Elektronische handleiding als uitgave bij "Nokia Handleidingen - Voor waarden en
bepalingen, 7 juni 1998" (“Nokia User ’s Guides Terms and Conditions, 7th June,
1998”.)
5414425. Other patents pending.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande
kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele,
onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht,
wordt geen enkele garantie gegeven b etr effende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij
uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de
verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder
voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde
Nokia leverancier.
CONFORMITEITSVERKLARING
NOKIA MOBILE PHONES Ltd verklaart op eige n verant woordelijk heid dat h et product RAE-3N confo rm is aan de bepali ngen
van de volgende Richtlijn van de Raad:1999/5/EG.
BELANGRIJKE MEDEDELING BETREFFENDE DE GARANTIE
U kunt jarenlang plezier hebben van dit product, mits u voorzichtig omgaat met het zeer
kwetsbare en kostbare kleurenscherm. Zorg ervoor dat u het scherm niet laat vallen en
voorkom stoten of overmatig schudden. Onze beperkte fabrieksgarantie is niet van
toepassing op producten waarmee onzorgvuldig is omgegaan.
VOOR UW VEILIGHEID Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden
van de regels kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer informatie vindt u in
deze handleiding.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG Gebruik de communicator
niet terwijl u een auto bestuurt. Parkeer de auto eerst.
INTERFERENTIE Alle draadloze telefoons zijn gevoelig voor interferentie,
waardoor de werking van de telefoon kan worden beïnvloed.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN ZIEKENHUIZEN Volg alle regels en
aanwijzingen op. Schakel de telefoon uit in nabijheid van medische
apparatuur.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN VLIEGTUIGEN Draadloze telefoons
kunnen interferentie veroorzaken. Het gebruik ervan in een vliegtuig is
illegaal.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT TIJDENS HET TANKEN Gebruik de
telefoon niet in tankstations of in de buurt van brandstoffen of chemische
stoffen.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Gebruik de telefoon niet waar explosieven worden gebruikt. Houd u aan
beperkende maatregelen en volg eventuele voorschriften of regels op.
GEBRUIK DE TELEFOON VERSTANDIG Maak alleen normaal gebruik
van de telefoon (tegen het oor). Raak de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD Laat alleen bevoegd servicepersoneel het
apparaat installeren of repareren.
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN Gebruik alleen goedgekeurde
accessoires en batterijen. Sluit geen ongeschikte producten aan op de
telefoon.
BELLEN MET DE COMMUNICATOR Sluit de klep en controleer of de
telefoon is ingeschakeld. Toets het net- en abonneenummer in en druk op
. Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op . Als u een oproep
wilt beantwoorden, drukt u op .
ALARMNUMMER KIEZEN Sluit de klep van de communicator.
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Houd enkele seconden
ingedrukt om het scherm leeg te maken. Toets het alarmnummer in en
druk op . Geef op waar u zich bevindt. Beëindig het gesprek niet
voordat u daarvoor toestemming hebt gekregen.
MAAK RESERVEKOPIEËN Denk eraan om reservekopieën van alle
belangrijke gegevens te maken.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN Wanneer u het apparaat op een
ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat
apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen
ongeschikte producten aan.
VOORZORGSMAATREGELEN INFRAROODSTRALING Richt de
infraroodstraal niet op de ogen van iemand en let op dat er geen
interferentie optreedt met de infraroodstraling van andere apparaten.
Gefeliciteerd met de aanschaf van de Nokia 9210 Communicator. De Nokia 9210
Communicator is een veelzijdig communicatiemiddel: het is een mobiele telefoon,
een apparaat waarmee u berichten kunt versturen en een handzame organizer in
één.
De Nokia 9210 Communicator bestaat uit twee onderdelen: de telefoon en de
communicatorinterface. De telefoon bevindt zich op de klep van het apparaat en
de communicatorinterface bevindt zich onder de klep, zoals u kunt zien in figuur
1 en 2.
communicatorinterface
Figuur 2
Beide onderdelen maken gebruik van dezelfde informatie in het geheugen van de
communicator. Het zijn dus niet twee afzonderlijke apparaten. De telefoon
gebruikt bijvoorbeeld de namen en telefoonnummers die in het Contactenbestand
van de communicator zijn opgeslagen. De communicator gebruikt de telefoon voor
spraakoproepen en datacommunicatie (bijvoorbeeld voor het verzenden en
ontvangen van faxen en voor het maken van een verbinding met Internet).
