Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale spiegelreflexcamera (SLR). Lees
alle aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera optimaal benut, en
bewaar de handleiding op een plaats waar iedereen die het product gebruikt deze kan
lezen.
Symbolen en conventies
Om u te helpen de gewenste informatie gemakkelijker te vinden, worden de volgende
symbolen en conventies gebruikt:
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees deze informatie vóór gebruik om
D
beschadiging van de camera te voorkomen.
Dit pictogram staat bij opmerkingen. Lees deze informatie voordat u de camera
A
gebruikt.
Dit pictogram staat bij verwijzingen naar andere pagina’s in deze handleiding.
0
In de cameramonitor weergegeven menu-items, opties en berichten worden vetgedrukt getoond.
Camera-instellingen
Deze handleiding gaat er steeds van uit dat de standaardinstellingen worden gebruikt.
Help
Gebruik de ingebouwde hulpfunctie van de camera voor hulp over menu-items en andere
onderwerpen.
A Voor uw veiligheid
Lees voordat u de camera voor het eerst gebruikt de veiligheidsinstructies in “Voor uw veiligheid”
(0 ix–xiv).
De vraag- en antwoordindex.... 0 iiProblemen oplossen................. 0
ii
De index...................................... 0
i
Inleiding01
X
Basisfotografie0 21
s
Hulpstand0 27
!
Meer informatie over fotografie (Alle standen)0 31
z
Standen P, S, A en M0 53
t
Livebeeld0 80
x
Films opnemen en afspelen0 88
y
Weergave en verwijderen0 97
I
207
193
189
Aansluitingen0 111
Q
Het weergavemenu0 125
o
Het opnamemenu0 127
i
Het setup-menu0 133
g
Het retoucheermenu0 149
u
Recente instellingen0 166
w
Technische opmerkingen0 167
n
i
Vraag- en antwoordindex
Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
Foto’s maken
Opnamestanden en kadreeropties
i
Is er een snelle en eenvoudige manier om snapshotfoto’s te maken?22–24
Hoe gebruik ik de g-stand op de standknop?27–30
Hoe pas ik snel instellingen voor verschillende scènes aan?25–26
Kan ik sluitertijd aanpassen om bewegingen te “bevriezen” of onscherp te
maken (stand S)?
Kan ik het diafragma aanpassen om achtergronden onscherp te maken of
scherp te stellen (stand A)?
Hoe maak ik lange (“tijd”) opnames (stand M)?58
Kan ik foto's in de monitor kadreren (livebeeld)?80–87
Kan ik films maken?88–89
Ontspanstanden
i
Kan ik één foto tegelijk of snel opeenvolgende foto’s nemen?31
Hoe maak ik foto's met de zelfontspanner of een afstandsbediening?33
Kan ik ervoor zorgen dat de sluiter minder geluid maakt? (stil ontspannen)31
Scherpstelling
i
Kan ik kiezen hoe de camera scherpstelt?35–36
Kan ik het scherpstelpunt kiezen?40
Beeldkwaliteit en -formaat
i
Hoe neem ik foto’s om af te drukken op groot formaat?
Hoe krijg ik meer foto’s op de geheugenkaart?
Belichting
i
Kan ik foto’s lichter of donkerder maken?63
Hoe behoud ik details in schaduwen en hoge lichten?67–68
Gebruik van de flitser
i
Kan de flitser automatisch flitsen wanneer nodig?
Hoe kan ik rode ogen voorkomen?
0
55
56
44–46
47–50Hoe voorkom ik dat de flitser flitst?
Foto’s bekijken
Weergave
i
Hoe kan ik foto’s op de camera bekijken?97
Hoe krijg ik meer informatie over een foto?98–101
Kan ik foto’s in een automatische diashow afspelen?109
Kan ik foto’s op een televisie bekijken?122–124
Kan ik foto’s beveiligen tegen onopzettelijk wissen?105
Verwijderen
i
Hoe wis ik ongewenste foto’s?106–108
0
ii
Foto’s retoucheren
Hoe maak ik geretoucheerde kopieën van foto’s?149–165
Hoe kan ik rode ogen verwijderen?151
Hoe maak ik JPEG-kopieën van RAW (NEF)-foto’s?157
Kan ik twee NEF (RAW)-foto’s over elkaar plaatsen om er één beeld van te
maken?
Kan ik een kopie van een foto maken dat lijkt op een schilderij?160
Kan ik filmbeelden op de camera bijsnijden of filmbeelden opslaan?93–96
0
155–156
Menu’s en instellingen
Hoe pas ik instellingen in het informatiescherm aan?5–6
Hoe gebruik ik de menu’s?9–11
Hoe geef ik de menu’s in een andere taal weer?16, 137
Hoe zorg ik ervoor dat de weergaven niet worden uitgeschakeld?140
Hoe krijg ik het zoekerbeeld scherp?20
Kan ik een raster in de monitor weergeven?85
Hoe stel ik de klok van de camera in?16, 137
Hoe formatteer ik geheugenkaarten?19
Hoe herstel ik alle standaardinstellingen?128, 134
Is er een manier om het geluidssignaal van de camera uit te schakelen?141
Hoe krijg ik hulp bij een menu of melding?9, 193
Verbindingen
Hoe kopieer ik foto’s naar een computer?111–113
Hoe druk ik foto’s af?114–121
Kan ik de opnamedatum op mijn foto’s afdrukken?
Onderhoud en optionele accessoires
Welke geheugenkaarten kan ik gebruiken?177
Welke objectieven kan ik gebruiken?167
Welke optionele flitsers (Speedlights) kan ik gebruiken?172
Welke andere accessoires zijn beschikbaar voor mijn camera?
Welke software is beschikbaar voor mijn camera?
Wat doe ik met het meegeleverde oculairkapje?34
Hoe reinig ik de camera?
Waar kan ik terecht voor onderhoud en reparaties aan mijn camera?
0
0
116, 121,
144
0
176
179
iii
Inhoudsopgave
Vraag- en antwoordindex ...............................................................................................................ii
Voor uw veiligheid............................................................................................................................ix
Kennismaking met de camera.......................................................................................................1
De camerabody .................................................................................................................................. 1
De standknop...................................................................................................................................... 3
De zoeker .............................................................................................................................................. 4
Het informatiescherm ...................................................................................................................... 5
De instelschijf ...................................................................................................................................... 7
Gebruiksduur van de batterij.................................................................................................... 206
Index ..................................................................................................................................................207
viii
Voor uw veiligheid
Als u schade aan uw Nikon-product of letsel aan uzelf of anderen wilt voorkomen, dient u de
volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar
deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk
worden met het volgende pictogram aangegeven:
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees om mogelijk letsel te voorkomen alle
A
waarschuwingen voordat u dit Nikon-product gebruikt.
❚❚ WAARSCHUWINGEN
Zorg dat de zon buiten beeld blijft
A
Zorg er bij tegenlichtopnamen voor dat de
zon ver buiten beeld blijft. Als zonlicht in de
camera convergeert doordat de zon zich in
of dicht bij het beeld bevindt, kan dit brand
veroorzaken.
Kijk niet via de zoeker in de zon
A
In de zon of andere sterke lichtbronnen
kijken via de zoeker kan tot blijvende
vermindering van het gezichtsvermogen
leiden.
De dioptrieregelaar van de zoeker gebruiken
A
Wanneer u de dioptrieregelaar van de
zoeker gebruikt met het oog tegen de
zoeker, dient u op te passen dat u niet per
ongeluk uw vinger in uw oog steekt.
Zet het apparaat onmiddellijk uit in geval van
A
storing
Indien er rook of een ongewone geur
vrijkomt uit het apparaat of de
lichtnetadapter (apart verkrijgbaar), haalt u
onmiddellijk de stekker van de
lichtnetadapter uit het stopcontact en
verwijdert u de accu. Pas daarbij op dat u
zich niet verbrandt. Voortgaand gebruik
kan leiden tot letsel. Nadat u de accu hebt
verwijderd, brengt u het apparaat voor
onderzoek naar een door Nikon
geautoriseerd servicecenter.
Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van
A
ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur niet in de
nabijheid van ontvlambaar gas, omdat dit
kan leiden tot explosie of brand.
Buiten bereik van kinderen houden
A
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan letsel tot gevolg
hebben. Houd er bovendien rekening mee
dat kleine onderdelen verstikkingsgevaar
opleveren. Mocht een kind enig onderdeel
van dit apparaat inslikken, raadpleeg dan
onmiddellijk een arts.
Haal het apparaat niet uit elkaar
A
Aanraking van interne onderdelen kan tot
letsel leiden. In geval van een defect mag
dit product uitsluitend worden gerepareerd
door een gekwalificeerde reparateur.
Mocht het product openbreken als gevolg
van een val of ander ongeluk, verwijder dan
de accu en/of koppel de lichtnetadapter los
en breng het product voor onderzoek naar
een door Nikon geautoriseerd
servicecenter.
Plaats de polsriem niet om de hals van kinderen
A
Het dragen van de camerapolsriem om de
nek kan bij kinderen leiden tot verstikking.
Vermijd langdurig contact met de camera, batterij
A
of lader zo lang als de apparaten ingeschakeld of in
gebruik zijn
Delen van het apparaat worden heet.
Langdurig direct contact van de huid met
het apparaat kan lichte brandwonden tot
gevolg hebben.
Richt een flitser niet op de bestuurder van een
A
motorvoertuig
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan ongelukken tot gevolg
hebben.
ix
Wees voorzichtig bij het gebruik van de flitser
A
• Het gebruik van de camera met de flitser
terwijl deze zich dicht bij de huid of
andere voorwerpen bevindt, kan
brandwonden veroorzaken.
• Het gebruik van de flitser dicht bij de ogen
van een persoon kan leiden tot tijdelijke
vermindering van het gezichtsvermogen.
Pas extra goed op als u kleine kinderen
fotografeert. De flitser mag zich niet op
minder dan één meter van de persoon
bevinden.
Vermijd contact met vloeibare kristallen
A
Mocht de monitor breken, pas dan op dat u
zich niet verwondt aan de glassplinters en
dat de vloeibare kristallen uit de monitor
niet in aanraking komen met uw huid, ogen
of mond.
Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij het
A
gebruik van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan
lekken of ontploffen. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de batterijen bij dit product:
• Gebruik alleen batterijen die zijn
goedgekeurd voor gebruik in dit
apparaat.
• U mag de batterij niet kortsluiten of uit
elkaar halen.
• Zorg ervoor dat het product is
uitgeschakeld voordat u de batterij
vervangt. Als u een lichtnetadapter
gebruikt, moet u deze eerst loskoppelen.
• Plaats batterijen niet ondersteboven of
achterstevoren.
• Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge
temperaturen.
• U mag batterijen niet blootstellen aan of
onderdompelen in water.
• Plaats het afdekkapje van de batterij terug
wanneer u de batterij vervoert. Vervoer of
bewaar de batterij niet samen met
metalen voorwerpen, zoals halskettingen
of haarspelden.
• Volledig ontladen batterijen kunnen gaan
lekken. Als u schade aan het product wilt
voorkomen, dient u een ontladen batterij
te verwijderen.
• Als de batterij niet in gebruik is, plaatst u
het afdekkapje op de contactpunten en
bergt u de batterij op een koele, droge
plaats op.
• Direct na gebruik of als het product
gedurende een langere periode op de
batterij heeft gewerkt, kan de batterij zeer
warm zijn. Zet de camera daarom uit en
laat de batterij afkoelen voordat u deze
verwijdert.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van
een batterij als u veranderingen opmerkt,
zoals verkleuring of vervorming.
Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij het
A
gebruik van de lader
• Houd het product droog. Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan
leiden tot brand of een elektrische schok.
• U mag de ladercontacten niet kortsluiten.
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot
oververhitting en schade aan de lader.
• Verwijder stof op of bij metalen
onderdelen van de stekker met een droge
doek. Voortgaand gebruik kan leiden tot
brand.
• Tijdens onweer mag u niet in de buur t van
de lader komen. Het niet in acht nemen
van deze waarschuwing kan leiden tot
een elektrische schok.
• Houd de stekker of de lader niet met natte
handen vast. Het niet in acht nemen van
deze waarschuwing kan leiden tot een
elektrische schok.
• Gebruik het product niet met reisadapters
of adapters die ontworpen werden om
een voltage om te zetten naar een ander
voltage of met omzetters voor
gelijkstroom naar wisselstroom. Het niet
in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan schade aan het
product, oververhitting of brand
veroorzaken.
Gebruik geschikte kabels
A
Als u kabels op de in- en uitgangen aansluit,
gebruik dan uitsluitend de meegeleverde
kabels of kabels die Nikon voor het
beoogde doel verkoopt. Zo weet u zeker
dat u de voorschriften voor dit product
naleeft
Cd-roms
A
Cd-roms met software of
gebruikshandleidingen mogen niet op
audio-cd-apparatuur worden afgespeeld.
Het afspelen van een cd-rom op een audiocd-speler kan gehoorverlies of schade aan
de apparatuur veroorzaken.
x
Kennisgevingen
• Niets uit de handleidingen die bij dit product
horen, mag in enigerlei vorm of op enigerlei
wijze worden verveelvoudigd, uitgezonden,
overgezet of opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand of
worden vertaald in een andere taal zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van
Nikon.
• Nikon behoudt zich het recht voor de
specificaties van de hardware en de software
die in deze handleidingen zijn beschreven op
elk gewenst moment zonder aankondiging
te wijzigen.
• Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade
die voortkomt uit het gebruik van dit
product.
• Hoewel al het mogelijke in het werk is
gesteld om ervoor te zorgen dat de
informatie in deze handleidingen accuraat
en volledig is, stellen we het ten zeerste op
prijs als u eventuele fouten of
onvolkomenheden onder de aandacht wilt
brengen van de Nikon-vertegenwoordiger in
uw land/regio (adres apart vermeld).
xi
Kennisgevingen voor klanten in Europa
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR EXPLOSIE ALS BATTERIJ WORDT VERVANGEN VOOR EEN ONJUIST TYPE. VOER
BATTERIJEN AF VOLGENS DE INSTRUCTIES.
Dit pictogram geeft aan dat
elektrische en elektronische
apparaten via gescheiden inzameling
moet worden afgevoerd.
Het volgende is alleen van toepassing
op gebruikers in Europese landen:
• Dit product moet gescheiden van het overige
afval worden ingeleverd bij een daarvoor
bestemd inzamelingspunt. Gooi niet samen
met het huishoudelijk afval weg.
• Gescheiden inzameling en recycling helpt bij
het behoud van natuurlijke bronnen en
voorkomt negatieve consequenties voor
mens en milieu die kunnen ontstaan door
onjuist weggooien van afval.
• Neem voor meer informatie contact op met
de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
Dit symbool op de batterij duidt aan
dat de batterij afzonderlijk moet
worden ingezameld.
Het volgende is alleen van toepassing
op gebruikers in Europese landen:
• Alle batterijen, al dan niet voorzien van dit
symbool, moeten afzonderlijk worden
ingezameld op een geschikt inzamelpunt.
Gooi dit product niet weg als huishoudafval.
• Neem voor meer informatie contact op met
de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
xii
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door
middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
• Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden
gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld,
munten, waardepapieren of obligaties van
(plaatselijke) overheden, zelfs niet als
dergelijke kopieën of reproducties worden
voorzien van een stempel “Voorbeeld” of
“Specimen”.
Het kopiëren of reproduceren van papiergeld,
munten of waardepapieren die in het
buitenland in omloop zijn, is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is het
kopiëren of reproduceren van ongebruikte
door de overheid uitgegeven postzegels of
briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de
overheid uitgegeven postzegels en
gecertificeerde wettelijke documenten is
verboden.
• Waarschuwingen met betrekking tot het kopiëren of
reproduceren van bepaalde waardepapieren
De overheid heeft waarschuwingen
uitgevaardigd met betrekking tot het
kopiëren of reproduceren van
waardepapieren uitgegeven door
commerciële instellingen (aandelen, wissels,
cheques, cadeaubonnen en dergelijke),
vervoerspassen of coupons, behalve als het
gaat om een minimum aantal kopieën voor
zakelijk gebruik door een bedrijf. Het is
eveneens niet toegestaan om door de
overheid uitgegeven paspoorten,
vergunningen van overheidsinstellingen en
andere instanties, identiteitsbewijzen,
toegangsbewijzen, pasjes en maaltijdbonnen
te kopiëren of te reproduceren.
• Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van creatief
materiaal waarop het auteursrecht rust, zoals
boeken, muziek, schilderijen, houtsneden,
afdrukken, plattegronden, tekeningen, films
en foto’s, is onderhevig aan nationale en
internationale auteurswetten. Gebruik dit
product niet om illegale kopieën te maken of
voor andere activiteiten die het auteursrecht
schenden.
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd als u
beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia formatteert. Met behulp van in de handel
verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia
alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De
gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software alvorens een opslagmedium weg te werpen of
aan een ander over te dragen. Een alternatief is het medium eerst te formatteren en vervolgens
geheel te vullen met beelden zonder persoonlijke informatie (bijvoorbeeld foto’s van de lucht).
Vergeet niet eventuele foto’s te wissen die zijn geselecteerd met handmatige voorinstelling (0 72).
Voorkom letsel bij het fysiek vernietigen van opslagmedia.
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon camera’s zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten complexe elektronische
schakelingen. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief batterijladers,
batterijen, lichtnetadapters en flitsaccessoires) die door Nikon speciaal zijn gecertificeerd voor
gebruik met deze digitale camera, zijn ontwikkeld om binnen de operationele eisen en
veiligheidseisen van deze elektronische schakelingen te werken en zijn met het oog daarop getest
en goedgekeurd.
Gebruik van niet-originele elektronische accessoires kan schade aan de camera tot
gevolg hebben die niet onder de Nikon-garantie valt. Het gebruik van oplaadbare
Li-ionbatterijen van andere fabrikanten, die niet zijn voorzien van het holografische
zegel van Nikon (zie rechts), kan de normale werking van de camera verstoren of ertoe
leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door Nikon
geautoriseerde leverancier.
D Gebruik uitsluitend accessoires van Nikon
Alleen originele Nikon-accessoires die specifiek zijn bedoeld voor gebruik met uw Nikon digitale
camera, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan de geldende veiligheids- en
functioneringsvoorschriften. H
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon raadt u aan de
camera eens per jaar of per twee jaar te laten nakijken door de leverancier of een door Nikon
geautoriseerd servicecenter en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er
rekening mee dat hieraan kosten zijn verbonden). Regelmatige inspectie en onderhoud worden
vooral aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt. Het wordt
aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires die u veel gebruikt, zoals
objectieven of optionele flitsers, te laten nakijken en onderhouden.
A Voordat u belangrijke foto’s gaat maken
Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het
beste enkele testopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet
aansprakelijk voor schade of gederfde winst veroorzaakt door het onjuist functioneren van het
product.
A Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikons inzet voor “permanente kennisoverdracht” met het oog op
doorlopende productondersteuning en -educatie is voortdurend bijgewerkte informatie online
beschikbaar op de volgende sites:
• Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
• Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support/
• Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek de sites om up-to-date te blijven met de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op
veelgestelde vragen (FAQs) en algemeen advies over digital imaging en digitale fotografie.
Aanvullende informatie kan mogelijk worden verstrekt door de Nikon-importeur in uw land/
regio. Bezoek de volgende website voor contactgegevens: http://imaging.nikon.com/
xiv
X
Inleiding
Kennismaking met de camera
Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsonderdelen en
aanduidingen van de camera.
Leg eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u
het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.
Draai aan de hoofdschakelaar zoals wordt
afgebeeld om de camera in te schakelen.
Draai aan de hoofdschakelaar zoals wordt
afgebeeld om de camera uit te schakelen.
A De microfoon en luidspreker
Plaats de microfoon of luidspreker niet in de dichte nabijheid van magnetische apparaten.
niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de opgenomen gegevens op de
magnetische apparaten beïnvloeden.
2
Het
De standknop
De camera beschikt over de volgende opnamestanden en de g-stand:
Standen P, S, A en M
Selecteer deze standen om de
camera volledig naar wens te
kunnen instellen.
g-stand (0 27)
Neem en bekijk foto’s en pas instellingen aan met
behulp van een gids op het scherm.
Automatische standen
Selecteer deze standen voor eenvoudige “richten en
schieten”-fotografie.
• i Automatisch (0 22)• j Automatisch (flitser uit)
Onderwerpstanden
De camera optimaliseert automatisch de instellingen van het onderwerp dat met de standknop
is geselecteerd.
• k Portret (0 25)
• l Landschap (0 25)
• p Kinderen (0 25)
Stel uw selectie in op het onderwerp dat wordt gefotografeerd.
(0 22)
• m Sport (0 26)
• n Close-up (0 26)
• o Nachtportret (0 26)
• P — Automatisch programma (0 54)
• S — Sluitertijdvoorkeuze (0 55)
• A — Diafragmavoorkeuze (0 56)
• M — Handmatig (0 57)
X
A Automatische scènekeuzeknop (Livebeeld)
Het selecteren van livebeeld in stand i of j maakt automatische onderwerpselectie mogelijk
(“automatische scènekeuzeknop”; 0 85) wanneer autofocus wordt gebruikt.
De reactietijd en helderheid van de aanduidingen in de zoekerweergave kunnen verschillen
naargelang van de temperatuur.
4
Het informatiescherm
Camera-instellingen kunnen in het informatiescherm worden
bekeken en aangepast.
instellingen te bekijken en druk opnieuw op de knop om de
instellingen te wijzigen.
druk op J om opties voor het gemarkeerde item te bekijken.
Druk op de R-knop om de monitor uit te schakelen.
uitschakelt terwijl de sluiterknop wordt ingedrukt of als er gedurende 8 sec. geen handelingen
worden uitgevoerd (voor informatie over hoe te kiezen hoe lang de monitor ingeschakeld blijft,
zie Timers automatisch uit op pagina 140).
R-knop opnieuw in te drukken.
Merk op dat de monitor automatisch
Het informatiescherm kan worden hersteld door de
X
R-knopInformatieschermMonitor uit
A De camera draaien
Wanneer de camera 90° wordt gedraaid, draait de opnameinformatie met de camera mee zodat het scherm leesbaar blijft.
A De sluitertijd- en diafragmaweergaven
Deze weergaven zijn visuele indicaties van de sluitertijd en het diafragma.
Korte sluitertijd, groot diafragma
(lage f-waarde).
Terwijl aan de standknop wordt gedraaid, wordt deze weergave vervangen door een beeld van
de standknop.
Lange sluitertijd, klein diafragma
(hoge f-waarde).
A Zie ook
Zie Infoweergave-indeling voor informatie over het kiezen van een indeling voor het
informatiescherm (0 134).
weergegeven wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt; zie Automatisch informatiescherm
(0 136).
pagina 84.
Voor informatie over de aanduidingen die in livebeeld worden weergegeven, zie
6
Voor informatie aangaande de keuze of informatie wel of niet wordt
De instelschijf
De instelschijf kan samen met de andere bedieningselementen worden gebruikt om een
hele waaier aan instellingen aan te passen wanneer de opname-informatie wordt
weergegeven op de monitor.
M (Y)-knop
E (N)-knop
Fn-knop
Standknop
Instelschijf
Kies een combinatie van
diafragma en sluitertijd (stand P; 0 54).
Stand PInstelschijfInformatiescherm
X
Kies een sluitertijd (stand S of M; 0 55, 57).
Kies een diafragma (stand A; 0 56).
Kies een
diafragma
(stand M; 0 57).
Stand ME (N)-knopInstelschijfInformatiescherm
Stand S of MInstelschijfInformatiescherm
Stand AInstelschijf
Informatiescherm
+
7
Stel de belichtingscorrectie in (stand
P, S
of A; 063).
+
Stand P, S of A
Kies een flitsstand (0 49).
X
Stel de flitscorrectie in (stand P, S, A of M; 0 65).
E (N)-knopInstelschijfInformatiescherm
M (Y)-knopInstelschijfInformatiescherm
+
P, S, A of MM (Y)-knopE (N)-knopInstelschijfInformatiescherm
De functie van de Fn-knop kan worden ingesteld met
behulp van de optie Knoppen > Fn-knop toewijzen in
het setup-menu (0 143), waardoor de volgende
instellingen kunnen worden aangepast door de Fn-knop
in te drukken en aan de instelschijf te draaien:
Huidige instellingen worden aangegeven met
pictogrammen.
Menuopties
Opties in huidig menu.
d
Als het pictogram d in de linkerbenedenhoek van de
monitor wordt weergegeven, kan de helpfunctie worden
weergegeven door op de W (Q)-knop te drukken.
beschrijving van de huidige geselecteerde optie of het
geselecteerde menu zal worden weergegeven zolang als de
knop wordt ingedrukt.
te bladeren.
Druk op 1 of 3 om door het scherm
Een
W (Q)-knop
G-knop
X
A Hulpstand
Draai de standknop naar g om de gids op het scherm weer te geven (0 27).
9
Cameramenu's gebruiken
Met de Multi-selector en de J-knop kunt u door de cameramenu’s navigeren.
Cursor omhoog
J-knop: selecteer gemarkeerd item
Annuleren en terugkeren
naar het vorige menu
Gemarkeerd item selecteren of
submenu weergeven
X
Beweeg cursor omlaag
Voer de onderstaande stappen uit om door de menu’s te navigeren.
1 Geef de menu’s weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven.
2 Markeer het pictogram voor het huidige
menu.
Druk op 4 om het pictogram voor het huidige
menu te markeren.
G-knop
3 Selecteer een menu.
Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te
selecteren.
10
4 Plaats de cursor in het geselecteerde menu.
Druk op 2 om de cur sor in het ge selec teerd e me nu
te plaatsen.
5 Markeer een menuoptie.
Druk op 1 of 3 om een menuoptie te markeren.
6 Weergaveopties.
Druk op 2 om opties voor het geselecteerde
menu-item weer te geven.
7 Markeer een optie.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren.
8 Selecteer de gemarkeerde optie.
Druk op J om de gemarkeerde optie te selecteren.
Druk op de G-knop om af te sluiten zonder een
optie te selecteren.
Let op het volgende:
• Menuopties die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar.
• Het indrukken van 2 heeft in het algemeen hetzelfde effect als het indrukken van J.
In bepaalde gevallen kan de optie alleen worden geselecteerd door J in te drukken.
• Dru k de ontspank nop half in om de me nu's af te sl uite n en naa r de o pnames tand teru g
te keren (0 24).
X
11
Eerste stappen
De batterij opladen
De camera wordt gevoed door een EN-EL14 oplaadbare Li-ionbatterij (meegeleverd).
Laad vóór gebruik de batterij op in de meegeleverde MH-24 batterijlader om de
opnametijd te maximaliseren.
volledig op te laden.
X
A De stekkeradapter
Afhankelijk van het land of de regio van aankoop wordt er mogelijk een
stekkeradapter meegeleverd.
regio van aankoop.
lichtnetstekker op en sluit de stekkeradapter volgens de afbeelding
rechts aan en zorg dat de stekker volledig in de aansluiting is geplaatst.
Als u probeert de stekkeradapter met geweld te verwijderen, kan het
product beschadigen.
In geval er een stekkeradapter is meegeleverd, til de
1 Verwijder het afdekkapje.
Verwijder het afdekkapje van de batterij.
2 Plaats de batterij.
Plaats de batterij zoals wordt getoond op de illustratie van de
lader.
D De batterij opladen
Laad de batterij binnenshuis op bij een omgevingstemperatuur
tussen 5–35 °C.
0 °C of boven 60 °C.
De batterij laadt niet op bij een temperatuur onder
Het duurt circa 1 uur en 30 minuten om een lege batterij
De vorm van adapter verschilt per land of
3 Sluit de lader aan op een stopcontact.
Het CHARGE (LAAD)-lampje knippert terwijl de batterij wordt
opgeladen.
D Tijdens het opladen
Verplaats de lader niet en raak de batterij niet aan tijdens het
opladen.
kan in zeer zeldzame gevallen tot gevolg hebben dat de lader
aanduidt dat het laden is voltooid terwijl de batterij in
werkelijkheid slechts gedeeltelijk is opgeladen.
batterij en plaats deze terug om het opladen opnieuw te starten.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel
Verwijder de
4 Verwijder de batterij wanneer het opladen is voltooid.
Het laden is voltooid als het CHARGE (LAAD)-lampje stopt met knipperen. Trek de
stekker van de lader uit het stopcontact en verwijder de batterij.
12
Batterij
wordt
opgeladen
Opladen
voltooid
Plaats de batterij
1 Zet de camera uit.
A Batterijen plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u de batterij plaatst of verwijdert.
2 Open het deksel van het batterijvak.
Ontgrendel (q) en open (w) het deksel van het batterijvak.
w
q
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de aangegeven
richting (e) en gebruik de batterij om
de oranje batterijvergrendeling naar
één zijde ingedrukt te houden.
vergrendeling vergrendelt de batterij
op zijn plaats wanneer deze volledig in
het batterijvak is geplaatst.
De
e
Batterijvergrendeling
4 Sluit het deksel van het batterijvak.
A De batterij verwijderen
Zet de camera uit en open het deksel van
het batterijvak.
batterijvergrendeling met behulp van de
pijl in de aangegeven richting om de
batterij vrij te geven en verwijder de
batterij vervolgens handmatig.
D De batterij en de lader
Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op pagina ix–x en 184–186 van deze handleiding
en volg ze op.
niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de batterij beschadigen of de prestaties
doen verslechteren.
bij batterijtemperaturen van 0 °C tot 15 °C en van 45 °C tot 60 °C.
snel knippert (ongeveer acht keer per seconde) tijdens het opladen, controleer dan of de
temperatuur binnen het juiste bereik ligt. Trek vervolgens de stekker van de lader uit het
stopcontact en verwijder de batterij en plaats deze terug.
voordoen, stop dan onmiddellijk het gebruik en breng de batterij en lader naar uw
detailhandelaar of een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
Probeer een volledig opgeladen batterij niet op te laden.
voorzorgsmaatregel kan verminderde batterijprestaties tot gevolg hebben.
Gebruik de lader alleen met compatibele batterijen.
de lader niet in gebruik is.
Druk de
Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven 40 °C. Het
Er is een mogelijkheid dat de capaciteit afneemt en oplaadtijden toenemen
Haal de stekker uit het stopcontact wanneer
Als het CHARGE (LAAD)-lampje
Mocht het probleem zich blijven
Het niet in acht nemen van deze
X
13
Een objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het objectief verwijdert. Het
objectief dat meestal voor illustratieve doeleinden in deze handleiding wordt gebruikt is
een AF-S DX NIKKOR 18–55mm f/3.5–5.6G VR II.
Markering brandpuntsafstand
Bevestigingsmarkering
X
Schaal brandpuntsafstand
Knop intrekbare objectiefcilinder (0 15)
Objectiefdop
Scherpstelring (0 42, 87)
Zoomring (0 24)
CPU-contacten
Schakelaar A-M-stand (zie onder)
AAN/UIT-schakelaar vibratiereductie (0 203)
(0 168)
Achterste objectiefdop
1 Zet de camera uit.
2 Verwijder de achterste
objectiefdop en de bodydop.
3 Bevestig het objectief.
Houd de bevestigingsmarkering op het
objectief op één lijn met de
bevestigingsmarkering op de
camerabody en plaats het objectief in
de bajonetvatting van de camera (q).
Draai het objectief linksom totdat het
op zijn plaats klikt, waarbij u voorzichtig
moet zijn dat de objectiefontgrendeling niet wordt ingedrukt (w).
Schuif de schakelaar A-M-stand naar A
(autofocus; als het objectief over een
schakelaar M/A-M-stand beschikt,
selecteer M/A voor autofocus met
handcorrectie).
Selecteer ON (AAN) als het objectief over een schakelaar voor vibratiereductie (VR)
beschikt om de effecten van trillingen te verminderen (0 203).
