Omron 3G3MV User Manual [nl]

Cat. No. I527-NL2-01
SYSDRIVE Frequentieregelaars
3G3MV
GEBRUIKERSHANDLEIDING
We stellen het zeer op prijs dat u voor dit product uit de serie SYSDRIVE 3G3MV hebt gekozen. Door het product op de goede wijze toe te passen en er op de juiste wijze mee om te gaan kunt u ervan op aan dat het product goede prestaties zal leveren, zal het product langer meegaan en kunnen mogelijke ongelukken voorkomen worden. Lees deze handleiding s.v.p. grondig door en behandel en werk met zorg met het product.

ATTENTIE!

1. In deze handleiding worden de functies van het product en de samenhang ervan met andere producten beschreven. U dient van de veronderstelling uit te gaan dat iets wat niet in deze handleiding voorkomt, niet mogelijk is.
2. Ofschoon de nodige zorg is besteed aan de documentatie van het product, zouden wij het niettemin ten zeerste op prijs stellen als u eventuele suggesties om deze handleiding te verbeteren aan uw OMRON-vertegenwoordiger zou willen doorgeven.
3. Het product bevat potentieel gevaarlijke componenten binnenin de behuizing. Open
onder geen voorwaarde de behuizing. Als u dit toch doet, kan dit letsel of de dood tot gevolg hebben en kan er schade aan het product worden toegebracht. Probeer nooit het product te repareren of te demonteren.
4. We adviseren u de volgende veiligheidsmaatregelen toe te voegen aan eventuele
gebruikershandleidingen die u opstelt ten behoeve van het systeem waarin het product geïnstalleerd gaat worden.
Veiligheidsmaatregelen m.b.t. de gevaren van hoogspanningsapparatuur.
Veiligheidsmaatregelen m.b.t. het aanraken van de klemmen van het product, zelfs na
het uitschakelen van de stroom. (Deze klemmen staan ook onder spanning terwijl de stroom is uitgeschakeld.)
5. Ten behoeve van de verbetering van de prestaties van het product kunnen specificaties
en functies gewijzigd worden zonder voorafgaande kennisgeving.
Controlepunten vóór uitpakken
Controleer de volgende punten voordat u het product ontdoet van de verpakking:
Is het juiste product afgeleverd (d.w.z. het juiste modelnummer en de juiste
specificaties)?
Is het product beschadigd tijdens de verzending?
Zitten er schroeven of bouten los?

Controles vóór uitpakken

Geen warmteafleider
Geen potentiometer
Installatietype
n Controle van het product Controleer bij aflevering altijd of het geleverde product de frequentieregelaar model
SYSDRIVE 3G3MV is die u besteld hebt. Mocht u constateren dat er iets niet in orde is met het product, neemt u dan onmiddellijk
contact op met uw OMRON-vertegenwoordiger.
Controle van het naamplaatje
Model frequentieregelaar Ingangsspecificatie Uitgangsspecificatie
Controle van het model
3G3MV-A4007N
Installatietype
A Gesloten wandmontage
Spanningsklasse
2 Driefasen 200 VAC
ingangsvermogen (200V klasse)
B Eénfase 200 VAC
ingangsvermogen (200V klasse)
Z 00001
Speciale software-optie
Maximaal toepasbaar motorvermogen Spanningsklasse
Seriecode: 3G3MV Series
4 Driefasen 400 VAC
ingangsvermogen (400V klasse)
Maximaal toepasbaar motorvermogen
001 0,1 kW 002 0,25 kW 004 0,55 kW 007 1,1 kW 015 1,5 kW 022 2,2 kW 030 3,0 kW 040 4,0 kW
Voorpaneel, opties
B Blind paneel N Geen potentiometer
Warmteafleider, optie
Z Geen warmteafleider
Softwareopties
0001 - 99999 Speciale software-
optie
Controle op beschadigingen
Inspecteer het gehele systeem visueel aan de buitenkant en controleer op beschadigingen of krassen die tijdens het vervoer kunnen zijn ontstaan.

Waarschuwingslabels

Er zijn waarschuwingslabels op het product geplakt zoals aangegeven op onderstaande afbeelding. Volg de erop vermelde voorschriften nauwgezet op.
n Waarschuwingslabels
n Tekst van de waarschuwing
Waarschuwingslabel
!
WAARSCHUWING
Overtuig u ervan dat het RUN-signaal UIT staat alvorens de voeding IN te schakelen, de alarmmelding terug te stellen of de keuzeschakelaar voor LOKALE bediening/AFSTANDSbediening om te zetten. Als u dit toch doet terwijl het RUN-signaal AAN staat, dan kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Overtuig u van het toelaatbare bereik van motoren en machines alvorens ze
in werking te stellen omdat de snelheid van de frequentieregelaar zich gemakkelijk van laag naar hoog laat wijzigen. Als u dit nalaat, kan dit schade aan het product tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Zorg voor een afzonderlijke houdrem indien nodig. Als een dergelijke
inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Voer geen signaalcontrole uit tijdens bedrijf. Als u dit toch doet, dan kan dit
letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Ga met beleid te werk bij het wijzigen van instellingen. Laat u dit na, dan kan
dit letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. onderhouds- en controlewerkzaamheden

