Nikon D2X Operating manual [nl]

De Nikon gids voor digitale fotografie
met de
digitale camera
Nl

Productdocumentatie

De documentatie bij dit product bestaat uit de onderstaande handleidingen. Lees alle aanwijzingen grondig door om het beste uit uw camera te halen.
Snelhandleiding
De Snelhandleiding begeleidt u stap voor stap bij het uitpakken en instellen van uw digitale Nikon-camera, het maken van uw eerste foto’s en het overspelen van de foto’s naar uw computer.
Gids voor digitale fotografi e
In de Gids voor digitale fotografi e (deze handleiding) treft u uitgebreide bedie- ningsvoorschriften voor uw camera aan.
Referentie-cd-rom voor PictureProject De referentie-cd-rom voor PictureProject bevat informatie over de installatie en het gebruik van PictureProject. Raadpleeg de Snelhandleiding voor instructies over het gebruik.
WAARSCHUWING: stof op het laagdoorlaatfi lter
Nikon doet al het mogelijke om te voorkomen dat er tijdens het productieproces en de verzending stof en dergelijke op het laagdoorlaatfi lter kunnen komen. De D2X is echter bestemd voor gebruik met verschillende objectieven en tijdens het verwisselen of verwijde­ren van het objectief kan er stof en dergelijke in de camera terechtkomen. Eenmaal in de camera kan dit stof zich aan het laagdoorlaatfi lter hechten en onder bepaalde omstandig­heden op foto's te zien zijn. Om te voorkomen dat er stof in de camera kan komen, dient u het objectief niet in een stoffi ge omgeving te verwisselen. Bescherm de camera wanneer er geen objectief bevestigd is, door de bijgeleverde dop van de camerabody terug te plaatsen. Verwijder daarbij eerst eventueel stof en andere vreemde deeltjes van de dop.
Als stof of vuil terechtkomt op het laagdoorlaatfi lter, maakt u het fi lter schoon volgens de instructies op pagina 252 – 253 van deze handleiding of laat u het fi lter reinigen door een bevoegde servicemedewerker van Nikon. Foto’s waarop vuil of stof op het laagdoorlaatfi lter zichtbaar zijn, kunt u retoucheren met Nikon Capture 4, versie 4.2 of later (apart verkrijg­baar) of met de opschoonopties van beeldbewerkingssoftware van andere fabrikanten.

Hoe deze handleiding te lezen

Allereerst wordt gewezen op de waarschuwingen en opmerkingen op bladzijde ii-vii.
Lees vervolgens “Overzicht“ en “Eerste kennismaking met de camera“ om vertrouwd te raken met de in deze handleiding gebruikte weergavemethoden en de bena­ming van de diverse cameraonderdelen. Daarna kunt u de camera instellen zoals beschreven bij “Eerste stappen“.
Nu bent u klaar om foto’s te maken en weer te geven.
Heeft u eenmaal de basisprincipes van digitaal foto­graferen onder de knie, dan kunt u deze hoofdstukken raadplegen voor uitgebreide informatie over wanneer en hoe u de camerabesturingsknoppen kunt gebrui­ken.
Raadpleeg de volgende hoofdstukken voor meer informatie over de weergave...
...over het opnemen en afspelen van spraakmemo’s...
...over cameramenu’s en persoonlijke instellingen...
...over aansluiting op een computer, printer of tv...
...en over accessoires en probleemoplossing.
Eerste kennismaking met de camera
Eenvoudig fotograferen
Eenvoudig weergeven
High speed uitsnede
Een opnamestand kiezen
Beeldkwaliteit en –grootte
Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Beeld-op-beeld/meervoudige belichting
Zelfontspannerstand
Objectieven zonder CPU
Een GPS-eenheid gebruiken
Reset met twee knoppen
Meer over weergeven
Technische gegevens
Overzicht
Eerste stappen
Witbalans
Beeldcorrectie
Scherpstelling
Belichting
Flitsfotografi e
Intervalfotografi e
Spraakmemo’s
Menugids
Aansluitingen
i

Voor uw veiligheid

Om schade aan uw Nikon-product en letsel bij uzelf en anderen te voorkomen, dient u de volgende veiligheidsvoorschriften geheel te lezen voordat u dit apparaat gebruikt. Bewaar deze voorschriften op een plaats waar ieder die het product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de in dit hoofdstuk vermelde veiligheidsvoorschriften worden door middel van het volgende symbool weergegeven:
Dit symbool staat bij waarschuwingen die u moet lezen voordat u uw Nikon­product gebruikt om eventueel letsel te voorkomen.
WAARSCHUWINGEN
Kijk niet door de zoeker in de zon
Wanneer u door de zoeker recht in de zon of een andere sterke lichtbron kijkt, kan dit leiden tot blijvend oogletsel.
Schakel het apparaat bij storing
onmiddellijk uit
Komt er rook of een ongewone geur uit het apparaat of de lichtnetadapter (apart verkrijgbaar), koppel de lichtnetadapter dan los en verwijder de batterij onmiddel­lijk. Pas daarbij op dat u zich niet brandt. Wanneer u doorgaat met het apparaat te gebruiken, kan dit leiden tot letsel. Nadat u de batterij heeft verwijderd, dient u het apparaat door een door Nikon erkende onderhoudsdienst te laten nakijken.
Gebruik het apparaat niet in de
buurt van ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas, aangezien dit kan leiden tot ontploffi ngen of brand.
Plaats de camerariem niet om de nek
van een baby of een kind
Het plaatsen van een camerariem om de nek van een baby of kind kan leiden tot verstikking.
ii
Demonteer het apparaat niet
Indien u de interne onderdelen van het apparaat aanraakt, kan dit leiden tot let­sel. Bij storing dient het apparaat alleen door een daartoe bevoegde monteur te worden gerepareerd. Mocht het product openbarsten als gevolg van een val of ander ongeluk, verwijder dan de bat­terij en/of lichtnetadapter en laat het apparaat door een door Nikon erkende onderhoudsdienst nakijken.
Wees voorzichtig bij het hanteren
van batterijen
Batterijen kunnen lekken of ontploffen wanneer u er onvoorzichtig mee omgaat. Neem de volgende voorzorgsmaatrege­len in acht bij het hanteren van batterijen voor gebruik bij dit product:
• Zorg ervoor dat het product is uitgescha­keld voor u de batterijen vervangt. Als u een lichtnetadapter gebruikt, dient u deze los te koppelen.
Gebruik alleen batterijen die goed-
gekeurd zijn voor gebruik bij deze apparatuur.
• Gebruik alleen CR1616 lithium-batterijen ter vervanging van de klokbatterij. Als u een ander type batterij gebruikt, kan deze ontploffen. Lever gebruikte batterijen in op de daarvoor bestemde plaatsen.
• Plaats batterijen niet ondersteboven of achterstevoren.
• U mag batterijen niet kortsluiten of uit elkaar halen.
• Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
Dompel de batterij niet onder in water
en zorg dat hij niet nat kan worden.
• Volledig lege batterijen kunnen gaan lekken. Om schade aan het product te voorkomen, dient u lege batterijen te verwijderen.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van een batterij als u veranderingen opmerkt, zoals verkleuring of vervorming.
• Plaats het afdekkapje op de contact­punten van EN-EL4 oplaadbare Li-ion­batterijen als u deze vervoert. Vervoer of bewaar batterijen niet samen met metalen objecten, zoals halskettingen of haarspelden.
• Als u EN-EL4 batterijen niet gebruikt, plaats het afdekkapje dan op de con­tactpunten en berg de batterijen op een koele plaats op.
• Direct na gebruik, of als het product gedurende langere tijd op batterijen is gebruikt, kan de EN-EL4 batterij heet zijn. Zet de camera daarom uit en laat de bat­terij afkoelen voor u deze verwijdert.
Gebruik geschikte kabels
Gebruik alleen de bijgeleverde kabels of speciaal voor dit doel bij Nikon verkrijg­bare kabels voor aansluiting op in- en uitgaande contacten, om er zeker van te zijn dat aan de productvoorschriften wordt voldaan.
Buiten bereik van kinderen houden
Let er vooral op dat baby’s geen bat­terijen of andere kleine onderdelen in hun mond kunnen stoppen.
Verwijderen van geheugenkaarten
Geheugenkaarten kunnen tijdens gebruik heet worden. Wees daarom voorzichtig wanneer u de geheugenkaart uit de camera verwijdert.
CD-ROM’s
De CD-ROM’s waarop de software en handleidingen staan dienen niet op audio-CD-apparatuur te worden afgespeeld. Het spelen van CD-ROM’s op een audio-CD-speler kan leiden tot gehoorbeschadiging of schade aan de apparatuur.
Wees voorzichtig bij gebruik van de
fl itser
Het gebruik van een fl itser dichtbij de ogen van uw onderwerp kan tijdelijk oogletsel veroorzaken. Let hier vooral op bij het fotograferen van baby’s, waarbij de fl itser zich op minimaal één meter afstand van het onderwerp moet bevinden.
Gebruik van de zoeker
Wanneer u de oogsterktecorrectie instelt terwijl u door de zoeker kijkt, pas dan op dat u niet per ongeluk uw vinger in uw oog steekt.
Voorkom aanraking met vloeibaar
kristal
Mocht de monitor breken, pas dan op voor letsel veroorzaakt door gebroken glas en voorkom dat het vloeibaar kristal uit de monitor in aanraking komt met de huid, ogen of mond.
iii

Behandeling van de camera en batterij

Laat de camera niet vallen
Bij sterke schokken of trillingen kan de camera storingen vertonen.
Houd de camera droog
Dit product is niet waterbestendig en kan sto­ringen vertonen bij onderdompeling in water of bij blootstelling aan een hoge luchtvochtigheid. Door roest van het interne mechanisme kan onherstelbare schade optreden.
Vermijd plotselinge temperatuurverschillen
Plotselinge temperatuurverschillen, zoals die zich voordoen bij het binnenkomen of verlaten van een verwarmd gebouw op een koude dag, kunnen condensatie in de camera veroorzaken. Om condensatie te voorkomen dient u de camera in de cameratas of een plastic zak te plaatsen voordat u hem aan plotselinge tempe­ratuurverschillen blootstelt.
Houd de camera uit de buurt van sterke mag­netische velden
U dient dit apparaat niet te gebruiken of op te bergen in de buurt van apparatuur die een sterke elektromagnetische straling of sterke magnetische velden produceert. Sterke statische ladingen of de magnetische velden die worden geproduceerd door bijvoorbeeld zendapparatuur kunnen storingen veroorzaken op de monitor, informatie op de geheugenkaart beschadigen en de interne schakelingen van het product aantasten.
Richt het objectief niet gedurende langere tijd op sterke lichtbronnen
Zorg er voor dat het objectief niet gedurende langere tijd is gericht op de zon of andere sterke lichtbronnen – niet tijdens gebruik en ook niet tijdens opslag van de camera. Intens licht kan de beeldsensor beschadigen, hetgeen een witte waas op opnamen geeft.
Raak het sluitergordijn niet aan
Het sluitergordijn is gemaakt van zeer dun materiaal, dat gemakkelijk beschadigd raakt. Oefen nooit druk op het gordijn uit, raak het nooit aan met reinigingshulpmiddelen en stel het nooit bloot aan de sterke luchtstroom van een compressor. Dit kan krassen, vervorming of scheuren veroorzaken.
iv
Wees voorzichtig bij het werken met alle bewegende onderdelen
Open en sluit de doppen en beschermkapjes van de batterij, kaart en aansluitingen voor­zichtig. Deze onderdelen raken gemakkelijk beschadigd.
Reinigen
• Gebruik bij het reinigen van de camera­body een blaaskwastje om stof en pluizen te verwijderen en veeg de camera vervolgens schoon met een zachte droge doek. Nadat u de camera op het strand of aan zee heeft gebruikt, dient u eventueel zand of zout met een licht met schoon water bevochtigde doek af te vegen en de camera daarna grondig te drogen. Heel soms komt het voor dat de LCD­weergave lichter of donkerder wordt door de statische elektriciteit geproduceerd door een borstel of doek. Dit wijst niet op een storing en de weergave wordt kort daarna weer nor­maal.
• Het objectief en spiegel zijn gemakkelijk te be­schadigen onderdelen. Stof en pluizen dient u voorzichtig met een blaaskwastje te verwijde­ren. Let er bij gebruik van een luchtspuitbus op dat u de bus verticaal houdt (wanneer u de bus schuin houdt, kan er vloeistof op de spie­gel terecht komen). Als er een vingerafdruk of andere vlek op het objectief zit, breng dan een beetje lensreiniger op een zachte doek aan en veeg het objectief voorzichtig schoon.
• Zie "Technische gegevens: Behandeling van uw camera" voor informatie over het reini­gen van het laagdoorlaatfi lter (
252).
Opbergen
• Om schimmel en meeldauw te voorkomen dient u de camera in een droge, goed geven­tileerde ruimte op te bergen. Wanneer u niet van plan bent de camera binnen afzienbare tijd te gebruiken, verwijder dan de batterij om lekkage te voorkomen en berg de camera op in een plastic tas met een droogmiddel. Plaats de cameratas echter niet in een plastic tas, aangezien het materiaal hierdoor kan worden aangetast. Let er ook op dat het droogmiddel na verloop van tijd zijn vermogen om vocht te absorberen verliest en daarom regelmatig dient te worden vervangen.
• Berg het apparaat niet op met nafta- of kamfermottenballen, dichtbij apparatuur die sterke magnetisch velden produceert, of in ruimten waar extreme temperaturen heersen, zoals bijvoorbeeld bij een kachel of in een afgesloten auto op een warme dag.
• Om schimmel en meeldauw te voorkomen dient u de camera tenminste één keer per maand tevoorschijn te halen, aan te zetten en de ontspanknop een paar keer in te druk­ken.
• Berg de batterij op op een koele, droge plaats. Plaats de beschermkap terug voordat u de batterij opbergt.
Opmerkingen over de monitor
• De monitor kan een aantal pixels bevatten die altijd oplichten of in het geheel niet oplichten. Dit is voor TFT LCD-monitoren gebruikelijk en wijst niet op een storing. Foto’s die met de camera zijn gemaakt worden hier niet door beïnvloed.
• Bij helder licht kunnen de beelden op de mo­nitor moeilijk te zien zijn.
• Oefen geen druk uit op de monitor, aange­zien dit schade of storing tot gevolg kan heb­ben. Stof of pluizen op de monitor kunnen worden verwijderd met een blaaskwastje. Vlekken kunnen worden verwijderd door het oppervlak zachtjes schoon te wrijven met een zachte doek of zeem.
• Mocht de monitor breken, pas dan op dat nie­mand zich verwondt aan het gebroken glas en dat het vloeibare kristal uit de monitor niet in aanraking komt met de huid, ogen of mond.
• Plaats de beschermkap terug op de monitor wanneer u de camera vervoert of onbewaakt achterlaat.
Schakel de camera uit voordat u de batterij verwijdert of de lichtnetadapter afkoppelt
Haal de stekker van de camera niet uit het stop­contact en verwijder de batterij niet wanneer de camera aanstaat, of wanneer er beelden worden opgeslagen in of verwijderd uit het geheugen. Wordt de stroom naar de camera onder deze omstandigheden abrupt onderbroken, dan kan dit leiden tot informatieverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het geheugen.
Om te voorkomen dat de stroom per ongeluk wordt onderbroken, dient u het product niet van de ene plaats naar de andere te dragen terwijl de lichtnetadapter aangesloten is.
Batterijen
• Controleer de batterijconditie op het LCD­venster wanneer u de camera aanzet om te bepalen of de batterij vervangen moet wor­den. Wanneer de batterijspanningindicator knippert moet de batterij worden vervangen.
• Zorg dat u altijd een volledig opgeladen reser­vebatterij bij u heeft wanneer u bij belangrijke gelegenheden foto’s maakt. Afhankelijk van de locatie waar u zich bevindt kan het moei­lijk zijn om snel even een reservebatterij te kopen.
• Op koude dagen neemt de prestatie van bat­terijen vaak af. Zorg dat de batterij volledig opgeladen is voordat u bij koud weer buiten foto’s maakt. Bewaar een reservebatterij op een warme plaats en wissel de twee zo nodig om. Wanneer een koude batterij eenmaal op­gewarmd is, neemt het vermogen vaak weer wat toe.
• Mochten de batterijpolen vuil worden, veeg ze dan vóór gebruik schoon met een schone, droge doek.
• Plaats nadat u de batterij uit de camera heeft genomen het beschermkapje terug op de batterij.
Geheugenkaarten
• Schakel de stroom uit voordat u een ge­heugenkaart in de camera plaatst of uit de camera verwijdert. Als u een geheugenkaart inbrengt of verwijdert wanneer de stroom ingeschakeld is, kan hij onbruikbaar worden.
• Plaats de geheugenkaart zoals rechts afgebeeld in de camera. Wanneer u een geheugenkaart ondersteboven of ach­terstevoren in de camera plaatst, kunnen de camera en de kaart beschadigd raken.
v

Opmerkingen

• Voor de gehele of gedeeltelijke repro­ductie, verzending, transcriptie, opslag in een geautomatiseerd informatiebe­stand, of vertaling in welke taal dan ook, in welke vorm dan ook, en met welke middelen dan ook van de bij dit product geleverde handleidingen is de voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon vereist.
• Nikon behoudt zich het recht voor om de hardware- en softwarespecifi caties beschreven in deze handleidingen te allen tijde zonder voorafgaande waar­schuwing te kunnen wijzigen.
• Nikon is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van het gebruik van dit pro­duct.
• Hoewel Nikon alles in het werk heeft gesteld om te zorgen dat de informatie in deze handleidingen juist en volledig is, stellen we het zeer op prijs als u de Nikon-importeur op de hoogte wilt stel­len van eventuele onjuistheden of omis­sies (adres apart bijgeleverd).
vi
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let er op dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
• Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden gekopieerd of gere­produceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of overheids­obligaties, zelfs als dergelijke kopieën of reproducties voorzien zijn van een stempel “Voorbeeld”.
Het kopiëren of reproduceren van papier­geld, munten of waardepapieren die in het buitenland in circulatie zijn is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is het kopiëren of reproduceren van onge­bruikte door de overheid uitgegeven post­zegels of briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven zegels of van ge­certifi ceerde, door de wet voorgeschreven documenten is verboden.
Het van de hand doen van gegevensdragers
Merk op dat bij het verwijderen van beelden of het formatteren van geheugenkaarten of andere apparaten voor gegevensopslag, de originele beelden niet volledig worden gewist. Verwijderde bestanden kunnen soms worden teruggehaald van gewiste gegevensdragers met behulp van commercieel beschikbare software, wat mogelijk kan resulteren in misbruik van persoonlijke beelden. Het is de verantwoording van de gebruiker om er voor te zorgen dat de privacy van dergelijk materiaal is gewaarborgd.
Voordat u een gegevensdrager weggooit of het eigendom aan een ander persoon overdraagt, kunt u de inhoud volledig wissen met behulp van speciaal hiertoe bestemde commercieel beschikbare software. Als alternatief is het mogelijk om de gegevensdrager te formatteren en deze vervolgens geheel te vullen met beelden die geen persoonlijke inhoud hebben (bijv. foto’s van een egale lucht). Zorg er ook voor dat u eventuele foto’s die voor de vooringestelde witbalans ( 59) zijn gebruikt vervangt.
Neem de nodige voorzorgsmaatregelen in acht om verwonding of beschadiging van eigendommen te voorkomen indien u de gegevensdrager fysiek vernietigt.
• Waarschuwingen m.b.t. zekere ko­pieën en reproducties
De overheid heeft waarschuwingen uitge­vaardigd met betrekking tot het kopiëren of reproduceren van waardepapieren uitge­geven door commerciële instellingen (aan­delen, wissels, cheques, cadeaucertifi caten, etc.), reispassen of coupons, behalve wan­neer het gaat om een minimaal benodigd aantal kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Eveneens niet toegestaan is het kopiëren of reproduceren van door de over­heid uitgegeven paspoorten, vergunningen afgegeven door overheidsinstanties en an­dere instellingen, identiteitskaarten en kaart­jes zoals passen en maaltijdcouponnen.
• Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteurs­rechterlijk beschermde creatieve werken zoals boeken, muziek, schilderijen, houtgra­vures, kaarten, tekeningen, fi lms en foto’s is verboden middels nationale en internatio­nale wetten. Gebruik dit product niet voor het maken van illegale kopieën of voor het inbreuk maken op de auteursrechten.
vii

