Verbeter uw vaardigheid in het
fotograferen – Fotogidsen
Fotografeerfuncties
Weergavefuncties
Instellingen en functies
aanpassen volgens uw wensen
Printen
Gebruik van de
OLYMPUS Master software
Leer uw camera beter kennen
Informatie
Verwisselbare lenzen
Diversen
(
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te
maken teneinde u met uw camera vertrouwd te maken.
(
De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel
vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
(
De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er
aanvullingen op en/of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmwareupdate voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de
Olympus-website.
Opbouw van deze handleiding
Basisgebruik van de camera Basisgids
Deze paragraaf beschrijft de voorbereidingen en instellingen voor de camera en het basisgebruik van
de camera, van eenvoudige fotografeertechnieken tot weergave en functies voor het wissen.
Camerariem bevestigen..................................... 3 Dioptrie van de zoeker instellen ........................ 6
De batterij gereedmaken voor gebruik............... 3 Datum en tijd instellen ....................................... 6
Een lens op de camera bevestigen ................... 4 Fotograferen ...................................................... 7
Het kaartje plaatsen........................................... 4 Weergeven / wissen.......................................... 8
Camera inschakelen.......................................... 5
Leer de E-510 gebruiken Blz. 13
Lees hoofdstuk 1 om het basisgebruik van de camera te leren voordat u verdergaat met de
verschillende functies van deze camera.
Bediening van de camera g“Mastering the E-510“ (Blz. 13)
Leer de functies in de fotogidsen te gebruiken
fotograferen – Fotogidsen“ (Blz. 21)
Ga verder naar de bladzijden over de verschillende functies.
g
“Verbeter uw vaardigheid in het
De informatie vinden die u nodig heeft
g
“Fotografeertips en -gegevens“ (Blz. 84), “Menulijst“ (Blz. 95), “Namen van
onderdelen“ (Blz. 101), “Index“ (Blz. 125)
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden
Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen bij de
bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen voor handelingen
die u absoluut dient te voorkomen.
g
TIPS
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw camera.
Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
2 NL
Basisgids
Camerariem bevestigen
Breng de camerariem aan zoals aangegeven door de
pijlen (
1, 2
Trek de camerariem tenslotte strak om er zeker van te zijn
dat deze goed vastzit (
Maak het andere uiteinde van de camerariem op dezelfde
manier vast aan het andere bevestigingsoog.
1
Indicator voor laadtoestand
Rood lichtje: Bezig met opladen
Groen lichtje: Opladen voltooid
(laadtijd: ca. 5 uur)
2
).
3
).
De batterij gereedmaken voor gebruik
Batterij laden.
Lithium-ionlaadapparaat (BCM-2)
Plaats de batterij op het pijltje
Batterij plaatsen.
Vergrendelknop
van het batterijcompartiment
2
Lichtnetkabeltje
1
2
Lithium-ionbatterij (BLM-1)
Verwijder de beschermkap
van de batterij.
Stopcontact
Positioneringsmarkering
3
Basisgids
Klepje van het
batterijcompartiment
1
3
Sluit het deksel van het batterijcompartiment en schuif de
3
vergrendelknop van het batterijcompartiment in de richting van
Batterij uitnemen
Druk op de batterijvergrendeling om deze te
ontgrendelen en haal de batterij eruit.
•
Wij raden u aan een reservebatterij bij de
hand te houden voor als u langer door wilt
gaan met fotograferen en de gebruikte
batterij leeg raakt.
Batterijvergrendeling
E
.
NL 3
Een lens op de camera bevestigen
m
1
Verwijder de beschermkap van de camera en de achterkap van de lens.
Basisgids
Achterkap van de lens
2
Een lens op de camera
bevestigen.
•
Houd de rode
koppelingsmarkering op de
lens tegenover de rode
markering op de camera,
en steek de lens in het
camerahuis (
lens in de richting die door
de pijl wordt aangegeven tot
u een klik hoort (
•
Druk de lensontgrendelknop
niet in.
3
Verwijder het lenskapje
(
3, 4
).
2
1
1
). Draai de
2
).
Het kaartje plaatsen
Open het klepje van het kaartje en plaats het kaartje.
CompactFlash / MicrodrivexD-Picture Card
Steek het contactvlak van het kaartje zo ver
mogelijk in de sleuf.
Indicatie-LED Dataverkeer
Beschermkap van de camera
Positionerings-
arkering (rood)
3
4
3
W
teken
1
2
Markering voor
lenskoppeling (rood)
2
1
Lensontgrendelknop
2
De lens uit de camera
verwijderen
Lenskapje
Steek het kaartje zover in de kaartsleuf totdat het
op zijn plaats vastklikt.
Draai de lens, terwijl u de
lensontgrendelknop (
ingedrukt houdt, in de richting
van de pijl (
Klepje van het kaartje
1
2
).
1
)
4 NL
CF-kaartsleuf
xD-Picture-Card-sleuf
Kaartje verwijderen
•
Open het klepje van het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert.
CompactFlash / MicrodrivexD-Picture Card
•
Druk de uitwerpknop helemaal in, laat deze
uitspringen, en druk de knop weer helemaal in
om het kaartje uit te werpen.
•
Neem de kaart eruit.
Uitwerpknop
•
Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en het
springt eruit.
•
Neem de kaart eruit.
Camera inschakelen
Zet de cameraschakelaar op ON.
Om de camera uit te schakelen, zet u de
cameraschakelaar op
OFF
.
Zet de
functieknop
op
AUTO
.
Basisgids
INFO
-knop
2007.08.16
Scherm met het
bedieningspaneel
SSWF-indicator
LCD-monitor
Zodra u de camera inschakelt, verschijnt het
bedieningspaneel op de monitor.
Als het scherm met het bedieningspaneel niet
verschijnt, drukt u op de
INFO
-knop.
Automatische stofreductie
Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met
behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het beeldopneemelement. Tijdens deze reiniging knippert het SSWF-lampje (Super Sonic Wave Filter).
NL 5
Dioptrie van de zoeker instellen
Stel de dioptrie van de zoeker in volgens
uw wensen. Terwijl u door de zoeker kijkt,
verdraait u langzaam de dioptrieregelaar.