14
A Objectieven met knoppen voor intrekbare objectiefcilinders
Voordat u de camera gebruikt, ontgrendel en
verleng de zoomring. Houd de knop voor de
intrekbare objectiefcilinder ingedrukt (q) en
draai aan de zoomring zoals afgebeeld (w).
Knop intrekbare
objectiefcilinder
Er kunnen geen foto’s worden gemaakt met een
ingetrokken objectief; als er een foutbericht
wordt weergegeven doordat de camera met
ingetrokken objectief werd ingeschakeld, draait u
aan de zoomring totdat het bericht niet langer
wordt weergegeven.
D Autofocus
Autofocus wordt alleen ondersteund voor AF-S- en AF-I-objectieven, die zijn uitgerust met
autofocusmotoren.
Autofocus is niet beschikbaar voor andere AF-objectieven (0 167).
D CPU-objectieven met diafragmaringen
In geval een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (0 168), vergrendel diafragma dan
op de kleinste instelling (hoogste f-waarde).
A Het objectief verwijderen
Vergeet niet de camera uit te schakelen bij het verwijderen of
verwisselen van objectieven.
objectiefontgrendeling (q) ingedrukt terwijl het objectief naar rechts
wordt gedraaid (w).
objectiefdoppen en de bodydop terug.
Om het objectief te verwijderen, houd de
Plaats, na het verwijderen van het objectief, de
A Objectieven met knoppen voor intrekbare objectiefcilinders intrekken
Om het objectief in te trekken wanneer de camera niet in gebruik is,
houdt u de knop voor de intrekbare objectiefcilinder (q) ingedrukt en
draait u de zoomring naar de “L” (lock)-positie zoals afgebeeld (w). Trek
het objectief in alvorens het van de camera te verwijderen, en let op dat
u niet op de knop van de intrekbare objectiefcilinder drukt bij het
bevestigen of verwijderen van het objectief.
X
15
Basisinstellingen
Zodra de camera voor de eerste keer wordt ingeschakeld, zal een taalselectievenster
worden weergegeven.
mogelijk nadat u de tijd en datum hebt ingesteld.
Kies een taal en stel de datum en tijd in. Fotograferen is pas
1 Zet de camera aan.
X
Er verschijnt een taalselectievenster.
2 Selecteer een taal.
Druk op 1 of 3 om de gewenste taal te markeren
en druk op J.
3 Kies een tijdzone.
Een tijdzoneselectievenster wordt weergegeven.
Druk op 4 of 2 om de lokale tijdzone te markeren
(het veld UTC geeft het verschil in uren aan tussen
de geselecteerde tijdzone en Coordinated
Universal Time of UTC) en druk op J.
4 Kies een datumnotatie.
Druk op 1 of 3 om de volgorde te kiezen waarin
het jaar, de maand en de dag worden
weergegeven.
stap te gaan.
Druk op J om naar de volgende
5 Schakel de zomertijd in of uit.
De opties voor zomertijd worden weergegeven.
De zomertijd is standaard uitgeschakeld; als de
zomertijd van kracht is in de lokale tijdzone, druk
op 1 om Aan te markeren en druk op J.
6 Stel de datum en tijd in.
Het venster rechts wordt weergegeven. Druk op 4
of 2 om een optie te selecteren en op 1 of 3 om
te wijzigen.
terug te keren naar de opnamestand.
16
Druk op J om de klok in te stellen en
A De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, oplaadbare voedingsbron die indien nodig
wordt opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als de camera wordt gevoed door een
optionele EP-5A stroomaansluiting en EH-5b lichtnetadapter (0 178).
voldoende om de klok ongeveer een maand van stroom te voorzien.
waarschuwingsbericht aanduidt dat de ingestelde klok niet wordt weergegeven wanneer de
camera wordt ingeschakeld, dan is de klokbatterij leeg en is de klok opnieuw ingesteld.
klok in op de juiste tijd en datum.
Drie dagen opladen is
Als een
Stel de
A De cameraklok
De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges en gewone klokken.
daarom regelmatig of de klok de juiste tijd aangeeft en pas de tijd zo nodig aan.
Controleer
A Het setup-menu
De instellingen voor taal en datum/tijd kunnen op elk moment worden gewijzigd met behulp van
de opties Taal (Language) (0 137) en Tijdzone en datum (0 137) in het setup-menu.
X
17
Een geheugenkaart plaatsen
4
GB
De camera bewaart foto’s op Secure Digital (SD) geheugenkaarten (apart verkrijgbaar; 0177).
1 Zet de camera uit.
A Geheugenkaarten plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
X
2 Open het deksel van de kaartsleuf.
Schuif het deksel van de kaartsleuf uit (q) en open
de kaartsleuf (w).
3 Plaats de geheugenkaart.
Houd de geheugenkaart vast zoals rechts
aangeduid en schuif de kaart in de sleuf tot deze op
zijn plaats klikt.
geheugenkaart brandt enkele seconden.
deksel van de geheugenkaartsleuf.
D Geheugenkaarten plaatsen
Als u een geheugenkaart ondersteboven of
achterstevoren probeert te plaatsen, kan de camera of
de kaart worden beschadigd.
geheugenkaart op de juiste manier plaatst.
Het toegangslampje van de
Sluit het
Zorg ervoor dat u de
Toegangslampje
geheugenkaart
Voorkant
GB
4
Als dit de eerste keer is dat de geheugenkaart wordt gebruik in de camera of de
kaart is geformatteerd in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren zoals
beschreven op pagina19.
A Geheugenkaarten verwijderen
Controleer of het toegangslampje van de geheugenkaart uit is,
schakel de camera uit, open het deksel van de
geheugenkaartsleuf en druk op de kaart om deze uit te werpen
De kaart kan vervolgens met de hand worden verwijderd
(q).
(w).
A De beveiligingsschakelaar
SD-geheugenkaarten zijn voorzien van een
beveiligingsschakelaar die ongewenst overschrijven
voorkomt.
(vergrendelde) positie staat, kan de geheugenkaart niet
worden geformatteerd en kunnen foto's niet worden
verwijderd of vastgelegd (er klinkt een signaal als u de sluiter
probeert te ontspannen).
“write” (schrijven) om de geheugenkaart te ontgrendelen.
18
Wanneer deze schakelaar in de “lock”
Schuif de schakelaar naar de positie
GB
4
Beveiligingsschakelaar
De geheugenkaart formatteren
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voor het eerste gebruik of nadat ze in
andere apparaten zijn geformatteerd.
Formatteer de kaart zoals hieronder beschreven.
D Geheugenkaarten formatteren
Bij het formatteren van geheugenkaarten worden alle gegevens erop voorgoed gewist.
foto’s en andere gegevens die u wilt bewaren naar een computer te kopiëren alvorens verder te
gaan (0 111).
Vergeet niet
1 Zet de camera aan.
2 Geef de formatteeropties weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven. Markeer Geheugenkaart formatteren
in het setup-menu en druk op 2.
voor meer informatie over het gebruik van de
menu's.
Zie pagina 9
G-knop
3 Markeer Ja.
Om af te sluiten zonder de geheugenkaart te
formatteren, markeer Nee en druk op J.
4 Druk op J.
Het rechts aangeduide bericht wordt
weergegeven terwijl de kaart wordt
geformatteerd.
zowel de geheugenkaart als de voedingsbron
niet worden verwijderd voordat het formatteren
is voltooid.
Tijdens het formatteren mag
X
D Geheugenkaarten
• Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn.
verwijderen van geheugenkaarten uit de camera.
• Zet de camera uit voordat geheugenkaarten worden geplaatst of verwijderd.
geheugenkaarten uit de camera, zet de camera niet uit of verwijder of ontkoppel niet de
voedingsbron tijdens het formatteren of terwijl gegevens worden vastgelegd, verwijderd, of
gekopieerd naar een computer.
gegevensverlies of beschadiging van de camera of de kaart tot gevolg hebben.
• Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen voorwerpen.
• U mag de kaart niet buigen, laten vallen of blootstellen aan hevige schokken.
• Oefen geen druk uit op de kaart.
kaart beschadigen.
• Niet blootstellen aan water, hitte, hoge vochtigheid of direct zonlicht.
• Formatteer geheugenkaarten niet in een computer.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de
Ga daarom voorzichtig te werk bij het
Verwijder geen
19
Zoekerbeeldscherpte aanpassen
De camera is uitgerust met een dioptrieregelaar, waarmee de camera aan het
gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast.
in de zoeker scherp is voordat u foto's in de zoeker gaat kadreren.
Controleer of de weergave
1 Verwijder de objectiefdop.
X
2 Zet de camera aan.
3 Stel het zoekerbeeld scherp.
Draai aan de dioptrieregelaar totdat de
zoekerweergave en het scherpstelpunt zijn
scherpgesteld.
met het oog tegen de zoeker, dient u op te passen
dat u niet per ongeluk uw vingers of vingernagels
in uw oog steekt.
Wanneer u de regelaar bediend
Scherpstelpunt
A Zoekerbeeldscherpte aanpassen
Indien u de zoeker niet kunt scherpstellen zoals hierboven beschreven, selecteer enkelvoudige
servo-autofocus (AF-S; 0 35), enkelpunts-AF (c; 0 38) en het middelste scherpstelpunt (0 40)
en kadreer vervolgens een onderwerp met hoog contrast in het middelste scherpstelpunt en druk
de ontspanknop half in om de camera scherp te stellen.
dioptrieregelaar om het onderwerp duidelijk scherp te stellen in de zoeker.
zoekerbeeldscherpte met gebruik van optionele correctielensjes verder worden aangepast
(0 176).
20
Gebruik met scherpgestelde camera de
Indien nodig kan de
s
Basisfotografie
Batterijniveau en
geheugenkaartcapaciteit
Controleer het batterijniveau en het aantal resterende opnamen voordat u met
fotograferen begint.
1 Zet de camera aan.
2 Controleer het batterijniveau.
Controleer het batterijniveau in het
informatiescherm (als de batterij bijna leeg is,
wordt tevens een waarschuwing in de zoeker
weergegeven). Als de monitor uit is, druk op de
P-knop om het informatiescherm te bekijken; als
de monitor niet inschakelt, is de batterij leeg en
moet deze worden opgeladen.
Batterij bijna leeg. Leg een volledig opgeladen
reservebatterij klaar of tref voorbereidingen voor het opladen
van de batterij.
Batterij leeg; ontspanknop uitgeschakeld.
of vervang de batterij.
Laad de batterij op
s
3 Controleer het aantal resterende opnamen.
Het informatiescherm en de zoeker tonen het
aantal foto's dat kan worden vastgelegd met de
huidige instellingen (waarden boven 1.000 worden
naar beneden afgerond naar het dichtstbijzijnde
honderdtal; d.w.z. waarden tussen 1.200 en 1.299
worden aangeduid als 1,2 K). Als er een
waarschuwing wordt weergegeven met de
mededeling dat er niet genoeg geheugen
beschikbaar is voor extra foto’s, plaats dan een
andere geheugenkaart (0 18) of verwijder een
aantal foto’s (0 106).
21
“Richten-en-schieten”-fotografie
(standen i en j)
Deze paragraaf beschrijft de procedure voor het fotograferen in de
standen i en j, automatische “richten-en-schieten”-standen waarin de
camera de meeste instellingen bepaald op basis van de
opnameomstandigheden.
1 Zet de camera aan.
s
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan. Het informatiescherm verschijnt
in de monitor.
2 Selecteer stand i of j.
Om te fotograferen op plaatsen waar het gebruik
van een flitser verboden is, om kinderen te
fotograferen of om natuurlijk licht bij slechte
lichtomstandigheden vast te leggen, draait u de
standknop naar j om de stand automatisch (flitser
uit) te selecteren.
de standknop naar i (automatisch).
In alle andere gevallen draait u
3 Maak de camera gereed.
Wanneer u foto’s in de zoeker kadreert,
houdt u de handgreep in uw
rechterhand en ondersteunt u de
camerabody of het objectief met uw
linkerhand.
uw ellebogen lichtjes tegen uw lichaam
gedrukt en plaats één voet een halve pas naar voren om uw
bovenlichaam stabiel te houden.
foto's in de portretstand (staand) de camera vast zoals rechts
aangeduid.
In stand j zijn de sluitertijden langer bij slecht licht. Het
gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Houd ter ondersteuning
Houd bij het kadreren van
4 Kadreer de foto.
Kadreer een foto in de zoeker met het
hoofdonderwerp in minstens één van de 11
scherpstelpunten.
Standknop
22
Scherpstelpunt
5 Druk de ontspanknop half in.
t
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
De camera selecteert de scherpstelpunten
automatisch.
kan de flitser opklappen en kan de AF-hulpverlichting gaan branden.
Als het onderwerp slecht belicht is,
6 Controleer de aanduidingen in de zoeker.
Wanneer de scherpstelbewerking is voltooid,
worden de geselecteerde scherpstelpunten kort
gemarkeerd, klinkt er een signaal (mogelijk klinkt er
geen signaal als het onderwerp beweegt) en
verschijnt de scherpstelaanduiding (I) in de
zoeker.
ScherpstelaanduidingBeschrijving
IOnderwerp is scherp.
I (knippert)
Terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt het aantal resterende
opnamen dat in het buffergeheugen kan worden opgeslagen (“t”; 0 32) in de
zoeker weergegeven.
Camera kan niet scherpstellen met
autofocus.
Zie pagina 36.
Scherpstelaanduiding
7 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de sluiter te
ontspannen en de foto vast te leggen.
toegangslampje van de geheugenkaart gaat
branden en de foto wordt gedurende enkele
seconden in de monitor weergegeven (de foto
wordt automatisch uit het scherm gewist wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt).
geheugenkaart niet uit en verwijder of koppel de
voedingsbron niet af voordat het lampje uit is en de
opname is voltooid.
Het
Werp de
Toegangslampje
geheugenkaart
s
Buffercapacitei
A Reiniging van de beeldsensor
De camera laat het laagdoorlaatfilter over de beeldsensor trillen om stof te verwijderen wanneer
de camera wordt in- of uitgeschakeld (0 180).
23
A De ontspanknop
De camera heeft een tweetraps ontspanknop.
half wordt ingedrukt.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
De camera stelt scherp wanneer de ontspanknop
Scherpstellen: half indrukkenVastleggen:
s
A De stand-by-timer
De zoeker en het informatiescherm schakelen uit als er gedurende 8 seconden geen handelingen
worden uitgevoerd, waardoor de batterij minder snel leeg raakt.
het scherm opnieuw te activeren.
automatisch worden geselecteerd met behulp van de optie Timers automatisch uit in het setupmenu (0 140).
Belichtingsmeters aanBelichtingsmeters uitBelichtingsmeters aan
De tijdsduur voordat de stand-by-timer afloopt, kan
helemaal indrukken
Druk de ontspanknop half in om
A De ingebouwde flitser
Als er aanvullende verlichting nodig is voor een juiste belichting in de i-
stand, klapt de ingebouwde flitser automatisch omhoog wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt (0 47).
geklapt, kunt u alleen foto's maken wanneer de flitsgereedaanduiding (M)
wordt weergegeven.
weergegeven, wordt de flitser opgeladen; verwijder uw vinger kort van
de ontspanknop en probeer opnieuw.
Om de batterij niet onnodig te belasten wanneer de flitser niet in gebruik
is, duwt u de flitser voorzichtig naar binnen tot de vergrendeling vastklikt.
Als de flitsgereedaanduiding niet wordt
A Een zoomobjectief gebruiken
Gebruik de zoomring om op het onderwerp in te zoomen,
zodat het onderwerp een groter deel van het beeld vult, of
zoom uit voor een groter zichtbaar gebied in de uiteindelijke
foto (selecteer een langere brandpuntsafstand op de schaal
van de brandpuntsafstand om in te zoomen, en een kortere
brandpuntsafstand om uit te zoomen). Als het objectief is
uitgerust met een knop voor de intrekbare objectiefcilinder
(0 15), houd dan de knop ingedrukt terwijl u aan de zoomring
draait totdat het objectief wordt ontspannen en er niet langer
een waarschuwingsbericht wordt weergegeven, en pas vervolgens zoom aan met behulp van de
zoomring.
