Dit is een waarschuwingssymbool. Het wordt gebruikt
om te wijzen op potentiële situaties waarin persoonlijk
letsel kan ontstaan. Volg alle veiligheidsaanwijzingen die
volgen op dit symbool op, om mogelijk letsel of de dood
te voorkomen.
Deze WAARSCHUWING geeft een potentiële gevaarlijke
situatie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in
de dood of ernstig letsel.
LET OP, dit waarschuwingsteken geeft een potentiële
gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan
resulteren in licht of middelzwaar persoonlijk letsel.
LET OP, deze waarschuwing gebruikt zonder
waarschuwingssymbool geeft een potentieel gevaarlijke
situatie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in
zaakschade.
FCC Verklaring
Opmerking: Deze apparatuur is getest en voldoet aan de richtlijnen voor een klasse B
digitaal instrument, conform onderdeel 15 van de FCC-reglementen. Deze richtlijnen
zijn ontworpen om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storingen
in een normale installatie. Deze instrumenten produceren, gebruiken en kunnen
radiofrequentie-energie uitstralen en indien ze niet geïnstalleerd zijn in overeenkomst
met de instructies, dan kunnen ze schadelijke storing m.b.t. radiocommunicatie
veroorzaken. Er is echter geen garantie dat er in bepaalde installaties geen storing
zal plaatsvinden. Indien deze instrumenten schadelijke storingen veroorzaken bij
radio- en televisieontvangst, wat kan worden bepaald door de instrumenten in en uit
te schakelen, wordt de gebruiker aanbevolen een van de volgende maatregelen te
nemen om de storing te verhelpen:
Heroriënteer of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de af stand tussen het instrument en de ontvanger..
Sluit het instrument aan op een output van een andere stroomkring dan die
waarop de ontvanger is aangesloten
Raadpleeg de leverancier of een ervaren technicus.
Een afgeschermde kabel dient te worden gebruikt wanneer perifere apparatuur
op de seriële poor ten wordt aangesloten.
Industrie Canada
Gebruik dient te voldoen aan de volgende twee condities: (1) dit instrument mag geen
storing veroorzaken, en (2) dit instrument moet storing accepteren, inclusief storing
veroorzaakt door ongewenst gebruik van het instrument.
Appendix A - Specificaties ....................................................................................................................... 82
Appendix B - Problemen oplossen ...........................................................................................................
Appendix C - Woordenlijst en navigatiedata ...........................................................................................
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding7
84
88
Belangrijk
Het is de persoonlijke verantwoordelijkheid van de eigenaar om dit instrument op zodanige wijze
te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, p ersoonlijk letsel of zaakschade ontstaan. De
gebruiker van dit product is persoonlijk verant woordelijk voor het in acht nemen van de regels
voor goed zeemanschap.
Global Positio ning Systeem: Het global positioning systeem (GPS) wordt onderhouden door
de regering van de Verenigde Staten, welke verantwoordelijk is voor functioneren, precisie
en onderhoud. Het GPS-systeem is onderhevig aan veranderingen welke de precisie en het
functioneren van alle GPS-apparatuur ter wereld zou kunnen beïnvloeden, inclusief de Explorer.
Hoewel de Northstar Explorer een precisie navigatie-instrument is, kan het verkeerd gebruikt of
begrepen worden, wat onveilige situaties kan veroorzaken. Om het risico van verkeerd gebruik of
verkeerd begrijpen te verkleinen dient de gebruiker deze installatie- en bedieningshandleiding in
zijn geheel te lezen en begrijpen. Wij raden de gebruiker ook aan alle handelingen te oefenen met
de ingebouwde simulator voordat de Explorer op zee wordt gebruikt.
Elektronische kaart: De elektronische kaart die bij de Explorer wordt gebruik t is een
navigatiehulp ter aanvulling en niet ter vervanging van de off iciële nautische kaarten. Alleen
officiële nautische kaarten die worden aangevuld met notities voor zeevarenden bevatten de
informatie die nodig is voor veilige en zorgvuldige navigatie. Vul de door de Explorer geleverde
informatie altijd aan met informatie van andere bronnen, zoals observaties, dieptepeilingen,
radar en handkompaspeilingen. Indien de informatie niet overeenkomt, dan dient het verschil te
worden opgelost voordat u verder gaat.
Sonar fishfinder: Precisie wordt door veel factoren beperkt, inclusief het t ype transducer, de
plaats van de transducer en watercondities. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om
zich ervan te verzekeren dat de E xplorer correct wordt geïnstalleerd en gebruikt.
Brandstofcomputer: Brandstofverbruik kan drastisch veranderen, afhankelijk van de lading van
de boot en de condities op het water. De brandstofcomputer dient nooit de enige informatiebron
aan boord te zijn m.b.t. beschik bare brandstof aan boord en de elektronische informatie dient te
worden aangevuld met visuele of andere controles van de brandstofvoorraad. Dit is nodig i.v.m.
mogelijke bedieningsfouten zoals het vergeten te resetten van de verbruikte brandstof wanneer
de tank wordt gevuld, het draaien van de motor terwijl de brandstofcomputer niet ingeschakeld
is en andere bedieningsfouten die de precisie van het instrument ondermijnen. U dient er altijd
zeker van te zijn dat er voldoende brandstof aan boord is voor de voorgenomen tocht, plus een
reserve voor onvoorziene omstandigheden.
NORTHSTAR WIJST ALLE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR ENIG GEBRUIK VAN DIT PRODUCT OP EEN
WIJZE DIE ONGELUKKEN OF SCHADE ZOU KUNNEN VEROORZAKEN, OF DIE IN STRIJD IS MET DE
WET.
Bepalende taal: Deze verklaring, instructiehandleidingen, gebruikersgidsen en andere informatie m.b.t.
het product (Documentatie) kunnen worden vertaald naar, of zijn vertaald uit een andere taal (Vertaling).
Als er strijdigheden zijn tussen enige Vertaling van de Documentatie dan is de Engelstalige versie van de
Documentatie de officiële versie van de Documentatie.
Brandstofcomputer, Explorer benzinemotor 12 Brandstofsensors
Maat zoeken, positie bepalen van andere boten 15 DSC VHF
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding9
1-1 Overzicht
De Northstar Explorer 650 is een compac t,
stevig, goed geïntegreerd navigatieinstrument. Het is eenvoudig te gebruiken
en heef t een goed leesbaar kleurenscherm.
