Omron 3G3MV User Manual [nl]

Page 1
Cat. No. I527-NL2-01
SYSDRIVE Frequentieregelaars
3G3MV
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Page 2
Page 3
We stellen het zeer op prijs dat u voor dit product uit de serie SYSDRIVE 3G3MV hebt gekozen. Door het product op de goede wijze toe te passen en er op de juiste wijze mee om te gaan kunt u ervan op aan dat het product goede prestaties zal leveren, zal het product langer meegaan en kunnen mogelijke ongelukken voorkomen worden. Lees deze handleiding s.v.p. grondig door en behandel en werk met zorg met het product.

ATTENTIE!

1. In deze handleiding worden de functies van het product en de samenhang ervan met andere producten beschreven. U dient van de veronderstelling uit te gaan dat iets wat niet in deze handleiding voorkomt, niet mogelijk is.
2. Ofschoon de nodige zorg is besteed aan de documentatie van het product, zouden wij het niettemin ten zeerste op prijs stellen als u eventuele suggesties om deze handleiding te verbeteren aan uw OMRON-vertegenwoordiger zou willen doorgeven.
3. Het product bevat potentieel gevaarlijke componenten binnenin de behuizing. Open
onder geen voorwaarde de behuizing. Als u dit toch doet, kan dit letsel of de dood tot gevolg hebben en kan er schade aan het product worden toegebracht. Probeer nooit het product te repareren of te demonteren.
4. We adviseren u de volgende veiligheidsmaatregelen toe te voegen aan eventuele
gebruikershandleidingen die u opstelt ten behoeve van het systeem waarin het product geïnstalleerd gaat worden.
Veiligheidsmaatregelen m.b.t. de gevaren van hoogspanningsapparatuur.
Veiligheidsmaatregelen m.b.t. het aanraken van de klemmen van het product, zelfs na
het uitschakelen van de stroom. (Deze klemmen staan ook onder spanning terwijl de stroom is uitgeschakeld.)
5. Ten behoeve van de verbetering van de prestaties van het product kunnen specificaties
en functies gewijzigd worden zonder voorafgaande kennisgeving.
Controlepunten vóór uitpakken
Controleer de volgende punten voordat u het product ontdoet van de verpakking:
Is het juiste product afgeleverd (d.w.z. het juiste modelnummer en de juiste
specificaties)?
Is het product beschadigd tijdens de verzending?
Zitten er schroeven of bouten los?
Page 4
Page 5

Controles vóór uitpakken

Geen warmteafleider
Geen potentiometer
Installatietype
n Controle van het product Controleer bij aflevering altijd of het geleverde product de frequentieregelaar model
SYSDRIVE 3G3MV is die u besteld hebt. Mocht u constateren dat er iets niet in orde is met het product, neemt u dan onmiddellijk
contact op met uw OMRON-vertegenwoordiger.
Controle van het naamplaatje
Model frequentieregelaar Ingangsspecificatie Uitgangsspecificatie
Controle van het model
3G3MV-A4007N
Installatietype
A Gesloten wandmontage
Spanningsklasse
2 Driefasen 200 VAC
ingangsvermogen (200V klasse)
B Eénfase 200 VAC
ingangsvermogen (200V klasse)
Z 00001
Speciale software-optie
Maximaal toepasbaar motorvermogen Spanningsklasse
Seriecode: 3G3MV Series
4 Driefasen 400 VAC
ingangsvermogen (400V klasse)
Page 6
Maximaal toepasbaar motorvermogen
001 0,1 kW 002 0,25 kW 004 0,55 kW 007 1,1 kW 015 1,5 kW 022 2,2 kW 030 3,0 kW 040 4,0 kW
Voorpaneel, opties
B Blind paneel N Geen potentiometer
Warmteafleider, optie
Z Geen warmteafleider
Softwareopties
0001 - 99999 Speciale software-
optie
Controle op beschadigingen
Inspecteer het gehele systeem visueel aan de buitenkant en controleer op beschadigingen of krassen die tijdens het vervoer kunnen zijn ontstaan.
Page 7

Waarschuwingslabels

Er zijn waarschuwingslabels op het product geplakt zoals aangegeven op onderstaande afbeelding. Volg de erop vermelde voorschriften nauwgezet op.
n Waarschuwingslabels
n Tekst van de waarschuwing
Waarschuwingslabel
Page 8
!
WAARSCHUWING
Overtuig u ervan dat het RUN-signaal UIT staat alvorens de voeding IN te schakelen, de alarmmelding terug te stellen of de keuzeschakelaar voor LOKALE bediening/AFSTANDSbediening om te zetten. Als u dit toch doet terwijl het RUN-signaal AAN staat, dan kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Overtuig u van het toelaatbare bereik van motoren en machines alvorens ze
in werking te stellen omdat de snelheid van de frequentieregelaar zich gemakkelijk van laag naar hoog laat wijzigen. Als u dit nalaat, kan dit schade aan het product tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Zorg voor een afzonderlijke houdrem indien nodig. Als een dergelijke
inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Voer geen signaalcontrole uit tijdens bedrijf. Als u dit toch doet, dan kan dit
letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Ga met beleid te werk bij het wijzigen van instellingen. Laat u dit na, dan kan
dit letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. onderhouds- en controlewerkzaamheden

!
WAARSCHUWING
Raak de klemmen van de frequentieregelaar niet aan wanneer de stroom is ingeschakeld.
!
WAARSCHUWING
Onderhouds- of controlewerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd als de voeding is uitgeschakeld (OFF), men er zich van heeft overtuigd dat de ladingindicator (CHARGE) (of statusindicatoren) UIT staat, en nadat men de op het voorpaneel gespecificeerde wachttijd in acht heeft genomen. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Werkzaamheden op het gebied van onderhoud, controle of het vervangen van onderdelen mogen alleen worden uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel. Als men zich hier niet aan houdt, loopt men de kans een elektrische schok te krijgen of letsel op te lopen.
!
WAARSCHUWING
Probeer niet het apparaat te demonteren of te repareren. Als u een of elk van beide toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen of letsel op te lopen.
Voorzichtig Behandel de frequentieregelaar voorzichtig omdat deze halfgeleider-
!
elementen bevat. Als u onvoorzichtig met het apparaat omspringt, kan dit ertoe leiden dat het defect raakt.
Page 9
!
Voorzichtig Breng geen wijzigingen aan in de bedrading, neem geen aansluitingen los,
ook niet van de bedieningsmodule; vervang ook geen ventilatoren wanneer de stroom is ingeschakeld. Doet u dit toch, dan kunt u en/of anderen letsel oplopen of kan er storing optreden.
!
Voorzichtig Installeer uitwendige onderbrekers en tref andere veiligheidsmaatregelen ter
voorkoming van kortsluiting in de uitwendige bedrading. Als u dergelijke maatregelen nalaat, kan dit brand tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Controleer of de nominale ingangsspanning van de frequentieregelaar gelijk
is aan de AC voedingsspanning. Een onjuiste voeding kan leiden tot brand of letsel, of een storing veroorzaken.
Voorzichtig Sluit de remweerstand en remweerstandeenheid aan zoals voorgeschreven in
!
de handleiding. Als u dit nit doet, kan dit brand tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Zorg dat de bedrading correct wordt aangesloten en stevig wordt bevestigd.
Als dit niet gebeurt, zou dit letsel, of schade aan het product tot gevolg kunnen hebben.
!
Voorzichtig Draai de schroeven op het klemmenblok stevig vast. Als u dit niet doet, kan
dit leiden tot brand of tot letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
Voorzichtig Sluit geen AC voeding aan op de U-, V- of W-uitgangsklem. Dit zou kunnen
!
leiden tot schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. werking en afstelling

!
WAARSCHUWING
Schakel de netvoeding pas IN nadat het voorpaneel, de klemmendeksels, het onderste paneel, de bedieningsmodule en optionele componenten aange­bracht zijn. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Verwijder het voorpaneel, de klemmendeksels, het onderste paneel, de bedieningsmodule of optionele componenten niet wanneer er spanning op het apparaat staat. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Bedien de bedieningsmodule of schakelaars niet met natte handen. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Raak het binnenste van de frequentieregelaar niet aan. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
Page 10
!
WAARSCHUWING
Kom niet te dicht bij de machine bij gebruikmaking van de herhaalfunctie bij een fout omdat de machine abrupt kan starten wanneer die gestopt is na een alarmmelding. Als u dit toch doet, kunt u letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Kom niet te dicht bij de machine onmiddellijk na het terugstellen bij kortstondige stroomonderbreking om niet verrast te worden door een onver­wachte herstart (indien de machine zo is ingesteld in de verwerkings­keuzefunctie dat deze weer automatisch in bedrijf gesteld wordt na het terugstellen bij kortstondige stroomonderbreking). Als u dit toch doet, kunt u letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Zorg voor een afzonderlijke noodstopschakelaar omdat de STOP-toets op de bedieningsmodule alleen werkzaam is bij het instellen van functies. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. vervoer

Voorzichtig Houd het product tijdens vervoer niet vast bij het voorpaneel, maar houd het
!
in plaats daarvan vast bij de koelrib (warmteafleider). Als u zich hier niet aan houdt, kunt u letsel oplopen.
!
Voorzichtig Trek niet aan de kabels. Dit zou kunnen leiden tot schade aan het product of
storing tot gevolg kunnen hebben.
Voorzichtig Gebruik de oogbouten alleen voor het vervoeren van de frequentieregelaar.
!
Als u ze zou gebruiken voor het vervoer van de machinerie, kan dit leiden tot letsel of kan er storing optreden.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. installatie

Voorzichtig Zorg ervoor dat het product in de juiste richting geïnstalleerd wordt en dat de
!
voorgeschreven vrije ruimte tussen de frequentieregelaar en het bedienings­paneel, of ten opzichte van andere apparaten wordt aangehouden. Als u dit niet doet, kan er brand ontstaan of storing optreden.
Voorzichtig Zorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen in het product kunnen komen.
!
Als dit toch gebeurt, kan er brand ontstaan of storing optreden.
Voorzichtig Oefen geen sterke stootkracht uit op het product. Dit zou kunnen leiden tot
!
schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.
Voorzichtig Zorg voor een geschikte stopinrichting aan de machinezijde om de veiligheid
!
te waarborgen. (Een houdrem is geen stopinrichting voor het waarborgen van de veiligheid.) Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
Page 11
!
Voorzichtig Zorg voor een uitwendig aangebrachte noodstopinrichting waarmee de
machine ogenblikkelijk buiten werking gesteld kan worden en de stroom ogenblikkelijk onderbroken kan worden. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.

Voorzorgsmaatregelen m.b.t. bedrading

!
WAARSCHUWING
De bedrading mag pas worden aangesloten nadat vastgesteld is dat de voeding is UITgeschakeld. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
De bedrading mag alleen geïnstalleerd worden door daartoe bevoegd personeel. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen of kan er brand uitbreken.
!
WAARSCHUWING
Geef pas goedkeuring voor inbedrijfname wanneer het noodstopcircuit bedraad is. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
WAARSCHUWING
Sluit de aardklemmen altijd aan op een aarde van 100 of minder voor de 200 VAC categorie, of 10 of minder voor de 400 VAC categorie. Als de klemmen niet goed geaard worden, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
Page 12

Algemene veiligheidsmaatregelen

Neem de volgende veiligheidsmaatregelen in acht bij het gebruik van de SYSDRIVE­frequentieregelaar en de bijbehorende machines.
In deze handleiding kunnen afbeeldingen van het product voorkomen waarop de bescherm­panelen verwijderd zijn; dit is alleen gedaan om de componenten van het product in detail te kunnen beschrijven. Controleer of deze beschermpanelen vóór gebruik zijn aangebracht op het product.
Neem contact op met uw OMRON-vertegenwoordiger voor advies wanneer u het product gebruikt nadat het gedurende lange tijd opgeslagen is geweest.
!
WAARSCHUWING
Raak het binnenste van de frequentieregelaar niet aan. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Bedienings-, onderhouds- of controlewerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd als de voeding is uitgeschakeld (OFF), men er zich van heeft overtuigd dat de ladingindicator (CHARGE) (of statusindicatoren) UIT staat, en nadat men de op het voorpaneel gespecificeerde wachttijd in acht heeft genomen. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Beschadig de kabels niet, trek er niet aan, span ze niet, plaats er geen zware voorwerpen op, en zorg er ook voor dat ze niet bekneld kunnen raken. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Kom niet aan de draaiende delen van de motor tijdens bedrijf. Als u dit toch doet, kunt u letsel oplopen.
!
WAARSCHUWING
Breng geen wijzigingen aan het product aan. Als u dit toch doet, kan dit letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
Voorzichtig Sla het product niet op, installeer het niet, noch stel het in bedrijf op de
!
volgende plaatsen. Als u zich hier niet aan houdt, kunt u en/of anderen een elektrische schok krijgen, kan er brand uitbreken of kan er schade aan het product worden toegebracht.
Plaatsen die blootstaan aan direct zonlicht.
Plaatsen die blootstaan aan temperaturen of vochtigheid die het in de
specificaties vermelde bereik te buiten gaan.
Plaatsen die vatbaar zijn voor condensvorming als gevolg van grote
veranderingen in de temperatuur.
Page 13
Plaatsen die blootgesteld zijn aan corrosieve of brandbare gassen.
Plaatsen die blootgesteld zijn aan brandbare stoffen.
Plaatsen die blootstaan aan stof (met name ijzerpoeder) of zouten.
Plaatsen die blootgesteld zijn aan water, olie of chemicaliën.
Plaatsen die blootstaan aan schokken of trillingen.
!
Voorzichtig Raak de warmteuitstraler van de frequentieregelaar, regeneratieve weerstand
of servomotor niet aan wanneer er stroom wordt toegevoerd of binnen korte tijd nadat de stroom is uitgeschakeld. Doet u dit toch, dan kunt u brandwonden oplopen vanwege het hete oppervlak.
!
Voorzichtig Voer op geen enkel deel van de frequentieregelaar een beproeving van de
diëlektrische sterkte uit. Dit zou kunnen leiden tot schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.
!
Voorzichtig Neem toepasselijke en afdoende voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
systemen op de volgende plaatsen. Als u dit nalaat, kan dit schade aan de apparatuur tot gevolg hebben.
Plaatsen die vatbaar zijn voor statische elektriciteit of andere vormen van
ruis.
Plaatsen die blootstaan aan sterke elektromagnetische velden en
magnetische velden.
Plaatsen die mogelijk blootgesteld kunnen zijn aan radioactiviteit.
Plaatsen dichtbij elektrische voedingen.
Page 14

Mededeling:

Producten van OMRON worden voor gebruik vervaardigd overeenkomstig de geëigende procedures door een gekwalificeerde vakman en uitsluitend voor de in deze handleiding beschreven doeleinden.
De volgende conventies worden gebruikt om veiligheidsmaatregelen aan te geven volgens bepaalde categorieën in deze handleiding. Neem altijd de erin verstrekte informatie in acht. Laat u dit na, dan kan dit ertoe leiden dat u en/of anderen gewond raken of dat er schade wordt toegebracht aan goederen.
GEVAAR Geeft aan dat er een gevaarlijke situatie dreigt die, indien die niet vermeden
!
wordt, zal leiden tot de dood of ernstig letsel tot gevolg zal hebben.
!
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien die niet vermeden wordt, zou kunnen leiden tot de dood of ernstig letsel tot gevolg zou kunnen hebben.
Voorzichtig Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien die niet vermeden
!
wordt, licht of gematigd letsel, of schade aan goederen tot gevolg kan hebben.
Verwijzingen naar producten van OMRON
Alle producten van OMRON staan in deze handleiding in hoofdletters. Het woord "Eenheid" staat ook in hoofdletters wanneer het verwijst naar een product van OMRON, ongeacht of het wel of niet voorkomt in de eigennaam van het product.
De afkorting "Ch" dat op sommige displays verschijnt en op sommige producten van OMRON voorkomt, betekent vaak "woord" en wordt afgekort tot "Wd" als het in dit verband in documentatie wordt gebruikt.
De afkorting "PC" staat voor Programmeerbare Besturing (Programmable Controller) en wordt niet als afkorting voor ook nog iets anders gebruikt.
Visuele ondersteuning
De volgende koppen kunt u tegenkomen in de linker marge van de handleiding, zodat u sneller en gemakkelijker de verschillende categorieën informatie kunt vinden.
Opm. Geeft informatie aan die van bijzonder belang is voor een doeltreffende en gemakkelijke
bediening van het product.
© OMRON, 1999
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of overgebracht, in enige vorm, of op enige wijze, hetzij mechanisch, elektronisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van OMRON.
Aangenomen wordt dat er geen octrooi-aansprakelijkheid bestaat met betrekking tot het gebruik van de hierin vervatte informatie. Daarnaast kan, omdat OMRON er voortdurend naar streeft haar kwaliteitsproducten verder te verbeteren, de informatie in deze handleiding gewijzigd worden zonder voorafgaande kennisgeving. Ondanks al de aan de samenstelling van deze handleiding bestede zorg, kan OMRON geen aansprakelijkheid aanvaarden voor fouten of omissies. Evenmin kan enige aansprakelijkheid aanvaard worden voor schade die voort zou kunnen vloeien uit het gebruik van de informatie in deze uitgave.
Page 15