De communicator bevat veel organisatie- en communicatietoepassingen. Het
grote toetsenbord, de opdrachttoetsen en het scherm vereenvoudigen het gebruik
van de toepassingen.
De telefooninterface is zo ontworpen dat u snel oproepen tot stand kunt brengen
en kunt ontvangen. De communicator oogt en werkt op dezelfde manier als andere
mobiele telefoons van Nokia, met als uitzondering dat de hoofdtelefoon en de
microfoon zich aan de achterkant van het apparaat bevinden. U kunt de telefoon
in- en uitschakelen met de knop op de klep.
BELANGRIJK: Schakel de telefoon niet in wanneer het gebruik van draadloze
telefoons is verboden of wanneer het gebruik ervan interferentie
of gevaar kan veroorzaken.
Help
On line Help
De communicator heeft een Help-functie die u vanuit elke toepassing en elke
weergave kunt openen.
Als u Help-informatie wilt weergeven, drukt u op de toets op het toetsenbord
van de communicatorinterface. Er verschijnt een pagina met informatie die
betrekking heeft op de huidige taak. U kunt ook in de Help-onderwerpen zoeken
naar bepaalde onderwerpen en trefwoorden.
Opmerking: De Help-toepassing bevindt zich op de geheugenkaart. Als u de
originele geheugenkaart verwijdert of vervangt, kunt u de Helponderwerpen niet weergeven, tenzij u PC Suite gebruikt om de
Tip: De communicator
heeft geen aan/uit-knop; de
communicator wordt
automatisch ingeschakeld
zodra u de klep opent, en
uitgeschakeld zodra u de
klep sluit.
Help vanaf de meegeleverde cd-rom op de nieuwe geheugenkaart
te installeren. Zie voor meer informatie de sectie Problemen
oplossen op pagina 279 en de Gebruikershandleiding voor PC Suite
op de cd-rom.
Informatie over de handleidingen in het
verkooppakket
Als u nog nooit eerder een communicator hebt gebruikt, biedt de meegeleverde
Beknopte handleiding nuttige informatie. In deze handleiding wordt de procedure
voor de ingebruikname uitgelegd en vindt u basisinformatie over het gebruik van
de verschillende toepassingen.
In deze gebruikershandleiding wordt dieper ingegaan op de werking van de Nokia
9210 Communicator. In het gedeelte “Algemene gegevens” komen de verschillende
onderdelen van de communicator en de functionaliteiten daarvan aan bod en
wordt aandacht besteed aan de algemene voorzieningen van de communicator.
In de rest van deze gebruikershandleiding wordt aandacht besteed aan de
communicatortoepassingen en de telefoon. Achterin de handleiding vindt u een
korte woordenlijst met afkortingen en termen die betrekking hebben op Internet
en mobiele telefoons.
De Gebruikershandleiding voor PC Suite bevat informatie over PC Suite voor de
Nokia 9210 Communicator. Met PC Suite kunt u gegevens en back-ups vanaf de
communicator naar een compatibele pc verplaatsen, kopiëren synchroniseren en
terugzetten.
De Handleiding voor software op de cd-rom bevat uitgebreide informatie over de
functionaliteit van de toepassingen op de cd-rom die op de communicator kunnen
worden geïnstalleerd.
De Gebruikershandleiding voor PC Suite en de Handleiding voor software op de cdrom bevinden zich beide op de cd-rom in de sectie “Werken met de Nokia 9210
Communicator”.
De Handleiding voor extra toepassingen bevat informatie over de extra software
die verkrijgbaar is voor de Nokia 9210 Communicator. Deze handleiding is alleen
in gedrukte vorm beschikbaar.
De Controlelijst voor instellingen helpt u verschillende draadloze diensten in te
stellen op de Nokia 9210 Communicator.
Als u van de Nokia 9000 Communicator, de Nokia 9000i Communicator, de Nokia
9110 Communicator of de Nokia 9110i Communicator overstapt op de Nokia 9210
Communicator, bevat het onderwerp ‘Gegevensoverdracht tussen de
communicator en andere apparaten’ op pagina 40 en in de Gebruikershandleiding
voor PC Suite op de cd-rom nuttige informatie voor u.