Inhoudsopgave

Voor uw veiligheid............................................................................................ ii
Behandeling van de camera en batterij ............................................................. iv
Opmerkingen................................................................................................... vi
Inleiding 1
Overzicht.......................................................................................................... 2
Eerste kennismaking met de camera ............................................................. 3
Eerste stappen ................................................................................................. 15
Stap 1—Bevestig de camerariem ...................................................................... 15
Stap 2—Plaats de batterij in de camera ............................................................ 16
Stap 3—Basisinstellingen.................................................................................. 17
Stap 4—Bevestig een objectief ......................................................................... 20
Stap 5—Plaats een geheugenkaart in de camera .............................................. 22
Instructies 25
Eenvoudig fotograferen ................................................................................. 26
Stap 1—Maak de camera gebruiksklaar............................................................ 27
Stap 2—Wijzig de camera-instellingen ............................................................. 29
Stap 3—Bepaal de uitsnede.............................................................................. 31
Stap 4—Stel scherp.......................................................................................... 32
Stap 5—Controleer de belichting ..................................................................... 33
Stap 6—Maak een foto.................................................................................... 34
Eenvoudig weergeven .................................................................................... 35
Foto’s maken 37
Gebruik van cameramenu’s ............................................................................ 39
High speed uitsnede........................................................................................ 41
Een opnamestand kiezen................................................................................ 43
Beeldkwaliteit en -grootte ............................................................................. 45
Beeldkwaliteit............................................................................................... 45
Beeldgrootte................................................................................................. 48
Gevoeligheid (ISO-equivalent)........................................................................ 52
Witbalans......................................................................................................... 54
Witbalans nauwkeurig instellen .................................................................... 56
Kleurtemperatuur kiezen .............................................................................. 58
Vooringestelde witbalans.............................................................................. 59
Beeldcorrectie.................................................................................................. 67
Contouren benadrukken: Verscherping......................................................... 67
Contrast wijzigen: Tooncompensatie............................................................. 68
Kleuren op het productieproces afstemmen: Kleurruimte.............................. 69
Kleuren afstemmen op het onderwerp: Kleurstand ....................................... 70
Kleuren beheersen: Kleurtoon aanpassen...................................................... 71
viii
Scherpstelling .................................................................................................. 72
Scherpstelstand................................................................................................ 72
Selectie scherpstelveld...................................................................................... 74
Autofocus ........................................................................................................ 76
AF-veldstand................................................................................................. 76
Scherpstelvergrendeling................................................................................ 80
Goede resultaten verkrijgen met autofocus................................................... 82
Handmatig scherpstellen .................................................................................. 83
Belichting......................................................................................................... 84
Lichtmeting...................................................................................................... 84
Belichtingsstand ............................................................................................... 85
Vergrendeling automatische belichting............................................................. 95
Belichtingscorrectie .......................................................................................... 97
Bracketing........................................................................................................ 98
Flitsfotografi e.................................................................................................. 106
DDL-fl itssturing ................................................................................................ 107
Compatibele fl itsers.......................................................................................... 109
Flitssynchronisatiestanden ................................................................................ 112
FV-vergrendeling .............................................................................................. 114
Flitsaansluitingen en -indicators........................................................................ 116
Beeld-op-beeld/meervoudige belichting ....................................................... 117
Intervalfotografi e............................................................................................ 122
Zelfontspannerstand ....................................................................................... 127
Objectieven zonder CPU ................................................................................. 128
Een GPS-eenheid gebruiken ........................................................................... 132
Reset met twee knoppen................................................................................ 133
Meer over weergeven 135
Enkel beeld weergeven..................................................................................... 136
Foto-informatie ................................................................................................ 137
Meerdere beelden bekijken: thumbnails weergeven ......................................... 140
Foto’s van dichtbij bekijken: zoom tijdens het weergeven ................................... 142
Foto’s beveiligen tegen verwijderen .................................................................. 143
Afzonderlijke foto’s verwijderen........................................................................ 144
Spraakmemo’s 145
Spraakmemo’s opnemen .................................................................................. 146
Spraakmemo’s afspelen.................................................................................... 150
ix
Menugids 153
Het weergavemenu......................................................................................... 154
Wissen ............................................................................................................. 154
Terugspeelmap ................................................................................................. 156
Diashow........................................................................................................... 157
Beeld verbergen ............................................................................................... 159
Printopdracht ................................................................................................... 161
Weergavestand ................................................................................................ 164
Beeld terugspelen............................................................................................. 164
Na verwijderen................................................................................................. 165
Draai portret .................................................................................................... 165
Het opnamemenu ........................................................................................... 166
Geh. bank opnamemenu.................................................................................. 167
Opnamemenu terugstellen............................................................................... 169
Actieve map..................................................................................................... 170
Naamgeving bestanden.................................................................................... 171
Beeldkwaliteit................................................................................................... 171
Beeldformaat ................................................................................................... 172
High speed uitsnede......................................................................................... 172
JPEG compressie............................................................................................... 172
RAW compressie .............................................................................................. 172
Witbalans......................................................................................................... 172
Ruisonderdrukking ........................................................................................... 173
Hoge ISO ruisond. ............................................................................................ 173
ISO................................................................................................................... 174
Verscherping .................................................................................................... 174
Tooncompensatie ............................................................................................. 174
Kleurruimte ...................................................................................................... 174
Kleurstand........................................................................................................ 174
Kleurtoon aanpassen........................................................................................ 175
Beeld-op-beeld................................................................................................. 175
Meervoudige belicht......................................................................................... 175
Intervalopnamen .............................................................................................. 175
Niet-CPU objectief............................................................................................ 175
Persoonlijke instellingen................................................................................. 176
Het Setup-menu .............................................................................................. 209
Formatteren ..................................................................................................... 210
LCD helderheid ................................................................................................ 211
Spiegel omhoog............................................................................................... 211
Videostand....................................................................................................... 212
Wereldtijd ........................................................................................................ 212
x
Taal (Language) ................................................................................................ 212
Beeld commentaar ........................................................................................... 213
Autom. beeldrotatie......................................................................................... 214
Spraakmemo.................................................................................................... 215
Overschrijf sprk. memo..................................................................................... 215
Knop spraakmemo........................................................................................... 215
Geluid afspelen ................................................................................................ 215
USB.................................................................................................................. 216
Stof referentienfoto.......................................................................................... 217
Batterij informatie ............................................................................................ 219
Draadloos LAN ................................................................................................. 219
Firmware versie ................................................................................................ 227
Aansluitingen 229
Weergeven op een televisie ........................................................................... 230
Aansluiten op een computer.......................................................................... 231
Aansluiten op een printer............................................................................... 234
Technische gegevens 239
Optionele accessoires...................................................................................... 240
Objectieven voor de D2X.................................................................................. 240
Andere accessoires........................................................................................... 243
Behandeling van uw camera .......................................................................... 249
Problemen oplossen........................................................................................ 254
Specifi caties ..................................................................................................... 257
Trefwoordenregister ....................................................................................... 262
xi
Handelsmerk-informatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Pentium is een handelsmerk van Intel Corporation. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. Microdrive is een gedeponeerd handelsmerk van Hitachi Global Storage Technologies in de Verenigde Staten en/of andere landen. Lexar Media is een handelsmerk van Lexar Media Corporation. PictBridge is een handelsmerk. Alle andere handelsnamen die in deze handleiding of in andere documentatie bij uw Nikon-product worden vermeld, zijn handelsmerken of gedepo­neerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
xii

Inleiding

Voordat u begint
Dit hoofdstuk is als volgt onderverdeeld:
Overzicht
Hier wordt toegelicht hoe deze handleiding is inge­deeld en welke symbolen en weergavemethoden worden gebruikt.
Eerste kennismaking met de camera
Het is handig om dit gedeelte van een boekenlegger te voorzien, zodat u het tijdens het lezen van de handlei­ding snel kunt terugvinden voor informatie over de be­naming en functie van de diverse cameraonderdelen.
Eerste stappen
In dit gedeelte wordt beschreven welke stappen u uit­voert wanneer u de camera voor het eerst gebruikt: de batterij en geheugenkaart in de camera plaatsen, een objectief en de camerariem bevestigen en de datum, tijd en taal instellen.
1

Overzicht

Over deze handleiding
Gefeliciteerd met uw aanschaf van een Nikon D2X digitale spiegelrefl excamera (SLR) met verwisselbaar objectief. Het doel van deze handleiding is te zorgen dat u met
Inleiding—Overzicht
plezier fotografeert met uw digitale Nikon camera. Lees deze handleiding vóór gebruik grondig door en houd hem tijdens het gebruik van het product bij de hand.
Om het vinden van bepaalde informatie te vergemakkelijken, zijn de volgende symbo­len en weergavemethoden gebruikt:
Dit pictogram staat bij waarschuwingen, in­formatie die u vóór gebruik dient te lezen om te voorkomen dat u uw camera beschadigt.
Dit pictogram staat bij opmerkingen, informatie die u dient te lezen voordat u uw camera gebruikt.
Dit pictogram staat bij instellingen die u met behulp van de cameramenu’s kunt wijzigen.
Dit pictogram staat bij tips, aanvullen­de informatie die van pas kan komen bij het gebruik van uw camera.
Dit pictogram geeft aan dat er elders in deze handleiding meer informatie over dit onderwerp staat.
Dit pictogram staat bij instellingen die u met behulp van het menu Custom Settings nauwkeurig kunt afstellen.
Maak testopnamen
Voordat u bij belangrijke gelegenheden (zoals bruiloften of reizen) foto’s maakt, is het aan te bevelen om een testopname te maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor kosten of gederfde winst als gevolg van het niet goed functioneren van het product.
Levenslang leerproces
Als onderdeel van Nikons streven naar een levenslang leerproces waarbij Nikon continu pro­ductondersteuning en –informatie verschaft, is er on-line op de volgende sites altijd nieuwe, bijgewerkte informatie beschikbaar.
•Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
•Voor gebruikers in Europa en Afrika: http//www.europe-nikon.com/support
•Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/ Bezoek deze sites om op de hoogte te blijven van de laatste productinformatie, tips en antwoorden op veelgestelde vragen (FAQ’s), en voor algemeen advies over digitale beeld­weergave en fotografi e. Raadpleeg voor meer informatie uw dichtstbijzijnde Nikon-verte­genwoordiging. Zie de URL hieronder voor de contactgegevens: http://nikonimaging.com/
2

Eerste kennismaking met de camera

Besturingsknoppen en displays
Neemt u even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsorganen en displays van de camera. Misschien vindt u het handig om een boekenlegger bij dit hoofdstuk te leggen om het gemakkelijk te kunnen terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
Camerabody
Bracketingknop ( ):
98, 103
Ontgrendeling keuzeknop:
Keuzeknop:
44
Oogje voor camerariem:
15
Flitssynchroni­satieknop ( ): 113
Instellingsvergren­delknop ( ) : 94
44
Filmvlakindicatie ( ): 83
Selectieknop lichtmeting: 84
Vergrendeling selectie­knop lichtmeting:
Accessoireschoentje:
116
84
Belichtingsstandknop ( Formatteerknop ( ): 23
Hoofdschakelaar:
Ontspanknop:
32, 34
Belichtingscor­rectieknop ( ): 97
Oogje voor camerariem:
15
LCD-venster
Oogsterkte­correctie­knop: 31
bovenop camera:
): 85
27
6
LCD-verlichting
Als u de aan-/uitknop op de stand houdt, worden de lichtmeters geactiveerd en licht het LCD-venster op, zodat u deze in het donker kunt afl ezen. Nadat u de aan-/uitknop loslaat, blijft de verlichting aan zolang de lichtmeters geactiveerd zijn of tot u de ontspanknop in­drukt.
3
Camerabody (vervolg)
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
Ontgrendelings­knop objectief:
21
Scherptedieptecontroleknop:
85
Secundaire instelschijf:
12
FUNC. knop:
205
Secundaire instelschijf voor verticale opna-
12
men: Ontspanknop voor verticale opnamen:
31
Selectieknop scherp­stelstand:
72
Sensor omgevingsverlichting:
54, 59 Zelfontspannerlampje: Flitssynchronisatieaansluiting:
116 10-pins afstandsbedieningsaan­sluiting:
Audio- / video- (A/V) aansluiting (onder beschermkap): 230 Ruimte voor dop­pen fl itssynchroni­satie-aansluiting en 10-pins afstandsbe­dieningsaansluiting (binnenzijde deksel)
DC-ingang (onder beschermkap):
USB aansluiting (onder beschermkap):
Vergrendeling batterijvakdeksel:
247
243
16
120
232
Aansluiting voor optionele WT-2/2A of WT­1/1A draadloze LAN-adapter (onder klepje):
243
Vergrendeling ontspanknop voor verticale opnamen: 31, 73
4
Statiefmoer
Oculairsluiterhendeltje: 31, 127
Verwijderknop ( Formatteerknop ( ): 23
Weergaveknop (
): 136
Monitor: 211, 249
Menuknop ( ):
39
Thumbnailknop ( ): 140
Beveiligknop ( ): 143 HELP-knop:
39
Enter-knop ( ): 40 Weergavezoom­knop
( ): 142
Speaker:
LCD-venster achterop camera:
): 35, 144
28,
151
9 Gevoeligheids­knop (ISO): 52
Beeldkwaliteit/grootte (QUAL) knop:
Witbalans (WB) knop:
54 – 66
Zoekeroculair:
46, 49
31, 244
AE/AF vergrendel­knop (
): 80, 95
Microfoon (
Microfoon:
AF-ON ( ) knop voor verticale opnamen: 73
146
AF-ON knop (
73
Hoofdinstel­schijf: 12
Multi selector:
14
Vergrendeling scherpstelselec­tieknop
: 74
Toegangslamp­je geheugen­kaart
: 22, 24
Selectieknop AF-veldstand:
76
Beschermkap geheugen­kaartsleuf
22
Ontgrendelknop beschermkap ge­heugenkaartsleuf (onder bescherm-
22
kap):
Hoofdinstelschijf voor verticale opnamen
12
) knop: 146
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
):
:
:
De speaker en microfoon
Houd magnetische voorwerpen, zoals microdrive-kaarten, niet in de buurt van de speaker of microfoon.
5
LCD-venster bovenop camera
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
1
2
3
4
5
6
9
10
11
7
8
14
15
16
17
18
19
12
13
20
21
22
23
24
25
6
1 Sluitertijd.................................... 85 – 94
Belichtingscorrectiewaarde ................97
Aantal opnamen bij bracketing..........98
Aantal intervallen bij
intervalfotografi e.............................124
Brandpuntsafstand
(objectief zonder CPU).....................128
Gevoeligheid (ISO-equivalent)............52
“Bezet”-aanduiding ..........................42
2 Pictogram sluitertijdvergrendeling .....94
3 Flexibel-programma-indicator ............87
4 Belichtingsstand ................................85
5 Geheugenkaartindicator ..............23, 28
6 Scherpstelveld ...................................74
AF-veldstand .............................. 76 – 79
7 Flitssynchronisatiestand ...................112
8 Aantal resterende opnamen ..............28
Aantal resterende opnamen voor
volraken geheugenbuffer ..................44
Indicator opnamestand....................232
9 Diafragmastopindicator ...............91, 93
10 Diafragma (f/-getal) .................... 85 – 94
Diafragma (aantal stops)..............91, 93
Bracketing-ophoogwaarde ........99, 103
Aantal opnamen per interval ...........124
Maximum diafragma
(objectief zonder CPU).....................131
PC-standindicator............................232
11 Batterij-indicator................................27
12 Opnameteller ....................................28
13 “K” (verschijnt bij geheugencapaciteit
voor meer dan 1000 opnamen) .........51
14 FV-vergrendelingsindicator...............114
15 Synchronisatie-indicator...................113
16 Klokbatterij-indicator .................19, 251
17 Aanduiding voor GPS-verbinding.....132
18 Aanduiding voor high-speed uitsnede
.........................................................41
19 Belichtingscorrectie-indicator .............97
20 Indicator intervaltimer .....................124
21 Aanduiding voor meervoudige
belichting ........................................120
22 Pictogram diafragmavergrendeling ....94
23 Indicator beeldcommentaar.............213
24 Indicator belichtingsbracketing ..........98
Indicator witbalansbracketing..........103
25 Elektronische analoge
belichtingsdisplay ..............................93
Belichtingscorrectie............................97
Bracketing-voortgangsindicator
................................................ 98 – 105
PC-standindicator............................232
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
7
LCD-venster achterop camera
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
1
2
3
8
9
4
5
6
7
10
11
12
13
8
1 Persoonlijke-instellingenbank...........179
2 “Remaining” (resterend)
indicator............................................28
3 Instellingenbank opnamemenu........167
4 Gevoeligheidsindicator (ISO) ..............52
Automatische
gevoeligheidsindicator.....................188
5 Gevoeligheid .....................................52
Gevoeligheid (hoge versterking) ........52
Aantal resterende opnamen ..............28
Lengte spraakmemo........................147
Fijnregelen witbalans.........................56
Nummer voorinstelling witbalans.......59
Kleurtemperatuur..............................58
PC-standindicator............................232
6 “K” (verschijnt bij geheugencapaciteit
voor meer dan 1000 opnamen) .........51
Kleurtemperatuurindicator ................58
7 Beeldkwaliteit....................................45
8 Beeldgrootte .....................................48
9 Witbalansbracketing-indicator .........103
10 Spraakmemo opname-indicator
(opnamestand) ................................147
11 Spraakmemo statusindicator ...........147
12 Spraakmemo opname-indicator.......148
13 Witbalansstand .................................54
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
9
De zoekerdisplay
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
1
23
2
3
4 5 6 7 98 10 11
18 19 20 21 22
12 13
Matglazen
In de bovenstaande afbeelding ziet u het speciale V-type Clear Matte III matglas dat standaard op de camera is geplaatst. Het meegeleverde B-type Brite-View III matglas en het optionele E-type Clear Matte III matglas geven de vier hoeken van de high-speed uitsnede aan (zie , hierboven). Zie “Het matglas verwisselen” ( 250) voor informatie over het verwisselen van matglazen.
10
15
14
High speed uitsnede
24
25
26 27 28 29
16 17
1 Referentiecirkel (diameter 8 mm) voor
centrumgerichte lichtmeting..............84
2 Scherpstelpunt (scherpstelvelden) ......74
Spotmetingsdoelen ...........................84
3 High speed uitsnede..........................41
4 Scherpstelindicator ......................32, 83
5 Lichtmeting .......................................84
6 Bracketing-indicator ..........................98
7 Vergrendeling automatische
belichting ..........................................95
8 Aanduiding voor high-speed uitsnede
.........................................................41
9 Vergrendeling sluitertijd.....................94
10 Sluitertijd.....................................85–94
11 Vergrendeling diafragma...................94
12 Diafragma (f/-getal) .....................85–94
Diafragma (aantal stops)..............91, 93
13 Belichtingsstand ................................85
14 Belichtingscorrectie-indicator .............97
15 Opnameteller ....................................28
Aantal resterende opnamen ..............28
Aantal resterende opnamen
voor volraken geheugenbuffer...........44
Belichtingscorrectiewaarde ................97
PC-standindicator............................232
16 “K” (verschijnt bij geheugencapaciteit
voor meer dan 1000 opnamen) .........51
17 Flitser-gereedindicator .....................116
18 Batterij-indicator................................27
19 FV-vergrendelingsindicator...............114
20 Synchronisatie-indicator...................113
21 Diafragmastopindicator ...............91, 93
22 Elektronische analoge
belichtingsdisplay ..............................93
Belichtingscorrectie............................97
23 Statusindicator spraakmemo ...........147
24 Witbalansbracketing-indicator .........103
25 Witbalansstand .................................51
26 Beeldgrootte .....................................48
27 Beeldkwaliteit.................................... 45
28 Gevoeligheidsindicator (ISO) ..............52
Automatische
gevoeligheidsindicator.....................188
29 Gevoeligheid (ISO-equivalent)............52
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
11
De instelschijven
De hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf kunnen alleen of in combinatie met
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
andere besturingsknoppen worden gebruikt om diverse instellingen te wijzigen. Voor beter bedieningsgemak bij het maken van foto’s in de lange (portret) stand zitten er vlak bij de ontspanknop voor de verticale stand knoppen die dezelfde functies hebben als de hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf (
Bracketing­knop
Flitssynchroni­satiestandknop
Instellingsver­grendelknop
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
Beeldkwaliteit en -grootte
Stel de beeldkwaliteit in ( 45).
Kies een beeldgrootte ( 48).
Witbalans
Kies een witbalansinstelling ( 54).
31).
Belichtings­standknop
Belichtingscor­rectieknop
Gevoelig-
heidsknop
Beeld-
kwaliteit-/
grootteknop
Witba-
lansknop
Stel de witbalans nauwkeurig af/kies een kleurtemperatuur/kies een vooringestelde wit­balans ( 55, 58, 59).
Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Stel de gevoeligheid in (ISO-equivalent;
12
52).
Belichting
Kies een belichtingsstand ( 85–93).
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
Kies een combinatie van diafragma en sluiter­tijd (belichtingsstand P; 87).
Kies een sluitertijd (belichtingsstand S of M;
88, 92).
Kies een diafragma (belichtingsstand A of M;
90, 92).
Stel de belichtingscorrectie in ( 97).
Sluitertijdvergrendeling (belichtingsstand S of M; 94).
Diafragmavergrendeling (belichtingsstand A of M; 94).
Zet bracketing aan of uit/selecteer aantal op­namen bij bracketing; ( 98, 103).
Flitsinstellingen
Selecteer de ophoogwaarde voor bracketing ( 99, 103).
Kies een fl itssynchronisatiestand voor een opti­onele fl itser ( 112).
13
De multi-selector
De multi-selector wordt gebruikt voor de volgende handelingen:
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
Menu-navigatie: Markeerbalk omhoog verplaatsen ( 40).
Help: Omhoog bladeren ( 39).
Fotograferen: Scherpstelveld boven het huidige scherpstelveld selecteren ( 74).
Weergave op volle grootte: Vorige beeld weergeven ( 35).
Thumbnail-weergave: Thumbnail boven de huidige thumbnail markeren ( 140).
Menu-navigatie: Annuleren en terugkeren naar vorige menu ( 40).
Fotograferen: Scherpstelveld links van huidige scherpstel­veld selecteren ( 74).
Weergave op volle grootte: Vorige bladzijde met foto-in­formatie weergeven ( 137).
Thumbnail-weergave: Thumb­nail links van huidige thumb­nail markeren ( 140).
Menu-navigatie: Markeerbalk omlaag verplaatsen ( 40).
Help: Omlaag bladeren ( 39).
Fotograferen: Scherpstelveld onder huidige scherp­stelveld selecteren ( 74).
Weergave op volle grootte: Volgende beeld weerge- ven ( 35).
Thumbnail-weergave: Thumbnail onder huidige thumbnail markeren ( 140).
Menu-navigatie: Gemarkeerde
Fotograferen: Middelste scherp-
Weergeven: Aantal getoonde
Menu-navigatie: Gemarkeerde
Fotograferen: Scherpstelveld
Weergave op volle grootte: Vol-
Thumbnail-weergave: Thumb-
onderdeel selecteren ( 40).
stelveld selecteren ( 74).
beelden wijzigen ( 140).
onderdeel selecteren of sub­menu weergeven ( 40).
rechts van huidige scherpstel­veld selecteren ( 74).
gende bladzijde met foto-infor­matie weergeven ( 137).
nail rechts van huidige thumb­nail markeren ( 140).
De multi- selector
U kunt de knop ook gebruiken om in de cameramenu’s gemarkeerde onderdelen te se­lecteren. In sommige gevallen kan het zijn dat de handelingen vermeld op deze pagina niet kunnen worden uitgevoerd.
14