Zodra u het autofocuskader goed en scherp
kunt zien, bent u klaar.
Basisgids
Zoeker
AF-kader
Dioptrieregelaar
Datum en tijd instellen
Informatie over datum en tijd worden samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. De
bestandsnaam is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum
en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
1
Druk op de
MENU
-knop
MENU
-knop.
a
c
i
CUSTOM RESET
SETTING
d
EDIT FILENAME
2
Gebruik
3
Gebruik
4
Gebruik
5
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld.
•
6
Gebruik
7
Druk op de i-knop.
8
Druk op de
ac
om [Z] te selecteren en druk daarna op d.
ac
om [X] te selecteren en druk daarna op d.
ac
om het jaar [Y] te selecteren en druk dan op d.
De tijd verschijnt in 24-uurs formaat.
ac
om het datumformaat te selecteren.
MENU
-knop om af te sluiten.
Y/M/DY/M/D
EDIT FILENAME
6 NL
Y/M/DY/M/D
Fotograferen
1
Vasthouden van de camera.
Zorg ervoor dat u uw vingers en de camerariem niet voor de lens en de flitser houdt.
Horizontale standVerticale stand
2
Richt het autofocuskader op het onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt.
3
Scherpstellen.
Druk de ontspanknop voorzichtig (half) in.
AF-teken
Diafragmawaarde
2007.08.16
Half indrukken
Ontspanknop
Basisgids
Sluitertijd
•
De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon hoort.
Het AF-teken en en het AF-kader verschijnen in de
zoeker.
•
De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde
verschijnt.
•
Het scherm met het bedieningspaneel verschijnt niet als de ontspanknop is ingedrukt.
4
Laat de ontspanknop los.
Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de aanslag).
•
Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt.
•
De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera
begint de foto op te nemen.
•
Verwijder de batterij of het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert. Doet u dat
toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen dat de
zojuist door u gemaakte foto’s worden opgeslagen.
Indicatie-LED Dataverkeer
Helemaal indrukken
Fotograferen terwijl u de monitor bekijkt
Het is mogelijk om de LCD-monitor als zoeker te gebruiken en de compositie van het onderwerp te
controleren, of om te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt.
g
“Live view (live bekijken)“ (Blz. 19)
1
Druk op de u-knop
(live bekijken).
•
Het onderwerp wordt weergegeven
op de monitor.
2
Druk de ontspanknop
helemaal in.
•
De foto wordt gemaakt met
scherpstelling.
u
-knop
NL 7
Als de camera stopt te werken
Als de camera gedurende ongeveer 8 seconden niet bediend wordt terwijl de camera aan is, gaat het
achtergrondlicht van de monitor uit om de batterijen te sparen. Als daarna ongeveer een minuut lang
geen bediening plaatsvindt, schakelt de camera naar de sluimerstand (stand-by) en stopt te werken.
De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, pendelknop,
enz.).
Functies instellen met behulp van het bedieningspaneel ........................................................14
Functies instellen met behulp van de directe knoppen............................................................16
Instellen in het menu................................................................................................................17
Beschrijvingen in deze handleiding .........................................................................................18
Live bekijken.........................................................................................................................................19
Het informatiedisplay omschakelen.........................................................................................19
Bediening met vergrote weergave...........................................................................................20
Weergave met lijnen................................................................................................................20
2Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen........................................... 21
Beschrijft de fotografeermethoden die geschikt zijn voor individuele situaties.
Gidsen voor basisfuncties ....................................................................................................................21
Scherpstelling: De ontspanknop bedienen ..............................................................................21
Categoriseert en beschrijft de fotografeerfuncties afhankelijk van de standen voor het fotograferen;
de fotografeerfuncties; het scherpstellen; de belichting, kleur en het beeld.
De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Alle beelden wissen.................................................................................................................64
10 NL
5Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen.............................................. 65
Beschrijft de overige verschillende soorten functies. De instellingen of functies kunnen aangepast
worden aan de omgeving waarin de camera gebruikt wordt.
Uw eigen reset-instelling ......................................................................................................................65
De functieknop biedt u de mogelijkheid de camerainstellingen moeiteloos aan het onderwerp aan te passen.
Programma’s voor gemakkelijk fotograferen
•
Selecteren afhankelijk van de te fotograferen scène. De camera stelt de juiste lichtomstandigheden
automatisch in.
•
Als u de functieknop draait of de camera uitschakelt in de programma’s voor gemakkelijk
fotograferen, worden functies waarbij instellingen zijn gewijzigd teruggezet naar de
standaardinstellingen af fabriek.
AUTO
i
l
&
j
/
g
AUTO
PORTRAITVoor een portretopname van een persoon.
LANDSCAPEVoor landschappen en andere buitenopnamen.
MACROVoor dichtbij-opnamen (close-ups)
SPORTVoor scherpe opnamen van snelbewegende onderwerpen.
NIGHT+
PORTRAIT
(portret)
Motiefprogramma
Geavanceerde programma’s
•
Voor geavanceerde en creatieve opnamen kunt u de diafragmawaarde en de sluitertijd zelf instellen.
•
De instellingen die in de geavanceerde programma’s zijn uitgevoerd, worden ook behouden als de
camera wordt uitgeschakeld.
Programmagestuurd
P
A
S
M
fotograferen
Diafragmavoorkeuze
Sluitertijdvoorkeuze
Handmatig fotograferen
(Manual)
Hierbij kiest de camera zelf de optimale combinatie van diafragma en
sluitertijd. De ingebouwde flitser springt automatisch omhoog onder
omstandigheden met weinig licht.
Voor scherpe opnamen van het onderwerp mét achtergrond bij nachtlicht.
In deze stand kunt u kiezen tussen 18 verschillende motiefprogramma’s voor
diverse situaties. (g Blz. 25)
Hierbij kiest de camera zelf een combinatie van diafragma en
sluitertijd. (g Blz. 25)
Hierbij stelt u zelf het gewenste diafragma in. De camera kiest
automatisch de bijpassende sluitertijd. (g Blz. 26)
Hierbij stelt u zelf de gewenste sluitertijd in. De camera kiest
automatisch het bijpassende diafragma. (g Blz. 27)
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertij d en diafragma.
