Kia Venga 2010 Owner's Manual [nl]

F1
IInnssttrruuccttiieebbooeekkjjee
Bediening Onderhoud Technische gegevens
De specificaties en de beschrijvingen in deze handleiding waren correct ten tijde van druk. KIA streeft echter naar een voort­durende verbetering van zijn producten en behoudt zich het recht voor op elk moment, zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigin­gen in de specificatie en uitrusting aan te brengen.
Deze handleiding geeft een beschrijving van alle KIA modellen inclusief alle extra's en uitrusting. Het kan derhalve voorkomen dat sommige van de behandelde onderwerpen niet van toepassing zijn op uw wagen.
YN Dutch-FOREWORD.QXP 10/19/2009 3:14 PM Page 1
i
Hartelijk dank voor het kiezen van een KIA. Onthoud dat voor onderhoud uw dealer de aangewezen
persoon is. Uw dealer heeft door de importeur getrainde monteurs in dienst, beschikt over de aanbevolen speciale gereedschappen, originele KIA-onderdelen en zal er alles aan doen u optimaal van dienst te zijn.
Bewaar het instructieboekje in de auto voor een eventuele volgende eigenaar.
Dit instructieboekje zal u vertrouwd maken met de bedi­ening, het onderhoud en de veiligheidsaspecten van uw nieuwe auto. Bij het instructieboekje hoort een garantie­en onderhoudsboekje waarin u informatie vindt over de garantie. We raden u aan om deze informatie zorgvuldig te lezen en de daarin opgenomen aanwijzingen zorgvuldig op te volgen, zodat u veilig en probleemloos van uw nieuwe auto kunt genieten.
KIA rust zijn talrijke modellen uit met een grote ver­scheidenheid aan opties, componenten en kenmerken.
Het is dan ook mogelijk dat de uitrusting die in dit instructieboekje beschreven staat en die op illustraties afgebeeld is, niet allemaal van toepassing is op uw auto.
De in dit instructieboekje opgenomen informatie en spec­ificaties golden ten tijde van het ter perse gaan. KIA behoudt zich te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving. Als u vragen heeft, kunt u zich te allen tijde tot uw KIA-dealer wenden.
Wij zullen er alles aan doen om u optimaal en tot volle tevredenheid van uw nieuwe KIA te laten genieten.
© 2009 Kia Motors Europe GmbH Alle rechten voorbehouden. Complete of gedeeltelijke
reproductie op wat voor manier dan ook, elektronisch of mechanisch, inclusief kopiëren, vastleggen via een sys­teem voor het opslaan en terughalen van informatie, of vertalen is niet toegestaan zonder schriftelijke toestem­ming van Kia Motors Europe GmbH.
Voorwoord
YN Dutch-FOREWORD.QXP 10/19/2009 3:14 PM Page 2
ii
1
2
3
4
5
6
7
8
I
Introductie
Uw auto in één oogopslag
Veiligheidsysteem van uw auto
Kenmerken van uw auto
Rijden met uw auto
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Specificaties & Consumenteninformatie
Index
Inhoudstabel
YN Dutch-FOREWORD.QXP 10/19/2009 3:14 PM Page 3
1
Gebruik van dit instructieboekje / 1-2
Vereiste brandstof / 1-3
Inrijprocedure / 1-5
Controlelampjes in het instrumentenpaneel / 1-6
Introductie
YN Dutch-1.qxp 10/19/2009 3:15 PM Page 1
Introductie
21
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw auto te krijgen. Het instructieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u met name de gedeeltes met WAARSCHUWING en OPMERKING door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw instructieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vind u in de INHOUDSOPGAVE. De index vormt een goede ingang om de gewenste passage te vinden.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft acht hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het gewenste hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
U vindt verschillende WAARSCHU­WINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN in dit instructieboekje. Deze dienen ter vergroting van uw persoonlijke veiligheid. Lees ALLE procedures en aanbevelingen in deze WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN nauwkeurig door en neem ze in acht.
AANWIJZING
AANWIJZING geeft aan dat er interessante of nuttige informatie wordt gegeven.
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop bijzonder voorzichtig te zijn ter voorkoming van schade en ernstig letsel.
OPMERKING
Informatie waar OPMERKING bij staat, dient ervoor om te voorkomen dat u een fout maakt waardoor uw auto beschadigd zou kunnen raken.