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Overzicht................................................................... 1-1
1-1 Functie............................................................................................................................ 1-2
1-2 Nomenclatuur ................................................................................................................. 1-5
Hoofdstuk 2. Ontwerp..................................................................... 2-1
2-1 Installatie ........................................................................................................................ 2-2
2-1-1 Afmetingen.......................................................................................................... 2-2
2-1-2 Installatievoorwaarden........................................................................................ 2-5
2-1-3 Verwijderen en aanbrengen van de panelen........................................................ 2-7
2-2 Bedrading ....................................................................................................................... 2-10
2-2-1 Klemmenblok...................................................................................................... 2-11
2-2-2 Standaardaansluitingen .......................................................................................2-17
2-2-3 Bedrading rondom het hoofdcircuit.................................................................... 2-18
2-2-4 Bedraden van de klemmen van het besturingscircuit.......................................... 2-34
2-2-5 Conform EG-richtlijn..........................................................................................2-38
Hoofdstuk 3. Gereedmaken voor bedrijf en controle.................. 3-1
3-1 Nomenclatuur ................................................................................................................. 3-2
3-1-1 Benamingen van onderdelen en de functies ervan..............................................3-2
3-1-2 Korte beschrijving van de bediening................................................................... 3-4
3-2 Functie voor het kopiëren en verifiëren van parameters ................................................3-10
3-2-1 Parameter voor het kopiëren en verifiëren van instelwaarden............................ 3-10
3-2-2 Werkwijze voor het kopiëren van parameters..................................................... 3-11
3-2-3 Selectie van parameterleesblokkering (Blokkering van gegevens geschreven
naar de EEPROM van de digitale bedieningsmodule)........................................3-18
3-2-4 Fouten bij het kopiëren of verifiëren van parameters..........................................3-19
Hoofdstuk 4. Proefdraaien ............................................................. 4-1
4-1 Procedure voor proefdraaien .......................................................................................... 4-4
4-2 Voorbeeld van bedrijf..................................................................................................... 4-6
Hoofdstuk 5. Basisbedrijf............................................................... 5-1
5-1 Begininstellingen............................................................................................................ 5-2
5-1-1 Instellen van de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/
parameterinitialisatie (n001) ............................................................................... 5-2
5-1-2 Instellen van de besturingsmode (n002)..............................................................5-3
5-2 Bedrijf in vectorregeling................................................................................................. 5-5
5-3 Bedrijf in V/f-regeling.................................................................................................... 5-7
5-3-1 Instellen van de nominale motorstroom (n036) .................................................. 5-7
5-3-2 Instellen van de V/f-patronen (n011 t/m n017)...................................................5-7
5-4 Instellen van de lokale mode/afstandsmode................................................................... 5-10
5-5 Selecteren van het bedieningscommando.......................................................................5-11
5-6 Instellen van de frequentiereferentie .............................................................................. 5-12
Page 16
Inhoudsopgave
5-6-1 Selecteren van de frequentiereferentie................................................................5-12
5-6-2 Bovengrens en ondergrens van de frequentiereferentie......................................5-14
5-6-3 Aanpassen van de analoge ingang.......................................................................5-14
5-6-4 Instellen van frequentiereferenties via toetsvolgordes........................................5-17
5-6-5 Instellen van de frequentiereferenties d.m.v. pulstreiningang.............................5-23
5-7 Instellen van de acceleratie-/deceleratietijd....................................................................5-25
5-8 Selecteren van de blokkering van de achterwaartse draairichting..................................5-28
5-9 Selecteren van de interruptiemode .................................................................................5-29
5-10 -Multifunctie-I/O ............................................................................................................5-30
5-10-1 Multifunctie-ingang............................................................................................. 5-30
5-10-2 Multifunctie-uitgang............................................................................................5-34
5-11 Analoge multifunctie-uitgang en pulsmonitoruitgang....................................................5-36
5-11-1 Instellen van de analoge multifunctie-uitgang (n065 t/m n067) .........................5-36
5-11-2 Instellen van de pulsmonitoruitgang (n065 en n150)..........................................5-37
Hoofdstuk 6. Geavanceerd bedrijf................................................. 6-1
6-1 Fijninstellingen en aanpassingen van de vectorregeling ................................................6-2
6-1-1 Fijninstellingen van de vectorregeling................................................................6-2
6-1-2 Aanpassen van het uitgangskoppel in vectorregeling......................................... 6-3
6-2 Energiespaarregeling ...................................................................................................... 6-6
6-2-1 Bedrijf met energiespaarregeling........................................................................ 6-6
6-2-2 Uitvoeren van energiespaarinstellingen.............................................................. 6-7
6-3 PID-besturing ................................................................................................................. 6-13
6-3-1 Toepassingen met PID-besturing........................................................................ 6-13
6-3-2 Bedrijf met PID-besturing................................................................................... 6-14
6-3-3 Soorten PID-besturing.........................................................................................6-15
6-3-4 Blokschema van PID-besturing...........................................................................6-16
6-3-5 Ingangsselectie van doelwaarde en detectiewaarde van PID-besturing..............6-17
6-3-6 Instellingen van PID-besturing............................................................................6-18
6-3-7 PID-aanpassingen................................................................................................6-22
6-3-8 PID-fijnregeling.................................................................................................. 6-24
6-4 Instellen van de schakelfrequentie..................................................................................6-26
6-5 DC injectieremfunctie ....................................................................................................6-29
6-6 Stall prevention-functie .................................................................................................. 6-30
6-7 Detectiefunctie voor te hoog koppel...............................................................................6-34
6-8 Koppelcompensatiefunctie ............................................................................................. 6-37
6-9 Slipcompensatiefunctie...................................................................................................6-39
6-10 Overige functies.............................................................................................................. 6-41
6-10-1 Foutdetectie van onderbreking van digitale bedieningsmodule..........................6-41
6-10-2 Motorbeveiligingsfuncties (n037 en n038)......................................................... 6-41
6-10-3 Functie voor koelventilatorbedrijf (n039)...........................................................6-42
6-10-4 Compensatie bij kortstondige stroomonderbreking (n081).................................6-43
6-10-5 Herstelpoging (n082) .......................................................................................... 6-43
6-10-6 Frequentiesprongfunctie (n083 t/m n086)...........................................................6-45
6-10-7 Frequentiedetectiefunctie.................................................................................... 6-46
Page 17
Inhoudsopgave
6-10-8 Geheugen voor frequentie OMHOOG-/OMLAAG-commando (n100)..............6-48
6-10-9 Foutenlogbestand (n178).....................................................................................6-51
Hoofdstuk 7. Communicatie...........................................................7-1
7-1 Instellingen van de frequentieregelaar............................................................................7-2
7-1-1 Instellen van de communicatievoorwaarden.......................................................7-2
7-1-2 Selectie van het RUN-commando (n003)........................................................... 7-6
7-1-3 Selectie van de frequentiereferentie-ingang (n004)............................................ 7-6
7-1-4 Instellen van de multifunctie-ingangen (n050 t/m n056)....................................7-7
7-2 Basisindelingen van berichtencommunicatie ................................................................. 7-9
7-3 DSR-bericht en responsie............................................................................................... 7-12
7-3-1 Gegevens lezen (Functiecode: 03 Hex)...............................................................7-12
7-3-2 Gegevens schrijven/Gegevens schrijven met distributie
(Functiecode: 10 Hex)......................................................................................... 7-15
7-3-3 Kringlooptest (Functiecode: 08 Hex).................................................................. 7-18
7-4 Enter-commando ............................................................................................................ 7-20
7-5 Instellen van de communicatiegegevens ........................................................................ 7-21
7-6 Toewijzingen van registernummers in detail..................................................................7-23
7-6-1 I/O-functie...........................................................................................................7-23
7-6-2 Monitorfunctie.....................................................................................................7-25
7-7 Communicatiefoutcodes................................................................................................. 7-29
7-8 Zelfdiagnosetest..............................................................................................................7-31
7-9 Datacommunicatie met programmeerbare besturing......................................................7-32
7-9-1 Beschikbare programmeerbare besturing en randapparatuur.............................. 7-32
7-9-2 Bedraden van de communicatielijn.....................................................................7-35
7-9-3 Korte beschrijving van de protocolmacrofunctie................................................7-36
7-9-4 Creëren van een projectbestand...........................................................................7-42
7-9-5 Ladderprogramma...............................................................................................7-52
7-9-6 Communicatieresponsietijd................................................................................. 7-57
Hoofdstuk 8. Onderhoudswerkzaamheden ..................................8-1
8-1 Beveiligingsfuncties en diagnostische functies .............................................................. 8-2
8-1-1 Storingsdetectie (Fatale fout).............................................................................. 8-2
8-1-2 Waarschuwingsdetectie (Niet-fatale fout)........................................................... 8-9
8-2 Storingzoeken................................................................................................................. 8-14
8-2-1 Parameters kunnen niet ingesteld worden........................................................... 8-14
8-2-2 Motor wil niet draaien......................................................................................... 8-14
8-2-3 Motor draait in de verkeerde richting..................................................................8-17
8-2-4 Motor levert geen koppel of acceleratie is langzaam..........................................8-17
8-2-5 Snelheidsnauwkeurigheid van de op hoge snelheid draaiende
frequentieregelaar in vectorregeling is laag ........................................................8-18
8-2-6 Deceleratiesnelheid van de motor is laag............................................................ 8-18
8-2-7 Sterke dalingen van verticale-asbelasting bij remming.......................................8-18
8-2-8 Motor brandt door............................................................................................... 8-19
8-2-9 Besturing of AM radio wordt gestoord door ruis bij opstarten
frequentieregelaar................................................................................................ 8-20
Page 18
Inhoudsopgave
8-2-10Aardlekschakelaar treedt in werking wanneer frequentieregelaar
wordt opgestart.................................................................................................... 8-20
8-2-11Mechanische trillingen........................................................................................ 8-21
8-2-12Stabiele PID-besturing is niet mogelijk of besturing faalt .................................. 8-22
8-2-13Frequentieregelaar trilt in -energiespaarregeling ................................................8-22
8-2-14Motor draait nadat uitgang van frequentieregelaar is uitgezet............................ 8-23
8-2-15Er wordt 0 V gedetecteerd wanneer motor aanloopt en motor slaat af ............... 8-23
8-2-16Uitgangsfrequentie bereikt frequentiereferentie niet...........................................8-23
8-3 Onderhouds- en controlewerkzaamheden ......................................................................8-24
Hoofdstuk 9. Specificaties...............................................................9-1
9-1 Specificaties frequentieregelaar......................................................................................9-2
9-2 Specificaties van opties .................................................................................................. 9-8
9-2-1 Netfilter conform EMC-richtlijn.........................................................................9-8
Hoofdstuk 10. Overzicht van parameters.....................................10-1
Hoofdstuk 11. Toepassen van de frequentieregelaar met
een motor.......................................................................................... 11-1
Page 19
Overzicht
1-1 Functie 1-2 Nomenclatuur
1
Hoofdstuk 1
Page 20
Overzicht
Hoofdstuk 1

1-1 Functie

De compacte frequentieregelaar met vele functies uit de SYSDRIVE 3G3MV-serie is de eerste compacte frequentieregelaar met openlusvectorregeling. Frequentieregelaar 3G3MV voldoet aan de EG-richtlijnen en de eisen opgenomen in de UL/cUL-normen voor wereldwijd gebruik. Voorts beschikt de frequentieregelaar uit de 3G3MV-serie over een groot aantal ingebouwde, handige besturings-, netwerk- en I/O-functies die vele toepassingen kennen en gebruikersvriendelijk zijn.
n Modellen van de SYSDRIVE 3G3MV frequentieregelaar
De volgende 3GM3MV modellen uit de 200V klasse (drie- en éénfase 200 VAC types) en uit de 400V klasse (driefasen 400 VAC type) zijn verkrijgbaar.
Nominale spanning Beschermings-
constructie
Driefasen 200 VAC Gesloten type voor
opbouw (conform IP20)
Eénfase 200 VAC Gesloten type voor
opbouw (conform IP20)
Driefasen 400 VAC
Gesloten type voor opbouw (conform IP20)
Maximaal
aangelegd
motorvermogen
0,1 kW 3G3MV-A2001 0,25 kW 3G3MV-A2002 0,55 kW 3G3MV-A2004 1,1 kW 3G3MV-A2007 1,5 kW 3G3MV-A2015 2,2 kW 3G3MV-A2022 4,0 kW 3G3MV-A2040 0,1 kW 3G3MV-AB001 0,25 kW 3G3MV-AB002 0,55 kW 3G3MV-AB004 1,1 kW 3G3MV-AB007 1,5 kW 3G3MV-AB015 2,2 kW 3G3MV-AB022 4,0 kW 3G3MV-AB040 0,37 kW 3G3MV-A4002 0,55 kW 3G3MV-A4004 1,1 kW 3G3MV-A4007 2,2 kW 3G3MV-A4015 3,7 kW 3G3MV-A4022
Model
1-2
3,0 kW 3G3MV-A4030 4,0 kW 3G3MV-A4040
Page 21
Overzicht
n Krachtig koppel ideaal voor velerlei toepassingen De 3G3MV is de eerste compacte frequentieregelaar van OMRON die uitgerust is met een
functie voor openlusvectorregeling, die zorgt voor een koppelopbrengst die 150% bedraagt van het nominale motorkoppel bij een uitgangsfrequentie van 1 Hz.
Zorgt voor een krachtigere omwenteling bij lage frequenties dan welke conventionele frequentieregelaar dan ook. Verder onderdrukt de 3G3MV frequentieregelaar de door de belasting veroorzaakte schommeling in omwenteling.
Is uitgerust met een functie voor het volledig automatisch verhogen van het koppel die de motor krachtig aanstuurt in V/f-regeling.
Is uitgerust met een op hoge snelheid werkende stroombegrenzingsfunctie, zodat de door te hoog koppel veroorzaakte overstroom onderdrukt wordt en een probleemloze werking van de motor gewaarborgd is.
n Handige, gebruikersvriendelijke functies
De FREQUENCY-regelknop op de digitale bedieningsmodule maakt een gemakkelijke bediening mogelijk. De standaardinstelling is voor bedrijf volgens de instelling van de FREQUENCY-regelknop.
Hoofdstuk 1
De digitale bedieningsmodule beschikt over een parameterkopieerfunctie voor een gemakkelijke parameterbesturing.
Onderhoudsgemak is 'ingebouwd'. De koelventilator is gemakkelijk te vervangen. De levensduur van de koelventilator kan verlengd worden door de koelventilator alleen aan te zetten wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is.
Is uitgerust met een stuurtransistor. Daarom zal de frequentieregelaar over een krachtige besturing beschikken alleen door een remweerstand aan te sluiten.
Is uitgerust met een inschakelstroombeveiligingscircuit ter voorkoming van het inbranden van de contacten op het netvoedingsblok.
n Internationale Normen (EG-richtlijnen en UL/cUL-normen) Frequentieregelaar 3G3MV voldoet aan de EG-richtlijnen en de eisen opgenomen in de
UL/cUL-normen voor wereldwijd gebruik.
Classificatie Toepasselijke norm
EMC-richtlijn EN50081-2 en EN50082-2EG-richtlijnen Laagspanningsrichtlijn prEN50178
UL/cUL UL508C
1-3
Page 22
Overzicht
n Compatibel met CompoBus/D en RS-422/485
Ondersteunt datacommunicatie via RS-422 en RS-485 in overeensteming met het MODBUS Communications Protocol, waarmee het mogelijk is gemakkelijk netwerken op te bouwen middels de toepassing van de protocolmacro of ASCII Unit aangebracht op een OMRON SYSMAC PC.
Aansluitbaar op de 3G3MV-PDRT1-SINV CompoBus/D communicatie-eenheid. Er is een op afstand bestuurde I/O-functie voor CompoBus/D-communicatie verkrijgbaar voor de 3G3MV frequentieregelaar, waardoor de communicatie gemakkelijk verloopt, net als bij standaard I/O-communicatie. Voorts voldoet CompoBus/D-communicatie aan het DeviceNet communicatieprotocol voor open netwerken, waardoor er netwerken van velerlei merken waarin apparaten van andere bedrijven naast elkaar kunnen bestaan, opgebouwd kunnen worden.
Opm. Modbus-communicatie en CompoBus/D-communicatie kunnen niet tegelijkertijd
uitgevoerd worden. Het is noodzakelijk het gewenste type datacommunicatie te selecteren.
Hoofdstuk 1
n Kan een verscheidenheid aan I/O-signalen verwerken Kan een verscheidenheid aan I/O-signalen verwerken over een breed scala aan
toepassingen zoals hierna beschreven.
Analoge spanningsingang: 0 tot 10 V
Analoge stroomingang: 4 tot 20 of 0 tot 20 mA
Pulstreiningang: 0,1 tot 33,0 kHz ingesteld met parameter
Analoge multifunctie-uitgang of pulstreinuitgang kan geselecteerd worden als monitor-
uitgang
n Onderdrukking van harmonischen Kan aangesloten worden op DC smoorspoelen; harmonischen worden bijgevolg doel-
treffender onderdrukt dan bij conventionele AC smoorspoelen het geval is. Een verdere verbetering in de onderdrukking van harmonischen is mogelijk door de DC en
AC smoorspoelen in combinatie toe te passen.
1-4
Page 23
Overzicht
deksel

