Instellingen selecteren om op te slaan in de camera .... 82
5
1
Inleiding
Inleiding
Auteursrechten
Opnamen van deze camera die voor elk ander doel dan
strikt persoonlijk gebruik zijn bestemd, mogen niet worden
gebruikt zonder toestemming volgens de rechten zoals
bepaald in de auteursrechtwetgeving. Vergeet ook niet dat
in sommige gevallen zelfs het fotograferen voor persoonlijk
gebruik aan beperkingen verbonden is, zoals bij
demonstraties, voorstellingen of presentaties. Opnamen die
zijn gemaakt met het doel om auteursrechten te verkrijgen,
kunnen alleen gebruikt worden mits naleving van het
auteursrecht zoals beschreven in de auteursrechtwetgeving.
Ook hiermee dient men rekening te houden.
Aan de gebruikers van deze camera
• Gebruik of bewaar deze camera niet in de buurt
van apparatuur die krachtige magnetische velden
of straling genereert. Krachtige statische ontladingen
of magnetische velden door bv. radiozenders kunnen
de werking van de monitor storen, opgeslagen gegevens
beschadigen, of gevolgen hebben voor de elektronica
in de camera en een goed functioneren verstoren.
• Het paneel met vloeibare kristallen voor de monitor
is gemaakt met behulp van extreem
hogeprecisietechnologie. Hoewel het percentage
werkende pixels 99,99% of hoger is, dient u er rekening
mee te houden dat 0,01% of minder van de pixels niet
oplicht of juist wel oplicht wanneer dat niet zou moeten.
Dit heeft echter geen effect op het opgenomen beeld.
• In deze handleiding wordt de algemene term
“computer(s)” gebruikt voor zowel Windows-pc’s
als Macintosh-computers.
• In deze handleiding heeft de term “batterij(en)” betrekking
op elk type batterij dat met deze camera en accessoires
wordt gebruikt.
6
Namen en functies van de onderdelen
Zelfontspannerlampje/
Afstandsbedieningssensor
Richtteken objectiefvatting
Ontgrendelknop van het objectief
Beeldvlakindicator
Functie-indicatie
Zoeker
Microfoonaansluitpunt
USB-aansluiting (micro B)
HDMI-aansluitpunt (Type D)
DC-ingang
Klepje van de aansluitingen
Monitor
Luidspreker
Riembevestiging
AF-hulplicht
Microfoon
Statiefaansluiting
Contacten batterijgreep
Flitsschoen
Ingebouwde flitser
Riembevestiging
X-sync-aansluiting
Hoofdtelefoonaansluiting
Spiegel
AF-koppeling
Objectiefinformatiecontacten
Dioptriecorrectieschijf
LCD-display
Dubbele kaartgleuf voor SD-geheugenkaarten
Zelfontspannerlampje/Afstandsbedieningssensor
LED voor schrijven naar/lezen van de kaart
Draadschakelaansluiting
Ontgrendelknop
van de batterijklep
Batterijklep
1
Inleiding
7
Knoppen en schijven
7
1
1
Inleiding
2
3
4
5
6
d
e
f
g
1 Belichtingscompensatieknop (J)
Indrukken om de waarden voor belichtingscompensatie
in te stellen. (p.43)
2 ISO-knop (N)
Indrukken voor het wijzigen van de ISO-gevoeligheid. (p.46)
8
9
0
a
b
c
h
i
j
k
l
m
n
o
p
3 Ontspanknop
Druk deze knop in om opnamen te maken. (p.38)
Druk deze knop tijdens de weergavestand half in om over
te gaan naar de opnamestand.
4 Hoofdschakelaar
Bewegen om de camera aan/uit te zetten (p.35)
of een voorbeeld weer te geven (p.53).
5 Gids voor e-knop aan de voorzijde (Q)
Wijzigt de waarde voor camera-instellingen zoals
de belichting (p.43)
U kunt de menucategorie wijzigen indien een menuscherm
getoond wordt. (p.18)
Gebruik dit, in de afspeelmodus, om een andere opname
te selecteren.
6 Ontgrendelknop voor objectief
Druk deze knop in om een objectief te verwijderen. (p.31)
7 Uitklapschakelaar flitser (1)
Indrukken om de ingebouwde flitser uit te klappen. (p.48)
8 Vergrendelingknop Functiekiezer
Druk deze knop in om de functiekiezer te kunnen draaien.
(p.38)
9 Functiekiezer
Wijzigen van de belichtingsmodus. (p.38)
0 Vrijgaveknop Functiekiezer
Gebruik deze knop voor het vrijgeven van de functiekiezer
zodat u de functieschijf kunt gebruiken zonder dat u op de
vergrendelingsknop voor de functieschijf hoeft te drukken.
(p.38)
a RAW/Fx-knop (P)
U kunt aan deze knop een functie toewijzen. (p.78)
b AF-modusknop (b)
Druk voor het wijzigen van de AF-modus of AF-punt. (p.50)
c Schakelaar scherpstelstand
Indrukken voor het wijzigen van de scherpstelstand. (p.49)
d Live Weergave/Opnameknop (K/a)
Hiermee wordt de Live Weergave getoond. (p.39)
Start/stopt het opnemen van een video in C stand. (p.44)
8
e AE-meting/Verwijderknop (2/L)
Indrukken voor het wijzigen van de meetmethode. (p.47)
In de afspeelstand indrukken voor het verwijderen van
opnamen. (p.40)
f Weergaveknop (B)
Schakelt over naar de weergavestand. (p.39) Druk de knop
opnieuw in om over te gaan naar de opnamestand.
g INFO-knop (G)
Wijzigt de weergavestijl op de monitor. (p.10, p.13)
h E-knop aan de achterzijde (R)
Wijzigt de waarde voor camera-instellingen zoals de
belichting. (p.42)
U kunt de menutabs wijzigen wanneer een menuscherm
getoond wordt. (p.18)
U kunt de instellingen wijzigen indien het bedieningspaneel
panel getoond wordt. (p.17)
Gebruik in de weergavestand deze knop om een opname
te vergroten of meerdere opnamen tegelijkertijd weer
te geven. (p.40, p.68)
i AF-knop (I)
Beschikbaar voor het aanpassen van de scherpstelling,
in plaats van het half indrukken van de sluiterknop. (p.49)
j AE-vergrendelingsknop (H)
Vergrendelt de belichtingswaarde voor het maken
van de opname.
In de afspeelstand kunt u de net gemaakte JPEG-opname
ook opslaan als RAW-formaat (p.40)
k Groene knop (M)
Voert een reset uit van de waarden die worden gewijzigd.
Schakelt naar ISO AUTO tijdens het aanpassen
van de gevoeligheid.
l Schakelt tussen foto’s/Video’s
Wisselen tussen de stand A (Foto maken) en de stand
C (Video maken). (p.37)
m OK-knop (E)
Druk tijdens weergave van het bedieningspaneel
of een menu op deze knop om het geselecteerde item
te bevestigen.
n Wijzigt AF-punt/Kaartgleuf schakelknop (c / d)
Druk in de opnamestand deze knop in voor het activeren
van het AF-punt. (p.51)
Druk in de weergavestand deze knop in voor het schakelen
tussen de geheugenkaarten die geplaatst zijn in de twee
gleuven, SD1 en SD2. (p.40)
o Vierwegbesturing (ABCD)
Toont het menu voor het instellen van de Transportstand/
Flitsinstelling/Witbalans/Aangepaste opname. (p.17).
Als het bedieningspaneel of een menu wordt weergegeven,
verplaatst u de cursor of wijzigt u het in te stellen item.
Druk op B in de enkelbeeldweergave van de
weergavestand om het weergavepalet weer te geven. (p.67)
U kunt, als u het gebied of de opname die u wilt vergroten
of gebruiken als scherpstelgebied, dit gebied diagonaal
verplaatsen door de twee knoppen tegelijk in te drukken.
p MENU-knop (F)
Toont een menu. Druk, terwijl het menu getoond wordt, op
deze knop om terug te keren naar het vorige scherm. (p.18)
1
Inleiding
9
Monitorscherm
100-320 0
10: 30
12 345
12 345
12 345
12 345
1/
F
250
1600
5.6
12 345
12 345
1/
F
250
1600
5.6
St atus sche rm
IS O AU TO- inst ell ing
In stel bere ik
09/ 09/201 3
12 345
20 00
G1 A1
12 345
1/
F
4000
1280 0
5.6
+1 .0
Opnamentand
1
Inleiding
Met deze camera kunt u opnamen maken terwijl u door de zoeker
kijkt, of terwijl u naar het beeld op het scherm kijkt.
Als u de zoeker gebruikt, kunt u opnamen maken terwijl
u het statusscherm op de monitor en de zoeker kunt bekijken.
Als u de zoeker niet gebruikt, dan kunt u opnamen maken terwijl
u kijkt naar de Live Weergave die op de monitor getoond wordt.
De camera staat in “stand-by modus” als deze klaar is voor
het maken van opnamen, zoals tijdens het weergeven van
het statusscherm of Live Weergave. Druk op G in de stand-by
modus voor het weergeven van het “bedieningspaneel” en voor
het wijzigen van de instellingen. (p.17) U kunt het informatietype
dat getoond wordt in de stand-by modus wijzigen door te drukken
op G terwijl het bedieningspaneel getoond wordt. (p.12)
(p.46)
12 Ruisond. lange sltrtijd
13 Vervormingscorrectie
(p.65)
14 Instelling laterale
chromatische
aberratie (p.65)
12345
12345
8
13
18
23
16
18
1
2
576
9
14
19
2728
1
2
6
17
20
2728
334
4
10
11
15
20
10
26
12
16
17
21
22
334
4
7
8
9
24
25
21
15 Correctie
randverlichting (p.65)
16 A-modus (p.50)/
Contrast AF (p.52)
17 AF-punt (p.51)/
Focus Peaking (p.52)
18 Geheugenkaartopties
(p.41)
19 Bestandsindeling (p.41)
20 JPEG-resolutie en
kwaliteitsniveau (p.41)/
Resolutie video (p.41)
21 Shake Reduction/
Movie SR
22 AA-filtersimulator (p.66)
23 Belichtingsvoorkeur
(p.44)
24 Niveau opnamegeluid
(p.44)
25 Volume afspeelgeluid
26 Beeldsnelheid (p.41)
27 Actuele datum en tijd
28 Bestemmingstijd (p.81)
11
1
Inleiding
t Memo
12 345
12 345
1/
F
250
160 0
5.6
• Het hangt van de huidige camera-instelling af welke items
kunnen worden geselecteerd.
• De camera keert terug naar de standbymodus als er tijdens
1
weergave van het bedieningspaneel 1 minuut lang geen
Inleiding
bedieningshandeling heeft plaatsgevonden.
• U kunt de weergavekleur van het statusscherm, de
menucursor en het bedieningspaneel wijzigen. Instellen in
[Weerg. kleur] van [LCD-display] in the D1 menu. (p.25)
Display opname-info
U kunt het in de stand-by modus getoonde informatietype
wijzigen door te drukken op G tijdens het weergeven
van het Bedieningspaneel. Gebruik CD voor het selecteren
van het type en druk op E.
Opnamen maken met de zoeker
Statusscherm
Elektr.
waterpas
De instellingen voor het maken van opnamen
met de zoeker weergeven. (p.10)
Weergeven van
de camerahoek.
Hiermee wordt de
camerahoek getoond.
Een staafgrafiek
die de horizontale
camerahoek
weergeeft, verschijnt
aan de onderkant van
Voorbeeld:
1,5° naar links gekanteld
(geel)
Verticaal niveau (groen)
het scherm, en een
staafgrafiek die de verticale camerahoek
weergeeft, verschijnt aan de rechterkant van
het scherm. Beide uiteinden en het midden
van de staafgrafieken knipperen in het rood als
de camerahoek niet vastgesteld kan worden.
Weergave
Er wordt niets op het scherm getoond.
uit
De huidige geografische breedte, lengte,
hoogte, richting en UTC worden weergegeven.
Elektronisch
kompas
Schakel de camera uit en weer aan om
het statusscherm weer te openen.
Enkel beschikbaar als de optionele GPS-unit
bevestigd is op de camera en aan staat. (p.92)
Opnamen maken met Live Weergave
Standaard
infoweergave
Geen
infoweergave
De instellingen van de Live Weergave en
de opnamefunctie met Live Weergave worden
weergegeven. (p.11)
Bepaalde pictogrammen, zoals voor
Belichtingsmodus en transportfunctie worden
niet getoond.
Als de camera verticaal gehouden worden
Als de camera gedraaid wordt naar de
verticale positie, worden het statusscherm
en het Bedieningspaneel in een verticale
positie getoond. Om de opnamen niet
in een verticale stand te tonen, stelt
u [Autom. schermrotatie] in op [Uit] in
[LCD-display] van het D1 menu. (p.25)
1/
250
F
5.6
1600
12345
12345
12
Weergavestand
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
100 -0001
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
100 -0001
St anda ard info wee rgav e
De gemaakte opname en opname-informatie worden
weergegeven in de enkelbeeldweergave van de weergavestand.
Druk op G om het type informatie te wijzigen dat wordt
weergegeven in de enkelbeeldweergave. Gebruik CD
om het type te selecteren en druk op E.
100-0001
Standaard infoweergave
100-0001
t Memo
• Het scherm dat is geselecteerd in het scherm voor selectie
van het display van de weergave-info, wordt weergegeven
in de weergavestand wanneer de camera wordt uitgezet
en weer wordt aangezet. Indien [Display weergave-info]
ingesteld is op [Uit] bij [Geheugen] in het menu A4, dan
verschijnt het [Standaard infoweergave] altijd als eerste
wanneer de camera wordt aangezet. (p.82)
1
Inleiding
1/
Enkelbeeldweergave
(standaard infoweergave)
Standaard
infoweergave
Gedetailleerde
infoweergave
Histogramweergave
RGBhistogramweergave
Geen
infoweergave
2000
F2.8
1/
2000
200
+0.3
F2.8
Selectiescherm display
weergave-info
De gemaakte opname, de
bestandsindeling, de belichtingswaarde
en de indicatoren worden weergegeven.
Op het scherm worden details van
de opname-instellingen en het tijdstip
van de opname weergegeven. (p.14)
De gemaakte opname en het helderheidshistogram worden getoond. (p.15)
Niet beschikbaar tijdens het afspelen
van video's.
De gemaakte opname en het RGB
histogram worden getoond. (p.15)
Niet beschikbaar tijdens het afspelen
van video's.
• De informatie wordt weergegeven in de zoeker als
de ontspanknop half ingedrukt wordt, of gedurende
de bedrijftijd van de lichtmeter (standaardinstelling: 10 sec.).
1
• Het voor autofocus gebruikte AF-punt wordt in het rood
Inleiding
getoond (Superimpose AF Area) als de ontspanknop
half ingedrukt wordt. U kunt het instellen in [Uit]
in [14. AF-punt weergeven] in het E2 menu.
• U kunt de diopter aanpassen in de
zoeker met behulp van de diopter
stelschijf. Pas de schijf aan totdat
het AF Frame in de zoeker is scherp
gesteld.
aansluitigingsmodus
(p.72)/Extern
flitserkanaal (p.92)/
Sensor wordt gereinigd
t Memo
• U kunt de instelling voor de achtergrondverlichting wijzigen
in [22. LCD-displayverlichting] van het E4 menu. (p.30) U kunt
tevens de camera zo instellen dat de LCD-paneelverlichting
in- en uitschakelt als er gedrukt wordt op P. (p.79)
Elektr. waterpas
U kunt controleren of de camera horizontaal gekanteld is door
het elektronisch niveau weer te geven. Het elektronisch niveau
kan worden weergegeven in de LW staafgrafiek in de zoeker
en/of het LCD-paneel of op het Live Weergave-scherm.
Selecteer of u het elektronisch niveau wilt weergeven
in [Elektr. waterpas] van het A3 menu. (p.20)
10
11
12
13
14
Indien waterpas (op 0°)
Indien 5° naar links gekanteld
Een kwartslag gedraaid en 3° naar rechts gekanteld
Functie-instellingen wijzigen
10: 23
12 34 5
12 34 5
12 34 5
12 34 5
100-320 0
Be st an ds in de li ng
09/ 09/ 201 3
Be st an ds in de li ng
An nu l.
OK
De camerafuncties en de instellingen hiervan kunnen op
de volgende manieren worden geselecteerd en gewijzigd.
Richtingsknoppen
Bedieningspaneel
Menu’sDruk op F.
De richtingsknoppen gebruiken
Druk op ABCD in de standbymodus.
Druk op G in de standbymodus.
(in deze handleiding aangegeven
met de markering v)
WXYZ
Het bedieningspaneel gebruiken
G
U kunt vaak gebruikte opnamefuncties instellen. Druk op G
in de standbymodus.
Gebruik ABCD om een item te selecteren.
Bestandsindeling
09/09/2013
Gebruik R om
instellingen te wijzigen.
100-3200
10:23
12345
12345
1
Inleiding
A
Transportstandp.54
B
Flitsinstellingp.47
C
Witbalansp.60
Aangepaste
D
opname
p.62
Druk op E voor
het maken van
gedetailleerde
instellingen.
Druk op F om te stoppen
met instellen.
Bestandsindeling
Annul.
12345
12345
OK
Druk op E om
het geselecteerde item
te bevestigen en terug
te gaan naar het
bedieningspaneel.
17
De menu's gebruiken
Ge heug enka art opt ies
Op name -ins tel l. fot o's
Di gita al f ilt er
HD R-op name
Ob ject iefc orr ect ie
Ei nde
AF -hul plic ht
In stel ling en D-r ang e
IS O AU TO- inst ell ing
Ru ison d. l ang e s ltr tij d
Pr ogra mmal ijn
GP S
Ei nde
Ru ison d. h oge IS O-w rd
GP S
An nul.
OK
Ge heug enka art opt ies
Op name -ins tel l. fot o's
Di gita al f ilt er
HD R-op name
Ob ject iefc orr ect ie
Ei nde
AF -hul plic ht
Be stan dsin del ing
JP EG-r esol uti e
Op name -ins tel l. fot o' s
JP EG k wali tei tsn ive au
RAW -for maat
PE F
In stel ling en D-r ang e
IS O AU TO- inst ell ing
Ru ison d. l ang e s ltr tij d
Pr ogra mmal ijn
Ru ison d. h oge IS O-w rd
De meeste functies worden ingesteld vanuit de menu’s. Functies die kunnen worden ingesteld op het bedieningspaneel, kunnen ook
worden ingesteld vanuit de menu’s.
1
Inleiding
Druk op F om het pop-up-menu
te annuleren.
t Memo
Menunummers
1 2 34
Instellingen D-range
ISO AUTO-instelling
Ruisond. hoge ISO-wrd
Ruisond. lange sltrtijd
Programmalijn
GPS
Einde
1 2 34
Instellingen D-range
ISO AUTO-instelling
Ruisond. hoge ISO-wrd
Ruisond. lange sltrtijd
Programmalijn
GPS
Annul.
Druk op E om het
geselecteerde item
te bevestigen.
• Voor het menu Aangepaste Instelling (E1-4) kunt u het instellingenscherm van het volgende onderdeel weergeven, in volgorde van
het menu op de monitor, door te draaien aan R terwijl het submenu van het momenteel geselecteerde onderdeel getoond wordt.
• Druk op F voor het weergeven van de eerste tab van het menu dat van toepassing is op de huidige omstandigheden.
Voor het eerst weergeven van de laatst geselecteerde menutab, stelt u [24. Menulocatie opslaan] van het E4 menu in.
• Instellingen worden naar de standaard waarden Terug gezet worden door [Reset] van het D3 menu. Om alle instellingen terug
te zetten naar de standaard waarden, gebruikt u [Reset pers.instellingen] van het E4 menu. (Dit is niet van toepassing op sommige
instellingen.)
18
Gebruik Q om de menucategorie te wijzigen.
Gebruik R om een andere menutab te selecteren.
Druk op F om terug te gaan naar
het vorige scherm.
F
Menulijst
Menu opnemen
MenuOnderdeelFunctie
Belichtingsmodus
Geheugenkaartopties
Opnameinstell.
foto's
AF-hulplicht
A1
Digitaal filter
HDRopname
Objectiefcorrectie
*1
*2
Bestandsindeling
JPEG-resolutie
JPEG kwaliteitsniveau
RAW-formaatInstellen van het RAW-bestandsformaatPEF
*2
*2
HDR-opname
Automatisch uitlijnenInstellen of de compositie automatisch aangepaste wordt.Aan
Vervormingscorrectie
Perifere verlicht. corr.
*2
*2
Stelt de belichtingsfunctie tijdelijk in als de functiekiezer
is ingesteld op O, P of Q.
Instellen van de opnamemethode als twee
geheugenkaarten geplaatst zijn.
*2
Stelt de bestandsindeling van opnamen in.JPEG
Stelt de opnamegrootte in van opnamen die worden
opgeslagen in de JPEG-indeling.
Stelt de kwaliteit in van opnamen die worden opgeslagen
*2
in de JPEG-indeling.
Stelt in of het AF-hulplicht moet worden gebruikt tijdens
automatische scherpstelling op donkere locaties.
Specificeert een digitaal filtereffect toe bij het maken
van opnamen.
Instellen van het opnametype hoog dynamisch bereik.Uit
Instellen van het bereik voor het wijzigen van de
*2
belichting.
Vermindert vervormingen en chromatische aberraties die
*2
optreden als gevolg van objectiefeigenschappen.
Vermindert laterale chromatische aberraties die optreden
*2
als gevolg van objectiefeigenschappen.
Vermindert perifere lichtvermindering die optreedt als
*2
gevolg van objectiefeigenschappen.
Standaard-
instelling
G
W
q
m
Aanp.50
Geen filterp.63
±2 LW
Uit
Aan
Uit
Pagina
p.81
p.41
p.41
p.64Waarde belicht.bracket.
p.65Aanp. Lat. Chr. Abb.
19
1
Inleiding
MenuOnderdeelFunctie
1
Inleiding
Instellingen D-range
ISO AUTO-instelling
A2 Ruisond. hoge ISO-wrd
Ruisond. lange sltrtijd
ProgrammalijnSelecteert Programmalijn.Normaalp.43
GPS
Live
weergave
A3Overbelichting
Elektr.
waterpas
HorizoncorrectieCorrigeert horizontale kanteling van de camera.Uit–
*2
*2
*2
*2
Contrast-AF
Scherpe contouren
RasterweergaveWeergeven het raster tijdens de Live Weergave.Uit
HistogramweergaveToont het histogram tijdens Live Weergave.Uit
Compositie aanpassen
Zoeker
Live weergave
*2
Breid het dynamisch bereik uit en voorkomt over- en
onderbelichte gebieden.
Stelt het bereik in voor automatische correctie in de stand
ISO AUTO en AUTO ISO Parameters.
Stelt in of de ruisonderdrukkingsinstelling in bij ISOgevoeligheid.
Stelt the ruisonderdrukking in wanneer u opnamen maakt
met een lage sluitersnelheid.
Bepaalt de actie voor wanneer de optionele GPS op
de camera gebruikt wordt.
Instellen van de AF-modus voor het maken van opnamen
met Live Weergave.
Benadrukt de omtrek van het onderwerp waarop u
*2
scherpstelt en maakt het gemakkelijker om de
scherpstelling te controleren.
Heldere (overbelichte) gebieden knipperen in rood in Live
Weergave.
Stelt u in staat om de compositie van uw opname met
gebruik van het Shake Reduction-mechanisme aan te
passen.
Weergeven van het elektronisch niveau in de LWstaafgrafiek in de zoeker en/of LCD-paneel.
Weergeven van het elektronisch niveau tijdens Live
Weergave.
Standaard-
instelling
Auto/Autop.64
ISO 100 tot ISO
3200/Standaard
Autop.46
Auto–
–p.92
Gezichtsherken
ning
Uitp.52
Uit
Uitp.65
Uitp.16
Aanp.11
Pagina
p.46
p.52
p.11
20
MenuOnderdeelFunctie
AA-filtersimulator
A3 Shake Reduction
Inv brandp afstand
WeergavetijdStelt de weergavetijd van momentcontrole in.1 sec
Momentcontr. vergrot.
Momentcontrole
A4
Digitaal
voorbeeld
RAW-data opslaan
Wissen
HistogramweergaveToont het histogram tijdens momentcontrole.Uit
Overbelichting
Momentcontr. vergrot.
Digitaal voorbeeld opsl.
HistogramweergaveToont het histogram tijdens digitaal voorbeeld.Uit
Overbelichting
*2
*2
Toepassen van de lage filtereffecten gedurende
het mechanisme voor Shake Reduction.