!
WAARSCHUWING
Raak de klemmen van de frequentieregelaar niet aan wanneer de stroom is ingeschakeld.
!
WAARSCHUWING
Onderhouds- of controlewerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd als de voeding is uitgeschakeld (OFF), men er zich van heeft overtuigd dat de ladingindicator (CHARGE) (of statusindicatoren) UIT staat, en nadat men de op het voorpaneel gespecificeerde wachttijd in acht heeft genomen. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Werkzaamheden op het gebied van onderhoud, controle of het vervangen van onderdelen mogen alleen worden uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel. Als men zich hier niet aan houdt, loopt men de kans een elektrische schok te krijgen of letsel op te lopen.
!
WAARSCHUWING
Probeer niet het apparaat te demonteren of te repareren. Als u een of elk van beide toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen of letsel op te lopen.
Voorzichtig Behandel de frequentieregelaar voorzichtig omdat deze halfgeleider-
!
elementen bevat. Als u onvoorzichtig met het apparaat omspringt, kan dit ertoe leiden dat het defect raakt.
!
Voorzichtig Breng geen wijzigingen aan in de bedrading, neem geen aansluitingen los,
ook niet van de bedieningsmodule; vervang ook geen ventilatoren wanneer de stroom is ingeschakeld. Doet u dit toch, dan kunt u en/of anderen letsel oplopen of kan er storing optreden.
!
Voorzichtig Installeer uitwendige onderbrekers en tref andere veiligheidsmaatregelen ter
voorkoming van kortsluiting in de uitwendige bedrading. Als u dergelijke maatregelen nalaat, kan dit brand tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Controleer of de nominale ingangsspanning van de frequentieregelaar gelijk
is aan de AC voedingsspanning. Een onjuiste voeding kan leiden tot brand of letsel, of een storing veroorzaken.
Voorzichtig Sluit de remweerstand en remweerstandeenheid aan zoals voorgeschreven in
!
de handleiding. Als u dit nit doet, kan dit brand tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Zorg dat de bedrading correct wordt aangesloten en stevig wordt bevestigd.
Als dit niet gebeurt, zou dit letsel, of schade aan het product tot gevolg kunnen hebben.
!
Voorzichtig Draai de schroeven op het klemmenblok stevig vast. Als u dit niet doet, kan
dit leiden tot brand of tot letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
Voorzichtig Sluit geen AC voeding aan op de U-, V- of W-uitgangsklem. Dit zou kunnen
!
leiden tot schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. werking en afstelling

!
WAARSCHUWING
Schakel de netvoeding pas IN nadat het voorpaneel, de klemmendeksels, het onderste paneel, de bedieningsmodule en optionele componenten aange­bracht zijn. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Verwijder het voorpaneel, de klemmendeksels, het onderste paneel, de bedieningsmodule of optionele componenten niet wanneer er spanning op het apparaat staat. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Bedien de bedieningsmodule of schakelaars niet met natte handen. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Raak het binnenste van de frequentieregelaar niet aan. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Kom niet te dicht bij de machine bij gebruikmaking van de herhaalfunctie bij een fout omdat de machine abrupt kan starten wanneer die gestopt is na een alarmmelding. Als u dit toch doet, kunt u letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Kom niet te dicht bij de machine onmiddellijk na het terugstellen bij kortstondige stroomonderbreking om niet verrast te worden door een onver­wachte herstart (indien de machine zo is ingesteld in de verwerkings­keuzefunctie dat deze weer automatisch in bedrijf gesteld wordt na het terugstellen bij kortstondige stroomonderbreking). Als u dit toch doet, kunt u letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Zorg voor een afzonderlijke noodstopschakelaar omdat de STOP-toets op de bedieningsmodule alleen werkzaam is bij het instellen van functies. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. vervoer

Voorzichtig Houd het product tijdens vervoer niet vast bij het voorpaneel, maar houd het
!
in plaats daarvan vast bij de koelrib (warmteafleider). Als u zich hier niet aan houdt, kunt u letsel oplopen.
!
Voorzichtig Trek niet aan de kabels. Dit zou kunnen leiden tot schade aan het product of
storing tot gevolg kunnen hebben.
Voorzichtig Gebruik de oogbouten alleen voor het vervoeren van de frequentieregelaar.
!
Als u ze zou gebruiken voor het vervoer van de machinerie, kan dit leiden tot letsel of kan er storing optreden.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. installatie

Voorzichtig Zorg ervoor dat het product in de juiste richting geïnstalleerd wordt en dat de
!
voorgeschreven vrije ruimte tussen de frequentieregelaar en het bedienings­paneel, of ten opzichte van andere apparaten wordt aangehouden. Als u dit niet doet, kan er brand ontstaan of storing optreden.
Voorzichtig Zorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen in het product kunnen komen.
!
Als dit toch gebeurt, kan er brand ontstaan of storing optreden.
Voorzichtig Oefen geen sterke stootkracht uit op het product. Dit zou kunnen leiden tot
!
schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.
Voorzichtig Zorg voor een geschikte stopinrichting aan de machinezijde om de veiligheid
!
te waarborgen. (Een houdrem is geen stopinrichting voor het waarborgen van de veiligheid.) Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Zorg voor een uitwendig aangebrachte noodstopinrichting waarmee de
machine ogenblikkelijk buiten werking gesteld kan worden en de stroom ogenblikkelijk onderbroken kan worden. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. bedrading

