Northstar EXPLORER 550I, EXPLORER 550 Installation and user Manual [cz]

www.northstarnav.com
Explorer 550/550i
Chartplotter
Installatie- en bedieningshandleiding
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
2
Northstar
FCC Verklaring
Heroriënteer of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de af stand tussen het instrument en de ontvanger.
Sluit het instrument aan op een output van een andere stroomk ring dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de leverancier of een ervaren technicus.
Een afgeschermde kabel dient te worden gebruikt wanneer perifere apparatuur op de seriële poor ten wordt aangesloten.
Industrie Canada
Gebruik dient te voldoen aan de volgende t wee condities: (1) dit instrument mag geen storing veroorzaken, en (2) dit instrument moet storing accepteren, inclusief storing veroorzaakt door ongewenst gebruik van het instrument.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Lees voor installatie en gebruik aandachtig door.
CAUTION
!
!
DANGER
WARNING
Dit is een waarschuwingssymbool. Het wordt gebruikt om te wijzen op potentiële situaties waarin persoonlijk letsel kan ontstaan. Volg alle veiligheidsaanwijzingen die volgen op dit symbool op, om mogelijk letsel of de dood te voorkomen.
CAUTION
!
!
WARNING
Deze WAARSCHUWING geeft een potentiële gevaarlijke situratie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in de dood of ernstig letsel.
CAUTION
!
LET OP, dit waarschuwingsteken geeft een potentiële gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in licht of middelzwaar persoonlijk letsel.
CAUTION
!
!
CAUTION
DANGER
WARNING
LET OP dit waarschuwingsteken gebruikt zonder waarschuwingssymbool geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in zaakschade.
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
3
Northstar
Het is uw persoonlijke verantwoordelijkheid om dit Northstar instrument en de GPS-antenne op zodanige wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade worden veroorzaakt. Neem altijd de regels voor goed zeemanschap in acht.
De keuze, plaatsing, hoek en installatie van het instrument en GPS-antenne zijn cruciaal om het systeem te doen werken zoals het bedoeld is. Volg de instructies in deze handleiding met zorg. Raadpleeg in geval van twijfel een Northstar leverancier.
Gaten dienen op een veilige plaats gemaakt te worden en de constructie van de boot niet te ondermijnen. Raadpleeg in geval van twijfel een gekwalificeerde bootbouwer.
Global Position System: Het Global Positioning Systeem (GPS) wordt beheerd door de regering van de V.S., die verantwoordelijk is voor functioneren, precisie en onderhoud. Het GPS-systeem is onderhevig aan veranderingen welke de precisie en het functioneren van alle GPS-apparatuur ter wereld zouden kunnen beïnvloeden, inclusief de Explorer. Om het risico van verkeerd gebruik of verkeerd begrijpen van de Explorer te verkleinen dient de gebruiker deze installatie- en bedieningshandleiding in zijn geheel te lezen en begrijpen. We raden ook aan alle in de Explorer ingebouwde functies te oefenen m.b.v. de ingebouwde simulator.
Elektronische Landkaart: De elektronische landkaart die door de Explorer wordt gebruikt is een navigatiehulp ter aanvulling op, niet een vervanging van officiële nautische kaarten.
Alleen officiële nautische kaarten, aangevuld met aanwijzingen voor zeevarenden geven de informatie die nodig is voor veilige en zorgvuldige navigatie. De elektronische informatie van de Explorer dient altijd te worden aangevuld met plot-informatie van andere bronnen, zoals observaties, dieptepeilingen, radar en handkompas. Indien de informatie niet overeenkomt, dan dient het verschil te worden opgelost voordat u verder gaat.
Brandstofcomputer: Gebruik de brandstofcomputer niet als de enige informatiebron m.b.t. beschikbare brandstof aan boord. Brandstofverbruik kan drastisch veranderen, afhankelijk van de lading van de boot en de condities op het water. Informatie van de brandstofcomputer dient te worden aangevuld met visuele of andere controles van de brandstoflading. Dit is nodig i.v.m. mogelijke bedieningsfouten zoals het vergeten te resetten van de verbruikte brandstof wanneer de tank wordt gevuld, het draaien van de motor terwijl de brandstofcomputer niet ingeschakeld is of andere bedieningsfouten die de precisie van het instrument ondermijnen. Neem altijd voldoende brandstof mee aan boord voor de voorgenomen tocht, plus een reserve voor onvoorziene omstandigheden.
Het geen gevolg geven aan deze waarschuwingen kan leiden tot de dood, ernstig persoonlijk letsel of zaakschade. Northstar wijst elke aansprakelijkheid af voor installatie of gebruik van dit product, dat de dood, persoonlijk letsel of zaakschade tot gevolg heeft, of dat in strijd is met de wet.
Omdat Northstar voortdurend verbeteringen aan dit product doorvoert, behouden we ons het recht voor om te allen tijde veranderingen aan het product door te voeren, die niet worden weergegeven in deze versie van de handleiding. Neem voor verdere hulp contact op met een Northstar kantoor bij u in de buurt.
Bepalende taal: Deze verklaring, instructiehandleidingen, gebruikersgidsen en andere informatie m.b.t. het product (Documentatie) kunnen worden vertaald naar, of zijn vertaald uit een andere taal (Vertaling). Als er strijdigheden zijn tussen enige Vertaling van de Documentatie dan is de Engelstalige versie van de Documentatie de officiële versie van de Documentatie.
Copyright
© 2006 Brunswick New Technologies Inc. Nor thstar™. Alle rechten voorbehouden.
Northstar is een geregistreerd handelsmerk van Brunswick New Technologies Inc.
De Explorer is ingesteld op standaard eenheden. Om deze eenheden te veranderen, zie paragraaf 14-8.