YN Dutch-1.qxp 10/19/2009 3:15 PM Page 2
13
Introductie
Benzinemotor
Loodvrij
Gebruik voor optimale prestaties van uw auto loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON/91 AKI of hoger.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van 91~94 RON/87~90 AKI of meer voor uw nieuwe Kia.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaatgassen het schoonst en wordt vervuiling van de bougies tegengegaan.
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan 10% ethanol en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol bevat. Deze brandstoffen kunnen rijproblemen en schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen vallen mogelijk niet onder de fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vullen nadat het vulpistool automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed vastgedraaid is, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motor­regelsysteem en zal de emissie­regeling nadelig beïnvloeden.
Voeg nooit brandstofadditieven producten toe aan het brand­stofsysteem. (Neem voor details contact op met een officiële KIA­dealer.)
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die methanol bevatten. Gebruik gasoholproducten niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
YN Dutch-1.qxp 10/19/2009 3:15 PM Page 3
Introductie
41
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw auto te gebruiken die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (zuurstofmassa 2,7%) bevat kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en dampvorming of slecht aanslaan veroorzaken.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve invloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Benzines die het milieu minder belasten
Om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van luchtverontreiniging, wordt geadviseerd benzine te gebruiken die reinigende additieven bevat. Deze benzines helpen inwendige verontreiniging te voorkomen. Dit soort benzine zorgt ervoor dat de motor minder schadelijke stoffen uitstoot en verbetert de prestaties van het emissieregelsysteem.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
Dieselmotor
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij het bemzinestation verkrijgbare dieselbrandstof die aan de EN 590-norm of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor "European Norm"). Gebruik geen dieselbrandstof die bestemd is voor de scheepvaart, lichte stookoliën of niet­goedgekeurde brandstoftoevoegingen, aangezien dit de slijtage zal bespoedigen en de motor en het brandstofsysteem kan beschadigen. Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen en/of brandstof­toevoegingen heeft een beperking van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrandstof voor uw auto moet 52 - 54 zijn. Als er twee soorten diesel leverbaar zijn, moet afhankelijk van de temperatuur worden gekozen voor zomer- of winterdiesel.
• Boven -5°C…zomerdiesel.
• Beneden -5°C... winterdiesel.
Houd het brandstofpeil zorgvuldig in de gaten : als de motor afslaat bij gebrek aan brandstof, moet het complete brandstofsysteem worden ontlucht alvorens de motor opnieuw gestart kan worden.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet door de garantie gedekt indien ze veroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
YN Dutch-1.qxp 10/19/2009 3:15 PM Page 4
15
Introductie
Biodiesel
Indien uw auto aan de EN 14214-norm of vergelijkbaar voldoet, mag bij het benzinestation verkrijgbare biodiesel­mengsels met niet meer dan 5% biodiesel, algemeen bekend als "B5­biodiesel" worden gebruikt. (EN staat voor "European Norm").
Het gebruik van biobrandstoffen van koolzaadmethylester (RME), vetzuur methylester (FAME), plantaardige methylester (VME), enz. of een diesel/biodieselmengsel zal de slijtage bespoedigen en kan de motor of het brandstofsysteem beschadigen. Reparatie of vervanging van versleten of beschadigde onderdelen als gevolg van het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen valt niet onder de fabrieksgarantie.
U hoeft de auto niet gedurende een bepaalde periode in te rijden. U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te hoog op.
• Zorg ervoor dat het toerental van de motor (omw/min of omwentelingen per minuut) tijdens het rijden niet hoger wordt dan 3.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Laat de motor niet langer dan 3 minuten achtereen stationair draaien.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km (1.200 mijl) met uw auto geen aanhanger.
INRIJPROCEDURE
OPMERKING
• Zorg ervoor dat er geen benzine of water in de brandstoftank terechtkomt. Als dat wel het geval is, moet de brandstoftank worden afgetapt en moet het brandstof
-
systeem worden ontlucht om schade aan de brandstofpomp en de motor te voorkomen.
• In de winter mag, om afslaan van de motor door vlokken van de brandstof te voorkomen, petroleum aan de brandstof worden toegevoegd als de temperatuur daalt tot lager dan 10°C. Gebruik nooit meer dan 20% petroleum.
