Van harte bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van de Roland EM-2000 Creative Keyboard.
Dankzij zijn letterlijk te nemen gebruiksvriendelijkheid en de nieuwe RISC-processor is de EM-2000 een waardig vlaggeschip van de nieuwe EM-serie. Trouw aan de traditie dat elk Roland-instrument weer een aantal opzienbarende nieuwigheden introduceert, kunnen we zonder te overdrijven stellen dat de EM-2000 het perfecte instrument is voor de prof
en elke muziekliefhebber die het onderste uit de kan wilt halen.
Om de mogelijkheden van uw EM-2000 snel te leren kennen en er jarenlang plezier aan te beleven, leest u deze
kershandleiding het best volledig door. Bijkomende informatie vindt u in het Referentieboek.
• Duidelijkheidshalve gebruiken we in deze handleiding het woord “knop” wanneer we het hebben over de bedieningstoetsen op het frontpaneel. “Toets” wordt dus enkel gebruikt wanneer we verwijzen naar het klavier van de
EM-2000.
• De inhoud van de in deze handleiding getoonde schermafbeeldingen kan hier en daar afwijken van wat u op uw instrument ziet, maar op die manier weet u tenminste wat u in een bepaalde situatie ongeveer te zien krijgt.
Berg deze handleiding op een veilige plaats op, omdat u ze op een latere datum misschien nog eens nodig hebt.
Iomega® is een geregistreerd handelsmerk en Zip™ en JAZ™ zijn handelsmerken van Iomega Corporation. Alle andere
vermelde produktnamen en handelsmerken zijn eigendom van de betreffende bedrijven.
De D Beam werd in licentie van Interactive Light, Inc. vervaardigd.
Het klavier van de EM-2000 is een plezier om op te
spelen. Omdat het ook kanaal-Aftertouch commando’s zendt, kunt er bovendien het volume, de
klankkleur en bepaalde Arranger-functies mee aansturen.
Nieuwe klankbron
De EM-2000 bevat een 32-Parts multitimbrale klankbron met maar liefst 1161 instrumentklanken en 43
Drum Kits, die zowat het hele spectrum, van adembenemende akoestische klanken tot de meest actuele
Techno-geluiden, bestrijken. Natuurlijk is de klankbron 64-stemmig polyfoon.
Rijk gevuld effectengamma
Naast het intussen obligate Chorus-, Reverb- en
Delay-effect en de 2-bands Equalizer die op de G-800
werden voorgesteld, biedt de EM-2000 een multieffect met maar liefst 89 effecten en combinaties (vervorming, Rotary, Humanizer, Enhancer, 3D Chorus,
LoFi enz.).
Innovatieve D Beam™ Controller
De D Beam Controller van de EM-2000 is een nieuwe
speelhulp die voor het eerst werd voorgesteld op de
MC-505 Groovebox van Roland. Hiermee kunt u een
parameter naar keuze beïnvloeden door uw hand over
een (onzichtbare) infraroodstraal te bewegen.
Ingebouwde Zip™-drive, standaard SCSI-aansluiting en disk drive
Hoewel onze ingenieurs al trots waren dat ze de
EM-2000 met een SCSI-poort voor de externe dataopslag mochten uitrusten, vonden ze dat er ook een
100MB Zip-drive bijhoorde. En dus hebben ze meteen
ook maar software geschreven die directe toegang
biedt tot de data op de Zip-schijf.
Via de SCSI-poort kunt u externe datadragers (Jaz™drive, harde schijven, MO-schijven enz.) aansluiten.
Dankzij deze mogelijkheden is de 2HD floppy drive
dus waarschijnlijk alleen nog een garantie dat u de op
een G-1000, G-800, G-600, E-96, E-86 of RA-800
geprogrammeerde data (User Styles, MIDI Sets, Performance Memories/User Programs) snel kunt laden.
Als u geen eigen Styles wilt programmeren of het te
druk hebt om daaraan te beginnen, kunt u bestaande
Styles personaliseren door bv. andere klanken voor de
Arranger-partijen te kiezen (bas, drums, akkoordbegeleidingen enz.) en deze veranderingen in één van de
192 User Programs van het RAM-geheugen opslaan.
Innovatieve functies
Disk Style Link is een functie waarmee u direct een
Music Style naar keuze van een groep van 111 op de
Zip-schijf kunt oproepen. Omdat u zelf kunt bepalen
welke Styles tot deze groep moeten behoren, is deze
functie perfect voor het live-werk.
Play & Search (P&S) laat toe om het benodigde stuk
(Standard MIDI File) te zoeken door een muzikaal
fragment op het klavier van de EM-2000 te spelen. De
EM-2000 gaat dan zelf op zoek naar alle nummers die
dit fragment bevatten.
Style Database is een iets andere zoekfunctie. Hiermee
kunt u Music Styles of Songs zoeken aan de hand van
gegevens die u in één van de datavelden invult. Hierbij
horen o.a. de titel van de Song/Music Style, de componist/de auteur, de bestandsnaam enz.
128 hoge-resolutie Music Styles, 16 Flash ROMgeheugens plus 441 Music Styles op de bijgeleverde Zip-schijf
Uw EM-2000 bevat 128 interne Music Styles (begeleidingen), die zowat alle muzikale genres bestrijken.
Elke Style beschikt over vier versies (Basic, Advanced,
Original en Variation), twee Intro’s, twee Endings en
nog tal van andere elementen, zodat u sowieso al over
meer dan 128 begeleidingen beschikt.
Bovendien bevatten ook de 16 Flash ROM-geheugens
bij levering al Music Styles.
En als u ook dát nog maar weinig vindt, vindt u het
beslist leuk dat de bijgeleverde Zip-schijf 441 Music
Styles bevat die u eveneens kunt gebruiken.
Natuurlijk kunt u ook uw eigen Music Styles programmeren (de zgn.
een handige functie waarmee de gekozen fragmenten
van een Standard MIDI File kunt omzetten in een
begeleiding.
User Styles). De EM-2000 biedt zelfs
192 User Programs
De User Programs dienen niet alleen voor een snelle
aanpassing van de Styles, maar ook voor de opslag van
allee instellingen die u op het frontpaneel kunt maken.
Als u meer dan 192 User Programs nodig hebt, kunt u
de inhoud van de interne User Programs naar een Zipschijf of diskette wegschrijven (of een externe SCSIdatadrager gebruiken) en op een later tijdstip weer
laden.
4
16-sporen sequencer
De EM-2000 wordt geleverd met een 16-sporen
sequencer die ook weer van een hele resem editfuncties voorzien is.
Drie Arranger-modes
De Music Styles van de EM-2000 kunnen telkens op
één van drie beschikbare manieren worden aangestuurd: Standard, Intelligent of Piano Style. In de
Standard-mode werkt de akkoordherkenning van de
Arranger zoals u dat van een intelligent keyboard verwacht.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
In de Intelligent-mode hoeft u geen volledige akkoorden te spelen. Met één, twee of drie toetsen verkrijgt u
zelf de meest complexe akkoorden.
De Piano Style-mode tenslotte is vooral bedoeld voor
muzikanten met een “pianoverleden”.
Intuïtief gebruikersinterface
Het grote 156 x 48mm-display houdt u op de hoogte
van de status van de EM-2000 en biedt, via functieknoppen, toegang tot talrijke “verborgen” functies. Via
de vijf draairegelaars onder het display kunt u het
volume, de stereopositie en andere parameterwaarden
instellen. Sommige display-functies zijn ook toegankelijk via vast toegewezen knoppen. Bovendien zijn er
twee programmeerbare knoppen (PAD 1 & 2) waar u
de vaakst gebruikte functies aan kunt toewijzen. En
om de bediening nog eenvoudiger te laten verlopen,
kunt u het display kantelen.
Weergave van liedjesteksten (“Lyrics”)
Het LCD-display van de EM-2000 kan ook de teksten
van dusdanig geprogrammeerde Standard MIDI Files
weergeven. Als u wilt, kunt u deze data naar een LVC-1
Lyrics Converter zenden. Op die manier vergeet u
nooit meer de teksten van de liedjes die u wilt/moet
zingen.
Uitpakken van de EM-2000
Uw EM-2000 wordt geleverd met de volgende dingen.
Controlleer na het uitpakken of u alles gekregen hebt.
Is dat niet het geval, neem dan contact op met uw
Roland-dealer.
Gebruikershandleiding en het Reference Manual.
• Deze
• Een Zip-schijf met 441 Music Styles en 306 Standard
MIDI Files.
• Een metalen lessenaar.
• Een stroomkabel.
3.
DP-2, DP-6 of FS-5U voetschakelaar
U zou twee DP-2 (DP-6 of Boss FS-5U) voetschakelaars kunnen gebruiken. Eén daarvan sluit u aan op de
SUSTAIN FOOTSWITCH
gebruiken als Hold-pedaal.
De tweede DP-2 (DP-6 of Boss FS-5U) kunt u aan verschillende functies toewijzen. De functie van de
SWITCH kunt u bovendien samen met alle andere
instellingen in een User Program opslaan.
4.
Style-diskettes van de MSA-, MSD- of MSE-serie
De MSA-, MSD- en MSE-serie Music Style diskettes
bevatten nieuwe Styles die u in de 8 User Style geheugens van de EM-2000 kunt laden. De MSE Music Style
serie is speciaal ontwikkeld voor de EM-2000, G-1000,
G-800, G-600, E-96 en RA-800. Houd er wel rekening
mee dat u de MSE-Styles niet kunt gebruiken op
instrumenten van de E- of RA-serie omdat deze Styles
gebruik maken van de klankbron van de EM-2000.
Andersom lukt wel: u kunt Style-diskettes van de
MSA- en MSD-serie op uw EM-2000 gebruiken.
5.
Externe harde schijf, MO-drive, Jaz-drive, Zip-
drive enz.
Voor het archiveren van uw instellingen zou u gebruik
kunnen maken van een harde schijf of een verwisselbare schijf. Houd er rekening mee dat een Zip-schijf
tot 100MB aan waardevolle data kan bevatten waar u
het best een
de data altijd van de reservekopie halen als blijkt dat
de Zip-schijf onleesbaar is geworden. Gebruik de File
Copy-functies van de EM-2000 voor het kopiëren van
Zip-schijven e.d.
6.
Hoofdtelefoons van de RH-serie
Op de PHONES-connector van de EM-2000 kunt u
een hoofdtelefoon aansluiten.
Backup van maakt. Op die manier kunt u
-connector om hem te
FOOT
Handige opties
1.
FC-7 Foot Controller
Met de FC-7 Foot Controller kunt u verschillende
patronen van een Style (Fill In To Original/To Varia-tion, Start/Stop enz.) met de voet kiezen. Sluit hem
aan op de FC-7-connector achterop de EM-2000.
Opgelet: U kunt de FC-7 niet als MIDI-pedalenbord
gebruiken. De FC-7 stuurt namelijk pulsen uit in plaats van
MIDI-commando’s. Sluit hem dus nooit aan op de MIDI
IN-connector van uw EM-2000 of van een ander instrument.
2.
EV-5 of BOSS FV-300L zwelpedaal (“expressie”)
Het (los verkrijgbare) EV-5 of BOSS FV-300L zwelpedaal kunt u voor verschillende dingen gebruiken, zoals
het instellen van het algemene volume.
5
Belangrijke opmerkingen
Belangrijke opmerkingen
Let, tijdens het gebruik van de EM-2000 op de volgende dingen:
Voeding
• Sluit de EM-2000 niet aan op een stroomkring waarop
ook apparaten, die brom veroorzaken, op aangesloten
zijn (elektrische motoren, dimmersystemen enz.).
• Schakel zowel de EM-2000 als de overige instrumenten uit voordat u ze op elkaar aansluit. Op die manier
weet u zeker dat u de instrumenten niet kunt beschadigen en voorkomt u een finale beschadiging van uw
luidsprekers.
Opstelling
• Het gebruik van de EM-2000 in de buurt van eindtrappen (of andere apparaten met krachtige transformatoren) kan voor brom zorgen. Om dit tegen te gaan
zet u de EM-2000 het best nooit te dicht in de buurt
van dergelijke apparaten.
• Dit instrument zou de radio- of TV-ontvangst kunnen
storen. Plaats de EM-2000 dus nooit te dicht bij dergelijke ontvangers.
• Om problemen te vermijden, dient u de EM-2000 te
beschermen tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid
en stof.
Onderhoud
• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel
een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om
hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmiddel. Wrijf de EM-2000 daarna
droog met een zachte doek.
• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners
want deze kunnen de behuizing beschadigen.
Herstellingen en uw data
• Houd er rekening mee dat alle data in de interne
geheugens van de EM-2000 tijdens een herstelling
gewist kunnen worden. Belangrijke instellingen
schrijft u dan ook het best weg naar een Zip-schijf of
een externe datadrager. In bepaalde gevallen (met
name wanneer het geheugen zelf beschadigd is) kunnen we de eventueel gewiste data niet meer herstellen.
Roland kan echter niet aansprakelijk worden gesteld
voor het verlies van uw data.
Bijkomende voorzorgsmaatregelen
• Als gevolg van een defect aan de geheugenchips of een
ongepaste bediening kan het gebeuren dat de inhoud
van uw geheugens verloren gaat. Om uzelf tegen dit
soort nare situaties te beschermen, verdient het aanbeveling om uw instellingen regelmatig extern op te
slaan (namelijk via SCSI).
• Behandel de knoppen, regelaars, aansluitingen enz.
van dit instrument met de nodige voorzichtigheid.
Een al te brutale behandeling kan leiden tot storingen
of beschadiging van bepaalde onderdelen.
• Sla nooit op het display en zet er geen zwaar voorwerpen op.
• Trek, voor het verbreken van gelijk welk soort aansluitingen, enkel aan de stekker en nooit aan de daaraan
vastzittende kabel. Op die manier voorkomt u kortsluitingen en beschadiging van de kabels.
• Tijdens het gebruik wordt dit instrument warm. Dit is
volledig normaal.
• Denk eraan dat u het volume laat op de avond of ‘s
ochtends best niet te hard zet om geluidsoverlast bij de
buren te voorkomen. Het best gebruikt u op die
momenten een hoofdtelefoon.
• Als u het instrument moet vervoeren, verpakt u het
weer in de leveringsdoos. U kunt echter ook een koffer
of Flightcase gebruiken.
Gebruik van Zip-schijven
• Onthoud dat u EEN ZIP-SCHIJF PAS NA INSCHAKELEN VAN DE EM-2000 IN DE DRIVE MAG STEKEN.
• Let er bij het insteken van een Zip-schijf in de drive op
dat u de schijf helemaal horizontaal houdt en lichtjes
naar beneden drukt tot ze vastklikt. Als de schijf niet
geladen wordt, moet u ze neerwaarts drukken.
• Om een Zip-schijf te kunnen verwijderen, moet u ze
eerst afmelden (zie blz. 17) en daarna op de uitwerptoets van de drive drukken. Probeer de schijf nooit
met geweld uit de drive te halen.
• Als u de Zip-schijf niet gebruikt, kunt ze het best weer
in bijgeleverde plasticdoos stoppen.
• Laat een Zip-schijf nooit in de zon liggen en stel ze
niet bloot aan extreme hitte, vochtigheid of magnetische velden.
• Steek nooit een diskette (floppy) in de Zip-drive en
probeer deze laatste nooit met een 3,5" koppenschoonmaaksysteem schoon te maken.
• Maak een reservekopie (“Backup”) van de bijgeleverde
Zip-schijf en alle belangrijke Zip-schijven (zie “Copyfuncties” op blz. 81 in het Referentieboek).
• Ziek ook “Werken met SCSI-apparaten” op blz. 107
voor bijkomende voorzorgsmaatregelen.
VOLUME-regelaar: Met deze regelaar bepaalt u het
algemene volume van uw EM-2000, dus het volume
van alle signalen, die naar de luidsprekers, de uitgangen en de PHONES-aansluiting worden gestuurd.
BALANCE-regelaar: Met deze regelaar kunt u de
volumebalans tussen de Arranger en de Realtime-Parts
veranderen. Maak er gebruik van wanneer de melodie
te stil/te hard is in vergelijking tot de begeleiding
(Music Styles) of Standard MIDI File.
DSP EFX-Sectie
B
UP1 SET/RECALL: Druk op deze knop om de DSPinstellingen voor de Tone op te roepen die momenteel
aan de Upper1-Part toegewezen is. Deze knop biedt
dus een snelle manier om een geschikt DSP-effect voor
de melodieklank te kiezen. De toewijzing van de DSPeffecten aan de Tones is vast ingesteld volgens Tonefamilie (piano, elektrische piano enz.) en verschilt dus
niet noodzakelijk voor elke Tone (of klank).
Opgelet: Als u op deze knop drukt, wordt het aan de
Upper1-Tone toegewezen DSP-effect door alle RealtimeParts gebruikt.
ACTIVE: Met deze knop kunt u het DSP-effect voor
alle Realtime-Parts in- (indicator licht op) of uitschakelen (indicator dooft). Enkel de Parts wier EFX-schakelaar op “On” staat (zie blz. 76) maken echter gebruik
van dit effect.
C
CHORD SEQUENCER-sectie
Met deze knoppen kunt u de krachtige Chord Sequencer bedienen. Deze laat toe om volledige begeleidingen
met akkoorden op te nemen. Zie “Chord Sequencer”
op blz 55.
D BEAM CONTROLLER-sectie
D
De D Beam Controller analyseert bewegingen en vertaalt deze gegevens in MIDI-data. Deze nieuwe speelhulp baseert op een onzichtbare infraroodstraal.
F
E
Beweeg uw hand of lichaam over de twee “ogen” om
het volume, de filterinstelling, de modulatiediepte enz.
van de momenteel actieve Realtime-Parts te beïnvloeden. U kunt zelf bepalen welke functie de D Beam
Controller moet aansturen (zie “Param\Cntrl\7: D
Beam Assign” op blz. 32 in het
Druk op de [D BEAM ON]-knop (indicator licht op)
om de D Beam Controller te activeren. Druk er nog
een keer op om hem weer uit te schakelen.
E
SONG TOOLS-knop
Met de [SONG TOOLS]-knop hebt u toegang tot de
16-sporen sequencer en een aantal editfuncties voor
Standard MIDI Files.
RECORDER-sectie
F
Met de knoppen van deze sectie kunt u de interne
sequencer/Standard MIDI File Player bedienen. Zie
“Recorder (GM/GS-mode)” op blz 57.
Referentieboek).
9
Beschrijving van de panelen
G
MUSIC STYLE/MIDI SET-sectie
De knoppen van de MUSIC STYLE-sectie dienen voor
het kiezen van Music Styles – de automatische begeleidingen (zie “Music Styles kiezen” op blz. 18). Als de
MIDI SET-indicator oplicht, kunt u met de acht cijfer-
H
G
knoppen een MIDI Set kiezen (zie “MIDI Sets” op
blz. 102). De [DRUM VARIATION]
dienen voor het oproepen van de benodigde slagwerkbegeleiding (zie ook blz. 43).
▲▼
knoppen
IJK
H
DISPLAY en navigatiegedeelte
Het display bevat telkens alle benodigde informatie
voor het bedienen van de EM-2000. De functieknoppen rechts van het display dienen voor het oproepen
van één van de vijf afgebeelde menuopties.
De draairegelaars zijn telkens toegewezen aan de functie die in de onderste display-regel verschijnt. Hiermee
kunt u de betreffende parameter dus direct instellen.
Part Select-knoppen ([M.DRUMS],
Met de
[M.BASS], [LOWER1], [UPPER2] en [UPPER1]
onder het display) kunt u de Realtime-Part kiezen
waar u een andere klank aan wilt toewijzen. Verder
dienen ze ook voor het uitvoeren van een displayfunctie.
[ARR CHRD] biedt toegang tot de Arranger Chord
display-pagina (zie blz. 42), terwijl u met [DISK LIST]
de gelijknamige mode kunt oproepen.
LCD CONTRAST-regelaar
I
Regel met deze regelaar het contrast bij wanneer het
display moeilijk leesbaar is. Door hem naar rechts te
draaien maakt u de tekens donkerder, door naar links
te draaien maakt u ze lichter.
L
WRITE-knop
J
Druk op deze knop om de huidige paneel- en parameterinstellingen in een “User Program” op te slaan (zie
blz. 49) of om de MIDI-instellingen in een “MIDI Set”
(zie blz. 102) op te slaan. Om verwarringen te vermijden, gebruiken we hier telkens “opslaan” voor het
onderbrengen van uw instellingen in het interne
geheugen en “wegschrijven” wanneer de data naar een
Zip-schijf, diskette, enz. worden gekopieerd.
SCSI/DISK-indicator
K
De SCSI/DISK-indicator licht op wanneer de Zipdrive (DISK) of een externe datadrager (SCSI) aangesproken wordt.
MIDI PORT-knop
L
Druk op deze knop om de MIDI Port-pagina op te
roepen waar u de benodigde groep van 16 MIDIkanalen aan de MIDI-aansluitingen van de EM-2000
kunt toewijzen (zie “MIDI Port instellen” op blz. 97).
10
EM-2000 – Gebruikershandleiding
M
O
M
KEYBOARD MODE-sectie
Met de knoppen van deze sectie kunt u de RealtimeParts kiezen, die u wilt gebruiken voor het spelen. Zie
“Realtime-Parts kiezen om te spelen” op blz 27.
TEMPO-sectie
N
Met het TEMPO-wiel kunt u het weergavetempo van
de Arranger of de Recorder instellen. Gebruik de
[AUTO/LOCK]-knop als u het niet eens bent met de
voorgeprogrammeerde tempo-instellingen (zie “Auto
Tempo en Tempo Lock” op blz. 46). [RIT] dient voor
een geleidelijke vermindering van het tempo. Met
[ACC] kunt u het tempo geleidelijk aan opvoeren (zie
“Tempo Rit en Tempo Acc” op blz. 46).
N
TONE/USER PROGRAM-sectie
O
Met deze knoppen kunt u Tones (zie blz. 19) en User
Programs (zie blz. 49) kiezen en bovendien namen
schrijven (zie blz. 25). Met de [SELECT]-knop bepaalt
u of u Tones of User Programs wilt kiezen. Voor de
Tone-keuze mag u niet vergeten eerst een RealtimePart te selecteren (met de Part Select-knoppen) voor-
dat u een klank kiest.
User Programs bevatten alle instellingen die u op het
frontpaneel en in de Volume-, Mixer- en Parametermode kunt maken. MIDI-parameterinstellingen kunnen in MIDI Sets worden opgeslagen.
PQ R
GM/GS MODE-knop
P
Druk op deze knop om de GM/GS-mode te activeren
(indicator licht op) of weer uit te schakelen. Deze
mode wordt automatisch gekozen wanneer u een Song
met de Recorder weergeeft. Zolang de GM/GS-mode
actief is, kunt u de Arranger niet gebruiken.
FADE (OUT/IN)-knop
Q
Hiermee kunt u een Fade In (geleidelijk opvoeren van
het volume) of Fade Out starten. Beide gelden zowel
voor de Arranger-weergave als de Realtime-Parts. Zie
blz. 45 voor meer details.
S
BASS INVERSION-knop
R
Druk op deze knop als de basbegeleiding (ABS) telkens de laagste noot van uw akkoorden moet spelen
i.p.v. de grondnoot.
ARRANGER-sectie
S
de knoppen in deze sectie laten toe om de automatische begeleidingsfunctie van de EM-2000 tijdens het
spelen (in “Realtime”) te bedienen. Deze functie heet
Arranger.
11
Beschrijving van de panelen
W
T
UX
T
PAD-knoppen
[PAD 1] en [PAD 2] zijn toewijsbare knoppen. U zou
ze kunnen gebruiken om directe toegang te hebben tot
vaak gebruikte functies die u normaliter enkel via het
functiemenu bereikt. De functie van de PAD-knoppen
maakt deel uit van de User Program-instellingen.
MELODY INTELLIGENCE-knop
U
Druk op deze knop (indicator licht op) om uw solo’s
of melodieën van een automatische tegenstem (tweede
en derde stem) te voorzien. De EM-2000 biedt 18 harmonietypes waarvan u er telkens één kunt kiezen.
TRANSPOSE-, OCTAVE UP/DOWN-knoppen
V
Gebruik deze knoppen als uw muziek in een andere
toonaard (Transpose) of een ander octaaf moet worden weergegeven dan degene waarin u speelt (zie
blz. 32 en 33).
USER PROGRAM-sectie
W
[√ DOWN] en [UP ®] laten toe om de User Programs sequentieel te kiezen, wat bv. handig is wanneer
u de registraties in de juiste volgorde opgeslagen hebt.
De HOLD-knoppen laten toe om te bepalen welke
instellingen precies moeten worden geladen wanneer
u een User Program kiest. Zie “Selectief laden van User
Program-instellingen (User Program Hold)” op
blz 53.
ONE TOUCH-knop
X
Telkens als u op deze knop drukt (indicator licht op),
roept u, samen met een nieuwe Music Style, ook een
aantal instellingen voor de Realtime-Parts op die perfect bij de muziek passen die u (waarschijnlijk) wilt
spelen. Hierbij horen o.a. de Tone-keuze, de effectinstellingen enz.
Floppy disk-drive (linker drive onder het klavier)
Y
De disk-drive dient voor het wegschrijven en weergeven van Recorder-Songs en voor het wegschrijven en
laden van User Styles, User Programs, MIDI Sets,
Chord Sequences enz. U kunt zowel 2DD- als 2HDdiskettes gebruiken. Zoals eerder gezegd, hebt u deze
drive waarschijnlijk alleen nodig om de instellingen
van een G-1000, G-800, RA-800 enz. te kunnen laden.
Druk op de uitwerptoets (rechts) om de diskette uit de
drive te kunnen halen. (Zie ook “Insteken van floppies” op blz. 108 voor een belangrijke opmerking over
diskettes.)
V
Opgelet: Verwijder de diskette nooit als de indicator van de
drive nog oplicht of knippert. Daardoor kunt u namelijk
zowel de kop van de drive als de diskette finaal beschadigen.
Z
BENDER/MODULATION-hendel
Z
Met deze hendel kunt u de noten van de RealtimeParts buigen en/of van vibrato voorzien. Zie “Pitch
Bend en Modulatie” op blz 32.
Zip-drive (rechter drive onder het klavier)
a
Met de Zip-drive kunt u Recorder-Songs wegschrijven
en weergeven evenals User Styles, User Programs,
MIDI Sets, Chord Sequences enz. wegschrijven en
laden.
Opgelet: Om schade aan uw Zip-schijf te voorkomen (tenslotte kan hij tot 100MB aan waardevolle Music Styles,
Standard MIDI Files enz. bevatten), kunt u de schijf pas
uitwerpen nadat u hem afgemeld hebt. Zie blz. 17 voor
meer details.
Opgelet: Onthoud dat u EEN ZIP-SCHIJF PAS NA
INSCHAKELEN VAN DE EM-2000 IN DE DRIVE MAG
STEKEN.
b
PHONES-connector (voorkant, rechts)
Hier kunt u een stereo-hoofdtelefoon aansluiten die
dezelfde signalen bevat als de OUTPUT L/R-aansluitingen. Als u een hoofdtelefoon aansluit, wordt de
weergave via da OUTPUT-connectors niet uitgeschakeld. De luidsprekers worden echter wél uitgeschakeld.
12
1.2 Achterkant
EM-2000 – Gebruikershandleiding
C
AB
A
POWER-schakelaar
Gebruik deze knop om de EM-2000 in en uit te schakelen.
AC-aansluiting
B
Sluit hier het bijgeleverde netsnoer aan.
FC-7 PEDAL-aansluiting
C
Hier kunt u een (optionele) FC-7 voetschakelaar aansluiten, waarmee u tussen verschillende onderdelen
(patronen) van een Style heen en weer kunt schakelen.
STEREO IN (R/L)-aansluitingen
D
Dit zijn twee ingangen waarop u externe audio-signaalbronnen (module, CD-speler, cassettedeck enz.)
kunt aansluiten. De hier binnenkomende audiosignalen worden door de EM-2000 versterkt en dus via de
luidsprekers weergegeven. Bovendien worden ze naar
D
EF
de uitgangen en den PHONES-aansluiting. Als uw signaalbron mono is, moet u hem op de L/MONOingang aansluiten.
STEREO OUT (R/L) aansluitingen
E
deze aansluitingen kunt u met de AUX of LINE INconnectors van uw HiFi- of keyboard-versterker verbinden. Dit kan nodig zijn wanneer u de EM-2000
voor optredens gebruikt. U kunt ze echter ook gebruiken om uw muziek op MiniDisc, cassette, DAT enz. op
te nemen. In dat geval moet u de aansluitingen verbinden met de REC (of IN) connectors van het opnameapparaat.
SCSI-aansluiting
F
Hier kunt u een externe SCSI-datadrager (Jaz-drive,
externe Zip-drive, MO-drive, harde schijf enz.) aansluiten) die én voor Backups én als “on-line” opslagmedium kan worden gebruikt.
GHI
SUSTAIN FOOTSWITCH-aansluiting
G
Op deze connector kunt u een (optionele) DP-2, DP-6
of Boss FS-5U voetschakelaar aansluiten om de noten
die u speelt te laten doorklinken.
FOOT SWITCH-aansluiting
H
Ook op deze connector kunt u een (los verkrijgbare)
DP-2, DP-6 of Boss FS-5U voetschakelaar aansluiten.
De functie daarvan kunt u vrij kiezen. Eén mogelijke
functie is het starten en stoppen van de weergave van
de Arranger of Recorder. Zie “Toewijsbare voetschakelaar” op blz 36.
J
FOOT PEDAL-aansluiting
I
Hierop kunt u een (los verkrijgbaar) EV-5 of BOSS
FV-300L zwelpedaal aansluiten, zodat u het volume
van één of meerdere Parts met de voet kunt aansturen.
Zie “Zwelpedaal (Foot Pedal)” op blz 36.
MIDI-connectors
J
Via deze connectors kunt u uw EM-2000 op andere
MIDI-instrumenten aansluiten. Zie “MIDI-mode” op
blz 97. U kunt zelf bepalen of deze aansluitingen
dienst doen als “MIDI A” of “MIDI B” connectors.
Precies daarom is de EM-2000 uitgerust met een
[MIDI PORT]-knop (zie blz. 10).
13
Een paar dingen die u moet weten
2. Een paar dingen die u moet weten
2.1 Aansluitingen
Sluit de EM-2000 en de overige componenten als volgt op elkaar aan:
Actieve luidsprekers
of mengpaneel
(Wordt versterkt via de luidsprekers van de EM-2000)
Synthesizer, module enz.
2.2 Demosongs
De EM-2000 wordt geleverd met een aantal stukken
op Zip-schijf die u een goede indruk geven van wat u
allemaal met uw instrument kunt doen. Om de demosongs te kunnen beluisteren, moet u het volgende
doen:
1.
Als u de overige gezinsleden of burenniet mag/wilt
storen, sluit u het best een hoofdtelefoon aan op de
PHONES-connector. Hierdoor worden de luidsprekers namelijk uitgeschakeld
2.
Schakel de EM-2000 in.
3.
Steek de bijgeleverde Zip-schijf in de drive (rechter
drive onder het klavier).
Opgelet: Onthoud dat u EEN ZIP-SCHIJF PAS NA
INSCHAKELEN VAN DE EM-2000 IN DE DRIVE MAG
STEKEN.
4.
Druk op de [DISK LIST]-knop onder het display.
Links
Rechts
5.
Druk op [F4] (Device) om naar de Device-pagina te
springen.
6.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Scan).
De EM-2000 gaat nu even na welke drives er allemaal
aangesloten zijn. De ingebouwde floppy-drive heet
“FDD”, terwijl de interne Zip-drive de mooie naam
“ID5” meegekregen heeft.
7.
Kies met de [BASS/BANK]-regelaar onder het dis-
play de Zip-drive (ID5).
8.
Druk op Part Select [UPPER1] onder het display
om de Zip-drive te activeren (CHANGE).
9.
Druk op [F3] om naar het Song Set-niveau van de
Disk List-mode te gaan.
LINE IN
HiFi-keten, keyboard-
versterker van de KC-serie enz.
STEREO OUTSTEREO IN
14
Songs Sets zijn verzamelingen van Songs die na elkaar
worden afgespeeld. Als u maar één demosong wilt
beluisteren, moet u op [F2] (Song) drukken.
10.
Schuif de [VOLUME]-regelaar helemaal naar links
(MIN).
11.
Druk op de [PLAY ®/STOP ■]-knop in het
RECORDER-gedeelte om de weergave van de DEMO
Song Set te starten.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
2.3 Easy- en Expert-pagina
Wanneer u de EM-2000 voor het eerst inschakelt,
bevindt het display zich in de “Easy” mode. Dat betekent dat de Master-pagina minder informatie bevat
dan eigenlijk mogelijk is. De Easy Master-pagina ziet
er als volgt uit:
Als u liever naar een welbepaalde demosong luistert,
zie dan “Een welbepaalde Song weergeven” op blz. 59.
De naam van de gekozen Song verschijnt telkens in de
onderste regel en rechtsboven in het display.
Zodra u de weergave start, activeert de EM-2000 de
GM/GS-mode. Het display beeldt dan het Songtempo en de maatsoort af:
Als u al ervaring hebt opgedaan met een instrument
van de G-serie (of een E-96) – of als u graag zoveel
mogelijk informatie in het display ziet –, kunt u de
Expert-mode oproepen. De keuze van de mode kan
intern worden opgeslagen.
De Expert-pagina kiest u als volgt:
1.
Druk op [F2] (Param).
2.
Druk op [F4] (Name).
3.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar onder
het display Expert.
4.
Druk op de [LOWER1]-knop (Internal Memory
Write) om uw keuze op te slaan.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina. Deze zou er nu als volgt moeten uitzien:
13.
Druk nogmaals op [PLAY ®/STOP ■] om de
weergave van de demosong weer te stoppen.
Voordat we de functies van de EM-2000 in detail voorstellen willen we u eerst laten kennismaken met de
belangrijkste functies.
Opgelet: In deze handleiding gebruiken we telkens de
“Expert” Master-pagina als dat nodig is.
15
Een paar dingen die u moet weten
2.4 Kantelen van het display
Om de bediening van de EM-2000 nog vlotter te laten
verlopen, kunt u het display onder een hoek van 30°
plaatsen:
1.
Houd de grendel van de EM-2000 (achterkant)
ingedrukt.
Ingedrukt houden
2.
Houd de grendel nog steeds ingedrukt, terwijl u het
display voorzichtig optilt tot de steun ervan vastklikt.
3.
Om het display weer in de oorspronkelijk stand te
brengen (ingeklapt), moet u de onderkant van de
steun voorzichtig naar het klavier toe drukken en het
display laten zakken tot het vastklikt.
Opgelet: Klap het display altijd dicht voordat u de EM-2000
in een tas of koffer steekt of voordat u hem ergens ander
naartoe draagt.
2.5 Hoe werkt het allemaal?
Uw EM-2000 is eigenlijk twee instrumenten onder een
dak: de ene helft levert de begeleiding voor de melodie
die u in de andere helft speelt:
Linkerhand: Aansturen
van de Arranger
Er bestaan dus twee secties die u voor het live-spel
kunt gebruiken. (De derde sectie, de Recorder, kan
weliswaar ook voor live-toepassingen worden
gebruikt, maar hij is vooral bedoeld voor het opnemen
en weergeven van uw muziek. Zie blz. 57 voor meer
details.)
Realtime-gedeelte:
A
Deze sectie bevat Parts die niet van alleen spelen, vandaar de naam “Realtime”. De EM-2000 biedt acht
Realtime-Parts waarvan u er telkens zes tegelijk kunt
gebruiken: Upper 1/2/3, Lower 1 & 2, en Manual Bass
(ook wel M.Bass of MBS genaamd). De zevende Part,
Manual Drums (M.Drums of MDR), kan enkel alleen
worden gebruikt. U kunt hem dus niet met de overige
Realtime-Parts combineren. Zie blz. 27 voor meer
details. De achtste Part, MI, is wat een computerspecialist een “cross-platform” Part zou noemen: hij
behoort tot de Realtime-sectie, maar kan wel gedeeltelijk door de Arranger worden aangestuurd. Zie
“Melody Intelligence” op blz 44.
Arranger-gedeelte:
B
De Arranger is uw begeleidingsgroep. Hij speelt een
begeleiding (Music Style genaamd) die door Roland,
een ander bedrijf, vrienden/collegae of uzelf werd
opgenomen. De Arranger is een soort drumcomputer
omdat hij gebruik maakt van begeleidingspatronen.
In tegenstelling tot een drumcomputer kunt u het
benodigde patroon ook tijdens het spelen in een mum
van tijd kiezen. Bovendien bevat de Arranger niet
alleen een ritmesectie, maar ook akkoorden, gitaar- en
synthesizer-lijnen enz. De begeleiding kan tijdens het
spelen worden getransponeerd. Alles wat u daarvoor
hoeft te doen is een ander akkoord te spelen (in de
regel met de linkerhand).
Rechterhand: melodie
(Realtime-Parts)
16
EM-2000 – Gebruikershandleiding
3. Belangrijkste dingen voor het gebruik
De EM-2000 is een uitgesproken veelzijdig instrument, wat dus betekent dat u er een hoop mee kunt doen. Om het u zo
eenvoudig mogelijk te maken, willen eerst een aantal basishandelingen bekijken en later pas naar de details kijken. Ziehier wat u in de regel moet doen om met uw Creative Keyboard te kunnen werken:
1.
In- en uitschakelen van de EM-2000 (zie verderop)
2.
Music Styles kiezen A blz. 18
3.
Klank kiezen voor de rechterhand (Upper 1) A blz. 19
4.
Laatste voorbereidingen A blz. 20
5.
En dan nu muziek A blz. 21
2.
3.1 In- en uitschakelen van de
EM-2000
Inschakelen van de EM-2000
Opgelet: Steek de bijgeleverde Zip-schijf nooit in de drive
voordat u de EM-2000 inschakelt.
1.
Sluit het bijgeleverde netsnoer aan op de AC-con-
nector van de EM-2000 en een geschikt stopcontact.
2.
Druk op de [POWER]-knop achterop de EM-2000.
Druk op [F4] (Dvice) om naar de volgende display-
pagina te gaan:
3.
Druk op Part Select [UPPER2] om naar de display-
pagina te gaan waar u SCSI-dragers kunt afmelden:
Uitschakelen van de EM-2000
Als u op een gegeven moment een Zip-schijf of andere
datadrager hebt gebruikt, moet u die eerst uitwerpen
voordat u de EM-2000 uitschakelt.
1.
Druk op de [DISK LIST]-knop.
Een Zip-schijf kan pas worden uitgeworpen nadat u ze
hebt afgemeld (anders werkt de EJECT-knop van de
Zip-drive namelijk niet). Gebruik dit commando dus
voordat u om het even welke wisselschijf (magnetischoptische schijven, Jaz-disks enz.) probeert uit te werpen.
Opgelet: Enkel schijven die als “HD mounted” staan vermeld kunnen worden afgemeld.
4.
Druk op Part Select [UPPER2] om de geselecteerde
SCSI-datadrager af te melden.
5.
Druk op de EJECT-knop van de interne Zip-drive.
6.
Verwijder de Zip-schijf.
7.
Schakel de EM-2000 uit.
17
Belangrijkste dingen voor het gebruik
3.2 Music Styles kiezen
Music Styles zijn verzamelingen van begeleidingspatronen voor een bepaald genre (pop, ballade, Techno
enz.). Via deze patronen kunt u de structuur van een
nummer bepalen en op de juiste plaatsen voor afwisseling zorgen, zodat de refreinen anders klinken dan
de koepletten.
Stel dat u niet meteen met de Music Style “A21 Downbeat” wilt beginnen die na inschakelen automatisch
wordt gekozen. Ga dan als volgt te werk. Op blz. 110
in het Referentieboek vindt u een overzicht van de
interne Music Styles. Zie ook “Snelle toegang tot
Music Styles en Songs op de bijgeleverde Zip-schijf”
op blz. 23 voor het kiezen van een Style op Zip-schijf.
4.
Druk op de onderste [GROUP]-knop tot de “B”
indicator oplicht en houd het display in de gaten:
Kiezen van interne Music Styles
1.
Druk op de [ONE TOUCH]-knop (indicator moet
oplichten).
Op die manier bent u er namelijk zeker van dat de
EM-2000 automatisch een melodieklank (voor de
Upper1-Part) en een aantal andere instellingen kiest
die goed bij de benodigde Music Style passen.
2.
Druk op de [SELECT]-knop van de MUSIC
STYLE/MIDI SET-sectie tot de STYLE-indicator
oplicht.
In de bovenste display-regel staat nog steeds de naam
van de vorige Music Style (in bovenstaand voorbeeld
is dat Rock 1), terwijl het adres (B**) er al op wijst dat
u groep B gekozen hebt. In het informatie-veld ziet u
dan ook de namen van de Music Style-banken die deel
uitmaken van groep B.
De Swing-bank is aan de knop [1] toegewezen. Dus…
5.
Druk op [1] om de Swing-bank van groep B te kie-
zen.
Nu bevat het informatie-veld de namen van de Style in
bank 1, groep B.
6.
Om de Music Style B14, MedSwing, te kiezen drukt
u op [4].
3.
Kijk even naar de namen boven en onder de cijferknoppen van de MUSIC STYLE/MIDI SET-sectie.
Sommige namen verwijzen naar muziekgenres (Rock,
Dance enz.). Omdat er echter maar acht cijferknoppen
voor tenminste 128 rechtstreeks beschikbare Music
Styles zijn (de Styles in het ROM-geheugen), moeten
we nu zorgen dat u toegang hebt tot de benodigde
Style-groep. Om bv. Swing te kunnen kiezen, moet u
groep B activeren.
18
Het display toont nu even de naam van de net gekozen
Style en keert terug naar de Master-pagina. Als u wilt
nagaan of u wel degelijk de juiste Music Style te pakken hebt, kijk dan even naar het veld dat het Styleadres (B14) en -naam (MedSwing) bevat:
EM-2000 – Gebruikershandleiding
“Custom” Music Style kiezen
Naast de 128 “interne” Music Styles in groep A en B
bevat de EM-2000 ook nog 16 andere Styles, die vóór
uitlevering naar de twee Custom-banken gekopieerd
werden. In deze Custom-geheugens kunt u ook eigen
Music Styles opslaan. Zie “Custom Style Sets” op
blz. 79 in het Referentieboek. De inhoud van deze
geheugens wordt na uitschakelen van de EM-2000 niet
gewist.
Een Custom Style kiest u als volgt:
1.
Druk op de [SELECT]-knop van de MUSIC
STYLE/MIDI SET-sectie tot de STYLE-indicator
oplicht.
2.
Druk op de bovenste [GROUP]-knop tot de “C”
indicator oplicht.
3.3 Klank kiezen voor de
rechterhand (Upper 1)
Op blz. 18 hebben we u gevraagd om op [ONE
TOUCH] te drukken om te zorgen dat tijdens het kiezen van een Music Style ook een passende klank voor
de partij, die u met de rechterhand speelt, zou worden
opgeroepen. De klanken van de EM-2000 heten Tones,
dus gaan we ze vanaf nu ook zo noemen.
In het geval van B14 MedSwing heet de Upper1-Tone
3 St. Tenor Sax. Stel dat u eigenlijk liever een syn-
B13
thesizerklank wilt gebruiken (bv. Soundtrack). In dat
geval moet u als volgt te werk gaan:
1.
Druk op Part Select [UPPER1] onder het display
om de Upper1-Part voor de Tone-keuze te selecteren
(indicator licht op).
2.
Druk op de TONE/USER PROGRAM [SELECT]knop zodat de TONE-indicator oplicht (als dat nog
niet het geval is).
Zoals u in bovenstaande afbeelding (en op het frontpaneel) kunt zien, bevatten bank 1 en 2 van groep C
“Custom Styles”.
3.
Druk op [1] of [2] om een Custom-bank te kiezen.
4.
Druk nog een keer op deze knop of een andere cijferknop om een Custom Style-nummer van deze
bank te kiezen.
Op blz. 79 in het Referentieboek komt u te weten hoe u
uw favoriete Music Styles naar deze geheugens kunt
kopiëren.
3.
Druk op de onderste [GROUP]-knop (B, D, F) tot
de “B” indicator oplicht.
De naam van de Tone rechts naast B**
die van de vorige klank, namelijk St. Tenor Sax. De
namen in het informatie-veld verwijzen echter al naar
de Tone van groep B (Reed, Pipe, Synth Lead enz.).
