Hp PAVILION G6-1009EA, PAVILION G6-1013SA, PAVILION G6-1072SA, PAVILION G6-1004SA, PAVILION G6-1012SA GETTING STARTED [nl]

...
Aan de slag
HP notebookcomputer
© Copyright 2011 Hewlett-Packard Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Eerste editie, januari 2011
Artikelnummer van document: 636684-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden of anderszins gebruiken van een softwareproduct dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u gehouden bent aan de voorwaarden van de HP EULA (End User License Agreement). Als u niet akkoord gaat met deze licentievoorwaarden, is uw enige rechtsmogelijkheid om het volledige, ongebruikte product (hardware en software) binnen 14 dagen te retourneren en te verzoeken om restitutie van het aankoopbedrag op grond van het restitutiebeleid dat op de plaats van aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale verkooppunt (de verkoper) als u meer informatie wilt of als u een verzoek om volledige restitutie van het aankoopbedrag van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Welkom
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant ............................................................................................................................................ 4
Touchpad ............................................................................................................................. 4
Lampjes ............................................................................................................................... 5
Knoppen .............................................................................................................................. 7
Toetsen ................................................................................................................................ 8
Voorkant ............................................................................................................................................... 9
Rechterkant .......................................................................................................................................... 9
Linkerkant ........................................................................................................................................... 10
Beeldscherm ...................................................................................................................................... 12
Onderkant ........................................................................................................................................... 13
3 Netwerk
Gebruikmaken van een internetprovider ............................................................................................ 15
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 16
Verbinding maken met een bestaand WLAN ..................................................................... 17
Nieuw WLAN instellen ....................................................................................................... 17
Draadloze router configureren .......................................................................... 18
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 18
4 Toetsenbord en cursorbesturing
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 20
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................................... 20
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 22
Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen ..................................................................... 22
Touchpad gebruiken .......................................................................................................... 22
Touchpad in- of uitschakelen ............................................................................ 23
Navigeren .......................................................................................................... 23
Selecteren ......................................................................................................... 24
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................................... 24
Schuiven ............................................................................................................................ 25
v
Knijpen/zoomen ................................................................................................................. 25
Draaien .............................................................................................................................. 26
5 Onderhoud
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................................................. 27
Vaste schijf vervangen of upgraden ................................................................................................... 29
Vaste schijf verwijderen ..................................................................................................... 29
Vaste schijf plaatsen .......................................................................................................... 30
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 31
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 35
Onderhoud ......................................................................................................................................... 35
Beeldscherm reinigen ........................................................................................................ 35
Touchpad en toetsenbord reinigen .................................................................................... 35
6 Back-up en herstel
Herstellen ........................................................................................................................................... 37
Herstelmedia maken .......................................................................................................................... 37
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................... 38
Herstellen met behulp van de speciale herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) ........... 38
Herstellen met behulp van de herstelmedia ...................................................................... 39
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ........................................................................ 40
Back-up maken en herstellen van uw gegevens ................................................................................ 40
Back-up en terugzetten van Windows gebruiken .............................................................. 41
Windows-systeemherstelpunten gebruiken ....................................................................... 42
Wanneer maakt u herstelpunten ....................................................................... 42
Systeemherstelpunt maken ............................................................................... 42
Terugkeren naar een herstelpunt van een bepaalde datum en tijd ................... 42
7 Klantenondersteuning
Contact opnemen met de klantenondersteuning ................................................................................ 44
Labels ................................................................................................................................................. 45
8 Specificaties
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 47
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 48
Index ................................................................................................................................................................... 49
vi
1Welkom
Informatie zoeken
Nadat u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, moet u de volgende stappen uitvoeren:
Maak verbinding met internet: installeer uw bekabelde of draadloze netwerk, zodat u verbinding
kunt maken met internet. Raadpleeg
Update uw antivirussoftware: bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software
is vooraf geïnstalleerd op de computer en bevat een beperkt abonnement voor gratis updates. Raadpleeg de Naslaggids voor HP notebookcomputer voor meer informatie. Instructies voor het opzoeken van deze handleiding vindt u in
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer.
Raadpleeg
op pagina 19 voor aanvullende informatie.
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Toetsenbord en cursorbesturing
Informatie zoeken op pagina 2 voor meer informatie.
Informatie zoeken op pagina 2.
Maak herstelschijven: herstel de fabrieksinstellingen van het besturingssysteem en software
wanneer het systeem instabiel wordt of niet meer werkt. Raadpleeg
op pagina 37 voor instructies.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer
geïnstalleerde software. Selecteer Start > Alle programma's. Raadpleeg de instructies van de softwarefabrikant voor verdere informatie over het gebruik van de software die bij de computer is geleverd. Deze instructies kunnen bij de software zijn verstrekt of kunnen op de website van de fabrikant staan.
Herstelmedia maken
1