Belangrijk

Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
4
Northstar
Contents
Belangrijk ................................................................................................................................................3
Snelle referentie ......................................................................................................................................
6
1 Introductie ............................................................................................................................................7
1-1 Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
1-2 Schoonmaak en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
1-3 Insteekkaarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
1-4 Verwijderen en herplaatsen van het beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
2 Normaal gebruik ....................................................................................................................................
9
2-1 Gebruik van de toetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
2-2 Gebruik van de menu’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10
2-3 Auto power in- en uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10
2-4 Achtergrondlicht en nachtstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
2-5 Man overboord (MOB) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
2-6 Alarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
2-7 Simulatiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
13
2-8 De belangrijkste beeldschermen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
13
3 Navigatie: Landkaart ...........................................................................................................................
17
3-1 Navigatie-overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
17
3-2 Kaartbeeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20
3-3 Afstands- en peilingcalculator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
23
3-4 Geprojecteerde koers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23
3-5 Trajecten en traceren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
23
4 Navigatie: Snelwegscherm ...................................................................................................................
24
5 Navigatie: Waypoints ........................................................................................................................... 25
5-1 Waypoints-beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
26
5-2 Beheren van waypoints . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
26
6 Navigatie: Routes ................................................................................................................................
28
6-1 Routesbeeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
29
6-2 Routes beheren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30
7 Satellieten ...........................................................................................................................................
32
7-1 Satellietbeeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
33
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
5
Northstar
8 Meterbeeldscherm ............................................................................................................................... 33
9 Databeeldscherm ................................................................................................................................
34
10 Brandstoffuncties en -beeldscherm ...................................................................................................
35
10-1 Wat de brandstofcomputer doet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
35
10-2 Brandstofbeeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35
10-3 Brandstof toevoegen of verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .37
10-4 Weinig brandstof-alarm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
38
10-5 Bootsnelheidsensors . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .38
10-6 Brandstofverbruikcurves . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
40
10-7 Kalibratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42
11 Getijdenbeeldscherm .........................................................................................................................
43
12 Gebruikerskaartbeeldscherm .............................................................................................................
44
13 Informatiebeeldscherm .....................................................................................................................
45
14 Instelling van de Explorer ...................................................................................................................
46
14-1 Instelling > Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
46
14-2 Instelling > Landkaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .48
14-3 Instelling > GPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
52
14-4 Instelling > Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .53
14-5 Instelling > Traject . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .54
14-6 Instelling > Log . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
55
14-7 Instelling > Alarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56
14-8 Instelling > Eenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
57
14-9 Instelling > Communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
14-10 Instelling > Tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58
14-11 Instelling > Simulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
58
15 Installatie ..........................................................................................................................................
59
15-1 Installatie: Wat er bij de Explorer geleverd wordt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
59
15-2 Installatie: Opties en accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
59
15-3 Installatie: Het beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61
15-4 Installatie: Stroom-/Datakabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
15-5 Installatie: GPS-antenne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
63
15-6 Installatie: Northstar benzinesensors . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
63
15-7 Installatie: Northstar dieselsensors . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
64
15-8 Installatie: SmartCraft . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .64
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
6
Northstar
15-9 Installatie: Andere NavBus-instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .64
15-10 Installatie: Andere NMEA-instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
65
15-11 Installatie: Instelling en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66
Appendix A - Specificaties ....................................................................................................................... 67
Appendix B - Problemen oplossen ...........................................................................................................
69
Appendix C - Woordenlijst en navigatiedata ...........................................................................................
72

Snelle referentie

Functie Type Zie Benodigd
Algemeen Gebruik van de toetsen en de beeldschermen 2
Problemen oplossen Appendix B
Simulatiestand 2-7
Woordenlijst met speciale namen Appendix C
Specif icaties Appendix A
MOB Man overboord-toets 2-5
Navigatie Overzicht navigatiefuncties 3-1 GPS-fix
Het vinden van de boots positie op de landkaart
3-
2
Navigatie naar een punt of naar een waypoint 3-1
Navigatie over een route 3-1
Geprojecteerde koers: Een schatting van gemaakte vordering
3-4
Trajecten: Registratie van waar de boot geweest is
3-5
GPS-ontvangerstatus
7
Opslaan van, en gegevens laden met, een gebruikerskaar t
12 Gebruikerskaart
Kaartdata Kaart functies (ingebouwde wereldkaart) 3-2
Kaartdetails 3-2-4 & 5
C-MAP™ Landkaart
Getijden in een haven 11
C-MAP™ Landkaart
Alarmen Ingebouwde alarmen 2- 6
SmartCraft motoralarmen 1-1 Smar tCraft
Bootdata Data bovenaan de hoofdbeeldschermen 2-8-2
Kompas bovenaan de hoofdbeeldschermen 2-8 -3
Speciaal databeeldscherm
9
Brandstof Brandstofcomputer, benzinemotor 10 Brandstofsensors
Brandstofcomputer, SmartCraft-motoren 10 SmartCraft
Brandstofcomputer, dieselmotor 10-1 Dieselsensors
Brandstof toevoegen of verwijderen 10-3
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
7
Northstar

