Olympus E3 User Manual [nl]

Page 1
http://www.olympus.com/
Vestiging:
Afleveradres goederen: Correspondentieadres:
Wendenstrasse 14 – 18, 20097 Hamburg, Duitsland Tel.: +49 40 - 23 77 3-0 / Fax: +49 40 - 23 07 61 Bredowstrasse 20, 22113 Hamburg, Duitsland Postfach 10 49 08, 20034 Hamburg, Duitsland
Europese Technische klantendienst:
Bezoek ook onze homepage
http://www.olympus-europa.com
of bel ons GRATIS NUMMER*:
00800 - 67 10 83 00
voor België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland. * Sommige (mobiele) telefoon services / providers geven geen toegang of hebben een
extra voorvoegsel voor +800 nummers nodig.
Voor alle Europese landen die niet vermeld werden en als u ons niet kunt bereiken op de hierboven vermelde nummers, a.u.b. gebruik maken van de volgende BETAALDE NUMMERS:
+49 180 5 - 67 10 83
of
+49 40 - 237 73 48 99.
Onze technische klantendienst is van maandag tot en met vrijdag bereikbaar tussen 09.00 uur en 18.00 uur (MET).
Geautoriseerde dealers
Netherlands: Olympus Nederland B.V.
Industrieweg 44 2382 NW Zoeterwoude Tel.: 0031 (0)71-5821888 www.olympus.nl
Belgium: Luxemburg:
Olympus Belgium N.V.
Boomsesteenweg 77 2630 Aartselaar Tel.: (03) 870 58 00
DIGITALE CAMERA
© 2007
Printed in Germany · OIME · 2.51 · 10/2007 · Hab. · E0460220
HANDLEIDING
Beknopte handleiding Blz. 2
Bestudeer de namen van de
HANDLEIDING
cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen en weergeven.
Inhoudsopgave Blz. 20
z
Voordat u uw nieuwe camera in gebruik gaat nemen, leest u eerst de paragraaf “Veiligheidsmaatregelen“ in deze handleiding.
z
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken teneinde u met uw camera vertrouwd te maken.
z
De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
z
De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er aanvullingen op en / of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmware­update voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de Olympus-website.
NL
Page 2
4
Flitsschoen
g
Blz. 81, 84
F
belichtingscorrectie
g
Blz. 47
LIGHT
-knop
g
Blz. 14
Zelfontspanner / afstandsbedienings­LED / ontvanger van afstandsbedieningssignalen
g
Blz. 60, 61
Spiegel
Lensontgrendelknop
g
Blz. 12
Markering voor
lenskoppeling
g
Blz. 12
Lensvatting (Bij het bevestigen van de lens verwijdert u eerst de beschermkap van de camera die voorkomt dat stof en vuil kunnen binnendringen.)
Ontspanknop
g
Blz. 16, 34
Lensvergrendelingspen
Hulpdraaiknop (
k
)
g
Blz. 26 – 30
Ingebouwde flitser
g
Blz. 78
#
-knop (flitser) gBlz. 77
w
-knop (flitssterkteregelaar)
g
Blz. 79
Connector voor afstandsbedieningskabel
g
Blz. 131
Oogje voor de riem
g
Blz. 10
AF
-knop gBlz. 52
G
-knop (belichtingsmeting) gBlz. 46
COPY
/ < (Kopiëren / Printen) knop
g
Blz. 92, 111
MODE
-knop gBlz. 40 – 44
<
/ Y / j (afstandsbediening /
zelfontspanner / repeterende opnamen)
g
Blz. 59 – 61
Witbalanssensor
g
Blz. 68, 107
ISO
-knop
g
Blz. 50
WB
witbalans
g
Blz. 68
Bedieningspaneel
g
Blz. 6, 26
Connector voor externe flitser
g
Blz. 84
#UP-knop
(flitser omhoog)
g
Blz. 78
USB
-connector
g
Blz. 112
, 116
VIDEO OUT-connector (
VIDEO OUT
)
g
Blz. 90
DC
-IN-connector
(gelijkspanning)
g
Blz. 133
Klepje over de connector
Preview-knop
g
Blz. 45
Camera
2
NL
Page 3
LCD-monitor
g
Blz. 8, 9, 31
Zoeker
g
Blz. 5
S
(Wis)-knop
g
Blz. 18, 94
MENU
-knop
g
Blz. 29
q
(Weergave)-knop
g
Blz. 18, 85
AEL
/
AFL
-knop gBlz. 48, 98
0
beeldbeveiliging gBlz. 93
Klepje van het kaartje
g
Blz. 13
CF-kaartsleuf
g
Blz. 13
Uitwerpknop
g
Blz. 13
xD-picture-Card-sleuf
g
Blz. 13
u
-knop (Live view)
g
Blz. 30
Oogkapje
g
Blz. 131
Statiefaansluiting
Vergrendelknop van het
batterijcompartiment
g
Blz. 11
Klepje van het batterijcompartiment
g
Blz. 11
o
(beeldstabilisator)-knop
g
Blz. 63
<
-knop
g
Blz. 99
P
-knop (autofocusveld)
g
Blz. 55
Indicatie-LED Dataverkeer
g
Blz. 13, 16, 118
Dioptrie-instelknop
g
Blz. 14
Oculairsluithendel
g
Blz. 61
Sensor voor omgevingslicht
g
Blz. 107
INFO
-knop
(informatiedisplay)
g
Blz. 31 88
Hoofddraaiknop (
j
)
g
Blz. 26 – 30
Cameraschakelaar
g
Blz. 14
Klepje van het geheugenkaartje
g
Blz. 13
SSWF-indicatielampje
g
Blz. 14, 129
Pendelknop (
acbd
)
g
Blz. 29
i g
Blz. 29
Basisgids
Namen van onderdelen en functies
3
NL
Page 4
Directe knoppen
Flitserfunctie # g
Blz. 77
j
Reset F + ISO
gBlz. 33
j
/
k
Autofocusstand AF
gBlz. 52
j
Autofocusveld P
g
Blz. 55
k
Beeldstabilisator o
gBlz. 63
j
/
k
Belichtingscorrectie F
g
Blz. 47
j
/
k
ISO-waarde ISO
gBlz. 50
j
/
k
Stand Fotograferen MODE
g
Blz. 40 – 44
j
AE-bracketing MODE + AF
gBlz. 48
j
/
k
Witbalans WB
g
Blz. 68
j
/
k
WB-correctie WB + F
g
Blz. 69
j
/
k
WB-bracketing WB + MODE
g
Blz. 71
j
/
k
Afstandsbediening / zelfontspanner / repeterende opnamen < / Y / j
g
Blz. 59 – 61
k
Belichtingsmeting G
gBlz. 46
k
Flitssterkteregelaar w
gBlz. 79
k
Hulpdraaiknop
k
Hoofddraaiknop
j
U kunt de volgende functies instellen. Terwijl u de directe knoppen ingedrukt houdt, verdraait u de regelknoppen.
g
“Gebruik van de directe knoppen“ (Blz. 26)
4
NL
Page 5
Zoeker
Autofocusveld
g
Blz. 55
Super FP-flitser
g
Blz. 81
Lichtmeetstand
g
Blz. 46
Diafragmawaarde
g
Blz. 40 – 43
Stand Fotograferen
g
Blz. 40 – 45
Aantal repeterende beelden dat kan worden opgeslagen
g
Blz. 59
Beeldstabilisator
g
Blz. 63
ISO-waarde
g
Blz. 50
Flitser
g
Blz. 78
(knippert: bezig met opladen, blijft continu zichtbaar: laden is klaar)
AF-teken
g
Blz. 16, 58
Regelen van de flitssterkte
g
Blz. 79
AE-lock
g
Blz. 48
Witbalans (Verschijnt bij een andere instelling dan automatische witbalans.)
g
Blz. 67
Belichtingsmeter
g
Blz. 43
Belichtingscorrectie-indicatie
g
Blz. 47
Auto bracketing
g
Blz. 48, 51, 71, 80
ISO-waarde
g
Blz. 50
Sluitertijd
g
Blz. 40 – 43
Spotmeetgebied gBlz. 46
Batterijcontrole
g
Blz. 14
Basisgids
Namen van onderdelen en functies
5
NL
Page 6
Bedieningspaneel
Witbalans
g
Blz. 67, 69
Stand Fotograferen
g
Blz. 40 – 45
ISO-waarde
g
Blz. 50
Auto bracketing
g
Blz. 48, 51, 71, 80
Beeldkwaliteit
g
Blz. 65
Diafragmawaarde
g
Blz. 40 – 43
Stand AF
g
Blz. 52
Flitserfunctie
g
Blz. 75
Repeterende opnamen
g
Blz. 59
Ruisonderdrukking
g
Blz. 74
Zelfontspanner
g
Blz. 60
Beeldstabilisator
g
Blz. 63
Batterijcontrole
g
Blz. 14
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen
g
Blz. 141
Afstandsbediening
g
Blz. 61
Sluitertijd
g
Blz. 40 – 43
Beeldeffect (monochroom)
g
Blz. 72
Belichtingsmeter gBlz. 43
Belichtingscorrectie-indicatie
g
Blz. 47
Autofocusveld
g
Blz. 55
Lichtmeetfunctie
g
Blz. 46
6
NL
Page 7
Superbedieningspaneel
250 F5.6
+2.0
2007. 12.16
RC FP
NR
arge
IS
BKT AF1
Normal
Batterijcontrole
g
Blz. 14
Opladen van de flitser
g
Blz. 78
Mijn eigen instellingen
g
Blz. 44
Sluitertijd
g
Blz. 40 – 43
Belichtingscorrectie-indicatie
g
Blz. 47
Belichtingsmeter
g
Blz. 43
Flitssterkte-indicatie
g
Blz. 79
Diafragmawaarde
g
Blz. 40 – 43
Belichtings­correctiewaarde
g
Blz. 47
Belichtingsniveau
g
Blz. 43
Scherpte
N g
Blz. 72
Contrast
J g
Blz. 72
Kleurintensiteit
T g
Blz. 72
Gradatie
z g
Blz. 73
Z&W-filter
x g
Blz. 72
Fototint
y g
Blz. 72
Stand Fotograferen
g
Blz. 40 – 44
RC-flitsstand
m
gBlz. 82
Super FP flash
1 g
Blz. 81
Auto bracketing
0
g
Blz. 48, 51, 71, 80
Beeldstabilisator
H, I g
Blz. 63
Ruisonderdrukking
O g
Blz. 74
AF-hulpverlichting
T g
Blz. 96
Waarschuwing interne temperatuur
m
g
Blz. 127
Witbalans, witbalanscorrectie
g
Blz. 67, 69
ISO-waarde
g
Blz. 50
Lichtmeetstand
g
Blz. 46
Autofocusstand (AF)
g
Blz. 52
Autofocusveld
g
Blz. 55
Beeldkwaliteit
g
Blz. 65
Flitssterkteregelaar
g
Blz. 79
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen
g
Blz. 141
Datum
g
Blz. 15
Afstandsbediening / Zelfontspanner / Repeterende opnamen
g
Blz. 59 – 61
Kaartje
g
Blz. 132
Beeldeffect
g
Blz. 72
Kleurruimte
g
Blz. 104
Flitserfunctie
g
Blz. 75
De functies binnen dit kader kunt u instellen op het superbedieningspaneel.
Op het onderstaande scherm, het superbedieningspaneel, kunt u de fotografeerinstellingen niet alleen bekijken, maar ook aanpassen. Druk op de superbedieningspaneel op te roepen.
g
“Het superbedieningspaneel gebruiken“ (Blz. 28)
INFO
-knop om op de LCD-monitor het
Basisgids
Namen van onderdelen en functies
7
NL
Page 8
LCD-monitor (Live view)
250250250 F5.6F5.6 +2.0+2.0
AELBKTFPRCHP
1
ISIS
WBWB
AUT OAUTO
IS OISO
AU T OAUTO
L
NN
3 838
Batterijcontrole
g
Blz. 14
Stand Fotograferen
g
Blz. 40 – 44
Uitgangspositie
p g
Blz. 57
RC-flitsstand
q g
Blz. 82
Flitssterkteregelaar
r
g
Blz. 80
Super FP-flitsstand
s
g
Blz. 81
Auto bracketing
t
g
Blz. 48, 51, 71, 80
AE-lock
u, g
Blz. 48
Sluitertijd
g
Blz. 40 – 43
Diafragmawaarde
g
Blz. 40 – 43
Belichtingscorrectiew aarde
g
Blz. 47
Mijn eigen instellingen
g
Blz. 44
Waarschuwing interne temperatuur
g
Blz. 127
Autofocusveld
g
Blz. 55
AF-teken
g
Blz. 31, 58
Histogram
g
Blz. 125
Spotmeetgebied
g
Blz. 46
ISO-waarde
g
Blz. 50
Beeldkwaliteit
g
Blz. 65
Aantal stilstaande beelden dat
kan worden opgeslagen
g
Blz. 141
Flitser
g
Blz. 78
(knippert: bezig met opladen,
blijft continu zichtbaar:
laden is klaar)
Beeldstabilisator
g
Blz. 63
Flitserfunctie
g
Blz. 75
Lichtmeetfunctie
g
Blz. 46
Repeterende opnamen
g
Blz. 59
Zelfontspanner
g
Blz. 60
Afstandsbediening
g
Blz. 61
Witbalans
g
Blz. 67
Kaartje
g
Blz. 132
Op de LCD-monitor kunt u naast de instellingen ook het zoekerbeeld bekijken (Live view). Druk op de knop
u
om Live view te activeren. g“Live view gebruiken“ (Blz. 30)
8
NL
Page 9
LCD-monitor (weergave)
1 / 25 0 F 5. 6250 F5.6
+ 2 .0 4 5 mm+2.0 45mm
I S O 10 0ISO 100
0 . 00.0
A : 0A: 0
WB : AUTOWB : AUTO
G : 0G: 0
NATURALNATURAL
s R GBsRGB
L
NN
[ 3 64 8 x2 73 6 ,1 / 8]
x
1 0
’ 0 7. 1 2. 16
2 1 :5 6
1 0 0- 0 01 5
1 5
N
Batterijcontrole gBlz. 14
Kaartje
g
Blz. 132
Printreservering Aantal prints
g
Blz. 109
Beveiligen
g
Blz. 93
Beeldkwaliteit
g
Blz. 65
Datum en tijd
g
Blz. 15
Bestandsnummer
g
Blz. 88
Informatie over enkelbeeldweergave
Beeldnummer
g
Blz. 88
ISO-waarde
g
Blz. 50
Stand Fotograferen
g
Blz. 40 – 44
Scherpstelafstand
g
Blz. 134
(De scherpstelafstand wordt in eenheden van 1 mm
weergegeven.)
Regelen van de flitssterkte
g
Blz. 79
Witbalanscorrectie
g
Blz. 69
Beeldeffecten
g
Blz. 72
Kleurruimte
g
Blz. 104
Opnamegegevens
Beeldkwaliteit
g
Blz. 65
Diafragmawaarde
g
Blz. 40 – 43
Sluitertijd
g
Blz. 40 – 43
Lichtmeetstand
g
Blz. 46
Autofocusveld
g
Blz. 55
Witbalans
g
Blz. 67
Histogram
g
Blz. 88
Belichtingscorrectie
g
Blz. 47
U kunt het monitorbeeld omschakelen met de knop
g
“Informatiedisplay“ (Blz. 88)
INFO
Basisgids
.
L
N
’07.12.16
100-0015
x
[3648x2736,1/8]
10
21:56
15
Namen van onderdelen en functies
9
NL
Page 10
Het uitpakken van de doos
Bij de camera worden de volgende onderdelen meegeleverd. Als er een onderdeel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met de dealer waarbij u de camera hebt gekocht.
Camera Beschermkap van
de camera
Camerariem BLM-1 lithium-ionbatterij
BCM-2 lithium-ionlaadapparaat USB-kabeltje Videokabel
GarantiekaartHandleidingOLYMPUS Master 2
CD-ROM
Breng de camerariem aan zoals aangegeven door de pijlen (
1, 2
).
Trek de camerariem tenslotte strak om er zeker van te zijn dat deze goed vastzit (
3
).
Camerariem bevestigen
Maak het andere uiteinde van de camerariem op dezelfde manier vast aan het andere bevestigingsoog.
10
NL
1
2
3
Page 11
De batterij gereedmaken voor gebruik
BLM-1 lithium­ionbatterij
Stopcontact
BCM-2 lithium­ionlaadapparaat
Lichtnetkabeltje
Verwijder de beschermkap van de batterij.
Plaats de batterij zoals de pijl aangeeft.
Batterijvergrendeling
Wij raden u aan een reservebatterij bij de hand te houden voor als u langer door wilt gaan met fotograferen en de gebruikte batterij leeg raakt.
1
Batterij opladen
3
Sluit het klepje van het batterijcompartiment en schuif de vergrendelknop naar
E
Druk op de batterijvergrendeling om de batterij te ontgrendelen. Houd de camera ondersteboven om de batterij te verwijderen.
Vergrendelknop van het batterijcompartiment
Klepje van het batterijcompartiment
Positionerings­markering
W
Batterij uitnemen
2
Batterij inzetten
Indicator voor laadtoestand Rood licht: Bezig met opladen Groen licht: Opladen voltooid. (laadtijd: ca. 5 uur)
W
2
3
Basisgids
Voorbereidingen voor het fotograferen
1
11
NL
Page 12
Een lens op de camera bevestigen
1
2
Achterkap van de lens
Beschermkap van de camera
1
2
3
4
3
Lenskapje
Markering voor lenskoppeling (rood)
Koppelingsmarkering (rood)
Lensontgrendelknop
1
Verwijder de beschermkap van de camera en de achterkap van de lens
2
Een lens op de camera bevestigen
Druk de lensontgrendelknop niet in.
3
Verwijder het lenskapje (3, 4)
De lens uit de camera verwijderen
Terwijl u de lensontgrendelknop (1) ingedrukt houdt, draait u de lens in de richting van de pijl (
2
).
Houd de rode koppelingsmarkering op de lens tegenover de rode markering op de camera, en steek de lens in het camerahuis (
1
).
Draai de lens in de richting van de pijl tot u een klik hoort (
2
).
2
1
2
1
12
NL
Page 13
Het kaartje plaatsen
xD-Picture Card
CompactFlash / Microdrive
1
2
2
1
Verschuif de vergrendeling van het kaartsleufklepje (
1
) en open het klepje. Steek het kaartje zover in de kaartsleuf totdat het op zijn plaats klikt (
2
).
Verschuif de vergrendeling van het kaartsleufklepje (
1
) en open het klepje. Steek het contactvlak van het kaartje zo ver mogelijk in de sleuf (
2
).
xD-picture-Card-sleuf
Klepje van het kaartje
CF-kaartsleuf
W
-markering
Uitwerpknop
Geheugenkaartje verwijderen
Open het klepje van het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert.
Druk de uitwerpknop helemaal in om het kaartje uit te werpen.
Neem de kaart eruit.
Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en het springt eruit.
Neem de kaart eruit.
xD-Picture Card
CompactFlash / Microdrive
Indicatie-LED Dataverkeer
Basisgids
Voorbereidingen voor het fotograferen
13
NL
Page 14
Camera inschakelen
SSWF-indicator
Bedieningspaneel
Automatische stofreductie
Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het beeldopneemelement. Tijdens deze reiniging knippert het SSWF-lampje (Super Sonic Wave Filter).
Stel de dioptrie van de zoeker in volgens uw wensen. Terwijl u door de zoeker kijkt, verdraait u langzaam de dioptrieregelaar. Zodra u het autofocusveld goed en scherp kunt zien, bent u klaar.
Dioptrie van de zoeker instellen
Zodra u de camera inschakelt, verschijnt de batterijcontrole­indicatie op het bedieningspaneel.
Zoeker
Dioptrieregelaar
Autofocusveld
Licht continu op (klaar voor gebruik)
Knippert (moet worden opgeladen)
Om de verlichting van het bedieningspaneel in- en uit te schakelen.
LIGHT-knop
Om de camera uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op
OFF
.
1
Zet de cameraschakelaar op ON
Cameraschakelaar
14
NL
Page 15
Datum en tijd instellen
CF
AUTO
ENG.
NTSC
CF/xD EDIT FILENAME
VIDEO OUT
CANCEL SELECT
GO
’--.--.
--
--
:
--
Informatie over datum en tijd worden samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. De bestandsnaam is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
CARD SETUP
NORM
AUTO
CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
WB
CANCEL SELECT
GO
N
Y
Y/M/D
CANCEL
MD TIME
2007
Y
Y/M/D
CANCEL
MD TIME
2007 12 01 14 00
Y
Y/M/D
MD TIME
GO
CANCEL
2007 12 01 14 00
Y
Y/M/D
MD TIME
GO
CANCEL
CF
AUTO
NTSC
’07.12.01
14:01
ENG.
CF/xD EDIT FILENAME
VIDEO OUT
CANCEL SELECT
GO
1
Druk op de knop
MENU
2
Selecteer met
ac
de optie
[Z] en druk daarna op
d
3
Selecteer met
ac
de optie
[X] en druk daarna op
d
4
Selecteer met
ac
de optie
[Y] en druk daarna op
d
5
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld
6
Selecteer met
ac
het
datumformaat
7
Druk op knop
i
8
Druk op de knop
MENU
om het menu te verlaten
MENU
knop
De tijd verschijnt in 24-uurs formaat.
Pendelknop
acbd
Het menuscherm verschijnt op de LCD-monitor.
