Nokia 9210i User Manual [nl]

Page 1
9357545 Issue 4 NL
Gebruikershandleiding
Elektronische handleiding als uitgave bij "Nokia Handleidingen - Voorwaarden en bepalingen, 7 juni 1998" (“Nokia User’s Guides Terms and Conditions, 7th June, 1998”.)
Page 2
Copyright © 2000–2003 Nokia. Alle rechten voorbehouden Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden. Nokia, Nokia Connecting People, Bounce en Triple zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn. This product includes software licensed from Symbian Ltd © Symbian Ltd 1998 - 2003. All rights reserved. EPOC and all EPOC-based trademarks and logos are trademarks of Symbian Limited.
.
Java™ is a trademark of Sun Microsystems, Inc © 1984-1997 DataViz Inc. All rights reserved. This software contains portions of the file translation library of Conversions Plus, a product of DataViz Inc., 55 Corporate
Drive, Trumbull, CT 06611 USA (203) 268-0030. International CorrectSpell™ English spelling correction system, 1995 by Lernout & Hauspie Speech Products N.V. All rights
reserved. Reproduction or disassembly of embodied algorithms or database prohibited. English spelling software developed by Lernout & Hauspie Speech Products N.V. UK English Concise International Electronic Thesaurus Copyright © 1995 by Lernout & Hauspie Speech Products N.V. All
rights reserved. Reproduction or disassembly of embodied programs and databases prohibited. Incorporates MPPC® compression from Hi/fn™ Part of the software in this product is © Copyright ANT Ltd. 1998. All rights reserved. Stac ®, LZS ®, ©1996, Stac, Inc., ©1994-1996 Microsoft Corporation. Includes one or more U.S. Patents: No. 4701745,
5016009, 5126739, 5146221, and 5414425. Other patents pending. Incorporates LZS® compression from Hi/fn™. Hi/fn ®, LZS ®, ©1988-98, Hi/fn. Includes one or more U.S. Patents: No. 4701745, 5016009, 5126739, 5146221, and
5414425. Other patents pending. Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven. In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade. De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij
uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 3
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier. Dit product bevat beveiligingsfuncties die gebruik maken van certificaten. Meer informatie over Nokia-certificaten kunt u vinden op de webpagina's van Nokia. CONFORMITEITSVERKLARING
NOKIA CORPORATION verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product RAE-5N conform is aan de bepalingen van de volgende Richtlijn van de Raad:1999/5/EG. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website: http:// www. nokia. com/ phones/ declaration_ of_ conformity/
BELANGRIJKE MEDEDELING BETREFFENDE DE GARANTIE
U kunt jarenlang plezier hebben van dit product, mits u voorzichtig omgaat met het zeer kwetsbare en kostbare kleurenscherm. Zorg ervoor dat u het scherm niet laat vallen en voorkom stoten of overmatig schudden. Onze beperkte fabrieksgarantie is niet van toepassing op producten waarmee onzorgvuldig is omgegaan.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 4

Inhoudsopgave

Inleiding .....................................................................................1
Help.............................................................................................................................3
Informatie over de communicator .....................................................................6
GSM-datacommunicatie ......................................................................................9
Algemene gegevens...................................................................13
Het scherm van de communicator.....................................................................13
Het toetsenbord van de Communicator ..........................................................18
Connectoren.............................................................................................................23
De batterij opladen.................................................................................................24
Geheugenkaart ........................................................................................................27
Algemene functies..................................................................................................29
Software installeren vanaf de cd-rom..............................................................39
De infraroodverbinding activeren ......................................................................40
Gegevensoverdracht tussen de communicator en andere apparaten......41
Telefooninterface......................................................................45
Selectietoetsen ........................................................................................................46
Schermindicatoren .................................................................................................48
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 5
Bellen..........................................................................................................................49
De telefoon beantwoorden...................................................................................52
Gesprekken beheren ...............................................................................................52
Toetsenblokvergrendeling.....................................................................................54
Profielen wijzigen ...................................................................................................55
Help-informatie weergeven.................................................................................55
De menus gebruiken..............................................................................................56
Berichten (Menu 1) ................................................................................................58
Oproepinfo (Menu 2)..............................................................................................61
Instellingen (Menu 3) ............................................................................................65
Doorschakelen (Menu 4).......................................................................................71
Infrarood (Menu 5).................................................................................................72
SIM-diensten (Menu 6).........................................................................................72
Bureaublad.................................................................................75
Beginvenster.............................................................................................................75
Telefoon .....................................................................................79
Handmatig bellen....................................................................................................80
Een nummer uit de telefoonlijst bellen ............................................................80
Een nummer bellen uit de lijst met recente oproepen.................................81
De telefoon beantwoorden...................................................................................82
Een voicemailbox bellen en programmeren ....................................................83
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 6
Een telefoongesprek opnemen............................................................................84
Bellen tijdens een gesprek....................................................................................84
Telefonische vergaderingen houden..................................................................85
Een deelnemer uit een telefonische vergadering verwijderen...................86
Privé met één van de deelnemers van de telefonische
vergadering spreken...............................................................................................87
Oproepen doorschakelen ......................................................................................87
Een oproep in de wacht beantwoorden ...........................................................88
DTMF-tonen verzenden tijdens een oproep ...................................................88
Telefooninstellingen...............................................................................................89
Profiel Vliegtuig.......................................................................................................105
Contacten ..................................................................................107
Contactenbestand...................................................................................................107
Een contactkaart maken.......................................................................................109
Een contactkaart weergeven ...............................................................................110
Contacten vanaf een SIM-kaart verplaatsen of kopiëren ...........................110
Een contactkaart zoeken ......................................................................................111
Velden wijzigen op een contactkaart................................................................112
Een beltoon koppelen ............................................................................................113
Een afbeelding invoegen.......................................................................................114
Sjablonen maken of wijzigen ..............................................................................114
DTMF-tonen opslaan .............................................................................................116
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 7
Contactgroepen maken .........................................................................................117
Een contactkaart op de SIM-kaart maken.......................................................119
Een contactkaart als visitekaartje verzenden .................................................121
Een visitekaartje ontvangen.................................................................................122
Instellingen ...............................................................................................................123
Een nieuwe contactendatabase maken ............................................................125
Agenda .......................................................................................127
Agenda-items...........................................................................................................127
Weergaven ................................................................................................................136
Pictogrammen..........................................................................................................143
Takenlijsten...............................................................................................................144
Items in de Agenda zoeken ..................................................................................145
Instellingen ...............................................................................................................147
Internet ......................................................................................149
Een Internet-toegangspunt instellen...............................................................150
Verbinding maken met het World Wide Web.................................................160
Webpaginas weergeven .......................................................................................162
Surfen op het WWW..............................................................................................163
WWW-instellingen.................................................................................................167
De weergaven Cache, Geschiedenis en Extra toepassingen .......................169
Bookmarks.................................................................................................................170
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 8
WAP ............................................................................................................................172
Java.............................................................................................................................177
Berichten....................................................................................179
Berichten...................................................................................................................180
Fax...............................................................................................................................189
E-mail.........................................................................................................................194
SMS-dienst...............................................................................................................209
Kantoor ......................................................................................215
Tekst............................................................................................................................215
Werkblad ...................................................................................................................221
Presentatieviewer ...................................................................................................231
Bestandsbeheer .......................................................................................................233
Extra’s ........................................................................................243
Klok .............................................................................................................................243
Rekenmachine..........................................................................................................245
Configuratiescherm................................................................................................246
Recorder ....................................................................................................................261
Imaging......................................................................................................................262
RealOne Player.........................................................................................................267
Cell broadcast ..........................................................................................................268
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 9
Faxmodem.................................................................................................................270
Problemen oplossen ..................................................................277
VERZORGING EN ONDERHOUD...............................................293
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE ...............................295
Woordenlijst..............................................................................305
Index...........................................................................................315
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 10

VOOR UW VEILIGHEID

Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden van de regels kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer informatie vindt u in deze handleiding.
Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG Gebruik de communicator niet wanneer u een auto bestuurt. Parkeer de auto eerst.
STORING Alle draadloze telefoons zijn gevoelig voor storing. Dit kan de werking van de telefoon beïnvloeden.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN ZIEKENHUIZEN Volg alle regels en aanwijzingen op. Schakel de telefoon uit in de nabijheid van medische apparatuur.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN VLIEGTUIGEN Draadloze telefoons kunnen storingen veroorzaken.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT TIJDENS HET TANKEN Gebruik de telefoon niet in een benzinestation. Gebruik de telefoon niet in de nabijheid van benzine of chemicaliën.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Gebruik de telefoon niet waar explosieven worden gebruikt. Houd u aan beperkende maatregelen en volg eventuele voorschriften of regels op.
GEBRUIK DE TELEFOON VERSTANDIG Gebruik de telefoon alleen zoals het is bedoeld. Raak de antenne niet onnodig aan.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 11
DESKUNDIG ONDERHOUD Laat alleen bevoegd personeel het apparaat installeren of repareren.
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN Gebruik alleen goedgekeurde accessoires en batterijen. Sluit geen ongeschikte producten aan.
WATERBESTENDIGHEID De communicator is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
MAAK BACK-UPS Vergeet niet om een back-up te maken van alle belangrijke gegevens.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
BELLEN Sluit de klep van de communicator en controleer of de telefoon is ingeschakeld. Toets het net- en abonneenummer in en druk op . Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op . Als u een oproep wilt beantwoorden, drukt u op .
ALARMNUMMER KIEZEN Sluit de klep van het apparaat. Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Druk zo vaak als nodig is op om het scherm leeg te maken (bijvoorbeeld om een gesprek te beëindigen, een menu af te sluiten, enzovoort). Toets het alarmnummer in en druk op
. Geef op waar u zich bevindt. Beëindig het gesprek niet voordat u
daarvoor toestemming hebt gekregen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 12

1. Inleiding

1
Gefeliciteerd met de aanschaf van de Nokia 9210i Communicator. De communicator is een veelzijdig communicatiemiddel: het is een mobiele telefoon, een apparaat waarmee u berichten kunt versturen en een organizer in één.
Voorkant Achterkant
Hoofd­telefoon
Telefoon
Microfoon
Figuur 1
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Inleiding
Page 13
2
Inleiding
De Nokia 9210i Communicator bestaat uit twee onderdelen: de telefoon en de communicatorinterface. De telefoon bevindt zich op de klep van het apparaat en de communicatorinterface bevindt zich onder de klep, zoals u kunt zien in figuur 1 en 2.
communicator­interface
Figuur 2
Beide onderdelen maken gebruik van dezelfde informatie in het geheugen van de communicator. Het zijn dus niet twee afzonderlijke apparaten. De telefoon gebruikt bijvoorbeeld de namen en telefoonnummers die in het Contactenbestand van de communicator zijn opgeslagen. De communicator gebruikt de telefoon voor spraakoproepen en datacommunicatie (bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van faxen en voor het maken van een verbinding met Internet).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 14
De communicator bevat veel organisatie- en communicatietoepassingen. Het grote toetsenbord, de opdrachttoetsen en het scherm vereenvoudigen het gebruik van de toepassingen.
De telefooninterface is zo ontworpen dat u snel oproepen tot stand kunt brengen en kunt ontvangen. De communicator oogt en werkt op dezelfde manier als andere mobiele telefoons van Nokia, met als uitzondering dat de hoofdtelefoon en de microfoon zich aan de achterkant van het apparaat bevinden. U kunt de telefoon in- en uitschakelen met de knop op de klep.
BELANGRIJK: Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons
verboden is, of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.

Help

On line Help

De communicator heeft een Help-functie die u vanuit elke toepassing en elke weergave kunt openen.
Als u Help-informatie wilt weergeven, drukt u op de toets op het toetsenbord van de communicatorinterface. Er verschijnt een pagina met informatie die betrekking heeft op de huidige taak. U kunt ook in de Help-onderwerpen zoeken naar bepaalde onderwerpen en trefwoorden.
Tip: De communicator
heeft geen aan/uit-knop; de communicator wordt automatisch ingeschakeld zodra u de klep opent, en uitgeschakeld zodra u de klep sluit.
3
Inleiding
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 15
4
Tip: De toets bevindt
zich op de onderste rij van het toetsenbord.
Inleiding

Informatie over de handleidingen in het verkooppakket

Bij de Nokia communicator worden de volgende handleidingen geleverd, hetzij in gedrukte vorm hetzij in PDF-formaat.
Als u nog nooit eerder een communicator hebt gebruikt, biedt de meegeleverde Beknopte handleiding nuttige informatie. In deze handleiding wordt de procedure voor de ingebruikname uitgelegd en vindt u basisinformatie over het gebruik van de verschillende toepassingen.
In deze gebruikershandleiding wordt dieper ingegaan op de werking van de Nokia 9210i Communicator. In het gedeelte Algemene gegevens komen de verschillende onderdelen van de communicator en de functionaliteiten daarvan aan bod en wordt aandacht besteed aan de algemene voorzieningen van de communicator. In de rest van deze gebruikershandleiding wordt aandacht besteed aan de communicatortoepassingen en de telefoon. Achterin de handleiding vindt u een korte woordenlijst met afkortingen en termen die betrekking hebben op Internet en mobiele telefoons.
De Gebruikershandleiding voor PC Suite bevat informatie over PC Suite voor de Nokia 9210i Communicator. Met PC Suite kunt u gegevens en back-ups vanaf de communicator naar een compatibele pc verplaatsen, kopiëren synchroniseren en terugzetten.
De Handleiding voor software op de cd-rom bevat uitgebreide informatie over de functionaliteit van de toepassingen op de cd-rom die op de communicator kunnen worden geïnstalleerd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 16
De Handleiding voor extra toepassingen bevat informatie over de extra software die verkrijgbaar is voor de Nokia 9210i Communicator. Deze handleiding is alleen in gedrukte vorm beschikbaar.
De Controlelijst voor instellingen helpt u verschillende draadloze diensten in te stellen op de Nokia 9210i Communicator.
De Gebruikershandleiding voor PC Suite en de Handleiding voor software op de cd­rom bevinden zich beide op de cd-rom in de sectie Werken met de Nokia 9210i Communicator”.
In deze Gebruikershandleiding en in de Beknopte handleiding worden de opdrachten die op het scherm van de communicator verschijnen vet weergegeven en de instellingen en opties cursief.
Opmerking: Als u van de Nokia 9000 Communicator, de Nokia 9000i
Communicator, de Nokia 9110 Communicator of de Nokia 9110i Communicator overstapt op de Nokia 9210i Communicator, bevat het onderwerp Gegevensoverdracht tussen de communicator en andere apparaten op pagina 41 en in de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de cd-rom nuttige informatie voor u.
5
Inleiding
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 17
6

Informatie over de communicator

Inleiding
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.