Activeert de functie Shake Reduction.Aan–
Stelt de brandpuntsafstand in bij het gebruik van een
objectief dat niet automatisch objectiefinformatie kan
doorgeven.
Stelt in of tijdens momentcontrole een vergrote weergave
wordt weergegeven.
Stelt in of tijdens momentcontrole een RAW-opname
wordt opgeslagen.
Stelt in of tijdens momentcontrole de opname wordt
verwijderd.
Heldere (overbelichte) gebieden knipperen in rood tijdens
momentcontrole.
Stelt in of tijdens digitaal voorbeeld een vergrote opname
wordt weergegeven.
Stelt in of een opname opgeslagen kan worden tijdens
digitaal voorbeeld.
Heldere (overbelichte) gebieden knipperen in rood tijdens
digitaal voorbeeld.
Standaard-
instelling
Uitp.66
35 mmp.90
Aan
Aan
Aan
Uit
Aan
Aan
Uit
Pagina
p.38
p.54
1
Inleiding
21
MenuOnderdeelFunctie
1
Inleiding
Instelling
e-knoppen
A4
Knoppen
aanpassen
Geheugen
USER-stand opslaan
*1 Verschijnt alleen als de functiekiezer is ingesteld op O, P, of Q.
*2 Kan ook worden ingesteld met het bedieningspaneel.
G
H
I
J
K
L
M
N
m
n
p
o
Rotatierichting
RAW/Fx-knopInstellen van het P gebruik.
AF-knopInstellen van het I gebruik.AF1 inschakelen
Voorbeeld-wiel
Instellen van het Q / R / M gebruik voor elke
Belichtingsmodus.
Omkeren van het effect verkregen als er gedraaid wordt
aan Q of R.
Instellen van de camera-actie als de hoofdschakelaar
gedraaid is naar de stand (U).
Bepaalt welke instellingen moeten worden opgeslagen
wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
U kunt veelgebruikte opname-instellingen opslaan
op O, P of Q van de functiekiezer.
22
Standaard-
instelling
I, J, XG
-, ISO, -
I, -, -
-, J, -
, J, GLINE
I
, J, GLINE
I
-, J, -
-, J, -
-, -, -
-, J, GLINE
I
, J, GLINE
I
, J, GLINE
Naar rechts
roteren
1x voor
bestands-
formaat
Optisch
voorbeeld
Aan voor
instellingen
anders dan
Digitale filter en
HDR-opname
–p.80
Pagina
p.78
p.78
p.82
Videomenu
MenuOnderdeelFunctie
Belichtingsvoorkeur
Geheugenkaartopties
Opname-instell. films
C1
Niveau opnamegeluid
Digitaal filter
HDR-opname
Movie SR
*1 Kan ook worden ingesteld met het bedieningspaneel.
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*1
Instellen van de Belichtingsmodus voor C modus.
Selecteren van een van de geheugenkaarten geplaatst in SD1
en SD2 gleuven voor het opnemen van films.
Instellen van de opnameresolutie en de framesnelheid.u/30pp.41
Instellen van het geluidsniveau van de opname en het
geluidsniveau voor opnemen.
Instellen van een digitaal filtereffect bij het maken van opnamen.Geen filterp.63
Instellen van het type hoog dynamisch bereik opnamen als
de transportfunctie is ingesteld op [Interval Movie Record].
Activeert de functie Video Shake Reduction.Aan–
Standaard-
instelling
m
SD1p.41
Auto–
Uitp.64
Pagina
p.44
1
Inleiding
23
Menu Weergeven
MenuOnderdeelFunctie
1
Inleiding
WeergaveduurStelt een interval voor weergave van opnamen in.3 sec
SchermeffectStelt een overgangseffect in van de ene naar de andere opname.Uit
Diavoorstelling
Snel zoomenBepaalt de initiële vergroting wanneer u beelden uitvergroot.Uit–
B1
Overbelichting
Auto opnamerotatie
Alle beelden beveiligenBeveiligt alle opnamen die zijn opgeslagen op geheugenkaart.––
Alle opnamen verwijderen
Weergeven herhalen
Autom. video
afspelen
Start de diavoorstelling na de weergave van de laatste opname
opnieuw nadat de laatste opname is weergegeven.
Geeft films weer tijdens de diavoorstelling.Aan
Heldere (overbelichte) gedeelten knipperen in rood in de
standaard-infoweergave of histogramweergave tijdens
de weergavestand.
Opnamen worden geroteerd wanneer opnamen worden
weergegeven die zijn gemaakt terwijl de camera verticaal werd
gehouden of wanneer opnamen worden weergegeven waarvan
de rotatie-informatie is gewijzigd.
Verwijdert alle opnamen die op de geheugenkaart zijn
opgeslagen, in één keer.
Standaard-
instelling
Pagina
Uit
Uit–
Aanp.70
––
p.70
24
Instellen-menu
MenuOnderdeelFunctie
Language/WWijzigt de taal.Englishp.35
Datum instellenStelt de datum en tijd of notatie in.01/01/2013 p.36
Wereldtijd
Tekstformaat
Geluidseffecten
D1
LCDdisplay
Instellingen LCD-display
Hulpdisplay
Autom.
schermrotatie
Weerg. kleur
Schakelt tussen de datum- en tijdweergave van uw woonplaats
en dat van een opgegeven stad.
Instellen of u de tekstgrootte wilt vergroten bij het selecteren
van een menu.
Schakelt het bedieningsgeluid in/uit en wijzigt het volume voor Infocus, AE-L, zelfontspanner, afstandsbediening, spiegel omhoog,
wijzigen AF-punt en het gebruik van de P knop.
Stelt in of de indicatoren worden weergegeven wanneer de
belichtingsmodus wordt gewijzigd.
Stelt in of het statusscherm en het Bedieningspaneel verticaal
getoond moeten worden als de camera verticaal gehouden wordt.
Stelt de weergavekleur van het statusscherm, de menucursor
en het bedieningspaneel in.
Aanpassen van de helderheid, de verzadiging en de kleur
vandemonitor.
Standaard-
instelling
Thuistijdp.81
Volume 3/
Alles aan
Pagina
Stand.p.36
–
Aanp.38
Aanp.12
1p.12
0–
1
Inleiding
25
MenuOnderdeelFunctie
1
Inleiding
USB-aansluitingStelt de USB-aansluitfunctie in bij aansluiting op een computer.MSCp.72
HDMI uit
MapnaamInstellen van de mapnaam waar de opnamen opgeslagen worden. Dat,p.83
Nieuwe map makenMaakt een nieuwe map aan op de geheugenkaart.–p.83
BestandsnaamInstellen van de bestandsnaam toegewezen aan de opname.
D2
Opeenvolg.
Bestands
nummer
CopyrightinformatieSluit informatie over de fotograaf en copyright in Exif in.Uitp.85
Flikkerreductie
Auto uitsch.
Batterij kiezen
D3
Draadloze geh.kaart
Reset
nummering
-
Herstel bestandsnr.
Stelt het uitgangssignaal in bij aansluiting op een audiovisueel
apparaat met een HDMI-ingang.
Instellen of er verder gegaan moet worden met vervolgnummering
voor de bestandsnaam, zelfs als een nieuwe map aangemaakt is.
Reset van de instelling voor de bestandsnummering en voor het
terugkeren naar 0001 elke keer als een nieuwe map aangemaakt
wordt.
Vermindert de schermflikkering door de vermogensfrequentie
in te stellen.
Stelt de tijd in waarna de camera automatisch wordt uitgeschakeld
als binnen die tijd geen bedieningshandelingen worden verricht.
Stelt de camera-actie in voor wanneer de optionele batterijgreep
aan de camera bevestigd is.
Stelt in welke camera-actie wordt uitgevoerd voor wanneer
een Eye-Fi-kaart of Flucard wordt gebruikt.
Stelt de instellingen terug voor de richtingsknoppen en voor de it ems
van het menu A, het menu C, het menu B, het menu D,
het bedieningspaneel, en het weergavepalet.
Standaard-
instelling
Autop.71
IMGP/
_IMG
50 Hz–
1 minp.35
Auto-
selecteren/
Auto-
detecteren
Pagina
Aan
–
–p.85
––
p.84
p.84
p.33
26
MenuOnderdeelFunctie
Pixeluitlijning
Stofalarm
Sensor stofvrij makenReinigt de CMOS-sensor door die te schudden.–p.94
D4
Sensor reinigen
FormatterenFormatteert een geheugenkaart.–p.37
Info/opties firmwareToont de firmwareversie van de camera. ––
Brengt defecte pixels van de CMOS-sensor in kaart en corrigeert
deze.
Detecteert stof dat vast zit op de CMOS-sensor en toont visuele
de locatie van het stof op de monitor.
Zet de spiegel vast in de omhoog geklapte stand om de CMOSsensor te kunnen reinigen met een blaasbalgje.
Standaard-
instelling
Aangepaste Instelling-menu
Pagina
–p.94
–p.94
–p.95
1
Inleiding
MenuOnderdeelFunctie
1. LW-stappenStelt de aanpassingsstappen voor de belichting in.1/3 LW Stapp.43
2. GevoeligheidsstappenStelt de aanpassingsstappen voor de ISO-gevoeligheid in.
3. Bedrijftijd lichtmtrStelt de bedrijfstijd lichtmeter in.10 sec–
4. AE-L met AF lock
E1
5. Kopp. AE en AF-punt
6. Auto LW-correctie
7. Opties Bulb (B)-modus
Stelt in of de belichtingswaarde moeten worden vergrendeld
nadat scherp gesteld is.
Stelt in of de belichtingswaarde en het AF-punt in het
scherpstelgebied gekoppeld moeten worden.
Stelt in of de belichting automatisch moet worden gecorrigeerd
als een juiste belichting niet kan worden vastgesteld.
Bepaalt de camerahandeling wanneer u op de ontspanknop
drukt in M mode.
Standaard-
instelling
Stappen
van 1 LW
Uit–
Uitp.47
Uit–
Modus 1–
Pagina
p.46
27
MenuOnderdeelFunctie
1
Inleiding
8. Volgorde bracketing
9. Bracketing-in-één
10. Instellingsbereik witbalans
E2
11. WB bij flitsenStelt de witbalansinstelling in bij gebruik van de flitser.
12. AWB bij lamplicht
13. Kleurtemperatuurstappen
14. AF-punt weergeven
Stelt de volgorde in voor het maken van opnamen met
belichtingsbracketing.
Stelt in of alle opnamen moeten worden gemaakt als bij
gebruik van Belichtingsbracketing éénmaal op de
ontspanknop wordt gedrukt.
Instellen of automatische fijnafstemming van de witbalans
moet worden uitgevoerd als de lichtbron wordt opgegeven
bij de instelling voor witbalans.
Stelt in of de kleurtoon van kunstlicht al dan niet moet worden
aangepast als de witbalans is ingesteld op g (automatische
witbalans).
Instellen van de aanpassingsstappen voor de
kleurtemperatuur.
Stelt in of het actieve AF-punt in de zoeker rood wordt
weergegeven.
Standaard-
instelling
0 - +p.56
Uitp.56
Vastp.60
Automatische
witbalans
Subtiele correctie p.60
Kelvinp.62
Aanp.16
Pagina
p.60
28
MenuOnderdeelFunctie
15. AF.S-instelling
16. Actie 1e beeldje bij AF.C
17. Actie bij AF.C Continu
E3
18. AF-status vasthouden
19. AF met afstandsbediening
20. Ontspant bij opladen
21. KleurruimteStelt de te gebruiken kleurruimte in.sRGB–
Stelt in wat de prioriteit van acties is voor wanneer de
scherpstelstand ingesteld is op x en de ontspanknop
volledig wordt ingedrukt.
St elt in w at d e pr iori tei t va n ac tie s is voo r de eer ste opna me als
de scherpstelstand ingesteld is op y en de ontspanknop
volledig wordt ingedrukt.
Stelt de prioriteit van acties in voor Continuopname voor
wanneer de scherpstelstand ingesteld is op y.
Instellen of de scherpstelling gedurende een bepaalde tijd
behouden blijft als het onderwerp uit het geselecteerde
scherpstelgebied verdwijnt nadat er scherpgesteld is.
Bepaalt of autofocus moet worden gebruikt wanneer
u opnamen maakt met een afstandsbediening.
Stelt in of de sluiter al dan niet kan worden ontspannen terwijl
de ingebouwde flitser opgeladen wordt.
Standaard-
instelling
Scherpstellings-
voorkeuze
Sluitervoorkeuzep.50
Scherpstellings-
voorkeuze
Pagina
p.50
p.50
Uitp.50
Uitp.56
Uitp.48
1
Inleiding
29
MenuOnderdeelFunctie
1
Inleiding
22. LCD-displayverlichtingStelt de verlichting van het LCD-display in.Hoogp.16
23. Rotatie-info opslaan
24. Menulocatie opslaan
E4
25. Catch-in focus
26. AF-aanpassing
27. Diafragmaring gebruiken
Reset pers.instellingen
Stelt in of tijdens het maken van opnamen al dan niet rotatieinformatie moet worden opgeslagen.
De laatst weergegeven menutab op de monitor wordt
opgeslagen, en deze wordt opnieuw weergegeven als
de volgende keer op F wordt gedrukt.
Instellen of Catch-In Focus opnamen mogelijk zijn wanneer
een handmatig scherpstelobjectief aangesloten is, en de
sluiter automatisch wordt ontspannen als er scherp gesteld
is op het onderwerp.
Maakt het fijn afstellen van uw objectieven met het autofocus
systeem van de camera mogelijk.
Bepaalt of de ontspanner kan ontspannen wanneer de
diafragmaring ingesteld is op een andere positie dan 9.
Stelt alle instellingen in het Aangepaste Instellingen-menu
terug naar de standaard waarden.
Standaard-
instelling
Aanp.70
Menulocatie
resetten
Uit–
Uitp.53
Deactiverenp.90
––
Pagina
p.18
30
Voorbereidingen
De draagriem bevestigenEen objectief bevestigen
1 Haal het andere uiteinde
van de riem door de
bescherming en de
driehoekige ring.
2 Maak het uiteinde van de
riem vast aan de binnenkant
van de gesp.
1 Controleer of de camera is uitgezet.
2 Verwijder de dop van de
cameravatting (1) en de
dop van de objectiefvatting
(2).
Zorg er na verwijdering van
de dop voor dat het objectief
wordt neergelegd met de
objectiefvatting naar boven
gericht.
3 Zorg ervoor dat de
richttekens van de
objectiefvatting (de rode
puntjes: 3) op de camera
en het objectief tegenover
elkaar liggen. Draai
vervolgens het objectief met
de klok mee tot het vast klikt.
Het objectief verwijderen
Bevestig de lensdop → draai het
objectief tegen de klok in terwijl
u de ontgrendelknop van het
objectief (4) ingedrukt houdt.
3
2
Voorbereidingen
4
31
u Voorzichtig
• Kies bij het bevestigen of verwijderen van het objectief
voor een omgeving die relatief vrij is van vuil en stof.
• Zorg dat de dop van de cameravatting op de camera
is geplaatst indien geen objectief geplaatst is.
• Bevestig de dop voor de objectiefvatting en de objectiefdop
op het objectief nadat u het objectief van de camera heeft
2
gehaald.
Voorbereidingen
• Ga niet met uw vingers in de objectiefvatting van de camera
en raak de spiegel niet aan.
• De camerabehuizing en objectiefvatting bevatten
informatiecontacten voor het objectief. Vuil, stof of roest
kunnen het elektrisch systeem beschadigen. Neem voor
professionele reiniging contact op met het dichtstbijzijnde
servicecentrum.
• Pentax kan niet aansprakelijk worden gesteld voor
ongelukken, problemen en defecten die het gevolg zijn
van het gebruik van objectieven van een ander merk.
t Memo
• Zie “Functies beschikbaar met diverse objectieven” (p.88)
voor meer informatie over de objectieffuncties.
Gebruik van de batterij
en batterijlader
Gebruik uitsluitend de batterij D-LI90 en batterijlader D-BC90.
Deze zijn speciaal voor deze camera ontwikkeld.
De batterij opladen
1 Sluit het netsnoer aan op de batterijlader.
Lithium-ionbatterij
3
1
Indicatielampje
2
Netsnoer
Batterijlader
2 Sluit het netsnoer aan op een stopcontact.
3 Zorg ervoor dat de markering A op de batterij
naar boven is gericht en plaats de batterij in
de batterijlader.
Het indicatielampje brandt tijdens het opladen en gaat
uit als de batterij volledig is opgeladen.
u Voorzichtig
• Gebruik de batterijlader D-BC90 uitsluitend voor het opladen
van de oplaadbare lithium-ion batterij D-LI90. Het opladen
van andere batterijen kan schade en hitte veroorzaken.
• Vervang in de volgende gevallen de batterij door een nieuwe:
• Indien het indicatielampje knippert of niet meer brandt na
het correct plaatsen van de batterij
32
• Indien de batterij sneller leeg is na het opladen
(de batterij heeft het einde van de levensduur bereikt)
t Memo
• De maximale oplaadtijd is circa 390 minuten (dit hangt
af van de temperatuur en resterende batterijcapaciteit).
Laad de batterij op in een gebied met een temperatuur
tussen 0°C en 40°C (32°F en 104°F) ligt.
De batterij plaatsen/uitnemen
u Voorzichtig
• Plaats de batterij op de juiste wijze. Als de batterij verkeerd is
geplaatst, kan deze mogelijk niet meer worden verwijderd.
• Maak de elektroden van de batterij schoon met een zachte
droge doek voordat u de batterij plaatst.
• Open de klep van het batterijcompartiment niet en neem de
batterij niet uit het compartiment als de camera ingeschakeld is.
• Wees voorzichtig omdat de camera of de batterij heet kan
worden bij langdurig continu gebruik van de camera.
• Als u camera langere tijd niet gaat gebruiken, verwijder dan
de batterijen. De batterij kan gaan lekken en de camera
beschadigen als deze gedurende een lagere periode waarin de
camera niet gebruikt, geplaatst blijft. Laad de batterij gedurende
30 minuten op, als de verwijderde batterij zes maanden of langer
niet gebruikt wordt, voordat u deze gaat opbergen. Zorg dat
u daarna de batterij iedere zes tot twaalf maanden oplaadt.
• Bewaar de batterij op een plek waar de temperatuur op of
beneden de kamertemperatuur blijft. Vermijd plekken met
hoge temperaturen.
• De datum en tijd worden mogelijk gereset indien de batterij
gedurende langere tijd niet in de camera aanwezig is.
Stel in dat geval de huidige datum en tijd in.
1 Open de klep van het
batterijcompartiment.
Trek de ontgrendelingsknop
van de batterijklep omhoog,
draai deze naar OPEN om te
ontgrendelen en trek vervolgens
de klep open.
1
2
2 Duw de batterij erin met
de A markering naar
het buiten gericht tot
ze op haar plaats zit.
Als u de batterij wilt verwijderen,
duwt u de batterijvergrendelingsschakelaar in de richting van (3).
3 Sluit de klep van het
batterijcompartiment.
Sluit de batterijklep en draai
de ontgrendelknop van de
batterijklep naar CLOSE
om te vergrendelen.
t Memo
• Het batterijniveau wordt mogelijk niet correct weergegeven
als de camera bij lage temperaturen wordt gebruikt of
wanneer lange tijd continuopnamen worden gemaakt.
• De prestaties van de batterijen kunnen bij lage temperaturen
tijdelijk afnemen. Houd bij gebruik van de camera in een koud
klimaat extra batterijen bij de hand, die u warm houdt in uw
zak. Bij het bereiken van kamertemperatuur worden de
batterijprestaties weer normaal.
• Zorg ervoor dat u extra batterijen bij u hebt als u naar het
buitenland gaat of een groot aantal opnamen wilt maken.
• Als de optionele batterijghouder D-BG5 gebruikt wordt,
kunt u de volgende instellingen maken in [Batterij kiezen]
van het D3 menu.
• Prioriteit van batterijgebruik
• Type gebruikte AA-batterijen
3
4
5
33
2
Voorbereidingen
Gebruik van de netvoedingsadapter
We adviseren u gebruik te maken van de optionele
netvoedingsadapter kit K-AC132 als u de monitor langdurig
gebruikt of de camera aansluit op uw computer of audiovisueel
apparaat.
2
Voorbereidingen
1 Zorg dat de camera is
uitgeschakeld en open
het aansluitingenklepje.
2 Breng de A markeringen op
de DC-aansluiting van de
AC-adapter en DC-ingang
van de camera op één lijn
en sluit aan.
3 Sluit het netsnoer aan op de netvoedingsadapter en
steek het netsnoer vervolgens in het stopcontact.
u Voorzichtig
• Zorg dat de camera is uitgeschakeld alvorens de
netvoedingsadapter aan te sluiten of los te maken.
• Zorg ervoor dat de kabels goed aangesloten zijn op de
aansluitpunten. De geheugenkaart of de gegevens kunnen
beschadigd raken indien de verbinding met de netstroom
wordt verbroken terwijl er op de kaart wordt gewerkt.
• Lees vóór gebruik van de netvoedingsadapter kit eerst
de bijbehorende gebruiksaanwijzing.
Geheugenkaart plaatsen
Met deze camera kunnen de volgende geheugenkaarten
worden gebruikt.
• SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, en SDXCgeheugenkaart
• Eye-Fi-kaart
• Flucard compatibel met deze camera
In deze handleiding worden deze geheugenkaarten genoemd.
1 Controleer of de camera is uitgezet.
2 Schuif de kaartklep
in de richting van 1.
1
2
3 Breng de kaart volledig
naar binnen in de
geheugenkaartgleuf,
met het etiket van de
geheugenkaart naar
de monitor gericht.
Plaats de kaart in de SD2-gleuf
bij het gebruik van een Eye-Fi card
of een Flucard.
Druk de geheugenkaart eenmaal
naar binnen om deze te
verwijderen.
34
4 Sluit de kaartklep, en schuif
Ba sisi nste llin gen
in stel ling en v olt ooid
An nul.
Ne derl ands
Am ster dam
Tek stfo rmaa t
St and.
deze in de richting van 4.
u Voorzichtig
• Verwijder de geheugenkaart niet wanneer de LED voor
schrijven naar/lezen van de kaart brandt.
• Als de klep van het kaartcompartiment wordt geopend terwijl
de stroom ingeschakeld is, wordt de camera uitgeschakeld.
Open de klep niet terwijl de camera in gebruik is.
• Gebruik deze camera om geheugenkaarten te formatteren
(initialiseren) die nog niet eerder zijn gebruikt, of die in andere
apparaten zijn gebruikt. (p.37)
• Gebruik een snelle geheugenkaart als u video opneemt.
Als de snelheid waarmee wordt geschreven, achterblijft
bij de snelheid waarmee wordt opgenomen, kan het schrijven
tijdens het opnemen worden afgebroken.
t Memo
• Voor meer informatie over hoe gegevens opgeslagen worden
als er twee geheugenkaarten geplaatst zijn, kijkt u in
“Instellingen geheugenkaart” (p.41).
• Bij het gebruik van een Eye-Fi-kaart of een Flucard, kijkt
u in “Gebruik van een draadloze geheugenkaart” (p.85).
4
3
Eerste instellingen
Zet de camera aan en verricht de eerste instellingen.
De camera aanzetten
1 Zet de hoofdschakelaar
op [ON] (aan).
De eerste keer dat de camera
wordt aangezet nadat deze is
gekocht, verschijnt het scherm
[Language/W].
t Memo
• De netvoeding wordt automatisch uitgeschakeld indien u
binnen een vooraf bepaalde tijd geen handelingen uitvoert.
(Standaardinstelling: 1min.) U kunt de instelling wijzigen
bij [Auto Uitsch.] in het menu D3.
De weergavetaal instellen
1 Gebruik ABCD om de gewenste taal
te selecteren en druk op E.
Het scherm [Basisinstellingen]
verschijnt in de geselecteerde
taal.
Ga naar Stap 6 indien F
(Thuistijd) niet gewijzigd hoeft
te worden.
Basisinstellingen
Amsterdam
Tekstformaat
instellingen voltooid
Annul.
Nederlands
Stand.
2
Voorbereidingen
2 Druk op B om het kader te verplaatsen naar F
en druk op D.
Het scherm [F Thuistijd] verschijnt.
35
3 Gebruik CD om een stad
Th uist ijd
Am ster dam
Zo mert ijd
An nul.
OK
Ba sisi nste llin gen
in stel ling en v olt ooid
An nul.
Ne derl ands
Am ster dam
Tek stfo rmaa t
St and.
Gr oot
OK
Ba sisi nste llin gen
in stel ling en v olt ooid
An nul.
Ne derl ands
Am ster dam
Tek stfo rmaa t
St and.
