Olympus E330 User Manual [nl]

DIGITALE CAMERA
HANDLEIDING
NL
De functies van de camera gebruiken
Het juiste programma kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Overige fotofuncties
Scherpstelfuncties
Belichting, beeld en kleur
Beelden weergeven
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
Printen
Aansluiten op een computer
Uw camera beter leren kennen
Informatie
Verwisselbare lenzen
Diversen
In deze handleiding vindt u uitleg over geavanceerde functies voor het maken en weergeven van foto's, over het aanpassen van functies en instellingen, over het overzetten van de opgenomen beelden naar een computer, enz.
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken om vertrouwd te raken met uw camera.
De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
Voor klanten in Europa
Het waarmerk “CE“ garandeert dat dit product voldoet aan de richtlijnen van de EU (Europese Unie) wat betreft veiligheid, gezondheid, milieubeheer en persoonlijke veiligheid van de gebruiker. Apparaten met het waarmerk “CE“ zijn bedoeld voor de Europese markt.
Dit symbool [doorgekruiste verrijdbare afvalbak volgens WEEE Annex IV] geeft de gescheiden inzameling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur in de landen van de EU aan. Gooi het apparaat a.u.b. niet bij het gewone huisvuil. Maak a.u.b. gebruik van het inzamelsysteem dat in uw land beschikbaar is voor de afvoer van dit product.
Handelsmerken
IBM is een gedeponeerd handelsmerk van International Business Machines Corporation.
Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
MacIntosh is een handelsmerk van Apple Computer Inc.
xD-Picture Card™ is een handelsmerk.
Alle andere genoemde bedrijfs- en productnamen zijn gedeponeerde handelsmerken en/of handelsmerken van de betreffende rechthebbenden.
De in deze handleiding genoemde normen voor camera bestandssystemen zijn de door de Japan Electronics and Information Technology Industries Association (JEITA) opgestelde “Design Rule for Camera File System / DCF“-normen.
Hoe leest u de instructies
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden
Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen bij de bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen voor handelingen die u absoluut dient te voorkomen.
TIPS
g
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw camera.
Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
2 NL
Inhoudsopgave
Beschrijft de functies van de camera en hoe u ze bedient.
Beschrijft de diverse programma's voor het fotograferen.
Beschrijft de diverse manieren van fotograferen.
Beschrijft de functies die voor het scherpstellen worden gebruikt.
Beschrijft de functies die te maken hebben met belichting, beeld en kleur.
Beschrijft de functies die gebruikt worden voor het weergeven van opgenomen beelden.
Beschrijft de overige verschillende soorten functies. De instellingen of functies kunnen aangepast worden aan de omgeving waarin de camera gebruikt wordt.
Beschrijft hoe u opgenomen beelden print.
Beschrijft hoe u de beelden van de camera naar uw computer overbrengt en ze daar opslaat
Kijk hier als u hulp nodig hebt of als u meer over de camera wilt weten.
Beschrijft hoe u met de kaartjes en het laadapparaat om moet gaan en bevat een lijst met functies en monitorbeelden van de camera.
Beschrijft hoe u met verwisselbare lenzen om moet gaan.
De functies van de camera gebruiken
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Diverse fotofuncties
Scherpstelfuncties
Belichting, beeld en kleur
Beelden weergeven
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
Printen
Aansluiten op een computer
Uw camera beter leren kennen
Informatie
Verwisselbare lenzen
blz. 11
blz. 15
blz. 22
blz. 36
blz. 40
blz. 51
blz. 59
blz. 71
blz. 76
blz. 83
blz. 95
blz. 103
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Beschrijft voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het gebruik van de camera en accessoires.
3 NL
Diversen
blz. 105
13
Overzichtstekening van de camera
Camera
u (Live view) knop g blz. 20 #UP knop g blz. 28
A/B knop g blz. 20
Oculairsluithendel g blz. 32
Zoeker g blz. 96
Oogcorrectieknop
q (Weergave) knop
g blz. 51
S (Wis) knop
g blz. 58
MENU knop
g blz. 13
INFO (Informatiedisplay)
knop g blz. 53
LCD-monitor
g blz. 97
g blz. 13
Lichtmeetknop
g blz. 41
AEL/AFL knop
g blz. 43 0 (Protect) knop g blz. 57
j (Sluiterfunctie) knop
g blz. 31, blz. 32, blz. 33 < (Kopiëren / Printen) knop g blz. 57, blz. 74
Indicatie-LED Dataverkeer g blz. 80
WB (Witbalans) knop g blz. 45
AF (Scherpstelfunctie) knop g blz. 36
i knop g blz. 13
ISO knop g blz. 44 Pendelknop
Multiconnector g blz. 74, blz. 79
Klepje over de connector
Functieknopg blz. 11
Instelknop
g blz. 13, blz. 64
Cameraschakelaar
F (Belichtingscorrectie)
knop g blz. 42
4 NL
CF-kaartsleuf
xD-picture-kaartsleuf
SSWF-indicatielampje g blz. 93
Ontspanknopg blz. 15
Uitwerpknop
Klepje van het
Flitsschoen g blz. 29
kaartje
Markering voor
lenskoppeling
Flitser g blz. 28
Spiegel
Lensvergrendelingspen
Lensontgrendelknop
Zelfontspanner / LED afstandsbediening /
ontvanger afstandsbediening g blz. 33
Vergrendelknop van het
batterijcompartiment
Klepje van het
batterijcompartiment
Voorbereiding
Lensvatting (Bij het bevestigen van de lens verwijdert u eerst de cameradop van de camera die voorkomt dat stof en vuil kunnen binnendringen.)
Statiefaansluiting
Batterij laden
Laad de batterij op met het meegeleverde laadapparaat. Bij aankoop is de batterij niet volledig opgeladen. Daarom dient u deze vóór gebruik eerst helemaal op te laden.
Lithium-ion-batterij (BLM-1)
Indicator voor laadtoestand Rood lichtje: Bezig met opladen Groen lichtje: Opladen voltooid (laadtijd: ca. 5 uur)
Lithium-ion-laadapparaat (BCM-2)
3
1
Verwijder de cameradop van de batterij.
Netsnoer
NL 5
Camerariem bevestigen
1
2
3
Opmerkingen
• Bevestig de camerariem op de hierboven beschreven wijze zodat de camera niet kan vallen. Als de camerariem niet goed bevestigd is en de camera valt, stelt Olympus zich niet aansprakelijk voor de schade.
Batterij inzetten
Zorg dat de cameraschakelaar op
1
staat.
OFF
Batterijvergrendeling
3
Batterij uitnemen
Druk op de batterijvergrendeling om deze te ontgrendelen en haal de batterij eruit.
Uitrichtteken
Een lens op de camera bevestigen
Verwijder de cameradop van de camera
1
en de achterkap van de lens (linksom). Houd de rode koppelingsmarkering op
2
de lens tegenover de rode markering op
Markering voor lenskoppeling (rood)
Uitrichtteken (rood)
de camera, en steek de lens in het camerahuis. Draai de lens rechtsom tot u een klik hoort.
Verwijder het lenskapje.
3
2
1
De lens uit de camera verwijderen
Terwijl u de lensontgrendelknop ingedrukt houdt, draait u de lens linksom tot u deze kunt verwijderen. g“Overzichtstekening van de camera“ (blz. 4)
6 NL
Lenskapje
Een geheugenkaartje plaatsen
Open het klepje van het kaartje en plaats het kaartje.
Compact Flash/Microdrive xD-Picture card
Steek het contactvlak van het kaartje zo ver mogelijk in de sleuf.
WMarkering
Schuif het kaartje zoals aangegeven in de afbeelding erin tot het vastklikt.
CF-kaartsleuf
xD-picture-Card-sleuf
Opmerkingen
• Druk het kaartje niet naar binnen met een pen of een ander hard of spits voorwerp.
• Zolang de camera is ingeschakeld, mag u de klepjes van het batterijcompartiment en het kaartje niet openen en de batterij of het kaartje niet verwijderen. Als u dit doet, kunnen de gegevens op het kaartje worden beschadigd. Eenmaal beschadigde gegevens kunnen niet worden hersteld.
Geheugenkaartje verwijderen
Verwijder het kaartje als de indicatie-LED Dataverkeer dooft.
Uitwerpknop
Indicatie-LED Dataverkeer
Compact Flash/Microdrive xD-Picture card
Druk de uitwerpknop helemaal in, laat deze uitspringen, en druk de knop dan weer helemaal in.
Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en het springt eruit.
NL 7
Voorbereidingen
Camera inschakelen
Zet de cameraschakelaar op ON. Om de camera uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op OFF.
Zet de functieknop op P.
SSWF-indicatielampje
INFO-knop
Batterijcontrole
Als de camera ingeschakeld wordt of als de batterij bijna leeg is, verandert de indicatie van de batterijlading.
Brandt (groen)
Resterende batterijlading:
*2
Hoog.
*1 Knippert in de zoeker. *2 Het energieverbruik van uw digitale camera varieert afhankelijk van het gebruik en de omstandigheden
tijdens het bedienen. Onder sommige omstandigheden kan de camera zichzelf uitschakelen zonder een waarschuwing te geven dat de batterij leegraakt.
Brandt *1 (rood)
Resterende batterijlading: Laag. Binnenkort opladen.
Monitor
Zodra u de camera inschakelt, verschijnt het fotofunctievenster op de monitor. Verschijnt het fotofunctievenster niet, druk dan op de knop INFO.
[BATTERY EMPTY] (batterij leeg) verschijnt.
Resterende batterijlading: Leeg.
Automatische stofreductie
Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het beeldopneemelement. Tijdens deze reiniging knippert het SSWF-lampje (Super Sonic Wave Filter).
Datum / Tijd instellen
Informatie over datum en tijd is samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. Het bestandsnummer is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
Druk op de
1
g
MENU
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
-knop.
8 NL
Gebruik
2
[
• De geselecteerde functie wordt dan groen weergegeven.
Gebruik
3
“Y-M-D“, “M-D-Y“, “D-M-Y“. Druk daarna op d. Gebruik
4
druk op
ac
X
] te selecteren, druk dan op d.
om [ ] te selecteren, druk dan op d. Gebruik
ac
om één van de volgende datumnotaties te selecteren:
ac
om het jaartal in te stellen en
d
om naar de instelling van de
ac
maand te gaan. Herhaal deze procedure tot u datum en tijd
5
volledig heeft ingesteld.
• De tijd verschijnt in 24-uurs notatie.
Druk op knop i.
6
Opmerkingen
• De datum en tijd worden naar de standaardinstellingen af fabriek hersteld als ongeveer 1 dag geen batterij in de camera zit. Deze inst ellingen kunnen eerder verloren gaan als de batterij maar gedu rende een korte tijd in de camera heeft gezeten voordat deze eruit werd gehaald.
Voordat u gaat fotograferen
Oogcorrectie van de zoeker instellen
Verwijder het lenskapje. Terwijl u door de zoeker kijkt, verdraait u langzaam de oogcorrectieknop.
Zodra u het autofocuskader goed en scherp kunt zien, bent u klaar.
AF-kader
Oogcorrectieknop
om
Zoeker
De hoek van de monitor instellen
De hoek van de monitor kan voor het nemen van foto's
1
3
2
• Oefen geen overmatig grote kracht uit op de monitor. Als u de camera op een statief zet, let er dan op dat de onderkant van de monitor niet tegen het statief slaat.
• Zorg ervoor dat de achterkant van de monitor en het bereik rond de metalen fitting niet beschadigd worden.
aan de omgeving aangepast worden.
De hoek kan binnen het bereik van de gestippelde lijnen veranderd worden.
Opmerkingen
NL 9
Fotograferen
Door de zoeker kijken om een foto te maken
Zet de functieknop op P.
Richt het autofocuskader op het
1
onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt.
AF-kader (autofocus)
Functieknop
Ontspanknop
Zoeker
Scherpstellen.
2
Druk de ontspanknop rustig (half) in.
• De scherpstelling wordt vastgehouden wanneer u een pieptoon hoort. De AF-bevestiging en en het AF-kader verschijnen in de zoeker.
• De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde verschijnt.
• Het fotofunctievenster verschijnt niet als de ontspanknop ingedrukt wordt.
Laat de ontspanknop los.
3
Druk de ontspanknop helemaal in.
• Als een foto wordt genomen, is er een sluitergeluid te horen.
• De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera slaat de foto op.
Rec view
Dit biedt u de mogelijkheid de foto die u zojuist genomen heeft op de monitor weer te geven terwijl de foto op het kaartje wordt opslagen.
Indicatie-LED Dataverkeer
Half indrukken
AF-bevestiging
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Helemaal indrukken
10 NL
Gebruik van de functieknop
De functieknop biedt u de mogelijkheid de camera-instellingen moeiteloos aan het onderwerp en de lichtomstandigheden aan te passen.
Programma's voor gemakkelijk fotograferen
Deze camera heeft optimale instellingen voor verschillende onderwerpen. Afhankelijk van de camerafunctie kunt u de instellingen veranderen
i Portret voor een portret van een persoon.
l Landschap voor het fotograferen van landschappen en andere buitenscènes. & Macro voor het maken van close-up-opnamen (macro shooting). j Sport voor scherpe opnamen van snelbewegende onderwerpen.
/ Nachtscène en portret voor scherpe opnamen van het onderwerp tegen een
nachtelijke achtergrond.
g Motiefprogramma’s
In deze stand kunt u kiezen uit 20 verschillende motiefprogramma's voor diverse situaties. g (blz. 15)
Geavanceerde fotofuncties
P programmagestuurd fotograferen
Hierbij kiest de camera zelf een combinatie van diafragma en sluitertijd. g (blz. 16)
A Diafragmavoorkeuze
Hierbij stelt u zelf het gewenste diafragma in. De camera kiest automatisch de bijpassende sluitertijd. g (blz. 17)
S Sluitertijdvoorkeuze
Hierbij stelt u zelf de gewenste sluitertijd in. De camera kiest automatisch het bijpassende diafragma. g (blz. 18)
M Handmatig fotograferen
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. g (blz. 19)
g (blz. 15)
1
De functies van de camera gebruiken
NL 11
Instellen van de functies
Fotofunctievenster
ON
Zodra u de cameraschakelaar op fotofunctievenster met informatie.
1
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
De weergave verandert bij elke druk op knop
Zodra u de functieknop op g zet, verschijnt het motiefmenu. (gblz. 15)
Fotofunctievenster
Normaal Gedetailleerd Uit
De functies van de camera gebruiken
Functies instellen
U kunt de functies van deze camera op drie manieren instellen.
Instellen terwijl u naar het fotofunctievenster kijkt (gblz. 12)
Instellen met behulp van de directe knoppen (gblz. 13)
Instellen vanuit het menu (gblz. 13)
Functies instellen vanuit het fotofunctievenster
Selecteer een functie in het fotofunctievenster en verander de instelling.
Druk op knop i.
1
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
• Op het fotofunctievenster verschijnt de cursor.
zet, verschijnt op de LCD-monitor het
INFO
.
Fotofunctievenster Cursor
Met de pendelknop p verplaatst u de cursor naar de functie die u wilt
2
instellen.
Bijvoorbeeld bij het instellen van de witbalans
Draai de instelknop om de instelling te veranderen.
3
• Door op de knop i te drukken terwijl de functie geselecteerd is, verschijnt het menu voor die functie. Draai de instelknop om de instelling te veranderen.
• Als u na het instellen enkele seconden wacht, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het fotofunctievenster opnieuw.
Directmenu
12 NL
Procedures bij gebruik van het fotofunctievenster
In deze handleiding worden de procedures bij gebruik van het fotofunctievenster (tot het moment waarop een directmenu verschijnt) als volgt aangegeven.
Bijvoorbeeld bij het instellen van de witbalans
iWBi
Instellen met behulp van de directe knoppen
Deze camera is uitgerust met directe knoppen waaraan functies zijn toegekend en snel ingesteld kunnen worden.
Druk op de knop die bestemd is voor de functie die u wilt instellen.
1
• Het directmenu verschijnt.
Stel dit in met instelknop.
2
• Als u na het instellen enkele seconden wacht, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het fotofunctievenster opnieuw. g “Button timer (knoptimer)” (blz. 69). U kunt de gemaakte instelling ook bevestigen met knop i.
• Stelt u de camera in met directe knoppen, dan kunt u uw instellingen ook vanuit de zoeker bevestigen.
Lijst met directe knoppen
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
De functies zijn als volgt aan de knoppen toegewezen.
1 WB Witbalans knop Witbalans instellen blz. 45 2 AF Scherpstelknop Scherpstelfunctie kiezen blz. 36 3 ISO ISO-knop Lichtgevoeligheid (ISO) instellen blz. 44 4 d Lichtmeetknop Lichtmeetmethode kiezen blz. 41
5 j Sluiterfunctieknop
6 F Belichtingscorrectieknop Belichtingscorrectie blz. 42 7 u Knop Live bekijken Functie Live bekijken blz. 20 8
A/B
Directe knoppen Functie Zie blz.
Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
A/B-functieknop Functie Live bekijken wisselen blz. 20
blz. 31, blz. 32,
blz. 33
Instellen vanuit het menu
1
De functies van de camera gebruiken
Druk op de
1
• Het menu verschijnt op de LCD-monitor. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
MENU
-knop.
Onderin het monitorbeeld staan de bedieningsaanwijzingen.
CANCEL Ja : Druk op MENU om de instelling o ngedaan te
SELECT J/ : Druk op dac om de functie te selecteren.
GO J f : Druk op i om de gemaakte instelling te
maken.
De pijltjes op het scherm komen overeen met de onderstaande pendelknopsymbolen.
: a : c : d : b
bevestigen.
NL 13
Selecteer het gewenste tabblad met .
2
• De functies zijn gerangschikt in tabbladen.
1
Soorten tabbladen
Fotofuncties instellen.
Fotofuncties instellen.
q Weergavefuncties instellen.
Voorkeurfuncties aanpassen.
Functies instellen waarmee u de camera efficiënt kunt gebruiken.
Selecteer een functie.
3
De functies van de camera gebruiken
Selecteer een instelling.
4
Druk zo vaak op i tot het menu verdwijnt.
5
• Het normale fotofunctiemenu verschijnt dan weer.
Hiermee gaat u naar functies binnen het geselecteerde tabblad.
Gaat naar het instelmenu van de geselecteerde functie (sommige functies kunnen vanuit het menu ingesteld worden).
Voorbeeld van een instelmenu
Tabblad
Instelling
Voorbeeld van een menuscherm
De huidige instelling verschijnt op het scherm
Functie
Procedures bij het gebruik van menu's
In deze handleiding worden de procedures bij gebruik van menu's als volgt aangegeven.
Bijvoorbeeld bij het instellen van de witbalans MENU[W][WB] Instelling
14 NL
Fotofuncties
Met de functieknop kunt u kiezen tussen de volgende fotofuncties.
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Programma's voor gemakkelijk fotograferen
Selecteren afhankelijk van de te fotograferen scène. De camera kiest automatisch de juiste instellingen.
i Portret l Landschap & Macro j Sport
/ Nachtscène en portret
g De camera beschikt over 20
verschillende motiefprogramma's. g “Motiefprogramma” (blz. 15)
Instelling
Zet de functieknop op het gewenste programma.
Voor g, zie g“Motiefprogramma” (blz. 15).
Fotograferen
Voor A/S/M, stel de sluitertijd of de diafragmawaarde eerst in.
g“A
: Diafragmavoorkeuze” (blz. 17), “S: Sluitertijdvoorkeuze“ (blz. 18),
M
: Handmatig fotograferen“ (blz. 19)
.
Geavanceerde programma's
Voor geavanceerde en creatieve opnamen kunt u de diafragmawaarde en de sluitertijd zelf instellen.
P Programmagestuurd
fotograferen(g blz. 16)
A Diafragmavoorkeuze(g blz. 17) S Sluitertijdvoorkeuze(g blz. 18) M Handmatig fotograferen(g blz. 19)
2
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de knop helemaal in
Sluitertijd
Diafragmawaarde
om de foto te nemen.
Als de ontspanknop half wordt ingedrukt, verschijnt het diagram rechts in de zoeker.
AF-bevestiging
Belichtingsfunctie
Motiefprogramma
Als u een programma voor een bepaalde situatie kiest, past de camera zijn instellingen optimaal aan de lichtomstandigheden aan. In tegenstelling tot het motiefprogramma van de functieknop, kunnen de meeste functies niet veranderd worden.
Zet de functieknop op g
1
Selecteer met
2
• Er verschijnt een beschrijving en een voorbeeld van het geselecteerde motief.
Druk op knop i.
3
• De camera is nu klaar om te fotograferen.
• Om de instelling te wijzigen, drukt u nogmaals op i.
ac
het gewenste motiefprogramma.
.
Zoeker
NL 15
Soorten motiefprogramma's
Pictogram Stand Pictogram Stand
I 1 PORTRAIT (portret) J 11 MACRO L 2 LANDSCAPE (landschap) r 12 NATURE MACRO
K 3 LANDSCAPE+PORTRAIT
2
G 4 NIGHT SCENE (nachtscène) * 14 SUNSET (zonsondergang) U 5 NIGHT+PORTRAIT
G 6 CHILDREN (kinderen) @ 16 DOCUMENTS (documenten) J 7SPORT s 17 PANORAMA H 8 HIGH KEY (overbelichten) g 18 BEACH & SNOW (strand &
I 9 LOW KEY (onderbelichten) B 19 UNDER WA TER WIDE (onder
q 10 IMAGE STABILIZATION
(landschap+portret)
(nacht+portret)
(beeldstabilisatie)
& 13 CANDLE (kaars)
( 15 FIREWORKS (vuurwerk)
A 20 UNDER WATER MACRO
(natuuropname macro)
sneeuw)
water groothoek)
(onder water macro)
Geavanceerde fotofuncties
P
: programmagestuurd fotograferen
Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd. Met Ps (Program Shift) kunt u de combinatie van sluitertijd en diafragma naar wens aanpassen met behoud van de juiste belichting (EV-waarde = Exposure Value).
Zet de functieknop op P.
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Fotofunctievenster
Sluitertijd Diafragmawaarde
AF-bevestiging
Belichtingsfunctie
Diafragmawaarden en sluitertijden in de stand
In de stand P is de camera zo geprogrammeerd dat deze aan de hand van de helderheid van het onderwerp automatisch de diafragmawaarde en de sluitertijd kiest zoals hieronder wordt aangegeven. Het programma lijndiagram is afhankelijk van het type lens dat gebruikt wordt.
Bij gebruik van een ED 50 mm F2 MACRO-lens (bij een EV-waarde van bijv. 7 wordt de diafragma­waarde F2 gekozen met als sluitertijd 1/30 s)
Bij gebruik van de 14 mm – 54 mm F 2,8 – 3,5 zoomlens (brandpuntsafstand: 54 mm)
Bij gebruik van de 14 mm – 54 mm F 2,8 – 3,5 zoomlens (brandpuntsafstand: 14 mm)
P
Sluitertijd
Zoeker
Diafragmawaarde
16 NL
Programmacorrectie (%)
Door in de stand P de instelknop te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft. Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de programmacorrectie ongedaan te maken, draait u aan de instelknop tot in de zoeker of in het fotofunctievenster de indicatie schakelt de camera uit. Bij gebruik van een flitser is er geen programmacorrectie mogelijk.
A
: Diafragmavoorkeuze
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld. Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte toe. Deze functie gebruikt u als u de weergave van de achtergrond wilt beïnvloeden. Voordat u de foto gaat maken, kunt u met de controlebeeldfunctie controleren hoe scherp of onscherp de achtergrond in beeld komt.
g
“Controlebeeldfunctie” (blz. 21)
%
verandert in P, of u
Sluitertijd Diafragmawaarde
AF-bevestiging
Belichtingsfunctie
Zoeker
Stel de functieknop op A in en draai de instelknop om de diafragmawaarde in te stellen.
Diafragma verder openen (F­getal wordt lager)
Bij een lagere diafragmawaarde (F-getal)
2
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Sluit het diafragma
(F-getal wordt hoger)
Bij een hogere diafragmawaarde (F-getal)
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half ingedrukt is.
Sluitertijd
AF-bevestiging
Belichtingsfunctie
Diafragmawaarde
Overbelicht als de sluitertijdaanduiding knippert. Verhoog de diafragmawaarde. (F-getal).
Zoeker
Belichtingsfunctie
Sluitertijd
AF-bevestiging
Diafragmawaarde
Zoeker
Onderbelicht als de sluitertijdaan­duiding knippert. Kies een lagere diafragmawaarde (F-getal).
NL 17
TIPS
De sluitertijdaanduiding blijft knipperen, ook al hebt u de diafragmawaarde veranderd.
Als bij een korte sluitertijd de sluitertijdaanduiding knippert, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een lagere waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de hoeveelheid invallend licht aan te passen.
g
“ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44)
Hebt u een lange sluitertijd ingesteld en de sluitertijdaanduiding blijft knipperen, dan zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een hogere waarde. instellen” (blz. 44)
2
g
“ISO – de gewenste lichtgevoeligheid
Het interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen: g “EV-stap“ (blz. 62)
De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren:
g
“Controlebeeldfunctie” (blz. 21).
S
: Sluitertijdvoorkeuze
De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met korte sluitertijden kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een lange sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt, waarmee u een gevoel van snelheid of beweging kunt oproepen.
Stel de functieknop op S in en draai de instelknop om de diafragmawaarde in te stellen.
Langere sluitertijd
Een korte sluitertijd kan een snelle actie “bevriezen“ zonder bewegingsonscherpte.
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Kortere sluitertijd
Door een langere sluitertijd wordt een opgenomen snelle actie onscherp. Deze onscherpte roept het gevoel van een dynamische beweging op.
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half ingedrukt is.
Sluitertijd
AF-bevestiging
Belichtingsfunctie
Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, (onderbelicht). Kies een langere sluitertijd.
* Welke diafragmawaarde hierbij gaat knipperen, hangt af van het type lens, en bij een zoomlens
*
is er geen correcte belichting mogelijk
van de gebruikte zoomstand.
Diafragmawaarde
Zoeker
Belichtingsfunctie
Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, * is er geen correcte belichting mogelijk (overbelicht). Kies een kortere sluitertijd.
Sluitertijd
AF-bevestiging
Diafragmawaarde
Zoeker
18 NL
TIPS
De foto is onscherp
Tijdens macro- en ultrateleopnamen neemt de kans dat bewegingsonscherpte uw foto’s bederft aanzienlijk toe. Om dit te voorkomen, kiest u een kortere sluitertijd, of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
De diafragma-aanduiding blijft knipperen, ook al hebt u de sluitertijd veranderd.
Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een lagere waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de hoeveelheid invallend licht te temperen.
g
“ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44)
Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een hogere waarde.
g
“ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44)
Het interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen: g “EV-stap“ (blz. 62)
M
: Handmatig fotograferen
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het afwijkt van de juiste belichting door de belichtingsindicator te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de vrije hand, zodat u elke gewenste instelling kunt maken, onverschillig of de opname goed belicht wordt of niet. U kunt zo ook tijdopnamen maken van bijv. de sterrenhemel of vuurwerk.
g
“Tijdopnamen” (blz. 20)
Stel de functieknop op M in en draai de instelknop om de diafragmawaarde in te stellen.
Om de sluitertijd : in te stellen, draait u de instelknop. Om de diafragmawaarde : in te stellen, draait u de instelknop terwijl u de knop
De instelling
g
Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype.
De sluitertijd kunt u instellen tussen 1/4000 – 60" (s) of
Bij het verdraaien van de instelknop worden de diafragmawaarde en de sluitertijd in stappen van 1/3 EV gewijzigd. U kunt ook de stappen veranderen met de voorkeursinstellingen. stap” (blz. 62)
In het fotofunctievenster verschijnt de belichtingsindicator die het verschil aangeeft (over een bereik van –3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens uw huidige instelling (diafragma en sluitertijd), en de optimale belichting zoals de camera die heeft berekend.
[DIAL]
“De functie van de instelknop aanpassen” (blz. 64)
Ruis in foto's
Bij het fotograferen met lange sluitertijden (30 seconden of langer), kan op het scherm beeldruis verschijnen, of de linkerbovenhoek van het beeld in de monitor kan te helder zijn. Deze verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet aan licht worden blootgesteld, elektrische stromen gaan vloeien waardoor de temperatuur van het beeldopneemelement of van de stuurschakelingen ervan stijgt. Dit kan ook gebeuren als u met een hoog ingestelde ISO-w aarde fotografeert in een omgeving waar een hoge temperatuur heerst. Deze ruis kunt u verminderen met de functie NOISE REDUCTION (ruisonderdrukking).
F
(belichtingscorrectie) ingedrukt houdt.
biedt u de mogelijkheid, de tegenovergestelde instelling te nemen.
[BULB]
.
g
Belichtings-
Onderbelichting
Overbelichting
Optimale belichting
g
“Ruisonderdrukking” (blz. 49)
“EV-
indicator
2
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
NL 19
Tijdopnamen
Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de ontspanknop in gedrukt houdt (maximaal 8 minuten). Zet de sluitertijd op U kunt ook tijdopnamen maken met een apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1).
g
“Tijdopnamen met de afstandsbediening” (blz. 34)
[BULB]
(tijdopname) met de camera ingesteld op M.
Live view (live bekijken)
2
U hebt de mogelijkheid, het onderwerp op de LCD-monitor weer te geven en de compositie te controleren of te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt.
Druk op de knop u.
Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor. De weergave van opnamegegevens kan uitgeschakeld worden door op de knop
Sluitertijd
Moduspictogram
A/B-modus
Beeldkwaliteit
Er zijn twee modi in live view (live bekijken), modus A en modus B (scherpstelgeheugen). Het is mogelijk deze instelling aan de situatie aan te passen.
Druk op de knop A/B om het menu weer te geven. Draai de instelknop om te kiezen en druk dan op de knop i.
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Stand Fotograferen (functieknop: i, l, &, j, /) 33 Stand Fotograferen (P, A, S, M) 33 Motiefprogramma (g) 3 k Repeterende opnamen 33 Vergrote weergave k 3
: Geschikt k: Ongeschikt
3
INFO
te drukken.
Diafragmawaarde
Belichtingscorrectiewaarde
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen
Kaartje
Focusteken
INFO-knop
u-knop
A/B-knop
Ondersteunde modus A-modus B-modus
Opmerkingen
• Bij gebruik van de modus A is een nauwkeurige meting eventueel niet mogelijk, sluit de oculairsluiter. Tijdens het gebruik in de modus A, worden de instellingen niet in de zoeker weergegeven.
• Bij gebruik van modus B is het mogelijk dat, als er een sterke lichtbron in het beeld voorkomt, het beeld donkerder wordt weergegeven maar het wordt normaal opgeslagen.
20 NL
Werkwijze bij vergrote weergave (modus B)
Het is mogelijk het onderwerp 10 keer vergroot weer te geven. De scherpstelling kan ook bevestigd of aangepast worden op de vergrote opname. Deze modus eindigt na 8 minuten.
Druk op de knop
1
Gebruik p om het kader te verplaatsen en druk op de knop i.
2
• Het vlak binnen het kader wordt vergroot weergegeven.
• Druk op de knop i en houd deze ingedrukt om het verschoven vergrote kader weer in het
midden te zetten.
Draai de scherpstelring om het onderwerp scherp te stellen.
3
• Autofocus kan in modus B niet gebruikt worden.
• Als modus B langdurig gebruikt wordt, stijgt de temperatuur van het beeldopneemelement waardoor beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en ongelijkmatige kleuren vertonen. Verlaag de ISO­gevoeligheid of schakel de camera een tijdje uit.
• Door het vervangen van de lens stopt het live bekijken.
• De instellingen kunnen niet met de directe knoppen veranderd worden.
INFO
om naar het scherm met een vergrote weergave te gaan.
Opmerkingen
Weergave met lijnen
Als de compositie van het onderwerp op de LCD-monitor opgeslagen is, kunnen er li jnen weergegeven worden. Stel de weergaven in voor wanneer het live bekijken modus A is en wanneer modus B.
MENU[Y][FRAME ASSIST]
[MODUS A]OFF (uit)
PASSPORT (paspoort) C PASSPORT (paspoort) D
2
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
[MODUS B]OFF (uit)
GOLDEN SECTION (gulden snede) GRID (raster) SCALE (schaal)
Controlebeeldfunctie
Als u het diafragma gebruikt, verschijnt in de zoeker de bij de huidige diafragmawaarde horende scherptediepte (het gebied tussen het dichtstbijzijnde en het verste punt dat als “scherp“ wordt waargenomen). Om ervoor te zorgen dat de controlebeeldfunctie door indrukken van de knop werkt, moet eerst de functie van de knop
g“j
knopfunctie” (blz. 64)
Druk op de knop j om de controlebeeldfunctie te gebruiken.
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
j
op het menu worden gezet.
j
NL 21
Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen)
Het is mogelijk dat in onderstaande gevallen het autofocussysteem van de camera er niet in slaagt scherp te stellen op het onderwerp (bijv. als het onderwerp niet in het midden van het AF-kader staat, als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn omgeving, enz.). Als dit gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen (focus lock) gebruiken.
Scherpstellen met het scherpstelgeheugen (als het onderwerp zich niet in het midden van het AF-kader bevindt)
1
3
2
Diverse fotofuncties
Pas het AF-kader aan aan het onderwerp waarop u wilt scherpstellen en druk de ontspanknop half in tot de AF-bevestiging verschijnt.
• De ingestelde scherpstelling wordt vastgehouden. De AF­bevestiging en en het AF-kader lichten op in de zoeker.
• Als de AF-bevestiging nog steeds knippert, drukt u de ontspanknop opnieuw half in.
• Het fotofunctievenster verdwijnt.
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
g
Verplaats de gewenste compositie met half ingedrukte ontspanknop en druk de knop dan helemaal in.
• De indicatie-LED Dataverkeer knippert terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen.
AF-kader (autofocus)
Als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn omgeving
Als het contrast van het onderwerp gering is, bijvoorbeeld wanneer de belichting niet voldoende is of het onderwerp door mist niet goed zichtbaar, is het mogelijk dat de camera er niet in slaagt zich scherp te stellen. Stel scherp (scherpstelgeheugen) op een onderwerp met een hoog contrast dat even ver van de camera verwijderd is als het onderwerp dat u wilt fotograferen, kies daarna de gewenste beeldcompositie en maak de opname.
Auto bracketing (Automatische proefbelichting)
U kunt deze functie gebruiken als u niet zeker weet of de instellingen van de diafragmawaarde of de witbalans goed zijn en ze niet kunt blijven veranderen om de opname opnieuw te maken. Met deze camera kunt u de volgende soorten auto bracketing uitvoeren:
Auto bracketing Vergelijking Zie blz.
AE bracketing (belichting variëren)
*
WB bracketing variëren)
MF bracketing (scherpstelling variëren)
Flash bracketing (flitssterkte variëren)
* WB bracketing kunt u tegelijkertijd gebruiken met andere bracketing-functies.
(witbalans
22 NL
Maakt meerdere opnamen met verschillende belichtingen.
Maakt meerdere opnamen met verschillende witbalansinstellingen.
Maakt meerdere opnamen met verschillende scherpstelpunten.
Maakt meerdere opnamen met telkens een andere hoeveelheid flitslicht.
AF-bevestiging
blz. 23
blz. 24
blz. 24
blz. 28
AE bracketing (belichting variëren)
De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een beetje anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen (bijv. bij tegenlicht of in het halfduister), kunt u uit de serie foto's met verschillende belichtingsinstellingen (belichtings- en correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste bevalt. De foto's worden in deze volgorde gemaakt: Foto met optimale belichting, foto met belichtingscorrectie in negatieve zin ( foto met belichtingscorrectie in positieve zin (+).
Voorbeeld: Als BKT op [3F
1.0EV] gezet is
–1,0EV ±0 +1,0EV
Belichtingscorrectiewaarde: 0,3, 0,7 of 1,0
De belichtingscorrectiewaarde verandert als de EV-stap veranderd wordt. De EV-stap kan vanuit het menu veranderd worden. U kunt de belichtingscorrectie instellen binnen over een bereik van –1,0 tot +1,0.
g
“EV-stap” (blz. 62)
-)
Aantal beelden: 3
MENU[X][AE BKT]
1
Stel dit in met p.
2
[OFF] / [3F 0,3EV] / [3F 0,7EV] / [3F 1,0EV] Druk op knop i.
3
Begin met fotograferen.
4
Enkelbeeldopnamen Telkens als u de ontspanknop helemaal
indrukt, wordt een foto met een andere belichting gemaakt.
• De instelling voor de volgende opname verschijnt in de zoeker.
Zoeker
AE BKT
OFF
3F 0.3EV
Belichtingscorrectie waarde van de volgende opname
Repeterende opnamen Houd de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto's is
genomen. Elke foto krijgt een andere belichting.
• Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met auto bracketing. Als het fotograferen stopt, is [BKT] in het fotofunctievenster blauw.
Hoe corrigeert AE bracketing de belichting bij elke belichtingsfunctie
Afhankelijk van het gekozen programma wordt de belichting als volgt gecorrigeerd:
,
3
Diverse fotofuncties
P
Fotofunctie Fotofunctie
TIPS
AE bracketing toepassen op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd:
Corrigeer de belichtingswaarde en gebruik daarna de functie AE bracketing. AE bracketing is nu toegepast op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd.
: Diafragmawaarde en sluitertijd
A: Sluitertijd
Fotofunctie Fotofunctie
S
: Diafragmawaarde
M
: Sluitertijd
NL 23
Opmerkingen
• Als tijdens repeterende opnamen de batterij indicatie als gevolg van geringe lading begint te knipperen, stopt de camera met fotograferen en begint de gemaakte foto's op te slaan op het geheugenkaartje. Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto's opslaan.
WB bracketing (witbalans variëren)
Bij één opname worden automatisch drie foto's genomen met verschillende witbalansen (aangepast in de opgegeven kleurrichtingen). Eén foto heeft de opgegeven witbalans, en de andere twee tonen hetzelfde beeld, maar aangepast in verschillende kleurrichtingen. De drie beelden worden opgeslagen op het geheugenkaartje.
3
MENU[X][WB BKT]
1
Selecteer de kleurrichting met p.
2
R-B rood – blauw G-M groen – magenta
• U kunt ook beide kleurrichtingen instellen.
Stel de EV-stappen met p in.
3
[OFF] / [3F 2STEP] / [3F 4STEP] / [3F 6STEP]
Diverse fotofuncties
Begin met fotograferen.
4
• Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden automatisch foto's gemaakt die aangepast worden in de opgegeven kleurrichtingen.
TIPS
WB bracketing toepassen op de witbalans die u hebt ingesteld:
Stel eerst met de hand de witbalans in en gebruik vervolgens WB bracketing. WB bracketing wordt toegepast op uw witbalansinstelling.
Opmerkingen
• Bij WB bracketing kan de camera geen reeks beelden fotograferen als op het geheugenkaartje onvoldoende geheugen beschikbaar is om het geselecteerde aantal beelden op te slaan.
MF bracketing (scherpstelling variëren)
De camera maakt meerdere foto's en kiest bij elke foto een iets andere scherpstelling. De verschillende foto's worden opgeslagen op het geheugenkaartje in deze volgorde: de foto met het handmatig ingestelde scherpstelpunt, de foto met het scherpstelpunt iets verder weg, de foto met het scherpstelpunt iets dichterbij.
MENU[X][MF BKT]
1
Stel dit in met p.
2
[OFF] / [5F 1STEP] / [5F 2STEP] / [7F 1STEP] / [7F 2STEP]
EV stap : 1STEP, 2STEP
Aantal opnamen : 5 beelden / 7 beelden
Druk op knop i.
3
Stel in de stand MF scherp op het onderwerp en druk vervolgens de
4
ontspanknop helemaal in.
• Zodra u de ontspanknop helemaal hebt ingedrukt, maakt de camera een serie opnamen: de opname met het handmatig ingestelde scherpstelpunt, de opnamen met het scherpstelpunt iets verder weg, en de opnamen met het scherpstelpunt iets dichterbij.
24 NL
• Afhankelijk van de gebruikte lens en de lichtomstandigheden is het aantal opnamen voor en na de opname met het handmatig ingestelde scherpstelpunt anders.
• Als het onderwerp niet in het midden van het beeld staat of het contrast gering is, wijkt het aantal opnamen voor en na eventueel af.
• Als u deze functie gebruikt, zet de camera dan op een statief.
Gebruik van de flitser
Flitserfunctie
De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse factoren zoals een reeks flitsen en het flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, hangt af van het gekozen programma. De flitserfuncties zijn ook beschikbaar op apart verkrijgbare externe flitsers.
Autoflitsen
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch. Om een onderwerp bij tegenl icht te fotografere n, richt u het AF-kader op het onderwerp.
Flitsen met onderdrukken van rode ogen
In de stand “Flitsen met onderdrukken van rode ogen“ ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks inleidende flitsen. Hierdoor wennen de ogen van de persoon aan het heldere licht waardoor de kans op rode ogen wordt verkleind.
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn)#SLOW
De trage synchronisatieflits is bedoel d voor lange sluitertijden. Normaliter kunt u bij het fotograferen met een flitser geen al te lange sluitertijden instellen om camerabewegingen te voorkomen. Maar als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergron d fotografeert, wordt bij kortere sluitertijden de achtergr ond te donker. Met trage synchronisatie kunt u zowel de achtergrond als het onderwerp goed belichten. Omdat u met een lange sluitertijd werkt, gebruikt u een statief om camerabewegingen te elimineren.
1e sluitergordijn
Normaliter ontsteekt de flitser direct nadat de sluiter volledig geopend is. Dit wordt het 1e sluitergordijn genoemd. Tenzij u dit verandert, is dit de standaardmanier waarop de flitser ontsteekt.
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn)#SLOW2
Bij een “2e sluitergordijn-flits“ ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat. Door het flitsmoment te wijzigen, kunt u interessa nte effecten bereiken, bijvoorbeeld het sugger eren van beweging door de achterlichten van een rijdende auto al s strepen weer te geven. Hoe langer de sluitert ijd, des te sterker zal het effect zijn. Wat de langst mogelijke sluitertijd is, hangt af van het gekozen programma. Als de sluiterti jd op 2 seconden is gezet
AUTO
!
De ogen van
het gefotogra-
feerde onder-
werp zijn rood.
3
Diverse fotofuncties
2 sec
2e sluitergordijn 1e sluitergordijn
2 sec
1e sluitergordijn: flitser ontsteekt
2e sluitergordijn: flitser ontsteekt
Sluiter gaat dicht
0
Sluiter helemaal open
NL 25
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) / flitsen met onderdrukken van rode ogen / !SLOW (traag)
Als u trage synchronisatie combineert met het gebruik van de flit ser, kunt u deze functie ook gebruiken om rode ogen te onderdrukken. Als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert kunt met deze functie het verschijnsel 'rode-ogen' onderdrukken. Aangezien de tijd tussen de inleidende flitsen en het fotograferen zelf in de 2e sluitergordijnsynchronisatie lang is, is het moeilijk om rode ogen te onderdrukken. Daarom staat alleen de instelling van de 1e sluitergordijnsynchronisatie ter beschikking.
Invulflits
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de lichtomstandigheden. Deze functie dient om schaduwen op het gelaat van personen op te heffen, bijvoorbeeld de schaduw van boombladeren en bij tegenlichtopnamen, maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren die veroorzaakt worden door kunstlicht (met name van TL-licht).
#
3
Opmerkingen
• Als de flitser ontsteekt, is de sluitertijd ingesteld op 1/180 seconde of korter. Als u met de invulflitsen een onderwerp tegen een lichte achtergrond fotografeert, kan de achtergrond overbelicht worden. In dit geval gebruikt u de optionele externe flitser FL-50 of FL-36 en fotografeert u in de stand Super FP.
Flitser uit
De flitser ontstee kt niet. Zelfs in deze stand kunt u de flitser als AF-lic htbron gebruiken (mits u de flit ser opgeklapt hebt). g“AF-hulpverlichting” (blz. 39)
Diverse fotofuncties
Flitssynchronisatiesnelheid
U kunt de sluitertijd veranderen die wordt gebr uikt bij het ontsteken van de ingebouwde flitser.
g
Handmatig flitsen (Manual)
Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste ho eveelheid licht lat en afgeven. Als u (gblz. 63) op Bij handmatig flitsen is het F-getal die u moet instellen afhankelijk van de afstand tot het onderwerp.
Hoeveelheid licht naar verhouding RG: Richtgetal van de flitser
Bereken met de onderstaande formule het F-getal die u moet instellen
$
“Flitssynchronisatie” (blz. 63)
[ON]
zet, kunt u bij de instelling flitserfunctie de gewenste hoeveelheid licht kiezen.
VOL (1/1) 13
1/4 6 1/16 3 1/64 1.5
[MANUAL FLASH]
Diafragma (F-getal) =
ISO-waarde
ISO-waarde
Diafragmawaarde
26 NL
RG x ISO-waarde
Afstand tot het onderwerp in
100 200 400 800 1600
1.0 1.4 2.0 2.8 4.0
meters
Flitserfuncties die beschikbaar zijn in verschillende belichtingsfuncties
Belich-
tings-
functie
*1 Met de flitser in de stand Super FP detecteert de flitser het tegenlicht langer dan voor een
*2
Weergave in
bedienings-
paneel / menu
AUTO Autoflitsen 1e sluiter-
P A
i & l
*2
/
j
P A
i & l
*2
/
j
S M
S M
normale flits alvorens de flits te ontsteken.
AUTO, !, #, $
!
#
!SLOW
#SLOW
#SLOW2
#FULL
#1/4
#1/16
#1/64
# Invulflitsen
H
#SLOW2
Flitserfunctie
Autoflitsen (rode ogen
onderdrukken)
Invulflitsen Ontsteekt altijd 60 s –
Trage synchronisatie
(rode ogen
onderdrukken)
Trage synchronisatie
(1e sluitergordijn)
Trage synchronisatie
(2e sluitergordijn) Handmatig flitsen
(Manual)
(FULL) (vol)
Handmatig flitsen
(Manual)
(1/4)
Handmatig flitsen
(Manual)
(1/16)
Handmatig flitsen
(Manual)
(1/64)
Invulflitsen (rode ogen
onderdrukken)
Invulflitsen /
Trage synchronisatie /
(2e sluitergordijn)
kan niet in de modus NIGHT+PORTRAIT (nacht+portret) worden gezet.
Synchroni-
satie-
moment
gordijn
1e sluiter-
gordijn
2e sluiter-
gordijn
1e sluiter-
gordijn
2e sluiter-
gordijn
g
“Super FP-flitser” (blz. 30)
Ontstekings-
moment
Ontsteekt
automatisch in het
donker en bij
tegenlicht
Ontsteekt altijd 60 s –
Ontsteekt altijd 60 s –
Ontsteekt altijd 60 s –
Beperkte
sluiter-
tijden
1/30 s – 1/180 s
*1
1/180 s
1/180 s
1/180 s
1/180 s
De flitserfunctie instellen (flash mode)
ip (flitserfunctie)
Draai de instelknop om de instelling te kiezen.
1
• Door op de knop i te drukken, verschijnt het directmenu van waaruit de instelling ook kan
worden verricht. g “Flitserfuncties die beschikbaar zijn in verschillende belichtingsfunc­ties” (blz. 27)
Instelprocedure vanuit het menu
3
Diverse fotofuncties
MENU[X][FLASH MODE] instelling
NL 27
Gebruik van de ingebouwde flitser
Bij gebruik van een lens met een brandpuntsafstand van minder dan 14 mm (vergelijkbaar met een 28 mm lens op een kleinbeeldcamera) kunnen bij het licht van de ingebouwde flitser de randen van de foto donkerder worden (vignettering). Of dit effect inderdaad optreedt, hangt ook af van het lenstype en de lichtomstandigheden (zoals de afstand tot het onderwerp).
Druk op de knop #UP om de flitser op te klappen.
1
g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Druk de ontspanknop half in.
2
•Als # continu oplicht, is de flitser gebruiksklaar. Als dit
3
teken knippert, is de flitser bezig met opladen. Wacht in dit geval tot het opladen is voltooid.
Druk de ontspanknop helemaal in.
3
Zoeker
Flitser stand-by­teken
Lichtopbrengst van de flitser instellen
U kunt instellen hoe sterk het flitslicht moet zijn.
Diverse fotofuncties
Bij sommige situtaties krijgt u betere resutaten als u de lichtopbrengst van de flitser aanpast, bijv. bij het fotograferen van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt u het contrast verbeteren (het onderscheid tussen lichte en donkere partijen) waardoor uw foto's levendiger worden.
MENU[X][w]
Stel de correctiewaarde in met p.
Opmerkingen
• Deze functie werkt niet wanneer als flitserfunctie van de elektronenflitser MANUAL wordt ingesteld.
• Als de lichtopbrengst van de elektronenflitser wordt aangepast, wordt die gecombineerd met de op de camera ingestelde lichtopbrengst.
•Als [w+F] in het menu op [ON] is gezet, wordt dit bij de belichtingscorrectie opgeteld.
Flash bracketing (flitssterkte variëren)
De camera maakt meerdere opnamen met telkens een andere hoeveelheid flitslicht.
MENU[X][FL BKT]
Stel dit in met p. [OFF] / [3F 0,3EV] / [3F 0,7EV] / [3F 1,0EV]
• In het CUSTOM-menu kunt u de interval van van de EV-stappen wijzigen. g “EV-stap” (blz. 62)
• Als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera 3 opnamen, de eerste met de optimale hoeveelheid licht, de tweede aangepast in negatieve zin (–) en de derde in positieve zin (+).
28 NL
Externe elektronenflitsers (optioneel)
Behalve van de ingebouwde flitser kunt u ook gebruik maken van externe flitsers die geschikt zijn voor deze camera. Hiermee beschikt u bij flitsopnamen over een grotere verscheidenheid van flitstechnieken, waarmee u aan uiteenlopende lichtomstandigheden tegemoet kunt komen. De externe flitsers communiceren met de camera, zodat u de flitserfuncties van de camera kunt uitbreiden met andere flitserfuncties zoals TTL AUTO en Super FP. De externe flitser kunt u bevestigen op de flitsschoen van de camera. Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
Beschikbare functies bij gebruik van externe flitsers
Optionele flitser FL-50 FL-36 FL-20 RF-11 TF-22
Flitserfunctie TTL AUTO, AUTO, MANUAL,
RG (richtgetal)
(ISO100)
* Berekend op basis van een kleinbeeldcamera.
• De optionele flitser FL-40 kunt u niet gebruiken.
FP TTL AUTO, FP MANUAL
RG50 (85 mm*) RG28 (24 mm*)
RG36 (85 mm*) RG26 (24 mm*)
Opmerkingen
TTL AUTO,
AUTO, MANUAL
RG20 (35 mm*)RG11RG22
TTL AUTO,
MANUAL
Gebruik van een externe elektronenflitser
Schakel de flitser altijd pas in nadat u hem op de camera hebt bevestigd.
Schuif het afdekkapje uit de flitsschoen zoals
1
aangegeven door de pijl in de afbeelding.
• Bewaar het afdekkapje van de flitsschoen op een veilige plek zodat u het niet verliest en zet het nadat u uw flitsopnamen gemaakt hebt weer op de camera.
3
Diverse fotofuncties
Schuif de flitser in de flitsschoen.
2
• Als de vergrendelpen uitsteekt, verdraait u de vergrendelring zo ver mogelijk in de tegenge stelde richting van LOCK. Hierdoor wordt de vergrendelpen naar binnen getrokken.
Schakel de flitser in.
3
• Als de laadindicator op de flitser gaat branden, is het opladen voltooid.
• De flitser is gesynchroniseerd met de camera bij sluitertijden van 1/180 seconde of korter.
Selecteer een flitserfunctie.
4
Selecteer de gewenste flitserfunctie.
5
• Kies voor normaal gebruik de instelling TTL AUTO.
Vergrendelpen
Vergrendelring
NL 29
Druk de ontspanknop half in.
6
• De camera en de flitser wisselen nu informatie uit over de ISO-waarde, de diafragmawaarde en de sluitertijd.
# blijft continu zichtbaar in de zoeker.
Druk de ontspanknop helemaal in.
7
Opmerkingen
• Bij fotograferen met de flitsregeling in de stand TTL AUTO, ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks inleidende flitsen.
• Met de flitsregeling op TTL AUTO, of bij een onderwerp op grotere afstand met een ISO-waarde van 400
3
of hoger, zal de nauwkeurigheid van de flitsregeling afnemen.
Super FP-flitser
Super FP flash is beschikbaar met de FL-50 of FL-36. Super FP flits duurt qua tij d langer dan een gewone flits. Dit houdt in dat u hiermee foto's kunt maken met een kortere sluitertijd dan bij normale flitsopnamen. Ook invulflitsen met een ver geopend diafra gma (zoals bij portretopnamen buitenshui s) zijn mogelijk met Super FP. Meer informatie vindt u in de handl eiding van de externe flitser.
Diverse fotofuncties
Opmerkingen
• Als u na het handmatig bijregelen van de scherpstelling de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
Super FP-flitser
Gedetailleerde weergave in het
fotofunctievenster
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers
Bij gebruik van andere in de handel verkrij gbare flitsers dan de speciaal voor deze camera bedoelde flitsers dient u het programma camera zijn afgestemd, vindt u op .
g
“In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld” (blz. 31).
Schuif het kapje uit de flitsschoen om de externe flitser te kunnen
1
bevestigen. Selecteer de fotofunctie M (Manual) en stel vervolgens de
2
diafragmawaarde en de sluitertijd in.
