Verbeter uw vaardigheid in het
fotograferen – Fotogidsen
Fotografeerfuncties
Weergavefuncties
Instellingen en functies
aanpassen volgens uw wensen
Printen
Gebruik van de
OLYMPUS Master software
Leer uw camera beter kennen
Informatie
Verwisselbare lenzen
Diversen
(
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te
maken teneinde u met uw camera vertrouwd te maken.
(
De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel
vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
(
De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er
aanvullingen op en/of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmwareupdate voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de
Olympus-website.
Page 2
Opbouw van deze handleiding
Basisgebruik van de camera Basisgids
Deze paragraaf beschrijft de voorbereidingen en instellingen voor de camera en het basisgebruik van
de camera, van eenvoudige fotografeertechnieken tot weergave en functies voor het wissen.
Camerariem bevestigen..................................... 3 Dioptrie van de zoeker instellen ........................ 6
De batterij gereedmaken voor gebruik............... 3 Datum en tijd instellen ....................................... 6
Een lens op de camera bevestigen ................... 4 Fotograferen ...................................................... 7
Het kaartje plaatsen........................................... 4 Weergeven / wissen.......................................... 8
Camera inschakelen.......................................... 5
Leer de E-510 gebruiken Blz. 13
Lees hoofdstuk 1 om het basisgebruik van de camera te leren voordat u verdergaat met de
verschillende functies van deze camera.
Bediening van de camera g“Mastering the E-510“ (Blz. 13)
Leer de functies in de fotogidsen te gebruiken
fotograferen – Fotogidsen“ (Blz. 21)
Ga verder naar de bladzijden over de verschillende functies.
g
“Verbeter uw vaardigheid in het
De informatie vinden die u nodig heeft
g
“Fotografeertips en -gegevens“ (Blz. 84), “Menulijst“ (Blz. 95), “Namen van
onderdelen“ (Blz. 101), “Index“ (Blz. 125)
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden
Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen bij de
bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen voor handelingen
die u absoluut dient te voorkomen.
g
TIPS
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw camera.
Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
2 NL
Page 3
Basisgids
Camerariem bevestigen
Breng de camerariem aan zoals aangegeven door de
pijlen (
1, 2
Trek de camerariem tenslotte strak om er zeker van te zijn
dat deze goed vastzit (
Maak het andere uiteinde van de camerariem op dezelfde
manier vast aan het andere bevestigingsoog.
1
Indicator voor laadtoestand
Rood lichtje: Bezig met opladen
Groen lichtje: Opladen voltooid
(laadtijd: ca. 5 uur)
2
).
3
).
De batterij gereedmaken voor gebruik
Batterij laden.
Lithium-ionlaadapparaat (BCM-2)
Plaats de batterij op het pijltje
Batterij plaatsen.
Vergrendelknop
van het batterijcompartiment
2
Lichtnetkabeltje
1
2
Lithium-ionbatterij (BLM-1)
Verwijder de beschermkap
van de batterij.
Stopcontact
Positioneringsmarkering
3
Basisgids
Klepje van het
batterijcompartiment
1
3
Sluit het deksel van het batterijcompartiment en schuif de
3
vergrendelknop van het batterijcompartiment in de richting van
Batterij uitnemen
Druk op de batterijvergrendeling om deze te
ontgrendelen en haal de batterij eruit.
•
Wij raden u aan een reservebatterij bij de
hand te houden voor als u langer door wilt
gaan met fotograferen en de gebruikte
batterij leeg raakt.
Batterijvergrendeling
E
.
NL 3
Page 4
Een lens op de camera bevestigen
m
1
Verwijder de beschermkap van de camera en de achterkap van de lens.
Basisgids
Achterkap van de lens
2
Een lens op de camera
bevestigen.
•
Houd de rode
koppelingsmarkering op de
lens tegenover de rode
markering op de camera,
en steek de lens in het
camerahuis (
lens in de richting die door
de pijl wordt aangegeven tot
u een klik hoort (
•
Druk de lensontgrendelknop
niet in.
3
Verwijder het lenskapje
(
3, 4
).
2
1
1
). Draai de
2
).
Het kaartje plaatsen
Open het klepje van het kaartje en plaats het kaartje.
CompactFlash / MicrodrivexD-Picture Card
Steek het contactvlak van het kaartje zo ver
mogelijk in de sleuf.
Indicatie-LED Dataverkeer
Beschermkap van de camera
Positionerings-
arkering (rood)
3
4
3
W
teken
1
2
Markering voor
lenskoppeling (rood)
2
1
Lensontgrendelknop
2
De lens uit de camera
verwijderen
Lenskapje
Steek het kaartje zover in de kaartsleuf totdat het
op zijn plaats vastklikt.
Draai de lens, terwijl u de
lensontgrendelknop (
ingedrukt houdt, in de richting
van de pijl (
Klepje van het kaartje
1
2
).
1
)
4 NL
CF-kaartsleuf
xD-Picture-Card-sleuf
Page 5
Kaartje verwijderen
•
Open het klepje van het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert.
CompactFlash / MicrodrivexD-Picture Card
•
Druk de uitwerpknop helemaal in, laat deze
uitspringen, en druk de knop weer helemaal in
om het kaartje uit te werpen.
•
Neem de kaart eruit.
Uitwerpknop
•
Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en het
springt eruit.
•
Neem de kaart eruit.
Camera inschakelen
Zet de cameraschakelaar op ON.
Om de camera uit te schakelen, zet u de
cameraschakelaar op
OFF
.
Zet de
functieknop
op
AUTO
.
Basisgids
INFO
-knop
2007.08.16
Scherm met het
bedieningspaneel
SSWF-indicator
LCD-monitor
Zodra u de camera inschakelt, verschijnt het
bedieningspaneel op de monitor.
Als het scherm met het bedieningspaneel niet
verschijnt, drukt u op de
INFO
-knop.
Automatische stofreductie
Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met
behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het beeldopneemelement. Tijdens deze reiniging knippert het SSWF-lampje (Super Sonic Wave Filter).
NL 5
Page 6
Dioptrie van de zoeker instellen
Stel de dioptrie van de zoeker in volgens
uw wensen. Terwijl u door de zoeker kijkt,
verdraait u langzaam de dioptrieregelaar.
Zodra u het autofocuskader goed en scherp
kunt zien, bent u klaar.
Basisgids
Zoeker
AF-kader
Dioptrieregelaar
Datum en tijd instellen
Informatie over datum en tijd worden samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. De
bestandsnaam is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum
en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
1
Druk op de
MENU
-knop
MENU
-knop.
a
c
i
CUSTOM RESET
SETTING
d
EDIT FILENAME
2
Gebruik
3
Gebruik
4
Gebruik
5
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld.
•
6
Gebruik
7
Druk op de i-knop.
8
Druk op de
ac
om [Z] te selecteren en druk daarna op d.
ac
om [X] te selecteren en druk daarna op d.
ac
om het jaar [Y] te selecteren en druk dan op d.
De tijd verschijnt in 24-uurs formaat.
ac
om het datumformaat te selecteren.
MENU
-knop om af te sluiten.
Y/M/DY/M/D
EDIT FILENAME
6 NL
Y/M/DY/M/D
Page 7
Fotograferen
1
Vasthouden van de camera.
Zorg ervoor dat u uw vingers en de camerariem niet voor de lens en de flitser houdt.
Horizontale standVerticale stand
2
Richt het autofocuskader op het onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt.
3
Scherpstellen.
Druk de ontspanknop voorzichtig (half) in.
AF-teken
Diafragmawaarde
2007.08.16
Half indrukken
Ontspanknop
Basisgids
Sluitertijd
•
De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon hoort.
Het AF-teken en en het AF-kader verschijnen in de
zoeker.
•
De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde
verschijnt.
•
Het scherm met het bedieningspaneel verschijnt niet als de ontspanknop is ingedrukt.
4
Laat de ontspanknop los.
Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de aanslag).
•
Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt.
•
De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera
begint de foto op te nemen.
•
Verwijder de batterij of het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert. Doet u dat
toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen dat de
zojuist door u gemaakte foto’s worden opgeslagen.
Indicatie-LED Dataverkeer
Helemaal indrukken
Fotograferen terwijl u de monitor bekijkt
Het is mogelijk om de LCD-monitor als zoeker te gebruiken en de compositie van het onderwerp te
controleren, of om te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt.
g
“Live view (live bekijken)“ (Blz. 19)
1
Druk op de u-knop
(live bekijken).
•
Het onderwerp wordt weergegeven
op de monitor.
2
Druk de ontspanknop
helemaal in.
•
De foto wordt gemaakt met
scherpstelling.
u
-knop
NL 7
Page 8
Als de camera stopt te werken
Als de camera gedurende ongeveer 8 seconden niet bediend wordt terwijl de camera aan is, gaat het
achtergrondlicht van de monitor uit om de batterijen te sparen. Als daarna ongeveer een minuut lang
geen bediening plaatsvindt, schakelt de camera naar de sluimerstand (stand-by) en stopt te werken.
De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, pendelknop,
enz.).
Functies instellen met behulp van het bedieningspaneel ........................................................14
Functies instellen met behulp van de directe knoppen............................................................16
Instellen in het menu................................................................................................................17
Beschrijvingen in deze handleiding .........................................................................................18
Live bekijken.........................................................................................................................................19
Het informatiedisplay omschakelen.........................................................................................19
Bediening met vergrote weergave...........................................................................................20
Weergave met lijnen................................................................................................................20
2Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen........................................... 21
Beschrijft de fotografeermethoden die geschikt zijn voor individuele situaties.
Gidsen voor basisfuncties ....................................................................................................................21
Scherpstelling: De ontspanknop bedienen ..............................................................................21
Categoriseert en beschrijft de fotografeerfuncties afhankelijk van de standen voor het fotograferen;
de fotografeerfuncties; het scherpstellen; de belichting, kleur en het beeld.
De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Alle beelden wissen.................................................................................................................64
10 NL
Page 11
5Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen.............................................. 65
Beschrijft de overige verschillende soorten functies. De instellingen of functies kunnen aangepast
worden aan de omgeving waarin de camera gebruikt wordt.
Uw eigen reset-instelling ......................................................................................................................65
De functieknop biedt u de mogelijkheid de camerainstellingen moeiteloos aan het onderwerp aan te passen.
Programma’s voor gemakkelijk fotograferen
•
Selecteren afhankelijk van de te fotograferen scène. De camera stelt de juiste lichtomstandigheden
automatisch in.
•
Als u de functieknop draait of de camera uitschakelt in de programma’s voor gemakkelijk
fotograferen, worden functies waarbij instellingen zijn gewijzigd teruggezet naar de
standaardinstellingen af fabriek.
AUTO
i
l
&
j
/
g
AUTO
PORTRAITVoor een portretopname van een persoon.
LANDSCAPEVoor landschappen en andere buitenopnamen.
MACROVoor dichtbij-opnamen (close-ups)
SPORTVoor scherpe opnamen van snelbewegende onderwerpen.
NIGHT+
PORTRAIT
(portret)
Motiefprogramma
Geavanceerde programma’s
•
Voor geavanceerde en creatieve opnamen kunt u de diafragmawaarde en de sluitertijd zelf instellen.
•
De instellingen die in de geavanceerde programma’s zijn uitgevoerd, worden ook behouden als de
camera wordt uitgeschakeld.
Programmagestuurd
P
A
S
M
fotograferen
Diafragmavoorkeuze
Sluitertijdvoorkeuze
Handmatig fotograferen
(Manual)
Hierbij kiest de camera zelf de optimale combinatie van diafragma en
sluitertijd. De ingebouwde flitser springt automatisch omhoog onder
omstandigheden met weinig licht.
Voor scherpe opnamen van het onderwerp mét achtergrond bij nachtlicht.
In deze stand kunt u kiezen tussen 18 verschillende motiefprogramma’s voor
diverse situaties. (g Blz. 25)
Hierbij kiest de camera zelf een combinatie van diafragma en
sluitertijd. (g Blz. 25)
Hierbij stelt u zelf het gewenste diafragma in. De camera kiest
automatisch de bijpassende sluitertijd. (g Blz. 26)
Hierbij stelt u zelf de gewenste sluitertijd in. De camera kiest
automatisch het bijpassende diafragma. (g Blz. 27)
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertij d en diafragma.
(g Blz. 28)
1
Leer de E-510 gebruiken
NL 13
Page 14
Instellen van de functies
Functies instellen
U kunt de functies van deze camera op drie manieren instellen.
•
Instellen terwijl u naar het scherm met het bedieningspaneel kijkt (zie hieronder)
•
Instellen met behulp van de directe knoppen(g Blz. 16)
•
Instellen in het menu (gBlz. 17)
Functies instellen met behulp van het scherm met het bedieningspaneel
1
Selecteer een functie op het scherm met het
bedieningspaneel en verander de instelling.
Leer de E-510 gebruiken
1
Zodra u de cameraschakelaar op ON
zet, verschijnt op de LCD-monitor het
scherm met het bedienings-paneel
met informatie en instelmenu.
•
Het display verandert bij elke druk op de
INFO
-knop.
•
U kunt ook het scherm met het
bedieningspaneel weergeven en de instelling
wijzigen terwijl u live bekijken gebruikt door op
de
i
-knop te drukken.
Scherm met het
bedieningspaneel
INFO
-knop
Cameraschakelaar
Regelaar
i
-knopp Pendelknop
2007.08.16
Basis
2
Druk op de i-knop.
•
Op het scherm met het bedieningspaneel verschijnt de cursor (functie wordt geselecteerd) (1).
bijv.) Bij het instellen van repeterende opnamen / zelfontspanner /
fotograferen met de afstandsbediening
123
Cursor
3
Gebruik p om de cursor naar de functie die u wilt instellen te bewegen (2).
4
Draai de regelaar om de instelling te veranderen.
•
Door op de i-knop te drukken terwijl de functie geselecteerd wordt, verschijnt het directmenu
voor die functie. U kunt ook het directmenu gebruiken om de instelling te veranderen (
het veranderen van de instelling, drukt u op de
regelaar niet binnen enkele seconden bedient, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het
scherm met het bedieningspaneel opnieuw.
2007.08.16
Gedetailleerd
Weergave uit
Directmenu
i
knop om de instelling te bevestigen. Als u de
g
“Button timer (knoptimer)“ (Blz. 73)
3
). Na
14 NL
Page 15
Functies op het scherm met het bedieningspaneel
De functies die op het basisdisplay en het gedetailleerde display kunnen worden ingesteld, variëren.
Deze camera is uitgerust met directe knoppen waar functies vastgelegd zijn en snel ingesteld kunnen
worden.
1
Druk op de knop die bestemd is voor de functie die u wilt instellen.
•
Het directmenu verschijnt.
bijv.) Bij het instellen van Repeterende
opnamen / Zelfontspanner /
Afstandsbediening
1
Leer de E-510 gebruiken
1
Regelaar
6
2
10
3
7
8
Directmenu
2
Draai de regelaar om de instelling te wijzigen.
•
Druk op de i-knop om uw instelling te bevestigen. Als u de regelaar niet binnen enkele
seconden bedient, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het vorige scherm opnieuw.
g
“Button timer (knoptimer)“ (Blz. 73)
45
9
Lijst met directe knoppen
De functies zijn als volgt aan de knoppen toegewezen.
Hierdoor springt de flitser omhoog
en wordt de flitserfunctie ingesteld
Blz. 38
Blz. 34
16 NL
Page 17
Instellen in het menu
U
1
Druk op de
•
Het menu verschijnt op de LCD-monitor.
Onderaan op het scherm staan de bedieningsaanwijzingen.
CANCEL
SELECT
GO
2
Gebruik p om een functie in te stellen.
MENU
-knop.
CUSTOM RESET
SETTING
MEN
:Druk op
:Druk op
OK
:Druk op i om uw instellingen te bevestigen.
CUSTOM RESET
SETTING
MENU
om de instelling te annuleren.
dac
De pijltjes op het scherm komen overeen met de onderstaande
pendelknopsymbolen.
a
:
om de functie te selecteren.
: c : d :
NOISE FILTERSTANDARD
NOISE REDUCT.
MENU
-knop
b
p
Pendelknop
1
i
-knop
Leer de E-510 gebruiken
TabbladDe huidige instelling
Hiermee gaat u naar functies binnen
het geselecteerde tabblad.
Soorten tabbladen
3
Druk meerdere keren op i tot het menu verdwijnt.
•
•
verschijnt op het scherm
Selecteer een functie en ga naar
het instelmenu.
W
Programma’s instellen.
X
Programma’s instellen.
q
Weergavefuncties instellen.
Y
Programma’s aanpassen.
Z
Functies instellen waarmee u de camera efficiënt kunt gebruiken.
Het normale fotografeerscherm verschijnt dan weer.
Voor de menulijsten, zie “Menulijst“ (gBlz. 95).
Functie
NL 17
Page 18
Beschrijvingen in deze handleiding
De gebruiksaanwijzingen van de directe knoppen, het scherm met het bedieningspaneel en het menu
worden in deze handleiding als volgt beschreven.
NOISE FILTERSTANDARD
NOISE REDUCT.
1
Instelmenu directe knoppenInstelmenu menu
Leer de E-510 gebruiken
Directe knop
bijv.: Bij het instellen van Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
j
/ Y / <
Regelaar
Scherm met het
bedieningspaneel
bijv.: Bij het instellen van Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
ip: j
Menu
bijv.: Bij het instellen van de witbalans
MENU[W][WB]
/ < / Yi
Scherm met het
bedieningspaneel
18 NL
Page 19
Live view (live bekijken)
U kunt de LCD-monitor ook als zoeker gebruiken. U kunt het belichtings- of witbalanseffect en de
compositie van het onderwerp bekijken terwijl u de foto maakt.
u
Regelaar
-knop
-knop
1
Druk op de u-knop.
•
Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor.
2
Druk de ontspanknop helemaal in om scherp
te stellen en te fotograferen.
•
Om vooraf scherp te stellen, houdt u de
in. De scherpstelling wordt vastgezet als de
•
De weergave van het beeld op de monitor bevriest als de spiegel tijdens het scherpstellen naar
beneden gaat. De foto die u heeft gemaakt wordt kort weergegeven op de monitor, zodat u de
foto kunt controleren.
TIPS
Om het beeldstabilisatoreffect te controleren:
J
Druk op de o-knop en houd hem ingedrukt.
g
“Controleren van het effect van beeldstabilisator op de monitor“ (Blz. 29)
Om scherp te stellen met gebruik van MF:
J
Ste l
[AF MODE]
•
Draai de scherpstelring om het onderwerp scherp te stellen. Voor de manier van fotograferen MF,
zie “MF (handmatig scherpstellen)“ (Blz. 42).
•
U kunt ook de
in op
[MF]. g
AEL / AFL
-knop indrukken om autofocus te activeren.
AEL / AFL
“Scherpstelfunctie“ (Blz. 42)
-knop ingedrukt en drukt u de ontspanknop
AEL / AFL
-knop is ingedrukt.
INFO
AEL / AFL
-knop
Het informatiedisplay omschakelen
U kunt de
INFO
-knop indrukken om de informatie die op de monitor wordt weergegeven, te wisselen.
Informatiedisplay aanInformatiedisplay aan
+ weergave met lijnen
*1
Informatiedisplay aan
+ histogram
1
Leer de E-510 gebruiken
*1
Weergegeven als
*2
Voor bediening met de vergrote weergave, zie “Bediening met vergrote weergave“ op de volgende
bladzijde.
Informatiedisplay uit
[FRAME ASSIST]
is ingesteld.
Vergrote weergave
*2
NL 19
Page 20
Bediening met vergrote weergave
Het is mogelijk om voor de weergave het onderwerp 7 of 10 keer te vergroten. Het vergroten van het
beeld tijdens MF vereenvoudigt het bevestigen en aanpassen van de scherpstelling.
1
Gebruik p om het kader te bewegen en druk op de i-knop.
•
Het gebied binnen het kader wordt vergroot en weergegeven.
•
Druk op de i-knop en houd deze ingedrukt om het verschoven kader voor vergroting weer in
het midden te zetten.
1
Leer de E-510 gebruiken
2
Draai de regelaar om de vergroting te veranderen (7x / 10x).
•
Door i in te drukken wordt de bediening met vergrote weergave geannuleerd.
x Opmerkingen
•
Als er een sterke lichtbron binnen het scherm aanwezig is, kan het beeld donkerder
weergegeven worden, maar het wordt normaal opgeslagen.
•
Als de functie Live bekijken langdurig wordt gebruikt, stijgt de temperatuur van het beeldopneemelement waardoor beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en oneffenheden in de kleur
vertonen. Verlaag de ISO-gevoeligheid of schakel de camera een tijdje uit.
•
Door het vervangen van de lens stopt het live bekijken.
•
De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens het live bekijken.
C-AF / AE-lock /
Weergave met lijnen
U kunt de lijnen op de LCD-monitor weergeven als hulpmiddel bij het bevestigen van de samenstelling.
MENU[Y][FRAME ASSIST]
[OFF] / [GOLDEN SECTION] / [GRID] / [SCALE]
TIPS
Controleren van het onderwerp, ook bij weinig licht:
J
Zie “Live view boost“ (gBlz. 69)
[AEL / AFL]
20 NL
Page 21
2
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
Gidsen voor basisfuncties
Om uzelf vertrouwd te maken met de camera kunt u beginnen met het maken van foto’s van onderwerpen in uw omgeving zoals kinderen, bloemen, huisdieren. Als de foto’s u niet bevallen, probeer dan
een paar van de onderstaande instellingen bij te stellen. U kunt al betere foto’s maken door uzelf
vertrouwd te maken met deze basisfuncties van de camera.
Scherpstelling: de ontspanknop bedienen
Een foto kan onscherp worden als u op de voorgrond, achtergrond of op
andere onderwerpen in het beeld in plaats van op het gewenste
onderwerp hebt scherpgesteld. Om wazige foto’s te voorkomen, moet
u scherpstellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. De ontspanknop
kan half ingedrukt (half indrukken) en helemaal ingedrukt (helemaal
indrukken) worden. Zodra u goed weet hoe de ontspanknop werkt, kunt
u zelfs scherpstellen op bewegende onderwerpen.
Half indrukken:
g
“Fotograferen“ (Blz. 7), “Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt
(scherpstelgeheugen)“ (Blz. 30)
Zelfs als op het onderwerp is scherpgesteld, kan het beeld wazig worden
als u de camera beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. Houd de
camera goed vast. De camera is vooral gevoelig voor beweging als met
live bekijken gefotografeerd wordt terwijl het onderwerp op de monitor
bekeken wordt. U kunt het bewegen van de camera verminderen door de beeldstabilisator te gebruiken.
g
“Vasthouden van de camera.“ (Blz. 7), “Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie“ (Blz. 29)
Naast het verkeerd scherpstellen en het bewegen van de camera kan het bewegen van het onderwerp
ook voor wazige beelden zorgen. In dat geval gebruikt u een sluitertijd die bij de beweging van het
onderwerp past. U kunt de huidige sluitertijd en het diafragma op de displays van de zoeker en monitor
bevestigen door de ontspanknop half in te drukken.
g
“Gebruik van de functieknop“ (Blz. 13), “Preview-functie“ (Blz. 29),
“Live view (live bekijken)“ (Blz. 19)
Helderheid: Belichtingscorrectie
Aan de hand van de helderheid kiest de camera automatisch een
diafragmawaarde en sluitertijd. Dit wordt automatische belichting
genoemd. Maar in sommige gevallen kunt u met automatische belichting
alleen niet de gewenste foto maken. In dat geval kunt u de instelling van
de automatische belichting verhogen of verlagen. Verhoog de
belichtingswaarde om de helderheid van een zomers strand of het wit van
sneeuw te verbeteren. Verlaag de belichtingswaarde als het te
fotograferen gebied kleiner en helderder is dan zijn omgeving. Als u niet
zeker weet hoeveel belichtingscorrectie nodig is, maak dan een aantal
foto’s met verschillende instellingen en vergelijk de foto’s.
g
“Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren“ (Blz. 47),
“AE bracketing (belichting variëren)“ (Blz. 30)
Kleur: Witbalans
Afgezien van zonlicht bestaan er andere bronnen die het onderwerp verlichten, zoals bijvoorbeeld
gloeilamplicht en TL-licht. Deze soorten licht bevatten bepaalde kleuren; daarom heeft hetzelfde witte
onderwerp bij verschillende verlichtingen iets andere kleuren. Zelfs onder hetzelfde zonlicht verschillen
de kleuren op een foto afhankelijk van de luchtomstandigheden, de schaduwen van bomen of
gebouwen en andere factoren. Witbalans corrigeert de effecten van deze soorten lichtbronnen
automatisch en maakt fotograferen met de juiste kleuren mogelijk. Normaal gesproken bereikt u de
juiste kleuren als u de witbalans op
u eventueel niet de gewenste kleuren. Pas in dat geval de instelling overeenkomstig aan.
g
“Witbalans – De kleurtint aanpassen“ (Blz. 49)
Helemaal
indrukken:
[AUTO]
zet. Afhankelijk van de lichtomstandigheden bereikt
NL 21
2
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
Page 22
TL-licht
Een gids voor functies voor verschillende onderwerpen
2
Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de diverse
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
onderwerpen geschikt zijn.