OK
00: 00
24h
Da tumn otat ie
Da tum inst elle n
Da t,
01/ 01/201 3
Tij d
in stel ling en v olt ooid
d d/ m m /j j
An nul.
OK
00: 00
24h
Da tumn otat ie
Da tum inst elle n
Da t,
01/ 01/201 3
Tij d
in stel ling en v olt ooid
d d/ m m /j j
An nul.
OK
Da tumn otat ie
Da tum inst elle n
Da t,
09/ 09/201 3
Tij d
10: 00
in stel ling en v olt ooid
d d/ m m /j j
24h
An nul.
OK
te selecteren.
Gebruik R voor het wijzigen
van de region.
Zie “Lijst met steden voor
2
Voorbereidingen
Wereldtijd” (p.102) voor steden
die als thuistijd kunnen worden
geselecteerd.
Thuistijd
Amsterdam
Zomertijd
Annul.
De datum en tijd instellen
1 Druk op D, en gebruik AB
OK
om de datumnotatie te
selecteren.
Datum instellen
Datumnotatie
Dat,
Tijd
instellingen voltooid
MENU
Annul.
dd/mm/jj
01/01/2013
00:00
24h
OK
OK
4 Druk op B om [Zomertijd] te selecteren,
en gebruik CD om S of T te selecteren.
5 Druk op E.
Het scherm [Basisinstellingen] verschijnt weer.
6 Druk op B om [Tekstformaat] te selecteren
en druk op D.
7 Gebruik AB voor het
selecteren van [Stand.]
of [Groot], en druk op E.
Door [Groot] te selecteren
wordt de tekstgrootte van de
geselecteerde menu-items
groter.
8 Druk op B om [instellingen
voltooid] te selecteren
en druk op E.
Het scherm [Datum instellen]
verschijnt.
36
Basisinstellingen
Amsterdam
Tekstformaat
instellingen voltooid
Annul.
Basisinstellingen
Amsterdam
Tekstformaat
instellingen voltooid
Annul.
Nederlands
Stand.
Groot
OK
Nederlands
Stand.
OK
2 Druk op D, en gebruik AB om 24h of 12h
te selecteren.
3 Druk op E.
Het kader keert terug naar [Datumnotatie].
4 Druk op B, en druk vervolgens op D.
Het kader gaat naar de maand indien de datumnotatie
is ingesteld op [mm/dd/jj].
5 Gebruik AB om de maand
in te stellen.
Stel de dag, het jaar en de tijd
op dezelfde wijze in.
6 Druk op B om [instellingen
voltooid] te selecteren en
druk op E.
De camera keert terug naar de
opnamestand en is gereed voor
het maken van een opname.
t Memo
• U kunt de taal- en datum- en tijdinstellingen en tekstgrootte
wijzigen in het D1 menu. (p.25)
Datum instellen
Datumnotatie
Dat,
Tijd
instellingen voltooid
MENU
Annul.
Datum instellen
Datumnotatie
Dat,
Tijd
instellingen voltooid
Annul.
dd/mm/jj
01/01/2013
00:00
dd/mm/jj
09/09/2013
10:00
OK
24h
OK
24h
OK
Formatteren van een geheugenkaart
Fo rmat tere n
SD 1
SD 2
Fo rmat tere n
OK
An nule ren
Al le g egev ens op SD1- geh. kaa rt
wo rden gew ist
Fo rmat tere n
D4
Basishandelingen bij opnamen
1 Druk op F.
Het menu A1 verschijnt.
2 Gebruik Q of R voor het weergeven
van het D4 menu.
3 Gebruik AB om [Formatteren] te selecteren
en druk op D.
Het scherm [Formatteren] verschijnt.
4 Gebruik AB voor
het selecteren van de
geheugenkaartgleuf
waarin de te formatteren
geheugenkaart geplaatst
is en druk op D.
5 Druk op A om [Formatteren]
te selecteren en druk op E.
Het formatteren begint. Zodra het
formatteren klaar is, zal het menu
D4 geopend worden.
u Voorzichtig
• Verwijder de geheugenkaart niet tijdens het formatteren.
De kaart kan hierdoor beschadigd raken.
• Bij formatteren worden alle gegevens verwijderd,
beveiligde en onbeveiligde.
t Memo
• Als u een geheugenkaart formatteert, wordt het volumelabel
“K-3” aan de kaart toegewezen. Als deze camera op een
computer wordt aangesloten, wordt de geheugenkaart
herkend als een verwisselbare schijf met de naam “K-3”.
Formatteren
SD1
SD2
Formatteren
Alle gegevens op SD1-geh.kaart
worden gewist
Formatteren
Annuleren
Maak opnamen in de stand T waarin de camera automatisch
de optimale belichting selecteert.
1 Verwijder de lensdop aan de
voorzijde door het bovenste
en onderste gedeelte in te
drukken, zoals getoond in
de afbeelding.
2 Zet de camera aan.
3 Draai de Foto’s/Video
schakelaar naar A.
4 Stel de scherpstel-
OK
functieknop in op v.
AF
MF
2
Voorbereidingen
37
5 Draai aan de functiekiezer
Gr oene mod us
naar T terwijl u op de
vergrendelingknop drukt.
2
Voorbereidingen
Vergrendelingknop
De geselecteerde belichtingsstand wordt getoond op het
scherm (Hulpdisplay).
y Instellingen Geleidings-
scherm (p.25)
6 Kijk door de zoeker voor een
beeld van het onderwerp.
Als u een zoomobjectief gebruikt,
draait u de zoomring naar rechts
of links om de beeldhoek
te wijzigen.
functiekiezer
Functie-indicatie
Groene modus
7 Breng het onderwerp binnen
het AF-kader en druk
de ontspanknop tot
halverwege in.
P verschijnt en klinkt
er een geluidssignaal.
y De geluidseffecten
instellen (p.25)
Scherpstelindicatie
8 Druk de ontspanknop helemaal in.
De gemaakte opname wordt weergegeven op de monitor
(Momentcontrole).
Beschikbaar gebruik tijdens momentcontrole
L
R
H
Eenvoudig gebruik van de functiekiezer
Ontgrendel de functiekiezer via
de vrijgavehendel van de
functiekiezer zodat u de
functiekiezer eenvoudig kunt
gebruiken zonder eerst op
de vrijgaveknop te drukken.
Wist het beeld.
Vergroot het beeld.
Slaat de RAW-opname op.
38
Opnamen met Live Weergave
1/
200 0
F2. 8
160 0
123 45
1/
200 0
F2. 8
200
0.0
100 -0001
1 Druk op K in Stap 6
op p.38.
De Live Weergave wordt
op de monitor getoond.
2 Breng het onderwerp binnen
het AF-kader op de monitor
en druk de ontspanknop
tot halverwege in.
Wanneer op het onderwerp
is scherp gesteld, wordt
het AF-kader groen en klinkt
er een geluidssignaal.
Beschikbare handelingen tijdens Live Weergave
E
Vergroot het beeld.
Gebruik R voor het wijzigen van
de vergroting (tot 10x).
Gebruik ABCD om het weergavegebied
te wijzigen.
Druk op M om het weergavegebied naar
het midden terug te zetten.
Druk op E om terug te gaan naar
de daadwerkelijke grootte.
K
Sluit de instellingen van Live weergave af.
De volgende stappen zijn hetzelfde als bij opnamen maken
met de zoeker.
1/
2000
F2.8
AF-kader
1600
12345
t Memo
• U kunt I gebruiken om scherp te stellen op het onderwerp.
(p.49)
• U kunt een voorbeeld bekijken op de monitor en de velddiepte
beoordelen voordat u opnamen maakt. (p.53)
• U kunt het gebruik en de scherminstellingen tijdens
momentcontrole instellen in [Momentcontrole] van het A4
menu (p.21). Als [Weergavetijd] is ingesteld op [Vasthouden],
zal momentopname getoond worden tot de volgende
handeling.
u Voorzichtig
• Sommige functies zijn in de T modus niet beschikbaar.
Als u probeert om functies die niet beschikbaar zijn,
te gebruiken, zoals het gebruik van de directe toets,
dan wordt het bericht [Deze functie is in deze modus niet
beschikbaar] getoond.
Opnamen bekijken
Bekijk de gemaakte opname op de monitor.
1 Druk op B.
De camera komt in
de weergavestand en
de laatst gemaakte opname
wordt weergegeven
(enkelbeeldweergave).
1/
2000
F2.8
200
100-0001
0.0
2
Voorbereidingen
39
2 Bekijk de gemaakte opname.
Beschikbare bewerkingen
C/Q naar linksWeergeven van de vorige
2
Voorbereidingen
D/Q naar rechtsWeergeven van de volgende
L
R naar rechtsVergroot de opname (tot 16×).
R naar linksHiermee activeert u de
d
H
G
t Memo
• Wanneer Hv op de monitor wordt weergegeven,
kan de JPEG-opname die zojuist is gemaakt, ook worden
opgeslagen in de RAW-indeling (RAW-data opslaan).
opname.
opname.
Wist de opname.
Gebruik ABCD om het
weergavegebied te wijzigen.
Druk op M om het
weergavegebied naar het
midden terug te zetten.
Druk op E om het
weergavegebied terug te zetten
naar het gehele beeld.
minitiatuurweergave (p.68).
Wisselt tussen de SD1en SD2-kaart.
Slaat de RAW-opname op
(alleen als de gegevens
beschikbaar zijn).
Wijzigt het type informatie dat
wordt weergegeven (p.13).
40
Opnemen
De opname-instellingen
configureren
Instellingen geheugenkaart
De opnamemethode als twee geheugenkaarten geplaatst zijn,
kan ingesteld worden in [Geheugenkaartopties] van het A1
menu of het bedieningspaneel.
W
Opeenvolgend De gegevens worden op de kaart
Y
Opslaan op
beide
Z
RAW/JPEG
afzonderlijk
t Memo
• In de C stand worden de gegevens op de kaart in
SD1 of SD2 opgeslagen. Instellen is mogelijk in
[Geheugenkaartopties] van het C1 menu.
in SD2 opgeslagen als de
geheugenkaart in SD1 vol is.
Opslaan van dezelfde gegevens
op de geheugenkaarten in SD1
en SD2.
Opslaan van de RAW-data op
de geheugenkaart in SD1 en
de JPEG-data op de kaart in SD2.
A1/v
Opname-instell. foto's
Stel in het bedieningspaneel of bij [Opname-instell. foto's]
in het menu A1 de bestandsindeling voor foto’s in.
BestandsindelingJPEG (standaardinstelling), RAW,
JPEG-resolutieq (standaardinstelling), p, o, r
JPEG
kwaliteitsniveau
RAW-formaatPEF (standaard instelling), DNG
RAW+
m (standaardinstelling), l, k
A1/v
u Voorzichtig
• Als [Geheugenkaartopties] is ingesteld op [RAW/JPEG
afzonderlijk], staat [Bestandsindeling] vast op [RAW+].
t Memo
• Wanneer [Bestandsindeling] ingesteld is op [RAW+], worden
een JPEG-opname en een RAW-opname met hetzelfde
bestandsnummer tegelijkertijd opgeslagen.
• Door P in te drukken, kunt u alleen opnamen maken
met een andere ingestelde bestandsindeling. (p.79)
• [PEF] van [RAW-formaat] is een PENTAX originele RAWbestandsindeling.
Opname-instell. films
Stel in het bedieningspaneel of bij [Opname-instell. films]
in het menu C1, of vanuit het bedieningspaneel,
de bestandsindeling voor video in.
ResolutieBeeldsnelheid
u (standaard
instelling)
t
60i, 50i, 30p (standaard instelling),
25p, 24p
60p, 50p, 30p, 25p, 24p
C1/v
3
Opnemen
41
Foto’s maken
12 345
12 345
1/
F
30
100
4.5
1/
30
F4. 5
100
123 45
Selecteer de belichtingsstand die geschikt is voor
het onderwerp en de opnameomstandigheden.
Op deze camera zijn de volgende belichtingsstanden
3
Opnemen
42
beschikbaar.
G
Programma
Automatische
belichting
H
Gevoel.
voorkeuze Auto
belichting
I
Sl.tijd
voorkeuze Auto
belichting
J
Diafr.
voorkeuze
Automatische
belichting
K
Sl.tijd & diafr.
voorkeuze Auto
belichting
L
Handm.
belichting
M
Tijd (B) opname
N
Flitser X-sync
snelheid
x: Beschikbaar #: Beperkt
Stand
Sluitertijd
wijzigen
*1
#
××
x
×
xx
xx
×
*4
×
Diafragm
awaarde
wijzigen
*1
#
×
xxx
x
x
: Niet beschikbaar
×
Gevoeligheid
wijzigen
Belichtings-
correctie
xx
x
*2
x
xx
x
x
x
x
*3
*2
*2
*2
x
x
×
x
*1 U kunt de te wijzigen waarde instellen in [Instelling e-knoppen]
van het A4 menu. (p.78)
*2 [ISO AUTO] is niet beschikbaar.
*3 Vast ingesteld op [ISO AUTO].
*4 Vast ingesteld op 1/180 seconden.
1 Selecteer met de snelkiezer positie de gewenste
belichtingsstand.
Q of R wordt op de het
statusscherm getoond naast
de waarde die gewijzigd kan
worden.
De waarde die gewijzigd kan
worden, is in de zoeker
onderstreept.
D verschijnt op het LCD-paneel
naast de waarde die gewijzigd
kan worden.
Tijdens de Live Weergave
verschijnt D voor de waarde
die gewijzigd kan worden.
1/
30
1/
F
4.5
12345
12345
30
F4.5
100
100
2 Draai R.
De diafragmawaarde wordt
gewijzigd in J, K, L, M,
of N stand.
De gevoeligheid kan gewijzigd
worden in de H stand.
12345
3 Draai Q.
De sluitersnelheid wordt
gewijzigd in de stand I, K,
of L.
t Memo
• De instellingen voor de belichting kunnen gespecificeerde
worden in LW-stappen van 1/3 belichting. In [1. LW-stappen]
van het E1 menu, kunt u de stappen wijzigen naar 1/2 LWstappen.
• De juiste belichting wordt met de geselecteerde
sluitersnelheid en diafragmawaarde wellicht niet verkregen
als de gevoeligheid ingesteld is op de vaste waarde.
• In de stand L of N wordt het verschil ten opzichte van de
juiste belichting weergegeven in de LW-staafgrafiek terwijl
de sluitertijd wordt aangepast.
• In de M stand kan de transportfunctie niet ingesteld worden
op continu opnamen, belichtingsbracketing, meerdere
opnamen+continu intervalopnamen, of interval samenstelling.
• Voor elke belichtingsfunctie kunt u de camera instellen
welke functies worden geactiveerd wanneer Q of R
gedraaid wordt of als M ingedrukt wordt. Instellen
bij [Instelling e-knoppen] van het A4 menu. (p.78)
Programmalijn
In [Programmalijn] van het A2 menu, kunt u specificeren
hoe de belichting geregeld wordt als [GLINE] geselecteerd
wordt voor het gebruik van M.
A
Auto
B
Normaal
Hoge
C
Snelheidprioriteit
DOF-prioriteit
D
(diep)
DOF-prioriteit
E
(ondiep)
F
MTF-prioriteit
De camera bepaalt de juiste
instellingen.
Basisprogramma voor automatische
belichting (standaardinstelling).
Geeft de voorkeur aan hoge
sluitersnelheden.
Sluit het diafragma voor een diepere
diepte van het veld.
Opent het diafragma voor een
mindere diepte van het veld.ens the
aperture for a shallow depth of field.
Bepaalt voorkeur voor de beste
diafragma-instelling voor het
bevestigde objectief bij gebruik
van een DA-, DA L-, D FA-, FA Jof FA-objectief.
Belichtingscompensatieorrectie
De compensatiewaarde kan ingesteld worden tussen
-5 en +5 LW (-2 en +2 LW in C stand).
1 Druk op J, en draai
vervolgens aan R.
e en de compensatiewaarde
worden tijdens het aanpassen
getoond op het statusscherm,
Live Weergave-scherm,
LCD-paneel en de zoeker.
3
Opnemen
43
Beschikbare bewerkingen
10' 30"
J
M
Start/beëindigt de wijziging van
de compensatiewaarde.
Reset de aanpassingswaarde naar
de standaardinstelling.
t Memo
• Met belichtingsbracketing kunt u opnamen maken terwijl
de belichting automatisch wordt aangepast. (p.56)
3
Opnemen
Video-opnamen maken
1 Draai de foto-/videoschakelaar naar C.
Live Weergave wordt getoond.
Beschikbare opnametijd
2 Stel scherp op het onderwerp.
Druk, in de stand v, de sluiterknop half in.
3 Druk op a.
Video-opname start.
In de linkerbovenhoek van de
monitor zal “REC” knipperen
en de grootte van het bestand
dat opgenomen wordt, zal
getoond worden.
Geluid
10'30"
u Voorzichtig
• Wanneer u een video opneemt met geluid, worden ook
de bedieningsgeluiden van de camera opgenomen.
•
Bij het opnemen van een video met een beeldverwerkingsfunctie,
zoals een toegepaste digitale filter, kan het videobestand
alleen opgeslagen worden als er frames weggelaten worden.
• Als de interne temperatuur van de camera tijdens het maken
van opnamen te hoog oploopt, wordt het opnemen mogelijk
stopgezet.
t Memo
• Het opnemen kan gestart of gestopt worden door de
sluiterknop volledig in te drukken.
• U kunt de video-instellingen wijzigen in het menu C1 of
in het Bedieningspaneel. (p.23) Als [Belichtingsvoorkeur]
ingesteld is op J, K of L, dan kunt u de belichting
voor het opnemen instellen.
• Als [Niveau opnamegeluid] ingesteld is op [HANDMATIG],
dan geeft een staafgrafiek het volumeniveau van de
microfoon aan de linkerkant (beide kanten als een stereo
microfoon aangesloten is) van de monitor aan.
• U kunt video opnemen tot maximaal 4 GB of 25 minuten.
Als de geheugenkaart vol is, stopt het opnemen.
4 Druk opnieuw op a.
44
Video-opname stopt.
Gebruik een microfoon
10' 00"
100 -0001
of hoofdtelefoon
U kunt een in de handel
verkrijgbare stereomicrofoon
aansluiten op de
microfoonaansluiting van de
camera om stereogeluid op
te nemen. Met een externe
microfoon verkleint u ook de kans
dat de geluiden die gepaard gaan
met het bedienen van de camera
worden opgenomen.
De volgende specificaties worden aanbevolen voor externe
microfoons.
PlugStereominiplug (ø3,5 mm)
FormatterenStereo electret condensator
Voeding
Impedantie2,2 kΩ
Als de externe microfoon tijdens de opname wordt
losgemaakt, wordt er geen geluid opgenomen.
U kunt video’s opnemen en Afspelen terwijl u luistert
naar het geluid via een hoofdtelefoon die in de handel
verkrijgbaar is en aangesloten is op de
hoofdtelefoonaansluiting.
Plug-in-voedingsmethode
(werkspanning van 2,0 V of lager)
Microfoonaansluitpunt
Hoofdtelefoonaansluiting
Video's afspelen
100-0001
10'00"
Beschikbare bewerkingen
A
D
Druk op de knop D
en houd deze
ingedrukt
C
Druk op de knop C
en houd deze
ingedrukt
B
R
H
t Memo
• Met [Video bewerken] van het weergavepalet kunnen video’s
worden gesplitst of geselecteerde beeldjes worden gewist.
(p.75)
Geeft de video-opname weer
of last een pauze in.
Springt een beeldje vooruit
(tijdens pauze).
Snel vooruit spoelen.
Springt een beeldje achteruit
(tijdens pauze).
Snel achteruit spoelen.
Hiermee stopt u het afspelen.
Past het volume aan (21 niveaus).
Slaat de weergegeven opname op
als JPEG-bestand (tijdens pauze).
3
Opnemen
45
Instelling van de belichting
IS O AUT O-in ste llin g
AU TO I SO-p aram ete rs
100
320 0
An nul.
OK
Ru ison d. h oge ISO -wrd
Au to
Zw ak
No rmaa l
St erk
Aa ngep ast
Ui t
An nul.
OK
Ru ison d. h oge ISO -wrd
Re set
100
200
400
800
160 0
320 0
640 0
u Voorzichtig
• Als [HDR-opname] ingesteld is, en [Automatisch uitlijnen]
ingeschakeld is, staat [AUTO ISO-parameters] vast op J.
Gevoeligheid
1 Druk op N , en draai
aan R.
3
Opnemen
46
De gevoeligheid die wordt
weergegeven op het Live
Weergave-scherm en
het LCD-display en in
de zoeker, verandert.
Druk op de knop M om de gevoeligheid in te stellen
op [ISO AUTO].
t Memo
• De instellingsstappen voor ISO-gevoeligheid betreft 1 LWstap. Om de gevoeligheid aan te passen volgens de LW-stap
instelling voor belichting, stelt u [2. Gevoeligheidsstappen]
van het E1 menu in.
Instellen van het bereik van ISO AUTOA2
U kunt het bereik waar in de
gevoeligheid automatisch aangepaste
wordt instellen als de gevoeligheid
ingesteld is op ISO AUTO. Instellen
in [ISO AUTO-instelling] van het A2
menu. (Standaard instelling:
ISO 100 tot ISO 3200)
De manier waarop de gevoeligheid verhoogd kan worden,
kan aangegeven worden in [AUTO ISO-parameters].
H
Langzaam
I
Stand.(Standaardinstelling)
J
SnelVerhoogt de gevoeligheid actief.
Verhoogt de gevoeligheid zo weinig
mogelijk.
ISO AUTO-instelling
100--
AUTO ISO-parameters
Annul.
3200
Stelt in of de ruisonderdrukkingsinstelling
in bij ISO-gevoeligheid
U kunt de ruisonderdrukkingsinstelling instellen bij het maken
van opnamen met een hoge ISOgevoeligheid, in [Ruisond. hoge
ISO-wrd] van het A2 menu.
Auto
Zwak/Normaal/
Sterk
Aangepast
Uit
Als [Aangepast] is geselecteerd,
selecteert u [Instelling] en stelt
u het ruisonderdrukkingsniveau
in volgens de ISO-gevoeligheid.
OK
Past in het gehele ISO-bereik
ruisonderdrukking toe met optimaal
berekende niveaus. (standaardinstelling)
Past in het gehele ISO-bereik een constant,
gekozen ruisreductieniveau toe.
Past voor elke ISO-instelling een door de
gebruiker ingesteld ruisreductieniveau toe.
Past in geen enkele ISO-instelling
ruisreductie toe.
A2
Ruisond. hoge ISO-wrd
Auto
Zwak
Normaal
Sterk
Aangepast
Uit
Annul.
Ruisond. hoge ISO-wrd
100
200
400
800
1600
3200
6400
OK
1 2
Reset
Autom. lichtmeting
12 345
12 345
1/
F
250
320 0
5.6
Fl itse r aa n
An nul.
OK
0.0
Selecteer het gedeelte van de zoeker dat moet worden gebruikt
voor lichtmeting en het bepalen van de belichting.
t Memo
• In [5. Kopp. AE en AF-punt] van het E1 menu kunt u de
camera instellen om de belichting automatisch aan te passen
volgens de positie van het scherpstelpunt.
1 Draai R terwijl u drukt
op 2.
Meerdere
A
segmenten
Zwaartepunt
B
in het midden
C
Spot
1/
250
F
5.6
12345
12345
De sensor meet de helderheid in
meerdere verschillende zones.
(Standaardinstelling)
Op locaties met tegenlicht wordt in deze
stand de belichting automatisch aangepast.
De meting legt de nadruk op het midden
van het zoekerbeeld.
De gevoeligheid wordt groter in het
midden en er wordt geen automatische
afstelling uitgevoerd, zelfs bij scènes met
retrolicht.
De helderheid wordt alleen in een
beperkt gebied in het midden van
het zoekerbeeld gemeten.
Bruikbaar wanneer het onderwerp
klein is.
3200
Werken met de ingebouwde
flitser
1 Druk op B in de standbymodus.
2 Selecteer een flitsinstelling.
Auto
A
ontladen
flitser
Auto + Anti
B
rode ogen
Flitser aanSchakelt de flitser in bij elke opname.
C
Flitser aan +
D
Anti rode
ogen
Lange-
E
sluitertijdsync
Lange-sltrtd
F
+ Anti rode
ogen
Meet het omgevingslicht
automatisch en bepaalt of de flitser
gebruikt moet worden.
Hiermee gaat eerst een voorflits af
om rode ogen tegen te gaan voordat
een automatische flits afgaat.
Activeert een voorflits voor Anti rode
ogen voordat de hoofdflits afgaat.
Stelt een lange sluitertijd in.
