Nikon D1 User Manual [nl]

Eerste kennismaking met de D1
Onderdelen van de D1
Keuzeknop scherpstellingstand (blz. 33)
Ontgrendelingsknop voor objectief (blz. 6)
Beschermkapje aansluitpunten DC IN en VIDEO OUT (blz. 102)
10-polige afstandsbediening aansluiting (blz. 116)
Synchronisatiecontact voor externe flitser (blz. 95)
Zelfontspanner lampje (blz. 63)
Ontgrendeling keuzeknop (blz. 26)
Oogje voor camerariem
Knop automatische belichtings-bracketing (blz. 53-55)
Knop flitssynchronisatiestand (blz. 96)
Instellingsknop (blz. 26) AF-gebied
instellingsknop (blz. 34-35)
Flitsschoen (blz. 95)
Scherptediepteknop
(blz. 64)
Subcommandoknop
AAN-/UIT-schakelaar
(blz. 4)
Ontspanknop
(blz. 20-21)
Oogje voor
camerariem
Belichtings-
compensatieknop
(blz. 51-52)
Belichtingsstandknop
(blz. 43-48)/
Formatteerknop
(blz. 13)
LCD venster
bovenop camera
(blz. v)
Brandpuntsvlak
indicatie (blz. 64)
Vergrendeling
keuzeknop
lichtmetingsmethode
(blz. 41-42) Keuzeknop
lichtmetingsmethode
(blz. 41-42)
Knop oogsterkte-instelling
(blz. 63)
ii
Eerste kennismaking met de D1: Onderdelen van de D1
Hendel oculairsluiter (blz. 62) Wisknop (blz. 81)/
Formatteerknop (blz. 13) Knop LCD-monitor
(blz. 59)
LCD-monitor (blz. vii)
Vergrendeling Battery Pack (blz. 4)
Commandovergrendeling/ Menuknop (blz. 43, 46)
Knop Eigen Instellingen (blz. 66)/ Knop 'Uitvoeren' (blz. 78)
Beeldkwaliteitsknop (blz. 29)/ Knop 'Alles selecteren' (blz. 78)
Gevoeligheidsknop (blz. 30)/ Knop voor meerdere selecties (blz. 78)
Witbalansknop (blz. 31)/ Miniatuurbeeldenknop (blz. 78)
Zoekeroculair
Vergrendelingsknop automatische
belichting/scherpstelling (blz. 34, 37)
AF-startknop (blz. 33)/
Annuleerknop (blz. 78)
Hoofdcommandoknop
Keuzeknop
scherpstelgebied
(blz. 36;
terugspelen blz. 79)
Vergrendeling
keuzeknop
scherpstelgebied
(blz. 36)
Beschermkapje IEEE1394
aansluitpunt (blz. 103)
LCD venster achterkant
camera (blz. v)
Eerste kennismaking met de D1: Onderdelen van de D1
iii
Beschermkapje CompactFlash-geheugenkaartgleuf (blz. 12)
In-gebruik lampje geheugenkaart (blz. 12)
(verticale opnamestand) (blz. 4)
Ontspanknop
Vergrendeling ontspanknop
(verticale opnamestand)
(blz. 4)
Ontgrendeling kaartgleufkapje (onder kapje) (blz. 12)
Toebehoren
Dop camerahuis
BF-1A
Beschermkap
LCD-monitor
Videokabel
EG-D1
Hoofdcommandoknop
(verticale
opnamestand)
(blz. 33)
AF-start-knop (AF ON)
(verticale opnamestand)
(blz. 33)
Statiefaansluiting
Camerariem
AN-D1
iv
Eerste kennismaking met de D1: Onderdelen van de D1
LCD Venster bovenop camera
Sluitertijdvergrendeling (blz. 44) Jaar-/maandweergave (blz. 8-9) Batterijweergave klok (blz. 8-9)
Belichtingscompensatie weergave (blz. 51)
Belichtings­bracketing weergave (blz. 53)
Dagweergave (blz. 8-9)
Sluitertijd (blz. 43-44)/
Belichtingscompensatie (blz. 51)/
Datum en tijd (blz. 8)
Diafragmaweergave (blz. 45)/
Terugspelen (blz. 78-80)/
PC-instelling weergave (blz. 104)
Diafragmavergrendeling
(blz. 46)
Aantal resterende
opnamen (blz. 22)
Nummer huidige
opname (blz. 22)
Belichtingsinstelling (blz. 43-47)
Weergave flexibel programma (blz. 18)
Flitssynchronisatiestand (blz. 96)
Elektronisch analoge belichtingsdisplay (blz. 48)/ Belichtingscompensatie (blz. 54-55)
LCD venster achterkant camera
Weergave Eigen Instellingen (blz. 65) Zwart-witstand (blz. 28-29)
Beeldkwaliteitsweergave (blz. 28-29)
Gevoeligheid/ Aantal resterende opnamen/ Bestandstype/ Nummer Eigen Instellingen
Batterijweergave (blz. 5)
Weergave
CompactFlash-geheugenkaart (blz. 22)
Weergave AF-gebied (blz. 36)
Gevoeligheidsweergave (blz. 30)
Weergave LCD-monitor
Witbalansinstelling (blz. 31-32)
Statusweergave CompactFlash-kaart
Eerste kennismaking met de D1: Onderdelen van de D1
v
Zoekerweergave
Referentiecirkel (diameter 12mm) voor centrum-gewogen belichtingsmeting (blz. 41)
Scherpstellingshaakjes (scherpstelgebied) (blz. 36) Spotmeting punten (blz. 42)
Diafragmavergrendeling (blz. 45)
Sluitertijdvergrendeling (blz. 44) Scherpstellingsweergave
(blz. 20)
Lichtmetingsmethode (blz. 41)
Vergrendeling automatische belichting (blz. 49)
Sluitertijd (blz. 44) Diafragma (blz. 45)
Opnameteller (blz. 22)/ Aantal resterende opnamen in buffer (blz. 22)/ Belichtingscompensatiewaarde (blz. 51)
Weergave elektronisch analoge belichtingsdisplay (blz. 48)/ Belichtingscompensatie (blz. 54-55)
vi
Eerste kennismaking met de D1: Onderdelen van de D1
Belichtingsinstelling (blz. 43-48)
belichtingscompensatie (blz. 18)
Weergave
'Flitser klaar'-lampje
(blz. 95)
LCD-monitor
1 Beeldnummer
1
100-6
1
100
NC_D1/DSC_
2000/01/26
4567
1 Mapnaam 2 Bestandsnaam 3 Beeldnummer
23
0006.JPG
     6/
01:11:20      NORMAL
18
5 Opnametijd 6 Beveiligd bestand 7 Beeldkwaliteit
4 Opnamedatum
Opmerking
De LCD-monitor en de LCD vensters kunnen bij hoge temperaturen donker of zwart worden. Wanneer de temperatuur daalt, nemen de vensters weer hun normale kleur aan. Bij lage temperaturen kan de reactietijd van de LCD-vensters afnemen, maar deze wordt weer normaal wanneer de temperatuur stijgt.
Eerste kennismaking met de D1: Onderdelen van de D1
vii
Zorg voor de camera en batterij
Niet laten vallen
Bij sterke schokken of trillingen kan de werking van de camera en het objectief storingen vertonen.
Droog houden
Dit product is niet waterbestendig en kan storingen vertonen bij onderdompeling in water of bij blootstelling aan een hoge vochtigheidsgraad. Door roest van het interne mechanisme kan onherstelbare schade optreden.
Plotselinge temperatuurverschillen vermijden
Plotselinge temperatuurverschillen, zoals zich voordoen bij het binnenkomen of verlaten van een verwarmd gebouw op een koude dag, kunnen condensatie in het apparaat veroorzaken. Om condensatie te voorkomen dient u het apparaat in zijn koffer of een plastic tas te plaatsen voordat u het aan plotselinge temperatuurverschillen blootstelt.
Weghouden bij sterke magnetische velden
U dient deze apparatuur niet te gebruiken of op te slaan in de buurt van apparaten die sterke elektromagnetische straling of magnetische velden produceren. Sterke statische ladingen of de magnetische velden die worden geproduceerd door bijvoorbeeld zendapparatuur kunnen storingen veroorzaken op de LCD-kleurenmonitor, gegevens beschadigen op de geheugenkaart, en de interne schakelingen van het product aantasten.
Sluitergordijn niet aanraken
Het sluitergordijn is gemaakt van zeer dun materiaal en is gemakkelijk te beschadigen. U dient nooit druk op het gordijn uit te oefenen, er met reinigingsgereedschap of andere voorwerpen tegenaan te duwen, of het bloot te stellen aan de sterke luchtstroom van een blazer. Door deze handelingen kunnen er krassen op het gordijn komen, of kan het gordijn vervormen of scheuren.
Reinigen
• Wanneer u het camerahuis schoonmaakt, gebruik dan een blazer om stof en pluizen te verwijderen en wrijf het vervolgens voorzichtig na met een zachte, droge doek. Veeg nadat u uw camera op het strand
viii
heeft gebruikt eventueel zand of zout weg met een licht met puur water bevochtigde doek en droog uw camera daarna grondig. Af en toe kan de statische elektriciteit die wordt geproduceerd door een borstel of doek de LCD-vensters doen oplichten of verdonkeren. Dit wijst niet op een storing, en de weergave wordt weldra weer normaal.
• Let er bij het schoonmaken van de lens en spiegel op dat deze elementen snel beschadigd raken. Stof en pluizen dienen voorzichtig met een blazer te worden verwijderd. Wanneer u een luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal (door de bus scheef te houden kan er vloeistof op de spiegel terechtkomen). Als er een vingerafdruk of andere vlek op de lens zit, breng dan een beetje lensreiniger aan op een zachte doek en veeg de lens voorzichtig schoon.
• Zie "Technische gegevens: Het reinigen van de CCD" voor informatie over het reinigen van de CCD.
Opslag
• Om schimmel en meeldauw te voorkomen dient u het apparaat in een droge, goed geventileerde ruimte op te bergen. Berg het apparaat niet op met nafta- of kamfermottenballen, dichtbij apparatuur die sterke magnetisch velden produceert, of in ruimten die worden blootgesteld aan hoge temperaturen, zoals bijvoorbeeld bij een petroleumkachel of in een auto op een warme dag.
• Wanneer u het product lange tijd niet gebruikt, verwijder dan de batterij om lekkage te voorkomen en berg de camera op in een plastic tas met een droogmiddel. Berg de camerakoffer echter niet op in een plastic tas, aangezien het materiaal hierdoor kan worden aangetast. Let er ook op dat een droogmiddel na verloop van tijd zijn vermogen om vocht te absorberen verliest en daarom regelmatig dient te worden vervangen.
• Om schimmel en meeldauw te voorkomen dient u tenminste één keer per maand de camera uit de koffer te halen, aan te zetten en de ontspanknop een paar keer in te drukken.
• Berg de batterij op op een koele, droge plaats.
Zorg voor de camera en batterij
LCD-kleurenmonitor
• Het venster kan een aantal pixels bevatten die altijd oplichten of niet oplichten. Dit is gewoon voor TFT LCD-schermen en wijst niet op een storing. Beelden die met de camera zijn gemaakt worden hier niet door beïnvloed.
• Bij helder licht kunnen de beelden op de monitor moeilijk te zien zijn.
• De monitor wordt van achteren verlicht door een fluorescentielamp. Als de weergave vager wordt of begint te flikkeren, neem dan contact op met uw Nikon­dienstverlener.
Oefen geen druk uit op de LCD-kleuren aangezien dit schade of storing tot gevolg kan hebben. Stof of pluizen op het scherm kunnen worden verwijderd met een blaasborsteltje. Vlekken kunnen worden verwijderd door het oppervlak licht schoon te wrijven met een zachte doek of zeem.
• Mocht het scherm breken, pas dan op dat niemand zich verwondt aan het gebroken glas en dat het vloeibare kristal uit het scherm niet in aanraking komt met de huid, ogen of mond.
• Plaats de beschermkap terug op het scherm wanneer u de camera vervoert of onbeheerd achterlaat.
Schakel de camera uit voordat u de batterij verwijdert of de wisselstroomadapter afkoppelt
Haal de stekker van het product niet uit het contact en verwijder de batterijen niet terwijl de camera aanstaat, of terwijl er beelden worden opgeslagen in of verwijderd worden
monitor,
uit het geheugen. Wanneer de stroom naar de camera onder deze omstandigheden abrupt wordt onderbroken, dan kan dit leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het geheugen. Om te voorkomen dat u de stroom plotseling onderbreekt, dient u het product niet rond te dragen terwijl de wisselstroomadapter aangesloten is.
Neem passende voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van batterijen
Batterijen kunnen lekken of ontploffen wanneer u er niet op de juiste wijze mee omgaat. Neem bij het hanteren van batterijen voor gebruik in dit product de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Zorg dat het product uitstaat voordat u de batterij in het product plaatst of uit het product verwijdert. Als u de wisselstroomadapter gebruikt, zorg dan dat deze losgekoppeld is.
• Wanneer zich vreemde materialen – zoals zweet of olie – op de batterijpolen bevinden, kan dit verhinderen dat er goed contact wordt gemaakt. Reinig de batterij daarom grondig met een zachte, droge doek voordat u hem in het product plaatst.
• Wanneer het product gedurende langere tijd onafgebroken op batterijvoeding wordt gebruikt, kan de batterij heet worden. Pas daarom op wanneer u de batterij verwijdert.
• Gebruik alleen batterijen die goedgekeurd zijn voor gebruik bij deze apparatuur.
• Stel de batterij niet bloot aan vuur, overmatige hitte of vocht. Sluit de polen van de batterij niet kort en demonteer de batterij niet.
Reservebatterijen
• Zorg dat u altijd een volledig opgeladen reservebatterij bij u heeft wanneer u bij belangrijke gelegenheden foto's maakt. Afhankelijk van de locatie waar u zich bevindt kan het moeilijk zijn om op korte termijn reservebatterijen te kopen.
• Op koude dagen neemt het vermogen van de batterij vaak af. Zorg dat de batterij volledig opgeladen is voordat u bij koud weer buiten foto's maakt. Bewaar een reservebatterij op een warme plaats en wissel de twee zo nodig om. Wanneer een koude batterij eenmaal opgewarmd is, neemt het vermogen vaak weer wat toe.
Zorg voor de camera en batterij
ix
Mededeling voor klanten in de VS
Verklaring radiofrequentiestoring van de Federal Communications Commission (FCC)
Deze apparatuur is beproefd en vol­doet aan de grenzen voor digitale ap­paratuur van klasse B, in overeenstem­ming met Deel 15 van de FCC-regels. Deze grenzen zijn ingesteld om rede­lijke bescherming te bieden tegen scha­delijke storing bij in woningen opgestelde installaties. Deze apparatuur gene­reert en gebruikt radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen. Indien deze apparatuur niet volgens de voorschriften wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan zij schadelijke storing veroorzaken bij radiocommunicatie. Het kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij een bepaalde installatie geen storing zal optreden. Als deze apparatuur schadelijke storing veroorzaakt bij radio- en televisieontvangst, wat kan worden vastgesteld door de apparatuur aan en uit te zetten, dan kan de gebruiker proberen de storing te verhelpen door één of meer van de volgende maatregelen te nemen:
• Stel de ontvangstantenne opnieuw af of verplaats hem.
• Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
• Sluit de apparatuur aan op stopcontact op een ander circuit dan dat waarop de ontvanger is aangesloten.
• Vraag uw dealer of een ervaren radio-/televisietechnicus om advies.
FOR HOME OR OFFICE USE
T ested To Comply With FCC Standards
D1
Waarschuwingen
Wijzigingen
Volgens de voorschriften van de FCC dient de gebruiker er van op de hoogte te worden gesteld dat eventuele veranderingen of aanpassingen aan dit apparaat die niet expliciet door Nikon Corporation zijn goedgekeurd er toe kunnen leiden dat de gebruiker niet langer bevoegd is de apparatuur te gebruiken.
Koppelingssnoeren
Gebruik alleen koppelingssnoeren die bij uw apparatuur zijn geleverd of door Nikon voor uw apparatuur worden verkocht. Bij gebruik van andere koppelings­snoeren kunnen de grenzen van de FCC-regels voor klasse B, Deel 15, worden overschreden.
Mededeling voor klanten in Canada
Waarschuwing
Deze digitale apparatuur van klasse B voldoet aan alle voorschriften van de Canadian Interference-Causing Equipment Regulations.
Attention
Cet appareil numérique de la classe B respecte toutes les exigences du Règlement sur le matériel brouilleur du Canada.
x
Mededeling voor klanten in de VS en Canada
Opmerkingen
• Voor gehele of gedeeltelijke reproductie van (één van) de bij uw Nikon product geleverde handleidingen is de voorafgaande toestemming van Nikon vereist.
• De informatie in deze handleiding is onderhevig aan veranderingen zonder voorafgaande waarschuwing.
• Hoewel Nikon alles in het werk stelt om perfecte handleidingen te produceren, grijpen we elke gelegenheid aan om de handleidingen te verbeteren. Mocht u fouten aantreffen, dan stellen we het zeer op prijs als u ons daarvan op de hoogte zou willen stellen. Het adres van de Nikon-vertegenwoordiger in uw regio is apart bijgeleverd.
• Nikon is niet verantwoordelijk voor schade als gevolg van het gebruik van dit product.
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let er op dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereprodu­ceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
• Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of obligaties van de (plaatselijke) overheid, zelfs als dergelijke kopieën of reproducties voorzien zijn van een stempel "specimen". Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waardepapieren die in het buitenland in circulatie zijn is verboden. Tenzij vooraf toestemming is verleend door de overheid, is het kopiëren of reproduceren van ongebruikte door de overheid uitgegeven postzegels of briefkaarten verboden. Het kopiëren of reproduceren van door een overheid uitgegeven zegels of van gecertificeerde, door de wet voorgeschreven documenten is verboden.
• Waarschuwingen m.b.t. zekere kopieën en reproducties
De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd met betrekking tot het kopiëren of reproduceren van waardepapieren uitgegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques, cadeaucertificaten, etc.), reispassen, of coupons, behalve wanneer een minimum aantal kopieën benodigd is voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Eveneens niet toegestaan is het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven paspoorten, vergunningen afgegeven door overheidsinstanties en andere instellingen, identiteitskaarten, en kaartjes, zoals pasjes en maaltijdbonnen.
• Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrechterlijk beschermde creatieve werken zoals boeken, muziek, schilderijen, houtgravures, kaarten, tekeningen, films en foto's is verboden, behalve indien bestemd voor privégebruik thuis of voor soortgelijk beperkte en niet-commerciële doeleinden.
Handelsmerken
Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. Alle andere handelsnamen die in deze handleiding of in de bij uw Nikon-product geleverde documentatie worden vermeld, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende houders.
Mededelingen
xi
Inhoud
Eerste kennismaking met de D1 ................................................................ ii
Zorg voor de camera en batterij ............................................................ viii
Over deze handleiding .............................................................................. 1
Om te beginnen ..........................................................................................3
1 Plaats de batterij in de camera ......................................................... 4
2 Bevestig het objectief .......................................................................... 6
3 Stel de tijd en datum in ....................................................................... 8
4 Kies een taal voor de menu's............................................................ 10
5 Plaats de geheugenkaart in de camera ........................................ 12
6 Maak een foto.................................................................................... 14
6.1 Zet de filmtransportinstelling op S
('single frame' of beeld-per-beeld) ........................................ 14
6.2 Zet de beeldkwaliteit op NORM (normaal) ........................... 14
6.3 Zet de gevoeligheid op het equivalent van ISO 200 ........... 15
6.4 Zet de witbalans op A (automatisch) .................................... 15
6.5 Zet de scherpstellingsinstelling op S (enkelvoudige servo AF) 16
6.6 Zet de AF-gebied instellingsknop op enkelvoudig AF-gebied16
6.7 Selecteer het middelste scherpstelgebied ........................... 17
6.8 Selecteer matrixmeting............................................................ 17
6.9 Zet de belichtingsinstelling op geprogrammeerd
automatisch .............................................................................. 18
6.10 Pak de camera op de juiste wijze vast .................................. 19
6.11 Druk de ontspanknop half in ................................................... 20
6.12 Controleer de informatie in de zoeker ................................... 20
6.13 Maak een foto .......................................................................... 21
7 Speel de foto terug ............................................................................ 23
Camera-instellingen .................................................................................25
De instellingsknop ...................................................................................... 26
Beeldkwaliteit ............................................................................................. 28
Gevoeligheid (ISO-equivalent) ................................................................ 30
Witbalans .................................................................................................... 31
Automatische scherpstelling .................................................................... 33
AF-gebied Instelling ................................................................................... 34
Scherpstelgebied ...................................................................................... 36
Vergrendeling scherpstelling .................................................................... 37
Goede resultaten verkrijgen met automatische scherpstelling .......... 39
Handmatige scherpstelling ...................................................................... 40
Lichtmeting................................................................................................. 41
xii
Inhoud
Belichtingsinstelling .................................................................................... 43
Vergrendeling automatische belichting ................................................. 49
Belichtingscompensatie ........................................................................... 51
Automatische belichtings-bracketing ..................................................... 53
Foto voorvertonen ..................................................................................... 56
Foto opslaan en direct beoordelen ........................................................ 58
Foto's terugspelen ..................................................................................... 60
Zelfontspannerinstelling............................................................................. 62
Oogsterkte-instelling .................................................................................. 63
LCD-verlichting........................................................................................... 63
Scherptediepte weergave ....................................................................... 64
Brandpuntsvlak positie .............................................................................. 64
Eigen Instellingen ......................................................................................65
Eigen Instellingen wijzigen ........................................................................ 66
Opties Eigen Instellingen ........................................................................... 67
Reset met twee knoppen ......................................................................... 76
Terugspelen ...............................................................................................77
Foto's terugspelen ..................................................................................... 78
Het terugspeelmenu ................................................................................. 82
Flitsfotografie..............................................................................................93
Door-de-lens (TTL) flitsfotografie ............................................................... 94
Flitssynchronisatiestanden ........................................................................ 96
Compatibele Speedlights......................................................................... 98
Gebruik van een Speedlight .................................................................. 100
Aansluitingen........................................................................................... 101
Aansluiten op een televisietoestel of videoapparaat ........................ 102
Aansluiten op een computer ................................................................. 103
Foto's lezen van geheugenkaarten ...................................................... 105
Technische gegevens............................................................................. 107
Het vervangen van het matglas............................................................ 108
Compatibele objectieven...................................................................... 109
Het reinigen van de CCD ....................................................................... 112
Optionele accessoires ............................................................................ 114
Probleemoplossing .................................................................................. 118
Specificaties ............................................................................................. 123
Belichtingsprogramma (Geprogrammeerd automatisch) ................. 127
Index ........................................................................................................ 128
Inhoud
xiii
xiv
Over deze handleiding
Dank u voor uw aankoop van de digitale camera D1 van Nikon. In dit hoofdstuk wordt de basisindeling van deze handleiding beschreven.