• Zet de sluitertijd op 1/180 s of langer. Bij kortere sluitertijden zijn andere, in de handel verkrijgbare flitsers onbruikbaar.
• Bij een lange sluitertijd is de kans op onscherpe foto's groter.
Schakel de flitser in.
3
• Zorg dat u de flitser pas inschakelt nadat die op de camera is bevestigd.
Stel op de camera de ISO-waarde en de diafragmawaarde zo in dat dit
4
overeenkomt met de instelling van de flitser.
• Raadpleeg de handleiding van de flitser over mogelijke instellingen.
M
te kiezen. Meer informatie over flitser die niet speciaal op deze
Opmerkingen
• De flitser ontsteekt telkens als u de ontspanknop (helemaal) indrukt. Als u de flitser even niet wenst te gebruiken, schakelt u de flitser gewoon uit.
• Controleer vooraf of de gebruikte flitser wel gesynchronisserd is met de camera.
30 NL
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld
1)
Om flitsopnamen te kunnen maken, moet u de externe flitser kunnen instellen. Als u de externe flitser in de stand Automatisch gebruikt, stelt u op de flitser en de camera dezelfde waarden in voor het diafragma (F­getal) en de lichtgevoeligheid (ISO).
2) Zelfs als het F-getal en de ISO-gevoeligheid overeenkomen, is het mogelijk dat opnamen toch niet altijd correct worden belicht. In dat geval past u de automatisch ingestelde diafragmawaarde of de ISO-waarde op de flitser aan of berekent u de afstand in de handmatige modus.
3) Gebruik een flitser met een openingshoek die overeenkomt met de brandpuntsafstand van de lens. Bij een kleinbeeldcamera is de brandpuntsafstand van de lens ongeveer tweemaal zo lang als de brandpuntafstanden van de lenzen die speciaal voor deze camera werden ontwikkeld: bijv. de brandpuntsafstand van de standaardlens bij kleinbeeld is ongeveer 50 mm, bij deze camera echter ongeveer 24 mm.
4) Gebruik geen flitser of extra TTL-flitser die over nog meer communicatiefuncties beschikt dan die in de door ons aanbevolen flitsers, aangezien het zou kunnen dat deze flitser niet alleen niet normaal functioneert maar ook nog eens de camera-elektronica beschadigt.
Enkelbeeldopnamen Repeterende opnamen
o
1 opname bij elke druk op de ontspanknop (normale fotofunctie).
j
Maakt minimaal 4 foto's met 3 beelden/s (in de beeldkwaliteit SHQ, HQ of SQ), en blijft foto's maken zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. Bij alle foto's worden de scherpstelling en de belichting van de eerst opname (tijdens S-AF, MF) aangehouden.
Enkelbeeldopnamen/repeterende opnamen
Enkelbeeld-/repeterende opnamen instellen
Druk op de knop j (drive) en stel met de instelknop in.
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
o Enkelbeeldopnamen j Repeterende opnamen
• Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot u de knop loslaat.
• Als de instellingen met de knop j worden verricht, verschijnt de informatie ook in de zoeker.
: Enkelbeeldopnamen : Repeterende
opnamen
3
Diverse fotofuncties
Instelprocedure vanuit het fotofunctievenster
ip:o (Sluiterfunctie) i
Instelprocedure vanuit het menu
MENU[X][j / < / Y] instelling
Opmerkingen
• Repeterende opnamen zijn niet mogelijk als [NOISE REDUCTION] (g blz. 49) (ruisonderdrukking)
op [ON] staat.
• Als tijdens repeterende opnamen de batterij indicatie als gevolg van geringe lading begint te knipperen, stopt de camera met fotograferen en begint de gemaakte foto's op te slaan op het geheugenkaartje. Als de batterijlading te laag is, kan de camera misschien niet alle foto's opslaan.
NL 31
Fotograferen met de zelfontspanner
Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera zo instellen dat de foto óf na 12 seconden, óf na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen met de zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten.
De zelfontspanner instellen
Druk op de knop j (drive) en stel met de instelknop in.
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Y
12s
3
Diverse fotofuncties
zelfontspanner na 12 s
Y2szelfontspanner na 2 s
• Als de instellingen met de knop j worden verricht, verschijnt de informatie ook in de
zoeker.
Instelprocedure vanuit het
fotofunctievenster
: zelfontspanner na 12 s : zelfontspanner na 2 s
Instelprocedure vanuit
het menu
ip:o (Sluiterfunctie) i
MENU[X][j / < / Y]
instelling
Gebruik van de zelfontspanner
Druk de ontspanknop helemaal in.
• De foto wordt gemaakt.
• De scherpstelling en de belichting worden vastgehouden als u de ontspanknop half indrukt.
•Als Y12s gekozen is:
De zelfontspanner-LED brandt eerst ongeveer 10 seconden continu, begint dan ongeveer 2 seconden lang te knipperen, en daarna wordt de foto gemaakt.
•Als Y2s gekozen is:
De zelfontspanner-LED begint ongeveer 2 seconden lang te knipperen voordat de foto wordt gemaakt.
• Druk op de knop j om de zelfontspanner uit te zetten.
Opmerkingen
• Druk de ontspanknop niet in terwijl u recht voor de camera staat omdat de camera dan bij een half­ingedrukte ontspanknop gaat scherpstellen op het verkeerde onderwerp.
Oculairsluiter
Bij fotograferen zonder door de zoeker te kijken, draait u de oculairsluithendel en sluit u het oculair zodat het licht niet in de zoeker komt.
Oculairsluithendel
32 NL
Fotograferen met de afstandsbediening
Met behulp van de optionele afstandsbediening RM-1 kunt u een zelfportret of een opname bij nachtlicht maken zonder dat u de camera hoeft aan te raken. U kunt de camera zó instellen dat, na het indrukken van de ontspanknop op de afstandsbediening, de foto onmiddellijk of pas na 2 seconden wordt gemaakt. Met de optionele afstandsbediening kunt u ook tijdopnamen maken.
De afstandsbediening instellen
Druk op de knop j (drive) en stel met de instelknop in.
<0sDe opname wordt onmiddellijk gemaakt. <2sDe opname wordt 2 seconden later gemaakt.
• Als de instellingen met de knop j worden verricht, verschijnt de informatie ook in de
zoeker.
Instelprocedure vanuit het
fotofunctievenster
: 0 seconden : 2 seconden
Instelprocedure vanuit
het menu
3
Diverse fotofuncties
ip:o (Sluiterfunctie) i
MENU[X][j / < / Y]
instelling
Gebruik van de afstandsbediening
Zet de camera stevig op een statief, richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera en druk op de ontspanknop van de afstandsbediening.
•Als <0s gekozen is:
De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, het afstandsbedieningslampje knippert en de foto wordt gemaakt.
•Als <2s gekozen is:
De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, het afstandsbedieningslampje knippert en na ongeveer 2 seconden wordt de foto gemaakt.
Effectief bereik van de afstandsbediening
Richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera binnen het bereik dat hieronder staat aangegeven. Felle lichtbronnen zoals direct zonlicht, TL-licht of apparaten die elektrische of radiogolven produceren, kunnen het effectieve bereik beperken.
Ontvanger van afstandsbedieningssignalen
C
a
.
3
m
(
b
i
n
n
e
n
s
h
u
i
s
(
b
b
)
b
u
i
t
e
n
s
h
u
i
s
)
°
°
)
s
i
u
h
s
n
e
n
n
i
)
s
i
u
h
s
n
e
t
i
u
NL 33
Afstands-
bediening
C
a
.
2
m
Ca. 5m (binnenshuis) 15
Ca. 3m (buitenshui s) 15
(
m
3
.
a
C
(
m
2
.
a
C
TIPS
Het afstandsbedieningslampje knippert niet als u op de ontspanknop van de afstandsbediening drukt.
Het uitgezonden signaal heeft geen effect als de ontvanger op de camera wordt blootgesteld aan fel licht. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening.
Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de afstand tot de camera te groot is. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening.
Het signaal wordt gestoord. Wijzig het zendkanaal zoals aangegeven in de handleiding van de afstandsbediening.
3
Uitschakelen van de functie Afstandsbediening:
Na het fotograferen via de afstandsbediening wordt deze functie niet automatisch uitgeschakeld. Dit gaat alleen door een andere functie te kiezen.
Gebruik van de ontspanknop op de camera tijdens het fotograferen via de afstandsbediening:
De ontspanknop op de camera werkt altijd, ook in de stand “Fotograferen via de afstandsbediening“.
Diverse fotofuncties
• Er wordt geen foto gemaakt als de camera niet heeft kunnen scherpstellen op het onderwerp.
• Bij fel licht is het afstandsbedieningslampje moeilijk te zien waardoor u moeilijk kunt bepalen of de foto wel gemaakt is.
• Met de afstandsbediening kunt u niet in- of uitzoomen.
Opmerkingen
Tijdopnamen met de afstandsbediening
Zet de functieknop op M (Manual) en de sluitertijd op
Druk bij de afstandsbediening op knop W om de
Zodra na het indrukken van knop W 8 minuten zijn
verstreken, gaat de sluiter automatisch dicht.
sluiter te openen.
[BULB]
(tijdopname).
Druk op knop T om de sluiter te sluiten.
Panoramaopnamen
U kunt gemakkelijk van panoramaopnamen genieten door de OLYMPUS xD-picture card te gebruiken. Met de OLYMPUS Master (bijgevoegde CD-ROM) kunt een aantal opnamen daar waar de randen van het onderwerp elkaar overlappen samenvoegen en zodoende één enkel samengesteld beeld maken. Panoramaopnamen zijn tot maximaal 10 opnamen mogelijk.
Let er bij het fotograferen van het onderwerp op, dat de opnamen elkaar overlappen.
34 NL
Fotograferen
Fotofunctie instellen
1
(blz. 15)
• De camera wisselt naar de live-view-modus A.
Gebruik p om de richting te specificeren en
2
fotografeer dan het onderwerp zo dat de randen
g
“Motiefprogramma”
elkaar overlappen.
d : Voegt de volgende opname rechts toe. d : Voegt de volgende opname links toe. d : Voegt de volgende opname aan de
bovenkant toe.
d : Voegt de volgende opname aan de
onderkant toe.
• Fotografeer terwijl u de compositie zo verandert dat de opnamen van het onderwerp elkaar overlappen.
• Scherpstelling, belichting enz. worden bij de eerste opname vastgelegd.
•Het g (waarschuwings-) teken verschijnt als u 10 opnamen heeft gemaakt.
• Door op de knop i te drukken voordat u de eerste opname hebt gemaakt, komt u terug in het keuzemenu van het motiefprogramma.
• Door midden in de opnamen op de knop i te drukken, stopt de reeks panoramaopnamen en kunt u met de volgende verder gaan.
Opmerkingen
• Panoramaopnamen kunnen niet gemaakt worden als OLYMPUS xD-picture card niet in de camera geplaatst is.
• Tijdens de panoramaopnamen blijft de opname, die voor de positie-uitlijning werd genomen, niet behouden. Maak de compositie zo dat de overlappende beelden elkaar binnen de frames overlappen en gebruik daarbij de frames of andere weergavetekens in de beelden als leidraad.
3
Diverse fotofuncties
NL 35
AF-kader selecteren
Normaliter meet de camera de afstand tot het onderwerp met behulp van de drie AF-kaders in de zoeker en selecteert vervolgens het meest geschikte scherpstelpunt. Met deze functie kunt u één bepaald AF-kader selecteren.
[AUTO] of P (Auto) Scherpstelling met behulp van de drie AF-kaders.
Q
Scherpstelling via het linker AF-kader.
R
Scherpstelling via het centrale AF-kader.
S
Scherpstelling via het rechter AF-kader.
Gebruik het fotofunctievenster voor de insteling.
ip
AF-kader
[AUTO]
/ Q / R /
i
S
Zoeker
Centraal AF-kader
Linker AF-kader
Rechter AF-kader
4
Scherpstelfuncties
Instelprocedure vanuit
het menu
MENU[]P
instelling
Scherpstelfunctie
Deze camera beschikt over de volgende scherpstelfuncties: S-AF (single AF) : Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera éénmaal scherp. C-AF (continu AF) : De camera herhaalt het scherpstellen als de ontspanknop half ingedrukt
MF (handmatig scherpstellen):Handmatig scherpstellen.
Druk op de knop AF (scherpstellen) en stel met de instelknop in.
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
[S-AF] / [C-AF] / [MF] / [S-AF+MF] / [C-AF+MF]
g
“S-AF - fotograferen met eenmaal scherpstellen“ (blz. 37) “De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+ MF)“ (blz. 37) “C-AF - fotograferen met continu scherpstellen“ (blz. 38) “De methoden C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+ MF)“ (blz. 38)
“Handmatig scherpstellen (MF - Manual Focus)“ (blz. 38)
Als de instellingen met de knop AF worden verricht, verschijnt de informatie ook in de zoeker.
blijft.
Zoeker
:S-AF :C-AF :MF : S-AF+MF :C-AF+MF
36 NL
Instelprocedure vanuit het
fotofunctievenster
Instelprocedure vanuit
het menu
ip:AF
(scherpstellen)i
MENU[] [AF MODE]
instelling
S-AF - fotograferen met eenmaal scherpstellen
Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera één keer scherp. Als het scherpstellen mislukt, laat u de ontspanknop los en drukt u deze nogmaals half in. Deze methode is geschikt voor het fotograferen van niet of nauwelijks bewegende onderwerpen.
Druk de ontspanknop half in.
• Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt de AF­bevestiging met knipperen.
• U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen.
AF-bevestiging
Zoeker
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+ MF)
Met deze functie kunt u, nadat de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF, de scherpstelling handmatig bijregelen met de scherpstelring van de lens. Als de ontspanknop niet ingedrukt is, kan MF worden gebruikt.
• U kunt fijn scherpstellen met de scherpstelring als u de ontspanknop half ingedrukt hebt en AF scherpgesteld is. U kunt ook fijn scherpstellen met de scherpstelring als de ontspanknop niet half ingedrukt is.
Scherpstelring
Opmerkingen
• Als u na het handmatig bijregelen van de scherpstelling de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
4
Scherpstelfuncties
NL 37
C-AF - fotograferen met continu scherpstellen
De camera herhaalt het scherpstellen zolang de ontspanknop half ingedrukt blijft. Als het onderwerp zich verplaatst, blijft de camera de scherpstelling continu aanpassen (Predictive AF). Ook al beweegt het onderwerp of verandert u de composit ie van de foto, de camera bl ijft proberen zich scherp te stellen.
Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden.
• Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt de AF-bevestiging met knipperen.
4
• De AF-bevestiging stopt niet met knipperen, ook al is de scherpstelling in orde.
• De camera blijft continu bezig met scherpstellen. Ook al beweegt het onderwerp, en zelfs als u de compositie van de foto wijzigt: de camera blijft steeds bezig met scherpstellen.
• U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen. U hoort deze pieptoon niet meer na de derde keer scherpstellen in de stand continu AF, ook al is er goed scherpgesteld.
AF-bevestiging
Zoeker
De methoden C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+ MF)
Stel scherp met de scherpstelring en druk de ont spanknop half in om de C-AF-methode te activeren.
• Als de ontspanknop ingedrukt is, is de MF-methode niet geactiveerd.
• Als de ontspanknop niet ingedrukt is, kan MF worden gebruikt.
Scherpstelfuncties
TIPS
Een andere manier om handmatig scherp te stellen met de methode C-AF
U kunt de knop
g
AEL/AFL
“AEL/AFL-functie” (blz. 61)
instellen om C-AF met de instellingen van de AEL/AFL-methode te gebruiken.
Opmerkingen
• Als u na het handmatig bijregelen van de scherpstelling de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
Handmatig scherpstellen (MF - Manual Focus)
Hierbij kunt u met de hand scherpstellen op een onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt.
Stel scherp met de scherpstelring.
Live view (live bekijken)
U kunt de LCD-monitor gebruik en om de scherpstelling bij te stellen. Druk op de knop u en als het onderwerp op de LCD-monitor verschijnt, dr ukt u op de knop
A/B. g
“Live view (live bekijken)” (blz. 20)
Draairichting van de scherpstelring
U kunt de draairichtin g van de scherpstelring naar eigen voorkeur instellen: rechtsom of juist linksom naar de stand oneindig. g“Scherpstelring” (blz. 65)
Hulp bij het scherpstellen
Als u door verdraaien van de scherpstelring met de hand scherpstelt op een onderwerp, licht de AF-bevestiging op. Werden 3 AF-kaders geselecteerd, dan stelt de camera scherp met het centrale AF-kader.
38 NL
AF-hulpverlichting
De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF (autofocus) vergemakkelijkt dit het scherpstellen bij het fotograferen bij weinig licht. Om deze functie te kunnen gebruiken, klapt u de flitser op.
MENU[Y][AF ILLUMINATOR]
1
Gebruik p om [ON] of [OFF] te kiezen.
2
Druk op knop i.
3
Sluitertijdvoorkeuze
Normaliter kunt u geen foto maken terwijl AF (autofocus) bezig is met scherpstellen of terwijl de flitser wordt opgeladen. Als u toch een foto wilt kunnen maken voordat de camera er helemaal klaar voor is, gebruikt u de volgende instelling. Bij de scherpstelfuncties S-AF (
g
blz. 38) kunt u als volgt sluitertijdvoorrang selecteren.
(
[RELEASE PRIORITY C]
Als u AF) niet beschikbaar voor de eerste opname.
Volg de stappen die horen bij de
1
scherpstelfunctie die u hebt geselecteerd.
Scherpstelfunctie S-AF MENU[Y][RELEASE PRIORITY S] Scherpstelfunctie C-AF MENU[Y][RELEASE PRIORITY C]
Gebruik p om [ON] of [OFF] te kiezen.
2
Druk op knop i.
3
op
[ON]
hebt gezet, is de functie continu scherpstellen (Predictive
g
blz. 37) en C-AF
4
Scherpstelfuncties
NL 39
De beeldkwaliteit selecteren
U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwaliteit die het best past bij het doel waarvoor u de foto wilt gebruiken (printen, bewerken op een PC, bewerken voor een website, enz.).
Soorten beeldkwaliteiten
Als beeldkwaliteit (record mode) voor uw opnamen kunt u kiezen tussen combinaties van aantallen pixels en compressiefactoren. Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes). Als u een beeld gaat vergroten, ziet u bij een laag aantal pixels eerder een mozaïekpatroon verschijnen. Bij een beeld met een groot aantal pixels neemt beeldbestand meer geheugenruimte in beslag waardoor u op het geheugenkaartje minder beelden kunt opslaan. Het beeldbestand wordt kleiner naarmate u een hogere compressie kiest. In dat geval is het beeld echter minder helder als u het gaat weergeven.
5
Kwaliteit (compressie)
Belichting, beeld en kleur
Applicatie Aantal pixels
Afhankelijk van
het gewenste
printformaat
Voor kleine
prints en websites
3136x2352 TIFF SHQ HQ
2560x1920 1600x1200
1280x960 1024x768
640x480
Onge-
compri-
meerd
1/1
k SQ
Lage
compressie
factor
1/2.7
Hoge
compressie
factor
1/4
Het aantal pixels wordt hoger
Beeldkwaliteit RAW
Dit is onbewerkt beeldmateriaal waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet veranderd werden. Gebruik de OLYMPUS Master om ze als een beeld op de computer weer te geven. Ze kunnen met normale software niet weergegeven of geselecteerd worden voor printreservering. U kunt met deze camera opnamen bewerken die met de beeldkwaliteit RAW zijn gemaakt.
g
“Foto's bewerken” (blz. 55)
De beeldkwaliteit kiezen
MENU[W][D]
Stel dit in met p.
[HQ] / [SQ] / [RAW+SHQ] / [RAW+HQ] / [RAW+SQ] / [RAW] / [TIFF] / [SHQ]
Beeld met een hoog aantal pixels
Beeld met een laag aantal pixels
Beeld wordt helderder
Hoge
compressie
factor
1/8
Hoge
compressie
factor
1/12
40 NL
Het instellen van het aantal pixels en de compressiefactor
MENU[Y][HQ]
MENU[Y][SQ]
Volg de stappen die horen bij de beeldkwaliteit die u hebt geselecteerd.
[HQ] 1 Met p stelt u de gewenste compressiefactor in.
[1/4] / [1/8] / [1/12]
[SQ] 1 Met p stelt u het gewenste aantal pixels in.
[2560x1920] / [1600x1200] / [1280x960] / [1024x768] / [640x480]
2 Met p stelt u de gewenste compressiefactor in.
[1/2.7] / [1/4] / [1/8] / [1/12]
Licht
meting – wijzigen van het lichtmeetsysteem
De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf manieren meten: Digitale ESP-meting, gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden en drie soorten spotmeting. Selecteer de methode die het meest geschikt is voor de lichtomstandigheden.
Druk op de knop d (lichtmeting) en stel met de instelknop in.
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
d / 4 / n / nHI / nSH
• Als de instellingen met de knop d worden
verricht, verschijnt de informatie ook in de zoeker.
Instelprocedure vanuit het
Zoeker
fotofunctievenster
: Digitale ESP-meting : Gemiddelde waardemeting
met nadruk op het
beeldmidden :Spotmeting :Spotmeting
Highlight control (bij veel
lichte partijen) :Spotmeting
Shadow control (bij veel
schaduwpartijen)
Instelprocedure vanuit
het menu
5
Belichting, beeld en kleur
id
(lichtmeetmethode)i
d Digitale ESP-meting
De camera meet de lichtniveaus en berekent de lichtniveauverschillen op 49 verschillende vlakken van het beeld. Dit systeem zorgt voor een exacte lichtmeting, ook al bestaat er een groot contrastverschil tussen het centrum van het beeld en het gebied daaromheen, zoals onderwerpen bij tegenlicht en opnamen bij fel licht. Deze methode wordt aanbevolen voor algemeen gebruik. Door de AF gesynchroniseerde functie ON te zetten, werkt het meetgebied met het kader in scherpgesteld in AF als het centrum.
MENU[W][LICHTMETING]
instelling
[ESP+AF]
NL 41
op
4 Gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden
Deze lichtmeetmethode berekent het gemiddelde van de lichtniveaus van het onderwerp en de achtergrond, maar het centrum van het beeld telt hier zwaarder mee. Kies deze methode als u wilt voorkomen dat het lichtniveau van de achtergrond de belichting van het onderwerp te sterk beïnvloedt.
n Spotmeting
De camera meet het lichtniveau binnen een heel klein gebied dat in de zoeker wordt aangegeven door het spotmetingskader. Gebruik deze methode bij opnamen met fel tegenlicht.
nHI -spotmeting – bij veel lichte partijen
Als de achtergrond over het algemeen erg licht is, zullen bij een normale automatische belichting de witte partijen grijs worden. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje overbelichten zodat de witte partijen wit blijven. Het meetvlak is hetzelfde als bij spotmeting.
nSH -spotmeting – bij veel schaduwpartijen
Is achtergrond over het algemeen erg donker, dan worden de zwarte partijen bij een normale automatische belichting grijs. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje
5
onderbelichten zodat de zwarte partijen ook zwart worden weergegeven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
Meetgebied
Belichtingscorrectie – Helderheid van het beeld variëren
Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend, handmatig bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de foto dan ze in feite zijn. Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie in positieve zin (+) gaan deze tinten
Belichting, beeld en kleur
eruitzien zoals ze in werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van donkere onderwerpen corrigeren, maar nu in negatieve zin (–). U kunt de belichting stapsgewijs corrigeren binnen een bereik van –5,0 EV tot +5,0 EV.
–2,0EV ±0 +2,0EV
Terwijl u knop F (belichtingscorrectie) ingedrukt houdt, stelt u met instelknop de gewenste waarde van de belichtingscorrectie in.
• Bijstellen naar +: tot maximaal +5,0 EV. Bijstellen naar –: tot maximaal –5,0 EV.
• Het interval van de EV-stap kan gekozen worden uit 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g “EV-stap” (blz. 62)
• U kunt de functie van de instelknop ook zo wijzigen dat u bij belichtingscorrectie alleen maar deze instelknop hoeft te verdraaien zonder dat u daarbij knop F hoeft in te drukken. g “De functie van de instelknop aanpassen” (blz. 64)
42 NL
Zoeker
Belichtingscorrec­tiewaarde
Hoe interpreteert u de belichtingscorrectie­indicatie
Belichtingscorrectie-indicatie in stappen van 1/3 EV
Belichtingscorrectie-indicatie in stappen van 1/2 EV
Als de belichtingscorrectie buiten de schaalverdeling van de belichtingscorrectie-indicatie valt, verschijnt rood aan de linker en rechter rand van de indicatie.
Bij een belichtingscorrectie met de waarde 0 verschijnt de belichtingscorrectie-indicatie niet.
Opmerkingen
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in M en g standen.
vw
AE-lock – de belichting vasthouden
Fotofunctievenster
Belichtingscorrectie-indicatie
1/3 EV
1/2 EV
Instelprocedure vanuit het menu
MENU[W][F][F] instelling
5
Belichting, beeld en kleur
De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met knop een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze situatie. Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling AF (autofocus) als de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt ook alleen de belichting vasthouden met behulp van knop
Druk op de knop
AEL
. Het AE-lock kan niet gebruikt worden in de live view B-modus.
AEL
op de positie waar u de
meetwaarden wilt vasthouden en de belichting wordt
AEL
(AE-lock). Gebruik AE-lock als u
Zoeker
vastgehouden. Aangezien de belichting
AEL
vastgehouden wordt als de knop ingedrukt, drukt u op de ontspanknop.
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Door loslaten van de knop
In het CUSTOM-menu kunt u AE-lock zo instellen dat dit niet wordt opgeheven als u knop
AEL
wordt het AE-lock opgeheven.
AEL
loslaat. g“AEL/AFL-functie” (blz. 61)
wordt
AE-lock
NL 43
ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen
Hoe hoger de ISO-waarde, hoe hoger de lichtgevoeligheid van de camera en hoe minder licht u nodig hebt om te kunnen fotograferen. Bij hoge ISO-waarden gaan uw foto's er echter korrelig uitzien.
Druk op de knop
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Instelling
[ISO BOOST]
g
blz. 63)
(
ISO
en stel met de instelknop de ISO-waarde in.
op
[ON]
maakt de instelling op een hogere gevoeligheid mogelijk.
Instelprocedure vanuit het
fotofunctievenster
Instelprocedure vanuit
het menu
5
ip ISOi
MENU[W][ISO]
instelling
Witbalans – de kleurtint aanpassen
De wijze waarop de kleuren worden gereproduceerd verschilt afhankelijk van de lichtomstandighe­den. Als u bijvoorbeeld daglicht en gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen, ziet u dat de kleur wit telkens een andere tint heeft.
Belichting, beeld en kleur
Een digitale camera kan met zijn digitale processor de kleur van het wit zo aanpassen dat de keur er natuurlijker uitziet. Dit mechanisme noemen we de witbalans. Met deze camera kunt u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen.