Als de flitser omhoog is
Inzoomen
Uitzoomen
Zoomring
24
Creatieve fotografie (onderwerpstanden)
De camera beschikt over verschillende onderwerpstanden. Wanneer u
een onderwerpstand selecteert, worden de instellingen automatisch
voor het geselecteerde onderwerp geoptimaliseerd. Hierdoor wordt
creatieve fotografie net zo eenvoudig als het selecteren van een stand,
het kadreren van een foto en het maken van een foto zoals wordt
beschreven op de pagina’s 22–24.
De volgende onderwerpen kunnen worden geselecteerd
met de standknop:
k Portret
Voor portretten met zachte, natuurlijke
huidtinten. Als het onderwerp zich ver van
de achtergrond bevindt of een teleobjectief
wordt gebruikt, worden achtergronddetails
verzacht om de compositie een gevoel van
diepte te geven.
Standknop
s
l Landschap
p Kinderen
Voor levendige landschapsfoto's bij
daglicht. De ingebouwde flitser en AFhulpverlichting worden uitgeschakeld. Het
gebruik van een statief wordt aanbevolen
om onscherpte bij te weinig licht te
voorkomen.
Om snapshots van kinderen te nemen. De
details van de kleding en de achtergrond
worden levendig weergegeven terwijl de
huidtinten zacht en natuurlijk blijven.
25
m Sport
s
n Close-up
o Nachtportret
Een korte sluitertijd voor dynamische
sportopnamen waarbij het hoofdonderwerp
goed opvalt. De ingebouwde flitser en
AF-hulpverlichting worden uitgeschakeld.
Gebruik deze stand voor close-upfoto's van
bloemen, insecten of andere kleine
voorwerpen (voor scherpstellen op zeer
korte afstand kan een macro-objectief
worden gebruikt). Gebruik van een statief
wordt aanbevolen om onscherpte te
voorkomen.
Gebruik deze stand voor een natuurlijke
balans tussen het hoofdonderwerp en de
achtergrond in portretten die met weinig
licht worden vastgelegd. Gebruik van een
statief wordt aanbevolen om onscherpte te
voorkomen.
26
!
Hulpstand
De hulpstand
De hulpstand geeft toegang tot diverse veelgebruikte en handige
functies.
wanneer de standknop naar g wordt gedraaid.
Kies uit de volgende items:
Het bovenste niveau van de hulpstand wordt weergegeven
Batterijaanduiding (0 21)
Aantal resterende opnamen (0 21)
Opnamestand: Een hulpstandaanduiding verschijnt op het
pictogram van de opnamestand.
OpnameTonen/wissenInstellen
Neem foto´s.Foto’s bekijken en/of wissen.Camera-instellingen wijzigen.
!
27
Hulpstandmenu's
Om toegant tot deze menu's te krijgen markeert u Opname, Tonen/wissen of Instellen
en drukt u op J.
❚❚ Opname
Eenvoudige bedieningGeavanceerde bediening
Automatisch
4
!
Geen flitsMeer scherp vastleggen
5
Verre onderwerpen
9
Close-upsBeweging vastleg. (voertuigen)
!
Slapende gezichtenStromend water
8
Bewegend onderwerp
9
7
Landschappen
PortrettenLichte foto's maken
6
Nachtportret
"
* Beïnvloed andere Geavanceerde bediening items. Zet de camera uit en weer aan om de
standaardinstellingen te herstellen.
“Opname starten”
Markeer een optie druk op J.
• De zoeker gebruiken
• Livebeeld gebruiken
• Films maken
Achtergrond verzachten
#
Beweging vastleggen (mensen)
$
Rood in zonsondergangen
*
%
Donkere (low-key) foto's maken
Onscherpte verminderen
Pas het diafragma aan.
Kies een sluitertijd.
Pas witbalans aan om kleuren in
*
zonsondergangen levendig vast te
leggen.
Pas belichtingscorrectie aan om
heldere (high-key) of donkere (low-
*
key) foto's vast te leggen.
Pas automatische instelling voor ISOgevoeligheid aan voor slecht
verlichte onderwerpen of
teleobjectieven.
“Meer instellingen”
28
Als Meer instellingen wordt weergegeven, kunt u deze optie
markeren en op 2 drukken om naar de volgende instellingen te
gaan (de beschikbare instellingen variëren afhankelijk van de
geselecteerde opnameoptie):
* Alleen beschikbaar wanneer een compatibele Eye-Fi-geheugenkaart is geplaatst (0 148).
Wijzigen aan Beeldkwaliteit, Beeldformaat, Timers automatisch uit, Datum
afdrukken, Weergavemap, Weergaveopties, alle opties Weergave- en
geluidsinstelling. en alle opties Filminstellingen met uitzondering van
Flikkerreductie zijn alleen van toepassing in de hulpstand en worden niet in andere
opnamestanden weergegeven.
Uitvoerinstellingen
HDMI
Videostand
Weergavemap
Weergaveopties
DPOF-afdrukopdracht
Klok en taal (language)
Tijdzone en datum
Taal (Language)
Geheugenkaart formatteren
Uploaden via Eye-Fi
Ontspannen bij geen kaart
*
!
A Hulpstand
De hulpstand wordt naar Eenvoudige bediening > Automatisch gereset, wanneer de
standknop naar een andere instelling wordt gedraaid of de camera wordt uitgezet.
29
De hulpstand gebruiken
Tijdens de weergave van de gids kunt u het volgende doen:
FunctieKnopBeschrijving
Teruggaan naar
het bovenste
!
niveau van de
gids
De monitor
inschakelen
Markeer een
menu
G-knop
Druk op G om de monitor in te schakelen of terug te gaan
naar het bovenste niveau van de gids.
Druk op 4 of 2 om een menu te markeren.
Druk op 1 of 3 om opties in de menu's te markeren.
Opties markeren
Selecteer
gemarkeerd
menu of optie
Teruggaan naar
het vorige
scherm
Help bekijken
W (Q)-knop
Druk op 1, 3, 4 of 2 om opties in
schermen te markeren, zoals rechts
aangeduid.
Druk op J om het gemarkeerde menu of de gemarkeerde
optie te selecteren.
Druk op 4 om naar het vorige scherm terug te gaan.
Markeer & en druk op J om te
annuleren en keer terug naar het
vorige scherm vanuit schermen zoals
rechts aangeduid.
Als het pictogram d in de
linkerbenedenhoek van de monitor
wordt weergegeven, kan de
helpfunctie worden weergegeven
door op de W (Q)-knop te drukken.
Een beschrijving van de huidige
geselecteerde optie zal worden
weergegeven terwijl de knop wordt
ingedrukt.
het scherm te bladeren.
Druk op 1 of 3 om door
d (help)-pictogram
30
z
Meer informatie over fotografie
(Alle standen)
Ontspanstand
Kies uit de volgende ontspanstanden:
StandBeschrijving
Enkel beeld: de camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
8
Continu: terwijl de ontspanknop wordt in ged ruk t, le gt d e ca mer a fot o’s vas t bi j 4 be eld en p er
I
seconde.
Zelfontspanner: gebruik de zelfontspanner voor zelfportretten of om onscherpte als gevolg
E
van cameratrilling te verminderen (0 33).Vertraagd op afstand: na het indrukken van de ontspanknop of optionele ML-L3 (0 177)
"
afstandsbediening wordt de sluiter 2 seconden ontspannen (0 33). Direct op afstand: na het indrukken van de ontspanknop of optionele ML-L3 (0 177)
#
afstandsbediening wordt de sluiter ontspannen (0 33). Stil ontspannen: zoals voor enkel beeld, behalve dat de spiegel niet terug op zijn plaats klikt
terwijl de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, waardoor de gebruiker de timing van de
klik van de spiegel kan regelen, wat tevens stiller is dan in de stand enkel beeld.
J
klinkt er geen signaal wanneer de camera scherpstelt, waardoor ruis tot een minimum
wordt beperkt in stille omgevingen.
1 Druk op I (E/#).
Er wordt een lijst met opties voor de
ontspanstand weergegeven.
Tevens
z
2 Kies een ontspanstand.
Markeer een ontspanstand en druk op J om terug
te keren naar het informatiescherm.
onmiddellijk foto's worden gemaakt.
Er kunnen
I (E/#)-knop
31
A Het buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u kunt blijven
fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen. Er kunnen maximaal 100
foto’s na elkaar worden gemaakt. Merk echter op dat de beeldsnelheid afneemt zodra de buffer
vol is.
Terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden vastgelegd, brandt het toegangslampje van de
geheugenkaart (0 2). Afhankelijk van het aantal afbeeldingen in de buffer, kan het vastleggen
enkele seconden tot enkele minuten duren.
ontkoppel niet de voedingsbron voordat het toegangslampje uit is. Als de camera wordt
uitgeschakeld terwijl de buffer nog gegevens bevat, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat
alle foto’s in de buffer zijn opgeslagen.
wordt de ontspanknop uitgeschakeld en worden de foto’s overgezet naar de geheugenkaart.
Verwijder niet de geheugenkaart en verwijder of
Als de batterij leeg is terwijl de buffer nog foto’s bevat,
A Continue ontspanstand
De continue ontspanstand (I) kan niet worden gebruikt in combinatie met de ingebouwde
flitser; draai de standknop naar j (0 22) of schakel de flitser uit (0 47–49).
het aantal foto’s dat in een serieopname kan worden gemaakt, zie pagina 188.
z
A Buffergrootte
Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, geeft de opnameteller in de
zoeker het geschatte aantal beelden aan dat bij de huidige instellingen
kan worden opgeslagen in het buffergeheugen.
buffer nog voldoende ruimte heeft voor circa 19 foto’s.
De illustratie toont de weergave wanneer de
Voor informatie over
A Het informatiescherm
De ontspanstand kan tevens worden geselecteerd met behulp van de
optie Ontspanstand in het informatiescherm (0 5).
32
De zelfontspanner- en
afstandsbedieningstanden
Met de zelfontspanner en optionele ML-L3 afstandsbediening (0 177) kan de fotograaf
op afstand van de camera een foto maken.
1 Plaats de camera op een statief.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond.
2 Selecteer een ontspanstand.
Selecteer de stand E (zelfontspanner),
" (vertraagd op afstand) of # (direct op
afstand) (0 31; merk op dat de camera
automatisch terugkeert naar enkel beeld,
continu of stil ontspannen indien er
gedurende een minuut geen handelingen
worden uitgevoerd).
3 Kadreer de foto.
Afstandsbedieningstand: controleer scherpstelling door de ontspanknop half in te
drukken.
gemaakt.
Zelfs als de knop helemaal wordt ingedrukt, zal er geen foto worden
4 Maak de foto.
Zelfontspannerstand: druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen en druk vervolgens de knop
helemaal in.
knipperen en er klinkt een signaal.
voordat de foto wordt gemaakt, stopt het lampje
met knipperen en volgen de signalen elkaar sneller op.
tien seconden na het starten van de timer ontspannen.
Afstandsbedieningstand: richt, op een afstand van 5 m of minder,
de zender van de ML-L3 op één van de infraroodontvangers
van de camera (0 1, 2) en druk op de ontspanknop van de
ML-L3.
zelfontspannerlampje gedurende twee seconden voordat de
sluiter wordt ontspannen.
knippert het zelfontspannerlampje nadat de sluiter werd ontspannen.
Merk op dat de timer mogelijk niet start of er wordt mogelijk geen foto gemaakt indien
de camera niet kan scherpstellen of in andere situaties waarbij de sluiter niet kan worden
ontspannen. Het uitschakelen van de camera annuleert de zelfontspanner- en
afstandsbedieningstanden en herstelt de stand enkel beeld, continu of stil ontspannen.
Het zelfontspannerlampje begint te
Twee seconden
In de stand vertraagd op afstand brandt het
In de stand direct op afstand
I (E/#)-knop
De sluiter wordt ongeveer
z
33
D Voordat de afstandsbediening wordt gebruikt
Verwijder eerst de plastic folie op de batterij-isolator voordat de afstandsbediening voor de
eerste keer wordt gebruikt.
A De zoeker afdekken
Verwijder de DK-20 rubberen oogschelp (q) en
plaats het meegeleverde DK-5 oculairkapje bij
het fotograferen met uw oog tegen de zoeker,
zoals aangeduid (w).
belichting wordt belemmerd door licht dat via de
zoeker binnenkomt.
bij het verwijderen van de rubberen oogschelp.
Dit voorkomt dat de
Houd de camera stevig vast
DK-20 rubberen
oogschelpDK-5 oculairkapje
qw
D De ingebouwde flitser gebruiken
Druk, voordat een foto wordt gemaakt met de flitser in de standen P, S, A of M, op de M (Y)-knop
om de flitser op te klappen en wacht tot de M-aanduiding wordt weergegeven in de zoeker
z
Fotograferen zal worden onderbroken als de flitser wordt opgeklapt terwijl een
(0 24).
afstandsbedieningstand actief is of nadat de zelfontspanner is gestart.
de camera alleen reageren op de ML-L3 ontspanknop zodra de flitser is geladen.
automatische stand of onderwerpstand waarbij de flitser automatisch opklapt, begint de flitser
met laden wanneer een afstandsbedieningstand is geselecteerd; zodra de flitser opgeladen is,
klapt deze automatisch op en flitst wanneer vereist.
In de flitsstanden die rode-ogenreductie ondersteunen, brandt het lampje van de rodeogenreductie circa één seconde voordat de sluiter wordt ontspannen in de stand direct op
afstand.
seconden, gevolgd door het lampje van de rode-ogenreductie, welke gedurende één seconde
brandt voordat de sluiter wordt ontspannen.
In de stand vertraagd op afstand brandt het zelfontspannerlampje gedurende twee
Als de flitser is vereist, zal
A Zie ook
Voor informatie over het kiezen van de duur van de zelfontspanner en het aantal gemaakte foto's,
zie de optie Zelfontspanner in het setup-menu (0 141).
duur dat de camera zal wachten op het signaal van de afstandsbediening, zie de optie
Afstandsbediening in het setup-menu (0 141).
signalen die klinken wanneer de zelfontspanner en afstandsbediening worden gebruikt, zie de
optie Signaal in het setup-menu (0 141).
Voor informatie over het kiezen van de
Voor informatie over het regelen van de
In de
34
Scherpstelling
Deze paragraaf beschrijft de beschikbare scherpstelopties wanneer foto's in de zoeker
worden gekadreerd.
(zie “Scherpstelstand”, hieronder). De gebruiker kan tevens het scherpstelpunt selecteren
voor automatisch of handmatig scherpstellen (0 42) of scherpstellen met behulp van
scherpstelvergrendeling om de compositie van de foto na het scherpstellen te wijzigen
(0 40).
Scherpstelstand
Kies uit de volgende scherpstelstanden. Merk op dat AF-S en AF-C alleen beschikbaar zijn
in de standen P, S, A en M.
OptieBeschrijving
Automatische
AF-A
servo-AF
Enkelvoudige
AF-S
servo-AF
Continue
AF-C
servo-AF
Handmatige
MF
scherpstelling
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor.
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
Scherpstelling kan automatisch of handmatig worden aangepast
De camera selecteert automatisch enkelvoudige servo-autofocus voor een
stilstaand onderwerp, en continue servo-autofocus voor een bewegend
onderwerp.
is scherp te stellen.
Voor stilstaande onderwerpen.
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
worden ontspannen als de camera in staat is scherp te stellen.
Voor bewegende onderwerpen.
ontspanknop half wordt ingedrukt.
ontspannen als de camera in staat is scherp te stellen.
Handmatig scherpstellen (0 42).
De sluiter kan alleen worden ontspannen als de camera in staat
De scherpstelling wordt vergrendeld
De camera stelt continu scherp terwijl de
De sluiter kan alleen worden
Druk
De sluiter kan alleen
z
P knop
2 Geef de opties voor de scherpstelstand weer.
Markeer de huidige scherpstelstand in het
informatiescherm en druk op J.