Netwerkdiensten

De draadloze telefoon zoals beschreven in deze handleiding is goedgekeurd voor gebruik op het GSM 900- en het GSM 1800-netwerk.
De beschikbaarheid van dualband/triband is afhankelijk van het netwerk. Vraag uw netwerkexploitant of u zich op deze dienst kunt abonneren.
Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn netwerkdiensten. Dit zijn speciale diensten waarop u zich via uw netwerkexploitant kunt abonneren. U kunt pas gebruik maken van deze diensten nadat u zich via de exploitant van uw thuisnet op de gewenste dienst(en) hebt geabonneerd en u de gebruiksinstructies hebt ontvangen.
Opmerking: Het is mogelijk dat sommige netwerken geen ondersteuning
bieden voor bepaalde taalafhankelijke tekens en/of diensten.
Controleer voor gebruik altijd het modelnummer van een oplader. Deze apparatuur is bedoeld voor gebruik met de volgende voedingsbronnen: ACP-12, ACP-9E, ACP­9X en ACP-9A.
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders en accessoires die door de
fabrikant van de telefoon zijn goedgekeurd voor gebruik met dit type telefoon. Het gebruik van andere types kan de goedkeuring en garantie doen vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn. Vraag uw leverancier naar de beschikbare goedgekeurde accessoires. Als u de stekker van een accessoire uit het stopcontact verwijdert, moet u aan de stekker trekken, niet aan het snoer.
Page 18
Voorbeelden van veelgebruikte diensten die een abonnement vereisen zijn: het verzenden van SMS-berichten of faxberichten en gebruik maken van het Internet. U kunt pas van deze diensten gebruik maken wanneer u zich via de exploitant van uw thuisnet abonneert op de dienst(en) en de gebruiksinstructies hebt ontvangen. Hierna kunt u deze functies activeren, zoals wordt beschreven in deze gebruikershandleiding. De opdrachten voor het handmatig in- of uitschakelen van bepaalde diensten worden niet in deze gebruikershandleiding beschreven (zoals bijvoorbeeld het gebruik van de tekens en voor het in- of uitschakelen van diensten). De Nokia 9210i Communicator kan dit soort opdrachten echter wel verwerken. Raadpleeg de aanbieders van de diensten voor informatie over deze opdrachten.
Aangezien elk netwerk zijn eigen specifieke diensten biedt, is het helaas niet mogelijk in deze handleiding een uitgebreide lijst te geven van de diensten en instellingen die u nodig hebt. Derhalve bevat deze gebruikershandleiding alleen algemene informatie over extra diensten. Uw netwerkexploitant kan u meer informatie geven over de diensten die in uw netwerk worden aangeboden.
Als een service een speciaal telefoonnummer of specifieke instellingen vereist, moeten deze in de communicator worden opgeslagen. Bijvoorbeeld:
U kunt alleen SMS-berichten verzenden en ontvangen als deze dienst wordt ondersteund door het netwerk dat u gebruikt en als deze dienst voor uw SIM-kaart is geactiveerd. Daarnaast moet het telefoonnummer van de berichtencentrale zijn opgeslagen in de instellingen van de SMS-toepassing.
Als u gebruik wilt maken van het Internet moet de datadienst worden ondersteund door het netwerk dat u gebruikt en moet deze dienst voor uw SIM-kaart zijn geactiveerd. Daarnaast moet u een Internet-toegangspunt aanvragen bij uw Internet-aanbieder.
7
Inleiding
Tip: Scrijf de informatie
die u van de netwerkexploitant krijgt op de Controlelijst met instellingen, zodat u ze gemekkelijk kunt terugvinden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 19
8
Inleiding

Stickers in het verkooppakket

De stickers bevatten belangrijke informatie over diensten en voor ondersteuningsdoeleinden. Bewaar deze stickers op een veilige plaats.
Plak de sticker op de pagina voorafgaand aan de Inhoudsopgave van deze gebruikershandleiding. De plaats waar de sticker moet worden geplakt, wordt aangeduid met een kader.
Bevestig de sticker op de uitnodigingskaart voor Club Nokia die ook in het pakket zit.

Toegangscodes

U kunt diverse toegangscodes gebruiken om uw Nokia 9210i Communicator en de SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik te beveiligen. De toegangscodes die u het meest zult gebruiken zijn:
de beveiligingscode voor het vergrendelen van de communicator, en
de PIN-code, die met de SIM-kaart wordt meegeleverd.
BELANGRIJK: De standaardbeveilingscode is 12345. Voor een goede
beveiliging is van groot belang dat u de beveiligingscode wijzigt. Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet bij de telefoon!). Zie sectie ‘Beveiliging’ op pagina 247 voor meer informatie over het wijzigen van toegangscodes. Houd er rekening mee dat geen enkel wachtwoordsysteem ongeoorloofde toegang kan voorkomen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 20
De toegangscodes die zowel voor de telefooninterface als de communicatorinterface worden gebruikt, kunt u via beide toepassingen wijzigen, mits de code kan worden gewijzigd. Zie ‘Beveiliging’ op pagina 247 voor meer informatie over toegangscodes.
In de Internet-toepassingen van de communicator worden wachtwoorden en gebruikersnamen gebruikt als beveiliging tegen onbevoegd gebruik van Internet en de Internet-diensten. U kunt deze wachtwoorden wijzigen in de instellingen van de Internet-toepassingen.

Contactgegevens

Alle contactgegevens die u opslaat in de toepassing Contacten, zoals namen, adressen en telefoonnummers, worden opgenomen in het Contactenbestand. U kunt dit bestand weergeven vanuit de telefooninterface, de communicatorinterface en vanuit alle toepassingen. Welke informatie wordt weergegeven, is afhankelijk van de informatie die gebruikt kan worden door de geselecteerde toepassing. Als u bijvoorbeeld een telefoongesprek voert via telefooninterface, kunt u de naam en de telefoonnummers van het contact bekijken. Eventuele faxnummers, e-mailadressen, functies en dergelijke worden niet weergegeven.

GSM-datacommunicatie

De Nokia 9210i Communicator gebruikt de mogelijkheden voor dataoverdracht van het GSM-netwerk voor het verzenden van faxen, SMS-berichten en e­mailberichten en het maken van een verbinding met externe computers.
9
Inleiding
Tip: U kunt de
contactgegevens op uw communicator wijzigen met een compatibele toepassing op een compatibele pc. Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de cd-rom voor meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 21
10
Inleiding
Vanaf de meeste locaties waar de mobiele telefoon werkt, kunnen draadloze dataverbindingen tot stand worden gebracht. Het wordt echter aanbevolen de communicator te verplaatsen naar een locatie waar het signaal het sterkst is. Wanneer het signaal sterk is, is de dataoverdracht het meest efficiënt. Over het algemeen kunt u niet dezelfde prestaties verwachten van mobiele datacommunicatie als van vaste lijnen. Dit heeft te maken met eigenschappen die inherent zijn aan de draadloze omgeving. De volgende factoren kunnen mobiele verbindingen nadelig beïnvloeden:

Geruis

Radiostoring door elektrische apparaten en door andere telefoons heeft invloed op de kwaliteit van de draadloze datacommunicatie.

Celoverdracht

Wanneer de gebruiker zich verplaatst van de ene netwerkcel naar de andere, vermindert de signaalsterkte van het kanaal. Het is dan mogelijk dat de telefooncentrale voor draadloze communicatie de gebruiker naar een andere cel en frequentie overbrengt, waar het signaal sterker is. Celoverdracht kan ook voorkomen wanneer de gebruiker zich niet verplaatst. In dat geval wordt de overdracht veroorzaakt door variaties in de belasting van het mobiele netwerk. Dit soort overdrachten kan voor korte vertragingen zorgen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 22

Elektrostatische ontlading

Elektrostatische ontlading van een vinger of een geleider kan resulteren in een onjuiste werking van elektrische apparaten. Het is mogelijk dat het scherm onleesbare informatie weergeeft of dat de software onstabiel wordt. Draadloze verbindingen kunnen onbetrouwbaar worden, gegevens kunnen beschadigd raken en de transmissie kan worden stopgezet. Als dit gebeurt, moet u een eventueel telefoongesprek beëindigen, de klep sluiten, de telefoon uitschakelen (als deze is ingeschakeld) en de batterij verwijderen. Plaats de batterij vervolgens terug en breng een nieuwe draadloze verbinding tot stand.

Gebieden zonder radio-ontvangst en signaaluitval

Gebieden zonder radio-ontvangst zijn gebieden waar geen radiosignalen kunnen worden ontvangen. Signaaluitval vindt plaats wanneer de gebruiker van de telefoon zich in een gebied bevindt waar radiosignalen zijn geblokkeerd of worden verzwakt door geografische obstructies of bouwwerken.

Signaalverzwakking

Afstand en obstakels kunnen ertoe leiden dat signalen verzwakken. Daarnaast kunnen hierdoor gereflecteerde signalen ontstaan. In beide situaties vermindert de sterkte van het signaal.
11
Inleiding
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 23
12
Inleiding

Lage signaalsterkte

Afstand en obstakels kunnen ervoor zorgen dat de sterkte van het radiosignaal van een cellocatie niet sterk of stabiel genoeg is voor het tot stand brengen van een betrouwbare dataverbinding. Voor de best mogelijke communicatie moet u rekening houden met het volgende:
De dataverbinding functioneert het best wanneer de communicator niet wordt verplaatst tijdens de transmissie. Draadloze datacommunicatie is niet aanbevolen wanneer u zich in een bewegend voertuig bevindt. Bij faxverzending is er eerder sprake van storingen dan bij de transmissie van gegevens of SMS-berichten.
Plaats de communicator niet op een metalen oppervlak.
Controleer of de signaalsterkte die op het scherm wordt weergegeven
voldoende is. Als u zich in een kamer bevindt, kan het signaal sterker worden wanneer u de communicator verplaatst, vooral wanneer u deze richting een raam verplaatst. Als de signalen niet sterk genoeg zijn voor een spraakoproep, heeft het niet veel zin om te proberen een dataverbinding te maken zolang u geen een locatie hebt gevonden met een sterker signaal.
Opmerking: Het signaal is sterker als de antenne is uitgeklapt.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 24

2. Algemene gegevens

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de communicator werkt en hoe u de communicator van stroom kunt voorzien. Zie de Beknopte handleiding voor informatie over de ingebruikname en het instellen van de communicator.
13

Het scherm van de communicator

Naam en pictogram van de toepassing
Indicatorgebied
Figuur 3
U schakelt de communicatorinterface in door de klep te openen. Op het scherm wordt de toepassing weergegeven die het laatst is gebruikt.
Als u de klep sluit, worden alle gegevens opgeslagen en wordt het scherm uitgeschakeld.
Menubalk
Zoekveld
Schuifbalk
Opdrachtknoppen
Opdrachten
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Algemene gegevens
Page 25
14
Tip: Als een opdracht in
een lichtere kleur wordt weergegeven, is de opdracht niet beschikbaar.
Algemene gegevens
De opdrachten komen altijd overeen met de opdrachtknoppen, zoals u kunt zien in figuur 3.
De toepassingen worden uitgevoerd in het midden van het scherm. In het indicatorgebied wordt informatie over de toepassing en het systeem weergegeven.
U kunt met de navigatietoets rechtsonder op het toetsenbord binnen het geselecteerde frame van onderdeel naar onderdeel gaan en items selecteren.
Als onder in het scherm een zoekveld wordt weergegeven, kunt u naar items zoeken door met het toetsenbord tekst in dit veld in te voeren.
Het linkerframe is geselecteerd. Druk op Tab om het rechterframe te selecteren.
Figuur 4
Als er meerdere frames op het scherm zijn, is het geselecteerde frame altijd gemarkeerd. U kunt met de Tab-toets tussen frames schakelen. Zie figuur 4.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Dit item is geselecteerd Details over het
item
De opdrachten die u kunt gebruiken
Page 26

Dialoogvensters en tabbladen

Dit is een dialoogvenster
Nog een tabblad. Druk op de toets Menu als u het tabblad wilt weergeven.
15
Algemene gegevens
Dit is een tabblad
Figuur 5
Afbeelding 5 is een voorbeeld van een dialoogvenster met meerdere tabbladen.
Gebruik de navigatietoets om binnen een tabblad te

Indicatoren

Zoals u in de volgende figuur kunt zien, bevat het indicatorgebied het pictogram en de naam van de actieve toepassing.
De pictogrammen die in het indicatorgebied van het IN-vak/UIT-vak worden weergegeven, worden aangepast aan de toepassing en de huidige situatie. De indicatoren voor de batterijcapaciteit en de signaalsterkte zijn gelijk aan de indicatoren die op het telefoonscherm worden weergegeven als de telefoon is ingeschakeld.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 27
16
Algemene gegevens
Pictogram van toepassing
Naam van toepassing
IN-vak/UIT-vak
Tijd
Signaalsterkte en batterijcapaciteit
Oproepstatus
- U voert een telefoongesprek en de handenvrije luidspreker en
microfoon zijn ingeschakeld.
- Een telefoongesprek waarbij de handenvrije modus is
uitgeschakeld. De luidspreker en microfoon zijn uitgeschakeld.
- Een actieve dataverbinding, zie het hoofdstuk Internet op
pagina 149.
- Er wordt een faxbericht ontvangen of verzonden met behulp van
de communicator.
- Er wordt geprobeerd via de communicator een
infraroodverbinding tot stand te brengen.
- Er is een infraroodverbinding tot stand gebracht.
- De infraroodverbinding is geblokkeerd.
- De communicator is aangesloten op een pc.
- De communicator wordt op een pc aangesloten via een kabel.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 28
- De communicator wordt gebruikt als faxmodem.
- Er is een profiel actief voor de communicator, in dit geval in het
profiel Vergadering. Zie ‘Telefooninstellingen’ op pagina 89.
- Tijd. U kunt de tijd aanpassen in de toepassing Klok. Zie
pagina 243.
IN-vak/UIT-vak
- In het indicatorgebied van het IN-vak verschijnt een pictogram als u een
fax-, SMS- of e-mailbericht hebt ontvangen.
- Het UIT-vak bevat berichten die nog niet zijn verzonden. Zie ‘Outbox’ op
pagina 183.
Batterijcapaciteit
- De batterij is bijna leeg en moet worden opgeladen.
- De batterij wordt opgeladen. De balk blijft bewegen totdat de batterij volledig is opgeladen. Het stekkerpictogram geeft aan dat de communicator is aangesloten op een externe voedingsbron.
- De batterij is volledig opgeladen. De balk wordt volledig weergegeven.
Signaalsterkte
- De communicator is verbonden met een mobiel netwerk. Als alle vier de blokjes van de balk worden weergegeven, is de ontvangst van het draadloze signaal goed. Als het signaal zwak is, is het mogelijk dat de antenne niet is uitgeklapt. U kunt de ontvangst ook proberen te verbeteren door de communicator enigszins te verplaatsen of door de handenvrije modus te gebruiken.
17
Algemene gegevens
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 29
18
Algemene gegevens
- De telefoon is ingeschakeld, maar bevindt zich buiten het dekkingsgebied
van het netwerk.
- De telefoon is uitgeschakeld. U kunt niet bellen of worden gebeld en u kunt met geen van de communicatietoepassingen (SMS, data, fax of e-mail) berichten ontvangen.

Het toetsenbord van de Communicator

Figuur 6
Naast de gewone teken- en cijfertoetsen, bevat het toetsenbord een aantal speciale toetsen, zoals wordt weergegeven in figuur 6.

