11-3 Resetten naar fabrieksinstelling ............................................................................... 13
Appendix A - S pecificaties .............................................................................. 14
Appendix B - Problemen oplossen ................................................................. 14
Appendix C - Contactinformatie...................................................................... 67
Eenheden
Dit apparaat is in de fabriek ingesteld op knopen. Indien u deze instelling wilt veranderen zie dan sectie 5-1.
2
WIND 3150 Installatie HandleidingNAVMAN
1 Inleiding
De WIND 3150 geeft weer:
Schijnbare windrichting en windsnelheid.
Ware windrichting en windsnelheid (data van
een snelheidsinstrument aan boord is
benodigd).
Maximale windsnelheid.
VMG (velocity made good) dat deel van
vaarsnelheid parallel aan de wind (hiervoor is
informatie van een snelheidsinstrument nodig).
Een geïnstalleerde WIND 3150 bestaat uit twee
onderdelen:
Een beeldscherm.
Een masttop instrument, welke ontworpen is
om windsnelheid- en richting te meten.
Het apparaat wordt gevoed door de
stroomvoorziening aan boord.
Het WIND 3150 beeldscherm
Beeldscherm
(verlicht)
De WIND 3150 maakt deel uit van de NAVMAN
familie voor bootinstrumenten voor het meten van
snelheid, diepte en wind en repeaters. Deze
instrumenten kunnen zodanig op elkaar worden
aangesloten dat ze een geïntegreerd datasysteem
voor de boot vormen (zie sectie 9).
Om maximaal profijt van uw WIND 3150 te hebben
raden we u aan deze handleiding voor installatie en
gebruik aandachtig door te lezen.
Schoonmaak en onderhoud
Maak het beeldscherm schoon met een natte doek
of een mild afwasmiddel. Vermijd schuurmiddel,
benzine of andere oplosmiddelen.
Windrichtin-wijzer
Laat ware
windsnelheid en
- richting zien
Vier toetsen
(verlicht)
LCD-beeldscherm
(achtergrond verlicht)
N.B.: Als een item als strepen (— —) wordt weergegeven betekent dit dat de waarde niet beschikbaar is.
Bijv.: ware windwaarden zijn niet beschikbaar indien de WIND 3150 niet op een snelheidsinstrument aan
boord is aangesloten.
Het is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de eigenaar om het apparaat en de transducers zodanig te
installeren dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of materiële schade worden veroorzaakt. De gebruiker
van dit product is persoonlijk verantwoordelijk voor goed zeemanschap.
NAVMAN NZ LIMITED WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR GEBRUIK VAN DIT PRODUCT
WAARBIJ ONGELUKKEN OF SCHADE WORDEN VEROORZAAKT OF DIE IN STRIJD ZIJN MET DE WET.
Bepalende taal: Deze verklaring, de bedieningshandleidingen, gebruikersgidsen en andere informatie met
betrekking tot dit product (Documentatie) mogen worden vertaald naar , of zijn vertaald uit een andere taal
(Vertaling). In geval van tegenstrijdigheid tussen Vertalingen van de Documentatie, zal de Engelse versie
van de Documentatie de officiële versie van de Documentatie zijn.
Deze handleiding geeft de WIND 3150 weer ten tijde van druk. Navman NZ Limited behoudt zich het recht
voor om zonder voorafgaande mededeling veranderingen door te voeren.
Schakel het instrument aan en uit met de
hoofdschakelaar aan boord. Het instrument heeft
geen eigen aan- en uit-knop. Wanneer het instrument
ingeschakeld is, zal de wijzer een keer in de rondte
draaien terwijl het instrument zichzelf kalibreert. Als
het instrument uitgeschakeld wordt worden uw
instellingen bewaard.
Wanneer het woord SIM op het LCD- beeldscherm
flikker dan staat het instrument op de simulatiestand
(zie sectie 2-5).
2-2 De toetsen
Het apparaat heeft vier toetsen, met de opdruk
en . In deze handleiding:
Betekent drukken, dat men voor minder dan
een seconde op een toets drukt.
Houden betekent dat u de toets ingedrukt dient
te houden voor een gespecificeerde tijd totdat het
beeldscherm verandert.
Betekent druk een toets + een andere toets
dat men deze toetsen tegelijkertijd indrukt.