!
WAARSCHUWING
De bedrading mag pas worden aangesloten nadat vastgesteld is dat de voeding is UITgeschakeld. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
De bedrading mag alleen geïnstalleerd worden door daartoe bevoegd personeel. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen of kan er brand uitbreken.
!
WAARSCHUWING
Geef pas goedkeuring voor inbedrijfname wanneer het noodstopcircuit bedraad is. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
WAARSCHUWING
Sluit de aardklemmen altijd aan op een aarde van 100 of minder voor de 200 VAC categorie, of 10 of minder voor de 400 VAC categorie. Als de klemmen niet goed geaard worden, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.

Algemene veiligheidsmaatregelen

Neem de volgende veiligheidsmaatregelen in acht bij het gebruik van de SYSDRIVE­frequentieregelaar en de bijbehorende machines.
In deze handleiding kunnen afbeeldingen van het product voorkomen waarop de bescherm­panelen verwijderd zijn; dit is alleen gedaan om de componenten van het product in detail te kunnen beschrijven. Controleer of deze beschermpanelen vóór gebruik zijn aangebracht op het product.
Neem contact op met uw OMRON-vertegenwoordiger voor advies wanneer u het product gebruikt nadat het gedurende lange tijd opgeslagen is geweest.
!
WAARSCHUWING
Raak het binnenste van de frequentieregelaar niet aan. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Bedienings-, onderhouds- of controlewerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd als de voeding is uitgeschakeld (OFF), men er zich van heeft overtuigd dat de ladingindicator (CHARGE) (of statusindicatoren) UIT staat, en nadat men de op het voorpaneel gespecificeerde wachttijd in acht heeft genomen. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Beschadig de kabels niet, trek er niet aan, span ze niet, plaats er geen zware voorwerpen op, en zorg er ook voor dat ze niet bekneld kunnen raken. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Kom niet aan de draaiende delen van de motor tijdens bedrijf. Als u dit toch doet, kunt u letsel oplopen.
!
WAARSCHUWING
Breng geen wijzigingen aan het product aan. Als u dit toch doet, kan dit letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
Voorzichtig Sla het product niet op, installeer het niet, noch stel het in bedrijf op de
!
volgende plaatsen. Als u zich hier niet aan houdt, kunt u en/of anderen een elektrische schok krijgen, kan er brand uitbreken of kan er schade aan het product worden toegebracht.
Plaatsen die blootstaan aan direct zonlicht.
Plaatsen die blootstaan aan temperaturen of vochtigheid die het in de
specificaties vermelde bereik te buiten gaan.
Plaatsen die vatbaar zijn voor condensvorming als gevolg van grote
veranderingen in de temperatuur.
Plaatsen die blootgesteld zijn aan corrosieve of brandbare gassen.
Plaatsen die blootgesteld zijn aan brandbare stoffen.
Plaatsen die blootstaan aan stof (met name ijzerpoeder) of zouten.
Plaatsen die blootgesteld zijn aan water, olie of chemicaliën.
Plaatsen die blootstaan aan schokken of trillingen.
!
Voorzichtig Raak de warmteuitstraler van de frequentieregelaar, regeneratieve weerstand
of servomotor niet aan wanneer er stroom wordt toegevoerd of binnen korte tijd nadat de stroom is uitgeschakeld. Doet u dit toch, dan kunt u brandwonden oplopen vanwege het hete oppervlak.
!
Voorzichtig Voer op geen enkel deel van de frequentieregelaar een beproeving van de
diëlektrische sterkte uit. Dit zou kunnen leiden tot schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.
!
Voorzichtig Neem toepasselijke en afdoende voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
systemen op de volgende plaatsen. Als u dit nalaat, kan dit schade aan de apparatuur tot gevolg hebben.
Plaatsen die vatbaar zijn voor statische elektriciteit of andere vormen van
ruis.
Plaatsen die blootstaan aan sterke elektromagnetische velden en
magnetische velden.
Plaatsen die mogelijk blootgesteld kunnen zijn aan radioactiviteit.
Plaatsen dichtbij elektrische voedingen.

Mededeling:

