zijn verschillende opties (zie het Referentieboek). In de regel kiest u waarschijnlijk Internal (geen synchroni­satie met externe MIDI-instrumenten) en MIDI (syn- chronisatie met een extern MIDI-instrument). Aut o lijkt een nuttige keuze (binnenkomende MIDI Clock­signalen worden automatisch ontdekt), maar kan er wel toe leiden dat de Recorder/Arranger plots start (omdat er MIDI Clock-commando’s ontvangen wor­den) hoewel u dat helemaal niet wilt. “Internal” is dus een verstandigere keuze.
A On/Off, B On/Off
Met deze schakelaars kiest u het MIDI-circuit dat voor het ontvangen en verzenden van synchronisatie-com­mando’s wordt gebruikt. “A Off/B Off ” betekent dat de EM-2000 geen MIDI Sync-data zendt of ontvangt. Maar wees voorzichtig: “B On” heeft weinig zin waan­eer u MIDI Port op “A” hebt gezet – en vice versa. Zie blz. 97 voor meer details.
101
MIDI-mode
13.7 MIDI Sets
MIDI Sets zijn geheugens voor de instellingen die u in de MIDI-mode maakt. De EM-2000 beschikt over acht MIDI Set-geheugens waarin u verschillende MIDI-configuraties kunt opslaan. Bovendien kunt u MIDI Sets op disk zetten en ze laden als u ze weer nodig hebt.
MIDI Set opslaan
Memory Protect
Telkens wanneer u uw instrument inschakelt, wordt de Memory Protect-functie mee geactiveerd. Memory Protect doet wat zijn naam zegt: de functie voorkomt dat u uw User Programs en MIDI Sets per ongeluk overschrijft. Op blz. 50 vindt u meer details.
Instellingen in een MIDI Set opslaan
1.
Druk op de [WRITE]-knop en houd deze ingedrukt (de [MIDI SET]-indicator in de MUSIC STYLE/MIDI SET-sectie licht op.)
Het display vraagt of u zeker weet dat u uw instellin­gen in een MIDI Set wilt opslaan. Ga verder als dat zo is, laat anders de [WRITE] knop los.
2.
Druk op een Music Style-cijferknop om uw MIDI­instellingen in de betreffende MIDI Set op te slaan.
Het display bevestigt kort dat uw instellingen nu in het gekozen geheugen zitten:
3.
Laat de [WRITE]-knop weer los.
MIDI Set oproepen
1.
Druk op de [SELECT]-knop (MUSIC STYLE/MIDI SET-sectie) zodat de MIDI SET-indicator oplicht.
MIDI Sets naar disk wegschrijven
Als uw 8 MIDI Sets opgebruikt zijn, hebt u er mis­schien nog meer nodig. U kunt plaats maken voor nieuwe MIDI Sets door de oude MIDI Sets te wissen. Wilt u deze laatste niet kwijtraken, dan moet u ze eerst extern (op een datadrager) opslaan. Ook als u niet te kampen hebt met plaatsgebrek, is het een goed idee om een veiligheidskopie van uw MIDI Sets te maken. U weet tenslotte maar nooit wanneer een onverlaat begint knoeien met uw instellingen.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F5] (Disk).
2.
Druk op [F2] (Save) om het Save-niveau te kiezen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de Save\MDI Set-pagina:
Voordat u een MIDI Set op disk zet, moet u er een naam aan geven. Kies een naam die u iets zegt over de inhoud van de Set. Met de [LOWER/NUMBER]-rege­laar kiest u de karakterpositie en met de [UPPER/ VARIATION]-regelaar bepaalt u welk karakter er op de gekozen positie moet komen. Hiervoor kunt u ook de knoppen van de TONE/USER PROGRAM-sectie gebruiken. Zie blz. 25 voor meer details.
4.
Stop een geformateerde diskin de gewenste drive.
5.
Druk, indien nodig op Part Select [M.DRUMS] om naar de pagina te springen waar u de benodigde drive kunt kiezen (Device, blz. 10).
6.
Druk op Part Select [M.BASS] (Execute) om de MIDI Set naar de disk weg te schrijven.
Niet vergeten: uw EM-2000 is multitasking – u mag deze pagina dus verlaten zodra de EM-2000 de Style op disk begint te schrijven.
7.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas­ter-pagina.
Opgelet: Bij het wegschrijven slaat de term “Set” op alle 8 MIDI Set-geheugens. “Een” MIDI Set op disk bevat dus acht MIDI Set-geheugens. Laden kunt u ze echter ook één voor één:
2.
Druk op een Music Style-cijferknop om de overeen-
komstige MIDI Set te selecteren.
102
Loading...