2-3 Instellen achtergrondlicht voor
scherm en toetsen
Achtergrondverlichting kan op vier verschillende
helderheidsniveaus ingesteld of uitgeschakeld
worden (de toetsenverlichting kan niet uitgeschakeld
worden). Druk eenmaal op om de huidige
lichtsterkte te zien en druk nomaals op om de
lichtsterkte te veranderen:
Achtergrondverlichting
niveau 2
(flikkert)
2-4 Alarmen
De WIND 3150 laat een alarm horen indien het alarm
is ingeschakeld en de schijnbare windsnelheid de
alarmwaarde overtreft. Om het alarm in- en uit te
schakelen of de alarmwaarde in te stellen:
1 Druk op
Windsnelheidsalarmscherm:
voor weergave van het
Alarm is aan
Alarm is aan
2 Om een alarmwaarde te veranderen druk op
of .
3 Om een alarm in of uit te schakelen druk op
4 Druk op
Wanneer het alarm en de interne pieper klinken,
begint het
worden ook externe toeters en lichten in werking
gesteld.
Druk op een willekeurige toets om het alarm uit te
schakelen. Het alarm blijft uitgeschakeld totdat de
windsnelheid lager wordt dan de alarmwaarde. Het
alarm zal weer afgaan wanneer de windsnelheid
weer hoger wordt dan de alarmwaarde.
.
op het beeldscherm te flikkeren en
2-5 Simulatie-instelling
De simulatie-instelling biedt u de mogelijkheid om
aan wal aan het apparaat te wennen. De WIND 3150
werkt als hetzelfde in de simulatie-stand, met
uitzondering van de gegevens van het masttop
instrument. Deze worden genegeerd en de informatie
wordt door het apparaat zelf aangemaakt. Het woord
SIM flikkert op het LCD-beeldscherm.
Om de Simulatie-instelling in of uit te schakelen:
1 Schakelt u de stroom uit.
2 Houdt u ingedrukt terwijl u de stroom weer
inschakeld.
2-6 Hoe het instrument windsnelheid
en windrichting meet
Het masttopinstrument heeft een rotor met drie
windcupjes die ronddraaien als de wind langs de
boot waait. Het masttopinstrument meet hoe snel
de windcupjes ronddraaien om de windsnelheid te
berekenen.
Het masttopinstrument heeft een vaan welke in de
richting wijst uit welke de wind waait. Het
masttopinstrument voelt elektronisch in welke
richting de vaan wijst.
Masttopinstrument
Vaan
Windbekertje
.
Windalarmsnelheid
4
50 knopen (flikkert)
WIND 3150 Installatie HandleidingNAVMAN
2-7 Bedieningsoverzicht
Schakel stroom in
Houd
Houd
+
5 seconden
ingedrukt
Schakel
Simulatie in of uit
Geheugen
resetten
Alarm instellen
Windsnelheidalarm instellen
Houd 2
seconden
ingedrukt
Alarm in- en
uitschakelen
Alarmsnelheid
verhogen
Alarmsnelheid
verlagen
Standaard bediening
Houd
+
Willekeurige
toets
Houd 2
seconden
ingedrukt
Houd
+ 2
seconden
ingedrukt
(Als het alarm klinkt)
Het alarm uitschakelen
De windstand veranderen TRUE
[ware] of APP [schijnbaar])
Achtergrondverlichting instellen
(4 niveaus en uit)
Veranderen windeenheden
(M/S of KNOTS [knopen])
(Indien Max. windsnelheid wordt
weergegeven) Max Snelheid
naar 0 resetten
Instelling
Winddemping
instellen
Windrichting
kalibreren
Windsnelheid
kalibreren
Selecteer
achtergrondverlichting groep
Snelheidswaarde
instellen
Ga terug
naar
standaard
instelling
Verhoog
waarde of
+
+
+
+
+
verander
instelling
Verminder
waarde of
verander
instelling
Keer
terug naar
standaard
instelling
NAVMAN
WIND 3150 Installatie Handleiding
5
3 Weergave schijnbare en ware windsnelheid en - richting
De schijnbare windsnelheid verschilt van de ware
windsnelheid en de schijnbare windrichting verschilt
van de ware windrichting wanneer de boot vaart,
zoals onderstaand weergegeven.