1-2 Schoonmaak en onderhoud

Het Explorer-scherm is bedekt met een gedeponeerde anti-reflectielaag. Om schade te voorkomen dient het scherm, als het vies is, of bedek t met zeezout, alleen met een vochtige doek en een mild afwasmiddel te worden schoongemaakt. Vermijd schuurmiddelen, benzine en andere oplosmiddelen. Indien een insteekkaart nat of vies wordt, maak deze dan
schoon met een vochtige doek of een mild afwasmiddel.
Voor optimaal functioneren dient niet over de kabels gelopen te worden en dienen de kabels en connectors niet bekneld te raken.
Plaats de stofkap over het beeldscherm als de Explorer is uitgeschakeld.
De Northstar Explorer is een compacte, stevige, zeer geïntegreerde maritieme kaartplotter. Het instrument is eenvoudig te gebruiken en heeft een goed leesbaar kleurenscherm. Complexe functies kunnen worden uitgevoerd met een paar tikken op de toetsen, zodat navigeren een stuk eenvoudiger wordt.
Deze handleiding beschrijft:
Explorer 550
Kleurenscherm, externe GPS-antenne.
Explorer 550i
Kleurenscherm, interne GPS-antenne.
De beschikbare functies, beeldschermen en instellingsmenu’s zijn afhankelijk van de optionele sensoren en geïnstalleerde instrumenten.
Voor de brandstoffuncties dienen
optionele benzine/diesel of SmartCraft brandstofsensoren geïnstalleerd en ingesteld te zijn.

1-1 Overzicht

Voor SmartCraft motorfuncties dient een
SmartCraft systeem geïnstalleerd te zijn. Voor informatie over het gebruik van SmartCraft, zie de SmartCraft Gateway Installatie- en bedieningshandleiding.
De Explorer kan data naar andere
instrumenten sturen, zoals een automatische piloot, en data ontvangen van andere instrumenten.
Voor informatie over installatieopties, zie paragraaf 15-2.
Deze handleiding beschrijft hoe de Explorer geïnstalleerd en gebruik t dient te worden. Speciale termen worden in Appendix C uitgelegd. Om maximaal profijt van uw Explorer te hebben raden we aan deze handleiding voor installatie en gebruik aandachtig door te lezen. Voor meer informatie over dit instrument en andere Northstar-producten verwijzen we naar onze website, www.nor thstarnav.com.

1-3 Insteekkaarten

De Explorer kan t wee verschillende soorten insteekkaarten gebruiken:
C-MAP™ landkaartkaarten hebben
landkaartdetails die nodig zijn voor navigatie in een bepaalde regio. Indien een landkaartkaart in gebruik is verschijnen de extra details automatisch op het Explorer­kaartbeeldscherm.
De Explorer kan NT, NT+ en NT-MAX-
kaarten gebruiken.
C-MAP™ gebruikerskaarten worden
gebruik t om navigatiegegevens te bewaren. Elke gebruikerskaart is een uitbreiding van het Explorer-geheugen en maakt het eenvoudig om data van de ene naar de andere Explorer over te dragen (zie paragraaf 14).
Opmerking: De oude 5 Volt-kaarten worden niet ondersteund.

1 Introductie

Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
8
Northstar
4
3
1
2

1-4 Verwijderen en herplaatsen van het beeldscherm

Als het beeldscherm op een beugel is bevestigd, dan kan deze gemakkelijk verwijderd worden voor veiligheid en bescherming.
Verwijderen van het beeldscherm:
1 Schakel het beeldscherm uit (zie paragraaf
2-3) en plaats de stofhoes erover.
2 Maak de knop van de bevestigingsbeugel
los en neem het instrument van de beugel.
3 Neem de connectors uit het beeldscherm
door de sluitmoeren tegen de klok in te draaien. Druk de stofkappen die aan de connectors zitten erover.
4 Bewaar het beeldscherm op een schone
droge plaats, zoals de optionele Nor thstar draagtas.
Herplaatsen van het beeldscherm
1 Verwijder de stofkapjes van de connectors.
Steek de connectors achterin het beeldscherm:
Zorg dat de connectorkleur en de contactkleur met elkaar overeen komen.
Steek alle connectors in hun contact en draai de sluitmoer met de klok mee totdat deze redelijk stevig is aangedraaid.
Er zal niets beschadigd worden als een
kabel per ongeluk in het verkeerde contact wordt gestoken.
2 Houd het beeldscherm op zijn plaats op
de bevestigingsbeugel. Pas de kanteling van het beeldscherm aan voor beste zichtbaarheid en draai dan de knop van de bevestigingsbeugel met de hand stevig vast. Verwijder de stofkap.
Kaart
Houder
Gouden contacten hieronder
Knop
Bevestigings- beugel
Schakel de E xplorer uit (zie paragraaf 2-2).
Verwijder de kaar thouder uit de Explorer en neem de kaart uit de houder.
Plaats de kaart in de hoes.
Druk een nieuwe kaart in de houder. Verzeker uzelf er van dat de gouden contactjes aan de buitenkant onderaan zitten (zie bovenstaand).
Bewaar de kaarthoes.
Druk de kaarthouder volledig in de Explorer
Waarschuwing: Wees voorzichtig met insteekkaarten. Bewaar ze in hun beschermhoezen wanneer ze niet in de Explorer worden gebruikt.
Houdt de kaarthouder te allen tijde op zijn plaats in de Explorer om te voorkomen dat het kaartcompartiment nat wordt van binnen.
Wissele n van de insteekkaart
CAUTION
!
!
CAUTION
DANGER
WARNING
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
9
Northstar