3 Selecteer een scherpstelstand.
Markeer een scherpstelstand en druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
Informatiescherm
35
A Anticiperende scherpstelling
In AF-C-stand of wanneer continu servo-autofocus is geselecteerd in de AF-A-stand zal de camera
anticiperende scherpstelling in werking stellen als het onderwerp in de richting van de camera
beweegt terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Hierdoor kan de camera de scherpstelling
opsporen terwijl deze probeert in te schatten waar het onderwerp zich zal bevinden wanneer de
sluiter wordt ontspannen.
D Continue servo-autofocus
In de stand AF-C of wanneer continue servo-autofocus is geselecteerd in de stand AF-A, geeft de
camera hogere prioriteit aan de scherpstelrespons (heeft een breder scherpstelbereik) dan in de
stand AF-S en kan de sluiter worden ontspannen vooraleer de scherpstelaanduiding wordt
weergegeven.
A Goede resultaten met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden.
omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de
scherpstelaanduiding (
I) wordt mogelijk weergegeven en de camera laat mogelijk een signaal
horen om aan te geven dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan
scherpstellen op het onderwerp.
z
Stel in deze gevallen handmatig scherp (0 42) of gebruik
scherpstelvergrendeling (0 40) om op een ander onderwerp op dezelfde afstand scherp te
stellen en pas vervolgens de compositie van de foto aan.
Er is weinig tot geen contrast
tussen het onderwerp en de
achtergrond.
Voorbeeld: het onderwerp
heeft dezelfde kleur als de
achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat
voorwerpen op verschillende
afstanden van de camera.
Voorbeeld: het onderwerp
bevindt zich in een kooi.
Het onderwerp bestaat
grotendeels uit regelmatige
geometrische patronen.
Voorbeeld: lamellen of een rij
vensters in een flatgebouw.
Als de camera onder deze
Het scherpstelpunt bevat
gebieden met sterk
verschillende helderheid.
Voorbeeld: het onderwerp
bevindt zich half in de
schaduw.
Voorwerpen op de
achtergrond lijken groter dan
het onderwerp.
Voorbeeld: achter het
onderwerp staat een gebouw
in beeld.
Het onderwerp bevat veel fijne
details.
Voorbeeld: een veld bloemen
of andere onderwerpen die
klein zijn of weinig variatie in
helderheid hebben.
36
D De AF-hulpverlichting
Als het onderwerp slecht belicht is, gaat de AF-hulpverlichting
automatisch branden om autofocus te helpen wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
• In livebeeld of tijdens filmopnames
• Tijdens handmatige scherpstelling of als livebeeld is uitgeschakeld
en continue servo-autofocus is geselecteerd (AF-C geselecteerd voor
de scherpstelstand of continue servo-AF geselecteerd in AF-A
scherpstelstand)
• Als het middelste scherpstelpunt niet is geselecteerd in
c (Enkelpunts AF), d (Dynamisch veld-AF) of f (3D-tracking (11 punten)) AF-veldstand
(0 38, 40)
• In opnamestanden waarin de AF-hulpverlichting niet kan worden gebruikt (0 187)
• Als Uit werd geselecteerd voor de optie Ingeb. AF-hulpverlichting in het opnamemenu
(0 131)
De verlichting heeft een bereik van ongeveer 0,5–3,0 m; gebruik bij het gebruik van de verlichting
een objectief met een brandpuntsafstand van 18–200 mm en verwijder de zonnekap.
De AF-hulpverlichting gaat automatisch uit om de lamp te beschermen na een periode van
continu gebruik.
hulpverlichting meerdere malen snel achter elkaar wordt gebruikt, de hulpverlichting heet kan
worden.
De normale functie wordt hervat na een korte pauze. Merk op dat wanneer de
De AF-hulpverlichting brandt niet:
AF-hulpverlichting
A Zie ook
Voor informatie over het scherpstellen in livebeeld, zie pagina 81.
menu (0 141) kan worden gebruikt om het geluidssignaal in of uit te schakelen.
De optie Signaal in het setup-
z
37
AF-veldstand
Hier kunt u selecteren hoe het scherpstelpunt voor autofocus wordt geselecteerd. Merk
op dat d (Dynamisch veld-AF) en f (3D-tracking (11 punten)) niet beschikbaar zijn
wanneer AF-S is geselecteerd als scherpstelstand.
OptieBeschrijving
c Enkelpunts AF
Dynamisch
d
veld-AF
z
3D-tracking
f
(11 punten)
Automatisch
e
veld-AF
Selecteer het scherpstelpunt met behulp van multi-selector (0 40). De
camera stelt alleen scherp op onderwerp in het geselecteerd
scherpstelpunt.
In de scherpstelstanden AF-A en AF-C, selecteert u het scherpstelpunt met
behulp van de multi-selector (0 40), maar stelt de camera scherp op
basis van informatie van omliggende scherpstelpunten als het
onderwerp kort het geselecteerde punt verlaat.
onregelmatig bewegende onderwerpen.
In de scherpstelstanden AF-A en AF-C, selecteert u het scherpstelpunt met
behulp van de multi-selector (0 40).
de camera heeft scherpgesteld, gebruikt de camera 3D-tracking om een
nieuw scherpstelpunt te selecteren en de scherpstelling op het
oorspronkelijke onderwerp te houden terwijl de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
ontspanknop los en brengt u de foto opnieuw in beeld met het
onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
De camera detecteert automatisch het onderwerp en selecteert het
scherpstelpunt.
Gebruik voor niet bewegende onderwerpen.
Gebruik voor
Als het onderwerp beweegt nadat
Als het onderwerp de zoeker verlaat, laat u de
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor.
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
Druk
2 Geef de opties van de AF-veldstand weer.
Markeer de huidige AF-veldstand in het
informatiescherm en druk op J.
38
P-knop
Informatiescherm
3 Selecteer een AF-veldstand.
Markeer een van de volgende opties en druk op J.
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar
de opnamestand.
z
A AF-veldstand
De AF-veldstand die wordt gebruikt wanneer foto's in de zoeker worden
gekadreerd, kan tevens worden geselecteerd met behulp van de optie
AF-veldstand > Zoeker in het opnamemenu (0 127).
die niet is geselecteerd in de opnamestand P, S, A of M wordt teruggezet
wanneer een andere opnamestand wordt geselecteerd.
Een AF-veldstand
A 3D-tracking (11 punten)
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, worden de kleuren in het gebied rond het
scherpstelpunt in de camera opgeslagen.
de gewenste resultaten met onderwerpen die over dezelfde kleur beschikken als de achtergrond.
Dientengevolge produceert 3D-tracking mogelijk niet
A Zie ook
Voor informatie over de beschikbare AF-veldstanden in livebeeld, zie pagina 82.
39
Selectie van scherpstelpunt
In de stand handmatige scherpstelling of wanneer autofocus wordt gecombineerd met
een andere AF-veldstand dan e (Automatisch veld-AF), kunt u kiezen uit 11
scherpstelpunten zodat u foto's kunt maken ongeacht waar in het beeld het onderwerp
zich bevindt.
1 Kies een andere AF-veldstand dan
e (Automatisch veld-AF;
0 38).
2 Selecteer het scherpstelpunt.
z
Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt in
de zoeker of het informatiescherm te selecteren
terwijl de belichtingmeters ingeschakeld zijn.
op J om het middelste scherpstelpunt te
selecteren.
Druk
Scherpstelpunt
Scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling kan worden gebruikt om de compositie te wijzigen na het
scherpstellen in de scherpstelstanden AF-A, AF-S en AF-C (0 35). Op deze manier kan
worden scherpgesteld op een onderwerp dat zich niet in een scherpstelpunt van de
definitieve compositie bevindt.
autofocus (0 36), kan scherpstelvergrendeling tevens worden gebruikt voor het
aanpassen van de fotocompositie na het scherpstellen op een ander voorwerp op
dezelfde afstand als uw oorspronkelijke onderwerp.
beste resultaat wanneer een andere optie dan e ( Automatisch veld-AF) is geselecteerd
voor de AF-veldstand (0 38).
Als de camera niet kan scherpstellen met behulp van
Scherpstelvergrendeling geeft het
1 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling te activeren.
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker verschijnt.
40
Controleer of de
2 Vergrendel het scherpstelpunt.
De scherpstelstanden AF-A en AF-C: druk, met de
ontspanknop half ingedrukt (q), op de A (L)-
knop (w) om zowel scherpstelling als belichting te
vergrendelen (een AE-L-pictogram wordt in de
zoeker weergegeven; 0 61).
vergrendeld zolang als de knop A (L) ingedrukt
wordt gehouden, zelfs als u uw vinger van de
ontspanknop haalt.
De scherpstelling blijft
Ontspanknop
A (L)-knop
AF-S scherpstelstand: de scherpstelling wordt automatisch vergrendeld wanneer de
scherpstelaanduiding verschijnt en blijft vergrendeld totdat u uw vinger van de
ontspanknop haalt.
A (L)-knop te drukken (zie hierboven).
De scherpstelling kan tevens worden vergrendeld door op de
3 Pas de compositie aan en maak de foto.
De scherpstelling blijft vergrendeld tussen
opnamen als u de ontspanknop half ingedrukt
houdt (AF-S) of de A (L)-knop ingedrukt houdt.
Zodoende kunt u verschillende foto's na elkaar
maken met dezelfde scherpstelinstelling.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet terwijl de
scherpstelvergrendeling actief is.
scherp op de nieuwe afstand.
Als het onderwerp beweegt, stel dan opnieuw
z
A De A (L)-knop
De optie Knoppen > AE-L/AF-L-knop toewijzen in het setup-menu (0 143) regelt de werking
van de A (L)-knop.
41
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling kan worden gebruikt wanneer u geen AF-S- of AF-I-objectief
gebruikt of wanneer autofocus niet het gewenste resultaat oplevert (0 36).
1 Stel de schakelaar voor de scherpstelstand van
het objectief in.
Als het objectief is voorzien van een schakelaar A-M- of
M/A-M-stand, schuif dan de schakelaar naar M.
Schakelaar
A-M-stand
2 Stel scherp.
Draai aan de scherpstelring van het objectief om handmatig
z
scherp te stellen totdat het beeld weergegeven op het
matglas in de zoeker scherp is.
worden gemaakt, zelfs wanneer het beeld niet scherp is.
Er kunnen te allen tijde foto's
❚❚ De elektronische afstandsmeter
Als het objectief over een maximaal diafragma van f/5.6 of groter
beschikt, kan de scherpstelaanduiding in de zoeker worden
gebruikt om te controleren of het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt scherp is (het scherpstelpunt kan worden
geselecteerd uit de 11 beschikbare scherpstelpunten).
plaatsen van het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt,
de ontspanknop half in en draai aan de scherpstelring van het objectief tot de
scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
worden vermeld op pagina 36, de scherpstelaanduiding soms wordt weergegeven
wanneer het onderwerp niet scherp is; controleer de scherpstelling in de zoeker alvorens
te fotograferen.
Druk, na het
Merk op dat bij de onderwerpen die
Schakelaar
M/A-M-stand
42
A Selecteer handmatige scherpstelling met de camera
Als het objectief M/A (autofocus met handcorrectie) ondersteunt, kan
tevens handmatige scherpstelling worden geselecteerd door de
scherpstelstand van de camera op MF (handmatige scherpstelling; 0 35)
in te stellen.
aangepast, ongeacht de stand die voor het objectief is geselecteerd.
De scherpstelling kan vervolgens handmatig worden
A Filmvlakpositie
Meet vanaf de filmvlakmarkering op de camerabody om de afstand
tussen het onderwerp en de camera te bepalen.
het objectiefbevestigingsvlak en het filmvlak bedraagt 46,5 mm.
De afstand tussen
46,5 mm
Filmvlakmarkering
A De belichtingsaanduiding
Indien gewenst kan de belichtingsaanduiding worden gebruikt om te bepalen of het
scherpstelpunt voor handmatige scherpstelling zich voor of achter het onderwerp bevindt
(0 142).
z
43
Beeldkwaliteit en -formaat
De beeldkwaliteit en het beeldformaat bepalen samen hoeveel ruimte elke foto in beslag
neemt op de geheugenkaart.
groot formaat worden afgedrukt maar vereisen tevens meer geheugen, wat betekent dat
er minder van dergelijke foto's op de geheugenkaarten kunnen worden opgeslagen
(0 188).
Beeldkwaliteit
Kies een bestandsformaat en compressieverhouding (beeldkwaliteit).
OptieBestandstypeBeschrijving
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF (RAW)NEF
NEF/JPEG
z
JPEG Fijn
JPEG
Normaal
JPEG Basis
JPEG
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor. Druk
opnieuw op de
informatiescherm te plaatsen.
P
Grotere afbeeldingen met een hogere kwaliteit kunnen op
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en één
JPEG-afbeelding met de kwaliteit Fijn.
Onbewerkte 12-bit gegegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks
op de geheugenkaart opgeslagen.
contrast kunnen na de opname worden aangepast.
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van circa 1 : 4
(beeldkwaliteit Fijn).
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van circa 1 : 8
(beeldkwaliteit Normaal).
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van circa 1 : 16
(beeldkwaliteit Basis).
-knop om de cursor in het
Instellingen zoals witbalans en
2 Geef de opties voor beeldkwaliteit weer.
Markeer de huidige beeldkwaliteit in het
informatiescherm en druk op J.
3 Kies een bestandstype.
Markeer een optie en druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
44
P-knop
Informatiescherm
A NEF (RAW)-afbeeldingen
Merk op dat de geselecteerde optie voor beeldformaat niet van invloed is op NEF (RAW)- of
NEF (RAW)+JPEG-afbeeldingen.
beeldkwaliteitinstellingen van NEF (RAW) of NEF (RAW)+JPEG.
NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen op de camera worden bekeken of met behulp van software
zoals Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 176) of ViewNX 2 (beschikbaar op de meegeleverde
ViewNX 2 CD).
behulp van de optie NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu (0 157).
JPEG-kopieën van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met
Datum afdrukken (0 144) is niet beschikbaar voor
A NEF (RAW) + JPEG Fijn
Wanneer foto's gemaakt met NEF (RAW) + JPEG Fijn op de camera worden bekeken, wordt
alleen de JPEG-afbeelding weergegeven.
worden verwijderd, worden beide NEF- en JPEG-afbeeldingen verwijderd.
Wanneer gemaakte foto's met deze instellingen
A Het opnamemenu
De beeldkwaliteit kan tevens worden aangepast met behulp van de
optie Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0 127).
A De Fn-knop
De beeldkwaliteit en het beeldformaat kunnen ook worden ingesteld door op de Fn-knop te
drukken en aan de instelschijf (0 143) te draaien.
z
45
Beeldformaat
Het beeldformaat wordt in pixels gemeten. Kies uit de volgende opties:
Globaal formaat bij een afdruk van 300 dpi. Het afdrukformaat in inches is gelijk aan het
beeldformaat in pixels gedeeld door de printerresolutie in
d
ots per inch (dpi; 1 inch = circa 2,54 cm).
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor. Druk
P
-knop om de cursor in het
.
z
opnieuw op de
informatiescherm te plaatsen
*
P-knop
2 Geef de opties voor beeldformaat weer.
Markeer het huidige beeldformaat in het
informatiescherm en druk op J.
3 Kies een beeldformaat.
Markeer een optie druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
A Het opnamemenu
Het beeldformaat kan tevens worden aangepast met behulp van de
optie Beeldformaat in het opnamemenu (0 127).
Informatiescherm
A De Fn-knop
De beeldkwaliteit en het beeldformaat kunnen ook worden ingesteld door op de Fn-knop te
drukken en aan de instelschijf (0 143) te draaien.
46
De ingebouwde flitser gebruiken
De camera biedt ondersteuning voor verschillende flitsstanden voor het fotograferen van
slecht verlichte of met tegenlicht verlichte onderwerpen.
❚❚ De ingebouwde flitser gebruiken: Standen i, k, p, n en o
1 Kies een flitsstand (0 48).
2 Neem foto´s.
De flitser klapt op zoals vereist wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt en flitst
wanneer er een foto wordt gemaakt.
flitser niet automatisch opklappen, probeer de flitser
NIET met de hand op te klappen.
dan
nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de flitser beschadigen.