Basisgids
Voorbereidingen voor het fotograferen
15
NL
Page 16
Fotograferen
Ontspanknop
Dataverkeer­LED
Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt.
De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera begint de foto op te nemen.
AF-teken
Diafragma-
waarde
Sluitertijd
1
Kijk door de zoeker en richt het autofocusveld op het onderwerp
2
Stel scherp
3
Maak de foto door de sluiter te ontspannen
Druk de ontspanknop half in.
Zoeker
Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de aanslag).
Zolang de dataverkeer-LED knippert, mag u de batterij of het kaartje beslist niet verwijderen. Doet u dat toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen dat de zojuist door u gemaakte foto’s worden opgeslagen.
De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon hoort. Het AF-teken en en het autofocusveld verschijnen in de zoeker.
De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde verschijnt.
Het superbedieningspaneel verdwijnt zodra u de ontspanknop indrukt.
Zoeker
Autofocusveld
Bedieningspaneel
16
NL
Page 17
250250 F5.6F5.6250 F5.6
3 838
L
NN
u
-knop
Horizontale stand Verticale
stand
Zorg dat u uw vingers en de camerariem niet voor de lens, de flitser en de witbalanssensor houdt.
Fotograferen terwijl u op de LCD­monitor kijkt
Het is mogelijk om de LCD-monitor als zoeker te gebruiken en de compositie van het onderwerp te controleren, of om te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt.
g
“Live view gebruiken“ (Blz. 30)
1
Druk op de knop u (Live view)
Als de camera gedurende ongeveer 8 seconden niet bediend wordt terwijl de camera aan staat, dooft de achtergrondverlichting van de monitor om de batterijen te sparen (als het superbedieningspaneel verlicht wordt). Als daarna ongeveer een minuut lang geen bediening plaatsvindt, schakelt de camera naar de sluimerstand (stand-by) en stopt te werken. De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, pendelknop, enz.).
g
“BACKLIT LCD (timer achtergrondverlichting)“ (Blz. 101), “SLEEP“ (Blz. 101)
Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor.
2
Druk de ontspanknop helemaal in
De foto wordt gemaakt met scherpstelling.
Ontspanknop
Vasthouden van de camera
Als de camera stopt te werken
Basisgids
Voorbereidingen voor het fotograferen
17
NL
Page 18
Weergeven / Wissen
Het vorige
beeld
verschijnt
Geeft het volgende beeld weer
q
-knop
Toont het beeld dat 10 opnamen later is opgeslagen
Toont het beeld dat 10 opnamen geleden
is opgeslagen
Telkens als u de hoofddraaiknop naar U draait, wordt het beeld vergroot in stappen van 2x tot 14x.
Pendelknop
Hoofddraaiknop
S
-knop
Beelden weergeven
Als u op knop q (weergeven) drukt, verschijnt de laatstgemaakte foto.
Close-up weergeven
Beelden wissen
Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op knop S. Selecteer met
ac
de optie
[YES]
en druk op knop i om het
wissen te starten.
ERASE
CANCEL SELECT
YES
NO
GO
18
NL
Page 19
Indicaties die in deze handleiding
TIPS
gebruikt worden
In deze handleiding wordt met j de hoofddraaiknop op de achterzijde van de camera bedoeld.
In deze handleiding verwijst k naar de hulpdraaiknop op de voorzijde van de camera. De knoppictogrammen in deze handleiding verwijzen naar de pictogrammen op het
camerahuis. Zie “Namen van onderdelen en functies“ ( In deze handleiding worden overal de volgende symbolen toegepast.
Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen
x
Opmerkingen
bij de bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen voor handelingen die u absoluut dient te voorkomen.
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw camera.
g
Blz. 2).
Basisgids
g
Zo maakt u optimaal gebruik van deze handleiding
Voor het zoeken naar informatie over de functies en knoppen van deze camera kunt u de “Inhoudsopgave“ (Blz. 20), de “Index“ (Blz. 161) of de onderstaande verwijzingen raadplegen. Zoek aan de hand van de situatie waarbij u foto's wilt maken de gewenste informatie op in deze handleiding.
Voor informatie over mogelijke fotografeerfuncties:
g
“Fotogidsen“ (Blz. 34)
Voor informatie over de bediening van de camera:
g
“Gebruik van de directe knoppen“ (Blz. 26) “Het superbedieningspaneel gebruiken“ (Blz. 28) “Gebruik van het menu“ (Blz. 29)
Voor het opzoeken van een functie in een lijst:
g
“Menulijst“ (Blz. 143) “Index“ (Blz. 161)
Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
Voorbereidingen voor het fotograferen
19
NL
Page 20
Inhoudsopgave
Basisgids 2
Lijst met de namen van de cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen en weergeven.
Namen van onderdelen en functies ............................................................................................2
Voorbereidingen voor het fotograferen ..................................................................................... 11
De directe knoppen gebruiken..................................................................................................26
Het superbedieningspaneel gebruiken .....................................................................................28
Het menu gebruiken .................................................................................................................29
Live view gebruiken ..................................................................................................................30
De standaardinstellingen af fabriek terugzetten........................................................................32
Gidsen voor basisfuncties.........................................................................................................34
Een gids voor functies voor verschillende onderwerpen ..........................................................36
Camera .....................................................................................................................2
Directe knoppen........................................................................................................4
Zoeker.......................................................................................................................5
Bedieningspaneel .....................................................................................................6
Superbedieningspaneel ............................................................................................7
LCD-monitor (Live view) ...........................................................................................8
LCD-monitor (weergave)...........................................................................................9
Het uitpakken van de doos .....................................................................................10
De batterij gereedmaken voor gebruik....................................................................11
Een lens op de camera bevestigen.........................................................................12
Het kaartje plaatsen................................................................................................13
Camera inschakelen ...............................................................................................14
Datum en tijd instellen.............................................................................................15
Fotograferen ...........................................................................................................16
Weergeven / Wissen...............................................................................................18
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden ................................................19
1 Basisfuncties van de camera 26
Hier worden de basisfuncties van de camera beschreven.
Het informatiedisplay omschakelen ........................................................................31
Bediening met vergrote weergave ..........................................................................32
2 Fotogidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen 34
Hier worden de fotografeermethodes voor diverse opnamesituaties beschreven.
Scherpstellen – De ontspanknop bedienen ............................................................34
Helderheid – Belichtingscorrectie ...........................................................................35
Kleur – Witbalans....................................................................................................35
Handige instellingen – Functies aanpassen ...........................................................36
Landschapsfoto's nemen........................................................................................36
Bloemen fotograferen .............................................................................................37
Nachtopnamen maken............................................................................................39
20
NL
Page 21
3 Belichting 40
Hier worden de belichtingsfuncties beschreven die belangrijk zijn bij het fotograferen. Deze functies dienen voor het bepalen van de diafragmawaarde, de sluitertijd en andere instellingen aan de hand van het meten van de helderheid van het beeld.
Programmagestuurd fotograferen.............................................................................................40
Diafragmavoorkeuze.................................................................................................................41
Sluitertijdvoorkeuze .................................................................................................................42
Handmatig fotograferen (Manual).............................................................................................43
Tijdopnamen.............................................................................................................................44
Fotograferen met My Mode-instellingen ...................................................................................44
Groothoek- en macro-onderwateropnamen..............................................................................45
Preview-functie .........................................................................................................................45
Lichtmeetmethode wijzigen ......................................................................................................46
Belichtingscorrectie...................................................................................................................47
AE-lock .....................................................................................................................................48
AE bracketing (belichting variëren)...........................................................................................48
ISO-waarde instellen ................................................................................................................50
ISO-bracketing..........................................................................................................................51
4 Scherpstellen fotografeerfuncties 52
Hier worden de scherpstelmethodes beschreven die bij diverse onderwerpen en omstandigheden het meest geschikt zijn.
Autofocusstand selecteren .......................................................................................................52
Autofocusveld selecteren..........................................................................................................55
Scherpstelgeheugen – Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt .......................................58
Repeterende opnamen .............................................................................................................59
Fotograferen met de zelfontspanner.........................................................................................60
Fotograferen met de afstandsbediening...................................................................................61
Anti-shock .................................................................................................................................63
Beeldstabilisator .......................................................................................................................63
S-AF (één keer scherpstellen) ................................................................................53
C-AF (continu scherpstellen) ..................................................................................53
MF (handmatig scherpstellen) ................................................................................54
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF)..................................54
De methoden C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+MF) .................................54
Een bepaald autofocuspunt vastleggen..................................................................57
Het effect van beeldstabilisator controleren met Live view .....................................64
21
NL
Page 22
5 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect 65
Beschrijving van de beeldinstelfucties bij digitale camera's
De beeldkwaliteit selecteren.....................................................................................................65
Witbalans selecteren ................................................................................................................67
WB bracketing (witbalans variëren) .........................................................................................71
Beeldeffecten............................................................................................................................72
Gradatie ....................................................................................................................................73
Ruisonderdrukking....................................................................................................................74
Ruisfilter....................................................................................................................................74
Opnameformaten....................................................................................................65
De beeldkwaliteit selecteren ...................................................................................66
Auto / Preset / Custom WB instellen.......................................................................68
Witbalanscorrectie ..................................................................................................69
De one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)...................................70
6 Flitsopnamen 75
Hier wordt beschreven hoe u kunt fotograferen met de ingebouwde of een externe flitser.
Flitserfunctie instellen ...............................................................................................................75
Fotograferen met de ingebouwde flitser ...................................................................................78
Regelen van de flitssterkte........................................................................................................79
Flash bracketing (flitssterkte variëren)......................................................................................80
Fotograferen met een externe flitser.........................................................................................80
Fotograferen met het draadloze Olympus RC-flitssysteem ......................................................82
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers...............................................................84
Gebruik van een externe elektronenflitser ..............................................................81
Super FP-flitser.......................................................................................................81
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera
zijn bedoeld ........................................................................................................84
7 Weergavefuncties 85
Beschrijft hoe u de gemaakte opnames kunt weergeven.
Enkel beeld / Gezoomd weergeven..........................................................................................85
Lichtbakweergave.....................................................................................................................86
Indexweergave / Kalenderweergave ........................................................................................87
Informatiedisplay.......................................................................................................................88
Diashow ....................................................................................................................................89
Beelden roteren ........................................................................................................................89
Weergave op televisie...............................................................................................................90
Stilstaande beelden bewerken..................................................................................................91
Beelden kopiëren......................................................................................................................92
Beelden beveiligen ...................................................................................................................93
Beelden wissen.........................................................................................................................94
22
NL
Page 23
8 De camera volgens uw wensen instellen 96
Beschrijft hoe u de camerainstellingen kunt aanpassen aan uw eigen wensen.
Custom Menu 1 ........................................................................................................................96
a
AF / MF (autofocus / handmatig scherpstellen) ...................................................................96
AF ILLUMINAT. (hulplicht bij AF-scherpstellen)......................................................96
FOCUS RING (scherpstelring)................................................................................96
C-AF LOCK (vergrendelde continue AF) ................................................................96
AF AREA POINTER (AF-scherpstelindicatie)......................................................... 96
AF SENSITIVITY (autofocustolerantie)...................................................................96
P
SET UP (instelling)..........................................................................................97
RESET LENS (lens resetten)..................................................................................97
b
c
d
e
f #
g K
h
BULB FOCUSING (scherpstellen tijdens tijdopnamen)..........................................97
BUTTON / DIAL (knop / regelaar)........................................................................................97
DIAL (regelaar) .......................................................................................................97
AEL / AFL (belichtings- / AF-scherpstelvergrendeling)........................................... 98
AEL / AFL MEMO (AEL / AFL vasthouden)............................................................99
;
FUNCTION ......................................................................................................99
MY MODE SETUP (MY MODE instellen) .............................................................100
BUTTON TIMER (knoptimer)................................................................................100
A
RELEASE / j (ontspanknopprioriteit).............................................................................101
DISP / 8 / PC...................................................................................................................101
EXP / e / ISO .................................................................................................................103
CUSTOM.......................................................................................................................103
/ COLOR / WB.............................................................................................................104
RECORD / ERASE (opnemen / wissen)............................................................................ 105
.................................................................................................................100
RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C (ontspanknopprioriteit S-AF / C-AF).........101
O
fps (beelden per seconde) ...........................................................................101
8
.........................................................................................................................101
SLEEP (sluimerstand)...........................................................................................101
BACKLIT LCD (timer displayverlichting)...............................................................101
4 h TIMER (timer, na 4 uur automatisch uitschakelen) .........................................101
USB MODE (USB-functie) ....................................................................................102
LIVE VIEW BOOST (helderheid Live view-scherm verhogen) .............................102
FRAME ASSIST (hulplijnweergave) .....................................................................102
EV STEP (waarde EV-stap)..................................................................................103
ISO STEP (waarde ISO-stap)............................................................................... 103
ISO-AUTO SET (ISO-AUTO instellen)..................................................................103
ISO-AUTO............................................................................................................. 103
AEL-belichtingsmeting ..........................................................................................103
BULB TIMER (timer voor tijdopnamen) ................................................................103
#
X-SYNC (flitssynchronisatie) ............................................................................103
#
SLOW LIMIT (ondergrens flitssynchronisatie)...................................................103
w+F
...................................................................................................................104
>
ALL (alles)
COLOR SPACE (kleurenpalet) .............................................................................104
SHADING COMP. (donkere beeldhoeken corrigeren) .........................................104
K
SET (beeldinstellingen) ..................................................................................105
PIXEL COUNT (aantal pixels)...............................................................................105
QUICK ERASE (onmiddellijk wissen) ................................................................... 105
RAW+JPEG ERASE (RAW + JPEG wissen)........................................................105
FILE NAME (bestandsnaam)................................................................................106
..................................................................................................104
23
NL
Page 24
PRIORITY SET (prioriteit instellen)....................................................................... 106
i K
Custom Menu 2 ......................................................................................................................107
dpi SETTING (dpi instellen) .................................................................................. 106
UTILITY (hulpmiddelen) ..............................................................................................107
EXT. WB DETECT (andere witbalans detecteren)................................................107
CF / xD (geheugenkaarten) ..................................................................................107
EDIT FILENAME (bestandsnaam bewerken) .......................................................107
s
(helderheid van de monitor aanpassen) ........................................................107
W
(taal voor de monitor wijzigen)....................................................................107
VIDEO OUT (videostandaard instellen)................................................................ 108
REC VIEW (instelling beeldcontrole na de opname) ............................................108
FIRMWARE ..........................................................................................................108
9 Printen 109
Beschrijft hoe u uw foto's kunt printen.
Printreservering (DPOF).........................................................................................................109
Direct printen (PictBridge)....................................................................................................... 111
Printreservering.....................................................................................................109
Enkel beeld reserveren......................................................................................... 109
Alle beelden reserveren........................................................................................110
Annuleren van de printreserveringsgegevens ...................................................... 111
Camera aansluiten op een printer.........................................................................112
Eenvoudig printen................................................................................................. 112
Printen volgens de specificatie van de klant.........................................................113
10 Gebruik van de OLYMPUS Master software 115
Beschrijft hoe u de beelden van de camera naar uw computer overbrengt en ze daar opslaat.
Werkvolgorde.......................................................................................................................... 115
Gebruik van de OLYMPUS Master-software .......................................................................... 115
De camera aansluiten op een computer................................................................................. 116
De OLYMPUS Master software activeren............................................................................... 117
In de camera opgeslagen beelden weergeven op een computer...........................................117
Stilstaande beelden bekijken.................................................................................................. 119
Als u meer talen nodig heeft................................................................................................... 11 9
Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te gebruiken.................120
Wat is OLYMPUS Master? .................................................................................... 115
Beelden downloaden en opslaan..........................................................................117
Camera loskoppelen van de computer ................................................................. 118
24
NL
Page 25
11 Fotografeertips en onderhoud 121
Raadpleeg deze paragraaf voor het verhelpen van storingen en het onderhouden van de camera.
Fotografeertips en -gegevens.................................................................................................121
Foutcodes ............................................................................................................................... 126
Onderhoud van de camera.....................................................................................................129
Tips voordat u gaat fotograferen...........................................................................121
Fotografeertips...................................................................................................... 122
Aanvullende fotografeertips en -gegevens ...........................................................124
Weergavetips........................................................................................................126
Bekijken van foto's op een computer....................................................................126
Reinigen en opbergen van de camera.................................................................. 129
Reinigingsfunctie – Stof verwijderen.....................................................................130
Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties ............................ 130
12 Informatie 131
Raadpleeg deze paragraaf voor informatie over leverbare accessoires, cameraspecificaties en andere nuttige informatie over het fotograferen.
De belangrijkste leverbare accessoires..................................................................................131
Info over het kaartje................................................................................................................132
Batterij en laadapparaat.......................................................................................................... 133
Lichtnetadapter....................................................................................................................... 133
Uw laadapparaat in het buitenland gebruiken.........................................................................134
Verwisselbare lenzen..............................................................................................................134
Lijndiagram van het programma (
Flitssynchronisatie en sluitertijd..............................................................................................137
Waarschuwingsindicatie belichting......................................................................................... 137
Flitsafstand..............................................................................................................................138
Vignettering bij flitsen met de ingebouwde flitser en een verwisselbare lens .........................138
Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden ....................................................139
Witbalans en kleurtemperatuur...............................................................................................140
Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto's dat kan worden opgeslagen.................141
Programmeerbare functies in My Mode en Uw eigen reset-instelling ....................................142
Menulijst..................................................................................................................................143
Begrippenlijst ..........................................................................................................................146
Technische gegevens ............................................................................................................. 149
Volgorde E-systeem................................................................................................................152
VEILIGHEIDSMAATREGELEN ..............................................................................................154
Index .......................................................................................................................................161
Toepasbare geheugenkaartjes..............................................................................132
Het geheugenkaartje formatteren .........................................................................133
ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens......................................................................134
ZUIKO DIGITAL – lensspecificaties ......................................................................135
P
-stand).............................................................................136
25
NL
Page 26
Basisfuncties van de camera
Hulpdraaiknop
Hoofddraaiknop
1
U kunt de functies van deze camera op drie manieren instellen.
Het gebruik van de directe knoppen bij het bedienen van de camera Blz. 26
U kunt de functie-instellingen aanpassen door de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien terwijl u de directe knoppen ingedrukt houdt die aan een functie zijn toegewezen. Dit is handig als u de camera bedient terwijl u door de zoeker kijkt, en ook om de camera snel te bedienen terwijl u de instellingen op het bedieningspaneel controleert.
1
Instellen terwijl u op het superbedieningspaneel kijkt Blz. 28
U kunt de functies instellen terwijl de LCD-monitor het superbedieningspaneel weergeeft. Op
Basisfuncties van de camera
het superbedieningspaneel kunt u de huidige instellingen bekijken en onmiddellijk aanpassen.
Instellen in het menu Blz. 29
In het menu kunt u de fotografeer- en weergave-instellingen kiezen en de camerafuncties naar wens aanpassen.
Beschrijvingen in deze handleiding
De gebruiksaanwijzingen van de directe knoppen, het superbedieningspaneel en het menu worden in deze handleiding als volgt beschreven.
“+“
geeft handelingen aan die tegelijkertijd worden uitgevoerd.
•““ geeft aan dat u moet doorgaan met de volgende stap.
bijv.: bij het instellen van de lichtmeetmethode
Directe knop
Superbedieningspaneel
Menu
G
+
ip
MENU
k
: [METERING]
[X]
Gebruik van de directe knoppen
U kunt de directe knoppen op twee manieren gebruiken.
Terwijl u een directe knop ingedrukt houdt, verdraait u de hoofd- of hulpdraaiknop.
Zodra u de directe knop loslaat, is de functie ingesteld.
Sommige functies kunt u alleen met de hoofddraaiknop (of met de hulpdraaiknop) instellen.
26
NL
[METERING]
Page 27
NR AF
arge
Normal
2007. 12.16
De drie knoppen bij de flitser hebben elk twee functies. Gebruik de hoofddraaiknop om de functies in te stellen die bóven deze knoppen staan aangegeven, en gebruik de hulpdraaiknop voor de functies die náást de knoppen staan aangegeven.
Zodra u twee directe knoppen tegelijkertijd hebt ingedrukt, verdraait u de hoofd- of hulpdraaiknop.
Zodra u de toetsen indrukt, wordt de bijbehorende functie geselecteerd. Deze functie blijft ongeveer 8 seconden lang geselecteerd. Binnen die tijd moet u de functie instellen met de draaiknop. Als u gedurende die tijd de draaiknop niet bedient, wordt de bestaande instelling voor die functie vastgelegd.
Terwijl u een functie instelt, verschijnt informatie over de instelling in de zoeker en ook op het bedieningspaneel en het superbedieningspaneel. (In de onderstaande screenshots is de instelling met knop
Zoeker
G
/ AF afgebeeld.)
1
Basisfuncties van de camera
Bedieningspaneel Superbedieningspaneel
TIPS
Als u het moeilijk vindt om de draaiknop te verdraaien terwijl u een directe toets ingedrukt houdt:
j
De knop blijft geactiveerd, ook laat u deze los. g“BUTTON TIMER“ (Blz. 100)
Voor details over de functies die met de directe knoppen kunnen worden vastgelegd,
g
zie “Directe knoppen“ (
Blz. 4).
27
NL
Page 28
Het superbedieningspaneel gebruiken
Hulpdraaiknop
Hoofddraaiknop
p
Pendelknop
i
-knop
INFO
-knop
Cursor
De naam van de geselecteerde
functie verschijnt.
METERING
arge
Normal
METERING
SELECT GO
Directmenu
Selecteer een functie op het superbedieningspaneel en verander de instelling.