OPMERKING
• Gebruik nooit brandstof, diesel of B5-biodiesel, dat niet aan de meest recente specificaties voldoet.
• Gebruik nooit brandstof­toevoegingen en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbevolen of goedgekeurd.
OPMERKING
- Dieselbrandstof
Het is raadzaam om alleen dieselbrandstof te gebruiken die geschikt is voor voertuigen met het roetfiltersysteem.
Als u dieselbrandstof gebruikt met een hoog zwavelgehalte (meer dan 50 ppm ) en niet gespecificeerde additieven, kan het roetfilter
-
systeem beschadigen en witte rook worden waargenomen.
YN Dutch-1.qxp 10/19/2009 3:15 PM Page 5
Introductie
61
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
Controlelampje grootlicht
Controlelampjes richtingaanwijzers
Waarschuwingslampje ABS*
Waarschuwingslampje parkeerrem en remvloeistofniveau
Controlelampje motormanagement*
Controlelampje startblokkeersysteem*
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Controlelampje voorgloeien (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje brand­stoffilter (alleen dieselmotor)
* indien van toepassing
Waarschuwingslampje open achterklep*
Zie voor meer informatie deel Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
Waarschuwingslampje laadsysteem
Waarschuwingslampje open portier*
Controlelampje ESP*
Controlelampje ESP OFF*
Controlelampje mistlampen vóór*
Oliedruklampje
Waarschuwingslampje AIRBAG*
Controlelampje mistlampen achter*
Waarschuwingslampje elektro­nische stuurbekrachtiging (EPS)*
Controlelampje CRUISE*
Controlelampje CRUISE SET*
Controlelampje verlichting aan
Schakelstandindicator automatische transmissie*
Schakelstandindicator handgeschakelde transmissie*
Waarschuwingslampje lage bandenspanning* / Controle
-
lampje storing TPMS*
AUTO STOP voor controle­lampje ISG-systeem*
AUTO STOP
Controlelampje snelheidslimiet*
Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur
Controlelampje open portier*
Controlelampje KEY OUT*
KEY OUT
Waarschuwingslampje positie lage bandenspanning*
YN Dutch-1.qxp 10/19/2009 3:15 PM Page 6
2
Overzicht interieur / 2-2 Overzicht dashboard / 2-3 Motorruimte / 2-4
Uw auto in één oogopslag
YN Dutch-2.qxp 10/19/2009 3:18 PM Page 1
Uw auto in één oogopslag
22
OVERZICHT INTERIEUR
1. Por tiergreep binnen ..........................4-14
2. Toets inklapbare buitenspiegel* ........4-40
3. Schakelaar spiegelbediening............4-39
4. Blokkeertoets ruitbediening* .............4-23
5. Schakelaar ruitbediening*.................4-21
6. Hendel motorkapontgrendeling.........4-25
7. Zekeringkast......................................7-51
8. Koplampverstelling*...........................4-69
9. Toets ISG OFF*.................................5-15
10. Toets voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen*...................................5-31
11. Dashboardverlichting*.....................4-43
12. Toets parkeerhulp OFF* ..................4-59
13. Stuurwiel .........................................4-34
14. Hendel stuurverstelling ...................4-34
15. Stoel .................................................3-2
16. Ontgrendelhendel tankdopklep.......4-27
* indien van toepassing
OYN029001
YN Dutch-2.qxp 10/19/2009 3:19 PM Page 2
23
Uw auto in één oogopslag
OVERZICHT DASHBOARD
1. Airbag bestuurder* ...........................3-46
2. Schakelaar verlichting /
richtingaanwijzers ............................4-64
3. Instrumentenpaneel ........................4-41
4. Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers ........................................4-70
5. Audiobediening op stuurwiel*.........4-130
6. Cruise control-schakelaars* /
Snelheidsbegrenzer*................5-37/5-41
7. LCD-display* / Tripcomputer* ...4-97/4-45
8. Audioafstandsbediening* ................4-104
9.