❚❚ De ingebouwde flitser gebruiken: Standen P, S, A en M
1 Klap de flitser uit.
Druk op de M (Y)-knop om de flitser op te klappen.
2 Kies een flitsstand (0 48).
3 Neem foto´s.
De flitser flitst wanneer u een foto maakt.
Mocht de
Het niet in acht
M (Y)-knop
z
A Neerklappen van de ingebouwde flitser
Druk, om stroom te besparen wanneer de flitser niet in gebruik is, deze
voorzichtig naar beneden tot de vergrendeling op zijn plaats klikt.
47
Flitsstand
De beschikbare flitsstanden zijn afhankelijk van de opnamestand:
i, k, p, no
NoAutomatischNYrAutom. lange sluitertijd + rode-ogen
NYoAutomatisch +rode-ogenreductieNrAutomatisch met lange sluitertijd
jFlitser uitjFlitser uit
P, AS, M
NInvulflitsNInvulflits
NYRode-ogenreductieNYRode-ogenreductie
NYp
NpSynchronisatie met lange sluitertijd
z
Nq
* p verschijnt in het informatiescherm wanneer de instelling is voltooid.
Sync. met lange sluitertijd +
rode-ogen
Tweede gordijn +
*
sync. met lange sluitertijd
NqSynchronisatie op het twe ede gordijn
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor.
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
Druk
P-knopInformatiescherm
2 Geef de opties voor flitsstand weer.
Markeer de huidige flitsstand in het
informatiescherm en druk op J.
3 Kies een flitsstand.
Markeer een stand en druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
48
A Flitsstanden
De flitsstanden op de vorige pagina kunnen één of meer van de volgende instellingen
combineren. Dat wordt aangeduid met het flitsstandpictogram:
• AUTO ( automatisch flitsen): wanneer de belichting slecht is of bij tegenlicht klapt de flitser
automatisch omhoog wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt en flitst zoals vereist.
• Y (rode-ogenreductie): gebruik voor portretopnamen.
brandt voordat de flitser flitst, waardoor “rode-ogen” wordt verminderd.
• j (uit): de flitser flitst niet, zelfs niet als het onderwerp donker is of bij tegenlicht.
• SLOW (synchronisatie met lange sluitertijd): de sluitertijd wordt automatisch verlengd om de
achtergrondverlichting bij nacht onder weinig licht vast te leggen.
achtergrondverlichting aan portretten toe te voegen.
• REAR (synchronisatie op het tweede gordijn): de flitser flitst net voordat de sluiter sluit, waardoor een
bundel licht achter bewegende lichtbronnen wordt gecreëerd (rechtsonder).
niet wordt weergegeven, flitst de flitser als de sluiter open is (synchronisatie op het eerste
gordijn; het effect dat dit produceert wordt linksonder weergegeven).
Synchronisatie op het eerste gordijnSynchronisatie op het tweede gordijn
Het lampje van de rode-ogenreductie
Gebruik om
Als dit pictogram
A Een flitsstand kiezen
De flitsstand kan tevens worden
geselecteerd door op de M (Y)-
knop te drukken en aan de
instelschijf te draaien (klap in de
standen P, S, A en M de flitser
omhoog voordat de M (Y)-knop
wordt gebruikt om de flitsstand te
kiezen).
M (Y)-knopInstelschijfInformatiescherm
+
A De ingebouwde flitser
Zie pagina 170 voor informatie over de objectieven die met de ingebouwde flitser kunnen
worden gebruikt.
minimumbereik van 0,6 m en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van macroobjectieven met een macrofunctie.
De ontspanknop wordt mogelijk kort uitgeschakeld om de flitser te beschermen nadat deze werd
gebruikt voor verschillende opeenvolgende opnamen.
worden gebruikt.
Verwijder zonnekappen om schaduwen te voorkomen. De flitser heeft een
De flitser kan na een korte pauze opnieuw
z
49
A Sluitertijden die met de ingebouwde flitser beschikbaar zijn
Sluitertijd wordt beperkt tot de volgende bereiken wanneer de ingebouwde flitser wordt
gebruikt:
StandSluitertijdStandSluitertijd
i, p, n, P, A
k
o
Sluitertijden tot 30 sec. zijn beschikbaar in de standen synchronisatie met lange sluitertijd,
tweede gordijn + sync. met lange sluitertijd en sync. met lange sluitertijd + rode-ogenreductie.
1
/200–1/60 sec.S
1
/200–1/30 sec.M
1
/200–1 sec.
1
/200–30 sec., bulb
A Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik
Het flitsbereik is afhankelijk van de gevoeligheid (ISO-equivalent) en het diafragma.
Diafragma bij ISO-equivalent van Geschat bereik
100 200 400 800 1600 3200 6400m
z
1.422.845.68111,0–8,5
22.845.6811160,7–6,0
2.845.681116220,6–4,2
4 5.68 111622320,6–3,0
5.6811162232—0,6–2,1
8 11162232——0,6–1,5
11162232———0,6–1,1
162232————0,6–0,7
1
/200–30 sec.
50
ISO-gevoeligheid
“ISO-gevoeligheid” is het digitale equivalent van filmgevoeligheid. Hoe hoger de ISOgevoeligheid, hoe minder licht nodig is om een opname te maken, waardoor hogere
sluitertijden of kleinere diafragma's mogelijk zijn, maar hoe groter de kans dat de
afbeelding wordt aangetast door ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen; ruis is
vooral waarschijnlijk bij een instelling Hi 1, die equivalent is aan ISO 12.800). Door
Automatisch te kiezen kan de camera automatisch de ISO-gevoeligheid instellen in
reactie op de lichtomstandigheden.
StandISO-gevoeligheid
i, jAutomatisch
P, S, A, M100–6.400 in stappen van 1 LW; Hi 1
Andere opnamestanden Automatisch; 100–6.400 in stappen van 1 LW; Hi 1
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor.
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
Druk
2 Geef de opties voor ISO-gevoeligheid weer.
Markeer de huidige ISO-gevoeligheid in het
informatiescherm en druk op J.
3 Kies een ISO-gevoeligheid.
Markeer een optie en druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
z
P-knopInformatiescherm
51
A AUTO
Als de standknop naar P, S, A of M is gedraaid, nadat de ISO-gevoeligheid in een andere stand op
Automatisch is gezet, dan wordt de ISO-gevoeligheid die het laatst is geselecteerd in de stand P,
S, A of M weer hersteld.
gevoeligheid hoger is dan de waarde die is geselecteerd voor de optie ISO-gevoeligheid
instellen > Autom inst ISO-gevoeligheid > Maximale gevoeligheid in het opnamemenu, de
waarde die is geselecteerd voor Maximale gevoeligheid (0 129) daar voor in de plaats wordt
gebruikt.
Merk op dat wanneer de door de gebruiker geselecteerde ISO-
A Het opnamemenu
ISO-gevoeligheid kan tevens worden aangepast met behulp van de optie
ISO-gevoeligheid instellen in het opnamemenu (0 127).
A Zie ook
z
Voor informatie over het inschakelen van automatische instelling ISO-gevoeligheid in de standen
P, S, A of M, zie pagina 129.
het opnamemenu om ruis te verminderen bij hoge ISO-gevoeligheden, zie pagina 131.
informatie over het gebruik van de Fn-knop en de instelschijf om ISO-gevoeligheid te selecteren,
zie pagina 143.
Voor informatie over het gebruik van de optie Ruisonderdrukking in
Voor
52
t
Standen P, S, A en M
Sluitertijd en diafragma
De standen P, S, A en M bieden verschillende regelniveaus voor sluitertijd
en diafragma:
StandBeschrijving
Automatisch
P
programma (0 54)
Sluitertijdvoorkeuze
S
(0 55)
Diafragmavoorkeuze
A
(0 56)
Handmatig (0 57)
M
D Diafragmaringen
Bij het gebruik van een CPU-objectief die is uitgerust met een diafragmaring (0 168), vergrendelt
u de diafragmaring bij het kleinste diafragma (hoogste f-waarde).
voorzien van een diafragmaring.
A Sluitertijd en diafragma
Dezelfde belichting kan worden bereikt met verschillende combinaties van sluitertijd en
diafragma.
verzachten achtergronddetails, terwijl lange sluitertijden en kleine diafragma's bewegende
voorwerpen onscherp maken en achtergronddetails duidelijk naar voren laten komen.
Korte sluitertijden en grote diafragma's bevriezen bewegende voorwerpen en
De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in voor optimale
belichting.
weinig tijd voor het aanpassen van de camera-instellingen.
De gebruiker kiest de sluitertijd; de camera selecteert het diafragma
voor de beste resultaten.
onscherp vast te leggen.
De gebruiker kiest het diafragma; de camera selecteert de sluitertijd
voor de beste resultaten.
om zowel de voorgrond als de achtergrond scherp weer te geven.
De gebruiker stelt zowel de sluitertijd als het diafragma in.
sluitertijd in op “Bulb” of “Tijd” voor lange tijdopnamen.
SluitertijdDiafragma
Aanbevolen voor snapshots en in andere situaties met
Om beweging te bevriezen of juist
Om de achtergrond onscherp te houden of
Stel de
G-type objectieven zijn niet
t
Korte sluitertijd
1
/1.600 sec.)
(
Lange sluitertijd
(1 sec.)
Groot diafragma (f/5.6) Klein diafragma (f/22)
(Onthoud, hoe hoger de f-waarde, hoe kleiner het
diafragma.)
53
Stand P (Automatisch programma)
In deze stand past de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch aan voor
optimale belichting in de meeste situaties.
snapshotfoto’s en andere situaties waarin u de sluitertijd en het diafragma door de
camera wilt laten bepalen.
Foto’s maken in automatisch programma:
Deze stand wordt aanbevolen voor
1 Draai de standknop naar P.
2 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
t
Standknop
A Flexibel programma
In de stand P kunnen verschillende combinaties van
sluitertijd en diafragma worden geselecteerd door aan
de instelschijf te draaien (“flexibel programma”).
de knop naar rechts voor grote diafragma's (kleine fwaarden) om de achtergronddetails onscherp te maken
of korte sluitertijden om bewegingen te “bevriezen”.
Draai de schijf naar links voor kleine diafragma's (grote
f-waarden) om de scherptediepte te vergroten of lange
sluitertijden om bewegingen onscherp te maken.
combinaties leveren dezelfde belichting op.
(R)-aanduiding in de zoeker en het informatiescherm.
sluitertijd en diafragma te herstellen, draai aan de instelschijf tot de aanduiding niet langer wordt
weergegeven, kies een andere stand of schakel de camera uit.
54
Draai
Alle
Terwijl flexibel programma actief is, verschijnt een U
Instelschijf
Om de standaardinstellingen voor
Stand S (Sluitertijdvoorkeuze)
In de stand sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna de camera
automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting oplevert.
sluitertijden om beweging door onscherp bewegende voorwerpen te suggereren en
gebruik korte sluitertijden om bewegingen te “bevriezen”.
Foto’s maken in de stand automatische sluitertijdvoorkeuze:
Gebruik lange
1 Draai de standknop naar S.
2 Kies een sluitertijd.
De sluitertijd wordt in de zoeker en het
informatiescherm weergegeven.
instelschijf om de gewenste sluitertijd uit
waarden tussen 30 sec. en
Draai aan de
1
/4.000 sec. te kiezen.
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Standknop
t
Instelschijf
55
Stand A (Diafragmavoorkeuze)
In diafragmavoorkeuze kiest u het diafragma terwijl de camera automatisch de sluitertijd
selecteert die de optimale belichting produceert.
verminderen scherptediepte, zodat voorwerpen achter en voor het hoofdonderwerp
onscherp zijn.
voorwerpen achter en voor het hoofdonderwerp duidelijk naar voren komen.
beperkte scherptediepte wordt doorgaans gebruikt voor portretten om
achtergronddetails onscherp weer te geven, terwijl een grote scherptediepte wordt
gebruikt voor landschapsfoto’s om zowel de voorgrond als de achtergrond scherp te
stellen.
t
Foto’s maken met automatische diafragmavoorkeuze:
Kleine diafragma's (hoge f-waarden) verhogen de scherptediepte, zodat
Groot diafragma (f/5.6)Klein diafragma (f/22)
Grote diafragma's (lage f-waarden)
Een
1 Draai de standknop naar A.
2 Kies een diafragma.
Het diafragma wordt in de zoeker en het
informatiescherm weergegeven.
instelschijf om de gewenste sluitertijd uit
waarden tussen het minimum en maximum
van het objectief te kiezen.
Draai aan de
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Standknop
Instelschijf
56
Stand M (Handmatig)
In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma in. Foto’s
maken in de handmatige belichtingsstand:
1 Draai de standknop naar M.
Standknop
2 Kies een diafragma en sluitertijd.
Controleer de belichtingsaanduiding (zie onder) en pas de sluitertijd en het
diafragma aan.
kies uit waarden tussen 30 sec. en
(Tijd) om de sluiter voor onbepaalde open te houden voor een lange tijdopname
(0 58).
aan de instelschijf te draaien: kies uit waarden tussen het minimum en maximum
van het objectief.
informatiescherm weergegeven.
InstelschijfE (N)-knopInstelschijf
De sluitertijd wordt geselecteerd door aan de instelschijf te draaien:
Het diafragma wordt geselecteerd door op de E (N)-knop te drukken en
De sluitertijd en het diafragma worden in de zoeker en het
SluitertijdDiafragma
1
/4.000 sec. of selecteer “Bulb” (Bulb) of “Time“
t
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
A De belichtingsaanduiding
De belichtingsaanduiding toont in de zoeker en het informatiescherm of de foto met de huidige
instellingen onder- of overbelicht zou zijn wanneer er een CPU-objectief is bevestigd en een
sluitertijd anders dan “ Bulb” (Bulb) of “Time” (Tijd) is geselecteerd (de onderstaande afbeeldingen
tonen de weergave in de zoeker).
belichtingssysteem worden overschreden.
Optimale belichtingOnderbelicht met 1/3 LWOverbelicht met meer dan 2 LW
De weergaven zullen gaan knipperen als de limieten van het
57
❚❚ Lange tijdopnamen (Alleen stand M)
Selecteer de volgende sluitertijden voor lange
tijdopnamen van bewegende lichten, de sterren,
nachtlandschappen of vuurwerk.
• Bulb (A): De sluiter blijft open zolang als de
ontspanknop wordt ingedrukt.
statief of een optionele MC-DC2
afstandsbedieningskabel om onscherpte te
voorkomen (0 177).
• Tijd (&): Vereist een optionele ML-L3
afstandsbediening (0 177).
door op de ontspanknop van de ML-L3 te
drukken. De sluiter blijft gedurende dertig
minuten open of totdat de knop voor de tweede keer wordt ingedrukt.
Gebruik een
Start de belichting
1 Maak de camera gereed.
t
Monteer de camera op een statief of plaats op een stabiele, vlakke ondergrond.
Verwijder de rubberen oogschelp en bedek de zoeker met het meegeleverde DK-5
oculairkapje om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is
op de belichting (0 34).
optionele EH-5b lichtnetadapter en EP-5A stroomaansluiting om te voorkomen dat
de voeding uitvalt voordat de opname is voltooid.
vlekken, willekeurig heldere pixels of waas) kan optreden in lange tijdopnamen;
kies voor het vastleggen Aan voor Ruisonderdrukking in het opnamemenu
(0 131).
Gebruik een volledig opgeladen EN-EL14 batterij of een
Belichtingstijd: 35 sec.
Diafragma: f/25
Merk op dat er ruis (heldere
2 Draai de standknop naar M.
3 Kies een sluitertijd.
Draai aan de instelschijf om een sluitertijd Bulb
te kiezen (A).
“Time” (&) een afstandsbedieningsstand
(0 33) na het kiezen van de sluitertijd.
58
Selecteer voor een sluitertijd
Standknop
Instelschijf
4 Open de sluiter.
Bulb: druk na het scherpstellen op de ontspanknop op de camera of de optionele
afstandsbedieningkabel volledig in.
opname is voltooid.
Tijd: druk de ML-L3 ontspanknop volledig in.
Houd de sluiterknop ingedrukt totdat de
5 Sluit de sluiter.
Bulb: haal uw vinger van de ontspanknop.