Toepassingstoetsen

Met de toepassingstoetsen bovenaan het toetsenbord kunt u de volgende toepassingen starten of toepassingsgroepen openen: Deze knoppen zijn: Desk (Bureaublad), Tel (Telefoon), Messaging (Berichten), Internet, Contacts (Contacten), Calendar (Agenda), Office (Kantoor) en Extras (Extras).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 30
De toepassingen gebruiken
Als u de klep opent, wordt op het scherm de toepassing weergegeven die het laatst is gebruikt.
U kunt een andere toepassing of toepassingsgroep activeren door op de desbetreffende toepassingstoets te drukken. U kunt dit zelfs tijdens een gesprek doen. Het is niet nodig om de actieve toepassing eerst te sluiten. Alle niet-actieve toepassingen worden op de achtergrond uitgevoerd totdat u deze opnieuw activeert.
Opmerking: Als u de WWW-toepassing opent, worden om geheugenredenen
alle andere toepassingen gesloten.
Als u belt of wordt gebeld of als u berichten verzendt of ontvangt met een van de communicatietoepassingen, moet de telefoon zijn ingeschakeld en zich binnen het dekkingsgebied van het mobiele netwerk bevinden.
Opmerking: Informatie hoeft niet specifiek te worden opgeslagen. Als u op
Sluiten drukt, naar een andere toepassing gaat of de klep van het
apparaat sluit, worden alle gegevens automatisch opgeslagen door de Nokia 9210i Communicator.
Sneltoetsen maken voor voorkeurskoppelingen of -toepassingen
Wanneer u op sommige toepassingstoetsen (zoals Kantoor, Bureaublad of Extra’s) drukt, wordt niet meteen de betrokken toepassing geopend. U kunt een van de toepassingen in een toepassingsgroep of een van de koppelingen op het Bureaublad echter aanwijzen als voorkeurstoepassing respectievelijk voorkeurskoppeling. U kunt een voorkeurstoepassing openen door op Ctrl + de toepassingstoets te drukken.
19
Algemene gegevens
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 31
20
Voorbeeld: Als u binnen de
toepassingsgroep Kantoor de tekstverwerker Tekst aanwijst als voorkeurstoepassing, kunt u Tekst vanuit elke toepassing openen door op Ctrl+Kantoor te drukken.
Algemene gegevens
U kunt een toepassing aanwijzen als voorkeurstoepassing door een toepassingsgroep (bijvoorbeeld Kantoor) te openen, op de toets Menu te drukken en Tools > Voorkeurstoepassing te kiezen. Selecteer de toepassing in de lijst. Zie het voorbeeld in de kolom naast deze alinea.
U kunt een koppeling aanwijzen als voorkeurskoppeling door de toepassing Bureaublad te openen, op de toets Menu te drukken en Tools > Favoriet te kiezen en vervolgens de desbetreffende koppeling te selecteren in de lijst.

Escape-toets (Esc)

Als u een actie wilt annuleren, kunt u op de Esc-toets of Annuleren drukken. Als u op de Esc-toets drukt, worden ook eventueel geopende dialoogvensters en opmerkingenvensters geannuleerd en gesloten.

Tab-toets

Met de Tab-toets kunt u navigeren tussen frames. Als u een document aan het opstellen of bewerken bent, kunt u met de Tab-toets een tabstop instellen.

Shift-toets

De Shift-toets wordt in combinatie met lettertoetsen gebruikt om hoofdletters in te voegen. De Shift-toets wordt in combinatie met cijfertoetsen gebruikt om speciale tekens in te voegen. U hoeft de Shift-toets niet ingedrukt te houden terwijl u op de toets drukt: u kunt eerst op Shift drukken en vervolgens op een letter- of cijfertoets om de hoofdletter of het speciale teken in te voegen.
In combinatie met de Control-toets en een bepaalde lettertoets gebruikt u deze toets voor sneltoetsopdrachten. Zie ‘Sneltoetsen’ op pagina 31.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 32
Tijdens het schrijven en bewerken van tekst kunt u met de Shift- en navigatietoets tekst selecteren. Zie Sneltoetsen op pagina 31.

Control-toets (Ctrl)

Als u de Control-toets in combinatie met een andere toets op het toetsenbord indrukt, wordt er een sneltoetsopdracht gegenereerd. Deze sneltoetsen kunnen worden gebruikt bij het schrijven en weergeven van tekst. Zie Sneltoetsen op pagina 31.

Chr-toets (Character of teken)

Als u op de Chr-toets drukt, wordt een tekentabel geopend waarin u speciale tekens kunt selecteren. U kunt de tekens en opdrachten die in het groen worden weergegeven op het toetsenbord gebruiken door de betreffende toetsen tegelijk met de Chr-toets in te drukken. U kunt speciale letters en letters met accenten weergeven door de Chr-toets ingedrukt te houden terwijl u op een lettertoets drukt.
Help ( )
U kunt op elk gewenst moment on line Help weergeven door te drukken op de toets
op het toetsenbord van de communicator. Zie On line Help op pagina 3 voor
meer informatie.
21
Algemene gegevens
Tip: U kunt de Chr-toets
in combinatie met andere toetsen gebruiken om in en uit te zoomen en om de infraroodfunctie in en uit te schakelen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 33
22
Tip: In sommige gevallen
bevat het menu de optie In­en uitzoomen. Hiermee kunt
u de weergave vergroten of verkleinen.

Menu

Als u op de toets Menu drukt, wordt er een menu met opties weergegeven. Welke opties er beschikbaar zijn, is afhankelijk van de toepassing waarin u zich bevindt. Ga met behulp van de navigatietoets naar de gewenste optie en druk op Kiezen.
De gekozen optie wordt alleen toegepast op het item dat is geselecteerd, geopend of wordt verzonden. Het menu bevat mogelijk ook de generieke optie Instellingen.
Algemene gegevens
Tip: In de toepassing
Webbrowser kunt u met behulp van de navigatie­toets een muisaanwijzer over het scherm verplaatsen. Zie pagina 165.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.

Navigatietoetsen

Met de navigatietoets kunt u de cursor of een geselecteerd frame verplaatsen.

Enter-toets

Als u op de Enter-toets drukt terwijl de cursor wordt weergegeven, wordt de cursor naar het begin van de volgende tekstregel verplaatst of wordt er een nieuwe regel toegevoegd. U kunt de Enter-toets ook gebruiken om mappen, toepassingen en documenten te openen. Wanneer een opdracht is onderstreept, kunt u naast de opdrachttoets ook op de Enter-toets drukken. Als er een opmerkingenvenster wordt weergegeven, kunt u naast OK ook op de Enter-toets drukken. Als de waarde van een optie of instelling kan worden in- of uitgeschakeld, kunt u hiervoor ook de Enter-toets gebruiken. U hoeft dan niet op Wijzigen te drukken.
Page 34

Connectoren

De Nokia 9210i Communicator kan op diverse apparaten worden aangesloten. Zie figuur 7.
23
de infrarood­verbinding
de lader
de RS232­adapterkabel en de hoofdtelefoon
Figuur 7
Met de infraroodpoort kunt u verbinding maken met een compatibele pc, printer, digitale camera of een andere communicator.
HDC-8L
DLR-2L
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Algemene gegevens
Page 35
24
Tip: De batterij-indicator
op de communicator of het scherm van de telefoon laat zien in hoeverre de
Algemene gegevens
batterij is opgeladen.

De batterij opladen

Opmerking: Zie pagina 25 voor belangrijke veiligheidsinformatie over het
gebruik van de batterij.
1 Sluit de connector van de lader aan op de onderkant van de communicator,
zoals wordt weergegeven in figuur 8.
Figuur 8
2 Sluit de lader aan op een geschikt stopcontact. Tijdens het opladen, gaat de
batterij-indicator op het scherm van de telefoon op en neer.
3 Wanneer de batterij volledig is opgeladen, ziet u vier balken. U kunt nu de
connector van de lader uit de communicator verwijderen.
Opmerking: Tijdens het opladen kunt u gewoon gebruik maken van alle
functies.
Als de batterij bijna leeg is en nog slechts een paar minuten kan worden gebruikt, wordt er een waarschuwingssignaal afgespeeld en verschijnt het bericht BATTERIJ IS BIJNA LEEG regelmatig op het scherm van de telefoon. Als de batterij praktisch
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 36
helemaal leeg is, wordt het bericht BATTERIJ OPLADEN weergegeven met een waarschuwingstoon. Als u de communicator niet op een lader aansluit, wordt de communicator automatisch uitgeschakeld.
Opmerking: Als u een communicator met een volledig ontladen batterij
aansluit op een lader, duurt het 30 tot 60 seconden voordat het bericht OPLADEN wordt weergegeven op het scherm en de batterij-indicator begint te bewegen. Hierna kan het nog 10 tot 30 seconden duren voordat u de telefoon kunt inschakelen.

Informatie over de batterij

Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze bestemd is.
Gebruik nooit een beschadigde oplader of batterij.
Let op dat u geen kortsluiting veroorzaakt in de batterij. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer u een reservebatterij in een tas of jaszak hebt tezamen met een metalen voorwerp (zoals een munt, paperclip of pen) dat in direct contact komt met de poolklemmen van de batterij (metalen strips aan de onderkant van de batterij). Kortsluiting veroorzaakt schade aan de batterij of aan het item waarop deze is aangesloten.
De capaciteit en de levensduur van batterijen nemen af wanneer u deze in extreem warme of koude temperaturen bewaart (zoals in een afgesloten auto in de zomer of in de vrieskou). Probeer er voor te zorgen dat de omgevingstemperatuur van de batterij tussen de 15°C en 25°C ligt. Een communicator met een extreem warme of koude batterij kan gedurende bepaalde tijd onbruikbaar zijn, zelfs wanneer de batterij volledig is opgeladen. De prestaties van batterijen zijn beduidend minder in temperaturen onder het vriespunt.
25
Algemene gegevens
Tip: Lees deze sectie voor
meer informatie over een optimale levensduur van de batterij.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 37
26
Algemene gegevens
Gooi batterijen nooit in vuur!
Verwerk batterijen in overeenstemming met de lokale wetgeving (bijvoorbeeld recycling). Batterijen mogen nooit bij het huishoudafval worden gegooid.
De capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas optimaal benut nadat de batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en ontladen.
De batterij kan honderden keren worden opgeladen en ontladen maar na verloop van tijd treedt slijtage op. Wanneer de gebruiksduur (stand-by- en gesprekstijd) aanzienlijk korter is dan normaal, kunt u beter een nieuwe batterij kopen.
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de communicator en laad de batterijen alleen op met de laadapparaten die zijn goedgekeurd door de fabrikant. Haal de oplader uit het stopcontact wanneer u deze niet gebruikt. Laat de batterij nooit langer dan een week in een laadapparaat zitten omdat de gebruiksduur van de batterij kan afnemen wanneer deze wordt overladen. Als een volledig opgeladen batterij niet wordt gebruikt, wordt deze na verloop van tijd automatisch ontladen.
Extreme temperaturen kunnen van invloed zijn op de oplaadcapaciteit van de batterij.
De volgende factoren zijn van invloed op de gebruiksduur van de batterij: het al dan niet gelijktijdig ingeschakeld zijn van de telefoon en de communicatorinterface, de signaalsterkte, diverse telefooninstellingen en de hoeveelheid tijd die verstrijkt voordat het scherm wordt uitgeschakeld.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 38
Het wordt aanbevolen altijd een opgeladen batterij in de communicator te laten zitten. Dit optimaliseert de levensduur van de reservebatterij die de real-time klok van de communicator van stroom voorziet. Als de reservebatterij leeg is, wordt deze automatisch geladen zodra er weer een geladen batterij op de communicator wordt aangesloten.
Sluit altijd de klep van het apparaat voordat u de batterij verwijdert. Als u de klep sluit, worden alle gegevens opgeslagen.
Opmerking: De batterij past niet als de SIM-kaart niet goed is geplaatst.
Probeer niet om de batterij toch op zijn plaats te duwen! Controleer of u de SIM-kaart net zo hebt geplaatst als wordt beschreven in de Beknopte handleiding. Als de SIM-kaart niet goed is geplaatst, trekt u deze uit de sleuf en plaatst u deze weer terug.

Geheugenkaart

U kunt een geheugenkaart gebruiken om uw documenten, contactendatabases, toepassingen, back-ups, enzovoort, te beheren.
U kunt de items op de geheugenkaart op dezelfde manier gebruiken als de overeenkomende items op de communicator. Zo kunt u software op de geheugenkaart installeren en verwijderen met de softwaretoepassing Installeren/ Verwijderen en berichten verzenden naar contacten in het contactenbestand van de geheugenkaart.
Opmerking: Verwijder de geheugenkaart niet tijdens een bewerking.
27
Algemene gegevens
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 39
28
Algemene gegevens
Opmerking: Een geheugenkaart van de Nokia 9210 Communicator is pas
geschikt voor gebruik in de Nokia 9210i Communicator als de kaart is geformatteerd. Bij het formatteren gaan alle gegevens op de kaart verloren. U formatteert de kaart in de toepassing Bestandsbeheer Kantoor. Druk op de toets Menu. Selecteer Geheugenkaart > Geheugenkaart formatteren en druk op Formatteren. U kunt een geheugenkaart van de Nokia 9210 Communicator echter wel tijdelijk in de Nokia 9210i Communicator plaatsen om bestanden te kopiëren van de geheugenkaart naar de Communicator en vice versa. Start in dit geval de Communicator opnieuw op nadat u de oorspronkelijke geheugenkaart hebt teruggeplaatst. Dit doet u door de batterij te verwijderen en weer terug te plaatsen.

Een geheugenkaart plaatsen

1 Sluit de klep van het apparaat en controleer of de telefoon is uitgeschakeld. Als
de telefoon nog aan is, drukt u op .
2 Open het klepje aan de achterzijde van de communicator met minimaal twee
vingers, met een vinger aan iedere zijde van het klepje.
3 Schuif de geheugenkaart onder de geheugenkaarthouder, zoals wordt
weergegeven in figuur 9. Zorg ervoor dat de goudkleurige contactpunten van de kaart zich aan de onderkant bevinden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 40
Figuur 9
4 Zodra de kaart op zijn plaats zit, sluit u het klepje.
WAARSCHUWING: Houd alle geheugenkaarten buiten het bereik van kleine
kinderen.

Algemene functies

Een aantal items tegelijk selecteren

Als meervoudige selectie beschikbaar is, kunt u een aantal items tegelijk selecteren. De geselecteerde items worden gemarkeerd. De opdrachten die u daarna gebruikt, zijn van invloed op alle geselecteerde items. Meervoudige selectie is mogelijk in de meeste lijsten.
Als u items een voor een wilt selecteren, selecteert u het eerste item en drukt u op Ctrl. Terwijl u Ctrl ingedrukt houdt, gaat u naar elk item dat u wilt selecteren en drukt u op de spatiebalk.
29
Algemene gegevens
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 41
30
Algemene gegevens
Als u meerdere opeenvolgende items wilt selecteren, markeert u de items door
Shift ingedrukt te houden en en op de navigatietoets te gebruiken.
Wanneer u op de Esc-toets drukt wordt de meervoudige selectie geannuleerd.

Speciale tekens

Met de Chr-toets op het toetsenbord van de communicator kunt u tekens invoegen die niet beschikbaar zijn op het toetsenbord. De Chr-toets kan altijd worden gebruikt als u tekens met het toetsenbord kunt invoeren.
Opmerking: Sommige speciale tekens worden mogelijk onjuist weergegeven als
deze worden verzonden via de communicator. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren in e-mail- of SMS-berichten, vanwege verschillen in netwerkprotocollen.
Speciale tekens invoegen uit de tekentabel
1 Druk op de Chr-toets. Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Druk op de toets Menu om de pagina met het gewenste teken te selecteren. 3 Selecteer het speciale teken of de speciale tekens en druk vervolgens op
Invoegen.
Speciale tekens invoegen met het toetsenbord
U kunt speciale tekens op twee manieren rechtstreeks met het toetsenbord invoegen.
De groen gekleurde tekens kunt u invoegen door de Chr-toets ingedrukt te houden en op een van de tekentoetsen in kwestie te drukken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 42
U kunt speciale tekens invoegen met bepaalde niet-gemarkeerde toetsen, bijvoorbeeld “a” en “e”. Dit werkt als volgt:
1 Druk op de Chr-toets en houd deze ingedrukt. Druk tegelijkertijd op een
lettertoets. Het eerste speciale teken dat aan de lettertoets is gekoppeld, wordt weergegeven.
2 Houd de Chr-toets ingedrukt en druk nogmaals op de lettertoets. Het tweede
speciale teken wordt weergegeven, enzovoort, totdat het eerste teken opnieuw wordt weergegeven. Druk op Shift of Caps Lock als u een kleine letter in een hoofdletter wilt veranderen of andersom.