Schakelaar alarmknipper­lichten
.........................................4-63/6-2
10. Toets centrale portier-
vergrendeling .................................4-14
11. Stoelverwarming* .............................3-8
12. Verwarmings- en
ventilatiesysteem* ...........................4-75
13. Airbag voorpassagier*....................3-46
14. Dashboardkastje ...........................4-95
15. 12V-aansluiting* / Aansteker*
.............................................4-100/4-98
16. Selectiehendel* ..............................5-21
17. Parkeerrem ....................................5-27
18. Remsysteem .................................5-26
19. Gaspedaal .......................................5-7
20. Knop uitstoomopening ..................4-78
* indien van toepassing
OYN029002
* Het dashboard van de auto kan afwijken van de afbeelding.
YN Dutch-2.qxp 10/19/2009 3:19 PM Page 3
Uw auto in één oogopslag
42
MOTORRUIMTE
1. Expansievat koelvloeistof..................7-25
2. Vuldop motorolie ...............................7-24
3. Remvloeistofreservoir.......................7-28
4. Pluspool accu .............................6-4/7-37
5. Minpool accu ..............................6-4/7-37
6. Zekeringkast .....................................7-51
7. Luchtfilter ..........................................7-33
8. Peilstok ATF* ....................................7-29
9. Radiateurdop..............................6-6/7-27
10. Peilstok motorolie............................7-24
11. Sproeierreservoir ............................7-31
* indien van toepassing
* De motorruimte en motorafdekkap kunnen in werkelijkheid afwijken van de afbeelding.
OYN029003
YN Dutch-2.qxp 10/19/2009 3:19 PM Page 4
3
Stoelen / 3-2 Veiligheidsgordels / 3-14 Kinderzitjes / 3-28 Aanvullend veiligheidssysteem / 3-39
Veiligheidsysteem van uw auto
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:20 PM Page 1
Veiligheidsysteem van uw auto
23
Bestuurdersstoel
(1) Stoelverstelling vooruit/achteruit (2) Rugleuningverstelling (3) Hoogteverstelling stoel* (4) Stoelverwarming* (5) Armsteun* (6) Afstellen van hoofdsteun
Passagiersstoel
(7) Stoelverstelling vooruit/achteruit (8) Rugleuningverstelling (9) Stoelverwarming* (10) Afstellen van hoofdsteun
Achterstoelen
(11) Stoelverstelling vooruit/achteruit (12) Armsteun* (13) Afstellen van hoofdsteun (14) In delen neerklapbare achterbank * indien van toepassing
STOELEN
OYN039001
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:20 PM Page 2
33
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING
- Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het rijden te verstellen. Hierdoor kunt u de controle verliezen waardoor een ongeluk met ernstig letsel of schade het gevolg kan zijn.
• Zorg ervoor dat de rugleuning altijd in de normale positie kan staan. Als de rugleuning vanwege hinderlijk geplaatste voorwerpen of andere oorzaken niet goed vergrendeld kan worden, kan dit bij een noodstop of aanrijding ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Zet voor het wegrijden de rugleuning altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag mogelijk over de heupen. In deze positie bent u in geval van een aanrijding het beste beschermd.
• Ga zo ver van het stuurwiel af zitten als mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het bedieningscomfort om onnodig en wellicht ernstig letsel door de airbag te voorkomen. Geadviseerd wordt een minimale afstand van 250 mm tussen uw bovenlichaam en het stuurwiel.
WAARSCHUWING
- Opklappen van de
rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning weer rechtop zet, dat u deze vasthoudt en rustig omhoog klapt. Als u de rugleuning niet vasthoudt tijdens het omhoogklappen, kan de rugleuning vooruit of achteruit schieten waardoor u letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING
- Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de voetenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en mogelijk een ongeval veroorzaken. Plaats niets onder de voorstoelen.
WAARSCHUWING
-
Verantwoordelijkheid van de bestuurder voorpassagier
Rijden met de rugleuning van een stoel neergeklapt, kan bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. Als de rugleuning neergeklapt is, kan de persoon op de desbetreffende stoel bij een aanrijding onder de gordel doorglijden, waardoor de onderbuik zwaar belast kan worden. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan. De bestuurder moet de passagier erop wijzen tijdens het rijden de rugleuning altijd zo rechtop mogelijk te houden.
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:20 PM Page 3
Veiligheidsysteem van uw auto
43
Afstellen van voorstoel
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsverstelling aan de voorzijde van de stoel omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
(Vervolg)
• Controleer na het terugklappen van de rugleuning of deze goed vergrendeld is door te proberen hem naar voren en naar achteren te bewegen.
