voor België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland,
Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland.
* Sommige (mobiele) telefoon services/providers geven geen toegang of hebben een extra
voorvoegsel voor +800 nummers nodig.
Voor alle Europese landen die niet vermeld werden en als u ons niet kunt bereiken
op de hierboven vermelde nummers, a.u.b. gebruik maken van de volgende
BETAALDE NUMMERS:
+49 180 5 – 67 10 83
of
+49 40 – 237 73 48 99.
Onze technische klantendienst is van maandag tot en met vrijdag bereikbaar tussen 09.00 uur
en 18.00 uur (MET).
Dank u voor uw aankoop van een Olympus digitale camera. Voordat u uw nieuwe camera in gebruik
gaat nemen, leest u eerst deze instructies grondig door om optimaal van uw camera te kunnen
genieten en een lange levensduur te verzekeren. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats,
zodat u later nog iets kunt opzoeken.
z
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken
teneinde u met uw camera vertrouwd te maken.
z
De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel vervaardigd
en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
z
De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er
aanvullingen op en/of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmware-update
voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de Olympus-website.
Registreer uw product op
www.olympus-consumer.com/register
BasisgidsBlz. 2
Bestudeer de namen van de
cameraonderdelen, de basisstappen
voor fotograferen en weergeven en
de basisfuncties.
Aantal stilstaande
beelden dat kan worden
opgeslagen
gblz. 144
Meervoudige belichting
gblz. 51
Namen van onderdelen en functies
5
NL
Superbedieningspaneel
Op het onderstaande scherm, het superbedieningspaneel, kunt u de fotografeerinstellingen
niet alleen bekijken, maar ook aanpassen. Druk op de
het superbedieningspaneel op te roepen.
g
“Instellen terwijl u op het superbediening spa neel kijkt“ (blz. 21)
Aantal stilstaande
beelden dat kan worden
opgeslagen gblz. 144
Scherpte N gblz. 70
Contrast J gblz. 70
Kleurintensiteit T gblz. 70
Gradatie z gblz. 70
Z&W-filter x gblz. 70
Fototint y gblz. 70
Beeldeffect
gblz. 70
Beeldstabilisator
gblz. 62
6
NL
LCD-monitor (Live view)
250
F5.6
+2.0
ISO
400
F
IS
+2.0
1023
0
S-AF
j
45:30
HD
Op de LCD-monitor kunt u naast de instellingen ook het zoekerbeeld bekijken (Live view).
Druk op de knop u om Live view te activeren. g“Live view gebruiken“ (blz. 35)
Kaartjegblz. 136
Super FP-flitsstand s gblz. 79
RC-flitsstand q gblz. 80
Auto bracketing t gblz. 49, 51, 69, 77
Meervoudige belichting
igblz. 51
Home-positie p gblz. 58
Gezichtsherkenning g gblz. 38
MOVIE R gblz. 84
Beeldstabilisator vws gblz. 62
Flitser gblz. 76
(knippert: bezig met oplade n,
blijft continu zichtbaar: laden is klaar)
BKT
FPCF
RC
HP
j
S-AF
Stand Fotograferen
gblz. 41 – 45
AE-lock u gblz. 48
MYSET
gblz. 100
Flitssterkteregelaar
gblz. 76
ISO-gevoeligheid
gblz. 50
Autofocusstand (AF) gblz. 53
ISO
400
AEL
P
+2.0
250
250
F5.6
Belichtingscorrectiewaarde
gblz. 47
Diafragmawaarde
gblz. 41 – 45
Sluitertijd
gblz. 41 – 45
+2.0
Histogram
gblz. 39
0
0
4:34:3
S
F
HD
45:30
1023
1023
Stand films opnemen
gblz. 84
Beschikbare opnametijd
gblz. 144
Aantal stilstaande
beelden
dat kan worden
opgeslagen gblz. 144
Belichtingscorrectieindicatie
Flitssterkte-indicatie
gblz. 76
Beeldkwaliteit
gblz. 64
gblz. 47
Basisgids
Namen van onderdelen en functies
7
NL
LCD-monitor (weergave)
[
4032x3024,1/8
]
x
10
2010.09.01
21:56
100-0015
15
N
±
1.0
x
10
F5.6
100
±
0.0
ISO
250
NATURAL
N
+
2.0
45
mm
WBAUTO
G±0
A±0
U kunt het monitorbeeld omschakelen met de knop INFO.
g“Informatiedisplay“ (blz. 89)
Flitssterkteregelaar gblz. 76
Batterijcontrole
gblz. 13
Aantal pixels,
compressiefactor gblz. 64
Beeldkwaliteit
gblz. 64
Brandpuntsafstand gblz. 138
(De brandpuntsafstand wordt in eenheden
van 1 mm weergegeven.)
Diafragmawaarde
gblz. 41 – 45
8
NL
Vereenvoudigde
weergave
Beveiligen
gblz. 97
Printreservering
Aantal prints
gblz. 121
Beeldrand
gblz. 65
2010.09.01
21:56
Breedte-hoogteverhouding
gblz. 65, 115
Datum en tijd gblz. 14
Kaartjegblz. 136
Beeldnummer
Bestandsnummer
Autofocusveld gblz. 56
Histogram gblz. 89
x
10
[
4032x3024,1/8
100-0015
Sluitertijd
gblz. 41 – 45
Belichtingscorrectie
gblz. 47
Stand Fotograferen
gblz. 41 – 45
x
10
F5.6
250
+
2.0
45
1.0
ISO
A±0
NATURAL
100-0015
Lichtmeting
stand
gblz. 46
mm
±
0.0
100
G±0
L
N
15
±
]
L
N
WBAUTO
15
Volledige
weergave
AF-aanpassing
gblz. 118
Witbalans
gblz. 66
Kleurruimte
gblz. 114
Beeldeffect gblz. 70
Witbalanscorrectie
gblz. 68
ISO-gevoeligheid gblz. 50
Het uitpakken van de doos
V
Bij de camera worden de volgende onderdelen meegeleverd.
o
Als er een onderdeel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met de dealer waarbij
u de camera hebt gekocht.
or
be
re
idi
n
ge
n
vo
or
he
t
fo
CameraBeschermkap
van de camera
CamerariemBLM-5 lithium-
ionbatterij
Basisgids
BCM-5 lithiumionlaadapparaat
• OLYMPUS Setup CD-ROM
• Handleiding
• Garantiekaart
Camerariem bevestigen
1
Breng de camerariem
aan zoals aangegeven
door de pijlen (1, 2).
USB-kabeltjeAV-kabel (mono)
2
Trek de camerariem
tenslotte strak om er zeker
van te zijn dat deze goed
vastzit (3).
3
Maak het andere
uiteinde van de
camerariem op dezelfde
manier vast aan het
andere bevestigingsoog.
Voorbereidingen voor het fotograferen
9
NL
De batterij gereedmaken voor
gebruik
1 Batterij opladen
Verwijder de beschermkap
van de batterij.
Amber lichtje: bezig met opladen
OFF: opladen voltooid
(Laadtijd: ca. 3,5 uur)
Amberkleurig knipperen : oplaadfout
X
BCM-5 lithiumionlaadapparaat
BLM-5 lithium-ionbatterij
Lichtnetkabeltje
2 Batterij inzetten
Batterijcontacten
2
3
Sluit het klepje van het batterijcompartiment en schuif de
vergrendelknop van het batterijcompartiment in de richting van
Klepje van het
batterijcompartiment
Vergrendelknop
van het
batterijcompartiment
1
3
Stopcontact
E
10
Batterij
uitnemen
Druk op de
batterijvergrendeling om
de batterij te ontgrendelen.
Draai de camera om om
de batterij te verwijderen.
Wij raden u aan een reservebatterij bij de hand te houden voor als u langer door wilt gaan
met fotograferen en de gebruikte batterij leeg raakt.
NL
Batterijvergrendeling
Een lens op de camera
bevestigen
1 Verwijder de beschermkap van de
camera en de achterkap van de lens.
Achterkap
van de lens
Basisgids
1
2 Een lens op de camera
bevestigen
• Houd de rode koppelingsmarkering op
de lens tegenover de rode markering
op de camera en steek de lens in het
camerahuis (1).
• Draai de lens in de richting van de pijl
tot u een klik hoort (2).
• Controleer of de
cameraschakelaar op OFF staat.
•
Druk de lensontgrendelknop niet in.
3 Verwijder het lenskapje
3, 4)
(
De lens uit de camera
verwijderen
Terwijl u de lensontgrendelknop (1)
ingedrukt houdt, draait u de lens in
de richting van de pijl (2).
1
Koppelingsmarkering
(rood)
4
2
3
2
Beschermkap van de camera
2
Lenskapje
3
2
Markering voor
lenskoppeling (rood)
1
1
Voorbereidingen voor het fotograferen
• Controleer of de
cameraschakelaar op OFF staat.
Lensontgrendelknop
11
NL
Het kaartje plaatsen
Compact Flash
Open het klepje van het kaartje (1, 2).
Plaats het CF-kaartje (hierna het “kaartje“
genoemd) zo ver mogelijk in de sleuf (
Klepje van
het kaartje
3
).
Connector
1
2
Indicatie-LED Dataverkeer
CF-kaartsleuf
3
Geheugenkaartje verwijderen
Compact Flash
• Druk de uitwerpknop helemaal in om het
eruit te laten springen.
• Neem de kaart eruit.
Indicatie-LED
Dataverkeer
SD-kaartje
Open het klepje van het kaartje (1, 2).
Plaats het SD/SDHC/SDXC-kaartje (hierna het
“
kaartje“ genoemd) tot het vergrendelt (
1
2
Voorzijde
Sleuf SD-kaartje
Open het klepje van het kaartje nooit als
de indicatie-LED Dataverkeer knippert.
SD-kaartje
• Druk zachtjes op het geplaatste kaartje
en het springt eruit.
• Neem de kaart eruit.
3
).
3
Uitwerpknop
• Schakel de camera uit voor u het kaartje plaatst of verwijdert.
• De camera wordt uitgeschakeld als u het kaartje plaatst of verwijdert terwijl de camera
ingeschakeld is.
12
NL
Camera inschakelen
1 Zet de cameraschakelaar op ON.
• Om de camera uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op OFF.
Basisgids
LIGHT-knop
Schakelt de verlichting van het
bedieningspaneel aan en uit.
Automatische stofreductie
Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij
wordt met behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filtero ppervlak van het
beeldopneemelement.
Dioptrie van de zoeker
Bedieningspaneel
Aan (klaar voor gebruik)
Aan (batterij bijna leeg)
Knippert (opladen nodig)
ON
OFF
Cameraschakelaar
Zodra u de camera
inschakelt, verschijnt
de batterijcontrole op
het bedieningspaneel.
Zoeker
instellen
Stel de dioptrie van de zoeker in volgens
uw wensen.
Terwijl u door de zoeker kijkt, verdraait
u langzaam de dioptrieregelaar.
Zodra u het autofocusveld goed
en scherp kunt zien, bent u klaar.
Dioptrieregelaar
Autofocusveld
Voorbereidingen voor het fotograferen
13
NL
Datum en tijd instellen
Inf
tijd
ormatie over datum en
opgeslagen op het kaartje. De bestandsnaam is ook inbegrepen
bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste
datum en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
1 Druk op de knop MENU.
• Het menuscherm verschijnt op de
LCD-monitor.
CARD SETUP
RESET/MYSET
PICTURE MODE
D
IMAGE ASPECT
worden samen met de beelden
4:3
MENU-knop
Pendelknop
acbd
5 Herhaal deze procedure tot
u datum en tijd volledig heeft
ingesteld.
BACKSET
Y
2 Selecteer met ac de optie
[d] en druk daarna op d
’--.--.
X
s
REC VIEW
c MENU DISPLA Y
FIRMWARE
--
:
--
--
ENG.
SEC
5
ON
SETBACK
M D TIME
2010 09 01 14 00
• De tijd verschijnt in 24-uurs formaat.
Y/M/D
SETCANCEL
6 Selecteer met ac
het datumformaat
3 Selecteer met ac de optie
Y
[X] en druk daarna op d
Y
MD TIME
Y/M/D
M D TIME
2010 09 01 14 00
Y/M/D
SETCANCEL
7 Druk op knop i
CANCEL
4 Selecteer met ac de optie
[Y] en druk daarna op d
Y
M D TIME
2010
Y/M/D
X
s
REC VIEW
c MENU DISPLA Y
FIRM
SETBACK
’10.09.01
14:01
ENG.
SEC
5
ON
8 Druk op de knop MENU
CANCEL
14
NL
om het menu te verlaten.
Stand
1 Kijk door de zoeker en
richt het autofocusveld
op het onderwerp.
Zoeker
Basisgids
Ontspanknop
2 Stel scherp
Druk de ontspanknop
half in.
Zoeker
Autofocusveld
Diafragmawaarde
AF-teken
• De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon hoort. Het AF-teken en en het
autofocusveld verschijnen in de zoeker.
• De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde
verschijnt.
• Het superbedieningspaneel verdwijnt wanneer u de ontspanknop indrukt.
Sluitertijd
Bedieningspaneel
Indicatie-LED
Dataverkeer
3 Maak de foto door de sluiter te ontspannen
Druk de ontspanknop
helemaal in (tot aan
de aanslag).
• Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt.
• De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera begint de foto op te nemen.
Voorbereidingen voor het fotograferen
Zolang de dataverkeer-LED knippert, mag u de batterij of het kaartje beslist niet
verwijderen. Doet u dat toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren
gaan of kan dat verhinderen dat de zojuist door u gemaakte foto's worden opgeslagen.
15
NL
250
F5.6
IS O- A
20 0
N
Vasthouden van de camera
Zorg er ook voor dat
u niet uw vingers en
de camerariem voor
de lens, de flitser en de
witbalanssensor houdt.
Een foto maken
terwijl u op de LCDmonitor kijkt
1 Druk op de knop u
(live bekijken) om over
te schakelen naar live
bekijken.
• Het onderwerp wordt
weergegeven op de monitor.
ISO-A
200
P
250
250
F5.6
Horizontale stand
Het is mogelijk om de LCD-monitor als zoeker te
gebruiken en de compositie van het onderwerp
te controleren, of om te fotograferen terwijl u een
vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt.
g“Live view gebruiken“ (blz. 35)
u-knop
Verticale
stand
2 Maak de opname door de
L
N
383838
ontspanknop in te drukken.
• De foto wordt gemaakt met scherpstelling.
Ontspanknop
16
NL
Een film opnemen
1 Druk op de knop u
(live bekijken) om over
te schakelen naar live
bekijken.
• Het onderwerp wordt
weergegeven op de monitor.
Tijdens fotograferen met live bekijken kunt u een
film opnemen.
Ontspanknop
u-knop
n-knop
2 Stel scherp
• Druk de ontspanknop half in.
3 Druk op de n-knop om de opname te starten
• Druk nogmaals op de n-knop om de opname te beëindigen.
• Terwijl u een film opneemt, drukt u op de ontspanknop om een stilstaand beeld
vast te leggen.
Als de camera stopt te werken
Als de camera gedurende ongeveer 8 seconden niet bediend wordt terwijl de
camera aan staat, wordt de achtergrondverlichting van de monitor donkerder om
de batterijen te sparen. (als het superbedienin gspaneel verlicht wordt). Als daarn a
ongeveer een minuut lang geen bediening plaatsvindt, schakelt de camera naar
de sluimerstand (stand-by) en stopt te werken. De camera wordt weer g eactiveerd
zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, q-knop, enz.).
g“BACKLIT LCD (timer displayverlichting)“ (blz. 109), “SLEEP“ (blz. 108)
Voorbereidingen voor het fotograferenBasisgids
17
NL
Weergeven/Wissen
Beelden
weergeven
Close-up
weergeven
Beelden wissen
Als u op knop q drukt, verschijnt de laatst
gemaakte foto.
q-knop
Geeft het
vorige beeld
weer
Pendelknop
Telkens als u de hoofdregelaar naar U draait,
wordt het beeld vergroot in stappen van 2× tot 14×.
Hoofdregelaar
Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk
op knop D.
Selecteer met ac de optie [YES] en druk
op knop i om het wissen te starten.
Gebruik k om de beelden vooruit
te doorlopen.
Geeft het
volgende
beeld weer
18
ERASE
YES
NO
D-knop
NL
BACKSET
Basisfuncties
B
U kunt deze camera op drie manieren bedienen.
as
isf
Het gebruik van de directe knoppen bij het
u
bedienen van de camera gblz. 20
nc
U kunt functies instellen terwijl de hoofdregelaar
tie
of de subregelaar en de directe knoppen aan een
s
functie zijn toegewezen. Terwijl u een functie
instelt, wordt de instelinformatie weergegeven
in de zoeker en op het bedieningspaneel en het
superbedieningspaneel. Dit is handig als u de
camera bedient terwijl u het onderwerp in de
zoeker kadreert en om de camera snel te
bedienen terwijl u de instellingen op het
bedieningspaneel controleert.
Instellen terwijl u op het
superbedieningspaneel kijkt gblz. 21
U kunt de functies instellen terwijl de LCDmonitor het superbedieningspaneel weergeeft.
Op het superbedieningspaneel kunt u de huidige
instellingen bekijken en onmiddellijk aanpassen.
Tijdens live bekijken kunt u functie-instellingen
uitvoeren met live control (gblz. 37) terwijl u
het beeld controleert dat effectief zal worden
opgenomen.
Instellen in het menu gblz. 22
In het menu kunt u de fotografeer- en weergaveinstellingen kiezen en de camerafuncties naar
wens aanpassen.
Basisgids
Subregelaar
k
Hoofdregelaar
j
Basisfuncties
19
NL
Het gebruik van de directe knoppen
bij het bedienen van de camera
U kunt de directe knoppen op twee manieren gebruiken.
Subregelaar
4
k
5
Hoofdregelaar
6
Blz. 59 – 60
j
7
1 Terwijl u een directe knop
ingedrukt houdt, draait u aan de
hoofdregelaar of de subregelaar
• Laat de knop los om de functie in te
stellen.
321
Als u één of twee knoppen
tegelijk heeft ingedrukt, draait
u aan de hoofdregelaar of aan
de subregelaar
• De functie blijft gedurende ongeveer
8 seconden geselecteerd. Gedurende
die tijd kunt u de regelaar verdraaien
en de functie instellen. Als u geen
bewerkingen gedurende die tijd uitvoert,
wordt de instelling voor die functie
vervolgens ingesteld. g“BUTTON
TIMER“ (blz. 107)
Lijst met directe knoppen
nee.
1+2
2+4
3+5
4+5
5+6
Directe
knoppen
1
2
3
4
5
6
7
AF
d
MODE
< / Y / j
AF+MODE
#jStelt de flitserfunctie inBlz. 73
wkRegelen van de flitssterkteBlz. 76
WBj/k Stelt de witbalans inBlz. 66
MODE + WBj/k WB-bracketingBlz. 69
Fj/k BelichtingscorrectieBlz. 47
w+Fj/k Regelen van de flitssterkteBlz. 76
WB + Fj/k WitbalanscorrectieBlz. 68
ISOj/k Stelt de ISO-gevoeligheid inBlz. 50
F + ISOj/k RESET/MYSETBlz. 101
Pj/k Autofocusveld selecterenBlz. 56
RegelaarFunctieZie blz.
jStelt de AF-stand inBlz. 53
kStelt de lichtmeetmethode inBlz. 46
jStand Fotograferen (P/A/S/M, enz.)Blz. 41
Afstandsbediening/Zelfontspanner/
k
Repeterende opnamen
j/k AE bracketing (belichting variëren)Blz. 49
20
NL
Instellen terwijl u op het
SINGLE
superbedieningspaneel kijkt
1 Druk op de knop INFO om het
superbedieningspaneel weer
te geven
•
Om het superbedieningspaneel uit te schakelen,
drukt u nogmaals op de
• Tijdens live bekijken wordt live control
weergegeven.
g“Het gebruik van live control bij het
bedienen van de camera“ (blz. 37)
g“K CONTROL SETTINGS“ (blz. 109)
INFO
-knop.
INFO-knop
Subregelaar
k
Basisgids
Hoofdregelaar
j
2010. 09.01
arge
Normal
2 Druk op knop i
AF
1
OFF
ISIS
3
Met p verplaatst u de cursor
p Pendelknop
naar de functie die u wilt
instellen, waarna u de instelling
wijzigt met de regelaar.
RECOMMENDED ISO
j /< /Y
1
OFF
ISIS
Toont de geselecteerde
functienaam
arge
Normal
OFF
ISIS
Cursor is aan
arge
Normal
Directmenu
P
SINGLE
SINGLE
SINGLE
Meer details over de functies die u met het superbedieningspaneel kunt instellen, vindt
u onder “Superbedieningspaneel“ (gblz. 6).
