Olympus E510 User Manual [nl]

DIGITALE CAMERA
Handleiding
NL
Basisgids
Leer de E-510 gebruiken
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
Fotografeerfuncties
Weergavefuncties
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
Printen
Gebruik van de OLYMPUS Master software
Leer uw camera beter kennen
Informatie
Verwisselbare lenzen
Diversen
(
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken teneinde u met uw camera vertrouwd te maken.
(
De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
(
De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er aanvullingen op en/of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmware­update voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de Olympus-website.
Opbouw van deze handleiding
Basisgebruik van de camera Basisgids
Deze paragraaf beschrijft de voorbereidingen en instellingen voor de camera en het basisgebruik van de camera, van eenvoudige fotografeertechnieken tot weergave en functies voor het wissen.
Camerariem bevestigen..................................... 3 Dioptrie van de zoeker instellen ........................ 6
De batterij gereedmaken voor gebruik............... 3 Datum en tijd instellen ....................................... 6
Een lens op de camera bevestigen ................... 4 Fotograferen ...................................................... 7
Het kaartje plaatsen........................................... 4 Weergeven / wissen.......................................... 8
Camera inschakelen.......................................... 5
Leer de E-510 gebruiken Blz. 13
Lees hoofdstuk 1 om het basisgebruik van de camera te leren voordat u verdergaat met de verschillende functies van deze camera.
Bediening van de camera g“Mastering the E-510“ (Blz. 13)
Leer de functies in de fotogidsen te gebruiken fotograferen – Fotogidsen“ (Blz. 21)
Ga verder naar de bladzijden over de verschillende functies.
g
“Verbeter uw vaardigheid in het
De informatie vinden die u nodig heeft
g
“Fotografeertips en -gegevens“ (Blz. 84), “Menulijst“ (Blz. 95), “Namen van
onderdelen“ (Blz. 101), “Index“ (Blz. 125)
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden
Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen bij de bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen voor handelingen die u absoluut dient te voorkomen.
g
TIPS
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw camera.
Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
2 NL
Basisgids
Camerariem bevestigen
Breng de camerariem aan zoals aangegeven door de pijlen (
1, 2
Trek de camerariem tenslotte strak om er zeker van te zijn dat deze goed vastzit ( Maak het andere uiteinde van de camerariem op dezelfde manier vast aan het andere bevestigingsoog.
1
Indicator voor laadtoestand Rood lichtje: Bezig met opladen Groen lichtje: Opladen voltooid (laadtijd: ca. 5 uur)
2
).
3
).
De batterij gereedmaken voor gebruik
Batterij laden.
Lithium-ionlaadapparaat (BCM-2)
Plaats de batterij op het pijltje
Batterij plaatsen.
Vergrendelknop van het batterij­compartiment
2
Lichtnetkabeltje
1
2
Lithium-ionbatterij (BLM-1)
Verwijder de beschermkap van de batterij.
Stopcontact
Positioneringsmarkering
3
Basisgids
Klepje van het
batterijcompartiment
1
3
Sluit het deksel van het batterijcompartiment en schuif de
3
vergrendelknop van het batterijcompartiment in de richting van
Batterij uitnemen
Druk op de batterijvergrendeling om deze te ontgrendelen en haal de batterij eruit.
Wij raden u aan een reservebatterij bij de hand te houden voor als u langer door wilt gaan met fotograferen en de gebruikte batterij leeg raakt.
Batterijvergrendeling
E
.
NL 3
Een lens op de camera bevestigen
m
1
Verwijder de beschermkap van de camera en de achterkap van de lens.
Basisgids
Achterkap van de lens
2
Een lens op de camera bevestigen.
Houd de rode koppelingsmarkering op de lens tegenover de rode markering op de camera, en steek de lens in het camerahuis ( lens in de richting die door de pijl wordt aangegeven tot u een klik hoort (
Druk de lensontgrendelknop niet in.
3
Verwijder het lenskapje (
3, 4
).
2
1
1
). Draai de
2
).
Het kaartje plaatsen
Open het klepje van het kaartje en plaats het kaartje.
CompactFlash / Microdrive xD-Picture Card
Steek het contactvlak van het kaartje zo ver mogelijk in de sleuf.
Indicatie-LED Dataverkeer
Beschermkap van de camera
Positionerings-
arkering (rood)
3
4
3
W
teken
1
2
Markering voor
lenskoppeling (rood)
2
1
Lensontgrendelknop
2
De lens uit de camera verwijderen
Lenskapje
Steek het kaartje zover in de kaartsleuf totdat het op zijn plaats vastklikt.
Draai de lens, terwijl u de lensontgrendelknop ( ingedrukt houdt, in de richting van de pijl (
Klepje van het kaartje
1
2
).
1
)
4 NL
CF-kaartsleuf
xD-Picture-Card-sleuf
Kaartje verwijderen
Open het klepje van het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert.
CompactFlash / Microdrive xD-Picture Card
Druk de uitwerpknop helemaal in, laat deze uitspringen, en druk de knop weer helemaal in om het kaartje uit te werpen.
Neem de kaart eruit.
Uitwerpknop
Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en het springt eruit.
Neem de kaart eruit.
Camera inschakelen
Zet de cameraschakelaar op ON. Om de camera uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op
OFF
.
Zet de functieknop op
AUTO
.
Basisgids
INFO
-knop
2007.08.16
Scherm met het bedieningspaneel
SSWF-indicator
LCD-monitor
Zodra u de camera inschakelt, verschijnt het bedieningspaneel op de monitor. Als het scherm met het bedieningspaneel niet verschijnt, drukt u op de
INFO
-knop.
Automatische stofreductie
Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het beeldopneem­element. Tijdens deze reiniging knippert het SSWF-lampje (Super Sonic Wave Filter).
NL 5
Dioptrie van de zoeker instellen
Stel de dioptrie van de zoeker in volgens uw wensen. Terwijl u door de zoeker kijkt, verdraait u langzaam de dioptrieregelaar. Zodra u het autofocuskader goed en scherp kunt zien, bent u klaar.
Basisgids
Zoeker
AF-kader
Dioptrieregelaar
Datum en tijd instellen
Informatie over datum en tijd worden samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. De bestandsnaam is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
1
Druk op de
MENU
-knop
MENU
-knop.
a
c
i
CUSTOM RESET
SETTING
d
EDIT FILENAME
2
Gebruik
3
Gebruik
4
Gebruik
5
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld.
6
Gebruik
7
Druk op de i-knop.
8
Druk op de
ac
om [Z] te selecteren en druk daarna op d.
ac
om [X] te selecteren en druk daarna op d.
ac
om het jaar [Y] te selecteren en druk dan op d.
De tijd verschijnt in 24-uurs formaat.
ac
om het datumformaat te selecteren.
MENU
-knop om af te sluiten.
Y/M/DY/M/D
EDIT FILENAME
6 NL
Y/M/DY/M/D
Fotograferen
1
Vasthouden van de camera.
Zorg ervoor dat u uw vingers en de camerariem niet voor de lens en de flitser houdt.
Horizontale stand Verticale stand
2
Richt het autofocuskader op het onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt.
3
Scherpstellen.
Druk de ontspanknop voorzichtig (half) in.
AF-teken
Diafragmawaarde
2007.08.16
Half indrukken
Ontspanknop
Basisgids
Sluitertijd
De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon hoort. Het AF-teken en en het AF-kader verschijnen in de zoeker.
De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde verschijnt.
Het scherm met het bedieningspaneel verschijnt niet als de ontspanknop is ingedrukt.