Witbalans automatisch instellen
De camera detecteert dan in de beelden automatisch de witte partijen en past aan de hand daarvan de kleurbalans aan. Gebruik deze stand bij normaal fotograferen. Als het beeld echter nauwelijks witte kleuren bevat, is het mogelijk dat de witbalans van de foto niet correct is. Om in dergelijke gevallen een correcte witbalans te krijgen, gebruikt u een vooraf ingest elde witbalans (preset WB) of de witbalansinstelling met behulp van slechts één knop (one-touch WB).
Vooraf ingestelde witbalans
In deze camera zijn 7 kleurtemperaturen voorgeprogrammeerd (preset WB's) die geschikt zijn voor een groot aantal verlichtingssituaties, zowel binnenshuis als buitenshuis, inclusief TL- en gloeilamp­verlichting. Gebruik bijv. een preset WB om meer rood te krijgen in een opname van een zonson­dergang, of creëer hiermee een warm effect bij kunstlichtopnamen. Probeer de verschillende preset WB's eens uit om te zien wat het effect ervan is.
Custom witbalans
U kunt de kleurtemperatuur van een van de preset WB-instellingen zelf naar wens aanpassen.
g
“Auto WB / preset / custom WB instellen” (blz. 45)
Aangepaste witbalans
U kunt voor bepaalde lichtomstandigheden de optimale witbalans instellen door de camera op een wit object te richten, bijv. een wit stuk papier. De witbalans die zo wordt ingesteld, wordt opgeslagen als een van de preset WB-instellingen.
g
“Een one-touch witbalans instellen (aangepaste witbalans)” (blz. 46)
44 NL
Kleurtemperatuur
De spectrale verdeling van verschillende witte lichtbronnen wordt aangeduid met een kleurtemperatuurwaarde, een natuurkundige meetwaarde op basis van de Kelvin­temperatuurschaal (K). Hoe hoger de kleurtemperatuur, hoe voller de blauwe tinten en hoe bleker de rod e tinten, en omgekeerd: hoe lager de kle urtemperatuur, hoe voller de rode tinten en hoe bleker de blauwe tinten. Hieronder wordt uitgelegd waarom de kleurtemperatuur van TL-licht dit licht eigenlijk ongeschikt maakt als kunstlichtbron. In de kleurschakering van TL-licht zitten hiaten. Als deze hiaten klein zijn, kan er toch een kleurtemperatuur worden berekend die we in dit geval een toegevoegde kleurtemperatuur noemen. De preset WB's 4000 K, 4500 K en 6600 K in deze camera zijn gecorreleerde kleurtemperaturen, maar mogen strikt genomen niet als “kleurtemperatuur“ beschouwd worden. Gebruik deze inst ellingen bij het fotograferen bij TL-licht.
TIPS
Witbalans met een flitser:
Bij flitsopnamen wordt de stand A uto WB aanbevolen. Wilt u echter een preset WB gebruiken, selecteer dan de kleurtemperatuur 6000 K. Bij flitsopnamen kunt het beste de gemaakte foto' s weergeven en de kleur op het scherm controleren. Diverse omstandigheden hebben invloed op de kleurt emperatuur en de wijze waarop kleur wordt weergegeven op het scherm.
Opmerkingen
• De kleurtemperaturen van de lichtbronnen in de schaalverdeling hierboven gelden bij benadering. Deze waarden geven geen exacte kleuren aan. Het zonlicht op dit moment is nooit precies 5300 K, en TL-licht nooit exact 4000 K.
Auto WB / preset / custom WB instellen
U kunt de witbalans ins tellen door de juiste kleurtemperatuur voo r de heersende lichtomstandigheden te kieze n.
Druk op de knop WB (witbalans) en stel met de instelknop in.
g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
AUTO
/ 5 / 3 / 2 / 1 / w / x / y /
V
/
CWB
CWB (Custom witbalans) w ordt ingesteld door CWB te
kiezen en dan met de ingedrukte knop F (belichtingscorrectie) aan de instelknop te draaien.
Zoeker
: Witbalans
automatisch instellen
: w/x/y : Custom witbalans : Aangepaste
witbalans
Verschijnt niet als u de witbalans op AUTO zet.
5
Belichting, beeld en kleur
NL 45
WB-stand Lichtomstandigheden
AUTO
5 5300K
3 6000K Voor buitenopnamen op een bewolkte dag (bij gebruik van de flitser)
2 7500K Voor buitenopnamen in de schaduw op een heldere dag 1 3000K Voor fotograferen bij gloeilamplicht w 4000K Voor fotograferen bij wit TL-licht x 4500K Voor fotograferen bij een neutrale witte TL-lamp y 6600K Voor fotograferen bij het licht van daglicht-TL-lampen
V
CWB
Instelprocedure vanuit het fotofunctievenster
Geschikt voor de meeste lichtomstandigheden (als in de zoeker een witte beeldpartij zichtbaar is) Gebruik deze stand bij normaal fotograferen.
Voor buitenopnamen op een heldere dag, of voor het vastleggen van de roodtinten van een zonsondergang of van de kleuren van een vuurwerk.
De bij “one-touche WB“ ingestelde kleurtemperatuur g “Een one-touch witbalans instellen (aangepaste witbalans)” (blz. 46)
De kleurtemperatuur die is ingesteld in het menu Custom witbalans. Als hier geen waarde is ingesteld, staat deze op 3000 K. De kleurtemperatuurweergave wordt aangepast aan uw CWB-instelling.
Instelprocedure vanuit het menu
5
ip: WB (witbalans)i
TIPS
Als onderwerpen zonder witte beeldpartijen op de foto staan:
In de stand Auto WB kan de juiste witbalans niet worden bepaald als er binnen het zoekerbeeld
Belichting, beeld en kleur
geen witte partijen voorkomen. Probeer het in dit geval met de instelling one-touche WB of met een van de preset-WB-instellingen.
MENU[W][WB]instelling
Een one-touch witbalans instellen (aangepaste witbalans)
Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare preset WB's. Om de witbalans te bepalen richt u de camera op een wit vel papier dat verlicht wordt door de gewenste lichtbron. De op deze wijze bepaalde witbalans kunt u opslaan in de camera. Dit is handig als u een onderwerp niet alleen bij natuurlijk licht fotografeert, maar ook bij andere lichtbronnen met verschillende kleurtemperaturen.
[jFUNCTION]
Zet
Richt de camera op een wit vel papier.
1
• Houd het papier zó dat het de hele zoeker vult. Zorg dat er geen schaduwen zichtbaar zijn.
Terwijl u knop j ingedrukt houdt, drukt u de ontspanknop in.
2
• Het scherm voor one-touch witbalans verschijnt. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Druk op knop i.
3
• De witbalans wordt nu vastgelegd.
• De vastgelegde witbalans wordt in de camera opgeslagen als een van de preset WB's. De vastgelegde witbalans blijft bewaard als u de camera uitschakelt.
van tevoren op [V]. (gblz. 64)
46 NL
TIPS
Na het indrukken van de ontspanknop, verschijnt [WB NG RETRY].
Het vastleggen van de witbalans is mislukt om een van de volgende redenen: het beeld bevatte te weinig wit, het beeld is te licht of te donker, of de kleuren zien er onnatuurlijk uit. Wijzig het diafragma en de sluitertijd en herhaal de procedure vanaf stap 1.
Witbalanscorrectie
Hiermee kunt u de instelling van Auto WB en Preset WB bijregelen.
MENU[W][WB]
1
Selecteer met p de
2
witbalans die u wilt aanpassen.
Selecteer de kleurrichting met p.
3
R-B rood – blauw G-M groen – magenta
• U kunt ook beide kleurrichtingen instellen.
De witbalans in de R-B richting aanpassen
Afhankelijk van de originele witbalans wordt het beeld roder telkens u op blauwer telkens u op
Druk op knop i.
4
• Uw aanpassing wordt opgeslagen.
TIPS
De aangepaste witbalans controleren:
Na het uitvoeren van stap 3 richt u de camera op het onderwerp om testopnamen te maken. Als u op knop hebt gemaakt.
Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen:
Zie g“Alle witbalansen corrigeren” (blz. 63)
AEL
drukt, verschijnen de testbeelden die u met de huidige witbalansinstellingen
c
drukt.
a
drukt, en
De witbalans in de G-M richting
Afhankelijk van de originele witbalans wordt het beeld groener telkens u op meer magenta telkens u op
De witbalans kunt u in elke richting (R, B, G en M) in 7 stappen instellen.
c
a
drukt, en
drukt.
5
Belichting, beeld en kleur
NL 47
Beeldeffecten
Hiermee kunt u beeldtonen selecteren om unieke effecten te creëren. Beeldparameters zoals contrast en scherpte kunt u in iedere stand een fijn-instellen.
MENU[W][PICTURE MODE]
De aanpasbare parameters zijn ingedeeld naar de toestand van de foto.
Contrast / Scherpte / Kleurdiepte
[hVIVID]
[iNATURAL] [jMUTED]
Contrast / Scherpte / Z&W filter / Fototint
[MONOTONE]
[SEPIA]
De afzonderlijke paramaters luiden als volgt:
[CONTRAST] [SHARPNESS]
5
[SATURATION] [B&W FILTER]
[N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale zwart-wit-foto. [Ye: YELLOW]: Geeft mooi doortekende witte wolken tegen een helderblauwe lucht. [Or: ORANGE]: Accentueert de kleuren in blauwe luchten en zonsondergangen lichtjes. [R: RED] : Accen tueert in sterke mate kleuren in blauwe luchten en de helderheid van
[G: GREEN] : Accentueert in sterke mate kleuren in rode lippen en groene bladeren.
[PICT. TONE] : Kleurt zwart-wit-beelden.
[N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale zwart-wit-foto. [S: SEPIA] :Sepia
Belichting, beeld en kleur
[B: BLUE] :Blauw [P: PURPLE] :Purper [G: GREEN] :Groen
Van elke beeldeffectfunctie kunt u de aangepaste parameters opslaan. De gewenste beeldeffectfunctie stelt u in vanuit het fotofunctievenster.
: Voor levendige kleuren. : Voor natuurlijke kleuren. : Voor afgevlakte tinten.
: Voor zwart-wit tinten. : Voor een sepia-tint.
: Het verschil tussen lichte en donkere partijen. : De scherpte van het beeld. : De kleurdiepte van het beeld. : Hiermee levert een zwart-wit-beeld. De filterkleur wordt lichter en de
complementaire kleur wordt donkerder.
karmozijnrood gebladerte.
Gradatie
U kunt twee soorten gradatie instellen.
HIGH KEY(H) : Meer gradaties in de lichte beeldpartijen. LOW KEY(L) : Meer gradaties in de donkere beeldpartijen.
HIGH KEY
Geschikt voor onderwerpen met
veel lichte tinten.
48 NL
LOW KEY
Geschikt voor onderwerpen met
veel schaduwtinten.
MENU[W][GRADATION]
[HIGH KEY] / [NORMAL] / [LOW KEY]
• In de meeste gevallen kunt u [NORMAL] gebruiken.
Opmerkingen
• Contrastaanpassing werkt niet in de stand HIGH KEY of LOW KEY.
Schaduwen in beeldhoeken corrigeren
Bij gebruik van sommige lenzen kunnen de beeldhoeken schaduwen gaan vertonen. Deze functie maakt donkere beeldhoeken lichter. Dit komt met name van pas bij gebruik van groothoeklenzen.
MENU[Z][SHADING COMP.]
[OFF] / [ON]
Opmerkingen
• Deze functie is niet beschikbaar als een teleconverter of tussenring op de camera wordt geplaatst.
• Bij hoge ISO-waarden kan de ruis in de beeldhoeken erg gaan opvallen.
Ruisonderdrukking
5
Belichting, beeld en kleur
Hiermee reduceert u de ruis die optreedt bij lange sluitertijden. Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. Als
REDUCTION]
beeldruis zodat de foto's helderder worden. Daarbij duurt het maken van een foto echter ongeveer twee keer langer dan normaal.
(ruisonderdrukking) op
[ON]
is gezet, onderdrukt de camera automatisch deze
ONOFF
[NOISE
MENU[W][NOISE REDUCTION]
[OFF] / [ON]
Kies
[ON].
• Na de opname start het proces waarmee de beeldruis wordt onderdrukt.
• Tijdens het ruisonderdrukkingsproces knippert de indicatie-LED Dataverkeer. U kunt de volgende opname pas maken zodra de indicatie-LED Dataverkeer is gedoofd.
• [busy] verschijnt in de zoeker terwijl het ruisonderdrukkingsproces bezig is.
Opmerkingen
•Als u g op ( hebt gezet, blijft [NOISE REDUCTION] (ruisonderdrukking) steeds op [ON] staan.
• Repeterende opnamen zijn niet mogelijk als [NOISE REDUCTION] (ruisonderdrukking) op [ON] staat.
• Bij sommige lichtomstandigheden en onderwerpen heeft deze functie mogelijk niet het gewenste effect.
NL 49
T
Color space - kleurruimte
Hiermee kunt u selecteren op welke wijze kleuren door de monitor of printer worden weergegeven. Het eerste teken in de bestandsnaam geeft aan welke kleurruimte op dat moment is ingesteld.
g
“Bestandsnaam” (blz. 66)
Pmdd0000.jpg
P : sRGB _ : Adobe RGB
[sRGB] Gestandaardiseerde kleurruimte voor Windows. [Adobe RGB] Kleurruimte die met Adobe Photoshop kan
worden ingesteld.
MENU[Z][COLOR SPACE]
Kies
[sRGB] of [Adobe RGB].
5
Anti-shock - trillingen voorkomen
Hiermee voorkomt u dat de camera tijdens de opname trilt door het opklappen van de spiegel. U kunt de tijd instellen die moet verstrijken tussen het opklappen van de spiegel en het openen van de sluiter. Deze functie kan handig zijn bij astrofotografie en microscoopfotografie of andere fotografische situaties waarin een zeer lange sluitertijd wordt gebruikt en trilling van de camera tot een minimum moet worden beperkt.
MENU[X][ANTI-SHOCK]
Belichting, beeld en kleur
Select
[OFF] or [1SEC] – [30SEC].
50 NL
Enkelbeeldweergave
De basisprocedure voor het bekijken van foto's wordt hieronder beschreven. Voordat u een van deze functies gaat gebruiken, dient u echter eerst stap 1 hieronder uit te voeren.
Druk op de knop q (weergave).
1
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
• Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt de LCD-monitor zichzelf uit. De camera schakelt automatisch uit als er daarna niets wordt bediend. (Standaardinstelling is 4 uur) Schakel de camera weer in.
Het laatst opgenomen
Selecteer met p de beelden die u wilt bekijken.
2
a Toont het tiende beeld vóór het huidige beeld.
beeld verschijnt.
c Toont het tiende beeld na het huidige beeld.
• Om te stoppen met de weergave drukt u op knop q.
• Zodra u de ontspanknop half indrukt, kunt u weer fotograferen.
Gezoomd weergeven
Hiermee kunt u de beelden vergroten die op de monitor verschijnen. Dit is handig als u bepaalde beelddetails wilt controleren.
Telkens als u de instelknop in de richting U verdraait, wordt het beeld vergroot in stappen van 2x – 14x.
• Door de instelknop in de richting G te draaien, herstelt u het voorgaande beeldformaat.
(Enkelbeeld-
weergave)
(Gezoomd
weergeven)
Druk op p om de close-up-positie te
veranderen.
(Display van de
close-up-positie)
Druk op p om
het display van de
close-up-positie te
verplaatsen.
Druk op de knop INFO.Druk op de knop INFO.
d Toont het volgende beeld.b Toont het voorgaande bee ld.
(Gezoomd
weergeven)
Druk op p om de
close-ups beeld voor
beeld te bekijken.
NL 51
6
Beelden weergeven
Lichtbakweergave
U kunt de close-up-foto en andere foto's, die links en rechts weergegeven zijn, bekijken. Dit is handig bij het controleren van beelden die u met bracketing hebt opgenomen.
Tijdens de enkelbeeldweergave, draait u de instelknop om naar
1
gezoomd weergeven over te schakelen.
camera“ (blz. 4)
• Stel met de instelknop de gewenste vergroting in.
Druk op de knop F.
2
• Het beeld dat u als eerste vergroot, verschijnt op de linkerhelft van het scherm, en het volgende beeld verschijnt met dezelfde vergroting op de rechterhelft van het scherm.
Selecteer een beeld met p.
3
• U kunt dit beeld beveiligen, wissen of kopiëren.
• Door op de knop i te drukken, springt het referentiebeeld links naar het gekozen beeld rechts.
• Door op de knop INFO te drukken, kan de close-up -positie met de knop p verschoven worden.
Druk op knop F om terug te keren naar close-up-enkelbeeldweergave.
4
6
• Bij lichtbakweergave kunt u de vergrotingsmaatstaf niet veranderen.
Opmerkingen
g “Overzichtstekening van de
Indexweergave / kalenderweergave
Met deze functie kunt u op de monitor verschillende beelden tegelijkertijd weergeven. Dit is handig als u tussen een aantal foto's een bepaalde foto wilt opzoeken.
Beelden weergeven
Telkens als u de instelknop in de richting G verdraait, wijzigt het aantal beelden dat wordt weergegeven van 4 naar 9 naar 16 naar
g“Overzichtstekening van de camera“ (blz. 4)
25.
b : Om naar het vorige beeld te gaan. d : Om naar het volgende beeld te gaan.
• Om naar de enkelbeeldweergave terug te keren, draait u de instelknop op U.
(9-beelden indexweergave) (4-beelden indexweergave) (Enkelbeeldweergave)
a : Om naar het beeld erboven te gaan. c : Om naar het beeld eronder te gaan.
52 NL
(25-beelden indexweergave)
(Kalenderweergave)(16-beelden indexweergave)
Kalenderweergave
Met kalenderweergave ku nt u de op het geheugenkaartje opgesl agen beelden op datum gesorteerd weer geven. Als u op één datum meerdere foto's hebt gemaakt, verschijnt de foto die op die dag als eerste werd gemaakt. Gebruik om het gewenste beelden te selecteren en druk op de knop i om het geselecteerde beeld beeldvullend weer te geven.
Informatiedisplay
Hiermee kunt u gedetaill eerde informatie over een foto oproepen. Informatie over de beel dhelderheid kunt u ook laten weergeven met e en histogram en highlight-weergave (lic hte partijen).
Druk meerdere keren op de knop INFO tot de gewenste informatie verschijnt.
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
• De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het informatiedisplay de volgende keer opgeroepen wordt.
Het beeld alleen Informatie 1 Informatie 2
Toont beeldnummer, printreservering, beveiliging, beeldkwaliteit en bestandsnummer
*
Histogram
Als in het histogram de balken rechts hoger zijn dan links, is de foto misschien te licht (overbe­licht). En als de balken links hoger zijn dan rechts, is de foto mis­schien te donker (onderbelicht). Corrigeer indien nodig de belich­ting of maak de foto nogmaals.
Algemene informatie
Highlight-weergave
(lichte partijen)
Toont beeldnummer, prin­treservering, beveiliging, beeldkwaliteit, aantal pixels, compressiefactor, datum en tijd, en bestand­snummer
Histogram
Opnamegegevens
*
6
Beelden weergeven
Shadow-weergave
(schaduwpartijen)
De onderbelichte partijen in de foto knipperen. Ook de ingestelde beeldkwaliteit verschijnt.
Highlight-weergave (lichte
partijen)
De overbelichte partijen in de foto knipperen. Ook de ingestelde beeldkwaliteit verschijnt.
Histogramweergave
De verdeling van de helderhe id van het opgenomen beeld verschijnt in een histogram (helderheidscomponentgrafiek). Ook de ingestelde beeldkwaliteit verschijnt.
NL 53
Diashow
Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven. De diashow begint bij het beeld dat op het scherm staat, en laat de volgende beelden 5 seconden lang op het scherm verschijnen. U kunt de diashow starten vanuit de indexweergave. Het aantal beelden dat de diashow laat zien, kunt u instellen op 1, 4, 9, 16 of 25.
MENU[q][m]
1
Stel dit in met p.
2
[K] weergave met 1 beeld [L] weergave met 4 beelden [M] weergave met 9 beelden [N] weergave met 16 beelden [O] weergave met 25 beelden
Druk op i om de diashow te starten.
3
Druk op i om de diashow te stoppen.
4
6
Als u L kiest
Opmerkingen
• Als u de diashow langer dan ca. 30 minuten laat draaien, schakelt de camera zichzelf uit.
Beelden draaien
Beelden weergeven
Hiermee kunt u beelden kantelen (draaien) en ze verticaal op de monitor laten verschijnen. Dit is handig bij het bekijken van foto's waarbij u de camera verticaal hebt gehouden.
MENU[q][y][ON]
[OFF] / [ON]
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
• Als dit op ON staat, worden verticaal opgenomen beelden tijdens de weergave automatisch gedraaid en weergegeven. U kunt ook op de knop F drukken om het beeld te draaien en weer te geven.
• Na het roteren wordt het beeld opgeslagen op het geheugenkaartje.
Origineel beeld vóór
het draaien
54 NL
Weergave op televisie
Gebruik de bijgeleverde videokabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven.
Schakel eerst de camera en de
1
televisie uit en sluit de videokabel aan zoals aangegeven in de
Knop q
afbeelding. Zet de televisie aan en zet deze in de
2
stand Video. Raadpleeg voor
Multiconnector
informatie over het omschakelen naar de video-ingang-modus de handleiding van uw televisie.
Schakel de camera in en druk op
3
• Sluit de camera met de bijgeleverde videokabel aan op de televisie.
• Zorg dat het type videosignaal van de camera overeenkomt met dat van de televisie.
• Zodra u de videokabel aansluit op de camera, schakelt de cameramonitor zichzelf uit.
• Bij sommige tv's verschijnt de foto niet in het midden van het televisiescherm.
q
knop
g “Vóór aansluiting op de televisie eerst het type videosignaal selecteren” (blz. 68)
(weergeven).
Opmerkingen
Videokabel
Video-ingang
Foto's bewerken
6
Beelden weergeven
Een gemaakte foto kunt u bewerk en en opslaan als een nieuwe foto. Welke bewerking en u kunt uitvoeren, hangt af van het beeldformaat (beeldkwaliteit) waarmee de foto is opgeslagen. JPEG- en TIFF-bestanden kunt u ongewijzigd printen. RAW-bestanden kunt u echter niet onbewerkt printen. Om een RAW-bestand te kunnen printen, moet u dit eerst met de RAW-bewerkingsfunctie converteren naar een JPEG-bestand.
Als RAW-bestand opgeslagen beelden bewerken.
De camera voert beeldbewerking uit op het RAW-bestand (zoals aanpassen van de witbalans en de beeldscherpte), en slaat het bewerkte beeld op als een nieuw TIFF- of JPEG-bestand. Terwijl u de opgeslagen beelden controleert, kunt u ze desgewenst bewerken.
De beeldbewerking wordt uitgevoerd aan de hand van de actuele camera-instellingen. Als u bij het bewerken andere instellingen wilt gebruiken, wijzigt u eerst de actuele camera­instellingen.
Als JPEG- of TIFF-bestand opgeslagen beelden bewerken.
[BLACK & WHITE] [SEPIA] [REDEYE FIX] [SATURATION] [Q]
Hiermee maakt u een beeld zwart-wit. Voor beelden in sepia-tinten. Voor het corrigeren van rode ogen op flitsopnamen. Voor het instellen van de kleurdiepte (kleurverzadiging). Om de foto te converteren naar 1280 x 960, 640 x 480 of 320 x 240 pixels.
NL 55
Foto in het bestandstype RAW Foto in het bestandstype JPEG/TIFF
Opmerkingen
• De TIFF-opname wordt opgeslagen als een SHQ-beeld.
MENU[q][EDIT]
1
Selecteer met bd de beelden die u wilt bekijken. Druk op knop i.
2
• De camera herkent het bestandstype van de beeldgegevens.
• Bij het bewerken van andere beelden, gebruikt u bd om het beeld te selecteren.
• Voor beelden die in RAW+JPEG opgeslagen zijn, verschijnt een keuzemenu dat u vraagt
6
de juiste gegevens te bewerken.
• Om te stoppen met het bewerken drukt u op knop MENU.
Welk instelmenu verschijnt, hangt af van het bestandstype van de
3
beeldgegevens. Selecteer het beeldmateriaal dat u wilt bewerken en volg de stappen die bij het betreffende bestandstype horen.
Beelden weergeven
Een JPEG/TIFF-beeldbestand bewerken. Een RAW-beeldbestand bewerken.
[BLACK & WHITE] / [SEPIA] / [REDEYE FIX] / [SATURATION] / [Q]
• Het bewerkte beeld wordt als een ander beeld opgeslagen, los van het originele beeld.
•In RAW- en TIFF-beelden kunt u geen rode ogen corrigeren.
Het is mogelijk dat bij sommige foto's de rode-ogen-correctie niet werkt. De rode-ogen-correctie kan behalve de ogen ook andere delen van de foto beïnvloeden.
• In de volgende gevallen kunt u het aantal pixels niet wijzigen: Als het beeld is opgeslagen in het bestandstype RAW, als een beeld op een pc is bewerkt, als er onvoldoende ruimte is op het geheugenkaartje, als de foto met een andere camera is gemaakt.
• Bij het wijzigen van het aantal pixels kunt u nooit een groter aantal pixel s kiezen dan dat van de originele opname.
De RAW-bewerking gebeurt aan de hand van de actuele camera-instellingen De voorkeursinstellingen kiest u in voordat u gaat fotograferen.
Opmerkingen
56 NL
Beelden kopiëren
Hiermee kunt u beelden van het ene naar het andere geheugenkaartje kopiëren, van xD-Picture Card naar CompactFlash/Microdrive, en omgekeerd. U kunt dit menu selecteren als er twee geheugenkaartjes in de camera zitten. Het geselecteerde kaartje is de bron van waaruit u gaat kopiëren.
Alle beelden kopiëren
MENU[q][COPY ALL]
1
Druk op d.
2
Met knop
3
Druk op i.
4
Geselecteerde beelden kopiëren
Geef de foto weer die gekopieerd moet worden en druk op de knop i.
1
• De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
• Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gekopieerd moeten
2
worden en druk op de knop i. Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt kopiëren, drukt u op knop <
3
(kopiëren). Gebruik
4
• Om te stoppen met kopiëren drukt u op de knop MENU.
• U kunt ook beelden kopiëren vanuit de indexweergave.
Enkelbeeldkopie
Selecteer het gewenste beeld en druk op knop < (kopiëren).
1
Gebruik
2
ac
selecteert u [YES].
ac
om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
ac
om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
Beelden beveiligen tegen per ongeluk wissen
6
Beelden weergeven
Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de functie “enkel beeld/alle beelden wissen“.