1
Druk op de het superbedieningspaneel op te roepen.
Om het superbedieningspaneel uit te schakelen, drukt u nogmaals op de
Om tijdens Live view het superbedieningspaneel op te roepen, drukt u op knop
INFO
-knop om op de LCD-monitor
INFO
-knop.
i
.
1
Basisfuncties van de camera
2007. 12.16
arge
Normal
2
Druk op knop i.
Op het superbedieningspaneel verschijnt de cursor.
ISO
arge
Normal
4
Wijzig de instelling met de hoofd- of hulpdraaiknop.
Om het directmenu op te roepen dat op de plaats van de cursor staat, drukt u op knop in het directmenu wijzigen. Na het wijzigen van de instelling drukt u op knop bevestigen. Als u enkele seconden lang geen knop bedient, wordt de actuele instelling bevestigd en verschijnt het superbedieningspaneel.
g
“BUTTON TIMER“ (Blz. 100)
NR AF
i
. U kunt de instelling ook
i
om de instelling te
3
Met p verplaatst u de cursor naar de functie die u wilt instellen.
Meer details over de functies die u met het superbedieningspaneel kunt instellen, vindt u onder “Superbedieningspaneel“ (
28
NL
g
Blz. 7).
Page 29
Gebruik van het menu
MENU
-knop
p
Pendelknop
i
-knop
CARD SETUP
NORM
AUTO
CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
WB
CANCEL SELECT
GO
N
Onderaan op het scherm staan de bedieningsaanwijzingen.
: Druk op
MENU
om de instelling te annuleren.
: Druk bij de pendelknop op
dac
om de cursor te verplaatsen en een item te selecteren. De symbolen die op de LCD-monitor verschijnen, komen overeen met de onderstaande pendelstanden.
t
: a u : c 8 : d 7 :
b
: Druk op i om uw instellingen te bevestigen.
MENU
CANCEL
SELECT
OK
GO
Tabblad De huidige instelling verschijnt op het
scherm
METERING
S-AF
0.0
OFF
OFF
RC MODE
AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK
z
CANCEL SELECT
GO
Functie
Soorten tabbladen
W
Fotografeerfuncties instellen.
X
Fotografeerfuncties instellen.
q
Weergavefuncties instellen.
Y
Fotografeerfuncties naar wens aanpassen. Afhankelijk van de aan te passen functie is deze functie onderverdeeld in 9 tabbladen (A t / m I).
Z
Basisfuncties van de camera instellen.
AF/MF
BUTTON/DIAL
RELEASE/ DISP/8/PC EXP/
e
/ISO
#
CUSTOM
CANCEL SELECT
GO
Screenshot van het menu van het
geselecteerde tabblad
Y
Ta bb l ad
1
Druk op de
Het menu verschijnt op de LCD-monitor.
2
Selecteer met ac een tabblad en stel het item in met
MENU
-knop.
d
.
3
Selecteer met ac een functie en ga met d naar het instelmenu.
METERING
RC MODE
AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK
CANCEL SELECT
OFF
0.0
S-AF
OFF
z
GO
CANCEL SELECT
METERING
RC MODE
AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK
METERING
1
Basisfuncties van de camera
GO
4
Druk op i om uw instellingen te bevestigen.
Druk meerdere keren op i om het menu te verlaten.
29
NL
Page 30
Met de draaiknoppen een menu selecteren
CARD SETUP
NORM
AUTO
CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
WB
CANCEL SELECT
GO
CARD SETUP
NORM
AUTO
CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
WB
S-AF
0.0
METERING
OFF
OFF
RC MODE
AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK
z
CANCEL SELECT
GO
CANCEL SELECT
GO
N N
j
j
k
U kunt, naast de pendelknop, ook de draaiknoppen gebruiken om een functie te selecteren. Met de hoofddraaiknop kunt u de cursor verticaal verplaatsen (net als met
ac
), en met de
hulpdraaiknop verplaatst u de cursor horizontaal (net als met
bd
).
Als u een functie selecteert en de hoofddraaiknop verdraait, springt u naar een ander tabblad en kunt u daar een functie selecteren.
Oculairsluithendel
u
-knop
AEL
/
AFL
-knop
1
Basisfuncties van de camera
U kunt de werking van de hoofd- en hulpdraaiknop wijzigen. g“DIAL“ (Blz. 97)
Voor details over de functies die u met het menu kunt instellen, zie “Menulijst“
g
Blz. 143).
(
Live view gebruiken
U kunt de LCD-monitor ook als zoeker gebruiken. U kunt het belichtings- of witbalanseffect en de compositie van het onderwerp bekijken terwijl u de foto maakt. Sluit de oculairafsluiter om te voorkomen dat hierlangs binnenvallend licht de belichting zou kunnen beïnvloeden tijdens het fotograferen met Live view.
1
Druk op de knop u.
De spiegel klapt omhoog en het onderwerp verschijnt op de LCD-monitor.
Op het scherm verschijnt de melding dat u het oculair moet afsluiten.
2
Maak een foto door de ontspanknop helemaal in te drukken.
g
“Oculairsluiter“ (Blz. 61)
30
NL
Page 31
Scherpstellen tijdens Live view
250250 F5.6F5.6250 F5.6
3 838
L
NN
AF-teken
270°
250
F5.6
38
N
250
F5.6
38
250
F5.6
38
250
F5.6
38
Informatiedisplay aan
Informatiedisplay aan
+ Hulplijnen
*1
Informatiedisplay aan
+ Histogram
Vergrote weergave
*2
Informatiedisplay uit
Als u tijdens Live view de ontspanknop helemaal indrukt, stelt de camera scherp en wordt de foto gemaakt. De weergave van het beeld op de monitor bevriest als de spiegel tijdens het scherpstellen naar beneden gaat.
Om vooraf scherp te stellen, houdt u knop
AEL
/
AFL
ingedrukt en drukt u de ontspanknop in. Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het AF-teken met knipperen. Zolang het AF-teken knippert, is de camera nog niet klaar met scherpstellen.
Als u de AF-stand hebt ingesteld op S-AF, kan de foto niet worden gemaakt voordat de camera heeft scherpgesteld.
In de stand MF (handmatig scherpstellen) kunt u op knop autofocus-scherpstelling te activeren.
Fotograferen met gekantelde LCD-monitor
U kunt de LCD-monitor kantelen ten opzichte van de camera. Hiermee kunt u onder lastige hoeken fotograferen terwijl u toch de compositie kunt bepalen op de LCD-monitor.
Draai de LCD-monitor langzaam in de gewenste stand binnen zijn bewegingsbereik.
Het informatiedisplay omschakelen
Telkens als u op
INFO
drukt, verschijnt er andere informatie op de LCD-monitor.
250
250250
F5.6
F5.6
AEL
/
AFL
drukken om de
1
Basisfuncties van de camera
250
F5.6
L
N
38
(hulplijnweergave) is geactiveerd.
*1
Verschijnt als
g
*2
Voor het werken met vergrote weergave, zie “Het werken met vergrote weergave”.
[FRAME ASSIST]
“FRAME ASSIST (hulplijnweergave)“ (Blz. 102)
38
250
F5.6
38
38
31
NL
Page 32
Het werken met vergrote weergave
250250 F5.6F5.6
3 838
U kunt het onderwerp vergroot afbeelden op de LCD-monitor. Het handmatig scherpstellen (MF) en het controleren van de scherpstelling is dan gemakkelijker.
1
Basisfuncties van de camera
1
Gebruik p om het kader te bewegen en druk op de knop i.
Het gebied binnen het kader wordt vergroot en weergegeven.
Houd knop i ingedrukt om het verschoven vergrote kader weer in het midden te zetten.
2
Verander de vergrotingsfactor (5x / 7x / 10x) door de hoofddraaiknop te verdraaien.
Met knop i annuleert u de vergrote weergave.
TIPS
Het effect van de beeldstabilisator controleren:
j
Druk op de o-knop en houd hem ingedrukt.
g
“Het effect van beeldstabilisator controleren met Live view“ (Blz. 64)
Controleren van het onderwerp, ook bij weinig licht:
j
Zie “LIVE VIEW BOOST“ (gBlz. 102).
x
Opmerkingen
Als er een sterke lichtbron binnen het scherm aanwezig is, kan het beeld donkerder weergegeven worden, maar het wordt normaal opgeslagen.
Als de functie Live bekijken langdurig wordt gebruikt, stijgt de temperatuur van het beeldopneemelement waardoor beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en oneffenheden in de kleur vertonen. Verlaag de ISO-gevoeligheid of schakel de camera een tijdje uit.
Live view stopt zodra u de lens vervangt.
De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens het live bekijken. C-AF / AE-lock /
De standaardinstellingen af fabriek terugzetten
Normaliter blijven uw camera-instellingen (inclusief uw wijzigingen) bewaard als u de camera uitschakelt. Om uw camera terug te zetten op de standaardinstellingen af fabriek, selecteert u
[RESET]
(resetten). U kunt ook van tevoren uw eigen instellingen vastleggen onder
en
[RESET2]
[RESET2]
“Programmeerbare functies in My Mode en Uw eigen reset-instelling“ (
[RESET1] / [RESET2] vastleggen
. Meer informatie over vooraf vast te leggen functies vindt u onder
[AEL / AFL]
. De camera-instellingen op dat tijdstip zijn opgeslagen in
[RESET1]
g
Blz. 142).
[RESET1]
en
32
Menu
1
Selecteer of u [RESET1] of [RESET2] wilt vastleggen, en druk op d.
Als er al instellingen zijn vastgelegd, verschijnt te selecteren, overschrijft u de vastgelegde instelling.
Selecteer
2
Selecteer [SET] en druk op i.
NL
[RESET]
MENU
[W]
[CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
[SET]
om het vastleggen te annuleren.
naast
[RESET1]
/
[RESET2]
. Door
[SET]
Page 33
Reset-instellingen gebruiken
RESET1
YES
NO
CANCEL SELECT
GO
U kunt de camera op af fabriek herstellen.
[RESET]
[RESET1] / [RESET2]
[RESET1]
: Herstelt de standaardinstellingen af fabriek. Voor de
standaardinstellingen, zie “Menulijst“ (
: Herstelt de vastgelegde instellingen.
of
[RESET2]
instelling terugzetten of de standaardinstellingen
g
Blz. 143).
Directe knop
Door de knoppen F en
[RESET]
uitgevoerd.
Terwijl u de twee knoppen tegelijkertijd ingedrukt houdt, selecteert u met de draaiknop de gewenste reset-instelling. Zodra u de knop loslaat, worden de instellingen gereset.
Zoeker
Bedieningspaneel
Menu
1
Selecteer [RESET], [RESET1] of [RESET2] en druk
i
i
.
.
op knop
2
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop
F
+
ISO
ISO
tegelijkertijd en twee seconden lang ingedrukt te houden, wordt de
: RESET : RESET1 : RESET2
MENU
[W]
[CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
1
Basisfuncties van de camera
33
NL
Page 34
Fotogidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
Half indrukken: Helemaal
indrukken:
2
Gidsen voor basisfuncties
Om uzelf vertrouwd te maken met de camera kunt u beginnen met het maken van foto’s van onderwerpen in uw omgeving zoals kinderen, bloemen, huisdieren. Als de foto’s u niet bevallen, probeer dan een paar van de onderstaande instellingen bij te stellen. U kunt al betere foto's maken door uzelf vertrouwd te maken met deze basisfuncties van de camera.
Scherpstellen – De ontspanknop bedienen
Een foto kan onscherp worden als u op de voorgrond, achtergrond of op andere onderwerpen in het beeld in plaats van
2
op het gewenste onderwerp hebt scherpgesteld. Om wazige
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
foto's te voorkomen, moet u scherpstellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. De ontspanknop kan half ingedrukt (half indrukken) en helemaal ingedrukt (helemaal indrukken) worden. Zodra u goed weet hoe de ontspanknop werkt, kunt u zelfs scherpstellen op bewegende onderwerpen.
g
“Fotograferen“ (Blz. 16), “Focus lock – Als het scherpstellen
niet lukt (scherpstelgeheugen)“ (Blz. 58)
Zelfs als op het onderwerp is scherpgesteld, kan het beeld wazig worden als u de camera beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. Dit wordt “cameratrilling“ genoemd. Houd de camera goed vast. De camera is vooral gevoelig voor beweging als met live bekijken gefotografeerd wordt terwijl het onderwerp op de monitor bekeken wordt. U kunt het bewegen van de camera verminderen door de beeldstabilisator te gebruiken.
g
“Vasthouden van de camera“ (Blz. 17), “Beeldstabilisator“ (Blz. 63)
Naast het verkeerd scherpstellen en het bewegen van de camera kunnen onscherpe beelden ook optreden als onderwerpen te snel bewegen. In dat geval gebruikt u een sluitertijd die bij de beweging van het onderwerp past. U kunt de sluitertijd en het diafragma die in de zoeker, op het bedieningspaneel en op de LCD-monitor verschijnen, bevestigen door de ontspanknop half in te drukken.
g
“Zoeker“ (Blz. 5), “Bedieningspaneel“ (Blz. 6), “Superbedieningspaneel“ (Blz. 7),
“LCD-monitor (Live view)“ (Blz. 8)
34
NL
Page 35
Helderheid – Belichtingscorrectie
TL-licht
Gloeilamplicht Schaduw van een boom
Aan de hand van de helderheid kiest de camera automatisch een diafragmawaarde en sluitertijd. Dit wordt automatische belichting genoemd. Maar in sommige gevallen kunt u met automatische belichting alleen niet de gewenste foto maken. In dat geval kunt u de instelling van de automatische belichting verhogen of verlagen. Verhoog de belichtingswaarde om de helderheid van een zomers strand of het wit van sneeuw te verbeteren. Verlaag de belichtingswaarde als het te fotograferen gebied kleiner en helderder is dan zijn omgeving. Als u niet zeker weet hoeveel belichtingscorrectie nodig is, maak dan een aantal foto's met verschillende instellingen en vergelijk de foto's.
g
“Belichtingscorrectie“ (Blz. 47), “AE bracketing (belichting variëren)“ (Blz. 48)
Kleur – Witbalans
Afgezien van zonlicht bestaan er andere bronnen die het onderwerp verlichten, zoals bijvoorbeeld gloeilamplicht en TL-licht. Deze soorten licht bevatten bepaalde kleuren; daarom heeft hetzelfde witte onderwerp bij verschillende verlichtingen iets andere kleuren. Zelfs onder hetzelfde zonlicht verschillen de kleuren op een foto afhankelijk van de luchtomstandigheden, de schaduwen van bomen of gebouwen en andere factoren. Witbalans corrigeert de effecten van deze soorten lichtbronnen automatisch en maakt fotograferen met de juiste kleuren mogelijk. Normaal gesproken bereikt u de juiste kleuren als u de witbalans op Afhankelijk van de lichtomstandigheden bereikt u eventueel niet de gewenste kleuren. Pas in dat geval de instelling overeenkomstig aan.
g
“Witbalans selecteren“ (Blz. 67)
[AUTO]
zet.
2
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
35
NL
Page 36
Handige instellingen – Functies aanpassen
De camera beschikt over diverse fotografeerfuncties die u naar eigen inzicht kunt aanpassen. Als u bijvoorbeeld met dezelfde instellingen meerdere foto's wilt maken van hetzelfde onderwerp, kunt u deze instellingen vastleggen onder My Mode om ze later nog eens te kunnen gebruiken. U kunt die vastgelegde My Mode-instellingen later weer gemakkelijk oproepen om ermee te fotograferen. Om eerst scherp te stellen op het onderwerp en daarna de compositie (beelduitsnede) te kiezen, kunt u met knop
AEL / AFL
te drukken. U kunt ook andere camerafuncties volgens uw eigen wensen instellen door bijvoorbeeld de functies te wijzigen die aan de draaiknoppen en aan knop en door te wijzigen hoe lang de directe knoppen geselecteerd blijven.
g
“MY MODE SETUP“ (Blz. 100), “Fotograferen met My Mode“ (Blz. 44),
“AEL / AFL“ (Blz. 98), “
2
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
en deze scherpstelling en belichting vasthoudt door de ontspanknop half in
;
FUNCTION“ (Blz. 99), “BUTTON TIMER“ (Blz. 100)
[AEL / AFL]
zó instellen dat u autofocus activeert
<
zijn toegewezen,
Een handleiding voor functies voor verschillende onderwerpen
Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de diverse onderwerpen geschikt zijn.
Landschapsfoto’s nemen
Deze paragaaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bossen, meren en stranden overdag.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld de stilte van een stilstaande scène of de dynamiek van een bewegende scène.
Om de diepte van een bos vast te leggen, stelt u op een groter deel van het beeld scherp. Gebruik de stand sluit het diafragma zo ver mogelijk (d.w.z. verhoog de diafragmawaarde).
Om het moment vast te leggen (te “bevriezen“) waarop golven tegen de rotsen slaan, gebruikt u de stand u een snelle sluitertijd. Om een ruisende waterval of een stromende rivier vast te leggen, fotografeert u met een lange sluitertijd.
Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende standen voor het fotograferen worden gebruikt. Controleer het beeld dat u hebt gefotografeerd en gebruik + of – om de belichtingstijd bij te stellen om betere resultaten te behalen.
De witbalans aanpassen
De kleur van water op foto’s ziet er anders uit afhankelijk van of het een meer is dat dichtbij staande bomen reflecteert of een zeekust die omgeven is door een koraalrif. Om het subtiele kleurverschil vast te leggen, kunt u de instelling van de witbalans veranderen. Verander de instellingen voor verschillende situaties, bijvoorbeeld stand
[27500 K]
dag.
[55300 K]
voor buitenopnamen in de schaduw op een zonnige
A
(diafragmavoorkeuze) en
S
(sluitertijdvoorkeuze) en kiest
voor zonnige dagen en stand
36
NL
Page 37
Metingsmethode veranderen
Afhankelijk van de diepte van het water en de stand van de zon, kan de helderheid van het water grote verschillen vertonen in de diverse delen van dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is verschillend, afhankelijk van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u weet in welke bereiken u de correctie moet benadrukken in de compositie van het beeld, dan kunt u de metingsmethode veranderen. In de stand de helderheid binnen de compositie en bepaalt de belichting. Om de belichting af te stemmen op een bepaald gebied binnen de compositie, kiest u de stand stand de compositie en u meet dan de belichting.
Kleurintensiteit veranderen
Het kan gebeuren dat u de gewenste kleur niet kunt reproduceren, zelfs niet met het gebruik van witbalans of belichtingscorrectie. In dat geval kunt u de instelling veranderen om de gewenste kleur te krijgen. De instelling hoge en lage instellingen. Als de instelling hoog is, worden er felle kleuren gebruikt.
g
[G]
(digitale ESP-meting), meet de camera automatisch
[H]
[I]
(spotmeting), u richt het lichtmeetveld op dat gebied binnen
“Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 41), “Sluitertijdvoorkeuze“ (Blz. 42), “Lichtmeetmethode wijzigen“ (Blz. 46), “Belichtingscorrectie“ (Blz. 47), “Witbalans selecteren“ (Blz. 67), “[SATURATION] (kleurintensiteit): De kleurdiepte van het beeld“ (Blz. 72)
(lichtmeting met nadruk op het centrum) of de
[SATURATION]
[S ATUR ATI ON]
heeft twee niveaus,
Bloemen fotograferen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld een enkele bloem, een veld vol bloeiende bloemen, een diep rode roos of de lichte kleur van een erwtje.
De autofocustolerantie wijzigen
U kunt het autofocusgebied kleiner maken, bijvoorbeeld om scherp te stellen op één bloemblad, of op één bloem in een bloemperk. In de standaardinstelling stelt de camera scherp op een iets groter gebied dan het geselecteerde autofocusveld, maar afhankelijk van de instelling voor camera uitsluitend scherpstellen binnen het geselecteerde autofocusveld.
De witbalans aanpassen
Bloemen hebben heel verschillende kleuren, variërend van licht tot fel. Afhankelijk van de kleur van de bloemen, worden subtiele kleurnuances eventueel niet zo vastgelegd als u ze ziet. In dat geval kunt u de lichtomstandigheden controleren en de instelling van de witbalans veranderen. Op de camera automatisch het soort licht en fotografeert met de juiste witbalans. Subtiele kleurnuances komen beter op de foto als u de witbalansinstelling aan de lichtomstandigheden aanpast, bijvoorbeeld door zonnige dagen en schaduw op een zonnige dag.
[55300 K]
[27500 K]
voor een buitenopname in de
[AUTO]
bepaalt
te gebruiken voor
[AF SENSITIVITY]
zal de
2
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
37
NL
Page 38
Belichtingscorrectie gebruiken
Als u bloemen tegen een achtergrond fotografeert, kies dan een zo eenvoudig mogelijke achtergrond om de vorm en de kleur van de bloem te benadrukken. Als u lichte en witachtige bloemen fotografeert, stelt u de belichtingscorrectie in op – (min), zodat de bloem tegen de donkere achtergrond afsteekt.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van of u één enkele bloem wilt benadrukken of een veld vol bloemen wilt vastleggen.
2
Om de gewenste scherptediepte in te stellen, zet u de camera op
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
(diafragmavoorkeuze) en kiest u het gewenste diafragma.
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor het onderwerp benadrukt wordt en de achtergrond onscherp is.
Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder toe waardoor de foto op de voorgrond en de achtergrond scherp wordt.
U kunt de preview-functie gebruiken om de veranderingen in de scherptediepte te bevestigen als het diafragma veranderd wordt.