1
Deze handleiding is verdeeld in zeven hoofdstukken:
Om te beginnen
Beschrijft de stappen die u moet uitvoeren voordat u uw camera voor het eerst kunt gebruiken, van het plaatsen van de batterij tot het nemen van foto's bij de meest gebruikte instellingen.
Camera-instellingen
Beschrijft de geavanceerde instellingen van uw camera.
Eigen Instellingen
Beschrijft de beschikbare opties in het Eigen Instellingen-menu van de camera.
Terugspelen
Beschrijft hoe u met uw camera gemaakte beelden kunt terugspelen en wissen.
Flitsfotografie
Geeft een opsomming van de flitsopties die beschikbaar zijn bij de D1.
Aansluitingen
Beschrijft hoe u uw camera kunt aansluiten op een computer of televisie.
Technische gegevens
Geeft een opsomming van de accessoires die verkrijgbaar zijn voor uw camera, beschrijft hoe u voor de CCD van de camera moet zorgen en geeft tips voor probleemoplossing.
Tip
Maak bij het fotograferen bij belangrijke gelegenheden eerst een paar proefopnamen om te controleren of de camera goed werkt. Wanneer u twijfelt hoe een foto er uit zal komen te zien, maak dan een proefopname en speel deze terug op de LCD-monitor van de camera.
2
Over deze handleiding
Om te beginnen
In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren voordat u uw camera voor het eerst kunt gebruiken, van het plaatsen van de batterij tot het maken van uw eerste foto. Er wordt een beschrijving gegeven van de meest gebruikte instellingen voor Nikkor-objectieven van het type D met automatische scherpstelling (AF), zoals hieronder afgebeeld.
Objectief
Gevoeligheid Filmtransport Beeldkwaliteit Witbalans Scherpstelling Scherpstelgebied Midden AF-gebied instelling Lichtmeting Belichtingsinstelling
Nikkor-objectief van het type D met auto­matische scherpstelling
Equivalent van ISO 200 Beeld-per-beeld (S) Normaal Automatisch Enkelvoudige servo autofocus (AF-S)
Enkelvoudig AF-gebied 3D-kleurenmatrixmeting Geprogrammeerd automatisch (P)
3
1 Plaats de batterij in de camera
Plaats de batterij in de camera en controleer de batterijweergave.
.1 Laad de batterij op
1
De D1 maakt gebruik van oplaadbare EN-4 Ni-MH Battery Packs (apart verkrijgbaar). Zorg dat de batterij volledig opgeladen is voordat u hem in de camera plaatst.
Met behulp van de MH-16 Quick Charger (apart verkrijgbaar) kunnen batterijen in circa 90 mi­nuten worden opgeladen. Zie de documentatie bij de MH-16 voor verdere gegevens. Meer informatie over batterijen treft u aan in "Techni­sche gegevens: Optionele accessoires".
.2 Plaats de batterij in de camera
1
A B C
Zorg dat de camera uitstaat voordat u het Battery Pack er in plaatst of er uit haalt (A). Draai het slot van het Battery Pack in de 'open' stand (B) en plaats de batterij in de camera (C).
Tip
Het EN-4 oplaadbare Battery Pack kan ook worden opgeladen met behulp van de MH­15 Quick Charger voor de filmcamera F100 of met de EH-3 Quick Charger voor de digitale camera's E3/E3S.
4
Om te beginnen: Plaats de batterij
.3
Draai het slot van het Battery Pack in de 'gesloten' stand
1
.4 Controleer de batterijweergave
1
A B
Zet de camera aan (A) en controleer het batterijniveau op het LCD venster bovenop de camera (B).
Batterij volledig opgeladen Batterij bijna leeg
Zorg dat u een volledig opgeladen reservebatterij bij de hand heeft. (De weergave in de zoeker wordt uitgeschakeld om stroom te besparen wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd.)
Batterij leeg
Er kunnen geen foto's worden gemaakt totdat de batterij vervan­gen is.
Alle informatie in de zoeker en op het LCD venster aan de achterkant van de camera, en alle informatie op het LCD venster bovenop de camera—behalve de belichtingsinstelling, de batterijweergave en de opnameteller—verdwijnt zes seconden nadat de camera is aangezet (automatisch uitschakelen lichtmeetsysteem).
Tip
Heractiveren van de weergave
Druk de ontspanknop licht (half) in om de weergave op het LCD venster en in de zoeker opnieuw te activeren. De sluitertijd en het diafragma worden nog zes seconden nadat u uw vinger van de knop heeft gehaald getoond. (Let er op dat wanneer u de ontspanknop voor verticale opnamen gebruikt, u de vergrendeling van de ontspan­knop voor verticale opname op 'ON' dient te zetten.)
De tijd die verstrijkt voordat het lichtmeetsysteem automatisch wordt uitgeschakeld kan worden gewijzigd met behulp van de Eigen Instellingen (zie "Eigen Instellingen", onderdeel 15).
Om te beginnen: Plaats de batterij
5
2 Bevestig het objectief
Verzeker u ervan dat de camera uitstaat, monteer het objectief en stel het diafragma in op de laagste waarde (grootste f-getal).
.1 Bevestig het objectief aan het camerahuis
2
A B
Zet de camera uit (A). Breng het montageteken op het objectief op gelijke hoogte met het montageteken op het camerahuis. Draai het objectief vervolgens voorzichtig, zonder de ontgrendelknop van het objectief aan te raken, tegen de klok in totdat het op zijn plaats klikt (B).
Als er geen objectief bevestigd is, of als er een objectief zonder interne CPU bevestigd is (zie "Technische gegevens: Compatibele objectie­ven"), dan verschijnt er F-- op het LCD venster bovenop de camera en in de zoeker wanneer u de camera aanzet (als de belichtingsinstelling op geprogrammeerd automatisch of sluitertijden voorkeuze staat, knippert het belichtingsstandteken ook).
.2 Stel het diafragma in op de laagste waarde
2
Stel het objectief in op het kleinste diafragma (grootste f-getal). Als het objectief niet op het kleinste diafragma wordt ingesteld, ver-
schijnen de knipperende letters FEE in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera wanneer u de camera aanzet. De sluiter kan niet worden ontspannen wanneer deze letters getoond worden.
Tip
Om uw camera ten volle te kunnen benutten, is het aan te bevelen een Nikkor-objectief van het type D met automatische scherpstelling (AF) te gebruiken (zie "Technische gegevens: Compatibele objectieven" voor meer informatie).
6
Om te beginnen: Bevestig het objectief
.3 Vergrendel de diafragmaring
22
ft
m
2
8
70
5
0
35
2
8
8
5
1
0
5
2
2
2
Als u niet van plan bent om handmatig te diafragmeren met behulp van de diafragmaring, vergrendel het diafragma van het objectief dan (de diafragmaring kan niet worden gebruikt tenzij er veranderingen zijn aangebracht in de standaardinstellingen zoals beschreven bij "Eigen Instellingen", onderdeel 22).
Afkoppelen van het objectief
Zet voordat u het objectief afkoppelt de camera uit. Houd vervolgens de ontgrendeling van het objectief inge­drukt terwijl u het objectief met de klok meedraait.
Wanneer er geen objectief bevestigd is…
Als er geen objectief gemonteerd is, kan er stof terechtkomen op de spiegel of op het matglas. Om dit te voorkomen dient u de dop van het camerahuis BF-1A op de camera te plaatsen (let er op dat de dop BF-1 niet bij de D1 kan worden gebruikt).
Opmerking
Wees bij het (de)monteren van het objectief of de body-dop voorzichtig dat er geen vuil of andere vreemde deeltjes in het camerahuis terechtkomen. De aanwezigheid van vreemde deeltjes in de camera kan uw foto’s beïnvloeden. Wanneer u de lens verwisselt of de body-dop vervangt, houdt de camera dan met de lensvatting schuin of geheel naar de grond gericht. Plaats de body-dop altijd op de camera waneer er geen lens is gemonteerd.
Om te beginnen: Bevestig het objectief
7
3 Stel de tijd en datum in
De D1 registreert de tijd en datum van elke foto die u neemt. Zet voordat u uw camera gebruikt de interne klokkalender op de huidige tijd en datum.
.1 Controleer de tijd en datum op het LCD venster
3
BA
Druk nadat u de camera heeft aangezet, gelijktijdig op de knop voor automatische belichtings-bracketing (BKT) en de belichtingscompensatieknop ( ). Op het LCD venster bovenop de camera (B) verschijnt nu de jaarweergave. Druk eenmaal op de belichtingscompensatieknop ( geven, en een tweede keer om het uur en de minuut weer te geven. Wanneer u voor de derde keer op de knop drukt, verdwijnen de tijd en datum van het venster.
) om de maand en de dag weer te
Opmerking
De klokkalender wordt gevoed door een aparte batterij die een levensduur heeft van ongeveer tien jaar. Wanneer de batterij leeg is, verschijnt er op het LCD venster bovenop de camera een symbool om u te waarschuwen dat de klokkalenderbatterij vervangen moet worden. Breng de camera naar een door Nikon erkende onderhouds­dienst, waar de batterij tegen betaling kan worden vervangen.
8
Om te beginnen: Stel de tijd en datum in
.2 Stel de tijd en datum in
3
A B
Om de tijd en datum in te stellen dient u de camera aan te zetten en de knop voor automatische belichtings-bracketing langer dan twee seconden inge­drukt te houden, terwijl u op de belichtingscompensatieknop drukt (A). De jaarweergave op het LCD venster bovenop de camera begint te knipperen (B). Stel het jaar in met behulp van de hoofdcommandoknop. Wanneer u op de belichtingscompensatieknop drukt, worden om de beurt de maand, dag, het uur en de minuut getoond; het onderdeel dat op dat moment getoond wordt kan met behulp van de hoofdcommandoknop worden ingesteld. Druk op de belichtingscompensatieknop wanneer de minuut wordt getoond om de tijd en datum van het venster te verwijderen, waarbij eventuele veranderingen van kracht worden (de weergave verdwijnt automatisch – zonder veranderingen door te voeren – als er gedurende drie minuten geen handelingen worden uitgevoerd).
Opmerking
De tijd-/datumweergave verdwijnt van het LCD venster als de ontspanknop half wordt ingedrukt. Veranderingen in de tijd en datum worden niet bewaard.
Om te beginnen: Stel de tijd en datum in
9
4 Kies een taal voor de menu's
De menu's op de camera en berichten kunnen worden getoond in het Engels, Duits, Frans of Japans. Om de gewenste taal in te stellen dient u de volgende stappen uit te voeren:
.1 Roep het terugspeelmenu op
4
A B
Houd de ontgrendeling van de instellingsknop ingedrukt en zet de instellingsknop op PLAY (terugspeelstand). Zet de camera aan en druk op de
.2 Kies SET UP op het menu playback
4
-knop (A) om het terugspeelmenu weer te geven (B).
PLAY BACK DELETE SLIDE SHOW PROTECT HIDE IMAGE PRINT SET SET UP
SET
PLAY BACK DELETE SLIDE SHOW PROTECT HIDE IMAGE PRINT SET SET UP
SET
Ontgrendel de keuzeknop voor het scherpstelgebied (A) en druk op totdat SET UP gemarkeerd is. Druk op naar rechts op de keuzeknop voor het scherpstelgebied om het menu SET UP weer te geven.
SET UP
FOLDERS
D1
OPTIONS
20S
AUTO OFF LANGUAGE
E N
VIDEO OUTPUT CARDFORMAT
SET
10
Om te beginnen: Kies een taal voor de menu's
.3 Kies een taal op het menu LANGUAGE
4
SET UP
FOLDERS
D1
OPTIONS
20S
AUTO OFF LANGUAGE
E
N
VIDEO OUTPUT CARDFORMAT
SET
LANGUAGE
D
DEUTSCH
E
ENGLISH FRANÇAIS
F
日本語
J
SET
Gebruik de keuzeknop voor het scherpstelgebied om LANGUAGE te markeren en druk op naar rechts op de keuzeknop om het menu LANGUAGE weer te geven. Markeer de gewenste taal en druk naar rechts op de keuzeknop, of druk op de voeren.
-knop om uw keuze door te
Om te beginnen: Kies een taal voor de menu's
11
5 Plaats de geheugenkaart in de camera
De digitale camera D1 maakt gebruik van CompactFlash geheugen­kaarten om foto's en andere informatie op te slaan. Voordat u begint te fotograferen dient u een geheugenkaart in de kaartgleuf van de camera te plaatsen.
.1 Open de kaartgleuf
5
Verzeker u ervan dat de camera uitstaat, open het dekseltje dat de ontgrendelknop afdekt, en druk op de ontgrendelknop van het kaartgleuf­deksel om de kaartgleuf te openen.
.2 Plaats de geheugenkaart in de camera, vouw de
5
uitwerpknop om en sluit het deksel
A B
Plaats de geheugenkaart in de gleuf (A), waarbij u ervoor dient te zorgen dat de aansluitpunten van de kaart zich volledig in het contact achterin de gleuf bevinden. Let het het CARD label voor een juiste plaatsing.
Belangrijk:
voren in de camera te plaatsen. Gebruik geen kracht bij het
inbrengen van de kaart. Wanneer u de kaart verkeerd of te hard in de camera duwt, kan uw camera beschadigd raken.
Vouw de uitwerpknop om en sluit het deksel (B). Als de knop niet omgevouwen is wanneer het deksel wordt gesloten, dan kan de kaart door het sluiten van het deksel gedeeltelijk uitgeworpen worden, wat leidt tot fouten bij het opslaan van foto's of tijdens het terugspelen.
Probeer de kaart niet ondersteboven of achterste-
Opmerking
De volgende CompactFlash-geheugenkaarten zijn beproefd en goedgekeurd voor gebruik bij de D1:
Nikon EC-CF CompactFlash-geheugenkaarten
SanDisk Corporation SDCFB-4/8/15/30/40/48/64/96 CompactFlash-geheugenkaarten Bij gebruik van andere kaarten wordt de werking van de camera niet gegarandeerd. IBM-microdrive kaarten worden niet ondersteund.
12
Om te beginnen: Plaats de geheugenkaart in de camera
Het verwijderen van geheugenkaarten
Wanneer u de geheugenkaart wilt verwijderen, dient u de camera uit te zetten en het deksel van de kaartgleuf te openen. Verzeker u ervan dat het in-gebruik lampje uit is, zet de uitwerpknop rechtop en druk hem naar beneden om de kaart uit te werpen. Probeer niet de kaart uit te werpen terwijl het in-gebruik lampje brandt. Dit kan leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de kaart en/of de camera.
Belangrijk: De CompactFlash geheugenkaart kan tijdens ge­bruik warm worden. Pas daarom op bij het verwijderen van
geheugenkaarten uit de camera.
Het formatteren van geheugenkaarten
Geheugenkaarten dienen te worden geformatteerd voordat ze kunnen worden gebruikt om foto's op te slaan. Verzeker u er bij het formatteren van geheugenkaarten eerst van dat de camera aanstaat en druk vervolgens de het LCD venster verschijnen nu de knipperende letters FOR. Druk de twee knoppen opnieuw in om de geheugenkaart te formatteren.
-knoppen tegelijkertijd twee seconden lang in. Op
Opmerking:
den eventuele gegevens die ze bevatten permanent verwij-
derd. Kopieer daarom voordat u de kaart formatteert alle gegevens die u wilt bewaren.
Wanneer de kaart is geformatteerd, dan staat de beeldnummer­weergave op het LCD venster bovenop de camera op 1 en wordt het aantal resterende opnamen op beide bedieningspanelen weergege­ven. (Wanneer er 100 of meer resterende opnamen zijn, zullen de LCD vensters FL tonen).
Om te beginnen: Plaats de geheugenkaart in de camera
Wanneer u geheugenkaarten formatteert wor-
13
6 Maak een foto
Hieronder wordt beschreven hoe u een foto kunt maken bij de meest gebruikte instellingen.
.1 Zet de filmtransportinstelling op S ('single frame' of
6
beeld-per-beeld)
Houd de ontgrendeling van de instellingsknop ingedrukt en draai de instellingsknop op S (beeld-per-beeld). Zie "Camera-instellingen: De instellingsknop" voor meer informatie.
.2 Zet de beeldkwaliteit op NORM (normaal)
6
A CB
Zet de camera aan, houd de -knop ingedrukt (A) en draai de hoofdcommandoknop (B) rond. De beeldkwaliteitweergave op het LCD venster aan de achterkant (C) loopt nu door de beeldkwaliteitinstellingen, zoals hieronder afgebeeld. Stop wanneer de weergave op NORM (normaal) staat.
HI FINE NORM BASIC
Zie "Camera-instellingen: Beeldkwaliteit" voor meer informatie.
14
Om te beginnen: Maak een foto
.3 Zet de gevoeligheid op het equivalent van ISO 200
6
A CB
Houd de -knop ingedrukt (A) en draai de hoofdcommandoknop (B) rond. De gevoeligheidsweergave op het LCD venster aan de achter­kant van de camera loopt nu door de gevoeligheidsinstellingen, zoals hieronder afgebeeld. Stop wanneer de weergave op 200 (equivalent van ISO 200) staat.
200 400 800 1600
Zie "Camera-instellingen: Gevoeligheid" voor meer informatie.
.4 Zet de witbalans op A (automatisch)
6
A CB
Houd de -knop ingedrukt(A) en draai de hoofdcommandoknop (B) rond. De witbalansweergave op het LCD venster aan de achterkant van de camera loopt nu door de witbalansinstellingen, zoals hieronder afgebeeld. Stop wanneer de weergave op A (automatische witbalans) staat.
A PRE
Zie "Camera-instellingen: Witbalans" voor meer informatie.
Om te beginnen: Maak een foto
15
.5 Zet de scherpstellingsinstelling op S (enkelvoudige
6
servo AF)
Draai de keuzeknop voor de scherpstelling totdat hij naar S (enkelvou­dige servo AF) wijst en op zijn plaats klikt. Zie voor meer informatie over scherpstellingsstanden "Camera-instellingen".
.6 Zet de AF-gebied instellingsknop op enkelvoudig
6
AF-gebied
A B C
Houd de AF-gebied instellingsknop ingedrukt (A) en draai de hoofd­commandoknop rond (B). Stop wanneer de weergave op het LCD venster bovenop de camera (C) op [] (enkelvoudig AF-gebied) staat. Het instellen van het AF-gebied wordt nader beschreven in "Camera­instellingen: AF-gebied instelling".
Automatische scherpstelling
In de automatische scherpstellingsstand (AF) stelt de camera automatisch scherp wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, of wanneer de AF-startknop wordt ingedrukt. Er zijn twee automatische scherpstellingsstanden: S (enkelvoudige servo AF) en C (continue servo AF). Bij enkelvoudige servo AF kan de sluiter alleen worden ontspannen, wanneer de camera is scherpgesteld.
Gebruik de scherpstellingsring niet wanneer de automatische scherpstelling in wer­king is.
De automatische scherpstelling kan zo worden ingesteld dat hij alleen wordt gestart als de AF-startknop ingedrukt wordt (zie "Eigen Instellingen", onderdeel 4).