Tijd: druk de ML-L3 ontspanknop volledig in.
dertig minuten.
De opname eindigt automatisch na
t
59
Belichting
Lichtmeting
Kies hoe uw camera de belichting in de standen P, S, A en M instelt (in andere standen
selecteert de camera de lichtmeting automatisch).
MethodeBeschrijving
Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties.
een RGB-sensor met 420 pixels om een breed veld van het beeld te meten en
stelt de belichting in volgens de verdeling van toonwaarden, kleur, compositie
en met type G- of D-objectieven (0 168) afstandsinformatie (3Dkleurenmatrixmeting II; met andere CPU-objectieven gebruikt de camera
kleurenmatrixmeting II waarbij de 3D-afstandsinformatie niet is inbegrepen).
De camera meet het gehele beeld maar legt de grootste nadruk op het
middengebied.
van filters met een belichtingsfactor (filterfactor) boven 1×.
De camera meet het huidige scherpstelpunt; gebruik voor het meten van
onderwerpen buiten het middengedeelte (als e Automatisch veld-AF is
geselecteerd voor AF-veldstand tijdens zoekerfotografie zoals beschreven op
pagina 38, za l de camer a het mi ddelste scherpstelpunt meten).
het onderwerp correct belicht wordt, ook als de achtergrond veel lichter of
donkerder is.
Klassieke meter voor portretten; aanbevolen bij het gebruik
t
Matrixmeting
L
Centrumgerichte
M
meting
Spotmeting
N
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor.
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
Druk
De camera gebruikt
Zorgt ervoor dat
2 Geef de opties voor lichtmeting weer.
Markeer de huidige lichtmeetmethode in het
informatiescherm en druk op J.
3 Selecteer een lichtmeetmethode.
Markeer een optie druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
60
P-knop
Informatiescherm
Vergrendeling automatische belichting
Gebruik vergrendeling van de automatische belichting als u de compositie van een foto
wilt wijzigen nadat u de belichting hebt gemeten met M (Centrumgerichte meting) en
N (Spotmeting); merk op dat vergrendeling van de automatische belichting niet
beschikbaar is in de stand i of j.
1 Meet de belichting.
Plaats het onderwerp in het midden van het beeld
(centrumgerichte meting) of het geselecteerde
scherpstelpunt (spotmeting) en druk de
ontspanknop half in om scherp te stellen en de
belichting te meten.
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker verschijnt.
Controleer of de
2 Vergrendel de belichting.
Druk, met de ontspanknop half ingedrukt (q) en het
onderwerp in het scherpstelpunt geplaatst, op de A (L)-
knop (w) om de belichting te vergrendelen.
A Vergrendeling automatische belichting
Als Aan is geselecteerd voor Knoppen > AE-vergrend.
ontspanknop in het setup-menu (0 144), zal de belichting
vergrendelen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Voor informatie over het wijzigen van de functie van de A (L )knop, zie Knoppen > AE-L/AF-L-knop toewijzen.
Zo lang als belichtingsvergrendeling actief is, wordt de
aanduiding AE-L in de zoeker weergegeven.
3 Pas de compositie van de foto aan.
Houd de A (L)-knop ingedrukt, pas de compositie
van de foto aan en maak de foto.
Ontspanknop
t
A (L)-knop
61
A Het opnamemenu
Lichtmeting kan tevens worden aangepast met behulp van de optie
Lichtmeting in het opnamemenu (0 127).
A Sluitertijd en diafragma aanpassen
Zolang de belichting is vergrendeld, kunnen de volgende instellingen worden aangepast zonder
dat dit van invloed is op de gemeten belichtingswaarde:
StandInstelling
Automatisch programmaSluitertijd en diafragma (flexibel programma; 0 54)
SluitertijdvoorkeuzeSluitertijd
DiafragmavoorkeuzeDiafragma
De lichtmeetmethode zelf kan niet worden gewijzigd terwijl belichtingsvergrendeling actief is.
t
62
Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de belichting aan te passen van de door de
camera voorgestelde waarde om foto's lichter of donkerder te maken.
meeste effect wanneer gebruikt met M (Centrumgerichte meting) of N (Spotmeting)
(0 60).
stappen van
maken of een negatieve waarde om het onderwerp donkerder te maken.
Kies uit waarden tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in
1
/3 LW. Kies in het algemeen positieve waarden om het onderwerp lichter te
–1 LWGeen belichtingscorrectie+1 LW
Dit geeft het
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor.
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
Druk
t
P-knop
Informatiescherm
2 Geef de opties voor belichtingscorrectie
weer.
Markeer de belichtingscorrectie in het
informatiescherm en druk op J.
3 Kies een waarde.
Markeer een waarde en druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
Normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie in te stellen op ±0.
De belichtingscorrectie wordt niet teruggezet wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
63
A De E (N)-knop
Belichtingscorrectie kan tevens worden
ingesteld door de E (N)-knop in te
drukken en aan de hoofdinstelschijf te
draaien.
in de zoeker en het informatiescherm
weergegeven.
De geselecteerde waarde wordt
E (N)-knopInstelschijf
– 0,3 LW+ 2 LW
A Stand M
In de stand M heeft de belichtingscorrectie enkel gevolgen voor de belichtingsaanduiding;
sluitertijd en diafragma veranderen niet.
A Het gebruik van een flitser
Bij het gebruik van een flitser heeft belichtingscorrectie zowel invloed op de
achtergrondbelichting als de flitssterkte.
t
64
Flitscorrectie
Flitscorrectie wordt gebruikt om de uitvoer aan te passen van het door de camera
voorgestelde niveau om de helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte van de
achtergrond te wijzigen.
stappen van
negatieve waarden het onderwerp donkerder.
1
/3 LW; in het algemeen maken positieve waarden het onderwerp lichter en
Kies uit waarden tussen –3 LW (donkerder) en +1 LW (lichter) in
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor.
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
Druk
P-knop
Informatiescherm
2 Geef de opties voor flitscorrectie weer.
Markeer de flitscorrectie in het informatiescherm en
druk op J.
3 Kies een waarde.
Markeer een waarde en druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
De normale flitssterkte kan worden hersteld door belichtingscorrectie in te stellen op ±0.
De flitscorrectie wordt niet teruggezet wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
t
65
A De M (Y)- en E (N)-knoppen
Flitscorrectie kan tevens worden
ingesteld door aan de instelschijf te
draaien terwijl de M (Y)- en E (N)knoppen worden ingedrukt.
geselecteerde waarde wordt in de zoeker
en het informatiescherm weergegeven.
De
M (Y)-knopE (N)-knopInstelschijf
– 0,3 LW+ 1 LW
A Optionele flitsers
Flitscorrectie is tevens beschikbaar voor optionele flitsers die het Nikon Creatief
t
Verlichtingssysteem (CLS; zie pagina 173) ondersteunen.
SB-600 zijn tevens geschikt voor het instellen van de flitscorrectie met behulp van de besturingen
op de flitser.
flitscorrectie die is geselecteerd voor de camera.
De geselecteerde flitscorrectie voor de optionele flitser wordt toegevoegd aan de
De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en
66
Details in hoge lichten en schaduwen
behouden
Actieve D-Lighting
Wanneer Aan is geselecteerd, past de camera automatisch Actieve D-Lighting aan tijdens
het vastleggen om details in hoge lichten en schaduwen te behouden, waardoor foto's
met een natuurlijk contrast worden gecreëerd.
contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een fel verlicht buitentafereel
fotografeert, of wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van onderwerpen in de
schaduw.
Deze functie werkt het best in combinatie met L Matrixmeting (0 60).
Gebruik voor onderwerpen met een hoog
Actieve D-Lighting: UitActieve D-Lighting: Aan
1 Geef de opties voor Actieve D-Lighting
weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven. Markeer Actieve D-Lighting in het
opnamemenu en druk op 2.
2 Kies een optie.
Markeer Aan of Uit en druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
t
G-knop
67
D Actieve D-Lighting
Er kan ruis (willekeurig verspreide heldere pixels, waas of lijnen) op foto’s verschijnen die met
Actieve D-Lighting zijn gemaakt.
bepaalde onderwerpen zichtbaar zijn.
gevoeligheid van Hi 1.
Er kunnen onregelmatige schaduwen in combinatie met
Actieve D-Lighting kan niet worden gebruikt bij een ISO-
A “Actieve D-Lighting” versus “D-Lighting”
De optie Actieve D-Lighting in het opnamemenu past de belichting aan voordat de opname
begint om het dynamisch bereik te optimaliseren, terwijl de optie D-Lighting in het
retoucheermenu (0 151) het dynamische bereik in foto's na de opname optimaliseert.
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van de Fn-knop en de instelschijf om Actieve D-Lighting in en uit
te schakelen, zie pagina 143.
t
68
Witbalans
Witbalans zorgt ervoor dat de kleuren niet worden beïnvloedt door de kleur van de
lichtbron.
standen P, S, A en M kunnen, indien noodzakelijk, andere waarden worden geselecteerd,
overeenkomstig het brontype:
v
J
I
H
N
G
M
L
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Automatische witbalans wordt aanbevolen voor de meeste lichtbronnen; in de
OptieBeschrijving
AutomatischAutomatische aaanpassing witbalans. Aanbevolen in de meeste situaties.
Gloeilamplicht Gebruik bij gloeilampverlichting.
Tl-lichtGebruik in combinatie met de lichtbronnen die op pagina 70 zijn vermeld.
Direct zonlicht
FlitslichtGebruik in combinatie met de flitser.
BewolktGebruik bij daglicht onder bewolkte luchten.
SchaduwGebruik bij daglicht met onderwerpen in de schaduw.
Handmatige
voorinstelling
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor. Druk
opnieuw op de
informatiescherm te plaatsen.
Gebruik in combinatie met onderwerpen die worden verlicht door direct
zonlicht.
Meet witbalans of kopieer witbalans vanaf een bestaande foto (0 72).
P
-knop om de cursor in het
t
2 Geef de witbalansopties weer.
Markeer de huidige witbalansinstelling in het
informatiescherm en druk op J.
3 Kies een optie voor witbalans.
Markeer een optie druk op J. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
P-knop
Informatiescherm
69
A Het opnamemenu
Witbalans kan tevens met behulp van de optie Witbalans in het
opnamemenu (0 127) worden geselecteerd, welke tevens kan worden
gebruikt voor het fijnafstellen van de witbalans (0 71) of het meten
van een vooringestelde waarde voor de witbalans (0 72).
De optie I Tl-licht in het menu Witbalans kan tevens worden
gebruikt om de lichtbron uit de bulbsoorten te selecteren die rechts
worden aangeduid.
A Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van andere omstandigheden.
De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een lichtbron, die wordt
gedefinieerd als de temperatuur waarop een voorwerp zou moeten worden verhit om licht met
dezelfde golflengte uit te stralen.
5.000–5.500 K er wit uitzien, beschikken lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals
t
gloeilampen, een enigszins gele of rode zweem.
hebben een blauwe zweem.
kleurtemperaturen:
• I (Natriumdamplampen): 2.700 K
• J (Gloeilamplicht)/
I (Warm wit tl-licht): 3.000 K
• I (Wit tl-licht): 3.700 K
• I (Koel wit tl-licht): 4.200 K
• I (Dag wit tl-licht): 5 .000 K
Terwijl lichtbronnen met een kleurtemperatuur in de buurt van
De cameraopties voor witbalans zijn aangepast aan de volgende
Lichtbronnen met een hogere kleurtemperatuur
• H (Direct zonlicht): 5.200 K
• N (Flitslicht): 5.400 K
• G (Bewolkt): 6.000 K
• I (Daglicht tl-licht): 6.500 K
• I (Kwikdamp op hoge temp.): 7.200 K
• M (Schaduw): 8 .000 K
A De Fn-knop
Voor informatie over het gebruik van de Fn-knop en de instelschijf voor het selecteren van een
optie voor witbalans, zie pagina 143.
70
Fijnafstelling witbalans
De instelling van de witbalans kan verder worden verfijnd om variaties in de kleur van de
lichtbron te corrigeren of om een foto opzettelijk een kleurzweem te geven.
wordt fijnafgesteld met behulp van de optie Witbalans in het opnamemenu.
Witbalans
1 Geef de witbalansopties weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
opnamemenu en druk op 2 om de opties voor
witbalans weer te geven.
Markeer Witbalans in het
G-knop
2 Selecteer een optie voor witbalans.
Markeer een andere optie dan Handmatige
voorinstelling en druk op 2 (als Tl-licht is
geselecteerd, markeer een verlichtingstype en
druk op 2).
fijnafstelling worden weergegeven.
Fijnafstelling is niet beschikbaar voor
Handmatige voorinstelling witbalans.
De rechts aangeduide opties voor
Coördinaten
Aanpassing
t
3 Stel witbalans fijn af.
Gebruik de multi-selector om de witbalans
nauwkeuriger af te stellen.
Meer groen toevoegen
Meer amber
toevoegen
Meer magenta toevoegen
A Fijnafstelling witbalans
De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut.
cursor naar B (blauw) wordt verplaatst wanneer een “warme” instelling zoals
J (gloeilamplicht) is geselecteerd, worden foto’s iets “kouder” maar niet blauw.
4 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Druk op J.
Meer blauw
toevoegen
Als bijvoorbeeld de
71
Handmatige voorinstelling
Handmatige voorinstelling wordt gebruikt om aangepaste witbalansinstellingen op te
slaan en te gebruiken voor opnamen bij verschillende soorten licht of om lichtbronnen
met een duidelijke kleurzweem te corrigeren.
het instellen van de voorinstelling voor witbalans:
MethodeBeschrijving
Meten
Gebruik foto De witbalans wordt gekopieerd vanaf een foto op een geheugenkaart (0 75).
Een neutraal grijs of wit voorwerp wordt geplaatst in het licht dat voor de uiteindelijke
foto zal worden gebruikt en de witbalans wordt door de camera gemeten (zie onder).
Er zijn twee methoden beschikbaar voor
❚❚ Een waarde meten voor vooringestelde witbalans
1 Belicht een referentievoorwerp.
Plaats een neutraal grijs of wit voorwerp in het licht dat voor de uiteindelijke foto
wordt gebruikt.
t
2 Geef de witbalansopties weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
opnamemenu en druk op 2 om de opties voor
witbalans weer te geven.
Handmatige voorinstelling en druk op 2.
Markeer Witbalans in het
Markeer
G-knop
3 Selecteer Meten.
Markeer Meten en druk op 2. De rechts
aangeduide menu's worden weergegeven;
markeer Ja en druk op J.
72
Het rechts getoonde bericht wordt
weergegeven voordat de camera de stand
voor het meten van de voorinstelling invoert.
Wanneer de camera klaar is om de witbalans te
meten, verschijnt er een knipperende D
(L) in de zoeker en in het informatiescherm.
4 Meet de witbalans.
Kadreer, voordat de aanduidingen stoppen
met knipperen, het referentievoorwerp zodat
deze de zoeker vult en druk de ontspanknop
helemaal in.
witbalans kan nauwkeurig worden gemeten,
zelf als de camera niet is scherpgesteld.
Er wordt geen foto vastgelegd;
5 Controleer de resultaten.
Wanneer de camera een waarde voor
witbalans kan meten, wordt de rechts
afgebeelde melding weergegeven en knippert
a ongeveer acht seconden in de zoeker
voordat de camera terugkeert naar de
opnamestand.
om onmiddellijk terug te keren naar de
opnamestand.
Als het te donker of te licht is, kan de camera de
witbalans mogelijk niet meten.
een bericht in het informatiescherm en
gedurende acht seconden verschijnt er een
knipperende b a in de zoeker.
naar stap 4 en meet de witbalans opnieuw.
Druk de ontspanknop half in
Er verschijnt
Keer terug
t
73
D Voorinstelling witbalans meten
Als er geen handelingen worden uitgevoerd terwijl de weergaveschermen knipperen, wordt de
stand direct meten beëindigd op het tijdstip dat is geselecteerd voor de optie Timers automatisch uit in het setup-menu (0 140).