Complexe functies kunnen worden uitgevoerd
met een paar tikken op de toetsen, zodat
navigeren een stuk eenvoudiger wordt.
De beschikbare functies, beeldschermen
en instellingsmenu’s zijn afhankelijk van
de optionele sensoren en geïnstalleerde
instrumenten.
Voor sonar functies dient een
sonartransducer geïnstalleerd te zijn.
Voor brandstoffuncties is de installatie
van een of meer benzine- of diesel
brandstofsensor(en) nodig.
Voor informatie over het gebruik van
SmartCraft, zie de Smar tCraft Ga teway
Insta llatie- en b edienings handleidi ng.
1-2 Schoonmaak en onderhoud
Het Explorer-scherm is bedekt met een
gedeponeerde anti-ref lectielaag. Om schade
te voorkomen dient het scherm, als het vies
is, of bedekt met zeezout, alleen met een
vochtige doek en een mild afwasmiddel
te worden schoongemaakt. Gebruik
geen schuurmiddelen, benzine of andere
oplosmiddelen. Indien een insteekkaart nat
of vies wordt, maak deze dan schoon met een
vochtige doek of een mild afwasmiddel.
Bedek of verwijder een spiegeltransducer
indien de romp geverfd wordt. Indien over een
‘door-’de-romp’-transducer wordt geverfd met
1-3 Insteekkaarten
De Explorer kan t wee verschillende soorten
insteekkaarten gebruiken:
C-MAP™ kaarten hebben kaartdetails die
nodig zijn voor navigatie in een bepaalde
regio. Indien een kaartkaart in gebruik is
verschijnen de extra details automatisch
op het Explorer-k aartbeeldscherm.
De Explorer kan NT, NT+ en NT-MAX-
kaarten gebruiken. NT-MAX-kaarten bieden
meer kaartinformatie dan eerdere kaarten,
inclusief foto’s van interessante plaatsen.
Northstar
Voor DSC/Maat zoeken -functies dient
een Nor thstar DSC VHF- radio met Maat
zoeken-functionaliteit te zijn geïnstalleerd.
De Explorer kan data naar andere
instrumenten sturen, zoals een
automatische piloot, en data ontvangen
van andere instrumenten.
Voor informatie over installatieopties, zie
paragraaf 18-2.
Deze handleiding b eschrijft hoe de Explorer
geïnstalleerd en gebruik t dient te worden.
Speciale termen worden in Appendix C
uitgelegd. Om maximaal profijt van uw
Explorer te hebben raden we aan deze
handleiding voor installatie en gebruik
aandachtig door te lezen. Voor meer
informatie over dit instrument en andere
Northstar-producten verwijzen we naar onze
website, www.nor thstarnav.com.
anti-fouling ver f, gebruik dan slechts een laag.
Verwijder eerdere anti-fouling verflagen door
deze licht te schuren.
Voor optimaal functioneren dient niet over
de kabels gelopen te worden en dienen de
kabels en connectors niet bekneld te raken.
Houd de transducer vrij van wier, ver f en
wrakhout. Gebruik geen hogedrukspuit op het
logwiel van een snelheidsensor omdat dit de
kogellagers kan beschadigen.
Plaats de stofkap over het beeldscherm als de
Explorer is uitgeschakeld.
C-MAP™ gebruikerskaarten worden
gebruik t om navigatiegegevens te
bewaren. Elke gebruikerskaart is een
uitbreiding van het Explorer-geheugen en
maakt het eenvoudig om data van de ene
naar de andere Explorer over te dragen (zie
paragraaf 14).
Opmerking: De oude 5 volt-kaarten
worden niet ondersteund.
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding10
Wissele n van de insteekkaart
Waarschuwing: Wees voorzichtig met insteekkaarten. Bewaar ze in hun beschermhoezen
wanneer ze niet in de Explorer worden gebruikt.
Houdt de kaarthouder te allen tijde op zijn plaats in de Explorer om te voorkomen dat het
kaartcompartiment nat wordt van binnen.
Gouden contacten hieronder
124
3
Kaart
Houder
Schakel de E xplorer uit (zie paragraaf 2-2).
Verwijder de kaarthouder uit de Explorer en
neem de kaart uit de houder.
Plaats de kaart in de hoes.
Druk een nieuwe kaart in de houder. Verzeker
uzelf er van dat de gouden contactjes aan de
buitenkant onderaan zitten (zie bovenstaand).
Bewaar de kaarthoes.
Druk de kaarthouder volledig in de Explorer
1-4 Verwijderen en herplaatsen van het beeldsc herm
Als het beeldscherm op een beugel is
bevestigd, dan kan deze gemakkelijk
verwijderd worden voor veiligheid en
bescherming.
Verwijd eren van het beeldscherm:
1 Schakel het beeldscherm uit (zie paragraaf
2-2) en plaats de stofhoes erover.
2 Maak de knop van de bevestigingsbeugel
los en neem het instrument van de beugel.
3 Neem de connectors uit het beeldscherm;
draai ze stuk voor stuk tegen de klok in
totdat u de stekker eruit kunt nemen.
4 Plaats de stofhoesjes die eraan vast zit ten
over de uiteinden van de connectors.
5 Bewaar het beeldscherm op een schone droge
plaats, zoals de optionele Northstar draagtas.
Herplaatsen van het bee ldscherm
1 Verwijder de stofhoesjes van de
connectors. Steek de connec tors achterin
het beeldscherm :
Zorg dat de connectorkleur en de
contactkleur met elkaar overeen komen.
2 Houd het beeldscherm op zijn plaats op
Steek alle connectors in hun contact
en draai de sluitmoer met de klok
mee totdat deze redelijk stevig is
aangedraaid.
Er zal niets beschadigd worden als een
kabel per ongeluk in het verkeerde
contact wordt gestoken.
de bevestigingsbeugel. Pas de kanteling
van het beeldscherm aan voor beste
zichtbaarheid en draai dan de knop van de
bevestigingsbeugel met de hand stevig
vast. Verwijder de stofhoes.
Bevestigings
Knop
beugel
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding11
2 Normaal gebruik
Toetsenoverzicht
In de kaar tstand wordt de kaart gecentreerd rond de boots
positie. Ga terug naar een eerder menu of beeldscherm.
Geeft een menu van de voornaamste beeldschermen weer.
Om naar een beeldscherm te gaan, selecteer van het menu
(zie paragraaf 2-7).
