Pentax K3 User guide [nl]

Inleiding
1
Digitale spiegelreflexcamera
PENTAX
Bedieningshandleiding
Voorbereidingen
Opnemen
Weergeven
Instellingen
Bijlage
Lees voor optimale cameraprestaties eerst de handleiding door voordat u deze camera in gebruik neemt.
2
3
4
5
6
De inhoud van het pakket controleren
Flitsschoenbeschermer FK
(gemonteerd op de camera)
Dop cameravatting
(gemonteerd op de camera)
Batterijlader
D-BC90
Handleiding (deze handleiding)
Geschikte objectieven Voor deze camera kan gebruik gemaakt worden van DA-, DA L-, D FA- en FA J-objectieven en objectieven met een 9 (Auto)
positie op de diafragmaring. Als u andere objectieven of accessoires wilt gebruiken, zie dan p.88.
Oogschelp F
(gemonteerd op de camera)
Driehoekige ring
met bescherming
(gemonteerd op de camera)
Netsnoer Draagriem
S
ME-zoekerkapje 2P-kapje Sync-aansluitpunt
Batterijgreep aansluitingskap
(gemonteerd op de camera)
O-ST132
(gemonteerd op de camera)
Oplaadbare
lithium-ionbatterij D-LI90
Software (CD-ROM)
S-SW140
De K-3
1
Voorbereidingen
Opnamen maken
Weergavefuncties
De instellingen wijzigen
Bijlage
2
3
4
5
6
1
Gebruik van deze handleiding
1
Gebruik van deze handleiding
De K-3 ............................................................. p. 6
Geeft u een overzicht van de K-3. Lees dit en maak uzelf vertrouwd met uw K-3!
F Namen en functies van de onderdelen .............. p.7
F Functie-instellingen wijzigen ............................ p.17
F Menulijst .......................................................... p.19
2
Voorbereidingen ........................................p.31
Beschrijft hoe u uw K-3 voorbereidt op het maken van opnamen en geeft informatie over elementaire bedieningshandelingen.
F De draagriem bevestigen ............................... p.31
F Een objectief bevestigen ................................ p.31
F Gebruik van de batterij en batterijlader ........... p.32
F Geheugenkaart plaatsen ................................ p.34
F Eerste instellingen .......................................... p.35
F Basishandelingen bij opnamen........................ p.37
F Opnamen bekijken .......................................... p.39
F De opname-instellingen configureren ............. p.41
3
Opnamen maken...................................... p.41
Zodra u hebt gecontroleerd of de camera goed werkt, probeer de camera dan uit en maak heel veel opnamen!
F Foto’s maken .................................................. p.42
F Video-opnamen maken ................................... p.44
F Instelling van de belichting .............................. p.46
F Werken met de ingebouwde flitser ................. p.47
F De focusmethode instellen ............................. p.49
F De transportfunctie instellen ........................... p.54
F Instelling van de witbalans .............................. p.60
F Beeldafwerking ................................................ p.62
F Opnamen corrigeren ....................................... p.64
2
4
Weergavefuncties ..................................... p.67
Beschrijft de verschillende procedures voor het weergeven en bewerken van opnamen.
F Palet van de weergavestand items ................. p.67
F De weergavemethode wijzigen........................ p.68
F De camera aansluiten op een computer ......... p.71
F Opnamen bewerken en verwerken ................. p.72
5
De instellingen wijzigen .......................... p.78
Beschrijft hoe andere instellingen worden gewijzigd.
F Camera-instellingen ......................................... p.78
F Instellingen voor bestandsbeheer .................... p.82
6
Bijlage.......................................................... p.87
Biedt diverse hulpbronnen.
F Beperkingen voor de combinaties van speciale
functies .......................................................... p.87
Functies beschikbaar met diverse
F
objectieven
F Functies bij gebruik van een externe flitser ... p.91
F Het GPS-toestel gebruiken ............................ p.92
F Problemen oplossen ...................................... p.93
F Belangrijkste specificaties .............................. p.97
F Index .............................................................. p.104
F Voor een veilig gebruik van de camera ......... p.108
F Aandachtspunten tijdens het gebruik .............p.110
F GARANTIEBEPALINGEN ............................. p.113
...................................................... p.88
Gebruik van deze handleiding
De illustraties en het weergavescherm van de monitor in deze handleiding kunnen afwijken van die van het feitelijke product.
3
Inhoudsopgave
Gebruik van deze handleiding .................. 2
Inhoudsopgave
De K-3 ....................................................... 7
Namen en functies van de onderdelen ....................7
Knoppen en schijven ..................................................... 8
Monitorscherm ............................................................. 10
Zoeker ........................................................ ................. 15
LCD-display ................................................... .............. 16
Elektr. waterpas ........................................................... 16
Functie-instellingen wijzigen .................................17
De richtingsknoppen gebruiken ................................... 17
Het bedieningspaneel gebruiken .................................17
De menu's gebruiken ................................................... 18
Menulijst ................................................................19
Menu opnemen ............................................................ 19
Videomenu ................................................................... 23
Menu Weergeven ........................................................ 24
Instellen-menu ................................................ ............. 25
Aangepaste Instelling-menu ........................................ 27
Voorbereidingen ...................................... 31
De draagriem bevestigen ......................................31
Een objectief bevestigen .......................................31
Gebruik van de batterij en batterijlader .................32
De batterij opladen ...................................................... 32
De batterij plaatsen/uitnemen ................................. ..... 33
Gebruik van de netvoedingsadapter ............................ 34
Geheugenkaart plaatsen ......................................34
Eerste instellingen ................................................35
De camera aanzetten .................................................. 35
De weergavetaal instellen ............................................ 35
De datum en tijd instellen ............................................ 36
Formatteren van een geheugenkaart .......................... 37
Basishandelingen bij opnamen ............................ 37
Opnamen met Live Weergave ......................................39
Opnamen bekijken ...............................................39
De opname-instellingen configureren .................. 41
Instellingen geheugenkaart .......................................... 41
Opname-instell. foto's .................................................. 41
Opname-instell. films ................................................... 41
Opnamen maken ..................................... 42
Foto’s maken .................................................. ..... 42
Belichtingscompensatieorrectie ................................... 43
Video-opnamen maken ........................................ 44
Video's afspelen ........................................................... 45
Instelling van de belichting ...................................46
Gevoeligheid .................................................. .............. 46
Autom. lichtmeting ....................................................... 47
Werken met de ingebouwde flitser ....................... 47
De focusmethode instellen ................................... 49
Instellen van de AF-stand bij het maken van opnamen
met de zoeker .............................................................. 50
Instellen van de AF-stand tijdens Live Weergave ........ 52
AF-fijnafstelling ............................................................ 53
Controle van de scherptediepte (Voorbeeld) ............... 53
De transportfunctie instellen ................................. 54
Continuopname ............................................................ 55
Zelfontspanner ................................................ ............. 55
Afstandsbediening ....................................................... 55
Belichtingsbracketing ......................................... .......... 56
Opname spiegel-omhoog-verg. ................................... 57
Dubbelopnamen ........................................................... 57
Intervalopname ............................................................ 58
Intervalcompositie ........................................................ 58
Intervalvideo opnemen ................................................. 59
4
Instelling van de witbalans ...................................60
Witbalans handmatig aanpassen ................................ 61
De witbalans aanpassen met de kleurtemperatuur ..... 61
Beeldafwerking .....................................................62
Aangepaste opname .................................................... 62
Digitale Filter ................................................................ 63
Opnamen corrigeren .............................................64
Regeling van de helderheid ......................................... 64
Objectiefcorrectie ......................................................... 65
Compositie aanpassen ................................................ 65
Anti-aliasing-filtersimulator ........................................... 66
Weergavefuncties.................................... 67
Palet van de weergavestand items .......................67
De weergavemethode wijzigen .............................68
Weergave van meerdere opnamen ............................. 68
Opnamen weergeven op basis van map ..................... 69
Opnamen weergeven op basis van opnamedatum ..... 69
Opnamen continu weergeven (Diavoorstelling) ........... 70
Weergave van geroteerde opnamen ........................... 70
De camera aansluiten op een audiovisueel toestel ..... 70
De camera aansluiten op een computer ...............71
Opnamen bewerken en verwerken .......................72
Een beeld maken ......................................................... 72
De grootte van de opname wijzigen ............................ 72
Corrigeren van kleurmoiré ........................................... 66
Opnamen verwerken met digitale filters ...................... 73
Een samengestelde opname maken (Index) ............... 75
Video bewerken ........................................................... 75
RAW-ontwikkeling ........................................................ 76
Instellingen voor bestandsbeheer ........................ 82
Beveiliging van opnamen tegen wissen (Beveiligen) ... 82
Instellingen voor het map/bestand selecteren ............. 83
De Copyright-informatie instellen ................................. 85
Gebruik van een draadloze geheugenkaart ................. 85
Bijlage...................................................... 87
Beperkingen voor de combinaties van speciale
functies ................................................................. 87
Functies beschikbaar met diverse objectieven .... 88
De brandpuntafstand instellen ..................................... 90
De diafragmaring gebruiken ......................................... 90
Functies bij gebruik van een externe flitser .......... 91
Het GPS-toestel gebruiken .................................. 92
Opnamen maken van hemellichamen
(STER RENVOLGER) .................................................. 93
Problemen oplossen .............................................93
Sensor reinigen ............................................................ 94
Foutberichten ............................................................... 96
Belangrijkste specificaties ....................................97
Systeemvoorwaarden voor USB-aansluiting
en bijgeleverde software ....................................... ..... 102
Index .................................................................. 104
Voor een veilig gebruik van de camera .............. 108
Aandachtspunten tijdens het gebruik ................. 110
GARANTIEBEPALINGEN .................................. 113
Inhoudsopgave
De instellingen wijzigen ........................... 78
Camera-instellingen ..............................................78
De knop aanpassen/functies van de e-knop ................ 78
Veelgebruikte instellingen opslaan .............................. 80
De lokale datum en tijd van de opgegeven stad
weergeven ..................................................... .............. 81
Instellingen selecteren om op te slaan in de camera .... 82
5
1
Inleiding
Inleiding
Auteursrechten
Opnamen van deze camera die voor elk ander doel dan strikt persoonlijk gebruik zijn bestemd, mogen niet worden gebruikt zonder toestemming volgens de rechten zoals bepaald in de auteursrechtwetgeving. Vergeet ook niet dat in sommige gevallen zelfs het fotograferen voor persoonlijk gebruik aan beperkingen verbonden is, zoals bij demonstraties, voorstellingen of presentaties. Opnamen die zijn gemaakt met het doel om auteursrechten te verkrijgen, kunnen alleen gebruikt worden mits naleving van het auteursrecht zoals beschreven in de auteursrechtwetgeving. Ook hiermee dient men rekening te houden.
Aan de gebruikers van deze camera
• Gebruik of bewaar deze camera niet in de buurt van apparatuur die krachtige magnetische velden of straling genereert. Krachtige statische ontladingen of magnetische velden door bv. radiozenders kunnen de werking van de monitor storen, opgeslagen gegevens beschadigen, of gevolgen hebben voor de elektronica in de camera en een goed functioneren verstoren.
• Het paneel met vloeibare kristallen voor de monitor is gemaakt met behulp van extreem hogeprecisietechnologie. Hoewel het percentage werkende pixels 99,99% of hoger is, dient u er rekening mee te houden dat 0,01% of minder van de pixels niet oplicht of juist wel oplicht wanneer dat niet zou moeten. Dit heeft echter geen effect op het opgenomen beeld.
• In deze handleiding wordt de algemene term “computer(s)” gebruikt voor zowel Windows-pc’s als Macintosh-computers.
• In deze handleiding heeft de term “batterij(en)” betrekking op elk type batterij dat met deze camera en accessoires wordt gebruikt.
6
Namen en functies van de onderdelen
Zelfontspannerlampje/
Afstandsbedieningssensor
Richtteken objectiefvatting
Ontgrendelknop van het objectief
Beeldvlakindicator
Functie-indicatie
Zoeker
Microfoonaansluitpunt
USB-aansluiting (micro B)
HDMI-aansluitpunt (Type D)
DC-ingang
Klepje van de aansluitingen
Monitor
Luidspreker
Riembevestiging
AF-hulplicht
Microfoon
Statiefaansluiting
Contacten batterijgreep
Flitsschoen
Ingebouwde flitser
Riembevestiging
X-sync-aansluiting Hoofdtelefoonaansluiting
Spiegel
AF-koppeling
Objectiefinformatiecontacten
Dioptriecorrectieschijf
LCD-display
Dubbele kaartgleuf voor SD-geheugenkaarten
Zelfontspannerlampje/Afstandsbedieningssensor
LED voor schrijven naar/lezen van de kaart
Draadschakelaansluiting
Ontgrendelknop van de batterijklep
Batterijklep
1
Inleiding
7
Knoppen en schijven
7
1
1
Inleiding
2 3
4
5
6
d
e
f
g
1 Belichtingscompensatieknop (J)
Indrukken om de waarden voor belichtingscompensatie in te stellen. (p.43)
2 ISO-knop (N)
Indrukken voor het wijzigen van de ISO-gevoeligheid. (p.46)
8 9
0 a
b
c
h i j k
l m
n o p
3 Ontspanknop
Druk deze knop in om opnamen te maken. (p.38) Druk deze knop tijdens de weergavestand half in om over te gaan naar de opnamestand.
4 Hoofdschakelaar
Bewegen om de camera aan/uit te zetten (p.35) of een voorbeeld weer te geven (p.53).
5 Gids voor e-knop aan de voorzijde (Q)
Wijzigt de waarde voor camera-instellingen zoals de belichting (p.43) U kunt de menucategorie wijzigen indien een menuscherm getoond wordt. (p.18) Gebruik dit, in de afspeelmodus, om een andere opname te selecteren.
6 Ontgrendelknop voor objectief
Druk deze knop in om een objectief te verwijderen. (p.31)
7 Uitklapschakelaar flitser (1)
Indrukken om de ingebouwde flitser uit te klappen. (p.48)
8 Vergrendelingknop Functiekiezer
Druk deze knop in om de functiekiezer te kunnen draaien. (p.38)
9 Functiekiezer
Wijzigen van de belichtingsmodus. (p.38)
0 Vrijgaveknop Functiekiezer
Gebruik deze knop voor het vrijgeven van de functiekiezer zodat u de functieschijf kunt gebruiken zonder dat u op de vergrendelingsknop voor de functieschijf hoeft te drukken. (p.38)
a RAW/Fx-knop (P)
U kunt aan deze knop een functie toewijzen. (p.78)
b AF-modusknop (b)
Druk voor het wijzigen van de AF-modus of AF-punt. (p.50)
c Schakelaar scherpstelstand
Indrukken voor het wijzigen van de scherpstelstand. (p.49)
d Live Weergave/Opnameknop (K/a)
Hiermee wordt de Live Weergave getoond. (p.39) Start/stopt het opnemen van een video in C stand. (p.44)
8
e AE-meting/Verwijderknop (2/L)
Indrukken voor het wijzigen van de meetmethode. (p.47) In de afspeelstand indrukken voor het verwijderen van opnamen. (p.40)
f Weergaveknop (B)
Schakelt over naar de weergavestand. (p.39) Druk de knop opnieuw in om over te gaan naar de opnamestand.
g INFO-knop (G)
Wijzigt de weergavestijl op de monitor. (p.10, p.13)
h E-knop aan de achterzijde (R)
Wijzigt de waarde voor camera-instellingen zoals de belichting. (p.42) U kunt de menutabs wijzigen wanneer een menuscherm getoond wordt. (p.18) U kunt de instellingen wijzigen indien het bedieningspaneel panel getoond wordt. (p.17) Gebruik in de weergavestand deze knop om een opname te vergroten of meerdere opnamen tegelijkertijd weer te geven. (p.40, p.68)
i AF-knop (I)
Beschikbaar voor het aanpassen van de scherpstelling, in plaats van het half indrukken van de sluiterknop. (p.49)
j AE-vergrendelingsknop (H)
Vergrendelt de belichtingswaarde voor het maken van de opname. In de afspeelstand kunt u de net gemaakte JPEG-opname ook opslaan als RAW-formaat (p.40)
k Groene knop (M)
Voert een reset uit van de waarden die worden gewijzigd. Schakelt naar ISO AUTO tijdens het aanpassen van de gevoeligheid.
l Schakelt tussen foto’s/Video’s
Wisselen tussen de stand A (Foto maken) en de stand C (Video maken). (p.37)
m OK-knop (E)
Druk tijdens weergave van het bedieningspaneel of een menu op deze knop om het geselecteerde item te bevestigen.
n Wijzigt AF-punt/Kaartgleuf schakelknop (c / d)
Druk in de opnamestand deze knop in voor het activeren van het AF-punt. (p.51) Druk in de weergavestand deze knop in voor het schakelen tussen de geheugenkaarten die geplaatst zijn in de twee gleuven, SD1 en SD2. (p.40)
o Vierwegbesturing (ABCD)
Toont het menu voor het instellen van de Transportstand/ Flitsinstelling/Witbalans/Aangepaste opname. (p.17). Als het bedieningspaneel of een menu wordt weergegeven, verplaatst u de cursor of wijzigt u het in te stellen item. Druk op B in de enkelbeeldweergave van de weergavestand om het weergavepalet weer te geven. (p.67) U kunt, als u het gebied of de opname die u wilt vergroten of gebruiken als scherpstelgebied, dit gebied diagonaal verplaatsen door de twee knoppen tegelijk in te drukken.
p MENU-knop (F)
Toont een menu. Druk, terwijl het menu getoond wordt, op deze knop om terug te keren naar het vorige scherm. (p.18)
1
Inleiding
9
Monitorscherm
100-320 0
10: 30
12 345 12 345
12 345
12 345
1/
F
250
1600
5.6
12 345
12 345
1/
F
250
1600
5.6
St atus sche rm
IS O AU TO- inst ell ing In stel bere ik
09/ 09/201 3
12 345
20 00
G1 A1
12 345
1/
F
4000
1280 0
5.6
+1 .0
Opnamentand
1
Inleiding
Met deze camera kunt u opnamen maken terwijl u door de zoeker kijkt, of terwijl u naar het beeld op het scherm kijkt. Als u de zoeker gebruikt, kunt u opnamen maken terwijl u het statusscherm op de monitor en de zoeker kunt bekijken. Als u de zoeker niet gebruikt, dan kunt u opnamen maken terwijl u kijkt naar de Live Weergave die op de monitor getoond wordt. De camera staat in “stand-by modus” als deze klaar is voor het maken van opnamen, zoals tijdens het weergeven van het statusscherm of Live Weergave. Druk op G in de stand-by modus voor het weergeven van het “bedieningspaneel” en voor het wijzigen van de instellingen. (p.17) U kunt het informatietype dat getoond wordt in de stand-by modus wijzigen door te drukken op G terwijl het bedieningspaneel getoond wordt. (p.12)
ISO AUTO-instelling Instelbereik
09/09/2013
Statusscherm
1600
100-3200
10:30
Bedieningspaneel
1/
250
F
5.6
12345 12345
1600
Standbymodus (statusscherm)
1/
250
F
5.6
12345 12345
Selectiescherm voor het weergeven van informatie
tijdens maken van opn amen
12345 12345
Statusscherm
1/
4000
F
5.6
12345 12345
+1.0 G1A1
12800
1 Belichtingsfunctie
(p.42) 2 Belichtingsgeheugen 3 Digitale filter (p.63)/
HDR-opname (p.64) 4 Draadloze LAN-status
(p.85) 5 GPS-positiebepaling
status (p.92) 6 Shake Reduction/
Horizoncorrectie 7 Batterijniveau 8 Hulp e-knop 9 Sluitertijd 10 Diafragmawaarde 11 Belichtingscorrectie
(p.43)/
Belichtingsbracketing
(p.56) 12 LW-staafgrafiek 13 Gevoeligheid (p.46) 14 Autom. lichtmeting
123
9
8
10
8
14 15
16
17 18 19 17 18 2016
2000
(p.47) 15 Focusmethode (p.49) 16 Kaartgleufnummer
(p.41) 17 Bestandsindeling (p.41) 18 Beeldopslagcapaciteit 19 Flitsbelichtingscorrectie
(p.48) 20 Fijnafstemming
witbalans (p.60) 21 Transportstand (p.54) 22 Witbalans (p.60) 23 AF-punt (p.51) 24 Aangepaste opname
(p.62) 25 Flitsinstelling (p.47) 26 Gebruiksrichtlijn en
aantal opnamen tijdens
meervoudige
belichting,
Intervalopname of
intervalsamenstelling
11
8
8
4567
12
13
21
24262322
25
10
Live weergave
1/
200 0
F2. 8
160 0
99999
+1. 7
EV
1/
200 0
F2. 8
160 0
99999
±0EV
10: 30
1: 23' 45 " 1: 23' 45 "
100-320 0
10: 30
12 345 12 345
IS O AU TO- inst ell ing In stel bere ik
09/ 09/201 3
Be lich ting svo ork eur Pr ogra mma AE
09/ 09/201 3
123456 91011
12
15
1/
2000
1 Belichtingsfunctie
(p.42) 2 Flitsinstelling (p.47) 3 Transportstand (p.54) 4 Witbalans (p.60) 5 Aangepaste opname
(p.62) 6 Digitale filter (p.63)/
HDR-opname (p.64) 7 Draadloze LAN-status
(p.85) 8 GPS-positiebepaling
status (p.92) 9 Autom. lichtmeting
(p.47) 10 Shake Reduction/
Horizoncorrectie/
Film SR 11 Batterijniveau 12 Temperatuur-
waarschuwing
F2.8
+1.7
87
EV
1600
23
13 14
16 17
±0EV
18
99999
1/
2000
24 2519 20 21 22 26
13 Elektronische waterpas
(horizontale kanteling) (p.16)
14 Elektronische waterpas
(verticale kanteling)
(p.16) 15 Histogram 16 Belichtingscorrectie
(p.43) 17 LW-staafgrafiek 18 Gebruiksrichtlijn 19 Belichtingsgeheugen 20 Sluitertijd 21 Diafragmawaarde 22 Gevoeligheid (p.46) 23 Bestandsindeling 24 Kaartgleufnummer
in gebruik (p.41) 25 Beeldopslagcapaciteit 26 Gezichtsherkennings-
kader (indien [Contrast-
AF] ingesteld is op
t Memo
• In [Live weergave] van het A3 menu kunt u de instellingen
van de onderdelen die tijdens de Live Weergave op het scherm getoond worden, wijzigen (p.20)
[Gezichtsherkenning])
(p.52)
F2.8
1600
99999
Bedieningspaneel
A-stand
ISO AUTO-instelling Instelbereik
100-3200
09/09/2013
10:30
C-stand
10:30
1:23'45" 1:23'45"
Belichtingsvoorkeur Programma AE
09/09/2013
1 Functienaam 2 Instelling 3
Kaartgleufnummer (p.41)
4 Aantal foto’s dat kan
worden gemaakt/ filmopnametijd
5 ISO AUTO-instelling
(p.46) 6 Hooglichtcorrectie (p.64) 7 Schaduwcorrectie (p.64) 8 Digitaal filter (p.63) 9 HDR-opname (p.64) 10 AF-hulplicht (p.50) 11 Ruisond. hoge ISO-wrd
(p.46) 12 Ruisond. lange sltrtijd 13 Vervormingscorrectie
(p.65) 14 Instelling laterale
chromatische
aberratie (p.65)
12345 12345
8 13 18
23 16 18
1 2
576
9 14 19
27 28
1 2
6 17 20
27 28
334
4
10
11 15 20
10 26
12
16
17
21
22
334
4
7
8
9
24
25
21
15 Correctie
randverlichting (p.65)
16 A-modus (p.50)/
Contrast AF (p.52)
17 AF-punt (p.51)/
Focus Peaking (p.52)
18 Geheugenkaartopties
(p.41) 19 Bestandsindeling (p.41) 20 JPEG-resolutie en
kwaliteitsniveau (p.41)/
Resolutie video (p.41) 21 Shake Reduction/
Movie SR 22 AA-filtersimulator (p.66) 23 Belichtingsvoorkeur
(p.44) 24 Niveau opnamegeluid
(p.44) 25 Volume afspeelgeluid 26 Beeldsnelheid (p.41) 27 Actuele datum en tijd 28 Bestemmingstijd (p.81)
11
1
Inleiding
t Memo
12 345
12 345
1/
F
250
160 0
5.6
• Het hangt van de huidige camera-instelling af welke items kunnen worden geselecteerd.
• De camera keert terug naar de standbymodus als er tijdens
1
weergave van het bedieningspaneel 1 minuut lang geen
Inleiding
bedieningshandeling heeft plaatsgevonden.
• U kunt de weergavekleur van het statusscherm, de menucursor en het bedieningspaneel wijzigen. Instellen in [Weerg. kleur] van [LCD-display] in the D1 menu. (p.25)
Display opname-info
U kunt het in de stand-by modus getoonde informatietype wijzigen door te drukken op G tijdens het weergeven van het Bedieningspaneel. Gebruik CD voor het selecteren van het type en druk op E.
Opnamen maken met de zoeker
Status­scherm
Elektr. waterpas
De instellingen voor het maken van opnamen met de zoeker weergeven. (p.10)
Weergeven van de camerahoek. Hiermee wordt de camerahoek getoond. Een staafgrafiek die de horizontale camerahoek weergeeft, verschijnt aan de onderkant van
Voorbeeld: 1,5° naar links gekanteld (geel) Verticaal niveau (groen)
het scherm, en een staafgrafiek die de verticale camerahoek weergeeft, verschijnt aan de rechterkant van het scherm. Beide uiteinden en het midden van de staafgrafieken knipperen in het rood als de camerahoek niet vastgesteld kan worden.
Weergave
Er wordt niets op het scherm getoond.
uit
De huidige geografische breedte, lengte,
hoogte, richting en UTC worden weergegeven. Elektronisch kompas
Schakel de camera uit en weer aan om
het statusscherm weer te openen.
Enkel beschikbaar als de optionele GPS-unit
bevestigd is op de camera en aan staat. (p.92)
Opnamen maken met Live Weergave
Standaard infoweergave
Geen infoweergave
De instellingen van de Live Weergave en de opnamefunctie met Live Weergave worden weergegeven. (p.11)
Bepaalde pictogrammen, zoals voor Belichtingsmodus en transportfunctie worden niet getoond.
Als de camera verticaal gehouden worden
Als de camera gedraaid wordt naar de verticale positie, worden het statusscherm en het Bedieningspaneel in een verticale positie getoond. Om de opnamen niet in een verticale stand te tonen, stelt u [Autom. schermrotatie] in op [Uit] in [LCD-display] van het D1 menu. (p.25)
1/
250
F
5.6 1600
12345 12345
12
Weergavestand
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
100 -0001
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
100 -0001
St anda ard info wee rgav e
De gemaakte opname en opname-informatie worden weergegeven in de enkelbeeldweergave van de weergavestand. Druk op G om het type informatie te wijzigen dat wordt weergegeven in de enkelbeeldweergave. Gebruik CD om het type te selecteren en druk op E.
100-0001
Standaard infoweergave
100-0001
t Memo
• Het scherm dat is geselecteerd in het scherm voor selectie van het display van de weergave-info, wordt weergegeven in de weergavestand wanneer de camera wordt uitgezet en weer wordt aangezet. Indien [Display weergave-info] ingesteld is op [Uit] bij [Geheugen] in het menu A4, dan verschijnt het [Standaard infoweergave] altijd als eerste wanneer de camera wordt aangezet. (p.82)
1
Inleiding
1/
Enkelbeeldweergave
(standaard infoweergave)
Standaard infoweergave
Gedetailleerde infoweergave
Histogram­weergave
RGB­histogram­weergave
Geen infoweergave
2000
F2.8
1/
2000
200
+0.3
F2.8
Selectiescherm display
weergave-info
De gemaakte opname, de bestandsindeling, de belichtingswaarde en de indicatoren worden weergegeven.