Om het directmenu op te roepen dat op de plaats van de
cursor staat, drukt u op knop
in het directmenu wijzigen. Na het wijzigen van de instelling
drukt u op knop
seconden lang geen knop bedient, wordt de actuele instelling
bevestigd en verschijnt het superbedieningspaneel.
i
om de instelling te bevestigen. Als u enkele
i
. U kunt de instelling ook
i-knop
Basisfuncties
1
21
NL
Instellen in het menu
1 Druk op de knop MENU om
de instelling weer te geven
CARD SETUP
RESET/MYSET
PICTURE MODE
D
Bedieningsa
anwijzingen
Druk op de knop MENU om
één scherm terug te keren
IMAGE ASPECT
BACKSET
4:3
Druk op de knop i
om uw instelling te
bevestigen
MENU-knop
Subregelaar
2 Selecteer een tabblad met ac en druk daarna op d
W Fotografeermenu 1
X Fotografeermenu 2
q Weergavemenu
c Custom menu: Fotografeerfuncties aanpassen.
Dit menu bestaat uit 10 tabbladen, A t/m J.
dSetup-menu: Basisfuncties van de camera
instellen.
Functie
3
Selecteer een functie
ac
met
en ga met d
naar het instelmenu
IMAGE STABILIZER
BRACKETING
MULTIPLE EXPOSURE
RC MODE
Tabblad
De huidige instelling verschijnt
op het scherm
IS.1
OFF
d
OFF
SETBACK
4 Druk op de knop i om uw instelling te bevestigen
• Druk meerdere keren op de knop MENU om het menu te verlaten.
k
Hoofdregelaar
p Pendelknop
IMAGE STABILIZER
BRACKETING
MULTIPLE EXPOSURE
# RC MODE
IMAGE STABILIZER
IMAGE STABILIZER
BRACKETINGג
MULTIPLE EXPOSURE
RC MODE
FOCAL LENGTH
j
i-knop
SETBACK
I.S. 1
50 mm
SETBACK
IS.1
OFF
OFF
IS.1
OFF
OFF
OFF
OFF
22
De regelaars gebruiken om een menu in te stellen
CARD SETUP
RESET/MYSET
PICTURE MODE
D
IMAGE ASPECT
j
Voor meer informatie over de functies die u met het menu kunt instellen,
zie “Menulijst“ (gblz. 146).
NL
4:3
SETBACKSETBACK
(ac)
k
(bd)
CARD SETUP
RESET/MYSET
PICTURE MODE
D
IMAGE ASPECT
j
• Als u een functie selecteert
en aan de hoofdregelaar draait,
4:3
wordt automatisch van tabblad
gewisseld en kunt u een functie
op het volgende tabblad
selecteren.
Inhoudsopgave
Basisgids2
Lijst met de namen van de cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen
en weergeven.
Namen van onderdelen en functies.......................................... ... ..................................2
Voorbereidingen voor het fotograferen..........................................................................9
Het gebruik van de directe knoppen bij het bedienen van de camera........20
Instellen terwijl u op het superbedieningspaneel kijkt.................................21
Instellen in het menu ...................................................................................22
1 Live view gebruiken35
Functies en bewerkingen die alleen beschikbaar zijn tijdens live bekijken worden
uitgelegd.
Live bekijken activeren................................................................................................35
Fotograferen met live bekijken ....................................................................................36
Het gebruik van live control bij het bedienen van de camera......................................37
De gezichtsherkenningsfunctie gebruiken...................................................................38
Fotograferen met handmatig scherpstellen.................................................................38
Het informatiedisplay omschakelen...................................... .......................................39
Een foto maken terwijl u het effect vergelijkt...............................................................40
Het werken met vergrote weergave.............................................................................40
Functies beschikbaar tijdens live bekijken..................................................35
23
NL
2 Belichting41
Hier worden de belichtingsfuncties beschreven die belangrijk zijn bij het fotograferen.
Deze functies dienen voor het bepalen van de diafragmawaarde, de sluitertijd en
andere instellingen aan de hand van het meten van de helderheid van het beeld.
Index .........................................................................................................................165
29
NL
Snelgids
Correcte scherpstelling
is
niet mogelijk.
Scherpstellen op
één
gebied
Foto's maken van
onderwerpen dichtbij
Foto's maken en het
resultaat controleren
Gebruiksduur van de
batterijen verlengen
Het aantal foto's dat
gemaakt kan worden,
verhogen
30
NL
Stand
Selecteer het AF-kader en maak de foto.Blz. 56
De minimale afstand is afhankelijk van de lens. Ga naar
de voor deze lens minimale afstand tot het onderwerp
en maak een foto.
De camera kan moeilijk automatisch scherpstellen
op het onderwerp. Gebruik MF om de afstand van
de
scherpstelling te vergrendelen.
Zelfs als er weinig licht is, kan het scherpstellen
gemakkelijker verlopen als de AF-lichtbron wordt gebruikt.
Selecteer het AF-kader en maak de foto met het
gewenste AF-kader.
Gebruik MF. Het scherpstellen kan vlotter verlopen als
u
live bekijken gebruikt met een vergroot beeld.
Stel [AF SENSITIVITY] in op [SMALL] en stel scherp
op een kleiner gebied.
Gebruik de macrolens voor close-up-foto's.Blz. 138
Tijdens live bekijken kunt u een foto maken terwijl u de
lichtbalans, de belichtingscorrectie, het beeldeffect en
andere instellingen controleert op de LCD-monitor.
U kunt een foto maken terwijl u live multi bekijken
gebruikt, om het effect van de witbalans of
belichtingscorrectie te vergelijken.
U kunt de preview-functie gebruiken om de scherptediepte
bij een bepaalde diafragmawaarde te controleren.
U kunt live bekijken gebruiken om de ingestelde
belichtingsinstellingen te controleren.
U kunt [TEST PICTURE] gebruiken om het beeld op de
LCD-monitor te controleren zonder het beeld op te slaan
op een kaartje.
Als u de ontspanknop half indrukt, beelden weergeeft en
de functie live bekijken gedurende lange tijd gebruikt,
wordt veel batterijvermogen verbruikt. Als u dit minder
vaak doet, zal de batterij langer meegaan.
Stel [SLEEP] zo in, dat de camera sneller naar
de
sluimerstand gaat.
Stel [BACKLIT LCD] zo in, dat de achterverlichting
sneller uitschakelt.
Verminder de instelling voor het aantal pixels
en de
compressiefactor.
U kunt twee soorten kaartjes gebruiken.
Blz. 138
Blz. 54,
Blz. 131
Blz. 103
Blz. 56
Blz. 38,
Blz. 40,
Blz. 54
Blz. 103
Blz. 35
Blz. 40
Blz. 46
Blz. 109
Blz. 106
k
Blz. 108
Blz. 109
Blz. 64,
Blz. 114
Blz. 12,
Blz. 136
Foto's maken bij weinig
licht zonder de flitser
De camera instellen om
automatisch te flitsen
als
er weinig licht is
Foto's maken zonder
te
witte wittinten of te
donkere zwarttinten
Monotint-foto's maken
Foto's maken van een
onderwerp met tegenlicht
Een donkere foto met
tegenlicht lichter maken
Foto's maken met een
onscherpe achtergrond
Foto's maken die het
bewegende onderwerp
stoppen of een gevoel
van
beweging geven
Foto's maken met
de juiste
kleur
Verhoog de ISO-waarde.Blz. 50
Stel de beeldstabilisatorfunctie in.Blz. 62
Stel de flitser in op [AUTO].Blz. 73
Foto's maken terwijl u het histogram
en
Highlight&Shadow bekijkt.
Foto's maken terwijl u de sluitertijd en de
diafragmawaarde controleert. Als één van beiden
knippert, is de belichting niet optimaal.
Stel de gradatie in op [AUTO]. Onderwerpen met groot
contrast worden automatisch aangepast.
Pas de belichtingscorrectie aan.Blz. 47
Stel [PICTURE MODE] in op [MONOTONE]. U kunt
monotint-foto's maken in zwart/wit, sepia-tinten,
purperachtige tinten, blauwachtige tinten en
groenachtige tinten.
Of stel [PICTURE MODE] in op [GRAINY FILM].
Opgeslagen foto's kunnen worden omgevormd tot
zwart/wit-foto's of foto's met sepia-tinten.
Stel de gradatie in op [AUTO].Blz. 71
Zet de flitserinstelling op [#] (invulflitsen) en maak
de
foto.
Gebruik spotmeting om de belichting van het onderwerp
in het midden van het beeld te meten. Als het onderwerp
zich niet in het midden van het beeld bevindt, gebruikt
u AE-lock om de belichting te vergrendelen, waarna
u
de kadrering wijzigt en de foto maakt.
U kunt het beeld aanpassen met [SHADOW ADJ] van
[JPEG EDIT].
Met de stand A (diafragmavoorkeuze) kunt u de
diafragmawaarde zoveel mogelijk verlagen. U kunt
de achtergrond nog meer onscherp maken door
de foto
dicht bij het onderwerp te maken.
Gebruik de stand S (sluitertijdvoorkeuze) om de foto
te
maken.
Stel de witbalans in overeenkomstig de lichtbron. U kunt
de instellingen ook fijn bijregelen.
Als u foto's maakt met WB bracketing, kunt u 3 tot
9
foto's opnemen, waarbij voor elke foto een andere
witbalans wordt gebruikt. Op die manier kunt u foto's
met de gewenste witbalans maken zonder de
instellingen bij te regelen.
Blz. 39
Blz. 41 – 43,
Blz. 141
Blz. 71
Blz. 70
Blz. 93
Blz. 73
Blz. 46,
Blz. 48
Blz. 93
Blz. 42
Blz. 43
Blz. 66
Blz. 69
31
NL
Stel de spotmeting in voor lichte of schaduwpartijen. Als
het onderwerp zich niet in het midden van het beeld
bevindt, gebruikt u AE-lock om de belichting te
Foto's maken zodat de
witte tinten witter worden
en de zwarte tinten
donkerder
Foto's maken zonder ruis
De weergave in de zoeker
verbeteren
De LCD-monitor
optimaliseren
Camerabewegingen
beperken
Foto's maken terwijl
u
nagaat of de camera
waterpas staat
Fotograferen met
de
kunstfilter
Een film opnemenActiveer live bekijken en druk op de n-knop.Blz. 83
vergrendelen, waarna u de kadrering wijzigt
en de foto
Pas de belichtingscorrectie aan. Als u niet zeker bent
wat de beste belichtingscorrectiewaarde is, kunt
u
Stel de gradatie in op [HIGH KEY] of [LOW KEY]
en
Stel de ISO-gevoeligheid in op een lage waarde,
ISO
Stel [NOISE REDUCT.] in op [AUTO] of [ON].Blz. 72
Als de ISO-gevoeligheid ingesteld is op 3.200 of een
andere hoge waarde, stelt u [NOISE FILTER] in
op
Stel de dioptrie van de zoeker in volgens uw wensen.Blz. 13
Als de zoeker nog steeds moeilijk te bekijken valt nadat
u de dioptrie heeft bijgeregeld, of als u de zoeker zonder
oculair wenst te gebruiken, kunt u de zoeker vervangen
door het optionele oogkapje met dioptriecompensatie.
U kunt de helderheid van de LCD-monitor aanpassen.Blz. 99
Tijdens live bekijken stelt u [LIVE VIEW BOOST]
in op [ON] om het onderwerp gemakkelijker
op de LCD-monitor te kunnen zien.
Stel de beeldstabilisatorfunctie in.Blz. 62
Houd de camera stevig vast als u op de ontspanknop
drukt. Als u een lange sluitertijd gebruikt, dient u de
camera te stabiliseren met een statief of een
andere
Gebruik de flitser ongeacht de lichtomstandigheden.Blz. 73
Verhoog de ISO-waarde. Als ISO ingesteld is op
[AUTO], stelt u de bovengrens in op een hoge waarde,
bijv. 1.600, zodat de ISO-waarde automatisch wordt
verhoogd als er weinig licht is.
Door de zelfontspanner te gebruiken, kunt u voorkomen
dat de camera beweegt als u op de ontspanknop drukt.
U kunt een waterpas weergeven om na te gaan
of de
Roep de hulplijnen op in live bekijken. Kadreer
de
horizontaal en verticaal uitgelijnd zijn.
Stel [PICTURE MODE]in op C tot L.Blz. 70
maakt.
eventueel AE bracketing gebruiken.
maak een foto.
200 wordt aanbevolen.
[HIGH].
methode.
camera waterpas staat.
opname zo, dat het onderwerp en de hulplijnen
32
NL
Blz. 46,
Blz. 48
Blz. 47,
Blz. 49
Blz. 71
Blz. 50
Blz. 72
k
Blz. 109
Blz. 16
Blz. 50,
Blz. 111
Blz. 60
Blz. 110
Blz. 39,
Blz. 110
Beelden weergeven
Het beeld weergeven
nadat de foto werd
gemaakt
Het beeld weergeven
nadat de foto werd
gemaakt en nodeloze
beelden verwijderen
Nagaan of het
gefotografeerde
onderwerp scherp staat.
Snel het gewenste
beeld
zoeken
Beelden bekijken op een
televisie
Beelden vergelijken
Instellingen
Instellingen opslaan
Taal voor de monitor
wijzigen
Stel [REC VIEW] in. U kunt het aantal seconden
instellen voor de weergave van het beeld.
Stel [REC VIEW] in op [AUTO q]. Als u een foto heeft
gemaakt, gaat de camera automatisch naar de stand
Weergeven, zodat u het beeld kunt verwijderen.
Gebruik gezoomd weergeven om na te gaan of het
onderwerp scherp staat.
Met indexweergave kunt u zoeken in een index van 4 tot
100 beelden.
Gebruik de kalenderweergave om te zoeken
op de
datum waarop de foto werd gemaakt.
Gebruik de AV-kabel of de HDMI-kabel om opgenomen
beelden weer te geven op uw televisie. U kunt
de
beelden ook als een diashow bekijken.
U kunt de lichtbakweergave gebruiken om twee beelden
naast elkaar weer te geven.
U kunt een ander beeld weergeven zonder de vergroting
te wijzigen.
U kunt tot vier camera-instellingen die u regelmatig
gebruikt, vastleggen als MYSET.
Door de instelling vast te leggen, kunt u deze selecteren
a
ls een van de
Wijs MYSET 1 tot 4 ook toe aan de gewenste knop
(</P/V(Preview)) in [BUTTON FUNCTION],
zo
dat
ti
jdens
U kunt de taal voor de monitor wijzigen.Blz. 99
fotografeerstanden zoals P, S, A, M.
u deze functie gemakkelijk kunt gebruiken
het fotograferen.
Blz. 99
Blz. 99
Blz. 86
Blz. 88
Blz. 88
Blz. 91,
Blz. 92
Blz. 87
Blz. 86
Blz. 100
33
NL
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden
De knoppictogrammen in deze handleiding verwijzen naar de pictogrammen
op het camerahuis. Zie “Namen van onderdelen en functies“ (gblz. 2).
In deze handleiding komt j
van de camera.
In deze handleiding komt k
de camera.
De gebruiksaanwijzingen van de directe knopp
en het menu worden in deze handleiding als volgt beschreven.
•“+“ geeft handelingen aan die tegelijkertijd worden uitgevoerd.
•““ geef
bijv.: Bij het instellen van de witbalans
Belangrijke informatie over factoren die tot storingen
blemen bij de bediening kunnen leiden. Daaronder
of pro
ook waarschuwingen voor handelingen die u absoluut
dient te voorkomen.
34
TIPS
gVerwijzin
NL
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van
uw camera.
gen naar pagina's met details of relevante informatie.
Live view gebruiken
1
Live bekijken activeren
U kunt de LCD-monitor ook als zoeker gebruiken. U kunt het belichtings- of witbalanseffect
en de compositie van het onderwerp bekijken terwijl u de foto maakt.
Sluit de zoekersluiter, zodat het licht dat via de zoeker binnenvalt, geen invloed heeft
op de belichting terwijl u fotografeert met live bekijken.
1 Druk op de knop u.
• De spiegel klapt omhoog en het onderwerp verschijnt
op de LCD-monitor.
•Als [AF MODE] is inge
automatisch ingesteld op [S-AF] (of [S-AF+MF]
indien het was ingesteld op [C-AF+
steld op [C-AF]
Functies beschikbaar tijdens live bekijken
De volgende functies zijn beschikbaar tijdens het live bekijken.
Scherpstellen tijdens Live view
• Een foto maken terwijl u de scherpstelling handmatig aanpast gblz. 38
• Een foto maken terwijl u op een gezicht scherpstelt gblz. 38
• Een foto maken terwijl u de scherpstelling controleert door het scherp te stellen gebied
te vergroten gblz. 40
• Een foto maken met faseverschil-AF gblz. 103,
Een foto maken terwijl u het effect controleert
• Een foto maken nadat u de belichtingscorrectie of de witbalans hebt vergeleken gblz. 40
• Een foto maken terwijl u het effect van de beeldstabilisator controleert (gblz. 62)
De informatie op de LCD-monitor omschakelen
• De informatieweergave in-/uitschakelen. Het histogram of hulplijnen
weergegeven gblz. 39
• Controleren van het onderwerp op de monitor, ook bij weinig licht gblz. 109
, wordt het
MF]).
105
Zoekersluiter
u-knop
1
Live view gebruiken
x Opmerkingen
• Als er een sterke lichtbron binnen het scherm aanwezig is, kan het beeld donkerder
weergegeven worden, maar het wordt normaal opgeslagen.
• Als de functie Live bekijken langdurig wordt gebruikt, stijgt de temperatuur van het
beeldopneeme
oneffenheden in de kleur vertonen. Schakel de camera enige tijd uit zodat deze kan afkoelen.
• Live view stopt zodra u de lens vervangt.
lement waardoo
r beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en
35
NL
Fotograferen met live bekijken
250
F5.6
F
1023
1 Druk de ontspanknop half in.
• Zodra de camera heeft scherpgesteld, stoppen het
AF-teken en het AF-kader met knipperen.
• Wanneer u een andere lens dan een high-speed Imager
A
F-compatibele len
scherpstelbevestig
1
zijn om automatisch scherp te stellen.
2 Maak een foto door de ontspanknop helemaal
Live view gebruiken
in te drukken.
Foto's maken terwijl u de hoek van de LCD-monitor
wijzigt
U kunt de hoek van de LCD-monitor op de camera
wijzigen. Op die manier kunt u in een moeilijke
hoek fotograferen terwijl u de kadrering van het
onderwerp op de LCD-monitor controleert.
• Draai de LCD-monitor langzaam binnen
het toegelaten bereik.
s gebruikt, licht de n
ing mogelijk niet op. Het kan moeilijk
P
270°
CF
250
250
F5.6
Autofocusteken
AF-teken
1023
1023
S
F
36
NL
Het gebruik van live control bij het bedienen
WB : :
AUTO
WB : :
AUTO
van de camera
Het volgende scherm, dat tegelijk fotografeerfuncties en de bijbehorende op ties weergeeft,
wordt live control genoemd. U kunt live control weergeven en gebruiken door tijdens live
bekijken op de knop
instellen terwijl u live bekijken controleert. Wanneer het superbe dieningspaneel wordt
weergegeven, drukt u op de knop INFO om het scherm om te schakelen.
ite drukken.U kunt de kunstfilter, de witbalans en andere effecten
• Druk nogmaals op de knop i om live control uit te schakelen.
2 Verplaats de cursor met de hoofdregelaar naar de functie die u wilt instellen,
en selecteer de instellingen met de su
bregelaar, waarna u op de knop i drukt
Cursor
j
1
Live view gebruiken
Hoofdregelaar
(j)
L F
Toont de naam van de
geselecteerde instelling
•
Als u geen bewerkingen gedurende die tijd uitvoert, wordt de instelling voor die functie bevestigd.
• U kunt ook de pendelknop gebruiken in plaats van de regelaars.
• Afhankelijk van de geselecteerde fotografeerstand zijn bepaalde menu's niet beschikbaar.
• U kunt ook het superbedieningspaneel weergeven.
g“K CONTROL SETTINGS“ (blz. 109)
Cursor
AUTO
P
AUTO
5 2 3 1
Subregelaar
(k)
HD
>
37
NL
De gezichtsherkenningsfunctie gebruiken
1023
250
F5.6
F
Door [g FACE DETECT] in te stellen op [ON], detecteert de camera gezichten van mensen
in het kader en past hij de scherpstelling en de meting automatisch aan.
Stel het AF-kader in op B en de lichtmeetstand op e. Wijs [Fn FACE DETECT] toe aan
de Fn-knop om de beste instellingen voor het fotogr aferen van men sen eenvoudig t e kunnen
kiezen.
Directe knop
1
Live view gebruiken
Superbedieningspaneel ip [g FACE DETECT]
MenuMENU[c][U][g FACE DETECT][ON]
• Om de <-knop of
vooraf ingesteld zijn in het menu. g“BUTTON FUNCTION“ (b
• Nadat u [g FACE DETECT] hebt ingesteld op [ON] met de knop < of met de knop V
ew), worden de volgende functies automatisch ingesteld op de beste waarden
(previ
voor het fotograferen van mensen.
METERING (meten)eBlz. 46
1 Als de camera een gezicht detecteert, wordt er een
kader op deze plaats weergegeven.