Opmerking: In deze Gebruikershandleiding en in de Beknopte handleiding
worden de opdrachten die op het scherm van de communicator
verschijnen vet weergegeven en de instellingen en opties cursief.
De draadloze telefoon zoals beschreven in deze handleiding is een dual-band
telefoon die automatisch gebruik maakt van het GSM 900- en het GSM 1800netwerk.
Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn
netwerkdiensten. Dit zijn speciale diensten die worden aangeboden door
exploitanten van draadloze netwerken. U kunt pas van deze diensten gebruik
maken wanneer u zich via de exploitant van uw thuisnet abonneert op de
dienst(en) en de gebruiksinstructies hebt ontvangen. Hierna kunt u deze functies
activeren, zoals wordt beschreven in deze gebruikershandleiding. De opdrachten
voor het handmatig in- of uitschakelen van bepaalde diensten worden niet in deze
gebruikershandleiding beschreven (zoals bijvoorbeeld het gebruik van de tekens
en voor het in- of uitschakelen van diensten). De Nokia 9210
Communicator kan dit soort opdrachten echter wel verwerken. Raadpleeg de
aanbieders van de diensten voor informatie over deze opdrachten.
Voorbeelden van veelgebruikte diensten die een abonnement vereisen zijn: het
verzenden van SMS-berichten of faxberichten en gebruik maken van het Internet.
Aangezien elk netwerk zijn eigen specifieke diensten biedt, is het helaas niet
mogelijk in deze handleiding een uitgebreide lijst te geven van de diensten en
instellingen die u nodig hebt. Derhalve bevat deze gebruikershandleiding alleen
algemene informatie over extra diensten. Uw netwerkexploitant kan u meer
informatie geven over de diensten die in uw netwerk worden aangeboden.
Als een service een speciaal telefoonnummer of specifieke instellingen vereist,
moeten deze in de communicator worden opgeslagen. Bijvoorbeeld:
U kunt alleen SMS-berichten verzenden en ontvangen als deze dienst wordt
ondersteund door het netwerk dat u gebruikt en als deze dienst voor uw SIM-kaart
is geactiveerd. Daarnaast moet het telefoonnummer van de berichtencentrale zijn
opgeslagen in de instellingen van de SMS-toepassing.
Als u gebruik wilt maken van het Internet moet de datadienst worden ondersteund
door het netwerk dat u gebruikt en moet deze dienst voor uw SIM-kaart zijn
geactiveerd. Daarnaast moet u een Internet-toegangspunt aanvragen bij uw
Internet-aanbieder.
Stickers in het verkooppakket
De stickers bevatten belangrijke informatie over diensten en voor
ondersteuningsdoeleinden. Bewaar deze stickers op een veilige plaats.
Plak de sticker op de pagina voorafgaand aan de Inhoudsopgave van deze
gebruikershandleiding. De plaats waar de sticker moet worden geplakt, wordt
aangeduid met een kader.
Bevestig de sticker op de uitnodigingskaart voor Club Nokia die ook in het
pakket zit.
Toegangscodes
U kunt verschillende toegangscodes gebruiken om uw Nokia 9210 Communicator
en de SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik te beveiligen. De toegangscodes die u
het meest zult gebruiken zijn:
Tip: Schrijf de informatie
die u van de
netwerkexploitant krijgt op
de Controlelijst met
instellingen, zodat u ze
gemakkelijk kunt
terugvinden.
Tip: U kunt de
contactgegevens op uw
communicator wijzigen met
een compatibele toepassing
op een compatibele pc. Zie
de Gebruikershandleiding
voor PC Suite op de cd-rom
voor meer informatie.
• de beveiligingscode, (de vooraf ingestelde standaardvergrendelcode is 12345),
en
• de PIN-code, die met de SIM-kaart wordt meegeleverd.
De toegangscodes die zowel voor de telefooninterface als de
communicatorinterface worden gebruikt, kunt u via beide toepassingen wijzigen,
mits de code kan worden gewijzigd. Zie ‘Beveiligingsinstellingen’ op pagina 241
voor meer informatie over toegangscodes.