• Voorkom de kans op brandwonden en verwijder daarom de vloerbedekking in de bagageruimte niet. De emissieregelsystemen onder de vloer brengen hoge uitlaat
-
temperaturen met zich mee.
WAARSCHUWING
- Rugleuning achterbank
• De rugleuning achter moet goed vergrendeld zijn. Als dat niet het geval is, kunnen passagiers en objecten in geval van afremmen of een aanrijding plotseling naar voren schieten, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
• Bagage en andere lading moet plat in de bagageruimte worden gelegd. Als de objecten groot of zwaar zijn, of moeten worden gestapeld, moeten ze worden vastgezet. Objecten in de bagageruimte mogen nooit hoger worden gestapeld dan de rugleuning. Het niet opvolgen van deze waarschuwingen kan leiden tot ernstig letsel in geval van afremmen of een aanrijding.
• In de bagageruimte mogen geen passagiers vervoerd worden en tijdens het rijden mogen er geen passagiers zitten of liggen op een neergeklapte rugleuning. Alle passagiers moeten zitten en de aanwezige veiligheidsgordels dragen.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de stoel altijd of deze goed is vergrendeld, door te proberen deze naar voren of achteren te schuiven zonder de ontgrendelhendel te gebruiken. Als de bestuurdersstoel plotseling in beweging komt, kunt u de controle over de auto verliezen.
OYN039002
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:20 PM Page 4
35
Veiligheidsysteem van uw auto
Rugleuning afstellen
Draai de knop naar voren of naar achteren om de rugleuning in de gewenste stand te zetten.
Afstellen van de zittinghoogte (bestuurdersstoel)
Duw de hendel aan de zijkant van de zitting omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal omhoog om de zitting hoger af te stellen.
Armsteun (bestuurdersstoel, indien van toepassing)
Klap de armsteun volledig omlaag om hem te gebruiken.
OYN039004
OYN039003
OSA038123
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:20 PM Page 5
Veiligheidsysteem van uw auto
63
Hoofdsteun
De stoelen van de bestuurder en voorpassagier zijn voor extra veiligheid en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
Voorwaartse/achterwaartse richting (indien van toepassing)
De hoofdsteun kan in 4 standen naar voren worden versteld door eraan te trekken. Druk de hoofdsteun naar de voorste positie en laat de hoofdsteun vervolgens los om deze weer naar achteren te bewegen. Zorg ervoor dat de hoofdsteun hoofd en nek goed ondersteunt.
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd. In geval van een aanrijding kan dan ernstig letsel ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt optimale bescherming tegen nekletsel.
• Verstel de hoofdsteun van de bestuurder niet als de auto rijdt.
OPA039052
OYN039039
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:20 PM Page 6
37
Veiligheidsysteem van uw auto
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2).
Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendel
-
knop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
Actieve hoofdsteun (indien van toepassing)
De actieve hoofdsteun is ontworpen om naar voren en boven te bewegen bij een aanrijding van achteren. Dit voorkomt dat het hoofd van de bestuurder of voorpassagier naar achteren beweegt waardoor nekletsel kan ontstaan.
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
HNF2041-1
OYN039007 OYN039008
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 7
Veiligheidsysteem van uw auto
83
Stoelverwarming (indien van toepassing)
Met de stoelverwarming kunnen de voorstoelen bij lage buitentemperaturen verwarmd worden. De stoelverwarming kan worden ingeschakeld door op de schakelaar te drukken voor de bestuurdersstoel en/of de stoel van de voorpassagier als het contact in stand ON staat.
De standaardinstelling voor de stoelverwarming is UIT als het contact in stand ON wordt gezet.
Laat de schakelaars in stand UIT staan als de stoelverwarming niet gebruikt hoeft te worden.
AANWIJZING
• Als de schakelaars voor de
stoelverwarming in stand AAN staan, schakelt de stoelverwarming automatisch aan of uit, afhankelijk van de temperatuur van de stoel.
• Laat de stoelverwarming controleren
door een officiële dealer wanneer de verwarming niet werkt bij een omgevingstemperatuur die lager is dan 21°C.
