We stellen het zeer op prijs dat u voor dit product uit de serie SYSDRIVE 3G3MV
hebt gekozen. Door het product op de goede wijze toe te passen en er op de juiste
wijze mee om te gaan kunt u ervan op aan dat het product goede prestaties zal
leveren, zal het product langer meegaan en kunnen mogelijke ongelukken
voorkomen worden.
Lees deze handleiding s.v.p. grondig door en behandel en werk met zorg met het
product.
ATTENTIE!
1. In deze handleiding worden de functies van het product en de samenhang ervan met
andere producten beschreven. U dient van de veronderstelling uit te gaan dat iets wat
niet in deze handleiding voorkomt, niet mogelijk is.
2. Ofschoon de nodige zorg is besteed aan de documentatie van het product, zouden wij
het niettemin ten zeerste op prijs stellen als u eventuele suggesties om deze handleiding
te verbeteren aan uw OMRON-vertegenwoordiger zou willen doorgeven.
3. Het product bevat potentieel gevaarlijke componenten binnenin de behuizing. Open
onder geen voorwaarde de behuizing. Als u dit toch doet, kan dit letsel of de dood tot
gevolg hebben en kan er schade aan het product worden toegebracht. Probeer nooit
het product te repareren of te demonteren.
4. We adviseren u de volgende veiligheidsmaatregelen toe te voegen aan eventuele
gebruikershandleidingen die u opstelt ten behoeve van het systeem waarin het product
geïnstalleerd gaat worden.
•Veiligheidsmaatregelen m.b.t. de gevaren van hoogspanningsapparatuur.
•Veiligheidsmaatregelen m.b.t. het aanraken van de klemmen van het product, zelfs na
het uitschakelen van de stroom. (Deze klemmen staan ook onder spanning terwijl de
stroom is uitgeschakeld.)
5. Ten behoeve van de verbetering van de prestaties van het product kunnen specificaties
en functies gewijzigd worden zonder voorafgaande kennisgeving.
Controlepunten vóór uitpakken
Controleer de volgende punten voordat u het product ontdoet van de verpakking:
•Is het juiste product afgeleverd (d.w.z. het juiste modelnummer en de juiste
specificaties)?
•Is het product beschadigd tijdens de verzending?
•Zitten er schroeven of bouten los?
Page 4
Page 5
Controles vóór uitpakken
Geen warmteafleider
Geen potentiometer
Installatietype
nControle van het product
Controleer bij aflevering altijd of het geleverde product de frequentieregelaar model
SYSDRIVE 3G3MV is die u besteld hebt.
Mocht u constateren dat er iets niet in orde is met het product, neemt u dan onmiddellijk
contact op met uw OMRON-vertegenwoordiger.
•Controle van het naamplaatje
Model frequentieregelaar
Ingangsspecificatie
Uitgangsspecificatie
Inspecteer het gehele systeem visueel aan de buitenkant en controleer op beschadigingen
of krassen die tijdens het vervoer kunnen zijn ontstaan.
Page 7
Waarschuwingslabels
Er zijn waarschuwingslabels op het product geplakt zoals aangegeven op onderstaande
afbeelding. Volg de erop vermelde voorschriften nauwgezet op.
n Waarschuwingslabels
n Tekst van de waarschuwing
Waarschuwingslabel
Page 8
!
WAARSCHUWING
Overtuig u ervan dat het RUN-signaal UIT staat alvorens de voeding IN te
schakelen, de alarmmelding terug te stellen of de keuzeschakelaar voor
LOKALE bediening/AFSTANDSbediening om te zetten. Als u dit toch doet
terwijl het RUN-signaal AAN staat, dan kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigOvertuig u van het toelaatbare bereik van motoren en machines alvorens ze
in werking te stellen omdat de snelheid van de frequentieregelaar zich
gemakkelijk van laag naar hoog laat wijzigen. Als u dit nalaat, kan dit schade
aan het product tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigZorg voor een afzonderlijke houdrem indien nodig. Als een dergelijke
inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigVoer geen signaalcontrole uit tijdens bedrijf. Als u dit toch doet, dan kan dit
letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigGa met beleid te werk bij het wijzigen van instellingen. Laat u dit na, dan kan
dit letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
Voorzorgsmaatregelen m.b.t. onderhouds- en
controlewerkzaamheden
!
WAARSCHUWING
Raak de klemmen van de frequentieregelaar niet aan wanneer de stroom is
ingeschakeld.
!
WAARSCHUWING
Onderhouds- of controlewerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd als
de voeding is uitgeschakeld (OFF), men er zich van heeft overtuigd dat de
ladingindicator (CHARGE) (of statusindicatoren) UIT staat, en nadat men de
op het voorpaneel gespecificeerde wachttijd in acht heeft genomen. Als u zich
hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een elektrische schok te
krijgen.
!
WAARSCHUWING
Werkzaamheden op het gebied van onderhoud, controle of het vervangen
van onderdelen mogen alleen worden uitgevoerd door daarvoor bevoegd
personeel. Als men zich hier niet aan houdt, loopt men de kans een
elektrische schok te krijgen of letsel op te lopen.
!
WAARSCHUWING
Probeer niet het apparaat te demonteren of te repareren. Als u een of elk van
beide toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen of letsel op
te lopen.
VoorzichtigBehandel de frequentieregelaar voorzichtig omdat deze halfgeleider-
!
elementen bevat. Als u onvoorzichtig met het apparaat omspringt, kan dit
ertoe leiden dat het defect raakt.
Page 9
!
VoorzichtigBreng geen wijzigingen aan in de bedrading, neem geen aansluitingen los,
ook niet van de bedieningsmodule; vervang ook geen ventilatoren wanneer
de stroom is ingeschakeld. Doet u dit toch, dan kunt u en/of anderen letsel
oplopen of kan er storing optreden.
!
VoorzichtigInstalleer uitwendige onderbrekers en tref andere veiligheidsmaatregelen ter
voorkoming van kortsluiting in de uitwendige bedrading. Als u dergelijke
maatregelen nalaat, kan dit brand tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigControleer of de nominale ingangsspanning van de frequentieregelaar gelijk
is aan de AC voedingsspanning. Een onjuiste voeding kan leiden tot brand of
letsel, of een storing veroorzaken.
VoorzichtigSluit de remweerstand en remweerstandeenheid aan zoals voorgeschreven in
!
de handleiding. Als u dit nit doet, kan dit brand tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigZorg dat de bedrading correct wordt aangesloten en stevig wordt bevestigd.
Als dit niet gebeurt, zou dit letsel, of schade aan het product tot gevolg
kunnen hebben.
!
VoorzichtigDraai de schroeven op het klemmenblok stevig vast. Als u dit niet doet, kan
dit leiden tot brand of tot letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
VoorzichtigSluit geen AC voeding aan op de U-, V- of W-uitgangsklem. Dit zou kunnen
!
leiden tot schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.
Voorzorgsmaatregelen m.b.t. werking en afstelling
!
WAARSCHUWING
Schakel de netvoeding pas IN nadat het voorpaneel, de klemmendeksels, het
onderste paneel, de bedieningsmodule en optionele componenten aangebracht zijn. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een
elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Verwijder het voorpaneel, de klemmendeksels, het onderste paneel, de
bedieningsmodule of optionele componenten niet wanneer er spanning op het
apparaat staat. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans
een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Bedien de bedieningsmodule of schakelaars niet met natte handen. Als u dit
toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Raak het binnenste van de frequentieregelaar niet aan. Als u dit toch doet,
loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
Page 10
!
WAARSCHUWING
Kom niet te dicht bij de machine bij gebruikmaking van de herhaalfunctie bij
een fout omdat de machine abrupt kan starten wanneer die gestopt is na een
alarmmelding. Als u dit toch doet, kunt u letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Kom niet te dicht bij de machine onmiddellijk na het terugstellen bij
kortstondige stroomonderbreking om niet verrast te worden door een onverwachte herstart (indien de machine zo is ingesteld in de verwerkingskeuzefunctie dat deze weer automatisch in bedrijf gesteld wordt na het
terugstellen bij kortstondige stroomonderbreking). Als u dit toch doet, kunt u
letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Zorg voor een afzonderlijke noodstopschakelaar omdat de STOP-toets op de
bedieningsmodule alleen werkzaam is bij het instellen van functies. Als een
dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
Voorzorgsmaatregelen m.b.t. vervoer
VoorzichtigHoud het product tijdens vervoer niet vast bij het voorpaneel, maar houd het
!
in plaats daarvan vast bij de koelrib (warmteafleider). Als u zich hier niet aan
houdt, kunt u letsel oplopen.
!
VoorzichtigTrek niet aan de kabels. Dit zou kunnen leiden tot schade aan het product of
storing tot gevolg kunnen hebben.
VoorzichtigGebruik de oogbouten alleen voor het vervoeren van de frequentieregelaar.
!
Als u ze zou gebruiken voor het vervoer van de machinerie, kan dit leiden tot
letsel of kan er storing optreden.
Voorzorgsmaatregelen m.b.t. installatie
VoorzichtigZorg ervoor dat het product in de juiste richting geïnstalleerd wordt en dat de
!
voorgeschreven vrije ruimte tussen de frequentieregelaar en het bedieningspaneel, of ten opzichte van andere apparaten wordt aangehouden. Als u dit
niet doet, kan er brand ontstaan of storing optreden.
VoorzichtigZorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen in het product kunnen komen.
!
Als dit toch gebeurt, kan er brand ontstaan of storing optreden.
VoorzichtigOefen geen sterke stootkracht uit op het product. Dit zou kunnen leiden tot
!
schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.
VoorzichtigZorg voor een geschikte stopinrichting aan de machinezijde om de veiligheid
!
te waarborgen. (Een houdrem is geen stopinrichting voor het waarborgen van
de veiligheid.) Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit
letsel tot gevolg hebben.
Page 11
!
VoorzichtigZorg voor een uitwendig aangebrachte noodstopinrichting waarmee de
machine ogenblikkelijk buiten werking gesteld kan worden en de stroom
ogenblikkelijk onderbroken kan worden. Als een dergelijke inrichting niet
gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
Voorzorgsmaatregelen m.b.t. bedrading
!
WAARSCHUWING
De bedrading mag pas worden aangesloten nadat vastgesteld is dat de
voeding is UITgeschakeld. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of
anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
De bedrading mag alleen geïnstalleerd worden door daartoe bevoegd
personeel. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een
elektrische schok te krijgen of kan er brand uitbreken.
!
WAARSCHUWING
Geef pas goedkeuring voor inbedrijfname wanneer het noodstopcircuit
bedraad is. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel
tot gevolg hebben.
!
WAARSCHUWING
Sluit de aardklemmen altijd aan op een aarde van 100 Ω of minder voor de
200 VAC categorie, of 10 Ω of minder voor de 400 VAC categorie. Als de
klemmen niet goed geaard worden, loopt u en/of anderen de kans een
elektrische schok te krijgen.
Page 12
Algemene veiligheidsmaatregelen
Neem de volgende veiligheidsmaatregelen in acht bij het gebruik van de SYSDRIVEfrequentieregelaar en de bijbehorende machines.
In deze handleiding kunnen afbeeldingen van het product voorkomen waarop de beschermpanelen verwijderd zijn; dit is alleen gedaan om de componenten van het product in detail te
kunnen beschrijven. Controleer of deze beschermpanelen vóór gebruik zijn aangebracht op
het product.
Neem contact op met uw OMRON-vertegenwoordiger voor advies wanneer u het product
gebruikt nadat het gedurende lange tijd opgeslagen is geweest.
!
WAARSCHUWING
Raak het binnenste van de frequentieregelaar niet aan. Als u dit toch doet,
loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Bedienings-, onderhouds- of controlewerkzaamheden mogen alleen worden
uitgevoerd als de voeding is uitgeschakeld (OFF), men er zich van heeft
overtuigd dat de ladingindicator (CHARGE) (of statusindicatoren) UIT staat,
en nadat men de op het voorpaneel gespecificeerde wachttijd in acht heeft
genomen. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans een
elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Beschadig de kabels niet, trek er niet aan, span ze niet, plaats er geen zware
voorwerpen op, en zorg er ook voor dat ze niet bekneld kunnen raken. Als u
dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Kom niet aan de draaiende delen van de motor tijdens bedrijf. Als u dit toch
doet, kunt u letsel oplopen.
!
WAARSCHUWING
Breng geen wijzigingen aan het product aan. Als u dit toch doet, kan dit letsel,
of schade aan het product tot gevolg hebben.
VoorzichtigSla het product niet op, installeer het niet, noch stel het in bedrijf op de
!
volgende plaatsen. Als u zich hier niet aan houdt, kunt u en/of anderen een
elektrische schok krijgen, kan er brand uitbreken of kan er schade aan het
product worden toegebracht.
• Plaatsen die blootstaan aan direct zonlicht.
• Plaatsen die blootstaan aan temperaturen of vochtigheid die het in de
specificaties vermelde bereik te buiten gaan.
• Plaatsen die vatbaar zijn voor condensvorming als gevolg van grote
veranderingen in de temperatuur.
Page 13
• Plaatsen die blootgesteld zijn aan corrosieve of brandbare gassen.
• Plaatsen die blootgesteld zijn aan brandbare stoffen.
• Plaatsen die blootstaan aan stof (met name ijzerpoeder) of zouten.
• Plaatsen die blootgesteld zijn aan water, olie of chemicaliën.
• Plaatsen die blootstaan aan schokken of trillingen.
!
VoorzichtigRaak de warmteuitstraler van de frequentieregelaar, regeneratieve weerstand
of servomotor niet aan wanneer er stroom wordt toegevoerd of binnen korte
tijd nadat de stroom is uitgeschakeld. Doet u dit toch, dan kunt u
brandwonden oplopen vanwege het hete oppervlak.
!
VoorzichtigVoer op geen enkel deel van de frequentieregelaar een beproeving van de
diëlektrische sterkte uit. Dit zou kunnen leiden tot schade aan het product of
storing tot gevolg kunnen hebben.
!
VoorzichtigNeem toepasselijke en afdoende voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
systemen op de volgende plaatsen. Als u dit nalaat, kan dit schade aan de
apparatuur tot gevolg hebben.
• Plaatsen die vatbaar zijn voor statische elektriciteit of andere vormen van
ruis.
• Plaatsen die blootstaan aan sterke elektromagnetische velden en
magnetische velden.
• Plaatsen die mogelijk blootgesteld kunnen zijn aan radioactiviteit.
• Plaatsen dichtbij elektrische voedingen.
Page 14
Mededeling:
Producten van OMRON worden voor gebruik vervaardigd overeenkomstig de geëigende
procedures door een gekwalificeerde vakman en uitsluitend voor de in deze handleiding
beschreven doeleinden.