(Om te kijken welke instrumentfamilies in de overige
groepen zitten drukt u op [PAGE] ▲ of [PAGE] ▼.)
4.
Druk op [5] om de SYNTH FX-bank te kiezen.
3 is nog steeds
Bank 5 van groep B is nu actief, maar als u op het klavier speelt, hoort u nog steeds de sax.
5.
Druk op [2] om de Soundtrack-Tone te kiezen.
Maar dat die klank wordt helemaal niet gekozen.
19
Belangrijkste dingen voor het gebruik
In bepaalde gevallen roept de EM-2000 namelijk niet
de gevraagde Tone, maar een variatie op. (Als u de
bovenstaande instructies uitvoert na, in stap (3) groep
“D” gekozen te hebben, kiest de EM-2000 bv. de
Ancestral-Tone.) De reden hiervoor luidt als volgt: telkens als u met de knoppen van de TONE/USER PROGRAM-sectie een klank kiest, roept de EM-2000 de
beste Tone van die familie op. Daarom wordt er soms
een cijfer blauw-op-wit afgebeeld (hier de “2”) om
duidelijk te maken dat de EM-2000 niet de gevraagde
Tone, maar een variatie daarvan gekozen heeft.
Het display keert nu terug naar de Master-pagina en
de [TONE]-indicator links onder het display dooft
kort nadat u een Tone gekozen hebt.
6.
Om wel degelijk de gevraagde Tone op te roepen
(i.p.v. een variatie) gebruik de VARIATION ▲ ▼-
knoppen.
Hierdoor keert u terug naar de “nummerpagina”. De
met een VARIATION-knop gekozen Tone wordt geïnverteerd afgebeeld.
3.4 Laatste voorbereidingen
“Natuurlijk” beginnen (Synchro Start)
Eén manier om de Arranger te starten is door op de
[START/STOP]-knop-knop te drukken. Een intuïtievere aanpak is echter het starten van de Arranger door
met de linkerhand een akkoord of noot te spelen.
Dit bereikt u door op de [SYNCHRO]-knop te drukken tot de START-indicator oplicht.
"START" moet oplichten
Nu hoeft u enkel nog een akkoord (of noot) met uw
linkerhand te spelen om de weergave te starten. Maar
wacht daar nog even mee omdat we nog een aantal
andere dingen moeten instellen. (Anders drukt u op
[START/STOP]-knop om de Arranger weer te stoppen.)
Inleiding (Intro)
Elke Music Style bevat een aantal patronen die u toelaten om de Style-weergave met een mooie inleiding te
beginnen.
Als u dat ook wilt doen, moet u op de [INTRO]-knop
drukken.
Het ❏ symbool betekent dat de Soundtrack-Tone de
Capital (hoofdklank) van deze Tone-familie is.
Opgelet: Als u niet wilt dat het display meteen weer naar de
Master-pagina terugkeert, moet u op Tone links van het display drukken (indicator licht op). De enige manier om dan
weer naar de Master-pagina terug te gaan is door nog een
keer op [TONE] te drukken (indicator dooft).
Opgelet: Op blz. 31 vindt u meer informatie over de Tonekeuze.
20
Eenvoudige manier om akkoorden te spelen
(Intellig)
De Arranger kijkt naar de akkoorden die u speelt en
bepaalt aan de hand daarvan de toonaard van de begeleiding. Zie blz. 38 voor meer details. Als het om ingewikkelde akkoordenschema’s gaat, kunt u het best de
Intelligent-mode activeren. Dan kunt u namelijk
majeurakkoorden spelen door één toets in te drukken,
mineurakkoorden met twee toetsen spelen enz.
De Intellig-mode kan als volgt worden opgeroepen:
1.
Druk op de [ARR CHORD]-knop links van het dis-
play.
Het display ziet er nu min of meer als volgt uit:
De hier benodigde functie heet Arr Chrd (Arranger
Chord).
2.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar Intellig
(indicator licht op).
En nu u toch net op deze pagina bent, kijkt u het best
even of Arr Hold wel degelijk op “On” staat. Is dat niet
het geval, gebruik dan de [BASS/BANK]-regelaar om
dit in te stellen. Als u “Off” kiest, duurt de akkoordbegeleiding namelijk maar zolang u met de linkerhand
akkoorden speelt.
3.
Druk op [ARR CHORD] (of [F5] Exit) om terug te
keren naar de Master-pagina.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
3.5 En dan nu muziek
Alles wat u nu nog moet doen, is met uw linkerhand
een akkoord spelen om de Arranger-weergave te starten. Wacht tot de Intro voorbij is voordat u met de
melodie begint. Als u niet zeker bent wanneer u moet
beginnen, houd dan de INTRO-indicator in de gaten.
Zodra hij dooft, begint de “echte” begeleiding van de
Arranger.
Als het volume van de melodie veel te stil of te luid is
m.b.t. de begeleiding, gebruikt u de CONTROLS
[BALANCE]-regelaar om de balans tussen het “Keyboard” (hier de Upper1-Part) en “Accomp” (de Arranger-begeleiding) aan te passen:
Koeplet, refrein, brug
Elke Music Style bevat vier “normale” patronen die u
als begeleiding voor uw melodieën kunt gebruiken.
Dit zijn –van eenvoudig tot complex– Basic/Original,
Basic/Variation, Advanced/Original, en Advanced/
Variation.
Hiermee kiest
u het niveau (TYPE)
Hiermee kiest
u de "divisie"
Waarschijnlijk wilt u het eerste koeplet met de eenvoudigste begeleiding spelen (kies dus Basic en druk op
Original). Voor het tweede koeplet zou u Basic/Variation kunnen kiezen en voor het eerste refrein Advanced/Original. Hiervoor dienen de [TYPE]- en
[ORIGINAL]/[VARIATION]-knoppen. Probeer ze nu
even uit. Meer details hierover vindt u op blz. 38.
De overschakeling naar een ander patroon gebeurt
steeds aan het begin van de eerstvolgende maat.
Muzikale overgangen
In plaats van met [TYPE] en [ORIGINAL]/[VARIATION]] naar een ander begeleidingspatroon te springen zou u dergelijke veranderingen eerst kunnen
“aankondigen” met behulp van een Fill In, d.w.z. een
roffel van de drums en een aantal variaties op het standaardpatroon.
Druk op FILL IN [TO VARIATION] om van het Original-patroon van de actieve niveau (Basic of Advanced) naar het Variation-patroon te gaan.
21
Belangrijkste dingen voor het gebruik
Druk op FILL IN [TO ORIGINAL] om van Variation
weer terug te keren naar Original.
Om een Fill In te starten zonder naar de andere divisie
te gaan, kunt u op [TO ORIGINAL] drukken wanneer
de Arranger het Original-patroon speelt, of op [TO
VARIATION] als de Arranger net het Variationpatroon weergeeft.
Met FILL IN [TO PREVIOUS] kunt u de Fill In van de
“andere” divisie (Original of Variation) activeren zonder aan het einde van de Fill In naar die divisie te gaan.
Ziehier een voorbeeld:
Als ORIGINAL gekozen is.
De Arranger speelt de
"Variation Fill"
De Arranger speelt de
"Original Fill"
De Arranger speelt de
"Variation Fill"
Tempo
Elke Music Style bevat ook een voorgeprogrammeerd
tempo. Om een nieuw nummer onder de knie te krijgen –of als u vindt dat het tempo eigenlijk niet klopt–
kunt u het tempo veranderen. Hiervoor dient het
[TEMPO]-wiel:
Langzamer
Terug naar het voorgeprogrammeerde tempo.
Sneller
Draai het wiel naar rechts om het tempo op te voeren,
of naar links om het te verminderen. Om weer naar
het voorgeprogrammeerde Style-tempo terug te gaan,
moet u TEMPO [RIT] en [ACC] samen indrukken.
Opgelet: Op blz. 46 vindt u nog andere tempofuncties.
Tweede stem (Melody Intelligence)
De Arranger van uw EM-2000 kan niet alleen akkoorden spelen, maar ook een tegenstem die eveneens op
uw akkoorden berust. Deze harmonie wordt door de
MI-Part weergegeven en toegevoegd aan de Upper1Part.
Opgelet: De lengte van de Fill Ins verschilt naar gelang het
moment waarop u op één van deze knoppen drukt. Als u ze
in de eerste helft van een maat indrukt, duurt de Fill In
maar tot aan het einde van die maat. Drukt u een FILL INknop op de laatste tel van een maat in, begint de Fill In op
de eerstvolgende eerste tel en duurt dan een hele maat.
Opgelet: Onder “Andere Fill-functies: Fill In Half Bar en
Fill In Rit” op blz. 40 vindt u nadere inlichtingen over
[HALF BAR] en [RIT].
Op blz. 44 komt u te weten hoe u de “voicing” van de
Melody Intelligence-functie kunt instellen.
Zodra u op de [MELODY INTELLIGENCE]-knop
drukt (indicator licht op), wordt de MI-Part ingeschakeld. Ook aan deze Part kunt u een Tone naar keuze
toewijzen.
Het einde is nabij… (Ending)
Aan het einde van een nummer kunt u de Arrangerweergave natuurlijk stoppen door op [START/STOP]knop te drukken. Een beduidend muzikalere aanpak is
echter het gebruik van [ENDING].
Zodra de slotfrase afgelopen is, wordt de Arranger
gestopt. Ook de lengte van de Ending-patronen verschilt naar gelang de gekozen Music Style. Soms duurt
het twee maten, dan weer vier, en soms zelfs nog langer.
22
EM-2000 – Gebruikershandleiding
3.6 Snelle toegang tot Music
Styles en Songs op de
bijgeleverde Zip-schijf
Eén van de voordelen van de EM-2000 (naast de
klank- en Style-kwaliteit) is dat u directe toegang hebt
tot alle Music Styles en Songs op de bijgeleverde Zipschijf, op externe harde schijven enz.
De functie die dit mogelijk maakt heet Disk List. Die
berust op haar beurt op de Database (databank, d.w.z.
de bestanden op de Zip-schijf enz.).
Dankzij de Database vindt u de benodigde Music
Style, Song of Song Set op de Zip-schijf of gelijk welke
andere aangesloten SCSI-datadrager (harde schijf,
magnetisch-optische schijf enz.) in een mum van tijd.
Deze functie is zelfs zo snel dat u bijna “instant-toegang” hebt tot de benodigde bestanden. Dit zou u
kunnen uitproberen: start de weergave van een Music
Style en kies op de laatste tel van een maat een ZipStyle: deze wordt vanaf de eerstkomende maat (d.w.z.
een fractie van een seconde later) gebruikt.
De Disk List/Database-functie kunt u gebruiken voor
Music Styles, Songs en Song Sets. De werkwijze voor
Styles en Songs vertoont zoveel gelijkenissen dat het
verhaal maar één keer uit de doeken doen. Op blz. 14
in het Referentieboek komt u te weten hoe u de Database voor het kiezen van Song Sets kunt gebruiken.
De Database kan in wezen op drie manieren worden
gebruikt:
• U kunt alle bestanden alfabetisch ordenen (zie “ALL:
sorteren in alfabetische volgorde”)
• U kunt de EM-2000 vertellen welke dingen u helemaal
bovenaan de lijst wilt zien (zie “Initl: zoeken volgens
de eerste letters”) of vragen alle bestanden, die niet aan
de zoekcriteria beantwoorden tijdelijk niet te tonen
(“Contn: zoeken aan de hand van tekens die in de
naam voorkomen” op blz. 25).
• U kunt een paar noten op het klavier spelen en de
EM-2000 de bijbehorende Song laten zoeken (“Play &
Search: Songs zoeken door een paar noten te spelen”
op blz. 26; dit kan niet voor Music Style of Song Sets).
Zoeken op basis van bekende gegevens
Algemene werkwijze
Laten we het woordje “disk” voor alle opslagmedia
gebruiken waarmee de EM-2000 kan samenwerken:
diskettes, Zip-schijven, magnetisch-optische schijf
enz.
1.
Druk op de [DISK LIST]-knop.
Als u de bijgeleverde Zip-schijf niet in de drive gestoken hebt, terwijl de disk drive een diskette bevat, ziet
het display er nu ongeveer als volgt uit:
Als ook de disk drive geen diskette bevat of als daar
geen Songs of Music Styles op staan, staat er helemaal
niets in het Name-venster.
Als u echter wel een Zip-schijf in de betreffende drive
gestopt hebt, ziet het display er ongeveer zo uit:
Om een andere disk (floppy, Zip of externe SCSI-datadrager) dan de momenteel actieve te kiezen, moet u
als volgt te werk gaan. Als de benodigde datadrager al
gekozen is (zie de melding naast CURRENT
DEVICE), kunt u meteen naar stap (6) springen.
Opgelet: De interne Zip-drive heet ID5.
2.
Druk op [F4] (Dvce) rechts naast het display.
3.
Om een SCSI-medium te kunnen gebruiken dat bij
inschakelen van de EM-2000 nog uit was, moet u op
Part Select [M.DRUMS] drukken om de SCSI-bus te
scannen.
23
Belangrijkste dingen voor het gebruik
Dan kijkt de EM-2000 namelijk wie er allemaal is en
verzamelt hij meteen de Database-informatie.
Opgelet: Schakel de EM-2000 en alle andere SCSI-apparaten altijd uit voordat u de aansluitingen verandert.
Opgelet: Vergeet niet het laatste SCSI-apparaat d.m.v. een
Terminator af te sluiten. Zie “Werken met SCSI-apparaten”
op blz. 107.
4.
Draai aan de [BASS/BANK]-regelaar om het pijltje
(√) naast het apparaat te plaatsen waar u een Music
Style of Song van wilt laden.
Opgelet: Als de interne Zip-drive geen schijf bevat, verschijnt er naast SCSI 5 de melding “Unformat”. Voor alle
andere SCSI-nummers wordt er helemaal niets afgebeeld
als de betreffende drive niet ingeschakeld is of geen schijf
bevat.
5.
Druk op Part Select [UPPER1] om de gekozen datadrager te activeren (Change). De EM-2000 leest de
betreffende disk en stelt de Database-informatie
samen.
6.
Druk op [F1] als u een Music Style wilt laden, of op
[F2] om een Song te laden.
Music Styles en Songs kunnen op de volgende manier
worden gesorteerd:
• Volgens Style Name ([F1]) of Song Name ([F2]). Deze
namen verschijnen in de linker kolom.
• Pagina 1 (rechter kolom): volgens File Name
(bestandsnaam). Deze verwijst naar de naam die het
bestand op de disk heeft.
• Pagina 2 (rechter kolom): volgens Author ([F2]) of Country (land)([F1]). “Author” mag u hier niet te eng
zien omdat het bv. ook zou kunnen gaan om de zanger/groep die het nummer bekend hebben gemaakt.
• Pagina 3 (rechter kolom): volgens Genre (jazz, klassiek
enz.).
Opgelet: Zie ook blz. 11 in het Referentieboek.
7.
Gebruik de [PAGE] ▲▼ knoppen om het gewenste
label voor de rechter kolom te kiezen (zie hierboven).
8.
Kies met Part Select [M.DRUMS] of [UPPER1]
onder het display de kolom die u wilt laten sorteren.
U kunt hetzij de linker (Style- of Song-naam), hetzij
de rechter kolom sorteren. Als u dus op Part Select
[M.DRUMS] drukt, terwijl de rechter SORT-melding
SORT ON luidt, wordt die op SORT OFF gezet, terwijl
voor de linker kolom SORT ON gekozen wordt.
Deze keuze is van groot belang voor de “fijninstelling”
van de zoekcriteria (zie verderop).
Opgelet: De SORT-knoppen worden alleen afgebeeld als
CURRENT DEVICE een SCSI-adres (0~6) aanduidt. Als
naast CURRENT DEVICE “FDD” staat, verschijnen deze
schermknoppen dus niet omdat de capaciteit van een floppy
sowieso relatief beperkt is. De kans dat u het benodigde
bestand meteen ziet is dan ook veel groter. Bovendien kunnen bestanden op diskette geen Database-informatie bevatten (u kunt ze ook niet zelf programmeren).
ALL: sorteren in alfabetische volgorde
Aanvankelijk staat de Database-functie op Find ALL
ingesteld. Dit betekent “alle bestanden in alfabetische
volgorde tonen).
Deze volgorde wordt bepaald door de SORT-knop die
momenteel op SORT ON staat ingesteld. Voorbeeld:
als u, op het [F1] Style-niveau, op de rechter SORTknop drukt (ON) en dan met de [PAGE] ▲▼ knoppen de tweede pagina (sorteren volgens Country)
kiest, luidt de sorteervolgorde: eerst de landen in alfabetische volgorde, daarna de bestanden voor deze landen – eveneens in alfabetische volgorde. Kijk even
naar de volgende illustratie:
SORT ONSORT OFF
16BeatSw ENGLAND
AfroBeat ENGLAND
Ballroom ENGLAND
16BeatSw SCANDINAV
AfroBeat SCANDINAV
SORT OFFSORT ON
16BeatSw ENGLAND
16BeatSw SCANDINAV
AfroBeat ENGLAND
AfroBeat SCANDINAV
Ballroom ENGLAND
9.
Gebruik de [BASS/BANK]-regelaar (List) om de
gevonden bestanden te overlopen.
10.
Druk op Part Select [UPPER2] (Recall) om de
benodigde Song of Style te laden.
Als u een Music Style laadt, wordt hij gekopieerd naar
het MUSIC STYLE D88-geheugen. Dit geheugen kunt
u op dezelfde manier kiezen als de interne Music
Styles (zie blz. 18). De betreffende Style blijft zo lang
in dit geheugen aanwezig tot u een andere Style kiest
of de EM-2000 uitschakelt. Als u tijdens de Arrangerweergave een Style kiest, wordt hij vanaf de eerstkomende maat gebruikt.
Als u een Song gekozen hebt, moet u nu op [PLAY ®/
STOP ■] (Recorder-sectie) drukken. Om de zonet
geladen Music Style te starten, drukt u –indien nodig–
op [START/STOP]-knop.
Als er in het FIND-veld niet “ALL” staat, moet u als
volgt te werk gaan:
• Druk op [M.BASS] (Find) onder het display.
24
EM-2000 – Gebruikershandleiding
• Druk op [F3] (ALL). De bestanden van het CURRENT DEVICE worden nu in alfabetische volgorde
gerangschikt. Daarbij krijgt de SORT ON-kolom
voorrang.
• Zie stap (9) en (10) hierboven.
Initl: zoeken volgens de eerste letters
Een andere manier om een Music Style of Song te zoeken bestaat erin de eerste letters van de naam of een
ander criterium (rechter kolom) in te voeren. Houd
wel in de gaten dat de status van de twee SORT-knoppen bepalend is voor de kolom die daarbij doorzocht
wordt. Met [PAGE] ▲▼ kunt u het gewenste item
voor de rechter kolom kiezen.
1.
Zie “Algemene werkwijze” op blz. 23 voor de eerste
stappen.
2.
Druk op [M.BASS] (Find) onder het display.
3.
Druk op [F1] (Initl).
4.
Verplaats de cursor met Part Select [M.DRUMS] en
[M.BASS] binnen het FIND-veld en breng de
gewenste tekens in met de knoppen van de TONE/
USER PROGRAM-sectie.
Druk op Part Select [UPPER2] om de naam van het
momenteel geselecteerde item te “vangen” (Capture).
De betreffende tekens worden dan naar het FINDvenster gekopieerd. Dit woord kunt u dan voor het
zoeken gebruiken – of u kunt het eerst nog veranderen
volgens de hierboven procedures.
5.
Druk op Part Select [UPPER1] (Execute) om het
zoeken te starten.
Het display keert dan naar de vorige pagina terug.
6.
Gebruik de [BASS/BANK]-regelaar om het pijltje
(√) naast de Music Style of Song te plaatsen die u
wilt laden.
7.
Druk op Part Select [UPPER2] (Recall) om de Song
of Style te laden.
Contn: zoeken aan de hand van tekens die in de
naam voorkomen
Nog een andere aanpak voor het zoeken van het benodigde bestand is het gebruik van een aantal tekens die
zeker in de naam (Genre, Country, Author enz.) voorkomen. Laten we even een voorbeeld bekijken: als u
“16” inbrengt, worden alle namen met “16” gevonden,
zoals “16Beat”, “Sweet 16”, “Call 231654” enz.
Opgelet: Deze functie is maar zinvol als u op z’n minst drie
tekens inbrengt. Anders vindt de Database namelijk veel te
veel bestanden.
1.
Zie “Algemene werkwijze” op blz. 23 voor de eerste
stappen.
2.
Druk op [M.BASS] (Find) onder het display.
3.
Druk op [F2] (Contn).
Met elke knop kunt u verschillende tekens inbrengen,
zodat u hem soms meerdere keren moet indrukken tot
het gewenste teken verschijnt.
DELETE: Met ([GROUP] A/C/E) kunt u het door de
cursor aangeduide teken wissen. Hierdoor wordt het
“woord” korter (omdat alle navolgende tekens één
positie verder naar links verhuizen).
INSERT: Druk op ([GROUP] B/D/F) om een nieuw
teken op de plaats van de cursor te kunnen invoegen.
Alle navolgende tekens worden dan verder naar rechts
verschoven.
Met SPACE (VARIATION ▲) kunt u op de plaats van
de cursor een spatie invoegen.
SHIFT: ([SELECT]) Hiermee kunt u omschakelen
tussen hoofd- en kleine letters. Dit lukt echter niet
voor het FILE NAME-veld omdat u daar –conform de
MS-DOS standaard– enkel hoofdletters kunt gebruiken. Bovendien is het aantal tekens in dit veld ook
beperkter.
Opgelet: Met de [ACCOMP/GROUP]- en [DRUMS/
PART]-regelaar kunt u eveneens tekens inbrengen.
4.
Gebruik de Part Select [M.DRUMS]- en [M.BASS]knop om de cursor in het FIND-veld te verplaatsen.
Met de knoppen van het TONE/USER PROGRAMveld kunt u de te zoeken tekenvolgorde invoeren (zie
“Initl: zoeken volgens de eerste letters”).
5.
Druk op Part Select [UPPER1] (Execute) om het
zoeken te starten.
Het display keert dan naar de vorige pagina terug.
Ditmaal bevat de lijst alleen de namen die overeenkomen met uw gegevens voor de zoekoperatie. De melding “xx of yy” rechtsonder in het display zou dus wel
eens “12 of 428” kunnen luiden. Dit betekent dat 12
items van 428 de daarnet ingebrachte tekenvolgorde
bevatten.
6.
Gebruik de [BASS/BANK]-regelaar om het pijltje
(√) naast de Music Style of Song te plaatsen die u
wilt laden.
7.
Druk op Part Select [UPPER2] (Recall) om de Song
of Style te laden.
25
Belangrijkste dingen voor het gebruik
Play & Search: Songs zoeken door een
paar noten te spelen
Deze functie werkt enkel voor Songs (d.w.z. noch voor
Music Styles, noch voor Song Sets).
De Play & Search-functie ( P&S voor de intimi) is een
begaafde assistent: u kunt uw EM-2000 namelijk vragen: “hoe heet het nummer met dit refrein…” (en dan
speelt u het thema op het klavier). Deze bijzonder
handige functie kunt u als volgt gebruiken:
1.
Zie “Algemene werkwijze” op blz. 23 voor de eerste
stappen. Druk op [F2] (Song).
2.
Druk op [M.BASS] (Find) onder het display.
3.
Druk op [F4] ( P&S) om naar de volgende pagina
te springen:
4.
Speel de noten van het nummer waar u naar op
zoek bent. De toonaard en het ritme zijn van geen
enkel belang.
De vakjes boven het klavier duiden aan hoeveel noten
u al gespeeld hebt. Vijf “notenvakjes” betekenen dus
dat u vijf noten gespeeld hebt.
5.
Als u zich vergist hebt, druk dan op Part Select
[M.DRUMS] om alle ingebrachte noten weer te wissen, en speel het fragment opnieuw.
6.
Druk op Part Select [UPPER1] (Execute) om alle
Songs te zoeken die dit fragment bevatten.
Het display keert nu weer naar de eerder gekozen
pagina (2 Song) terug. Ook hier ziet u enkel de Songs
die het gespeelde fragment bevatten (List-venster).
Daarom zou de teller rechtsonder bv. “2 of 54” kunnen
luiden.
7.
Om de Disk List-mode weer te verlaten drukt u nog
een keer op [DISK LIST] (of op [F5] als deze knop
aan Exit toegewezen is).
Ziezo, nu bent u al een beetje wegwijs op uw
EM-2000. Lees echter ook de rest van deze handleiding om kennis te maken met de overige functies van
uw Creative Keyboard.
26
EM-2000 – Gebruikershandleiding
4. Realtime-Parts
De Realtime-sectie bevat de Parts die u zelf kunt spelen/aansturen. Met Part bedoelen we hier de partij, bv. de melodie,
de solo enz. De EM-2000 biedt de volgende Realtime-Parts.
Upper1: Upper1 en Upper2 zijn praktisch identiek aan elkaar, maar Upper 1 is in eerste instantie bedoeld om de hoofdmelodie of -solo te spelen.
Upper2: Upper2 kunt u gebruiken als bijkomende soloklank, die u bv. bij de Upper1-klank voegt (Layer). Maar u kunt
ook afwisselen tussen Upper1 en Upper2 (zie “Realtime-Parts kiezen om te spelen”) en de ene dus gebruiken als soloklank voor de strofen (bv. Upper1), terwijl u de andere telkens in het refrein gebruikt (Upper2).
Upper 3: Upper3 is toegewezen aan de Tone die enkel gebruikt wordt wanneer u een tweede splitpunt instelt. Op die
manier kunt u muzikale vraag-en-antwoord-spelletjes spelen. Zie ook “Split en splitpunt” op blz. 28.
MI (Melody Intelligence): Deze Part wordt door de Arranger aangestuurd en zorgt voor automatische harmonieën. Het
harmonietype is instelbaar (zie blz. 22).
Lower 1: De Lower1-Part gebruikt u om akkoorden met de linkerhand te spelen. Wilt u deze akkoorden gewoon met
dezelfde klank als de Upper Part(s) (melodie) spelen, dan hoeft u de Lower1-Part niet aan te spreken. Wilt u echter een
andere klank (bijvoorbeeld strijkers) voor uw akkoorden, gebruik dan de Lower1-Part.
Lower 2: De Lower2-Part is voor Lower1 wat Upper2 voor Upper1 is: u kunt hem gebruiken om een tweede klank aan
de akkoorden van de zelfgespeelde linkerhand toe te voegen, of om af te wisselen tussen twee klanken.
Manual Bass: De Manual Bass (of M. Bass) Part dient voor het spelen van baspartijen. Kies deze Part als u zelf een baslijn wilt spelen i.p.v. beroep te doen op de automatische baspartij van de Arranger.
Manual Drums: De Manual Drums (of M.Drums) Part verschilt enigszins van de andere Realtime-Parts omdat u er
enkel Drum Sets aan kunt toewijzen. Met deze Part kunt u geen melodieën spelen omdat u met elke toets een andere
drumklank aanstuurt. Kies deze Part als u op het klavier wilt drummen.
De EM-2000 laat toe om verschillende klanken (Tones) aan deze Parts toe te wijzen. Onthoud echter wel dat u aan de
M.Drums-Part enkel Drum Sets kunt toewijzen en dat dit niet mogelijk is voor de overige Realtime-Parts (Upper 1/2/3,
Lower 1/2, M. Bass).
4.1 Realtime-Parts kiezen om te spelen
Na inschakelen van de EM-2000 wordt de Upper1Part automatisch geactiveerd. De aan Upper1 toegewezen Tone heet dan A11
De indicator van de Part Select [UPPER1]-knop
(onder het display) licht op. Dit is ook het geval voor
ASSIGN [WHOLE RIGHT]- en [UPPER 1]-knoppen.
de
U kunt Upper1 uitschakelen door op de Keyboard
Mode [UPPER1]-knop te drukken (de indicator
dooft). Maar dan hoort u niets meer, want er is geen
enkele andere Realtime-Part actief. Schakel Upper1
dus opnieuw in.
1 Piano1w.
Indicator licht op
Upper2 kiezen en stapelen
Laten we nu de Upper2-Part gebruiken: druk op Keyboard Mode [UPPER2] om hem te activeren.
Hierdoor schakelt u de Upper1-Part niet uit (of in),
zodat u nu beide Parts hoort (Layer). Als u enkel de
Upper2-Part nodig hebt, moet u op Keyboard Mode
[UPPER1] drukken om Upper1 uit te schakelen. Speel
een paar noten op het klavier om de aan Upper2 toegewezen Tone te beluisteren. In het display komt u te
weten dat deze klank A15 E. Piano1 heet.
Lower 1/2- en M.Bass-Part kiezen
Met de knoppen van de Assign-sectie (die deel uitmaakt van de Keyboard Mode-sectie) bepaalt u de klavierzones waarin u de Realtime-Parts speelt.
Keyboard Mode: Whole Right
Door op de [WHOLE RIGHT] knop te drukken verdeelt u de Upper-Parts over het volledige klavier. Zorg,
voordat u dit doet, echter wel dat de SYNCHRO
START-indicator is uitgeschakeld.
27
Realtime-Parts
Whole Left
Whole Left betekent dat hetzij de Lower 1/2-, hetzij de
M.Bass-Part aan het hele klavier zijn toegewezen.
Druk op [WHOLE LEFT] en speel een paar noten. U
hoort de gespeelde noten nog niet, omdat noch de
Lower 1/2-, noch de M.Bass-Part ingeschakeld zijn.
Indicators knipperen
De indicator(s) van de geactiveerde UPPER-Part(s)
begint (beginnen) te knipperen, zodat u weet dat
Upper1 en/of Upper2 werden geactiveerd, maar niet te
horen zijn, omdat het klavier wacht op nootinformatie
voor een Left-Part (Lower 1/2- en/of M.Bass).
Om de Lower Part te horen moet u op de Keyboard
Mode [LOWER1]- of [LOWER2]-knop drukken
(indicator licht op). Beslist u nu om toch maar de
laatstgekozen Upper-klank over het volledige klavier te
spelen, druk dan op de [WHOLE RIGHT]-knop. De
indicator van de Keyboard Mode [LOWER1]- of
[LOWER2]-knop begint dan te knipperen, terwijl de
indicator van Keyboard Mode [UPPER1]- en/of
[UPPER2]- blijft branden.
Druk nogmaals op [WHOLE LEFT] en vervolgens op
Keyboard Mode [M.BASS]. U hebt nu de Manual
Bass-Part geactiveerd. Ook dit betekent niet dat u de
Lower-Part(s) hebt uitgeschakeld. Overtuig uzelf hiervan door enkele noten op het klavier te spelen: u hoort
de klank(en) van de Lower-Part(s) en de basklank van
de M.Bass Part.
Opgelet: Als de Lower 1- en/of 2- en de M.Bass-Part samen
actief zijn, is de Manual Bass-Part monofoon en geeft de
grondnoot weer van het akkoord dat u speelt. U kunt ook
zorgen dat de Manual Bass Part steeds de laagste noot van
uw akkoorden speelt. Dit doet u door op de [BASS INVERSION] knop (rechts van de [FADE]-knop) te drukken. Is
enkel de Manual Bass Part actief, dan kunt u ook polyfone
partijen (akkoorden enz.) spelen met de Tone die aan
M.Bass is toegewezen.
Split en splitpunt
De ASSIGN [SPLIT]-knop biedt de mogelijkheid het klavier in twee delen te splitsen, waarbij u de Lower1/2- en/of M.
Bass-Part aan de linkerhelft van het klavier toewijst, terwijl u de Upper1/2-Part aan de rechterhelft van het klavier toewijst. Druk deze knop nu in en speel met beide handen.
Lower 1/2 en/of M(anual) BassUpper 1/2
Het splitpunt bevindt zich momenteel op de C (Do) min of meer recht vóór u (C4). Dit is de laagste noot van de Rightsectie (Upper1 + Upper2).
Splitpunt via het klavier instellen
De eenvoudigste manier om een ander splitpunt te stellen is door de ASSIGN [SPLIT]-knop ingedrukt te houden, te
wachten tot diens indicator begint te knipperen en dan een toets op het klavier in te drukken. Laat de [SPLIT]-knop
vervolgens weer los.
Ingedrukt houden terwijl u op een (klavier)toets drukt
Deze noot wordt de laagste noot van de Right-helft. Het splitpunt kan tussen de C3 en de C6 worden ingesteld. Dat lijkt
misschien een beperking, maar eigenlijk is het een slimme manier om te voorkomen dat de Left- of Right-sectie niet
meer via het klavier kan worden aangestuurd als u een extreem splitpunt instelt.
Links en rechts van dit splitpunt kunt u ook Layers (Lower 1/2 + M.Bass en Upper1 + Upper2) gebruiken.
28
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Upper 3 Split
En er is meer! U kunt nog een tweede split programmeren tussen Upper1/2 en Upper3. Hiervoor volstaat het dat u op
[UP3 SPLIT] drukt. Dit splitpunt bevindt zich op de noot G5 (laagste noot van de Upper1/2-Part).
Lower 1/2 en/of M(anual) BassUpper 1/2Upper 3
Op de EM-2000 kunt u dus telkens minstens drie klanken via aparte klavierzones aansturen. Bovendien kunt u ook nog
bepalen via welke toetsen u de Arranger wilt aansturen (het akkoord-herkenningsgebied, zie blz. 42).
Het UP3-splitpunt stelt u op dezelfde manier in als het andere splitpunt: houd de [UP3 SPLIT]-knop ingedrukt, wacht
tot de indicator begint te knipperen en druk op een toets. Laat de [UP3 SPLIT]-knop vervolgens los.
Opgelet: Upper3 Split werkt enkel wanneer de Upper1- of Upper2-Part actief is. Schakelt u Upper1 en Upper2 uit, dan hoort u noch
de Tone die aan Upper1/2 is toegewezen, noch degene die aan Upper3 is toegewezen. U kunt, met andere woorden, geen Upper-split
programmeren zonder de Upper1- of 2-klank te gebruiken. Om die reden begint de UP3 SPLIT-indicator te knipperen wanneer u
de Upper1- en/of 2-Part uitschakelt terwijl de UP3 SPLIT-mode actief is.
Splitpunt via het display instellen
Als u graag zeker weet dat u het juiste splitpunt kiest,
kunt u het hoofd- en Upper3-splitpunt ook via het
display instellen:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
Opgelet: Waarschijnlijk hoeft u nu niet op [F1] (Glbal) te
drukken. De EM-2000 is echter voorzien van een paginageheugen, zodat u toch maar best op [F1] drukt.
2.
Druk op [PAGE] ▼ om de tweede Global-pagina te
kiezen:
3.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar het hoofdsplitpunt (Split, d.w.z. de scheiding tussen de Left- en
Right-zone) in. Met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar
kunt u het UP3-splitpunt bepalen (tussen Upper 1/2
en Upper 3). Het instelbereik is C#3~C#6, dus een
halve toon hoger dan het instelbereik van Split.
4.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Opgelet: Als u deze splitpunten later nog eens wilt gebruiken, zou u ze in een User Program kunnen opslaan (zie
blz. 49).
Keyboard Mode Hold
Op de EM-2000 kunt u heel wat instellingen tijdens
het spelen veranderen. Hierbij komt u soms letterlijk
handen tekort, zoals in de volgende situatie: u stuurt
met de linkerhand de Arranger aan en u wilt een
andere divisie (Intro enz.) van de Music Style kiezen.
Hiervoor moet u uw linkerhand van het klavier
nemen, waardoor de Lower-partij stopt.
WHOLE LEFT of SPLIT moet oplichten
Als u echter op de [HOLD]-knop drukt (indicator
licht op), blijven de noten van de Lower-Part(s) doorklinken tot u een ander akkoord e.d. speelt. We raden
u dan ook aan deze functie zo vaak mogelijk in te
schakelen.
Als zowel de Lower-Parts als de M.Bass-Part actief
zijn, geldt de Hold-functie zowel de Lower- als de
M.Bass-noten.
Toewijzen van de Lower Hold-functie
Zoals u weet, biedt de EM-2000 twee Lower-Parts (1
en 2). Daarom is er ook een parameter waarmee u
kunt bepalen of de Keyboard Mode HOLD-functie
enkel voor de Lower1- of voor de Lower1 en 2-Part
moet gelden:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om naar het Global-niveau te
gaan.
29
Realtime-Parts
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de eerste Global-pagina:
4.
Gebruik de [LOWER/NUMBER]-regelaar om hetzij Lw r1 (Hold geldt enkel voor de Lower1-Part), hetzij Lwr1+2 te kiezen.
Opgelet: De Lower Hold-functie kan ook met de voet worden in- en uitgeschakeld. In dat geval kunt u ook enkel de
Lower2-Part laten doorklinken (wat niet mogelijk is wanneer u op de KEYBOARD MODE [HOLD]-knop drukt).
Zie blz. 29 in het Referentieboek voor meer details.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Manual Drums-Part kiezen
Druk op de Keyboard Mode [M.DRUMS]-knop en u
beschikt over een reeks drum- en percussieklanken
(die we Drum Set noemen) die over het hele klavier
zijn verdeeld. De Keyboard Mode-instellingen die u
eerder hebt gemaakt worden hierbij genegeerd. Als u
de M.Drums Part activeert, kunt u de andere Realtime
Parts (Upper1/2/3, Lower1/2 en M.Bass) niet meer
spelen. Daarom beginnen de indicators op de knoppen van de eerder via Keyboard Mode geactiveerde
Parts te knipperen.
Roll
Met de Roll-functie kunt u perfecte drumroffels spelen. Probeer het even uit: druk op de [ROLL]-knop en
houd gelijk welke toets enkele seconden ingedrukt; u
begrijpt meteen waar we het over hebben. U kunt de
resolutie van de Roll-functie veranderen (zie verderop). De roffels worden bovendien in de maat
gespeeld met het tempo dat in het Tempo-venster is
ingesteld. Verander het tempo maar eens met het
[TEMPO]-wiel, u zal merken dat de drumroffel volgt.
Door de Modulation-hendel naar voren te drukken
kunt u het volume van de roffel wijzigen. Probeer ook
dit even uit.
Roll-resolutie (snelheid) instellen
U weet inmiddels dat u kunt instellen hoeveel noten
de Roll-functie op elke tel moet spelen. Dit noemen
we de resolutie.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om naar het Global-niveau te
gaan.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de derde Global-pagina:
Zoals gezegd, wordt bij de M.Drums Part aan iedere
toets een andere klank toegewezen. In die zin wijkt
deze Part af van de andere Realtime Parts. Drukt u bijvoorbeeld op C2 (de eerste C van links), dan hoort u
een basdrumklank. Drukt u op de D2-toets (de D
rechts van de C2), dan hoort u een Snare enzovoort. U
begrijpt dat melodieën spelen er niet bij is in de
Manual Drums-mode. De volgende illustratie maakt
één en ander nog wat duidelijker:
Standard 1 Kick 1
Side Stick
Standard 1 Snare 1
Hand Clap
Standard 1 Snare 2
Low Tom 2
Closed Hi-Hat
Low Tom 1
Pedal Hi-Hat
Mid Tom 2
Open Hi-Hat
Mid Tom 1
High Tom 2
C2
C3
30
4.
Stel met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de
gewenste Roll-resolutie in. Het instelbereik luidt:
1/16
1/16t
1/16s
3
swing
1/32
1/32t
1/32s
3
swing
Aanvankelijk wordt hier de waarde “1/32” ingesteld.
Als u nog kortere waarden kiest, zouden uw roffels bij
een hoog tempo wel eens op machinegeweer-salvo’s
kunnen lijken. Kies de resolutie dus altijd in functie
van het Style- of Song-tempo of verander ze in een
bruikbare waarde als blijkt dat uw inschatting iets te
optimistisch was.
~
4.2 Tones voor de Realtime-Parts
kiezen
Uw EM-2000 wordt geleverd met 1161 klanken
(Tones) die op de volgende manier zijn ingedeeld:
• Groepen (A~F): Hoogste niveau in de klankhiërarchie. Elke groep bevat alle elementen die hierna volgen
• Banken (1~8): Banken zijn “instrumentfamilies” (bv.
Brass, Chromatic Percussion enz.). Elke bank bevat de
volgende elementen:
• Nummers (1~8): Nummers zijn instrumenten binnen
een bepaalde familie (bv. trompet, trombone enz. in
de Brass-bank).
• Variaties (1~…): Variaties zijn in de regel andere of
verwante klanken voor een bepaalde Tone (bv. een
gedempte trompet).
Opgelet: Het verschil tussen A/B, C/D en E/F zit hem in het
feit dat groep A en B de EM-2000-klanken bevatten. Groep
C en D bieden G-800-klanken en groep E en F klanken van
de SC-55, MT-32/CM-64. Voor bijna elke Tone bestaan er
dus drie versies.
Regelaars gebruiken om Tones te kiezen
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Als u, tijdens het spelen op het klavier, nog steeds de
Upper1-Part hoort, zie dan “Realtime-Parts kiezen om
te spelen” op blz. 27.
Opgelet: U kunt voor elk van de genoemde Parts (Upper1/2/
3, Lower1/2, M.Bass) gelijk welke Tone kiezen. Alleen moet
u er rekening mee houden dat de M.Bass-Part monofoon
wordt als u hem tegelijk met een Lower-Part gebruikt.
Opgelet: Zie “Effecten en Equalizer” op blz. 75 als u de
gekozen Tones van effecten wilt voorzien.
U kunt ook de regelaars gebruiken om Tones te kiezen.
1.
Druk op [TONE] links onder het display (indicator
licht op).
Part activeren voor de Tone-keuze
Opgelet: Onder “Klank kiezen voor de rechterhand (Upper
1)” op blz. 19 komt u te weten hoe u via de TONE/USER
PROGRAM-knoppen Tones kunt kiezen.
Om een andere Tone aan een Realtime-Part te kunnen
toewijzen, moet u eerst op de betreffende Part Selectknop drukken en vervolgens de knoppen van de
TONE/USER PROGRAM-sectie gebruiken. Om de
Upper3-Part te kiezen, moet u Part Select [UPPER1]
ingedrukt houden, terwijl u op [UPPER2] drukt.
Om een Lower2-Tone te kunnen kiezen moet u Part
Select [LOWER1] ingedrukt houden, terwijl u op
[M.BASS] drukt.
Om de MI-Part te activeren, moet u Part Select
[M.DRUMS] ingedrukt houden, terwijl u op
[M.BASS] drukt.
Eén van deze knoppen ingedrukt houden
om de bijbehorende Part te selecteren.
2.
Kies de Part waar u een Tone aan wilt toewijzen.
Hiervoor kunt u hetzij de Part Select-knoppen, hetzij
de [DRUMS/PART]-regelaar gebruiken. Met de regelaar kunt u zowel de Realtime- als de Arranger-Parts
(ADR, ABS, AC1~AC6) kiezen, terwijl u met de Part
Select-knoppen enkel de Realtime-Parts kunt activeren.
3.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar een
groep.
Opgelet: Hier wordt de Tone-keuze meteen uitgevoerd.
Zodra u dus aan de [ACCOMP/GROUP]-regelaar draait,
springt u naar de Tone die hetzelfde bank- en klanknummer
heeft binnen de nieuwe groep. Tijdens de keuze van een
Tone via de TONE/USER PROGRAM-knoppen wacht de
EM-2000 altijd tot u een nummer gekozen hebt om de bijbehorende Tone (of “best of” variatie op te roepen).
4.
Gebruik de [BASS/BANK]-regelaar om een andere
bank te kiezen.
5.
Met de [LOWER/NUMBER]-regelaar kunt u een
ander nummer kiezen.
Opgelet: Als u met deze regelaar een nummer kiest, wordt
steeds de Capital van de gekozen Tone-familie opgeroepen
en dus niet de “beste” klank.
6.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de
benodigde variatie.
Opgelet: U kunt de twee beschreven methodes (de TONE/
USER PROGRAM-knoppen en regelaars) ook combineren
om Tones te selecteren.
31
Realtime-Parts
7.
Druk nog een keer op [TONE] om weer naar de
Master-pagina terug te keren.
Opgelet: U kunt de Tone-keuze “automatiseren” door
gebruik te maken van de User Programs (zie blz. 49).
4.3 Realtime-speelfuncties
De EM-2000 is voorzien van een aantal speelhulpen en
functies waarmee u het instrument expressiever kunt
bespelen.
Drum Sets voor de M.Drums-Part kiezen
Drum Sets voor de M.Drums-Part kiest u op de volgende manier:
1.
Druk op de Keyboard Mode [M.DRUMS]-knop om
de M.Drums-Part aan het klavier toe te wijzen.