16
Om te beginnen: Maak een foto
.7 Selecteer het middelste scherpstelgebied
6
A B C
Ontgrendel de keuzeknop voor het scherpstelgebied (A) en duw deze keuzeknop omhoog, omlaag, naar links en naar rechts, totdat de weergave voor het scherpstelgebied op het LCD venster bovenop de camera scherpstelling op het midden toont (B).
Het scherpstelgebied kan alleen worden geselecteerd wanneer de weergave voor het scherpstelgebied op het LCD venster wordt ge­toond. Om de weergave voor het scherpstelgebied te activeren, dient u de ontspanknop half in te drukken.
Nadat u het scherpstelgebied heeft geselecteerd, dient u de keuzeknop voor het scherpstelgebied te vergrendelen (C).
Meer informatie over het scherpstelgebied treft u aan in "Camera­instellingen: Scherpstelgebied".
.8 Selecteer matrixmeting
6
A B
Houd de ontgrendeling van de keuzeknop voor de lichtmeting ingedrukt en draai deze op nu in de zoeker (B).
Lichtmeting
De D1 heeft drie standen voor lichtmeting: matrix, centrum-gewogen en spot (zie "Camera­instellingen: Lichtmeting" voor verdere informatie). In de matrixstand wordt 3D-kleurenme­ting toegepast, waarbij de belichting wordt bepald aan de hand van diverse gegevens uit alle delen van het beeld; deze gegevens worden geleverd door een CCD-sensor met 1005 (67 verticale x 15 horizontale) meetpixels. Dit systeem is vooral doelmatig bij helderge­kleurde (witte of gele) of donkergekleurde (zwarte of donkergroene) onderwerpen die een aanzienlijk deel van het beeld beslaan, en produceert dan foto's die meer natuurgetrouw weergeven wat men met het blote oog kan zien. 3D-kleurenmeting kan echter alleen met objectieven van het type D worden gebruikt. Wanneer een ander type objectief is gemonteerd, dan past het systeem kleurenmatrixmeting toe, waarbij de afstandsinforma­tie van het objectief niet in aanmerking wordt genomen.
Om te beginnen: Maak een foto
(matrixmeting). Het matrixmetingteken verschijnt
17
.9 Zet de belichtingsinstelling op geprogrammeerd
6
automatisch
Houd de MODE-knop ingedrukt en draai de hoofdcommandoknop rond tot de weergave voor de belichtingsinstelling op het LCD venster bovenop de camera op P staat (gepro­grammeerd automatisch). Wanneer de ontspan­knop half wordt ingedrukt, worden het diafragma en de sluitertijd getoond op het LCD venster.
Flexibel programma
Wanneer de belichtingsinstelling op geprogrammeerd automatisch staat, kan de hoofdcommandoknop worden rondgedraaid om nieuwe diafragma­sluitertijdcombinaties te selecteren.
Hierdoor wordt het mogelijk om in de geprogrammeerde stand het effect van diafragma voorkeuze of sluiter­tijden voorkeuze te benaderen. Als het flexibele programma in werking is, staat er een asterisk (*) naast de weergave van de belichtingsinstelling (P) op het bovenste LCD venster. Het flexibele programma kan worden uitgezet door de commandoknop rond te draaien tot de asterisk verdwijnt, door de belichtingsinstelling te veranderen, door de stroom uit te schakelen, of door een reset met twee knoppen uit te voeren (zie "Eigen Instellingen: Reset met twee knoppen").
Belichtingsinstelling
De D1 biedt de keus uit vier belichtingsstanden: geprogrammeerd automatisch, sluitertij­den voorkeuze, diafragma voorkeuze, en handmatig. Bij geprogrammeerd automatisch stelt de camera de belichting automatisch af om de beste resultaten te produceren, zoals afgebeeld in "Technische gegevens: Belichtingsprogramma (Geprogrammeerd automa­tisch)". Wanneer u deze stand gebruikt in combinatie met flexibel programma, belichting­scompensatie (zie "Camera-instellingen: Belichtingscompensatie") of automatische be­lichtings-bracketing (zie "Camera-instellingen: Automatische belichtings-bracketing"), dan verkrijgt u automatisch geprogrammeerde foto's die zowel geavanceerd als eenvou­dig zijn. U kunt andere belichtingsinstellingen kiezen naar gelang uw onderwerp en de opnameomstandigheden, waarmee u de scherptediepte kunt aanpassen, en bewegende onderwerpen kunt vervagen of scherp kunt vastleggen. Zie "Camera-instellingen: Be­lichtingsinstelling" voor verder informatie.
Wanneer u geen Nikkor-objectief met een interne CPU gebruikt, dan wordt de be­lichtingsinstelling automatisch ingesteld op A (diafragma voorkeuze; zie "Camera-in­stellingen: Belichtingsinstelling"). De weergave voor de belichtingsinstelling op het boven­ste LCD venster toont een knipperende P, en de weergave voor de belichtingsinstelling in de zoeker staat op A. De diafragmaweergave op het LCD venster en in de zoeker staat op F--. Het diafragma moet handmatig worden ingesteld met behulp van de diafragmaring op het objectief.
18
Om te beginnen: Maak een foto
.10 Pak de camera op de juiste wijze vast
6
A B
Houd de camera vast zoals hierboven afgebeeld, met uw elleboog licht tegen uw lichaam steunend. Houd de handgreep met uw rechterhand vast en omvat de camera of het objectief met uw linkerhand. De ontspanknop voor portretfoto's kan worden gebruikt als de camera in de verticale opnamestand wordt gehouden (B).
De aanbevolen houding voor het maken van foto's is met de ene voet een halve pas vóór de andere en het bovenlichaam in een stabiele positie.
Onbedoelde beweging van de camera en sluitertijd
Om onscherpe foto's als gevolg van het trillen van de camera te voorkomen, dient de sluitertijd sneller te zijn dan het omgekeerde van de brandpuntsafstand van het objectief in seconden. Als het objectief bijvoorbeeld een brandpuntsafstand heeft van 50mm, dan moet de sluitertijd sneller zijn dan wordt het gebruik van een statief aangeraden.
1
/50 sec. Bij lagere sluitertijden
Om te beginnen: Maak een foto
19
.11 Druk de ontspanknop half in
6
BA
Centreer de scherpstellingshaakjes op uw onderwerp (A) en druk de ontspanknop voorzichtig half in (B). De camera past de scherpstelling aan, en het resultaat van de automatische scherpstelling verschijnt in de zoeker.
Het onderwerp is scherp. De camera is scherpgesteld op een gebied tussen de camera en het onderwerp. De camera is scherpgesteld op een gebied achter het onderwerp. De camera kan niet scherpstellen. Zie "Camera-instellingen: Automatisch scherpstellen" voor aanwijzingen.
Om scherp te stellen op een onderwerp dat niet in het midden van de uiteindelijke compositie komt te staan, dient u het scherpstelgebied (zie "Camera-instellingen: Scherpstelgebied") te veranderen of de scherpstelling te vergrendelen (zie "Camera-instellingen: Vergrendeling scherpstelling").
.12 Controleer de informatie in de zoeker
6
Houd de ontspanknop half ingedrukt en controleer de informatie in de zoeker. Het diafragma en de sluitertijd worden standaard weergegeven in de kleinst mogelijke ophogingswaarde (zie "Eigen Instellingen", onderdeel 2 voor informatie over het wijzigen van de ophogingswaarde die wordt gebruikt voor de weergave van het diafragma, de sluitertijd en de belichtingscompensatie).
Als het onderwerp te licht of te donker is, dan verschijnt één van de volgende tekens in de zoeker of op het bovenste LCD venster. HI Het onderwerp is te helder. Gebruik een neutrale-dichtheidsfilter
(ND-filter).
Lo Het onderwerp is te donker. Gebruik een flitser.
Opmerking
De zoeker toont circa 96% van het beeld dat werkelijk op de CCD wordt belicht. Het gebied dat in de uiteindelijke foto verschijnt is iets groter dan dat wat u door de zoeker ziet.
20
Om te beginnen: Maak een foto
.13 Maak een foto
6
BA
Houd de ontspanknop half ingedrukt en controleer voor de laatste keer de scherpstellingsweergave in de zoeker (A) om u ervan te verzekeren dat het symbool () zichtbaar is en de camera scherpgesteld is (als uw onderwerp zich bewogen heeft nadat u de compositie van de foto heeft bepaald, blijft de automatische scherpstelling het onderwerp automa­tisch volgen, zodat het beeld scherp blijft). Druk de ontspanknop vervolgens langzaam helemaal in om de foto te maken (B).
Wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, wordt de foto standaard automatisch opgeslagen op de CompactFlash geheugen­kaart. U kunt de camera echter instellen op "capture-preview mode" om de foto op de LCD-monitor te bekijken voordat hij op de geheugenkaart wordt opgeslagen. Zie "Camera-instellingen: Foto voorvertonen".
Opmerking
Als het onderwerp in de zoeker onscherp lijkt zelfs wanneer het scherpstellingssym­bool () in de zoeker te zien is, stel de oogsterkte van de zoeker dan bij zoals beschreven in Camera-instellingen: Oogsterkte-instelling”.
Neem geen fotos waarbij de camera wordt scherpgesteld op de zon of een andere sterke lichtbron, aangezien overmatig licht de CCD van de camera kan aantasten. Ook kan er hierdoor een witte sluier over de uiteindelijke foto hangen.
De D1 is uitgerust met een combinatie van een elektronische- (CCD) en een mechanische sluiter. Deze sluiter gedraagt zich anders dan een sluiter in een traditionele filmcamera, met als resultaat dat het interval tussen het geluid van de spiegel en dat van de sluiter op een bepaald moment niet meer korter wordt, ook niet bij snellere sluitertijden.
Om te beginnen: Maak een foto
21
Als de teller voor het aantal resterende opnames 0 bereikt
Wanneer er niet meer genoeg geheugen beschikbaar is op de CompactFlash geheugenkaart om bij de huidige instellingen nog meer fotos op te slaan, geeft de teller voor het aantal resterende opnamen 0 aan en knipperen het Cd (card) teken in de zoeker en het CARD-teken op de LCD vensters. In dat geval dient u fotos te verwijderen (zie Terugspelen) of een nieuwe geheugenkaart in de camera te plaatsen (zie Plaats de geheugenkaart in de camera in dit hoofdstuk) voordat u meer fotos kunt maken.
Opmerking
Het opnamenummer dat in het bovenste LCD venster wordt getoond, correspondeert met het aantal opnamen in de huidige folder. Het huidige opnamenummer springt terug naar 1 wanneer er een nieuwe folder wordt gemaakt. Een nieuwe folder wordt gemaakt wanneer:
Het aantal opnamen in de huidige folder het maximum van 999 bereikt
Een bestandsnummer van 999 is bereikt in de stand: Opeenvolgende toekenning bestandsnamen (Zie Eigen Instellingen, onderdeel 29)
U een nieuwe folder maakt met het menu onderdeel NEW in het FOLDERS menu (Zie Terugspelen: Het terugspeelmenu”).
22
Om te beginnen: Maak een foto
7 Speel de foto terug
Foto's gemaakt met de D1 kunnen worden teruggespeeld op de LCD­monitor van de camera. Indien gewenst kunnen de foto's ook worden gewist.
.1 Zet de LCD-monitor aan
7
A B C
Druk op de -knop om de LCD-monitor aan te zetten (A). De meest recente foto wordt getoond (B).
U kunt eventuele andere foto's in het geheugen bekijken door op de keuzeknop voor het scherpstelgebied te drukken (C). Druk op om foto's te bekijken die genomen zijn vóór de foto die afgebeeld wordt, of op voor foto's die genomen zijn na de foto die afgebeeld wordt. Wanneer u op drukt als de oudste foto wordt getoond, verschijnt de meest recente foto in het geheugen op de LCD-monitor; als u op drukt wanneer de meest recente foto wordt getoond, verschijnt de oudste foto in het geheugen op de LCD-monitor. Als er geen foto's zijn opgeslagen op de kaart, dan verschijnt het bericht "CARD CONTAINS NO PHOTOGRAPHS".
Zie "Terugspelen" voor meer informatie over het terugspelen.
Tip
In de terugspeelstand schakelt de LCD-monitor automatisch uit om stroom te be­sparen wanneer er gedurende een ingestelde tijd geen handelingen zijn verricht. De tijd die verstrijkt voordat de LCD-monitor wordt uitgeschakeld kan worden ingesteld met behulp van de Eigen Instellingen (zie "Eigen Instellingen", onderdeel 18) of het menu AUTO OFF (zie "Terugspelen").
Als de LCD-monitor is uitgeschakeld kan de weergave worden hersteld, door binnen de bij Eigen Instelling, onderdeel 15 ingestelde tijd (standaard zes seconden) op de
-knop te drukken. Wanneer u op de -knop drukt nadat deze tijd verstreken is,
dan wordt de meest recente foto in het geheugen getoond.
Om te beginnen: Speel de foto terug
23
.2 Wis een foto
7
A B
ERASING IMAGES
YES
Om de foto die op dat moment op de LCD-monitor wordt getoond te wissen, dient u op de bevestigingsdialoogvenster (B).
C
-knop te drukken (A). Er verschijnt een
DEL
Druk nogmaals op de keren naar de weergave van 1-beeld tegelijk, waar nu de volgende foto in het geheugen wordt getoond. Om terug te keren naar de terugspeels­tand zonder de foto te wissen, kunt u op elke knop achter op de camera drukken, met uitzondering van de knop of druk de ontspanknop licht in om de terugspeelstand te verlaten zonder de foto te wissen.
Zie "Terugspelen" voor meer informatie over het wissen van foto's.
24
knop (C) om de foto te wissen en terug te
en de knop. Druk op de
Om te beginnen: Speel de foto terug
CAMERA-INSTELLINGEN
In dit hoofdstuk worden de meeste camera-instellingen beschreven die u bij het fotograferen zult gebruiken. Informatie over Eigen Instellingen, terug­spelen en flitsfotografie is ondergebracht in afzonderlijke hoofdstukken.
25
De instellingsknop
De instellingsknop wordt gebruikt om de bedieningsstand van de camera in te stellen. De D1 kan worden gebruikt in de beeld-per-beeld of continue opnames­tand, de zelfontspannerstand, de terugspeelstand en de gegevensoverdracht­stand.
Om de bedieningsstand in te stellen dient u de verg­rendeling van de instellingsknop ingedrukt te houden en de instellingsknop op de gewenste stand te zetten.
U heeft de keus uit de volgende bedieningsstanden:
S Beeld-per-beeld opnamen: Elke keer wanneer de ontspanknop
wordt ingedrukt wordt er één foto gemaakt. De volgende foto kan pas worden gemaakt als de huidige foto is opgeslagen op de CompactFlash geheugenkaart en het in-gebruik lampje niet meer brandt.
C Continue opnamen: Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt
worden er maximaal 4,5 foto's per seconde gemaakt. De foto's worden opgeslagen in een tijdelijke geheugenbuffer, die maximaal eenentwintig foto's kan bevatten. Wanneer dit maximum is bereikt, moet er tenminste één van de beelden in de buffer naar de geheugenkaart worden overgedragen voordat er meer foto's kunnen worden gemaakt.
Opmerking
De hierboven vermelde opnamesnelheid voor continue opnamen is het gemiddelde dat wordt verkregen bij een temperatuur van 20ºC, bij toepassing van continue servo AF, handmatige belichtingsinstelling, een sluitertijd sneller dan 1/ diafragma anders dan het maximale diafragma.
Mocht de batterij van de D1 leeg raken terwijl u in de continue opnamestand fotografeert, dan stopt de camera met het nemen van fotos, slaat hij de beelden in het buffergeheugen van de camera op de geheugenkaart op, en schakelt hij uit.
De opnamesnelheid voor continue opnamen kan worden gewijzigd met behulp van de Eigen Instellingen (zie "Eigen Instellingen", onderdeel 25). Ook kunt u de omvang van de geheugenbuffer instellen van één tot eenentwintig beelden ("Eigen Instellingen", onderdeel 26).
26
Camera-instellingen: De instellingsknop
sec. en een
250
Terwijl er foto's van de buffer worden
overgedragen naar de geheugen­kaart, kunt u slechts zoveel foto's maken als er al zijn overgedragen van de buffer naar de kaart. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera getoond hoe­veel foto's u achter elkaar kunt maken voordat de buffer vol is (zie hierboven).
Zelfontspanner: Deze stand is ideaal voor het maken van
waar de fotograaf zelf op wil staan (zie "Zelfontspannerstand" hoofdstuk).
PLAY Terugspeelstand : In deze stand kunnen foto's worden terug-
gespeeld op de LCD-monitor (zie "Terugspelen").
PC Gegevensoverdrachtstand: Deze stand wordt gebruikt wanneer
de camera aangesloten is op een computer (zie "Aansluitingen").
Belangrijk:
de camera dan niet uit voordat alle fotos in de buffer zijn overgedragen
Wanneer u fotografeert in de continue opnamestand, zet
foto's
in dit
naar de geheugenkaart. Dit kan leiden tot gegevensverlies. Tevens dient u de geheugenkaart en de batterij niet uit de camera te verwijde­ren en de wisselstroomadapter niet los te koppelen terwijl er beelden worden overgedragen van de buffer naar de kaart. Dit kan leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera of de kaart. Verzeker u er van dat de camera uitstaat en dat het in-gebruik lampje uit is gegaan, voordat u de geheugenkaart verwijdert.
De tijd die het kost om beelden op de CompactFlash-geheugenkaart op te slaan is afhankelijk van de snelheid van de kaart en de inhoud van uw beelden. In het onderstaande schema is weergegeven hoe lang het bij de verschillende opnamestanden gemiddeld duurt om een beeld op te slaan, maar de werkelijke tijd kan iets afwijken.
Beeldkwaliteit Enkel beeld 21 beelden in continue stand
BASIC 2 seconden 25 seconden NORMAL 2,5 seconden 45 seconden FINE 5 seconden 1 minuut 35 seconden HI (RGB) 30 seconden 10 minuten 30 seconden HI (YCbCr) 20 seconden 7 minuten HI (RAW) 15 seconden 2 minuten 30 seconden*
*Behalve bij RAW-bestanden is de bitdiepte 8 bit. Niet-gecomprimeerde RAW-bestanden worden opgenomen bij een bitdiepte van 12-bits en opgeslagen in 16-bits formaat. Daarom geldt de getoonde tijd voor 10 beelden, aangezien de benodigde bestandsruimte ongeveer twee keer zo groot is als die voor andere typen bestanden.
Camera-instellingen: De instellingsknop
27
Beeldkwaliteit
De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt het beeldtype (kleur of monochroom), bestandstype (RGB TIFF, YCbCr TIFF, RAW data of JPEG) en de compressieverhouding.
A B
Om de compressieverhouding in te stellen dient u de hoofdcommandoknop rond te draaien terwijl u de sinstellingen worden getoond op het LCD venster aan de achterkant van de camera (B), in de volgorde hieronder.
HI FINE NORM BASIC
HI Hoge beeldkwaliteit, geen compressie: Beelden worden bij het
opslaan niet gecomprimeerd. Beelden kunnen worden opgeslagen als TIFF-bestanden (RGB en YCbCr) of RAW data.
FINE Goede beeldkwaliteit, lage compressie: Beelden worden JPEG
gecomprimeerd met een compressie ratio van 1:4.
NORM
Normale beeldkwaliteit, medium compressie: Beelden worden JPEG
gecomprimeerd met een compressie ratio van 1:8.
BASIC Basisbeeldkwaliteit, hoge compressie: Beelden worden JPEG
gecomprimeerd met een compressie ratio van 1:16.
-knop ingedrukt houdt (A). De beeldkwaliteit-
RAW. YCbCr
RAW data'-formaat
Ruwe 12-bits gegevens van de CCD worden rechtstreeks op de geheugenkaart opgeslagen. Dit bestandstype kan alleen worden gelezen met de software die afzonderlijk bij beschikbaar wanneer "RAW-gegevensformaat beschikbaar" geselecteerd is met behulp van Eigen Instelling 28 (zie "Eigen Instellingen").
YCbCr-formaat
Modelleert kleurgegevens met behulp van helderheid (Y) en kleurkwaliteit (Cb, Cr). Dit bestandstype kan worden gelezen met de Nikon View DX- of
28
Nikon
verkrijgbaar is. Het 'RAW data' formaat is alleen
Camera-instellingen: Beeldkwaliteit
Nikon
Nikon
Capture-software.
Capture-
Om te kiezen tussen monochroom- en kleuren­fotografie, of om het bestandstype te selecte­ren dat wordt gebruikt bij een beeldkwaliteit van HI, dient u de houden en de subcommandoknop rond te draaien, zodat deze zoals hieronder weerge­geven door de instellingen loopt.
HI YCbCr TIFF ➠ YCbCr TIFF (B&W) RGB TIFF RGB TIFF
(B&W) RAW YCbCr TIFF
FINE FINE FINE (B&W) FINE NORM NORM NORM (B&W) NORM BASIC BASIC BASIC (B&W) BASIC
Wanneer monochroom is gekozen, toont het LCD venster achter op de camera B/W. De formaten RAW en TIFF worden op het LCD venster aan de achterkant van de camera getoond, zoals hieronder afgebeeld.