Op het scherm worden details van de opname-instellingen en het tijdstip van de opname weergegeven. (p.14)
De gemaakte opname en het helderheids­histogram worden getoond. (p.15) Niet beschikbaar tijdens het afspelen van video's.
De gemaakte opname en het RGB histogram worden getoond. (p.15) Niet beschikbaar tijdens het afspelen van video's.
Enkel de opname wordt weergegeven.
200
+0.3
13
Gedetailleerde Infoweergave
+1. 0
1/
200 0
F2. 8
55. 0mm
55. 0mm
160 0 500 0K
500 0K
100 -0001
+1. 5
±
0
±
0
±
0
±
0
±
0
±
0
±
0
10: 30
10' 10"
1/
125
F8. 0
G1A 1
100 -0001
0.0
160 0
G1A 1
±
0
±
0
±
0
±
0
±
0
±
0
±
0
10: 30
100 -0001 0m0m123 ° N 36°45 .410'
09/ 09/201 3 10: 00:00
ABCD EFGHIJK LMNOPQR STUVWXY Z 123 456
ABCD EFGHIJK LMNOPQR STUVWXY Z 123 456
W14 0°02.0 00'
09/ 09/201 3
09/ 09/201 3
Foto's
1
Inleiding
1/
2000
1600 5000K
Films
1/
125
1600 5000K
Pagina 2
09/09/2013
10:00:00
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ
123456
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ
123456
1 Gemaakte opname 2 Rotatie-informatie (p.70) 3 Belichtingsfunctie (p.42) 4 Digitale filter (p.63)/
HDR-opname (p.64)
5 Opnamen verzenden via
draadloze LAN (p.85)
6 Beveiligingsinstelling
(p.82)
7 Kaartgleufnummer
in gebruik
8 Mapnummer-
14
Bestandsnummer (p.83)
9 Transportstand (p.54)
F2.8
+1.5 G1A1
09/09/2013
F8.0
0.0
G1A1
09/09/2013
100-0001
+1.0
55.0mm
10:30
100-0001
10'10"
55.0mm
10:30
100-0001
123°
N 36°45.410' W140°02.000'
2
1
±
0
13 14 15 18
±
0
±
0
±
0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0
21
25
26 27 29 30 3132 33 34
28 37
1
13 14 15 39
21
253726 41 29 30
± ± ±
± ± ± ± ± ± ±
AB
2
1
46
48
47
49
47
10 Flitsinstelling (p.47) 11 Flitsbelichtings-
correctie (p.48)
12 Correctie kleurmoiré
(p.73) 13 Sluitertijd 14 Diafragmawaarde 15 Shake Reduction/
Horizoncorrectie/
Film SR 16 Gevoeligheid (p.46) 17 Belichtingscorrectie
(p.43) 18 Focusmethode (p.49)
4567 8
3
11109
191716
22 24
23
4567 8
3
191716
22 24
3
42
12
20
389
40
657 8
43
44 45
19 Autom. lichtmeting
(p.47) 20 AF-punt (p.51) 21 Witbalans (p.60)
35
22 Fijnafstemming
witbalans (p.60)
23 AA-filtersimulator (p.66)
36
24 Brandpuntsafstand
objectief 25 Bestandsindeling (p.41) 26 JPEG-opgenomen
pixels (p.41)/Video-
35
36
opgenomen pixels
(p.41) 27 JPEG kwaliteitsniveau
(p.41) 28 Kleurruimte (p.29) 29 Hooglichtcorrectie
(p.64) 30 Schaduwcorrectie
(p.64) 31 Vervormingscorrectie
(p.65) 32 Instelling laterale
chromatische
aberratie (p.65)
34 Correctie kleurrand
(p.77)
35 Instelling aangepaste
opname (p.62)
36 Parameters aangepaste
opname 37 Opnamedatum en -tijd 38 Tijdsduur van de
opgenomen film 39 Volume 40 Geluid 41 Beeldsnelheid (p.41) 42 Geografische
hoogte(p.92) 43 Richting van het
objectief (p.92) 44 Geografische breedte
(p.92) 45 Geografische lengte
(p.92) 46 UTC 47 Waarschuwing dat
integriteit van informatie
is geschonden 48 Fotograaf (p.85) 49 Copyrighthouder (p.85)
33 Correctie
randverlichting (p.65)
Histogramweergave/RGB Histogramweergave
100 -0001
100 -0001
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
Gebruik AB om te wisselen tussen de histogramweergave en de RGB-histogramweergave.
145
32
100-0001
1/
2000
F2.8
7 8 9 10 11
Helderheidshistogram
200
+0.3
1 Histogram (helderheid) 2 Schakelen RGB-
histogram/
helderheidshistogram 3 Beveiligingsinstelling 4 Kaartgleufnummer
in gebruik 5 Mapnummer-
Bestandsnummer
AB
6
1
6 RAW-data opslaan 7 Bestandsindeling 8 Sluitertijd 9 Diafragmawaarde 10 Gevoeligheid 11 Belichtingscorrectie 12 Histogram (R) 13 Histogram (G) 14 Histogram (B)
1/
2000
7 8 9 1110
RGB-histogram
F2.8
200
45326
100-0001
+0.3
Zoeker
De volgende informatie wordt in de zoeker getoond als deze gebruikt wordt voor het maken van opnamen.
3
2
12
13
14
4
1 AF-kader (p.38) 2 Spotmeetkader (p.47) 3 AF-punt (p.51) 4 Flitsindicatie (p.47) 5 Focusmethode (p.49) 6 Sluitertijd 7 Diafragmawaarde 8 Scherpstelindicatie 9 LW-balk/Elektronische
10 ISO/ISO AUTO 11 Gevoeligheid (p.46)/
1
5 7 8 9
61011
19
181716151413
12 Belichtingsgeheugen 13 AF-punt wijzigen (p.51) 14 Dubbelopnamen (p.57) 15 Autom. Lichtmeting
(p.47) 16 Shake Reduction 17 Flitsbelichtingscorrectie
(p.48) 18 Belichtingscorrectie
waterpas (p.16)
(p.43)/
Belichtingsbracketing
(p.56)
Belichtings-
19 Bestandsindeling (p.41)
compensatiewaarde
1
Inleiding
1
12
15
t Memo
• De informatie wordt weergegeven in de zoeker als de ontspanknop half ingedrukt wordt, of gedurende de bedrijftijd van de lichtmeter (standaardinstelling: 10 sec.).
1
• Het voor autofocus gebruikte AF-punt wordt in het rood
Inleiding
getoond (Superimpose AF Area) als de ontspanknop half ingedrukt wordt. U kunt het instellen in [Uit] in [14. AF-punt weergeven] in het E2 menu.
• U kunt de diopter aanpassen in de zoeker met behulp van de diopter stelschijf. Pas de schijf aan totdat het AF Frame in de zoeker is scherp gesteld.
LCD-display
5
1 2 3
4
15 18
1 Sluitertijd 2 Dubbelopnamen (p.57) 3 Diafragmawaarde 4 Opname spiegel-
omhoog-verg (p.57)
5 Autom. lichtmeting
(p.47) 6 AF-punt (p.51) 7 Flitsbelichtingscorrectie
(p.48) 8 LW-balk/Elektronische
waterpas (p.16)
16
9
Belichtingscorrectie (p.43)/ Belichtingsbracketing
(p.56) 10 HDR-opname (p.64) 11 Aansluiting draadloze
LAN (p.85) 12 Batterijniveau 13 GPS-toestel aangesloten
(p.92) 14 Gevoeligheid (p.46)/Auto
LW-correctie (p.43) 15 Flitsinstelling (p.47) 16 Transportstand (p.54) 17 Kaartgleufnummer (p.41)
67 8 9
191716
18 Bestandsindeling (p.41) 19 Resterende
opslagcapaciteit voor opnames/USB-
aansluitigingsmodus (p.72)/Extern flitserkanaal (p.92)/ Sensor wordt gereinigd
t Memo
• U kunt de instelling voor de achtergrondverlichting wijzigen
in [22. LCD-displayverlichting] van het E4 menu. (p.30) U kunt tevens de camera zo instellen dat de LCD-paneelverlichting in- en uitschakelt als er gedrukt wordt op P. (p.79)
Elektr. waterpas
U kunt controleren of de camera horizontaal gekanteld is door het elektronisch niveau weer te geven. Het elektronisch niveau kan worden weergegeven in de LW staafgrafiek in de zoeker en/of het LCD-paneel of op het Live Weergave-scherm. Selecteer of u het elektronisch niveau wilt weergeven in [Elektr. waterpas] van het A3 menu. (p.20)
10 11 12 13 14
Indien waterpas (op 0°)
Indien 5° naar links gekanteld
Een kwartslag gedraaid en 3° naar rechts gekanteld
Functie-instellingen wijzigen
10: 23
12 34 5 12 34 5
12 34 5 12 34 5
100-320 0
Be st an ds in de li ng
09/ 09/ 201 3
Be st an ds in de li ng
An nu l.
OK
De camerafuncties en de instellingen hiervan kunnen op de volgende manieren worden geselecteerd en gewijzigd.
Richtings­knoppen
Bedienings­paneel
Menu’s Druk op F.
De richtingsknoppen gebruiken
Druk op ABCD in de standbymodus.
Druk op G in de standbymodus. (in deze handleiding aangegeven met de markering v)
WXYZ
Het bedieningspaneel gebruiken
G
U kunt vaak gebruikte opnamefuncties instellen. Druk op G in de standbymodus.
Gebruik ABCD om een item te selecteren.
Bestandsindeling
09/09/2013
Gebruik R om instellingen te wijzigen.
100-3200
10:23
12345 12345
1
Inleiding
A
Transportstand p.54
B
Flitsinstelling p.47
C
Witbalans p.60
Aangepaste
D
opname
p.62
Druk op E voor het maken van gedetailleerde instellingen.
Druk op F om te stoppen met instellen.
Bestandsindeling
Annul.
12345 12345
OK
Druk op E om het geselecteerde item te bevestigen en terug te gaan naar het bedieningspaneel.
17
De menu's gebruiken
Ge heug enka art opt ies Op name -ins tel l. fot o's
Di gita al f ilt er HD R-op name Ob ject iefc orr ect ie
Ei nde
AF -hul plic ht
In stel ling en D-r ang e IS O AU TO- inst ell ing
Ru ison d. l ang e s ltr tij d Pr ogra mmal ijn GP S
Ei nde
Ru ison d. h oge IS O-w rd
GP S
An nul.
OK
Ge heug enka art opt ies Op name -ins tel l. fot o's
Di gita al f ilt er HD R-op name Ob ject iefc orr ect ie
Ei nde
AF -hul plic ht
Be stan dsin del ing JP EG-r esol uti e
Op name -ins tel l. fot o' s
JP EG k wali tei tsn ive au RAW -for maat
PE F
In stel ling en D-r ang e IS O AU TO- inst ell ing
Ru ison d. l ang e s ltr tij d Pr ogra mmal ijn
Ru ison d. h oge IS O-w rd
De meeste functies worden ingesteld vanuit de menu’s. Functies die kunnen worden ingesteld op het bedieningspaneel, kunnen ook worden ingesteld vanuit de menu’s.
1
Inleiding
Druk op F om het pop-up-menu te annuleren.
t Memo
Menunummers
1 2 34
Instellingen D-range ISO AUTO-instelling Ruisond. hoge ISO-wrd Ruisond. lange sltrtijd Programmalijn GPS
Einde
1 2 34
Instellingen D-range ISO AUTO-instelling Ruisond. hoge ISO-wrd Ruisond. lange sltrtijd Programmalijn
GPS
Annul.
Druk op E om het geselecteerde item te bevestigen.
1 234
Geheugenkaartopties Opname-instell. foto's AF-hulplicht Digitaal filter HDR-opname Objectiefcorrectie
Einde
Druk op F om het menuscherm te verlaten.
Druk op D om het pop-up­menu op te roepen.
Gebruik AB om een item te selecteren.
OK
• Voor het menu Aangepaste Instelling (E1-4) kunt u het instellingenscherm van het volgende onderdeel weergeven, in volgorde van
het menu op de monitor, door te draaien aan R terwijl het submenu van het momenteel geselecteerde onderdeel getoond wordt.
• Druk op F voor het weergeven van de eerste tab van het menu dat van toepassing is op de huidige omstandigheden.
Voor het eerst weergeven van de laatst geselecteerde menutab, stelt u [24. Menulocatie opslaan] van het E4 menu in.
• Instellingen worden naar de standaard waarden Terug gezet worden door [Reset] van het D3 menu. Om alle instellingen terug te zetten naar de standaard waarden, gebruikt u [Reset pers.instellingen] van het E4 menu. (Dit is niet van toepassing op sommige instellingen.)
18
Gebruik Q om de menucategorie te wijzigen. Gebruik R om een andere menutab te selecteren.
Gebruik AB om een item te selecteren.
1 234
Geheugenkaartopties Opname-instell. foto's AF-hulplicht Digitaal filter HDR-opname Objectiefcorrectie
Einde
Opname-instell. foto's
Bestandsindeling JPEG-resolutie JPEG kwaliteitsniveau RAW-formaat
PEF
Druk op D om het submenu op te roepen.
Druk op F om terug te gaan naar het vorige scherm.
F
Menulijst
Menu opnemen
Menu Onderdeel Functie
Belichtingsmodus
Geheugenkaartopties
Opname­instell. foto's
AF-hulplicht
A1
Digitaal filter
HDR­opname
Objectief­correctie
*1
*2
Bestandsindeling
JPEG-resolutie
JPEG kwaliteitsniveau
RAW-formaat Instellen van het RAW-bestandsformaat PEF
*2
*2
HDR-opname
Automatisch uitlijnen Instellen of de compositie automatisch aangepaste wordt. Aan
Vervormingscorrectie
Perifere verlicht. corr.
*2
*2
Stelt de belichtingsfunctie tijdelijk in als de functiekiezer is ingesteld op O, P of Q.
Instellen van de opnamemethode als twee geheugenkaarten geplaatst zijn.
*2
Stelt de bestandsindeling van opnamen in. JPEG
Stelt de opnamegrootte in van opnamen die worden opgeslagen in de JPEG-indeling.
Stelt de kwaliteit in van opnamen die worden opgeslagen
*2
in de JPEG-indeling.
Stelt in of het AF-hulplicht moet worden gebruikt tijdens automatische scherpstelling op donkere locaties.
Specificeert een digitaal filtereffect toe bij het maken van opnamen.
Instellen van het opnametype hoog dynamisch bereik. Uit
Instellen van het bereik voor het wijzigen van de
*2
belichting.
Vermindert vervormingen en chromatische aberraties die
*2
optreden als gevolg van objectiefeigenschappen.
Vermindert laterale chromatische aberraties die optreden
*2
als gevolg van objectiefeigenschappen.
Vermindert perifere lichtvermindering die optreedt als
*2
gevolg van objectiefeigenschappen.
Standaard-
instelling
G
W
q
m
Aan p.50
Geen filter p.63
±2 LW
Uit
Aan
Uit
Pagina
p.81
p.41
p.41
p.64Waarde belicht.bracket.
p.65Aanp. Lat. Chr. Abb.
19
1
Inleiding
Menu Onderdeel Functie
1
Inleiding
Instellingen D-range
ISO AUTO-instelling
A2 Ruisond. hoge ISO-wrd
Ruisond. lange sltrtijd
Programmalijn Selecteert Programmalijn. Normaal p.43
GPS
Live weergave
A3 Overbelichting
Elektr. waterpas
Horizoncorrectie Corrigeert horizontale kanteling van de camera. Uit
*2
*2
*2
*2
Contrast-AF
Scherpe contouren
Rasterweergave Weergeven het raster tijdens de Live Weergave. Uit
Histogramweergave Toont het histogram tijdens Live Weergave. Uit
Compositie aanpassen
Zoeker
Live weergave
*2
Breid het dynamisch bereik uit en voorkomt over- en onderbelichte gebieden.
Stelt het bereik in voor automatische correctie in de stand ISO AUTO en AUTO ISO Parameters.
Stelt in of de ruisonderdrukkingsinstelling in bij ISO­gevoeligheid.
Stelt the ruisonderdrukking in wanneer u opnamen maakt met een lage sluitersnelheid.
Bepaalt de actie voor wanneer de optionele GPS op de camera gebruikt wordt.
Instellen van de AF-modus voor het maken van opnamen met Live Weergave.
Benadrukt de omtrek van het onderwerp waarop u
*2
scherpstelt en maakt het gemakkelijker om de scherpstelling te controleren.
Heldere (overbelichte) gebieden knipperen in rood in Live Weergave.
Stelt u in staat om de compositie van uw opname met gebruik van het Shake Reduction-mechanisme aan te passen.
Weergeven van het elektronisch niveau in de LW­staafgrafiek in de zoeker en/of LCD-paneel.
Weergeven van het elektronisch niveau tijdens Live Weergave.
Standaard-
instelling
Auto/Auto p.64
ISO 100 tot ISO
3200/Standaard
Auto p.46
Auto
–p.92
Gezichtsherken
ning
Uit p.52
Uit
Uit p.65
Uit p.16
Aan p.11
Pagina
p.46
p.52
p.11
20
Menu Onderdeel Functie
AA-filtersimulator
A3 Shake Reduction
Inv brandp afstand
Weergavetijd Stelt de weergavetijd van momentcontrole in. 1 sec
Momentcontr. vergrot.
Moment­controle
A4
Digitaal voorbeeld
RAW-data opslaan
Wissen
Histogramweergave Toont het histogram tijdens momentcontrole. Uit
Overbelichting
Momentcontr. vergrot.
Digitaal voorbeeld opsl.
Histogramweergave Toont het histogram tijdens digitaal voorbeeld. Uit
Overbelichting
*2
*2
Toepassen van de lage filtereffecten gedurende het mechanisme voor Shake Reduction.
Activeert de functie Shake Reduction. Aan
Stelt de brandpuntsafstand in bij het gebruik van een objectief dat niet automatisch objectiefinformatie kan doorgeven.
Stelt in of tijdens momentcontrole een vergrote weergave wordt weergegeven.
Stelt in of tijdens momentcontrole een RAW-opname wordt opgeslagen.
Stelt in of tijdens momentcontrole de opname wordt verwijderd.
Heldere (overbelichte) gebieden knipperen in rood tijdens momentcontrole.
Stelt in of tijdens digitaal voorbeeld een vergrote opname wordt weergegeven.
Stelt in of een opname opgeslagen kan worden tijdens digitaal voorbeeld.
Heldere (overbelichte) gebieden knipperen in rood tijdens digitaal voorbeeld.
Standaard-
instelling
Uit p.66
35 mm p.90
Aan
Aan
Aan
Uit
Aan
Aan
Uit
Pagina
p.38
p.54
1
Inleiding
21
Menu Onderdeel Functie
1
Inleiding
Instelling e-knoppen
A4
Knoppen aanpassen
Geheugen
USER-stand opslaan
*1 Verschijnt alleen als de functiekiezer is ingesteld op O, P, of Q. *2 Kan ook worden ingesteld met het bedieningspaneel.
G
H
I
J
K
L
M
N
m
n
p
o
Rotatierichting
RAW/Fx-knop Instellen van het P gebruik.
AF-knop Instellen van het I gebruik. AF1 inschakelen
Voorbeeld-wiel
Instellen van het Q / R / M gebruik voor elke Belichtingsmodus.
Omkeren van het effect verkregen als er gedraaid wordt aan Q of R.
Instellen van de camera-actie als de hoofdschakelaar gedraaid is naar de stand (U).
Bepaalt welke instellingen moeten worden opgeslagen wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
U kunt veelgebruikte opname-instellingen opslaan op O, P of Q van de functiekiezer.
22
Standaard-
instelling
I, J, XG
-, ISO, -
I, -, -
-, J, -
, J, GLINE
I
, J, GLINE
I
-, J, -
-, J, -
-, -, -
-, J, GLINE
I
, J, GLINE
I
, J, GLINE
Naar rechts
roteren
1x voor
bestands-
formaat
Optisch
voorbeeld
Aan voor instellingen anders dan
Digitale filter en
HDR-opname
–p.80
Pagina
p.78
p.78
p.82
Videomenu
Menu Onderdeel Functie
Belichtingsvoorkeur
Geheugenkaartopties
Opname-instell. films
C1
Niveau opnamegeluid
Digitaal filter
HDR-opname
Movie SR
*1 Kan ook worden ingesteld met het bedieningspaneel.
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*1
Instellen van de Belichtingsmodus voor C modus.
Selecteren van een van de geheugenkaarten geplaatst in SD1 en SD2 gleuven voor het opnemen van films.
Instellen van de opnameresolutie en de framesnelheid. u/30p p.41
Instellen van het geluidsniveau van de opname en het geluidsniveau voor opnemen.
Instellen van een digitaal filtereffect bij het maken van opnamen. Geen filter p.63
Instellen van het type hoog dynamisch bereik opnamen als de transportfunctie is ingesteld op [Interval Movie Record].
Activeert de functie Video Shake Reduction. Aan
Standaard-
instelling
m
SD1 p.41
Auto
Uit p.64
Pagina
p.44
1
Inleiding
23
Menu Weergeven
Menu Onderdeel Functie
1
Inleiding
Weergaveduur Stelt een interval voor weergave van opnamen in. 3 sec
Schermeffect Stelt een overgangseffect in van de ene naar de andere opname. Uit
Dia­voorstelling
Snel zoomen Bepaalt de initiële vergroting wanneer u beelden uitvergroot. Uit–
B1
Overbelichting
Auto opnamerotatie
Alle beelden beveiligen Beveiligt alle opnamen die zijn opgeslagen op geheugenkaart.
Alle opnamen verwijderen
Weergeven herhalen
Autom. video afspelen
Start de diavoorstelling na de weergave van de laatste opname opnieuw nadat de laatste opname is weergegeven.
Geeft films weer tijdens de diavoorstelling. Aan
Heldere (overbelichte) gedeelten knipperen in rood in de standaard-infoweergave of histogramweergave tijdens de weergavestand.
Opnamen worden geroteerd wanneer opnamen worden weergegeven die zijn gemaakt terwijl de camera verticaal werd gehouden of wanneer opnamen worden weergegeven waarvan de rotatie-informatie is gewijzigd.
Verwijdert alle opnamen die op de geheugenkaart zijn opgeslagen, in één keer.
Standaard-
instelling
Pagina
Uit
Uit
Aan p.70
––
p.70
24
Instellen-menu
Menu Onderdeel Functie
Language/W Wijzigt de taal. English p.35
Datum instellen Stelt de datum en tijd of notatie in. 01/01/2013 p.36
Wereldtijd
Tekstformaat
Geluidseffecten
D1
LCD­display
Instellingen LCD-display
Hulpdisplay
Autom. schermrotatie
Weerg. kleur
Schakelt tussen de datum- en tijdweergave van uw woonplaats en dat van een opgegeven stad.
Instellen of u de tekstgrootte wilt vergroten bij het selecteren van een menu.
Schakelt het bedieningsgeluid in/uit en wijzigt het volume voor In­focus, AE-L, zelfontspanner, afstandsbediening, spiegel omhoog, wijzigen AF-punt en het gebruik van de P knop.
Stelt in of de indicatoren worden weergegeven wanneer de belichtingsmodus wordt gewijzigd.
Stelt in of het statusscherm en het Bedieningspaneel verticaal getoond moeten worden als de camera verticaal gehouden wordt.
Stelt de weergavekleur van het statusscherm, de menucursor en het bedieningspaneel in.
Aanpassen van de helderheid, de verzadiging en de kleur vandemonitor.
Standaard-
instelling
Thuistijd p.81
Volume 3/
Alles aan
Pagina
Stand. p.36
Aan p.38
Aan p.12
1 p.12
0–
1
Inleiding
25
Menu Onderdeel Functie
1
Inleiding
USB-aansluiting Stelt de USB-aansluitfunctie in bij aansluiting op een computer.MSCp.72
HDMI uit
Mapnaam Instellen van de mapnaam waar de opnamen opgeslagen worden. Dat, p.83
Nieuwe map maken Maakt een nieuwe map aan op de geheugenkaart. p.83
Bestandsnaam Instellen van de bestandsnaam toegewezen aan de opname.
D2
Opeenvolg.
Bestands nummer
Copyrightinformatie Sluit informatie over de fotograaf en copyright in Exif in. Uit p.85
Flikkerreductie
Auto uitsch.
Batterij kiezen
D3
Draadloze geh.kaart
Reset
nummering
-
Herstel bestandsnr.
Stelt het uitgangssignaal in bij aansluiting op een audiovisueel apparaat met een HDMI-ingang.
Instellen of er verder gegaan moet worden met vervolgnummering voor de bestandsnaam, zelfs als een nieuwe map aangemaakt is.
Reset van de instelling voor de bestandsnummering en voor het terugkeren naar 0001 elke keer als een nieuwe map aangemaakt wordt.
Vermindert de schermflikkering door de vermogensfrequentie in te stellen.
Stelt de tijd in waarna de camera automatisch wordt uitgeschakeld als binnen die tijd geen bedieningshandelingen worden verricht.
Stelt de camera-actie in voor wanneer de optionele batterijgreep aan de camera bevestigd is.
Stelt in welke camera-actie wordt uitgevoerd voor wanneer een Eye-Fi-kaart of Flucard wordt gebruikt.
Stelt de instellingen terug voor de richtingsknoppen en voor de it ems van het menu A, het menu C, het menu B, het menu D, het bedieningspaneel, en het weergavepalet.
Standaard-
instelling
Auto p.71
IMGP/
_IMG
50 Hz
1 min p.35
Auto-
selecteren/
Auto-
detecteren
Pagina
Aan
p.85
––
p.84
p.84
p.33
26
Menu Onderdeel Functie
Pixeluitlijning
Stofalarm
Sensor stofvrij maken Reinigt de CMOS-sensor door die te schudden. p.94
D4
Sensor reinigen
Formatteren Formatteert een geheugenkaart. p.37
Info/opties firmware Toont de firmwareversie van de camera.
Brengt defecte pixels van de CMOS-sensor in kaart en corrigeert deze.
Detecteert stof dat vast zit op de CMOS-sensor en toont visuele de locatie van het stof op de monitor.
Zet de spiegel vast in de omhoog geklapte stand om de CMOS­sensor te kunnen reinigen met een blaasbalgje.
Standaard-
instelling
Aangepaste Instelling-menu
Pagina
p.94
p.94
p.95
1
Inleiding
Menu Onderdeel Functie
1. LW-stappen Stelt de aanpassingsstappen voor de belichting in. 1/3 LW Stap p.43
2. Gevoeligheidsstappen Stelt de aanpassingsstappen voor de ISO-gevoeligheid in.
3. Bedrijftijd lichtmtr Stelt de bedrijfstijd lichtmeter in. 10 sec
4. AE-L met AF lock
E1
5. Kopp. AE en AF-punt
6. Auto LW-correctie
7. Opties Bulb (B)-modus
Stelt in of de belichtingswaarde moeten worden vergrendeld nadat scherp gesteld is.
Stelt in of de belichtingswaarde en het AF-punt in het scherpstelgebied gekoppeld moeten worden.
Stelt in of de belichting automatisch moet worden gecorrigeerd als een juiste belichting niet kan worden vastgesteld.
Bepaalt de camerahandeling wanneer u op de ontspanknop drukt in M mode.
