voor België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland,
Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland.
* Sommige (mobiele) telefoon services / providers geven geen toegang of hebben een
extra voorvoegsel voor +800 nummers nodig.
Voor alle Europese landen die niet vermeld werden en als u ons niet kunt bereiken
op de hierboven vermelde nummers, a.u.b. gebruik maken van de volgende
BETAALDE NUMMERS:
+49 180 5 - 67 10 83
of
+49 40 - 237 73 48 99.
Onze technische klantendienst is van maandag tot en met vrijdag bereikbaar
tussen 09.00 uur en 18.00 uur (MET).
cameraonderdelen en de basisstappen
voor fotograferen en weergeven.
InhoudsopgaveBlz. 20
z
Voordat u uw nieuwe camera in gebruik gaat nemen, leest u eerst de paragraaf
“Veiligheidsmaatregelen“ in deze handleiding.
z
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te
maken teneinde u met uw camera vertrouwd te maken.
z
De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel
vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
z
De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er
aanvullingen op en / of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmwareupdate voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de
Olympus-website.
NL
Page 2
4
Flitsschoen
g
Blz. 81, 84
F
belichtingscorrectie
g
Blz. 47
LIGHT
-knop
g
Blz. 14
Zelfontspanner / afstandsbedieningsLED / ontvanger van
afstandsbedieningssignalen
g
Blz. 60, 61
Spiegel
Lensontgrendelknop
g
Blz. 12
Markering voor
lenskoppeling
g
Blz. 12
Lensvatting
(Bij het bevestigen van de lens verwijdert u eerst
de beschermkap van de camera die voorkomt
dat stof en vuil kunnen binnendringen.)
De functies binnen dit kader kunt u instellen op
het superbedieningspaneel.
Op het onderstaande scherm, het superbedieningspaneel, kunt u de fotografeerinstellingen
niet alleen bekijken, maar ook aanpassen. Druk op de
superbedieningspaneel op te roepen.
g
“Het superbedieningspaneel gebruiken“ (Blz. 28)
INFO
-knop om op de LCD-monitor het
Basisgids
Namen van onderdelen en functies
7
NL
Page 8
LCD-monitor (Live view)
250250250F5.6F5.6+2.0+2.0
AELBKTFPRCHP
1
ISIS
WBWB
AUT OAUTO
IS OISO
AU T OAUTO
L
NN
3 838
Batterijcontrole
g
Blz. 14
Stand Fotograferen
g
Blz. 40 – 44
Uitgangspositie
p g
Blz. 57
RC-flitsstand
q g
Blz. 82
Flitssterkteregelaar
r
g
Blz. 80
Super FP-flitsstand
s
g
Blz. 81
Auto bracketing
t
g
Blz. 48, 51, 71, 80
AE-lock
u, g
Blz. 48
Sluitertijd
g
Blz. 40 – 43
Diafragmawaarde
g
Blz. 40 – 43
Belichtingscorrectiew
aarde
g
Blz. 47
Mijn eigen instellingen
g
Blz. 44
Waarschuwing interne temperatuur
g
Blz. 127
Autofocusveld
g
Blz. 55
AF-teken
g
Blz. 31, 58
Histogram
g
Blz. 125
Spotmeetgebied
g
Blz. 46
ISO-waarde
g
Blz. 50
Beeldkwaliteit
g
Blz. 65
Aantal stilstaande beelden dat
kan worden opgeslagen
g
Blz. 141
Flitser
g
Blz. 78
(knippert: bezig met opladen,
blijft continu zichtbaar:
laden is klaar)
Beeldstabilisator
g
Blz. 63
Flitserfunctie
g
Blz. 75
Lichtmeetfunctie
g
Blz. 46
Repeterende opnamen
g
Blz. 59
Zelfontspanner
g
Blz. 60
Afstandsbediening
g
Blz. 61
Witbalans
g
Blz. 67
Kaartje
g
Blz. 132
Op de LCD-monitor kunt u naast de instellingen ook het zoekerbeeld bekijken (Live view). Druk
op de knop
u
om Live view te activeren. g“Live view gebruiken“ (Blz. 30)
8
NL
Page 9
LCD-monitor (weergave)
1 / 25 0 F 5. 6250 F5.6
+ 2 .0 4 5 mm+2.0 45mm
I S O 10 0ISO 100
0 . 00.0
A : 0A: 0
WB : AUTOWB : AUTO
G : 0G: 0
NATURALNATURAL
s R GBsRGB
L
NN
[ 3 64 8 x2 73 6 ,1 / 8]
x
1 0
’ 0 7. 1 2. 16
2 1 :5 6
1 0 0- 0 01 5
1 5
N
Batterijcontrole gBlz. 14
Kaartje
g
Blz. 132
Printreservering
Aantal prints
g
Blz. 109
Beveiligen
g
Blz. 93
Beeldkwaliteit
g
Blz. 65
Datum en tijd
g
Blz. 15
Bestandsnummer
g
Blz. 88
Informatie over enkelbeeldweergave
Beeldnummer
g
Blz. 88
ISO-waarde
g
Blz. 50
Stand Fotograferen
g
Blz. 40 – 44
Scherpstelafstand
g
Blz. 134
(De scherpstelafstand wordt in eenheden van 1 mm
weergegeven.)
Regelen van de flitssterkte
g
Blz. 79
Witbalanscorrectie
g
Blz. 69
Beeldeffecten
g
Blz. 72
Kleurruimte
g
Blz. 104
Opnamegegevens
Beeldkwaliteit
g
Blz. 65
Diafragmawaarde
g
Blz. 40 – 43
Sluitertijd
g
Blz. 40 – 43
Lichtmeetstand
g
Blz. 46
Autofocusveld
g
Blz. 55
Witbalans
g
Blz. 67
Histogram
g
Blz. 88
Belichtingscorrectie
g
Blz. 47
U kunt het monitorbeeld omschakelen met de knop
g
“Informatiedisplay“ (Blz. 88)
INFO
Basisgids
.
L
N
’07.12.16
100-0015
x
[3648x2736,1/8]
10
21:56
15
Namen van onderdelen en functies
9
NL
Page 10
Het uitpakken van de doos
Bij de camera worden de volgende onderdelen meegeleverd.
Als er een onderdeel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met de dealer waarbij u de
camera hebt gekocht.
Breng de camerariem aan
zoals aangegeven door de
pijlen (
1, 2
).
Trek de camerariem tenslotte
strak om er zeker van te zijn dat
deze goed vastzit (
3
).
Camerariem bevestigen
Maak het andere uiteinde
van de camerariem op
dezelfde manier vast aan
het andere bevestigingsoog.
10
NL
1
2
3
Page 11
De batterij gereedmaken voor gebruik
BLM-1 lithiumionbatterij
Stopcontact
BCM-2 lithiumionlaadapparaat
Lichtnetkabeltje
Verwijder de beschermkap van
de batterij.
Plaats de batterij zoals de pijl aangeeft.
Batterijvergrendeling
Wij raden u aan een reservebatterij bij de hand te houden voor als u langer door wilt gaan met
fotograferen en de gebruikte batterij leeg raakt.
1
Batterij opladen
3
Sluit het klepje van het batterijcompartiment en schuif de vergrendelknop
naar
E
Druk op de batterijvergrendeling
om de batterij te ontgrendelen.
Houd de camera ondersteboven
om de batterij te verwijderen.
Vergrendelknop van het
batterijcompartiment
Klepje van het
batterijcompartiment
Positioneringsmarkering
W
Batterij uitnemen
2
Batterij inzetten
Indicator voor laadtoestand
Rood licht: Bezig met opladen
Groen licht: Opladen voltooid.
(laadtijd: ca. 5 uur)
W
2
3
Basisgids
Voorbereidingen voor het fotograferen
1
11
NL
Page 12
Een lens op de camera bevestigen
1
2
Achterkap van de lens
Beschermkap van de camera
1
2
3
4
3
Lenskapje
Markering voor
lenskoppeling (rood)
Koppelingsmarkering (rood)
Lensontgrendelknop
1
Verwijder de beschermkap van de camera
en de achterkap van de lens
2
Een lens op de camera bevestigen
Druk de lensontgrendelknop niet in.
3
Verwijder het lenskapje
(3, 4)
De lens uit de camera verwijderen
Terwijl u de lensontgrendelknop (1) ingedrukt houdt,
draait u de lens in de richting van de pijl (
2
).
•
Houd de rode koppelingsmarkering op
de lens tegenover de rode markering
op de camera, en steek de lens in het
camerahuis (
1
).
•
Draai de lens in de richting van de pijl
tot u een klik hoort (
2
).
2
1
2
1
12
NL
Page 13
Het kaartje plaatsen
xD-Picture Card
CompactFlash / Microdrive
1
2
2
1
Verschuif de vergrendeling van het
kaartsleufklepje (
1
) en open het klepje.
Steek het kaartje zover in de kaartsleuf totdat
het op zijn plaats klikt (
2
).
Verschuif de vergrendeling van het
kaartsleufklepje (
1
) en open het klepje.
Steek het contactvlak van het kaartje zo ver
mogelijk in de sleuf (
2
).
xD-picture-Card-sleuf
Klepje van het kaartje
CF-kaartsleuf
W
-markering
Uitwerpknop
Geheugenkaartje verwijderen
Open het klepje van het kaartje nooit als de
indicatie-LED Dataverkeer knippert.
•
Druk de uitwerpknop helemaal in om het
kaartje uit te werpen.
•
Neem de kaart eruit.
•
Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en
het springt eruit.
•
Neem de kaart eruit.
xD-Picture Card
CompactFlash / Microdrive
Indicatie-LED Dataverkeer
Basisgids
Voorbereidingen voor het fotograferen
13
NL
Page 14
Camera inschakelen
SSWF-indicator
Bedieningspaneel
Automatische stofreductie
Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met
behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het
beeldopneemelement. Tijdens deze reiniging knippert het SSWF-lampje (Super Sonic Wave Filter).
Stel de dioptrie van de zoeker in volgens
uw wensen.
Terwijl u door de zoeker kijkt, verdraait
u langzaam de dioptrieregelaar.
Zodra u het autofocusveld goed en scherp
kunt zien, bent u klaar.
Dioptrie van de zoeker instellen
Zodra u de camera inschakelt,
verschijnt de batterijcontroleindicatie op het
bedieningspaneel.
Zoeker
Dioptrieregelaar
Autofocusveld
Licht continu op (klaar voor gebruik)
Knippert (moet worden opgeladen)
Om de verlichting van het
bedieningspaneel in- en uit te schakelen.
LIGHT-knop
•
Om de camera uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op
OFF
.
1
Zet de cameraschakelaar op ON
Cameraschakelaar
14
NL
Page 15
Datum en tijd instellen
CF
AUTO
ENG.
NTSC
CF/xD
EDIT FILENAME
VIDEO OUT
CANCELSELECT
GO
’--.--.
--
--
:
--
Informatie over datum en tijd worden samen met de beelden
opgeslagen op het kaartje. De bestandsnaam is ook inbegrepen bij
de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum
en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
CARD SETUP
NORM
AUTO
CUSTOM RESET
PICTURE MODE
GRADATION
WB
CANCELSELECT
GO
N
Y
Y/M/D
CANCEL
MD TIME
2007
Y
Y/M/D
CANCEL
MD TIME
2007 12 01 14 00
Y
Y/M/D
MD TIME
GO
CANCEL
2007 12 01 14 00
Y
Y/M/D
MD TIME
GO
CANCEL
CF
AUTO
NTSC
’07.12.01
14:01
ENG.
CF/xD
EDIT FILENAME
VIDEO OUT
CANCELSELECT
GO
1
Druk op de knop
MENU
2
Selecteer met
ac
de optie
[Z] en druk daarna op
d
3
Selecteer met
ac
de optie
[X] en druk daarna op
d
4
Selecteer met
ac
de optie
[Y] en druk daarna op
d
5
Herhaal deze procedure tot u datum
en tijd volledig heeft ingesteld
6
Selecteer met
ac
het
datumformaat
7
Druk op knop
i
8
Druk op de knop
MENU
om het menu te verlaten
MENU
knop
•
De tijd verschijnt in 24-uurs formaat.
Pendelknop
acbd
•
Het menuscherm verschijnt op de LCD-monitor.
Basisgids
Voorbereidingen voor het fotograferen
15
NL
Page 16
Fotograferen
Ontspanknop
DataverkeerLED
•
Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt.
•
De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera begint de foto op te nemen.
AF-teken
Diafragma-
waarde
Sluitertijd
1
Kijk door de zoeker en richt het
autofocusveld op het onderwerp
2
Stel scherp
3
Maak de foto door de sluiter te ontspannen
Druk de ontspanknop
half in.
Zoeker
Druk de ontspanknop helemaal in
(tot aan de aanslag).
Zolang de dataverkeer-LED knippert, mag u de batterij of het kaartje beslist niet verwijderen. Doet
u dat toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen dat
de zojuist door u gemaakte foto’s worden opgeslagen.
•
De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon hoort. Het AF-teken en en het autofocusveld
verschijnen in de zoeker.
•
De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde
verschijnt.
•
Het superbedieningspaneel verdwijnt zodra u de ontspanknop indrukt.
Zoeker
Autofocusveld
Bedieningspaneel
16
NL
Page 17
250250 F5.6F5.6250 F5.6
3 838
L
NN
u
-knop
Horizontale standVerticale
stand
Zorg dat u uw vingers en de
camerariem niet voor de lens, de
flitser en de witbalanssensor houdt.
Fotograferen
terwijl u op de LCDmonitor kijkt
Het is mogelijk om de LCD-monitor als zoeker te gebruiken
en de compositie van het onderwerp te controleren, of om
te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de
LCD-monitor bekijkt.
g
“Live view gebruiken“ (Blz. 30)
1
Druk op de knop u
(Live view)
Als de camera gedurende ongeveer 8 seconden niet bediend wordt terwijl de camera aan
staat, dooft de achtergrondverlichting van de monitor om de batterijen te sparen (als het
superbedieningspaneel verlicht wordt). Als daarna ongeveer een minuut lang geen
bediening plaatsvindt, schakelt de camera naar de sluimerstand (stand-by) en stopt te
werken. De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt
(ontspanknop, pendelknop, enz.).
Toont het beeld dat 10 opnamen later is opgeslagen
Toont het beeld dat 10 opnamen geleden
is opgeslagen
Telkens als u de hoofddraaiknop naar U draait, wordt het beeld
vergroot in stappen van 2x tot 14x.
Pendelknop
Hoofddraaiknop
S
-knop
Beelden
weergeven
Als u op knop q (weergeven) drukt, verschijnt de
laatstgemaakte foto.
Close-up
weergeven
Beelden wissen
Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op knop S.
Selecteer met
ac
de optie
[YES]
en druk op knop i om het
wissen te starten.
ERASE
CANCELSELECT
YES
NO
GO
18
NL
Page 19
Indicaties die in deze handleiding
TIPS
gebruikt worden
In deze handleiding wordt met j de hoofddraaiknop op de achterzijde van de camera
bedoeld.
In deze handleiding verwijst k naar de hulpdraaiknop op de voorzijde van de camera.
De knoppictogrammen in deze handleiding verwijzen naar de pictogrammen op het
camerahuis. Zie “Namen van onderdelen en functies“ (
In deze handleiding worden overal de volgende symbolen toegepast.
Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen
x
Opmerkingen
bij de bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen
voor handelingen die u absoluut dient te voorkomen.
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw
camera.
g
Blz. 2).
Basisgids
g
Zo maakt u optimaal gebruik van deze handleiding
Voor het zoeken naar informatie over de functies en knoppen van deze camera kunt u de
“Inhoudsopgave“ (Blz. 20), de “Index“ (Blz. 161) of de onderstaande verwijzingen raadplegen.
Zoek aan de hand van de situatie waarbij u foto's wilt maken de gewenste informatie op in deze
handleiding.
Voor informatie over mogelijke fotografeerfuncties:
g
“Fotogidsen“ (Blz. 34)
Voor informatie over de bediening van de camera:
g
“Gebruik van de directe knoppen“ (Blz. 26)
“Het superbedieningspaneel gebruiken“ (Blz. 28)
“Gebruik van het menu“ (Blz. 29)
Voor het opzoeken van een functie in een lijst:
g
“Menulijst“ (Blz. 143)
“Index“ (Blz. 161)
Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
Voorbereidingen voor het fotograferen
19
NL
Page 20
Inhoudsopgave
Basisgids2
Lijst met de namen van de cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen en
weergeven.
Namen van onderdelen en functies ............................................................................................2
Voorbereidingen voor het fotograferen ..................................................................................... 11
De directe knoppen gebruiken..................................................................................................26
Het superbedieningspaneel gebruiken .....................................................................................28
Het menu gebruiken .................................................................................................................29
Live view gebruiken ..................................................................................................................30
De standaardinstellingen af fabriek terugzetten........................................................................32
Gidsen voor basisfuncties.........................................................................................................34
Een gids voor functies voor verschillende onderwerpen ..........................................................36
Camera .....................................................................................................................2
Hier worden de belichtingsfuncties beschreven die belangrijk zijn bij het fotograferen.
Deze functies dienen voor het bepalen van de diafragmawaarde, de sluitertijd en andere
instellingen aan de hand van het meten van de helderheid van het beeld.
U kunt de functies van deze camera op drie manieren instellen.
Het gebruik van de directe knoppen bij het bedienen van de camera Blz. 26
U kunt de functie-instellingen aanpassen door de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien terwijl u
de directe knoppen ingedrukt houdt die aan een functie zijn toegewezen. Dit is handig als u de
camera bedient terwijl u door de zoeker kijkt, en ook om de camera snel te bedienen terwijl u
de instellingen op het bedieningspaneel controleert.
1
Instellen terwijl u op het superbedieningspaneel kijkt Blz. 28
U kunt de functies instellen terwijl de LCD-monitor het superbedieningspaneel weergeeft. Op
Basisfuncties van de camera
het superbedieningspaneel kunt u de huidige instellingen bekijken en onmiddellijk aanpassen.
Instellen in het menu Blz. 29
In het menu kunt u de fotografeer- en weergave-instellingen kiezen en de camerafuncties naar
wens aanpassen.
Beschrijvingen in deze handleiding
De gebruiksaanwijzingen van de directe knoppen, het superbedieningspaneel en het menu
worden in deze handleiding als volgt beschreven.
•
“+“
geeft handelingen aan die tegelijkertijd worden uitgevoerd.
•““ geeft aan dat u moet doorgaan met de volgende stap.
bijv.: bij het instellen van de lichtmeetmethode
Directe knop
Superbedieningspaneel
Menu
G
+
ip
MENU
k
: [METERING]
[X]
Gebruik van de directe knoppen
U kunt de directe knoppen op twee manieren gebruiken.
Terwijl u een directe knop ingedrukt houdt,
verdraait u de hoofd- of hulpdraaiknop.
•
Zodra u de directe knop loslaat, is de functie ingesteld.
•
Sommige functies kunt u alleen met de hoofddraaiknop
(of met de hulpdraaiknop) instellen.