GloeilamplichtSchaduw van een boom
Landschapsfoto’s nemen
Deze paragaaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bossen, meren en stranden overdag.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen,
bijvoorbeeld de stilte van een stilstaande scène of de dynamiek van een
bewegende scène.
•
Om de diepte van een bos vast te leggen, stelt u op een groter deel van
het beeld scherp. Gebruik de stand
diafragma (verhoog de diafragmawaarde) zoveel mogelijk.
•
Om het moment vast te leggen waarop golven tegen de kust slaan,
gebruikt u de stand
sluitertijd. Om een ruisende waterval of een stromende rivier vast te
leggen, fotografeert u met een lange sluitertijd.
Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende standen voor het fotograferen worden gebruikt.
Controleer het beeld dat u hebt gefotografeerd en gebruik + of – om de belichtingstijd bij te stellen om
betere resultaten te behalen.
S
(sluitertijdvoorkeuze) en kiest u een snelle
A
(diafragmavoorkeuze) en sluit het
Witbalans gebruiken
De kleur van water op foto’s ziet er anders uit afhankelijk van of het een
meer is dat dichtbij staande bomen reflecteert of een zeekust die omgeven
is door een koraalrif. Om het subtiele kleurverschil vast te leggen, kunt
u de instelling van de witbalans veranderen. Verander de instelling voor
verschillende situaties, bijvoorbeeld door
zonnige dagen en
een zonnige dag.
[27500K]
voor een buitenopname in de schaduw op
[55300K]
te gebruiken voor
Metingsmethode veranderen
Afhankelijk van de diepte van het water en de stand van de zon, kan de
helderheid van het water grote verschillen vertonen in de diverse delen van
dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is verschillend, afhankelijk
van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u weet in welke bereiken u de
correctie moet benadrukken in de compositie van het beeld, dan kunt u de
metingsmethode veranderen. Als de camera op
staat, meet de camera automatisch de helderheid in de compositie en bepaalt
de belichting. Om een specifieke gedeeltelijke belichting in de compositie te
benadrukken, zet u de meting op de stand
centrum) of
belichting wilt aanpassen en meet dan de belichting.
[n]
(spotmeting), stelt u het AF-kader in op de plaatsen waar u de
[e]
(digitale ESP-meting)
[4]
(lichtmeting met nadruk op het
22 NL
Page 23
Kleurintensiteit veranderen
Het kan gebeuren dat u de gewenste kleur niet kunt reproduceren, zelfs niet met het gebruik van
witbalans of belichtingscorrectie. In dat geval kunt u de instelling
gewenste kleur te krijgen. De instelling
Als de instelling hoog is, worden er felle kleuren gebruikt.
Metingssysteem wijzigen“ (Blz. 46), “Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld
variëren“ (Blz. 47), “Witbalans – De kleurtint aanpassen“ (Blz. 49), “
Kleurintensiteit van de kleur“ (Blz. 52)
[SATURATION]
[S ATU RATI ON ]
heeft twee niveaus, hoge en lage instellingen.
[S ATU RATI ON ]
veranderen om de
(kleurintensiteit):
Bloemen fotograferen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld een
enkele bloem, een veld vol bloeiende bloemen, een diep rode roos of de lichte kleur van een erwtje.
Witbalans gebruiken
Bloemen hebben heel verschillende kleuren, variërend van licht tot fel.
Afhankelijk van de kleur van de bloemen, worden subtiele
kleurnuances eventueel niet zo vastgelegd als u ze ziet. In dat geval
kunt u de lichtomstandigheden controleren en de instelling van de
witbalans veranderen. Op
soort licht en fotografeert met de juiste witbalans. U kunt echter
subtiele kleurnuances beter benadrukken, door de instelling aan de
lichtomstandigheden aan te passen, bijvoorbeeld door
gebruiken voor zonnige dagen en
in de schaduw op een zonnige dag.
[AUTO]
bepaalt de camera automatisch het
[27500K]
voor een buitenopname
[55300K]
te
Belichtingscorrectie gebruiken
Als u bloemen tegen een achtergrond fotografeert, kies dan een zo
eenvoudig mogelijke achtergrond om de vorm en de kleur van de
bloem te benadrukken. Als u lichte en witachtige bloemen fotografeert,
stelt u de belichtingscorrectie op – (min) in, zodat de bloem tegen de
donkere achtergrond afsteekt.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van of u één enkele
bloem wilt benadrukken of een veld vol bloemen wilt vastleggen. Om het
scherpstelbereik te veranderen, zet u de camera op de stand
(diafragmavoorkeuze) en kiest u de diafragmawaarde.
•
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te
kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor het onderwerp
benadrukt wordt en de achtergrond onscherp is.
•
Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te
kiezen), neemt de scherptediepte verder toe waardoor de foto op de
voorgrond en de achtergrond scherp wordt.
U kunt de preview-functie gebruiken om de veranderingen in de scherptediepte
te bevestigen als het diafragma veranderd wordt.
A
Live bekijken gebruiken
Bij het gebruik van een conventionele éénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar
lenssysteem, moest u wachten om na het nemen van de foto het resultaat van de belichtingscorrectie
en de witbalansinstellingen te controleren. Met de functie Live bekijken van deze camera kunt u echter
de monitor gebruiken om het onderwerp dat u wilt fotograferen weer te geven en te controleren.
2
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
NL 23
Page 24
Lenzen verwisselen
Als er maar weinig bloeiende bloemen zijn die ver uit elkaar staan, maakt u de foto met een telelens.
Met een telelens neemt u foto’s waarin onderwerpen op verschillende afstanden dichter bij elkaar lijken
waardoor de indruk van een dicht begroeid bloemenveld ontstaat. Door de telescoopfunctie van de
zoomlens te gebruiken, bereikt u dit effect ook, maar het is makkelijker om dit effect te bereiken als de
scherpstelafstand groter is, bijvoorbeeld 150 mm of 200 mm, in plaats van 54 mm.
g“A
: Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 26)
“Preview-functie“ (Blz. 29),
“Witbalans – De kleurtint aanpassen“ (Blz. 49)
“Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren“ (Blz. 47),
, “Live view (live bekijken)“ (Blz. 19),
Nachtopnamen maken
Er zijn verschillende soorten nachtopnamen, variërend van het avondrood na een zonsondergang en
straatlicht in een donkere stad tot speciale lichteffecten en vuurwerk.
2
Het statief gebruiken
Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
Omdat een langere sluitertijd nodig is om nachtopnamen te maken,
hebt u een statief nodig om het bewegen van de camera tegen te gaan.
Als u niet over een statief beschikt, moet u de camera op een stabiele
ondergrond zetten om het bewegen van de camera tegen te gaan.
Zelfs als de camera beveiligd is, kan de camera bewegen als u de
ontspanknop indrukt. Daarom raden wij u aan de afstandsbediening of
de zelfontspanner te gebruiken.
De stand Fotograferen veranderen
Nachtopnamen hebben verschillende helderheidsniveaus en de balans van de helderheid in de
compositie is niet uniform. Begin met de stand
Zet het diafragma op een gemiddelde instelling (ongeveer F8 of F11) en laat de camera de sluitertijd
automatisch kiezen. Bij het maken van een nachtopname stelt de camera de belichting in
overeenkomstig de donkere gebieden die het grootste deel van de compositie innemen, daardoor wordt
de foto vaak witachtig (overbelicht), stel de belichtingscorrectie op –1 or –1,5 in. Gebruik
[REC VIEW]
Beeldruis kan snel optreden als u met een lange sluitertijd fotografeert. Zet in dat geval
[NOISE REDUCT.]
om de foto te controleren en het diafragma en de belichtingscorrectie zo nodig in te stellen.
op
[ON]
om de ruis te onderdrukken.
A
(diafragmavoorkeuze) om de foto te maken.
Handmatig scherpstellen
In gevallen waarin u AF (autofocus) niet kunt gebruiken om op het onderwerp
scherp te stellen omdat het onderwerp te donker is of u niet op tijd scherp kunt
stellen, bijvoorbeeld tijdens vuurwerk, zet u de scherpstelfunctie op
(handmatig scherpstellen) en stelt u met de hand scherp. Voor nachtopnamen
draait u de scherpstelring van de lens en controleert of u de lichten van de
nachtelijke scène duidelijk kunt zien. Om foto’s te maken van vuurwerk stelt
u de scherpstelling van de lens op oneindig tenzij u een telelens gebruikt. Als
u ongeveer de afstand tot aan het onderwerp weet, raden wij u aan om van
tevoren scherp te stellen op iets dat zich op dezelfde afstand bevindt.
g“P
: Programmagestuurd fotograferen“ (Blz. 25),
“
A
: Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 26), “Repeterene opnamen / Zelfontspanner /
Afstandsbediening“ (Blz. 38), “Scherpstelfunctie“ (Blz. 42),
“Ruisonderdrukking“ (Blz. 53), “REC VIEW – Onmiddellijk na de opname de
foto controleren“ (Blz. 71)
[MF]
24 NL
Page 25
3 Fotografeerfuncties
Motiefprogramma
Als u een programma voor een bepaalde situatie kiest, past de camera zijn instellingen optimaal aan
de lichtomstandigheden aan. In tegenstelling tot het motiefprogramma van de functieknop, kunnen de
meeste functies niet veranderd worden.
1
Zet de functieknop op
•
Het motiefmenu wordt weergegeven.
2
Gebruik
selecteren.
•
3
Druk op de i-knop.
•
•
ac
Er verschijnt een voorbeeld en een beschrijving van het
geselecteerde motief.
De camera is nu klaar om te fotograferen.
Om de instelling te wijzigen, drukt u nogmaals op de i-knop. Het motiefmenu wordt weergegeven.
Soorten motiefprogramma’s
Pictogram
I
1
PORTRAIT (portret)
L
2
LANDSCAPE (landschap)
LANDSCAPE+PORTRAIT
K
3
(landschap+portret)
G
4
NIGHT SCENE (nachtscène)
U
5
NIGHT+PORTRAIT (nacht+portret)
G
6
CHILDREN (kinderen)
J
7
SPORT
H
8
HIGH KEY
I
9
LOW KEY
P
: Programmagestuurd fotograferen
Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van
diafragmawaarde en sluitertijd.
Zet de functieknop op P.
•
Als de ontspanknop half is ingedrukt, worden de
sluitertijd en diafragmawaarde weergegeven op
de zoeker. Als de ontspanknop wordt
losgelaten, worden de sluitertijd en
diafragmawaarde weergegeven op het scherm
met het bedieningspaneel.
Scherm met bedieningspaneel
2007.08.16
g
.
om het motiefprogramma te
Stand
Diafragmawaarde
Sluitertijd
Picto-
gram
q
J
r
&
*
(
@
s
g
PORTRAIT
1
For taking a
portrait-style
shot.
Stand
10
DIS MODE
11
MACRO
NATURE MACRO
12
(natuuropname macro)
13
CANDLE (kaars)
14
SUNSET (zonsondergang)
15
FIREWORKS (vuurwerk)
16
DOCUMENTS (documenten)
17
PAN ORA MA
BEACH & SNOW
18
(strand & sneeuw)
Sluitertijd
AF-teken
Belichtingsfunctie
Diafragmawaarde
Zoeker
3
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Diafragmawaarden en sluitertijden in de stand
In de stand P is de camera zo geprogrammeerd, dat deze aan de hand van de helderheid van het
onderwerp automatisch de diafragmawaarde en de sluitertijd kiest zoals hieronder wordt aangegeven.
Het programma lijndiagram is afhankelijk van het type lens dat gebruikt wordt.
P
NL 25
Page 26
Bij gebruik van de 14 – 42 mm
f3.5 – 5.6 zoomlens
(brandpuntsafstand: 14 mm)
Programma-aanpassing
Programma-aanpassing (%)
Door in de stand P de regelaar te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd zoals
hierboven aangegeven wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft.
3
Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de aanpassing ongedaan te maken, draait
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
u de regelaar, totdat in de zoeker of op het scherm met het bedieningspaneel de indicatie voor stand
belichting
%
programma-aanpassing mogelijk.
A
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld.
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de
scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het diafragma
verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte toe. Gebruik deze
modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt toevoegen. Voordat u de foto
gaat maken, kunt u met de preview-functie controleren hoe scherp of onscherp de achtergrond in
beeld komt.
Bij een lagere
diafragmawaarde (F-waarde)
naar P verandert, of u schakelt de camera uit. Bij gebruik van een flitser is er geen
: Diafragmavoorkeuze
g
“Preview-functie“ (Blz. 29)
Bij een hogere
diafragmawaarde
(F-waarde)
Zet de functieknop op A en draai de regelaar om
de diafragmawaarde in te stellen.
•
Bij het verdraaien van de regelaar wordt de
diafragmawaarde in stappen van 1/3 EV gewijzigd.
U kunt ook de stappen veranderen met de
voorkeursinstellingen.
g
“EV-stap“ (Blz. 67)
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half
ingedrukt is.
Sluitertijd
Diafragmawaarde
AF-teken
Belichtingsfunctie
Zoeker
26 NL
Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
•
Overbelicht als de
sluitertijdaanduiding knippert.
Kies een hogere diafragmawaarde
(F-waarde).
•
Onderbelicht als de
sluitertijdaanduiding knippert.
Kies een lagere diafragmawaarde
(F-waarde).
Page 27
TIPS
De sluitertijdindicatie blijft knipperen, ook al hebt u de diafragmawaarde veranderd:
J
Als bij een snelle sluitertijd de sluitertijdaanduiding knippert, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een
lagere waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de
hoeveel-heid invallend licht te temperen.
J
Hebt u een trage sluitertijd ingesteld en de sluitertijdaanduiding blijft knipperen, dan zet u de ISO-licht-
gevoeligheid op een hogere waarde.
De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren:
J
Zie “Preview-functie“ (Blz. 29)
S
: Sluitertijdvoorkeuze
De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld. Stel de
sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden kunt u snelbewegende
onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage sluitertijd bewegingsonscherpte
krijgt, waarmee u een gevoel van snelheid of beweging kunt oproepen.
Een korte sluitertijd kan
een snelle actie
“bevriezen“ zonder
bewegingsonscherpte.
Zet de functieknop op S en draai de regelaar om
de sluitertijd in te stellen.
•
Bij het verdraaien van de regelaar wordt de
sluitertijd in stappen van 1/3 EV gewijzigd.
U kunt ook de stappen veranderen met de
voorkeursinstellingen.
g
“EV-stap“ (Blz. 67)
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half
ingedrukt is.
Sluitertijd
AF-teken
Belichtingsfunctie
Zoeker
*
Welke diafragmawaarde hierbij gaat knipperen, hangt af van het type lens en de brandpuntsafstand
van de lens.
TIPS
De foto is onscherp:
J
Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt
waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of
gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
De diafragmawaarde blijft knipperen, ook al hebt u de sluitertijd veranderd:
J
Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een lagere
waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de hoeveel-
heid invallend licht te temperen.
J
Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een
hogere waarde.
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
Langere sluitertijd
Kortere sluitertijd
•
Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft
knipperen*, is er geen correcte belichting mogelijk
(onderbelicht). Kies een langere sluitertijd.
•
Diafragmawaarde
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft
knipperen*, is er geen correcte belichting mogelijk
(overbelicht). Kies een snellere sluitertijd.
Door een langere
sluitertijd wordt een
opgenomen snelle actie
onscherp. Deze
onscherpte roept het
gevoel van een
dynamische beweging op.
3
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
NL 27
Page 28
M
: Handmatig fotograferen (Manual)
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het afwijkt
van de juiste belichting door de belichtingsmeter te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de vrije hand,
zowel qua instellingen als qua belichting. U kunt zo ook tijdopnamen maken van bijv. de sterrenhemel
of vuurwerk.
Zet de functieknop op M en draai de regelaar om de waarde in te stellen.
•
Om de sluitertijd in te stellen:draai de regelaar.
Om de diafragmawaarde in te stellen: draai de regelaar terwijl u de
Door gebruik van de instelling
tegenovergestelde instellingen gaan.
aanpassen“ (Blz. 69)
•
Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype.
•
De sluitertijd kan worden ingesteld tussen 1/4000 – 60" (sec.) of
•
Bij het verdraaien van de regelaar worden de diafragmawaarde en de sluitertijd in stappen van
1/3 EV gewijzigd. U kunt ook de stappen veranderen met de voorkeursinstellingen.
3
g
Fotografeerfuncties – De juiste stand kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
•
Op het scherm met het bedieningspaneel verschijnt de belichtingsmeter die het verschil aangeeft
(binnen een bereik van –3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens uw huidige instelling
(diafragma en sluitertijd), en de optimale belichting zoals de camera die heeft berekend.
g
“Tijdopnamen“ (Blz. 28)
“EV-stap“ (Blz. 67)
ingedrukt houdt (belichtingscorrectie).
[DIAL]
uit het [Y]-menu kunt u naar de
g
“De functie van de regelaar
Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)Langere sluitertijd
Kortere
sluitertijd
Onderbelichting
Overbelichting
Optimale
belichting
2007.08.16
F
[BULB]
-knop
.
Diafragma sluiten
(F-waarde is
verhoogd)
Belichtingsmeter
Ruis in foto’s
Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze
verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet aan
licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur in het
beeldopneemelement of in de elektronica van het beeldopneemelement doen stijgen. Dit kan ook
gebeuren als u met een hoog ingestelde ISO-waarde fotografeert in een omgeving waar een hoge
temperatuur heerst. Om deze ruis te reduceren, activeert de camera de ruisonderdrukking.
g
“Ruisonderdrukking“ (Blz. 53)
Tijdopnamen
Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de ontspanknop
ingedrukt houdt. Zet de sluitertijd op
apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1).
g
“Tijdopnamen met de afstandsbediening“ (Blz. 40)
TIPS
De foto is onscherp:
J
Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange
sluitertijd.
[BULB]
in de stand M. U kunt ook tijdopnamen maken met een
F
-knop
28 NL
Page 29
Preview-functie
De zoeker geeft het scherpstelgebied weer (scherptediepte) met de geselecteerde diafragmawaarde.
Om ervoor te zorgen dat de preview-functie door indrukken van de
functie van de
g“;
Druk op de <-knop om de preview-functie te gebruiken.
•
Als [;
schakelt de camera door op de
naar live bekijken voor een preview van de foto op de monitor.
<
-knop op het menu worden ingesteld.
FUNCTION“ (Blz. 68)
FUNCTION]
is vastgelegd onder
<
-knop te drukken automatisch
[LIVE PREVIEW]
<
-knop werkt, moet eerst de
,
<
-knop
Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie
U kunt het bewegen van de camera, dat snel optreedt als u in situaties met weinig licht fotografeert of
tijdens het fotograferen met een sterke vergroting, verminderen.
OFF
Beeldstabilisator is uit.
I.S. 1
Beeldstabilisator is aan.
I.S. 2
Dit wordt gebruikt als u in horizontale richting beweegt om een wazige achtergrond te krijgen.
De horizontale beeldstabilisator is uitgeschakeld en alleen de verticale beeldstabilisator is
geactiveerd.
Directe knop
o
regelaar
Weergegeven als
[IMAGE STABILIZER]
[I.S. 1]
of
Zoeker
•
Als g (motiefprogramma) op [q] (DIS MODE) is gezet,
schakelt de beeldstabilisator automatisch in (
[I.S. 2]
[I.S. 1]
op
is gezet.
). g“Motiefprogramma“ (Blz. 25)
Controleren van het effect van beeldstabilisator op de monitor
U kunt de knop o ingedrukt houden tijdens het live bekijken om
het effect van de beeldstabilisator op de monitor te zien. In die
positie kunt u de ontspanknop helemaal indrukken om een foto te
maken.
•
Als
[IMAGE STABILIZER]
indrukken en ingedrukt houden van de knop
beeldstabilisator (
•
Door het loslaten van de knop o of het ingedrukt houden van
de knop
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
NL 29
Page 30
x Opmerkingen
•
De beeldstabilisator kan geen grote bewegingen van de camera corrigeren of bewegingen van
de camera die optreden als de sluitertijd op de langste tijd is ingesteld. In die gevallen raden wij
het gebruik van een statief aan.
•
Bij het gebruik van een statief zet u
•
Als u een lens gebruikt met een beeldstabilisatiefunctie schakel dan de beeldstabilisatie van de
lens of van de camera uit.
•
Als u de camera uitschakelt, kan dit een beeldstabilisatiefunctie starten. De camera trilt dan voor
deze functie, dit is geen storing.
•
Een rode q op de monitor geeft de fout van de beeldstabilisatorfunctie weer. Als u zo een
foto maakt, is de compositie eventueel uit. Neem contact op met uw geautoriseerde
servicecentrum van Olympus.
[IMAGE STABILIZER]
op
[OFF]
.
Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen)
3
De autofocus van de camera kan eventueel niet scherpstellen op het onderwerp als het onderwerp
zich niet in het midden van het beeld bevindt. Als dit gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
(focus lock) gebruiken.
1
Pas het AF-kader aan
Ontspanknop
AF-kader
het scherp te stellen
onderwerp en druk de
ontspanknop half in tot
het AF-teken verschijnt.
•
De ingestelde scherpstelling
wordt vastgehouden. Het
AF-teken en en het AF-kader
verschijnen in de zoeker.
•
Als het AF-teken nog steeds
knippert, drukt u de
ontspanknop opnieuw half in.
•
Terwijl de ontspanknop ingedrukt is, verdwijnt het scherm met het bedieningspaneel.
2
Beweeg naar de gewenste samenstelling met half
Indicatie-LED Dataverkeer
ingedrukte ontspanknop en druk de knop dan
helemaal in.
•
De indicatie-LED Dataverkeer knippert terwijl de foto op het
geheugenkaartje wordt opgeslagen.
Als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn
omgeving
Als het contrast van het onderwerp gering is, als bijvoorbeeld de belichting niet voldoende is of het
onderwerp door mist niet goed zichtbaar is, kan er niet scherp gesteld worden. Stel scherp
(scherpstelgeheugen) op een onderwerp met een hoog contrast dat even ver van de camera
verwijderd is als het onderwerp dat u wilt fotograferen, kies daarna de gewenste uitsnede en maak de
opname.
AF-teken
AE bracketing (belichting variëren)
De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een beetje
anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen (bijv. bij tegenlicht of
in het halfduister), kunt u uit de serie foto’s met verschillende belichtingsinstellingen (belichtings- en
correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste bevalt. De foto’s worden in deze volgorde gemaakt:
Foto met optimale belichting, foto met belichtingscorrectie in de richting
in de richting +.
-
, foto met belichtingscorrectie
30 NL
Page 31
bijv.) Als BKT op
Belichtingscorrectiewaarde: 0,3, 0,7 of 1,0
De belichtingscorrectiewaarde verandert als de EV-stap veranderd wordt. De EV-stap kan met het
menu veranderd worden. U kunt de belichtingscorrectie instellen binnen het bereik –1,0 tot +1,0.
g
“EV-stap“ (Blz. 67)
Aantal beelden: 3
[3F 1.0EV]
–1,0EV+1,0EV±0
gezet is
Menu
MENU[X][AE BKT]
[OFF] / [3F 0.3EV] / [3F 0.7EV] / [3F 1.0EV]
3
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
Begin met fotograferen.
•
De manier van fotograferen varieert afhankelijk van de
instellingen van enkelbeeld- of repeterende opnamen.
g
“Repeterende opnamen“ (Blz. 38)
Enkelbeeldopnamen
Telkens als u de ontspanknop helemaal indrukt, krijgt de
foto een andere belichting.
•
De instelling voor de volgende opname verschijnt in de
zoeker.
Repeterende opnamen
Houd de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde
aantal foto’s is genomen. Elke foto krijgt een andere belichting.
•
Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met auto bracketing. Als het fotograferen
stopt, is
0
op het bedieningspaneel groen.
CANCELGOSELECT
Belichtingscorrectiewaarde van de
volgende opname
Zoeker
Hoe corrigeert AE bracketing de belichting bij elk programma
Afhankelijk van het gekozen programma wordt de belichting als volgt gecorrigeerd:
P
-stand : Diafragmawaarde en sluitertijd
A
-stand : Sluitertijd
S
-stand : Diafragmawaarde
M
-stand : Sluitertijd
TIPS
AE bracketing toepassen op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd:
J
Corrigeer de belichtingswaarde en gebruik daarna de functie AE bracketing. AE bracketing is nu
toegepast op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd.
x Opmerkingen
•
Als tijdens repeterende opnamen de batterijspanningsindicator begint te knipperen, stopt de
camera met fotograferen en begint de gemaakte foto’s op te slaan op het geheugenkaartje.
Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto’s opslaan.
NL 31
Page 32
Gebruik van de flitser
Flitserfunctie
De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse factoren zoals een reeks flitsen en het
flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, hangt af van het gekozen programma.
De flitserfuncties zijn ook beschikbaar op apart verkrijgbare externe flitsers.
Autoflitsen
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.
Om een onderwerp bij tegenlicht te fotograferen, richt u het AF-kader op het onderwerp.
Flitsen met onderdrukken van rode ogen
In de stand “Flitsen met onderdrukken van rode
ogen“ ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks
inleidende flitsen. Hierdoor wennen de ogen van de
persoon aan het heldere licht waardoor de kans op
3
rode ogen wordt verkleind.
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
•
•
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn)#SLOW
De trage synchronisatieflits is bedoeld voor lange sluitertijden. Normaliter kunt u bij het fotograferen
met een flitser geen al te lange sluitertijden instellen om camerabewegingen te voorkomen. Maar als u
een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert, wordt bij snellere sluitertijden de
achtergrond te donker. Met trage synchronisatie kunt u zowel de achtergrond als het onderwerp goed
belichten. Omdat u met een lange sluitertijd werkt, gebruikt u een statief om camerabewegingen te
elimineren.
AUTO
!
De ogen van uw onderwerp zien er rood uit.
x Opmerkingen
Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 seconde voordat de sluiter ontspant. Houd de
camera stevig vast om te voorkomen dat de camera beweegt.
Deze functie sorteert minder effect als het onderwerp niet recht naar de inleidende flitsen kijkt of
als de afstand tot het onderwerp te groot is. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen
het effect beperken.
1e sluitergordijn
Normaliter ontsteekt de flitser direct nadat de sluiter volledig geopend is. Dit wordt het 1e sluitergordijn
genoemd. Tenzij u dit verandert, is dit de standaardmanier waarop de flitser ontsteekt.
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn)#SLOW2
Bij een “2e sluitergordijn-flits“ ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat. Door het
flitsmoment te wijzigen, kunt u interessante effecten bereiken, bijvoorbeeld het suggereren van
beweging door de achterlichten van een rijdende auto als strepen weer te geven. Hoe langer de
sluitertijd, des te sterker zal het effect zijn. Wat de langst mogelijke sluitertijd is, hangt af van het
gekozen programma.
32 NL
Page 33
Als de sluitertijd op 2 seconden is gezet
2 seconden
2e sluitergordijn
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) / flitsen met onderdrukken van rode
ogen!SLOW
Als u trage synchronisatie combineert met het gebruik van de flitser, kunt u deze functie ook gebruiken
om rode ogen te onderdrukken. Als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert
kunt met deze functie het verschijnsel 'rode-ogen' onderdrukken. Aangezien de tijd tussen de
inleidende flitsen en het fotograferen zelf in de 2e sluitergordijnsynchronisatie lang is, is het moeilijk
om rode ogen te onderdrukken. Daarom staat alleen de instelling van de 1e sluitergordijnsynchronisatie ter beschikking.
Invulflitsen
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de lichtomstandigheden. Deze functie dient om schaduwen op het gelaat
van personen op te heffen bijvoorbeeld de schaduw van
boombladeren en bij tegenlichtopnamen, maar ook om
kleurverschuivingen te corrigeren die veroorzaakt worden
door kunstlicht (met name van TL-licht).
seconden
Sluiter gaat dicht
#
2
1e sluitergordijn: flitser ontsteekt
2e sluitergordijn: flitser ontsteekt
Sluiter helemaal open
1e sluitergordijn
0
x Opmerkingen
•
Als de flits ontsteekt, is de sluitertijd ingesteld op 1/180 seconde of korter. Als u met de
invulflitsen een onderwerp tegen een lichte achtergrond fotografeert, kan de achtergrond
overbelicht zijn. In dit geval gebruikt u de optionele externe flitser FL-50 of FL-36 en fotografeert
u in de stand Super FP.
Flitser uit
De flitser ontsteekt niet.
Zelfs in deze stand kunt u de flitser als AF-lichtbron gebruiken (mits de flitser omhoog staat).
g
$
“AF-hulpverlichting“ (Blz. 44)
g
“Super FP-flitser“ (Blz. 37)
Flitssynchronisatiesnelheid
U kunt de sluitertijd veranderen die wordt gebruikt bij het ontsteken van de ingebouwde flitser.
g
“Flitssynchronisatie“ (Blz. 68)
Handmatig flitsen (Manual)
Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven. Bij handmatig flitsen
is de F-waarde die u moet instellen afhankelijk van de afstand tot het onderwerp.
Hoeveelheid licht naar verhoudingRG: Richtgetal (equivalent met ISO 100)
Bereken met de onderstaande formule de F-waarde die u moet instellen
VOL (1/1)12
1/46
1/163
1/641.5
Diafragma (F-waarde) =
RG x ISO-waarde
Afstand tot het onderwerp in meters
NL 33
3
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
Page 34
ISO-waarde
ISO-waarde
ISO-waarde
1002004008001600
1.01.42.02.84.0
Flitserfuncties die beschikbaar zijn in verschillende programma’s
/
l
j
P
A
i
&
S
M
Scherm met
bedienings-
paneel
AUTO
!
(rode ogen onderdrukken)
#
$
!
SLOW
(rode ogen onderdrukken)
#
SLOW
#
SLOW2
#
*2
FULL
#
1/4
Handmatig flitsen (1/4)
#
1/16
Handmatig flitsen (1/16)
#
1/64
Handmatig flitsen (1/64)
#
H
(rode ogen onderdrukken)
$
#
SLOW2
#
FULL
#
1/4
Handmatig flitsen (1/4)
#
1/16
Handmatig flitsen (1/16)
#
1/64
Handmatig flitsen (1/64)
kan niet in de stand / worden gezet.
Flitserfunctie
Autoflitsen
Autoflitsen
InvulflitsenOntsteekt altijd
Flitser uit
Trage synchronisatie
Trage synchronisatie
(1e sluitergordijn)
Trage synchronisatie
(2e sluitergordijn)
Handmatig flitsen
(Manual)
(FULL)
Invulflitsen
Invulflitsen
Flitser uit
Invulflitsen / trage
synchronisatie
(2e sluitergordijn)
Handmatig flitsen
(Manual)
(FULL)
Belichtings-
functie
AUTO
3
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
*1
Met de flitser in de stand Super FP detecteert de flitser het tegenlicht langer dan voor een normale flits
alvorens de flits te ontsteken. g“Super FP-flitser“ (Blz. 37)
*2
AUTO, !, #
Synchroni-
satie-
moment
1e
sluitergordijn
kkk
1e
sluitergordijn
2e
sluitergordijn
1e
sluitergordijn
kkk
2e
sluitergordijn
1e
sluitergordijn
Ontstekings-
moment
Ontsteekt auto-
matisch in het donker
en bij tegenlicht
Ontsteekt auto-
matisch in het donker
en bij tegenlicht
Ontsteekt altijd
Ontsteekt altijd
De flitserfunctie instellen (flash mode)
*1
*1
Beperkte
sluitertijden
1/30 s –
1/180 s
60 s –
1/180 s
1/30 s –
1/180 s
60 s –
1/180 s
60 s –
1/180 s
Directe knop
#
Regelaar
Scherm met het
bedieningspaneel
ip
: FLASH MODE
34 NL
i
Page 35
Gebruik van de ingebouwde flitser
Bij gebruik van een lens met een brandpuntsafstand van minder dan 14 mm (vergelijkbaar met een
28 mm lens op een kleinbeeldcamera) kunnen bij het licht van de flitser de randen van de foto
donkerder worden (vignettering). Of dit effect inderdaad optreedt, hangt ook af van het lenstype en de
lichtomstandigheden (zoals de afstand tot het onderwerp).
1
Druk op de #-knop om de ingebouwde
flitser omhoog te laten springen.
•
De ingebouwde flitser springt automatisch omhoog
en ontsteekt als de lichtomstandigheden in de
volgende standen slecht zijn.
AUTO
/ i / & / / / I / U / G / J / r /
g
#
-knop
2
Druk de ontspanknop half in.
•
Als # (flitser stand-by) oplicht, is de flitser gebruiksklaar.
Als dit teken knippert, is de flitser bezig met opladen. Wacht in
dit geval tot het opladen is voltooid.
3
Druk de ontspanknop helemaal in.
TIPS
Als u niet wilt dat de flitser automatisch omhoog springt:
J
Set
[AUTO POP UP]
Regelen van de flitssterkte
U kunt instellen hoe sterk het flitslicht moet zijn.
Bij sommige situtaties krijgt u betere resutaten als u de flitssterkte aanpast, bijv. bij het fotograferen
van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt u het contrast verbeteren (het
onderscheid tussen lichte en donkere partijen) waardoor uw foto’s levendiger worden.
MENU[X][w]
Stel de correctiewaarde in met
TIPS
Om het scherm voor flitscorrectie snel op te roepen:
J
Houd de #-knop en de F-knop (belichtingscorrectie) tegelijkertijd
ingedrukt totdat het scherm
regelaar.
•
Dit werkt niet als de externe flitser is ingesteld op MANUAL.
•
Als u de flitssterkte op de externe flitser hebt ingesteld, wordt dit gecombineerd met de
flitssterkte-instelling van de camera.
•
Als [w+F] in het menu [Y] op
in het menu [Y] op
bd
.
w
verschijnt. Stel dit in met de
[ON]
[OFF]. g
x Opmerkingen
is gezet, wordt dit bij de belichtingscorrectie opgeteld.
“Automatisch omhoog springen“ (Blz. 68)
Zoeker
Flitser standby-teken
3
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
NL 35
Page 36
Flash bracketing (flitssterkte variëren)
De camera maakt meerdere opnamen met telkens een andere hoeveelheid flitslicht.
MENU[X][FL BKT]
[OFF] / [3F 0.3EV] / [3F 0.7EV] / [3F 1.0EV]
•
U kunt het interval van de EV-stappen in het CUSTOM-menu
veranderen.
•
Als de ontspanknop ingedrukt is, maakt de camera tijdens
repeterende opnamen 3 beelden gelijktijdig in de onderstaande
volgorde. beeld met een optimale hoeveelheid flitssterkte, beeld
aangepast in de – richting en beeld aangepast in de + richting.
Bij enkelbeeldopnamen verandert de hoeveelheid afgegeven
licht tijdens het flitsen elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt.
g
“EV-stap“ (Blz. 67)
Externe elektronenflitsers (optioneel)
Naast de ingebouwde flitser kunt u ook gebruik maken van externe flitsers die geschikt zijn voor deze
camera. Hiermee beschikt u bij flitsopnamen over een groter aantal mogelijkheden bij verschillende
3
lichtomstandigheden.
De externe flitsers communiceren met de camera, zodat u de flitserfuncties van de camera kunt
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
uitbreiden met andere flitserfuncties zoals TTL-AUTO en Super FP. De externe flitser kunt
u bevestigen op de flitsschoen van de camera.
Raadpleeg eveneens de handleiding van de externe flitser.
Beschikbare functies bij gebruik van externe flitsers
Optionele flitserFL-50FL-36FL-20RF-11TF-22
Flitsregeling
RG (richtgetal)
(ISO100)
* De brandpuntsafstand van de lens die overbrugd kan worden (berekend op basis van een
kleinbeeldcamera)
TTL-AUTO, AUTO, MANUAL,
FP TTL AUTO, FP MANUAL
RG50 (85 mm*)
RG28 (24 mm*)
RG36 (85 mm*)
RG26 (24 mm*)
TTL-AUTO,
AUTO, MANUAL
RG20 (35 mm*)RG11RG22
TTL-AUTO, MANUAL
x Opmerkingen
•
De optionele flitser FL-40 kunt u niet gebruiken.
Gebruik van een externe elektronenflitser
Schakel de flitser altijd pas in nadat u hem op de camera hebt bevestigd.
1
Schuif het afdekkapje uit de flitsschoen zoals
aangegeven door de pijl in de afbeelding.
•
Bewaar het afdekkapje van de flitsschoen op een veilige plek zodat
u het niet verliest en zet het na het fotograferen met flits weer op de
camera.
2
Schuif de flitser in de flitsschoen.
•
Als de vergrendelpen uitsteekt, verdraait u de
vergrendelring zo ver mogelijk in de tegengestelde
richting van LOCK. Hierdoor wordt de vergrendelpen
naar binnen getrokken.
36 NL
VergrendelpenVergrendelring
Page 37
3
Schakel de flitser in.
•
Als de laadindicator op de flitser gaat branden, is het opladen
voltooid.
•
De flitser is gesynchroniseerd met de camera bij sluitertijden
van 1/180 seconde of korter.
4
Selecteer een flitserfunctie.
5
Selecteer de gewenste flitsregeling.
•
Kies voor normaal gebruik de instelling TTL AUTO.
6
Druk de ontspanknop half in.
•
De camera en de flitser wisselen nu informatie uit over de ISO-waarde, de diafragmawaarde en
de sluitertijd.
7
Druk de ontspanknop helemaal in.
x Opmerkingen
•
De ingebouwde flitser kan niet gebruikt worden als er een externe flitser op de flitsschoen is
aangebracht.
Super FP-flitser
Super FP-flitser is beschikbaar met de FL-50 of FL-36. Gebruik de
Super FP-flitser als normale flitsers niet gebruikt kunnen worden
met een korte sluitertijd.
Ook invulflitsen met een ver geopend diafragma (zoals bij
portretopnamen buitenshuis) zijn mogelijk met Super FP.
Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers
Bij gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers dan de speciaal voor deze camera bedoelde
flitsers, dient u de stand Fotograferen
op deze camera zijn afgestemd, zie “In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze
camera zijn bedoeld“ (
1
Schuif het kapje uit de flitsschoen om de externe flitser te kunnen
g
Blz. 38).
M
te kiezen. Voor meer informatie over flitsers die niet speciaal
Super FP-flitser
2007.08.16
Gedetailleerde weergave op het
bedieningspaneel
bevestigen.
2
Selecteer de stand M en stel vervolgens de diafragmawaarde en de
sluitertijd in.
•
Zet de sluitertijd op 1/180 s of langzamer. Bij snellere sluitertijden zijn andere, in de handel
verkrijgbare flitsers onbruikbaar.
•
Bij een lange sluitertijd is de kans op onscherpe foto’s groter.
3
Schakel de flitser in.
•
Zorg dat u de flitser pas inschakelt zodra deze op de camera is bevestigd.
4
Stel op de camera de ISO-waarde en de diafragmawaarde zo in dat dit
overeenkomt met de instelling van de flitser.
•
Raadpleeg de handleiding van de flitser over mogelijke instellingen.
x Opmerkingen
•
De flitser ontsteekt telkens als u de ontspanknop (helemaal) indrukt. Als u de flitser even niet
wenst te gebruiken, schakelt u de flitser gewoon uit.
•
Controleer vooraf of de gebruikte flitser wel gesynchronisserd is met de camera.
3
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
NL 37
Page 38
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld
1)
Om flitsopnamen te kunnen maken, moet u de externe flitser kunnen instellen. Als u de externe
flitser in de stand Automatisch gebruikt, stelt u op de flitser en de camera dezelfde waarden in voor
het diafragma (F-waarde) en de lichtgevoeligheid (ISO).
2)
Zelfs als de F-waarde en de ISO-gevoeligheid overeenkomen, is het mogelijk dat opnamen toch
niet altijd correct worden belicht. In dat geval past u de autofocuswaarde of ISO op de flits aan of
berekent u de afstand in de handmatige modus.
3)
Gebruik een flitser met een openingshoek die overeenkomt met de brandpuntsafstand van de lens.
Bij een kleinbeeldcamera is de brandpuntsafstand van de lens ongeveer tweemaal zo groot als de
brandpuntafstanden van de lenzen die speciaal voor deze camera zijn ontwikkeld.
4)
Als een flitser of een andere flitseraccessoire over nog andere communicatiefuncties beschikt dan
die van de door ons aanbevolen flitsers, is het mogelijk dat deze functies niet normaal werken en
zelfs de camera-elektronica kunnen beschadigen.
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
Directe knop
j
/ Y / <
Regelaar
•
Als de instellingen met de j / Y / <-knop worden
verricht, verschijnt de informatie ook in de zoeker.
Repeterende opnamenZelfontspanner
Afstandsbediening
j
/ Y /
<
-knop
i
Regelaar
-
knop
:
Enkelbeeldopnamen
:
Repeterende opnamen
Scherm met het
bedieningspaneel
ip: j
/ < / Yi
zelfontspanner na 12 sec.
zelfontspanner na 2 sec.
:
:
0 seconden
2 seconden
:
:
Repeterende opnamen
Enkelbeeldopnamen oMaakt 1 beeld bij elke druk op de ontspanknop (normale stand
Repeterende opnamen
•
Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door
fotograferen tot u de knop loslaat.
Fotograferen).
j
Maakt 12 beelden of meer met 3 beelden/sec. zolang de ontspanknop
wordt ingedrukt (tijdens JPEG). De scherpstelling, de belichting en
witbalans van de eerste opname (tijdens S-AF, MF) worden
vastgehouden.
x Opmerkingen
•
Als tijdens repeterende opnamen de batterijspanningsindicator begint te knipperen, stopt de
camera met fotograferen en begint de gemaakte foto’s op te slaan op het geheugenkaartje.
Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto’s opslaan.
38 NL
Page 39
Gebruik van de zelfontspanner
Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera zo instellen
dat de foto na 12 seconden of na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen met de zelfontspanner
kunt u de camera het beste op een statief zetten.
Druk de ontspanknop helemaal in.
•
De foto is gemaakt.
•
Als Y12s
geselecteerd is:
De zelfontspanner-LED brandt eerst ongeveer 10 seconden
continu, begint dan ongeveer 2 seconden lang te knipperen,
en daarna wordt de foto gemaakt.
•
Als Y2s
geselecteerd is:
De zelfontspanner-LED begint ongeveer 2 seconden lang te
knipperen voordat de foto wordt gemaakt.
•
Om de ingeschakelde zelfontspanner voortijdig te stoppen, drukt
u op de
j
/ Y / <-knop.
Zelfontspanner-LED
x Opmerkingen
•
Druk de ontspanknop niet in terwijl u recht voor de camera staat omdat de camera dan bij een
half-ingedrukte ontspanknop gaat scherpstellen op het verkeerde onderwerp.
Zoekerafdekkapje
Als u fotografeert zonder door de zoeker te kijken, dient u het zoekerafdekkapje aan te brengen, zodat
er geen licht in de zoeker komt. Breng het zoekerafdekkapje aan nadat u het oogkapje zoals afgebeeld
heeft verwijderd. Bij het vervangen door een optioneel oogkapje gaat u op dezelfde wijze te werk.
Oogkapje
Zoekerafdekkapje
Gebruik van de afstandsbediening
Met behulp van de optionele afstandsbediening RM-1 kunt u een zelfportret of een opname bij nachtlicht maken zonder dat u de camera hoeft aan te raken. U kunt de camera zo instellen dat, na het
indrukken van de ontspanknop op de afstandsbediening, de foto onmiddellijk of na 2 seconden wordt
gemaakt. Met de optionele afstandsbediening kunt u ook tijdopnamen maken.
Zet de camera stevig op een statief, richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera en druk op de
ontspanknop van de afstandsbediening.
•
Als <0s
geselecteerd is:
De scherpstelling en belichting worden vastgehouden,
het afstandsbedieningslampje knippert en de foto wordt
gemaakt.
•
Als <2s
geselecteerd is:
De scherpstelling en belichting worden vastgehouden,
het afstandsbedieningslampje knippert en na ongeveer
2 seconden wordt de foto gemaakt.
Afstandsbedieningslampje
Ontvanger van
afstandsbedieningssignalen
3
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
NL 39
Page 40
Effectief bereik van de afstandsbediening
Richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera binnen het bereik dat hieronder staat
aangegeven. Als sterk licht zoals direct zonlicht op de ontvanger van de afstandsbediening schijnt of
als TL-licht of apparaten, die elektrische golven of radiogolven uitstralen, in de buurt zijn, kan dit het
effectieve bereik verkleinen.
u
i
s
)
i
s
)
)
)
Ontvanger van afstands-
bedieningssignalen
Afstandsbediening
C
a
.
3
C
a
.
2
m
Ca. 5 m (binnenshuis)
Ca. 3 m (buitenshuis)
b
(
m
3
.
a
C
b
(
m
2
.
a
C
m
(
b
i
n
n
e
n
s
h
(
b
u
i
t
e
n
s
h
u
15°
15°
s
i
u
h
s
n
e
n
n
i
s
i
u
h
s
n
e
t
i
u
3
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties
TIPS
Het afstandsbedieningslampje knippert niet als u op de ontspanknop van de afstandsbediening
drukt:
J
Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de ontvanger op de camera wordt blootgesteld
aan fel licht. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop
van de afstandsbediening.
J
Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de afstand tot de camera te groot is. Houd de
afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de
afstandsbediening.
J
Het signaal wordt gestoord. Wijzig het zendkanaal zoals aangegeven in de handleiding van de
afstandsbediening.
Het fotograferen via de afstandsbediening uitschakelen:
J
Na het fotograferen via de afstandsbediening wordt deze functie niet automatisch uitgeschakeld.
Druk op de
Gebruik van de ontspanknop op de camera tijdens het fotograferen via de afstandsbediening:
J
De ontspanknop op de camera werkt altijd, ook in de stand “Fotograferen via de afstandsbediening“
•
•
•
Tijdopnamen met de afstandsbediening
Zet de functieknop op M en de sluitertijd op
j
/ Y / <-knop om [o] (enkelbeeldopnamen) in te stellen enz.
x Opmerkingen
Er wordt geen foto gemaakt als de camera niet heeft kunnen scherpstellen op het onderwerp.
Bij fel licht is het afstandsbedieningslampje moeilijk te zien waardoor u moeilijk kunt bepalen of
de foto wel gemaakt is.
Met de afstandsbediening kunt u niet in- of uitzoomen.
[BULB]
.
.
Druk bij de afstandsbediening op knop W om
de sluiter te openen.
Zodra na het indrukken van knop W 8 minuten
zijn verstreken, gaat de sluiter automatisch
dicht.
40 NL
Druk op knop T om de sluiter te
sluiten.
Page 41
Panoramaopnamen
U kunt gemakkelijk van panoramaopnamen genieten door de OLYMPUS xD-Picture Card te gebruiken.
Met de OLYMPUS Master (bijgevoegde CD-ROM) kunt een aantal opnamen daar, waar het onderwerp
zich overlapt, samenvoegen en zodoende één enkel samengesteld beeld maken.
Panoramaopnamen zijn tot maximaal 10 opnamen mogelijk.
•
Let er bij het fotograferen van het onderwerp op, dat de opnamen elkaar overlappen.
1
Modus instellen. g“Motiefprogramma“ (Blz. 25)
•
Live bekijken is geactiveerd.
2
Gebruik p om de richting te specificeren en
fotografeer dan het onderwerp met overlappende
zijkanten.
d
: Voegt de volgende opname rechts toe.
b
: Voegt de volgende opname links toe.
a
: Voegt de volgende opname bovenaan toe.
c
: Voegt de volgende opname onderaan toe.
•
Fotografeer terwijl u de compositie zo verandert dat de opnamen
van het onderwerp elkaar overlappen.
•
De scherpstelling, belichting enz. wordt bij de eerste opname vastgelegd.
•
Het g (waarschuwings-) teken verschijnt als u 10 opnamen heeft gemaakt.
•
Door op de i-knop te drukken voordat u de eerste opname hebt gemaakt, komt u terug in het
keuzemenu van het motiefprogramma.
•
Door midden in de opnamen op de i-knop te drukken, stopt de reeks panoramaopnamen en
kunt u met de volgende verder gaan.
x Opmerkingen
•
Panoramaopnamen kunnen niet gemaakt worden als de OLYMPUS xD-Picture Card niet in de
camera geplaatst is.
•
Tijdens de panoramaopnamen blijft de opname, die voor de positie-uitlijning werd genomen,
niet behouden. Maak de compositie zo dat de overlappende beelden elkaar binnen de frames
overlappen en gebruik daarbij de frames of andere weergavetekens in de beelden als leidraad.
3
Fotografeerfuncties – Verschillende fotografeerfuncties / Scherpstelfuncties
AF-kader selecteren
Normaliter meet de camera de afstand tot het onderwerp met behulp van de drie AF-kaders in de
zoeker en selecteert vervolgens het meest geschikte scherpstelpunt. Met deze functie kunt u één
bepaald AF-kader selecteren.
[AUTO] of P ([AUTO])
Scherpstelling met behulp van de drie
AF-kaders.