Geef het beeld weer dat u wilt beveiligen en druk op de knop
De beveiliging opheffen
Roep op het scherm de beveiligde beelden op en druk op knop
AEL/AFL/0
• Op het scherm verschijnt 9.
• Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde beelden. (g blz. 95)
• Beveiligde beelden kunt u niet meer draaien.
(beveiligen).
AEL / AFL / 0.
Opmerkingen
Beveiligingsteken
NL 57
Beelden wissen
Hiermee kunt u opgeslagen beelden wissen. U kunt kiezen tussen “enkel beeld wissen“ waarbij alleen de foto die op het scherm staat, wordt gewist, en “alle beelden wissen“ waarbij alle beelden worden gewist die op het geheugenkaartje staan.
Opmerkingen
• Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Als u de beveiliging van de beelden opheft, kunt u ze wél wissen.
• Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen. g “Beelden beveiligen tegen per ongeluk wissen” (blz. 57)
Een enkel beeld wissen
Roep op het scherm het beeld op dat u wilt wissen.
1
Druk op knop S (wissen).
2
Gebruik
3
TIPS
Onmiddellijk wissen:
Als u
6
wissen.
Wissen van alle beelden
MENU[W][CARD SETUP]
1
Selecteer [ALL ERASE] met p. Druk op knop i.
2
Gebruik
Beelden weergeven
3
• Alle beelden worden gewist.
Geselecteerde beelden wissen
Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of de indexweergave de geselecteerde beelden in één keer wissen.
Geef de foto’s weer die gewist moeten worden en druk op de knop i.
1
• De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
• Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
• Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt wissen en druk vervolgens op
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gewist moeten
2
worden en druk op de knop i. Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt
3
wissen, drukt u op de knop S (wissen). Gebruik
4
daarna op de knop
ac
[QUICK ERASE]
ac
de knop i.
ac
om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
(blz. 66)op ON hebt gezet, kunt u met knop S een beeld onmiddellijk
om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
om [YES] te selecteren en druk
i
.
Voorrangsinstelling
In het menu [Z] kunt u onder
58 NL
[PRIORITY SET]
(blz. 65) de instelli ng van de cursor op
[YES]
zetten.
Uw eigen reset-instelling
Normaliter blijven uw camera-instellingen (inclusief uw wijzigingen) bewaard als u de camera uitschakelt. Bij deze camera kunt u met u kunt onder kunt gebruiken.
[RESET1]
en
[RESET2]
[RESET]
twee verschillende reset-instellingen vastleggen die u later
de standaardinstellingen af fabriek herstellen, en
MENU[W][CUSTOM RESET SETTING]
[RESET] / [RESET1] / [RESET2]
Als de instellingen al vastgelegd zijn, verschijnt
[SET]
naast de
[RESET1]
/
[RESET2]
optie.
Reset-instellingen vastleggen
Selecteer of [RESET1] / [RESET2] om vast te leggen en druk op de knop
1
d
.
Selecteer [SET] en druk op knop i.
2
• Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
Reset-instellingen gebruiken
U kunt de camera op fabriek herstellen.
[RESET] [RESET1]
/
Selecteer of [RESET] / [RESET1] / [RESET2] en druk op de knop i.
1
Gebruik
2
[RESET2]
ac
[RESET1]
of
[RESET2]
instelling terugzetten of de standaardinstellingen af
Herstelt de standaardinstellingen af fabriek. Herstelt de vastgelegde instellingen.
om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
Functies die u kunt vastleggen onder CUSTOM RESET SETTING, en functies waarvan de standaardinstellingen af fabriek worden hersteld
Functie Standaardinstelling af fabriek
PICTURE MODE VIVID 33
GRADATION NORMAL 33
D HQ 33
F ±0 33
NOISE REDUCTION OFF 3 k
WB AUTO 33 ISO AUTO 33
METERING ESP 33
FLASH MODE Autoflitsen
j / < / Y o 33
AF S-AF 33
P AUTO 33
AE BKT OFF 33
WB BKT OFF 33
FL BKT OFF 33
MF BKT OFF 33
ANTI-SHOCK OFF 3 k
*1
Vastleggen als
custom reset
33
Vastleggen als
MY MODE
7
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
NL 59
Functie Standaardinstelling af fabriek
Stand Weergeven Enkelbeeldweergave
ISO STEP 1/3EV 3 k
ISO BOOST OFF 3 k
ISO LIMIT OFF 3 k
EV STEP 1/3EV 3 k ALL > ±0 kk
HQ 1/8 3 k SQ 1280x960, 1/8 3 k
MANUAL FLASH OFF 3 k
w+F OFF 3 k
#X-SYNC 1/180 33
LIVE VIEW BOOST OFF 33
DIAL %
AEL/AFL stand 1
AEL/AFL MEMO OFF 3 k AEL METERING Gesynchroniseerd met
7
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
QUICK ERASE OFF 3 k
RAW+JPEG ERASE RAW+JPEG 3 k
jFUNCTION j / < / Y 3 k
MY MODE SETUP k 3 k
FOCUS RING b 3 k
AF ILLUMINATOR ON 33
RESET LENS ON kk
RELEASE PRIORITY S OFF 33
RELEASE PRIORITY C ON 33 FRAME ASSIST (frame-
ondersteuning)
X 2006.01.01 kk
CF/xD CF kk
FILE NAME AUTO kk
EDIT FILENAME OFF kk
s 0 3 k
W *3 kk
VIDEO OUT *3 kk
8 ON 3 k
REC VIEW OFF 3 k
SLEEP 1MIN 3 k
4h TIMER 4h kk
BUTTON TIMER 8SEC kk
SCREEN OFF kk
CTL PANEL COLOR COLOR1 kk
PRIORITY SET NO kk
(zonder informatie)
*1
*2
lichtmeetfunctie.
OFF 3 k
Vastleggen als
custom reset
kk
3 k 3 k
3 k
Vastleggen als
MY MODE
60 NL
Functie Standaardinstelling af fabriek
USB MODE AUTO kk
COLOR SPACE sRGB 3 k
SHADING COMP. OFF 33
PIXEL MAPPING kkk
CLEANING MODE (Stand
Reinigen)
JU / AB DIAL JU kk
FIRMWARE kkk
3
: Kan worden vastgelegd.
k
: Kan niet worden vastgelegd.
Als u de instellingen van hun huidige instelling. De standaardinstellingen af fabriek worden niet hersteld.
*1
: Afhankelijk van de geselecteerde belichtingsfunctie zal de standaardinstelling af fabriek
wijzigen.
*2
: Afhankelijk van de geselecteerde scherpstelmethode zal de standaardinstelling af fabriek
wijzigen.
*3
: Welke standaardinstellingen af fabriek worden toegepast, is afhankelijk van het land waar u
deze camera hebt gekocht.
[RESET1]
kkk
/
[RESET2]
toepast, houden de functies met het teken “k”
Vastleggen als
custom reset
Vastleggen als
MY MODE
AEL/AFL-functie
AEL
U kunt in plaats van de ontspanknop ook de knop of een lichtmeting uit te voeren. U kunt de knop op de volgende manieren gebruiken.
• Als u op een onderwerp wilt scherpstellen en dan de compositie van de foto wilt veranderen.
• Als u de belichting wilt instellen door aan een ander vlak te meten dan waarop de camera scherpgesteld is.
Kies de functie van de knop die bij de handeling past als de ontspanknop ingedrukt wordt.
MENU[Y][AEL/AFL]
[S-AF] / [C-AF] / [MF]
Selecteert van modus1 – modus3.
[S-AF] [C-AF]
Selecteert van modus1 – modus4.
[MF]
Selecteert van modus1 – modus3.
Beschikbare functies in de stand S-AF
Ontspanknopfunctie AEL knopfunctie
Stand
modus1
modus2
modus3
Half indrukken Helemaal indrukken Als u de AEL-knop
Scherp-
stellen
Vast-
gehouden
Vast-
gehouden
k Vast-
Belichting Scherp-
Vast-
gehouden
kkVast-
gehouden
gebruiken om automatisch scherp te stellen
ingedrukt houdt
stellen
kkkVast-
kkVast-
Belichting Scherp-
gehouden
stellen
k Vast-
gehouden
Belichting
gehouden
gehouden
7
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
k
NL 61
Beschikbare functies in de stand C-AF
Ontspanknopfunctie AEL knopfunctie
Belichting Sch erp-
Vast-
gehouden
k Vast-
gehouden
stellen
Vast-
gehouden
gehouden
Vast-
gehouden
gehouden
Belichting Scherp-
kkVast-
Vast-
gehouden
k Het scherp-
Vast-
gehouden
stellen
stellen begint
Het scherp-
stellen begint
Stand
modus1
modus2
modus3
modus4
Half indrukken Helemaal indrukken Als u de AEL-knop ingedrukt
Scherp-
stellen
Het scherp-
stellen begint
Het scherp-
stellen begint
k Vast-
kkVast-
Beschikbare functies in de stand MF
Stand
modus1
modus2
7
modus3
Half indrukken Helemaal indrukken Als u de AEL-knop ingedrukt
Scherp-
stellen
k Vast-
kkkVast-
k Vast-
Ontspanknopfunctie AEL knopfunctie
Belichting Sch erp-
gehouden
gehouden
stellen
kkkVast-
kkS-AF k
Belichting Scherp-
gehouden
stellen
Andere functie-instellingen
AEL / AFL memo
U kunt de gemeten belichting vasthouden en handhaven door op de knop
MENU[Y][AEL/AFL MEMO]
[ON]
: Druk op de knop
op de knop om het behouden van de belichting te annuleren.
[OFF]
: De belichting wordt alleen vastgehouden als de knop
AEL
om de belichting vast te houden en te behouden. Druk opnieuw
AEL-lichtmeting
Stel de lichtmeetmethode in voor als u op de knop
MENU[Y][AEL METERING]
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
[AUTO] / [
4
] / [n] / [nHI] / [nSH]
[AUTO] voert metingen uit in de geselecteerde modus onder [METERING] methode.
AEL
(AE lock) drukt om de belichting vast te houden.
EV-stap
Hiermee kunt u de EV-stap wijzigen die wordt toegepast bij de belichtingsparameters zoals sluitertijd, diafragmawaarde, belichtingscorrectiewaarde enz.
MENU[Y][EV STEP]
[1/3EV] / [1/2EV] / [1EV]
AEL
AFL
ingedrukt is.
houdt
Belichting
k Vast-
k Vast-
gehouden
gehouden
k
k
houdt
Belichting
gehouden
gehouden
(AE lock) te drukken.
62 NL
ISO-stap
Hiermee kunt u de correctiestappen voor de ISO-waarde wijzigen.
MENU[Y][ISO STEP]
[1/3EV] / [1EV]
ISO boost - ISO-waarde verhogen
Hiermee kunt u instellen dat u naast de standaardwaarden ISO 100-400 ook de waarden ISO 400-1600 kunt gebruiken.
MENU[Y][ISO BOOST]
[OFF] / [ON+NF] / [ON]
•Als u [ISO BOOST] op [ON+NF] hebt gezet, duurt het maken van een opname langer dan normaal.
ISO-grenswaarde
Hiermee kunt u de maximale ISO instellen. Zelfs als de ISO-waarde vastgelegd is in de ISO-instelling, wordt de waarde niet hoger dan de maximale ISO-instelling in
[ISO LIMIT]
.
MENU[Y][ISO LIMIT]
[OFF] / [100] / [200] / [400] / [800]
Alle witbalansen corrigeren
Hiermee kunt u in één keer dezelfde correctiewaarde toepassen op alle beschikbare witbalansen.
MENU[Y][ALL>]
[ALL SET] [ALL RESET]
Bij alle witbalansen wordt dezelfde correctiewaarde toegepast. De op alle witbalansen toegepaste correctiewaarde wordt hiermee in één keer ongedaan gemaakt.
Als u [ALL SET] hebt geselecteerd
1) Selecteer de kleurrichting met bd.
R-B rood – blauw / G-M groen – magenta
2) Stel de correctiewaarde in met ac. g “Witbalanscorrectie” (blz. 47)
• U kunt de aangepaste witbalans controleren.
Als u [ALL RESET] hebt geselecteerd
1) Met knop ac selecteert u [YES].
Handmatig flitsen (Manual)
Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven. Als u
op
[ON]
FLASH]
licht kiezen (FULL, 1/4, 1/16, of 1/64).
hebt gezet, kunt u bij de instelling van de flitserfunctie de gewenste hoeveelheid
[MANUAL
MENU[Y][MANUAL FLASH]
[ON] / [OFF]
Flitssynchronisatie
U kunt de sluitertijd instellen die wordt gebruikt als de ingebouwde flitser ontsteekt. U kunt deze sluitertijd instellen tussen 1/60 en 1/180 s in stappen van 1/3 EV.
MENU[Y][#X-SYNC]
[1/ 60] / [1/180]
• Voor meer informatie over de flitssynchronisatie van in de handel verkrijgbare flitsers raadpleegt u de handleiding van die flitser.
NL 63
7
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
Live view boost
Het is eventueel moeilijk om beelden op het LCD-monitor te bekijken als d e Live-View-functie bi j nachtelijke opnamen of donkere plaatsen gebruikt wordt. Stel weergegeven.
[ON]
in als u wilt dat het onderwerp op de monitor wordt
MENU[Y][LIVE VIEW BOOST]
[ON] / [OFF]
• Als het onderwerp met deze functie op de LCD-monitor wordt weergegeven, dan is de kwaliteit van het beeld minder dan normaal.
De functie van de instelknop aanpassen
De instelknop heeft de volgende standaardinstellingen af fabriek:
P
programmagestuurd fotograferen
Programmacorrectie (Program shift - Ps) : Instelknop verdraaien. Belichtingscorrectie instellen : De instelknop verdraaien terwijl u knop F
M
(Manual) handmatig fotograferen
Sluitertijd instellen : Instelknop verdraaien. Diafragma (F-getal) instellen : De instelknop verdraaien terwijl u knop F
U kunt de toewijzing van de functies omkeren.
P Belichtingscompensatie kan door alleen de instelknop te gebruiken uitgevoerd worden. M Het diafragma kan door alleen de instelknop te gebruiken ingesteld worden.
MENU[Y][DIAL]
7
P
]/[M]
[
Als u
[P] selecteert
[%] Gebruik de instelknop om een programmacorrectie uit te voeren. [F] Gebruik de instelknop om de belichtingscorrectie uit te voeren.
(belichtingscorrectie) ingedrukt houdt.
(belichtingscorrectie) ingedrukt houdt.
Als u [M] selecteert
[SHUTTER] Gebruik de instelknop om de sluitertijd in te stellen. [FNo.] Gebruik de instelknop om het diafragma in te stellen.
j
knopfunctie
Hiermee vervangt u de toegewezen functie van de knop j door een andere functie vast te leggen.
MENU[Y][jFUNCTION]
j
/ < / Y]
[
Het werkt net als de “Repeterende opnamen / Afstandsbediening / Zelfontspanner” instelling. (standaardinstellingen af fabriek) g “Enkelbeeldopnamen/repeterende opnamen” (blz. 31), “Fotograferen met de zelfontspanner“ (blz. 32), “Fotograferen met de afstandsbediening“ (blz. 33)
[V]
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
Aangepaste witbalans g “Een one-touch witbalans instellen (aangepaste witbalans)” (blz. 46)
[TEST PICTURE]
Door op de ontspanknop te drukken terwijl u de knop j indrukt, kunt u de zojuist genomen foto op de monitor controleren zonder de foto op het kaartje te hoeven opslaan. Dit is handig als u eerst wilt kijken of een foto goed gelukt is voordat u deze gaat opslaan.
64 NL
[MY MODE]
Terwijl u knop j ingedrukt houdt, kunt u foto's maken met de camera-instellingen die u eerder hebt vastgelegd onder [MY MODE SETUP]. g “My Mode-instelling” (blz. 65) (Zie hieronder)
[PREVIEW] / [PREVIEW B] (electronic)
Terwijl u knop j ingedrukt houdt, kunt u de controlebeeldfunctie gebruiken. g “Controlebeeldfunctie” (blz. 21)
My Mode-instelling
Hiermee kunt u 2 verschillende combinaties van camera-instellingen vastleggen. Dit is handig als u tijdelijk de instellingen wilt verander en tijdens memo-fotograferen. U kunt ofwel van tevoren in het menu uitschakelen. Voor My Mode stelt u als u het gebruikt, fotografeert u terwijl u de knop
j
indrukt.
[jFUNCTION]
[MY MODE SETUP]
op
[MY MODE]
en
MENU[Y][MY MODE SETUP]
[MY MODE1] / [MY MODE2]
• Als u deze menu-instellingen al hebt vastgelegd, verschijnt naast de betreffende reset­optie de indicatie [SET].
Vastleggen
Selecteer [SET] en druk op knop i.
• De huidige instellingen worden in de camera vastgelegd.
• Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
Uitvoeren
Selecteer [MY MODE1] of [MY MODE2] en druk op de knop i.
• Selecteer [YES] en druk op de knop i om de beschikbare My Mode in te stellen.
De lens resetten
Hiermee kunt u de brandpuntsafstand van de lens weer op oneindig zetten als u de camera uitschakelt.
MENU[Y][RESET LENS]
[OFF] / [ON]
Scherpstelring
Hiermee kunt u kiezen wat voor u de meest logische draairichting van de scherpstelring is.
MENU[Y][FOCUS RING]
b
] / [c]
[
DICHTBIJ
)
7
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
Voorrangsinstelling
Voor het kiezen van de voorkeurspositie van de cursor ( scherm
[ALL ERASE]
of
[FORMAT]
.
MENU[Z][PRIORITY SET]
[YES] / [NO]
[YES]
)
or
[NO]
) als beginpositie op het
DICHTBIJ
NL 65
Onmiddellijk wissen
Hiermee kunt u de foto die u zojuist hebt gemaakt onmiddellijk wissen met knop S (wissen).
MENU[Y][QUICK ERASE]
[OFF] Als knop S (wissen) wordt ingedrukt, verschijnt het bevestigingsscherm waarin
wordt gevraagd of u de foto wilt wissen.
[ON] Als u op knop S (erase) drukt, wordt de foto onmiddellijk gewist.
RAW- en JPEG-bestanden wissen
Hiermee selecteert u de methode om opgenomen beelden in RAW+JPEG te wissen. Deze functie werkt alleen als u één beeld wist.
MENU[Y][RAW+JPEG ERASE]
[JPEG] Wist alle JPEG-beeldbestanden en laat alleen de RAW-beeldbestanden
[RAW] Wist alle RAW-beeldbestanden en laat alleen de JPEG-beeldbestanden
[RAW+JPEG] Wist beide soorten beeldbestanden.
• Deze functie werkt alleen als u één beeld wist. Voor 'alle beelden wissen' of 'geselecteerde beelden wissen' worden zowel RAW en JPEG gewist, ongeacht deze instelling.
7
Bestandsnaam
Als u een foto maakt, slaat de camera die foto onder een unieke bestandsnaam op in een map. De map en de bestandsnamen kunt u later gebruiken voor het openen van bestanden op een computer. Hoe bestandsnamen worden toegekend, ziet u in de onderstaande afbeelding.
staan.
staan.
Alle mappen
Kleurruimte
Opmerkingen
Mapnaam
Mapnummer (100 – 999)
Bestandsnaam
Dag (01 – 31)
Maand
(10, 11, 12 wordt A, B, C)
Bestandsnummer (0001 – 999) Als u 9999 foto’s gemaakt heeft, wordt de teller teruggezet op 0001 voor de volgende foto, bij het mapnummer wordt de waarde 1 opgeteld om een nieuwe map te benoemen en aan te leggen waarin het volgende beeld (bestand) is opgeslagen.
MENU[Z][FILE NAME]
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
[AUTO] Zelfs als u een nieuwe geheugenkaart inzet, worden de mapnummers aangehouden van
[RESET] Als er een nieuw kaartje ingestoken wordt, beginnen de mapnummers met 100 en
• Als zowel het mapnummer als het bestandsnummer de maximumwaarde bereikt (999/9999), kunt u op dit geheugenkaartje helemaal geen foto's meer opslaan, ook niet als het kaartje nog niet helemaal vol is. U kunt dan geen foto's meer maken. Vervang het geheugenkaartje door een nieuw.
het vorige kaartje. Als het nieuwe kaartje een foto bevat met hetzelfde bestandsnummer als een foto die op het vorige kaartje is opgeslagen, krijgen de foto 's op het nieuwe kaartje een bestandsnummer dat aansluit op het hoogste nummer van het vorige kaartje.
bestandsnummers begint met 0001. Als een kaartje, dat foto's bevat, ingestoken wordt, beginnen de bestandsnummers met het nummer dat op het hoogste nummer op het kaartje volgt.
66 NL
Bestanden een nieuwe naam geven
U kunt aan beeldbestanden een nieuwe naam geven zodat u ze gemakkelijker kunt terugvinden en organiseren.
Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB]. (gblz. 50)
MENU[Z][EDIT FILENAME]
Voer het eerste teken in met ac. Druk op d om naar de volgende positie te gaan, en voer dan met ac het tweede teken in.
sRGB : Pmdd0000.jpg AdobeRGB : _mdd0000.jpg
U kunt het teken wijzigen in OFF,
A – Z of 0 – 9.
REC VIEW – onmiddellijk na de opname de foto controleren
Hiermee kunt u de zojuist gemaakte foto weergeven op de monitor terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, en u kunt instellen hoe lang de foto wordt weergegeven. Dit is handig als u de foto die u zojuist heeft genomen even wilt controleren. Door de ontspanknop half in te drukken terwijl u de foto controleert, kunt u onmiddellijk doorgaan met fotograferen.
MENU[Z][REC VIEW]
[OFF] De foto die op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, wordt niet
[1SEC] – [20SEC] Hiermee selecteert u het aantal seconden dat de foto moet worden
weergegeven.
weergegeven. Dit kunt u instellen in stappen van 1 seconde.
De pieptoon instellen
De camera piept als er knoppen worden ingedrukt. Met deze functie kunt u de pieptoon in- en uitschakelen.
MENU[Z][8]
[OFF] / [ON]
Helderheid van de monitor instellen
Met deze functie kunt u de helderheid van de monitor instellen op een optimale weergave.
MENU[Z][s]
ac
Met
kunt u de helderheid aanpassen.
Sleep timer
Als de camera gedurende een bepaalde tijd niet wordt bediend, neemt hij automatisch de sluimerstand (stand by) aan om de batterijen te sparen. In het menu functie door de gewenste tijd in te stellen waarna de camera op stand-by moet springen. Met schakelt u de sluimerstand uit. De camera komt weer uit de stand-by-stand zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, pendelknop, enz.).
[SLEEP]
activeert u deze
[OFF]
MENU[Z][SLEEP]
[OFF] / [1MIN] / [3MIN] / [5MIN] / [10MIN]
7
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
NL 67
USB-functie
Met het bijgeleverde USB-kabeltje kunt u de camera rechtstreeks op een computer of printer aansluiten. Als u van tevoren opgeeft op welk apparaat u de camera aansluit, kunt u de instelprocedure voor de USB-aansluiting overslaan die normaliter verschijnt als u de kabel aansluit op de camera. Voor meer informatie over de wijze waarop u de camera op een apparaat aansluit, raadpleegt u hoofdstuk 8
g
“Camera aansluiten op een computer” (blz. 79).
g
“Camera aansluiten op een printer” (blz. 74) en hoofdstuk 9
MENU[Z][USB MODE]
[AUTO]
Het selectiescherm voor de USB-aansluiting verschijnt telkens als u de camera op een computer of printer aansluit.
[STORAGE ]
Voor het aansluiten op een pc en het overzetten van beeldmateriaal naar die pc. Selecteer deze stand ook als u via een pc-aansluiting de OLYMPUS Master-software wilt gebruiken.
[CONTROL]
Hiermee kunt u de camera via een pc bedienen met behulp van de optionele OLYMPUS Studio-software.
[<EASY]
Voor aansluiting op een printer die compatibel is met PictBridge. Hiermee kunt u foto's rechtstreeks vanuit de camera afdrukken zonder dat u een pc nodig hebt. g “Camera aansluiten op een printer” (blz. 74)
[<CUSTOM]
7
Voor aansluiting op een printer die compatibel is met PictBridge. Hierbij kunt u foto's printen met vooraf gekozen instellingen voor het aantal prints, de papiersoort enz. g “Camera aansluiten op een printer” (blz. 74)
Een andere taal kiezen voor de schermteksten
Voor de schermteksten en de foutmeldingen kunt u behalve Engels ook andere talen kiezen.
MENU[Z][
Selecteer met ac de gewenste taal.
• Er kan een andere taal aan uw camera toegevoegd worden met de geleverde software van OLYMPUS Master. Raadpleeg 'Help' in de OLYMPUS Master software voor details.
W
]
Vóór aansluiting op de televisie eerst het type videosignaal selecteren
Kies het type videosignaal dat wordt gebruikt in het land waar u verblijft: NTSC of PAL. In het buitenland moet u deze instelling misschien wijzigen als u de camera op een TV wilt aansluiten en beelden wilt weergeven. Zorg dat u het juiste type videosignaal hebt geselecteerd voordat u de videokabel aan gaat sluiten. Als u het verkeerde type videosignaal hebt geselecteerd, worden de foto's niet goed weergegeven op uw televisie.
MENU[Z][VIDEO OUT]
[NTSC] / [PAL]
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
Types videosignaal in de belangrijkste landen en gebieden
Controleer het type videosignaal voordat de camera op uw televisie wordt aangesloten.
NTSC Noord Amerika, Taiwan, Korea, Japan
PAL Europese landen, China
68 NL
Button timer (knoptimer)
Als functies met de directe knoppen worden ingesteld, kunt u met deze functie de tijd tussen de laatste bediening van de knoppen en het verdwijnen van het menu instellen.
MENU[Z][BUTTON TIMER]
[HOLD] U krijgt alle tijd om de functie op het scherm in te stellen. Het huidige scherm
verdwijnt pas als u de knop nogmaals indrukt.
[3 SEC] U hebt 3 seconden de tijd om de functie in het huidige instelmenu in te stellen. [5 SEC] U hebt 5 seconden de tijd om de functie in het huidige instelmenu in te stellen. [8 SEC] U hebt 8 seconden de tijd om de functie in het huidige instelmenu in te stellen.
Automatisch uitschakelen
U kunt de camera zo instellen dat deze automatisch uitschakelt als hij langdurig niet gebruikt wordt. De camera schakelt niet uit als hij op
[OFF]
gezet wordt.
MENU[Z][4h TIMER]
[OFF] / [4h]
Opstartscherm
Met deze functie kunt u instellen dat het startscherm niet verschijnt als de camera ingeschakeld wordt.
[OFF]
Als dit op
ingesteld is, verschijnt het startscherm niet.
MENU[Z][SCREEN]
[OFF] / [ON]
Monitorkleur wijzigen
U kunt de achtergrondkleur van de monitor wijzigen.