Live bekijken gebruiken
Bij het gebruik van een conventionele éénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar lenssysteem, moest u wachten om na het nemen van de foto het resultaat van de belichtingscorrectie en de witbalansinstellingen te controleren. Met de functie Live bekijken van deze camera kunt u echter de monitor gebruiken om het onderwerp dat u wilt fotograferen weer te geven en te controleren.
Lenzen verwisselen
Als er maar weinig bloeiende bloemen zijn die ver uit elkaar staan, maakt u de foto met een telelens. Met een telelens neemt u foto's waarin onderwerpen op verschillende afstanden dichter bij elkaar lijken waardoor de indruk van een dicht begroeid bloemenveld ontstaat. Door de telescoopfunctie van de zoomlens te gebruiken, bereikt u dit effect ook, maar het is makkelijker om dit effect te bereiken als de scherpstelafstand groter is, bijvoorbeeld 150 mm of 200 mm, in plaats van 54 mm.
g
“AF SENSITIVITY“ (Blz. 96), “Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 41), “Live view gebruiken“ (Blz. 30), “Preview-functie“ (Blz. 45), “Belichtingscorrectie“ (Blz. 47), “Witbalans selecteren“ (Blz. 67)
A
38
NL
Page 39
Nachtopnamen maken (night scene)
Er zijn verschillende soorten nachtopnamen, variërend van het avondrood na een zonsondergang en straatlicht in een donkere stad tot speciale lichteffecten en vuurwerk.
Het statief gebruiken
Omdat een langere sluitertijd nodig is om nachtopnamen te maken, hebt u een statief nodig om het bewegen van de camera tegen te gaan. Als u niet over een statief beschikt, moet u de camera op een stabiele ondergrond zetten om het bewegen van de camera tegen te gaan. Zelfs als de camera beveiligd is, kan de camera bewegen als u de ontspanknop indrukt. Daarom raden wij u aan de afstandsbediening of de zelfontspanner te gebruiken.
De stand Fotograferen veranderen
Nachtopnamen hebben verschillende helderheidsniveaus en de balans van de helderheid in de compositie is niet uniform. Begin met het kiezen van stand diafragma op een gemiddelde instelling (ongeveer F8 of F11) en laat de camera de sluitertijd automatisch kiezen. Bij het maken van een nachtopname stelt de camera de belichting in overeenkomstig de donkere gebieden die het grootste deel van de compositie innemen, daardoor wordt de foto vaak witachtig (overbelicht), stel de belichtingscorrectie op –1 or –1,5 in. Gebruik
[REC VIEW]
nodig in te stellen. Beeldruis kan snel optreden als u met een lange sluitertijd fotografeert. Zet in dat geval
[NOISE REDUCT.] Handmatig scherpstellen
In gevallen waarin u AF (autofocus) niet kunt gebruiken om op het onderwerp scherp te stellen (omdat het onderwerp te donker is of als u niet op tijd scherp kunt stellen, bijvoorbeeld tijdens vuurwerk), selecteert
[MF]
(handmatig scherpstellen) en stelt u met de hand scherp. Voor
u nachtopnamen draait u de scherpstelring van de lens en controleert of u de lichten van de nachtelijke scène duidelijk kunt zien. Om foto's te maken van vuurwerk stelt u de scherpstelling van de lens op oneindig tenzij u een telelens gebruikt. Als u ongeveer de afstand tot aan het onderwerp weet, raden wij u aan om van tevoren scherp te stellen op iets dat zich op dezelfde afstand bevindt.
g
“Programmagestuurd fotograferen“ (Blz. 40), “Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 41), “Fotograferen met de afstandsbediening“ (Blz. 61), “Autofocusstand selecteren“ (Blz. 52), “Ruisonderdrukking“ (Blz. 74), “REC VIEW“ (Blz. 108)
om de foto te controleren en het diafragma en de belichtingscorrectie zo
op
[ON]
om de ruis te onderdrukken.
A
(diafragmavoorkeuze). Zet het
2
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
39
NL
Page 40
Belichting
j
MODE
-knop
AF-teken
Stand Fotograferen
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Bedieningspaneel
Zoeker
Zoeker
Programma-aanpassing
3
Programmagestuurd fotograferen
Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd.
Directe knop
Zodra u de ontspanknop half indrukt, verschijnen de sluitertijd en de diafragmawaarde in de zoeker en op het bedieningspaneel.
MODE
+ j[P]
3
Belichting
Programma-aanpassing (%)
Door in de stand P de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft.
g
“Lijndiagram van het programma (stand P)“ (Blz. 136)
Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de programma-aanpassing te annuleren, verdraait u de hoofd- of hulpdraaiknop tot de fotografeerstandindicatie verandert in
Bij gebruik van een flitser is er geen programma-aanpassing mogelijk.
De sluitertijd en diafragmawaarde knipperen:
j
Als u alleen met uw rechterhand de fotografeerstand wilt kunnen wijzigen:
j
P
, of u schakelt de camera uit.
TIPS
De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie belichting“ (
U kunt de fotografeerstand wijzigen met knop < en met de draaiknoppen.
g“;
g
Blz. 137).
FUNCTION“ (Blz. 99)
%
in de zoeker en op het bedieningspaneel
40
NL
Page 41
Diafragmavoorkeuze
Bij een lagere diafragmawaarde (F-waarde)
Bij een hogere diafragmawaarde (F-waarde)
Diafragma verder openen
(F-waarde wordt lager)
Diafragma sluiten
(F-waarde is verhoogd)
Diafragmawaarde
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld. Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte toe. Gebruik deze modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt toevoegen. Voordat u de foto gaat maken, kunt u met de preview-functie controleren hoe scherp of onscherp de achtergrond in beeld komt.
Directe knop
Stel de diafragmawaarde in met de hoofd- of hulpdraaiknop.
Zoeker
Bedieningspaneel
MODE
+ j[A]
g
“Preview-functie“ (Blz. 45)
3
Belichting
TIPS
De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren:
j
Zie “Preview-functie“ (gBlz. 45).
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j
De belichtingsregeling kunt u instellen in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV.
g
“EV STEP“ (Blz. 103)
De sluitertijd knippert:
j
De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie belichting“ (
g
Blz. 137).
41
NL
Page 42
Sluitertijdvoorkeuze
Een korte sluitertijd kan een snelle actie “bevriezen“ zonder bewegingsonsche rpte.
Door een langere sluitertijd wordt een opgenomen snelle actie onscherp. Deze onscherpte roept het gevoel van een dynamische beweging op.
Langere sluitertijd
Kortere sluitertijd
Sluitertijd
De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt waarmee u een effect van snelheid of beweging kunt creëren.
Directe knop
3
Belichting
Stel de sluitertijd in met de hoofd- of hulpdraaiknop.
Zoeker
Bedieningspaneel
TIPS
De foto is onscherp:
j
Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j
De belichtingsregeling kunt u instellen in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV.
g
“EV STEP“ (Blz. 103)
De diafragmawaarde knippert:
j
De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie belichting“ (
42
NL
g
Blz. 137).
MODE
+ j[S]
Page 43
Handmatig fotograferen (Manual)
Onderbelichting
Optimale belichting
Overbelichting
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het afwijkt van de juiste belichting door de belichtingsmeter te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de vrije hand, zowel qua instellingen als qua belichting.
Directe knop
De diafragmawaarde instellen: Verdraai de hoofddraaiknop.
MODE
+ j[M]
De sluitertijd instellen: Verdraai de hulpdraaiknop.
Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype.
De sluitertijd kunt u instellen tussen 1/8000 en 60 seconden.
In de stand M verschijnt de belichtingsaanduiding die het verschil aangeeft (binnen een bereik van –3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens uw handmatige instelling (diafragma en sluitertijd), en de optimale belichting zoals de camera die heeft berekend. Als de belichtingsafwijking groter is dan +3 of –3 EV, begint de hele belichtingsaanduiding te knipperen.
Ruis in foto's
Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet aan licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur in het beeldopneemelement of in de elektronica van het beeldopneemelement doen stijgen. Dit kan ook gebeuren als u met een hoge ISO-waarde fotografeert bij extreem hoge omgevingstemperaturen. Om deze ruis te reduceren, activeert de camera de ruisonderdrukking.
g
“Ruisonderdrukking“ (Blz. 74)
TIPS
De foto is onscherp:
j
Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange sluitertijd.
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j
De belichtingsregeling kunt u instellen in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV.
g
“EV STEP“ (Blz. 103)
U kunt de functies van de hoofd- en hulpdraaiknop verwisselen:
j
U kunt overschakelen tussen de functies die zijn ingesteld met de hoofd- en hulpdraaiknop.
g
“DIAL“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen
Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M (handmatig).
3
Belichting
43
NL
Page 44
Tijdopnamen
Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. U kunt ook tijdopnamen maken met een apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1) of afstandsbedieningskabel (RM-CB1).
Directe knop
“BuLb“ verschijnt in de zoeker en op het bedieningspaneel.
TIPS
Om een tijdopname automatisch te stoppen na een bepaalde tijdsperiode:
j
U kunt voor tijdopnamen een maximumtijd instellen. g“BULB TIMER“ (Blz. 103)
Om tijdens fotograferen met handmatig scherpstellen de scherpstelling te vergrendelen:
j
U kunt de scherpstelling vergrendelen zodat deze zelfs niet wijzigt als u de scherpstelring verdraait.
g
3
Belichting
“BULB FOCUSING“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen
De volgende functies zijn niet beschikbaar in de stand A.
Beeldstabilisator / repeterende opnamen / zelfontspanner / AE-bracketing / flits-bracketing
MODE
g
“Tijdopnamen met de afstandsbediening“ (Blz. 63)
+ j[B]
Fotograferen met My Mode
U kunt fotograferen met de camerainstellingen die u bij Daar kunt u twee verschillende combinaties van camerainstellingen vastleggen onder
[MY MODE1]
Directe knop
Instelscherm
en
[MY MODE2]. g
“MY MODE SETUP“ (Blz. 100)
MODE
+ j[s] / [T]
[MY MODE SETUP]
hebt vastgelegd.
44
Als P is vastgelegd onder
NL
s
Als S is vastgelegd onder
T
Page 45
Groothoek- en macro-onderwateropnamen
Preview-knop
De camera is optimaal ingesteld voor onderwateropnamen. I (groothoek-onderwater) is bedoeld voor het fotograferen van landschappen onder water, en close-up-opnamen onder water. Om onder water groothoek- of macro-opnemen te kunnen maken, zet u
[I / H]. g“;
op
Directe knop
Instelscherm
FUNCTION“ (Blz. 99)
MODE
+ j[I] / [H]
H
(macro-onderwater) voor
[;
FUNCTION]
In de stand
x
Opmerkingen
Voor onderwateropnamen moet u gebruikmaken van een in de handel verkrijgbare onderwaterbehuizing.
De volgende functies zijn niet beschikbaar in de stand L.
[CUSTOM RESET] / [PICTURE MODE] / [MY MODE SETUP]
I
In de stand
H
Preview-functie
De zoeker geeft het scherpstelgebied weer (scherptediepte) met de geselecteerde diafragmawaarde.
Druk op de preview-knop om de preview-functie te gebruiken.
De preview-functie kunt u ook activeren met knop < (standaardinstelling af fabriek).
Als [;
FUNCTION]
u drukt op voor een preview van de foto op de monitor.
g“;
FUNCTION“ (Blz. 99)
is vastgelegd onder
<
, schakelt de camera automatisch over op Live view
[LIVE PREVIEW]
en
3
Belichting
45
NL
Page 46
Lichtmeetmethode wijzigen
i
-knop
G-knop
k
MENU
-knop
j
: Lichtmeetgebied
De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf manieren meten: Digitale ESP-meting, lichtmeting met nadruk op het centrum en drie soorten spotmeting. Selecteer de methode die het meest geschikt is voor de lichtomstandigheden.
Directe knop
Superbedieningspaneel
Menu
G
+
ip
MENU
k
: [METERING]
[X]
[METERING]
Instelscherm
3
Belichting
Zoeker
Bedieningspaneel
G
Digitale ESP-meting
De camera meet de lichtniveaus en berekent de lichtniveauverschillen op 49 verschillende plaatsen van het beeld. Deze methode wordt aanbevolen voor normaal fotograferen. Als u de AF-gesynchroniseerde functie op waarop u scherpstelt.
H
Lichtmeting met nadruk op het centrum
Deze meetmethode berekent het gemiddelde van de lichtniveaus van het onderwerp en de achtergrond, maar het centrum van het beeld telt hier zwaarder mee. Kies deze methode als u wilt voorkomen dat het lichtniveau van de achtergrond de belichting van het onderwerp te sterk beïnvloedt.
I
Spotmeting
De camera meet het lichtniveau binnen een heel klein gebied dat in de zoeker wordt aangegeven door het spotmetingskader. Gebruik deze methode bij opnamen met fel tegenlicht.
IJ
Spotmeting – bij veel lichte partijen
Als de achtergrond over het algemeen erg licht is, zullen bij een normale automatische belichting de witte partijen grijs worden. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje overbelichten zodat de witte partijen wit blijven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
IK
Is achtergrond over het algemeen erg donker, dan worden de zwarte partijen bij een normale automatische belichting grijs. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje onderbelichten zodat de zwarte partijen ook zwart worden weergegeven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
Spotmeting – bij veel schaduwpartijen
[ESP+AF]
G
: Digitale ESP-meting
H
: Lichtmeting met nadruk op het centrum
I
: Spotmeting
IJ
: Spotmeting – bij veel lichte partijen
IK
: Spotmeting – bij veel schaduwpartijen
zet, wordt het licht gemeten rondom het autofocusveld
46
NL
Page 47
Belichtingscorrectie
–2.0 EV
±0 +2.0 EV
Instellen in de richting –
Instellen in de richting +
F
-knop
1/3 EV
1/2 EV
Bij stappen van 1/3 EV Bij stappen van 1/2 EV
Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend, handmatig bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de foto dan ze in feite zijn. Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie richting +) gaan deze tinten eruitzien zoals ze in werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van donkere onderwerpen corrigeren, maar nu in de richting –. U kunt de belichting stapsgewijs corrigeren binnen een bereik van –5.0 EV tot +5.0 EV.
Directe knop
De belichtingscorrectie-indicatie verschijnt. Bij een belichtingscorrectie met de waarde 0 verschijnt de belichtingscorrectie-indicatie niet.
Als de waarde van de belichtingscorrectie groter is dan het bereik van de belichtingscorrectie­indicatie, gaat de indicatie kipperen in de zoeker en op het bedieningspaneel. Op het superbedieningspaneel verschijnt links en rechts van de indicatie een rode
TIPS
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j
Het interval van de EV-stap kan gekozen worden uit 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV.
g
“EV STEP“ (Blz. 103)
De belichting alleen met behulp van de draaiknoppen instellen:
j
Bij het instellen van de belichtingscorrectiewaarde hoeft u de F-knop niet in te drukken.
g
“DIAL“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen
Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de standen M en A.
F
+ j /
k
vw
.
3
Belichting
47
NL
Page 48
AE-lock
AEL
/
AFL
-knop
Zoeker
AE-lock
bijv.) Als BKT op
[3F 1.0EV]
gezet is
–1.0 EV +1.0 EV±0
De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met knop AE-lock als u een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze situatie. Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling (AF – autofocus) als de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt ook alleen de belichting vasthouden door knop
Als u op knop meetwaarde wordt aangegeven, zal deze belichting worden vastgehouden. Deze belichting wordt vastgehouden zolang u knop Druk nu de ontspanknop in.
Zodra u knop vastgehouden.
3
TIPS
De belichting vasthouden:
j
U kunt het resultaat van de lichtmeting ook vasthouden zónder
Belichting
dat deze wordt geannuleerd als u knop
g
Als u het het moeilijk vindt om knop ontspanknop tegelijkertijd in te drukken:
j
U kunt dan de functies van de knoppen omwisselen.
AE-lock activeren met een ingestelde lichtmeetmethode:
j
U kunt de gewenste lichtmeetmethode instellen aan de hand waarvan u de belichting wilt vasthouden met AE-lock.
AEL
/
AFL
AEL
/
AFL
“AEL / AFL MEMO“ (Blz. 99)
g“A
AEL
/
AFL
in te drukken.
drukt zodra de gewenste
AEL
/
AFL
ingedrukt houdt.
loslaat, wordt de belichting niet langer
AEL
/
AFL
loslaat.
AEL
/
AFL
en de
AEL
/
AFL
“ (Blz. 100)
g
“AEL-lichtmeting“ (Blz. 103)
en <
AEL
/
AFL
(AE-lock). Gebruik
AE bracketing (belichting variëren)
De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een beetje anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen (bijv. bij tegenlicht of in het halfduister), kunt u uit de serie foto's met verschillende belichtingsinstellingen (belichtings- en correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste bevalt. De foto's worden in deze volgorde gemaakt: Foto met optimale belichting, foto met belichtingscorrectie in de richting –, foto met belichtingscorrectie in de richting +.
48
NL
Page 49
Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0
Aantal beelden
EV-stap
Bracketing
Aantal beelden
EV-stap
Correctiebereik
Tijdens het fotograferen verschijnt de belichtingswaarde voor de volgende opname.
De belichtingscorrectiewaarde verandert zodra u de EV-stap wijzigt. g“EV STEP“ (Blz. 103)
Aantal beelden: 3 of 5
Directe knop
Menu
MODE
MENU
+ AFj
[X]
[AE BKT]
/
k
Instelscherm
Zoeker Bedieningspaneel
Begin met fotograferen.
Bij enkelbeeldopnamen wijzigt de belichting telkens als u de ontspanknop indrukt.
Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto’s is genomen.
Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met auto bracketing. Zodra bracketing stopt, knippert
0
groen oplichten.
in de zoeker en op het bedieningspaneel, en op het superbedieningspaneel zal 0
Hoe corrigeert AE bracketing de belichting bij elk programma
Afhankelijk van het gekozen programma wordt de belichting als volgt gecorrigeerd:
P
: Diafragmawaarde en sluitertijd
A
: Sluitertijd
Stand
S
: Diafragmawaarde
Stand Stand
M
: Sluitertijd
TIPS
AE bracketing toepassen op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd:
j
Corrigeer de belichtingswaarde en gebruik daarna de functie AE bracketing. AE bracketing is nu toegepast op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd.
3
Belichting
49
NL
Page 50
ISO-waarde instellen
i
-knop
MENU
-knop
j
ISO
-knop
k
Bij de instelling [AUTO] verschijnt de
standaardwaarde.
...
...
...
Hoe hoger de ISO-waarde, hoe hoger de lichtgevoeligheid van de camera en hoe minder licht u nodig hebt om te kunnen fotograferen. Bij hoge ISO-waarden gaat uw foto’s er echter korrelig uitzien.
Directe knop
Superbedieningspaneel
Menu
[AUTO]
3
Belichting
[100 – 3200]
: De gevoeligheid wordt automatisch ingesteld
aan de hand van de lichtomstandigheden. Bij
[ISO-AUTO SET]
standaardwaarde (die normaliter wordt gebruikt voor het vaststellen van de optimale belichting) als de maximale ISO-waarde (de bovengrens van de automatische ISO-instelling) vastleggen.
g
“ISO-AUTO SET (ISO-AUTO instellen)“ (Blz. 103)
: Vast ingestelde ISO-waarde.
g
“ISO STEP“ (Blz. 103)
ISO
+ j /
k
ip
: [ISO]
MENU
[W]
kunt u de zowel de
[ISO]
[ISO STEP]
kunt u instellen op
Instelscherm
Zoeker Bedieningspaneel
AUTO :
100 :
3200 :
In de zoeker worden de waarden 125 en 1250 aangegeven als 120 en 1200.
TIPS
In de stand M de ISO-waarde automatisch laten instellen:
j
Normaliter werkt de stand AUTO alleen in de fotografeerstanden P / A / S maar u kunt deze stand ook activeren voor andere fotografeerstanden.
g
“ISO-AUTO“ (Blz. 103)
[1/3 EV]
of
[1 EV]
.
50
NL
Page 51
Indicatie na het instellen
Zoeker Bedieningspaneel
In de stand AUTO verschijnen de ISO-A- en de ISO-waarden die door de camera zijn vastgesteld. Bij alle andere instellingen verschijnt ISO en de ingestelde waarde. Bij een ingestelde ISO-waarde van 2000 of hoger knippert de ISO-indicatie.
Bij een andere instelling dan AUTO verschijnt ISO. Bij een ingestelde ISO-waarde van 2000 of hoger knippert de ISO-indicatie.
ISO-bracketing
De camera neemt, met een vaste sluitertijd en vast diafragma, meerdere foto's met telkens een andere ISO-waarde. In totaal worden er 3 opnamen gemaakt met verschillende ISO-waarden: één opname met de optimale belichting volgens de stand ISO-correctie in de richting –, en één opname met ISO-correctie in de richting +.
Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0
De belichtingscorrectie wordt ingesteld in stappen van 1/3 EV, ongeacht welke ISO-stap op de camera is ingesteld.
Aantal beelden: 3
Menu
x
Opmerkingen
Bij bracketing wordt geen rekening gehouden met de bij bovengrens van de ISO-waarde.
MENU
[X]
[ISO BKT]
[AUTO]
), één opname met
[ISO-AUTO SET]
. Ingestelde
3
Belichting
51
NL
Page 52
Scherpstellen en opnamefuncties
i
-knop
AF
-knop
MENU
-knop
j
4
Autofocusstand selecteren
Deze camera beschikt over drie autofocusstanden: S-AF, C-AF, en MF. U kunt foto’s maken door de S-AF- of C-AF-functie met de MF-functie te combineren.
