C
11
A
12
13
14
B
9
10
E
D
Contactsleutels en sloten
Het voertuig wordt met 2 genummerde sleutels
geleverd.
Het verdient aanbeveling deze sleutels gescheiden
te bewaren en de gegevens te noteren.
Met de sleutel kan :
- Het contact worden aangezet
- Het zadelslot worden ontgrendeld
- Het zadelslot worden vergrendeld
- Contactslot
- Motor AF
- Elektrisch contact
- Het zadelslot worden vergrendeld
- Verlichtings-schakelaar
Volgens de nieuwe Eu ro pe se wetgeving moeten
de lichten van uw voertuig voortaan permanent
aanstaan.
- Startdrukknop
De startmethode van pagina 48 aanhouden.
- Schakelaar dim licht-grootlicht *
- Omzetting
richtingaanwijzersschakelaar
Om een wijziging van richting aan te geven :
- Naar rechts, de schakelaar op
plaatsen
- Naar links, de schakelaar op
plaatsen
Het knipperen wordt gestopt door op de middelste
knop te drukken.
- Claxon drukknop
* Afhankelijk van het type
Controlelampje olie*
VOERTUIG MET ACCU
Werkt met het controlelampje voor oliepeil
Normale werking
- Het controlelampje gaat branden wanneer er contact wordt gemaakt en
blijft branden zolang de motor niet loopt
- Het controlelampje moet uitgaan wanneer de motor loopt
Abnormale werking
Wanneer contact wordt gemaakt en de motor nog niet loopt
Het controlelampje gaat niet branden
Ofwel krijgt de elektronische ontsteking geen of onvoldoende stroom
- U mag de motor niet starten, want deze kan hierdoor
worden beschadigd. Breng het voertuig naar een dealer.
Ofwel is het controlelampje doorgebrand.
- U mag de motor niet starten, omdat u niet weet of de
storing ernstig is. Breng het voertuig naar een dealer.
De motor loopt en
Het controlelampje blijft branden
Zet de motor af en controleer het oliepeil
- Voeg voordat u vertrekt olie toe
Wanneer het oliepeil hoog genoeg staat en het controlelampje nog
steeds blijft branden:
- Zet de motor af om deze niet te beschadigen en breng
het voertuig met stilstaande motor naar een dealer
Tijdens het rijden
Het controlelampje knippert snel (ongeveer 6 keer per seconde)
Dit wijst op een defecte oliepomp
- Stop onmiddellijk voor zover het verkeer en de
verkeersregels dit toelaten, zet de motor af om deze niet te
beschadigen en breng het voertuig met stilstaande motor naar
een dealer
VOERTUIG ZONDER ACCU
Normale werking
- Het controlelampje gaat niet branden wanneer er contact wordt
gemaakt
- Het controlelampje moet uit blijven wanneer de motor loopt
Abnormale werking
Bij het starten van de motor
Het controlelampje gaat branden
Zet de motor af en controleer het oliepeil
- Voeg voordat u vertrekt olie toe
Wanneer het oliepeil hoog genoeg staat en het controlelampje nog
steeds blijft branden:
- Zet de motor af om deze niet te beschadigen en breng het
voertuig met stilstaande motor naar een dealer
Tijdens het rijden
Het controlelampje knippert snel (ongeveer 6 keer per seconde)
Dit wijst op een defecte oliepomp
- Stop onmiddellijk voor zover het verkeer en de
verkeersregels dit toelaten, zet de motor af om deze niet te
beschadigen en breng het voertuig met stilstaande motor naar
een dealer
Opmerking
- Wanneer het controlelampje tijdens het rijden gaat branden of
knipperen, moet u het voertuig tot stilstand brengen en de
motor afzetten. Controleer steeds of de
verkeersomstandigheden u in staat stellen om veilig te stoppen
en neem steeds de verkeersregels in acht.
- Wanneer het controlelampje bij normaal gebruik tijdens het
rijden af en toe gaat branden en weer uitgaat, wijst dit op een te
laag oliepeil (de knipperfrequentie wordt hoger naarmate het
oliepeil daalt). Voeg zo snel mogelijk olie toe voordat er een
storing optreedt en de motor wordt beschadigd.
* Afhankelijk van het model