MENU[Z][CTL PANEL COLOR]
[COLOR1] / [COLOR2]
AB
(onderwaterfotografie)
U kunt [J
MACRO)]
onderwaterbescherming voor onderwateropnamen.
MENU[Z][JU
(SPORT)]
and [B
JU] / [DIAL
[DIAL
en [U
(NIGHT+PORTRAIT)]
(UNDER WATER WIDE)]
/
AB
]
AB
]
op de functieknop in [A
veranderen. Gebruik een optionele
(UNDER WATER
Firmware
De firmwareversie van uw product verschijnt. Als u informatie gaat inwinnen over uw camera of accessoires, of als u software wilt downloaden, moet u opgeven welke versie van elk van de producten u gebruikt.
MENU[Z][FIRMWARE]
Druk op d. De firmwareversie van uw product verschijnt. Druk op i om terug te keren naar het vorige scherm.
7
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
NL 69
Datum en tijd instellen
Informatie over datum en tijd wordt samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. Samen met datum en tijd wordt ook de bestandsnaam opgeslagen. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voordat u de camera gaat gebruiken.
MENU[Z][X]
Gebruik ac om één van de volgende datumnotaties te selecteren: [Y-M-D] (Jaar / Maand / Dag), [M-D-Y] (Maand / Dag / Jaar), [D-M-Y] (Dag / Maand / Jaar). Druk daarna op d.
• De nu volgende stappen laten zien hoe datum en tijd worden ingesteld wanneer als datumnotatie [Y-M-D] is geselecteerd.
Gebruik
1
op
• Wilt u naar de vorige instelling terugkeren, dan drukt u op d.
• De eerste twee cijfers van het [Y] (jaartal) zijn vast ingesteld.
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd
2
volledig heeft ingesteld.
• De tijd verschijnt in 24-uurs notatie. Bijvoorbeeld,
Druk op knop i.
3
• Voor een nauwkeurigere instelling drukt u op i op het moment dat de klok 00 seconden
7
• De datum en tijd worden naar de standaardinstellingen af fabriek hersteld als ongeveer 1 dag geen batterij in de camera zit. Deze instellingen kunnen eerder verloren gaan als de batterij maar gedurende een korte tijd geladen is in de camera voordat deze eruit werd gehaald. Controleer, voordat u belangrijke foto’s gaat maken, of de juiste datum en tijd zijn ingesteld.
ac
d
om naar de instelling van de maand te gaan.
twee uur 's middags verschijnt als 14:00
weergeeft. De klok start als u de knop indrukt.
om het jaartal in te stellen en druk
Opmerkingen
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
70 NL
Printreservering (DPOF)
Het printreserveringssysteem biedt u de mogelijkheid om samen met de op het kaartje opgeslagen beelden ook printgegevens (het aantal prints en datum- en tijdinformatie) op te slaan. DPOF is een genormaliseerd bestandstype voor het opslaan van printinformatie vanuit digitale camera’s. U kunt foto's geheel automatisch printen, thuis of in een fotospeciaalzaak, door gegevens zoals de foto's die u wenst te printen en het aantal gewenste prints op een kaartje op te slaan. De met printreservering opgeslagen beelden kunt u op de volgende manieren printen.
Laten printen door een voor DPOF ingerichte foto-ontwikkelcentrale
Hier kunnen foto’s geprint worden aan de hand van de printreserveringen.
Printen met een voor DPOF geschikte printer
Het is mogelijk om rechtstreeks van het kaartje met printreserveringsgegevens te printen zonder tussenkomst van een PC. Voor details raadpleegt u de handleiding van de printer. Het is mogelijk dat u, afhankelijk van de printer, een PC-kaartadapter nodig hebt.
Formaat van de foto en printen
De resolutie van een computer / printer wordt gewoonlijk uitgedrukt in een aantal dots (pixels) per inch. Dit wordt dpi (dots per inch) genoemd. Hoe hoger de dpi-waarde, hoe beter de printresultaten. Denk eraan dat de dpi-waarde van de foto niet wijzigt. Dit betekent dat de grootte van de geprinte foto kleiner wordt als u een foto met een groter aantal pixels print. Houd er rekening mee dat de beeldkwaliteit verslechtert als de beelden vergroot worden. Als u grote foto's van hoge kwaliteit wilt printen, stel dan een zo hoog mogelijke beeldkwaliteit in als u de foto's maakt.
• Het is mogelijk dat DPOF-reserveringen die werden ingesteld met een ander apparaat, met deze camera niet gewijzigd kunnen worden. Eventuele wijzigingen moet u dan aanbrengen met het oorspronkelijke apparaat.
• Bevat een kaartje DPOF-reserveringen die met een ander apparaat werden gespecificeerd, dan worden met deze camera de vorige reserveringen gewist.
• Is op het kaartje onvoldoende geheugenruimte beschikbaar, dan verschijnt de melding [CARD FULL] en is het mogelijk dat reserveren van printen niet lukt.
• Op een en hetzelfde kaartje kunt u DPOF-reserveringen instellen voor maximaal 999 beelden.
• Het is mogelijk dat bepaalde printers of fotospeciaalzaken niet over alle functies beschikken.
• Printreservering kan een tijdje duren als printgegevens op een kaartje worden opgeslagen.
Werkvolgorde voor printreservering
Er zijn twee printreserveringsstanden beschikbaar: reservering van een enkel beeld [<] of reservering van alle beelden
MENU[q][<]
g
“De beeldkwaliteit selecteren” (blz. 40)
Opmerkingen
[U]
. Verricht de volgende instellingen in het menu.
8
Printen
Volg de hier getoonde
bedieningsaanwijzingen.
De functie Printreservering selecteren (g blz. 72)
De beelden die u wilt printen selecteren (alleen als [<] geselecteerd is) (g blz. 72)
Printgegevens instellen (g blz. 72)
Uw printinstellingen aanpassen (g blz. 72)
NL 71
De functie Printreservering selecteren
Selecteer of u printreservering toepast op geselecteerde foto's of op alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen.
[
<]Past de functie Printreservering toe op geselecteerde foto's.
[U]
Past de functie Printreservering toe op alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. Foto's die gemaakt werden na de reservering van alle beelden en opgeslagen zijn op hetzelfde kaartje worden niet geprint.
Als er reeds printreserveringsgegevens op het kaartje zijn opgeslagen
Het venster voor het selecteren van RESET / KEEP verschijnt. Hier kunt u kiezen of u de gegevens wilt annuleren of behouden.
g
“Printreservering annuleren” (blz. 72)
De beelden die u wilt printen selecteren
Past de functie Printreservering toe op gesel ecteerde foto's. Open het beeld dat u wilt printen en selecteer het gewenste aa ntal prints. Er kunnen maximaal 10 prin ts gemaakt worden. Als het aantal prints op 0 is ingesteld, wordt de printreservering niet toegepast. Als de reservering van alle beelden gebruikt wordt na de reservering van een enkel beeld, worden de gegevens die het aantal prints betreffen overschreven en er wordt slecht één kopie van elk beeld geprint.
Printgegevens instellen
U kunt de datum en het tijdstip van fotograferen afdrukken op alle voor het printen geselecteerde foto's.
[NO] De beelden worden zonder datum en tijd geprint. [DATE] Op alle geselecteerde foto's wordt de fotodatum afgedrukt. [TIME] Op alle geselecteerde foto's wordt het tijdstip van fotograferen afgedrukt.
8
Uw printinstellingen aanpassen
[SET] Bevestigt de printreservering die u heeft gemaakt. [CANCEL] Annuleert de printreservering en het
Printen
Printreservering annuleren
Hiermee kunt u de printreserveringsgegevens annuleren. U kunt alle printreserveringsgegevens annuleren of alleen de gegevens voor geselecteerde foto's.
MENU[q][<]
1
Gebruik p om [<] of [U] te kiezen.
2
[<] Selecteer deze functie als u de printreserveringsgegevens voor een geselecteerd
beeld wilt annuleren.
[U] Selecteer deze functie als u de printreserveringsgegevens voor alle beelden wilt
annuleren.
Druk op knop i.
3
• Als er al printreserveringsgegevens op het kaartje zijn opgeslagen, verschijnt het venster voor het selecteren van RESET / KEEP waarin u kunt kiezen of u de gegevens wilt annuleren of behouden.
Volg de stappen die horen bij de printreserveringsfunctie die u hebt
4
geselecteerd:
Om de printreserveringsgegevens voor alle beelden te annuleren, selecteert u de printreserveringsfunctie en selecteert u [RESET] om te annuleren.
q
menu verschijnt opnieuw.
72 NL
Om de printreserveringsgegevens voor een geselecteerd beeld te annuleren, volgt u de stappen in “Annuleren van de printreserveringsgegevens van een geselecteerde foto“ (blz. 73) en zet u het aantal prints op 0.
Printreserveringsgegevens van alle foto's annuleren
1)
Als het scherm rechts in stap 2 verschijnt, selecteert u [RESET].
2)
Druk meerdere keren op de knop
MENU
tot het menu verdwijnt.
Annuleren van de printreserveringsgegevens van een geselecteerde foto
1)
Selecteer [KEEP] en druk op knop i.
2)
Gebruik bd om het beeld te selecteren met printreserveringsgegevens die u wilt annuleren en druk daarna op
• Om printreserveringsgegevens van andere beelden te
Druk op de knop i als u klaar bent.
3)
•Het [X] verschijnt.
Gebruik ac om [NO], [DATE] of [TIME] te selecteren, druk dan op de knop i.
4)
• Deze instelling wordt op alle beelden met printreserveringsgegevens toegepast. Gebruik ac om [SET] te selecteren en druk daarna op de knop i.
5)
• De instelling wordt opgeslagen.
•Het q-menu wordt opnieuw weegegeven.
c
om het aantal prints op 0 te zetten.
annuleren, dient u deze stap te herhalen.
Ingesteld op 0
Direct printen (PictBridge)
Sluit u de camera met het USB-kabeltje aan op een voor PictBridge geschikte printer, dan kunt u de opgeslagen beelden rechtstreeks printen. Met de camera aangesloten op de printer, selecteert u in de monitor van de camera de beelden die u wilt printen en specificeert u het aantal prints. U kunt ook beelden printen waarvoor printreserveringsgegevens zijn gespecificeerd. ( Om vast te stellen of uw printer wel of niet geschikt is voor PictBridge raadpleegt u de handleiding van de printer.
PictBridge
De norm die het u mogelijk maakt om digitale camera's en printers van verschillende fabrikanten op elkaar aan te sluiten en u toelaat om foto's rechtstreeks van de camera te printen.
STANDARD
Alle printers die PictBridge ondersteunen beschikken over standaard printinstellingen. Door
[<STANDARD]
instellingen printen. Voor details over de standaardinstellingen van uw printer raadpleegt u de handleiding ervan of neemt u contact op met de fabrikant.
te selecteren in het instelmenu (gblz. 75), kunt u foto's overeenkomstig deze
Printertoebehoren
Voor details over de soorten printerpapier, inktcassettes, enzovoort, raadpleegt u de handleiding van de printer.
g
blz. 71)
8
Printen
Opmerkingen
• Houd de ladingstoestand van de batterij in het oog. Indien u de batterij gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat deze volledig is opgeladen. Stopt de camera terwijl dataverkeer met de printer plaatsvindt, dan is het mogelijk dat de juiste werking van de printer wordt verstoord of dat beeldgegevens verloren gaan.
• Beelden opgenomen met bestandstype RAW kunnen niet geprint worden.
• De camera kan de sluimerstand niet aannemen, omdat hij verbonden is met het USB-kabeltje.
NL 73
Camera aansluiten op een printer
Gebruik het meegeleverde USB-kabeltje om de camera aan te sluiten op een printer die compatibel is met PictBridge.
Schakel de printer in en steek de plug van het USB-kabeltje in de USB-
1
poort van de printer.
• Voor details over hoe u de printer inschakelt en over de plaats van de USB-poort, raadpleegt u de handleiding van de printer.
Steek de andere plug van het USB-kabeltje in de multiconnector van
2
camera en zet de camera aan.
g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
• Het instelmenu voor de USB-aansluiting wordt weergegeven.
Gebruik p om [<EASY] of [<CUSTOM] te selecteren.
3
[<EASY] selecteert
Als u
• Ga naar “Eenvoudig printen“ (blz. 74).
Als u [<CUSTOM] selecteert
[ONE MOMENT] verschijnt terwijl camera en printer met elkaar verbonden worden. Ga naar “Werkvolgorde voor printen volgens specificaties van de klant“ (blz. 74).
Opmerkingen
• Als het venster na een paar minuten niet ver schijnt, zet u de camera uit en start u opnieuw vanaf stap 2.
Eenvoudig printen
8
Geef de foto die u wilt printen op de camera weer en sluit de camera met
1
behulp van een USB-kabeltje op een printer aan. aansluiten op een printer” (blz. 74)
Printen
• Het scherm [EASY PRINT START] wordt weergegeven.
Druk op de knop < (print).
2
Werkvolgorde voor printen volgens specificaties van de klant
g
“Camera
74 NL
Volg de hier getoonde
bedieningsaanwijzingen.
Printfunctie selecteren g blz. 75
De eigenschappen van het printpapier instellen g blz. 75
De beelden die u wilt printen selecteren g blz. 75
Printgegevens instellen g blz. 75
Printen g blz. 75
Printfunctie selecteren
Selecteer de manier van printen (printfunctie) De beschikbare printfuncties staan hieronder vermeld.
[PRINT] Print geselecteerde foto's. [ALL PRINT] Print u alle beelden die opgeslagen zijn op het kaartje en maakt van elke foto
[MULTI PRINT] Print meerdere kopieën van de zelfde foto als afzonderlijke beelden op een enkel blad. [ALL INDEX] Print een index van alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. [PRINT ORDER] Print overeenkomstig de printreservering die u gemaakt heeft. Als er geen foto met
een print.
printreservering bestaat, is deze functie niet beschikbaar. (g blz. 72)
Printfuncties en instellingen
De beschikbare printfuncties en instellingen, zoals papierformaat, zijn afhankelijk van het type printer. Voor details raadplee gt u de handleiding van de printer.
Papierformaat, enzovoort instellen
Deze instellingen variëren, afhankelijk van het type printer. Als alleen de STANDAARD-instelling van de printer beschikbaar is, kunt u de instelling niet wijzigen.
[SIZE] Stelt het papierformaat in dat de printer ondersteunt. [BORDERLESS] Selecteert of de foto op een volledige pagina word t geprint of binnen een blanco rand. [PICS / SHEET] Selecteert het aantal beelden per blad. Dit verschijnt als u de functie [MULTI PRINT]
hebt geselecteerd.
De beelden die u wilt printen selecteren
Selecteer de beelden die u wilt printen De geselecteerde foto's kunnen later worden geprint (reservering van een enkel beeld) of het beeld dat u geopend hebt kan rechtstreeks worden geprint.
PRINT (f) Print de foto die op dat moment wordt weergegeven. Als er een foto bestaat
SINGLE PRINT ( ) Past printreservering toe op de foto die op dat moment wordt weergegeven.
MORE ( ) Stelt het aantal prints in en andere parameters van het op dat moment
waarop [SINGLE PRINT] reservering al werd toegepast, zal alleen deze gereserveerde foto worden geprint.
Als u de printreservering op andere beelden wilt toepassen nadat u op [SINGLE PRINT] hebt gedrukt, gebruikt u
weergegeven beeld, en of u dit wilt printen of niet. g “Printgegevens instellen” (blz. 75)
bd om deze te selecteren.
Printgegevens instellen
Selecteert of u printgegevens zoals de datum en het tijdstip of de bestandsnaam op de foto wilt afdrukken.
[<x] Hiermee stelt u het aantal prints in.
X] Print de datum en het tijdstip, die bij het beeld zijn opgeslagen.
[ [FILE NAME] Print de bestandsnaam die bij het beeld is opgeslagen.
Printen
Print, als u de beelden die geprint moeten worden en de printgegevens hebt ingesteld.
[OK] Brengt de beelden die u wilt printen over naar de printer. [CANCEL] Annuleert de instellingen. Alle printreserveringsgegevens gaan dan verloren. Als
Om te stoppen en het printen te annuleren, drukt u op de knop i.
[CONTINUE] Het printen wordt voortgezet. [CANCEL] Het printen wordt geannuleerd. Alle printreserveringsgegevens gaan dan
u de printreserveringsgegevens wilt behouden en andere instellingen wilt maken, drukt u op b. Hiermee keert u terug naar de vorige instelling.
verloren.
8
Printen
NL 75
Aansluiten op een computer
Werkvolgorde
Sluit de camera met het USB-kabeltje aan op een computer. Met de meegeleverde OLYMPUS Master software kan u nu eenvoudig beelden die op het kaartje zijn opgeslagen overbrengen naar de computer.
Voor te bereiden
CD-ROM met OLYMPUS Master
USB-kabeltje
OLYMPUS Master installeren (g blz. 76)
De camera op de computer aansluiten met het meegeleverde USB-kabeltje (g blz. 79)
OLYMPUS Master starten (g blz. 79)
Foto's op uw computer opslaan (g blz. 80)
Camera loskoppelen van de computer (g blz. 80)
Computer uitgerust met USB-poort
De meegeleverde OLYMPUS Master software
Wat is OLYMPUS Master?
OLYMPUS Master is een beeldbeheerprogramma met functies om beelden die u met uw digitale
9
camera gemaakt heeft te bekijken en te bewerken. Als u de software op uw computer hebt geïnstalleerd, kunt u gebruik maken van volgende mogelijkheden.
Beelden overbrengen van de camera of
verwisselbare media naar uw computer
Beelden bekijken
U kunt ook genieten van diashows en geluid afspelen.
Beelden groeperen en organiseren
• U kunt beelden organiseren door ze in kalenderformaat weer te geven. Met de datum van fotograferen of trefwoorden kunt u gezochte beelden snel terugvinden.
Aansluiten op een computer
Beelden corrigeren met filters en
correctiefuncties
Voor informatie over de andere mogelijkheden van OLYMPUS Master en voor details over het gebruik van de software raadpleegt u de OLYMPUS Master [ gebruiksaanwijzing.
Installeren van OLYMPUS Master
Identificeer het besturingssysteem op uw computer voor u de software installeert. Voor de meest recente informatie over compatibele besturingssystemen bezoekt u de website van OLYMPUS (http://www.olympus.com)
Beelden bewerken
U kunt beelden draaien, deelvergrotingen maken of de resolutie wijzigen.
Diverse printformaten
• U kunt in diverse formaten printen, zoals indexprints, kalenders, ansichtkaarten en nog meer.
Panoramabeelden maken
• U kunt een panorama maken van de foto's die u met de panoramafunctie gemaakt hebt.
Help
] of de OLYMPUS Master
76 NL
Systeemeisen
Windows Besturingssysteem CPU RAM HD space Interface Monitor
• Alleen vooraf geïnstalleerde besturingssystemen worden ondersteund.
• Om OLYMPUS Master te installeren op een computer onder besturing van Windows 2000 Professional of Windows XP, dan moet u zich aanmelden als gebruiker met beheerderaccount.
• QuickTime 6 of later en Internet Explorer moeten op voorhand op uw computer geïnstalleerd zijn.
• Bij Windows XP wordt Windows XP Professional / Home Edition ondersteund.
• Bij Windows 2000 wordt alleen Windows 2000 Professional ondersteund.
• Bij Windows 98SE wordt automatisch een USB-driver geïnstalleerd.
Macintosh OS CPU RAM HD space Interface Monitor
• Als uw Macintosh geen ingebouwde USB-poort heeft, wordt zijn functie niet gegarandeerd als de camera via USB is aangesloten op de computer.
• QuickTime 6 of later en Safari 1.0 of later moeten geïnstalleerd zijn op uw computer.
• Voordat u onderstaande handelingen uitvoert, moet u er voor zorgen dat u het kaartje verwijdert (sleep het op het prullenbak-pictogram en zet het daar neer). Als u deze procedure overslaat, is het mogelijk dat de computer niet goed functioneert en dat u hem opnieuw moet starten.
• Loskoppelen van het kabeltje tussen camera en computer los.
• Uitschakelen van de camera.
• Openen van het klepje over de kaartsleuf.
Windows 98SE / Me / 2000 Professional / XP Pentium III 500 MHz of korter 128 MB of meer (256 MB of meer aanbevolen) 300 MB of meer USB-poort 1024 x 768 pixels of meer, minimum 65.536 kleuren
Opmerkingen
Mac OS X 10.2 of later Power PC G3 500 MHz of hoger 128 MB of meer (256 MB of meer aanbevolen) 300 MB of meer USB-poort 1024 x 768 pixels of meer, minimum 32.000 kleuren
Opmerkingen
Wijze van installeren
Windows
Start uw computer op en leg de OLYMPUS Master CD in het CD-ROM-
1
station.
• Het OLYMPUS Master setup menu wordt automatisch gelanceerd.
• Verschijnt het menuvenster van OLYMPUS Master niet automatisch, dan dubbelklikt u op
het pictogram [My Computer] (Deze computer) en daarna op het CD-ROM-pictogram.
Klik op [OLYMPUS Master].
2
• Het QuickTime setup programma wordt automatisch gestart.
• QuickTime hebt u nodig om met OLYMPUS Master te kunnen werken. Als QuickTime 6 of later geïnstalleerd is op uw computer, zal het setup programma niet opstarten. In dat geval gaat u verder met stap 4.
9
Aansluiten op een computer
NL 77
9
Klik op de knop [Next] (volgende) en volg
3
daarna de aanwijzingen op het scherm om met de installatie van het programma door te gaan.
• Als het venster met de software-licentieovereenkomst verschijnt, leest u deze tekst en klikt u op [Agree] (accepteer).
• Het OLYMPUS Master installatievenster verschijnt.
Volg de aanwijzigingen op het scherm om met
4
de installatie van het programma door te gaan.
• Als het venster met de software-licentieovereenkomst verschijnt, leest u deze tekst en klikt u op [Yes].
• Als het scherm rechts verschijnt, vult u uw [Name] (naam) en het [OLYMPUS Master serienummer] in. Selecteer uw regio en klik op [Next]. Het serienummer staat op het etiket van de verpakking van de CD-ROM vermeld.
• Als het venster met de licentieovereenkomst van DirectX verschijnt, leest u die aandachtig door en klikt u op [Yes] om met de installatie door te gaan.
• In het bevestigingsvenster dat nu geopend wordt, wordt u gevraagd of u Adobe Reader al dan niet wilt installeren. Adobe Reader moet geïnstalleerd zijn om de OLYMPUS Master handleiding te kunnen lezen. Als Adobe Reader al op uw computer geïnstalleerd is, klikt uop [OK].
Volg de aanwijzigingen op het scherm om met de installatie van het
5
programma door te gaan.
• In een venster wordt aangegeven wanneer de installatie voltooid is.
Als het venster verschijnt waarin u gevraagd wordt of u de computer
6
opnieuw wilt starten, selecteert u de optie om onmiddellijk opnieuw te starten en klikt u dan op [OK].
Macintosh
Leg de CD met de OLYMPUS Master software in het
1
CD-ROM-station.
• Nu wordt automatisch het CD-ROM-venster geopend.
• Verschijnt het venster niet, dan dubbelklikt u op het pictogram van de CD-ROM op het bureaublad.
Dubbelklik op het pictogram [Installer]
2
(Installatieprogramma).
• Vol g de aanwijzigingen op het scherm om met de installatie van het programma door te gaan.
Aansluiten op een computer
OLYMPOS Master Installer wordt automatisch gelanceerd.
• Als het venster met de software-licentieovereenkomst verschijnt, leest u deze tekst en klikt u op [Continue] en [Agree].
• In een venster wordt aangegeven wanneer de installatie voltooid is.
Klik op de knop [Quit] (Afsluiten).
3
Haal de CD uit het CD-ROM-station en klik op
4
[Restart].
78 NL
Camera aansluiten op een computer
Sluit de camera aan op uw computer met het meegeleverde USB-kabeltje
Gebruik het meegeleverde USB-kabeltje om de USB-poort van de
1
computer met de multiconnector van de camera te verbinden.
• De plaats van de USB-poort is afhankelijk van het soort computer. Voor details raadpleegt u de handleiding van de computer. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4).
Zet de cameraschakelaar op ON.
2
• Het instelmenu voor de USB-aansluiting wordt weergegeven.
Druk op
3
Druk op knop i. De computer herkent de camera als een nieuw
4
apparaat.
Windows
Macintosh
• Sluit u de camera aan op een computer, dan zijn alle knoppen van de camera buiten bedrijf.
ac
om [STORAGE] te selecteren.
De eerste keer dat u de camera op uw computer aansluit, herkent de computer automatisch de camera. Klik op [OK] als de melding verschijnt dat de installatie voltooid is. De computer herkent de camera als een [Removable Disk ](Verwisselbare schijf).
iPhoto is de standaard software voor het beheren van beelden voor Mac OS. Sluit u uw digitale Olympus-camera voor de eerste keer aan, dan wordt automatisch het applicatieprogramma iPhoto gestart. Sluit iPhoto en start OLYMPUS Master.
Opmerkingen
OLYMPUS Master starten
Windows
Dubbelklik op het pictogram (OLYMPUS Master) op het bureaublad.
1
• Nu verschijnt het hoofdmenu van OLYMPUS Master.
Macintosh
Dubbelklik op het pictogram (OLYMPUS Master) in de map
1
[OLYMPUS Master].
• Nu verschijnt het hoofdmenu van OLYMPUS Master.
• De eerste keer dat u het programma start, verschijnt het dialoogvenster waarin u om uw gebruikerin­formatie wordt gevraagd. In dit venster voert u uw [naam] in en het [serienummer van OLYMPUS Master], zoals dat is afgedrukt op het etiket van OLYMPUS Master. Vervolgens selecteert u uw regio.
9
Aansluiten op een computer
NL 79
1
Knop [Transfer Images] (Beelden overbrengen)
Met deze knop kunt u beelden vanaf de camera of vanaf verwisselbare media overbrengen.
2 Knop [Browse Images] (In beelden
bladeren)
Het venster [Browse] (Bladeren) verschijnt.
3 Knop [Online Print]
Het venster voor online printen wordt weergegeven.
4 Knop [Print Images at Home]
(Beelden thuis printen)
Nu wordt het printmenu geopend.
5 Knop [Create and Share]
(Maken en delen)
De menu's voor het gebruik van de beelden verschijnen.
6 Knop [Backup Images]
(Beelden reservekopiëren)
Met deze knop kunt u reservekopieën maken van de beelden op verwisselbare media.
7 Knop [Upgrade] (Opwaarderen)
Met deze knop opent u het dialoogvenster waarmee u het programma kunt opwaarderen naar OLYMPUS Master Plus.
OLYMPUS Master sluiten
Klik op (Exit) in het hoofdmenu.
1
• Het OLYMPUS Master programma wordt gesloten.