De volgende conventies worden gebruikt om veiligheidsmaatregelen aan te geven volgens
bepaalde categorieën in deze handleiding. Neem altijd de erin verstrekte informatie in acht.
Laat u dit na, dan kan dit ertoe leiden dat u en/of anderen gewond raken of dat er schade
wordt toegebracht aan goederen.
GEVAARGeeft aan dat er een gevaarlijke situatie dreigt die, indien die niet vermeden
!
wordt, zal leiden tot de dood of ernstig letsel tot gevolg zal hebben.
!
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien die niet vermeden
wordt, zou kunnen leiden tot de dood of ernstig letsel tot gevolg zou kunnen
hebben.
VoorzichtigGeeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien die niet vermeden
!
wordt, licht of gematigd letsel, of schade aan goederen tot gevolg kan
hebben.
Verwijzingen naar producten van OMRON
Alle producten van OMRON staan in deze handleiding in hoofdletters. Het woord "Eenheid"
staat ook in hoofdletters wanneer het verwijst naar een product van OMRON, ongeacht of
het wel of niet voorkomt in de eigennaam van het product.
De afkorting "Ch" dat op sommige displays verschijnt en op sommige producten van
OMRON voorkomt, betekent vaak "woord" en wordt afgekort tot "Wd" als het in dit verband
in documentatie wordt gebruikt.
De afkorting "PC" staat voor Programmeerbare Besturing (Programmable Controller) en
wordt niet als afkorting voor ook nog iets anders gebruikt.
Visuele ondersteuning
De volgende koppen kunt u tegenkomen in de linker marge van de handleiding, zodat u
sneller en gemakkelijker de verschillende categorieën informatie kunt vinden.
Opm. Geeft informatie aan die van bijzonder belang is voor een doeltreffende en gemakkelijke
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt,
opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of overgebracht, in enige vorm, of op enige wijze, hetzij
mechanisch, elektronisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van OMRON.
Aangenomen wordt dat er geen octrooi-aansprakelijkheid bestaat met betrekking tot het gebruik van de hierin
vervatte informatie. Daarnaast kan, omdat OMRON er voortdurend naar streeft haar kwaliteitsproducten
verder te verbeteren, de informatie in deze handleiding gewijzigd worden zonder voorafgaande kennisgeving.
Ondanks al de aan de samenstelling van deze handleiding bestede zorg, kan OMRON geen aansprakelijkheid
aanvaarden voor fouten of omissies. Evenmin kan enige aansprakelijkheid aanvaard worden voor schade die
voort zou kunnen vloeien uit het gebruik van de informatie in deze uitgave.
9-2 Specificaties van opties .................................................................................................. 9-8
9-2-1 Netfilter conform EMC-richtlijn.........................................................................9-8
Hoofdstuk 10. Overzicht van parameters.....................................10-1
Hoofdstuk 11. Toepassen van de frequentieregelaar met
een motor.......................................................................................... 11-1
Page 19
Overzicht
1-1 Functie
1-2 Nomenclatuur
1
Hoofdstuk 1
Page 20
Overzicht
Hoofdstuk 1
1-1Functie
De compacte frequentieregelaar met vele functies uit de SYSDRIVE 3G3MV-serie is de
eerste compacte frequentieregelaar met openlusvectorregeling.
Frequentieregelaar 3G3MV voldoet aan de EG-richtlijnen en de eisen opgenomen in de
UL/cUL-normen voor wereldwijd gebruik.
Voorts beschikt de frequentieregelaar uit de 3G3MV-serie over een groot aantal
ingebouwde, handige besturings-, netwerk- en I/O-functies die vele toepassingen kennen
en gebruikersvriendelijk zijn.
nModellen van de SYSDRIVE 3G3MV frequentieregelaar
•De volgende 3GM3MV modellen uit de 200V klasse (drie- en éénfase 200 VAC types) en
uit de 400V klasse (driefasen 400 VAC type) zijn verkrijgbaar.
nKrachtig koppel ideaal voor velerlei toepassingen
De 3G3MV is de eerste compacte frequentieregelaar van OMRON die uitgerust is met een
functie voor openlusvectorregeling, die zorgt voor een koppelopbrengst die 150% bedraagt
van het nominale motorkoppel bij een uitgangsfrequentie van 1 Hz.
Zorgt voor een krachtigere omwenteling bij lage frequenties dan welke conventionele
frequentieregelaar dan ook. Verder onderdrukt de 3G3MV frequentieregelaar de door de
belasting veroorzaakte schommeling in omwenteling.
Is uitgerust met een functie voor het volledig automatisch verhogen van het koppel die de
motor krachtig aanstuurt in V/f-regeling.
Is uitgerust met een op hoge snelheid werkende stroombegrenzingsfunctie, zodat de door
te hoog koppel veroorzaakte overstroom onderdrukt wordt en een probleemloze werking
van de motor gewaarborgd is.
nHandige, gebruikersvriendelijke functies
•De FREQUENCY-regelknop op de digitale bedieningsmodule maakt een gemakkelijke
bediening mogelijk. De standaardinstelling is voor bedrijf volgens de instelling van de
FREQUENCY-regelknop.
Hoofdstuk 1
•De digitale bedieningsmodule beschikt over een parameterkopieerfunctie voor een
gemakkelijke parameterbesturing.
•Onderhoudsgemak is 'ingebouwd'. De koelventilator is gemakkelijk te vervangen. De
levensduur van de koelventilator kan verlengd worden door de koelventilator alleen aan te
zetten wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is.
•Is uitgerust met een stuurtransistor. Daarom zal de frequentieregelaar over een krachtige
besturing beschikken alleen door een remweerstand aan te sluiten.
•Is uitgerust met een inschakelstroombeveiligingscircuit ter voorkoming van het inbranden
van de contacten op het netvoedingsblok.
nInternationale Normen (EG-richtlijnen en UL/cUL-normen)
Frequentieregelaar 3G3MV voldoet aan de EG-richtlijnen en de eisen opgenomen in de
UL/cUL-normen voor wereldwijd gebruik.
ClassificatieToepasselijke norm
EMC-richtlijnEN50081-2 en EN50082-2EG-richtlijnen
Laagspanningsrichtlijn prEN50178
UL/cULUL508C
1-3
Page 22
Overzicht
n Compatibel met CompoBus/D en RS-422/485
•Ondersteunt datacommunicatie via RS-422 en RS-485 in overeensteming met het
MODBUS Communications Protocol, waarmee het mogelijk is gemakkelijk netwerken op
te bouwen middels de toepassing van de protocolmacro of ASCII Unit aangebracht op een
OMRON SYSMAC PC.
•Aansluitbaar op de 3G3MV-PDRT1-SINV CompoBus/D communicatie-eenheid. Er is een
op afstand bestuurde I/O-functie voor CompoBus/D-communicatie verkrijgbaar voor de
3G3MV frequentieregelaar, waardoor de communicatie gemakkelijk verloopt, net als bij
standaard I/O-communicatie.
Voorts voldoet CompoBus/D-communicatie aan het DeviceNet communicatieprotocol voor
open netwerken, waardoor er netwerken van velerlei merken waarin apparaten van
andere bedrijven naast elkaar kunnen bestaan, opgebouwd kunnen worden.
Opm. Modbus-communicatie en CompoBus/D-communicatie kunnen niet tegelijkertijd
uitgevoerd worden. Het is noodzakelijk het gewenste type datacommunicatie te
selecteren.
Hoofdstuk 1
nKan een verscheidenheid aan I/O-signalen verwerken
Kan een verscheidenheid aan I/O-signalen verwerken over een breed scala aan
toepassingen zoals hierna beschreven.
•Analoge spanningsingang: 0 tot 10 V
•Analoge stroomingang:4 tot 20 of 0 tot 20 mA
•Pulstreiningang:0,1 tot 33,0 kHz ingesteld met parameter
•Analoge multifunctie-uitgang of pulstreinuitgang kan geselecteerd worden als monitor-
uitgang
nOnderdrukking van harmonischen
Kan aangesloten worden op DC smoorspoelen; harmonischen worden bijgevolg doel-
treffender onderdrukt dan bij conventionele AC smoorspoelen het geval is.
Een verdere verbetering in de onderdrukking van harmonischen is mogelijk door de DC en
AC smoorspoelen in combinatie toe te passen.
1-4
Page 23
Overzicht
deksel
1-2Nomenclatuur
n Paneel
Hoofdstuk 1
Digitale
bedieningsmodule
Montageschroef
voorpaneel
Klemmendeksel
Vier
Montagegaten
RUN-indicator
ALARM-display
Voorpaneel
Onderste
Opm. Geen van de volgende 200 V modellen is voorzien van een klemmendeksel of
montagegaten. In plaats daarvan dient het voorpaneel als klemmendeksel en is er
voorzien in twee U-vormige uitsparingen op de plaats van de montagegaten.
3G3MV-A2001, 3G3MV-A2002, 3G3MV-A2004 en 3G3MV-A2007
3G3MV-AB001, 3G3MV-AB002 en 3G3MV-AB004
1-5
Page 24
Overzicht
n Digitale bedieningsmodule
Data display
Hoofdstuk 1
Vereenvoudigde
LED-indicatoren
Bedieningstoetsen
WeergaveBenamingFunctie
Data displayIn dit display verschijnen relevante gegevens,
zoals frequentiereferentie, uitgangsfrequentie en
parameterinstelwaarden.
FREQUENCYregelknop
Met deze draaiknop wordt de frequentiereferentie
ingesteld binnen een gebied tussen de 0 Hz en
de maximale frequentie.
FREF-indicatorDe frequentiereferentie kan gecontroleerd of
ingesteld worden terwijl deze indicator aan is.
FOUT-indicatorDe uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar
kan gecontroleerd worden terwijl deze indicator
aan is.
IOUT-indicatorDe uitgangsstroom van de frequentieregelaar kan
gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan
is.
MNTR-indicator
De U01 t/m U10 waarden worden uitgelezen
terwijl deze indicator aan is.
F/R-indicator
De draairichting kan geselecteerd worden terwijl
deze indicator aan is bij bediening van de
frequentieregelaar met de RUN-toets.
LO/RE-indicator
De bediening van de frequentieregelaar via de
digitale bedieningsmodule of volgens de
ingestelde parameters kan geselecteerd worden
terwijl deze indicator aan is.
FREQUENCYregelknop
1-6
Opm. Deze status van deze indicator kan alleen
gecontroleerd worden terwijl de frequentieregelaar in bedrijf is. Elke RUNcommando-ingang wordt genegeerd terwijl
deze indicator aan is.
Page 25
Overzicht
WeergaveBenamingFunctie
PRGM-indicatorDe parameters in n001 t/m n179 kunnen
ingesteld of gecontroleerd worden terwijl deze
indicator aan is.
Opm. Wanneer de frequentieregelaar in bedrijf
is, kunnen de parameters alleen gecontroleerd worden en kunnen alleen
bepaalde parameters gewijzigd worden.
Elke RUN-commando-ingang wordt
genegeerd terwijl deze indicator aan is.
Tenzij n001 5 is.
Mode-toetsMet deze toets worden de vereenvoudigde LED
functie-indicatoren (voor het instellen en
controleren) in volgorde geschakeld.
De parameter die ingesteld wordt, zal
geannuleerd worden als op deze toets wordt
gedrukt voordat de instelling ingevoerd is.
Omhoog-toets
Omlaag-toets
Enter-toets
RUN-toetsMet deze toets wordt de frequentieregelaar in
STOP/RESET-toets Deze toets dient om de frequentieregelaar te
Met deze toets worden multifunctiemonitornummers, parameternummers en
parameterinstelwaarden verhoogd.
Met deze toets worden multifunctiemonitornummers, parameternummers en
parameterinstelwaarden verlaagd.
Met deze toets worden multifunctiemonitornummers, parameternummers en interne
gegevenswaarden ingevoerd nadat die zijn
ingesteld of gewijzigd.
bedrijf gesteld wanneer de 3G3MV bediend wordt
met de digitale bedieningsmodule.
stoppen tenzij parameter n007 niet is ingesteld
om de STOP-toets te deactiveren.
VoorzichtigZorg ervoor dat het product in de juiste richting geïnstalleerd wordt en
!
dat de voorgeschreven vrije ruimte tussen de frequentieregelaar en het
bedieningspaneel of ten opzichte van andere apparaten wordt aangehouden. Als u dit niet doet, kan er brand ontstaan of storing optreden.
VoorzichtigZorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen in het product kunnen
!
komen. Als dit toch gebeurt, kan er brand ontstaan of storing optreden.
VoorzichtigOefen geen sterke stootkracht uit op het product. Dit zou kunnen leiden
!
tot schade aan het product of storing tot gevolg kunnen hebben.
!
VoorzichtigZorg voor een geschikte stopinrichting aan de machinezijde om de
veiligheid te waarborgen. (Een houdrem is geen stopinrichting voor het
waarborgen van de veiligheid.) Als een dergelijke inrichting niet
gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigZorg voor een uitwendig aangebrachte noodstopinrichting waarmee de
machine ogenblikkelijk buiten werking gesteld kan worden en de
stroom ogenblikkelijk onderbroken kan worden. Als een dergelijke
inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
2-5
Page 32
Ontwerp
Hoofdstuk 2
n Installatie, oriëntatie en afmetingen
•Installeer de frequentieregelaar onder de volgende condities.
Omgevingstemperatuur bij bedrijf (paneelmontage): -10°C tot 50°C
Vochtigheid: 90% of minder (geen condensatie)
•Installeer de frequentieregelaar op een schone plaats die vrij is van olienevel en stof. Het
is ook mogelijk de regelaar te installeren in een geheel gesloten behuizing die volledig is
beschermd tegen zwevende stofdeeltjes.
•Let er bij het installeren of bedienen van de frequentieregelaar altijd vooral op dat er geen
metaalpoeder, olie, water of andere vreemde deeltjes in de frequentieregelaar terechtkomen.
•Installeer de frequentieregelaar niet op brandbaar materiaal zoals hout.
nOriëntatie
•Installeer de frequentieregelaar zodanig op een verticaal oppervlak dat de tekens op het
naamplaatje naar boven zijn gericht.
nAfmetingen
•Houd bij het installeren van de frequentieregelaar altijd onderstaande tussenruimten aan,
zodat een natuurlijke afvoer van warmte uit de frequentieregelaar mogelijk is.
W = 30 mm min.
Frequentieregelaar
Frequentieregelaar
Frequentieregelaar
100 mm min.Lucht
Zijkant
100 mm min.Lucht
n Regeling van de omgevingstemperatuur
•Voor een nog grotere bedrijfszekerheid dient de frequentieregelaar in een omgeving
geïnstalleerd te worden die niet onderhevig is aan extreme temperatuurveranderingen.