26
NL
[METERING]
Page 27
•
NR AF
arge
Normal
2007. 12.16
De drie knoppen bij de flitser hebben elk twee
functies. Gebruik de hoofddraaiknop om de functies
in te stellen die bóven deze knoppen staan
aangegeven, en gebruik de hulpdraaiknop voor de
functies die náást de knoppen staan aangegeven.
Zodra u twee directe knoppen tegelijkertijd
hebt ingedrukt, verdraait u de hoofd- of
hulpdraaiknop.
•
Zodra u de toetsen indrukt, wordt de bijbehorende
functie geselecteerd. Deze functie blijft ongeveer
8 seconden lang geselecteerd. Binnen die tijd
moet u de functie instellen met de draaiknop. Als
u gedurende die tijd de draaiknop niet bedient, wordt
de bestaande instelling voor die functie vastgelegd.
Terwijl u een functie instelt, verschijnt informatie over de instelling in de zoeker en ook
op het bedieningspaneel en het superbedieningspaneel. (In de onderstaande
screenshots is de instelling met knop
Zoeker
G
/ AF afgebeeld.)
1
Basisfuncties van de camera
BedieningspaneelSuperbedieningspaneel
TIPS
Als u het moeilijk vindt om de draaiknop te verdraaien terwijl u een directe toets
ingedrukt houdt:
j
De knop blijft geactiveerd, ook laat u deze los. g“BUTTON TIMER“ (Blz. 100)
Voor details over de functies die met de directe knoppen kunnen worden vastgelegd,
g
zie “Directe knoppen“ (
Blz. 4).
27
NL
Page 28
Het superbedieningspaneel gebruiken
Hulpdraaiknop
Hoofddraaiknop
p
Pendelknop
i
-knop
INFO
-knop
Cursor
De naam van de geselecteerde
functie verschijnt.
METERING
arge
Normal
METERING
SELECTGO
Directmenu
Selecteer een functie op het superbedieningspaneel en verander de instelling.
1
Druk op de
het superbedieningspaneel op te roepen.
•
Om het superbedieningspaneel uit te schakelen,
drukt u nogmaals op de
•
Om tijdens Live view het superbedieningspaneel
op te roepen, drukt u op knop
INFO
-knop om op de LCD-monitor
INFO
-knop.
i
.
1
Basisfuncties van de camera
2007. 12.16
arge
Normal
2
Druk op knop i.
•
Op het superbedieningspaneel verschijnt
de cursor.
ISO
arge
Normal
4
Wijzig de instelling met de hoofd- of hulpdraaiknop.
•
Om het directmenu op te roepen dat op de plaats van de
cursor staat, drukt u op knop
in het directmenu wijzigen. Na het wijzigen van de
instelling drukt u op knop
bevestigen. Als u enkele seconden lang geen knop
bedient, wordt de actuele instelling bevestigd en verschijnt
het superbedieningspaneel.
g
“BUTTON TIMER“ (Blz. 100)
NR AF
i
. U kunt de instelling ook
i
om de instelling te
3
Met p verplaatst u de cursor naar de
functie die u wilt instellen.
Meer details over de functies die u met het superbedieningspaneel kunt instellen, vindt
u onder “Superbedieningspaneel“ (
28
NL
g
Blz. 7).
Page 29
Gebruik van het menu
MENU
-knop
p
Pendelknop
i
-knop
CARD SETUP
NORM
AUTO
CUSTOM RESET
PICTURE MODE
GRADATION
WB
CANCELSELECT
GO
N
Onderaan op het scherm staan de bedieningsaanwijzingen.
: Druk op
MENU
om de instelling te annuleren.
: Druk bij de pendelknop op
dac
om de cursor te verplaatsen en een item
te selecteren.
De symbolen die op de LCD-monitor verschijnen, komen overeen met de
onderstaande pendelstanden.
t
: a u : c 8 : d 7 :
b
: Druk op i om uw instellingen te bevestigen.
MENU
CANCEL
SELECT
OK
GO
TabbladDe huidige instelling verschijnt op het
scherm
METERING
S-AF
0.0
OFF
OFF
RC MODE
AF MODE
AF AREA
ANTI-SHOCK
z
CANCELSELECT
GO
Functie
Soorten tabbladen
W
Fotografeerfuncties instellen.
X
Fotografeerfuncties instellen.
q
Weergavefuncties instellen.
Y
Fotografeerfuncties naar wens aanpassen.
Afhankelijk van de aan te passen functie is
deze functie onderverdeeld in 9 tabbladen
(A t / m I).
Z
Basisfuncties van de camera instellen.
AF/MF
BUTTON/DIAL
RELEASE/
DISP/8/PC
EXP/
e
/ISO
#
CUSTOM
CANCELSELECT
GO
Screenshot van het menu van het
geselecteerde tabblad
Y
Ta bb l ad
1
Druk op de
•
Het menu verschijnt op de LCD-monitor.
2
Selecteer met ac een
tabblad en stel het item in
met
MENU
-knop.
d
.
3
Selecteer met ac een functie en ga met d naar
het instelmenu.
METERING
RC MODE
AF MODE
AF AREA
ANTI-SHOCK
CANCELSELECT
OFF
0.0
S-AF
OFF
z
GO
CANCELSELECT
METERING
RC MODE
AF MODE
AF AREA
ANTI-SHOCK
METERING
1
Basisfuncties van de camera
GO
4
Druk op i om uw instellingen te bevestigen.
•
Druk meerdere keren op i om het menu te verlaten.
29
NL
Page 30
Met de draaiknoppen een menu selecteren
CARD SETUP
NORM
AUTO
CUSTOM RESET
PICTURE MODE
GRADATION
WB
CANCELSELECT
GO
CARD SETUP
NORM
AUTO
CUSTOM RESET
PICTURE MODE
GRADATION
WB
S-AF
0.0
METERING
OFF
OFF
RC MODE
AF MODE
AF AREA
ANTI-SHOCK
z
CANCELSELECT
GO
CANCELSELECT
GO
NN
j
j
k
•
U kunt, naast de pendelknop, ook de draaiknoppen gebruiken om een functie te selecteren.
Met de hoofddraaiknop kunt u de cursor verticaal verplaatsen (net als met
ac
), en met de
hulpdraaiknop verplaatst u de cursor horizontaal (net als met
bd
).
•
Als u een functie selecteert en de
hoofddraaiknop verdraait, springt
u naar een ander tabblad en kunt
u daar een functie selecteren.
Oculairsluithendel
u
-knop
AEL
/
AFL
-knop
1
Basisfuncties van de camera
•
U kunt de werking van de hoofd- en hulpdraaiknop wijzigen. g“DIAL“ (Blz. 97)
Voor details over de functies die u met het menu kunt instellen, zie “Menulijst“
g
Blz. 143).
(
Live view gebruiken
U kunt de LCD-monitor ook als zoeker gebruiken. U kunt het belichtings- of witbalanseffect en
de compositie van het onderwerp bekijken terwijl u de foto maakt.
Sluit de oculairafsluiter om te voorkomen dat hierlangs binnenvallend licht de belichting zou
kunnen beïnvloeden tijdens het fotograferen met Live view.
1
Druk op de knop u.
•
De spiegel klapt omhoog en het onderwerp
verschijnt op de LCD-monitor.
•
Op het scherm verschijnt de melding dat
u het oculair moet afsluiten.
2
Maak een foto door de ontspanknop
helemaal in te drukken.
g
“Oculairsluiter“ (Blz. 61)
30
NL
Page 31
Scherpstellen tijdens Live view
250250 F5.6F5.6250 F5.6
3 838
L
NN
AF-teken
270°
250
F5.6
38
N
250
F5.6
38
250
F5.6
38
250
F5.6
38
Informatiedisplay aan
Informatiedisplay aan
+ Hulplijnen
*1
Informatiedisplay aan
+ Histogram
Vergrote weergave
*2
Informatiedisplay uit
•
Als u tijdens Live view de ontspanknop helemaal
indrukt, stelt de camera scherp en wordt de foto
gemaakt. De weergave van het beeld op de
monitor bevriest als de spiegel tijdens het
scherpstellen naar beneden gaat.
•
Om vooraf scherp te stellen, houdt u knop
AEL
/
AFL
ingedrukt en drukt u de ontspanknop in.
Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het
AF-teken met knipperen. Zolang het AF-teken
knippert, is de camera nog niet klaar met
scherpstellen.
•
Als u de AF-stand hebt ingesteld op S-AF, kan de
foto niet worden gemaakt voordat de camera heeft scherpgesteld.
•
In de stand MF (handmatig scherpstellen) kunt u op knop
autofocus-scherpstelling te activeren.
Fotograferen met gekantelde LCD-monitor
U kunt de LCD-monitor kantelen ten opzichte van de
camera. Hiermee kunt u onder lastige hoeken
fotograferen terwijl u toch de compositie kunt
bepalen op de LCD-monitor.
•
Draai de LCD-monitor langzaam in de gewenste
stand binnen zijn bewegingsbereik.
Het informatiedisplay omschakelen
Telkens als u op
INFO
drukt, verschijnt er andere informatie op de LCD-monitor.
250
250250
F5.6
F5.6
AEL
/
AFL
drukken om de
1
Basisfuncties van de camera
250
F5.6
L
N
38
(hulplijnweergave) is geactiveerd.
*1
Verschijnt als
g
*2
Voor het werken met vergrote weergave, zie “Het werken met vergrote weergave”.
[FRAME ASSIST]
“FRAME ASSIST (hulplijnweergave)“ (Blz. 102)
38
250
F5.6
38
38
31
NL
Page 32
Het werken met vergrote weergave
250250 F5.6F5.6
3 838
U kunt het onderwerp vergroot afbeelden op de LCD-monitor. Het handmatig scherpstellen
(MF) en het controleren van de scherpstelling is dan gemakkelijker.
1
Basisfuncties van de camera
1
Gebruik p om het kader te bewegen en druk op de knop i.
•
Het gebied binnen het kader wordt vergroot en weergegeven.
•
Houd knop i ingedrukt om het verschoven vergrote kader weer in het midden te zetten.
2
Verander de vergrotingsfactor (5x / 7x / 10x) door de hoofddraaiknop te verdraaien.
•
Met knop i annuleert u de vergrote weergave.
TIPS
Het effect van de beeldstabilisator controleren:
j
Druk op de o-knop en houd hem ingedrukt.
g
“Het effect van beeldstabilisator controleren met Live view“ (Blz. 64)
Controleren van het onderwerp, ook bij weinig licht:
j
Zie “LIVE VIEW BOOST“ (gBlz. 102).
x
Opmerkingen
•
Als er een sterke lichtbron binnen het scherm aanwezig is, kan het beeld donkerder
weergegeven worden, maar het wordt normaal opgeslagen.
•
Als de functie Live bekijken langdurig wordt gebruikt, stijgt de temperatuur van het
beeldopneemelement waardoor beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en
oneffenheden in de kleur vertonen. Verlaag de ISO-gevoeligheid of schakel de camera een
tijdje uit.
•
Live view stopt zodra u de lens vervangt.
•
De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens het live bekijken.
C-AF / AE-lock /
De standaardinstellingen af fabriek terugzetten
Normaliter blijven uw camera-instellingen (inclusief uw wijzigingen) bewaard als u de camera
uitschakelt. Om uw camera terug te zetten op de standaardinstellingen af fabriek, selecteert u
[RESET]
(resetten). U kunt ook van tevoren uw eigen instellingen vastleggen onder
en
[RESET2]
[RESET2]
“Programmeerbare functies in My Mode en Uw eigen reset-instelling“ (
[RESET1] / [RESET2] vastleggen
. Meer informatie over vooraf vast te leggen functies vindt u onder
[AEL / AFL]
. De camera-instellingen op dat tijdstip zijn opgeslagen in
[RESET1]
g
Blz. 142).
[RESET1]
en
32
Menu
1
Selecteer of u [RESET1] of [RESET2] wilt vastleggen, en druk op d.
•
Als er al instellingen zijn vastgelegd, verschijnt
te selecteren, overschrijft u de vastgelegde instelling.
•
Selecteer
2
Selecteer [SET] en druk op i.
NL
[RESET]
MENU
[W]
[CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
[SET]
om het vastleggen te annuleren.
naast
[RESET1]
/
[RESET2]
. Door
[SET]
Page 33
Reset-instellingen gebruiken
RESET1
YES
NO
CANCELSELECT
GO
U kunt de camera op
af fabriek herstellen.
[RESET]
[RESET1] / [RESET2]
[RESET1]
: Herstelt de standaardinstellingen af fabriek. Voor de
standaardinstellingen, zie “Menulijst“ (
: Herstelt de vastgelegde instellingen.
of
[RESET2]
instelling terugzetten of de standaardinstellingen
g
Blz. 143).
Directe knop
•
Door de knoppen F en
[RESET]
uitgevoerd.
•
Terwijl u de twee knoppen tegelijkertijd ingedrukt houdt, selecteert u met de draaiknop de gewenste
reset-instelling. Zodra u de knop loslaat, worden de instellingen gereset.
Zoeker
Bedieningspaneel
Menu
1
Selecteer [RESET], [RESET1] of [RESET2] en druk
i
i
.
.
op knop
2
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
op knop
F
+
ISO
ISO
tegelijkertijd en twee seconden lang ingedrukt te houden, wordt de
: RESET
: RESET1
: RESET2
MENU
[W]
[CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
1
Basisfuncties van de camera
33
NL
Page 34
Fotogidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
Half indrukken:Helemaal
indrukken:
2
Gidsen voor basisfuncties
Om uzelf vertrouwd te maken met de camera kunt u beginnen met het maken van foto’s van
onderwerpen in uw omgeving zoals kinderen, bloemen, huisdieren. Als de foto’s u niet
bevallen, probeer dan een paar van de onderstaande instellingen bij te stellen. U kunt al betere
foto's maken door uzelf vertrouwd te maken met deze basisfuncties van de camera.
Scherpstellen – De ontspanknop bedienen
Een foto kan onscherp worden als u op de voorgrond,
achtergrond of op andere onderwerpen in het beeld in plaats van
2
op het gewenste onderwerp hebt scherpgesteld. Om wazige
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
foto's te voorkomen, moet u scherpstellen op het onderwerp dat
u wilt fotograferen. De ontspanknop kan half ingedrukt (half
indrukken) en helemaal ingedrukt (helemaal indrukken) worden.
Zodra u goed weet hoe de ontspanknop werkt, kunt u zelfs
scherpstellen op bewegende onderwerpen.
g
“Fotograferen“ (Blz. 16), “Focus lock – Als het scherpstellen
niet lukt (scherpstelgeheugen)“ (Blz. 58)
Zelfs als op het onderwerp is scherpgesteld, kan het beeld wazig
worden als u de camera beweegt terwijl de ontspanknop wordt
ingedrukt. Dit wordt “cameratrilling“ genoemd. Houd de camera
goed vast. De camera is vooral gevoelig voor beweging als met live bekijken gefotografeerd
wordt terwijl het onderwerp op de monitor bekeken wordt. U kunt het bewegen van de camera
verminderen door de beeldstabilisator te gebruiken.
g
“Vasthouden van de camera“ (Blz. 17), “Beeldstabilisator“ (Blz. 63)
Naast het verkeerd scherpstellen en het bewegen van de camera kunnen onscherpe beelden
ook optreden als onderwerpen te snel bewegen. In dat geval gebruikt u een sluitertijd die bij de
beweging van het onderwerp past. U kunt de sluitertijd en het diafragma die in de zoeker, op
het bedieningspaneel en op de LCD-monitor verschijnen, bevestigen door de ontspanknop half
in te drukken.
Aan de hand van de helderheid kiest de camera automatisch een
diafragmawaarde en sluitertijd. Dit wordt automatische belichting
genoemd. Maar in sommige gevallen kunt u met automatische
belichting alleen niet de gewenste foto maken. In dat geval kunt
u de instelling van de automatische belichting verhogen of
verlagen. Verhoog de belichtingswaarde om de helderheid van
een zomers strand of het wit van sneeuw te verbeteren. Verlaag
de belichtingswaarde als het te fotograferen gebied kleiner en
helderder is dan zijn omgeving. Als u niet zeker weet hoeveel
belichtingscorrectie nodig is, maak dan een aantal foto's met verschillende instellingen en
vergelijk de foto's.
Afgezien van zonlicht bestaan er andere bronnen die het onderwerp verlichten, zoals
bijvoorbeeld gloeilamplicht en TL-licht. Deze soorten licht bevatten bepaalde kleuren; daarom
heeft hetzelfde witte onderwerp bij verschillende verlichtingen iets andere kleuren. Zelfs onder
hetzelfde zonlicht verschillen de kleuren op een foto afhankelijk van de luchtomstandigheden,
de schaduwen van bomen of gebouwen en andere factoren. Witbalans corrigeert de effecten
van deze soorten lichtbronnen automatisch en maakt fotograferen met de juiste kleuren
mogelijk. Normaal gesproken bereikt u de juiste kleuren als u de witbalans op
Afhankelijk van de lichtomstandigheden bereikt u eventueel niet de gewenste kleuren. Pas in
dat geval de instelling overeenkomstig aan.
g
“Witbalans selecteren“ (Blz. 67)
[AUTO]
zet.
2
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
35
NL
Page 36
Handige instellingen – Functies aanpassen
De camera beschikt over diverse fotografeerfuncties die u naar eigen inzicht kunt aanpassen.
Als u bijvoorbeeld met dezelfde instellingen meerdere foto's wilt maken van hetzelfde
onderwerp, kunt u deze instellingen vastleggen onder My Mode om ze later nog eens te
kunnen gebruiken. U kunt die vastgelegde My Mode-instellingen later weer gemakkelijk
oproepen om ermee te fotograferen. Om eerst scherp te stellen op het onderwerp en daarna de
compositie (beelduitsnede) te kiezen, kunt u
met knop
AEL / AFL
te drukken. U kunt ook andere camerafuncties volgens uw eigen wensen instellen door
bijvoorbeeld de functies te wijzigen die aan de draaiknoppen en aan knop
en door te wijzigen hoe lang de directe knoppen geselecteerd blijven.
g
“MY MODE SETUP“ (Blz. 100), “Fotograferen met My Mode“ (Blz. 44),
“AEL / AFL“ (Blz. 98), “
2
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
en deze scherpstelling en belichting vasthoudt door de ontspanknop half in
;
FUNCTION“ (Blz. 99), “BUTTON TIMER“ (Blz. 100)
[AEL / AFL]
zó instellen dat u autofocus activeert
<
zijn toegewezen,
Een handleiding voor functies voor verschillende onderwerpen
Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de
diverse onderwerpen geschikt zijn.
Landschapsfoto’s nemen
Deze paragaaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bossen, meren en stranden
overdag.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt
vastleggen, bijvoorbeeld de stilte van een stilstaande scène of
de dynamiek van een bewegende scène.
•
Om de diepte van een bos vast te leggen, stelt u op een groter deel
van het beeld scherp. Gebruik de stand
sluit het diafragma zo ver mogelijk (d.w.z. verhoog de
diafragmawaarde).
•
Om het moment vast te leggen (te “bevriezen“) waarop golven tegen
de rotsen slaan, gebruikt u de stand
u een snelle sluitertijd. Om een ruisende waterval of een stromende rivier vast te leggen, fotografeert
u met een lange sluitertijd.
Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende standen voor het fotograferen worden gebruikt.
Controleer het beeld dat u hebt gefotografeerd en gebruik + of – om de belichtingstijd bij te
stellen om betere resultaten te behalen.
De witbalans aanpassen
De kleur van water op foto’s ziet er anders uit afhankelijk van of
het een meer is dat dichtbij staande bomen reflecteert of een
zeekust die omgeven is door een koraalrif. Om het subtiele
kleurverschil vast te leggen, kunt u de instelling van de witbalans
veranderen. Verander de instellingen voor verschillende situaties,
bijvoorbeeld stand
[27500 K]
dag.
[55300 K]
voor buitenopnamen in de schaduw op een zonnige
A
(diafragmavoorkeuze) en
S
(sluitertijdvoorkeuze) en kiest
voor zonnige dagen en stand
36
NL
Page 37
Metingsmethode veranderen
Afhankelijk van de diepte van het water en de stand van de zon, kan de
helderheid van het water grote verschillen vertonen in de diverse delen
van dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is
verschillend, afhankelijk van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u
weet in welke bereiken u de correctie moet benadrukken in de
compositie van het beeld, dan kunt u de metingsmethode veranderen.
In de stand
de helderheid binnen de compositie en bepaalt de belichting. Om de
belichting af te stemmen op een bepaald gebied binnen de compositie,
kiest u de stand
stand
de compositie en u meet dan de belichting.
Kleurintensiteit veranderen
Het kan gebeuren dat u de gewenste kleur niet kunt reproduceren, zelfs niet met het gebruik
van witbalans of belichtingscorrectie. In dat geval kunt u de instelling
veranderen om de gewenste kleur te krijgen. De instelling
hoge en lage instellingen. Als de instelling hoog is, worden er felle kleuren gebruikt.
g
[G]
(digitale ESP-meting), meet de camera automatisch
[H]
[I]
(spotmeting), u richt het lichtmeetveld op dat gebied binnen
“Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 41), “Sluitertijdvoorkeuze“ (Blz. 42), “Lichtmeetmethode
wijzigen“ (Blz. 46), “Belichtingscorrectie“ (Blz. 47), “Witbalans selecteren“ (Blz. 67),
“[SATURATION] (kleurintensiteit): De kleurdiepte van het beeld“ (Blz. 72)
(lichtmeting met nadruk op het centrum) of de
[SATURATION]
[S ATUR ATI ON]
heeft twee niveaus,
Bloemen fotograferen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen,
bijvoorbeeld een enkele bloem, een veld vol bloeiende bloemen, een diep rode roos of de lichte
kleur van een erwtje.
De autofocustolerantie wijzigen
U kunt het autofocusgebied kleiner maken, bijvoorbeeld om scherp te stellen op één
bloemblad, of op één bloem in een bloemperk.
In de standaardinstelling stelt de camera scherp op een iets groter gebied dan het
geselecteerde autofocusveld, maar afhankelijk van de instelling voor
camera uitsluitend scherpstellen binnen het geselecteerde autofocusveld.
De witbalans aanpassen
Bloemen hebben heel verschillende kleuren, variërend van
licht tot fel. Afhankelijk van de kleur van de bloemen, worden
subtiele kleurnuances eventueel niet zo vastgelegd als u ze
ziet. In dat geval kunt u de lichtomstandigheden controleren en
de instelling van de witbalans veranderen. Op
de camera automatisch het soort licht en fotografeert met de
juiste witbalans. Subtiele kleurnuances komen beter op de foto
als u de witbalansinstelling aan de lichtomstandigheden
aanpast, bijvoorbeeld door
zonnige dagen en
schaduw op een zonnige dag.
[55300 K]
[27500 K]
voor een buitenopname in de
[AUTO]
bepaalt
te gebruiken voor
[AF SENSITIVITY]
zal de
2
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
37
NL
Page 38
Belichtingscorrectie gebruiken
Als u bloemen tegen een achtergrond fotografeert, kies dan
een zo eenvoudig mogelijke achtergrond om de vorm en de
kleur van de bloem te benadrukken. Als u lichte en witachtige
bloemen fotografeert, stelt u de belichtingscorrectie in op –
(min), zodat de bloem tegen de donkere achtergrond afsteekt.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van of u één
enkele bloem wilt benadrukken of een veld vol bloemen wilt vastleggen.
2
Om de gewenste scherptediepte in te stellen, zet u de camera op
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
(diafragmavoorkeuze) en kiest u het gewenste diafragma.
•
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde
te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor het onderwerp
benadrukt wordt en de achtergrond onscherp is.
•
Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde
te kiezen), neemt de scherptediepte verder toe waardoor de foto op de
voorgrond en de achtergrond scherp wordt.
U kunt de preview-functie gebruiken om de veranderingen in de
scherptediepte te bevestigen als het diafragma veranderd wordt.
Live bekijken gebruiken
Bij het gebruik van een conventionele éénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar
lenssysteem, moest u wachten om na het nemen van de foto het resultaat van de
belichtingscorrectie en de witbalansinstellingen te controleren. Met de functie Live bekijken van
deze camera kunt u echter de monitor gebruiken om het onderwerp dat u wilt fotograferen weer
te geven en te controleren.
Lenzen verwisselen
Als er maar weinig bloeiende bloemen zijn die ver uit elkaar staan, maakt u de foto met een
telelens. Met een telelens neemt u foto's waarin onderwerpen op verschillende afstanden
dichter bij elkaar lijken waardoor de indruk van een dicht begroeid bloemenveld ontstaat.
Door de telescoopfunctie van de zoomlens te gebruiken, bereikt u dit effect ook, maar het is
makkelijker om dit effect te bereiken als de scherpstelafstand groter is, bijvoorbeeld 150 mm of
200 mm, in plaats van 54 mm.
Er zijn verschillende soorten nachtopnamen, variërend van het avondrood na een
zonsondergang en straatlicht in een donkere stad tot speciale lichteffecten en vuurwerk.
Het statief gebruiken
Omdat een langere sluitertijd nodig is om nachtopnamen te
maken, hebt u een statief nodig om het bewegen van de
camera tegen te gaan. Als u niet over een statief beschikt, moet
u de camera op een stabiele ondergrond zetten om het
bewegen van de camera tegen te gaan. Zelfs als de camera
beveiligd is, kan de camera bewegen als u de ontspanknop
indrukt. Daarom raden wij u aan de afstandsbediening of de
zelfontspanner te gebruiken.
De stand Fotograferen veranderen
Nachtopnamen hebben verschillende helderheidsniveaus en de balans van de helderheid in de
compositie is niet uniform. Begin met het kiezen van stand
diafragma op een gemiddelde instelling (ongeveer F8 of F11) en laat de camera de sluitertijd
automatisch kiezen. Bij het maken van een nachtopname stelt de camera de belichting in
overeenkomstig de donkere gebieden die het grootste deel van de compositie innemen,
daardoor wordt de foto vaak witachtig (overbelicht), stel de belichtingscorrectie op –1 or –1,5 in.
Gebruik
[REC VIEW]
nodig in te stellen.
Beeldruis kan snel optreden als u met een lange sluitertijd fotografeert. Zet in dat geval
[NOISE REDUCT.]
Handmatig scherpstellen
In gevallen waarin u AF (autofocus) niet kunt gebruiken om op het
onderwerp scherp te stellen (omdat het onderwerp te donker is of als u
niet op tijd scherp kunt stellen, bijvoorbeeld tijdens vuurwerk), selecteert
[MF]
(handmatig scherpstellen) en stelt u met de hand scherp. Voor
u
nachtopnamen draait u de scherpstelring van de lens en controleert of
u de lichten van de nachtelijke scène duidelijk kunt zien. Om foto's te
maken van vuurwerk stelt u de scherpstelling van de lens op oneindig
tenzij u een telelens gebruikt. Als u ongeveer de afstand tot aan het
onderwerp weet, raden wij u aan om van tevoren scherp te stellen op
iets dat zich op dezelfde afstand bevindt.
om de foto te controleren en het diafragma en de belichtingscorrectie zo
op
[ON]
om de ruis te onderdrukken.
A
(diafragmavoorkeuze). Zet het
2
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
39
NL
Page 40
Belichting
j
MODE
-knop
AF-teken
Stand Fotograferen
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Bedieningspaneel
Zoeker
Zoeker
Programma-aanpassing
3
Programmagestuurd fotograferen
Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie
van diafragmawaarde en sluitertijd.
Directe knop
•
Zodra u de ontspanknop half indrukt, verschijnen de sluitertijd en de
diafragmawaarde in de zoeker en op het bedieningspaneel.
MODE
+ j[P]
3
Belichting
Programma-aanpassing (%)
Door in de stand P de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien,
kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd wijzigen
terwijl de belichting optimaal blijft.
g
“Lijndiagram van het programma (stand P)“ (Blz. 136)
•
Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de
programma-aanpassing te annuleren, verdraait u de hoofd- of
hulpdraaiknop tot de fotografeerstandindicatie
verandert in
•
Bij gebruik van een flitser is er geen programma-aanpassing mogelijk.
De sluitertijd en diafragmawaarde knipperen:
j
Als u alleen met uw rechterhand de fotografeerstand wilt kunnen wijzigen:
j
P
, of u schakelt de camera uit.
TIPS
De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie
belichting“ (
U kunt de fotografeerstand wijzigen met knop < en met de draaiknoppen.
g“;
g
Blz. 137).
FUNCTION“ (Blz. 99)
%
in de zoeker en op het bedieningspaneel
40
NL
Page 41
Diafragmavoorkeuze
Bij een lagere
diafragmawaarde
(F-waarde)
Bij een hogere
diafragmawaarde
(F-waarde)
Diafragma verder openen
(F-waarde wordt lager)
Diafragma sluiten
(F-waarde is verhoogd)
Diafragmawaarde
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld.
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt
de scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het
diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte
toe. Gebruik deze modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt
toevoegen. Voordat u de foto gaat maken, kunt u met de preview-functie controleren hoe
scherp of onscherp de achtergrond in beeld komt.
Directe knop
•
Stel de diafragmawaarde in met de hoofd- of
hulpdraaiknop.
Zoeker
Bedieningspaneel
MODE
+ j[A]
g
“Preview-functie“ (Blz. 45)
3
Belichting
TIPS
De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren:
j
Zie “Preview-functie“ (gBlz. 45).
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j
De belichtingsregeling kunt u instellen in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV.
g
“EV STEP“ (Blz. 103)
De sluitertijd knippert:
j
De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie
belichting“ (
g
Blz. 137).
41
NL
Page 42
Sluitertijdvoorkeuze
Een korte
sluitertijd kan een
snelle actie
“bevriezen“
zonder
bewegingsonsche
rpte.
Door een langere
sluitertijd wordt
een opgenomen
snelle actie
onscherp. Deze
onscherpte roept
het gevoel van
een dynamische
beweging op.
Langere sluitertijd
Kortere sluitertijd
Sluitertijd
De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld.
Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden kunt u
snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage sluitertijd
bewegingsonscherpte krijgt waarmee u een effect van snelheid of beweging kunt creëren.
Directe knop
3
Belichting
•
Stel de sluitertijd in met de hoofd- of hulpdraaiknop.
Zoeker
Bedieningspaneel
TIPS
De foto is onscherp:
j
Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt
waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of
gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j
De belichtingsregeling kunt u instellen in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV.
g
“EV STEP“ (Blz. 103)
De diafragmawaarde knippert:
j
De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie
belichting“ (
42
NL
g
Blz. 137).
MODE
+ j[S]
Page 43
Handmatig fotograferen (Manual)
Onderbelichting
Optimale belichting
Overbelichting
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het
afwijkt van de juiste belichting door de belichtingsmeter te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de
vrije hand, zowel qua instellingen als qua belichting.
Directe knop
De diafragmawaarde instellen: Verdraai de
hoofddraaiknop.
MODE
+ j[M]
De sluitertijd instellen: Verdraai de hulpdraaiknop.
•
Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype.
•
De sluitertijd kunt u instellen tussen 1/8000 en 60 seconden.
•
In de stand M verschijnt de belichtingsaanduiding die het verschil aangeeft (binnen een bereik van
–3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens uw handmatige instelling (diafragma en sluitertijd), en
de optimale belichting zoals de camera die heeft berekend. Als de belichtingsafwijking groter is dan
+3 of –3 EV, begint de hele belichtingsaanduiding te knipperen.
Ruis in foto's
Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze
verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet
aan licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur
in het beeldopneemelement of in de elektronica van het beeldopneemelement doen stijgen. Dit
kan ook gebeuren als u met een hoge ISO-waarde fotografeert bij extreem hoge
omgevingstemperaturen. Om deze ruis te reduceren, activeert de camera de
ruisonderdrukking.
g
“Ruisonderdrukking“ (Blz. 74)
TIPS
De foto is onscherp:
j
Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange
sluitertijd.
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j
De belichtingsregeling kunt u instellen in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV.
g
“EV STEP“ (Blz. 103)
U kunt de functies van de hoofd- en hulpdraaiknop verwisselen:
j
U kunt overschakelen tussen de functies die zijn ingesteld met de hoofd- en hulpdraaiknop.
g
“DIAL“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen
•
Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M (handmatig).
3
Belichting
43
NL
Page 44
Tijdopnamen
Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de
ontspanknop ingedrukt houdt.
U kunt ook tijdopnamen maken met een apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1) of
afstandsbedieningskabel (RM-CB1).
Directe knop
•
“BuLb“ verschijnt in de zoeker en op het bedieningspaneel.
TIPS
Om een tijdopname automatisch te stoppen na een bepaalde tijdsperiode:
j
U kunt voor tijdopnamen een maximumtijd instellen. g“BULB TIMER“ (Blz. 103)
Om tijdens fotograferen met handmatig scherpstellen de scherpstelling te vergrendelen:
j
U kunt de scherpstelling vergrendelen zodat deze zelfs niet wijzigt als u de scherpstelring verdraait.
g
3
Belichting
“BULB FOCUSING“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen
•
De volgende functies zijn niet beschikbaar in de stand A.
U kunt fotograferen met de camerainstellingen die u bij
Daar kunt u twee verschillende combinaties van camerainstellingen vastleggen onder
[MY MODE1]
Directe knop
Instelscherm
en
[MY MODE2]. g
“MY MODE SETUP“ (Blz. 100)
MODE
+ j[s] / [T]
[MY MODE SETUP]
hebt vastgelegd.
44
Als P is vastgelegd onder
NL
s
Als S is vastgelegd onder
T
Page 45
Groothoek- en macro-onderwateropnamen
Preview-knop
De camera is optimaal ingesteld voor onderwateropnamen. I (groothoek-onderwater) is
bedoeld voor het fotograferen van landschappen onder water, en
close-up-opnamen onder water.
Om onder water groothoek- of macro-opnemen te kunnen maken, zet u
[I / H]. g“;
op
Directe knop
Instelscherm
FUNCTION“ (Blz. 99)
MODE
+ j[I] / [H]
H
(macro-onderwater) voor
[;
FUNCTION]
In de stand
x
Opmerkingen
•
Voor onderwateropnamen moet u gebruikmaken van een in de handel verkrijgbare
onderwaterbehuizing.
•
De volgende functies zijn niet beschikbaar in de stand L.
[CUSTOM RESET] / [PICTURE MODE] / [MY MODE SETUP]
I
In de stand
H
Preview-functie
De zoeker geeft het scherpstelgebied weer (scherptediepte) met de geselecteerde
diafragmawaarde.
Druk op de preview-knop om de preview-functie te
gebruiken.
•
De preview-functie kunt u ook activeren met knop <
(standaardinstelling af fabriek).
•
Als [;
FUNCTION]
u drukt op
voor een preview van de foto op de monitor.
g“;
FUNCTION“ (Blz. 99)
is vastgelegd onder
<
, schakelt de camera automatisch over op Live view
[LIVE PREVIEW]
en
3
Belichting
45
NL
Page 46
Lichtmeetmethode wijzigen
i
-knop
G-knop
k
MENU
-knop
j
: Lichtmeetgebied
De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf
manieren meten: Digitale ESP-meting, lichtmeting met
nadruk op het centrum en drie soorten spotmeting.
Selecteer de methode die het meest geschikt is voor de
lichtomstandigheden.
Directe knop
Superbedieningspaneel
Menu
G
+
ip
MENU
k
: [METERING]
[X]
[METERING]
Instelscherm
3
Belichting
Zoeker
Bedieningspaneel
G
Digitale ESP-meting
De camera meet de lichtniveaus en berekent de lichtniveauverschillen op 49 verschillende plaatsen
van het beeld. Deze methode wordt aanbevolen voor normaal fotograferen. Als u de
AF-gesynchroniseerde functie op
waarop u scherpstelt.
H
Lichtmeting met nadruk op het centrum
Deze meetmethode berekent het gemiddelde van de lichtniveaus van het
onderwerp en de achtergrond, maar het centrum van het beeld telt hier
zwaarder mee. Kies deze methode als u wilt voorkomen dat het
lichtniveau van de achtergrond de belichting van het onderwerp te sterk
beïnvloedt.
I
Spotmeting
De camera meet het lichtniveau binnen een heel klein gebied dat in de
zoeker wordt aangegeven door het spotmetingskader. Gebruik deze
methode bij opnamen met fel tegenlicht.
IJ
Spotmeting – bij veel lichte partijen
Als de achtergrond over het algemeen erg licht is, zullen bij een normale
automatische belichting de witte partijen grijs worden. Met deze
lichtmeetmethode gaat de camera een beetje overbelichten zodat de witte
partijen wit blijven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
IK
Is achtergrond over het algemeen erg donker, dan worden de zwarte
partijen bij een normale automatische belichting grijs. Met deze
lichtmeetmethode gaat de camera een beetje onderbelichten zodat de zwarte partijen ook zwart
worden weergegeven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
Spotmeting – bij veel schaduwpartijen
[ESP+AF]
G
: Digitale ESP-meting
H
: Lichtmeting met nadruk op het centrum
I
: Spotmeting
IJ
: Spotmeting – bij veel lichte partijen
IK
: Spotmeting – bij veel schaduwpartijen
zet, wordt het licht gemeten rondom het autofocusveld
46
NL
Page 47
Belichtingscorrectie
–2.0 EV
±0+2.0 EV
Instellen in de
richting –
Instellen in de richting +
F
-knop
1/3 EV
1/2 EV
Bij stappen van 1/3 EVBij stappen van 1/2 EV
Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend,
handmatig bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de foto
dan ze in feite zijn. Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie richting +) gaan deze
tinten eruitzien zoals ze in werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van donkere
onderwerpen corrigeren, maar nu in de richting –. U kunt de belichting stapsgewijs corrigeren
binnen een bereik van –5.0 EV tot +5.0 EV.
Directe knop
•
De belichtingscorrectie-indicatie verschijnt. Bij een
belichtingscorrectie met de waarde 0 verschijnt de
belichtingscorrectie-indicatie niet.