Q Scherpstelling via het linker AF-kader
R Scherpstelling via het centrale AF-kader
S Scherpstelling via het rechter AF-kader
Linker AF-kader
Zoeker
Centraal AF-kader
Rechter AF-kader
NL 41
Page 42
Directe knop
P
Regelaar
Scherm met het
bedieningspaneel
ip
: AF AREA
Menu
MENU[X]
i
P
AF AREA
MENU
-knop
i
Scherpstelfunctie
Deze camera beschikt over de volgende drie scherpstelfuncties.
3
U kunt foto’s maken door de S-AF- of C-AF-functie met de MF-functie te combineren.
Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera één keer scherp.
Als het scherpstellen mislukt, laat u de ontspanknop los en drukt u deze nogmaals half in.
Deze methode is geschikt voor het fotograferen van niet of nauwelijks bewegende onderwerpen.
Druk de ontspanknop half in.
•
Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het AF-teken met
knipperen.
•
U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen.
C-AF (continu scherpstellen)
De camera herhaalt het scherpstellen terwijl de ontspanknop half
ingedrukt blijft. Als het onderwerp zich verplaatst, blijft de camera de
scherpstelling continu aanpassen (Predictive AF). Ook al beweegt het
onderwerp of verandert u de compositie van de foto, de camera blijft
bezig met scherpstellen.
Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden.
•
Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt het AF-teken met knipperen.
•
Het AF-teken stopt niet met knipperen, ook al is de scherpstelling in orde.
•
De camera blijft continu bezig met scherpstellen. Ook al beweegt het onderwerp, en zelfs als u de
compositie van de foto wijzigt: de camera blijft steeds bezig met scherpstellen.
•
U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen. U hoort deze pieptoon niet meer
na de derde keer scherpstellen in de stand continu AF, ook al is er goed scherpgesteld.
MF (handmatig scherpstellen)
Hierbij kunt u met de hand scherpstellen op een onderwerp
terwijl u door de zoeker kijkt.
Stel scherp met de scherpstelring.
Draairichting van de scherpstelring
U kunt de draairichting van de scherpstelring naar eigen
voorkeur instellen: rechtsom of juist linksom naar de stand
oneindig.
g
“Scherpstelring“ (Blz. 70)
Hulp bij het scherpstellen
Als u de lens handmatig scherpstelt op een onderwerp (door de
scherpstelring te verdraaien), stopt het AF-teken met knipperen
zodra uw scherpstelling overeenkomt met de autofocusmeting
van de camera. Als
P
geselecteerd is, stelt de camera scherp in het centrale AF-kader.
AF-teken
Dichtbij
Scherpstelring
Regelaar
-knop
P
Zoeker
-knop
)
42 NL
Page 43
Directe knop
AF Regelaar
Regelaar
Scherm met het
bedieningspaneel
ip
: AF MODE
[S-AF] / [C-AF] / [MF] / [S-AF+MF] / [C-AF+MF]
Menu
MENU[X][AF MODE]
•
U kunt de instellingen in de zoeker controleren terwijl u de
AF
-knop gebruikt om instellingen te verrichten.
Zoeker
i
:S-AF
:C-AF
:MF
:S-AF+MF
:C-AF+MF
MENU
-knop
i
-knop
AF MODE
AF
-knop
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF)
Met deze functie kunt u, nadat de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF, de scherpstelling
handmatig bijregelen met de scherpstelring van de lens. Als de ontspanknop niet ingedrukt is, kan MF
worden gebruikt.
•
U kunt fijn scherpstellen met de scherpstelring als u de ontspanknop half ingedrukt hebt en AF
bevestigd is. U kunt ook fijn scherpstellen met de scherpstelring als de ontspanknop niet half
ingedrukt is.
x Opmerkingen
•
Als u na het handmatig bijregelen van de scherpstelling de ontspanknop loslaat en opnieuw half
indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
De methodes C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+MF)
Stel scherp met de scherpstelring en druk de ontspanknop half in om de C-AF-methode te activeren.
•
Als de ontspanknop ingedrukt is, is de MF-methode niet geactiveerd.
•
Als de ontspanknop niet ingedrukt is, kan MF worden gebruikt.
TIPS
Een andere manier om handmatig scherp te stellen in de stand C-AF:
J
U kunt de knop
g
AEL / AFL
“AEL / AFL-functie“ (Blz. 66)
instellen om C-AF met de instellingen van AEL/AFL te gebruiken.
x Opmerkingen
•
Als u na het handmatig bijregelen van de scherpstelling de ontspanknop loslaat en opnieuw half
indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
3
Fotografeerfuncties – Scherpstelfuncties
NL 43
Page 44
AF-hulpverlichting
De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF (autofocus) vergemakkelijkt dit het
scherpstellen bij het fotograferen bij weinig licht. Laat de flitser omhoog springen om deze functie te
gebruiken.
MENU[Y][AF ILLUMINAT.]
[OFF] / [ON]
Sluitertijdvoorkeuze
Normaliter kunt u geen foto maken terwijl AF (autofocus) bezig is met scherpstellen of terwijl de flitser
wordt opgeladen. Als u toch een foto wilt kunnen maken voordat de camera er helemaal klaar voor is,
gebruikt u de volgende instelling. U kunt de sluitertijdvoorkeuze individueel in de scherpstelfunctie
instellen.
RELEASE PRIORITY S Stelt de sluitertijdvoorkeuze voor de
RELEASE PRIORITY C Stelt de sluitertijdvoorkeuze voor de
3
Fotografeerfuncties – Scherpstelfuncties / Belichting, beeld en kleur
MENU[Y][RELEASE PRIORITY S] /
[RELEASE PRIORITY C]
[OFF] / [ON]
S-AF-functie (
C-AF-functie (
g
g
Blz. 42). in
Blz. 42). in.
LOCK
x Opmerkingen
•
Als u
[RELEASE PRIORITY C]
(Predictive AF) niet meer.
op
[ON]
hebt gezet, werkt de functie continu scherpstellen
De beeldkwaliteit selecteren
U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwaliteit die het best
past bij het doel waarvoor u de foto wilt gebruiken (printen, bewerken op een PC, bewerken voor
een website, enz.). Meer informatie over beeldkwaliteiten en het aantal pixels vindt u in de tabel op
“Lijst met beeldkwaliteiten“ (
Soorten beeldkwaliteiten
Als beeldkwaliteit (record mode) voor uw opnamen kunt u kiezen tussen combinaties van aantallen
pixels en compressiefactoren. Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes). Als u een beeld gaat
vergroten, ziet u bij een laag aantal pixels eerder een mozaïekpatroon verschijnen. Bij een beeld met
een groot aantal pixels neemt beeldbestand meer geheugenruimte in beslag waardoor u op het
geheugenkaartje minder beelden kunt opslaan. Het beeldbestand wordt kleiner naarmate u een
hogere compressie kiest. In dat geval is het beeld echter minder helder als u het gaat weergeven.
g
Blz. 100).
OFF
ON
44 NL
Beeld met een hoog aantal pixels
Beeld met een laag aantal pixels
Page 45
Beeld wordt helderder
Kwaliteit (compressie)
Hoge
compressie-
factor
compressie-
1/4
SQ
Hoge
factor
1/8
Hoge
compressie-
factor
1/12
ApplicatieAantal pixels
Afhankelijk van
het gewenste
printformaat
Voor kleine
prints en
websites
Het aantal pixels wordt hoger
Lage
compressie-
factor
3648 x 2736SHQHQ
3200 x 2400
2560 x 1920
1600 x 1200
1280 x 960
1024 x 768
640 x 480
1/2.7
Beeldkwaliteit RAW
Dit zijn onverwerkte gegevens waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet veranderd
werden. Gebruik de OLYMPUS Master om ze als een beeld op de computer weer te geven.
RAW-gegevens kunnen niet weergegeven worden op een andere camera of met normale software, en
kunnen niet geselecteerd worden voor printreservering.
U kunt met deze camera opnamen bewerken die met de beeldkwaliteit RAW zijn gemaakt.
Het instellen van het aantal pixels en de compressiefactor
U kunt het aantal pixels en de compressiefactor van
terug in de instelling
[D]
.
[HQ]
and
[SQ]
wijzigen. Deze instelling ziet men
Menu
MENU[Y][HQ]
1)
Gebruik p om de gewenste compressiefactor in te stellen.
[1/4] / [1/8] / [1/12]
MENU[Y][SQ]
1)
Gebuik p om het gewenste aantal pixels in te stellen.
[3200 x 2400] / [2560 x 1920] / [1600 x 1200] / [1280 x 960] / [1024 x 768] / [640 x 480]
2)
Gebruik p om de gewenste compressiefactor in te stellen.
[1/2.7] / [1/4] / [1/8] / [1/12]
NL 45
Page 46
Metingsmethode – Metingssysteem wijzigen
De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf manieren meten: Digitale ESP-meting,
lichtmeting met nadruk op het centrum en drie soorten spotmeting. Selecteer de methode die het
meest geschikt is voor de lichtomstandigheden.
Directe knop
d
Regelaar
Scherm met het
bedieningspaneel
ip
: METERING
[e] / [4] / [n] / [nHI] / [nSH]
Menu
3
MENU[X][METERING]
•
U kunt de instellingen in de zoeker controleren terwijl u de
Fotografeerfuncties – Belichting, beeld en kleur
d
-knop gebruikt om instellingen te verrichten.
Zoeker
e
Digitale ESP-meting
De camera meet de lichtniveaus en berekent de lichtniveauverschillen op 49 verschillende plaatsen van
het beeld. Deze methode wordt aanbevolen voor normaal fotograferen. Door de AF gesynchroniseerde
functie op
[ESP+AF]
centrum.
4
Lichtmeting met nadruk op het centrum
Deze meetmethode berekent het gemiddelde van de lichtniveaus van het
onderwerp en de achtergrond, maar het centrum van het beeld telt hier
zwaarder mee. Kies deze methode als u wilt voorkomen dat het lichtniveau
van de achtergrond de belichting van het onderwerp te sterk beïnvloedt.
n
Spotmeting
De camera meet het lichtniveau binnen een heel klein gebied dat in de zoeker
wordt aangegeven door het spotmetingskader. Gebruik deze methode bij
opnamen met fel tegenlicht.
n
HI Spotmeting – bij veel lichte partijen
Als de achtergrond over het algemeen erg licht is, zullen bij een normale
automatische belichting de witte partijen grijs worden. Met deze
lichtmeetmethode gaat de camera een beetje overbelichten zodat de
witte partijen wit blijven.
Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
n
SH Spotmeting – bij veel schaduwpartijen
Is achtergrond over het algemeen erg donker, dan worden de zwarte partijen bij een normale
automatische belichting grijs. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje onderbelichten
zodat de zwarte partijen ook zwart worden weergegeven.
Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
i
MENU
-knop
d
-knop
METERING
: Digitale ESP-meting
: Lichtmeting met nadruk op het centrum
: Spotmeting
: Spotmeting
Highlight control (bij veel lichte partijen)
: Spotmeting
Shadow control (bij veel schaduwpartijen)
te zetten, werkt het meetgebied met het beeld scherpgesteld in AF als het
Regelaar
i
-knop
Meetgebied
46 NL
Page 47
Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren
Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend, handmatig
bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de foto dan ze in feite zijn.
Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie richting +) gaan deze tinten eruitzien zoals ze in
werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van donkere onderwerpen corrigeren, maar nu in
de richting
-
. U kunt de belichting stapsgewijs corrigeren binnen een bereik van –5,0 EV tot +5,0 EV.
Terwijl u de F-knop (belichtingscorrectie) ingedrukt houdt, stelt u met regelaar de gewenste
waarde van de belichtingscorrectie in.
•
Het interval van de EV-stap kan gekozen worden uit 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV-stap“ (Blz. 67)
•
In de functie P kunt u de functie van de regelaar zo wijzigen dat u bij belichtingscorrectie alleen maar
deze regelaar hoeft te verdraaien.
Zoeker
•
Als de belichtingscorrectie buiten de schaalverdeling van de belichtingscorrectie-indicator valt,
verschijnt
•
Bij een belichtingscorrectie met de waarde 0 verschijnt de belichtingscorrectie-indicatie niet.
–2,0EV
g
Regelaar
Belichtingscorrectiewaarde
vw
in het rood aan de linker- en rechterrand van de indicator.
±0+2,0EV
“De functie van de regelaar aanpassen“ (Blz. 69)
Belichtingscorrectie-indicatie
F
-knop
Instellen in de richting -Instellen in de richting +
2007.08.16
1/3 EV
1/2 EV
x Opmerkingen
•
Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de standen M en g.
3
Fotografeerfuncties – Belichting, beeld en kleur
NL 47
Page 48
AE-lock – De belichting vasthouden
De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met de
AE-lock als u een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze situatie.
Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling AF (autofocus) als
de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt ook alleen de belichting vasthouden met
behulp van knop
Druk op de
waar u de meetwaarden wilt vasthouden
en de belichting wordt vastgehouden.
Terwijl de belichting wordt vastgehouden
als de
u op de ontspanknop.
•
Door de
wordt AE-lock opgeheven.
•
In het CUSTOM-menu kunt u AE-lock zo
instellen dat dit niet wordt opgeheven als u knop
3
g
Fotografeerfuncties – Belichting, beeld en kleur
AEL / AFL
AEL / AFL
AEL / AFL
AEL / AFL
“AEL / AFL memo“ (Blz. 67)
.
-knop op de positie
-knop is ingedrukt, drukt
-knop los te laten,
Zoeker
AEL / AFL
AEL / AFL
AE-lock
loslaat.
-knop (AE-lock). Gebruik
AEL / AFL
ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen
Hoe hoger de ISO-waarde, hoe hoger de lichtgevoeligheid van de camera en hoe minder licht u nodig
hebt om te kunnen fotograferen. Bij hoge ISO-waarden gaat uw foto’s er echter korrelig uitzien.
Voor
[AUTO]
U kunt de maximumgevoeligheid instellen die automatisch ingesteld wordt.
g
Maar de gevoeligheid wordt op ISO100 vastgezet, ongeacht de instelling, als er niet in de functie
M
wordt geflitst.
Directe knop
Scherm met het
bedieningspaneel
Menu
, gevoeligheid wordt automatisch ingesteld overeenkomstig de lichtomstandigheden.
“ISO-grenswaarde“ (Blz. 67)
ISO Regelaar
ip
: ISO
[AUTO], [100] – [1600]
MENU[W][ISO]
•
U kunt de instellingen in de zoeker controleren terwijl
u de
i
ISO
-knop gebruikt om instellingen te verrichten.
:Auto
: 100 – 1600
–
MENU
-knop
ISO
-knop
ISO
100
1600800
Regelaar
i
-knop
200 400
-knop
S
of
48 NL
Zoeker
Page 49
Witbalans – De kleurtint aanpassen
De kleurweergave varieert altijd naargelang de lichtomstandigheden. Als u bijvoorbeeld daglicht en
gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen, ziet u dat de kleur wit telkens een
andere tint heeft. Een digitale camera kan met zijn digitale processor de kleur van het wit aanpassen
zodat de keur er natuurlijker uitziet. Dit mechanisme noemen we de witbalans. Met deze camera kunt
u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen.
Witbalans automatisch instellen
De camera detecteert dan in de beelden automatisch de witte partijen en past aan de hand daarvan de
kleurbalans aan.
Gebruik deze stand bij normaal fotograferen.
Vooraf ingestelde witbalans
In deze camera zijn 7 witbalansen (kleurtemperaturen) voorgeprogrammeerd (preset WB’s) die
geschikt zijn voor een groot aantal verlichtingssituaties, zowel binnenshuis als buitenshuis, inclusief
TL- en gloeilampverlichting. Gebruik bijv. een preset WB om meer rood te krijgen in een opname van
een zonsondergang, of creëer hiermee een warm effect bij kunstlichtopnamen.
Custom witbalans
U kunt de kleurtemperatuur van een van de preset WB-instellingen zelf naar wens aanpassen.
U kunt voor bepaalde lichtomstandigheden de optimale witbalans instellen door de camera op een wit
object te richten, bijv. een wit stuk papier. De witbalans die zo wordt ingesteld, wordt opgeslagen als
een van de preset WB-instellingen.
g
“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 51)
Kleurtemperatuur
De spectrumbalans van verschillende witte lichtbronnen
wordt aangeduid met een kleurtemperatuurwaarde, een
natuurkundige meetwaarde op basis van de Kelvintemperatuurschaal (K). Hoe hoger de kleurtemperatuur,
hoe voller de blauwe tinten en hoe bleker de rode tinten,
en omgekeerd: hoe lager de kleurtemperatuur, hoe voller
de rode tinten en hoe bleker de blauwe tinten.
Hieronder wordt uitgelegd waarom de kleurtemperatuur van
TL-licht dit licht eigenlijk ongeschikt maakt als
kunstlichtbron. In de kleurschakering van TL-licht zitten
hiaten. Als deze hiaten klein zijn, kan er toch een
kleurtemperatuur worden berekend die we in dit geval een
gecorreleerde kleurtemperatuur noemen.
De preset WB’s 4000 K, 4500 K en 6600 K in deze camera
zijn gecorreleerde kleurtemperaturen, maar mogen strikt
genomen geen “kleurtemperatuur“ worden genoemd.
Gebruik deze instellingen bij het fotograferen bij TL-licht.
•
Auto WB / preset / custom WB instellen
U kunt de witbalans instellen door de juiste kleurtemperatuur voor
de heersende lichtomstandigheden te kiezen.
CWB (eigen witbalans) wordt ingesteld door
te selecteren en dan met ingedrukte
(belichtingscorrectie) de regelaar te draaien.
Roder
Warm-witte
gloeilamp
Sfeerlicht
De kleurtemperaturen van de
lichtbronnen in de schaalverdeling
hierboven zijn bij benadering
aangegeven.
MENU
Wit TL-licht
-knop
i
Blauwer
Intensief-wit
TL-licht
Heldere dag
Regelaar
-knop
Bewolkt
WB
F
heldere dag
Daglicht-TL-lamp
-knop
-knop
Schakering op
3
Fotografeerfuncties – Belichting, beeld en kleur
NL 49
Page 50
Menu
MENU[W][WB]
•
U kunt de instellingen in de zoeker controleren terwijl u de
WB
-knop gebruikt om instellingen te verrichten.
: Witbalans automatisch instellen
w
/ x /
y
:
: Eigen witbalans
: Witbalans met één knop
Zoeker
3
WB-standLichtomstandigheden
Fotografeerfuncties – Belichting, beeld en kleur
AUTO
5
5300 K
2
7500 K
3
6000 K
1
3000 K
w
4000 K
x
4500 K
y
6600 K
V
CWB
TIPS
Als onderwerpen die niet wit zijn in het wit verschijnen:
J
In de stand Auto WB kan de juiste witbalans niet worden bepaald als er binnen het zoekerbeeld
geen witte partijen voorkomen. Probeer het in dit geval met de instelling one-touche WB of met een
van de preset-WB-instellingen.
Geschikt voor de meeste lichtomstandigheden (als in de zoeker een witte beeldpartij
zichtbaar is) Gebruik deze stand bij normaal fotograferen.
Voor buitenopnamen op een heldere dag, of voor meer rode tinten bij een een
zonsondergang, of voor meer kleuren bij vuurwerk.
Voor buitenopnamen in de schaduw op een heldere dag
Voor het fotograferen buiten op een bewolkte dag
Voor fotograferen bij gloeilamplicht
Voor fotograferen bij wit TL-licht
Voor fotograferen bij een neutrale witte TL-lamp
Voor fotograferen bij het licht van daglicht-TL-lampen
De bij “one-touche WB“ ingestelde kleurtemperatuur
g
“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 51)
De kleurtemperatuur die is ingesteld in het menu Custom witbalans. Als de waarde niet
is ingesteld, wordt deze op 3000 K gezet. De kleurtemperatuurweergave verandert
afhankelijk van uw CWB-instelling.
Witbalanscorrectie
Hiermee kunt u de instelling van Auto WB en Preset WB bijregelen.
1
MENU[W][WB]
2
Gebruik p om de witbalans te selecteren die
u wilt aanpassen.
3
Gebruik p om de kleurrichting te selecteren.
R-B Rood – Blauw
G-M Groen – Magenta
•
U kunt ook beide kleurrichtingen instellen.
De witbalans instellen in de richting R-B.
Afhankelijk van de originele witbalans kan het beeld roder worden
telkens als u op
a
drukt, en blauwer telkens als u op c drukt.
WB
50 NL
Page 51
De witbalans instellen in de richting G-M.
Afhankelijk van de originele witbalans kan het beeld groener worden telkens als u op a drukt,
en meer magenta telkens als u op
•
De witbalans kunt u in elke richting (R, B, G en M) in 7 stappen instellen.
4
Druk op de i-knop.
•
Uw aanpassing is opgeslagen.
TIPS
De aangepaste witbalans controleren:
J
Na het uitvoeren van stap 3 richt u de camera op het onderwerp om testopnamen te maken.
Als u op de
witbalansinstellingen hebt gemaakt.
Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen:
J
Zie “Alle witbalansen corrigeren“ (Blz. 68)
Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)
Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare preset WB’s.
Om de witbalans te bepalen richt u de camera op een wit vel papier dat verlicht wordt door de
gewenste lichtbron. De op deze wijze bepaalde witbalans kunt u opslaan in de camera. Dit is handig
als u een onderwerp niet alleen bij natuurlijk licht fotografeert, maar ook bij andere lichtbronnen met
verschillende kleurtemperaturen.
Zet
[; FUNCTION]
1
2
3
TIPS
Na het indrukken van de ontspanknop, verschijnt [WB NG RETRY]:
J
Het vastleggen van de witbalans is mislukt om een van de volgende redenen: het beeld bevatte
te weinig wit, het beeld is te licht of te donker, of de kleuren zien er onnatuurlijk uit. Wijzig het
diafragma en de sluitertijd en herhaal de procedure vanaf stap 1.
WB bracketing (witbalans variëren)
Bij één opname worden automatisch drie foto’s genomen met verschillende witbalansen (aangepast in
de opgegeven kleurrichtingen). Eén foto heeft de opgegeven witbalans en de andere tonen hetzelfde
beeld, maar aangepast in verschillende kleurrichtingen.
1
2
3
4
AEL / AFL
Richt de camera op een wit vel papier.
•
Houd het papier zó dat het de hele zoeker vult. Zorg dat er geen schaduwen zichtbaar zijn.
-knop drukt, verschijnen de testbeelden die u met de huidige
van tevoren op [V]. (g Blz. 68)
Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, drukt u de
ontspanknop in.
•
Het scherm voor one-touch witbalans verschijnt.
Selecteer [YES] en druk op de i-knop.
•
De witbalans is nu vastgelegd.
•
De vastgelegde witbalans wordt in de camera opgeslagen als
een van de preset WB’s. De vastgelegde witbalans blijft
bewaard als u de camera uitschakelt.
MENU[X][WB BKT]
Selecteer de kleurrichting met p.
R-B Rood – Blauw
G-M Groen – Magenta
•
U kunt ook beide kleurrichtingen instellen.
Stel de EV-stappen met p in.
[OFF] / [3F 2STEP] / [3F 4STEP] / [3F 6STEP]
Begin met fotograferen.
•
Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden automatisch
3 foto’s gemaakt die aangepast worden in de opgegeven kleurrichtingen.
c
drukt.
<
-knop
3
Fotografeerfuncties – Belichting, beeld en kleur
NL 51
Page 52
TIPS
WB bracketing toepassen op de witbalans die u hebt ingesteld:
J
Stel eerst met de hand de witbalans in en gebruik vervolgens WB bracketing. WB bracketing wordt
toegepast op de witbalans die u hebt aangepast.
x Opmerkingen
•
Bij WB bracketing kan de camera geen repeterende opnamen maken als op het geheugenkaartje onvoldoende geheugen beschikbaar is om het geselecteerde aantal beelden op te slaan.
Beeldeffecten
Hiermee kunt u beeldtonen selecteren om unieke effecten te creëren. Beeldparameters zoals contrast
en scherpte kunt u in iedere stand een beetje bijregelen.
MENU[W][PICTURE MODE]
De aanpasbare parameters zijn ingedeeld naar de toestand van de
foto.
De veranderbare parameters worden in elke stand beeldeffecten opgenomen. U kunt de beeldeffectstanden op het bedieningspaneel kiezen.
: Voor levendige kleuren.
: Voor natuurlijke kleuren.
: Voor afgevlakte tinten.
: Voor zwart/witte tinten.
: Het verschil tussen lichte en donkere partijen.
: De scherpte van het beeld.
: De kleurdiepte van het beeld.
: Hiermee maakt u een beeld zwart/wit. De
filterkleur wordt lichter en de complementaire
kleur wordt donkerder.
: Hiermee creëert u een normale zwart/
wit-foto.
: Geeft mooi doortekende witte wolken
tegen een helderblauwe lucht.
: Accentueert de kleuren in blauwe
luchten en zonsondergangen lichtjes.
: Accentueert in sterke mate kleuren in
blauwe luchten en de helderheid van karmozijnrood gebladerte.
: Accentueert in sterke mate kleuren in rode lippen en groene bladeren.