1-2 Nomenclatuur

n Paneel
Hoofdstuk 1
Digitale bedieningsmodule
Montage­schroef voorpaneel
Klemmen­deksel
Vier Montage­gaten
RUN-indicator ALARM-display
Voorpaneel
Onderste
Opm. Geen van de volgende 200 V modellen is voorzien van een klemmendeksel of
montagegaten. In plaats daarvan dient het voorpaneel als klemmendeksel en is er voorzien in twee U-vormige uitsparingen op de plaats van de montagegaten. 3G3MV-A2001, 3G3MV-A2002, 3G3MV-A2004 en 3G3MV-A2007 3G3MV-AB001, 3G3MV-AB002 en 3G3MV-AB004
1-5
Page 24
Overzicht
n Digitale bedieningsmodule
Data display
Hoofdstuk 1
Vereenvoudigde LED-indicatoren
Bedieningstoetsen
Weergave Benaming Functie
Data display In dit display verschijnen relevante gegevens,
zoals frequentiereferentie, uitgangsfrequentie en parameterinstelwaarden.
FREQUENCY­regelknop
Met deze draaiknop wordt de frequentiereferentie ingesteld binnen een gebied tussen de 0 Hz en de maximale frequentie.
FREF-indicator De frequentiereferentie kan gecontroleerd of
ingesteld worden terwijl deze indicator aan is.
FOUT-indicator De uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar
kan gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan is.
IOUT-indicator De uitgangsstroom van de frequentieregelaar kan
gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan is.
MNTR-indicator
De U01 t/m U10 waarden worden uitgelezen terwijl deze indicator aan is.
F/R-indicator
De draairichting kan geselecteerd worden terwijl deze indicator aan is bij bediening van de frequentieregelaar met de RUN-toets.
LO/RE-indicator
De bediening van de frequentieregelaar via de digitale bedieningsmodule of volgens de ingestelde parameters kan geselecteerd worden terwijl deze indicator aan is.
FREQUENCY­regelknop
1-6
Opm. Deze status van deze indicator kan alleen
gecontroleerd worden terwijl de frequentie­regelaar in bedrijf is. Elke RUN­commando-ingang wordt genegeerd terwijl deze indicator aan is.
Page 25
Overzicht
Weergave Benaming Functie
PRGM-indicator De parameters in n001 t/m n179 kunnen
ingesteld of gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan is.
Opm. Wanneer de frequentieregelaar in bedrijf
is, kunnen de parameters alleen ge­controleerd worden en kunnen alleen bepaalde parameters gewijzigd worden. Elke RUN-commando-ingang wordt genegeerd terwijl deze indicator aan is. Tenzij n001 5 is.
Mode-toets Met deze toets worden de vereenvoudigde LED
functie-indicatoren (voor het instellen en controleren) in volgorde geschakeld.
De parameter die ingesteld wordt, zal geannuleerd worden als op deze toets wordt gedrukt voordat de instelling ingevoerd is.
Omhoog-toets
Omlaag-toets
Enter-toets
RUN-toets Met deze toets wordt de frequentieregelaar in
STOP/RESET-toets Deze toets dient om de frequentieregelaar te
Met deze toets worden multifunctie­monitornummers, parameternummers en parameterinstelwaarden verhoogd.
Met deze toets worden multifunctie­monitornummers, parameternummers en parameterinstelwaarden verlaagd.
Met deze toets worden multifunctie­monitornummers, parameternummers en interne gegevenswaarden ingevoerd nadat die zijn ingesteld of gewijzigd.
bedrijf gesteld wanneer de 3G3MV bediend wordt met de digitale bedieningsmodule.
stoppen tenzij parameter n007 niet is ingesteld om de STOP-toets te deactiveren.
Hoofdstuk 1
1-7
Page 26
Overzicht
Hoofdstuk 1
1-8
Page 27
Ontwerp
2-1 Installatie 2-2 Bedrading
2
Hoofdstuk 2
Page 28
Ontwerp
Hoofdstuk 2

2-1 Installatie

2-1-1 Afmetingen

3G3MV-A2001 t/m 3G3MV-A2007 driefasen 200 VAC ingangsvermogen
3G3MV-AB001 t/m 3G3MV-AB004 éénfase 200 VAC ingangsvermogen
spanning
Driefasen 200 VAC
Eénfase 200 VAC
Model 3G3MV-
A2001 76 3 Circa 0,6 A2002 76 3 Circa 0,6 A2004 108 5 Circa 0,9 A2007 128 5 Circa 1,1 AB001 76 3 Circa 0,6 AB002 76 3 Circa 0,7 AB004 131 5 Circa 1,0
Afmetingen (mm)Nominale
D t
Gewicht (kg)
2-2
Page 29
Ontwerp
Hoofdstuk 2
3G3MV-A2015 t/m 3G3MV-A2022 driefasen 200 VAC ingangsvermogen
3G3MV-AB007 t/m 3G3MV-AB015 éénfase 200 VAC ingangsvermogen 3G3MV-A4002 t/m 3G3MV-A4022 driefasen 400 VAC ingangsvermogen
Vier, 5 mm diam.
Driefasen 400 VAC
Afmetingen (mm)Nominale spanning Model 3G3MV-
D
A2015 131 Circa 1,4Driefasen 200 VAC A2022 140 Circa 1,5 AB007 140 Circa 1,5Eénfase 200 VAC AB015 156 Circa 1,5 A4002 92 Circa 1,0 A4004 110 Circa 1,1 A4007 140 Circa 1,5 A4015 156 Circa 1,5 A4022 156 Circa 1,5
Gewicht (kg)
2-3
Page 30
Ontwerp
Hoofdstuk 2
3G3MV-A2040 driefasen 200 VAC ingangsvermogen
3G3MV-AB022 éénfase 200 VAC ingangsvermogen 3G3MV-A4030 t/m 3G3MV-A4040 driefasen 400 VAC ingangsvermogen
Vier, 5 mm diam.
Afmetingen (mm)Nominale spanning Model 3G3MV-
D
Driefasen 200 VAC A2040 143 Circa 2,1 Eénfase 200 VAC AB022 163 Circa 2,2 Driefasen 400 VAC A4030 143 Circa 2,1 Driefasen 400 VAC A4040 143 Circa 2,1
Gewicht (kg)
3G3MV-AB040 éénfase 200 VAC ingangsvermogen
Afmetingen (mm)Nominale spanning Model 3G3MV-
D
Eénfase 200 VAC AB040 180 Circa 2,9
2-4
Gewicht (kg)
Page 31
Ontwerp
Hoofdstuk 2

2-1-2 Installatievoorwaarden

Voorzichtig Zorg ervoor dat het product in de juiste richting geïnstalleerd wordt en
!
dat de voorgeschreven vrije ruimte tussen de frequentieregelaar en het bedieningspaneel of ten opzichte van andere apparaten wordt aange­houden. Als u dit niet doet, kan er brand ontstaan of storing optreden.
Voorzichtig Zorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen in het product kunnen
!
komen. Als dit toch gebeurt, kan er brand ontstaan of storing optreden.
Voorzichtig Oefen geen sterke stootkracht uit op het product. Dit zou kunnen leiden
!
tot schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.
!
Voorzichtig Zorg voor een geschikte stopinrichting aan de machinezijde om de
veiligheid te waarborgen. (Een houdrem is geen stopinrichting voor het waarborgen van de veiligheid.) Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Zorg voor een uitwendig aangebrachte noodstopinrichting waarmee de
machine ogenblikkelijk buiten werking gesteld kan worden en de stroom ogenblikkelijk onderbroken kan worden. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
2-5
Page 32
Ontwerp
Hoofdstuk 2
n Installatie, oriëntatie en afmetingen
Installeer de frequentieregelaar onder de volgende condities.
Omgevingstemperatuur bij bedrijf (paneelmontage): -10°C tot 50°C Vochtigheid: 90% of minder (geen condensatie)
Installeer de frequentieregelaar op een schone plaats die vrij is van olienevel en stof. Het is ook mogelijk de regelaar te installeren in een geheel gesloten behuizing die volledig is beschermd tegen zwevende stofdeeltjes.
Let er bij het installeren of bedienen van de frequentieregelaar altijd vooral op dat er geen metaalpoeder, olie, water of andere vreemde deeltjes in de frequentieregelaar terecht­komen.
Installeer de frequentieregelaar niet op brandbaar materiaal zoals hout.
n Oriëntatie
Installeer de frequentieregelaar zodanig op een verticaal oppervlak dat de tekens op het naamplaatje naar boven zijn gericht.
n Afmetingen
Houd bij het installeren van de frequentieregelaar altijd onderstaande tussenruimten aan, zodat een natuurlijke afvoer van warmte uit de frequentieregelaar mogelijk is.
W = 30 mm min.
Frequentie­regelaar
Frequentie­regelaar
Frequentie­regelaar
100 mm min. Lucht
Zijkant
100 mm min. Lucht
n Regeling van de omgevingstemperatuur
Voor een nog grotere bedrijfszekerheid dient de frequentieregelaar in een omgeving geïnstalleerd te worden die niet onderhevig is aan extreme temperatuurveranderingen.
In het geval dat de frequentieregelaar wordt geïnstalleerd in een gesloten behuizing zoals een kast, dient de temperatuur van de lucht binnenin onder de 50°C te worden gehouden met behulp van een koelventilator of airco. De levensduur van de ingebouwde elco's van de frequentieregelaar wordt verlengd door de temperatuur van de lucht binnenin zo laag mogelijk te houden.
2-6
Page 33
Ontwerp
De oppervlaktetemperatuur van de frequentieregelaar mag circa 30°C uitstijgen boven de omgevingstemperatuur. Houd apparatuur en draden zo ver mogelijk bij de frequentie­regelaar vandaan indien de apparatuur en de draden gemakkelijk beïnvloed worden door warmte.
n Bescherming van de frequentieregelaar tegen vreemde
Hoofdstuk 2
deeltjes tijdens de installatie
Plaats tijdens de installatiewerkzaamheden een afdekplaat over de frequentieregelaar om deze af te schermen van door boren geproduceerd metaalpoeder. Na voltooiing van de installatiewerkzaamheden dient de afdekplaat altijd van de frequentieregelaar verwijderd te worden. Anders zal dit van nadelige invloed zijn op de ventilatie, waardoor de frequentieregelaar oververhit raakt.

2-1-3 Verwijderen en aanbrengen van de panelen

Om de frequentieregelaar te kunnen monteren is het noodzakelijk het voorpaneel, klemmendeksel (tenzij het een 200V model frequentieregelaar is) en de digitale bedieningsmodule te verwijderen. Voor het bedraden van de frequentieregelaar is het noodzakelijk het voorpaneel, klemmendeksel (tenzij het een 200V model frequentieregelaar is) en het onderste paneel van de frequentieregelaar te verwijderen. Volg onderstaande instructies op voor het verwijderen van de panelen van de frequentieregelaar. Ga voor het aanbrengen van de panelen in omgekeerde volgorde te werk.
n Verwijderen van het voorpaneel
Draai de montageschroeven van het voorpaneel los met een schroevendraaier.
Druk op de linker- en rechterkant van het voorpaneel in de door pijl 1 aangeduide
richtingen en trek de onderkant van het paneel omhoog in de richting van pijl 2 voor het verwijderen van het voorpaneel zoals afgebeeld in onderstaande illustratie.
2-7
Page 34
Ontwerp
Hoofdstuk 2
n Verwijderen van het klemmendeksel
Druk, nadat het voorpaneel is verwijderd, op de linker- en rechterkant van het klemmen­deksel in de door pijl 1 aangeduide richtingen en trek het klemmendeksel omhoog in de richting van pijl 2 zoals afgebeeld in onderstaande illustratie.
Opm. Geen van de volgende 200V modellen is voorzien van een klemmendeksel. In plaats
daarvan fungeert het voorpaneel als klemmendeksel. 3G3MV-A2001 , 3G3MV-A2002, 3G3MV-A2004 en 3G3MV-A2007 3G3MV-AB001, 3G3MV-AB002 en 3G3MV-AB004
n Verwijderen van de digitale bedieningsmodule
Trek, na het verwijderen van het voorpaneel, de rechter boven- en onderkant (posities A) van de digitale bedieningsmodule omhoog in de richting van pijl 1 zoals afgebeeld in onderstaande illustratie.
A
A
2-8
Page 35
Ontwerp
Hoofdstuk 2
n Verwijderen van het onderste paneel
Druk, na het verwijderen van het voorpaneel en klemmendeksel, het onderste paneel in de richting van pijl 1, waarbij positie A als draaipunt wordt gebruikt.
A
A
2-9
Page 36
Ontwerp

2-2 Bedrading

!
WAARSCHUWING
De bedrading mag pas worden aangesloten nadat vastgesteld is dat de voeding is UITgeschakeld. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
De bedrading mag alleen geïnstalleerd worden door daartoe bevoegd personeel. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen of kan er brand uitbreken.
!
WAARSCHUWING
Geef pas goedkeuring voor inbedrijfname wanneer het noodstopcircuit bedraad is. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
Hoofdstuk 2
!
WAARSCHUWING
Sluit de aardklemmen altijd aan op een aarde van 100 of minder voor de 200 VAC categorie, of 10 of minder voor de 400 VAC categorie. Als de klemmen niet goed geaard worden, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
Voorzichtig Installeer uitwendige onderbrekers en tref andere veiligheidsmaat-
!
regelen ter voorkoming van kortsluiting in de uitwendige bedrading. Als u dergelijke maatregelen nalaat, kan dit brand tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Controleer of de nominale ingangsspanning van de frequentieregelaar
gelijk is aan de AC voedingsspanning. Een onjuiste voeding kan leiden tot brand of letsel, of een storing veroorzaken.
!
Voorzichtig Sluit de remweerstand en remweerstandseenheid aan zoals voorge-
schreven in de handleiding. Als u dit niet doet, kan dit brand tot gevolg hebben.
Voorzichtig Zorg dat de bedrading correct wordt aangesloten en stevig wordt
!
bevestigd. Als dit niet gebeurt, zou dit letsel, of schade aan het product tot gevolg kunnen hebben.
Voorzichtig Draai de schroeven op het klemmenblok stevig vast. Als u dit niet doet,
!
kan dit leiden tot brand of tot letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Sluit geen AC voeding aan op de U-, V-, of W-uitgangsklem. Dit zou
kunnen leiden tot schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.
2-10
Page 37
Ontwerp
Hoofdstuk 2

2-2-1 Klemmenblok

Verwijder voor het bedraden van het klemmenblok van de frequentieregelaar het voorpaneel, klemmendeksel (tenzij het een 200V model frequentieregelaar betreft) en het onderste paneel van de frequentieregelaar. Er is een label aangebracht onder het voorpaneel met daarop de rangschikking van de klemmen van het hoofdcircuit. Vergeet niet het label te verwijderen na het bedraden van de klemmen. De uitgangsklem van de motor is ook voorzien van een label. Verwijder het label alvorens de klem van de motor te bedraden.
n Rangschikking van de klemmen van het besturingscircuit
Klemmen van het besturingscircuit
n Rangschikking van de klemmen van het hoofdcircuit
3G3MV-A2001 t/m 3G3MV-A2007:
Driefasen 200 VAC ingangsvermogen 3G3MV-AB001 t/m 3G3MV-AB004: Eénfase 200 VAC ingangsvermogen
Voedingsingang
Motoruitgang
Remweerstand
Opm. Sluit voor eenfase-ingang klem R/L1 en S/L2 aan.
2-11
Page 38
Ontwerp
Motoruitgang
Voedingsingang
Motoruitgang
3G3MV-A2015 t/m 3G3MV-A2022:
Driefasen 200 VAC ingangsvermogen 3G3MV-AB007 t/m 3G3MV-AB015: Eénfase 200 VAC ingangsvermogen 3G3MV-A4002 t/m 3G3MV-A4022: Driefasen 400 VAC ingangsvermogen
Hoofdstuk 2
Voedingsingang
Remweer­stand
Opm. Sluit voor eenfase-ingang klem R/L1 en S/L2 aan.
3G3MV-A2040:
Driefasen 200 VAC ingangsvermogen 3G3MV-AB022 t/m 3G3MV-AB040: Eénfase 200 VAC ingangsvermogen 3G3MV-A4030 t/m 3G3MV-A4040: Driefasen 400 VAC ingangsvermogen
Remweer­stand
Opm. Sluit voor eenfase-ingang klem R/L1 en S/L2 aan.
2-12
Page 39
Ontwerp
n Klemmen van het hoofdcircuit
Symbool Benaming Beschrijving
Hoofdstuk 2
R/L1 S/L2 T/L3 U/T1
V/T2 W/T3 B1
B2
+1
+2
-
Ingangsklemmen voeding
Uitgangsklemmen motoren
Aansluitklemmen van de remweerstand
Aansluitklemmen +1 en +2: Aansluitklemmen DC smoorspoel
+1 en -: Ingangsklemmen DC voeding
3G3MV-A2ÿ: Driefasen 200 tot 230 VAC 3G3MV-ABÿ: Eénfase 200 tot 240 VAC (zie opm. 1) 3G3MV-A4ÿ: Driefasen 380 tot 460 VAC
Driefasen-voedingsuitgang voor aandrijven van motoren. (zie opm. 2)
3G3MV-A2ÿ en 3G3MV-ABÿ: Driefasen 200 tot 230 VAC
3G3MV-A4ÿ: Driefasen 380 tot 460 VAC Klemmen voor het aanbrengen van een uitwendige
remweerstand of een remweerstandseenheid. (Aansluiten om overspanning tijdens remmen te detecteren.)
Sluit de DC smoorspoel voor het onderdrukken van harmonischen aan op klem +1 en +2.
Als de frequentieregelaar wordt aangestuurd met DC vermogen, sluit het DC vermogen dan aan op klem +1 en -. (Klem +1 is een positieve klem.)
Aardklem Aard de klem alleen als de volgende condities aanwezig
zijn. 3G3MV-A2ÿ: Aard bij een weerstand van 100 of
minder. 3G3MV-ABÿ: Aard bij een weerstand van 100 of
minder. 3G3MV-A4ÿ: Aard bij een weerstand van 10 of
minder. Aansluiten, conform de EG-richtlijnen, op het nulpunt van de voeding.
Opm. Sluit de aardklem rechtstreeks aan op de aarde
van het motorhuis.
Opm. 1. Sluit eenfase-ingang aan op zowel klem R/L1 als klem S/L2. Opm. 2. De maximale spanning aan de uitgangszijde komt overeen met de voedings-
spanning voor de frequentieregelaaringang.
2-13
Page 40
Ontwerp
n Klemmen van het besturingscircuit
Symbool Benaming Specificatie
Hoofdstuk 2
Ingang
Uit­gang
Com­muni­catie
S1 Multifunctie-ingang 1 (Voorwaarts/Stop) S2 Multifunctie-ingang 2 (Achterwaarts/Stop)
Multifunctie-ingang 3 (Externe fout: Normaal
S3
geopend) S4 Multifunctie-ingang 4 (Fout-reset) S5 Multifunctie-ingang 5 (Getrapte-snelheidreferentie 1) S6 Multifunctie-ingang 6 (Getrapte-snelheidreferentie 2) S7 Multifunctie-ingang 7 (Inching-frequentiecommando) SC Volgorde ingang common FS Frequentiereferentie-voedingsingang 20 mA bij 12 VDC FR Frequentiereferentie-ingang (loper) FC Common frequentiereferentie RP Pulstreiningang (PNP) Responsiefrequentie:
MA Multifunctie-contactuitgang (Normaal geopend: fout) MB Multifunctie-contactuitgang (Normaal gesloten: fout) MC Common multifunctie-contactuitgang P1 Multifunctie-photocoupleruitgang 1 (Tijdens bedrijf) P2 Multifunctie-photocoupleruitgang 2
(Frequentiedetectie) PC Common multifunctie-photocoupleruitgang AM Analoge multifunctie-uitgang AC Common analoge multifunctie-uitgang R+ Ontvangerkant R­S+ Zenderkant S-
Photocoupler 8 mA bij 24 VDC
0 tot 10 VDC (20 kΩ)
0 tot 33 kHz (30% tot 70% ED)
H: 3,5 tot 13,2 V L: 0,8 V max.
Relaisuitgang 1 A max. bij 30 VDC 1 A max. bij 250 VAC
50 mA open­collectoruitgang bij 48 VDC max.
2 mA max. bij 0 tot 10 VDC
Conform RS-422/485
Opm. Tussen haakjes geplaatste functies zijn standaardinstellingen.
2-14
Page 41
Ontwerp
Hoofdstuk 2
n Selecteren van de ingangsmethode
Schakelaars SW1 en SW2, welke beide boven de klemmen van het besturingscircuit zitten, zijn voor het kiezen van de ingangsmethode. Verwijder het voorpaneel en optiepaneel om deze schakelaars te kunnen bedienen.
Keuzeschakelaar
Klemmenblok besturingscircuit
Selecteren van de volgorde van de ingangsmethode
Met SW7 kan de uitgang NPN of PNP worden geselecteerd zoals hieronder afgebeeld.
24 VDC
(+/-10%)
(Standaardinstelling)
SW1
S1 to 7
SW1
S1 to 7
2-15
Page 42
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Selecteren van de RS-422/485-afsluitingsweerstand
Afsluitingsweerstand kan worden geselecteerd door pen 1 van SW2 op AAN (ON) te
zetten. De standaardinstelling voor de pen is UIT (OFF).
Voor het kiezen van RS-422/485-afsluitingsweerstand Voor het kiezen van ingangsmethode frequentiereferentie
Communicatiemethode Instelling pen 1
RS-422 Op AAN (ON) zetten RS-485 Alleen op AAN (ON) zetten als de eenheid de eind-
slave is.
120-Ω afsluitingsweerstand (1/2 W)
Pen 1
Selecteren van de ingangsmethode van de frequentiereferentie
Met pen 2 van SW2 kan spanningsingang of stroomingang geselecteerd worden als de
ingangsmethode voor frequentiereferentie. De standaardinstelling is voor stroomingang. Er zijn parameterinstellingen vereist, samen met de keuze van de ingangsmethode van de frequentiereferentie.
Ingangsmethode van de
frequentiereferentie
Spanningsingang (standaardinstelling)
Stroomingang I (ON/AAN) Stel waarde 3 of 4 in
Opm. Zet pen 2 niet op AAN (ON) voor stroomingang terwijl spanningsingang AAN is,
anders bestaat de kans dat de weerstand in het ingangscircuit doorbrandt.
V (OFF/UIT) Stel waarde 2 in
Instelling pen 2
Keuze frequentiereferentie
(parameter n004)
2-16
Page 43
Ontwerp