Gebruik deze optie voor het maken
van een portretopname met de
zonsondergang op de achtergrond.
Eerst gaat een voorflits af om rode
ogen tegen te gaan. Daarna gaat
de hoofdflits af met langesluitertijdsynchronisatie.
Annul.
Flitser aan
0.0
X
3
Opnemen
OK
47
2e
Fl itse r aa n
An nul.
OK
+0. 7
H
sluitergordijn-
G
sync
Handmatig
ontladen
K
8
9
flitser
Draadloos
3
Opnemen
3 Om de flitserontlading te
compenseren, of als K
geselecteerd is, drukt u op B
en past u vervolgens de
waarde aan met R.
Druk op de knop M om de
waarde te resetten naar 0,0.
Voor [Draadloos] drukt u eerst op B, en gebruikt
u vervolgens CD voor het selecteren van 8 of 9.
4 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
5 Druk op 1.
De ingebouwde flitser wordt
geopend.
Activeert een flits onmiddellijk
voordat de sluiter wordt gesloten.
Stelt een lange sluitertijd in.
Maakt opnamen van bewegende
onderwerpen met een lichtspoor
erachter.
Instellen van de ontlading van
de flitser tussen FULL en 1/128.
Synchroniseert de aangewezen
externe flitser zonder het gebruik
van een sync. kabel. (p.91)
Selecteer [Draadloos (Master)]
of [Draadloos (Controller)].
Flitser aan
+0.7
Annul.
t Memo
• Het hangt van de belichtingsstand af welke flitsinstellingen
kunnen worden geselecteerd.
BelichtingsstandenSelecteerbare flitsinstelling
T
G, H, JC, D, E, F, H, K, 8, 9
I, K, L, MC, D, G, K, 8, 9
N
• U kunt standaard geen opnamen maken wanneer de flitser
wordt opgeladen. Als u opnamen wil maken terwijl de
ingebouwde flitser wordt opgeladen, stelt u [20. Ontspant
bij opladen] in het E3 menu in.
• Het gebruik van de ingebouwde flitser kan aan beperkingen
onderhevig zijn. Dit hangt af van het objectief dat wordt
gebruikt. (p.89)
• Als de ingebouwde flitser gebruikt wordt in de stand J,
wijzigt de sluitersnelheid automatisch in een bereik van
1/180 seconden naar een lage sluitersnelheid, afhankelijk
OK
van het gebruikte objectief. De sluitersnelheid wordt
vastgezet op 1/180 seconden als een ander objectief
dan DA, DA L, D FA, FA J, FA of F gebruikt wordt.
• Als de ingebouwde flitser gebruikt wordt in I, K of L
stand dan kan iedere gewenste sluitersnelheid van
1/180 seconden of langzamer ingesteld worden.
• De ingebouwde flitser werkt optimaal op een afstand van
circa 0,7 m tot 5 m tot het onderwerp. Bij een afstand van
minder dan 0,7 m kan er vignettering optreden (deze afstand
varieert enigszins, afhankelijk van het gebruikte objectief
en de gevoeligheidsinstelling).
A, B (Geen flitscorrectie)
C, D, K, 8, 9
48
GevoeligheidRichtgetalGevoeligheid Richtgetal
ISO 100Ca. 13ISO 3200Ca. 73,5
ISO 200Ca. 18,4ISO 6400Ca. 104
ISO 400Ca. 26ISO 12800Ca. 147
ISO 800Ca. 36,8ISO 25600Ca. 208
ISO 1600Ca. 52ISO 51200Ca. 294
• Zie “Functies bij gebruik van een externe flitser” (p.91)
voor bijzonderheden over het gebruik van een externe flitser.
De focusmethode instellen
Stel de scherpstelfunctieknop
in op v of w.
AF
MF
De autofocus methodes voor opnamen met de zoeker
verschillen van die voor opnamen met Live Weergave.
DDL: autofocus op basis van Phase Matching
Opnamen
maken met de
zoeker
Opnamen
maken met
Live Weergave
t Memo
• U kunt I gebruiken voor het
scherpstellen op het onderwerp.
Het I knopgebruik kan ingesteld
worden in [Knoppen aanpassen]
van het A4 menu. (p.78)
Selecteer uit x, y, of z stand
waardoor automatisch schakelen tussen
x en y mogelijk wordt.
Stel het scherpstelpunt in [AF-punt]. (p.51)
Snellere autofocus prestaties dan "contrast
detectie AF" zijn mogelijk.
Contrastdetectie AF
Gezichtsdetectie en tracering zijn
beschikbaar. (p.52)
3
Opnemen
49
Instellen van de AF-stand bij het maken
12 345
12 345
1/
F
250
320 0
5.6
van opnamen met de zoeker
1 Draai Q terwijl u drukt
op b.
3
Opnemen
Als de sluitersnelheid half ingedrukt wordt,
x
Enkele stand
y
Continu
stand
z
Autoselect
stand
en er is scherpgesteld op het onderwerp,
dan wordt de scherpstelling op die positie
vergrendeld. (standaard instelling)
Het AF-hulplicht wordt zo nodig
ingeschakeld.
Er blijft scherp gesteld worden op
het onderwerp als de sluiterknop half
ingedrukt wordt.
P verschijnt in de zoeker als er scherp
gesteld is op het onderwerp.
De sluiter kan zelfs worden ontspannen
als het onderwerp niet scherp is.
Schakelt automatisch tussen x en
y standen volgens het onderwerp.
1/
F
12345
12345
250
5.6
3200
v
t Memo
• De volgende instellingen van de AF-handelingen kunnen
ingesteld worden in het menu E3.
15. AF.Sinstelling
16. Actie 1e
beeldje bij AF.C
17. Actie bij
AF.C Continu
18. AF-status
vasthouden
• In [18. AF-status vasthouden] kunt u instellen of u de AF
onmiddellijk opnieuw wilt activeren of de scherpstelling
gedurende een bepaalde tijd wilt vasthouden voordat AF
geactiveerd wordt als het onderwerp uit het geselecteerde
scherpstelgebied verdwijnt. De standaard instelling is
het onmiddellijk activeren van AF als er niet succesvol
scherpgesteld wordt.
De camera selecteert automatisch
het optimale scherpstelpunt uit
27 AF-punten. (standaard instelling)
De camera kiest uit 9 AF-punten
automatisch het optimale
scherpstelpunt.
Instellen van het scherpstelpunt
dat door de gebruiker geselecteerd
is uit 27 punten.
Instellen van het scherpstelpunt
dat de gebruiker uit 27 punten
geselecteerd heeft. Als het
onderwerp uit het geselecteerde
scherpstelgebied verdwijnt,
kunnen er 8 nevenpunten als
back-up punten gebruikt worden.
Niet beschikbaar in x stand.
Auto (27 AF-
J
punten)
Zoneselectie
I
Selecteren
E
Uitgebr.
AF-gebied
F
(S)
v
Instellen van het scherpstelpunt
dat de gebruiker uit 27 punten
Uitgebr.
AF-gebied
G
(M)
Uitgebr.
AF-gebied
H
(L)
Spot
D
Ga verder naar Stap 2 als er een andere stand dan J
of D geselecteerd is.
2 Selecteer het gewenste
AF-punt.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
E
c
geselecteerd heeft. Als het
onderwerp uit het geselecteerde
scherpstelgebied verdwijnt, kunnen
er 24 nevenpunten als back-up
punten gebruikt worden.
Niet beschikbaar in x stand.
Instellen van het scherpstelpunt
dat de gebruiker uit 27 punten
geselecteerd heeft. Als het
onderwerp uit het geselecteerde
scherpstelgebied verdwijnt, kunnen
er 26 nevenpunten als back-up
punten gebruikt worden.
Niet beschikbaar in x stand.
Het scherpstelgebied wordt
ingesteld op het midden van
de 27 punten.
1/
250
F
5.6
12345
12345
Hiermee wordt het AF-punt gewijzigd.
Plaatst het AF-punt terug in het midden.
Switches the function of ABCD to that
for Change AF Point or the direct key
operation.
800
3
Opnemen
51
Instellen van de AF-stand tijdens
OK
Live Weergave
U kunt een autofocus stand selecteren tijdens het maken
van opnamen met Live Weergave in [Live weergave] van
het A3 menu, of in [Contrast-AF] van het Bedieningspaneel.
De autofocus stand kan tevens gewijzigd worden door tijdens
de Live Weergave te draaien aan R terwijl u drukt op b.
3
Opnemen
e
f
g
h
i
Gezichtsherkenning
Traceren
Meerdere
AF-punten
Selecteren
Spot
Detecteert en traceert gezichten van
mensen. (standaardinstelling)
Het detectiekader voor het belangrijkste
gezicht voor AF en AE wordt in geel
weergegeven.
Volgt het onderwerp dat scherp
is gesteld.
De sluiter kan zelfs worden ontspannen
als het onderwerp niet scherp is.
Het scherpstelgebied wordt ingesteld
op het gewenste gebied.
De sensor is verdeeld in 45 gebieden
(9 horizontaal bij 5 verticaal), en u kunt
kiezen uit een breder of smaller
focusgebied door gebruik te maken
van 1, 9, 15 of 21 van de 45 beschikbare
gebieden.
Het scherpstelgebied wordt ingesteld
op basis van het aantal pixels.
Stelt het scherpstelgebied in op
een beperkt gebied van het midden.
A3/v
Selecteren van het gewenste scherpstelgebied
U kunt de positie en het bereik van het autofocusgebied
(AF-gebied) instellen.
1 Stel [AF-modus] in op g of h.
2 Druk op c.
3 Selecteer het AF-gebied.
Gebruik het frame dat op de
monitor verschijnt voor het
wijzigen van de positie en
de grootte van het AF-gebied.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
R
M
Wijzigt de positie van het AF-gebied.
Vergroot/verkleint de grootte van
het AF-gebied (als g geselecteerd is).
Zet het AF-gebied terug naar het midden.
4 Druk op E.
Het AF-gebied wordt ingesteld.
t Memo
• Wanneer [Scherpe contouren] ingesteld is op [AAN] in [Live
weergave] van het A3 menu, dan wordt de contour van het
scherp gestelde onderwerp benadrukt, wat het gemakkelijker
maakt om de scherpstelling te controleren. Deze functie
werkt zowel in de zowel de stand v als de stand w.
OK
u Voorzichtig
•Als f geselecteerd wordt, dan werkt het gebruik van
de scherpstelvergrendeling (compositie afstelling terwijl
de sluiterknop half ingedrukt is) niet.
52
AF-fijnafstelling
AF -aan pass ing
26 .
Toe pass en o p al
2
In stel ling
±
0
±
0
An nul.
OK
U kunt van uw objectieven met behulp van het autofocus
systeem van de camera aanpassen.
E4
t Memo
• U kunt de scherpstelaccuratesse controleren door het beeld
tijdens Live Weergave (p.39) of Digitaal Voorbeeld (p.53)
te vergroten.
1 Selecteer [26. AF-aanpassing] in het menu E4
en druk op D.
Het scherm [26. AF-aanpassing] verschijnt.
2 Selecteer [Toepassen op al] of [Toepassen op 1]
en druk op E.
Toepassen
op al
Toepassen
op 1
3 Selecteer [Instelling]
en pas de waarde aan.
Beschikbare bewerkingen
D/R naar rechtsScherpstelling dichterbij halen.
C/R naar linksScherpstelling verder weg
M
Dezelfde aanpassing wordt toegepast
op alle objectieven.
Opslaan van een afstellingswaarde voor
het gebruikte objectief. (Tot 20 waarden)
26.
2
Instelling
plaatsen.
Reset de aanpassingswaarde
naar de standaardinstelling.
4 Druk op E.
De aanpassingswaarde wordt opgeslagen.
5 Druk tweemaal op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
AF-aanpassing
Toepassen op al
Annul.
±
0
Controle van de scherptediepte (Voorbeeld)
Draai de hoofdschakelaar naar U om
de voorbeeldfunctie te gebruiken.
Er zijn twee voorbeeldmethoden.
Optisch
voorbeeld
±
0
Digitaal
voorbeeld
OK
De voorbeeldmethode instellen
Controle van scherptediepte in zoeker.
(Standaard instelling)
Voor het beoordelen van compositie,
belichting en scherpstelling op de monitor.
(Maximale weergavetijd: 60 seconden)
U kunt de opname uitvergroten of de
voorbeeldweergave op te slaan.
A4
3
Opnemen
1 Selecteer [Knoppen aanpassen] in A4 menu
en druk op D.
Het scherm [Knoppen aanpassen] verschijnt.
2 Selecteer [Voorbeeld-wiel] en druk op D.
Het scherm [Voorbeeld-wiel] verschijnt.
3 Selecteer [Optisch voorbeeld] of [Digitaal
voorbeeld] en druk op E.
4 Druk drie keer op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
53
t Memo
• Optisch voorbeeld wordt altijd gebruikt als de transportfunctie
ingesteld is op [Opname spiegel-omhoog-verg.],
[Dubbelopnamen], [Intervalopname] of [Intervalcompositie],
of als STERRENVOLGER geactiveerd is.
• De weergave-instellingen en het cameragebruik tijdens
Digital Preview kunnen gewijzigd worden in [Digitaal
voorbeeld] van het A4 menu. (p.21)
• De voorbeeldfunctie kan tevens worden toegewezen aan
P. (p.79) U kunt eenvoudig Wisselen tussen optisch
3
Opnemen
voorbeeld en digitaal voorbeeld na het Toewijzen van
verschillende soorten voorbeeld aan de twee
bedieningsopties, U van de hoofdschakelaar en P.
De transportfunctie instellen
U kunt kiezen tussen de volgende transportfuncties.
Enkelbeeldopname
(L)
Continuopname
(Z/a/b)
Zelfontspanner
(O/P)
Afstandsbediening
(Q/R/S)
Normale opnamestand.
U kunt diverse opnamen achter elkaar
maken door de ontspanknop ingedrukt
te houden.
Het aantal opnamen dat continu
genomen kan worden is afhankelijk
van de sluitersnelheid.
De sluiter wordt ontspannen na circa
12 seconden of 2 seconden nadat
op de ontspanknop is gedrukt.
Activeert opnamen met de
afstandsbediening
Selecteer uit [Afstandsbediening],
[Afstandsbed. 3sec vertraging] of
[Continu opn afstandsbediening].
W
Belichtingsbracketing
(T/1/U)
Opname spiegelomhoog-verg.
(c/d)
Dubbelopnamen
(V/2/W/X)
Intervalopname
(Y)
Intervalcompositie
(3)
Intervalvideo
opnemen (Y)
Maakt drie opeenvolgende opnamen
met verschillende belichtingniveaus.
Selecteer uit [Belichtingsbracketing],
[Zelfontspan.+Belichtingsbracket.] of
[Belichtingsbrack. + afstandsbed.].
Opnamen maken met de spiegel
uitgeklapt.
Selecteer uit [Opname spiegelomhoog-verg.] of [Afstandsbed. +
Spiegel-vergr.].
Creëert een samengestelde opname
door meerdere opnamen te nemen en
deze tot een enkele opname samen
te voegen.
Selecteer uit [Dubbelopnamen],
[Dubbelopnamen+Continu],
[Zelfontspanner + Dubbelopnamen]
of [Afstandsbed.+Dubbelopnamen].
Maakt opnamen met een ingesteld
interval vanaf een vastgesteld tijdstip.
Maken van foto’s met een ingesteld
interval en voegt ze samen tot een
enkele opname.
Banen van sterren en de maan kunnen
in één enkele opname worden
vastgelegd.
Neemt stilstaande beelden met een
ingestelde tussentijd en slaat ze
op als een enkel videobestand.
Alleen beschikbaar in de stand C.
u Voorzichtig
• Er zijn bij sommige transportstanden beperkingen als ze
gebruikt worden in combinatie met andere functies. (p.87)
54
t Memo
Co ntin uopn ame (H)
An nul.
OK
Ze lfon tspa nner (1 2sec )
An nul.
OK
Af stan dsbe dien ing
An nul.
OK
• Alleen 4, Q of Y kunnen geselecteerd worden in de stand C.
• Ook nadat de camera is uitgeschakeld, wordt de
transportfunctie-instelling opgeslagen. Als [Transportstand]
ingesteld is op [Uit] bij [Geheugen] in het menu A 4, dan
keert de instelling terug naar Enkelbeeldopname wanneer
de camera wordt uitgeschakeld. (p.82)
• De functie Shake Reduction wordt automatisch uitgeschakeld
bij het selecteren van Zelfontspanner, Afstandsbediening
of Spiegel Vergrendeling.
• Als de transportfunctie voor
de Zelfontspanner of
afstandsbediening geselecteerd is,
dan kan de belichting beïnvloed
worden als er licht de zoeker
binnen dringt. In dit geval gebruikt
u de AE-vergrendeling of bevestigt
u de optionele ME-zoekerkap. Verwijder de oogscherp
voordat u de ME-zoekerkap bevestigt.
Continuopname
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
t Memo
• In de stand x wordt de scherpstelpositie in het eerste
frame vergrendeld.
Zelfontspanner
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer O en druk op B.
Zelfontspanner (12sec)
Annul.
3 Selecteer O of P en druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
4 Druk de ontspanknop eerst half in en vervolgens
helemaal.
De zelfontspanner-LED knippert.
De sluiter wordt na circa 12 seconden of 2 seconden
ontspannen.
3
Opnemen
OK
2 Selecteer Z en druk op B.
3 Selecteer Z, a, of b en druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
u Voorzichtig
• U kunt standaard geen opnamen maken wanneer de
ingebouwde flitser wordt opgeladen. Als u opnamen wil
maken terwijl de ingebouwde flitser wordt opgeladen,
stelt u [20. Ontspant bij opladen] in het E3 menu in.
Continuopname (H)
Annul.
Afstandsbediening
1 Druk op A in de standbymodus.
OK
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer Q en druk op B.
Afstandsbediening
Annul.
OK
55
3 Selecteer Q, R, of S en druk op E.
Be lich ting sbra cke ting
An nul.
3 opna men
OK
±0 .3EV
De camera keert terug naar de standbymodus.
De zelfontspanner-LED knippert.
5 Stel de bracketwaarde in.
Belichtingsbracketing
4 Druk de ontspanknop tot halverwege in.
5 Richt de afstandsbediening op de
afstandsbedieningssensor op de voor- of
3
Opnemen
achterzijde van de camera en druk de ontspanknop
van de afstandsbediening in.
t Memo
• De afstandsbediening kan gebruikt worden tot maximaal
een afstand van circa 4 m vanaf de voorzijde van de camera
en circa 2 m vanaf de achterkant.
• Voor het met de afstandsbediening aanpassen van de
scherpstelling, stelt u [19. AF met afstandsbediening]
van het menu E3 in.
• Bij gebruik van de waterdichte afstandsbediening Remote
Control Waterproof O-RC1 kan het autofocussysteem
worden geregeld met de knop q. De knop r kan niet
worden gebruikt.
Belichtingsbracketing
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer T en druk op B.
3 Selecteer T, 1, of U en druk op B.
4 Gebruik Q voor het selecteren van de opnamen.
Kies uit 2 opnamen (Standaard/+), 2 opnamen (Standaard/-),
3 opnamen of 5 opnamen.
3 opnamen
Annul.
Beschikbare bewerkingen
R
J→RWijzigt de belichtingscompensatiewaarde.
M
Wijzig de bracketwaarde
(tot maximaal ±2 LW).
Reset de aanpassingswaarde naar
de standaardinstelling.
±0.3EV
6 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
t Memo
• U kunt de volgorde van de bracketing instellen
[8. Volgorde bracketing] van het E2 menu.
• De bracketwaarde kan worden ingesteld in stappen van
1/3 LW of 1/2 LW volgens [1. LW-stappen] instellingen
in het menu E1 menu.
• Instellen van [9. Bracketing-in-één] op [Aan] in het E2 menu
voor het maken van het gespecificeerde aantal opnamen
door één druk op de sluiterknop.
OK
56
Opname spiegel-omhoog-verg.
Op name spi egel -om hoog -ver g.
An nul.
OK
Aa ntal opn amen
ma al
Co mpos itie modu s
000 2
An nul.
OK
Du bbel opna men
Dubbelopnamen
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer c en druk op B.
Opname spiegel-omhoog-verg.
Annul.
3 Selecteer c of d en druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
4 Druk de ontspanknop eerst half in en vervolgens
helemaal.
De spiegel klapt open en de AE-vergrendeling wordt
geactiveerd.
5 Druk de ontspanknop opnieuw helemaal in.
De spiegel gaat nadat de opname gemaakte is terug
naar de oorspronkelijke positie.
t Memo
• De spiegel keert automatisch terug naar de oorspronkelijke
positie als er 1 minuut na het open klappen verstreken is.
u Voorzichtig
• Spiegel Vergrendeling Opnamen kan niet geselecteerd
worden bij Live Weergave.
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer V en druk op B.
3 Selecteer V, 2, W of X, en druk op B.
4 Selecteer
OK
[Compositiemodus].
Gemiddelde
5
Toevoeging
6
Helder
7
Creëert een samengestelde
opname met de gemiddelde
belichting.
Creëert een samengestelde
opname met de cumulatieve
toegevoegde belichting.
Creëert een samengestelde
opname waarbij alleen de heldere
gedeeltes gecombineerd worden.
5 Specifeer [Aantal opnamen].
Kies 2 tot 2000 opnamen.
6 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
7 Maak de opnamen.
Momentcontrole wordt weergegeven.
Dubbelopnamen
Compositiemodus
Aantal opnamen
Annul.
0002
maal
3
Opnemen
OK
57
Beschikbaar gebruik tijdens momentcontrole
In terv al
In terv alop name
Aa ntal opn amen
In t op name sta rte n
000 2
ma al
Nu
00 :00' 02"
An nul.
OK
In terv alco mpos iti e
Co mpos itie modu s
In t op name sta rte n
Aa ntal opn amen
In terv al
Pr oces ops laan
An nul.
OK
ma al
000 2
00: 00'02"
Nu
L
Verwijdert de opnamen die tot op dat moment
gemaakt werden, en maakt opnieuw opnamen
vanaf de eerste opname.
F
Slaat opnamen die tot op dat moment
gemaakt werden op en toont het A menu.
Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt,
3
Opnemen
wordt de normale opnamestand weer geactiveerd.
Intervalopname
1 Druk op A in de standbymodus.
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer Y en druk op B.
3 Set the shooting conditions.
IntervalSelecteer van 2 seconden tot 24 uur.
Aantal
opnamen
Int opname
starten
4 Druk op E om de instelling te voltooien.
58
De camera keert terug naar de standbymodus.
Kies 2 tot 2000 opnamen.
Selecteer of nu de eerste opname moet
worden gemaakt of op een ingesteld
tijdstip.
Wanneer [Tijdstip] geselecteerd is,
stelt u de tijd in waarop de opname
start in [Begintijd].
Intervalopname
Interval
Aantal opnamen
Int opname starten
Annul.
00:00'02"
0002
Nu
maal
5 Maak de opnamen.
Als [Int opname starten] is ingesteld op [Nu], zal de eerste
opname gemaakt worden. Als ingesteld op [Tijdstip], start
de opname op de ingestelde tijd.
Druk op F om het maken van opnamen te annuleren.
Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, wordt
de normale opnamestand weer geactiveerd.
t Memo
• Er wordt tijdens intervalopnames een nieuwe map
aangemaakt, en de opnames worden daar opgeslagen.
Er wordt ook een nieuwe map aangemaakt tijdens het maken
van opnamen met intervalopnamen en een andere
transportfunctie.
• De kortste intervaltijd die ingesteld kan worden voor [Interval]
is 10 seconden voor [Digitaal filter] en 20 seconden voor
[HDR-opname].
Intervalcompositie
1 Druk op A in de standbymodus.
OK
Het transportfunctiescherm verschijnt.
2 Selecteer 3 en druk op B.
3 Set the shooting conditions.
Compositiemodus
Proces opslaan
Interval
Aantal opnamen
Int opname starten
Annul.
Compositiemodus
Proces opslaan
Kies uit [Gemiddelde], [Toevoeging]
of [Helder]. (Zie “Dubbelopnamen”
(p.57).)
Selecteer T voor het opslaan van
opnamen tijdens de verwerking.
Intervalcompositie
00:00'02"
maal
0002
Nu
OK
Interval
2s ec
An nul.
OK
In terv al
Re solu tie
In terv alvi deo opn emen
Op name tijd
In t op name sta rte n
00 :00 ' 14"
Nu
Aantal opnamenKies 2 tot 2000 opnamen.
Int opname starten
Selecteer van 2 seconden
tot 24 uur.
Selecteer of nu de eerste opname
moet worden gemaakt of op een
ingesteld tijdstip.