•
Als u de ontspanknop indrukt, stelt de camera scherp op
de positie van het gezichtsherkenningskader (als er echter
een enkele AF-kader is geselecteerd met
stelt de camera scherp op het geselecteerde AF-kader).
x Opmerkingen
• Tijdens repeterende opnamen werkt de
gezichtsherkenning alleen bij de eerste opname.
• Afhankelijk van het onderwerp is het mogelijk dat
de camera het gezicht niet correct detecteert.
• Deze functie is alleen beschikbaar tijdens live bekijken.
• Wanneer u faseverschil-AF gebruikt, stelt de camera scherp met het AF-kader dat zich het
d
ichtst bij het wee
V
FunctieInstellingZie blz.
GRADATIONAUTOBlz. 71
AF MODES-AFBlz. 53
AF AREABBlz. 56
</V (preview)-knop
(De instelling verandert telkens als u op de knop drukt.)
(preview)-knop te kunnen gebruiken, moet [Fn FACE DETECT]
[AF AREA]
rgegeven kader bevindt.
, dan
P
lz. 106)
CF
250
250
F5.6
Fotograferen met handmatig scherpstellen
Tijdens het live bekijken kunt u handmatig scherpstellen terwijl u de scherpstelling
op de LCD-monitor controleert.
S
F
1023
1023
1
Stel de AF-stand in op [S-AF+MF] of [MF]. g“Autofocusstand selecteren“ (blz. 53)
2 Stel scherp door de scherpstelring te draaien.
• Nadat u de ontspanknop half hebt ingedrukt of op de AEL / AFL-knop hebt gedrukt, kunt
u in de [S-AF+MF]-stand de scherpste
foto maakt.
38
• De vergrote weergave is erg handig om handmatig scherp te stellen. g“Het werken me
rgrote weergave“ (blz. 40)
NL
ve
lring draaien om scherp te stellen voordat u een
t
Het informatiedisplay omschakelen
250
F5.6
F
1023
250
F5.6
F
1023
250
F5.6
F
1023
+0.3
+0.7
-0.3
0.0
250
F5.6
F
1023
U kunt de informatie die wordt weergegeven op de monitor wijzigen door herhaaldel ijk
op INFO te drukken. U kunt de weergegeven informatie ook omschakelen door aan
de regelaar te draaien terwijl u op de INFO-knop drukt.
Informatieweergave aan
CF
P
250
250
F5.6
Alleen beeld
*1 Met [G/INFO SETTING] (Blz. 109) kunt u ook [w]/[x]/[y]/[&] selecteren als compositieraster.
*2 Dit wordt weergegeven wanneer [G/INFO SETTINGS] (gblz. 109) op [ON] staat.
Sommige items worden, afhankelijk van de instellingen, niet weergegeven.
*3 Wanneer u verschillende opnamen maakt (gblz. 51) of wanneer [LEVEL GAUGE] (gblz. 110)
is ingesteld op [ON], gaat de informatieweergave naar “Meervoudige weergave“ en “Digitale
waterpasweergave“.
TIPS
Snel omschakelen naar de vaak gebruikte weergave:
j U kunt de informatieweergave voor alle standen verbergen behalve “Informatieweergave aan“.
[G/INFO SETTINGS] (gblz
Het histogram lezen:
j Hieronder ziet u hoe u de histogramweergave makkelijk kunt aflezen.
1 Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk
donk
er zijn.
2 Als de
grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk
zijn.
wit
3 Het g
roene gedeelte in het histogram laat de verdeling van
helderheid binnen het spotmeetgebied zien.
de
*1
Histogramweergave
INFO
S
F
INFO
+ j
P
250
250
1023
1023
*3
F5.6
0.0
F
/
Multi-weergave
(gblz. 40)
S
F
1023
1023
+0.3
+0.7
+1.0
SETWB
*2
. 109)
Highlight&shadow-
P
CF
P
Vergrote weergave
weergave
250
250
F5.6
250
250
F5.6
(gblz. 40)
*2
1
3
1023
1023
1023
1023
S
F
S
F
*2
2
1
Live view gebruiken
39
NL
Een foto maken terwijl u het effect vergelijkt
+0.3
+0.7
-0.3
0.0
250
F5.6
1023
10x
U kunt de belichtingscorrectie of de witbalans controleren op een scherm met vier beelden.
1 Druk herhaaldelijk op de knop INFO
om de multiweergave weer te geven.
g“Het informatiedisplay omschakelen“ (blz. 39)
• De vergelijkingsscherm voor de belichtingscorrectie
verschijnt. Druk op a om over te sc
1
vergelijkingsscherm voor de witbalans. Druk op ac
om van scherm te veranderen.
Live view gebruiken
2 Gebruik bd of de regelaar om de waarde te
selecteren en druk vervolgens op de knop i.
• U kunt een foto maken met de ingestelde waarde.
x Opmerkingen
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M of BULB.
• Deze functie kan niet worden gebruikt wanneer het beeldeffect is ingesteld op een kunstfilter.
• Wanneer de waarde van de belichtingscorrectie groter is dan ±3, wordt het effect niet correct
we
ergegeven.
hakelen naar het
0.0
+0.7
F
/
Het werken met vergrote weergave
U kunt het onderwerp vergroot afbeelden op de LCD-monitor. Het vergroten van het beeld
tijdens MF vereenvoudigt het bevestigen en aanpassen van de scherpstelling.
Fn-knop/
P
250
250
F5.6
1 Druk op de Fn-knop/V (preview)-knop om de vergrote weergave weer te geven.
• Het kader voor vergroting wordt weergegeven.
• Druk in deze toestand de ontspanknop half in en stel scherp op basis van het kader voor
vergroting, ongea
cht de instelling van het AF-kader. (Zoomkader-AF)
1023
1023
V (preview)-knop
10x
2 Gebruik p om het kader te verplaatsen en druk op de Fn-knop/V (preview)-knop.
• Het gebied binnen het kader wordt vergroot en weergegeven.
•
Druk in deze toestand de ontspanknop half in om scherp te stellen terwijl het beeld gezoomd is.
• Houd de i-knop ingedrukt om het kader voor vergroting weer in het midden te zetten nadat
het kader is verplaatst.
3 Draai de regelaar om de vergroting te veranderen (5×/7×/10×/14×).
• Gebruik p om het beeld te schuiven, zelfs tijdens vergroting.
• Druk op de i-knop, of houdt de Fn
weergave te annuleren.
-knop/V (preview)-knop ingedrukt om de vergrote
+0.3
+1.0
SETWB
TIPS
Het beeld vergroten door alleen de scherpstelring te draaien:
g“MF ASSIST“ (blz. 103)
Het
beeld vergroten wanneer de
functie:
j
Druk op de
40
g“Het informatiedisplay omschakelen“ (blz. 39)
NL
INFO
-knop om de vergrote weergave weer te geven, en druk vervolgens op d e knop i.
Fn-knop/V (preview)-knop is ingesteld op een andere
Belichting
2
Programmagestuurd fotograferen
Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimal e combi nat ie
van diafragmawaarde en sluitertijd.
Terwijl u de knop
hoofdregelaar om de fotografeerstand in te stellen op
• Als de ontspanknop half is ingedrukt, worden de sluitertijd
rag
en diaf
en op het bedieningspaneel.
Bedieningspaneel
Programma-aanpassing (%)
Door in de stand P de hoofdregelaar (of de subregelaar)
te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en
sluitertijd wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft.
g“Lijndiagram van het programma (P-stand)“ (blz. 140)
• Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Als
u de instelling voor de programma-aanpassing wenst
op te heffen, draait u aan de hoofdregelaar (of de subregelaar) to t % verdwijnt
eker of het bedieningspaneel, of schakelt u de camera uit.
uit de zo
• Bij gebruik van een flitser is er geen programma-aanpassing mogelijk.
TIPS
De sluitertijd en diafragmawaarde knipperen:
j
De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie
belichting“ (
MODE
ingedrukt houdt, draait u de
mawaarde weergegeven op de zoeker
Sluitertijd
AF-teken
Diafragmawaarde
g
blz. 141).
P
.
Stand Fotograferen
MODE-knop
Zoeker
Programma-aanpassing
Zoeker
j
2
Belichting
41
NL
Diafragmavoorkeuze
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt
ingesteld. Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te
kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor de achte rgrond eerder on scherp wordt.
Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt
de scherptediepte toe. Gebruik deze stand als u details aan de achtergrond wilt toevoegen.
Bij een lagere
diafragmawaarde
(f-waarde)
2
Belichting
Terwijl u de knop MODE ingedrukt houdt, draait
and
u de hoofdregelaar om de fotografeerst
in te stellen op A.
(of subregelaar) om de diafragmawaarde
Draai de hoofdregelaar
in te stellen.
Zoeker
Diafragmawaarde
Bedieningspaneel
TIPS
De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren:
j Zie “Preview-functie“ (gblz. 46).
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (blz. 111)
De sluitertijd knippert:
j
De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie
belichting“ (
g
blz. 141).
MODE-knop
Diafragma verder openen
(F-waarde wordt lager)
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
Bij een hogere
diafragmawaarde
(f-waarde)
j
42
NL
Sluitertijdvoorkeuze
De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt
ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden
kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage
sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt waarmee u een effect van snelheid of beweging kunt
creëren. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken.
Een korte
sluitertijd kan
een snelle actie
“bevriezen“
zonder bewegingsonscherpte.
Door een langere
sluitertijd wordt
een opgenomen
snelle actie
onscherp. Deze
onscherpte roept
het gevoel van
een dynamische
beweging op.
2
Belichting
Terwijl u de knop MODE ingedrukt houdt, draait
u de hoofdregelaar om de fotografeerstand in te stellen
S
. Draai de hoofdregelaar (of subregelaar) om de
op
sluitertijd in te stellen
TIPS
De foto is onscherp:
j Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt
j Als de
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (blz. 111)
De diafragmawaarde knippert:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie,
Zoeker
Sluitertijd
Bedieningspaneel
waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd,
of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
sluitertijd lang is, is de kans groter dat de camera beweegt. U kunt bewegingen
van
de camera beperken door gebruik te maken van de beeldstabilisator.
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel
het afwijkt van de juiste belichting door de belichtingsmeter te gebruiken. Hierbij hebt
u creatief de vrije hand, zowel qua instellingen als qua belichting.
Terwijl u de knop MODE ingedrukt houdt, draait u de
hoofdregelaa
Draai aan de regelaars om de diafragmawaarde en de
sluit
2
Belichting
Diafragmawaarde: draai de
hoofdregelaar om de waarde
in te stellen.
• Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype.
• De sluitertijd kan worden ingesteld van 1/8.000 tot 60 seconden.
• In de M-st
het verschil aan (binnen een bereik van -3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens
uw huidige instelling (diafragma en sluitertijd), en de optimale belichting zoals de camera
die hee
r om de fotografeerstand in te stellen op M.
ertijd in te stellen.
Sluitertijd: Gebruik de subregelaar
om de waarde in te stellen.
and
verschijnt de belichtingsmeter op het superbedieningspaneel. Het geeft
ft
berekend. Als het verschil groter is dan ±3 EV, knippert de volledige indicator.
MODE-knop
Onderbelichting
Overbelichting
Optimale belichting
j
Ruis in foto's
Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze
verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet
aan licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur
in het beeldopneemelement of in de elek tronica van het beeldopneemelement doen stijgen.
Dit kan ook gebeuren als u met een hoge ISO-waarde fotografeert bij extreem hoge
omgevingstemperaturen. Om deze ruis te reduceren, activeert de cam era
de ruisonderdrukking.
g“Ruisonderdrukking“ (blz. 72)
44
NL
TIPS
De foto is onscherp:
j Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange
sluitertijd.
j Als de
sluitertijd lang is, is de kans groter dat de camera beweegt. U kunt bewegingen van
camera beperken door gebruik te maken van de beeldstabilisator.
de
g“B
eeldstabilisator“
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (blz. 111)
De functies van de hoofdregelaar en de subregelaar omschakelen:
j U kunt de functies omschakelen die met de hoofdregelaar en de subregelaar worden ingesteld.
g
“DIAL FUNCTION“ (blz. 104)
x Opmerkingen
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M (handmatig).
(blz. 62)
Tijdopnamen
Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang
u de ontspanknop ingedrukt houdt.
U kunt ook tijdopnamen maken met een apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1)
of afstandsbediening
(RM-CB1). g“Tijdopnamen met de afstandsbediening“ (blz. 61)
2
Belichting
Terwijl u de knop MODE ingedrukt houdt, draait u de r
in te stellen op [BULB].
“buLb“ verschijnt in de zoeker en op het bedieningspaneel.
•
TIPS
Om een tijdopname automatisch te stoppen na een bepaalde tijdsperiode:
j U kunt voor tijdopnamen een maximumtijd instellen. g“BULB TIMER“ (blz. 112)
Om tijdens fotograferen met handmatig scherpstellen de scherpstelling te
vergrendelen:
j U kunt de scherpstelling vergrendelen zodat deze zelfs niet wijzigt als u de scherpstelring
verdraait. g“BULB FOCUSING“
x Opmerkingen
• De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens tijdopnamen.
Repeterende opnamen/opnamen met de zelfontspanner/AE-bracketing/beeldstabilisator/
flitser-bracketing/b
elichtingscorrectie
(blz. 102)
egelaar om de fotografeerstand
45
NL
Preview-functie
De zoeker geeft het scherpstelgebied weer (scherptediepte) met de geselecteerde
diafragmawaarde.
Druk op de knop V (Preview) om de preview-functie
te gebruiken.
2
Belichting
V (Preview)-knop
Lichtmeetmethode wijzigen
De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf manieren meten: digitale ESPmeti
ng, lichtmeting met nadruk op het centrum en drie soorten spotmeting. Selecteer
de methode die het meest geschikt is voor de lichtomstandigheden.
Directe knopG + k
Superbedieningspaneelip: [METERING]
MenuMENU[c][V]
[METERING]
Instellingenvenster
G-knop
MENU-knop
k
i-knop
er
Zoek
Bedieningspaneel
G Digitale ESP-meting
Tijdens live bekijken meet de camera de lichtniveaus en berekent de lichtniveauverschillen op
324 verschillende plaatsen van het beeld (49 plaatsen wanneer u fotografeert met de zoeker).
Deze methode wordt aanbevolen voor normaal fotograferen.
Als u de AF-gesynchroniseerde functie op [ESP
autofocusveld waarop u scherpstelt. Deze functie is beschikbaar wanneer u fotografeert met
de zoeker (faseverschil-AF).
46
NL
G : Digitale ESP-meting
H : Lichtmeting met nadruk op het centrum
I :Spotmeting
IJ : Spotmeting - bij veel lichte partijen
IK : Spotmeting - bij veel schaduwpartijen
+AF] zet, wordt h
et licht gemeten rondom het
H Lichtmeting met nadruk op het centrum
Deze meetmethode berekent het gemiddelde van de lichtniveaus van
het onderwerp en de achtergrond, maar het centrum van het beeld telt
hier zwaarder mee. Kies deze methode als u wilt voorkomen dat het
lichtniveau van de achtergrond de belichting van het onderwerp
te sterk beïnvloedt.
I Spotmeting
De camera meet het lichtniveau binnen een heel klein gebied dat in
de zoeker wordt aangegeven door het spotmetingskader. Gebruik
deze methode bij opname
IJ Spotmeting - bij veel lichte partijen
Als de achtergrond over het algemeen erg licht is, zullen bij een
normale automatische belichting de witte partijen lichtgrijs worden.
Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje
overbelichte
Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
IK Spotmeting - bij veel schaduwpartijen
Is de achtergrond over het algemeen erg donker, dan worden de zwarte partijen bij een normale
automatische belichting grijs. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje onderbelichten
zodat de zwarte partijen ook zwart worden weergegeven. Het meetgebied is hetzelfde als bij
spotmeting.
zodat de witte partijen wit blijven.
n
n met fel tegenlicht.
: Lichtmeetgebied
Belichtingscorrectie
Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend,
handmatig bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de f oto
dan ze in feite zijn. Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie richting +) gaan
deze tinten eruitzien zoals ze in werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van
donkere onderwerpen corrigeren, maar nu in de richting –. U kunt de belichting stapsgewijs
corrigeren binnen een bereik van –5.0 EV tot +5.0 EV.
2
Belichting
-2.0EV
Directe knopF + j/k
±0+2.0EV
F-knop
Instellen in
de richting –
Instellen in
de richting +
47
NL
• De belichtingscorrectie-indicatie verschijnt. Bij een belichtingscorrectie met de waarde
0 verschijnt de belichtingscorrectie
Ingesteld op stappen van 1/3 EV
-indicatie niet.
Ingesteld op stappen van 1/2 EV
• Als de belichtingscorrectiewaarde groter is d
indicatie, knippert de indicatie in de zoeker en op het bedieningspaneel. Een rode vw
wordt aan de linker- en rechterrand van de indicatie weergegeven op het
superbedieningspaneel.
1/3 EV1/2 EV
an de schaal van de belichtingscorrectie-
2
Belichting
TIPS
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (blz. 111)
De belichting aanpassen met de regelaars:
j Bij het instellen van de belichtingscorrectiewaarde hoeft u de F-knop niet in te drukken.
g“DIAL FUNCTION“
x Opmerkingen
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de M- en BULB-stand.
• Als de belichtingscorrectiewaarde groter is dan
tijdens live bekijken.
AE-lock
De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met knop AEL/AFL (AE-lock). Gebruik
AE-lock als u een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze
situatie.
Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling
(AF – autofocus) als de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt
ook alleen de belichting vasthouden door knop AEL/AFL in te drukken.
Als u op de knop AEL/AFL
meetwaarde wordt aangegeven, zal deze belichting
worden vastgehouden.
• Door nogmaals op de knop AEL/AFL te
wordt de AE-lock geannuleerd.
(blz. 104)
drukt z
±3, wordt het effect niet correct weergegeven
odra de gewenste
drukken,
AEL/AFL-knop
48
AE-lock
Zoeker
NL
TIPS
De belichting alleen vasthouden wanneer de knop AEL/AFL wordt ingedrukt:
g“AEL/AFL MEMO“ (blz. 106)
Als u het moeilijk vindt om de knop AEL/AFL en de ontspanknop tegelijk
in te drukken:
j U kunt de functies van de AEL/AFL-knop en van de <-knop omschakelen.
g“A“ (blz. 107)
AE-lock activeren met een ingestelde lichtmeetmethode:
j U kunt de gewenste lichtmeetmethode instellen aan de hand waarvan u de belichting
wilt vasthouden met AE-lock.
g“A
EL-Meting“
(blz. 111)
AE bracketing (belichting variëren)
De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens
een beetje anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen
(bijv. bij tegenlicht of in het halfduister), kunt u uit de serie foto's met verschillende
belichtingsinstellingen (belichtings- en correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste
bevalt. De foto's worden in deze volgorde gemaakt: foto met optimale belichting, foto
met belichtingscorrectie in de richting –, foto met belichtingscorrectie in de richt i ng +.
bijv.) Als BKT op [3 F 1.0 EV] ingesteld is
-1.0EV+1.0EV±0
Belichtingscorrectiewaarde: 0,3, 0,5, 0,7 of 1,0
Aantal beelden: 2, 3, 5 of 7
• De beschikbare correctiewaarde is af
• De correctiewaarde en het aantal beelden wijzigt
g“EV STEP“ (b
lz. 111)
Directe knopMODE + AFj/k
MenuMENU[X][BRACKETING][AE BKT]
Instellingenvenster
ZoekerBedieningspaneel
Aantal beelden
EV STEP
jk van het aantal beelden.
hankeli
als de EV-stap wordt gewijzigd.
Aantal beelden
EV STEP
2
Belichting
Bracketing
Correctiebereik
• De belichtingswaarde voor de resterende
beelden knippert tijdens het fotograferen.
49
NL
Begin met fotograferen.
• Bij enkelbeeldopnamen wijzigt de belichting te
• Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop in
foto's is genomen.
• Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met flitser-bracketing. Als deze
opt
, knippert 0 in de zoeker en op het bedieningspaneel en verschijnt 0 in groen
st
op het superbedieningspaneel.
lkens als u de ontspanknop indrukt.
gedrukt tot het geselecteerde aantal
Hoe corrigeert AE bracketing de belichting bij elke fotografeerstand
Afhankelijk van de gekozen fotografeerstand wordt de belichting als volgt gecorrigeerd:
Stand P : Diafragmawaarde en sluitertijd
St
and A : Sluitertijd
and S : Diafragmawaarde
St
and M : Sluitertijd
2
St
Belichting
TIPS
AE
bracketing toepassen op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd:
j Corrigeer de belichtingswaarde en gebruik daarna de functie AE bracketing. AE bracketing
is nu toegepast op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd.
ISO-waarde instellen
Hoe hoger de ISO-waarde, hoe hoger de lichtgevoeligheid van de camera en hoe minder
licht u nodig hebt om te kunnen fotograferen. Bij hoge ISO-waarden gaat uw foto's
er echter korrelig uitzien.