2 Normaal gebruik

Toetsenoverzicht
1) Ga terug naar een eerder menu of beeldscherm. Alle gemaakte veranderingen worden genegeeerd. In de landkaartstand wordt de landkaart gecentreerd rond de boots positie.
2) Geef een menu van de voornaamste beeldschermen weer. Selecteer, om naar een beeldscherm te gaan, deze van het menu (zie paragraaf 2-8).
3) Cursortoetsen, om de cursor of de selectiemarkering te bewegen.
4) Geef een menu weer met de opties voor het huidige beeldscherm. Druk nogmaals op
om het Instellingsmenu weer te geven
(zie paragraaf 14).
5) Begin een actie of accepteer een verandering.
6) Zoom in of uit van/naar verschillende gebieden en details op de kaart.
7) Creëer onmiddellijke een waypoint op de positie van de boot (zie paragraaf 5-2-1).
8) Man overb oord (MOB, zie paragraaf 2-5).
9) Schakel de Explorer aan en uit (zie paragraaf 2-3); pas achtergrondlicht aan (zie paragraaf 2-4).

2-1 Gebruik van de toet sen

In deze handleiding betekent:
Drukken dat de toets minder dan een seconde wordt gedrukt.
Vasthouden dat de toets ingedrukt blijf t.
De interne pieper piept wanneer een toets wordt ingedrukt (om de piep in of uit te schakelen, zie paragraaf 14-1).
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
10
Northstar
c) Om een naam of nummer te veranderen:
1 Druk op
om een naam of nummer
weer te geven:
2 Druk op
of om een letter of cijfer die/dat veranderd moet worden te selecteren. Druk op of om een letter of cijfer te veranderen.
Herhaal dit om andere letters of cijfers te
veranderen.
3 Druk op
om de nieuwe waarde
te accepteren. Of druk op
om de
veranderingen te negeren.
d) Om een glijdende waarde te veranderen
Druk op
om de waarde te verlagen of om
de waarde te verhogen.
Bedien de Explorer door items van de menu’s te selecteren. Items kunnen submenus, commando’s of data zijn.
Selectie van een submenu
Een
na een menu geeft een submenu weer,
bijv. Kaar t
. Druk op of om de highlight naar het submenu te verplaatsen en druk dan op
.
Beginnen van een commando
Druk op
of om de highlight naar het commando te verplaatsen, bijv. Ganaar cursor en druk dan op
.
Verandering van data
Druk eerst op
of om de markering te verplaatsen naar de te veranderen data en vervolgens:
a) Om een aanvinkvakje te veranderen
betekent Aan of Ja
betekent Uit of Nee.
Druk op
of om het aanvinkvakje
te veranderen.
b) Om een optie te selecteren
1 Druk op
om de menu-opties weer te
geven.
2 Druk of om de markering te
verplaatsen naar de gewenste optie en druk vervolgens op .

2-3 Auto power in- en uitschakelen

Handmatig inschakelen
Druk indien de Explorer niet voorzien is van auto-power-bedrading op
om het instrument in te schakelen. Indien nodig kan het beeldscherm worden aangepast zodat het goed leesbaar is (zie paragraaf 2-4).
Opmerking: Indien de E xplorer niet voorzien is van auto power-bedrading registreert de Explorer geen motoruren en misschien ook geen brandstofverbruik (zie paragraaf 15-4).
Handmatig uitschakelen
Indien de E xplorer niet voorzien is van auto power-bedrading of als de contactschakelaar
uit staat, houdt dan
ingedrukt totdat het
beeldscherm inschakelt.

2-2 Gebruik van de menu’s

Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
11
Northstar
De MOB-functie bewaar t de positie van de boot en navigeert vervolgens terug naar dit punt.
1 Druk op .
De Explorer bewaart de positie van de boot
als een waypoint, MOB genaamd.
2 De Explorer wisselt naar het
landkaartbeeldscherm, met het MOB­waypoint in het midden van de kaart.
De landkaart zoomt in voor accurate
navigatie. Indien de landkaart de benodigde kleine schaal niet weer kan geven, wisselt de Explorer naar de plotterstand (een wit beeldscherm met kruisarcering zonder kaartdetails, zie paragraaf 14-2).
3 De Explorer stelt het MOB-waypoint in als
de bestemming waar naar toe genavigeerd moet worden.
Indien de NMEA-output (automatische
piloot) is uitgeschakeld (zie paragraaf 14-9) gebruik de Explorer dan om handmatig naar het bestemmings MOB-waypoint (zie paragrafen 3-1-1 en 3-1-2) te navigeren.
Indien de NMEA-output (automatische
piloot) is ingeschakeld, dan vraagt de Explorer of de automatische piloot actief is. Selecteer:
Nee: Gebruik de Explorer om handmatig
naar het bestemmings MOB-waypoint (zie paragrafen 3-1-1 en 3-1-2) te navigeren.
Ja: De Explorer vraagt of de boot naar het
MOB-waypoint dient te varen.
MOB functioneert niet indien de Explorer geen GPS -positie heeft.