Standaard-
instelling
Stappen
van 1 LW
Uit
Uit p.47
Uit
Modus 1
Pagina
p.46
27
Menu Onderdeel Functie
1
Inleiding
8. Volgorde bracketing
9. Bracketing-in-één
10. Instellingsbereik witbalans
E2
11. WB bij flitsen Stelt de witbalansinstelling in bij gebruik van de flitser.
12. AWB bij lamplicht
13. Kleurtemperatuurstappen
14. AF-punt weergeven
Stelt de volgorde in voor het maken van opnamen met belichtingsbracketing.
Stelt in of alle opnamen moeten worden gemaakt als bij gebruik van Belichtingsbracketing éénmaal op de ontspanknop wordt gedrukt.
Instellen of automatische fijnafstemming van de witbalans moet worden uitgevoerd als de lichtbron wordt opgegeven bij de instelling voor witbalans.
Stelt in of de kleurtoon van kunstlicht al dan niet moet worden aangepast als de witbalans is ingesteld op g (automatische witbalans).
Instellen van de aanpassingsstappen voor de kleurtemperatuur.
Stelt in of het actieve AF-punt in de zoeker rood wordt weergegeven.
Standaard-
instelling
0 - + p.56
Uit p.56
Vast p.60
Automatische
witbalans
Subtiele correctie p.60
Kelvin p.62
Aan p.16
Pagina
p.60
28
Menu Onderdeel Functie
15. AF.S-instelling
16. Actie 1e beeldje bij AF.C
17. Actie bij AF.C Continu
E3
18. AF-status vasthouden
19. AF met afstandsbediening
20. Ontspant bij opladen
21. Kleurruimte Stelt de te gebruiken kleurruimte in. sRGB
Stelt in wat de prioriteit van acties is voor wanneer de scherpstelstand ingesteld is op x en de ontspanknop volledig wordt ingedrukt.
St elt in w at d e pr iori tei t va n ac tie s is voo r de eer ste opna me als de scherpstelstand ingesteld is op y en de ontspanknop volledig wordt ingedrukt.
Stelt de prioriteit van acties in voor Continuopname voor wanneer de scherpstelstand ingesteld is op y.
Instellen of de scherpstelling gedurende een bepaalde tijd behouden blijft als het onderwerp uit het geselecteerde scherpstelgebied verdwijnt nadat er scherpgesteld is.
Bepaalt of autofocus moet worden gebruikt wanneer u opnamen maakt met een afstandsbediening.
Stelt in of de sluiter al dan niet kan worden ontspannen terwijl de ingebouwde flitser opgeladen wordt.
Standaard-
instelling
Scherpstellings-
voorkeuze
Sluitervoorkeuze p.50
Scherpstellings-
voorkeuze
Pagina
p.50
p.50
Uit p.50
Uit p.56
Uit p.48
1
Inleiding
29
Menu Onderdeel Functie
1
Inleiding
22. LCD-displayverlichting Stelt de verlichting van het LCD-display in. Hoog p.16
23. Rotatie-info opslaan
24. Menulocatie opslaan
E4
25. Catch-in focus
26. AF-aanpassing
27. Diafragmaring gebruiken
Reset pers.instellingen
Stelt in of tijdens het maken van opnamen al dan niet rotatie­informatie moet worden opgeslagen.
De laatst weergegeven menutab op de monitor wordt opgeslagen, en deze wordt opnieuw weergegeven als de volgende keer op F wordt gedrukt.
Instellen of Catch-In Focus opnamen mogelijk zijn wanneer een handmatig scherpstelobjectief aangesloten is, en de sluiter automatisch wordt ontspannen als er scherp gesteld is op het onderwerp.
Maakt het fijn afstellen van uw objectieven met het autofocus systeem van de camera mogelijk.
Bepaalt of de ontspanner kan ontspannen wanneer de diafragmaring ingesteld is op een andere positie dan 9.
Stelt alle instellingen in het Aangepaste Instellingen-menu terug naar de standaard waarden.
Standaard-
instelling
Aan p.70
Menulocatie
resetten
Uit
Uit p.53
Deactiveren p.90
––
Pagina
p.18
30
Voorbereidingen
De draagriem bevestigen Een objectief bevestigen
1 Haal het andere uiteinde
van de riem door de bescherming en de driehoekige ring.
2 Maak het uiteinde van de
riem vast aan de binnenkant van de gesp.
1 Controleer of de camera is uitgezet. 2 Verwijder de dop van de
cameravatting (1) en de dop van de objectiefvatting (2).
Zorg er na verwijdering van de dop voor dat het objectief wordt neergelegd met de objectiefvatting naar boven gericht.
3 Zorg ervoor dat de
richttekens van de objectiefvatting (de rode puntjes: 3) op de camera en het objectief tegenover elkaar liggen. Draai vervolgens het objectief met de klok mee tot het vast klikt.
Het objectief verwijderen Bevestig de lensdop draai het objectief tegen de klok in terwijl u de ontgrendelknop van het objectief (4) ingedrukt houdt.
3
2
Voorbereidingen
4
31
u Voorzichtig
• Kies bij het bevestigen of verwijderen van het objectief voor een omgeving die relatief vrij is van vuil en stof.
• Zorg dat de dop van de cameravatting op de camera is geplaatst indien geen objectief geplaatst is.
• Bevestig de dop voor de objectiefvatting en de objectiefdop op het objectief nadat u het objectief van de camera heeft
2
gehaald.
Voorbereidingen
• Ga niet met uw vingers in de objectiefvatting van de camera en raak de spiegel niet aan.
• De camerabehuizing en objectiefvatting bevatten informatiecontacten voor het objectief. Vuil, stof of roest kunnen het elektrisch systeem beschadigen. Neem voor professionele reiniging contact op met het dichtstbijzijnde servicecentrum.
• Pentax kan niet aansprakelijk worden gesteld voor ongelukken, problemen en defecten die het gevolg zijn van het gebruik van objectieven van een ander merk.
t Memo
• Zie “Functies beschikbaar met diverse objectieven” (p.88) voor meer informatie over de objectieffuncties.
Gebruik van de batterij en batterijlader
Gebruik uitsluitend de batterij D-LI90 en batterijlader D-BC90. Deze zijn speciaal voor deze camera ontwikkeld.
De batterij opladen
1 Sluit het netsnoer aan op de batterijlader.
Lithium-ionbatterij
3
1
Indicatielampje
2
Netsnoer
Batterijlader
2 Sluit het netsnoer aan op een stopcontact. 3 Zorg ervoor dat de markering A op de batterij
naar boven is gericht en plaats de batterij in de batterijlader.
Het indicatielampje brandt tijdens het opladen en gaat uit als de batterij volledig is opgeladen.
u Voorzichtig
• Gebruik de batterijlader D-BC90 uitsluitend voor het opladen van de oplaadbare lithium-ion batterij D-LI90. Het opladen van andere batterijen kan schade en hitte veroorzaken.
• Vervang in de volgende gevallen de batterij door een nieuwe:
• Indien het indicatielampje knippert of niet meer brandt na
het correct plaatsen van de batterij
32
• Indien de batterij sneller leeg is na het opladen (de batterij heeft het einde van de levensduur bereikt)
t Memo
• De maximale oplaadtijd is circa 390 minuten (dit hangt af van de temperatuur en resterende batterijcapaciteit). Laad de batterij op in een gebied met een temperatuur tussen 0°C en 40°C (32°F en 104°F) ligt.
De batterij plaatsen/uitnemen
u Voorzichtig
• Plaats de batterij op de juiste wijze. Als de batterij verkeerd is geplaatst, kan deze mogelijk niet meer worden verwijderd.
• Maak de elektroden van de batterij schoon met een zachte droge doek voordat u de batterij plaatst.
• Open de klep van het batterijcompartiment niet en neem de batterij niet uit het compartiment als de camera ingeschakeld is.
• Wees voorzichtig omdat de camera of de batterij heet kan worden bij langdurig continu gebruik van de camera.
• Als u camera langere tijd niet gaat gebruiken, verwijder dan de batterijen. De batterij kan gaan lekken en de camera beschadigen als deze gedurende een lagere periode waarin de camera niet gebruikt, geplaatst blijft. Laad de batterij gedurende 30 minuten op, als de verwijderde batterij zes maanden of langer niet gebruikt wordt, voordat u deze gaat opbergen. Zorg dat u daarna de batterij iedere zes tot twaalf maanden oplaadt.
• Bewaar de batterij op een plek waar de temperatuur op of beneden de kamertemperatuur blijft. Vermijd plekken met hoge temperaturen.
• De datum en tijd worden mogelijk gereset indien de batterij gedurende langere tijd niet in de camera aanwezig is. Stel in dat geval de huidige datum en tijd in.
1 Open de klep van het
batterijcompartiment.
Trek de ontgrendelingsknop van de batterijklep omhoog, draai deze naar OPEN om te ontgrendelen en trek vervolgens de klep open.
1
2
2 Duw de batterij erin met
de A markering naar het buiten gericht tot ze op haar plaats zit.
Als u de batterij wilt verwijderen, duwt u de batterijvergrendelings­schakelaar in de richting van (3).
3 Sluit de klep van het
batterijcompartiment.
Sluit de batterijklep en draai de ontgrendelknop van de batterijklep naar CLOSE om te vergrendelen.
t Memo
• Het batterijniveau wordt mogelijk niet correct weergegeven als de camera bij lage temperaturen wordt gebruikt of wanneer lange tijd continuopnamen worden gemaakt.
• De prestaties van de batterijen kunnen bij lage temperaturen tijdelijk afnemen. Houd bij gebruik van de camera in een koud klimaat extra batterijen bij de hand, die u warm houdt in uw zak. Bij het bereiken van kamertemperatuur worden de batterijprestaties weer normaal.
• Zorg ervoor dat u extra batterijen bij u hebt als u naar het buitenland gaat of een groot aantal opnamen wilt maken.
• Als de optionele batterijghouder D-BG5 gebruikt wordt, kunt u de volgende instellingen maken in [Batterij kiezen] van het D3 menu.
• Prioriteit van batterijgebruik
• Type gebruikte AA-batterijen
3
4
5
33
2
Voorbereidingen
Gebruik van de netvoedingsadapter
We adviseren u gebruik te maken van de optionele netvoedingsadapter kit K-AC132 als u de monitor langdurig gebruikt of de camera aansluit op uw computer of audiovisueel apparaat.
2
Voorbereidingen
1 Zorg dat de camera is
uitgeschakeld en open het aansluitingenklepje.
2 Breng de A markeringen op
de DC-aansluiting van de AC-adapter en DC-ingang van de camera op één lijn en sluit aan.
3 Sluit het netsnoer aan op de netvoedingsadapter en
steek het netsnoer vervolgens in het stopcontact.
u Voorzichtig
• Zorg dat de camera is uitgeschakeld alvorens de netvoedingsadapter aan te sluiten of los te maken.
• Zorg ervoor dat de kabels goed aangesloten zijn op de aansluitpunten. De geheugenkaart of de gegevens kunnen beschadigd raken indien de verbinding met de netstroom wordt verbroken terwijl er op de kaart wordt gewerkt.
• Lees vóór gebruik van de netvoedingsadapter kit eerst de bijbehorende gebruiksaanwijzing.
Geheugenkaart plaatsen
Met deze camera kunnen de volgende geheugenkaarten worden gebruikt.
• SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, en SDXC­geheugenkaart
• Eye-Fi-kaart
• Flucard compatibel met deze camera
In deze handleiding worden deze geheugenkaarten genoemd.
1 Controleer of de camera is uitgezet. 2 Schuif de kaartklep
in de richting van 1.
1
2
3 Breng de kaart volledig
naar binnen in de geheugenkaartgleuf, met het etiket van de geheugenkaart naar de monitor gericht.
Plaats de kaart in de SD2-gleuf bij het gebruik van een Eye-Fi card of een Flucard.
Druk de geheugenkaart eenmaal naar binnen om deze te verwijderen.
34
4 Sluit de kaartklep, en schuif
Ba sisi nste llin gen
in stel ling en v olt ooid
An nul.
Ne derl ands
Am ster dam
Tek stfo rmaa t
St and.
deze in de richting van 4.
u Voorzichtig
• Verwijder de geheugenkaart niet wanneer de LED voor schrijven naar/lezen van de kaart brandt.
• Als de klep van het kaartcompartiment wordt geopend terwijl de stroom ingeschakeld is, wordt de camera uitgeschakeld. Open de klep niet terwijl de camera in gebruik is.
• Gebruik deze camera om geheugenkaarten te formatteren (initialiseren) die nog niet eerder zijn gebruikt, of die in andere apparaten zijn gebruikt. (p.37)
• Gebruik een snelle geheugenkaart als u video opneemt. Als de snelheid waarmee wordt geschreven, achterblijft bij de snelheid waarmee wordt opgenomen, kan het schrijven tijdens het opnemen worden afgebroken.
t Memo
• Voor meer informatie over hoe gegevens opgeslagen worden als er twee geheugenkaarten geplaatst zijn, kijkt u in “Instellingen geheugenkaart” (p.41).
• Bij het gebruik van een Eye-Fi-kaart of een Flucard, kijkt u in “Gebruik van een draadloze geheugenkaart” (p.85).
4
3
Eerste instellingen
Zet de camera aan en verricht de eerste instellingen.
De camera aanzetten
1 Zet de hoofdschakelaar
op [ON] (aan).
De eerste keer dat de camera wordt aangezet nadat deze is gekocht, verschijnt het scherm [Language/W].
t Memo
• De netvoeding wordt automatisch uitgeschakeld indien u binnen een vooraf bepaalde tijd geen handelingen uitvoert. (Standaardinstelling: 1min.) U kunt de instelling wijzigen bij [Auto Uitsch.] in het menu D3.
De weergavetaal instellen
1 Gebruik ABCD om de gewenste taal
te selecteren en druk op E.
Het scherm [Basisinstellingen] verschijnt in de geselecteerde taal. Ga naar Stap 6 indien F (Thuistijd) niet gewijzigd hoeft te worden.
Basisinstellingen
Amsterdam
Tekstformaat
instellingen voltooid
Annul.
Nederlands
Stand.
2
Voorbereidingen
2 Druk op B om het kader te verplaatsen naar F
en druk op D.
Het scherm [F Thuistijd] verschijnt.
35
3 Gebruik CD om een stad
Th uist ijd
Am ster dam Zo mert ijd
An nul.
OK
Ba sisi nste llin gen
in stel ling en v olt ooid
An nul.
Ne derl ands
Am ster dam
Tek stfo rmaa t
St and. Gr oot
OK
Ba sisi nste llin gen
in stel ling en v olt ooid
An nul.
Ne derl ands
Am ster dam
Tek stfo rmaa t
St and.
OK
00: 00
24h
Da tumn otat ie
Da tum inst elle n
Da t,
01/ 01/201 3
Tij d
in stel ling en v olt ooid
d d/ m m /j j
An nul.
OK
00: 00
24h
Da tumn otat ie
Da tum inst elle n
Da t,
01/ 01/201 3
Tij d
in stel ling en v olt ooid
d d/ m m /j j
An nul.
OK
Da tumn otat ie
Da tum inst elle n
Da t,
09/ 09/201 3
Tij d
10: 00
in stel ling en v olt ooid
d d/ m m /j j
24h
An nul.
OK
te selecteren.
Gebruik R voor het wijzigen van de region. Zie “Lijst met steden voor
2
Voorbereidingen
Wereldtijd” (p.102) voor steden die als thuistijd kunnen worden geselecteerd.
Thuistijd
Amsterdam Zomertijd
Annul.
De datum en tijd instellen
1 Druk op D, en gebruik AB
OK
om de datumnotatie te selecteren.
Datum instellen Datumnotatie
Dat,
Tijd
instellingen voltooid
MENU
Annul.
dd/mm/jj
01/01/2013
00:00
24h
OK
OK
4 Druk op B om [Zomertijd] te selecteren,
en gebruik CD om S of T te selecteren.
5 Druk op E.
Het scherm [Basisinstellingen] verschijnt weer.
6 Druk op B om [Tekstformaat] te selecteren
en druk op D.
7 Gebruik AB voor het
selecteren van [Stand.] of [Groot], en druk op E.
Door [Groot] te selecteren wordt de tekstgrootte van de geselecteerde menu-items groter.
8 Druk op B om [instellingen
voltooid] te selecteren en druk op E.
Het scherm [Datum instellen] verschijnt.
36
Basisinstellingen
Amsterdam
Tekstformaat
instellingen voltooid
Annul.
Basisinstellingen
Amsterdam
Tekstformaat
instellingen voltooid
Annul.
Nederlands
Stand. Groot
OK
Nederlands
Stand.
OK
2 Druk op D, en gebruik AB om 24h of 12h
te selecteren.
3 Druk op E.
Het kader keert terug naar [Datumnotatie].
4 Druk op B, en druk vervolgens op D.
Het kader gaat naar de maand indien de datumnotatie is ingesteld op [mm/dd/jj].
5 Gebruik AB om de maand
in te stellen.
Stel de dag, het jaar en de tijd op dezelfde wijze in.
6 Druk op B om [instellingen
voltooid] te selecteren en druk op E.
De camera keert terug naar de opnamestand en is gereed voor het maken van een opname.
t Memo
• U kunt de taal- en datum- en tijdinstellingen en tekstgrootte wijzigen in het D1 menu. (p.25)
Datum instellen Datumnotatie
Dat,
Tijd
instellingen voltooid
MENU
Annul.
Datum instellen
Datumnotatie
Dat,
Tijd
instellingen voltooid
Annul.
dd/mm/jj
01/01/2013
00:00
dd/mm/jj
09/09/2013
10:00
OK
24h
OK
24h
OK
Formatteren van een geheugenkaart
Fo rmat tere n SD 1
SD 2
Fo rmat tere n
OK
An nule ren
Al le g egev ens op SD1- geh. kaa rt
wo rden gew ist
Fo rmat tere n
D4
Basishandelingen bij opnamen
1 Druk op F.
Het menu A1 verschijnt.
2 Gebruik Q of R voor het weergeven
van het D4 menu.
3 Gebruik AB om [Formatteren] te selecteren
en druk op D.
Het scherm [Formatteren] verschijnt.
4 Gebruik AB voor
het selecteren van de geheugenkaartgleuf waarin de te formatteren geheugenkaart geplaatst is en druk op D.
5 Druk op A om [Formatteren]
te selecteren en druk op E.
Het formatteren begint. Zodra het formatteren klaar is, zal het menu D4 geopend worden.
u Voorzichtig
• Verwijder de geheugenkaart niet tijdens het formatteren. De kaart kan hierdoor beschadigd raken.
• Bij formatteren worden alle gegevens verwijderd, beveiligde en onbeveiligde.
t Memo
• Als u een geheugenkaart formatteert, wordt het volumelabel “K-3” aan de kaart toegewezen. Als deze camera op een computer wordt aangesloten, wordt de geheugenkaart herkend als een verwisselbare schijf met de naam “K-3”.
Formatteren SD1
SD2
Formatteren
Alle gegevens op SD1-geh.kaart
worden gewist
Formatteren
Annuleren
Maak opnamen in de stand T waarin de camera automatisch de optimale belichting selecteert.
1 Verwijder de lensdop aan de
voorzijde door het bovenste en onderste gedeelte in te drukken, zoals getoond in de afbeelding.
2 Zet de camera aan. 3 Draai de Foto’s/Video
schakelaar naar A.
4 Stel de scherpstel-
OK
functieknop in op v.
AF
MF
2
Voorbereidingen
37
5 Draai aan de functiekiezer
Gr oene mod us
naar T terwijl u op de vergrendelingknop drukt.
2
Voorbereidingen
Vergrendelingknop
De geselecteerde belichtings­stand wordt getoond op het scherm (Hulpdisplay).
y Instellingen Geleidings-
scherm (p.25)
6 Kijk door de zoeker voor een
beeld van het onderwerp.
Als u een zoomobjectief gebruikt, draait u de zoomring naar rechts of links om de beeldhoek te wijzigen.
functiekiezer
Functie-indicatie
Groene modus
7 Breng het onderwerp binnen
het AF-kader en druk de ontspanknop tot halverwege in.
P verschijnt en klinkt er een geluidssignaal.
y De geluidseffecten
instellen (p.25)
Scherpstelindicatie
8 Druk de ontspanknop helemaal in.
De gemaakte opname wordt weergegeven op de monitor (Momentcontrole).
Beschikbaar gebruik tijdens momentcontrole
L
R
H
Eenvoudig gebruik van de functiekiezer
Ontgrendel de functiekiezer via de vrijgavehendel van de functiekiezer zodat u de functiekiezer eenvoudig kunt gebruiken zonder eerst op de vrijgaveknop te drukken.
Wist het beeld.
Vergroot het beeld.
Slaat de RAW-opname op.
38
Opnamen met Live Weergave
1/
200 0
F2. 8
160 0
123 45
1/
200 0
F2. 8
200
0.0
100 -0001
1 Druk op K in Stap 6
op p.38.
De Live Weergave wordt op de monitor getoond.
2 Breng het onderwerp binnen
het AF-kader op de monitor en druk de ontspanknop tot halverwege in.
Wanneer op het onderwerp is scherp gesteld, wordt het AF-kader groen en klinkt er een geluidssignaal.
Beschikbare handelingen tijdens Live Weergave
E
Vergroot het beeld. Gebruik R voor het wijzigen van de vergroting (tot 10x). Gebruik ABCD om het weergavegebied te wijzigen. Druk op M om het weergavegebied naar het midden terug te zetten. Druk op E om terug te gaan naar de daadwerkelijke grootte.
K
Sluit de instellingen van Live weergave af.
De volgende stappen zijn hetzelfde als bij opnamen maken met de zoeker.
1/
2000
F2.8
AF-kader
1600
12345
t Memo
• U kunt I gebruiken om scherp te stellen op het onderwerp.
(p.49)
• U kunt een voorbeeld bekijken op de monitor en de velddiepte beoordelen voordat u opnamen maakt. (p.53)
• U kunt het gebruik en de scherminstellingen tijdens momentcontrole instellen in [Momentcontrole] van het A4 menu (p.21). Als [Weergavetijd] is ingesteld op [Vasthouden], zal momentopname getoond worden tot de volgende handeling.
u Voorzichtig
• Sommige functies zijn in de T modus niet beschikbaar. Als u probeert om functies die niet beschikbaar zijn, te gebruiken, zoals het gebruik van de directe toets, dan wordt het bericht [Deze functie is in deze modus niet beschikbaar] getoond.
Opnamen bekijken
Bekijk de gemaakte opname op de monitor.
1 Druk op B.
De camera komt in de weergavestand en de laatst gemaakte opname wordt weergegeven (enkelbeeldweergave).
1/
2000
F2.8
200
100-0001
0.0
2
Voorbereidingen
39
2 Bekijk de gemaakte opname.
Beschikbare bewerkingen
C/Q naar links Weergeven van de vorige
2
Voorbereidingen
D/Q naar rechts Weergeven van de volgende
L
R naar rechts Vergroot de opname (tot 16×).
R naar links Hiermee activeert u de
d
H
G
t Memo
• Wanneer Hv op de monitor wordt weergegeven,
kan de JPEG-opname die zojuist is gemaakt, ook worden opgeslagen in de RAW-indeling (RAW-data opslaan).
opname.
opname.
Wist de opname.
Gebruik ABCD om het weergavegebied te wijzigen. Druk op M om het weergavegebied naar het midden terug te zetten. Druk op E om het weergavegebied terug te zetten naar het gehele beeld.
minitiatuurweergave (p.68).
Wisselt tussen de SD1­en SD2-kaart.
Slaat de RAW-opname op (alleen als de gegevens beschikbaar zijn).
Wijzigt het type informatie dat wordt weergegeven (p.13).
40
Opnemen
De opname-instellingen configureren
Instellingen geheugenkaart
De opnamemethode als twee geheugenkaarten geplaatst zijn, kan ingesteld worden in [Geheugenkaartopties] van het A1 menu of het bedieningspaneel.
W
Opeenvolgend De gegevens worden op de kaart
Y
Opslaan op beide
Z
RAW/JPEG afzonderlijk
t Memo
• In de C stand worden de gegevens op de kaart in
SD1 of SD2 opgeslagen. Instellen is mogelijk in [Geheugenkaartopties] van het C1 menu.
in SD2 opgeslagen als de geheugenkaart in SD1 vol is.
Opslaan van dezelfde gegevens op de geheugenkaarten in SD1 en SD2.
Opslaan van de RAW-data op de geheugenkaart in SD1 en de JPEG-data op de kaart in SD2.
A1/v
Opname-instell. foto's
Stel in het bedieningspaneel of bij [Opname-instell. foto's] in het menu A1 de bestandsindeling voor foto’s in.
Bestandsindeling JPEG (standaardinstelling), RAW,
JPEG-resolutie q (standaardinstelling), p, o, r
JPEG kwaliteitsniveau
RAW-formaat PEF (standaard instelling), DNG
RAW+
m (standaardinstelling), l, k
A1/v
u Voorzichtig
• Als [Geheugenkaartopties] is ingesteld op [RAW/JPEG afzonderlijk], staat [Bestandsindeling] vast op [RAW+].
t Memo
• Wanneer [Bestandsindeling] ingesteld is op [RAW+], worden een JPEG-opname en een RAW-opname met hetzelfde bestandsnummer tegelijkertijd opgeslagen.
• Door P in te drukken, kunt u alleen opnamen maken met een andere ingestelde bestandsindeling. (p.79)
• [PEF] van [RAW-formaat] is een PENTAX originele RAW­bestandsindeling.
Opname-instell. films
Stel in het bedieningspaneel of bij [Opname-instell. films] in het menu C1, of vanuit het bedieningspaneel, de bestandsindeling voor video in.
Resolutie Beeldsnelheid
u (standaard instelling)
t
60i, 50i, 30p (standaard instelling), 25p, 24p
60p, 50p, 30p, 25p, 24p
C1/v
3
Opnemen
41
Foto’s maken
12 345
12 345
1/
F
30
100
4.5
1/
30
F4. 5
100
123 45
Selecteer de belichtingsstand die geschikt is voor het onderwerp en de opnameomstandigheden. Op deze camera zijn de volgende belichtingsstanden
3
Opnemen
42
beschikbaar.
G
Programma Automatische belichting
H
Gevoel. voorkeuze Auto belichting
I
Sl.tijd voorkeuze Auto belichting
J
Diafr. voorkeuze Automatische belichting
K
Sl.tijd & diafr. voorkeuze Auto belichting
L
Handm. belichting
M
Tijd (B) opname
N
Flitser X-sync snelheid
x: Beschikbaar #: Beperkt
Stand
Sluitertijd
wijzigen
*1
#
××
x
×
xx
xx
×
*4
×
Diafragm awaarde
wijzigen
*1
#
×
xxx
x
x
: Niet beschikbaar
×
Gevoeligheid
wijzigen
Belichtings-
correctie
xx
x
*2
x
xx
x
x
x
x
*3
*2
*2
*2
x
x
×
x
*1 U kunt de te wijzigen waarde instellen in [Instelling e-knoppen]
van het A4 menu. (p.78)
*2 [ISO AUTO] is niet beschikbaar. *3 Vast ingesteld op [ISO AUTO]. *4 Vast ingesteld op 1/180 seconden.
1 Selecteer met de snelkiezer positie de gewenste
belichtingsstand.
Q of R wordt op de het statusscherm getoond naast de waarde die gewijzigd kan worden.
De waarde die gewijzigd kan worden, is in de zoeker onderstreept. D verschijnt op het LCD-paneel naast de waarde die gewijzigd kan worden.
Tijdens de Live Weergave verschijnt D voor de waarde die gewijzigd kan worden.
1/
30
1/
F
4.5
12345 12345
30
F4.5
100
100
2 Draai R.
De diafragmawaarde wordt gewijzigd in J, K, L, M, of N stand. De gevoeligheid kan gewijzigd worden in de H stand.