Informatie zoeken

De computer bevat verschillende hulpmiddelen voor het uitvoeren van uiteenlopende taken.
Hulpmiddelen Informatie over
Poster Snel aan de slag
Naslaggids voor HP notebookcomputer
Om toegang te krijgen tot deze gids, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
OPMERKING: ga naar
selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm voor specifieke ondersteuning voor uw land of regio.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om toegang te krijgen tot dit document, selecteert u
Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
http://www.hp.com/support,
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
Voorzieningen voor energiebeheer
De accuwerktijd maximaliseren
De multimediavoorzieningen van de computer gebruiken
De computer beveiligen
Onderhoud van de computer
Updates van de software uitvoeren
Informatie over het besturingssysteem
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Technische ondersteuning verkrijgen
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
– of –
Ga naar
Boekje Worldwide Telephone Numbers (Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning)
Dit boekje wordt bij de computer geleverd.
Website van HP
Voor deze website gaat u naar
support.
Beperkte garantie*
U kunt als volgt de garantie weergeven:
http://www.hp.com/ergo.
http://www.hp.com/
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Telefoonnummers voor ondersteuning van HP
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
(setupprogramma)
Accessoires die voor het apparaat beschikbaar zijn
Garantiegegevens
2 Hoofdstuk 1 Welkom
Hulpmiddelen Informatie over
Selecteer Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen > Garantiegegevens weergeven.
– of –
Ga naar
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's wordt een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. In landen of regio's waar de garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen via schrijven naar:
Neem in uw brief het productnummer, de garantieperiode (deze vindt u op het label met het serienummer), uw naam en uw adres op.
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
http://www.hp.com/go/orderdocuments. U kunt ook een brief
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd, Boise, ID 83714, VS
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Informatie zoeken 3

2 Vertrouwd raken met de computer

Bovenkant

Voorkant
Rechterkant
Linkerkant
Beeldscherm
Onderkant
Bovenkant

Touchpad

Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpadlampje
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Onderdeel Beschrijving
(2) Touchpadknop Hiermee schakelt u het touchpad in en uit. Tik snel tweemaal
op de knop om het touchpad in of uit te schakelen.

Lampjes

(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis
(4) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren
(5) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpadlampje
(2) Caps Lock-lampje
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Wit: Caps Lock is ingeschakeld.
Uit: Caps Lock is uitgeschakeld.
Bovenkant 5
Onderdeel Beschrijving
(3) Aan/uit-lampje
(4) Lampje voor draadloze communicatie
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand.
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/ of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is
uitgeschakeld.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Knoppen

Onderdeel Beschrijving
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-
knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/
uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit­knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en
beveiliging > Energiebeheer of raadpleeg de Naslaggids voor HP notebookcomputer als u meer wilt weten over de
instellingen voor energiebeheer.
Bovenkant 7

Toetsen

Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
(3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer
(4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarover u de
(5) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit
systeeminformatie weer te geven
systeeminformatie weer te geven
aanwijzer houdt
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Voorkant

Onderdeel Beschrijving
Luidsprekers (2) Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven

Rechterkant

Onderdeel Beschrijving
(1) Optischeschijfeenheid Hiermee speelt u optische schijven af, zoals cd's, dvd's en
Blu-ray discs
(2) Lampje van de optischeschijfeenheid Groen: er wordt geschreven naar of gelezen van de
optischeschijfeenheid.
(3) USB-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan
(4) Lampje van de netvoedingsadapter
(5) Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan
(6) Bevestigingspunt voor een
beveiligingskabel
Knipperend wit: de accu heeft weinig voeding.
Continue wit: de computer is aangesloten op een
externe voedingsbron.
Oranje: de accu in de computer wordt opgeladen.
Uit: de computer is niet aangesloten op een externe
voedingsbron.
Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer
OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de eerste
plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Voorkant 9

Linkerkant

Onderdeel Beschrijving
(1) Poort voor externe monitor Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of projector aan
(2) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
(3) RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan
(4) HDMI-poort Hiermee sluit u de computer aan op een optioneel video- of
(5) USB-poorten (2) Hierop kunt u optionele USB-apparaten aansluiten
(6) Audio-ingang (microfoon) Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
(7) Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele
onderdelen
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
audioapparaat, zoals een high-definition televisietoestel of andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
OPMERKING: wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
Onderdeel Beschrijving
(8) Digitalemediaslot Ondersteunt de volgende types optionele digitale kaarten:
MultiMedia Card (MMC)
SD-geheugenkaart (Secure Digital)
(9) Lampje van vaste schijf
(10) Aan/uit-lampje
Wit: er wordt geschreven naar of gelezen van de vaste
schijf.
Wit: de computer is ingeschakeld.
Knipperend wit: de computer staat in de slaapstand.
Linkerkant 11

Beeldscherm

Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's, wireless local area networks).
(2) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(3) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken
Om de webcam te gebruiken, selecteert u Start > Alle programma's > Cyberlink YouCam.
(4) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Deze voorschriften vindt u in Help en ondersteuning.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Onderkant

Onderdeel Beschrijving
(1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu
(2) Ventilatieopeningen (5) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
(3) Accuvergrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte
(4) Onderpaneel Biedt toegang tot de vaste schijf, modules voor draadloze
communicatie en geheugenmodules
Onderkant 13
3Netwerk
Gebruikmaken van een internetprovider
Verbinding maken met een draadloos netwerk
OPMERKING: de voorzieningen van internethardware en -software variëren, afhankelijk van het
computermodel en uw locatie.
Uw computer kan een van de volgende of beide onderstaande typen internettoegang ondersteunen:
Draadloos: voor mobiele internettoegang kunt u een draadloze verbinding gebruiken. Raadpleeg
Verbinding maken met een bestaand WLAN op pagina 17 of Nieuw WLAN instellen op pagina 17.
Bekabeld: u krijgt toegang tot internet door verbinding te maken met een bekabeld netwerk.
Raadpleeg de Naslaggids voor HP notebookcomputer voor informatie over verbinding maken met een bekabeld netwerk.
14 Hoofdstuk 3 Netwerk