4
Laat de ontspanknop los.
Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de aanslag).
Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt.
De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera begint de foto op te nemen.
Verwijder de batterij of het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert. Doet u dat toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen dat de zojuist door u gemaakte foto’s worden opgeslagen.
Indicatie-LED Dataverkeer
Helemaal indrukken
Fotograferen terwijl u de monitor bekijkt
Het is mogelijk om de LCD-monitor als zoeker te gebruiken en de compositie van het onderwerp te controleren, of om te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt.
g
“Live view (live bekijken)“ (Blz. 19)
1
Druk op de u-knop (live bekijken).
Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor.
2
Druk de ontspanknop helemaal in.
De foto wordt gemaakt met scherpstelling.
u
-knop
NL 7
Als de camera stopt te werken
Als de camera gedurende ongeveer 8 seconden niet bediend wordt terwijl de camera aan is, gaat het achtergrondlicht van de monitor uit om de batterijen te sparen. Als daarna ongeveer een minuut lang geen bediening plaatsvindt, schakelt de camera naar de sluimerstand (stand-by) en stopt te werken. De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, pendelknop, enz.).
g
“Timer achtergrondlicht“ (Blz. 72), “Timer sluimerstand“ (Blz. 72)
Basisgids
Weergeven / Wissen
Beelden weergeven
Door de q-knop (weergeven) in te drukken wordt het laatst gefotografeerde beeld weergegeven.
q
-knop
Toont het beeld dat
10 opnamen geleden is
opgeslagen.
Geeft het vorige beeld
weer
Pendelknop
Toont het beeld dat
10 opnamen later is
opgeslagen.
Geeft het volgende beeld weer
Gezoomd weergeven
Telkens als u de regelaar richting U draait, wordt het beeld vergroot in stappen van 2x – 14x.
Regelaar
Beelden wissen
Geef de foto weer die gewist moet worden en druk op de S-knop (wissen). Gebruik
ac
om
[YES]
te selecteren en druk op de i-knop om te wissen.
S
-knop
8 NL
Inhoudsopgave
1 Leer de E-510 gebruiken.............................................................................................. 13
Beschrijft de functies van de camera en hoe u deze bedient.
Gebruik van de functieknop..................................................................................................................13
Programma’s voor gemakkelijk fotograferen ...........................................................................13
Standen voor geavanceerd fotograferen .................................................................................13
Instellen van de functies .......................................................................................................................14
Functies instellen .....................................................................................................................14
Functies instellen met behulp van het bedieningspaneel ........................................................14
Functies instellen met behulp van de directe knoppen............................................................16
Instellen in het menu................................................................................................................17
Beschrijvingen in deze handleiding .........................................................................................18
Live bekijken.........................................................................................................................................19
Het informatiedisplay omschakelen.........................................................................................19
Bediening met vergrote weergave...........................................................................................20
Weergave met lijnen................................................................................................................20
2 Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen........................................... 21
Beschrijft de fotografeermethoden die geschikt zijn voor individuele situaties.
Gidsen voor basisfuncties ....................................................................................................................21
Scherpstelling: De ontspanknop bedienen ..............................................................................21
Helderheid: Belichtingscorrectie ..............................................................................................21
Kleur: Witbalans.......................................................................................................................21
Een gids voor functies voor verschillende onderwerpen ......................................................................22
Landschapsfoto’s nemen.........................................................................................................22
Bloemen fotograferen ..............................................................................................................23
Nachtopnamen maken.............................................................................................................24
3 Fotografeerfuncties ...................................................................................................... 25
Categoriseert en beschrijft de fotografeerfuncties afhankelijk van de standen voor het fotograferen; de fotografeerfuncties; het scherpstellen; de belichting, kleur en het beeld.
De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Motiefprogramma..................................................................................................................................25
P
: Programmagestuurd fotograferen ...................................................................................................25
A
: Diafragmavoorkeuze.......................................................................................................................26
S
: Sluitertijdvoorkeuze .........................................................................................................................27
M
: Handmatig fotograferen ..................................................................................................................28
Preview-functie.....................................................................................................................................29
Diverse fotografeerfuncties
Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie........................................................................................29
Controleren van het effect van beeldstabilisator op de monitor...............................................29
Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen) ....................................................30
AE bracketing (belichting variëren).......................................................................................................30
Gebruik van de flitser............................................................................................................................32
Flitserfunctie ............................................................................................................................32
Handmatig flitsen.....................................................................................................................33
De flitserfunctie instellen..........................................................................................................34
Gebruik van de ingebouwde flitser ..........................................................................................35
Regelen van de flitssterkte ......................................................................................................35
Flash bracketing (flitssterkte variëren).....................................................................................36
Externe elektronenflitsers (optioneel) ......................................................................................36
Gebruik van een externe elektronenflitser...............................................................................36
Super FP-flitser........................................................................................................................37
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers .............................................................37
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld .................38
Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening .............................................................38
Instellen van de functies ..........................................................................................................38
Repeterende opnamen............................................................................................................38
NL 9
Gebruik van de zelfontspanner................................................................................................39
Gebruik van de afstandsbediening ..........................................................................................39
Panoramaopnamen..............................................................................................................................41
Scherpstelfuncties
AF-kader selecteren .............................................................................................................................41
Scherpstelfunctie ..................................................................................................................................42
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF)...................................................43
De methoden C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+MF) ..................................................43
AF-hulpverlichting.................................................................................................................................44
Sluitertijdvoorkeuze ..............................................................................................................................44
Belichting, beeld en kleur
De beeldkwaliteit selecteren.................................................................................................................44
Soorten beeldkwaliteiten..........................................................................................................44
Bestandstype RAW..................................................................................................................45
De beeldkwaliteit selecteren....................................................................................................45
Het instellen van het aantal pixels en de compressiefactor.....................................................45
Metingsmethode – Metingssysteem wijzigen .......................................................................................46
Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren ...............................................................47
AE-lock – De belichting vasthouden.....................................................................................................48
ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen.....................................................................................48
Witbalans – De kleurtint aanpassen.....................................................................................................49
Auto / Preset / Custom WB instellen........................................................................................49
Witbalanscorrectie ...................................................................................................................50
De one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)....................................................51
WB bracketing (witbalans variëren) ........................................................................................51
Beeldeffecten........................................................................................................................................52
Gradatie................................................................................................................................................53
Schaduwen in beeldhoeken corrigeren ................................................................................................53
Ruisonderdrukking................................................................................................................................53
Ruisfilter................................................................................................................................................54
Kleurenpalet .........................................................................................................................................54
Anti-shock.............................................................................................................................................54
4 Weergavefuncties......................................................................................................... 55
Beschrijft de functies die gebruikt worden voor het weergeven van opgenomen beelden.
Enkel beeld / Gezoomd weergeven......................................................................................................55
Lichtbakweergave.................................................................................................................................56
Indexweergave / Kalenderweergave ....................................................................................................57
Informatiedisplay ..................................................................................................................................58
Diashow................................................................................................................................................59
Beelden roteren....................................................................................................................................59
Weergave op televisie ..........................................................................................................................60
Stilstaande beelden bewerken..............................................................................................................60
Beelden kopiëren..................................................................................................................................61
Enkelbeeldkopie ......................................................................................................................61
Geselecteerde beelden kopiëren.............................................................................................62
Alle beelden kopiëren ..............................................................................................................62
Beelden beveiligen tegen per ongeluk wissen .....................................................................................62
Enkelbeeldbeveiliging..............................................................................................................62
Geselecteerde beelden beveiligen ..........................................................................................62
Alle beveiligingen annuleren....................................................................................................63
Beelden wissen ....................................................................................................................................63
Enkel beeld wissen..................................................................................................................63
Geselecteerde beelden wissen................................................................................................63
Alle beelden wissen.................................................................................................................64
10 NL
5 Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen.............................................. 65
Beschrijft de overige verschillende soorten functies. De instellingen of functies kunnen aangepast worden aan de omgeving waarin de camera gebruikt wordt.