(g Blz. 28)
1
Leer de E-510 gebruiken
NL 13
Instellen van de functies
Functies instellen
U kunt de functies van deze camera op drie manieren instellen.
•
Instellen terwijl u naar het scherm met het bedieningspaneel kijkt (zie hieronder)
•
Instellen met behulp van de directe knoppen(g Blz. 16)
•
Instellen in het menu (gBlz. 17)
Functies instellen met behulp van het scherm met het bedieningspaneel
1
Selecteer een functie op het scherm met het
bedieningspaneel en verander de instelling.
Leer de E-510 gebruiken
1
Zodra u de cameraschakelaar op ON
zet, verschijnt op de LCD-monitor het
scherm met het bedienings-paneel
met informatie en instelmenu.
•
Het display verandert bij elke druk op de
INFO
-knop.
•
U kunt ook het scherm met het
bedieningspaneel weergeven en de instelling
wijzigen terwijl u live bekijken gebruikt door op
de
i
-knop te drukken.
Scherm met het
bedieningspaneel
INFO
-knop
Cameraschakelaar
Regelaar
i
-knopp Pendelknop
2007.08.16
Basis
2
Druk op de i-knop.
•
Op het scherm met het bedieningspaneel verschijnt de cursor (functie wordt geselecteerd) (1).
bijv.) Bij het instellen van repeterende opnamen / zelfontspanner /
fotograferen met de afstandsbediening
123
Cursor
3
Gebruik p om de cursor naar de functie die u wilt instellen te bewegen (2).
4
Draai de regelaar om de instelling te veranderen.
•
Door op de i-knop te drukken terwijl de functie geselecteerd wordt, verschijnt het directmenu
voor die functie. U kunt ook het directmenu gebruiken om de instelling te veranderen (
het veranderen van de instelling, drukt u op de
regelaar niet binnen enkele seconden bedient, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het
scherm met het bedieningspaneel opnieuw.
2007.08.16
Gedetailleerd
Weergave uit
Directmenu
i
knop om de instelling te bevestigen. Als u de
g
“Button timer (knoptimer)“ (Blz. 73)
3
). Na
14 NL
Functies op het scherm met het bedieningspaneel
De functies die op het basisdisplay en het gedetailleerde display kunnen worden ingesteld, variëren.
Deze camera is uitgerust met directe knoppen waar functies vastgelegd zijn en snel ingesteld kunnen
worden.
1
Druk op de knop die bestemd is voor de functie die u wilt instellen.
•
Het directmenu verschijnt.
bijv.) Bij het instellen van Repeterende
opnamen / Zelfontspanner /
Afstandsbediening
1
Leer de E-510 gebruiken
1
Regelaar
6
2
10
3
7
8
Directmenu
2
Draai de regelaar om de instelling te wijzigen.
•
Druk op de i-knop om uw instelling te bevestigen. Als u de regelaar niet binnen enkele
seconden bedient, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het vorige scherm opnieuw.
g
“Button timer (knoptimer)“ (Blz. 73)
45
9
Lijst met directe knoppen
De functies zijn als volgt aan de knoppen toegewezen.
Hierdoor springt de flitser omhoog
en wordt de flitserfunctie ingesteld
Blz. 38
Blz. 34
16 NL
Instellen in het menu
U
1
Druk op de
•
Het menu verschijnt op de LCD-monitor.
Onderaan op het scherm staan de bedieningsaanwijzingen.
CANCEL
SELECT
GO
2
Gebruik p om een functie in te stellen.
MENU
-knop.
CUSTOM RESET
SETTING
MEN
:Druk op
:Druk op
OK
:Druk op i om uw instellingen te bevestigen.
CUSTOM RESET
SETTING
MENU
om de instelling te annuleren.
dac
De pijltjes op het scherm komen overeen met de onderstaande
pendelknopsymbolen.
a
:
om de functie te selecteren.
: c : d :
NOISE FILTERSTANDARD
NOISE REDUCT.
MENU
-knop
b
p
Pendelknop
1
i
-knop
Leer de E-510 gebruiken
TabbladDe huidige instelling
Hiermee gaat u naar functies binnen
het geselecteerde tabblad.
Soorten tabbladen
3
Druk meerdere keren op i tot het menu verdwijnt.
•
•
verschijnt op het scherm
Selecteer een functie en ga naar
het instelmenu.
W
Programma’s instellen.
X
Programma’s instellen.
q
Weergavefuncties instellen.
Y
Programma’s aanpassen.
Z
Functies instellen waarmee u de camera efficiënt kunt gebruiken.
Het normale fotografeerscherm verschijnt dan weer.
Voor de menulijsten, zie “Menulijst“ (gBlz. 95).
Functie
NL 17
Beschrijvingen in deze handleiding
De gebruiksaanwijzingen van de directe knoppen, het scherm met het bedieningspaneel en het menu
worden in deze handleiding als volgt beschreven.
NOISE FILTERSTANDARD
NOISE REDUCT.
1
Instelmenu directe knoppenInstelmenu menu
Leer de E-510 gebruiken
Directe knop
bijv.: Bij het instellen van Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
j
/ Y / <
Regelaar
Scherm met het
bedieningspaneel
bijv.: Bij het instellen van Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
ip: j
Menu
bijv.: Bij het instellen van de witbalans
MENU[W][WB]
/ < / Yi
Scherm met het
bedieningspaneel
18 NL
Live view (live bekijken)
U kunt de LCD-monitor ook als zoeker gebruiken. U kunt het belichtings- of witbalanseffect en de
compositie van het onderwerp bekijken terwijl u de foto maakt.
u
Regelaar
-knop
-knop
1
Druk op de u-knop.
•
Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor.
2
Druk de ontspanknop helemaal in om scherp
te stellen en te fotograferen.