Eerste stappen

Z
:
C
S
C
L
C
S
C
L
C
S
C
L
C
S
C
L
Voorbereidingen vóór gebruik
Voer de onderstaande stappen uit voordat u de camera voor het eerst gebruikt:
Stap 1 Bevestig de camerariem................................................................. 15
Stap 2 Plaats de batterij in de camera...................................................... 16
ie voor meer informatie over batterijen en andere stroombronnen
• Technische gegevens: Optionele accessoires....................................... 243
• Behandeling van de camera en batterij............................................... iv–v
Stap 3 Basisinstellingen ............................................................................ 17–19
Zie voor informatie over het vervangen van de klokbatterij:
• Technische gegevens: Behandeling van uw camera............................ 251
Stap 4 Bevestig een objectief.................................................................... 20–21
Zie voor meer informatie over voor de D2X verkrijgbare objectieven:
• Technische gegevens: Optionele accessoires....................................... 240–242
Stap 5 Plaats een geheugenkaart in de camera........................................ 22–24
Zie voor meer informatie over compatibele geheugenkaarten:
• Technische gegevens: Goedgekeurde geheugenkaarten..................... 248
Zie voor meer informatie over geheugenkaarten formatteren:
• Het Setup-menu: Geheugenkaarten formatteren................................ 210
Stap 1—Bevestig de camerariem
Bevestig de camerariem stevig aan de twee oogjes van de camerabody, zoals hieronder afgebeeld.
Inleiding—Eerste stappen
15
2
Stap 2—Plaats de batterij in de camera
Inleiding—Eerste stappen
Uw camera wordt gevoed door één oplaadbare Nikon EN-EL4 lithium-ion batterij (bijgeleverd).
.1 Laad de batterij op
De EN-EL4 batterij is bij levering niet volledig opgeladen. Om zolang mogelijk te
2
kunnen fotograferen wordt aanbevolen om de batterij vóór gebruik volledig op te laden in de bijgeleverde MH-21 snellader (zie de gebruikshandleiding bij de MH-21 voor verdere informatie). Het duurt ongeveer 100 minuten om een lege batterij helemaal op te laden.
.2 Zet de camera uit
Zet de camera uit voordat u de batterij in de ca-
2
mera plaatst of uit de camera verwijdert.
.3 Open het deksel van het batterijvak
Zet de vergrendeling van het batterijvakdeksel
2
in de “open”-stand ( ) en verwijder het deksel.
.4
Bevestig het batterijvakdeksel aan de batterij
U hoeft het beschermkapje niet te verwijderen
2
om de batterij op te laden. Zie de aanwijzingen bij de EN-EL4 voor verdere informatie.
.5 Plaats de batterij in de camera
Plaats de batterij zoals rechts getoond in de
2
camera.
.6 Vergrendel het batterijvakdeksel
Controleer of het deksel goed gesloten is om te
2
voorkomen dat de batterij tijdens gebruik uit de camera valt.
Batterij verwijderen
Om de batterij te verwijderen zet u de camera uit en draait u de vergrendeling van het bat­terijvakdeksel in de open-stand ( ).
EN-EL4 oplaadbare Li-ion batterijen
De EN-EL4 deelt informatie met compatibele apparaten, waardoor de camera de status van de batterijlading kan weergeven in zes niveaus en de MH-21 zowel het huidige batterijni­veau correct kan weergeven als de batterij kan laden. De optie Batterij informatie in het menu Setup geeft informatie over batterijlading, gebruiksduur en het aantal genomen foto’s ( 219).
16
Stap 3—Basisinstellingen
Kies een taal en stel de datum en tijd in zoals hieronder wordt beschreven.
3
Inleiding—Eerste stappen
.1
3
Zet de camera aan.
* Als een optie is gemarkeerd, duwt u de multi-selector naar links tot het pictogram links van
het menu is geselecteerd.
.3
3
Roep het Setup-menu op.
.5
3
Markeer Taal (Language). Geef de opties weer.
.7
3
.2
3
Geef het menu weer.
.4
*
3
Plaats de cursor in het Setup-menu.
.6
3
.8
3
Markeer een optie.
Keer terug naar het Setup-menu.
17
3
.9
3
Inleiding—Eerste stappen
Markeer Wereldtijd.
.11
3
Markeer Tijdzone.
.13
3
Selecteer de lokale tijdzone.
† Het veld UTC geeft het verschil in uren aan tussen de geselecteerde tijdzone en de
Coordinated Universal Time (UTC).
‡ Als de zomertijd van toepassing is in de lokale tijdzone, markeert u Zomertijd en
duwt u de multi-selector naar rechts. Duw de multi-selector omlaag om Aan te selecteren en duw de multi-selector naar rechts. De tijd wordt automatisch één uur vooruit gezet.
.15
3
.10
3
Geef de opties weer.
.12
3
Geef een wereldkaart met tijdzones weer.
.14
3
Keer terug naar het menu Wereldtijd.
.16
3
18
Markeer Datum.
Roep het menu Datum op.
3
.17
3
.18
3
Markeer Datumformaat.
.20
3
Kies de volgorde waarin de datum wordt weergegeven.
.22
3
Keer terug naar het Setup-menu.
Wijzig jaar, maand, dag, uren, minuten en seconden. Duw de multi-selector naar links of naar rechts om een item te selec­teren en duw de multi-selector omhoog of omlaag om de waarde te wijzigen. Druk op de knop in te stellen en terug te keren naar het menu Wereldtijd.
.19
3
Geef de opties weer.
.21
3
Keer terug naar het menu
De cameraklok is niet zo nauwkeurig als gewone horloges en klokken. Controleer regelmatig of de klok nog op de juiste tijd staat en stel hem zo nodig bij. U kunt de klok terugzetten met behulp van de optie Wereldtijd in het setup-menu ( 209).
om de datum en tijd
Wereldtijd
.
Inleiding—Eerste stappen
De klokbatterij
De klok-kalender van de camera wordt gevoed door een afzonderlijke, niet-oplaadbare CR1616 lithiumbatterij met een levensduur van circa 4 jaar. Wanneer deze batterij leeg is knippert het pictogram in het bovenste LCD-venster wanneer de belichtingsmeters aan staan. Zie "Technische gegevens: Behandeling van uw camera" voor informatie over het vervangen van de klokbatterij ( 251).
19
4
Stap 4—Bevestig een objectief
Om alle mogelijkheden van uw camera volledig te kunnen benutten is het aan te be-
Inleiding—Eerste stappen
velen een CPU-objectief van het type G of D te gebruiken.
voorzien van CPU-
aansluitingen
.1 Zet de camera uit
4
Zet de camera uit voordat u een objectief beves­tigt of verwijdert.
.2 Bevestig een objectief
4
Zorg dat het montageteken op het objectief in lijn staat met het montageteken op de camerabody en plaats het objectief in de bajonetvatting van de camera. Draai het objectief tegen de klok in tot het op zijn plaats klikt, zonder de ontgrendelings­knop van het objectief in te drukken.
.3 Vergrendel het diafragma op de laagste
4
instelling
Deze stap is overbodig wanneer u een type G objectief zonder diafragmaring gebruikt. Als u een ander type objectief gebruikt, dient u het di­afragma te vergrendelen op de kleinste opening (hoogste f-/getal).
Als u deze stap niet uitvoert wanneer u een CPU-objectief gebruikt, dan toont de diafragma­indicator op het LCD-venster en in de zoeker een knipperend wanneer u de camera aanzet. U kunt geen foto’s maken tot u de camera heeft uitgezet en het diafragma op het hoogste f-/getal heeft vergrendeld.
20
Type D objectiefType G objectiefCPU-objectieven zijn
Bescherm de camera tegen stof en vuil
Stof, vuil en andere vreemde deeltjes in uw camera kunnen als spikkels of vlekken op uw foto of in de zoeker zichtbaar zijn. Plaats daarom de bij uw camera geleverde BF-1A bo­dydop op de objectiefaansluiting wanneer er geen objectief op de camera bevestigd is. Houd de objectiefaansluiting naar beneden gericht bij het verwisselen van het objectief of het terugplaatsen van de cameradop.
Objectief verwijderen
Zorg dat de camera uit staat wanneer u het objectief verwij­dert of verwisselt. Om het objectief te verwijderen dient u de vergrendelknop van het objectief in te drukken terwijl u het objectief met de klok mee draait.
4
Inleiding—Eerste stappen
21
1
2
3
1
2
5
Stap 5—Plaats een geheugenkaart in de camera
Inleiding—Eerste stappen
In plaats van fi lm gebruikt uw digitale Nikon-camera CompactFlash™ geheugenkaar­ten of MicroDrive geheugenkaarten “Technische gegevens: Goedgekeurde geheugenkaarten” ( 248).
.1 Zet de camera uit
5
Zet de camera uit voordat u een geheugenkaart in de camera plaatst of uit de camera verwijdert.
.2 Open het beschermkapje van de geheu-
5
genkaartsleuf
Open het deurtje dat de ontgrendelknop van de kaartsleuf beschermt () en druk op de ontgren­delknop () om de kaartsleuf () te openen.
®
‚ kaarten om foto’s op te slaan. Zie voor een lijst met goedgekeurde
.3 Plaats een geheugenkaart in de camera
5
Plaats de geheugenkaart met de achterzijde naar de monitor gericht (). Als de geheugenkaart volledig is geplaatst, brandt het groene toe­gangslampje en komt de uitwerpknop naar voren (). Sluit het deksel van de kaartsleuf.
Geheugenkaarten in de camera plaatsen
Plaats de geheugenkaart met de aansluitingen eerst in de camera. Wanneer u de kaart verkeerd om of achterstevoren invoert, kunnen de kaart en de camera beschadigd raken. Controleer of u de kaart in de goede richting houdt.
Geen geheugenkaart
Wanneer er geen geheugenkaart in de camera is geplaatst terwijl er een opgeladen EN-EL4 batterij in de camera zit of de camera wordt gevoed door een lichtnetadapter, toont de opnameteller in het LCD-venster en de zoeker
22
.
Richting van plaatsing
Contactpunten
Achterkant
.4 Formatteer de geheugenkaart
5
Voordat u geheugenkaarten voor het eerst kunt gebruiken moeten ze worden geformatteerd.
Geheugenkaarten formatteren
Tijdens het formatteren wordt alle informatie op de geheugenkaart permanent gewist. Kopieer daarom alle foto’s en andere informatie die u wilt
bewaren naar een computer voordat u verder gaat ( 231–234).
5
Inleiding—Eerste stappen
Om de kaart te formatteren dient u de camera aan te zetten en de
) knoppen gelijktijdig circa twee seconden in te drukken. De sluitertijdindica­tor toont een knipperend en de opnameteller knippert. Wanneer u beide knoppen nogmaals samen indrukt wordt de geheugenkaart geformatteerd. Druk op een willekeurige andere knop om de kaart niet te formatteren.
Tijdens het formatteren verschijnen de letters in de opnameteller. Wan­neer het formatteren voltooid is, toont de opnameteller het aantal foto’s dat bij de huidige instellingen kan worden gemaakt.
Tijdens het formatteren
Terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd dient u de kaart of de batterij niet uit de camera te verwijderen en de lichtnetadapter (apart verkrijgbaar) niet los te koppelen.
Formaat ( 210 )
U kunt geheugenkaarten ook formatteren door de optie Formatteren in het Setup-menu te gebruiken.
( en
23
1
2
5
Geheugenkaarten
• Geheugenkaarten kunnen heet zijn na gebruik. Pas daarom op bij het verwijderen van een
Inleiding—Eerste stappen
geheugenkaart uit de camera.
• Formatteer geheugenkaarten voor u ze voor het eerst gebruikt.
• Schakel de stroom uit voordat u een geheugenkaart in de camera plaatst of uit de camera verwijdert.
•Verwijder de geheugenkaart of batterij niet uit de camera, zet de camera niet uit en koppel de lichtnetadapter niet los wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd of wanneer er informatie wordt opgeslagen, verwijderd of gekopieerd naar een computer. Wanneer u dit toch doet kan dit leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera of de kaart.
• Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen voorwerpen.
• Oefen geen druk uit op de buitenkant van de kaart. Hierdoor kan de kaart beschadigd raken.
• Buig de kaart niet, laat hem niet vallen en stel hem niet bloot aan hevige fysieke schok­ken.
• Laat de kaart niet nat worden en stel hem niet bloot aan een hoge luchtvochtigheid of direct zonlicht.
Geheugenkaarten verwijderen
Wanneer de camera uit staat kunt u de geheugenkaart uit de camera verwijderen zonder dat er informatie verloren gaat. Wacht tot het groene kaarttoegangslampje naast het beschermkapje van de kaartsleuf niet langer brandt en zet de camera uit. Probeer NIET om de kaart te verwijderen terwijl het toegangslampje brandt. Wanneer u dat toch doet, kan dit leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera en de kaart. Open het deurtje dat de ontgren­delknop van de kaartsleuf beschermt en druk op de ont­grendelknop om de kaartsleuf te openen. Druk vervolgens op de eject-knop om de kaart een stukje uit de camera te laten komen (). Nu kunt u de kaart verder met de hand verwijderen (). Blokkeer de geheugenkaart niet terwijl u op de eject-knop drukt, aangezien de kaart hierdoor be­schadigd kan raken.
Toegangs-
lampje
24

Instructies

Eenvoudig fotograferen en weergeven
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap beschreven hoe u uw eerste foto’s maakt en weergeeft.
Eenvoudig fotograferen
Hier wordt beschreven hoe u autofocus en geprogram­meerde automatische belichting kunt gebruiken voor eenvoudige kijk-en-klik-foto’s die in de meeste gevallen optimale resultaten zullen opleveren.
Eenvoudig weergeven
In dit gedeelte leest u hoe u foto’s op de monitor kunt bekijken.
25