Uw eigen reset-instelling ......................................................................................................................65
AEL / AFL-functie .................................................................................................................................67
Andere functie-instellingen ...................................................................................................................67
AEL/AFL memo .......................................................................................................................67
AEL-lichtmeting........................................................................................................................67
EV-stap....................................................................................................................................68
ISO-limiet.................................................................................................................................68
Alle witbalansen corrigeren......................................................................................................68
Flitssynchronisatie ...................................................................................................................68
Automatisch omhoog springen ................................................................................................68
;
FUNCTION.......................................................................................................................68
Live bekijken verbeteren..........................................................................................................69
De functie van de regelaar aanpassen....................................................................................69
My Mode-instelling...................................................................................................................69
De lens resetten.......................................................................................................................70
Scherpstelring..........................................................................................................................70
Voorkeursinstelling...................................................................................................................70
Onmiddellijk wissen .................................................................................................................70
RAW- en JPEG-bestanden wissen..........................................................................................70
Bestandsnaam.........................................................................................................................71
Bestanden een nieuwe naam geven .......................................................................................71
REC VIEW – Onmiddellijk na de opname de foto controleren ................................................71
De pieptoon instellen ...............................................................................................................72
Helderheid van de monitor instellen ........................................................................................72
Timer sluimerstand ..................................................................................................................72
Timer achtergrondlicht.............................................................................................................72
USB-functie..............................................................................................................................72
Een andere taal kiezen voor de monitor..................................................................................73
Video-uitgang...........................................................................................................................73
Button timer (knoptimer) ..........................................................................................................73
Automatisch uitschakelen........................................................................................................73
n
(pendelknop) vergrendeling .............................................................................................73
A
....................................................................................................................................73
Firmware..................................................................................................................................73
6 Printen.......................................................................................................................... 74
Beschrijft hoe u opgenomen beelden print.
Printreservering (DPOF).......................................................................................................................74
Printreservering .......................................................................................................................74
Enkel beeld reserveren............................................................................................................74
Alle beelden reserveren...........................................................................................................75
Annuleren van de printreserveringsgegevens .........................................................................75
Direct printen (PictBridge) ....................................................................................................................76
Camera aansluiten op een printer ...........................................................................................76
Eenvoudig printen....................................................................................................................77
Printen volgens de specificatie van de klant............................................................................77
NL 11
7 Gebruik van de OLYMPUS Master software ................................................................ 79
Beschrijft hoe u de beelden van de camera naar uw computer overbrengt en ze daar opslaat.
Werkvolgorde........................................................................................................................................79
Gebruik van de OLYMPUS Master software ........................................................................................79
Wat is OLYMPUS Master?.......................................................................................................79
De camera aansluiten op een computer...............................................................................................80
De OLYMPUS Master software activeren.............................................................................................80
In de camera opgeslagen beelden weergeven op een computer.........................................................81
Beelden downloaden en opslaan.............................................................................................81
Camera loskoppelen van de computer....................................................................................81
Stilstaande beelden bekijken................................................................................................................82
Als u meer talen nodig heeft.................................................................................................................82
Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te gebruiken ..............................83
8 Uw camera beter leren kennen .................................................................................... 84
Kijk hier als u hulp nodig hebt of als u meer over de camera wilt weten.
Fotografeertips en -gegevens...............................................................................................................84
Tips voordat u gaat fotograferen..............................................................................................84
Fotografeertips.........................................................................................................................84
Aanvullende fotografeertips en -gegevens ..............................................................................87
Weergavetips...........................................................................................................................88
Bekijken van foto’op een computer..........................................................................................89
Als er foutmeldingen verschijnen..........................................................................................................89
Onderhoud van de camera...................................................................................................................91
Reinigen en opbergen van de camera.....................................................................................91
Reinigingsfunctie – Stof verwijderen........................................................................................91
Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties ...............................................92
9 Informatie .....................................................................................................................93
Beschrijft hoe u met de kaartjes en de oplaadbare batterij om moet gaan en bevat een lijst met functies en displays van de camera.
Info over het kaartje..............................................................................................................................93
Toepasbare geheugenkaartjes ................................................................................................93
Het geheugenkaartje formatteren............................................................................................94
Batterij en laadapparaat .......................................................................................................................94
Menulijst ...............................................................................................................................................95
Functies die kunnen worden ingesteld per stand Fotograferen............................................................98
Lijst met beeldkwaliteiten....................................................................................................................100
Namen van onderdelen ......................................................................................................................101
Begrippenlijst ......................................................................................................................................108
Technische gegevens......................................................................................................................... 111
Uw laadapparaat in het buitenland gebruiken ..................................................... 94
Camera..................................................................................................................................101
Indicaties in de zoeker...........................................................................................................103
Scherm met het bedieningspaneel ........................................................................................104
Indicaties op de LCD-monitor (tijdens live bekijken)..............................................................106
Indicaties op de LCD-monitor (tijdens weergave)..................................................................107
10 Verwisselbare lenzen ..................................................................................................114
Beschrijft hoe u met verwisselbare lenzen om moet gaan.
Lens.................................................................................................................................................... 114
ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens ...................................................................................................114
Volgorde E-systeem ........................................................................................................................... 116
11 Diversen ......................................................................................................................118
Beschrijft voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het gebruik van de camera en accessoires.
VEILIGHEIDSMAATREGELEN..........................................................................................................118
Index...................................................................................................................................................125
12 NL
1 Leer de E-510 gebruiken
Gebruik van de functieknop
De functieknop biedt u de mogelijkheid de camera­instellingen moeiteloos aan het onderwerp aan te passen.
Programma’s voor gemakkelijk fotograferen
Selecteren afhankelijk van de te fotograferen scène. De camera stelt de juiste lichtomstandigheden automatisch in.
Als u de functieknop draait of de camera uitschakelt in de programma’s voor gemakkelijk fotograferen, worden functies waarbij instellingen zijn gewijzigd teruggezet naar de standaardinstellingen af fabriek.
AUTO
i l & j
/
g
AUTO
PORTRAIT Voor een portretopname van een persoon.
LANDSCAPE Voor landschappen en andere buitenopnamen.
MACRO Voor dichtbij-opnamen (close-ups)
SPORT Voor scherpe opnamen van snelbewegende onderwerpen.
NIGHT+
PORTRAIT
(portret)
Motiefprogramma
Geavanceerde programma’s
Voor geavanceerde en creatieve opnamen kunt u de diafragmawaarde en de sluitertijd zelf instellen.
De instellingen die in de geavanceerde programma’s zijn uitgevoerd, worden ook behouden als de camera wordt uitgeschakeld.
Programmagestuurd
P
A
S
M
fotograferen
Diafragmavoorkeuze
Sluitertijdvoorkeuze
Handmatig fotograferen
(Manual)
Hierbij kiest de camera zelf de optimale combinatie van diafragma en sluitertijd. De ingebouwde flitser springt automatisch omhoog onder omstandigheden met weinig licht.
Voor scherpe opnamen van het onderwerp mét achtergrond bij nachtlicht.