WAARSCHUWING
- Verbranding door de stoelverwarming
Wees erg voorzichtig bij het gebruik van de stoelverwarming vanwege het gevaar voor oververhitting, waardoor brand kan ontstaan. Vooral de volgende categorieën personen dienen erg voorzichtig te zijn:
1. Kinderen, ouderen, gehandi­capten en ziekenhuispatiënten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn van medicijnen die het reactievermogen verminderen of slaap opwekken
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen organisch oplosmiddel, zoals thinner, alcohol of wasbenzine. Hierdoor kan de stoelverwarming en de stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen dekens, kussens of stoelhoezen over de stoel als de stoelverwarming is ingeschakeld. Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn voorzien van stoelverwarming. Hierdoor kunnen de onderdelen van de stoelverwarming beschadigd raken.
OYN039009
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 8
39
Veiligheidsysteem van uw auto
Opbergvak in rugleuning (indien van toepassing)
Afstellen van de achterbank
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsver
-
stelling aan de voorzijde van de stoel omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Controleer of de stoel goed is vergrendeld door deze vooruit en achteruit te bewegen zonder de hendel te gebruiken. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
Rugleuningverstelling
Verstellen van de rugleuning:
1. Trek de hendel van de rugleuning
-
verstelling omhoog.
2. Houd de hendel omhoog en stel de rugleuning in de gewenste positie in.
3. Laat de hendel los en controleer of de rugleuning is vergrendeld. (De hendel MOET in de oorspronkelijke positie staan om de rugleuning te vergrendelen.)
WAARSCHUWING
- Opbergvakken rugleuning
Plaats geen zware of scherpe voorwerpen in de opbergvakken. Bij een ongeval kunnen ze uit de opbergvakken geslingerd worden en inzittenden verwonden.
OYN039010
OYN039014
OYN039040
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 9
Veiligheidsysteem van uw auto
103
Opklappen van de achterbank
De rugleuning achter kan worden opgeklapt om het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken of de bagageruimte te vergroten.
Neerklappen van de achterbank
1. Steek de gordelsluitingen van de achterbank in de opbergruimtes tussen de rugleuning en de zitting en steek de gespen van de veiligheids
-
gordels in de geleiders om te voorkomen dat de veiligheidsgordels beschadigd raken.
2. Zet de rugleuningen van de voor
-
stoelen zoveel mogelijk rechtop en schuif indien nodig de voorstoelen naar voren en de achterbank naar achteren.
3. Zet de hoofdsteunen achter in de laagste positie.
4. Trek aan de ontgrendelingshendel om de rugleuning goed naar voren en omlaag te kunnen klappen.
5. Trek om de achterbank weer in zijn oorspronkelijke positie te zetten de ontgrendelhendel omhoog en druk de rugleuning stevig naar achteren totdat deze vastklikt. Zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is.
6. Plaats de veiligheidsgordel weer in de juiste positie.
OYN039013
WAARSCHUWING
Het doel van de opklapbare rugleuning is het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken waarvoor anders geen ruimte is.
Laat nooit iemand op een neergeklapte rugleuning zitten als de auto rijdt omdat dat geen veilige positie is en omdat dan de veiligheidsgordels niet gebruikt kunnen worden. Hierdoor kan bij een aanrijding of een noodstop ernstig letsel ontstaan. Voorwerpen die op de neergeklapte rugleuning vervoerd worden mogen niet boven de bovenzijde van de voorstoelen uitsteken. Als dat wel het geval is kan de lading bij een noodstop naar voren schuiven en letsel of schade veroorzaken.
OYN039035
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 10
311
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING
- Bagage
Zet de motor uit, zet de transmissie in stand P (parkeren) en bedien de parkeerrem alvorens bagage in of uit te laden. Het niet opvolgen van deze stappen kan ertoe leiden dat de auto zich onbedoeld in beweging zet als de selectiehendel per ongeluk in een andere stand gezet wordt.
WAARSCHUWING
- Bagage
Bagage moet altijd worden vastgezet om te voorkomen dat het bij een aanrijding door de auto wordt geslingerd, waardoor de inzittenden letsel kunnen oplopen. Wees extra voorzichtig met het plaatsen van voorwerpen op de achterstoelen, omdat ze inzittenden voorin kunnen raken bij een frontale aanrijding.
OPMERKING
- Veiligheidsgordels achter
Vergeet niet bij het omhoog klappen van de rugleuning de schoudergordels in de juiste positie te plaatsen.