Wanneer [Tijdstip] geselecteerd is,
stelt u de tijd in waarop de opname
start in [Begintijd].
4 Druk op E om de instelling te voltooien.
De camera keert terug naar de standbymodus.
5 Maak de opnamen.
Als [Int opname starten] is ingesteld op [Nu], zal de eerste
opname gemaakt worden. Als ingesteld op [Tijdstip], start
de opname op de ingestelde tijd.
Druk op F om het maken van opnamen te annuleren.
Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, wordt
de normale opnamestand weer geactiveerd.
t Memo
• Wanneer [Proces opslaan] ingesteld op T wordt een nieuwe
map aangemaakt en de samengestelde opname wordt
opgeslagen. Bij opnamen met een andere transportfunctie,
wordt er een nieuwe map aangemaakt.
• Bevestig de camera tijdens intervalopname op een statief.
Intervalvideo opnemen
In de stand C kunt u [Intervalvideo opnemen] gebruiken
om met een ingesteld interval vanaf een ingestelde tijd fotoopnamen te maken en deze opnamen opslaan als één
videobestand (Motion JPEG, bestandsextensie: .AVI).
Stel de tijd waarop de opname start tot
het einde van de opname. Kies uit
14 seconden tot 99 uur. De tijd die
ingesteld kan worden is afhankelijk
van de instelling bij [Interval].
Selecteer of nu de eerste opname moet
worden gemaakt of op een ingesteld
tijdstip.
Wanneer [Tijdstip] geselecteerd is,
stelt u de tijd in waarop de opname start
in [Begintijd].
Intervalvideo opnemen
Resolutie
Interval
Opnametijd
Int opname starten
Annul.
2sec
00: 00'14"
Nu
OK
4 Druk op E om de instelling te voltooien.
De camera keert terug naar de standbymodus.
5 Druk, om de opname te starten, op de sluiterknop.
Wanneer [Int opname starten] ingesteld is op [Nu], wordt
de eerste opname gemaakt.
Momentcontrole wordt weergegeven en daarna wordt
de monitor uitgeschakeld.
Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, keert
de camera terug naar de stand-by stand.
t Memo
• De kortste intervaltijd die ingesteld kan worden voor [Interval]
is 10 seconden voor [Digitaal filter] en 20 seconden voor
[HDR-opname].
3
Opnemen
59
Instelling van de witbalans
Au toma tisc he w itb alan s
An nul.
Voo rbee ld
WB
±
OK
An nul.
±
0
G3G3A2
OK
Voo rbee ld
1 Druk op C in de standbymodus.
Het instelscherm van de witbalans verschijnt.
2 Selecteren van de witbalans.
3
Opnemen
g Automatische witbalans
g
u Meervoud. autom. witbalans
h
Daglicht
i
Schaduw
j
Bewolkt
q Neonlicht - Daglicht kleuren
r Neonlicht - Daglicht wit
k
s Neonlicht - Koel wit
t Neonlicht - Warm wit
l
Lamplicht
m
Flitser
n
Kleurtemperatuurverbetering
o
Manuele witbalans 1 tot 3
p
Kleurtemperatuur 1 tot 3
Automatische witbalans
Voorbeeld
Annul.
WB
±
Beschikbare handelingen bij het maken van opnamen
Y
OK
met de zoeker
Hoofdschakelaar
naar U
H
Ga verder naar stap 5 als u geen parameters wilt wijzigen.
Gebruikt Digitaal voorbeeld om
een voorbeeld te tonen van
het achtergrondbeeld met het
toegepaste witbalanseffect.
Slaat de voorbeeldopname
op (alleen als de gegevens
beschikbaar zijn).
3 Druk op G.
Het scherm voor fijnafstemming
wordt weergegeven.
Beschikbare bewerkingen
AB
CD
M
Aanpassing: groen-magenta
Aanpassing: blauw-amber
Reset de aanpassingswaarde naar
de standaardinstelling.
A2
Voorbeeld
Annul.
OK
±
0
4 Druk op E.
Het scherm van stap 2 verschijnt opnieuw.
5 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
t Memo
• Wanneer u ingesteld is, zal de camera, zelfs als er
verschillende lichtbronnen aanwezig zijn, de witbalans
automatisch aanpassen volgens de lichtbron van elk gebied.
• De volgende instellingen hebben betrekking op de witbalans
die ingesteld kan worden in het E2 menu.
60
10. Instellingsbereik
Ma nuel e wi tbal ans
An nul.
In stel len
WB
±
OK
Voo rbee ld
An nul.
Voo rbee ld
±
0
±
0
±
0
OK
witbalans
11. WB bij flitsen
12. AWB bij lamplicht
13. Kleurtemperatuurstappen
Vast (standaard instelling),
Auto-afsteling
Auto Wit Balans (standaard
instelling), Meerdere Auto
Wit Balans, Flitser,
Ongewijzigd
1 Selecteer o bij stap 2 op p.60 en druk op B.
2 Selecteer o1 tot o3.
Manuele witbalans
Instellen
Voorbeeld
Annul.
WB
±
3 Kies een wit gebied als onderwerp onder het licht
waarvan u de witbalans wilt meten, en druk
de ontspanknop volledig in.
De opname wordt getoond.
Het bericht [De bewerking is niet op correcte wijze voltooid]
verschijnt wanneer de meting is mislukt. Druk op E om
de witbalans opnieuw te meten.
5 Druk op E.
Het Witbalans instelscherm verschijnt opnieuw.
t Memo
• U kunt bij [Opslaan als handm WB] van het weergavepalet de
witbalansinstellingen van een gemaakte opname kopiëren
en deze opslaan als o1 t/m o3. (p.67)
De witbalans aanpassen
met de kleurtemperatuur
Specificeer de witbalans met de kleurtemperatuur.
1 Selecteer p in Stap 2 op p.60, en druk op B.
2 Selecteer p1 tot p3.
3 Druk op G.
4 Pas de kleurtemperatuur
aan.
U kunt de kleurtemperatuurwaarde instellen tussen 2500 K
tot 10000 K.
OK
Beschikbare bewerkingen
Q
R
ABCD
100 Kelvin-eenheden
1000 Kelvin-eenheden
Fijnafstelling van de kleurtemperatuur.
±
0
±
Voorbeeld
Annul.
5 Druk op E.
Het Witbalans instelscherm verschijnt opnieuw.
3
Opnemen
0
OK
±
0
4 Gebruik ABCD voor het specificeren van
het meetbereik.
61
t Memo
He lder
An nul.
OK
Aa np. para mete r
Voo rbee ld
Kl eurv erza digi ng
An nul.
OK
Voo rbee ld
• Selecteer [Mired] in [13. Color Temperature Steps] van
het E2 menu voor het instellen van de Kleurtemperatuur in
mired-eenheden. De kleurtemperatuur kan gewijzigd worden
in 20 mired-eenheden met Q, en 100 mired eenheden
met R. Echter, de getallen worden altijd omgezet naar
en van Kelvin.
3
Opnemen
Beeldafwerking
Als u opnamen wilt maken met een iets andere stijl, dan kunt
u deze stijl voor het maken van de opnamen instellen.
Probeer er verschillende uit en ontdek uw beste opnamestijl.
Aangepaste opname
1 Druk op D in de standbymodus.
Het instelscherm voor aangepaste opname verschijnt.
Beschikbare handelingen bij het maken van opnamen
met de zoeker
Hoofdschakelaar
naar U
H
Ga verder naar stap 6 als u geen parameters wilt wijzigen.
Maakt gebruik van Digitaal
voorbeeld om het
achtergrondbeeld met de
toegepaste instelling vooraf
te bekijken.
Slaat de voorbeeldopname op
(alleen als de gegevens
beschikbaar zijn).
3 Druk op G.
Het scherm voor het instellen van de parameters verschijnt.
Z
4 Instellen van de parameters.
Kleurverzadiging
Voorbeeld
2 Selecteer een afwerking
voor de opname.
Helder (default setting)
Natuurlijk
Portret
Landschap
Levendig
Schitterende kleur
Schakelt tussen [Contrast], [Contrast lichte
gebieden] en [Contrast schaduwinstelling].
Schakelt tussen [Scherpte], [Fijne scherpte]
en [Extra scherpte].
(Niet beschikbaar in C stand).
Reset de aanpassingswaarde naar
de standaardinstelling.
5 Druk op E.
Het scherm van stap 2 verschijnt opnieuw.
Annul.
OK
6 Druk op E.
Op slaa n al s Fa vor iet 1
Sl aat de C ross -pr oces sing -
in stel ling en v an deze
op name op
100 -0001
Op slaa n al s Fa vor iet 2
Op slaa n al s Fa vor iet 3
OK
An nul.
Kl eure xtra ctie
An nul.
OK
Aa np. para mete r
Voo rbee ld
De camera keert terug naar de standbymodus.
De Kruisverwerking-instellingen van een gemaakte
opname opslaan
Het resultaat van kruisverwerking voor aangepaste opname
varieert telkens wanneer een opname is gemaakt. Als u
tevreden bent over de kruisverwerkingsinstellingen van een
bepaalde opname, kunt u deze instellingen opslaan, zodat
u dezelfde instellingen herhaaldelijk kunt gebruiken.
Digitale Filter
A1/v
1 Selecteer [Digitaal filter] in A1 menu en druk op D.
Het scherm voor de instelling van de digitale filter verschijnt.
2 Selecteer een filter.
Selecteer [Geen filter] als u niet
met een digitaal filter opnamen
wilt maken.
Kleurextractie
Aanp. parameter
Voorbeeld
Annul.
3
Opnemen
OK
1 Druk op (B) in de enkelbeeldweergave
van de weergavestand.
Het weergavepalet verschijnt.
2 Selecteer a en druk op E.
De camera zoekt naar opnamen die met kruisverwerking
zijn uitgevoerd, en begint hierbij vanaf de meest recent
gemaakte opname.
Als er geen opnamen worden gevonden die met
kruisverwerking zijn uitgevoerd, verschijnt het bericht
[Geen opname met cross processed].
3 Gebruik Q om een
opname met kruisverwerking
te selecteren.
Slaat de Cross-processing-
instellingen van deze
Opslaan als Favoriet 1
Opslaan als Favoriet 2
Opslaan als Favoriet 3
Annul.
4 Selecteer een nummer en druk op E.
De instellingen van de geselecteerde opname worden
opgeslagen in Favoriet 1 tot 3.
t Memo
• De opgeslagen kruisverwerkingsinstellingen kunnen worden
geladen door [Cross-processing] te selecteren in Step 2
of “Aangepaste opname” (p.62), en door [Favoriet 1-3]
voor de parameter te selecteren.
opname op
100-0001
OK
3 Druk op G.
Kleurextractie
Speels
Retro
Sterk contrast
Beschikbare handelingen bij het maken van opnamen
met de zoeker
Hoofdschakelaar
naar U
H
Ga verder naar stap 6 als u geen parameters wilt wijzigen.
Het scherm voor het instellen van de parameters verschijnt.
Schaduw aanbrengen
Kleur inverteren
Vet één kleur
Vet zwart-wit
Gebruikt digitaal voorbeeld om
een voorbeeld te tonen van
het achtergrondbeeld met de
toegepaste filter.
Slaat de voorbeeldopname
op (alleen als de gegevens
beschikbaar zijn).
63
4 Instellen van de parameters.
On ttro kken kle ur 1
An nul.
OK
Voo rbee ld
An nul.
OK
HD R-op name
Waa rde bel icht .bra cke t.
Au toma tisc h ui tli jnen
HD R-op name
MENU
Annul.
Onttrokken kleur 1
OK
Voorbeeld
Opnamen corrigeren
Regeling van de helderheid
Beschikbare bewerkingen
3
Opnemen
AB
CD
Selecteert een parameter.
Past de waarde aan.
5 Druk op E.
Het scherm van stap 2 verschijnt opnieuw.
6 Druk op E.
7 Druk op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
u Voorzichtig
• Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie
met sommige andere functies. (p.87)
• Afhankelijk van de toegepaste filter kan het opslaan
van opnamen langer duren.
t Memo
• U kunt opnamen ook in de weergavestand verwerken
met digitale filters. (p.73)
64
Correctie van de hoge lichten/
Schaduwcorrectie
Vergroot het dynamische bereik, verruimt het scala aan
kleurtonen van de CMOS-sensor en zorgt voor minder
overbelichte/onderbelichte gebieden.
Instellen van de correctiefuncties van [Instellingen D-range]
van het A2 menu of het Bedieningspaneel.
A2/v
u Voorzichtig
• Wanneer de gevoeligheid ingesteld is op lager dan ISO 200,
kan [Hooglichtcorrectie] niet worden ingesteld op [Aan].
HDR-opnameA1/v
Maakt achtereenvolgens drie opnamen met drie verschillende
belichtingsniveaus om hiermee één samengestelde opname
te maken.
4 Instellen of Auto Uitlijning gebruikt wordt of niet
T
Gebruikt Auto Uitlijn. (Standaard instelling)
S
Maakt geen gebruik van Auto Uitlijn.
5 Druk tweemaal op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
u Voorzichtig
• HDR-opname is niet beschikbaar in M of N stand.
• Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie
met sommige andere functies. (p.87)
• Wanneer de transportfunctie ingesteld is op
[Intervalopname], [Automatisch uitlijnen] vastzet staat
op [Uit].
• In de stand C mode is HDR-opname alleen beschikbaar als
de transportfunctie is ingesteld op [Intervalvideo opnemen].
• Tijdens HDR-opname worden meerdere opnamen
gecombineerd tot één enkel beeld; het kost dus tijd om
de opname op te slaan.
Objectiefcorrectie
De volgende functies kunnen ingesteld worden vanuit
[Objectiefcorrectie] van het A1 menu of het bedieningspaneel.
Vervormingscorrectie
Aanp. Lat.
Chr. Abb.
Perifere
verlicht. corr.
t Memo
• Correcties kunnen alleen uitgevoerd worden als een
compatibel objectief bevestigd is. (p.88) De functies zijn
uitgeschakeld als een accessoires zoals een achterste
omvormer tussen de camera en het objectief geplaatst is.
• Wanneer de bestandsindeling ingesteld is op [RAW] of
[RAW+], dan wordt de correctie-informatie opgeslagen als
een RAW-bestand parater en dan kunt u kiezen uit [AAN]
of [UIT] bij het ontwikkelen van de RAW-ontwikkelingsfunctie
kan ook [Correctie kleurrand] ingesteld worden. (p.76)
Vermindert vervormingen en
chromatische aberraties die optreden
als gevolg van objectiefeigenschappen.
Vermindert laterale chromatische
aberraties die optreden als gevolg
van objectiefeigenschappen.
Vermindert perifere lichtvermindering
die optreedt als gevolg van
objectiefeigenschappen.
A1/v
3
Opnemen
Compositie aanpassen
Hiermee kunt u de compositie van uw opname met gebruik van
het Shake Reduction-mechanisme aan te passen. Gebruik dit
als u de compositie wilt aanpassen, zoals bij het gebruik van
een statief bij het maken van opnamen met Live Weergave.
A3
1 Selecteer [Live weergave] in A3 menu en druk
op D.
Het scherm [Live weergave] wordt weergegeven.
2 Select [Compositie aanpassen] en stel in op T.
65
3 Druk tweemaal op F.
De com posi tie van de
op name aan pass en
000
0
An nul.
OK
Li ve w eerg ave
El ektr. wat erp as
AA -fil ters imul ato r
Sh ake Redu ctio n
In v br andp afs tan d
An nul.
Ho rizo ncor rect ie
OK
De camera keert terug naar de standbymodus.
4 Druk op K.
Live View wordt weergegeven en het bericht [De compositie
van de opname aanpassen] wordt getoond.
t Memo
• De aangepaste compositie wordt zelfs opgeslagen als Live
Weergave is afgesloten of als de camera is uitgeschakeld.
Om de opgeslagen aanpassingswaarde te resetten terwijl
Live Weergave afgelopen is, stelt u [Compositie aanpassen]
in op [Uit] in [Geheugen] van het A4 menu. (p.82)
5 Corrigeer de compositie.
De hoeveelheid correctie
3
Opnemen
(het aantal stappen) wordt
weergegeven aan de
rechterbovenzijde van
het scherm.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
R
M
Verplaatst de compositie (tot 24 stappen).
Aanpassen van het niveau van
de compositie (tot 8 stappen.
Niet beschikbaar als de hoeveelheid
aanpassingen 17 stappen of meer
bedraagt).
Reset de aanpassingswaarde naar
de standaardinstelling.
6 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus in Live
Weergave.
u Voorzichtig
• Deze functie kunt u niet gebruiken voor de volgende
opnamen.
• Wanneer de transportfunctie ingesteld is op
[Intervalopname], [Intervalcompositie] of [Intervalvideo
opnemen]
• Het maken van opnamen met STERRENVOLGER
66
De compositie van de
opname aanpassen
Annul.
0
Anti-aliasing-filtersimulator
0
Bij het schudden van de Shake Reduction-eenheid, moiré
simuleert het verminderseffect een lage-pas filter.
OK
1 Selecteer [AA-filtersimulator] in A3 menu
en druk op D.
2 Selecteer [TYPE 1]
of [TYPE 2] en druk op E.
123 4
Live weergave
Elektr. waterpas
Horizoncorrectie
AA-filtersimulator
Shake Reduction
Inv brandp afstand
Annul.
u Voorzichtig
• Deze functie kunt u niet gebruiken voor de volgende opnamen.
• Wanneer [HDR-opname] is ingesteld
•In C stand
• Wanneer de sluitersnelheid sneller is dan 1/1000 seconden,
dan kan het volledige effect van deze functie niet bereikt
worden.
A3/v
OK
Weergeven
Be eldr otat ie
Ro tati e va n op nam en.
Ha ndig bij wee rga ve o p tv
en and ere appa rat uur
Ei nde
OK
Palet van de weergavestand items
Weergavefuncties kunnen worden
opgegeven in het weergavepalet en
het menu B1 (p.24).
Druk op B in de enkelbeeldweergave
van de weergavestand om het
weergavepalet weer te geven.
OnderdeelFunctiePagina
Wijzigt de rotatie-informatie
*1 *2
*1
van opnamen.
Verwerkt opnamen
*1
met digitale filters.
Vermindert kleurmoiré
*1 *2
in opnamen.
Wijzigt de opnameresolutie
of grootte van de opname.
Snijdt alleen het gewenste
*1
gebied van een opname uit.
S
T
h
V
W
Beeldrotatie
Digitaal filter
Correctie
kleurmoiré
Formaat
wijzigen
Bijsnijden
Voegt een aantal opnamen
X
Index
samen en maakt hiermee
een indexopname.
Beveiligen
Y
Diavoorstelling
Z
Beveiligt opnamen tegen
abusievelijk wissen.
Geeft opnamen doorlopend
weer.
Slaat de witbalans-
o
Opslaan als
handm WB
instellingen van een
*1
gemaakte opname op
als handmatige witbalans.
Rotatie van opnamen.
Handig bij weergave op tv
en andere apparatuur
Einde
Beeldrotatie
p.70
p.73
p.73
p.72
p.73
p.75
p.82
p.70
p.61
OnderdeelFunctiePagina
Slaat de instellingen
Kruisverwerking
a
opslaan
voor een opname in de
Kruisverwerkingsstand in
Aangepaste Opname op als
uw “Favoriete” instelling.
OK
b
RAWontwikkeling
U kunt RAW-opnamen
omzetten naar JPEG-
*3
opnamen, en deze als
nieuw bestand opslaan.
Video
c
bewerken
Opnamen
i
kopiëren
Verzending Eye-
e
Fi-opnamen
*1 Niet beschikbaar wanneer een film wordt getoond.
*2 Niet beschikbaar wanneer een RAW-opname wordt getoond.
*3 Alleen beschikbaar wanneer een RAW-opname is opgeslagen.
*4 Alleen beschikbaar wanneer een film wordt getoond.
*5 Alleen beschikbaar als een Eye-Fi kaart geplaatst is in de SD2-gleuf.
Splitst een film of wist
*4
ongewenste segmenten.
Kopieert opnamen tussen
kaarten in SD1- en SD2sleuf.
Verzendt geselecteerde
opnamen draadloos vanaf
*1 *5
een optionele Eye-Fi-kaart.
t Memo
• De functies van het B1 menu en het weergavepalet kunnen
alleen gebruikt worden voor de opnamen die op de
geheugenkaart die momenteel afgespeeld wordt, zijn
opgeslagen. Om gebruik te maken van de functies voor de
opnamen die op de andere geheugenkaart zijn opgeslagen,
schakelt u naar de andere geheugenkaartgleuf via d tijdens
de weergave van de enkele opname, en toont u het menu
B1 of het weergavepalet.
p.63
p.76
p.75
p.72
p.85
4
Weergeven
67
De weergavemethode wijzigen
100_050 5
100_050 5
12 Min iatu urwe erg ave
100_050 5
001 /500
Weergave van meerdere opnamen
U kunt tegelijkertijd 6, 12, 20, 35 of 80 miniatuuropnamen
weergeven. (Standaardinstelling: weergave van 12 miniaturen)
Geselecteerde opnamen wissen
1 Druk op L bij stap 1 van “Weergave van meerdere
opnamen”.
2 Selecteer de te wissen
opnamen.
001/500
100_0505
1 Draai R naar links
in de weergavestand.
4
Weergeven
Het scherm voor weergave
van meerdere opnamen wordt
weergegeven.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
Q
d
G
L
2 Druk op E.
De geselecteerde opname verschijnt in de enkelbeeldweergave.
68
Verplaatst het selectiekader.
Tonen van de volgende/vorige pagina.
Wisselt tussen de SD1- en SD2-kaart.
Toont het
scherm voor
de keuze van de
weergavestijl.
Wist de geselecteerde beelden.
12 Miniatuurweergave
100_0505
100_0505
Beschikbare bewerkingen
ABCD
E
J
R
Het aantal geselecteerde opnamen wordt in de
linkerbovenhoek van de monitor weergegeven.
Verplaatst het selectiekader.
Bevestigt/annuleert de selectie van
de te wissen opname.
Selecteert het bereik voor de te
verwijderen opnamen.
Toont de geselecteerde opname
in de enkelbeeldweergave.
Gebruik Q om een andere opname
te selecteren.
3 Druk op L.
Het scherm voor bevestiging van het wissen verschijnt.
4 Selecteer [Selecteren & Verwijderen] en druk op E.
t Memo
• U kunt maximaal 500 opnamen tegelijkertijd selecteren.
• Beveiligde opnamen kunnen niet worden geselecteerd.
• U kunt één opname of een aantal opnamen tegelijk selecteren.
• Gebruik dezelfde stappen voor het selecteren van meerdere
opnamen voor de volgende functies.
• Opnamen kopiëren (p.72)
• Index (p.75)
• RAW-ontwikkeling (p.76)
• Beveiligen (p.82)
• Verzending Eye-Fi-opnamen (p.85)
Opnamen weergeven op basis van map
123
100
101
102
100P ENTX
103
104
105
106
107
5
201 3.9
201 3.10
THU
14
SAT
23
MON
27
FRI
6
SUN
17
THU
29
TUE
2/5
100–050 5
1 Draai R naar links bij stap
1 van “Weergave van
meerdere opnamen”.
Het scherm Mapweergave wordt
weergegeven.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
L
Verplaatst het selectiekader.
Wist de geselecteerde map.
100
104
102
101
105
106
2 Druk op E.
De opnamen in de geselecteerde map worden
weergegeven.
Een map wissen
1 Selecteer een map die u wilt wissen bij stap 1
van “Opnamen weergeven op basis van map”,
en druk op L.
Het scherm voor bevestiging van het wissen verschijnt.
2 Selecteer [Wissen] en druk op E.
De geselecteerde map en alle opnamen in de map worden
gewist.
Wanneer er beveiligde opnamen in de map aanwezig zijn,
selecteer dan [All wissen] of [Alles handhaven].
100PENTX
103
107
123
Opnamen weergeven op basis van
opnamedatum
Beelden worden gegroepeerd en weergegeven per datum
van opname.
1 Selecteer G bij stap 1 van “Weergave
van meerdere opnamen”.
Het scherm voor de keuze van de weergavestijl verschijnt.
2 Selecteer
[Kalenderfilmstripweergave].
2013.9
THU
5
SAT
14
MON
23
FRI
27
2013.10
SUN
6
THU
17
TUE
29
Opnamedatum Miniatuur
Beschikbare bewerkingen
AB
CD
Selecteert een opnamedatum.
Selecteert een opname die op de
geselecteerde opnamedatum is
gemaakt.
R naar rechtsToont de geselecteerde opname in
de enkelbeeldweergave.
L
Wist de geselecteerde opname.