•
Als de waarde van de belichtingscorrectie groter is dan het bereik van de belichtingscorrectieindicatie, gaat de indicatie kipperen in de zoeker en op het bedieningspaneel. Op het
superbedieningspaneel verschijnt links en rechts van de indicatie een rode
TIPS
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j
Het interval van de EV-stap kan gekozen worden uit 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV.
g
“EV STEP“ (Blz. 103)
De belichting alleen met behulp van de draaiknoppen instellen:
j
Bij het instellen van de belichtingscorrectiewaarde hoeft u de F-knop niet in te drukken.
g
“DIAL“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen
•
Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de standen M en A.
F
+ j /
k
vw
.
3
Belichting
47
NL
Page 48
AE-lock
AEL
/
AFL
-knop
Zoeker
AE-lock
bijv.) Als BKT op
[3F 1.0EV]
gezet is
–1.0 EV+1.0 EV±0
De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met knop
AE-lock als u een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze
situatie. Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling
(AF – autofocus) als de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt ook alleen de
belichting vasthouden door knop
Als u op knop
meetwaarde wordt aangegeven, zal deze belichting
worden vastgehouden. Deze belichting wordt
vastgehouden zolang u knop
Druk nu de ontspanknop in.
•
Zodra u knop
vastgehouden.
3
TIPS
De belichting vasthouden:
j
U kunt het resultaat van de lichtmeting ook vasthouden zónder
Belichting
dat deze wordt geannuleerd als u knop
g
Als u het het moeilijk vindt om knop
ontspanknop tegelijkertijd in te drukken:
j
U kunt dan de functies van de knoppen
omwisselen.
AE-lock activeren met een ingestelde lichtmeetmethode:
j
U kunt de gewenste lichtmeetmethode instellen aan de hand waarvan u de belichting wilt
vasthouden met AE-lock.
AEL
/
AFL
AEL
/
AFL
“AEL / AFL MEMO“ (Blz. 99)
g“A
AEL
/
AFL
in te drukken.
drukt zodra de gewenste
AEL
/
AFL
ingedrukt houdt.
loslaat, wordt de belichting niet langer
AEL
/
AFL
loslaat.
AEL
/
AFL
en de
AEL
/
AFL
“ (Blz. 100)
g
“AEL-lichtmeting“ (Blz. 103)
en <
AEL
/
AFL
(AE-lock). Gebruik
AE bracketing (belichting variëren)
De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een
beetje anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen
(bijv. bij tegenlicht of in het halfduister), kunt u uit de serie foto's met verschillende
belichtingsinstellingen (belichtings- en correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste bevalt.
De foto's worden in deze volgorde gemaakt: Foto met optimale belichting, foto met
belichtingscorrectie in de richting –, foto met belichtingscorrectie in de richting +.
48
NL
Page 49
Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0
Aantal beelden
EV-stap
Bracketing
Aantal beelden
EV-stap
Correctiebereik
•
Tijdens het fotograferen verschijnt de belichtingswaarde voor de
volgende opname.
•
De belichtingscorrectiewaarde verandert zodra u de EV-stap wijzigt. g“EV STEP“ (Blz. 103)
Aantal beelden: 3 of 5
Directe knop
Menu
MODE
MENU
+ AFj
[X]
[AE BKT]
/
k
Instelscherm
ZoekerBedieningspaneel
Begin met fotograferen.
•
Bij enkelbeeldopnamen wijzigt de belichting telkens als u de ontspanknop indrukt.
•
Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto’s is
genomen.
•
Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met auto bracketing. Zodra bracketing stopt,
knippert
0
groen oplichten.
in de zoeker en op het bedieningspaneel, en op het superbedieningspaneel zal 0
Hoe corrigeert AE bracketing de belichting bij elk programma
Afhankelijk van het gekozen programma wordt de belichting als volgt gecorrigeerd:
P
: Diafragmawaarde en sluitertijd
A
: Sluitertijd
Stand
S
: Diafragmawaarde
Stand
Stand
M
: Sluitertijd
TIPS
AE bracketing toepassen op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd:
j
Corrigeer de belichtingswaarde en gebruik daarna de functie AE bracketing. AE bracketing is nu
toegepast op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd.
3
Belichting
49
NL
Page 50
ISO-waarde instellen
i
-knop
MENU
-knop
j
ISO
-knop
k
Bij de instelling [AUTO] verschijnt de
standaardwaarde.
...
...
...
Hoe hoger de ISO-waarde, hoe hoger de lichtgevoeligheid van de camera en hoe minder licht u
nodig hebt om te kunnen fotograferen. Bij hoge ISO-waarden gaat uw foto’s er echter korrelig
uitzien.
Directe knop
Superbedieningspaneel
Menu
[AUTO]
3
Belichting
[100 – 3200]
: De gevoeligheid wordt automatisch ingesteld
aan de hand van de lichtomstandigheden.
Bij
[ISO-AUTO SET]
standaardwaarde (die normaliter wordt
gebruikt voor het vaststellen van de optimale
belichting) als de maximale ISO-waarde
(de bovengrens van de automatische
ISO-instelling) vastleggen.
g
“ISO-AUTO SET (ISO-AUTO instellen)“ (Blz. 103)
: Vast ingestelde ISO-waarde.
g
“ISO STEP“ (Blz. 103)
ISO
+ j /
k
ip
: [ISO]
MENU
[W]
kunt u de zowel de
[ISO]
[ISO STEP]
kunt u instellen op
Instelscherm
ZoekerBedieningspaneel
AUTO :
100 :
3200 :
•
In de zoeker worden de waarden 125 en 1250 aangegeven als 120 en 1200.
TIPS
In de stand M de ISO-waarde automatisch laten instellen:
j
Normaliter werkt de stand AUTO alleen in de fotografeerstanden P / A / S maar u kunt deze stand
ook activeren voor andere fotografeerstanden.
g
“ISO-AUTO“ (Blz. 103)
[1/3 EV]
of
[1 EV]
.
50
NL
Page 51
Indicatie na het instellen
ZoekerBedieningspaneel
In de stand AUTO verschijnen de
ISO-A- en de ISO-waarden die door
de camera zijn vastgesteld. Bij alle
andere instellingen verschijnt ISO en
de ingestelde waarde. Bij een
ingestelde ISO-waarde van 2000 of
hoger knippert de ISO-indicatie.
Bij een andere instelling dan AUTO
verschijnt ISO. Bij een ingestelde
ISO-waarde van 2000 of hoger
knippert de ISO-indicatie.
ISO-bracketing
De camera neemt, met een vaste sluitertijd en vast diafragma, meerdere foto's met telkens een
andere ISO-waarde. In totaal worden er 3 opnamen gemaakt met verschillende ISO-waarden:
één opname met de optimale belichting volgens de stand
ISO-correctie in de richting –, en één opname met ISO-correctie in de richting +.
Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0
•
De belichtingscorrectie wordt ingesteld in stappen van 1/3 EV, ongeacht welke ISO-stap op de
camera is ingesteld.
Aantal beelden: 3
Menu
x
Opmerkingen
•
Bij bracketing wordt geen rekening gehouden met de bij
bovengrens van de ISO-waarde.
MENU
[X]
[ISO BKT]
[AUTO]
), één opname met
[ISO-AUTO SET]
. Ingestelde
3
Belichting
51
NL
Page 52
Scherpstellen en opnamefuncties
i
-knop
AF
-knop
MENU
-knop
j
4
Autofocusstand selecteren
Deze camera beschikt over drie autofocusstanden:
S-AF, C-AF, en MF. U kunt foto’s maken door de S-AF- of
C-AF-functie met de MF-functie te combineren.
Directe knop
AF
+
j
Superbedieningspaneel
Menu
Instelscherm
4
Scherpstellen en opnamefuncties
S-AF:
C-AF:
MF:
S-AF+MF :
C-AF+MF :
ip
: [AF MODE]
MENU
[X]
[AF MODE]
ZoekerBedieningspaneel
52
NL
Page 53
S-AF (één keer scherpstellen)
AF-teken
Zoeker
Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera één keer scherp.
Als het scherpstellen mislukt, laat u de ontspanknop los en drukt u deze nogmaals half in. Deze
methode is geschikt voor het fotograferen van niet of nauwelijks bewegende onderwerpen.
Druk de ontspanknop half in.
•
Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het AF-teken
met knipperen.
•
U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met
scherpstellen.
TIPS
Bij weinig licht kan de camera in een AF-stand soms moeilijk automatisch scherpstellen:
j
De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF (autofocus) vergemakkelijkt dit
het scherpstellen bij het fotograferen bij weinig licht.
Indien gewenst kunt u snel overschakelen van AF (autofocus) naar MF
(handmatig scherpstellen):
j
Leg
[MF]
vast onder de knop < zodat u met knop < snel kunt overschakelen naar de stand MF.
g“;
U wilt toch een foto maken, ook al heeft de camera niet scherpgesteld op het onderwerp:
j
U wilt dat in de zoeker het AF-teken niet meer oplicht zodra de camera heeft
scherpgesteld:
j
FUNCTION“ (Blz. 99)
Zie “RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C“ (gBlz. 101).
Het AF-teken in de zoeker licht rood op zodra de camera heeft scherpgesteld. U kunt de camera zo
instellen dat het AF-teken niet meer oplicht.
g
“AF ILLUMINAT.“ (Blz. 96)
g
“AF AREA POINTER“ (Blz. 96)
C-AF (continu scherpstellen)
De camera herhaalt het scherpstellen terwijl de ontspanknop half ingedrukt blijft. Als het
onderwerp zich verplaatst, blijft de camera de scherpstelling continu aanpassen (Predictive
AF). Ook al beweegt het onderwerp of verandert u de compositie van de foto, de camera blijft
bezig met scherpstellen.
Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden.
•
Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt het AF-teken met knipperen.
•
Het AF-teken licht niet meer op, ook al is de scherpstelling in orde.
•
De camera blijft continu bezig met scherpstellen. Ook al beweegt het onderwerp, en zelfs als u de
compositie van de foto wijzigt: de camera blijft steeds bezig met scherpstellen.
•
U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen. U hoort deze pieptoon niet meer na
de derde keer scherpstellen in de stand continu AF, ook al is er goed scherpgesteld.
TIPS
De camera stelt scherp op iets dat vóór het onderwerp voorbijkomt:
j
U kunt de camera zo instellen dat de scherpstelling niet verandert, ook al verandert de afstand tot
het onderwerp.
g
“C-AF LOCK“ (Blz. 96)
4
Scherpstellen en opnamefuncties
53
NL
Page 54
MF (handmatig scherpstellen)
)
Dichtbij
Scherpstelring
Hierbij kunt u met de hand scherpstellen op een onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt.
Stel scherp met de scherpstelring.
TIPS
De draairichting van de scherpstelring wijzigen:
j
U kunt de draairichting van de scherpstelring naar eigen
voorkeur instellen: rechtsom of juist linksom naar de stand
oneindig.
g
Bevestiging of daadwerkelijk is scherpgesteld op het
onderwerp (scherpstelhulp):
j
Als u de lens handmatig scherpstelt op een onderwerp
(door de scherpstelring te verdraaien), stopt het AF-teken
met knipperen zodra uw scherpstelling overeenkomt met de
autofocusmeting van de camera. Als
[AF AREA]
autofocusveld is scherpgesteld op het onderwerp.
“FOCUS RING“ (Blz. 96)
B
, licht het AF-teken zodra in het middelste
is ingesteld met
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+ MF)
4
Met deze functie kunt u, zodra de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF, de
Scherpstellen en opnamefuncties
scherpstelling handmatig bijregelen met de scherpstelring. Als de ontspanknop niet ingedrukt
is, kan MF worden gebruikt.
•
U kunt fijn scherpstellen met de scherpstelring als u de ontspanknop half ingedrukt hebt en AF
bevestigd is. U kunt ook fijn scherpstellen met de scherpstelring als de ontspanknop niet half
ingedrukt is.
x
Opmerkingen
•
Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw half
indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
De methoden C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+ MF)
Stel scherp met de scherpstelring en druk de ontspanknop half in om de C-AF-methode te
activeren.
•
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, kunt u niet handmatig scherpstellen (MF).
•
Als u de ontspanknop niet indrukt, kunt u handmatig scherpstellen (MF).
TIPS
Een andere manier om handmatig scherp te stellen in de stand C-AF:
j
U kunt knop
x
Opmerkingen
•
AEL
/
AFL
instellen om C-AF te activeren. g“AEL / AFL“ (Blz. 98)
Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw half
indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
54
NL
Page 55
Autofocusveld selecteren
Geselecteerd
autofocuspunt
Bij automatisch scherpstellen kan de camera gebruik maken van 11 autofocuspunten.
Selecteer het meest geschikte autofocuspunt voor het onderwerp en de compositie.
U kunt kiezen uit twee autofocusmethoden: De stand Alle autofocuspunten waarbij autofocus
alle 11 autofocuspunten gebruikt, en de stand Één autofocuspunt waarbij autofocus scherpstelt
op het gebiedje rondom het geselecteerde autofocuspunt.
B
Alle autofocuspunten
Bij het automatisch scherpstellen op het onderwerp houdt de
camera het gemiddelde aan van de 11 autofocuspunten. Dit is
een geschikte methode bij het fotograferen van bewegende
onderwerpen of als u het scherpstellen aan de camera wilt
overlaten.
M
Één autofocuspunt
o
Één klein autofocuspunt)
(
De camera stelt scherp op het ene geselecteerde
autofocuspunt. Dit is handig als u na het bepalen van de
compositie nauwkeurig wilt scherpstellen op het onderwerp.
M
kunt u scherpstellen op een gebied dat wat groter is dan
Met
één autofocuspunt, maar u kunt dit bereik alleen instellen binnen
het autofocuspunt. Als u
[AF SENSITIVITY]
g
“AF SENSITIVITY“ (Blz. 96)
N
Één dynamisch autofocuspunt
Als de camera niet kan scherpstellen op het geselecteerde
autofocuspunt, zal de camera scherpstellen op een naburige
autofocuspunt.
[SMALL]
, verandert de indicatie in o.
hebt geselecteerd voor
4
Scherpstellen en opnamefuncties
55
NL
Page 56
Directe knop
i
-knop
MENU
-knop
P
-knop
k
•
Zodra u de knop loslaat, zal het op dat moment geselecteerde
autofocusveld oplichten. Als u
kunt u het autofocuspunt selecteren dat u in dat geval wilt
gebruiken. Hoe u dat doet, leest u bij stap 2 in de volgende
paragraaf “Autofocuspunt selecteren“ (
Superbedieningspaneel
•
Als u M of N hebt ingesteld, kunt u het autofocuspunt
selecteren met de draaiknop.
Menu
•
Als u M of N hebt ingesteld, kunt u het autofocuspunt selecteren met p.
Autofocuspunt selecteren
Selecteer het autofocuspunt dat u in de stand Één autofocuspunt wilt gebruiken.
4
1
Druk op knop P en laat deze weer los om een autofocuspunt te kunnen
selecteren.
Scherpstellen en opnamefuncties
2
Met de hoofd- of hulpdraaiknop of met de
pendelknop selecteert u het gewenste
autofocuspunt.
•
De hoofddraaiknop werkt zoals de pendelknoppen ac,
en de hulpdraaiknop werkt zoals de pendelknoppen
•
Voor het selecteren van het autofocuspunt kunt u de
werking van de draaiknoppen en de pendelknop wijzigen.
g“P
•
SET UP“ (Blz. 97)
Druk op knop i om het autofocuspunt terug te zetten in
het midden.
P
+
k
M
of N hebt ingesteld,
g
Blz. 56).
ip
: [AF AREA]P
+
k
MENU
[X]
[AF AREA]
bd
.
56
NL
Page 57
Een bepaald autofocuspunt vastleggen
Geeft aan dat autofocuspunt
wordt vastgelegd.
Een vaakgebruikte stand voor het autofocusveld en de positie van het autofocuspunt kunt
u vastleggen. Deze vastgelegde instelling (de “uitgangspositie“) kunt u dan snel selecteren en
gebruiken.
Vastleggen
1
In het scherm bij stap 2 van “Autofocuspunt
selecteren“ (
op de knoppen
•
De uitgangspositie wordt vastgelegd zodra de knoppen
worden ingedrukt.
•
De uitgangspositie kan niet worden vastgelegd vanuit
een menu.
g
Blz. 56) drukt u tegelijkertijd
<
en F.
AF AREA
SELECT
HP
Fotograferen
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u de functie [P HOME]
<. g“;
1
x
FUNCTION“ (Blz. 99)
Druk op de <-knop.
•
De vastgelegde uitgangspositie wordt geselecteerd. Druk nogmaals op deze knop als u wilt
terugkeren naar de oorspronkelijke stand voor het autofocusveld.
Opmerkingen
•
Bij het vastleggen van de uitgangspositie wordt de autofocustolerantie niet opgeslagen.
eerst toewijzen aan knop
4
Scherpstellen en opnamefuncties
57
NL
Page 58
Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt (scherpstelgeheugen)
Indicatie-LED
Dataverkeer
Ontspanknop
AF-teken
Voorbeeld) De camera stelt scherp op het
middelste autofocuspunt.
Autofocusveld
De autofocus van de camera kan eventueel niet scherpstellen op het onderwerp als het
onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. Als dit gebeurt, kunt u het beste het
scherpstelgeheugen (focus lock) gebruiken. Gebruik dit als bij de compositie het onderwerp
buiten de 11 autofocuspunten valt, of bij een onderwerp waarop moeilijk kan worden
scherpgesteld.
1
Richt het autofocusveld op het
onderwerp waarop u wilt scherpstellen
en druk de ontspanknop half in tot het
AF-teken verschijnt.
•
De ingestelde scherpstelling wordt
vastgehouden. Het AF-teken en en het
autofocusveld verschijnen in de zoeker.
•
Als het AF-teken nog steeds knippert,
drukt u de ontspanknop opnieuw half in.
•
Zodra u de ontspanknop half indrukt,
verdwijnt het superbedieningspaneel.
4
Scherpstellen en opnamefuncties
2
Beweeg naar de gewenste samenstelling
met half ingedrukte ontspanknop en druk de
knop dan helemaal in.
•
De indicatie-LED Dataverkeer knippert terwijl de foto
op het geheugenkaartje wordt opgeslagen.
58
NL
Page 59
Als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn omgeving
Het aantal repeterende opnamen
dat kan worden gemaakt
k
<
/ Y / j-knop
Als het contrast van het onderwerp gering is, als bijvoorbeeld de belichting niet voldoende is of
het onderwerp door mist niet goed zichtbaar is, kan er niet scherp gesteld worden. Stel scherp
(scherpstelgeheugen) op een onderwerp met een hoog contrast dat even ver van de camera
verwijderd is als het onderwerp dat u wilt fotograferen, kies daarna de gewenste uitsnede en
maak de opname.
Repeterende opnamen
Enkelbeeldopnamen
Repeterende opnamen H
Repeterende opnamen L
•
Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze ingedrukt.
De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot u de knop
loslaat.
•
De scherpstelling, de belichting en witbalans van de eerste
opname (tijdens S-AF, MF) worden vastgehouden.
x
Opmerkingen
•
Als tijdens repeterende opnamen de batterijspanningsindicator begint te knipperen, stopt de
camera met fotograferen en begint de gemaakte foto’s op te slaan op het geheugenkaartje.
Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto’s opslaan.
Instelmethode
Directe knop
o
Telkens als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera één
foto (in de stand Fotograferen).
l
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera
5 opnamen per seconde (in de stand JPEG).
O
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera
het ingestelde aantal opnamen per seconde
(
g“O
<
/ Y / j +
fps“ [Blz. 101]).
k
4
Scherpstellen en opnamefuncties
Superbedieningspaneel
ip
: [< / Y / j]
59
NL
Page 60
Instelscherm
Enkelbeeldopnamen
Zelfontspanner-LED
ZoekerBedieningspaneel
Repeterende opnamen H :
Repeterende opnamen L :
Zelfontspanner 12 sec. :
Zelfontspanner 2 sec.:
Afstandsbediening:
Afstandsbediening 2 sec. :
•
Anti-shock-indicatie:
Als anti-shock (trillingen voorkomen) is geactiveerd, knippert de weergave in de zoeker en op
het bedieningspaneel en verschijnt op het superbedieningspaneel het symbool
D
4
Scherpstellen en opnamefuncties
Fotograferen met de zelfontspanner
Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera zo
instellen dat de foto na 12 seconden of na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen met de
zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten.
Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (
Druk de ontspanknop helemaal in.
•
De foto is gemaakt.
•
Als Y12s.
is geselecteerd:
De zelfontspanner-LED brandt eerst ongeveer 10 seconden
continu, begint dan ongeveer 2 seconden lang te knipperen,
en daarna wordt de foto gemaakt.
•
Als Y2s
is geselecteerd:
De zelfontspanner-LED knippert ongeveer 2 seconden,
daarna wordt de foto gemaakt.
•
Om de ingeschakelde zelfontspanner voortijdig te stoppen,
drukt u op de
x
<
/ Y / j-knop.
Opmerkingen
•
Druk de ontspanknop niet in terwijl u recht voor de camera
staat omdat de camera dan bij een half-ingedrukte
ontspanknop gaat scherpstellen op het verkeerde onderwerp.
g
Blz. 59).
.
60
NL
Page 61
Oculairsluiter
Oculairsluithendel
Afstandsbedieningslampje
Ontvanger van
afstandsbedieningssignalen
Als u fotografeert zonder door de zoeker te kijken, dek
dan het oculair af zodat er geen licht in de zoeker valt wat
de belichting zou kunnen beïnvloeden. Sluit het oculair
door de hendel naar boven te zetten.
Fotograferen met de afstandsbediening
Met behulp van de optionele afstandsbediening RM-1 kunt u een zelfportret of een opname bij
nachtlicht maken zonder dat u de camera hoeft aan te raken.
U kunt de camera zo instellen dat, na het indrukken van de ontspanknop op de
afstandsbediening, de foto onmiddellijk of na 2 seconden wordt gemaakt. Met de optionele
afstandsbediening kunt u ook tijdopnamen maken.
Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (
Zet de camera stevig op een statief, richt de
afstandsbediening op de ontvanger op de camera en
druk op de ontspanknop van de afstandsbediening.
•
Als <0s
is geselecteerd:
De scherpstelling en belichting worden vastgehouden,
het afstandsbedieningslampje knippert en de foto wordt
gemaakt.
•
Als <2s
is geselecteerd:
De scherpstelling en belichting worden vastgehouden,
de afstandsbedienings-LED knippert en na ongeveer
2 seconden wordt de foto gemaakt.
g
Blz. 59).
4
Scherpstellen en opnamefuncties
61
NL
Page 62
Effectief bereik van de afstandsbediening
Afstands-
bediening
Ontvanger van
afstandsbedieningssignalen
Ca. 5 m (binnenshuis)
Ca. 3 m (buitenshuis)
C
a
.
3
m
(
b
i
n
n
e
n
s
h
u
i
s
)
C
a
.
2
m
(
b
u
i
t
e
n
s
h
u
i
s
)
C
a
.
3
m
(
b
i
n
n
e
n
s
h
u
i
s
)
C
a
.
2
m
(
b
u
i
t
e
n
s
h
u
i
s
)
Richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera binnen het bereik dat hieronder
staat aangegeven.
Als sterk licht zoals direct zonlicht op de ontvanger van de afstandsbediening schijnt of als
TL-licht of apparaten, die elektrische golven of radiogolven uitstralen, in de buurt zijn, kan dit
het effectieve bereik verkleinen.
4
TIPS
Het afstandsbedieningslampje knippert niet als u op de ontspanknop van de
Scherpstellen en opnamefuncties
afstandsbediening drukt:
j
Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de ontvanger op de camera wordt blootgesteld
aan fel licht. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop
van de afstandsbediening.
j
Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de afstand tot de camera te groot is. Houd de
afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de
afstandsbediening.
j
Het signaal wordt gestoord. Wijzig het zendkanaal zoals aangegeven in de handleiding van de
afstandsbediening.
Het fotograferen via de afstandsbediening uitschakelen:
j
Na het fotograferen via de afstandsbediening wordt deze functie niet automatisch uitgeschakeld.
Druk op knop
Gebruik van de ontspanknop op de camera tijdens het fotograferen via de
afstandsbediening:
j
De ontspanknop op de camera werkt altijd, ook in de stand “Fotograferen via de
afstandsbediening“.
x
Opmerkingen
•
Er wordt geen foto gemaakt als de camera niet heeft kunnen scherpstellen op het onderwerp.
•
Bij fel licht is het afstandsbedieningslampje moeilijk te zien waardoor u moeilijk kunt bepalen of
de foto wel gemaakt is.
•
Met de afstandsbediening kunt u niet in- of uitzoomen.
<
/ Y / j om de camera op [o] (enkelbeeldopnamen) te zetten, etc.
62
NL
Page 63
Tijdopnamen met de afstandsbediening
Druk bij de afstandsbediening op knop W
om de sluiter te openen.
Zodra de bij “BULB TIMER“
(gBlz. 103) ingestelde tijd is
verstreken, gaat de sluiter
automatisch dicht.
Druk op knop T om de sluiter
te sluiten.
o
-knop
j
k
Zet de fotografeerstand op [A]. g“Tijdopnamen“ (Blz. 44)
Anti-shock – trillingen voorkomen
U kunt de interval instellen tussen het moment waarop de camera de spiegel omhoogklapt,
en het moment waarop de sluiter opengaat. Hiermee voorkomt u dat de camera tijdens de
opname trilt door het opklappen van de spiegel. Deze functie kan handig zijn bij astrofotografie
en microscoopfotografie of andere fotografische situaties waarin een zeer lange sluitertijd wordt
gebruikt en trilling van de camera tot een minimum moet worden beperkt.
1
MENU
[X]
[ANTI-SHOCK z]
2
Selecteer de tijd (tussen 1 en 30 seconden) die moet verstrijken tussen het
omhoogklappen van de spiegel en het ontspannen van de sluiter en druk daarna
i
.
op
3
Anti-shock wordt apart toegevoegd aan de fotografeerfuncties
(enkelbeeldopnamen, repeterende opnamen, en opnamen met de zelfontspanner en
de afstandsbediening). Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“
g
Blz. 59).
(
Beeldstabilisator
U kunt het bewegen van de camera, dat snel optreedt als u in situaties met weinig licht
fotografeert of tijdens het fotograferen met een sterke vergroting, verminderen.
OFF
Beeldstabilisator is uit.
I.S. 1
Beeldstabilisator is aan.
I.S. 2
Dit wordt gebruikt als u in horizontale richting beweegt om een wazige achtergrond te
krijgen. De horizontale beeldstabilisator is uitgeschakeld en alleen de verticale
beeldstabilisator is geactiveerd.
1
Druk op knop o, laat deze weer los, en kies daarna
met de draaiknop de gewenste instelling.
4
Scherpstellen en opnamefuncties
63
NL
Page 64
Instelscherm
Groen: beeldstabilisator actief
Rood: beeldstabilisator fout
250
F5.6
IS
N
3 8
:
OFF
:
Zoeker
Bedieningspaneel
:
I.S. 1
I.S. 2
Het effect van beeldstabilisator controleren met Live view
U kunt de knop o ingedrukt houden tijdens het live
bekijken om het effect van de beeldstabilisator op de
monitor te zien. In die positie kunt u de ontspanknop
helemaal indrukken om een foto te maken.
•
Als
4
[IMAGE STABILIZER]
het indrukken en ingedrukt houden van de knop
beeldstabilisator (
Scherpstellen en opnamefuncties
•
Door het loslaten van de knop o of het ingedrukt houden
van de knop
beeldstabilisator uitgeschakeld.
x
o
gedurende enkele seconden wordt de
Opmerkingen
•
De beeldstabilisator kan geen grote bewegingen van de
camera corrigeren of bewegingen van de camera die
optreden als de sluitertijd op de langste tijd is ingesteld. In die gevallen raden wij het gebruik van
een statief aan.
•
Bij het gebruik van een statief zet u
•
Als u een lens gebruikt met een beeldstabilisatiefunctie schakel dan de beeldstabilisatie van de
lens of van de camera uit.
•
Bij het uitschakelen van de camera wordt de beeldstabilisator geactiveerd. De camera trilt dan
voor deze functie, dit is geen storing.
•
Een rode H op de monitor geeft aan dat de beeldstabilisatorfunctie niet goed werkt. Als u zo
een foto maakt, is de compositie eventueel uit. Neem contact op met uw geautoriseerde
servicecentrum van Olympus
[I.S. 1]
op
[OFF]
is gezet, activeert
).
o
de
[IMAGE STABILIZER]
op
[OFF]
.
250
F5.6
L
38
1
IS
N
64
NL
Page 65
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Beeld met een hoog aantal pixels
Beeld met een laag aantal pixels
Het aantal pixels wordt hoger
5
De beeldkwaliteit selecteren
U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwaliteit die
het beste past bij het doel van de foto (printen, bewerken op een pc, bewerken voor een
website, enz.).
Opnameformaten
JPEG
Voor JPEG-beelden selecteert u een combinatie van resolutie (Y, X, W) en compressiefactor
(SF, F, N, B). Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes). Als u een beeld gaat vergroten,
ziet u bij een laag aantal pixels eerder een mozaïekpatroon verschijnen. Bij een beeld met een
groot aantal pixels neemt beeldbestand meer geheugenruimte in beslag waardoor u op het
geheugenkaartje minder beelden kunt opslaan. Het beeldbestand wordt kleiner naarmate
u een hogere compressie kiest. In dat geval is het beeld echter minder helder als u het gaat
weergeven.
Beeld wordt helderder
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
SF
SF
SF
Compressiefactor
F
(Fijn)
1/4
Y
X
W
F
F
F
N
(Normaal)
1/8
Y
X
W
B
(Basis)
1/12
N
Y
B
N
X
B2560 x 1920
N
W
B
65
NL
Applicatie Aantal pixels
Y
(Large –
groot)
Afhankelijk
van het
gewenste
printformaat
Voor kleine
afdrukken en
gebruik op
websites.
X
(middel)
W
(Small –
klein)
Aantal
pixels
3648 x 2736
3200 x 2400
1600 x 1200
1280 x 960
1024 x 768
640 x 480
SF
(SuperFijn)
1/2.7
Y
X
W
Page 66
RAW
arge
Normal
CARD SETUP
CUSTOM RESET
PICTURE MODE
GRADATION
WB
CANCELSELECT
GO
F
N
N
N
RAW
Dit zijn onverwerkte gegevens waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet veranderd
werden. Gebruik de OLYMPUS Master om ze als een beeld op de computer weer te geven.
RAW-gegevens kunnen niet weergegeven worden op een andere camera of met normale
software, en kunnen niet geselecteerd worden voor printreservering.
U kunt met deze camera opnamen bewerken die met de beeldkwaliteit RAW zijn gemaakt.
g
“Foto’s bewerken“ (Blz. 91)
De beeldkwaliteit selecteren
JPEG
Voor JPEG-beelden kunt u 4 combinaties vastleggen van resoluties (Y, X, W) en
compressiefactoren (SF, F, N, B). In totaal zijn er 12 verschillende combinaties mogelijk.
g“K
SET“ (Blz. 105)
U kunt kiezen tussen de resoluties
g
“PIXEL COUNT“ (Blz. 105)
RAW + JPEG
Telkens als u een foto maakt, wordt tegelijkertijd een JPEG- en een RAW-beeld opgeslagen.
RAW
Slaat het beeld op in het bestandtype RAW.
Voorbeeld) De volgende 9 beeldkwaliteiten zijn beschikbaar als
5
RAW: RAW
JPEG:
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
RAW+JPEG : RAW+
vastgelegd
Y
F / YN / XN / WN
Y
F / RAW+YN / RAW+XN / RAW+WN
X
en W en het aantal pixels selecteren.
Y
F / YN / XN / WN zijn
Superbedieningspaneel
Menu
TIPS
Snel de beeldkwaliteit instellen:
j
Als u
[RAWK]
<
ingedrukt houdt, met de draaiknop de beeldkwaliteit
instellen. Telkens als u op
“alleen JPEG“ en “JPEG + RAW“.
g“;
De bestandsgrootte bepalen en het aantal foto’s dat
u per beeldkwaliteit kunt opslaan:
j
“Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto’s dat kan
worden opgeslagen“ (
66
NL
vastlegt onder knop < kunt u, terwijl u knop
FUNCTION“ (Blz. 99)
ip
MENU
<
drukt, schakelt u om tussen
g
Blz. 141)
: [K]
[W][K
]
Page 67
Witbalans selecteren
De kleurweergave varieert altijd naargelang de lichtomstandigheden. Als u bijvoorbeeld
daglicht en gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen, ziet u dat de kleur
wit telkens een andere tint heeft. Een digitale camera kan met zijn digitale processor de kleur
van het wit aanpassen zodat de keur er natuurlijker uitziet. Dit noemen we de witbalans. Met
deze camera kunt u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen.
Witbalans automatisch instellen [AUTO]
De camera detecteert dan in de beelden automatisch de witte partijen en past aan de hand
daarvan de kleurbalans aan. Gebruik deze stand bij normaal fotograferen.
In deze camera zijn 8 verschillende kleurtemperaturen voorgeprogrammeerd die geschikt zijn
voor een groot aantal verlichtingssituaties, zowel binnenshuis als buitenshuis, inclusief TL,
gloeilampen en flitslicht. Gebruik bijv. een preset WB om meer rood te krijgen in een opname
van een zonsondergang, of creëer hiermee een warm effect bij kunstlichtopnamen.
U kunt de kleurtemperatuur instellen tussen 2000 en 14000 K (graden Kelvin). Voor meer
informatie over de kleurtemperatuur, zie “Witbalans en kleurtemperatuur“ (
U kunt voor bepaalde lichtomstandigheden de optimale witbalans instellen door de camera op
een wit object te richten, bijv. een wit stuk papier. De witbalans die zo wordt ingesteld, wordt
opgeslagen als een van de preset WB-instellingen. Er zijn vier “witbalansinstellingen met één
knop“ vastgelegd.
WB-standLichtomstandigheden
AUTO
5
5300 K
2
7500 K
3
6000 K
1
3000 K
w
4000 K
x
4500 K
y
6600 K
n
5500 K
V
1 – 4
CWB
g
“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 70)
Geschikt voor de meeste lichtomstandigheden (als in de zoeker een witte beeldpartij
zichtbaar is) Gebruik deze stand bij normaal fotograferen
Voor buitenopnamen op een heldere dag, of voor meer rode tinten bij een een
zonsondergang, of voor meer kleuren bij vuurwerk
Voor buitenopnamen in de schaduw op een heldere dag
Voor het fotograferen buiten op een bewolkte dag
Voor fotograferen bij gloeilamplicht
Voor fotograferen bij wit TL-licht
Voor fotograferen bij een neutrale witte TL-lamp
Voor fotograferen bij het licht van daglicht-TL-lampen
Voor flitsopnamen
De bij “one-touche WB“ ingestelde kleurtemperatuur.
g
“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 70)
De kleurtemperatuur die is ingesteld in het menu Custom witbalans. Dit kunt
u instellen tussen 2000 en 14000 K. Als hier geen waarde is ingesteld, staat deze
op 5400 K.
g
Blz. 140).
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
67
NL
Page 68
Auto WB / preset / custom WB instellen
i
-knop
MENU
-knop
WB
-knop
F
-knop
k
j
Kleurtemperatuur
WB-stand
•
Bij een eigen witbalansinstelling
verschijnt de kleurtemperatuur.
Witbalanssensor
U kunt de witbalans instellen door de juiste kleurtemperatuur voor de heersende
lichtomstandigheden te kiezen.
Directe knop
Superbedieningspaneel
•
U stelt uw eigen witbalans (CWB) in door
dan met ingedrukte
F
Menu
WB
+ j /
ip
: [WB]
-knop de draaiknop te verdraaien.
MENU
[W]
Instelscherm
Zoeker
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Bedieningspaneel
TIPS
Als onderwerpen die niet wit zijn in het wit verschijnen:
j
In de stand Auto WB kan de juiste witbalans niet worden bepaald als er binnen het zoekerbeeld
geen witte partijen voorkomen. Probeer het in dit geval met de instelling one-touche WB of met een
van de preset-WB-instellingen.
Witbalanssensor
De camera is voorzien van een witbalanssensor die de
kleurtemperatuur van het omgevingslicht vaststelt. De
witbalanssensor meet en berekent het infrarode en zichtbare
licht en bepaalt aan de hand daarvan de lichtbron: zonlicht,
TL, schijnwerper of een andere verlichting. Let op dat
u tijdens het fotograferen de sensor niet afdekt of
overschaduwd.
k
[CWB]
te selecteren en
[WB]
:AWB
:
5
:
2
:
3
:
1
:
>
:
>
:
>
:
#
:
V
:
V
:
V
:
V
:
68
NL
Page 69
Witbalanscorrectie
AUTO
>
A
GO
G
G
–
5
A
+
2
WB PREVIEW
AEL
AFL
Instelmenu directe knoppen
Bijregeling naar A: –3
Bijregeling naar G: –2
Hiermee kunt u de instelling van Auto WB en Preset WB bijregelen.
Directe knop
•
Voor de A-richting gebruikt u de hulpdraaiknop, en voor de G-richting de hoofddraaiknop.
Superbedieningspaneel
WB
+
Fk
j
: aanpassen in de G-richting
ip
: aanpassen in de A-richting /
: [>]
Menu
•
Selecteer de witbalans die u wilt bijregelen en druk op d.
MENU
[W]
[WB]
De witbalans bijregelen in de richting A
(amber / blauw)
Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt
de beeldtint bij het bijregelen naar + oranje (amber),
en naar – blauwer.
De witbalans bijregelen in de richting G
(groen / magenta)
Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de
beeldtint bij het bijregelen naar + groener, en naar –
roder (magenta).
•
De witbalans kunt u in beide richtingen in 7 stappen
bijregelen.