•In het geval dat de frequentieregelaar wordt geïnstalleerd in een gesloten behuizing zoals
een kast, dient de temperatuur van de lucht binnenin onder de 50°C te worden gehouden
met behulp van een koelventilator of airco.
De levensduur van de ingebouwde elco's van de frequentieregelaar wordt verlengd door
de temperatuur van de lucht binnenin zo laag mogelijk te houden.
2-6
Page 33
Ontwerp
•De oppervlaktetemperatuur van de frequentieregelaar mag circa 30°C uitstijgen boven de
omgevingstemperatuur. Houd apparatuur en draden zo ver mogelijk bij de frequentieregelaar vandaan indien de apparatuur en de draden gemakkelijk beïnvloed worden door
warmte.
nBescherming van de frequentieregelaar tegen vreemde
Hoofdstuk 2
deeltjes tijdens de installatie
•Plaats tijdens de installatiewerkzaamheden een afdekplaat over de frequentieregelaar om
deze af te schermen van door boren geproduceerd metaalpoeder.
Na voltooiing van de installatiewerkzaamheden dient de afdekplaat altijd van de
frequentieregelaar verwijderd te worden. Anders zal dit van nadelige invloed zijn op de
ventilatie, waardoor de frequentieregelaar oververhit raakt.
2-1-3Verwijderen en aanbrengen van de panelen
Om de frequentieregelaar te kunnen monteren is het noodzakelijk het voorpaneel,
klemmendeksel (tenzij het een 200V model frequentieregelaar is) en de digitale
bedieningsmodule te verwijderen. Voor het bedraden van de frequentieregelaar is het
noodzakelijk het voorpaneel, klemmendeksel (tenzij het een 200V model frequentieregelaar
is) en het onderste paneel van de frequentieregelaar te verwijderen.
Volg onderstaande instructies op voor het verwijderen van de panelen van de
frequentieregelaar.
Ga voor het aanbrengen van de panelen in omgekeerde volgorde te werk.
nVerwijderen van het voorpaneel
•Draai de montageschroeven van het voorpaneel los met een schroevendraaier.
•Druk op de linker- en rechterkant van het voorpaneel in de door pijl 1 aangeduide
richtingen en trek de onderkant van het paneel omhoog in de richting van pijl 2 voor het
verwijderen van het voorpaneel zoals afgebeeld in onderstaande illustratie.
2-7
Page 34
Ontwerp
Hoofdstuk 2
n Verwijderen van het klemmendeksel
•Druk, nadat het voorpaneel is verwijderd, op de linker- en rechterkant van het klemmendeksel in de door pijl 1 aangeduide richtingen en trek het klemmendeksel omhoog in de
richting van pijl 2 zoals afgebeeld in onderstaande illustratie.
Opm. Geen van de volgende 200V modellen is voorzien van een klemmendeksel. In plaats
daarvan fungeert het voorpaneel als klemmendeksel.
3G3MV-A2001 , 3G3MV-A2002, 3G3MV-A2004 en 3G3MV-A2007
3G3MV-AB001, 3G3MV-AB002 en 3G3MV-AB004
nVerwijderen van de digitale bedieningsmodule
•Trek, na het verwijderen van het voorpaneel, de rechter boven- en onderkant (posities A)
van de digitale bedieningsmodule omhoog in de richting van pijl 1 zoals afgebeeld in
onderstaande illustratie.
A
A
2-8
Page 35
Ontwerp
Hoofdstuk 2
n Verwijderen van het onderste paneel
•Druk, na het verwijderen van het voorpaneel en klemmendeksel, het onderste paneel in
de richting van pijl 1, waarbij positie A als draaipunt wordt gebruikt.
A
A
2-9
Page 36
Ontwerp
2-2Bedrading
!
WAARSCHUWING
De bedrading mag pas worden aangesloten nadat vastgesteld is dat de
voeding is UITgeschakeld. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of
anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
De bedrading mag alleen geïnstalleerd worden door daartoe bevoegd
personeel. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of anderen de kans
een elektrische schok te krijgen of kan er brand uitbreken.
!
WAARSCHUWING
Geef pas goedkeuring voor inbedrijfname wanneer het noodstopcircuit
bedraad is. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit
letsel tot gevolg hebben.
Hoofdstuk 2
!
WAARSCHUWING
Sluit de aardklemmen altijd aan op een aarde van 100 Ω of minder
voor de 200 VAC categorie, of 10 Ω of minder voor de 400 VAC
categorie. Als de klemmen niet goed geaard worden, loopt u en/of
anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
VoorzichtigInstalleer uitwendige onderbrekers en tref andere veiligheidsmaat-
!
regelen ter voorkoming van kortsluiting in de uitwendige bedrading. Als
u dergelijke maatregelen nalaat, kan dit brand tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigControleer of de nominale ingangsspanning van de frequentieregelaar
gelijk is aan de AC voedingsspanning. Een onjuiste voeding kan leiden
tot brand of letsel, of een storing veroorzaken.
!
VoorzichtigSluit de remweerstand en remweerstandseenheid aan zoals voorge-
schreven in de handleiding. Als u dit niet doet, kan dit brand tot gevolg
hebben.
VoorzichtigZorg dat de bedrading correct wordt aangesloten en stevig wordt
!
bevestigd. Als dit niet gebeurt, zou dit letsel, of schade aan het product
tot gevolg kunnen hebben.
VoorzichtigDraai de schroeven op het klemmenblok stevig vast. Als u dit niet doet,
!
kan dit leiden tot brand of tot letsel, of schade aan het product tot
gevolg hebben.
!
VoorzichtigSluit geen AC voeding aan op de U-, V-, of W-uitgangsklem. Dit zou
kunnen leiden tot schade aan het product of storing tot gevolg kunnen
hebben.
2-10
Page 37
Ontwerp
Hoofdstuk 2
2-2-1Klemmenblok
Verwijder voor het bedraden van het klemmenblok van de frequentieregelaar het
voorpaneel, klemmendeksel (tenzij het een 200V model frequentieregelaar betreft) en het
onderste paneel van de frequentieregelaar.
Er is een label aangebracht onder het voorpaneel met daarop de rangschikking van de
klemmen van het hoofdcircuit. Vergeet niet het label te verwijderen na het bedraden van de
klemmen. De uitgangsklem van de motor is ook voorzien van een label. Verwijder het label
alvorens de klem van de motor te bedraden.
nRangschikking van de klemmen van het besturingscircuit
Klemmen van het besturingscircuit
n Rangschikking van de klemmen van het hoofdcircuit
Relaisuitgang
1 A max. bij 30 VDC
1 A max. bij 250 VAC
50 mA opencollectoruitgang bij
48 VDC max.
2 mA max. bij 0 tot
10 VDC
Conform RS-422/485
Opm. Tussen haakjes geplaatste functies zijn standaardinstellingen.
2-14
Page 41
Ontwerp
Hoofdstuk 2
n Selecteren van de ingangsmethode
•Schakelaars SW1 en SW2, welke beide boven de klemmen van het besturingscircuit
zitten, zijn voor het kiezen van de ingangsmethode.
Verwijder het voorpaneel en optiepaneel om deze schakelaars te kunnen bedienen.
Keuzeschakelaar
Klemmenblok
besturingscircuit
• Selecteren van de volgorde van de ingangsmethode
•Met SW7 kan de uitgang NPN of PNP worden geselecteerd zoals hieronder afgebeeld.
24 VDC
(+/-10%)
(Standaardinstelling)
SW1
S1 to 7
SW1
S1 to 7
2-15
Page 42
Ontwerp
Hoofdstuk 2
• Selecteren van de RS-422/485-afsluitingsweerstand
•Afsluitingsweerstand kan worden geselecteerd door pen 1 van SW2 op AAN (ON) te
zetten. De standaardinstelling voor de pen is UIT (OFF).
Voor het kiezen van RS-422/485-afsluitingsweerstand
Voor het kiezen van ingangsmethode frequentiereferentie
CommunicatiemethodeInstelling pen 1
RS-422Op AAN (ON) zetten
RS-485Alleen op AAN (ON) zetten als de eenheid de eind-
slave is.
120-Ω afsluitingsweerstand (1/2 W)
Pen 1
• Selecteren van de ingangsmethode van de frequentiereferentie
•Met pen 2 van SW2 kan spanningsingang of stroomingang geselecteerd worden als de
ingangsmethode voor frequentiereferentie. De standaardinstelling is voor stroomingang.
Er zijn parameterinstellingen vereist, samen met de keuze van de ingangsmethode van de
frequentiereferentie.
Ingangsmethode van de
frequentiereferentie
Spanningsingang
(standaardinstelling)
StroomingangI (ON/AAN)Stel waarde 3 of 4 in
Opm. Zet pen 2 niet op AAN (ON) voor stroomingang terwijl spanningsingang AAN is,
anders bestaat de kans dat de weerstand in het ingangscircuit doorbrandt.
n Bedrading aan de ingangszijde van het hoofdcircuit
Hoofdstuk 2
•Installeren van een MCCB-zekeringsautomaat
Sluit altijd de voedingsingangsklemmen (R/L1, S/L2 en T/L3) en voeding aan via een voor
de frequentieregelaar geschikte MCCB-zekeringsautomaat.
•Kies een zekeringsautomaat met een vermogen van 1,5 tot 2 keer de nominale stroom
van de frequentieregelaar.
•Controleer, met het oog op de tijdkarakteristieken van de zekeringsautomaat, de
overbelastingsbeveiliging van de frequentieregelaar (één minuut bij 150% van de
nominale uitgangsstroom).
•Als de zekeringsautomaat gebruikt gaat worden voor meerdere frequentieregelaars of
andere apparaten gemeenschappelijk, stel dan een zodanige volgorde vast dat de
voeding uitgeschakeld zal worden door een foutuitgang, zoals afgebeeld in onderstaand
schema.
3-fasen/
1-fase
200 VAC
3-fasen
400 VAC
Opm. Gebruik een 400/200V transformator voor een 400V model.
•Installeren van een aardlekschakelaar
Uitgangen van een frequentieregelaar schakelen bij hoge snelheid, zodat er HF-lekstroom
wordt gegenereerd.
In het algemeen zal er een lekstroom van circa 100 mA optreden voor elke
frequentieregelaar (wanneer de voedingskabel 1 m is) en circa 5 mA voor elke meter
voedingskabel extra.
Gebruik daarom, bij het ingangsgebied van de voeding, een onderbreker speciaal voor
frequentieregelaars, die alleen de lekstroom detecteert in het frequentiegebied dat
gevaarlijk is voor mensen en HF-lekstroom uitsluit.
2-22
Page 49
Ontwerp
•Kies voor de onderbreker speciaal voor frequentieregelaars een aardlekschakelaar met
een gevoeligheidsstroom van ten minste 10 mA per frequentieregelaar.
•Wanneer een aardlekschakelaar van een algemeen type wordt toegepast, kies dan een
aardlekschakelaar met een gevoeligheidsstroom van 200 mA of meer per frequentieregelaar en met een bedrijfstijd van 0,1 s of meer.
Hoofdstuk 2
•Installeren van een magnetische onderbreker
Indien de voeding van het hoofdcircuit uitgeschakeld moet kunnen worden vanwege de
volgorde, kan er een magnetische onderbreker in plaats van een MCCB-magneetschakelaar toegepast worden.
Wanneer een magnetische onderbreker wordt geïnstalleerd aan de primaire zijde van het
hoofdcircuit om een belasting gedwongen te stoppen, werkt het regeneratief remsysteem
echter niet en loopt de belasting uit tot stilstand.
•Een belasting kan gestart en gestopt worden door de magnetische onderbreker aan de
primaire zijde te openen en te sluiten. Door het frequent openen en sluiten van de
magnetische onderbreker kan de frequentieregelaar echter defect raken.
•Wanneer de frequentieregelaar wordt bediend met de digitale bedieningsmodule, kan er
geen automatisch bedrijf plaatsvinden na het opheffen van een stroomonderbreking.
•Breng bij toepassing van de remweerstandseenheid een volgorde aan waarbij het
thermisch relais van de eenheid de magnetische onderbreker UITschakelt.
•Aansluiten van de netvoeding op het klemmenblok
De netvoeding kan aangesloten worden op elke klem op het klemmenblok omdat de
fasevolgorde van de netvoeding niet van belang is voor de fasevolgorde (R/L1, S/L2 en
T/L3).
•Installeren van een AC smoorspoel
Indien de frequentieregelaar wordt aangesloten op een vermogenstransformator met een
groot vermogen (660 kW of meer) of de fasevoorloopcondensator wordt omgeschakeld, kan
er een overmatige piekstroom door de primaire hoofdstroomkring vloeien, als gevolg
waarvan de omzetter defect raakt.
Installeer om dit te voorkomen een optionele AC smoorspoel aan de ingangszijde van de
frequentieregelaar.
Hierdoor wordt tevens de arbeidsfactor aan de voedingszijde verbeterd.
•Installeren van een piekspanningsonderdrukker
Gebruik altijd een piekspanningsonderdrukker of diode voor de inductieve belastingen in de
nabijheid van de frequentieregelaar. Deze inductieve belastingen worden o.m. vertegenwoordigd door magnetische onderbrekers, elektromagnetische relais, elektromagnetische
kleppen, solenoïdes en magneetremmen.
2-23
Page 50
Ontwerp
Programmeer-
ProgrammeerAndere besturingen
Universeel
Programmeer-
Hoofdstuk 2
•Installeren van een netfilter aan de voedingszijde
Installeer een netfilter om de tussen de krachtleiding en de frequentieregelaar overgedragen ruis te elimineren.
Bedradingsvoorbeeld 1
Voeding
3G3MV-PFI
Netfilter
3G3MV
SYSDRIVE
bare besturing
Andere besturingen
Opm. Gebruik een netfilter speciaal voor de SYSDRIVE 3G3MV.
Bedradingsvoorbeeld 2
Voeding
3G3MV
SYSDRIVE
Universeel
netfilter
Voeding
netfilter
bare besturing
3G3MV
SYSDRIVE
bare besturing
Andere besturingen
Opm. Gebruik geen universeel netfilter. Een universeel netfilter is niet in staat vanuit de
frequentieregelaar gegenereerde ruis doeltreffend te onderdrukken.
2-24
Page 51
Ontwerp
n Bedrading aan de uitgangszijde van het hoofdcircuit
Hoofdstuk 2
•Aansluiten van het klemmenblok op de belasting
Sluit uitgangsklemmen U/T1, V/T2 en W/T3 aan op aansluitdraden U, V en W van de motor.