OPMERKING - Voorkom
beschadiging van de veiligheidsgordels achter
Plaats de gordelsluiting in de uitsparing tussen de zitting en de rugleuning wanneer u de rugleuning voorover klapt of wanneer u bagage op de achterbank plaatst. Hierdoor wordt voorkomen dat de gordelsluiting beschadigd raakt.
WAARSCHUWING
Bij het terugzetten van de achterbank in zijn oorspronkelijke positie nadat de bank is neergeklapt:
Let erop dat het materiaal van de gordel of de gesp niet beschadigd worden. Zorg ervoor dat de gordel of gesp niet klem komen te zitten. Controleer of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bovenzijde van de rugleuning te drukken. Anders kan bij een aanrijding of noodstop de rugleuning naar voren klappen, waardoor de bagage in het passagierscompartiment terecht kan komen en de inzittenden ernstig letsel zouden kunnen oplopen.
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 11
Veiligheidsysteem van uw auto
123
Hoofdsteun
De zitplaatsen achterin zijn voor extra veiligheid en comfort van de inzittenden voorzien van hoofdsteunen.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de hoogste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en zet de hoofdsteun in de laagste positie (3).
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen ernstig nekletsel.
OYN039011OPA039053
* indien van toepassing
*
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 12
313
Veiligheidsysteem van uw auto
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2). Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
Armsteun (indien van toepassing)
De armsteun bevindt zich in het midden tussen de achterstoelen. Kantel de armsteun omlaag uit de rugleuning.
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
OYN039012
OYN039015
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 13
Veiligheidsysteem van uw auto
143
Veiligheidsgordels
VEILIGHEIDSGORDELS
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming moeten de veiligheidsgordels tijdens het rijden altijd gedragen worden.
• De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als de rugleuningen rechtop staan.
• Kinderen tot en met 12 jaar moeten altijd plaatsnemen op de achterbank en de gordel op de juiste manier dragen. Laat kinderen nooit op de passagiersstoel meerijden. Als een kind van 12 jaar of ouder op de voorpassagiersstoel vervoerd moet worden, moet hij of zij de veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en moet de stoel zover mogelijk naar achteren worden gezet.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Veiligheidsgordels zijn ontworpen om aan te liggen tegen de botstructuur in het lichaam en moeten daarom zo laag mogelijk over het bekken of het bekken, de borst en de schouder, afhankelijk van het type gordel, gedragen worden; het dragen van het heupgedeelte over de onderbuik moet voorkomen worden.
De veiligheidsgordel moet zo strak mogelijk tegen het lichaam aan gedragen worden, voor zover het comfort het toelaat, om een maximale bescherming te kunnen bieden.
Een loshangende veiligheidsgordel biedt veel minder bescherming.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Draag nooit de schoudergordel onder de arm door of achter uw rug. Het niet op de juiste manier gebruiken van de schoudergordel kan bij een aanrijding resulteren in ernstig letsel. De schouder
-
gordel moet over het midden van uw schouder worden gedragen, over uw sleutelbeen.
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet gedraaid zitten. Als de gordel gedraaid is, werkt hij minder effectief. Bij een aanrijding kan een gedraaide veiligheidsgordel zelfs snij
-
wonden veroorzaken. Zorg er daarom voor dat de gordel niet verdraaid zit.
• Let erop dat het materiaal van de gordel niet beschadigd wordt. Laat een beschadigde veilig
-
heidsgordel vervangen.
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 14
315
Veiligheidsysteem van uw auto
Waarschuwingssysteem voor de veiligheidsgordels
Type A
Als herinnering voor bestuurder licht telkens als het contact in stand ON wordt gezet het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gedurende 6 seconden op, ongeacht of de gordels zijn vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet vastgemaakt is nadat het contact in stand ON is gezet, zal het waarschuwingslampje nogmaals gedurende 6 seconden gaan knipperen.