Instelscherm
Voorbeeld) De richtingen A en G zijn allebei bijgeregeld naar –
ZoekerBedieningspaneel
TIPS
De aangepaste witbalans controleren:
j
Na het instellen van de correctiewaarde richt u de camera op het onderwerp om testopnamen te
maken. Als u op knop
witbalansinstellingen hebt gemaakt.
Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen:
j
Zie “ALL >“ (gBlz. 104).
AEL
/
AFL
drukt, verschijnen de testbeelden die u met de huidige
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
69
NL
Page 70
Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)
<
-knop
Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare preset
WB’s. Om de witbalans te bepalen richt u de camera op een wit vel papier dat verlicht wordt
door de gewenste lichtbron. De optimale witbalans voor deze lichtomstandigheden kunt u voor
maximaal 4 instellingen opslaan in de camera. Dit is handig als u een onderwerp niet alleen bij
natuurlijk licht fotografeert, maar ook bij andere lichtbronnen met verschillende
kleurtemperaturen.
[; FUNCTION]
Zet
1
Richt de camera op een wit vel papier.
•
Houd het papier zó dat het de hele zoeker vult. Zorg dat er geen schaduwen zichtbaar zijn.
2
Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, drukt u de
ontspanknop in.
•
Het scherm voor one-touch witbalans verschijnt.
3
Selecteer het nummer van de eenknops witbalans
die u wilt vastleggen en druk op
•
De witbalans is nu vastgelegd.
•
De vastgelegde witbalans wordt in de camera opgeslagen als
een van de preset WB's. De vastgelegde witbalans blijft
bewaard als u de camera uitschakelt.
TIPS
Na het indrukken van de ontspanknop, verschijnt [WB NG RETRY]:
j
Het vastleggen van de witbalans is mislukt om een van de volgende redenen: het beeld bevatte te
5
weinig wit, het beeld is te licht of te donker, of de kleuren zien er onnatuurlijk uit. Wijzig het
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
diafragma en de sluitertijd en herhaal de procedure vanaf stap 1.
van tevoren op [V]. (gBlz. 99)
i
.
70
NL
Page 71
WB bracketing (witbalans variëren)
EV-stap in de richting G-M:
2 STEP
EV-stap in de richting A-B:
4 STEP
Zoeker
Bedieningspaneel
WB BKT
3F 4STEP
A-B
3F 4STEP
G-M
SELECTGO
Instelmenu directe knoppen
Bij één opname worden automatisch drie foto’s genomen met verschillende witbalansen
(aangepast in de opgegeven kleurrichtingen). Eén foto heeft de opgegeven witbalans en de
andere tonen hetzelfde beeld, maar aangepast in verschillende kleurrichtingen.
Directe knop
•
Voor de richting A-B gebruikt u de hulpdraaiknop, en voor de richting G-M de hoofddraaiknop.
Menu
Instelscherm
WB
+
MODE
k
j
: EV-stap in de richting G-M
MENU
[X]
: EV-stap in de richting A-B /
[WB BKT]
•
Kies tussen
voor de EV-stap voor zowel de richting A-B (amber-blauw) als
de richting G-M (groen-magenta).
•
Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden automatisch
3 foto’s gemaakt die aangepast worden in de opgegeven
kleurrichtingen.
WB bracketing toepassen op de witbalans die u hebt
ingesteld:
j
x
[OFF], [3F 2STEP], [3F 4STEP]
TIPS
Stel eerst met de hand de witbalans in en gebruik vervolgens
WB bracketing. WB bracketing wordt toegepast op de
witbalans die u hebt aangepast.
Opmerkingen
•
Bij WB bracketing kan de camera geen repeterende opnamen maken als op het
geheugenkaartje onvoldoende geheugen beschikbaar is om het geselecteerde aantal beelden
op te slaan.
, en
[3F 6STEP]
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
71
NL
Page 72
Beeldeffecten
CARD SETUP
CUSTOM RESET
PICTURE MODE
GRADATION
WB
CANCELSELECT
GO
PICTURE MODE
j
MUTED
i
NATURAL
Z
PORTRAIT
MONOTONE
h
VIVID
CONTRAST
SHARPNESS
SATURATION
i
NATURAL
CANCELSELECT
GO
LoHi
LoHi
Lo
Hi
Lo
00
Hi
CONTRAST
CANCELSELECT
GO
Hiermee kunt u beeldtonen selecteren om unieke effecten te creëren. Beeldparameters zoals
contrast en scherpte kunt u in iedere stand een beetje bijregelen. De veranderbare parameters
worden in elke stand beeldeffecten opgenomen.
: Voor levendige kleuren.
: Voor natuurlijke kleuren.
: Voor afgevlakte tinten.
: Voor mooie huidtinten.
: Voor zwart / wit-tinten.
: Selecteer een beeldeffect, stel de parameters in en leg deze instelling
vast. Onder
het menu apart instellen bij
[CUSTOM]
kunt u ook de gradatie vastleggen. Dit moet u in
[GRADATION]. g
“Gradatie“ (Blz. 73)
Superbedieningspaneel
Menu
ip
MENU
[W]
[PICTURE MODE]
De aanpasbare parameters zijn ingedeeld per beeldeffect.
De afzonderlijke paramaters luiden als volgt:
[CONTRAST]
[SHARPNESS]
5
[SATURATION]
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
[B&W FILTER]
[PICT. TONE]
72
NL
: Het verschil tussen lichte en donkere
partijen.
: De beeldscherpte
: De kleurdiepte van het beeld
: Voor zwart / wit-foto’s. De filterkleur
wordt lichter en de complementaire
[N: NEUTRAL]
[Ye: YELLOW]
[Or: ORANGE]
[R: RED]
[G: GREEN]
[N: NEUTRAL]
[S: SEPIA]
[B: BLUE]
[P: PURPLE]
[G: GREEN]
kleur wordt donkerder.
: Hiermee creëert u een normale
zwart / wit-foto.
: Geeft mooi doortekende witte
wolken tegen een helderblauwe
lucht.
: Accentueert de kleuren in blauwe luchten en zonsondergangen
lichtjes.
: Accentueert in sterke mate kleuren in blauwe luchten en de
helderheid van karmozijnrood gebladerte.
: Accentueert in sterke mate kleuren in rode lippen en groene
bladeren.
: Kleurt zwart / wit-beelden.
: Hiermee creëert u een normale
zwart / wit-foto.
:Sepia
: Blauw
: Purper
: Groen
: [PICTURE MODE]
Page 73
Gradatie
HIGH KEY
Geschikt voor onderwerpen
met veel lichte tinten.
LOW KEY
Geschikt voor onderwerpen
met veel schaduwtinten.
Naast de
[HIGH KEY]
[LOW KEY]
[AUTO]
[NORMAL]
[NORMAL]
gradatie-instelling, kunt u 3 andere gradatie-instellingen selecteren.
: Gradatie bij een helder onderwerp.
: Gradatie bij een donker onderwerp.
: Deelt het beeld op in kleinere gebieden en bepaalt voor elke gebied
afzonderlijk de helderheid. Dit werkt goed bij beelden waarin gebieden
met een hoog contrast voorkomen zodat de lichte partijen te helder, en de
donkere partijen te donker zouden worden.
: Gebruik bij normale lichtomstandigheden de stand
[NORMAL]
.
Superbedieningspaneel
Menu
x
Opmerkingen
•
Contrastaanpassing werkt niet in de standen
ip
MENU
: [GRADATION]
[W]
[GRADATION]
[HIGH KEY], [LOW KEY]
en
[AUTO]
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
.
73
NL
Page 74
Ruisonderdrukking
ONOFF
Ruisonderdrukking
[ON]
Hiermee reduceert u de ruis die optreedt bij erg lange sluitertijden. Met name bij nachtelijke
opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. Als de
sluitertijd lang is, wordt ruisonderdrukking geactiveerd en de camera onderdrukt automatisch
ruis om helderdere beelden te produceren. Daarbij duurt het maken van een foto echter
ongeveer twee keer langer dan normaal.
Menu
• Na de opname start het proces waarmee de beeldruis
wordt onderdrukt.
• Tijdens het ruisonderdrukkingsproces knippert de
indicatie-LED Dataverkeer. U kunt pas een volgende foto
maken zodra de indicatie-LED Dataverkeer niet meer
brandt.
5
•
[busy]
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
x
verschijnt in de zoeker terwijl het
ruisonderdrukkingsproces bezig is.
Opmerkingen
•
Tijdens repeterende opnamen wordt
•
Bij sommige lichtomstandigheden en onderwerpen werkt deze functie niet optimaal.
MENU
[W]
[NOISE REDUCT.]
[NOISE REDUCT.]
automatisch uitgeschakeld
Ruisfilter
U kunt het ruisonderdrukkingsniveau selecteren. In de meeste gevallen kunt u
gebruiken.
Menu
[HIGH]
wordt aanbevolen tijdens fotograferen met hoge gevoeligheid.
MENU
[W]
[NOISE FILTER]
[OFF]
.
[STANDARD]
74
NL
Page 75
Gebruik van de flitser
De ogen van uw onderwerp zien er rood uit.
6
Flitserfunctie instellen
De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse factoren zoals een reeks flitsen en
het flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, hangt af van het gekozen programma.
De flitserfuncties zijn ook beschikbaar op apart verkrijgbare externe flitsers.
Autoflitsen AUTO
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.
Om een onderwerp bij tegenlicht te fotograferen, richt u het autofocusveld op het onderwerp.
Flitssynchronisatiesnelheid / ondergrens
U kunt de sluitertijd veranderen die wordt gebruikt bij het ontsteken van de ingebouwde flitser.
In de stand “Flitsen met onderdrukken van rode
ogen“ ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks
inleidende flitsen. Hierdoor wennen de ogen van
de persoon aan het heldere licht waardoor de
kans op rode ogen wordt verkleind. In de
S
standen
x
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn)#SLOW
De trage synchronisatieflits is bedoeld voor lange sluitertijden. Normaliter kunt u bij het
fotograferen met een flitser geen al te lange sluitertijden instellen om camerabewegingen te
voorkomen. Maar als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert, wordt
bij snellere sluitertijden de achtergrond te donker. Met trage synchronisatie kunt u zowel de
achtergrond als het onderwerp goed belichten. Omdat u met een lange sluitertijd werkt,
gebruikt u een statief om camerabewegingen te elimineren.
/ M / A zal de flitser altijd flitsen.
Opmerkingen
•
Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 seconde voordat de sluiter ontspant. Houd de
camera stevig vast om te voorkomen dat de camera beweegt.
•
Deze functie sorteert minder effect als het onderwerp niet recht naar de inleidende flitsen kijkt of
als de afstand tot het onderwerp te groot is. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen
het effect beperken.
H
6
Gebruik van de flitser
1e sluitergordijn
Normaliter ontsteekt de flitser direct nadat de sluiter volledig geopend is. Dit wordt het 1e
sluitergordijn genoemd. Tijdens flitsopnamen wordt deze methode gewoonlijk toegepast.
Bij een “2e sluitergordijn-flits“ ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat. Door het
flitsmoment te wijzigen, kunt u interessante effecten bereiken, bijvoorbeeld het suggereren van
beweging door de achterlichten van een rijdende auto als strepen weer te geven. Hoe langer
de sluitertijd, des te sterker zal het effect zijn. In de standen
Als de sluitertijd op 2 seconden is gezet
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) / flitsen met onderdrukken van
rode ogen / !SLOW
Als u trage synchronisatie combineert met het gebruik van de flitser, kunt u deze functie ook
gebruiken om rode ogen te onderdrukken. Als u een onderwerp tegen een nachtelijke
achtergrond fotografeert kunt met deze functie het verschijnsel “rode-ogen“ onderdrukken.
Aangezien de tijd tussen de inleidende flitsen en het fotograferen zelf in de 2e
sluitergordijnsynchronisatie lang is, is het moeilijk om rode ogen te onderdrukken. Daarom
staat alleen de instelling van de 1e sluitergordijnsynchronisatie ter beschikking.
Invulflits
6
Gebruik van de flitser
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de lichtomstandigheden. Deze functie is vooral nuttig
om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren)
op het gelaat van personen, in situaties met
tegenlicht, enzovoort weg te werken. Maar ook
om kleurverschuivingen te corrigeren welke
veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
x
Flitser uit
De flitser ontsteekt niet.
Zelfs in deze stand kunt u de flitser als AF-lichtbron gebruiken (mits de flitser omhoog staat).
g
#
Opmerkingen
•
Als de flits ontsteekt, is de sluitertijd ingesteld op 1/250 seconde of korter. Als u met de
invulflitsen een onderwerp tegen een lichte achtergrond fotografeert, kan de achtergrond
overbelicht zijn. In dit geval gebruikt u de optionele externe flitser FL-50R en fotografeert u in de
stand Super FP.
“AF ILLUMINAT.“ (Blz. 96)
$
g
“Super FP-flitser“ (Blz. 81)
S
/ M / A zal de flitser altijd flitsen.
76
NL
Page 77
Handmatig flitsen (Manual)
Bereken met de onderstaande formule de F-waarde die u moet instellen
Diafragma (F-waarde) =
RG x ISO-waarde
Afstand tot het onderwerp in meters
#
-knop
j
Flitserfunctie
Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven. Bij handmatig
flitsen is de F-waarde die u moet instellen afhankelijk van de afstand tot het onderwerp.
Hoeveelheid licht naar
verhouding
VOL (1/1)13
1/46.5
1/163.3
1/641.6
RG: gidsnummer (equivalent met ISO 100)
ISO-waarde
ISO-waarde
ISO-waarde
10020040080016003200
1.01.42.02.84.05.6
Directe knop
Superbedieningspaneel
#
+
ip
j
: [FLASH MODE]
Instelscherm
ZoekerBedieningspaneel
•
Meer informatie over het oproepen van instellingen vindt u onder “Beschikbare flitsstanden in
de diverse fotografeerstanden“ (
g
Blz. 139).
6
Gebruik van de flitser
77
NL
Page 78
Fotograferen met de ingebouwde flitser
#UP-knop
Zoeker
Flitser stand-by-teken
1
Druk op knop
flitser omhoog te laten springen.
2
Druk de ontspanknop half in.
•
Als # continu oplicht, is de flitser gebruiksklaar.
Als dit teken knippert, is de flitser bezig met
opladen. Wacht in dit geval tot het opladen
is voltooid.
3
Druk de ontspanknop helemaal in.
TIPS
Een foto maken zonder te hoeven wachten tot de flitser is opgeladen:
j
Zie “RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C“ (gBlz. 101).
x
Opmerkingen
6
•
Afhankelijk van de afstand tot het onderwerp en de gebruikte lens kan bij flitsopnamen
Gebruik van de flitser
vignettering optreden (donkere hoeken).
g
#UP om de ingebouwde
“Vignettering bij flitsen met de ingebouwde flitser en een verwisselbare lens“ (Blz. 138)
78
NL
Page 79
Regelen van de flitssterkte
w
-knop
k
U kunt de flitssterkte instellen tussen +3 en –3.
Bij sommige situaties krijgt u betere resultaten als u de flitssterkte aanpast, bijv. bij het
fotograferen van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt u het
contrast verbeteren (het onderscheid tussen lichte en donkere partijen) waardoor uw foto’s
levendiger worden.
Directe knop
Superbedieningspaneel
Menu
Instelscherm
TIPS
De flitser alleen met behulp van de draaiknoppen instellen:
j
Wijs de flitssterkteregeling toe aan de hoofd- of hulpdraaiknop. g“DIAL“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen
•
Dit werkt niet bij handmatig flitsen.
•
Dit werkt niet als de externe flitser is ingesteld op MANUAL.
•
Als u de flitssterkte op de externe flitser hebt ingesteld, wordt dit gecombineerd met de
flitssterkte-instelling van de camera.
•
Als u [w+F] hebt ingesteld op
belichtingscorrectiewaarde.
ZoekerBedieningspaneel
w
+
k
ip
MENU
[X][w
[ON]
g“w+F
: [w]
]
, wordt de flitssterktewaarde opgeteld bij de
“ (Blz. 104)
6
Gebruik van de flitser
79
NL
Page 80
Flash bracketing (flitssterkte variëren)
De camera maakt meerdere opnamen met telkens een andere hoeveelheid flitslicht. De
camera maakt telkens 3 opnamen met de volgende flitssterktes: optimale flitssterkte,
flitssterkte-aanpassing in de richting –, en flitssterkte-aanpassing in de richting +.
Menu
•
De correctiewaarde is afhankelijk van de ingestelde EV-stap. g“EV STEP“ (Blz. 103)
•
Bij enkelbeeldopnamen verandert de hoeveelheid afgegeven licht tijdens het flitsen elke keer dat de
ontspanknop wordt ingedrukt.
•
Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto’s is
genomen.
•
Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met flits-bracketing. Zodra bracketing stopt,
knippert
0
groen oplichten.
in de zoeker en op het bedieningspaneel, en op het superbedieningspaneel zal 0
MENU
[X]
[FL BKT]
Fotograferen met een externe flitser
Naast de ingebouwde flitser kunt u ook gebruik maken van externe flitsers die geschikt zijn voor
deze camera. Hiermee beschikt u bij flitsopnamen over een groter aantal mogelijkheden bij
verschillende lichtomstandigheden.
De externe flitsers communiceren met de camera, zodat de flitserfuncties van de camera
worden uitgebreid met andere flitserfuncties zoals TTL-AUTO en Super FP. Monteer een voor
deze camera geschikte externe flitser op de flitsschoen van de camera. U kunt de flitser ook
bevestigen op de flitsbeugel op de camera en aansluiten met de optionele flitskabel.
Raadpleeg eveneens de handleiding van de externe flitser.
Beschikbare functies bij gebruik van externe flitsers
De brandpuntsafstand van de lens die gebruikt kan worden (kleinbeeldequivalent)
x
Opmerkingen
•
De optionele flitser FL-40 kunt u niet gebruiken.
TTL-AUTO, AUTO, MANUAL,
FP TTL AUTO, FP MANUAL
RG50 (85 mm*)
RG28 (24 mm*)
9k9kkkk
RG36 (85 mm*)
RG20 (24 mm*)
TTL-AUTO, AUTO,
MANUAL
RG20 (35 mm*)RG11 RG22
TTL-AUTO, MANUAL
80
NL
Page 81
Gebruik van een externe elektronenflitser
Flitsschoenkapje
VergrendelpenVergrendelring
Zoeker
Super FP-flitser
Schakel de flitser altijd pas in nadat u hem op de camera hebt bevestigd.
1
Schuif het afdekkapje uit de flitsschoen
zoals aangegeven door de pijl in de
afbeelding.
•
Bewaar het afdekkapje van de flitsschoen op
een veilige plek zodat u het niet verliest en zet
het na het fotograferen met flits weer op de
camera.
2
Schuif de flitser in de flitsschoen.
•
Als de vergrendelpen uitsteekt, verdraait u de
vergrendelring zo ver mogelijk in de
tegengestelde richting van LOCK. Hierdoor
wordt de vergrendelpen naar binnen getrokken.
3
Schakel de flitser in.
•
Als de laadindicator op de flitser gaat branden,
is het opladen voltooid.
•
De flitser is gesynchroniseerd met de camera
bij sluitertijden van 1/250 seconde of korter.
4
Selecteer een flitserfunctie.