Sneltoetsen

U kunt een aantal sneltoetsen gebruiken in de documenttoepassingen. De sneltoetsen zijn afhankelijk van de actieve toepassing. In de volgende tabel wordt een aantal van de beschikbare sneltoetsen weergegeven:
Sneltoets Functie
Ctrl + a Ctrl + c Ctrl + x Ctrl + v Ctrl + z
Ctrl + b Ctrl + i Ctrl + u
Alles selecteren Geselecteerde tekst kopiëren Geselecteerde tekst knippen Geselecteerde tekst plakken Ongedaan maken (de laatste actie)
Vet maken Cursief maken Onderstrepen
31
Algemene gegevens
Tip: Veel sneltoetsen
worden ook weergegeven naast de menuopdrachten in toepassingen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 43
32
Sneltoets Functie
Ctrl + t Ctrl + d
Ctrl + p Afdrukken of eigenschappen
Ctrl + n
Algemene gegevens
Ctrl + o Ctrl + e
Ctrl + s Ctrl + Shift + s
Chr + pijl links/rechts (op de navigatietoets)
Chr + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets) Naar de vorige of volgende pagina gaan
Chr + Ctrl + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets)
Shift + Ctrl + pijl links/rechts (op de navigatietoets) Het vorige of volgende woord selecteren
Shift + pijl rechts/links/omhoog/omlaag (op de navigatietoets)
Shift + Chr + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets)
Volledig scherm (indien beschikbaar) Bestanden, berichten, sneltoetsen en andere items verwijderen.
Een nieuw bestand maken Openen Sluiten
Opslaan Opslaan als
De cursor verplaatsen naar het begin of einde van de regel
Naar het begin of einde van het document gaan
Eén tekstteken of -regel selecteren
Tekst per pagina selecteren in een document
Opmerking: Zie het hoofdstuk Internet voor informatie over de sneltoetsen die
beschikbaar zijn voor de toepassing WWW.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 44

Bestanden opslaan

Als u een nieuw bestand voor de eerste keer sluit of als u een bestand wilt opslaan, wordt u gevraagd een naam voor het bestand in te voeren en een map op te geven waarin het bestand moet worden opgeslagen.
Figuur 10
De volgende opdrachten worden beschikbaar in het dialoogvenster:
OK: hiermee bevestigt u de naam van het document en slaat u het op.
Bladeren: hiermee wordt een dialoogvenster geopend waarin u kunt bladeren naar
de locatie waar u het bestand wilt opslaan.
Formaat wijzigen: hiermee geeft u een lijst met formaten weer. U kunt opgeven in welk formaat u het document wilt opslaan.
Annuleren: hiermee wordt het dialoogvenster gesloten zonder iets op te slaan.
Opmerking: Als u de toepassing wilt sluiten zonder het bestand op te slaan,
drukt u op de toets Menu en selecteert u Bestand> Wijzigingen niet opslaan. Vervolgens sluit u de toepassing.
33
Algemene gegevens
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 45
34
Algemene gegevens

Documenten verzenden

Berichten kunt u verzenden vanuit de toepassing Berichten. Daarnaast kunt u met de communicator ook documenten verzenden vanuit alle toepassingen waarin de optie Verzenden beschikbaar is in de menulijst.
Als faxbericht: u kunt het document als faxbericht verzenden.
Als e-mail: u kunt het document als e-mailbericht verzenden.
Als SMS-bericht: u kunt het document als SMS-bericht verzenden.
Via infrarood: u kunt het document via infrarood verzenden.
Opmerking: Als u een document opent, wordt het document in de juiste editor
of viewer geopend. De beschikbare opdrachten variëren, afhankelijk van de editor/viewer.

Tekst zoeken

In alle toepassingen waarin deze functie beschikbaar is in de menulijst kunt u zoeken naar tekenreeksen.
1 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Zoeken. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Typ de tekenreeks in het zoekveld en druk op Zoeken. 3 Als er een overeenkomende tekenreeks wordt gevonden, wordt deze
gemarkeerd. Als u wilt weten of de tekenreeksen vaker in het document voorkomen, drukt u op Volgende zoeken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 46
4 Als u de zoekopdracht verder wilt verfijnen drukt u op Opties. Er wordt een
dialoogvenster geopend waarin u opties kunt opgeven, zoals Hoofdlettergevoelig of Heel woord.
Tekst vervangen
1 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Zoeken.
Druk op Vervangen.
2 Typ de tekenreeks die u wilt vervangen in het vak Zoeken: en de tekst waardoor
u deze wilt vervangen in het vak Vervangen door:.
3 Druk op Opties voor meer opties voor zoeken en vervangen. In het
dialoogvenster Zoekopties kunt u aangeven of u een hoofdlettergevoelige zoekopdracht wilt uitvoeren of alleen wilt zoeken naar hele woorden en niet naar een gedeelte van een woord. U kunt ook aangeven dat u de tekst op alle plaatsen in het document wilt vervangen zonder dat om bevestiging wordt gevraagd.
4 Druk op Vervangen of Alles vervangen.

Spelling controleren

Opmerking: U kunt alleen de spelling van Engelse tekst en woorden
controleren.
U kunt de spelling van woorden en tekst controleren in de toepassingen waarin Spellingcontrole beschikbaar is in de menulijst. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u de spellingcontrole eerst installeren vanaf de cd-rom die met de communicator wordt meegeleverd. Zie Software installeren vanaf de cd-rom op pagina 39 voor meer informatie.
35
Algemene gegevens
Tip: Alles vervangen is
alleen beschikbaar als u Ja hebt geselecteerd in het dialoogvenster Alles vervangen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 47
36
Tip: Als u specifieke
woorden wilt controleren, kunt u deze selecteren. Anders wordt de gehele tekst doorzocht en op spelling gecontroleerd.
Algemene gegevens
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Spellingcontrole. Als er tijdens de
spellingcontrole een woord wordt aangetroffen dat niet wordt herkend, wordt er een dialoogvenster geopend.
2 U kunt de correctie in het correctieveld typen. U kunt ook naar het veld
Suggesties gaan en op de Tab- of Enter-toets drukken om een lijst met suggesties te openen.
3 Selecteer een woord in de lijst met suggesties en druk vervolgens op Vervangen
om de correctie of suggestie te accepteren.
4 Als u tijdens stap 2 een niet-herkend woord wilt toevoegen aan de woordenlijst,
drukt u op Toevoegen.

Afdrukken

U kunt diverse items zoals documenten, afbeeldingen, faxberichten, e-mailberichten en SMS-berichten afdrukken.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer voor uitgebreide veiligheidsinstructies voor de printer.
Als u de pagina-instellingen wilt bekijken of wijzigen, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Afdrukken > Pagina-instellingen.
Als u het document wilt bekijken voordat u het afdrukt, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Afdrukken > Afdrukvoorbeeld.
Een document of bestand afdrukken 1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Afdrukken > Afdrukken. Er verschijnt
een bericht waarin het ingesteld afdrukbereik, het verbindingstype en de gebruikte printer worden aangegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 48
2 Druk op Afdrukken. Er verschijnt een dialoogvenster. Als u de afdrukopties wilt
wijzigen, drukt u op Opties.
3 Als u een afdrukvoorbeeld wilt zien, drukt u op Afdrukvoorbeeld. Er verschijnt
een dialoogvenster. Als u de pagina-instelling wilt definiëren, drukt u op Paginainstellingen.
Figuur 11
Controleer bij het afdrukken via infrarood of de infraroodpoorten van de communicator en de printer op elkaar gericht zijn. Houd de infraroodverbinding vrij. Als de verbinding te lang wordt geblokkeerd, bijvoorbeeld als er iets tussen de infraroodsensoren wordt geplaatst of als de communicator wordt verplaatst, wordt het afdrukken onderbroken. Zie pagina 40 voor informatie over de infraroodverbinding.

Logboek

Het logboek bevat informatie over de communicatiehistorie van de communicator. In het algemene logboek worden alle of bepaalde typen communicatiegebeurtenissen in chronologische volgorde weergegeven.
37
Algemene gegevens
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 49
38
Tip: Met de sneltoets
Shift+Ctrl+L kunt u het logboek openen.
Algemene gegevens
Tip: U kunt de
categorieën Datum en tijd en Duur wijzigen in Onderwerp en Status door op < en > op de navigatietoets te drukken.
Tip: Een
communicatietype kan een van de volgende afleveringsstatussen hebben: onderweg,
afgeleverd, mislukt, verzonden, niet verzonden en gepland.
Met logboekbestanden kunt u de communicatie controleren, de gegevens gebruiken om contactkaarten te maken of bestaande gegevens aan te vullen, of de geadresseerde rechtstreeks vanuit het logboek beantwoorden.
Figuur 12
Het logboek openen
U kunt het logboek openen vanuit het menu van verschillende toepassingen.
Druk op de toets Menu en kies Tools > Logboek.
Een specifieke communicatiegebeurtenis gebruiken
1 Kies een logboekgebeurtenis en druk op Gebruiken. De opdrachtknoppen
worden aangepast.
2 U kunt nu de volgende handelingen uitvoeren: een fax- of SMS-bericht
verzenden naar het contact, het contact bellen of het contact toevoegen aan uw contactenbestand. Bekijk de opdrachtknoppen om te zien welke opties beschikbaar zijn.
Alleen bepaalde communicatietypen weergeven
1 Druk op Filteren op type om het communicatietype te kiezen dat u wilt
weergeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 50
Met de optie Filteren op richting kunt u opgeven of u de communicatie die afkomstig is van uzelf of de communicatie afkomstig van de externe partij wilt weergeven.
2 Kies een van de opties. 3 Druk op OK.
De inhoud van het logboek verwijderen
Logboekgebeurtenissen worden slechts een bepaald aantal dagen opgeslagen in de logboekdatabase, waarna ze automatisch worden verwijderd om geheugen vrij te maken op de communicator. U kunt de standaardwaarde wijzigen. Druk op de toets Menu en kies Tools > Logperiode.
1 Als u een deel of de volledige inhoud van het logboek wilt verwijderen, drukt u
op de toets Menu en kiest u Bestand > Logboek wissen.
2 Typ de datum. Alle logboekgebeurtenissen met een eerdere datum worden
verwijderd uit het logboek.
3 Druk op Verwijderen.

Software installeren vanaf de cd-rom

De toepassingen en bestanden op de cd-rom van de communicator kunnen direct op de communicator worden geïnstalleerd of naar de communicator worden verplaatst. Ga als volgt verder met de installatie:
1 Controleer of PC Suite op de computer is geïnstalleerd. U vindt dit programma
op de meegeleverde cd-rom.
39
Algemene gegevens
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 51
40
Tip: Zie de
Gebruikershandleiding voor PC Suite op de cd-rom voor meer informatie over PC Suite.
Algemene gegevens
Tip: Zie de
Uitbreidingsgids voor informatie over de beschikbare software voor uw communicator.
2 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van de computer. 3 Of: sluit de communicator aan op de computer met behulp van de
meegeleverde adapterkabel. Of: maak gebruik van een infraroodverbinding. Zie De infraroodverbinding activeren op pagina 40 voor meer informatie.
4 Als de gebruikersinterface van de cd-rom niet automatisch wordt geopend,
dubbelklikt u op het bestand ‘Nokia9210.exe’ op de cd-rom.
5 Selecteer een programma dat u wilt installeren vanaf de cd-rom en klik op
Installeren.
Opmerking: Installeer toepassingen in dezelfde taal als de communicator.
Gebruik een geheugenkaart om meer ruimte vrij te maken voor de verschillende toepassingen en bestanden op de cd-rom.
Opmerking: Zie de Handleiding voor software op de cd-rom (op de cd-rom)
voor meer informatie over de toepassingen die u kunt installeren.

De infraroodverbinding activeren

Tip: U kunt infrarood
activeren door op de toets Menu te drukken en Tools > Ontvangen via infrarood te selecteren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
1 Zorg dat de infraroodpoort van de communicator en de infraroodpoort van het
andere apparaat op elkaar gericht zijn.
2 Druk op Chr + (de toets met het infraroodsymbool) om de
infraroodverbinding te activeren. Op een Nederlands toetsenbord bevindt deze toets zich aan de rechterkant, naast de Enter-toets.
3 Als u de infraroodverbinding wilt verbreken, drukt u nogmaals op Chr + .
Page 52

Gegevensoverdracht tussen de communicator en andere apparaten

BELANGRIJK! Als u back-upgegevens van de Nokia 9210 Communicator wilt
terugzetten op de Nokia 9210i Communicator, kunt u GEEN gebruik maken van de methode die wordt beschreven in ‘Back-ups maken op en gegevens terugzetten vanaf een geheugenkaart op pagina 239. Gebruik in plaats hiervan PC Suite.

Nokia 9110/9110i Communicator (DataMover)

Met behulp van DataMover kunt u gegevens overdragen van de Nokia 9110/9110i Communicator naar de Nokia 9210i Communicator. Via een infraroodverbinding kunt u bijvoorbeeld contactkaarten , gebeurtenissen in de agenda, notities en Internet-toegangspunten overdragen. U kunt alle gegevens overdragen of specifieke categorieën opgeven.
Opmerking: Het is niet mogelijk om uw WWW- of WAP-bookmarks naar de
Nokia 9210i Communicator over te brengen met de toepassing Datamover.
Open DataMover door op de toepassingstoets Extras te drukken en DataMover te selecteren. (Gebruik eventueel de navigatietoets.)
Alle gegevens overdragen
1 Druk in het beginvenster op Nu overdragen.
41
Algemene gegevens
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 53
42
Tip: U kunt ook op de
toets Menu drukken en Tools > Opties selecteren.
Algemene gegevens
2 Activeer de infraroodverbinding op de Nokia 9110/9110i Communicator. De
gegevensoverdracht wordt gestart. Alle items worden overgebracht naar de Nokia 9210i Communicator.
Geselecteerde gegevens overdragen
1 Druk in het beginvenster op Opties. Er verschijnt een dialoogvenster met vier
tabbladen.
2 Druk op iedere pagina op Wijzigen om de gegevenscategorieën die u wilt
overdragen naar de Nokia 9210i Communicator te selecteren. U kunt natuurlijk ook selecties opheffen. Als u alle items op een pagina wilt selecteren of de selectie hiervan wilt opheffen, drukt u op Alles selecteren of Selecties
opheffen. Als u gereed bent, drukt u op Gereed.
3 Druk in het beginvenster op Nu overdragen.
Activeer de infraroodverbinding op de Nokia 9110/9110i Communicator. De gegevensoverdracht wordt gestart. Alle items worden overgebracht naar de Nokia 9210i Communicator.
4 Zodra de gegevensoverdracht is voltooid, drukt u op OK. De toepassing wordt
gesloten.
5 Als de overdracht mislukt, verschijnt er een dialoogvenster. Druk op OK als u
het opnieuw wilt proberen.
Opmerking: Als de opdrachtknop Annuleren beschikbaar is, kunt u het
overdrachtproces op ieder gewenst moment annuleren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 54

Compatibele Nokia-telefoons, personal organisers en pc’s

Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de meegeleverde cd-rom voor meer informatie over de overdracht van gegevens uit de Nokia 5100/6100/7100/8200/ 8800/9110/9110I mobiele telefoon, uw laptopcomputer, uw gewone pc of de PalmPilot personal organiser naar de Nokia 9210i Communicator.
Opmerking: Zie ‘Contacten vanaf een SIM-kaart verplaatsen of kopiëren op
pagina 110 voor meer informatie over het overdragen van contacten vanaf oude SIM-kaarten naar de Nokia 9210i Communicator.
Tip: Voor de overdracht
van gegevens uit andere personal organisers moet u eerst de gegevens van het apparaat en de pc­toepassing synchroniseren. Vervolgens moet u de gegevens van de pc­toepassing en de Nokia 9210i-toepassing synchroniseren.
43
Algemene gegevens
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 55

3. Telefooninterface

Voorkant Achterkant
45
Hoofd­telefoon
Telefoon
Figuur 13
Met de voorkant van de telefoon kunt u oproepen tot stand brengen, ontvangen en beheren, SMS-berichten ontvangen, zoeken naar telefoonnummers, profielen wijzigen en een groot aantal instellingen definiëren. Voor meer gecompliceerde taken zoals het verzenden van lange DTMF-reeksen of het aanpassen van telefooninstellingen gebruikt u de toepassing Telefoon. Zie het hoofdstuk Telefoon dat begint op pagina 79.
Microfoon
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Telefooninterface
Page 56
46
Telefooninterface
Tip: Als u uw
voicemailbox wilt bellen, drukt u op en houdt u deze toets ingedrukt.
Tip: Als u een
abonnement hebt op twee telefoonlijnen, kunt u tussen de twee lijnen schakelen door op te drukken en deze toets ingedrukt te houden.