12345
3 Draai Q.
De sluitersnelheid wordt gewijzigd in de stand I, K, of L.
t Memo
• De instellingen voor de belichting kunnen gespecificeerde worden in LW-stappen van 1/3 belichting. In [1. LW-stappen] van het E1 menu, kunt u de stappen wijzigen naar 1/2 LW­stappen.
• De juiste belichting wordt met de geselecteerde sluitersnelheid en diafragmawaarde wellicht niet verkregen als de gevoeligheid ingesteld is op de vaste waarde.
• In de stand L of N wordt het verschil ten opzichte van de juiste belichting weergegeven in de LW-staafgrafiek terwijl de sluitertijd wordt aangepast.
• In de M stand kan de transportfunctie niet ingesteld worden op continu opnamen, belichtingsbracketing, meerdere opnamen+continu intervalopnamen, of interval samenstelling.
• Voor elke belichtingsfunctie kunt u de camera instellen welke functies worden geactiveerd wanneer Q of R gedraaid wordt of als M ingedrukt wordt. Instellen bij [Instelling e-knoppen] van het A4 menu. (p.78)
Programmalijn In [Programmalijn] van het A2 menu, kunt u specificeren
hoe de belichting geregeld wordt als [GLINE] geselecteerd wordt voor het gebruik van M.
A
Auto
B
Normaal
Hoge
C
Snelheid­prioriteit
DOF-prioriteit
D
(diep)
DOF-prioriteit
E
(ondiep)
F
MTF-prioriteit
De camera bepaalt de juiste instellingen.
Basisprogramma voor automatische belichting (standaardinstelling).
Geeft de voorkeur aan hoge sluitersnelheden.
Sluit het diafragma voor een diepere diepte van het veld.
Opent het diafragma voor een mindere diepte van het veld.ens the aperture for a shallow depth of field.
Bepaalt voorkeur voor de beste diafragma-instelling voor het bevestigde objectief bij gebruik van een DA-, DA L-, D FA-, FA J­of FA-objectief.
Belichtingscompensatieorrectie
De compensatiewaarde kan ingesteld worden tussen
-5 en +5 LW (-2 en +2 LW in C stand).
1 Druk op J, en draai
vervolgens aan R.
e en de compensatiewaarde
worden tijdens het aanpassen getoond op het statusscherm, Live Weergave-scherm, LCD-paneel en de zoeker.
3
Opnemen
43
Beschikbare bewerkingen
10' 30"
J
M
Start/beëindigt de wijziging van de compensatiewaarde.
Reset de aanpassingswaarde naar de standaardinstelling.
t Memo
• Met belichtingsbracketing kunt u opnamen maken terwijl de belichting automatisch wordt aangepast. (p.56)
3
Opnemen
Video-opnamen maken
1 Draai de foto-/videoschakelaar naar C.
Live Weergave wordt getoond.
Beschikbare opnametijd
2 Stel scherp op het onderwerp.
Druk, in de stand v, de sluiterknop half in.
3 Druk op a.
Video-opname start. In de linkerbovenhoek van de monitor zal “REC” knipperen en de grootte van het bestand dat opgenomen wordt, zal getoond worden.
Geluid
10'30"
u Voorzichtig
• Wanneer u een video opneemt met geluid, worden ook de bedieningsgeluiden van de camera opgenomen.
Bij het opnemen van een video met een beeldverwerkingsfunctie, zoals een toegepaste digitale filter, kan het videobestand alleen opgeslagen worden als er frames weggelaten worden.
• Als de interne temperatuur van de camera tijdens het maken van opnamen te hoog oploopt, wordt het opnemen mogelijk stopgezet.
t Memo
• Het opnemen kan gestart of gestopt worden door de sluiterknop volledig in te drukken.
• U kunt de video-instellingen wijzigen in het menu C1 of in het Bedieningspaneel. (p.23) Als [Belichtingsvoorkeur] ingesteld is op J, K of L, dan kunt u de belichting voor het opnemen instellen.
• Als [Niveau opnamegeluid] ingesteld is op [HANDMATIG], dan geeft een staafgrafiek het volumeniveau van de microfoon aan de linkerkant (beide kanten als een stereo microfoon aangesloten is) van de monitor aan.
• U kunt video opnemen tot maximaal 4 GB of 25 minuten. Als de geheugenkaart vol is, stopt het opnemen.
4 Druk opnieuw op a.
44
Video-opname stopt.
Gebruik een microfoon
10' 00"
100 -0001
of hoofdtelefoon
U kunt een in de handel verkrijgbare stereomicrofoon aansluiten op de microfoonaansluiting van de camera om stereogeluid op te nemen. Met een externe microfoon verkleint u ook de kans dat de geluiden die gepaard gaan met het bedienen van de camera worden opgenomen. De volgende specificaties worden aanbevolen voor externe microfoons.
Plug Stereominiplug (ø3,5 mm)
Formatteren Stereo electret condensator
Voeding
Impedantie 2,2 kΩ
Als de externe microfoon tijdens de opname wordt losgemaakt, wordt er geen geluid opgenomen. U kunt video’s opnemen en Afspelen terwijl u luistert naar het geluid via een hoofdtelefoon die in de handel verkrijgbaar is en aangesloten is op de hoofdtelefoonaansluiting.
Plug-in-voedingsmethode (werkspanning van 2,0 V of lager)
Microfoonaansluitpunt
Hoofdtelefoonaansluiting
Video's afspelen
100-0001
10'00"
Beschikbare bewerkingen
A
D
Druk op de knop D en houd deze ingedrukt
C
Druk op de knop C en houd deze ingedrukt
B R H
t Memo
• Met [Video bewerken] van het weergavepalet kunnen video’s worden gesplitst of geselecteerde beeldjes worden gewist. (p.75)
Geeft de video-opname weer of last een pauze in.
Springt een beeldje vooruit (tijdens pauze).
Snel vooruit spoelen.
Springt een beeldje achteruit (tijdens pauze).
Snel achteruit spoelen.
Hiermee stopt u het afspelen.
Past het volume aan (21 niveaus).
Slaat de weergegeven opname op als JPEG-bestand (tijdens pauze).
3
Opnemen
45
Instelling van de belichting
IS O AUT O-in ste llin g
AU TO I SO-p aram ete rs
100
320 0
An nul.
OK
Ru ison d. h oge ISO -wrd
Au to Zw ak No rmaa l St erk Aa ngep ast Ui t
An nul.
OK
Ru ison d. h oge ISO -wrd
Re set
100 200 400
800 160 0 320 0 640 0
u Voorzichtig
• Als [HDR-opname] ingesteld is, en [Automatisch uitlijnen]
ingeschakeld is, staat [AUTO ISO-parameters] vast op J.
Gevoeligheid
1 Druk op N , en draai
aan R.
3
Opnemen
46
De gevoeligheid die wordt weergegeven op het Live Weergave-scherm en het LCD-display en in de zoeker, verandert. Druk op de knop M om de gevoeligheid in te stellen op [ISO AUTO].
t Memo
• De instellingsstappen voor ISO-gevoeligheid betreft 1 LW­stap. Om de gevoeligheid aan te passen volgens de LW-stap instelling voor belichting, stelt u [2. Gevoeligheidsstappen] van het E1 menu in.
Instellen van het bereik van ISO AUTO A2
U kunt het bereik waar in de gevoeligheid automatisch aangepaste wordt instellen als de gevoeligheid ingesteld is op ISO AUTO. Instellen in [ISO AUTO-instelling] van het A2 menu. (Standaard instelling: ISO 100 tot ISO 3200) De manier waarop de gevoeligheid verhoogd kan worden, kan aangegeven worden in [AUTO ISO-parameters].
H
Langzaam
I
Stand. (Standaardinstelling)
J
Snel Verhoogt de gevoeligheid actief.
Verhoogt de gevoeligheid zo weinig mogelijk.
ISO AUTO-instelling
100--
AUTO ISO-parameters
Annul.
3200
Stelt in of de ruisonderdrukkingsinstelling in bij ISO-gevoeligheid
U kunt de ruisonderdrukkings­instelling instellen bij het maken van opnamen met een hoge ISO­gevoeligheid, in [Ruisond. hoge ISO-wrd] van het A2 menu.
Auto
Zwak/Normaal/ Sterk
Aangepast
Uit
Als [Aangepast] is geselecteerd, selecteert u [Instelling] en stelt u het ruisonderdrukkingsniveau in volgens de ISO-gevoeligheid.
OK
Past in het gehele ISO-bereik ruisonderdrukking toe met optimaal berekende niveaus. (standaardinstelling)
Past in het gehele ISO-bereik een constant, gekozen ruisreductieniveau toe.
Past voor elke ISO-instelling een door de gebruiker ingesteld ruisreductieniveau toe.
Past in geen enkele ISO-instelling ruisreductie toe.
A2
Ruisond. hoge ISO-wrd
Auto Zwak Normaal Sterk Aangepast Uit
Annul.
Ruisond. hoge ISO-wrd
100 200 400
800 1600 3200 6400
OK
1 2
Reset
Autom. lichtmeting
12 345
12 345
1/
F
250
320 0
5.6
Fl itse r aa n
An nul.
OK
0.0
Selecteer het gedeelte van de zoeker dat moet worden gebruikt voor lichtmeting en het bepalen van de belichting.
t Memo
• In [5. Kopp. AE en AF-punt] van het E1 menu kunt u de
camera instellen om de belichting automatisch aan te passen volgens de positie van het scherpstelpunt.
1 Draai R terwijl u drukt
op 2.
Meerdere
A
segmenten
Zwaartepunt
B
in het midden
C
Spot
1/
250
F
5.6
12345 12345
De sensor meet de helderheid in meerdere verschillende zones. (Standaardinstelling) Op locaties met tegenlicht wordt in deze stand de belichting automatisch aangepast.
De meting legt de nadruk op het midden van het zoekerbeeld. De gevoeligheid wordt groter in het midden en er wordt geen automatische afstelling uitgevoerd, zelfs bij scènes met retrolicht.
De helderheid wordt alleen in een beperkt gebied in het midden van het zoekerbeeld gemeten. Bruikbaar wanneer het onderwerp klein is.
3200
Werken met de ingebouwde flitser
1 Druk op B in de standbymodus. 2 Selecteer een flitsinstelling.
Auto
A
ontladen flitser
Auto + Anti
B
rode ogen
Flitser aan Schakelt de flitser in bij elke opname.
C
Flitser aan +
D
Anti rode ogen
Lange-
E
sluitertijdsync
Lange-sltrtd
F
+ Anti rode ogen
Meet het omgevingslicht automatisch en bepaalt of de flitser gebruikt moet worden.
Hiermee gaat eerst een voorflits af om rode ogen tegen te gaan voordat een automatische flits afgaat.
Activeert een voorflits voor Anti rode ogen voordat de hoofdflits afgaat.
Stelt een lange sluitertijd in. Gebruik deze optie voor het maken van een portretopname met de zonsondergang op de achtergrond.
Eerst gaat een voorflits af om rode ogen tegen te gaan. Daarna gaat de hoofdflits af met lange­sluitertijdsynchronisatie.
Annul.
Flitser aan
0.0
X
3
Opnemen
OK
47
2e
Fl itse r aa n
An nul.
OK
+0. 7
H
sluitergordijn-
G
sync
Handmatig ontladen
K
8 9
flitser
Draadloos
3
Opnemen
3 Om de flitserontlading te
compenseren, of als K geselecteerd is, drukt u op B en past u vervolgens de waarde aan met R.
Druk op de knop M om de waarde te resetten naar 0,0. Voor [Draadloos] drukt u eerst op B, en gebruikt u vervolgens CD voor het selecteren van 8 of 9.
4 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
5 Druk op 1.
De ingebouwde flitser wordt geopend.
Activeert een flits onmiddellijk voordat de sluiter wordt gesloten. Stelt een lange sluitertijd in. Maakt opnamen van bewegende onderwerpen met een lichtspoor erachter.
Instellen van de ontlading van de flitser tussen FULL en 1/128.
Synchroniseert de aangewezen externe flitser zonder het gebruik van een sync. kabel. (p.91) Selecteer [Draadloos (Master)] of [Draadloos (Controller)].
Flitser aan
+0.7
Annul.
t Memo
• Het hangt van de belichtingsstand af welke flitsinstellingen kunnen worden geselecteerd.
Belichtingsstanden Selecteerbare flitsinstelling
T
G, H, J C, D, E, F, H, K, 8, 9
I, K, L, M C, D, G, K, 8, 9
N
• U kunt standaard geen opnamen maken wanneer de flitser wordt opgeladen. Als u opnamen wil maken terwijl de ingebouwde flitser wordt opgeladen, stelt u [20. Ontspant bij opladen] in het E3 menu in.
• Het gebruik van de ingebouwde flitser kan aan beperkingen onderhevig zijn. Dit hangt af van het objectief dat wordt gebruikt. (p.89)
• Als de ingebouwde flitser gebruikt wordt in de stand J, wijzigt de sluitersnelheid automatisch in een bereik van 1/180 seconden naar een lage sluitersnelheid, afhankelijk
OK
van het gebruikte objectief. De sluitersnelheid wordt vastgezet op 1/180 seconden als een ander objectief dan DA, DA L, D FA, FA J, FA of F gebruikt wordt.
• Als de ingebouwde flitser gebruikt wordt in I, K of L stand dan kan iedere gewenste sluitersnelheid van 1/180 seconden of langzamer ingesteld worden.
• De ingebouwde flitser werkt optimaal op een afstand van circa 0,7 m tot 5 m tot het onderwerp. Bij een afstand van minder dan 0,7 m kan er vignettering optreden (deze afstand varieert enigszins, afhankelijk van het gebruikte objectief en de gevoeligheidsinstelling).
A, B (Geen flitscorrectie)
C, D, K, 8, 9
48
Gevoeligheid Richtgetal Gevoeligheid Richtgetal
ISO 100 Ca. 13 ISO 3200 Ca. 73,5
ISO 200 Ca. 18,4 ISO 6400 Ca. 104
ISO 400 Ca. 26 ISO 12800 Ca. 147
ISO 800 Ca. 36,8 ISO 25600 Ca. 208
ISO 1600 Ca. 52 ISO 51200 Ca. 294
• Zie “Functies bij gebruik van een externe flitser” (p.91) voor bijzonderheden over het gebruik van een externe flitser.
De focusmethode instellen
Stel de scherpstelfunctieknop in op v of w.
AF
MF
De autofocus methodes voor opnamen met de zoeker verschillen van die voor opnamen met Live Weergave.
DDL: autofocus op basis van Phase Matching
Opnamen maken met de zoeker
Opnamen maken met Live Weergave
t Memo
• U kunt I gebruiken voor het
scherpstellen op het onderwerp. Het I knopgebruik kan ingesteld worden in [Knoppen aanpassen] van het A4 menu. (p.78)
Selecteer uit x, y, of z stand waardoor automatisch schakelen tussen x en y mogelijk wordt. Stel het scherpstelpunt in [AF-punt]. (p.51) Snellere autofocus prestaties dan "contrast detectie AF" zijn mogelijk.
Contrastdetectie AF Gezichtsdetectie en tracering zijn beschikbaar. (p.52)
3
Opnemen
49
Instellen van de AF-stand bij het maken
12 345
12 345
1/
F
250
320 0
5.6
van opnamen met de zoeker
1 Draai Q terwijl u drukt
op b.
3
Opnemen
Als de sluitersnelheid half ingedrukt wordt,
x
Enkele stand
y
Continu stand
z
Autoselect stand
en er is scherpgesteld op het onderwerp, dan wordt de scherpstelling op die positie vergrendeld. (standaard instelling) Het AF-hulplicht wordt zo nodig ingeschakeld.
Er blijft scherp gesteld worden op het onderwerp als de sluiterknop half ingedrukt wordt. P verschijnt in de zoeker als er scherp gesteld is op het onderwerp. De sluiter kan zelfs worden ontspannen als het onderwerp niet scherp is.
Schakelt automatisch tussen x en y standen volgens het onderwerp.
1/
F
12345 12345
250
5.6
3200
v
t Memo
• De volgende instellingen van de AF-handelingen kunnen
ingesteld worden in het menu E3.
15. AF.S­instelling
16. Actie 1e beeldje bij AF.C
17. Actie bij AF.C Continu
18. AF-status vasthouden
• In [18. AF-status vasthouden] kunt u instellen of u de AF onmiddellijk opnieuw wilt activeren of de scherpstelling gedurende een bepaalde tijd wilt vasthouden voordat AF geactiveerd wordt als het onderwerp uit het geselecteerde scherpstelgebied verdwijnt. De standaard instelling is het onmiddellijk activeren van AF als er niet succesvol scherpgesteld wordt.
Scherpstelvoorkeur (standaard instelling), vrijgavevoorkeur
Vrijgavevoorkeur (standaard instelling), Auto, Scherpstelvoorkeur
Scherpstelvoorkeur (standaard instelling), Auto, FPS-voorkeur
Uit (standaard instelling), Laag, Medium, Sterk
50
Het scherpstelgebied (AF-punt) selecteren
12 345
12 345
1/
F
250
800
5.6
1 Draai R terwijl u drukt op b.
De camera selecteert automatisch het optimale scherpstelpunt uit 27 AF-punten. (standaard instelling)
De camera kiest uit 9 AF-punten automatisch het optimale scherpstelpunt.
Instellen van het scherpstelpunt dat door de gebruiker geselecteerd is uit 27 punten.
Instellen van het scherpstelpunt dat de gebruiker uit 27 punten geselecteerd heeft. Als het onderwerp uit het geselecteerde scherpstelgebied verdwijnt, kunnen er 8 nevenpunten als back-up punten gebruikt worden. Niet beschikbaar in x stand.
Auto (27 AF-
J
punten)
Zoneselectie
I
Selecteren
E
Uitgebr. AF-gebied
F
(S)
v
Instellen van het scherpstelpunt dat de gebruiker uit 27 punten
Uitgebr. AF-gebied
G
(M)
Uitgebr. AF-gebied
H
(L)
Spot
D
Ga verder naar Stap 2 als er een andere stand dan J of D geselecteerd is.
2 Selecteer het gewenste
AF-punt.
Beschikbare bewerkingen
ABCD E c
geselecteerd heeft. Als het onderwerp uit het geselecteerde scherpstelgebied verdwijnt, kunnen er 24 nevenpunten als back-up punten gebruikt worden. Niet beschikbaar in x stand.
Instellen van het scherpstelpunt dat de gebruiker uit 27 punten geselecteerd heeft. Als het onderwerp uit het geselecteerde scherpstelgebied verdwijnt, kunnen er 26 nevenpunten als back-up punten gebruikt worden. Niet beschikbaar in x stand.
Het scherpstelgebied wordt ingesteld op het midden van de 27 punten.
1/
250
F
5.6
12345 12345
Hiermee wordt het AF-punt gewijzigd.
Plaatst het AF-punt terug in het midden. Switches the function of ABCD to that
for Change AF Point or the direct key operation.
800
3
Opnemen
51
Instellen van de AF-stand tijdens
OK
Live Weergave
U kunt een autofocus stand selecteren tijdens het maken van opnamen met Live Weergave in [Live weergave] van het A3 menu, of in [Contrast-AF] van het Bedieningspaneel. De autofocus stand kan tevens gewijzigd worden door tijdens de Live Weergave te draaien aan R terwijl u drukt op b.
3
Opnemen
e
f
g
h
i
Gezicht­sherkenning
Traceren
Meerdere AF-punten
Selecteren
Spot
Detecteert en traceert gezichten van mensen. (standaardinstelling) Het detectiekader voor het belangrijkste gezicht voor AF en AE wordt in geel weergegeven.
Volgt het onderwerp dat scherp is gesteld. De sluiter kan zelfs worden ontspannen als het onderwerp niet scherp is.
Het scherpstelgebied wordt ingesteld op het gewenste gebied. De sensor is verdeeld in 45 gebieden (9 horizontaal bij 5 verticaal), en u kunt kiezen uit een breder of smaller focusgebied door gebruik te maken van 1, 9, 15 of 21 van de 45 beschikbare gebieden.
Het scherpstelgebied wordt ingesteld op basis van het aantal pixels.
Stelt het scherpstelgebied in op een beperkt gebied van het midden.
A3/v
Selecteren van het gewenste scherpstelgebied
U kunt de positie en het bereik van het autofocusgebied (AF-gebied) instellen.
1 Stel [AF-modus] in op g of h. 2 Druk op c. 3 Selecteer het AF-gebied.
Gebruik het frame dat op de monitor verschijnt voor het wijzigen van de positie en de grootte van het AF-gebied.
Beschikbare bewerkingen
ABCD R
M
Wijzigt de positie van het AF-gebied.
Vergroot/verkleint de grootte van het AF-gebied (als g geselecteerd is).
Zet het AF-gebied terug naar het midden.
4 Druk op E.
Het AF-gebied wordt ingesteld.
t Memo
• Wanneer [Scherpe contouren] ingesteld is op [AAN] in [Live weergave] van het A3 menu, dan wordt de contour van het scherp gestelde onderwerp benadrukt, wat het gemakkelijker maakt om de scherpstelling te controleren. Deze functie werkt zowel in de zowel de stand v als de stand w.
OK
u Voorzichtig
•Als f geselecteerd wordt, dan werkt het gebruik van
de scherpstelvergrendeling (compositie afstelling terwijl de sluiterknop half ingedrukt is) niet.
52
AF-fijnafstelling
AF -aan pass ing
26 .
Toe pass en o p al
2 In stel ling
±
0
±
0
An nul.
OK
U kunt van uw objectieven met behulp van het autofocus systeem van de camera aanpassen.
E4
t Memo
• U kunt de scherpstelaccuratesse controleren door het beeld tijdens Live Weergave (p.39) of Digitaal Voorbeeld (p.53) te vergroten.
1 Selecteer [26. AF-aanpassing] in het menu E4
en druk op D.
Het scherm [26. AF-aanpassing] verschijnt.
2 Selecteer [Toepassen op al] of [Toepassen op 1]
en druk op E.
Toepassen op al
Toepassen op 1
3 Selecteer [Instelling]
en pas de waarde aan.
Beschikbare bewerkingen
D/R naar rechts Scherpstelling dichterbij halen. C/R naar links Scherpstelling verder weg
M
Dezelfde aanpassing wordt toegepast op alle objectieven.
Opslaan van een afstellingswaarde voor het gebruikte objectief. (Tot 20 waarden)
26. 2 Instelling
plaatsen.
Reset de aanpassingswaarde naar de standaardinstelling.
4 Druk op E.
De aanpassingswaarde wordt opgeslagen.
5 Druk tweemaal op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
AF-aanpassing Toepassen op al
Annul.
±
0
Controle van de scherptediepte (Voorbeeld)
Draai de hoofdschakelaar naar U om de voorbeeldfunctie te gebruiken. Er zijn twee voorbeeldmethoden.
Optisch voorbeeld
±
0
Digitaal voorbeeld
OK
De voorbeeldmethode instellen
Controle van scherptediepte in zoeker. (Standaard instelling)
Voor het beoordelen van compositie, belichting en scherpstelling op de monitor. (Maximale weergavetijd: 60 seconden) U kunt de opname uitvergroten of de voorbeeldweergave op te slaan.
A4
3
Opnemen
1 Selecteer [Knoppen aanpassen] in A4 menu
en druk op D.
Het scherm [Knoppen aanpassen] verschijnt.
2 Selecteer [Voorbeeld-wiel] en druk op D.
Het scherm [Voorbeeld-wiel] verschijnt.
3 Selecteer [Optisch voorbeeld] of [Digitaal
voorbeeld] en druk op E.
4 Druk drie keer op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
53
t Memo
• Optisch voorbeeld wordt altijd gebruikt als de transportfunctie ingesteld is op [Opname spiegel-omhoog-verg.], [Dubbelopnamen], [Intervalopname] of [Intervalcompositie], of als STERRENVOLGER geactiveerd is.
• De weergave-instellingen en het cameragebruik tijdens Digital Preview kunnen gewijzigd worden in [Digitaal voorbeeld] van het A4 menu. (p.21)
• De voorbeeldfunctie kan tevens worden toegewezen aan P. (p.79) U kunt eenvoudig Wisselen tussen optisch
3
Opnemen
voorbeeld en digitaal voorbeeld na het Toewijzen van verschillende soorten voorbeeld aan de twee bedieningsopties, U van de hoofdschakelaar en P.
De transportfunctie instellen
U kunt kiezen tussen de volgende transportfuncties.
Enkelbeeldopname (L)
Continuopname (Z/a/b)
Zelfontspanner (O/P)
Afstandsbediening (Q/R/S)
Normale opnamestand.
U kunt diverse opnamen achter elkaar maken door de ontspanknop ingedrukt te houden. Het aantal opnamen dat continu genomen kan worden is afhankelijk van de sluitersnelheid.
De sluiter wordt ontspannen na circa 12 seconden of 2 seconden nadat op de ontspanknop is gedrukt.
Activeert opnamen met de afstandsbediening Selecteer uit [Afstandsbediening], [Afstandsbed. 3sec vertraging] of [Continu opn afstandsbediening].
W
Belichtings­bracketing (T/1/U)
Opname spiegel­omhoog-verg. (c/d)
Dubbelopnamen (V/2/W/X)
Intervalopname (Y)
Intervalcompositie (3)
Intervalvideo opnemen (Y)
Maakt drie opeenvolgende opnamen met verschillende belichtingniveaus. Selecteer uit [Belichtingsbracketing], [Zelfontspan.+Belichtingsbracket.] of [Belichtingsbrack. + afstandsbed.].
Opnamen maken met de spiegel uitgeklapt. Selecteer uit [Opname spiegel­omhoog-verg.] of [Afstandsbed. + Spiegel-vergr.].
Creëert een samengestelde opname door meerdere opnamen te nemen en deze tot een enkele opname samen te voegen. Selecteer uit [Dubbelopnamen], [Dubbelopnamen+Continu], [Zelfontspanner + Dubbelopnamen] of [Afstandsbed.+Dubbelopnamen].
Maakt opnamen met een ingesteld interval vanaf een vastgesteld tijdstip.
Maken van foto’s met een ingesteld interval en voegt ze samen tot een enkele opname. Banen van sterren en de maan kunnen in één enkele opname worden vastgelegd.
Neemt stilstaande beelden met een ingestelde tussentijd en slaat ze op als een enkel videobestand. Alleen beschikbaar in de stand C.
u Voorzichtig
• Er zijn bij sommige transportstanden beperkingen als ze gebruikt worden in combinatie met andere functies. (p.87)
54
t Memo
Co ntin uopn ame (H)
An nul.
OK
Ze lfon tspa nner (1 2sec )
An nul.
OK
Af stan dsbe dien ing
An nul.
OK
• Alleen 4, Q of Y kunnen geselecteerd worden in de stand C.
• Ook nadat de camera is uitgeschakeld, wordt de transportfunctie-instelling opgeslagen. Als [Transportstand] ingesteld is op [Uit] bij [Geheugen] in het menu A 4, dan keert de instelling terug naar Enkelbeeldopname wanneer de camera wordt uitgeschakeld. (p.82)
• De functie Shake Reduction wordt automatisch uitgeschakeld bij het selecteren van Zelfontspanner, Afstandsbediening of Spiegel Vergrendeling.
• Als de transportfunctie voor de Zelfontspanner of afstandsbediening geselecteerd is, dan kan de belichting beïnvloed worden als er licht de zoeker binnen dringt. In dit geval gebruikt u de AE-vergrendeling of bevestigt u de optionele ME-zoekerkap. Verwijder de oogscherp voordat u de ME-zoekerkap bevestigt.