: Kleurt zwart/wit-beelden.
: Hiermee creëert u een normale zwart/wit-foto.
:Sepia
: Blauw
: Purper
:Groen
CUSTOM RESET
SETTING
CONTRAST
52 NL
Page 53
Gradatie
Naast de
[NORMAL]
HIGH KEY(H): Meer gradaties in de lichte beeldpartijen.
LOW KEY(L): Meer gradaties in de donkere beeldpartijen.
NORMAL: Gebruik de stand
Geschikt voor
onderwerpen met veel
MENU[W][GRADATION]
gradatie-instelling, kunt u 2 andere gradatie-instellingen selecteren.
HIGH KEY
[NORMAL]
lichte tinten.
voor algemeen gebruik.
LOW KEY
Geschikt voor
onderwerpen met veel
schaduwtinten.
x Opmerkingen
•
Contrastaanpassing werkt niet in de stand
[HIGH KEY]
of
[LOW KEY]
.
Schaduwen in beeldhoeken corrigeren
Bij gebruik van sommige lenzen kunnen de beeldhoeken schaduwen gaan vertonen. Deze functie
maakt donkere beeldhoeken lichter. Dit komt met name van pas bij gebruik van groothoeklenzen.
MENU[Z][SHADING COMP.]
[OFF] / [ON]
x Opmerkingen
•
Deze functie werkt niet als op de camera een teleconverter of een tussenring wordt gemonteerd.
•
Bij hoge ISO-waarden kan de ruis in de beeldhoeken erg gaan opvallen.
Ruisonderdrukking
Hiermee reduceert u de ruis die optreedt bij erg lange sluitertijden. Met name bij nachtelijke opnamen
gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. Als de sluitertijd lang is,
wordt ruisonderdrukking geactiveerd en de camera onderdrukt automatisch ruis om helderdere
beelden te produceren. Daarbij duurt het maken van een foto echter ongeveer twee keer langer dan
normaal.
ONOFF
3
Fotografeerfuncties – Belichting, beeld en kleur
MENU[W][NOISE REDUCT.]
[OFF] / [ON]
•
Na de opname start het proces waarmee de beeldruis wordt onderdrukt.
•
Tijdens het ruisonderdrukkingsproces knippert de indicatie-LED Dataverkeer. U kunt de volgende
opname pas maken zodra de indicatie-LED Dataverkeer is gedoofd.
•
[busy]
verschijnt in de zoeker terwijl het ruisonderdrukkingsproces bezig is.
NL 53
Page 54
x Opmerkingen
•
Als u de stand g op ( hebt gezet, blijft
•
Als u [j] (repeterende opnamen) hebt ingesteld, is
•
Bij sommige lichtomstandigheden en onderwerpen werkt deze functie niet optimaal.
[NOISE REDUCT.]
[NOISE REDUCT.]
op
[ON]
staan.
automatisch
Ruisfilter
U kunt het ruisonderdrukkingsniveau selecteren. In de meeste gevallen kunt u
gebruiken.
MENU[W][NOISE FILTER]
[HIGH]
wordt aanbevolen tijdens fotograferen met hoge gevoeligheid.
[OFF] / [LOW] / [STANDARD] / [HIGH]
[STANDARD]
Color space – kleurenpalet
Hiermee kunt u selecteren hoeveel kleuren door de monitor of printer worden weergegeven.
3
Het eerste teken in de bestandsnaam geeft aan welk kleurenpalet op dat moment is ingesteld.
Fotografeerfuncties – Belichting, beeld en kleur
g
“Bestandsnaam“ (Blz. 71)
MENU[Z][COLOR SPACE]
[sRGB]
[Adobe RGB]
Gestandaardiseerd kleurenpalet voor Windows.
Kleurenpalet dat met Adobe Photoshop kan
worden gekozen.
Anti-shock – trillingen voorkomen
Hiermee voorkomt u dat de camera tijdens de opname trilt door het opklappen van de spiegel. U kunt
de interval instellen tussen het moment waarop de camera de spiegel omhoogklapt, en het moment
waarop de sluiter opengaat. Deze functie kan handig zijn bij astrofotografie en microscoopfotografie of
andere fotografische situaties waarin een zeer lange sluitertijd wordt gebruikt en trilling van de camera
tot een minimum moet worden beperkt.
MENU[X][ANTI-SHOCK]
[OFF] / [1SEC]–[30SEC]
[OFF]
(uit).
54 NL
Page 55
4 Weergavefuncties
Enkel beeld / Gezoomd weergeven
De basisprocedure voor het bekijken van foto’s wordt hieronder beschreven.
Voordat u dit gaat doen, dient u echter eerst stap 1 hieronder uit te voeren.
1
Druk op de q-knop (weergave)
(enkelbeeldweergave).
•
Het laatst opgenomen beeld verschijnt.
•
Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt de
LCD-monitor zichzelf uit. De camera schakelt
automatisch uit als er 4 uur niets wordt bediend
(fabrieksinstelling). Schakel de camera weer in.
2
Selecteer met p de beelden die u wilt
bekijken. U kunt ook de regelaar draaien
om naar
U
te gaan voor gezoomd
weergeven.
(Enkelbeeldweergave)
a
: Toont het beeld dat 10 op-
namen geleden is
opgeslagen.
c
: Toont het beeld dat 10 op-
namen later is opgeslagen.
d
: Geeft het volgende beeld
weer.
b
: Geeft het vorige beeld weer.
Druk op de <-knop
•
Om te stoppen met de weergave
drukt u op de
•
Zodra u de ontspanknop half
indrukt, kunt u weer fotograferen.
q
-knop.
Druk op de
Druk op de
q
INFO
(Gezoomd weergeven)
Druk op p om de close-up-positie te
veranderen.
INFO
-knop
(Weergave close-up-positie)
Druk op p om het display van de
close-up-positie te verplaatsen.
INFO
-knop
(Gezoomd weergeven)
Druk op
voor beeld te bekijken.
<
-knop
p
-knop
-knop
p
om de close-ups beeld
Regelaar
4
Weergavefuncties
NL 55
Page 56
Lichtbakweergave
U kunt het weergavebeeld en een ander beeld gelijktijdig aan de linker- en rechterkant van de monitor.
Dit is handig bij het controleren van beelden die u met bracketing hebt opgenomen.
MENU
INFO
-knop
<
-knop
i
-knop
-knop
1
Druk op de knop P terwijl u een beeld
bekijkt.
•
Het beeld dat wordt bekeken, wordt aan de linkerkant van
de monitor weergegeven en het volgende beeld wordt aan
de rechterkant weergegeven. Het beeld wordt met
dezelfde vergroting weergegeven als het bekeken beeld.
•
Het beeld aan de linkerkant is het referentiebeeld.
2
Selecteer een beeld met p.
•
U kunt het beeld aan de rechterkant beveiligen, wissen of
kopiëren.
3
Druk op de P-knop.
•
De camera keert terug naar de enkelbeeldweergave van
het beeld aan de linkerkant met de bekeken vergroting.
4
Weergavefuncties
Functies tijdens de lichtbakweergave
•
Door op de knop i te drukken wordt het beeld aan de
linkerkant door het beeld aan de rechterkant vervangen en dit
wordt dan het referentiebeeld.
•
U kunt de regelaar gebruiken om de vergroting van beide
beelden gelijktijdig te veranderen.
•
Door op de knop < of knop
mogelijkheid, het beeld aan de rechterkant met de knop
INFO
knop
verplaatsen.
p
te drukken, hebt u de mogelijkheid, het beeld aan de rechterkant met de knop p te
: Selecteert het rechter
beeld
INFO
te drukken, hebt u de
p
: Schuift het rechter
beeld door
p
te verplaatsen. Door op de knop < of
Referentiebeeld
p
: Schuift beide beelden
synchroon door
**
Regelaar
P
-knop
56 NL
*
U kunt ook op dezelfde manier knop
*
voor deze procedure gebruiken.
INFO
Page 57
Indexweergave / kalenderweergave
Met deze functie kunt u op de monitor verschillende beelden tegelijkertijd weergeven. Dit is handig als
u tussen een aantal foto’s een bepaalde foto wilt opzoeken.
Telkens als u tijdens enkelbeeldweergave de regelaar in de
richting van
weergegeven van 4 naar 9 naar 16 naar 25.
b
d
a
c
•
G
draait, wijzigt het aantal beelden dat wordt
: Gaat naar het vorige beeld.
: Gaat naar het volgende beeld.
: Gaat naar het bovenste beeld.
: Gaat naar het onderste beeld.
Om naar de enkelbeeldweergave terug te keren, draait u de
regelaar naar
Met kalenderweergave kunt u de op het geheugenkaartje opgeslagen beelden op datum gesorteerd
weergeven. Als u op één datum meerdere foto’s hebt gemaakt, verschijnt de foto die op die dag als
eerste is gemaakt.
Gebruik
p
datum als enkel beeld weer te geven.
om een datum te selecteren en druk op de i-knop om beelden van de geselecteerde
4
Weergavefuncties
NL 57
Page 58
Informatiedisplay
Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over een foto oproepen.
Informatie over de beeldhelderheid kunt u ook laten weergeven met een
histogram en highlight-weergave (lichte partijen).
Druk meerdere keren op de
verschijnt.
•
De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het
informatiedisplay de volgende keer opgeroepen wordt.
Alleen beeldInformatie 1
INFO
-knop tot de gewenste informatie
INFO
Informatie 2
-knop
4
Toont beeldnummer,
Weergavefuncties
*
Histogram
Als in het histogram de balken
rechts hoger zijn dan links, is de
foto misschien te licht
(overbelicht). En als de balken
links hoger zijn dan rechts, is de
foto misschien te donker
(onderbelicht). Corrigeer indien
nodig de belichting of maak de
foto nogmaals.
Shadow-weergave
(schaduwpartijen)
De onderbelichte partijen in
de foto knipperen. Ook de
ingestelde beeldkwaliteit
verschijnt.
printreservering,
beveiliging, beeldkwaliteit
en bestandsnummer
Highlight-weergave
(lichte partijen)
Histogram
Highlight-weergave
(lichte partijen)
De overbelichte partijen in de
foto knipperen. Ook de
ingestelde beeldkwaliteit
verschijnt.
Toont beeldnummer,
printreservering, beveiliging,
beeldkwaliteit, aantal pixels,
compressiefactor, datum en tijd,
en bestandsnummer
Opnamegegevens
*
De verdeling van de helderheid
van het opgenomen beeld
verschijnt in een histogram
(helderheidscomponentgrafiek).
Ook de ingestelde beeldkwaliteit
verschijnt.
Algemene
informatie
Histogramweergave
58 NL
Page 59
Diashow
Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven. De diashow
begint bij het beeld dat op het scherm staat, en laat de volgende beelden 5 seconden lang op het
scherm verschijnen. U kunt de diashow starten vanuit de indexweergave. Het aantal beelden dat de
diashow laat zien, kunt u instellen op 1, 4, 9, 16 of 25.
1
MENU[q][m]
2
Stel dit in met p.
[K]
(1-beeldweergave) / [L] (4-beeldweergave) /
[M]
(9-beeldweergave) / [N] (16-beeldweergave) /
[O]
(25-beeldweergave)
3
Druk op de i-knop om de diashow te starten.
4
Druk op de i-knop om de diashow te stoppen.
Als u [L] hebt geselecteerd
x Opmerkingen
•
Als u de diashow langer dan ca. 30 minuten laat draaien, schakelt de camera zichzelf uit.
Beelden roteren
Met deze functie kunt u beelden roteren (kantelen) en ze tijdens enkelbeeldweergave verticaal op de
monitor laten weergeven. Dit is handig als u foto’s maakt met de camera in verticale stand. De beelden
worden automatisch in de juiste stand weergegeven, zelfs als de camera gekanteld is.
MENU[q][y]
[OFF] / [ON]
•
Als deze op
tijdens de weergave automatisch geroteerd en weergegeven.
U kunt ook op de
te geven.
•
Na het roteren wordt het beeld in die positie opgeslagen op het
geheugenkaartje.
[ON]
staat, worden verticaal opgenomen beelden
F
-knop drukken om het beeld te roteren en weer
F
-knop
4
Weergavefuncties
Origineel beeld vóór
het roteren
NL 59
Page 60
Weergave op een televisie
Gebruik de bijgeleverde videokabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven.
1
Schakel eerst de camera en de televisie
uit en sluit de videokabel aan zoals
aangegeven in de afbeelding.
2
Zet de televisie aan en zet deze in op de
videostand. Raadpleeg voor informatie
over het omschakelen naar de videostand
de handleiding van uw televisie.
3
Schakel de camera in en druk op de
q
-knop (weergeven).
q
-knop
Multi-
connector
Videokabel
4
Weergavefuncties
x Opmerkingen
•
Sluit de camera met de bijgeleverde videokabel aan op de televisie.
•
Zorg dat het type videosignaal van de camera overeenkomt met dat van de televisie.
g
“Video-uitgang“ (Blz. 73)
•
Zodra u de videokabel aansluit op de camera, schakelt de cameramonitor zichzelf uit.
•
Bij sommige tv's verschijnt de foto niet in het midden van het televisiescherm.
Foto’s bewerken
Een gemaakte foto kunt u bewerken en opslaan als een nieuwe foto. Welke bewerkingen u kunt
uitvoeren, hangt af van de bestandsindeling (beeldkwaliteit) waarmee de foto is opgeslagen.
Een JPEG-bestand kunt u ongewijzigd printen. RAW-bestanden kunt u echter niet onbewerkt printen.
Om een RAW-bestand te kunnen printen, moet u dit eerst met de RAW-bewerkingsfunctie converteren
naar een JPEG-bestand.
Als RAW-bestand opgeslagen beelden bewerken.
De camera verwerkt de gegevens uit het RAW-bestand (bijv. met witbalans en scherpstelling), en slaat
de gegevens dan op als een nieuw JPEG-bestand. Terwijl u de opgeslagen beelden controleert, kunt
u ze desgewenst bewerken.
De beeldverwerking wordt uitgevoerd aan de hand van de actuele camerainstellingen. Wijzig de
camera-instellingen in uw voorkeursinstellingen voordat u gaat fotograferen.
Hiermee maakt u een beeld zwart/wit.
Voor beelden in sepia-tinten.
Voor het corrigeren van rode ogen op flitsopnamen.
Voor het instellen van de kleurdiepte (kleurverzadiging).
Om de foto te converteren naar 1280 x 960, 640 x 480 of 320 x 240 pixels.
Video-ingang
60 NL
Page 61
1
MENU[q][EDIT]
2
Selecteer met bd de beelden die u wilt
bekijken. Druk op de
•
De camera herkent het bestandstype van de beeldgegevens.
•
Bij het bewerken van andere beelden, gebruikt u bd om het
beeld te selecteren.
•
Voor beelden die in RAW+JPEG opgenomen zijn, verschijnt
een keuzemenu dat u vraagt de juiste gegevens te bewerken.
•
Om te stoppen met het bewerken drukt u op de
3
Welk instelmenu verschijnt, hangt af van het
i
-knop.
MENU
bestandstype van de beeldgegevens. Selecteer
de gewenste bewerking en volg de stappen
die bij het betreffende bestandstype horen.
Bevestig het bestandstype
vanaf hier. RAW of SHQ, HQ,
SQ (= JPEG)
-knop.
REDEYE FIX
SATURATION
Een JPEG-beeldbestand bewerken.Een RAW-beeldbestand bewerken.
Het bewerkte beeld wordt als een ander beeld opgeslagen, los van het originele beeld.
•
Het is mogelijk dat de rode-ogen-correctie bij sommige foto’s niet werkt. De rode-ogen-correctie
kan naast de ogen ook andere delen van de foto beïnvloeden.
•
In de volgende gevallen kunt u het aantal pixels niet wijzigen:
Als het beeld is opgeslagen in het bestandstype RAW, als een beeld op een pc is bewerkt, als er
onvoldoende ruimte is op het geheugenkaartje, als de foto met een andere camera is gemaakt.
•
Bij het wijzigen van het aantal pixels ([Q]) kunt u nooit een groter aantal pixels kiezen dan dat
van de originele opname.
De RAW-bewerking gebeurt aan de hand van de
actuele camera-instellingen De voorkeursinstellingen
kiest u voordat u gaat fotograferen.
x Opmerkingen
Beelden kopiëren
Hiermee kunt u beelden van het ene naar het andere geheugenkaartje kopiëren, van xD-Picture Card
naar CompactFlash/Microdrive, en omgekeerd. U kunt dit menu selecteren als er twee geheugenkaartjes in de camera zitten. Het geselecteerde kaartje is de bron van waaruit u gaat kopiëren.
g [CF / xD]
Enkelbeeldkopie
1
2
(Blz. 94)
Selecteer het gewenste beeld en druk op
<
(kopiëren) knop.
Gebruik
op
i
.
ac
om [YES] te selecteren en druk
COPY
COPY
/
/ <-knop
4
Weergavefuncties
NL 61
Page 62
Geselecteerde beelden kopiëren
Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of de indexweergave al de geselecteerde beelden kopiëren.
1
Geef de beelden weer die gekopieerd moeten
worden en druk op de
•
De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
•
Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op de
i
-knop.
2
Druk op p om de volgende beelden weer te
i
-knop.
geven die gekopieerd moeten worden en druk op
de
i
-knop.
3
Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt kopiëren, drukt u op de
COPY
/ <-knop (kopiëren).
4
Gebruik
•
Alle beelden kopiëren
1
4
MENU[q][COPY ALL]
Weergavefuncties
2
Druk op d.
3
Gebruik
4
Druk op i.
ac
U kunt ook beelden kopiëren vanuit de indexweergave.
om [YES] te selecteren en druk op i.
ac
om [YES] te selecteren.
Beelden beveiligen – Per ongeluk wissen voorkomen
Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met
de functie “enkel beeld/alle beelden wissen“.
Enkelbeeldbeveiliging
Geef het beeld weer dat beveiligd moet worden en druk op de
0
-knop (beveiligen).
• 9
(beveiligingsteken) wordt weergegeven in de rechter
bovenhoek van het scherm.
De beveiliging opheffen
Geef de beveiligde beelden weer en druk op de 0-knop.
0
-knop
i
Geselecteerde beelden beveiligen
Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of indexweergave de geselecteerde beelden in één keer
beveiligen.
1
Geef de beelden weer die beveiligd moeten worden en druk op de i-knop.
•
De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
•
Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op de i-knop.
•
Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt beveiligen en druk vervolgens op
de
i
-knop.
2
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die beveiligd moeten
worden en druk op de
3
Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt beveiligen, drukt u op de
0
-knop (beveiligen).
i
-knop.
-knop
62 NL
Page 63
Alle beveiligingen annuleren
Met deze functie kunt de beveiliging van meerdere beelden in één keer annuleren.
1
MENU[q][RESET PROTECT]
2
Gebruik
•
Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde
beelden.
•
Beveiligde beelden kunnen niet gedraaid worden, ook niet als de knop F ingedrukt is.
ac
om [YES] te selecteren en druk op i.
x Opmerkingen
g
“Het geheugenkaartje formatteren“ (Blz. 94)
Beelden wissen
Hiermee kunt u opnamen wissen. U kunt kiezen tussen enkel beeld wissen, waarbij alleen het momenteel
weergegeven beeld wordt gewist; alle beelden wissen, waarbij alle beelden worden gewist die op het
kaartje staan; of geselecteerde beelden wissen, waarbij alleeen de geselecteerde beelden worden gewist.
x Opmerkingen
•
Als u het wissen van alle beelden of van geselecteerde beelden uitvoert voor beelden die met
RAW+JPEG zijn opgenomen, worden zowel de RAW- als ook de JPEG-beelden gewist.
Als u het wissen van een enkel beeld gebruikt, kunt u kiezen of u het JPEG-, RAW- of zowel het
RAW- als ook het JPEG-beeld wist.
•
Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Als u de beveiliging van de beelden opheft, kunt u ze wél
wissen.
•
Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen. g“Beelden beveiligen – Per ongeluk
wissen voorkomen“ (Blz. 62)
Wissen van een enkel beeld
1
Roep op het scherm het beeld op dat
g
“RAW- en JPEG-bestanden wissen“ (Blz. 70)
u wilt wissen.
2
Druk op de S-knop (wissen).
3
Gebruik
druk op
TIPS
Onmiddellijk wissen:
J
Als u
onmiddellijk wissen.
Geselecteerde beelden wissen
Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of de indexweergave de geselecteerde beelden in één keer
wissen.
1
Geef de beelden weer die gewist moeten worden en druk op de i-knop.
•
•
•
ac
om [YES] te selecteren en
i
.
S
-knop
[QUICK ERASE] (g
De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op de i-knop.
Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt wissen en druk vervolgens op de
i
-knop.
Blz. 70) op
[ON]
hebt gezet, kunt u met knop S een beeld
4
Weergavefuncties
NL 63
Page 64
2
Druk op p om de volgende beelden weer te
geven die gewist moeten worden en druk op de
i
-knop.
3
Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt
wissen, drukt u op de
4
Gebruik
op
i
.
Voorkeursinstelling
In het menu [Z] kunt u onder
zetten.
Alle beelden wissen
1
MENU[W][CARD SETUP]
2
4
Gebruik
druk op
Weergavefuncties
3
Gebruik
op
i
.
•
Alle beelden worden gewist.
S
-knop (wissen).
ac
om [YES] te selecteren en druk
[PRIORITY SET] (g
ac
om [ALL ERASE] te selecteren en
i
.
ac
om [YES] te selecteren en druk
Blz. 70) de beginpositie van de cursor op
[YES]
64 NL
Page 65
5
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
Uw eigen reset-instelling
Normaliter blijven uw camera-instellingen (inclusief uw wijzigingen) bewaard als u de camera
uitschakelt. Deze camera beschikt echter over
hersteld worden, alsmede over
vooraf zijn vastgelegd. De camera-instellingen op dat tijdstip zijn opgeslagen in
MENU[W][CUSTOM RESET SETTING]
[RESET] / [RESET1] / [RESET2]
•
Als de instellingen al vastgelegd zijn, verschijnt
[RESET1]
Reset-instellingen vastleggen
1
Selecteer [RESET1] / [RESET2] om vast te leggen
en druk op de
2
Selecteer [SET] en druk op de i-knop.
•
Selecteer
d
-knop.
[RESET]
om het vastleggen te annuleren.
Reset-instellingen gebruiken
U kunt de camera op
fabriek herstellen.
[RESET]
:Herstelt de standaardinstellingen af fabriek.
[RESET1]
/
1
Selecteer [RESET1] / [RESET2] / [RESET2]
en druk op de
2
Gebruik
op
i
[RESET1]
of
[RESET2]
Voor de standaardinstellingen af fabriek, zie
“Menulijst“ (
[RESET2]
Herstelt de vastgelegde instellingen.
g
Blz. 95).
:
i
-knop.
ac
om [YES] te selecteren en druk
.
[RESET]
en
, waarmee de standaardinstellingen af fabriek
[RESET2]
, waarmee instellingen hersteld worden die
[SET]
naast de
[RESET1]
instelling terugzetten of de standaardinstellingen af
[RESET1]
/
[RESET2]
en
optie.
[RESET2]
.
5
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
Functies die vastgelegd kunnen worden
Vastleggen
Functie
PICTURE MODE
GRADATION
D33
F33
NOISE FILTER
NOISE REDUCT.
WB
ISO
METERING
(lichtmeting)
FLASH MODE
w33
j
/ < /
als custom
Y
Vas tleg gen
reset
33
33;
33
3k
33
33
33
3383k
33 n
als MY
MODE
Functie
RAW+JPEG ERASE
FUNCTION
MY MODE SETUP
FOCUS RING
AF ILLUMINAT.
RESET LENS
LIVE VIEW BOOST
RELEASE PRIORITY S
RELEASE PRIORITY C
FRAME ASSIST
LOCK
Vastleggen
als custom
Vastleggen
reset
3k
3k
3k
3k
33
kk
33
33
33
3k
3k
als MY
MODE
NL 65
Page 66
Functie
IMAGE STABILIZER
AF MODE
P33
AE BKT
WB BKT
FL BKT
ANTI-SHOCK
ISO LIMIT
EV STEP
ALL
>
HQ
SQ
w+F3k
#
X-SYNC
AUTO POP UP
DIAL
5
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
AEL/AFL
AEL/AFL MEMO
AEL-meting
QUICK ERASE
3
: Kan worden vastgelegd. k : Kan niet worden vastgelegd.
Vastleggen
als custom
Vas tleg gen
reset
3kXkk
33
33
33s3k
33Wkk
3k
3k
3k
kk
3k
3k
33
3k
3k
3k
3k
3k
3k
als MY
MODE
Functie
CF/xD
FILE NAME
EDIT FILENAME
VIDEO OUT
REC VIEW
SLEEP
BACKLIT LCD
4 h TIMER
BUTTON TIMER
PRIORITY SET
USB MODE
COLOR SPACE
A
SHADING COMP.