Indien de WIND 3150 niet op een
snelheidsinstrument is aangesloten dan laat het
instrument altijd de schijnbare windsnelheid en -hoek
zien. Indien de WIND 3150 is aangesloten op een
snelheidsinstrument aan boord, druk dan op
Boot ligt stil. Schijnbare windsnelheid is gelijk aan ware windsnelheid en schijnbare windrichting is gelijk
aan ware windrichting:
Wind, 20 knopen
uit het Noorden
Boot ligt stil
Boot beweegt tegen de wind in. Schijnbare windsnelheid is groter dan ware windsnelheid en schijnbare
windrichting ligt dichter bij rechtvooruit dan ware windrichting:
Ware
windrichting:
45°
Snelheid
van de boot
10 knopen
Boot beweegt voor de wind. Schijnbare windsnelheid is kleiner dan ware windsnelheid en schijnbare
windrichting ligt dichter bij rechtvooruit dan ware windrichting:
Ware
windsnelheid
20 knopen
windsnelheid
20 knopen
Snelheid
van de boot
10 knopen
de schijnbare of werkelijke windsnelheid en -richting
weer te geven:
Druk
om
Schijnbare waardenWare waarden
Schijnbare
Ware
windsnelheid
28 knopen
Schijnbare
windrichting:
30°
Schijnbare
windsnelheid
28 knopen
windsnelheid
6
Ware
20 knopen
Snelheid
van de boot
10 knopen
Ware
windrichting:
135°
Schijnbare
windsnelheid
15 knopen
Snelheid
van de boot
10 knopen
Ware
windsnelheid
20 knopen
Schijnbare
windsnelheid
15 knopen
Schijnbare
windrichting:
107°
WIND 3150 Installatie HandleidingNAVMAN
4 Weergave windrichting
De wijzer laat de windhoek zien in graden (0 tot 180°
bakboord of stuurboord). Om ook de numerieke
windrichting te zien drukt u op totdat het
gradensymbool wordt weergegeven, bijv.:
Wind van 30° naar stuurboord
Wind van 120° naar bakboord
Windrichting
Gradensymbool
Als de WIND 3150 aangesloten is op een
snelheidsinstrument aan boord drukt u op
TRUE (ware) of APP (schijnbare) windsnelheid weer
te geven (zie sectie 3).
om
4-1 Winddemping instellen
Windturbulentie, vlagen en het bewegen van de mast
zorgen voor fluctuaties in de windrichting. Voor een
stabiele weergave berekent de WIND 3150 de
windrichting door de richting verschillende keren te
meten en het gemiddelde van de metingen te nemen.
De waarden voor de demping van de windrichting
variëren van 1 tot 5:
Een lagere waarde neemt het gemiddelde van
waarnemingen over een kortere periode. Dit geeft
de meest accurate weergave met de meeste
fluctuatie.
Een hogere waarde neemt het gemiddelde over
een langere periode. Dit geeft een stabielere
richting maar laat werkelijke veranderingen in
richting niet altijd zien.
NB: de demping is van invloed op de numerieke
windrichting, niet op de wijzer. Stel de demping van
de windrichting in naar de laagste waarde welke een
stabiele numerieke windrichting geeft. De waarden
1, 2, 3, 4 en 5 geven een gemiddelde over een
periode van respectievelijk 6, 12, 18, 24 en 30.
seconden.
Om de demping in te stellen:
1 Druk op
(Wind Direction Damping) beeldscherm in
beeld te krijgen:
+ om het Windrichting Dempings
Windrichting
5 Weergave windsnelheid
Om de windsnelheid weer te geven drukt u op
totdat de snelheid wordt weergegeven, bijv .:
NAVMAN
WIND 3150 Installatie Handleiding
Demping is
gelijk aan 3
(flikkert)
2 Druk op
3 Druk op
Als de WIND 3150 aangesloten is op een
snelheidsinstrument aan boord drukt u op om
TRUE (ware) of APP (schijnbare) windsnelheid weer
te geven (zie sectie 3).
of om de demping te veranderen.
.
5-1 Windsnelheidseenheden instellen
Om de windsnelheidseenheden te veranderen naar
KTS (knopen) of M/S:
Houd vast totdat de eenheden veranderen.
N.B.: VMG wordt altijd in knopen weergegeven.
7
6 Maximale windsnelheid weergeven
Om de maximale windsnelheid weer te geven drukt
u op totdat de maximale windsnelheid wordt
weergegeven, bijv.:
De maximale windsnelheid is de hoogst gemeten
schijnbare windsnelheid sinds de maximale
windsnelheid gereset werd of sinds het instrument
werd ingeschakeld.
6-1 Maximale windsnelheid resetten
Na een reset wordt een nieuw maximum berekent:
1 Druk op
weergegeven.