Continuopname
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
t Memo
• In de stand x wordt de scherpstelpositie in het eerste
frame vergrendeld.
Zelfontspanner
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer O en druk op B.
Zelfontspanner (12sec)
Annul.
3 Selecteer O of P en druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
4 Druk de ontspanknop eerst half in en vervolgens
helemaal.
De zelfontspanner-LED knippert. De sluiter wordt na circa 12 seconden of 2 seconden ontspannen.
3
Opnemen
OK
2 Selecteer Z en druk op B.
3 Selecteer Z, a, of b en druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
u Voorzichtig
• U kunt standaard geen opnamen maken wanneer de ingebouwde flitser wordt opgeladen. Als u opnamen wil maken terwijl de ingebouwde flitser wordt opgeladen, stelt u [20. Ontspant bij opladen] in het E3 menu in.
Continuopname (H)
Annul.
Afstandsbediening
1 Druk op A in de standbymodus.
OK
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer Q en druk op B.
Afstandsbediening
Annul.
OK
55
3 Selecteer Q, R, of S en druk op E.
Be lich ting sbra cke ting
An nul.
3 opna men
OK
±0 .3EV
De camera keert terug naar de standbymodus. De zelfontspanner-LED knippert.
5 Stel de bracketwaarde in.
Belichtingsbracketing
4 Druk de ontspanknop tot halverwege in. 5 Richt de afstandsbediening op de
afstandsbedieningssensor op de voor- of
3
Opnemen
achterzijde van de camera en druk de ontspanknop van de afstandsbediening in.
t Memo
• De afstandsbediening kan gebruikt worden tot maximaal een afstand van circa 4 m vanaf de voorzijde van de camera en circa 2 m vanaf de achterkant.
• Voor het met de afstandsbediening aanpassen van de scherpstelling, stelt u [19. AF met afstandsbediening] van het menu E3 in.
• Bij gebruik van de waterdichte afstandsbediening Remote Control Waterproof O-RC1 kan het autofocussysteem worden geregeld met de knop q. De knop r kan niet worden gebruikt.
Belichtingsbracketing
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer T en druk op B. 3 Selecteer T, 1, of U en druk op B.
4 Gebruik Q voor het selecteren van de opnamen.
Kies uit 2 opnamen (Standaard/+), 2 opnamen (Standaard/-), 3 opnamen of 5 opnamen.
3 opnamen
Annul.
Beschikbare bewerkingen
R
JR Wijzigt de belichtingscompensatiewaarde. M
Wijzig de bracketwaarde (tot maximaal ±2 LW).
Reset de aanpassingswaarde naar de standaardinstelling.
±0.3EV
6 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
t Memo
• U kunt de volgorde van de bracketing instellen
[8. Volgorde bracketing] van het E2 menu.
• De bracketwaarde kan worden ingesteld in stappen van 1/3 LW of 1/2 LW volgens [1. LW-stappen] instellingen in het menu E1 menu.
• Instellen van [9. Bracketing-in-één] op [Aan] in het E2 menu voor het maken van het gespecificeerde aantal opnamen door één druk op de sluiterknop.
OK
56
Opname spiegel-omhoog-verg.
Op name spi egel -om hoog -ver g.
An nul.
OK
Aa ntal opn amen
ma al
Co mpos itie modu s
000 2
An nul.
OK
Du bbel opna men
Dubbelopnamen
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer c en druk op B.
Opname spiegel-omhoog-verg.
Annul.
3 Selecteer c of d en druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
4 Druk de ontspanknop eerst half in en vervolgens
helemaal.
De spiegel klapt open en de AE-vergrendeling wordt geactiveerd.
5 Druk de ontspanknop opnieuw helemaal in.
De spiegel gaat nadat de opname gemaakte is terug naar de oorspronkelijke positie.
t Memo
• De spiegel keert automatisch terug naar de oorspronkelijke positie als er 1 minuut na het open klappen verstreken is.
u Voorzichtig
• Spiegel Vergrendeling Opnamen kan niet geselecteerd worden bij Live Weergave.
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer V en druk op B. 3 Selecteer V, 2, W of X, en druk op B. 4 Selecteer
OK
[Compositiemodus].
Gemiddelde
5
Toevoeging
6
Helder
7
Creëert een samengestelde opname met de gemiddelde belichting.
Creëert een samengestelde opname met de cumulatieve toegevoegde belichting.
Creëert een samengestelde opname waarbij alleen de heldere gedeeltes gecombineerd worden.
5 Specifeer [Aantal opnamen].
Kies 2 tot 2000 opnamen.
6 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
7 Maak de opnamen.
Momentcontrole wordt weergegeven.
Dubbelopnamen
Compositiemodus Aantal opnamen
Annul.
0002
maal
3
Opnemen
OK
57
Beschikbaar gebruik tijdens momentcontrole
In terv al
In terv alop name
Aa ntal opn amen In t op name sta rte n
000 2
ma al
Nu
00 :00' 02"
An nul.
OK
In terv alco mpos iti e
Co mpos itie modu s
In t op name sta rte n
Aa ntal opn amen
In terv al
Pr oces ops laan
An nul.
OK
ma al
000 2
00: 00'02"
Nu
L
Verwijdert de opnamen die tot op dat moment gemaakt werden, en maakt opnieuw opnamen vanaf de eerste opname.
F
Slaat opnamen die tot op dat moment gemaakt werden op en toont het A menu.
Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt,
3
Opnemen
wordt de normale opnamestand weer geactiveerd.
Intervalopname
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer Y en druk op B. 3 Set the shooting conditions.
Interval Selecteer van 2 seconden tot 24 uur.
Aantal opnamen
Int opname starten
4 Druk op E om de instelling te voltooien.
58
De camera keert terug naar de standbymodus.
Kies 2 tot 2000 opnamen.
Selecteer of nu de eerste opname moet worden gemaakt of op een ingesteld tijdstip. Wanneer [Tijdstip] geselecteerd is, stelt u de tijd in waarop de opname start in [Begintijd].
Intervalopname
Interval Aantal opnamen Int opname starten
Annul.
00:00'02" 0002 Nu
maal
5 Maak de opnamen.
Als [Int opname starten] is ingesteld op [Nu], zal de eerste opname gemaakt worden. Als ingesteld op [Tijdstip], start de opname op de ingestelde tijd. Druk op F om het maken van opnamen te annuleren. Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, wordt de normale opnamestand weer geactiveerd.
t Memo
• Er wordt tijdens intervalopnames een nieuwe map aangemaakt, en de opnames worden daar opgeslagen. Er wordt ook een nieuwe map aangemaakt tijdens het maken van opnamen met intervalopnamen en een andere transportfunctie.
• De kortste intervaltijd die ingesteld kan worden voor [Interval] is 10 seconden voor [Digitaal filter] en 20 seconden voor [HDR-opname].
Intervalcompositie
1 Druk op A in de standbymodus.
OK
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer 3 en druk op B. 3 Set the shooting conditions.
Compositiemodus Proces opslaan Interval Aantal opnamen Int opname starten
Annul.
Compositiemodus
Proces opslaan
Kies uit [Gemiddelde], [Toevoeging] of [Helder]. (Zie “Dubbelopnamen” (p.57).)
Selecteer T voor het opslaan van opnamen tijdens de verwerking.
Intervalcompositie
00:00'02"
maal
0002 Nu
OK
Interval
2s ec
An nul.
OK
In terv al
Re solu tie
In terv alvi deo opn emen
Op name tijd In t op name sta rte n
00 :00 ' 14" Nu
Aantal opnamen Kies 2 tot 2000 opnamen.
Int opname starten
Selecteer van 2 seconden tot 24 uur.
Selecteer of nu de eerste opname moet worden gemaakt of op een ingesteld tijdstip. Wanneer [Tijdstip] geselecteerd is, stelt u de tijd in waarop de opname start in [Begintijd].
4 Druk op E om de instelling te voltooien.
De camera keert terug naar de standbymodus.
5 Maak de opnamen.
Als [Int opname starten] is ingesteld op [Nu], zal de eerste opname gemaakt worden. Als ingesteld op [Tijdstip], start de opname op de ingestelde tijd. Druk op F om het maken van opnamen te annuleren. Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, wordt de normale opnamestand weer geactiveerd.
t Memo
• Wanneer [Proces opslaan] ingesteld op T wordt een nieuwe
map aangemaakt en de samengestelde opname wordt opgeslagen. Bij opnamen met een andere transportfunctie, wordt er een nieuwe map aangemaakt.
• Bevestig de camera tijdens intervalopname op een statief.
Intervalvideo opnemen
In de stand C kunt u [Intervalvideo opnemen] gebruiken om met een ingesteld interval vanaf een ingestelde tijd foto­opnamen te maken en deze opnamen opslaan als één videobestand (Motion JPEG, bestandsextensie: .AVI).
1 Draai de foto-/videoschakelaar naar C en druk
op A.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer Y en druk op B.
3 Set the shooting conditions.
Resolutie Selecteer z, u, of t.
Interval
Opnametijd
Int opname starten
Selecteer 2 sec., 5 sec., 10 sec., 20 sec., 30 sec., 1min., 5 min., 10 min., 30 min., of 1 hour.
Stel de tijd waarop de opname start tot het einde van de opname. Kies uit 14 seconden tot 99 uur. De tijd die ingesteld kan worden is afhankelijk van de instelling bij [Interval].
Selecteer of nu de eerste opname moet worden gemaakt of op een ingesteld tijdstip. Wanneer [Tijdstip] geselecteerd is, stelt u de tijd in waarop de opname start in [Begintijd].
Intervalvideo opnemen
Resolutie Interval Opnametijd Int opname starten
Annul.
2sec 00: 00'14" Nu
OK
4 Druk op E om de instelling te voltooien.
De camera keert terug naar de standbymodus.
5 Druk, om de opname te starten, op de sluiterknop.
Wanneer [Int opname starten] ingesteld is op [Nu], wordt de eerste opname gemaakt. Momentcontrole wordt weergegeven en daarna wordt de monitor uitgeschakeld. Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, keert de camera terug naar de stand-by stand.
t Memo
• De kortste intervaltijd die ingesteld kan worden voor [Interval] is 10 seconden voor [Digitaal filter] en 20 seconden voor [HDR-opname].
3
Opnemen
59
Instelling van de witbalans
Au toma tisc he w itb alan s
An nul.
Voo rbee ld
WB
±
OK
An nul.
±
0
G3G3A2
OK
Voo rbee ld
1 Druk op C in de standbymodus.
Het instelscherm van de witbalans verschijnt.
2 Selecteren van de witbalans.
3
Opnemen
g Automatische witbalans
g
u Meervoud. autom. witbalans
h
Daglicht
i
Schaduw
j
Bewolkt
q Neonlicht - Daglicht kleuren r Neonlicht - Daglicht wit
k
s Neonlicht - Koel wit t Neonlicht - Warm wit
l
Lamplicht
m
Flitser
n
Kleurtemperatuurverbetering
o
Manuele witbalans 1 tot 3
p
Kleurtemperatuur 1 tot 3
Automatische witbalans
Voorbeeld
Annul.
WB
±
Beschikbare handelingen bij het maken van opnamen
Y
OK
met de zoeker
Hoofdschakelaar naar U
H
Ga verder naar stap 5 als u geen parameters wilt wijzigen.
Gebruikt Digitaal voorbeeld om een voorbeeld te tonen van het achtergrondbeeld met het toegepaste witbalanseffect.
Slaat de voorbeeldopname op (alleen als de gegevens beschikbaar zijn).
3 Druk op G.
Het scherm voor fijnafstemming wordt weergegeven.
Beschikbare bewerkingen
AB CD M
Aanpassing: groen-magenta
Aanpassing: blauw-amber
Reset de aanpassingswaarde naar de standaardinstelling.
A2
Voorbeeld
Annul.
OK
±
0
4 Druk op E.
Het scherm van stap 2 verschijnt opnieuw.
5 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
t Memo
• Wanneer u ingesteld is, zal de camera, zelfs als er verschillende lichtbronnen aanwezig zijn, de witbalans automatisch aanpassen volgens de lichtbron van elk gebied.
• De volgende instellingen hebben betrekking op de witbalans die ingesteld kan worden in het E2 menu.
60
10. Instellingsbereik
Ma nuel e wi tbal ans
An nul.
In stel len
WB
±
OK
Voo rbee ld
An nul.
Voo rbee ld
±
0
±
0
±
0
OK
witbalans
11. WB bij flitsen
12. AWB bij lamplicht
13. Kleurtemperatuur­stappen
Vast (standaard instelling), Auto-afsteling
Auto Wit Balans (standaard instelling), Meerdere Auto Wit Balans, Flitser, Ongewijzigd
Subtiele Correctie (standaard instelling), Sterke Correctie
Kelvin (Standaard instelling), Mired
Witbalans handmatig aanpassen
Meet de witbalans van een bepaalde scène.
1 Selecteer o bij stap 2 op p.60 en druk op B. 2 Selecteer o1 tot o3.
Manuele witbalans
Instellen
Voorbeeld
Annul.
WB
±
3 Kies een wit gebied als onderwerp onder het licht
waarvan u de witbalans wilt meten, en druk de ontspanknop volledig in.
De opname wordt getoond. Het bericht [De bewerking is niet op correcte wijze voltooid] verschijnt wanneer de meting is mislukt. Druk op E om de witbalans opnieuw te meten.
5 Druk op E.
Het Witbalans instelscherm verschijnt opnieuw.
t Memo
• U kunt bij [Opslaan als handm WB] van het weergavepalet de witbalansinstellingen van een gemaakte opname kopiëren en deze opslaan als o1 t/m o3. (p.67)
De witbalans aanpassen met de kleurtemperatuur
Specificeer de witbalans met de kleurtemperatuur.
1 Selecteer p in Stap 2 op p.60, en druk op B. 2 Selecteer p1 tot p3. 3 Druk op G. 4 Pas de kleurtemperatuur
aan.
U kunt de kleurtemperatuur­waarde instellen tussen 2500 K tot 10000 K.
OK
Beschikbare bewerkingen
Q R ABCD
100 Kelvin-eenheden
1000 Kelvin-eenheden
Fijnafstelling van de kleurtemperatuur.
±
0
±
Voorbeeld
Annul.
5 Druk op E.
Het Witbalans instelscherm verschijnt opnieuw.
3
Opnemen
0
OK
±
0
4 Gebruik ABCD voor het specificeren van
het meetbereik.
61
t Memo
He lder
An nul.
OK
Aa np. para mete r
Voo rbee ld
Kl eurv erza digi ng
An nul.
OK
Voo rbee ld
• Selecteer [Mired] in [13. Color Temperature Steps] van
het E2 menu voor het instellen van de Kleurtemperatuur in mired-eenheden. De kleurtemperatuur kan gewijzigd worden in 20 mired-eenheden met Q, en 100 mired eenheden met R. Echter, de getallen worden altijd omgezet naar en van Kelvin.
3
Opnemen
Beeldafwerking
Als u opnamen wilt maken met een iets andere stijl, dan kunt u deze stijl voor het maken van de opnamen instellen. Probeer er verschillende uit en ontdek uw beste opnamestijl.
Aangepaste opname
1 Druk op D in de standbymodus.
Het instelscherm voor aangepaste opname verschijnt.
Beschikbare handelingen bij het maken van opnamen met de zoeker
Hoofdschakelaar naar U
H
Ga verder naar stap 6 als u geen parameters wilt wijzigen.
Maakt gebruik van Digitaal voorbeeld om het achtergrondbeeld met de toegepaste instelling vooraf te bekijken.
Slaat de voorbeeldopname op (alleen als de gegevens beschikbaar zijn).
3 Druk op G.
Het scherm voor het instellen van de parameters verschijnt.
Z
4 Instellen van de parameters.
Kleurverzadiging
Voorbeeld
2 Selecteer een afwerking
voor de opname.
Helder (default setting) Natuurlijk Portret Landschap Levendig Schitterende kleur
62
Helder
Aanp. parameter Annul.
Gedempt Bleach Bypass Diapositieffilm Monochroom Cross-processing
Voorbeeld
OK
Beschikbare bewerkingen
AB
CD Q
R
M
Selecteert een parameter.
Past de waarde aan.
Schakelt tussen [Contrast], [Contrast lichte gebieden] en [Contrast schaduwinstelling].
Schakelt tussen [Scherpte], [Fijne scherpte] en [Extra scherpte]. (Niet beschikbaar in C stand).
Reset de aanpassingswaarde naar de standaardinstelling.
5 Druk op E.
Het scherm van stap 2 verschijnt opnieuw.
Annul.
OK
6 Druk op E.
Op slaa n al s Fa vor iet 1
Sl aat de C ross -pr oces sing -
in stel ling en v an deze
op name op
100 -0001
Op slaa n al s Fa vor iet 2 Op slaa n al s Fa vor iet 3
OK
An nul.
Kl eure xtra ctie
An nul.
OK
Aa np. para mete r
Voo rbee ld
De camera keert terug naar de standbymodus.
De Kruisverwerking-instellingen van een gemaakte opname opslaan
Het resultaat van kruisverwerking voor aangepaste opname varieert telkens wanneer een opname is gemaakt. Als u tevreden bent over de kruisverwerkingsinstellingen van een bepaalde opname, kunt u deze instellingen opslaan, zodat u dezelfde instellingen herhaaldelijk kunt gebruiken.
Digitale Filter
A1/v
1 Selecteer [Digitaal filter] in A1 menu en druk op D.
Het scherm voor de instelling van de digitale filter verschijnt.
2 Selecteer een filter.
Selecteer [Geen filter] als u niet met een digitaal filter opnamen wilt maken.
Kleurextractie
Aanp. parameter
Voorbeeld
Annul.
3
Opnemen
OK
1 Druk op (B) in de enkelbeeldweergave
van de weergavestand.
Het weergavepalet verschijnt.
2 Selecteer a en druk op E.
De camera zoekt naar opnamen die met kruisverwerking zijn uitgevoerd, en begint hierbij vanaf de meest recent gemaakte opname. Als er geen opnamen worden gevonden die met kruisverwerking zijn uitgevoerd, verschijnt het bericht [Geen opname met cross processed].
3 Gebruik Q om een
opname met kruisverwerking te selecteren.
Slaat de Cross-processing-
instellingen van deze
Opslaan als Favoriet 1 Opslaan als Favoriet 2 Opslaan als Favoriet 3
Annul.
4 Selecteer een nummer en druk op E.
De instellingen van de geselecteerde opname worden opgeslagen in Favoriet 1 tot 3.
t Memo
• De opgeslagen kruisverwerkingsinstellingen kunnen worden geladen door [Cross-processing] te selecteren in Step 2 of “Aangepaste opname” (p.62), en door [Favoriet 1-3] voor de parameter te selecteren.
opname op
100-0001
OK
3 Druk op G.
Kleurextractie Speels Retro Sterk contrast
Beschikbare handelingen bij het maken van opnamen met de zoeker
Hoofdschakelaar naar U
H
Ga verder naar stap 6 als u geen parameters wilt wijzigen.
Het scherm voor het instellen van de parameters verschijnt.
Schaduw aanbrengen Kleur inverteren Vet één kleur Vet zwart-wit
Gebruikt digitaal voorbeeld om een voorbeeld te tonen van het achtergrondbeeld met de toegepaste filter.
Slaat de voorbeeldopname op (alleen als de gegevens beschikbaar zijn).
63
4 Instellen van de parameters.
On ttro kken kle ur 1
An nul.
OK
Voo rbee ld
An nul.
OK
HD R-op name Waa rde bel icht .bra cke t. Au toma tisc h ui tli jnen
HD R-op name
MENU
Annul.
Onttrokken kleur 1
OK
Voorbeeld
Opnamen corrigeren
Regeling van de helderheid
Beschikbare bewerkingen
3
Opnemen
AB CD
Selecteert een parameter.
Past de waarde aan.
5 Druk op E.
Het scherm van stap 2 verschijnt opnieuw.
6 Druk op E. 7 Druk op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
u Voorzichtig
• Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met sommige andere functies. (p.87)
• Afhankelijk van de toegepaste filter kan het opslaan van opnamen langer duren.
t Memo
• U kunt opnamen ook in de weergavestand verwerken met digitale filters. (p.73)
64
Correctie van de hoge lichten/ Schaduwcorrectie
Vergroot het dynamische bereik, verruimt het scala aan kleurtonen van de CMOS-sensor en zorgt voor minder overbelichte/onderbelichte gebieden. Instellen van de correctiefuncties van [Instellingen D-range] van het A2 menu of het Bedieningspaneel.
A2/v
u Voorzichtig
• Wanneer de gevoeligheid ingesteld is op lager dan ISO 200, kan [Hooglichtcorrectie] niet worden ingesteld op [Aan].
HDR-opname A1/v
Maakt achtereenvolgens drie opnamen met drie verschillende belichtingsniveaus om hiermee één samengestelde opname te maken.
1 Selecteer [HDR-opname] in A1 menu en druk
op D.
Het scherm [HDR-opname] verschijnt.
2 Selecteer [HDR AUTO],
[HDR 1], [HDR 2] of [HDR 3], en druk op E.
HDR-opname HDR-opname Waarde belicht.bracket. Automatisch uitlijnen
Annul.
OK
3 Instellen van het bereik waar in de belichting
gewijzigd wordt in [Waarde belicht.bracket.].
Selecteer ±1, ±2 of ±3.
4 Instellen of Auto Uitlijning gebruikt wordt of niet
T
Gebruikt Auto Uitlijn. (Standaard instelling)
S
Maakt geen gebruik van Auto Uitlijn.
5 Druk tweemaal op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
u Voorzichtig
• HDR-opname is niet beschikbaar in M of N stand.
• Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met sommige andere functies. (p.87)
• Wanneer de transportfunctie ingesteld is op [Intervalopname], [Automatisch uitlijnen] vastzet staat op [Uit].
• In de stand C mode is HDR-opname alleen beschikbaar als de transportfunctie is ingesteld op [Intervalvideo opnemen].
• Tijdens HDR-opname worden meerdere opnamen gecombineerd tot één enkel beeld; het kost dus tijd om de opname op te slaan.
Objectiefcorrectie
De volgende functies kunnen ingesteld worden vanuit [Objectiefcorrectie] van het A1 menu of het bedieningspaneel.
Vervormings­correctie
Aanp. Lat. Chr. Abb.
Perifere verlicht. corr.
t Memo
• Correcties kunnen alleen uitgevoerd worden als een compatibel objectief bevestigd is. (p.88) De functies zijn uitgeschakeld als een accessoires zoals een achterste omvormer tussen de camera en het objectief geplaatst is.
• Wanneer de bestandsindeling ingesteld is op [RAW] of [RAW+], dan wordt de correctie-informatie opgeslagen als een RAW-bestand parater en dan kunt u kiezen uit [AAN] of [UIT] bij het ontwikkelen van de RAW-ontwikkelingsfunctie kan ook [Correctie kleurrand] ingesteld worden. (p.76)
Vermindert vervormingen en chromatische aberraties die optreden als gevolg van objectiefeigen­schappen.
Vermindert laterale chromatische aberraties die optreden als gevolg van objectiefeigenschappen.
Vermindert perifere lichtvermindering die optreedt als gevolg van objectiefeigenschappen.
A1/v
3
Opnemen
Compositie aanpassen
Hiermee kunt u de compositie van uw opname met gebruik van het Shake Reduction-mechanisme aan te passen. Gebruik dit als u de compositie wilt aanpassen, zoals bij het gebruik van een statief bij het maken van opnamen met Live Weergave.
A3
1 Selecteer [Live weergave] in A3 menu en druk
op D.
Het scherm [Live weergave] wordt weergegeven.
2 Select [Compositie aanpassen] en stel in op T.
65
3 Druk tweemaal op F.
De com posi tie van de
op name aan pass en
000
0
An nul.
OK
Li ve w eerg ave El ektr. wat erp as
AA -fil ters imul ato r Sh ake Redu ctio n In v br andp afs tan d
An nul.
Ho rizo ncor rect ie
OK
De camera keert terug naar de standbymodus.
4 Druk op K.
Live View wordt weergegeven en het bericht [De compositie van de opname aanpassen] wordt getoond.
t Memo
• De aangepaste compositie wordt zelfs opgeslagen als Live Weergave is afgesloten of als de camera is uitgeschakeld. Om de opgeslagen aanpassingswaarde te resetten terwijl Live Weergave afgelopen is, stelt u [Compositie aanpassen] in op [Uit] in [Geheugen] van het A4 menu. (p.82)
5 Corrigeer de compositie.
De hoeveelheid correctie
3
Opnemen
(het aantal stappen) wordt weergegeven aan de rechterbovenzijde van het scherm.
Beschikbare bewerkingen
ABCD R
M
Verplaatst de compositie (tot 24 stappen).
Aanpassen van het niveau van de compositie (tot 8 stappen. Niet beschikbaar als de hoeveelheid aanpassingen 17 stappen of meer bedraagt).
Reset de aanpassingswaarde naar de standaardinstelling.
6 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus in Live Weergave.
u Voorzichtig
• Deze functie kunt u niet gebruiken voor de volgende opnamen.
• Wanneer de transportfunctie ingesteld is op
[Intervalopname], [Intervalcompositie] of [Intervalvideo opnemen]
• Het maken van opnamen met STERRENVOLGER
66
De compositie van de
opname aanpassen
Annul.
0
Anti-aliasing-filtersimulator
0
Bij het schudden van de Shake Reduction-eenheid, moiré simuleert het verminderseffect een lage-pas filter.
OK
1 Selecteer [AA-filtersimulator] in A3 menu
en druk op D.
2 Selecteer [TYPE 1]
of [TYPE 2] en druk op E.
123 4
Live weergave Elektr. waterpas Horizoncorrectie AA-filtersimulator Shake Reduction
Inv brandp afstand
Annul.
u Voorzichtig
• Deze functie kunt u niet gebruiken voor de volgende opnamen.
• Wanneer [HDR-opname] is ingesteld
•In C stand
• Wanneer de sluitersnelheid sneller is dan 1/1000 seconden, dan kan het volledige effect van deze functie niet bereikt worden.
A3/v
OK
Weergeven
Be eldr otat ie
Ro tati e va n op nam en. Ha ndig bij wee rga ve o p tv en and ere appa rat uur
Ei nde
OK
Palet van de weergavestand items
Weergavefuncties kunnen worden opgegeven in het weergavepalet en het menu B1 (p.24). Druk op B in de enkelbeeldweergave van de weergavestand om het weergavepalet weer te geven.
Onderdeel Functie Pagina
Wijzigt de rotatie-informatie
*1 *2
*1
van opnamen.
Verwerkt opnamen
*1
met digitale filters.
Vermindert kleurmoiré
*1 *2
in opnamen.
Wijzigt de opnameresolutie of grootte van de opname.
Snijdt alleen het gewenste
*1
gebied van een opname uit.
S
T
h
V
W
Beeldrotatie
Digitaal filter
Correctie kleurmoiré
Formaat wijzigen
Bijsnijden
Voegt een aantal opnamen
X
Index
samen en maakt hiermee een indexopname.
Beveiligen
Y
Diavoorstelling
Z
Beveiligt opnamen tegen abusievelijk wissen.
Geeft opnamen doorlopend weer.
Slaat de witbalans-
o
Opslaan als handm WB
instellingen van een
*1
gemaakte opname op als handmatige witbalans.
Rotatie van opnamen. Handig bij weergave op tv en andere apparatuur
Einde
Beeldrotatie
p.70
p.73
p.73
p.72
p.73
p.75
p.82
p.70
p.61
Onderdeel Functie Pagina
Slaat de instellingen
Kruisverwerking
a
opslaan
voor een opname in de Kruisverwerkingsstand in Aangepaste Opname op als uw “Favoriete” instelling.