Selectietoetsen

Druk slechts één toets tegelijk in wanneer u de telefoon gebruikt. Het toetsenblok van de telefoon werkt niet als de cover van de communicator is geopend.
Hiermee schakelt u de telefoon in en uit.
Hiermee schakelt u tussen profielen. Zie ‘Profielinstellingen’ op pagina 89.
Hiermee bladert u door menu's, submenu's en instellingen. Als u niet aan het bellen bent, kunt u met de bladertoetsen bladeren door de telefoonlijst. Als u aan het bellen bent, past u met de bladertoetsen het volume aan.
Hiermee kiest u een telefoonnummer en beantwoordt u een oproep. Hiermee plaatst u het huidige gesprek in de wachtstand als u deze tijdens een gesprek indrukt. Vanuit de stand-bymodus: hiermee geeft u de lijst met de recentst gekozen nummers weer.
Hiermee beëindigt u een gesprek, annuleert u een gekozen nummer of maakt u het scherm leeg.
0...9 De cijfer- en lettertoetsen.
Hiermee kunt u functies maken.
De functie van deze twee selectietoetsen is afhankelijk van de tekst
die onderin het scherm wordt weergegeven. Zie figuur 14.
Opmerking: Houd de telefoon vast zoals elke andere telefoon, met de antenne
omhoog en over de schouder gericht.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 57
Opmerking: Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact
met de antenne te worden vermeden als de telefoon is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne kan een nadelige invloed hebben op de gesprekskwaliteit en kan ervoor zorgen dat de telefoon meer stroom verbruikt dan noodzakelijk is.
BELANGRIJK! Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons
verboden is, of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.

De selectietoetsen gebruiken

Figuur 14
Selectietoetsen zijn de toetsen recht onder de rechter- en linkerhoek van het coverscherm. De opdrachten op het scherm verschillen afhankelijk van de situatie en eerdere selecties.
47
Telefooninterface
Voorbeeld: Door te drukken op de selectietoets onder de tekst Menu krijgt u toegang tot de menufuncties.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 58
48
Tip: Als u de toets
ingedrukt houdt, wordt het scherm in de stand-by­modus gezet.
In veel gevallen moet u de selectie bevestigen door op OK te drukken. Met de opdracht Terug (indien beschikbaar) keert u terug naar het vorige menu zonder wijzigingen aan te brengen.

Schermindicatoren

Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
De schermindicatoren geven aan welke handeling wordt uitgevoerd met de telefoon. U kunt de volgende indicatoren op het scherm zien als de telefoon klaar is voor gebruik, maar er nog geen tekens zijn ingevoerd.
NETWERKNAAM of LOGO- Het draadloze netwerk dat u momenteel gebruikt.
en de balk - Geeft de signaalsterkte aan op de locatie waar u zich bevindt. Hoe
meer blokjes er van de balk worden weergegeven, hoe sterker het signaal is.
en balk - Batterijcapaciteit. Hoe meer blokjes er van de balk worden
weergegeven, hoe voller de batterij nog is.
- Het toetsenblok van de telefoon is vergrendeld of de beveiligingscode is
actief.
- De telefoon geeft geen beltoon om u te waarschuwen dat er een
inkomende rinkelt niet en stelt u niet op de hoogte van een inkomende oproep.
- U hebt een of meer nieuwe voicemailberichten ontvangen.
- U hebt een of meer nieuwe SMS-berichten ontvangen.
- U hebt een of meer nieuwe faxberichten ontvangen.
- Infraroodtransmissie is actief.
- Doorschakelen is actief.
Page 59

Bellen

U kunt alleen bellen en gebeld worden, als
de telefoon is ingeschakeld;
de communicator een geldige SIM-kaart bevat en
u zich binnen het dekkingsgebied van het draadloze netwerk bevindt.
1 Voer het netnummer en het telefoonnummer in van de persoon die u wilt
bellen. Als u een fout maakt, kunt u de cijfers een voor een wissen door op Wissen te drukken. Als u het scherm helemaal leeg wilt maken, houdt u Wissen ingedrukt.
2 Druk op om het telefoonnummer te kiezen. 3 Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op .
Opmerking: De hoofdtelefoon en microfoon bevinden zich aan de achterkant
van het apparaat.

Internationale gesprekken

Als u internationaal wilt bellen, drukt u eerst tweemaal kort op . Het teken voor internationaal bellen ‘+’ verschijnt op het scherm. Hiermee wordt aan het netwerk doorgegeven dat de internationale toegangscode moet worden gekozen.
Hierna toetst u de landcode, het netnummer en het telefoonnummer in.
Opmerking: Oproepen die hier worden omschreven als internationaal kunnen
in sommige gevallen ook plaatsvinden tussen verschillende regio's van hetzelfde land.
Tip: Tijdens een
telefoongesprek kunt u met de toetsen en het volume van de hoofdtelefoon aanpassen.
49
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 60
50
Tip: Als u wilt bepalen
welk geheugen moet
Telefooninterface
worden gebruikt, drukt u op Namen, bladert u naar Opties en drukt u tweemaal op Kiezen. Blader en kies Apparaat, SIM-kaart of een contactendatabase die u hebt gemaakt en druk op
Kiezen.

Zoeken naar telefoonnummers

U kunt telefoonnummers in het geheugen zoeken aan de hand van de naam waaronder u het telefoonnummer hebt opgeslagen. Zie Een nummer uit de telefoonlijst bellen op pagina 80 voor meer informatie.
1 Druk op Namen. 2 Blader naar Zoeken en druk op Kiezen. 3 Toets de eerste letter(s) in van de naam van de persoon die u wilt bellen. 4 Druk op Zoeken. De naam die het meest overeenkomt met de ingetoetste
tekens wordt weergegeven.
5 Als de gevonden naam niet de gewenste naam is, bladert u door de namen met
en totdat u de juiste naam hebt gevonden.
6 Druk op Details om de details te bekijken van de geselecteerde naam, of
druk op om het nummer te bellen. Als u voor een persoon meerdere telefoonnummers hebt geprogrammeerd, bladert u in het selectieframe naar het gewenste nummer en drukt u op .

Snelkeuzenummers kiezen

Met snelkeuzenummers kunt u snel en eenvoudig veelgebruikte telefoonnummers kiezen. U kunt maximaal acht snelkeuzenummers programmeren in het geheugen van de communicator. Zie pagina 93 voor meer informatie over het programmeren van snelkeuzenummers.
Er zijn twee manieren om een snelkeuzenummer te gebruiken:
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 61
Houd het nummer waaronder u het snelkeuzenummer hebt opgeslagen een aantal seconden ingedrukt. Deze manier werkt alleen als u het gebruik van snelkeuzenummers hebt ingeschakeld. Zie Oproepinstellingen (3-1) op pagina 65 voor meer informatie.
Toets het nummer in waaronder u het snelkeuzenummer hebt opgeslagen. Druk op . Het nummer wordt kort weergegeven en wordt vervolgens gekozen.
Opmerking: U kunt geen snelkeuzenummers gebruiken als u aan het bellen
bent.

Servicenummers bellen

Het is mogelijk dat uw netwerkexploitant servicenummers heeft geprogrammeerd op uw SIM-kaart. Zie Een nummer uit de telefoonlijst bellen op pagina 80 voor meer informatie.
1 Druk op Namen. 2 Blader naar Dienstnrs. en druk op Kiezen. 3 Blader naar het servicenummer en druk op om het nummer te bellen.

DTMF-tonen verzenden

Als u lange DTMF-reeksen wilt verzenden, kunt u dit beter via de communicatorinterface doen. Zie DTMF-tonen verzenden tijdens een oproep op pagina 88.
1 Bel het gewenste telefoonnummer. 2 Toets de cijfers in die u als DTMF-tonen wilt verzenden. De cijfers worden een
voor een naar het netwerk verzonden.
Tip: Als u
ingedrukt houdt, wordt het nummer van uw voicemailbox gebeld. Voorbeeld: Druk bijvoorbeeld op 2 als u het telefoonnummer onder de toets 2 hebt opgeslagen.
Tip: Raadpleeg de
woordenlijst op pagina 307 voor een beschrijving van DTMF-signalen.
51
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 62
52

De telefoon beantwoorden

Tip: Zie Een beltoon
koppelen op pagina 113 voor informatie over het wijzigen van uw beltoon.
Telefooninterface
Tip: U kunt zelfs
oproepen beantwoorden terwijl u met zoek- of menufuncties bezig bent.
Tip: Als u een oproep niet
beantwoordt terwijl
Doorschakelen indien in gesprek actief is, zodat
gesprekken worden doorgeschakeld naar bijvoorbeeld uw mailbox, wordt de niet beantwoorde oproep eveneens doorgeschakeld. Zie Spraakoproepen doorschakelen op pagina
95.
Als u wordt gebeld, hoort u een belsignaal en knippert de tekst Oproep op het scherm. Als een stil profiel actief is, knipperen alleen de lampjes van het toetsenblok en de schermverlichting.
Als de beller bekend is, ziet u de naam en het telefoonnummer van de beller en de tekst belt op het scherm.
1 Als u de oproep wilt beantwoorden, drukt u op .
Als u de oproep niet wilt beantwoorden, drukt u op . De beller hoort de beltoon overgaan in de ingesprektoon. Als u het belsignaal van een inkomend gesprek wilt dempen, drukt u op Stil.
2 Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op .

Gesprekken beheren

Tijdens een gesprek kunt u een verschillende functies gebruiken. Dit zijn over het algemeen netwerkdiensten.
U kunt deze functies weergeven door tijdens het gesprek op Opties te drukken De volgende opties (of een aantal daarvan) worden weergegeven:
Opnemen - Hiermee kunt u een inkomende oproep beantwoorden.
Weigeren - Hiermee kunt u een inkomende oproep weigeren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 63
Met Stand-by/Activeren - Stand-by zet u het actieve gesprek in de wacht. Als u het oorspronkelijke gesprek weer wilt activeren, selecteert u Activeren.
Nieuwe oproep - Hiermee kunt u het actieve gesprek in de wacht zetten en een nieuw telefoonnummer kiezen.
DTMF zenden - Hiermee kunt u DTMF-tonen verzenden. Zie DTMF-tonen verzenden tijdens een oproep’ op pagina 88.
Beëindigen - Hiermee kunt u het actieve gesprek beëindigen.
Alles beëind. - Hiermee beëindigt u zowel het actieve gesprek als het gesprek dat u
in de wacht hebt gezet.
Telefoonlijst - Hiermee opent u de telefoonlijst.
Menu - Hiermee activeert u het Menu.
Stil/Geluid - Hiermee schakelt u de microfoon van de communicator in of uit. Als
de communicator is aangesloten op een carkit voor handenvrij bellen, wordt de microfoon van de carkit ook uitgeschakeld als u op Stil drukt.
Wisselen - Hiermee kunt u wisselen tussen twee gesprekken, een actief gesprek en een gesprek dat in de wacht is gezet.
Doorverbinden - Hiermee kunt u twee spraakoproepen met elkaar verbinden en zelf de verbinding met beide oproepen verbreken. Zie Oproepen doorschakelen op pagina 87.
Vergadering - Hiermee voegt u een actief gesprek en een gesprek dat in de wacht is gezet samen voor een telefonische vergadering.
Apart - Met Apart kunt u tijdens een vergadering privé converseren met een van de deelnemers.
53
Tip: Als u een nieuw
telefoongesprek start tijdens een telefoongesprek, wordt het huidige gesprek automatisch in de wacht geplaatst.
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 64
54
Telefooninterface

Toetsenblokvergrendeling

De toetsenblokvergrendeling zorgt ervoor dat toetsen die per ongeluk worden ingedrukt geen gevolgen hebben.
Als de toetsenblokvergrendeling actief is, kunt u een oproep gewoon beantwoorden door op te drukken. Als u aan het bellen bent, wordt het toetsenblok ontgrendeld en kunt u de communicator gebruiken zoals u gewend bent. Zodra u de oproep hebt beëindigd, wordt het toetsenblok automatisch weer vergrendeld.
Het toetsenblok wordt automatisch ontgrendeld als u de communicator aansluit op een carkit. Als u de communicator uit de carkit verwijdert zonder de communicator uit te schakelen, wordt het toetsenblok automatisch weer vergrendeld.

Het toetsenblok vergrendelen

Druk op Menu en vervolgens binnen drie seconden op de toets .
Opmerking: Als het toetsenblok is vergrendeld, ziet u het pictogram en
de opdracht Vrijgev. op het scherm.

De toetsenblokvergrendeling opheffen

Druk op Vrijgev. en vervolgens binnen 3 seconden op de toets .
Opmerking: Wanneer de telefoon is vergrendeld, kunt u soms nog wel het
alarmnummer kiezen dat in het geheugen van uw telefoon is geprogrammeerd (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 65

Profielen wijzigen

55
Met de toets Profielen kunt u verschillende beltonen instellen voor de verschillende modi van de communicator. Er is altijd één profiel actief.
Zie Profielinstellingen op pagina 89 voor meer informatie over de verschillende profielen, het aanpassen van de instellingen van profielen, enzovoort.
1 Druk op de toets op het toetsenblok. 2 Druk op de toets totdat het selectieframe het gewenste profiel vertoont. 3 Selecteer het profiel door ingedrukt te houden.

Help-informatie weergeven

Voor de meeste menufuncties is Help-informatie beschikbaar. Deze informatie bestaat uit een korte beschrijving van de weergegeven functie.
1 Blader naar de menufunctie waarvoor u Help-informatie wilt weergeven. 2 Wacht enkele seconden. De eerste pagina met Help-informatie verschijnt. De
tekstpaginas worden automatisch één voor één weergegeven. Als u handmatig verder wilt bladeren, drukt u op de bladertoetsen of op Meer.
3 U kunt de Help-functie afsluiten door op Terug te drukken.
Voorbeeld: Als u het profiel
Vergadering gebruikt, gaat de telefoon slechts eenmaal over zodat u uw omgeving geen overlast bezorgt. Dit kan handig zijn tijdens een vergadering.
Tip: U kunt ook de
bladertoets en OK gebruiken om een profiel te kiezen.
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 66
56

De menu’s gebruiken

Tip: De menufuncties zijn
ook beschikbaar als u aan het bellen bent.
Telefooninterface
Voorbeeld: U kunt de functie Opnemen via elke toets inschakelen door eerst te drukken Menu en vervolgens te drukken op de nummers 3, 1, 1 en 1, in die volgorde.
De telefoon bevat een aantal menufuncties waarmee u uw telefoon kunt aanpassen aan uw persoonlijke wensen. U krijgt toegang tot de menus en de submenus door in het menu te bladeren of de juiste sneltoetsen te gebruiken.

Bladeren in de menu’s

1 Druk op Menu. 2 Druk op of om naar het gewenste menu te gaan in de lijst met menus. 3 Druk op Kiezen om het menu te openen. Als het menu submenus bevat, gaat u
met of naar het gewenste menu en drukt u op Kiezen.
4 Als u terug wilt naar het vorige menu, drukt u op Terug.
Als het menu wilt verlaten en naar de stand-bymodus wilt teruggaan zonder instellingen te wijzigen, drukt u op .

Menusneltoetsen gebruiken

Alle menus, submenus en instellingen zijn genummerd. Deze nummers worden rechtsboven in het scherm weergegeven.
1 Druk op Menu. 2 Toets het indexnummer in van het menu in dat u wilt openen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 67

Menustructuur

In de volgende tabel ziet u een lijst met namen van de hoofdmenus en de bijbehorende submenus. De beschikbaarheid van de menu’s is afhankelijk van de beschikbaarheid van de dienst in uw gebied. Menus van het derde niveau worden niet weergegeven.
57
Menu Functie Submenu’s
MENU 1 BERICHTEN
MENU 2 OPROEPRINFO
MENU 3 INSTELLINGEN
MENU 4 DOORSCHAKELEN
MENU 5 INFRAROOD
MENU 6 SIM-DIENSTEN Alleen beschikbaar indien ondersteund door uw SIM-kaart.
1 Bericht opstellen, 2 Inbox, 3 Drafts, 4 Verzonden, 5 Cell broadcast, 6 Netwerkopdrachteneditor, 7 Spraakberichten
1 Gemiste oproepen, 2 Ontvangen oproepen, 3 Laatst gekozen nummers, 4 Laatste oproepen wissen, 5 Gespreksduur, 6 Gesprekskosten
1 Oproep- instellingen, 2 Telefooninstellingen, 3 Beveiligingsinstellingen, 4 Terug naar fabrieksinstellingen
1 Alle spraakoproepen doorschakelen, 2 Doorschakelen indien in gesprek, 3 Doorschakelen indien niet opgenomen, 4 Doorschakelen indien niet
beschikbaar, 5 Doorschakelen indien buiten bereik, 6 Alle faxoproepen doorschakelen, 7 Alle dataoproepen doorschakelen, 8 Alle doorschakelingen annuleren
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Telefooninterface
Page 68
58

Berichten (Menu 1)

De SMS-dienst (Short Message Service) is een netwerkdienst waarmee u korte tekstberichten kunt verzenden en ontvangen. Uw netwerkexploitant kan u hier meer over vertellen.
Telefooninterface
Tip: Zie
Profielinstellingen op pagina 89 voor informatie over het wijzigen van het signaal van inkomende SMS-berichten.
Tip: Tijdens het bekijken
van een bericht kunt u het telefoonnummer bellen door twee keer op te drukken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.

Bericht opstellen (1-1)

Met deze menuoptie kunt u een kort bericht opstellen en verzenden.

IN-vak (1-2)

Als u een SMS of beeldbericht ontvangt, verschijnt er op het scherm hoeveel berichten er zijn ontvangen, wordt de indicator op het scherm weergegeven en hoort u een signaal, tenzij u een stil profiel hebt opgegeven.
Er wordt ook een bericht weergegeven als u een fax- of mailbericht ontvangt. U kunt ontvangen fax- of mailberichten lezen in de daarvoor bestemde toepassingen van de communicator.
1 Druk tweemaal op Lezen om het bericht te bekijken, of druk op Afsl. om het
later te bekijken. Als u een bericht later wilt bekijken, drukt u op Menu > 1 > 2, bladert u naar het gewenste bericht en drukt u op Lezen. Het bericht wordt weergegeven.
2 Als u tijdens het lezen van het bericht de lijst met opties wilt weergeven, drukt
u op Opties. U kunt een geselecteerde optie activeren door op Kiezen te drukken. De beschikbare opties zijn:
Wissen - Hiermee wist u het geselecteerde bericht uit het geheugen.
Page 69
Antwoorden - Hiermee opent u de editor waarin u een antwoord kunt opstellen. Toets het antwoord in en druk op Opties > Zenden. Doorzenden - Hiermee kunt u het nummer opgeven waarnaar het bericht moet
worden doorgestuurd. Voer het nummer in en druk op OK om het bericht door te sturen. Bewerken - Hiermee opent u het actieve bericht in de editor, zodat u het bericht kunt bewerken. Gebruik nr. - Hiermee kunt u het telefoonnummer in het bericht kopiëren en naar het telefoonscherm verplaatsen. Vervolgens kunt u het nummer bellen door op te drukken. Details - Hiermee kunt u de volgende gegevens weergeven: de naam en het telefoonnummer van de afzender, de verzenddatum en -tijd van het bericht en het nummer van het berichtencentrale.

Concepten (1-3)

Met deze menuoptie kunt u de voorlopige versies van SMS-berichten weergeven en wijzigen.

Verzonden (1-4)

Met deze menuoptie kunt u de SMS-berichten die u hebt verzonden, weergeven en wijzigen.
59
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 70
60
Telefooninterface
Tip: Deze opdrachten
staan ook bekend als USSD­opdrachten.
Tip: U kunt uw
voicemailbox snel bellen door gedurende langere tijd in te drukken.

CBS (1-5)

Met deze netwerkdienst kunt u SMS-berichten ontvangen over onderwerpen die u tevoren hebt gedefinieerd op de communicatorinterface. Zie Cell broadcast op pagina 268.
Neem voor de beschikbare onderwerpen en bijbehorende onderwerpnummers contact op met uw netwerkexploitant.
Aan - Hiermee schakelt u de ontvangst van informatieberichten in.
Uit - Hiermee schakelt u de ontvangst van informatieberichten uit.

Netwerkopdrachteneditor (1-6)

In dit submenu kunt u dienstaanvragen verzenden naar uw netwerkexploitant, zoals aanvragen voor het activeren van bepaalde netwerkdiensten. Uw netwerkexploitant kan u hier meer over vertellen.

Spraakberichten (1-7)

Spraakberichten afluisteren (1-7-1)
Als u dit submenu opent, wordt er automatisch naar uw voicemailbox gebeld. Hierbij wordt het nummer gebruikt dat u hebt opgeslagen in menu 1-7-2. Zodra de verbinding tot stand is gebracht, kunt u (indien nodig) de toegangscode voor uw mailbox of antwoordapparaat intoetsen.
Als u het nummer van uw voicemailbox nog niet hebt opgeslagen, wordt u eerst gevraagd of u het nummer wilt opslaan.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 71
Houd er rekening mee dat de voicemailbox een netwerkdienst is waarop u zich mogelijk eerst moet abonneren.
Nummer voicemailbox (1-7-2)
In dit submenu kunt u het nummer van uw voicemailbox opslaan en wijzigen. Een voicemailbox kan een netwerkdienst zijn of uw eigen antwoordapparaat. Neem voor meer informatie over de voicemailbox contact op met uw netwerkexploitant.

Oproepinfo (Menu 2)

Gemiste oproepen (2-1)

Hiermee geeft u een overzicht weer van gemiste oproepen.
Opmerking: De communicator registreert gemiste oproepen alleen als de
telefoon is ingeschakeld en u zich binnen het dekkingsgebied van het netwerk bevindt.

Ontvangen oproepen (2-2)

Hiermee geeft u een overzicht weer van ontvangen oproepen.

Gekozen nummers (2-3)

Hiermee geeft u een overzicht weer van nummers waarnaar u hebt gebeld.
61
Telefooninterface
Tip: Ontvangen oproepen
en Gemiste oproepen zijn netwerkdiensten die alleen werken in netwerken waarin nummerherkenning wordt ondersteund.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 72
62

Recente oproeplijsten wissen (2-4)

Hiermee kunt u selecteren welke oproepen u wilt wissen. U kunt kiezen uit: Alles wissen /Gemist / Gekozen / Ontvangen.
BELANGRIJK: De telefoonnummers worden zonder waarschuwing gewist. U
kunt deze handeling niet meer ongedaan maken.
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.

Gespreksduur (2-5)

Hiermee geeft u de gespreksduur weer van inkomende en uitgaande oproepen en kunt u de teller resetten.
Gespreksduur laatste oproep (2-5-1)
Hiermee geeft u de gespreksduur weer van de laatste inkomende of uitgaande oproep in uren, minuten en seconden, bijvoorbeeld 00:02:15.
Totale gespreksduur (2-5-2)
Hiermee geeft u de totale duur weer van alle inkomende en uitgaande oproepen die u met de communicator hebt gevoerd (ongeacht de SIM-kaart).
Gespreksduur ontvangen oproepen (2-5-3)
Hiermee geeft u de totale duur weer van alle binnenkomende gesprekken die u met de communicator hebt gevoerd (ongeacht de SIM-kaart).
Gespreksduur gekozen nummers (2-5-4)
Hiermee geeft u de totale duur weer van alle gesprekken die u met de communicator hebt gevoerd (ongeacht de SIM-kaart).
Page 73
Tellers wissen (2-5-5)
Hiermee kunt u alle tellers resetten. U wordt gevraagd de beveiligingscode op te geven. Houd er rekening mee dat u deze handeling niet meer ongedaan kunt maken.
Opmerking: De definitieve gespreksduur die in rekening wordt gebracht door
de netwerkexploitant kan variëren afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.

Gesprekskosten (2-6)

Met deze netwerkdienst kunt u verschillende gesprekskosten controleren. De kosten worden getoond in de kosteneenheden of valutaeenheden die u hebt opgegeven in Menu 2-6-3-2. De gesprekskosten worden voor elke SIM-kaart afzonderlijk weergegeven. Voor deze instellingen hebt u de PIN2-code, de PIN­code of helemaal geen code nodig, afhankelijk van uw netwerkexploitant. Vraag uw netwerkexploitant om meer informatie.
Kosten laatste oproep /Eenheden laatste oproep (2-6-1) en Totale kosten/Totale eenheden (2-6-2)
Hiermee geeft u de kosten of eenheden weer van het laatste of het actieve gesprek. In Totale kosten/eenheden (2-6-2) ziet u de totale kosten of eenheden van alle gesprekken die u met de huidige SIM-kaart hebt gevoerd.
Vanuit alle menus krijgt u door te drukken op de selectietoets Opties toegang tot de volgende drie submenu’s:
63
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 74
64
Telefooninterface
Kostentellers wissen (2-6-3-1)
Alle kostentellers worden opnieuw ingesteld. Houd er rekening mee dat u deze handeling niet meer ongedaan kunt maken.
Kosten tonen/ Tonen in eenheden (2-6-3-2)
U kunt kiezen of u de gesprekskosten en gesprekskostenlimieten in valuta- of in laadeenheden wilt weergeven. Vraag uw netwerkexploitant naar de prijzen van laadeenheden.
Op het scherm ziet u de optie die op het moment niet is geselecteerd. U selecteert de optie op het scherm door op Kiezen te drukken. Als u Kosten tonen hebt geselecteerd, voert u de prijs per eenheid in. Met of voegt u een decimale komma in. Voer vervolgens de naam van valuta in.
Gesprekskostenlimiet (2-6-3-3)
Hiermee kunt u een limiet instellen voor de totale kosten van uitgaande gesprekken naar een specifiek nummer in de laadeenheden of valutaeenheden die u hebt opgegeven in Menu 2-6-3-2.
U schakelt de kostenlimiet in door Aan te selecteren. Voer de kostenlimiet in laadeenheden of valutaeenheden in. Als u de limiet opgeeft in valutaeenheden, kunt u met of een decimale komma invoegen.
Nadat u de limiet hebt geactiveerd, wordt het aantal resterende eenheden weergegeven op het scherm als de telefoon zich in de stand-bymodus bevindt. Als alle eenheden zijn verbruikt, kunt u niet meer bellen.
U schakelt de kostenlimiet uit door Uit te selecteren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 75
Opmerking: Als er geen kosteneenheden of valutaeenheden meer resteren, kunt
u soms wel bellen naar het geprogrammeerde alarmnummer (112 of een ander officieel alarmnummer).
Opmerking: De definitieve gespreksduur die in rekening wordt gebracht door
de netwerkexploitant kan variëren afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.

Instellingen (Menu 3)

Oproepinstellingen (3-1)

Opnemen via elke toets (3-1-1)
Als deze optie is geselecteerd, kunt u een inkomende oproep beantwoorden door op een willekeurige toets op het toetsenblok te drukken, met uitzondering van ,
of de selectietoets Stil.
Automatisch herhalen (3-1-2)
Als deze functie is geselecteerd en u belt een nummer dat in gesprek is of niet wordt opgenomen, wordt het nummer automatisch net zolang gebeld tot verbinding tot stand is gebracht. Het maximum aantal herhaalpogingen is tien.
Druk op als u de herhaalpogingen wilt beëindigen.
65
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 76
66
Telefooninterface
Snelkeuze (3-1-3)
Als deze optie is geselecteerd, kunt u de telefoonnummers die zijn geprogrammeerd onder de snelkeuzetoetsen bellen door de geprogrammeerde snelkeuzetoets ingedrukt te houden. Zie ‘Snelkeuzenummers’ op pagina 93 voor meer informatie.
Wachtfunctie-opties (3-1-4)
De wachtfunctie is een netwerkdienst. Neem contact op met uw netwerkexploitant als u zich hierop wilt abonneren. Zie Een oproep in de wacht beantwoorden op pagina 88 voor meer informatie.
Kies Activeren om de wachtfunctie in te schakelen, Annuleren om de wachtfunctie uit te schakelen of Status control. om te zien of de wachtfunctie actief is en voor welke soorten oproepen.
Eigen nummer zenden (3-1-5)
Gebruik deze netwerkdienst om uw telefoonnummer bekend te maken aan of verborgen te houden voor de persoon waarnaar u belt. Met Netwerkinstel. herstelt u de standaardwaarden van de telefoon, Aan of Uit, die u met uw netwerkexploitant bent overeengekomen.
Samenvatting na oproep (3-1-6)
Als u bij deze functie Aan opgeeft, worden op het scherm kort de duur en de kosten (netwerkdienst) na elk gesprek weergegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 77
Lijn uitgaande oproepen (3-1-7)
Als uw netwerk deze dienst ondersteunt, kunt u twee telefoonlijnen aansluiten op uw communicator. U kunt kiezen welke lijn u wilt gebruiken om te bellen. Zie Tabblad Lijn kiezen op pagina 103 voor meer informatie.

Telefooninstellingen (3-2)

Klok (3-2-1)
U kunt kiezen of u de tijd wilt weergeven op het scherm.
Celinformatie (3-2-2)
Als deze functie is geselecteerd, kunt u zien wanneer de telefoon wordt gebruikt in een netwerkcel die gebruikmaakt van MCN-technologie (Micro-Cellular Network). Door middel van MCN kan de capaciteit van draadloze netwerken in stedelijke gebieden worden vergroot. Ook als van SIM-kaart wordt gewisseld of als de telefoon wordt uitgeschakeld, blijft deze instelling actief.
Welkomsttekst (3-2-3)
U kunt een bericht van maximaal 44 tekens lang opstellen dat op het scherm verschijnt zodra u de telefoon inschakelt.
Netwerk kiezen (3-2-4)
U kunt het netwerk waarmee u verbonden bent automatisch of handmatig kiezen.
67
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 78
68
Telefooninterface
Als u Automatisch kiest, selecteert de telefoon automatisch een draadloos netwerk dat beschikbaar is in uw gebied. Als u zich buiten het dekkingsgebied van uw eigen netwerk bevindt, selecteert de communicator een netwerk waarmee uw netwerkexploitant een roaming-overeenkomst heeft afgesloten.
Als u Handmatig kiest, ziet u een lijst met beschikbare netwerken waaruit u zelf een netwerk kunt kiezen. Als uw netwerkexploitant geen roaming-overeenkomst heeft afgesloten met het door u gekozen netwerk verschijnt de tekst Geen toegang op het scherm en moet u een ander netwerk kiezen.
Actie SIM-dienst bevestigen (3-2-5)
Als u de bevestigingsberichten wilt afbeelden op het telefoonscherm die worden verzonden tussen de telefoon en het netwerk als u gebruik maakt van de SIM­diensten, selecteert u de optie Ja in het menu 3-2-5 (Actie SIM-dienst bevestigen?).

Beveiligingsinstellingen (3-3)

De beveiligingsvoorzieningen zorgen ervoor dat uw telefoon niet door onbevoegden gebruikt kan worden en dat belangrijke instellingen niet gewijzigd kunnen worden. In de meeste gevallen moet u voor het activeren of wijzigen van de beveiligingsopties eerst de juiste toegangscode opgeven. Zie ‘Beveiliging’ op pagina 247.
Opmerking: Wanneer beveiligingsfuncties zijn ingeschakeld die oproepen
beperken (Oproepen blokkeren, Besloten gebruikersgroepen en Vaste nummers of systeemvergrendeling, enzovoort), kunnen in sommige netwerken nog wel bepaalde alarmnummers gekozen worden (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 79
PIN-code vragen (3-3-1)
De opties zijn Aan en Uit. Zie ‘Beveiliging’ op pagina 247.
Oproepblokkering (3-3-2)
Met deze netwerkdienst kunt u inkomende en uitgaande oproepen van en naar uw telefoon beperken. U kunt deze functie alleen gebruiken als u een blokkeerwachtwoord hebt ingesteld. Uw netwerkexploitant kan u meer vertellen over blokkeerwachtwoorden.
De beschikbare opties zijn: Uitgaande oproepen / Internationale oproepen /
Internationaal behalve naar eigen land / Inkomende oproepen / Inkomende oproepen in buitenland / Alle blokkeringen annuleren.
Besloten gebruikersgroep (3-3-3)
Met deze netwerkdienst kunt u instellen dat de communicator alle oproepen van en naar een geselecteerde groep gebruikers accepteert. Neem voor meer informatie over het maken van een gebruikersgroep en het activeren van deze dienst contact op met uw netwerkexploitant.
Met Standaard stelt u de telefoon in voor het gebruik van een gebruikersgroep waarvoor de SIM-kaarteigenaar een overeenkomst heeft gesloten met de netwerkexploitant.
Aan - Hiermee gebruikt u een bepaalde gebruikersgroep. Er kunnen uitsluitend oproepen worden gemaakt of ontvangen door de leden van de geselecteerde groep.
Uit - Oproepen kunnen worden gemaakt en ontvangen op de gebruikelijke manier. U kunt deze optie alleen gebruiken als u daartoe de bevoegdheid hebt.
69
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 80
70
Telefooninterface
Tip: U kunt ook drukken
op Menu en # om uw beveiligingscode in te voeren.
Blokkeren indien SIM gewijzigd (3-3-4)
Met de beveiligingscode kunt u uw telefoon beveiligen tegen onbevoegd gebruik. Als u dit wilt, toetst u de beveiligingscode in en kiest u de optie Ja. Zie ‘Beveiliging’ op pagina 247 voor meer informatie. Houd er rekening mee dat geen enkel wachtwoordsysteem ongeoorloofde toegang kan voorkomen.
Toegangscodes wijzigen (3-3-5)
In dit submenu kunt u de beveiligingscode, de PIN-code, de PIN2-code en het wachtwoord wijzigen. Zie ‘Beveiliging’ op pagina 247.
De toegangscode mag alleen de cijfers 0 t/m 9 bevatten.
Systeem vergrendelen (3-3-6)
In dit submenu kunt u de communicator vergrendelen. Druk op Kiezen en voer uw beveiligingscode in. De communicator wordt onmiddellijk vergrendeld. Wanneer de communicator vergrendeld is, kunt u vooraf ingestelde alarmnummers bellen met behulp van de telefoon. Daarnaast kunt u binnenkomende gesprekken beantwoorden en alarmnummers bellen met behulp van de toepassing Telefoon. Alle andere handelingen zijn vergrendeld. Zelfs als u de batterij verwijdert en vervangt, blijft de telefoon vergrendeld. U kunt de vergrendeling van de communicator opheffen door te drukken op Vrijgev. en de beveiligingscode in te voeren. Meer informatie over het vergrendelen van de telefoon en overige beveiligingsvoorzieningen vindt u in ‘Beveiliging’ op pagina 247.
BELANGRIJK: De standaardbeveilingscode is 12345. Voor een goede
beveiliging is het essentieel dat u de beveiligingscode wijzigt. Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet bij de telefoon!). Raadpleeg sectie ‘Beveiliging’ op pagina 247 voor
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 81
informatie over het wijzigen van de beveiligingscode. Houd er rekening mee dat geen enkel wachtwoordsysteem ongeoorloofde toegang kan voorkomen.

Terug naar fabrieksinstellingen (3-4)

U kunt van sommige menu-instellingen de oorspronkelijke instellingen herstellen. Hiervoor hebt u de beveiligingscode nodig. Deze functie heeft geen invloed op de opgeslagen telefoonnummers en namen, toegangscodes, het hoofdtelefoonvolume, de oproeptellers, kostentellers, geselecteerde beltonen of SMS-berichten.

Doorschakelen (Menu 4)

71
Telefooninterface
Met deze netwerkdienst kunt u inkomende spraakoproepen naar een ander telefoonnummer doorschakelen als u niet gestoord wilt worden, als de telefoon is uitgeschakeld of als u zich buiten het dekkingsgebied van het netwerk bevindt. Zie Spraakoproepen doorschakelen op pagina 95 voor meer informatie.
De beschikbare opties zijn: Alle spraakoproepen doorschakelen / Doorschakelen indien
in gesprek / Doorschakelen indien niet opgenomen / Doorschakelen indien buiten bereik / Doorschakelen indien niet beschikbaar / Alle faxoproepen doorschakelen / Alle dataoproepen doorschakelen / Alle doorschakelingen annuleren.
Selecteer Activeren om de functie Doorschakelen te activeren als dit is toegestaan in het netwerk, of Annuleren als u deze functie wilt uitschakelen. Selecteer Status control. om te controleren of het doorschakelen is geactiveerd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Tip: Als u de optie Alle
spraakoproepen doorschakelen hebt
ingesteld, wordt het pictogram afgebeeld als de telefoon zich in de stand-bymodus bevindt.
Page 82
72
Telefooninterface
Als u Doorschakelen indien niet opgenomen of Doorschakelen indien niet beschikbaar selecteert, kunt u ook Vertraging selecteren om het aantal seconden op te geven waarna de oproep moet worden doorgeschakeld. De opties zijn: 5 sec / 10 sec / 15 sec/ 20 sec / 25 sec / 30 sec.

Infrarood (Menu 5)

Met deze functie kunt u via infrarood gegevens ontvangen en versturen en naar een ander apparaat. Zorg dat de infraroodpoort van de communicator is gericht op de infraroodpoort van het andere apparaat en druk op Activ.. Zie ‘De infraroodverbinding activeren op pagina 40 voor meer informatie.
Opmerking: Richt de infraroodstraal niet op de ogen van iemand en let op dat
er geen storingen optreden met andere infraroodapparaten. Dit apparaat is een laserproduct van Klasse 1.

SIM-diensten (Menu 6)

Naast de functies van uw telefoon, bevat uw SIM-kaart mogelijk een aantal aanvullende diensten die u kunt gebruiken in Menu 6. Menu 6 is alleen beschikbaar als dit menu door uw SIM-kaart wordt ondersteund. De naam en de inhoud van het menu is geheel afhankelijk van de beschikbare diensten.
Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart (bijvoorbeeld uw netwerkexploitant, Internet-aanbieder of andere leverancier) voor informatie over de beschikbare SIM-diensten, de tarieven en het gebruik van deze SIM-diensten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 83
Als u de bevestigingsberichten wilt afbeelden op het telefoonscherm die worden verzonden tussen de telefoon en het netwerk als u gebruik maakt van de SIM­diensten, selecteert u de optie Ja in het menu 3-2-5 (Actie SIM-dienst bevestigen?).
Opmerking: Om toegang te krijgen tot deze diensten moet u mogelijk een SMS-
bericht verzenden of een telefoonnummer bellen waarvoor kosten in rekening kunnen worden gebracht.
73
Telefooninterface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 84

4. Bureaublad

75
Bureaublad is een toepassing voor het maken en beheren van koppelingen naar uw favoriete documenten, toepassingen of software van derden.

Beginvenster

Als u de toepassing Bureaublad voor het eerst gebruikt, bevat het beginvenster standaard de volgende koppelingen: een snelkoppeling naar de toepassing Internet, een snelkoppeling naar een document met de naam 'Start hier!' en een koppeling naar de officiële Nokia-website.
Het is niet mogelijk om meerdere koppelingen tegelijk te selecteren. U kunt de koppelingen van Bureaublad alleen in de toepassing Bureaublad verwijderen.
Figuur 15
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Tip: Uw favoriete
koppelingen kunnen bijvoorbeeld koppelingen naar Internet-pagina’s, WAP-diensten, toepassingen, documenten of fotoalbums zijn.
Tip: U kunt de volgorde
van de koppelingen aanpassen aan uw eigen wensen. Selecteer de koppeling, druk op de toets Menu en kies Bestand > Verplaatsen. Verplaats de koppeling met behulp van de navigatietoets naar de gewenste locatie en druk vervolgens op Item hier plaatsen.
Bureaublad
Page 85
76
Tip: Als u het pictogram,
de label of de parameters van een koppeling wilt
Bureaublad
bekijken of wijzigen, selecteert u de koppeling in kwestie, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Eigenschappen….
Tip: U kunt vanuit elke
toepassing en zelfs als u aan het bellen bent, snel een notitie opstellen. U hoeft alleen maar twee keer op de toepassingstoets Desk te drukken.

Een koppeling toevoegen

1 Selecteer het programma, de programmagroep of een ander item waarvoor een
u snelkoppeling aan Bureaublad wilt toevoegen.
2 Druk op de toets Menu en kies vervolgens Bestand > Toevoegen aan Bureaublad.

Notities opstellen

1 Druk op Notitie schrijven. Hiermee opent u een eenvoudige teksteditor.
Figuur 16
2 Schrijf de notitie. 3 Druk op Sluiten om het document op te slaan. De notitie verschijnt nu in het
beginvenster van Bureaublad.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 86

De achtergrondafbeelding wijzigen

U kunt de achtergrondafbeelding van het beginvenster van Bureaublad aanpassen. 1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Instellingen…. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Definieer de volgende gegevens:
Achtergrondafbeelding: U kunt kiezen uit Ja en Nee. Afbeeldingsbestand: Druk op Wijzigen om een afbeelding op te geven. Als u de
afbeelding wilt bekijken, drukt u op Voorbeeld.
3 Druk Gereed.
Opmerking: Het afbeeldingsbestand dat u als achtergrondafbeelding kiest,
moet even groot als of groter dan het scherm zijn. Zie ‘Imaging’ op pagina 262 voor meer informatie.
77
Bureaublad
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 87

5. Telefoon

U kunt de toepassing Telefoon gebruiken om te bellen en gebeld te worden, om handenvrij te bellen of om telefonische vergaderingen te voeren. U kunt gesprekken opnemen en doorverbinden, voicemailboxes beluisteren en instellingen en profielen beheren.
U start de toepassing Telefoon door op de toepassingstoets Tel op het toetsenbord te drukken.
U kunt de telefoon gebruiken als:
de telefoon is ingeschakeld;
de communicator een geldige SIM-kaart bevat, en
u zich binnen het dekkingsgebied van het draadloze netwerk bevindt.
Sommige handelingen die hier worden beschreven, kunnen ook via de klep van de communicator worden uitgevoerd.
Opmerking: Tijdens het bellen kunt u de klep gewoon openen of sluiten. Als u
via de toepassing Telefoon een telefoongesprek voert en u sluit de klep, kunt u het gesprek voortzetten met behulp van de telefoon die is ingebouwd in de klep.
79
Telefoon
Tip: Ook tijdens een
telefoongesprek is het mogelijk naar andere toepassingen over te schakelen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 88
80

Handmatig bellen

Tip: Als u de handenvrije
modus wilt uitschakelen,
Telefoon
drukt u op de toets Menu en kiest u Instellingen > Oproep. > Geluid als de klep open is en drukt u op Wijzigen om de handenvrije modus op Uit te zetten.
Tip: Als u het laatst
gekozen nummer opnieuw wilt kiezen, kunt u ook op de sneltoetsen Chr+Tel drukken.
1 Typ het telefoonnummer in het veld onder in het beginvenster. 2 Druk op Bellen. Gebruik de handenvrije modus van de communicator om van
dichtbij te spreken en te luisteren, terwijl de klep geopend is. U kunt ook de klep sluiten en verdergaan via de telefoon aan de voorkant.

Een nummer uit de telefoonlijst bellen

Als u geen actieve spraakoproepen hebt, wordt de telefoonlijst weergegeven in het beginvenster van de toepassing Telefoon. De standaardtelefoonlijst is opgeslagen in het geheugen van de communicator. Bovenaan de telefoonlijst kunt u mappen selecteren die op de SIM-kaart staan of op een geheugenkaart, als deze is geïnstalleerd. Contactkaarten die geen telefoonnummers bevatten worden lichter gekleurd weergegeven.
1 Selecteer een contact in de telefoonlijst door te bladeren of met behulp van het
zoekveld.
2 Druk op Bellen. Als het contact meerdere telefoonnummers heeft, wordt een
lijst geopend waarin alle telefoonnummers van het contact worden weergegeven. Kies een nummer in de lijst en druk op Bellen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 89
Figuur 17

Een nummer bellen uit de lijst met recente oproepen

Tip: U kunt in- en
uitzoomen om de tekst lees­baarder te maken of meer items op het scherm weer te geven. Druk op de toets Menu en selecteer Beeld > Inzoomen of Uitzoomen.
81
Telefoon
1 Druk in het beginvenster op Recente oproepen. Het dialoogvenster Gekozen
nummers wordt geopend. Als er nieuwe oproepen zijn die u hebt gemist, wordt het dialoogvenster Gemiste oproepen geopend.
2 Als u oproepen uit een van de andere lijsten wilt weergegeven, selecteert u een
opdrachtknop aan de rechterzijde van het scherm. Als u bijvoorbeeld een lijst met ontvangen oproepen wilt weergeven, drukt u op Ontvangen oproepen.
3 Selecteer een nummer in de lijst en druk op Bellen. U kunt nu de klep openlaten
en handenvrij bellen, of de klep sluiten en het gesprek op de normale wijze voortzetten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Tip: Met de
toetsencombinatie Ctrl+Tel kunt u de weergave Gemiste oproepen snel openen.
Tip: U kunt een nieuwe
contactkaart maken op basis van een telefoonnummer in de lijst Recente oproepen. Druk in het beginvenster op Recente oproepen. Selecteer een gesprek, druk op de toets Menu en kies
Bewerken > Toevoegen aan Contacten.
Page 90
82
Tip: Gebruik de
navigatietoetsen als u het
Telefoon
volume van de luidspreker wilt aanpassen. Als u op > drukt, gaat het volume omhoog en als u op < drukt, gaat het volume omlaag.
Tip: De naam van de
beller wordt weergegeven in het bericht als het telefoon­nummer is meegezonden met de oproep en als het nummer van de beller wordt weergegeven in het contactenbestand.