2 Houdt
7 Weergave VMG (velocity made good)
Om VMG weer te geven drukt u op totdat VMG
wordt weergegeven, zoals u rechts kunt zien:
VMG (velocity made good), is de component van de
vaarsnelheid parallel aan de wind. VMG is alleen
beschikbaar indien de WIND 3150 is aangesloten
op een snelheidsinstrument aan boord.
N.B.: VMG wordt altijd in knopen weergegeven.
8 Windrichting en windsnelheid kalibreren
8-1 Windrichting kalibreren
Kalibreer de windrichting indien de masttoparm na
installatie niet parallel is aan de middellijn van de
boot. Indien de weergegeven windrichting foutief lijkt,
controleer dan eerst of het masttopvaantje niet
beschadigd of verroest is en kalibreer dan pas de
windrichting. Om de windrichting te kalibreren:
1 Dient u te weten wat de correcte schijnbare
windrichting is. De eenvoudigste manier voor
een boot met een motor is om op maximale
snelheid te varen als er geen wind is. De
correcte windrichting is dan van voren, 0°.
2 Druk verschillende keren op
Kalibreer Windrichting-scherm wordt
weergegeven:
3 Na twee seconden verandert het LCD-scherm
naar schijnbare windrichting:
4 Druk op
schijnbare windrichting naar de correcte
waarde te veranderen.
8
of om de weergegeven
+ totdat het
5 Druk op
8-2 Windsnelheid kalibreren
Het instrument is in de fabriek gekalibreerd en zou
normaal gesproken niet nogmaals gekalibreerd
dienen te worden. Indien de weergegeven
windsnelheid foutief lijkt, controleer dan eerst of de
rotor in de masttop niet beschadigd is of vast zit en
kalibreer dan pas de windsnelheid:
1 U dient te weten wat de correcte windsnelheid
is. De gemakkelijkste manier voor een boot
met een motor is om op maximale snelheid te
varen indien er geen wind is; de correcte
windsnelheid is dan gelijk aan de vaarsnelheid.
De vaarsnelheid dient u af te lezen van een
totdat MAX snelheid wordt
+ voor twee seconden vast.
.
WIND 3150 Installatie HandleidingNAVMAN
snelheidsinstrument aan boord of aan boord
van een andere boot met dezelfde
vaarsnelheid.
2 Druk verschillende keren op + totdat het
Windsnelheidkalibratiescherm wordt
weergegeven.
3 Na twee seconden zal het beeldscherm
veranderen en wordt de schijnbare
windsnelheid weergeven:
4 Druk op
schijnbare windsnelheid naar de correcte
waarde te veranderen.
5 Druk op
9 Systeem van verschillende instrumenten
Verschillende NA VMAN instrumenten kunnen zo op
elkaar worden aangesloten dat ze informatie kunnen
uitwisselen. Er zijn twee manieren om dit te doen,
NavBus of NMEA.
9-1 NavBus
NavBus is een systeem dat eigendom is van
NAVMAN en dat een combinatie van instrumenten
mogelijk maakt waarbij maar een set transducers
benodigd is. Als de instrumenten via NavBus op
elkaar zijn aangesloten:
Als u de eenheden, alarmen of kalibratie voor
een van de instrumenten verandert zullen deze
waarden automatisch veranderen voor andere
instrumenten van hetzelfde type.
Elk instrument kan worden aangesloten op een
groep van instrumenten (zie sectie 11, stap 3).
Als u het achtergrondlicht verandert in groep 1,
2, 3 of 4 dan zal deze automatisch
meeveranderen voor de andere insturmenten
in dezelfde groep. Als u dit doet voor
instrumenten uit groep 0, dan gebeurt er niets
met de andere instrumenten.
Als een alarm klinkt kunt u dit op elk willekeurig
instrument dat dit alarm weer kan geven
uitschakelen.
NavBus en de WIND 3150
Indien de WIND 3150 niet over een
masttopinstrument beschikt dan zal het
instrument automatisch windrichting en
windsnelheidsmetingen van een ander
instrument overnemen, via NavBus, indien er
data beschikbaar is. Voor meer informatie
verwijzen we u naar de NavBus Installatie- en
Bedieningshandleiding.
Indien geen masttopinstrument is geïnstalleerd
en de corresponderende externe data is niet
NAVMAN
WIND 3150 Installatie Handleiding
beschikbaar, dan zal de weergegeven waarde
op het instrument uit strepen (— —) bestaan.
De WIND 3150 dient, om de ware
windsnelheid, ware windrichting en VMG weer
te geven, verbonden te zijn aan een instrument
dat de vaarsnelheid weergeeft.