Eenvoudig fotograferen

Uw eerste foto’s maken
U maakt een foto door de onderstaande zes basisstappen te volgen:
Instructies—Eenvoudig fotograferen
Stap 1 Maak de camera gebruiksklaar...................................................... 27–28
Zie voor informatie over het terugzetten van instellingen op hun standaardwaarden:
• Foto’s maken: Reset met twee knoppen.............................................. 133
•Menugids: Het Opnamemenu—Opnamemenu terugzetten ................
• Menugids: Het menu Persoonlijke Instellingen—Menu terugzetten ... 180–181
Stap 2 Wijzig de camera-instellingen ........................................................ 29–30
Zie voor meer informatie over de volgende camera-instellingen:
• Foto’s maken: Opnamestand kiezen.................................................... 43–44
• Foto’s maken: Beeldkwaliteit en –grootte ........................................... 45–51
• Foto’s maken: Gevoeligheid (ISO-equivalent)...................................... 52–53
• Foto’s maken: Witbalans ..................................................................... 54–66
• Foto’s maken: Beeldcorrectie............................................................... 67–71
• Foto’s maken: Scherpstelling............................................................... 72–83
• Foto’s maken: Belichting..................................................................... 84–105
Stap 3 Bepaal de uitsnede......................................................................... 31
Zie voor informatie over het effect van een diafragma-instelling vooraf bekijken:
• Foto’s maken: Belichting..................................................................... 85
Zie voor informatie over optionele zoekeraccessoires:
• Technische gegevens: Optionele accessoires....................................... 244
Stap 4 Stel scherp...................................................................................... 32
Zie voor meer informatie over scherpstelopties:
• Foto’s maken: Scherpstelling............................................................... 72–83
Stap 5 Controleer de belichting ................................................................ 33
Zie voor informatie over het veranderen van de compositie na het instellen van de belichting:
• Foto’s maken: Belichting..................................................................... 95
Zie voor meer informatie over fl itsfotografi e:
• Foto’s maken: Flitsfotografi e ............................................................... 106–116
Stap 6 Maak een foto................................................................................ 34
Zie voor informatie over intervalfotografi e:
• Foto’s maken: Intervalfotografi e.......................................................... 122–126
Zie voor informatie over vertraagd ontspannen:
• Foto’s maken: Zelfontspannerstand .................................................... 127
Zie voor meer informatie over beeld-op-beeld en meervoudige belichting:
• Foto’s maken: Beeld-op-beeld/meervoudige belichting....................... 117–121
169
26
Stap 1—Maak de camera gebruiksklaar
Voer voordat u een foto maakt de onderstaande stappen uit om de camera klaar voor gebruik te maken.
.1 Zet de camera aan
1
Het LCD-venster springt aan en de zoekerdisplay licht op.
.2 Controleer de batterijconditie
1
Controleer de batterijconditie in de zoeker of het LCD-venster bovenop de camera.
1
Instructies—Eenvoudig fotograferen
*
Zoeker
— — —
Conditie Opmerkingen
Batterij volle-
dig opgeladen
Voldoende la­ding voor alle
handelingen
Batterij bijna
leeg
Batterij leeg
De diafragma- en sluitertijdindicator in het LCD­venster bovenop de camera en alle indicators in de zoeker schakelen uit indien er gedurende 6 seconden geen handelingen zijn verricht (Meter uit). Druk de ontspanknop half in om de display weer te activeren.
Houd een volledig opgeladen reservebatterij bij de hand.
Ontspanner buiten werking gesteld.
Pictogram
LCD-
venster
(Knippert) (Knippert)
* Geen pictogram getoond wanneer de camera wordt gevoed door een optionele
lichtnetadapter.
De batterij-indicator
Als de segmenten van het batterijpictogram in het LCD-venster knipperen, berekent de came­ra de batterijlading. Het batterijniveau wordt binnen ongeveer drie seconden weergegeven.
Het pictogram
Een knipperend pictogram in het LCD-venster betekent dat de batterij niet juist functi­oneert of anderszins niet geschikt is voor gebruik in de D2X (het pictogram in de zoe­ker kan ook knipperen). Neem contact op met een door Nikon erkende onderhoudsdienst.
27
1
C
S
C
L
A /
V O U
T
DC
I
N
S
A / V
O
U T
DC
IN
A /
V O U
T
DC
I
N
.3 Controleer het aantal resterende opnamen
1
Instructies—Eenvoudig fotograferen
De opnameteller in het bovenste LCD-venster toont het aantal foto’s dat bij de huidige instellin­gen kan worden gemaakt. Wanneer dit getal op nul staat, knippert het pictogram in het boven­ste LCD-venster en knippert het pictogram in de zoeker. U kunt pas weer foto’s maken als u foto’s verwijdert of een nieuwe geheugenkaart plaatst. Mogelijk kunt u wel meer foto’s maken als u een lagere beeldkwaliteit of beeldgrootte instelt.
Het monitorkapje
Bij uw camera wordt een transparant plastic kapje (BM-3 beschermkap LCD-monitor) geleverd om de monitor schoon te houden en te beschermen wanneer de camera niet in ge­bruik is of wanneer u hem vervoert. Om het beschermkapje van de monitor te verwijderen, dient u de camera stevig vast te houden, het kapje bij de rand vast te pakken en de onderkant van het kapje voorzichtig naar buiten te trekken, zoals rechts afgebeeld (). Wanneer u het kapje heeft los­gemaakt, kunt u het iets van de monitor weg trekken en het daarna verwijderen zoals afgebeeld ().
Om het beschermkapje weer terug te plaatsen, dient u de twee uitstekende pennen bovenaan het kapje in de daar­voor bestemde uitsparingen boven de cameramonitor () te plaatsen en tegen de onderkant van het kapje te drukken tot het op zijn plaats klikt ().
Display wanneer camera uit staat
Als u de camera uitschakelt terwijl deze een batterij en een geheugenkaart bevat, worden de opnameteller en het aantal resterende foto’s nog steeds weergegeven. (Som­mige geheugenkaarten tonen deze informatie alleen als de camera aanstaat.)
28
Stap 2—Wijzig de camera-instellingen
Ach
-
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u met een type G of D objectief foto’s maakt bij de standaardinstellingen vermeld in de tabel hieronder. In “Foto’s maken” staat wan­neer en hoe u de instellingen wijzigt ( 37).
Belichtingsstand
Scherpstelveld
Bovenste LCD-venster
Optie Standaard Beschrijving
Beeldkwa-
liteit
Beeldfor-
maat
Gevoelig-
heid
Witbalans
Belich-
tingsstand
AF-veld
NORM
(JPEG Normaal)
L
(groot)
100
A
(automatisch)
(geprogrammeerd
automatisch)
Middelste
scherpstelveld
Foto’s worden gecomprimeerd voor een opti­maal evenwicht tussen beeldkwaliteit en be­standsgrootte voor snapshot foto’s.
Foto’s zijn 4288 × 2848 pixel groot.
De gevoeligheid (het digitale equivalent van fi lmsnelheid) wordt ingesteld op een waarde die ongeveer overeenkomt met ISO 100.
De witbalans wordt automatisch ingesteld voor natuurlijke kleuren onder de meeste typen ver­lichting.
Ingebouwd belichtingsprogramma wijzigt slui­tertijd en diafragma automatisch voor optimale belichting onder de meeste omstandigheden.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het middelste scherpstelveld.
WitbalansBeeldgrootte
ter
ste LCD-
venster
BeeldkwaliteitGevoeligheid
45–
48
48–
49
52–
53
54–
66
85–
93
74
2
Instructies—Eenvoudig fotograferen
.1 Zet de opnamestand op enkel beeld ( 43)
2
Houd de ontgrendeling van de keuzeknop inge­drukt () en zet de opnamekeuzeknop () op S (enkel beeld). Nu neemt de camera telkens wan­neer u de ontspanknop indrukt één foto.
29
2
.2 Kies enkelvelds AF ( 76)
2
Instructies—Eenvoudig fotograferen
Draai de selectieknop voor de AF-veldstand rond tot hij op zijn plaats klikt bij (enkelvelds AF). In deze stand kunt u uit elf scherpstelvelden kiezen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt de scherpstelling vergrendeld op de af­stand tot het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld.
.3 Kies enkelvoudige autofocus ( 72)
2
Draai de selectieknop voor de scherpstelstand rond tot hij bij S (enkelvoudige autofocus) op zijn plaats klikt. Bij deze instelling stelt de ca­mera automatisch scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld wanneer u de ontspanknop half indrukt. U kunt alleen foto’s maken als de camera scherpgesteld staat.
.4 Stel de lichtmeetmethode in op matrix ( 84)
2
Druk op de vergrendelknop voor de keuzeknop voor de lichtmeting en draai deze keuzeknop naar (matrixmeting). Matrixmeting gebruikt informatie van alle delen van het beeld om de belichting te bepalen en zorgt zo voor optimale resultaten voor het hele beeld. Als een G- of D­type objectief op de camera is bevestigd, wordt 3D-matrixmeting II gebruikt voor de belichtings­regeling. Hierbij wordt rekening gehouden met een maximale helderheid en contrast en de afstand tot het onderwerp.
Wanneer matrixmeting geselecteerd is, toont de lichtmeetindicator in de zoeker
.
30
Stap 3—Bepaal de uitsnede
1
2
Om te voorkomen dat uw foto onscherp wordt doordat uw handen trillen, dient u de camera stevig met beide handen vast te houden, met uw ellebogen ter ondersteuning licht tegen uw bovenlichaam geklemd. Houd de handgreep in uw rechterhand en omvat de camerabody of het objectief met uw linkerhand.
Bij het maken van foto’s in de portretstand (verticale richting) kunt u de ontspan­knop voor verticaal fotogra­feren ( 4) gebruiken.
Aanbevolen wordt om bij het maken van foto’s met één voet een halve pas vóór de andere te staan en te zorgen dat uw bovenlichaam stabiel is.
Scherpstelling zoeker
De zoeker is voorzien van een oogsterktecorrectieknop voor aanpassing aan individuele verschillen in gezichts­vermogen. Om de zoeker scherp te stellen dient u de oogsterktecorrectieknop uit te trekken en te draaien tot de weergave en () het scherpstelpunt in de zoeker scherp zijn (). Wanneer u de oogsterktecorrectie instelt terwijl u door de zoeker kijkt, pas dan op dat u niet per ongeluk uw vinger of nagel in uw oog steekt.
De oogsterkte kan worden aangepast van –3 m–1 tot + 1 m–1. Met oogsterktecorrectielenzen (apart verkrijgbaar, 244) kunt u de oogsterkte instellen van –6 m–1 tot + 3 m–1.
Bevestiging oogsterktecorrectielenzen
Voordat u een zoekeroculair met dioptrie-aanpassing bevestigt, dient u het DK-17 zoekeroculair te verwijderen door de zoeker te sluiten, zodat de oculairvergrendeling () wordt opgeheven. Schroef het oculair los zoals hier rechts wordt aangegeven ().
3
Instructies—Eenvoudig fotograferen
31
4
Stap 4—Stel scherp
Instructies—Eenvoudig fotograferen
Bij enkelvoudige AF stelt de camera scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Nadat u het scherpstelpunt op uw onderwerp heeft gecentreerd, dient u de ontspanknop half in te drukken en de scherpstelling in de zoeker te controleren.
Zoekerdisplay Betekenis
(knippert)
Om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet in het midden van het beeld bevindt, kunt u de scherpstelvergrendeling ( de multi-selector het scherpstelveld waarin uw onderwerp zich bevindt selecteren (
74). Zie “Goede resultaten verkrijgen met autofocus” ( 82) voor informatie over wat u moet doen als de camera niet d.m.v. autofocus kan scherpstellen.
Onderwerp is scherp.
Focus ligt tussen camera en onderwerp.
Focus ligt achter onderwerp.
Camera is niet in staat om d.m.v. autofocus scherp te stellen op onderwerp op scherpstelpunt.
80–81) gebruiken of met behulp van
32
Stap 5—Controleer de belichting
In belichtingsstand P (geprogrammeerd automatisch) stelt de camera automatisch de sluitertijd en het di­afragma in wanneer u de ontspanknop half indrukt. Controleer de sluitertijd- en de diafragma-indicator in de zoeker voordat u een foto maakt. Als de foto bij de huidige instellingen onder- of overbelicht zou worden, dan toont de sluitertijd- of de diafragma-indicator één van de symbolen in de onderstaande tabel.
Symbool Betekenis
Foto wordt overbelicht. een optioneel grijsfi lter
Foto wordt onderbelicht. Kies een hogere gevoeligheid ( 52–53) of gebruik een optionele fl itser ( 106).
Kies een lagere gevoeligheid ( 52–53) of gebruik
5
Instructies—Eenvoudig fotograferen
Sluitertijd en cameratrilling
Om onscherpe foto’s veroorzaakt door cameratrilling te voorkomen, dient de sluitertijd sneller te zijn dan de omgekeerde waarde van de brandpuntsafstand in seconden (als het objectief bijvoorbeeld een brandpuntsafstand van 50 mm heeft, dan dient de sluitertijd snel-
1
ler dan
/
60 sec. te zijn). Bij lange sluitertijden wordt aanbevolen een statief te gebruiken. Om
onscherpe foto’s te voorkomen kunt u de gevoeligheid verhogen ( 52–53) of een VR-ob­jectief gebruiken. Om onscherpe foto’s te voorkomen bij een sluitertijd van kunt u een optionele fl itser ( 106) gebruiken.
1
/
60 sec. of trager
33
6
Stap 6—Maak een foto
Instructies—Eenvoudig fotograferen
Druk de ontspanknop met een vloeiende beweging helemaal door.
Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt terwijl de foto op de geheugenkaart wordt opgeslagen. Zo-
lang het lampje brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen, de camera niet uitzetten en de voeding niet verwijderen of loskoppelen. Als u dit
toch doet, kunnen er gegevens verloren gaan.
Fotografeer geen sterke lichtbronnen
Neem geen foto’s waarbij de camera scherpstelt op de zon of een andere sterke lichtbron. Intens licht kan de beeldsensor beschadigen die de camera gebruikt in plaats van fi lm. Ook kan hierdoor een witte waas in de gemaakte foto te zien zijn.
Draai portret ( 165)
Deze optie in het weergavemenu bepaalt of ‘staande’ foto’s die zijn gemaakt terwijl Aan is geselecteerd voor de optie Autom. beeldrotatie in het menu Setup automatisch worden geroteerd wanneer ze worden weergegeven.
Beeld terugspelen ( 164 )
U kunt foto’s op elk gewenst moment tijdens of na het fotograferen weergeven door op de knop te drukken. Wanneer u Aan selecteert bij de optie Beeld terugspelen in het Weergavemenu, dan worden foto’s automatisch onmiddellijk na het maken op de monitor getoond.
34

Eenvoudig weergeven

Foto’s bekijken
Om foto’s terug te spelen dient u op de knop te drukken. De meest recente foto wordt op de monitor getoond.
Andere foto’s bekijken
Om door te foto’s te lopen in de volgorde waarin u ze heeft gemaakt, dient u de multi­selector omlaag te duwen. Duw de multi-selector omhoog om de foto’s in omgekeerde volgorde te bekijken. Om snel door de foto’s op de geheugenkaart te bladeren, dient u de multi-selector omhoog of omlaag te duwen en ingedrukt te houden.
Wanneer de laatste foto op de geheugenkaart wordt getoond, kunt u terugkeren naar de eerste foto door de multi-selector omlaag te duw en. Wanneer de eerste foto op de geheugenkaart wordt getoond, kunt u de laatste bekijken door de multi-selector omhoog te duwen.
Foto’s die u niet wilt bewaren verwijderen
Om de foto die op dat moment op de monitor wordt getoond te verwijderen, drukt u op de knop. Er verschijnt een bevestigingsdialoog. Druk nogmaals op de
knop om het beeld te verwijderen en terug te keren naar de weergavestand. Om de dialoog te sluiten zonder het beeld te verwijderen dient u de multi-selector naar rechts of links te duwen.
Meer foto’s maken
Om het weergeven van beelden te beëndigen en terug te keren naar de opnamestand dient u op de knop te drukken of de ontspanknop half in te drukken.
Instructies—Eenvoudig weergeven
Wissen ( 154)
Als u meer dan één beeld wil verwijderen, gebruik dan de optie Wissen in het Weergave­menu.
35
36

Foto’s maken

De fi jne kneepjes
Bij “Instructies: Eenvoudig fotograferen” heeft u ge­leerd welke handelingen u in welke volgorde moet uit­voeren om bij de meest gebruikte instellingen foto’s te maken. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe en wan­neer u de camera-instellingen kunt wijzigen voor het fotograferen onder andere opnameomstandigheden.
37
In het onderstaande schema wordt de basisvolgorde aangegeven voor het wijzigen van de instellingen bij het maken van een foto. Lees voordat u verder gaat eerst “Gebruik
Foto’s maken
van cameramenu’s” ( 39) voor meer informatie over menuhandelingen.
Ga ik één foto of een reeks foto’s maken?
High speed uitsnede..................................................................... 41–42
Een opnamestand kiezen.............................................................. 43–44
Waar ga ik de foto voor gebruiken?
Beeldkwaliteit en -grootte ........................................................... 45–51
Beeldcorrectie ............................................................................. 67–71
Hoe is het licht?
Gevoeligheid (ISO-equivalent) ...................................................... 52–53
Witbalans .................................................................................... 54–66
Wat is mijn onderwerp en welke compositie kies ik?
Scherpstellen ............................................................................... 72–83
Hoe belangrijk is de achtergrondverlichting voor mijn foto?
Belichting: lichtmeting ................................................................. 84
Wat is mijn prioriteit bij dit onderwerp, sluitertijd of diafragma?
Belichting: belichtingsstand .......................................................... 85–93
Is mijn onderwerp erg helder, donker of contrastrijk?
Belichting: belichtingscorrectie ..................................................... 97
Belichting: bracketing................................................................... 98–105
Heb ik een fl itser nodig?
Flitsfotografi e .............................................................................. 106–116
Wil ik meerdere belichtingen in één foto combineren?
Beeld-op-beeld/meervoudige belichting........................................ 117–121
Hoe wil ik de sluiter besturen?
Intervalfotografi e ........................................................................ 122–126
Zelfontspannerstand .................................................................... 127
38

Gebruik van cameramenu’s

Basishandelingen menu’s
In de volgende vier hoofdstukken worden instellingen besproken die u kunt wijzigen via de cameramenu’s. U geeft de menu’s weer door de camera aan te zetten en op de knop te drukken.
Een menu kiezen
De camera heeft vijf hoofdmenu’s: het weergavemenu, het opnamemenu, het menu met persoonlijke instellingen, het setup-menu en het menu met recente instellingen. Wanneer u op de menuknop drukt, toont de camera het laatst gebruikte menu. U selecteert als volgt een ander menu:
Foto’s maken—Gebruik van cameramenu’s
1
Druk op als een menuoptie is gemarkeerd.
3
Recente instellingen
Het menu Recente instellingen ( ) toont de acht laatst geselecteerde items in het opnamemenu en het menu met persoonlijke instellingen. U kunt items in het menu Recente instellingen selecteren, zoals wordt beschreven op de volgende pagina. Gebruik dit menu voor toegang tot veelgebruikte opties.
Help
Druk op de knop als u hulp bij menuopties wilt weerge­ven. Er wordt een beschrijving getoond van de optie of het menu dat momenteel is geselecteerd. Duw de multi-selector omhoog of omlaag om door de informatie te bladeren.
2
Selecteer een menu.
Plaats de cursor in het geselecteerde menu.
39
Een optie selecteren
Zo wijzigt u de instellingen voor een onderdeel in het huidige menu:
Foto’s maken—Gebruik van cameramenu’s
21
Markeer het menuonderdeel. Geef de opties weer.
3
Markeer een optie.
• Om terug te keren naar het vorig menu zonder een optie te selecteren, dient u de multi-selector naar links te duwen.
• Sommige opties worden in een submenu geselecteerd. Herhaal stap 3 en 4 om een optie in een submenu te selecteren.
• Sommige menuonderdelen kunnen niet worden geselecteerd wanneer er beelden op de geheugenkaart worden opgeslagen.
• Wanneer u op de knop of het midden van de multi-selector drukt, wordt dezelf­de functie uitgevoerd als wanneer u de multi-selector naar rechts duwt. In sommige gevallen kunt u alleen een optie selecteren door op de knop of het midden van de multi-selector te drukken.
De menu’s verlaten
U sluit de menu’s door op de knop te drukken. (Als een menuoptie is geselecteerd, drukt u tweemaal op de knop .) U kunt de menu’s ook sluiten door te drukken op de knop om terug te keren naar de weergavestand of door de camera uit te zetten. Als u de menu’s wilt sluiten en de camera wilt scherpstellen voor de volgende opname, drukt u de ontspanknop half in.
40
4
Selecteer een optie.