Directe knop
AF
+
j
Superbedieningspaneel
Menu
Instelscherm
4
Scherpstellen en opnamefuncties
S-AF : C-AF : MF : S-AF+MF : C-AF+MF :
ip
: [AF MODE]
MENU
[X]
[AF MODE]
Zoeker Bedieningspaneel
52
NL
Page 53
S-AF (één keer scherpstellen)
AF-teken
Zoeker
Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera één keer scherp. Als het scherpstellen mislukt, laat u de ontspanknop los en drukt u deze nogmaals half in. Deze methode is geschikt voor het fotograferen van niet of nauwelijks bewegende onderwerpen.
Druk de ontspanknop half in.
Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het AF-teken met knipperen.
U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen.
TIPS
Bij weinig licht kan de camera in een AF-stand soms moeilijk automatisch scherpstellen:
j
De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF (autofocus) vergemakkelijkt dit het scherpstellen bij het fotograferen bij weinig licht.
Indien gewenst kunt u snel overschakelen van AF (autofocus) naar MF (handmatig scherpstellen):
j
Leg
[MF]
vast onder de knop < zodat u met knop < snel kunt overschakelen naar de stand MF.
g“;
U wilt toch een foto maken, ook al heeft de camera niet scherpgesteld op het onderwerp:
j
U wilt dat in de zoeker het AF-teken niet meer oplicht zodra de camera heeft scherpgesteld:
j
FUNCTION“ (Blz. 99)
Zie “RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C“ (gBlz. 101).
Het AF-teken in de zoeker licht rood op zodra de camera heeft scherpgesteld. U kunt de camera zo instellen dat het AF-teken niet meer oplicht.
g
“AF ILLUMINAT.“ (Blz. 96)
g
“AF AREA POINTER“ (Blz. 96)
C-AF (continu scherpstellen)
De camera herhaalt het scherpstellen terwijl de ontspanknop half ingedrukt blijft. Als het onderwerp zich verplaatst, blijft de camera de scherpstelling continu aanpassen (Predictive AF). Ook al beweegt het onderwerp of verandert u de compositie van de foto, de camera blijft bezig met scherpstellen.
Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden.
Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt het AF-teken met knipperen.
Het AF-teken licht niet meer op, ook al is de scherpstelling in orde.
De camera blijft continu bezig met scherpstellen. Ook al beweegt het onderwerp, en zelfs als u de compositie van de foto wijzigt: de camera blijft steeds bezig met scherpstellen.
U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen. U hoort deze pieptoon niet meer na de derde keer scherpstellen in de stand continu AF, ook al is er goed scherpgesteld.
TIPS
De camera stelt scherp op iets dat vóór het onderwerp voorbijkomt:
j
U kunt de camera zo instellen dat de scherpstelling niet verandert, ook al verandert de afstand tot het onderwerp.
g
“C-AF LOCK“ (Blz. 96)
4
Scherpstellen en opnamefuncties
53
NL
Page 54
MF (handmatig scherpstellen)
)
Dichtbij
Scherpstelring
Hierbij kunt u met de hand scherpstellen op een onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt.
Stel scherp met de scherpstelring.
TIPS
De draairichting van de scherpstelring wijzigen:
j
U kunt de draairichting van de scherpstelring naar eigen voorkeur instellen: rechtsom of juist linksom naar de stand oneindig.
g
Bevestiging of daadwerkelijk is scherpgesteld op het onderwerp (scherpstelhulp):
j
Als u de lens handmatig scherpstelt op een onderwerp (door de scherpstelring te verdraaien), stopt het AF-teken met knipperen zodra uw scherpstelling overeenkomt met de autofocusmeting van de camera. Als
[AF AREA]
autofocusveld is scherpgesteld op het onderwerp.
“FOCUS RING“ (Blz. 96)
B
, licht het AF-teken zodra in het middelste
is ingesteld met
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+ MF)
4
Met deze functie kunt u, zodra de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF, de
Scherpstellen en opnamefuncties
scherpstelling handmatig bijregelen met de scherpstelring. Als de ontspanknop niet ingedrukt is, kan MF worden gebruikt.
U kunt fijn scherpstellen met de scherpstelring als u de ontspanknop half ingedrukt hebt en AF bevestigd is. U kunt ook fijn scherpstellen met de scherpstelring als de ontspanknop niet half ingedrukt is.
x
Opmerkingen
Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
De methoden C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+ MF)
Stel scherp met de scherpstelring en druk de ontspanknop half in om de C-AF-methode te activeren.
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, kunt u niet handmatig scherpstellen (MF).
Als u de ontspanknop niet indrukt, kunt u handmatig scherpstellen (MF).
TIPS
Een andere manier om handmatig scherp te stellen in de stand C-AF:
j
U kunt knop
x
Opmerkingen
AEL
/
AFL
instellen om C-AF te activeren. g“AEL / AFL“ (Blz. 98)
Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
54
NL
Page 55
Autofocusveld selecteren
Geselecteerd
autofocuspunt
Bij automatisch scherpstellen kan de camera gebruik maken van 11 autofocuspunten. Selecteer het meest geschikte autofocuspunt voor het onderwerp en de compositie. U kunt kiezen uit twee autofocusmethoden: De stand Alle autofocuspunten waarbij autofocus alle 11 autofocuspunten gebruikt, en de stand Één autofocuspunt waarbij autofocus scherpstelt op het gebiedje rondom het geselecteerde autofocuspunt.
B
Alle autofocuspunten
Bij het automatisch scherpstellen op het onderwerp houdt de camera het gemiddelde aan van de 11 autofocuspunten. Dit is een geschikte methode bij het fotograferen van bewegende onderwerpen of als u het scherpstellen aan de camera wilt overlaten.
M
Één autofocuspunt
o
Één klein autofocuspunt)
(
De camera stelt scherp op het ene geselecteerde autofocuspunt. Dit is handig als u na het bepalen van de compositie nauwkeurig wilt scherpstellen op het onderwerp.
M
kunt u scherpstellen op een gebied dat wat groter is dan
Met één autofocuspunt, maar u kunt dit bereik alleen instellen binnen het autofocuspunt. Als u
[AF SENSITIVITY]
g
“AF SENSITIVITY“ (Blz. 96)
N
Één dynamisch autofocuspunt
Als de camera niet kan scherpstellen op het geselecteerde autofocuspunt, zal de camera scherpstellen op een naburige autofocuspunt.
[SMALL]
, verandert de indicatie in o.
hebt geselecteerd voor
4
Scherpstellen en opnamefuncties
55
NL
Page 56
Directe knop
i
-knop
MENU
-knop
P
-knop
k
Zodra u de knop loslaat, zal het op dat moment geselecteerde autofocusveld oplichten. Als u kunt u het autofocuspunt selecteren dat u in dat geval wilt gebruiken. Hoe u dat doet, leest u bij stap 2 in de volgende paragraaf “Autofocuspunt selecteren“ (
Superbedieningspaneel
Als u M of N hebt ingesteld, kunt u het autofocuspunt selecteren met de draaiknop.
Menu
Als u M of N hebt ingesteld, kunt u het autofocuspunt selecteren met p.
Autofocuspunt selecteren
Selecteer het autofocuspunt dat u in de stand Één autofocuspunt wilt gebruiken.
4
1
Druk op knop P en laat deze weer los om een autofocuspunt te kunnen
selecteren.
Scherpstellen en opnamefuncties
2
Met de hoofd- of hulpdraaiknop of met de
pendelknop selecteert u het gewenste
autofocuspunt.
De hoofddraaiknop werkt zoals de pendelknoppen ac, en de hulpdraaiknop werkt zoals de pendelknoppen
Voor het selecteren van het autofocuspunt kunt u de werking van de draaiknoppen en de pendelknop wijzigen.
g“P
SET UP“ (Blz. 97) Druk op knop i om het autofocuspunt terug te zetten in het midden.
P
+
k
M
of N hebt ingesteld,
g
Blz. 56).
ip
: [AF AREA]P
+
k
MENU
[X]
[AF AREA]
bd
.
56
NL
Page 57
Een bepaald autofocuspunt vastleggen
Geeft aan dat autofocuspunt
wordt vastgelegd.
Een vaakgebruikte stand voor het autofocusveld en de positie van het autofocuspunt kunt u vastleggen. Deze vastgelegde instelling (de “uitgangspositie“) kunt u dan snel selecteren en gebruiken.
Vastleggen
1
In het scherm bij stap 2 van “Autofocuspunt selecteren“ ( op de knoppen
De uitgangspositie wordt vastgelegd zodra de knoppen worden ingedrukt.
De uitgangspositie kan niet worden vastgelegd vanuit een menu.
g
Blz. 56) drukt u tegelijkertijd
<
en F.
AF AREA
SELECT
HP
Fotograferen
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u de functie [P HOME]
<. g“;
1
x
FUNCTION“ (Blz. 99)
Druk op de <-knop.
De vastgelegde uitgangspositie wordt geselecteerd. Druk nogmaals op deze knop als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke stand voor het autofocusveld.
Opmerkingen
Bij het vastleggen van de uitgangspositie wordt de autofocustolerantie niet opgeslagen.
eerst toewijzen aan knop
4
Scherpstellen en opnamefuncties
57
NL
Page 58
Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt (scherpstelgeheugen)
Indicatie-LED Dataverkeer
Ontspanknop
AF-teken
Voorbeeld) De camera stelt scherp op het
middelste autofocuspunt.
Autofocusveld
De autofocus van de camera kan eventueel niet scherpstellen op het onderwerp als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. Als dit gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen (focus lock) gebruiken. Gebruik dit als bij de compositie het onderwerp buiten de 11 autofocuspunten valt, of bij een onderwerp waarop moeilijk kan worden scherpgesteld.
1
Richt het autofocusveld op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen en druk de ontspanknop half in tot het AF-teken verschijnt.
De ingestelde scherpstelling wordt vastgehouden. Het AF-teken en en het autofocusveld verschijnen in de zoeker.
Als het AF-teken nog steeds knippert, drukt u de ontspanknop opnieuw half in.
Zodra u de ontspanknop half indrukt, verdwijnt het superbedieningspaneel.
4
Scherpstellen en opnamefuncties
2
Beweeg naar de gewenste samenstelling met half ingedrukte ontspanknop en druk de knop dan helemaal in.
De indicatie-LED Dataverkeer knippert terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen.
58
NL
Page 59
Als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn omgeving
Het aantal repeterende opnamen dat kan worden gemaakt
k
<
/ Y / j-knop
Als het contrast van het onderwerp gering is, als bijvoorbeeld de belichting niet voldoende is of het onderwerp door mist niet goed zichtbaar is, kan er niet scherp gesteld worden. Stel scherp (scherpstelgeheugen) op een onderwerp met een hoog contrast dat even ver van de camera verwijderd is als het onderwerp dat u wilt fotograferen, kies daarna de gewenste uitsnede en maak de opname.
Repeterende opnamen
Enkelbeeldopnamen
Repeterende opnamen H
Repeterende opnamen L
Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot u de knop loslaat.
De scherpstelling, de belichting en witbalans van de eerste opname (tijdens S-AF, MF) worden vastgehouden.
x
Opmerkingen
Als tijdens repeterende opnamen de batterijspanningsindicator begint te knipperen, stopt de camera met fotograferen en begint de gemaakte foto’s op te slaan op het geheugenkaartje. Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto’s opslaan.
Instelmethode
Directe knop
o
Telkens als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera één foto (in de stand Fotograferen).
l
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera 5 opnamen per seconde (in de stand JPEG).
O
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera het ingestelde aantal opnamen per seconde (
g“O
<
/ Y / j +
fps“ [Blz. 101]).
k
4
Scherpstellen en opnamefuncties
Superbedieningspaneel
ip
: [< / Y / j]
59
NL
Page 60
Instelscherm
Enkelbeeldopnamen
Zelfontspanner-LED
Zoeker Bedieningspaneel
Repeterende opnamen H : Repeterende opnamen L : Zelfontspanner 12 sec. : Zelfontspanner 2 sec. : Afstandsbediening : Afstandsbediening 2 sec. :
Anti-shock-indicatie: Als anti-shock (trillingen voorkomen) is geactiveerd, knippert de weergave in de zoeker en op het bedieningspaneel en verschijnt op het superbedieningspaneel het symbool
D
4
Scherpstellen en opnamefuncties
Fotograferen met de zelfontspanner
Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera zo instellen dat de foto na 12 seconden of na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen met de zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten. Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (
Druk de ontspanknop helemaal in.
De foto is gemaakt.
Als Y12s.
is geselecteerd: De zelfontspanner-LED brandt eerst ongeveer 10 seconden continu, begint dan ongeveer 2 seconden lang te knipperen, en daarna wordt de foto gemaakt.
Als Y2s
is geselecteerd: De zelfontspanner-LED knippert ongeveer 2 seconden, daarna wordt de foto gemaakt.
Om de ingeschakelde zelfontspanner voortijdig te stoppen, drukt u op de
x
<
/ Y / j-knop.
Opmerkingen
Druk de ontspanknop niet in terwijl u recht voor de camera staat omdat de camera dan bij een half-ingedrukte ontspanknop gaat scherpstellen op het verkeerde onderwerp.
g
Blz. 59).
.
60
NL
Page 61
Oculairsluiter
Oculairsluithendel
Afstandsbedieningslampje
Ontvanger van
afstandsbedieningssignalen
Als u fotografeert zonder door de zoeker te kijken, dek dan het oculair af zodat er geen licht in de zoeker valt wat de belichting zou kunnen beïnvloeden. Sluit het oculair door de hendel naar boven te zetten.
Fotograferen met de afstandsbediening
Met behulp van de optionele afstandsbediening RM-1 kunt u een zelfportret of een opname bij nachtlicht maken zonder dat u de camera hoeft aan te raken. U kunt de camera zo instellen dat, na het indrukken van de ontspanknop op de afstandsbediening, de foto onmiddellijk of na 2 seconden wordt gemaakt. Met de optionele afstandsbediening kunt u ook tijdopnamen maken. Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (
Zet de camera stevig op een statief, richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera en druk op de ontspanknop van de afstandsbediening.
Als <0s
is geselecteerd: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, het afstandsbedieningslampje knippert en de foto wordt gemaakt.
Als <2s
is geselecteerd: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, de afstandsbedienings-LED knippert en na ongeveer 2 seconden wordt de foto gemaakt.
g
Blz. 59).
4
Scherpstellen en opnamefuncties
61
NL
Page 62
Effectief bereik van de afstandsbediening
Afstands-
bediening
Ontvanger van afstandsbedieningssignalen
Ca. 5 m (binnenshuis)
Ca. 3 m (buitenshuis)
C
a
.
3
m
(
b
i
n
n
e
n
s
h
u
i
s
)
C
a
.
2
m
(
b
u
i
t
e
n
s
h
u
i
s
)
C
a
.
3
m
(
b
i
n
n
e
n
s
h
u
i
s
)
C
a
.
2
m
(
b
u
i
t
e
n
s
h
u
i
s
)
Richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera binnen het bereik dat hieronder staat aangegeven. Als sterk licht zoals direct zonlicht op de ontvanger van de afstandsbediening schijnt of als TL-licht of apparaten, die elektrische golven of radiogolven uitstralen, in de buurt zijn, kan dit het effectieve bereik verkleinen.
4
TIPS
Het afstandsbedieningslampje knippert niet als u op de ontspanknop van de
Scherpstellen en opnamefuncties
afstandsbediening drukt:
j
Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de ontvanger op de camera wordt blootgesteld aan fel licht. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening.
j
Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de afstand tot de camera te groot is. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening.
j
Het signaal wordt gestoord. Wijzig het zendkanaal zoals aangegeven in de handleiding van de afstandsbediening.
Het fotograferen via de afstandsbediening uitschakelen:
j
Na het fotograferen via de afstandsbediening wordt deze functie niet automatisch uitgeschakeld. Druk op knop
Gebruik van de ontspanknop op de camera tijdens het fotograferen via de afstandsbediening:
j
De ontspanknop op de camera werkt altijd, ook in de stand “Fotograferen via de afstandsbediening“.
x
Opmerkingen
Er wordt geen foto gemaakt als de camera niet heeft kunnen scherpstellen op het onderwerp.
Bij fel licht is het afstandsbedieningslampje moeilijk te zien waardoor u moeilijk kunt bepalen of de foto wel gemaakt is.
Met de afstandsbediening kunt u niet in- of uitzoomen.
<
/ Y / j om de camera op [o] (enkelbeeldopnamen) te zetten, etc.
62
NL
Page 63
Tijdopnamen met de afstandsbediening
Druk bij de afstandsbediening op knop W
om de sluiter te openen.
Zodra de bij “BULB TIMER“
(gBlz. 103) ingestelde tijd is
verstreken, gaat de sluiter
automatisch dicht.
Druk op knop T om de sluiter te sluiten.
o
-knop
j
k
Zet de fotografeerstand op [A]. g“Tijdopnamen“ (Blz. 44)
Anti-shock – trillingen voorkomen
U kunt de interval instellen tussen het moment waarop de camera de spiegel omhoogklapt, en het moment waarop de sluiter opengaat. Hiermee voorkomt u dat de camera tijdens de opname trilt door het opklappen van de spiegel. Deze functie kan handig zijn bij astrofotografie en microscoopfotografie of andere fotografische situaties waarin een zeer lange sluitertijd wordt gebruikt en trilling van de camera tot een minimum moet worden beperkt.
1
MENU
[X]
[ANTI-SHOCK z]
2
Selecteer de tijd (tussen 1 en 30 seconden) die moet verstrijken tussen het omhoogklappen van de spiegel en het ontspannen van de sluiter en druk daarna
i
.
op
3
Anti-shock wordt apart toegevoegd aan de fotografeerfuncties (enkelbeeldopnamen, repeterende opnamen, en opnamen met de zelfontspanner en de afstandsbediening). Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“
g
Blz. 59).
(
Beeldstabilisator
U kunt het bewegen van de camera, dat snel optreedt als u in situaties met weinig licht fotografeert of tijdens het fotograferen met een sterke vergroting, verminderen.
OFF
Beeldstabilisator is uit.
I.S. 1
Beeldstabilisator is aan.
I.S. 2
Dit wordt gebruikt als u in horizontale richting beweegt om een wazige achtergrond te krijgen. De horizontale beeldstabilisator is uitgeschakeld en alleen de verticale beeldstabilisator is geactiveerd.
1
Druk op knop o, laat deze weer los, en kies daarna met de draaiknop de gewenste instelling.
4
Scherpstellen en opnamefuncties
63
NL
Page 64
Instelscherm
Groen: beeldstabilisator actief
Rood: beeldstabilisator fout
250
F5.6
IS
N
3 8
:
OFF
:
Zoeker
Bedieningspaneel
:
I.S. 1
I.S. 2
Het effect van beeldstabilisator controleren met Live view
U kunt de knop o ingedrukt houden tijdens het live bekijken om het effect van de beeldstabilisator op de monitor te zien. In die positie kunt u de ontspanknop helemaal indrukken om een foto te maken.
Als
4
[IMAGE STABILIZER]
het indrukken en ingedrukt houden van de knop beeldstabilisator (
Scherpstellen en opnamefuncties
Door het loslaten van de knop o of het ingedrukt houden van de knop beeldstabilisator uitgeschakeld.
x
o
gedurende enkele seconden wordt de
Opmerkingen
De beeldstabilisator kan geen grote bewegingen van de camera corrigeren of bewegingen van de camera die optreden als de sluitertijd op de langste tijd is ingesteld. In die gevallen raden wij het gebruik van een statief aan.
Bij het gebruik van een statief zet u
Als u een lens gebruikt met een beeldstabilisatiefunctie schakel dan de beeldstabilisatie van de lens of van de camera uit.
Bij het uitschakelen van de camera wordt de beeldstabilisator geactiveerd. De camera trilt dan voor deze functie, dit is geen storing.
Een rode H op de monitor geeft aan dat de beeldstabilisatorfunctie niet goed werkt. Als u zo een foto maakt, is de compositie eventueel uit. Neem contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus
[I.S. 1]
op
[OFF]
is gezet, activeert
).
o
de
[IMAGE STABILIZER]
op
[OFF]
.
250
F5.6
L
38
1
IS
N
64
NL
Page 65
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Beeld met een hoog aantal pixels
Beeld met een laag aantal pixels
Het aantal pixels wordt hoger
5
De beeldkwaliteit selecteren
U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwaliteit die het beste past bij het doel van de foto (printen, bewerken op een pc, bewerken voor een website, enz.).
Opnameformaten
JPEG
Voor JPEG-beelden selecteert u een combinatie van resolutie (Y, X, W) en compressiefactor (SF, F, N, B). Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes). Als u een beeld gaat vergroten, ziet u bij een laag aantal pixels eerder een mozaïekpatroon verschijnen. Bij een beeld met een groot aantal pixels neemt beeldbestand meer geheugenruimte in beslag waardoor u op het geheugenkaartje minder beelden kunt opslaan. Het beeldbestand wordt kleiner naarmate u een hogere compressie kiest. In dat geval is het beeld echter minder helder als u het gaat weergeven.
Beeld wordt helderder
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
SF
SF
SF
Compressiefactor
F
(Fijn)
1/4
Y
X
W
F
F
F
N
(Normaal)
1/8
Y
X
W
B
(Basis)
1/12
N
Y
B
N
X
B2560 x 1920
N
W
B
65
NL
Applicatie Aantal pixels
Y
(Large –
groot)
Afhankelijk van het gewenste printformaat
Voor kleine afdrukken en gebruik op websites.