Cursortoetsen, om de cursor of de selectiemarkering te
bewegen.
Geeft een menu weer met de opties voor het huidige
beeldscherm. Druk nogmaals op
lingsmenu weer te geven (zie paragraaf 17).
Begin een actie of accepteer een verandering.
Kaartbeeldscherm: Zoom in of uit om verschillende ge
bieden in detail op de kaart weer te geven.
Sonarbeeldscherm: Verander het weergegeven dieptebereik.
Verander het beeldscherm naar de volgende in de favorietenlijst
(zie paragraaf 2-7-2).
Man over boord (MOB, zie paragraaf 2-4).
Schakel de E xplorer in en uit (zie paragraaf 2-2);
pas de achtergrondverlichting aan (zie paragraaf 2-3).
2-1 Gebruik van de toet sen
In deze handleiding betekent:
Drukke n dat voor minder dan een seconde
op een toets wordt gedrukt.
Vasthouden dat de toets ingedrukt blijft.
De interne pieper piept wanneer een toets
wordt ingedrukt (om de piep in of uit te
schakelen, zie paragraaf 17-1).
Gebruik van de menu ’s
Bedien de Explorer door items van de menu’s
te selecteren. Items kunnen submenus,
commando’s of data zijn.
om het Instel-
Selectie van een submenu
Een
na een menu geeft een submenu weer,
bijv. een Kaart
markering naar het submenu te verplaatsen en
druk dan op
Beginnen van een commando
Druk op
commando te verplaatsen, bijv. Ga naar cursor
en druk dan op
Verandering van data
Druk eerst op
verplaatsen naar de te veranderen data en
vervolgens:
. Druk op of om de
.
of om de markering naar het
of om de markering te
.
-
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding12
a Om een aanvinkvakje te veranderen
betekent Aan of Ja
betekent Uit of Nee.
Druk
veranderen.
b Om een optie te selecteren
1 Druk
of fom het aanvinkvakje te
om de menu-opties weer te geven.
2 Druk op
die/dat veranderd moet worden te
selecteren. Druk op
of cijfer te veranderen.
Herhaal dit om andere letters of cijfers te
veranderen.
3 Druk op
accepteren. Of druk op om de
veranderingen te negeren.
d Om een glijdende waarde te veranderen
Druk op
de waarde te verhogen.
of om een letter of cijfer
of om een letter
om de nieuwe waarde te
om de waarde te verlagen of om
2 Druk
c Om een naam of nummer te veranderen:
1 Druk op
of om de markering te
verplaatsen naar de gewenste optie en
druk vervolgens op
om een naam of nummer
weer te geven:
.
2-2 Auto power in- en uitschakel en
Handmati g inschakelen
Druk indien de Explorer niet aangesloten
is via auto power-bedrading op
instrument in te schakelen. Indien nodig kan
het beeldscherm worden aangepast zodat het
goed leesbaar is (zie paragraaf 2-3).
Opmerking: Indien de Explorer niet
aangesloten is via auto power-bedrading
registreert de E xplorer geen motoruren en
misschien ook geen brandstofverbruik (zie
paragraaf 18-4).
om het
Handmati g uitschakelen
Indien de E xplorer niet aangesloten is via auto
power-bedrading of als de contactschakelaar
uit staat, houdt dan a ingedrukt totdat het
beeldscherm inschakelt.
Auto-powe r
Indien de E xplorer aangesloten is via auto
power-bedrading (zie paragraaf 18-4), dan:
• Zal de Explorer automatisch inschakelen als
het contact van de boot ingeschakeld wordt.
• Kan de Explorer niet worden uitgeschakeld
als het contact nog aan is.
• Indien Auto power uit (zie paragraaf 17-1)
is
, dan zal de Explorer automatisch
uitschakelen wanneer het contact van de
motor uitgeschakeld wordt.
• Indien Auto power uit (zie paragraaf 17-1)
is
, dan blijf t de Explorer automatisch
ingeschakeld wanneer het contact van de
motor uitgeschakeld wordt. De Explorer
kan nu handmatig worden uitgeschakeld.
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding13
2-3 Achtergrondlicht en nachtstand
Druk om naar het achtergrondlichtscherm te
gaan kort op
.
Achtergrondverlichting
Het beeldscherm en de toetsen zijn verlicht.
Selecteer om het achtergrondlichtniveau te
veranderen Achtergrondlicht, druk dan op
om te dimmen of op
Druk wanneer u klaar bent op
Tip: Druk twee keer op voor het felste
licht, met maximaal achtergrondlicht en de
nachtstand uitgeschakeld.
voor feller licht.
.
2-4 Man over boord (MOB)
De MOB-functie bewaar t de positie van de
boot en navigeert vervolgens terug naar dit
punt.
Waarschuwing: MOB func tioneert niet
indien de Explorer geen GPS-posit ie heeft.
1 Druk op
De Explorer bewaart de positie van de boot
als een waypoint, MOB genaamd.
2 De Explorer wisselt naar het
kaartbeeldscherm, met het geselecteerde
waypoint in het midden van de kaart.
De kaart zoomt in voor accurate navigatie.
Indien de kaart de benodigde kleine schaal
niet weer kan geven, wisselt de Explorer
naar de plotterstand (een wit beeldscherm
met kruisarcering zonder kaartdetails, zie
paragraaf 17-2).
3 De Explorer stelt het MOB- waypoint in als
de bestemming waar naar toe genavigeerd
moet worden.
Indie n de NMEA-out put (automati sche
piloot) is uitgeschakeld (zie paragraaf 17-
10) gebruik de Explorer dan om handmatig
naar het MOB-bestemmings-waypoint te
navigeren (zie paragrafen 3-1-1 en 3-1-2).
.
Nachtstand
In de nachtstand wordt het palet voor alle
beeldschermen ingesteld.
Normaal palet, voor overdag
Een palet dat is geoptimaliseerd voor ‘s
nachts.
Markeer Nachtstand om de stand te
veranderen en druk dan op
Om alleen het kaar tpalet te veranderen, zie
paragraaf 17-2.
Selecteer:
Nee: Gebruik de E xplorer om handmatig naar
het MOB-bestemmings-waypoint (zie
paragrafen 3-1-1 en 3-1-2) te navigeren.
Ja: De Explorer vraagt of de boot naar het
MOB-waypoint dient te varen.
Selecteer:
Om de MOB te annuleren of een andere
MOB in te stellen
1 Druk nogmaals op
2 Selecteer een optie van het menu.
Ja: om onmiddellijk naar het MOB-
waypoint te gaan navigeren.
Waarschuwing: Dit kan resulteren
in een plotselinge en gevaarlijke
draai.
Nee: schakel de automatische piloot uit
en gebruik de Explorer om handmatig
naar het MOB-waypoint te varen (zie
paragrafen 3-1-1 en 3-1-2).
te geven.
of .
om een menu weer
Indien de NMEA output (automatische
piloot) is ingeschakeld, dan vraagt de
Explorer of de automatische piloot actief is.
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding14
2-5 Alarmen
Als de Explorer een alarmconditie waarneemt
geeft het een waarschuwingsboodschap weer
op het scherm, de interne pieper gaat af en
externe piepers en lichten treden in werking.
Druk op
Het alarm z al weer afgaan als de alarmconditie
zich opnieuw voordoet.
om het alarm uit te schakelen.
2-6 Simulatiestand
In de simulatiestand negeer t de Explorer data
van de GPS-antenne en andere transducers
en sensors. De Explorer genereer t deze data
dan zelf. Voor de rest func tioneert de Explorer
normaal.
Er zijn twee simulatiestanden:
• Normaal: Stelt de gebruiker in staat om op
de wal aan de E xplorer te wennen.
• Demo: Simuleert een boot die zich over
een route beweegt en geeft automatisch
verschillende Explorer functies weer.
Om de Simulatiestand te beginnen en te eindigen
en voor meer informatie, zie paragraaf 17-14. In de
simulatiestand flikkeren de woorden Simulatie of
Demo onder in beeld.
Waarschuwing: De simulatiestand van de
Explorer dient nooit tijdens navigatie op het
water te wo rden gebruik t.
De Explorer heeft alarmen die door de
gebruiker worden ingesteld (zie paragraaf
17-8).
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding15
2-7 De belangrijk ste beeldsche rmen
Om naar een beeldscherm te gaan, druk op
, druk op of om het weer te geven
beeldschermtype te selecteren, druk op
of
om het beeldscherm van een lijst te
selecteren en druk vervolgens op .
Kaartmenu en -beeldschermen
Opmerking
Voor een sonar beeldscherm dient sonar
geïnstalleerd te zijn.
De beschikbare beeldschermen zijn afhankelijk
van de optionele sensoren en instrumenten die
zijn geïnstalleerd (zie paragraaf 1-1).
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding16
Sonarme nu en beeldschermen
Opmerking
Druk op
beeldscherm terug te gaan naar het laatste kaartof sonarscherm.
Voor een sonar beeldscherm dient sonar
geïnstalleerd te zijn.
om van een SmartCraft-
SmartCraft-menu en -beel dschermen
Voor SmartCraft beeldschermfuncties dient een
SmartCraft- systeem geïnstalleerd te zijn. Voor
informatie over het gebruik van SmartCraft,
zie de SmartCraft Gateway Installatie- en
bedieningshandleiding.
Northstar
Opmerking
Druk op
beeldscherm terug te gaan naar het laatste kaartof sonarscherm.
om van een SmartCraft-
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding17
Andere menu’s en beeldschermen
Opmerking
Druk op
beeldscherm naar het laatste kaart- of
sonarbeeldscherm.
Voor het DSC/Maat zoeken-beeldscherm dient
een VHF- radio geïnstalleerd te zijn.
terug te gaan van een ander
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding18
2-7-1 Gesplitste beeldschermen
De Explorer kan twee schermen tegelijker tijd
weergeven, bijv. kaar t + meter. Een van de
beeldschermen, het actieve beeldscherm,
heeft een gele rand en wordt door de
gebruiker gebruikt (Snelweg kan nooit het
actieve beeldscherm zijn). Om van actief
beeldscherm te wisselen, druk twee keer op
. Bijvoorbeeld:
Indien Kaart het actieve beeldscherm is,
druk op om de opties voor Kaart
weer te geven; druk tweemaal op
om van Meters het actieve beeldscherm te
maken.
Kaartbeeldscherm is actief
Druk op n
Druk op n
Indien Meters het ac tieve beeldscherm is,
druk op om de opties voor Meters
weer te geven; druk tweemaal op
om van Kaart het actieve beeldscherm te
maken.
Opmerking: De splitingsratio van de kaart of
sonar en meters kan niet veranderd worden.
Om het relatieve formaat van de twee
schermen aan te passen:
1 Druk op
2 Druk op
passen en druk dan op
Gele rand
Gele rand
en selecteer Splitsingsratio.
of om het formaat aan te
Kaartbeeldscherm is niet actief
.
Meterbeeldscherm is niet actief
2-7-2 Favoriete beeldschermen
De Explorer heeft een lijst van veel gebruik te
beeldschermen, favoriete beeldschermen
genaamd. Er zijn maximaal zes favoriete
beeldschermen en drie daar van kunnen door
de gebruiker worden ingesteld (zie paragraaf
17-13).
Om het beeldscherm naar de volgende favoriet
te veranderen, druk op
met vier favorieten :
. Bijvoorbeeld,
Northstar
Meterbeeldscherm is actief
Kaart, eerste favoriet
Druk op
Sonar, tweede favoriet
Druk op
Kaart + sonar, derde favoriet
Druk op
Vierde favoriete beeldscherm
Druk op
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding19
2-7-3 Datatitel
De kaart- en snelwegbeeldschermen kunnen
data bovenaan het scherm weergeven.
De datatitel kan anders zijn voor elk
beeldscherm. Om de datatitel voor een
beeldscherm te veranderen:
1 Ga naar het beeldscherm, druk op
en selec teer Datatitel.
2 Om de datatitel uit of in te schakelen :
i Selecteer Data.
ii Selecteere
3 Om het formaat van de data te selec teren:
i Selecteer Formaat.
ii Selecteer K lein, Medium of Groot.
of .
4 Om de weergegeven data te veranderen:
i Selecteer Data-instelling.
ii Verander een dataveld:
a Druk op de cursor toetsen om
een veld te markeren.
b Druk op
data-items weer te geven.
c selecteer een data-item dat
beschikbaar is op het systeem of
selecteer Geen om het veld
blank te laten.
iii Herhaal bovenstaande stap om andere
datavelden in te stellen.