2-4 Achtergrondlicht en nachtstand

Druk om naar het achtergrondlichtscherm te gaan kort op
. Druk wanneer u klaar bent
op
.
Achtergrondverlichting
Het beeldscherm en de toetsen zijn verlicht. Selecteer om het achtergrondlichtniveau te veranderen Achtergrondlicht, druk dan
op
om te dimmen of op
voor feller licht.
Tip: Druk twee keer op voor het felste licht, met maximaal achtergrondlicht en de nachtstand uitgeschakeld.
Nachtstand
In de nachtstand wordt het palet voor alle beeldschermen ingesteld.
Normaal palet, voor overdag
Een palet dat is geoptimaliseerd voor ‘s
nachts.
Selecteer Nachtstand om de stand te veranderen en druk dan op
. Om alleen het landkaartpalet te veranderen, zie paragraaf 14-2.

2-5 Man overboord (MOB)

CAUTION
!
!
WARNING
Auto-power
Indien de E xplorer voorzien is van auto power­bedrading (zie paragraaf 15-4), dan:
Zal de E xplorer automatisch inschakelen
als het contact van de boot ingeschakeld wordt.
Kan de Explorer niet worden uitgeschakeld
als het contact nog aan is.
Indien Auto power uit (zie paragraaf
14-1) is , dan zal de Explorer automatisch uitschakelen wanneer het contact van de boot uitgeschakeld wordt.
Indien Auto power uit (zie paragraaf
14-1) is
, dan blijf t de Explorer aan wanneer de boots contactschakelaar uitgeschakeld wordt. De Explorer kan nu handmatig worden uitgeschakeld.
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
12
Northstar

2-6 Alarmen

Als de Explorer een alarmconditie waarneemt geeft het een waarschuwingsboodschap weer op het scherm, de interne pieper gaat af en externe piepers en lichten treden in werking.
Druk op
om het alarm uit te schakelen. Het alarm z al weer afgaan als de alarmconditie zich opnieuw voordoet.
De Explorer heeft door de gebruiker in te stellen alarmen plus een alarm voor verlies van GPS-positie (zie paragraaf 14-7).
Selecteer:
Ja: om onmiddellijk te naar het MOB-waypoint te gaan navigeren.
Dit kan resulteren in een plotselinge en gevaarlijke draai.
CAUTION
!
!
WARNING
Nee: my
Om de MOB te annuleren of een andere MOB in te stellen
1 Druk nogmaals op
om een menu weer
te geven.
2 Selecteer een optie van het menu.
Tip: Het MOB-waypoint blijft op de landkaart staan nadat de MOB is geannuleerd. Om het MOB -waypoint te wissen, zie paragraaf 5-2-5.
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
13
Northstar
Gebruik de Simulatiestand nooit als de Explorer op het water aan het navigeren is.

2-7 Simulatiesta nd

In de simulatiestand negeert de Explorer data van de GPS-antenne en andere transducers en sensors en de Explorer genereert deze data zelf. Voor de rest functioneert de Explorer normaal.
Er zijn twee simulatiestanden:
Norma al: Stelt de gebruiker in staat om
op de wal aan de E xplorer te wennen.
Demo: Simuleert een boot die zich over
een route beweegt en geeft automatisch verschillende Explorer functies weer.
Om de Simulatiestand te beginnen en te eindigen en voor meer informatie, zie paragraaf 14-11. In de simulatiestand knipperen de woorden, Simulatie of D emo onder in beeld.
SmartCraft-menu en -beeldschermen
Voor SmartCraft beeldschermfuncties dient een SmartCraft- systeem geïnstalleerd te zijn. Voor informatie over het gebruik van SmartCraft, zie de SmartCraft Gateway Installatie- en bedieningshandleiding.
Om naar een beeldscherm te gaan, druk op
, druk op of om het weer te geven beeldschermtype te selecteren, druk op of
om het beeldscherm van een lijst te
selecteren en druk vervolgens op
.