RAW YCbCr TIFF RGB TIFF
Het aantal beelden dat bij benadering voor ieder formaat op een geheugen­kaart van respectievelijk 96MB en 64MB kan worden opgeslagen wordt hieronder weergegeven.
-knop ingedrukt te
Formaat en bestandsomvang Aantal beelden Aantal beelden
bij benadering bij benadering
(96MB kaart) (64MB kaart)
HI (RAW, circa 4 MB) 23 15 HI (YCbCr TIFF, circa 5,2 MB) 18 12 HI (RGB TIFF, circa 7,8 MB) 12 8 FINE (circa 1,3 MB) 66 44 NORM (circa 650 KB) 132 88 BASIC (circa 320 KB) 265 177
Opmerking
De bestandsomvang voor monochroom- en kleurenbeelden is hetzelfde.
Camera-instellingen: Beeldkwaliteit
29
Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Wanneer u fotografeert bij weinig licht, kunt u de gevoeligheid hoger instellen dan de standaardinstelling (equivalent ISO 200). U kunt kiezen uit vier instellingen (equivalent ISO 200, 400, 800 en 1600).
A B
Om de gevoeligheid in te stellen dient u de hoofdcommandoknop rond te draaien terwijl u de stellingen worden getoond op het LCD venster aan de achterkant van de camera (B), in de volgorde hieronder.
Om te bevestigen dat u de op dat moment getoonde gevoeligheid wilt instellen, dient u op de
-knop te drukken. De huidige gevoeligheidsinstelling wordt
getoond op het LCD venster aan de achterkant van de camera.
-knop ingedrukt houdt (A). De gevoeligheidsin-
200 400 800 1600
Opmerkingen
De standaardinstelling van het equivalent van ISO 200 wordt aanbevolen voor de meeste omstandigheden. Foto's die bij andere instellingen worden genomen kunnen een zekere mate van ruis vertonen.
De gevoeligheid kan worden verder worden verhoogd met een factor +1 of +2 boven ISO 1600, waardoor het mogelijk is snelle sluitertijden te gebruiken als er weinig licht is (zie "Eigen Instellingen", onderdeel 31). Let er echter op dat foto's in dit geval meer ruis kunnen vertonen. Het is aan te bevelen om eerst een proeffoto te nemen en het resultaat te controleren, voordat u bij deze instelling fotografeert. Bij een +1 instelling , wordt er op het achterste LCD venster bij de gevoeligheid­sinstelling HI-1 getoond; bij een +2 instelling wordt HI-2 getoond.
30
Camera-instellingen: Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Witbalans
Het menselijk oog is in staat zich aan te passen aan veranderende licht­omstandigheden, waardoor een wit voorwerp voor het menselijk oog er wit uit blijft zien, ongeacht of het buiten bij zonlicht of bewolking, of binnen bij gloeilampverlichting of TL-buisverlichting wordt bekeken. Een digitale camera moet de kleuren daarentegen aanpassen aan de lichtomstandigheden om te zorgen dat de kleuren die direct gezien wit lijken ook in de uiteindelijke foto wit zijn. Deze aanpassing wordt 'witbalans' genoemd.
A B
Om de witbalans in te stellen dient u de hoofdcommandoknop rond te draaien terwijl u de getoond op het LCD venster aan de achterkant van de camera (B), in de volgorde hieronder.
A Automatische witbalans: De 1005-pixels CCD stelt de witbalans au-
tomatisch bij voor lichtbronnen met kleurtemperaturen tussen circa 4200K en 7000K. Gloeilampverlichting: Gebruik deze instelling wanneer u binnen fotogra­feert bij gloeilampverlichting. De kleurtemperatuur is vast ingesteld op circa 3000K. TL-buisverlichting: Gebruik deze instelling wanneer u binnen fotografeert bij TL-buisverlichting. De kleurtemperatuur is vast ingesteld op circa 4200K. Direct zonlicht: Gebruik deze instelling wanneer u fotografeert bij direct zonlicht. De kleurtemperatuur is vast ingesteld op circa 5200K (daglicht). Flitser: Gebruik deze instelling bij Nikon Speedlights. De kleurtemperatuur is vast ingesteld op circa 5400K. Bewolkt: Gebruik deze instelling wanneer u buiten fotografeert bij een be­wolkte lucht. De kleurtemperatuur is vast ingesteld op circa 6000K (daglicht). Schaduw: Gebruik deze instelling wanneer u bij zonnig weer in de schaduw fotografeert. De kleurtemperatuur is vast ingesteld op circa 7000K (daglicht).
PRE Vooringestelde witbalans: De witbalans kan worden ingesteld met
behulp van een wit voorwerp als referentiepunt.
Hoewel de automatische-witbalansinstelling geschikt is voor de meeste lichtomstandighe­den, kunt u andere instellingen gebruiken wanneer u de witbalans vast wilt instellen op een waarde die geschikt is voor een bepaalde lichtbron.
-knop ingedrukt houdt (A). De witbalansinstellingen worden
A PRE
Tip
Camera-instellingen: Witbalans
31
De D1 past een door-de-lens (TTL) meetmethode toe om de witbalans in de automatische en de vooringestelde stand te bepalen. Hierdoor wordt de witbalans nauwkeurig ingesteld wanneer het onderwerp anders belicht wordt dan de camera.
Gebruik van vooringestelde witbalans
Vooringestelde witbalans is nuttig wanneer u bij gekleurd licht fotografeert. Om de witbalans in te stellen dient u:
een wit voorwerp te verlichten met hetzelfde licht als in de uiteindelijke foto
1
gebruikt gaat worden. PRE te selecteren voor witbalans,
2
zoals hierboven beschreven, en vervolgens de conden lang ingedrukt te houden. Op het LCD venster aan de achter­kant van de camera knipperen de letters PRE.
de camera in te stellen op handmatige scherpstelling (zie Handmatige
3
scherpstelling verderop) en Automatische belichting (belichtingsinstelling P, S of A), de camera op het witte voorwerp te richten en de ontspanknop in te drukken. Het kan zijn dat u niet het gewenste resultaat verkrijgt wanneer het onderwerp sterk is onder- of overbelicht.
-knop twee se-
Handmatig bijstellen witbalans
Vaste witbalansinstellingen kunnen handmatig nauwkeurig worden bijgesteld.
A B
Om de witbalans bij te stellen dient u een andere instelling dan PRE te kiezen. Houd daarna de -knop ingedrukt en draai de subcommandoknop rond om de witbalans met één tegelijk tot maximaal 3 te verhogen of te verlagen (A). Wanneer u de witbalans hoger afstelt, lijken uw beelden blauwer; wanneer u de witbalans lager afstelt lijken uw beelden geler of roder. Bij andere instellin­gen dan 0 verschijnt er een van de camera (B).
Opmerking
Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron varieert afhankelijk van de kijker en andere omstandigheden. Kleurtemperatuur is een objectieve maat van de kleur van een lichtbron, omschreven als de temperatuur tot welke een voorwerp verhit zou moeten worden om licht in dezelfde golflengten uit te stralen. Lichtbronnen met een kleur­temperatuur in de regio van 5000-5500ºK lijken wit, terwijl lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals gloeilampen, enigszins geel of rood overkomen. Licht­bronnen met een hogere kleurtemperatuur lijken ietwat blauwig.
32
-teken op het LCD venster aan de achterkant
Camera-instellingen: Witbalans
Automatische scherpstelling
Wanneer de keuzeknop voor de scherpstellingsstand (A) op S (enkelvoudige servo AF) of C (continue servo AF) staat, stelt de camera automatisch scherp wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (B), of wanneer de ingedrukt wordt gehouden (zie hieronder).
A B
S Enkelvoudige servo-AF (prioriteit scherpstelling): Wanneer het on-
derwerp niet in beweging is, stelt de camera scherp wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. De scherpstelling blijft vergrendeld zolang de ontspanknop in deze positie wordt gehouden (scherp­stellingsvergrendeling, ook wel focus-lock). Als het onderwerp be­woog toen de ontspanknop half werd ingedrukt, dan stelt de camera continu scherp zolang het onderwerp in beweging is en de ontspan­knop licht ingedrukt wordt gehouden (meevolgende scherpstelling, ook wel focus-tracking). De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer het onderwerp tot stilstand komt. De sluiter kan alleen worden ontspannen wanneer het scherpstellingsteken () in de zoeker zichtbaar is (priori­teit scherpstelling).
C Continue servo AF (prioriteit ontspanner): De camera stelt continu
scherp zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt, en de scherp­stelling volgt automatisch bewegende onderwerpen (focus-tracking). De sluiter kan ook worden ontspannen als het scherpstellingsteken (●) niet in de zoeker wordt afgebeeld (prioriteit ontspanner).
-knop
De "AF start"-knoppen
A B
Een andere manier om automatische scherpstelling te activeren is door op de
-knop te drukken (A) of, wanneer de vergrendeling van de verticale opnamestand uitstaat, door op de AF-startknop (B) te drukken. Beide knoppen hebben dezelfde functie als het half indrukken van de ontspanknop.
Tip
U kunt de camera zo instellen, dat er alleen automatisch wordt scherpgesteld als de
-knop of de AF-ON knopwordt ingedrukt. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 4.
Camera-instellingen: Automatische scherpstelling
33
AF-gebied Instelling
De automatische scherpstelling kan zo worden ingesteld, dat alleen wordt scherp­gesteld op het geselecteerde scherpstelgebied (Enkelvoudig AF-gebied), of zo dat de scherpstelling verschuift van één gebied naar een volgend gebied, afhankelijk van de beweging van het onderwerp (dynamische AF). Wanneer dynamische AF wordt gebruikt in combinatie met continue servo AF, stelt de camera standaard eerst scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied, en verschuift daarna het scherpstelgebied om dit onderwerp scherp te houden. Bij enkelvoudige servo AF stelt de camera eerst scherp op het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt en verschuift het scherpstelgebied daarna met het onderwerp mee terwijl dit beweegt (prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp). De standaardinstellingen voor dynamische AF kunnen worden gewijzigd met behulp van de Eigen Instellingen.
A B
Om Enkelvoudig AF-gebied of dynamische AF te selecteren, dient u de hoofd­commandoknop rond te draaien terwijl u de [+]-knop ingedrukt houdt (A). De instelling van het automatische scherpstelgebied wordt getoond op het LCD venster bovenop de camera (B).
Enkelvoudig AF-gebied: De camera stelt scherp op het onderwerp in het gebied dat voor automatische scherpstelling is geselecteerd (zie "Scherp­stelgebied", hierna). Deze instelling is nuttig wanneer u scherpstelt op onderwerpen die betrekkelijk stil staan. Dynamische AF: De camera stelt eerst scherp op het onderwerp in het gebied dat voor automatische scherpstelling is geselecteerd. Als het on­derwerp zich naar een ander scherpstelgebied verplaatst, dan verschuift de camera het scherpstelgebied automatisch mee (het scherpstelgebied dat in de zoeker wordt getoond verandert echter niet). Hiermee kunt u scherpst­ellen op onderwerpen die zich onregelmatig bewegen. Dynamische AF met prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp: De camera stelt eerst scherp op het onderwerp dat zich het dichtst bij de fotograaf bevindt en in één van de vijf scherpstelgebieden valt. Daarna volgt de camera dit onderwerp terwijl het zich naar andere scherpstelgebieden verplaatst. In de zoeker of op het LCD venster bovenop de camera worden geen scherpstel­gebied indicatoren getoond. Deze instelling is niet erg geschikt voor telelenzen of slecht verlichte onderwerpen; gebruik in dat geval Enkelvoudig AF-gebied.
Tip
Bij een combinatie van enkelvoudig servo AF en dynamische AF wordt standaard de prioriteit van het dichtstbijzijnde onderwerp gebruikt. Deze prioriteit wordt niet gebruikt wanneer continue servo AF wordt toegepast. U kunt met behulp van Eigen Instelling 9 de prioriteit van het dichtstbijzijnde onderwerp bij enkelvoudige servo AF uitzetten. Met Eigen Instelling 10 kunt u de prioriteit van het dichtstbijzijnde onderwerp bij continue servo AF aanzetten. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 9 en 10.
34
Camera-instellingen: AF-gebied Instelling
Instellingen automatische scherpstelling
Scherp-
stellings-
stand
AF-gebied
Instelling
Prioriteit
dichtstbijzijnde
onderwerp
Selectie
scherp-
stelgebied
LCD-
venster
Scherp-
stelgebied
zichtbaar
in zoeker?
Enkelvou-
dige servo
AF
Continue servo AF
Enkelvoudig
AF-gebied
Dynamisch
AF-gebied
Enkelvoudig
AF-gebied
Dynamisch
AF-gebied
N.V.T.
Aan (standaard)
Uit (Eigen Inst.9)
N.V.T.
Uit (standaard)
Aan (Eigen
Inst.10)
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Handmatig
Handmatig
Automatisch
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Nee
Camera-instellingen: AF-gebied Instelling
35
Scherpstelgebied
De D1 heeft in totaal vijf scherpstelgebieden, welke tezamen een groot deel van het beeld beslaan. Door het scherpstelgebied te kiezen dat het beste past bij uw compositie en de plaats van uw onderwerp, is het mogelijk een onderwerp dat niet in het midden staat scherp te stellen, zonder daarbij vergrendeling van de scherpstelling te hoeven gebruiken.
Om een scherpstelgebied te selecteren dient u de vergrendeling van de keuzeknop te deblokkeren (A). U kunt het scherpstelgebied naar alle richtin­gen verplaatsen door de keuzeknop in de desbetreffende richting in te drukken.
A CB
Het gekozen scherpstelgebied wordt op het LCD venster bovenop de camera (B) en in de zoeker (C) weergegeven. U kunt desgewenst de vergrendeling vastzetten door de vergrendelknop naar de gesloten-stand te draaien.
Opmerking:
wanneer prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp actief is (zie AF-gebied in­stelling, hierboven). De scherpstelgebied indicator is in dat geval ook niet zichtbaar in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera.
Het scherpstelgebied kan niet handmatig worden gekozen
Tip
Het scherpstelgebied kan nog steeds worden geselecteerd wanneer er een ander type matglas in de camera is geplaatst.
Standaard zal, wanneer het bovenste scherpstelgebied is geselecteerd, het scherpstelgebied niet wijzigen wanneer de keuzeknop naar boven wordt inge­drukt. Op gelijke wijze zal het indrukken van de keuzeknop naar rechts geen effect hebben, wanneer het rechter scherpstelgebied reeds is gekozen. Deze instelling kan worden gewijzigd zodanig dat, wanneer het bovenste scherpstelgebied actief is, het indrukken van de keuzeknop naar boven tot gevolg heeft dat het onderste scherpstelgebied actief wordt. Evenzo kan, wanneer het rechter scherpstelgebied actief is, het linker scherpstelgebied actief worden gemaakt door de keuzeknop naar rechts in te drukken. Op deze manier is het mogelijk het scherpstelgebied van links naar rechts, en van boven naar beneden te verplaatsen, zonder uw vinger op de keuzeknop te hoeven verplaatsen. Zie Eigen Instellingen, onderdeel 6.
36
Camera-instellingen: Scherpstelgebied
Vergrendeling scherpstelling
De vergrendeling van de scherpstelling kan worden gebruikt voor een on­derwerp dat zich in geen van de vijf scherpstelgebieden bevindt, of bij andere gelegenheden waarbij u anders niet in staat zou zijn om met de automatische scherpstelling op het onderwerp scherp te stellen.
De vergrendelingsprocedure verschilt naar gelang u enkelvoudige of continue servo AF gebruikt. Volg de hieronder staande stappen.
Plaats het onderwerp in het scherpstelgebied (A) en druk de ontspanknop
1
half in (B).
A B
a
Bij enkelvoudige servo AF dient u te controleren of het scherpstelling-
2
steken () in de zoeker verschijnt. De scherpstelling blijft bij de huidige instelling vergrendeld zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt. Om niet alleen de scherpstelling, maar ook de belichting te vergrendelen, dient u de vergrendeld zolang u de -knop ingedrukt houdt, zelfs als u uw vinger van de ontspanknop haalt.
-knop in te drukken. De scherpstelling en belichting blijven
Tip
De -knop kan zo worden ingesteld dat alleen de scherpstelling, in plaats van de scherpstelling en de belichting, wordt vergrendeld. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 21.
Camera-instellingen: Vergrendeling scherpstelling
37
b
Bij continue servo AF dient u te controleren of het
2
scherpstellingsteken () in de zoeker verschijnt en vervolgens op de
-knop ingedrukt houdt blijven de belichting en scherpstelling vergrendeld, zelfs als u uw vinger van de ontspanknop haalt.
Houd de scherpstelling vergrendeld en bepaal opnieuw de compositie van uw
3
foto (A). Druk daarna de ontspanknop helemaal in om een foto te maken (B).
A B
Als de scherpstelling vergrendeld is, dient u de afstand tussen de camera en het onderwerp niet te veranderen. Als uw onderwerp beweegt, dient u de scherpstelling te ontgrendelen en opnieuw scherp te stellen bij de nieuwe afstand.
-knop te drukken. Zolang u de
Tip
Als u de ontspanknop half ingedrukt houdt nadat u een foto heeft genomen, blijft de scherpstelling vergrendeld, zodat u een serie foto's bij dezelfde scherpstellingsins­telling kunt maken. Als u de -knop ingedrukt houdt, kunt u een serie foto's bij dezelfde scherpstellings- en belichtingsinstelling maken.
38
Camera-instellingen: Vergrendeling scherpstelling
Goede resultaten verkrijgen met automatische scherpstelling
De automatische scherpstelling werkt het best als:
het onderwerp goed verlicht is. Om de automatische scherpstelling bij erg donkere onderwerpen te gebruiken, dient u de AF-hulpverlichting te gebrui­ken, die is ingebouwd in de SB-28DX Speedlight van Nikon (apart verkrijg­baar) en vervolgens het middelste scherpstelgebied te selecteren.
er contrast bestaat tussen het onderwerp en de achtergrond. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de automatische scherpstelling niet goed functioneert bij onderwerpen die dezelfde kleur hebben als de achtergrond.
de onderwerpen binnen de scherpstellingshaakjes zich allemaal even ver van de camera bevinden. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de automatische scherpstelling niet goed functioneert wanneer u een voorwerp fotografeert dat zich in een kooi bevindt. Dit omdat de tralies van de kooi zich op een andere afstand bevinden dan het onderwerp in de kooi, terwijl zowel de tralies als het onderwerp zich binnen de haakjes van het scherpstelgebied bevinden.
het onderwerp niet grotendeels wordt gekenmerkt door regelmatige geome­trische patronen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de camera moeilijk kan scherpstellen op een rij ramen in een wolkenkrabber.
het onderwerp regelmatig verlicht is.
Als het scherpstellingsteken () niet in de zoeker verschijnt wanneer u de ontspanknop half indrukt, stel dan handmatig scherp of gebruik de vergren­deling van de scherpstelling om scherp te stellen op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand bevindt en bepaal vervolgens opnieuw de compositie van uw foto (zie Vergrendeling scherpstelling, hierboven).
Camera-instellingen: Goede resultaten verkrijgen met automatische scherpstelling
39
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling kan worden toegepast in situaties waarin met automatische scherpstelling niet het verwachte resultaat wordt verkregen, of wanneer het objectief dat op de camera is bevestigd geen Nikkor-objectief met automatische scherpstelling is.
A
Om handmatig scherp te stellen dient u de keuzeknop voor de scherpstellings­stand op M te zetten (A). Stel scherp met behulp van de scherpstellingsring op het objectief (B) totdat het beeld op het matglas scherp is.
Gebruik van de elektronische afstandsmeter
A B
Zet de keuzeknop voor de scherpstellingsstand op M en druk de ontspanknop half in. Draai voordat de scherpstellingsweergave in de zoeker verdwijnt de scherpstellingsring van het objectief rond (A) tot het scherpstellingsteken (●) wordt getoond.
Als het een punt tussen de camera en het onderwerp. Het de camera is scherpgesteld op een punt achter het onderwerp. Let er op dat het ook mogelijk is een foto te maken als het scherpstellingsteken niet in de zoeker wordt afgebeeld.
-teken in de zoeker verschijnt, dan is de camera scherpgesteld op
B
-teken verschijnt wanneer
Opmerking
De ingebouwde elektronische afstandsmeter van de D1 is compatibel met de meeste Nikkor-objectieven (inclusief Nikkor-objectieven met automatische scherpstelling indien gebruikt bij handmatige scherpstelling) met een maximum diafragma van f/5.6 of sneller, en kan worden gebruikt bij scherpstelling op onderwerpen in één van de vijf scherpstelgebieden (zie "Scherpstelgebied", hierboven).
40
Camera-instellingen: Handmatige scherpstelling
Lichtmeting
De D1 biedt de keus uit drie lichtmetingsmethoden, waarmee u de lichtmeting kunt afstemmen op de wijze waarop uw onderwerp verlicht is.