2-2-2 Standaardaansluitingen

Hoofdstuk 2
3-fasen 200/400 VAC 1-fase 200 VAC (zie opm.)
FREQUENTIE­regelknop (2k 1/4 W min.)
Puls­generator
DC smoorspoel (optioneel)
Net Filter
Multifunctie-ingang 1 Multifunctie-ingang 2 Multifunctie-ingang 3 Multifunctie-ingang 4 Multifunctie-ingang 5 Multifunctie-ingang 6 Multifunctie-ingang 7
Volgorde ingang common
Frequentiereferentie- voeding
20 mA bij +12 V
Frequentiereferentie-ingang
requentiereferentie common
F
Pulstreiningang
Remweerstand (optioneel)
Multifunctie-contactuitgang NO
NC Common
Multifunctie­photocoupleruitgang 1
Multifunctie­photocoupleruitgang 2
Common multifunctie­photocoupleruitgang
Analoge multifunctie­uitgang/pulsmonitor­uitgang
RS-422 communicatie (RS-485 selectie)
Analoge multifunctie-spanningsingang Analoge multifunctie-stroomingang Analoge ingang common
Connector
Digitale bedieningsmodule
Common analoge multifunctie-uitgang
Opm. Sluit éénfase 200 VAC aan op klem R/L1 en S/L2 van de 3G3MV-ABÿ.
2-17
Page 44
Ontwerp
RUN-
Voorbeeld van driedraadsfasevolgordeaansluitingen
Hoofdstuk 2
Stop­schakelaar (NC)
Richtingschakelaar
schakelaar (NO)
RUN ingang (Werkt met de RUN-schakelaar gesloten) Stop-ingang (Stopt met de stopschakelaar geopend) Volgorde ingang common
Volgorde ingang common
Opm. Stel parameter n052 in op commando 0 voor voorwaarts/achterwaarts draaien voor
driedraadsfasevolgorde-ingang.

2-2-3 Bedrading rondom het hoofdcircuit

n Draaddiameter, klemschroef, aanhaalmoment schroef en
capaciteit MCCB-magneetschakelaars
Gebruik voor het hoofdcircuit en de aarde altijd 600V polyvinylchloride (PVC) kabels.
Als een kabel zo lang is dat deze een spanningsval zou kunnen veroorzaken, neem dan
een draad met een grotere diameter naar gelang de lengte van de kabel.
Driefasen 200 VAC model
Model
3G3MV-
A2001 M3,5 0,8 tot 1,0 0,75 tot 2 2 5
A2002 M3,5 0,8 tot 1,0 0,75 tot 2 2 5
A2004 M3,5 0,8 tot 1,0 0,75 tot 2 2 5
Klemsymbool Klem-
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
schroef
Aanhaal-
moment
schroef
(Nm)
Draad-
diameter
(mm2)
Aan-
bevolen
draad-
diameter
(mm2)
Capa-
citeit
MCCB-
zeke-
rings-
auto-
maat (A)
2-18
Page 45
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Model
3G3MV-
A2007 M3,5 0,8 tot 1,0 0,75 tot 2 2 10
A2022 M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5 3,5 20
A2040 M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5 5,5 30
Klemsymbool Klem-
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
schroef
Aanhaal-
moment
schroef
(Nm)
Draad-
diameter
(mm2)
Aan-
bevolen
draad-
diameter
(mm2)
2A2015 M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5
3,5
maat (A)
20
Capa-
citeit
MCCB-
zeke-
rings-
auto-
Eénfase 200 VAC model
Model
3G3MV-
AB001 M3,5 0,8 tot 1,0 0,75 tot 2 2 5
AB002 M3,5 0,8 tot 1,0 0,75 tot 2 2 5
AB004 M3,5 0,8 tot 1,0 0,75 tot 2 2 10
Klemsymbool Klem-
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
schroef
Aanhaal-
moment
klem-
schroef
(Nm)
Draad-
diameter
(mm2)
Aan-
bevolen
draad-
diameter
(mm2)
Capa-
citeit
zeke-
rings-
auto-
maat (A)
2-19
Page 46
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Model
3G3MV-
AB022 M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5 5,5 40
Klemsymbool Klem-
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
Aanhaal-
schroef
M5 2,3 tot 2,4 5,5 tot 8 8AB040
M4 1,2 tot 1,5 2 tot 8 5,5
moment
klem-
schroef
(Nm)
Draad-
diameter
(mm2)
bevolen
draad-
diameter
3,5AB007 M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5
2 5,5AB015 M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5
3,5
Aan-
(mm2)
maat (A)
20
20
50
Capa-
citeit
zeke-
rings-
auto-
Driefasen 400 VAC model
Model
3G3MV-
A4001 M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5 2 5
A4004 M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5 2 5
A4007
Klemsymbool Klem-
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2, -, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
Aanhaal-
schroef
M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5 2 5
moment
schroef
(Nm)
Draad-
diameter
(mm2)
Aan-
bevolen
draad-
diameter
(mm2)
Capa-
citeit
MCCB-
zeke-
rings-
auto-
maat (A)
2-20
Page 47
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Model
3G3MV-
A4015 R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
A4022 R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
A4030 R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
A4040
Klemsymbool Klem-
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
R/L1, S/L2, T/L3, B1, B2,
-, +1, +2, U/T1, V/T2, W/T3
Aanhaal-
schroef
M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5 2 10
M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5 2 10
moment
schroef
(Nm)
Draad-
diameter
(mm2)
Aan-
bevolen
draad-
diameter
(mm2)
2M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5
3,5 2M4 1,2 tot 1,5 2 tot 5,5
3,5
MCCB-
maat (A)
20
20
Capa-
citeit
zeke-
rings-
auto-
2-21
Page 48
Ontwerp
n Bedrading aan de ingangszijde van het hoofdcircuit
Hoofdstuk 2
Installeren van een MCCB-zekeringsautomaat
Sluit altijd de voedingsingangsklemmen (R/L1, S/L2 en T/L3) en voeding aan via een voor de frequentieregelaar geschikte MCCB-zekeringsautomaat.
Kies een zekeringsautomaat met een vermogen van 1,5 tot 2 keer de nominale stroom van de frequentieregelaar.
Controleer, met het oog op de tijdkarakteristieken van de zekeringsautomaat, de overbelastingsbeveiliging van de frequentieregelaar (één minuut bij 150% van de nominale uitgangsstroom).
Als de zekeringsautomaat gebruikt gaat worden voor meerdere frequentieregelaars of andere apparaten gemeenschappelijk, stel dan een zodanige volgorde vast dat de voeding uitgeschakeld zal worden door een foutuitgang, zoals afgebeeld in onderstaand schema.
3-fasen/ 1-fase 200 VAC 3-fasen 400 VAC
Opm. Gebruik een 400/200V transformator voor een 400V model.
Installeren van een aardlekschakelaar
Uitgangen van een frequentieregelaar schakelen bij hoge snelheid, zodat er HF-lekstroom wordt gegenereerd.
In het algemeen zal er een lekstroom van circa 100 mA optreden voor elke frequentieregelaar (wanneer de voedingskabel 1 m is) en circa 5 mA voor elke meter voedingskabel extra.
Gebruik daarom, bij het ingangsgebied van de voeding, een onderbreker speciaal voor frequentieregelaars, die alleen de lekstroom detecteert in het frequentiegebied dat gevaarlijk is voor mensen en HF-lekstroom uitsluit.
2-22
Page 49
Ontwerp
Kies voor de onderbreker speciaal voor frequentieregelaars een aardlekschakelaar met een gevoeligheidsstroom van ten minste 10 mA per frequentieregelaar.
Wanneer een aardlekschakelaar van een algemeen type wordt toegepast, kies dan een aardlekschakelaar met een gevoeligheidsstroom van 200 mA of meer per frequentie­regelaar en met een bedrijfstijd van 0,1 s of meer.
Hoofdstuk 2
Installeren van een magnetische onderbreker
Indien de voeding van het hoofdcircuit uitgeschakeld moet kunnen worden vanwege de volgorde, kan er een magnetische onderbreker in plaats van een MCCB-magneet­schakelaar toegepast worden.
Wanneer een magnetische onderbreker wordt geïnstalleerd aan de primaire zijde van het hoofdcircuit om een belasting gedwongen te stoppen, werkt het regeneratief remsysteem echter niet en loopt de belasting uit tot stilstand.
Een belasting kan gestart en gestopt worden door de magnetische onderbreker aan de primaire zijde te openen en te sluiten. Door het frequent openen en sluiten van de magnetische onderbreker kan de frequentieregelaar echter defect raken.
Wanneer de frequentieregelaar wordt bediend met de digitale bedieningsmodule, kan er geen automatisch bedrijf plaatsvinden na het opheffen van een stroomonderbreking.
Breng bij toepassing van de remweerstandseenheid een volgorde aan waarbij het thermisch relais van de eenheid de magnetische onderbreker UITschakelt.
Aansluiten van de netvoeding op het klemmenblok
De netvoeding kan aangesloten worden op elke klem op het klemmenblok omdat de fasevolgorde van de netvoeding niet van belang is voor de fasevolgorde (R/L1, S/L2 en T/L3).
Installeren van een AC smoorspoel
Indien de frequentieregelaar wordt aangesloten op een vermogenstransformator met een groot vermogen (660 kW of meer) of de fasevoorloopcondensator wordt omgeschakeld, kan er een overmatige piekstroom door de primaire hoofdstroomkring vloeien, als gevolg waarvan de omzetter defect raakt.
Installeer om dit te voorkomen een optionele AC smoorspoel aan de ingangszijde van de frequentieregelaar.
Hierdoor wordt tevens de arbeidsfactor aan de voedingszijde verbeterd.
Installeren van een piekspanningsonderdrukker
Gebruik altijd een piekspanningsonderdrukker of diode voor de inductieve belastingen in de nabijheid van de frequentieregelaar. Deze inductieve belastingen worden o.m. vertegen­woordigd door magnetische onderbrekers, elektromagnetische relais, elektromagnetische kleppen, solenoïdes en magneetremmen.
2-23
Page 50
Ontwerp
Programmeer-
Programmeer­Andere besturingen
Universeel
Programmeer-
Hoofdstuk 2
Installeren van een netfilter aan de voedingszijde
Installeer een netfilter om de tussen de krachtleiding en de frequentieregelaar over­gedragen ruis te elimineren.
Bedradingsvoorbeeld 1
Voeding
3G3MV-PFI
Netfilter
3G3MV
SYSDRIVE
bare besturing
Andere besturingen
Opm. Gebruik een netfilter speciaal voor de SYSDRIVE 3G3MV.
Bedradingsvoorbeeld 2
Voeding
3G3MV
SYSDRIVE
Universeel netfilter
Voeding
netfilter
bare besturing
3G3MV
SYSDRIVE
bare besturing
Andere besturingen
Opm. Gebruik geen universeel netfilter. Een universeel netfilter is niet in staat vanuit de
frequentieregelaar gegenereerde ruis doeltreffend te onderdrukken.
2-24
Page 51
Ontwerp
n Bedrading aan de uitgangszijde van het hoofdcircuit
Hoofdstuk 2
Aansluiten van het klemmenblok op de belasting
Sluit uitgangsklemmen U/T1, V/T2 en W/T3 aan op aansluitdraden U, V en W van de motor. Controleer of de motor voorwaarts draait als het voorwaarts-commando wordt gegeven.
Verwissel twee willekeurige uitgangsklemmen en sluit ze opnieuw aan als de motor achterwaarts draait terwijl het voorwaarts-commando wordt gegeven.
Sluit nooit een voeding aan op uitgangsklemmen
Sluit nooit een voeding aan op uitgangsklemmen U/T1, V/T2 of W/T3. Als er spanning wordt aangelegd over de uitgangsklemmen, dan zal het inwendige circuit
van de frequentieregelaar schade oplopen.
Uitgangsklemmen mogen nooit kortgesloten of geaard worden
Als de uitgangsklemmen met blote handen worden aangeraakt of als de uitgangsdraden in aanraking komen met de behuizing van de frequentieregelaar, zal men een elektrische schok krijgen of zal er een aardverbinding gevormd worden. Dit is uiterst gevaarlijk.
Pas er ook voor op dat de uitgangsdraden niet kortgesloten worden.
Pas geen fasevoorloopcondensator of netfilter toe
Sluit nooit een fasevoorloopcondensator of LC/RC-netfilter aan op het uitgangscircuit. Zou u dit toch doen, dan zal de frequentieregelaar schade oplopen of zullen hierdoor
andere componenten doorbranden.
Pas geen elektromagnetische schakelaar of magnetische onderbreker
toe
Sluit geen elektromagnetische schakelaar of magnetische onderbreker aan op het uitgangscircuit.
Als er een belasting wordt aangesloten op de frequentieregelaar tijdens bedrijf, dan zal een inschakelstroom het overstroombeveiligingscircuit in de frequentieregelaar in werking stellen.
Installeren van een thermisch relais
De frequentieregelaar is voorzien van een elektronisch gestuurde functie om de motor te beveiligen tegen oververhitting. Maar installeer in het geval dat er één frequentieregelaar toegepast wordt voor meerdere motoren of er een meerpolige motor wordt gebruikt, altijd een thermisch relais (THR) tussen de frequentieregelaar en de motor en stel n037 in op 2 (geen thermische beveiliging).
Programmeer in dat geval de volgorde zodanig dat de magnetische onderbreker aan de ingangszijde van het hoofdcircuit wordt uitgeschakeld door het contact van het thermisch relais.
2-25
Page 52
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Installeren van een filter aan de uitgangszijde
Sluit een netfilter aan aan de uitgangszijde van de frequentieregelaar ter vermindering van radiostoringen en inductieve ruis.
Voeding
Signaallijn
3G3MV
SYSDRIVE
3G3IV-PLF
Netfilter
Inductieve ruis Radiostoringen
Besturing
AM radio
Inductieve ruis: Elektromagnetische inductie genereert ruis op de signaallijn, waardoor
de besturing niet meer goed functioneert.
Radiostoringen: Van de frequentieregelaar en kabels afkomstige elektromagnetische
golven zorgen ervoor dat de omroepradio-ontvanger ruis produceert.
Maatregelen om inductieve ruis tegen te gaan
Zoals in het voorgaande beschreven, kan een netfilter worden toegepast om te voorkomen dat er inductieve ruis gegenereerd wordt aan de uitgangszijde. Een andere mogelijkheid is om kabels door een geaarde metalen buis te leiden ter voorkoming van inductieve ruis. Door de metalen buis ten minste 30 cm van de signaallijn verwijderd te houden wordt de inductieve ruis aanzienlijk verminderd.
Voeding
3G3MV
SYSDRIVE
Signaallijn
Metalen buis
Min. 30 cm
Besturing
2-26
Page 53
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Maatregelen om radiostoringen tegen te gaan
Radiostoringen worden gegenereerd vanuit zowel de frequentieregelaar als de ingangs- en uitgangsleidingen. Installeer ten behoeve van het reduceren van radiostoringen een netfilter aan zowel de ingangs- als de uitgangszijde en installeer de frequentieregelaar tevens in een geheel gesloten behuizing van staal.
De kabel tussen de frequentieregelaar en de motor dient zo kort mogelijk gehouden te worden.
Behuizing van staal
Voeding
Netfilter
3G3MV
SYSDRIVE
Netfilter
Metalen buis
Lengte van de kabel tussen frequentieregelaar en motor
Als de kabel tussen de frequentieregelaar en de motor te lang is, zal de HF-lekstroom toenemen, als gevolg waarvan de uitgangsstroom van de frequentieregelaar eveneens toeneemt. Dit kan van nadelige invloed zijn op randapparatuur.
Dit kan voorkomen worden door de schakelfrequentie in te stellen (instellen in n080) zoals weergegeven in onderstaande tabel. Zie voor nadere bijzonderheden de parameter­instellingen.
Lengte kabel 50 m max. 100 m max. Meer dan 100 m Schakelfrequentie 10 kHz max. 5 kHz max. 2,5 kHz max.
Er kunnen geen enkelfasemotoren toegepast worden
De frequentieregelaar is niet geschikt voor de instelbare snelheidsregeling van enkelfasemotoren. Enkelfasemotoren zijn ofwel motoren met condensatoraanloop of motoren met gesplitste-faseaanloop (de methode voor het bepalen van de draairichting bij het opstarten verschilt). Indien er een motor met condensatoraanloop wordt toegepast, kan de condensator echter beschadigd raken door een plotselinge elektrische ontlading welke veroorzaakt wordt door de uitgang van de frequentieregelaar. Indien een motor met gesplitste fase wordt toegepast, kan de aanloopspoel doorbranden omdat de centrifugaal­schakelaar niet werkt.
2-27
Page 54
Ontwerp
n Aanleg van de aarding
Gebruik altijd de aardklem van de 200V frequentieregelaar met een aardingsweerstand van 100 of minder. Gebruik evenzo altijd de aardklem van de 400V frequentieregelaar met een aardingsweerstand van 10 of minder.
Deel de aardleiding niet met andere apparatuur zoals lasmachines of elektrische gereed­schappen.
Pas altijd een aardleiding toe die voldoet aan de technische normen voor elektrische uitrusting en houd de lengte van de aardleiding zo kort mogelijk. Er vloeit lekstroom door de frequentieregelaar. Daarom zal, als de afstand tussen de aardelektrode en de aardklem te lang is, de potentiaal op de aardklem van de frequentie­regelaar instabiel worden.
Bij toepassing van meerdere frequentieregelaars dient u er goed op te letten dat u de aardleiding niet doorlust.
Hoofdstuk 2
2-28
Page 55
Ontwerp
n Harmonischen
Hoofdstuk 2
Definitie
Harmonischen bestaan uit elektrische energie gehaald uit AC vermogen, die wisselt bij frequenties die integrale veelvouden zijn van de frequentie van het AC vermogen.
De volgende frequenties zijn harmonischen van een 60 of 50 Hz netspanning. Tweede harmonische: 120 (100) Hz Derde harmonische: 180 (150) Hz
Tweede harmonische (120 Hz)
Basisfrequentie (60 Hz)
Derde harmonische (180 Hz)
Door opwekking van harmonischen veroorzaakte problemen
De golfvorm van de netspanning zal vervormen als de netspanning overmatig veel harmonischen bevat. Machines met een dergelijke netspanning zullen slecht functioneren of buitensporig veel warmte produceren.
Basisfrequentie (60 Hz) Derde harmonische (180 Hz)
Vervormde stroomgolf­form
Oorzaken van opwekking van harmonischen
Meestal zijn elektrische machines voorzien van een ingebouwd schakelsysteem dat AC
vermogen van het net omzet in DC vermogen. Dit AC vermogen bevat echter harmonischen vanwege het verschil in stroomvloei tussen gelijkstroom en wisselstroom.
Verkrijgen van gelijkstroom uit wisselstroom met behulp van een gelijkrichter en condensatoren
Gelijkspanning wordt verkregen door wisselspanning om te zetten in een pulserende eenzijdige spanning met een gelijkrichter en de pulserende eenzijdige spanning af te vlakken met condensatoren. Een zo verkregen wisselstroom bevat echter harmonischen.
2-29
Page 56
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Frequentieregelaar
De frequentieregelaar heeft, evenals normale elektrische machines, een ingangsstroom die harmonischen bevat omdat de frequentieregelaar wisselstroom omzet in gelijkstroom. De uitgangsstroom van de frequentieregelaar is verhoudingsgewijs hoog. De verhouding van harmonischen in de uitgangsstroom van de frequentieregelaar is daarom hoger dan die van enige andere elektrische machine.
Spanning
Tijd
Gelijkgericht
Spanning
Tijd
Afgevlakt
Spanning
Er vloeit een stroom de condensatoren in. De stroom verschilt van de spanning qua golfvorm.
Tijd
Stroom
Tijd
2-30
Page 57
Ontwerp
(optioneel)
Hoofdstuk 2
Maatregelen met behulp van smoorspoelen om de opwekking van
harmonischen tegen te gaan
DC/AC smoorspoelen
De DC smoorspoel en AC smoorspoel onderdrukken harmonischen en stromen die plotseling en in sterke mate veranderen.
De DC smoorspoel onderdrukt harmonischen beter dan de AC smoorspoel dat doet. De in combinatie met de AC smoorspoel toegepaste DC smoorspoel onderdrukt harmonischen nog doeltreffender.
De arbeidsfactor aan de ingangszijde van de frequentieregelaar wordt verbeterd door de harmonischen van de ingangsstroom van de frequentieregelaar te onderdrukken.
Aansluiting
Sluit de DC smoorspoel aan op de interne DC voeding van de frequentieregelaar na de voeding naar de frequentieregelaar uitgeschakeld te hebben en gecontroleerd te hebben of de ladingindicator van de frequentieregelaar UIT is.
Raak het inwendige schakelsysteem binnenin de frequentieregelaar niet aan tijdens bedrijf, anders loopt u de kans een elektrische schok te krijgen of brandwonden op te lopen.
Bedradingsmethode
[Bij DC smoorspoel]
DC smoorspoel (optioneel)
Voeding
3-fasen 200 VAC, 1-fase 200 VAC, of 3-fasen 400 VAC
[Bij DC en AC smoorspoel]
DC smoorspoel
SYSDRIVE 3G3MV
Voeding
3-fasen 200 VAC, 1-fase 200 VAC, of 3-fasen 400 VAC
AC smoorspoel (optioneel)
SYSDRIVE 3G3MV
2-31
Page 58
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Effecten van de smoorspoel(en)
Er worden op doeltreffende wijze harmonischen onderdrukt wanneer de DC smoorspoel wordt toegepast in combinatie met de AC smoorspoel zoals af te lezen is uit de onder­staande tabel.
Percentage opwekking harmonischen (%)Methode voor
onderdruk-
king van har-
monischen
5de
harmo-
nische
7de
harmo-
nische
11de
harmo-
nische
13de
harmo-
nische
17de
harmo-
nische
19de
harmo-
nische
23ste
harmo-
nische
25ste
harmo-
nische
Geen smoorspoel
AC smoorspoel
DC smoorspoel
DC en AC smoorspoel
n Aansluiten van de remweerstand en remweerstandseenheid Bij het draaien met een belasting met een grote massatraagheid of een verticale as, zal er
regeneratieve energie terugvloeien naar de frequentieregelaar. Indien er OV (overspanning) wordt gegenereerd tijdens deceleratie, is dit een teken dat de regeneratieve energie het vermogen van de frequentieregelaar te boven gaat. Gebruik in dat geval een remweerstand of een remweerstandseenheid, of vergroot de deceleratietijd.
Sluit de remweerstand aan zoals afgebeeld in het volgende schema.
Opm. 1. Installeer bij toepassing van een remweerstand een thermisch relais voor het
bewaken van de temperatuur van de weerstand.
65 41 8,5 7,7 4,3 3,1 2,6 1,8
38 14,5 7,4 3,4 3,2 1,9 1,7 1,3
30 13 8,4 5 4,7 3,2 3,0 2,2
28 9,1 7,2 4,1 3,2 2,4 1,6 1,4
Opm. 2. Let er bij toepassing van een remweerstand of een remweerstandseenheid op een
volgorde aan te brengen waarbij de voeding van de frequentieregelaar zal worden UITgeschakeld in het geval van abnormale oververhitting. Als u dit niet doet, kan dit doorbranden tot gevolg hebben.
Remweerstand: Gebruik de uitgang van het thermisch relais dat dient om de
temperatuur van de thermometer te bewaken.
Remweerstandseenheid: Gebruik de foutcontactuitgang van de remweerstandseen-
heid.
2-32
Page 59
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Denk er bij toepassing van een remweerstand aan n092 (selectie van deceleratie stall prevention) op "1" te zetten (zonder deceleratie stall prevention).
Frequentieregelaar
Voeding
3-fasen, 200 VAC (1-fase 200 VAC/3-fasen 200 VAC)
Remweerstand/ Remweerstands-
eenheid
Contactpunten voor thermische uitschakeling van remweerstandeenheid of uitwendig thermisch relais
Remweerstanden en remweerstandseenheden voor frequentieregelaars
van de 200V klasse
Frequentie-
regelaar
3G3MV-
A2001/AB001 A2002/AB002 A2004/AB004 A2007/AB007 A2015/AB015 A2022/AB022 A2040/AB040
Opm. Gebruik geen weerstanden die kleiner zijn dan de minimale aansluitweerstands-
waarde. Doet u dit toch, dan kan de frequentieregelaar beschadigd raken.
Remweerstand
(3% inschakelduur ED)
3G3IV-
PERF150WJ401 (400 Ω)
PERF150WJ201 (200 Ω) PLKEB20P7 (200 Ω, 70 W)
Remweerstandseenheid (10% inschakelduur ED)
3G3IV-
---
Minimale
aansluit-
weerstand
300
200 120
PERF150WJ101 (100 Ω) PLKEB21P5 (100 Ω, 260 W)
60 PERF150WJ700 (70 Ω) PLKEB22P2 (70 Ω, 260 W) PERF150WJ620 (62 Ω) PLKEB23P7 (40 Ω, 390 W) 32
2-33
Page 60
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Remweerstanden en remweerstandseenheden voor frequentieregelaars
van de 400V klasse
Frequentie-
regelaar
3G3MV-
A4002 A4004 A4007 A4015 A4022 A4030 A4040
Opm. Gebruik geen weerstanden die kleiner zijn dan de minimale aansluitweerstands-
waarde. Doet u dit toch, dan kan de frequentieregelaar beschadigd raken.
Remweerstand
(3% inschakelduur ED)
3G3IV-
PERF150WJ751 (750 Ω) PLKEB40P7 (750 Ω, 70 W)
PERF150WJ401 (400 Ω) PLKEB41P5 (400 Ω, 260 W) 240 PERF150WJ301 (300 Ω) PLKEB42P2 (250 Ω, 260 W) 200 PERF150W5401 (400 Ω) PLKEB43P7 (150 Ω, 390 W) 100 PERF150WJ401 (400 Ω)
x 2
Remweerstandseenheid (10% inschakelduur ED)
3G3IV-
PLKEB43P7 (150 , 390 W) 100
Minimale
aansluit-
weerstand
750
510