Controleer of de motor voorwaarts draait als het voorwaarts-commando wordt gegeven.
Verwissel twee willekeurige uitgangsklemmen en sluit ze opnieuw aan als de motor
achterwaarts draait terwijl het voorwaarts-commando wordt gegeven.
•Sluit nooit een voeding aan op uitgangsklemmen
Sluit nooit een voeding aan op uitgangsklemmen U/T1, V/T2 of W/T3.
Als er spanning wordt aangelegd over de uitgangsklemmen, dan zal het inwendige circuit
van de frequentieregelaar schade oplopen.
•Uitgangsklemmen mogen nooit kortgesloten of geaard worden
Als de uitgangsklemmen met blote handen worden aangeraakt of als de uitgangsdraden in
aanraking komen met de behuizing van de frequentieregelaar, zal men een elektrische
schok krijgen of zal er een aardverbinding gevormd worden. Dit is uiterst gevaarlijk.
Pas er ook voor op dat de uitgangsdraden niet kortgesloten worden.
•Pas geen fasevoorloopcondensator of netfilter toe
Sluit nooit een fasevoorloopcondensator of LC/RC-netfilter aan op het uitgangscircuit.
Zou u dit toch doen, dan zal de frequentieregelaar schade oplopen of zullen hierdoor
andere componenten doorbranden.
•Pas geen elektromagnetische schakelaar of magnetische onderbreker
toe
Sluit geen elektromagnetische schakelaar of magnetische onderbreker aan op het
uitgangscircuit.
Als er een belasting wordt aangesloten op de frequentieregelaar tijdens bedrijf, dan zal een
inschakelstroom het overstroombeveiligingscircuit in de frequentieregelaar in werking
stellen.
•Installeren van een thermisch relais
De frequentieregelaar is voorzien van een elektronisch gestuurde functie om de motor te
beveiligen tegen oververhitting. Maar installeer in het geval dat er één frequentieregelaar
toegepast wordt voor meerdere motoren of er een meerpolige motor wordt gebruikt, altijd
een thermisch relais (THR) tussen de frequentieregelaar en de motor en stel n037 in op 2
(geen thermische beveiliging).
Programmeer in dat geval de volgorde zodanig dat de magnetische onderbreker aan de
ingangszijde van het hoofdcircuit wordt uitgeschakeld door het contact van het thermisch
relais.
2-25
Page 52
Ontwerp
Hoofdstuk 2
•Installeren van een filter aan de uitgangszijde
Sluit een netfilter aan aan de uitgangszijde van de frequentieregelaar ter vermindering van
radiostoringen en inductieve ruis.
Voeding
Signaallijn
3G3MV
SYSDRIVE
3G3IV-PLF
Netfilter
Inductieve ruisRadiostoringen
Besturing
AM radio
Inductieve ruis:Elektromagnetische inductie genereert ruis op de signaallijn, waardoor
de besturing niet meer goed functioneert.
Radiostoringen:Van de frequentieregelaar en kabels afkomstige elektromagnetische
golven zorgen ervoor dat de omroepradio-ontvanger ruis produceert.
•Maatregelen om inductieve ruis tegen te gaan
Zoals in het voorgaande beschreven, kan een netfilter worden toegepast om te voorkomen
dat er inductieve ruis gegenereerd wordt aan de uitgangszijde. Een andere mogelijkheid is
om kabels door een geaarde metalen buis te leiden ter voorkoming van inductieve ruis.
Door de metalen buis ten minste 30 cm van de signaallijn verwijderd te houden wordt de
inductieve ruis aanzienlijk verminderd.
Voeding
3G3MV
SYSDRIVE
Signaallijn
Metalen buis
Min. 30 cm
Besturing
2-26
Page 53
Ontwerp
Hoofdstuk 2
•Maatregelen om radiostoringen tegen te gaan
Radiostoringen worden gegenereerd vanuit zowel de frequentieregelaar als de ingangs- en
uitgangsleidingen. Installeer ten behoeve van het reduceren van radiostoringen een netfilter
aan zowel de ingangs- als de uitgangszijde en installeer de frequentieregelaar tevens in
een geheel gesloten behuizing van staal.
De kabel tussen de frequentieregelaar en de motor dient zo kort mogelijk gehouden te
worden.
Behuizing van staal
Voeding
Netfilter
3G3MV
SYSDRIVE
Netfilter
Metalen buis
•Lengte van de kabel tussen frequentieregelaar en motor
Als de kabel tussen de frequentieregelaar en de motor te lang is, zal de HF-lekstroom
toenemen, als gevolg waarvan de uitgangsstroom van de frequentieregelaar eveneens
toeneemt. Dit kan van nadelige invloed zijn op randapparatuur.
Dit kan voorkomen worden door de schakelfrequentie in te stellen (instellen in n080) zoals
weergegeven in onderstaande tabel. Zie voor nadere bijzonderheden de parameterinstellingen.
Lengte kabel50 m max.100 m max.Meer dan 100 m
Schakelfrequentie10 kHz max.5 kHz max.2,5 kHz max.
•Er kunnen geen enkelfasemotoren toegepast worden
De frequentieregelaar is niet geschikt voor de instelbare snelheidsregeling van
enkelfasemotoren. Enkelfasemotoren zijn ofwel motoren met condensatoraanloop of
motoren met gesplitste-faseaanloop (de methode voor het bepalen van de draairichting bij
het opstarten verschilt). Indien er een motor met condensatoraanloop wordt toegepast, kan
de condensator echter beschadigd raken door een plotselinge elektrische ontlading welke
veroorzaakt wordt door de uitgang van de frequentieregelaar. Indien een motor met
gesplitste fase wordt toegepast, kan de aanloopspoel doorbranden omdat de centrifugaalschakelaar niet werkt.
2-27
Page 54
Ontwerp
n Aanleg van de aarding
•Gebruik altijd de aardklem van de 200V frequentieregelaar met een aardingsweerstand
van 100 Ω of minder. Gebruik evenzo altijd de aardklem van de 400V frequentieregelaar
met een aardingsweerstand van 10 Ω of minder.
•Deel de aardleiding niet met andere apparatuur zoals lasmachines of elektrische gereedschappen.
•Pas altijd een aardleiding toe die voldoet aan de technische normen voor elektrische
uitrusting en houd de lengte van de aardleiding zo kort mogelijk.
Er vloeit lekstroom door de frequentieregelaar. Daarom zal, als de afstand tussen de
aardelektrode en de aardklem te lang is, de potentiaal op de aardklem van de frequentieregelaar instabiel worden.
•Bij toepassing van meerdere frequentieregelaars dient u er goed op te letten dat u de
aardleiding niet doorlust.
Hoofdstuk 2
2-28
Page 55
Ontwerp
n Harmonischen
Hoofdstuk 2
•Definitie
Harmonischen bestaan uit elektrische energie gehaald uit AC vermogen, die wisselt bij
frequenties die integrale veelvouden zijn van de frequentie van het AC vermogen.
De volgende frequenties zijn harmonischen van een 60 of 50 Hz netspanning.
Tweede harmonische: 120 (100) Hz
Derde harmonische:180 (150) Hz
Tweede harmonische (120 Hz)
Basisfrequentie (60 Hz)
Derde harmonische (180 Hz)
Door opwekking van harmonischen veroorzaakte problemen
De golfvorm van de netspanning zal vervormen als de netspanning overmatig veel
harmonischen bevat. Machines met een dergelijke netspanning zullen slecht functioneren
of buitensporig veel warmte produceren.
Basisfrequentie (60 Hz) Derde harmonische (180 Hz)
Vervormde stroomgolfform
• Oorzaken van opwekking van harmonischen
•Meestal zijn elektrische machines voorzien van een ingebouwd schakelsysteem dat AC
vermogen van het net omzet in DC vermogen.
Dit AC vermogen bevat echter harmonischen vanwege het verschil in stroomvloei tussen
gelijkstroom en wisselstroom.
Verkrijgen van gelijkstroom uit wisselstroom met behulp van een
gelijkrichter en condensatoren
Gelijkspanning wordt verkregen door wisselspanning om te zetten in een pulserende
eenzijdige spanning met een gelijkrichter en de pulserende eenzijdige spanning af te
vlakken met condensatoren. Een zo verkregen wisselstroom bevat echter harmonischen.
2-29
Page 56
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Frequentieregelaar
De frequentieregelaar heeft, evenals normale elektrische machines, een ingangsstroom die
harmonischen bevat omdat de frequentieregelaar wisselstroom omzet in gelijkstroom. De
uitgangsstroom van de frequentieregelaar is verhoudingsgewijs hoog. De verhouding van
harmonischen in de uitgangsstroom van de frequentieregelaar is daarom hoger dan die van
enige andere elektrische machine.
Spanning
Tijd
Gelijkgericht
Spanning
Tijd
Afgevlakt
Spanning
Er vloeit een stroom de
condensatoren in.
De stroom verschilt van de
spanning qua golfvorm.
Tijd
Stroom
Tijd
2-30
Page 57
Ontwerp
(optioneel)
Hoofdstuk 2
• Maatregelen met behulp van smoorspoelen om de opwekking van
harmonischen tegen te gaan
DC/AC smoorspoelen
De DC smoorspoel en AC smoorspoel onderdrukken harmonischen en stromen die
plotseling en in sterke mate veranderen.
De DC smoorspoel onderdrukt harmonischen beter dan de AC smoorspoel dat doet. De in
combinatie met de AC smoorspoel toegepaste DC smoorspoel onderdrukt harmonischen
nog doeltreffender.
De arbeidsfactor aan de ingangszijde van de frequentieregelaar wordt verbeterd door de
harmonischen van de ingangsstroom van de frequentieregelaar te onderdrukken.
Aansluiting
Sluit de DC smoorspoel aan op de interne DC voeding van de frequentieregelaar na de
voeding naar de frequentieregelaar uitgeschakeld te hebben en gecontroleerd te hebben of
de ladingindicator van de frequentieregelaar UIT is.
Raak het inwendige schakelsysteem binnenin de frequentieregelaar niet aan tijdens bedrijf,
anders loopt u de kans een elektrische schok te krijgen of brandwonden op te lopen.
Bedradingsmethode
[Bij DC smoorspoel]
DC smoorspoel
(optioneel)
Voeding
3-fasen 200 VAC,
1-fase 200 VAC, of
3-fasen 400 VAC
[Bij DC en AC smoorspoel]
DC smoorspoel
SYSDRIVE
3G3MV
Voeding
3-fasen 200 VAC,
1-fase 200 VAC, of
3-fasen 400 VAC
AC smoorspoel
(optioneel)
SYSDRIVE
3G3MV
2-31
Page 58
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Effecten van de smoorspoel(en)
Er worden op doeltreffende wijze harmonischen onderdrukt wanneer de DC smoorspoel
wordt toegepast in combinatie met de AC smoorspoel zoals af te lezen is uit de onderstaande tabel.
Percentage opwekking harmonischen (%)Methode voor
onderdruk-
king van har-
monischen
5de
harmo-
nische
7de
harmo-
nische
11de
harmo-
nische
13de
harmo-
nische
17de
harmo-
nische
19de
harmo-
nische
23ste
harmo-
nische
25ste
harmo-
nische
Geen
smoorspoel
AC
smoorspoel
DC
smoorspoel
DC en AC
smoorspoel
nAansluiten van de remweerstand en remweerstandseenheid
Bij het draaien met een belasting met een grote massatraagheid of een verticale as, zal er
regeneratieve energie terugvloeien naar de frequentieregelaar. Indien er OV
(overspanning) wordt gegenereerd tijdens deceleratie, is dit een teken dat de regeneratieve
energie het vermogen van de frequentieregelaar te boven gaat. Gebruik in dat geval een
remweerstand of een remweerstandseenheid, of vergroot de deceleratietijd.
•Sluit de remweerstand aan zoals afgebeeld in het volgende schema.
Opm. 1. Installeer bij toepassing van een remweerstand een thermisch relais voor het
bewaken van de temperatuur van de weerstand.
65418,57,74,33,12,61,8
3814,57,43,43,21,91,71,3
30138,454,73,23,02,2
289,17,24,13,22,41,61,4
Opm. 2. Let er bij toepassing van een remweerstand of een remweerstandseenheid op een
volgorde aan te brengen waarbij de voeding van de frequentieregelaar zal worden
UITgeschakeld in het geval van abnormale oververhitting. Als u dit niet doet, kan
dit doorbranden tot gevolg hebben.
• Remweerstand: Gebruik de uitgang van het thermisch relais dat dient om de
temperatuur van de thermometer te bewaken.
• Remweerstandseenheid: Gebruik de foutcontactuitgang van de remweerstandseen-
heid.
2-32
Page 59
Ontwerp
Hoofdstuk 2
•Denk er bij toepassing van een remweerstand aan n092 (selectie van deceleratie stall
prevention) op "1" te zetten (zonder deceleratie stall prevention).
Frequentieregelaar
Voeding
3-fasen, 200 VAC (1-fase
200 VAC/3-fasen 200 VAC)
Remweerstand/
Remweerstands-
eenheid
Contactpunten voor thermische uitschakeling van remweerstandeenheid of uitwendig thermisch relais
• Remweerstanden en remweerstandseenheden voor frequentieregelaars
2-2-4Bedraden van de klemmen van het besturingscircuit
Een stuursignaallijn mag ten hoogste 50 m lang zijn en mag niet samen met krachtleidingen
gelegd worden.
De frequentiereferentie moet ingevoerd worden in de frequentieregelaar met een twistedpair kabel.
nBedraden van besturings-I/O-klemmen
Bedraad iedere besturings-I/O-klem onder de volgende condities.