High speed uitsnede

Snelle opnamen
Als de high-speed uitsnede is geselecteerd, bevatten foto’s alleen het gebied dat zich bevindt binnen de high­speed uitsnede in de zoeker (zie rechts). U kunt in dit ge­val foto’s maken met een snelheid van acht beelden per seconde, terwijl er meer foto’s gemaakt kunnen worden voordat de geheugenbuffer vol is (
U schakelt de high-speed uitsnede in en uit met de FUNC-knop of via de optie High speed uitsnede in het opnamemenu.
Optie Beschrijving
Uit
(standaard)
Aan
High-speed uitsnede staat uit. Foto’s bevatten het gehele zichtbare gebied in de zoeker.
High-speed uitsnede staat aan. De aanduiding voor de high-speed uitsnede wordt weergege­ven in het bovenste LCD-venster en knippert in de zoeker. De hoeken van de high-speed uitsnede worden in de zoeker weergegeven wanneer het scherpstelveld oplicht.
Het menu High speed uitsnede
Markeer High speed uitsnede in het opnameme-
1
nu ( 166) en duw de multi-selector naar rechts.
43).
High speed uitsnede
Foto’s maken—High speed uitsnede
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Het opnamemenu wordt weergege­ven.
Scherpstelvelden
De twee scherpstelvelden buiten de high-speed uitsnede zijn niet beschikbaar als de high­speed uitsnede is ingeschakeld ( 74).
Beeldgrootte
De beeldgrootte neemt af als u de high-speed uitsnede selecteert ( 48).
41
De FUNC. knop
Foto’s maken—High speed uitsnede
Selecteer High speed uitsnede voor persoonlijke
1
instelling f4 (FUNC. knop; 205).
Houd de FUNC-knop ingedrukt en draai aan de
2
hoofdinstelschijf. De high-speed uitsnede is geacti­veerd als de aanduiding hiervoor wordt weergege­ven in het bovenste LCD-venster en knippert in de zoeker.
“Bezet”
Als u de high-speed uitsnede in- of uitschakelt terwijl fo­to’s worden opgeslagen op de geheugenkaart, knippert
in het bovenste LCD-venster en kunt u pas weer foto’s maken nadat alle foto’s zijn opgeslagen of als de oor­spronkelijke instelling voor high-speed uitsnede is hersteld.
Weergave bij uitgeschakelde camera
Als de high-speed uitsnede is ingeschakeld wanneer u de camera uitzet, wordt de aanduiding voor de high-speed uitsnede nog steeds weergegeven in het bovenste LCD­venster.
42

Een opnamestand kiezen

Enkel beeld, continu, zelfontspanner of spiegel omhoog
De opnamestand die u kiest bepaalt of de camera één foto tegelijk maakt, een fotose­rie maakt, de opname vertraagt nadat u de ontspanknop heeft ingedrukt of de spiegel omhoog zet voor een snellere sluiterreactie en minimale vibratie.
BeschrijvingStand
De camera maakt één foto telkens wanneer u de ontspanknop indrukt. Terwijl
S
Enkel beeld
Continu,
lage
snelheid
Continu,
hoge
snelheid
de foto wordt opgeslagen brandt het toegangslampje; indien er genoeg ruimte is in de geheugenbuffer kan de volgende foto onmiddellijk worden gemaakt.
CL
De camera slaat 1–4 beelden per seconde (1–7 bps bij de high-speed uit­snede; 41) op terwijl u de ontspanknop ingedrukt houdt.* U kunt de snelheid instellen via persoonlijke instelling d1 (Opnamesnelheid; 194).
CH
De camera slaat tot 5 beelden per seconde (8 bps bij de high-speed uitsnede;
41) op terwijl u de ontspanknop ingedrukt houdt.
*
Foto’s maken—Een opnamestand kiezen
Zelfont­spanner
M-UP
Spiegel
omhoog
* Gemiddelde snelheid bij continue AF,
handmatige belichting of sluitertijdvoor­keuze, een sluitertijd van 1/250 s of sneller en voldoende ruimte in de geheugenbuf­fer. Het aantal beelden dat in de buffer kan worden opgeslagen, hangt af van de geselecteerde opties voor beeldkwaliteit en High speed uitsnede (zie rechts; in de fi guren wordt uitgegaan van een gevoelig­heid van ISO 100-equivalent).
Gebruik deze stand voor zelfportretten en om onscherpe foto’s als gevolg van cameratrilling te voorkomen ( 127).
Druk de ontspanknop eenmaal in om de spiegel op te klappen. Druk nogmaals om een foto te maken. (De sluiter ontspant automatisch als de ontspanknop niet wordt ingedrukt gedurende 30 seconden nadat de spiegel wordt opgeklapt.) De spiegel wordt neergeklapt nadat de sluiter ontspant. Kies deze stand voor zo weinig mogelijk cameratrilling in gevallen waarin de kleinste beweging van de camera kan leiden tot onscherpe foto’s. Houd er rekening mee dat u de automatische scherpstelling, lichtmeting en kadrering niet in de zoeker kunt controleren terwijl de spiegel is opgeklapt.
Kwaliteit
Gecomprimeerd NEF+JPEG
Ongecomprimeerd NEF+JPEG
Gecomprimeerd NEF
Ongecomprimeerd NEF
TIFF (RGB)
JPEG
High speed
uitsnede
Uit Aan
16 28
16 28
17 29
17 29
16 28
22 35
43
U kiest een opnamestand door de keuzeknop te ont­grendelen en naar de gewenste stand te draaien.
Foto’s maken—Een opnamestand kiezen
De geheugenbuffer
De camera is voorzien van een geheugenbuffer voor de tijdelijke opslag van foto’s tijdens het fotograferen, zodat u een aantal foto’s achter elkaar kunt maken zonder te hoeven wachten tot de beelden op de geheugenkaart zijn opgeslagen. Wanneer de buffer vol is, wordt de ontspanknop buiten werking gesteld tot er genoeg informatie naar de geheugenkaart is overgespeeld om plaats te maken voor meer foto’s. In de continu-stand kunt u doorgaan met fotograferen zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, hoewel de snelheid waarmee foto’s worden gemaakt afneemt als de buffer vol is.
Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt terwijl de foto’s op de geheugenkaart wor­den opgeslagen. Afhankelijk van het aantal foto’s in de buffer kan het enkele seconden tot enkele minuten duren om ze op te slaan. Zolang het toegangslampje brandt, mag u de
geheugenkaart niet verwijderen en de voeding niet uit de camera of het stopcon­tact verwijderen. Als u de camera uitzet terwijl er nog gegevens aanwezig zijn in de buffer,
wordt de camera pas werkelijk uitgeschakeld nadat alle foto’s in de buffer zijn opgeslagen. Als u de camera wilt uitschakelen zonder de foto’s in de buffer op te slaan, houdt u de knop ingedrukt terwijl u de camera uitzet. (Houd de knop gedurende ten minste één seconde ingedrukt nadat u de camera hebt uitgezet.) Als de batterij leeg raakt terwijl er nog foto’s in de buffer aanwezig zijn, wordt de ontspanknop geblokkeerd en worden de foto’s overgezet naar de geheugenkaart.
De geschatte tijd die nodig is om de hele buffer naar een SanDisk SDCFH (Ultra II)-kaart van 1 GB te schrijven (waarbij de gevoeligheid is ingesteld op ISO 100-equivalent) bedraagt:
Ongecomprimeerd NEF (RAW)+JPEG Basis (Groot)
Kwaliteit
Ongecomprimeerd NEF (RAW) 40 sec (17 beelden) 50 sec (29 beelden)
TIFF RGB (Groot) 530 sec (16 beelden) 750 sec (28 beelden)
JPEG Fijn(Groot) 20 sec (22 beelden) 20 sec (35 beelden)
High speed uitsnede: Uit
40sec (16 beelden) 50 sec (28 beelden)
High speed uitsnede: Aan
Buffercapaciteit
Wanneer u de ontspanknop indrukt toont de opnameteller in het LCD-venster bovenop de camera en in de zoeker het aantal foto’s dat u bij de huidige instellingen in de tijdelijke geheugenbuffer kunt opslaan.
d2—Max. aantal opnamen ( 194)
Het maximum aantal foto’s dat achter elkaar kan worden gemaakt, kan worden beperkt tot elk aantal dat ligt tussen de één en vijfendertig.
44

Beeldkwaliteit en -grootte

Opslagcapaciteit effectief gebruiken
De beeldkwaliteit en –grootte bepalen samen hoeveel ruimte een foto op de geheu­genkaart inneemt.
Beeldkwaliteit
De D2X ondersteunt de volgende beeldkwaliteitopties (lijst in afl opende volgorde van beeldkwaliteit en bestandsgrootte):
Optie Beschrijving
NEF (Raw) +
JPEG Fijn
NEF (Raw) +
JPEG Normaal
NEF (Raw) +
JPEG Basis
NEF (Raw)
TIFF (RGB)
JPEG Fijn
JPEG Normaal
JPEG Basis
NEF (Raw)/NEF + J PEG
NEF (RAW) foto’s kunnen alleen worden bekeken met PictureProject of Nikon Capture 4 ver­sie 4.2 of later ( 246). Als foto’s die zijn gemaakt met de instelling NEF (Raw) + JPEG Fijn, NEF (Raw) + JPEG Normaal of NEF (Raw) + JPEG Basis op de camera worden bekeken, wordt alleen de JPEG-foto weergegeven. Als u foto’s die met deze instellingen zijn gemaakt verwijdert, worden het NEF-bestand en het JPEG-bestand verwijderd.
Witbalansbracketing kan niet worden gebruikt voor NEF (RAW) foto’s. Als u een NEF (RAW) optie selecteert voor de beeldkwaliteit, wordt witbalansbracketing uitgeschakeld. U kunt de witbalans van NEF (RAW) foto’s aanpassen met Nikon Capture 4.
TIFF (RGB)
Het duurt circa 30 s sec om een TIFF (RGB)-foto op te slaan (SanDisk SDCFH (Ultra II)-kaart van 1 GB. De opslagtijd hangt af van het merk geheugenkaart).
Er worden twee beelden opgeslagen, één NEF (RAW) beeld en één JPEG­beeld van hoge kwaliteit.
Er worden twee beelden opgeslagen, één NEF (RAW) beeld en één JPEG­beeld van normale kwaliteit.
Er worden twee beelden opgeslagen, één NEF (RAW) beeld en één JPEG­beeld van basiskwaliteit.
12-bits Raw-gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de ge­heugenkaart opgeslagen in de NEF-indeling (Nikon Electronic Format).
Foto’s worden opgeslagen als ongecomprimeerde TIFF-RGB met een bit­diepte van 8 bits per kanaal (24-bits kleur). De tijd die nodig is om foto’s op te slaan neemt toe.
Foto’s worden opgeslagen in de JPEG-indeling met een compressiever­houding van circa 1:4.
Foto’s worden opgeslagen in de JPEG-indeling met een compressiever­houding van circa 1:8.
Foto’s worden opgeslagen in de JPEG-indeling met een compressiever­houding van circa 1:16.
45
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
U kunt de beeldkwaliteit instellen via de optie Beeldkwaliteit in het opnamemenu of door de QUAL-knop ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien. U hebt
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
de keuze uit twee compressie-opties: Raw compressie voor NEF (RAW) foto’s ( en JPEG compressie voor JPEG-foto’s ( 47).
Het menu Beeldkwaliteit
Markeer Beeldkwaliteit in het Opnamemenu
1
( 166) en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
De QUAL-knop
Houd de QUAL-knop ingedrukt en draai aan de hoofd­instelschijf. (Let erop dat u RAW compressie en JPEG compressie alleen kunt instellen via het opnamemenu.) De beeldkwaliteit wordt weergegeven in het achterste LCD-venster en in de zijbalk van de zoeker:
48)
Optie
NEF (Raw) + JPEG Fijn
NEF (Raw) + JPEG Normaal
NEF (Raw) + JPEG Basis
NEF (Raw)
TIFF (RGB)
JPEG Fijn
JPEG Normaal
JPEG Basis
46
LCD-venster
achterop camera
RAW+FINE
+
RAW
NORM
+
RAW
BASIC
RAW
TIFF
FINE
NORM
BASIC
Zoeker
LCD-venster achterop camera
Zoeker
Het menu JPEG Compressie
Het menu JPEG Compressie biedt de volgende opties voor JPEG-foto’s:
Optie Beschrijving
Vaste grootte
(standaard)
Optimale
kwaliteit
Het effect van deze opties is het duidelijkst bij grote afmetingen ( 48), een hoge gevoeligheid ( 52), complexe onderwerpen, de kwaliteitsinstellingen RAW + BASIC en BASIC of een grote verscherping ( 67). U kiest als volgt een optie:
Markeer JPEG compressie in het Opnamemenu
1
( 166) en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu. De geselecteerde optie wordt toegepast als de beeld­kwaliteit is ingesteld op NEF (Raw) + JPEG Fijn,
NEF (Raw) + JPEG Normaal, NEF (Raw) + JPEG Basis, JPEG Fijn, JPEG Normaal of JPEG Basis.
Foto’s worden zodanig gecomprimeerd dat de bestandsgrootte onge­veer gelijk is. De kwaliteit hangt af van het onderwerp.
Optimale beeldkwaliteit. De bestandsgrootte hangt af van het on­derwerp.
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
Bestandsnamen
Foto's worden opgeslagen als beeldbestanden met namen volgens het patroon “DSC_ nnnn.xxx”, waarbij nnnn een viercijferig getal tussen 0001 en 9999 is dat de camera auto­matisch in oplopende volgorde van grootte toekent, en waarbij xxx één van de volgende vier letterextensies is: “NEF” voor NEF-beelden, “TIF” voor TIFF-RGB , “JPG” voor JPEG-beelden en “NDF” voor Dust Off referentiefoto's ( aangemaakt bij de instelling “NEF+JPEG” hebben dezelfde bestandsnaam maar een andere extensies. Foto’s die zijn gemaakt in Kleurruimte (AdobeRGB) ( 69) hebben namen die beginnen met een underscore (b.v. “_DSC0001.JPG”). Het “DSC” gedeelte van de naam kan worden gewijzigd met de optie Naamgeving bestanden in het Opnamemenu (
171).
217–218). De NEF en JPEG bestanden die zijn
47
Het menu RAW compressie
De volgende opties zijn beschikbaar voor NEF (RAW) beelden:
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
Optie Beschrijving
NEF (Raw)
(standaard)
Gecompr. NEF
(Raw)
Markeer RAW compressie in het Opnamemenu
1
( 166) en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu. De geselecteerde optie wordt toegepast als de beeld­kwaliteit is ingesteld op NEF (Raw) + JPEG Fijn, NEF
(Raw) + JPEG Normaal, NEF (Raw) + JPEG Basis of NEF (Raw).
NEF-beelden worden niet gecomprimeerd.
NEF-beelden worden gecomprimeerd, waardoor de bestandsgroot­te met circa 40–50% afneemt, terwijl dit vrijwel geen effect op de beeldkwaliteit heeft.
Beeldgrootte
De beeldgrootte wordt gemeten in pixels. Kleinere afmetingen leveren kleinere bestanden op, die geschikt zijn voor verspreiding via e-mail of gebruik op webpagina’s. Omgekeerd geldt dat hoe groter de foto is, hoe groter deze kan worden afgedrukt zonder zichtbaar “korrelig” te worden. Kies een beeldgrootte op basis van de beschikbare hoeveelheid ruimte op de geheugenkaart en de toepassing van de foto. (Merk op dat de beeldgrootte ook afhangt van de geselecteerde instelling voor high-speed uitsnede; 41).
High speed uitsnede: Uit High speed uitsnede: Aan
Optie
Groot 54,5 × 36,24288 × 2848 40,8 × 27,13216 × 2136
Middel 40,8 × 27,13216 × 2136 30,5 × 20,32400 × 1600
Klein 27,2 × 18,12144 × 1424 20,3 × 13,51600 × 1064
* Geschatte formaat bij een afdruk van 200 dpi.
Beeldgrootte (pixels)
48
Afdrukgrootte (cm) *Beeldgrootte (pixels)
Afdrukgrootte (cm)
*
U kunt de beeldgrootte instellen via de optie Beeldformaat in het opnamemenu of door de QUAL-knop ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien. De geselecteerde optie is niet van invloed op de grootte van NEF (RAW)-foto’s. Als u NEF-foto’s opent in PictureProject of Nikon Capture 4 versie 4.2 of later, zijn ze 4288 × 2848 pixels (high-speed uitsnede uit) of 3216 × 2136 pixels (high-speed uit­snede aan) groot.
Het menu Beeldformaat
Markeer Beeldformaat in het Opnamemenu (
1
166) en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. (Let erop dat de vermelde pixelaf­metingen afhangen van de geselecteerde optie voor High speed uitsnede). Het opnamemenu wordt weergegeven.
De QUAL knop
U kunt de beeldgrootte ook instellen door op de QUAL knop te drukken en de secundaire instelschijf rond te draaien. De beeldgrootte wordt getoond in het LCD-venster achterop de camera en de zijbalk van de zoeker:
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
LCD-venster achterop camera
Zoeker
49
Geheugenkaartcapaciteit en beeldkwaliteit/-grootte
De onderstaande tabel toont hoeveel foto’s bij benadering kunnen worden opgeslagen op
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
een kaart van 1 GB bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte.
High speed uitsnede: Uit High speed uitsnede: Aan
Beeldkwaliteit
NEF (Raw)
Normaal
Basis
NEF (Raw)
3, 4, 5
3, 4, 5
3, 4, 5
4
+JPEG Fijn
NEF (Raw) + JPEG
NEF (Raw) + JPEG
Beeld-
grootte
grootte
L 625,1 MB 36 16 14,2 MB 64 28
6
22,6 MB 41 16 12,8 MB 72 28
M
6
S
20,7 MB 45 16 11,8 MB 79 28
L 622,2 MB 41 16 12,6 MB 73 28
6
20,9 MB 44 16 11,9 MB 78 28
M
6
S
20,0 MB 47 16 11,4 MB 82 28
L 620,7 MB 45 16 11,8 MB 79 28
6
20,1 MB 47 16 11,4 MB 82 28
M
6
19,6 MB 48 16 11,2 MB 84 28
S — 19,2 MB 49 17 10,9MB 86 29
Aantal
1
foto’s
1
Bufferca-
paciteit
2
Bestands-
grootte
Aantal foto’s
1
Bufferca-
paciteit
1
Bestands-
L 36,5 MB 26 16 20,5 MB 46 28
TIFF (RGB)
M 21,2 MB 46 16 11,9 MB 83 28
S 10,3 MB 104 16 5,8MB 183 28
JPEG Fijn
5
L 5,9 MB 138 22 3,3 MB 244 35
M 3,3 MB 244 22 1,9 MB 433 35
S 1,5 MB 538 22 0,84 MB 919 35
L 2,9 MB 274 22 1,7 MB 473 35
JPEG Normaal
5
M 1,7 MB 473 22 0,95 MB 822 35
S 0,76 MB 1000 22 0,44 MB 1700 35
L 1,5 MB 538 22 0,85 MB 919 35
JPEG Basis
5
M 0,85 MB 919 22 0,49 MB 1500 35
S 0,39 MB 1900 22 0,23 MB 3100 35
1 De getallen zijn bij benadering. De grootte van JPEG-bestanden hangt af van het gefotografeerde
onderwerp.
2 Maximum aantal beelden dat kan worden opgeslagen in de geheugenbuffer. Dit aantal
neemt af als Ruisonderdrukking is ingeschakeld, als de gevoeligheid is ingesteld op HI-1 of HI-2 of wanneer Hoge ISO ruisond. aan staat en Persoonlijke instelling b1 (ISO auto) aan staat of de gevoeligheid is ingesteld op 400 ISO of hoger.
3Totaal voor NEF- en JPEG-foto’s. 4 Hierbij wordt ervan uitgegaan dat RAW compressie is ingesteld op NEF (Raw). Als u Comp.
NEF (Raw) selecteert, neemt de bestandsgrootte van NEF (RAW)-foto’s met ongeveer veertig tot vijftig procent af. Hoewel het aantal resterende opnamen niet verandert, kunt u wel meer foto’s opslaan.
5 Hierbij wordt ervan uitgegaan dat JPEG compressie is ingesteld op Vaste grootte. Als u Opti-
male kwaliteit selecteert, neemt de bestandsgrootte van JPEG-foto’s met tachtig procent toe. Het aantal foto’s en de buffercapaciteit nemen recht evenredig af.
6 Alleen van toepassing op JPEG-foto’s. De bestandsgrootte van NEF (RAW)-foto’s kan niet worden
gewijzigd.
50
2
Aantal resterende opnamen
Het aantal resterende opnamen getoond in het LCD-venster en de zoeker is slechts bij be­nadering. Het aantal gecomprimeerde NEF- of JPEG-beelden dat op een geheugenkaart kan worden opgeslagen is afhankelijk van het onderwerp en de compositie van elke foto. In het algemeen geldt dat hoe meer detail het beeld bevat, des te groter het resulterende bestand en des te minder beelden kunnen worden opgeslagen.
Geheugenkaarten met grote capaciteit
Wanneer er bij de huidige instellingen duizend of meer beelden op de geheugenkaart kunnen worden opgeslagen, wordt het aantal resterende opnamen weergegeven in dui­zenden, afgerond op het dichtstbijzijnde honderdtal (als er bijvoorbeeld plaats is voor circa 1260 opnamen, dan toont de opnameteller 1,2 K).
d2—Max. aantal opnamen ( 194)
Het maximum aantal foto’s dat achter elkaar kan worden gemaakt, kan worden beperkt tot elk aantalligt tussen de één en vijfendertig.
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
51

Gevoeligheid (ISO-equivalent)