5
Selecteer de gewenste flitsregeling.
•
Kies voor normaal gebruik de instelling
TTL AUTO.
6
Druk de ontspanknop half in.
•
De camera en de flitser wisselen nu informatie
uit over de ISO-waarde, de diafragmawaarde
en de sluitertijd.
7
Druk de ontspanknop helemaal in.
x
Opmerkingen
•
De ingebouwde flitser kan niet gebruikt worden
als er een externe flitser op de flitsschoen is
aangebracht.
Super FP-flitser
Super FP-flitsen is mogelijk met de flitsers FL-50R en
FL-36R. Gebruik een Super FP-flitser als normale flitsers
niet in combinatie met een snelle sluitertijd kunnen worden
gebruikt.
Ook invulflitsen met een ver geopend diafragma (zoals bij
portretopnamen buitenshuis) zijn mogelijk met Super FP.
Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
6
Gebruik van de flitser
81
NL
Page 82
Fotograferen met het draadloze Olympus RC-flitssysteem
50°
100°
50°
30°
30°
60°
Richting van
de flitslichtbundel
RC-sensor
Naar de camera
gericht
Met het draadloze Olympus RC-flitssysteem kunt u zonder kabels meerdere flitsers gebruiken.
Met dit flitssysteem kunt u foto’s maken met meerdere draadloze flitsers en deze flitsers in drie
groepen (A, B en C) aansturen. De ingebouwde flitser verzorgt de communicatie tussen de
camera en de externe flitsers.
Voor meer informatie over draadloos flitsen raadpleegt u de handleiding van de externe flitser.
Instelbereik bij draadloos flitsen
Plaats de draadloze flitser zó dat de RC-sensor ervan naar de camera wijst. De richtlijnen voor
het instelbereik vindt u hieronder. Het bereik is steeds afhankelijk van de omgeving waarin
u fotografeert.
30°
30
30°
50°
50
60
60°
30
10m
100°
100
6
Gebruik van de flitser
1
Plaats de flitser zoals aangegeven bij “Instelbereik bij draadloos flitsen“ en schakel
de flitser in.
2
Zet de flitser met zijn MODE-knop in de RC-flitsstand en stel op de flitser het kanaal
en de groep in.
3
Zet op de camera de RC-flitsstand op [ON].
•
MENU
[X][#
•
Het superbedieningspaneel schakelt over naar de RC-flitsstand
•
Met de
RC MODE][ON]
INFO
-knop kunt u het superbedieningspaneel omschakelen.
50
50°
5m
82
NL
Page 83
4
2
LOM
TTL
1 / 8
–
+1.0
OFF
2007. 12.16
Flitsregeling
Groep
•
Selecteer de
flitsregelingsstand
en stel de flitssterkte
voor de groepen A,
B en C afzonderlijk
in. Voor MANUAL
(handmatig)
selecteert u de
flitssterkte.
Flitssterktewaarde
Lichtsterkte van het
communicatiesignaal
•
Zet de lichtsterkte van het
communicatiesignaal op
[HI]
(hoog),
[MID]
(medium),
of
[LO]
(laag).
Kanaal
•
Zet het communicatiekanaal op
hetzelfde kanaal dat u op de flitser
gebruikt.
Normaal flitsen / Super FP-flitsen
•
Selecteer Normaal flitsen of Super
FP-flitsen.
Flitssterkte
Op het superbedieningspaneel kunt u de flitsstand en de andere instellingen voor
elke groep aanpassen.
5
Selecteer een flitserfunctie.
•
In de RC-flitsstand kunt u niet flitsen met rode-ogen-reductie.
6
Druk op knop
7
Zodra u al deze voorbereidingen hebt getroffen, maakt u wat testopnamen om de
werking van de flitsers en de kwaliteit van de opnamen te controleren.
8
Begin vervolgens met fotograferen en controleer telkens de oplaadindicatie van alle
flitsers.
x
Opmerkingen
•
Hoewel u een onbeperkt aantal draadloze flitsers kunt gebruiken, raden wij u aan om per groep
niet meer dan 3 flitsers toe te passen om te voorkomen dat de flitsers elkaar gaan storen.
•
In de RC-flitsstand worden de draadloze flitsers aangestuurd door de ingebouwde flitser.
In deze stand kunt u de ingebouwde flitser echter niet gebruiken voor flitsopnamen.
•
Voor synchronisatie met het 2e sluitergordijn moet de sluitertijd en anti-shock zijn ingesteld
op een tijd korter dan 4 seconden. Bij een langere sluitertijd of anti-shock-instelling zal het
draadloos flitsen mogelijk niet goed werken.
#UP om de ingebouwde flitser omhoog te laten springen.
6
Gebruik van de flitser
83
NL
Page 84
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers
Flitsschoenkapje
Connector voor externe flitser
Met deze camera kunt u de flitssterkte alleen maar goed instellen voor flitsers die geschikt zijn
voor deze camera, en dus niet voor andere soorten flitsers. Om een ander soort externe flitser
te gebruiken, monteert u deze in de flitsschoen en sluit u het synchronisatiekabeltje aan op de
connector voor externe flitser. Zet op de camera de fotografeerstand op
informatie over flitsers die niet speciaal op deze camera zijn afgestemd, zie “In de handel
verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld“ (
1
Schuif het kapje uit de flitsschoen om de externe
flitser te kunnen bevestigen.
2
Selecteer de fotografeerstand M (Manual) en stel
vervolgens de diafragmawaarde en de sluitertijd in.
•
Zet de sluitertijd op 1/250 s of langzamer. Bij snellere
sluitertijden zijn andere, in de handel verkrijgbare flitsers
onbruikbaar.
•
Bij een lange sluitertijd is de kans op onscherpe foto’s
groter.
3
Schakel de flitser in.
•
Zorg dat u de flitser pas inschakelt zodra deze op de
camera is bevestigd.
4
Stel op de camera de ISO- en diafragmawaarde zó in dat die overeenkomen met de
instelling van de flitser.
•
Raadpleeg de handleiding van de flitser over mogelijke instellingen.
x
Opmerkingen
•
De flitser ontsteekt telkens als u de ontspanknop (helemaal) indrukt. Als u de flitser even niet
6
wenst te gebruiken, schakelt u de flitser gewoon uit.
•
Controleer vooraf of de gebruikte flitser wel gesynchronisserd is met de camera.
Gebruik van de flitser
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn
bedoeld
1)
Sommige soorten externe flitsers werken voor de synchronisatieconnector met een
spanning van 250 Volt. Het gebruik van dit soort flitsers kan de camera beschadigen of niet
goed laten werken. Vraag bij de fabrikant van de flitser de specificaties op van de
flitssynchronisatieconnector.
2)
Sommige soorten flitsers zijn voorzien van een synchronisatieconnector met een
omgekeerde polariteit. Dit soort flitsers zal bij deze camera niet werken. Neem contact op
met de fabrikant van de flitser.
3)
Om flitsopnamen te kunnen maken, moet u de externe flitser kunnen instellen. Als u de
externe flitser in de stand Automatisch gebruikt, stelt u op de flitser en de camera dezelfde
waarden in voor het diafragma (F-waarde) en de lichtgevoeligheid (ISO).
4)
Zelfs als de F-waarde en de ISO-gevoeligheid overeenkomen, is het mogelijk dat opnamen
toch niet altijd correct worden belicht. In dat geval past u de autofocuswaarde of ISO op de
flits aan of berekent u de afstand in de handmatige modus.
5)
Gebruik een flitser met een openingshoek die overeenkomt met de brandpuntsafstand van
de lens. Bij een gewone kleinbeeldcamera is de brandpuntsafstand van een lens ongeveer
tweemaal zo groot als van een lens met dezelfde vergrotingsfactor die speciaal voor deze
camera is ontwikkeld.
6)
Als een flitser of een andere flitseraccessoire over nog andere communicatiefuncties
beschikt dan die van de door ons aanbevolen flitsers, is het mogelijk dat deze functies niet
normaal werken en zelfs de camera-elektronica kunnen beschadigen.
g
M
Blz. 84).
. Voor meer
84
NL
Page 85
Weergavefuncties
j
INFO
-knop
<
-knop
p
q
-knop
k
L
NN
Druk op p om de close-uppositie te veranderen.
Druk op p om het display
van de close-up-positie te
verplaatsen.
Druk op p om de close-ups
beeld voor beeld te
bekijken.
•
Druk op knop
INFO
om terug te keren
naar vergrote
enkelbeeldweergave.
(Enkelbeeldweergave)(Gezoomd weergeven)
Druk op de knop
INFO
a
: Toont het beeld dat 10 opnamen
geleden is gemaakt
c
: Toont het beeld dat 10 opnamen
later is gemaakt
d
: Toont het volgende beeld
b
: Toont het vorige beeld
(Weergave close-up-positie)
Druk op de knop
INFO
(Vergrote weergave beeld-voor-beeld)
•
Om te stoppen met de weergave drukt
u op knop q.
•
Zodra u de ontspanknop half indrukt,
kunt u weer fotograferen.
Druk op de <-knop
•
Geeft het beeld 10x vergroot weer.
7
Enkel beeld / Gezoomd weergeven
De basisprocedure voor het bekijken van foto's wordt hieronder beschreven.
Voordat u dit gaat doen, dient u echter eerst stap 1 hieronder uit te voeren. U kunt de camera
zó instellen dat deze na het maken van een foto automatisch overschakelt naar
enkelbeeldweergave.
1
Druk op knop q (enkelbeeldweergave).
•
Het laatst opgenomen beeld verschijnt.
•
Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt
de LCD-monitor zichzelf uit. De camera schakelt
automatisch uit als er 4 uur niets wordt bediend
(fabrieksinstelling). Schakel de camera weer in.
2
Selecteer met p de beelden die u wilt bekijken.
U kunt ook met de draaiknop
een vergrote weergave.
g
“REC VIEW“ (Blz. 108)
U
selecteren voor
7
Weergavefuncties
85
NL
Page 86
Lichtbakweergave
Referentiebeeld
i
-knop
MENU
-knop
j
INFO
-knop
<
-knop
P
-knop
p
: Selecteert het rechterbeeld
p
: Schuift het rechterbeeld op
p
: Schuift beide beelden
synchroon op
*
U kunt ook op dezelfde manier knop
INFO
voor deze procedure gebruiken.
**
*
U kunt het weergavebeeld en een ander beeld gelijktijdig aan de linker- en rechterkant van de
monitor. Dit is handig bij het controleren van beelden die u met bracketing hebt opgenomen.
1
Druk op knop P terwijl u een beeld bekijkt.
•
Het beeld dat wordt bekeken, wordt aan de linkerkant
van de monitor weergegeven en het volgende beeld
wordt aan de rechterkant weergegeven. Het beeld
wordt met dezelfde vergroting weergegeven als het
bekeken beeld.
•
Het beeld aan de linkerkant is het referentiebeeld.
2
Selecteer een beeld met p.
•
U kunt het beeld aan de rechterkant beveiligen,
wissen of kopiëren.
3
Druk op knop P.
•
De camera keert terug naar de enkelbeeldweergave
van het beeld aan de linkerkant met de bekeken
vergroting.
Functies tijdens de lichtbakweergave
•
Door op de knop i te drukken wordt het beeld aan de
linkerkant vervangen door het beeld aan de rechterkant en
dit wordt dan het referentiebeeld.
•
Met de draaiknop kunt u de vergroting van beide beelden
gelijktijdig veranderen.
•
Door knop < of
de rechterkant verplaatsen met knop
of
INFO
verplaatsen met knop
7
Weergavefuncties
INFO
in te drukken, kunt u het beeld aan
te drukken, kunt u de positie van beide beelden
p
.
p
. Door op knop <
86
NL
Page 87
Indexweergave / Kalenderweergave
j
L
NN
(25-beelden indexweergave)
(9-beelden indexweergave)
(4-beelden indexweergave)
(Enkelbeeldweergave)
(Kalenderweergave)(16-beelden
indexweergave)
Met deze functie kunt u op de monitor verschillende beelden tegelijkertijd weergeven.
Dit is handig als u tussen een aantal foto’s een bepaalde foto wilt opzoeken.
Telkens als u tijdens enkelbeeldweergave de draaiknop naar
G
draait, wijzigt het aantal beelden dat wordt weergegeven
van 4 naar 9 naar 16 naar 25.
b
:Om naar het vorige beeld te gaan.
:Om naar het beeld erboven te gaan.
d
a
:Om naar het bovenste beeld te gaan.
c
:Om naar het beeld eronder te gaan.
•
Om terug te keren naar de enkelbeeldweergave draait u de
draaiknop naar
U
.
7
Weergavefuncties
Kalenderweergave
Met kalenderweergave kunt u de op het geheugenkaartje opgeslagen beelden op datum
gesorteerd weergeven. Als u op één datum meerdere foto’s hebt gemaakt, verschijnt de foto
die op die dag als eerste is gemaakt.
Selecteer met
enkelbeeldweergave op te roepen.
p
en druk op i om de beelden van de geselecteerde datum in de
87
NL
Page 88
Informatiedisplay
INFO
-knop
x
1 0
x
10
1 00 -0 01 5100-00151 515
L
NN
x
1 0
x
10
L
NN
x
1 0
x
10
L
NN
x
1 0
x
10
L
NN
[ 36 48 x2 73 6, 1/ 8 ][3648x2736,1/8]
x
1 0
x
10
’
0 7. 12 .1 6’07.12.16 2 1 :5 621:56
1 00 -0 01 5100-00151 515
L
NN
1 /2 50 F 5. 6250 F5.6
+ 2. 0 45 mm+2.0 45mm
I SO 1 00ISO 100
0 .00.0
A : 0A: 0
WB : AUTOWB : AUTO
G : 0G: 0
NATURALNATURAL
s RG BsRGB
L
NN
Highlight-weergave
(lichte partijen)
Alleen beeldInformatie 1Informatie 2
Shadow-weergave
(schaduwpartijen)
Highlight-weergave
(lichte partijen)
Histogramweergave
Histogram
*
Opnamege
gevens
Toont beeldnummer,
printreservering,
beveiliging, beeldkwaliteit
en bestandsnummer
Toont beeldnummer,
printreservering, beveiliging,
beeldkwaliteit, aantal pixels,
compressiefactor, datum en tijd,
en bestandsnummer
De verdeling van de helderheid
van het opgenomen beeld verschijnt
in een histogram
(helderheidscomponentgrafiek).
De overbelichte partijen in de
foto knipperen.
De onderbelichte partijen in
de foto knipperen.
*Histogram
Als in het histogram de balken rechts
hoger zijn dan links, is de foto misschien
te licht (overbelicht). En als de balken
links hoger zijn dan rechts, is de foto
misschien te donker (onderbelicht).
Corrigeer indien nodig de belichting of
maak de foto nogmaals.
Algemene
informatie
Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over een foto
oproepen.
Informatie over de beeldhelderheid kunt u ook laten weergeven
met een histogram en highlight-weergave (lichte partijen).
Druk meerdere keren op de knop
informatie verschijnt.
•
De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het
informatiedisplay de volgende keer opgeroepen wordt.
7
Weergavefuncties
INFO
tot de gewenste
88
NL
Page 89
Diashow
Als u [L] selecteert
F
-knop
N
N
N
N
Origineel beeld vóór het roteren
FFF
F
Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven. De
diashow begint bij het beeld dat op het scherm staat, en laat de volgende beelden 5 seconden
lang op het scherm verschijnen. U kunt de diashow starten vanuit de indexweergave.
Het aantal beelden dat de diashow laat zien, kunt u instellen op 1, 4, 9, 16 of 25.
1
MENU
[q][m
2
Stel dit in met p.
[K]
(1 -beeld) / [L] (4 -beelden) /
[M]
(9- beelden) / [N] (16 -beelden) /
[O]
3
4
x
(25 beelden)
Druk op i om de diashow te starten.
Druk op i om de diashow te stoppen.
Opmerkingen
•
Als u de diashow langer dan ca. 30 minuten op
batterijvoeding laat draaien, schakelt de camera zichzelf uit.
]
Beelden roteren
Met deze functie kunt u beelden roteren (kantelen) en ze tijdens enkelbeeldweergave verticaal
op de monitor laten weergeven. Dit is handig als u foto’s maakt met de camera in verticale
stand. De beelden worden automatisch in de juiste stand weergegeven, zelfs als de camera
gekanteld is.
1
MENU
[q][y
•
Als deze op
tijdens de weergave automatisch geroteerd en weergegeven.
U kunt ook op de knop
weer te geven.
•
Na het roteren wordt het beeld in die positie opgeslagen op het
geheugenkaartje.
]
[ON]
staat, worden verticaal opgenomen beelden
F
drukken om het beeld te roteren en
7
Weergavefuncties
L
N
L
L
N
N
L
N
89
NL
Page 90
Weergave op een televisie
Video-uitgangsconnector
VIDEO-OUT
q
-knop
Video-ingang
Videokabel
Gebruik de bijgeleverde videokabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven.
1
Schakel eerst de camera en de televisie
uit en sluit de videokabel aan zoals
aangegeven in de afbeelding.
2
Zet de televisie aan en zet deze in op de
videostand. Raadpleeg voor informatie
over het omschakelen naar de
videostand de handleiding van uw
televisie.
3
Schakel de camera in en druk op knop
q
(weergeven).
x
Opmerkingen
•
Sluit de camera met de bijgeleverde
videokabel aan op de televisie.
•
Zorg dat het type videosignaal van de
camera overeenkomt met dat van de
televisie.
g
•
Zodra u de videokabel aansluit op de
camera, schakelt de cameramonitor
zichzelf uit.
•
Bij sommige tv’s verschijnt de foto niet
in het midden van het televisiescherm.
“VIDEO OUT“ (Blz. 108)
7
Weergavefuncties
90
NL
Page 91
Foto’s bewerken
CANCELSELECTGO
Bevestig het bestandstype vanaf hier.
JPEG EDIT
SHADOW ADJ
CANCELSELECT
GO
Een gemaakte foto kunt u bewerken en opslaan als een nieuwe foto. Welke bewerkingen
u kunt uitvoeren, hangt af van de bestandsindeling (beeldkwaliteit) waarmee de foto is
opgeslagen.
Een JPEG-bestand kunt u ongewijzigd printen. RAW-bestanden kunt u echter niet onbewerkt
printen. Om een RAW-bestand te kunnen printen, moet u dit eerst met de RAWbewerkingsfunctie converteren naar een JPEG-bestand.
Als RAW-bestand opgeslagen beelden bewerken
De camera verwerkt de gegevens uit het RAW-bestand (bijv. met witbalans en scherpstelling),
en slaat de gegevens dan op als een nieuw JPEG-bestand. Terwijl u de opgeslagen beelden
controleert, kunt u ze desgewenst bewerken.
De beeldverwerking wordt uitgevoerd aan de hand van de actuele camerainstellingen.
Wijzig de camera-instellingen in uw voorkeursinstellingen voordat u gaat fotograferen.
JPEG-beelden bewerken
[Q]
[SHADOW ADJ]
1
MENU
2
Selecteer een beeld met bd en druk daarna op i.