•Draden en aanhaalmoment
Multifunctie-contactuitgang (MA, MB en MC)
Maat
klemschroef
M30,5 tot 0,6
Aanhaal-
moment
N • m
DraadDraad-
mm2 (AWG)
Enkele draad
Gevlochten
draad
0,5 tot 1,25
(20 tot 16)
0,5 tot 1,25
(20 tot 16)
diameter
Aanbevolen
draad-
diameter
mm2 (AWG)
0,75 (18)
Kabel
Kabel met
PE-mantel
2-34
Page 61
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Sequentiële ingang (S1 t/m S7 en SC), multifunctie-photocoupleruitgang
(P1, P2, PC), RS-422/485-datacommunicatie (R+, R-, S+, S-) en analoge
multifunctie-uitgang (AM of AC) en pulstreiningang (RP)
Maat
klemschroef
M20,22 tot 0,25
Aanhaal-
moment
N • m
DraadDraad-
diameter
mm2 (AWG)
Enkele draad0,5 tot 1,25
(20 tot 16)
Gevlochten
draad
0,5 tot 0,75
(20 tot 18)
Frequentiereferentie-ingang (FR, FS en FC)
Maat
klemschroef
M20,22 tot 0,25
Aanhaal-
moment
N • m
DraadDraad-
diameter
mm2 (AWG)
Enkele
draad
Gevlochten
draad
0,5 tot 1,25
(20 tot 16)
0,5 tot 0,75
(20 tot 18)
Aanbevolen
draad-
diameter
mm2 (AWG)
0,75 (18)Kabel met
Aanbevole
n draad-
diameter
mm2 (AWG)
0,75 (18)Speciale kabel met
PE-mantel en
afscherming voor
meetdoeleinden
Kabel
PE-mantel
Kabel
•Soldeerloze klemmen voor klemmen van het besturingscircuit
Omdat met soldeerlozen klemmen gemakkelijk betrouwbare verbindingen kunnen worden
gemaakt, wordt aanbevolen soldeerloze klemmen toe te passen voor de klemmen van het
besturingscircuit.
Opm. Controleer of de draaddiameter 0,5 mm2 is bij toepassing van onderstaande
soldeerloze klem.
1,0 diam.
Model: Phoenix Contact's A1 0.5-8 WH
2,6 diam.
(Afmetingen in mm)
•Bedradingsmethode
1. Draai de klemschroeven los met een schroevendraaier met een dun blad.
2. Steek de draden erin van onderaf het klemmenblok.
2-35
Page 62
Ontwerp
Hoofdstuk 2
•Soldeerloze klemmen voor klemmen van het besturingscircuit
Omdat met soldeerlozen klemmen gemakkelijk betrouwbare verbindingen kunnen worden
gemaakt, wordt aanbevolen soldeerloze klemmen toe te passen voor de klemmen van het
besturingscircuit.
Opm. Controleer of de draaddiameter 0,5 mm2 is bij toepassing van onderstaande
soldeerloze klem.
1,0 diam.
Model: Phoenix Contact's A1 0.5-8 WH
2,6 diam.
(Afmetingen in mm)
•Bedradingsmethode
1. Draai de klemschroeven los met een schroevendraaier met een dun blad.
2. Steek de draden erin van onderaf het klemmenblok.
3. Draai de klemschroeven stevig aan tot een moment van 0,5 N•m.
Opm. 1. Houd de stuursignaallijn altijd gescheiden van de kabels van het hoofdcircuit en
van andere sterkstroomkabels.
Opm. 2. Soldeer de draden niet aan de klemmen van het besturingscircuit. Het kan
namelijk zijn dat de draden geen goed contact maken met de klemmen van het
besturingscircuit indien de draden worden gesoldeerd.
Opm. 3. Het uiteinde van iedere draad die aangesloten wordt op de klemmen van het
besturingscircuit moet over een afstand van circa 5,5 mm afgestript worden.
Schroevendraaier met dun blad
Klemmenblok
besturingscircuit
Strip het uiteinde af over een
afstand van circa 5,5 mm
indien er geen soldeerloze
klem wordt toegepast
Draad
Soldeerloze klem
of draad zonder
solderen.
Opm.
Door een moment uit te oefenen dat
groter is dan 0,5 N•m kan het
klemmenblok beschadigd raken. Maar
als het aanhaalmoment onvoldoende
is, is het mogelijk dat de draden
losraken.
Opm. 4. Sluit de afscherming aan op de aardklem van de frequentieregelaar. Aard de
afscherming niet aan de besturingskant.
Opm. 5. Dek de afscherming af met isolatieband zodat de afscherming niet in aanraking
kan komen met andere signaaldraden of machines.
2-36
Page 63
Ontwerp
nBedraden van de frequentiereferentie-ingangsklemmen
Bedraad frequentiereferentie-ingangsklemmen FR en FC zoals hieronder beschreven ten
behoeve van het uitvoeren van frequentiereferenties met de D/A-eenheid voor omzetting
van gegevens van digitaal naar analoog of externe voeding.
Hoofdstuk 2
•Toe te passen draden
Gebruik voor het bedraden afgeschermde, twisted-pair kabels teneinde te voorkomen dat
de frequentieregelaar storingen gaat vertonen vanwege ruis.
DraadtypeDraaddiameterToe te passen draad
Enkele draad0,5 tot 1,25 mm²
Gevlochten draad0,5 tot 0,75 mm²
Afgeschermde PE-kabel
voor meetdoeleinden
•Soldeerloze klemmen voor frequentiereferentie-ingangsklemmen
Omdat met soldeerlozen klemmen gemakkelijk betrouwbare verbindingen kunnen worden
gemaakt, wordt aanbevolen soldeerloze klemmen toe te passen voor de frequentiereferentie-ingangsklemmen.
Opm. Controleer of de draaddiameter 0,5 mm2 is bij toepassing van onderstaande
soldeerloze klem.
1,0 diam.
Model: Phoenix Contact's A1 0.5-8 WH
2,6 diam. (Afmetingen in mm)
• Bedradingsmethode
•De bedradingsmethode voor de frequentiereferentie-ingangsklemmen is gelijk aan die van
de besturings-I/O-klemmen.
•Houd de stuursignaallijn altijd gescheiden van de kabels van het hoofdcircuit en van
andere sterkstroomkabels.
•Sluit de afscherming aan op de aardklem van de frequentieregelaar. Sluit de afscherming
niet aan op de last.
•Dek de afscherming af met isolatieband zodat de afscherming niet in aanraking kan
komen met andere signaaldraden of machines.
2-37
Page 64
Ontwerp
Hoofdstuk 2
2-2-5Conform EG-richtlijn
In de volgende beschrijving wordt de bedradingsmethode van de frequentieregelaar
gegeven waarmee voldaan wordt aan de in de EG-richtlijn gestelde eisen. Indien niet
voldaan wordt aan de volgende eisen, zal ook de gehele uitrusting waar de
frequentieregelaar deel van uitmaakt, weer goedgekeurd moeten worden.
nStandaardaansluiting
•Klemmen van het hoofdcircuit
3-fasen 2
200 VAC
2-38
Page 65
Ontwerp
Multifunctie-photocoupler-
Multifunctie-photocoupler-
Common multifunctie-
RS-422 -dataFrequentiereferentie-voeding
Frequentiereferentie common
• Klemmen van het besturingscircuit
Multifunctie-ingang 1
Multifunctie-ingang 2
Multifunctie-ingang 3
Multifunctie-ingang 4
Multifunctie-ingang 5
Multifunctie-ingang 6
Multifunctie-ingang 7
Hoofdstuk 2
Multifunctie-contactuitgang
NO
NC
Common
uitgang 1
uitgang 2
photocoupleruitgang
Analoge multifunctieuitgang/pulsmonitoruitgang
Common analoge
multifunctie-uitgang
FREQUENTIEregelknop (2k
1/4 W min.)
Pulsgenerator
communicatie
(RS-485 selectie)
Ω
Volgorde ingang common
20 mA bij +12 V
Frequentiereferentie-ingang
Pulstreiningang
Opm. I/O-signalen kunnen worden aangesloten op een enkele afgeschermde kabel.
2-39
Page 66
Ontwerp
n Conform EG-richtlijnen
Hoofdstuk 2
•Bedrading van de voeding
Zorg ervoor dat de frequentieregelaar en het netfilter gemeenschappelijk geaard zijn.
•Sluit de voedingsingangsklemmen (R/L1, S/L2 en T/L3) en voeding altijd aan via een voor
dit doel bestemd netfilter.
•Beperk de lengte van de aardleiding zoveel mogelijk.
•Plaats het netfilter zo dicht mogelijk bij de frequentieregelaar. Zorg ervoor dat de kabel
tussen het netfilter en de frequentieregelaar niet langer is dan 40 cm.
•De volgende netfilters zijn verkrijgbaar (alle van het aansluitpennenpatroontype).
• Aansluiten van een motor op de frequentieregelaar
•Denk er bij het aansluiten van een motor op de frequentieregelaar aan een kabel met een
omvlochten afscherming te gebruiken.
•Houd de kabel zo kort mogelijk en aard de afscherming zowel aan de kant van de
frequentieregelaar als aan de kant van de motor. Zorg ervoor dat de kabel tussen de
frequentieregelaar en de motor niet langer is dan 20 cm. Verder wordt geadviseerd een
ferrietkern (ferrietfilter) aan te sluiten nabij de uitgangsklemmen van de frequentieregelaar.
ProductModelFabrikant
Ferrietfilter3G3IV-PFO OC2RASMI
2-40
Page 67
Ontwerp
Hoofdstuk 2
• Bedraden van een besturingskabel
•Denk eraan een kabel met een omvlochten afscherming aan te sluiten op de klemmen van
het besturingscircuit.
•Aard de afscherming alleen aan de kant van de frequentieregelaar.
• Aarden van de afscherming
Om zeker te kunnen zijn van een betrouwbare en veilige afscherming wordt aanbevolen
een kabelklem rechtstreeks te verbinden met de aardplaat, zoals hieronder is afgebeeld.
Grondplaat
Afscherming
Kabelklem
Kabel
2-41
Page 68
Ontwerp
n Conform Laagspanningsrichtlijn
•Sluit de frequentieregelaar en voeding altijd aan via een MCCB-zekeringsautomaat die
geschikt is om de frequentieregelaar te beveiligen tegen beschadiging als mogelijk gevolg
van kortsluiting.
•Gebruik één zekeringsautomaat per frequentieregelaar.
•Kies een voor het doel geschikte magneetschakelaar uit onderstaande tabel.
Opm. Teneinde te voldoen aan de in de Laagspanningsrichtlijn gestelde eisen moet de
frequentieregelaar beveiligd zijn middels een lijnonderbreker voor het geval er kortsluiting optreedt. Zorg er, bij toepassing van één lijnonderbreker die gedeeld moet
worden met andere frequentieregelaars of apparaten, voor dat de frequentieregelaars en apparaten volledig beveiligd zijn als er zich een eenpuntskortsluiting
voordoet, anders kunnen de frequentieregelaars en apparaten beschadigd raken.
De voeding van de frequentiereferentie (FS) van de frequentieregelaar is uitgevoerd met
een basisisolatie. Zorg bij het aansluiten van de frequentieregelaar op randapparatuur voor
een grotere mate van isolatie.
Hoofdstuk 2
2-43
Page 70
Ontwerp
Hoofdstuk 2
2-44
Page 71
Gereedmaken voor
bedrijf en controle
3-1Nomenclatuur
verifiëren van parameters
3
Hoofdstuk 3
3-2Functie voor het kopiëren en
Page 72
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
3-1Nomenclatuur
3-1-1Benamingen van onderdelen en de functies ervan
Data display
Vereenvoudigde
LED-indicatoren
Bedieningstoetsen
WeergaveBenamingFunctie
Data displayIn dit display verschijnen relevante gegevens,
zoals frequentiereferentie, uitgangsfrequentie en
parameterinstelwaarden.
FREQ-regelknopMet deze draaiknop wordt de frequentiereferentie
ingesteld binnen een gebied tussen de 0 Hz en
de maximale frequentie.
FREF-indicatorDe frequentiereferentie kan gecontroleerd of
ingesteld worden terwijl deze indicator aan is.
FOUT-indicatorDe uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar
kan gecontroleerd worden terwijl deze indicator
aan is.
IOUT-indicatorDe uitgangsstroom van de frequentieregelaar kan
gecontroleerd worden terwijl deze indicator aan
is.
MNTR-indicatorDe U-01 t/m U-10 waarden kunnen worden
uitgelezend terwijl deze indicator aan is.
F/R-indicatorDe draairichting kan geselecteerd worden terwijl
deze indicator aan is bij bediening van de
frequentieregelaar met de RUN-toets.
LO/RE-indicatorDe bediening van de frequentieregelaar via de
digitale bedieningsmodule of volgens de
ingestelde parameters kan geselecteerd worden
terwijl deze indicator aan is.
FREQUENCY
regelknop
3-2
Opm. Deze status van deze indicator kan alleen
gecontroleerd worden terwijl de frequentieregelaar in bedrijf is. Elke RUNcommando-ingang wordt genegeerd terwijl
deze indicator aan is.
Page 73
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
WeergaveBenamingFunctie
PRGM-indicatorDe parameters in n001 t/m n179 kunnen
ingesteld of gecontroleerd worden terwijl deze
indicator aan is.
Opm. Wanneer de frequentieregelaar in bedrijf
is, kunnen de parameters alleen gecontroleerd worden en kunnen alleen bepaalde
parameters gewijzigd worden. De RUNcommando-ingang wordt genegeerd terwijl
deze indicator aan is.
Mode-toets
Omhoog-toetsMet deze toets worden multifunctie-
Omlaag-toetsMet deze toets worden multifunctie-
Enter-toetsMet deze toets worden multifunctie-
RUN-toets
STOP/RESETtoets
Met deze toets worden de vereenvoudigde LED
functie-indicatoren (voor het instellen en
controleren) in volgorde geschakeld.
De parameter die ingesteld wordt, zal
geannuleerd worden als op deze toets wordt
gedrukt voordat de instelling ingevoerd is.
monitornummers, parameternummers en
parameterinstelwaarden verhoogd.
monitornummers, parameternummers en
parameterinstelwaarden verlaagd.
monitornummers, parameternummers en interne
gegevenswaarden ingevoerd nadat die zijn
ingesteld of gewijzigd.
Met deze toets wordt de frequentieregelaar in
bedrijf gesteld wanneer de 3G3MV bediend wordt
met de digitale bedieningsmodule.
Deze toets dient om de frequentieregelaar te
stoppen tenzij n007 niet is ingesteld om de
STOP-toets te deactiveren.
3-3
Page 74
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
3-1-2Korte beschrijving van de bediening
nSelecteren van indicatoren
Telkens als er op de mode-toets wordt gedrukt, gaat er een indicator aan in een bepaalde
volgorde beginnend bij de FREF-indicator. Het data display geeft het item aan dat
correspondeert met de geselecteerde indicator.
De FOUT- of IOUT-indicator zal gaan branden door de frequentieregelaar weer AAN te
zetten indien de frequentieregelaar UIT wordt gezet terwijl de FOUT- of IOUT-indicator aan
is. De FREF-indicator zal gaan branden door de frequentieregelaar weer AAN te zetten
indien de frequentieregelaar UIT wordt gezet terwijl een andere dan de FOUT- of IOUTindicator aan is.
Stroom AAN
FREF (Frequentiereferentie)
Voor controle en instelling van de frequentiereferentie
FOUT (Uitgangsfrequentie)
Voor controle van de uitgangsfrequentie.