Gebruikmaken van een internetprovider

Om toegang te krijgen tot internet, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en het testen van de internetservice.
OPMERKING: van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang tot
internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
Met de volgende voorzieningen kunt u een nieuwe internetaccount aanmaken of de computer configureren voor gebruik van een bestaande account:
Internetservices en aanbiedingen (beschikbaar in sommige landen): dit hulpprogramma helpt
u bij de aanmelding voor een nieuwe internetaccount en het configureren van de computer voor het gebruik van een bestaande account. Om toegang te krijgen tot dit hulpprogramma, selecteert u Start > Alle programma's > Online diensten > Ga online.
Pictogrammen van internetproviders (beschikbaar op sommige locaties): deze
pictogrammen worden mogelijk afzonderlijk weergegeven op het bureaublad van Windows of gegroepeerd in een map op het bureaublad met de naam Online diensten. U kunt een nieuwe internetaccount aanmaken of de computer configureren voor gebruik van een bestaande account door te dubbelklikken op een pictogram en vervolgens de instructies op het scherm te volgen.
Wizard Verbinding met internet maken van Windows: u kunt de wizard Verbinding met internet
maken van Windows gebruiken om een verbinding met internet tot stand te brengen in de volgende situaties:
U beschikt al over een account bij een internetprovider.
U hebt nog geen internetaccount en wilt een internetprovider selecteren in de lijst die wordt
weergegeven in de wizard (de lijst met internetproviders is niet beschikbaar in alle landen/ regio's).
U hebt een internetprovider geselecteerd die niet voorkomt in de lijst en de internetprovider
heeft u een specifiek IP-adres en POP3- en SMTP-instellingen verstrekt.
Om toegang te krijgen tot de wizard Verbinding met internet maken van Windows en instructies voor het gebruik daarvan, selecteert u Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet >
Netwerkcentrum > Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen > Een nieuw netwerk instellen. Volg daarna de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u in de wizard wordt gevraagd om te kiezen tussen het inschakelen of uitschakelen
van Windows Firewall, kiest u voor het inschakelen van de firewall.
Gebruikmaken van een internetprovider 15

Verbinding maken met een draadloos netwerk

Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven. Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network)
Bluetooth-apparaat
Voor meer informatie over draadloze technologie en verbinding maken met een draadloos netwerk raadpleegt u de Naslaggids voor HP notebookcomputer en informatie en koppelingen naar relevante websites in Help en ondersteuning.
16 Hoofdstuk 3 Netwerk

Verbinding maken met een bestaand WLAN

1. Schakel de computer in.
2. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld.
3. Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
4. Selecteer een netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
5. Klik op Verbinding maken.
6. Voer, indien vereist, de beveiligingssleutel in.

Nieuw WLAN instellen

Vereiste apparatuur:
Een breedbandmodem (DSL of kabel) (1) en een snelle internetservice van een ISP (Internet
Service Provider)
Een draadloze router (afzonderlijk aangeschaft) (2)
De nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3)
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u hebt.
De afbeelding laat een voorbeeld zien van een WLAN dat is verbonden met internet. Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Het besturingssysteem Windows biedt ook hulpprogramma's om u te helpen bij het installeren van een draadloos netwerk. Als u de hulpmiddelen van Windows voor het instellen van het netwerk wilt gebruiken, selecteert u Start > Configuratiecentrum > Netwerk en internet > Netwerkcentrum > Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen > Een nieuw netwerk instellen. Volg daarna de instructies op het scherm.
OPMERKING: u wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen en toegang krijgen tot internet via uw draadloze netwerk.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen onbevoegde toegang.
Raadpleeg de Naslaggids voor HP notebookcomputer voor informatie over het beveiligen van uw WLAN.
18 Hoofdstuk 3 Netwerk

4 Toetsenbord en cursorbesturing

Toetsenbord gebruiken
Cursorbesturing gebruiken
Touchpadbewegingen gebruiken
19

Toetsenbord gebruiken

Actietoetsen gebruiken

Actietoetsen zijn speciale acties die zijn toegewezen aan bepaalde toetsen bovenaan het toetsenbord. De pictogrammen op de toetsen f1 tot en met f12 geven de functies van de actietoetsen weer.
Om een actietoets te gebruiken, houdt u de toets ingedrukt om de toegewezen functie te activeren.
OPMERKING: de actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening
uitschakelen in Setup Utility. Als deze voorziening is uitgeschakeld in Setup Utility, moet u op fn en een actietoets drukken om de toegewezen functie te activeren.
PictogramToets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat informatie bevat over het besturingssysteem Windows
en de computer, antwoorden op vragen, zelfstudieprogramma's en updates voor de computer
Help en ondersteuning voorziet ook in geautomatiseerde probleemoplossing en koppelingen naar ondersteuningsspecialisten
f2 Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verlaagd
f3 Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verhoogd
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op deze toets drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer, de monitor, en zowel het computerscherm als de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om videogegevens van de computer te ontvangen. Met de toets voor schakelen tussen beeldschermen kan de weergave ook worden geschakeld van en naar andere apparaten die weergavegegevens van de computer ontvangen.
f5 Hiermee opent u een webbrowser
OPMERKING: totdat u internet- of netwerkdiensten heeft geïnstalleerd, opent u met deze actietoets
de wizard Internetverbinding van Windows.
f6 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of bd af
f7 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten
f8 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd
of bd af
f9 Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd
20 Hoofdstuk 4 Toetsenbord en cursorbesturing
PictogramToets Beschrijving
f10 Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd
f11 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in)
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit
OPMERKING: met deze actietoets kunt u geen draadloze verbinding tot stand brengen. Als u een
draadloze verbinding tot stand wilt brengen, moet er een draadloos netwerk zijn ingesteld.
Toetsenbord gebruiken 21

Cursorbesturing gebruiken

OPMERKING: naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de computer.

Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen

Via de eigenschappen voor de muis in Windows® kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen.
Selecteer Start > Apparaten en printers om Eigenschappen voor Muis te openen. Klik daarna met de rechtermuisknop op het apparaat dat uw computer vertegenwoordigt, en selecteer Muisinstellingen.

Touchpad gebruiken

Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u twee vingers over het touchpad in de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de knoppen op een externe muis zou gebruiken.
22 Hoofdstuk 4 Toetsenbord en cursorbesturing
Touchpad in- of uitschakelen
Om het touchpad uit en in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de touchpadknop.
OPMERKING: Wanneer het touchpad is ingeschakeld, is het touchpadlampje uit.
Navigeren
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen.
Cursorbesturing gebruiken 23
Selecteren
Gebruik de linker- en rechterknoppen van het touchpad zoals u de knoppen op een externe muis zou gebruiken.

Touchpadbewegingen gebruiken

OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
U geeft als volgt een demonstratie van een beweging weer:
1.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Synaptics rechterkant van de taakbalk en klik op TouchPad Properties (Eigenschappen voor
touchpad).
2. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
Het touchpad ondersteunt een aantal bewegingen. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u twee vingers gelijktijdig op het touchpad.
U schakelt de bewegingen als volgt in en uit:
1.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Synaptics rechterkant van de taakbalk en klik op TouchPad Properties (Eigenschappen voor
touchpad).
2. Selecteer de beweging die u wilt in- of uitschakelen.
3. Klik op Toepassen en daarna op OK.
in het systeemvak aan de
in het systeemvak aan de
24 Hoofdstuk 4 Toetsenbord en cursorbesturing

Schuiven

Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te bewegen. Doe het volgende om te schuiven: plaats twee vingers enigszins uit elkaar op het touchpad en sleep deze over het touchpad. Beweeg hierbij omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
OPMERKING: de schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van uw vingers.
OPMERKING: schuiven met twee vingers is standaard ingeschakeld.

Knijpen/zoomen

Door te knijpen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het touchpad en ze daarna van elkaar af te
bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpad en ze daarna naar elkaar toe te
bewegen.
OPMERKING: knijpen/zoomen is standaard ingeschakeld.
Touchpadbewegingen gebruiken 25

Draaien

Met de draaifunctie kunt u items zoals foto's draaien. U draait als volgt: plaats uw linkerwijsvinger in de touchpadzone. Beweeg de rechterwijsvinger in een veegbeweging rond de linkervinger, waarbij u van twaalf uur naar drie uur beweegt. Voor een omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van drie uur naar twaalf uur.
OPMERKING: het draaien moet binnen de touchpadzone gebeuren.
OPMERKING: draaien is standaard uitgeschakeld. U kunt de instellingen wijzigen en draaien
inschakelen.
26 Hoofdstuk 4 Toetsenbord en cursorbesturing
5 Onderhoud

Accu plaatsen of verwijderen

Vaste schijf vervangen of upgraden
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
Programma's en stuurprogramma's bijwerken

Onderhoud

Accu plaatsen of verwijderen
OPMERKING: raadpleeg de Naslaggids voor HP notebookcomputer voor aanvullende informatie over
het gebruik van de accu.
U plaatst de accu als volgt:
Plaats de accu (1) in de accuruimte (2) totdat de accu op zijn plaats zit.
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op, activeer de hibernationstand of schakel de computer uit voordat u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
Accu plaatsen of verwijderen 27
U verwijdert de accu als volgt:
1. Verschuif de accuvergrendeling (1) om de accu los te koppelen.
2. Verwijder de accu uit de accuruimte (2).
28 Hoofdstuk 5 Onderhoud

Vaste schijf vervangen of upgraden

VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.

Vaste schijf verwijderen

U verwijdert de vaste schijf als volgt:
1. Sla uw werk op, sluit de computer af en sluit het beeldscherm.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
6. Draai de schroeven van het onderpaneel los (1).
7. Breng het onderpaneel (2) omhoog en verwijder het.
Vaste schijf vervangen of upgraden 29
8. Maak de kabel van de vaste schijf los van de systeemkaart (1) en til de vaste schijf uit de computer
(2).

Vaste schijf plaatsen

U plaatst een vaste schijf als volgt:
1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1) en sluit de vasteschijfkabel aan op de systeemkaart
(2).
2. Steek de lipjes (1) op het onderpaneel in de uitsparingen op de computer.
3. Sluit het onderpaneel (2).
30 Hoofdstuk 5 Onderhoud
4. Draai de schroeven van het onderpaneel vast (3).
5. Plaats de accu terug.
6. Draai de computer met de goede kant naar boven.
7. Sluit de externe voeding naar de computer weer aan.
8. Sluit eventuele externe apparaten opnieuw aan.