2.
Druk op Part Select [M.DRUMS] zodat u de
M.Drums Part kunt editen.
3.
Druk op de Tone/User Program [SELECT]-knop
om te zorgen dat de TONE-indicator oplicht.
4.
Druk op een cijferknop om een bank te kiezen, en
op dezelfde of een andere cijferknop om een Drum
Set binnen die bank te kiezen.
Sommige banken bevatten maar één of twee Drum
Sets. De EM-2000 is echter slim genoeg om geen rekening te houden met nummers waar geen Drum Set
aan toegewezen is. U hoort dus altijd iets.
Groep B, D en F bevatten één Drum Set (bank B8, D8
en F8, en wel de CM-64/32L Set).
Opgelet: De Tone- en Drum Set-keuze (evenals een lange
reeks andere instellingen) kunt u in een User Program
opslaan (zie “Opslaan/laden van registraties – User
Programs”).
Pitch Bend en Modulatie
MODULATION
Tijdelijk verlagen van
te toonhoogte
BENDER
Draai de BENDER/MODULATION-hendel naar
rechts om de toonhoogte van de noten die u speelt
omhoog te “buigen”. Draai deze hendel naar links om
de toonhoogte te verlagen. Door de hendel los te laten
hoort u weer de standaardtoonhoogte.
Druk de hendel van u weg om de noten die u speelt
van vibrato te voorzien (modulatie). Laat de hendel
los als u de vibrato wilt doen ophouden. Hoe u het
Pitch Bend-interval (Range) instelt komt u te weten
onder “Pitch Bender” op blz. 28 in het Referentieboek.
Pitch Bender (Pitch Bend-interval instellen)
Als u dat wenst, kunt u ook de respons van de
EM-2000 op Pitch Bend-commando’s voor de Realtime-Parts instellen:
Tijdelijk verhogen
van de toonhoogte.
Transpositie
Als u een nummer al lang in een bepaalde toonaard
speelt, zal de Transpose-functie u helpen dit ook dan
te doen als u het nummer in een andere toonaard wilt
horen. Op die manier kunt u dus zonder problemen
een zanger of instrument begeleiden die uw toonaard
iets te hoog/laag vindt – en zoals gezegd, hoeft u daar
zelfs uw vingerzetting niet voor te veranderen.
Opgelet: De transpositie geldt voor alle Parts met uitzondering van de MDR- (Manual Drums) en ADR-Part (Accompaniment Drums).
Transpositie-interval op het klavier instellen
Om het transpositie-interval via het klavier in te stellen houdt u de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt (indicator licht op) en drukt u op OCTAVE [UP] om de
toonhoogte te verhogen of OCTAVE [DOWN] om de
toonhoogte te verlagen. Iedere druk op een knop komt
overeen met een halve toon.
32
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Om bijvoorbeeld naar de toonaard G te transponeren
houdt u [TRANSPOSE] ingedrukt en drukt u zes maal
op OCTAVE [UP] (of vijf maal op OCTAVE
[DOWN]). U vraagt zich misschien af waarom u zes
maal op [UP] moet drukken en geen zeven (7 halve
tonen vormen tenslotte een reine kwint). Dat komt
omdat de fabriekswaarde van de Transpose-functie
“+1” is. De waarde “0” (dus C, of geen transpositie)
bestaat niet voor de Transpose functie. Bij het omlaag
transponeren springt u dus meteen van “1” naar “–1”,
waarmee ook duidelijk mag zijn waarom u voor de
toonaard G slechts vijf maal op [DOWN] moet drukken).
Met de [TRANSPOSE]-knop kunt u nu heen- en
weerschakelen tussen de nieuwe (TRANSPOSE-indicator licht op) en de normale toonaard (TRANSPOSE-indicator dooft).
Transpositie-interval via het display instellen
U kunt het transpositie-interval ook op een iets
“wetenschappelijkere” manier instellen:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F2] (Tune).
3.
Druk, indien nodig, op [PAGE] ▲▼ om naar de
eerste Tune-pagina te gaan.
Octave Up/Down
Met de OCTAVE [UP]- en [DOWN]-knop kunt u de
Realtime-Parts één octaaf naar omhoog (Up) of naar
omlaag (Down) transponeren. Vergeet niet op de Master-pagina eerst de gewenste Realtime-Part kiezen
door op zijn Part Select-knop te drukken (zie ook
blz. 31).
Om bijvoorbeeld de Lower1-Part één octaaf naar
omlaag te transponeren drukt u eerst op Part Select
[LOWER1] (indicator licht op) en vervolgens op
OCTAVE [DOWN] (indicator licht op).
Daarna kunt u op andere Part Select-knoppen drukken om de betreffende Parts evenveel of meer/minder
octaven te verschuiven. Het weze duidelijk: eens u
Octave Up of Down voor een Part hebt geactiveerd,
blijft het gekozen octaaf behouden, zelfs wanneer u
andere Realtime-Parts kiest.
Opgelet: De MI-Part kunt u niet in octaafstappen transponeren.
Opgelet: De MDR-Part kan 3 octaven neerwaarts en 2 octaven opwaarts getransponeerd worden (dit zijn de enige
mogelijkheden). Dit hebben we gedaan om u toegang te bieden tot álle klanken van de Drum Sets.
Tip: Het gekozen octaaf blijft ook van kracht wanneer
u een andere Tone kiest voor een Realtime-Part. Wilt u
dat niet, dan moet u Octave Up of Down voor de
betreffende Part uitschakelen.
4.
Gebruik de [UPPER/VARIATION]-regelaar om het
transpositie-interval in te stellen (Va l u e : –11~11).
Opgelet: De waarde “0” kunt u hier niet kiezen omdat dat
“interval” (geen transpositie) geen enkele zin heeft. Om
terug te keren naar de normale toonhoogte van de noten
moet u op de [TRANSPOSE]-knop drukken (indicator
dooft).
5.
Kies met de [BASS/BANK]-regelaar de secties die
moeten worden getransponeerd (Mode). Zie “Transpose Mode” op blz. 26 in het Referentieboek voor
meer details.
Opgelet: De MDR- en ADR-Part worden nooit getransponeerd. Tenslotte is elke noot van de MDR/ADR-Part aan
een andere klank toegewezen, zodat een transpositie alleen
maar nare gevolgen kan hebben.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Insert-effect gebruiken (DSP EFX)
Uw EM-2000 is uitgerust met een multi-effect dat u
aan de Realtime-Parts kunt toewijzen. U kunt telkens
één algoritme kiezen en bepalen welke Realtime-Part
daarmee moet worden bewerkt. Aangezien het bewerken van één of meerdere Realtime-Parts ook bepalend
is voor de manier waarop de overige effecten (Reverb,
Chorus, Delay en Equalizer) kunnen worden gebruikt,
heet dit effect Insert-effect omdat het letterlijk in de
signaalweg wordt ingevoegd. Zie blz. 76 voor meer
details.
Druk op de [ACTIVE]-knop om het Insert-effect in
(indicator licht op) of uit te schakelen (indicator
dooft). Hierbij verandert ook de manier waarop de
betrokken Realtime-Parts door de overige effecten
(evenals de Equalizer) worden bewerkt.
Twee EFX-parameters kunnen tijdens het spelen worden ingesteld. Deze parameters zijn in het overzicht
vanaf blz. 115 in het Referentieboek met een sterretje
(*) aangeduid.
33
Realtime-Parts
Laten we eens kijken wat u moet doen om deze twee
DSP EFX-parameters aan te sturen en uw muziek van
een extra dosis expressie te voorzien.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer).
2.
Druk op [F4] Effect.
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de zesde
Mixer\Effect-pagina.
4.
Stel met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
waarde voor de eerste DSP EFX-parameter (Source 1)
in.
Welke effectparameter hierdoor wordt aangestuurd,
verschilt naar gelang het gekozen effect. Zie het overzicht op blz. 115 in het Referentieboek.
5.
Gebruik de [LOWER/NUMBER]-regelaar om de
waarde van de tweede DSP EFX-parameter (Source 2)
in te stellen.
Opgelet: Deze instellingen worden (samen met de overige
trouwens) in een User Program opgeslagen.
Opgelet: Eén Source-parameter kan ook aan een optioneel
zwelpedaal worden toegewezen. Zie blz. 30 in het Referentieboek voor meer details.
Aanslaggevoeligheid (Keyboard Velocity)
1.
Druk, op de Master-pagina op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te selecteren.
2.
Druk op [F3] (Cntrl).
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de eerste Control-pagina.
4.
Kies eerst de Realtime-Part waarvan u de aanslag-
gevoeligheid wilt wijzigen ([DRUMS/PART]).
5.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar een aan-
slagcurve (Sensitivity).
High: Dit is de standaardinstelling, die u de meeste
expressiviteit bij het spelen biedt: zelfs kleine aanslagvariaties leveren betrekkelijk grote volumeveranderingen op. Dat impliceert dat u harder moet aanslaan om
het maximumvolume te bereiken.
Medium: Medium aanslaggevoeligheid. De Part reageert wat minder sterk op verschillen in aanslagsterkte
dan bij High het geval is. U bereikt sneller het maximumvolume.
Low: Kies deze optie als u gewend bent op een elektronisch orgel te spelen, of als u gewoon wilt dat de Part
nauwelijks op aanslagverschillen reageert.
De Upper1-Part wordt aanzien als de meest belangrijke Part. Dat verklaart waarom het Insert-effect met
deze Part verbonden is. Als u op de [UP1 SET RECALL]-knop drukt, laadt de EM-2000 automatisch
het Insert-algoritme dat aan de Tone is toegewezen die
momenteel door de Upper1-Part wordt aangestuurd
(zie het overzicht op blz. 23 in het Referentieboek). Dit
is dus een uitgesproken handige manier om een ander
algoritme te kiezen zonder gebruik te maken van de
menufuncties. Onthoud echter wel dat u die keuze
niet meer ongedaan kunt maken. Als u op [UP1 SET
RECALL] drukt, kunt u niet meer terugkeren naar het
daarvóór gekozen Insert-effect (tenzij u natuurlijk
opnieuw het betreffende User Program oproept).
Aanslaggevoeligheid en “Velocity
Switching”
Het klavier van de EM-2000 is natuurlijk ook aanslaggevoelig. Op die manier kunt u de klankkleur en het
volume van de Realtime-Parts via uw manier van aanslaan variëren. Op blz. 43 komt u te weten hoe u de
Arranger-Parts via de aanslag kunt beïnvloeden.
De volgende aanslaginstellingen zijn enkel beschikbaar
voor de Realtime-Parts (Upper1/2/3, Lower1/2,
M.Bass en M.Drums). Hiermee bepaalt u de aanslaggevoeligheid en het aanslagbereik.
Velocity Switching (Min en Max)
Met de [LOWER/NUMBER]- en [UPPER/VARIATION]-regelaar kiest u de laagste (Min) en hoogste
(Max) aanslagwaarde waarmee u de geselecteerde Part
kunt aansturen.
Dit is in de regel alleen zinvol als u hiervoor de
Upper1- en Upper2-Part gebruikt. Verander deze
waarden niet als u niet van plan bent om een “complementaire” Part te gebruiken, omdat u zich anders
afvraagt waarom een bepaalde Part alleen bij een relatief hoge aanslagwaarde hoorbaar is. Min en Max kunt
u echter zo instellen dat de Upper1-Part klinkt als de
Upper2-Part niet klinkt en vice versa. Ziehier een
voorbeeld:
PartMinMaxKlank
Upper1185Gedempte trompet
Upper286127Trompet
Beide Parts moeten ingeschakeld zijn. Bij de bovenstaande instellingen hoort u bij aanslagwaarden tussen
1 en 85 de Mute Trumpet-klank, terwijl waarden
boven 86 enkel de Tone aansturen die aan Upper2 is
toegewezen. U hoort dus nooit meer dan één UpperTone tegelijk.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
34
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Kanaal-Aftertouch
Het klavier van de EM-2000 is voorzien van kanaalAftertouch. Zoals bij de meeste instrumenten die
Aftertouch bieden, gaat het hier om kanaal-Aftertouch, wat dus betekent dat er per MIDI-kanaal (of
Part) telkens maar één Aftertouch-waarde wordt verzonden.
Aftertouch-commando’s worden verzonden wanneer
u een toets na de eigenlijke aanslag nog verder indrukt.
Het hiermee verkregen effect lijkt op wat u met de
BENDER/MODULATION-hendel kunt bereiken: u
kunt de toonhoogte, het volume, de modulatie-intensiteit enz. veranderen.
Voor wat de EM-2000 betreft (en dit is één van de
nieuwtjes waar we het in de inleiding over hadden)
kunt u ook de Arranger met Aftertouch-data bedienen
(zie blz. 41).
Aftertouch-data worden enkel door de volgende Parts
uitgevoerd: Upper 1/2 en Lower 1/2 (en natuurlijk de
Arranger). Op blz. 30 in het Referentieboek komt u te
weten hoe u de functie van de Aftertouch kunt instellen.
Pad-knoppen
[PAD1] en [PAD2] zijn vrij toewijsbare knoppen die u
kunt gebruiken om met één druk subtiele of ingrijpende veranderingen in te stellen. Aanvankelijk luidt
de functie van deze twee knoppen Rotary S/F (PAD1)
en KBD Exc Upp1/2 (PAD2). Zie ook blz. 31 in het
Referentieboek.
Gebruik van de D Beam Controller
De D Beam Controller is waarschijnlijk de meest
opzienbarende functie van de EM-2000. Hiermee
kunt u namelijk verschillende dingen van uw Creative
Keyboard beïnvloeden, zoals Pitch Bend, modulatie,
filtereffecten (Cutoff en Resonance) – en zelfs om
arpeggio’s en akkoorden te spelen.
De D Beam Controller is met twee sensoren uitgerust
die bewegingen kunnen “zien” (bv. van een hand of
lichaam). Deze “waargenomen” posities worden in
MIDI-commando’s vertaald die op hun beurt aan een
parameter naar keuze kunnen worden toegewezen. Zie
ook blz. 32 in het Referentieboek.
Opgelet: De PAD-functie “Piano/Standard” kunt u ook
optisch controleren door op [ARR CHORD] links onder het
display te drukken. Houd de Arr Chord-parameter evenals
de keuze in het functiemenu in de gaten, terwijl u herhaaldelijk op de betreffende PAD-knop drukt.
Sustain-pedaal (Hold)
De Hold-functie kunt u voor de volgende Parts
gebruiken, apart of in combinatie: Upper1/2/3, Lower
1/2 en M.Bass. Voorwaarde hiervoor is echter dat u de
WHOLE LEFT of WHOLE RIGHT Keyboard Mode
selecteert. In de SPLIT-mode, werkt de Hold-functie
enkel voor de uiterst rechtse Part. Stapelt u Upper1 en
2, dan geldt het Hold-effect voor beide Parts. In de
UP3 Split-mode geldt het Hold-effect ook voor de
Upper3-Part.
Opgelet: Vergeet niet, een optionele DP-2, DP-6 of BOSS
FS-5U voetschakelaar op de SUSTAIN FOOTSWITCHingang aan te sluiten.
1.
Druk op de [D BEAM ON]-knop (indicator licht
op) om de D Beam Controller te activeren.
2.
Beweeg uw hand over de “ogen” terwijl u iets op het
klavier speelt.
Naar gelang de gekozen parameter verandert nu het
tempo, worden de Realtime-Parts gemoduleerd enz.
Opgelet: De waarden van de D Beam Controller kunnen
ook met de Recorder worden opgenomen en worden naar de
MIDI OUT-aansluitingen gestuurd. Het gebruikte MIDIkanaal hangt af van de Part die wordt aangestuurd (als er
één is).
D Beam Assign
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] om de Parame-
ter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F3] om naar het Param-niveau te sprin-
gen.
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de zevende Para-
meter-pagina.
35
Realtime-Parts
In plaats van deze stappen uit te voeren kunt u de [D
BEAM ON]-knop ook ingedrukt houden tot de benodigde display-pagina verschijnt.
4.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de benodigde functie. Meer details hierover vindt u op blz. 32
in het Referentieboek.
Opgelet: Als u de D Beam Controller ook tijdens het spelen
met de Arranger wilt gebruiken, doet u er verstandig aan de
betreffende Hold-functie te activeren (zie blz. 43). Deze
functie kunt u trouwens ook met een PAD-knop in- en uitschakelen (zie blz. 32 in het Referentieboek).
5.
Druk nog een keer op [D BEAM ON] (of op [F5])
om de D Beam Assign-pagina weer te verlaten.
Master Tune (algemene stemming)
Dit is eigenlijk geen speelhulp. Hiermee kunt u de
stemming van uw EM-2000 aanpassen aan die van
moeilijk te stemmen akoestische instrumenten.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F2] (Tune).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de eerste Tunepagina.
Ook de toewijzing van de voetschakelaar kan in een
User Program worden opgeslagen. Op blz. 28 in het
Referentieboek komt u te weten hoe u de benodigde
functie aan de voetschakelaar toewijst.
Zwelpedaal (Foot Pedal)
Met een optioneel EV-5 of BOSS FV-300L of EV-10
pedaal dat u op de FOOT PEDAL-jack aansluit kunt u
het volume van alle Parts met uw voet controleren.
Bovendien kunt u het effect van het zwelpedaal omkeren en voor bepaalde Parts de invloed van het zwelpedaal uitschakelen.
Bovendien kunt u met dit pedaal bepaalde EFX-parameters aansturen. In dat geval is de expressiefunctie
voor de Realtime-Parts echter niet meer beschikbaar.
Metronoom
De EM-2000 beschikt over twee metronoomfuncties.
De eerste is een “gewone” metronoom. Deze metronoom is enkel tijdens de Arranger- of Recorder-weergave hoorbaar.
Als u de metronoom wilt gebruiken, moet u als volgt
te werk gaan:
Metronoomuitgang (Metron)
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de derde Global-
pagina.
4.
Gebruik de [DRUMS/PART]-regelaar om de stemming van uw EM-2000 aan te passen aan die van het
akoestische instrument (415,3Hz~466,2Hz).
De afgebeelde waarde (440.0Hz) is de standaardtoonhoogte van de noot A4.
Opgelet: U kunt de Master Tune-waarde samen met de overige instellingen opslaan in een User Program. Op die
manier kunt u snel uw “blokfluitstemming” oproepen
(blokfluiten staan er namelijk bekend om dat ze vaak vals
staan, maar ook een hobo kun je bijna niet stemmen).
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Toewijsbare voetschakelaar
Met een optionele DP-2, DP-6 of BOSS FS-5U voetschakelaar, die u aansluit op de FOOTSWITCHingang, kunt u verschillende functies aansturen. Als u
het bij de fabrieksinstellingen houdt, kunt u met deze
schakelaar de weergave van de Arranger starten en
stoppen.
36
Opgelet: De User Style-metronoom kunt u apart programmeren.
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de gewenste
uitgang:
MDR: De metronoom maakt gebruik van de Stickklank van de M.Drums-Part.
MIDI: de metronoom zendt MIDI-nootcommando’s
naar de MIDI OUT-aansluiting van de EM-2000 (via
het MIDI-kanaal van de MDR-Part). Op die manier
kunt u dus een extern instrument als “metronoom”
gebruiken.
Opgelet: Als het externe instrument geen nootcommando’s
van de metronoom ontvangt, kijk dan even welk MIDI-circuit (A of B) momenteel actief is en op welk MIDI-kanaal
de MDR-Part zendt (zie blz. 68 in het Referentieboek). Kies
vervolgens de MIDI Port-functie om het betreffende circuit
op de MIDI-connectors aan te sluiten (zie blz. 97).
ALL: Het metronoomsignaal wordt naar de MIDI
OUT-connector en de momenteel gekozen MDRDrum Set gestuurd.
5.
Met de Part Select [M.DRUMS]-knop kunt u de
“algemene” metronoom in- en uitschakelen.
Count-In (aftellen)
Met deze parameter bepaalt u via welke uitgangen de
aftel wordt weergegeven. De aftel (Count-In) kan
zowel in de Arranger- als in de Recorder-mode worden
gebruikt (om één maat af te tellen voordat de weergave
begint). In de User Style-mode kunt u deze functie
niet uitschakelen. De opties zijn dezelfde als voor Met-ron.
6.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
Count-In mode en druk op de [M.BASS]-knop om de
aftel afwisselend in en uit te schakelen.
7.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
37
Spelen met begeleiding – Arranger
5. Spelen met begeleiding – Arranger
5.1 Arranger en Music Styles
U kunt de Arranger en zijn Music Styles best beschouwen als uw begeleidingsorkest. Uw EM-2000 kan voor iedere begeleiding verschillende “variaties” (die we divisies noemen) weergeven. U hoeft enkel te kiezen welke muziekstijl u wilt
spelen: salsa, Rhumba, pop-rock, of big band. U bepaalt hoeveel maten een nummer telt, hoe de melodie en/of solo
moeten worden begeleid enz.
Fill-In
Original
To Original
Intro
Original
Variation
Intro
Elk wit vierkantje in de bovenstaande illustratie noemen we een divisie. Dat woord is niet zo belangrijk,
maar het helpt u begrijpen hoe u uw eigen Styles kunt
programmeren. Een divisie is één versie van de geselecteerde begeleiding (of Music Style). Zoals u ziet,
zijn er twee hoofdmodes (die we Ty pe s noemen): Basic
en Advanced, die elk bestaan uit twee divisies die we
Original en Variation noemen.
Basic is de “normale” begeleiding, waarin enkel de
basisingrediënten van een professionele begeleiding
aanwezig zijn. Op het Advanced-niveau krijgt u een
andere versie (of een verdere uitwerking van de basisversie) van de geselecteerde Music Style te horen. Op
beide niveaus (Basic en Advanced) kunt u kiezen tussen de Original-begeleiding of een alternatief (dat we
Variation noemen). Deze laatste voegt één of twee partijen aan de begeleiding toe, bijvoorbeeld harde blazers in plaats van gedempte blazers.
Wilt u dat de begeleiding complexer wordt naarmate
de song vordert, dan kunt u zich best door het volgende schema laten inspireren:
Variation
Fill-In
To Previous
Original
Variation
To Variation
Fill-In To Variation
Fill-In To Original
To Original
To Variation
1e koeplet: Basic/Original
2e koeplet: Basic/Variation
1e refrein: Advanced/Original
3e koeplet: Basic/Variation
2e refrein: Advanced/Variation
Fill-In
Fill-In
Fill-In
Fill-InEnding
Fill-In
TYPISCHE SONG-STRUCTUUR
Ending
38
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Er zijn nog andere mogelijkheden om de begeleiding
complexer te maken. In plaats van abrupt over te gaan
naar Advanced/Original kunt u ook een korte overgang inlassen, die een nieuw deel van de song inluidt.
Hiervoor kunt u Fill In [TO VARIATION], [TO ORIGINAL] en Fill-In [TO PREVIOUS] gebruiken.
Zie “Music Style-functies (Arranger)” voor de overige
Music Style-divisies en functies die u kunt gebruiken
om een professionele begeleiding op te bouwen.
Arranger-Parts
Elke begeleiding (of Music Style) kan uit maximaal
acht Parts bestaan:
A. Drums (of ADR): Accompaniment Drums. Deze
Part speelt de slagwerkpartijen. Hij stuurt de drum- en
percussieklanken aan van de Drum Set die aan de
ADR-Part is toegewezen.
A. Bass (of ABS): Accompaniment Bass. Deze Part
speelt de baslijn van de Music Style die u hebt gekozen.
Ac1~Ac6: Dit zijn de melodische begeleidingen. Naar
gelang de Music Style zullen enkele van deze Parts iets
spelen. Dit kan een pianopartij, een gitaarpartij, een
orgelpartij of een synthesizerpartij zijn. Niet alle begeleidingspartijen spelen akkoorden.
De ABS- en Ac-Parts volgen de akkoorden die u in het
akkoordherkenningsgebied (zie blz. 42) speelt. Dit is het
deel van het klavier dat u op de Arranger Chord (ARR
CHORD) pagina kiest.
Als u de Arranger start zonder dat u een akkoord in dit
gebied speelt, hoort u enkel de drums van de geselecteerde Music Style. In de praktijk is er echter meestal
een akkoord in het geheugen van de EM-2000 blijven
hangen, zodat u onmiddellijk een volledige begeleiding hoort.
5.2 Music Style-functies (Arranger)
Bijkomende informatie vindt u onder “Music Styles
kiezen” op blz. 18 en “En dan nu muziek” op blz. 21.
Starten van een Music Style
U kunt een Music Style op verschillende manieren
starten:
1.
Druk op de [START/STOP]-knop-knop (indicator
licht op) om de Arranger meteen te starten.
OF:
2.
Stop de weergave van de Style (zie hieronder) en
druk op de [INTRO]-knop en vervolgens op de
[START/STOP]-knop (indicator licht op) om de
weergave van de Style met een inleiding te beginnen.
De lengte van de Intro hangt af van de Style die u hebt
gekozen. Na de Intro begint de Music Style-divisie die
u kiest terwijl de Intro wordt weergegeven. U kunt dus
tijdens de Intro vrij kiezen welk Type (Basic, Advanced) en welke Division (Original, Variation) u wilt
horen zodra de Intro afgelopen is.
OF:
3.
Druk op de [SYNCHRO]-knop tot de START-indicator oplicht en speel een akkoord (in de Intelligentmode, blz. 42, hoeft u maar één noot te spelen). De
Arranger begint nu zodra u in het akkoordherkenningsgebied (zie blz. 42) een noot speelt.
Opgelet: Het heeft geen zin tijdens de Intro akkoorden te
spelen. De Intro-patronen bevatten namelijk meestal reeds
een kort akkoordenschema, dit in tegenstelling tot de “normale” begeleidingen (Basic, Advanced, Original, Variation). De akkoordherkenning blijft tijdens de Intro actief,
waardoor de inleiding plots van de ene toonaard naar de
andere springt.
Opgelet: de Arranger kan ook met de D Beam Controller
worden gestart (zie blz. 33 in het Referentieboek).
4.
Nog een andere manier om de weergave te starten is
om de Fade In-functie (zie blz. 45) te gebruiken.
Stoppen van een Music Style
U kunt de Style-weergave op drie manieren stoppen:
1.
Druk op de [START/STOP]-knop-knop om de
weergave meteen te stoppen.
2.
Druk op [ENDING] (de indicator knippert) om de
Ending-functie in te schakelen. Het Ending (of coda)
patroon begint dan op de eerste tel van de volgende
maat.
Opgelet: Het heeft geen zin tijdens de Ending akkoorden te
spelen. De Ending -patronen bevatten namelijk meestal
reeds een kort akkoordenschema. De akkoordherkenning
blijft tijdens de Ending actief, waardoor de coda plots van
de ene toonaard naar de andere springt.
39
Spelen met begeleiding – Arranger
3.
Druk op [SYNCHRO] om te zorgen dat de STOPindicator oplicht (hetzij samen met de START-indicator, hetzij alleen) en laat alle toetsen in het akkoordherkenningsgebied los. De begeleiding stopt nu
meteen.
Als u ook de Sync Start-functie geactiveerd hebt, hoeft
u de Style-weergave daarna niet opnieuw handmatig
te starten.
Opgelet: Nog een andere manier om de Style-weergave te
beëindigen is door Fade Out te gebruiken (zie blz. 45).
Keuze van een andere Music Style-divisie
Zoals we hierboven reeds zeiden, kunt u begeleidingen
professioneler laten klinken door verschillende patronen af te wisselen. U kunt de volgende niveaus en divisies selecteren:
Basic, Advanced, Original en Variation
Om de Basic-versie te kiezen moet u de [TYPE]-knop
zo vaak indrukken tot de BASIC-indicator oplicht.
Druk hem nog een keer in om ADVANCED te kiezen
(indicator licht op).
Opgelet: Er kan telkens maar één van deze twee versies
gekozen worden. Door BASIC te kiezen schakelt u ADVANCED uit en vice versa.
Druk op de [ORIGINAL]-knop om de “normale”
Basic-begeleiding te kiezen. Zoals eerder gezegd, vertegenwoordigt Basic/Original de eenvoudigste van de
vier mogelijke begeleidingspatronen. Het tweede
niveau is Variation (nog steeds in de Basic-mode, druk
op [VARIATION]). Dit systeem geldt ook voor de
Advanced-trap, zodat u telkens kunt kiezen uit vier
begeleidingen per Music Style (en dit dan maal drie,
zie de volgende paragraaf).
Majeur, mineur, septiem (M, m, 7)
Het gaat hier om een “onzichtbare” Style-divisie van
de EM-2000. Het zal u op een bepaald moment wel
opvallen dat de Intro- en Ending-patronen van een
Music Style verschillen naar gelang het akkoordtype
dat u speelt. Meer bepaald zijn er drie mogelijkheden:
Voordat we verder gaan, willen we u vragen om de
Music Style A44 8B Pop4 te kiezen (op blz. 18 vindt u
nadere inlichtingen over de Style-keuze). Druk op
[INTRO] en daarna [SYNCHRO] tot de START-indicator oplicht. Kies het ADVANCED-niveau. Speel nu
eerst een majeurakkoord, stop de Arranger, speel een
mineurakkoord, stop de Arranger en speel een septimeakkoord. Tussen de bedrijven door moet u telkens
weer op [INTRO] drukken.
Majeur (M): Hiermee activeert u een eerste (majeur
akkoord) begeleiding.
Mineur (m): Hiermee kiest u een tweede niveau.
Druk, na het spelen van een C-majeurakkoord en het
stappen van de Arranger, nog een keer op [INTRO] en
speel een C-mineurakkoord.
Septiem (7): Door een septiemakkoord te spelen activeert u nog een andere begeleidingsniveau. Probeer
ook dit eens: speel eerst een majeur- en daarna een
septiemakkoord.
Met andere woorden: het aantal van bepaalde divisies
(zoals bv. de Intro’s en Endings) mag u zonder blikken
of blozen vermenigvuldigen met drie!
Opgelet: De EM-2000 laat toe om aan deze niveaus vrij te
kiezen akkoordtypes (7/5, dim enz.) toe te wijzen (zie
blz. 80).
Andere Fill-functies: Fill In Half Bar en Fill
In Rit
Onder “Muzikale overgangen” op blz. 21 komt u te
weten waar de FILL IN-knoppen voor dienen. Een
aantal popsongs in 4/4 bevatten maten die maar twee
tellen duren, vaak tussen de eerste en de tweede strofe.
Ook aan het einde van het refrein of de brug komt u
dit soort “gehalveerde” maten wel eens tegen. Dit soort
“afwijkingen” kunt u met de EM-2000 getrouw
nabootsen. Druk op Fill In [HALF BAR] (indicator
licht op) om de Half Bar-functie (halve maat) te activeren. In eerste instantie gaat de begeleiding onveranderd door. Pas wanneer u op [TO ORIGINAL] of [TO
VARIATION] drukt, treedt de Half Bar functie in werking door het aantal tellen van de gekozen Fill te halveren.
De [RIT]-knop zal u waarschijnlijk vooral bij ballads
gebruiken. Door erop te drukken (indicator licht op)
zorgt u dat de eerstvolgende Fill (To Original, To
Variation of To Previous) stilaan vertraagt (“ritardando”). Probeer deze functie eens uit: druk op [RIT]
(indicator licht op) en druk op [TO ORIGINAL], [TO
VARIATION] of [TO PREVIOUS]. Houd het tempovenster in de gaten.
Tijdens de Fill merkt u dat het tempo stilaan vertraagt,
aan het einde van de Fill gaat de Style opnieuw verder
in het originele tempo. Onder “Fill Rit-waarde” op
blz. 80 wordt uitgelegd hoe u de mate van vertraging
kunt instellen.
Intro en Ending
Door vanuit een “stilstaande” Style op de [INTRO]knop (indicator licht op) te drukken maakt u de Style
klaar voor weergave voorafgegaan door een Intro. Om
de weergave te starten drukt u op [START/STOP] of
activeert u [SYNCHRO] START.
40
EM-2000 – Gebruikershandleiding
De lengte van de Intro hangt af van de Style die u hebt
gekozen. Sommige Intro’s duren twee maten, andere
acht maten, enzovoort. U kunt de Intro-functie ook
met Sync Start combineren (zie hieronder).
Tijdens de weergave van de Intro knippert de indicator van de gekozen divisie (Original of Variation) om
aan te geven welke van deze twee divisies de Arranger
zal kiezen na de Intro. De keuze kunt u nog tijdens de
weergave van de Intro veranderen, door op [ORIGINAL]/[VARIATION] of [TYPE] te drukken.
Opgelet: U kunt ook ergens in het midden van een nummer
op [INTRO] drukken. In dat geval blijft de indicator knipperen tot aan het einde van de huidige maat en licht hij op
de eerste tel van de volgende op om aan te geven dat de
Arranger de Intro aan het spelen is.
Tip: U kunt een Intro zo vaak laten herhalen als u wilt.
Druk gewoon nog een keer op de [INTRO]-knop terwijl de Intro wordt weergegeven. Doet u dat bijvoorbeeld op de vierde tel van de eerste maat, wordt de
Intro in de tweede maat herhaald. Natuurlijk zal dit
slechts bij een aantal Intro’s muzikale resultaten opleveren (ze mogen bijvoorbeeld niet met een drumroffel
beginnen enz.). In de gevallen waar het wel goed
klinkt kunt u deze mogelijkheid combineren met de
Fade Out-functie (zie blz. 45) om een origineel einde
aan uw songs te breien.
Als u tijdens de weergave van een Style op [ENDING]
drukt, begint de indicator te knipperen tot aan het
einde van de huidige maat. Op de eerste tel van de volgende maat blijft de indicator branden en geeft daarmee aan dat de Arranger nu het Ending-patroon
weergeeft. Een Ending is een slotfrase die muzikaal
aansluit bij de rest van de Style. De lengte van de
Ending hangt weerom af van de Style die u hebt geselecteerd.
Na het Ending patroon stopt de weergave van de Style.
4.
Zet Parameter met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar op 12-Arranger. Het display zou er nu als volgt
moeten uitzien:
De benaming in het Part-veld luidt nu ARR, omdat de
Arranger-toewijzing natuurlijk betrekking heeft op de
Arranger. Bovendien verdwijnt de [ON]-schakelaar.
Als u de Arranger dus niet via de Aftertouch wilt
instellen, moet u voor Va l u e “Off ” kiezen.
5.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de
schakelfunctie die u via de Aftertouch wilt bedienen.
Off: U kunt de Aftertouch niet gebruiken om de
Arranger in te stellen.
B/A: Keuze van het Basic- of Advanced-niveau.
O/V: Keuze van het Original- of Variation-niveau.
FO/FV: De eerste keer wordt de Fill-In To Original
gestart, de tweede keer de Fill-In To Variation.
To Pre v : Dezelfde functie als de [TO PREVIOUS]knop.
Int en End: Dezelfde functie als de [INTRO]- of
[ENDING]-knop. Als de Arranger momenteel niet
weergeeft, kunt u via de Aftertouch de Intro kiezen.
Tijdens de weergave kunt u via de Aftertouch het
Ending-patroon oproepen.
Opgelet: Ook Aftertouch-commando’s die buiten het
akkoordherkenningsgebied gegenereerd worden (zie verderop) geven een schakelingsimpuls.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Aftertouch gebruiken om Arranger-patronen te kiezen
Een andere manier om een Type, een andere Division
of een Fill te kiezen is door dit via de Aftertouch van
de EM-2000 te doen. Natuurlijk kunt u telkens maar
één van de volgende opties kiezen omdat meerdere
toewijzingen –zoals voor de Realtime-Parts (zie
blz. 35) – de Arranger in de war zouden brengen.
Opgelet: Als u “12-Arranger” kiest, worden de Aftertouchinstellingen voor de Realtime-Parts (zie blz. 35) niet gewist.
De gewenste Arranger-functie kiest u als volgt:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F3] (Cntrl) om het Control-niveau
(Cntrl) van de Parameter-mode te kiezen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de vijfde Parameter Control-
pagina.
41
Spelen met begeleiding – Arranger
5.3 Instellingen i.v.m. de
Arranger
Akkoordherkenningsgebied kiezen
De Arranger van de EM-2000 is een interactieve processor die korte “patronen” weergeeft (de geselecteerde
Music Style-divisie) die tijdens de weergave worden
getransponeerd, afhankelijk van de noten die u speelt
in het akkoordherkenningsgebied (zie hieronder). Op
die manier klinkt de begeleiding steeds in de benodigde toonaard.
U moet de EM-2000 vertellen welk gedeelte van het
klavier hij naar akkoorden moet afschuimen. Hoewel
u in de regel waarschijnlijk Assign Left zal kiezen, zou
u ook eens Right kunnen proberen. In dat geval wordt
de rechter klavierhelft naar akkoorden afgezocht.
Bovendien is er een Whole-optie waarmee u zorgt dat
het hele klavier wordt gehouden. Als de Arranger geen
rekening mag houden met uw akkoorden, moet u Off
kiezen.
Opgelet: Off kunt u ook toewijzen aan een PAD-knop (zie
blz. 35) en/of een optionele voetschakelaar (zie blz. 36).
Het bereik van het Left- of Right-gedeelte kunt u
instellen met de Keyboard Mode-parameter (zie
blz. 28). Het splitpunt, dat u voor de Realtime-Parts
instelt, bepaalt dus ook de boven- (Left) of ondergrens
(Right) van het akkoordherkenningsgebied.
1.
Druk op de [ARR CHORD]-knop links van het dis-
play om de volgende pagina op te roepen:
2.
Kies met de functieknoppen [F1]~[F4] het beno-
digde akkoordherkenningsgebied:
Left
Right
Whole
3.
Om terug te keren naar de Master-pagina drukt u
nogmaals op [ARR CHORD] of op [F5] (Exit). Doe
dit nu echter nog niet omdat we de Arranger Chordpagina nog voor iets ander nodig hebben:
Arranger Chord-mode kiezen
Een andere belangrijke factor is de keuze hoe u de
nootinformatie naar de Arranger wilt sturen, zodat de
Music Style in de juiste toonaard wordt weergegeven.
U kunt kiezen uit drie modes:
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de benodigde “Arr Chord” instelling:
Standard: Dit is de “normale” akkoordherkenning. In
de Standard-mode neemt de melodische begeleiding
exact over wat u speelt in het akkoordherkenningsgebied. Is dat een akkoord, dan speelt de begeleiding dat
akkoord. Speelt u daarentegen slechts één noot, dan
speelt ook de begeleiding slechts die noot omdat ervan
wordt uitgegaan dat u bewust de terts en kwint van het
“akkoord” wegliet.
Om de Music Style een majeur-, mineur- of septiemakkoord te laten spelen hoeft u trouwens slechts drie
noten te spelen. Voor andere, meer complexe, akkoorden moet u vier toetsen indrukken.
Piano Stl: Piano Stl betekent dat u op de EM-2000
speelt zoals op een piano. In deze mode verdient het
aanbeveling om enkel de Upper1-Part te activeren
(Whole Right-mode), zodat u één klank over het hele
klavier kunt aanspreken.
De Piano Style mode werkt als volgt: de Arranger ontcijfert ieder akkoord dat u speelt, waar u het ook
speelt. Om de Arranger van akkoord te doen veranderen moet u minstens een drieklank spelen (dus de drie
noten waaruit een akkoord is opgebouwd). U mag
natuurlijk ook meer dan drie akkoordnoten spelen,
maar denk eraan dat twee niet volstaan. Wilt u de
Arranger als een volleerd pianist aansturen, kies dan
Whole (zie hierboven).
Intellig: Kies Intellig als u wilt dat de Arranger de ontbrekende noten aanvult bij de akkoorden die u speelt.
Op blz. 118 in het Referentieboek vindt u een overzicht
van “intelligente” akkoorden, waar ook wordt vermeld
hoe u ze moet spelen. De EM-2000 kan zowat ieder
denkbaar akkoord aan. Bovendien hebt u slechts drie
vingers nodig (twee voor mineur- en septiemakkoorden, één voor majeurakkoorden) om ze te spelen!
Deze mode zal u dan waarschijnlijk ook het meest
gebruiken.
Opgelet: De keuze, die u hier maakt, heeft ook gevolgen voor
de “Arpeg”- en “Chord”-opties van de D Beam Controller.
Zie “Arpeg 1/2/3 Octv” op blz. 33 in het Referentieboek.
42
Off
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Arr(anger) Hold
5.
Schakel de Arr Hold-functie met de [BASS/BANK]regelaar in of uit. Als u “On” kiest, blijft de Arranger
ook spelen als u geen toetsen in het akkoordherkenningsgebied indrukt.
Speelt u een nieuw akkoord, dan verandert de begeleiding mee. Als de Hold-functie niet actief is, stopt de
melodische begeleiding zodra u de noten, waarmee u
de Arranger aanstuurt, loslaat. Deze functie kunt u
ook met de PAD-knoppen in- en uitschakelen (zie
blz. 32 in het Referentieboek).
Dynamic Arranger
6.
Schakel de Dynamic Arr-parameter met de
[UPPER/VARIATION]-regelaar in (On) of uit (Off).
Kies “On” als u het volume van de Arranger-Parts via
de aanslag wilt beïnvloeden (aanslaggevoeligheid van
deze Parts).
7.
Druk op [ARR CHORD] of op [F5] (Exit) om terug
te keren naar de Master-pagina.
Opgelet: Deze functie kunt u ook tijdens het spelen in- en
uitschakelen. Wijs ze toe aan een PAD-knop (zie blz. 35) of
een optionele voetschakelaar (zie blz. 36).
Via de Dynamic Arranger-parameter op de
Param\Cntrl-pagina kunt u de aanslaggevoeligheid
van de Arranger-Parts instellen. Het is zelfs zo dat
Dynamic Arranger enkel zin heeft wanneer u deze
parameters instelt.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F3] (Cntrl).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de tweede Parameter Control-pagina.
akkoordherkenningsgebied harder aanslaat, terwijl
negatieve waarden zorgen dat het volume van de
betreffende Part vermindert naarmate u zachter aanslaat.
Tip: Een interessante toepassing is om voor twee begeleidingspartijen tegenovergestelde extreme positieve/
negatieve waarden te kiezen (dus Value 127 en -127).
Op die manier kunt u deze Parts afwisselen door uw
aanslag te variëren. Eén Part wordt dan hoorbaar wanneer u zacht aanslaat, de andere wanneer u hard aanslaat.
Natuurlijk kunt u ook met subtielere instellingen (bv.
20 en –20 voor een paar) mooie dingen doen. Parts
waarvan u het volume niet via uw aanslag wilt bepalen
geeft u de Value 0.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Bass Inversion
Druk op de [BASS INVERSION]-knop (indicator
licht op) om de manier te kiezen waarop de Arranger
de akkoorden die u speelt ontcijfert.
Als de indicator niet oplicht speelt de A.Bass-Part de
grondnoot van de akkoorden waarmee u de Arranger
aanstuurt. De ligging van de akkoorden van de
Accompaniment 1~6 Parts wordt hierbij steeds uit het
vaarwater van de baslijn gehouden, zodat er geen
intervallen van een halve toon ontstaan.
Door Bass Inversion in te schakelen krijgt u meer
artistieke vrijheid, omdat u zelf de noot bepaalt die de
A.Bass-Part speelt. Bass Inversion kunt u dan ook best
inschakelen voor nummer waarbij de baslijn belangrijker is dan de akkoorden (bv. C – C/B – C/B, enz.).
Drumbegeleiding tijdens het spelen veranderen
4.
Gebruik de [DRUMS/PART]-regelaar om de Arranger-Part te kiezen wiens aanslaggevoeligheid u wilt
instellen (ADR, ABS, ACC1~ACC6).
5.
Stel de Value-parameter met de [ACCOMP/
GROUP]-regelaar in.
U kunt positieve en negatieve waarden instellen. Positieve waarden betekenen dat het volume van de betreffende Part toeneemt wanneer u de toetsen in het
De EM-2000 biedt de mogelijkheid de drumbegeleiding te variëren. Met DRUM VARIATION ▲ ▼ kunt
u bepaalde drum- en percussie-instrumenten toevoegen of weglaten. Welke instrumenten precies worden
toegevoegd of weggelaten, ligt reeds vast – daar kunt u
zelf verder niets meer aan veranderen.
43
Spelen met begeleiding – Arranger
Door Drum Variation 4 te kiezen roept u alle drumen percussie-partijen van de geselecteerde Style op. Als
u Drum Variation 3 kiest, zal u merken dat één of twee
percussie-instrumenten (bijvoorbeeld de conga’s) verdwijnen. Kies Drum Variation 1 als u de eenvoudigste
drumbegeleiding van de Style wilt horen, of 2 als u een
iets drukkere drumpartij verkiest.