•
Om vooraf scherp te stellen, houdt u de
in. De scherpstelling wordt vastgezet als de
•
De weergave van het beeld op de monitor bevriest als de spiegel tijdens het scherpstellen naar
beneden gaat. De foto die u heeft gemaakt wordt kort weergegeven op de monitor, zodat u de
foto kunt controleren.
TIPS
Om het beeldstabilisatoreffect te controleren:
J
Druk op de o-knop en houd hem ingedrukt.
g
“Controleren van het effect van beeldstabilisator op de monitor“ (Blz. 29)
Om scherp te stellen met gebruik van MF:
J
Ste l
[AF MODE]
•
Draai de scherpstelring om het onderwerp scherp te stellen. Voor de manier van fotograferen MF,
zie “MF (handmatig scherpstellen)“ (Blz. 42).
•
U kunt ook de
in op
[MF]. g
AEL / AFL
-knop indrukken om autofocus te activeren.
AEL / AFL
“Scherpstelfunctie“ (Blz. 42)
-knop ingedrukt en drukt u de ontspanknop
AEL / AFL
-knop is ingedrukt.
INFO
AEL / AFL
-knop
Het informatiedisplay omschakelen
U kunt de
INFO
-knop indrukken om de informatie die op de monitor wordt weergegeven, te wisselen.
Informatiedisplay aanInformatiedisplay aan
+ weergave met lijnen
*1
Informatiedisplay aan
+ histogram
1
Leer de E-510 gebruiken
*1
Weergegeven als
*2
Voor bediening met de vergrote weergave, zie “Bediening met vergrote weergave“ op de volgende
bladzijde.
Informatiedisplay uit
[FRAME ASSIST]
is ingesteld.
Vergrote weergave
*2
NL 19
Bediening met vergrote weergave
Het is mogelijk om voor de weergave het onderwerp 7 of 10 keer te vergroten. Het vergroten van het
beeld tijdens MF vereenvoudigt het bevestigen en aanpassen van de scherpstelling.
1
Gebruik p om het kader te bewegen en druk op de i-knop.
•
Het gebied binnen het kader wordt vergroot en weergegeven.
•
Druk op de i-knop en houd deze ingedrukt om het verschoven kader voor vergroting weer in
het midden te zetten.
1
Leer de E-510 gebruiken
2
Draai de regelaar om de vergroting te veranderen (7x / 10x).
•
Door i in te drukken wordt de bediening met vergrote weergave geannuleerd.
x Opmerkingen
•
Als er een sterke lichtbron binnen het scherm aanwezig is, kan het beeld donkerder
weergegeven worden, maar het wordt normaal opgeslagen.
•
Als de functie Live bekijken langdurig wordt gebruikt, stijgt de temperatuur van het beeldopneemelement waardoor beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en oneffenheden in de kleur
vertonen. Verlaag de ISO-gevoeligheid of schakel de camera een tijdje uit.
•
Door het vervangen van de lens stopt het live bekijken.
•
De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens het live bekijken.
C-AF / AE-lock /
Weergave met lijnen
U kunt de lijnen op de LCD-monitor weergeven als hulpmiddel bij het bevestigen van de samenstelling.
MENU[Y][FRAME ASSIST]
[OFF] / [GOLDEN SECTION] / [GRID] / [SCALE]
TIPS
Controleren van het onderwerp, ook bij weinig licht:
J
Zie “Live view boost“ (gBlz. 69)
[AEL / AFL]
20 NL
2
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
Gidsen voor basisfuncties
Om uzelf vertrouwd te maken met de camera kunt u beginnen met het maken van foto’s van onderwerpen in uw omgeving zoals kinderen, bloemen, huisdieren. Als de foto’s u niet bevallen, probeer dan
een paar van de onderstaande instellingen bij te stellen. U kunt al betere foto’s maken door uzelf
vertrouwd te maken met deze basisfuncties van de camera.
Scherpstelling: de ontspanknop bedienen
Een foto kan onscherp worden als u op de voorgrond, achtergrond of op
andere onderwerpen in het beeld in plaats van op het gewenste
onderwerp hebt scherpgesteld. Om wazige foto’s te voorkomen, moet
u scherpstellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. De ontspanknop
kan half ingedrukt (half indrukken) en helemaal ingedrukt (helemaal
indrukken) worden. Zodra u goed weet hoe de ontspanknop werkt, kunt
u zelfs scherpstellen op bewegende onderwerpen.
Half indrukken:
g
“Fotograferen“ (Blz. 7), “Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt
(scherpstelgeheugen)“ (Blz. 30)
Zelfs als op het onderwerp is scherpgesteld, kan het beeld wazig worden
als u de camera beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. Houd de
camera goed vast. De camera is vooral gevoelig voor beweging als met
live bekijken gefotografeerd wordt terwijl het onderwerp op de monitor
bekeken wordt. U kunt het bewegen van de camera verminderen door de beeldstabilisator te gebruiken.
g
“Vasthouden van de camera.“ (Blz. 7), “Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie“ (Blz. 29)
Naast het verkeerd scherpstellen en het bewegen van de camera kan het bewegen van het onderwerp
ook voor wazige beelden zorgen. In dat geval gebruikt u een sluitertijd die bij de beweging van het
onderwerp past. U kunt de huidige sluitertijd en het diafragma op de displays van de zoeker en monitor
bevestigen door de ontspanknop half in te drukken.
g
“Gebruik van de functieknop“ (Blz. 13), “Preview-functie“ (Blz. 29),
“Live view (live bekijken)“ (Blz. 19)
Helderheid: Belichtingscorrectie
Aan de hand van de helderheid kiest de camera automatisch een
diafragmawaarde en sluitertijd. Dit wordt automatische belichting
genoemd. Maar in sommige gevallen kunt u met automatische belichting
alleen niet de gewenste foto maken. In dat geval kunt u de instelling van
de automatische belichting verhogen of verlagen. Verhoog de
belichtingswaarde om de helderheid van een zomers strand of het wit van
sneeuw te verbeteren. Verlaag de belichtingswaarde als het te
fotograferen gebied kleiner en helderder is dan zijn omgeving. Als u niet
zeker weet hoeveel belichtingscorrectie nodig is, maak dan een aantal
foto’s met verschillende instellingen en vergelijk de foto’s.