OK
b
RAW­ontwikkeling
U kunt RAW-opnamen omzetten naar JPEG-
*3
opnamen, en deze als nieuw bestand opslaan.
Video
c
bewerken
Opnamen
i
kopiëren
Verzending Eye-
e
Fi-opnamen
*1 Niet beschikbaar wanneer een film wordt getoond. *2 Niet beschikbaar wanneer een RAW-opname wordt getoond. *3 Alleen beschikbaar wanneer een RAW-opname is opgeslagen. *4 Alleen beschikbaar wanneer een film wordt getoond. *5 Alleen beschikbaar als een Eye-Fi kaart geplaatst is in de SD2-gleuf.
Splitst een film of wist
*4
ongewenste segmenten.
Kopieert opnamen tussen kaarten in SD1- en SD2­sleuf.
Verzendt geselecteerde opnamen draadloos vanaf
*1 *5
een optionele Eye-Fi-kaart.
t Memo
• De functies van het B1 menu en het weergavepalet kunnen alleen gebruikt worden voor de opnamen die op de geheugenkaart die momenteel afgespeeld wordt, zijn opgeslagen. Om gebruik te maken van de functies voor de opnamen die op de andere geheugenkaart zijn opgeslagen, schakelt u naar de andere geheugenkaartgleuf via d tijdens de weergave van de enkele opname, en toont u het menu B1 of het weergavepalet.
p.63
p.76
p.75
p.72
p.85
4
Weergeven
67
De weergavemethode wijzigen
100_050 5
100_050 5
12 Min iatu urwe erg ave
100_050 5
001 /500
Weergave van meerdere opnamen
U kunt tegelijkertijd 6, 12, 20, 35 of 80 miniatuuropnamen weergeven. (Standaardinstelling: weergave van 12 miniaturen)
Geselecteerde opnamen wissen
1 Druk op L bij stap 1 van “Weergave van meerdere
opnamen”.
2 Selecteer de te wissen
opnamen.
001/500
100_0505
1 Draai R naar links
in de weergavestand.
4
Weergeven
Het scherm voor weergave van meerdere opnamen wordt weergegeven.
Beschikbare bewerkingen
ABCD Q d G
L
2 Druk op E.
De geselecteerde opname verschijnt in de enkelbeeld­weergave.
68
Verplaatst het selectiekader.
Tonen van de volgende/vorige pagina.
Wisselt tussen de SD1- en SD2-kaart.
Toont het scherm voor de keuze van de weergavestijl.
Wist de geselecteerde beelden.
12 Miniatuurweergave
100_0505
100_0505
Beschikbare bewerkingen
ABCD E
J
R
Het aantal geselecteerde opnamen wordt in de linkerbovenhoek van de monitor weergegeven.
Verplaatst het selectiekader. Bevestigt/annuleert de selectie van
de te wissen opname. Selecteert het bereik voor de te verwijderen opnamen. Toont de geselecteerde opname in de enkelbeeldweergave. Gebruik Q om een andere opname te selecteren.
3 Druk op L.
Het scherm voor bevestiging van het wissen verschijnt.
4 Selecteer [Selecteren & Verwijderen] en druk op E.
t Memo
• U kunt maximaal 500 opnamen tegelijkertijd selecteren.
• Beveiligde opnamen kunnen niet worden geselecteerd.
• U kunt één opname of een aantal opnamen tegelijk selecteren.
• Gebruik dezelfde stappen voor het selecteren van meerdere opnamen voor de volgende functies.
• Opnamen kopiëren (p.72)
• Index (p.75)
• RAW-ontwikkeling (p.76)
• Beveiligen (p.82)
• Verzending Eye-Fi-opnamen (p.85)
Opnamen weergeven op basis van map
123
100
101
102
100P ENTX
103
104
105
106
107
5
201 3.9
201 3.10
THU
14
SAT
23
MON
27
FRI
6
SUN
17
THU
29
TUE
2/5
100–050 5
1 Draai R naar links bij stap
1 van “Weergave van meerdere opnamen”.
Het scherm Mapweergave wordt weergegeven.
Beschikbare bewerkingen
ABCD L
Verplaatst het selectiekader.
Wist de geselecteerde map.
100
104
102
101
105
106
2 Druk op E.
De opnamen in de geselecteerde map worden weergegeven.
Een map wissen
1 Selecteer een map die u wilt wissen bij stap 1
van “Opnamen weergeven op basis van map”, en druk op L.
Het scherm voor bevestiging van het wissen verschijnt.
2 Selecteer [Wissen] en druk op E.
De geselecteerde map en alle opnamen in de map worden gewist. Wanneer er beveiligde opnamen in de map aanwezig zijn, selecteer dan [All wissen] of [Alles handhaven].
100PENTX
103
107
123
Opnamen weergeven op basis van opnamedatum
Beelden worden gegroepeerd en weergegeven per datum van opname.
1 Selecteer G bij stap 1 van “Weergave
van meerdere opnamen”.
Het scherm voor de keuze van de weergavestijl verschijnt.
2 Selecteer
[Kalenderfilmstrip­weergave].
2013.9
THU
5
SAT
14
MON
23
FRI
27
2013.10
SUN
6
THU
17
TUE
29
Opnamedatum Miniatuur
Beschikbare bewerkingen
AB CD
Selecteert een opnamedatum.
Selecteert een opname die op de geselecteerde opnamedatum is gemaakt.
R naar rechts Toont de geselecteerde opname in
de enkelbeeldweergave.
L
Wist de geselecteerde opname.
100–0505
3 Druk op E.
De geselecteerde opname verschijnt in de enkelbeeld­weergave.
2/5
4
Weergeven
69
Opnamen continu weergeven (Diavoorstelling)
An nul.
OK
1 Selecteer Z in het weergavepalet.
Diavoorstelling start.
Beschikbare bewerkingen
E C D
4
Weergeven
B R
De camera keert terug naar de enkelbeeldweergave nadat alle opnamen zijn weergegeven.
t Memo
• U kunt bij [Diavoorstelling] in het menu B1 de instellingen
van [Weergaveduur], [Schermeffect], [Weergeven herhalen] en [Autom. video afspelen] voor de diavoorstelling wijzigen. De diavoorstelling kan worden gestart in het scherm voor instelling van de diavoorstelling.
Weergave van geroteerde opnamen
Wanneer u opnamen maakt met de camera in een verticale stand, dan wordt de rotatie-informatie van de opname tijdens het maken opgeslagen. Wanneer [Auto opnamerotatie] in het B1 menu is ingesteld op [Aan] dan wordt de opname tijdens de weergave automatisch geroteerd op basis van de rotatie­inforrmatie (standaard instelling). De rotatie-informatie van een opname kunt u wijzigen met behulp van onderstaande procedure.
Last een pauze in of hervat de weergave.
Weergeven van de vorige opname.
Weergeven van de volgende opname.
Hiermee stopt u het afspelen.
Aanpassen van het volume van de video.
2 Selecteer S in het weergavepalet.
De geselecteerde opname wordt geroteerd in stappen van 90° en de vier miniaturen worden weergegeven.
3 Gebruik ABCD om de
gewenste rotatierichting te selecteren en druk op E.
De rotatie-informatie van de opname wordt opgeslagen.
MENU
Annul.
OK
u Voorzichtig
• Wanneer [23. Rotatie-info opslaan] is ingesteld op [Uit] in het E4 menu wordt de rotatie-informatie van de opname niet tijdens het maken van de opnamen opgeslagen.
• U kunt de rotatie-informatie van de opnamen in de volgend gevallen niet wijzigen.
• Beveiligde opnamen
• Opnamen zonder rotatie-informatietag
• Wanneer [Auto opnamerotatie] is ingesteld op [Uit]
in het B1 menu
• Videobestanden kunnen niet geroteerd worden.
De camera aansluiten op een audiovisueel toestel
Sluit een audiovisueel apparaat, zoals een TV met een HDMI­aansluiting, aan voor het weergeven van Live Weergave­opnamen tijdens het maken van opnamen of het in de weergavestand weergeven van opnamen. Zorg dat u een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel gebruikt bij een HDMI-aansluiting (type D).
1 Zet het audiovisuele apparaat en de camera uit.
OK
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
70
2 Open op de camera het klepje van de aansluitingen
en sluit de kabel aan op de HDMI-aansluiting.
De camera aansluiten op een computer
Sluit de camera aan op de computer met de bijgeleverde USB-kabel. Zorg dat u een in de handel verkrijgebare USB-kabel met een micro B-aansluiting gebruikt.
1 Zet de computer aan.
3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op
de inputterminal van het AV toestel.
4 Zet het audiovisuele apparaat en de camera aan.
De camera wordt ingeschakeld in HDMI-modus en de cameragegevens worden weergegeven op het scherm van het aangesloten AV-apparaat.
u Voorzichtig
• Er wordt niets op de cameramonitor getoond als de camera aangesloten is op een audiovisueel apparaat. U kunt ook het volume van de camera niet aanpassen. Pas het volume van het audiovisuele apparaat aan.
t Memo
• Raadpleeg de handleiding van het AV-apparaat en selecteer een geschikte video-ingang waarop de camera wordt aangesloten.
• Het verdient aanbeveling om de optionele netvoedingsadapterset te gebruiken als u van plan bent de camera langere tijd te gebruiken.
• Standaard wordt de maximumresolutie automatisch geselecteerd in overeenstemming met het AV-apparaat en de camera. Als de opnamen niet juist worden weergegeven, wijzig dan de instelling bij [HDMI uit] in het menu D2.
2 Zet de camera uit. 3 Open op de camera het klepje van de aansluitingen
en sluit de USB-kabel aan op de USB-aansluiting.
USB 3.0 USB 2.0
4 Sluit de USB-kabel aan op de USB-poort
van de computer.
5 Zet de camera aan.
De camera wordt herkend als een verwisselbare schijf. Als het “K-3” dialoogvenster wordt getoond, selecteert u [Open map voor het weergeven van bestanden met behulp van Windows Explorer] en klikt u op de knop OK.
6 De opnamen opslaan op de computer. 7 De camera loskoppelen van de computer.
4
Weergeven
71
u Voorzichtig
• De camera kan niet worden gebruikt als deze aangesloten is op de computer. Als u de camera wilt gebruiken, beëindig dan de USB-verbinding op de computer, schakel de camera uit en verwijder de USB-kabel.
t Memo
• Raadpleeg “Systeemvoorwaarden voor USB-aansluiting en bijgeleverde software” (p.102) voor de systeemeisen die gelden voor de aansluiting van de camera op de computer of voor het gebruik van de software.
• De USB-aansluitingsstand bij het aansluiten van de camera op een computer kan ingesteld worden in [USB-aansluiting]
4
Weergeven
van het D1 menu. Normaliter hoeft u de standaard instelling niet te wijzigen ([MSC]).
3 Selecteer [Selec. opname(n)] of [Een map select.]
en druk op E.
4 Selecteer de te kopiëren opname(n) of map.
Kijk bij Stap 2 van “Geselecteerde opnamen wissen” (p.68) voor informatie over het selecteren van opname(n) of een map.
5 Druk op G.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
6 Selecteer de locatie waar de opname(n) of map
moeten worden opgeslagen en druk op E.
USB-aansluiting
De micro B-aansluiting ondersteunt zowel USB 3.0 kabels en USB 2.0 kabels. Beide types kunnen met deze camera gebruikt worden. Als de host controller van het apparaat dat op de camera is aangesloten USB 3.0 ondersteunt, dan is de gegevensoverdracht sneller als er gebruik wordt gemaakt van een USB 3.0 kabel.
Opnamen bewerken en verwerken
Een beeld maken
Kopieert opnamen tussen kaarten in SD1- en SD2-gleuf.
1 Selecteer een opname die op de geheugenkaart
is opgeslagen uit de opnamen die gekopieerd moeten worden, en toont dit in een enkele weergave.
2 Selecteer i in het weergavepalet.
72
De grootte van de opname wijzigen
u Voorzichtig
• U kunt het formaat van opnamen alleen wijzigen of opnamen alleen uitsnijden als de opnamen met deze camera zijn gemaakt.
• Opnamen waarvan het formaat is gewijzigd of opnamen die al tot de minimale bestandsgrootte zijn uitgesneden, kunnen niet verwerkt worden.
Wijzigen van de resolutie (Formaat wijzigen)
Resolutie van een opname wijzigen en het resultaat opslaan als een nieuw bestand.
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer V in het weergavepalet.
Het scherm verschijnt waarin de opnameresolutie kan worden geselecteerd.
3 Gebruik CD om de
An nul.
OK
An nul.
OK
opnameresolutie te selecteren en druk op E.
U kunt een van de opnamegroottes kiezen, die kleiner is dan de originele opname. Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
Annul.
4 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
Uitsnijden van deel van de opname (Uitsnijden)
Snijdt alleen het gewenste gebied van een geselecteerde opname uit en bewaart deze als een nieuwe opname.
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer W in het weergavepalet.
Het uitsnijkader waarmee u bepaalt welk deel u wilt uitsnijden en welke afmetingen dat deel krijgt, wordt weergegeven.
3 Bepaal de grootte en de
positie van het gebied dat u wilt uitsnijden met behulp van het kader.
Beschikbare bewerkingen
R ABCD G
M
Wijzigt de grootte van het uitsnijkader.
Verplaatst het uitsnijkader.
Wijzigt de verhoudingen of de opname rotatie-instelling.
Roteert het uitsnijkader (alleen wanneer mogelijk).
4 Druk op E.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
5 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
OK
en druk op E.
Corrigeren van kleurmoiré
Vermindert kleurmoiré in opnamen.
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer h in het weergavepalet.
[Deze opname kan niet worden verwerkt] wordt getoond als de opname niet bewerkt kan worden.
3 Selecteer het niveau
met CD en druk op E.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
Annul.
4 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
u Voorzichtig
• De functie voor corrigeren van kleurmoiré kan alleen worden gebruikt voor JPEG-opnamen die met deze camera zijn gemaakt.
Opnamen verwerken met digitale filters
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer T in het weergavepalet.
Het scherm voor selectie van een filter verschijnt.
OK
4
Weergeven
73
3 Selecteer een filter.
Aa npas s. b asis par am.
St oppe n
OK
Aa np. para mete r
100 -0001
He lder heid
An nul.
OK
OK
Fi lter effe cten op nieu w ma ken
Oo rspr. opn ame zoe ken
Di gita al f ilte r t oepa ssen
On ders t di g fi lte rs v orig e
op name opn ieuw to epas sen
OK
De tail s
100 -0001
20.
19.
18.
17.
16.
--
--
--
--
--
--
15.
14.
13.
12.
11.
10.
9.
8.
7.
6.
5.
4.
3.
2.
1.
Gebruik Q om een andere opname te selecteren.
Aanpass. basisparam. Kleurextractie Speels Retro
4
Weergeven
Sterk contrast Schaduw aanbrengen Kleur inverteren Vet één kleur Vet zwart-wit Tintuitbreiding
Ga verder naar stap 6 als u geen parameters wilt wijzigen.
4 Druk op G.
Het scherm voor het instellen van de parameters verschijnt.
5 Instellen van de parameters.
Beschikbare bewerkingen
AB
CD
Selecteert een parameter.
Past de waarde aan.
6 Druk op E.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
74
Aanpass. basisparam.
Aanp. parameter Stoppen
Schetsfilter Aquarel Pastel Posterisatie Miniatuur Soft Sterren Fisheye Vlak
Annul.
100-0001
OK
Helderheid
OK
7 Selecteer [Extra filter(s) toepassen], [Opslaan op
SD1] of [Opslaan op SD2], en druk op E.
Selecteer [Extra filter(s) toepassen] als u nog meer filters wilt toepassen op dezelfde opname. Het scherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
u Voorzichtig
• Alleen JPEG- en RAW-opnamen die zijn gemaakt met deze camera, kunnen worden bewerkt met de digitale filters.
t Memo
• U kan tot 20 filters toepassen op hetzelfde beeld, inclusief een digitale filter, gebruikt tijdens het maken van de opname (p.63).
Filtereffecten kopiëren
Past de filtereffecten van een geselecteerde opname toe op andere opnamen.
1 Geef een met een filter bewerkte opname weer
in de enkelbeeldweergave.
2 Selecteer T in het weergavepalet. 3 Selecteer [Filtereffecten
opnieuw maken] en druk op E.
De filtereffecten die voor de geselecteerde opname gebruikt zijn, verschijnen.
4 Druk op G om de details
van de parameters weer te controleren.
Druk nogmaals op G om terug te gaan naar het vorige scherm.
Digitaal filter toepassen
Filtereffecten opnieuw maken
Oorspr. opname zoeken
MENU
9.
10.
11.
12. Details
100-0001
13.
14.
--
15.
--
16.----
17.
18.
19.
20.
Onderst dig filters vorige
opname opnieuw toepassen
5.
1.
6.
2.
7.
3.
8.
4.
--
--
--
--
5 Druk op E.
Het scherm voor selectie van opnamen verschijnt.
OK
OK
6 Selecteer een opname met
Op name bew erke n m et
di gita al f ilte r
OK
100 -0001 La y-ou t Op name n Ac htrg rd. Se lect ie
Ee n in dexb eeld ma ken
An nul.
OK
Q voor het toepassen
Opname bewerken met
van dezelfde filtereffecten en druk op E.
U kunt alleen opnamen die in dezelfde geheugenkaart staan en die nog niet met een filter zijn bewerkt, selecteren. Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
7 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
t Memo
• Indien [Oorspr. opname zoeken] geselecteerd is in Stap 3, dan kan de oorspronkelijke opname voordat de digitale filter werd toegepast, opgehaald worden.
Een samengestelde opname maken (Index)
Voegt een aantal opnamen samen tot een nieuwe opname.
1 Selecteer X in het weergavepalet.
Het scherm voor instelling van de index verschijnt.
2 Selecteer [Lay-out].
Selecteer l (Miniatuurweergave), k (Vierkant), m (Willekeurig1),
n (Willekeurig2), o
(Willekeurig3) of p (Bubbel).
Een indexbeeld maken
MENU
Annul.
3 Selecteer het aantal opnamen. Kies tussen 12,
24 en 36 bij [Opnamen].
Wanneer het aantal opgeslagen opnamen kleiner is dan het aantal geselecteerde opnamen, zullen lege ruimten verschijnen wanneer [Lay-out] is ingesteld op I en kunnen opnamen worden verdubbeld voor andere lay-outs.
4 Selecteer de achtergrondkleur, wit of zwart,
in [Achtrgrd.].
digitaal filter
Lay-out Opnamen Achtrgrd. Selectie
100-0001
OK
OK
OK
5 Selecteer een beeldselectietype bij [Selectie].
q
Autoselect Uit alle opgeslagen opnamen worden
r
Selec. opname(n)
s
Een map select.
automatisch opnamen gekozen.
Stelt u in staat om opnamen te selecteren die in de indexopname wilt opnemen. Indien r geselecteerd is, wordt [Selec. opname(n)] getoond, en daarna kunt u naar het selectiescherm voor opnamen gaan.
Selecteert opnamen automatisch in de geselecteerde map. Indien s wordt geselecteerd, verschijnt [Een map select.] en wordt u naar het mapselectiescherm geleid.
6 Selecteer [Een indexbeeld maken] en druk op E.
De indexopname verschijnt.
7 Selecteer [Opslaan op SD1], [Opslaan op SD2]
of [Opnieuw sorteren], en druk op E.
Als [Opnieuw sorteren] wordt geselecteerd, kunt u opnieuw selecteren welke opnamen u wilt opnemen in de index en een nieuwe indexopname weergeven.
t Memo
• De bestandsnaamindeling voor de indexopname is “INDXxxxx.JPG”.
Video bewerken
1 Geef in de enkelbeeldweergave de video weer die
u wilt bewerken.
2 Selecteer c in het weergavepalet.
Het videobewerkingsscherm verschijnt.
4
Weergeven
75
3 Selecteer het punt waar
St oppe n
OK
00 '00 " 10 '00 "
00 '05 " 10 '00 "
Se lect eer te v erw ijde ren seg m.
u de video wilt splitsen.
Het beeld bij het splitspunt wordt boven in het scherm getoond. U kunt tot vier punten selecteren om de oorspronkelijke video­opname te splitsen in vijf segmenten.
Beschikbare bewerkingen
A
4
Weergeven
D
Druk op de knop D en houd deze ingedrukt
C
Druk op de knop C en houd deze ingedrukt
R G
Ga verder naar stap 7 als u geen enkel segment wilt wissen.
4 Druk op L.
Het scherm verschijnt waarin de segmenten kunnen worden geselecteerd die u wilt verwijderen.
5 Gebruik CD om het
selectiekader te verplaatsen en druk op E.
De segmenten die u wilt verwijderen zijn gespecificeerd. (Tegelijkertijd kunnen meerdere segmenten worden verwijderd.)
76
Druk nogmaals op de knop E om de selectie te annuleren.
00' 00" 10' 00"
Stoppen
Geeft de video-opname weer of last een pauze in.
Springt een beeldje vooruit (tijdens pauze).
Snel vooruit spoelen.
Springt een beeldje achteruit (tijdens pauze).
Snel achteruit spoelen.
Wijzigt het volume.
Bevestigt/annuleert een splitspunt.
00' 05" 10' 00"
Selecteer te verwijderen segm.
MENU
6 Druk op F.
Het scherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
7 Druk op E.
OK
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
8 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
t Memo
• Geef de splitspunten op in chronologische volgorde vanaf het begin van de video-opname. Als u de geselecteerde splitspunten annuleert, annuleer ze dan elk in omgekeerde volgorde (vanaf het einde van de video tot het begin). U kunt beeldjes niet als splitspunten selecteren en de selectie van splitspunten niet annuleren in een andere volgorde dan de gespecificeerde volgorde.
RAW-ontwikkeling
U kunt RAW-opnamen omzetten naar JPEG-opnamen, en deze als nieuw bestand opslaan.
1 Selecteer b in het weergavepalet.
Het scherm voor selectie van een verwerkingsoptie voor een RAW-opname verschijnt.
2 Selecteer de gewenste optie en druk op E.
Eén opname selecteren
Meerdere opnamen selecteren
Een map select. Ontwikkelt maximaal 500 opnamen in
OK
Wanneer [Eén opname selecteren] geselecteerd is, gaat u verder naar Stap 6. Het scherm voor selectie van de opname/map verschijnt.
Ontwikkelt een opname.
Ontwikkelt maximaal 500 opnamen met dezelfde instellingen.
de geselecteerde map met dezelfde instellingen.
3 Selecteer de opname(n) of een map.
100_050 5
001 /500
Op name n on twik kel en
zo als gema akt Op name n on twik kel en me t aa ngep aste in stel l.
OK
100 -0001
Op name -ins tell . f oto' s
Kijk bij Stap 2 van “Geselecteerde opnamen wissen” (p.68) voor het selecteren van de opname(n) of een map.
4 Druk op G.
Het scherm voor selectie van de methode voor de parameterinstelling verschijnt.
5 Selecteer de methode voor
de parameterinstelling en druk op E.
Opnamen ontwikkelen zoals gemaakt
Opnamen ontwikkelen met aangepaste instell.
Stelt u in staat om opname-instellingen (Bestandsindeling, JPEG-resolutie, en JPEG kwaliteitsniveau) van opnamen te wijzigen.
Stelt u in staat om alleen opname­instellingen (Bestandsindeling, Verhoudingen, JPEG-resolutie, JPEG kwaliteitsniveau, Kleurruimte), Objectiefcorrectie (Vervormingscorrectie, Aanp. Lat. Chr. Abb., Perifere verlicht. corr., Correctie kleurrand), Witbalans, Aangepaste opname, Digitaal filter, HDR, Gevoeligheid, Ruisond. hoge ISO-wrd, en Schaduwcorrectie te wijzigen.
001/500
Opnamen ontwikkelen
zoals gemaakt
Opnamen ontwikkelen
met aangepaste instell.
100_0505
Beschikbare bewerkingen
AB CD Q
Voor opname instellingen en objectiefcorrectie, drukt u op D en selecteert u een onderdeel met behulp van AB. Voor witbalans, aangepaste opname en digitaal filter drukt u op D om het instelscherm op te roepen.
Selecteert een parameter.
Wijzigt de waarde.
Selecteert een andere opname (indien in weergave van een enkele opname).
7 Druk op E.
OK
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
8 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
Wanneer [Eén opname selecteren] geselecteerd is, selecteert u [Doorgaan] or [Einde], en drukt u op E.
u Voorzichtig
• U kunt alleen RAW-opnamen ontwikkelen die met deze camera werden gemaakt.
t Memo
• Wanneer [Meerdere opnamen selecteren] of [Een map select.] geselecteerd is in Stap 2, wordt er een map met een nieuw nummer aangemaakt, en worden de JPEG-opnamen in een nieuwe map opgeslagen.
• Met de bijgeleverde software “Digital Camera Utility 5” kunt u RAW-bestanden ontwikkelen op een computer.
4
Weergeven
6 Stel de paramters in.
Opname-instell. foto's
100-0001
77
Instellingen
Be lich ting sfun cti e
An nul.
OK
Kn oppe n aa npas sen RAW /Fx- knop
AF -kno p Voo rbee ld-w iel
Camera-instellingen
De knop aanpassen/functies van de e-knop
Instellen van de Q/R/M werking
U kunt voor elke belichtingsstand parameters selecteren als Q en R ingeschakeld zijn en er gedrukt is op M.
1 Selecteer [Instelling e-knoppen] in het A4 menu
5
Instellingen
en druk op D.
Het scherm [Instelling e-knoppen] wordt getoond.
2 Selecteer een belichtingsstand en druk op D.
Het scherm voor de geselecteerde belichtingsfunctie verschijnt.
3 Selecteer de gewenste
instelling voor elke belichtingsstand en druk op E.
I
J
ISO
e
XG Terug naar G stand.
GSHIFT Progr. instellen
GLINE Programmalijn
-- Niet beschikbaar
78
Sluitertijd wijzigen
Wijzigen diafragmawaarde
Gevoeligheid wijzigen
Belichtingscorrectie
Belichtingsfunctie
Annul.
A4
4 Druk op F.
Het scherm [Instelling e-knoppen] verschijnt opnieuw. Herhaal stappen 2 tot 4.
5 Druk tweemaal op F.
t Memo
• Als u [Rotatierichting] in Stap 2 selecteert, kunt u het verkregen effect verwijderen door te draaien aan Q of R.
Instellen van de werking van de knop
U kunt de functies instellen als P of I ingedrukt is, of als de hoofdschakelaar naar U gedraaid is.
1 Selecteer [Knoppen aanpassen] in het A4 menu
en druk op D.
Het scherm [Knoppen aanpassen] verschijnt.
2 Selecteer [RAW/Fx-knop],
[AF-knop] of [Voorbeeld­wiel] en druk op D.
Het scherm verschijnt waarin de functie aan het geselecteerde item kan worden toegewezen.
OK
Knoppen aanpassen RAW/Fx-knop
AF-knop Voorbeeld-wiel
3 Selecteer een functie en druk op E.
De volgende functies kunnen worden toegewezen aan elke knop.
RAW/ Fx-knop
AF-knop
Instelling Functie Pagina
Wijzigt tijdelijk de 1x voor bestandsform.
Belichtings­bracketing
Optisch voorbeeld
Digitaal voorbeeld
Shake Reduction
LCD-display­verlichting
AF1 inschakelen
AF2 inschakelen
AF uitschakelen
bestandsindeling.
(Standaard
instelling)
Stelt Belichtings-
bracketing in.
Activeert het
optische voorbeeld.
Activeert het
digitale voorbeeld.
De functie Shake
Reduction in- of
uitschakelen.