Kleurenmatrix meting/3D Kleurenmatrix meting: De D1 maakt gebruik van een 3D kleurenmatrix meetsysteem. Dit systeem voert de meting uit met behulp van een CCD-sensor met 1005 (67 verticale x 15 horizontale) meetpixels, waarmee de belichting wordt bepaald aan de hand van een aantal gegevens uit alle gebieden van het beeld. Het systeem is vooral effectief bij helder gekleurde (witte of gele) of donker gekleurde (zwarte of donkergroene) onderwerpen die een aanzienlijk deel van het beeld beslaan; er worden dan fotos geproduceert die beter overeenkomen met de waarneming met het blote oog. 3D kleurenmeting kan echter alleen worden toegepast met objectieven van het type D. Wanneer een ander type objectief is gemonteerd, dan past het systeem kleurenmatrix meting toe, waarbij de afstandsin­formatie van het objectief niet in aanmerking wordt genomen.
Spotmeting of centrum-gewogen meting wordt aanbevolen wanneer u de vergrendeling van de automatische belichting gebruikt (zie "Verg­rendeling automatische belichting") of belichtingscompensatie ge­bruikt (zie "Belichtingscompensatie").
Centrum-gewogen meting: De camera meet het licht in het hele beeld, maar legt de nadruk op een cirkelvormig gebied met een diameter van 8mm in het midden van de zoeker (de rechts afgebeelde cirkel met een diameter van 12mm in het midden van de zoeker kan als referentiepunt worden gebruikt wanneer centrum-gewogen meting is geselecteerd).
Tip
De omvang van het gebied dat de nadruk krijgt bij centrum-gewogen meting kan worden ingesteld op 6mm, 10mm of 13mm (zie "Eigen Instellingen", onderdeel
14). In plaats daarvan kunt u de centrum-gewogen meting ook zo instellen dat het gemiddelde van het hele beeld wordt gebruikt. De standaardinstelling is 8mm.
Camera-instellingen: Lichtmeting
41
Spotmeting: De camera meet alleen het licht in een cirkel van 4mm die
gecentreerd is op het huidige scherpstelgebied en ongeveer twee procent van het totale beeld beslaat. Deze methode kan worden gebruikt bij van achteren belichte onderwerpen of bij andere situaties waarbij de achtergrond veel donkerder of lichter is dan uw onderwerp.
Normaal gesproken wordt bij spotmeting het licht in het huidige scherp­stelgebied gemeten om er voor te zorgen dat uw onderwerp goed belicht is. Wanneer echter prioriteit van het dichtstbijzijnde onderwerp wordt gebruikt bij dynamische AF, of wanneer er een Nikkor-objectief zonder een ingebouwde CPU is gemonteerd, dan wordt alleen het licht in het middelste scherpstelgebied gemeten.
Om de meetmethode in te stellen dient u de ontgrendeling van de li
chtmetingskeuzeknop ingedrukt te houden en
de lichtmetingskeuzeknop in de gewenste stand te draaien.
Tip
Sommige objectieven ondersteunen één of meer van de bovenvermelde meetsyste­men niet. Zie "Technische gegevens: Compatibele objectieven", voor verdere in­formatie.
42
Camera-instellingen: Lichtmeting
Belichtingsinstelling
De D1 biedt de keus uit vier belichtingsinstellingen: geprogrammeerd automa­tisch, sluitertijden voorkeuze, diafragma voorkeuze en handmatig. Hieronder worden de belichtingsinstellingen sluitertijden voorkeuze, diafragma voor­keuze en handmatig besproken. Zie voor verdere informatie over gepro­grammeerd automatisch "Om te beginnen".
— Sluitertijden voorkeuze
Bij sluitertijden voorkeuze stelt u de sluitertijd in; de camera stelt automatisch het diafragma in om het beste resultaat te verkrijgen. De sluiter­tijd kan worden ingesteld op een waarde tussen
1
30 en
/
seconden. Snelle sluitertijden kun­nen worden gebruikt om beweging scherp vast te leggen, lange sluitertijden om bewegingen te vervagen.
Om sluitertijden voorkeuze te gebruiken dient u:
1
16000
de MODE-knop ingedrukt te houden en de hoofd­commandoknop rond te draaien tot
op het LCD
venster bovenop de camera verschijnt.
Opmerking
U kunt alleen fotograferen met sluitertijden voorkeuze als de diafragmaring van het objectief op het grootste f-getal staat. Bij andere diafragma-instellingen toont de diafrag­maweergave in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera de knipperende letters FEE en wordt de sluiter vergrendeld.
Sluitertijden voorkeuze kan alleen worden gebruikt bij CPU-objectieven. Als er een ander soort objectief is bevestigd, wordt de belichtingsinstelling automatisch gezet op diafragma voorkeuze. De weergave voor de belichtingsinstelling op het LCD venster bovenop de camera toont een knipperende S, en in de zoeker verschijnt een A. De diafragmaweergave in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera toont F--, wat aangeeft dat het diafragma handmatig moet worden ingesteld met behulp van de diafragmaring op het objectief.
Bij langere sluitertijden (ongeveer één seconde of meer) kan enige ruis optreden in de fotos.
Camera-instellingen: Belichtingsinstelling
43
de hoofdcommandoknop rond te draaien om een
2
sluitertijd te kiezen.
Vergrendeling sluitertijd
Indien gewenst kunt u de sluitertijd op de geselecteerde instelling vergren­delen, zodat u deze niet per ongeluk kunt wijzigen wanneer u de hoofd­commandoknop voor andere doeleinden gebruikt. Als u de drukt houdt terwijl u de hoofdcommandoknop ronddraait om de sluitertijd te selecteren (A), dan wordt de sluitertijd vergrendeld wanneer u de weer loslaat. In de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera verschijnen vergrendelingstekens (B). Om de vergrendeling ongedaan te maken dient u de
-knop ingedrukt te houden en de hoofdcommandoknop
rond te draaien.
A B
-knop inge-
-knop
Tip
De grootte van de ophogingswaarde die wordt gebruikt bij het instellen van de sluitertijd en het diafragma kan worden gewijzigd met behulp van Eigen Instelling
2. Zie Eigen Instellingen”. U kunt de subcommandoknop kiezen als besturingsknop voor het selecteren van sluitertijd en diafragma. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 12.
Als het onderwerp bij de geselecteerde sluitertijd over- of onderbelicht wordt, ver­schijnt er een waarschuwing in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera als u de ontspanknop half indrukt. HI De foto wordt overbelicht. Selecteer een kortere sluitertijd. Als de waarschuwing
niet verdwijnt, gebruik dan een neutrale-dichtheidsfilter (ND-filter). Lo De foto wordt onderbelicht. Selecteer een langere sluitertijd of gebruik een flitser. Het elektronisch analoge belichtingsdisplay geeft aan hoeveel de foto onder- of overbelicht wordt.
44
Camera-instellingen: Belichtingsinstelling
— Diafragma voorkeuze
Bij diafragma voorkeuze stelt u het diafragma in; de camera stelt automatisch de sluitertijd bij om het beste resultaat te verkrijgen. Kleine diafragma's (hoge f-getallen) kunnen worden gebruikt om de scherptediepte te vergroten, waardoor de achtergrond en voorgrond scherp worden. Grote diafragma's (lage f-getallen) kun­nen worden gebruikt om de achtergrond te vervagen. Grotere diafragma's kunnen ook worden gebruikt om het bereik van de flitser te vergroten.
Om diafragma voorkeuze te gebruiken dient u:
de MODE-knop ingedrukt te houden en de hoofd-
1
commandoknop rond te draaien tot venster bovenop de camera verschijnt.
de subcommandoknop rond te draaien om het
2
diafragma in te stellen op een waarde tussen de minimum- en maximumwaarde die mogelijk is bij het objectief.
op het LCD
Opmerking
Bij CPU-objectieven dient de diafragmaring van het objectief te worden ingesteld op het grootste f-getal wanneer diafragma voorkeuze wordt gebruikt. Bij andere instellingen verschijnen er in de weergave voor het diafragma in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera de knipperende letters FEE en wordt de sluiter vergrendeld.
Bij gebruik van objectieven zonder ingebouwde CPU kan het diafragma worden bijgesteld met behulp van de diafragmaring op het objectief. De diafragmaweergave in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera toont F--, wat aangeeft dat het diafragma handmatig moet worden ingesteld met behulp van de diafragmaring.
Met behulp van Eigen Instelling 22 is het mogelijk het diafragma bij CPU-objectieven in te stellen via de diafragmaring. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 22.
Camera-instellingen: Belichtingsinstelling
45
Vergrendeling diafragma
Indien gewenst kunt u het diafragma op de geselecteerde instelling vergren­delen, zodat u deze niet per ongeluk kunt wijzigen wanneer u de sub­commandoknop voor andere doeleinden gebruikt. Als u de drukt houdt terwijl u de subcommandoknop ronddraait om het diafragma te selecteren (A), dan wordt het diafragma vergrendeld wanneer u de weer loslaat. In de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera verschijnen vergrendelingstekens (B). Om de vergrendeling ongedaan te maken dient u de
-knop ingedrukt te houden en de subcommandoknop
rond te draaien.
A B
-knop inge-
-knop
Tip
De grootte van de ophogingswaarde die wordt gebruikt bij het instellen van de
sluitertijd en het diafragma kan worden gewijzigd met behulp van Eigen Instelling
2. Zie Eigen Instellingen”.
U kunt de subcommandoknop kiezen als besturingsknop voor het selecteren van
sluitertijd en diafragma. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 12. Als het onderwerp bij het geselecteerde diafragma over- of onderbelicht wordt,
verschijnt er een waarschuwing in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera als u de ontspanknop half indrukt. HI De foto wordt overbelicht. Selecteer een hoger f-getal (kleiner diafragma). Als de
waarschuwing niet verdwijnt, gebruik dan een neutrale-dichtheidsfilter (ND-filter). Lo De foto wordt onderbelicht. Selecteer een lager f-getal (groter diafragma) of
gebruik een flitser. Het elektronisch analoge belichtingsdisplay geeft aan hoeveel de foto onder- of overbelicht wordt.
46
Camera-instellingen: Belichtingsinstelling
— Handmatig
In de handmatige belichtingsstand kunt u zowel het diafragma als de sluitertijd instellen. De sluiter­tijd kan worden ingesteld op langdurige belichting (Bulb) of op een vaste waarde tussen 30 en seconde. Het diafragma kan worden ingesteld op iedere waarde tussen de minimum- en maximum­waarde van het objectief. Wanneer u het elektro­nisch analoge belichtingsdisplay in de zoeker of op het LCD venster bovenop uw camera gebruikt, kunt u de belichting al naar gelang uw bedoeling en de opnameomstandigheden instellen.
Om handmatige belichting te gebruiken dient u:
de MODE-knop ingedrukt te houden en de hoofd-
1
commandoknop rond te draaien tot venster bovenop de camera verschijnt.
de hoofdcommandoknop rond te draaien om een
2
sluitertijd in te stellen (A). Het diafragma kiest u door de subcommandoknop rond te draaien (B).
A
1
/
16000
op het LCD
B
Tip
Als u voor de sluitertijd Bulb kiest, blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt (langdurige belichting). Let er echter op dat als de sluiter bij een willekeurige instelling langer dan één seconde open blijft, er ruis kan optreden in de uiteindelijke foto.
Het diafragma en de sluitertijd kunnen worden vergrendeld met de -knop, zoals beschreven bij "Sluitertijden voorkeuze" en "Diafragma voorkeuze".
De grootte van de ophogingswaarde die wordt gebruikt bij het instellen van de sluitertijd en het diafragma kan worden gewijzigd met behulp van Eigen Instelling
2. Zie Eigen Instellingen”. U kunt de subcommandoknop kiezen als besturingsknop voor het selecteren van
sluitertijd en diafragma. Zie Eigen Instellingen, onderdeel 12.
Camera-instellingen: Belichtingsinstelling
47
het elektronisch analoge belichtingsdisplay in de zoeker of op het LCD
3
venster bovenop de camera te controleren en de instellingen bij te stellen om het gewenste resultaat te bereiken.
Interpretatie van het elektronisch analoge belichtingsdisplay
Het elektronisch analoge belichtingsdisplay toont hoeveel het beeld over­of onderbelicht zal worden als de foto bij de huidige instellingen wordt gemaakt. De weergave varieert afhankelijk van of de belichtingscompensatie wordt getoond in ophogingswaarden van
1
/3, 1/2 of 1 EV (de illustraties hieronder tonen het elektronisch analoge belichtingsdisplay op het LCD venster bovenop de camera).
Ophogingswaarde 1/3 EV Ophogingswaarde 1/2 of 1 EV
+2 +1 0 –1 –2
Overbelicht
Onderbelicht
Overbelicht
Onderbelicht
+3 +2 +1 –1 –3–20
Hieronder worden voorbeelden gegeven van de interpretatie van de weergave.
Ophogingswaarde 1/3 EV Ophogingswaarde 1/2 of 1 EV
Optimale belichting Optimale belichting
2
/3 EV onderbelicht 1 EV onderbelicht
Meer dan 2 EV Meer dan 3 EV
overbelicht overbelicht
Als de grenzen van het meetsysteem van de camera overschreden worden, knippert het elektronisch analoge belichtingsdisplay.
Opmerking
Bij gebruik van een AF Micro-Nikkor objectief
Wanneer u het diafragma instelt met behulp van de subcommandoknop, hoeft u de belichtingsfactor niet in aanmerking te nemen als u een externe belichtingsmeter gebruikt. U hoeft u de belichtingsfactor alleen in aanmerking te nemen als u de diafragmaring van het objectief gebruikt.
48
Camera-instellingen: Belichtingsinstelling
Vergrendeling automatische belichting
Wanneer u spotmeting of centrum-gewogen meting gebruikt in combinatie met geprogrammeerd automatisch, sluitertijden voorkeuze of diafragma voorkeuze, dan bepaalt de camera automatisch de belichting op basis van de licht­omstandigheden in een beperkt gedeelte van het beeld. U kunt de automatische belichting vergrendelen wanneer u deze wilt baseren op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in het scherpstellingsgebied bevindt.
Om vergrendeling van de automatische belichting toe te passen dient u de volgende stappen uit te voeren:
Druk de ontgrendeling van de lichtmetingskeuze-
1
knop in en zet de lichtmetingskeuzeknop op cen­trum-gewogen of spotmeting.
Plaats het onderwerp in het scherpstellingsgebied, druk de ontspanknop
2
half in en controleer of het scherpstellingsteken () in de zoeker verschijnt (A). Houd de ontspanknop half ingedrukt, druk op de deze ingedrukt (B).
A B
-knop en houd
Opmerkingen
De belichting wordt berekend op basis van de lichtomstandigheden in het huidige scherpstellingsgebied (spotmeting) of in een cirkel van 8mm in het midden van de zoeker (centrum-gewogen meting).
Het gebruik van matrixmeting met vergrendeling van de automatische belichting is niet aan te bevelen, aangezien het waarschijnlijk niet het gewenste resultaat oplevert.
Let er op dat bij toepassing van automatische scherpstelling (enkelvoudige servo AF of continue servo AF) de scherpstelling vergrendeld wordt wanneer u de -knop indrukt. Controleer of het scherpstellingsteken () in de zoeker zichtbaar is. Indien gewenst kunt u de camera-instellingen wijzigen, zodat alleen de automatische belichting vergrendeld wordt wanneer u op de -knop drukt (zie "Eigen Instellingen", onderdeel 21).
Bij toepassing van spotmeting in combinatie met prioriteit van het dichtstbijzijnde onder­werp (zie "AF-gebied instelling ", hierboven), wordt de belichting gebaseerd op de lichtomstandigheden in het middelste scherpstellingsgebied.
Camera-instellingen: Vergrendeling automatische belichting
49
Houd de -knop ingedrukt, stel de compositie van uw foto bij (A) en maak
3
de foto (B).
A B
Terwijl u de -knop ingedrukt houdt, kunt u de sluitertijd instellen (wanneer u sluitertijden voorkeuze heeft ingesteld als de belichtingsstand), het diafragma instellen (diafragma voorkeuze) of de flexibel programma gebruiken (geprogrammeerd automatisch). Het diafragma (bij sluitertijden voorkeuze), de sluitertijd (bij diafragma voorkeuze) of het flexibele pro­gramma wordt automatisch aangepast om de belichting overeen te laten komen met de vergrendelde belichtingswaarde. De gewijzigde sluitertijd­en diafragmawaarde wordt getoond in de zoeker er op het LCD venster bovenop de camera.
De lichtmetingsmethode kan niet worden gewijzigd tijdens de vergren­deling. Veranderingen hieraan treden pas in werking nadat de losgelaten.
-knop is
Tip
U kunt de camera-instellingen wijzigen zodat de automatische belichting wordt vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 7.
U kunt de omvang van het gebied dat bij centrum-gewogen meting de nadruk krijgt instellen op 6mm, 10mm of 13mm (zie "Eigen Instellingen", onderdeel 14). In plaats daarvan kunt u ook centrum-gewogen lichtmeting toepassen om het gemiddelde van het gehele beeld te gebruiken. De standaardinstelling is 8mm.
U kunt de camera-instellingen wijzigen zodat de vergrendeling van de automati­sche belichting van kracht blijft nadat u de -knop heeft losgelaten. In dat geval wordt de normale automatische belichting hersteld de volgende keer dat u de ­knop indrukt. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 21.
50
Camera-instellingen: Vergrendeling automatische belichting
Belichtingscompensatie
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de belichting opzettelijk op een andere waarde in te stellen dan de optimale waarde die de camera heeft bepaald. Dit kunt u bijvoorbeeld doen om onderwerpen met scherpe licht­contrasten bij een aantal verschillende belichtingswaarden te fotograferen. Belichtingscompensatie kan in iedere belichtingsstand worden toegepast.
Druk op de -knop en draai de hoofdcommandoknop rond. De
1
belichtingscompensatie wordt verhoogd of verlaagd met stappen van EV, tot maximaal +5 EV of minimaal –5 EV.
Zoeker
–0.3 EV
+2 EV
Bij andere waarden dan 0 verschijnt er een -teken in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera. Het elektronisch analoge belichtingsdisplay toont hoeveel compensatie er wordt toegepast en het "0"-teken in het midden van de weergave knippert om aan te geven dat de belichtingscompensatie van kracht is.
1
/
3
Tip
Om de belichtingscompensatie als numerieke waarde weer te geven, dient u op de ­knop te drukken. De huidige belichtingscompensatie verschijnt dan naast het -teken.
Over het algemeen bereikt men het beste resultaat met een positieve waarde voor de belichtingscompensatie als het belangrijkste onderwerp donkerder is dan de achter­grond, en een negatieve waarde wanneer het onderwerp lichter is dan de achtergrond.
U kunt de ophogingswaarde voor de belichtingscompensatie veranderen in 1/2 EV of 1 EV. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 2.
U kunt de camera-instellingen wijzigen, zodat de belichtingscompensatie kan worden ingesteld door de hoofd- of subcommandoknop rond te draaien, zelfs als u de -knop niet indrukt. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 13.
Camera-instellingen: Belichtingscompensatie
51
Bepaal de compositie van uw foto, stel de camera scherp en maak een foto.
2
U kunt de normale belichting herstellen door de belichtingscompensatie op 0,0 in te stellen of door een reset met twee knoppen uit te voeren (zie "Reset met twee knoppen"). De belichtingscompensatie wordt niet terug­gesteld door de camera uit te zetten.
52
Camera-instellingen: Belichtingscompensatie
Automatische belichtings-bracketing
Belichtings-bracketing wordt gebruikt om een reeks foto's van hetzelfde onder­werp te maken bij verschillende belichtingswaarden die enigszins hoger en lager liggen dan de optimale waarde die de camera (of – in de handmatige stand – de fotograaf) heeft vastgesteld. Hierdoor kunt u meerdere opnamen van hetzelfde onderwerp maken bij verschillende belichtingsinstellingen, zonder te hoeven stoppen om de belichtingscompensatie handmatig bij te stellen. U kunt maximaal drie foto's maken bij belichtingsinstellingen variërend van +2 tot –2 EV (deze waarden worden opgeteld bij de belichtingscompensatiewaarde die u met de belichtingscompensatiefunctie beschreven op de vorige bladzijden heeft geko­zen). Belichtings-bracketing kan in elke belichtingsstand worden gebruikt.
Houd de BKT-knop ingedrukt (A), draai de hoofdcommandoknop rond tot
1
BKT verschijnt op het LCD venster bovenop de camera (B). Het
in de zoeker en op het LCD venster bovenop de camera zal nu knipperen.
A B
Houd de BKT-knop ingedrukt (A), draai de subcommandoknop rond om
2
een belichtings-bracketings-programma te kiezen (B). Welke belichtings­bracketings-programma's beschikbaar zijn hangt af van Eigen Instelling 2 (zie volgende bladzijde).
A B
-teken
Opmerking
De belichting wordt veranderd door de sluitertijd te wijzigen (handmatige stand en diafragma voorkeuze), het diafragma te wijzigen (sluitertijden voorkeuze), of door zowel de sluitertijd als het diafragma te wijzigen (geprogrammeerd automatisch).
Flitsen en automatische belichtings-bracketing
Indien er een Speedlight gemonteerd is wanneer de belichtings-bracketing in werking is, dan worden zowel het flitsniveau (TTL niveau, bepaald voor het voornaamste onderwerp) als de automatische belichting bij elke opname gewijzigd, ongeacht de belichtingsinstelling. De camera-instellingen kunnen worden gewijzigd zodat alleen bracketing plaatsvindt van de flitserbelichting of de automatische belichting. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 11.