5.4 Andere handige Stylefuncties
One Touch
One Touch is een functie die u waarschijnlijk vaak
gebruikt, ze automatiseert namelijk een groot aantal
taken:
Druk op [ONE TOUCH] om de One Touch-functie te
activeren. In het display verschijnt nu een pijltje (√)
naast de Style-naam (bv. A11√ HardRock). Als u bij
ingeschakeld One Touch-functie een ander Style kiest,
worden de volgende dingen automatisch ingesteld:
• Arr Chord STANDARD en HOLD
• Voorgeprogrammeerde Style-tempo
• [SYNCHRO] START (licht op)
• Keuze van een Tone voor Upper1 en Upper2 die goed
bij de gekozen Style passen.
• Keyboard Mode [SPLIT]
• Geschikte Reverb-, Chorus- en Delay-instellingen
voor Upper1 en Upper2. (De EFX-instellingen houden
verband met de voor Upper1 gekozen Tone; zie ook
blz. 23 in het Referentieboek).
One Touch komt bijzonder goed van pas in die onvermijdelijke gevallen waarbij iemand een verzoeknummer aanvraagt en u weet dat er tussen uw User
Programs niets zit dat voor dat nummer geschikt is.
Voor uw eigen “repertoire” kunt u beter beroep doen
op User Programs (zie blz. 49).
Opgelet: Zodra u een User Program kiest, wordt de One
Touch-functie uitgeschakeld.
Break Mute
Break Mute is een erg leuke functie voor rock’n’roll
songs en ballads. Druk op [BREAK MUTE] en het
Arrangement houdt op gedurende de rest van de huidige maat. Als u de knop op de laatste tel van een maat
indrukt, stopt de begeleiding tijdens de volledige volgende maat. Meestal speelt u over zo’n “lege” (tacet)
maat het vervolg van de melodie of solo. Met Break
Mute kunt u bijvoorbeeld perfect de breaks in “Great
Balls Of Fire” uitvoeren.
Om de Breaks op het juiste moment te plaatsen moet
u wel op de timing letten.
Opgelet: De Break Mute-functie werkt ook voor 3/4 en 2/4
maten. Ook hier kunt u op de laatste tel van een maat op
[BREAK MUTE] drukken om de begeleiding gedurende de
volgende maat uit te schakelen.
Opgelet: Break Mute kunt u niet combineren met de Half
Bar-functie; “halve Breaks” zijn dus niet mogelijk. Hebt u
toch zo’n halve Break nodig, gebruik dan de Reset-functie
(zie blz. 45).
Melody Intelligence
De Arranger van de EM-2000 verzorgt niet enkel de
akkoorden van een begeleiding, maar kan ook een
tweede stem spelen op basis van de akkoorden die u in
het akkoordherkenningsgebied (zie blz. 42) speelt.
Deze tweede stem wordt door de MI-Part gespeeld
(die soms ook M.INT heet) en bij de Upper1-Part
gevoegd. U activeert de tweede stem door op
[MELODY INTELLIGENCE] te drukken (indicator
licht op). De MI-Part is dan actief. U kunt gelijk welke
Tone aan de MI-Part toewijzen.
Bovendien kunt u het harmonietype (er zijn er 18)
kiezen, en wel als volgt:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F3] (Cntrl) om het Control-niveau
(Cntrl) van de Parameter-mode te kiezen.
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de tweede Con-
trol-pagina:
44
4.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar het
benodigde harmonie-Type. De mogelijkheden zijn:
Tijdens de keuze van een harmonietype wijst de
EM-2000 automatisch een passende klank toe aan de
MI-Part (en soms ook aan de Upper1-Part). Voorbeelden hiervan: een trompetklank voor Big Band enz.
Deze automatische instelling kunt u echter veranderen
(zie blz. 31) en opslaan in een User Program.
Opgelet: Voor “Traditional”, “Latin”, “CntryBallad”,
“OctaveType1” en “OctaveType2” wordt enkel de Upper1Part gebruikt. Alle andere Melody Intelligence-types doen
echter beroep op zowel de Upper1- als de MI-Part.
Fade In/Out
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Reset
Als u regelmatig optreedt, weet u wel hoe dat gaat: er
komt steevast iemand uit het publiek die kost wat kost
zijn favoriete nummer wilt zingen, en daarbij op u
rekent voor de begeleiding. Vaak is het een behoorlijke
uitdaging om dergelijke mensen te begeleiden omdat
de meeste amateurzangers worstelen met één probleem: timing.
Vandaar dat de EM-2000 ook een Reset-functie biedt.
Druk, tijdens de Arranger-weergave op de [RESET/
TAP TEMPO]-knop als u de zanger(es) definitief kwijt
bent – of vice versa. De weergave van de gekozen Style
begint dan meteen weer op de eerste tel.
Opgelet: De Reset-functie is alleen tijdens de Arrangerweergave beschikbaar. In andere gevallen dient hij voor het
intikken van het tempo (Tap Tempo, zie ook blz. 46).
Fade In is een functie die u van tijd tot tijd wel eens
gaat willen gebruiken. Fade In betekent dat het
volume van de Arranger- en Realtime-Parts langzaam
toeneemt. Het lijkt dan alsof u al een hele tijd aan het
spelen was, maar nu pas hoorbaar wordt. Om een
Fade In te maken drukt u op de [FADE]-knop tot de
IN-indicator begint te knipperen. Laat de knop dan
weer los. Het volume wordt nu automatisch op nul
gezet en geleidelijk aan verhoogd tot de waarde die u
met de [VOLUME]-regelaar hebt ingesteld. Zodra de
Fade In is voltooid, dooft de IN-indicator.
We hoeven u natuurlijk niet te vertellen dat er in de
popmuziek vaak gebruik wordt gemaakt van Fade
Out’s. Ook dat kunt u met de EM-2000 programmeren. Druk één keer op [FADE] (houd de knop vooral
niet ingedrukt) om de Fade Out te starten. Het volume
wordt nu geleidelijk aan zachter tot u niets meer hoort
(en de indicator blijft branden).
Om na een Fade Out weer het ingestelde volume te
kiezen, drukt u nogmaals op [FADE]. Aan het einde
van een Fade Out houdt de weergave van de Style
automatisch op.
45
Spelen met begeleiding – Arranger
5.5 Style-tempo
Tempo-wiel en -indicators
• Met Auto en Lock bepaalt u wat er gebeurt wanneer u
tijdens de Style-weergave een andere Style kiest. Zie
“Auto Tempo en Tempo Lock”.
Elke Music Style bevat een tempowaarde, die u echter
met het [TEMPO]-wiel naar wens kunt aanpassen.
Die tempowaarde wordt opgeslagen als onderdeel van
een User Program.
De TEMPO-indicators knipperen in de maat van het
tempo. De eerste indicator licht rood op om aan te
duiden dat het om de eerste tel van een nieuwe maat
Tap Tempo
Tap Tempo is de meest muzikale manier waarop u het
weergavetempo kunt specifiëren: stop de Arrangerweergave door op [START/STOP]-knop te drukken en
druk op de [RESET/TAP TEMPO]-knop zoals een
drummer zijn stokken tegen elkaar zou slaan.
gaat. Bij maatsoorten met meer dan vier tellen (zoals
6/8 enz.) knippert de vierde indicator meermaals om
de “ontbrekende” tellen aan te vullen.
• Het voorgeprogrammeerde tempo wordt, telkens als u
de Style selecteert, opnieuw opgeroepen, tenzij u de
Style via een User Program selecteert.
Na de tweede druk beeldt het tempovenster al een
nieuwe tempowaarde af. In de regel drukt u echter
best vier keer op deze knop (4/4-maat), drie keer voor
een 3/4-maat enz.
Auto Tempo en Tempo Lock
Met de [AUTO/LOCK]-knop links van het [TEMPO]-wiel kunt u bepalen hoe het tempo moet veranderen wanneer u
een andere Music Style kiest:
AUTOindicator
LOCKindicator
Als de Arranger niets weergeeft
wanneer u een andere Style kiest
De Arranger laadt het Preset tempo
van de nieuwe Style.
Het Preset-tempo van de nieuwe Style
wordt niet geladen maar de Style
wordt weergegeven aan het tempo
dat in het tempovenster verschijnt.
Het Preset-tempo van de Style wordt
geladen.
Als er een Style wordt weergegeven wanneer u een Style kiest
De nieuwe Style wordt weergegeven
aan het tempo van de vorige Style.
Het Preset-tempo van de Style wordt
geladen, waardoor het weergavetempo verandert.
Meestal kiest u waarschijnlijk de Auto-mode, wat echter niet wilt zeggen dat de andere opties niet van pas kunnen
komen. Zo stelt de AUTO/LOCK-optie u bijvoorbeeld in staat om medleys te spelen met het juiste Style-tempo.
Tempo Rit en Tempo Acc
De Tempo [RIT] (ritardando) knop werkt ongeveer op dezelfde manier als de Fill In [RIT]-knop, met dit verschil dat hij
op de weergave van de volledige Style werkt, terwijl Fill-In [RIT] enkel voor Fills geldt. Druk op [RIT] om het weergavetempo geleidelijk te vertragen (de indicator knippert). Zodra de ritardando is voltooid dooft de RIT-indicator. Afhankelijk van wat u deed voordat u op de [RIT]-knop drukte gebeuren er verschillende dingen, zoals de onderstaande tabel
laat zien. Om weer de vorige tempowaarde te kiezen drukt u tegelijk op [RIT] en [ACC] (accelerando).
Handeling vóór u op [RIT] druktTempo
U drukte niet op [ACC].
Het tempo vertraagt volgens een van tevoren ingestelde waarde. Bv.: als het
Style tempo nu = 120 is, vertraagt het tot = 96.
U drukte op [ACC] en wachtte tot de
indicator doofde.
Het tempo wordt opnieuw op de originele waarde ingesteld ( = 120 in het
voorbeeld hierboven).
Opgelet: U kunt ook de snelheid van de ritardando (or Rit) en accelerando (Acc) instellen.
46
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Tempo [ACC] doet het tegenovergestelde: het Style-tempo volgens een in te stellen waarde (zie verderop) opvoeren.
Ook hier zijn er weer twee mogelijkheden, afhankelijk van wat u deed vóór u op [ACC] drukte:
Handeling vóór u op [ACC] druktTempo
U hebt niet op [RIT] gedrukt.
Het tempo versnelt volgens een van tevoren ingestelde waarde. Bijvoorbeeld: als
het Style tempo nu = 120 is, versnelt het tot = 140.
U drukte op [RIT] en wachtte tot de
indicator doofde.
Het tempo wordt opnieuw op de originele waarde ingesteld ( = 120 in het
voorbeeld hierboven).
Rit/Acc-waarde: Tempo Change
De Tempo Change-waarden die u hier instelt gelden
zowel voor ritardando’s (Rit) als accelerando’s (Acc).
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om
naar de Parameter-mode te gaan.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de tweede Glo-
bal-pagina.
4.
Stel met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de mate
in waarin het tempo moet veranderen. Hoe groter de
%-waarde, hoe duidelijker de tempoverandering.
5.
Stel met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de snel-
heid van de tempoverandering in.
Om een orkest na te bootsen dat langzaam vertraagt
kiest u best hogere CPT-waarden.
CPT is de afkorting van Clock Pulse Time. Deze waarde
staat voor de resolutie van een kwartnoot, d.w.z. het
aantal “eenheden” (klokposities) tussen één kwartnoot
en de volgende. De resolutie van uw EM-2000 is
= 120CPT, de tweede kwartnoot bevindt zich dus op
120 Clocks (klokposities) van de eerste.
Wilt u bijvoorbeeld de complete tempoverandering
over vier tellen (dus één 4/4 maat) laten plaatsvinden,
dan moet u de waarde 4 (tellen) x 120 (Clocks) =
480CPT (fabriekswaarde) invoeren. De volgende maat
wordt dan aan het nieuwe tempo weergegeven (sneller
als u op [ACC] drukt, of trager als u op [RIT] drukt).
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
5.6 Andere Tones voor de Arranger-Parts
U kunt andere Tones kiezen voor de Arranger Parts
van de momenteel geselecteerde Music Style. Alleen al
een andere Drum Set kiezen voor de A. Drums-Part is
soms genoeg om de Music Style anders te laten klinken. Een akoestische piano vervangen door een elektrische is een ander voorbeeld van hoe u een ROM
Music Style naar uw smaak kunt aanpassen.
Tones voor de Arranger Parts kiest u op dezelfde
manier als de Tones voor de Realtime-Parts, met één
verschil: de Arranger-Parts kunt u niet oproepen met
de Part Select-knoppen onder het display. U moet de
gewenste Part kiezen met de [DRUMS/PART] draaiknop in de Tone mode.
Zie “Regelaars gebruiken om Tones te kiezen” op
blz. 31 voor het kiezen van Tones.
Source
U beslist of de EM-2000 onthoudt welke Tones u aan
de Arranger Parts hebt toegewezen. Laat u de Sourceparameter onveranderd, dan zal u merken dat de
Music Style uiteindelijk weer de originele Preset Tones
kiest.
Met die Source-schakelaars kunt u echter ook zorgen
dat uw eigen Tone-keuze steeds voorrang krijgt op de
voorgeprogrammeerde Tones.
USR: De gekozen Tone blijft actief tot u een andere
Tone of een ander User Program kiest.
ARR: De Tone die u zelf voor de Arranger-Parts had
gekozen wordt vervangen door de Tone-keuze die in
de Music Styles zit verwerkt.
Opgelet: De Source-instellingen gelden enkel voor “interne”
commando’s. Programmakeuze-commando’s die via MIDI
IN worden ontvangen worden altijd uitgevoerd, welke
Source-instelling u ook kiest.
De Source-parameter kunt u als volgt instellen:
1.
2.
3.
wiens Source-schakelaar u wilt instellen.
De naam van de gekozen Part wordt door een pijl aangeduid (hierboven is dat “ADR”).
Druk op [TONE] om de Tone-mode te kiezen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F1] (Arrng).
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de Part
47
Spelen met begeleiding – Arranger
Opgelet: Als u twijfelt waar de PART-afkortingen precies
voor staan, zie dan “Arranger-Parts” op blz. 39.
4.
Gebruik de Part Select [UPPER1]-knop om de
Source-schakelaar op Usr of Arr te zetten.
Als u wilt, kunt u de gekozen Arranger-Part ook uitschakelen door op [M.BASS] te drukken. De naam
van een uitgeschakelde Part wordt in kleine letters
afgebeeld (bijvoorbeeld “ac2”).
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Opgelet: De gekozen Style en Tone (en nog een aantal
andere instellingen) kunt u opslaan als onderdeel van een
Performance Memory.
Opgelet: Onder “Uw instellingen of die van de Music
Styles?” op blz. 78 vindt u nog andere Source-schakelaars.
5.7 Bijkomende informatie voor
de Music Style-keuze
De interne Music Styles van de EM-2000 zijn verdeeld
over twee groepen: A en B. Elke groep bevat 8 banken
met telkens acht Styles.
Groep C bevat twee banken met telkens acht Custom
Style-geheugens (C11~C28). Dit zijn Flash ROMgeheugens (ROM-geheugens die u kunt overschrijven)
die ook Music Style-data bevatten.
De overige banken van groep C (C31~C88) en alle
banken van groep D (D11~87) zijn geheugens die
enkel verwijzingen naar Music Styles op een floppy,
Zip-, harde schijf enz. bevatten. Een computerspecialist zou deze geheugens “verkorte keuzetoetsen” (of
“macro’s”) noemen: ze dienen namelijk voor het uitvoeren van meerdere handelingen die u anders stap
voor stap zou moeten doorlopen. Kort en goed: de
Disk Link-geheugens zijn nog handiger dan de Database-functie op blz. 23.
nieuw programmeert, bevinden zich de betreffende
data in dit geheugen. De inhoud van dit geheugen
wordt gewist zodra u de EM-2000 uitschakelt.
Op blz. 19 komt u te weten hoe u Custom Music Style
moet selecteren.
Custom: 16 Music Styles (2 x 8) in het Flash ROM-geheugen
Disk Link: 111 verwijzingen naar Music Styles op floppy, Zip enz.
13 banken x 8 geheugens (C31~D78) + 1 bank x 7 geheugens (D81~D87)
D88 is het Style RAM-geheugen van de EM-2000.
Het D88-geheugen (groep D, bank 8, nummer 8) is
het enige RAM-geheugen voor Music Styles. Telkens
als u een Music Style kiest (intern, Custom of Disk
Link), worden de bijbehorende data naar dit geheugen
gekopieerd. Als u een bestaande Style edit of een
48
EM-2000 – Gebruikershandleiding
6. Opslaan/laden van registraties – User
Programs
De EM-2000 beschikt over 192 User Programs waarin u zowat alle instellingen, die u op het frontpaneel maakt, kunt
opslaan. Deze User Programs zijn compatibel met de Performance Memories van de G-1000, en wel in die zin dat u ook
Performance Memories van instrumenten van de G-serie kunt laden. Alle parameters die op de EM-2000 ontbreken
worden genegeerd, terwijl parameters die op de EM-2000 veranderd zijn op een zinvolle manier worden aangepast.
Voordat we de User Programs van de EM-2000 van dichterbij gaan bekijken moeten we echter nog één opmerking
kwijt: alle instellingen die verband houden met MIDI moet u opslaan in een MIDI Set (zie blz. 102).
MIDI-instellingen kunt u niet opslaan in een User Program. Hier is een eenvoudige reden voor: u hebt waarschijnlijk
veel meer geheugen nodig voor User Program-instellingen dan voor MIDI-instellingen. Bovendien zouden de User Programs trager laden als ze nog MIDI-data aan boord hadden.
Uw EM-2000 onthoudt ook de naam van de Music
Style die u in een bepaalde situatie gebruikt. Laadt u
nu een User Program dat naar een naam (Style) vraagt
die niet beschikbaar is, dan meldt het display het volgende:
Stop de disk in de drive en druk op Part Select
[M.DRUMS] om het nog eens te proberen. Als u zeker
weet dat u die datadrager niet bij hebt, druk dan op
Part Select [UPPER2]. In dat geval gebruikt de
EM-2000 verder de laatst gekozen Style.
Als de benodigde datadrager niet toegankelijk is, stelt
de EM-2000 een alternatief voor:
Hier kunt u op Part Select [M.DRUMS] drukken om
de voorgestelde drive te activeren. Als u zeker weet dat
die drive de benodigde Style niet bevat, drukt u op
Part Select [UPPER2].
Een vergelijkbaar systeem wordt nu ook voor Songs
toegepast. Een User Program kan namelijk ook een
verwijzing naar een bepaalde Song bevatten, zodat u
na het kiezen van dit geheugen enkel nog op Recorder
[PLAY ®/STOP ■] hoeft te drukken om de weergave
te starten. De mogelijke foutmeldingen in dit verband
zijn:
Hierboven hebben we al uitgelegd wat u in zo’n geval
moet doen. Als de benodigde drive niet toegankelijk is,
ziet het display er als volgt uit:
Druk op Part Select [UPPER2] (Exit) en kies een
ander User Program of laad de Style of Song zelf.
49
Opslaan/laden van registraties – User Programs
6.1 Instellingen opslaan in een
User Program
U kunt uw instellingen best regelmatig opslaan, zelfs
als u ze daarna nog verder wilt editen. Op die manier
kunt u steeds teruggaan naar de versie die u op een
bepaald moment had, als de nieuwe wijzigingen niet
het verwachte resultaat opleveren. U zou de User Programs dus als tijdelijke buffergeheugens kunnen
gebruiken die u regelmatig “up to date” brengt en
waarnaar u steeds kunt teruggaan als de laatst aangebrachte wijzigingen u niet bevallen.
Sla uw instellingen op nadat u…
• …Tones hebt gekozen voor de Realtime-Parts.
• …een Style of de eerste divisie hebt gekozen en nadat
u het tempo hebt ingesteld.
• …andere Tones aan de Arranger-Parts hebt toegewezen.
• …de volumebalans en de effectinstellingen hebt gewijzigd.
• …schakelaar-instellingen hebt gewijzigd (zie blz. 78).
Kort en goed: u kunt de instellingen best telkens
opslaan als u denkt dat ze goed zitten. Vind u de
daarna gemaakte instellingen maar niks, dan hebt u
nog steeds de vorige versie om op terug te vallen.
Als u de Memory Protect-functie later weer wilt
inschakelen, kunt u deze display-pagina weer oproepen.
User Program-naam
We moeten nog één ding doen voordat we het User
Program opslaan, en dat is er een naam aan geven. U
hoeft dit enkel te doen wanneer u een User Program
voor de eerste keer opslaat en u kunt de naam ook nog
programmeren nadat u het User Program hebt opge-
slagen. We raden u echter aan het nu te doen. Zo vermijdt u verwarring en extra werk achteraf.
Kies een naam die enigszins representatief is voor de
inhoud van het geheugen. De meest expliciete naam
die u kunt geven is de naam van het nummer waarvoor u deze instellingen wilt gebruiken.
Zo geeft u een naam aan uw User Program:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F4] (Name) en kies met de [PAGE] ▲▼
knoppen de “SINGL” pagina.
Geheugenbeveiliging (Memory Protect)
De EM-2000 is uitgerust met een geheugenbeveiliging
die automatisch samen met het instrument wordt
ingeschakeld. Memory Protect doet wat u ervan zou
verwachten: de functie zorgt dat u uw User Programs
en MIDI Sets niet zomaar kunt wissen.
Vóór het opslaan van een User Program krijgt u de
kans om de geheugenbeveiliging uit te schakelen (zie
verderop).
U kunt Memory Protect nog op een andere manier
uitschakelen, die u misschien wilt gebruiken vlak
nadat u uw EM-2000 hebt ingeschakeld:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om het Global-niveau te kie-
zen.
3.
Druk op [PAGE] ▲▼om de eerste Global-pagina te
kiezen:
4.
Open met de [DRUMS/PART]-regelaar het “slot”
op het geheugen van de EM-2000.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
3.
Zie blz. 25 voor het programmeren van namen.
4.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Opgelet: Vergeet niet uw instellingen (samen met de naam)
in een User Program op te slaan nadat u er een naam aan
hebt gegeven.
Instellingen opslaan
De EM-2000 biedt 192 User Programs. Daar kunt u zo
goed als alle instellingen van de EM-2000 opslaan (en
er zijn er nog veel meer dan we tot nu toe de revue
hebben laten passeren).
1.
Druk op de [WRITE]-knop onder het display en
houd hem ingedrukt.
De [SELECT]-knop in de TONE/USER PROGRAMsectie wordt automatisch op USER PROGRAM ingesteld (omdat u enkel User programs- en MIDI Setinstellingen kunt opslaan), dus hoeft u hier niet op
[SELECT] te drukken.
50
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Misschien vraagt u zich af waarom u [WRITE] ingedrukt moet houden. Dat hebben we gedaan om te
voorkomen dat u abusievelijk een bestaand User Program kunt overschrijven.
2.
Druk op een Tone/User Program [GROUP]-knop
om een groep te kiezen (A, B of C, de andere groepen
kunt u hier niet kiezen).
3.
Druk op een cijferknop (1~8) om het banknummer
in te brengen.
4.
Druk nog een keer op een cijferknop om een geheugen binnen de net geselecteerde bank te kiezen.
Het display bevestigt nu even dat de instellingen wel
degelijk in het gekozen geheugen opgeslagen zijn:
Als u de geheugenbeveiliging niet wilt uitschakelen,
moet u op Part Select [M.DRUMS] drukken. In dat
geval worden de instellingen echter niet in een User
Program opgeslagen (en dus gewist zodra u een ander
User Program kiest of de EM-2000 uitschakelt).
U kunt meerdere User Programs voor één nummer
aanmaken. Het kiezen van een User Program gaat
namelijk beduidend sneller dan het bladeren door de
menupagina’s van de EM-2000 om instellingen te wijzigen, enz. U kunt beter één User Program voor het
eerste deel, eentje voor de brug, en eentje voor het
einde maken. Op die manier kunt u bijvoorbeeld wat
afwisseling brengen in de effectinstellingen van de
Realtime- en/of Arranger-Parts.
6.2 User Programs kiezen
1.
Druk op de TONE/USER PROGRAM [SELECT]-
knop tot de USER PROGRAM-indicator oplicht.
2.
Druk op een [GROUP]-knop om een User Program-groep te kiezen. Ook hier kunt u enkel groep
A~C kiezen (de overige groepen zijn enkel beschikbaar voor de Tone-keuze).
5.
Laat de [WRITE]-knop weer los.
Als de geheugens van de EM-2000 beveiligd zijn, krijgt
u nu de volgend melding te zien:
6.
Druk op Part Select [UPPER1] (Yes) om deze bevei-
liging uit te schakelen.
(Hier hebben we groep A gekozen.)
3.
Druk op een cijferknop (1~8) om het banknummer
in te brengen.
Opgelet: Dit kunt u al een aantal maten of tellen vóór de
plaats doen waar deze wijziging moet worden uitgevoerd.
Pas als u het User Program-nummer ingeeft kiest de
EM-2000 namelijk de bijbehorende instellingen.
51
Opslaan/laden van registraties – User Programs
4.
Druk op een cijferknop om een User Program-
geheugen te kiezen.
De bij dit geheugen behorende instellingen worden nu
geladen.
Opgelet: U hoeft niet telkens alle User Program-instellingen
te laden. Zie “Selectief laden van User Program-instellingen
(User Program Hold)” op blz. 53 voor verdere inlichtingen
hieromtrent.
00 FreePanl kiezen
Het verdient aanbeveling om, vóór het starten van de
Recorder-weergave User Program 00 FreePanl te kie-
zen. Dit geheugen bevat namelijk de standaardinstellingen van de EM-2000. U herinnert zich misschien
dat we dit geheugen ook hebben geladen voordat we
de demosongs beluisterden.
Ook de 00 Free Panl-instellingen kunt u wijzigen en
op gelijk welk moment kiezen. De inhoud van dit
ROM-geheugen wordt na uitschakelen van de
EM-2000 echter weer geïnitialiseerd.
1.
Druk tegelijk op User Program [√ DOWN] en
[UP ®] om de 00 FreePanl-instellingen te kiezen.
Opgelet: Deze User Program kunt u enkel lezen – u kunt er
geen data in opslaan.
Resume
Met de Resume-functie laadt u opnieuw de 00
FreePanl-instellingen en wist u dus alle instellingen die
u zelf hebt gemaakt sinds u de EM-2000 inschakelde.
De Resume-functie laat echter toe om te kiezen welke
instellingen van User Program 00 precies moeten worden geladen:
Tone: Enkel de Tone-keuze en de Source-instellingen
(Arranger-Parts) van User Program 00 worden geladen. Zie “Source” op blz. 47.
Mixer: Enkel de Mixer-instellingen van User Program
00 worden geladen. (Zie blz. 72 en 73.)
Param: Enkel de instellingen van de Parameter-mode
worden geladen. (Alle instellingen die u kunt maken
nadat u, op de Master-pagina, op [F2] gedrukt hebt.)
All: Alle instellingen van User Program 00 worden
geladen.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om het Global-niveau te kie-
zen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de eerste Global-pagina:
4.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
instellingen die u wilt laden (zie hierboven).
5.
Hebt u de gewenste instellingen gevonden, druk
dan op [M.BASS] (Execute) om ze te laden.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Opgelet: U kunt 00 FreePanl ook laden door uw EM-2000
uit en weer in te schakelen. Dit komt echter op hetzelfde
neer als All selecteren.
User Programs met de [√ DOWN][UP ®]
knoppen kiezen
De volgende methode bewijst vooral zijn nut wanneer
u twee of meer User Programs voor één nummer hebt
geprogrammeerd of als de volgorde van de User Programs perfect overeenkomt met die van de nummers
die u gaat spelen (dus de instellingen van het eerste
stuk of het eerste deel van dat stuk zitten in geheugen
A11, die van het tweede stuk of het tweede deel van
dat stuk in A12 enz.). In zo’n situatie volstaat het dat u
op [√ DOWN] of [UP ®] drukt om snel het juiste
User Program te kiezen, waarbij u zich geen zorgen
meer hoeft te maken over welke TONE/USER PROGRAM-knoppen u moet indrukken.
[UP ®]: Hiermee kiest u het volgende User Program
(bijvoorbeeld A13 als u zich op A12 bevindt).
[√ DOWN]: Hiermee kiest u het vorige User Program (bijvoorbeeld A11 als u zich op A12 bevond).
Opgelet: Drukt u op [UP ®] terwijl u zich op A88 bevindt,
dan kiest de EM-2000 B11. Volgens dezelfde logica kiest de
EM-2000 A88 als u op [√ DOWN] drukt terwijl u zich op
B11 bevindt.
U kunt ook User Programs met een voetschakelaar
kiezen die u op de FOOT SWITCH-jack op het achterpaneel aansluit. Zie “Usr Up” en “Usr Down” op
blz. 29 in het Referentieboek voor meer details.
52
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Selectief laden van User Program-instellingen (User Program Hold)
De functie die we hier bespreken heeft veel weg van de
Resume-functie voor User Program 00 (zie hierboven). Deze functie heet User Program Hold en geldt
voor de “normale” (programmeerbare) User Programs.
User Program Hold stelt u in staat om een aantal
instellingen van het vorige User Program te behouden
wanneer u een ander User Program kiest. Op die
manier kunt u bijvoorbeeld snel andere Tones toewijzen aan de Realtime- en/of Arranger-Parts zonder dat
u daarbij automatisch de Style-parameters uit het
betreffende Performance-geheugen moet laden.
Laten we de mogelijkheden even van dichterbij bekijken. User Program Hold heeft zijn eigen knoppen op
het frontpaneel, waarmee u de functie in en uit kunt
schakelen.
[STYLE]/[SONG]: Druk op deze knop (indicator licht
op) als u alle User Program-instellingen wilt laden
behalve degene die verband houden met de Arranger
(Style en Divisie) of Song (zie blz. 46 in het Referentie-boek).
[TONES]: Druk op deze knop (indicator licht op) als
u alle User Program-instellingen wilt laden behalve
degene die verband houden met de Tone-keuze voor
de Realtime-Parts.
[KBD MODE]: Druk op deze knop (indicator licht
op) als u alle User Program-instellingen wilt laden
behalve degene die verband houden met Assign
(Whole Left, Split, Whole Right enz.) en Arranger Chord (Standard, Piano Style, Left, Right enz.).
[TRANSPOSER]: Druk op deze knop als u alle User
Program-instellingen, met uitzondering van Transpose (waarde en mode) en Octave Down/Up wilt
laden.
Op een User Program Hold-knop drukken zonder
daarna een geheugen te kiezen is zinloos en heeft dan
ook geen effect. Het geselecteerde datafilter (want dat
is de User Program Hold in feite) begint pas te werken
zodra u een User Program kiest.
Hold moet u dus interpreteren als “houd de instellingen van het vorige User Program aan”. Wilt u weer alle
instellingen van het nieuwe User Program laden, druk
dan op de User Program Hold-knop waarvan de indicator nog brandt (alle indicators moeten dus doven).
6.3 Archiveren van uw User
Programs
Bij wijze van “archiveren” kunt u uw User Programs
als User Program Sets naar een disk wegschrijven. In
dat geval worden alle 192 geheugens in één handeling
weggeschreven. Ook aan dergelijke Sets kunt u een
naam geven om ze achteraf snel terug te vinden. Dit
doet u als volgt:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F4] (Name) en kies met de [PAGE] ▲▼
knoppen de “SET”-pagina.
3.
Zie blz. 25 voor het programmeren van namen.
4.
U zou nu op Part Select [M.DRUMS] kunnen drukken om uw User Program “Set” (d.w.z. alle 192 User
Programs) naar een disk weg te schrijven.
Hierdoor gaat u dan naar de Save User Program Setpagina (zie blz. 76 in het Referentieboek). Deze
“sprong” is handig omdat u ook “terug kunt springen”.
5.
Druk op [F5] (Exit) om naar de Master-pagina
terug te keren.
Opgelet: Op blz. 15 vindt u meer details over de Master
Display-functie en de WRITE-knop (Part Select
[LOWER1]).
53
Opslaan/laden van registraties – User Programs
6.4 User Program Song Recall
User Program Song Recall is een functie waarmee u
voor elk User Program een verwijzing naar een Song
kunt programmeren. Als u zo’n User Program laadt,
wordt de betreffende Song automatisch voorbereid.
De Song bevindt zich op een disk, wat dus betekent
dat de betreffende disk toegankelijk (Mount) moet
zijn op het moment dat u het User Program kiest.
Alles wat u dan nog hoeft te doen is op Recorder
[PLAY ®/STOP ■] te drukken om de weergave van
de Song te starten.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F1] (Glbal) om het Global-niveau te kie-
zen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de zesde Global-pagina.
4.
Druk op [M.BASS] onder het display om “On” te
kiezen als de gekozen Song moet worden voorbereid
telkens als u dit User Program kiest.
Druk nog een keer op deze knop om “Off” te kiezen.
In dat geval ziet het display er als volgt uit:
Als de gekozen disk geen Song-data bevat, ziet het display er als volgt uit:
5.
Ga naar de Disk List-pagina en gebruik List
([BASS/BANK]) om een Song te kiezen en Capture
om hem toe te wijzen en terug te keren naar de User
Program Song Recall-pagina. De naam van die Song
wordt nu in het display afgebeeld.
Opgelet: Gebruik de [F4] (Device) functie om naar de Disk
List-pagina te gaan en een andere datadrager te kiezen.
54
7. Chord Sequencer
EM-2000 – Gebruikershandleiding
De Chord Sequencer van uw EM-2000 is een bijzonder krachtig hulpmiddel waarmee u een bepaalde
reeks akkoorden kunt vastleggen en deze naar believen
kunt laten herhalen, terwijl u er een melodie of solo
overheen speelt. Op die manier kunt u de begeleiding
voorbereiden van een Song die u met de Recorder wilt
opnemen (zie blz. 57).
Een Chord Sequence is een reeks instructies die de
Arranger vertellen welke akkoorden hij moet spelen.
Het is dus het akkoordenschema van een nummer.
Chord Sequences vertellen de Arranger bovendien
waar en wanneer hij een andere Style-divisie moet kiezen. Kort en goed: hiermee kunt u de bediening van de
Arranger automatiseren.
7.1 Chord Sequence voor een
heel nummer opnemen
Met de Chord Sequencer van de EM-2000 kunt u de
begeleiding van een volledige Song opnemen. Van
deze mogelijkheid kunt (en zou) u best gebruik maken
als u een opname met de Recorder wilt voorbereiden
(zie blz. 57). Dan hoeft u zich tijdens het opnemen
geen zorgen te maken over het kiezen van Styles, divisies, enz. en kunt u zich op de melodie concentreren.
1.
Kies de Style, de divisie, en het niveau (Advanced of
Basic) van de Music Style die u wilt gebruiken (zie
blz. 40). (U kunt dit ook sneller doen door een User
Program te kiezen, zie blz. 51.)
2.
Verander het tempo als u het voorgeprogrammeerde tempo niet wilt gebruiken.
Ga nog eens te rade bij “Auto Tempo en Tempo Lock”
op blz. 46. Met deze functies kunt u zorgen dat het
gekozen tempo ook mee wordt opgenomen.
3.
Activeer de [SYNC] START-functie indien u de
Style-weergave op deze manier wilt starten.
4.
Druk op Chord Sequencer [REC●/STOP■] (indi-
cator knippert).
5.
Speel het eerste akkoord in het akkoordherkenningsgebied (zie blz. 42) of druk op de [START/
STOP]-knop om de weergave van de Music Style met
de hand te starten. Speel nu het volledige nummer en
doe daarbij alles wat u bij een normale (niet opgenomen) uitvoering met Music Styles zou doen.
6.
Aan het einde van de Song drukt u op [START/
STOP] (Arranger-sectie).
Opgelet: U hoeft niet op [START/STOP] te drukken als u
het nummer afsluit met Ending of Fade Out.
7.
Druk op de Chord Sequencer [REC●/STOP■]-
knop (indicator knippert).
De weergave van de Chord Sequence kan op dezelfde
manier worden gestart als een Music Style. Zie “Starten van een Music Style” op blz 39. U zou echter ook
op de [PLAY ®/STOP ■]-knop kunnen drukken.
7.2 Twee Chord Sequencer-modes
De EM-2000 heeft een functie waarmee u kunt kiezen
wat u wilt opnemen met de Chord Sequencer. Voordat
we daar op ingaan, moeten we u eerst het concept Note To Arranger uitleggen.
NTA (Note To Arranger)
De Arranger reageert op de noten en akkoorden die u
speelt in het akkoordherkenningsgebied van het klavier (zie blz. 42). De noten waarmee u de Arranger het
juiste akkoord doet spelen noemen we Note To Arran-ger.
De Note To Arranger-noten zijn dus de noten die de
Arranger “leest” om te weten welk akkoord hij moet
spelen. Zoals u weet, worden deze akkoorden door alle
Arranger-Parts (behalve de drumpartij) gevolgd.
Het voordeel van het NTA (of Note To Arranger) systeem bestaat erin dat het geen grote belasting betekent
voor de Chord Sequencer of een externe sequencer,
aangezien de begeleidingspatronen zelf (en alle noten
en instructies die daarbij horen) niet worden opgenomen. Een vereiste bij het gebruik van deze functie is
wel dat u exact dezelfde Style-instellingen kiest als
toen u de NTA-noten opnam. Bovendien moet u de
NTA-noten naar een instrument sturen dat is uitgerust met een Intelligent Arranger.
Opgelet: De Recorder van de EM-2000 (zie blz. 57) neemt
geen NTA-noten maar de Style-partijen, aangevuld met
alle versieringen enz. op. Om een Standard MIDI File weer
te geven die werd opgenomen met de Recorder van de
EM-2000 volstaat het dus dat u een GM/GS-compatibele
klankmodule gebruikt.
55
Chord Sequencer
Style Change
Dit is de functie waarmee u bepaalt wat de Chord
Sequencer allemaal moet opnemen. Deze functie noemen we Style Change (afgekort Stl Change).
In wat volgt leggen we uit wat de mogelijkheden van
deze functie zijn en hoe u ze instelt:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk vervolgens op [F1] (Glbal) om naar de Glo-
bal-pagina te gaan.
3.
Druk zo vaak op [PAGE] ▼ tot de volgende pagina
in het display verschijnt:
4.
Schakel de functie met de [UPPER/VARIATION]-
regelaar in (On) of uit (Off).
On: All handelingen, die verband houden met de
Arranger, worden opgenomen. Hierbij horen:
• Style-keuze
• Division-keuze (d.w.z. wanneer u op [ENDING],
[TYPE] enz. drukt)
• Tempowaarde (evenals AUTO en LOCK) en -veranderingen
• Weergavevolume van de ACC-Parts (dat via de
Dynamic Arranger-functie wordt bepaald).
• Alle User Program-instellingen i.v.m. de Arranger.
• NTA-noten.
Off: De Chord Sequencer neemt enkel de NTA-noten
op. Bij de weergave van de Chord Sequence kunt u dus
probleemloos een andere Music Style kiezen.
In de meeste gevallen laat u deze parameter waarschijnlijk op On staan, zodat alle Arranger-informatie
wordt opgenomen door de Chord Sequencer. On is de
standaardinstelling voor deze functie. Wilt u enkel de
NTA-informatie opnemen, kies dan Off.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Tip: Als u de Chord Sequencer gebruikt als voorbereiding van de begeleiding voor uw eigenlijke opname,
hoeft u zich bij die opname enkel nog op de melodie te
concentreren.
7.3 Realtime-opname
Hiermee bedoelen we dat de Arranger reeds loopt
wanneer u uw Chord Sequence begint op te nemen.
Om dit te kunnen doen moet u wel Stl Change op Off
instellen.
1.
Start de weergave van de Arranger (zie blz. 39).
2.
Druk één of twee tellen vóór de plaats waar de
opname moet beginnen op [REC●/STOP■].
De indicator van de [REC●/STOP■]-knop begint te
knipperen en licht vanaf de eerste tel van de volgende
maat op om aan te geven dat de Chord Sequencer aan
het opnemen is.
3.
Zodra u alle akkoorden hebt gespeeld, drukt u op
Chord Sequencer [PLAY ®/STOP ■].
Op de eerste tel van de volgende maat keert de Chord
Sequencer terug naar het begin van de akkoordenreeks
die u zonet hebt gespeeld en herhaalt deze akkoorden
in een lus tot u op de [PLAY ®/STOP ■]-knop drukt.
Opgelet: Als u met de Chord Sequencer in Realtime wilt
opnemen en de akkoordenreeks in een lus wilt weergeven,
moet de Stl Change-functie op Off staan.
Wilt u de Chord Sequence die u net hebt opgenomen
niet meteen weergeven, druk dan op de Chord
Sequencer [PLAY ®/STOP ■]-knop.
Opgelet: De laatste Chord Sequence die u opneemt, voordat
u de EM-2000 uitschakelt, blijft in het geheugen bewaard
tot u een andere Chord Sequence opneemt.
Tip: U kunt Chord Sequences wegschrijven naar en
laden van disk. Dit doet u best voordat u een andere
Chord Sequence opneemt. Alleen dan kunt u de
Sequence in het geheugen later nog eens gebruiken.
7.4 Chord Sequence weergeven
Om een Chord Sequence weer te geven moet u op de
Chord Sequencer [PLAY ®/STOP ■]-knop drukken
(indicator licht op) en de Music Style op één van de
manieren starten die we reeds hebben besproken (zie
blz. 39).
Druk op Chord Sequencer [PLAY ®/STOP ■] om de
weergave van de Chord Sequence te stoppen. Houd er
wel rekening mee dat u hiermee niet de Arranger
stopt. Hoe u dát doet kunt u nalezen op blz. 39.
56
8. Recorder (GM/GS-mode)
EM-2000 – Gebruikershandleiding
De Recorder van uw EM-2000 is een Standard MIDI
File Player/Recorder.
Bovendien beschikt u nog over de Chord Sequencer,
waarmee u de begeleiding zodanig kunt voorbereiden
dat u zich op de solopartijen kunt concentreren zonder u het hoofd te moeten breken over het indrukken
van knoppen en het kiezen van Styles. Zie “Chord
Sequencer” op blz. 55.
De Recorder van de EM-2000 leest GM/GS compatibele Standard MIDI files en "i"® files. "i"® is Roland’s
eigen Song-formaat met een spoorindeling voor educatieve doeleinden.
Opgelet: In dit deel gebruiken we de woorden “Song” en
“Standard MIDI File”, zodat u zich misschien afvraagt wat
het verschil tussen die twee is. Er is geen verschil. Alle weergavefuncties die hieronder de revue passeren kunt u dus ook
toepassen op Standard MIDI Files.
8.1 Song opnemen
Formateren van een disk
Voordat u met de Recorder begint te werken, is het
verstandig een diskette of Zip-schijf voor te bereiden.
Als u liever met een diskette werkt, kies dan vooral een
hoogwaardige 2HD-diskette.
Als de diskette (floppy) die u wilt gebruiken al voor
een IBM PC is geformateerd, hoeft u dat niet meer te
doen, hoewel de EM-2000 sneller werkt met datadragers die hij zelf geformateerd heeft. Dit laatste doet u
als volgt:
1.
Steek de diskette in de disk drive. Gaat het om een
ongeformateerde floppy of om een floppy die voor
een andere computer of sequencer dan de EM-2000
(of een IBM PC/compatibele computer) is geformateerd, dan beeldt het display één van de volgende
boodschappen af:
DOS omdat de toegang tot de data dan sneller gaat.
Alle andere datadragers (disks”) moeten met de
EM-2000 worden geformateerd om überhaupt bruikbaar te zijn.
Als de melding “Unknown Disk Format” wordt afgebeeld, kunt u de betreffende pagina enkel verlaten
(Exit). Haal de floppy uit de drive en steek er een
andere in. Weet u echter zeker dat de “onbekende” diskette geen belangrijke data bevat, kunt u ze met de
Format-functie formateren:
• Druk op de Master-pagina op [F5] (Disk).
• Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F3] (Utlty)
drukt.
• Druk op [F3] (Formt). Het display ziet er nu als volgt
uit:
• Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de disk
die u wilt formateren (“FDD” betekent “floppy” en
“ID5” verwijst naar de interne Zip-drive.)
Opgelet: Let erop dat u niet de bij de EM-2000 geleverde
Zip-schijf formateert. Het zou toch jammer zijn dat alle
waardevolle data die erop staan gewist worden…
• Druk op Part Select [M.DRUMS] (Proceed). Om veiligheidsredenen moet u dit commando bevestigen:
De naam van de drive (Device) en de melding verschillen naar gelang de hierboven gekozen datadrager.