2-2-4 Bedraden van de klemmen van het besturingscircuit

Een stuursignaallijn mag ten hoogste 50 m lang zijn en mag niet samen met krachtleidingen gelegd worden. De frequentiereferentie moet ingevoerd worden in de frequentieregelaar met een twisted­pair kabel.
n Bedraden van besturings-I/O-klemmen Bedraad iedere besturings-I/O-klem onder de volgende condities.
Draden en aanhaalmoment
Multifunctie-contactuitgang (MA, MB en MC)
Maat
klemschroef
M3 0,5 tot 0,6
Aanhaal-
moment
N m
Draad Draad-
mm2 (AWG)
Enkele draad
Gevlochten draad
0,5 tot 1,25 (20 tot 16)
0,5 tot 1,25 (20 tot 16)
diameter
Aanbevolen
draad-
diameter
mm2 (AWG)
0,75 (18)
Kabel
Kabel met PE-mantel
2-34
Page 61
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Sequentiële ingang (S1 t/m S7 en SC), multifunctie-photocoupleruitgang (P1, P2, PC), RS-422/485-datacommunicatie (R+, R-, S+, S-) en analoge multifunctie-uitgang (AM of AC) en pulstreiningang (RP)
Maat
klemschroef
M2 0,22 tot 0,25
Aanhaal-
moment
N m
Draad Draad-
diameter
mm2 (AWG)
Enkele draad 0,5 tot 1,25
(20 tot 16)
Gevlochten draad
0,5 tot 0,75 (20 tot 18)
Frequentiereferentie-ingang (FR, FS en FC)
Maat
klemschroef
M2 0,22 tot 0,25
Aanhaal-
moment
N m
Draad Draad-
diameter
mm2 (AWG)
Enkele draad
Gevlochten draad
0,5 tot 1,25 (20 tot 16)
0,5 tot 0,75 (20 tot 18)
Aanbevolen
draad-
diameter
mm2 (AWG)
0,75 (18) Kabel met
Aanbevole
n draad-
diameter
mm2 (AWG)
0,75 (18) Speciale kabel met
PE-mantel en afscherming voor meetdoeleinden
Kabel
PE-mantel
Kabel
Soldeerloze klemmen voor klemmen van het besturingscircuit
Omdat met soldeerlozen klemmen gemakkelijk betrouwbare verbindingen kunnen worden gemaakt, wordt aanbevolen soldeerloze klemmen toe te passen voor de klemmen van het besturingscircuit.
Opm. Controleer of de draaddiameter 0,5 mm2 is bij toepassing van onderstaande
soldeerloze klem.
1,0 diam.
Model: Phoenix Contact's A1 0.5-8 WH
2,6 diam.
(Afmetingen in mm)
Bedradingsmethode
1. Draai de klemschroeven los met een schroevendraaier met een dun blad.
2. Steek de draden erin van onderaf het klemmenblok.
2-35
Page 62
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Soldeerloze klemmen voor klemmen van het besturingscircuit
Omdat met soldeerlozen klemmen gemakkelijk betrouwbare verbindingen kunnen worden gemaakt, wordt aanbevolen soldeerloze klemmen toe te passen voor de klemmen van het besturingscircuit.
Opm. Controleer of de draaddiameter 0,5 mm2 is bij toepassing van onderstaande
soldeerloze klem.
1,0 diam.
Model: Phoenix Contact's A1 0.5-8 WH
2,6 diam.
(Afmetingen in mm)
Bedradingsmethode
1. Draai de klemschroeven los met een schroevendraaier met een dun blad.
2. Steek de draden erin van onderaf het klemmenblok.
3. Draai de klemschroeven stevig aan tot een moment van 0,5 Nm.
Opm. 1. Houd de stuursignaallijn altijd gescheiden van de kabels van het hoofdcircuit en
van andere sterkstroomkabels.
Opm. 2. Soldeer de draden niet aan de klemmen van het besturingscircuit. Het kan
namelijk zijn dat de draden geen goed contact maken met de klemmen van het besturingscircuit indien de draden worden gesoldeerd.
Opm. 3. Het uiteinde van iedere draad die aangesloten wordt op de klemmen van het
besturingscircuit moet over een afstand van circa 5,5 mm afgestript worden.
Schroevendraaier met dun blad
Klemmenblok besturingscircuit
Strip het uiteinde af over een afstand van circa 5,5 mm indien er geen soldeerloze klem wordt toegepast
Draad
Soldeerloze klem of draad zonder solderen.
Opm.
Door een moment uit te oefenen dat groter is dan 0,5 N•m kan het klemmenblok beschadigd raken. Maar als het aanhaalmoment onvoldoende is, is het mogelijk dat de draden losraken.
Opm. 4. Sluit de afscherming aan op de aardklem van de frequentieregelaar. Aard de
afscherming niet aan de besturingskant.
Opm. 5. Dek de afscherming af met isolatieband zodat de afscherming niet in aanraking
kan komen met andere signaaldraden of machines.
2-36
Page 63
Ontwerp
n Bedraden van de frequentiereferentie-ingangsklemmen Bedraad frequentiereferentie-ingangsklemmen FR en FC zoals hieronder beschreven ten
behoeve van het uitvoeren van frequentiereferenties met de D/A-eenheid voor omzetting van gegevens van digitaal naar analoog of externe voeding.
Hoofdstuk 2
Toe te passen draden
Gebruik voor het bedraden afgeschermde, twisted-pair kabels teneinde te voorkomen dat de frequentieregelaar storingen gaat vertonen vanwege ruis.
Draadtype Draaddiameter Toe te passen draad
Enkele draad 0,5 tot 1,25 mm² Gevlochten draad 0,5 tot 0,75 mm²
Afgeschermde PE-kabel voor meetdoeleinden
Soldeerloze klemmen voor frequentiereferentie-ingangsklemmen
Omdat met soldeerlozen klemmen gemakkelijk betrouwbare verbindingen kunnen worden gemaakt, wordt aanbevolen soldeerloze klemmen toe te passen voor de frequentie­referentie-ingangsklemmen.
Opm. Controleer of de draaddiameter 0,5 mm2 is bij toepassing van onderstaande
soldeerloze klem.
1,0 diam.
Model: Phoenix Contact's A1 0.5-8 WH
2,6 diam. (Afmetingen in mm)
Bedradingsmethode
De bedradingsmethode voor de frequentiereferentie-ingangsklemmen is gelijk aan die van
de besturings-I/O-klemmen.
Houd de stuursignaallijn altijd gescheiden van de kabels van het hoofdcircuit en van andere sterkstroomkabels.
Sluit de afscherming aan op de aardklem van de frequentieregelaar. Sluit de afscherming niet aan op de last.
Dek de afscherming af met isolatieband zodat de afscherming niet in aanraking kan komen met andere signaaldraden of machines.
2-37
Page 64
Ontwerp
Hoofdstuk 2