100–0505
3 Druk op E.
De geselecteerde opname verschijnt in de enkelbeeldweergave.
2/5
4
Weergeven
69
Opnamen continu weergeven (Diavoorstelling)
An nul.
OK
1 Selecteer Z in het weergavepalet.
Diavoorstelling start.
Beschikbare bewerkingen
E
C
D
4
Weergeven
B
R
De camera keert terug naar de enkelbeeldweergave nadat
alle opnamen zijn weergegeven.
t Memo
• U kunt bij [Diavoorstelling] in het menu B1 de instellingen
van [Weergaveduur], [Schermeffect], [Weergeven herhalen]
en [Autom. video afspelen] voor de diavoorstelling wijzigen.
De diavoorstelling kan worden gestart in het scherm voor
instelling van de diavoorstelling.
Weergave van geroteerde opnamen
Wanneer u opnamen maakt met de camera in een verticale
stand, dan wordt de rotatie-informatie van de opname tijdens
het maken opgeslagen. Wanneer [Auto opnamerotatie] in het
B1 menu is ingesteld op [Aan] dan wordt de opname tijdens
de weergave automatisch geroteerd op basis van de rotatieinforrmatie (standaard instelling).
De rotatie-informatie van een opname kunt u wijzigen
met behulp van onderstaande procedure.
Last een pauze in of hervat de weergave.
Weergeven van de vorige opname.
Weergeven van de volgende opname.
Hiermee stopt u het afspelen.
Aanpassen van het volume van de video.
2 Selecteer S in het weergavepalet.
De geselecteerde opname wordt geroteerd in stappen
van 90° en de vier miniaturen worden weergegeven.
3 Gebruik ABCD om de
gewenste rotatierichting te
selecteren en druk op E.
De rotatie-informatie van de
opname wordt opgeslagen.
MENU
Annul.
OK
u Voorzichtig
• Wanneer [23. Rotatie-info opslaan] is ingesteld op [Uit]
in het E4 menu wordt de rotatie-informatie van de opname
niet tijdens het maken van de opnamen opgeslagen.
• U kunt de rotatie-informatie van de opnamen in de volgend
gevallen niet wijzigen.
• Beveiligde opnamen
• Opnamen zonder rotatie-informatietag
• Wanneer [Auto opnamerotatie] is ingesteld op [Uit]
in het B1 menu
• Videobestanden kunnen niet geroteerd worden.
De camera aansluiten op een audiovisueel
toestel
Sluit een audiovisueel apparaat, zoals een TV met een HDMIaansluiting, aan voor het weergeven van Live Weergaveopnamen tijdens het maken van opnamen of het in de
weergavestand weergeven van opnamen.
Zorg dat u een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel gebruikt
bij een HDMI-aansluiting (type D).
1 Zet het audiovisuele apparaat en de camera uit.
OK
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
70
2 Open op de camera het klepje van de aansluitingen
en sluit de kabel aan op de HDMI-aansluiting.
De camera aansluiten
op een computer
Sluit de camera aan op de computer met de bijgeleverde
USB-kabel.
Zorg dat u een in de handel verkrijgebare USB-kabel met
een micro B-aansluiting gebruikt.
1 Zet de computer aan.
3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op
de inputterminal van het AV toestel.
4 Zet het audiovisuele apparaat en de camera aan.
De camera wordt ingeschakeld in HDMI-modus en de
cameragegevens worden weergegeven op het scherm
van het aangesloten AV-apparaat.
u Voorzichtig
• Er wordt niets op de cameramonitor getoond als de camera
aangesloten is op een audiovisueel apparaat. U kunt ook
het volume van de camera niet aanpassen. Pas het volume
van het audiovisuele apparaat aan.
t Memo
• Raadpleeg de handleiding van het AV-apparaat en selecteer
een geschikte video-ingang waarop de camera wordt
aangesloten.
• Het verdient aanbeveling om de optionele
netvoedingsadapterset te gebruiken als u van plan bent
de camera langere tijd te gebruiken.
• Standaard wordt de maximumresolutie automatisch
geselecteerd in overeenstemming met het AV-apparaat en
de camera. Als de opnamen niet juist worden weergegeven,
wijzig dan de instelling bij [HDMI uit] in het menu D2.
2 Zet de camera uit.
3 Open op de camera het klepje van de aansluitingen
en sluit de USB-kabel aan op de USB-aansluiting.
USB 3.0USB 2.0
4 Sluit de USB-kabel aan op de USB-poort
van de computer.
5 Zet de camera aan.
De camera wordt herkend als een verwisselbare schijf.
Als het “K-3” dialoogvenster wordt getoond, selecteert u
[Open map voor het weergeven van bestanden met behulp
van Windows Explorer] en klikt u op de knop OK.
6 De opnamen opslaan op de computer.
7 De camera loskoppelen van de computer.
4
Weergeven
71
u Voorzichtig
• De camera kan niet worden gebruikt als deze aangesloten is
op de computer. Als u de camera wilt gebruiken, beëindig dan
de USB-verbinding op de computer, schakel de camera uit en
verwijder de USB-kabel.
t Memo
• Raadpleeg “Systeemvoorwaarden voor USB-aansluiting
en bijgeleverde software” (p.102) voor de systeemeisen die
gelden voor de aansluiting van de camera op de computer
of voor het gebruik van de software.
• De USB-aansluitingsstand bij het aansluiten van de camera
op een computer kan ingesteld worden in [USB-aansluiting]
4
Weergeven
van het D1 menu. Normaliter hoeft u de standaard instelling
niet te wijzigen ([MSC]).
3 Selecteer [Selec. opname(n)] of [Een map select.]
en druk op E.
4 Selecteer de te kopiëren opname(n) of map.
Kijk bij Stap 2 van “Geselecteerde opnamen wissen” (p.68)
voor informatie over het selecteren van opname(n) of
een map.
5 Druk op G.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
6 Selecteer de locatie waar de opname(n) of map
moeten worden opgeslagen en druk op E.
USB-aansluiting
De micro B-aansluiting ondersteunt zowel USB 3.0 kabels
en USB 2.0 kabels. Beide types kunnen met deze camera
gebruikt worden. Als de host controller van het apparaat dat
op de camera is aangesloten USB 3.0 ondersteunt, dan is de
gegevensoverdracht sneller als er gebruik wordt gemaakt
van een USB 3.0 kabel.
Opnamen bewerken en verwerken
Een beeld maken
Kopieert opnamen tussen kaarten in SD1- en SD2-gleuf.
1 Selecteer een opname die op de geheugenkaart
is opgeslagen uit de opnamen die gekopieerd
moeten worden, en toont dit in een enkele
weergave.
2 Selecteer i in het weergavepalet.
72
De grootte van de opname wijzigen
u Voorzichtig
• U kunt het formaat van opnamen alleen wijzigen of opnamen
alleen uitsnijden als de opnamen met deze camera zijn
gemaakt.
• Opnamen waarvan het formaat is gewijzigd of opnamen die
al tot de minimale bestandsgrootte zijn uitgesneden, kunnen
niet verwerkt worden.
Wijzigen van de resolutie (Formaat wijzigen)
Resolutie van een opname wijzigen en het resultaat opslaan
als een nieuw bestand.
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer V in het weergavepalet.
Het scherm verschijnt waarin de opnameresolutie kan
worden geselecteerd.
3 Gebruik CD om de
An nul.
OK
An nul.
OK
opnameresolutie te
selecteren en druk op E.
U kunt een van de
opnamegroottes kiezen,
die kleiner is dan de originele
opname.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
Annul.
4 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
Uitsnijden van deel van de opname (Uitsnijden)
Snijdt alleen het gewenste gebied van een geselecteerde
opname uit en bewaart deze als een nieuwe opname.
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer W in het weergavepalet.
Het uitsnijkader waarmee u bepaalt welk deel u wilt
uitsnijden en welke afmetingen dat deel krijgt, wordt
weergegeven.
3 Bepaal de grootte en de
positie van het gebied dat
u wilt uitsnijden met behulp
van het kader.
Beschikbare bewerkingen
R
ABCD
G
M
Wijzigt de grootte van het uitsnijkader.
Verplaatst het uitsnijkader.
Wijzigt de verhoudingen of de opname
rotatie-instelling.
Roteert het uitsnijkader (alleen wanneer
mogelijk).
4 Druk op E.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
5 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
OK
en druk op E.
Corrigeren van kleurmoiré
Vermindert kleurmoiré in opnamen.
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer h in het weergavepalet.
[Deze opname kan niet worden verwerkt] wordt getoond
als de opname niet bewerkt kan worden.
3 Selecteer het niveau
met CD en druk op E.
Het bevestigingsscherm
voor opslaan verschijnt.
Annul.
4 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
u Voorzichtig
• De functie voor corrigeren van kleurmoiré kan alleen worden
gebruikt voor JPEG-opnamen die met deze camera zijn
gemaakt.
Opnamen verwerken met digitale filters
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer T in het weergavepalet.
Het scherm voor selectie van een filter verschijnt.
OK
4
Weergeven
73
3 Selecteer een filter.
Aa npas s. b asis par am.
St oppe n
OK
Aa np. para mete r
100 -0001
He lder heid
An nul.
OK
OK
Fi lter effe cten op nieu w ma ken
Oo rspr. opn ame zoe ken
Di gita al f ilte r t oepa ssen
On ders t di g fi lte rs v orig e
op name opn ieuw to epas sen
OK
De tail s
100 -0001
20.
19.
18.
17.
16.
--
--
--
--
--
--
15.
14.
13.
12.
11.
10.
9.
8.
7.
6.
5.
4.
3.
2.
1.
Gebruik Q om een andere
opname te selecteren.
Aanpass. basisparam.
Kleurextractie
Speels
Retro
4
Weergeven
Sterk contrast
Schaduw aanbrengen
Kleur inverteren
Vet één kleur
Vet zwart-wit
Tintuitbreiding
Ga verder naar stap 6 als u geen parameters wilt wijzigen.
4 Druk op G.
Het scherm voor het instellen van de parameters verschijnt.
7 Selecteer [Extra filter(s) toepassen], [Opslaan op
SD1] of [Opslaan op SD2], en druk op E.
Selecteer [Extra filter(s) toepassen] als u nog meer filters
wilt toepassen op dezelfde opname. Het scherm van stap 3
verschijnt opnieuw.
u Voorzichtig
• Alleen JPEG- en RAW-opnamen die zijn gemaakt met deze
camera, kunnen worden bewerkt met de digitale filters.
t Memo
• U kan tot 20 filters toepassen op hetzelfde beeld, inclusief
een digitale filter, gebruikt tijdens het maken van de opname
(p.63).
Filtereffecten kopiëren
Past de filtereffecten van een geselecteerde opname toe
op andere opnamen.
1 Geef een met een filter bewerkte opname weer
in de enkelbeeldweergave.
2 Selecteer T in het weergavepalet.
3 Selecteer [Filtereffecten
opnieuw maken] en druk
op E.
De filtereffecten die voor de
geselecteerde opname gebruikt
zijn, verschijnen.
4 Druk op G om de details
van de parameters weer
te controleren.
Druk nogmaals op G om terug
te gaan naar het vorige scherm.
Digitaal filter toepassen
Filtereffecten opnieuw maken
Oorspr. opname zoeken
MENU
9.
10.
11.
12.
Details
100-0001
13.
14.
--
15.
--
16.----
17.
18.
19.
20.
Onderst dig filters vorige
opname opnieuw toepassen
5.
1.
6.
2.
7.
3.
8.
4.
--
--
--
--
5 Druk op E.
Het scherm voor selectie van opnamen verschijnt.
OK
OK
6 Selecteer een opname met
Op name bew erke n m et
di gita al f ilte r
OK
100 -0001
La y-ou t
Op name n
Ac htrg rd.
Se lect ie
Ee n in dexb eeld ma ken
An nul.
OK
Q voor het toepassen
Opname bewerken met
van dezelfde filtereffecten
en druk op E.
U kunt alleen opnamen die in
dezelfde geheugenkaart staan
en die nog niet met een filter zijn bewerkt, selecteren.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
7 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
t Memo
• Indien [Oorspr. opname zoeken] geselecteerd is in Stap 3,
dan kan de oorspronkelijke opname voordat de digitale filter
werd toegepast, opgehaald worden.
Een samengestelde opname maken (Index)
Voegt een aantal opnamen samen tot een nieuwe opname.
1 Selecteer X in het weergavepalet.
Het scherm voor instelling van de index verschijnt.
2 Selecteer [Lay-out].
Selecteer l
(Miniatuurweergave), k
(Vierkant), m (Willekeurig1),
n (Willekeurig2), o
(Willekeurig3) of p (Bubbel).
Een indexbeeld maken
MENU
Annul.
3 Selecteer het aantal opnamen. Kies tussen 12,
24 en 36 bij [Opnamen].
Wanneer het aantal opgeslagen opnamen kleiner is dan
het aantal geselecteerde opnamen, zullen lege ruimten
verschijnen wanneer [Lay-out] is ingesteld op I en
kunnen opnamen worden verdubbeld voor andere lay-outs.
4 Selecteer de achtergrondkleur, wit of zwart,
in [Achtrgrd.].
digitaal filter
Lay-out
Opnamen
Achtrgrd.
Selectie
100-0001
OK
OK
OK
5 Selecteer een beeldselectietype bij [Selectie].
q
Autoselect Uit alle opgeslagen opnamen worden
r
Selec.
opname(n)
s
Een map
select.
automatisch opnamen gekozen.
Stelt u in staat om opnamen te
selecteren die in de indexopname
wilt opnemen.
Indien r geselecteerd is, wordt
[Selec. opname(n)] getoond, en
daarna kunt u naar het selectiescherm
voor opnamen gaan.
Selecteert opnamen automatisch
in de geselecteerde map.
Indien s wordt geselecteerd,
verschijnt [Een map select.] en wordt
u naar het mapselectiescherm geleid.
6 Selecteer [Een indexbeeld maken] en druk op E.
De indexopname verschijnt.
7 Selecteer [Opslaan op SD1], [Opslaan op SD2]
of [Opnieuw sorteren], en druk op E.
Als [Opnieuw sorteren] wordt geselecteerd, kunt u opnieuw
selecteren welke opnamen u wilt opnemen in de index
en een nieuwe indexopname weergeven.
t Memo
• De bestandsnaamindeling voor de indexopname is
“INDXxxxx.JPG”.
Video bewerken
1 Geef in de enkelbeeldweergave de video weer die
u wilt bewerken.
2 Selecteer c in het weergavepalet.
Het videobewerkingsscherm verschijnt.
4
Weergeven
75
3 Selecteer het punt waar
St oppe n
OK
00 '00 "
10 '00 "
00 '05 "
10 '00 "
Se lect eer te v erw ijde ren seg m.
u de video wilt splitsen.
Het beeld bij het splitspunt wordt
boven in het scherm getoond.
U kunt tot vier punten selecteren
om de oorspronkelijke videoopname te splitsen in vijf
segmenten.
Beschikbare bewerkingen
A
4
Weergeven
D
Druk op de knop D en
houd deze ingedrukt
C
Druk op de knop C en
houd deze ingedrukt
R
G
Ga verder naar stap 7 als u geen enkel segment wilt
wissen.
4 Druk op L.
Het scherm verschijnt waarin de segmenten kunnen
worden geselecteerd die u wilt verwijderen.
5 Gebruik CD om het
selectiekader te verplaatsen
en druk op E.
De segmenten die u wilt
verwijderen zijn gespecificeerd.
(Tegelijkertijd kunnen meerdere
segmenten worden verwijderd.)
76
Druk nogmaals op de knop E om de selectie te annuleren.
00' 00"
10' 00"
Stoppen
Geeft de video-opname weer
of last een pauze in.
Springt een beeldje vooruit
(tijdens pauze).
Snel vooruit spoelen.
Springt een beeldje achteruit
(tijdens pauze).
Snel achteruit spoelen.
Wijzigt het volume.
Bevestigt/annuleert een
splitspunt.
00' 05"
10' 00"
Selecteer te verwijderen segm.
MENU
6 Druk op F.
Het scherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
7 Druk op E.
OK
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
8 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
t Memo
• Geef de splitspunten op in chronologische volgorde vanaf
het begin van de video-opname. Als u de geselecteerde
splitspunten annuleert, annuleer ze dan elk in omgekeerde
volgorde (vanaf het einde van de video tot het begin). U kunt
beeldjes niet als splitspunten selecteren en de selectie van
splitspunten niet annuleren in een andere volgorde dan de
gespecificeerde volgorde.
RAW-ontwikkeling
U kunt RAW-opnamen omzetten naar JPEG-opnamen, en deze
als nieuw bestand opslaan.
1 Selecteer b in het weergavepalet.
Het scherm voor selectie van een verwerkingsoptie
voor een RAW-opname verschijnt.
2 Selecteer de gewenste optie en druk op E.
Eén opname
selecteren
Meerdere
opnamen
selecteren
Een map select.Ontwikkelt maximaal 500 opnamen in
OK
Wanneer [Eén opname selecteren] geselecteerd is,
gaat u verder naar Stap 6.
Het scherm voor selectie van de opname/map verschijnt.
Ontwikkelt een opname.
Ontwikkelt maximaal 500 opnamen
met dezelfde instellingen.
de geselecteerde map met dezelfde
instellingen.
3 Selecteer de opname(n) of een map.
100_050 5
001 /500
Op name n on twik kel en
zo als gema akt
Op name n on twik kel en
me t aa ngep aste in stel l.
OK
100 -0001
Op name -ins tell . f oto' s
Kijk bij Stap 2 van “Geselecteerde opnamen wissen” (p.68)
voor het selecteren van de opname(n) of een map.
4 Druk op G.
Het scherm voor selectie van de methode voor
de parameterinstelling verschijnt.
5 Selecteer de methode voor
de parameterinstelling
en druk op E.
Opnamen
ontwikkelen
zoals gemaakt
Opnamen
ontwikkelen
met aangepaste
instell.
Stelt u in staat om opname-instellingen
(Bestandsindeling, JPEG-resolutie,
en JPEG kwaliteitsniveau) van
opnamen te wijzigen.
Stelt u in staat om alleen opnameinstellingen (Bestandsindeling,
Verhoudingen, JPEG-resolutie,
JPEG kwaliteitsniveau, Kleurruimte),
Objectiefcorrectie
(Vervormingscorrectie, Aanp. Lat. Chr.
Abb., Perifere verlicht. corr., Correctie
kleurrand), Witbalans, Aangepaste
opname, Digitaal filter, HDR,
Gevoeligheid, Ruisond. hoge ISO-wrd,
en Schaduwcorrectie te wijzigen.
001/500
Opnamen ontwikkelen
zoals gemaakt
Opnamen ontwikkelen
met aangepaste instell.
100_0505
Beschikbare bewerkingen
AB
CD
Q
Voor opname instellingen en objectiefcorrectie, drukt u
op D en selecteert u een onderdeel met behulp van AB.
Voor witbalans, aangepaste opname en digitaal filter drukt
u op D om het instelscherm op te roepen.
Selecteert een parameter.
Wijzigt de waarde.
Selecteert een andere opname
(indien in weergave van een enkele opname).
7 Druk op E.
OK
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
8 Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
Wanneer [Eén opname selecteren] geselecteerd is,
selecteert u [Doorgaan] or [Einde], en drukt u op E.
u Voorzichtig
• U kunt alleen RAW-opnamen ontwikkelen die met deze
camera werden gemaakt.
t Memo
• Wanneer [Meerdere opnamen selecteren] of [Een map
select.] geselecteerd is in Stap 2, wordt er een map
met een nieuw nummer aangemaakt, en worden de
JPEG-opnamen in een nieuwe map opgeslagen.
• Met de bijgeleverde software “Digital Camera Utility 5”
kunt u RAW-bestanden ontwikkelen op een computer.
4
Weergeven
6 Stel de paramters in.
Opname-instell. foto's
100-0001
77
Instellingen
Be lich ting sfun cti e
An nul.
OK
Kn oppe n aa npas sen
RAW /Fx- knop
AF -kno p
Voo rbee ld-w iel
Camera-instellingen
De knop aanpassen/functies
van de e-knop
Instellen van de Q/R/M werking
U kunt voor elke belichtingsstand parameters selecteren als
Q en R ingeschakeld zijn en er gedrukt is op M.
1 Selecteer [Instelling e-knoppen] in het A4 menu
5
Instellingen
en druk op D.
Het scherm [Instelling e-knoppen] wordt getoond.
2 Selecteer een belichtingsstand en druk op D.
Het scherm voor de geselecteerde belichtingsfunctie
verschijnt.
3 Selecteer de gewenste
instelling voor elke
belichtingsstand en druk
op E.
I
J
ISO
e
XGTerug naar G stand.
GSHIFT Progr. instellen
GLINEProgrammalijn
--Niet beschikbaar
78
Sluitertijd wijzigen
Wijzigen
diafragmawaarde
Gevoeligheid
wijzigen
Belichtingscorrectie
Belichtingsfunctie
Annul.
A4
4 Druk op F.
Het scherm [Instelling e-knoppen] verschijnt opnieuw.
Herhaal stappen 2 tot 4.
5 Druk tweemaal op F.
t Memo
• Als u [Rotatierichting] in Stap 2 selecteert, kunt u het verkregen
effect verwijderen door te draaien aan Q of R.
Instellen van de werking van de knop
U kunt de functies instellen als P of I ingedrukt is,
of als de hoofdschakelaar naar U gedraaid is.
1 Selecteer [Knoppen aanpassen] in het A4 menu
en druk op D.
Het scherm [Knoppen aanpassen] verschijnt.
2 Selecteer [RAW/Fx-knop],
[AF-knop] of [Voorbeeldwiel] en druk op D.
Het scherm verschijnt waarin
de functie aan het geselecteerde
item kan worden toegewezen.
OK
Knoppen aanpassen
RAW/Fx-knop
AF-knop
Voorbeeld-wiel
3 Selecteer een functie en druk op E.
De volgende functies kunnen worden toegewezen aan elke
knop.
RAW/
Fx-knop
AF-knop
InstellingFunctiePagina
Wijzigt tijdelijk de
1x voor
bestandsform.
Belichtingsbracketing
Optisch
voorbeeld
Digitaal
voorbeeld
Shake
Reduction
LCD-displayverlichting
AF1
inschakelen
AF2
inschakelen
AF
uitschakelen
bestandsindeling.
(Standaard
instelling)
Stelt Belichtings-
bracketing in.
Activeert het
optische voorbeeld.
Activeert het
digitale voorbeeld.
De functie Shake
Reduction in- of
uitschakelen.
De LCD-paneel
verlichtings in- of
uitschakelen.
Autofocus wordt
uitgevoerd als er
gedrukt wordt op
I.
Er wordt alleen
automatisch scherp
gesteld wanneer u
op de knop I drukt,
en niet wanneer u
de ontspanknop tot
halverwege indrukt.
Als I is ingedrukt,
wordt het
automatisch
scherp stellen niet
uitgevoerd, zelfs al
wordt de sluiterknop
half ingedrukt.
p.79
p.56
p.53
–
p.16
p.49
InstellingFunctiePagina
Voorbeeldwiel
Optisch
voorbeeld
Digitaal
voorbeeld
Activeert het
optische voorbeeld.
Activeert het
digitale voorbeeld.
4 Druk op F.
Het scherm [Knoppen aanpassen] verschijnt opnieuw.
Herhaal stappen 2 tot 4.
5 Druk tweemaal op F.
u Voorzichtig
• [LCD-displayverlichting] in [RAW/Fx-knop] kan niet
geselecteerd worden als [22. LCD-displayverlichting]
is ingesteld op [Uit] in het menu E4.
Instelling van 1x voor bestandsformaat
1 Instellen van [RAW/Fx-knop] op [1x voor
bestandsform.] in stap 3 van “Instellen van de
werking van de knop” (p.78).
2 Selecteer T of S bij [Stop na 1 opname].
De opname-indeling keert terug naar [Bestandsindeling]
T
instelling van [Opname-instell. foto's] in het A1 menu
nadat een opname gemaakte is. (Standaard instelling)
De instelling blijft behouden totdat een van de volgende
bedieningshandelingen wordt uitgevoerd:
• Wanneer u opnieuw drukt op P
S
• Wanneer u drukt op B, F of G, of als er
gedraaid wordt aan de functiekiezer of de
hoofdschakelaar
p.53
79
5
Instellingen
3 Selecteer de
1x voo r be stan dsf orm.
RAW /Fx- knop
An nul.
OK
St op n a 1 opna me
US ER-s tand ops laa n
In stel ling en o psl aan
US ER-s t. h erno eme n
Op gesl . in stel lin gen cont rol eren
US ER-s tand res ett en
bestandsindeling als er
gedrukt wordt op P.