PIXEL MAPPING
CLEANING MODE
(Reinigingsfunctie)
FIRMWARE
Vastleggen
als custom
reset
AEL / AFL-functie
U kunt in plaats van de ontspanknop ook de
meten. U kunt de knop op de volgende manieren gebruiken.
•
Als u op een onderwerp wilt scherpstellen en dan de compositie van de foto wilt veranderen.
•
Als u de belichting wilt instellen door een ander bereik te meten dan waarop de camera
scherpgesteld is.
Kies de functie van de knop die bij de handeling past als de ontspanknop ingedrukt is. Selecteer
[mode1]
t/m
[mode4]
MENU[Y][AEL / AFL]
[S-AF] / [C-AF] / [MF]
in elke scherpstelfunctie. (In de C-AF-functie kunt u alleen
U kunt de belichting vasthouden en behouden door op de
MENU[Y][AEL / AFL MEMO]
[ON]
: Druk op de
Druk opnieuw op de knop om het behouden van de belichting te annuleren.
[OFF]
: De belichting wordt alleen vastgehouden als de
AEL / AFL
-knop om de belichting vast te houden en te behouden.
AEL-lichtmeting
Stel de meetmethode in voor als u op de
MENU[Y][AEL-meting]
[AUTO] / [
•
4
[AUTO]
] / [n] / [nHI] / [nSH]
voert metingen uit in de geselecteerde modus onder
AEL / AFL
EV-stap
Hiermee kunt u de EV-stap wijzigen die wordt toegepast bij de belichtingsparameters zoals sluitertijd,
diafragmawaarde, belichtingscorrectiewaarde enz.
MENU[Y][EV STAP]
[1/3EV] / [1/2EV] / [1EV]
ISO-grenswaarde
Als
[ISO]
op
[AUTO]
MENU[Y][ISO LIMIT]
[100] / [200] / [400]
gezet is, kunt u de maximum ISO zien die automatisch ingesteld wordt.
AEL / AFL
-knop (AE-lock) te drukken.
AEL / AFL
-knop is ingedrukt.
-knop (AE lock) drukt om de belichting vast te houden.
[METERING]
methode.
5
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
NL 67
Page 68
Alle witbalansen corrigeren
Hiermee kunt u in één keer dezelfde correctiewaarde toepassen op alle beschikbare witbalansen.
MENU[Y][ALL>]
[ALL SET]
[ALL RESET]
: Bij alle witbalansen wordt dezelfde correctiewaarde toegepast.
: De op alle witbalansen toegepaste correctiewaarden worden hiermee in één
keer ongedaan gemaakt.
Als u [ALL SET] hebt geselecteerd
1)
Selecteer de kleurrichting met bd.
R-B Rood – Blauw / G-M Groen – Magenta
2)
Gebruik ac om de correctiewaarde in te stellen. g“Witbalanscorrectie“ (Blz. 50)
• U kunt de aangepaste witbalans controleren.
Als u [ALL RESET] hebt geselecteerd
1)
Gebruik ac om
[YES]
te selecteren.
Flitssynchronisatie
U kunt de sluitertijd instellen die wordt gebruikt als de ingebouwde flitser ontsteekt. De snelheid kan
van 1/60 tot 1/180 ingesteld worden.
MENU[Y][#X-SYNC]
[1/60] – [1/180]
•
Voor meer informatie over de flitssynchronisatie van in de handel verkrijgbare flitsers raadpleegt
u de handleiding van die flitser.
Automatisch omhoog springen
5
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
De ingebouwde flitser springt automatisch omhoog onder slechte lichtomstandigheden of bij tegenlicht
wanneer de stand
Hiermee kunt u het automatisch omhoog springen van de ingebouwde flitser stoppen.
MENU[Y][AUTO POP UP]
[ON]
[OFF]
;
FUNCTION
Hiermee kunt u een functie aan de <-knop toewijzen.
MENU[Y][; FUNCTION]
[OFF]
[V]
[TEST PICTURE]
[MY MODE]
[PREVIEW] / [LIVE PREVIEW] (elektronisch)
AUTO
of een motiefprogramma actief is.
: De ingebouwde flitser springt automatisch omhoog.
: De ingebouwde flitser springt niet automatisch omhoog.
Laat geen toewijzing van functies toe.
Druk op de <-knop om de witbalanswaarde te verkrijgen.
g
“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 51)
Door op de ontspanknop te drukken terwijl u de <-knop indrukt, kunt u de zojuist genomen
foto op de monitor controleren zonder de foto op het kaartje te hoeven opslaan. Dit is handig
als u wilt kijken of een foto goed gelukt is zonder deze op te slaan.
Terwijl u knop < ingedrukt houdt, kunt u foto’s maken met de camera-instellingen die u eerder
hebt vastgelegd onder
Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, kunt u de preview-functie gebruiken.
g
“Preview-functie“ (Blz. 29)
[MY MODE SETUP]. g
“My Mode-instelling“ (Blz. 69)
68 NL
Page 69
Live view boost
Tijdens fotograferen met live bekijken, kunt u de monitor lichter maken voor gemakkelijkere
bevestiging van uw onderwerp.
MENU[Y][LIVE VIEW BOOST]
[OFF]
Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor met het helderheidsniveau dat is aangepast
aan de ingestelde belichting. U kunt, terwijl u vooraf via de monitor bevestigt, een foto naar uw
wens maken.
[ON]
De camera past het helderheidsniveau automatisch aan en geeft het onderwerp op de monitor
weer voor gemakkelijkere bevestiging. Het effect van de aanpassingen van belichtingscorrectie worden niet op de monitor weergegeven.
De functie van de regelaar aanpassen
U kunt de werking van de regelaar veranderen in instellingen die het tegenovergestelde van de
standaardinstellingen af fabriek zijn. De regelaar kan gebruikt worden om de belichtingscorrectie te
gebruiken in plaats van de instelling van de programma-aanpassing in de
diafragmawaarde in plaats van de instelling van de sluitertijd in de
MENU[Y][DIAL]
[
P
] / [M]
M
-functie.
P
-functie, en de
Als u [P] selecteert: Pmode
InstellingInstellen met de regelaar
%
(standaardinstellingen
af fabriek)
F
Programma-aanpassing (%)Belichtingscorrectie
BelichtingscorrectieProgramma-aanpassing (%)
Instellen met de regelaar terwijl
u de knop F indrukt
Als u [M] selecteert: Mmode
InstellingInstellen met de regelaar
SHUTTER
(standaardinstellingen
af fabriek)
FNo.
SluitertijdDiafragmawaarde
DiafragmawaardeSluitertijd
Instellen met de regelaar terwijl
u de knop F indrukt
My Mode-instelling
Hiermee kunt u 2 verschillende combinaties van camera-instellingen vastleggen. Dit is handig als
u tijdelijk de instellingen wilt veranderen tijdens memo-fotograferen. U kunt ofwel
van tevoren in het menu uitschakelen. Voor My Mode stelt u
u het gebruikt, fotografeert u terwijl u de knop
MENU[Y][MY MODE SETUP]
[MY MODE1] / [MY MODE2]
•
Als u deze menu-instellingen al hebt vastgelegd, verschijnt naast de betreffende reset-optie de
[SET]
indicatie
.
<
indrukt. g“; FUNCTION“ (Blz. 68)
[;
FUNCTION]
[MY MODE SETUP]
op
[MY MODE]
en als
Vastleggen
Selecteer
[SET]
•
De huidige instellingen worden in de camera vastgelegd. Voor details over de functies die op
My Mode vastgelegd kunnen worden, zie “Functies die vastgelegd kunnen worden“ (
•
Selecteer
en druk op de i-knop.
[RESET]
om het vastleggen te annuleren.
g
Blz. 65).
Uitvoeren
Selecteer
•
Selecteer
[MY MODE1]
[YES]
of
[MY MODE2]
en druk op de knop i om de beschikbare My Mode in te stellen.
en druk op de knop i.
5
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
NL 69
Page 70
De lens resetten
Hiermee kunt u de scherpstelling van de lens weer op de afstand “oneindig“ zetten als u de camera
uitschakelt.
MENU[Y][RESET LENS]
[OFF] / [ON]
Scherpstelring
Hiermee kunt u kiezen wat voor u de meest logische draairichting van de scherpstelring is.
MENU[Y][FOCUS RING]
[
b
] / [c]
Dichtbij
)
Voorkeursinstelling
Voor het kiezen van de voorkeurspositie van de cursor (
[ALL ERASE]
MENU[Z][PRIORITY SET]
[YES] / [NO]
of
[FORMAT]
.
[YES]
)
or
[NO]
) als beginpositie op het scherm
Dichtbij
Onmiddellijk wissen
5
Hiermee kunt u de foto die u zojuist hebt gemaakt onmiddellijk wissen met knop S (wissen).
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
MENU[Y][QUICK ERASE]
[OFF]
Als knop S (wissen) wordt ingedrukt, verschijnt het bevestigingsscherm waarin wordt
gevraagd of u de foto wilt wissen.
[ON]
Als u op knop S (erase) drukt, wordt de foto onmiddellijk gewist.
RAW- en JPEG-bestanden wissen
Hiermee selecteert u de methode om opgenomen beelden in RAW+JPEG te wissen. Deze functie
werkt alleen als u één beeld wist.
MENU[Y][RAW+JPEG ERASE]
[JPEG]
[RAW]
[RAW+JPEG]
Wist alle JPEG-beeldbestanden en laat alleen de RAW-beeldbestanden staan.
Wist alle RAW-beeldbestanden en laat alleen de JPEG-beeldbestanden staan.
Wist beide soorten beeldbestanden.
x Opmerkingen
•
Deze functie werkt alleen als u één beeld wist. Voor “alle beelden wissen“ of “geselecteerde
beelden wissen“ worden zowel RAW en JPEG gewist, ongeacht deze instelling.
70 NL
Page 71
Bestandsnaam
Als u een foto maakt, slaat de camera die foto onder een unieke bestandsnaam op in een map. De
map en de bestandsnamen kunt u later gebruiken voor het openen van bestanden op een computer.
Hoe bestandsnamen worden toegekend, ziet u in de onderstaande afbeelding.
Alle mappen
Kleurenpalet
P: sRGB
_: Adobe RGB
MENU[Z][FILE NAME]
[AUTO]
Zelfs als u een nieuw kaartje plaatst, worden de mapnummers van het vorige kaartje
aangehouden. Als het nieuwe kaartje een beeld bevat met hetzelfde bestandsnummer als een
beeld dat op het vorige kaartje is opgeslagen, krijgen de beelden op het nieuwe kaartje een
bestandsnummer dat aansluit op het hoogste nummer van het vorige kaartje.
[RESET]
Als er een nieuw kaartje ingestoken wordt, beginnen de mapnummers met 100 en bestandsnummers met 0001. Als een kaartje dat foto’s bevat, ingestoken wordt, beginnen de bestandsnummers met het nummer dat op het hoogste nummer op het kaartje volgt.
•
Als zowel het mapnummer als het bestandsnummer de maximumwaarde bereikt (999/9999),
kunt u op deze geheugenkaart helemaal geen foto’s meer opslaan, ook niet als de kaart nog niet
helemaal vol is. U kunt dan geen foto’s meer maken. Vervang het geheugenkaartje door een nieuw.
Mapnaam
000 OLYMP
Mapnummer (100 – 999)
Bestandsnaam
Pmdd0000.jpg
Dag
(01 – 31)
Maand
(10, 11, 12 wordt
A, B, C)
Bestandsnummer (0001 – 9999)
Als u 9999 foto’s gemaakt heeft, wordt de teller teruggezet op
0001 voor de volgende foto, bij het mapnummer wordt de
waarde 1 opgeteld om een nieuwe map te benoemen en aan te
leggen waarin het volgende beeld (bestand) is opgeslagen .
Bestanden een nieuwe naam geven
U kunt aan beeldbestanden een nieuwe naam geven zodat u ze gemakkelijker kunt terugvinden en
organiseren.
Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB].
g
“Color space – kleurenpalet“ (Blz. 54)
MENU[Z][EDIT FILENAME]
Voer het eerste teken in met ac. Druk op d om naar de volgende positie te gaan en voer dan
met
ac
het tweede teken in.
sRGB : Pmdd0000.jpgAdobeRGB : _mdd0000.jpg
5
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
U kunt het teken wijzigen in OFF,
A – Z of 0 – 9.
REC VIEW – Onmiddellijk na de opname de foto controleren
Hiermee kunt u de zojuist gemaakte foto weergeven op de monitor terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, en u kunt instellen hoe lang de foto wordt weergegeven. Dit is handig als
u de foto die u zojuist heeft genomen even wilt controleren. Door de ontspanknop half in te drukken
terwijl u de foto controleert, kunt u onmiddellijk doorgaan met fotograferen.
MENU[Z][REC VIEW]
[OFF]
[1SEC]
–
[20SEC]
De foto die op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, wordt niet
weergegeven.
Hiermee selecteert u het aantal seconden dat de foto moet worden
weergegeven. Dit kunt u instellen in stappen van 1 seconde.
NL 71
Page 72
De pieptoon instellen
U kunt het piepgeluid, dat afgegeven wordt als de scherpstelling vastgezet wordt, uitschakelen door op
de ontspanknop te drukken.
MENU[Y][8]
[OFF] / [ON]
Helderheid van de monitor instellen
Met deze functie kunt u de helderheid van de monitor instellen op een optimale weergave.
MENU[Z][s]
Met
bd
kunt u de helderheid aanpassen.
Timer sluimerstand
Als de camera gedurende een bepaalde tijd niet wordt bediend, springt hij automatisch op
sluimerstand (stand by) om de batterijen te sparen. Nadat het bedieningspaneel een bepaalde tijd is
weergegeven, gaat het achtergrondlicht uit. Na nog een bepaalde tijd, schakelt de camera naar de
sluimerstand.
De camera komt weer uit de stand-by-stand zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop,
pendelknop, enz.).
MENU[Z][SLEEP]
[SLEEP]
activeert de timer sluimerstand. Met
[OFF] / [1MIN] / [3MIN] / [5MIN] / [10MIN]
[OFF]
schakelt u de sluimerstand uit.
Timer achtergrondlicht
5
Om batterijen te sparen, nadat het bedieningspaneel een bepaalde tijd is weergegeven, gaat het
achtergrondlicht van de monitor uit en de monitor wordt donker.
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
constant aan.
Het achtergrondlicht van de monitor gaat weer aan zodra u een knop indrukt (ontspanknop,
pendelknop, enz.).
MENU[Z][BACKLIT LCD]
[8SEC] / [30SEC] / [1MIN] / [HOLD]
[HOLD]
laat het achtergrondlicht
USB-functie
Met het bijgeleverde USB-kabeltje kunt u de camera rechtstreeks op een computer of printer
aansluiten. Als u van tevoren opgeeft op welk apparaat u de camera aansluit, kunt u de instelprocedure voor de USB-aansluiting overslaan die normaliter verschijnt als u de kabel aansluit op de
camera. Voor meer informatie over hoe u de camera op een apparaat aansluit, raadpleegt
u “Camera aansluiten op een printer“ (
computer“ (
MENU[Z][USB MODE]
g
Blz. 80).
[AUTO]
Het selectiescherm voor de USB-aansluiting verschijnt telkens als u de camera op een
computer of printer aansluit.
[STORAGE]
Hiermee kunt beelden overbrengen naar een computer. Selecteer deze stand ook als u via
een pc-aansluiting de OLYMPUS Master software wilt gebruiken.
[MTP]
Hiermee kunt beelden overbrengen naar een computer waarop Windows Vista is
geïnstalleerd, zonder de OLYMPUS Master software te gebruiken.
[CONTROL]
Hiermee kunt u de camera via een pc bedienen met behulp van de optionele OLYMPUS
Studio-software.
[<EASY]
Voor aansluiting op een printer die compatibel is met PictBridge. Hiermee kunt u foto’s
rechtstreeks vanuit de camera afdrukken zonder dat u een pc nodig hebt.
g
[<CUSTOM]
“Camera aansluiten op een printer“ (Blz. 76)
Voor aansluiting op een printer die compatibel is met PictBridge. Hierbij kunt u foto’s printen
met vooraf gekozen instellingen voor het aantal prints, de papiersoort enz.
g
“Camera aansluiten op een printer“ (Blz. 76)
g
Blz. 76) en “Camera aansluiten op een
72 NL
Page 73
Een andere taal kiezen voor de schermteksten
Voor de schermteksten en de foutmeldingen kunt u naast het Engels ook andere talen kiezen.
MENU[Z][W]
Selecteer met
•
Met de bij uw camera geleverde OLYMPUS Master software kunt u uw camera van nog andere
talen voorzien. Voor details raadpleegt u de help in de OLYMPUS Master software.
g
ac
de gewenste taal.
“Gebruik van de OLYMPUS Master software“ (Blz. 79)
Video-uitgang
Kies het type videosignaal dat wordt gebruikt in het land waar u verblijft: NTSC of PAL.
In het buitenland moet u deze instelling misschien wijzigen als u de camera op een TV wilt aansluiten
en beelden wilt weergeven. Zorg dat u het juiste type videosignaal hebt geselecteerd voordat u de
videokabel aan gaat sluiten. Als u het verkeerde type videosignaal hebt geselecteerd, worden de foto’s
niet goed weergegeven op uw televisie.
MENU[Z][VIDEO OUT]
[NTSC] / [PAL]
Types videosignaal in de belangrijkste landen en gebieden
Controleer het type videosignaal voordat u de camera op de tv aansluit.
NTSCNoord Amerika, Taiwan, Korea, Japan
PALEuropese landen, China
Button timer (knoptimer)
Als functies met de directe knoppen worden ingesteld, kunt u met deze functie de tijd tussen de laatste
bediening van de knoppen en het verdwijnen van het menu instellen.
MENU[Z][BUTTON TIMER]
[HOLD]
[3SEC] / [5SEC] / [8SEC]
U krijgt alle tijd om de functie op het scherm in te stellen. Het huidige
scherm verdwijnt pas als u de knop nogmaals indrukt.
U kunt de instelling veranderen terwijl het aantal seconden
weergegeven wordt.
Automatisch uitschakelen
U kunt de camera zo instellen dat deze automatisch uitschakelt als hij langdurig niet gebruikt wordt.
De camera schakelt niet uit als hij op
MENU[Z][4 h TIMER]
[OFF] / [4 h]
n
(pendelknop) vergrendeling
Om ongewenste functies te voorkomen, kunt u de pendelknop vergrendelen, zodat de aan de
pendelknoppen toegewezen functies niet geactiveerd worden als u erop drukt.
g
“Instellen met behulp van de directe knoppen“ (Blz. 16)
MENU[Y][n LOCK]
[OFF] / [ON]
[OFF]
gezet wordt.
A
U kunt de functies van knop
AEL / AFL
MENU[Z][
als knop < en knop < werkt als knop
[OFF] / [ON]
A
AEL / AFL
]
en knop < omwisselen. Als u
AEL / AFL
button.
[ON]
selecteert, werkt knop
Firmware
De firmwareversie van uw product verschijnt.
Als u informatie gaat inwinnen over uw camera of accessoires, of als u software wilt downloaden,
moet u opgeven welke versie van elk van de producten u gebruikt.
MENU[Z][FIRMWARE]
Druk op d. De firmwareversie van uw product verschijnt. Druk op de i-knop om terug te keren
naar het vorige scherm.
NL 73
5
Instellingen en functies aanpassen volgens uw wensen
Page 74
6Printen
Printreservering (DPOF)
Printreservering
Het printreserveringssysteem biedt u de mogelijkheid om samen met de op het kaartje opgeslagen
beelden ook printgegevens (het aantal prints en datum- en tijdinformatie) op te slaan.
Steek het kaartje dat de opgeslagen foto’s bevat in de camera.
De met printreservering opgeslagen beelden kunt u op de volgende manieren printen.
Laten printen door een voor DPOF ingerichte foto-ontwikkelcentrale
Hier kunnen foto’s geprint worden aan de hand van de printreserveringen.
Printen met een voor DPOF geschikte printer
Foto’s kunnen rechtstreeks met een aangesloten printer worden afgedrukt zonder dat u een pc nodig
hebt. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van de printer. Het is mogelijk dat u, om te
kunnen printen, een PC-kaartadapter nodig heeft.
x Opmerkingen
•
Het is mogelijk dat DPOF-reserveringen die werden ingesteld met een ander apparaat, met
deze camera niet gewijzigd kunnen worden. Eventuele wijzigingen moet u dan aanbrengen met
het oorspronkelijke apparaat. Bovendien kunt u door nieuwe DPOF-reserveringen in te stellen
met deze camera, de vorige reserveringen die met een ander apparaat zijn ingesteld, wissen.
•
Het is mogelijk dat bepaalde printers of fotospeciaalzaken niet over alle functies beschikken.
•
Het bestandstype RAW kan niet worden geprint.
Een enkel beeld reserveren
6
Om voor een foto een printreservering in te stellen, volgt u de bedieningsaanwijzingen.
Printen
1
MENU[q][<]
Bedieningsaanwijzingen
2
Selecteer [<] en druk
op de
i
-knop.
3
Druk op bd om het beeld te selecteren dat u in
wilt stellen als printreservering en druk op
om het aantal prints in te stellen.
•
Om een printreservering voor meerdere foto’s in te stellen,
herhaalt u deze stap.
4
Druk op de i-knop als u klaar bent.
•
Het menu voor reservering van een enkel beeld verschijnt.
74 NL
ca
Page 75
5
Gebruik i om het formaat voor datum en tijd te
selecteren.
[NO]
De beelden worden zonder datum en tijd geprint.
[DATE]
De foto’s worden geprint met de datum van
fotograferen.
[TIME]
De foto’s worden geprint met het tijdstip van
fotograferen.
6
Selecteer [SET] en druk op de i-knop.
Alle beelden reserveren
Past printreservering toe op alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. Het aantal prints is
ingesteld op 1.
1
MENU[q][<]
2
Selecteer [U] en druk op de i-knop.
3
Gebruik i om het formaat voor datum en tijd te selecteren.
[NO]
De beelden worden zonder datum en tijd geprint.
[DATE]
De foto’s worden geprint met de datum van fotograferen.
[TIME]
De foto’s worden geprint met het tijdstip van fotograferen.
4
Selecteer [SET] en druk op de i-knop.
Annuleren van de printreserveringsgegevens
U kunt alle printreserveringsgegevens annuleren of alleen de gegevens voor geselecteerde foto’s.
1
MENU[q][<]
Printreserveringsgegevens van alle foto’s annuleren
2
Selecteer [<] of [U] en druk op i-knop.
3
Selecteer [RESET] en druk op de i-knop.
6
Printen
Annuleren van de printreserveringsgegevens van een
geselecteerde foto
2
Selecteer [<] en druk op de i-knop.
3
Selecteer [KEEP] en druk op de i-knop.
4
Gebruik bd om het beeld te selecteren met
printreserveringsgegevens die u wilt annuleren en druk op
aantal prints op 0 te zetten.
5
Druk op de i-knop als u klaar bent.
6
Gebruik i om het formaat voor datum en tijd te selecteren.
•
Deze instelling wordt op alle beelden met printreserveringsgegevens toegepast.
7
Selecteer [SET] en druk op de i-knop.
c
om het
NL 75
Page 76
Direct printen (PictBridge)
Sluit u de camera met het USB-kabeltje aan op een voor PictBridge geschikte printer, dan kunt u de
opgeslagen beelden rechtstreeks printen. Om vast te stellen of uw printer wel of niet geschikt is voor
PictBridge raadpleegt u de handleiding van de printer.
PictBridge
De norm die het u mogelijk maakt om digitale camera’s en printers van verschillende fabrikanten op
elkaar aan te sluiten en u toelaat om foto’s rechtstreeks van de camera te printen.
STANDARD
Alle printers die PictBridge ondersteunen beschikken over standaard printinstellingen. Door
[STANDARD]
instellingen printen. Voor meer informatie over de standaardinstellingen van uw printer raadpleegt
u de handleiding ervan of neemt u contact op met de fabrikant van de printer.
•
De beschikbare printfucnties en instellingen, zoals papierformaat, zijn afhankelijk van het type
printer. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van de printer.
•
Voor meer informatie over de soorten printerpapier, inktcassettes, enz., raadpleegt u de
handleiding van de printer.
•
•
•
Camera aansluiten op een printer
6
Gebruik het meegeleverde USB-kabeltje om de camera aan te sluiten op een printer die compatibel is
Printen
met PictBridge.
1
te selecteren in het instelmenu (g Blz. 77), kunt u foto’s overeenkomstig deze
x Opmerkingen
Gebruik een volledig opgeladen batterij voor het printen.
Beelden opgenomen met bestandstype RAW kunnen niet geprint worden.
De camera kan de sluimerstand niet aannemen, omdat hij verbonden is met het USB-kabeltje.
Schakel de printer in en verbind het USB-kabeltje met de multiconnector
van de camera en de USB-poort van de printer.