Gaat het om ID5 (of een ander SCSI-apparaat), ziet
het display er nu als volgt uit:
Hier hebt u twee mogelijkheden: u kunt op de Part
Select [M.DRUMS]-knop drukken om de floppy te
formateren, of op Part Select [UPPER2] (Exit) om
deze pagina te verlaten zonder de floppy te formateren.
Hier kunt u dus de disk in de gekozen drive formateren. Overigens is het een goed idee om ook floppies te
formateren die al “voorgeformateerd” zijn voor MS-
Druk op Part Select [M.DRUMS] om de Quick For-mat-functie te starten. Deze optie kunt u kiezen om
nieuwe (in de regel PC-geformateerde) datadragers te
“initialiseren”. Dat gaat aanzienlijk sneller dan het
gebruik van de Format-functie (Part Select
57
Recorder (GM/GS-mode)
[UPPER1]). Deze laatste hebt u in principe enkel
nodig voor schijven die eerst op een ander platform
(andere datastructuur) hebt gebruikt. Begin dus altijd
met Quick Format. Werkt dit niet, dan moet u Format
kiezen.
Deze pagina kunt u, door op [F5] (Exit) te drukken,
weer verlaten zonder het formateren te verstoren. Op
die manier kunt u dus iets anders doen, terwijl de
EM-2000 de schijf op de “achtergrond” formateert.
Tijdens het formateren verschijnt dan de melding
FORMATTING rechtsboven op de display-pagina
waar u naartoe gaat.
Vóór de opname
Opnemen zonder de Arranger is mogelijk, maar we
gaan ervan uit dat u dat niet wilt doen. In dat geval
zijn dit de dingen die u vóór de opname moet doen:
1.
Als u de Arranger niet in Realtime wilt bedienen,
moet u eerst de Chord Sequence opnemen (zie
blz. 55).
2.
Stop de weergave van de momenteel gekozen Style.
3.
Kies de gewenste Tones voor de Realtime-Parts
waarmee u wilt opnemen.
4.
Kies de benodigde KEYBOARD ASSIGN-mode
(blz. 27~28).
5.
Kies de benodigde Arranger Chord-mode (zie
blz. 42).
Stap (4) en (5) zijn enkel nodig als u de Chord
Sequence niet als begeleiding wilt gebruiken.
6.
Kies de Style, de Division enz. die u wilt gebruiken.
OF:
Druk op de [PLAY ®/STOP ■]-knop van de Chord
Sequencer (indicator knippert).
7.
Druk op [SYNCHRO], zodat de START-indicator
oplicht.
Opgelet: Het kan ook sneller: als u alle instellingen, die u
voor het op te nemen nummer nodig hebt, in een User Program hebt opgeslagen, hoeft u enkel maar dit User-geheugen te kiezen (zie blz. 51) en vervolgens op de [PLAY ®/
STOP ■]-knop van de Chord Sequencer te drukken.
8.2 Opname…
8.
Druk op de [REC●]-knop in de Recorder-sectie.
9.
Druk op de [START/STOP]-knop-knop (Arrangersectie) of speel een noot in het akkoordherkenningsgebied (Assign) van het klavier (als u de Synchro
START-functie hebt ingeschakeld).
10.
Begin te spelen.
11.
Druk aan het einde van het nummer nog een keer
op de [PLAY ®/STOP ■]-knop om de opname te
stoppen.
De EM-2000 springt nu naar de volgende pagina:
Opgelet: U hoeft uw Sng nu nog niet weg te schrijven,
omdat hij zich ook in het interne geheugen van de EM-2000
bevindt. Het zou echter slim zijn dit nu toch al te doen. Op
die manier kunt u namelijk naar deze versie terugkeren als
eventuele latere wijzigingen niet het gewenste resultaat
opleveren (de Song kan namelijk ook worden geëdit, zie
blz. 37 in het Referentieboek).
12.
Als u de Song naar een disk wilt wegschrijven,
drukt u op Part Select [UPPER1] (anders moet u op
Part Select [M.DRUMS] drukken).
Indien u op Part Select [UPPER1] drukt, springt de
EM-2000 nu naar de volgende pagina:
13.
Druk, indien nodig, op Part Select [M.DRUMS]
om naar de pagina te springen waar u een andere
datadrager kunt kiezen (ID5= interne Zip-drive,
FDD= floppydisk-drive).
14.
Breng de cursor met Part Select [UPPER2] (√) en
UPPER1] (®) naar de gewenste positie in het FileName-veld.
Opgelet: Om de compatibiliteit met het MS-DOS®-formaat
niet in het gedrang te brengen, worden enkel de eerste acht
tekens van de bestandsnaam naar de disk weggeschreven
(voor File Name kunt u maximaal acht tekens programmeren). Bovendien kan eenzelfde naam nooit twee keer op
dezelfde datadrager worden gebruikt.
15.
Geef de gewenste tekens in. Hiervoor kunt u de
[LOWER/NUMBER]- en [UPPER/VARIATION]regelaar of de knoppen va de TONE/USER PROGRAM-sectie gebruiken (zie ook blz. 25).
16.
Druk op de Part Select-knop die aan EXECUTE
toegewezen is.
Alle Songs worden in het Standard MIDI File-formaat
opgeslagen. Het voordeel hiervan is dat u ze op gelijk
welk MIDI-instrument, sequencer of computer kunt
afspelen dat/die SMF-bestanden kan lezen.
Het display ziet er nu als volgt uit:
58
(Druk op [F5] (Exit) om deze pagina meteen weer te
verlaten. Tenslotte is uw EM-2000 multitasking.)
Zodra de data weggeschreven zijn, verschijnt de melding OK Save Complete in het display en keert u terug
naar de eerder gekozen pagina.
U zou nu nieuw materiaal op andere sporen kunnen
opnemen of uw nummer editen (zie ook blz. 63). Als
bepaalde instellingen tegenvallen, zie dan “Header
Post Edit” op blz. 46 in het Referentieboek om ze te
corrigeren. Op die manier hoeft u niet de hele Song
opnieuw op te nemen.
8.3 Song-weergave
Om een Standard MIDI File te kunnen weergeven,
moet u de benodigde datadrager in de betreffende
drive stoppen en de benodigde Song kiezen. Onder
“Snelle toegang tot Music Styles en Songs op de bijgeleverde Zip-schijf” op blz. 23 komt u te weten hoe u
dat op een snelle manier kunt doen.
Opgelet: In bepaalde gevallen wordt bij het insteken van een
floppy een display-pagina afgebeeld die u toelaat om de bijbehorende drive (FDD) te activeren (CURRENT DEVICE).
Zie “Insteken van floppies” op blz. 108 voor nadere details.
Tijdens de weergave van Recorder Songs wordt de
EM-2000 omgetoverd in een GM/GS-klankmodule,
waarbij de Arranger-sectie wordt uitgeschakeld. De
GM/GS mode wordt geselecteerd zodra u de weergave
start of op de [GM/GS MODE]-knop drukt.
Als u een Song weergeeft met de Recorder, blijven de
Realtime-Parts actief. U kunt ze dus individueel in- en
uitschakelen. Op die manier kunt u Standard MIDI
Files ook als begeleiding gebruiken.
Druk tegelijkertijd op User Program CANCEL
[√ DOWN] en [UP ®] om het voorgeprogrammeerde User Program (Free Panl) te kiezen.
Het 00 FreePanl User Program-geheugen bevat de
standaardinstellingen voor alle Parts en zorgt ervoor
dat u de Songs hoort zoals de artiest ze opgenomen
heeft.
U kunt met de EM-2000 ingrijpen op de manier
waarop Standard MIDI Files worden weergegeven. Op
die manier kunt u de weergave van Standard MIDI
Files zo aanpassen dat u ze, net zoals de Arranger, kunt
gebruiken als begeleiding.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Opgelet: De keuze van de GM/GS-mode vormt een uitzondering op de multitasking-regel van de EM-2000. Het drukken op de [GM/GS MODE]-knop blijft namelijk zonder
gevolg als de Arranger nog een Style weergeeft. U kunt de
GM/GS-mode dus pas kiezen nadat u de Arranger gestopt
hebt. Andersom geldt dit ook: u kunt de Arranger niet starten als de indicator van de [GM/GS MODE]-knop oplicht.
Het display beeldt nu op de onderste regel de volledige
naam af van de eerste (of een andere) Song op de disk
en in het “Music Style- of Song-adres en -naam” venster de MS-DOS
1.
Zie “Snelle toegang tot Music Styles en Songs op de
bijgeleverde Zip-schijf” op blz. 23 voor het kiezen van
de gewenste Song.
2.
Druk op de Recorder [PLAY ®/STOP ■] knop om
de weergave van de gekozen Song te starten.
De Song wordt tot het einde weergegeven, waarna de
weergave stopt. U kunt de Recorder ook eerder stoppen door op [PLAY ®/STOP ■] te drukken.
Opgelet: U kunt ook “Song-ketens” programmeren. Zie
“Song Sets” op blz. 14 in het Referentieboek.
Opgelet: Songs op een floppy, Zip-schijf enz. kunt u aan een
User Program koppelen, zodat bij het laden van dat User
Program-geheugen ook automatisch de toegewezen Song
wordt voorbereid. Zie “User Program Song Recall” op
blz. 54.
®
(dus de bestands-)naam.
8.4 Handige functies voor de
Recorder-weergave
Lyrics (liedjesteksten)
Als u GM/GS-mode kiest, verandert de vierde optie op
de Master pagina van UsrSt in [F4] Lyrcs. Druk dus op
deze knop om de Lyrics-pagina op te roepen.
Een welbepaalde Song weergeven
Als u graag weet wat u aan het doen bent, moet u nu
op de [GM/GS MODE]-knop drukken (de bijbehorende indicator licht op en alle indicators i.v.m. de
Arranger doven).
Hierdoor maakt u van de EM-2000 een GM/GSklankbron.
Opgelet: Eigenlijk hoeft u de GM/GS-mode niet speciaal te
kiezen omdat dat bij het drukken op Recorder [PLAY ®/
STOP ■] automatisch gebeurt.
Met deze functie kunt u de tekst van de Song die de
Recorder weergeeft in het display afbeelden. De woorden die u moet zingen worden, in pure karaoke-stijl,
op het juiste moment aangeduid. Let wel: deze functie
werkt alleen voor Standard MIDI Files die teksten
bevatten. Uw Roland dealer geeft u hierover meer
details.
Druk op [F5] (Exit) om naar de Master-pagina terug
te keren.
59
Recorder (GM/GS-mode)
Voorspoelen, terugspoelen en Reset
Om binnen de Song voor of terug te spoelen drukt u
eerst op Recorder [PLAY ®/STOP ■] en vervolgens
op [FWD ®®] om voor te spoelen, of op
[√√ BWD] om terug te spoelen. Met één druk op
[FWD ®®] belandt u in de volgende maat van de
Song, terwijl u met één druk op [√√ BWD] in de
vorige maat belandt. Door één van de knoppen ingedrukt te houden spoelt u sneller vooruit c.q. terug. In
het display ziet u op welke maat u zich bevindt.
Druk op [|√ RESET] om terug te gaan naar de eerste
maat van de Song. Vóór u de [|√ RESET]-knop kunt
gebruiken moet u ook eerst de weergave stoppen.
Opgelet: Deze knoppen werken enkel in de GM/GS-mode.
U kunt ze niet gebruiken terwijl de Arranger actief is.
Weergavelussen
Nog zo’n handige functie van de Recorder is dat u
weergavelussen (Loops) kunt programmeren. Ook dit
kunt u zowel doen tijdens de weergave als wanneer de
Recorder is gestopt.
1.
Druk op [MARKER ACB] op de plaats waar u de
Loop wilt laten beginnen (de indicator knippert).
MARKER ACB
A
2.
Spoel vooruit naar de maat waar u de lus wilt laten
eindigen en druk nogmaals op [MARKER A
indicator dooft).
CB] (de
4.
Om de weergave te stoppen drukt op de Recorder
[PLAY ®/STOP ■] knop.
8.5 Spelen met Standard MIDI
File-begeleiding (Minus One)
Bij een Song die u op de EM-2000 weergeeft kunt u
gelijk welke Part tijdelijk uitschakelen. Zo zou u bijvoorbeeld de solopartij van de Song kunnen uitschakelen en hier zelf een partij voor in de plaats spelen.
Dit noemen we Minus One-weergave (aangezien één
partij van de originele Song niet wordt weergegeven).
De EM-2000 kan echter nog meer: u kunt gelijk welke
Part individueel afluisteren (solo) of u kunt verschillende Parts uitschakelen.
In de Recorder (of beter GM/GS) mode blijven alle
Realtime-Parts actief. U kunt dus Upper1/2/3,
Lower1/2, en Manual Bass in gelijk welke combinatie
gebruiken (zie blz. 27). Ook de Manual Drums-Part
kunt u gebruiken, maar, zoals u weet, worden de
andere Realtime Parts tijdelijk uitgeschakeld zodra u
de M.Drums Part selecteert.
Opgelet: Als u een nieuwe Song weergeeft of (met
[|√ RESET]) terugkeert naar het begin van de huidige
Song, worden alle Realtime-Parts, behalve Upper1, uitgeschakeld en kiest de EM-2000 de Whole Right Keyboard
Mode. Hiervoor moet u wel 00 FreePanl kiezen CANCEL
[√ DOWN] and [UP ®].
Opgelet: Kies het “00 Free Pnl” User Program niet als u zelf
de controle over de Keyboard Mode en Tone-keuze wilt
behouden. Kies dus gelijk welk ander User Program, stelt de
Realtime-Parts in zoals u ze wilt laten klinken en sla deze
instellingen op in een User Program
Tones kunt u op dezelfde manier kiezen als in de
Arranger (normale EM-2000) mode. Zie “Tones voor
de Realtime-Parts kiezen” op blz. 31. Er bestaat echter
ook nog een functie waarmee u de gekozen Tone kunt
koppelen aan bepaalde parameterinstellingen voor de
Song-Parts. Op die manier klinken de Realtime-Parts
tijdens het “Minus One spel” net zoals de originele
Part (zie “Tone Change: Old, G-800 en EM” op
blz. 62).
MARKER ACB
A
Dergelijke lussen kunt u ook tijdens de weergave programmeren. Houd er wel rekening mee dat de Recorder steeds de eerste tel van de volgende maat opslaat.
3.
Om de Loop die u zonet hebt geprogrammeerd
weer te geven, houdt u Recorder [|√ RESET] ingedrukt en drukt u op [PLAY ®/STOP ■].
Aan het einde van maat B springt de Recorder meteen
weer naar maat A en speelt hij het fragment opnieuw.
B
60
Song-tempo veranderen
U kunt het (voorgeprogrammeerde) Song-tempo met
het [TEMPO]-wiel veranderen. Dergelijke wijzigingen
zijn echter maar tijdelijk en worden door tempocommando’s in het nummer weer ongedaan gemaakt.
Bovendien wordt weer het Preset-tempo gekozen
zodra u op [|√ RESET] drukt om naar het begin van
de Song terug te gaan.
Om ongewenste geprogrammeerde tempoveranderingen te voorkomen kunt u de [TEMPO] AUTO/LOCKknop gebruiken. Die werkt ongeveer op dezelfde
manier als in de EM-2000-mode:
AUTO aan: Als u een Standard MIDI File weergeeft
vanaf het begin, laadt de Recorder niet het Preset
Song-tempo. Tempoveranderingen worden weliswaar
uitgevoerd, maar relatief ten opzichte van het huidige
tempo (dat u zelf hebt ingesteld).
Bijvoorbeeld: Een bepaalde Song waarvan het Preset
tempo op = 100 is ingesteld bevat een commando dat
het tempo opvoert naar = 120 (+20%). U stelt het
tempo in op = 80. Het tempocommando versnelt het
tempo dan tot = 96.
LOCK aan: Als u een Standard MIDI File weergeeft
vanaf het begin, gebruikt de Recorder niet het Preset
Song-tempo. Tempoveranderingen worden evenmin
uitgevoerd.
Beide uit: Telkens als u met [|√ RESET] naar het
begin van een Song terugkeert of als u de weergave van
een nieuwe Song start, laadt de Recorder het Preset
Song-tempo.
Opgelet: Telkens als u de GM/GS-mode kiest door op [GM/
GS MODE] te drukken (indicator licht op) of de weergave
van een nieuwe Song start (Recorder [PLAY ®/STOP ■]),
stelt de EM-2000 de tempofunctie op Auto uit/Lock uit
(standaardinstelling). Keert u terug naar de Arranger-mode
door op [GM/GS MODE] te drukken (de indicator dooft),
dan stelt de EM-2000 de Tempo functie op Auto aan/Lock
uit in.
Partijen op diskette soleren en uitschakelen (Solo en Mute)
Voordat u een Song-partij gaat uitschakelen, moet u
weten welke Part (MIDI-kanaal/spoor) de noten speelt
die u niet wilt horen. Jammer genoeg definieert het
Standard MIDI File-formaat geen vaste verdeling voor
de Parts, maar laat dit over aan de smaak van de programmeur. Hierdoor is het niet altijd even gemakkelijk om de Part die u wilt uitschakelen te vinden, maar
de EM-2000 staat u hierin gelukkig bij.
Zie ook “Sporen en MIDI-kanalen” op blz. 63.
Bij complexere Songs is het echter niet ondenkbaar dat
alle 16 MIDI-kanalen worden gebruikt. In dergelijke
gevallen kan de Solo-functie van onschatbare waarde
blijken:
Soleren van Song-Parts
De Solo-functie is een handig hulpmiddel om te weten
te komen welke partij aan welk MIDI-kanaal is toegewezen. Deze functie schakelt alle partijen behalve de
geselecteerde uit. Het werkt als volgt:
1.
Druk, op de Master pagina, op [F1] (Mixer). U kunt
EM-2000 – Gebruikershandleiding
dit doen terwijl de Recorder een Song weergeeft.
2.
Druk op [F3] (Song) om naar de volgende display-
pagina te gaan:
3.
Druk op de Part Select [UPPER1] knop om het eer-
ste spoor van de Song te soleren (SOLO= ON).
Hierdoor schakelt u alle andere Song-Parts uit – en
hoort u misschien even niets meer. Blijf echter even
luisteren. Vaak begint een partij ergens in het midden
van een nummer te spelen. Besluit dus niet te snel dat
het om een leeg spoor gaat.
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar Song Part 2.
5.
Druk nog een keer op Part Select [UPPER1] om dat
spoor te soleren.
Waarschijnlijk hoort u nu de baslijn. Kiest u nu met
[DRUMS/PART] opnieuw het vorige spoor, dan
soleert u dat weer (u hoort dus opnieuw enkel de pianopartij, als die tenminste iets speelt). Terug naar het
tweede spoor en u hoort weer de bas. Wat we u hopen
duidelijk te maken is dat u in de Solo-mode alle Parts
achtereenvolgens kunt soleren door ze met de
[DRUMS/PART]-regelaar te overlopen.
Opgelet: Als u terugkeert naar de Master-pagina nadat u
één of meer Song Parts hebt gesoleerd, hoort u enkel de Part
die u het laatst koos. Het is niet mogelijk twee of meer sporen te soleren.
6.
Ga terug naar stap (4) om de overige Song-Parts te
kiezen en te soleren.
7.
Verlaat tenslotte de Mixer\Song pagina door op
[F5] te drukken.
Song-Parts uitschakelen (Status)
Op de Mixer\Song pagina kunt u ook Song-Parts uitschakelen (Mute). Deze Song-Parts hoort u uiteraard
niet tijdens de weergave.
1.
Kies de Mixer\Song-pagina (zie “Soleren van Song-
Parts”).
2.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de Song-Part
die u wilt uitschakelen.
3.
Schakel die Part uit met de [UPPER/VARIATION]-
regelaar (Status= Mute).
Opgelet: De Solo-status heeft voorrang op de Mute-status.
Om een gesoleerde Part te kunnen uitschakelen moet u eerst
de Solo-functie deactiveren (Solo-Off).
4.
Verlaat de Mixer\Song pagina door op [F5] (Exit) te
drukken, of ga verder met het volgende deel.
61
Recorder (GM/GS-mode)
Song-instellingen veranderen
Op de Mixer\Song pagina (zie hierboven) kunt u twee
parameters wijzigen. Deze zijn van toepassing op de
Song-Part die u met de [DRUMS/PART]-regelaar
kiest.
Opgelet: Onder “Header Post Edit” op blz. 46 in het Referentieboek vindt u nog een aantal interessante parameters
die u kunt editen en samen met de Song-data opslaan. Zie
bovendien “Editfuncties van de 16-sporen sequencer” op
blz. 37 in het Referentieboek.
Balans tussen de Song- en Realtime-Parts
Met de CONTROLS [BALANCE]-regelaar op het
frontpaneel kunt u de balans tussen het Standard
MIDI File-volume (ACCOMP) en de Realtime-Parts
(KEYBOARD) instellen. Schuif hem naar links of naar
rechts om het volume van de betreffende sectie te verhogen, terwijl dat van de andere sectie wordt verminderd.
Opgelet: Dit verhaal gaat enkel op als de Standard MIDI
File, die u met de Recorder weergeeft, geen CC32 commando bevat, of een CC32 commando met de waarde 0. De
CC32= 0 prompt moet u dan ook interpreteren als “wat
moet ik (= EM-2000) doen als het controlenummer 32 de
waarde 0 heeft of ontbreekt?”
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer).
2.
Druk op [F3] (Song) om naar de volgende pagina te
gaan:
3.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar EM,
G-800 of Old.
Link
Met de Link-parameter op de Mixer\Song-pagina kiest
u of een bepaalde Realtime-Part al (Link On) dan niet
(Link Off) dezelfde instellingen kiest als de Song-Part
waaraan hij is toegewezen.
1.
Kies de Mixer\Song-pagina (zie hierboven).
In de Volume-mode (zie blz. 72) kunt u ook gedetailleerdere balansinstellingen maken.
Tone Change: Old, G-800 en EM
Met de Tone Change-parameter bepaalt u welk soort
Tones door de actieve Standard MIDI File-Part kan
worden gekozen. U herinnert zich waarschijnlijk nog
(zie blz. 31) dat de EM-2000 over zes Tone Groepen
beschikt, A~F, waarvan er twee nieuwe Tones bevatten
(groep A en B), terwijl groep C en D G-800-klanken,
en groep E en F Roland SC-55/CM-64-klanken bieden. Groep E en F noemen we daarom Old.
Waarom deze keuzemogelijkheid? Wel, vanaf de SC-88
Sound Canvas-module heeft Roland de GM/GS MIDI
bankkeuze uitgebreid met twee controlenummers:
CC00 en CC32. Heel wat Standard MIDI Files volgen
echter de SC-55 standaard en bevatten enkel CC00
bankkeuzecommando’s. Het tweede bankkeuzecommando (CC32) dient om tussen de nieuwe (CC32= 3),
de G-800-Tones (CC32= 2) en “oude” Tones (CC32=
1) te kiezen. Staat CC32 op 0, of ontbreekt het commando volledig, dan neemt de EM-2000 aan dat u
binnen de huidige reeks Tones (A/B, C/D of E/F) wilt
blijven en selecteert hij dus de Tone die overeenkomt
met het programma- en bankkeuzenummer (CC00)
dat hij ontvangt.
Met de Tone Change-parameter op de Mixer\Songpagina kunt u deze standaardinstelling vervangen
door uw eigen keuze, namelijk: moet de EM-2000 zijn
eigen Tones (EM) kiezen, G-800-klanken of toch liever
de SC-55 Tones (Old)?
2.
Stap met de [DRUMS/PART]-regelaar doorheen de
16 Song-Parts en houd het Link-vakje in de gaten.
Zodra u Song-Part 2 kiest, verschijnt MBS in het Linkvakje, om aan te geven dat de Manual Bass-Part aan
Song-Part 2 is toegewezen. Let wel: u kunt enkel SongParts “linken” die zijn toegewezen aan Realtime-Parts
van de EM-2000.
3.
Kies met de Part Select [M.BASS]-knop Link On of
Link Off.
Opgelet: De Song-Parts zijn vast toegewezen aan de Realtime-Parts. Het MIDI-kanaal dat u in de MIDI-mode aan
een Realtime-Part toekent staat hier volledig los van (en
kan er dus ook geen verandering in brengen). Met andere
woorden, Upper1 kunt u enkel aan Song-Part 4 koppelen
enz.
Opgelet: De Link-functie werkt ook wanneer de overeenkomstige Song-Part is uitgeschakeld (Mute). In dat geval
bewijst de Link-functie zelfs zijn beste diensten, want u kunt
dan de uitgeschakelde Part zelf spelen met de Tone die door
de Standard MIDI File wordt gekozen.
62
EM-2000 – Gebruikershandleiding
9. 16-track Sequencer
De Recorder van uw EM-2000 is verbonden met een 16-sporen sequencer met uitgebreide editfuncties, zodat u uw
opnamen nog tot in het kleinste detail kunt perfectioneren en elk spoor apart kunt opnemen. De Recorder (zie blz. 57)
daarentegen hanteert een “globale” aanpak, en daarmee bedoelen we dat hij op alle sporen tegelijk opneemt (en deze
dus ook samen overschrijft). Gebruik de 16-sporen sequencer om nieuwe partijen aan een bestaande Song toe te voegen
of wanneer u een bepaalde (reeds opgenomen) partij, zoals bv. de baslijn nog wilt veranderen.
9.1 Kiezen van de 16-track
Sequencer
1.
Druk op de Recorder [SONG TOOLS]-knop (indi-
cator licht op).
Het display ziet er nu als volgt uit:
2.
Druk op Part Select [M.DRUMS] om de 16-sporen
sequencer te kiezen. Het display ziet er nu ongeveer
als volgt uit:
Opgelet: Het Song RAM-geheugen wordt gewist zodra u de
EM-2000 uitschakelt.
Opgelet: Indien nodig, moet u de disk eerst formateren (zie
“Formateren van een disk” op blz. 57).
1.
Druk op Part Select [UPPER2] om de wijzigingen
(en de hele Song) weg te schrijven. U belandt nu op de
volgende pagina:
2.
Op blz. 58 komt u te weten wat u nu moet doen.
Algemene overwegingen
Met de 16-sporen sequencer kunt u telkens op één van
de 16 sporen opnemen. Aangezien de 16-sporen
sequencer en de Recorder hetzelfde RAM-geheugen
gebruiken, kunt u de basis met de Recorder opnemen
(en daarbij eventueel gebruik maken van de Chord
Sequencer en de Arranger) en vervolgens naar de 16sporen sequencer gaan om verdere sporen toe te voegen of bestaande te editen. Met de Recorder kunt u wél
simultaan op meerdere sporen opnemen, wat met de
16-sporen sequencer niet lukt. Bovendien kunt u bij
gebruik van de 16-sporen sequencer geen beroep doen
op de Arranger omdat de sequencer enkel in de GM/
GS-mode beschikbaar is.
Wegschrijven van uw Song
De 16-sporen sequencer gebruikt een bepaald gedeelte
van het RAM-geheugen waar alle editoperaties worden uitgevoerd. Dit RAM-geheugen wordt ook door
de Recorder gebruikt. Om te voorkomen dat u vergeet
de Song weg te schrijven naar een disk, krijgt u daartoe
automatisch de kans zodra u de Song Tools-mode verlaat (door op [F5] Exit te drukken):
Sporen en MIDI-kanalen
De toewijzing van de sporen aan de MIDI-kanalen
luidt “1:1” (d.w.z. spoor 1= MIDI-kanaal 1,… spoor
12= MIDI-kanaal 12 enz.). Aangezien de RealtimeParts zo aan de MIDI-kanalen zijn toegewezen dat u
zonder veel moeite de Minus-One-functie van de
Recorder kunt gebruiken (zie blz. 60), doet u er verstandig aan om toch even naar de volgende tabel te kijken. Die is namelijk bijzonder handig voor de Linkfunctie (zie blz. 62).
Tijdens de opname met Arranger-begeleiding worden
de betreffende Parts (ADR, ABS enz.) op de sporen
opgenomen die aan hun MIDI-kanalen toegewezen
zijn. De grijze rijen in de tabel verwijzen naar de Links
die de EM-2000 ondersteunt.
63
16-track Sequencer
Spoor (SMF-partij)MIDI-kanaalEM-2000-Part
GM/GS
10 (Drums)10A.Drums
1 (Piano)1Accomp 1
2 (Bas)2M. Bass
3 (
Akkoordenbegeleiding
4 (Solo/melodie)4Upper1Upper1
5 (Geen vaste functie)5Accomp 3
6 (Tweede/tegenstem)
7 (Geen vaste functie)
8 (Geen vaste functie)
9 (Geen vaste functie)
11 (Geen vaste functie)
12 (Geen vaste functie)
13 (Geen vaste functie)
14 (Geen vaste functie)
15 (Geen vaste functie)
16 (Geen vaste functie)
)3
6
7
8
9
11
12
13
14
15
16
M. Drums
Upper2
Lower 1
Upper3
Lower 2
M. IntM. Int
ARRANGER
A.Bass
Accomp 2
Upper2
Accomp 4
Accomp 5
Accomp 6
Lower 1
M. Bass
Upper 3
Lower 2
M. Drums
Er is nog een ander spoor, M, dat voor de opname van
de maatsoort, het tempo en een aantal algemene
SysEx-commando’s dient.
Zoals u ziet, zijn er twee Realtime-Parts (M. Bass, M.
Drums) wier MIDI-kanaal (en spoortoewijzing) verschilt naar gelang of u de Arranger tijdens de Recorder-opname gebruikt of niet. Anders uitgedrukt: naar
gelang de mode die tijdens de eerste opname actief
was (“GM/GS” of “Arranger”) worden bepaalde data
dus op een verschillend spoor opgenomen. Het
“akoestische” resultaat is echter hetzelfde. Als u volgens een bepaald stramien werkt, kunt u nog altijd
beroep doen op Track Exchange om de data naar uw
“vast” spoor te kopiëren. Zie ook blz. 45 in het Refer-entieboek voor meer details.
9.2 Opname op een spoor naar
keuze
1.
Druk eerst op [SONG TOOLS] en kies de 16-sporen sequencer. Druk vervolgens op [F1] (Rec) om
naar de opnamefuncties van de sequencer te gaan.
Opgelet: Zodra u op [SONG TOOLS] drukt, wordt automatisch de GM/GS-mode geactiveerd, zodat de Arranger
niet langer beschikbaar is.
2.
Druk op [PAGE] ▲▼ om pagina 1 te kiezen:
Deze pagina licht u in over de huidige maat, de Songnaam en het tempo, de maatsoort en de status van de
sporen. Met [√√ BWD] en [FWD ®®] kunt u naar
een andere maat springen. Door op [|√ RESET] te
drukken keert u terug naar het begin van de Song.
3.
Kies met [DRUMS/PART] het spoor waarop u wilt
opnemen.
U kunt een “muziekspoor” (1~16) of het Masterspoor (M) kiezen. Dit laatste laat toe om tempoveranderingen op te nemen. De naam van het gekozen
spoor verschijnt in het TRACK-venster boven de regelaar en wordt bovendien in een zwart vakje geplaatst
(in het voorbeeld hierboven is spoor 4 geselecteerd).
De spooriconen hebben de volgende betekenis:
Dit spoor bevat data.
Dit spoor bevat data, maar is tijdelijk uitgeschakeld
(Mute).
Dit spoor bevat data en is momenteel geselecteerd voor
de opname (TRACK).
Dit spoor bevat geen data, maar is momenteel geselecteerd voor de opname (TRACK)
Dit spoor is leeg.
64
Voorbereidingen
Kiezen van de opnamemode en de eerste maat
4.
Kies met [PAGE] ▲▼ de tweede REC-pagina.
5.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar in hoe u de
nieuwe partij wilt opnemen.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Kies Erase als het spoor al data bevat die u wilt overschrijven. Hierdoor worden alle data van dat spoor
vanaf de plaats, waar u de opname begint, tot aan het
einde gewist. (Erase wordt automatisch gekozen voor
sporen die nog geen data bevatten.)
Kies Merge als u nieuwe data op een spoor wilt opnemen dat al data bevat. Deze opnamemanier is bijzonder handig voor het ritmespoor (10) omdat u eerst de
basdrum en de Snare en daarna de HiHat enz. kunt
opnemen.
Punch In/Out dient voor het corrigeren van foutjes.
Kies deze mode om een fragment over te doen dat een
foute, te snel gespeelde enz. noot bevat. Enkel de data
binnen de gekozen zone worden dan overschreven.
6.
Kies met Recorder [FWD ®®] of [√√ BWD] de
maat waar u de opname wilt starten. Voor de Punch
In/Out-opname kiest u het best een maat die iets vóór
de plaats ligt waar u wilt inprikken.
Instellen van de metronoom en de Quantizewaarde
7.
Stel met de [BASS/BANK]-regelaar in wanneer de
metronoom moet klinken.
Aanvankelijk is deze parameter op Record ingesteld.
Dat betekent dat de metronoom enkel tijdens de
opname hoorbaar is. Kies Play als u de metronoom
enkel tijdens de weergave wilt horen. Rec&Ply betekent
dat de metronoom tijdens de opname en de weergave
klinkt, terwijl u met Always bepaalt dat de metronoom
ook klinkt als u de weergave gestopt hebt.
8.
Stel met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de Quantize-waarde in.
Quantize is een functie waarmee u de timing van de
noten kunt corrigeren door ze naar de dichtstbijzijnde
“juiste” waarde te schuiven. Met Value kiest u het aantal onderverdelingen per maat (d.w.z. de Quantizeresolutie). Ziehier een voorbeeld:
12341
Zo had u het
gespeeld:
12341
Value= 1/8
Bijkomende instellingen
9.
Kies met [PAGE] ▲▼ de derde of vierde REC-
pagina.
Op deze twee pagina’s kunt u de aanvankelijke instellingen voor een spoor bepalen of de bestaande instellingen wijzigen/vervangen. Als het Trk-venster niet het
nummer van het benodigde spoor afbeeldt, moet u
teruggaan naar de REC 1-pagina ([PAGE] ▲▼) en het
spoor selecteren.
PLAY/REC-knoppen: In de Record Merge-mode (zie
blz. 34 in het Referentieboek) kunt u voor elke parameter bepalen of de betreffende instellingen al dan niet
moeten worden opgenomen. In de Record Erase- en
Punch In/Out-mode worden alle parameters op REC
gezet.
10.
Stel de benodigde waarden met de draairegelaars
in ([DRUMS/PART]~[UPPER/VARIATION]).
11.
Kies met de Part Select-knoppen PLAY (niet opne-
men) of REC (wel opnemen).
Volume: (0~127) Hiermee kunt u het volume van het
spoor instellen (CC07). Gebruik deze parameter enkel
voor het bepalen van het aanvankelijke volume. Met
Express kunt u eventuele volumewijzigingen in de
loop van het nummer programmeren.
Express: (0~127) Dient voor het programmeren van
relatieve volumeveranderingen (CC11). De waarde
“127” betekent dat het volume gelijk is aan de met
Volume ingestelde waarde. Alle andere Express-waar-
den hebben een lager volume tot gevolg.
Tone/Drum Set: Voor alle sporen –met uitzondering
van spoor 10 (en een ander spoor dat ook een Drum
Set gebruikt)– heet deze parameter Tone. Voor spoor
10 (en een tweede drumspoor) heet hij Drum Set.
Tones/Drum Sets kunt u hetzij met de [LOWER/
NUMBER]-regelaar, hetzij met de TONE/USER PROGRAM-knoppen kiezen.
12341
Value= 1/16
Het instelbereik luidt: 1/8, 1/8t, 1/16, 1/16t, 1/32,
1/32t, 1/64t en Off. Aangezien deze Quantize-functie
bepaalt hoe uw noten worden opgenomen, kiest u hier
het best Off. De 16-sporen sequencer heeft namelijk
nog een tweede Quantize-functie die u op een selectievere manier kunt gebruiken (d.w.z. enkel voor noten
die veel te vroeg/te laat zijn). Zie “Track Quantize” op
blz. 42 in het Referentieboek.
Opgelet: Zie “Twee drumsporen gebruiken (Init)” op blz. 67
als u graag een tweede drumspoor gebruikt.
Panpot: Met deze parameter bepaalt u de stereopositie
van het gekozen spoor. “64” vertegenwoordigt het
midden, waarden tussen 0 en 63 schuiven het spoor
naar links, en waarden tussen 65 en 127 betekenen dat
het spoor zich min of meer rechts in het stereobeeld
bevindt.
65
16-track Sequencer
Reverb, Chorus, Delay: Vertegenwoordigen het Sendniveau van het betreffende spoor naar één van deze
effecten d.w.z. het volume van het spoorsignaal dat
naar het betreffende effect wordt gezonden. Op blz. 75
komt u te weten hoe u de effecten kunt programmeren. Die “algemene” effectinstellingen maken echter
deel uit van de algemene SysEx-instellingen die op het
M-spoor worden opgenomen. Stel de effecten dus
altijd in voordat u het eerste spoor opneemt.
Opgelet: Het Delay-effect is niet beschikbaar voor drumsporen (10 en een ander spoor dat beroep doet op een Drum
Set).
Opnemen in de Erase- of Merge-mode
Druk op Recorder [REC●] en [PLAY ®/STOP ■]. De
EM-2000 telt nu één maat af en start dan de weergave.
12
9.3 Andere functies voor de
opname
Nieuwe Song opnemen
Laten we nu eens kijken hoe je met de 16-sporen
sequencer een nieuwe Song opneemt:
1.
Druk op de Recorder [SONG TOOLS]-knop (indi-
cator licht op).
Het display ziet er nu als volgt uit:
• Om de Punch In/Out-opname te starten moet u op
[REC●] en [PLAY ®/STOP ■] knoppen drukken (de
REC-indicator knippert) om de weergave te starten.
• Zodra de EM-2000 de plaats bereikt waar u wilt
inprikken, drukt u nog een keer op [REC●]. U zou
echter ook een PAD-knop of optionele voetschakelaar
kunnen gebruiken. Zie “Punch I/O” op blz. 29 en
“Punch In/Out” op blz. 31 in het Referentieboek.
12.
Druk op [PLAY ®/STOP ■] om de opname te
stoppen.
Tijdens de Punch In/Out-opname zou u op [REC●]
of de PAD-knop/de voetschakelaar kunnen drukken.
Hierdoor gaat u uit opname, maar de weergave loopt
wel verder.
2.
Druk op Part Select [M.DRUMS] om de 16-sporen
sequencer te kiezen. Het display ziet er nu ongeveer
als volgt uit:
Laten we veronderstellen dat je al een Song afgespeeld
hebt. Dat betekent dat het Song RAM-geheugen van
de EM-2000 al data bevat, die we eerst moeten wissen.
Dit doe je als volgt:
3.
Druk op [F3] (Init) om het Song-geheugen te initialiseren.
Het display ziet er nu uit als volgt:
Lees deze waarschuwing aandachtig en denk goed na
of u de Song wel degelijk wilt wissen. Is dat het geval…
4.
…druk dan op Part Select [UPPER1] (Proceed).
66
5.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de maatsoort
(1/2~32/16) en met de [BASS/BANK]-regelaar het
aanvankelijke tempo van de nieuwe Song ( = 20~
250).
Als de nieuwe Song eveneens in 4/4 staat, hoeft u de
TIME SIGN-instelling niet te veranderen.
Stel een tempo in dat u toelaat om zonder al teveel
moeite op te nemen. Met de Song Header Edit-functie
kunt u het tempo later nog eens aanpassen (zie blz. 46
in het Referentieboek).
6.
Druk op Part Select [UPPER2] (Execute) om het
Song-geheugen echt te initialiseren (dat hebt u tot nu
toe nog niet gedaan).
7.
Zie “Opname op een spoor naar keuze” op blz. 64
voor de verdere stappen.
Twee drumsporen gebruiken (Init)
Een bijkomend voordeel van de Init-functie is dat u
een tweede spoor als drumspoor kunt definiëren. Op
die manier kunt u dan twee Drum Sets gebruiken:
degene die u aan spoor 10 toewijst (volgens de GM/
GS-bepalingen doet dit spoor altijd dienst als drumspoor) en een tweede spoor dat u hier kunt kiezen. Dit
laat toe om enerzijds een “normaal” drumstel te
gebruiken en daar anderzijds een “ritmebox” aan toe
te voegen – of gebruik te maken van orkest-slagwerk
en een “pop” drumstel (voor John Miles-toestanden
e.d.).
Aangezien uw Song-data (Recorder en 16-sporen
sequencer) altijd in het Standard MIDI File-formaat
(SMF) naar disk worden weggeschreven, kunt u ze
ook met uw computer (met een gepast programma)
en gelijk welke GM/GS-module of -synthesizer weergeven. Onthoud echter wel dat lang niet alle modules
het gebruik van twee Drum Sets toelaten. Rolandinstrumenten die dat wel kunnen zijn o.a.: de
SC-55MkII, SC-88 Pro, SC-88, SC-880 en de G-1000.
Het is niet mogelijk om voor reeds opgenomen Songs
nog een tweede drumspoor te kiezen. Die keuze kan
alleen tijdens het initialiseren van het Song RAMgeheugen worden gemaakt. (Songs met een tweede
drumspoor, die op een ander instrument zijn
gemaakt, werken echter op dezelfde manier als
EM-2000-Songs met een “2nd drum track”.)
1.
Druk op de Recorder [SONG TOOLS]-knop (indicator licht op) en vervolgens op [F3] (Init) om deze
pagina te kiezen.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
2.
Druk op Part Select [UPPER1] (Proceed).
3.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de maatsoort
(1/2~32/16) en met de [BASS/BANK]-regelaar het
aanvankelijke tempo van de nieuwe Song ( = 20~
250).
4.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar het
“2nd Drum Track” (tweede drumspoor).
Kies Off als u geen tweede drumspoor nodig hebt, of
stel het nummer van het gewenste spoor in. “10” kunt
u hier niet kiezen omdat dat spoor altijd als drumspoor fungeert.
5.
Druk op Part Select [UPPER2] (Execute) om het
Song-geheugen echt te initialiseren (dat hebt u tot nu
toe nog niet gedaan). Het display beeldt nu “Executing” af en springt dan weer naar de REC 1-pagina.
Alle sporen worden nu als volgt geïnitialiseerd:
Volume 100, Expression 127, Tone Piano 1 (Standard 1
Set voor spoor 10 en het tweede drumspoor), Panpot
64, Reverb 40, Chorus 0, Delay 0 (niet beschikbaar
voor drumsporen).
Opgelet: Als u het Song-geheugen toch liever niet initialiseert, drukt u op Part Select [M.BASS] (Exit) om terug te
keren naar de “3 Init” pagina.
67
16-track Sequencer
9.4 Editen van een 16-sporen
Song
De Edit-mode van de 16-sporen sequencer biedt acht
functies. Zie “Editfuncties van de 16-sporen sequencer” op blz. 37 in het Referentieboek voor meer details.
Om het gemakkelijk te houden, geven we hier enkel
een praktijkvoorbeeld voor het gebruik van deze functies. De overige functies en parameters vindt u in het
Referentieboek. Laten we hier de melodie (spoor 4) van
een Song quantiseren die u met de Recorder hebt
opgenomen (zie hiervoor blz. 63).
Opgelet: Vóór het uitvoeren van de volgende stappen kunt u
uw Song het best naar een disk wegschrijven. De EM-2000
heeft namelijk geen Undo-functie, zodat de timing-correctie
(Quantize) niet ongedaan kan worden gemaakt. Als u de
Song nu naar een disk wegschrijft, kunt u op gelijk welk
moment weer naar de oorspronkelijke versie terugkeren, als
blijkt dat het resultaat toch niet helemaal je dat is (zie ook
blz. 58).
1.
Als u een andere Song wilt quantiseren dan degene
die zich momenteel in het Song RAM-geheugen
bevindt, moet u hem één keer afspelen (of hem met
de Load-functie laden).
Het afspelen van een Song gaat waarschijnlijk sneller,
dus kunt u dát het best doen.
2.
Kies de 16-track Sequencer-mode door op [SONG
TOOLS] en Part Select [M.DRUMS] te drukken.
3.
Druk op [F4] (Edit) om de Edit-mode te selecteren.
4.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F2] (Quant)
drukt.
5.
Kies met [DRUMS/PART] het spoor dat u wilt
quantiseren.
Hier gaan we de melodie quantiseren (Upper1). Volgens de tabel op blz. 64 gaat het om spoor/MIDIkanaal 4. Kies hier dus “TRACK 4”. U zou ook “All”
kunnen kiezen, maar dan worden alle sporen gequantiseerd.