In de Internet-toepassingen van de communicator worden wachtwoorden en
gebruikersnamen gebruikt als beveiliging tegen onbevoegd gebruik van Internet en
de Internet-diensten. U kunt deze wachtwoorden wijzigen in de instellingen van
de Internet-toepassingen.
Contactgegevens
Alle contactgegevens die u opslaat in de toepassing Contacten, zoals namen,
adressen en telefoonnummers, worden opgenomen in het Contactenbestand. U
kunt dit bestand weergeven vanuit de telefooninterface, de
communicatorinterface en vanuit alle toepassingen. Welke informatie wordt
weergegeven, is afhankelijk van de informatie die gebruikt kan worden door de
geselecteerde toepassing. Als u bijvoorbeeld een telefoongesprek voert via
telefooninterface, kunt u de naam en de telefoonnummers van het contact
bekijken. Eventuele faxnummers, e-mailadressen, functies en dergelijke worden
niet weergegeven.
De Nokia 9210 Communicator gebruikt de mogelijkheden voor dataoverdracht van
het GSM-netwerk voor het verzenden van faxen, SMS-berichten en emailberichten en het maken van een verbinding met externe computers.
Vanaf de meeste locaties waar de mobiele telefoon werkt, kunnen draadloze
dataverbindingen tot stand worden gebracht. Het wordt echter aanbevolen de
communicator te verplaatsen naar een locatie waar het signaal het sterkst is.
Wanneer het signaal sterk is, is de dataoverdracht het meest efficiënt. Over het
algemeen kunt u niet dezelfde prestaties verwachten van mobiele
datacommunicatie als van vaste lijnen. Dit heeft te maken met eigenschappen die
inherent zijn aan de draadloze omgeving. De volgende factoren kunnen mobiele
verbindingen nadelig beïnvloeden:
Geruis
Radiostoring door elektrische apparaten en door andere telefoons heeft invloed op
de kwaliteit van de draadloze datacommunicatie.
Celoverdracht
Wanneer de gebruiker zich verplaatst van de ene netwerkcel naar de andere,
vermindert de signaalsterkte van het kanaal. Het is dan mogelijk dat de
telefooncentrale voor draadloze communicatie de gebruiker naar een andere cel en
frequentie overbrengt, waar het signaal sterker is. Celoverdracht kan ook
voorkomen wanneer de gebruiker zich niet verplaatst. In dat geval wordt de
overdracht veroorzaakt door variaties in de belasting van het mobiele netwerk. Dit
soort overdrachten kan voor korte vertragingen zorgen.
Elektrostatische ontlading van een vinger of een geleider kan resulteren in een
onjuiste werking van elektrische apparaten. Het is mogelijk dat het scherm
onleesbare informatie weergeeft of dat de software onstabiel wordt. Draadloze
verbindingen kunnen onbetrouwbaar worden, gegevens kunnen beschadigd raken
en de transmissie kan worden stopgezet. Als dit gebeurt, moet u een eventueel
telefoongesprek beëindigen, de klep sluiten, de telefoon uitschakelen (als deze is
ingeschakeld) en de batterij verwijderen. Plaats de batterij vervolgens terug en
breng een nieuwe draadloze verbinding tot stand.
Gebieden zonder radio-ontvangst en signaaluitval
Gebieden zonder radio-ontvangst zijn gebieden waar geen radiosignalen kunnen
worden ontvangen. Signaaluitval vindt plaats wanneer de gebruiker van de
telefoon zich in een gebied bevindt waar radiosignalen zijn geblokkeerd of worden
verzwakt door geografische obstructies of bouwwerken.
Signaalverzwakking
Afstand en obstakels kunnen ertoe leiden dat signalen verzwakken. Daarnaast
kunnen hierdoor gereflecteerde signalen ontstaan. In beide situaties vermindert de
sterkte van het signaal.
Afstand en obstakels kunnen ervoor zorgen dat de sterkte van het radiosignaal van
een cellocatie niet sterk of stabiel genoeg is voor het tot stand brengen van een
betrouwbare dataverbinding. Voor de best mogelijke communicatie moet u
rekening houden met het volgende:
• De dataverbinding functioneert het best wanneer de communicator niet wordt
verplaatst tijdens de transmissie. Draadloze datacommunicatie is niet
aanbevolen wanneer u zich in een bewegend voertuig bevindt. Bij
faxverzending is er eerder sprake van storingen dan bij de transmissie van
gegevens of SMS-berichten.