Links staat de [Bestandsindeling]
instelling; rechts staat het
bestandsformaat wanneer de
P toets wordt ingedrukt.
RAW/Fx-knop
1x voor bestandsform.
Stop na 1 opname
Annul.
u Voorzichtig
• De functie 1x voor bestandsformaat kan niet gebruikt worden
als [Geheugenkaartopties] ingesteld is op [RAW/JPEG
afzonderlijk] in het A1 menu. (p.41)
Veelgebruikte instellingen opslaan
5
Instellingen
De camera-instellingen kunnen opgeslagen worden op O,
P, en Q van de functiekiezer en kunnen herhaaldelijk
gebruikt worden.
De volgende instellingen kunnen opgeslagen worden.
Belichtingsfunctie
(behalve voor T / C)
Gevoeligheid
Belichtingscorrectie
AE-meting
AF-punt
Flitsinstelling
• [USER-stand opslaan] kan niet geselecteerd worden
als de functiekiezer is ingesteld op T.
t Memo
• De als GEBRUIKER-stand opgeslagen instellingen kunnen
op het scherm getoond worden als u in Stap 3 [Opgesl.
instellingen controleren] selecteert.
• Om de instellingen terug te zetten naar de standaard
waarden, selecteert u in Stap 3 [USER-stand resetten].
Een instelnaam wijzigen
U kunt de naam van de GEBRUIKER-stand waarin
u de instellingen opslaat, wijzigen.
De instellingen opslaan
1 Instellen dat alle instelling op de camera worden
opgeslagen.
2 Selecteer [USER-stand opslaan] in het A4 menu
80
en druk op D.
Het scherm [USER-stand opslaan] verschijnt.
1 Selecteer [USER-st. hernoemen] in stap 3
van “Instellingen Opslaan” en druk op D.
Het scherm [USER-st. hernoemen] verschijnt.
2 Selecteer [USER1], [USER2] of [USER3],
en druk op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt
weergegeven.
3 Wijzig de tekst.
An nul.
1 teke n wi ssen
En ter
Vol t.
US ER-s t. h erno eme n
ABCDEFGHIJKLMNOPQR
Ge heug enka arto pti es
Op name -ins tell . f oto' s
Di gita al f ilte r
HD R-op name
Ob ject iefc orre cti e
An nul.
AF -hul plic ht
Be lich ting sfun cti e
OK
Wer eld tijd
Be stem ming stij d
Lo nden
Th uist ijd
Am ster dam
10: 00
10: 00
Tij din stel ling
Er kunnen maximaal
Cursor voor tekstselectie
18 alfanumerieke single-byte
tekens en symbolen worden
ingevoerd.
1 teken wissen
Cursor voor tekstinvoer
Beschikbare bewerkingen
ABCD
R
J
De cursor voor tekstselectie verplaatsen.
De cursor voor tekstinvoer verplaatsen.
Schakelen tussen hoofdletters en kleine
letters.
E
Een met de cursor voor tekstselectie
geselecteerd teken invoegen op de positie
van de cursor voor tekstinvoer.
L
Een teken op de positie van de cursor
voor tekstinvoer wissen.
4 Na het invoeren van de tekst, verplaatst u de tekst
selectiecursor naar [Volt.], en drukt u op E.
Het scherm [USER-st. hernoemen] verschijnt weer.
Gebruik van de Opgeslagen GEBRUIKER-stand
1 Stel de functiekiezer in op O, P, of Q.
De GEBRUIKER-stand richtlijn
wordt gedurende 30 seconden
weergegeven.
Gebruik AB voor het
controleren van de opgeslagen
instellingen.
USER-st. hernoemen
Vol t.
Annul.
ABCDEFGHIJKLMNOPQR
Enter
2 Wijzig de instellingen waar nodig.
De belichtingsstand kan
gewijzigd worden in
[Belichtingsfunctie]
van het A1 menu.
t Memo
• De instellingen die zijn gewijzigd in stap 2 worden niet
opgeslagen als GEBRUIKER-stand instellingen. De camera
keert na uitschakeling terug naar de instellingen die
oorspronkelijk waren opgeslagen. Om de oorspronkelijke
instellingen te wijzigen, slaat u de GEBRUIKER-stand
instellingen opnieuw op.
De lokale datum en tijd van
de opgegeven stad weergeven
De datum en tijd die zijn ingesteld bij de basisinstellingen (p.35)
dienen als datum en tijd voor uw huidige locatie, en vormen
de opnamedatum/tijd van uw opnamen.
Als u de bestemmingstijd instelt op een locatie die verschilt van
uw huidige locatie, dan kunt u de lokale datum en tijd op de
monitor weergeven als u in het buitenland bent en ook opnamen
opslaan met het tijdstempel van de lokale datum en tijd.
1 Selecteer [Wereldtijd] in het D1 menu.
2 Selecteer de tijd die u wilt
weergeven in [Tijdinstelling].
Selecteer F (Thuistijd) of G
(Bestemmingstijd).
Wereldtijd
Tijdinstelling
Bestemmingstijd
Londen
Thuistijd
Amsterdam
10:00
10:00
3 Selecteer [G Bestemmingstijd] en druk op D.
Het scherm [G Bestemmingstijd] wordt weergegeven.
81
5
Instellingen
4 Gebruik CD om een stad
Be stem ming stij d
0:0 0
10: 00
Zo mert ijd
Lo nden
An nul.
OK
Ee n ma p se lect .
Se lec. opn ame( n)
OK
Bestemmingstijd
te selecteren.
Gebruik R voor het wijzigen
van de region.
Londen
Zomertijd
5 Selecteer [Zomertijd] (daylight saving time), en
gebruik CD voor het selecteren van S of T.
6 Druk op E.
Het scherm [Wereldtijd] verschijnt opnieuw.
t Memo
• Zie “Lijst met steden voor Wereldtijd” (p.102) voor steden die
5
als thuistijd of bestemmingstijd kunnen worden geselecteerd.
Instellingen
• Selecteer [F Thuistijd] bij stap 3 om instelling van de stad
en zomertijd voor de thuistijd te wijzigen.
• G verschijnt in het Bedieningspaneel als [Tijdinstelling]
is ingesteld op G.
Instellingen selecteren om op te slaan
in de camera
De meeste functies die op deze camera worden ingesteld, worden
opgeslagen als de camera wordt uitgezet. Voor de volgende
functie-instellingen kunt u selecteren of de instellingen moeten
worden opgeslagen (T) of dat deze moeten worden teruggezet
naar de standaardwaarde (S) wanneer de camera wordt uitgezet.
De standaard instellingen zijn S voor Digitale Filter en HDRopname, en T voor andere functies.
Stel dit in bij [Geheugen] in het menu A4.
• Wanneer u [Reset] van het menu D3 uitvoert, worden alle
geheugeninstellingen teruggezet naar de standaardwaarde.
OK
Instellingen voor bestandsbeheer
Beveiliging van opnamen tegen
wissen (Beveiligen)
U kunt opnamen beveiligen zodat deze niet per ongeluk kunnen
worden gewist.
u Voorzichtig
• Zelfs beveiligde opnamen worden gewist wanneer de
geplaatste geheugenkaart wordt geformatteerd.
1 Selecteer Y in het weergavepalet.
Het scherm verschijnt waarin de eenheid voor verwerking
kan worden geselecteerd.
2 Selecteer [Selec. opname(n)]
of [Een map select.]
en druk op E.
3 Selecteer de opname(n) of map die u wilt
beveiligen.
Kijk bij Stap 2 van “Geselecteerde opnamen wissen” (p.68)
voor het selecteren van de opname(n) of een map.
Ga verder naar Stap 5 als [Een map select.] geselecteerd is.
4 Druk op G.
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Selec. opname(n)
Een map select.
OK
5 Selecteer [Beveiligen] en druk op E.
An nul.
OK
Ma pnaa m
Da t,
PE NTX
_
M MD D
Ma pnaa m
t Memo
• Om alle in de geheugenkaart opgeslagen opnamen
te beveiligen, selecteert u [Alle beelden beveiligen]
van het B1 menu.
Instellingen voor het map/bestand
selecteren
Mapnaam
Wanneer er opnamen worden gemaakt met deze camera wordt
er automatisch een map gemaakt en worden de opnamen
opgeslagen in de nieuwe map. Elke mapnaam bestaat uit
een doorlopend nummer van 100 tot 999 en een serie
van5karakters.
U kunt de mapnaam ook wijzigen in [Mapnaam]
van het D2 menu.
1 Selecteer [Mapnaam] in D2 menu en druk op D.
Het scherm [Mapnaam] verschijnt.
2 Selecteer een mapnaam
en druk op E.
Mapnaam
Mapnaam
Annul.
_
MMDD
D2
Dat,
PENTX
De twee cijfers van de maand en dag waarop
de opname werd gemaakt, worden toegewezen
na het mapnummer. (Standaardinstelling)
Dat,
[MMDD] (maand en dag) verschijnt op basis van het
datumformaat dat is ingesteld bij [Datum instellen].
Voorbeeld: 101_0125: voor opnamen die zijn
gemaakt op 25 januari
PENTX
De karakterstring “PENTX” wordt toegewezen
na het mapnummer.
Voorbeeld: 101PENTX
Ga verder naar stap 5 als u de mapnaam niet wilt wijzigen.
3 Druk op B, en druk vervolgens op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt
weergegeven.
4 Wijzig de tekst.
Voer 5 alfanumerieke tekens van een enkele byte in.
Kijk bij Stappen 3 en 4 van “Een instelnaam wijzigen” (p.80)
voor informatie over het invoeren van tekst.
5 Druk tweemaal op F.
t Memo
• Er wordt een map met een nieuw nummer aangemaakt
wanneer de mapnaam wordt gewijzigd.
•
Er kunnen maximaal 500 opnamen (100 opnamen voor een
Eye-Fi-kaart) worden opgeslagen in één enkele map. Wanneer
OK
het aantal gemaakte opnamen hoger wordt dan 500, wordt een
nieuwe map aangemaakt met een nummer dat volgt op het
nummer van de map die momenteel wordt gebruikt. Bij opnamen
met belichtingsbracketing worden opnamen opgeslagen in
dezelfde map totdat het maken van opnamen is voltooid.
• Wanneer [Nieuwe map maken] geselecteerd is in het D2
menu, dan wordt een map met een nieuw nummer
aangemaakt als de volgende opname opgeslagen wordt.
Er wordt een nieuwe map aangemaakt op beide
geheugenkaarten als een geheugenkaart geplaatst is
in zowel SD1 als SD2.
83
5
Instellingen
• Wanneer [Meerdere opnamen selecteren] of [Een map
Be stan dsna am
IIMMGGP
IIMMGGP
_
IIMMG
He rste l be stan dsn r.
Be stan dsnu mmer
Ge brui kt o peen vol g. b esta nds nr.
in nie uwe map op basi s va n
la atst e nu mmer in vor ige map
Op eenv olg. num mer ing
select.] van [RAW-ontwikkeling] uitgevoerd wordt, dan wordt
een map met een nieuw nummer aangemaakt en worden
de JPEG-opnamen in de nieuwe map opgeslagen. (p.76)
u Voorzichtig
• Het maximale mapnummer is 999. Nadat u dit aantal van 999
bereikt heeft, kunt u geen nieuwe opnamen opslaan als u
probeert om de mapnaam te wijzigen of een nieuwe map wilt
aanmaken, of als het mapnaam nummer 9999 bereikt heeft.
Bestandsnaam
Een van de volgende karakterstrings wordt gebruikt als het
voorvoegsel van de bestandsnaam, afhankelijk van de instelling
5
bij [21. Kleurruimte] in het menu E3.
Instellingen
KleurruimteBestandsnaam
sRGBIMGPxxxx.JPG
AdobeRGB_IMGxxxx.JPG
De eerste vier tekens kunnen gewijzigd worden naar
een karakterreeks van uw keuze.
1 Selecteer [Bestandsnaam] in het D2 menu
en druk op D.
Het scherm [Bestandsnaam] wordt weergegeven.
2 Selecteer A of C en
druk op D.
Het scherm voor het invoeren
van tekst wordt weergegeven.
84
Bestandsnaam
_
xxxx.JPG
P
xxxx.JPG
G
xxxx.MOV
P
3 Wijzig de tekst.
Er kunnen maximaal 4 alfanumerieke single-byte tekens
worden ingevoerd.
Kijk bij Stappen 3 en 4 van “Een instelnaam wijzigen” (p.80)
voor informatie over het invoeren van tekst.
4 Druk tweemaal op F.
t Memo
• Wanneer [Kleurruimte] [AdobeRGB] is, dan is het
voorvoegsel voor de bestandsnaam “_” en vormen de eerste
drie tekens van de opgegeven karakterreeks de
bestandsnaam.
• Voor video’s is de bestandsnaam, ongeacht de instelling
voor [Kleurruimte], “IMGPxxxx.MOV” of een bestandsnaam
met de gespecificeerde tekenreeks.
Bestandsnummer
Elke bestandsnaam bestaat uit
een string van 4 karakters en een
volgnummer van 0001 t/m 9999.
Zelfs als een nieuwe map wordt
aangemaakt bij [Opeenvolg.
nummering] van [Bestandsnummer]
in het menu D2, kunt u instellen of u
voor de bestandsnaam door wilt gaan met de volgnummering.
Ook als een nieuwe map wordt aangemaakt,
T
wordt doorgegaan met de volgnummering.
(Standaardinstelling)
De eerste opname die in een nieuwe map wordt
S
opgeslagen, krijgt steeds het nummer 0001.
Selecteer [Herstel bestandsnr.] om het bestandsnummer terug
te zetten naar de standaardwaarde.
Bestandsnummer
Opeenvolg. nummering
Herstel bestandsnr.
Gebruikt opeenvolg. bestandsnr.
in nieuwe map op basis van
laatste nummer in vorige map
t Memo
Co pyri ghti nfor mat ie
Co pyri ghtg eg. ins luit en
Fo togr aaf
Co pyri ghth oude r
An nul.
OK
Ac tiem odus
Au to g root te a anp ass.
Co mmun icat ie-i nfo
In fo/o ptie s fi rmw are
Dr aadl oze geh. kaa rt
Ver zend t au tom . ni et-v erz .
op name n va naf geh .krt
• Wanneer het bestandsnummer het nummer 9999 bereikt,
wordt een nieuwe map aangemaakt en wordt het
bestandsnummer teruggezet.
De Copyright-informatie instellen
Sluit informatie over de fotograaf en copyright in Exif-gegevens in.
D2
1 Selecteer [Copyrightinformatie] in het D2 menu
en druk op D.
Het scherm [Copyrightinformatie] wordt weergegeven.
2 Gebruik CD voor het
instellen van [Copyrightgeg.
insluiten].
Copyrightgegevens worden niet ingesloten in de Exif.
S
(standaardinstelling)
Copyrightgegevens worden ingesloten in de Exif.
T
Copyrightinformatie
Copyrightgeg. insluiten
Fotograaf
Copyrighthouder
3 Selecteer [Fotograaf] of [Copyrighthouder],
en druk op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt
weergegeven.
4 Wijzig de tekst.
Er kunnen maximaal 32 alfanumerieke single-byte tekens
en symbolen worden ingevoerd.
Kijk bij Stappen 3 en 4 van “Een instelnaam wijzigen” (p.80)
voor informatie over het invoeren van tekst.
t Memo
• De Exif-informatie kan gecontroleerd worden met behulp
van de geleverde software “Digital Camera Utility 5”.
Gebruik van een draadloze
geheugenkaart
Een geheugenkaart met een ingebouwde draadloze LAN
“Eye-Fi card” (Wi-Fi overdracht) of een “Flucard” die compatibel
is met deze camera, kan gebruikt worden. Via deze kaarten
kunnen opnamen via een draadloze LAN overgezet worden
van de camera naar een computer of een ander apparaat.
Selecteer de camerahandeling bij het gebruik van een Eye-Fi
kaart of een Flucard bij [Draadloze geh.kaart] van het D3 menu.
D3
1 Selecteer [Draadloze geh.kaart] in D3 menu
en druk op D.
Het scherm [Draadloze geh.kaart] verschijnt.
2 Selecteer [Actiemodus].
Weergave van onderdelen die
ingesteld kunnen worden
afhankelijk van het geplaatste
kaarttype.
Draadloze geh.kaart
Actiemodus
Auto grootte aanpass.
Communicatie-info
Info/opties firmware
Verzendt autom. niet-verz.
opnamen vanaf geh.krt
Annul.
OK
5
Instellingen
5 Druk tweemaal op F.
85
Eye-Fi-kaart
Opnamen worden automatisch verzonden
wanneer opnamen worden gemaakt,
AUTO
SELECT
5
OFFStopt de communicatiefunctie.
Instellingen
Flucard
ON
OFF
nieuwe opnamen worden opgeslagen,
of opnamen worden overschreven.
(Standaard instelling)
Voor films geldt, dat alleen films die kleiner
zijn dan 2 GB verzonden kunnen worden.
Overdracht van opnamen of mappen die
geselecteerd zijn in [Eye-Fi Image Transfer]
van de weergavestand.
Alleen JPEG- en RAW-opnamen kunnen
worden verzonden.
Draadloze gegevensoverdracht met Flucard
inschakelen.
Draadloze gegevensoverdracht met Flucard
uitschakelen.
3 Specificeer [Auto grootte aanpass.].
Wanneer ingesteld op T, worden JPEG-opnamen
opgeslagen op de Eye-Fi-kaart of Flucard met
een grootte van r.
4 Druk tweemaal op F.
u Voorzichtig
• Zorg dat u een Eye-Fi-kaart of een Flucard in de SD2-gleuf
plaatst. Als deze geplaatst is in de SD1-gleuf, dan kan de
draadloze LAN-functie niet gebruikt worden. Als een Eye-Fi
kaart of een Flucard niet in de SD2-gleuf geplaatst is dan,
kunnen de [Draadloze geh.kaart] instellingen van het menu
D3 niet ingesteld worden.
• Zorg ervoor dat u een draadloos LAN-toegangspunt instelt
op een computer.
86
• Voor RAW-opnamen en filmbestanden hangt het succes
van de verzending af van de specificaties en instellingen
van de Eye-Fi-kaart die wordt gebruikt.
• Opnamen worden mogelijk niet verzonden als het
batterijniveau laag is.
• Het kan enige tijd duren als veel opnamen worden
verzonden. De camera schakelt zichzelf mogelijk uit als
de interne temperatuur van de camera te hoog wordt.
• Raadpleeg “Over Eye-Fi-kaarten” (p.111) betreffende
voorzorgsmaatregelen ten aanzien van Eye-Fi-kaarten.
t Memo
• Er kan gebruik gemaakte worden van een smartphone met
deze camera als er een Flucard gebruikt wordt die compatibel
is met deze camera. Kijk voor meer informatie over het
gebruik van de kaart in de handleiding van de Flucard.
• Wanneer een Eye-Fi-kaart wordt gebruikt, kunnen in één
enkele map 100 opnamen worden opgeslagen. Voor RAW+opnamen worden twee bestanden geteld als één opname.
• In Stap 2, selecteert u [Communicatie-info] voor het
controleren van de Draadloze LAN-informatie, en [Info/opties
firmware] voor het controleren van de firmware-versie van
de kaarten.
• Wanneer [Reset verzendinstell.] geselecteerd is in Stap 2,
wordt de [Actiemodus] instelling terug gezet naar de
standaard waarden.
Bijlage
Beperkingen voor de combinaties van speciale functies
Flitser
Continuopname
Belichtingsbracketing
Opname
spiegelomhoog-verg.
Dubbelopnamen
Intervalopname
Transportstand
Intervalcompositie
Intervalvideo opnemen
HDR-opname
AA-filtersimulator
Compositie
aanpassen
HDR-opname
×
××
×
×
×××
×
××××
××
×
RAW-data
opslaan
Vervormings-
correctie
: Niet beschikbaar
×
Digitaal filter
×
6
Bijlage
87
Functies beschikbaar met diverse
objectieven
Alle belichtingsstanden zijn beschikbaar bij het gebruik van een
DA, DA L of FA J objectief, of bij een objectief met een 9 stand
wordt gebruikt met de diafragmaring in de stand 9.
Wanneer deze in een andere stand dan 9 worden gebruikt
of wanneer andere objectieven worden gebruikt, gelden de
volgende beperkingen.
Functie
6
Autofocus
Bijlage
(Alleen objectief)
(Met AF-adapter 1,7x)
Manuele scherpstelling
(Met scherpstelindicator)
(Met mat veld)
Quick-Shift focus #
Scherpstelpunt
selectiestand [Auto]
Automatische Lichtmeting
[Meerdere segmenten]
Stand G/H/I/J/K
Stand L
Automatisch
P-DDL-flitsen
Power zoom–
Automatisch informatie over
de brandpuntafstand van
het objectief verkrijgen
Objectiefcorrectiex
88
x: Beschikbaar #: Beperkt ×: Niet beschikbaar
DA
FA J
Objectief
[Bevestigingstype]
*1
*2
*3
DA L
D FA
[KAF]
[KAF2]
[KAF3]
x–x–x
xxxxx
*4
xxx
xxxx
xxxx
xxxx
xxxx
F *6AM
*6
FA
[KAF]
[KAF][KA][K]
[KAF2]
××××
×
xxx
*5×*7
––#
–––
×××
P
–
#
*8
#
×
×
*9
#
#
×
××
*1 Objectieven met een maximaal diafragma van F2,8 of sneller.
Alleen beschikbaar bij de stand 9.
*2 Objectieven met een maximaal diafragma van F5,6 of sneller.
*3 Alleen beschikbaar bij gebruik van de ingebouwde flitser, AF540FGZ,
AF540FGZ II, AF360FGZ, AF360FGZ II, AF200FG of AF160FC.
*4 Alleen beschikbaar bij compatibele objectieven.
*5 De functie voor vervormingscorrectie wordt uitgeschakeld bij gebruik
van een DA visoog van 10-17 mm objectief.
*6 Als u een FA SOFT 28 mm F2,8 objectief, FA SOFT 85 mm F2,8
objectief, of F SOFT 85 mm F2,8 objectief gebruikt, stel
[27. Diafragmaring gebruiken] dan in op [Activeren] in het menu E4.
Er kunnen opnamen worden gemaakt met de ingestelde
diafragmawaarde, maar alleen binnen het bereik voor handm atige
instelling van het diafragma.
*7 Alleen beschikbaar met de volgende objectieven: FA 31 mm F1,8
Limited, FA 43 mm F1,9 Limited of FA 77 mm F1,8 Limited.
*8 Vast ingesteld op [Spot].
*9 J met open diafragma. (De diafragmaring heeft geen effect
op de eigenlijke diafragmawaarde.)
u Voorzichtig
• Wanneer de diafragmaring in een andere stand staat dan 9 of
wanneer een objectief zonder een stand 9 of accessoires
zoals een auto-tussenringenset of autobalg worden
gebruikt, dan werkt de camera niet, behalve wanneer
[27. Diafragmaring gebruiken] is ingesteld op [Activeren]
in het menu E4. Raadpleeg “De diafragmaring gebruiken”
(p.90) voor meer informatie.
Objectieven en vattingen
DA-objectieven met een motor en FA- zoomobjectieven
met powerzoom maken gebruik van de K
Bij DA-objectieven met een motor, maar zonder
AF-koppeling wordt de K
AF3-vatting gebruikt.
FA-objectieven met één enkele brandpuntsafstand
(objectieven zonder zoom), DA- of DA L-objectieven zonder
motor en D FA-, FA J- en F-objectieven zijn uitgerust met
de K
AF-vatting.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van de betreffende
objectieven voor bijzonderheden.
AF2-vatting.
Compatibiliteit met de ingebouwde flitser
Afhankelijk van het gebruikte objectief kan het gebruik van
de ingebouwde flitser aan beperkingen onderhevig zijn.
Beperkingen wanneer
Lens
DA FISH-EYE 10-17 mm
F3,5-4,5 ED (IF)/
DA 12-24 mm F4 ED AL
DA 14 mm F2,8 ED (IF)/
k
FA
300 mm F2,8 ED (IF)/
k
DA
560 mm F5,6 ED AW/
k
FA
600 mm F4 ED (IF)/
k
FA
250-600 mm F5,6
ED (IF)
F FISH-EYE 17-28 mm
F3.5-4.5
DA 16-45 mm F4 ED AL
k
DA
16-50 mm
F2,8 ED AL (IF) SDM
de ingebouwde flitser
wordt gebruikt
De ingebouwde flitser is
niet beschikbaar vanwege
vignettering.
Als de brandpuntsafstand
minder is dan 20 mm, kan
vignettering optreden.
Als de brandpuntsafstand
minder is dan 28 mm of als de
brandpuntsafstand 28 mm is
en de opnameafstand kleiner
dan 1 m, kan vignettering
optreden.