Geheugenmodules toevoegen of vervangen

De computer heeft één geheugenmodulecompartiment, dat zich aan de onderkant van de computer bevindt. U kunt de capaciteit van de computer vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule uit te voeren.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact
en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd raken.
Zorg ervoor dat u vrij bent van statische elektriciteit door een goed geaard metalen voorwerp aan te raken voordat u elektronische onderdelen hanteert.
OPMERKING: controleer, voordat u een tweede geheugenmodule toevoegt om met een tweekanaals
configuratie te werken, of beide geheugenmodules identiek zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 31
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet zeker weet of de computer uit staat of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan met de aan/uit-knop en vervolgens weer uit met de opdracht van het besturingssysteem hiervoor.
1. Sla uw werk op, sluit de computer af en sluit het beeldscherm.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
6. Draai de schroeven van het onderpaneel los (1).
7. Breng het onderpaneel (2) omhoog en verwijder het.
8. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
32 Hoofdstuk 5 Onderhoud
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de geheugenmodule voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen.
9. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn plaats zit (2).
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 33
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel de
linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg ervoor dat u de geheugenmodule niet buigt, om schade aan de
module te voorkomen.
10. Steek de lipjes (1) op het onderpaneel in de uitsparingen op de computer.
11. Sluit het onderpaneel (2).
12. Draai de schroeven van het onderpaneel vast (3).
13. Plaats de accu terug.
14. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
15. Schakel de computer in.
34 Hoofdstuk 5 Onderhoud

Programma's en stuurprogramma's bijwerken

U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's. Ga naar voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook aanmelden

Onderhoud

Beeldscherm reinigen

VOORZICHTIG: voorkom blijvende schade aan de computer door nooit water, vloeibare
schoonmaakmiddelen of chemische producten op het beeldscherm te spuiten.
Maak het beeldscherm regelmatig schoon met een zachte, vochtige en pluisvrije doek om vlekken en stof te verwijderen. Als het beeldscherm nog niet geheel schoon is, gebruikt u antistatische vochtige doekjes of een antistatisch schoonmaakmiddel speciaal voor beeldschermen.

Touchpad en toetsenbord reinigen

Als het touchpad vies of vettig wordt, is het mogelijk dat de aanwijzer onverwachte bewegingen gaat maken. U kunt dit vermijden door het touchpad te reinigen met een vochtige doek en uw handen regelmatig te wassen wanneer u met de computer werkt.
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
Reinig het toetsenbord regelmatig om te voorkomen dat toetsen blijven steken en om stof, pluisjes en kruimels te verwijderen die onder de toetsen terechtkomen. U kunt een spuitbus met perslucht en een rietje gebruiken om lucht rondom en onder de toetsen te blazen en vuil te verwijderen.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken 35

6 Back-up en herstel

Herstellen
Herstelmedia maken
Systeemherstelactie uitvoeren
Back-up maken en herstellen van uw gegevens
De computer is voorzien van hulpmiddelen die het besturingssysteem en HP bieden, om u te helpen uw informatie te beschermen en indien nodig te herstellen.
De volgende onderwerpen komen in dit hoofdstuk aan bod:
Een set herstelschijven of een herstel-flashdrive maken (voorziening van Recovery Manager)
Het systeem herstellen (vanaf de partitie, vanaf herstelschijven of vanaf de herstel-flashdrive).
Een back-up maken van uw gegevens
Een programma of stuurprogramma herstellen
36 Hoofdstuk 6 Back-up en herstel

Herstellen

Als de vaste schijf niet meer werkt, heeft u, om de fabrieksimage van het systeem te herstellen, een set herstelschijven of een herstel-flashdrive nodig. Deze kunt u maken met HP Recovery Manager. U wordt aangeraden om met behulp van deze software meteen na de software-installatie een set herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Als u om welke reden dan ook het systeem moet herstellen, kunt u dat doen middels de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen), zonder dat u herstelschijven of een herstel-flashdrive nodig heeft. U controleert als volgt of er een herstelpartitie is: klik op Start, klik met de rechtermuisknop op Computer, klik op Beheren en klik op Schijfbeheer. Als de herstelpartitie aanwezig is, staat er een herstelschijfeenheid vermeld in het venster.
VOORZICHTIG: HP Recovery Manager (partitie of schijven/flashdrive) herstelt alleen software die in
de fabriek is geïnstalleerd. Software die niet bij deze computer is verstrekt, moet handmatig opnieuw worden geïnstalleerd.
OPMERKING: als de computer geen herstelpartitie heeft, zijn er herstelschijven meegeleverd.