• Plaats de communicator niet op een metalen oppervlak.
• Controleer of de signaalsterkte die op het scherm wordt weergegeven
voldoende is. Als u zich in een kamer bevindt, kan het signaal sterker worden
wanneer u de communicator verplaatst, vooral wanneer u deze richting een
raam verplaatst. Als de signalen niet sterk genoeg zijn voor een spraakoproep,
heeft het niet veel zin om te proberen een dataverbinding te maken zolang u
geen een locatie hebt gevonden met een sterker signaal.
Opmerking: Het signaal is sterker als de antenne is uitgeklapt.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de communicator werkt en hoe u de
communicator van stroom kunt voorzien. Zie de Beknopte handleiding voor
informatie over de ingebruikname en het instellen van de communicator.
13
Het scherm van de communicator
Naam en pictogram
van de toepassing
Indicatorgebied
Figuur 3
U schakelt de communicatorinterface in door de klep te openen. Op het scherm
wordt de toepassing weergegeven die het laatst is gebruikt.
een lichtere kleur wordt
weergegeven, is de opdracht
niet beschikbaar.
Algemene gegevens
Als u de klep sluit, worden alle gegevens opgeslagen en wordt het scherm
uitgeschakeld.
De opdrachten komen altijd overeen met de opdrachtknoppen, zoals u kunt zien in
figuur 3.
De toepassingen worden uitgevoerd in het midden van het scherm. In het
indicatorgebied wordt informatie over de toepassing en het systeem weergegeven.
U kunt met de navigatietoets rechtsonder op het toetsenbord binnen het
geselecteerde frame van onderdeel naar onderdeel gaan en items selecteren.
Als onder in het scherm een zoekveld wordt weergegeven, kunt u naar items
zoeken door met het toetsenbord tekst in dit veld in te voeren.
Het linkerframe is geselecteerd . Druk op Tab om het rechterframe
te selecteren.
Figuur 4
Als er meerdere frames op het scherm zijn, is het geselecteerde frame altijd
gemarkeerd. U kunt met de Tab-toets tussen frames schakelen. Zie figuur 4.
Afbeelding 5 is een voorbeeld van een dialoogvenster met meerdere tabbladen.
Nog een tabblad. Druk op de toets
Menu als u het tabblad wilt weergeven.
Gebruik de navigatietoets
om binnen een tabblad te
Indicatoren
Zoals u in de volgende figuur kunt zien, bevat het indicatorgebied het pictogram
en de naam van de actieve toepassing.
De pictogrammen die in het indicatorgebied van het IN-vak/UIT-vak worden
weergegeven, worden aangepast aan de toepassing en de huidige situatie. De
indicatoren voor de batterijcapaciteit en de signaalsterkte zijn gelijk aan de
indicatoren die op het telefoonscherm worden weergegeven als de telefoon is
ingeschakeld.
- Er is een profiel actief voor de communicator, in dit geval in het
profiel Vergadering. Zie ‘Telefooninstellingen’ op pagina 85.
- Tijd. U kunt de tijd aanpassen in de toepassing Klok. Zie
pagina 235.
IN-vak/UIT-vak
- In het indicatorgebied van het IN-vak verschijnt een pictogram als u een
fax-, SMS- of e-mailbericht hebt ontvangen.
- Het UIT-vak bevat berichten die nog niet zijn verzonden. Zie ‘UIT-vak’ op
pagina 177.
Batterijcapaciteit
- De batterij is bijna leeg en moet worden opgeladen.
- De batterij wordt opgeladen. De balk blijft bewegen totdat de batterij
volledig is opgeladen. Het stekkerpictogram geeft aan dat de communicator is
aangesloten op een externe voedingsbron.
- De batterij is volledig opgeladen. De balk wordt volledig weergegeven.
Signaalsterkte
- De communicator is verbonden met een mobiel netwerk. Als alle vier de
blokjes van de balk worden weergegeven, is de ontvangst van het draadloze signaal
goed. Als het signaal zwak is, is het mogelijk dat de antenne niet is uitgeklapt. U
kunt de ontvangst ook proberen te verbeteren door de communicator enigszins te
verplaatsen of door de handenvrije modus te gebruiken.