Sneller op licht reageren
“Gevoeligheid” is het digitale equivalent van fi lmsnelheid. Hoe hoger de gevoeligheid, des te minder licht er nodig is om een foto te maken, zodat u snellere sluitertijden of
Foto’s maken—Gevoeligheid (ISO-equivalent)
kleinere diafragma’s kunt gebruiken.
De gevoeligheid kan worden ingesteld op waarden die ruwweg overeenkomen met ISO 100 tot ISO 800 in stappen van 1 LW en 2 LW boven ISO 800) zijn beschikbaar als een hoge gevoeligheid de prioriteit heeft. U kunt de gevoeligheid aanpassen via de optie ISO in het opnamemenu of door de ISO-knop ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien.
Het menu ISO
Markeer ISO in het Opnamemenu ( 166) en duw
1
de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
De ISO knop
U kunt de gevoeligheid ook instellen door de ISO knop in te drukken en de hoofdinstelschijf rond te draaien. De gevoeligheid wordt getoond in de LCD-vensters en de zijbalk van de zoeker:
LCD-venster bovenop camera
1
/3 LW. De instellingen HI-1 en HI-2 (respectievelijk
LCD-venster achterop camera
Zoeker
*
Zoekerdisplay toont
en .
52
* *
HI-1/HI-2
Hoe hoger de gevoeligheid, hoe groter de kans dat er “ruis” in de vorm van willekeurig verspreide, helder gekleurde pixels in de foto’s optreedt. Foto’s die zijn gemaakt met de instelling HI-1 of HI-2 bevatten waarschijnlijk zeer veel ruis.
Hoge ISO ruisond. ( 173)
Deze optie kan worden gebruikt om ruis te verminderen bij een gevoeligheid van ISO 400 of meer. (Hierdoor neemt de capaciteit van de geheugenbuffer wel af.) Hoewel ruisonderdruk­king altijd wordt toegepast bij de instellingen HI-1 en HI-2, neemt de hoeveelheid ruisonder- drukking toe als Aan is geselecteerd voor Hoge ISO ruisond.
b1—ISO auto ( 188)
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 (ISO auto), varieert de camera de gevoeligheid automatisch ten opzichte van de door de gebruiker geselecteerde waarde om zo een optimale belichting te garanderen. De gevoeligheid kan niet worden ingesteld op HI-
1 of HI-2 als ISO auto is ingeschakeld, terwijl Aan niet kan worden geselecteerd voor ISO auto als ISO is ingesteld op HI-1 of HI-2.
b2—ISO stapgrootte ( 189)
Afhankelijk van de optie die u bij Persoonlijke Instelling b2 heeft geselecteerd, kunt u de gevoeligheid ook wijzigen met ophogingswaarden van ½ of 1 LW.
ISO stapgrootte ingesteld op 1/2 stop ISO stapgrootte ingesteld op 1 stop
Waar mogelijk wordt de huidige gevoeligheidsinstelling behouden wanneer de opho­gingswaarde wordt veranderd. Indien de huidige gevoeligheidsinstelling niet kan worden verkregen met de nieuwe ophogingswaarde, dan wordt de gevoeligheid afgerond op de dichtstbijzijnde beschikbare instelling.
d5—LCD -venster/zoeker > Achterste LCD-venster ( 196)
Als Resterende opnamen is geselecteerd voor LCD-venster/zoeker > Achterste LCD- venster (persoonlijke instelling d5), wordt de gevoeligheid alleen in het achterste LCD-ven-
ster weergegeven als u de ISO-knop indrukt. Als ISO is geselecteerd, wordt de gevoeligheid altijd weergegeven, behalve terwijl u een spraakmemo opneemt of afspeelt.
Foto’s maken—Gevoeligheid (ISO-equivalent)
53

Witbalans

Kleuren natuurgetrouw weergeven
De kleur die een voorwerp weerkaatst hangt af van de kleur van de lichtbron. De men­selijke hersenen kunnen zich aanpassen aan wijzigingen in de kleur van de lichtbron,
Foto’s maken—Witbalans
waardoor witte voorwerpen er altijd wit uitzien, ongeacht of ze in de schaduw, in di­rect zonlicht of bij gloeilamplicht worden bekeken. In tegenstelling tot een camera met een fi lmrolletje kunnen digitale camera’s deze correctie nabootsen door beelden te verwerken op basis van de kleur van de lichtbron. Dit wordt de “witbalans” genoemd. Voor natuurgetrouwe kleuren kiest u, voor u een foto maakt, een witbalansinstelling die overeenkomt met de lichtbron. De volgende opties zijn beschikbaar:
Kleurtem-
peratuur bij
Automatisch
Kies kleurtem­peratuur
Witbalans preset
benadering
3500–
8000 K
3000 KGloeilamplicht
5200 KDirect zonlicht
6000 KBewolkt
8000 KSchaduw
2500–
10000 K
De witbalans wordt automatisch aangepast aan de hand van de kleurtemperatuur die wordt gemeten door een RGB-sensor van 1005 pixels, de beeld­sensor en een sensor voor omgevingslicht. Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat. Bij gebruik van een SB-800 of SB-600 fl itser wordt de witbalans afgestemd op de situatie op het mo­ment dat de fl itser afgaat.
Voor het maken van foto’s bij gloeilampverlichting.
Voor het maken van foto’s bij TL-verlichting.4200 KTL-licht
Voor het fotograferen van onderwerpen in direct zonlicht.
Voor gebruik bij Nikon-fl itsers.5400 KFlitslicht
Voor overdag buiten fotograferen bij bewolkte lucht.
Voor overdag buiten fotograferen van onderwer­pen in de schaduw.
Kies een kleurtemperatuur in een lijst met waarden ( 58).
Gebruik onderwerp, lichtbron of bestaande foto als referentiepunt voor witbalans ( 59).
Beschrijving Optie
Bij de meeste lichtbronnen is het aan te bevelen automatische witbalans te gebruiken. Als u daarmee niet het gewenste resultaat kunt bereiken, kies dan een optie uit de tabel hierboven of gebruik vooringestelde witbalans (Preset).
54
U kunt de witbalans instellen door middel van de optie Witbalans in het Opname­menu of door de WB knop in te drukken en de hoofdinstelschijf rond te draaien.
Het menu Witbalans
Markeer Witbalans in het Opnamemenu ( 166)
en duw de multi-selector naar rechts.
1
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Als u Kies kleurtemperatuur kiest, wordt er een menu met kleurtemperaturen weerge­geven ( 58). Witbalans preset toont een menu met opties voor vooringestelde witbalans ( 59), terwijl de andere opties een menu voor fi jnregeling van de witbalans tonen ( 56).
De WB knop
U kunt de witbalans ook instellen door de WB knop in te drukken en de hoofdinstelschijf rond te draaien. De witbalans wordt getoond in het LCD-venster achterop de camera en in de zijbalk van de zoeker:
LCD-venster achterop camera
Zoeker
Taking Photographs—WitbalansFoto’s maken—Witbalans
Studio-strobeverlichting
Het kan zijn dat automatische witbalans niet het gewenste effect oplevert bij studio-strobe­verlichting. Kies een kleurtemperatuur, gebruik vooringestelde witbalans of zet de witbalans op Flitslicht en stel de witbalans nauwkeurig af.
e5—Auto bracketing ( 200)
Als Witbalans bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 (Auto bracketing), maakt de camera meerdere foto’s wanneer u de ontspanknop indrukt. De witbalans van elke foto varieert van iets boven tot iets onder de momenteel geselecteerde waarde voor de witbalans.
55
Witbalans nauwkeurig instellen
Foto’s maken—Witbalans
Wanneer de camera niet op (Kies kleurtemperatuur) of PRE (vooringesteld) staat, kunt u de witbalans nauwkeurig afstellen om variaties in de kleur van de lichtbron te compenseren of om het beeld een warme of koele zweem te geven. Voor een blau­wige zweem of om een lichtbron met een gele of rode gloed te compenseren gebruikt u een hogere instelling; voor een rode zweem of om lichtbronnen met een blauwe gloed te compenseren gebruikt u een lagere instelling. U kunt de witbalans wijzigen van +3 tot –3, in stappen van één. Behalve bij de stand TL-licht komt iedere stap overeen met circa 10 mired.
U stelt de witbalans nauwkeurig af door middel van de optie Witbalans in het Op­namemenu of door de WB knop in te drukken en de secundaire instelschijf rond te draaien.
Het menu Witbalans
Markeer in het menu Witbalans ( 54) een andere
1
optie dan Kies kleurtemperatuur of Witbalans preset en duw de multi-selector naar rechts.
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om de
2
gewenste waarde te kiezen en duw de multi-selec­tor daarna naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron varieert afhankelijk van de waarnemer en andere omstandigheden. Kleurtemperatuur is een objectieve maat van de kleur van een lichtbron, omschreven als de temperatuur tot welke een voorwerp verhit zou moeten worden om licht in dezelfde golfl engten uit te stralen. Lichtbronnen met een kleurtemperatuur in de regio van 5000 – 5500 K lijken wit, terwijl lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals gloeilampen, enigszins geel of rood overkomen. Lichtbronnen met een hogere kleurtempe­ratuur lijken ietwat blauwig.
56
De WB knop
Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf tot de gewenste waarde wordt weergegeven in het achterste LCD-venster. Bij andere instellingen dan ±0 wordt het pictogram weergegeven in het achter­ste LCD-venster en de zijbalk van de zoeker.
LCD-venster achterop camera
Zoeker
Fijnregelen en kleurtemperatuur
Hieronder worden bij benadering de kleurtemperaturen gegeven voor andere instellingen dan A (automatisch) (de waarden kunnen afwijken van de kleurtemperaturen gemeten met een fotokleurmeter).
Gloeilamp-
licht TL-licht
+3 2700 K 2700 K 4800 K 4800 K 5400 K 6700 K +2 2800 K 3000 K 4900 K 5000 K 5600 K 7100 K +1 2900 K 3700 K 5000 K 5200 K 5800 K 7500 K ±0 3000 K 4200 K 5200 K 5400 K 6000 K 8000 K –1 3100 K 5000 K 5300 K 5600 K 6200 K 8400 K –2 3200 K 6500 K 5400 K 5800 K 6400 K 8800 K –3 3300 K 7200 K 5600 K 6000 K 6600 K 9200 K
Direct
*
zonlicht Flitslicht
Bewolkt
(daglicht)
Schaduw
(daglicht)
* De ophogingswaarden bij TL-licht geven de grote verschillen in kleurtemperatuur weer
bij de diverse typen TL-lichtbronnen, variërend van lage temperatuur stadionverlichting tot hoge temperatuur kwikdamplampen.
Mired-waarde
Een bepaalde verandering in de kleurtemperatuur levert een groter verschil in kleur op bij een lage kleurtemperatuur dan bij een hogere kleurtemperatuur. Een wijziging van bijvoorbeeld 1000 K levert een groter kleurverschil op bij 3000 K dan bij 6000 K. Mired, een waarde die wordt berekend door de inverse van de kleurtemperatuur te vermenigvuldigen met 106, is een maateenheid voor kleurtemperatuur die rekening houdt met een dergelijke variatie. Daarom wordt dit gebruikt als maateenheid voor kleurtemperatuurcorrectiefi lters. Bijvoorbeeld:
• 4000 K – 3000 K (een verschil van 1000 K) = 83 mired
• 7000 K – 6000 K (een verschil van 1000 K) = 24 mired
57
Taking Photographs—WitbalansFoto’s maken—Witbalans
Kleurtemperatuur kiezen
Foto’s maken—Witbalans
Wanneer u de witbalans op (Kies kleurtemperatuur) zet, kunt u de kleurtempe- ratuur kiezen uit 31 vooringestelde waarden tussen 2500 K en 10000 K, in stappen van ongeveer 10 mired (bij fl itslicht of TL-verlichting wordt echter niet het gewenste resultaat bereikt). U kunt de kleurtemperatuur selecteren in het witbalansmenu, of met de WB knop en secundaire instelschijf.
Het menu Witbalans
Markeer in het menu Witbalans ( 54) de optie
1
Kies kleurtemperatuur en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste kleurtemperatuur en duw
2
de multi-selector naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
De WB knop
In de stand (Kies kleurtemperatuur) kunt u de kleurtemperatuur ook selecteren door de WB knop in te drukken en de secundair instelschijf rond te draaien. De kleurtemperatuur wordt getoond in het LCD-venster achterop de camera.
Maak een proefopname
Maak een proefopname om te controleren of de geselecteerde waarde geschikt is voor de gebruikte lichtbron.
58
Vooringestelde witbalans
Vooringestelde witbalans wordt gebruikt voor het vastleggen en oproepen van per­soonlijke witbalansinstellingen wanneer u fotografeert onder diverse lichtbronnen of een sterk gekleurde lichtbron. Er zijn vier methoden om vooringestelde witbalans in te stellen:
Nieuwe waarden met de camera vastleggen
(1) Richt de camera op een neutraalgrijs of wit voorwerp en druk de ontspanknop in
om een waarde voor witbalans te meten ( 60).
(2) Meet de witbalans met de omgevingsverlichtingssensor ( 60).
Waarden van bestaande foto's kopiëren
(3) Kopieer de witbalans van een andere foto op de geheugenkaart ( 65). (4) Kopieer de witbalans uit Nikon Capture 4 versie 4.2 of hoger ( 66).
De camera kan maximaal vijf waarden voor vooringestelde witbalans opslaan in pre­sets d-0 tot d-4. Witbalanswaarden die zijn opgeslagen via methode (1) of (2) worden opgeslagen in preset d-0. De volgende keer dat u de witbalans meet wordt deze waarde overgeschreven. Wanneer u de waarde in d-0 langer wilt bewaren, kunt u hem kopiëren naar presets d-1 tot d-4 ( 66). Witbalanswaarden die zijn gekopieerd via methode (3) en (4) worden ook in presets d-1 tot d-4 opgeslagen. Bij elke witbalans preset kunt u commentaar toevoegen ( 64).
d-0
Bewaart de laatst gemeten waarde voor witbalans ( 60).
Witbalans presets
Wijzigingen in de witbalans presets zijn van toepassing op alle Opnamemenu-banken (
167). Er verschijnt een bevestigingsdialoog wanneer u een witbalans preset wilt wijzigen die u in een andere Opnamemenu-banke heeft gecreëerd (er verschijnt geen waarschuwing voor preset d-0).
d-1 – d-4
Bewaar waarden die u heeft geko-
Bewaar waarden die zijn gemaakt in Nikon Capture 4 versie 4.2 of hoger (apart verkrijgbaar; 66).
pieerd van d-0 ( 66).
Bewaar waarden die u heeft geko­pieerd van beelden op de geheugen­kaart
( 65).
59
Taking Photographs—WitbalansFoto’s maken—Witbalans
Witbalans meten
U kunt de witbalans meten door een neutraalgrijs referentievoorwerp te gebruiken
Foto’s maken—Witbalans
of door de kleur van de lichtbron te meten. De nieuwe waarde voor witbalans wordt automatisch in preset d-0 opgeslagen.
Referentie
Plaats een neutraal grijs of wit object onder de belichting die voor de foto wordt gebruikt, waarna de witbalans wordt gemeten met behulp van de
Neu-
traalgrijs
voorwerp
Lichtbron
Druk op de WB knop en draai de hoofdinstelschijf
1
RGB-sensor van 1005 pixels en de CCD beeldsensor. Gebruik deze methode voor fl itsfotografi e of als het onderwerp en de camera zich in gemengd licht bevinden. In een studio kunt u een 18% refl ectiescherm gebruiken om ervoor te zorgen dat het referentie-object er grijs uitziet.
De kleur van de lichtbron wordt gemeten door de sensor op het pentaprisma van de camera en de witbalans wordt gewijzigd om zonder referentievoor­werp een natuurlijke kleuring te produceren. Gebruik wanneer het onder­werp en de camera zich onder dezelfde verlichting bevinden.
rond tot verschijnt in het LCD-venster achterop de camera of in de zijbalk van de zoeker (het is niet nodig om preset d-0 te selecteren).
LCD-venster achterop camera
Indien u de nieuwe waarde voor vooringestelde witbalans onmiddellijk wilt ge­bruikten, selecteer dan preset d-0 door de WB knop in te drukken en de secundaire instelschijf rond te draaien tot d-0 in het LCD-venster achterop de camera ver­schijnt ( 63). Wanneer u de nieuwe waarde niet onmiddellijk wilt gebruiken, hoeft u d-0 niet te selecteren bij het meten van een nieuwe witbalanswaarde.
Beschrijving
Zoeker
60
Laat de WB knop kort los en druk hem daarna op-
2
nieuw in tot het pictogram in het LCD-venster achterop de camera en in de zijbalk van de zoeker gaat knipperen. Er verschijnt ook een knipperende
in de opnameteller van het LCD-venster bo-
venop de camera en de zoeker.
LCD-venster achterop camera
LCD-venster bovenop camera
Zoeker
Zo meet u de witbalans met behulp van een neutraalgrijs of wit
3
voorwerp...
...richt de camera zo dat het referentievoorwerp de zoeker vult en druk de ontspanknop helemaal in. De camera meet de witbalans en slaat de waarde op in preset d-0. Er wordt geen foto gemaakt; ook wanneer de camera niet scherpgesteld staat kan de witbalans nauwkeurig worden gemeten.
Zo meet u de kleur van de lichtbron...
...zorg dat de omgevingsverlichtingssensor door de lichtbron wordt verlicht en druk op de FUNC. knop. De camera berekent een witbalanswaarde en slaat deze op in preset d-0.
Druk op de WB knop om deze stand te verlaten zonder een nieuwe waarde voor witbalans te meten.
Taking Photographs—WitbalansFoto’s maken—Witbalans
Belichtingsstand
U kunt de vooringestelde witbalans meten in alle belichtingsstanden. Als u een referentie­voorwerp gebruikt om de witbalans in te stellen, dient u de belichtingswaarde die de camera voorstelt niet te wijzigen.
61
Als de camera in staat was de witbalans te meten, dan knippert gedu-
4
rende circa drie seconden in de LCD-vensters en toont de zoeker een knipperende
Foto’s maken—Witbalans
.
LCD-venster achterop camera
LCD-venster bovenop camera
Als het te licht of te donker is of wanneer u probeert de witbalans met behulp van de omgevingsverlichtingssensor te meten onder bepaalde soorten kunstlicht, kan het zijn dat de camera geen witbalans kan meten. In dat geval knippert gedurende circa drie seconden in de LCD-vensters en de zoeker. Keer terug naar stap 3 en meet de witbalans opnieuw. Als de camera niet in staat is de witbalans te me­ten met behulp van de omgevingsverlichtingssensor, probeer dan om de witbalans met behulp van een neutraalgrijs of wit referentievoorwerp te meten.
LCD-venster achterop camera
LCD-venster bovenop camera
De nieuwe waarde voor witbalans wordt opgeslagen in preset d-0 en vervangt automatisch de eerder in deze preset opgeslagen waarde (er verschijnt geen bevesti­gingsdialoog). Als u de witbalans heeft ingesteld met behulp van een referentievoorwerp, verschijnt er een thumbnail in de vooringestelde witbalans lijst. Presets die zijn gemeten met behulp van de omgevingsverlich­tingssensor zijn voorzien van een
Om de nieuwe witbalanswaarde te gebruiken selecteert u preset d-0 (als er geen witbalans is gemeten voordat u d-0 selecteert, dan wordt de witbalans ingesteld op een kleurtemperatuur van 5200 K, dezelfde als bij Direct zonlicht). De nieuwe witbalanswaarde blijft opgeslagen in preset d-0 tot u de witbalans opnieuw meet. Door preset d-0 naar één van de andere presets te kopiëen voordat u de witbalans opnieuw meet, kunt u maximaal vijf witbalanswaarden opslaan ( 66).
pictogram.
Zoeker
Zoeker
62
Witbalans presets selecteren
Zo stelt u de witbalans op een vooringestelde waarde:
Markeer Witbalans preset in het menu Witbalans
1
( 54) en duw de multi-selector naar rechts. Het menu rechts verschijnt. (Om terug te keren naar het Opnamemenu drukt u op de
Presets zijn te herkennen aan een pictogram of
2
thumbnail, een naam (d-0 d-4) en een com- mentaar. Duw de multi-selector omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om de gewenste preset te selecteren. Om de gemarkeerde preset te selecteren en terug te keren naar de opnamestand zonder stap 3-5 te voltooien drukt u op de knop.
Duw op het midden van de multi-selector om het
3
menu rechts weer te geven. Om opties voor andere presets te bekijken, markeert u de naam van de hui­dige preset (d-0 – d-4) en duwt u de multi-selector naar rechts.
Witbalans presets selecteren: de WB knop
In de stand (Witbalans preset) kunt u ook presets selecteren door op de WB knop te drukken en de secundaire instelschijf rond te draaien. Zolang u de WB knop indrukt, wordt de huidige preset in het LCD-venster achterop de camera getoond.
knop.)
Taking Photographs—WitbalansFoto’s maken—Witbalans
63
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om In-
4
stellen te markeren.
Foto’s maken—Witbalans
Duw de multi-selector naar rechts om de witbalans
5
in te stellen op de waarde opgeslagen in de geselec­teerde preset en terug te keren naar het Opname­menu.
Commentaar toevoegen
Om een beschrijving van maximaal 36 tekens toe te voe­gen voor een geselecteerde witbalans preset, markeert u de preset in de thumbnailweergave en duwt u op het midden van de multi-selector, zoals beschreven bij stap 1–3 op de vorige bladzijde. Het menu rechts verschijnt.
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om Com-
1
mentaar bewerken te markeren.
Duw de multi-selector naar rechts om de tekstwijzi-
2
gingsdialoog op te roepen. Wijzig het commentaar zoals beschreven op bladzijde 213.
Druk op de knop om terug te keren naar de
3
thumbnailweergave.
64
Witbalans van een foto kopiëren (alleen d-1 – d-4)
Om de witbalanswaarde van een foto op de geheugen­kaart te kopiëren naar een geselecteerde preset (alleen d-1 – d-4), markeert u de preset in de thumbnailweer­gave en duwt u daarna op het midden van de multi­selector, zoals beschreven bij stap 1–3 op bladzijde 63. Het menu rechts verschijnt.
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om Se-
1
lecteer foto te markeren.
Duw de multi-selector naar rechts om de foto's
2
op de geheugenkaart weer te geven. Alleen foto's gemaakt met de D2X worden getoond; andere beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Duw de multi-selector omhoog, omlaag, naar links
3
of naar rechts om het gewenste beeld te markeren. Druk op de knop om het geselecteerde beeld schermvullend te bekijken. Druk nogmaals op de knop om terug te keren naar de thumbnaillijst.
Duw op het midden van de multi-selector om de
4
witbalanswaarde van de gemarkeerde foto naar de geselecteerde preset te kopiëren en terug te keren naar de thumbnailweergave. Als de gemarkeerde foto voorzien is van commentaar, wordt dit com­mentaar gekopieerd naar het commentaar voor de geselecteerde preset.
Taking Photographs—WitbalansFoto’s maken—Witbalans
65
Witbalans kopiëren van d-0 naar presets d-1 – d-4
Om een gemeten witbalanswaarde van d-0 naar één
Foto’s maken—Witbalans
van de andere presets (d-1 – d-4) te kopiëren, markeert u eerst de preset waarnaar u wilt kopiëren in de thumb­nailweergave en duwt u daarna op het midden van de multi-selector, zoals beschreven bij stap 1 zijde 63. Het menu rechts verschijnt.
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om Kopi-
1
eer d-0 te markeren.
Duw de multi-selector naar rechts om de witbalans
2
van d-0 naar de geselecteerde preset te kopiëren en terug te keren naar de thumbnailweergave. Indien d-0 is voorzien van commentaar, wordt het com­mentaar gekopieerd naar het commentaar voor de geselecteerde preset.
3 op blad-
Nikon Capture 4
Als u RAW-foto’s die zijn gemaakt met de D2X weergeeft op een computer, kunt u de wit­balans wijzigen met Nikon Capture 4 versie 4.2 of later (apart verkrijgbaar). Als de camera op de computer is aangesloten, kunt u de bewerkte waarde rechtstreeks naar een witbalans­voorinstelling kopiëren. U kunt de foto ook opslaan op de geheugenkaart in de camera en de witbalanswaarde kopiëren met de optie Selecteer foto in het witbalansmenu. Eventuele opmerkingen die zijn toegevoegd met Nikon Capture 4, worden dan gekopieerd naar de opmerkingen voor de geselecteerde voorinstelling. Zie de Nikon Capture 4 handleiding voor meer details. Raadpleeg de handleiding van Nikon Capture 4 voor meer informatie.
66