Opm. Deze indicator zal gaan branden door de frequentieregelaar
weer AAN te zetten indien de frequentieregelaar UIT wordt
gezet terwijl deze indicator aan is.
IOUT (Uitgangsstroom)
Voor controle van de uitgangsstroom
Opm. Deze indicator zal gaan branden door de frequentieregelaar
weer AAN te zetten indien de frequentieregelaar UIT wordt
gezet terwijl deze indicator aan is.
MNTR (Multifunctie-monitor)
Voor de controle van de U-01 t/m U-10 ingestelde waarden.
F/R (Draairichting voorwaarts/achterwaarts)
Voor het selecteren van de draairichting
LO/RE (Lokale bediening/Afstandsbediening)
Voor het selecteren van de bediening van de frequentieregelaar via
de digitale bedieningsmodule of overeenkomstig de parameters.
Opm. De insteleenheid van de frequentiereferentie en uitgangsfrequentie wordt bepaald
3-4
PRGM (Parameterinstelling)
Voor het controleren of instellen van de in n001 t/m n179 ingestelde
waarden.
De FREF-indicator brandt weer.
door de instelwaarde in n035. De standaardeenheid is Hz.
Page 75
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
n Voorbeeld van frequentiereferentie-instellingen
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Stroom ingeschakeld
Opm. Als de FREF-indicator niet aan is,
druk dan net zolang op de modetoets totdat de FREF-indicator gaat
branden.
Stel de frequentiereferentie in met behulp
van de omhoog- of omlaag-toets.
Het data display zal knipperen tijdens het
instellen van de frequentiereferentie. (zie
opm. 1)
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde
waarde ingevoerd wordt; het data display
licht nu op. (zie opm. 1)
Opm. 1. Het is niet nodig op de Enter-toets te drukken wanneer n009 1 is. De
frequentiereferentie verandert namelijk wanneer de ingestelde waarde wordt
gewijzigd met de omhoog- of omlaag-toets terwijl het data display ononderbroken
brandt.
Toelichting
Opm. 2. De frequentiereferentie kan in elk van de volgende gevallen ingesteld worden.
• Parameter n004 voor de selectie van de frequentiereferentie wordt op 1 gezet
(d.w.z. frequentiereferentie 1 wordt geactiveerd) en de frequentieregelaar
staat ingesteld op afstandsbediening.
• Parameter n008 voor de selectie van de frequentiereferentie in de lokale
mode wordt op 1 gezet (d.w.z. de digitale bedieningsmodule wordt geactiveerd) en de frequentieregelaar staat ingesteld op lokale bediening.
• Frequentiereferenties 2 t/m 8 worden worden ingevoerd voor bedrijf met
getrapt toerental.
Opm. 3. De frequentiereferentie kan gewijzigd worden, ook tijdens bedrijf.
3-5
Page 76
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
n Voorbeeld van multifunctie-weergave
ToetsvolgordeIndicatorWeergaveToelichting
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de
MNTR-indicator gaat branden.
U01 verschijnt nu in het display.
Selecteer het weer te geven monitor-item
met behulp van de omhoog- of omlaagtoets.
Druk op de Enter-toets zodat de gegevens
van het geselecteerde monitor-item zullen
worden weergegeven.
Het monitor-item zal weer weergegeven
worden door op de mode-toets te drukken.
•Monitor
ItemWeergaveWeerge-
geven
eenheid
U-01FrequentiereferentieHz (zie
opm.)
U-02UitgangsfrequentieHz (zie
opm.)
U-03UitgangsstroomAVoor controle van de uitgangsstroom. (Gelijk
U-04UitgangsspanningVVoor de controle van de inwendige
U-05DC busspanningVVoor de controle van de gelijkspanning van het
Voor controle van de frequentiereferentie.
(Gelijk aan FREF)
Voor controle van de uitgangsfrequentie.
(Gelijk aan FOUT)
aan IOUT)
uitgangsspannings-referentiewaarde van de
frequentieregelaar.
Toont de AAN/UIT-status van uitgangen.U-07Status uitgangs-
klemmen
: ON: OFF
Niet in
gebruik
Klem P1: Multifunctie-photocoupleruitgang 1
Klem P2: Multifunctie-photocoupler
U-08Koppelmonitor%Geeft het op dat moment uitgevoerde koppel
weer als percentage van het nominale
motorkoppel. Dit kan alleen in
vectorregelingsmode weergegeven worden.
U-09Foutenlogbestand
(meest recente)
---
De vier meest recente fouten kunnen
gecontroleerd worden.
Foutengeneratie
item
Fout
U-10Softwarenr.---Uitsluitend voor gebruik door OMRON.
U-11UitgangsvermogenWVoor de controle van het uitgangsvermogen
van de frequentieregelaar.
U-16PID-terugkoppeling%Voor de controle van de PID-besturingsterug-
koppeling (Max. frequentie: 100%)
U-17PID-ingang%Voor de controle van de PID-besturingsingang
(Max. frequentie: 100%)
U-18PID-uitgang%Voor de controle van de PID-besturingsuitgang
(Max. frequentie: 100%)
Opm. De insteleenheid van de frequentiereferentie en uitgangsfrequentie wordt bepaald
door de instelwaarde in n035. De standaardeenheid is Hz.
3-7
Page 78
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
n Voorbeeld van instellingen voor selectie voorwaarts/
achterwaarts
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Druk net zolang op de mode-toets totdat de
F/R-indicator gaat branden.
De huidige instelling wordt nu weergegeven.
For: Voorwaarts; rEv: Achterwaarts
Wijzig de draairichting van de motor(en) met
behulp van de omhoog- of omlaag-toets. De
geselecteerde draairichting van de
motor(en) zal geactiveerd worden zodra het
display verandert nadat er op de toets is
gedrukt.
Opm. De draairichting van de motor(en) kan, ook tijdens bedrijf, gewijzigd worden.
nVoorbeeld van instellingen voor selectie van
Toelichting
afstandsbediening/lokale bediening
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Druk net zolang op de mode-toets totdat de
LO/RE-indicator gaat branden.
De huidige instelling wordt nu weergegeven.
rE: Afstandsbediening; Lo: Lokale bediening
Zet de frequentieregelaar in de lokale mode
of afstandsmode met behulp van de
omhoog- of omlaag-toets. De keuze zal
geactiveerd worden zodra het display
verandert nadat er op de toets is gedrukt.
Opm. 1. Lokale bediening of afstandsbediening kan alleen gekozen worden wanneer de
frequentieregelaar niet in bedrijf is. De huidige instelling kan gecontroleerd worden
wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is.
Opm. 2. Instellingen voor lokale bediening of afstandsbediening bij multifunctie-ingangs-
klemmen kunnen alleen via de multifunctie-ingangsklemmen gewijzigd worden.
Opm. 3. Elke RUN-commando-ingang zal genegeerd worden terwijl de LO/RE-indicator
aan is.
Toelichting
3-8
Page 79
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
Annuleert
Binnen circa 1 s.
nVoorbeeld van parameterinstellingen
ingestelde
gegevens
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Binnen circa 1 s.
Toelichting
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden.
Stel het parameternummer in met behulp
van de omhoog- of omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets.
De op het geselecteerde parameternummer
betrekking hebbende gegevens zullen
worden weergegeven.
Stel de gegevens in met behulp van de
omhoog- of omlaag-toets. Tijdens het
instellen zal het display knipperen.
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde
waarde ingevoerd wordt; het data display
licht nu op. (zie opm. 1)
Het parameternummer zal worden
weergegeven.
Opm. 1. Druk in plaats daarvan op de mode-toets als u de ingestelde waarde wilt
Opm. 2. Er zijn parameters die niet gewijzgd kunnen worden terwijl de frequentieregelaar in
annuleren. Het parameternummer zal worden weergegeven.
bedrijf is. Zie hiervoor het overzicht van de parameters. Wanneer u toch probeert
dergelijke parameters te wijzigen, dan zullen de gegevens zich niet wijzigen als er
op de omhoog- of omlaag-toets wordt gedrukt.
3-9
Page 80
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
3-2Functie voor het kopiëren en verifiëren van parameters
De digitale bedieningsmodule van de 3G3MV frequentieregelaar heeft een EEPROM
waarin de instelwaarden in alle parameters en gegevens over de capaciteit en
softwareversie van de frequentieregelaar opgeslagen kunnen worden.
Met behulp van de EEPROM kunnen de meeste parameterinstelwaarden in de
frequentieregelaar naar een andere frequentieregelaar gekopieerd worden.
Opm.: In het bovenstaande geval moeten de frequentieregelaars echter over dezelfde
voedingsspecificatie en besturingsmode beschikken (d.w.z. V/f- of vectorregelingsmode).
Bepaalde categorieën parameterinstelwaarden kunnen niet gekopieerd worden.
3-2-1Parameter voor het kopiëren en verifiëren van
instelwaarden
•Lees, kopieer en verifieer de instelwaarden met behulp van de volgende parameter.
Para-
meter
n17601B0Selectie van
RegisterBenamingBeschrijvingInstel-
bereik
de functie
voor het
kopiëren en
verifiëren
van parameters
De volgende items kunnen
geselecteerd worden.
rdy: Gereed voor ontvangst
van het volgende commando
rEd: Voor het lezen van de
parameter
CPy: Voor het kopiëren van
de parameter
vFy: Voor het verifiëren van
de parameter
vA: Voor het weergeven van
de capaciteit van de
frequentieregelaar
Sno: Voor het weergeven
van de softwareversie.
rdy tot
Sno
Eenheid
van de
instelling
---rdyOK
Standaard-
instelling
Wijzigt
tijdens
bedrijf
Opm. Er kan geen waarde gekopieerd of geschreven worden terwijl de frequentieregelaar
in bedrijf is.
3-10
Page 81
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
frequentieregelaar
n Volgorde van de weergave
Lezen
Lezen
voltooid
of
Schrijven
Verifiëren
Capaciteit
Softwareversie
Schrijven
voltooid
Verifiëren
voltooid
of
of
of
of
Opm. De volgende weergave is een voorbeeld van de capaciteit die weergegeven wordt.
Spanningsklasse
2: 3-fasen 200 V
b: Eénfase 200 V
4: Driefasen 400 V
Max. toepasbaar motorvermogen
0.1: 0,1 kW0.2: 0,25 kW/0,37 kW
0.4: 0,55 kW 0.7: 1,1 kW
1.5: 1,5 kW2.2: 2,2 kW
4.0: 4,0 kW5.5: 5,5 kW
7.5: 7,5 kW11: 11 kW
15: 15 kW
3-2-2Werkwijze voor het kopiëren van parameters
•Neem voor het kopiëren van parameterwaarden naar een andere frequentieregelaar de
volgende stappen.
1. Zet n001 voor de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/parameterinitialisatie op 4.
2. Zet n177 voor de selectie van de parameterleesblokkering op 1, zodat de parameters
gelezen kunnen worden.
3. Lees de parameterinstelwaarde met de EEPROM van de digitale bedieningsmodule,
met het item rED geselecteerd.
4. Schakel de frequentieregelaar UIT en verwijder de digitale bedieningsmodule.
5. Installeer de digitale bedieningsmodule op de frequentieregelaar waar de parameters
naartoe gekopieerd gaan worden. Zet de frequentieregelaar vervolgens AAN.
6. Kopieer de gegevens in de EEPROM naar de frequentieregelaar, met het item CPy
geselecteerd.
7. Controleer of de gegevens correct geschreven worden, met het item vFy geselecteerd.
3-11
Page 82
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
•De hiervoor beschreven werkwijze is alleen mogelijk als de frequentieregelaars over
dezelfde voedingsspecificatie en besturingsmode beschikken (d.w.z. V/f- of vectorregelingsmode). Het is niet mogelijk parameters te kopiëren van een 200V model naar
een 400V model of van een frequentieregelaar die in V/f-regelingsmode staat naar een
andere die bijvoorbeeld in vectorregelingsmode staat.
Opm. 1. De volgende parameterinstelwaarden of uitgangsfrequentie die tijdelijk bewaard
worden, kunnen niet gekopieerd worden.
n176: Selectie van de parameterkopieerfunctie
n177: Selectie van de parameterleesblokkering
n178: Foutenlogbestand
n179: Softwareversie
Opm. 2. De volgende parameterinstelwaarden kunnen niet gekopieerd worden als de
frequentieregelaars van elkaar verschillen qua capaciteit.
n011 t/m n017: V/f-instelling
n036: Nominale motorstroom
n080: Schakelfrequentie
n105: Kernverliezen van de koppelcompensatie
n106: Nominale slip van de motor
n107: Weerstand tussen draden van de motor
n108: Lekinductiviteit van de motor
n109: Koppelcompensatiegrens
n110: Nullaststroom van de motor
n140: Energiespaarregelingscoëfficiënt K2
n158: Motorcode
nInstellen van n001 voor de selectie van de parameterschrijf-
beveiliging/parameterinitialisatie
•Er kunnen alleen gegevens naar n176 voor de selectie van de parameterkopieerfunctie
geschreven worden als de standaardinstelling wordt gewijzigd. Zet, om gegevens naar
deze parameter te kunnen schrijven, n001 voor de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/parameterinitialisatie op 4.
3-12
Page 83
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
n Instellen van n001 voor de selectie van de parameterschrijf-
beveiliging/parameterinitialisatie
•Er kunnen alleen gegevens naar n176 voor de selectie van de parameterkopieerfunctie
geschreven worden als de standaardinstelling wordt gewijzigd. Zet, om gegevens naar
deze parameter te kunnen schrijven, n001 voor de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/parameterinitialisatie op 4.
Para-
meter
n0010101Selectie
RegisterBe-
naming
van de
parameterschrijfbeveiliging-/
parameterinitialisatie
BeschrijvingInstel-
Zorgt ervoor dat er geen parameters geschreven kunnen
worden; voor het instellen van
parameters of het wijzigen van het
controlebereik van parameters.
Dient om parameters te
initialiseren tot standaardinstellingen.
0: Voor het instellen of controleren
van parameter n001. De parameters binnen een bereik van n002
tot n179 kunnen alleen
gecontroleerd worden.
1: Voor het instellen of controleren
van de parameters binnen een
bereik van n001 tot n049 (d.w.z.
instellingen functiegroep 1).
2: Voor het instellen of controleren
van de parameters binnen een
bereik van n001 tot n079 (d.w.z.
instellingen functiegroepen 1 en 2).
3: Voor het instellen of controleren
van de parameters binnen een
bereik van n001 tot n119 (d.w.z.
instellingen functiegroepen 1 t/m
3).
4: Voor het instellen of controleren
van de parameters binnen een
bereik van n001 tot n179 (d.w.z.
instellingen functiegroepen 1 t/m
4).