Beelden vanuit de camera weergeven op uw computer
Beelden overbrengen om ze op te slaan op uw computer
Breng beelden vanuit de camera over naar uw computer om ze daar op te slaan.
9
Klik in het hoofdmenu van OLYMPUS Master op de knop [Beelden
1
overbrengen].
• Het keuzemenu voor de mappen met daarin de bestanden die u wilt kopiëren verschijnt.
Klik op (Vanuit de camera).
2
• Het venster met daarin de bestanden die u wilt kopiëren verschijnt. Getoond worden de thumbnails van alle in de camera opgeslagen beelden.
Selecteer het beeldbestand dat u op de computer wilt opslaan en klik
3
dan op de knop [Transfer Images] (Beelden overbrengen).
• In de monitor wordt u nu om bevestiging gevraagd.
Klik op de knop [Browse images now] (Nu in beelden bladeren).
4
Aansluiten op een computer
• Nu worden de naar het venster Bladeren overgebrachte beelden weergegeven.
• Om naar het hoofdmenu terug te keren klikt u in het venster Bladeren op de knop [Menu].
• Open nooit het klepje van het batterijcompartiment / het geheugenkaartje van de camera, terwijl de indicatie-LED Dataverkeer knippert. Doet u dat toch, dan kunt u de beeldbestanden beschadigen.
Camera loskoppelen van de computer
Nadat u de beelden vanuit de camera hebt overgebracht naar uw computer, kunt u de camera afkoppelen van uw computer.
Controleer of de indicatie-LED Dataverkeer niet meer knippert.
1
80 NL
Voer de volgende stappen uit overeenkomstig het besturingssysteem
2
van uw computer.
Voor Windows 98 SE
1) Dubbelklik op het pictogram [My Computer]
(Deze computer) en open het menu door met de rechtermuisknop op [Removable Disk] (Verwisselbare schijf) te klikken.
2) Klik in het snelmenu op [Eject].
Voor Windows Me / 2000 / XP
1) Klik in de taakbalk op het pictogram
[Remove Hardware] (Hardware verwijderen) .
2) Klik op de getoonde melding.
3) Klik op [OK] in het venster [Safe to Remove Hardware].
Macintosh
1) Het pictogram van de prullenbak verandert in een
verwijderpictogram als u het pictogram [Untitled] (Zonde r titel) of [NO_NAME] (Naamloos) op het bureaublad sleept. Sleep dit pictogram op het verwijderpictogram en zet het daar neer.
Trek de plug van het USB-kabeltje uit de
3
camera.
Opmerkingen
• Voor Windows Me / 2000 / XP: Als u op [Unplug or Eject Hardware] (Hardware loskoppelen of uitwerpen) klikt, is het mogelijk dat er een waarschuwing verschijnt. Gebeurt dat inderdaad, dan controleert u of de camera bezig is met het lezen van beeldgegevens of dat applicatiesoftware actief is met het openen van camera beeldbestanden. In dat geval sluit u de applicatiesoftware, geeft u de opdracht [Unplug or Eject Hardware] opnieuw en koppelt u het kabeltje af.
Stilstaande beelden bekijken
Klik in het hoofdmenu van OLYMPUS Master op de knop (Browse Images)
1
(In beelden bladeren).
• Het venster [Browse] (Bladeren) verschijnt.
Dubbelklik op de thumbnail van het beeld
2
dat u wilt bekijken.
9
Aansluiten op een computer
• Het monitorbeeld schakelt nu om naar de stand Weergeven en het beeld wordt beeldvullend weergegeven.
• Om naar het hoofdmenu terug te keren klikt u in het venster [Browse] (Bladeren) op de knop [Menu].
Miniatuurbeeld
NL 81
Printen
Het programma beschikt over tal van printmenu's zoals
[Postcard]
gemaakt van het menu [Photo].
1 2
3 4
5 6
7
9
(Ansichtkaart),
Klik in het hoofdmenu van OLYMPUS Master op (Print Images at Home) (Beelden thuis printen).
• Nu wordt het printmenu geopend.
Klik op (Foto).
• Het venster “Photo Print“ (Foto printen) wordt geopend.
Klik op (printerinstellingen) in het dialoogvenster Photo Print.
• Het dialoogvenster voor de printerinstellingen verschijnt. Kies de gewenste instellingen.
Selecteer de bladindeling en het formaat van het beeld dat u wilt printen.
• Om foto's met datum of datum en tijd te printen, klikt u in het keuzevakje [Print Date] (Datum printen) en selecteert u
[Date] of [Date & Time].
Selecteer de thumbnail van het beeld dat u wilt printen en druk vervolgens op de knop [Add] (Toevoegen).
• Van het geselecteerde beeld wordt nu een controlebeeld weergegeven.
Stel het aantal kopieën in dat moet worden geprint. Klik op de knop [Print].
• Om naar het hoofdmenu terug te keren klikt u in het dialoogvenster Photo Print op de knop
[Menu].
[Calendar]
(Kalender) enz. In de volgende voorbeelden is gebruik
Beelden overbrengen naar uw computer zonder
[Photo]
(Foto's),
[Index]
(Indexbeelden),
OLYMPUS Master te gebruiken.
Uw camera voldoet aan de normen voor USB Mass Storage Class. U kunt beelden overbrengen naar een computer door de camera met het meegeleverde USB-kabeltje op een computer aan te sluiten. Dit kan zelf s zonder dat u hiervoor OLYMPUS Master gebruikt. De volgende besturingssystemen ondersteunen de USB­aansluiting:
Windows : Windows 98SE / Me / 2000 Professiona l / XP Macintosh : Mac OS 9.0 – 9.2 / X
Opmerkingen
• Op computers die onder besturing van Windows 98SE werken moet u een USB-driver installeren.
Aansluiten op een computer
Voordat u de camera met het USB-kabeltje op uw computer aansluit, dubbelklikt u op het bestand in de volgende map op de meegeleverde CD-ROM met OLYMPUS Master. Installeert u OLYMPUS Master, dan wordt tegelijkertijd de USB-driver geïnstalleerd. De driver naam is: \USB\INSTALL.EXE
• Ook als uw computer over een U SB-connector beschikt, is het toch mogelijk dat de g egevensoverdracht niet goed werkt wanneer u met een van de hieronder genoemde besturingssystemen werkt of wanneer in de computer een USB-uitbreidingskaart e.d. is ingebouwd.
• Windows 95 / 98 / NT 4.0.
• Windows 98SE opgewaardeerd vanuit Windows 95 / 98.
• Mac OS 8.6 of eerder
• De overdracht van gegevens wordt niet gegarandeerd voor zelfgebouwde computers of voor
computers waarin het besturingssysteem niet door de fabriek werd geïnstalleerd.
82 NL
Een handleiding voor functies voor verschillende onderwerpen
Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de diverse onderwerpen geschikt zijn.
Landschapsfoto's nemen
Buitenscènes zoals opnamen van bloemen en nachtopnamen behoren tot de landschapsfoto's. Er zijn een aantal dingen waarop u tijdens het maken van landschapsfoto's moet letten. Deze paragraaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bijvoorbeeld bossen en meren overdag.
De stand Fotograferen veranderen
Buitenopnamen omvatten zowel dynamische als ook statische beelden. De manier van fotograferen is anders als u een realistische beweging van het onderwerp vast wilt leggen.
Om een foto te nemen die op een bepaald punt scherpgesteld is en toch de diepte van bijvoorbeeld een bos weergeeft, gebruikt u de
A
(diafragmavoorkeuze) en sluit u het diafragma zoveel
functie mogelijk (diafragmawaarde verhogen).
Om het moment vast te leggen waarop golven tegen de kust slaan, gebruikt u de functie watervallen of rivieren te fotograferen, stelt u een lange sluitertijd in om een ander effect te krijgen.
Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende fotofuncties worden gebruikt. Controleer de foto die u hebt genomen en gebruik + of – om te corrigeren.
Witbalans gebruiken
De kleur van water is bij een meer omgeven door bossen anders dan bij een tropische oceaan. Om het subtiele kleurverschil vast te leggen, kunt u de instelling van de witbalans veranderen. Het is waarschijnlijk moeilijk met een automatische instelling de subtiele kleuren vast te leggen van een meer dat de groene bladeren van de bomen reflecteert of van een oceaan omringd door koraal. Probeer de instellingen voor verschillende situaties te veranderen zoals bijvoorbeeld 5300 K voor zonnige dagen en 7500 K voor een buitenopname in de schaduw op een zonnige dag.
Van lichtmeetmethode veranderen
Afhankelijk van de die pte en de richting van de zon, verschilt de hel derheid van de zee aanzienlijk, zelfs in dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is verschillend, afhankelijk van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u weet in welke vlakken u de correctie moet benadrukken in de compositie van het beeld, dan kunt u de lichtmeetmethode veranderen. De lichtmeetmethode staat op ESP zolang de camera-instellingen onveranderd blijven. De camera schat automatisch de helderheid in de compositie en de ESP bepaalt de belichting. Om een specifieke gedeel telijke belichting in de compositie te benadrukken, stelt u de camera in op gemiddelde waa rdemeting met nadruk op het beeldmidden, of op spotmet ing, zet het AF-kader op de plaats waar u de belicht ing wilt aanpassen en meet u de belichting.
Kleurdiepte veranderen
Misschien kon u niet altijd dezelfde kleur reproduceren die u had gezien terwijl u toch witbalans of belichtingscorrectie had gebruikt. U kunt de kleurdiepte instellen om die kleur te krijgen die u wilt. U kunt een hoge of lage instel ling voor de kleurdiepte kiezen. Al s de instelling hoog is, worden er felle kleuren gebruikt. Maar als het beeld opgeslagen wordt met deze instelling tijdens het fotograferen, raden wij u aan om te hoog instellen te voorkomen.
g“A
: Diafragmavoorkeuze” (blz. 17), “S: Sluitertijdvoorkeuze“ (blz. 18), “Lichtmeting – wijzigen van het lichtmeetsysteem“ (blz. 41), “Belichtingscorrectie – Helderheid van het beeld variëren“ (blz. 42), “Witbalans – de kleurtint aanpassen“ (blz. 44),
[SATURATION] (kleurdiepte)
S
(sluitertijdvoorkeuze) en kiest u een korte sluitertijd. Om stromende
“Beeldeffecten“ (blz. 48)
10
Uw camera beter leren kennen
NL 83
Bloemen fotograferen
Opnamen van bloemen varieren van een paar in het wild groeiende bloemen tot ee n heel bloemenveld. De manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt bereiken met uw foto.
Witbalans gebruiken
Bloemen hebben heel verschillende kleuren, variër end van licht tot fel. Afhankelijk van de kleur, worden subtiele kleurnuances eventueel niet zo vastgelegd als u ze ziet. Als mooie kleurnuances niet worden weergegeven, controleer dan de lichtomstandigheden en verander de instelling van de witbalans. De standaardinstelling van de witbalans is automatisch zolang de camera­instellingen niet worden veranderd. De automatische instelling is goed, maar door de instellingen voor verschillende situaties te veranderen bijvoorbeeld 5300 K voor zonnige dagen en 7500 K voor een buitenopname in de schaduw op een zonnige dag kunt u de s ubtiele kleurnuances veel effectiever naar voren brengen.
Belichtingscorrectie gebruiken
Als u een foto met achtergrond neemt, kies dan e en achtergrond waardoor de vorm en de kleur van de bloem goed tot hun recht komen. Een eenvoudige achtergrond laat het onderwerp goed tot zijn recht komen. Als u lichte en bleekwitte bloemen fot ografeert, past u negatieve belichtingsco rrectie ()-toe zodat de bloem tegen de donkere achtergrond afsteekt.
Van fotofunctie veranderen
De manier om een onderwerp vast te leggen is afhankelijk van het soort onderwerp dat u wilt benadrukken, dat geldt net zo goed voor een heel veld als voor een bosje bloemen. Om het scherpst elbereik te veranderen, stelt u de camera in de stand A (diafragmavoorkeuze) in en kiest u de diafragmawaarde.
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor het onderwerp benadrukt wordt en de achtergrond onscherp is.
Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder toe waardoor de foto een duidelijke scherpte krijgt.
10
U kunt de controlebeeldfunctie gebruiken om de veranderingen in de scherptediepte te bevestigen als het diaf ragma veranderd wordt.
Live view gebruiken
U kunt eventueel geen goede hoek kiezen als u door de zoeker kijkt. Aangezien de LCD-monitor van dit apparaat onder elke hoek gedraaid kan worden, kunt u met de live-view-functie en de LCD-monitor makkelijker kijken en foto's maken dan met de zoeker.
Lenzen verwisselen
Als er maar weinig bloei ende bloemen zijn die ve r uit elkaar staan, zet u de lens op extender om de foto te nemen. Op een foto die met extender genomen is, lijkt het of de bloemen in volle bloei staan en afstanden lijken kleiner. Door de telescoopfunctie van de zoomlens te gebruiken, bereikt u dit effect ook, maar het is makkelijker om dit effect te berei ken als de scherpstelafstand groter is, bijvoorbeeld 150 mm of 200 mm, in plaats van
Uw camera beter leren kennen
54 mm.
g“A
: Diafragmavoorkeuze” (blz. 17), “Live view (live bekijken)“ (blz. 20), “Controlebeeldfunctie“ (blz. 21), “Belichtingscorrectie – Helderheid van het beeld variëren“ (blz. 42), “Witbalans – de kleurtint aanpassen“ (blz. 44),
84 NL
Nachtopnamen maken
Er zijn verschillende soorten nachtopnamen, varierend van het avondrood na een zonsondergang tot straatlicht in een donkere stad. Opnamen van een zonsondergang en van vuurwerk zijn ook een soort nachtopnamen.
Het statief gebruiken
Een statief is absoluut noodzakelijk als u nachtopnamen maakt omdat de sluitertijd lang is in verband met de duisternis. Als er geen statief beschikbaar is, moet u de camera ook op een stabiele ondergrond zetten zodat hij niet kan bewegen. Zelfs als de camera stevig staat, kunt u de camera toch bewegen als u op de ontspanknop drukt. Daarom moet u zoveel mogelijk de afstandsbediening of de zelfontspanner gebruiker om de sluiter te activeren.
Van fotofunctie veranderen
Als u nachtopnamen maakt, is de balans van de helderheid in de compositie niet uniform door de intensiteit van de helderheid. Omdat er veel donkere bereiken zijn, zal de functie witachtige foto nemen die overbelicht is. Ten eerste, gebruik de functie (diafragmavoorkeuze) om de foto te nemen. Zet het diafragma op een gemiddelde instelling (ongeveer F8 of F11) en laat de sluitertijd aan de camera over. Aangezien het normaal is dat de foto te licht wordt, past u een belichtingscorrectie van belichtingscorrectie in het Ruis kan snel optreden als u met e en lange sluitertijd fotografeert. Zet
REDUCTION]
op
P
(programmagestuurd fotograferen) een
-
1 of -1,5 toe. Controleer het diafragma en de
[REC VIEW]
[ON]
om het optreden van ruis te onderdrukken.
beeld en verander deze indien nodig.
A
[NOISE
Handmatig scherpstellen
In gevallen waarin het onderwerp donker is en u niet scherp kunt stellen met AF (autofocus) of als u niet op tijd kunt scherpstellen voor foto's van bijvoorbeeld vuurwerk, zet u de scherpstelfunctie op MF (handmatig scherpstellen) en stelt u handmatig scherp. Voor nachtopnamen draait u de scherpstelring van de lens en controleert of u de straatverlichting duidelijk kunt zien. Voor vuurwerk is het voldoende om op oneindig in te stellen zolang u de long-focus-lens niet gebruikt. Als u de juiste afstand weet, kunt u van tevoren ook scherpstellen op iets dat zich op dezelfde afstand bevindt.
g“P
: programmagestuurd fotograferen” (blz. 16), “A: Diafragmavoorkeuze“ (blz. 17), “Fotograferen met de zelfontspanner“ (blz. 32), “Fotograferen met de afstandsbediening“ (blz. 33), “Scherpstelfunctie“ (blz. 36), “Ruisonderdrukking“ (blz. 49), “REC VIEW – onmiddellijk na de opname de foto controleren“ (blz. 67)
10
Uw camera beter leren kennen
NL 85
Fototips en -gegevens
Tips voordat u gaat fotograferen
De camera schakelt niet in, zelfs niet als een batterij geplaatst is
De batterij is niet volledig opgeladen
• Laad de batterij op met het laadapparaat.
De batterij werkt tijdelijk niet wegens een te lage temperatuur.
• Bij lage temperatuur nemen de prestaties van batterijen af waardoor de lading van de batterij onvoldoende is om de camera in te schakelen. Verwijder de batterij en warm deze op door deze een tijdje in uw zak te houden.
Er wordt geen opname gemaakt als de ontspanknop wordt ingedrukt.
De camera is automatisch uitgeschakeld
• Om de batterij te sparen als er niets bediend wordt, zelfs als de camera aan is (monitor is aan), gaat de camera in de sluimerstand na een vastgestelde tijd en de camera werkt niet meer. Als dit gebeurt, gaat het licht van de LCD-monitor uit. De camera gaat automatisch uit als hij enkele uren niet bediend wordt. De camera werkt niet tot hij weer ingeschakeld wordt. g “Sleep timer” (blz. 67)
De flitser wordt opgeladen.
• Als de flitser geactiveerd is en het # symbool op het fotofunctievenster of in de zoeker knippert, betekent dit dat de flitser opgeladen wordt. Wacht tot het knipperen stopt en druk dan op de ontspanknop.
Kan niet scherpstellen
• Als de AF-bevestiging in de zoeker knippert, betekent dit dat de camera niet kan scherpstellen met AF. Druk de ontspanknop weer in.
Fototips
Scherpstellen op het object
10
Er zijn verschillende manieren om scherp te stellen, afhankelijk van het object.
AF-kader is niet op het onderwerp scherpgesteld
• Gebruik het scherpstelgeheugen om het AF-kader op het onderwerp scherp te stellen. g “Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen)” (blz. 22)
Andere dingen dan het onderwerp worden op de respectievelijke AF-kaders scherpgesteld.
•Zet P (AF-kader selecteren) op R en stel op het midden van het beeld scherp. g “AF-kader selecteren” (blz. 36)
Het object beweegt snel
• Stel de camera scherp op een punt, dat zich op ongeveer dezelfde afstand bevindt als het
Uw camera beter leren kennen
object dat u wilt fotograferen (door de ontspanknop half in te drukken), kader uw foto opnieuw af en wacht totdat het object binnen het beeld verschijnt.
Haal uw onderwerp dichterbij met de macrolens
• Als u de macrolens gebruikt om het onderwerp dichterbij te halen, is het moeilijk om met AF scherp te stellen als de vergrotingsfactor van het onderwerp groter is. Probeer de B­modus van de live-view-functie te gebruiken Als AF automatisch in MF verandert, controleert u het beeld in de LCD-monitor, draai aan de scherpstelring en stel handmatig scherp. g “Live view (live bekijken)” (blz. 20)
86 NL
Onderwerpen waarop de camera moeilijk kan scherpstellen
Het kan moeilijk zijn om met autofocus in de volgende situaties scherp te stellen.
AF-bevestiging knippert Deze onderwerpen worden niet scherpgesteld.
Onderwerp met weinig contrast
AF-bevestiging gaat branden maar het onderwerp is niet scherpgesteld.
Onderwerpen op verschillende afstanden
Stel altijd scherp op iets dat een hoog contrast heeft en zich op dezelfde afstand als het onderwerp bevindt, bepaal de compositie en neem de foto.
Extreem fel licht in het midden van het beeld
Snel bewegende objecten
Een onderwerp met patronen die zich herhalen
Het onderwerp valt niet binnen het AF-kader
Foto's maken zonder bewegingsonscherpte
Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld onscherp wordt.
Het onderwerp is te donker
• Verander de sluitertijd om deze aan de helderheid van het onderwerp aan te passen. Als een lange sluitertijd is ingesteld om een donker onderwerp te fotograferen, is het goed mogelijk dat de opname onscherp wordt als het onderwerp beweegt. En, als de filtser uitgeschakeld is in g (motiefprogramma), wordt de sluitertijd langer. De camera op een statief bevestigen Door de afstandsbediening (optioneel) voor het sluiten van de sluiter te gebruiken, kan ook de bewegingsonscherpte verminderd worden. Er zijn ook manieren om te fotograferen met [q (IMAGE STABILIZATION)] onder g (motiefprogramma). De gevoeligheid van de ISO verandert automatisch, waardoor u foto's kunt maken in situaties met weinig licht met uitgeschakelde flitser terwijl u de camera vasthoudt.
De camera of uw hand beweegt als u op de ontspanknop drukt.
• Druk de ontspanknop rustig in of houd de camera stevig met beide handen vast.
Foto's maken met minder flits
De flitser gaat automatisc h af als het niet licht genoeg is. Als het object te ver weg is, heeft de flitser geen invloed. Hier wordt beschreven hoe u in dergelijke situaties foto's dient te maken zonder de flitser.
Zet g (motiefprogramma) op [q (IMAGE STABILIZATION)]
• Aangezien de ISO-gevoeligheid automatisch groter wordt, kunt u de camera in uw hand houden en foto's maken bij weinig licht met de flitser uit.
Kies een hogere [ISO]-instelling
• Kies een hogere waarde van de [ISO]-instelling. Het beeld kan korrelig worden.
g “ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44)
Het beeld is te korrelig
Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld korrelig wordt.
Kies een hogere ISO-gevoeligheid
•Als u de [ISO]-instelling verhoogt, kan er “ruis” ontstaan, dat als puntjes met ongewenste kleuren of als oneffenheden in de kleur verschijnt, en het beeld korrelig maken. Deze camera is uitgerust met een functie voor fotograferen met een hoge gevoeligheid met ruisonderdrukking. Door de ISO­gevoeligheid te verhogen ontstaan echter korreligere beelden dan wanneer er een lagere gevoeligheid wordt gebruikt. g “ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44)
10
Uw camera beter leren kennen
NL 87
Fotograferen met weinig licht en een lange sluitertijd
• Als u in het donker fotografeert, wordt de sluitertijd langer en kan er eerder ruis optreden. Door [NOISE REDUCTION] op [ON] te zetten, wordt de ruis tijdens het fotograferen opgeheven en kunnen er mooie foto's gemaakt worden. g “Ruisonderdrukking” (blz. 49)
Gemaakte foto's zien er witachtig uit
• Dit kan gebeuren als de foto met tegenlicht of semi-tegenlicht gemaakt is. Dit komt door het fenomeen dat lichtvlek of beeldschaduw genoemd wordt. Bedenk zoveel mogelijk een compositie waarbij een sterke lichtbron niet in het beeld wordt opgenomen. Een lichtvlek kan zelfs optreden als een lichtbron niet in het beeld aanwezig is. Gebruik een zonnekap om de lens tegen de lichtbron af te schermen. Als een zonnekap niet helpt, gebruikt u uw hand om de lens tegen het licht af te schermen.
Foto's maken met de juiste kleur
De oorzaak van verschillen tussen de kleuren op een foto en de werkelijke kleuren is de lichtbron die het object verlicht. normale gevallen zorgt de onderwerp kan het beter zijn om te experimenteren met het wijzigen van de
• Als het object zich op een zonnige dag in de schaduw bevindt
• Als het object wordt verlicht door zowel natuurlijk licht als verlichting binnen, bijvoorbeeld wanneer het object zich vlakbij een raam bevindt
• Als het beeld geen wit bevat g “Witbalans – de kleurtint aanpassen” (blz. 44)
[WB]
is de functie waarmee de camera de juiste kleuren kan bepalen. In
[AUTO]
-instelling voor de optimale witbalans, maar afhankelijk van het
[WB]
Panoramafoto's maken
De functie Kaartjes van een ander merk kunnen niet gebruikt worden. Gebruik de meegeleverde OLYMPUS Master software om foto's samen te voegen met de panoramafunctie op uw computer.
g
[PANORAMA]
“Panoramaopnamen” (blz. 34)
is alleen beschikbaar als de Olympus xD-picture card wordt gebruikt.
Foto's maken van een wit strand of een sneeuwlandschap
In normale geval len lijken witte onderwerpe n, zoals sneeuw, donkerder dan g ebruikelijk als de foto ge maakt is. Er bestaan diverse manieren om het wit vast te leggen.
10
•Stel [F] op [+] bij.
• Gebruik [BEACH & SNOW] in g (motiefprogramma) om de foto te nemen. Deze stand is uitstekend geschikt voor het maken van foto's van de zee op een zonnige dag of sneeuwtoppen op bergen. g “Motiefprogramma” (blz. 15)
• Gebruik [nHI] (bij veel lichte partijen). Druk de ontspanknop half in op het midden van de zoeker waar u het wit wilt ophelderen. Het gemeten deel in het midden wordt zo ingesteld dat het witter lijkt.
• Gebruik de functie auto bracketing om foto's te nemen. Als u niet weet hoe groot belichtingscorrectie is, probeer dan auto bracketing te gebruiken. De correctiewaarde verandert een beetje met elke druk op de ontspanknop. Als u een grotere belichtingscorrectie instelt, kunt u de correctiewaarde vanaf deze waarde naar boven of naar beneden veranderen en de foto nemen. g “Belichtingscorrectie – Helderheid van het beeld variëren” (blz. 42)
Foto's maken van een onderwerp met tegenlicht
Als de achtergrond in vergelijking met het onderwerp te licht is, wordt de belichting op de lichte plekken
Uw camera beter leren kennen
beïnvloed en lijkt het onderwerp donkerder. Dit komt omdat de camera de belichting bepaalt naar aanleiding van de helderheid van het hele scherm.
•Zet [d (METERING)] op n (spotmeting) om de belichting van het onderwerp in het midden van het beeld te meten. Om de compositie te veranderen, zet u het onderwerp in het midden van de beeld. Terwijl u de knop AFL ingedrukt houdt, verandert u de compositie en drukt u de ontspanknop in. g “Lichtmeting – wijzigen van het lichtmeetsysteem” (blz. 41)
-instelling.
88 NL
• Activeer de flitser, zet de flitserfunctie op [#] (invulfiltsen) en neem de foto. U kunt een object fotograferen met tegenlicht zonder dat het gelaat van het object donkerder lijkt. [#] (invulflitsen) wordt gebruikt voor het fotograferen met tegenlicht en onder TL-licht en ander kunstlicht. g “De flitserfunctie instellen (flash mode)” (blz. 27)
Foto ist te licht of te donker
Als u foto's in de S modus of A modus neemt, knippert eventueel de weergegeven sluitertijd of het diafragma op het fotofunctievenster of in de zoeker. Een rood display betekent dat de juiste belichting niet kan worden bereikt. Als u de foto zo neemt, wordt de foto te licht of te donker. Als dat gebeurt, verandert u het diafragma of de sluitertijd.
g“A
: Diafragmavoorkeuze” (blz. 17)
g“S
: Sluitertijdvoorkeuze” (blz. 18)
Aanvullende fotografeertips en -gegevens
Het aantal foto's dat gemaakt kan worden, verhogen
Het opgenomen beeld wordt op het geheugenkaartje opgeslagen. Hieronder wordt beschreven hoe u meer beelden kunt opslaan.