- De telefoon is ingeschakeld, maar bevindt zich buiten het dekkingsgebied
van het netwerk.
- De telefoon is uitgeschakeld. U kunt niet bellen of worden gebeld en u
kunt met geen van de communicatietoepassingen (SMS, data, fax of e-mail)
berichten ontvangen.
Het toetsenbord van de Communicator
Figuur 6
Naast de gewone teken- en cijfertoetsen, bevat het toetsenbord een aantal
speciale toetsen, zoals wordt weergegeven in figuur 6.
Toepassingstoetsen
Met de toepassingstoetsen bovenaan het toetsenbord kunt u de volgende
toepassingen starten of toepassingsgroepen openen: Deze knoppen zijn:
Bureaublad, Telefoon, Berichten, Internet, Contacten, Agenda, Kantoor en
Extra’s.
Als u de klep opent, wordt op het scherm de toepassing weergegeven die het laatst
is gebruikt.
U kunt naar een andere toepassing gaan door op de bijbehorende toepassingstoets
te drukken. U kunt dit zelfs tijdens een gesprek doen. Het is niet nodig om de
actieve toepassing eerst te sluiten. Alle niet-actieve toepassingen worden op de
achtergrond uitgevoerd totdat u deze opnieuw activeert.
Opmerking: Als u de WWW-toepassing opent, worden om geheugenredenen
alle andere toepassingen gesloten.
Als u belt of wordt gebeld of als u berichten verzendt of ontvangt met een van de
communicatietoepassingen, moet de telefoon zijn ingeschakeld en zich binnen het
dekkingsgebied van het mobiele netwerk bevinden.
Opmerking: Informatie hoeft niet specifiek te worden opgeslagen. Als u op
Sluiten drukt, naar een andere toepassing gaat of de klep van het
apparaat sluit, worden alle gegevens automatisch opgeslagen door
de Nokia 9210 Communicator.
Sneltoetsen maken voor voorkeurstoepassingen
Met sommige toepassingstoetsen, zoals Kantoor, Bureaublad of Extra’s, wordt niet
direct de desbetreffende toepassing geopend. U kunt echter een van de
toepassingen binnen een toepassingsgroep als voorkeurstoepassing aanwijzen,
zodat deze toepassing direct via het toetsenbord kan worden geopend. U kunt een
voorkeurstoepassing openen door op Ctrl + de toepassingstoets te drukken.
Kantoor-toepassingsgroep
Word als voorkeurstoepassing aanwijst, kunt u
Word vanuit elke toepassing
openen door op
Ctrl+Kantoor te drukken.
Algemene gegevens
Open de toepassingsgroep (bijvoorbeeld Kantoor) waarin u een
voorkeurstoepassing wilt aanwijzen. Druk op de toets Menu en selecteer Tools >
Favoriet. Selecteer de toepassing in de lijst. Zie het voorbeeld in de kolom naast
deze alinea.
Escape-toets (Esc)
Als u een actie wilt annuleren, kunt u op de Esc-toets of Annuleren drukken. Als u
op de Esc-toets drukt, worden ook eventueel geopende dialoogvensters en
opmerkingenvensters geannuleerd en gesloten.
Tab-toets
Met de Tab-toets kunt u navigeren tussen frames. Als u een document aan het
opstellen of bewerken bent, kunt u met de Tab-toets een tabstop instellen.
Shift-toets
De Shift-toets wordt in combinatie met lettertoetsen gebruikt om hoofdletters in
te voegen. De Shift-toets wordt in combinatie met cijfertoetsen gebruikt om
speciale tekens in te voegen. U hoeft de Shift-toets niet ingedrukt te houden
terwijl u op de toets drukt: u kunt eerst op Shift drukken en vervolgens op een
letter- of cijfertoets om de hoofdletter of het speciale teken in te voegen.
In combinatie met de Control-toets en een bepaalde lettertoets gebruikt u deze
toets voor sneltoetsopdrachten. Zie ‘Sneltoetsen’ op pagina 31.
Tijdens het schrijven en bewerken van tekst kunt u met de Shift- en navigatietoets
tekst selecteren. Zie ‘Sneltoetsen’ op pagina 31.