In deze stand kunt u kiezen tussen 18 verschillende motiefprogramma’s voor diverse situaties. (g Blz. 25)
Hierbij kiest de camera zelf een combinatie van diafragma en sluitertijd. (g Blz. 25)
Hierbij stelt u zelf het gewenste diafragma in. De camera kiest automatisch de bijpassende sluitertijd. (g Blz. 26)
Hierbij stelt u zelf de gewenste sluitertijd in. De camera kiest automatisch het bijpassende diafragma. (g Blz. 27)
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertij d en diafragma. (g Blz. 28)
1
Leer de E-510 gebruiken
NL 13
Instellen van de functies
Functies instellen
U kunt de functies van deze camera op drie manieren instellen.
Instellen terwijl u naar het scherm met het bedieningspaneel kijkt (zie hieronder)
Instellen met behulp van de directe knoppen(g Blz. 16)
Instellen in het menu (gBlz. 17)
Functies instellen met behulp van het scherm met het bedieningspaneel
1
Selecteer een functie op het scherm met het bedieningspaneel en verander de instelling.
Leer de E-510 gebruiken
1
Zodra u de cameraschakelaar op ON zet, verschijnt op de LCD-monitor het scherm met het bedienings-paneel met informatie en instelmenu.
Het display verandert bij elke druk op de
INFO
-knop.
U kunt ook het scherm met het bedieningspaneel weergeven en de instelling wijzigen terwijl u live bekijken gebruikt door op de
i
-knop te drukken.
Scherm met het
bedieningspaneel
INFO
-knop
Cameraschakelaar
Regelaar
i
-knopp Pendelknop
2007.08.16
Basis
2
Druk op de i-knop.
Op het scherm met het bedieningspaneel verschijnt de cursor (functie wordt geselecteerd) (1).
bijv.) Bij het instellen van repeterende opnamen / zelfontspanner /
fotograferen met de afstandsbediening
123
Cursor
3
Gebruik p om de cursor naar de functie die u wilt instellen te bewegen (2).
4
Draai de regelaar om de instelling te veranderen.
Door op de i-knop te drukken terwijl de functie geselecteerd wordt, verschijnt het directmenu voor die functie. U kunt ook het directmenu gebruiken om de instelling te veranderen ( het veranderen van de instelling, drukt u op de regelaar niet binnen enkele seconden bedient, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het scherm met het bedieningspaneel opnieuw.
2007.08.16
Gedetailleerd
Weergave uit
Directmenu
i
knop om de instelling te bevestigen. Als u de
g
“Button timer (knoptimer)“ (Blz. 73)
3
). Na
14 NL
Functies op het scherm met het bedieningspaneel
De functies die op het basisdisplay en het gedetailleerde display kunnen worden ingesteld, variëren.
2007.08.16
1
2 3
4
765
Basis Gedetailleerd
Nr. Functies Basis Gedetailleerd Zie Blz.
1ISO
WB
2
Witbalanscorrectie 3 Lichtmeetfunctie 4Kaartje 5 Beeldkwaliteit 6AF-kader 7 Scherpstelfunctie
Repeterende opnamen / Zelfontspanner / 8
afstandsbediening
Flitserfunctie 9
Regelen van de flitssterkte
10 Beeldeffecten
Kleurruimte
Scherpte
11
Contrast
Kleurintensiteit
Gradatie
3
: Kan worden ingesteld k: Kan niet worden ingesteld
10 9 8
2007.08.16
1 2
9
54
3,6,7,8
33
33
k 3
33
33
33
33
33
33
33
k 3
33
k 3
10
11
Blz. 48 Blz. 49 Blz. 50 Blz. 46 Blz. 93 Blz. 44 Blz. 41 Blz. 42
Blz. 38
Blz. 34 Blz. 35 Blz. 52 Blz. 54
Blz. 52 Blz. 52 Blz. 52 Blz. 53
1
Leer de E-510 gebruiken
NL 15
Instellen met behulp van de directe knoppen
Deze camera is uitgerust met directe knoppen waar functies vastgelegd zijn en snel ingesteld kunnen worden.
1
Druk op de knop die bestemd is voor de functie die u wilt instellen.
Het directmenu verschijnt.
bijv.) Bij het instellen van Repeterende
opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
1
Leer de E-510 gebruiken
1
Regelaar
6
2
10
3
7
8
Directmenu
2
Draai de regelaar om de instelling te wijzigen.
Druk op de i-knop om uw instelling te bevestigen. Als u de regelaar niet binnen enkele seconden bedient, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het vorige scherm opnieuw.
g
“Button timer (knoptimer)“ (Blz. 73)
45
9
Lijst met directe knoppen
De functies zijn als volgt aan de knoppen toegewezen.
Nr. Directe knoppen Functie Zie Blz.
1j / Y /
2 3 4 5
6
7 8 9
10
Repeterene opnamen /
<
Zelfontspanner / Afstandsbedieningsknop
F
Belichtingscorrectieknop Belichtingscorrectie Blz. 47
P
AF-kaderknop AF-kader selecteren Blz. 41
o
Beeldstabilisatorknop Schakelt de beeldstabilisator in Blz. 29
u
Knop Live bekijken Schakelt live bekijken in of uit Blz. 19
#
Knop flitser
WB
Witbalansknop Witbalans instellen Blz. 49
AF
Scherpstelknop Scherpstelfunctie kiezen Blz. 42
ISO
ISO-knop Lichtgevoeligheid (ISO) instellen Blz. 48
d
Lichtmeetknop Meetmethode kiezen Blz. 46
Repeterene opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
Hierdoor springt de flitser omhoog en wordt de flitserfunctie ingesteld
Blz. 38
Blz. 34
16 NL
Instellen in het menu
U
1
Druk op de
Het menu verschijnt op de LCD-monitor.
Onderaan op het scherm staan de bedieningsaanwijzingen.
CANCEL SELECT
GO
2
Gebruik p om een functie in te stellen.
MENU
-knop.
CUSTOM RESET
SETTING
MEN
:Druk op :Druk op
OK
:Druk op i om uw instellingen te bevestigen.
CUSTOM RESET
SETTING
MENU
om de instelling te annuleren.
dac
De pijltjes op het scherm komen overeen met de onderstaande pendelknopsymbolen.
a
:
om de functie te selecteren.
: c : d :
NOISE FILTER STANDARD
NOISE REDUCT.
MENU
-knop
b
p
Pendelknop
1
i
-knop
Leer de E-510 gebruiken
Tabblad De huidige instelling
Hiermee gaat u naar functies binnen het geselecteerde tabblad.
Soorten tabbladen
3
Druk meerdere keren op i tot het menu verdwijnt.
verschijnt op het scherm
Selecteer een functie en ga naar het instelmenu.
W
Programma’s instellen.
X
Programma’s instellen.
q
Weergavefuncties instellen.
Y
Programma’s aanpassen.
Z
Functies instellen waarmee u de camera efficiënt kunt gebruiken.
Het normale fotografeerscherm verschijnt dan weer. Voor de menulijsten, zie “Menulijst“ (gBlz. 95).
Functie
NL 17
Beschrijvingen in deze handleiding
De gebruiksaanwijzingen van de directe knoppen, het scherm met het bedieningspaneel en het menu worden in deze handleiding als volgt beschreven.
NOISE FILTER STANDARD
NOISE REDUCT.