De standaardinstelling is acht seconden.
D Voorinstelling witbalans
De camera kan slechts één waarde tegelijk voor vooringestelde witbalans opslaan; de bestaande
waarde wordt vervangen wanneer een nieuwe waarde wordt gemeten.
belichting automatisch wordt verhoogd met 1 LW bij het meten van de witbalans; pas bij het
fotograferen in de M-stand de belichting aan, zodat de belichtingsaanduiding ±0 aangeeft (0 57).
Merk op dat de
A Andere meetmethoden voor witbalansvoorinstelling
Druk enkele seconden op J om na het selecteren van de witbalansvoorinstelling in het
informatiescherm (0 69) de stand voor het meten van de voorinstelling (zie boven) te selecteren.
De camera selecteert tevens de stand voor het meten van de voorinstelling wanneer de Fn-knop
enkele seconden wordt ingedrukt, wanneer witbalans is toegewezen aan de Fn-knop (0 143) en
witbalansvoorinstelling is geselecteerd door op de Fn-knop te drukken en aan de instelschijf te
draaien.
A Studio-instellingen
Bij het meten van de witbalansvoorinstelling bij studio-instellingen kan een standaard grijskaart
als referentievoorwerp worden gebruikt.
t
74
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren
Voer de onderstaande stappen uit als u de witbalanswaarde vanaf een foto op de
geheugenkaart wilt kopiëren.
1 Selecteer Handmatige voorinstelling
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
opnamemenu en druk op 2 om de opties voor
witbalans weer te geven.
Handmatige voorinstelling en druk op 2.
Markeer Witbalans in het
Markeer
G-knop
2 Selecteer Gebruik foto.
Markeer Gebruik foto en druk op 2.
3 Kies Selecteer foto.
Markeer Selecteer foto en druk op 2 (om de
resterende stappen over te slaan en de laatst
geselecteerde foto voor voorinstelling
witbalans te gebruiken, selecteer Deze foto).
4 Kies een map.
Markeer de map met de bronfoto en druk
op 2.
t
5 Markeer de bronfoto.
Houd de knop X ingedrukt om de
gemarkeerde foto schermvullend weer te
geven.
6 Kopieer de witbalans.
Druk op J om de witbalansvoorinstelling in te
stellen op de witbalanswaarde van de
gemarkeerde foto.
75
Picture Controls
Dankzij het unieke Picture Control-systeem van Nikon kunt u
beeldbewerkingsinstellingen inclusief verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en
tint delen met compatibele apparaten en software.
Een Picture Control selecteren
De camera beschikt over zes Picture Controls. In de standen P, S, A en M kunt u kiezen uit
een Picture Control overeenkomstig het onderwerp of scènetype (in andere standen
selecteert de camera automatisch een Picture Control).
OptieBeschrijving
Q Standaard
R Neutraal
S Levendig
T Monochroom Voor het nemen van monochrome foto’s.
t
e Portre t
f LandschapVoor levendige landschappen en stadsgezichten.
Standaardverwerking voor evenwichtige resultaten.
situaties.
Minimale verwerking voor natuurlijke resultaten.
later uitgebreid zullen worden bewerkt of geretoucheerd.
Foto’s worden verbeterd voor een levendig fotoprint-effect.
foto’s met voornamelijk primaire kleuren.
Geeft een natuurlijke textuur en een egaal gevoel van de huid bij het verwerken
van portretten.
1 Geef de Picture Controls weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
het opnamemenu en druk op 2 om een lijst
met Picture Controls weer te geven.
Markeer Picture Control instellen in
G-knop
Aanbevolen voor de meeste
Kies deze optie voor foto’s die
Kies deze optie voor
2 Kies een Picture Control.
Markeer een optie druk op J.
76
Picture Controls aanpassen
Picture controls kunnen worden aangepast aan de scène of de creativiteit van de
gebruiker.
aanpassen of maak handmatige aanpassingen aan individuele instellingen.
Kies een evenwichtige combinatie van instellingen met behulp van Snel
1 Geef het Picture Control-menu weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
het opnamemenu en druk op 2.
Markeer Picture Control instellen in
G-knop
2 Selecteer een Picture Control.
Markeer de gewenste Picture Control en druk
op 2.
3 Pas de instellingen aan.
Druk op 1 of 3 om de gewenste instelling te
markeren en druk op 4 of 2 om een waarde te
kiezen (0 78).
instellingen zijn aangepast of selecteer Snel aanpassen om een vooringestelde
combinatie van instellingen te selecteren.
Standaardinstellingen kunnen worden hersteld door op de O-knop te drukken.
Herhaal deze stap totdat alle
t
4 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Druk op J.
A Aanpassingen in de originele Picture Controls
Picture Controls waarvan de standaardwaarden zijn gewijzigd, worden
aangeduid met een sterretje (“*”).
77
Instellingen Picture Control
OptieBeschrijving
Snel aanpassen
Handmatige aanpassingen
Verscherping
(alle Picture Controls)
Contrast
Helderheid
Handmatige aanpassingen
(alleen niet-monochroom)
t
Verzadiging
Tint
Handmatige aanpassingen
(alleen monochroom)
Filtereffecten
Kies uit een optie tussen –2 en +2 om het effect van de geselecteerde Picture
Control te verminderen of te versterken (merk op dat alle handmatige
aanpassingen ongedaan worden gemaakt).
positieve waarden voor Levendig maakt foto’s levendiger.
voor Neutraal of Monochroom Picture Controls.
Regelt de scherpte van de contouren.
automatisch aan te passen aan het scènetype of kies uit waarden tussen 0
(geen verscherping) en 9 (hoe hoger de waarde, des te sterker de
verscherping).
Selecteer A om het contrast automatisch aan het scènetype aan te passen of
kies uit waarden tussen –3 en +3 (kies lagere waarden om te voorkomen dat
hoge lichten in portretonderwerpen verbleken in direct zonlicht en kies hogere
waarden om details in mistige landschappen en andere onderwerpen met een
laag contrast te behouden).
Kies –1 voor gereduceerde helderheid of kies +1 voor verbeterde helderheid.
Heeft geen invloed op de belichting.
Regelt de levendigheid van kleuren.
aan te passen overeenkomstig het scènetype of kies uit waarden tussen –3 en
+3 (bij lage waarden neemt de verzadiging af en bij hogere waarden neemt de
verzadiging toe).
Kies een negatieve waarde (het minimum is–3) om roodtinten paarser,
blauwtinten groener en groentinten geler te maken. Kies een positieve waarde
(maximaal +3) om roodtinten meer oranje, groentinten blauwer en
blauwtinten paarser te maken.
Bootst het effect van kleurfilters op monochrome foto’s na.
geel, oranje, rood en groen (0 79).
Bijvoorbeeld het kiezen van
Selecteer A om de verscherping
Selecteer A om verzadiging automatisch
Niet beschikbaar
Kies uit Off (Uit),
Kies de kleurtoon die worden gebruikt in monochrome foto's uit B&W (Z/W)
Kleurtoon
(zwart-wit), Sepia, Cyanotype (Koelblauw) (blauwgetint monochroom), Red
(Rood), Yellow (Geel), Green (Groen), Blue Green (Blauwgroen), Blue
(Blauw), Purple Blue (Paarsblauw), Red Purple (Roodpaars) (0 79).
D “A” (Automatisch)
De resultaten voor automatische verscherping, contrast en verzadiging variëren afhankelijk van
de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld.
78
A Het Picture Control-raster
Bij het indrukken van de X-knop in stap 3 wordt een Picture Controlraster getoond met het contrast en de verzadiging voor de geselecteerde
Picture Control in verhouding tot andere Picture Controls (wanneer
Monochroom is geselecteerd, wordt alleen het contrast weergegeven).
Ontspan de X-knop om naar het Picture Control-menu terug te keren.
De pictogrammen voor Picture Controls met automatisch contrast en
automatische verzadiging worden groen weergegeven in het Picture
Control-raster en er verschijnen lijnen die parallel lopen met de assen van
het raster.
A Vorige instellingen
Het streepje onder de waardeaanduiding in het instellingenmenu voor
Picture Controls duidt de vorige waarde voor deze instelling aan.
Gebruik dit als referentie bij het aanpassen van de instellingen.
t
A Filtereffecten (Alleen Monochroom)
De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome foto’s na.
filtereffecten zijn beschikbaar:
OptieBeschrijving
YGeel
O Oranje
RRood
GGroen Verzacht huidtinten.
Houd er rekening mee dat het effect van Filtereffecten groter is dan van echte glazen filters.
Vergroot het contrast.
landschapsfoto’s te verzachten.
en rood een groter contrast dan oranje.
Kan worden gebruikt om de helderheid van de lucht in
Kan worden gebruikt voor portretten.
Oranje produceert een groter contrast dan geel
De volgende
A Kleurtoon (Alleen Monochroom)
Door op 3 te drukken wanneer Kleurtoon is geselecteerd, worden de
opties voor verzadiging weergegeven.
aan te passen.
is geselecteerd.
Verzadiging is niet beschikbaar wanneer B&W (zwart-wit)
Druk op 4 of 2 om verzadiging
79
x
Livebeeld
Foto’s kadreren in de monitor
Voer de onderstaande stappen uit om foto’s te maken in de stand livebeeld.
1 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld door het
objectief zal in de cameramonitor worden
weergegeven.
zichtbaar zijn in de zoeker.
2 Plaats het scherpstelpunt.
Plaats het scherpstelpunt over uw onderwerp
x
volgens de beschrijving op pagina 83.
3 Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Het scherpstelpunt
knippert groen terwijl de camera scherpstelt.
camera kan scherpstellen, wordt het scherpstelpunt
groen weergegeven; als de camera niet kan scherpstellen, knippert het
scherpstelpunt rood (merk op dat het vastleggen van foto's tevens mogelijk is als
het scherpstelpunt rood knippert; controleer voorafgaand aan het fotograferen de
scherpstelling in de monitor).
belichting worden vergrendeld door het indrukken van de A (L)-knop.
Het onderwerp zal niet langer
Met uitzondering van de standen i en j kan de
Als de
a-knop
Scherpstelpunt
4 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in. De monitor
schakelt uit en het toegangslampje van de
geheugenkaart brandt tijdens het vastleggen.
Verwijder de batterij of de geheugenkaart niet en haal
de stekker van de optionele lichtnetadapter niet uit het
stopcontact voordat het vastleggen is voltooid.
het vastleggen is voltooid, wordt de foto gedurende
enkele seconden in de monitor weergegeven of totdat de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
a-knop om af te sluiten.
80
Zodra
De camera keert vervolgens terug naar de livebeeldstand. Druk op de
Toegangslampje
geheugenkaart
Scherpstellen in livebeeld
Volg de onderstaande stappen om de standen scherpstelling en AF-veld te kiezen en
plaats het scherpstelpunt.
❚❚ Een scherpstelstand kiezen
De volgende scherpstelstanden zijn beschikbaar in livebeeld:
OptieBeschrijving
Enkelvoudige
AF-S
servo-AF
AF-F Fulltime servo-AF
Handmatige
MF
scherpstelling
Voor stilstaande onderwerpen.
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Voor bewegende onderwerpen.
totdat de ontspanknop wordt ingedrukt.
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Handmatig scherpstellen (0 42).
Scherpstelling vergrendelt wanneer
De camera stelt continu scherp
Scherpstelling vergrendelt
1 Plaats de cursor in het
informatiescherm.
Druk op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
P-knop
2 Geef de scherpstelopties weer.
Markeer de huidige scherpstelstand in het
informatiescherm en druk op J.
x
3 Kies een scherpsteloptie.
Markeer een optie druk op J. Druk op P om naar
livebeeld terug te keren.
81
❚❚ Een AF-veldstand kiezen
In alle opnamestanden behalve i en j kunnen de volgende AF-veldstanden worden
geselecteerd in livebeeld:
OptieBeschrijving
Gezichtprioriteit-AF
8
Breedveld-AF
9
Normaal veld-AF
!
AF met meevolg.
"
scherpst.
De camera detecteert en stelt automatisch scherp op
portretonderwerpen.
Gebruik deze stand voor het uit de hand fotograferen van
landschappen en andere onderwerpen die niet als portretten worden
beschouwd.
selecteren.
Gebruik deze stand om nauwkeurig scherp te stellen op een
geselecteerd punt in het beeld.
Volg een geselecteerd onderwerp terwijl het door het beeld beweegt.
Voor portretopnamen.
Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt te
Een statief wordt aanbevolen.
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
x
P knop
2 Geef AF-veldstanden weer.
Markeer de huidige AF-veldstand in het
informatiescherm en druk op J.
3 Selecteer een AF-veldstand.
Markeer een optie druk op J. Druk op P om naar
livebeeld terug te keren.
82
❚❚ Het scherpstelpunt kiezen
De methode voor het selecteren van het scherpstelpunt
voor autofocus varieert afhankelijk van de geselecteerde
optie voor AF-veldstand (0 82).
8 (Gezichtprioriteit-AF): Een dubbele gele rand wordt
weergegeven wanneer de camera een portretonderwerp
detecteert (als er meerdere gezichten, maximaal 35,
worden gedetecteerd, stelt de camera scherp op het
dichtstbijzijnde onderwerp; gebruik de multi-selector om
een ander onderwerp te kiezen).
onderwerp niet langer kan detecteren (bijvoorbeeld
omdat het onderwerp zich van de camera heeft
afgekeerd), wordt de rand niet langer weergegeven.
9/! (Breedveld-AF en Normaal veld-AF): Gebruik de multi-
selector om het scherpstelpunt op een willekeurige plek
in het beeld te plaatsen, of druk op J om het
scherpstelpunt in het midden van het beeld te plaatsen.
" (AF met meevolg. scherpst.): Plaats het scherpstelpunt
over uw onderwerp en druk op J.
volgt het geselecteerde onderwerp terwijl deze door het
beeld beweegt. Druk voor een tweede keer op J om
focus-tracking te beëindigen.
Als de camera het
Het scherpstelpunt
Scherpstelpunt
x
Scherpstelpunt
Scherpstelpunt
D Onderwerp volgen
De camera is mogelijk niet in staat onderwerpen te volgen als deze snel bewegen, het beeld
verlaten of worden bedekt door andere voorwerpen, zichtbaar in grootte, kleur of helderheid
veranderen of te klein, te groot, te helder, te donker zijn of dezelfde kleur of helderheid hebben
als de achtergrond.
83
❚❚ Het livebeeldscherm
:
ItemBeschrijving0
OpnamestandDe stand die momenteel is geselecteerd met de standknop.
q
“Geen film”-pictogra mGeeft aan dat u geen films kunt opnemen.88
w
x
Resterende tijd
e
MicrofoongevoeligheidMicrofoongevoeligheid voor filmopname.90
r
Geluidsniveau
t
ScherpstelstandDe huidige scherpstelstand.81
y
AF-veldstandDe huidige AF-veldstand.82
u
Resterende tijd
i
(filmstand)
Beeldformaat voor films Het beeldformaat voor films opgenomen in de filmstand.90
o
Aanduiding handmatige
!0
filminstellingen
Scherpstelpunt
!1
Belichtingsaanduiding
!2
q
w
e
r
t
y
u
i
o
!0
!1
!2
22,
25,
53
De resterende tijd voordat livebeeld automatisch stopt.
weergegeven als de opname in 30 seconden of minder wordt
beëindigd.
Geluidsniveau voor audio-opname.
Wordt in rood
Wordt
86,
91
weergegeven als het niveau te hoog is; pas de
microfoongevoeligheid dienovereenkomstig aan.
kanaalaanduidingen links (L) en rechts (R) verschijnen
De
90
wanneer er een optionele ME-1 of andere stereomicrofoon
wordt gebruikt.
De resterende opnametijd in de filmstand.88
Wordt weergegeven wanneer Aan is geselecteerd voor
Handmatige filminstellingen in stand M.
Het huidige scherpstelpunt.
Het scherm varieert afhankelijk
van de optie die is geselecteerd voor AF-veldstand (0 82).
Duidt aan of de foto zal worden onder- of overbelicht bij de
huidige instellingen (alleen M-stand).
91
83
57
84
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.