2-8 De belangrijkste beeldschermen

Landkaartmenu en -beeldschermen
De beschikbare beeldschermen zijn afhankelijk van de optionele sensoren en instrumenten die zijn geïnstalleerd (zie paragraaf 1-1).
CAUTION
!
!
WARNING
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
14
Northstar
Andere menu’s en beeldschermen
Opmerking: Druk op om van een ander beeldscherm terug te keren naar uw laatste landkaartbeeldscherm.
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
15
Northstar
De Explorer kan t wee schermen tegelijkertijd weergeven, bijv. Kaar t + meter. Een van de beeldschermen, het actieve beeldscherm genaamd, heeft een gele rand en is in gebruik . Druk om het actieve beeldscherm te veranderen, tweemaal op (Snelweg kan niet het actieve beeldscherm zijn). Bijvoorbeeld:
Indien Kaar t het actieve beeldscherm is:
druk op om de opties voor Kaar t weer te geven; druk twee keer op om het Meterbeeldscherm actief te maken.
Indien Meter het actieve beeldscherm is:
druk op om de opties voor Meter weer te geven; druk twee keer op om het Kaartbeeldscherm actief te maken.
Landkaartbeeldscherm
is actief
Meterbeeldscherm is
niet actief
Gele rand
Druk op
Druk op
Gele rand
Landkaartbeeldscherm
is niet actief
Meterbeeldscherm is
actief
De landkaart- en snelwegbeeldschermen kunnen data bovenaan het scherm weergeven.
De datatitel kan anders zijn voor elk beeldscherm. Om de datatitel voor een beeldscherm te veranderen :
1 Ga naar het beeldscherm, druk op
en selec teer Datatitel
.
2 Om de datatitel uit of in te schakelen:
i Selecteer Data
.
ii Selecteer of .
3 Om het formaat van de nummers te
selecteren:
i Selecteer Forma at
.
ii Selecteer Klein
, Mediu m of Groot.
4 Om de weergegeven data te veranderen:
i Selecteer Data- instelling.
ii Verander een dataveld:
a Druk op de cursor toetsen om een veld
te markeren.
b Druk op
om een menu van
data-items weer te geven.
2-8-2 Data-titel
2-8-1 Dubbele beeldschermen
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
16
Northstar
De landkaart- en snelwegbeeldschermen kunnen bovenaan het scherm een kompas weergeven.
Het kompas laat altijd de boots koers over grond (COG) zien, een rood symbool in het midden. Wanneer de boot naar een punt navigeert geeft het kompas ook de peiling van de bestemming (BRG) weer, een zwart symbool.
In dit voorbeeld is BRG 300° en COG is 320°.
Om het kompas in of uit te schakelen
1 Druk op
en selec teer Data-titel
2 Stel kompas in op
of .
2-8-3 Kompas
c Selecteer een data -item dat
beschikbaar is op het systeem of selecteer Geen om het veld blank te laten.
iii Herhaal bovenstaande stap om andere
datavelden in te stellen. Druk op
.
Tip: Indien minder dan het maximale aantal datalijnen wordt gebruikt, zal de data minder dan het weergavegebied in beslag nemen.
5 Druk op
om naar het beeldscherm
terug te keren.
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
17
Northstar
Een waypoint is een positie die ingesteld kan worden op de Explorer-kaart, bijv. een visplek of een punt op een route (zie paragraaf 5).
Naar een waypoint gaan vanuit het landkaartbeeldscherm
3-1-2 Naar een waypoint of een punt op de landkaart gaan
1 Ga naar het landkaar tbeeldscherm.
2 Beweeg de cursor naar het waypoint:
gebruik de cursor toetsen of de zoekfunc tie (zie paragraaf 3-2-5).
3 Druk op
en selec teer Ganaar.
3-1-1 Naar een punt navi geren
Wanneer de E xplorer naar een punt navigeert geven de landk aart- en snelwegbeeldschermen navigatiedata weer:
A De positie van de boot
.
B Het punt van bestemming gemarkeerd met
een cirkel.
C De boots geplotte koers naar de
bestemming.
D twee CDI -lijnen, parallel aan de boots
geplotte koers, die de maximaal verwachte koersafwijking van de geplotte koers weergeven.
Zie appendix C voor meer informatie.
Indien de E xplorer op een automatische piloot is aangesloten, dan stuurt de Explorer data naar deze automatische piloot om de boot naar de bestemming te sturen. Start de automatische piloot voordat de navigatie naar het punt begint.
Indien de E xplorer geen automatische piloot heeft dient de boot handmatig gestuurd te worden:
a gebruik de boots positie en bestemming op het landk aart- of snelwegscherm
b of gebruik de navigatiedata die op de data-
titel wordt weergegeven (zie paragraaf 2-8-2)
c of gebruik COG en BRG op het kompas (zie paragraaf 2-8-3).
Opmerking:
1 Indien het XTE-alarm is ingeschakeld, dan
zal een alarm afgaan wanneer de boot te veel afwijkt van haar voorgenomen koers (zie paragraaf 14-7).
2 Indien het aankomstradiusalarm is
ingeschakeld, dan z al het alarm afgaan om weer te geven dat de boot haar bestemming heef t bereikt (zie paragraaf 14-7).
A
C
D
D
B