X
(middel)
W
(Small –
klein)
Aantal pixels
3648 x 2736
3200 x 2400
1600 x 1200
1280 x 960
1024 x 768
640 x 480
SF
(SuperFijn)
1/2.7
Y
X
W
Page 66
RAW
arge
Normal
CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
WB
CANCEL SELECT
GO
F
N
N
N
RAW
Dit zijn onverwerkte gegevens waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet veranderd werden. Gebruik de OLYMPUS Master om ze als een beeld op de computer weer te geven. RAW-gegevens kunnen niet weergegeven worden op een andere camera of met normale software, en kunnen niet geselecteerd worden voor printreservering. U kunt met deze camera opnamen bewerken die met de beeldkwaliteit RAW zijn gemaakt.
g
“Foto’s bewerken“ (Blz. 91)
De beeldkwaliteit selecteren
JPEG
Voor JPEG-beelden kunt u 4 combinaties vastleggen van resoluties (Y, X, W) en compressiefactoren (SF, F, N, B). In totaal zijn er 12 verschillende combinaties mogelijk.
g“K
SET“ (Blz. 105)
U kunt kiezen tussen de resoluties
g
“PIXEL COUNT“ (Blz. 105)
RAW + JPEG
Telkens als u een foto maakt, wordt tegelijkertijd een JPEG- en een RAW-beeld opgeslagen.
RAW
Slaat het beeld op in het bestandtype RAW. Voorbeeld) De volgende 9 beeldkwaliteiten zijn beschikbaar als
5
RAW : RAW JPEG :
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
RAW+JPEG : RAW+
vastgelegd
Y
F / YN / XN / WN
Y
F / RAW+YN / RAW+XN / RAW+WN
X
en W en het aantal pixels selecteren.
Y
F / YN / XN / WN zijn
Superbedieningspaneel
Menu
TIPS
Snel de beeldkwaliteit instellen:
j
Als u
[RAWK]
<
ingedrukt houdt, met de draaiknop de beeldkwaliteit instellen. Telkens als u op “alleen JPEG“ en “JPEG + RAW“.
g“;
De bestandsgrootte bepalen en het aantal foto’s dat u per beeldkwaliteit kunt opslaan:
j
“Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto’s dat kan worden opgeslagen“ (
66
NL
vastlegt onder knop < kunt u, terwijl u knop
FUNCTION“ (Blz. 99)
ip
MENU
<
drukt, schakelt u om tussen
g
Blz. 141)
: [K]
[W][K
]
Page 67
Witbalans selecteren
De kleurweergave varieert altijd naargelang de lichtomstandigheden. Als u bijvoorbeeld daglicht en gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen, ziet u dat de kleur wit telkens een andere tint heeft. Een digitale camera kan met zijn digitale processor de kleur van het wit aanpassen zodat de keur er natuurlijker uitziet. Dit noemen we de witbalans. Met deze camera kunt u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen.
Witbalans automatisch instellen [AUTO]
De camera detecteert dan in de beelden automatisch de witte partijen en past aan de hand daarvan de kleurbalans aan. Gebruik deze stand bij normaal fotograferen.
Voorgeprogrammeerde witbalans [5] [2] [3] [1] [w] [x] [y] [n]
In deze camera zijn 8 verschillende kleurtemperaturen voorgeprogrammeerd die geschikt zijn voor een groot aantal verlichtingssituaties, zowel binnenshuis als buitenshuis, inclusief TL, gloeilampen en flitslicht. Gebruik bijv. een preset WB om meer rood te krijgen in een opname van een zonsondergang, of creëer hiermee een warm effect bij kunstlichtopnamen.
Custom-witbalans [CWB] (zelf-ingestelde witbalans)
U kunt de kleurtemperatuur instellen tussen 2000 en 14000 K (graden Kelvin). Voor meer informatie over de kleurtemperatuur, zie “Witbalans en kleurtemperatuur“ (
g
“Auto WB / preset / custom WB instellen“ (Blz. 68)
Witbalans met één knop [V1] [V2] [V3] [V4]
U kunt voor bepaalde lichtomstandigheden de optimale witbalans instellen door de camera op een wit object te richten, bijv. een wit stuk papier. De witbalans die zo wordt ingesteld, wordt opgeslagen als een van de preset WB-instellingen. Er zijn vier “witbalansinstellingen met één knop“ vastgelegd.
WB-stand Lichtomstandigheden
AUTO
5
5300 K
2
7500 K
3
6000 K
1
3000 K
w
4000 K
x
4500 K
y
6600 K
n
5500 K
V
1 – 4
CWB
g
“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 70)
Geschikt voor de meeste lichtomstandigheden (als in de zoeker een witte beeldpartij zichtbaar is) Gebruik deze stand bij normaal fotograferen
Voor buitenopnamen op een heldere dag, of voor meer rode tinten bij een een zonsondergang, of voor meer kleuren bij vuurwerk
Voor buitenopnamen in de schaduw op een heldere dag
Voor het fotograferen buiten op een bewolkte dag
Voor fotograferen bij gloeilamplicht
Voor fotograferen bij wit TL-licht
Voor fotograferen bij een neutrale witte TL-lamp
Voor fotograferen bij het licht van daglicht-TL-lampen
Voor flitsopnamen
De bij “one-touche WB“ ingestelde kleurtemperatuur.
g
“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 70)
De kleurtemperatuur die is ingesteld in het menu Custom witbalans. Dit kunt u instellen tussen 2000 en 14000 K. Als hier geen waarde is ingesteld, staat deze op 5400 K.
g
Blz. 140).
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
67
NL
Page 68
Auto WB / preset / custom WB instellen
i
-knop
MENU
-knop
WB
-knop
F
-knop
k
j
Kleurtemperatuur
WB-stand
Bij een eigen witbalansinstelling verschijnt de kleurtemperatuur.
Witbalanssensor
U kunt de witbalans instellen door de juiste kleurtemperatuur voor de heersende lichtomstandigheden te kiezen.
Directe knop
Superbedieningspaneel
U stelt uw eigen witbalans (CWB) in door dan met ingedrukte
F
Menu
WB
+ j /
ip
: [WB]
-knop de draaiknop te verdraaien.
MENU
[W]
Instelscherm
Zoeker
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Bedieningspaneel
TIPS
Als onderwerpen die niet wit zijn in het wit verschijnen:
j
In de stand Auto WB kan de juiste witbalans niet worden bepaald als er binnen het zoekerbeeld geen witte partijen voorkomen. Probeer het in dit geval met de instelling one-touche WB of met een van de preset-WB-instellingen.
Witbalanssensor
De camera is voorzien van een witbalanssensor die de kleurtemperatuur van het omgevingslicht vaststelt. De witbalanssensor meet en berekent het infrarode en zichtbare licht en bepaalt aan de hand daarvan de lichtbron: zonlicht, TL, schijnwerper of een andere verlichting. Let op dat u tijdens het fotograferen de sensor niet afdekt of overschaduwd.
k
[CWB]
te selecteren en
[WB]
:AWB
:
5
:
2
:
3
:
1
:
>
:
>
:
>
:
#
:
V
:
V
:
V
:
V
:
68
NL
Page 69
Witbalanscorrectie
AUTO
>
A
GO
G
G
5
A
+
2
WB PREVIEW
AEL AFL
Instelmenu directe knoppen
Bijregeling naar A: –3
Bijregeling naar G: –2
Hiermee kunt u de instelling van Auto WB en Preset WB bijregelen.
Directe knop
Voor de A-richting gebruikt u de hulpdraaiknop, en voor de G-richting de hoofddraaiknop.
Superbedieningspaneel
WB
+
Fk
j
: aanpassen in de G-richting
ip
: aanpassen in de A-richting /
: [>]
Menu
Selecteer de witbalans die u wilt bijregelen en druk op d.
MENU
[W]
[WB]
De witbalans bijregelen in de richting A (amber / blauw)
Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de beeldtint bij het bijregelen naar + oranje (amber), en naar – blauwer.
De witbalans bijregelen in de richting G (groen / magenta)
Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de beeldtint bij het bijregelen naar + groener, en naar – roder (magenta).
De witbalans kunt u in beide richtingen in 7 stappen bijregelen.
Instelscherm
Voorbeeld) De richtingen A en G zijn allebei bijgeregeld naar –
Zoeker Bedieningspaneel
TIPS
De aangepaste witbalans controleren:
j
Na het instellen van de correctiewaarde richt u de camera op het onderwerp om testopnamen te maken. Als u op knop witbalansinstellingen hebt gemaakt.
Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen:
j
Zie “ALL >“ (gBlz. 104).
AEL
/
AFL
drukt, verschijnen de testbeelden die u met de huidige
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
69
NL
Page 70
Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)
<
-knop
Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare preset WB’s. Om de witbalans te bepalen richt u de camera op een wit vel papier dat verlicht wordt door de gewenste lichtbron. De optimale witbalans voor deze lichtomstandigheden kunt u voor maximaal 4 instellingen opslaan in de camera. Dit is handig als u een onderwerp niet alleen bij natuurlijk licht fotografeert, maar ook bij andere lichtbronnen met verschillende kleurtemperaturen.
[; FUNCTION]
Zet
1
Richt de camera op een wit vel papier.
Houd het papier zó dat het de hele zoeker vult. Zorg dat er geen schaduwen zichtbaar zijn.
2
Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, drukt u de ontspanknop in.
Het scherm voor one-touch witbalans verschijnt.
3
Selecteer het nummer van de eenknops witbalans die u wilt vastleggen en druk op
De witbalans is nu vastgelegd.
De vastgelegde witbalans wordt in de camera opgeslagen als
een van de preset WB's. De vastgelegde witbalans blijft
bewaard als u de camera uitschakelt.
TIPS
Na het indrukken van de ontspanknop, verschijnt [WB NG RETRY]:
j
Het vastleggen van de witbalans is mislukt om een van de volgende redenen: het beeld bevatte te
5
weinig wit, het beeld is te licht of te donker, of de kleuren zien er onnatuurlijk uit. Wijzig het
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
diafragma en de sluitertijd en herhaal de procedure vanaf stap 1.
van tevoren op [V]. (gBlz. 99)
i
.
70
NL
Page 71
WB bracketing (witbalans variëren)
EV-stap in de richting G-M: 2 STEP
EV-stap in de richting A-B: 4 STEP
Zoeker
Bedieningspaneel
WB BKT
3F 4STEP
A-B
3F 4STEP
G-M
SELECT GO
Instelmenu directe knoppen
Bij één opname worden automatisch drie foto’s genomen met verschillende witbalansen (aangepast in de opgegeven kleurrichtingen). Eén foto heeft de opgegeven witbalans en de andere tonen hetzelfde beeld, maar aangepast in verschillende kleurrichtingen.
Directe knop
Voor de richting A-B gebruikt u de hulpdraaiknop, en voor de richting G-M de hoofddraaiknop.
Menu
Instelscherm
WB
+
MODE
k
j
: EV-stap in de richting G-M
MENU
[X]
: EV-stap in de richting A-B /
[WB BKT]
Kies tussen voor de EV-stap voor zowel de richting A-B (amber-blauw) als de richting G-M (groen-magenta).
Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden automatisch 3 foto’s gemaakt die aangepast worden in de opgegeven kleurrichtingen.
WB bracketing toepassen op de witbalans die u hebt ingesteld:
j
x
[OFF], [3F 2STEP], [3F 4STEP]
TIPS
Stel eerst met de hand de witbalans in en gebruik vervolgens WB bracketing. WB bracketing wordt toegepast op de witbalans die u hebt aangepast.
Opmerkingen
Bij WB bracketing kan de camera geen repeterende opnamen maken als op het
geheugenkaartje onvoldoende geheugen beschikbaar is om het geselecteerde aantal beelden
op te slaan.
, en
[3F 6STEP]
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
71
NL
Page 72
Beeldeffecten
CARD SETUP CUSTOM RESET
PICTURE MODE
GRADATION
WB
CANCEL SELECT
GO
PICTURE MODE
j
MUTED
i
NATURAL
Z
PORTRAIT
MONOTONE
h
VIVID
CONTRAST
SHARPNESS
SATURATION
i
NATURAL
CANCEL SELECT
GO
Lo Hi
Lo Hi
Lo
Hi
Lo
00
Hi
CONTRAST
CANCEL SELECT
GO
Hiermee kunt u beeldtonen selecteren om unieke effecten te creëren. Beeldparameters zoals contrast en scherpte kunt u in iedere stand een beetje bijregelen. De veranderbare parameters worden in elke stand beeldeffecten opgenomen.
[hVIVID] [iNATURAL] [jMUTED] [ZPORTRAIT] [MONOTONE] [CUSTOM]
: Voor levendige kleuren. : Voor natuurlijke kleuren. : Voor afgevlakte tinten. : Voor mooie huidtinten. : Voor zwart / wit-tinten. : Selecteer een beeldeffect, stel de parameters in en leg deze instelling
vast. Onder het menu apart instellen bij
[CUSTOM]
kunt u ook de gradatie vastleggen. Dit moet u in
[GRADATION]. g
“Gradatie“ (Blz. 73)
Superbedieningspaneel
Menu
ip
MENU
[W]
[PICTURE MODE]
De aanpasbare parameters zijn ingedeeld per beeldeffect. De afzonderlijke paramaters luiden als volgt:
[CONTRAST]
[SHARPNESS]
5
[SATURATION]
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
[B&W FILTER]
[PICT. TONE]
72
NL
: Het verschil tussen lichte en donkere
partijen. : De beeldscherpte : De kleurdiepte van het beeld : Voor zwart / wit-foto’s. De filterkleur
wordt lichter en de complementaire
[N: NEUTRAL]
[Ye: YELLOW]
[Or: ORANGE]
[R: RED]
[G: GREEN]
[N: NEUTRAL]
[S: SEPIA] [B: BLUE] [P: PURPLE] [G: GREEN]
kleur wordt donkerder.
: Hiermee creëert u een normale
zwart / wit-foto.
: Geeft mooi doortekende witte
wolken tegen een helderblauwe lucht.
: Accentueert de kleuren in blauwe luchten en zonsondergangen
lichtjes.
: Accentueert in sterke mate kleuren in blauwe luchten en de
helderheid van karmozijnrood gebladerte.
: Accentueert in sterke mate kleuren in rode lippen en groene
bladeren.
: Kleurt zwart / wit-beelden.
: Hiermee creëert u een normale
zwart / wit-foto. :Sepia : Blauw : Purper : Groen
: [PICTURE MODE]
Page 73
Gradatie
HIGH KEY
Geschikt voor onderwerpen met veel lichte tinten.
LOW KEY
Geschikt voor onderwerpen met veel schaduwtinten.
Naast de
[HIGH KEY] [LOW KEY] [AUTO]
[NORMAL]
[NORMAL]
gradatie-instelling, kunt u 3 andere gradatie-instellingen selecteren. : Gradatie bij een helder onderwerp. : Gradatie bij een donker onderwerp. : Deelt het beeld op in kleinere gebieden en bepaalt voor elke gebied
afzonderlijk de helderheid. Dit werkt goed bij beelden waarin gebieden met een hoog contrast voorkomen zodat de lichte partijen te helder, en de donkere partijen te donker zouden worden.
: Gebruik bij normale lichtomstandigheden de stand
[NORMAL]
.
Superbedieningspaneel
Menu
x
Opmerkingen
Contrastaanpassing werkt niet in de standen
ip
MENU
: [GRADATION]
[W]
[GRADATION]
[HIGH KEY], [LOW KEY]
en
[AUTO]
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
.
73
NL
Page 74
Ruisonderdrukking
ONOFF
Ruisonderdrukking
[ON]
Hiermee reduceert u de ruis die optreedt bij erg lange sluitertijden. Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. Als de sluitertijd lang is, wordt ruisonderdrukking geactiveerd en de camera onderdrukt automatisch ruis om helderdere beelden te produceren. Daarbij duurt het maken van een foto echter ongeveer twee keer langer dan normaal.
Menu
• Na de opname start het proces waarmee de beeldruis wordt onderdrukt.
• Tijdens het ruisonderdrukkingsproces knippert de indicatie-LED Dataverkeer. U kunt pas een volgende foto maken zodra de indicatie-LED Dataverkeer niet meer brandt.
5
[busy]
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
x
verschijnt in de zoeker terwijl het
ruisonderdrukkingsproces bezig is.
Opmerkingen
Tijdens repeterende opnamen wordt
Bij sommige lichtomstandigheden en onderwerpen werkt deze functie niet optimaal.
MENU
[W]
[NOISE REDUCT.]
[NOISE REDUCT.]
automatisch uitgeschakeld
Ruisfilter
U kunt het ruisonderdrukkingsniveau selecteren. In de meeste gevallen kunt u gebruiken.
Menu
[HIGH]
wordt aanbevolen tijdens fotograferen met hoge gevoeligheid.
MENU
[W]
[NOISE FILTER]
[OFF]
.
[STANDARD]
74
NL
Page 75
Gebruik van de flitser
De ogen van uw onderwerp zien er rood uit.
6
Flitserfunctie instellen
De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse factoren zoals een reeks flitsen en het flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, hangt af van het gekozen programma. De flitserfuncties zijn ook beschikbaar op apart verkrijgbare externe flitsers.
Autoflitsen AUTO
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch. Om een onderwerp bij tegenlicht te fotograferen, richt u het autofocusveld op het onderwerp.
Flitssynchronisatiesnelheid / ondergrens
U kunt de sluitertijd veranderen die wordt gebruikt bij het ontsteken van de ingebouwde flitser.
g“#
X-SYNC (flitssynchronisatie)“ (Blz. 103), “#SLOW LIMIT“ (Blz. 103)
Flitsen met onderdrukken van rode ogen ! /
In de stand “Flitsen met onderdrukken van rode ogen“ ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks inleidende flitsen. Hierdoor wennen de ogen van de persoon aan het heldere licht waardoor de kans op rode ogen wordt verkleind. In de
S
standen
x
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn)#SLOW
De trage synchronisatieflits is bedoeld voor lange sluitertijden. Normaliter kunt u bij het fotograferen met een flitser geen al te lange sluitertijden instellen om camerabewegingen te voorkomen. Maar als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert, wordt bij snellere sluitertijden de achtergrond te donker. Met trage synchronisatie kunt u zowel de achtergrond als het onderwerp goed belichten. Omdat u met een lange sluitertijd werkt, gebruikt u een statief om camerabewegingen te elimineren.
/ M / A zal de flitser altijd flitsen.
Opmerkingen
Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 seconde voordat de sluiter ontspant. Houd de camera stevig vast om te voorkomen dat de camera beweegt.
Deze functie sorteert minder effect als het onderwerp niet recht naar de inleidende flitsen kijkt of als de afstand tot het onderwerp te groot is. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperken.
H
6
Gebruik van de flitser
1e sluitergordijn
Normaliter ontsteekt de flitser direct nadat de sluiter volledig geopend is. Dit wordt het 1e sluitergordijn genoemd. Tijdens flitsopnamen wordt deze methode gewoonlijk toegepast.
75
NL
Page 76
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn)#SLOW2 / 2nd CURTAIN
0 sec.
2
sec.
2e sluitergordijn
1e sluitergordijn
2e sluitergordijn: flitser ontsteekt
1e sluitergordijn: flitser ontsteekt
Sluiter gaat dicht Sluiter helemaal open
2 seconden
Bij een “2e sluitergordijn-flits“ ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat. Door het flitsmoment te wijzigen, kunt u interessante effecten bereiken, bijvoorbeeld het suggereren van beweging door de achterlichten van een rijdende auto als strepen weer te geven. Hoe langer de sluitertijd, des te sterker zal het effect zijn. In de standen
Als de sluitertijd op 2 seconden is gezet
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) / flitsen met onderdrukken van rode ogen / !SLOW
Als u trage synchronisatie combineert met het gebruik van de flitser, kunt u deze functie ook gebruiken om rode ogen te onderdrukken. Als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert kunt met deze functie het verschijnsel “rode-ogen“ onderdrukken. Aangezien de tijd tussen de inleidende flitsen en het fotograferen zelf in de 2e sluitergordijnsynchronisatie lang is, is het moeilijk om rode ogen te onderdrukken. Daarom staat alleen de instelling van de 1e sluitergordijnsynchronisatie ter beschikking.
Invulflits
6
Gebruik van de flitser
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de licht­omstandigheden. Deze functie is vooral nuttig om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren) op het gelaat van personen, in situaties met tegenlicht, enzovoort weg te werken. Maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren welke veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
x
Flitser uit
De flitser ontsteekt niet. Zelfs in deze stand kunt u de flitser als AF-lichtbron gebruiken (mits de flitser omhoog staat).
g
#
Opmerkingen
Als de flits ontsteekt, is de sluitertijd ingesteld op 1/250 seconde of korter. Als u met de invulflitsen een onderwerp tegen een lichte achtergrond fotografeert, kan de achtergrond overbelicht zijn. In dit geval gebruikt u de optionele externe flitser FL-50R en fotografeert u in de stand Super FP.
“AF ILLUMINAT.“ (Blz. 96)
$
g
“Super FP-flitser“ (Blz. 81)
S
/ M / A zal de flitser altijd flitsen.
76
NL
Page 77
Handmatig flitsen (Manual)
Bereken met de onderstaande formule de F-waarde die u moet instellen
Diafragma (F-waarde) =
RG x ISO-waarde
Afstand tot het onderwerp in meters
#
-knop
j
Flitserfunctie
Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven. Bij handmatig flitsen is de F-waarde die u moet instellen afhankelijk van de afstand tot het onderwerp.