•
Voor meer informatie over hoe u de printer inschakelt en over de plaats van de USB-poort,
raadpleegt u de handleiding van de printer.
USB-kabeltje
2
Schakel de camera in.
•
Het scherm voor het selecteren van de USB-verbinding wordt weergegeven.
3
Gebruik p om [EASY PRINT] of
Multiconnector
[CUSTOM PRINT] te selecteren.
Als u [EASY PRINT] selecteert
•
Ga naar “Eenvoudig printen“ (Blz. 77).
Als u [CUSTOM PRINT] selecteert
•
[ONE MOMENT]
verbonden worden.
Ga naar “Printen volgens de specificatie van de klant“ (Blz. 77).
•
Als het scherm na een paar minuten niet verschijnt, koppelt u het USB-kabeltje los start
u opnieuw vanaf stap 1.
verschijnt terwijl camera en printer met elkaar
x Opmerkingen
76 NL
STORAGE
CONTROL
EASY PRINT
Page 77
Eenvoudig printen
1
Gebruik bd om de foto’s op de camera weer te geven die u wilt printen.
•
Geef de foto die u wilt printen op de camera weer en sluit de
camera met behulp van een USB-kabeltje op een printer aan.
Het scherm rechts verschijnt korte tijd.
2
Druk op de knop < (print).
•
Het instelmenu voor het selecteren van de foto verschijnt als
het printen is voltooid. Om een andere foto te printen, gebruikt
u
bd
om het beeld te selecteren en drukt u op de <-knop.
•
Om af te sluiten, koppelt u het USB-kabeltje los van de camera
terwijl het instelmenu voor selecteren van de foto wordt
weergegeven.
Printen volgens de specificatie van de klant
1
Volg de bedieningsaanwijzingen op voor het instellen van een printoptie.
Volg de hier getoonde bedieningsaanwijzingen.
Printfunctie selecteren
Selecteer de manier van printen (printfunctie). De beschikbare printfuncties staan hieronder vermeld.
[PRINT]
[ALL PRINT]
[MULTI PRINT]
[ALL INDEX]
[PRINT ORDER]
De eigenschappen van het printpapier instellen
Deze instelling varieert afhankelijk van het type printer. Als alleen de STANDAARD-instelling van de
printer beschikbaar is, kunt u de instelling niet wijzigen.
[SIZE]
[BORDERLESS]
Print geselecteerde foto’s.
Print u alle beelden die opgeslagen zijn op het kaartje en maakt van elke
foto een print.
Print meerdere kopieën van dezelfde foto als afzonderlijke beelden op een
enkel blad.
Print een index van alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen.
Print overeenkomstig de printreservering die u gemaakt heeft. Als er geen
foto met printreservering bestaat, is deze functie niet beschikbaar.
(
g
Blz. 74)
Stelt het papierformaat in dat de printer
ondersteunt.
Selecteert of de foto op een volledige
pagina wordt geprint of binnen een blanco
kader.
6
Printen
[PICS / SHEET]
Selecteert het aantal beelden per blad. Dit
verschijnt als u de functie
hebt geselecteerd.
[MULTI PRINT]
NL 77
Page 78
De beelden die u wilt printen selecteren
Selecteer de beelden die u wilt printen De geselecteerde foto’s kunnen later worden geprint
(reservering van een enkel beeld) of het beeld dat u geopend hebt kan rechtstreeks worden geprint.
[PRINT](f
[SINGLE PRINT]
[MORE]
)Print de foto die actueel wordt
()Stelt het aantal prints in en andere eigenschappen van de actueel
weergegeven. Als er een foto bestaat
waarop
[SINGLE PRINT]
werd toegepast, zal alleen deze
gereserveerde foto worden geprint.
()Past printreservering toe op de foto die
actueel wordt weergegeven. Als u de
printreservering op andere foto’s wilt
toepassen nadat u
gebruikt, gebruikt u
selecteren.
weergegeven foto, en of u deze wilt printen of niet.
g
“Printgegevens instellen“ (Blz. 78)
reservering al
[SINGLE PRINT]
bd
om deze te
hebt
Printgegevens instellen
Selecteert of u printgegevens zoals de datum en het tijdstip of de bestandsnaam op de foto wilt
afdrukken.
[<x]
[DATE]
[FILE NAME]
Stelt het aantal prints in.
Print de datum en het tijdstip die bij de foto zijn
opgeslagen.
Print de bestandsnaam die bij het beeld is
opgeslagen.
6
Printen
2
Als u de foto’s die u wilt printen en de printgegevens hebt ingesteld,
selecteert u [PRINT] en drukt u op
[PRINT]
[CANCEL]
•
Om te stoppen en het printen te annuleren, drukt u op de i-knop.
[CONTINUE]
[CANCEL]
Brengt de beelden die u wilt printen over naar de
printer.
Annuleert de instellingen. Alle printreserveringsgegevens gaan dan verloren. Als u de
printreserveringsgegevens wilt behouden en
andere instellingen wilt maken, drukt u op
Hiermee keert u terug naar de vorige instelling.
Het printen wordt voortgezet.
Het printen wordt geannuleerd. Alle
printreserveringsgegevens gaan dan verloren.
i
.
b
.
PRINT
78 NL
Page 79
7 Gebruik van de OLYMPUS Master software
Werkvolgorde
Sluit de camera met het USB-kabeltje aan op een computer. Met de meegeleverde OLYMPUS Master
software kunt u nu eenvoudig beelden die op het kaartje zijn opgeslagen overbrengen naar de
computer.
Voor te bereiden
•
2 CD-ROM's met OLYMPUS Master
•
USB-kabeltje
Installeren van OLYMPUS Master
(Raadpleeg de installatiegids die is meegeleverd met OLYMPUS Master)
De camera op de computer aansluiten met het meegeleverde USB-kabeltje(g Blz. 80)
OLYMPUS Master starten(g Blz. 80)
Foto’s op uw computer opslaan(g Blz. 81)
Camera loskoppelen van de computer(g Blz. 81)
De meegeleverde OLYMPUS Master software gebruiken
Wat is OLYMPUS Master?
OLYMPUS Master is een beeldbeheerprogramma met functies om beelden die u met uw digitale
camera gemaakt heeft te bekijken en te bewerken. Als u de software op uw computer hebt
geïnstalleerd, kan u gebruik maken van volgende mogelijkheden.
z
Beelden overbrengen van de camera of
verwisselbare media naar uw computer
z
Beelden bekijken
U kunt ook genieten van diashows en geluid
afspelen.
z
Beelden groeperen en organiseren
U kunt beelden in albums of mappen verdelen.
Overgebrachte beelden worden automatisch op
datum georganiseerd, waardoor u de beelden die
u zoekt snel kunt vinden.
Voor informatie over de andere mogelijkheden van OLYMPUS Master en voor details over het gebruik van
de software, raadpleegt u “Help“ in de OLYMPUS Master software.
•
Computer uitgerust met USB-poort
z
Beelden corrigeren met filters en
correctiefuncties
z
Beelden bewerken
U kunt beelden draaien, deelvergrotingen maken
of de resolutie wijzigen.
z
Diverse printformaten
U kunt uw foto’s eenvoudig printen.
z
Panoramabeelden maken
U kunt een panorama maken van de foto’s die u
met de panoramafunctie gemaakt hebt.
z
De firmware van de camera actualiseren
7
Gebruik van de OLYMPUS Master software
NL 79
Page 80
Camera aansluiten op een computer
Sluit de camera aan op uw computer met het meegeleverde USB-kabeltje
1
Gebruik het meegeleverde USB-kabeltje om de USB-poort van de
computer met de multiconnector van de camera te verbinden.
•
De plaats van de USB-poort is afhankelijk van het soort computer. Voor meer informatie
raadpleegt u de handleiding van de computer.
Zoek dit teken.
Contact
Kleiner contact
USB-poort
USB-kabeltje
2
Zet de cameraschakelaar op ON.
•
Het scherm voor het selecteren van de USB-verbinding
wordt weergegeven.
3
7
Druk op
Druk op de
4
De computer herkent de camera als een nieuw
apparaat.
•
Gebruik van de OLYMPUS Master software
•
•
Sluit u de camera aan op een computer, dan zijn alle knoppen van de camera buiten bedrijf.
ac
om [STORAGE] te selecteren.
i
-knop.
Windows
De eerste keer dat u de camera op uw computer aansluit, herkent de computer automatisch
de camera. Klik op “OK“ als de melding dat de installatie voltooid is, verschijnt.
De computer herkent de camera als een “Verwisselbaar opslagmedium“.
Macintosh
iPhoto is de standaard software voor het beheren van beelden voor Mac OS. Sluit u uw digitale
Olympus-camera voor de eerste keer aan, dan wordt automatisch het applicatieprogramma
iPhoto opgestart. Sluit iPhoto en start OLYMPUS Master.
Activeer de OLYMPUS Master software
Windows
1
Dubbelklik op het pictogram “OLYMPUS Master 2“ op het bureaublad.
Macintosh
1
Dubbelklik op het pictogram “OLYMPUS Master 2“ in de map
“OLYMPUS Master 2“.
•
Het venster “Bladeren“ verschijnt.
•
Als OLYMPUS Master voor de eerste keer na installatie wordt opgestart, worden het eerste
instelmenu en het venster voor gebruikersregistratie van OLYMPUS Master weergegeven vóór
het venster “Bladeren“. Ga te werk volgens de aanwijzingen op het scherm.
Multiconnector
x Opmerkingen
80 NL
Page 81
OLYMPUS Master sluiten
1
Klik op “Afsluiten“ op elk venster.
•
Daarmee sluit u het programma OLYMPUS Master.
Weergeven van gefotografeerde beelden op een computer
Beelden downloaden en opslaan
1
Klik op “Beelden overbrengen“ in het venster
“Bladeren“ en klik dan op “Vanuit camera“ .
•
Het venster voor het selecteren van de beelden die u vanuit de
camera wilt overbrengen wordt weergegeven. In dit venster
worden alle beelden getoond die in de camera opgeslagen zijn.
2
Selecteer “Nieuw album“ en voer een
albumnaam in.
3
Selecteer de beeldbestanden en klik op de knop
“Transfer Images“ (Beelden overbrengen).
•
Daarna verschijnt een venster dat aangeeft dat het downloaden
voltooid is.
4
Klik op de knop “Nu in beelden bladeren“.
•
In het venster “Bladeren“ worden de beelden die gedownload
zijn, weergegeven.
Camera loskoppelen van de computer
1
Controleer of de indicatie-LED
Dataverkeer niet meer knippert.
2
Bereid het verwijderen van het
USB-kabeltje voor.
Windows
1)
Klik op het pictogram “Hardware ontkoppelen of uitwerpen“
in de knoppenbalk.
2)
Klik op de getoonde melding.
7
Gebruik van de OLYMPUS Master software
Indicatie-LED Dataverkeer
3)
Klik op “OK“ in het venster “Opslaan voor verwijderen hardware“.
Macintosh
1)
Het pictogram van de prullenbak verandert in een
verwijderpictogram als u het pictogram “Untitled“
(Zonder titel) of “NO_NAME“ (Naamloos) op het
bureaublad sleept. Sleep dit pictogram op het
verwijderpictogram en zet het daar neer.
NL 81
Page 82
3
Trek de plug van het USB-kabeltje uit de camera.
x Opmerkingen
•
Voor gebruikers van Windows:
Als u op “Hardware loskoppelen of uitwerpen“ klikt, is het mogelijk dat er een waarschuwing
verschijnt. Gebeurt dat inderdaad, dan controleert u of de camera bezig is met het lezen van
beeldgegevens of dat applicatiesoftware actief is met het openen van camera beeldbestanden.
In dat geval sluit u de applicatiesoftware, klikt u weer op “Hardware loskoppelen of uitwerpen“ en
verwijdert u het kabeltje.
Stilstaande beelden bekijken
1
Klik op het tabblad “Album“ in het venster
“Bladeren“ en selecteer het album dat u wilt
bekijken.
•
Het geselecteerde albumbeeld wordt weergegeven in het
thumbnailgebied.
2
Dubbelklik op de thumbnail van het stilstaande
beeld dat u wilt bekijken.
•
OLYMPUS Master schakelt om naar het venster voor het
bewerken van het beeld en het beeld wordt vergroot.
•
Klik op “Terug“ om terug te keren naar het venster
“Bladeren“.
7
Gebruik van de OLYMPUS Master software
Als u meer talen nodig heeft
Zorg ervoor dat de batterij geheel opgeladen is!
1
Controleer of uw computer is aangesloten op internet.
2
Steek de ene plug van het USB-kabeltje in de USB-poort van de computer.
3
Steek de andere plug van het USB-kabeltje in de USB-connector van de
camera.
•
De camera wordt automatisch ingeschakeld.
•
De monitor van de camera wordt ingeschakeld, met daarin het instelmenu voor de
USB-aansluiting.
4
Selecteer [STORAGE] en druk op i.
5
Selecteer in het venster “Bladeren“ “Camera“, daarna
“Camera actualiseren / Taal voor de monitor toevoegen“.
•
Het bevestigingsvenster voor het actualiseren wordt weergegeven.
6
Klik op “OK“.
•
Het venster voor het actualiseren van de camera wordt weergegeven.
Thumbnail
82 NL
Page 83
7
Klik op “Taal toevoegen“ in de weergave
van het actualiseren van de camera.
•
Het venster “Taal voor de monitor van camera
toevoegen“ wordt weergegeven.
8
Klik en selecteer een taal.
9
Klik op “Add“ (Toevoegen).
•
De nieuwe taal wordt op uw camera gedownload.
Verwijder geen kabeltjes of batterijen terwijl de camera
hiermee bezig is.
10
Na het downloaden geeft het scherm van
de camera “OK“ weer. U kunt de kabeltjes
verwijderen en de camera uitschakelen.
Na het herstarten van de camera kunt u de nieuwe taal bij [
W
] kiezen.
Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te
gebruiken
Uw camera voldoet aan de normen voor USB Mass Storage Class. U kunt beelden overbrengen naar
een computer door de camera met het meegeleverde USB-kabeltje op een computer aan te sluiten.
Dit kan zelfs zonder dat u hiervoor OLYMPUS Master gebruikt. De volgende besturingssystemen
ondersteunen de USB-aansluiting:
Windows : Windows 98SE / Me / 2000 Professional / XP Home Edition / XP Professional / Vista
Macintosh : Mac OS 9.0 – 9.2 / X
x Opmerkingen
•
Staat uw computer onder besturing van Windows 98 / 98 SE, dan moet u de USB-driver
installeren. Voordat u de camera met het USB-kabeltje op uw computer aansluit, dubbelklikt u
op de bestanden in de volgende mappen op de meegeleverde OLYMPUS Master CD-ROM.
(Stationsnaam): \win98usb\INSTALL.EXE
•
Als op uw computer Windows Vista loopt, selecteert u
Windows Photo Gallery te kunnen gebruiken.
•
In de volgende werkomgevingen is een geslaagde gegevensoverdracht niet gegarandeerd, ook
niet als de computer is uitgerust met een USB-poort.
•
Windows 95 / 98 / NT 4.0.
•
Windows 95 / 98 opgewaardeerd naar Windows 98 SE.
•
Mac OS 8.6 of vroeger
•
Computers met nieuw geïnstalleerde USB-poort met uitbreidingskaartje, enzovoort.
•
Computers zonder een af fabriek geïnstalleerd besturingssysteem en zelfgebouwde
computers.
[MTP]
in stap 3 op bladzijde 80 om
7
Gebruik van de OLYMPUS Master software
NL 83
Page 84
8 Uw camera beter leren kennen
Fotografeertips en -gegevens
Tips voordat u gaat fotograferen
De camera schakelt niet in, zelfs niet als batterijen zijn geplaatst
De batterij is niet volledig opgeladen
•
Laad de batterij op met het laadapparaat.
De batterijen werken tijdelijk niet vanwege een te lage temperatuur.
•
Bij lage temperatuur nemen de prestaties van batterijen af. Het opladen helpt niet om de camera
in te schakelen. Verwijder de batterij en warm deze op door deze een tijdje in uw zak te houden.
Er wordt geen opname gemaakt als de ontspanknop wordt ingedrukt.
De camera is automatisch uitgeschakeld
•
Om de batterij te sparen als er niets bediend wordt, zelfs als de camera aan is (monitor is aan),
gaat de camera in de sluimerstand na een vastgestelde tijd en de camera stopt te werken. Als dit
gebeurt, gaat het licht van de LCD-monitor uit. De camera schakelt automatisch uit als er 4 uur
niets wordt bediend. De camera werkt niet tot hij weer ingeschakeld wordt.
Als de flitser geactiveerd is en het symbool # op het bedieningspaneel of in de zoeker knippert,
betekent dit dat de flitser opgeladen wordt. Wacht tot het knipperen stopt en druk dan op de
ontspanknop.
Kan niet scherpstellen
•
Als het AF-teken in de zoeker knippert, betekent dit dat de camera niet kan scherpstellen met AF.
Druk de ontspanknop weer in.
Ruisonderdrukking is geactiveerd
•
Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis
verschijnen. De camera activeert de ruisonderdrukking na het fotograferen met lange
sluitertijden. Tijdens dit proces niet fotograferen. U kunt
g
8
Leer uw camera beter kennen
“Ruisonderdrukking“ (Blz. 53)
De datum en tijd zijn niet ingesteld
De camera wordt gebruikt met de instellingen van het moment van aanschaf
•
De datum en tijd van de camera is niet ingesteld bij aanschaf. Stel de datum en tijd in voordat
u de camera gebruikt.
De batterij is uit de camera verwijderd
•
De datum en tijd worden naar de standaardinstellingen af fabriek hersteld als ongeveer 1 dag
geen batterij in de camera zit. Deze instellingen kunnen eerder verloren gaan als de batterij maar
gedurende een korte tijd in de camera geladen is voordat deze eruit werd gehaald. Controleer,
voordat u belangrijke foto’s gaat maken, of de juiste datum en tijd zijn ingesteld.
g
“Datum en tijd instellen“ (Blz. 6)
Fotografeertips
Scherpstellen op het object
Er zijn verschillende manieren om scherp te stellen, afhankelijk van het onderwerp.
AF-kader is niet op het onderwerp scherpgesteld
•
Gebruik het scherpstelgeheugen om het AF-kader op het onderwerp scherp te stellen.
g
“Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen)“ (Blz. 30)
Andere dingen dan het onderwerp worden op de respectievelijke AF-kaders scherpgesteld.
•
Zet P (AF-kader selecteren) op R en stel scherp op het midden van het beeld.
g
“AF-kader selecteren“ (Blz. 41)
[NOISE REDUCT.]
op
[OFF]
zetten.
84 NL
Page 85
Het onderwerp beweegt snel
•
Stel de camera scherp op een punt, dat zich op ongeveer dezelfde afstand bevindt als het object
dat u wilt fotograferen (door de ontspanknop half in te drukken), kader uw foto opnieuw af en
wacht totdat het object binnen het beeld verschijnt.
Haal uw onderwerp dichterbij met de macrolens
•
Als u de macrolens gebruikt om het onderwerp dichterbij te halen, is het moeilijk om met AF
scherp te stellen als de vergrotingsfactor van het onderwerp groter is. Stel handmatig
scherpstellen (MF) in, draai aan de scherpstelring stel handmatig scherp.
g
“MF (handmatig scherpstellen)“ (Blz. 42)
Fotograferen onder slechte lichtomstandigheden
•
De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF helpt de flitser u scherp te
stellen onder slechte lichtomstandigheden, als de flitser omhoog staat.
g
“Gebruik van de ingebouwde flitser“ (Blz. 35), “AF-hulpverlichting“ (Blz. 44)
Onderwerpen waarop de camera moeilijk kan scherpstellen
Het kan moeilijk zijn om met autofocus in de volgende situaties scherp te stellen.
AF-teken knippert
Deze onderwerpen
worden niet
scherpgesteld.
Object met weinig
AF-teken gaat branden
maar het onderwerp is
niet scherpgesteld.
Stel altijd scherp op iets dat een hoog contrast heeft en zich op dezelfde afstand als het onderwerp
bevindt, bepaal de compositie en neem de foto.
contrast
Onderwerpen op
verschillende afstanden
Extreem fel licht in het
midden van het beeld
Snel bewegende
onderwerpen
Onderwerp met patronen
die zich herhalen
Het onderwerp valt niet
binnen het AF-kader
Foto’s maken zonder bewegingsonscherpte
Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld onscherp wordt.
Het onderwerp is te donker
•
Verander de sluitertijd om deze aan de helderheid van het onderwerp aan te passen. Als de
sluitertijd lang is ingesteld om een donker onderwerp te fotograferen, is het goed mogelijk dat de
opname onscherp wordt als het onderwerp beweegt. En, als de filtser uitgeschakeld is in
(motiefprogramma), wordt de sluitertijd langer.
De camera op een statief bevestigen Door de afstandsbediening (optioneel) voor het sluiten van
de sluiter te gebruiken, kan ook de bewegingsonscherpte verminderd worden.
Er zijn ook manieren om te fotograferen met
Aangezien de ISO-gevoeligheid automatisch groter wordt, kunt u de camera in uw hand houden
en foto’s maken in lichte situaties met de flitser uit.
De camera of uw hand beweegt als u op de ontspanknop drukt.
•
Druk voorzichtig op de ontspanknop of houd de camera stevig met beide handen vast.
•
Gebruik de beeldstabilisatorfunctie. g“Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie“ (Blz. 29)
[q]
(DIS MODE) tijdens g (motiefprogramma).
g
Foto’s maken met minder flits
De flitser gaat automatisch af als het niet licht genoeg is. Als het object te ver weg is, heeft de flitser
geen invloed. Hier wordt beschreven hoe u in dergelijke situaties foto’s dient te maken zonder de flitser.
De beeldstabilisatorfunctie instellen
•
Deze functie vermindert het bewegen van de camera en maakt het mogelijk de camera vast te
houden en foto’s te nemen in situaties met weinig licht met de flitser uit.
g
“Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie“ (Blz. 29)
NL 85
8
Leer uw camera beter kennen
Page 86
Zet g (motiefprogramma) op [q] (DIS MODE)
•
Aangezien de beeldstabilisator (
ook automatisch groter. U kunt de camera met de hand vasthouden en foto’s nemen in situaties met
weinig licht met de flitser uit.
Kies een hogere [ISO]-instelling
•
Kies een hogere waarde van de
g
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
[I.S. 1]
) automatisch wordt geactiveerd, wordt de ISO-gevoeligheid
[ISO]
-instelling. Het beeld kan korrelig worden.
Het beeld is te korrelig
Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld korrelig wordt.
Kies een hogere ISO-gevoeligheid
•
Als u de
[ISO]
of als oneffenheden in de kleur verschijnt, en dit kan het beeld korrelig maken. Deze camera is
uitgerust met een functie voor fotograferen met een hoge gevoeligheid met ruisonderdrukking.
Door de ISO-gevoeligheid te verhogen ontstaan echter korreligere beelden dan wanneer er een
lagere gevoeligheid wordt gebruikt.
g
-instelling verhoogt, kan er “ruis” ontstaan, dat als puntjes met ongewenste kleuren
“ISO – De gewenste lichtgevoeligheid instellen“ (Blz. 48)
Gemaakte foto’s zien er witachtig uit
Dit kan gebeuren als de foto met tegenlicht of semi-tegenlicht gemaakt is. Dit komt door het fenomeen
dat lichtvlek of beeldschaduw genoemd wordt. Bedenk zoveel mogelijk een compositie waarbij een
sterke lichtbron niet in het beeld wordt opgenomen. Een lichtvlek kan zelfs optreden als een lichtbron
niet in het beeld aanwezig is. Gebruik een zonnekap om de lens tegen de lichtbron af te schermen.
Als een zonnekap niet helpt, gebruikt u uw hand om de lens tegen het licht af te schermen.
Foto’s maken met de juiste kleur
De oorzaak van verschillen tussen de kleuren op een foto en de werkelijke kleuren is de lichtbron die
het object verlicht.
gevallen zorgt de
kan het beter zijn om te experimenteren met het wijzigen van de
•
Als het object zich op een zonnige dag in de schaduw bevindt
•
Als het object wordt verlicht door zowel natuurlijk licht als verlichting binnen, bijvoorbeeld
wanneer het object zich vlakbij een raam bevindt
•
8
Als er geen wit in het kader is
g
Leer uw camera beter kennen
Foto’s maken van een wit strand of een sneeuwlandschap
In normale gevallen lijken witte onderwerpen, zoals sneeuw, donkerder dan gebruikelijk als de foto
gemaakt is. Er bestaan diverse manieren om het wit vast te leggen.
•
Corrigeer de belichting in de richting van de
het beeld variëren“ (Blz. 47)
•
Gebruik [g] (BEACH & SNOW) in g (motiefprogramma) om de foto te maken. Deze stand is
uitstekend geschikt voor het maken van foto’s van de zee op een zonnige dag of sneeuwtoppen op
bergen.