Tip: Indien alle velden op een lijn Geen zijn,
dan zal de lijn niet weergegeven worden en de
datatitel zal minder ruimte op het beeldscherm
in beslag nemen.
5 Druk op
terug te keren.
kom een menu van
om naar het beeldscherm
2-7-4 Kompas
De kaart- en snelwegbeeldschermen kunnen
bovenaan het scherm een kompas weergeven.
Het kompas laat altijd de boots koers over
grond (COG) zien, een rood symbool in het
midden. Wanneer de boot naar een punt
navigeert geef t het kompas ook de peiling
van de bestemming (BRG) weer, een zwart
symbool.
In dit voorbeeld is BRG [###]° en COG [###]°.
Om het kompas in of uit te schakelen
1 Druk op en selecteer Data-titel
2 Stel kompas in op
of .
3 Navigatie: Kaart
Het kaar tbeeldscherm geeft de kaart, de positiekoers van de boot en navigatiedata weer.
3-1 Introductie tot navigatie
De Explorer kan op twee manieren navigeren: rechtstreeks naar een punt of via een route.
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding20
3-1-1 Naar een punt navi geren
Wanneer de E xplorer naar een punt navigeert
geven de kaart- en snelwegbeeldschermen
navigatiedata weer:
A De positie van de boot
B Het punt van bestemming wordt met een
cirkel gemarkeerd.
C De boots geplotte koers naar de
bestemming.
D twee CDI-lijnen, parallel aan de boots
geplotte koers, die de maximaal verwachte
koersafwijking van de geplotte koers
weergeven.
Zie appendix C voor meer informatie.
Indien de E xplorer op een automatische
piloot is aangesloten, dan stuurt de Explorer
data naar deze automatische piloot om de
boot naar de bestemming te sturen. Start de
automatische piloot voordat de navigatie naar
het punt begint.
Indien de E xplorer geen automatische piloot
heeft dient de boot handmatig gestuurd te
worden:
a gebruik de boots positie en bestemming
op het kaart- of snelwegscherm
b of gebruik de navigatiedata die in de
.
c of gebruik COG en BRG op het kompas (zie
Opmerking:
1 Indien het XTE-alarm is ingeschakeld, dan
2 Indien het aankomstradiusalarm is
3-1-2 Naar een waypoint of een pu nt op de kaart gaan
Waypoint - Een positie die ingesteld kan worden
op de Explorer-kaart, bijv. een visplek of een
punt op een route (zie paragraaf 5).
Naar een waypoint gaan vanuit het
kaartbeeldscherm
1 Ga naar het kaartbeeldscherm.
2 Beweeg de cursor naar het waypoint:
gebruik de cursor toetsen of de zoek functie
(zie paragraaf 3-2-5).
3 Druk op
Naar een waypoint gaan vanuit het
waypoint-beeldscherm
1 Ga naar het waypoint-beeldscherm.
2 Druk op
naar toe wilt te markeren.
3 Druk op
Naar een punt op de kaart gaan
1 Verander naar het kaar tbeeldscherm.
en selec teer Ganaar.
of om het waypoint waar u
en selec teer Ganaar.
Northstar
2 Beweeg de cursor naar het punt van
3 Druk op
de koers niet over land of door gevaarlijk
water gaat.
Navigeren De Explorer navigeert naar het punt
zoals beschreven in paragraaf 3-1-1.
Navigatie annuleren
Ga naar een kaartbeeldscherm, druk op
en selec teer Ganaar annuleren
bij punten van belang. Creëer een waypoint
aan het begin van de tocht waarnaar terug
genavigeerd kan worden (zie paragraaf 5 -2-1).
C
A
datatitel wordt weergegeven (zie paragraaf
2-7-3)
paragraaf 2-7-4).
zal een alarm afgaan wanneer de boot te
veel afwijkt van haar voorgenomen koers
(zie paragraaf 17-8).
ingeschakeld, dan zal het alarm afgaan om
aan te geven dat de boot haar bestemming
heeft bereikt.
(zie paragraaf 17-8).
bestemming: gebruik de cursortoetsen of
de zoekfunctie (zie paragraaf 3-2-5).
cursor
Waarschuwing: Verzeker uzelf ervan dat
Tip: Creëer voordat u begint waypoints
en selec teer Ganaar
.
.
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding21
B
3-1-3 Een route volgen
Voorbereiding
Een route is een lijst met waypoints die de boot
kan volgen (zie paragraaf 6).
Om waypoints aan te maken voordat een
route wordt gecreëerd, zie paragraaf
5-2-1.
Om een route te creëren, zie paragraaf
6-2-1.
Een rou te sta rten v anui t het kaart beel dscherm:
1 Ga naar het kaartbeeldscherm.
2 Druk op MENU en selec teer Start Route
3 Druk OP of NEER om de te volgen route te
markeren. Druk op ENT.
4 De Explorer vraagt in welke richting de
route gevolgd dient te worden.
Selecteer Vooruit (de volgorde waarin de
route gecreëerd werd) of Achteruit.
5 De Explorer geeft de kaart weer met de
gemarkeerde route en begint te navigeren
vanaf het begin van de route.
Een route st arten van uit het routesbeeld
scherm:
1 Ga naar het routesbeeldscherm.
2 Volg vervol gens stap 3 zoals in een route
starten van het kaartbeeldscherm boven
staand.
Navigeren
De Explorer navigeert achtereenvolgens naar
elk waypoint op de route zoals beschreven in
paragraaf 3-1-1.
De Explorer stopt navigatie naar het waypoint
aan het eind van de huidige etappe en begint
de volgende etappe van de route :
a wa nnee r de bo ot binn en een st raal van
0,025 nm van het waypoint komt
b of wanneer de boot het waypoint passeert
c of wanneer het waypoint wordt overgeslagen.
Een waypoint overslaan
Om een waypoint over te slaan, ga naar
kaartbeeldscherm, druk op
selecteer Overslaan
. De Explorer begint
rechtstreeks naar het volgende waypoint op de
route te navigeren.
Waarschuwing: Het overslaan van
een waypoint met de automatische
piloot kan resulteren in een plotselinge
koersverandering.
Een route annuleren
Wanneer de boot het laatste waypoint heef t
bereik t, of om de route die de boot volgt
te stoppen, dient de route geannuleerd te
worden. Ga naar een kaartbeeldscherm, druk
op
en selecteer Route annu leren.