6.
Druk op [PLAY ®/STOP ■] om de weergave van
de Song te starten. Als u wilt, kunt u op Part Select
[UPPER1] drukken om het gekozen spoor solo te
schakelen.
Dit laat toe om de controleren of u wel het juiste spoor
te pakken hebt. Als het spoor dat u nu hoort niet hetgene is dat u wilt quantiseren, moet u de instelling met
de [DRUMS/PART]-regelaar corrigeren.
7.
Druk op [PAGE] ▼ om de volgende pagina op te
roepen:
8.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het “To”- of
het “From”-niveau.
“From” verwijst naar de plaats waar de editoperatie
moet beginnen. Die positie bepaalt u aan de hand van
de maat (Bar), tel (Beat) en CPT. “To” slaat op de positie waar de editoperatie moet eindigen (Bar-Beat-CPT
waarde). Controleer altijd of u het juiste niveau (From
of To) gekozen hebt voordat u de volgende parameters
instelt.
9.
Stel met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK] en
[LOWER/NUMBER] de Bar,- Beat- en CPT-waarde
van de plaats in waar de quantisering moet beginnen
(From) en eindigen (To).
Als u het volledige spoor wilt quantiseren, hoeft u de
automatisch ingevilde waarde niet te veranderen.
Kies altijd de waarde die overeenkomt met de duur
van de kortste noot die u speelt. Anders klinkt de
betreffende partij namelijk helemaal niet meer zoals u
ze had gespeeld.
11.
Controleer uw instellingen nog eens en druk op
Part Select [M.DRUMS] om de Quantize-functie uit
te voeren.
12.
Druk op [|√ RESET] of [√√ BWD] om naar het
begin van de Song terug te gaan.
13.
Druk op [PLAY ®/STOP ■] om de weergave te
starten en luister naar het resultaat.
Als u de nieuwe (gequantiseerde) versie beter vindt,
schrijft u de Song het best meteen weg naar een disk
(zie ook blz. 63). Bent u niet tevreden, kunt u opnieuw
de vorige versie laden (door de Song in de Recordermode, zie blz. 59, af te spelen). U zou de EM-2000
echter ook kunnen uit- en dan weer inschakelen om
het Song RAM-geheugen te wissen.
68
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Opmerkingen over de editfuncties
De overige editfuncties van de 16-sporen sequencer
werken ongeveer op dezelfde manier als Quantize. Ze
beslaan in de regel twee (of zelfs drie) display-pagina’s
en zijn uitgesproken veelzijdig. Zie “Editfuncties van
de 16-sporen sequencer” op blz. 37 in het Referentie-boek voor meer details.
Bovendien lijken ze als twee druppels water op de editfuncties van de User Style-mode. Het voordeel daarvan is dat u ook de User Style-functies kunt gebruiken
als u al een beetje vertrouwd bent met de 16-sporen
sequencer en vice versa. Meer details over deze functies vindt u in het Referentieboek.
9.5 Style Converter
De Style Converter van de EM-2000 is een eenvoudig
en intuïtief hulpmiddel voor het programmeren van
uw eigen Music Styles op basis van één van uw eigen
Songs of een Standard MIDI File. In beide gevallen
hoeft u de Song/SMF maar één keer weer te geven om
de data ervan naar het Song RAM-geheugen te kopiëren, alwaar u dan de Style Converter kunt gebruiken.
Misschien wilt u het nummer eerst nog een beetje veranderen voordat u er een Music Style van maakt. Zie
dan “Editfuncties van de 16-sporen sequencer” op
blz. 37 in het Referentieboek.
Algemene overwegingen
Ziehier een aantal tips voor het converteren van Songfragmenten in een User Style.
• Zie “Hoe werkt het?” op blz. 83 en “Looped en OneShot” op blz. 84 voor meer details over de User Styles.
• De resulterende Music Style kan in de Arranger-mode
worden gebruikt (dus niet met de Recorder of de 16sporen sequencer).
• Music Styles zijn begeleidingspatronen. Als de nieuwe
Style algemeen bruikbaar moet zijn (dus ook bij anderenummers moet passen), zorg dan dat de basispatronen (die u met [TYPE] en [DIVISION] kunt kiezen)
geen akkoordprogressies bevatten. De Styles kunnen
tijdens het spelen worden getransponeerd op basis van
de akkoorden die u in het akkoordherkenningsgebied
speelt. Zorg ook dat de melodie niet mee geconverteerd wordt.
• Probeer altijd de fragmenten te vinden die typisch zijn
voor een nummer.
• Overgangen enz. moet u naar Fill-Ins converteren. Van
de inleiding maakt u het best een Intro-patroon.
• Voor een echt professioneel resultaat zou u ook de
User Style-mode van de EM-2000 moeten gebruiken
om helemaal zeker te zijn dat uw Style ook voor
mineur- en septiemakkoorden “werkt”. Zie “User
Styles programmeren” op blz. 83.
• Hoewel de lengte van de patronen (en de benodigde
geheugencapaciteit) van weinig belang is, zou u moeten proberen om in kleine betekenisvolle blokken te
werken. Voorbeeld: de meeste Songs berusten op een
structuur van telkens vier maten. Het heeft dus weinig
zin om zes maten te converteren (maar het kán wel).
• Kies een simpel patroon voor Basic\Original en complexere fragmenten voor de overige patronen. Op die
manier kunt u uw begeleiding namelijk via [TYPE] en
[DIVISION] variëren.
• Kies vooral de juiste toonaard (Key) (zie blz. 36 in het
Referentieboek)). Pas dan werkt de Style namelijk zoals
verwacht wanneer u hem in de Arranger-mode
gebruikt.
• De nieuwe Style bevindt zich in het Style RAM-geheugen (D88). Vergeet niet de inhoud daarvan naar een
disk weg te schrijven vóór u een andere Style kiest
69
16-track Sequencer
(Arranger-mode) of de EM-2000 uitschakelt.
• In de handel verkrijgbare Standard MIDI Files zijn
onderworpen aan een copyright. Gebruik de Style Converter enkel voor het maken van Music Styles voor privégebruik. Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor inbreuken op de auteurswetten en de daarmee
gepaard gaande juridische problemen.
Style Converter gebruiken
1.
Start, indien nodig, de weergave van de Standard
MIDI File om de data ervan over te hevelen naar het
Song RAM-geheugen. Zie “Song-weergave” op
blz. 59.
Opgelet: U kunt de data ook met de Database- of Load
Song-functie laden.
2.
Kies de 16-track Sequencer-mode door op [SONG
TOOLS] en Part Select [M.DRUMS] te drukken.
3.
Druk op [F2] (StlCn) om naar de Setup-pagina van
het Style Converter-niveau te springen.
6.
Druk op [PAGE] ▼ om naar de volgende pagina te
gaan.
7.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de sporen
die moeten worden geconverteerd (ADR, ABS, Ac1~
Ac6 of All).
Als u een spoor soleert door op Part Select [UPPER1]
te drukken, worden de vakjes van de overige sporen
d.m.v. een stippellijn aangeduid (hier hebben we
spoor 10, ADR, solo geschakeld):
Op deze pagina kunt u de Song-sporen aan de
gewenste User Style-sporen toewijzen. Een Song kan
16 sporen bevatten, terwijl een User Style er “maar”
acht heeft. Kies dus enkel de sporen die u daadwerkelijk nodig hebt voor uw begeleiding.
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het User
Style-spoor (ADR, ABS, Ac1~Ac6). Het spoornummer links van de pijl (
A ) wordt nu wit-op-blauw
weergegeven.
5.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar een
Song-spoor voor dit User Style-spoor. U zou op Part
Select [UPPER1] (Reset) kunnen drukken om de volgende toewijzingen op te roepen:
Spoor (SMF-partij)EM-2000-partij
Display
10 (Drums)A.Drums
1 (Piano)Accomp 1
2 (Bas)ABS
3 (Akkoordbegeleiding)AC2
5 (Geen vaste functie)Accomp 3
6 (Tweede stem)Accomp 4
7 (Geen vaste functie)
8 (Geen vaste functie)
ADR
AC1
AC3
AC4
AC5
AC6
Style-Part
A.Bass
Accomp 2
Accomp 5
Accomp 6
Opgelet: Als u All kiest, is de Solo-optie niet beschikbaar
(omdat er telkens maar één spoor kan worden gesoleerd).
8.
Druk op [PAGE] ▼ om naar de volgende pagina te
gaan.
9.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het “To”- of
“From”-niveau. From verwijst naar het begin van het
fragment en To naar het einde ervan.
Als u niet precies weet welke maten u nodig hebt, kunt
u het “To”- en “From”-punt ook op de volgende
manier instellen:
Druk op [√√ BWD] om terug te spoelen naar een
plaats die iets voor het waarschijnlijke begin ligt. Druk
op [PLAY ®/STOP ■] om de weergave te starten.
Druk, in de eerste te converteren maat, op Part Select
[UPPER2] (From). Zodra de EM-2000 de laatste
benodigde maat bereikt heeft, drukt u op Part Select
[UPPER1]. U kunt de weergave ook stoppen, met
[√√ BWD] en [FWD ®®] naar de benodigde
maten voor-/terugspoelen en de maten aanduiden terwijl de sequencer helemaal niets weergeeft.
Deze fabriekstoewijzingen berusten enkel op gezond
mensenverstand en leveren niet altijd het benodigde
begeleidingspatroon op. U moet dus altijd goed luisteren. Misschien hebt u gemerkt dat spoor 4 (de melodie) in dit lijstje niet voorkomt. Houden zo…
70
10.
Druk op [PAGE] ▼ om de volgende pagina te kie-
zen.
11.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar de toonaard
(Key) van het te converteren fragment in (C, C#, D,
Eb, F, F#, G, Ab, A, Bb, B).
Met deze parameter vertelt u de EM-2000 in welke
toonaard het patroon of de sporen staan. Het
akkoordherkenningssysteem van de Arranger gaat er
namelijk van uit dat alle patronen in C zijn opgenomen.
Telkens als u een C (Intelligent-mode van de Arranger) of C-akkoord in het akkoordherkenningsgebied
speelt, gebruikt de Arranger de noten zoals u ze opgenomen hebt (zonder transpositie). Als dat fragment in
F# staat zonder dat de EM-2000 daarvan op de hoogte
is, hoort u bij het spelen van een C akkoord en F#begeleiding.
12.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
modus van het toekomstige patroon: Maj (majeur),
min (mineur) of 7 (septiem).
Met Mode bepaalt u wanneer het betreffende patroon
wordt gebruikt. De nootinformatie wordt echter niet
veranderd. Zie ook “Majeur, mineur, septiem (M, m,
7)” op blz. 40 voor meer details over de modi en
“Majeur-, mineur- of septiembegeleiding? – Chord
Family Assign, Alteratn” op blz. 80.
13.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar het
patroontype (Type): Bsc (Basic) of Adv (Advanced).
Zie blz. 38 voor meer details.
14.
Met de [LOWER/NUMBER]-regelaar kiest u de
Division voor het patroon: Or (Original) of Var
(Variation), FO (Fill-In To Original), FV (Fill-In To
Variation), In (Intro) of Ed (Ending).
Als u een optie met een “=” kiest, worden verschillende patronen tegelijk aangemaakt. Op blz. 85 hebben we het in dit verband over “klonen”.
15.
Druk op Part Select [UPPER1] om de conversie te
starten. In het veld helemaal rechts ziet u dat uw User
Style tijdelijk in het Style RAM-geheugen van de
EM-2000 (D88) wordt opgeslagen.
Als dat geheugen nog geen data bevat, zijn het tempo
en de maatsoort van het gekozen fragment bepalend
voor de User Style. Als D88 al data bevat, krijgen de
nieuwe patronen dezelfde maatsoort en tempo als de
Style-data in het D88-geheugen.
Opgelet: Vergeet niet uw User Style op een floppy, Zip-schijf
e.d. op te slaan.
16.
Druk op [PAGE] ▲om terug te keren naar de
“Song Track
stap (4) op blz. 70.
A User Style” pagina. Vervolg nu met
EM-2000 – Gebruikershandleiding
71
Editen
10. Editen
De term editen slaat op alle wijzigingen die u aanbrengt in de instellingen. Andere Tones voor de Realtime-Parts kiezen
(zie blz. 31) is in feite al een vorm van editen.
De waarden die u voor alle parameters in dit deel instelt kunt u opslaan in een User Program en weer oproepen als u ze
nodig hebt (zie “Instellingen opslaan in een User Program” op blz. 50).
10.1 Part-balans (Volume &
Mixer)
De volumebalans tussen de Parts is zowat het belangrijkste dat u kunt editen. Een Part die te zacht staat
hoort u waarschijnlijk niet, en eentje die te hard staat
zal de andere Parts in de weg zitten.
Opgelet: We raden u ten sterkste aan eerst de gewenste
Tones toe te wijzen aan de Parts die u wilt gebruiken. De
klankkleur heeft namelijk een grote invloed op de geluidsbalans. Zo lijkt een trompetklank bijvoorbeeld luider dan een
fluit omdat eerste meer harmonischen (boventonen) bevat.
U kunt de Volume pagina van de EM-2000 op twee
manieren selecteren:
• Draai aan gelijk welke regelaar terwijl u zich op de
Master-pagina bevindt (op blz. 6 in het Referentieboek
vindt u meer details over de Master-pagina).
OF:
• Druk op de [VOLUME]-knop links van het display.
Volume in de Arranger-mode
Als de EM-2000 zich momenteel in de Arranger-mode
bevindt (de indicator van de [GM/GS MODE]-knop
licht niet op) ziet het display er als volgt uit:
Opgelet: Lijn-Faders of knoppen beelden steeds de hoogste
waarde van die lijn af. Staat het volume van vijf ACC-Parts
bijvoorbeeld op 60, terwijl de overblijvende ACC-Part op 79
staat, dan beeldt de ACC-lijn Fader op de Volume-pagina
de waarde 79 af. Zo’n lijn werkt dus niet helemaal zoals op
een “echte” mengtafel, u kunt namelijk het volume van de
Fader niet hoger zetten dan het volume van de luidste Part
(om het volume van de lijn bijvoorbeeld op 127 te kunnen
zetten moet minstens één van de Parts op 127 staan.
Laten we eerst het volume van de Upper-Parts
(Upper1/2/3) instellen:
Upper- & Melody Intelligence-Parts
Draai aan de [UPPER/VARIATION]-regelaar. Hierdoor verandert u het volume van vier Parts: Upper1, 2,
en 3 evenals M. INT (Melody Intelligence, heet soms
ook gewoon “MI”). Met deze display-regelaar kunt u
dus het volume van alle rechterhand-partijen met één
handeling corrigeren.
Als u enkel het volume van een specifieke Upper -(1/2/
3) of de Melody Intelligence-Part wilt veranderen,
moet u op [F2] (Upper) drukken. Het display ziet er
dan uit als volgt:
Als u de volumepagina met de “regelaarmethode”
oproept, verdwijnt ze zodra u er een paar seconden
niets in hebt gedaan. Om het volgende door te nemen
kunt u dan ook beter op de [VOLUME]-knop drukken.
Gegroepeerde en “lijn” Faders
U ziet een vijfkanaals mixer. Dat zijn niet genoeg
kanalen voor alle Realtime- en Arranger-Parts. De
reden hiervoor is dat de ACC Fader het volume van
alle ACC1~ACC6 Parts regelt. Even een afspraak: regelaars in het display die op verschillende elementen
werken noemen we vanaf nu lijnregelaars. Op die
manier kunnen we de term groep voor andere dingen
gebruiken zonder u in verwarring te brengen.
72
Lower-Parts
Dit systeem geldt ook voor de Lower1- en Lower2Part: om het volume van allebei te veranderen, moet u
naar de Volume 1 Global-pagina terugkeren door op
[F1] te drukken en dan aan de [LOWER/NUMBER]regelaar draaien. Anders drukt u op [F3] om naar de
Volume Lower-pagina te gaan:
Hier kunt u [LOWER/NUMBER] gebruiken om het
volume van Lower2 in te stellen, en [UPPER/VARIATION] voor de Lower1-Part.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Bas- & drum-Parts
Dit systeem geldt ook voor de MDR- (Manual Drums)
en ADR-Part (Accompaniment Drums) enerzijds en
de MBS- (Manual Bass) en ABS-Part (Accompaniment Bass) anderzijds. Draai aan de [DRUMS/PART]of [BASS/BANK]-regelaar om dit na te gaan.
Om de balans tussen de M.Bass- en A.Bass-Part (of de
M.Drums- en A.Drums-Parts) te veranderen moet u
op [F4] drukken:
Opgelet: In de Volume-mode kunt u alleen het volume van
alle ACC-Parts (melodische begeleiding) veranderen. In de
Mixer-mode kunt u echter het volume van elke individuele
ACC-Part (en nog een paar andere instellingen) veranderen. Zie blz. 73 voor meer details.
Opgelet: De relatieve balans tussen twee gegroepeerde Faders blijft bewaard, op voorwaarde dat u het volume van de
betreffende Parts niet meer verhoogt (of verlaagt) zodra één
van die Parts de waarde 0 (of 127) heeft bereikt. Verhoogt u
het volume nog verder wanneer één van de Parts reeds aan
127 zit, dan gaat enkel het volume van de Part, die nog niet
aan 127 zit, verder omhoog. Hetzelfde verhaal geldt voor de
situatie waarin u het volume van een groep verlaagt nadat
één van de Parts reeds tot 0 is gezakt. Er bestaat geen manier
om de balans, die u zo hebt veranderd, weer te herstellen.
Als u een bepaalde sectie (met de knoppen van de
KEYBOARD MODE-sectie of op de Mixer-pagina)
uitschakelt, wordt de naam van de betreffende regelaar(s) in kleine letters afgebeeld. Onderstaande display-pagina betekent bijvoorbeeld dat de Upper-sectie
(1/2/3 & Melody Intelligence) momenteel niet
beschikbaar is. U kunt er nog steeds de (onderlinge)
balans van wijzigen – maar u hoort het verschil
sowieso niet.
Een sectie luider zetten is niet altijd de beste oplossing
om tot de juiste volumebalans te komen. In heel wat
gevallen kunt u beter het volume van een Part of sectie, die te luid klinkt ten opzichte van de andere, stiller
zetten.
Balans van de secties
De EM-2000 biedt een [BALANCE]-regelaar waarmee
u het totaalvolume van de Realtime- en Arranger-sectie kunt regelen. Gebruik deze regelaar wanneer de
balans tussen Parts onderling u wel bevalt, maar vindt
dat de Realtime- of Arranger-sectie in zijn geheel te
luid is.
Volume van de ACC-Parts veranderen
Laten we er even van uit gaan dat u een Style hebt
geselecteerd maar vindt de ACC2-partij van de Basic/
Original-divisie iets te hard klinken. Start de weergave
van de Style en speel een akkoord in het akkoordherkenningsgebied.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-pagina te kiezen.
2.
Druk op [F2] (Arrng) om de Arranger Mixer-
pagina te kiezen.
Als u nu op [F2] zou drukken, dan zouden de individuele Faders er als volgt uitzien:
Deze Parts zijn uitgeschakeld.
3.
Druk op de [PAGE] ▲▼ knoppen tot in de pagina-
schuifbalk links ACC2 verschijnt.
4.
Draai de [DRUMS/PART]-regelaar (Volume) naar
links om het volume van de ACC2-Part te verminderen.
Het volume van de andere ACC-Parts kunt u op
dezelfde manier aanpassen: kies de Parts met de
[PAGE] ▲▼ knoppen en stel met de [DRUMS/
PART]-regelaar het volume in.
Opgelet: Zie “Uw instellingen of die van de Music Styles?”
op blz. 78 voor meer details over de betekenis van “ARR” en
“USR”.
73
Editen
Parts uitschakelen (Mute)
Op de Mixer-pagina kunt u op Part Select
[M.DRUMS] drukken om de geselecteerde Part uit te
schakelen. De On-prompt onder de draairegelaar verandert dan in Off, terwijl de Part-naam in de schuifbalk in kleine letters wordt afgebeeld (bv.
1.
Druk op [F1] (RTime) of [F2] (Arrng), naar gelang
u een Realtime- of Arranger-Part wilt uitschakelen.
2.
Indien nodig, kunt u met de [PAGE] ▲▼ knoppen
de display-pagina kiezen die overeenkomt met de Part
die u wilt uitschakelen.
3.
Druk op de Part Select [M.DRUMS] knop om Off
te selecteren.
4.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Opgelet: Verderop vindt u de overige functies van de Mixerpagina’s.
acc2).
Volume in de GM/GS-mode
Het systeem van de regelaars wordt ook in de Songmode toegepast, d.w.z. als de indicator van de [GM/
GS MODE]-knop oplicht, tijdens de weergave van een
Song of wanneer u een 16-Track Sequencer Song aanhet editen bent. Als u dan op [VOLUME] drukt (indicator licht op), ziet de Volume Global-pagina er als
volgt uit:
10.2 Panpot (stereopositie)
U kunt voor iedere Part een eigen positie in het stereobeeld geven. Zo zou het geen slecht idee zijn om de
Upper1-Part naar de linkeruitgang te sturen, terwijl u
de Upper2-Part naar de rechteruitgang stuurt. Stapelt
u nu Upper1 en Upper2 (door op SPLIT of WHOLE
RIGHT en op [UPPER1] en [UPPER2] te drukken),
dan hoort u een brede klank waarbij de Upper1-klank
uit de linker luidspreker komt, terwijl de Upper2klank uit de rechter luidspreker komt.
Opgelet: Zie “(EFX) Type” op blz. 23 in het Referentieboek
voor een andere toepassing van Pan in combinatie met het
Insert-effect (DSP EFX).
De Panpot-parameter van een Part stelt u als volgt in:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-mode op te roepen.
2.
Kies de Part-groep (Realtime of Arranger) door op
[F1] (RTime) of op [F2] (Arrng) te drukken.
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de Part waarvan
u de Pan-instelling wilt aanpassen.
U kunt nu op [F2] drukken om naar de individuele
Upper-regelaars (en M.INT) te gaan of met [F3] de
Lower1- & Lower-2-Fader oproepen.
Opgelet: Er is geen aparte pagina voor de M.Drums-Part
omdat die hier overbodig is. Het volume van deze Part kunt
u namelijk op de Global-pagina instellen.
Gebruik de [BALANCE]-regelaar op het frontpaneel
om de balans tussen de Song-Parts (ACCOMP) en de
Realtime-Parts (KEYBOARD) in te stellen.
Opgelet: Met “Mute” op blz. 47 in het Referentieboek kunt
u de overbodige Song-Parts uitschakelen.
4.
Stel met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
gewenste stereopositie in.
Kies een waarde tussen 1 en 63 om de Part verder naar
links te plaatsen, of tussen 65~127 om de Part verder
naar rechts te plaatsen. U kunt ook Rnd (Random)
kiezen, waardoor de Part willekeurig tussen het linkeren het rechterkanaal heen en weer gaat. Om deze optie
te kiezen moet u de [ACCOMP/GROUP]-regelaar
helemaal naar links draaien.
Opgelet: De draairegelaars zijn snelheidsgevoelig. Hoe sneller u eraan draait, hoe grotere waardesprongen u neemt. Zo
kunt u met een snelle draai van links naar rechts van Pan 1
naar Pan 127 springen. Hoe trager u draait, hoe kleiner de
waardesprongen waarmee u omhoog/omlaag gaat.
5.
Blijf op de Mixer-pagina want daar speelt zich ook
het volgende verhaal af:
74
EM-2000 – Gebruikershandleiding
10.3 Effecten en Equalizer
De EM-2000 is uitgerust met drie programmeerbare
effecten (Reverb, Chorus en Delay), een multi-effect
(Insertion EFX) en een parametrische tweebandsEqualizer.
Opgelet: Wijzigingen die u in de effectprogramma’s aanbrengt gelden voor alle Parts, aangezien er maar één Reverb,
één Chorus, één Delay, en één Equalizer (EQ) is. U kunt
wel voor iedere Part individueel bepalen in welke mate u de
effecten erop wilt toepassen (effectdiepte).
Opgelet: Het Insert-effect is enkel beschikbaar voor de Realtime-Parts.
Reverb, Chorus of Delay voor een Part
1.
Kies op de Mixer-pagina –zie “Panpot (stereopositie)”, stap (1)~(3)– de Part-groep en Part waarvoor u
de effectdiepte wilt instellen.
Met de effectregelaars op de Mixer-pagina bepaalt u in
welke mate het geluid van de Part respectievelijk naar
het Reverb-, Chorus- en Delay-effect wordt gestuurd.
Kiest u op deze pagina hoge Reverb-, Chorus- en
Delay-waarden, dan verhoogt u in feite het effectvolume.
Het werkt net zoals in een kathedraal: hoe luider u
zingt, hoe meer galm (Reverb) u hoort. Ook in een
kathedraal betekent luider zingen dat u het volume
verhoogt dat naar het “galmapparaat” (de kathedraal)
wordt gezonden.
2.
Pas met de [BASS/BANK]-regelaar de Reverbdiepte aan.
Effectinstellingen
Drie effecten van de EM-2000 kunt u editen en dus
precies naar wens instellen.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-mode op te roepen.
2.
Druk op [F4] (Effct) om naar het Effect-niveau te
gaan.
“Reverb” is de eerste van zes pagina’s (vandaar de “1”
in de schuifbalk). Op de zesde pagina kunt u de
gewenste waarden voor de twee instelbare DSP EFXparameter inbrengen. Er kunnen telkens twee DSP
EFX-parameters in Realtime worden aangestuurd.
3.
Druk op [PAGE] ▲▼ om de display-pagina van het
effect, dat u wilt editen, op te roepen. Dit is de volgorde van de pagina’s:
Effect (of functie)Paginanummer
Reverb
Chorus
Delay
Equalizer
Insert-effetc (DSP EFX)
DSP EFX Source 1 & 2
1
2
3
4
5
6
3.
Pas met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de Cho-
rus-diepte aan.
4.
Pas met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de
Delay-diepte aan.
Op de effectpagina’s (Reverb, Chorus, Delay en Insertion EFX) kunt u met de meest linkse regelaar
([DRUMS/PART]) het effecttype kiezen. Voor elk
effectblok zijn er verschillende types. Zo zou u voor
het Chorus-blok bv. ook een Flanger-effect kunnen
kiezen. Met de [BASS/BANK]-regelaar kiest u een
parameter en met de [UPPER/VARIATION]-regelaar
kunt u er de waarde van wijzigen. Meer details over
deze parameters vindt u onder “Mixer\Effectpagina’s” op blz. 20 in het Referentieboek.
Equalizer
Op deze pagina kunt u de tweebands-Equalizer programmeren. De werking van deze Equalizer kunt u
vergelijken met die van de Treble- en Bass-regelaar op
uw stereo-installatie. Met deze Equalizer kunt u de
75
Editen
hoge en lage tonen ophalen of verzwakken. Bovendien
kunt u kiezen welke frequenties u precies gaat versterken of verzwakken.
1.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de lage fre-
quentie (L-Freq) die u wilt versterken of verzwakken.
2.
Kies met de [ACCOMP/GROUP] draaiknop een
positieve (versterken) of negatieve (verzwakken)
waarde voor de L-Gain parameter.
3.
Herhaal deze stappen voor de hoge frequentieband
en gebruik daarbij de [BASS/BANK] (H-Freq) en
[LOWER/NUMBER] (H-Gain) regelaars.
Parts kiezen waarop de Equalizer werkt
De standaardinstelling, die de EM-2000 vlak na het
inschakelen kiest, stuurt alle Parts door de Equalizer.
U kunt de Equalizer in dat geval dus gebruiken om de
hoog- en laagweergave van het instrument te bepalen.
Een Equalizer bewijst echter zijn beste diensten als
corrigeermiddel voor een klank die de andere “in de
weg zit”. Laten we daarom kijken hoe u de Equalizer
kunt uitschakelen voor Parts die geen klankkleurcorrectie nodig hebben.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer).
We gaan eerst de Equalizer van de Realtime-Parts uitschakelen.
2.
Druk op [F1] (RTime) om de Mixer\RTime-pagina
te openen.
Insert-effect (EFX)
Bovenstaande display-pagina bevat ook een EFX ON/
OFF-schakelaar waarmee u het Insert-effect voor de
geselecteerde Realtime-Part in en uit kunt schakelen.
Dit effect heet trouwens Insert(ion)-effect omdat deze
processor zich tussen de Realtime-Parts en de overige
effecten bevindt.
Als het Insert-effect uitgeschakeld is, luidt de verbinding tussen een Realtime-Part en de effecten als volgt:
DSP EFX UIT
Insert-effect
Realtime part
(e.g. Upper 1)
Als het Insert-effect ingeschakeld is, is de RealtimePart niet meer rechtstreeks met de uitgangen en de
overige effecten verbonden:
Insertion EFX AAN
Insert-effect
Chorus
Reverb
Delay
EQ
UITGANGEN
Chorus
Reverb
L
R
3.
Selecteer met de [PAGE] ▲▼ knoppen de Part
waarvoor u de Equalizer wilt in- (EQ On) of uitschakelen (EQ Off).
4.
Druk op Part Select [UPPER1] onder het display
om EQ-ON of EQ-OFF te kiezen.
5.
Ga terug naar stap (3), selecteer de andere Parts, en
schakel de Equalizer in/uit.
6.
Druk op F5 (Exit) om de Mixer-mode te verlaten en
terug te keren naar de Master-pagina.
Realtime-Part
(bv. Upper 1)
Delay
EQ
L
R
UITGANGEN
Hier kunt u het uitgangssignaal van het Insert-effect
dus nog met de Reverb, Chorus en Delay bewerken.
En omdat er maar één Insert-effect (DSP EFX) is, hebben alle betrokken Parts dezelfde Reverb-, Chorus- en
Delay-diepte.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-pagina te kiezen.
2.
Druk op [F1] (RTime) om een pagina zoals de volgende op te roepen. (Het Insert-effect is niet beschikbaar voor de Arranger-Parts.)
76
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ een Realtime-Part.
4.
Kies met de Part Select [LOWER1]-knop de DSP
EFX OFF- of EFX ON-instelling.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Als het EFX-schakelicoon d.m.v. een stippellijn wordt
aangeduid, moet u het Insert-effect met de [ACTIVE]knop in de DSP EFX-sectie inschakelen:
5.
Druk op [F4] (Effct) om naar het Effect-niveau te
gaan.
6.
Kies met [PAGE] ▲▼ de Effect 5-pagina:
7.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het gewenste
EFX Type.
Op blz. 115 in het Referentieboek vindt u een beschrijving van de effecttypes en de instelbare parameters.
Druk op [UP1 SET RECALL] op het frontpaneel om
het EFX-type te laden dat vast toegewezen is aan de
Tone die de Upper1-Part momenteel gebruikt. Zie ook
het overzicht op blz. 23 in het Referentieboek.
8.
Stel met de [BASS/BANK]-regelaar het Send-
niveau van de EFX naar het Reverb-effect in.
9.
Stel met de [LOWER/NUMBER]-regelaar het Send-
niveau van de EFX naar het Chorus-effect in.
10.
Stel met de [UPPER/VARIATION]-regelaar het
Send-niveau van de EFX naar het Delay-effect in.
11.
Druk op Part Select [UPPER1] om te bepalen of
het Insert-effect ook met de EQ moet worden bewerkt
(On) of niet (Off).
12.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de
Master-pagina.
Instellen van de twee Source-parameters
We hadden het er al over dat u telkens twee EFX-parameters naar wens kunt instellen. Deze instellingen
kunt u, samen met de overige parameters, in een User
Program opslaan. U kunt de Source-parameters echter
ook voor veranderen tijdens het spelen (“Realtime”)
gebruiken.
De toewijzing van de DSP EFX-parameters aan de
Source-“regelaars” is voorgeprogrammeerd en verschilt naar gelang het gekozen DSP Type. Zie “EFXtypes & parameters die u kunt aansturen” op blz. 115
in het Referentieboek voor meer details. Ziehier alvast
een voorbeeld: als u het “15 SpFlangr” type kiest, kunt
u de volgende parameterwaarden instellen: Feedback
(Source 1) en Step Rate (Source 2).
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-pagina te kiezen.
2.
Druk op [F4] (Effct) om naar het Effect-niveau te
gaan.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de zesde Effect-pagina.
4.
Stel de Source1-parameter in met de [ACCOMP/
GROUP]-regelaar.
5.
Stel de Source2-parameter in met de [LOWER/
NUMBER]-regelaar.
Opgelet: De laatst ingestelde waarden worden telkens in een
User Program opgeslagen. Stel het Insert-effect dus altijd zo
in als het moet klinken wanneer u het betreffende User Program oproept.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
77
Editen
10.4 Uw instellingen of die van
de Music Styles?
Met de schakelaars onder de Effect Send-parameters
kunt u bepalen of de Send-instellingen van de Arranger-Parts al dan niet moeten worden gebruikt.
Deze schakelaars stelt u als volgt in:
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F1] (Mixer) om de
Mixer-pagina te kiezen.
2.
Druk op [F2] (Arrng) om naar het Arranger-niveau
te springen.
3.
Druk op Part Select [M.BASS], [LOWER1] of
[UPPER1] om ARR of USR te kiezen.
De instelling geldt telkens voor de parameter die zich
boven de betreffende schakelaar bevindt (Pan, Reverb,
of Chorus). De betekenis van de twee mogelijkheden
luidt:
USR: Uw instellingen gelden zolang tot u ze verandert
of tot u een ander User Program kiest (USR is de
afkorting voor User Program).
ARR: In dit geval worden de instellingen van de
Arranger-Parts bepaald door de waarden die in de
Music Style zelf zijn opgeslagen.
Music Styles bevatten niet alleen noten (d.w.z. de
drum, bas en begeleidingspartijen), maar ook een
reeks instellingen die bepalen hoe de Parts moeten
worden weergegeven. Onder deze instellingen vallen
ook programmakeuze-commando’s, Panpot, volume,
enz. Zoals u weet, zijn Music Styles begeleidingspatronen die voortdurend worden herhaald (meestal na
vier maten). De zonet vermelde extra instellingen
bevinden zich steeds aan het begin van een patroon.
Kiest u dus ARR, dan worden de instellingen van de
Mixer-pagina weer op de waarden van de Music Style
gebracht zodra het patroon vanaf maat 1 begint of
zodra u een andere divisie kiest (bijvoorbeeld “Fill-In
To Variation”).
Wilt u niet dat uw wijzigingen door een Music Style
worden tenietgedaan, kies dan met de draairegelaars
USR.
Opgelet: Een vergelijkbaar systeem bestaat ook voor de
Recorder-Songs. Die instellingen moet u echter naar een
disk wegschrijven omdat ze niet intern kunnen worden
opgeslagen. Zie ook “Header Post Edit” op blz. 46 in het
Referentieboek.
10.5 Parts editen
Editen van de Part-parameters
Opgelet: De instellingen van deze schakelaars hebben geen
invloed op de ontvangst van MIDI-commando’s via de
MIDI IN-poort. Wilt u die commando’s filteren, dan kan
dat ook, en wel met de MIDI-filters waarover de EM-2000
beschikt.
De EM-2000 biedt u de mogelijkheid een aantal parameters te editen die bepalen hoe een Part gaat klinken.
Met deze parameters kunt u dus Parts “optimaliseren”
door dingen, zoals de helderheid, de modulatiesnelheid (Vibrato Rate) enz. aan te passen.
Houd er rekening mee dat de parameters die we in dit
deel behandelen betrekking hebben op Parts (Upper1/
2/3, Lower1/2 enz.). Een andere Tone aan een Part toewijzen verandert niets aan de Part-parameters die we
hieronder gaan bespreken. Als u dus de envelope wijzigt van een pianoklank die aan de Upper1-Part is toegewezen, denkt u misschien dat u de envelope van de
piano Tone hebt gewijzigd en dat u, door een andere
Tone voor Upper1 te kiezen, andere envelope-instellingen laadt. Dat is niet helemaal fout, toch moet u in
de eerste plaats bedenken dat de Part-parameterinstellingen worden opgeteld bij de instellingen van de Tone
zelf.
Parts zijn in wezen “vakjes” waarin u een Tone kunt
plaatsen en waarvan u de klank kunt aanpassen met de
parameters die we hieronder gaan beschrijven.
Opgelet: Alle Part-parameters zijn relatieve parameters:
hun waarde wordt opgeteld bij of afgetrokken van de voorgeprogrammeerde waarden van de Tone parameters. Vandaar dat u positieve (“meer”) en negatieve (“minder”)
waarden kunt invoeren.
Zoals de meeste andere parameters kunt u de Partparameters met regelaars en knoppen in het display
editen:
1.
Druk, op de Master-pagina, op de [TONE]-knop
links onder het display.
2.
Druk op [F4] (Edit) om de Edit-pagina te kiezen.
3.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de Part die u
wilt editen.
Opgelet: U kunt enkel de Realtime-Parts editen.
4.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar (Parameter) de parameter (zie hieronder) waarvan u de
waarde wilt aanpassen.
78
5.
Kies met de regelaar die aan VALUE is toegewezen
de waarde van de geselecteerde parameter.
6.
Ga verder met stap (3) om een andere Part te kiezen
die u wilt editen.
Onder “Tone Edit (Part-parameters)” op blz. 17 in het
Referentieboek vindt u hierover meer details. De klankaspecten die u kunt editen zijn:
Modulatie (Vibrato)
Vibrato is een effect dat ontstaat door de toonhoogte
te moduleren. U kunt er een klank wat meer expressiviteit mee verlenen. Met de volgende drie parameters
kunt u de aard en de mate van vibrato bepalen.
Timbre (filter)
Door de filterinstellingen te variëren regelt u de klankkleur (het timbre). De EM-2000 gebruikt Low Pass Fil-ters (LPF). Dit zijn filters die alle frequenties onder een
bepaalde frequentie doorlaten (in het Nederlands
worden ze daarom ook wel “hoog-af filters”
genoemd). Alle harmonischen die boven deze frequentie liggen worden afgesneden. Die “bepaalde frequentie” heet Cutoff Frequency (grensfrequentie), en u
kunt die zelf bepalen. Door de grensfrequentie hoger
of lager te zetten wordt de klank respectievelijk helderder of doffer. Bovendien kunt u de frequentie in de tijd
laten veranderen. Dit doet u door er een “envelope”
(verloopcurve) aan toe te wijzen. Met de combinatie
van filter- en envelope-instellingen kunt u een flink
stuk dynamiek en expressiviteit aan klanken verlenen.
Envelope
“Echte” instrumenten klinken nooit constant op hetzelfde volume. Een noot kent steeds een bepaald volumeverloop, van het moment dat u ze speelt tot ze is
uitgestorven. Dit kun je grafisch weergeven als een
curve. Dankzij de envelope kunt u heel wat klanken
nabootsen.
De envelope parameters werken trouwens niet enkel
op het volume (of de amplitude), maar ook op het filter. Stijgt de envelope, dan stijgt ook de grensfrequentie (als die tenminste al niet op het maximum stond).
Als de envelope daalt, daalt ook de grensfrequentie.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Upper2-instellingen
Upper2 stemmen: Coarse en Fine
De Upper2-Part kunt u gebruiken als zelfstandige
solo- of melodieklank of om de klank van Upper1 “aan
te dikken”. Dat laatste dan in het geval u Upper2 en
Upper1 stapelt. Met dat stapelen bedoelen we dat u telkens, wanneer u op een toets drukt in de rechterhelft
van het klavier (op voorwaarde dat u de Assign Split-
mode, blz. 28, hebt gekozen) of gelijk waar op het klavier (als u de Whole Right-mode hebt gekozen), twee
Tones aanstuurt: degene die aan de Upper1-Part is
toegewezen en degene die aan de Upper2-Part is toegewezen. Zie ook “Upper2 kiezen en stapelen” op
blz. 27.
Met de volgende parameters kunt u de Upper2-Part
ten opzichte van de Upper1-Part transponeren
(Coarse) of ontstemmen (Fine).
Zo zou u met Coarse een interval van een kwint (7
halve tonen) voor Upper2 kunnen programmeren. Dit
werkt vooral goed op blazersklanken en “zware”
gitaarakkoorden (Power Chords). Om de Upper2
Coarse- en Fine-parameters te kunnen gebruiken mag
u niet vergeten de Upper1- en Upper2-Part samen te
activeren. Gebruikt u enkel de Upper2-Part, dan lijkt
het alsof u uw solo’s in een verkeerde toonaard of met
een ontstemde klank speelt.
Met de Fine-parameter kunt u mooie dingen doen als
u twee identieke of gelijkaardige Tones aan Upper1 en
Upper2 toewijst. In dergelijke gevallen komt u met
Fine tot een soort natuurlijk Chorus-effect, dat u extra
in de verf kunt zetten door Upper1 naar links en
Upper2 naar rechts te pannen (of vice versa, zie
blz. 74).
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F2] (Tune).
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de tweede Tune-pagina.
4.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar het Coarse-
interval voor Upper2 in.
5.
Stel met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de Fine-
waarde voor Upper2 in.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
79
Geavanceerde functies
11. Geavanceerde functies
De waarden die u voor alle parameters in dit deel instelt kunt u opslaan in een User Program en weer laden als u ze
nodig hebt (zie “Instellingen opslaan in een User Program” op blz. 50).
3.
11.1 Instellingen i.v.m. de
Arranger
Fill Rit-waarde
Met de Fill Rit-waarde bepaalt u in welke mate een Fill
vertraagt terwijl hij wordt weergegeven. De Fill Ritwaarde is enkel van toepassing als de [FILL RIT]-indicator oplicht. Zie ook “Andere Fill-functies: Fill In
Half Bar en Fill In Rit” op blz. 40.
1.
Druk, op de Master pagina, op[F2] (Param) om de
Parameter-mode te selecteren.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
3.
Kies met de [PAGE] ▲▼ knoppen de tweede Glo-
bal-pagina.
4.
Stel met [BASS/BANK]-regelaar de gewenste Fill
Rit-waarde in.
Hoe hoger de waarde, hoe meer de Fill vertraagt.
5.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Majeur-, mineur- of septiembegeleiding? – Chord
Family Assign, Alteratn
Op blz. 40 hebben we u uitgelegd dat er drie complete
sets Style divisies zijn: eentje voor majeur-, eentje voor
mineur-, en eentje voor septiemakkoorden. Als u aandachtig naar de interne Styles van uw EM-2000 luistert, zal u merken dat de begeleiding voor mineurakkoorden soms afwijkt van die voor majeur- en septiemakkoorden. Dat is omdat u deze begeleidingen
apart kunt programmeren.
Met de Chord Family Assign-functie bepaalt u welke
mode (majeur, mineur of septiem) de Arranger moet
gebruiken voor de akkoorden die u speelt. Wilt u bijvoorbeeld de mineurbegeleiding horen wanneer u “6”
akkoorden speelt, wijs dan met de Chord Family
Assign-functie de familie van “6” akkoorden (bijvoorbeeld C6, A6 enz.) aan de mineurbegeleidingen toe.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
Kies met [PAGE] ▲▼ de vierde Global-pagina.
4.
Kies eerst één van de 8 beschikbare Chord-geheu-
gens. Dit doet u met de [DRUMS/PART]-regelaar.
Hebt u met deze functie nog niets geprogrammeerd,
dan wordt Chord-geheugen 1 gekozen. Als alle geheugens reeds bezet zijn (dit kunt u zien aan de akkoordnaam rechts van het geheugennummer), kunt u één
van deze geheugens wissen door op Part Select
[M.DRUMS] (Cancel) te drukken.
5.
Speel het akkoord dat u aan een andere Family wilt
toewijzen. De naam van dat akkoord verschijnt rechts
van het akkoord-geheugennummer.
6.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de
gewenste Family – Majeur (M), Mineur (m), of Septiem (7)– voor het akkoord dat u zonet hebt gespeeld.
Stel nu dat u de begeleiding waaraan u het akkoord
hebt toegewezen wel in orde vindt, maar dat de Intro
en Ending wat vreemd klinken wanneer u een nummer met dat akkoord begint (bijvoorbeeld C4). We
gaan dit even verduidelijken met een voorbeeld. U
hebt het C4 aan de majeurfamilie toegewezen, en de
Intro van de Style bevat de volgende progressie:
C
A AmA FA G
Begint u nu de Intro met het C4-akkoord in het
geheugen, dan ziet de progressie er plots als volgt uit:
A FA FA G
C4
Het resultaat is dus niet echt voorspelbaar. Gelukkig
kunt u de Alteration-functie uitschakelen. Het C4akkoord blijft dan in het geheugen bewaard, maar de
Intro of Ending spelen de normale progressie (in ons
geval C, Am, F, G). Na de Intro/Ending schakelt de
Arranger over naar het C4 akkoord.