g
“Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren“ (Blz. 47),
“AE bracketing (belichting variëren)“ (Blz. 30)
Kleur: Witbalans
Afgezien van zonlicht bestaan er andere bronnen die het onderwerp verlichten, zoals bijvoorbeeld
gloeilamplicht en TL-licht. Deze soorten licht bevatten bepaalde kleuren; daarom heeft hetzelfde witte
onderwerp bij verschillende verlichtingen iets andere kleuren. Zelfs onder hetzelfde zonlicht verschillen
de kleuren op een foto afhankelijk van de luchtomstandigheden, de schaduwen van bomen of
gebouwen en andere factoren. Witbalans corrigeert de effecten van deze soorten lichtbronnen
automatisch en maakt fotograferen met de juiste kleuren mogelijk. Normaal gesproken bereikt u de
juiste kleuren als u de witbalans op
u eventueel niet de gewenste kleuren. Pas in dat geval de instelling overeenkomstig aan.
g
“Witbalans – De kleurtint aanpassen“ (Blz. 49)
Helemaal
indrukken:
[AUTO]
zet. Afhankelijk van de lichtomstandigheden bereikt
NL 21
2
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
TL-licht
Een gids voor functies voor verschillende onderwerpen
2
Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de diverse
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
onderwerpen geschikt zijn.
GloeilamplichtSchaduw van een boom
Landschapsfoto’s nemen
Deze paragaaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bossen, meren en stranden overdag.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen,
bijvoorbeeld de stilte van een stilstaande scène of de dynamiek van een
bewegende scène.
•
Om de diepte van een bos vast te leggen, stelt u op een groter deel van
het beeld scherp. Gebruik de stand
diafragma (verhoog de diafragmawaarde) zoveel mogelijk.
•
Om het moment vast te leggen waarop golven tegen de kust slaan,
gebruikt u de stand
sluitertijd. Om een ruisende waterval of een stromende rivier vast te
leggen, fotografeert u met een lange sluitertijd.
Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende standen voor het fotograferen worden gebruikt.
Controleer het beeld dat u hebt gefotografeerd en gebruik + of – om de belichtingstijd bij te stellen om
betere resultaten te behalen.
S
(sluitertijdvoorkeuze) en kiest u een snelle
A
(diafragmavoorkeuze) en sluit het
Witbalans gebruiken
De kleur van water op foto’s ziet er anders uit afhankelijk van of het een
meer is dat dichtbij staande bomen reflecteert of een zeekust die omgeven
is door een koraalrif. Om het subtiele kleurverschil vast te leggen, kunt
u de instelling van de witbalans veranderen. Verander de instelling voor
verschillende situaties, bijvoorbeeld door
zonnige dagen en
een zonnige dag.
[27500K]
voor een buitenopname in de schaduw op
[55300K]
te gebruiken voor
Metingsmethode veranderen
Afhankelijk van de diepte van het water en de stand van de zon, kan de
helderheid van het water grote verschillen vertonen in de diverse delen van
dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is verschillend, afhankelijk
van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u weet in welke bereiken u de
correctie moet benadrukken in de compositie van het beeld, dan kunt u de
metingsmethode veranderen. Als de camera op
staat, meet de camera automatisch de helderheid in de compositie en bepaalt
de belichting. Om een specifieke gedeeltelijke belichting in de compositie te
benadrukken, zet u de meting op de stand
centrum) of
belichting wilt aanpassen en meet dan de belichting.
[n]
(spotmeting), stelt u het AF-kader in op de plaatsen waar u de
[e]
(digitale ESP-meting)
[4]
(lichtmeting met nadruk op het
22 NL
Kleurintensiteit veranderen
Het kan gebeuren dat u de gewenste kleur niet kunt reproduceren, zelfs niet met het gebruik van
witbalans of belichtingscorrectie. In dat geval kunt u de instelling
gewenste kleur te krijgen. De instelling
Als de instelling hoog is, worden er felle kleuren gebruikt.
Metingssysteem wijzigen“ (Blz. 46), “Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld
variëren“ (Blz. 47), “Witbalans – De kleurtint aanpassen“ (Blz. 49), “
Kleurintensiteit van de kleur“ (Blz. 52)
[SATURATION]
[S ATU RATI ON ]
heeft twee niveaus, hoge en lage instellingen.
[S ATU RATI ON ]
veranderen om de
(kleurintensiteit):
Bloemen fotograferen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld een
enkele bloem, een veld vol bloeiende bloemen, een diep rode roos of de lichte kleur van een erwtje.
Witbalans gebruiken
Bloemen hebben heel verschillende kleuren, variërend van licht tot fel.
Afhankelijk van de kleur van de bloemen, worden subtiele
kleurnuances eventueel niet zo vastgelegd als u ze ziet. In dat geval
kunt u de lichtomstandigheden controleren en de instelling van de
witbalans veranderen. Op
soort licht en fotografeert met de juiste witbalans. U kunt echter
subtiele kleurnuances beter benadrukken, door de instelling aan de
lichtomstandigheden aan te passen, bijvoorbeeld door
gebruiken voor zonnige dagen en
in de schaduw op een zonnige dag.
[AUTO]
bepaalt de camera automatisch het
[27500K]
voor een buitenopname
[55300K]
te
Belichtingscorrectie gebruiken
Als u bloemen tegen een achtergrond fotografeert, kies dan een zo
eenvoudig mogelijke achtergrond om de vorm en de kleur van de
bloem te benadrukken. Als u lichte en witachtige bloemen fotografeert,
stelt u de belichtingscorrectie op – (min) in, zodat de bloem tegen de
donkere achtergrond afsteekt.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van of u één enkele
bloem wilt benadrukken of een veld vol bloemen wilt vastleggen. Om het
scherpstelbereik te veranderen, zet u de camera op de stand
(diafragmavoorkeuze) en kiest u de diafragmawaarde.
•
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te
kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor het onderwerp
benadrukt wordt en de achtergrond onscherp is.
•
Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te
kiezen), neemt de scherptediepte verder toe waardoor de foto op de
voorgrond en de achtergrond scherp wordt.