Herstelmedia maken

U wordt aangeraden om herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken, om er zeker van te zijn dat u de computer in zijn oorspronkelijke staat kunt herstellen als de vaste schijf niet meer werkt of als u om welke reden dan ook niet kunt herstellen met de herstelpartitieprogramma's. Maak deze schijven of de flashdrive nadat u de computer voor de eerste keer gebruiksklaar heeft gemaakt.
OPMERKING: met HP Recovery Manager kunt u slechts één set herstelschijven of één herstel-
flashdrive maken. Wees voorzichtig met deze schijven of de flashdrive en bewaar ze op een veilige plaats.
OPMERKING: als de computer geen geïntegreerde optischeschijfeenheid heeft, kunt u een
(afzonderlijk aan te schaffen) optionele externe optischeschijfeenheid gebruiken om herstelschijven te maken. U kunt ook herstelschijven voor de computer aanschaffen via de website van HP. Als u gebruikmaakt van een externe optischeschijfeenheid, moet die worden aangesloten op een USB-poort van de computer, niet op een USB-poort van een ander extern apparaat, zoals een USB-hub.
Richtlijnen:
Gebruik uitsluitend dvd-r-, dvd+r-, dvd-r dl- of dvd+r dl-schijven van hoge kwaliteit.
OPMERKING: schijven die zowel gelezen als beschreven kunnen worden, zoals cd-rw-, dvd
±rw-, dubbellaags dvd±rw en bd-re-schijven (beschrijfbare Blu-ray), zijn niet compatibel met Recovery Manager.
De computer moet tijdens deze procedure zijn aangesloten op een netvoedingsbron.
Per computer kan slechts één set herstelschijven of één flashdrive worden gemaakt.
OPMERKING: als u herstelschijven maakt, nummert u de schijven voordat u ze in de
optischeschijfeenheid plaatst.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van herstelschijven
of een herstel-flashdrive. De volgende keer dat u Recovery Manager opent, wordt u verzocht door te gaan met het maken van de back-up.
Herstellen 37
U maakt als volgt een set herstelschijven of een herstel-flashdrive:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Recovery Manager > Herstelmedia maken.
2. Volg de instructies op het scherm.

Systeemherstelactie uitvoeren

Met Recovery Manager herstelt u de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand. Recovery Manager werkt vanaf herstelschijven, vanaf een herstel-flashdrive of vanaf een speciale herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) op de vaste schijf.
OPMERKING: een systeemherstelactie moet worden uitgevoerd als de vaste schijf van de computer
niet meer werkt of als alle pogingen om problemen met computerfuncties op te lossen mislukken. Een systeemherstelactie moet worden gebruikt als laatste poging om computerproblemen op te lossen.
Houd bij het uitvoeren van een systeemherstelactie rekening met het volgende:
U kunt alleen het systeem herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. U wordt
aangeraden om met HP Recovery Manager een set herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken zodra u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt.
Windows heeft eigen ingebouwde reparatievoorzieningen, zoals Systeemherstel. Als u deze
voorzieningen nog niet hebt geprobeerd, probeert u deze voordat u Recovery Manager gebruikt.
Recovery Manager herstelt alleen software die vooraf in de fabriek is geïnstalleerd. Software die
niet bij deze computer is meegeleverd, moet worden gedownload van de website van de fabrikant of opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de schijf die door de fabrikant is geleverd.

Herstellen met behulp van de speciale herstelpartitie (alleen bepaalde modellen)

Wanneer u gebruikmaakt van de speciale herstelpartitie, heeft u tijdens dit proces de mogelijkheid om een back-up te maken van afbeeldingen, muziek en andere audio, video's en films, opgenomen tv­programma's, documenten, spreadsheets en presentaties, e-mails, internetfavorieten en instellingen.
U herstelt de computer als volgt vanaf de herstelpartitie:
1. Open Recovery Manager op een van de volgende manieren:
Selecteer Start > Alle programma's > Recovery Manager > Recovery Manager.
– of –
Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt. Druk op f11 terwijl "F11 (System Recovery)" (F11 Systeemherstel) op het scherm wordt weergegeven.
2. Klik op Systeemherstel in het venster Recovery Manager.
3. Volg de instructies op het scherm.
38 Hoofdstuk 6 Back-up en herstel

Herstellen met behulp van de herstelmedia

1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de eerste herstelschijf in de optische-schijfeenheid van de computer of in een optionele
externe optische-schijfeenheid en start de computer opnieuw op.
– of –
Plaats de herstel-flashdrive in een USB-poort van de computer en start de computer opnieuw op.
OPMERKING: als de computer niet automatisch opnieuw opstart in Recovery Manager, moet de
opstartvolgorde van de computer worden gewijzigd.
3. Druk op f9 tijdens het opstarten van het systeem.
4. Selecteer de optischeschijfeenheid of de flashdrive.
5. Volg de instructies op het scherm.
Systeemherstelactie uitvoeren 39

Opstartvolgorde van de computer wijzigen

U wijzigt als volgt de opstartvolgorde voor herstelschijven:
1. Start de computer opnieuw op.
2. Druk op esc terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
3. Selecteer Interne cd/dvd-rom-drive in het venster met opstartopties.
U wijzigt als volgt de opstartvolgorde voor een herstel-flashdrive:
1. Plaats de flashdrive in een USB-poort.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Druk op esc terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
4. Selecteer de flashdrive in het venster met opstartopties.