7.
Schakel met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de
Alteration (Altern) functie in (On) of uit (Off).
8.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
80
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Muzikale Style-weergave: Wrap
Met de Wrap-functie bepaalt u hoe de bas en de begeleidingsinstrumenten hun partijen spelen. Als de basbegeleiding bv. stijgende toonladders moet spelen, zou
het kunnen gebeuren dat sommige noten buiten het
bereik van het instrument vallen en dus onnatuurlijk
klinken. De interne klankbron heeft daar weinig
moeite mee, maar de kwaliteit van uw begeleidingen
lijdt er wel onder.
U hebt tot nu toe waarschijnlijk nog weinig gemerkt
van de Wrap-functie. Ze staat namelijk standaard op
Natural, wat betekent dat alle instrumenten in hun
natuurlijk bereik spelen. Als u de optie Natural kiest,
transponeert de Wrap-functie namelijk alle noten die
in de begeleiding te laag (voor piccoloklanken enz.) of
te hoog (voor basklanken enz.) zijn één octaaf naar
omhoog of omlaag. Waar de Wrap-functie precies de
grens trekt, ligt voor iedere Tone vast – u kunt dit niet
veranderen.
Met de Acc Wrap-parameter kunt u de Wrap functie
in- (Natural) of uitschakelen (Full). Voor de meeste
Styles is Natural de beste keuze. Full kan een zinvolle
keuze zijn wanneer u de User Style-functie gebruikt als
sequencer.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode te kiezen.
2.
Druk op [F1] (Glbal).
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de vijfde Global-pagina.
Instellingen i.v.m. de Realtime-Parts
Mode:
U kunt de Upper1- en Upper2-Part monofoon maken.
Mono betekent dat u slechts één noot tegelijk kunt
spelen. Gebruik de Mono-mode om een trompet- of
houtblazerspartij op een natuurlijke manier te kunnen
spelen. Poly betekent daarentegen dat u met de geselecteerde Part akkoorden e.d. kunt spelen.
1.
Parameter-mode op te roepen.
2.
3.
4.
regelaar de Upper1- of Upper2-mode.
Portamento Time
Portamento is een effect dat de noten die u speelt
geleidelijk in elkaar doet overgaan:
Mono/Poly
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Druk op [F2] (Tune) om het Tune-niveau te kiezen.
Roep met [PAGE] ▲▼ de derde Tune-pagina op.
Kies met de [DRUMS/PART]- of [BASS/BANK]-
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de partij
(ABS, Acc1~Acc6) waarvan u de Wrap-instelling wilt
veranderen.
5.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar hetzij
Natural, hetzij Full.
Natural: Alle noten die door de overeenkomstige Part
worden gespeeld klinken in het natuurlijke bereik van
de geselecteerde Tone (niet te laag en niet te hoog).
Full: Alle noten van de overeenkomstige Part worden
gespeeld zoals u (of Roland) ze hebt geprogrammeerd.
Kies Full indien u stijgende of dalende lijnen of consequente voicings nodig hebt voor de akkoordprogressie
die u speelt (bijvoorbeeld als u de User Style-functie
gebruikt om zelf een begeleiding op te nemen).
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Portamento Time= 0 — "Ruwe" veranderingen
van de toonhoogte: halve tonen (normaal).
De toonhoogte glijdt van de ene noot
naar de volgende.
Portamento Time> 0 — Geleidelijke verandering.
Zodra u een Portamento-waarde hoger dan 0 instelt,
“glijdt” te toonhoogte geleidelijk van noot naar noot.
Hoe hoger de waarde die u instelt, hoe trager de toon
glijdt. Dit effect bewijst zijn beste diensten bij synthesizer- of zigeunervioolpartijen.
81
Geavanceerde functies
5.
Om de Portamento snelheid in te stellen draait u
aan de [ACCOMP/GROUP]-regelaar (Upper1) of de
[LOWER/NUMBER]-regelaar (Upper2).
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Andere stemming: Keyboard Scale
Met de volgende parameter kunt u de stemming van
verschillende of van twee of alle Parts veranderen,
zodat u bijvoorbeeld Arabische toonladders enz. kunt
spelen.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F2] (Param) om de
Parameter-mode op te roepen.
2.
Druk op [F2] (Tune) om het Tune-niveau te kiezen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de tweede Tune-pagina.
Met de eerste Kbd Scale parameter, Assign, schakelt u
de alternatieve stemming in (UP1-2, All) of uit (Off).
4.
Kies met de [BASS/BANK]-regelaar UP1-2, All, of
Off voor de Assign-parameter.
Wilt u een andere stemming programmeren, kies dan
UP1-2 (enkel Upper1, Upper2 en de Melody Intelligence-Part [MI]) of All (alle Realtime- en ArrangerParts), want anders hoort u niet wat u programmeert.
5.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar de noot
wier stemming u wilt veranderen.
U zal merken dat u iedere noot slechts éénmaal kunt
selecteren. Dat komt omdat de Value automatisch
geldt voor alle noten met dezelfde naam. Verandert u
bv. de stemming van de C, dan wordt die waarde
opgeteld bij of afgetrokken van alle C’s (C1, C2, C3
enz.).
6.
Stem de gekozen noot met de [UPPER/VARIATION]-regelaar. De waarde “0” betekent dat u de
noot op zijn originele toonhoogte laat.
Negatieve waarden betekenen dat de stemming van de
betreffende noot lager komt te liggen. Bij positieve
waarden wordt de noot hoger. Het instelbereik gaat
van –64~+63 cent. 100 cent is gelijk aan één halve
toon, dus kunt u de toonhoogte iets meer dan een
halve toon verhogen of verlagen.
7.
Herhaal stap (5) en (6) om de andere noten van de
toonladder te stemmen (C#, D, D#, E enz.).
8.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
82
EM-2000 – Gebruikershandleiding
12. User Styles programmeren
De EM-2000 biedt u de mogelijkheid uw eigen begeleidingen, of Styles zoals we ze intussen noemen, te programmeren.
Styles die u zelf programmeert bevinden zich niet in het ROM geheugen, daarom noemen we ze User Styles, Styles die
door een gebruiker (u of iemand anders) werden gemaakt.
12.1 Hoe werkt het?
Nieuwe Styles kunt u op drie manier programmeren:
• Door fragmenten van een Standard MIDI File naar
een begeleiding te converteren die de Arranger kan
weergeven (zie blz. 69).
• Door “van nul” te beginnen en een volledig nieuwe
Style te creëren (zie blz. 85).
• Door bestaande Styles te editen. Hiervoor moet u ze
eerst kiezen of laden. Daarna u de instellingen of
noten wijzigen die u niet bevallen (zie blz. 91).
De laatste manier is uiteraard sneller, aangezien u
enkel Parts moet aanpassen die niet “werken” voor het
nummer dat u wilt spelen. Toch valt ook het programmeren van een totaal nieuwe Style best mee, want de
EM-2000 is uitgerust met een aantal functies die het
programmeren aanzienlijk vlotter doen verlopen.
Patronen
User Styles en interne Styles zijn in feite korte muzikale patronen (meestal vier, soms acht maten lang) die
u tijdens het spelen kunt selecteren. Dit hebben we
trouwens al iets uitvoeringen uit de doeken gedaan in
het deel “Spelen met begeleiding – Arranger” op
blz. 38. Als u ooit met een Rhythm Programmer (de
Roland R-8MkII, bijvoorbeeld) hebt gewerkt, zal het
begrip patroon u wel vertrouwd in de oren klinken.
Met een klein streepje muziek kunt u dus al heel wat
teweeg brengen.
Begeleidingen die op patronen zijn gebaseerd bestaan
meestal uit de volgende elementen:
•De Groove, dit is het ritme dat de “ruggegraat” van de
Song vormt.
• Verschillende alternatieven voor de Groove die de
begeleiding interessant houden en een zekere “evolutie” of “variatie” suggereren.
• Fill-Ins die het begin van een nieuw deel van de Song
aankondigen
• Het begin en einde van een nummer.
Voor een nummer van drie minuten hebt u in de regel
genoeg aan vier tot acht drumpatronen. U hoeft ze
dan enkel nog in de juiste volgorde te zetten, en klaar
is Kees. In feite kunt u een Music Style op de EM-2000
vergelijken met wat meestal een “Song” heet op een
drummachine. Drumcomputer-Songs moet u echter
op voorhand programmeren, terwijl u de Music Stylepatronen tijdens het spelen kunt kiezen door op de
Arranger-knoppen te drukken.
U kunt 36 verschillende patronen per Style programmeren. Een aantal daarvan kunt u achteraf via knoppen op het frontpaneel selecteren ([TYPE], [DIVISION] enz.), terwijl anderen worden geselecteerd op
basis van de akkoorden die u speelt in het akkoordherkenningsgebied van het klavier (majeur, mineur, septiem).
Sporen
In tegenstelling tot een drumcomputer bevat een Style
niet enkel ritmepartijen (drums & percussie) maar
ook een melodische begeleiding die bestaat uit twee
tot drie muzikale partijen, zoals piano, gitaar, bas, en
strijkers. Deze zijn in de EM-2000 verdeeld over sporen – acht om precies te zijn:
1 ADR: Accompaniment Drums. De drum- en percussiepartij van een begeleiding.
2 ABS: Accompaniment Bass. De baslijn van een begeleiding.
De toewijzing van de Parts aan de sporen ligt vast. Zo
kunt u bijvoorbeeld niet de ADR-Part aan spoor 6 toewijzen.
De verdeling van de sporen is geïnspireerd op de praktijk: zo zijn de ADR- en de ABS-Part respectievelijk
aan spoor één en twee toegewezen omdat de meeste
programmeurs en artiesten beginnen met de ritmesectie (drums en bas) van een nummer.
Maar u bent uiteraard niet verplicht om “volgens het
boekje” te werken. Begin met een andere Part als dat
beter uitkomt voor de Style die u wilt programmeren.
Opgelet: Hoewel er zes ACC-Parts zijn, bevatten de meeste
Styles slechts twee of drie melodische begeleidingen. “Eenvoud siert” namelijk ook bij het programmeren van Styles.
Voel u dus niet verplicht de zes Parts van de EM-2000 allemaal te gebruiken. Op die manier raakt uw arrangement
namelijk snel “oververzadigd”, waardoor het aan kracht
inboet. Luister maar eens naar een aantal popopnames die
u nogal indrukwekkend vindt klinken. U zal (misschien tot
uw verbazing) merken dat niet het aantal instrumenten
maar wel de kracht van het arrangement (de juiste noten op
het juiste moment) de nummers zo “groots” doen klinken.
83
User Styles programmeren
Looped en One-Shot
Er zijn twee soorten divisies op de EM-2000: ge-loop-te divisies en One-Shot-divisies.
Loop-divisies : Loop-divisies zijn begeleidingen die
worden herhaald tot u een andere divisie kiest of op
[START/STOP] drukt om de weergave van de Arranger te stoppen. De EM-2000 biedt vier Loop-divisies
met elk drie variaties. Laten we die variaties vanaf nu
modes noemen:
DivisieModeVerklaring
Major
Basic/Original
Basic/Variation
Advanced/Original
Advanced/Variation
De naam zegt het al, dit is de meest
Minor
eenvoudige begeleiding.
Seventh
Major
Basic/Variation is een alternatief
Minor
voor de Basic-begeleiding
Seventh
Gaat verder dan het Basic niveau.
Major
Bevat meestal meer instrumenten,
Minor
maar het kan ook een totaal an-
Seventh
dere begeleiding zijn.
Major
Variatie van de Advanced/Original-
Minor
begeleiding.
Seventh
Loop-divisies gaan niet automatisch over in een
andere divisie: ze blijven spelen tot u zelf een andere
divisie kiest (met de hand of met de voet, middels een
los verkrijgbare FC-7).
One-Shot-divisies: One-Shot-divisies zijn begeleidingen die slechts éénmaal spelen en dan overgaan in een
Loop-divisie of de Arranger stoppen.
DivisieModesVerklaring
Inleiding die overgaat in de
Intro
(Basic of Advanced)
Ending
(Basic of Advanced)
Fill-In To Original
Fill-In To Variation
Major
Minor
Seventh
Major
Minor
Seventh
Major
Minor
Seventh
Major
Minor
Seventh
Original-divisie van het niveau dat
u koos (Basic of Advanced).
Einde (of coda). Zodra de Ending is
afgelopen, stopt de Arranger.
Een muzikale overgang naar de
Original-divisie van het actieve
niveau.
Een muzikale overgang naar de
Variation-divisie van het actieve
niveau.
Het type divisie (Loop of One-Shot) bepaalt de
manier waarop de respectievelijke sporen worden
weergegeven.
De Arranger voegt automatisch de nodige rusten toe
aan een One-Shot-spoor dat korter is dan het langste
spoor van de Style.
Bij Loop-patronen gaat het anders: als die korter zijn
dan het langste spoor, worden ze herhaald tot het
langste spoor is afgelopen. Een repetitieve frase van
een Loop-divisie hoeft u dus slechts éénmaal op te
nemen, aangezien ze toch automatisch wordt herhaald
tot het langste spoor is afgelopen, waarna de hele divisie (inclusief de “sub-loops”) wordt herhaald. Duurt
de ADR-Part bijvoorbeeld vier maten, terwijl ABS acht
maten duurt, dan wordt ADR éénmaal herhaald terwijl de Arranger maat 5~8 van de baslijn weergeeft.
84
EM-2000 – Gebruikershandleiding
12.2 Nieuwe User Styles
opnemen
Opgelet: Het volgende kunt u op twee manieren lezen. Wilt
u enkel een Style programmeren, lees dan enkel de vetgedrukte stukjes. De overige tekst geeft extra uitleg (of opties)
bij wat we aan het doen zijn. U kunt die achteraf nog lezen,
als u iets niet begrijpt.
Belangrijke opmerking
De opname en het editen van een User Style gebeuren
in het Style RAM-geheugen van de EM-2000 (D88).
Als u de User Style-mode verlaat door op [F5] Exit te
drukken, waarschuwt het display u dat u de Style nog
naar een disk moet wegschrijven. Maak van de gelegenheid gebruik om te voorkomen dat uw Style plots
voor altijd verdwijnt…
Druk op Part Select [UPPER1] om uw Style naar een
disk te kunnen wegschrijven (zie ook blz. 89). Druk op
Part Select [M.DRUMS] als u de Style niet wilt bewaren.
User Style-mode kiezen
1.
Druk, op de Master-pagina van de Arranger mode,
op [F4] (UsrSt) om de User Style-mode te activeren.
Style in het D88-geheugen wissen
Het eerste wat we nu moeten doen is de Style in het
RAM-geheugen van de EM-2000 wissen. Dat geheugen wordt namelijk ook gebruikt wanneer u een
interne, Custom- of Disk Link-Style kiest. Anders uitgedrukt: dir geheugen bevat in de regel al data wanneer u de User Style-mode oproept. Anderzijds heeft
dit “RAM-sharing” systeem het voordeel dat u de te
editen Style in een mum van tijd kunt voorbereiden: u
hoeft hem maar te kiezen (Arranger-mode) en dan de
User Style-mode op te roepen.
Om een nieuwe User Style aan te maken moet u het
D88-geheugen echter eerst wissen:
2.
Druk op [F4] (Utility).
3.
Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [F2] (Dlete)
drukt.
Voorbereiding
5.
Druk op [F1] (Rec) als de 1REC-optie nog niet
geselecteerd is.
6.
Druk op [PAGE] ▲▼ om de eerste User Style\Rec-
pagina op te roepen.
Opgelet: Deze pagina noemen we “de eerste User Style\Rec
pagina”. In de linkerhoek kan namelijk User Style, Play,
Record Erase of Record Merge verschijnen, afhankelijk van
de functie die u kiest. De geselecteerde menufunctie blijft
echter steeds REC.
Op dit moment wordt User Style in de linkerhoek
afgebeeld, wat betekent dat de EM-2000 klaar is voor
opname of weergave.
Spoor, mode, type en divisie kiezen
Laten we het simpel houden en beginnen met de
drums van de Basic/Original-patroon.
7.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar 1ADR (eer-
ste spoor, Accompaniment Drums).
Kies nu een patroon. Begin met de Basic/Originaldivisie
8.
Kies met de [LOWER/NUMBER]-regelaar “Or”
voor de Division-parameter.
Werken met klonen
Op deze pagina kunt u twee “kloonfuncties” gebruiken waarmee u één partij kunt opnemen en kopiëren
naar drie divisies en drie modes. Het “=” symbool
betekent dat er meer dan één patroon wordt opgenomen.
9.
Kies met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
mode(s), en met de [BASS/BANK]-regelaar het (de)
type(s).
Laten we de bovenstaande display-instellingen gebruiken. Die betekenen “neem het Basic/Original/Majorpatroon op en kopieer het naar alle Loop-divisies”.
Door één patroon te programmeren krijgt u dus 3 (M, m, 7) x 2 (Bsc, Adv) x 2 (Or, Va) = 12 identieke drumpatronen!
Opgelet: Voor One-Shot-divisies kunt u slechts vijf Parts
klonen, aangezien er geen Original/Variation-niveau
bestaat voor Intro, Ending, To Original, of To Variation:
enkel Basic en Advanced (zie de afbeelding op blz. 84).
4.
Druk op Part Select [UPPER1] onder het display
om de Style in het D88-geheugen te wissen.
85
User Styles programmeren
Record Mode (opnamemethode)
10.
Druk op [PAGE] ▼ om de tweede User Style Rec-
pagina te kiezen:
Met de eerste parameter (Mode) kiest u de opname-
methode. Afhankelijk van de Mode die u hier kiest,
ziet de eerste User StyleRec-pagina er zo uit...
...of zo...
12.
Stel met de [ACCOMP/GROUP]-draaiknop de
toonaard in. Wilt u in F# spelen, stel deze waarde dan
in op F#; om in A te spelen, stelt u deze waarde op A
in enz.
Opgelet: Voor de ADR-Part hoeft u geen toonaard in te stellen want die partij (drums) wordt nooit getransponeerd.
Quantize
Quantize is een functie waarmee u kleine timing problemen kunt corrigeren. Zie ook de afbeelding onder
“Instellen van de metronoom en de Quantize-waarde”
op blz. 65 voor meer details.
Quantize verschuift noten, waarvan de timing niet
helemaal goed zit, naar de dichtstbijzijnde “juiste”
timingpositie.
Kies een resolutiewaarde die klein genoeg is om alle
gespeelde nootwaarden te herkennen, maar ook niet
kleiner dan de kortste noot. Als de kortste noten van
uw begeleiding 16de triolen zijn, stel dan de Quantize
op 1/16t in.
Zo stelt u de Quantize-functie in:
… wanneer u op de Recorder [REC●]-knop drukt.
Record Erase: Alles wat u opneemt overschrijft de
data van geselecteerde spoor (waarbij de aanwezige
data dus worden gewist). Deze mode wordt automatisch geselecteerd als u de Record-functie activeert
voor een spoor dat nog geen data bevat. Kiest u een
spoor dat reeds data bevat, dan verschijnt er Record
Merge in de linkerhoek.
Record Merge: De data die u gaat opnemen worden
bij de bestaande data van het geselecteerde spoor
gevoegd.
11.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar Erase of
Merge.
Toonaard kiezen (Key)
Als u de begeleidingen op een muzikaal zinvolle
manier wilt gebruiken (zie “Opmerkingen” op
blz. 90), moet u de EM-2000 vertellen in welke toonaard u opneemt. Op die manier wordt tijdens de
opname namelijk alles naar C getransponeerd, zodat u
tijdens het gebruik van uw User Style bij het spelen
van een C-akkoord (majeur, mineur, septiem enz.)
ook daadwerkelijk een C akkoord (i.p.v. een D) hoort.
U kunt dus in uw favoriete toonaard opnemen. Voorwaarde hiervoor is echter dat u de juiste Key-waarde
instelt.
13.
Kies met [LOWER/NUMBER]-regelaar de resolutie (Value).
De standaardwaarde, 1/16, werkt in de meeste gevallen
uitstekend. Als u niet wilt quantiseren zet u deze parameter gewoon op Off.
Tip: Het is zelfs aan te raden om hier Off te kiezen,
want u kunt de Part altijd nog quantiseren na de
opname (zie blz. 58 in het Referentieboek). Als u alle
partijen quantiseert, zal uw User Style namelijk “te
perfect” klinken. Kleine timing-afwijkingen en imperfecties zijn net wat muziek tot muziek maakt.
De User Style\Rec\3-pagina slaan we even over omdat
u op deze pagina reeds opgenomen Parts kunt uitschakelen, maar we hebben nog niets opgenomen. Zie
“Parts uitschakelen terwijl u andere opneemt (Status)”
op blz. 90 voor meer informatie.
14.
Druk twee keer op [PAGE] ▼.
86
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Tone-keuze
U moet even stilstaan bij de Tones die u kiest aangezien het adres (groep, bank, nummer, variatie) van de
Tones en Drum Set wordt opgenomen aan het begin
van iedere divisie.
We gaan zo dadelijk de drums programmeren met de
ADR-Part. De ADR-Part werkt op dezelfde manier als
de MDR-Part, we moeten dus een Drum Set kiezen in
plaats van een Tone.
Drum Sets (en Tones) kunt u op twee manieren kiezen:
• Kies met de knoppen van de TONE/USER PROGRAM-sectie een Drum Set voor de ADR-Part.
OF:
• Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar een
Drum Set (of Tone).
U kunt best even op het klavier “drummen” om te
horen of de gekozen Drum Set wel past bij de begeleiding die u gaat opnemen. Als dat niet zo is, zoekt u
gewoon verder tot u een Drum Set vindt die wel “goed
zit”.
Opgelet: De Expression-, Panpot-, Reverb-, en Chorusinstellingen mag u op dit moment negeren. We komen hier
later op terug (zie blz. 95).
Maatsoort (Time Signature)
Voordat u begint op te nemen, moet u natuurlijk de
maatsoort van uw begeleiding bepalen. Kies 4/4 voor
8- of 16-Beat patronen, 3/4 voor walsen, 2/4 voor
polka’s en 6/8 (of 4/4) voor marsen. Complexere
maatsoorten zoals 5/4, 7/4 enz. vormen trouwens ook
geen probleem voor de Arranger van de EM-2000.
15.
Druk op [F3] (TSign).
16.
Druk op [F2] (Change).
U zou natuurlijk ook Bsc/Adv en Or/Va kunnen kiezen, zodat u meteen de maatsoort voor alle vier Loopdivisies instelt. Hier maakt het echter weinig uit of u
dit doet, aangezien er toch 11 “klonen” van dit
patroon worden gemaakt.
In het USERSTYL-veld komt u te weten dat uw User
Style zich in het Style RAM-geheugen van de EM-2000
bevindt (D88). Dit geheugen wordt door alle Music
Styles gebruikt. Vergeet dus niet uw nieuwe begeleiding naar een disk weg te schrijven. Dat zou u trouwens op regelmatige tijdstippen moeten doen. (zie
“Style naar disk wegschrijven” op blz. 89).
18.
Leg de nieuwe maatsoort vast door op Part Select
[UPPER1] (Execute) te drukken.
Opgelet: U kunt nu op [F4] drukken en zo terugkeren naar
de eerste User Style\Rec-pagina zonder de lengte van het op
te nemen patroon te specifiëren. Maar dat laatste willen we
precies doen.
Length: lengte van het patroon instellen
U weet intussen dat een User Style een verzameling
van korte muzikale patronen is, die tijdens de weergave door de Arranger achter elkaar worden geplaatst
en al dan niet worden herhaald. Ieder patroon moet
dus de juiste lengte hebben om in dit puzzlewerkje te
passen. Zo zal een Intro van vijf maten nutteloos zijn
voor een nummer waarin slechts vier maten zijn voorzien voor een Intro. Als u nu reeds de lengte van een
patroon instelt, vermijdt u heel wat verwarring achteraf.
Dit is niet de enige reden om de lengte van het patroon
nu reeds in te stellen (in plaats van het patroon achteraf met deze Length-functie “op maat te knippen”).
U krijgt namelijk vaak af te rekenen met het volgende
scenario: u wilt vier maten opnemen, maar stopt de
opname iets te laat (dus iets na de vierde maat). De
Arranger voegt dan automatisch een vijfde maat toe
aan het patroon, waardoor u in feite vijf maten
opneemt in plaats van de vier die u wilde:
Als u [START/STOP] pas na maat 4 indrukt…
Zoals u in het uiterst linkse venster kunt zien, is 4/4 de
standaardinstelling, die hoeft u dus niet meer te kiezen. Andere maatsoorten kiest u met de [DRUMS/
PART]-regelaar.
17.
Als de benodigde divisie (Basic) nog niet gekozen,
kunt u dat met [BASS/BANK]- en [ACCOMP/
GROUP]-regelaar doen.
…ziet uw Style er als volgt uit en klinkt hij navenant (5 maten):
Bovendien moet u er rekening mee houden dat de
patronen in de User Style Record-mode in een lus
worden weergegeven. De EM-2000 blijft ze dus zo lang
weergeven tot u op de [START/STOP]-knop drukt.
Probeer maar eens “in de Groove” te komen bij een lus
van vijf maten waarvan de laatste leeg is! Stel dus vóór
de opname de lengte van het patroon in: kleine
moeite, …
87
User Styles programmeren
19.
Druk op [F2] (Lengt). U kunt een Length-pagina
ook vanuit een andere pagina kiezen door de
[SHIFT]-knop ingedrukt te houden en op [F2] te
drukken. Het display ziet er nu als volgt uit:
U kunt desgewenst een andere lengte en maatsoort
vastleggen voor ieder spoor en divisie. Houd er wel
rekening mee dat de Basic en Advanced (Original en
Variation) sporen in de praktijk worden geloopt. Een
64CPT-frase wordt dus herhaald zolang een ander
spoor van de huidige divisie nog data bevat.
Opgelet: In de User Style-mode worden ook One-Shotpatronen geloopt. Tijdens de “normale” weergave van de
Arranger (dus zoals u de Styles meestal gebruikt) is dit echter niet het geval.
20.
Kies met [PAGE] ▲▼ de pagina van de divisie
waarvan u de lengte wilt instellen.
21.
Kies eerst het spoor (Track) waarvan u de lengte
wilt instellen (gebruik hiervoor [DRUMS/PART]).
Draai de regelaar helemaal in wijzerzin om de ALL
optie te kiezen. Deze optie moet u kiezen om de lengte
voor alle sporen (1~8) in te stellen.
22.
Kies met [UPPER/VARIATION] (All) alle Style
divisies.
Opgelet: Door dit te doen bepaalt u de lengte van alle divisies die op deze pagina verschijnen.
Om de lengte van slechts één patroon te specifiëren
plaatst u met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
Select-cursor op dat patroon. Om de lengte van verschillende patronen tegelijk te specifiëren kiest u al
deze patronen met [ACCOMP/GROUP] en drukt u
op [F3] (Mark) voor elk patroon waarvan u de lengte
wilt instellen. Geselecteerde patronen worden aangeduid door een sterretje (*).
23.
Stel met de [BASS/BANK]-regelaar (Bar) het aantal maten in. Ons patroon moet 4 maten lang zijn, stel
dus de waarde “4” in.
Opgelet: U kunt met [LOWER/NUMBER] ook een CPT
waarde instellen. Die CPT waarde ( = 120CPT) wordt dan
bij de lengte van de maat gevoegd. Lengtewaarden zoals 4
(maten): 96 (CPT) zijn weliswaar mogelijk, maar u zal er
waarschijnlijk zelden gebruik van maken.
24.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Execute) om de
ingestelde lengte vast te leggen.
Het display ziet er nu als volgt uit:
Daarna zou u OK Function Complete te zien moeten
krijgen, waarmee u weet dat de Length-waarde is vastgelegd.
De naam van het 1adr-spoor verschijnt nu in hoofdletters (1ADR) omdat het nu data bevat (namelijk de
lengte, d.w.z. het equivalente aantal rusten).
25.
Druk desgewenst op [F4] om terug te keren naar
de eerste User StyleRec-pagina.
dit is niet echt nodig omdat u de opname op gelijk
welke User Style-pagina kunt starten.
Tempo
26.
Het voorgestelde tempo ( =120) is waarschijnlijk
wat te snel om op te nemen. Verander het daarom met
het [TEMPO]-wiel.
De tempowaarde die u hier instelt wordt opgenomen
en als Preset-tempo beschouwd. Dit tempo kunt u
echter op gelijk welk moment in de User Style-mode
aanpassen. Kies dus nu een tempo waarmee u comfortabel kunt opnemen. Als alle sporen en divisies zijn
geprogrammeerd, kunt u nog altijd een ander tempo
kiezen.
Opname
27.
Druk op de Recorder [REC●]-knop (de indicator
licht op).
U moet zich weer op de eerste User Style\Rec-pagina
bevinden. Daar verschijnt in de linkerhoek (omdat het
spoor reeds data bevat, namelijk de Length-waarde):
28.
Druk op [START/STOP] (Arranger-sectie) of
[PLAY ®/STOP ■] (Recorder-sectie). De metro-
noom telt één maat af (4 tellen als u de maat 4/4 hebt
gekozen), en de opname start op de eerste tel van de
volgende maat.
Opgelet: U kunt de opname ook starten met een optionele
voetschakelaar die u op de FOOTSWITCH-jack aansluit.
Zie “Start/Stop” op blz. 28 in het Referentieboek voor het
kiezen van de Arranger Start/Stop-functie.
U kunt nu op twee manieren te werk gaan: als u de
lengte van de sporen reeds hebt ingesteld (zie hierboven), neemt de Arranger vier maten in een lus op. U
88
EM-2000 – Gebruikershandleiding
kunt dan in het eerste “rondje” de basdrum opnemen,
vervolgens de Snare, bij de derde herhaling HiHat,
enzovoort. Maar niets belet u uiteraard om het hele
drumstel in één keer in te “drummen”.
Bij de opname van de overige partijen (ABS~AC6)
doet u gewoon alsof u die partijen live speelt. Gebruik
dus naar hartelust modulatie, Pitch Bend en het
pedaal dat u op de SUSTAIN FOOTSWITCH-jack
hebt aangesloten.
Opgelet: Soms springt de Arranger met enige vertraging
opnieuw naar het begin van het patroon. Die vertraging is
te wijten aan het feit dat de nieuwe data worden verwerkt.
Bij de weergave treedt deze vertraging niet meer op.
29.
Druk nogmaals op [START/STOP] om de opname
te stoppen.
Tip: Stel dat er nog patronen zijn die u wilt “klonen”,
maar die nog niet waren inbegrepen in de Mode-,
Type-, en Division-instellingen die u hierboven had
gemaakt. Dan doet u het volgende: stel de Mode-,
Type-, en Division-parameters zo in dat ze de ontbrekende patronen omvatten en druk dan op [REC●] en
[START/STOP] of Recorder [PLAY ®/STOP ■] om
de opname te starten. Stop de opname na de eerste of
tweede tel (na de aftel, welteverstaan). Let wel: u kunt
met deze functie enkel klonen toevoegen, geen patro-
nen wissen.
boek voor meer informatie over deze functie. Het
1ADR-spoor is al geselecteerd, alsook het patroon
waarvan we de andere sporen gaan klonen.
3.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Execute) om het
patroon te wissen.
4.
Druk op Part Select [UPPER1] om terug te keren
naar de eerste User Style\Rec-pagina.
5.
Ga verder met stap (28).
Style naar disk wegschrijven
Als u het zelf programmeren van Styles een beetje
serieus neemt, maakt u er best een gewoonte van ze
regelmatig op disk te bewaren. Want wat als er nu eens
iemand op dit moment uw EM-2000 zou uitschakelen? Dan zou u alles kwijt zijn wat we tot dusver hebben opgenomen.
Wat u dan op disk hebt, vormt ook een goede veiligheidskopie als u per ongeluk iets wist of verandert dat
u eigenlijk wilde houden.
Naam geven aan de User Style
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F3] (Name)
drukt.
Weergave en daarna bewaren of overdoen?
1.
Druk nogmaals op de [START/STOP]- of Recorder
[PLAY ®/STOP ■]-knop om uw opname te beluiste-
ren. De eerste User Style\Rec-pagina ziet er dan als
volgt uit (als ze tenminste is geselecteerd):
Bent u tevreden over uw drumpartij, ga dan naar
“Style naar disk wegschrijven”. Als u niet tevreden
bent, staat u nu natuurlijk te springen om de partij
over te doen. Lees verder…
2.
Druk op [F4] (Edit) en daarna op [F1] (Erase).
We gaan de data wissen met Track Erase want dat
biedt het voordeel dat de Length-instellingen bewaard
blijven. Zie “Track Erase” op blz. 55 in het Referentie-
Voordat u een Style op disk zet, geeft u er best een
naam aan. Kies een naam waaruit u achteraf kunt
afleiden om wat voor Style het gaat. Met de
[ACCOMP/GROUP]-regelaar kiest u welk karakter u
wilt veranderen en de [BASS/BANK]-regelaar kiest u
het karakter dat u ervoor in de plaats wilt zetten.
Opgelet: Voor het benoemen van bestanden kunt u ook de
knoppen van de TONE/USER PROGRAM-sectie gebruiken. Zie blz. 25 voor meer details.
Style bewaren
2.
Druk op Part Select [M.DRUMS] om naar de Save
User Style-pagina te springen:
De naam van de Style hebt u zonet al vastgelegd, dat
hoeft u dus op deze pagina niet nog een keer te doen.
Maar het kán.
89
User Styles programmeren
3.
Stop een floppy, een Zip-schijf (of MO enz.) in de
gewenste drive en druk (indien nodig) op Part Select
[M.BASS] (Device) om naar de Device-pagina te
springen. Zie blz. 17 voor het kiezen van een andere
drive (die hier Device heet).
4.
Druk op Part Select [M.BASS] (Execute) uw Style
op disk te zetten.
Nogmaals, uw EM-2000 is multitasking. Zodra hij de
Style op disk aan het schrijven is, mag u deze pagina
dus verlaten:
5.
Druk op Part Select [LOWER1] (➥UsrStl) om
terug te keren naar de User Style-mode.
6.
Druk op [SHIFT]+[F1] om naar de eerste User
Style\Rec-pagina te gaan.
Andere Parts en divisies programmeren
U kunt nu verdergaan en de tweede Part opnemen –
waarschijnlijk de bas. Wilt u de hele rondleiding nog
een keer, ga dan naar blz. 85. Vergeet niet de toonaard
voor de bas te specifiëren (zie blz. 86).
U weet nu waarschijnlijk wel hoe u andere Parts
(ACC1~ACC6) moet opnemen. We gaan u dus laten
doen (zie “Nieuwe User Styles opnemen” op blz. 85).
Eens u de eerste divisie hebt afgewerkt, kunt u verdergaan met de overige divisies. Gebruik de kloonfunctie
(zie blz. 85) als u verschillende divisies in één keer wilt
opnemen.
Vergeet niet de Fills, Intro’s en de Ending(s) op te
nemen om uw User Style volledig te maken.
Opgelet: De ABS-Part is monofoon. U kunt dus niet twee
noten tegelijk laten klinken.
Parts uitschakelen terwijl u andere
opneemt (Status)
Soms kunnen reeds opgenomen sporen u “in de weg
zitten” terwijl u nieuwe sporen opneemt. Gelukkig laat
de EM-2000 toe Parts uit te schakelen die u niet wilt
horen tijdens de opname.
Opgelet: De Status-functie geldt enkel voor de User Stylemode. Bij de normale Arranger-weergave worden alle sporen weergegeven. Dit is dus louter een functie die u helpt bij
het opnemen. Om een Part in de Arranger-mode uit te
schakelen verwijzen we u naar blz. 74.
Om sporen in de User Style-mode uit te schakelen gaat
u als volgt te werk:
1.
Druk op de User Style\Rec-pagina op [PAGE] ▼ tot
u de volgende display-pagina te zien krijgt:
3.
Gebruik de Part Select-knoppen om de Status van
de momenteel zichtbare Arranger-Parts op “On” of
“Off” (Mute) te zetten.
Opmerkingen
Van boven naar onder werken - programmeertips
Als u de voorgeprogrammeerde Styles aandachtig
beluistert, zult u merken dat de meeste divisies erg op
elkaar lijken. Als de ene divisie al wat “rijker” klinkt
dan de andere, heeft dat meestal te maken met het toevoegen van instrumenten aan Parts die verder identiek
zijn. Zo voegt de Advanced/Original-divisie misschien
een elektrische gitaar toe aan de drum-, bas-, en orgelpartijen van het Basic-niveau, maar de drum-, bas-, en
orgelpartijen van het Advanced-niveau zijn meestal
identiek aan die van het Basic-niveau.
Neem dus eerst de meest complexe begeleiding op,
waarbij u alle andere Loop-divisies kloont (zie
blz. 85). Nu gaat u naar het Advanced/Original-niveau
en wist u de toeters en bellen (zie blz. 55 in het Refer-entieboek). Daarmee is deze divisie al heel wat soberder dan die waarmee u bent gestart.
Vervolgens kunt u nu het Basic/Original-patroon kiezen en zowel de toeters en bellen als de schreeuwende
gitaar eruit halen.
Metronoom
In de User Style-mode hoort u tijdens de opname de
metronoom. Wilt u de metronoom ook horen terwijl
u beluistert wat u zonet hebt opgenomen, ga dan als
volgt te werk:
1.
Druk, op de eerste User Style\Rec-pagina, op
[PAGE] ▼.
2.
Stel met de [BASS/BANK]-regelaar de Mode op één
van de volgende waarden in:
Record: De metronoom klinkt enkel tijdens de
opname van de Style.
Play: De metronoom klinkt enkel tijdens de weergave
van de User Style in User de Style-mode.
Rec&Ply: De metronoom klinkt zowel tijdens de
opname als tijdens de weergave.
Always: De metronoom klinkt zelfs als de User Style
niet wordt weergegeven.
2.
Kies de Part-/spoorgroep (1~4, 5~8) die u wilt uit-
schakelen met de [UPPER/VARIATION]-regelaar.
90
Lege sporen
Eens u een paar begeleidingspartijen hebt opgenomen,
herinnert u zich misschien nog moeilijk op welke sporen zich reeds data bevonden. U kunt daar nochtans
gemakkelijk achter komen: voor sporen die reeds data
bevatten verschijnt de overeenkomstige naam in
EM-2000 – Gebruikershandleiding
hoofdletters (bv. ADR). Voor sporen die nog geen data
bevatten verschijnt de overeenkomstige Part-naam in
kleine letters (bv. adr).
Als een spoor reeds data bevat, zal de User Style-functie bovendien naar Record Merge (zie blz. 88) overschakelen zodra u op de [REC●]-knop van de Recorder drukt.
Weergave in de Arranger-mode
Zoals we op blz. 83 reeds vertelden, heeft de Arranger
van uw EM-2000 erg veel weg van een drummachine,
behalve dit: u hoeft de volgorde van de patronen niet
op voorhand te programmeren. U kiest gewoon tijdens het spelen de divisie die u nodig hebt en u speelt
de juiste akkoorden om de Arranger aan te sturen
zodat de begeleiding in de juiste toonaard klinkt. Met
andere woorden: u gebruikt uw eigen Styles zoals u de
interne Styles gebruikt.
Opgelet: Als de Arranger in de Arranger-mode (dus de normale EM-2000-mode) plots lijkt te stoppen, probeer dan
eens andere akkoordtypes te spelen. Het is mogelijk dat u
enkel de majeur-divisie hebt geprogrammeerd, zodat de
Arranger een leeg patroon kiest wanneer u een mineur- of
septiemakkoord speelt. Houd daarom steeds in de gaten dat
u de Mode-parameter op M= m= 7 instelt tot u wat beter
vertrouwd bent met de mogelijkheden van de Arranger. Op
die manier klinken de betreffende patronen wel identiek,
maar u bent tenminste zeker dat u niet plots zonder muziek
valt wanneer u een mineur- of septiemakkoord speelt.
12.3 Kopiëren van bestaande
Styles
Nog een andere manier om User Styles te programmeren is om Parts van interne Styles in het ROM-geheugen of User Styles op disk (Zip, MO enz.) te gebruiken.
U kunt met de EM-2000:
• Volledige Styles naar het Style RAM-geheugen (D88)
kopiëren.
• Een divisie van één of alle sporen kopiëren.
• Een paar noten van een bestaande Part kopiëren.
• Sporen of noten tussen divisies kopiëren.
• Nieuwe Styles creëren door sporen van verschillende
bestaande Styles te gebruiken (de drums van Style
B34, de bas van Style A63 enz.)
Opgelet: U kunt geen ADR-spoor (drums) naar een ander
spoor (ABS~ACC6) kopiëren. Ook de bas (ABS) kunt u
enkel naar een ABS-spoor kopiëren. De ACC-sporen kunt u
daarentegen naar gelijk welk ACC-spoor kopiëren.
Opgelet: Als het Style RAM-geheugen al nieuwe data bevat,
moet u die eerst naar een disk wegschrijven. De EM-2000
biedt geen Undo-functie. Bovendien heeft een dergelijke
“voorlopige” versie het voordeel dat u nieuwe wijzigingen
kunt annuleren (door weer de vorige versie te laden). Zie
“Style naar disk wegschrijven” op blz 89.
Kopiëren van volledige Styles met Load
(alle sporen).
1.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
2.
Druk op [F5] (Disk) om de Disk-mode te selecte-
ren.
3.
Als de 1 Load-optie nog niet is geselecteerd, druk
op [F1] (Load) om ze te selecteren.
In de schuifbalk links moet nu USR STL verschijnen.
Als dat niet zo is…
4.
…drukt u op [PAGE] ▲▼ tot USR STL in de
schuifbalk verschijnt.
5.
Stel de Source-parameter met de [DRUMS/PART]-
regelaar op Int in.
Int betekent dat u een interne Music Style (A11~C28)
kunt kopiëren. Om een Style van een disk te kopiëren,
moet u Source op FDD, ID5 enz. zetten.
In het Music Style-informatievenster verschijnt nu een
lijst van de Styles in het interne geheugen (Int) of op
de datadrager (Dsk).
Opgelet: Als de benodigde datadrager zich in de drive
bevindt, maar nog niet aangemeld is, druk dan op Part
Select [M.DRUMS] (Device) om deze drive aan te melden
(Mount). Zie blz. 17.
6.
Overloop met de [ACCOMP/GROUP]-regelaar de
lijst van beschikbare Styles. De aangeduide (wit-opblauw) Style wordt geladen.
7.
Druk op Part Select [UPPER1] (Execute) om de
Style te laden.
8.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
9.
Druk op [F4] (UsrStl) om weer naar de User Stylemode te gaan.
Opgelet: Deze procedure is niet echt nodig omdat u een
Style maar in de Arranger-mode van de EM-2000 hoeft te
selecteren om zijn gegevens naar het RAM-geheugen te
kopiëren. Met de zonet beschreven procedure weet u echter
precies wat u aan het doen bent.
91
User Styles programmeren
Kopiëren van individuele Style-sporen
(Style Morphing)
Daar waar de vorige functie diende om volledige Styles
te kopiëren, dient de Track Copy-functie om individuele sporen, modes, types, en divisies te kopiëren. Op
die manier kunt u dus nieuwe Styles maken door fragmenten van verschillende Styles met elkaar te combineren. Dit wordt ook wel morphen genoemd.
1.
Op de eerste User Style\Rec-pagina houdt u
[SHIFT] ingedrukt en drukt u op [F1] (Copy).
2.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het spoor dat
u wilt kopiëren.
3.
Kies met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en
[LOWER/NUMBER] de Mode (Maj, Min, 7th), het
Type (Bsc, Adv) en de Divisie (Or, Va, Fo, Fv, In, Ed).
4.
Kies vervolgens de Style (interne bank A~D of op
de geselecteerde datadrager) die de te kopiëren sporen bevat. Gebruik hiervoor de [UPPER/VARIATION]-regelaar.
Opgelet: U kunt hiervoor ook de MUSIC STYLE-knoppen
en de Disk List-functie (zie blz. 23) gebruiken. Als u met de
draairegelaar werkt, moet u op Part Select [UPPER2] onder
het display drukken om de gekozen data naar het Style
RAM-geheugen van de EM-2000 te kopiëren. Dan kunt u
ze namelijk ook beluisteren.
5.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Listen) om het
onderdeel dat u gaat kopiëren te beluisteren.