Producten van OMRON worden voor gebruik vervaardigd overeenkomstig de geëigende procedures door een gekwalificeerde vakman en uitsluitend voor de in deze handleiding beschreven doeleinden.
De volgende conventies worden gebruikt om veiligheidsmaatregelen aan te geven volgens bepaalde categorieën in deze handleiding. Neem altijd de erin verstrekte informatie in acht. Laat u dit na, dan kan dit ertoe leiden dat u en/of anderen gewond raken of dat er schade wordt toegebracht aan goederen.
GEVAAR Geeft aan dat er een gevaarlijke situatie dreigt die, indien die niet vermeden
!
wordt, zal leiden tot de dood of ernstig letsel tot gevolg zal hebben.
!
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien die niet vermeden wordt, zou kunnen leiden tot de dood of ernstig letsel tot gevolg zou kunnen hebben.
Voorzichtig Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien die niet vermeden
!
wordt, licht of gematigd letsel, of schade aan goederen tot gevolg kan hebben.
Verwijzingen naar producten van OMRON
Alle producten van OMRON staan in deze handleiding in hoofdletters. Het woord "Eenheid" staat ook in hoofdletters wanneer het verwijst naar een product van OMRON, ongeacht of het wel of niet voorkomt in de eigennaam van het product.
De afkorting "Ch" dat op sommige displays verschijnt en op sommige producten van OMRON voorkomt, betekent vaak "woord" en wordt afgekort tot "Wd" als het in dit verband in documentatie wordt gebruikt.
De afkorting "PC" staat voor Programmeerbare Besturing (Programmable Controller) en wordt niet als afkorting voor ook nog iets anders gebruikt.
Visuele ondersteuning
De volgende koppen kunt u tegenkomen in de linker marge van de handleiding, zodat u sneller en gemakkelijker de verschillende categorieën informatie kunt vinden.
Opm. Geeft informatie aan die van bijzonder belang is voor een doeltreffende en gemakkelijke
bediening van het product.
© OMRON, 1999
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of overgebracht, in enige vorm, of op enige wijze, hetzij mechanisch, elektronisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van OMRON.
Aangenomen wordt dat er geen octrooi-aansprakelijkheid bestaat met betrekking tot het gebruik van de hierin vervatte informatie. Daarnaast kan, omdat OMRON er voortdurend naar streeft haar kwaliteitsproducten verder te verbeteren, de informatie in deze handleiding gewijzigd worden zonder voorafgaande kennisgeving. Ondanks al de aan de samenstelling van deze handleiding bestede zorg, kan OMRON geen aansprakelijkheid aanvaarden voor fouten of omissies. Evenmin kan enige aansprakelijkheid aanvaard worden voor schade die voort zou kunnen vloeien uit het gebruik van de informatie in deze uitgave.