Beeldcorrectie

Instellingen Opnamemenu
In dit gedeelte worden de instellingen besproken die u alleen via het Opnamemenu kunt wijzigen (
Contouren benadrukken: Verscherping
Wanneer u een foto maakt, bewerkt de camera het beeld automatisch om het onderscheid tussen de lichte en donkere delen te benadrukken, zodat de foto scherper lijkt. Met de opties in het menu Verscherping kunt u regelen hoeveel het beeld wordt verscherpt.
Automatisch
(standaard)
Normaal
Laag
Medium laag
Medium hoog
Hoog
166).
BeschrijvingOptie
De camera past verscherping automatisch aan aan het onderwerp en de andere camera-instellingen. De hoeveelheid verscherping ver­schilt van beeld tot beeld, zelfs bij onderwerpen van hetzelfde type; om meer dan één foto met dezelfde beeldcorrectie te maken, dient u een andere instelling te kiezen. Gebruik voor het beste resultaat een type G of D objectief.
De camera voert dezelfde standaard hoeveelheid verscherping uit bij alle beelden.
De contouren in het beeld worden minder dan bij Normaal bena­drukt.
De contouren in het beeld worden enigszins minder dan bij Normaal benadrukt.
De contouren in het beeld worden enigszins meer dan bij Normaal benadrukt.
De contouren in het beeld worden meer dan bij Normaal benadrukt.
Het beeld wordt niet verscherpt.Geen
Taking Photographs—BeeldcorrectieFoto’s maken—Beeldcorrectie
Markeer Verscherping in het Opnamemenu
1
( 166) en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
67
Contrast wijzigen: Tooncompensatie
Bij het opslaan van een foto op de geheugenkaart wordt de toonverdeling in het beeld
Foto’s maken—Beeldcorrectie
aangepast om het contrast te versterken. Deze aanpassing wordt uitgevoerd door mid­del van tooncurven, die de relatie tussen de toonverdeling in het oorspronkelijke beeld en die in het gecorrigeerde beeld defi niën. Met de opties in het menu Tooncompen- satie kunt u regelen welk type tooncurve wordt gebruikt.
BeschrijvingOptie
De camera optimaliseert het contrast automatisch door de juiste curve te
Automa­tisch
(standaard)
Normaal
Minder contrast
Meer con­trast
Eigen
Markeer Tooncompensatie in het Opnamemenu
1
( 166) en duw de multi-selector naar rechts.
selecteren. De geselecteerde curve verschilt van beeld tot beeld, zelfs bij onderwerpen van hetzelfde type; om meer dan één foto met dezelfde curve te maken, dient u een andere instelling te kiezen. Gebruik voor het beste resultaat een type G of D objectief.
De camera gebruikt dezelfde standaardcurve voor alle beelden. Deze optie is geschikt voor de meeste onderwerpen, zowel donkere als lichte.
Deze curve geeft een "zachter" beeld. Gebruik deze optie om te voor­komen dat hoge lichten bij portretten gemaakt in direct zonlicht worden "uitgebleekt".
Kies deze curve om details te behouden bij het fotograferen van mistige landschappen en andere onderwerpen met weinig contrast.
U kunt Nikon Capture 4 versie 4.2 of later (apart verkrijgbaar) gebruiken om een aangepaste tooncurve te defi niëren en naar de camera te down­loaden. Kies Eigen als u deze zelfgedefi nieerde curve wilt selecteren. Als u geen aangepaste curve hebt gemaakt, komt deze optie overeen met Normaal.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
68
Kleuren afstemmen op het onderwerp: Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt welk kleurengamma wordt gebruikt om kleuren te reproduce­ren. Kies een kleurruimte op basis van de manier waarop de uiteindelijke foto’s verder worden verwerkt.
BeschrijvingOptie
sRGB
sRGB
(standaard)
AdobeRGB
Adobe
Markeer Kleurruimte in het Opnamemenu (
1
166) en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
Kleurruimte
sRGB wordt aanbevolen voor foto’s die zonder verdere bewerking worden afgedrukt of die worden weergegeven in toepassingen die geen kleurbeheer ondersteunen. Deze stand wordt ook aangeraden voor foto’s die worden afgedrukt met ExifPrint, de optie voor direct afdrukken van bepaalde printers, in een fotokiosk of via een andere commerciële afdrukser­vice. Adobe RGB-foto’s kunnen ook worden afgedrukt met deze opties, hoewel de kleuren niet zo levendig zullen zijn.
JPEG-foto’s die zijn gemaakt in de Adobe RGB-kleurruimte zijn Exif 2.21- en DCF 2.0­compatibel. Toepassingen en printers die Exif 2.21 en DCF 2.0 ondersteunen, selecteren automatisch de juiste kleurruimte. Als de toepassing of het apparaat Exif 2.21 en DCF 2.0 niet ondersteunt, dient u de juiste kleurruimte handmatig te selecteren. Er wordt een ICC­kleurprofi el toegevoegd aan TIFF-foto’s die u maakt in de Adobe RGB-kleurruimte, zodat toepassingen die kleurbeheer ondersteunen automatisch de juiste kleurruimte selecteren. Raadpleeg de documentatie van de toepassing of het apparaat voor meer informatie.
Voor foto’s die zonder verdere bewerking worden afgedrukt of ge­bruikt. Kleurstand II is niet beschikbaar ( 70).
Deze kleurruimte kan een groter kleurbereik weergeven dan sRGB, waardoor dit de beste keuze is voor foto’s die uitgebreid worden be­werkt of geretoucheerd.
69
Taking Photographs—BeeldcorrectieFoto’s maken—Beeldcorrectie
Kleuren afstemmen op het onderwerp: Kleurstand
Foto’s maken—Beeldcorrectie
Zoals analoge camera’s de keuze bieden uit verschillende fi lms voor verschillende on­derwerpen, zo biedt de D2X een keuze uit kleurstanden met verschillende paletten.
BeschrijvingOptie
I
(standaard)
Markeer Kleurstand in het Opnamemenu ( 166)
1
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
Voor portretfoto’s.
Voor foto’s die uitgebreid worden bewerkt of geretoucheerd. Deze optie is
II
alleen beschikbaar als AdobeRGB is geselecteerd als Kleurruimte.
III
Voor natuur- of landschapsfoto’s.
en duw de multi-selector naar rechts.
tor naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
Stand II
Als u sRGB kiest voor Kleurruimte terwijl Kleurstand is ingesteld op Stand II, wordt Kleur- stand gewijzigd in de stand die van kracht was toen u sRGB de vorige keer selecteerde.
Nikon- software
Nikon Capture 4 versie 4.2 of later (apart verkrijgbaar) en PictureProject selecteren automa­tisch de juiste kleurruimte als u foto’s gemaakt met de D2X in deze programma’s opent.
70
Kleuren beheersen: Kleurtoon aanpassen
U kunt de kleurschakering wijzigen van –9 ° tot +9 °, in stappen van 3 °. Wanneer u rood als uitgangskleur neemt en u stelt de kleurschakering hoger dan 0 ° (de stan­daardwaarde) in, dan creëert u een gele zweem: kleuren die bij 0 ° rood zijn, worden steeds meer oranje naarmate u de instelling verhoogt. Stelt u de kleurschakering lager
° in, dan creëert u een blauwe zweem, zodat de kleuren die bij 0 ° rood zijn
dan 0 steeds paarser worden.
Markeer Kleurtoon aanpassen in het Opnameme-
1
nu ( 166) en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selec-
2
tor naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
Kleurschakering
Het RGB-kleurmodel dat bij digitale foto’s wordt gebruikt reproduceert kleuren door ver­schillende hoeveelheden rood, groen en blauw licht te gebruiken. Door twee kleuren licht te mengen ontstaat er een scala aan andere kleuren. Bijvoorbeeld rood met een beetje groen gemengd levert oranje op. Bij gelijke hoeveelheden rood en groen ontstaat geel, of geelgroen wanneer iets minder rood wordt gebruikt. Bij vermenging van verschillende hoeveelheden rood en blauw licht ontstaan er kleuren variërend van roodpaars naar paars tot marineblauw. Door groen en blauw te mengen kan men kleuren lopend van smaragd­groen tot turkoois verkrijgen. (Het toevoegen van een derde kleur licht resulteert in lichtere schakeringen; als alle drie de kleuren in gelijke hoeveelheden worden gemengd, varieert het resultaat van wit tot grijs.) Wanneer dit scala aan kleuren in een cirkel wordt gerangschikt, wordt het een kleurenwiel genoemd.
71
Taking Photographs—BeeldcorrectieFoto’s maken—Beeldcorrectie