Directe knopISOj/k
Superbedieningspaneelip: [ISO]
[AUTO]:
[100 - 6400] : Vast ingestelde ISO-waarde. [ISO STEP] kan worden gewijzigd in [1/3EV]
De gevoeligheid wordt automatisch ingesteld
aan de hand van de lichtomstandigheden.
[ISO-AUTO SET]
Voor
standaardwaarde (waarde die normaal
wordt gebruikt als de optimale belichting
kan worden verkregen) en de bovengrens
(bovengrens van ISO die automatisch
wijzigt) instellen.
kunt u de
g“ISO-AUTO
SET“ (blz. 111)
of [1EV]. g“ISO STEP“ (blz. 111)
Instellingenvenster
ZoekerBedieningspaneel
G-knop
MENU-knop
ISO-knop
k
i-knop
j
Als [AUTO] ingesteld is, wordt de
standaardwaarde weergegeven.
AUTO :
100 :
–
–
50
NL
6.400 :
• 125 en 1250 worden in de zoeker respecti
–
evelijk weergegeven als 120 en 1200.
Weergave na instelling
ZoekerBedieningspaneel
Als
[AUTO]
ingesteld is, worden ISO-A
en de ISO-waarde weergegeven die
door de camera werden bepaald. Voor
alle andere instellingen wordt ISO en
de ingestelde waarde weergegeven.
Wanneer een instelling van 3200 of
hoger wordt ingesteld, knippert ISO.
TIPS
In de stand M de
j Normaal gezien is de AUTO-instelling niet beschikbaar in de M-stand, maar u kunt het instellen
voor alle fotografeerstanden. g“ISO-AUTO“
ISO-waarde automatisch laten instellen:
Bij een andere instelling dan AUTO
wordt ISO weergegeven. Wanneer
een instelling van 3200 of hoger
wordt ingesteld, knippert ISO.
(blz. 112)
ISO-bracketing
De camera maakt automatisch foto's met verschillende ISO-gevoeligheid maar met dezelfde
sluitertijd en diafragmawaarde. 3 beelden met verschillende belichting worden opgenomen
in de volgorde van de ingestelde ISO-gevoeligheid (optimale belichting bij instelling
op [AUTO]), belichting in de richting – en belichting in de richting +.
Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0
• De correctiewaarde wordt ingesteld in stappen van 1/3 EV, ongeacht de instelling voor
de ISO-stap.
Aantal beelden: 3
MenuMENU[X][BRACKETING][ISO BKT]
x Opmerkingen
•
Bracketing wordt uitgevoerd, ongeacht de bovengrens die w e rd inges teld met
• Deze functie kan niet worden gebruikt wanneer het beeldeffect is ingesteld op een kunstfilter.
[ISO-AUTO SET]
2
Belichting
.
Meervoudige belichting
Hiermee worden verschillende beelden op elkaar geplaatst en als één enkel beeld
opgeslagen. Het beeld wordt opgeslagen met de beeldkwaliteit die ingesteld is op het
ogenblik waarop het beeld wordt opgeslagen.
U kunt de foto die u maakt op het beeld plaatsen, of u kunt in de stand Weergeven een
opgenomen beeld op het beeld plaatsen.
MULTIPLE EXPOSURE
In de fotografeerstand kunt u tot 4 foto's bove
U kunt ook een opgeslagen RAW-beeld selecteren en verschillende foto's maken om een
overlappend beeld te maken.
[FRAME]: Selecteer [2F], [3F] of [4F] voor het aantal beelden dat u wenst te maken.
[AUTO GAIN] : Bij de instelling [ON] wordt de helderheid van elk beeld ingesteld op
[OVERLAY] : B ij de i nstel li ng [ON] kunt u bovenop een RAW-beeld dat op een kaartje
“1/aantal gemaakte foto's“ en worden de beelden op elkaar gepl aatst.
Bij de instelling [OFF] worden de beelden op elkaar geplaatst met
de oorspronkelijke helderheid van elk beeld.
is opgeslagen, verschillende foto's plaatsen en als een afzo nderlijk beeld
opslaan. Het aantal gemaakte foto's is één eenheid klein er d an h et
aantal beelden dat ingesteld is bij [FRAME].
n elkaar pla
atsen en als één beeld opslaan.
51
NL
IMAGE OVERLAY
In de stand Weergeven kunt u tot 4 RAW-beelden
elkaar plaatsen en als één beeld opslaan.
op
g“Beeldoverlapping“ (blz. 95)
MenuMENU[X][MULTIPLE
EXPOSURE]
Instellingenvenster
• Als meervoudige belichting ingesteld is,
wordt u weergegeven op het bedieningspaneel
en het superbedieningspaneel. Als de opname wordt
ken, knippert u en wordt i groen weergegeven op het superbedieningspaneel.
erbro
ond
2
Bedieningspaneel
MULTIPLE EXPOSURE
FRAME
AUTO GAIN
OVERLAY
BACKSET
Belichting
TIPS
Het beeld tijdens de opname annuleren:
j Als u op knop D drukt, wordt de laatst gemaakte foto geannuleerd.
Meerdere foto's maken terwijl u de kadrering van elk beeld controleert:
j Fotograferen met live bekijken. De overlappende beelden worden semitransparant op de LCD-
monitor weergegeven, zodat u tijdens het fotograferen de positie van de beeldoverlapping kunt
controleren.
5 of meer beelden op elkaar plaatsen:
j Als u 5 of meer beelden op elkaar wenst te plaatsen, slaat u het beeld op als een RAW-bestand
en gebruikt u [OVERLAY] om de meervoudige opname te herhalen.
x Opmerkingen
• Als meervoudige belichting ingesteld is, wordt [SLEEP] automatisch ingesteld op [OFF].
• RAW-beelden die met een andere camera werden gemaakt, kunnen niet worden gebruikt
voor het overlapp
•Als [OVERLAY] ingest
RAW-beeld wordt geselecteerd, ontwikkeld met de instellingen op het ogenblik van
de opname.
• Om de fotografeerfuncties in te stellen, dient u eerst de functie meervoudige belichting
te annuleren. Bepaalde functies kunnen niet worden ingesteld.
• De functie Meervoudige belichting wordt in de volgende situaties automatisch opgeheven.
De camera wordt uitgeschakeld/U drukt op de q-kn
op de n-knop/De batterij heeft geen vermogen meer/De kaart werd verwisseld/De LCDmonitor is gesloten/De USB-kabel, AV-kabel of HDMI-minikabel wordt aangesloten
• De informatie voor het eerste beeld tijdens Meervoudige opname wordt als opnamegegevens
we
ergegeven.
•
Wanneer het beeldeffect is ingesteld op C tot L, is meervoudige belichting niet
b
schikbaar met MYSET of Y/X.
e
end beeld.
eld is op [ON]
, worden de beelden die worden weergegeven als een
op/U drukt
op de MENU-knop/U drukt
OFF
OFF
OFF
52
NL
Scherpstellen en opnamefuncties
3
Autofocusstand selecteren
Deze camera beschikt over drie autofocusstanden: S-AF, C-AF, en MF.
U kunt foto's maken door de S-AF- of C-AF-functie met de MF-functie te combineren.
Directe knopAF+j
Superbedieningspaneelip: [AF MODE]
Instellingenvenster
ZoekerBedieningspaneel
S-AF:
C-AF:
MF:
S-AF+MF :
C-AF+MF:
AF-knop
MENU-knop
k
i-knop
j
3
Scherpstellen en opnamefuncties
S-AF (één keer scherpstellen)
Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera één keer scherp.
Als het scherpstellen mislukt, laat u de ontspanknop los en drukt u deze nogmaals half in.
Deze methode is geschikt voor het fotograferen van niet of nauwelijks bewegende
onderwerpen.
Druk de ontspanknop half in.
• Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het AF-teken
• U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met
met knipp
scherpste
eren
llen.
.
AF-teken
Zoeker
53
NL
TIPS
Bij weinig licht kan de camera in een AF-sta nd soms moe ilijk auto matisch s cherpste llen:
j De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. Op die manier kunt u gemakkelijker
scherpstellen als er weinig licht is en u de AF-stand gebruikt.
g“AF ILLUMINAT. (AF-lichtbron)“ (blz. 103)
Als u snel wenst om te schakelen van de AF-stand naar MF:
j
Door [MF] te registreren bij de <-knop, de P-knop of de V (preview)-knop, kunt unaar
de MF-stand schakelen door gewoon op die knop te drukken.
g“BUTTON FUNCTION“ (blz. 106)
Als u ook wenst te fotograferen als het onderwerp niet scherpgesteld is:
Als u niet wenst dat het AF-kader in de zoeker wordt weergegeven als scherpgesteld
is op het onderwerp:
j Het AF-kader in de zoeker wordt rood als het onderwerp scherp staat. U kunt instellen dat het
AF-kader niet verschijnt. g“AF AREA POINTER“
C-AF (continu scherpstellen)
3
Scherpstellen en opnamefuncties
De camera herhaalt het scherpstellen terwijl de ontspanknop half ingedrukt blijft. Als
het onderwerp zich verplaatst, blijft de camera de scherpstelling continu aanpassen
(Predictive AF). Ook al beweegt het onderwerp of verandert u de compositie van de foto,
de camera blijft bezig met scherpstellen.
Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden.
• Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt het AF-teken met knipperen.
• Het AF-teken licht niet meer op, ook
• De camera blijft continu bezig met scherpstellen. Ook al beweegt het onderwerp, en zelfs
e compositie van de foto wijzigt: de camera blijft steeds bezig met scherpstellen.
als u d
• U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen. U hoort deze pieptoon
niet meer na de de
scherpgesteld.
TIPS
De camera stelt scherp op iets dat voor het onderwerp passeert:
j U kunt de camera zo instellen, dat de scherpstelling niet wordt gewijzigd, zelfs als de afstand tot
het onderwerp wijzigt. g“C-AF LOCK“ (blz. 103)
rde keer scherpstellen in de stand continu AF, ook al is er goed
a
l is de scherpstelling in orde.
(blz. 103)
MF (handmatig scherpstellen)
Met deze functie kunt u handmatig scherpstellen op elk onderwerp.
Stel scherp met de scherpstelring.
54
NL
Dichtbij
Scherpstelring
)
TIPS
De draairichting van de scherpstelring wijzigen.
j U kunt de draairichting van de scherpstelring naar eigen voorkeur instellen: rechtsom of juist
linksom naar de stand oneindig. g“FOCUS RING“ (blz. 103)
Bevestiging of daadwerkelijk is scherpgesteld op het onderwerp (scherpstelhulp):
j Als u de lens handmatig scherpstelt op een onderwerp (door de scherpstelring te verdraaien),
stopt het AF-teken met knipperen zodra uw scherpstelling overeenkomt met de autofocusmeting
van de camera. Als B is ingesteld met [AF AREA], licht het AF-teken op zodra in het middelste
AF-kader is scherpgesteld op het onderwerp. (Alleen wanneer de zoeker wordt gebruikt)
De scherpstelling nauwkeurig aanpassen (MF assist):
j U kunt het onderwerp vergroot op het scherm controleren door de scherpstelring te draaien
terwijl u fotografeert met live bekijken. g“MF ASSIST“ (blz. 103)
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF)
Met deze functie kunt u, zodra de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF,
de scherpstelling handmatig bijregelen met de scherpstelring.
• Druk de ontspanknop half in. Als AF bevestigd is, draait u aan de scherpstelring
om de scherpstelling fijn bij te regelen.
x Opmerkingen
• Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw
half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
De methodes C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+MF)
Stel scherp met de scherpstelring en druk de ontspanknop half in om de C-AF-methode
te activeren.
• Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, kunt
• Als u de ontspanknop niet indrukt, kunt u han
TIPS
Een andere manier om handmatig scherp
j U kunt knop AEL/AFL instellen om C-AF te activeren. g“AEL/AFL“ (blz. 105)
x Opmerkingen
• Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw
half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
u
niet handmatig scherpstellen (MF).
dmatig scherpstellen (MF).
te stellen in de stand C-AF:
3
Scherpstellen en opnamefuncties
55
NL
Autofocusveld selecteren
Bij automatisch scherpstellen kan de camera gebruikmaken van 11 AF-kaders. Selecteer
de optimale AF-kaderstand overeenkomstig uw onderwerp en de kadrering.
Er zijn twee AF-kaderstanden: Alle AF-kaders, waarbij AF wordt toegepast op alle AF-kaders,
en enkelvoudig AF-kader, waarbij AF wordt gecentreerd rond één geselecteerd AF-kader.
B Alle AF-kaders
De camera stelt automatisch scherp op het onderwerp dat
zich voor de camera
de 11 AF-kaders. Dit is interessant als u bewegende
onderwerpen fotografeert of als u de scherpstelling
laat uitvoeren door de camera.
bevindt en maakt daarbij gebruik van
3
Scherpstellen en opnamefuncties
M Enkelvoudig AF-kader
(o Klein enk
De camera stelt scherp met behulp van één geselecteerd
AF
-kader. Dit is handig als u nauwkeurig wenst scherp
te stellen op het onderwerp nadat u de opname heeft
gekadreerd. Met M kunt u scherpstellen in een bereik
dat iets groter is dan één AF-kader, maar u kunt het bereik
enkel instellen binnen het AF-kader. Als [SMALL]
geselecteerd is voor [AF SENSITIVITY], wijzigt
de weergegeven instelling automatisch in o. g“AF SENSITIVITY“ (blz. 103)
N Dynamisch enkelvoudig AF-kader
Als de camera niet kan scherpstellen op het onderwerp
behu
met
camera scherp met behulp van het naastliggende
AF-kader.
lvoudig AF-kader)
e
lp van het geselecteerde AF-kader, stelt de
Geselecteerd
AF-kader
56
NL
Directe knopP + j/k
j
• Als de knop wordt losgelaten, wordt het momenteel
geselecteerde AF-kader gemarkeerd. Als M of N
ingesteld is, kunt u het AF-kader selecteren dat op
dat ogenblik moet worden gebruikt. Hoe u dat doet,
leest u bij Stap 2 in “Positie van het AF-kader
selecteren“ (gblz. 57) in de volgende paragraaf.
AF-knop
k
P-knop
Superbedieningspaneelip: [AF AREA]
N
•Als M of
draaien om het AF-kader te selecteren.
MenuMENU[c][R][AF AREA]
•Als M of N
Positie van het AF-kader selecteren
Selecteer het AF-kader dat u wenst te gebruiken voor de stand Enkelvoudig AF-kader.
1 Door op de knop P te drukken en uw vinger op te heffen, kunt u het AF-kader
selecteren.
2 Gebruik de hoofdregelaar / subregelaar of
de pendelknop om het AF-kader te selecteren.
• De hoofdregelaar heeft dezelfde functie als ac,
terwijl de subregelaar dezelfde functie heeft als bd.
• Druk op de knop i o
weer in te stellen op het centrum.
TIPS
De werking selecteren als het AF-kader geselecteerd is:
j
U kunt de werking van de regelaars en van de pendelknop wijzigen om het AF-kader te selecteren.
g“P SET UP“ (blz. 102)
De positie van het AF-kader selecteren met de pendelknop zonder op de knop P
te drukken:
j Druk de ontspanknop half in en laat hem los, gebruik vervolgens de pendelknop om de positie
van het AF-kader te wijzigen. g“BUTTON FUNCTION“
Autofocus uitvoeren met het opgegeven punt:
j U kunt autofocus uitvoeren met de positie en de grootte van het kader voor vergroting.
g“Het werken met vergrote weergave“
x Opmerkingen
• Wanneer u fotografeert met live bekijken, kunt u de stand Dynamisch enkelvoudig AF-kader
niet gebruiken.
is geselecteerd, kunt u aan de regelaar
is ingesteld, kunt u het AF-kader selecteren met p.
P + k
de positie van het AF-kader
m
(blz. 40)
MENU-knop
(blz. 106)
i-knop
3
Scherpstellen en opnamefuncties
57
NL
Een AF-kaderstand vastleggen
U kunt een vaak gebruikte AF-kaderstand en de positie van het AF-kader vastleggen.
Vervolgens kunt u de vastgelegde instelling (“home-positie“) snel laden en gebruiken
tijdens het fotograferen.
MenuMENU[c][R][P SET HOME]
Vastleggen
1 Selecteer de positie van het AF-kader en druk
op de i-knop.
• De home-positie wordt vastgelegd als
u op de knoppen drukt.
• De home-positie kan niet worden vastgelegd
wa
u de directe knop gebruikt.
nneer
[] SET HOME
3
Scherpstellen en opnamefuncties
Stand
Om deze functie te gebruiken, dient u [P HOME] vooraf toe te wijzen aan een van
de knoppen Fn, P of V (preview). gblz. 106
1 Druk op de knop waaraan [P HOME] is toegewezen.
• De vastgelegde home-positie wordt geselecteerd. Druk nogmaals op deze knop
om naar de oorspronkelijke AF-kaderstand te gaan.
x Opmerkingen
• De AF-gevoeligheid wordt niet opgenomen als u de home-positie vastlegt.
BACK
Geeft aan dat het AF-kader
wordt vastgelegd.
HP
SET
58
NL
Repeterende opnamen
Enkelbeeldopnamen oTelkens als u de ontspanknop indrukt , maakt
Repeterende opnamen H l Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt
Repeterende opnamen L O Maakt foto's met de ingestelde snelheid
• Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze
• De scherpstelling, de belichting en witbalans van de
x Opmerkingen
Instelmethode
Instellingenvenster
. De camera blijft achter elkaar door
drukt
inge
fotograferen tot u de knop loslaat.
e
opname (tijdens S-AF, MF) worden vastgehouden.
eerst
•
Als tijdens repeterende opnamen de batterijspanningsindicator begint te knipperen, stopt
de camera met fotograferen en begint de gemaakte foto's op te slaan op het geheugenkaartje.
Al
s batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto's opslaan.
Directe knop</Y/jk
Superbedieningspaneelip: [j/</Y]
ZoekerBedieningspaneel
de camera één foto (in de stand Fotograferen).
de camera 5 opnamen/sec. (in de stand S-AF, MF).
(g“O fps“ (blz. 108)) zolang u de ontspanknop ingedrukt
houdt.
Mogelijk aantal
repeterende opnamen
< / Y / j-knop
3
Scherpstellen en opnamefuncties
k
Enkelbeeldopnamen
Repeterende opnamen H:
Repeterende opnamen L:
zelfontspanner na 12 seconden :
zelfontspanner na 2 seconden:
Afstandsbediening:
2-seconden afstandsbediening:
• Anti-shock-indicatie:
Een knipperende indicatie in de zoeker of op he
op het superbedieningspaneel geven aan dat anti-shock is ingeschakeld.
t bedieningspaneel en het symbool D
59
NL
Fotograferen met de zelfontspanner
Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera
zo instellen dat de foto na 12 seconden of na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen
met de zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten.
Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (gblz. 59).
Druk de ontspanknop helemaal in.
•Als Y12
•Als Y2s g
• Om de ingeschakelde zelfontspanner voortijdig
3
Scherpstellen en opnamefuncties
x Opmerkingen
Zoekersluiter
Als u fotografeert zonder door de zoeker te kijken, sluit
u de zoekersluiter om de zoeker te blokkeren, zodat er
geen licht in de zoeker komt en de belichting wijzigt.
Zet de zoekersluiterhendel omhoog.
s geselect
De zelfontspanner-LED brandt eerst ongeveer
10 seconden continu, begint dan ongeveer
2 seconden lang te knipperen, en daarna
d
wor
De zelfontspanner-LED knippert ongeveer
2 seconden lang, en daarna wordt de foto gemaakt.
te stoppen, drukt u op de < / Y / j-knop.
• Druk de ontspanknop niet in terwijl u recht voor de camera staat omdat de camera dan bij een
half-ingedrukte ontspanknop gaat scherpstellen op het verkeerde onderwerp.
eerd is:
t de foto gemaakt.
e
selecteerd is:
Zoekersluiterhendel
Zelfontspanner-LED
Fotograferen met de afstandsbediening
Met behulp van de optionele afstandsbediening RM-1 kunt u een zelfportr et of een opname
ij
nachtlicht maken zonder dat u de camera hoeft aan te raken.
b
U kunt de camera zo instellen dat, na het indrukken van de ontspanknop op
de afstandsbediening, de foto onmiddellijk of na 2 seconden wordt gemaakt.
Met de optionele afstandsbediening kunt u ook tijdopnamen maken.
Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (gblz. 59).
• Zoekersluiter gblz. 60
Zet de camera stevig op een statief, richt de
afstandsbediening op de ontvanger op de camera
en druk op de ontspanknop van de afstandsbediening.
•Als <0s is geselecteerd:
De scherpstelling en belichting worden
uden, het afstandsbedieningslampje
vastgeho
knippert en de foto wordt gemaakt.
•Als <2s i
60
NL
s geselecteerd:
De scherp
vastgeho
knippert en na ongeveer 2 seconden wordt
de foto gemaakt.
stelling en belichting worden
uden, het afstandsbedieningslampje
Afstandsbedieningslampje
Ontvanger van
afstandsbedieningssignalen
Effectief bereik van de afstandsbediening
Richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera binnen het bereik dat hieronder
staat aangegeven.