U kunt de preview-functie gebruiken om de veranderingen in de scherptediepte
te bevestigen als het diafragma veranderd wordt.
A
Live bekijken gebruiken
Bij het gebruik van een conventionele éénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar
lenssysteem, moest u wachten om na het nemen van de foto het resultaat van de belichtingscorrectie
en de witbalansinstellingen te controleren. Met de functie Live bekijken van deze camera kunt u echter
de monitor gebruiken om het onderwerp dat u wilt fotograferen weer te geven en te controleren.
2
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
NL 23
Lenzen verwisselen
Als er maar weinig bloeiende bloemen zijn die ver uit elkaar staan, maakt u de foto met een telelens.
Met een telelens neemt u foto’s waarin onderwerpen op verschillende afstanden dichter bij elkaar lijken
waardoor de indruk van een dicht begroeid bloemenveld ontstaat. Door de telescoopfunctie van de
zoomlens te gebruiken, bereikt u dit effect ook, maar het is makkelijker om dit effect te bereiken als de
scherpstelafstand groter is, bijvoorbeeld 150 mm of 200 mm, in plaats van 54 mm.
g“A
: Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 26)
“Preview-functie“ (Blz. 29),
“Witbalans – De kleurtint aanpassen“ (Blz. 49)
“Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren“ (Blz. 47),
, “Live view (live bekijken)“ (Blz. 19),
Nachtopnamen maken
Er zijn verschillende soorten nachtopnamen, variërend van het avondrood na een zonsondergang en
straatlicht in een donkere stad tot speciale lichteffecten en vuurwerk.
2
Het statief gebruiken
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
Omdat een langere sluitertijd nodig is om nachtopnamen te maken,
hebt u een statief nodig om het bewegen van de camera tegen te gaan.
Als u niet over een statief beschikt, moet u de camera op een stabiele
ondergrond zetten om het bewegen van de camera tegen te gaan.
Zelfs als de camera beveiligd is, kan de camera bewegen als u de
ontspanknop indrukt. Daarom raden wij u aan de afstandsbediening of
de zelfontspanner te gebruiken.
De stand Fotograferen veranderen
Nachtopnamen hebben verschillende helderheidsniveaus en de balans van de helderheid in de
compositie is niet uniform. Begin met de stand
Zet het diafragma op een gemiddelde instelling (ongeveer F8 of F11) en laat de camera de sluitertijd
automatisch kiezen. Bij het maken van een nachtopname stelt de camera de belichting in
overeenkomstig de donkere gebieden die het grootste deel van de compositie innemen, daardoor wordt
de foto vaak witachtig (overbelicht), stel de belichtingscorrectie op –1 or –1,5 in. Gebruik
[REC VIEW]
Beeldruis kan snel optreden als u met een lange sluitertijd fotografeert. Zet in dat geval
[NOISE REDUCT.]
om de foto te controleren en het diafragma en de belichtingscorrectie zo nodig in te stellen.
op
[ON]
om de ruis te onderdrukken.
A
(diafragmavoorkeuze) om de foto te maken.
Handmatig scherpstellen
In gevallen waarin u AF (autofocus) niet kunt gebruiken om op het onderwerp
scherp te stellen omdat het onderwerp te donker is of u niet op tijd scherp kunt
stellen, bijvoorbeeld tijdens vuurwerk, zet u de scherpstelfunctie op
(handmatig scherpstellen) en stelt u met de hand scherp. Voor nachtopnamen
draait u de scherpstelring van de lens en controleert of u de lichten van de
nachtelijke scène duidelijk kunt zien. Om foto’s te maken van vuurwerk stelt
u de scherpstelling van de lens op oneindig tenzij u een telelens gebruikt. Als
u ongeveer de afstand tot aan het onderwerp weet, raden wij u aan om van
tevoren scherp te stellen op iets dat zich op dezelfde afstand bevindt.
g“P
: Programmagestuurd fotograferen“ (Blz. 25),
“
A
: Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 26), “Repeterene opnamen / Zelfontspanner /
Afstandsbediening“ (Blz. 38), “Scherpstelfunctie“ (Blz. 42),
“Ruisonderdrukking“ (Blz. 53), “REC VIEW – Onmiddellijk na de opname de
foto controleren“ (Blz. 71)
[MF]
24 NL
3 Fotografeerfuncties
Motiefprogramma
Als u een programma voor een bepaalde situatie kiest, past de camera zijn instellingen optimaal aan
de lichtomstandigheden aan. In tegenstelling tot het motiefprogramma van de functieknop, kunnen de
meeste functies niet veranderd worden.
1
Zet de functieknop op
•
Het motiefmenu wordt weergegeven.
2
Gebruik
selecteren.
•
3
Druk op de i-knop.
•
•
ac
Er verschijnt een voorbeeld en een beschrijving van het
geselecteerde motief.
De camera is nu klaar om te fotograferen.
Om de instelling te wijzigen, drukt u nogmaals op de i-knop. Het motiefmenu wordt weergegeven.
Soorten motiefprogramma’s
Pictogram
I
1
PORTRAIT (portret)
L
2
LANDSCAPE (landschap)
LANDSCAPE+PORTRAIT
K
3
(landschap+portret)
G
4
NIGHT SCENE (nachtscène)
U
5
NIGHT+PORTRAIT (nacht+portret)
G
6
CHILDREN (kinderen)
J
7
SPORT
H
8
HIGH KEY
I
9
LOW KEY
P
: Programmagestuurd fotograferen
Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van
diafragmawaarde en sluitertijd.
Zet de functieknop op P.
•
Als de ontspanknop half is ingedrukt, worden de
sluitertijd en diafragmawaarde weergegeven op
de zoeker. Als de ontspanknop wordt
losgelaten, worden de sluitertijd en
diafragmawaarde weergegeven op het scherm
met het bedieningspaneel.
Scherm met bedieningspaneel
2007.08.16
g
.
om het motiefprogramma te
Stand
Diafragmawaarde
Sluitertijd
Picto-
gram
q
J
r
&
*
(
@
s
g
PORTRAIT
1
For taking a
portrait-style
shot.
Stand
10
DIS MODE
11
MACRO
NATURE MACRO
12
(natuuropname macro)
13
CANDLE (kaars)
14
SUNSET (zonsondergang)
15
FIREWORKS (vuurwerk)
16
DOCUMENTS (documenten)
17
PAN ORA MA
BEACH & SNOW
18
(strand & sneeuw)
Sluitertijd
AF-teken
Belichtingsfunctie
Diafragmawaarde
Zoeker
3
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Diafragmawaarden en sluitertijden in de stand
In de stand P is de camera zo geprogrammeerd, dat deze aan de hand van de helderheid van het
onderwerp automatisch de diafragmawaarde en de sluitertijd kiest zoals hieronder wordt aangegeven.
Het programma lijndiagram is afhankelijk van het type lens dat gebruikt wordt.
P
NL 25
Bij gebruik van de 14 – 42 mm
f3.5 – 5.6 zoomlens
(brandpuntsafstand: 14 mm)
Programma-aanpassing
Programma-aanpassing (%)
Door in de stand P de regelaar te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd zoals
hierboven aangegeven wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft.
3
Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de aanpassing ongedaan te maken, draait
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
u de regelaar, totdat in de zoeker of op het scherm met het bedieningspaneel de indicatie voor stand
belichting
%
programma-aanpassing mogelijk.
A
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld.
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de
scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het diafragma
verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte toe. Gebruik deze
modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt toevoegen. Voordat u de foto
gaat maken, kunt u met de preview-functie controleren hoe scherp of onscherp de achtergrond in
beeld komt.
Bij een lagere
diafragmawaarde (F-waarde)
naar P verandert, of u schakelt de camera uit. Bij gebruik van een flitser is er geen
: Diafragmavoorkeuze
g
“Preview-functie“ (Blz. 29)
Bij een hogere
diafragmawaarde
(F-waarde)
Zet de functieknop op A en draai de regelaar om
de diafragmawaarde in te stellen.
•
Bij het verdraaien van de regelaar wordt de
diafragmawaarde in stappen van 1/3 EV gewijzigd.
U kunt ook de stappen veranderen met de
voorkeursinstellingen.
g
“EV-stap“ (Blz. 67)
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half
ingedrukt is.
Sluitertijd
Diafragmawaarde
AF-teken
Belichtingsfunctie
Zoeker
26 NL
Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
•
Overbelicht als de
sluitertijdaanduiding knippert.
Kies een hogere diafragmawaarde
(F-waarde).
•
Onderbelicht als de
sluitertijdaanduiding knippert.
Kies een lagere diafragmawaarde
(F-waarde).
TIPS
De sluitertijdindicatie blijft knipperen, ook al hebt u de diafragmawaarde veranderd:
J
Als bij een snelle sluitertijd de sluitertijdaanduiding knippert, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een
lagere waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de
hoeveel-heid invallend licht te temperen.
J
Hebt u een trage sluitertijd ingesteld en de sluitertijdaanduiding blijft knipperen, dan zet u de ISO-licht-
gevoeligheid op een hogere waarde.
De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren:
J
Zie “Preview-functie“ (Blz. 29)
S
: Sluitertijdvoorkeuze
De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld. Stel de
sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden kunt u snelbewegende
onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage sluitertijd bewegingsonscherpte
krijgt, waarmee u een gevoel van snelheid of beweging kunt oproepen.
Een korte sluitertijd kan
een snelle actie
“bevriezen“ zonder
bewegingsonscherpte.
Zet de functieknop op S en draai de regelaar om
de sluitertijd in te stellen.
•
Bij het verdraaien van de regelaar wordt de
sluitertijd in stappen van 1/3 EV gewijzigd.
U kunt ook de stappen veranderen met de
voorkeursinstellingen.
g
“EV-stap“ (Blz. 67)
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half
ingedrukt is.
Sluitertijd
AF-teken
Belichtingsfunctie
Zoeker
*
Welke diafragmawaarde hierbij gaat knipperen, hangt af van het type lens en de brandpuntsafstand
van de lens.
TIPS
De foto is onscherp:
J
Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt
waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of
gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
De diafragmawaarde blijft knipperen, ook al hebt u de sluitertijd veranderd:
J
Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een lagere
waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de hoeveel-
heid invallend licht te temperen.
J
Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een
hogere waarde.
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
Langere sluitertijd
Kortere sluitertijd
•
Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft
knipperen*, is er geen correcte belichting mogelijk
(onderbelicht). Kies een langere sluitertijd.
•
Diafragmawaarde
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft
knipperen*, is er geen correcte belichting mogelijk
(overbelicht). Kies een snellere sluitertijd.
Door een langere
sluitertijd wordt een
opgenomen snelle actie
onscherp. Deze
onscherpte roept het
gevoel van een
dynamische beweging op.
3
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
NL 27
M
: Handmatig fotograferen (Manual)
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het afwijkt
van de juiste belichting door de belichtingsmeter te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de vrije hand,
zowel qua instellingen als qua belichting. U kunt zo ook tijdopnamen maken van bijv. de sterrenhemel
of vuurwerk.
Zet de functieknop op M en draai de regelaar om de waarde in te stellen.
•
Om de sluitertijd in te stellen:draai de regelaar.
Om de diafragmawaarde in te stellen: draai de regelaar terwijl u de
Door gebruik van de instelling
tegenovergestelde instellingen gaan.
aanpassen“ (Blz. 69)
•
Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype.
•
De sluitertijd kan worden ingesteld tussen 1/4000 – 60" (sec.) of
•
Bij het verdraaien van de regelaar worden de diafragmawaarde en de sluitertijd in stappen van
1/3 EV gewijzigd. U kunt ook de stappen veranderen met de voorkeursinstellingen.
3
g
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
•
Op het scherm met het bedieningspaneel verschijnt de belichtingsmeter die het verschil aangeeft
(binnen een bereik van –3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens uw huidige instelling
(diafragma en sluitertijd), en de optimale belichting zoals de camera die heeft berekend.
g
“Tijdopnamen“ (Blz. 28)
“EV-stap“ (Blz. 67)
ingedrukt houdt (belichtingscorrectie).