1
Instelmenu directe knoppen Instelmenu menu
Leer de E-510 gebruiken
Directe knop
bijv.: Bij het instellen van Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
j
/ Y / <
Regelaar
Scherm met het bedieningspaneel
bijv.: Bij het instellen van Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
ip: j
Menu
bijv.: Bij het instellen van de witbalans
MENU[W][WB]
/ < / Yi
Scherm met het
bedieningspaneel
18 NL
Live view (live bekijken)
U kunt de LCD-monitor ook als zoeker gebruiken. U kunt het belichtings- of witbalanseffect en de compositie van het onderwerp bekijken terwijl u de foto maakt.
u
Regelaar
-knop
-knop
1
Druk op de u-knop.
Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor.
2
Druk de ontspanknop helemaal in om scherp te stellen en te fotograferen.
Om vooraf scherp te stellen, houdt u de in. De scherpstelling wordt vastgezet als de
De weergave van het beeld op de monitor bevriest als de spiegel tijdens het scherpstellen naar beneden gaat. De foto die u heeft gemaakt wordt kort weergegeven op de monitor, zodat u de foto kunt controleren.
TIPS
Om het beeldstabilisatoreffect te controleren:
J
Druk op de o-knop en houd hem ingedrukt.
g
“Controleren van het effect van beeldstabilisator op de monitor“ (Blz. 29)
Om scherp te stellen met gebruik van MF:
J
Ste l
[AF MODE]
Draai de scherpstelring om het onderwerp scherp te stellen. Voor de manier van fotograferen MF, zie “MF (handmatig scherpstellen)“ (Blz. 42).
U kunt ook de
in op
[MF]. g
AEL / AFL
-knop indrukken om autofocus te activeren.
AEL / AFL
“Scherpstelfunctie“ (Blz. 42)
-knop ingedrukt en drukt u de ontspanknop
AEL / AFL
-knop is ingedrukt.
INFO
AEL / AFL
-knop
Het informatiedisplay omschakelen
U kunt de
INFO
-knop indrukken om de informatie die op de monitor wordt weergegeven, te wisselen.
Informatiedisplay aan Informatiedisplay aan
+ weergave met lijnen
*1
Informatiedisplay aan
+ histogram
1
Leer de E-510 gebruiken
*1
Weergegeven als
*2
Voor bediening met de vergrote weergave, zie “Bediening met vergrote weergave“ op de volgende bladzijde.
Informatiedisplay uit
[FRAME ASSIST]
is ingesteld.
Vergrote weergave
*2
NL 19
Bediening met vergrote weergave
Het is mogelijk om voor de weergave het onderwerp 7 of 10 keer te vergroten. Het vergroten van het beeld tijdens MF vereenvoudigt het bevestigen en aanpassen van de scherpstelling.
1
Gebruik p om het kader te bewegen en druk op de i-knop.
Het gebied binnen het kader wordt vergroot en weergegeven.
Druk op de i-knop en houd deze ingedrukt om het verschoven kader voor vergroting weer in het midden te zetten.
1
Leer de E-510 gebruiken
2
Draai de regelaar om de vergroting te veranderen (7x / 10x).
Door i in te drukken wordt de bediening met vergrote weergave geannuleerd.
x Opmerkingen
Als er een sterke lichtbron binnen het scherm aanwezig is, kan het beeld donkerder weergegeven worden, maar het wordt normaal opgeslagen.
Als de functie Live bekijken langdurig wordt gebruikt, stijgt de temperatuur van het beeldopneem­element waardoor beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en oneffenheden in de kleur vertonen. Verlaag de ISO-gevoeligheid of schakel de camera een tijdje uit.
Door het vervangen van de lens stopt het live bekijken.
De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens het live bekijken.
C-AF / AE-lock /
Weergave met lijnen
U kunt de lijnen op de LCD-monitor weergeven als hulpmiddel bij het bevestigen van de samenstelling.
MENU[Y][FRAME ASSIST]
[OFF] / [GOLDEN SECTION] / [GRID] / [SCALE]
TIPS
Controleren van het onderwerp, ook bij weinig licht:
J
Zie “Live view boost“ (gBlz. 69)
[AEL / AFL]
20 NL
2
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
Gidsen voor basisfuncties
Om uzelf vertrouwd te maken met de camera kunt u beginnen met het maken van foto’s van onder­werpen in uw omgeving zoals kinderen, bloemen, huisdieren. Als de foto’s u niet bevallen, probeer dan een paar van de onderstaande instellingen bij te stellen. U kunt al betere foto’s maken door uzelf vertrouwd te maken met deze basisfuncties van de camera.
Scherpstelling: de ontspanknop bedienen
Een foto kan onscherp worden als u op de voorgrond, achtergrond of op andere onderwerpen in het beeld in plaats van op het gewenste onderwerp hebt scherpgesteld. Om wazige foto’s te voorkomen, moet u scherpstellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. De ontspanknop kan half ingedrukt (half indrukken) en helemaal ingedrukt (helemaal indrukken) worden. Zodra u goed weet hoe de ontspanknop werkt, kunt u zelfs scherpstellen op bewegende onderwerpen.
Half indrukken:
g
“Fotograferen“ (Blz. 7), “Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt
(scherpstelgeheugen)“ (Blz. 30) Zelfs als op het onderwerp is scherpgesteld, kan het beeld wazig worden
als u de camera beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. Houd de camera goed vast. De camera is vooral gevoelig voor beweging als met live bekijken gefotografeerd wordt terwijl het onderwerp op de monitor bekeken wordt. U kunt het bewegen van de camera verminderen door de beeldstabilisator te gebruiken.
g
“Vasthouden van de camera.“ (Blz. 7), “Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie“ (Blz. 29)
Naast het verkeerd scherpstellen en het bewegen van de camera kan het bewegen van het onderwerp ook voor wazige beelden zorgen. In dat geval gebruikt u een sluitertijd die bij de beweging van het onderwerp past. U kunt de huidige sluitertijd en het diafragma op de displays van de zoeker en monitor bevestigen door de ontspanknop half in te drukken.
g
“Gebruik van de functieknop“ (Blz. 13), “Preview-functie“ (Blz. 29),
“Live view (live bekijken)“ (Blz. 19)
Helderheid: Belichtingscorrectie
Aan de hand van de helderheid kiest de camera automatisch een diafragmawaarde en sluitertijd. Dit wordt automatische belichting genoemd. Maar in sommige gevallen kunt u met automatische belichting alleen niet de gewenste foto maken. In dat geval kunt u de instelling van de automatische belichting verhogen of verlagen. Verhoog de belichtingswaarde om de helderheid van een zomers strand of het wit van sneeuw te verbeteren. Verlaag de belichtingswaarde als het te fotograferen gebied kleiner en helderder is dan zijn omgeving. Als u niet zeker weet hoeveel belichtingscorrectie nodig is, maak dan een aantal foto’s met verschillende instellingen en vergelijk de foto’s.
g
“Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren“ (Blz. 47),
“AE bracketing (belichting variëren)“ (Blz. 30)
Kleur: Witbalans
Afgezien van zonlicht bestaan er andere bronnen die het onderwerp verlichten, zoals bijvoorbeeld gloeilamplicht en TL-licht. Deze soorten licht bevatten bepaalde kleuren; daarom heeft hetzelfde witte onderwerp bij verschillende verlichtingen iets andere kleuren. Zelfs onder hetzelfde zonlicht verschillen de kleuren op een foto afhankelijk van de luchtomstandigheden, de schaduwen van bomen of gebouwen en andere factoren. Witbalans corrigeert de effecten van deze soorten lichtbronnen automatisch en maakt fotograferen met de juiste kleuren mogelijk. Normaal gesproken bereikt u de juiste kleuren als u de witbalans op u eventueel niet de gewenste kleuren. Pas in dat geval de instelling overeenkomstig aan.
g
“Witbalans – De kleurtint aanpassen“ (Blz. 49)
Helemaal
indrukken:
[AUTO]
zet. Afhankelijk van de lichtomstandigheden bereikt
NL 21
2
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
TL-licht
Een gids voor functies voor verschillende onderwerpen
2
Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de diverse
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
onderwerpen geschikt zijn.