Typische instrumenten voor weergave van
vaarsnelheid zijn:
Een GPS ontvanger (die vaarsnelheid over
de grond weergeeft).
Een NAVMAN SPEED 3100, welke een
schoepentransducer gebruikt (en de
vaarsnelheid t.o.v. water weergeeft).
NB: Als er sprake is van stroming, dan zijn de
bovenstaande snelheden niet gelijk.
U moet selecteren van welk type vaarsnelheid
de WIND 3150 gebruik zal maken (zie sectie
11-2, st ap 2).
9-2 NMEA
NMEA is een industriestandaard, maar is niet zo
flexibel als NavBus omdat er speciale verbindingen
tussen instrumenten voor nodig zijn. Windsnelheid
en windrichting worden door de WIND 3150 gegeven
en kunnen worden gelezen en weergegeven door
de NAVMAN REPEAT 3100 of andere NMEAinstrumenten. De WIND 3150 kan NMEA
vaarsnelheidsdata ontvangen:
RMC of VTG van een compatibel GPS
instrument (snelheid t.o.v. grond).
VHW van elk compatibel instrument met een
schoepen-snelheidstransducer (snelheid t.o.v.
water).
NB: U dient het type vaarsnelheid welke de
WIND 3150 zal gebruiken te selecteren (zie
sectie 11-2, stap 2).
of om de weergegeven
.
9
10 WIND 3150 apparatuur
10-1 Wat er bij uw WIND 3150 geleverd wordt
Normale configuratie:
WIND 3150 apparaat met beschermkap.
Masttop instrument.
30 m Masttop kabel.
Masttop kabel aansluitdoos.
Garantiekaart.
Bevestigingsmal.
Deze Installatie- en Bedieningshandleiding.
10-2 Andere benodigde onderdelen
Een of meerdere instrumenten uit de 3100 serie
dienen op de 12 V DC stroomvoorziening aan boord
worden aangesloten via:
Een hulpschakelaar om de instrumenten in en
uit te schakelen.
Een zekering. Een 1 A zekering is nodig voor
tussen de een en vijf instrumenten.
Naar keuze kunnen externe toeters en lichtsystemen
worden geïnstalleerd. De WIND 3150 is geaard en
heeft maximaal 30 V DC en 250 mA nodig. Als de
toeters en lichten meer dan 250 mA gebruiken,
installeer dan een relais.
Voor systemen die uit verschillende instrumenten
bestaan zijn bedradingen en koppelstukjes
noodzakelijk (zie de NavBus Installatie- en
Bedieningshandleiding).
Om de ware windsnelheid en -richting en VMG weer
te kunnen geven dient de WIND 3150 verbonden te
zijn aan een instrument dat de vaarsnelheid output
(zie sectie 9).
De WIND 3150 wordt normaalgesproken geleverd
met een masttop instrument. Het apparaat kan echter
informatie van een ander NAVMAN windinstrument
gebruiken, in welk geval het masttop instrument niet
geïnstalleerd behoeft te worden (zie sectie 9-1).
10-3 Accessories
De volgenden accessoires zijn verkrijgbaar bij uw NAVMAN dealer.
Masttop instrument
(ter vervanging)
10
Masttop instrument
windbekertje
Vervanging vaan
NavBus aansluitdoos
(zie sectie 9-1)
WIND 3150 Installatie HandleidingNAVMAN
11 Inst allatie en instelling
Een correcte installatie is cruciaal voor een goede
werking van het apparaat. Het is van belang dat u deze
sectie van de handleiding en documentatie die bij
eventuele andere onderdelen geleverd is doorleest
voordat u begint met de installatie.
De WIND 3150 kan:
Signalen overbrengen naar externe toeters en
lichten voor het alarm.
Data zenden en ontvangen van en naar andere
NAVMAN instrumenten die via NavBus op elkaar
zijn aangesloten. Instelling voor alarmen,
eenheden, kalibratie en achtergrondverlichting
zijn eender voor alle aangesloten onderdelen
(zie sectie 9-1).
Sturen en ontvangen van NMEA data naar en van
andere instrumenten (zie sectie 9-2).
Waarschuwing
Het apparaat is waterdicht aan de voorkant. Bescherm
de achterkant echter tegen water. Indien water door
het anticondensgaatje het apparaat binnenkomt kan
het beschadigd worden. De garantie dekt schade door
vocht of water dat via de achterkant het apparaat is
binnengekomen niet.
De kabel langs de mast naar het masttop instrument
moet door een pijp worden gevoerd.