Back-up maken en herstellen van uw gegevens

Het is zeer belangrijk om een back-up te maken van uw bestanden en om eventuele nieuwe software op een veilige plaats te bewaren. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, blijf dan periodiek back-ups maken.
Hoe volledig u het systeem kunt herstellen, hang af van de recentheid van uw laatste back-up.
OPMERKING: een herstelactie op basis van de recentste back-up moet worden uitgevoerd als de
computer is geïnfecteerd met een virus of als een belangrijke systeemcomponent niet meer werkt. Bij computerproblemen moet eerst een herstelactie worden uitgevoerd voordat een systeemherstelactie wordt uitgevoerd.
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf, op een netwerkschijfeenheid of op schijven. Maak in de volgende situaties een back-up van het systeem:
periodiek, op basis van een back-upschema;
TIP: stel herinneringen in om periodiek een back-up te maken van uw informatie.
voordat de computer wordt gerepareerd of hersteld;
voordat u hardware of software toevoegt of wijzigt.
Richtlijnen:
Maak systeemherstelpunten met de voorziening Systeemherstel van Windows® en kopieer ze op
gezette tijden naar een optische schijf of een externe vaste-schijfeenheid. Raadpleeg
systeemherstelpunten gebruiken op pagina 42 voor meer informatie over het gebruik van
systeemherstelpunten.
Sla persoonlijke bestanden op in de map Documenten en maak periodiek een back-up van deze
map.
Windows-
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermafdruk van
de instellingen te maken. Een schermafdruk kan veel tijd besparen als u uw voorkeuren opnieuw moet instellen.
40 Hoofdstuk 6 Back-up en herstel
U maakt als volgt een schermafdruk:
1. Geef het scherm weer dat u wilt opslaan.
2. Kopieer de inhoud van het scherm:
Als u alleen het actieve venster wilt kopiëren, drukt u op alt+fn+prt sc.
Als u het volledige scherm wilt kopiëren, drukt u op fn+prt sc.
3. Open een tekstverwerkingsdocument en selecteer Bewerken > Plakken. De schermafdruk wordt
toegevoegd aan het document.
4. Sla het document op en druk het af.

Back-up en terugzetten van Windows gebruiken

Richtlijnen:
Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het back-upproces start.
Neem voldoende tijd om het back-upproces te voltooien. Afhankelijk van de grootte van de
bestanden kan dit meer dan een uur in beslag nemen.
U maakt als volgt een back-up:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Back-up en terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om een back-up te plannen en te maken.
OPMERKING: Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Back-up maken en herstellen van uw gegevens 41

Windows-systeemherstelpunten gebruiken

Met een systeemherstelpunt kunt u een 'momentopname' van de vaste schijf op een bepaald tijdstip opslaan onder een specifieke naam. Als u wijzigingen die nadien zijn aangebracht ongedaan wilt maken, kunt u het systeem herstellen zoals het op dat tijdstip was.
OPMERKING: als u een eerdere staat van het systeem herstelt, heeft dat geen invloed op
gegevensbestanden die zijn opgeslagen of e-mailberichten die zijn gemaakt sinds het laatste herstelpunt.
U kunt ook extra herstelpunten maken om uw bestanden en instellingen extra te beschermen.
Wanneer maakt u herstelpunten
voordat u software of hardware toevoegt of wijzigt.
Op gezette tijden wanneer de computer optimaal functioneert.
OPMERKING: als u het systeem hebt hersteld naar een herstelpunt en van gedachten verandert, kunt
u de herstelactie ongedaan maken.
Systeemherstelpunt maken
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Volg de instructies op het scherm.
Terugkeren naar een herstelpunt van een bepaalde datum en tijd
U gaat als volgt terug naar een herstelpunt (gemaakt op een eerdere datum en tijd) waarop de computer optimaal werkte:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Klik op Systeemherstel.
5. Volg de instructies op het scherm.
42 Hoofdstuk 6 Back-up en herstel

7 Klantenondersteuning

Contact opnemen met de klantenondersteuning
Labels
43

Contact opnemen met de klantenondersteuning

Als de informatie in deze gebruikershandleiding, in de Naslaggids voor HP notebookcomputer of in Help en ondersteuning geen antwoord geeft op uw vragen, kunt u contact opnemen met de klantenondersteuning van HP op:
http://www.hp.com/go/contactHP
OPMERKING: klik voor wereldwijde ondersteuning op Neem contact op met HP wereldwijd aan de
linkerkant van de pagina of ga naar
Hier kunt u:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: wanneer technische ondersteuning niet beschikbaar is in een bepaalde taal, is
deze beschikbaar in het Engels.
een e-mail sturen naar de klantenondersteuning van HP;
telefoonnummers opzoeken van de klantenondersteuning van HP (wereldwijd);
een HP servicecentrum opzoeken.
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
44 Hoofdstuk 7 Klantenondersteuning

Labels

De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie, waaronder:
Onderdeel
(1)
(2) Serienummer (s/n)
(3) Artikelnummer/productnummer (p/n)
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving
Productnaam
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning. Het servicelabel bevindt zich in de accuruimte.
Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de Windows-productsleutel. U kunt de
productsleutel nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen. Het Certificaat van echtheid van Microsoft bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen): bevat(ten)
informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van diverse landen waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Als uw computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. Labels met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie bevinden zich in de accuruimte.
Labels 45

8 Specificaties

Ingangsvermogen
Omgevingsvereisten
46 Hoofdstuk 8 Specificaties

Ingangsvermogen

De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor gelijkstroom. De capaciteit van de netvoedingsbron moet 100–240 V en 50–60 Hz zijn. Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u ten zeerste aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 18,5 V gelijkstroom bij 3,5 A - 65W, 19 V gelijkstroom bij 4,74 A - 90W
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: Informatie over de netspanning en de werkstroom van de computer vindt u op het label
met kennisgevingen over het systeem.
Ingangsvermogen 47

Omgevingsvereisten

Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf)
Buiten bedrijf -20 °C tot 60 °C -4 °F tot 140 °F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
5 °C tot 35 °C 41 °F tot 95 °F
10% tot 90% 10% tot 90%
-15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
48 Hoofdstuk 8 Specificaties