Als de brandpuntsafstand
minder is dan 20 mm of als de
brandpuntsafstand 35 mm is
en de opnameafstand kleiner
dan 1,5 m, kan vignettering
optreden.
Lens
DA 17-70 mm F4 AL (IF)
SDM
DA 18-250 mm
F3,5-6,3 ED AL (IF)
DA 18-270 mm
F3,5-6,3 ED SDM
k
FA
28-70 mm F2,8 AL
FA SOFT 28 mm F2,8/
FA SOFT 85 mm F2,8
Beperkingen wanneer
de ingebouwde flitser
wordt gebruikt
Als de brandpuntsafstand
minder is dan 24 mm of als de
brandpuntsafstand 35 mm is
en de opnameafstand kleiner
dan 1 m, kan vignettering
optreden.
Als de brandpuntsafstand
minder is dan 35 mm, kan
vignettering optreden.
Er kan vignettering optreden
als de brandpuntsafstand
minder is dan 24 mm.
Als de brandpuntsafstand
28 mm en de opnameafstand
kleiner dan 1 meter is, kan
vignettering optreden.
De ingebouwde flitser ontlaadt
altijd volledig.
6
Bijlage
89
De brandpuntafstand instellen
In v br andp afs tan d
OK
35
mm
An nul.
OK
Op name mak en m oge lijk
bi j an dere sta nd dan "A"
vo or d iafr agma rin g
Di afra gmar ing geb ruik en
27 .
De acti vere n
1
Ac tive ren
2
26 .
A3
De diafragmaring gebruiken
E4
De functie Shake Reduction treedt in werking via de verkregen
informatie over het objectief zoals de brandpuntafstand.
Stel de brandpuntafstand in bij gebruik van een objectief
waarvoor informatie over de brandpuntafstand niet automatisch
kan worden verkregen.
1 Zet de camera uit.
2 Bevestig een objectief aan de camera en zet
de camera aan.
Het scherm [Inv brandp afstand] verschijnt.
3 Gebruik AB voor
het instellen van de
6
Bijlage
brandpuntafstand.
Druk op C voor het in de lijst
selecteren van een waarde.
Als u een zoomobjectief gebruikt,
selecteer dan de feitelijke brandpuntsafstand
met de zoominstelling die wordt gebruikt.
4 Druk op E.
De camera keert terug naar de standbymodus.
t Memo
• De instelling van de brandpuntsafstand kan worden gewijzigd
bij [Inv brandp afstand] in het menu A3.
• Als u een objectief gebruikt zonder een positie 9 of een
objectief met een positie 9 terwijl de diafragmaring op een
andere positie is ingesteld dan 9, stel [27. Diafragmaring
gebruiken] dan in op [Activeren] in het menu E4. (p.90)
Inv brandp afstand
35
mm
OK
De sluiter kan ontspannen worden, zelfs wanneer de
diafragmaring van het D FA-, FA-, F- of A-objectief niet
op de positie 9 staat of wanneer er een objectief zonder
positie 9 aangesloten is.
Selecteer [Activeren] in
[27. Diafragmaring gebruiken]
van het menu E4 menu.
Diafragmaring gebruiken
27.
Deactiveren
1
Activeren
2
Opname maken mogelijk
bij andere stand dan "A"
voor diafragmaring
Annul.
26.1.1.
De volgende beperkingen zijn afhankelijk van het gebruikte
objectief van toepassing.
Gebruikt objectief
D FA, FA, F, A, M
(alleen objectief of
met accessoires
met automatisch
diafragma zoals
tussenringenset K)
Belichtings-
functie
J
Beperking
Het diafragma blijft open.
De sluitersnelheid wijzigt
in relatie met het open
diafragma maar een
afwijking van de
belichting is mogelijk.
D FA, FA, F, A, M,
S (met accessoires
met automatisch
diafragma zoals
tussenringenset K)
Handmatig
diafragmaobjectief
zoals een
J
Er kunnen opnamen
worden gemaakt met
een ingestelde
diafragmawaarde maar
een afwijking in de
belichting is mogelijk.
J
reflexobjectief
(alleen objectieven)
OK
90
Gebruikt objectief
Belichtings-
functie
Beperking
In het handmatige
diafragmabereik kunnen
FA SOFT 28 mm/
FA SOFT 85 mm/
F SOFT 85 mm
(alleen objectief)
J
opnamen worden
gemaakt met een
ingestelde
diafragmawaarde.
De belichting kan
met optisch voorbeeld
gecontroleerd worden.
Er kunnen opnamen
worden gemaakt
met een ingestelde
diafragmawaarde
Alle objectieven
L
en sluitertijd.
De belichting kan
met optisch voorbeeld
gecontroleerd worden.
t Memo
• Als de diafragmaring op een andere positie dan 9 wordt
ingesteld, wordt de stand J geactiveerd, ongeacht de
instelling van de functiekiezer, behalve wanneer de stand L,
M of N geselecteerd is.
• [F--] wordt voor de diafragma-indicator in het statusscherm,
Live Weergave-scherm en zoeker en op het LCD-paneel
getoond.perture indicator in the status screen, Live View
screen and viewfinder and on the LCD panel.
Functies bij gebruik van een externe
flitser
De optionele externe flitsers AF540FGZ, AF540FGZ II,
AF360FGZ, AF360FGZ II, AF200FG of AF160FC
ondersteunen diverse flitsinstellingen, zoals automatisch
P-DDL-flitsen.
Camerafunctie
Flitsen met Anti rode ogen
Auto ontladen flitser
Automatisch overgaan
op de flitssynchronisatiesnelheid
De diafragmawaarde wordt
automatisch ingesteld in
de stand G en I.
Automatisch P-DDLflitsen
Lange-sluitertijdsync
Flitsbelichtingscorrectie
AF-hulplicht van de externe
flitser
2e sluitergordijnsync
Flitsen met contrastregelingssynchronisatie
Slave-flitser
Korte-sluitertijdsynchronisatie
Draadloos flitsen #
x: Beschikbaar #: Beperkt ×: Niet beschikbaar
Flitser
*2
Ingebouwd
Flitser
x
#
AF540FGZ
AF540FGZ II
AF360FGZ
AF360FGZ II
xxx
xxx
xxx
xxx
*1
x
xxx
xxx
×
xx
*3
×
×
*4
x
AF200FG
AF160FC
*1
x
x
x
x
x
*5
#
6
Bijlage
*1
×
×
*4
×
×
×
91
*1 Alleen beschikbaar bij gebruik van een DA-, DA L-, D FA-, FA J-, FA-,
N 36° 45.410 '
W14 0°02.0 00'
89m
09/ 09/201 3
10: 00:00
F- of A-objectief.
*2 Sluitertijd van 1/90 seconden of langer.
*3 Bij combinatie met de AF540FGZ, AF540FGZ II, AF360FGZ,
of AF360FGZ II kan 1/3 van het flitslicht worden geproduceerd
door de ingebouwde flitser en 2/3 door de externe flitser.
*4 Alleen beschikbaar in combinatie met de flitsers AF540FGZ,
AF540FGZ II, AF360FGZ, of AF360FGZ II.
*5 Meerdere AF540FGZ, AF540FGZ II, AF360FGZ, of AF360FGZ II
flitsers, of een combinatie van de AF540FGZ, AF540FGZ II,
AF360FGZ, of AF360FGZ II en de ingebouwde flitser is vereist.
u Voorzichtig
• Druk nooit op de knop 1 wanneer er een externe flitser
is bevestigd op de camera. De ingebouwde flitser botst
dan tegen de externe flitser. Als u beide flitsers tegelijk wilt
gebruiken, schakel dan de functie voor draadloos flitsen in
of sluit beide flitsers op elkaar aan met de verlengkabel.
• U kunt geen flitsers gebruiken met een omgekeerde polariteit
(het middelste contact van de flitsschoen is de minpool) omdat
de camera en/of flitser anders beschadigd kunnen raken.
6
Bijlage
• Combineer de flitsers niet met accessoires die een afwijkend
aantal contacten hebben, zoals een flitshandgreep, omdat
hierdoor storingen kunnen optreden.
• Combinaties met flitsers van andere fabrikanten kan tot
fouten in de apparatuur leiden.
t Memo
• Met de AF540FGZ, AF540FGZ II, AF360FGZ, of AF360FGZ
II kunt u de hoge snelheid sync flitser gebruiken voor
het ontladen van de flitser en het maken van een opname
met een snellere sluitersnelheid dan 1/180 seconden.
Selecteer een belichtingsstand (zoals I) waarmee
u de sluitersnelheid kunt instellen.
• Bij het gebruik van twee externe flitsers (AF540FGZ,
AF540FGZ II, AF360FGZ, of AF360FGZ II) of bij het gebruik
van de ingebouwde flitser met een of meerdere externe
flitsers kunt u opnamen maken in de draadloze stand met de
P-TTL flitsinstelling zonder dat u de flitsers met een kabel
aansluit. In dit geval stelt u het camerakanaal in op de externe
flitsers. Het ingestelde kanaal kunt u op het statusscherm,
Live Weergave-scherm, LCD-paneel en in de zoeker
controleren.
92
• U kunt een externe flitser met een
sync. Kabel aansluiten op de
camera met behulp van een X-sync
ingang. Verwijder de Sync. Ingang
2P kap voor het aansluiten van een
sync. Kabel op de X-sync ingang.
Het GPS-toestel gebruiken
De volgende functies zijn beschikbaar als het optionele
GPS-toestel O-GPS1 aan de camera bevestigd is.
Elektronisch
kompas
Sterrenvolger
GPStijdsync.
De huidige
geografische
breedte, lengte,
hoogte, richting van
de bestemming,
de afstand tot de
bestemming, en
UTC (Gecoördineerde Universele Tijd)
worden weergegeven.
Traceert en maakt opnamen van
hemellichamen.
Hemellichten kunnen vastgelegd worden als
afzonderlijke punten, zelfs bij het maken van
opnamen met een lange belichtingsinstelling,
door de beweging van het in de camera
ingebouwde Shake Reduction toestel te
vergelijken met de beweging van de
hemellichamen. (p.93)
Past de camera-instellingen voor de datum
en tijd automatisch aan de hand van de
verkregen informatie van GPS-satellieten.
N 36°45.410'
W140°02.000'
89m
09/09/2013
10:00:00
0°
t Memo
Ac tie in B -mod us
St erre nvol ger
Pr ecie ze k alib rat ie
Ge time de b elic hti ng
Be lich ting stij d
LE D-in dica tors GP S
• Bekijk de handleiding van de GPS voor meer informatie over
hoe de GPS te bevestigen en informatie over de functies.
• Kijk, voor het weergeven van [Elektronisch kompas],
in “Display opname-info” (p.12).
u Voorzichtig
• "Eenvoudige Navigatie" kan niet met deze camera gebruikt
worden.
Opnamen maken van hemellichamen
(STERRENVOLGER)
A2
1 Zet de functiekiezer op M.
2 Selecteer [GPS] in A2 menu en druk op D.
Het scherm [GPS] verschijnt.
3 Selecteer [Sterrenvolger] en druk op D.
Het [Sterrenvolger] scherm wordt weergegeven.
4 Instellen van
[Actie in B-modus]
op a en druk op E.
Sterrenvolger
Actie in B-modus
Precieze kalibratie
Getimede belichting
Belichtingstijd
LED-indicators GPS
5 Voor het instellen van de gewenste belichtingstijd,
stelt u eerst [Getimede belichting] in op [AAN].
U kunt de belichtingstijd instellen tussen 0'10" en 5'00"
bij [Belichtingstijd].
8 Druk de ontspanknop opnieuw helemaal in.
Het maken van opnamen stopt.
Als [Getimede belichting] geactiveerd is, stopt het maken
van opnamen automatisch nadat de ingestelde tijd
verstreken is.
u Voorzichtig
• Als STERRENVOLGER geactiveerd is, dan kan de
transportfunctie niet ingesteld worden op [Opname spiegelomhoog-verg.] en [Dubbelopnamen].
Problemen oplossen
t Memo
• De camera kan, in zeldzame gevallen, niet werken vanwege
statische elektriciteit. Dit kunt u oplossen door de batterij
te verwijderen en opnieuw te plaatsen. Er is geen reparatie
nodig als na deze handelingen de camera weer correct werkt.
ProbleemOorzaakOplossing
De camera kan
niet worden
ingeschakeld.
De batterij is niet
op de juiste wijze
geplaatst.
De batterij is bijna
leeg.
Controleer of de batterij in de
juiste richting is geplaatst.
Laad de batterij op.
6
Bijlage
6 Druk drie keer op F.
De camera keert terug naar de standbymodus.
7 Druk de ontspanknop helemaal in.
Er wordt gestart met de opname.
93
6
Bijlage
94
ProbleemOorzaakOplossing
De sluiter kan
niet worden
ontspannen.
De autofocus
werkt niet.
De scherpstelling
kan niet worden
vergrendeld.
De ingebouwde
flitser wordt
opgeladen.
Er is geen vrije
ruimte op de
geheugenkaart.
Gegevens
worden verwerkt.
De diafragmaring
van het objectief
is op een andere
positie ingesteld
dan 9.
Er kan moeilijk
worden
scherpgesteld op
het onderwerp.
Het onderwerp
is te dichtbij.
AF-stand van
Live Weergave is
ingesteld op f.
Wacht tot het opladen gereed
is.
Plaats een geheugenkaart
met voldoende vrije ruimte
of verwijder overbodige
opnamen.
Wacht totdat de verwerking
is voltooid.
Zet de diafragmaring van het
objectief in de stand 9
of selecteer [Activeren] bij
[27. Diafragmaring gebruiken]]
in het menu E4. (p.90)
v werkt niet goed bij
objecten met een laag contrast
(de hemel, witte muren, etc.),
donkere kleuren, ingewikkelde
patronen, snel bewegende
objecten of landschapsopnamen via een venster
of een netachtig patroon.
Vergrendel de scherpstelling
op een ander object dat zich
op dezelfde afstand als uw
onderwerp bevindt, richt dan
op het doel en maak een
opname. Als alternatief kan
gebruik worden gemaakt
van w.
Neem meer afstand tot
het onderwerp en maak
een opname.
Instellen van [Contrast-AF] op
e, g, h of i. (p.52)
ProbleemOorzaakOplossing
Wanneer de flitser is ingesteld
op A of B, gaat de flitser
niet af als het onderwerp
helder is.
Wijzig de flitsinstelling. (p.47)
Instellen van [USB-aansluiting]
op [MSC] in het D2 menu.
Activeer [Sensor stofvrij
maken] in het menu D4.
De stofverwijderingsfunctie
kan worden geactiveerd
telkens wanneer de camera
wordt aangezet en uitgezet.
Kijk bij “Sensor reinigen” (p.94)
als het probleem aanhoudt.
Activeer [Pixeluitlijning]
in het D4 menu.
Het duurt circa 30 seconden
om de defecte pixels te
corrigeren. Zorg er daarom
voor d at u een batte rij geb ruikt
die volledig opgeladen is.
De ingebouwde
flitser gaat niet af.
De camera wordt
niet herkend als
deze aangesloten
is op een
computer.
Op opnamen
verschijnen stofof vuildeeltjes.
Op de monitor
zijn er pixels of
opnamen die niet
branden of blijven
branden.
De flitsinstelling is
ingesteld op A
of B.
De stand voor de
USB-verbinding
is ingesteld op
[PTP].
De CMOS-sensor
is vuil of stoffig.
In de CMOSsensor zijn er
defecte pixels.
Sensor reinigen
Stof detecteren op de CMOS-sensor (stofalarm)
Stofalarm is een functie voor het detecteren van stof dat zich
heeft verzameld op de CMOS-sensor en het weergeven van
de locatie waar het stof zich heeft vastgezet.
Controleer of de camera in de volgende status staat.
• Bevestig een DA-, DA L-, FA J-objectief of een D FA-, FAof F-objectief met een stand 9 en stel de diafragmaring
in op de 9 stand.
• Draai de schakelaar voor Foto’s/Video naar A.
• Stel de scherpstelfunctieknop in op v.
1 Selecteer [Stofalarm] in het D4 menu en druk op D.
Ei nde
Het scherm [Stofalarm] verschijnt.
2 Richt de zoeker beeldvullend op een witte muur
of ander helder onderwerp zonder detail en druk
de ontspanknop volledig in.
Nadat het verwerken van de opname is voltooid,
wordt het beeld van Stofalarm weergegeven.
Als [De bewerking is niet op correcte wijze voltooid]
getoond wordt, drukt u op E en maak een nieuwe foto.
3 Controleer de sensor op stof.
Gebruik R voor het
beeldvullend weergeven van
de opname die is gemaakt
met Stofalarm.
Einde
4 Druk op E.
De opname die is gemaakt met Stofalarm, wordt
opgeslagen en het D4 menu verschijnt weer.
t Memo
• Alleen de laatste opname met Stofalarm wordt gedurende
30 seconden opgeslagen op de geheugenkaart in SD1.
Als sensorreiniging gedurende deze tijd wordt uitgevoerd,
dan kunt u de opname van het stofalarm controleren terwijl
de sensor gereinigd wordt. (Als de SD1-gleuf uitgeschakeld
is, dan wordt de opname niet opgeslagen. U kunt de opname
niet in de weergavestand controleren.)
Stof verwijderen met een blaaskwastje
Klap de spiegel omhoog en open de sluiter als u de CMOSsensor reinigt met een blaaskwastje.
1 Zet de camera uit en verwijder het objectief.
3 Selecteer [Sensor reinigen] in het D4 menu
en druk op D.
Het scherm [Sensor reinigen] verschijnt.
4 Selecteer [Spiegel omhoog] en druk op E.
De spiegel komt omhoog.
Als er een opname van het stofalarm opgeslagen is,
dan wordt deze getoond.
5 Reinig de CMOS-sensor met een blazer.
6 Zet de camera uit.
De spiegel keert automatisch terug naar de oorspronkelijke
stand.
u Voorzichtig
• Gebruik nooit een spuitbus of blazer met borstel.
Deze kunnen de CMOS-sensor beschadigen.
Veeg de CMOS-sensor ook niet schoon met een doek.
• Kom niet met de punt van het blaasbalgje binnen het gebied
van de objectiefvatting. Als de camera wordt uitgeschakeld,
kan hierdoor de sluiter, de CMOS-sensor en de spiegel
beschadigd raken.
• Wanneer het batterijniveau laag is, dan wordt het bericht
[Onvoldoende batterijvermogen om Sensor te reinigen]
op de monitor getoond. Plaats een volledig opgeladen
batterij. Er is een waarschuwingsgeluid te horen als het
vermogen van de batterij tijdens het reinigen laag wordt.
Stop in dit geval het reinigen onmiddellijk.
t Memo
• Neem contact op met het dichtstbijzijnde servicecentrum
voor professionele reiniging van de CMOS-sensor aangezien
dit een precisie-onderdeel betreft.
• U kunt de optionele sensorschoonmaakset O-ICK1 gebruiken
om de CMOS-sensor te reinigen.
6
Bijlage
2 Zet de camera aan.
95
Foutberichten
6
Bijlage
Geheugenkaart beveiligd
Deze opname is beveiligd
96
FoutberichtenBeschrijving
De geheugenkaart is vol en er kunnen
Geheugenkaart vol
Geen beeld
Deze opname kan niet
worden weergegeven
Geen geheugenkaart
in camera
Geheugenkaartfout
Geheugenkaart is niet
geformatteerd
Deze opname kan
niet worden vergroot
geen opnamen meer worden
opgeslagen. Plaats een nieuwe
geheugenkaart of verwijder nietbenodigde opnamen.
Er zijn op de geheugenkaart geen
opnamen aanwezig die kunnen worden
weergegeven.
U probeert een opname weer te geven
met een indeling die niet wordt
ondersteund door deze camera.
Mogelijk kunt u de opname wel
weergeven op een computer.
Er is geen geheugenkaart in de camera
geplaatst.
De geheugenkaart vertoont een
probleem, en er kunnen geen opnamen
worden gemaakt of weergegeven.
Mogelijk kunt u opnamen wel weergeven
op een computer.
Initialisatie van de Eye-Fi-functie mislukt
met gebruikt van de Eye-Fi-kaart.
Druk op E.
De door u gebruikte geheugenkaart
is niet geformatteerd of is eerder
op een ander apparaat gebruikt en
is niet compatibel met deze camera.
Formatteer de kaart met deze camera
voordat u de kaart in gebruik neemt.
De schrijfbeveiliging op de
geheugenkaart is ingeschakeld. (p.111)
U probeert een opname uit te vergroten
die niet uitvergroot kan worden.
U probeert een beveiligde opname
te wissen. Maak eerst de beveiliging
van de opname ongedaan. (p.82)
FoutberichtenBeschrijving
Onvoldoende
batterijvermogen voor het
activeren van pixeluitlijning
Onvoldoende
batterijvermogen om
Sensor te reinigen
Onvoldoende
batterijvermogen om de
firmware bij te werken
Firmw. bijwerken
onmogelijk. Probleem met
het bestand voor het
bijwerken van de firmware
Beeldmap kon niet gemaakt
worden
Kan de opname niet opslaan
De bewerking is niet op
correcte wijze voltooid
Er kunnen geen nieuwe
beelden worden
geselecteerd
Er kan geen opname
worden bewerkt
Verschijnt tijdens pixeluitlijning,
sensorreiniging, of wanneer u probeert
de firmware te updaten als het
batterijniveau niet toereikend is.
Plaats een volledig opgeladen batterij.
Firmware bijwerken niet mogelijk.
Het updatebestand is beschadigd.
Download het updatebestand opnieuw.
Het hoogste mapnummer (999) zijn
gebruikt, er kunnen geen opnamen meer
worden opgeslagen. Plaats een nieuwe
geheugenkaart of formatteer de kaart.
De opname kan niet worden opgeslagen
vanwege een fout met de
geheugenkaart.
De camera kon de handmatige witbalans
niet aanpassen. Probeer het opnieuw.
U probeert meer dan het maximum
aantal opnamen voor de volgende
functie te selecteren.
• Kiezen & wissen
• Opnamen kopiëren
• Index
• RAW-ontwikkeling
• Beveiligen
• Verzending Eye-Fi-opnamen
Er zijn geen opnamen die kunnen
worden verwerkt met gebruik van
de functie Digitale filter of RAWontwikkeling.
FoutberichtenBeschrijving
Wordt weergegeven als u probeert
Opslaan als handmatige witbalans,
Formaat wijzigen, Uitsnijden, Digitaal
Deze opname kan niet
worden verwerkt
De camera heeft geen
opname gemaakt
Deze functie is in deze
modus niet beschikbaar
De camera wordt
uitgeschakeld om
oververhitting te voorkomen
Stel de Eye-Fi-
communicatie in op
"SELECT"
Opname niet gevonden
Kan niet worden
geselecteerd
filter, Video bewerken of RAWontwikkeling uit te voeren voor opnamen
die met een andere camera zijn
gemaakt, of wanneer u probeert Formaat
wijzigen of Uitsnijden uit te voeren voor
opnamen met een minimumformaat.
Het afdrukken van een index is mislukt.
U probeert een functie in te stellen die
niet beschikbaar is voor de ingestelde
belichtingsfunctie.
De camera schakelt zichzelf uit omdat de
interne temperatuur te hoog is. Laat de
camera uitgeschakeld totdat deze de tijd
heeft gehad om af te koelen voordat u de
camera weer inschakelt.
Opnamen kunnen niet verzonden
worden als [Actiemodus] niet is ingesteld
op [SELECTEREN] in [Draadloze
geh.kaart] van het D3 menu. (p.85)
Er zijn geen opnamen aanwezig die
kunnen worden verzonden als een
Eye-Fi-kaart wordt gebruikt.
Deze map kan niet worden geselecteerd
omdat het aantal bestanden groter is dan
het maximale aantal toegestane
bestanden.
Belangrijkste specificaties
Modelbeschrijving
Type
Objectiefvatting
Compatibel
objectief
Beeldopslagunit
Beeldsensor
Effectief aantal
pixels
Totaal aantal
pixels
Sensor stofvrij
maken
Gevoeligheid
(standaarduitvoer)
Beeldstabilisator
AA-filtersimulator
Bestandsindelingen
Opnameformaten
Resolutie
Kwaliteitsniveau
Digitale camera met DDL-autofocus, automatische
belichting en ingebouwde, uitklapbare P-DDL-flitser
PENTAX KAF2-bajonetvatting (AF-koppeling,
objectiefinformatiecontacten, K-vatting met
voedingscontacten)
Objectieven met KAF3-vatting, KAF2-vatting
(compatibel met power zoom), KAF-vatting
en KA-vatting