Opgelet: Listen is niet beschikbaar wanneer u voor één van
de opties hierboven “All” kiest of wanneer u de geselecteerde
Style nog niet geladen hebt (zie hierboven).
6.
Druk op [PAGE] ▼ om naar de From 2-pagina te
gaan:
De From-parameters zijn standaard ingesteld op Bar
1, Beat 1, CPT 0.
U kunt ook een bepaalde reeks noten eruit pikken om
te kopiëren. Met Beat en CPT kunt u in zo’n geval een
startpunt kiezen dat zich achter de eerste tel bevindt.
To
9.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het To-
niveau (tweede regel).
De To-positie geeft het einde aan van het stukje dat u
gaat kopiëren. In hun standaardinstelling omvatten de
To-waarden het volledige spoor.
10.
Kies met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en
[LOWER/NUMBER] de laatste Bar-, Beat- en CPTeenheden.
Wilt u een volledige maat kopiëren, kies dan de BarBeat-CPT “0” waarde van de volgende maat. Bijvoorbeeld: om maat 1~4 te kopiëren kiest u “From 1-1-0/
To 5-1-0”.
11.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Listen) om het
spoor nogmaals te beluisteren.
Copy Mode
Voor het kopiëren zijn er twee modes:
Replace: De data in het geselecteerde bereik worden
gekopieerd en overschrijven daarbij alle aanwezige
data die binnen dat bereik op het bestemmingsspoor
aanwezig zijn.
Mix: De data in het geselecteerde bereik worden bij de
aanwezige data op het bestemmingsspoor gevoegd.
Het uiteindelijke resultaat kan er in beide gevallen op
neer komen dat het bestemmingsspoor langer wordt.
Opgelet: Als het Style RAM-geheugen al nieuwe data bevat,
moet u die eerst naar een disk wegschrijven. De EM-2000
biedt geen Undo-functie. Bovendien heeft een dergelijke
“voorlopige” versie het voordeel dat u nieuwe wijzigingen
kunt annuleren (door weer de vorige versie te laden). Zie
“Style naar disk wegschrijven” op blz 89.
12.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de
Copy Mode (Replace of Mix).
From
Kies eerst de positie van het eerste event (of noot) van
het spoor dat u wilt kopiëren.
7.
Activeer het From-niveau. Gebruik hiervoor de
[DRUMS/PART]-regelaar.
Het woord From en de waarden ervan (bovenste regel)
moeten wit-op-blauw worden afgebeeld.
8.
Stel met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en
[LOWER/NUMBER] de Bar-, Beat- en CPT-waarde
in.
92
Bestemmingsspoor (To 1)
13.
Druk op [PAGE] ▼ om de To 1-pagina te kiezen:
Deze pagina lijkt op de From 1-pagina (zie hierboven). Hier stelt u echter de positie in waarnaar de geselecteerde data zullen worden gekopieerd, met andere
woorden de kopieerbestemming.
14.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar het spoor
waarnaar u de data wilt kopiëren.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Opgelet: ADR-data kunt u enkel naar ADR-sporen kopiëren, net zoals u ABS-data enkel naar ABS-sporen kunt
kopiëren. U kunt echter zonder meer AC-data naar gelijk
welk AC-spoor kopiëren (maar dus niet naar ADR- of ABSsporen).
15.
Kies met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en
[LOWER/NUMBER] de Mode (Maj, Min, 7th), het
Type (Bsc, Adv) en de Divisie (Or, Va, Fo, Fv, In, Ed).
Opgelet: U kunt geen data heen en weer kopiëren tussen
Loop- en One-Shot-divisies. Zie “Looped en One-Shot” op
blz. 84 voor meer informatie over deze twee types.
16.
Druk op Part Select [UPPER1] (Listen) om het
spoor, waar naartoe u wilt kopiëren, te beluisteren.
17.
Druk op [PAGE] ▼ om de To 2-pagina te kiezen:
De Into-positie slaat op het begin aan van het fragment dat u gaat kopiëren. Wilt u de data naar het
begin van het geselecteerde spoor kopiëren, kies dan
Bar= 1, Beat= 1, en CPT= 0.
18.
Stel met [ACCOMP/GROUP], [BASS/BANK], en
[LOWER/NUMBER] de Bar-, Beat- en CPT-waarde
in.
19.
Druk op Part Select [UPPER1] (Listen) om nogmaals naar het bestemmingsspoor te luisteren.
20.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar het
aantal kopies (Times) dat u wilt maken. Kies “1” als u
het geselecteerde deel slechts één keer wilt kopiëren.
Controleer, voordat u de data kopieert, of alle instellingen kloppen. De andere Copy-pagina's kiest u met
de [PAGE] ▲▼ knoppen. Keer vervolgens terug naar
deze pagina.
21.
Druk op Part Select [M.DRUMS] (Execute) om de
data te kopiëren.
Het display beeldt nu de volgende melding af:
Zodra de data zijn gekopieerd brengt het display u
daarvan op de hoogte:
U kunt nu op Part Select [UPPER1] drukken om de
nieuwe data op het bestemmingsspoor (en de gekozen
divisie) te beluisteren.
12.4 User Styles editen
Editen door op te nemen
Noten in Realtime toevoegen
Om noten aan een bestaande Part toe te voegen selecteert u Record Merge (2e User Style-pagina), kiest u de
Part en start u de opname door op [REC●] (Recorder-sectie) en [START/STOP] (Arranger-sectie) of
[PLAY ®/STOP ■] (Recorder-sectie) te drukken.
Speel de noten op de plaats waar u ze wilt hebben.
Opgelet: Vergeet niet de juiste Division, Mode, en Type te
kiezen (zie blz. 85).
Versieringen in Realtime toevoegen
Om controledata (modulatie, Pitch Bend, Hold,
expressie) aan een bestaande Part toe te voegen selecteert u Record Merge (2e User Style-pagina), kiest u de
Part en divisie, en start u de opname door op [REC●]
(Recorder-sectie) en [START/STOP] (Arranger-sectie)
of [PLAY ®/STOP ■] (Recorder-sectie) te drukken.
Gebruik de speelhulpen (Pitch Bend-hendel, Modulation-hendel, optionele DP-2, DP-6, of FS-5U voetschakelaar voor Hold-data, optioneel EV-5 of BOSS
FV-300L of EV-10 zwelpedaal voor expressiedata) op
de gewenste plaatsen.
Opgelet: Vergeet niet de juiste Division, Mode, en Type te
kiezen (zie blz. 85).
Instellingen voor bestaande Parts wijzigen of
nieuwe toevoegen
Bij de volgende operaties moet u telkens als volgt te
werk gaan: u neemt op in Record Merge-mode zonder
dat u daarbij het klavier of de speelhulpen aanraakt. U
kiest het spoor en de divisie waarvan u de instellingen
wilt veranderen, u activeert Record Merge en u start de
opname. Zolang u geen continu veranderende waarden (bijvoorbeeld Panpot-data) wilt programmeren
mag u de opname na de eerste tel stoppen. Statische
instellingen worden namelijk steeds aan het begin van
het betreffende spoor opgenomen, u hoeft dus niet tot
aan het einde van een spoor op te nemen.
Tone-/Drum Set-keuze: Om een andere Tone of
Drum Set voor een bestaande User Style-Part te kiezen
gaat u als volgt te werk:
1.
Op de eerste User Style\Rec-pagina kiest u met de
[DRUMS/PART]-regelaar het spoor waaraan u een
andere Tone of Drum Set wilt toewijzen.
2.
Kies de divisie waarvan u de instellingen wilt veranderen, en eventueel ook alle klonen (zie blz. 85).
93
User Styles programmeren
3.
Kies met [PAGE] ▼ de volgende pagina:
4.
Stel de Mode met de [DRUMS/PART]-regelaar op
Merge in. (We nemen hier aan dat uw Part reeds data
bevat, hoewel wat volgt ook opgaat voor lege sporen.)
5.
Druk op [PAGE] ▼ tot u de volgende displaypagina te zien krijgt:
Bekijk het display voordat u een andere Tone kiest. De
Expression-, Panpot-, en Chorus-waarde in de bovenstaande illustratie worden geïnverteerd afgebeeld. U
ziet dat de overeenkomstige Play/Record-schakelaars
op de onderste regel van het display op REC-staan,
wat betekent dat deze waarden de volgende keer worden opgenomen. De Reverb- en Tone-waarde daarentegen worden blauw-op-wit afgebeeld. Een blik op de
overeenkomstige Play/Record-schakelaars leert u dat
deze op PLAY staan, waarmee u weet dat deze instellingen niet zullen worden opgenomen.
De afkorting 3AC1 wordt in hoofdletters afgebeeld.
Daarmee weet u dat het betreffende spoor reeds data
bevat. Uit de volgende illustratie blijkt ook dat het
ADR-spoor nog geen data bevat:
Daarmee hebt u een andere Tone gekozen. Het nieuwe
Tone-adres (groep, bank, nummer, variatie) vervangt
automatisch het vorige.
Tip: U zou voor iedere divisie van een User Style een
andere Tone kunnen gebruiken. Het 3AC1 Basic/Original-spoor kan bijvoorbeeld een elektronische pianopartij bevatten die in de Basic/Variation-divisie door
een akoestische piano wordt gespeeld enz. Gun uzelf
echter niet al te veel “artistieke vrijheid”. Het is veel
overzichtelijker wanneer u een ander ACC-spoor
gebruikt voor de akoestische piano.
Drumklanken stemmen – Drum Set Note Pitch: Op
de vijfde User Style\Rec-pagina kunt u de toonhoogte
van een aantal klanken in de geselecteerde Drum Set
aanpassen.
Opgelet: De User Style\Rec\5-pagina verschijnt enkel wanneer u het 1ADR-spoor kiest voordat u deze functie activeert.
1.
Kies op de eerste User Style\Rec-pagina het 1ADR-
spoor.
2.
Kies de divisie waarvan u de instellingen, en indien
aanwezig, klonen (zie blz. 85) wilt veranderen.
3.
Kies met [PAGE] ▼ de volgende pagina:
6.
Druk op Part Select [M.DRUMS], Part Select
[M.BASS], Part Select [LOWER1] en Part Select
[UPPER2] om de Play/Record-schakelaar van alle
instellingen die u niet wilt opnemen op PLAY te zetten.
7.
Druk op Part Select [UPPER1] om de Tone Play/
Record-schakelaar op REC te zetten.
8.
Kies met de [UPPER/VARIATION]-regelaar of de
knoppen van de TONE/USER PROGRAM-sectie de
nieuwe Tone die u aan het geselecteerde spoor en
divisie wilt toewijzen.
9.
Druk op de Recorder [REC●]-knop.
10.
Druk op [START/STOP] of Recorder [PLAY ®/
STOP ■] om de opname te starten.
11.
Druk nogmaals op [START/STOP] na de eerste of
tweede tel (maar wacht hiermee tot de aftel –één
maat– is afgelopen).
94
4.
Stel met de [DRUMS/PART]-regelaar de Mode op
Merge in. (We nemen hier aan dat uw Part reeds data
bevat, hoewel wat volgt ook opgaat voor lege sporen.)
5.
Druk herhaaldelijk op [PAGE] ▼ tot u de volgende
display-pagina te zien krijgt:
6.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de drumklank waarvan u de toonhoogte wilt veranderen.
7.
Stel met de [UPPER/VARIATION]-regelaar de
gewenste toonhoogte in (-64~+63).
Speel een paar noten op het klavier.
8.
Druk op Part Select [UPPER1] om de Play/Record-
schakelaar op REC te zetten.
9.
Druk op de Recorder [REC●]-knop.
10.
Druk op [START/STOP] of Recorder [PLAY ®/
STOP ■] om de opname te starten.
11.
Druk nogmaals op [START/STOP] na de eerste of
tweede tel.
Expression, Panpot, Reverb, Chorus: Het instellen of
wijzigen van de Expression-, Panpot-, Reverb- (Send),
en Chorus-parameters gebeurt op dezelfde manier als
het kiezen van een andere Tone voor bestaande sporen. Zie “Tone-/Drum Set-keuze” op blz. 93.
De Reverb en Chorus instellingen zijn Send-waarden
(zie blz. 75). De effectinstellingen (Type, Character
enz.) kunt u enkel in een User Program opslaan. Een
Music Style kan dus anders klinken als u een ander
User Program kiest.
Tip: U kunt interessante panning-effecten creëren
door een spoor langzaam van links naar rechts (of vice
versa) te verschuiven. Dit werkt vooral goed voor synthesizer - of gitaar-riffs. Aangezien dit een continu
veranderende waarde is, moet u wel blijven opnemen
tot het einde van het patroon.
Expression (CC11) is een aanvullend volumecommando dat relatief werkt ten opzichte van het “normale” volumecommando (CC07). Als u Expression op
“127” instelt, krijgt de Part gewoon de volumewaarde
die voor Volume (CC07) is ingesteld.
Het volume van de Arranger-Parts kunt u in de Mixer(zie blz. 73) of Volume-mode (zie blz. 72) instellen.
Stel met [DRUMS/PART], [ACCOMP/GROUP],
[BASS/BANK] en [LOWER/NUMBER] de waarde in
die u wilt opnemen.
Preset-tempo instellen
Het Preset-tempo is het tempo dat de Arranger kiest in
de One Touch-mode. U weet onderhand wel dat u met
het [TEMPO]-wiel en de [AUTO/LOCK]-knop het
Style-tempo kunt veranderen en de nieuwe tempowaarde in een User program kunt opslaan. Het is
vooral belangrijk dat u het juiste Preset-tempo instelt
als u One Touch wilt gebruiken (zie blz. 44).
Om een ander Preset-tempo te programmeren stelt u
dit eerst in met het [TEMPO]-wiel, kiest u gelijk welke
Part op de eerste User Style\Rec-pagina, activeert u de
Record Merge mode en neemt u één of twee tellen op.
U mag echter niet op het klavier spelen of één van de
speelhulpen aanraken die met de EM-2000 zijn verbonden!
Opgelet: De laatste tempowaarde die u opneemt wordt
automatisch het Preset-tempo van de Style.
EM-2000 – Gebruikershandleiding
12.5 User Styles via MIDI
programmeren
Een derde manier om User Styles te programmeren is
om met een externe sequencer (computer met sequencer software of een MC-50MkII) MIDI data te zenden
terwijl de User Style-functie opneemt. Aan deze werkwijze zijn twee voordelen verbonden:
• U kunt muziek in de Step-mode (op de externe
sequencer) programmeren voordat u er een interactieve Style van maakt.
• U kunt Styles kopiëren van oudere Intelligent Arranger-modellen die nog niet met een disk drive waren
uitgerust.
Opgelet: Als u uitgaat van in de handel verkrijgbare Standard MIDI Files, vergeet dan niet dat dit materiaal auteursrechtelijk is beschermd.
Opgelet: Voordat u MIDI-data naar uw EM-2000 zendt,
moet u het GM System On- of GS Reset-commando wissen
in de GM of GS Standard MIDI File die u wilt gebruiken.
Beide zijn SysEx-commando’s (System Exclusive) aan het
begin van een sequence die de EM-2000 naar de GM/GSmode doen overschakelen en daarbij de Arranger uitschakelen. In de handleiding van uw sequencer vindt u hoe u
MIDI-commando’s kunt wissen.
Data die u kunt opnemen
Naast noot-aan/uit- en aanslagdata aanvaardt de
Arranger de volgende MIDI-commando’s:
(a) Hold On/Off-commando’s worden geconverteerd naar de overeenkomstige
nootlengtewaarden. De Arranger-sporen bevatten nooit Hold-commando’s: de
lengte van de noten wordt aangepast aan de lengte die u krijgt door het Holdpedaal in te drukken.
Tenzij de sequences die u gebruikt GM/GS-compatibel
zijn raden we u aan alle data te filteren behalve modulatie (CC01), Pitch Bend, en Hold (CC64). De andere
instellingen stelt u best met de hand in op de EM-2000
(zie “User Styles editen” op blz. 93). Bankkeuze- en
programmakeuze-commando’s kunnen weliswaar in
heel wat gevallen werken, toch is het raadzaam om
ook deze achteraf zelf in te voeren. Op die manier kunt
u de klankrijkdom van de EM-2000 optimaal aan uw
Styles aanpassen.
Verbind de MIDI OUT-poort van uw sequencer of
computer met de MIDI IN-connector van uw
EM-2000.
Het volgende wat ons te doen staat is de EM-2000 met
uw sequencer synchroniseren – of de sequencer met
uw EM-2000. Hier is het waarschijnlijk verstandiger
om de sequencer als “Master” te gebruiken en de
EM-2000 als “Slave” (zie blz. 101).
Voorbereiden van uw sequence
2.
Zonder de maten af die u wilt opnemen. Dit kunt u
doen door de gewenste maten naar een nieuwe Song
te kopiëren.
Wilt u de User Style-divisie bijvoorbeeld 4 maten lang
maken, dan kopieert u de vier maten in kwestie naar
het begin van een nieuwe Song.
3.
Controleer de spoor/MIDI-kanaal toewijzingen
van alle sequencer-Parts en stel, waar nodig, de juiste
waarde in.
4.
Controleer de MIDI Port-instelling. Deze moet zich
in de stand “√A” bevinden (zie ook blz. 97).
MIDI-kanalen
Iedere Part van de Arranger heeft zijn eigen MIDIkanaal. De fabrieksinstellingen vindt u op blz. 64.
Voorbereidingen op de EM-2000
5.
Druk op [F4] (UserStl) om de User Style-mode te
kiezen.
6.
Druk op [F1] (Rec) als de 1REC-optie nog niet
geselecteerd is.
7.
Stel de parameters in voor de Part die u gaat opnemen. Zie blz. 85 en volgende voor details.
Opname
8.
Soleer het eerste spoor op uw sequencer of computer (of schakel de andere Parts uit).
9.
Druk op de [REC●] knop in de Recorder-sectie van
de EM-2000.
10.
Start de weergave op uw sequencer of computer.
11.
Wacht tot het patroon is afgelopen en stop dan de
weergave op uw sequencer.
12.
Keer terug naar stap (7) om de andere Parts van de
divisie op te nemen.
13.
Om andere divisies op te nemen keert u terug naar
stap (2).
14.
Zodra u klaar bent, drukt u op [F5] (Exit) om
terug te keren naar de Master-pagina en stelt u de
Style Sync parameter opnieuw op Auto of Internal in
(zie blz. 101).
Opgelet: Vergeet niet uw Style regelmatig op disk te zetten
(zie blz. 89).
Opgelet: Wilt u uw User Style nog wat bijwerken, zie dan
“User Styles editen” op blz. 93.
Opnemen met externe stuurbronnen
De meeste aspecten die we hebben behandeld onder
“User Styles via MIDI programmeren” kunt u ook
toepassen bij het programmeren van User Styles met
externe stuurbronnen – behalve natuurlijk de synchronisatieparameters.
• U zou een drummer kunnen vragen om de drumpartijen van uw Styles in te spelen met een TD-10, TD-7,
TD-5, SPD-20, SPD-11, of PAD-80 (Octapad II), of
een ander apparaat met een trigger-naar-MIDI convertor.
• Als u een gitarist kent die beschikt over een GR-30 of
GR-09 Guitar Synthesizer of een GI-10 Pitch-ToMIDI convertor, kunt u hem vragen de gitaar- en baspartijen in te spelen.
• Op zo’n GI-10 kunt u trouwens ook een microfoon
aansluiten, waardoor u dan partijen zingt die te moeilijk zijn om te spelen. De GI-10 kan namelijk uw zang
(toonhoogte) naar MIDI-nootcommando’s vertalen.
Door “specialisten” aan te spreken om de partijen van
uw User Styles in te spelen houdt u aan het eind van
het verhaal doorgaans een meer realistische begeleiding over.
Er is één ding waar u op moet letten wanneer u User
Styles opneemt met externe MIDI-stuurbronnen, en
dat is het MIDI-kanaal van die stuurbron (zie blz. 64).
Opgelet: Stel de gitaar-naar-MIDI stuurbron zo in dat hij
MIDI-commando's op één in plaats van op zes kanalen
stuurt.
Sluit de MIDI OUT-connector van de externe stuurbron aan op de MIDI IN-connector van uw EM-2000
en u bent klaar voor de opname. Zie “Nieuwe User
Styles opnemen” op blz. 85 om te weten hoe u User
Styles moet opnemen.
De EM-2000 is ook voorzien van een groot aantal
editfuncties waarmee u uw Styles kunt perfectioneren.
Zie hiervoor “User Style Edit-mode” op blz. 55 en
“User Style Microscope-mode” op blz. 59 in het Refe-rentieboek.
96
13. MIDI-mode
EM-2000 – Gebruikershandleiding
13.1 MIDI in het algemeen
MIDI-connectors
MIDI-commando’s worden via drie connectors en
MIDI-kabels verzonden en ontvangen:
MIDI IN: Deze connector ontvangt de MIDI-commando’s van andere MIDI-instrumenten.
MIDI OUT: Deze connector zendt MIDI-commando’s
die door der EM-2000 gegenereerd worden.
MIDI THRU: Deze connector zendt alle via MIDI IN
ontvangen MIDI-commando’s meteen weer uit.
Kanalen
MIDI-commando's kunt u op 16 kanalen tegelijk zenden en ontvangen, zodat u tot 16 instrumenten kunt
aansturen. De nieuwere instrumenten –zoals uw
EM-2000– zijn multitimbraal, wat betekent dat ze verschillende muzikale partijen met verschillende klanken tegelijk kunnen weergeven.
Dit is niet moeilijk te begrijpen, denk maar aan uw
EM-2000: zijn Arranger kan de drums, de bas, en tot
zes begeleidingspartijen weergeven en biedt u daarbij
nog de mogelijkheid om tot zeven Realtime Parts zelf
te spelen. Multitimbraliteit is nu precies die mogelijk-
heid om al die Parts met verschillende Tones (of klanken) weer te geven. Andere instrumenten die dit kunnen zijn de modules van de Sound Canvas-serie.
13.2 MIDI Port instellen
Uw EM-2000 is met één trio van MIDI-aansluitingen
uitgerust (IN, OUT, THRU), zodat je telkens 16
MIDI-kanalen tegelijk kunt gebruiken.
De EM-2000 zelf bevat echter twee MIDI-circuits, die
“A” en “B” heten. Dat verklaart meteen waarom alle
MIDI-kanaalnummers worden voorafgegaan door een
letter (namelijk “A” of “B”), zie verderop.
Als MIDI Port= √A
Enkel de Parts wier MIDI-kanaal
wordt voorafgegaan door een "A"
ontvangen MIDI-data.
A 1~16
A 1~16
Enkel de Parts met een "A" in
het MIDI-kanaalnummer zenden
data.
Fabrieksinstelling: alle Parts behalve de Song-Parts.
Als MIDI Port= B®
Enkel de Parts wier MIDI-kanaal
wordt voorafgegaan door een "B"
ontvangen MIDI-data.
B 1~16
B 1~16
Enkel de Parts met een "B" in
het MIDI-kanaalnummer zenden
data.
Fabrieksinstelling: de Song-Parts.
Als u de MIDI Port-instelling niet wijzigt, zenden en
ontvangen enkel de Realtime- en Arranger-Parts,
evenals een aantal “algemene” Parameters MIDI-data.
Laten we het nog even over de Part-structuur van de
EM-2000 hebben: hij is uitgerust met acht RealtimeParts (Upper 1/2/3, Lower 1/2, M.Bass, M.Drums en
MI) en acht Arranger-Parts (A.Drums, A. Bass en
ACC1~6). deze ontvangen allemaal op aparte MIDIkanalen, zodat er al 16 MIDI-kanaal “bezet” zijn.
De Recorder en 16-sporen sequencer sturen 16 bijkomende Parts aan, die u niet via het frontpaneel kunt
kiezen. Deze heten Song-Parts. Maar ondanks het feit
dat ze “gereserveerd” zijn voor de recorder en 16-spo-
97
MIDI-mode
ren sequencer, blijven ze beschikbaar en kunnen ze via
MIDI worden aangestuurd. Anders uitgedrukt: uw
EM-2000 bevat nog een 16-Parts multitimbrale klankbron, die u samen met de Realtime- en Arranger-Parts
kunt gebruiken.
U kunt dan ook de Realtime-Parts voor het spelen van
de melodie gebruiken en de Arranger het begeleidingswerk laten doen – en tegelijk nog bijkomende
partijen spelen door een externe MIDI-stuurbron
13.3 Ontvangst van MIDI-
(sequencer/computer, MIDI-Masterkeyboard, MIDIgitaar, PK-5 MIDI-pedalen enz.) te gebruiken. Dit
werkt op de volgende manier:
1.
Sluit de externe MIDI-stuurbron aan op de MIDI
IN-connector van de EM-2000.
2.
Zet de MIDI Port-parameter op “B®” (zie ver-
derop).
Opgelet: In dat geval zenden of ontvangen de Realtime- en
Arranger-Parts geen MIDI-data meer omdat ze aan een
“A”-kanaal toegewezen zijn (tenzij u natuurlijk de fabrieksinstelling verandert). Door “B®” te kiezen schakelt u het
MIDI A-circuit namelijk uit.
Opgelet: Als u tijdens het werken met de EM-2000 problemen ondervindt met het verzenden of ontvangen van
MIDI-commando’s, controleer dan eerst altijd de MIDI
Port-instelling.
Zenden/ontvangen van “A”- of “B”-kanalen? –
MIDI Port
Ziehier wat u moet doen om het benodigde MIDI-circuit met de MIDI-connectors van de EM-2000 te verbinden:
1.
Druk op de [MIDI PORT]-knop (indicator licht
op).
Nog even ter herinnering: de Realtime- en ArrangerParts zijn bij levering aan “A”-kanalen toegewezen, terwijl de Song-Parts aan “B”-kanalen toegewezen zijn.
3.
Druk nog een keer op [MIDI PORT] (of op [F5])
om deze display-pagina weer te verlaten.
commando’s
De EM-2000 biedt een indrukwekkend aantal MIDIparameters. Met een aantal daarvan stelt u de MIDI
ontvangst- (RX) of MIDI zendkanalen (TX) in, maar
de meeste dienen om de ontvangst/transmissie van
MIDI-commando's in en uit te schakelen. Laat de
instellingen van deze MIDI-parameters ongemoeid,
tenzij u echt zeker bent dat u een bepaalde instelling
moet wijzigen. Zo verzekert u een optimale compatibiliteit met andere MIDI-instrumenten.
Nadat u de MIDI-parameters hebt ingesteld kunt u ze
in een MIDI Set opslaan (zie blz. 102), zodat u ze later
weer kunt oproepen. Houd er wel rekening mee dat
uw EM-2000 zich misschien anders gaat gedragen
wanneer u een andere MIDI Set kiest.
Opgelet: Zie “MIDI mode >>>from -3” op blz. 64 in het
Referentieboek voor meer details.
Aansluitingen
Om de klanken van de EM-2000 aan te sturen vanop
een extern klavier of een computer/sequencer, moet u
de volgende aansluitingen maken:
MIDI-toetseninstrument
Het display ziet er nu als volgt uit:
2.
Kies met de [BASS/BANK]-regelaar “√A” o f “B®”.
Daarmee zorgt u dat de “A”-Parts of de “B”-Parts
MIDI-commando’s kunnen zenden en ontvangen.
98
Computer met
MIDI-interface
MIDI OUT
MIDI OUT
MIDI IN
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Voorbeeld: ander ontvangstkanaal voor
Upper1 kiezen
Bij wijze van voorbeeld voor het gebruik van de MIDIparameters willen we u hier tonen wat je moet doen
om te zorgen dat de Upper1-Part (MIDI-kanaal “A4”)
op MIDI-kanaal “B16” ontvangt.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F3] (MIDI).
De Upper1-Part is een Realtime-Part, dus moeten we
hier het Realtime-niveau (of RTime) kiezen:
2.
Druk op [F1] om naar het Realtime-niveau te gaan.
3.
Zorg met de [PAGE] ▲▼ knoppen dat de melding
“RX” in de schuifbalk verschijnt.
“RX” is de Engelse afkorting voor “Receive” (ontvangst).
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar “UP1 A4”.
Dit is de Part waar u een ander MIDI-kanaal aan kunt
toewijzen. Zoals u ziet, wordt de fabrieksinstelling
(“A4” voor “UP1”) voor elke Part vermeld, zodat u
niet eens in de MIDI Implementation Chart hoeft te
kijken als u op een bepaald moment weer de fabrieksinstelling wilt kiezen.
5.
Zet de Channel-parameter met de [ACCOMP/
GROUP]-regelaar op “B16”.
De Upper1-Part ontvangt nu MIDI-data op MIDIkanaal “16” – maar enkel wanneer u de MIDI Portparameter op “B®” zet. (Dat betekent dan weer dat de
overige Realtime- en de Arranger-Parts niet meer via
MIDI kunnen worden aangesproken, omdat ze nog
steeds aan een “A”-kanaal toegewezen zijn.
Opgelet: Als de EM-2000 deze instelling moet “onthouden”,
moet u ze in een MIDI Set opslaan (zie blz. 102).
Als de Upper1-Part helemaal geen MIDI-commando’s
mag ontvangen, moet u op de [M.BASS]-knop drukken, om te zorgen dat de vermelding onder Channel
“OFF: luidt.
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Mas-
ter-pagina.
Andere MIDI RX-parameters
De EM-2000 biedt een reeks parameters waarmee u
binnenkomende MIDI-commando’s kunt veranderen
of filteren. De meeste parameters kunnen voor elke
Part apart worden ingesteld. Vergeet dus niet hem met
de [DRUMS/PART]-regelaar te kiezen voordat u de
overige parameters op deze display-pagina wijzigt. Op
blz. 68 in het Referentieboek vindt u meer details over
deze parameters.
Shift
Met deze parameter kunt u de ontvangen nootcommando's in toonhoogte verschuiven vóór ze de klankbron van de EM-2000 bereiken.
Filter
Met deze parameter kunt u voor verschillende MIDIcommando's bepalen of u ze al (On) dan niet (Off)
wilt ontvangen.
Limit (High, Low: C-1~G9)
Met deze parameters (High en Low) bakent u de reeks
noten af die u wilt ontvangen. Zorg dus dat noten die
u niet op het geselecteerde MIDI-kanaal wilt ontvangen buiten dit bereik vallen.
13.4 MIDI-commando’s zenden
Opgelet: Zie ook “MIDI Port instellen” op blz. 97.
Aansluitingen
Om te zorgen dat een ander instrument de noten van
de EM-2000 eveneens weergeeft, of om uw spel met
een externe sequencer of computer op te nemen, moet
u de volgende aansluitingen maken:
MIDI-module, synthesizer enz.
MIDI IN
MIDI IN
Computer met
MIDI-interface
De parameters voor het verzenden van MIDI-commando’s (“TX”) bevinden zich op de TX-pagina’s.
Laten we ook hier een voorbeeld bekijken:
Voorbeeld: Nootcommando’s van de
ACC3-Part 1 octaaf lager transponeren
Hoe u een ander MIDI-kanaal voor deze Part instelt,
komt u onder “Voorbeeld: ander ontvangstkanaal
voor Upper1 kiezen” op blz. 99 te weten. Kies daar dan
echter de TX-pagina (dus niet “RX”).
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F3] (MIDI).
MIDI OUT
99
MIDI-mode
De ACC3-Part is een Arranger-Part, dus moeten we
het Arranger-niveau (of Arrng) kiezen:
2.
Druk op [F2] om naar het Arranger-niveau te gaan.
3.
Zorg met [PAGE] ▲▼ dat de melding “TX” in de
schuifbalk verschijnt.
“TX” is de Engelse afkorting voor “transmit” (zenden).
De Shift-parameter op deze pagina laat toe om de
MIDI-nootcommando’s van de gekozen Part te transponeren. Dit geldt echter enkel voor de commando’s
die naar de MIDI OUT-connector van de EM-2000
worden gestuurd en dus niet voor de noten die de
EM-2000 zelf speelt.
4.
Kies met de [DRUMS/PART]-regelaar de ACC3Part (Pa rt= ACC3 A5).
5.
Zet “Shift” met de [BASS/BANK]-regelaar op “–12”.
“–12” vertegenwoordigt een transpositie van twaalf
halve toon (= één octaaf) naar omlaag – en dat is precies wat we hier nodig hebben.
Opgelet: Als de EM-2000 deze instelling moet “onthouden”,
moet u ze in een MIDI Set opslaan (zie blz. 102).
6.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Andere MIDI TX-parameters
Part, Channel, Shift, Filter
Deze parameters zijn identiek aan de RX-parameters,
behalve dat het hele verhaal dit keer niet gaat over het
ontvangen van MIDI-commando's maar over het zenden (wanneer u op de EM-2000 speelt, Tones kiest,
enz.).
Opgelet: We raden u aan om voor elke Part hetzelfde TX
(zend-) en RX (ontvangst-) kanaal te kiezen, tenzij u een
goede reden hebt om het anders op te lossen. Op die manier
spoort u later snel problemen op, zoals Parts die geen MIDIcommando's ontvangen of die MIDI-data op het “verkeerde” kanaal zenden.
Local (On, Off)
Zet Local op On (standaardinstelling) als u wilt dat de
EM-2000 reageert op de noten die u op het klavier
speelt. Als u Local op Off zet, stuurt u met de betreffende Part niet langer de interne klankbron aan. Normaal laat u deze parameter op On staan.
13.5 MIDI-parameters (Param)
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F3] (MIDI).
2.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F3]
(Param) drukt om naar de volgende pagina te gaan:
Op deze pagina vindt u verschillende parameters die
in feite niets met elkaar te maken hebben (de andere
MIDI-pagina’s hebben steeds een “centraal thema”).
Zie “MIDI-parameters (Param)” op blz. 71 in het
Referentieboek voor meer details.
Bruikbare transpositie van MIDI-nootcommando’s
De TX Octave-parameter houdt verband met de Tone
die u kiest. Als u al eens een basklank hebt gekozen
voor de Upper1-Part in de Split Keyboard Mode, is het
u misschien opgevallen dat de noten die u speelt naar
omlaag worden getransponeerd, zodat u binnen het
bereik van de Upper1-Part toch lage basnoten kunt
spelen. Kiest u Relative, dan wordt deze interne (en
automatische) transpositie vertaald in nootnummers.
Speelt u dus een C4 (nootnummer 60), dan wordt
nootnummer 36 weergegeven en naar de MIDI OUTpoort gezonden. De transpositie hangt af van de Tone
die u aan de Upper1-Part toewijst.
In de Absolute-mode daarentegen wordt gewoon het
MIDI-nootnummer van de toets waarop u drukt (bv.
nootnummer 60) naar de MIDI OUT-poort gezonden. Het voordeel van de keuze tussen Absolute en
Relative te is dat u een baslijn kunt spelen met de
Upper1-Part van de EM-2000 en deze kunt dubbelen
met een trompet van een extern instrument.
Opgelet: Wilt u de TX of RX Shift-waarde niet gebruiken,
zet dan de betreffende schakelaar op Off. Dat gaat heel wat
sneller dan alle Shift-waarden weer op “0” te zetten.
Ontvangen en verzenden van aanslagwaarden
De EM-2000 is uitgerust met een aanslaggevoelig klavier en een klankbron die op aanslagcommando's kan
reageren. Aanslagcommando’s (“Velo”) vormen een
belangrijk deel van uw muzikale expressiemogelijkheden, aangezien de kracht waarmee u een toets aanslaat
bepaalt hoe luid/helder of zacht/dof een noot klinkt.
Op die manier vertelt u de luisteraar iets over uw
gevoelens.
In een aantal gevallen is het echter beter de aanslaggevoeligheid achterwege te laten, bijvoorbeeld wanneer
u niet-aanslaggevoelige instrumenten (zoals orgels)
wilt nabootsen. De EM-2000 stelt u in staat het zenden
(TX) en/of ontvangen (RX) van aanslagcommando's
in of uit te schakelen.
100
EM-2000 – Gebruikershandleiding
Kiest u Off, dan moet u de EM-2000 vertellen welke
vaste aanslagwaarde hij in de plaats moet zetten van de
waarden die hij normaal ontvangt (zowel via MIDI als
via zijn eigen klavier). Zie “rxVelo, txVelo, On/Offschakelaars” op blz. 72 in het Referentieboek voor meer
details.
Part Mute voor de MIDI-communicatie
Met de Part Switch-parameter op deze display-pagina
bepaalt u wat er gebeurt als u een Part uitschakelt op
de eerste Realtime of Arranger Mixer-pagina (zie
“Parts uitschakelen (Mute)” op blz. 74). U weet
natuurlijk dat u die Part dan niet meer hoort als u op
het klavier speelt (ongeacht het feit dat de Keyboard
Mode-indicator van die part oplicht, of dat de Arranger data naar die Part stuurt). U ziet echter niet of die
Part nog MIDI-data zendt. Zie ook “PartSwtc” op
blz. 72 in het Referentieboek.
Soft Thru (On, Off)
Deze functie vormt een “inbreuk” op de MIDI-geplogenheden dat een instrument enkel de zelf gegenereerde MIDI-commando’s (d.w.z. die van de
EM-2000) naar zijn MIDI OUT-connector zendt. Zie
ook “Soft Thru (On, Off)” op blz. 72 in het Referentie-boek.
welkvan de twee (of meer) instrumenten de maat
(Clock) aangeeft voor de overige. In dat geval loopt
dus nog maar één “horloge” onafhankelijk en zendt
het signalen naar de andere “horloges” die de ontvangers vertellen waar ze zich zouden moeten bevinden.
Met de Remote-optie kunt u de Arranger- of Songweergave starten zonder het tempo te synchroniseren.
Dit is bv. handig wanneer u een MIDI-speelhulp
(voetschakelaar, knop of PK-5) van een extern instrument gebruikt om bv. de Arranger-weergave te starten.
U kunt bovendien kiezen via welk MIDI IN- (RXpagina’s) en MIDI OUT-circuit (TX) de Start/Stop/
Continue- en Clock-commando’s moeten worden verzonden of ontvangen (A On, B Off enz.).
Bovendien zendt en ontvangt de Recorder Song Position Pointer-commando’s.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F3] (Midi) en houd
[SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F4] (Sync) drukt om
een Sync-pagina te kiezen.
2.
Ga met [PAGE] ▲▼ naar een RX- of TX-pagina.
13.6 Synchroniseren van de
EM-2000
In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn dat de
EM-2000 synchroon loopt met andere MIDI-instrumenten (of dat externe MIDI-instrumenten synchroon lopen met de EM-2000). Hierbij denken we
vooral aan volgende situaties:
• Wanneer u de EM-2000 samen met een MC-303 of
MC-505 Groovebox wilt gebruiken.
• Wanneer u met een externe drumcomputer of een
instrument zoals de Roland PM-5 of DR-5 wilt werken
(d.w.z. sequencers zonder disk drive).
• Wanneer u een bestaand sequence als grondstof voor
nieuwe Music Styles wilt gebruiken en de data –omdat
het zo eenvoudig is– via MIDI wilt opnemen.
De synchronisatie is noodzakelijk om te zorgen dat
beide instrumenten (de Arranger of Recorder van de
EM-2000 en het externe instrument) tegelijkertijd
starten en stoppen en altijd hetzelfde tempo hanteren.
Zonder synchronisatie gedragen de EM-2000 en het
externe instrument zich zoals twee horloges die u
naast elkaar legt. Wat u ook doet om te zorgen dat ze
precies gelijk lopen – na verloop van tijd loopt het ene
horloge voor op het andere. Voor de opname van
MIDI-data is dit helemaal uit den boze, omdat dit op
een bepaald moment zou betekenen dat een noot, die
voor eerste tel bedoeld was, op de tweede tel van een
maat valt. Daarom zijn de meeste MIDI-instrumenten
uitgerust met een functie waarmee u kunt bepalen
Met Style Sync en Song Sync op de RX-pagina’s kiest u
of en hoe u de Arranger of de Recorder wilt synchroniseren met externe sequencers of drumcomputers. Er
zijn verschillende opties (zie het Referentieboek). In de
regel kiest u waarschijnlijk Internal (geen synchronisatie met externe MIDI-instrumenten) en MIDI (syn-
chronisatie met een extern MIDI-instrument). Aut o
lijkt een nuttige keuze (binnenkomende MIDI Clocksignalen worden automatisch ontdekt), maar kan er
wel toe leiden dat de Recorder/Arranger plots start
(omdat er MIDI Clock-commando’s ontvangen worden) hoewel u dat helemaal niet wilt. “Internal” is dus
een verstandigere keuze.
A On/Off, B On/Off
Met deze schakelaars kiest u het MIDI-circuit dat voor
het ontvangen en verzenden van synchronisatie-commando’s wordt gebruikt. “A Off/B Off ” betekent dat de
EM-2000 geen MIDI Sync-data zendt of ontvangt.
Maar wees voorzichtig: “B On” heeft weinig zin waaneer u MIDI Port op “√A” hebt gezet – en vice versa.
Zie blz. 97 voor meer details.
101
MIDI-mode
13.7 MIDI Sets
MIDI Sets zijn geheugens voor de instellingen die u in
de MIDI-mode maakt. De EM-2000 beschikt over
acht MIDI Set-geheugens waarin u verschillende
MIDI-configuraties kunt opslaan. Bovendien kunt u
MIDI Sets op disk zetten en ze laden als u ze weer
nodig hebt.
MIDI Set opslaan
Memory Protect
Telkens wanneer u uw instrument inschakelt, wordt de
Memory Protect-functie mee geactiveerd. Memory
Protect doet wat zijn naam zegt: de functie voorkomt
dat u uw User Programs en MIDI Sets per ongeluk
overschrijft. Op blz. 50 vindt u meer details.
Instellingen in een MIDI Set opslaan
1.
Druk op de [WRITE]-knop en houd deze ingedrukt
(de [MIDI SET]-indicator in de MUSIC STYLE/MIDI
SET-sectie licht op.)
Het display vraagt of u zeker weet dat u uw instellingen in een MIDI Set wilt opslaan. Ga verder als dat zo
is, laat anders de [WRITE] knop los.
2.
Druk op een Music Style-cijferknop om uw MIDIinstellingen in de betreffende MIDI Set op te slaan.
Het display bevestigt kort dat uw instellingen nu in het
gekozen geheugen zitten:
3.
Laat de [WRITE]-knop weer los.
MIDI Set oproepen
1.
Druk op de [SELECT]-knop (MUSIC STYLE/MIDI
SET-sectie) zodat de MIDI SET-indicator oplicht.
MIDI Sets naar disk wegschrijven
Als uw 8 MIDI Sets opgebruikt zijn, hebt u er misschien nog meer nodig. U kunt plaats maken voor
nieuwe MIDI Sets door de oude MIDI Sets te wissen.
Wilt u deze laatste niet kwijtraken, dan moet u ze eerst
extern (op een datadrager) opslaan. Ook als u niet te
kampen hebt met plaatsgebrek, is het een goed idee
om een veiligheidskopie van uw MIDI Sets te maken.
U weet tenslotte maar nooit wanneer een onverlaat
begint knoeien met uw instellingen.
1.
Druk, op de Master-pagina, op [F5] (Disk).
2.
Druk op [F2] (Save) om het Save-niveau te kiezen.
3.
Kies met [PAGE] ▲▼ de Save\MDI Set-pagina:
Voordat u een MIDI Set op disk zet, moet u er een
naam aan geven. Kies een naam die u iets zegt over de
inhoud van de Set. Met de [LOWER/NUMBER]-regelaar kiest u de karakterpositie en met de [UPPER/
VARIATION]-regelaar bepaalt u welk karakter er op
de gekozen positie moet komen. Hiervoor kunt u ook
de knoppen van de TONE/USER PROGRAM-sectie
gebruiken. Zie blz. 25 voor meer details.
4.
Stop een geformateerde diskin de gewenste drive.
5.
Druk, indien nodig op Part Select [M.DRUMS] om
naar de pagina te springen waar u de benodigde drive
kunt kiezen (Device, blz. 10).
6.
Druk op Part Select [M.BASS] (Execute) om de
MIDI Set naar de disk weg te schrijven.
Niet vergeten: uw EM-2000 is multitasking – u mag
deze pagina dus verlaten zodra de EM-2000 de Style
op disk begint te schrijven.
7.
Druk op [F5] (Exit) om terug te keren naar de Master-pagina.
Opgelet: Bij het wegschrijven slaat de term “Set” op alle 8
MIDI Set-geheugens. “Een” MIDI Set op disk bevat dus
acht MIDI Set-geheugens. Laden kunt u ze echter ook één
voor één:
2.
Druk op een Music Style-cijferknop om de overeen-
komstige MIDI Set te selecteren.
102
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.