•
De camera herkent het bestandstype van de
beeldgegevens.
•
Bij RAW+JPEG-beelden verschijnt een keuzemenu dat
u vraagt welk bestandstype u wilt bewerken.
3
Welk instelmenu verschijnt, hangt af van het
bestandstype van de beeldgegevens. Selecteer het
item dat u wilt bewerken en volg de onderstaande
stappen.
Om de foto te converteren naar 1280 x 960, 640 x 480 of 320 x 240 pixels.
Maakt de schaduwpartijen lichter.
[q]
[EDIT]
RAW DATA EDIT
YES
NO
7
Weergavefuncties
•
Het bewerkte beeld wordt als een ander beeld opgeslagen, los van het originele beeld.
•
Om te stoppen met het bewerken drukt u op knop
x
Opmerkingen
•
In de volgende gevallen kunt u een JPEG-beeld niet bewerken:
Als het beeld is opgeslagen in het bestandstype RAW, als een beeld op een pc is bewerkt, als er
onvoldoende ruimte is op de geheugenkaart, als de foto met een andere camera is gemaakt.
•
Bij het wijzigen van het aantal pixels ([Q]) kunt u nooit een groter aantal pixels kiezen dan dat
van de originele opname.
CANCELSELECT
MENU
.
GO
91
NL
Page 92
Beelden kopiëren
COPY
/ <-knop
COPY SELECT
YES
NO
CANCELSELECT
GO
YES
NO
COPY ALL
CANCELSELECT
GO
Hiermee kunt u beelden van het ene naar het andere geheugenkaartje kopiëren, van
xD-Picture Card naar CompactFlash / Microdrive, en omgekeerd. U kunt dit menu selecteren
als er twee geheugenkaartjes in de camera zitten. Het geselecteerde kaartje is de bron van
waaruit u gaat kopiëren.
Enkelbeeldkopie
1
Roep het beeld op dat u wilt kopiëren en druk op
COPY
/ <.
2
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
op knop
i
Geselecteerde beelden kopiëren
Met deze functie kunt u in de stand enkelbeeld- of indexweergave meerdere beelden
selecteren en deze allemaal tegelijkertijd kopiëren.
1
Roep de foto’s op die u wilt kopiëren en druk
daarna op
•
De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
•
Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals
op
i
2
7
3
Weergavefuncties
4
Alle beelden kopiëren
1
2
3
.
Druk op p om de volgende beelden weer te
geven die gekopieerd moeten worden en druk op
i
de knop
Zodra u de beelden die u wilt kopiëren hebt
geselecteerd, drukt u op
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
MENU
[q]
Druk op d.
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
i
op knop
.
i
.
.
[COPY ALL]
.
g
“CF / xD“ (Blz. 107)
COPY
/ <.
92
NL
Page 93
Beelden beveiligen
i
-knop
0
-knop
Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden
gewist met de functie “enkel beeld / alle beelden wissen“.
Enkelbeeldbeveiliging
Roep het beeld op dat u wilt beveiligen en druk op
0
knop
• 9
De beveiliging opheffen
Roep de beveiligde beelden op en druk op knop 0.
Geselecteerde beelden beveiligen
Met deze functie kunt u in de stand enkelbeeld- of indexweergave meerdere beelden
selecteren en deze allemaal tegelijkertijd beveiligen.
1
2
3
Alle beveiligingen annuleren
Met deze functie kunt de beveiliging van meerdere beelden in één keer annuleren.
1
2
x
.
(beveiligingsteken), verschijnt in de rechterbovenhoek van
het scherm.
Roep de foto's op die u wilt beveiligen en druk daarna op knop i.
•
De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
•
Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
•
Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt beveiligen en druk vervolgens op
knop
i
.
Druk op p om de volgende beelden op te roepen die u wilt beveiligen en druk op
i
.
knop
Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt beveiligen, drukt u op knop 0.
MENU
[q]
[RESET PROTECT]
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
Opmerkingen
•
Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde
beelden.
g
“Het geheugenkaartje formatteren“ (Blz. 133)
•
Beveiligde beelden kunnen niet worden gekanteld, ook niet als u op knop F drukt.
7
Weergavefuncties
93
NL
Page 94
Beelden wissen
S
-knop
ERASE
YES
NO
CANCELSELECT
GO
Hiermee kunt u opnamen wissen. U kunt kiezen tussen enkel beeld wissen, waarbij alleen het
momenteel weergegeven beeld wordt gewist; alle beelden wissen, waarbij alle beelden worden
gewist die op het kaartje staan; of geselecteerde beelden wissen, waarbij alleeen de
geselecteerde beelden worden gewist.
x
Opmerkingen
•
Als u het wissen van alle beelden of van geselecteerde beelden uitvoert voor beelden die met
RAW+JPEG zijn opgenomen, worden zowel de RAW- als ook de JPEG-beelden gewist. Als u
het wissen van een enkel beeld gebruikt, kunt u kiezen of u het JPEG-, RAW- of zowel het
RAW- als ook het JPEG-beeld wist.
•
Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Als u de beveiliging van de beelden opheft, kunt u ze wél
wissen.
•
Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen. g“Beelden beveiligen“ (Blz. 93)
Wissen van een enkel beeld
1
Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op
S
.
knop
2
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
i
op knop
.
g
“RAW+JPEG ERASE“ (Blz. 105)
7
Weergavefuncties
94
NL
Page 95
Geselecteerde beelden wissen
ALL ERASE
FORMAT
CARD SETUP
CANCELSELECT
GO
YES
NO
ALL ERASE
CANCELSELECT
GO
Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of de
indexweergave de geselecteerde beelden in één keer
wissen.
1
Geef de foto weer die gewist moet worden en druk
op de knop
•
De geselecteerde beelden krijgen een rood kader.
•
Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals
op
•
Selecteer in de indexweergave met p de beelden die
u wilt wissen en druk vervolgens op de knop
2
Druk op p om de volgende beelden weer te geven
die gewist moeten worden en druk op de knop
3
Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt
wissen, drukt u op knop
4
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
op knop
Alle beelden wissen
1
MENU
2
Selecteer met ac de optie [ALL ERASE] en druk
vervolgens op knop
3
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna
op knop
•
Alle beelden worden gewist.
TIPS
Onmiddellijk wissen:
j
Als u “QUICK ERASE“ (gBlz. 105) op
kunt u met knop
j
U kunt de beginpositie van de cursor instellen op
g
i
.
i
.
i
.
[W]
[CARD SETUP]
i
.
i
.
S
een beeld onmiddellijk wissen.
“PRIORITY SET“ (Blz. 106)
i
.
S
.
[ON]
hebt gezet,
[YES]
i
.
.
ERASE SELECTED
BOTH RAW&JPEG ARE ERASED
YES
NO
CANCELSELECT
GO
7
Weergavefuncties
95
NL
Page 96
De camera volgens uw wensen instellen
DIAL
OFF
OFF
AEL/AFL
AEL/AFL MEMO
FUNCTION
MY MODE SETUP
BUTTON TIMER
A
B
C
D
E
F
CANCELSELECT
GO
---
S1/C2/M1
Selecteer met ac de optie [Y]
en druk daarna op d.
Selecteer met ac het tabblad
a
t/m i en druk daarna op d.
Selecteer met ac een functie
en druk daarna op d.
Dichtbij
Dichtbij
)
)
8
Via de custom-menu's kunt u de camera aan uw eigen wensen aanpassen. In Custom Menu 1
kunt u de fotografeerfuncties aanpassen, en in Custom Menu 2 de basisfuncties van de camera.
Custom Menu 1 bestaat uit 9 tabbladen (
a
t/m i) die weer zijn onderverdeeld volgens de
functies die u kunt instellen.
AF/MF
BUTTON/DIAL
RELEASE/
DISP/8/PC
e
/ISO
EXP/
CUSTOM
#
CANCELSELECT
Voor meer informatie over het gebruik van de menulijsten, zie “Gebruik van het menu“
g
Blz. 29).
(
GO
DIAL
A
AEL/AFL
B
AEL/AFL MEMO
C
D
MY MODE SETUP
E
BUTTON TIMER
F
CANCELSELECT
Custom Menu 1a AF / MF
AF ILLUMINAT.
De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF (autofocus)
vergemakkelijkt dit het scherpstellen bij het fotograferen bij weinig licht. Laat de flitser omhoog
springen om deze functie te gebruiken.
FOCUS RING
U kunt kiezen wat voor u de meest logische draairichting
van de scherpstelring is.
8
C-AF LOCK
De camera volgens uw wensen instellen
Als bij het scherpstellen in de stand C-AF de optie C-AF LOCK op
scherpstelling niet veranderen, ook al wijzigt de afstand tot het onderwerp plotseling. Dit komt
van pas als u op een locatie fotografeert waarbij plotseling iets voor of achter het onderwerp
kan passeren.
AF AREA POINTER
Als deze optie is uitgeschakeld
camera heeft scherpgesteld.
OFF
, zal in de zoeker het AF-teken niet meer oplichten zodra de
AF SENSITIVITY
Als
[AF AREA]
wordt scherpgesteld.
[NORMAL]
[SMALL]
96
NL
op M staat, kunt u het bereik van het autofocuspunt instellen waarbinnen
De camera stelt scherp op een gebied dat iets groter is dan het geselecteerde
autofocuspunt.
De camera stelt alleen scherp op het gebied binnen het geselecteerde
autofocuspunt. Als u
schermindicatie voor
[SMALL]
hebt geselecteerd, verandert de
[AF AREA]
in o.
[ON]
staat, zal de
FUNCTION
AEL/AFL
S-AF
S-AF
C-AF
OFF
MF
GO
Page 97
P
Voorbeeld) Bij het verspringen van linksboven naar rechts
[OFF][SPIRAL][LOOP]
Op B gezet.
Op B gezet.
Ps
DIAL P
CANCELSELECT
GO
Hulpdraaiknop Hoofddraaiknop
SET UP
Bij het selecteren van het autofocuspunt kiest u hiermee hoe de draaiknoppen of de
pendelknop moeten werken.
[OFF]
[LOOP]
[SPIRAL]
RESET LENS
In de stand
camera uitschakelt.
BULB FOCUSING
U kunt de camera zo instellen dat u de scherpstelling kunt aanpassen tijdens tijdopnamen in de
stand MF.
[ON]
[OFF]
Stopt zodra u bij het kiezen van het autofocuspunt het uiteinde van de rij of
kolom bereikt.
Lus – zodra u bij het kiezen van het autofocuspunt het einde van de rij of kolom
bereikt, springt de cursor naar het andere uiteinde van de rij of kolom. Voordat
de cursor naar het andere uiteinde springt, worden eerst alle autofocuspunten
geselecteerd, en wordt
Spiraal - zodra u bij het kiezen van het autofocuspunt het einde van de rij of
kolom bereikt, springt de cursor naar het andere uiteinde van de volgende rij of
kolom. Voordat de cursor naar het andere uiteinde springt, worden eerst alle
autofocuspunten geselecteerd, en wordt
[ON]
wordt de scherpstelling van de lens steeds op oneindig gezet zodra u de
Tijdens de opname kunt u scherpstellen met de scherpstelring.
Tijdens de opname is de scherpstelling vergrendeld.
[AF AREA]
op B gezet.
[AF AREA]
op B gezet.
Custom Menu 1b BUTTON / DIAL
8
De camera volgens uw wensen instellen
DIAL
In de standen P, A, S, of M kunt u aan de hoofd- en
hulpdraaiknop andere dan de standaardfuncties toewijzen.
U kunt de functies van de hoofd- en hulpdraaiknop bij de
menubediening ook omwisselen met de standaardfuncties
P
:[%] / [F] / [w
A
:
S
M
MENU
[FNo.]
:
[SHUTTER]
:
[SHUTTER]
:[F] / [G
/ [F] / [w
/ [F] / [w
/
[FNo.]
]
]
]
]
97
NL
Page 98
•[F] bij
DIAL MENU
CANCELSELECT
GO
FG
bd
ac
[MENU]
functies kiest (net als met
de draaiknop verticaal functies kiest (net als met
houdt in dat u met de draaiknop horizontaal
bd
). [G] houdt in dat u met
ac
).
AEL / AFL
U kunt in plaats van de ontspanknop ook de knop
de belichting te meten.
Kies de functie van de knop die bij de handeling past als de ontspanknop ingedrukt is.
Selecteer
in elke scherpstelfunctie. (In de C-AF-functie kunt u alleen
Ontspanknopfunctie
AEL
/
AFL
gebruiken om scherp te stellen of
AEL / AFL
Als u de AEL- / AFL-knop
[S-AF]
modus1
modus2
modus3
S-AFVastgehouden
S-AF
k
kk
Vastgehouden
kkk
Vastgehouden
kk
k
S-AF
[C-AF]
modus1
modus2
modus3
modus4
8
De camera volgens uw wensen instellen
[MF]
modus1
modus2
modus3
C-AF startVastgehouden Vastgehouden
C-AF start
k
kk
k
kkk
k
k
Vastgehouden Vastgehouden
Vastgehouden Vastgehouden
Vastgehouden VastgehoudenC-AF start
Vastgehouden
Vastgehouden
kkk
kk
kk
k
k
Vastgehouden
C-AF start
k
S-AF
Basisfuncties
[mode1]
[mode2]
[mode3]
[mode4]
Om tijdens het scherpstellen de belichting in te stellen. Zolang u de knop
AEL
/
AFL
ingedrukt houdt, is AE-lock geactiveerd zodat u de scherpstelling en de
belichtingsinstelling apart kunt uitvoeren.
Om de belichting pas in te stellen zodra u de ontspanknop helemaal indrukt.
Dit is handig in situaties waarbij de verlichting sterk wisselt, bijvoorbeeld op een
podium.
Om scherp te stellen met de knop
Stel scherp met de knop
helemaal in te drukken.
AEL
AEL
/
AFL
/
AFL
in plaats van met de ontspanknop.
en stel de belichting in door de ontspanknop
-knopfunctie
ingedrukt houdt
Vastgehouden
Vastgehouden
k
Vastgehouden
Vastgehouden
k
k
Vastgehouden
Vastgehouden
k
98
NL
Page 99
AEL / AFL MEMO
U kunt de belichtinginstelling vergrendelen en vasthouden met knop
[ON]
Druk op knop
houden. Druk opnieuw op de knop om het behouden van de belichting te
annuleren.
[OFF]
De belichting wordt alleen vastgehouden zolang u de knop
houdt.
;
FUNCTION
U kunt een functie toewijzen aan de knop <.
[PREVIEW] / [LIVE PREVIEW] (elektronisch)
Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, kunt u de preview-functie gebruiken.
g
“Preview-functie“ (Blz. 45)
[V]
Druk op de <-knop om de witbalanswaarde te verkrijgen.
g
“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 70)
[P HOME]
Druk op knop < om naar de vastgelegde AF-uitgangspositie te gaan. Druk nogmaals
op deze knop als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke stand voor het
autofocusveld.
[MF]
Druk op knop < om de AF-stand op
u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke AF-stand.
[RAWK]
Druk op < om voor de beeldkwaliteit heen en weer te schakelen tussen JPEG en
RAW+JPEG.
U kunt de beeldkwaliteit wijzigen door de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien terwijl
<
u knop
[P / A / S / M]
U kunt de fotografeerstand wijzigen door de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien
terwijl u knop
[TEST PICTURE]
Door op de ontspanknop te drukken terwijl u de <-knop indrukt, kunt u de zojuist
genomen foto op de monitor controleren zonder de foto op het kaartje te hoeven
opslaan. Dit is handig als u wilt kijken of een foto goed gelukt is zonder deze op te
slaan.
[MY MODE]
Terwijl u knop < ingedrukt houdt, kunt u foto's maken met de camera-instellingen die u
eerder hebt vastgelegd onder
[
L
]
Druk op < voor groothoek-onderwateropnamen en om heen en weer te schakelen
tussen groothoek- en macro-onderwateropnamen. In plaats daarvan kunt u ook
groothoek- of macro-onderwateropnamen selecteren door de
houden en de hoofddraaiknop te verdraaien.
g
“Groothoek- en macro-onderwateropnamen“ (Blz. 45)
[OFF]
Laat geen toewijzing van functies toe.
AEL
/
AFL
om de belichtingsinstelling te vergrendelen en vast te
g
“Een bepaald autofocuspunt vastleggen“ (Blz. 57)
[MF]
te zetten. Druk nogmaals op deze knop als
ingedrukt houdt.
<
ingedrukt houdt.
[MY MODE SETUP]. g
AEL
/
AFL
AFL
/
“MY MODE SETUP“ (Blz. 100)
MODE
-knop ingedrukt te
.
AFL
ingedrukt
8
De camera volgens uw wensen instellen
99
NL
Page 100
MY MODE SETUP
U kunt twee vaakgebruikte instellingen opslaan onder My Mode. Er bestaan twee
hoofdmanieren om te fotograferen met de vastgelegde My Mode-instellingen.
•
Met de
MODE
•
Wijs
Om met de knop < te gaan fotograferen met de My Mode-instellingen, volgt u de stappen bij
“Uitvoeren“ hieronder en selecteert u van tevoren de gewenste My Mode-instelling.
-knop kunt u de instellingen opgeven. g“Fotograferen met My Mode“ (Blz. 44)
[MY MODE SETUP]
toe aan de knop <. g“; FUNCTION“ (Blz. 99)
Vastleggen
1)
Selecteer
2)
Selecteer
•
•
[MY MODE1]
[SET]
De huidige instellingen worden in de camera vastgelegd. Voor details over de functies die op
My Mode vastgelegd kunnen worden, zie “Programmeerbare functies in My Mode en Uw eigen
reset-instelling“ (
Selecteer
[RESET]
of
[MY MODE2]
en druk op knop d.
en druk op knop i.
g
Blz. 142).
om het vastleggen te annuleren.
Uitvoeren
1)
Selecteer
2)
Selecteer
•
•
[MY MODE1]
[YES]
De geselecteerde My Mode is nu geactiveerd.
Bij het fotograferen drukt u, terwijl u de knop < ingedrukt houdt, de ontspanknop in.
of
[MY MODE2]
en druk op knop i.
en druk op de knop i.
BUTTON TIMER
U kunt instellen dat de directe knop geactiveerd blijft, ook als u deze al hebt losgelaten.
[OFF]
[3SEC] / [5SEC] / [8SEC]
[HOLD]
•
Knoppen die u kunt instellen met
ISO
, F, WB, #, w,
Alleen beschikbaar als u op de knop drukt.
De knop blijft geactiveerd gedurende het aangegeven aantal
seconden.
De knop blijft geactiveerd tot u deze nogmaals indrukt.
[BUTTON TIMER]
MODE
, G, AF,
BKT
, < / Y /
j
A
U kunt dan de functies van de knoppen
8
zal de knop
De camera volgens uw wensen instellen
AEL
•
Deze instelling geldt ook voor de <-knop op de optionele batterijhouder als deze op de camera is
gemonteerd.
AEL
/
AFL
/
AFL
-knop.
gaan werken als <-knop, en zal de knop < gaan werken als
AEL
/
AFL
en < omwisselen. Als u
[ON]
selecteert,
100
NL
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.