-
-
en
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding22
3-2 Kaartbeeldscherm
Om naar het Kaartbeeldscherm te gaan:
druk een of meerdere keren op totdat de kaart wordt weergegeven
of druk op , selecteer Kaar t, en selecteer dan Kaart.
Een normaal kaartscherm geeft weer:
A
C
B
H
J
E
D
F
G
A Datatitel. Om de data in of uit te schakelen
of om te veranderen welke data wordt
weergegeven zie paragraaf 2-7-3)
B Kompas (zie paragraaf 2-7-4)
C Kaar tschaal (zie paragraaf 3-2-3)
D Positie van de boot (zie paragraaf 3-2-1)
E Traject van de boot (zie paragraaf 3-5)
F Koers van de boot en CDI-lijnen (zie
Appendix C, CDI). De boot gaat naar een
waypoint, FISH6 genaamd
G Afstand en peiling van de cursor van de boot
Northstar
K
I
H Land
I Zee
J De cursor (zie paragraaf 3-2-1)
K Een normaal waypoint (zie paragraaf 5)
Opmerking:
Om de op de kaart weergegeven
informatietypes te veranderen, zie paragraaf
17-2.
Om naar een perspectief overzicht van de kaart
te wisselen, zie paragraaf 3-2-6.
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding23
3-2-1 Kaartstanden
De kaart heeft twee standen:
Boot in het midden-stand
Om naar de Boot in het midden-stand te wisselen
op de kaart, druk op
midden van de kaart. Wanneer de boot door het
water beweegt, scrollt de kaart automatisch om
de boot in het midden van de kaart te houden.
De cursor (zie onderstaand) is uitgeschakeld.
Cursorstand
De toetsen
cursortoetsen genoemd. Houd, om op het
kaartbeeldscherm naar de cursorstand te
wisselen, een cursortoets ingedrukt. De cursor
verschijnt en beweegt zich bij de boot vandaan.
In de cursorstand :
Bijv.: Houd
en worden
Druk op de toets die in de richting wijst
waarin de cursor zal bewegen; druk bijv. op
om de cursor naar beneden te bewegen.
Druk midden tussen t wee van de
cursor toetsen om de cursor diagonaal te
bewegen.
Houd een cursortoets ingedrukt om de
cursor over het beeldscherm te blijven
bewegen.
Worden afstand (
van de cursor vanaf de boot weergegeven
in de linker benedenhoek van het
beeldscherm.
Scrollt de kaart niet als de boot beweegt.
Zal de kaart scrollen als de cursor de rand
van het beeldscherm bereikt.
de rechterkant van het beeldscherm te
bewegen en de kaart zal naar links scrollen.
. De boot is in het
DST) en richting ( BRG)
ingedrukt om de cursor naar
3-2-2 Latitude en longitude
(Breedte- en Lengtegraad)
Breedte- en Lengtegraad kunnen worden
weergegeven in de data-titel. De weergave is in
graden en minuten tot drie getallen achter de
komma, een resolutie van ongeveer 2 m. Normaal
gesproken is de positie de positie van de boot en
de latitude en longitude zijn voorzien van een
bootsymbool om dit aan te geven:
36° 29,637’ N of Z Breedtegraad
175° 09,165’ O of W Lengtegraad
Als de cursor in de laatste 10 seconden bewogen
heeft, dan is de positie de cursorpositie, en de
Northstar
latitude en longitude zijn voorzien van een
cursorsymbool om dit aan te geven:
36° 29,637’ N of Z Latituder
175° 09,165’ O of W Longitudee
Waarschuwing: Wanneer u de
bootpositie bekijk t, verzeker uzelf er d an
van dat deze posit ie niet de cursorposit ie is
3-2-3 Kaartschaal
Druk op om in te zoomen en een kleiner
gebied op de kaart in meer detail weer te geven.
Druk op
gebied op de kaart in minder detail weer te geven.
De kaartschaal wordt weergegeven in de linker
bovenhoek van de kaart:
om uit te zoomen en een groter
3-2-4 Kaartsymbolen en -informatie
De kaart geeft verschillende symbolen weer,
zoals waypoints, havens, jachthavens, boeien
en bakens. Druk indien nodig op
om een kaartschaal te kiezen waarop het
symbool wordt weergegeven.
Om opgeslagen informatie over een symbool
te zien:
1 Beweeg de cursor naar het symb ool op de
kaart en wacht twee seconden of gebruik
Zoeken om de cursor naar een symbool
voor een haven of een dienst te bewegen
(zie paragraaf 3-2-5).
2 Onderaan het scherm verschijnt een
venster met informatie over het symbool.
3 Om meer details van een symbool te zien
of een lijst met items die bij het symbool
horen, druk op
i Selecteer een weer te geven item.
Indien er meer items zijn dan op het
scherm passen, druk op
op of neer te scrollen.
Selecteer een camera-icoon om een
foto van het item weer te geven. Indien
de foto niet op het scherm past, druk
, , of om de foto te scrollen.
Selecteer
om een getijdenkaart voor die positie
weer te geven (zie paragraaf 13).
ii Selecteer andere items of druk op
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding24
:
of om
Getijhoogte Station
om naar de kaart terug te keren.
.
of
Om opgeslagen informatie over nabije
symbolen te zien, druk op
Kaartinfo. Volg dan bovenstaande stap 3.
en selecteer
3-2-5 Een kaartsymbool vinden
Om een kaartsymbool te vinden en weer te geven:
1 Druk op
2 Selecteer het symbooltype: Waypoints,
Routes, Haven op naam, Havens &
voorzieningen, of Getijdenstations.
3 Voor havens & voorzieningen: selecteer de
te vinden voorziening.
Voor havens op naam, druk op , , of
om een naam of letter van een havennaam
in te voeren en druk vervolgens op
4 Een lijst met items wordt weergegeven.
Indien er meer items zijn dan op het
en selec teer Zoeken.
.
3-3 Afstands- en peilingcalculator
De afstands- en peilingcalculator kan een koers
van een of meerdere etappes plotten en de peiling
en lengte van elke etappe laten zien alsook de
totale lengte van de koers. De afgelegde koers kan
worden veranderd in een route.
Om een afstands- en peilingcalculator te
gebruiken:
1 Druk op
kaartbeeldscherm wordt weergegeven.