De telefoon beantwoorden

Figuur 18
1 Als u een oproep ontvangt en de klep van de communicator is geopend, wordt
er een bericht over de inkomende oproep weergegeven. U kunt de oproep beantwoorden door te drukken op Opnemen of door de klep van de communicator te sluiten en de oproep via de ingebouwde telefoon beantwoorden.
2 Als u de oproep niet wilt beantwoorden, drukt u op Weigeren. Als u het
belsignaal wilt dempen, drukt u op Geluid dempen.
Opmerking: U kunt niet tegelijkertijd twee actieve oproepen hebben, tenzij u
aan een telefonische vergadering deelneemt. De huidige oproep wordt automatisch in de wacht gezet wanneer u een nieuwe inkomende oproep beantwoordt. Zie Telefonische vergaderingen houden op pagina 85 voor informatie over telefonische vergaderingen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 91

Een voicemailbox bellen en programmeren

Een voicemailbox werkt hetzelfde als een antwoordapparaat. U kunt de voicemailbox gebruiken om inkomende berichten van gemiste oproepen op te slaan. Veel netwerkexploitanten bieden bij de SIM-kaart een voicemailboxservice. Als uw SIM-voicemailbox geen nummer heeft, kunt u het nummer zelf invoeren. U moet echter nog wel contact opnemen met uw netwerkexploitant voor een telefoonnummer dat kan worden gebruikt voor deze voicemailbox.
U kunt uw voicemailbox bellen door in het beginvenster van de telefoonlijst op Voicemailbox te drukken. Zie figuur 17. Als u over meerdere voicemailboxes beschikt, wordt u in een dialoogvenster gevraagd om een mailbox te kiezen in de lijst.
U kunt als volgt extra voicemailboxes programmeren: 1 Neem contact op met uw netwerkexploitant voor een telefoonnummer dat kan
worden gebruikt voor een extra voicemailbox.
2 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Voicemailboxes. 3 Als het dialoogvenster Voicemailboxes wordt weergegeven, drukt u op
Toevoegen. Voer een naam en nummer in.
83
Telefoon
Tip: Een andere manier
om uw voicemailbox te bellen, is door op de toets
op de voorkant van de telefoon te drukken en deze ingedrukt te houden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 92
84
Telefoon

Een telefoongesprek opnemen

U kunt het gesprek tijdens het bellen opnemen. Druk tijdens het bellen op de toets Menu en selecteer Bellen > Opnemen. Zo opent u de toepassing Recorder. Zie pagina 261 voor meer informatie over de toepassing Recorder.
Opmerking: Houdt u zich aan alle wetgeving met betrekking tot het opnemen
van gesprekken.

Bellen tijdens een gesprek

U kunt in gesprek zijn, en tegelijkertijd een oproep in de wacht hebben staan. U kunt schakelen tussen de twee oproepen. Deze situatie is van toepassing ongeacht of u zelf belt of wordt gebeld.
Op het scherm kunnen maximaal drie oproepen worden weergegeven, terwijl er slechts twee oproepen actief kunnen zijn. Zie figuur 19. Voordat u een STAND-BY gesprek kunt beantwoorden, moet u het gesprek dat IN DE WACHT staat beëindigen of het actieve gesprek (ACTIEF) beëindigen.
1 Als u al een actieve oproep en een oproep in de wacht hebt, beëindigt u een van
de oproepen of voegt u ze samen in een telefonische vergadering.
2 Druk op Nieuwe oproep en kies het nieuwe nummer. De vorige oproep wordt
in de wacht gezet.
3 Gebruik de navigatietoetsen om te schakelen tussen de oproepen. De actieve
oproep wordt weergegeven in een frame met een donkere lijn. De opdrachtknoppen worden aangepast op basis van de status van de
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 93
geselecteerde oproep. Een oproep in de wacht kan bijvoorbeeld worden gewijzigd in een actieve oproep door de oproep met de navigatietoetsen te selecteren en vervolgens op Activeren te drukken.
Pictogram Oproepstatus
Figuur 19
4 Als u een oproep wilt beëindigen, selecteert u de desbetreffende oproep met de
navigatietoetsen en drukt u op Oproep beëindigen.
Deze oproep, met de donkere lijn rond het frame, wordt geselecteerd

Telefonische vergaderingen houden

De telefonische vergadering is een netwerkservice. Neem contact op met uw netwerkexploitant om na te gaan of deze service beschikbaar is. In een telefonische vergadering kunnen u en maximaal vijf andere personen elkaar tegelijk horen. Op het scherm wordt een telefonische vergadering als één oproep weergegeven.
1 Bel een van de deelnemers. 2 Als de gebelde persoon heeft opgenomen, belt u de tweede persoon door op
Nieuwe oproep te drukken. Het eerste gesprek wordt in de wachtstand
geplaatst.
85
Telefoon
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 94
86
Telefoon
Tip: Wanneer u alle
deelnemers hebt toegevoegd aan de telefonische vergadering, kunt u de klep sluiten en het gesprek voortzetten via de telefoon.
3 Wacht nu tot de tweede persoon opneemt. 4 Als u beide personen aan een telefonische vergadering wilt laten deelnemen,
drukt u op Telefonische vergadering. Op het scherm wordt één telefonische vergadering weergegeven. Druk op Deelnemers om de twee deelnemers van de telefonische vergadering weer te geven.
5 Als u een andere persoon wilt toevoegen, drukt u op Nieuwe oproep. De
telefonische vergadering wordt in de wacht gezet. Als de persoon opneemt, drukt u op Telefonische vergadering. Deze nieuwe persoon wordt dan opgenomen in de telefonische vergadering.
6 Herhaal stap 5 als u nog meer personen wilt toevoegen.
Figuur 20

Een deelnemer uit een telefonische vergadering verwijderen

1 Druk op Deelnemers. 2 Selecteer de beller in de lijst met deelnemers en druk op Verwijderen. Zie
figuur 20.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 95

Privé met één van de deelnemers van de telefonische vergadering spreken

1 Druk op Deelnemers. 2 Selecteer een deelnemer in de lijst en druk op Eén op één. De oproep wordt nu
in tweeën gesplitst: de telefonische vergadering is in de wacht gezet en het één op één-gesprek is actief.
3 Als u het privé-gesprek hebt beëindigd, kunt u teruggaan naar de telefonische
vergadering door op Telefonische vergadering te drukken.

Oproepen doorschakelen

Het doorschakelen van gesprekken is een netwerkservice waarbij u twee oproepen met elkaar verbindt en zelf de verbinding met beide oproepen verbreekt. Neem contact op met uw netwerkexploitant om na te gaan of deze service beschikbaar is.
Als u een oproep in de wacht hebt en er een andere oproep actief is of als u wordt gewaarschuwd bij een uitgaande oproep, drukt u op de toets Menu en selecteert u Bellen > Overdragen om de oproepen met elkaar te verbinden.
Opmerking: Mogelijk worden de kosten voor de doorgeschakelde oproep
gedeeltelijk in rekening gebracht. Neem contact op met uw netwerkexploitant voor meer informatie.
Opmerking: U kunt alleen spraakoproepen doorschakelen. Faxberichten,
dataoproepen of telefonische vergaderingen kunnen niet worden doorgeschakeld.
87
Telefoon
Tip: Als u logboek-
bestanden van alle oproepen wilt weergeven, drukt u op de toets Menu en selecteert u Tools > Logboek. In het Algemeen logboek worden alle inkomende en uitgaande spraak- en dataoproepen weergegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 96
88
Telefoon
Tip: Behalve de cijfers 0 ­9, kunt u ook de tekens p, w, * en # gebruiken voor het
verzenden van DTMF-tonen. Zie ‘DTMF-tonen opslaan’ op pagina 116 voor meer informatie over deze tekens.

Een oproep in de wacht beantwoorden

U moet zich eerst aanmelden bij een netwerkservice die de wachtfunctie aanbiedt, voordat er oproepen in de wacht kunnen worden geplaatst en u deze kunt beantwoorden. Zie pagina 97 voor meer informatie.
1 Als u tijdens het bellen een nieuwe oproep ontvangt, hoort u een geluid en
wordt er een bericht weergegeven dat u attent maakt op een nieuwe inkomende oproep.
2 Druk op Opnemen. De actieve oproep wordt in de wacht gezet.

DTMF-tonen verzenden tijdens een oproep

Het DTMF-systeem wordt bij alle touch-tonetelefoons gebruikt. DTMF houdt in dat elke toets een bepaalde frequentie of toon krijgt toegewezen, zodat deze toets gemakkelijk kan worden herkend door een microprocessor. Met behulp van DTMF­tonen kunt u communiceren met voicemailboxes, geautomatiseerde telefoonsystemen, enzovoort.
Er zijn twee methoden voor het verzenden van DTMF-tonen tijdens een oproep:
Voer de cijfers in met het toetsenbord van de communicator. U hoeft geen menu- of opdrachtknop te selecteren voordat u de cijfers invoert. Iedere toetsaanslag produceert een DTMF-toon die wordt verzonden tijdens het gesprek.
U kunt ook als volgt te werk gaan.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 97
1 Druk op DTMF verzenden. De DTMF-reeksen die u hebt opgeslagen in de
contactkaart van de persoon waarmee u spreekt, worden weergegeven. Zie pagina 116 voor informatie over het opslaan van DTMF-reeksen.
2 Selecteer een DTMF-reeks. U kunt de reeks bewerken. Als er geen opgeslagen
reeksen zijn, kunt u een nieuwe DTMF-reeks invoeren in het invoerveld.
3 Druk op Toon verzenden.
Opmerking: U kunt DTMF-tonen verzenden tijdens een telefonische
vergadering door de cijfers te typen met het toetsenbord van de communicator, maar u kunt opgeslagen DTMF-reeksen niet openen.

Telefooninstellingen

Druk in het beginvenster van de toepassing Telefoon op de toets Menu en selecteer Instellingen om een van de volgende instellingen te selecteren.

Profielinstellingen

Profielen worden gebruikt om de instellingen van verschillende gebruiksomgevingen van de communicator te groeperen. In de instellingen kunt u de profielfuncties wijzigen. Er is altijd één profiel actief.
Als u het actieve profiel wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu. Gebruik de navigatietoetsen om het pictogram Profielen, rechts van de menubalk, en een nieuw profiel in de menulijst te selecteren.
89
Telefoon
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 98
90
Telefoon
Figuur 21
Als u een profiel wilt selecteren en wijzigen, drukt u op de toets Menu en selecteert u Instellingen > Profielen.
De volgende profielen zijn meegeleverd met de communicator:
Normaal: het standaardprofiel van de communicator. Stil: u kunt dit profiel instellen als u alle waarschuwingstonen wilt uitschakelen
(behalve de alarmklok en de herinnering, zie ‘Opmerking’ op pagina 90). Vergadering: u kunt opgeven hoe de communicator moet werken als u in een
vergadering zit. Zo kunt u de tonen bijvoorbeeld op een laag volume instellen.
Buiten: u kunt opgeven hoe de communicator moet werken als u buiten bent. Semafoon: u kunt dit profiel instellen als de communicator als pieper moet
fungeren. Standaard is ingesteld dat er geen beltoon is en dat u een waarschuwingstoon hoort wanneer u een SMS-bericht ontvangt.
Vliegtuig: hiermee wordt het profiel Vliegtuig ingesteld. Zie ‘Profiel Vliegtuig op pagina 105 voor meer informatie.
Opmerking: Als u de alarmklok hebt ingeschakeld of wanneer u in Agenda een
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Pictogram Profielen
alarmtijd hebt ingesteld, blijven deze ingeschakeld in alle profielen, ook in het profiel Stil.
Page 99

Een nieuw profiel maken

1 Als u een profiel wilt maken, drukt u op de toets Menu en selecteert u
Instellingen > Profielen. Vervolgens drukt u op Nieuw. De huidige waarden van het profiel Algemeen worden gekopieerd naar het nieuwe profiel.
2 Als u de instellingen van een van de profielen wilt wijzigen, selecteert u een
profielnaam en drukt u op Bewerken. Er wordt een dialoogvenster met vier tabbladen geopend, zoals wordt weergegeven in figuur 22. Definieer de volgende gegevens voor deze tabbladen:
Figuur 22
Tabblad Algemeen
Naam: Voer de naam in van het profiel. Van bepaalde profielen kunt u de naam
niet wijzigen.
Oproepsignaal: Kies het oproepsignaal voor de beltoon. U kunt kiezen uit:
Standaard/Oplopend/1 keer bellen.
Beltoon: Hiermee definieert u het geluid voor de inkomende oproep. Druk op
Wijzigen. Nu kunt u een keuze maken uit de geluidsbestanden die met de communicator zijn meegeleverd. U kunt ook zoeken naar eventuele andere geluidsbestanden. Zie pagina 261 voor het opnemen van tonen.
91
Telefoon
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Page 100
92
Telefoon
Beltoon, lijn 1: en Beltoon, lijn 2:: Hiermee definieert u het geluid voor inkomende
oproepen die op twee verschillende lijnen binnenkomen, indien beschikbaar. Druk op Wijzigen. Nu kunt u een keuze maken uit de geluidsbestanden die met de communicator zijn meegeleverd. U kunt ook zoeken naar eventuele andere geluidsbestanden.
Persoonlijke tonen: Hiermee definieert u of de persoonlijke beltoon van bellers
wordt gebruikt. U kunt kiezen uit: Aan/Uit. Zie Een beltoon koppelen op pagina 113 voor informatie over het koppelen van een beltoon aan een contactkaart.
Tabblad Waarschuwingen
Klokalarm, Agenda-alarm, SMS ontvangen en Fax ontvangen: U kunt een specifiek
geluid kiezen om te worden gewaarschuwd bij elk van deze situaties. Selecteer een optie en druk vervolgens op Wijzigen als u wilt kiezen uit geluidsbestanden die zijn meegeleverd met de communicator. U kunt ook zoeken naar andere geluidsbestanden. Door op Volume te drukken kunt u het volume van een alarm aanpassen.
Tabblad Meldingen
Toetsenbordtoon: Hiermee kunt u het geluid voor het toetsenbord instellen. U kunt
kiezen uit: Uit/ Zacht/Hard.
Toetsenbloktoon: Hiermee kunt u het geluid voor het toetsenblok instellen. U kunt
kiezen uit: Uit/ Zacht/Hard.
Alarmtonen: U kunt kiezen uit: Aan/Uit. Alarmtonen zijn tonen waarmee een fout
(bijvoorbeeld een onjuiste toetsaanslag) of ongewenste situatie (zoals een bijna lege batterij) wordt aangegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Loading...