Als sterk licht zoals direct zonlicht op de ontvanger van de afstandsbediening schijnt of als
TL-licht of apparaten, die elektrische golven of radiogolven uitstralen, in de buurt zijn,
kan dit het effectieve bereik verkleinen.
Ca. 3 m (binnenshuis)
Afstandsbediening
TIPS
Het afstandsbedieningslampje knip
de afstandsbediening drukt:
j Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de ontvanger op de camera wordt
blootgesteld aan fel licht. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw
op de ontspanknop van de afstandsbediening.
j Het u
itgezonden signaal bereikt de camera niet als de afstand tot de camera te groot is.
de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop
Houd
van de afstandsbediening.
j Het
signaal wordt gestoord. Richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera en houdt
H-knop en de W- of T-zoomknop op de afstandsbediening tegelijk gedurende minstens drie
de C
seconden ingedrukt, tot het afstandsbedieningslampje op de camera knippert of u een pieptoon
hoort om aan te geven dat het signaal ontvangen is.
Het fotograferen via de afstandsbediening uitschakelen:
j Na het fotograferen via de afstandsbediening wordt deze functie niet automatisch uitgeschakeld.
Druk op knop < / Y / j om de camera op [o] (enkelbeeldopnamen) te zetten, etc.
Gebruik van de ontspanknop op de camera tijdens het fotograferen via
de afstandsbediening:
j
De ontspanknop op de camera werkt altijd, ook in de stand “Fotograferen via de afstandsbediening“.
x Opmerkingen
• Er wordt geen foto gemaakt als de camera niet heeft kunnen scherpstellen op het onderwerp.
• Bij fel licht is het afstandsbedieningslampje moeilijk te zien waardoor u moeilijk kunt bepalen
of de foto wel gemaakt is.
•
Met de afstandsbediening kunt u niet in- of uitzoomen.
Ca. 2 m (buitenshuis)
Ca. 5 m (binnenshuis)
Ca. 3 m (buitenshuis)
Ca. 3 m (binnenshuis)
Ca. 2 m (buitenshuis)
pert ni
et als u op de ontspanknop van
Ontvanger van
afstandsbedieningssignalen
Tijdopnamen met de afstandsbediening
Terwijl u de knop MODE ingedrukt houdt, draait u de hoofdregelaar om de fotografeerstand
in te stellen op [BULB]. g“Tijdopnamen“ (blz. 45)
3
Scherpstellen en opnamefuncties
Druk bij de afstandsbediening op knop W
om de sluiter te openen.
Zodra de bij “BULB TIMER“ (gblz. 112)
ingestelde tijd is verstreken, gaat
de sluiter automatisch dicht.
Druk op knop T om de sluiter
te sluiten.
61
NL
Anti-shock - trillingen voorkomen
U kunt de interval instellen tussen het moment waarop de camera de sp iegel o mhoogkl apt ,
en het moment waarop de sluiter opengaat. Hi erm ee voorko mt u dat de camer a tijd ens d e
opname trilt door het opklappen van d e spiege l. Deze fun ctie kan handi g zijn bij astrofo tografi e
en microscoopfotografie of andere fotografische sit uaties waarin een zeer la nge sluitertijd wordt
gebruikt en trilling van de camera tot ee n mini mum moe t wo rden be pe rkt.
1 MENU[c][V][ANTI-SHOCK z]
2 Selecteer de tijd (tussen 1/8 en 30 seconden) die moet verstrijken tussen het
omhoogklappen van de spiegel en het ontspannen van de sluiter en druk
daarna op de i-knop.
3
Anti-shock wordt apart toegevoegd aan de fotografeerfuncties (enkelbeeldopnamen,
repeterende opnamen, en opnamen met de zelfontspanner en de afstandsbediening).
Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (
3
Beeldstabilisator
Scherpstellen en opnamefuncties
U kunt de camerabeweging beperken die zich vaak voordoet als u foto's maakt wanneer
er weinig licht is of wanneer u fotografeert bij een hoge vergroting.
OFFBeeldstabilisator is uitgeschakeld.
I.S. 1 Beeldstabilisator is ingeschakeld.
I.S. 2 Wordt gebruikt als u met de camera in horizontale richting wenst te bewegen om
een onscherpe achtergrond te verkrijgen. De horizontale beeldstabilisator wordt
uitgeschakeld en enkel de verticale beeldstabilisator is ingeschakeld.
I.S. 3 Wordt gebruikt als u met de camera in verticale richting wenst te bewegen om een
onscherpe achtergrond te verkrijgen (kantelen). De verticale beeldstabilisator wordt
uitgeschakeld en enkel de horizontale beeldstabilisator is ingeschakeld.
Superbedieningspaneelip: [IMAGE STABILIZER]
MenuMENU[X][IMAGE STABILIZER]
g
blz. 59).
62
NL
De brandpuntsafstand instellen
łŖŕŐ
Door vooraf de brandpuntsafstand van de lens in te st ellen,
kunt u de beeldstabilisator gebruiken met andere lenzen
dat Four Thirds-lenzen. Deze instelling wordt uitgeschakeld
als u een Four Thirds-lens bevestigt.
1 Druk op de knop F als de beeldstabilisator
ingeschakeld is.
2 Gebruik de regelaar of ac om de
brandpuntsafstand in te stellen, en druk op i.
• Kies de waarde die het dichtst aansluit bij de waarde die op de lens gedrukt staat.
• U kunt [IS MO
x Opmerkingen
• De beeldstabilisator kan te grote camerabewegingen of camerabewegingen die optreden
• Als u een statief gebruikt, dient u [IMAGE STABILIZ
• Als u een lens met een beeldstabilisatiefunctie gebruikt, schakelt u de beeldstabilisatiefunctie
•Als [IMAGE ST
• Als het pictogram voor de beeldstabilisator rood knippert op de monitor, is er een probleem
DE] toewijzen aan de Fn-knop om deze als directe knop te gebruiken.
wanneer de sluitertijd op de langste tijd is ingesteld, niet corrigeren. In dergelijke gevallen
dient u een statief te gebruiken.
van de lens of van de camera
zal de camera trillen. De reden hiervoor is dat de camera het mechanisme van de
beeldstabilisator initialiseert. Zonder deze initialisering kan de beeldstabilisator niet
goed werken.
met de beeldsta
verkeerd. Neem contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus.
ABILIZER]
bilisatiefunctie. A
uit.
is ingesteld op [I.S.1], [I.S.2] of [I.S.3] en u de camera uitschakelt,
ls u dan toch een foto maakt, is de compositie waarschijnlijk
ER]
in te stellen op [OFF].
łŖŕŐ
j
L F
HD
3
Scherpstellen en opnamefuncties
63
NL
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
4
De beeldkwaliteit selecteren
U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwaliteit
die het beste past bij het doel van de foto (printen, bewerken op een pc, bewerken voor een
website, enz.).
Opnameformaten
JPEG
Voor JPEG-beelden selecteert u een combinatie van resolutie (Y, X, W) en compressiefactor
(SF, F, N, B). Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes). Als u een beeld gaat vergroten, ziet
u bij een laag aantal pixels eerder een mozaïekpatroon verschijnen. Bij een beeld met een
groot aantal pixels neemt beeldbestand meer geheugenruim te in besl ag waardoor u op het
geheugenkaartje minder beelden kunt opslaan. Het beeldbestand wordt kleiner naarmate
u een hogere compressie kiest. In dat geval is het beeld echter minder helder als u het
gaat weergeven.
4
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Beeld met een hoog aantal pixels
Beeld met een laag aantal pixels
Beeld wordt helderder
Compressiefactor
F
(Fijn)
(Normaal)
1/4
1/8
Het aantal pixels wordt hoger
Applicatie
Afhankelijk
van het
gewenste
printformaat
Voor kleine
drukken en
af
gebruik op
websites
Aantal
pixels
Y (Large –
groot)
X (middel)
W (Small –
kl
ein)
Aantal
pixels
4.032 × 3.024YSFYFYNYB
00 × 2.400
3.2
1.600 × 1.200
1.280 × 960
1.024 × 768
640 × 480
SF (Super
Fijn)
1/2,7
XSFXFXNXB2.560 × 1.920
WSFWFWNWB
RAW
Dit zijn onverwerkte gegevens waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet
veranderd werden. Gebruik OLYMPUS Viewer 2 of de [ib]-software om ze als een beeld
op de computer weer te geven. RAW-gegevens kunnen niet weergegeven worden op
een andere camera of met normale software, en kunnen niet geselecteerd worden
voor printreservering. RAW-bestanden hebben de extensie “.ORF“.
RAW-beelden kunnen met deze camera worden bewerkt en opgeslagen als JPEG-
64
gegevens. g“Foto's bewerken“ (blz. 93)
NL
N
B
(Basic)
1/12
De beeldkwaliteit selecteren
JPEG
Voor JPEG-beelden kunt u 4 combinaties vastleggen van resoluties (Y, X, W) en
compressie
g“K SET“ (blz. 114)
Als u X of W als resolutie selecteert, kunt u ook het aantal pixels selecteren.
g“PIXEL COUNT“ (blz. 114)
JPEG+RAW
Telkens als u een foto maakt, wordt tegelijkertijd een JPEG- en een RAW-beeld opgeslagen.
RAW
Slaat het beeld op in het bestandstype RAW.
bi
RAW: RAW
JPEG: YF/YN/XN/WN
JPEG+RAW: YF+RAW/YN+RAW/XN+RAW/WN+RAW
De beeldkwaliteit snel instellen:
j
De bestandsgrootte bepalen en het aantal foto's dat
u per beeldkwaliteit kunt opslaan:
j “Beeldkwaliteit en bestandsgrootte/het aantal foto's dat kan
factoren (SF, F, N, B). In totaal zijn er 12 verschillende combinaties mogelijk.
) De volgende 9 beeldkwaliteiten zijn beschikbaar als YF/YN/XN/WN zijn vastgelegd.
jv.
Superbedieningspaneelip: [K]
MenuMENU[W][K]
TIPS
Door
[RAWK]
of de
V (
u de knop ingedrukt houdt om de beeldkwaliteit te wijzigen.
Telkens wanneer u op de knop drukt, kunt u gemakkelijk
omschakelen tussen enkel JPEG-gegevens en JPEG- en
RAW-gegevens. g“B
worden opgeslagen“ (gblz. 144)
toe te wijzen aan de <-knop, de P -knop
preview)-knop, kunt u de regelaar verdraaien terwijl
UTTON FUNCTION“ (blz. 106)
D
arge
Normal
STILL PICTURE
MOVIE
OFF
STILL PICTURE
RAW
F
N
N
N
SETBACK
1
ISIS
4
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
De beeldverhouding instellen
U kunt de breedte-hoogteverhouding (verhouding tussen horizontaal en verticaal) wijzigen als
u foto's maakt met behulp van live bekijken. Afhankelijk van uw voorkeur kunt u de breedte hoogteverhouding instellen op
[3:4]
. JPEG-beelden worden uitgesneden en op geslagen overeenkomstig de breedte-
of
hoogteverhouding.
Superbedieningspaneelip: [ASPECT]
MenuMENU[W][IMAGE ASPECT]
x Opmerkingen
• RAW-beelden worden niet uitgesneden en worden opgeslagen met de breedtehoogteverhouding die werd gebruikt tijdens het fotograferen.
• Tijdens de weergave van RAW-beelden worden de beelden weergegeven met een rand
overeenkomstig de breedte-hoo
[4:3]
(standaard),
gteverhouding.
[16:9], [3:2], [6:6], [5:4], [7:6], [6:5], [7:5]
65
NL
TIPS
De breedte-hoogteverhouding wijzigen van opgeslagen beelden:
j U kunt de breedte-hoogteverhouding enkel wijzigen als de breedte-hoogteverhouding van het
beeld ingesteld is op [4:3]. g“Foto's bewerken“
Opgeslagen beelden uitsnijden:
j U kunt enkel beelden uitsnijden als de breedte-hoogteverhouding van het beeld ingesteld
is op [4:3]. g“Foto's bewerken“
Fotograferen met de breedte-hoogteverhouding van het beeld wanneer u de zoeker
gebruikt:
j Stel [ASPECT SHOOTING] in op [ALL]. g“ASPECT SHOOTING“ (blz. 115)
(blz. 93)
(blz. 93)
Witbalans selecteren
De kleurweergave varieert altijd naargelang de lichtomstandigheden. Als u bijvoorbeeld
daglicht en gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen , ziet u dat d e kleur
wit telkens een andere tint heeft. Een dig itale came ra kan met zijn digita le processor de kleur
van het wit aanpassen zodat de keur er natuurlijker uitziet. Dit noemen we de witbalans. Met
deze camera kunt u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen.
Witbalans automatisch instellen [AUTO]
De camera detecteert dan in de beelden automatisch de witte partijen en past aan de hand
7 verschillende kleurtemperaturen zijn vooraf ingesteld overeenkomstig de lichtbro n. Gebruik
bijv. een
of creëer hiermee een warm effect bij kunstlichtopnamen.
U kunt de kleurtemperatuur instellen tussen 2000K en 14000K. Voor meer informatie over
e
d
Witbalans met één knop [M][N][O][P]
U kunt voor bepaalde lichtomstandigheden de optimale witbalans instellen door de camera
op
wordt opgeslagen als een van de preset WB-instellingen.
66
NL
kleurbalans aan. Gebruik deze stand bij normaal fotograferen.
preset WB om meer rood te krijgen in een opname van een zonsondergang,
kleurtemperatuur, raadpleegt u “Witbalans en kleurtemperatuur“ (gblz. 143).
een wit object te richten, bijv. een wit stuk papier. De witbalans die zo wordt ingesteld,
WB-standLichtomstandigheden
AUTO
5 5
2 7500K Voor buitenopnamen in de schaduw op een heldere dag
3 6000K Voor het foto
1 3000KVoor fotograf
Geschikt voor de meeste lichtomstandigheden (als in de zoeker een witte
beeldpartij zicht
Voor buiteno
300K
zonsondergang, of voor meer
baar is) Gebruik d
pnamen op een heldere dag, of voor meer rode tinten bij een een
graferen buiten op een bewolkte dag
eren bij gloeilamplicht
eze stand bij normaal fotograferen.
kleuren bij vuurwerk
> 4000K Voor fotograferen bij TL-licht
QVoor onderwateropnamen
n 5500K Voor flitsopna
Mtot P
CWB
De bij one-touch WB ingestelde kleurtemperatuur.
g“Een one-touch witbalans
De kleurtemperatuur die is ingesteld in het menu Custom witbalans. Kan worden
ingesteld tussen 2.000K en
men
instellen (witbalans met één knop)“ (blz. 69)
14.000K. De standaardinstelling af fabriek is 5.400K.
Auto WB/preset/custom WB instellen
U kunt de witbalans instellen door de juiste
kleurtemperatuur voor de heersende lichtomstandigheden
te kiezen.
Directe knopWB + j/k
Superbedieningspaneelip: [WB]
• U stelt uw eigen witbalans (CWB) in door [CWB] te
se
lecteren en dan met ingedrukte F-knop de regelaar
te verdraaien.
WB-knop
F-knop
j
MenuMENU[c][X][WB]
MENU-knop
i-knop
Instellingenvenster
Zoeker
:AWB
: 5
WB-stand
• Als u een eigen witbalans instelt,
wordt de kleurtemperatuur
weergegeven.
Kleurtemperatuur
: 2
: 3
: 1
: >
: Q
: #
: M
: N
: O
Bedieningspaneel
: P
:
TIPS
Als onderwerpen die niet wit zijn in het wit verschijnen:
j In de stand Auto WB kan de juiste witbalans niet worden bepaald als er binnen het zoekerbeeld
geen witte partijen voorkomen. Probeer het in dit geval met de instelling one-touche WB of met
een van de preset-WB-instellingen.
Witbalanssensor
Deze camera beschikt over een witbalanssensor
waarmee de lichtbron in de opnameomgeving wordt bepaald.
De witbalanssensor meet en berekent het infrarode en
zichtbare licht, en bepaalt of de lichtbron zonlicht, TL-licht,
schijnwerperlicht, een blauwe lamp of een andere lichtbron is.
Let op dat u tijdens het fotograferen de sensor niet afdekt
of in de schaduw plaatst.
Witbalanssensor
4
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
67
NL
Witbalanscorrectie
Hiermee kunt u de instelling van Auto WB, Preset WB en One-touch WB bijregelen.
Directe knopWB + Fk: aanpassen in richting A/
• Gebruik de subregelaar om in te stellen in de rich tin
in de richting G.
j: aanpassen in richting G
g A, of de hoofdregelaar om in te stellen
Superbedieningspaneelip: [>]
MenuMENU[c][X][WB]
• Selecteer de witbalans die u wilt bijregelen en druk op d.
De witbalans bijregelen in de richting A (amber/blauw)
Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt
de beeldtint bij het bijregelen naar + oranje (amber),
en naar – blauwer.
4
De witbalans bijregelen in de richting G (groen/
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
magenta)
Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de
beeldtint bij het bijregelen naar + groener, en naar – roder
(magenta).
• De witbalans kunt u in beide richtingen in 7 stappen
bijregele
n.
Instellingenvenster
bijv. 1)Als de richting A en de richting G allebei worden aangepast naar –
ZoekerBedieningspaneel
Aanpassen naar G: -2
Aanpassen naar A: -3
>
AUTO
WB PREVIEW
BACK
Instelmenu directe knoppen
AEL
AFL
SET
G
A
–
+
5
2
68
bijv. 2)Als de richting A en de richting G allebei worden aangepast naar +
ZoekerBedieningspaneel
Aanpassen naar G: +2
Aanpassen naar A: +3
NL
TIPS
De aangepaste witbalans controleren:
j Na het instellen van de correctiewaarde richt u de camera op het onderwerp om testopnamen
te maken. Als u op knop AEL / AFL drukt, verschijnen
witbalansinstellingen hebt gemaakt.
Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen:
j Zie “ALL >“ (gblz. 113).
de testbeelden die u met de huidige
Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)
Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare
preset WB's. Om de witbalans te bepalen richt u de camera op een wit vel papier dat verlicht
wordt door de gewenste lichtbron. De op deze wijze bepaalde witbalans kunt u opslaan in de
camera. Dit is handig als u een onderwerp niet alleen bij natuurli jk licht fotografe ert, maar ook
bij andere lichtbronnen met verschillende kleurtemperaturen.
Wijs [V] vooraf toe aan een van de knoppen Fn, P of V (preview) in [BUTTON
FUNCTION]. (gblz. 106)
1 Richt de camera op een wit vel papier.
• Houd het papier zó dat het de hele zoeker vult. Zorg dat er geen schaduwen zichtbaar zijn.
2 Terwijl u de knop ingedrukt houdt waaraan [V] is toegewezen,
drukt u op de ontspanknop.
• Het scherm voor one-touch witbalans verschijnt.
3 Selecteer tussen [M] tot [P] en druk op de i-knop.
• De witbalans is nu vastgelegd.
• De vastgelegde witbalans wordt in de camera opgeslagen als een van de preset WB's.
De vastgelegde witbalans blijft bewaard als u de camera uitschakelt.
• U kunt ook op de WB-knop dru
op de F-knop dr
TIPS
Na het indrukken van de ontspanknop, verschijnt [WB NG RETRY]:
j Het vastleggen van de witbalans is mislukt om een van de volgende redenen: het beeld bevatte
te weinig wit, het beeld is te licht of te donker, of de kleuren zien er onnatuurlijk uit. Wijzig het
diafragma en de sluitertijd en herhaal de procedure vanaf stap 1.
ukken om de witbalans vast te leggen.
kken om te kiezen
tussen [M] tot [P], en daarna
4
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
WB-bracketing
Op basis van één opname worden automatisch drie beelden met verschillende witbalans
(aangepast in de opgegeven kleurrichtingen) gemaakt. Eén beeld heeft de ingestelde
witbalans, terwijl de andere beelden een witbalans hebben die aangepast is in de
verschillende kleurrichtingen.
Directe knopWB + MODEk: EV-stap in de richting A-B/
• Gebruik de subregelaar om in te stellen in de richting A-B, of de hoofdregelaar
om in te stellen in de richting G-M.
MenuMENU[X][BRACKETING][WB BKT]
j: EV-stap in de richting G-M
69
NL
Instellingenvenster
u
Wanneer de directe knop wordt gebruikt
EV-stap in de richting G-M: 2STEP
Zoeker
EV-stap in de richting A-B: 4STEP
• Selecteer [OFF], [3F 2STEP], [3F 4STEP] of
[3F 6STEP] voor de EV-stap voor de richting A-B
r-blauw) en de richting G-M (groen-magenta).
(ambe
• Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden
isch 3 beelden gemaakt die aangepast zijn
automat
Wanneer het menu wordt gebr
in de opgegeven kleurrichtingen.