1GQA2083
(Vervolg) Voorkomen moet worden dat de
gordel in aanraking komt met polijstmiddelen, olie en chemicaliën, in het bijzonder accuzuur. De veiligheidsgordels kunnen op een veilige manier gereinigd worden met een milde zeepoplossing. De veiligheids­gordel moet worden vervangen als hij gerafeld, verontreinigd of beschadigd is. De veiligheidsgordel moet ook worden vervangen als hij gedragen is tijdens een zware aanrijding, ook al is de gordel niet zichtbaar beschadigd. Bij het dragen mag de gordel niet gedraaid zitten. Elke veiligheidsgordel mag maar door één persoon gedragen worden; het is gevaarlijk een kind op schoot te vervoeren met de gordel om beide personen heen.
WAARSCHUWING
Er mogen geen wijzigingen aan de gordel worden aangebracht of hulpmiddelen worden gebruikt die voorkomen dat het gordel­mechanisme de gordel strak tegen het lichaam aan kan trekken of die het verstellen van de gordel onmogelijk maken.
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 15
Veiligheidsysteem van uw auto
163
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet vastgemaakt is, zal gedurende ongeveer 6 seconden een waarschuwingszoemer klinken zodra het contact in stand ON wordt gezet. Dit gebeurt ook als de veiligheidsgordel weer losgemaakt wordt als het contact in stand ON staat. In dat geval stopt de zoemer onmiddellijk als de veiligheidsgordel is vastgemaakt. (indien van toepassing)
Type B
(1) Waarschuwingslampje veiligheids
-
gordel bestuurdersstoel
(2) Waarschuwingslampje veiligheids
-
gordel voorpassagier
Als herinnering voor bestuurder en voorpassagier brandt telkens als het contact in stand ON wordt gezet het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gedurende 6 seconden, ongeacht of de gordels zijn vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder of voorpassagier niet vastgemaakt is als het contact in stand ON wordt gezet, zal het waarschuwingslampje gaan branden. Dit gebeurt ook als de veiligheidsgordel weer losgemaakt wordt als het contact in stand ON staat.
Als u de veiligheidsgordel nog steeds niet draagt en de rijsnelheid hoger wordt dan 9 km/h, zal het brandende waarschuwings­lampje gaan knipperen totdat de rijsnelheid lager wordt dan 6 km/h.
Als u door blijft rijden zonder dat u de veiligheidsgordel draagt en sneller gaat rijden dan 20 km/h, zal de waarschuwingszoemer gedurende ongeveer 100 seconden klinken en zal het desbetreffende waarschuwingslampje gaan knipperen.
AANWIJZING
• Het waarschuwingslampje voor de gordel voor de voorpassagier bevindt zich in de middenconsole.
• Ook als er geen passagier op de stoel zit, zal het waarschuwingslampje gedurende 6 seconden knipperen of branden.
• De waarschuwing voor de gordel van de voorpassagier kan in werking treden als bagage op de voor­passagiersstoel wordt geplaatst.
OYN039016
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 16
317
Veiligheidsysteem van uw auto
Driepuntsgordel
Vastmaken van uw gordel:
Trek de gordel uit de blokkeerautomaat en plaats de metalen gesp (1) in de gordelsluiting (2). Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, is een klik hoorbaar.
De veiligheidsgordel kan zich alleen automatisch tot de juiste lengte oprollen als u eerst handmatig het heupgedeelte van de gordel strak over uw heupen trekt. Als u zich langzaam voorover beweegt, rolt de gordel af en heeft u een maximale bewegingsruimte. Bij een noodstop of een aanrijding echter zal de gordel geblokkeerd worden. Daarnaast zal de gordel blokkeren wanneer u te snel naar voren buigt.
AANWIJZING
Als het u niet lukt om de veiligheids­gordel uit de blokkeerautomaat te trekken, trek dan krachtig aan de gordel en laat deze vervolgens los. U kunt dan de gordel gemakkelijk uittrekken.
U kunt de hoogte van het bovenste bevestigingspunt in vier standen afstellen voor maximaal comfort en een maximale veiligheid.
De gordel biedt geen optimale bescherming als de veiligheidsgordel te dicht langs de nek loopt. Het schoudergedeelte van de gordel moet zodanig zijn aangepast dat het over de borst en het midden van de schouder loopt, en nooit over de nek.
Verhoog of verlaag het bovenste bevestigingspunt van de veiligheids­gordel tot de juiste hoogte.
B180A01NF-1
OUN026100
Voorstoel
YN Dutch-3.qxp 10/19/2009 3:21 PM Page 17
Loading...
+ 364 hidden pages