3 Navigatie: Landkaart

3-1 Navigatie-over zicht

Het kaar tbeeldscherm geeft de landkaart, de positiekoers van de boot en navigatiedata weer.
De Explorer kan op twee manieren navigeren: rechtstreeks naar een punt of via een route.
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
18
Northstar
Verzeker uzelf ervan dat de koers niet over land of door gevaarlijk water gaat.
Voorbereiding
Een route is een lijst met waypoints die de boot kan volgen (zie paragraaf 6).
Om waypoints aan te maken voordat een
route wordt gecreëerd, zie paragraaf 5-2-1.
Om een route te creëren, zie paragraaf
6-2-1.
Een route starten vanuit het landkaartbeeldscherm:
1 Ga naar het landkaar tbeeldscherm.
2. Druk op
en selec teer Start
Route.
3. Druk op
of om de te volgen route te
markeren. Druk op
.
4. De Explorer vraagt in welke richting de route gevolgd dient te worden.
Selecteer Vooruit (de volgorde waarin de
route gecreëerd werd) of Achteruit
.
5. De Explorer geeft de landkaart weer met de route gemarkeerd en begint te navigeren vanaf het begin van de route.
Een route starten vanuit het routesbeeldscherm:
1 Ga naar het routesbeeldscherm.
2 Druk op
of om de te volgen route te markeren. Druk op en selecteer Start.
3-1-3 Een route volgen
3 De Explorer vraagt in welke richting de
route gevolgd dient te worden.
Selecteer Vooruit (de volgorde waarin de
route gecreëerd werd) of Achteruit.
4 De Explorer geeft een landkaar t weer,
waarop de route is gemarkeerd en begint te navigeren vanaf het begin van de route.
Navigeren
De Explorer navigeert achtereenvolgens naar elk waypoint op de route zoals beschreven in paragraaf 3-1-1.
De Explorer stopt navigatie naar het waypoint aan het eind van de huidige etappe en begint de volgende etappe van de route:
a wanneer de boot binnen een straal van
0,025 nm van het waypoint komt
b of wanneer de boot het waypoint passeert
c of wanneer het waypoint wordt
overgeslagen.
Een waypoint overslaan
Om een waypoint over te slaan, ga naar kaartbeeldscherm, druk op
en selecteer Ov erslaan. De E xplorer begint rechtstreeks naar het volgende waypoint op de route te navigeren.
Tip: Creëer voordat u begint waypoints bij punten van belang. Creëer een waypoint aan het begin
van de tocht waarnaar terug genavigeerd kan worden (zie paragraaf 5-2-1).
Naar een waypoint gaan vanuit het waypoint-beeldscherm
1 Ga naar het waypoint-beeldscherm.
2 Druk op
of om het waypoint waar u
naar toe wilt te markeren.
3 Druk op
en selec teer Ganaar.
Naar een punt op de landkaart gaan
1 Verander naar het landkaartbeeldscherm.
2 Beweeg de cursor naar het punt van
bestemming: gebruik de cursortoetsen of de zoekfunctie (zie paragraaf 3-2-5).
3 Druk op
en selec teer Ganaar
cursor
.
Navigeren
De Explorer navigeert naar het punt zoals beschreven in paragraaf 3-1-1.
Navigatie annuleren
Ga naar een landkaartbeeldscherm, druk op
en selec teer Ganaar annuleren.
CAUTION
!
!
WARNING
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
19
Northstar
Een route annuleren
Wanneer de boot het laatste waypoint heeft bereik t, of om de route die de boot volgt te stoppen, annuleert u de route. Ga naar een landkaartbeeldscherm, druk op
en
selecteer route a nnuleren
.
Het overslaan van een waypoint met de automatische piloot kan resulteren in een plotselinge koersverandering.
CAUTION
!
!
WARNING
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
20
Northstar
Een normaal kaartscherm geeft weer:

3-2 Kaartbeeldscherm

Om naar het landkaartscherm te gaan, druk op , selecteer Kaart, en selecteer vervolgens Kaar t.
A Data-titel. Om de data uit of in te schakelen of om te veranderen welke data wordt
weergegeven, zie paragraaf 2-8-2
B Kompas (zie paragraaf 2-8-3)
C Landkaartschaal (zie paragraaf 3-2-3)
D Boots positie (zie paragraaf 3-2-1)
E Boots traject (zie paragraaf 3-5)
F Koers van de boot en CDI-lijnen (zie appendix C, CDI). De boot gaat naar een waypoint,
FISH06 genaamd
G Afstand en peiling van cursor vanaf de boot
H Land
I Zee
J De cursor (zie paragraaf 3-2-1)
K Een standaard waypoint (zie paragraaf 5)
Opmerking: Om de op de landkaart weergegeven informatietypes te veranderen, zie paragraaf 17-2.
A
D
E
B
F
J
H
I
G
K
C
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
21
Northstar
Wanneer u de bootpositie bekijkt, verzeker uzelf er dan van dat deze positie niet de cursorpositie is.
De landkaartschaal wordt weergegeven in de linker bovenhoek van de kaart:
Latitude en longitude kunnen worden weergegeven in de data-titel. De weergave is in graden en minuten tot drie getallen achter de komma, een resolutie van ongeveer 2 m. Normaal gesproken is de positie de positie van de boot en de latitude en longitude zijn voorzien van een bootsymbool om dit aan te geven:
36° 29,637’ N of Z Latitude 175° 09,165’ O of W Longitude
Als de cursor in de laatste 10 seconden bewogen heeft, dan is de positie de
De landkaart heeft twee standen:
Boot in het midden-stand
Om naar de Boot in het midden-stand te wisselen op de landk aart, druk op
.
De boot
bevindt zich in het midden van de landkaart. Wanneer de boot door het water beweegt, scrollt de landkaart automatisch om de boot in het midden van de kaar t te houden. De cursor (zie onderstaand) is uitgeschakeld.
Cursorstand
De toetsen en worden
cursor toetsen genoemd. Houd, om op het landkaartbeeldscherm naar de cursorstand te wisselen, een cursortoets ingedrukt. De cursor
verschijnt en beweegt zich bij de
boot vandaan.
Druk op de toets die in de richting wijst waarin de cursor zal bewegen; druk bijv. op
om de cursor naar beneden te bewegen.
Druk midden tussen t wee van de cursor toetsen om de cursor diagonaal te bewegen.
Houd een cursortoets ingedruk t om de cursor over het beeldscherm te blijven bewegen.
In de cursorstand:
Worden afstand (
DST) en richting ( BRG) van de cursor vanaf de boot weergegeven in de linker benedenhoek van het beeldscherm.
Scrollt de landkaart niet als de boot
cursorpositie, en de latitude en longitude zijn voorzien van een cursorsymbool om dit aan te geven:
36° 29,637’ N of Z Latitude
175° 09,165’ O of W Longitude
Druk op
om in te zoomen en een kleiner gebied op de kaart in meer detail weer te geven. Druk op
om uit te zoomen en een groter gebied op de kaart in minder detail weer te geven.
CAUTION
!
!
WARNING
3-2-1 Landkaar tstanden
3-2-2 Latitude en longitude
3-2-3 Landkaarts chaal
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
22
Northstar
Om een kaartsymbool te vinden en weer te
geven:
1 Druk op
en selec teer Zoeken.
2 Selecteer het symbooltype: Waypoints,
Routes, Haven op naam, Havens & voorzieningen of Getijdenstations.
3 Voor havens & voorzieningen selecteer de
te vinden voorziening.
Voor havens op naam, druk op
, ,
of om een naam of letter van een havennaam in te voeren en druk vervolgens op .
4 Een lijst met items wordt weergegeven.
Indien er meer items zijn dan op het beeldscherm passen, druk dan op
of
om een pagina omhoog of omlaag te
gaan.
Voor havens op naam: om naar een andere
havennaam te zoeken, druk op
.
Verander de naam en druk op .
5 Selecteer het item en druk op
. Het kaartbeeldscherm verandert om het item in het midden van het scherm weer te geven.
Om opgeslagen informatie over het item te
zien, druk op
(zie paragraaf 3-2-4).
3-2-6 Perspectief overzicht
Het perspectief overzicht geef t de kaart weer vanuit een schuine gezichtshoek, i.p.v. recht erboven. Om het perspectief overzicht in of uit te schakelen, druk op en stel
Perspectief in
op of .
3-2-5 Een kaartsymbool vinden
De landkaart geeft symbolen weer, zoals waypoints en landkaartsymbolen (bijv. boeien, bakens, wrakken en jachthavens). Indien de cursor ten minste twee seconden boven een symbool wordt geplaatst, verschijnt een gegevensvenster in de linker benedenhoek van het beeldscherm, met informatie over het symbool.
Om beschikbare informatie over een punt op de landkaart te zien (bijv. een kaartsymbool):
1 Beweeg de cursor naar dat punt op de
landkaart.
2 Druk op
en selec teer landkaart info.
3 Een menu met objecten wordt
weergegeven:
i Selecteer het weer te geven object.
ii Druk op
om naar het menu terug te
keren. Selecteer andere objecten.
iii Druk tot slot op
om terug te keren
naar het kaartbeeldscherm.
3-2-4 Landkaar tsymbolen en -i nformatie
Explorer 550/550i Installatie- en bedieningshandleiding
23
Northstar
Indien geprojecteerde koers wordt ingeschakeld, dan z al de Explorer de geprojecteerde positie weergeven, gebaseerd op de koers over grond (COG), snelheid en een gespecificeerde tijd. Om de Geprojecteerde koers-functie in en uit te schakelen en om de tijd in te stellen, zie paragraaf 14-2.
A Geprojecteerde positie
B Boots geprojecteerde koers
C Boots positie

3-4 Geprojectee rde koers

A
C
B
Traceren houdt met regelmatige tussenpozen de positie van de boot bij. Deze intervallen kunnen zijn:
Tijdsintervallen
Of afstandsintervallen.
Het traject waar de boot langs is gevaren k an worden weergegeven op de landkaart. De Explorer kan een traject weergeven terwijl een andere wordt opgeslagen.

3-5 Trajecten en traceren

Om met trajecten te werken, zie paragraaf 14-5.
De Explorer kan vijf trajecten bewaren:
Traject 1 kan maximaal 20 00 punten bewaren en is bedoeld om de normale voortgang van de boot bij te houden.

3-3 Afstands- en peilingcalculator

De afstands- en peilingcalculator kan een koers van een of meerdere etappes plotten en de peiling en lengte van elke etappe laten zien en ook de totale lengte van de koers. De afgelegde koers k an worden veranderd in een route.
Om een afstands- en peilingcalculator te gebruiken:
1 Druk op
totdat het kaartbe eldscherm wordt weergegeven. Druk op en selecteer
Afstand.
2 Beweeg de cursor naar het begin van de
eerste etappe. Het maakt niet uit of dit punt een waypoint is of niet. Druk op
.
3 Beweeg, om een etappe aan een koers toe
te voegen, de cursor naar het eind van het etappe. Het maakt niet uit of dit punt een waypoint is of niet. Het beeldscherm geeft
de peiling en lengte van het etappe en ook de totale lengte van de koers weer. Druk op
.
Om het laatste etappe van een koers te
verwijderen, druk op
en selec teer
Verwijderen.
5 Herhaal de bovenstaande twee stappen om
een complete koers in te voeren.
6 Om de nieuwe koers als route te bewaren,
druk op
en selec teer Bewaren. Hierdoor worden ook nieuwe punten op de koers bewaard als nieuwe waypoints met standaardnamen. Indien nodig kan de route worden aangepast (zie paragraaf 6-2-2) en ook waypoints kunnen later worden aangepast (zie paragraaf 5-2-3).
7 Druk tot slot op
om terug te keren
naar het kaartbeeldscherm.
Loading...
+ 51 hidden pages