Scherpstelling

Regelen hoe de camera scherpstelt
In dit gedeelte worden de opties besproken waarmee u regelt hoe uw camera scherp­stelt: scherpstelstand, selectie scherpstelveld en AF-veldstand.
Foto’s maken—Scherpstelling
Scherpstelstand
De scherpstelstand wordt ingesteld door middel van de selectieknop voorop de camera. U kunt kiezen uit twee autofocus (AF) standen, waarbij de camera automatisch scherpstelt als u de ontspanknop half indrukt, en één handmatige stand, waarbij u de scherpstelling hand- matig instelt met behulp van de scherpstelring op het objectief:
BeschrijvingStand
De camera stelt scherp wanneer u de ontspanknop half indrukt. De scherp­stelling wordt vergrendeld wanneer de scherpstelindicator () in de zoeker verschijnt, en blijft vergrendeld tot u uw vinger van de ontspanknop neemt (scherpstelvergrendeling). Er kan alleen een foto worden gemaakt als de
S
Enkelvou-
dige-AF
Continue AF
Handmatig
scherpstelindicator wordt getoond (scherpteprioriteit). Als uw onderwerp bewoog toen u de ontspanknop half indrukte, dan volgt de camera het onderwerp tot hij scherpgesteld staat en een opname kan worden gemaakt (anticiperende meevolgende scherpstelling (Focus Tracking); 73). Als het onderwerp stil staat voordat de sluiter ontspant, verschijnt de scherpstelindi­cator in de zoeker en wordt de scherpstelling op deze afstand vergrendeld.
De camera stelt continu scherp zolang u de ontspanknop half indrukt. Als uw onderwerp beweegt, wordt de scherpstelling gecorrigeerd (anticipe-
C
rende meevolgende scherpstelling (Focus Tracking; 73). Er kan een foto worden gemaakt ongeacht of de camera scherpgesteld staat (ontspanpri- oriteit).
De camera stelt niet automatisch scherp; u dient handmatig scherp te stellen met de scherpstelring op het objectief. Als het objectief een maxi­mum diafragma van f/5,.6 of sneller heeft, kunt u de scherpstelindicator
M
in de zoeker gebruiken om de scherpstelling te controleren (elektronische afstandsmeter), maar er kan een foto worden gemaakt ongeacht of de
camera scherpgesteld staat.
Bij enkelvoudige AF bent u verzekerd van een scherp beeld. Bij onderwerpen die zich grillig bewegen kunt u wellicht beter continue AF gebruiken. Wanneer de camera niet in staat is automatisch scherp te stellen, is het aan te bevelen handmatig scherp te stellen.
72
De AF-ON knoppen
Om de camera scherp te stellen kunt u zowel één van de twee AF-ON knoppen indrukken als de ontspanknop half indrukken (de AF-ON knop voor verticaal fotograferen kan alleen worden gebruikt wanneer de ontspanknop voor verticaal fotograferen ontgrendeld is).
Anticiperende meevolgende scherpstelling (Focus Tracking)
Als het autofocussysteem van de camera signaleert dat het onderwerp zich beweegt terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt, dan wordt automatisch de anticiperende meevolgende scherpstelling geactiveerd. Als het onderwerp zich naar de camera toe of van de camera af be­weegt, volgt de camera de scherpstelling en probeert te voorspellen waar het onderwerp zich zal bevinden op het moment dat de sluiter wordt ontspannen. Bij enkelvoudige AF activeert de camera de anticiperende meevolgende scherpstelling als het onderwerp zich bewoog toen de ontspanknop half werd ingedrukt. De scherpstelling wordt vergrendeld zodra het onderwerp stil staat. In de continue AF stand activeert de camera ook de anticiperende meevolgende scherpstelling als het onderwerp zich beweegt nadat de ontspanknop half is ingedrukt, maar nu wordt de scherpstelling niet vergrendeld wanneer het onderwerp stil staat.
De anticiperende meevolgende scherpstelling kan niet worden gebruikt in de handmatige scherpstelstand.
a1—AF - C prioriteit ( 182)
Wanneer Scherpstelling geselecteerd is bij Persoonlijke Instelling a1 (AF-C prioriteit), kunt u alleen foto’s maken in de continue AF-stand wanneer de camera scherpgesteld staat. Se­lecteer BPS + AF voor verbeterde scherpstelling tijdens het maken van continu-opnamen.
a2—AF-S prioriteit ( 182)
Wanneer Ontspannen geselecteerd is bij Persoonlijke Instelling a2 (AF-S prioriteit), kunt u foto’s maken in de enkelvoudige AF-stand zelfs wanneer de camera niet scherpgesteld staat.
a5—AF activering ( 185)
Wanneer Alleen AF-ON geselecteerd is bij Persoonlijke Instelling a5 (AF activering), stelt de camera alleen scherp wanneer u één van de AF-ON knoppen indrukt, en niet wanneer u de ontspanknop half indrukt.
a8—Verticale AF-ON ( 187)
Persoonlijke Instelling a8 (Verticale AF-ON) regelt of de AF-ON knop voor verticaal fotogra­feren wordt gebruikt om autofocus te activeren, het scherpstelveld te selecteren, of allebei deze functies uit te voeren.
c2—AE-L/AF-L ( 192)
Desgewenst kan de knop AE-L/AF-L dezelfde functie uitvoeren als de knop AF-ON.
73
Foto’s maken—Scherpstelling
Selectie scherpstelveld
Foto’s maken—Scherpstelling
De D2X heeft elf scherpstelvelden die samen een groot deel van het beeld beslaan. U kunt het scherpstelveld handmatig selecteren, zodat uw hoofdonderwerp zich vrijwel overal in het beeld kan bevinden, of automatische scherpstelling toepassen om te zor­gen dat het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt altijd scherpgesteld is, ongeacht waar in het beeld het zich bevindt (prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp;
77). Met groep dynamische AF kunt u scherpstellen op het dichtstbijzijnde onder-
( werp in een geselecteerd deel van het beeld ( 77).
Om het scherpstelveld te selecteren dient u de ontgren­deling van de scherpstelselectieknop in de “open”­stand te draaien. Nu kunt u de multi-selector gebruiken om het scherpstelveld te selecteren. Het geselecteerde scherpstelveld wordt in het LCD-venster bovenop de ca­mera getoond en wordt kort in de zoeker gemarkeerd.
U kunt op elk moment het middelste scherpstelveld (of de middelste scherpstelgroep) selecteren door te druk­ken op het midden van de multi-selector.
Wanneer u na het selecteren van een scherpstelveld de vergrendeling van de scherp­stelselectieknop terugdraait in de “gesloten”-stand, dan verandert het geselecteerde scherpstelveld niet wanneer u op de multi-selector duwt.
High-speed uitsnede
De twee scherpstelvelden buiten de high-speed uitsnede zijn niet beschikbaar als high-speed uitsnede is ingescha­keld (( 41).
Deze scherpstelvelden zijn
niet beschikbaar als high-
speed uitsnede is ingescha-
keld.
Selectie scherpstelveld
Het scherpstelveld kan niet worden gewijzigd tijdens het weergeven van beelden of menu’s.
74
Selectie scherpstelveld voor portretfoto’s (verticale richting)
Wanneer de ontspanknop voor verticaal fotograferen ont­grendeld is, kunt u het scherpstelveld ook selecteren door op de AF-ON knop voor verticaal fotograferen te drukken en de secundaire instelschijf voor verticaal fotograferen rond te draaien. Het geselecteerde scherpstelveld wordt in het LCD-venster bovenop de camera getoond en wordt kort in de zoeker gemarkeerd.
Foto’s maken—Scherpstelling
Draai de secundaire instelschijf met de klok mee om onein­dig in de rechts getoonde volgorde door de scherpstelvelden te lopen. Draai de secundaire instelschijf tegen de klok in om in omgekeerde volgorde door de scherpstelvelden te lopen. Scherpstelvelden 5 en 10 zijn niet beschikbaar als de high­speed uitsnede is ingeschakeld.
10
9811
172
4
63
5
a6—AF-veld verlichting ( 186)
Persoonlijke Instelling a6 (AF-veld verlichting) regelt hoe lang het scherpstelveld na selectie in de zoeker wordt verlicht en of er scherpstelvelden worden getoond in de handmatige scherpstellingsstand en de continue opnamestand.
a7—Scherpstelveld ( 187)
Deze optie kan worden gebruikt om de selectie van het scherpstelveld te laten “doorlo­pen”.
a8—Verticale AF-ON ( 187)
Persoonlijke Instelling a8 (Verticale AF-ON) regelt of de AF-ON knop voor verticaal fotogra­feren wordt gebruikt om autofocus te activeren, het scherpstelveld te selecteren, of allebei deze functies uit te voeren.
f1—Centrale knop > Opnamest and ( 202)
De optie geselecteerd bij Centrale knop > Opnamestand (Persoonlijke Instelling f1) regelt of het geselecteerde scherpstelveld wordt verlicht wanneer u op het midden van de multi­selector drukt of dat er niets gebeurt.
75
Autofocus
Foto’s maken—Scherpstelling
Als de selectieknop van de scherpstelstand op S (enkelvoudige autofocus) of C (conti- nue autofocus) staat, stelt de camera automatisch scherp wanneer u de ontspanknop half indrukt. In dit gedeelte worden de scherpstelopties besproken die alleen kunnen worden gebruikt in de standen enkelvoudige AF en continue AF.
AF-veldstand
De AF-veldstand bepaalt hoe het scherpstelveld wordt geselecteerd in de autofocusstand. U selecteert de AF­veldstand door te draaien aan de selectieknop voor de AF-veldstand. De geselecteerde stand wordt aangege­ven door een pictogram op het bovenste LCD-venster (zie de volgende pagina).
Handmatige scherpstelling
Bij handmatige scherpstelling wordt automatisch enkelvelds-AF geselecteerd.
Het bovenste LCD-venster
Het geselecteerde scherpstelveld of de geselecteerde scherpstelgroep wordt weergegeven in het bovenste LCD-venster in de standen enkelvelds-AF, dynamische AF en groep dynamische AF. In de illustraties in de kolom “Symbool” is het middelste scherpstelveld of de middelste scherpstelgroep geselecteerd. Het scherpstelveld dat de camera selecteert voor dynamische AF met prioriteit voor het dichtstbijzijnde onderwerp wordt niet weergegeven in het boven­ste LCD-venster.
a1—AF - C prioriteit ( 182)
In scherpstelstand C (continue autofocus) kunt u ook foto’s maken wanneer de camera niet scherpgesteld staat (prioriteit ontspannen). Om te zorgen dat de camera scherpgesteld staat wan­neer u een foto maakt dient u Scherpstelling bij Persoonlijke Instelling a1 (AF-C prioriteit) te kie­zen. Selecteer BPS + AF voor verbeterde scherpstelling tijdens het maken van continu-opnamen.
a2—AF-S prioriteit ( 182)
In scherpstelstand S (enkelvoudige autofocus) kunt u alleen foto’s maken wanneer de camera scherpgesteld staat (prioriteit scherpstelling). Om foto’s te kunnen maken ongeacht of de camera scherpgesteld staat dient u Ontspannen bij Persoonlijke Instelling a2 (AF-S prioriteit) te kiezen.
a3—Groep dynamische AF ( 183)
Deze optie regelt hoe de scherpstelvelden gegroepeerd worden in de stand groep dynami­sche AF en of de camera het onderwerp in het middelste scherpstelveld van de geselecteerde groep volgt.
a4—Lock-on ( 185)
Deze optie regelt of de camera meteen de scherpstelling bijstelt om een onderwerp te blijven volgen indien de afstand tot het onderwerp drastisch verandert.
76
Enkel-
velds-AF
Dynami-
sche AF
Groep
dynami-
sche AF
Dyna­mische AF met
prioriteit
dichtst-
bijzijnde
onder-
werp
Symbool
BeschrijvingStand
De gebruiker selecteert handmatig het scherpstelveld; de camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherp­stelveld. Gebruik deze optie voor relatief statische composities met onderwerpen die binnen het geselecteerde scherpstelveld blijven. De scherpstelvelden buiten de high-speed uitsnede kunnen niet worden geselecteerd in deze stand (
De gebruiker selecteert het scherpstelveld handmatig, maar de camera gebruikt gegevens van meerdere scherpstelvelden om de scherpstel­ling te bepalen. Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelveld zelfs maar kort verlaat, stelt de camera scherp op basis van informatie van de andere scherpstelvelden. (Het geselecteerde scherpstelveld in de zoeker verandert echter niet.) Kies deze optie als u grillig bewe­gende onderwerpen volgt en in andere situaties waarin het moeilijk is het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld te houden.
• Als high-speed uitsnede is ingeschakeld (( 41) kunnen de scherpstelvelden buiten de high-speed uitsnede niet worden geselecteerd en gebruikt de camera deze velden niet om de scherpstelling te bepalen.
De gebruiker kiest een groep scherp­stelvelden (zie rechts). De camera stelt scherp op het midden van de geselec­teerde groep. Als het onderwerp het scherpstelveld zelfs maar kort verlaat, stelt de camera scherp op basis van in­formatie van de andere scherpstelvel­den in dezelfde groep. Kies deze optie als het onderwerp zich grillig beweegt, maar de positie van het onderwerp in de totale compositie wel bekend is.
• Als high-speed uitsnede is ingeschakeld (
41) maken de scherpstelvelden buiten de high-speed uitsnede geen deel uit van de linker- en rechtergroep scherpstelvelden.
De camera selecteert automatisch het scherpstelveld met het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt. Hierdoor worden onscherpe foto’s voorkomen bij het fotograferen van grillig bewegende onder­werpen. U kunt het scherpstelveld niet handmatig selecteren en de scherpstelvelden worden niet in de zoeker of het LCD-venster bovenop de camera getoond. Wanneer u een telelens gebruikt, of wanneer uw onderwerp slecht verlicht is, kan het zijn dat de camera niet in staat is het scherpstelveld met het dichtstbijzijnde onderwerp te selecteren. In dat geval wordt aanbevolen om enkelvelds-AF te gebruiken.
• Als high-speed uitsnede is ingeschakeld ( 41) selec­teert de camera geen scherpstelvelden buiten de high­speed uitsnede.
41).
Boven
MiddenLinks Rechts
Onder
Links Rechts
77
Foto’s maken—Scherpstelling
Overzicht van autofocusopties
Foto’s maken—Scherpstelling
Scherpstel-
stand
AF-veldstand Display LCD-venster
Selectie scherpstelveld
AF-S
AF-C
Enkelvelds-AF
Dynamische AF
Groep dynamische
AF
Dynamische AF met
prioriteit dichtstbij-
zijnde onderwerp
Enkelvelds-AF
Dynamische AF
Groep dynamische
AF
Handmatig
Handmatig
Handmatig
(de camera stelt scherp op het middelste scherpstelveld van de geselecteerde groep)
Automatisch
Handmatig
Handmatig
Handmatig
(de camera stelt scherp op het middelste scherpstelveld van de geselecteerde groep)
78
Dynamische AF met
prioriteit dichtstbij-
zijnde onderwerp
Automatisch
Werking Gebruik
De camera stelt scherp op het onderwerp in het gese­lecteerde scherpstelveld. De scherpstelling blijft vergren­deld zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het gese­lecteerde scherpstelveld. Als het onderwerp beweegt voordat de camera heeft scherpgesteld, stelt de camera scherp op basis van informatie uit andere scherpstel­velden. De scherpstelling blijft vergrendeld zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Als hierboven, behalve dat de camera scherpstelt op het on­derwerp in het middelste scherpstelveld van de geselecteer­de groep. Als het onderwerp beweegt voordat de camera heeft scherpgesteld, wordt de scherpstelling gebaseerd op informatie van andere scherpstelvelden in dezelfde groep.
Als hierboven, behalve dat de camera het scherpstelveld selecteert met het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt. Als het onderwerp beweegt voor de camera heeft scherpgesteld, wordt de scherpstelling gebaseerd op informatie van andere scherpstelvelden.
De camera stelt continu scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselec­teerde scherpstelveld. Zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt, volgt de camera het onderwerp bij verplaatsing van het ene scherpstelveld naar het andere.
Als hierboven, behalve dat de camera scherpstelt op het onderwerp in het middelste scherpstelveld van de geselecteerde groep.
Als hierboven, behalve dat de camera het scherpstelveld selecteert met het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
Foto’s maken—Scherpstelling
Voor onbeweeglijke onderwer­pen bij voldoende tijd om com­positie te bepalen.
Voor onbeweeglijke onderwer­pen bij voldoende tijd om com­positie te bepalen.
Voor wanneer u globaal weet waar uw onderwerp zich in de compositie zal bevinden, maar niet exact waar.
Voor wanneer u weet dat uw onderwerp zich het dichtst bij de camera zal bevinden, maar u niet precies weet waar.
Voor bewegende onderwerpen die zich continu in één scherp­stelveld bevinden.
Voor onderwerpen die zich grillig bewegen.
Voor wanneer u globaal weet waar uw bewegende onderwerp zich in de compositie zal bevin­den, maar niet exact waar.
Voor onderwerpen die zich grillig bewegen, wanneer u weet dat het onderwerp zich het dichtst bij de camera zal bevinden.
79
Scherpstelvergrendeling
U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te wijzigen nadat u
Foto’s maken—Scherpstelling
hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in het scherpstelveld bevindt. U kunt de scherpstelver­grendeling ook gebruiken als het autofocussysteem niet kan scherpstellen ( 82).
Bij enkelvoudige AF wordt de scherpstelling automatisch vergrendeld wanneer het signaal voor correctie scherpstelling () in de zoeker verschijnt. Bij continue AF moet de scherpstelling handmatig worden vergrendeld met de AE-L/AF-L knop. Zo gebruikt u de scherpstelvergrendeling:
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld en druk de ont-
1
spanknop half in om de scherpstelling te activeren.
Controleer of de scherpstelindicator () n de zoeker verschijnt.
2
Enkelvoudige AF
De scherpstelling wordt automatisch vergrendeld wanneer de scherpstelindicator verschijnt, en blijft vergrendeld tot u uw vinger van de ontspanknop haalt. U kunt de scherpstelling ook vergrendelen door op de AE-L/AF-L knop te drukken (zie hieronder)
Continue AF
Druk op de AE-L/AF-L knop om zowel de scherpstel­ling als de belichting te vergrendelen. De scherp­stelling blijft vergrendeld zolang u de AE-L/AF-L knop indrukt, zelfs als u uw vinger daarna van de ontspanknop haalt.
.
80
Bepaal opnieuw de compositie van uw foto en druk af.
3
Bij enkelvoudige AF blijft de scherpstelling tussen de opnamen door vergrendeld zo­lang u de ontspanknop half ingedrukt houdt, zodat u achter elkaar een aantal foto’s bij dezelfde scherpstelling kunt maken. De scherpstelling blijft tussen de opnamen door ook vergrendeld zolang u de AE-L/AF-L knop ingedrukt houdt.
Terwijl de scherpstelling vergrendeld is, dient u de afstand tussen de camera en het onderwerp niet te veranderen. Als uw onderwerp beweegt, dient u scherp te stellen op de nieuwe afstand.
Foto’s maken—Scherpstelling
c2—AE-L/AF-L ( 192)
Deze optie regelt of de AE-L/AF-L knop zowel de scherpstelling als de belichting vergrendeld (standaardinstelling), alleen de scherpstelling of alleen de belichting.
81
Goede resultaten met autofocus
Autofocus functioneert niet goed onder de onderstaande omstandigheden. Als de ca-
Foto’s maken—Scherpstelling
mera niet in staat is automatisch scherp te stellen, gebruik dan handmatige scherpstel-
83) of gebruik de scherpstelvergrendeling ( 80) om op een ander onderwerp
ling ( op dezelfde afstand scherp te stellen en de compositie van uw foto daarna opnieuw te bepalen.
AF-hulpverlichting
Wanneer het onderwerp donker is, kunt u ter ondersteuning van de automatische scherp­stelling een fl itser met AF-hulpverlichting gebruiken.
82
Handmatig scherpstellen
De handmatige scherpstelling kan worden gebruikt bij objectieven die geen autofocus ondersteunen (Nikkor­objectieven zonder AF) of wanneer autofocus niet het gewenste resultaat oplevert ( scherp te stellen dient u de selectieknop van de scherp­stelstand op M te zetten en de scherpstelring op het objectief rond te draaien tot het beeld in de heldere cir­kel in de zoeker scherp is. Er kunnen ook foto’s worden gemaakt als het beeld niet scherp is.
De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een maximum diafragma van f/5,6 of sneller heeft, kunt u de scherpstelindicator in de zoeker gebruiken om te controleren of het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld scherp is. Plaats uw onder­werp in het actieve scherpstelveld, druk de ontspanknop half in en draai de scherpstelring van het objectief rond tot de scherpstelindicator () verschijnt.
82). Om handmatig
Foto’s maken—Scherpstelling
A-M selectie/autofocus met prioriteit handmatig
Wanneer u een objectief met A-M selectie gebruikt, selecteer dan M wanneer u handmatig scherpstelt. Bij objectieven die M/A (autofocus met prioriteit handmatig) ondersteunen, kunt u handmatig scherpstellen wanneer u het objectief op M of M/A zet. Zie de documentatie bij uw objectief voor meer informatie.
Brandvlakpositie
Om de afstand tussen uw onderwerp en de camera te be­palen, dient u vanaf het brandvlakteken op de camerabody te meten. De afstand tussen de bajonet van het objectief en het brandvlak is 46,5 mm.
83

Belichting

Regelen hoe de camera de belichting instelt
Lichtmeting
Foto’s maken—Belichting
De lichtmeetmethode bepaalt hoe de camera de belichting instelt:
BeschrijvingMethode
Een RGB-sensor van 1005 pixels stelt de belichting in op basis van verschillen­de soorten gegevens uit alle delen van het beeld. Bij G- of D-type objectieven gebruikt de camera 3D-kleurenmatrixmeting II om een natuurlijk resultaat te
3D-kleu-
renmatrix
kleuren-
kleuren-
Centrum-
gericht
*Voor een verbeterde precisie bij objectieven zonder CPU dient u de brandpuntsafstand en
het maximum diafragma in het Niet-CPU objectief menu in te voeren ( 128).
Druk, voor u de foto maakt, de ontgrendelingsknop van de keuzeknop voor het lichtmeetsysteem in en draai aan de keuzeknop om een geschikte methode voor de compositie- en verlichtingsomstandigheden te kiezen. Controleer uw selectie in de zoeker.
krijgen, zelfs al wordt het beeld overheerst door heldere (wit of geel) of donke­re (zwart of donkergroen) kleuren. Bij andere CPU-objectieven is 3D-afstand­sinformatie niet beschikbaar. In plaats daarvan gebruikt de camera kleuren-
II/
matrixmeting II. Kleurenmatrixmeting is beschikbaar als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma van een niet-CPU-objectief zijn opgegeven via
matrix
de optie Niet-CPU objectief in het opnamemenu (
II/
meting wordt gebruikt als de brandpuntsafstand of het diafragma niet bekend is). Matrixmeting levert geen bevredigende resultaten op in combinatie met
matrix
automatische belichtingsvergrendeling ( 95) of belichtingscorrectie ( 97), maar wordt in de meeste andere gevallen aangeraden.
De camera meet het licht in het totale beeld, maar laat een cirkel met een diameter van 8 mm in het midden van het beeld - aangegeven door de cor­responderende referentiecirkel van 8mm in de zoeker - zwaarder meetellen. Klassieke meetmethode voor portretten; aanbevolen bij gebruik van fi lters met een belichtingsfactor (fi lterfactor) van meer dan1 × ( 245).
Camera meet een cirkel van 3 mm diameter (circa 2 % van het beeld). De cirkel valt gelijk met het gebruikte scherpstelveld (in groep dynamische AF, op centraal scherpstelveld of gebruikte groep; 76), waardoor het mogelijk is op onder­werpen buiten het centrum te meten (wordt een niet-CPU objectief gebruikt of
Spot
is dynamische AF met prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp actief, dan meet de camera het centrale scherpstelveld). Zorgt ervoor dat onderwerp in meetveld juist wordt belicht, ook als de achtergrond veel lichter of donkerder is.
128. Centrumgerichte
*
b6—Centrumgericht φ ( 191)
Deze optie regelt de grootte van de cirkel die bij centrumgerichte lichtmeting het zwaarst meetelt.
84
Belichtingsstand
De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het diafragma instelt bij het regelen van de belichting. Er zijn vier standen: geprogrammeerd automatisch (P), sluitertijdvoorkeuze (S), diafragmavoorkeuze (A) en handmatig (M).
CPU-objectieven (alle belichtingsstanden)
Als u een CPU-objectief gebruikt dat voorzien is van een diafragmaring, dient u de diafragma­ring op de laagste waarde (hoogste f/-getal) te zetten. Bij andere instellingen wordt de ont­spanknop buiten werking gesteld en toont de diafragma-indicator op het LCD-venster en in de zoeker een knipperend . Type G objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
Controle scherptediepte
Als u een indruk van het effect van het diafragma wilt krijgen, houdt u de knop voor scherptedieptecontrole inge­drukt. Het objectief wordt ingesteld op de diafragmawaarde die de camera (in de standen P en S) of de gebruiker (in de standen A en M) heeft gekozen. Hierdoor is de scherptediepte zichtbaar in de zoeker. (Als een optionele SB-800 of SB-600 fl itser is bevestigd, wordt de instelfl its geactiveerd.)
b1—ISO Auto ( 188)
Wanneer u Aan heeft geselecteerd bij Persoonlijke Instelling b1 (ISO auto), dan varieert de camera de gevoeligheid automatisch tussen 100 – 800 (ISO-equivalent) voor een optimale belichting wanneer de maximale waarden van het belichtingsmeetsysteem worden over­schreden (belichtingsstand P, S, en A) of wanneer er geen optimale belichting kan worden bereikt bij de sluitertijd en het diafragma dat de gebruiker heeft geselecteerd (belichtings­stand M). Wanneer een andere gevoeligheid wordt gebruikt dan de door de gebruiker gese­lecteerde waarde, knippert ISO-AUTO in het LCD-venster achterop de camera en verschijnt er een knipperend ISO-A in de zoeker. In de foto-informatie van foto’s waarbij de gevoelig­heid gewijzigd is, wordt de ISO-waarde rood weergegeven. NB: Hoe hoger de gevoeligheid, des te groter wordt de kans op “ruis” op de foto.
Aan kan niet worden geselecteerd voor ISO auto als de gevoeligheid is ingesteld op HI-1 of HI-2. Omgekeerd kan HI-1 of HI-2 niet worden geselecteerd als ISO auto is ingeschakeld. Als
een fl itser wordt gebruikt wanneer ISO auto is ingeschakeld, wordt de ISO-waarde vastgezet op de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd. Als ISO auto is ingeschakeld wanneer automatische belichtingsbracketing is geselecteerd in belichtingsstand M, varieert het bracke­tingprogramma de gevoeligheid rondom de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd.
b7—Fijnafst.belichting ( 191)
U kunt de optimale belichting voor elke lichtmeetmethode afzonderlijk bijstellen. (Merk op dat het pictogram voor belichtingscorrectie niet wordt weergegeven als de belichting is bijgesteld).
e4—Instellicht ( 199)
Als Uit is geselecteerd voor persoonlijke instelling e4 (Instellicht), gebruikt de optionele SB­800 of SB-600 geen instelfl its wanneer u de knop voor scherptedieptecontrole indrukt.
Foto’s maken—Belichting
85
P: geprogrammeerd automatisch
In deze stand stelt de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch in volgens
Foto’s maken—Belichting
een ingebouwd programma (zie hieronder) voor optimale belichting in de meeste si­tuaties. Deze stand wordt aanbevolen voor snapshot foto’s en andere situaties waarin u de camera de sluitertijd en het diafragma wilt laten bepalen. U kunt de instellingen wijzigen door middel van het fl exibele programma, belichtingscorrectie ( belichtingsbracketing ( 98). De stand geprogrammeerd automatisch kan alleen bij CPU-objectieven worden gebruikt.
Zo maakt u een foto in de stand geprogrammeerd automatisch:
Druk de knop in en draai de hoofdinstelschijf
1
rond tot P zichtbaar is in de zoeker en het LCD-ven­ster bovenop de camera.
Bepaal de uitsnede van uw foto, stel scherp en maak een opname.
97) en
2
Objectieven zonder CPU
Wanneer een objectief zonder CPU is bevestigd, wordt automatisch belichtingsstand A (diafragmavoorkeuze) geselecteerd. De belichtingsstandindicator (P) in het LCD-venster bovenop de camera knippert en A verschijnt in de zoeker. Zie voor meer informatie “Dia­fragmavoorkeuze” ( 90).
Waarschuwing belichting
Als de uiterste waarden van het belichtingsmeetsysteem worden overschreden, verschijnt er één van de volgende symbolen in het LCD-venster en de zoeker:
Symbool Betekenis
Onderwerp te licht. Gebruik een optioneel grijsfi lter (ND) of een lagere gevoeligheid (ISO-equivalent; 52). Onderwerp te donker. Gebruik een optionele fl itser of verhoog de gevoeligheid (ISO­equivalent; 52).
86
Loading...