Gloeilamplicht Schaduw van een boom
Landschapsfoto’s nemen
Deze paragaaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bossen, meren en stranden overdag.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld de stilte van een stilstaande scène of de dynamiek van een bewegende scène.
Om de diepte van een bos vast te leggen, stelt u op een groter deel van het beeld scherp. Gebruik de stand diafragma (verhoog de diafragmawaarde) zoveel mogelijk.
Om het moment vast te leggen waarop golven tegen de kust slaan, gebruikt u de stand sluitertijd. Om een ruisende waterval of een stromende rivier vast te leggen, fotografeert u met een lange sluitertijd.
Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende standen voor het fotograferen worden gebruikt. Controleer het beeld dat u hebt gefotografeerd en gebruik + of – om de belichtingstijd bij te stellen om betere resultaten te behalen.
S
(sluitertijdvoorkeuze) en kiest u een snelle
A
(diafragmavoorkeuze) en sluit het
Witbalans gebruiken
De kleur van water op foto’s ziet er anders uit afhankelijk van of het een meer is dat dichtbij staande bomen reflecteert of een zeekust die omgeven is door een koraalrif. Om het subtiele kleurverschil vast te leggen, kunt u de instelling van de witbalans veranderen. Verander de instelling voor verschillende situaties, bijvoorbeeld door zonnige dagen en een zonnige dag.
[27500K]
voor een buitenopname in de schaduw op
[55300K]
te gebruiken voor
Metingsmethode veranderen
Afhankelijk van de diepte van het water en de stand van de zon, kan de helderheid van het water grote verschillen vertonen in de diverse delen van dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is verschillend, afhankelijk van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u weet in welke bereiken u de correctie moet benadrukken in de compositie van het beeld, dan kunt u de metingsmethode veranderen. Als de camera op staat, meet de camera automatisch de helderheid in de compositie en bepaalt de belichting. Om een specifieke gedeeltelijke belichting in de compositie te benadrukken, zet u de meting op de stand centrum) of belichting wilt aanpassen en meet dan de belichting.
[n]
(spotmeting), stelt u het AF-kader in op de plaatsen waar u de
[e]
(digitale ESP-meting)
[4]
(lichtmeting met nadruk op het
22 NL
Kleurintensiteit veranderen
Het kan gebeuren dat u de gewenste kleur niet kunt reproduceren, zelfs niet met het gebruik van witbalans of belichtingscorrectie. In dat geval kunt u de instelling gewenste kleur te krijgen. De instelling Als de instelling hoog is, worden er felle kleuren gebruikt.
g“A
: Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 26), “S: Sluitertijdvoorkeuze“ (Blz. 27), “Metingsmethode –
Metingssysteem wijzigen“ (Blz. 46), “Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren“ (Blz. 47), “Witbalans – De kleurtint aanpassen“ (Blz. 49), “ Kleurintensiteit van de kleur“ (Blz. 52)
[SATURATION]
[S ATU RATI ON ]
heeft twee niveaus, hoge en lage instellingen.
[S ATU RATI ON ]
veranderen om de
(kleurintensiteit):
Bloemen fotograferen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld een enkele bloem, een veld vol bloeiende bloemen, een diep rode roos of de lichte kleur van een erwtje.
Witbalans gebruiken
Bloemen hebben heel verschillende kleuren, variërend van licht tot fel. Afhankelijk van de kleur van de bloemen, worden subtiele kleurnuances eventueel niet zo vastgelegd als u ze ziet. In dat geval kunt u de lichtomstandigheden controleren en de instelling van de witbalans veranderen. Op soort licht en fotografeert met de juiste witbalans. U kunt echter subtiele kleurnuances beter benadrukken, door de instelling aan de lichtomstandigheden aan te passen, bijvoorbeeld door gebruiken voor zonnige dagen en in de schaduw op een zonnige dag.
[AUTO]
bepaalt de camera automatisch het
[27500K]
voor een buitenopname
[55300K]
te
Belichtingscorrectie gebruiken
Als u bloemen tegen een achtergrond fotografeert, kies dan een zo eenvoudig mogelijke achtergrond om de vorm en de kleur van de bloem te benadrukken. Als u lichte en witachtige bloemen fotografeert, stelt u de belichtingscorrectie op – (min) in, zodat de bloem tegen de donkere achtergrond afsteekt.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van of u één enkele bloem wilt benadrukken of een veld vol bloemen wilt vastleggen. Om het scherpstelbereik te veranderen, zet u de camera op de stand (diafragmavoorkeuze) en kiest u de diafragmawaarde.
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor het onderwerp benadrukt wordt en de achtergrond onscherp is.
Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder toe waardoor de foto op de voorgrond en de achtergrond scherp wordt.
U kunt de preview-functie gebruiken om de veranderingen in de scherptediepte te bevestigen als het diafragma veranderd wordt.
A
Live bekijken gebruiken
Bij het gebruik van een conventionele éénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar lenssysteem, moest u wachten om na het nemen van de foto het resultaat van de belichtingscorrectie en de witbalansinstellingen te controleren. Met de functie Live bekijken van deze camera kunt u echter de monitor gebruiken om het onderwerp dat u wilt fotograferen weer te geven en te controleren.
2
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
NL 23
Lenzen verwisselen
Als er maar weinig bloeiende bloemen zijn die ver uit elkaar staan, maakt u de foto met een telelens. Met een telelens neemt u foto’s waarin onderwerpen op verschillende afstanden dichter bij elkaar lijken waardoor de indruk van een dicht begroeid bloemenveld ontstaat. Door de telescoopfunctie van de zoomlens te gebruiken, bereikt u dit effect ook, maar het is makkelijker om dit effect te bereiken als de scherpstelafstand groter is, bijvoorbeeld 150 mm of 200 mm, in plaats van 54 mm.
g“A
: Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 26)
“Preview-functie“ (Blz. 29), “Witbalans – De kleurtint aanpassen“ (Blz. 49)
“Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren“ (Blz. 47),
, “Live view (live bekijken)“ (Blz. 19),
Nachtopnamen maken
Er zijn verschillende soorten nachtopnamen, variërend van het avondrood na een zonsondergang en straatlicht in een donkere stad tot speciale lichteffecten en vuurwerk.
2
Het statief gebruiken
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
Omdat een langere sluitertijd nodig is om nachtopnamen te maken, hebt u een statief nodig om het bewegen van de camera tegen te gaan. Als u niet over een statief beschikt, moet u de camera op een stabiele ondergrond zetten om het bewegen van de camera tegen te gaan. Zelfs als de camera beveiligd is, kan de camera bewegen als u de ontspanknop indrukt. Daarom raden wij u aan de afstandsbediening of de zelfontspanner te gebruiken.