Camera-instellingen: Automatische belichtings-bracketing
53
Wanneer Eigen Instelling 2 is ingesteld op een ophogingswaarde van
1
/3 (standaard):
Instelling
2F1.0 2 (±0, 1.0)2F0.7 2 (±0, 0.7)2F0.3 2 (±0, 0.3)
+2F1.0 2 (±0, +1.0) +2F0.7 2 (±0, +0.7) +2F0.3 2 (±0, +0.3)
3F1.0 3 (1.0, 2.0, ±0)3F0.7 3 (0.7, 1.3, ±0)3F0.3 3 (0.3, 0.7, ±0)
+3F1.0 3 (+1.0, ±0, +2.0) +3F0.7 3 (+0.7, ±0, +1.3) +3F0.3 3 (+0.3, ±0, +0.7)
3F1.0 3 (±0, –1.0, +1.0) 3F0.7 3 (±0, –0.7, +0.7) 3F0.3 3 (±0, –0.3, +0.3)
LCD venster Aantal opnamen/
Belichtingsdisplay belichtings-bracketing (EV)
Wanneer Eigen Instelling 2 is ingesteld op een ophogingswaarde van
Instelling
2F1.0 2 (±0, 1.0)2F0.5 2 (±0, 0.5)
+2F1.0 2 (±0, +1.0) +2F0.5 2 (±0, +0.5)
3F1.0 3 (1.0, 2.0, ±0)3F0.5 3 (0.5, 1.0, ±0)
+3F1.0 3 (+1.0, ±0, +2.0) +3F0.5 3 (+0.5, ±0, +1.0)
3F1.0 3 (±0, –1.0, +1.0) 3F0.5 3 (±0, –0.5, +0.5)
LCD venster Aantal opnamen/
Belichtingsdisplay belichtings-bracketing (EV)
54
1
/2:
Wanneer Eigen Instelling 2 is ingesteld op een ophogingswaarde van 1:
Instelling
–2F1.0 2 (±0, –1.0) +2F1.0 2 (±0, +1.0) –3F1.0 3 (–1.0, –2.0, ±0) +3F1.0 3 (+1.0, ±0, +2.0)
3F1.0 3 (±0, –1.0, +1.0)
Maak de eerste foto van de reeks door de compositie te bepalen, scherp
3
te stellen en af te drukken. Als de camera in de continue opnamestand
LCD venster Aantal opnamen/
Belichtingsdisplay belichtings-bracketing (EV)
staat (bedieningsstand C), dan maakt de camera terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt het opgegeven aantal opnamen en stopt dan automatisch. Als de camera in de beeld-per-beeld (S) of de zelfontspannerstand (zie "Zelfontspannerstand") staat, dan wordt er steeds één foto gemaakt als de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt. U kunt de belichtings-bracketing uitschakelen voordat alle foto's in de serie gemaakt zijn door de BKT-knop ingedrukt te houden en de hoofdcommandoknop rond te draaien tot BKT niet langer zichtbaar is op het LCD venster. Het belichtings-bracketings­programma dat op dat moment geselecteerd is wordt de volgende keer dat u belichtings-bracketing gebruikt opgeroepen.
Tip
De sluitertijd- en diafragmawaarden die tijdens de opnamen worden getoond geven de belichtingscompensatiewaarde weer voor de huidige foto.
Belichtings-bracketing kan worden gecombineerd met belichtingscompensatie (zie "Belichtingscompensatie"). Hiermee kunt u tijdens belichtings-bracketing belichtings­compensaties verkrijgen van meer dan +2 of minder dan –2 EV.
Als u de camera uitzet voordat u alle foto's in de reeks heeft genomen, kunt u verdergaan waar u bent opgehouden als u de camera weer aanzet. Als de geheugen­kaart volraakt voordat u de reeks heeft afgemaakt, kunt u verdergaan waar u werd afgebroken nadat u beelden heeft verwijderd of een nieuwe geheugenkaart in de camera heeft geplaatst.
Standaard neemt de camera eerst foto's met een negatieve compensatiewaarde en dan foto's met een positieve compensatiewaarde. Deze volgorde kan worden omgekeerd met Eigen Instelling 3 (zie "Eigen Instellingen").
Camera-instellingen: Automatische belichtings-bracketing
55
Foto voorvertonen
Wanneer de camera in de beeld-per-beeld opnamestand staat of wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt, kunt u met de voorvertoningsinstelling foto's op de LCD-monitor bekijken voordat ze op de geheugenkaart worden opgeslagen. Hier­door kunt u foto's die u niet wilt bewaren wissen voordat ze worden opgeslagen.
Om de beelden vooraf te bekijken dient u:
de -knop in te drukken, de hoofdcommandoknop rond te draaien en
1
onderdeel 1 in het Eigen Instellingen menu te selecteren (bij de standaard­instellingen wordt op het LCD venster aan de achterkant van de camera "1­0" voor "Onderdeel 1, optie 0" weergegeven).
de -knop ingedrukt te houden en de subcommandoknop rond te
2
draaien om menu-optie "1" in te stellen ("capture-preview mode enabled" (voorvertoningsstand in werking)).
Wanneer u de LCD venster aan de achterkant van de camera.
de camera in de beeld-per-beeld opnamestand of de zelfontspannerstand
3
te zetten.
Wanneer u bij deze instellingen fotografeert, worden de foto's op de LCD­monitor getoond vóór ze op de geheugenkaart worden opgeslagen. Als de camera zó is ingesteld dat het histogram en de hoge lichten worden getoond (zie "Terugspelen"), dan worden deze nu ook weergegeven. Als de camera aangesloten is op een televisietoestel, worden de foto's ook op het televisiescherm afgebeeld.
56
-knop loslaat, verschijnt het woord CUSTOM op het
Camera-instellingen: Foto voorvertonen
Als er geen andere handeling wordt uitgevoerd, blijft de LCD-monitor aanstaan zolang als in Eigen Instelling 18 of in de "Auto Off"-optie van het terugspeelmenu wordt opgegeven (als dit korter is dan de tijd die nodig is om de foto op te slaan, blijft de LCD-monitor nog vijf seconden aan nadat het beeld op de kaart is opgeslagen). Vervolgens schakelt de LCD-monitor automatisch uit om stroom te besparen.
Als de foto getoond wordt kunnen de volgende handelingen worden uitgevoerd:
Foto opslaan
Druk op de
-knop. De LCD-monitor wordt uitgeschakeld en de foto
wordt op de geheugenkaart opgeslagen.
Foto wissen voordat hij op de geheugenkaart wordt opgeslagen
Druk de ontspanknop half in of druk op de - of -knop. De foto wordt gewist zonder dat hij op de geheugenkaart wordt opgeslagen en de LCD-monitor wordt uitgeschakeld.
LCD-scherm aan- of uitzetten
Druk op de
-knop om de LCD-monitor aan of uit te zetten. Als de LCD-monitor uitgeschakeld wordt, verschijnt er op het LCD venster aan de achterkant van de camera een LCD-monitor-teken dat aangeeft dat de foto nog moet worden gewist of op de geheugenkaart moet worden opgeslagen. De foto wordt opnieuw getoond wanneer de LCD-monitor weer wordt aangezet.
Opmerkingen
Het voorvertonen van foto's is alleen mogelijk in de beeld-per-beeld opnamestand of zelfontspannerstand. Er worden geen foto's afgebeeld wanneer de camera in de continue opnamestand of de gegevensoverdrachtstand (PC) staat.
Als u, nadat de LCD-monitor is uitgeschakeld, een nieuwe foto maakt terwijl het LCD­monitor-teken op het LCD venster aan de achterkant van de camera wordt getoond, dan wordt de huidige foto gewist, en wordt de juist gemaakte foto op de LCD-monitor getoond.
Camera-instellingen: Foto voorvertonen
57
Foto opslaan en direct beoordelen
Wanneer de camera in de beeld-per-beeld opnamestand staat of wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt, kunt u de foto's automatisch op de LCD­monitor laten verschijnen onmiddellijk nadat ze op de geheugenkaart zijn opgeslagen. Hierdoor kunt u foto's die u niet wilt bewaren meteen wissen nadat u ze genomen heeft.
Voor het opslaan en direct beoordelen van foto's dient u:
de -knop in te drukken, de hoofdcommandoknop rond te draaien en
1
onderdeel 1 in het Eigen Instellingen menu te selecteren (bij de standaard­instellingen wordt op het LCD venster aan de achterkant van de camera "1­0" voor "Onderdeel 1, optie 0" weergegeven).
de -knop ingedrukt te houden en de subcommandoknop rond te
2
draaien om menu-optie "2" in te stellen ("record-and-review mode enabled" (opslaan en direct beoordelen in werking)).
Wanneer u de LCD venster aan de achterkant van de camera.
de camera in de beeld-per-beeld opnamestand of de zelfontspannerstand
3
te zetten.
Wanneer u bij deze instellingen fotografeert, worden de foto's op de LCD­monitor getoond. Als de camera zó is ingesteld dat het histogram en de oge lichten worden getoond (zie "Terugspelen"), dan worden deze nu ook weergegeven. Als de camera aangesloten is op een televisietoestel, dan worden de foto's ook op het televisiescherm afgebeeld.
58
-knop loslaat, verschijnt het woord CUSTOM op het
Camera-instellingen: Foto opslaan en direct beoordelen
Als er geen andere handeling wordt uitgevoerd, blijft de LCD-monitor aanstaan zolang als in Eigen Instelling 18 of in de "Auto Off"-optie van het terugspeelmenu wordt opgegeven (als dit korter is dan de tijd die nodig is om de foto op te slaan, blijft de LCD-monitor nog vijf seconden aan nadat het beeld op de kaart is opgeslagen). Vervolgens schakelt de LCD-monitor automatisch uit om stroom te besparen.
Als de foto getoond wordt kunnen de volgende handelingen worden uitgevoerd:
Foto wissen
Druk op de toond; wanneer u nogmaals
-knop. Een bevestigings-dialoogvenster wordt ge­ indrukt, wordt de foto gewist en de
LCD-monitor wordt uitgeschakeld.
Weergave beëindigen
Nadat de camera klaar is met het opslaan of wissen van de foto en het in-gebruik lampje van de geheugenkaart is uitgegaan, kunt u op een willekeurige knop drukken, behalve de knoppen voor automatische belichtings-bracketing, het instellen van de flitssynchronisatie en AF­gebied instelling. De foto verdwijnt van de LCD-monitor en de LCD­monitor wordt uitgeschakeld.
LCD-monitor aan- of uitzetten
Druk op de
-knop om de LCD-monitor aan of uit te zetten. Als de LCD-monitor uitgeschakeld wordt, verschijnt er op het LCD venster aan de achterkant van de camera een LCD-monitor-teken dat aangeeft dat de foto nog wordt weergegeven. De foto wordt opnieuw getoond wanneer de LCD-monitor weer wordt aangezet.
Opmerkingen
Het opslaan en direct beoordelen van foto's is alleen mogelijk in de beeld-per-beeld opnamestand of zelfontspannerstand. Er worden geen foto's afgebeeld wanneer de camera in de continue opnamestand of de gegevensoverdrachtstand (PC) staat.
Als u, nadat de LCD-monitor is uitgeschakeld, een nieuwe foto maakt terwijl het LCD­monitor-teken op het LCD venster aan de achterkant van de camera wordt getoond, wordt de huidige foto gewist van de monitor, en de juist gemaakte opname wordt getoond. De huidige opname zelf wordt niet gewist wanneer hij van de monitor verdwijnt.
Camera-instellingen: Foto opslaan en direct beoordelen
59
Foto's terugspelen
Foto's die reeds op de geheugenkaart zijn opgeslagen kunnen worden teruggespeeld zonder de camera in de terugspeelstand (PLAY) te zetten. U kunt foto's op deze manier terugspelen in de beeld-per-beeld opnamestand, de continue opnamestand en de zelfontspannerstand.
Om foto's terug te spelen dient u:
De ontspanknop half in te drukken om de camera
1
te activeren.
de monitorknop in te drukken.
2
De meest recente foto in het geheugen wordt ge­toond. Als de camera zó is ingesteld dat het histogram en de hoge lichten worden getoond (zie "Terugspelen"), dan worden deze nu ook weerge­geven. Als de camera aangesloten is op een televi­sietoestel, dan worden de foto's ook op het televi­siescherm afgebeeld (foto's worden alleen afge­beeld als de LCD-monitor van de camera aanstaat).
Opmerkingen
Als er geen foto's op de geheugenkaart zijn opgeslagen, verschijnt het bericht "CARD CONTAINS NO IMAGES".
Terwijl u foto's terugspeelt kan de keuzeknop voor het scherpstellingsgebied niet worden gebruikt om een scherpstellingsgebied te selecteren.
U kunt geen foto's terugspelen in de gegevensoverdrachtstand (PC).
60
Camera-instellingen: Foto's terugspelen
U kunt de volgende handelingen uitvoeren terwijl u foto's terugspeelt:
Terugspelen beëindigen
Druk op de -knop of druk de ontspanknop half in. De foto die op dat moment op de LCD-monitor wordt afgebeeld verdwijnt en de LCD­monitor wordt uitgeschakeld.
Voorkomen dat de LCD-monitor automatisch wordt uitgeschakeld
Als er geen andere handeling wordt uitgevoerd, blijft de LCD-monitor aanstaan zolang als in Eigen Instelling 18 of in de "Auto Off"-optie van het terugspeelmenu wordt opgegeven. Vervolgens schakelt de LCD­monitor automatisch uit om stroom te besparen.
Nadat de LCD-monitor is uitgeschakeld kan de weergave worden her­steld door op de
-knop te drukken nog voordat het lichtmeetsysteem
wordt uitgeschakeld (zie Eigen Instelling, onderdeel 15).
Getoonde foto wissen
Druk op de -knop. Er verschijnt een bevestigingsdialoogvenster; druk nogmaals op de
-knop om de foto te wissen. Om naar de terugspeelstand terug te keren zonder de foto te wissen, kunt u op elke knop op de achterkant van de camera drukken, met uitzondering van de
- en de -knop.
Andere foto's in geheugen bekijken
Druk op de pijltjes voor omhoog () of omlaag () op de keuzeknop voor het scherpstellingsgebied.
Informatie over huidige foto bekijken
Druk links of rechts op de keuzeknop voor het scherpstellingsgebied om de informatie over de huidige foto te verbergen of weer te geven.
Opmerkingen
De linker- en rechterrand van de fotos wordt niet getoond wanneer de fotos op de LCD-monitor worden afgebeeld in de hierboven beschreven standen voorvertonen, opslaan en direct beoordelen of terugspelen.
Camera-instellingen: Foto's terugspelen
61
Zelfontspannerinstelling
De ingebouwde zelfontspanner van de D1 is ideaal voor foto's waar de fotograaf zelf op wil staan. De camera dient op een stabiele, vlakke onder­grond te worden geplaatst (aanbevolen wordt om een statief te gebruiken).
Om de zelfontspanner te gebruiken dient u:
de ontgrendeling van de instellingsknop ingedrukt
1
te houden en de instellingsknop op te draaien.
de compositie van de foto te bepalen en de camera scherp te stellen.
2
Controleer bij enkelvoudige servo AF of het scherpstellingsteken () in de zoeker verschijnt. Als de camera niet scherpgesteld staat, kunnen er geen foto's worden genomen.
Bij andere belichtingsinstellingen dan handmatig (M) dient u de afsluiting
3
van het zoekeroculair te sluiten (A) om te voorkomen dat via het oculair binnengekomen licht het resultaat van de automatische belichting beïn­vloedt. Daarna kunt u de ontspanknop helemaal indrukken om de zelfontspanner te starten (B).
A B C
Nadat de ontspanknop ingedrukt is, knippert de zelfontspannerlamp voorop de camera (C) gedurende acht seconden. Twee seconden nadat de lamp is opgehouden met knipperen ontspant de sluiter zich automatisch en wordt er een foto genomen.
Om de zelfontspanner uit te zetten voordat er een foto genomen is, dient u de instellingsknop op een andere stand dan
Tip
Ga niet voor de lens staan wanneer u de camera-instellingen in de enkelvoudige servo of continue servo AF-stand bijstelt.
Als u de sluitertijd Bulb (langdurige belichting) kiest in de zelfontspannerstand, dan wordt de sluitertijd ingesteld op circa 1/
De zelfontspanner kan worden ingesteld op een vertraging van 2, 5 of 20 seconden met behulp van Eigen Instelling 16 (zie "Eigen Instellingen").
62
sec.
10
Camera-instellingen: Zelfontspannerinstelling
te zetten.
Oogsterkte-instelling
De zoeker is uitgerust met knop voor oogsterkte-instelling, om een aanpassing te kunnen maken voor mensen met verschillen in gezichtsvermogen.
Trek de oogsterkteknop uit en draai hem rond tot de scherpstellingshaakjes in de zoeker scherp te zien zijn. De oogsterkte kan worden ingesteld tussen –3,0 Dioptrie en + 1,0 Dioptrie. Met behulp van corrigerende lensjes (apart verkrijgbaar) kan de oogsterkte worden ingesteld tussen –5,0 Dioptrie en + 2,0 Dioptrie.
Belangrijk:
oogsterkteknop bedient.
Steek niet per ongeluk uw vinger in uw oog wanneer u de
LCD-verlichting
De LCD-vensters aan de achterkant van en bovenop uw camera zijn uitgerust met een verlichting, zodat u de camera-instellingen ook in het donker kunt aflezen.
Om de verlichting aan te zetten dient u de aan-/uit­knop op u de knop in deze stand houdt. Als u de knop heeft losgelaten blijft de verlichting aan zolang als er belichtingsindicatoren getoond worden, of totdat de ontspanknop wordt ingedrukt.
te draaien. De verlichting blijft aan zolang
Tip
U kunt de verlichting zo instellen dat hij aanspringt wanneer u een willekeurige knop indrukt. Zie "Eigen Instellingen", onderdeel 17.
Camera-instellingen: Oogsterkte-instelling/LCD-verlichting
63
Scherptediepte weergave
Om de scherptediepte voor de diafragma-instelling bij de huidige belichtingsinstelling te controleren, dient u de knop voor de voorvertoning van de scherptediepte ingedrukt te houden.
Het objectief wordt ingesteld op het diafragma dat bij de automatische belichtingsstanden geprogrammeerd automatisch of sluitertijden voorkeuze door de ca­mera wordt geselecteerd, of op de waarde die bij de standen diafragma voorkeuze of handmatig door de gebruiker wordt geselecteerd. Het beeld door de zoe­ker geeft u een indruk van de scherptediepte die bij het huidige diafragma kan worden verkregen.
Brandpuntsvlak positie
De positie van het brandpuntsvlak binnenin de camera wordt aangegeven door middel van een merkteken op het camerahuis.
De afstand tussen de camera en het onderwerp dient bij handmatige afstandsmeting te worden gemeten vanaf dit merkteken. De afstand tussen de montageflens van het objectief en het brandpuntsvlak is 46,5 mm.
Camera-instellingen: Scherptediepte weergave / Brandpuntsvlak positie
64
EIGEN INSTELLINGEN
Voor een aantal camerafuncties kunnen Eigen Instellingen worden gebruikt. De instellingen kunnen afzonderlijk of in combinatie worden gewijzigd, al naar gelang uw voorkeur en de uit te voeren taak.
65
Eigen Instellingen wijzigen
Om Eigen Instellingen te wijzigen dient u:
het gewenste onderdeel te selecteren door de hoofdcommandoknop rond
1
te draaien terwijl u de -knop ingedrukt houdt. Op het LCD venster aan de achterkant van de camera wordt het nummer van het onderdeel en de optie die op dat moment voor dat onderdeel geselecteerd is getoond (b.v. "1-0" voor "onderdeel 1, optie 0").
De D1 biedt in het totaal 32 onderdelen (0-31), elk met een eigen menu met opties.
een optie te selecteren voor het gekozen onderdeel door de subcommando-
2
knop rond te draaien.
Nadat u de het LCD venster aan de achterkant van de camera.
Om alle Eigen Instellingen terug te stellen op hun standaardwaarden, dient u een reset met twee knoppen uit te voeren (zie "Reset met twee knoppen" aan het einde van dit hoofdstuk). Alleen de instellingen binnen de huidige ‘set’ eigen instellingen worden teruggezet (zie “Opties Eigen Instellingen”, onderdeel 0).
66
-knop heeft losgelaten, verschijnt het woord CUSTOM op
Tip
Eigen Instellingen: Eigen Instellingen wijzigen
Opties Eigen Instellingen
0. Eigen Instellingen
De camera kan maximaal twee sets Eigen Instellingen opslaan (set A en set B). Met behulp van Eigen Instelling 0 kunt u één van deze twee sets oproepen. Eventuele wijzigingen in de instellingen hebben betrekking op de huidige set.