2-2-5 Conform EG-richtlijn

In de volgende beschrijving wordt de bedradingsmethode van de frequentieregelaar gegeven waarmee voldaan wordt aan de in de EG-richtlijn gestelde eisen. Indien niet voldaan wordt aan de volgende eisen, zal ook de gehele uitrusting waar de frequentieregelaar deel van uitmaakt, weer goedgekeurd moeten worden.
n Standaardaansluiting
Klemmen van het hoofdcircuit
3-fasen 2 200 VAC
2-38
Page 65
Ontwerp
Multifunctie-photocoupler-
Multifunctie-photocoupler-
Common multifunctie-
RS-422 -data­Frequentiereferentie-voeding
Frequentiereferentie common
Klemmen van het besturingscircuit
Multifunctie-ingang 1
Multifunctie-ingang 2
Multifunctie-ingang 3
Multifunctie-ingang 4
Multifunctie-ingang 5
Multifunctie-ingang 6
Multifunctie-ingang 7
Hoofdstuk 2
Multifunctie-contactuitgang
NO NC Common
uitgang 1
uitgang 2
photocoupleruitgang
Analoge multifunctie­uitgang/pulsmonitor­uitgang
Common analoge multifunctie-uitgang
FREQUENTIE­regelknop (2k 1/4 W min.)
Puls­generator
communicatie (RS-485 selectie)
Volgorde ingang common
20 mA bij +12 V
Frequentiereferentie-ingang
Pulstreiningang
Opm. I/O-signalen kunnen worden aangesloten op een enkele afgeschermde kabel.
2-39
Page 66
Ontwerp
n Conform EG-richtlijnen
Hoofdstuk 2
Bedrading van de voeding
Zorg ervoor dat de frequentieregelaar en het netfilter gemeenschappelijk geaard zijn.
Sluit de voedingsingangsklemmen (R/L1, S/L2 en T/L3) en voeding altijd aan via een voor dit doel bestemd netfilter.
Beperk de lengte van de aardleiding zoveel mogelijk.
Plaats het netfilter zo dicht mogelijk bij de frequentieregelaar. Zorg ervoor dat de kabel
tussen het netfilter en de frequentieregelaar niet langer is dan 40 cm.
De volgende netfilters zijn verkrijgbaar (alle van het aansluitpennenpatroontype).
Driefasen 200 VAC netfilter
Frequentieregelaar Driefasen 200 VAC netfilter
Model 3G3MV- Model 3G3MV- Nominale stroom (A)
A2001/A2002/A2004/A2007 PFI2010-E 10 A2015/A2022 PFI2020-E 20 A2040 PFI2030-E 30
Eénfase 200 VAC netfilter
Frequentieregelaar Eénfase 200 VAC netfilter
Model 3G3MV- Model 3G3MV- Nominale stroom (A)
AB001/AB002/AB004 PFI1010-E 10 AB007/AB015 PFI1020-E 20 AB022 PFI1030-E 30 AB040 PFI1050–E 50
Driefasen 400 VAC netfilter
Frequentieregelaar Driefasen 400 VAC netfilter
Model 3G3MV- Model 3G3MV- Nominale stroom (A)
A4002/A4004 PFI3005-E 5 A4007/A4015/A4022 PFI3010-E 10 A4030/A4040 PFI3020-E 20
Aansluiten van een motor op de frequentieregelaar
Denk er bij het aansluiten van een motor op de frequentieregelaar aan een kabel met een
omvlochten afscherming te gebruiken.
Houd de kabel zo kort mogelijk en aard de afscherming zowel aan de kant van de frequentieregelaar als aan de kant van de motor. Zorg ervoor dat de kabel tussen de frequentieregelaar en de motor niet langer is dan 20 cm. Verder wordt geadviseerd een ferrietkern (ferrietfilter) aan te sluiten nabij de uitgangsklemmen van de frequentieregelaar.
Product Model Fabrikant
Ferrietfilter 3G3IV-PFO OC2 RASMI
2-40
Page 67
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Bedraden van een besturingskabel
Denk eraan een kabel met een omvlochten afscherming aan te sluiten op de klemmen van
het besturingscircuit.
Aard de afscherming alleen aan de kant van de frequentieregelaar.
Aarden van de afscherming
Om zeker te kunnen zijn van een betrouwbare en veilige afscherming wordt aanbevolen een kabelklem rechtstreeks te verbinden met de aardplaat, zoals hieronder is afgebeeld.
Grondplaat
Afscherming
Kabelklem
Kabel
2-41
Page 68
Ontwerp
n Conform Laagspanningsrichtlijn
Sluit de frequentieregelaar en voeding altijd aan via een MCCB-zekeringsautomaat die geschikt is om de frequentieregelaar te beveiligen tegen beschadiging als mogelijk gevolg van kortsluiting.
Gebruik één zekeringsautomaat per frequentieregelaar.
Kies een voor het doel geschikte magneetschakelaar uit onderstaande tabel.
Hoofdstuk 2
200 V modellen
Frequentieregelaar Zekeringsautomaat
Model 3G3MV- Type Nominale stroom (A)
A2001 5 A2002 5 A2004 5 A2007 10 A2015 20 A2022 20 A2037 AB001 5 AB002 5 AB004 10 AB007 20 AB015 20 AB022 40 AB040
NF30
30
NF30
50
400 V modellen
Frequentieregelaar Zekeringsautomaat
Model 3G3MV- Type Nominale stroom (A)
A4002 NF30 5 A4004 5 A4007 5 A4015 10 A4022 10 A4040 20 A4030 20
2-42
Page 69
Ontwerp
Opm. Teneinde te voldoen aan de in de Laagspanningsrichtlijn gestelde eisen moet de
frequentieregelaar beveiligd zijn middels een lijnonderbreker voor het geval er kort­sluiting optreedt. Zorg er, bij toepassing van één lijnonderbreker die gedeeld moet worden met andere frequentieregelaars of apparaten, voor dat de frequentie­regelaars en apparaten volledig beveiligd zijn als er zich een eenpuntskortsluiting voordoet, anders kunnen de frequentieregelaars en apparaten beschadigd raken.
De voeding van de frequentiereferentie (FS) van de frequentieregelaar is uitgevoerd met een basisisolatie. Zorg bij het aansluiten van de frequentieregelaar op randapparatuur voor een grotere mate van isolatie.
Hoofdstuk 2
2-43
Page 70
Ontwerp
Hoofdstuk 2
2-44
Page 71
Gereedmaken voor
bedrijf en controle
3-1 Nomenclatuur
verifiëren van parameters
3
Hoofdstuk 3
3-2 Functie voor het kopiëren en
Page 72
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3

3-1 Nomenclatuur

3-1-1 Benamingen van onderdelen en de functies ervan

Data display
Vereenvoudigde LED-indicatoren
Bedieningstoetsen
Weergave Benaming Functie
Data display In dit display verschijnen relevante gegevens,
zoals frequentiereferentie, uitgangsfrequentie en parameterinstelwaarden.
FREQ-regelknop Met deze draaiknop wordt de frequentiereferentie
ingesteld binnen een gebied tussen de 0 Hz en de maximale frequentie.
FREF-indicator De frequentiereferentie kan gecontroleerd of
ingesteld worden terwijl deze indicator aan is.
FOUT-indicator De uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar
kan gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan is.
IOUT-indicator De uitgangsstroom van de frequentieregelaar kan
gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan is.
MNTR-indicator De U-01 t/m U-10 waarden kunnen worden
uitgelezend terwijl deze indicator aan is.
F/R-indicator De draairichting kan geselecteerd worden terwijl
deze indicator aan is bij bediening van de frequentieregelaar met de RUN-toets.
LO/RE-indicator De bediening van de frequentieregelaar via de
digitale bedieningsmodule of volgens de ingestelde parameters kan geselecteerd worden terwijl deze indicator aan is.
FREQUENCY regelknop
3-2
Opm. Deze status van deze indicator kan alleen
gecontroleerd worden terwijl de frequentie­regelaar in bedrijf is. Elke RUN­commando-ingang wordt genegeerd terwijl deze indicator aan is.
Page 73
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Weergave Benaming Functie
PRGM-indicator De parameters in n001 t/m n179 kunnen
ingesteld of gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan is.
Opm. Wanneer de frequentieregelaar in bedrijf
is, kunnen de parameters alleen gecontro­leerd worden en kunnen alleen bepaalde parameters gewijzigd worden. De RUN­commando-ingang wordt genegeerd terwijl deze indicator aan is.
Mode-toets
Omhoog-toets Met deze toets worden multifunctie-
Omlaag-toets Met deze toets worden multifunctie-
Enter-toets Met deze toets worden multifunctie-
RUN-toets
STOP/RESET­toets
Met deze toets worden de vereenvoudigde LED functie-indicatoren (voor het instellen en controleren) in volgorde geschakeld.
De parameter die ingesteld wordt, zal geannuleerd worden als op deze toets wordt gedrukt voordat de instelling ingevoerd is.
monitornummers, parameternummers en parameterinstelwaarden verhoogd.
monitornummers, parameternummers en parameterinstelwaarden verlaagd.
monitornummers, parameternummers en interne gegevenswaarden ingevoerd nadat die zijn ingesteld of gewijzigd.
Met deze toets wordt de frequentieregelaar in bedrijf gesteld wanneer de 3G3MV bediend wordt met de digitale bedieningsmodule.
Deze toets dient om de frequentieregelaar te stoppen tenzij n007 niet is ingesteld om de STOP-toets te deactiveren.
3-3
Page 74
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3

3-1-2 Korte beschrijving van de bediening

n Selecteren van indicatoren
Telkens als er op de mode-toets wordt gedrukt, gaat er een indicator aan in een bepaalde volgorde beginnend bij de FREF-indicator. Het data display geeft het item aan dat correspondeert met de geselecteerde indicator. De FOUT- of IOUT-indicator zal gaan branden door de frequentieregelaar weer AAN te zetten indien de frequentieregelaar UIT wordt gezet terwijl de FOUT- of IOUT-indicator aan is. De FREF-indicator zal gaan branden door de frequentieregelaar weer AAN te zetten indien de frequentieregelaar UIT wordt gezet terwijl een andere dan de FOUT- of IOUT­indicator aan is.
Stroom AAN
FREF (Frequentiereferentie)
Voor controle en instelling van de frequentiereferentie
FOUT (Uitgangsfrequentie)
Voor controle van de uitgangsfrequentie. Opm. Deze indicator zal gaan branden door de frequentieregelaar
weer AAN te zetten indien de frequentieregelaar UIT wordt gezet terwijl deze indicator aan is.
IOUT (Uitgangsstroom)
Voor controle van de uitgangsstroom Opm. Deze indicator zal gaan branden door de frequentieregelaar
weer AAN te zetten indien de frequentieregelaar UIT wordt gezet terwijl deze indicator aan is.
MNTR (Multifunctie-monitor)
Voor de controle van de U-01 t/m U-10 ingestelde waarden.
F/R (Draairichting voorwaarts/achterwaarts)
Voor het selecteren van de draairichting
LO/RE (Lokale bediening/Afstandsbediening)
Voor het selecteren van de bediening van de frequentieregelaar via de digitale bedieningsmodule of overeenkomstig de parameters.
Opm. De insteleenheid van de frequentiereferentie en uitgangsfrequentie wordt bepaald
3-4
PRGM (Parameterinstelling)
Voor het controleren of instellen van de in n001 t/m n179 ingestelde waarden.
De FREF-indicator brandt weer.
door de instelwaarde in n035. De standaardeenheid is Hz.
Page 75
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
n Voorbeeld van frequentiereferentie-instellingen
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Stroom ingeschakeld Opm. Als de FREF-indicator niet aan is,
druk dan net zolang op de mode­toets totdat de FREF-indicator gaat branden.
Stel de frequentiereferentie in met behulp van de omhoog- of omlaag-toets.
Het data display zal knipperen tijdens het instellen van de frequentiereferentie. (zie opm. 1)
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde waarde ingevoerd wordt; het data display licht nu op. (zie opm. 1)
Opm. 1. Het is niet nodig op de Enter-toets te drukken wanneer n009 1 is. De
frequentiereferentie verandert namelijk wanneer de ingestelde waarde wordt gewijzigd met de omhoog- of omlaag-toets terwijl het data display ononderbroken brandt.
Toelichting
Opm. 2. De frequentiereferentie kan in elk van de volgende gevallen ingesteld worden.
Parameter n004 voor de selectie van de frequentiereferentie wordt op 1 gezet
(d.w.z. frequentiereferentie 1 wordt geactiveerd) en de frequentieregelaar staat ingesteld op afstandsbediening.
Parameter n008 voor de selectie van de frequentiereferentie in de lokale
mode wordt op 1 gezet (d.w.z. de digitale bedieningsmodule wordt ge­activeerd) en de frequentieregelaar staat ingesteld op lokale bediening.
Frequentiereferenties 2 t/m 8 worden worden ingevoerd voor bedrijf met
getrapt toerental.
Opm. 3. De frequentiereferentie kan gewijzigd worden, ook tijdens bedrijf.
3-5
Page 76
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
n Voorbeeld van multifunctie-weergave
Toetsvolgorde Indicator Weergave Toelichting
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de MNTR-indicator gaat branden.
U01 verschijnt nu in het display. Selecteer het weer te geven monitor-item
met behulp van de omhoog- of omlaag­toets.
Druk op de Enter-toets zodat de gegevens van het geselecteerde monitor-item zullen worden weergegeven.
Het monitor-item zal weer weergegeven worden door op de mode-toets te drukken.
Monitor
Item Weergave Weerge-
geven
eenheid
U-01 Frequentiereferentie Hz (zie
opm.)
U-02 Uitgangsfrequentie Hz (zie
opm.)
U-03 Uitgangsstroom A Voor controle van de uitgangsstroom. (Gelijk
U-04 Uitgangsspanning V Voor de controle van de inwendige
U-05 DC busspanning V Voor de controle van de gelijkspanning van het
Voor controle van de frequentiereferentie. (Gelijk aan FREF)
Voor controle van de uitgangsfrequentie. (Gelijk aan FOUT)
aan IOUT)
uitgangsspannings-referentiewaarde van de frequentieregelaar.
interne hoofdcircuit van de frequentieregelaar.
Functie
3-6
Page 77
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Niet in
gebruik
Klem MA: Multifunctie-contactuitgang
Item Weergave Weerge-
Functie
geven
eenheid
U-06
Status ingangs-
--- Toont de AAN/UIT-status van ingangen.
klemmen
: ON : OFF
Klem S1: Voorwaarts/Stop Klem S2: Multifunctie-ingang 2 Klem S3: Multifunctie-ingang 3 Klem S4: Multifunctie-ingang 4 Klem S5: Multifunctie-ingang 5 Klem S6: Multifunctie-ingang 6 Klem S7: Multifunctie-ingang 7
---
Toont de AAN/UIT-status van uitgangen.U-07 Status uitgangs-
klemmen
: ON : OFF
Niet in gebruik
Klem P1: Multifunctie-photocoupleruitgang 1
Klem P2: Multifunctie-photocoupler
U-08 Koppelmonitor % Geeft het op dat moment uitgevoerde koppel
weer als percentage van het nominale motorkoppel. Dit kan alleen in vectorregelingsmode weergegeven worden.
U-09 Foutenlogbestand
(meest recente)
---
De vier meest recente fouten kunnen gecontroleerd worden.
Fouten­generatie item
Fout
U-10 Softwarenr. --- Uitsluitend voor gebruik door OMRON. U-11 Uitgangsvermogen W Voor de controle van het uitgangsvermogen
van de frequentieregelaar.
U-16 PID-terugkoppeling % Voor de controle van de PID-besturingsterug-
koppeling (Max. frequentie: 100%)
U-17 PID-ingang % Voor de controle van de PID-besturingsingang
(Max. frequentie: 100%)
U-18 PID-uitgang % Voor de controle van de PID-besturingsuitgang
(Max. frequentie: 100%)
Opm. De insteleenheid van de frequentiereferentie en uitgangsfrequentie wordt bepaald
door de instelwaarde in n035. De standaardeenheid is Hz.
3-7
Page 78
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
n Voorbeeld van instellingen voor selectie voorwaarts/
achterwaarts
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Druk net zolang op de mode-toets totdat de F/R-indicator gaat branden.
De huidige instelling wordt nu weergegeven. For: Voorwaarts; rEv: Achterwaarts Wijzig de draairichting van de motor(en) met
behulp van de omhoog- of omlaag-toets. De geselecteerde draairichting van de motor(en) zal geactiveerd worden zodra het display verandert nadat er op de toets is gedrukt.
Opm. De draairichting van de motor(en) kan, ook tijdens bedrijf, gewijzigd worden. n Voorbeeld van instellingen voor selectie van
Toelichting
afstandsbediening/lokale bediening
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Druk net zolang op de mode-toets totdat de LO/RE-indicator gaat branden.
De huidige instelling wordt nu weergegeven. rE: Afstandsbediening; Lo: Lokale bediening Zet de frequentieregelaar in de lokale mode
of afstandsmode met behulp van de omhoog- of omlaag-toets. De keuze zal geactiveerd worden zodra het display verandert nadat er op de toets is gedrukt.
Opm. 1. Lokale bediening of afstandsbediening kan alleen gekozen worden wanneer de
frequentieregelaar niet in bedrijf is. De huidige instelling kan gecontroleerd worden wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is.
Opm. 2. Instellingen voor lokale bediening of afstandsbediening bij multifunctie-ingangs-
klemmen kunnen alleen via de multifunctie-ingangsklemmen gewijzigd worden.
Opm. 3. Elke RUN-commando-ingang zal genegeerd worden terwijl de LO/RE-indicator
aan is.
Toelichting
3-8
Page 79
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Annuleert
Binnen circa 1 s.
n Voorbeeld van parameterinstellingen
ingestelde gegevens
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Binnen circa 1 s.
Toelichting
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de PRGM-indicator gaat branden.
Stel het parameternummer in met behulp van de omhoog- of omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets. De op het geselecteerde parameternummer betrekking hebbende gegevens zullen worden weergegeven.
Stel de gegevens in met behulp van de omhoog- of omlaag-toets. Tijdens het instellen zal het display knipperen.
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde waarde ingevoerd wordt; het data display licht nu op. (zie opm. 1)
Het parameternummer zal worden weergegeven.
Opm. 1. Druk in plaats daarvan op de mode-toets als u de ingestelde waarde wilt
Opm. 2. Er zijn parameters die niet gewijzgd kunnen worden terwijl de frequentieregelaar in
annuleren. Het parameternummer zal worden weergegeven.
bedrijf is. Zie hiervoor het overzicht van de parameters. Wanneer u toch probeert dergelijke parameters te wijzigen, dan zullen de gegevens zich niet wijzigen als er op de omhoog- of omlaag-toets wordt gedrukt.
3-9
Page 80
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3