5: Zelfde werking als ingesteld op
4, maar RUN-commando is
uitgezonderd in programmamode.
6: Voor het wissen van het
foutenlogbestand.
8: Voor het initialiseren van parameters tot standaardinstellingen in
tweedraadsfasevolgorde.
9: Voor het initialiseren van
parameters in driedraadsfasevolgorde.
10: Voor de VS: Voor het
initialiseren van parameter in
tweedraadsfasevolgorde.
11: Voor de VS: Voor het
initialiseren van parameter in
driedraadsfasevolgorde.
Eenheid
bereik
van de
instel-
ling
0 tot 911Nee
Stand-
aard-
instel-
ling
Wijzigt
tijdens
bedrijf
3-13
Page 84
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
• Parameterinstellingen in n001
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Binnen circa
1 s.
Toelichting
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden.
Controleer of "n001" wordt weergegeven.
Druk op de Enter-toets.
De op het gespecificeerde parameternummer
betrekking hebbende gegevens worden
weergegeven.
Druk net zo lang op de omhoog-toets totdat
het cijfer "4" wordt weergegeven. Het display
knippert tijdens deze handeling.
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde
waarde ingevoerd wordt; het data display
licht nu op.
Het parameternummer zal binnen circa 1 s
weer worden weergegeven.
nLezen van de parameterinstelwaarde (rEd)
•Stel, voor het lezen van de parameterinstelwaarden in de frequentieregelaar met de
EEPROM van de digitale bedieningsmodule, n176 voor de selectie van de
parameterkopieerfunctie in op rEd.
•Werkwijze voor het lezen van de parameterinstelwaarden
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Controleer of de PRGM-indicator brandt. Als
de PRGM-indicator niet aan is, druk dan net
zolang op de mode-toets totdat de PRGMindicator gaat branden.
Geef n176 weer met behulp van de omhoogof omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets. Nu wordt "rdy"
weergegeven.
Geef "rEd" weer met behulp van de omhoogof omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets zodanig dat de
parameterinstelwaarden in de frequentieregelaar gelezen zullen worden door de
EEPROM van de digitale bedieningsmodule;
tijdens dit proces knippert het display.
Toelichting
3-14
Page 85
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
VoltooidZodra de instelwaarden allemaal zijn
gelezen, zal de melding "End" weergegeven
worden.
of
Opm. Vergeet niet n177 voor de selectie van de parameterleesblokkering op 1 te zetten,
zodat de parameters gelezen kunnen worden.
nKopiëren van de gegevens in de EEPROM van de digitale
Druk op de mode- of Enter-toets. Het
parameternummer (n176) zal weer worden
weergegeven.
Toelichting
bedieningsmodule naar een andere frequentieregelaar (CPy)
•Stel, voor het kopiëren van de parameterinstelwaarden naar een andere frequentieregelaar vanuit de EEPROM van de digitale bedieningsmodule, n176 voor de selectie van
de parameterkopieerfunctie in op CPy.
•Zet, zodra de parameterinstelwaarden zijn gelezen, de frequentieregelaar UIT en
verwijder de digitale bedieningsmodule. Zie 2-1-3 Verwijderen en aanbrengen van depanelen voor nadere bijzonderheden.
Installeer de digitale bedieningsmodule op de frequentieregelaar waar de parameters
naartoe gekopieerd gaan worden. Zet de frequentieregelaar vervolgens AAN.
•Controleer of n001 voor de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/parameterinitialisatie op 4 staat in de frequentieregelaar (d.w.z. waarden kunnen ingesteld worden in
n001 t/m n179). Staat n001 niet op 4, neem dan de hierboven beschreven stappen en zet
n002 op 4.
Opm. De hiervoor beschreven werkwijze is alleen mogelijk als de frequentieregelaars over
dezelfde voedingsspecificatie en besturingsmode beschikken (d.w.z. V/f- of vectorregelingsmode).
•Werkwijze voor het lezen van de parameterinstelwaarden
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden.
Geef "n176" weer met behulp van de
omhoog- of omlaag-toets.
Toelichting
Druk op de Enter-toets. Nu wordt "rdy"
weergegeven.
Geef "CPy" weer met behulp van de
omhoog- of omlaag-toets.
3-15
Page 86
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Druk op de Enter-toets zodanig dat de
parameterinstelwaarden in de EEPROM van
de digitale bedieningsmodule gekopieerd
zullen worden naar de frequentieregelaar;
tijdens dit proces knippert het display.
Voltooid
of
Opm. 1. Controleer en verifieer de instelbereiken en instelwaarden van de naar de
frequentieregelaar geschreven parameters. Als naar aanleiding hiervan een fout
wordt aangetroffen, zullen alle parameterinstelwaarden geblokkeerd worden en
zullen de vorige waarden teruggesteld worden.
Als er een instelbereikfout wordt aangetroffen, dan zal het bijbehorende
parameternummer gaan knipperen. In het geval van een verificatiefout zal "oPÿ"
(ÿ staat voor een cijfer) gaan knipperen.
Zodra de instelwaarden allemaal zijn
gekopieerd, zal de melding "End"
weergegeven worden.
Druk op de mode- of Enter-toets. Het
parameternummer (n176) zal weer worden
weergegeven.
Toelichting
Opm. 2. De volgende parameterinstelwaarden of uitgangsfrequentie die tijdelijk bewaard
worden, kunnen niet gekopieerd worden.
n176: Selectie van de parameterkopieerfunctien178: Foutenlogbestand
n177: Selectie van de parameterleesblokkeringn179: Softwareversie
Opm. 3. De volgende parameterinstelwaarden kunnen niet gekopieerd worden als de
frequentieregelaars van elkaar verschillen qua capaciteit.
n011 tot n017: V/f-instellingn108: Lekinductiviteit van de motor
n036: Nominale motorstroomn109: Koppelcompensatiegrens
n080: Schakelfrequentien110: Nullaststroom van de motor
n105: Kernverliezen van de n140: Energiespaarregelingscoëfficiënt K2
koppelcompensatien158: Motorcode
n106: Nominale slip van de motor
n107: Weerstand tussen draden van de motor
nVerifiëren van de parameterinstelwaarden (vFy)
•Stel, teneinde te verifiëren of de gekopieerde parameterinstelwaarden in de frequentieregelaar overeenstemmen met die in de EEPROM van de digitale bedieningsmodule,
n176 voor de selectie van de parameterkopieerfunctie in op vFy.
Opm. De parameterinstelwaarden kunnen geverifieerd worden mits ze worden gekopieerd
tussen frequentieregelaars die over dezelfde voedingsspecificatie en besturingsmode beschikken (d.w.z. V/f- of vectorregelingsmode).
3-16
Page 87
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
• Werkwijze voor het verifiëren van de parameterinstelwaarden
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Toelichting
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden.
Geef "n176" weer met behulp van de
omhoog- of omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets. Nu wordt "rdy"
weergegeven.
Geef "vFy" weer met behulp van de omhoog-
of omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets zodanig dat de
parameterinstelwaarden worden geverifieerd;
tijdens dit proces knippert het display.
Is er een parameterinstelwaarde die niet
overeenstemt, dan gaat het
parameternummer knipperen.
Druk op de Enter-toets zodat de
bijbehorende instelwaarde in de
frequentieregelaar zal gaan knipperen.
Druk nogmaals op de Enter-toets zodat de
bijbehorende instelwaarde in de EEPROM
van de digitale bedieningsmodule zal gaan
knipperen.
Druk op de omhoog-toets zodanig dat het
verificatieproces hervat wordt.
Voltooid
of
Opm. 1. Bovenstaande procedure wordt onderbroken wanneer de STOP/RESET-toets
wordt ingedrukt terwijl het parameternummer of de parameterinstelwaarde staat te
knipperen omdat de parameterinstelwaarde niet overeenstemt. "End" verschijnt
dan op het display. Door op de mode- of Enter-toets te drukken wordt het
parameternummer (n176) opnieuw weergegeven.
Opm. 2. Bij pogingen om de parameterinstelwaarden te verifiëren in frequentieregelaars die
verschillen qua capaciteit gaat "vAE" knipperen om een fout m.b.t. de capaciteit
aan te geven. Druk op de Enter-toets om verder te gaan met het verifiëren van de
parameterinstelwaarden. Druk op de STOP/RESET-toets om de handeling te
annuleren.
Zodra de instelwaarden allemaal zijn
gecontroleerd, zal de melding "End"
weergegeven worden.
Druk op de mode- of Enter-toets. Het
parameternummer (n176) zal weer worden
weergegeven.
3-17
Page 88
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
3-2-3Selectie van parameterleesblokkering (Blokkering van
gegevens geschreven naar de EEPROM van de
digitale bedieningsmodule)
•Zet voor het opslaan van de parameterinstelwaarden in de EEPROM van de digitale
bedieningsmodule, n177 voor de selectie van de parameterleesblokkering op 0. Er zal een
beveiligingsfout (PrE) worden gedetecteerd bij pogingen de parameterinstelwaarden in de
frequentieregelaar te lezen, terwijl rEd is ingesteld. Op deze wijze worden de parameterinstelwaarden in de EEPROM beveiligd tegen wijzigen. De weergave van PrE wordt
UITgeschakeld door op de mode-toets te drukken.
Para-
meter
n17701B1Selectie
RegisterBe-
naming
van de
parameterleesblokkering
BeschrijvingInstel-
Dient om de gegevens in de
EEPROM van de digitale
bedieningsmodule tijdelijk te
bewaren.
0: Parameterleesblokkering (Er
kunnen geen gegevens naar de
EEPROM geschreven worden)
1: Parameters lezen mogelijk
(Er kunnen gegevens naar de
EEPROM geschreven worden)
Eenheid
bereik
0, 111Nee
van de
instel-
ling
Standaardinstel-
ling
Wijzigt
tijdens
bedrijf
Opm. 1. Er kunnen alleen gegevens naar n177 geschreven worden als de standaard-
instelling wordt gewijzigd. Zet, om gegevens naar deze parameter te kunnen
schrijven, n001 voor de selectie van de parameterschrijfbeveiliging/ parameterinitialisatie op 4.
Opm. 2. De parameterinstelling is van invloed op de digitale bedieningsmodule. Als de
digitale bedieningsmodule, met de gegevens in de EEPROM beveiligd, op een
andere frequentieregelaar geïnstalleerd wordt, zal n117 op 0 gezet worden
ongeacht de instelling van n117 in de frequentieregelaar.
•Stappen voor het instellen van de parameterleesblokkering
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
3-18
Toelichting
weergave
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden.
Geef "n176" weer met behulp van de
omhoog- of omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets. De huidige
ingestelde gegevens worden nu
weergegeven.
Page 89
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Binnen circa
1 s.
Gebruik de omhoog- of omlaag-toets om de
gegevens weer te geven en in te stellen.
Tijdens deze handeling gaat het display
knipperen.
0: Parameterleesblokkering (Er kunnen geen
gegevens naar de EEPROM geschreven
worden)
1: Parameters lezen mogelijk (Er kunnen
gegevens naar de EEPROM geschreven
worden)
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde
waarde ingevoerd wordt; het data display
licht nu op.
Het parameternummer zal binnen circa 1 s
weer worden weergegeven.
Toelichting
3-2-4Fouten bij het kopiëren of verifiëren van parameters
•Hieronder volgt informatie over fouten die kunnen optreden terwijl de parameterinstelwaarden worden gelezen, gekopieerd of geverifieerd, en de te nemen maaatregelen
om een en ander te verhelpen. Het display knippert terwijl deze fouten worden weergegeven.
WeergaveBenamingWaarschijnlijke oorzaakOplossing
pre
rde
cse
BeveiligingsfoutGeprobeerd werd de
parameterinstelwaarden te
lezen terwijl n177 voor de
selectie van de parameterleesblokkering op 0 stond.
LeesfoutDe parameterinstelwaarden
zijn niet correct gelezen of
er is een lage spanning in
het hoofdcircuit
gedetecteerd terwijl de
parameterinstelwaarden
werden gelezen.
ControlesomfoutEr heeft zich een controle-
somfout voorgedaan in de
parameterinstelwaarden in
de EEPROM van de digitale
bedieningsmodule.
Zet n177 op 1 en probeer
het opnieuw na de
noodzaak om de parameterinstelwaarden te lezen nog
eens gecontroleerd te
hebben.
Controleer of de spanning in
het hoofdcircuit normaal is
en probeer het daarna
opnieuw.
Lees de parameterinstelwaarden opnieuw en sla ze
op in de EEPROM.
nde
Geen-gegevensfout
Er zijn geen parameterinstelwaarden opgeslagen in
de EEPROM van de digitale
bedieningsmodule.
Lees de parameterinstelwaarden en sla ze op in de
EEPROM.
3-19
Page 90
Gereedmaken voor bedrijf en controle
Hoofdstuk 3
WeergaveBenamingWaarschijnlijke oorzaakOplossing
cpe
cye
KopieerfoutGeprobeerd werd de
parameterinstelwaarden te
kopiëren of te verfiëren
terwijl de frequentieregelaars van elkaar
verschillen in spanning of
besturingsmode.
Kopieerspanningsfout
Er is een lage spanning in
het hoofdcircuit
gedetecteerd terwijl de
frequentieregelaar de
parameterinstelwaarden aan
het kopiëren was.
Controleer of de frequentieregelaars hetzelfde zijn qua
spanning en besturingsmode. Als een van beide
anders is, kunnen er geen
parameterinstel-waarden
gekopieerd noch
geverifieerd worden.
Als de frequentieregelaars
alleen verschillen in
besturingsmode, wijzig dan
de mode van de frequentieregelaar waar de
parameterinstelwaarden
naartoe geschreven moeten
worden en probeer het
daarna opnieuw.
Controleer of de spanning in
het hoofdcircuit normaal is
en probeer het dan
opnieuw.
uae
ife
CapaciteitsfoutGeprobeerd werd de
parameterinstelwaarden te
verfiëren terwijl de
frequentieregelaars van
elkaar verschilden in
capaciteit.
Communicatiefout Er heeft zich een
communicatiefout
voorgedaan tussen de
frequentieregelaar en
digitale bedieningsmodule.
Druk op de Enter-toets om
verder te gaan met het
verifiëren van de parameterinstelwaarden.
Druk op de STOP/RESETtoets om de handeling te
annuleren.
Controleer de verbinding
tussen de frequentieregelaar en digitale
bedieningsmodule en
probeer het dan opnieuw.
3-20
Page 91
Proefdraaien
4-1Procedure voor proefdraaien
4-2Voorbeeld van bedrijf
4
Hoofdstuk 4
Page 92
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
!
WAARSCHUWING
!