Hoeveelheid licht naar
verhouding
VOL (1/1) 13
1/4 6.5
1/16 3.3
1/64 1.6
RG: gidsnummer (equivalent met ISO 100)
ISO-waarde
ISO-waarde
ISO-waarde
100 200 400 800 1600 3200
1.01.42.02.84.05.6
Directe knop
Superbedieningspaneel
#
+
ip
j
: [FLASH MODE]
Instelscherm
Zoeker Bedieningspaneel
Meer informatie over het oproepen van instellingen vindt u onder “Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden“ (
g
Blz. 139).
6
Gebruik van de flitser
77
NL
Page 78
Fotograferen met de ingebouwde flitser
#UP-knop
Zoeker
Flitser stand-by-teken
1
Druk op knop flitser omhoog te laten springen.
2
Druk de ontspanknop half in.
Als # continu oplicht, is de flitser gebruiksklaar. Als dit teken knippert, is de flitser bezig met opladen. Wacht in dit geval tot het opladen is voltooid.
3
Druk de ontspanknop helemaal in.
TIPS
Een foto maken zonder te hoeven wachten tot de flitser is opgeladen:
j
Zie “RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C“ (gBlz. 101).
x
Opmerkingen
6
Afhankelijk van de afstand tot het onderwerp en de gebruikte lens kan bij flitsopnamen
Gebruik van de flitser
vignettering optreden (donkere hoeken).
g
#UP om de ingebouwde
“Vignettering bij flitsen met de ingebouwde flitser en een verwisselbare lens“ (Blz. 138)
78
NL
Page 79
Regelen van de flitssterkte
w
-knop
k
U kunt de flitssterkte instellen tussen +3 en –3. Bij sommige situaties krijgt u betere resultaten als u de flitssterkte aanpast, bijv. bij het fotograferen van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt u het contrast verbeteren (het onderscheid tussen lichte en donkere partijen) waardoor uw foto’s levendiger worden.
Directe knop
Superbedieningspaneel
Menu
Instelscherm
TIPS
De flitser alleen met behulp van de draaiknoppen instellen:
j
Wijs de flitssterkteregeling toe aan de hoofd- of hulpdraaiknop. g“DIAL“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen
Dit werkt niet bij handmatig flitsen.
Dit werkt niet als de externe flitser is ingesteld op MANUAL.
Als u de flitssterkte op de externe flitser hebt ingesteld, wordt dit gecombineerd met de flitssterkte-instelling van de camera.
Als u [w+F] hebt ingesteld op belichtingscorrectiewaarde.
Zoeker Bedieningspaneel
w
+
k
ip
MENU
[X][w
[ON]
g“w+F
: [w]
]
, wordt de flitssterktewaarde opgeteld bij de
“ (Blz. 104)
6
Gebruik van de flitser
79
NL
Page 80
Flash bracketing (flitssterkte variëren)
De camera maakt meerdere opnamen met telkens een andere hoeveelheid flitslicht. De camera maakt telkens 3 opnamen met de volgende flitssterktes: optimale flitssterkte, flitssterkte-aanpassing in de richting –, en flitssterkte-aanpassing in de richting +.
Menu
De correctiewaarde is afhankelijk van de ingestelde EV-stap. g“EV STEP“ (Blz. 103)
Bij enkelbeeldopnamen verandert de hoeveelheid afgegeven licht tijdens het flitsen elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt.
Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto’s is genomen.
Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met flits-bracketing. Zodra bracketing stopt, knippert
0
groen oplichten.
in de zoeker en op het bedieningspaneel, en op het superbedieningspaneel zal 0
MENU
[X]
[FL BKT]
Fotograferen met een externe flitser
Naast de ingebouwde flitser kunt u ook gebruik maken van externe flitsers die geschikt zijn voor deze camera. Hiermee beschikt u bij flitsopnamen over een groter aantal mogelijkheden bij verschillende lichtomstandigheden. De externe flitsers communiceren met de camera, zodat de flitserfuncties van de camera worden uitgebreid met andere flitserfuncties zoals TTL-AUTO en Super FP. Monteer een voor deze camera geschikte externe flitser op de flitsschoen van de camera. U kunt de flitser ook bevestigen op de flitsbeugel op de camera en aansluiten met de optionele flitskabel. Raadpleeg eveneens de handleiding van de externe flitser.
Beschikbare functies bij gebruik van externe flitsers
6
Gebruik van de flitser
Optionele flitser FL-50R FL-50 FL-36R FL-36 FL-20 RF-11 TF-22
Flitsregeling
RG (richtgetal) (ISO100)
RC-flitsstand
*
De brandpuntsafstand van de lens die gebruikt kan worden (kleinbeeldequivalent)
x
Opmerkingen
De optionele flitser FL-40 kunt u niet gebruiken.
TTL-AUTO, AUTO, MANUAL,
FP TTL AUTO, FP MANUAL
RG50 (85 mm*) RG28 (24 mm*)
9 k 9 kkkk
RG36 (85 mm*) RG20 (24 mm*)
TTL-AUTO, AUTO,
MANUAL
RG20 (35 mm*)RG11 RG22
TTL-AUTO, MANUAL
80
NL
Page 81
Gebruik van een externe elektronenflitser
Flitsschoenkapje
Vergrendelpen Vergrendelring
Zoeker
Super FP-flitser
Schakel de flitser altijd pas in nadat u hem op de camera hebt bevestigd.
1
Schuif het afdekkapje uit de flitsschoen zoals aangegeven door de pijl in de afbeelding.
Bewaar het afdekkapje van de flitsschoen op een veilige plek zodat u het niet verliest en zet het na het fotograferen met flits weer op de camera.
2
Schuif de flitser in de flitsschoen.
Als de vergrendelpen uitsteekt, verdraait u de vergrendelring zo ver mogelijk in de tegengestelde richting van LOCK. Hierdoor wordt de vergrendelpen naar binnen getrokken.
3
Schakel de flitser in.
Als de laadindicator op de flitser gaat branden, is het opladen voltooid.
De flitser is gesynchroniseerd met de camera bij sluitertijden van 1/250 seconde of korter.
4
Selecteer een flitserfunctie.
5
Selecteer de gewenste flitsregeling.
Kies voor normaal gebruik de instelling TTL AUTO.
6
Druk de ontspanknop half in.
De camera en de flitser wisselen nu informatie uit over de ISO-waarde, de diafragmawaarde en de sluitertijd.
7
Druk de ontspanknop helemaal in.
x
Opmerkingen
De ingebouwde flitser kan niet gebruikt worden als er een externe flitser op de flitsschoen is aangebracht.
Super FP-flitser
Super FP-flitsen is mogelijk met de flitsers FL-50R en FL-36R. Gebruik een Super FP-flitser als normale flitsers niet in combinatie met een snelle sluitertijd kunnen worden gebruikt. Ook invulflitsen met een ver geopend diafragma (zoals bij portretopnamen buitenshuis) zijn mogelijk met Super FP. Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
6
Gebruik van de flitser
81
NL
Page 82
Fotograferen met het draadloze Olympus RC-flitssysteem
50°
100°
50°
30°
30°
60°
Richting van de flitslicht­bundel
RC-sensor
Naar de camera
gericht
Met het draadloze Olympus RC-flitssysteem kunt u zonder kabels meerdere flitsers gebruiken. Met dit flitssysteem kunt u foto’s maken met meerdere draadloze flitsers en deze flitsers in drie groepen (A, B en C) aansturen. De ingebouwde flitser verzorgt de communicatie tussen de camera en de externe flitsers. Voor meer informatie over draadloos flitsen raadpleegt u de handleiding van de externe flitser.
Instelbereik bij draadloos flitsen
Plaats de draadloze flitser zó dat de RC-sensor ervan naar de camera wijst. De richtlijnen voor het instelbereik vindt u hieronder. Het bereik is steeds afhankelijk van de omgeving waarin u fotografeert.
30°
30
30°
50°
50
60
60°
30
10m
100°
100
6
Gebruik van de flitser
1
Plaats de flitser zoals aangegeven bij “Instelbereik bij draadloos flitsen“ en schakel de flitser in.
2
Zet de flitser met zijn MODE-knop in de RC-flitsstand en stel op de flitser het kanaal en de groep in.
3
Zet op de camera de RC-flitsstand op [ON].
MENU
[X][#
Het superbedieningspaneel schakelt over naar de RC-flitsstand
Met de
RC MODE][ON]
INFO
-knop kunt u het superbedieningspaneel omschakelen.
50
50°
5m
82
NL
Page 83
4
2
LOM
TTL
1 / 8
+1.0
OFF
2007. 12.16
Flitsregeling
Groep
Selecteer de flitsregelingsstand en stel de flitssterkte voor de groepen A, B en C afzonderlijk in. Voor MANUAL (handmatig) selecteert u de flitssterkte.
Flitssterktewaarde
Lichtsterkte van het communicatiesignaal
Zet de lichtsterkte van het communicatiesignaal op
[HI]
(hoog),
[MID]
(medium),
of
[LO]
(laag).
Kanaal
Zet het communicatiekanaal op hetzelfde kanaal dat u op de flitser gebruikt.
Normaal flitsen / Super FP-flitsen
Selecteer Normaal flitsen of Super FP-flitsen.
Flitssterkte
Op het superbedieningspaneel kunt u de flitsstand en de andere instellingen voor elke groep aanpassen.
5
Selecteer een flitserfunctie.
In de RC-flitsstand kunt u niet flitsen met rode-ogen-reductie.
6
Druk op knop
7
Zodra u al deze voorbereidingen hebt getroffen, maakt u wat testopnamen om de werking van de flitsers en de kwaliteit van de opnamen te controleren.
8
Begin vervolgens met fotograferen en controleer telkens de oplaadindicatie van alle flitsers.
x
Opmerkingen
Hoewel u een onbeperkt aantal draadloze flitsers kunt gebruiken, raden wij u aan om per groep niet meer dan 3 flitsers toe te passen om te voorkomen dat de flitsers elkaar gaan storen.
In de RC-flitsstand worden de draadloze flitsers aangestuurd door de ingebouwde flitser. In deze stand kunt u de ingebouwde flitser echter niet gebruiken voor flitsopnamen.
Voor synchronisatie met het 2e sluitergordijn moet de sluitertijd en anti-shock zijn ingesteld op een tijd korter dan 4 seconden. Bij een langere sluitertijd of anti-shock-instelling zal het draadloos flitsen mogelijk niet goed werken.
#UP om de ingebouwde flitser omhoog te laten springen.
6
Gebruik van de flitser
83
NL
Page 84
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers
Flitsschoenkapje
Connector voor externe flitser
Met deze camera kunt u de flitssterkte alleen maar goed instellen voor flitsers die geschikt zijn voor deze camera, en dus niet voor andere soorten flitsers. Om een ander soort externe flitser te gebruiken, monteert u deze in de flitsschoen en sluit u het synchronisatiekabeltje aan op de connector voor externe flitser. Zet op de camera de fotografeerstand op informatie over flitsers die niet speciaal op deze camera zijn afgestemd, zie “In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld“ (
1
Schuif het kapje uit de flitsschoen om de externe flitser te kunnen bevestigen.
2
Selecteer de fotografeerstand M (Manual) en stel vervolgens de diafragmawaarde en de sluitertijd in.
Zet de sluitertijd op 1/250 s of langzamer. Bij snellere sluitertijden zijn andere, in de handel verkrijgbare flitsers onbruikbaar.
Bij een lange sluitertijd is de kans op onscherpe foto’s groter.
3
Schakel de flitser in.
Zorg dat u de flitser pas inschakelt zodra deze op de camera is bevestigd.
4
Stel op de camera de ISO- en diafragmawaarde zó in dat die overeenkomen met de instelling van de flitser.
Raadpleeg de handleiding van de flitser over mogelijke instellingen.
x
Opmerkingen
De flitser ontsteekt telkens als u de ontspanknop (helemaal) indrukt. Als u de flitser even niet
6
wenst te gebruiken, schakelt u de flitser gewoon uit.
Controleer vooraf of de gebruikte flitser wel gesynchronisserd is met de camera.
Gebruik van de flitser
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld
1)
Sommige soorten externe flitsers werken voor de synchronisatieconnector met een spanning van 250 Volt. Het gebruik van dit soort flitsers kan de camera beschadigen of niet goed laten werken. Vraag bij de fabrikant van de flitser de specificaties op van de flitssynchronisatieconnector.
2)
Sommige soorten flitsers zijn voorzien van een synchronisatieconnector met een omgekeerde polariteit. Dit soort flitsers zal bij deze camera niet werken. Neem contact op met de fabrikant van de flitser.
3)
Om flitsopnamen te kunnen maken, moet u de externe flitser kunnen instellen. Als u de externe flitser in de stand Automatisch gebruikt, stelt u op de flitser en de camera dezelfde waarden in voor het diafragma (F-waarde) en de lichtgevoeligheid (ISO).
4)
Zelfs als de F-waarde en de ISO-gevoeligheid overeenkomen, is het mogelijk dat opnamen toch niet altijd correct worden belicht. In dat geval past u de autofocuswaarde of ISO op de flits aan of berekent u de afstand in de handmatige modus.
5)
Gebruik een flitser met een openingshoek die overeenkomt met de brandpuntsafstand van de lens. Bij een gewone kleinbeeldcamera is de brandpuntsafstand van een lens ongeveer tweemaal zo groot als van een lens met dezelfde vergrotingsfactor die speciaal voor deze camera is ontwikkeld.
6)
Als een flitser of een andere flitseraccessoire over nog andere communicatiefuncties beschikt dan die van de door ons aanbevolen flitsers, is het mogelijk dat deze functies niet normaal werken en zelfs de camera-elektronica kunnen beschadigen.
g
M
Blz. 84).
. Voor meer
84
NL
Page 85
Weergavefuncties
j
INFO
-knop
<
-knop
p
q
-knop
k
L
NN
Druk op p om de close-up­positie te veranderen.
Druk op p om het display van de close-up-positie te verplaatsen.
Druk op p om de close-ups beeld voor beeld te bekijken.
Druk op knop
INFO
om terug te keren naar vergrote enkelbeeldweergave.
(Enkelbeeldweergave) (Gezoomd weergeven)
Druk op de knop
INFO
a
: Toont het beeld dat 10 opnamen
geleden is gemaakt
c
: Toont het beeld dat 10 opnamen
later is gemaakt
d
: Toont het volgende beeld
b
: Toont het vorige beeld
(Weergave close-up-positie)
Druk op de knop
INFO
(Vergrote weergave beeld-voor-beeld)
Om te stoppen met de weergave drukt u op knop q.
Zodra u de ontspanknop half indrukt, kunt u weer fotograferen.
Druk op de <-knop
Geeft het beeld 10x vergroot weer.
7
Enkel beeld / Gezoomd weergeven
De basisprocedure voor het bekijken van foto's wordt hieronder beschreven. Voordat u dit gaat doen, dient u echter eerst stap 1 hieronder uit te voeren. U kunt de camera zó instellen dat deze na het maken van een foto automatisch overschakelt naar enkelbeeldweergave.
1
Druk op knop q (enkelbeeldweergave).
Het laatst opgenomen beeld verschijnt.
Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt de LCD-monitor zichzelf uit. De camera schakelt automatisch uit als er 4 uur niets wordt bediend (fabrieksinstelling). Schakel de camera weer in.
2
Selecteer met p de beelden die u wilt bekijken. U kunt ook met de draaiknop een vergrote weergave.
g
“REC VIEW“ (Blz. 108)
U
selecteren voor
7
Weergavefuncties
85
NL
Page 86
Lichtbakweergave
Referentiebeeld
i
-knop
MENU
-knop
j
INFO
-knop
<
-knop
P
-knop
p
: Selecteert het rechterbeeld
p
: Schuift het rechterbeeld op
p
: Schuift beide beelden
synchroon op
*
U kunt ook op dezelfde manier knop
INFO
voor deze procedure gebruiken.
* *
*
U kunt het weergavebeeld en een ander beeld gelijktijdig aan de linker- en rechterkant van de monitor. Dit is handig bij het controleren van beelden die u met bracketing hebt opgenomen.
1
Druk op knop P terwijl u een beeld bekijkt.
Het beeld dat wordt bekeken, wordt aan de linkerkant van de monitor weergegeven en het volgende beeld wordt aan de rechterkant weergegeven. Het beeld wordt met dezelfde vergroting weergegeven als het bekeken beeld.
Het beeld aan de linkerkant is het referentiebeeld.
2
Selecteer een beeld met p.
U kunt het beeld aan de rechterkant beveiligen, wissen of kopiëren.
3
Druk op knop P.
De camera keert terug naar de enkelbeeldweergave van het beeld aan de linkerkant met de bekeken vergroting.
Functies tijdens de lichtbakweergave
Door op de knop i te drukken wordt het beeld aan de linkerkant vervangen door het beeld aan de rechterkant en dit wordt dan het referentiebeeld.
Met de draaiknop kunt u de vergroting van beide beelden gelijktijdig veranderen.
Door knop < of de rechterkant verplaatsen met knop of
INFO
verplaatsen met knop
7
Weergavefuncties
INFO
in te drukken, kunt u het beeld aan
te drukken, kunt u de positie van beide beelden
p
.
p
. Door op knop <
86
NL
Page 87
Indexweergave / Kalenderweergave
j
L
NN
(25-beelden indexweergave)
(9-beelden indexweergave)
(4-beelden indexweergave)
(Enkelbeeldweergave)
(Kalenderweergave) (16-beelden
indexweergave)
Met deze functie kunt u op de monitor verschillende beelden tegelijkertijd weergeven. Dit is handig als u tussen een aantal foto’s een bepaalde foto wilt opzoeken.
Telkens als u tijdens enkelbeeldweergave de draaiknop naar
G
draait, wijzigt het aantal beelden dat wordt weergegeven
van 4 naar 9 naar 16 naar 25.
b
:Om naar het vorige beeld te gaan. :Om naar het beeld erboven te gaan.
d a
:Om naar het bovenste beeld te gaan.
c
:Om naar het beeld eronder te gaan.
Om terug te keren naar de enkelbeeldweergave draait u de draaiknop naar
U
.
7
Weergavefuncties
Kalenderweergave
Met kalenderweergave kunt u de op het geheugenkaartje opgeslagen beelden op datum gesorteerd weergeven. Als u op één datum meerdere foto’s hebt gemaakt, verschijnt de foto die op die dag als eerste is gemaakt. Selecteer met enkelbeeldweergave op te roepen.
p
en druk op i om de beelden van de geselecteerde datum in de
87
NL
Page 88
Informatiedisplay
INFO
-knop
x
1 0
x
10
1 00 -0 01 5100-0015 1 515
L
NN
x
1 0
x
10
L
NN
x
1 0
x
10
L
NN
x
1 0
x
10
L
NN
[ 36 48 x2 73 6, 1/ 8 ][3648x2736,1/8]
x
1 0
x
10
0 7. 12 .1 6’07.12.16 2 1 :5 621:56
1 00 -0 01 5100-0015 1 515
L
NN
1 /2 50 F 5. 6250 F5.6
+ 2. 0 45 mm+2.0 45mm
I SO 1 00ISO 100
0 .00.0
A : 0A: 0
WB : AUTOWB : AUTO
G : 0G: 0
NATURALNATURAL
s RG BsRGB
L
NN
Highlight-weergave
(lichte partijen)
Alleen beeld Informatie 1 Informatie 2
Shadow-weergave
(schaduwpartijen)
Highlight-weergave
(lichte partijen)
Histogramweergave
Histogram
*
Opnamege
gevens
Toont beeldnummer, printreservering, beveiliging, beeldkwaliteit en bestandsnummer
Toont beeldnummer, printreservering, beveiliging, beeldkwaliteit, aantal pixels, compressiefactor, datum en tijd, en bestandsnummer
De verdeling van de helderheid van het opgenomen beeld verschijnt in een histogram (helderheidscomponentgrafiek).
De overbelichte partijen in de foto knipperen.
De onderbelichte partijen in de foto knipperen.
*Histogram
Als in het histogram de balken rechts hoger zijn dan links, is de foto misschien te licht (overbelicht). En als de balken links hoger zijn dan rechts, is de foto misschien te donker (onderbelicht). Corrigeer indien nodig de belichting of maak de foto nogmaals.
Algemene informatie
Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over een foto oproepen. Informatie over de beeldhelderheid kunt u ook laten weergeven met een histogram en highlight-weergave (lichte partijen).
Druk meerdere keren op de knop informatie verschijnt.
De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het informatiedisplay de volgende keer opgeroepen wordt.
7
Weergavefuncties
INFO
tot de gewenste
88
NL
Page 89
Diashow
Als u [L] selecteert
F
-knop
N
N
N
N
Origineel beeld vóór het roteren
FFF
F
Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven. De diashow begint bij het beeld dat op het scherm staat, en laat de volgende beelden 5 seconden lang op het scherm verschijnen. U kunt de diashow starten vanuit de indexweergave. Het aantal beelden dat de diashow laat zien, kunt u instellen op 1, 4, 9, 16 of 25.
1
MENU
[q][m
2
Stel dit in met p.
[K]
(1 -beeld) / [L] (4 -beelden) /
[M]
(9- beelden) / [N] (16 -beelden) /
[O]
3 4
x
(25 beelden)
Druk op i om de diashow te starten. Druk op i om de diashow te stoppen.
Opmerkingen
Als u de diashow langer dan ca. 30 minuten op batterijvoeding laat draaien, schakelt de camera zichzelf uit.