3-2 Functie voor het kopiëren en verifiëren van parameters

De digitale bedieningsmodule van de 3G3MV frequentieregelaar heeft een EEPROM waarin de instelwaarden in alle parameters en gegevens over de capaciteit en softwareversie van de frequentieregelaar opgeslagen kunnen worden. Met behulp van de EEPROM kunnen de meeste parameterinstelwaarden in de frequentieregelaar naar een andere frequentieregelaar gekopieerd worden.
Opm.: In het bovenstaande geval moeten de frequentieregelaars echter over dezelfde voedingsspecificatie en besturingsmode beschikken (d.w.z. V/f- of vectorregelingsmode). Bepaalde categorieën parameterinstelwaarden kunnen niet gekopieerd worden.
3-2-1 Parameter voor het kopiëren en verifiëren van
instelwaarden
Lees, kopieer en verifieer de instelwaarden met behulp van de volgende parameter.
Para-
meter
n176 01B0 Selectie van
Register Benaming Beschrijving Instel-
bereik
de functie voor het kopiëren en verifiëren van para­meters
De volgende items kunnen geselecteerd worden.
rdy: Gereed voor ontvangst van het volgende commando
rEd: Voor het lezen van de parameter
CPy: Voor het kopiëren van de parameter
vFy: Voor het verifiëren van de parameter
vA: Voor het weergeven van de capaciteit van de frequentieregelaar
Sno: Voor het weergeven van de softwareversie.
rdy tot Sno
Eenheid
van de
instelling
--- rdy OK
Standaard-
instelling
Wijzigt tijdens
bedrijf
Opm. Er kan geen waarde gekopieerd of geschreven worden terwijl de frequentieregelaar
in bedrijf is.
3-10
Page 81
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
frequentieregelaar
n Volgorde van de weergave
Lezen
Lezen voltooid
of
Schrijven
Verifiëren
Capaciteit
Softwareversie
Schrijven voltooid
Verifiëren voltooid
of
of
of
of
Opm. De volgende weergave is een voorbeeld van de capaciteit die weergegeven wordt.
Spanningsklasse 2: 3-fasen 200 V b: Eénfase 200 V
4: Driefasen 400 V
Max. toepasbaar motorvermogen
0.1: 0,1 kW 0.2: 0,25 kW/0,37 kW
0.4: 0,55 kW 0.7: 1,1 kW
1.5: 1,5 kW 2.2: 2,2 kW
4.0: 4,0 kW 5.5: 5,5 kW
7.5: 7,5 kW 11: 11 kW 15: 15 kW

3-2-2 Werkwijze voor het kopiëren van parameters

Neem voor het kopiëren van parameterwaarden naar een andere frequentieregelaar de volgende stappen.
1. Zet n001 voor de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/parameter­initialisatie op 4.
2. Zet n177 voor de selectie van de parameterleesblokkering op 1, zodat de parameters gelezen kunnen worden.
3. Lees de parameterinstelwaarde met de EEPROM van de digitale bedieningsmodule, met het item rED geselecteerd.
4. Schakel de frequentieregelaar UIT en verwijder de digitale bedieningsmodule.
5. Installeer de digitale bedieningsmodule op de frequentieregelaar waar de parameters naartoe gekopieerd gaan worden. Zet de frequentieregelaar vervolgens AAN.
6. Kopieer de gegevens in de EEPROM naar de frequentieregelaar, met het item CPy geselecteerd.
7. Controleer of de gegevens correct geschreven worden, met het item vFy geselecteerd.
3-11
Page 82
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
De hiervoor beschreven werkwijze is alleen mogelijk als de frequentieregelaars over dezelfde voedingsspecificatie en besturingsmode beschikken (d.w.z. V/f- of vector­regelingsmode). Het is niet mogelijk parameters te kopiëren van een 200V model naar een 400V model of van een frequentieregelaar die in V/f-regelingsmode staat naar een andere die bijvoorbeeld in vectorregelingsmode staat.
Opm. 1. De volgende parameterinstelwaarden of uitgangsfrequentie die tijdelijk bewaard
worden, kunnen niet gekopieerd worden.
n176: Selectie van de parameterkopieerfunctie n177: Selectie van de parameterleesblokkering n178: Foutenlogbestand n179: Softwareversie
Opm. 2. De volgende parameterinstelwaarden kunnen niet gekopieerd worden als de
frequentieregelaars van elkaar verschillen qua capaciteit.
n011 t/m n017: V/f-instelling n036: Nominale motorstroom n080: Schakelfrequentie n105: Kernverliezen van de koppelcompensatie n106: Nominale slip van de motor n107: Weerstand tussen draden van de motor n108: Lekinductiviteit van de motor n109: Koppelcompensatiegrens n110: Nullaststroom van de motor n140: Energiespaarregelingscoëfficiënt K2 n158: Motorcode
n Instellen van n001 voor de selectie van de parameterschrijf-
beveiliging/parameterinitialisatie
Er kunnen alleen gegevens naar n176 voor de selectie van de parameterkopieerfunctie geschreven worden als de standaardinstelling wordt gewijzigd. Zet, om gegevens naar deze parameter te kunnen schrijven, n001 voor de selectie van de parameterschrijf­beveiliging/parameterinitialisatie op 4.
3-12
Page 83
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
n Instellen van n001 voor de selectie van de parameterschrijf-
beveiliging/parameterinitialisatie
Er kunnen alleen gegevens naar n176 voor de selectie van de parameterkopieerfunctie geschreven worden als de standaardinstelling wordt gewijzigd. Zet, om gegevens naar deze parameter te kunnen schrijven, n001 voor de selectie van de parameterschrijf­beveiliging/parameterinitialisatie op 4.
Para-
meter
n001 0101 Selectie
Register Be-
naming
van de para­meter­schrijfbe­veiliging-/ para­meter­initialisatie
Beschrijving Instel-
Zorgt ervoor dat er geen para­meters geschreven kunnen worden; voor het instellen van parameters of het wijzigen van het controlebereik van parameters.
Dient om parameters te initialiseren tot standaard­instellingen.
0: Voor het instellen of controleren van parameter n001. De para­meters binnen een bereik van n002 tot n179 kunnen alleen gecontroleerd worden.
1: Voor het instellen of controleren van de parameters binnen een bereik van n001 tot n049 (d.w.z. instellingen functiegroep 1).
2: Voor het instellen of controleren van de parameters binnen een bereik van n001 tot n079 (d.w.z. instellingen functiegroepen 1 en 2).
3: Voor het instellen of controleren van de parameters binnen een bereik van n001 tot n119 (d.w.z. instellingen functiegroepen 1 t/m
3). 4: Voor het instellen of controleren
van de parameters binnen een bereik van n001 tot n179 (d.w.z. instellingen functiegroepen 1 t/m
4). 5: Zelfde werking als ingesteld op
4, maar RUN-commando is uitgezonderd in programmamode.
6: Voor het wissen van het foutenlogbestand.
8: Voor het initialiseren van para­meters tot standaardinstellingen in tweedraadsfasevolgorde.
9: Voor het initialiseren van parameters in driedraadsfase­volgorde.
10: Voor de VS: Voor het initialiseren van parameter in tweedraadsfasevolgorde.
11: Voor de VS: Voor het initialiseren van parameter in driedraadsfasevolgorde.
Eenheid
bereik
van de
instel-
ling
0 tot 9 1 1 Nee
Stand-
aard-
instel-
ling
Wijzigt tijdens
bedrijf
3-13
Page 84
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Parameterinstellingen in n001
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Binnen circa 1 s.
Toelichting
Stroom ingeschakeld Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden. Controleer of "n001" wordt weergegeven.
Druk op de Enter-toets. De op het gespecificeerde parameternummer betrekking hebbende gegevens worden weergegeven.
Druk net zo lang op de omhoog-toets totdat het cijfer "4" wordt weergegeven. Het display knippert tijdens deze handeling.
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde waarde ingevoerd wordt; het data display licht nu op.
Het parameternummer zal binnen circa 1 s weer worden weergegeven.
n Lezen van de parameterinstelwaarde (rEd)
Stel, voor het lezen van de parameterinstelwaarden in de frequentieregelaar met de EEPROM van de digitale bedieningsmodule, n176 voor de selectie van de parameterkopieerfunctie in op rEd.
Werkwijze voor het lezen van de parameterinstelwaarden
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Controleer of de PRGM-indicator brandt. Als de PRGM-indicator niet aan is, druk dan net zolang op de mode-toets totdat de PRGM­indicator gaat branden.
Geef n176 weer met behulp van de omhoog­of omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets. Nu wordt "rdy" weergegeven.
Geef "rEd" weer met behulp van de omhoog­of omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets zodanig dat de parameterinstelwaarden in de frequentie­regelaar gelezen zullen worden door de EEPROM van de digitale bedieningsmodule; tijdens dit proces knippert het display.
Toelichting
3-14
Page 85
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Voltooid Zodra de instelwaarden allemaal zijn
gelezen, zal de melding "End" weergegeven worden.
of
Opm. Vergeet niet n177 voor de selectie van de parameterleesblokkering op 1 te zetten,
zodat de parameters gelezen kunnen worden.
n Kopiëren van de gegevens in de EEPROM van de digitale
Druk op de mode- of Enter-toets. Het parameternummer (n176) zal weer worden weergegeven.
Toelichting
bedieningsmodule naar een andere frequentieregelaar (CPy)
Stel, voor het kopiëren van de parameterinstelwaarden naar een andere frequentie­regelaar vanuit de EEPROM van de digitale bedieningsmodule, n176 voor de selectie van de parameterkopieerfunctie in op CPy.
Zet, zodra de parameterinstelwaarden zijn gelezen, de frequentieregelaar UIT en verwijder de digitale bedieningsmodule. Zie 2-1-3 Verwijderen en aanbrengen van de panelen voor nadere bijzonderheden.
Installeer de digitale bedieningsmodule op de frequentieregelaar waar de parameters naartoe gekopieerd gaan worden. Zet de frequentieregelaar vervolgens AAN.
Controleer of n001 voor de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/parameter­initialisatie op 4 staat in de frequentieregelaar (d.w.z. waarden kunnen ingesteld worden in n001 t/m n179). Staat n001 niet op 4, neem dan de hierboven beschreven stappen en zet n002 op 4.
Opm. De hiervoor beschreven werkwijze is alleen mogelijk als de frequentieregelaars over
dezelfde voedingsspecificatie en besturingsmode beschikken (d.w.z. V/f- of vector­regelingsmode).
Werkwijze voor het lezen van de parameterinstelwaarden
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de PRGM-indicator gaat branden.
Geef "n176" weer met behulp van de omhoog- of omlaag-toets.
Toelichting
Druk op de Enter-toets. Nu wordt "rdy" weergegeven.
Geef "CPy" weer met behulp van de omhoog- of omlaag-toets.
3-15
Page 86
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Druk op de Enter-toets zodanig dat de parameterinstelwaarden in de EEPROM van de digitale bedieningsmodule gekopieerd zullen worden naar de frequentieregelaar; tijdens dit proces knippert het display.
Voltooid
of
Opm. 1. Controleer en verifieer de instelbereiken en instelwaarden van de naar de
frequentieregelaar geschreven parameters. Als naar aanleiding hiervan een fout wordt aangetroffen, zullen alle parameterinstelwaarden geblokkeerd worden en zullen de vorige waarden teruggesteld worden. Als er een instelbereikfout wordt aangetroffen, dan zal het bijbehorende parameternummer gaan knipperen. In het geval van een verificatiefout zal "oPÿ" (ÿ staat voor een cijfer) gaan knipperen.
Zodra de instelwaarden allemaal zijn gekopieerd, zal de melding "End" weergegeven worden.
Druk op de mode- of Enter-toets. Het parameternummer (n176) zal weer worden weergegeven.
Toelichting
Opm. 2. De volgende parameterinstelwaarden of uitgangsfrequentie die tijdelijk bewaard
worden, kunnen niet gekopieerd worden.
n176: Selectie van de parameterkopieerfunctie n178: Foutenlogbestand n177: Selectie van de parameterleesblokkering n179: Softwareversie
Opm. 3. De volgende parameterinstelwaarden kunnen niet gekopieerd worden als de
frequentieregelaars van elkaar verschillen qua capaciteit.
n011 tot n017: V/f-instelling n108: Lekinductiviteit van de motor n036: Nominale motorstroom n109: Koppelcompensatiegrens n080: Schakelfrequentie n110: Nullaststroom van de motor n105: Kernverliezen van de n140: Energiespaarregelingscoëfficiënt K2
koppelcompensatie n158: Motorcode n106: Nominale slip van de motor n107: Weerstand tussen draden van de motor
n Verifiëren van de parameterinstelwaarden (vFy)
Stel, teneinde te verifiëren of de gekopieerde parameterinstelwaarden in de frequentie­regelaar overeenstemmen met die in de EEPROM van de digitale bedieningsmodule, n176 voor de selectie van de parameterkopieerfunctie in op vFy.
Opm. De parameterinstelwaarden kunnen geverifieerd worden mits ze worden gekopieerd
tussen frequentieregelaars die over dezelfde voedingsspecificatie en besturings­mode beschikken (d.w.z. V/f- of vectorregelingsmode).
3-16
Page 87
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Werkwijze voor het verifiëren van de parameterinstelwaarden
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Toelichting
Stroom ingeschakeld Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden. Geef "n176" weer met behulp van de
omhoog- of omlaag-toets. Druk op de Enter-toets. Nu wordt "rdy"
weergegeven. Geef "vFy" weer met behulp van de omhoog-
of omlaag-toets. Druk op de Enter-toets zodanig dat de
parameterinstelwaarden worden geverifieerd; tijdens dit proces knippert het display.
Is er een parameterinstelwaarde die niet overeenstemt, dan gaat het parameternummer knipperen.
Druk op de Enter-toets zodat de bijbehorende instelwaarde in de frequentieregelaar zal gaan knipperen.
Druk nogmaals op de Enter-toets zodat de bijbehorende instelwaarde in de EEPROM van de digitale bedieningsmodule zal gaan knipperen.
Druk op de omhoog-toets zodanig dat het verificatieproces hervat wordt.
Voltooid
of
Opm. 1. Bovenstaande procedure wordt onderbroken wanneer de STOP/RESET-toets
wordt ingedrukt terwijl het parameternummer of de parameterinstelwaarde staat te knipperen omdat de parameterinstelwaarde niet overeenstemt. "End" verschijnt dan op het display. Door op de mode- of Enter-toets te drukken wordt het parameternummer (n176) opnieuw weergegeven.
Opm. 2. Bij pogingen om de parameterinstelwaarden te verifiëren in frequentieregelaars die
verschillen qua capaciteit gaat "vAE" knipperen om een fout m.b.t. de capaciteit aan te geven. Druk op de Enter-toets om verder te gaan met het verifiëren van de parameterinstelwaarden. Druk op de STOP/RESET-toets om de handeling te annuleren.
Zodra de instelwaarden allemaal zijn gecontroleerd, zal de melding "End" weergegeven worden.
Druk op de mode- of Enter-toets. Het parameternummer (n176) zal weer worden weergegeven.
3-17
Page 88
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
3-2-3 Selectie van parameterleesblokkering (Blokkering van
gegevens geschreven naar de EEPROM van de digitale bedieningsmodule)
Zet voor het opslaan van de parameterinstelwaarden in de EEPROM van de digitale bedieningsmodule, n177 voor de selectie van de parameterleesblokkering op 0. Er zal een beveiligingsfout (PrE) worden gedetecteerd bij pogingen de parameterinstelwaarden in de frequentieregelaar te lezen, terwijl rEd is ingesteld. Op deze wijze worden de parameter­instelwaarden in de EEPROM beveiligd tegen wijzigen. De weergave van PrE wordt UITgeschakeld door op de mode-toets te drukken.
Para-
meter
n177 01B1 Selectie
Register Be-
naming
van de para­meter­leesblok­kering
Beschrijving Instel-
Dient om de gegevens in de EEPROM van de digitale bedieningsmodule tijdelijk te bewaren.
0: Parameterleesblokkering (Er kunnen geen gegevens naar de EEPROM geschreven worden)
1: Parameters lezen mogelijk (Er kunnen gegevens naar de EEPROM geschreven worden)
Eenheid
bereik
0, 1 1 1 Nee
van de
instel-
ling
Stan­daard­instel-
ling
Wijzigt tijdens
bedrijf
Opm. 1. Er kunnen alleen gegevens naar n177 geschreven worden als de standaard-
instelling wordt gewijzigd. Zet, om gegevens naar deze parameter te kunnen schrijven, n001 voor de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/ parameter­initialisatie op 4.
Opm. 2. De parameterinstelling is van invloed op de digitale bedieningsmodule. Als de
digitale bedieningsmodule, met de gegevens in de EEPROM beveiligd, op een andere frequentieregelaar geïnstalleerd wordt, zal n117 op 0 gezet worden ongeacht de instelling van n117 in de frequentieregelaar.
Stappen voor het instellen van de parameterleesblokkering
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
3-18
Toelichting
weergave
Stroom ingeschakeld Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden. Geef "n176" weer met behulp van de
omhoog- of omlaag-toets. Druk op de Enter-toets. De huidige
ingestelde gegevens worden nu weergegeven.
Page 89
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Binnen circa 1 s.
Gebruik de omhoog- of omlaag-toets om de gegevens weer te geven en in te stellen. Tijdens deze handeling gaat het display knipperen.
0: Parameterleesblokkering (Er kunnen geen gegevens naar de EEPROM geschreven worden)
1: Parameters lezen mogelijk (Er kunnen gegevens naar de EEPROM geschreven worden)
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde waarde ingevoerd wordt; het data display licht nu op.
Het parameternummer zal binnen circa 1 s weer worden weergegeven.
Toelichting