Druk op
2 Beweeg de cursor naar het begin van de
eerste etappe. Het maakt niet uit of dit
punt een waypoint is of niet. Druk op
3 Beweeg, om een etappe aan een koers toe
te voegen, de cursor naar het eind van het
etappe. Het maakt niet uit of dit punt een
waypoint is of niet. Het beeldscherm geeft
totdat het
en selec teer Afstand.
3-4 Geprojecteerde koers
Indien Geprojec teerde koers wordt
ingeschakeld, dan zal de Explorer de
geprojecteerde positie weergeven, gebaseerd
op de koers over grond (COG), snelheid en een
gespecificeerde tijd. Om de Geprojecteerde
koers-functie in en uit te schakelen en om de
tijd in te stellen, zie paragraaf 17-2.
A Geprojecteerde positie
B Boots geprojecteerde koers
C Boots positie
Northstar
beeldscherm passen, druk dan op
om een pagina omhoog of omlaag te gaan.
Voor havens op naam: om naar een andere
havennaam te zoeken, druk op
Verander de naam en druk op
5 Selecteer het item en druk o
kaartbeeldscherm verandert om het item in
het midden van het scherm weer te geven.
Om opgeslagen informatie over het item te
zien, druk op
(zie paragraaf 3-2-4).
p . Het
3-2-6 Perspectief overzicht
Het perspectief overzicht geeft de kaart weer
vanuit een schuine gezichtshoek, i.p.v. recht
erboven. Om het perspectief overzicht in
of uit te schakelen, druk op
Perspectief in op
de peiling en lengte van het etappe en ook
de totale lengte van de koers weer. Druk op
.
4 Om de laatste etappe van een koers te
verwijderen, druk op
Verwijderen
5 Herhaal de bovenstaande twee stappen om
een complete koers in te voeren.
6 Om de nieuwe koers als route te bewaren,
druk op
Hierdoor worden ook nieuwe punten op
de koers bewaard als nieuwe waypoints
.
met standaardnamen. Indien nodig kan
de route worden aangepast (zie paragraaf
6-2-2) en ook waypoints kunnen later
worden aangepast (zie paragraaf 5-2-3).
7 Druk tot slot op
naar het kaartbeeldscherm.
A
B
C
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding25
of .
.
en selec teer Bewaren.
en stel
en selec teer
om terug te keren
of
.
.
3-5 Trajecten en traceren
Traceren houdt met regelmatige tussenpozen
de positie van de boot bij. Deze intervallen
kunnen zijn:
Tijdintervallen
Of afstandsintervallen.
Het traject waar de boot langs is gevaren kan
worden weergegeven op de kaar t. De Explorer
kan een traject weergeven terwijl een andere
wordt opgeslagen.
Om met trajecten te werken, zie paragraaf 17-6.
De Explorer kan vijf trajecten bewaren:
Traject 1 kan maximaal 20 00 punten
bewaren en is bedoeld om de normale
voortgang van de boot bij te houden.
Trajecten 2, 3, 4 en 5 kunnen elk maximaal
500 punten b ewaren en zijn bedoeld om
onderdelen van een reis bij te houden, om
later precies zo gevaren te kunnen worden,
bijvoorbeeld het binnenvaren van een
riviermonding.
Tip: Bewaar de trajecten als de condities
goed zijn.
4 Navigatie: Snelwegscherm
A
B
C
D
E
GF
Northstar
Als een traject wordt opgeslagen en het traject
is vol, dan gaat het opslaan door en de oudste
punten op het traject worden gewist. De
maximale lengte van een traject is afhankelijk
van de trajectinterval; een kleine interval
geeft een korter, gedetailleerder traject en
een lange interval geeft een langer, minder
gedetailleerd traject, zoals weergegeven in
deze voorbeelden:
Tijdsintervallen
Interval Traject
1 sec 33 minuten 8 minuten
10 sec 5.5 uur 1.4 uur
1 min 33 uur 8 uur
Afstandsintervallen
Interval Traject
0.01 20 5
1 2,000 500
10 20,000 5,000
De trajectlengte wordt in de huidige afstandseenheid weergegeven, Bijv. nm
Het snelwegscherm geeft een globaal
overzicht van de boot s koers naar de
bestemming.
Druk op
gaan, selecteer
Het snelwegscherm geeft weer:
A Optionele datatitel (zie paragraaf 2-7-3)
B Optioneel kompas (zie paragraaf 2-7-4)
C Bestemmings-waypoint
D Boots geplotte koers tot bestemming
E CDI-lijnen, parallel aan de boots geplotte
koers (zie Appendix C, CDI). De CDI-lijnen
zijn als een snelweg over het water
waarover de boot zich zal bewegen.
F CDI-schaal
G De positie van de boot is midden onderin
het beeld.
Waarschuwing: Het snelwegscherm geeft
geen land, gevaarlijk water of kaartsymbolen
weer.
1 Traject 2, 3, 4 of 5
1 Traject 2, 3, 4 of 5
.
om naar het snelwegscherm te
Ander en vervolgens Snelweg.
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding26
5 Navigatie: Waypoints
Waypoint - Een p ositie die ingesteld kan
worden op de Explorer-kaar t, bijv. een
visplek of een punt op een route. De Explorer
kan maximaal 3000 waypoints bevatten.
Een waypoint kan gecreëerd, veranderd of
verwijderd worden.
Een waypoint heeft:
Een naam (maximaal acht letters/cijfers).
Een icoon dat aangeef t wat voor soort
waypoint het is.
5-1 Waypoints-bee ldscherm
Om naar het waypoints-beeldscherm te
gaan, druk op
vervolgens Wayp oints.
Het waypoints-beeldscherm is een lijst
met waypoints die ingevoerd zijn, elk met
waypoint-symbool, naam, latitude en
longitude, afstand en peiling van de boot, type
en beeldschermoptie.
Indien er meer waypoints zijn dan op het
scherm passen, druk dan op
een pagina op of neer te scrollen.
, selecteer Ander,en
of om
Beschikbare iconen zijn:
Een positie.
Een kleur voor het waypoint-symbool en de
naam op de kaart.
Een type:
Normaal: Een normaal waypoint waar
naar toe kan worden genavigeerd, of die
in een route kan worden opgenomen.
Gevaar: Een gevaar-waypoint dient
te worden vermeden. Indien de boot
binnen de gevaarradius van een gevaarwaypoint komt, dan kan het instrument
een alarm af laten gaan (zie paragraaf 17-8).