Verzekert u zich ervan dat installatiegaten de
constructie van de boot of mast niet ondermijnen.
Raadpleeg in geval van twijfel een bootbouwer.
11-1 Installatie
WIND 3150 beeldscherm
1 Kies een plaats voor het beeldscherm waar het:
Goed zichtbaar is en niet gemakkelijk
beschadigd kan worden.
Tenminste 100 mm van een kompas en min.
500 mm van een radio- of radarantenne is
verwijderd.
Verwijderd is van motoren, TL-verlichting en
spanningsregelaars.
Van achteren goed bereikbaar is; de
minimale ruimte achter het apparaat dient
50 mm te zijn (zie bevestigingsschema).
Aan de achterkant niet nat kan worden.
2 Het apparaat dient op een vlak paneel dat niet
dikker is dan 20 mm bevestigd te worden. Plak
de bevestigingsmal op de juiste plaats. Boor een
gat van 50 mm door het middelste gat van de
mal. De mal voorziet in ruimte om het apparaat
heen voor de beschermkap.
3 Verwijder de bevestigingsmoer van de achterkant
van het apparaat. Steek de bout aan de achterkant
van het apparaat door het bevestigingsgat. Schroef
de moer er met de hand op vast.
NAVMAN
WIND 3150 Installatie Handleiding
Zijaanzicht van de beeldschermbevestiging
Bevestigingsgat
50 mm
Beeldscherm
Masttop instrument
Bereid de installatie voor. Lees deze instructies door
voordat u het masttop instrument installeert en plan
waar u het bevestigingsblok vast zult maken en waar u
het bevestigingsblok vast zal maken en waar u de
kabelgaten in de mast zal boren. Het is waarschijnlijk
eenvoudiger om het masttop instrument te installeren
als de boot niet opgetuigd is.
1 De montageplaat bevindt zich aan het uiteinde
van de 30 m masttop kabel. Bevestig de
montageplaat in de masttop:
Naar voren
Gebruik de bijgeleverde zelf-tappende schroeven.
2 Boor een 8 mm gat bovenin de mast dichtbij
de montageplaat zodat de kabel de mast
ingevoerd kan worden. Wacht met de
bevestiging van de kabel.
3 Boor een 8 mm gat onderin de mast zodat de
kabel op een handzame plaats uit de mast
komt. De aansluitdoos voor de kabel wordt
dichtbij dit gat geplaatst; op een droge plaats
en niet in het ruim.
4 Bereken hoe lang de kabel van de masttop tot
de aansluitdoos moet zijn. Reken wat extra
kabel voor het afsluiten van de kabel in de
aansluitdoos. Snijdt de kabel op deze lengte
van de montageplaat af. Gooi het andere stuk
kabel niet weg.
Maximale dikte 20 mm
Bevestigingsmoer
Min. ruimte 50 mm
Zodat de onderkant van het blok horizontaal is.
Met het montagestuk voor de masttoparm naar
voren gericht, parallel aan de middellijn binnen
een paar graden (als de arm niet recht naar
voren wijst dient de windhoek gekalibreerd te
worden, zie sectie 8-1).
Arm naar voren gericht
11
5 Leid het onbedekte eind van de masttopkabel in
het gat in de masttop, door de pijp in de mast en
onderaan de mast naar buiten. Monteer een
kabelklem in de masttop. Vul beide kabelgaten in
de mast met een dichtingsproduct.
6 Voer het kabeleinde door een eindplug in de
kabelaansluitdoos. Ontdoe de kabel van zijn
omhulsel en eindig de bedrading in de
bijgeleverde lasdoos.
7 Neem het stukje masttop instrumentkabel dat u
eerder afgeknipt had en verbind de kabel met de
achterkant van het WIND 3150 beeldscherm.
Bevestig deze kabel tussen het beeldscherm en
de kabelaansluitdoos:
Houdt de kabel verwijderd van andere kabels,
motoren, TL-verlichting en spanningsregelaars.
Maak de kabel met regelmatige tussenruimtes
vast.
8 Knip de kabel op lengte, reken een beetje extra
voor het afsluiten van de kabel in de
aansluitdoos. Voer het kabeleinde door een
eindplug in de kabelaansluitdoos. Ontdoe de
kabel van zijn omhulsel en eindig de bedrading in
het bijgeleverde lasblok, zodat de draadkleuren
kloppen.
9 Schroef de bovenkant op de aansluitdoos en
schroef het op de juiste plaats op het paneel.