De LCD-paneel
verlichtings in- of
uitschakelen.
Autofocus wordt
uitgevoerd als er
gedrukt wordt op
I.
Er wordt alleen
automatisch scherp
gesteld wanneer u
op de knop I drukt,
en niet wanneer u
de ontspanknop tot
halverwege indrukt.
Als I is ingedrukt,
wordt het
automatisch
scherp stellen niet
uitgevoerd, zelfs al
wordt de sluiterknop
half ingedrukt.
p.79
p.56
p.53
p.16
p.49
Instelling Functie Pagina
Voorbeeld­wiel
Optisch voorbeeld
Digitaal voorbeeld
Activeert het optische voorbeeld.
Activeert het digitale voorbeeld.
4 Druk op F.
Het scherm [Knoppen aanpassen] verschijnt opnieuw. Herhaal stappen 2 tot 4.
5 Druk tweemaal op F.
u Voorzichtig
• [LCD-displayverlichting] in [RAW/Fx-knop] kan niet geselecteerd worden als [22. LCD-displayverlichting] is ingesteld op [Uit] in het menu E4.
Instelling van 1x voor bestandsformaat
1 Instellen van [RAW/Fx-knop] op [1x voor
bestandsform.] in stap 3 van “Instellen van de werking van de knop” (p.78).
2 Selecteer T of S bij [Stop na 1 opname].
De opname-indeling keert terug naar [Bestandsindeling]
T
instelling van [Opname-instell. foto's] in het A1 menu nadat een opname gemaakte is. (Standaard instelling)
De instelling blijft behouden totdat een van de volgende bedieningshandelingen wordt uitgevoerd:
• Wanneer u opnieuw drukt op P
S
• Wanneer u drukt op B, F of G, of als er
gedraaid wordt aan de functiekiezer of de hoofdschakelaar
p.53
79
5
Instellingen
3 Selecteer de
1x voo r be stan dsf orm.
RAW /Fx- knop
An nul.
OK
St op n a 1 opna me
US ER-s tand ops laa n In stel ling en o psl aan US ER-s t. h erno eme n Op gesl . in stel lin gen cont rol eren US ER-s tand res ett en
bestandsindeling als er gedrukt wordt op P.
Links staat de [Bestandsindeling] instelling; rechts staat het bestandsformaat wanneer de
P toets wordt ingedrukt.
RAW/Fx-knop
1x voor bestandsform.
Stop na 1 opname
Annul.
u Voorzichtig
• De functie 1x voor bestandsformaat kan niet gebruikt worden als [Geheugenkaartopties] ingesteld is op [RAW/JPEG afzonderlijk] in het A1 menu. (p.41)
Veelgebruikte instellingen opslaan
5
Instellingen
De camera-instellingen kunnen opgeslagen worden op O, P, en Q van de functiekiezer en kunnen herhaaldelijk gebruikt worden. De volgende instellingen kunnen opgeslagen worden.
Belichtingsfunctie (behalve voor T / C) Gevoeligheid Belichtingscorrectie AE-meting AF-punt Flitsinstelling
Transportstand Witbalans Aangepaste opname A1-4 menu-instellingen (met uitzonderingen)
E1-4 menu-instellingen
A4
3 Selecteer [Instellingen
opslaan] en druk op D.
Het scherm [Instellingen opslaan] verschijnt.
OK
USER-stand opslaan Instellingen opslaan USER-st. hernoemen Opgesl. instellingen controleren USER-stand resetten
4 Selecteer [USER1], [USER2] of [USER3],
en druk op D.
5 Selecteer [Opslaan] en druk op E.
Het scherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
u Voorzichtig
• [USER-stand opslaan] kan niet geselecteerd worden
als de functiekiezer is ingesteld op T.
t Memo
• De als GEBRUIKER-stand opgeslagen instellingen kunnen op het scherm getoond worden als u in Stap 3 [Opgesl. instellingen controleren] selecteert.
• Om de instellingen terug te zetten naar de standaard waarden, selecteert u in Stap 3 [USER-stand resetten].
Een instelnaam wijzigen
U kunt de naam van de GEBRUIKER-stand waarin u de instellingen opslaat, wijzigen.
De instellingen opslaan
1 Instellen dat alle instelling op de camera worden
opgeslagen.
2 Selecteer [USER-stand opslaan] in het A4 menu
80
en druk op D.
Het scherm [USER-stand opslaan] verschijnt.
1 Selecteer [USER-st. hernoemen] in stap 3
van “Instellingen Opslaan” en druk op D.
Het scherm [USER-st. hernoemen] verschijnt.
2 Selecteer [USER1], [USER2] of [USER3],
en druk op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt weergegeven.
3 Wijzig de tekst.
An nul.
1 teke n wi ssen
En ter
Vol t.
US ER-s t. h erno eme n
ABCDEFGHIJKLMNOPQR
Ge heug enka arto pti es Op name -ins tell . f oto' s
Di gita al f ilte r HD R-op name Ob ject iefc orre cti e
An nul.
AF -hul plic ht
Be lich ting sfun cti e
OK
Wer eld tijd
Be stem ming stij d
Lo nden
Th uist ijd
Am ster dam
10: 00
10: 00
Tij din stel ling
Er kunnen maximaal
Cursor voor tekstselectie
18 alfanumerieke single-byte tekens en symbolen worden ingevoerd.
1 teken wissen
Cursor voor tekstinvoer
Beschikbare bewerkingen
ABCD R J
De cursor voor tekstselectie verplaatsen.
De cursor voor tekstinvoer verplaatsen.
Schakelen tussen hoofdletters en kleine letters.
E
Een met de cursor voor tekstselectie geselecteerd teken invoegen op de positie van de cursor voor tekstinvoer.
L
Een teken op de positie van de cursor voor tekstinvoer wissen.
4 Na het invoeren van de tekst, verplaatst u de tekst
selectiecursor naar [Volt.], en drukt u op E.
Het scherm [USER-st. hernoemen] verschijnt weer.
Gebruik van de Opgeslagen GEBRUIKER-stand
1 Stel de functiekiezer in op O, P, of Q.
De GEBRUIKER-stand richtlijn wordt gedurende 30 seconden weergegeven. Gebruik AB voor het controleren van de opgeslagen instellingen.
USER-st. hernoemen
Vol t.
Annul.
ABCDEFGHIJKLMNOPQR
Enter
2 Wijzig de instellingen waar nodig.
De belichtingsstand kan gewijzigd worden in [Belichtingsfunctie] van het A1 menu.
t Memo
• De instellingen die zijn gewijzigd in stap 2 worden niet opgeslagen als GEBRUIKER-stand instellingen. De camera keert na uitschakeling terug naar de instellingen die oorspronkelijk waren opgeslagen. Om de oorspronkelijke instellingen te wijzigen, slaat u de GEBRUIKER-stand instellingen opnieuw op.
De lokale datum en tijd van de opgegeven stad weergeven
De datum en tijd die zijn ingesteld bij de basisinstellingen (p.35) dienen als datum en tijd voor uw huidige locatie, en vormen de opnamedatum/tijd van uw opnamen. Als u de bestemmingstijd instelt op een locatie die verschilt van uw huidige locatie, dan kunt u de lokale datum en tijd op de monitor weergeven als u in het buitenland bent en ook opnamen opslaan met het tijdstempel van de lokale datum en tijd.
1 234
Belichtingsfunctie Geheugenkaartopties Opname-instell. foto's AF-hulplicht Digitaal filter HDR-opname Objectiefcorrectie
Annul.
OK
D1
1 Selecteer [Wereldtijd] in het D1 menu. 2 Selecteer de tijd die u wilt
weergeven in [Tijdinstelling].
Selecteer F (Thuistijd) of G (Bestemmingstijd).
Wereldtijd Tijdinstelling
Bestemmingstijd
Londen
Thuistijd
Amsterdam
10:00
10:00
3 Selecteer [G Bestemmingstijd] en druk op D.
Het scherm [G Bestemmingstijd] wordt weergegeven.
81
5
Instellingen
4 Gebruik CD om een stad
Be stem ming stij d
0:0 0
10: 00
Zo mert ijd
Lo nden
An nul.
OK
Ee n ma p se lect .
Se lec. opn ame( n)
OK
Bestemmingstijd
te selecteren.
Gebruik R voor het wijzigen van de region.
Londen Zomertijd
5 Selecteer [Zomertijd] (daylight saving time), en
gebruik CD voor het selecteren van S of T.
6 Druk op E.
Het scherm [Wereldtijd] verschijnt opnieuw.
t Memo
• Zie “Lijst met steden voor Wereldtijd” (p.102) voor steden die
5
als thuistijd of bestemmingstijd kunnen worden geselecteerd.
Instellingen
• Selecteer [F Thuistijd] bij stap 3 om instelling van de stad
en zomertijd voor de thuistijd te wijzigen.
G verschijnt in het Bedieningspaneel als [Tijdinstelling] is ingesteld op G.
Instellingen selecteren om op te slaan in de camera
De meeste functies die op deze camera worden ingesteld, worden opgeslagen als de camera wordt uitgezet. Voor de volgende functie-instellingen kunt u selecteren of de instellingen moeten worden opgeslagen (T) of dat deze moeten worden teruggezet naar de standaardwaarde (S) wanneer de camera wordt uitgezet. De standaard instellingen zijn S voor Digitale Filter en HDR­opname, en T voor andere functies. Stel dit in bij [Geheugen] in het menu A4.
82
Flitsinstelling Transportstand Witbalans Aangepaste opname Gevoeligheid Belichtingscorrectie
Belichtingscompensatie Digitaal filter HDR-opname Compositie aanpassen Display weergave-info
Annul.
10:00
0:00
A4
t Memo
• Wanneer u [Reset] van het menu D3 uitvoert, worden alle
geheugeninstellingen teruggezet naar de standaardwaarde.
OK
Instellingen voor bestandsbeheer
Beveiliging van opnamen tegen wissen (Beveiligen)
U kunt opnamen beveiligen zodat deze niet per ongeluk kunnen worden gewist.
u Voorzichtig
• Zelfs beveiligde opnamen worden gewist wanneer de geplaatste geheugenkaart wordt geformatteerd.
1 Selecteer Y in het weergavepalet.
Het scherm verschijnt waarin de eenheid voor verwerking kan worden geselecteerd.
2 Selecteer [Selec. opname(n)]
of [Een map select.] en druk op E.
3 Selecteer de opname(n) of map die u wilt
beveiligen.
Kijk bij Stap 2 van “Geselecteerde opnamen wissen” (p.68) voor het selecteren van de opname(n) of een map. Ga verder naar Stap 5 als [Een map select.] geselecteerd is.
4 Druk op G.
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Selec. opname(n)
Een map select.
OK
5 Selecteer [Beveiligen] en druk op E.
An nul.
OK
Ma pnaa m
Da t, PE NTX
_
M MD D
Ma pnaa m
t Memo
• Om alle in de geheugenkaart opgeslagen opnamen te beveiligen, selecteert u [Alle beelden beveiligen] van het B1 menu.
Instellingen voor het map/bestand selecteren
Mapnaam
Wanneer er opnamen worden gemaakt met deze camera wordt er automatisch een map gemaakt en worden de opnamen opgeslagen in de nieuwe map. Elke mapnaam bestaat uit een doorlopend nummer van 100 tot 999 en een serie van5karakters. U kunt de mapnaam ook wijzigen in [Mapnaam] van het D2 menu.
1 Selecteer [Mapnaam] in D2 menu en druk op D.
Het scherm [Mapnaam] verschijnt.
2 Selecteer een mapnaam
en druk op E.
Mapnaam Mapnaam
Annul.
_
MMDD
D2
Dat, PENTX
De twee cijfers van de maand en dag waarop de opname werd gemaakt, worden toegewezen na het mapnummer. (Standaardinstelling)
Dat,
[MMDD] (maand en dag) verschijnt op basis van het datumformaat dat is ingesteld bij [Datum instellen]. Voorbeeld: 101_0125: voor opnamen die zijn gemaakt op 25 januari
PENTX
De karakterstring “PENTX” wordt toegewezen na het mapnummer. Voorbeeld: 101PENTX
Ga verder naar stap 5 als u de mapnaam niet wilt wijzigen.
3 Druk op B, en druk vervolgens op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt weergegeven.
4 Wijzig de tekst.
Voer 5 alfanumerieke tekens van een enkele byte in. Kijk bij Stappen 3 en 4 van “Een instelnaam wijzigen” (p.80) voor informatie over het invoeren van tekst.
5 Druk tweemaal op F.
t Memo
• Er wordt een map met een nieuw nummer aangemaakt wanneer de mapnaam wordt gewijzigd.
Er kunnen maximaal 500 opnamen (100 opnamen voor een Eye-Fi-kaart) worden opgeslagen in één enkele map. Wanneer
OK
het aantal gemaakte opnamen hoger wordt dan 500, wordt een nieuwe map aangemaakt met een nummer dat volgt op het nummer van de map die momenteel wordt gebruikt. Bij opnamen met belichtingsbracketing worden opnamen opgeslagen in dezelfde map totdat het maken van opnamen is voltooid.
• Wanneer [Nieuwe map maken] geselecteerd is in het D2 menu, dan wordt een map met een nieuw nummer aangemaakt als de volgende opname opgeslagen wordt. Er wordt een nieuwe map aangemaakt op beide geheugenkaarten als een geheugenkaart geplaatst is in zowel SD1 als SD2.
83
5
Instellingen
• Wanneer [Meerdere opnamen selecteren] of [Een map
Be stan dsna am
IIMMGGP
IIMMGGP
_
IIMMG
He rste l be stan dsn r.
Be stan dsnu mmer
Ge brui kt o peen vol g. b esta nds nr. in nie uwe map op basi s va n la atst e nu mmer in vor ige map
Op eenv olg. num mer ing
select.] van [RAW-ontwikkeling] uitgevoerd wordt, dan wordt een map met een nieuw nummer aangemaakt en worden de JPEG-opnamen in de nieuwe map opgeslagen. (p.76)
u Voorzichtig
• Het maximale mapnummer is 999. Nadat u dit aantal van 999 bereikt heeft, kunt u geen nieuwe opnamen opslaan als u probeert om de mapnaam te wijzigen of een nieuwe map wilt aanmaken, of als het mapnaam nummer 9999 bereikt heeft.
Bestandsnaam
Een van de volgende karakterstrings wordt gebruikt als het voorvoegsel van de bestandsnaam, afhankelijk van de instelling
5
bij [21. Kleurruimte] in het menu E3.
Instellingen
Kleurruimte Bestandsnaam
sRGB IMGPxxxx.JPG
AdobeRGB _IMGxxxx.JPG
De eerste vier tekens kunnen gewijzigd worden naar een karakterreeks van uw keuze.
1 Selecteer [Bestandsnaam] in het D2 menu
en druk op D.
Het scherm [Bestandsnaam] wordt weergegeven.
2 Selecteer A of C en
druk op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt weergegeven.
84
Bestandsnaam
_
xxxx.JPG
P
xxxx.JPG
G
xxxx.MOV
P
3 Wijzig de tekst.
Er kunnen maximaal 4 alfanumerieke single-byte tekens worden ingevoerd. Kijk bij Stappen 3 en 4 van “Een instelnaam wijzigen” (p.80) voor informatie over het invoeren van tekst.
4 Druk tweemaal op F.
t Memo
• Wanneer [Kleurruimte] [AdobeRGB] is, dan is het voorvoegsel voor de bestandsnaam “_” en vormen de eerste drie tekens van de opgegeven karakterreeks de bestandsnaam.
• Voor video’s is de bestandsnaam, ongeacht de instelling voor [Kleurruimte], “IMGPxxxx.MOV” of een bestandsnaam met de gespecificeerde tekenreeks.
Bestandsnummer
Elke bestandsnaam bestaat uit een string van 4 karakters en een volgnummer van 0001 t/m 9999. Zelfs als een nieuwe map wordt aangemaakt bij [Opeenvolg. nummering] van [Bestandsnummer] in het menu D2, kunt u instellen of u voor de bestandsnaam door wilt gaan met de volgnummering.
Ook als een nieuwe map wordt aangemaakt,
T
wordt doorgegaan met de volgnummering. (Standaardinstelling)
De eerste opname die in een nieuwe map wordt
S
opgeslagen, krijgt steeds het nummer 0001.
Selecteer [Herstel bestandsnr.] om het bestandsnummer terug te zetten naar de standaardwaarde.
Bestandsnummer Opeenvolg. nummering
Herstel bestandsnr.
Gebruikt opeenvolg. bestandsnr. in nieuwe map op basis van laatste nummer in vorige map
t Memo
Co pyri ghti nfor mat ie Co pyri ghtg eg. ins luit en
Fo togr aaf
Co pyri ghth oude r
An nul.
OK
Ac tiem odus Au to g root te a anp ass. Co mmun icat ie-i nfo In fo/o ptie s fi rmw are
Dr aadl oze geh. kaa rt
Ver zend t au tom . ni et-v erz . op name n va naf geh .krt
• Wanneer het bestandsnummer het nummer 9999 bereikt, wordt een nieuwe map aangemaakt en wordt het bestandsnummer teruggezet.
De Copyright-informatie instellen
Sluit informatie over de fotograaf en copyright in Exif-gegevens in.
D2
1 Selecteer [Copyrightinformatie] in het D2 menu
en druk op D.
Het scherm [Copyrightinformatie] wordt weergegeven.
2 Gebruik CD voor het
instellen van [Copyrightgeg. insluiten].
Copyrightgegevens worden niet ingesloten in de Exif.
S
(standaardinstelling)
Copyrightgegevens worden ingesloten in de Exif.
T
Copyrightinformatie Copyrightgeg. insluiten
Fotograaf
Copyrighthouder
3 Selecteer [Fotograaf] of [Copyrighthouder],
en druk op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt weergegeven.
4 Wijzig de tekst.
Er kunnen maximaal 32 alfanumerieke single-byte tekens en symbolen worden ingevoerd. Kijk bij Stappen 3 en 4 van “Een instelnaam wijzigen” (p.80) voor informatie over het invoeren van tekst.
t Memo
• De Exif-informatie kan gecontroleerd worden met behulp van de geleverde software “Digital Camera Utility 5”.
Gebruik van een draadloze geheugenkaart
Een geheugenkaart met een ingebouwde draadloze LAN “Eye-Fi card” (Wi-Fi overdracht) of een “Flucard” die compatibel is met deze camera, kan gebruikt worden. Via deze kaarten kunnen opnamen via een draadloze LAN overgezet worden van de camera naar een computer of een ander apparaat. Selecteer de camerahandeling bij het gebruik van een Eye-Fi kaart of een Flucard bij [Draadloze geh.kaart] van het D3 menu.
D3
1 Selecteer [Draadloze geh.kaart] in D3 menu
en druk op D.
Het scherm [Draadloze geh.kaart] verschijnt.
2 Selecteer [Actiemodus].
Weergave van onderdelen die ingesteld kunnen worden afhankelijk van het geplaatste kaarttype.
Draadloze geh.kaart Actiemodus Auto grootte aanpass. Communicatie-info Info/opties firmware
Verzendt autom. niet-verz. opnamen vanaf geh.krt
Annul.
OK
5
Instellingen
5 Druk tweemaal op F.
85
Eye-Fi-kaart
Opnamen worden automatisch verzonden wanneer opnamen worden gemaakt,
AUTO
SELECT
5
OFF Stopt de communicatiefunctie.
Instellingen
Flucard
ON
OFF
nieuwe opnamen worden opgeslagen, of opnamen worden overschreven. (Standaard instelling) Voor films geldt, dat alleen films die kleiner zijn dan 2 GB verzonden kunnen worden.
Overdracht van opnamen of mappen die geselecteerd zijn in [Eye-Fi Image Transfer] van de weergavestand. Alleen JPEG- en RAW-opnamen kunnen worden verzonden.
Draadloze gegevensoverdracht met Flucard inschakelen.
Draadloze gegevensoverdracht met Flucard uitschakelen.
3 Specificeer [Auto grootte aanpass.].
Wanneer ingesteld op T, worden JPEG-opnamen opgeslagen op de Eye-Fi-kaart of Flucard met een grootte van r.
4 Druk tweemaal op F.
u Voorzichtig
• Zorg dat u een Eye-Fi-kaart of een Flucard in de SD2-gleuf plaatst. Als deze geplaatst is in de SD1-gleuf, dan kan de draadloze LAN-functie niet gebruikt worden. Als een Eye-Fi kaart of een Flucard niet in de SD2-gleuf geplaatst is dan, kunnen de [Draadloze geh.kaart] instellingen van het menu D3 niet ingesteld worden.
• Zorg ervoor dat u een draadloos LAN-toegangspunt instelt op een computer.
86
• Voor RAW-opnamen en filmbestanden hangt het succes van de verzending af van de specificaties en instellingen van de Eye-Fi-kaart die wordt gebruikt.
• Opnamen worden mogelijk niet verzonden als het batterijniveau laag is.
• Het kan enige tijd duren als veel opnamen worden verzonden. De camera schakelt zichzelf mogelijk uit als de interne temperatuur van de camera te hoog wordt.
• Raadpleeg “Over Eye-Fi-kaarten” (p.111) betreffende voorzorgsmaatregelen ten aanzien van Eye-Fi-kaarten.
t Memo
• Er kan gebruik gemaakte worden van een smartphone met deze camera als er een Flucard gebruikt wordt die compatibel is met deze camera. Kijk voor meer informatie over het gebruik van de kaart in de handleiding van de Flucard.
• Wanneer een Eye-Fi-kaart wordt gebruikt, kunnen in één enkele map 100 opnamen worden opgeslagen. Voor RAW+­opnamen worden twee bestanden geteld als één opname.
• In Stap 2, selecteert u [Communicatie-info] voor het controleren van de Draadloze LAN-informatie, en [Info/opties firmware] voor het controleren van de firmware-versie van de kaarten.
• Wanneer [Reset verzendinstell.] geselecteerd is in Stap 2, wordt de [Actiemodus] instelling terug gezet naar de standaard waarden.
Bijlage
Beperkingen voor de combinaties van speciale functies
Flitser
Continuopname
Belichtingsbracketing
Opname
spiegelomhoog-verg.
Dubbelopnamen
Intervalopname
Transportstand
Intervalcompositie
Intervalvideo opnemen
HDR-opname
AA-filtersimulator
Compositie
aanpassen
HDR-opname
×
××
×
×
×××
×
×× ××
××
×
RAW-data
opslaan
Vervormings-
correctie
: Niet beschikbaar
×
Digitaal filter
×
6
Bijlage
87
Functies beschikbaar met diverse objectieven
Alle belichtingsstanden zijn beschikbaar bij het gebruik van een DA, DA L of FA J objectief, of bij een objectief met een 9 stand wordt gebruikt met de diafragmaring in de stand 9. Wanneer deze in een andere stand dan 9 worden gebruikt of wanneer andere objectieven worden gebruikt, gelden de volgende beperkingen.
Functie
6
Autofocus
Bijlage
(Alleen objectief) (Met AF-adapter 1,7x)
Manuele scherpstelling (Met scherpstelindicator) (Met mat veld)
Quick-Shift focus #
Scherpstelpunt selectiestand [Auto]
Automatische Lichtmeting [Meerdere segmenten]
Stand G/H/I/J/K
Stand L
Automatisch P-DDL-flitsen
Power zoom
Automatisch informatie over de brandpuntafstand van het objectief verkrijgen
Objectiefcorrectie x
88
x: Beschikbaar #: Beperkt ×: Niet beschikbaar
DA
FA J
Objectief
[Bevestigingstype]
*1
*2
*3
DA L D FA
[KAF] [KAF2] [KAF3]
x–x–x
xxxxx
*4
xxx
xxxx
xxxx
xxxx
xxxx
F *6A M
*6
FA
[KAF]
[KAF] [KA] [K]
[KAF2]
××××
×
xxx
*5×*7
––#
–––
×××
P
– #
*8
#
×
×
*9
#
#
×
××
*1 Objectieven met een maximaal diafragma van F2,8 of sneller.
Alleen beschikbaar bij de stand 9.
*2 Objectieven met een maximaal diafragma van F5,6 of sneller. *3 Alleen beschikbaar bij gebruik van de ingebouwde flitser, AF540FGZ,
AF540FGZ II, AF360FGZ, AF360FGZ II, AF200FG of AF160FC. *4 Alleen beschikbaar bij compatibele objectieven. *5 De functie voor vervormingscorrectie wordt uitgeschakeld bij gebruik
van een DA visoog van 10-17 mm objectief. *6 Als u een FA SOFT 28 mm F2,8 objectief, FA SOFT 85 mm F2,8
objectief, of F SOFT 85 mm F2,8 objectief gebruikt, stel
[27. Diafragmaring gebruiken] dan in op [Activeren] in het menu E4.
Er kunnen opnamen worden gemaakt met de ingestelde
diafragmawaarde, maar alleen binnen het bereik voor handm atige
instelling van het diafragma. *7 Alleen beschikbaar met de volgende objectieven: FA 31 mm F1,8
Limited, FA 43 mm F1,9 Limited of FA 77 mm F1,8 Limited. *8 Vast ingesteld op [Spot]. *9 J met open diafragma. (De diafragmaring heeft geen effect
op de eigenlijke diafragmawaarde.)
u Voorzichtig
• Wanneer de diafragmaring in een andere stand staat dan 9 of
wanneer een objectief zonder een stand 9 of accessoires zoals een auto-tussenringenset of autobalg worden gebruikt, dan werkt de camera niet, behalve wanneer [27. Diafragmaring gebruiken] is ingesteld op [Activeren] in het menu E4. Raadpleeg “De diafragmaring gebruiken” (p.90) voor meer informatie.
Objectieven en vattingen
DA-objectieven met een motor en FA- zoomobjectieven met powerzoom maken gebruik van de K Bij DA-objectieven met een motor, maar zonder AF-koppeling wordt de K
AF3-vatting gebruikt.
FA-objectieven met één enkele brandpuntsafstand (objectieven zonder zoom), DA- of DA L-objectieven zonder motor en D FA-, FA J- en F-objectieven zijn uitgerust met de K
AF-vatting.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van de betreffende objectieven voor bijzonderheden.
AF2-vatting.
Compatibiliteit met de ingebouwde flitser
Afhankelijk van het gebruikte objectief kan het gebruik van de ingebouwde flitser aan beperkingen onderhevig zijn.
Beperkingen wanneer
Lens
DA FISH-EYE 10-17 mm F3,5-4,5 ED (IF)/ DA 12-24 mm F4 ED AL DA 14 mm F2,8 ED (IF)/
k
FA
300 mm F2,8 ED (IF)/
k
DA
560 mm F5,6 ED AW/
k
FA
600 mm F4 ED (IF)/
k
FA
250-600 mm F5,6
ED (IF)
F FISH-EYE 17-28 mm F3.5-4.5
DA 16-45 mm F4 ED AL
k
DA
16-50 mm
F2,8 ED AL (IF) SDM
de ingebouwde flitser
wordt gebruikt
De ingebouwde flitser is niet beschikbaar vanwege vignettering.
Als de brandpuntsafstand minder is dan 20 mm, kan vignettering optreden.
Als de brandpuntsafstand minder is dan 28 mm of als de brandpuntsafstand 28 mm is en de opnameafstand kleiner dan 1 m, kan vignettering optreden.
Als de brandpuntsafstand minder is dan 20 mm of als de brandpuntsafstand 35 mm is en de opnameafstand kleiner dan 1,5 m, kan vignettering optreden.