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Overzicht................................................................... 1-1
1-1 Functie............................................................................................................................ 1-2
1-2 Nomenclatuur ................................................................................................................. 1-5
Hoofdstuk 2. Ontwerp..................................................................... 2-1
2-1 Installatie ........................................................................................................................ 2-2
2-1-1 Afmetingen.......................................................................................................... 2-2
2-1-2 Installatievoorwaarden........................................................................................ 2-5
2-1-3 Verwijderen en aanbrengen van de panelen........................................................ 2-7
2-2 Bedrading ....................................................................................................................... 2-10
2-2-1 Klemmenblok...................................................................................................... 2-11
2-2-2 Standaardaansluitingen .......................................................................................2-17
2-2-3 Bedrading rondom het hoofdcircuit.................................................................... 2-18
2-2-4 Bedraden van de klemmen van het besturingscircuit.......................................... 2-34
2-2-5 Conform EG-richtlijn..........................................................................................2-38
Hoofdstuk 3. Gereedmaken voor bedrijf en controle.................. 3-1
3-1 Nomenclatuur ................................................................................................................. 3-2
3-1-1 Benamingen van onderdelen en de functies ervan..............................................3-2
3-1-2 Korte beschrijving van de bediening................................................................... 3-4
3-2 Functie voor het kopiëren en verifiëren van parameters ................................................3-10
3-2-1 Parameter voor het kopiëren en verifiëren van instelwaarden............................ 3-10
3-2-2 Werkwijze voor het kopiëren van parameters..................................................... 3-11
3-2-3 Selectie van parameterleesblokkering (Blokkering van gegevens geschreven
naar de EEPROM van de digitale bedieningsmodule)........................................3-18
3-2-4 Fouten bij het kopiëren of verifiëren van parameters..........................................3-19
Hoofdstuk 4. Proefdraaien ............................................................. 4-1
4-1 Procedure voor proefdraaien .......................................................................................... 4-4
4-2 Voorbeeld van bedrijf..................................................................................................... 4-6
Hoofdstuk 5. Basisbedrijf............................................................... 5-1
5-1 Begininstellingen............................................................................................................ 5-2
5-1-1 Instellen van de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/
parameterinitialisatie (n001) ............................................................................... 5-2
5-1-2 Instellen van de besturingsmode (n002)..............................................................5-3
5-2 Bedrijf in vectorregeling................................................................................................. 5-5
5-3 Bedrijf in V/f-regeling.................................................................................................... 5-7
5-3-1 Instellen van de nominale motorstroom (n036) .................................................. 5-7
5-3-2 Instellen van de V/f-patronen (n011 t/m n017)...................................................5-7
5-4 Instellen van de lokale mode/afstandsmode................................................................... 5-10
5-5 Selecteren van het bedieningscommando.......................................................................5-11
5-6 Instellen van de frequentiereferentie .............................................................................. 5-12
Inhoudsopgave
5-6-1 Selecteren van de frequentiereferentie................................................................5-12
5-6-2 Bovengrens en ondergrens van de frequentiereferentie......................................5-14
5-6-3 Aanpassen van de analoge ingang.......................................................................5-14
5-6-4 Instellen van frequentiereferenties via toetsvolgordes........................................5-17
5-6-5 Instellen van de frequentiereferenties d.m.v. pulstreiningang.............................5-23
5-7 Instellen van de acceleratie-/deceleratietijd....................................................................5-25
5-8 Selecteren van de blokkering van de achterwaartse draairichting..................................5-28
5-9 Selecteren van de interruptiemode .................................................................................5-29
5-10 -Multifunctie-I/O ............................................................................................................5-30
5-10-1 Multifunctie-ingang............................................................................................. 5-30
5-10-2 Multifunctie-uitgang............................................................................................5-34
5-11 Analoge multifunctie-uitgang en pulsmonitoruitgang....................................................5-36
5-11-1 Instellen van de analoge multifunctie-uitgang (n065 t/m n067) .........................5-36
5-11-2 Instellen van de pulsmonitoruitgang (n065 en n150)..........................................5-37
Hoofdstuk 6. Geavanceerd bedrijf................................................. 6-1
6-1 Fijninstellingen en aanpassingen van de vectorregeling ................................................6-2
6-1-1 Fijninstellingen van de vectorregeling................................................................6-2
6-1-2 Aanpassen van het uitgangskoppel in vectorregeling......................................... 6-3
6-2 Energiespaarregeling ...................................................................................................... 6-6
6-2-1 Bedrijf met energiespaarregeling........................................................................ 6-6
6-2-2 Uitvoeren van energiespaarinstellingen.............................................................. 6-7
6-3 PID-besturing ................................................................................................................. 6-13
6-3-1 Toepassingen met PID-besturing........................................................................ 6-13
6-3-2 Bedrijf met PID-besturing................................................................................... 6-14
6-3-3 Soorten PID-besturing.........................................................................................6-15
6-3-4 Blokschema van PID-besturing...........................................................................6-16
6-3-5 Ingangsselectie van doelwaarde en detectiewaarde van PID-besturing..............6-17
6-3-6 Instellingen van PID-besturing............................................................................6-18
6-3-7 PID-aanpassingen................................................................................................6-22
6-3-8 PID-fijnregeling.................................................................................................. 6-24
6-4 Instellen van de schakelfrequentie..................................................................................6-26
6-5 DC injectieremfunctie ....................................................................................................6-29