4
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
TIPS
WB-bracketing toepassen op de witbalans die u heeft ingesteld:
j Stel de witbalans handmatig in en gebruik daarna de functie WB-bracketing. WB-bracketing
wordt toegepast op de witbalans die u heeft ingesteld.
x Opmerkingen
• Tijdens WB-bracketing kan de camera de foto's niet maken als er onvoldoende geheugen in
de camera of op het kaartje beschikbaar is voor minstens het geselecteerde aantal beelden.
• Deze functie kan niet worden gebruikt wanneer het beeldeffect is ingesteld op een kunstfilter.
BACK
Bedieningspaneel
WB BKT
A-BG
3F 4STEP3F 4STEP
SET
Beeldeffecten
U kunt de kunstfilter of afwerking selecteren overeenkomstig het doel van de opname. Voor
beeldtinten (afwerking) kunt u ook beeldparameters zoals contrast en scherpte voor elk item
bijregelen. De veranderbare parameters worden in elke stand beeldeffecten opgenomen.
Superbedieningspaneelip: [PICTURE MODE]
MenuMENU[W]
[PICTURE MODE]
PICTURE MODE
h
i-ENHANCE
i
VIVID
j
NATURAL
Z
MUTED
PORTRAIT
-
M
SETBACK
70
NL
[hi-ENHANCE] : Voor indrukwekkendere beelden in overeenstemming met het
0
[iVIVID]: Voor levendige kleuren.
[jNATUR
[ZMUTED]: Voor afgevlakte tinten.
[cPORT
[MONOTONE]: Voor zwart/wit-tinten.
[CUSTOM]:
Druk op d om de parameter aan te passen. De aanpasbare
parameters verschillen afhankelijk van het item.
De afzonderlijke parameters luiden als volgt:
[CONTRAST]: H
[SHARPNESS]:
[SATURATION] : D
[GRADATION]: De tint aanpassen (gradatie).
AL]:
RAIT]: V
[AUTO]
[NORMAL]
[HIGH KEY] : Gradatie bij een helder
[EFFECT]: Voor het instellen van de mate waarin het effect wordt toegepast.
[LOW KEY]
[B&W FILTER]:
[N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale zwart/wit-foto.
[Ye: YELLOW] : Geeft mo
[Or: ORANGE]: Accentu
[R: RED]: Accentu
Selecteer één beeldeffect, stel de parameters in en leg de instelling vast.
h
i-ENHANCE
et verschil tussen lichte en donkere
partijen
D
e beeldscherpte
e kleurdiepte van het beeld
: Deelt het beeld op in kleinere
gebieden en bepaalt voor
elke gebied afzonderlijk de
derh
eid. Dit werkt goed bij
hel
beelden waarin gebieden met
een hoog contrast voorkomen
zodat de lichte partijen te helder,
en de donkere partijen te donker
zouden worden.
: Gebruik bij normale
lichtomstandigheden de stand
[NORMAL].
onderwerp.
: Gradatie bij een donker onderwerp.
(i-ENHANCE)
V
oor zwart/wit-foto's. De filterkleur wordt lichter en de complementaire
kleur wordt donkerder. (MONOTONE)
oi doortekende witte wolken tegen een helderblauwe lucht.
eert de kleuren in blauwe luchten en zonsondergangen lichtjes.
eert in sterke mate kleuren in blauwe luchten en de helderheid
van karmozijnrood gebladerte.
eert in sterke mate kleuren in rode lippen en groene bladeren.
Accentu
(MONOTONE)
leurt zwart/wit-beelden.
CONTRAST
SHARPNESS
SATURA TION
GRADATION
EFFECT
CONTRAST
SHARPNESS
SATURA TION
GRADATION
EFFECT
J
0
±
N
0
±
T
0
±
AUTO
STANDARD
SETBACK
CONTRAST
LoHi
Hi
LoHi
LoHi
0
LoHi
LoHi
Lo
SETBACK
+2
+1
4
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
0
-
1
-
2
71
NL
x Opmerkingen
• [CPOP ART] tot [LDRAMATIC TONE] worden niet toegepast op RAW-beelden.
• Als de beeldkwaliteit is ingesteld op [RAW] en als [CPOP ART] tot [LDRAMATIC TONE] worden
toegepast, is de beeldkwaliteit automatisch ingesteld op [YN+RAW].
• Het korrelige uitzicht van het beeld kan extra worden beklemtoond wanneer [CPOP ART] tot [LDRAMATIC TONE] worden toegepast.
• Wanneer u de instelling [LDRAMATIC TONE] kiest terwijl de ISO-gevoeligheid is ingesteld op AUTO,
is de bovengrens van de gevoelig heid 1.600. U kunt deze waarde hoger instellen dan 1.600 door
een andere instelling dan ISO AUTO te kiezen. In dit geval is de filter echter minder doeltreffend.
Bovendien wordt het effect van de belichtingscorrectie mogelijk niet verkregen.
• Wanneer een van de opties [CPOP ART] tot [LDRAMATIC TONE] wordt toegepast,
is [COLOR SPACE] in het menu niet beschikbaar.
TIPS
U kunt instellen of elk item op het scherm wordt weergegeven of verborgen.
g“PICTURE MODE SETTINGS“ (blz. 111)
Ruisonderdrukking
Hiermee reduceert u de ruis die optreedt bij erg lange sluitertijden. Met name bij nachtelijke
opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. Met
4
[NOISE REDUCT.] onderdrukt de camera automatisch ruis om scherpere foto's te maken.
Als de ruisonderdrukking is ingesteld op [AUTO] wordt de ruisonderdrukking alleen
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
ingeschakeld als de sluitertijd lang is. Als het ingesteld is op [ON] wordt de ruisonderdrukking
steeds ingeschakeld.
Terwijl de ruisonderdrukking is ingeschakeld, duurt het tweemaal zo lang om een foto
te maken.
ON / AUTOOFF
MenuMENU[c][X][NOISE REDUCT.]
• Na de opname start het proces waarmee de beeldruis
wordt onderdrukt.
• De indicatie-LED Dataverkeer knippert en [busy
verschijnt in
actief is. U kunt pas een volgende foto maken zodra
de indicatie-LED Dataverkeer niet meer brandt.
x Opmerkingen
• Tijdens repeterende opnamen wordt [NOISE REDUCT.]
• Bij sommige lichtomstandigheden en onderwerpen werkt deze functie niet optimaal.
de zoeker wanneer de ruisonderdrukking
automatisch uitgeschakeld [OFF].
]
Ruisonderdrukking [ON]
Ruisfilter
U kunt het ruisonderdrukkingsniveau selecteren. In de meeste gevallen kunt u [STANDARD]
gebruiken. [HIGH] wordt aanbevolen tijdens fotograferen met hoge gevoel igheid.
72
MenuMENU[c][X][NOISE FILTER]
NL
Gebruik van de flitser
5
Flitserfunctie instellen
De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse fact ore n zoals een re eks fli tsen en
het flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, hangt af van het gekozen progra mma.
De flitserfuncties zijn ook beschikbaar op apart verkrijgbare externe flitsers.
AutoflitsenAUTO
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.
Om een onderwerp bij tegenlicht te fotograferen, richt u het autofocusveld op het onderwerp.
Flitssynchronisatiesnelheid/trage grens
De sluitertijd kan worden gewijzigd als de ingebouwde flitser werkt.
g“#X-SYNC.“ (blz. 112), “#SLOW LIMIT“ (blz. 112)
Flitsen met onderdrukken van rode ogen !
In de stand “Flitsen met onderdrukken van rode
ogen“ ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks
inleidende flitsen. Hierdoor wennen de ogen
van de persoon aan het heldere licht waardoor
de kans op rode ogen wordt verkleind. In de
standen S/M/BULB zal de flitser altijd flitsen.
x Opmerkingen
• Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 seconde voordat de sluiter ontspant. Houd
de camera stevig vast om te voorkomen dat de camera beweegt.
• Deze functie sorteert minder effect als het onderwerp niet recht naar de inleidende flitsen kijkt
of als de afsta
kunnen het effect beperken.
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn)#SLOW
De trage synchronisatieflits is bedoeld voor lange sluitertijden. Normaliter ku nt u bij het
fotograferen met een flitser geen al te lange sluitertijden instellen om camerabewegingen te
voorkomen. Maar als u een onderwerp tegen een na chtel ijke acht erg rond fo togr afeert , wordt
bij snellere sluitertijden de achtergrond te donker. Met trage synchronisatie kunt u zowel de
achtergrond als het onderwerp goed belichten. Omdat u met een lange sluitertijd werkt ,
gebruikt u een statief om camerabewegingen te elimineren.
nd tot het ond
erwerp te groot is. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken
De ogen van uw onderwerp zien er rood uit.
5
Gebruik van de flitser
1e sluitergordijn
Normaliter ontsteekt de flitser direct nadat de sluiter volledig geopend is. Dit wordt het
1e sluitergordijn genoemd. Tijdens flitsopnamen wordt deze methode gewoonlijk toegepast.
73
NL
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn) #SLOW2
Bij een “2e sluitergordijn-flits“ ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat.
Door het flitsmoment te wijzigen, kunt u interessante effecten bereiken, bijvoorbeeld het
suggereren van beweging door de achterlichten van een rijdende auto als strepen weer te
geven. Hoe langer de sluitertijd, des te sterker zal het effect zijn. In de standen S/M/BULB
zal de flitser altijd flitsen.
Als de sluitertijd op 2 sec. is gezet
2 seconden
2e sluitergordijn1e sluitergordijn
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn)/flitsen met onderdrukken van rode ogen/
!SLOW
Als u trage synchronisatie combineert met het gebruik van de flitser, kunt u deze functie
ook gebruiken om rode ogen te onderdrukken. Als u een onderwerp tegen een nachtelijke
5
achtergrond fotografeert kunt met deze functie het verschijnsel 'rode-ogen' onderdrukken.
Gebruik van de flitser
Aangezien de tijd tussen de inleidende flitsen en het fotograferen zelf in de
2e sluitergordijnsynchronisatie lang is, is het moeilijk om rode ogen te onderdrukken.
Daarom staat alleen de instelling van de 1e sluitergordijnsynchronisatie ter beschikking.
Invulflits #
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de
lichtomstandigheden. Deze functie is vooral
nuttig om schaduwen (bijvoorbeeld van
boombladeren) op het gelaat van personen,
in situaties met tegenlicht, enzovoort weg te
werken. Maar ook om kleurverschuivingen
te corrigeren welke veroorzaakt worden door
kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
x Opmerkingen
• Als de flits ontsteekt, is de sluitertijd ingesteld op 1/250 sec. of korter. Als u met de invulflitsen
een onderwerp tegen een lichte achtergrond fotografeert, kan de achtergrond overbelicht zijn.
In dit geval gebruikt u de optionele externe flitser FL-50R en fotografeert u in de stand Super
FP. g“Super FP-f
Flitser uit $
De flitser ontsteekt niet.
Zelfs in deze stand kunt u de flitser als AF-lichtbron gebruiken (mits de flitser omhoog staat).
g“AF ILLUMINAT. (AF-lichtbron)“ (blz. 103)
2
seconden
Sluiter gaat dicht
litser“
1e sluitergordijn: flitser ontsteekt
2e sluitergordijn: flitser ontsteekt
(blz. 79)
0
seconden
Sluiter helemaal open
74
NL
Handmatig flitsen (Manual)
Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven.
Bij handmatig flitsen is de F-waarde die u moet instellen afhankelijk van de afstand
tot het onderwerp.
Hoeveelheid licht naar
verhouding
FULL (1/1)18 (13)
1/49 (6,5)
1/164,5 (3,3)
1/642,3 (1,6)
RG: Richtgetal
ISO 200 (Equivalent met ISO 100)
Bereken met de onderstaande formule de F-waarde die u moet instellen
Diafragma (F-waarde) =
RG × ISO-waarde
Afstand tot het onderwerp in meters
ISO-gevoeligheid
ISO-waarde1002004008001.6003.2006.400
ISO-gevoeligheid1,01,42,02,84,05,68,0
Instelmethode
Directe knop# + j
#-knop
Superbedieningspaneelip: [FLASH MODE]
5
Gebruik van de flitser
j
Instellingenvenster
ZoekerBedieningspaneel
Flitserfunctie
• Meer informatie over het weergeven van de instellingen vindt u onder “Beschikbare
flitsstanden in de diverse fotografeerstanden“ (gblz. 142
).
75
NL
Fotograferen met de ingebouwde flitser
Bij gebruik van een lens met een brandpuntsafstand van minder dan 14 mm (vergelijkbaar
met een 28 mm lens op een kleinbeeldcamera) kunnen bij het licht van de flitser de randen
van de foto donkerder worden (vignettering). Of dit effect inderdaad optreed t, hangt ook
af van het lenstype, de zonnekap en de lichtomstandigheden (zoals de afstand tot het
onderwerp).
1 Druk op de #UP-knop om de
ingebouwde flitser omhoog
te laten springen.
5
Gebruik van de flitser
2 Druk de ontspanknop half in.
•Als # continu oplicht, is de flitser
gebruiksklaar. Als dit teken knippert,
is de flitser bezig met opladen. Wacht
in dit geval tot het opladen is voltooid.
•Als [#RC MODE] is ingesteld op [ON] ontsteekt de ingebouwde flitser alleen
om te communiceren met de externe flitser zodat deze niet als een flitser werkt.
g“Fotograferen
met het draadlo
Regelen van de flitssterkte
U kunt de flitssterkte instellen tussen +3 en -3.
Bij sommige situaties krijgt u betere resultaten als u de flitssterkte aanpast, bijv. bij het
fotograferen van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt
u het contrast verbeteren (het onderscheid tussen lichte en donkere partijen)
waardoor uw foto's levendiger worden.
r opgeladen is:
ze Olympus RC-flitssysteem“ (blz. 80)
Flitser stand-by-teken
Zoeker
#UP-knop
76
NL
Directe knopw + k
Superbedieningspaneelip: [w]
Instellingenvenster
ZoekerBedieningspaneel
TIPS
De flitser aanpassen met de regelaars:
j Wijs de flitssterkteregeling toe aan de hoofdregelaar (of subregelaar).
g“DIAL FUNCTION“ (blz. 104)
x Opmerkingen
• Dit werkt niet bij handmatig flitsen.
• Dit werkt niet als de externe flitser is ingesteld op MANUAL.
• Als u de flitssterkte op de externe flitser hebt ingesteld, wordt dit gecombineerd
met de flitssterkte-instelling van de camera.
•Als u [w+F] hebt ingest
de belichtingscorrectiewaarde. g“w+F“ (blz. 112)
eld op [ON], wordt
de flitssterktewaarde opgeteld bij
w-knop
F-knop
k
5
Gebruik van de flitser
Flitser-bracketing
De camera maakt verschillende opnamen en wijzigt telkens de hoeveelheid licht van
de flitser. De camera maakt 3 foto's met de volgende hoeveelheid licht: optimaal licht ,
licht aangepast in de richting – en licht aangepast in de richting +.
MenuMENU[X][BRACKETING][FL BKT]
• De correctiewaarde wijzigt overeenkomstig de EV-stap.
g“EV STEP“ (b
• Bij enkelbeeldopnamen wijzigt de hoeveelheid licht van
de flitser t
• Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop
drukt
inge
• Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen
ser-bracketing. Als deze stopt, knippert 0
met flit
in de zoeker en op het bedieningspaneel en verschijnt
0 in gr
lz. 111)
elkens wanneer u op de ontspanknop drukt.
tot het geselecteerde aantal foto's is genomen.
oen op het superbedieningspaneel.
AE BKT
WB BKT
FL BKT
ISO BKT
BRACKETING
FL BKT
OFF
3F 0.3EV
3F 0.7EV
3F 1.0EV
SETBACK
77
NL
Fotograferen met een externe flitser
Naast de ingebouwde flitser kunt u ook gebruikmaken van externe flitsers die geschikt zijn
voor deze camera. Hiermee beschikt u bij flitsopnamen over een groter aantal mogelijkheden
bij verschillende lichtomstandigheden.
De externe flitsers communiceren met de camera, zodat u de flitserfuncties van de camera
kunt uitbreiden met andere flitserfuncties zoals TTL-AUTO en Super FP. Monteer een voor
deze camera geschikte externe flitser op de flitsschoen van de camera. U kunt de flitser ook
bevestigen op de bevestigingspunt op de camera met behulp van de flitskabel (opt ioneel).
Raadpleeg eveneens de handleiding van de externe flitser.
Beschikbare functies bij gebruik van externe flitsers
Optionele flitserFL-50RFL-36RRF-11TF-22
Flitsregeling
RG (richtgetal)
(ISO100)
RC-functie99kk
* De brandpuntsafstand van de lens die gebruikt kan worden (kleinbeeldequivalent)
x Opmerkingen
Gebruik van een externe elektronenflitser
5
Gebruik van de flitser
Schakel de flitser altijd pas in nadat u hem op de came ra h ebt be vest igd.
• De optionele flitser FL-40 kunt u niet gebruiken.
TTL-AUTO, AUTO, MANUAL,
FP TTL AUTO, FP
RG50 (85 mm*)
RG28 (24 mm*)
MANUAL
RG36 (85 mm*)
RG20 (24 mm*)
TTL-AUTO, MANUAL
RG11RG22
1 Schuif het afdekkapje uit de flitsschoen
zoals aangegeven door de pijl in de
afbeelding.
• Bewaar het afdekkapje van de flitsschoen op
een veilige plek zodat u het niet verliest en zet
het na het fotograferen met flits weer op de
camera.
2 Schuif de flitser in de flitsschoen.
• Als de vergrendelpen uitsteekt, verdraait
u de vergrendelring zo ver mogelijk in
de tegengestelde richting van LOCK.
Hierdoor
wordt de vergrendelpen
naar
binnen getrokken.
78
NL
Vergrendelpen
Flitsschoendekseltje
Vergrendelring
3 Schakel de flitser in.
• Als de laadindicator op de flitser gaat
branden, is het opladen voltooid.
• De flitser is gesynchroniseerd met de camera
bij sluitertijden van
1/250 sec. o
f korter.
4 Selecteer een flitserfunctie.
5 Selecteer de gewenste flitsregeling.
• Kies voor normaal gebruik de instelling
TTL-AUTO.
6 Druk de ontspanknop half in.
• De camera en de flitser wisselen nu informatie
uit over de ISO-waarde, de diafragmawaarde
en de sluitertijd.
7 Druk de ontspanknop helemaal in.
x Opmerkingen
• De ingebouwde flitser kan niet gebruikt
worden als er een externe flitser op de
flitsschoen is aangebracht.
Super FP-flitser
Super FP-flitsen is mogelijk met de flitsers FL-50R
en FL-36R. U kunt de Super FP-flitser gebruiken, zelfs als
normale flitsers niet in combinatie met een snelle sluitertijd
kunnen worden gebruikt.
Ook invulflitsen met een ver geopend diafragma (zoals bij
portretopnamen buitenshuis) zijn mogelijk met Super FP.
Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
Super FP-flitser
Zoeker
5
Gebruik van de flitser
79
NL
Fotograferen met het draadloze Olympus RC-flitssysteem
50°
100°
50°
30°
30°
60°
Met het draadloze Olympus RC-flitssysteem kunt u zonder kabels meerdere flitsers gebruiken.
Met dit flitssysteem kunt u foto's maken met meerdere draadloze flitsers en deze flitsers in drie
groepen (A, B en C) aansturen. De ingebouwde flitser verzorgt de communicatie tussen
de camera en de externe flitsers.
Voor meer informatie over draadloos flitsen raadpleegt u de handleiding van de externe flitser.
Instelbereik bij draadloos flitsen
Plaats de draadloze flitser zó dat de RC-sensor ervan naar de camera wijst. De richtlijnen
voor het instelbereik vindt u hieronder. Het bereik is steeds afhankelijk van de omgeving
waarin u fotografeert.
Richting van de
flitslichtbundel
50
50°
60
60°
30°
30
30
30°
Richting
van de
camera
Afstandsensor
5
Gebruik van de flitser
100
100°
1 Plaats de flitser zoals aangegeven bij “Instelbereik bij draadloos flitsen“
en schakel de flitser in.
2 Zet de flitser met zijn knop MODE in de RC-flitsstand en stel het kanaal
en de groep in.
3 Zet op de camera de RC-flitsstand op [ON].
• MENU[X][#RC MODE][ON]
• Het superbedieningspaneel schakelt over naar de RC-flitsstand
• Met de INFO-knop k
unt u het sup
50
50°
5m
erbedieningspaneel omschakelen.
10m
80
NL
4 Op het superbedieningspaneel kunt u de flitsstand en de andere instellingen voor
elke groep aanpassen.
Flitssterkte
Groep
• Selecteer de
flitserfunctie en pas
de flitssterkte
afzonderlijk aan
voor de groepen A,
B en C. Voor de
MANUAL-functie
selecteert u de
flitssterkte.
A MODE
Flitsregeling
TTL
OFF
+1.0
1 / 8
–
Flitssterkte
Normale flitser / Super FP-flitser
• Selecteer Normaal flitsen
of Super FP-flitsen.
LOM
Communicatie-lichtniveau
2
• Zet de lichtsterkte van het
communicatiesignaal op
[HI] (hoog), [MID] (medium),
of [LO] (laag).
Kanaal
• Zet het communicatiekanaal
op hetzelfde kanaal dat u op
de flitser gebruikt.
5 Selecteer een flitserfunctie.
• In de RC-flitsstand kunt u niet flitsen met rode-ogen-reductie.
6 Druk op de #UP-knop om de ingebouwde flitser omhoog te laten springen.
7 Zodra u al deze voorbereidingen hebt getroffen, maakt u wat testopnamen om
de werking van de flitsers en de kwaliteit van de opnamen te controleren.
8 Begin vervolgens met fotograferen en controleer telkens de oplaadindicatie
van alle flitsers.
x Opmerkingen
• Hoewel u een onbeperkt aantal draadloze flitsers kunt gebruiken, raden wij u aan om per
groep niet meer dan 3 flitsers toe te passen om te voorkomen dat de flitsers elkaar gaan
storen.
• In de RC-flitsstand worden de draadloze flitsers aangestuurd door de ingebouwde flitser.
In deze stand kunt u de ingebouwde flitser echter niet gebruiken voor flitsopnamen.
• Voor synchronisatie met het 2e sluitergordijn moet de sluitertijd en anti-shock zijn ingesteld
op een tijd kort
draadloos flitsen mogelijk niet goed werken.
er dan 4 secon
den. Bij een langere sluitertijd of anti-shock-instelling zal het
5
Gebruik van de flitser
81
NL
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers
e
Met deze camera kunt u de flitssterkte alleen maar goed instellen voor flitsers die geschikt
zijn voor deze camera, en dus niet voor andere soorten flitsers. Om gebruik te maken van
een andere in de handel verkrijgbare flitser, monteert u deze in de flitsschoen of verbindt
u het synchronisatiesnoer met de connector voor de externe flitser. Stel op de camera de
fotografeerstand in op M. Voor meer informatie over in de han del verkrijgbar e flitser s die niet
speciaal voor deze camera zijn bedoeld, raadpleegt u “In de handel verkrijgbare fl itsers die
niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld“ (gblz. 82).
1 Schuif het kapje uit de flitsschoen om de externe
flitser te kunnen bevestigen.
2
Selecteer de fotografeerstand M (Manual) en stel
vervolgens de diafragmawaarde en de s lui tertijd in.
• Zet de sluitertijd op 1/250 sec. of langzamer. Bij snellere
sluitertijden zijn andere, in de handel verkrijgbare flitsers
onbruikbaar.
• Bij een lange sluitertijd is de kans op onscherpe
fo
to'
s groter.
Externe flitserconnector
Flitsschoendeks
3 Schakel de flitser in.
• Zorg dat u de flitser pas inschakelt zodra deze op de camera is bevestigd.
4 Stel op de camera de ISO- en diafragmawaarde zó in dat die overeenkomen met
de instelling van de flitser.
5
• Raadpleeg de handleiding van de flitser over mogelijke instellingen.
Gebruik van de flitser
x Opmerkingen
• De flitser ontsteekt telkens als u de ontspanknop (helemaal) indrukt. Als u de flitser even
niet wenst te gebruiken, schakelt u de flitser gewoon uit.
• Controleer vooraf of de gebruikte flitser wel gesynchroniseerd is met de camera.
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld
1) Voor bepaalde in de handel verkrijgbare flitsers is een spanning van 250V of meer vereist
voor de synchronisatieconnector. Als u dergelijke flitsers gebruikt, kan de camera
beschadigd raken of niet goed werken. De fabrikant van de flitser kan u de nodige
technische gegevens meedelen voor de connector voor de flitssynchronisatie.
2) Bepaalde in de handel verkrijgbare flitsers
omgekeerde polariteit. Dit soort flitsers kunt u niet op deze camera gebruiken. Neem
contact op met de fabrikant van de flitser.
3) Om flitsopnamen te kunnen maken, moet u de externe flitser kunnen instellen. Als u de
ne fl
itser in de stand Automatisch gebruikt, stelt u op de flitser en de camera dezel fde
exter
waarden in voor het diafragma (F-waarde) en de lichtgevoeligheid (ISO).
4) Zelfs als de F-waarde en de ISO-gevoelighe
opnamen toch niet altijd correct worden belicht. In dat geval past u de autofocuswaarde
of ISO op de flits aan of berekent u de afstand in de handmatige modus.
5) Gebruik een flitser met een openingshoek die overe
de lens. Bij een gewone kleinbeeldcamera is de brandpuntsafstand van een lens ongeveer
tweemaal zo groot als van een lens met dezelfde vergrotingsfactor die speciaal voor de ze
camera is ontwikkeld.
6) Gebruik geen flitser of extra TTL-flitser die over nog meer communicatiefuncties beschikt
dan die in de
alleen niet normaal functioneert maar ook nog eens de camera-elektronica beschadigt.
door ons aanbevolen flitsers, aangezien het zou kunnen dat deze flitser niet
82
NL
h
ebben een synchronisatieconnector met
nkomen, is het mogelijk dat
id overee
enkomt met de brandpuntsafstand van
Films opnemen en bekijken
2:18
6
Tijdens live bekijken gebruikt u de n (film)-knop om HD-films (High Definition) met geluid
op te nemen. g“Stand“ (blz. 15)
Films opnemen
1 Activeer live bekijken.
• Druk op de u-knop wanneer u foto's maakt met behulp
van de zoeker.
2 Stel de gewenste opnamestand in.
•
De film wordt opgenomen in een opnamestand wanneer
de
n
(film)-knop wordt ingedrukt.
Hij wordt echter opgenomen in de P (programmagestuurd
fotograferen)-stand wanneer
• [P]:Optimale diafragmawaarde wordt automatisch ingesteld overeenkomstig de
helderheid van het onderwerp. De ISO-gevoeligheid is ingesteld op AUTO.
• [A]: De weergave van de achtergrond wordt gewijzigd door de instelling van het
diafragma.
De ISO-gevoeligheid is ingesteld op AUTO.
• [M]:
U regelt het diafragma en de sluitertijd. Selecteer de sluitertijd tussen 1/30 sec.
en 1/4.000 se
De gevoeligheid kan handmatig worden ingesteld op een waarde tussen ISO 200
en 1.600.
• C tot L kunnen worden ingesteld als beeldeffect van P/A/M.
c.
S
(sluitertijdvoorkeu z e) is ingesteld.
u-knop
3 Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
4 Druk op den (film)-knop om de opname te starten.
Druk nogmaals op de n (f
te stoppen.
• Tegelijk begint de opname van het geluid.
(Wanneer [MOVIE
ilm)-knop om de opname
R] is ingesteld op [ON].)
6
Films opnemen en bekijken
TIPS
Een stilstaand beeld maken terwijl een film wordt
opgenomen:
j Druk tijdens het opnemen van een film op de ontspanknop om
de filmopname te pauzeren en een stilstaand beeld te maken.
Nadat het stilstaand beeld werd gemaakt, gaat de filmopname
verder. In dit geval worden drie bestanden opgenomen.
De scherpstelling opnieuw aanpassen tijden het opnemen van een film:
j Druk op de AEL/AFL-knop of druk de ontspanknop half in om de automatische scherpstelling uit
te voeren.
• Het geluid van de lensactivering kan worden opgenomen.
• Door een in de handel verkrijgbare microfoon aan te sluiten op de microfoonconnector,
kan het geluid van de lensactivering worden verminderd.
x Opmerkingen
• Als u een film opneemt, kunt u de instellingen voor belichtingscorrectie, diafragmawaarde
en sluitertijd niet wijzigen.
•Als [IMAGE STABILIZ
opgenomen beeld lichtjes vergroot. Zelfs als [I.S.2] of [I.S.3] is geselecteerd, wordt
de instelling voor [I.S.1] toegep
geactiveerd is tijdens het opnemen van een film, wordt het
ER]
ast.
P
weergegeven
tijdens de opname
2:18
OpnametijdWordt rood
83
NL
• Stabilisatie is niet mogelijk als de camerabeweging te groot is.
05:00
ʼnŅġŒŖłōŊŕŚ
05:00
/18+'R10
S-AF
IS O
AU TO
g
OFF
AU TO
• Als u een lens met een beeldstabilisatiefunctie gebruikt, schakelt u de beeldstabilisatiefunctie
van de lens of va
• U kunt [g FACE DETECT] niet
• De grootte van een film is beperkt tot 2 GB. Bij sommige kaarttypes is het mogelijk dat
de opname onverwacht wordt onderbroken voor het einde van de beschikbare opnametijd
is bereikt.
• Als de binnenzijde van de camera warm wordt, wordt de opname automatisch gestopt om
de camera te beschermen.
• Terwijl de indicatie-LED Dataverkeer knippert, is de volgende opname niet toegestaan.
• Om films op te nemen is het aan te bevelen een kaartje te gebruiken dat compatibel is met
S
D speed class 6
• De camera geeft mogelijk de opnametijd niet correct weer in de kunstfilterstand. Films die
o
pgenomen zijn in
tijdens de opname wordt de opnametijd aangepast aan de afspeeltijd en gaat deze trager
vooruit dan normaal.
• Wanneer het beeldeffect is ingesteld op [hi-ENHANC
[jNATURAL].
n de camera uit.
of hoger.
de stand [ART7] (DIORAMA) worden aan een hoge snelheid afgespeeld;
gebruiken in de
filmstand.
], wordt de film opgenomen met
E
De filmopnamestand wijzigen
Live control
Menu
6
Films opnemen en bekijken
Geluid opnemen
Live control
Menu
x Opmerkingen
• Als u geluid in een film opneemt, kan het geluid van
de lensactivering en van de camerawerking worden
opgenomen.
•
In de stand [ART7] (DIORAMA) worden geen geluiden opgenomen.
84
NL
HD
SD
iac[D]bd
MENU[W][D][MOVIE]
ʼnŅġŒŖłōŊŕŚ
HD SD
Het aantal pixels bedraagt 1.280 x 720. U kunt films in hoge definitie opnemen.
Het aantal pixels bedraagt 640 x 480.
iac[R]bd
MENU
[c][Z]
[MOVIE R]
/18+'R10
OFF ON
j
L F
HD
HD
05:00
05:00
AUTO
e
S-AF
ISO
AUTO
g
OFF
OFF
05:00
05:00
Films bekijken
00:14/00:34
1 Geef een film weer in de enkelbeeldweergave
en druk op de knop i.
2 Selecteer [MOVIE PLAY] met ac en druk
op de knop i om het afsp
• De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd
tijdens het afspelen van een film.
Het afspelen pauzeren of hervatten.
• Terwijl het afspelen gepauzeerd is, drukt u op a
om het eerste beeld weer te geven en op c om
het laatste beeld weer te geven. Druk op bd om
i
b/d
a/c
één beeld door te spoelen of terug te spoelen.
Houd deze knop ingedrukt om continu terug
of door te spoelen.
Een film doorspoelen of terugspoelen.
Het volume aanpassen.
elen te starten.
MOVIE
MOVIE PLAY
m
SETBACK
00:14/00:34
6
Films opnemen en bekijken
85
NL
Weergavefuncties
[4032x3024,1/8]
2010.09.01
21:56
100-0015
15
N
7
Enkel beeld/Gezoomd weergeven
De basisprocedure voor het bekijken van foto's wordt hieronder beschreven.
Voordat u dit gaat doen, dient u echter eerst stap 1 hieronder uit te voeren.
U kunt de camera zó instellen dat deze na het maken van een foto automatisch
overschakelt naar enkelbeeldweergave. g“REC VIEW“ (blz. 99)
1 Druk op knop q (enkelbeeldweergave).
• Het laatst opgenomen beeld verschijnt.
• Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt de LCDmonitor zichzelf
er 4 uur niets wordt bediend. Schakel de camera weer in.
uit. De camera schakelt automatisch uit als
2 Gebruik bd of k om de beelden te selecteren die
86
u wilt bekijken. U kunt ook j dr
te gaan voor een vergrote weergave.
• U kunt de functies van beide regelaars omschakelen.
gblz. 104
G
(Enkel-beeld)
Fn
[4032x3024,1/8]
L
N
7
Weergavefuncties
NL
2010.09.01
i-knop
• Het menu voor het weergegeven
beeldtype wordt weergegeve n.
100-0015
21:56
d : Geeft het volgende beeld weer
b : Geeft het vorige beeld weer
Druk op de knop <
• Geeft het beeld weer met een
10× vergrote close-up-positie.
JPEG
15
JPEG EDIT
R
m
P
SETBACK
• Om te stoppen met de weergave drukt
u opnieuw op de q-knop.
• Zodra u de ontspanknop half indrukt,
kunt u weer fotograferen.
aaien om naar U
U
(Vergrote weergave beeld-voor-beeld)
151515
INFO
(Weergave close-up-positie)
INFO/Fn
(Gezoomd weergeven)
q-knop
<-knop
j
p
INFO-knop
Druk op bd om de close-ups
beeld voor beeld te bekijken.
Als [g FACE DETECT]
is ingesteld op [ON], drukt
u op ac om naar een ander
gezicht in close-up te gaan.
Druk op p om het display
van de close-up-positie
te verplaatsen.
Als [g FACE DETECT]
(gblz. 38) is ingesteld
op [ON], verschijnt
er een kader rond een
gedetecteerd gezicht. Druk
op i om de kader naar
een ander gezicht te
verplaatsen.
Druk op p om de close-uppositie te veranderen.
INFO/Fn
Lichtbakweergave
+2
2.0x
54
53
+2
±0
W
T
+1
+1
±0
W
T
2.0x
54
53
2.0x
54
53
2.0x
54
53
U kunt het weergegeven beeld en een ander beeld samen aan de linker- en rechterzijde
van de monitor weergeven. Dit is handig om beelden te vergelijken die u met bracketing
heeft gemaakt.
1 Druk op knop P tijdens enkelbeeldweergave.
• Het beeld dat u bekijkt, bevindt zich links op de monitor,
terwijl het volgende beeld rechts staat. Het beeld wordt
weergegeven met dezelfde vergroting als het beeld
dat u bekijkt.
• Het beeld links is het referentiebeeld.
INFO-knop
P-knop
<-knop
k
2 Druk op bd, k om het beeld rechts te selecteren.
• U kunt het beeld rechts beveiligen, wissen of kopiëren.
3 Druk op de P-knop.
• De camera keert terug naar enkelbeeldweergave van het
beeld links met de vergroting waarin u het beeld bekijkt.
MENU-knop
T
2.0x
Referentiebeeld
W
+2
+2
±0
53
T
W
+1
+1
±0
54
Functies tijdens lichtbakweergave
• Door op de i-knop te drukken, wordt het linkerbeeld verwisseld met het rechterbeeld
zodat dit het nieuwe referentiebeeld wordt.
• U kunt met de regelaar de vergroting van beide beelden tegelijk wijzigen.
• Door op de <-knop of
verplaatsen met de p-knop. Door nogmaals op de <-knop of de INFO-knop te drukken,
kunt u de positie van beide beelden verplaatsen met de p-knop.
p : Selecteert het rechterbeeldp : Verschuift het rechter
de INF
O-knop te drukken, kunt u de positie van het rechterbeeld
beeld
**
p : Verschuift beide beelden
gesynchroniseerd
i-knop
7
Weergavefuncties
2.0x
53
54
2.0x
53
54
*
* U kunt de INFO-knop op dezelfde
manier voor deze procedure gebruiken.
2.0x
53
54
87
NL
Indexweergave/kalenderweergave
x
10
2010.09 .01
21:56
15
2010.09 .01
21:56
15
[
4032 x302 4,1/ 8
]
100-001 5
15
N
2010.09 .01
21:56
2010.09 .01
21:56
15
2010.09 .01
21:56
15
Met deze functie kunt u op de monitor verschillende beelden tegelijkertijd weergeven.
Dit is handig als u tussen een aantal foto's een bepaalde foto wilt opzoeken.
Telkens als u tijdens enkelbeeldweergave de draaiknop
naar
G draait, wijzigt het aantal beelden dat wordt
weergegeven tussen 4, 9, 25 en 100.
b
O
m naar het vorige beeld te gaan
:
:Om naar het volgende beeld te gaan
d
a :Om naar het bovenste beeld te gaan
c :Om naar het beeld eronder te gaan
• Om naar de enkelbeeldweergave terug te keren,
draa
it u de ho
ofdregelaar naar U.
G
x
21:56
(4-beelden
21:56
10
15
(9-beelden indexweergave)
*1
15
*1
2010.09.01
21:56
2010.09.01
21:56
(25-beelden
indexweergave)
15
*1
15
[
]
4032x3024,1/8
L
N
21:56
100-0015
2010.09.01
(Enkelbeeldweergave)
7
2010
9
Weergavefuncties
(Kalenderweergave)(100-beelden
2010.09.01
15
2010.09.01
indexweergave)
indexweergave)
*1 Wordt weergegeven wanneer “G/INFO SETTINGS“ (gblz. 109) is ingesteld op [ON].
Kalenderweergave
Met kalenderweergave kunt u de op het geheugenkaartje opgeslagen beelden op datum
gesorteerd weergeven. Als u op één datum meerdere foto's hebt gemaakt, verschijnt
de foto die op die dag als eerste is gemaakt.
Selecteer met p en druk op i om de beelden van de geselecteerde datum
in de enkelbeeldweergave op te roepen.
j
U
88
NL
Informatiedisplay
[
4032 x3024,1 /8
]
x
10
2010.09.01
21:56
100-0015
15
x
10
N
N
15
x
10
15
±
1.0
x
10
F5.6
100
±
0.0
ISO
250
NATURAL
N
+
2.0
45
mm
WBAUTO
G±0
A±0
Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over een foto oproepen.
Informatie over de beeldhelderheid kunt u ook laten weergeven
met een histogram en highlight-weergave (lichte partijen).
Druk meerdere keren op de knop INFO tot de gewenste
informatie verschijnt. U kunt de weergegeven informatie
ook omschakelen door aan de regelaar te draaien terwijl
u op de INF
• De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het
informat
O-knop
drukt.
iedisplay de volgende keer opgeroepen wordt.
Alleen beeld
INFO-knop
Vereenvoudigde weergave
x
10
[
4032x3024,1/8
L
21:56
100-0015
15
2010.09.01
]
N
Highlight/
Shadow-weergave
*Histogram
Als in het histogram de balken rechts hoger
zijn dan links, is de foto misschien te licht
(overbelicht). En als de balken links hoger
zijn dan rechts, is de foto misschien te
donker (onderbelicht). Corri geer in dien n odig
de belichting of maak de foto nogmaals.
x
10
HILIGHT
SHADOW
Highlight&Shadow
Over- of onderbelichte delen van het opgenomen beeld
worden weergegeven.
Lichte partijen (overbelichte delen) wordt aangeduid in rood.
Schaduw (onderbelichte delen) wordt aangeduid in blauw.
15
*1
*
Histogram
Histogramweergave
De verdeling van de helderheid
van het opgenomen beeld
verschijnt in een histogram
(helderheidscomponentgrafiek).
Opnamege
gevens
x
10
F5.6
250
+
2.0
45
mm
±
1.0
±
0.0
100
ISO
WBAUTO
G±0
A±0
NATURAL
L
N
100-0015
15
Volledige
weergave
x
10
15
*1
*1 Wordt weergegeven wanneer “G/INFO SETTINGS“ (gblz. 109) is ingesteld op [ON].
TIPS
Snel omschakelen naar de vaak gebruikte weergave:
j U kunt de informatieweergave voor alle standen verbergen behalve “Vereenvoudigde weergave“.
“G/INFO SETTINGS“ (gblz.
j Het bereik van het waarschuwingsgeluid wijzigen dat wordt aangegeven
op
de Highlight&Shadow-weergave “HISTOGRAM SETTINGS“ (blz. 109)
109)
7
Weergavefuncties
89
NL
Diashow
Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven.
De beelden worden in volgorde weergegeven, te beginnen met het weergegeven beeld.
1 MENU[q][m]
• Druk tijdens de weergave op de knop i om diashow
te selecteren.
JPEG
JPEG EDIT
R
m
P
SETBACK
MENU-knop
2 Voer de instellingen voor de diashow uit.
[START] :
[BGM] : Stel BGM in of schakel BGM [OFF].
[SLIDE] : Stel de ite
[SLIDE INTERVAL] :
[MOVIE INTERVAL] :
Voer de diashow uit met de huidige instellingen.
ms voor de diashow in.
Stelt het interval waarmee beelden worden gewisseld, in op 2-10 seconden.
Als een film wordt weergegeven, selecteert u [FULL] om de v
te geven, of [SHORT] om een fragment
halverwege de film weer te geven.
olledige
film weer
3 Selecteer [START] en druk op de knop i.
• De diashow start.
7
4 Druk op i om de diashow te stoppen.
Weergavefuncties
Functies tijdens diashow
• Druk op ac om het algemene volume aan te passen (alleen wanneer het geluid wordt
weergegeven via de luidspreker van de camera).