•
Gebruik [n
Druk de ontspanknop half in op het midden van de zoeker waar u het wit wilt ophelderen.
Het gemeten deel in het midden wordt zo ingesteld dat het witter lijkt.
g
•
Gebruik de functie auto bracketing om foto’s te nemen.
Als u niet weet hoe groot belichtingscorrectie is, probeer dan auto bracketing te gebruiken.
De correctiewaarde verandert een beetje met elke druk op de ontspanknop. Als u een grotere
belichtingscorrectie instelt, kunt u de correctiewaarde vanaf deze waarde naar boven of naar
beneden veranderen en de foto nemen.
[WB]
is de functie waarmee de camera de juiste kleuren kan bepalen. In normale
[AUTO]
-instelling voor de optimale witbalans, maar afhankelijk van het onderwerp
Als de achtergrond in vergelijking met het onderwerp te licht is, wordt de belichting op de lichte plekken
beïnvloed en lijkt het onderwerp donkerder. Dit komt omdat de camera de belichting bepaalt naar
aanleiding van de helderheid van het hele scherm.
•
Zet
[METERING]
beeld te meten. Om de compositie te veranderen, zet u het onderwerp in het midden van de beeld.
Terwijl u de
ontspanknop in.
•
Activeer de flitser, zet de flitserfunctie op [#] (invulfiltsen) en neem de foto. U kunt een onderwerp
fotograferen met tegenlicht zonder dat het gelaat van het onderwerp donkerder lijkt.
(invulflitsen) wordt gebruikt voor het fotograferen met tegenlicht en onder TL-licht en ander
kunstlicht.
op [n] (spotmeting) om de belichting van het onderwerp in het midden van het
AEL / AFL
g
-knop ingedrukt houdt, verandert u de compositie en drukt u de
Als u foto’s in de stand S of A maakt, knippert eventueel de weergegeven sluitertijd of het diafragma
op het schemr met het bedieningspaneel of in de zoeker. Een rood display betekent dat de juiste
belichting niet kan worden bereikt. Als u de foto zo neemt, wordt de foto te licht of te donker. Als dat
gebeurt, verandert u het diafragma of de sluitertijd.
Onbekende heldere puntjes verschijnen op het onderwerp van de gemaakte foto
Dit kan worden veroorzaakt door vastgeraakte pixel(s) op het beeldopneemelement. Voer
MAPPING]
g
uit. Als het probleem niet is opgelost, herhaalt u Pixel Mapping een paar keer.
“Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties“ (Blz. 92)
[PIXEL
Aanvullende fotografeertips en -gegevens
Het aantal foto’s dat gemaakt kan worden, verhogen
Het opgenomen beeld wordt op het geheugenkaartje opgeslagen. Hieronder wordt beschreven hoe u
meer beelden kunt opslaan.
•
Verander de beeldkwaliteit.
De grootte van een beeld is afhankelijk van de beeldkwaliteit. Als u niet zeker weet hoeveel plaats
er op het kaartje beschikbaar is, verandert u de beeldmodus en neemt u de foto. Hoe kleiner het
[PIXEL COUNT]
beeld. U kunt deze allebei in
g
“De beeldkwaliteit selecteren“ (Blz. 44)
•
Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het kaartje.
Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
en hoe groter de
[SQ]
[COMPRESSION]
van de beeldkwaliteit selecteren.
, des te kleiner wordt de afmeting van het
Gebruik van een nieuw kaartje
Als u een kaartje gebruikt van een andere merk dan Olympus of een kaartje met een andere toepassing,
zoals voor een computer, wordt de melding
camera te gebruiken, dient u de
g
“Het geheugenkaartje formatteren“ (Blz. 94)
[FORMAT]
[CARD ERROR]
-functie te gebruiken om het kaartje te formatteren.
weergegeven. Om het kaartje met deze
Gebruiksduur van de batterijen verlengen
Door uitvoering van een van de volgende handelingen terwijl u geen foto’s maakt, kan de
batterijvoeding uitgeput raken.
•
Het herhaaldelijk half indrukken van de ontspanknop.
•
Herhaaldelijk weergeven van de opgenomen beelden gedurende een lange periode.
•
De live-view-functie langdurig gebruiken.
Schakel de camera uit wanneer deze niet gebruikt wordt om de batterijen te sparen.
Functies die niet vanuit menu's geselecteerd kunnen worden
Het is mogelijk dat sommige functies niet geselecteerd kunnen worden vanuit de menu's als de
pendelknop gebruikt wordt.
•
Functies die niet ingesteld kunnen worden met de huidige stand Fotograferen
8
Leer uw camera beter kennen
NL 87
Page 88
•
Functies die niet ingesteld kunnen worden vanwege een functie die al is ingesteld:
Combinatie van
[j]
en
[NOISE REDUCT.]
, enz.
De optimale beeldkwaliteit selecteren
Beeldkwaliteiten worden in 2 hoofdtypes ingedeeld: RAW en JPEG. RAW neemt op zonder rekening te
houden met de instellingen voor belichtingscorrectie, witbalans, enz op de beelden zelf. JPEG neemt
op als beelden die met deze instellingen rekening houden. JPEG comprimeert ook beelden om de
bestandsgrootte te verkleinen als u ze opneemt. JPEG is verdeeld in
gebaseerd op de resolutie (aantal pixels) of compressiefactor. Hoe hoger de compressiefactor, des te
korreliger het beeld als het vergroot wordt tijdens de weergave. Een grove leidraad voor het kiezen
staat hieronder vermeld.
Maak fijne aanpassingen van de fotografeerinstellingen op de computer
•
[RAW]
Voor het printen van grote beelden op A3/A4 / Voor het bewerken van beelden op een computer
•
[SHQ][HQ]
Voor het printen van beelden op ansichtkaartformaat
•
[SQ]
Voor het versturen als bijlage bij een e-mail of voor het plaatsen op een website
•
[SQ]
g
“Lijst met beeldkwaliteiten“ (Blz. 100)
met een groot aantal pixels
met een groot aantal pixels
met een klein aantal pixels
[SHQ], [HQ]
en
[SQ]
Om functies weer op de instellingen te zetten zoals deze bij aankoop waren
•
De instellingen worden opgeslagen als de camera uitgeschakeld wordt. (Als de camera
ingeschakeld wordt in “Programma’s voor gemakkelijk fotograferen“ (Blz. 13), gaat deze naar
specifieke instellingen.)
•
Om de standaardinstellingen af fabriek weer te herstellen, stelt u
SETTING]
van de camera in en leg ze vast met
g
in. U kunt twee soorten instellingen vastleggen die gereset worden. Stel diverse functies
“Uw eigen reset-instelling“ (Blz. 65)
[RESET1]
of
[RESET2]
[RESET]
onder
[CUSTOM RESET
onder
[CUSTOM RESET SETTING]
De belichting bevestigen als de monitor buiten lastig te zien is
Het is mogelijk dat de monitor lastig te zien is en dat het moeilijk is om de belichting te bevestigen,
wanneer buiten gefotografeerd wordt.
8
Leer uw camera beter kennen
Tijdens het live bekijken, drukt u herhaaldelijk op de
Hieronder ziet u hoe u de histogramweergave makkelijk kunt aflezen.
Het histogram lezen
1
Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk donker
zijn.
2
Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk wit zijn.
3
Het groene gedeelte in het histogram laat de verdeling van de
helderheid binnen het middelste AF-kader zien.
g
“Live view (live bekijken)“ (Blz. 19)
Ingestelde functies op de camera opslaan zodat ze later gebruikt
kunnen worden.
U kunt twee actuele camera-instellingen in
My Mode op te roepen en te gebruiken, moet
de knop
<
indrukt tijdens het nemen van een foto, kan de foto met de opgeslagen instellingen
Kennis van instellingen en van andere informatie over gemaakte foto’s
Geef een beeld weer en druk op de
weergegeven informatie te wijzigen.
INFO
-knop. Druk herhaaldelijk op de knop om de hoeveelheid
g
“Informatiedisplay“ (Blz. 58)
88 NL
-types
.
1
2
Page 89
Bekijken van foto’s op een computer
Bekijken van de gehele foto op een computerscherm
Het formaat van de foto die wordt weergegeven op een computerscherm verandert afhankelijk van de
computerinstellingen. Als de monitorinstelling 1024 x 768 is en u Internet Explorer gebruikt om een
foto te bekijken met een resolutie van 2048 x 1536 op 100%, kan niet de gehele foto worden bekeken
zonder te schuiven. Er zijn meerdere manieren waarop u de gehele foto op het computerscherm kunt
bekijken.
Bekijken van de foto met software voor het bladeren in beelden
•
Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM.
Wijzigen van de monitorinstelling
•
De pictogrammen op het bureaublad van de computer kunnen opnieuw worden geschikt.
Voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen van uw computer, raadpleegt u de
handleiding van uw computer.
Opgenomen beelden in RAW bekijken
Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM. U kunt de RAW-ontwikkelingsfunctie in OLYMPUS Master gebruiken om het RAW-beeld op de instelling van tijdens het fotograferen te
ontwikkelen en gedetailleerde instellingen van belichtingscorrectie en witbalans te veranderen.
Als er foutmeldingen verschijnen
Indicaties in de zoeker Indicatie op de monitorMogelijke oorzaakOplossing
Normal indication
NO CARD
CARD ERROR
WRITE PROTECT
Geen indicatie
CARD FULL
Geen indicatie
NO PICTURE
Geen indicatie
PICTURE ERROR
U hebt geen kaartje in de
camera geplaatst of het
kaartje wordt niet
herkend.
Er is een probleem met
het kaartje.
Opslaan op dit kaartje is
niet toegestaan.
Het kaartje is vol. Er
kunnen geen foto’s meer
worden genomen of er kan
geen informatie, zoals
printreservering, meer
worden opgeslagen.
Er zijn geen foto’s op het
kaartje opgeslagen.
Er heeft zich een probleem met de geselecteerde foto voorgedaan,
waardoor dit beeld met de
camera niet kan worden
weergegeven. Of het beeld
kan met deze camera niet
worden weergegeven.
Steek een kaartje erin of
steek een ander kaartje
erin.
Plaats het kaartje opnieuw
in de camera. Blijft het probleem bestaan, dan moet u
het kaartje formatteren. Als
het kaartje niet geformatteerd kan worden, kan dit
niet gebruikt worden.
Met de computer werd het
kaartje beveiligd tegen
schrijven (Alleen lezen).
Annuleer deze instelling
met de computer.
Vervang het kaartje door
een ander of wis overbodige beelden. Breng
belangrijke beelden over
naar een computer voordat u beelden gaat wissen.
Het kaartje bevat geen
foto’s.
Foto’s opslaan en
weergeven.
Gebruik de
beeldbewerkingssoftware
om het beeld op een PC
te bekijken.
Lukt dat niet, dan is het
beeldbestand beschadigd.
8
Leer uw camera beter kennen
NL 89
Page 90
Indicaties in de zoeker Indicatie op de monitorMogelijke oorzaakOplossing
Geen indicatie
Geen indicatie
Geen indicatie
Geen indicatie
Geen indicatie
8
Geen indicatie
Leer uw camera beter kennen
Geen indicatie
Geen indicatieSETTINGS CHANGED
Geen indicatie
Geen indicatie
THE IMAGE CANNOT BE
EDITED
Interne
cameratemperatuur is te
hoog. Wacht even totdat
de camera is afgekoeld,
voordat u deze gebruikt.
CARD-COVER OPEN
BATTERY EMPTY
NO CONNECTION
NO PAPER
NO INK
JAMMED
PRINT ERROR
CANNOT PRINT
Foto’s die met een andere
camera zijn genomen
kunnen niet met deze
camera bewerkt worden.
Langdurig gebruik va n live
bekijken of repeterende
opnamen heeft de interne
temperatuur van de
camera verhoogd.
Het klepje van het kaartje
is open.
De batterij is uitgeput.Laad de batterij op.
De camera is niet op de
juiste wijze op de
computer of printer
aangesloten.
De papiervoorraad van de
printer is op.
De inktvoorraad van de
printer is op.
Het papier in de printer is
vastgelopen.
De papiercassette van de
printer is verwijderd of de
printer werd bediend, terwijl de instellingen op de
camera gemaakt werden.
Er heeft zich een
probleem met de printer
en/of de camera
voorgedaan.
Het is mogelijk dat foto’s
die met andere camera’s
gemaakt zijn, niet vanuit
deze camera geprint
kunnen worden.
Gebruik
beeldbewerkingssoftware
om de foto te bewerken.
Wacht even totdat de
camera automatisch wordt
uitgeschakeld. Laat de
interne temperatuur van
de camera afkoelen,
voordat u de camera weer
in gebruik neemt.
Sluit het klepje van het
kaartje.
Koppel de camera los en
sluit hem opnieuw, maar
nu goed, aan.
Leg een nieuwe voorraad
papier in de printer.
Vervang de inktcassette in
de printer.
Haal het papier dat de
printer blokkeert uit de
printer.
Bedien de printer niet,
terwijl u instellingen op de
camera maakt.
Schakel camera en printer
uit. Controleer de printer
en hef eventuele storingen
op voordat u beide
apparaten weer inschakelt.
Gebruik een computer om
de foto’s te printen.
90 NL
Page 91
Onderhoud van de camera
Reinigen en opbergen van de camera
Reinigen van de camera
Schakel de camera uit en verwijder de batterij alvorens de camera te reinigen.
Camerahuis:
J
Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek. Is de camera erg vuil, dan dompelt u de doek in
een mild sopje en wringt de doek goed uit. Wrijf de camera met de vochtige doek goed af en droog
deze vervolgens met een droge doek. Heeft u de camera op het strand gebruikt, dan wrijft u hem
schoon met een met schoon water bevochtigde en goed uitgewrongen doek.
Monitor en zoeker:
J
Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek.
Lens, spiegel en scherpstelscherm:
J
Verwijder stof van lens, spiegel en scherpstelscherm met een in de handel verkrijgbaar
blaaskwastje. Wrijf de lens met een lensreinigingsdoekje voorzichtig schoon.
Opslag
•
Haal de batterij en het kaartje uit de camera als u denkt de camera langere tijd niet te gebruiken.
Berg de camera op op een koele, droge, goed geventileerde plaats.
•
Plaats van tijd tot tijd de batterijen in de camera en controleer de functies van de camera.
Reinigen en controleren van het beeldopneemelement
Deze camera beschikt over een stofreductiefunctie om ervoor te zorgen dat er geen stof op het beeldopneemelement komt en om stof of vuil van het oppervlak van het beeldopneemelement te verwijderen
met ultrasone trillingen. Stofreductie functioneert als de cameraschakelaar op ON staat. De stofreductiefunctie werkt op hetzelfde moment als Pixel mapping, dat het beeldopneemelement en het
beeldbewerkingscircuit controleert. Omdat de stofreductie elke keer dat de camera aangezet wordt
geactiveerd wordt, moet de camera rechtop gehouden worden voor een effectieve stofreductie.
Het SSWF-indicatielampje knippert terwijl de stofreductie uitgevoerd wordt.
g
“SSWF-indicator“ (Blz. 5)
x Opmerkingen
•
Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals benzine of alcohol of een met chemicaliën behandeld
reinigingsdoekje.
•
Berg de camera niet op in ruimtes waar met chemicaliën gewerkt wordt, om de camera te
beschermen tegen roest.
•
Laat u de camera met een vuile lens liggen, dan kan schimmelvorming op de lens optreden.
•
Controleer alle onderdelen van de camera als u hem langere tijd niet heeft gebruikt. Maak een
proefopname om te controleren dat de camera naar behoren werkt, voordat u belangrijke foto’s
maakt.
Reinigingsfunctie – Stof verwijderen
Als er stof of vuil op het beelopneemelement komt, kunnen er zwarte stippen op de foto verschijnen.
Neem contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus om het beeldopneemelement
te laten reinigen. Het beeldopneemelement is een precisiecomponent dat gemakkelijk beschadigd
raakt. Als u het beeldopneemelement zelf renigt, dient u de instructies hieronder op te volgen.
Als de batterij tijdens het reinigen leegraakt, gaat de sluiter dicht. Dit kan ertoe leiden dat het
sluitergordijn en de spiegel stukgaan. Houd de ladingstoestand van de batterij in het oog.
1
Verwijder de lens van de camera en zet de
cameraschakelaar op ON.
2
MENU[Z][CLEANING MODE]
3
Druk op d en druk vervolgens op de i-knop.
•
De camera gaat in de reinigingsstand.
4
Druk de ontspanknop helemaal in.
•
De spiegel gaat omhoog en het sluitergordijn gaat open.
SHADING COMP.
OFF
8
Leer uw camera beter kennen
NL 91
Page 92
5
Reinig het beeldopneemelement.
•
Blaas voorzichtig het stof van het oppervlak van het beeldopneemelement met behulp van een
in de handel verkrijgbaar blaaskwastje.
6
Zorg ervoor dat het blaaskwastje niet vast komt te zitten in het
sluitergordijn als u de camera uitschakelt om de reiniging te beëindigen.
•
Als de camera uitschakelt, gaat het sluitergordijn dicht, waardoor de spiegel daalt.
x Opmerkingen
•
Zorg ervoor dat het blaaskwastje (in de handel verkrijgbaar) het beeldopneemelement niet raakt.
Als het blaaskwastje het beeldopneemelement raakt, wordt het beeldopneemelement
beschadigd.
•
Plaats het blaaskwastje nooit achter de lensvatting. Als de camera uitschakelt, gaat de sluiter
dicht, waardoor het sluitergordijn stukgaat.
•
Gebruik niets anders dan het blaaskwastje. Als er hogedrukgas op het beeldopneemelement
wordt gespoten, bevriest het op het oppervlak van het beeldopneemelement, waardoor dit
beschadigd raakt.
Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties
Met de functie Pixel Mapping kan de camera het beeldopneemelement en de beeldbewerkingfuncties
controleren en bijstellen. Als u de monitor heeft gebruikt of continu foto’s gemaakt heeft, wacht dan
minstens één minuut voordat u de functie pixel mapping gebruikt om er zeker van te zijn dat de functie
correct werkt.
1
MENU[Z][PIXEL MAPPING]
2
Druk op d en druk vervolgens op de i-knop.
•
Tijdens het controleren van de beeldbewerkingfuncties geeft de
beeld de voortgang weer. Als het controleren van de beeldbewerkingsfuncties afgesloten is,
verschijnt het menu weer.
x Opmerkingen
•
Als u tijdens het controleren van de beeldbewerkingsfubcties de camera uitschakelt, begint
u opnieuw vanaf stap 1.
[BUSY]
-balk in het monitor-
8
Leer uw camera beter kennen
92 NL
Page 93
9 Informatie
Info over het kaartje
Toepasbare geheugenkaartjes
Met “Kaartje” in deze handleiding wordt een opslagmedium bedoeld. In deze camera kunt u de
volgende geheugenkaartjes gebruiken: CompactFlash, Microdrive en xD-Picture Card (optioneel).
CompactFlash
Een CompactFlash-kaart bevat
een chip met een groot
flashgeheugen. Deze kaarten
zijn gewoon in de winkel
verkrijgbaar.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een Microdrive
Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf. Omdat deze harde schijf ronddraait, is een
Microdrive niet zo goed bestand tegen trillingen en schokken als andere geheugenkaartjes. Houd hier
rekening mee als u een Microdrive gebruikt (met name tijden het opslaan en weergeven) door de
camera niet bloot te stellen aan trillingen of schokken. Lees de volgende voorzorgsmaatregelen
voordat u een Microdrive gaat gebruiken.
Bestudeer ook de handleiding van uw Microdrive.
•
Wees voorzichtig als u de camera neerzet terwijl deze bezig is met het opslaan van gegevens.
Zet de camera voorzichtig neer op een stabiel oppervlak.
•
Gebruik de camera niet op plaatsen waar deze wordt blootgesteld aan trillingen of heftige schokken,
zoals op bouwplaatsen of in rijdende auto's op een slecht wegdek.
•
Houd een Microdrive uit de buurt van sterke magnetische velden.
•
De gegevens op het kaartje zullen niet compleet worden gewist, zelfs niet na het formatteren
van het kaartje of het wissen van de gegevens. Indien u het kaartje verwijdert, dient u het te
vernietigen om verspreiding van persoonlijke informatie te voorkomen.
Microdrive
Een Microdrive is in feite een
compacte harde schijf met veel
opslagruimte. U kunt alle microdrives gebruiken die CF+type II
ondersteunen (CompactFlashuitbreidingsnorm).
x Opmerkingen
xD-Picture Card
Een xD-Picture Card is een
opslagmedium dat voornamelijk
in compacte camera’s wordt
gebruikt.
9
Informatie
NL 93
Page 94
Het geheugenkaartje formatteren
Kaartjes van andere merken dan Olympus, en kaarten die op een computer zijn geformatteerd, moet
u eerst met deze camera formatteren voordat u ze kunt gebruiken.
Bij het formatteren worden alle gegevens gewist die op het kaartje staan, ook eventuele beveiligde
opnamen. Gaat u een gebruikt kaartje formatteren, controleer dan eerst of dit kaartje geen opnamen
bevat die u wilt bewaren.
1
MENU[W][CARD SETUP]
2
Gebruik
druk dan op de
3
Gebruik
dan op de
•
TIPS
Als u kaartjes in de twee kaartsleuven steekt:
J
Selecteer het kaartje dat gebruikt moet worden in
Scherm met het
bedieningspaneel
ip
[CF] / [4]
Menu
MENU[Z][CF / xD]
ac
om [FORMAT] te selecteren en
i
-knop.
ac
om [YES] te selecteren en druk
i
: CF / xD
-knop.
i
Het kaartje wordt dan geformatteerd.
[CF / xD]
.
Batterij en laadapparaat
z
Gebruik de enkele Olympus lithium-ion-batterij (BM-1).
Andere batterijen kunnen niet worden gebruikt.
z
Het stroomverbruik van de camera varieert aanzienlijk, afhankelijk van het gebruik en andere
omstandigheden.
z
Aangezien de volgende functies veel energie verbruiken, zelfs zonder fotograferen, zal de batterij
snel leeg zijn.
•
9
Half indrukken van de ontspanknop in de stand Fotograferen waardoor de autofocus herhaaldelijk
wordt ingeschakeld.
•
Live view gebruiken
Informatie
•
Langdurig weergeven van beelden op de LCD-monitor.
•
Als de camera op een computer of printer aangesloten is.
z
Als u een lege batterij gebruikt, kan de camera eventueel uitschakelen zonder dat de waarschuwing
“batterij bijna leeg“ verschijnt.
z
Op het moment van aanschaf is deze batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij, voor gebruik,
met het daarvoor bestemde laadapparaat (BCM-2) op.
z
De normale laadtijd van het meegeleverde laadapparaat is ongeveer 5 uur (geschat).
z
Gebruik geen andere laadapparaten dan het hier beschreven apparaat.
Uw laadapparaat in het buitenland gebruiken
z
Het laadapparaat kan in de meeste elektrische bronnen thuis worden gebruikt binnen het bereik
van 100 V tot 240 V AC (50 / 60 Hz), over de hele wereld. Afhankelijk van uw land of regio kan het
stopcontact echter anders gevormd zijn waardoor het laadapparaat een verloopstuk nodig heeft.
Vraag naar de details bij uw plaatselijke elektriciteitszaak of reisagentschap.
z
Gebruik geen in de handel verkrijgbare reisadapters omdat het laadapparaat dan eventueel niet
goed functioneert.
MY MODE SETUPMY MODE1 / MY MODE2Blz. 69
FOCUS RING
AF ILLUMINAT.OFF / ON*Blz. 44
RESET LENSOFF / ON*Blz. 70
LIVE VIEW BOOSTOFF* / ONBlz. 69
RELEASE PRIORITY S OFF* / ONBlz. 44
RELEASE PRIORITY C OFF / ON*Blz. 44
8
FRAME ASSISTOFF* / GOLDEN SECTION / GRID / SCALEBlz. 20
n
LOCKOFF* / ONBlz. 73
* Standaardinstellingen af fabriek
ALL SET
ALL RESETYES / NO
PIXEL COUNT
(aantal pixels)
COMPRESSION 1/2.7, 1/4, 1/8*, 1/12
OFF / ON*Blz. 35
Het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen, is afhankelijk van het onderwerp en van
factoren zoals eventueel opgegeven printreserveringen. In de zoeker of op de LCD-monitor
verschijnt gewoonlijk het aantal foto’s dat u nog kunt maken, maar soms verandert dit aantal
niet, ook niet als u nieuwe foto’s maakt of opgeslagen beelden wist.
•
De werkelijke bestandsgrootte is afhankelijk van het onderwerp.
3648 x 2736
3200 x 2400
2560 x 1920
1600 x 1200
1280 x 960
1024 x 768
640 x 480
Bestandsgrootte
(MB)
ORFOngeveer 11
Ongeveer 6,8
JPEG
100 NL
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.