6-6 Stall prevention-functie .................................................................................................. 6-30
6-7 Detectiefunctie voor te hoog koppel...............................................................................6-34
6-8 Koppelcompensatiefunctie ............................................................................................. 6-37
6-9 Slipcompensatiefunctie...................................................................................................6-39
6-10 Overige functies.............................................................................................................. 6-41
6-10-1 Foutdetectie van onderbreking van digitale bedieningsmodule..........................6-41
6-10-2 Motorbeveiligingsfuncties (n037 en n038)......................................................... 6-41
6-10-3 Functie voor koelventilatorbedrijf (n039)...........................................................6-42
6-10-4 Compensatie bij kortstondige stroomonderbreking (n081).................................6-43
6-10-5 Herstelpoging (n082) .......................................................................................... 6-43
6-10-6 Frequentiesprongfunctie (n083 t/m n086)...........................................................6-45
6-10-7 Frequentiedetectiefunctie.................................................................................... 6-46
Inhoudsopgave
6-10-8 Geheugen voor frequentie OMHOOG-/OMLAAG-commando (n100)..............6-48
6-10-9 Foutenlogbestand (n178).....................................................................................6-51
Hoofdstuk 7. Communicatie...........................................................7-1
7-1 Instellingen van de frequentieregelaar............................................................................7-2
7-1-1 Instellen van de communicatievoorwaarden.......................................................7-2
7-1-2 Selectie van het RUN-commando (n003)........................................................... 7-6
7-1-3 Selectie van de frequentiereferentie-ingang (n004)............................................ 7-6
7-1-4 Instellen van de multifunctie-ingangen (n050 t/m n056)....................................7-7
7-2 Basisindelingen van berichtencommunicatie ................................................................. 7-9
7-3 DSR-bericht en responsie............................................................................................... 7-12
7-3-1 Gegevens lezen (Functiecode: 03 Hex)...............................................................7-12
7-3-2 Gegevens schrijven/Gegevens schrijven met distributie
(Functiecode: 10 Hex)......................................................................................... 7-15
7-3-3 Kringlooptest (Functiecode: 08 Hex).................................................................. 7-18
7-4 Enter-commando ............................................................................................................ 7-20
7-5 Instellen van de communicatiegegevens ........................................................................ 7-21
7-6 Toewijzingen van registernummers in detail..................................................................7-23
7-6-1 I/O-functie...........................................................................................................7-23
7-6-2 Monitorfunctie.....................................................................................................7-25
7-7 Communicatiefoutcodes................................................................................................. 7-29
7-8 Zelfdiagnosetest..............................................................................................................7-31
7-9 Datacommunicatie met programmeerbare besturing......................................................7-32
7-9-1 Beschikbare programmeerbare besturing en randapparatuur.............................. 7-32
7-9-2 Bedraden van de communicatielijn.....................................................................7-35
7-9-3 Korte beschrijving van de protocolmacrofunctie................................................7-36
7-9-4 Creëren van een projectbestand...........................................................................7-42
7-9-5 Ladderprogramma...............................................................................................7-52
7-9-6 Communicatieresponsietijd................................................................................. 7-57
Hoofdstuk 8. Onderhoudswerkzaamheden ..................................8-1
8-1 Beveiligingsfuncties en diagnostische functies .............................................................. 8-2
8-1-1 Storingsdetectie (Fatale fout).............................................................................. 8-2
8-1-2 Waarschuwingsdetectie (Niet-fatale fout)........................................................... 8-9
8-2 Storingzoeken................................................................................................................. 8-14
8-2-1 Parameters kunnen niet ingesteld worden........................................................... 8-14
8-2-2 Motor wil niet draaien......................................................................................... 8-14
8-2-3 Motor draait in de verkeerde richting..................................................................8-17
8-2-4 Motor levert geen koppel of acceleratie is langzaam..........................................8-17
8-2-5 Snelheidsnauwkeurigheid van de op hoge snelheid draaiende
frequentieregelaar in vectorregeling is laag ........................................................8-18
8-2-6 Deceleratiesnelheid van de motor is laag............................................................ 8-18
8-2-7 Sterke dalingen van verticale-asbelasting bij remming.......................................8-18
8-2-8 Motor brandt door............................................................................................... 8-19
8-2-9 Besturing of AM radio wordt gestoord door ruis bij opstarten
frequentieregelaar................................................................................................ 8-20
Inhoudsopgave
8-2-10Aardlekschakelaar treedt in werking wanneer frequentieregelaar
wordt opgestart.................................................................................................... 8-20
8-2-11Mechanische trillingen........................................................................................ 8-21
8-2-12Stabiele PID-besturing is niet mogelijk of besturing faalt .................................. 8-22
8-2-13Frequentieregelaar trilt in -energiespaarregeling ................................................8-22
8-2-14Motor draait nadat uitgang van frequentieregelaar is uitgezet............................ 8-23
8-2-15Er wordt 0 V gedetecteerd wanneer motor aanloopt en motor slaat af ............... 8-23
8-2-16Uitgangsfrequentie bereikt frequentiereferentie niet...........................................8-23
8-3 Onderhouds- en controlewerkzaamheden ......................................................................8-24
Hoofdstuk 9. Specificaties...............................................................9-1
9-1 Specificaties frequentieregelaar......................................................................................9-2
9-2 Specificaties van opties .................................................................................................. 9-8
9-2-1 Netfilter conform EMC-richtlijn.........................................................................9-8
Hoofdstuk 10. Overzicht van parameters.....................................10-1
Hoofdstuk 11. Toepassen van de frequentieregelaar met
een motor.......................................................................................... 11-1
Overzicht
1-1 Functie 1-2 Nomenclatuur
1
Hoofdstuk 1
Overzicht
Hoofdstuk 1