Lens
DA 17-70 mm F4 AL (IF) SDM
DA 18-250 mm F3,5-6,3 ED AL (IF)
DA 18-270 mm F3,5-6,3 ED SDM
k
FA
28-70 mm F2,8 AL
FA SOFT 28 mm F2,8/ FA SOFT 85 mm F2,8
Beperkingen wanneer
de ingebouwde flitser
wordt gebruikt
Als de brandpuntsafstand minder is dan 24 mm of als de brandpuntsafstand 35 mm is en de opnameafstand kleiner dan 1 m, kan vignettering optreden.
Als de brandpuntsafstand minder is dan 35 mm, kan vignettering optreden.
Er kan vignettering optreden als de brandpuntsafstand minder is dan 24 mm.
Als de brandpuntsafstand 28 mm en de opnameafstand kleiner dan 1 meter is, kan vignettering optreden.
De ingebouwde flitser ontlaadt altijd volledig.
6
Bijlage
89
De brandpuntafstand instellen
In v br andp afs tan d
OK
35
mm
An nul.
OK
Op name mak en m oge lijk bi j an dere sta nd dan "A" vo or d iafr agma rin g
Di afra gmar ing geb ruik en
27 .
De acti vere n
1
Ac tive ren
2
26 .
A3
De diafragmaring gebruiken
E4
De functie Shake Reduction treedt in werking via de verkregen informatie over het objectief zoals de brandpuntafstand. Stel de brandpuntafstand in bij gebruik van een objectief waarvoor informatie over de brandpuntafstand niet automatisch kan worden verkregen.
1 Zet de camera uit. 2 Bevestig een objectief aan de camera en zet
de camera aan.
Het scherm [Inv brandp afstand] verschijnt.
3 Gebruik AB voor
het instellen van de
6
Bijlage
brandpuntafstand.
Druk op C voor het in de lijst selecteren van een waarde. Als u een zoomobjectief gebruikt, selecteer dan de feitelijke brandpuntsafstand met de zoominstelling die wordt gebruikt.
4 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
t Memo
• De instelling van de brandpuntsafstand kan worden gewijzigd
bij [Inv brandp afstand] in het menu A3.
• Als u een objectief gebruikt zonder een positie 9 of een objectief met een positie 9 terwijl de diafragmaring op een andere positie is ingesteld dan 9, stel [27. Diafragmaring gebruiken] dan in op [Activeren] in het menu E4. (p.90)
Inv brandp afstand
35
mm
OK
De sluiter kan ontspannen worden, zelfs wanneer de diafragmaring van het D FA-, FA-, F- of A-objectief niet op de positie 9 staat of wanneer er een objectief zonder positie 9 aangesloten is. Selecteer [Activeren] in
[27. Diafragmaring gebruiken]
van het menu E4 menu.
Diafragmaring gebruiken
27. Deactiveren
1
Activeren
2
Opname maken mogelijk bij andere stand dan "A" voor diafragmaring
Annul.
26.1.1.
De volgende beperkingen zijn afhankelijk van het gebruikte objectief van toepassing.
Gebruikt objectief
D FA, FA, F, A, M (alleen objectief of met accessoires met automatisch diafragma zoals tussenringenset K)
Belichtings-
functie
J
Beperking
Het diafragma blijft open. De sluitersnelheid wijzigt in relatie met het open diafragma maar een afwijking van de belichting is mogelijk.
D FA, FA, F, A, M, S (met accessoires met automatisch diafragma zoals tussenringenset K)
Handmatig diafragmaobjectief zoals een
J
Er kunnen opnamen worden gemaakt met een ingestelde diafragmawaarde maar een afwijking in de belichting is mogelijk.
J
reflexobjectief (alleen objectieven)
OK
90
Gebruikt objectief
Belichtings-
functie
Beperking
In het handmatige diafragmabereik kunnen
FA SOFT 28 mm/ FA SOFT 85 mm/ F SOFT 85 mm (alleen objectief)
J
opnamen worden gemaakt met een ingestelde diafragmawaarde. De belichting kan met optisch voorbeeld gecontroleerd worden.
Er kunnen opnamen worden gemaakt met een ingestelde diafragmawaarde
Alle objectieven
L
en sluitertijd. De belichting kan met optisch voorbeeld gecontroleerd worden.
t Memo
• Als de diafragmaring op een andere positie dan 9 wordt
ingesteld, wordt de stand J geactiveerd, ongeacht de instelling van de functiekiezer, behalve wanneer de stand L, M of N geselecteerd is.
• [F--] wordt voor de diafragma-indicator in het statusscherm, Live Weergave-scherm en zoeker en op het LCD-paneel getoond.perture indicator in the status screen, Live View screen and viewfinder and on the LCD panel.
Functies bij gebruik van een externe flitser
De optionele externe flitsers AF540FGZ, AF540FGZ II, AF360FGZ, AF360FGZ II, AF200FG of AF160FC ondersteunen diverse flitsinstellingen, zoals automatisch P-DDL-flitsen.
Camerafunctie
Flitsen met Anti rode ogen
Auto ontladen flitser
Automatisch overgaan op de flitssynchronisatie­snelheid
De diafragmawaarde wordt automatisch ingesteld in de stand G en I.
Automatisch P-DDL­flitsen
Lange-sluitertijdsync
Flitsbelichtingscorrectie
AF-hulplicht van de externe flitser
2e sluitergordijnsync
Flitsen met contrastregelings­synchronisatie
Slave-flitser
Korte-sluitertijdsynchronisatie
Draadloos flitsen #
x: Beschikbaar #: Beperkt ×: Niet beschikbaar
Flitser
*2
Ingebouwd
Flitser
x
#
AF540FGZ
AF540FGZ II
AF360FGZ
AF360FGZ II
xxx
xxx
xxx
xxx
*1
x
xxx
xxx
×
xx
*3
×
×
*4
x
AF200FG
AF160FC
*1
x
x
x
x
x
*5
#
6
Bijlage
*1
×
×
*4
×
×
×
91
*1 Alleen beschikbaar bij gebruik van een DA-, DA L-, D FA-, FA J-, FA-,
N 36° 45.410 ' W14 0°02.0 00' 89m
09/ 09/201 3 10: 00:00
F- of A-objectief. *2 Sluitertijd van 1/90 seconden of langer. *3 Bij combinatie met de AF540FGZ, AF540FGZ II, AF360FGZ,
of AF360FGZ II kan 1/3 van het flitslicht worden geproduceerd
door de ingebouwde flitser en 2/3 door de externe flitser. *4 Alleen beschikbaar in combinatie met de flitsers AF540FGZ,
AF540FGZ II, AF360FGZ, of AF360FGZ II. *5 Meerdere AF540FGZ, AF540FGZ II, AF360FGZ, of AF360FGZ II
flitsers, of een combinatie van de AF540FGZ, AF540FGZ II,
AF360FGZ, of AF360FGZ II en de ingebouwde flitser is vereist.
u Voorzichtig
• Druk nooit op de knop 1 wanneer er een externe flitser
is bevestigd op de camera. De ingebouwde flitser botst dan tegen de externe flitser. Als u beide flitsers tegelijk wilt gebruiken, schakel dan de functie voor draadloos flitsen in of sluit beide flitsers op elkaar aan met de verlengkabel.
• U kunt geen flitsers gebruiken met een omgekeerde polariteit
(het middelste contact van de flitsschoen is de minpool) omdat de camera en/of flitser anders beschadigd kunnen raken.
6
Bijlage
• Combineer de flitsers niet met accessoires die een afwijkend
aantal contacten hebben, zoals een flitshandgreep, omdat hierdoor storingen kunnen optreden.
• Combinaties met flitsers van andere fabrikanten kan tot
fouten in de apparatuur leiden.
t Memo
• Met de AF540FGZ, AF540FGZ II, AF360FGZ, of AF360FGZ
II kunt u de hoge snelheid sync flitser gebruiken voor het ontladen van de flitser en het maken van een opname met een snellere sluitersnelheid dan 1/180 seconden. Selecteer een belichtingsstand (zoals I) waarmee u de sluitersnelheid kunt instellen.
• Bij het gebruik van twee externe flitsers (AF540FGZ,
AF540FGZ II, AF360FGZ, of AF360FGZ II) of bij het gebruik van de ingebouwde flitser met een of meerdere externe flitsers kunt u opnamen maken in de draadloze stand met de P-TTL flitsinstelling zonder dat u de flitsers met een kabel aansluit. In dit geval stelt u het camerakanaal in op de externe flitsers. Het ingestelde kanaal kunt u op het statusscherm, Live Weergave-scherm, LCD-paneel en in de zoeker controleren.
92
• U kunt een externe flitser met een sync. Kabel aansluiten op de camera met behulp van een X-sync ingang. Verwijder de Sync. Ingang 2P kap voor het aansluiten van een sync. Kabel op de X-sync ingang.
Het GPS-toestel gebruiken
De volgende functies zijn beschikbaar als het optionele GPS-toestel O-GPS1 aan de camera bevestigd is.
Elektronisch kompas
Sterren­volger
GPS­tijdsync.
De huidige geografische breedte, lengte, hoogte, richting van de bestemming, de afstand tot de bestemming, en UTC (Gecoördineerde Universele Tijd) worden weergegeven.
Traceert en maakt opnamen van hemellichamen. Hemellichten kunnen vastgelegd worden als afzonderlijke punten, zelfs bij het maken van opnamen met een lange belichtingsinstelling, door de beweging van het in de camera ingebouwde Shake Reduction toestel te vergelijken met de beweging van de hemellichamen. (p.93)
Past de camera-instellingen voor de datum en tijd automatisch aan de hand van de verkregen informatie van GPS-satellieten.
N 36°45.410' W140°02.000' 89m
09/09/2013 10:00:00
t Memo
Ac tie in B -mod us
St erre nvol ger
Pr ecie ze k alib rat ie Ge time de b elic hti ng Be lich ting stij d LE D-in dica tors GP S
• Bekijk de handleiding van de GPS voor meer informatie over hoe de GPS te bevestigen en informatie over de functies.
• Kijk, voor het weergeven van [Elektronisch kompas], in “Display opname-info” (p.12).
u Voorzichtig
• "Eenvoudige Navigatie" kan niet met deze camera gebruikt worden.
Opnamen maken van hemellichamen (STERRENVOLGER)
A2
1 Zet de functiekiezer op M. 2 Selecteer [GPS] in A2 menu en druk op D.
Het scherm [GPS] verschijnt.
3 Selecteer [Sterrenvolger] en druk op D.
Het [Sterrenvolger] scherm wordt weergegeven.
4 Instellen van
[Actie in B-modus] op a en druk op E.
Sterrenvolger
Actie in B-modus
Precieze kalibratie Getimede belichting
Belichtingstijd
LED-indicators GPS
5 Voor het instellen van de gewenste belichtingstijd,
stelt u eerst [Getimede belichting] in op [AAN].
U kunt de belichtingstijd instellen tussen 0'10" en 5'00" bij [Belichtingstijd].
8 Druk de ontspanknop opnieuw helemaal in.
Het maken van opnamen stopt. Als [Getimede belichting] geactiveerd is, stopt het maken van opnamen automatisch nadat de ingestelde tijd verstreken is.
u Voorzichtig
• Als STERRENVOLGER geactiveerd is, dan kan de transportfunctie niet ingesteld worden op [Opname spiegel­omhoog-verg.] en [Dubbelopnamen].
Problemen oplossen
t Memo
• De camera kan, in zeldzame gevallen, niet werken vanwege statische elektriciteit. Dit kunt u oplossen door de batterij te verwijderen en opnieuw te plaatsen. Er is geen reparatie nodig als na deze handelingen de camera weer correct werkt.
Probleem Oorzaak Oplossing
De camera kan niet worden ingeschakeld.
De batterij is niet op de juiste wijze geplaatst.
De batterij is bijna leeg.
Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst.
Laad de batterij op.
6
Bijlage
6 Druk drie keer op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
7 Druk de ontspanknop helemaal in.
Er wordt gestart met de opname.
93
6
Bijlage
94
Probleem Oorzaak Oplossing
De sluiter kan niet worden ontspannen.
De autofocus werkt niet.
De scherpstelling kan niet worden vergrendeld.
De ingebouwde flitser wordt opgeladen.
Er is geen vrije ruimte op de geheugenkaart.
Gegevens worden verwerkt.
De diafragmaring van het objectief is op een andere positie ingesteld dan 9.
Er kan moeilijk worden scherpgesteld op het onderwerp.
Het onderwerp is te dichtbij.
AF-stand van Live Weergave is ingesteld op f.
Wacht tot het opladen gereed is.
Plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte of verwijder overbodige opnamen.
Wacht totdat de verwerking is voltooid.
Zet de diafragmaring van het objectief in de stand 9 of selecteer [Activeren] bij [27. Diafragmaring gebruiken]] in het menu E4. (p.90)
v werkt niet goed bij
objecten met een laag contrast (de hemel, witte muren, etc.), donkere kleuren, ingewikkelde patronen, snel bewegende objecten of landschaps­opnamen via een venster of een netachtig patroon. Vergrendel de scherpstelling op een ander object dat zich op dezelfde afstand als uw onderwerp bevindt, richt dan op het doel en maak een opname. Als alternatief kan gebruik worden gemaakt van w.
Neem meer afstand tot het onderwerp en maak een opname.
Instellen van [Contrast-AF] op
e, g, h of i. (p.52)
Probleem Oorzaak Oplossing
Wanneer de flitser is ingesteld op A of B, gaat de flitser niet af als het onderwerp helder is. Wijzig de flitsinstelling. (p.47)
Instellen van [USB-aansluiting] op [MSC] in het D2 menu.
Activeer [Sensor stofvrij maken] in het menu D4. De stofverwijderingsfunctie kan worden geactiveerd telkens wanneer de camera wordt aangezet en uitgezet. Kijk bij “Sensor reinigen” (p.94) als het probleem aanhoudt.
Activeer [Pixeluitlijning] in het D4 menu. Het duurt circa 30 seconden om de defecte pixels te corrigeren. Zorg er daarom voor d at u een batte rij geb ruikt die volledig opgeladen is.
De ingebouwde flitser gaat niet af.
De camera wordt niet herkend als deze aangesloten is op een computer.
Op opnamen verschijnen stof­of vuildeeltjes.
Op de monitor zijn er pixels of opnamen die niet branden of blijven branden.
De flitsinstelling is ingesteld op A of B.
De stand voor de USB-verbinding is ingesteld op [PTP].
De CMOS-sensor is vuil of stoffig.
In de CMOS­sensor zijn er defecte pixels.
Sensor reinigen
Stof detecteren op de CMOS-sensor (stofalarm)
Stofalarm is een functie voor het detecteren van stof dat zich heeft verzameld op de CMOS-sensor en het weergeven van de locatie waar het stof zich heeft vastgezet. Controleer of de camera in de volgende status staat.
• Bevestig een DA-, DA L-, FA J-objectief of een D FA-, FA­of F-objectief met een stand 9 en stel de diafragmaring in op de 9 stand.
• Draai de schakelaar voor Foto’s/Video naar A.
• Stel de scherpstelfunctieknop in op v.
1 Selecteer [Stofalarm] in het D4 menu en druk op D.
Ei nde
Het scherm [Stofalarm] verschijnt.
2 Richt de zoeker beeldvullend op een witte muur
of ander helder onderwerp zonder detail en druk de ontspanknop volledig in.
Nadat het verwerken van de opname is voltooid, wordt het beeld van Stofalarm weergegeven. Als [De bewerking is niet op correcte wijze voltooid] getoond wordt, drukt u op E en maak een nieuwe foto.
3 Controleer de sensor op stof.
Gebruik R voor het beeldvullend weergeven van de opname die is gemaakt met Stofalarm.
Einde
4 Druk op E.
De opname die is gemaakt met Stofalarm, wordt opgeslagen en het D4 menu verschijnt weer.
t Memo
• Alleen de laatste opname met Stofalarm wordt gedurende 30 seconden opgeslagen op de geheugenkaart in SD1. Als sensorreiniging gedurende deze tijd wordt uitgevoerd, dan kunt u de opname van het stofalarm controleren terwijl de sensor gereinigd wordt. (Als de SD1-gleuf uitgeschakeld is, dan wordt de opname niet opgeslagen. U kunt de opname niet in de weergavestand controleren.)
Stof verwijderen met een blaaskwastje
Klap de spiegel omhoog en open de sluiter als u de CMOS­sensor reinigt met een blaaskwastje.
1 Zet de camera uit en verwijder het objectief.
3 Selecteer [Sensor reinigen] in het D4 menu
en druk op D.
Het scherm [Sensor reinigen] verschijnt.
4 Selecteer [Spiegel omhoog] en druk op E.
De spiegel komt omhoog. Als er een opname van het stofalarm opgeslagen is, dan wordt deze getoond.
5 Reinig de CMOS-sensor met een blazer. 6 Zet de camera uit.
De spiegel keert automatisch terug naar de oorspronkelijke stand.
u Voorzichtig
• Gebruik nooit een spuitbus of blazer met borstel. Deze kunnen de CMOS-sensor beschadigen. Veeg de CMOS-sensor ook niet schoon met een doek.
• Kom niet met de punt van het blaasbalgje binnen het gebied van de objectiefvatting. Als de camera wordt uitgeschakeld, kan hierdoor de sluiter, de CMOS-sensor en de spiegel beschadigd raken.
• Wanneer het batterijniveau laag is, dan wordt het bericht [Onvoldoende batterijvermogen om Sensor te reinigen] op de monitor getoond. Plaats een volledig opgeladen batterij. Er is een waarschuwingsgeluid te horen als het vermogen van de batterij tijdens het reinigen laag wordt. Stop in dit geval het reinigen onmiddellijk.
t Memo
• Neem contact op met het dichtstbijzijnde servicecentrum voor professionele reiniging van de CMOS-sensor aangezien dit een precisie-onderdeel betreft.
• U kunt de optionele sensorschoonmaakset O-ICK1 gebruiken om de CMOS-sensor te reinigen.
6
Bijlage
2 Zet de camera aan.
95
Foutberichten
6
Bijlage
Geheugenkaart beveiligd
Deze opname is beveiligd
96
Foutberichten Beschrijving
De geheugenkaart is vol en er kunnen
Geheugenkaart vol
Geen beeld
Deze opname kan niet
worden weergegeven
Geen geheugenkaart
in camera
Geheugenkaartfout
Geheugenkaart is niet
geformatteerd
Deze opname kan
niet worden vergroot
geen opnamen meer worden opgeslagen. Plaats een nieuwe geheugenkaart of verwijder niet­benodigde opnamen.
Er zijn op de geheugenkaart geen opnamen aanwezig die kunnen worden weergegeven.
U probeert een opname weer te geven met een indeling die niet wordt ondersteund door deze camera. Mogelijk kunt u de opname wel weergeven op een computer.
Er is geen geheugenkaart in de camera geplaatst.
De geheugenkaart vertoont een probleem, en er kunnen geen opnamen worden gemaakt of weergegeven. Mogelijk kunt u opnamen wel weergeven op een computer. Initialisatie van de Eye-Fi-functie mislukt met gebruikt van de Eye-Fi-kaart. Druk op E.
De door u gebruikte geheugenkaart is niet geformatteerd of is eerder op een ander apparaat gebruikt en is niet compatibel met deze camera. Formatteer de kaart met deze camera voordat u de kaart in gebruik neemt.
De schrijfbeveiliging op de geheugenkaart is ingeschakeld. (p.111)
U probeert een opname uit te vergroten die niet uitvergroot kan worden.
U probeert een beveiligde opname te wissen. Maak eerst de beveiliging van de opname ongedaan. (p.82)
Foutberichten Beschrijving
Onvoldoende
batterijvermogen voor het
activeren van pixeluitlijning
Onvoldoende
batterijvermogen om
Sensor te reinigen
Onvoldoende
batterijvermogen om de
firmware bij te werken
Firmw. bijwerken
onmogelijk. Probleem met
het bestand voor het
bijwerken van de firmware
Beeldmap kon niet gemaakt
worden
Kan de opname niet opslaan
De bewerking is niet op
correcte wijze voltooid
Er kunnen geen nieuwe
beelden worden
geselecteerd
Er kan geen opname
worden bewerkt
Verschijnt tijdens pixeluitlijning, sensorreiniging, of wanneer u probeert de firmware te updaten als het batterijniveau niet toereikend is. Plaats een volledig opgeladen batterij.
Firmware bijwerken niet mogelijk. Het updatebestand is beschadigd. Download het updatebestand opnieuw.
Het hoogste mapnummer (999) zijn gebruikt, er kunnen geen opnamen meer worden opgeslagen. Plaats een nieuwe geheugenkaart of formatteer de kaart.
De opname kan niet worden opgeslagen vanwege een fout met de geheugenkaart.
De camera kon de handmatige witbalans niet aanpassen. Probeer het opnieuw.
U probeert meer dan het maximum aantal opnamen voor de volgende functie te selecteren.
• Kiezen & wissen
• Opnamen kopiëren
• Index
• RAW-ontwikkeling
• Beveiligen
• Verzending Eye-Fi-opnamen
Er zijn geen opnamen die kunnen worden verwerkt met gebruik van de functie Digitale filter of RAW­ontwikkeling.
Foutberichten Beschrijving
Wordt weergegeven als u probeert Opslaan als handmatige witbalans, Formaat wijzigen, Uitsnijden, Digitaal
Deze opname kan niet
worden verwerkt
De camera heeft geen
opname gemaakt
Deze functie is in deze
modus niet beschikbaar
De camera wordt uitgeschakeld om
oververhitting te voorkomen
Stel de Eye-Fi-
communicatie in op
"SELECT"
Opname niet gevonden
Kan niet worden
geselecteerd
filter, Video bewerken of RAW­ontwikkeling uit te voeren voor opnamen die met een andere camera zijn gemaakt, of wanneer u probeert Formaat wijzigen of Uitsnijden uit te voeren voor opnamen met een minimumformaat.
Het afdrukken van een index is mislukt.
U probeert een functie in te stellen die niet beschikbaar is voor de ingestelde belichtingsfunctie.
De camera schakelt zichzelf uit omdat de interne temperatuur te hoog is. Laat de camera uitgeschakeld totdat deze de tijd heeft gehad om af te koelen voordat u de camera weer inschakelt.
Opnamen kunnen niet verzonden worden als [Actiemodus] niet is ingesteld op [SELECTEREN] in [Draadloze geh.kaart] van het D3 menu. (p.85)
Er zijn geen opnamen aanwezig die kunnen worden verzonden als een Eye-Fi-kaart wordt gebruikt.
Deze map kan niet worden geselecteerd omdat het aantal bestanden groter is dan het maximale aantal toegestane bestanden.
Belangrijkste specificaties
Modelbeschrijving
Type
Objectiefvatting
Compatibel objectief
Beeldopslagunit
Beeldsensor
Effectief aantal pixels
Totaal aantal pixels
Sensor stofvrij maken
Gevoeligheid (standaard­uitvoer)
Beeldstabilisator
AA-filtersimulator
Bestandsindelingen
Opnameformaten
Resolutie
Kwaliteitsniveau
Digitale camera met DDL-autofocus, automatische belichting en ingebouwde, uitklapbare P-DDL-flitser
PENTAX KAF2-bajonetvatting (AF-koppeling, objectiefinformatiecontacten, K-vatting met voedingscontacten)
Objectieven met KAF3-vatting, KAF2-vatting (compatibel met power zoom), KAF-vatting en KA-vatting
Primair kleurenfilter, CMOS, Grootte: 23,5 × 15,6 (mm)
Ca. 24,35 megapixels
Ca. 24,71 megapixels
Reiniging van beeldsensor met ultrasone vibraties “DR II” met Stofalarm-functie
ISO AUTO/100 tot 51200 (LW-stappen kunnen ingesteld worden tot 1 LW, 1/2 LW, of 1/3 LW)
Sensorverschuiving Shake Reduction (SR: Shake Reduction)
Moirévermindering met behulp van het SR-toestel: Type1/Type2/UIT
RAW (PEF/DNG), JPEG (Exif 2.30), compatibel met DCF 2.0
JPEG: q (24M: 6016×4000), p (14M: 4608×
3072), o (6M: 3072×2048), r (2M: 1920x1280) RAW: q (
24M: 6016×4000
RAW (14bit): PEF, DNG JPEG: m (Best), l (Beter), k (Goed), RAW + JPEG gelijktijdig gedurende opnamen
6
Bijlage
)
97
Kleurruimte sRGB, AdobeRGB
Opslagmedia
Dubbele kaartgleuven
Opslagmap
Opslag van bestand
Zoeker
Type Pentaprismazoeker
Dekking (FOV) Ca. 100%
6
Bijlage
Vergroting Ongeveer 0,95× (50 mm F1,4 bij oneindig)
Lengte oogafstand (Eye-Relief)
Dioptriecorrectie Ongeveer -2,5 tot en met +1,5 m
Scherpstelscherm
Live weergave
Type DDL-methode met gebruik van CMOS-beeldsensor
Scherpstel­mechanisme
Scherm
SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC (UHS-I compatibel) geheugenkaart, Eye-Fit kaart, Flucard
Sequentieel gebruik, Opslaan op beiden, Afzonderlijke RAW/JPEG, Kopiëren van opnamen tussen gleuven mogelijk
Mapnaam: Datum (100_1018, 101_1019...) of een door de gebruiker toegewezen naam (standaard: PENTX)
Bestandsnaam: door de gebruiker toegewezen naam (standaard: IMGP****) Bestandsnr.: Sequentiële nummering, Reset
Circa 20,5 mm (vanaf het kijkvenster), Circa 22,3 mm (vanaf het midden van het objectief)
Verwisselbaar Natural-Bright-Matte III­scherpstelscherm
Contrastdetectie (Gezichtsherkenning, Traceren, Meerdere AF-punten, Selecteren, Spot) Scherpe contoureneaking: AAN/UIT
Zichtsveld: ongeveer. 100%, Vergrote weergave (2×, 4×, 8×, 10×), Rasterweergave (4 × 4 Grid, Golden section, Scale display), Histogram, Overbelichting, Aanpassing compositie
98
LCD-display
Type
Grootte 3,2 inch (verhouding 3:2)
Punten Ongeveer 1037K punten
Bewerken Helderheid, verzadiging en kleuren instelbaar
Witbalans
Type
Witbalans
Fijnafstelling Instelbare ±7 stappen op A-B-aslijn en G-M-aslijn
Autofocussysteem
-1
Type DDL: autofocus op basis van Phase Matching
Scherpstelsensor
Helderheidsbereik LW -3 t/m 18 (ISO100, bij normale temperatuur)
AF-modi
Scherpstelpunt Selectiestanden
AF-hulplicht Specifiek AF-hulplicht op basis van LED
Belichtingsregeling
Type
Lichtmee­tmethode
TFT LCD in kleur met brede beeldhoek en een AR-coating en luchtdicht glas
Methode die gebruik maakt van een combinatie van de CMOS-sensor en de lichtbron detectiesensor.
Automatische witbalans, Meervoud. autom. witbalans, Daglicht, Schaduw, Bewolkt, Neonlicht (D: Daglicht kleuren, N: Daglicht wit, W: Koel wit, L: Warm wit), Kunstlicht, Flitser, n, Manuele witbalans (tot maximaal 3 instellingen), Kleurtemperatuur (tot maximaal 3 instellingen), De instelling voor witbalans van een opname kopiëren
SAFOX X 11, 27 punten (25 scherpstelpunten van het kruistype in het midden)
Enkele AF (x), Continu AF (y), Auto select AF (z) Aanpasbaar gebruik van scherpstelling
Spot, Selecteren, Uitgebr. AF-gebied (S, M, L), Zoneselectie, Auto (27 AF-punten)
TTL open diafragmameting met een 86K pixel RGB­sensor, Meetstanden: Meting meerdere segmenten, Meting zwaartepunt midden, Spot meting
LW -3 tot en met 20 (ISO100 bij 50 mm F1,4)
Loading...