10 Installeer de windbekers op de staaf van het
masttop instrument. Maak hierbij gebruik van de
bijgeleverde inbussleutel.
11 Bevestig de arm aan de montageplaat:
Steek de arm in de montageplaat.
Schroef de afdekkap aan de arm vast aan de
montageplaat.
Electrische/data bedrading
Bevestig
montageplaat aan
de masttop (Stap 1)
Mast
Installeer
de
windbekers
Arm
Steek de
arm in het
blok
Schroef de arm vast aan de plaat
12
Geïnstalleerde masttopinstrument
Kabel
Naar
voren
Mast
kabelklem
Gat in mast,
vullen met
dichtingsproduct
Kabel loopt
door een pijp
langs de
binnenkant
van de mast
Kabel naar
WIND 3150
Gat in de mast,
vul met
dichtingsproduct
Aansluitdooskabel
1 Bedrading van het beeldscherm electrische/data
kabel:
Dit apparaat heeft 12 V DC stroom nodig.
Installeer een hulpschakelaar en een zekering
naar de stroomvoorziening of voorzie het
apparaat van stroom via een geaarde
hulpschakelaar. De zekering voor maximaal 5
instrumenten dient 1 A te zijn.
De output naar de externe toeters en lichten
wordt door de WIND 3150 naar negatieve
stroom geschakeld om het alarm te doen
klinken. Als de externe toeters en lichten meer
dan 250 mA nodig hebben is het raadzaam
een relais te installeren.
Een enkel instrument kan als onderstaand worden
aangesloten:
Voor meerdere instrumenten kunt u het best de
Rood
Zwart
Schakelaar
Zekering
12 V
DC
stroom
1 A
Groen
Geel
Wit
Kabel voor
masttop-instrument
Externe toeters of
lichten (optioneel)
NMEA in ( optioneel)
NMEA uit (optioneel)
Oranje
Blauw
NavBus (optioneel)
WIND 3150 Installatie HandleidingNAVMAN
optionele aansluitdozen gebruiken om de
bedrading te vereenvoudigen (zie onderstaand):
Groep 1
Electriciteits & data-kabels
Groep 2
Electriciteits & data-kabels
Verdeeldoos
NavBus kabel
Electriciteits& databedradingen
Verdeeldoos
Electriciteits
& databedradingen
Informatie over de installatie van NavBus en het
gebruik van verdeeldozen vindt u in de NavBus
Installatie- en Bedieningshandleiding.
2 Plak ongebruikte bedradingen en
verbindingsstukjes af of dek ze anderzins af om ze
tegen water te beschermen en houd ze apart om
kortsluiting te voorkomen.
11-2 Instelling
1 Maak een proefvaart om te controleren of alle
instrumenten goed werken.
2 Om ware windsnelheid en -richting en VMG te
kunnen weergeven moet de WIND 3150
aangesloten zijn op een instrument dat
vaarsnelheid weergeeft. Als de WIND 3150 is
aangesloten op een instrument dat de snelheid t.o.v.
het water weergeeft en op een instrument dat
grondsnelheid weergeeft dan kunt u kiezen welke
de WIND 3150 zal gebruiken (zie sectie 9):
iDruk verschillende keren op + totdat
het snelheidinstellingsscherm (speed mode)
in beeld komt:
ii Na twee seconden wordt de stand
weergegeven, flikkert,
(Snelheid over
grond) of (vaarsnelheid door water).
iii Druk op of om de stand naar of te
veranderen.
iv Druk op .
3 Als het apparaat onderdeel uitmaakt van een serie
van 3100 instrumenten die door NavBus zijn
geschakeld, dan stelt u nu de achtergrondverlichting
van de groep in (zie sectie 9-1):
iDruk verschillende keren op + totdat
het achtergrondverlichtingsgroep (Backlight
Group) scherm in beeld komt:
Alle instellingen kunnen gereset worden naar de
fabrieksinstelling (zie onderstaand).
Om te resetten naar de fabrieksinstelling:
1 Schakel de stroom uit.
2 Houdt lampje + ingedrukt terwijl u de
stroom weer inschakelt en houd de toetsen nog
minimaal 5 seconden ingedrukt.
Maat van het beeldscherm 11 1 mm in het vierkant.
LCD scherm 27 mm breed, 18 mm hoog; twisted
nematic.
LCD cijfers 14 mm hoog op bovenste lijn, 20 mm
hoog op onderste lijn.
Vier laser ge-ëtste bedieningstoetsen.