• Druk op bd terwijl het
balans tussen BGM en het opgenomen geluid in te stellen.
x Opmerkingen
• Als u de diashow langer dan ca. 30 minuten laat draaien terwijl u de batterij gebruikt, schakelt
de camera zichzelf uit.
scherm voor de volumeaanpassing wordt weergegeven om de
j
i-knop
90
NL
Beelden roteren
[
4032 x3024 ,1/8
]
2010.09 .01
21:56
100-001 5
15
[
4032 x3024 ,1/8
]
2010.09 .01
21:56
100-001 5
15
[
4032 x3024 ,1/8
]
2010.09 .01
21:56
100-001 5
15
[
4032 x3024 ,1/8
]
2010.09 .01
21:56
100-001 5
15
N
N
N
N
Met deze functie kunt u beelden roteren (kantelen) en ze tijdens enkelbeeldweergave
verticaal op de monitor laten weergeven. Dit is handig als u foto's maakt met de camera
in verticale stand. De beelden worden automatisch in de juiste stand weergegeven, zelfs
als de camera gekanteld is.
1 MENU[q][y]
• Als deze op [ON] staat, worden verticaal opgenomen
beelden tijdens de weergave automatisch geroteerd en
weergegeven. U kunt ook op de knop F drukken om
het beeld te roteren en weer te geven.
• Na het roteren wordt het beeld in die positie opgeslagen
op het geheugenkaartje.
F-knop
Origineel beeld vóór het roteren
FFF
[
2010.09.01
21:56
4032x3024,1/8
100-0015
]
L
N
15
2010.09.01
21:56
[
4032x3024,1/8
100-0015
]
L
N
15
2010.09.01
21:56
[
4032x3024,1/8
100-0015
]
L
N
15
2010.09.01
21:56
[
4032x3024,1/8
F
Weergave op een televisie
Gebruik de bijgeleverde AV-kabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven.
1 Schakel eerst de camera en de
televisie uit en sluit de AV-kabel aan
zoals aangegeven in de afbeelding.
2 Zet de televisie aan en zet deze in
op de videostand. Raadpleeg voor
formatie over het omschakelen
in
naar de video-ingang-modus de
ding van uw televisie.
handlei
AV OUT
connector
q-knop
3 Schakel de camera in en druk
op knop q (weergeven).
AV-kabel
100-0015
]
L
N
15
7
Weergavefuncties
AV in-aansluiting
(video/audio)
91
NL
x Opmerkingen
• Sluit de camera met de bijgeleverde AV-kabel aan op de televisie.
• Zorg dat het type videosignaal van de camera overeenkomt met dat van de televisie.
g“VIDEO OUT“ (blz. 108)
• Zodra u de AV-kabel aansluit op de camera, schakelt de cameramonitor zichzelf uit.
• Bij sommige tv's verschijnt de foto niet in het midden van het televisiescherm.
Aansluiting met een HDMI-minikabel
• Schakel de camera en de televisie uit voor u de minikabel aansluit.
HDMIminiconnector
Aansluiten op de HDMIconnector op de
televisie.
HDMI-minikabel (verkrijgbaar
in de handel)
HDMI-contact
1 Sluit de HDMI-minikabel aan op de HDMI-connector van de televisie.
2 Sluit de HDMI-minikabel aan op de HDMI-connector van de camera.
7
3 Schakel de televisie in en schakel “INPUT“ naar “HDMI INPUT“.
Weergavefuncties
4 Schakel de camera in.
x Opmerkingen
• Voor meer informatie over het wijzigen van de ingangsbron van de televisie, raadpleegt
u de handleiding van de televisie.
• Gebruik een HDMI-minikabel die overeenkomt met de HDMI-miniconnector op de camera
en de HDMI-connector op de televisie.
• Als de camera en de televisie verbonden zijn met zowel een AV-kabel als een HDMImin
ikabel, heeft HD
• Afhankelijk van de instellingen van de televisie kunnen de weergegeven beelden
en informatie bijgesneden zijn.
• Als u een televisie via een HDMI-minikabel aansluit, kunt u het formaat van het digitale
vid
eosignaal selec
• U kunt geen foto's of films opnemen als de HDMI-kabel aangesloten is.
• Sluit de camera niet aan op andere HDMI-uitvoerapparaten. Hierdoor zou de camera
b
eschadigd raken
• HDMI-uitvoer is niet mogelijk als de camera via USB verbonden is met een computer
of een printer.
MI voorrang.
teren. “HDMI“ (gblz.
.
108)
92
NL
De afstandsbediening van de tv gebruiken
De camera kan worden bediend met een afstandsbediening van een tv wanneer deze
is aangesloten op een tv die HDMI-controle ondersteunt.
1 MENU[c][U][HDMI][HDMI CONTROL]
• Stel in op [ON].
2 Bedien de camera met de afstandsbediening van de tv.
• U kunt de camera bedienen door de bedieningsaanwijzingen te volgen die worden
weergegeven op de tv.
• Tijdens de enkelbeeldweergave kunt u de informatieweergave weergeven of verbergen door
op de [Rode] knop te drukken, e
op de [Groene] knop te drukken
• Afhankelijk van de tv zijn sommige functies niet beschikbaar, zelfs niet als deze worden
weergegeven.
Foto's bewerken
Een gemaakte foto kunt u bewerken en opslaan als een nieuwe foto. Welke bewerkingen
u kunt uitvoeren, hangt af van de bestandsindeling (beeldkwaliteit) waarmee de foto
is opgeslagen.
Een JPEG-bestand kunt u ongewijzigd printen. RAW-bestanden kunt u echter niet onbewerkt
printen. Om een RAW-bestand te kunnen printen, moet u dit eerst met de RAWbewerkingsfunctie converteren naar een JPEG-bestand.
Als RAW-bestand opgeslagen beelden bewerken.
De camera verwerkt de gegevens uit het RAW-bestand (bijv. met witbalans en scherpstelling),
en slaat de gegevens dan op als een nieuw JPEG-bestand. Terwijl u de opgeslagen beeld en
controleert, kunt u ze desgewenst bewerken.
De beeldverwerking wordt uitgevoerd aan de hand van de actuele camera-instellingen.
Wijzig de camera-instellingen in uw voorkeursinstellingen voordat u gaat fotograferen.
JPEG-beelden bewerken
[SHADOW ADJ] Maakt de schaduwpartijen lichter.
[REDEYE FIX]Voor het corrigeren van rode ogen op flitsopnamen.
[P]De grootte van de uitsnede instellen
met de hoofdregelaar en de positie
van de uitsnede met de pendelknop.
n kunt u de indexweergave weergeven of verbergen door
.
7
Weergavefuncties
SETSET
d
[ASPECT]Wijzigt
[BLACK & WHITE] Hiermee maakt u een beeld zwart/wit.
[SEPIA]Voor beelden in sepia-tinten.
[SATURATION]Voor het instellen van de kl eu r d iep te (kleurverzadiging).
[Q]Om de foto te converteren naar 1280 × 960, 640 × 480 of 320 × 240
[e-PORTRAIT]De huid ziet er zachter en glanzender uit.
e breedte-hoogteverhouding
van beelden van 4:3 (standaard) in [3:2], [16:9], [6:6], [5:4], [7:6], [6:5], [7:5] of [3:4]. Nadat u de breedte-hoogteverhouding heeft gewijzigd,
gebruikt u de pendelknop om de positie van de uitsnede op te geven.
De kleurverzadiging aanpassen terwijl u de foto op het scherm bekijkt.
pixels. Beelden met een andere breedte-hoogteverhouding dan 4:3
(standaard) worden geconverteerd naar de beeldbestandsgrootte
die hierbij het dichtst aanleunt.
•Als gezichtsherkenning niet goed werkt, kunt u, afhankelijk van het beeld,
eventueel niet corrigeren.
•De grootte van het gecompenseerde beeld is beperkt tot [M] (2.560 x 1.920)
of kleiner.
93
NL
1 MENU[q][EDIT][SEL. IMAGE
100-0020
N
40
(Beeld selecteren)]
• U kunt ook tijdens de weergave selecteren door
op de knop i te drukken.
2
Selecteer een beeld met bd en druk daarna op i.
• De camera herkent het bestandstype van
de beeldgegevens.
• Bij JPEG+RAW-beelden verschijnt een keuzemenu
d
at u vraagt welk
3 Welk instelmenu verschijnt, hangt af van het
bestandstype van de beeldgegevens. Selecteer
het item dat u wilt bewerken en volg
de onderstaande stappen.
bestandstype u wilt bewerken.
Bevestig het bestandstype vanaf hier.
L
N
100-0020
BACKSET
40
JPEG EDIT
SHADOW ADJ
REDEYE FIX
ASPECT
BLACK & WHITE
BACKSET
• Het bewerkte beeld wordt als een ander beeld opgeslagen, los van het originele beeld.
• Om te stoppen met het bewerken drukt u op knop MENU.
x Opmerkingen
• Het is mogelijk dat de rode-ogen-correctie bij sommige foto's niet werkt. De rode-ogencorrectie kan naast de ogen ook andere delen van de foto beïnvloeden.
• In de volgende gevallen kunt u een JPEG-beeld niet bewerken:
7
Als het beeld is opgeslagen in het bestandstype RAW, als een beeld op een pc is bewerkt,
a
Weergavefuncties
ls er onvoldoend
gemaakt.
• Bij het wijzigen van het aantal pixels ([Q]) kunt u noo
dan dat van de originele opname.
• [P] en [ASPE
4:3 (standaard) te bewerken.
Geluid toevoegen aan stilstaande beelden
U kunt een audio-opname (tot 30 sec. lang) toevoegen aan de huidige foto.
e ruimte is op de geheugenkaart, als de foto met een andere camera is
CT] kunt u enkel
gebruiken om beelden met een breedte-hoogteverhouding
RAW DATA EDIT
BACKSET
it een groter aa
1 MENU[q][EDIT][SEL. IMAGE][R]
• U kunt ook tijdens de weergave selecteren door op de knop i te drukken.
2 Selecteer met behulp van ac, en druk daarna op de knop i.
[NO]: Er wordt geen geluid opgenomen.
[R START] : De audio-opname start.
[YES]: Toegevoegd geluid wordt gewist.
x Opmerkingen
• U kunt geen geluid opnemen bij beveiligde beelden.
• Om de opname halverwege te stoppen, drukt u op de knop i.
YES
NO
ntal pixels kiezen
94
NL
Beeldoverlapping
RAW
RAW
RAW
RAW
RAW
RAW
RAW
x
0.3
x
0.1
x
0.1
x
0.3
U kunt tot 4 RAW-beelden die met de camera werden gemaakt, op elkaar plaatsen en
als een afzonderlijk beeld opslaan. Het beeld wordt opgeslagen met de beeldkwaliteit
die ingesteld is op het ogenblik waarop het beeld wordt opgeslagen.
1 MENU[q][EDIT][IMAGE OVERLAY]
• U kunt ook tijdens de weergave selecteren door op de knop i te drukken.
2 Selecteer het aantal beelden dat u op elkaar wenst te plaatsen,
en druk op de i-knop.
3 Gebruik p om een beeld te selecteren en druk
op de knop i.
• Selecteer verschillende beelden overeenkomstig het
aantal beelden dat u in stap 2 heeft geselecteerd.
• Om uw selectie ongedaan te maken,
drukt u nogmaals op i.
4 Gebruik bd om een beeld te selecteren, gebruik
vervolgens ac om de versterking voor
elk beeld te selecteren. Druk op knop i.
• Maak uw keuze van 0.1 tot 2.0.
• Het weergegeven beeld wijzigt naarmate de versterking
wordt aangepast.
5 Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
op knop i.
TIPS
5 of meer beelden op elkaar plaatsen:
j Als u 5 of meer beelden op elkaar wenst te plaatsen, slaat u het op elkaar geplaatste beeld
op als een RAW-bestand en gebruikt u [IMAGE OVERLAY]
x Opmerkingen
• Als de beeldkwaliteit ingesteld is op [RAW], wordt het op elkaar geplaatste beeld opgeslagen
als [YN+RAW].
• Wanneer het beeldeffect is ingesteld op [C] tot [L], wordt
opgeslagen met [jNATURAL].
herhaaldelijk.
IMAGE OVERLAY
RAW
RAW
BACKSET
IMAGE OVERLAY
x
0.3
BACKSET
het overlappen
RAW
x
0.3
RAW
RAW
x
0.1
d beeld
RAW
RAW
x
0.1
7
Weergavefuncties
95
NL
Beelden kopiëren
Met deze functie kunt u beeld kopiëren naar en van het SD-kaartje en CompactFlash. U kunt
dit menu selecteren als er twee geheugenkaartjes in de camera zitten. Het geselecteerde
kaartje is de bron van waaruit u gaat kopiëren. g“r/C“ (blz. 116)
Enkelbeeldkopie
1 Roep het beeld op dat u wilt kopiëren en druk
op COPY / <.
COPY/<-knop
2 Selecteer met ac de optie [YES] en druk
daarna op knop i.
Geselecteerde beelden kopiëren
Met deze functie kunt u in de stand indexweergave meerdere beelden selecteren
en deze allemaal tegelijkertijd kopiëren.
1 Selecteer het te kopiëren beeld in de
indexweergave en druk op de knop i.
• De geselecteerde beelden krijgen een v.
• Om uw selectie ongedaan te maken,
dru
kt u nogmaals op i.
2 Zodra u de beelden die u wilt kopiëren hebt
7
geselecteerd, drukt u op COPY / <.
Weergavefuncties
3 Selecteer met ac de optie [YES] en druk
daarna op knop i.
Alle beelden kopiëren
1 MENU[q][COPY ALL]
2 Druk op d.
COPY SELECT
BACK
COPY ALL
3 Selecteer met ac de optie [YES] en druk
daarna op knop i.
SD
YES
NO
SET
SD
YES
NO
96
BACK
NL
SET
Beelden beveiligen
Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden
gewist met de functie “enkel beeld/alle beelden wissen“.
Enkelbeeldbeveiliging
Roep het beeld op dat u wilt beveiligen en druk
op de 0-knop.
• 9 (beveiligingsteken), verschijnt in de rechterbovenhoek
n het scherm.
va
De beveiliging opheffen
Roep de beveiligde beelden op en druk op knop 0.
Geselecteerde beelden beveiligen
Met deze functie kunt u in de stand indexweergave meerdere beelden selecteren
en deze allemaal tegelijkertijd beveiligen.
0-knop
i-knop
1 Roep de foto's op die u wilt beveiligen en druk daarna op knop i.
• De geselecteerde beelden krijgen een v.
• Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
• Druk op p om de bee
lden te selecte
ren die u wilt beveiligen, en druk op de knop i.
2 Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt beveiligen, drukt u op knop 0.
Alle beveiligingen annuleren
Met deze functie kunt de beveiliging van meerdere beelden in één keer annuleren.
1 MENU[q][RESET PROTECT]
2 Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
x Opmerkingen
• Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde
beelden.
g“Het geheu
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gekanteld, ook niet als u op knop F drukt.
genkaartje forma
tteren“ (blz. 136)
7
Weergavefuncties
97
NL
Beelden wissen
Hiermee kunt u opnamen wissen. U kunt kiezen tussen enkel beeld wissen, waarbij alleen
het momenteel weergegeven beeld wordt gewist; alle beelden wissen, waarbij alle beelden
worden gewist die op het kaartje staan; of geselecteerde beelden wissen, waarbij alleen
de geselecteerde beelden worden gewist.
x Opmerkingen
• Als u het wissen van alle beelden of van geselecteerde beelden uitvoert voor beelden die met
RAW+JPEG zijn opgenomen, worden zowel de RAW- als ook de JPEG-beelden gewist. Als
u het wissen van een enkel beeld gebruikt, kunt u kiezen of u het JPEG-, RAW- of zowel het
RA
W- als ook het JP
• Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Als u de beveiliging van de beelden opheft,
kunt
u ze wél wissen.
• Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen. g“Beelde
Wissen van een enkel beeld
EG-beeld wist. g“RAW+JPEG ERASE“
(blz. 115)
n beveiligen“
1 Geef de foto's weer die gewist moeten worden en druk
op de knop D.
2 Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
op knop i.
Geselecteerde beelden wissen
Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of de indexweergave de geselecteerde beelden
7
in één keer wissen.
Weergavefuncties
1 Geef de foto weer die gewist moet worden en druk op de knop i.
• De geselecteerde beelden krijgen een v.
• Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
• Druk op p om de beeld
en te selecteren
die u wilt wissen, en druk op de knop i.
2 Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt wissen, drukt u op knop D.
3 Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
Alle beelden wissen
(blz. 97)
D-knop
1 MENU[W][CARD SETUP]
2 Selecteer met ac de optie [ALL ERASE] en druk vervolgens op knop i.
3 Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
• Alle beelden worden gewist.
TIPS
Onmiddellijk wissen:
j Als u “QUICK ERASE“ (gblz. 115) heeft ingesteld op [ON], kunt u op de D-knop drukken
om een beeld onmiddellijk te wissen.
98
NL
j U kunt d
e uitgangspo
sitie van de cursor op [YES] instellen. g“PRIORITY SET“ (blz. 116)
Instelfuncties
8
Setup-menu
Gebruik het Setup-menu om de basisfuncties van
de camera in te stellen. Voor meer informatie over
het gebruik van de menulijsten, zie “Instellen in het
menu“ (gblz. 22).
X (Datum/tijd instellen)gblz. 14
W (taal voor de monitor wijzigen)
Voor de schermteksten en de foutmeldingen kunt u naast het Engels ook andere talen kiezen.
s (Helderheid van de monitor aanpassen)
U kunt de helderheid en de kleurtemperatuur van
de monitor aanpassen.
U kunt met bd overschakelen tussen j
(kleurtemperatuur) en k (helderheid) en met ac
kunt u de waarde instellen tussen [+7] en [-7].
Door [AUTO BRIGHTNESS] in te stellen, kan de
verlichtingssensor de omringende helderheid meten
en de monitor automatisch donkerder maken voor
optimale weergave.
REC VIEW
U kunt de zojuist gemaakte foto weergeven op de monitor terwijl de foto op het geheugenkaartje
wordt opgeslagen, en u kunt instellen hoe lang de foto wordt weergegeven. Dit is handig als u de
foto die u zojuist heeft genomen even wilt controleren. Door de ontspanknop half in te drukken
terwijl u de foto controleert, kunt u onmiddellijk doorgaan met fotograferen.
[1SEC] tot [20SEC] Hiermee selecteert u het aantal seconden dat de foto moet worden
[OFF]De foto die op
[AUTO q]Gee
c MENU DISPLAY
[OFF] Het custom menu wordt verborgen in het menuscherm.
[ON] Het custom menu wordt weergegeven in het menuscherm.
weergegeven. Dit kunt u instellen in stappen van 1 seconde.
wordt niet weergegeven.
naar de stand weergave. Dit is handig om een opname te controleren
en eventueel direct te wissen.
het geheugenkaartje wordt opgeslagen,
f
t de foto weer die wordt opgeslagen, en schakelt daarna over
X
W
s
REC VIEW
cMENU DISPLA Y
FIRMWARE
s
SETBACK
SETBACK
’10.09 .01
14:01
ENG.
SEC
5
ON
–5+
2
8
Instelfuncties
99
NL
FIRMWARE
De firmwareversie van uw product verschijnt.
Als u informatie gaat inwinnen over uw camera of accessoires, of als u software
wilt downloaden, moet u opgeven welke versie van elk van de producten u gebruikt.
RESET/MYSET
MYSET instellen
U kunt de huidige instelling van de camera vastleggen in maximaal 4 MYSET-instellingen.
Breng de camera in de gewenste toestand en leg deze toestand vast.
Door de toestand vast te leggen, kunt u deze toestand als een van de opnamestanden
P/S/A/M selecteren.
U kunt de cameratoestand ook toewijzen aan een bepaalde knop ([<]/P/V (Preview))
in [BUTTON FUNCTION]. g“BUTTON FUNCTION“ (blz. 106)
MYSET vastleggen
MenuMENU[W][RESET/MYSET]
1) Selecteer tussen [MYSET1] tot [MYSET4] en druk op de knop d.
2) Gebruik ac om [S
• De actuele instellingen worden vastgelegd in de camera. Voor meer informatie over
de functies die in MYSET kunnen worden vastgelegd, raadpleegt u “Functies die met
de MYSET-instelling kunnen worden vastgelegd“ (gblz. 145).
• Selecteer [RESE
De MYSET-instelling als opnamestand gebruiken.
Directe knop MODE + j
Selecteer de gewenste MYSET-instelling.
• Wijs MYSET1 tot MYSET4 toe aan de Fn-knop (g“BUTTON FUN
8
die u wilt gebruiken als MYSET-sneltoets.
Instelfuncties
Fotografeer terwijl u de Fn-kno
x Opmerkingen
• MYSET (Mijn instelling)
ET] te selecteren en druk daarna op knop i.
T]
om het vastleggen te annuleren.
p inged
rukt houdt.
CTION“ (blz. 106))
100
NL
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.