3-2-4 Fouten bij het kopiëren of verifiëren van parameters

Hieronder volgt informatie over fouten die kunnen optreden terwijl de parameter­instelwaarden worden gelezen, gekopieerd of geverifieerd, en de te nemen maaatregelen om een en ander te verhelpen. Het display knippert terwijl deze fouten worden weer­gegeven.
Weergave Benaming Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
pre
rde
cse
Beveiligingsfout Geprobeerd werd de
parameterinstelwaarden te lezen terwijl n177 voor de selectie van de parameter­leesblokkering op 0 stond.
Leesfout De parameterinstelwaarden
zijn niet correct gelezen of er is een lage spanning in het hoofdcircuit gedetecteerd terwijl de parameterinstelwaarden werden gelezen.
Controlesomfout Er heeft zich een controle-
somfout voorgedaan in de parameterinstelwaarden in de EEPROM van de digitale bedieningsmodule.
Zet n177 op 1 en probeer het opnieuw na de noodzaak om de parameter­instelwaarden te lezen nog eens gecontroleerd te hebben.
Controleer of de spanning in het hoofdcircuit normaal is en probeer het daarna opnieuw.
Lees de parameterinstel­waarden opnieuw en sla ze op in de EEPROM.
nde
Geen-gegevens­fout
Er zijn geen parameter­instelwaarden opgeslagen in de EEPROM van de digitale bedieningsmodule.
Lees de parameterinstel­waarden en sla ze op in de EEPROM.
3-19
Page 90
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Weergave Benaming Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
cpe
cye
Kopieerfout Geprobeerd werd de
parameterinstelwaarden te kopiëren of te verfiëren terwijl de frequentie­regelaars van elkaar verschillen in spanning of besturingsmode.
Kopieer­spanningsfout
Er is een lage spanning in het hoofdcircuit gedetecteerd terwijl de frequentieregelaar de parameterinstelwaarden aan het kopiëren was.
Controleer of de frequentie­regelaars hetzelfde zijn qua spanning en besturings­mode. Als een van beide anders is, kunnen er geen parameterinstel-waarden gekopieerd noch geverifieerd worden. Als de frequentieregelaars alleen verschillen in besturingsmode, wijzig dan de mode van de frequentie­regelaar waar de parameterinstelwaarden naartoe geschreven moeten worden en probeer het daarna opnieuw.
Controleer of de spanning in het hoofdcircuit normaal is en probeer het dan opnieuw.
uae
ife
Capaciteitsfout Geprobeerd werd de
parameterinstelwaarden te verfiëren terwijl de frequentieregelaars van elkaar verschilden in capaciteit.
Communicatiefout Er heeft zich een
communicatiefout voorgedaan tussen de frequentieregelaar en digitale bedieningsmodule.
Druk op de Enter-toets om verder te gaan met het verifiëren van de parameter­instelwaarden. Druk op de STOP/RESET­toets om de handeling te annuleren.
Controleer de verbinding tussen de frequentie­regelaar en digitale bedieningsmodule en probeer het dan opnieuw.
3-20
Page 91
Proefdraaien
4-1 Procedure voor proefdraaien
4-2 Voorbeeld van bedrijf
4
Hoofdstuk 4
Page 92
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
!
WAARSCHUWING
!
WAARSCHUWING
!
WAARSCHUWING
!
WAARSCHUWING
Schakel de netvoeding pas IN nadat het voorpaneel, de klemmen­deksels, het onderste paneel, de bedieningsmodule en optionele componenten aangebracht zijn. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
Verwijder het voorpaneel, de klemmendeksels, het onderste paneel, de bedieningsmodule of optionele componenten niet wanneer er spanning op het apparaat staat. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
Bedien de bedieningsmodule of schakelaars niet met natte handen. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
Raak het binnenste van de frequentieregelaar niet aan. Als u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Kom niet te dicht bij de machine bij gebruikmaking van de herhaalfunctie bij een fout omdat de machine abrupt kan starten wanneer die gestopt is na een alarmmelding. Als u dit toch doet, kunt u letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Kom niet te dicht bij de machine onmiddellijk na het terugstellen bij kortstondige stroomonderbreking om niet verrast te worden door een onverwachte herstart (indien de machine zo is ingesteld in de verwerkingskeuzefunctie dat deze weer automatisch in bedrijf gesteld wordt na het terugstellen bij kortstondige stroomonderbreking). Als u dit toch doet, kunt u letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Zorg voor een afzonderlijke noodstopschakelaar omdat de STOP-toets op de bedieningsmodule alleen werkzaam is bij het instellen van functies. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING
!
4-2
Overtuig u ervan dat het RUN-signaal UIT staat alvorens de voeding IN te schakelen, de alarmmelding terug te stellen of de keuzeschakelaar voor LOKALE bediening/AFSTANDS-bediening om te zetten. Als u dit doet terwijl het RUN-signaal AAN staat, dan kan dit letsel tot gevolg hebben.
Page 93
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
!
Voorzichtig Overtuig u van het toelaatbare bereik van motoren en machines
alvorens ze in werking te stellen omdat de snelheid van de frequentieregelaar zich gemakkelijk van laag naar hoog laat wijzigen. Als u dit nalaat, kan dit schade aan het product tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Zorg voor een afzonderlijke houdrem indien nodig. Als een dergelijke
inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Voer geen signaalcontrole uit tijdens bedrijf. Als u dit toch doet, dan
kan dit letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
!
Voorzichtig Ga met beleid te werk bij het wijzigen van instellingen. Laat u dit na,
dan kan dit letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
4-3
Page 94
Proefdraaien
Hoofdstuk 4

4-1 Procedure voor proefdraaien

1. Installatie en montage
Installeer de frequentieregelaar overeenkomstig de installatievoorwaarden. Zie pagina 2-2. Zorg ervoor dat voldaan wordt aan de installatievoorwaarden.
2. Bedrading en aansluiting
Sluit het apparaat aan op de voeding en de randapparatuur. Zie pagina 2-10. Kies randapparatuur die voldoet aan de specificaties en bedraad ze op de juiste wijze.
3. Aansluiten van de voeding
Voer eerst de volgende controles uit voordat de voeding wordt ingeschakeld.
Gebruik altijd een voeding van de juiste spanning en bedraad de voedingsingangs-
klemmen (R/L1, S/L2 en T/L3) op de juiste wijze.
3G3MV-A2ÿ: Driefasen 200 tot 230 VAC 3G3MV-ABÿ: Eénfase 200 tot 240 VAC (Bedraad R/L1 en S/L2) 3G3MV-A4ÿ: Driefasen 380 tot 460 VAC
Zorg ervoor dat de uitgangsklemmen van de motor (U/T1, V/T2 en W/T3) juist worden
aangesloten op de motor.
Zorg ervoor dat de klemmen van het besturingscircuit en het stuurapparaat op de
juiste wijze bedraad worden. Controleer of alle klemmen van het besturingscircuit uitgeschakeld zijn.
Zet de motor in de nullaststatus (d.w.z. niet gekoppeld aan het mechanische systeem).
Sluit na voltooiing van bovenstaande controles de voeding aan.
4. Controle van de status op het display
Kijk of de frequentieregelaar geen storingen vertoont.
Als het display normaal is bij het aansluiten van de voeding, dient er het volgende te
verschijnen op het display:
RUN-indicator: Knippert ALARM-indicator: OFF (UIT) Vereenvoudigde LED-indicatoren (voor instellen/controleren): FREF, FOUT of
IOUT is aan. Data display: De gegevens die corresponderen met de indicator die brandt,
worden weergegeven.
Wanneer er zich een storing heeft voorgedaan, dan zullen de bijzonderheden van de
storing worden weergegeven. Raadpleeg in dat geval Hoofdstuk 8 Onderhoudswerk- zaamheden en neem de noodzakelijke maatregelen.
5. Initialisering van parameters
Initialiseer de parameters.
Zet n001 op 8 voor de initialisering in tweedraadsfasevolgorde.
4-4
Page 95
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
6. Instellen van parameters
Stel de voor het proefdraaien vereiste parameters in.
Voer het proefdraaien uit in V/f-regelingsmode. De besturingsmode moet ingesteld
worden op V/f-regeling aangezien deze niet geïnitialiseerd zal worden. Stel de nominale motorstroom in om te voorkomen dat de motor doorbrandt als gevolg van overbelasting.
7. Nullastbedrijf
Laat de motor onbelast aanlopen met behulp van de digitale bedieningsmodule.
Stel de frequentiereferentie in met behulp van de digitale bedieningsmodule en start de
motor met de betreffende toetsvolgordes.
8. Bedrijf bij werkelijke belasting
Koppel het mechanische systeem aan en stel het in werking met behulp van de digitale bedieningsmodule.
Als er zich geen problemen voordoen bij nullastbedrijf, koppel het mechanische
systeem dan aan de motor en stel het in werking met behulp van de digitale bedieningsmodule.
9. Bedrijf
Basisbedrijf: Bedrijf gebaseerd op de voor het starten en stoppen van de frequentieregelaar vereiste basisinstellingen. Zie pagina 5-1.
Geavanceerd bedrijf: Bedrijf waarbij gebruik gemaakt wordt van PID-besturing of andere functies. Zie pagina 6-1.
Zie voor bedrijf binnen standaardparameters Hoofdstuk 5 Basisbedrijf.
Zie Hoofdstuk 5 Basisbedrijf en Hoofdstuk 6 Geavanceerd bedrijf voor de diverse
geavanceerde functies, zoals stall prevention, energiespaarregeling, PID-besturing, schakelfrequentie-instelling, detectie van te hoog koppel, koppelcompensatie en slip­compensatie.
4-5
Page 96
Proefdraaien
Hoofdstuk 4

4-2 Voorbeeld van bedrijf

1 Aansluiten van de voeding
n Controlepunten vóór het aansluiten van de voeding
Controleer of de voeding de juiste spanning heeft en of de uitgangsklemmen van de motor (R/L1, S/L2 en T/L3) op de juiste wijze zijn aangesloten op de motor.
3G3MV-A2ÿ: Driefasen 200 tot 230 VAC 3G3MV-ABÿ: Eénfase 200 tot 240 VAC (Bedraad R/L1 en S/L2) 3G3MV-A4ÿ: Driefasen 380 tot 460 VAC
Controleer of de uitgangsklemmen van de motor (U/T1, V/T2 en W/T3) op de juiste wijze zijn aangesloten op de motor.
Controleer of de klemmen van het besturingscircuit en het stuurapparaat op de juiste wijze bedraad zijn. Controleer of alle klemmen van het besturingscircuit uitgeschakeld zijn.
Zet de motor in de nullaststatus (d.w.z. niet gekoppeld aan het mechanische systeem).
n Aansluiten van de voeding
Sluit na voltooiing van bovenstaande controles de voeding aan.
2 Controle van de status op het display
Als het display normaal is bij het aansluiten van de voeding, dient er het volgende te verschijnen op het display:
Normaal
RUN-indicator: Knippert ALARM-indicator: Off (Uit) Vereenvoudigde LED-indicatoren (voor instellen/controleren): FREF, FOUT of IOUT is
aan. Data display: De gegevens die corresponderen met de indicator die brandt, worden
weergegeven.
Wanneer er zich een storing heeft voorgedaan, dan zullen de bijzonderheden van de storing worden weergegeven. Raadpleeg in dat geval Hoofdstuk 8 Onderhoudswerk- zaamheden en neem de noodzakelijke maatregelen.
Storing
RUN-indicator: Knippert ALARM-indicator: Is aan (storingsdetectie) of knippert (alarmdetectie) Vereenvoudigde LED-indicatoren (voor instellen/controleren): FREF, FOUT of IOUT is
aan. Data display: De storingscode, bijv. UV1, wordt weergegeven. De weergave verschilt,
afhankelijk van het type storing.
4-6
Page 97
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
3 Initialisering van parameters
Initialiseer de parameters middels de volgende procedure.
Zet om de parameters te initialiseren, n01 op 8.
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
---
Binnen circa 1 s.
Toelichting
Stroom ingeschakeld Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden. Druk op de Enter-toets. De op n001
betrekking hebbende gegevens zullen worden weergegeven.
Zet n01 op 8 met behulp van de omhoog- of omlaag-toets. Het display zal gaan knipperen.
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde waarde ingevoerd wordt; het data display licht nu op.
Parameter n001 zal worden geïnitialiseerd en teruggesteld naar 1 vanaf 8.
Het parameternummer zal worden weergegeven.
4-7
Page 98
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
4 Instellen van de motorstroom-parameter
Laat de frequentieregelaar werken in V/f-regelingsmode voor proefbedrijf. De besturings­mode wordt niet geïnitialiseerd. Zet n002 daarom op 0 voor V/f-regeling. Stel de motorstroom-parameter in n036 in om te voorkomen dat de motor doorbrandt als gevolg van overbelasting.
n Instelling van de besturingsmode
Para-
meter
n002 0102 Selectie
Register Benaming Beschrijving Instel-
Voor het instellen van de van de besturings­mode
besturingsmode voor de
frequentieregelaar.
0: V/f-regelingsmode
1: Vectorregelingsmode
Opm. 1. De besturingsmode
wordt niet geïnitia­liseerd bij n001 instellingen.
Opm. 2. Er zijn parameters die
zich wijzigen volgens de instelwaarde in n002. Zie voor nadere bijzonder-heden 5-1-2
Instellen van de besturingsmode (n002).
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
Eenheid
bereik
0, 1 1 0 Nee
van de
instel-
ling
Stan­daard­instel-
ling
Wijzigt tijdens
bedrijf
Toelichting
Binnen circa 1 s.
4-8
Het parameternummer wordt weergegeven. Geef "n002" weer met behulp van de omhoog-
of omlaag-toets. Druk op de Enter-toets om de instelwaarde in
n002 weer te geven. Zet n002 op 0 met behulp van de omhoog- of
omlaag-toets tenzij de waarde al op 0 staat; tijdens deze handeling knippert het display.
Druk op de Enter-toets zodat de instelwaarde ingevoerd wordt; het data display licht nu op.
Het parameternummer zal binnen circa 1 s weer worden weergegeven.
Page 99
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
n Instelling van de nominale motorstroom
Para-
meter
n036 0124
Register Be-
naming
Nominale motor­stroom
Beschrijving Instel-
Dient om de nominale motor­stroom (A) voor de referentie­stroom van motorover­belastingsdetectie (OL1) in te stellen.
Opm. 1. De default-instelling
voor de nominale motorstroom is de standaard nominale stroom van de maxi­maal toepasbare motor.
Opm. 2. Motoroverbelastings-
detectie (OL1) wordt gedeacti-veerd door de parameter op 0,0 te zetten.
Toetsvolgorde Indicator Voorbeeld
weergave
bereik
0,0% tot 150% (A) van nominale uitgangs­stroom van de fre­quentie­regelaar
Toelichting
Eenheid
van de
instel-
ling
0,1 A
Stan-
daard-
instelling
Zie opm. 1 onder "Beschrij­ving.")
Wijzigt tijdens
bedrijf
Nee
Binnen circa 1 s.
Het parameternummer wordt weergegeven. Geef "n036" weer met behulp van de omhoog-
of omlaag-toets. Druk op de Enter-toets om de instelwaarde in
n036 weer te geven. Gebruik de omhoog- of omlaag-toets om n036
in te stellen op de nominale motorstroom. Tijdens deze handeling gaat het display knipperen.
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde waarde ingevoerd wordt; het data display licht nu op.
Het parameternummer zal binnen circa 1 s weer worden weergegeven.
4-9
Page 100
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
5 Nullastbedrijf
Laat de motor onbelast aanlopen (d.w.z. niet gekoppeld aan het mechanische systeem) met behulp van de digitale bedieningsmodule.
Opm. Controleer vóór het bedienen van de digitale bedieningsmodule eerst of de FREQ-
regelknop op MIN staat.
n Voorwaarts/achterwaarts laten draaien met de digitale
bedieningsmodule
Toets-
volgorde
Indicator Voorbeeld
weergave
Toelichting
Voor het controleren van de frequentiereferentie. Druk op de RUN-toets. De RUN-indicator gaat nu
branden. Draai de FREQ-regelknop langzaam met de wijzers
van de klok mee. De gecontroleerde frequentiereferentie zal worden
weergegeven. De motor zal in de voorwaartse richting gaan lopen
volgens de frequentiereferentie. Druk op de MODE-toets om de F/R-indicator aan te
zetten. "For" wordt nu weergegeven.
Wijzig de draairichting van de motor(en) met behulp van de omhoog- of omlaag-toets. De geselecteerde draairichting van de motor(en) zal geactiveerd worden zodra het display verandert nadat er op de toets is gedrukt.
Controleer, na het wijzigen van de frequentiereferentie of de draairichting, of de motor geen trillingen of abnormale geluiden produceert.
Controleer of er geen storingen zijn opgetreden in de frequentieregelaar tijdens bedrijf.
n Stoppen van de motor
Druk, bij voltooiing van het laten draaien van de motor in de nullasttoestand in de voorwaartse of achterwaartse richting, op de STOP/RESET-toets. De motor zal stoppen. (De RUN-indicator blijft knipperen totdat de motor stopt.)
4-10
Loading...