1-1 Functie

De compacte frequentieregelaar met vele functies uit de SYSDRIVE 3G3MV-serie is de eerste compacte frequentieregelaar met openlusvectorregeling. Frequentieregelaar 3G3MV voldoet aan de EG-richtlijnen en de eisen opgenomen in de UL/cUL-normen voor wereldwijd gebruik. Voorts beschikt de frequentieregelaar uit de 3G3MV-serie over een groot aantal ingebouwde, handige besturings-, netwerk- en I/O-functies die vele toepassingen kennen en gebruikersvriendelijk zijn.
n Modellen van de SYSDRIVE 3G3MV frequentieregelaar
De volgende 3GM3MV modellen uit de 200V klasse (drie- en éénfase 200 VAC types) en uit de 400V klasse (driefasen 400 VAC type) zijn verkrijgbaar.
Nominale spanning Beschermings-
constructie
Driefasen 200 VAC Gesloten type voor
opbouw (conform IP20)
Eénfase 200 VAC Gesloten type voor
opbouw (conform IP20)
Driefasen 400 VAC
Gesloten type voor opbouw (conform IP20)
Maximaal
aangelegd
motorvermogen
0,1 kW 3G3MV-A2001 0,25 kW 3G3MV-A2002 0,55 kW 3G3MV-A2004 1,1 kW 3G3MV-A2007 1,5 kW 3G3MV-A2015 2,2 kW 3G3MV-A2022 4,0 kW 3G3MV-A2040 0,1 kW 3G3MV-AB001 0,25 kW 3G3MV-AB002 0,55 kW 3G3MV-AB004 1,1 kW 3G3MV-AB007 1,5 kW 3G3MV-AB015 2,2 kW 3G3MV-AB022 4,0 kW 3G3MV-AB040 0,37 kW 3G3MV-A4002 0,55 kW 3G3MV-A4004 1,1 kW 3G3MV-A4007 2,2 kW 3G3MV-A4015 3,7 kW 3G3MV-A4022
Model
1-2
3,0 kW 3G3MV-A4030 4,0 kW 3G3MV-A4040
Overzicht
n Krachtig koppel ideaal voor velerlei toepassingen De 3G3MV is de eerste compacte frequentieregelaar van OMRON die uitgerust is met een
functie voor openlusvectorregeling, die zorgt voor een koppelopbrengst die 150% bedraagt van het nominale motorkoppel bij een uitgangsfrequentie van 1 Hz.
Zorgt voor een krachtigere omwenteling bij lage frequenties dan welke conventionele frequentieregelaar dan ook. Verder onderdrukt de 3G3MV frequentieregelaar de door de belasting veroorzaakte schommeling in omwenteling.
Is uitgerust met een functie voor het volledig automatisch verhogen van het koppel die de motor krachtig aanstuurt in V/f-regeling.
Is uitgerust met een op hoge snelheid werkende stroombegrenzingsfunctie, zodat de door te hoog koppel veroorzaakte overstroom onderdrukt wordt en een probleemloze werking van de motor gewaarborgd is.
n Handige, gebruikersvriendelijke functies
De FREQUENCY-regelknop op de digitale bedieningsmodule maakt een gemakkelijke bediening mogelijk. De standaardinstelling is voor bedrijf volgens de instelling van de FREQUENCY-regelknop.
Hoofdstuk 1
De digitale bedieningsmodule beschikt over een parameterkopieerfunctie voor een gemakkelijke parameterbesturing.
Onderhoudsgemak is 'ingebouwd'. De koelventilator is gemakkelijk te vervangen. De levensduur van de koelventilator kan verlengd worden door de koelventilator alleen aan te zetten wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is.
Is uitgerust met een stuurtransistor. Daarom zal de frequentieregelaar over een krachtige besturing beschikken alleen door een remweerstand aan te sluiten.
Is uitgerust met een inschakelstroombeveiligingscircuit ter voorkoming van het inbranden van de contacten op het netvoedingsblok.
n Internationale Normen (EG-richtlijnen en UL/cUL-normen) Frequentieregelaar 3G3MV voldoet aan de EG-richtlijnen en de eisen opgenomen in de
UL/cUL-normen voor wereldwijd gebruik.
Classificatie Toepasselijke norm
EMC-richtlijn EN50081-2 en EN50082-2EG-richtlijnen Laagspanningsrichtlijn prEN50178
UL/cUL UL508C
1-3
Overzicht
n Compatibel met CompoBus/D en RS-422/485
Ondersteunt datacommunicatie via RS-422 en RS-485 in overeensteming met het MODBUS Communications Protocol, waarmee het mogelijk is gemakkelijk netwerken op te bouwen middels de toepassing van de protocolmacro of ASCII Unit aangebracht op een OMRON SYSMAC PC.
Aansluitbaar op de 3G3MV-PDRT1-SINV CompoBus/D communicatie-eenheid. Er is een op afstand bestuurde I/O-functie voor CompoBus/D-communicatie verkrijgbaar voor de 3G3MV frequentieregelaar, waardoor de communicatie gemakkelijk verloopt, net als bij standaard I/O-communicatie. Voorts voldoet CompoBus/D-communicatie aan het DeviceNet communicatieprotocol voor open netwerken, waardoor er netwerken van velerlei merken waarin apparaten van andere bedrijven naast elkaar kunnen bestaan, opgebouwd kunnen worden.
Opm. Modbus-communicatie en CompoBus/D-communicatie kunnen niet tegelijkertijd
uitgevoerd worden. Het is noodzakelijk het gewenste type datacommunicatie te selecteren.
Hoofdstuk 1
n Kan een verscheidenheid aan I/O-signalen verwerken Kan een verscheidenheid aan I/O-signalen verwerken over een breed scala aan
toepassingen zoals hierna beschreven.
Analoge spanningsingang: 0 tot 10 V
Analoge stroomingang: 4 tot 20 of 0 tot 20 mA
Pulstreiningang: 0,1 tot 33,0 kHz ingesteld met parameter
Analoge multifunctie-uitgang of pulstreinuitgang kan geselecteerd worden als monitor-
uitgang
n Onderdrukking van harmonischen Kan aangesloten worden op DC smoorspoelen; harmonischen worden bijgevolg doel-
treffender onderdrukt dan bij conventionele AC smoorspoelen het geval is. Een verdere verbetering in de onderdrukking van harmonischen is mogelijk door de DC en
AC smoorspoelen in combinatie toe te passen.
1-4
Overzicht
deksel