De stand Fotograferen veranderen
Nachtopnamen hebben verschillende helderheidsniveaus en de balans van de helderheid in de compositie is niet uniform. Begin met de stand Zet het diafragma op een gemiddelde instelling (ongeveer F8 of F11) en laat de camera de sluitertijd automatisch kiezen. Bij het maken van een nachtopname stelt de camera de belichting in overeenkomstig de donkere gebieden die het grootste deel van de compositie innemen, daardoor wordt de foto vaak witachtig (overbelicht), stel de belichtingscorrectie op –1 or –1,5 in. Gebruik
[REC VIEW]
Beeldruis kan snel optreden als u met een lange sluitertijd fotografeert. Zet in dat geval
[NOISE REDUCT.]
om de foto te controleren en het diafragma en de belichtingscorrectie zo nodig in te stellen.
op
[ON]
om de ruis te onderdrukken.
A
(diafragmavoorkeuze) om de foto te maken.
Handmatig scherpstellen
In gevallen waarin u AF (autofocus) niet kunt gebruiken om op het onderwerp scherp te stellen omdat het onderwerp te donker is of u niet op tijd scherp kunt stellen, bijvoorbeeld tijdens vuurwerk, zet u de scherpstelfunctie op (handmatig scherpstellen) en stelt u met de hand scherp. Voor nachtopnamen draait u de scherpstelring van de lens en controleert of u de lichten van de nachtelijke scène duidelijk kunt zien. Om foto’s te maken van vuurwerk stelt u de scherpstelling van de lens op oneindig tenzij u een telelens gebruikt. Als u ongeveer de afstand tot aan het onderwerp weet, raden wij u aan om van tevoren scherp te stellen op iets dat zich op dezelfde afstand bevindt.
g“P
: Programmagestuurd fotograferen“ (Blz. 25),
A
: Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 26), “Repeterene opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening“ (Blz. 38), “Scherpstelfunctie“ (Blz. 42), “Ruisonderdrukking“ (Blz. 53), “REC VIEW – Onmiddellijk na de opname de foto controleren“ (Blz. 71)
[MF]
24 NL
3 Fotografeerfuncties
Motiefprogramma
Als u een programma voor een bepaalde situatie kiest, past de camera zijn instellingen optimaal aan de lichtomstandigheden aan. In tegenstelling tot het motiefprogramma van de functieknop, kunnen de meeste functies niet veranderd worden.
1
Zet de functieknop op
Het motiefmenu wordt weergegeven.
2
Gebruik selecteren.
3
Druk op de i-knop.
ac
Er verschijnt een voorbeeld en een beschrijving van het geselecteerde motief.
De camera is nu klaar om te fotograferen. Om de instelling te wijzigen, drukt u nogmaals op de i-knop. Het motiefmenu wordt weergegeven.
Soorten motiefprogramma’s
Picto­gram
I
1
PORTRAIT (portret)
L
2
LANDSCAPE (landschap) LANDSCAPE+PORTRAIT
K
3
(landschap+portret)
G
4
NIGHT SCENE (nachtscène)
U
5
NIGHT+PORTRAIT (nacht+portret)
G
6
CHILDREN (kinderen)
J
7
SPORT
H
8
HIGH KEY
I
9
LOW KEY
P
: Programmagestuurd fotograferen
Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd.
Zet de functieknop op P.
Als de ontspanknop half is ingedrukt, worden de sluitertijd en diafragmawaarde weergegeven op de zoeker. Als de ontspanknop wordt losgelaten, worden de sluitertijd en diafragmawaarde weergegeven op het scherm met het bedieningspaneel.
Scherm met bedieningspaneel
2007.08.16
g
.
om het motiefprogramma te
Stand
Diafragmawaarde Sluitertijd
Picto-
gram
q
J
r
& * ( @
s
g
PORTRAIT
1
For taking a portrait-style shot.
Stand
10
DIS MODE
11
MACRO NATURE MACRO
12
(natuuropname macro)
13
CANDLE (kaars)
14
SUNSET (zonsondergang)
15
FIREWORKS (vuurwerk)
16
DOCUMENTS (documenten)
17
PAN ORA MA BEACH & SNOW
18
(strand & sneeuw)
Sluitertijd
AF-teken
Belichtingsfunctie
Diafragmawaarde
Zoeker
3
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Diafragmawaarden en sluitertijden in de stand
In de stand P is de camera zo geprogrammeerd, dat deze aan de hand van de helderheid van het onderwerp automatisch de diafragmawaarde en de sluitertijd kiest zoals hieronder wordt aangegeven. Het programma lijndiagram is afhankelijk van het type lens dat gebruikt wordt.
P
NL 25
Bij gebruik van de 14 – 42 mm f3.5 – 5.6 zoomlens (brandpuntsafstand: 14 mm)
Programma-aanpassing
Programma-aanpassing (%)
Door in de stand P de regelaar te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd zoals hierboven aangegeven wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft.
3
Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de aanpassing ongedaan te maken, draait
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
u de regelaar, totdat in de zoeker of op het scherm met het bedieningspaneel de indicatie voor stand belichting
%
programma-aanpassing mogelijk.
A
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld. Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte toe. Gebruik deze modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt toevoegen. Voordat u de foto gaat maken, kunt u met de preview-functie controleren hoe scherp of onscherp de achtergrond in beeld komt.
Bij een lagere diafragmawaarde (F-waarde)
naar P verandert, of u schakelt de camera uit. Bij gebruik van een flitser is er geen
: Diafragmavoorkeuze
g
“Preview-functie“ (Blz. 29)
Bij een hogere diafragmawaarde (F-waarde)
Zet de functieknop op A en draai de regelaar om de diafragmawaarde in te stellen.
Bij het verdraaien van de regelaar wordt de diafragmawaarde in stappen van 1/3 EV gewijzigd. U kunt ook de stappen veranderen met de voorkeursinstellingen.
g
“EV-stap“ (Blz. 67)
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half ingedrukt is.
Sluitertijd
Diafragmawaarde
AF-teken
Belichtingsfunctie
Zoeker
26 NL
Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
Overbelicht als de sluitertijdaanduiding knippert. Kies een hogere diafragmawaarde (F-waarde).
Onderbelicht als de sluitertijdaanduiding knippert. Kies een lagere diafragmawaarde (F-waarde).
TIPS
De sluitertijdindicatie blijft knipperen, ook al hebt u de diafragmawaarde veranderd:
J
Als bij een snelle sluitertijd de sluitertijdaanduiding knippert, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een
lagere waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de
hoeveel-heid invallend licht te temperen.
J
Hebt u een trage sluitertijd ingesteld en de sluitertijdaanduiding blijft knipperen, dan zet u de ISO-licht-
gevoeligheid op een hogere waarde.
De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren:
J
Zie “Preview-functie“ (Blz. 29)
S
: Sluitertijdvoorkeuze
De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt, waarmee u een gevoel van snelheid of beweging kunt oproepen.
Een korte sluitertijd kan een snelle actie “bevriezen“ zonder bewegingsonscherpte.
Zet de functieknop op S en draai de regelaar om de sluitertijd in te stellen.
Bij het verdraaien van de regelaar wordt de sluitertijd in stappen van 1/3 EV gewijzigd. U kunt ook de stappen veranderen met de voorkeursinstellingen.
g
“EV-stap“ (Blz. 67)
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half ingedrukt is.
Sluitertijd
AF-teken
Belichtingsfunctie
Zoeker
*
Welke diafragmawaarde hierbij gaat knipperen, hangt af van het type lens en de brandpuntsafstand van de lens.
TIPS
De foto is onscherp:
J
Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt
waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of
gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
De diafragmawaarde blijft knipperen, ook al hebt u de sluitertijd veranderd:
J
Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een lagere
waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de hoeveel-
heid invallend licht te temperen.
J
Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een
hogere waarde.