Een beeldschermoptie:
Regelt hoe een waypoint op de kaart wordt
weergegeven (zie paragraaf 17-2):
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding27
5-2 Beheren van waypoints
Waarschuwing: Creëer g een navigatie -
waypoint op de wal of in gevaarlijk water.
5-2-1 Een nieuw waypoint creëren
Een nieuw waypoint creëren en bewerken op
het kaartbeeldscherm
1 Om een waypoint te creëren op de positie van
de boot, druk op ESC om naar de boot-in-hetmidden-stand te wisselen.
Of beweeg, om op een ander punt een waypoint
te creëren, de cursor naar dat punt op de kaart.
2 Druk op
3 Een nieuw waypoint, met een standaard
naam en data wordt gecreëerd.
4 Verander de waypoint-data indien nodig (zie
paragraaf 5-2-7).
Een nieuw waypoint creëren in het
waypoints-beeldscherm
1 Druk in het waypoints-beeldscherm op
2 Een nieuw waypoint, met een standaard naam
en data is gecreëerd op de boots positie.
3 Verander de waypoint-data indien nodig (zie
paragraaf 5-2-7).
Opmerking: Waypoints kunnen ook
worden gecreëerd als een route wordt
gecreëerd (zie paragraaf 6 -2-1).
.
en selecteer Creëren.
5-2-2 Een waypoi nt verplaatsen
Een waypoint verplaatsen in het
kaartbeeldscherm
1 Beweeg de cursor in het kaartbeeldscherm
naar het te verplaatsen waypoint.
2 Druk op
Verplaatsen
3 Beweeg de cursor naar de nieuwe positie en
druk op .
Een waypoint verplaatsen in het waypointsbeeldscherm
Bewerk het waypoint om een waypoint in het
waypoints-beeldscherm te verplaatsen, (zie
paragraaf 5-2-3) en verander de latitude en
longitude.
en selec teer
.
5-2-3 Een waypoint bewerke n
Northstar
Een waypoint bewerken in het
kaartbeeldscherm
1
Beweeg de cursor in het kaartbeeld-scherm
naar het te bewerken waypoint.
2 Druk, wanneer de waypoint-data wordt
weergegeven, op
3 Verander de waypoi nt-data
(zie paragraaf 5-2-7).
Een waypoint bewerken in het waypointsbeeldscherm
1 Druk in het waypoints-scherm op
om het aan te passen waypoint te markeren.
Druk op e en selecteer Bewerken.
2 Verander de waypoint-data
(zie paragraaf 5-2-7).
.
of
5-2-4 Een waypoint weergeven op de kaart
Dit gaat naar het kaar tbeeldscherm en geeft
het geselecteerde waypoint in het midden van
het scherm weer.
1 Druk in het waypoints-scherm op
of
om het weer te geven waypoint
te markeren. Druk op en selecteerWeergeven.
Of druk op in het kaartscherm,
selecteer Zoeken, en selecteer vervolgens
Waypoints
de lijst.
2 De Explorer wisselt naar het kaart-
beeldscherm, met het geselecteerde
waypoint in het midden van de kaart.
. Selecteer een waypoint van
5-2-5 Een waypoint wiss en
Een waypoint kan niet gewist worden als
de boot er naar toe navigeert of indien het
waypoint in meer dan een route is gebruikt.
Een waypoint dat in een route wordt gebruikt
kan gewist worden.
Waarschuwing: Zodra een waypoint is
gewist uit een route, dient gecontroleerd te
worden of de route nu niet over land of door
gevaarlijk water gaat.
Een waypoint wissen van het
kaartbeeldscherm
1 Beweeg de cursor in het kaartbeeld-scherm
naar het te wissen waypoint.
2 Druk op
en selec teer Wissen.
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding28
3 Selecteer Ja om te bevestigen.
Een waypoint wissen in het waypointsbeeldscherm
1 Druk in het waypoints-scherm op
om het te wissen waypoint te markeren.
Druk op en selecteer Wissen.
2 Selecteer
Ja om te bevestigen.
of
5-2-6 Alle waypoints wisse n
1 Druk in het waypoints-beeldscherm op
2 Selecteer Ja
en selecteer wissen.
om te bevestigen.
5-2-7 De data van een waypoint veranderen
Om de waypoint-data te veranderen als dit in
een venster wordt weergegeven :
1 Selecteer de te veranderen data.
Druk op .
Gebruik de cursortoetsen om de data te
veranderen.
Druk op
.
6 Navigatie: Routes
Een route is een lijst met waypoints waarover
de boot kan navigeren. Routes kunnen worden
gecreëerd, veranderd of ver wijderd.
De Explorer kan maximaal 25 waypoints
bevatten. Elke route heeft maximaal 50
waypoints.
Een route kan:
Beginnen en eindigen op hetzelfde
waypoint .
Hetzelfde waypoint meer dan een keer
bevatten.
6-1 Routesbeeldscher m
Het routesbeeldscherm geeft een lijst
van ingevoerde routes weer, elk met een
routenaam, begin-waypoint, eind-waypoint,
aantal etappes en de totale afstand.
Om naar het routesbeeldscherm te gaan, druk
op
, selecteer Ander, en selecteer dan
Routes
.
Indien er meer routes zijn dan op het scherm
passen druk dan op
op of neer te scrollen.
of om een pagina
2 Herhaal indien nodig te bovenstaande stap
om andere data te veranderen.
3 Selecteer Beware n
.
5-2-8 Waypoints rang schikken
Om te veranderen hoe een waypoints-lijst
wordt weergegeven :
1 Druk op en selec teer
Rangsc hikken o p
2 Selecteer hoe de lijst moet worden
weergegeven:
Naam
: In alfabetische volgorde, op naam.
Icoon
: Gegroepeerd per icoontype.
: In volgorde van afstand tot de boot.
Afstand
Een pijl bovenaan de kolom geeft aan hoe de
waypoints worden gerangschikt.
.
5-2-9 Navigatie naar een waypoint
Zie paragraaf 3-1-2.
De Explorer kan in beide richtingen over
een route navigeren. Waypoints op de route
kunnen worden overgeslagen.
Routes zijn een krachtige func tie wanneer de
Explorer is aangesloten op een automatische
piloot; ze maken het mogelijk dat het vaartuig
automatisch over een route wordt gevoerd.
Waarschuwing: Controleer dat routes
niet over land of door gevaarlijk water g aan.
Northstar
Explorer 650 Installatie- en bedieningshandleiding29
Loading...
+ 61 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.