WAARSCHUWING
!
WAARSCHUWING
!
WAARSCHUWING
Schakel de netvoeding pas IN nadat het voorpaneel, de klemmendeksels, het onderste paneel, de bedieningsmodule en optionele
componenten aangebracht zijn. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u
en/of anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
Verwijder het voorpaneel, de klemmendeksels, het onderste paneel, de
bedieningsmodule of optionele componenten niet wanneer er spanning
op het apparaat staat. Als u zich hier niet aan houdt, loopt u en/of
anderen de kans een elektrische schok te krijgen.
Bedien de bedieningsmodule of schakelaars niet met natte handen. Als
u dit toch doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
Raak het binnenste van de frequentieregelaar niet aan. Als u dit toch
doet, loopt u de kans een elektrische schok te krijgen.
!
WAARSCHUWING
Kom niet te dicht bij de machine bij gebruikmaking van de
herhaalfunctie bij een fout omdat de machine abrupt kan starten
wanneer die gestopt is na een alarmmelding. Als u dit toch doet, kunt u
letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Kom niet te dicht bij de machine onmiddellijk na het terugstellen bij
kortstondige stroomonderbreking om niet verrast te worden door een
onverwachte herstart (indien de machine zo is ingesteld in de
verwerkingskeuzefunctie dat deze weer automatisch in bedrijf gesteld
wordt na het terugstellen bij kortstondige stroomonderbreking). Als u dit
toch doet, kunt u letsel oplopen.
WAARSCHUWING
!
Zorg voor een afzonderlijke noodstopschakelaar omdat de STOP-toets
op de bedieningsmodule alleen werkzaam is bij het instellen van
functies. Als een dergelijke inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit
letsel tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING
!
4-2
Overtuig u ervan dat het RUN-signaal UIT staat alvorens de voeding IN
te schakelen, de alarmmelding terug te stellen of de keuzeschakelaar
voor LOKALE bediening/AFSTANDS-bediening om te zetten. Als u dit
doet terwijl het RUN-signaal AAN staat, dan kan dit letsel tot gevolg
hebben.
Page 93
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
!
VoorzichtigOvertuig u van het toelaatbare bereik van motoren en machines
alvorens ze in werking te stellen omdat de snelheid van de
frequentieregelaar zich gemakkelijk van laag naar hoog laat wijzigen.
Als u dit nalaat, kan dit schade aan het product tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigZorg voor een afzonderlijke houdrem indien nodig. Als een dergelijke
inrichting niet gemonteerd wordt, kan dit letsel tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigVoer geen signaalcontrole uit tijdens bedrijf. Als u dit toch doet, dan
kan dit letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
!
VoorzichtigGa met beleid te werk bij het wijzigen van instellingen. Laat u dit na,
dan kan dit letsel, of schade aan het product tot gevolg hebben.
4-3
Page 94
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
4-1Procedure voor proefdraaien
1. Installatie en montage
Installeer de frequentieregelaar overeenkomstig de installatievoorwaarden. Zie pagina
2-2. Zorg ervoor dat voldaan wordt aan de installatievoorwaarden.
2. Bedrading en aansluiting
Sluit het apparaat aan op de voeding en de randapparatuur. Zie pagina 2-10. Kies
randapparatuur die voldoet aan de specificaties en bedraad ze op de juiste wijze.
3. Aansluiten van de voeding
Voer eerst de volgende controles uit voordat de voeding wordt ingeschakeld.
• Gebruik altijd een voeding van de juiste spanning en bedraad de voedingsingangs-
klemmen (R/L1, S/L2 en T/L3) op de juiste wijze.
3G3MV-A2ÿ: Driefasen 200 tot 230 VAC
3G3MV-ABÿ: Eénfase 200 tot 240 VAC (Bedraad R/L1 en S/L2)
3G3MV-A4ÿ: Driefasen 380 tot 460 VAC
• Zorg ervoor dat de uitgangsklemmen van de motor (U/T1, V/T2 en W/T3) juist worden
aangesloten op de motor.
• Zorg ervoor dat de klemmen van het besturingscircuit en het stuurapparaat op de
juiste wijze bedraad worden. Controleer of alle klemmen van het besturingscircuit
uitgeschakeld zijn.
• Zet de motor in de nullaststatus (d.w.z. niet gekoppeld aan het mechanische systeem).
• Sluit na voltooiing van bovenstaande controles de voeding aan.
4. Controle van de status op het display
Kijk of de frequentieregelaar geen storingen vertoont.
• Als het display normaal is bij het aansluiten van de voeding, dient er het volgende te
verschijnen op het display:
RUN-indicator: Knippert
ALARM-indicator: OFF (UIT)
Vereenvoudigde LED-indicatoren (voor instellen/controleren): FREF, FOUT of
IOUT is aan.
Data display: De gegevens die corresponderen met de indicator die brandt,
worden weergegeven.
• Wanneer er zich een storing heeft voorgedaan, dan zullen de bijzonderheden van de
storing worden weergegeven. Raadpleeg in dat geval Hoofdstuk 8 Onderhoudswerk-zaamheden en neem de noodzakelijke maatregelen.
5. Initialisering van parameters
Initialiseer de parameters.
• Zet n001 op 8 voor de initialisering in tweedraadsfasevolgorde.
4-4
Page 95
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
6. Instellen van parameters
Stel de voor het proefdraaien vereiste parameters in.
• Voer het proefdraaien uit in V/f-regelingsmode. De besturingsmode moet ingesteld
worden op V/f-regeling aangezien deze niet geïnitialiseerd zal worden. Stel de
nominale motorstroom in om te voorkomen dat de motor doorbrandt als gevolg van
overbelasting.
7. Nullastbedrijf
Laat de motor onbelast aanlopen met behulp van de digitale bedieningsmodule.
• Stel de frequentiereferentie in met behulp van de digitale bedieningsmodule en start de
motor met de betreffende toetsvolgordes.
8. Bedrijf bij werkelijke belasting
Koppel het mechanische systeem aan en stel het in werking met behulp van de digitale
bedieningsmodule.
• Als er zich geen problemen voordoen bij nullastbedrijf, koppel het mechanische
systeem dan aan de motor en stel het in werking met behulp van de digitale
bedieningsmodule.
9. Bedrijf
Basisbedrijf:
Bedrijf gebaseerd op de voor het starten en stoppen van de frequentieregelaar vereiste
basisinstellingen. Zie pagina 5-1.
Geavanceerd bedrijf:
Bedrijf waarbij gebruik gemaakt wordt van PID-besturing of andere functies. Zie pagina
6-1.
• Zie voor bedrijf binnen standaardparameters Hoofdstuk 5 Basisbedrijf.
• Zie Hoofdstuk 5 Basisbedrijf en Hoofdstuk 6 Geavanceerd bedrijf voor de diverse
geavanceerde functies, zoals stall prevention, energiespaarregeling, PID-besturing,
schakelfrequentie-instelling, detectie van te hoog koppel, koppelcompensatie en slipcompensatie.
4-5
Page 96
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
4-2Voorbeeld van bedrijf
1Aansluiten van de voeding
n Controlepunten vóór het aansluiten van de voeding
•Controleer of de voeding de juiste spanning heeft en of de uitgangsklemmen van de motor
(R/L1, S/L2 en T/L3) op de juiste wijze zijn aangesloten op de motor.
3G3MV-A2ÿ: Driefasen 200 tot 230 VAC
3G3MV-ABÿ: Eénfase 200 tot 240 VAC (Bedraad R/L1 en S/L2)
3G3MV-A4ÿ: Driefasen 380 tot 460 VAC
•Controleer of de uitgangsklemmen van de motor (U/T1, V/T2 en W/T3) op de juiste wijze
zijn aangesloten op de motor.
•Controleer of de klemmen van het besturingscircuit en het stuurapparaat op de juiste wijze
bedraad zijn. Controleer of alle klemmen van het besturingscircuit uitgeschakeld zijn.
•Zet de motor in de nullaststatus (d.w.z. niet gekoppeld aan het mechanische systeem).
nAansluiten van de voeding
•Sluit na voltooiing van bovenstaande controles de voeding aan.
2Controle van de status op het display
•Als het display normaal is bij het aansluiten van de voeding, dient er het volgende te
verschijnen op het display:
Normaal
RUN-indicator: Knippert
ALARM-indicator: Off (Uit)
Vereenvoudigde LED-indicatoren (voor instellen/controleren): FREF, FOUT of IOUT is
aan.
Data display: De gegevens die corresponderen met de indicator die brandt, worden
weergegeven.
•Wanneer er zich een storing heeft voorgedaan, dan zullen de bijzonderheden van de
storing worden weergegeven. Raadpleeg in dat geval Hoofdstuk 8 Onderhoudswerk-zaamheden en neem de noodzakelijke maatregelen.
Storing
RUN-indicator: Knippert
ALARM-indicator: Is aan (storingsdetectie) of knippert (alarmdetectie)
Vereenvoudigde LED-indicatoren (voor instellen/controleren): FREF, FOUT of IOUT is
aan.
Data display: De storingscode, bijv. UV1, wordt weergegeven. De weergave verschilt,
afhankelijk van het type storing.
4-6
Page 97
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
3Initialisering van parameters
•Initialiseer de parameters middels de volgende procedure.
•Zet om de parameters te initialiseren, n01 op 8.
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
---
Binnen circa 1 s.
Toelichting
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de
PRGM-indicator gaat branden.
Druk op de Enter-toets. De op n001
betrekking hebbende gegevens zullen worden
weergegeven.
Zet n01 op 8 met behulp van de omhoog- of
omlaag-toets. Het display zal gaan knipperen.
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde
waarde ingevoerd wordt; het data display licht
nu op.
Parameter n001 zal worden geïnitialiseerd en
teruggesteld naar 1 vanaf 8.
Het parameternummer zal worden
weergegeven.
4-7
Page 98
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
4Instellen van de motorstroom-parameter
•Laat de frequentieregelaar werken in V/f-regelingsmode voor proefbedrijf. De besturingsmode wordt niet geïnitialiseerd. Zet n002 daarom op 0 voor V/f-regeling. Stel de
motorstroom-parameter in n036 in om te voorkomen dat de motor doorbrandt als gevolg
van overbelasting.
nInstelling van de besturingsmode
Para-
meter
n0020102Selectie
Register BenamingBeschrijvingInstel-
Voor het instellen van de
van de
besturingsmode
besturingsmode voor de
frequentieregelaar.
0: V/f-regelingsmode
1: Vectorregelingsmode
Opm. 1. De besturingsmode
wordt niet geïnitialiseerd bij n001
instellingen.
Opm. 2. Er zijn parameters die
zich wijzigen volgens
de instelwaarde in
n002. Zie voor nadere
bijzonder-heden 5-1-2
Instellen van de
besturingsmode
(n002).
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
Eenheid
bereik
0, 110Nee
van de
instel-
ling
Standaardinstel-
ling
Wijzigt
tijdens
bedrijf
Toelichting
Binnen circa 1 s.
4-8
Het parameternummer wordt weergegeven.
Geef "n002" weer met behulp van de omhoog-
of omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets om de instelwaarde in
n002 weer te geven.
Zet n002 op 0 met behulp van de omhoog- of
omlaag-toets tenzij de waarde al op 0 staat;
tijdens deze handeling knippert het display.
Druk op de Enter-toets zodat de instelwaarde
ingevoerd wordt; het data display licht nu op.
Het parameternummer zal binnen circa 1 s
weer worden weergegeven.
Page 99
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
n Instelling van de nominale motorstroom
Para-
meter
n0360124
RegisterBe-
naming
Nominale
motorstroom
BeschrijvingInstel-
Dient om de nominale motorstroom (A) voor de referentiestroom van motoroverbelastingsdetectie (OL1) in te
stellen.
Opm. 1. De default-instelling
voor de nominale
motorstroom is de
standaard nominale
stroom van de maximaal toepasbare
motor.
Opm. 2. Motoroverbelastings-
detectie (OL1) wordt
gedeacti-veerd door
de parameter op 0,0 te
zetten.
ToetsvolgordeIndicatorVoorbeeld
weergave
bereik
0,0% tot
150% (A)
van
nominale
uitgangsstroom
van de
frequentieregelaar
Toelichting
Eenheid
van de
instel-
ling
0,1 A
Stan-
daard-
instelling
Zie opm.
1 onder
"Beschrijving.")
Wijzigt
tijdens
bedrijf
Nee
Binnen circa 1 s.
Het parameternummer wordt weergegeven.
Geef "n036" weer met behulp van de omhoog-
of omlaag-toets.
Druk op de Enter-toets om de instelwaarde in
n036 weer te geven.
Gebruik de omhoog- of omlaag-toets om n036
in te stellen op de nominale motorstroom.
Tijdens deze handeling gaat het display
knipperen.
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde
waarde ingevoerd wordt; het data display licht
nu op.
Het parameternummer zal binnen circa 1 s
weer worden weergegeven.
4-9
Page 100
Proefdraaien
Hoofdstuk 4
5Nullastbedrijf
•Laat de motor onbelast aanlopen (d.w.z. niet gekoppeld aan het mechanische systeem)
met behulp van de digitale bedieningsmodule.
Opm. Controleer vóór het bedienen van de digitale bedieningsmodule eerst of de FREQ-
regelknop op MIN staat.
nVoorwaarts/achterwaarts laten draaien met de digitale
bedieningsmodule
Toets-
volgorde
IndicatorVoorbeeld
weergave
Toelichting
Voor het controleren van de frequentiereferentie.
Druk op de RUN-toets. De RUN-indicator gaat nu
branden.
Draai de FREQ-regelknop langzaam met de wijzers
van de klok mee.
De gecontroleerde frequentiereferentie zal worden
weergegeven.
De motor zal in de voorwaartse richting gaan lopen
volgens de frequentiereferentie.
Druk op de MODE-toets om de F/R-indicator aan te
zetten.
"For" wordt nu weergegeven.
Wijzig de draairichting van de motor(en) met behulp
van de omhoog- of omlaag-toets. De geselecteerde
draairichting van de motor(en) zal geactiveerd
worden zodra het display verandert nadat er op de
toets is gedrukt.
•Controleer, na het wijzigen van de frequentiereferentie of de draairichting, of de motor
geen trillingen of abnormale geluiden produceert.
•Controleer of er geen storingen zijn opgetreden in de frequentieregelaar tijdens bedrijf.
nStoppen van de motor
•Druk, bij voltooiing van het laten draaien van de motor in de nullasttoestand in de
voorwaartse of achterwaartse richting, op de STOP/RESET-toets. De motor zal stoppen.
(De RUN-indicator blijft knipperen totdat de motor stopt.)
4-10
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.