Optie: A Eigen Instellingen set A (standaard)
b Eigen Instellingen set B
1. Status beeldweergave
De camera biedt de keus uit een aantal voorvertoningsinstellingen voor de beeld-per-beeld opnamestand en de zelfontspannerstand: "capture preview" (“foto voorvertonen”—foto's worden op het scherm getoond voordat ze op de geheugenkaart worden opgeslagen) en "record-and­review" (“foto opslaan en direct beoordelen”—foto's worden op het scherm getoond nadat ze op de geheugenkaart zijn opgeslagen). Met elk van deze twee instellingen kunt u foto's die u niet wilt bewaren onmiddellijk nadat u ze heeft genomen wissen.
Optie: 0 Foto wordt niet getoond (standaard)
1 Foto voorvertonen 2 Foto opslaan en direct beoordelen
2. EV-ophogingswaarden voor belichtingsregeling
Met deze instelling kunt u de ophogingswaarde bepalen die wordt toege­past bij het instellen van de sluitertijd, het diafragma, de belichtingscompensatie en de automatische belichtings-bracketing.
Optie: 3 Ophoging
2 Ophoging 1/ 1 Ophoging 1
3. Volgorde belichtings-bracketing
Bij automatische belichtings-bracketing worden de foto's genomen in de volgorde opgegeven bij "Camera-instellingen: Automatische belichtings­bracketing" wanneer de standaardoptie (0) van kracht is. Wanneer u optie 1 kiest, verloopt de belichtings-bracketing van negatieve naar positieve compensatiewaarden. Optie: 0 Standaard (zie "Camera-instellingen: Automatische belichtings-
bracketing")
1 Negatieve-naar-positieve belichtings-bracketing
4. Activeren automatische scherpstelling
Standaard wordt het beeld automatisch scherpgesteld wanneer de ontspan­knop half wordt ingedrukt. U kunt de camera ook zo programmeren dat de automatische scherpstelling alleen in werking wordt gesteld door de knop in te drukken. Optie: 0 Er wordt automatisch scherpgesteld wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt (standaard)
1 Er wordt alleen automatisch scherpgesteld wanneer de
knop wordt ingedrukt
1
/3 (standaard)
2
-
-
Eigen Instellingen: Opties Eigen Instellingen
67
5.
Antitrillingsstand (Opname uitstellen tot de spiegeltrilling is verdwenen)
Standaard wordt de foto genomen op hetzelfde ogenblik dat u de ontspan­knop helemaal indrukt. Om het trillen van de camera zo veel mogelijk te beperken kunt u de camera programmeren om de opname te maken nadat de sluiter is ontspannen.
Optie: 0 Geen vertraging (standaard)
1 Ontspanvertraging van kracht
6. Selectie scherpstelgebied
Bij de standaardinstellingen wordt de weergave van het scherpstelgebied begrensd door de vier buitenste scherpstelgebieden. Wanneer u bijvoor­beeld op 'naar boven' drukt op de scherpstellingskeuzeknop als het bovenste scherpstelgebied al geselecteerd is, dan heeft dit geen effect. Deze instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de scherpstelgebieden doorlopend voorbijkomen, van boven naar onder en van links naar rechts. Als u in dat geval op 'naar boven' drukt op de scherpstellingskeuzeknop, terwijl het bovenste scherpstelgebied gemarkeerd is, dan wordt het onder­ste scherpstelgebied geselecteerd, en vice versa. Wanneer u op 'naar rechts' drukt op de keuzeknop als het rechter gebied gemarkeerd is, dan wordt het linker scherpstelgebied geselecteerd.
Optie: 0 Standaard (scherpstelgebied loopt niet door)
1 Scherpstelgebied loopt door
7. Vergrendeling automatische belichting
Standaard wordt de automatische belichting alleen vergrendeld als u de ­knop indrukt. U kunt de camera echter zo instellen dat de automatische belichting wordt vergrendeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt. Optie: 0 De automatische belichting wordt alleen vergrendeld als de
-knop wordt ingedrukt (standaard)
1 De automatische belichting wordt vergrendeld als de ontspan-
knop half wordt ingedrukt.
8. Spiegel omhoog
Deze instelling kan worden gebruikt om de spiegel omhoog te laten staan, zodat de CCD gereinigd kan worden. Zie "Technische gegevens: Reinigen van de CCD".
Optie: 0 Spiegel neer tijdens reinigen (standaard)
1 Spiegel omhoog tijdens reinigen
9. Dynamische AF bij enkelvoudige servo AF
Deze instelling kan worden gebruikt om de prioriteit van het dichtstbijzijnde onderwerp bij gebruik van dynamische AF met enkelvoudige servo AF te activeren of te annuleren
Optie: 0 Prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp geactiveerd (standaard)
1 Prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp geannuleerd
68
Eigen Instellingen: Opties Eigen Instellingen
10.Dynamische AF bij continue servo AF
Deze instelling kan worden gebruikt om de prioriteit van het dichtstbijzijnde onderwerp bij gebruik van dynamische AF met continue servo AF te activeren of te annuleren.
Optie: 0 Prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp geannuleerd (standaard)
1 Prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp geactiveerd
11.Bracketing automatische belichting/flitsbelichting
Standaard wordt er bij gebruik van een Speedlight bij automatische belichtings-bracketing (zie "Camera-instellingen: Automatische belichtings­bracketing") tegelijkertijd bracketing van de flitsbelichting en de automati­sche belichting toegepast. Met dit onderdeel kunt u de camera zo program­meren dat er alleen bracketing van de flitsbelichting of de automatische belichting wordt uitgevoerd. Optie: AS Bracketing flitsbelichting en automatische belichting tegelijker-
tijd uitgevoerd (standaard)
AE Alleen bracketing automatische belichting Sb Alleen bracketing flitsbelichting
12.Functies commandoknop
Standaard wordt de hoofdcommandoknop gebruikt om de sluitertijd in de sluitertijden voorkeuze-stand en de handmatige belichtingsstand te wijzi­gen, en de subcommandoknop om het diafragma in de diafragma voor­keuze-stand en handmatige belichtingsstand te wijzigen. Deze program­mering kan met dit onderdeel worden omgedraaid. Optie: 0 Hoofdcommandoknop regelt sluitertijd, subcommandoknop re-
gelt diafragma (standaard)
1 Subcommandoknop regelt sluitertijd, hoofdcommandoknop
regelt diafragma
13.Instellingen belichtingscompensatie
Met behulp van dit onderdeel kan de belichtingscompensatie worden ingesteld zonder de
Optie: 0
De belichtingscompensatie wordt ingesteld door op de -knop te drukken en de hoofdcommandoknop rond te draaien (standaard)
1 De belichtingscompensatie kan worden ingesteld door de
subcommandoknop rond te draaien (geprogrammeerd auto­matisch of sluitertijden voorkeuze) of door de hoofdcommando­knop rond te draaien (diafragma voorkeuze of handmatig). Als de rollen van de hoofdcommandoknop en de subcommando­knop worden omgedraaid met behulp van Eigen Instelling 12, dan wordt de belichtingscompensatie in de standen gepro­grammeerd automatisch, diafragma voorkeuze en handmatig door de subcommandoknop geregeld, en bij sluitertijden voor­keuze door de hoofdcommandoknop.
-knop in te drukken.
Eigen Instellingen: Opties Eigen Instellingen
69
14.Benadrukt gebied bij centrum-gewogen lichtmeting
Standaard wordt bij centrum-gewogen lichtmeting de nadruk gelegd op een cirkel met een diameter van 8 mm in het midden van de zoeker. De diameter van het benadrukte gebied kan worden veranderd in 6 mm, 10 mm, of 13 mm. Daarnaast kan de belichting ook worden gebaseerd op de gemiddelde lichtomstandigheden voor het hele beeld.
Optie: 6 Nadruk op cirkel 6 mm
8 Nadruk op cirkel 8 mm (standaard) 10 Nadruk op cirkel 10 mm 13 Nadruk op cirkel 13 mm A Belichting gebaseerd op gemiddelde voor hele beeld
15.Interval voor automatische uitschakeling lichtmeter
Standaard wordt de belichtingsweergave op het LCD venster bovenop de camera gedurende zes seconden nadat de camera is aangezet getoond. Dit kan worden gewijzigd in vier, acht of zestien seconden.
Optie: 4 Interval vier seconden
6 Interval zes seconden (standaard) 8 Interval acht seconden 16 Interval zestien seconden
16.Interval zelfontspanner
Bij het fotograferen met de zelfontspanner is het standaardinterval tussen het helemaal indrukken van de ontspanknop en het ontspannen van de sluiter tien seconden. Het interval kan ook worden ingesteld op twee, vijf of twintig seconden.
Optie: 2 Interval twee seconden
5 Interval vijf seconden 10 Interval tien seconden (standaard) 20 Interval twintig seconden
17.LCD-verlichting
Standaard treedt de LCD-verlichting in werking als de aan-/uitknop op wordt gezet. Met dit onderdeel kunt u de camera zo programmeren dat de verlichting aanspringt wanneer u op een willekeurige knop drukt. Optie: 0 LCD-verlichting springt aan wanneer aan-/uitschakelaar op
wordt gezet
1 LCD-verlichting springt aan wanneer een willekeurige knop
wordt ingedrukt
18.Automatisch uitschakelen LCD-monitor
Met behulp van dit onderdeel kunt u instellen hoe lang de LCD-monitor aanblijft wanneer er geen handelingen worden verricht tijdens het terugspelen.
Optie: 0 Twintig seconden (standaard)
1 Eén minuut 2 Vijf minuten 3 Tien minuten
70
Eigen Instellingen: Opties Eigen Instellingen
19.Diafragma-instelling
Bij bepaalde objectieven hangt het diafragma af van de brandpuntsafstand of de afstand van het objectief tot de film. Bij sommige Zoom-Nikkor objectieven hangt het maximum diafragma bijvoorbeeld af van de brandpuntsafstand, terwijl bij sommige Micro-Nikkor objectieven het maximum diafragma afhangt van de afstand van objectief tot film. Standaard wordt het diafragma dat wordt ingesteld met de subcommandoknop in de standen diafragma voorkeuze of handmatige belichting gehandhaafd als er veranderingen in de brandpunts­afstand of in de afstand van objectief tot film optreden. Met behulp van dit onderdeel kunt u de camera zo programmeren dat het diafragma op een constant aantal stops van het maximumdiafragma voor de huidige brandpunts­afstand of afstand van objectief tot film wordt gehouden. Wanneer u bijvoor­beeld een diafragma selecteert van f/8 met een AF Zoom-Nikkor objectief van 70-210 mm, f/4-5.6D dat is uitgezoomd tot 70 mm, dan is f/8 twee stops van het maximumdiafragma van f/4. Bij de standaardinstellingen blijft het dia­fragma constant op f/8, zelfs als het objectief uitgezoomd wordt tot 210 mm. Wanneer het diafragma echter zo wordt geprogrammeerd dat het op een constant aantal stops van het maximumdiafragma voor de huidige brandpunts­afstand wordt gehouden, dan is het diafragma bij 210 mm f/11, twee stops van het maximumdiafragma voor deze brandpuntsafstand, namelijk f/5.6.
Optie: 0 Het diafragma verandert niet mee met de brandpuntsafstand of
20. Lampje zelfontspanner gaat branden ter bevestiging sluiterontspanning
Het lampje van de zelfontspanner voorop de camera kan zo worden ingesteld, dat het gaat branden vlak voordat de sluiter ontspant, ook als de zelfontspanner niet wordt gebruikt.
Optie: 0 Lampje zelfontspanner gaat niet branden bij ontspannen van
21. -knop
Standaard worden zowel de automatische belichting als de automatische scherpstelling vergrendeld zolang de Met behulp van dit onderdeel kunt u de camera zo programmeren dat de automatisch belichting vergrendeld blijft wanneer de knop wordt losgela­ten, of zodat alleen de automatische belichting òf de automatische scherp­stelling bij het indrukken van de knop vergrendeld wordt.
Optie: 0
de afstand van objectief tot film (standaard)
1 Het diafragma wordt op een constant aantal stops van het
maximumdiafragma voor de huidige brandpuntsafstand of af­stand van objectief tot film gehouden
sluiter (standaard) Lampje zelfontspanner gaat branden vlak voor ontspannen van sluiter
1
-knop ingedrukt wordt gehouden.
Zowel automatische belichting als automatische scherpstelling worden vergrendeld tijdens indrukken van de
1 Alleen automatische belichting wordt vergrendeld tijdens in-
drukken
2 Alleen automatische scherpstelling wordt vergrendeld tijdens
indrukken van de
3 Automatische belichting wordt vergrendeld bij indrukken van
de keer wordt ingedrukt
-knop
-knop
-knop, en blijft vergrendeld tot de knop voor de tweede
-knop (standaard)
Eigen Instellingen: Opties Eigen Instellingen
71
22.Selectie diafragma
Standaard kan het diafragma alleen worden ingesteld met behulp van de subcommandoknop in de standen diafragma voorkeuze en handmatige belichting. diafragma alleen kan worden ingesteld met de diafragmaring op het objectief.
Optie: 0 Het diafragma kan alleen worden ingesteld met de sub-
23.Scherpte
De D1 kan worden geprogrammeerd om de scherpte van randen in foto's die met de camera worden gemaakt te verhogen of te verlagen.
Optie: 0 Normaal (standaard) 2 Hoog
24.Tooncompensatie
Deze instelling regelt de beeldcompensatie die de camera uitvoert wanneer er een foto wordt gemaakt. De compensatie is gebaseerd op curven die de relatie definiëren tussen de toonverdeling in het oorspronkelijke beeld en het gecompenseerde resultaat. Standaard stelt de D1 automatisch het toonbereik en de toonverdeling bij om een optimaal resultaat te bereiken, wanneer matrixmeting wordt gebruikt. Bij alle instellingen behalve RAW (waarbij gegevens van de CCD rechtstreeks zonder bijstelling op de geheugenkaart worden opgeslagen), kunt u kiezen uit automatisch, normaal, weinig contrast en veel contrast instellingen. U kunt ook Eigen Curven gebruiken die u met Nikon Capture-software voor de D1 (apart verkrijgbaar) heeft gecreëerd en naar de camera heeft gedownload. De standaard Eigen Curve is lineair.
Optie: 0 Automatisch (standaard)—de camera stelt de curven bij voor
25.Opnamesnelheid in continue opnamestand
Dit onderdeel kan worden gebruikt om de filmtransportsnelheid in de continue opnamestand in te stellen. Optie: Ch Circa 4,5 beelden per seconde (standaard)
Met behulp van dit onderdeel kunt u de instellingen wijzigen, zodat het
commandoknop (standaard)
1 Het diafragma kan alleen worden ingesteld met de diafragma-
ring op het objectief
1 Laag 3 Geen
optimaal contrast (alleen bij matrixmeting; bij gebruik van een ander type lichtmeting is deze optie identiek aan optie 1, dus normale toon compensatie)
1 Normaal —deze curve is geschikt voor taferelen met een
normale verdeling van schaduw, middentonen en hoge lichten
2 Weinig contrast—gebruik deze curve om te voorkomen dat
hoge lichten in helder verlichte taferelen worden uitgebleekt
3 Veel contrast—gebruik deze curve om wazige achtergrond-
details naar voren te brengen
4 Door gebruiker gedefinieerde Eigen Curve
3 Circa 3 bld/s 2 Circa 2 bld/s 1 Circa 1 bld/s CL Elke foto wordt eerst naar de geheugenkaart geschreven
voordat de volgende foto wordt gemaakt. Foto’s worden niet opgeslagen in het tijdelijke buffer-geheugen van de camera.
72
Eigen Instellingen: Opties Eigen Instellingen
26.Maximum aantal opeenvolgende opnamen in continue opnamestand
Dit onderdeel regelt het aantal foto's dat kan worden opgeslagen in de tijdelijke geheugenbuffer bij de continue opnamestand (zie "Camera­instellingen: De instellingsknop"). Optie: 21 Eenentwintig standaard foto's, tien foto's in RAW-formaat
(standaard)
1–20 Opgegeven aantal foto's, van één tot twintig (één tot negen in
RAW-formaat)
27.Weergave-instelling LCD-monitor
Standaard wordt er alleen beeldinformatie weergegeven tijdens het terug­spelen. Met behulp van dit onderdeel kunt u ook het histogram en/of de hoge lichten weergeven (zie "Terugspelen" voor meer informatie over histogrammen en hoge lichten).
Optie: 0 Alleen beeld (standaard)
1 Beeld en histogram 2 Beeld en hoge lichten 3 Beeld, histogram en hoge lichten
28.RAW-beelden opslaan
Het gegevensformaat RAW is alleen beschikbaar bij een beeldkwaliteit van HI wanneer dit onderdeel op 1 wordt ingesteld.
Optie: 0 RAW-gegevensformaat niet beschikbaar (standaard)
1 RAW-gegevensformaat beschikbaar
29.Automatische bestandsnummering
De D1 slaat foto's op in genummerde bestanden en mappen. Omdat er geen twee foto's of mappen op een willekeurige geheugenkaart tegelijker­tijd hetzelfde nummer zullen hebben, is er geen verwarring mogelijk zolang u één geheugenkaart blijft gebruiken en deze niet formatteert. Als u echter de kaart formatteert of een nieuwe kaart gebruikt, kan het zijn dat een nummer dat al eerder is toegekend opnieuw wordt gebruikt. Wanneer u in dat geval een map of foto naar een computer wilt kopiëren, kan een vroegere map of foto met hetzelfde nummer overschreven worden. U kunt dit voorkomen door optie 1 te gebruiken. Wanneer u bij deze optie een nieuwe kaart in de camera plaatst, gaat de nummering verder vanaf het hoogste nummer dat bij de vorig kaart is toegekend. Kies optie 0 om de normale toekenning van bestandsnamen te herstellen.
Optie: 0 Normale toekenning bestandsnamen (standaard)
1 Opeenvolgende toekenning bestandsnamen
30.Opnamestand camera in gegevensoverdrachtstand (PC)
Wanneer de camera is aangesloten op een computer staat het film­transport normaal in de beeld-per-beeld opnamestand. Met behulp van dit onderdeel kunt u de stand wijzigen in continue opname.
Optie: S Beeld-per-beeld opname (standaard)
C Continue opname
Eigen Instellingen: Opties Eigen Instellingen
73
31.Verhoging gevoeligheid
Standaard kan de gevoeligheid worden ingesteld op waarden die overeen­komen met ISO 200, 400, 800 of 1600. Met behulp van deze instelling kunt u de gevoeligheid verhogen met een factor 1x of 2x, tot het equivalent van ISO 3200 of 6400. Deze waarden kunnen worden gebruikt om snellere sluitertijden te verkrijgen bij sportevenementen 's avonds, of om optimale belichting te verkrijgen bij het fotograferen van slecht verlichte onderwer­pen. Let er echter op dat verhoogde gevoeligheidswaarden leiden tot meer ruis in de uiteindelijke foto. Het is aan te bevelen om eerst een proeffoto te maken en het resultaat te controleren wanneer u bij verhoogde gevoeligheid­sinstellingen fotografeert. Optie: 0 De gevoeligheid kan worden ingesteld op het equivalent van
ISO 200, 400, 800 of 1600 (standaard)
1 De gevoeligheid is verhoogd met een factor 1 (de gevoeligheids-
weergave in het LCD venster achterop de camera toont HI-1)
2 De gevoeligheid is verhoogd met een factor 2 (de gevoeligheids-
weergave in het LCD venster achterop de camera toont HI-2)
Beknopt overzicht van opties voor Eigen Instellingen
Kopieer de volgende tabel en houd hem bij uw camera om snel te kunnen raadplegen.