[DIAL]
uit het [Y]-menu kunt u naar de
g
“De functie van de regelaar
Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)Langere sluitertijd
Kortere
sluitertijd
Onderbelichting
Overbelichting
Optimale
belichting
2007.08.16
F
[BULB]
-knop
.
Diafragma sluiten
(F-waarde is
verhoogd)
Belichtingsmeter
Ruis in foto’s
Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze
verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet aan
licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur in het
beeldopneemelement of in de elektronica van het beeldopneemelement doen stijgen. Dit kan ook
gebeuren als u met een hoog ingestelde ISO-waarde fotografeert in een omgeving waar een hoge
temperatuur heerst. Om deze ruis te reduceren, activeert de camera de ruisonderdrukking.
g
“Ruisonderdrukking“ (Blz. 53)
Tijdopnamen
Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de ontspanknop
ingedrukt houdt. Zet de sluitertijd op
apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1).
g
“Tijdopnamen met de afstandsbediening“ (Blz. 40)
TIPS
De foto is onscherp:
J
Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange
sluitertijd.
[BULB]
in de stand M. U kunt ook tijdopnamen maken met een
F
-knop
28 NL
Preview-functie
De zoeker geeft het scherpstelgebied weer (scherptediepte) met de geselecteerde diafragmawaarde.
Om ervoor te zorgen dat de preview-functie door indrukken van de
functie van de
g“;
Druk op de <-knop om de preview-functie te gebruiken.
•
Als [;
schakelt de camera door op de
naar live bekijken voor een preview van de foto op de monitor.
<
-knop op het menu worden ingesteld.
FUNCTION“ (Blz. 68)
FUNCTION]
is vastgelegd onder
<
-knop te drukken automatisch
[LIVE PREVIEW]
<
-knop werkt, moet eerst de
,
<
-knop
Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie
U kunt het bewegen van de camera, dat snel optreedt als u in situaties met weinig licht fotografeert of
tijdens het fotograferen met een sterke vergroting, verminderen.
OFF
Beeldstabilisator is uit.
I.S. 1
Beeldstabilisator is aan.
I.S. 2
Dit wordt gebruikt als u in horizontale richting beweegt om een wazige achtergrond te krijgen.
De horizontale beeldstabilisator is uitgeschakeld en alleen de verticale beeldstabilisator is
geactiveerd.
Directe knop
o
regelaar
Weergegeven als
[IMAGE STABILIZER]
[I.S. 1]
of
Zoeker
•
Als g (motiefprogramma) op [q] (DIS MODE) is gezet,
schakelt de beeldstabilisator automatisch in (
[I.S. 2]
[I.S. 1]
op
is gezet.
). g“Motiefprogramma“ (Blz. 25)
Controleren van het effect van beeldstabilisator op de monitor
U kunt de knop o ingedrukt houden tijdens het live bekijken om
het effect van de beeldstabilisator op de monitor te zien. In die
positie kunt u de ontspanknop helemaal indrukken om een foto te
maken.
•
Als
[IMAGE STABILIZER]
indrukken en ingedrukt houden van de knop
beeldstabilisator (
•
Door het loslaten van de knop o of het ingedrukt houden van
de knop
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
NL 29
x Opmerkingen
•
De beeldstabilisator kan geen grote bewegingen van de camera corrigeren of bewegingen van
de camera die optreden als de sluitertijd op de langste tijd is ingesteld. In die gevallen raden wij
het gebruik van een statief aan.
•
Bij het gebruik van een statief zet u
•
Als u een lens gebruikt met een beeldstabilisatiefunctie schakel dan de beeldstabilisatie van de
lens of van de camera uit.
•
Als u de camera uitschakelt, kan dit een beeldstabilisatiefunctie starten. De camera trilt dan voor
deze functie, dit is geen storing.
•
Een rode q op de monitor geeft de fout van de beeldstabilisatorfunctie weer. Als u zo een
foto maakt, is de compositie eventueel uit. Neem contact op met uw geautoriseerde
servicecentrum van Olympus.
[IMAGE STABILIZER]
op
[OFF]
.
Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen)
3
De autofocus van de camera kan eventueel niet scherpstellen op het onderwerp als het onderwerp
zich niet in het midden van het beeld bevindt. Als dit gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
(focus lock) gebruiken.
1
Pas het AF-kader aan
Ontspanknop
AF-kader
het scherp te stellen
onderwerp en druk de
ontspanknop half in tot
het AF-teken verschijnt.
•
De ingestelde scherpstelling
wordt vastgehouden. Het
AF-teken en en het AF-kader
verschijnen in de zoeker.
•
Als het AF-teken nog steeds
knippert, drukt u de
ontspanknop opnieuw half in.
•
Terwijl de ontspanknop ingedrukt is, verdwijnt het scherm met het bedieningspaneel.
2
Beweeg naar de gewenste samenstelling met half
Indicatie-LED Dataverkeer
ingedrukte ontspanknop en druk de knop dan
helemaal in.
•
De indicatie-LED Dataverkeer knippert terwijl de foto op het
geheugenkaartje wordt opgeslagen.
Als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn
omgeving
Als het contrast van het onderwerp gering is, als bijvoorbeeld de belichting niet voldoende is of het
onderwerp door mist niet goed zichtbaar is, kan er niet scherp gesteld worden. Stel scherp
(scherpstelgeheugen) op een onderwerp met een hoog contrast dat even ver van de camera
verwijderd is als het onderwerp dat u wilt fotograferen, kies daarna de gewenste uitsnede en maak de
opname.
AF-teken
AE bracketing (belichting variëren)
De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een beetje
anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen (bijv. bij tegenlicht of
in het halfduister), kunt u uit de serie foto’s met verschillende belichtingsinstellingen (belichtings- en
correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste bevalt. De foto’s worden in deze volgorde gemaakt:
Foto met optimale belichting, foto met belichtingscorrectie in de richting
in de richting +.
-
, foto met belichtingscorrectie
30 NL
Loading...
+ 98 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.