]
Beelden roteren
Met deze functie kunt u beelden roteren (kantelen) en ze tijdens enkelbeeldweergave verticaal op de monitor laten weergeven. Dit is handig als u foto’s maakt met de camera in verticale stand. De beelden worden automatisch in de juiste stand weergegeven, zelfs als de camera gekanteld is.
1
MENU
[q][y
Als deze op tijdens de weergave automatisch geroteerd en weergegeven. U kunt ook op de knop weer te geven.
Na het roteren wordt het beeld in die positie opgeslagen op het geheugenkaartje.
]
[ON]
staat, worden verticaal opgenomen beelden
F
drukken om het beeld te roteren en
7
Weergavefuncties
L
N
L
L
N
N
L
N
89
NL
Page 90
Weergave op een televisie
Video-uitgangsconnector
VIDEO-OUT
q
-knop
Video-ingang
Videokabel
Gebruik de bijgeleverde videokabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven.
1
Schakel eerst de camera en de televisie uit en sluit de videokabel aan zoals aangegeven in de afbeelding.
2
Zet de televisie aan en zet deze in op de videostand. Raadpleeg voor informatie over het omschakelen naar de videostand de handleiding van uw televisie.
3
Schakel de camera in en druk op knop
q
(weergeven).
x
Opmerkingen
Sluit de camera met de bijgeleverde videokabel aan op de televisie.
Zorg dat het type videosignaal van de camera overeenkomt met dat van de televisie.
g
Zodra u de videokabel aansluit op de camera, schakelt de cameramonitor zichzelf uit.
Bij sommige tv’s verschijnt de foto niet in het midden van het televisiescherm.
“VIDEO OUT“ (Blz. 108)
7
Weergavefuncties
90
NL
Page 91
Foto’s bewerken
CANCEL SELECT GO
Bevestig het bestandstype vanaf hier.
JPEG EDIT
SHADOW ADJ
CANCEL SELECT
GO
Een gemaakte foto kunt u bewerken en opslaan als een nieuwe foto. Welke bewerkingen u kunt uitvoeren, hangt af van de bestandsindeling (beeldkwaliteit) waarmee de foto is opgeslagen. Een JPEG-bestand kunt u ongewijzigd printen. RAW-bestanden kunt u echter niet onbewerkt printen. Om een RAW-bestand te kunnen printen, moet u dit eerst met de RAW­bewerkingsfunctie converteren naar een JPEG-bestand.
Als RAW-bestand opgeslagen beelden bewerken
De camera verwerkt de gegevens uit het RAW-bestand (bijv. met witbalans en scherpstelling), en slaat de gegevens dan op als een nieuw JPEG-bestand. Terwijl u de opgeslagen beelden controleert, kunt u ze desgewenst bewerken.
De beeldverwerking wordt uitgevoerd aan de hand van de actuele camerainstellingen. Wijzig de camera-instellingen in uw voorkeursinstellingen voordat u gaat fotograferen.
JPEG-beelden bewerken [Q]
[SHADOW ADJ]
1
MENU
2
Selecteer een beeld met bd en druk daarna op i.
De camera herkent het bestandstype van de beeldgegevens.
Bij RAW+JPEG-beelden verschijnt een keuzemenu dat u vraagt welk bestandstype u wilt bewerken.
3
Welk instelmenu verschijnt, hangt af van het bestandstype van de beeldgegevens. Selecteer het item dat u wilt bewerken en volg de onderstaande stappen.
Om de foto te converteren naar 1280 x 960, 640 x 480 of 320 x 240 pixels. Maakt de schaduwpartijen lichter.
[q]
[EDIT]
RAW DATA EDIT
YES
NO
7
Weergavefuncties
Het bewerkte beeld wordt als een ander beeld opgeslagen, los van het originele beeld.
Om te stoppen met het bewerken drukt u op knop
x
Opmerkingen
In de volgende gevallen kunt u een JPEG-beeld niet bewerken: Als het beeld is opgeslagen in het bestandstype RAW, als een beeld op een pc is bewerkt, als er onvoldoende ruimte is op de geheugenkaart, als de foto met een andere camera is gemaakt.
Bij het wijzigen van het aantal pixels ([Q]) kunt u nooit een groter aantal pixels kiezen dan dat van de originele opname.
CANCEL SELECT
MENU
.
GO
91
NL
Page 92
Beelden kopiëren
COPY
/ <-knop
COPY SELECT
YES
NO
CANCEL SELECT
GO
YES
NO
COPY ALL
CANCEL SELECT
GO
Hiermee kunt u beelden van het ene naar het andere geheugenkaartje kopiëren, van xD-Picture Card naar CompactFlash / Microdrive, en omgekeerd. U kunt dit menu selecteren als er twee geheugenkaartjes in de camera zitten. Het geselecteerde kaartje is de bron van waaruit u gaat kopiëren.
Enkelbeeldkopie
1
Roep het beeld op dat u wilt kopiëren en druk op
COPY
/ <.
2
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop
i
Geselecteerde beelden kopiëren
Met deze functie kunt u in de stand enkelbeeld- of indexweergave meerdere beelden selecteren en deze allemaal tegelijkertijd kopiëren.
1
Roep de foto’s op die u wilt kopiëren en druk daarna op
De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op
i
2
7
3
Weergavefuncties
4
Alle beelden kopiëren
1 2 3
.
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gekopieerd moeten worden en druk op
i
de knop Zodra u de beelden die u wilt kopiëren hebt
geselecteerd, drukt u op Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
MENU
[q]
Druk op d. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
i
op knop
.
i
.
.
[COPY ALL]
.
g
“CF / xD“ (Blz. 107)
COPY
/ <.
92
NL
Page 93
Beelden beveiligen
i
-knop
0
-knop
Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de functie “enkel beeld / alle beelden wissen“.
Enkelbeeldbeveiliging
Roep het beeld op dat u wilt beveiligen en druk op
0
knop
9
De beveiliging opheffen
Roep de beveiligde beelden op en druk op knop 0.
Geselecteerde beelden beveiligen
Met deze functie kunt u in de stand enkelbeeld- of indexweergave meerdere beelden selecteren en deze allemaal tegelijkertijd beveiligen.
1
2 3
Alle beveiligingen annuleren
Met deze functie kunt de beveiliging van meerdere beelden in één keer annuleren.
1 2
x
.
(beveiligingsteken), verschijnt in de rechterbovenhoek van
het scherm.
Roep de foto's op die u wilt beveiligen en druk daarna op knop i.
De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt beveiligen en druk vervolgens op knop
i
.
Druk op p om de volgende beelden op te roepen die u wilt beveiligen en druk op
i
.
knop Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt beveiligen, drukt u op knop 0.
MENU
[q]
[RESET PROTECT]
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
Opmerkingen
Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde beelden.
g
“Het geheugenkaartje formatteren“ (Blz. 133)
Beveiligde beelden kunnen niet worden gekanteld, ook niet als u op knop F drukt.
7
Weergavefuncties
93
NL
Page 94
Beelden wissen
S
-knop
ERASE
YES
NO
CANCEL SELECT
GO
Hiermee kunt u opnamen wissen. U kunt kiezen tussen enkel beeld wissen, waarbij alleen het momenteel weergegeven beeld wordt gewist; alle beelden wissen, waarbij alle beelden worden gewist die op het kaartje staan; of geselecteerde beelden wissen, waarbij alleeen de geselecteerde beelden worden gewist.
x
Opmerkingen
Als u het wissen van alle beelden of van geselecteerde beelden uitvoert voor beelden die met RAW+JPEG zijn opgenomen, worden zowel de RAW- als ook de JPEG-beelden gewist. Als u het wissen van een enkel beeld gebruikt, kunt u kiezen of u het JPEG-, RAW- of zowel het RAW- als ook het JPEG-beeld wist.
Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Als u de beveiliging van de beelden opheft, kunt u ze wél wissen.
Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen. g“Beelden beveiligen“ (Blz. 93)
Wissen van een enkel beeld
1
Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op
S
.
knop
2
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
i
op knop
.
g
“RAW+JPEG ERASE“ (Blz. 105)
7
Weergavefuncties
94
NL
Page 95
Geselecteerde beelden wissen
ALL ERASE
FORMAT
CARD SETUP
CANCEL SELECT
GO
YES
NO
ALL ERASE
CANCEL SELECT
GO
Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of de indexweergave de geselecteerde beelden in één keer wissen.
1
Geef de foto weer die gewist moet worden en druk op de knop
De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op
Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt wissen en druk vervolgens op de knop
2
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gewist moeten worden en druk op de knop
3
Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt wissen, drukt u op knop
4
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop
Alle beelden wissen
1
MENU
2
Selecteer met ac de optie [ALL ERASE] en druk vervolgens op knop
3
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop
Alle beelden worden gewist.
TIPS
Onmiddellijk wissen:
j
Als u “QUICK ERASE“ (gBlz. 105) op kunt u met knop
j
U kunt de beginpositie van de cursor instellen op
g
i
.
i
.
i
.
[W]
[CARD SETUP]
i
.
i
.
S
een beeld onmiddellijk wissen.
“PRIORITY SET“ (Blz. 106)
i
.
S
.
[ON]
hebt gezet,
[YES]
i
.
.
ERASE SELECTED
BOTH RAW&JPEG ARE ERASED
YES
NO
CANCEL SELECT
GO
7
Weergavefuncties
95
NL
Page 96
De camera volgens uw wensen instellen
DIAL
OFF
OFF
AEL/AFL
AEL/AFL MEMO
FUNCTION MY MODE SETUP BUTTON TIMER
A
B
C
D
E
F
CANCEL SELECT
GO
---
S1/C2/M1
Selecteer met ac de optie [Y] en druk daarna op d.
Selecteer met ac het tabblad
a
t/m i en druk daarna op d.
Selecteer met ac een functie en druk daarna op d.
Dichtbij
Dichtbij
)
)
8
Via de custom-menu's kunt u de camera aan uw eigen wensen aanpassen. In Custom Menu 1 kunt u de fotografeerfuncties aanpassen, en in Custom Menu 2 de basisfuncties van de camera. Custom Menu 1 bestaat uit 9 tabbladen (
a
t/m i) die weer zijn onderverdeeld volgens de
functies die u kunt instellen.
AF/MF
BUTTON/DIAL
RELEASE/ DISP/8/PC
e
/ISO
EXP/
CUSTOM
#
CANCEL SELECT
Voor meer informatie over het gebruik van de menulijsten, zie “Gebruik van het menu“
g
Blz. 29).
(
GO
DIAL
A
AEL/AFL
B
AEL/AFL MEMO
C
D
MY MODE SETUP
E
BUTTON TIMER
F
CANCEL SELECT
Custom Menu 1a AF / MF
AF ILLUMINAT.
De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF (autofocus) vergemakkelijkt dit het scherpstellen bij het fotograferen bij weinig licht. Laat de flitser omhoog springen om deze functie te gebruiken.
FOCUS RING
U kunt kiezen wat voor u de meest logische draairichting van de scherpstelring is.
8
C-AF LOCK
De camera volgens uw wensen instellen
Als bij het scherpstellen in de stand C-AF de optie C-AF LOCK op scherpstelling niet veranderen, ook al wijzigt de afstand tot het onderwerp plotseling. Dit komt van pas als u op een locatie fotografeert waarbij plotseling iets voor of achter het onderwerp kan passeren.
AF AREA POINTER
Als deze optie is uitgeschakeld camera heeft scherpgesteld.
OFF
, zal in de zoeker het AF-teken niet meer oplichten zodra de
AF SENSITIVITY
Als
[AF AREA]
wordt scherpgesteld.
[NORMAL]
[SMALL]
96
NL
op M staat, kunt u het bereik van het autofocuspunt instellen waarbinnen
De camera stelt scherp op een gebied dat iets groter is dan het geselecteerde autofocuspunt. De camera stelt alleen scherp op het gebied binnen het geselecteerde autofocuspunt. Als u schermindicatie voor
[SMALL]
hebt geselecteerd, verandert de
[AF AREA]
in o.
[ON]
staat, zal de
FUNCTION
AEL/AFL
S-AF
S-AF
C-AF
OFF
MF
GO
Page 97
P
Voorbeeld) Bij het verspringen van linksboven naar rechts
[OFF] [SPIRAL][LOOP]
Op B gezet.
Op B gezet.
Ps
DIAL P
CANCEL SELECT
GO
Hulpdraaiknop Hoofddraaiknop
SET UP
Bij het selecteren van het autofocuspunt kiest u hiermee hoe de draaiknoppen of de pendelknop moeten werken.
[OFF]
[LOOP]
[SPIRAL]
RESET LENS
In de stand camera uitschakelt.
BULB FOCUSING
U kunt de camera zo instellen dat u de scherpstelling kunt aanpassen tijdens tijdopnamen in de stand MF.
[ON] [OFF]
Stopt zodra u bij het kiezen van het autofocuspunt het uiteinde van de rij of kolom bereikt. Lus – zodra u bij het kiezen van het autofocuspunt het einde van de rij of kolom bereikt, springt de cursor naar het andere uiteinde van de rij of kolom. Voordat de cursor naar het andere uiteinde springt, worden eerst alle autofocuspunten geselecteerd, en wordt Spiraal - zodra u bij het kiezen van het autofocuspunt het einde van de rij of kolom bereikt, springt de cursor naar het andere uiteinde van de volgende rij of kolom. Voordat de cursor naar het andere uiteinde springt, worden eerst alle autofocuspunten geselecteerd, en wordt
[ON]
wordt de scherpstelling van de lens steeds op oneindig gezet zodra u de
Tijdens de opname kunt u scherpstellen met de scherpstelring. Tijdens de opname is de scherpstelling vergrendeld.
[AF AREA]
op B gezet.
[AF AREA]
op B gezet.
Custom Menu 1b BUTTON / DIAL
8
De camera volgens uw wensen instellen
DIAL
In de standen P, A, S, of M kunt u aan de hoofd- en hulpdraaiknop andere dan de standaardfuncties toewijzen. U kunt de functies van de hoofd- en hulpdraaiknop bij de menubediening ook omwisselen met de standaardfuncties
P
:[%] / [F] / [w
A
:
S M
MENU
[FNo.]
:
[SHUTTER]
:
[SHUTTER]
:[F] / [G
/ [F] / [w
/ [F] / [w /
[FNo.]
]
]
]
]
97
NL
Page 98
•[F] bij
DIAL MENU
CANCEL SELECT
GO
FG
bd
ac
[MENU]
functies kiest (net als met de draaiknop verticaal functies kiest (net als met
houdt in dat u met de draaiknop horizontaal
bd
). [G] houdt in dat u met
ac
).
AEL / AFL
U kunt in plaats van de ontspanknop ook de knop de belichting te meten. Kies de functie van de knop die bij de handeling past als de ontspanknop ingedrukt is. Selecteer
[mode4]
[mode1]
t/m
[mode4]
selecteren.)
Stand
Half indrukken Helemaal indrukken
Scherpstellen Belichting Scherpstellen Belichting Scherpstellen Belichting
in elke scherpstelfunctie. (In de C-AF-functie kunt u alleen
Ontspanknopfunctie
AEL
/
AFL
gebruiken om scherp te stellen of
AEL / AFL
Als u de AEL- / AFL-knop
[S-AF]
modus1
modus2
modus3
S-AF Vastgehouden
S-AF
k
kk
Vastgehouden
kkk
Vastgehouden
kk
k
S-AF
[C-AF]
modus1
modus2
modus3
modus4
8
De camera volgens uw wensen instellen
[MF]
modus1
modus2
modus3
C-AF start Vastgehouden Vastgehouden
C-AF start
k kk
k kkk k
k
Vastgehouden Vastgehouden
Vastgehouden Vastgehouden
Vastgehouden Vastgehouden C-AF start
Vastgehouden
Vastgehouden
kkk
kk
kk
k
k
Vastgehouden
C-AF start
k
S-AF
Basisfuncties [mode1]
[mode2]
[mode3] [mode4]
Om tijdens het scherpstellen de belichting in te stellen. Zolang u de knop
AEL
/
AFL
ingedrukt houdt, is AE-lock geactiveerd zodat u de scherpstelling en de belichtingsinstelling apart kunt uitvoeren. Om de belichting pas in te stellen zodra u de ontspanknop helemaal indrukt. Dit is handig in situaties waarbij de verlichting sterk wisselt, bijvoorbeeld op een podium. Om scherp te stellen met de knop Stel scherp met de knop helemaal in te drukken.
AEL
AEL
/
AFL
/
AFL
in plaats van met de ontspanknop.
en stel de belichting in door de ontspanknop
-knopfunctie
ingedrukt houdt
Vastgehouden
Vastgehouden
k
Vastgehouden
Vastgehouden
k k
Vastgehouden
Vastgehouden
k
98
NL
Page 99
AEL / AFL MEMO
U kunt de belichtinginstelling vergrendelen en vasthouden met knop
[ON]
Druk op knop houden. Druk opnieuw op de knop om het behouden van de belichting te annuleren.
[OFF]
De belichting wordt alleen vastgehouden zolang u de knop houdt.
;
FUNCTION
U kunt een functie toewijzen aan de knop <.
[PREVIEW] / [LIVE PREVIEW] (elektronisch)
Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, kunt u de preview-functie gebruiken.
g
“Preview-functie“ (Blz. 45)
[V]
Druk op de <-knop om de witbalanswaarde te verkrijgen.
g
“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 70)
[P HOME]
Druk op knop < om naar de vastgelegde AF-uitgangspositie te gaan. Druk nogmaals op deze knop als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke stand voor het autofocusveld.
[MF]
Druk op knop < om de AF-stand op u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke AF-stand.
[RAWK]
Druk op < om voor de beeldkwaliteit heen en weer te schakelen tussen JPEG en RAW+JPEG. U kunt de beeldkwaliteit wijzigen door de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien terwijl
<
u knop
[P / A / S / M]
U kunt de fotografeerstand wijzigen door de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien terwijl u knop
[TEST PICTURE]
Door op de ontspanknop te drukken terwijl u de <-knop indrukt, kunt u de zojuist genomen foto op de monitor controleren zonder de foto op het kaartje te hoeven opslaan. Dit is handig als u wilt kijken of een foto goed gelukt is zonder deze op te slaan.
[MY MODE]
Terwijl u knop < ingedrukt houdt, kunt u foto's maken met de camera-instellingen die u eerder hebt vastgelegd onder
[
L
]
Druk op < voor groothoek-onderwateropnamen en om heen en weer te schakelen tussen groothoek- en macro-onderwateropnamen. In plaats daarvan kunt u ook groothoek- of macro-onderwateropnamen selecteren door de houden en de hoofddraaiknop te verdraaien.
g
“Groothoek- en macro-onderwateropnamen“ (Blz. 45)
[OFF]
Laat geen toewijzing van functies toe.
AEL
/
AFL
om de belichtingsinstelling te vergrendelen en vast te
g
“Een bepaald autofocuspunt vastleggen“ (Blz. 57)
[MF]
te zetten. Druk nogmaals op deze knop als
ingedrukt houdt.
<
ingedrukt houdt.
[MY MODE SETUP]. g
AEL
/
AFL
AFL
/
“MY MODE SETUP“ (Blz. 100)
MODE
-knop ingedrukt te
.
AFL
ingedrukt
8
De camera volgens uw wensen instellen
99
NL
Page 100
MY MODE SETUP
U kunt twee vaakgebruikte instellingen opslaan onder My Mode. Er bestaan twee hoofdmanieren om te fotograferen met de vastgelegde My Mode-instellingen.
Met de
MODE
Wijs
Om met de knop < te gaan fotograferen met de My Mode-instellingen, volgt u de stappen bij “Uitvoeren“ hieronder en selecteert u van tevoren de gewenste My Mode-instelling.
-knop kunt u de instellingen opgeven. g“Fotograferen met My Mode“ (Blz. 44)
[MY MODE SETUP]
toe aan de knop <. g“; FUNCTION“ (Blz. 99)
Vastleggen
1)
Selecteer
2)
Selecteer
[MY MODE1] [SET]
De huidige instellingen worden in de camera vastgelegd. Voor details over de functies die op My Mode vastgelegd kunnen worden, zie “Programmeerbare functies in My Mode en Uw eigen reset-instelling“ ( Selecteer
[RESET]
of
[MY MODE2]
en druk op knop d.
en druk op knop i.
g
Blz. 142).
om het vastleggen te annuleren.
Uitvoeren
1)
Selecteer
2)
Selecteer
[MY MODE1] [YES]
De geselecteerde My Mode is nu geactiveerd. Bij het fotograferen drukt u, terwijl u de knop < ingedrukt houdt, de ontspanknop in.
of
[MY MODE2]
en druk op knop i.
en druk op de knop i.
BUTTON TIMER
U kunt instellen dat de directe knop geactiveerd blijft, ook als u deze al hebt losgelaten.
[OFF] [3SEC] / [5SEC] / [8SEC]
[HOLD]
Knoppen die u kunt instellen met
ISO
, F, WB, #, w,
Alleen beschikbaar als u op de knop drukt. De knop blijft geactiveerd gedurende het aangegeven aantal seconden. De knop blijft geactiveerd tot u deze nogmaals indrukt.
[BUTTON TIMER]
MODE
, G, AF,
BKT
, < / Y /
j
A
U kunt dan de functies van de knoppen
8
zal de knop
De camera volgens uw wensen instellen
AEL
Deze instelling geldt ook voor de <-knop op de optionele batterijhouder als deze op de camera is gemonteerd.
AEL
/
AFL
/
AFL
-knop.
gaan werken als <-knop, en zal de knop < gaan werken als
AEL
/
AFL
en < omwisselen. Als u
[ON]
selecteert,
100
NL
Loading...