Eigen Instelling
0: Eigen Instellingen
1: Status Beeld
weergave
2: EV-
ophogingswaarden
voor belichtingsregeling
3: Volgorde
belichtings-bracketing
4:
Activeren automatische scherpstelling
5: Anti-trillingsstand 6: Selectie
scherpstelgebied
7: Vergrendeling
automatische belichting
Optie Betekenis
A Eigen Instellingen
set A
b Eigen Instellingen
set B 0 Geannuleerd 1 Foto voorvertonen 2 Foto opslaan en
direct beoordelen 31/
3
21/
2
11 0 Standaard 1
Negatief-naar-positief 0
Ontspanknop activeert
automatische
scherpstelling 1
Alleen -knop
activeert automatische
scherpstelling 0 Geannuleerd 1 Geactiveerd 0 Standaard 1 Doorlopend 0
Alleen -knop
vergrendelt
automatisch belichting 1
Automatische belichting
vergrendeld bij half
indrukken ontspanknop
Eigen Instelling
8: Spiegel omhoog
9: Dynamische AF bij
enkelvoudige servo AF
10:
Dynamische AF bij continue servo AF
11:
Bracketing automatische belichting/flitsbelichting
12:
Functies commandoknop
13:
Instellingen belichtingscompensatie
Optie Betekenis
0 Spiegel neer 0 Spiegel omhoog 0
Prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp geactiveerd
1
Prioriteit dichtstbij­zijnde onderwerp geannuleerd
0
Prioriteit dichtstbij­zijnde onderwerp geannuleerd
1
Prioriteit dichtstbij­zijnde onderwerp geactiveerd
AS
Bracketing flits- en automatische belichting
AE Alleen automati-
sche belichting
Sb Alleen
flitsbelichting 0 Standaard 1 Rollen hoofd- en
subcommandoknop
omgedraaid 0 Standaard 1
Belichtingscompensatie
ingesteld door draaien
hoofd- of
subcommandoknop
74
Eigen Instellingen: Opties Eigen Instellingen
Eigen Instelling
14:
Benadrukt gebied bij centrum-gewogen lichtmeting
15:
Interval voor automatische uitschakeling lichtmeter
16:
Interval zelfontspanner
17:
LCD-verlichting
18:
Automatisch uitschakelen LCD-monitor
19:
Diafragma Instelling
20:
Lampje zelfontspanner gaat branden ter bevestiging sluiterontspanning
21:
-knop
22:
Selectie diafragma
23:
Scherpte
Optie Betekenis
Diameter benadrukt
6, 8,
gebied in mm ("A" is
10,13,
gemiddelde voor hele
A
beeld)
4, 6,
Interval in seconden
8, 16
2, 5,
Tijdsduur in seconden
10, 20
0 LCD verlicht indien
aan-/uitknop op gezet
1
LCD verlicht bij indrukken
willekeurige knop 0 20 seconden 1 1 minuut 2 5 minuten 3 10 minuten 0 Vast 1 Variabel
0 Geannuleerd
1 Geactiveerd 0 Vergrendelt
automatische
belichting en
scherpstelling 1 Vergrendelt alleen
automatische
belichting 2 Vergrendelt alleen
automatische
scherpstelling 3
Vergrendelt
automatische
belichting. Knop
nogmaals indrukken
om te ontgrendelen. 0
Subcommandoknop 1 Diafragmaring
objectief 0 Normaal 1 Laag 2 Hoog 3 Geen
Eigen Instelling
24:
Tooncompensatie
25:
Opnamesnelheid in continue opnamestand
26:
Maximum aantal opeenvolgende opnamen in continue opnamestand
27:
Weergave-instelling LCD-monitor
28:RAW-beelden opslaan
29:
Automatische bestandsnummering
30:
Opnamestand camera in PC-stand
31:
Verhoging gevoeligheid
Optie Betekenis
0 Automatisch 1 Normaal 2 Contrast – 3 Contrast + 4 Eigen Curve
Ch 4,5 bld/s
3 3 bld/s 2 2 bld/s 1 1 bld/s
CL
Beeld-per-beeld snel
21 21 (10 opnamen bij
RAW-formaat)
1-20 1-20 (1-9 bij RAW-
formaat)
0 Alleen beeld
(standaard) 1 Beeld en histogram 2
Beeld en hoge lichten 3 Beeld, histogram
en hoge lichten 0 RAW-formaat niet
beschikbaar 1
RAW-formaat
beschikbaar 0 Standaard 1 Opeenvolgende
nummering
S Beeld-per-beeld
opname
C Continue opname
0 Geannuleerd 1 + 1,0 2 + 2,0
Eigen Instellingen: Opties Eigen Instellingen
75
Reset met twee knoppen
Door een reset met twee knoppen stelt u de camera­instellingen en Eigen Instellingen terug op hun standaardwaarden.
Om de instellingen terug te stellen dient u de knop en de -knop tegelijkertijd langer dan twee seconden in te drukken.
De volgende camera-instellingen worden teruggesteld op hun standaard­waarde:
-
Instelling
Beeldkwaliteit Gevoeligheid
Witbalans
AF-gebied instelling Scherpstelgebied Belichting Flexibel programma Vergrendeling sluitertijd Vergrendeling diafragma Vergrendeling automatische belichting Belichtingscompensatie Automatische bracketing Flitssynchronisatie
Om Eigen Instellingen voor de huidige set instellingen (A of B) terug te stellen op hun standaardwaarden, dient u de langer dan twee seconden in te drukken. Op het LCD venster aan de achterkant van de camera gaat het woord CUSTOM knipperen. Laat de knoppen los en druk ze opnieuw in. Zowel de Eigen Instellingen voor de huidige set instellingen, als de camera-instellingen worden teruggesteld op hun standaardwaarden.
Standaard
Normaal (kleur) Equivalent ISO 200 A (automatische witbalans;
handmatige witbalans fijnafstelling op 0)
Enkelvoudig AF-gebied Midden Geprogrammeerd automatisch Geen Uit Uit Uit ±0 Uit Op het voorste gordijn
-knop en de -knop tegelijkertijd
76
Eigen Instellingen: Reset met twee knoppen
TERUGSPELEN
In dit hoofdstuk worden de terugspeelopties van de D1 beschreven, zoals onder andere het bekijken van foto's en beeldinformatie, het wissen van foto's en het terugspeelmenu.
77
Foto's terugspelen
Terugspeelregelknoppen
De knoppen naast het LCD venster aan de achterkant van de camera vervullen twee verschillende functies, één bij het wijzigen van camera-instellingen en één in de terugspeelstand.
Knop
Naam in terugspeelstand
Menu Thumbnail Execute Select All Multiple Select Cancel
Functie in terugspeelstand
Terugspeelmenu weergeven/verbergen Miniatuurbeelden weergeven/verbergen Menu-onderdeel selecteren Alle miniatuurbeelden selecteren Meerdere beelden selecteren Annuleer huidige actie en ga terug naar
vorig menu
Beeld-per-beeld terugspelen
Foto's die in het geheugen zijn opgeslagen kunnen één voor één worden teruggespeeld op de LCD-monitor.
Houd de ontgrendeling van de instellingsknop ingedrukt en draai de instellings-
1
knop (A) op PLAY ('playback mode' of terugspeelstand). Op het LCD venster bovenop de camera verschijnt de terugspeelweergave indicator (B).
A
Terwijl de camera de meest recente foto in het geheugen leest, is er een zandloper te zien. Het beeld wordt afgebeeld, samen met het foldernummer en het beeldnummer (zie rechts).
B
Tip
De -knop regelt de LCD-monitor. Druk op de -knop om de monitor aan en uit te zetten. Als de camera is aangesloten op een televisietoestel, dan gaat het televisietoestel door met het tonen van beelden zelfs wanneer de LCD-monitor uitstaat.
78
Terugspelen: Foto's terugspelen
Gebruik nadat u de vergrendeling van de keuzeknop voor het
2
scherpstellingsgebied in de 'open' stand heeft gezet, deze keuzeknop om andere foto's of foto-informatie te bekijken.
Wanneer u op omhoog of omlaag drukt op de keuzeknop voor het scherpstelgebied, worden één voor één de andere fotos in het geheugen getoond. Om snel naar een bepaald beeldnummer te gaan zonder alle tussenliggende fotos te bekijken dient u de knop langer dan twee seconden ingedrukt te houden. De foto’s worden snel weergegeven als miniatuurweergaven in het midden van het LCD-scherm, waarbij het beeldnummer onderaan iedere foto verschijnt. Zolang u de knop ingedrukt houdt, bladert de camera snel door de fotos. Laat de knop los wanneer het gewenste beeld is bereikt.
Duw op rechts of links op de keuzeknop om informatie over de huidige foto, inclusief de opnamedatum en de camera-instellingen tijdens de opname, weer te geven of te verbergen. De weergave verandert als volgt:
Beeldnummer
Alleen beeld
Foto-informatie
Beeldnummer Bestandsnaam
Datum en tijd opname
Pagina 2
(Bestandstype)
Foto-informatie
Pagina 1
Foto-informatie bestaat uit: het model camera dat gebruikt is, de firmware­versie van de camera, lichtmeting, sluitertijd, diafragma, belichtingscompensatie, gevoeligheid, beeldtype (kleur of zwart-wit), wit­balans, witbalans fijnafstelling, tooncurve, randaanscherping en brandpunts­afstand. De informatie die wordt afgebeeld hangt af van het objectief dat wordt gebruikt.
Tip
De eerste en de laatste foto in het geheugen zijn aan elkaar gekoppeld. Als u op omhoog duwt op de keuzeknop voor het scherpstellingsgebied wanneer de laatste foto in het geheugen geselecteerd is, dan wordt de eerste foto getoond; als u op omlaag duwt op de keuzeknop voor het scherpstellingsgebied wanneer de eerste foto geselecteerd is, dan wordt de laatste foto getoond.
De helderheid van de LCD-monitor kan worden bijgesteld met behulp van de subcommandoknop.
Terugspelen: Foto's terugspelen
79
Terugspelen miniatuurbeelden
De D1 kan foto's die zijn opgeslagen op de geheugenkaart weergeven als miniatuurbeelden (thumbnails). In deze stand kunnen maximaal negen beel­den tegelijk worden getoond.
Houd de ontgrendeling van de instellingsknop ingedrukt en draai de
1
instellingsknop (A) op PLAY ('playback mode' of terugspeelstand). Druk vervolgens op de miniatuurbeelden (C) weer te geven.
Het op dat moment geselecteerde miniatuurbeeld is gemarkeerd. Als er meer dan negen foto's in het geheugen zijn opgeslagen, gebruik dan
2
de hoofdcommandoknop om door de miniatuurbeelden te bladeren, steeds met negen tegelijk (A). Gebruik de keuzeknop voor het scherpstellings­gebied om de foto die u wilt bekijken te markeren (B), en druk vervolgens op de bekijken (C).
-knop of de [symbol]-knop om het beeld bij volledige grootte te
-knop (B) om een menu van maximaal negen
BA C
BA C
Tip
Wanneer er beelden in de terugspeelstand worden getoond, schakelt de LCD-monitor automatisch uit nadat er geen handelingen zijn uitgevoerd gedurende de tijd opgegeven bij Eigen Instelling 18 of de instelling "Auto Off" van het terugspeelmenu (zie "Het terugspeelmenu", hieronder). U kunt de weergave herstellen door licht op de ontspanknop te drukken binnen de tijd opgegeven bij Eigen Instelling 15 (standaard zes seconden).
80
Terugspelen: Foto's terugspelen
Beelden wissen
Om het beeld te wissen dat op dat moment wordt getoond of in de miniatuurweergave is geselec­teerd, dient u op de op dat gewiste foto's niet meer kunnen worden teruggehaald. Zorg dus dat u vóór het wissen kopieën maakt van foto's die u wilt bewaren.
-knop te drukken. Let er
ERASING IMAGES
DEL
YES
Dit dialoogvenster verschijnt wanneer u op de -knop drukt. Druk nogmaals op de
-knop om de foto te wis­sen. Om terug te keren naar de terugspeelstand zonder de foto te wissen kunt u op elke knop achter op de camera drukken, met uitzondering van de -knop en de -knop-
pen.
Opmerking
Als zich geen fotos in de huidige map bevinden, wordt het bericht CARD CONTAINS NO IMAGE DATA getoond. Hoewel u geen fotos kunt terugspelen, kunt u nog altijd de opties in het submenu SET UP van het terugspeelmenu gebruiken (zie Het terugspeelmenu, hieronder). Om beelden in andere mappen te bekijken of te wissen, dient u met behulp van het onderdeel FOLDERS in het submenu SET UP D1 NC_D1 of DCF_ALL te selecteren.
De D1 kan fotos die met andere digitale cameras zijn gemaakt niet schermvullend weergeven. De camera kan miniatuurbeelden van fotos tonen die zijn gemaakt met cameras die voldoen aan de DCF-richtlijn (Design Rule for Camera File Systems).
De linker- en rechterrand van de fotos wordt niet afgebeeld wanneer de fotos worden teruggespeeld op de LCD-monitor.
Terugspelen: Foto's terugspelen
81
Het terugspeelmenu
Het terugspeelmenu biedt opties voor het wissen van meerdere beelden, het creëren van diashows, het beveiligen van foto's tegen wissen en het verbergen van foto's tijdens het terugspelen. Het bevat ook opties om foto's klaar te maken om afgedrukt te worden door een professionele afdrukdienst of op een printer die Digital Print Order Format (DPOF) ondersteunt.
Om het terugspeelmenu te gebruiken dient u de volgende stappen uit te voeren:
Houd de ontgrendeling van de instellingsknop in-
1
gedrukt en draai de instellingsknop op PLAY (terug­speelstand).
Druk op de -knop (A) om het terugspeelmenu weer te geven (B).
2
A
Onderdelen van het menu kunt u markeren door te drukken op de
3
keuzeknop voor het scherpstellingsgebied; druk op omhoog om omhoog te gaan in de lijst, en op omlaag om naar beneden te bewegen.
B
PLAY BACK DELETE SLIDE SHOW PROTECT HIDE IMAGE PRINT SET SET UP
SET
82
PLAY BACK DELETE SLIDE SHOW PROTECT HIDE IMAGE PRINT SET SET UP
SET
Terugspelen: Het terugspeelmenu
Druk op de -knop of op naar rechts op de keuzeknop voor het scherp-
SLIDE SHOW
START
FRAME INTVL
SET
4
stellingsgebied om het op dat moment gemarkeerde onderdeel te selecteren.
Een submenu van opties voor het op dat moment geselecteerde onderdeel verschijnt nu. Om terug te keren naar het terugspeelmenu zonder de instellingen te veranderen dient u op naar links te drukken op de keuzeknop voor het scherpstellingsgebied, of op de
Om de instellingen te veranderen dient u de gewenste optie (A) te
5
markeren en op de de keuzeknop voor het scherpstellingsgebied.
-knop te drukken (B), of naar rechts te drukken op
-knop te drukken.
Terugspelen: Het terugspeelmenu
83
Wissen
DELETE
SELECTED ALL PRINT SET
SET
Het submenu DELETE biedt de volgende opties:
SELECTED: Meerdere geselecteerde foto's
wissen
ALL: Alle foto's in de huidige folder
wissen
PRINT SET: Wis printopdracht bestanden die
met de PRINT optie zijn gemaakt.
SELECTED
Wanneer deze optie geselecteerd is, verschijnt er een miniatuurbeelden­menu waarin de beelden in de huidige folder worden getoond. Kies in het miniatuurbeeldenmenu de foto's die u wilt wissen en druk op de Er verschijnt een bevestigingsdialoogvenster; selecteer YES om de gese­lecteerde foto's permanent te wissen. Selecteer NO of de handeling te annuleren en terug te keren naar het miniatuurbeeldenmenu.
ALL
Wanneer deze optie geselecteerd is, verschijnt er een bevestigings­dialoogvenster. Wanneer u YES selecteert in dit dialoogvenster, worden alle foto's in de huidige folder permanent gewist, behalve de foto's die beveiligd zijn door middel van de optie PROTECT of verborgen zijn met HIDE IMAGE. Selecteer NO of druk op de
-knop om de handeling te
annuleren en terug te keren naar het submenu DELETE.
PRINT SET
Wanneer deze optie geselecteerd is, wordt het huidige printopdracht bestand gewist, wanneer u op de
-knop of naar rechts op de keuze-
knop voor het scherpstellingsgebied drukt.
-knop om de
-knop.
Tip
Het selecteren van foto's uit een miniatuurbeeldenmenu
Om meerdere foto's uit een miniatuurbeeldenmenu te selecteren, dient u de beelden te markeren met de -knop voor het scherpstellingsgebied en op de -knop te drukken; om alle beelden te selecteren dient u op de -knop te drukken. Geselec­teerde beelden worden voorzien van een icoon. Om de selectie van een beeld ongedaan te maken dient u het beeld te markeren en op de [symbol]-knop te drukken. Markeer tot slot de laatste foto die u wilt selecteren en druk op de -knop. Om het miniatuurbeeldenmenu te verlaten, dient u op de -knop of de -knop te drukken.
84
Terugspelen: Het terugspeelmenu
Diashow
SLIDE SHOW
START
FRAME INTVL
SET
FRAME INTVL
2 S 3 S 5 S 10 S
SET
Het submenu SLIDE SHOW biedt de volgende opties:
START: Diashow starten FRAME INTVL: Selecteren hoelang elk
beeld wordt getoond
START
Wanneer deze optie geselecteerd is, toont de camera één voor één de foto's in het geheugen in de volgorde waarin ze genomen zijn (foto's die verborgen zijn met de optie HIDE IMAGE worden niet getoond).
Om de diashow te onderbreken dient u op de pauzescherm wordt nu getoond. Wanneer u op het pauzescherm RESTART selecteert, wordt de diashow voortgezet. Druk op de diashow te beëindigen en terug te keren naar het terugspeelmenu.
Wanneer de diashow afgelopen is, wordt er een pauzescherm getoond. Om de diashow te verlaten en terug te keren naar de terugspeelstand dient u op de
-knop te drukken.
FRAME INTVL
Deze optie is beschikbaar in het submenu SLIDE SHOW en op het pauzescherm van de diashow. Wanneer u deze optie selecteert, verschijnt er een menu met tijdsduurinstellingen. Hiermee kunt u de tijdsduur instellen tussen de fotos in de diashow (standaard twee seconden). Nadat u een tijdsduur heeft geselecteerd begint de dia­show of wordt de diashow voortgezet vanaf het punt waar hij werd afgebroken. Druk op de
-knop om de diashow te beindigen en terug te
keren naar het terugspeelmenu.
-knop te drukken; een
-knop om de
Opmerkingen
Tijdens een diashow schakelt de camera automatisch uit als er gedurende tien minuten geen handeling is uitgevoerd.
De werkelijke tijdsduur tussen beelden hangt af van de omvang van de beelden die getoond worden.
Terugspelen: Het terugspeelmenu
85
Beveiligen
PROTECT
SET
HIDE IMAGE
SET
De optie PROTECT in het terugspeelmenu biedt u de mogelijkheid om de beveiligingsstatus van geselec­teerde beelden te wijzigen. Beelden kunnen worden gekozen uit een miniatuurbeeldenmenu, waar bevei­ligde beelden zijn voorzien van een
-icoon. Be­veiligde beelden kunnen niet worden gewist (hoewel ze wel verwijderd worden bij het formatteren van de geheugenkaart), en hebben alleen-lezen status wan­neer ze op een computer worden bekeken.
Beeld verbergen
De optie HIDE IMAGE in het terugspeelmenu biedt u de mogelijkheid om de verborgen-status van gese­lecteerde beelden te wijzigen. Beelden die verbor­gen moeten worden of weer zichtbaar dienen te worden, kunnen uit een miniatuurbeeldenmenu wor­den gekozen, waar verborgen beelden zijn voorzien van
en iconen. Verborgen beelden kunnen niet worden gewist (hoewel ze wel verwijderd worden bij het formatteren van de geheugenkaart), en worden niet getoond tijdens het terugspelen van fotos of tijdens een diashow. Ze worden als verborgen read­only bestanden beschouwd wanneer ze op een computer worden bekeken.
Tip
Het selecteren van foto's uit een miniatuurbeeldenmenu
Om meerdere foto's uit een miniatuurbeeldenmenu te selecteren, dient u de beelden te markeren met de keuzeknop voor het scherpstellingsgebied en op de -knop te drukken; om alle beelden te selecteren dient u op de -knop te drukken. Geselecteerde beelden worden voorzien van een icoon. Om de selectie van een beeld ongedaan te maken dient u het beeld te markeren en op de -knop te drukken. Markeer tot slot de laatste foto die u wilt selecteren en druk op de -knop. Om het miniatuurbeeldenmenu te verlaten, dient u op de -knop of op de -knop te drukken.
86
Terugspelen: Het terugspeelmenu
Foto's klaarmaken om af te drukken
PRINT SET
DONE
DATE
COPIES
SET
COPIES
1 COPIES
SET
Met de optie PRINT SET in het terugspeelmenu kunt u beelden selecteren om af te drukken via een printer of professionele afdrukdienst die Digital Print Order Format (DPOF) ondersteunt. Gegevens over de beel­den en andere af te drukken informatie wordt opgesla­gen in printopdracht bestanden op de geheugenkaart. De betreffende beelden en informatie kunnen dan worden afgedrukt wanneer de kaart in een DPOF­compatibel apparaat wordt geplaatst.
Wanneer u PRINT SET selecteert, verschijnt er een miniatuurbeeldenmenu waarop u de af te drukken beelden kunt selecteren, of beelden die reeds geselecteerd zijn kunt verwijderen. Beelden die geselecteerd zijn om af te drukken zijn voorzien van een geselecteerd, verschijnt het bovenstaande menu met printopties.
De volgende opties zijn beschikbaar:
DONE: Selecteer dit onderdeel om de printopdracht te bevestigen en
het menu PRINT SET te verlaten.
COPIES: U kunt het aantal kopieën dat van de geselecteerde beelden
wordt gemaakt instellen door dit onderdeel te selecteren en de
-knop in te drukken. Het aantal af te drukken kopieën kan met de keuzeknop voor het scherp­stellingsgebied worden geselecteerd op het menu COPIES (rechts afge­beeld). Druk op de wijzigingen te bewaren en terug te keren naar het menu PRINT SET, of druk op de breken en het menu COPIES te verla­ten.
DATE: Wanneer dit onderdeel geselecteerd is, wordt de opname-
datum op de foto's afgedrukt. U kunt dit onderdeel selecteren of de selectie ervan ongedaan maken door het te markeren en op de
-knop te drukken.
-icoon. Nadat u de af te drukken beelden heeft
-knop om de
-knop om de actie af te
Terugspelen: Het terugspeelmenu
87
Loading...