Index

A
Aan/uit-knop herkennen 7 Aan/uit-lampje, herkennen 11 Aanwijsapparaten
voorkeuren instellen 22 Accuruimte 13, 45 Accuvergrendeling 13 Accu vervangen 27 Actietoetsen
beschrijving 20
draadloze communicatie 21
geluidsvolume aanpassen 21
geluid uitschakelen 21
helderheid van beeldscherm
verhogen 20
helderheid van beeldscherm
verlagen 20
schakelen tussen
beeldschermen 20
webbrowser 20 Actietoetsen, herkennen 8, 20 Audio-ingang (microfooningang),
herkennen 10
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang), herkennen 10
B
Back-up maken
aangepaste instellingen in
vensters, werkbalken en menubalken 40
persoonlijke bestanden 40 Beeldscherm, schakelen 20 Beeldscherm, toetsen voor
helderheid 20
Beeldschermen, schakelen
tussen 20
Besturingssysteem
Microsoft, certificaat van
echtheid, label 45
productsleutel 45
Beveiligingskabel,
bevestigingspunt
Beveiligingskabel,
bevestigingspunt herkennen 9
Bluetooth, label 45
C
Caps Lock-lampje herkennen 5 Certificaat van echtheid, label 45 Connector, netvoeding 9
D
Digitalemediaslot, herkennen
MultiMedia Card (MMC) 11 SD-geheugenkaart (Secure
Digital) 11
Draadloos netwerk, verbinding
maken 16
Draadloos netwerk (WLAN),
benodigde apparatuur 17
Draadloze communicatie,
instellen 17
Draadloze communicatie, toets
herkennen 21 Draadloze router configureren 18 Draaien, touchpadbeweging 26
E
Esc-toets herkennen 8 Externemonitorpoort,
herkennen 10
F
f11 38 Fn-toets, herkennen 8
G
Geheugenmodule
plaatsen 33 vervangen 31 verwijderen 32
Geheugenmodulecompartiment,
afdekplaatje
terugplaatsen 34 verwijderen 32
Geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 12
Geluid uit, toets herkennen 21
H
HDMI-poort, herkennen 10 Help en ondersteuning,
actietoets 20 Herstellen, systeem 38 Herstellen vanaf
herstelschijven 39 Herstellen vanaf speciale
herstelpartitie 38 Herstelpunten 42 Herstelschijven 37 Hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 10 Hotkeys
help en ondersteuning 20
I
In-/uitgangen
audio-ingang (microfoon) 10 audio-uitgang
(hoofdtelefoon) 10 netwerk 10 RJ-45 (netwerk) 10
In-/uitzoomen,
touchpadbeweging 25
Ingangsvermogen 47
Index 49
Installatie van draadloos
netwerk 17 Interne microfoon, herkennen 12 Internetprovider, gebruikmaken
van 15 Internetverbinding instellen 17
K
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 45 labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 45
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 45 Knijpen, touchpadbeweging 25 Knoppen
aan/uit 7 linkerknop van touchpad 5 rechterknop van touchpad 5
L
Labels
Bluetooth 45 certificaat van echtheid van
Microsoft 45 kennisgevingen 45 keurmerk voor draadloze
communicatie 45 serienummer 45 WLAN 45
Lampjes
aan/uit 11 Caps Lock 5 draadloze communicatie 6 netvoedingsadapter 9 vaste schijf 11 webcam 12
Lampje voor draadloze
communicatie 6
M
Microfooningang (audio-ingang),
herkennen 10
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 45
Muis, extern
voorkeuren instellen 22
N
Netvoedingsadapterlampje,
herkennen 9
Netvoedingsconnector,
herkennen 9
Netwerkconnector, herkennen 10
O
Omgevingsvereisten 48 Onderdelen
beeldscherm 12 bovenkant 4 knoppen 7 lampjes 5 linkerkant 10 onderkant 13 rechterkant 9 toetsen 8
voorkant 9 Onderpaneel, herkennen 13 Ondersteunde schijven 37
P
Poorten
HDMI 10
USB 10 Productnaam en productnummer,
van computer 45
Productsleutel 45
R
Recovery Manager 38 Reizen met computer 45 RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 10
S
Schuiven, touchpadbeweging 25 serienummer 45 Serienummer, van computer 45 Systeemherstel 38 Systeemherstel gebruiken 42 Systeemherstelpunten 42
T
Toetsen
actietoetsen 8
esc 8
fn 8
Windows-applicaties 8
Windows-logo 8 Touchpad
gebruiken 22
knoppen 5
Touchpadbewegingen
draaien 26 in-/uitzoomen 25 knijpen 25 schuiven 25
Touchpadlampje 4
U
USB-poort, herkennen 10
V
Vaste schijf
plaatsen 30
verwijderen 29 Vasteschijflampje, herkennen 11 Ventilatieopeningen,
herkennen 10, 13 Vergrendeling, accu 13 Volumetoetsen, herkennen 21
W
Webbrowser, actietoets 20 Webcam, herkennen 12 Webcamlampje, herkennen 12 Windows-applicatietoets
herkennen 8 Windows-logotoets herkennen 8 WLAN
beveiligen 18
verbinding maken 17 WLAN, label 45 WLAN-antennes, herkennen 12 WLAN-apparaat 45
50 Index
Loading...