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
Langere sluitertijd
Kortere sluitertijd
Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen*, is er geen correcte belichting mogelijk (onderbelicht). Kies een langere sluitertijd.
Diafragmawaarde
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen*, is er geen correcte belichting mogelijk (overbelicht). Kies een snellere sluitertijd.
Door een langere sluitertijd wordt een opgenomen snelle actie onscherp. Deze onscherpte roept het gevoel van een dynamische beweging op.
3
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
NL 27
M
: Handmatig fotograferen (Manual)
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het afwijkt van de juiste belichting door de belichtingsmeter te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de vrije hand, zowel qua instellingen als qua belichting. U kunt zo ook tijdopnamen maken van bijv. de sterrenhemel of vuurwerk.
Zet de functieknop op M en draai de regelaar om de waarde in te stellen.
Om de sluitertijd in te stellen: draai de regelaar. Om de diafragmawaarde in te stellen: draai de regelaar terwijl u de
Door gebruik van de instelling tegenovergestelde instellingen gaan. aanpassen“ (Blz. 69)
Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype.
De sluitertijd kan worden ingesteld tussen 1/4000 – 60" (sec.) of
Bij het verdraaien van de regelaar worden de diafragmawaarde en de sluitertijd in stappen van 1/3 EV gewijzigd. U kunt ook de stappen veranderen met de voorkeursinstellingen.
3
g
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Op het scherm met het bedieningspaneel verschijnt de belichtingsmeter die het verschil aangeeft (binnen een bereik van –3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens uw huidige instelling (diafragma en sluitertijd), en de optimale belichting zoals de camera die heeft berekend.
g
“Tijdopnamen“ (Blz. 28)
“EV-stap“ (Blz. 67)
ingedrukt houdt (belichtingscorrectie).
[DIAL]
uit het [Y]-menu kunt u naar de
g
“De functie van de regelaar
Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)Langere sluitertijd
Kortere sluitertijd
Onderbelichting
Overbelichting
Optimale belichting
2007.08.16
F
[BULB]
-knop
.
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
Belichtingsmeter
Ruis in foto’s
Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet aan licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur in het beeldopneemelement of in de elektronica van het beeldopneemelement doen stijgen. Dit kan ook gebeuren als u met een hoog ingestelde ISO-waarde fotografeert in een omgeving waar een hoge temperatuur heerst. Om deze ruis te reduceren, activeert de camera de ruisonderdrukking.
g
“Ruisonderdrukking“ (Blz. 53)
Tijdopnamen
Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. Zet de sluitertijd op apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1).
g
“Tijdopnamen met de afstandsbediening“ (Blz. 40)
TIPS
De foto is onscherp:
J
Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange
sluitertijd.
[BULB]
in de stand M. U kunt ook tijdopnamen maken met een
F
-knop
28 NL
Preview-functie
De zoeker geeft het scherpstelgebied weer (scherptediepte) met de geselecteerde diafragmawaarde. Om ervoor te zorgen dat de preview-functie door indrukken van de functie van de
g“;
Druk op de <-knop om de preview-functie te gebruiken.
Als [; schakelt de camera door op de naar live bekijken voor een preview van de foto op de monitor.
<
-knop op het menu worden ingesteld.
FUNCTION“ (Blz. 68)
FUNCTION]
is vastgelegd onder
<
-knop te drukken automatisch
[LIVE PREVIEW]
<
-knop werkt, moet eerst de
,
<
-knop
Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie
U kunt het bewegen van de camera, dat snel optreedt als u in situaties met weinig licht fotografeert of tijdens het fotograferen met een sterke vergroting, verminderen.
OFF
Beeldstabilisator is uit.
I.S. 1
Beeldstabilisator is aan.
I.S. 2
Dit wordt gebruikt als u in horizontale richting beweegt om een wazige achtergrond te krijgen. De horizontale beeldstabilisator is uitgeschakeld en alleen de verticale beeldstabilisator is geactiveerd.
Directe knop
o
regelaar
Weergegeven als
[IMAGE STABILIZER] [I.S. 1]
of
Zoeker
Als g (motiefprogramma) op [q] (DIS MODE) is gezet, schakelt de beeldstabilisator automatisch in (
[I.S. 2]
[I.S. 1]
op
is gezet.
). g“Motiefprogramma“ (Blz. 25)
Controleren van het effect van beeldstabilisator op de monitor
U kunt de knop o ingedrukt houden tijdens het live bekijken om het effect van de beeldstabilisator op de monitor te zien. In die positie kunt u de ontspanknop helemaal indrukken om een foto te maken.
Als
[IMAGE STABILIZER]
indrukken en ingedrukt houden van de knop beeldstabilisator (
Door het loslaten van de knop o of het ingedrukt houden van de knop
o
beeldstabilisator uitgeschakeld.
gedurende enkele seconden wordt de
[I.S. 1]
op
[OFF]
is gezet, activeert het
o
).
de
o
-knop
Groen : beeldstabilisator actief Rood : beeldstabilisator fout
Regelaar
3
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
NL 29
x Opmerkingen
De beeldstabilisator kan geen grote bewegingen van de camera corrigeren of bewegingen van de camera die optreden als de sluitertijd op de langste tijd is ingesteld. In die gevallen raden wij het gebruik van een statief aan.
Bij het gebruik van een statief zet u
Als u een lens gebruikt met een beeldstabilisatiefunctie schakel dan de beeldstabilisatie van de lens of van de camera uit.
Als u de camera uitschakelt, kan dit een beeldstabilisatiefunctie starten. De camera trilt dan voor deze functie, dit is geen storing.
Een rode q op de monitor geeft de fout van de beeldstabilisatorfunctie weer. Als u zo een foto maakt, is de compositie eventueel uit. Neem contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus.
[IMAGE STABILIZER]
op
[OFF]
.
Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen)
3
De autofocus van de camera kan eventueel niet scherpstellen op het onderwerp als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. Als dit gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
(focus lock) gebruiken.
1
Pas het AF-kader aan
Ontspanknop
AF-kader
het scherp te stellen onderwerp en druk de ontspanknop half in tot het AF-teken verschijnt.
De ingestelde scherpstelling wordt vastgehouden. Het AF-teken en en het AF-kader verschijnen in de zoeker.
Als het AF-teken nog steeds knippert, drukt u de ontspanknop opnieuw half in.
Terwijl de ontspanknop ingedrukt is, verdwijnt het scherm met het bedieningspaneel.
2
Beweeg naar de gewenste samenstelling met half
Indicatie-LED Dataverkeer
ingedrukte ontspanknop en druk de knop dan helemaal in.
De indicatie-LED Dataverkeer knippert terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen.
Als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn omgeving
Als het contrast van het onderwerp gering is, als bijvoorbeeld de belichting niet voldoende is of het onderwerp door mist niet goed zichtbaar is, kan er niet scherp gesteld worden. Stel scherp (scherpstelgeheugen) op een onderwerp met een hoog contrast dat even ver van de camera verwijderd is als het onderwerp dat u wilt fotograferen, kies daarna de gewenste uitsnede en maak de opname.
AF-teken
AE bracketing (belichting variëren)
De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een beetje anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen (bijv. bij tegenlicht of in het halfduister), kunt u uit de serie foto’s met verschillende belichtingsinstellingen (belichtings- en correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste bevalt. De foto’s worden in deze volgorde gemaakt: Foto met optimale belichting, foto met belichtingscorrectie in de richting in de richting +.
-
, foto met belichtingscorrectie
30 NL
Loading...
+ 98 hidden pages