1-2 Nomenclatuur

n Paneel
Hoofdstuk 1
Digitale bedieningsmodule
Montage­schroef voorpaneel
Klemmen­deksel
Vier Montage­gaten
RUN-indicator ALARM-display
Voorpaneel
Onderste
Opm. Geen van de volgende 200 V modellen is voorzien van een klemmendeksel of
montagegaten. In plaats daarvan dient het voorpaneel als klemmendeksel en is er voorzien in twee U-vormige uitsparingen op de plaats van de montagegaten. 3G3MV-A2001, 3G3MV-A2002, 3G3MV-A2004 en 3G3MV-A2007 3G3MV-AB001, 3G3MV-AB002 en 3G3MV-AB004
1-5
Overzicht
n Digitale bedieningsmodule
Data display
Hoofdstuk 1
Vereenvoudigde LED-indicatoren
Bedieningstoetsen
Weergave Benaming Functie
Data display In dit display verschijnen relevante gegevens,
zoals frequentiereferentie, uitgangsfrequentie en parameterinstelwaarden.
FREQUENCY­regelknop
Met deze draaiknop wordt de frequentiereferentie ingesteld binnen een gebied tussen de 0 Hz en de maximale frequentie.
FREF-indicator De frequentiereferentie kan gecontroleerd of
ingesteld worden terwijl deze indicator aan is.
FOUT-indicator De uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar
kan gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan is.
IOUT-indicator De uitgangsstroom van de frequentieregelaar kan
gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan is.
MNTR-indicator
De U01 t/m U10 waarden worden uitgelezen terwijl deze indicator aan is.
F/R-indicator
De draairichting kan geselecteerd worden terwijl deze indicator aan is bij bediening van de frequentieregelaar met de RUN-toets.
LO/RE-indicator
De bediening van de frequentieregelaar via de digitale bedieningsmodule of volgens de ingestelde parameters kan geselecteerd worden terwijl deze indicator aan is.
FREQUENCY­regelknop
1-6
Opm. Deze status van deze indicator kan alleen
gecontroleerd worden terwijl de frequentie­regelaar in bedrijf is. Elke RUN­commando-ingang wordt genegeerd terwijl deze indicator aan is.
Overzicht
Weergave Benaming Functie
PRGM-indicator De parameters in n001 t/m n179 kunnen
ingesteld of gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan is.
Opm. Wanneer de frequentieregelaar in bedrijf
is, kunnen de parameters alleen ge­controleerd worden en kunnen alleen bepaalde parameters gewijzigd worden. Elke RUN-commando-ingang wordt genegeerd terwijl deze indicator aan is. Tenzij n001 5 is.
Mode-toets Met deze toets worden de vereenvoudigde LED
functie-indicatoren (voor het instellen en controleren) in volgorde geschakeld.
De parameter die ingesteld wordt, zal geannuleerd worden als op deze toets wordt gedrukt voordat de instelling ingevoerd is.
Omhoog-toets
Omlaag-toets
Enter-toets
RUN-toets Met deze toets wordt de frequentieregelaar in
STOP/RESET-toets Deze toets dient om de frequentieregelaar te
Met deze toets worden multifunctie­monitornummers, parameternummers en parameterinstelwaarden verhoogd.
Met deze toets worden multifunctie­monitornummers, parameternummers en parameterinstelwaarden verlaagd.
Met deze toets worden multifunctie­monitornummers, parameternummers en interne gegevenswaarden ingevoerd nadat die zijn ingesteld of gewijzigd.
bedrijf gesteld wanneer de 3G3MV bediend wordt met de digitale bedieningsmodule.
stoppen tenzij parameter n007 niet is ingesteld om de STOP-toets te deactiveren.
Hoofdstuk 1
1-7
Overzicht
Hoofdstuk 1
1-8
Ontwerp
2-1 Installatie 2-2 Bedrading
2
Hoofdstuk 2
Ontwerp
Hoofdstuk 2

2-1 Installatie

2-1-1 Afmetingen

3G3MV-A2001 t/m 3G3MV-A2007 driefasen 200 VAC ingangsvermogen
3G3MV-AB001 t/m 3G3MV-AB004 éénfase 200 VAC ingangsvermogen
spanning
Driefasen 200 VAC
Eénfase 200 VAC
Model 3G3MV-
A2001 76 3 Circa 0,6 A2002 76 3 Circa 0,6 A2004 108 5 Circa 0,9 A2007 128 5 Circa 1,1 AB001 76 3 Circa 0,6 AB002 76 3 Circa 0,7 AB004 131 5 Circa 1,0
Afmetingen (mm)Nominale
D t
Gewicht (kg)
2-2
Ontwerp
Hoofdstuk 2
3G3MV-A2015 t/m 3G3MV-A2022 driefasen 200 VAC ingangsvermogen
3G3MV-AB007 t/m 3G3MV-AB015 éénfase 200 VAC ingangsvermogen 3G3MV-A4002 t/m 3G3MV-A4022 driefasen 400 VAC ingangsvermogen
Vier, 5 mm diam.
Driefasen 400 VAC
Afmetingen (mm)Nominale spanning Model 3G3MV-
D
A2015 131 Circa 1,4Driefasen 200 VAC A2022 140 Circa 1,5 AB007 140 Circa 1,5Eénfase 200 VAC AB015 156 Circa 1,5 A4002 92 Circa 1,0 A4004 110 Circa 1,1 A4007 140 Circa 1,5 A4015 156 Circa 1,5 A4022 156 Circa 1,5
Gewicht (kg)
2-3
Ontwerp
Hoofdstuk 2
3G3MV-A2040 driefasen 200 VAC ingangsvermogen
3G3MV-AB022 éénfase 200 VAC ingangsvermogen 3G3MV-A4030 t/m 3G3MV-A4040 driefasen 400 VAC ingangsvermogen
Vier, 5 mm diam.
Afmetingen (mm)Nominale spanning Model 3G3MV-
D
Driefasen 200 VAC A2040 143 Circa 2,1 Eénfase 200 VAC AB022 163 Circa 2,2 Driefasen 400 VAC A4030 143 Circa 2,1 Driefasen 400 VAC A4040 143 Circa 2,1
Gewicht (kg)
3G3MV-AB040 éénfase 200 VAC ingangsvermogen
Afmetingen (mm)Nominale spanning Model 3G3MV-
D
Eénfase 200 VAC AB040 180 Circa 2,9
2-4
Gewicht (kg)
Loading...
+ 298 hidden pages