• Verander de beeldkwaliteit De grootte van een beeld is afhankelijk van de beeldkwaliteit. Als u niet zeker weet hoeveel plaats er op het kaartje beschikbaar is, verandert u de beeldmodus en neemt u de foto. Hoe kleiner het [PIXEL COUNT] en hoe groter de [COMPRESSION], des te kleiner wordt de afmeting van het beeld. U kunt deze allebei in [SQ] van de beeldkwaliteit selecteren.
• Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit. Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het kaartje. Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Gebruik van een nieuw kaartje
Als u een kaartje gebruikt van een andere merk dan Olympus of een kaartje dat in een andere toepassing werd gebruikt, bijvoorbeeld in een computer, wordt de melding weergegeven. Om een dergelijk kaartje in deze camera te kunnen gebruiken, dient u de
[FORMAT]
formatteren” (blz. 95)
-functie te gebruiken om het kaartje te formatteren. g“Het geheugenkaartje
[CARD FULL]
Gebruiksduur van de batterij verlengen
Door uitvoering van een van de volgende handelingen terwijl u geen foto's maakt, kan de batterijvoeding uitgeput raken.
• Het herhaaldelijk half indrukken van de ontspanknop.
• Herhaaldelijk weergeven van de opgenomen beelden gedurende een lange periode.
• De live-view-functie langdurig gebruiken.
Schakel de camera uit wanneer deze niet gebruikt wordt om de batterij te sparen.
Functies die niet vanuit menu's geselecteerd kunnen worden
Het is mogelijk dat u sommige functies niet met de pendelknop vanuit de menu's kunt selecteren.
• Functies die niet ingesteld kunnen worden met de huidige stand Fotograferen
• Functies die niet ingesteld kunnen worden vanwege een functie die al is ingesteld: Combinatie van [MACRO] en [FLASH MODE], etc.
10
Uw camera beter leren kennen
NL 89
De optimale beeldkwaliteit selecteren
Beeldkwaliteiten worden in 3 hoofdtypes ingedeeld: RAW, TIFF en JPEG. RAW neemt op zonder rekening te houden met de instellingen voor belichtingscorrectie, witbalans, enz op de beelden zelf. TIFF of JPEG neemt op als beelden die met deze instellingen rekening houden. JPEG comprimeert ook beelden om de bestandsgrootte te verkleinen als u ze opneemt. JPEG is verdeeld in “SHQ”, “HQ” en “SQ” types gebaseerd op de resolutie (aantal pixels) of de compressiefactor. Hoe hoger de compressiefactor, hoe korreliger het beeld als het vergroot wordt tijdens de weergave. Een grove leidraad voor het kiezen staat hieronder vermeld.
Maak fijne aanpassingen van de fotoinstellingen op de computer
•[RAW]
Rekening houden met de grofheid als de foto uitvergroot wordt
• [TIFF]
Voor het printen van grote beelden op een groot papierformaat/Voor het bewerken van beelden op een computer
[SHQ][HQ] met een groot aantal pixels
Voor het printen van beelden op ansichtkaartformaat
[SQ] met een groot aantal pixels
Voor het versturen als bijlage bij een e-mail of voor het plaatsen op een website
[SQ] met een klein aantal pixels
Om functies weer op de instellingen te zetten zoals deze bij aankoop waren
De instellingen worden opgeslagen als de camera uitgeschakeld wordt. Als de camera ingeschakeld wordt in de stand Motiefprogramma’s, neemt de camera specifieke instellingen aan.
Om de standaardinstellingen af fabriek weer te herstellen, stelt u
RESET SETTING]
functies van de camera in en leg ze vast met
SETTING]
in. U kunt twee soorten instellingen voor reset selecteren. Stel diverse
. g“Uw eigen reset-instelling” (blz. 59)
[RESET1]
of
[RESET2]
[RESET]
onder
onder
[CUSTOM RESET
De belichting bevestigen als de monitor buiten lastig te zien is
Het is mogelijk dat de monitor lastig te zien is en dat het moeilijk is om de belichting te bevestigen,
10
wanneer buiten gefotografeerd wordt. Weergeven van opgenomen beelden en het gebruik van de histogramweergave om ze te
controleren. Geef een beeld weer en druk een paar keer op de knop Hieronder ziet u hoe u de histogramweergave makkelijk kunt aflezen.
Het histogram lezen
1
Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk donker zijn.
2 Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk
wit zijn.
g
“Informatiedisplay” (blz. 53)
Uw camera beter leren kennen
Ingestelde functies op de camera opslaan zodat ze later gebruikt kunnen worden.
De huidige camera-instellingen kunnen in eigen instellingen) kan maximaal 2 instellingen opslaan. Om de instellingen van My Mode op te roepen en te gebruiken, moet indrukt tijdens het nemen van een foto, kan de foto met de opgeslagen instellingen gemaakt worden.
g [jFUNCTION]
[jFUNCTION]
(blz. 64),
[MY MODE SETUP]
[MY MODE]
op
(blz. 65)
[MY MODE]
INFO
.
opgeslagen worden. My Mode (mijn
gezet worden. Als u de knop j
[CUSTOM
1
2
90 NL
Weergavetips
Instellingen van en andere gegevens over gemaakte foto's begrijpen
Geef een beeld weer en druk op de knop weergegeven informatie te wijzigen.
INFO
. Druk herhaaldelijk op de knop om de hoeveelheid
g
“Informatiedisplay” (blz. 53)
Bekijken van foto's op een computer
Bekijken van de gehele foto op een computerscherm
Het formaat van de foto die wordt weergegeven op een computerscherm verandert afhankelijk van de computerinstellingen. Als de monitorinstelling 1024 x 768 is en u Internet Explorer gebruikt om een foto te bekijken met een resolutie van 2048 x 1536 op 100%, kan niet de gehele foto worden bekeken zonder te schuiven. Er zijn meerdere manieren waarop u de gehele foto op het computerscherm kunt bekijken.
Bekijken van de foto met software voor het bladeren in beelden
• Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM.
Wijzigen van de monitorinstelling
• De pictogrammen op het bureaublad van de computer kunnen opnieuw worden geschikt. Voor details over het wijzigen van de instellingen van uw computer, raadpleegt u de handleiding van uw computer.
Opgenomen beelden in RAW bekijken
• Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM. U kunt de RAW­ontwikkelingsfunctie in OLYMPUS Master gebruiken om het beeld op de instelling van tijdens het fotograferen te zetten en gedetailleerde instellingen van belichtingscorrectie en witbalans te veranderen.
Als er foutmeldingen verschijnen
Foutcodes
Indicaties in
de zoeker
Normal indication
Geen indicatie
Indicatie op de
monitor
NO CARD
CARD ERROR
WRITE PROTECT
CARD FULL
Mogelijke oorzaak Oplossing
U hebt geen kaartje in de camera geplaatst of het kaartje wordt niet herkend.
Er is een probleem met het kaartje.
Opslaan op dit kaartje is ni et toegestaan.
Het kaartje is vol. Er kunnen geen foto's meer worden geno­men of er kan geen informatie, zoals printreservering, meer worden opgeslagen.
Steek een kaartje erin of steek een ander kaartje erin.
Plaats het kaartje opnieuw in de camera. Blijft het probleem bestaan, dan moet u het kaartje formatteren. Als het kaartje niet geformatteerd kan worden, kan dit niet gebruikt worden.
Met de computer werd het kaartje beveiligd tegen schrijven (Alleen lezen). Annuleer deze instelling met de computer.
Vervang het kaartje door ee n ander of wis overbodige beel­den. Breng belangrijke beelden over naar een computer voordat u beelden gaat wissen.
10
Uw camera beter leren kennen
NL 91
Indicaties in
de zoeker
Geen indicatie
Geen indicatie
Geen indicatie
Indicatie op de
monitor
NO CARD SPACE
NO PICTURE
PICTURE ERROR
CARD-COVER
OPEN
Mogelijke oorzaak Oplossing
Er is geen plaats op het kaartje en printreservering of nieuwe beelden kunnen niet opgeslagen worden.
Er zijn geen foto's op het kaartje opgeslagen.
Er heeft zich een probleem met de geselecteerde foto voorge­daan, waardoor dit beeld met de camera niet kan worden weerge­geven. Of het beeld kan met deze camera niet worden weer­gegeven.
Het klepje van het kaartje is open.
Het kaartje is niet geformatteerd. Formatteer het kaartje.
CARD ERROR
Geen indicatie
BATTERY EMPTY
De batterij is uitgeput. Laad de batterij op.
Indicaties die met het printen te maken hebben
Voor details over mogelijke oplossingen raadpleegt u de handleiding van de printer.
Indicatie op de monitor Mogelijke oorzaak Oplossing
10
NO CONNECTION
NO PAPER
De camera is niet op de juiste wijze op de printer aangesloten.
De papiervoorraad van de printer is op.
De inktvoorraad van de printer is op. Vervang de inktcassette in de printer.
Koppel de camera los en sluit hem opnieuw, maar nu goed, aan.
Leg een nieuwe voorraad papier in de printer.
Vervang het kaartje door ee n ander of wis overbodige beel­den. Breng belangrijke beelden over naar een computer voordat u beelden gaat wissen.
Het kaartje bevat geen foto's. Foto's opslaan en weergeven.
Gebruik de beeldbewerkings­software om het beeld op een PC te bekijken. Lukt dat niet, dan is het beeldbe­stand beschadigd.
Sluit het klepje van het kaartje.
Uw camera beter leren kennen
92 NL
NO INK
JAMMED
SETTINGS CHANGED
Het papier in de printer is vastgelopen.
De papiercassette van de printer is verwijderd of de printer werd bediend, terwijl de instellingen op de camera gemaakt werden.
Haal het papier dat de printer blokkeert uit de printer.
Bedien de printer niet, terwijl u instellingen op de camera maakt.
Indicatie op de monitor Mogelijke oorzaak Oplossing
PRINT ERROR
CANNOT PRINT
Er heeft zich een probleem met de printer en/of de camera voorgedaan.
Het is mogelijk dat foto's die met andere camera's gemaakt zijn, niet vanuit deze camera geprint kunnen worden.
Schakel camera en printer uit. Controleer de printer en hef eventuele storingen op voordat u beide apparaten weer inschakelt.
Gebruik een computer om de foto's te printen.
Onderhoud van de camera
Reinigen en opbergen van de camera
Reinigen van de camera
Schakel de camera uit en verwijder de batterij alvorens de camera te reinigen.
Camerahuis:
Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek. Is de camera erg vuil, dan dompelt u
de doek in een een mild sopje en wringt de doek goed uit. Wrijf de camera met de vochtige doek goed af en droog hem vervolgens met een droge doek. Heeft u de camera op het strand gebruikt, dan wrijft u hem schoon met een met schoon water bevochtigde en goed uitgewrongen doek.
Monitor en zoeker:
Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek.
Lens, spiegel en scherpstelscherm:
Verwijder stof van lens, spiegel en scherpstelscherm met een in de handel verkrijgbaar
blaaskwastje. Wrijf de lens met een lensreinigingsdoekje voorzichtig schoon.
Opslag
• Haal de batterij en het kaartje uit de camera als u denkt de camera langere tijd niet te gebruiken. Berg de camera op op een koele, droge, goed geventileerde plaats.
• Zet van tijd tot tijd de batterij in de camera en controleer de functies van de camera.
Reinigen en controleren van het beeldopneemelement
Deze camera beschikt over een stofreductiefunctie om ervoor te zorgen dat er geen stof op het beeldopneemelement komt en om stof of vuil van het oppervlak van het beeldopneemelement te verwijderen met ultrasone trillingen. Stofreductie functioneert als de cameraschakelaar op ON staat. Omdat de stofreductie elke keer dat de camera aangezet wordt geactiveerd wordt, moet de camera rechtop gehouden worden voor een effectieve stofreductiefunctie. Het SSWF­indicatielampje knippert terwijl de stofreductie uitgevoerd wordt.
g
“Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Opmerkingen
• Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals benzine of alcohol of een met chemicaliën behandeld reinigingsdoekje.
• Berg de camera niet op in ruimtes waar met chemicaliën gewerkt wordt, om de camera te beschermen tegen roest.
• Laat u de camera met een vuile lens liggen, dan kan schimmelvorming op de lens optreden.
• Controleer alle onderdelen van de camera als u hem langere tijd niet heeft gebruikt. Maak een proefopname om te controleren dat de camera naar behoren werkt, voordat u belangrijke foto's maakt.
10
Uw camera beter leren kennen
NL 93
Reinigingsfunctie – Stof verwijderen
Als er stof of vuil op het beelopneemelement komt, kunnen er zwarte stippen op de foto verschijnen. Als dit gebeurt, neem dan contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus om het beeldopneemelement te laten reinigen. Het beeldopneemelement is een precisiecomponent dat gemakkelijk beschadigd raakt. Als u het beeldopneemelement zelf reinigt, dient u de instructies hieronder op te volgen. Als er een batterij wordt gebruikt en deze raakt leeg tijdens het reinigen, gaat de sluiter dicht. Dit kan ertoe leiden dat het sluitergordijn en de spiegel stukgaan.
Verwijder de lens uit de camera.
1
Zet de cameraschakelaar op ON.
2
MENU[Z][CLEANING MODE]
3
Druk op d, druk daarna op de i-knop.
4
• De camera gaat in de reinigingsstand.
Druk de ontspanknop helemaal in.
5
• De spiegel gaat omhoog en het sluitergordijn gaat open.
Reinig het beeldopneemelement.
6
• Blaas voorzichtig het stof van het oppervlak van het beeldopneemelement met behulp van een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje.
Zorg ervoor dat het blaaskwastje niet vast komt te zitten in het
7
sluitergordijn als u de camera uitschakelt om de reiniging te beëindigen.
• Als de camera uitschakelt, gaat het sluitergordijn dicht, waardoor de spiegel omlaag klapt.
Opmerkingen
• Zorg ervoor dat het blaaskwastje (in de handel verkrijgbaar) het beeldopneemelement niet raakt. Als het blaaskwastje het beeldopneemelement raakt, wordt het beeldopneemelement beschadigd.
• Plaats het blaaskwastje nooit achter de lensvatting. Als de camera uitschakelt, gaat de sluiter dicht, waardoor het sluitergordijn stukgaat.
• Gebruik niets anders dan het blaaskwastje. Als er hogedrukgas op het beeldopneemelement wordt
10
gespoten, bevriest het op het oppervlak van het beeldopneemelement, waardoor het beschadigd raakt.
Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties
Met de functie Pixel Mapping kan de camera het beeldopneemelement en de beeldbewerkingfuncties controleren en bijstellen. U hoeft deze functie niet vaak uit te voeren. Wij raden u aan dit één keer per jaar te doen. Als u de monitor heeft gebruikt of continue foto's gemaakt heeft, wacht dan minstens één minuut voordat u de functie pixel mapping gebruikt om er zeker van te zijn dat de functie correct werkt. Voordat u begint, zet u het lensdop erop en sluit u de oculairsluiter.
MENU[Z][PIXEL MAPPING]
1
Druk op d. Gebruik
2
Uw camera beter leren kennen
i
knop
• Tijdens het controleren van de beeldbewerkingfuncties geeft de [BUSY]-balk in het
.
monitorbeeld de voortgang weer. Als het controleren van de beeldbewerkingsfuncties afgesloten is, verschijnt het menu weer.
ac
om [YES] te selecteren en druk daarna op de
Opmerkingen
• Als u tijdens het controleren van de beeldbewerkingsfubcties de camera uitschakelt, begint u opnieuw vanaf stap 1.
94 NL
Info over het kaartje
Toepasbare geheugenkaartjes
Met een “geheugenkaart“ bedoelen we in deze handleiding een opslagmedium. In deze camera kunt u de volgende geheugenkaartjes gebruiken: CompactFlash, Microdrive en xD-Picture Card (optioneel).
CompactFlash
Een CompactFlash-kaart bevat een chip met een groot vastestof flashgeheugen. Deze kaarten zijn gewoon in de winkel verkrijgbaar.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een Microdrive
Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf. Omdat deze harde schijf ronddraait, is een Microdrive niet zo goed bestand tegen trillingen en schokken als andere geheugenkaartjes. Houd hier rekening mee als u een Microdrive gebruikt (met name tijden het opslaan en weergeven) door de camera niet bloot te stellen aan trillingen of schokken. Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u een Microdrive gaat gebruiken. Bestudeer ook de handleiding van uw Microdrive.
• Wees voorzichtig als u de camera neerzet terwijl deze bezig is met het opslaan van gegevens. Zet de camera voorzichtig neer op een stabiel oppervlak.
• Gebruik de camera niet op plaatsen waar deze wordt blootgesteld aan trillingen of heftige schokken, zoals op bouwplaatsen of in rijdende auto's op een slecht wegdek.
• Houd een Microdrive uit de buurt van sterke magnetische velden.
Het geheugenkaartje formatteren
Kaartjes van andere merken dan Olympus, en kaarten die op een computer zijn geformatteerd, moet u eerst met deze camera formatteren voordat u ze kunt gebruiken. Bij het formatteren worden alle gegevens gewist die op het kaartje staan, ook eventuele beveiligde opnamen. Gaat u een gebruikt kaartje formatteren, contr oleer dan eerst of dit kaartje geen opnamen bevat die u wilt bewaren.
MENU[W][CARD SETUP]
1
Met knop
2
Met knop
3
• Het kaartje wordt dan geformatteerd.
TIPS
Als u de kaartjes in de twee kaartsleuven steekt,
selecteer het kaartje dat gebruikt moet worden in
ac ac
MENU[Z][CF / xD]
[CF] / [xD]
Microdrive
Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf met veel opslagruimte. U kunt alle Microdrives gebruiken die CF+type II ondersteunen (Compact Flash­uitbreidingsnorm).
xD-Picture Card
Een xD-Picture Card is een opslagmedium dat voornamelijk in compacte camera's wordt gebruikt.
selecteert u [FORMAT]. Druk op knop i. selecteert u [YES]. Druk op knop i.
[CF / xD]
van
MENU
.
11
Informatie
NL 95
Batterij en laadapparaat
Gebruik de enkele Olympus lithium-ion-batterij (BM-1). Andere batterijen kunnen niet worden gebruikt.
Het verbruik van de camera varieert aanzienlijk, afhankelijk van het gebruik en andere omstandigheden.
Aangezien de volgende functies veel energie verbruiken, zelfs zonder fotograferen, zal de batterij snel leeg zijn.
• Herhaaldelijk zoomen.
• Half indrukken van de ontspanknop in de stand Fotograferen waardoor de autofocus herhaaldelijk wordt ingeschakeld.
• Langdurig weergeven van beelden op de LCD-monitor.
• Als de camera op een computer of printer aangesloten is.
Als u een lege batterij gebruikt, kan de camera eventueel uitschakelen zonder dat de waarschuwing 'batterij bijna leeg' verschijnt.
Op het moment van aanschaf is deze batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij, voor gebruik, met het daarvoor bestemde laadapparaat (BCM-2) op.
De normale laadtijd van het meegeleverde laadapparaat is ongeveer 5 uur (geschat).
Gebruik geen andere laadapparaten dan het hier beschreven.
Het laadapparaat is geschikt voor netspanningen tussen AC 100 – 240 V (50/60 Hz). Als u het apparaat in het buitenland gebruikt, hebt u eventueel een omvormer nodig. Vraag voor meer informatie bij een elektricien of reisbureau na.
Gebruik geen in de handel verkrijgbare reisadapters omdat het laadapparaat dan eventueel niet goed functioneert.
Indicaties in de zoeker
nee. Functie Voorbeelden van indicaties Zie blz.
11
1 AF-kader (autofocus) blz. 22, 36 2 Diafragmawaarde blz. 16 – 20 3 Sluitertijd blz. 16 – 20 4 AF-bevestiging ( blz. 22
Informatie
5 Flitser # blz. 28 6 Witbalans U blz. 45 7AE-lock V blz. 43 8 Indicatie van de belichtingscorrectiewaarde
(verschijnt tijdens de belichtingscorrectie)
9 Lichtmeetfunctie e, 4, n blz. 41
10 Batterijcontrole , (knippert) k 11 Belichtingsfunctie P, %, A, S, M blz. 16 – 20
96 NL
blz. 42
Indicaties op de LCD-monitor (tijdens weergave)
U kunt het monitorbeeld wisselen met de knop
g
“Informatiedisplay” (blz. 53)
12 3 4
INFO
(informatiedisplay).
12 8 9
5
6
7
Informatie over enkelbeeldweergave
nee. Functie Voorbeelden van indicaties Zie blz.
5
10 11
12 15
16
18
19
20 21
Opnamegegevens
13 14 17
1 Batterijcontrole , k 2 Kaartje CF, xD blz. 95 3 Printreservering
Aantal prints
< x10
blz. 71
4 Beveiligen 9 blz. 57 5 Beeldkwaliteit RAW, TIFF, SHQ, HQ, SQ blz. 40 6 Datum en tijd 06. 06. 16. 21:56 blz. 70 7 Bestandsnummer
Beeldnummer
y 100 – 0030 30
blz. 53
8 AF-kader (autofocus) blz. 36
9 Histogram blz. 53 10 Diafragmawaarde F2.8 blz. 16 – 20 11 Sluitertijd 1/4000 blz. 16 – 20 12 Belichtingsfunctie P, A, S, M, i, l, &, j, / blz. 16 – 20 13 Belichtingscorrectie 0.7 blz. 42 14 Brandpuntafstand
*
45 mm blz. 104
15 ISO AUTO, ISO 100, ISO 200, ISO 400 blz. 44 16 Lichtmeetfunctie e, 4, n, nHI, nSH blz. 41 17 Regelen van de flitssterkte +0.5 blz. 28 18 Witbalans WB: AUTO blz. 45 19 Beeldeffecten hVIVID blz. 48 20 Kleurruimte sRGB, Adobe RGB blz. 50 21 Witbalanscorrectie R: +3, G: –2 blz. 47
De brandpuntafstand wordt in eenheden van 1 mm weergegeven.
11
Informatie
NL 97
Fotofunctievenster
1234 1246
5
6 7 8
9
10
18
5 8
20
11
12 13 14 16
nee. Functie Voorbeelden van indicaties Zie blz.
1 Batterijcontrole , k 2 Sluitertijd 1/2000 blz. 16 – 20 3 Belichtingscorrectie-indicatie
Belichtingsindicator Flitssterkte-indicatie
4 Diafragmawaarde F2.8 blz. 16 – 20 5 Belichtingsfunctie P, A, S, M, i, l, &, j, / blz. 15 – 20 6 Belichtingscorrectiewaarde +2.0 blz. 42 7 Datum en tijd
Auto bracketing Ruisonderdrukking Live view (live bekijken)
8 ISO AUTO, 100, 200, 400 blz. 44 9 Witbalans 1, 5 blz. 45
10 Beeldeffecten hVIVID blz. 48 11 Flitserfunctie H, # blz. 27 12 Beeldkwaliteit RAW+SHQ blz. 40
11
13 Kaartje 4, CF blz. 95 14 Regelen van de flitssterkte # +2.0 blz. 28 15 Lichtmeetfunctie e, 4, n, nHI, nSH blz. 41 16 Aantal stilstaande beelden dat kan
Informatie
worden opgeslagen
17 Scherpstelfunctie S-AF blz. 36 18 Super FP-flitser 1 blz. 30
Ruisonderdrukking O blz. 49
19 Witbalans 1, 5 blz. 45
Witbalanscorrectie R+3, G–2 blz. 47
15
Normaal
17
06. 06. 16, 21:56
0
O
5, 6
135
22 13 16
Gedetailleerd
3 10
19
21
blz. 43 blz. 20 blz. 28
blz. 70 blz. 22 blz. 49 blz. 20
k
98 NL
nee. Functie Voorbeelden van indicaties Zie blz.
20 Flitserfunctie H blz. 27
Regelen van de flitssterkte # +2.0 blz. 28 Lichtmeetfunctie e, 4, n blz. 41 Scherpstelfunctie S-AF blz. 36 AF-kader (autofocus) P blz. 36 Repeterende opnamen /
Zelfontspanner / Afstandsbediening Live view (live bekijken) 5, 6 blz. 20 Auto bracketing 0 blz. 22 AF-hulpverlichting T blz. 39
21 Kleurruimte sRGB, Adobe RGB blz. 50
Scherpte N+2 blz. 48 Contrast J+2 blz. 48 Kleurdiepte T+2 blz. 48 Gradatie z, zH, zLblz.48
22 Beeldkwaliteit
Aantal pixels
j, Y2s, <
RAW+SHQ 1280x960
blz. 31 – 33
blz. 42
NL 99
11
Informatie
Technische gegevens
Technische gegevens van de camera
Soort camera
Soort camera : Eénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar
Lens : Zuiko Digital, Four Thirds-systeem lens Lensvatting : Four Thirds-lensvatting Equivalent brandpuntsafstand op een kleinbeeldcamera : Ong. twee keer de brandpuntsafstand van de lens
Beeldopneemelement
Producttype : 4/3 type Live MOS sensor Aantal effectieve pixels : Ong. 7.500.000 pixels Schermgrootte : 17,3 mm (H) x 13,0 mm (V) Breedte-hoogteverhouding : 1,33 (4:3)
Zoeker
Producttype : Eénogige reflexzoeker op ooghoogte Gezichtsveld : Ong. 95 % (voor gezichtsveld op opgenomen beelden) Vergroting van de zoeker : Ong. 0,92x (–1 m – 1, 50 mm lens, oneindig) Oogpunt : 18 mm vanaf het beschermglas (–1 m–1) Oogcorrectiebereik : –3.0 – +1,0 m –1 m Breking optisch traject : Halfdoorlatende vlug-terugspiegel Scherptediepte : Kan gecontroleerd worden met de knop
Scherpstellen
Scherm : Vast Oogdop : Verwisselbaar Oculairsluiter Ingebouwd
Live view (live bekijken)
A-modus : Permanente Live view
11
B-modus : Macro Live view
Informatie
Monitor
Producttype : 2,5" TFT kleuren-LCD (Hyper crystal LCD) / verticaal beweegbaar
Totaal aantal pixels : Ong. 215.000 pixels
Sluiter
Producttype : Computergestuurde spleetsluiter Sluiter : 1/4000 – 60 s
lenssysteem
j
geregistreerd is)
Gebruikt CCD uitsluitend voor zoeker Gezichtsveld van ongeveer 92% TTL auto-exposure Automatische witbalans Autofocus
Gebruikt Live MOS-sensor voor fotograferen Gezichtsveld van 100% TTL auto-exposure Automatische witbalans Handmatig scherpstellen (MF - Manual Focus)
type
Handmatige bediening: Tijdopname (maximale sluitertijd: 8 min.)
(als PREVIEW
100 NL
Loading...