Achtergrondverlichting van het beeldscherm en
toetsen, oranje, instelbaar op vier niveaus en uit (de
achtergrondlicht toets blijft altijd aan).
Bedieningstemperatuur 0 tot 50°C (32 tot 122°F).
Vermogen Tros lengte 1 m.
Masttop instrument kabel lengte 30 m.
Electrisch
Electriciteitsvoorziening 10.5 tot 16.5 V DC,
20 mA zonder achtergrondverlichting, 140 mA
met volledige achtergrondverlichting.
Output voor externe toeter of lichten, verbonden
aan negatieve stroom om ze in te schakelen,
maximaal 30 V DC en 250 mA.
Wind
Windrichting, ware en schijnbare; Bereik van 0 tot
180°, bakboord of stuurboord.
Windsnelheid, ware en schijnbare, varieert van
0 tot 199 knopen (0 tot 102 m/s).
Maximale schijnbare windsnelheid.
Schijnbare windsnelheid alarm.
Appendix B - Problemen oplossen
Deze gids voor het oplossen van problemen gaat
ervan uit dat u de complete handleiding gelezen en
begrepen heeft.
Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te lossen
zonder dat het apparaat voor reparatie naar de fabriek
wordt gezonden. Wij verzoeken u vriendelijk om deze
sectie door te lezen voordat u contact opneemt met uw
NAVMAN dealer .
Geen van de onderdelen dient door de gebruiker
onderhouden te worden. Om waterdichtheid en het
correct in elkaar zetten te checken zijn specifieke
methodes en testinstrumenten nodig. Reparaties dienen
alleen uitgevoerd te worden door servicecenters die door
Navman NZ Limited zijn goedgekeurd. Gebruikers die
zelf hun WIND 3150 onderhouden maken hierdoor de
garantie ongeldig.
U kunt meer informatie vinden op onze website:
www.navman.com
1 Problemen bij inschakelen apparaat:
a Zekering doorgebrand of stroom onderbroken
door stroomonderbreker.
b Voltage accu ligt niet tussen 10.5 en 16.5 V DC.
c Electriciteits/ Datakabel beschadigd.
14
Kalibratie
Windsnelheid en windhoek kunnen worden
gekalibreerd.
Interfaces
NavBus verbinding naar andere NAVMAN
instrumenten.
NMEA 0183 output MWV, VPW; inputs RMC,
VHW, VTG.
Overeenkomstig met de standaarden
EMC meegaandheid
USA (FCC):
Europa (CE): EN50081-1, EN50082-1.
Deel 15 Klasse B.
Nieuw-Zeeland en Australië(C T ick):
AS-NZS 3548.
Milieu IP66 van de voorkant indien correct
geïnstalleerd.
Electriciteits-/datakabel beschadigd
BedradingSignaal
RoodPositieve stroom 12 V DC, maximaal
140 mA
ZwartNegatieve stroom, NMEA standaard
GroenExterne toeter en lichten output,
verbonden aan negatieve stroom,
maximaal 30 V DC en 250 mA.
OranjeNavBus +
BlauwNavBus WitNMEA uit
GeelNMEA in
2 Windsnelheid of -richting aflezing verkeerd of
onregelmatig:
a Uitlijning windrichting is niet correct (zie
sectie 8-2).
b Windhoekkalibratie is niet correct (zie
sectie 8-1).
c Windsnelheidskalibratie is niet correct.
d Masttop instrument is beschadigd of vies.
e Storing door electrische ruis. Herzie installatie.
3 Het woord SIM flikkert op het LCD-beeldscherm
of de weergegeven waarden zijn onverwacht:
a Apparaat op de simulatie-instelling (zie
sectie 2-5).
4 Het beeldscherm beslaat:
a Vochtige lucht is door het luchgat de achterkant
van het apparaat binnengedrongen. Zorg dat
de boot gelucht wordt of gebruik het apparaat
met felste achergrondverlichting.
b Water is door het luchtgat de achterkant
binnengedrongen. Retourneer het apparaat
voor service.
WIND 3150 Installatie HandleidingNAVMAN
Appendix C - How to Contact Uswww.navman.com.
NORTH AMERICA
NAVMAN USA INC.
18 Pine St. Ext.
Nashua, NH 03060.
Ph: +1 603 577 9600
e-mail: sales@navmanusa.com
OCEANIA
New Zealand
Absolute Marine Ltd.
Unit B, 138 Harris Road,
East Tamaki, Auckland.
Ph: +64 9 273 9273
e-mail: