Hp OFFICEJET PRO L7700, OFFICEJET PRO L7600, OFFICEJET PRO L7500, OFFICEJET PRO L7300 User Manual [nl]

HP Officejet Pro L7300/L7500/L7600/L7700
Gebruikershandleiding
HP Officejet Pro L7300/L7500/ L7600/L7700 All-in-One serie
Gebruikershandleiding
Copyright informatie
© 2007 Copyright Hewlett-Packard Development Company, LP.
Uitgave 1, 10-2006 Het reproduceren, aanpassen of
vertalen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming is verboden, behalve voorzover toegestaan door de copyrightwetgeving.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
De enige garanties voor producten en diensten van HP worden beschreven in de expliciete garantieverklaring die bij dergelijke producten en diensten wordt geleverd. Niets in deze publicatie mag worden beschouwd als aanvullende garantie. HP is niet aansprakelijk voor technische of redactionele fouten of weglatingen in dit document.
Copyright (C) 1991-2, RSA Data Security, Inc. Productie 1991. Alle rechten voorbehouden.
Het kopiëren en gebruik van deze software is toegestaan op voorwaarde dat dit is gemarkeerd met "RSA Data Security, Inc. MD4 Message-Digest Algorithm" in al het materiaal waarin naar deze software of deze functie wordt verwezen.
Het produceren en gebruiken van afgeleide werken is eveneens toegestaan op voorwaarde dat dergelijke producten zijn gemarkeerd met "derived from the RSA Data Security, Inc. MD4 Message-Digest Algorithm" in al het materiaal waarin naar deze software of deze functie wordt verwezen.
RSA Data Security, Inc. doet geen uitspraken met betrekking tot de verhandelbaarheid van deze software of de geschiktheid van deze software of een bepaald doel. Ze wordt gegeven zoals ze is, zonder enige vorm van impliciete of expliciete garantie.
Deze kennisgevingen moeten in alle kopies of in alle onderdelen van deze documentatie en/of software aanwezig zijn.
Handelsmerken
Intel® en Pentium® zijn gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation of haar dochterondernemingen in de Verenigde Staten en andere landen.
®
Microsoft XP zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten.
, Windows® en Windows
®
geheugenkaart wordt ondersteund door het product. Het SD-logo is een handelsmerk van de eigenaar.
Secure Digital-
Beperkingen op kopiëren
Het is op vele plaatsen onwettelijk om kopieën te maken van het volgende. Vraag het bij twijfel eerst aan uw juridische raadgever.
Overheidspapier of -documenten:
Paspoorten
Immigratiepapieren
Bepaalde
servicepapiersoorten Identificatiekenmerken zoals
kaarten of insignes
Regeringsstempels:
Postzegels
Voedselbonnen
Cheques of concepten opgesteld
door regeringsinstellingen Bankbiljetten, reischeques of
postwissels Depositobewijzen
Werk waarop copyright van
toepassing is
Veiligheidsinformatie
Volg altijd de standaard veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van dit product. Op deze manier beperkt u het risico van verwondingen door brand of elektrische schokken.
1. Zorg dat u alle instructies in de documentatie van de HP All-in-One hebt gelezen en begrepen.
2. Sluit dit product uitsluitend aan op een geaard stopcontact. Als u niet zeker weet of een stopcontact geaard is, kunt u advies inwinnen bij een erkende elektricien.
3. Neem alle waarschuwingen en instructies in acht die op het product zijn aangegeven.
4. Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u dit apparaat gaat reinigen.
5. Plaats of gebruik dit product niet in de buurt van water of wanneer u nat bent.
6. Installeer het product op een stevig, stabiel oppervlak.
7. Zet het product op een veilige plaats waar niemand op het netsnoer kan trappen of erover kan struikelen en het netsnoer niet wordt beschadigd.
8. Als het product niet naar behoren werkt, raadpleeg dan
problemen oplossen.
9. Dit product bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. Laat onderhoudswerkzaamheden over aan erkende onderhoudsmonteurs.
Onderhoud en
Wettelijk gereglementeerd materiaal
Dit HP-product bevat het volgende materiaal dat aan het einde van zijn levensduur met speciale zorg moeten worden behandeld:
Kwik in de fluorescerende lamp in de scanner (< 1,5 mg)
Neem voor informatie over recycling contact op met
recycle, de plaatselijke autoriteiten of
de Electronics Industries Alliance op
http://www.eiae.org.
Raadpleeg informatie.
http://www.hp.com/go/
Recycling voor meer

Inhoudsopgave

1 Aan de slag
Andere bronnen over het product zoeken ...............................................................................10
Toegankelijkheid .....................................................................................................................12
De onderdelen van de HP All-in-One kennen .........................................................................12
Vooraanzicht .....................................................................................................................13
Ruimte voor printerbenodigdheden ................................................................................... 14
Geheugenkaartsleuven .....................................................................................................14
Achteraanzicht ..................................................................................................................15
Bedieningspaneel .............................................................................................................15
Knoppen en statuslampjes bedieningspaneel ............................................................. 16
Kleurenscherm ............................................................................................................18
Uitleesvenster met 2 regels ........................................................................................19
Informatie over verbindingen ............................................................................................19
2 De accessoires installeren
De duplexeenheid installeren .................................................................................................21
Lade 2 installeren ...................................................................................................................21
Accessoires inschakelen in de printerdriver ............................................................................22
Accessoires inschakelen op computers met Windows .....................................................23
Accessoires inschakelen op computers met Macintosh ....................................................23
3 De all-in-one gebruiken
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken ..........................................................................24
Soorten berichten op het bedieningspaneel ...........................................................................25
Statusberichten .................................................................................................................25
Waarschuwingen ..............................................................................................................25
Foutberichten ....................................................................................................................25
Kritieke foutberichten ........................................................................................................25
De instellingen van het apparaat wijzigen ...............................................................................26
Gebruik het HP Solution Center (Windows) ............................................................................26
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken ...........................................................................27
Tekst en symbolen .................................................................................................................28
Getallen en tekst intikken op het toetsenblok van het bedieningspaneel ..........................28
Tekst invoeren ............................................................................................................29
Een spatie, pauze of symbool invoeren ......................................................................29
Een letter, cijfer of symbool verwijderen .....................................................................29
Tekst intikken met het visuele toetsenblok (alleen bij sommige modellen) .......................29
Beschikbare symbolen voor het kiezen van faxnummers (alleen bij sommige
modellen) ..........................................................................................................................30
De originelen plaatsen ............................................................................................................31
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen ..................................31
Een origineel op de glasplaat leggen ................................................................................32
1
Afdrukmateriaal selecteren .....................................................................................................33
Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal ...................................................................33
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal ...................................34
Informatie over ondersteunde formaten ......................................................................34
Informatie over ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen ...................37
Minimummarges instellen .................................................................................................38
Afdrukmateriaal plaatsen ........................................................................................................39
Lades configureren .................................................................................................................41
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat ...............................................................42
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows) .......................................43
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS) .........................................43
Afdrukken zonder randen .......................................................................................................44
Een document zonder rand afdrukken (Windows) ............................................................44
Een document zonder rand afdrukken (Mac OS) .............................................................. 44
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen) .......................................................45
Faxnummers instellen als snelkiescodes of -groepen ......................................................45
Snelkiescodes installeren ...........................................................................................45
Een snelkiesgroep installeren .....................................................................................46
Netwerkmappen installeren als snelkiescodes (sommige modellen) ................................47
Snelkiescodes installeren ...........................................................................................48
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken ...........................................................48
Een lijst van snelkiescodes afdrukken ........................................................................48
Een lijst van snelkiescodes bekijken ...........................................................................48
4 Afdrukken
Afdrukinstellingen ...................................................................................................................49
Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows) .................49
De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows) ......................49
Instellingen wijzigen (Mac OS) .......................................................................................... 49
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) .............................................................. 50
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken .............................................................................50
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows) ................................................................ 50
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS) .................................................................51
Een afdruktaak annuleren .......................................................................................................51
5 Kopiëren
Kopiëren vanaf het bedieningspaneel ..................................................................................... 52
De kopieerinstellingen wijzigen ...............................................................................................52
Een origineel bijsnijden (alleen modellen met kleurenscherm) ...............................................52
Een kopieertaak annuleren .....................................................................................................53
6 Scannen
Een origineel scannen ............................................................................................................54
Een direct digitaal archief installeren (alleen sommige modellen) ....................................54
Een origineel scannen naar een netwerkmap ...................................................................55
Een origineel naar een programma op een computer scannen (rechtstreekse
verbinding) ........................................................................................................................56
Een origineel naar een geheugenapparaat scannen ........................................................57
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver .............................................................57
2
Inhoudsopgave
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel programma ................................57
Scannen vanaf een TWAIN-compatibel programma. ........................................................58
Scannen vanaf een WIA-compatibel programma. ............................................................58
Een gescand origineel bewerken ............................................................................................58
Een gescande foto of afbeelding bewerken ......................................................................58
Een gescand document bewerken met behulp van OCR-software (Optical
Character Recognition). ....................................................................................................58
Scaninstellingen wijzigen ........................................................................................................59
Een scantaak annuleren .........................................................................................................59
7 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
Een geheugenkaart plaatsen ..................................................................................................60
Een digitale camera verbinden ...............................................................................................61
Een opslagapparaat verbinden ...............................................................................................62
Foto's bekijken ........................................................................................................................63
Foto's bekijken (alleen modellen met kleurenscherm) ......................................................64
Foto's weergeven met de computer ..................................................................................64
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel ......................................................................... 64
Foto's afdrukken met behulp van een voorbeeldvel ..........................................................64
Panoramische foto's afdrukken .........................................................................................67
Pasfoto's afdrukken ..........................................................................................................69
Videoactiefoto's afdrukken ................................................................................................70
Foto's opslaan op uw computer ..............................................................................................71
8 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Een fax verzenden ..................................................................................................................72
Een gewone fax verzenden ..............................................................................................72
Een fax handmatig verzenden vanaf een telefoon ............................................................73
Een fax verzenden met handsfree kiezen .........................................................................74
Faxen verzenden met behulp van de optie fax uitzenden .................................................75
Een fax ontvangen ..................................................................................................................76
Een fax handmatig ontvangen ..........................................................................................76
Backup-faxontvangst instellen ..........................................................................................76
Ontvangen faxen vanuit het geheugen opnieuw afdrukken ..............................................78
Faxen doorsturen naar een ander nummer ......................................................................78
Ongewenste faxnummers blokkeren ................................................................................79
De modus voor ongewenste faxnummers instellen ....................................................80
Nummers toevoegen aan de lijst met ongewenste faxnummers ................................. 80
Nummers verwijderen van de lijst met ongewenste faxnummers ...............................81
Een lijst met geblokkeerde faxnummers bekijken .......................................................82
3
Faxinstellingen wijzigen ..........................................................................................................82
Het faxkopschrift instellen .................................................................................................82
De antwoordmodus instellen (automatisch antwoorden) ..................................................83
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen ..............................................83
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen wijzigen ..........................................84
Foutcorrectiemodus fax instellen ......................................................................................84
De foutcorrectiemodus instellen ..................................................................................85
Het kiessysteem instellen .................................................................................................85
Het kiessysteem instellen ...........................................................................................85
Opties opnieuw kiezen instellen ........................................................................................ 85
De opties opnieuw bellen instellen ..............................................................................85
De faxsnelheid instellen ....................................................................................................86
Faxen via the Internet .............................................................................................................86
Installatie testfax .....................................................................................................................87
Rapporten gebruiken ..............................................................................................................87
Bevestigingsrapporten voor faxen afdrukken ....................................................................88
Foutrapporten voor faxen afdrukken .................................................................................88
Het faxlogboek afdrukken en bekijken ..............................................................................89
Een fax annuleren ..................................................................................................................90
9 Configureren en beheren
Het apparaat beheren .............................................................................................................91
Overzicht van beheertaken ...............................................................................................91
Het apparaat controleren ..................................................................................................93
Het apparaat beheren .......................................................................................................93
Beheertools voor het apparaat gebruiken ...............................................................................95
Geïntegreerde webserver .................................................................................................96
De ingebouwde webserver openen ............................................................................96
Pagina's geïntegreerde webserver .............................................................................96
Werkset (Windows) ...........................................................................................................97
De Werkset openen ....................................................................................................97
Tabbladen in de Werkset ............................................................................................98
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) ................................................................................99
HP Printerhulpprogramma openen .............................................................................99
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma .............................................................. 99
Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS) ......................................................100
HP Web Jetadmin-software ............................................................................................100
HP Instant Support .........................................................................................................100
Beveiliging en privacy ...............................................................................................101
Toegang krijgen tot HP Instant Support ....................................................................101
myPrintMileage ...............................................................................................................102
De diagnostische zelftestpagina begrijpen ...........................................................................102
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen ...............................................................................104
Kanaalbereikdefinities .....................................................................................................105
4
Inhoudsopgave
Netwerkopties configureren ..................................................................................................105
Basisnetwerkinstellingen wijzigen ...................................................................................106
De wizard Draadloze installatie gebruiken ................................................................106
Netwerkinstellingen bekijken en afdrukken ...............................................................106
De draadloze radio in- en uitschakelen .....................................................................106
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen ...................................................................107
De verbindingssnelheid instellen ..............................................................................107
IP-instellingen bekijken .............................................................................................107
IP-instellingen wijzigen .............................................................................................107
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) ...........................................108
Faxen instellen (parallelle telefoonsystemen) .................................................................108
De juiste faxinstellingen voor thuis of op kantoor kiezen ..........................................109
De faxinstallatie voor uw situatie selecteren .............................................................110
Situatie A: Aparte faxlijn (er worden geen gespreksoproepen ontvangen) ...............112
Situatie B: Het apparaat installeren met DSL ............................................................ 113
Situatie C: Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-
lijn .............................................................................................................................114
Situatie D: Fax met een specifiek belsignaal op dezelfde lijn .................................... 115
Situatie E: Gedeelde telefoon-/faxlijn ........................................................................116
Situatie F: Gedeelde gespreks-/faxlijn met voicemail ...............................................117
Situatie G: Gedeelde faxlijn met computermodem (er komen geen
gespreksoproepen binnen) .......................................................................................118
Situatie H: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met computermodem ......121
Situatie I: Gedeelde lijn voor gesprekken/fax met antwoordapparaat .......................125
Situatie J: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem en een antwoordapparaat .............................................................127
Situatie K: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem voor inbellen en voicemail .............................................................131
Seriële faxinstallatie ........................................................................................................133
Het apparaat configureren (Windows) ..................................................................................134
Rechtstreekse verbinding ...............................................................................................134
De software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze) ....134
het apparaat verbinden voordat u de software installeert .........................................135
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk ..................................................135
Netwerkverbinding ..........................................................................................................136
Het apparaat installeren op een netwerk ..................................................................137
De software van het apparaat installeren op clientcomputers ................................... 137
De printerdriver toevoegen met Printer toevoegen ...................................................137
Het apparaat configureren (Mac OS) ....................................................................................138
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding ...........................138
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk ........................................................138
5
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen) ............139
Instellingen van 802.11-draadloos netwerk begrijpen .....................................................140
Draadloze communicatie installeren met behulp van het bedieningspaneel met de
wizard .............................................................................................................................142
Daadloze communicatie installeren met het installatieprogramma (Windows) ...............142
Draadloze communicatie installeren met SecureEasySetup (SES) ................................143
De printer installeren in een draadloos netwerk (Mac OS) .............................................144
Draadloze communicatie uitschakelen ...........................................................................145
Richtlijnen voor het verminderen van storing op een draadloos netwerk ........................145
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk ....................145
Hardware-adressen aan een WAP toevoegen .......................................................... 145
Overige richtlijnen .....................................................................................................146
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie ...................................................146
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie via de geïntegreerde
webserver .......................................................................................................................148
Het apparaat verbinden met Bluetooth ...........................................................................148
Het apparaat met Bluetooth verbinden in Windows ..................................................148
Het apparaat met Bluetooth verbinden in Mac OS ....................................................150
De beveiliging voor Bluetooth instellen op het apparaat .................................................150
Verifieer Bluetooth-apparaten door middel van een wachtwoord. .............................151
Het apparaat zichtbaar maken of verbergen voor Bluetooth-apparaten ...................151
De Bluetooth-instellingen herstellen via de geïntegreerde webserver ......................152
De software verwijderen en opnieuw installeren ...................................................................152
10 Onderhoud en problemen oplossen
Ondersteunde inktcartridges .................................................................................................155
De inktcartridges vervangen .................................................................................................156
De printkoppen onderhouden ...............................................................................................157
De status van de printkoppen controleren ......................................................................158
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken .....................................................158
De printkoppen uitlijnen ..................................................................................................159
De regelopschuiving kalibreren ....................................................................................... 160
De printkoppen reinigen ..................................................................................................160
De contacten van de printkoppen handmatig reinigen ....................................................160
De printkoppen vervangen ..............................................................................................163
Printerbenodigdheden bewaren ............................................................................................165
Inktcartridges bewaren ...................................................................................................165
Printkoppen bewaren ......................................................................................................165
Het toestel reinigen ...............................................................................................................166
De glasplaat van de scanner reinigen .............................................................................166
De automatische documentinvoer (ADF) reinigen ..........................................................166
De buitenkant reinigen ....................................................................................................170
Tips en middelen voor het oplossen van problemen ............................................................. 170
6
Inhoudsopgave
Problemen met het afdrukken oplossen ...............................................................................171
Het apparaat wordt onverwacht uitgeschakeld ...............................................................172
Op het bedieningspaneel verschijnt een foutmelding .....................................................172
Het apparaat reageert niet (drukt niet af) ........................................................................172
De printer accepteert de printkop niet .............................................................................173
Het afdrukken duurt lang ................................................................................................174
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt ................................................174
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten ........................................................175
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst .................................................................175
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................176
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten .....................................................176
Slechte afdrukresultaten .................................................................................................176
Er worden vreemde tekens afgedrukt .............................................................................177
De inkt wordt uitgesmeerd ..............................................................................................178
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig ...........................................................178
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof ..........................................................................178
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt ............................................................................179
De verkeerde kleuren worden afgedrukt .........................................................................179
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar .....................................................................179
De kleuren zijn niet goed uitgelijnd .................................................................................179
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen ...................................................180
Problemen met de papierinvoer oplossen ............................................................................180
Optionele lade 2 kan niet worden geplaatst ....................................................................180
Er heeft zich een ander papierinvoerprobleem voorgedaan ...........................................180
Problemen met het kopiëren oplossen .................................................................................182
Er kwam geen kopie uit ..................................................................................................182
Kopieën zijn blanco .........................................................................................................182
Het verkeerde origineel werd gekopieerd .......................................................................182
Documenten ontbreken of zijn vervaagd ........................................................................183
Het formaat is verkleind ..................................................................................................183
De kopieerkwaliteit is slecht ............................................................................................183
Er verschijnen defecten in de kopieën ............................................................................184
Er verschijnen foutberichten ...........................................................................................184
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................185
Scanproblemen oplossen .....................................................................................................185
Scanner reageerde niet ..................................................................................................185
Scannen duurt te lang .....................................................................................................185
Een deel van het document is niet gescand of er ontbreekt tekst ...................................186
Tekst kan niet worden bewerkt .......................................................................................186
Er verschijnen foutmeldingen .........................................................................................187
De kwaliteit van de gescande afbeelding is slecht ..........................................................187
Er verschijnen defecten in de scans ...............................................................................188
Kan niet naar de netwerkmap scannen (snelkeuze digitaal archief) ...............................189
Faxproblemen oplossen .......................................................................................................190
De faxtest is mislukt ........................................................................................................190
7
Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen .................................................................204
Het apparaat kan de geheugenkaart niet lezen ..............................................................204
Het apparaat kan geen foto's lezen op de geheugenkaart .............................................. 204
Sommige foto's op de geheugenkaart worden niet afgedrukt, zodat de afdruktaak
wordt geannuleerd. .........................................................................................................205
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................205
Problemen met het apparaatbeheer oplossen ......................................................................205
De geïntegreerde webserver kan niet worden geopend .................................................205
Installatieproblemen oplossen ..............................................................................................206
Suggesties voor hardware-installatie ..............................................................................206
Suggesties voor software-installatie ...............................................................................207
Problemen met de uitlijnpagina ....................................................................................... 207
Problemen met software-installatie oplossen .................................................................. 208
Netwerkproblemen oplossen ..........................................................................................208
Problemen met draadloze verbindingen oplossen ..........................................................209
Storingen verhelpen .............................................................................................................. 211
Verhelp een storing in het apparaat ................................................................................211
Storingen in de ADF verhelpen .......................................................................................213
Tips voor het vermijden van storingen ............................................................................215
A HP-benodigdheden en -accessoires
Afdrukbenodigdheden online bestellen .................................................................................216
Accessoires ..........................................................................................................................216
Benodigdheden ....................................................................................................................216
Inktpatronen ....................................................................................................................217
Printkoppen ....................................................................................................................217
HP-afdrukmateriaal .........................................................................................................217
B Ondersteuning en garantie
Elektronische ondersteuning krijgen .....................................................................................218
Telefonische ondersteuning van HP krijgen .........................................................................218
Voordat u belt .................................................................................................................218
Telefoonnummers voor telefonische ondersteuning .......................................................219
Beperkte garantieverklaring van Hewlett-Packard ................................................................221
Het apparaat klaarmaken voor verzending ...........................................................................222
De inktcartridges en printkoppen verwijderen voor verzending ....................................... 222
Verwijder het frontje van het bedieningspaneel ..............................................................223
Het apparaat verpakken .......................................................................................................224
C Specificaties van het apparaat
Fysieke specificaties .............................................................................................................226
Productkenmerken en -mogelijkheden .................................................................................226
Specificaties processor en geheugen ...................................................................................227
Systeemvereisten .................................................................................................................227
Netwerkprotocolspecificaties ................................................................................................228
Specificaties van de geïntegreerde webserver .....................................................................228
Afdrukspecificaties ................................................................................................................228
Afdrukresolutie ................................................................................................................229
Kopieerspecificaties ..............................................................................................................229
Faxspecificaties ....................................................................................................................229
Scanspecificaties ..................................................................................................................230
8
Inhoudsopgave
Specificaties van Snelkeuze digitaal archief .........................................................................230
Omgevingsspecificaties ........................................................................................................230
Elektrische specificaties ........................................................................................................230
Specificaties geluidsniveau (afdrukken in conceptmodus, geluidsniveaus volgens ISO
7779) ....................................................................................................................................231
Ondersteunde apparaten ......................................................................................................231
Geheugenkaartspecificaties .................................................................................................231
D Wettelijk verplichte informatie
FCC-verklaring .....................................................................................................................232
Shielded cables ..............................................................................................................232
Exposure to radio frequency radiation (wireless products only) ......................................233
Kennisgeving aan gebruikers van het Amerikaanse telefoonnetwerk .............................234
Kennisgeving aan gebruikers van het Canadese telefoonnetwerk .......................................235
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Unie ..............................................................236
Overige, wettelijk verplichte informatie .................................................................................236
EMI-verklaring (Korea) ....................................................................................................236
VCCI-verklaring (Japan) .................................................................................................237
Wettelijk verplicht modelnummer ....................................................................................237
Verklaring ten aanzien van het netsnoer ........................................................................237
LED-classificatie .............................................................................................................237
Wettelijke informatie inzake draadloze producten ................................................................. 237
Notice to users in Canada/Note à l'attention des utilisateurs Canadien ..........................238
Notice to users in Brazil/Notificação de Normas de Uso de Dispositivos Sem Fio do
Brasil ...............................................................................................................................238
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Gemeenschap (Engels) ..........................239
Kennisgeving aan gebruikers in Frankrijk .......................................................................240
Kennisgeving aan gebruikers in Duitsland ......................................................................241
Kennisgeving aan gebruikers in Italië .............................................................................242
Kennisgeving aan gebruikers in Spanje ..........................................................................243
Conformiteitsverklaring .........................................................................................................244
Milieubeschermingsprogramma ............................................................................................246
Minder is beter ................................................................................................................246
Stroomverbruik ...............................................................................................................246
Informatie over de batterij ...............................................................................................246
Material safety data sheets (chemiekaarten) ..................................................................247
Recycling ........................................................................................................................247
Productverpakking ....................................................................................................247
Plastic .......................................................................................................................247
Hoe privé-huishoudens in de Europese Unie afgedankte apparatuur als afval
dienen aan te bieden ................................................................................................247
HP-producten en -benodigdheden ............................................................................247
Index...........................................................................................................................................248
9

1 Aan de slag

In deze handleiding vindt u details over het gebruik van het apparaat en het oplossen van problemen.
Andere bronnen over het product zoeken Toegankelijkheid
• De onderdelen van de HP All-in-One kennen

Andere bronnen over het product zoeken

Voor productinformatie en hulpmiddelen voor het oplossen van problemen die niet in deze handleiding zijn opgenomen, zijn de volgende informatiebronnen beschikbaar:
Bron Beschrijving Locatie
Installatieposter
Naslaggids
Leesmij-bestand en release­info
Gëintegreerde webserver (netwerkverbinding)
Werkset (Microsoft Windows®)
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
®
Bevat geïllustreerde installatieaanwijzingen.
Geeft instructies voor het installeren van het apparaat en informatie over garantie en veiligheid.
Deze bieden de laatste informatie en tips voor het oplossen van problemen.
Hiermee kunt u statusinformatie bekijken, instellingen wijzigen en het apparaat beheren vanaf elke computer in het netwerk.
Raadpleeg
webserver voor meer
informatie.
Biedt informatie over de status van printkoppen en geeft toegang tot services voor onderhoud.
Raadpleeg
(Windows) voor meer
informatie.
Bevat hulpmiddelen voor het configureren van afdrukinstellingen, het kalibreren van het apparaat, het reinigen van de printkoppen, het afdrukken van de configuratiepagina, het online bestellen van benodigdheden en het
Geïntegreerde
Werkset
Een gedrukte versie van het document is bij het apparaat meegeleverd.
Een gedrukte versie van het document is bij het apparaat meegeleverd.
Staat op de Starter-cd.
Beschikbaar via elke standaardwebbrowser.
De Werkset wordt normaal als optie samen met de software van het apparaat geïnstalleerd.
Het HP Printerhulpprogramma wordt normaal samen met de software van het apparaat geïnstalleerd.
10 Aan de slag
(vervolg)
Bron Beschrijving Locatie
zoeken van hulp op de website. U kunt ook instellingen voor draadloos afdrukken configureren.
Raadpleeg
Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer informatie.
HP Instant Support Helpt u afdrukproblemen snel
Bedieningspaneel Geeft status-, fout- en
Logs en rapporten Biedt informatie over
Diagnostische zelftestpagina
te identificeren, te analyseren en op te lossen.
Raadpleeg
Support voor meer informatie.
waarschuwingsinformatie over de werking.
gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden.
Netwerkconfiguratiepagina Dit geeft u informatie over de
Pagina diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken
HP-websites Biedt de meest recente
netwerkconfiguratie.
Hiermee kunt u nagaan of er problemen zijn die invloed hebben op de afdrukkwaliteit en kunt u beter beslissen of het nodig is om een onderhoudsprogramma uit te voeren om de kwaliteit van uw afdrukken te verbeteren.
printersoftware en product­en ondersteuningsinformatie.
HP
HP Instant
Apparaatgegevens:
Naam van product
Modelnummer
Serienummer
Versienummer van
de firmware
Geïnstalleerde accessoires (de duplexeenheid bijvoorbeeld)
Het aantal afgedrukte pagina's uit de lades en accessoires
Inktniveaus
Status van de printkop
Beschikbaar via elke standaardwebbrowser of via de Werkset (Windows).
Raadpleeg Bedieningspaneel voor meer informatie.
Raadpleeg Het apparaat
controleren voor meer
informatie.
Raadpleeg De diagnostische
zelftestpagina begrijpen voor
meer informatie.
Raadpleeg De
netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer
informatie.
Raadpleeg De pagina
Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken
voor meer informatie.
www.hp.com/support
www.hp.com
Andere bronnen over het product zoeken
11
Hoofdstuk 1
(vervolg)
Bron Beschrijving Locatie
Telefonische ondersteuning van HP
Help bij de HP­beeldbewerkingssoftware

Toegankelijkheid

Uw apparaat beschikt over een aantal functies die de printer toegankelijk maken voor gebruikers met bepaalde handicaps.
Visuele handicap
De software van het apparaat is geschikt voor gebruikers met een visuele handicap of verminderd zicht dankzij de toegankelijkheidsopties en -functies van uw besturingssysteem. Bovendien zijn er ondersteunende technieken beschikbaar voor gebruikers met een visuele beperking, zoals schermlezers, braillelezers en spraakherkenningstechnologie. Speciaal voor gebruikers die kleurenblind zijn, zijn de gekleurde knoppen en tabbladen in de software en op het bedieningspaneel voorzien van korte tekst of pictogramlabels die de functie ervan aangegeven.
Mobiliteit
Om gebruikers met een beperkte mobiliteit te helpen, kunnen de softwarefuncties van het apparaat worden uitgevoerd met behulp van het toetsenbord. De software ondersteunt ook Windows-toegankelijkheidsopties, zoals plaktoetsen, schakeltoetsen, filtertoetsen en muistoetsen. De deuren, knoppen, papierlades en papiergeleiders van het apparaat kunnen door gebruikers met beperkte kracht en beperkt bereik worden bediend.
Ondersteuning
Meer informatie over de toegankelijkheid van dit product en HP's streven naar optimale producttoegankelijkheid vindt u op de website van HP op
accessibility.
Voor informatie over de toegankelijkheid op Mac OS gaat u naar de website van Apple op
www.apple.com/accessibility.
Bevat contactinformatie van HP. Gedurende de garantieperiode is deze ondersteuning vaak kosteloos.
Biedt informatie over het gebruik van de software.
Raadpleeg Telefonische
ondersteuning van HP krijgen
voor meer informatie.
Raadpleeg De HP-
beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer
informatie.
www.hp.com/

De onderdelen van de HP All-in-One kennen

Vooraanzicht Ruimte voor printerbenodigdheden
• Geheugenkaartsleuven
• Achteraanzicht
• Bedieningspaneel
• Informatie over verbindingen
12 Aan de slag

Vooraanzicht

1 Automatische documentinvoer (ADF)
2 Scannerglasplaat
3 Bedieningspaneel (verschilt afhankelijk HP All-in-One van het model dat u bezit)
4 Bedieningspaneel (verschilt afhankelijk van het model dat u bezit)
5 Uitvoerlade
6 Verlengstuk van uitvoerlade
7 Lengte-/breedtegeleiders
8 Lade 1
9 Lade 2 (beschikbaar bij sommige modellen)
10 USB (Universal serial bus)-poort voorzijde (geschikt voor PictBridge)
11 Geheugenkaartsleuven
12 Statuslampje geheugenkaart
13 Documentinvoerlade
14 Breedtegeleiders
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 13
Hoofdstuk 1

Ruimte voor printerbenodigdheden

1 Inktcartridgeklep
2 Inktcartridges
3 Toegangsklep wagen
4 Printkoppen
5 Printkopvergrendeling

Geheugenkaartsleuven

1
CompactFlash (types I en II)
2 Secure Digital, MultimediaCard (MMC), Secure MMC
3
xD
4
Memory Stick, Magic Gate Memory Stick, Memory Stick Duo, Memory Stick Pro
5
USB-poort voorzijde (Universal Serial Bus, PictBridge-compatibel)
14 Aan de slag

Achteraanzicht

1 Stroomaansluiting
2 Ethernet-poort
3 USB (Universal Serial Bus)-poort achteraan
4 Faxpoorten (1-LINE en 2-EXT) (beschikbaar voor sommige modellen)
5 Achterklep (voor modellen zonder duplexeenheid)
6 Accessoire voor dubbelzijdig afdrukken (duplexeenheid) (beschikbaar voor sommige
modellen)

Bedieningspaneel

De lay-out en functies op het bedieningspaneel verschillen afhankelijk van het model dat u bezit.
De volgende gedeelten geven een beschrijving van de knoppen, statuslampjes en uitleesvensters. Het kan zijn dat uw model niet over al deze functies beschikt.
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 15
Hoofdstuk 1
Knoppen en statuslampjes bedieningspaneel
In het volgende diagram en de bijbehorende tabel vindt u een kort overzicht van de functies op het bedieningspaneel.
Label Naam en beschrijving
1
2
3 Het menu Scannen: hiermee wordt het menu Scannen naar geopend. Hiermee kunt u een
4 Digitaal archief: hiermee worden documenten naar een folder gescand, daar opgeslagen en
5
6 De naam en de functie van de knop hangen af van het land/de regio waar het apparaat is
7
8 Scherm: Hierop worden menu's en berichten weergegeven.
9
10
11
12 Waarschuwingslampje: wanneer het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat er zich
13
14
Snelkiesknoppen: Toegang krijgen tot de eerste vijf snelkiesnummers.
Snelkiezen: hiermee selecteert u een snelkiesnummer.
bestemming voor de scan selecteren.
beschikbaar gesteld aan personen op uw netwerk.
Het menu Faxen: hiermee wordt het faxmenu geopend.
verkocht.
Resolutie: hiermee wordt de resolutie bijgesteld voor de fax die u verzendt. Faxnummerblokkering: hiermee wordt het menu Installatie faxnummerblokkering geopend,
waarmee u ongewenste faxoproepen kunt beheren. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u een abonnement op een beller-id-service hebben.
Toetsenblok: hiermee voert u faxnummers, waarden of tekst in.
Pijl naar links: hiermee worden de waarden op het display verlaagd.
OK: hiermee selecteert u een menu of instelling op het display.
Pijl naar rechts: hiermee worden de waarden op het display verhoogd.
een fout heeft voorgedaan die moet worden verholpen.
Verkleinen/Vergroten: hiermee wijzigt u het afdrukformaat van een kopie.
Het menu Kopiëren: hiermee wordt het menu Kopiëren geopend.
16 Aan de slag
(vervolg)
Label Naam en beschrijving
15
16
17 De naam en de functie van de knop hangen af van het model en het land/de regio waar het
18 Aan/uit: hiermee schakelt u het apparaat in of uit. Het lampje van de knop Aan brandt als het
19
20
21 FOTO'S AFDRUKKEN: hiermee selecteert u de fotofunctie. Met deze knop drukt u foto’s van
22
23
24
25 Sorteren: hiermee worden de kopieën in volgorde gelegd zodat ze klaar zijn voor gebruik als
26
27 Help: hiermee wordt het helpmenu weergegeven. U kunt selecteren uit een lijst met
28
29
30 Installatie: hiermee wordt het menu Instellingen weergegeven. Met dit menu kunt u
31 Automatisch antwoorden: wanneer deze knop verlicht is, beantwoordt het apparaat
32
33
34 Opnieuw kiezen/pauze: hiermee kiest u het laatst gekozen nummer of voegt u een pauze
Aantal kopieën: Selecteer het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken.
Het menu Foto: hiermee wordt het menu Foto's geopend, waarin u opties kunt selecteren.
apparaat is verkocht. Voorbeeldvel: hiermee drukt u een voorbeeldvel af als er een geheugenkaart in een
geheugenkaartsleuf is geplaatst. Op een voorbeeldvel worden miniatuurweergaven van alle foto's op de geheugenkaart weergegeven. U kunt foto's op het voorbeeldvel selecteren en deze foto's afdrukken door het voorbeeldvel te scannen.
Roteren: Draai de afbeelding op het afleesvenster. De gedraaide afbeelding kan worden geprint.
apparaat aanstaat. Het lampje knippert wanneer een taak wordt uitgevoerd.
Als het apparaat is uitgeschakeld, ontvangt het toch nog een minimale hoeveelheid stroom. Als u de stroomtoevoer naar het apparaat volledig wilt afsluiten, schakelt u het apparaat uit en haalt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
Uitzoomen: maakt de afbeelding op het scherm kleiner.
Inzoomen: maakt de afbeelding op het scherm groter.
een geheugenkaart of opslagapparaat af of slaat u foto’s op de computer op.
Kwaliteit: hiermee selecteert de kopieerkwaliteit Beste, Normaal of Snel.
START KOPIËREN, Kleur: hiermee start u een kopieertaak in kleur.
START KOPIËREN, zwart: hiermee start u een kopieertaak in zwart-wit.
de kopieertaak is voltooid.
Annuleren: hiermee stopt u een taak, verlaat u een menu of verlaat u de instellingen.
helponderwerpen. Tijdens de selectie worden de details van de hulpinformatie weergegeven op de monitor van een aangesloten computer.
Vorige: hiermee gaat u een niveau hoger in het menu.
2-zijdig: hiermee maakt u tweezijdige kopieën of faxen.
rapporten genereren, instellingen wijzigen voor de fax of voor onderhoud, en het menu Help openen. Het onderwerp dat u in het menu Help selecteert, wordt geopend in een Help­venster op het scherm van de computer.
automatisch binnenkomende telefoonoproepen. Wanneer deze knop uit staat, beantwoordt het apparaat geen binnenkomende faxoproepen.
START FAXEN, Kleur: hiermee start u het faxen van een kleurendocument.
START FAXEN, Zwart: hiermee start u het faxen van een zwart-witdocument.
van drie seconden in voor een faxnummer.
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 17
Hoofdstuk 1 (vervolg)
Label Naam en beschrijving
35 START SCANNEN: hiermee start u een scantaak en verzendt u deze naar de bestemming
die u hebt geselecteerd met de knop Scannen naar.
Kleurenscherm
Opmerking Dit soort scherm is verkrijgbaar op sommige modellen.
De volgende pictogrammen worden onder aan op het kleurenscherm weergegeven en geven belangrijke informatie weer. Sommige pictogrammen worden alleen weergegeven als uw apparaat is uitgerust met een voorziening voor het uitwisselen van gegevens via een netwerk. Zie
Netwerkopties configureren voor meer informatie
over netwerken.
Pictogram Doel
Geeft de hoeveelheid inkt in de inktcartridge weer. De kleur van het pictogram stemt overeen met de kleur van de inktpatroon en het vulniveau van het pictogram stemt overeen met het vulniveau van de inktpatroon.
Dit pictogram geeft aan dat er een onbekende inktcartridge in het apparaat is geplaatst. Dit pictogram wordt mogelijk weergegeven als u een andere inktcartridge dan een inktcartridge van HP in het apparaat plaatst.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat via een vaste netwerkverbinding met een netwerk is verbonden.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat wel over een voorziening voor het uitwisselen van gegevens via een draadloos netwerk beschikt, maar dat het apparaat momenteel niet met een draadloos netwerk is verbonden. Dit pictogram is grijs als er geen draadloos netwerksignaal beschikbaar is en blauw als er wel een signaal is. Dit geldt alleen voor de modus Infrastructuur. (Deze voorziening wordt alleen ondersteund op sommige modellen.) Zie
apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
voor meer informatie.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat via een draadloze netwerkverbinding met een netwerk is verbonden. De signaalsterke wordt aangegeven door middel van het aantal gebogen lijnen. Dit geldt alleen voor de modus Infrastructuur. (Deze voorziening wordt alleen ondersteund op sommige
Het
18 Aan de slag
(vervolg)
Pictogram Doel
modellen.) Zie Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen
sommige modellen)voor meer informatie.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat is verbonden met een draadloos ad­hocnetwerk (of computer-to-computernetwerk). (Deze voorziening wordt alleen ondersteund op sommige modellen.) Zie
draadloze communicatie (alleen sommige modellen) voor meer informatie.
Dit pictogram geeft aan dat er een Bluetooth-adapter is geïnstalleerd en dat er verbinding is. Er is een afzonderlijke Bluetooth-adapter vereist. Zie
Accessoires voor meer informatie.
Zie voor meer informatie over het installeren van Bluetooth.
Uitleesvenster met 2 regels
Het apparaat installeren voor
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk
Opmerking Dit soort scherm is verkrijgbaar op sommige modellen.
Het uitleesscherm met twee regels geeft status- en foutmeldigen, menuopties en adviesberichten weer. IAls u een geheugenkaart insteekt of een camera verbindt, gaat het scherm automatisch in fotostand en wordt het begin van het fotomenu weergegeven.

Informatie over verbindingen

Beschrijving Aanbevolen aantal
USB-aansluiting
Ethernet-verbinding (via kabel)
aangesloten computers voor de beste prestaties
Eén computer die via een USB-kabel is aangesloten op de snelle USB 2.0-poort aan de achterzijde van het apparaat.
Maximaal vijf computers die aan het apparaat
Ondersteunde softwarefuncties
Alle functies worden ondersteund, behalve Webscan. Zie
gebruiken via de geïntegreerde webserver voor meer
informatie.
Alle functies worden ondersteund, waaronder Webscan.
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 19
Webscan
Instructies bij de installatie
Gedetailleerde instructies vindt u in de Beknopte handleiding.
Volg de instructies in de Beknopte handleiding
Hoofdstuk 1 (vervolg)
Beschrijving Aanbevolen aantal
aangesloten computers voor de beste prestaties
zijn aangesloten via een hub of een router.
Printers delen
Maximaal vijf computers.
De hostcomputer moet altijd aanstaan, anders kunnen de andere computers niet op het apparaat afdrukken.
802.11 draadloos Maximaal vijf computers die aan het apparaat zijn aangesloten via een hub of een router.
HP bt300, printer en PC­adapter met draadloze Bluetooth
®
-technologie
Eén Bluetooth-apparaat of één computer.
Ondersteunde softwarefuncties
Alle functies die op de hostcomputer aanwezig zijn, worden ondersteund. Alleen afdrukken wordt vanaf de andere computers ondersteund.
Alle functies worden ondersteund, waaronder Webscan.
Afdrukken vanaf een Bluetooth-apparaat, zoals een PDA, een mobiele telefoon met een camera of een computer waarop Bluetooth is ingeschakeld.
Instructies bij de installatie
en raadpleeg vervolgens Het apparaat
delen op een lokaal gedeeld netwerk in deze
handleiding voor verdere instructies.
Volg de instructies in het gedeelte
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk.
Volg de instructies in het gedeelte Het apparaat
installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen).
Volg de instructies in het gedeelte Installatie van
het apparaat voor Bluetooth-communicatie.
20 Aan de slag
2

De accessoires installeren

Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De duplexeenheid installeren Lade 2 installeren
• Accessoires inschakelen in de printerdriver

De duplexeenheid installeren

Opmerking Deze functie is beschikbaar voor sommige modellen van het apparaat.
Als het optionele accessoire voor automatisch dubbelzijdig afdrukken (duplexeenheid) is geïnstalleerd, kunt u automatisch op beide zijden van een vel papier afdrukken. Zie
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) voor informatie over het gebruik
van de duplexeenheid.
Zo installeert u de duplexeenheid.
1. Druk op de knoppen op het toegangspaneel aan de achterzijde en verwijder het
paneel van het apparaat.
2. Schuif de duplexeenheid in het apparaat totdat deze vastklikt. Druk bij de installatie niet op de knoppen aan weerszijden van de duplexeenheid, maar gebruik de knoppen alleen om de eenheid uit de printer te verwijderen.

Lade 2 installeren

Opmerking Deze functie is beschikbaar voor sommige modellen van het apparaat.
De accessoires installeren
21
Hoofdstuk 2
Lade 2 kan maximaal 350 vellen normaal papier bevatten. Zie voor bestelinformatie
Accessoires.
Lade 2 installeren als volgt.
1. Pak de lade uit, verwijder verpakkingstape en -materiaal en breng de lade naar de
voorbereide locatie. Het oppervlak moet stevig en vlak zijn.
2. Schakel het apparaat uit en koppel het netsnoer los.
3. Plaats het apparaat boven op de lade.
Let op Plaats uw vingers en handen niet aan de onderzijde van het apparaat.
4. Sluit het netsnoer aan en zet het apparaat aan.
5. Lade 2 activeren in de printerdriver. Raadpleeg
printerdriver voor meer informatie.
Accessoires inschakelen in de

Accessoires inschakelen in de printerdriver

Accessoires inschakelen op computers met Windows Accessoires inschakelen op computers met Macintosh
22 De accessoires installeren

Accessoires inschakelen op computers met Windows

Als de software van het apparaat geïnstalleerd is op een computer met Windows, moet lade 2 in de printerdriver worden ingeschakeld om deze met het apparaat te kunnen laten werken. (De duplexeenheid moet niet worden ingeschakeld.)
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-of­Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en klik op Eigenschappen, Standaardinstellingen voor document of Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3. Kies een van de volgende tabbladen: Configuratie, instellingen apparaat, of Apparaatopties. (De naam van het tabblad hangt af van de printerdriver en het
besturingssysteem.) Klik op het geselecteerde tabblad het accessoire dat u wilt inschakelen, klik Geïnstalleerd uit het vervolgmenu en klik vervolgens op OK.

Accessoires inschakelen op computers met Macintosh

Het Mac OS schakelt in de driver automatisch alle accessoires in bij het installeren van de software van het apparaat. Doe het volgende als u later een nieuw accessoire toevoegt:
1. Klik in het Dock op het pictogram Printerinstallatieprogramma.
2. Klik in de Lijst met printers op het apparaat dat u wilt installeren.
3. Kies Toon info in het menu Printers.
4. Klik in het vervolgmenu Namen en locaties op Installeerbare opties.
5. Vink het accessoire aan dat u wilt activeren.
6. Klik op Toepassen .
Accessoires inschakelen in de printerdriver
23

3 De all-in-one gebruiken

Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken Soorten berichten op het bedieningspaneel
• De instellingen van het apparaat wijzigen
• Gebruik het HP Solution Center (Windows)
• De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken
• Tekst en symbolen
• De originelen plaatsen
• Afdrukmateriaal selecteren
• Afdrukmateriaal plaatsen
• Lades configureren
• Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
• Afdrukken zonder randen
• Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen)

Menu's van het bedieningspaneel gebruiken

In de volgende gedeelten wordt een kort overzicht gegeven van de hoofdmenu's die op het scherm van het bedieningspaneel verschijnen. Om een menu weer te geven, drukt u op de menuknop voor de gewenste functie.
Opmerking Het type weergave op het bedieningspaneel - kleurenweergave of
weergave in twee lijnen - hangt af van het model dat u bezit.
Het menu Scannen: Geeft een lijst van bestemmingen, bijvoorbeeld HP­beeldbewerkingssoftware. Op sommige modellen kunt u scannen en een foto terug afdrukken of naar een geheugenkaart scannen.
Het menu Faxen: hiermee kunt u een fax of snelkiesnummer invoeren of het menu Faxen weergeven. Menuopties zijn:
Resolutie aanpassen
Lichter of donkerder maken
Faxen later verzenden
Nieuwe standaardinstellingen instellen
Het menu Kopiëren: Menuopties zijn:
Het aantal kopieën selecteren
Verkleinen of vergroten
Materiaalsoort- en formaat selecteren
Het menu Foto: Menuopties zijn:
Afdrukopties selecteren
Speciale functies gebruiken
Bewerken
24 De all-in-one gebruiken
Overdragen naar een computer
Een voorbeeldvel selecteren

Soorten berichten op het bedieningspaneel

Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Statusberichten Waarschuwingen
• Foutberichten
• Kritieke foutberichten

Statusberichten

Statusberichten geven de actuele status van het apparaat weer. Ze stellen u op de hoogte van de normale werking en vereisen geen handeling om te worden opgelost. Ze veranderen naargelang de status van het apparaat verandert. Wanneer het apparaat klaar is en geen taken uitvoert en er nog geen af te handelen waarschuwingsberichten zijn, verschijnt het statusbericht KLAAR als de printer aanstaat.

Waarschuwingen

Waarschuwingen stellen u op de hoogte van gebeurtenissen waar u aandacht aan dient te besteden, maar die de werking van het apparaat niet belemmeren. Een voorbeeld van een waarschuwing is CYAAN BIJNA OP. Deze berichten verschijnen totdat de situatie is opgelost.

Foutberichten

Foutberichten melden u dat er een handeling moet worden verricht, zoals afdrukmateriaal toevoegen of een storing verhelpen. Deze berichten gaan gewoonlijk samen met een rood, knipperend waarschuwingslampje. Voer de nodige handelingen uit om verder af te drukken.
Als in het foutbericht een foutcode wordt weergegeven, drukt u op de knop Aan/uit om het apparaat uit te schakelen en schakelt u het ervolgens weer in. In de meeste gevallen lost deze handeling het probleem op. Wanneer het bericht blijft verschijnen, moet uw apparaat misschien hersteld worden. Noteer de foutcode en ga vervolgens naar HP Instant Support om meer te weten over de mogelijke oorzaken voor het bericht. Raadpleeg

Kritieke foutberichten

Kritieke foutberichten wijzen u op een defect in het apparaat. Sommige van deze berichten kunnen worden opgelost door op de knop Aan/uit te drukken, het apparaat uit te schakelen en vervolgens weer in te schakelen. Als een kritieke fout aanhoudt, is reparatie noodzakelijk. Raadpleeg
HP Instant Support voor meer informatie.
Ondersteuning en garantie voor meer informatie.
Soorten berichten op het bedieningspaneel
25
Hoofdstuk 3

De instellingen van het apparaat wijzigen

U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen op deze plaatsen:
Vanaf het bedieningspaneel.
Vanaf het HP Solution Center (Windows) of HP Apparaatbeheer (Mac OS). Raadpleeg
Vanaf de geïntegreerde webserver. Raadpleeg meer informatie.
Opmerking Als u de instellingen configureert in het HP Solution Center of in
deHP Apparaatbeheer, kunt u de instellingen die vanaf het bedieningspaneel zijn geconfigureerd (zoals de scaninstellingen) niet zien.
Instellingen wijzigen vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op de menuknop voor de functie die u gebruikt
(bijvoorbeeld het menu Kopiëren).
2. Om bij de optie te komen die u wilt wijzigen, gebruikt u een van de volgende methoden:
Druk op een knop op het bedieningspaneel en gebruik vervolgens de pijl naar
rechts of naar links om de waarde aan te passen.
Selecteer de optie uit het menu op het afleesvenster van het bedieningspaneel.
3. Selecteer de gewenste waarde en druk vervolgens op OK.
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
Geïntegreerde webserver voor
Instellingen van de HP-beeldbewerkingssoftware (Mac OS) wijzigen
1. Klik in het Dock op het pictogram Apparaatbeheer.
2. Selecteer het apparaat in het vervolgmenu Apparaten.
3. In het menu Informatie en instellingen, klikt u op een item dat u wilt veranderen.
Instellingen wijzigen vanaf de geïntegreerde webserver
1. Open de geïntegreerde webserver.
2. Selecteer de pagina met de instellingen die u wilt wijzigen.
3. Wijzig de instellingen en klik vervolgens op Toepassen.

Gebruik het HP Solution Center (Windows)

Op een computer met Windows is het HP Solution Center de plaats waar u toegang krijgt tot de HP Photosmart-software. Met het HP Solution Center kunt u de afdrukinstellingen wijzigen, de wizard Faxinstallatie starten, benodigdheden bestellen en de help op het scherm raadplegen.
Welke functies beschikbaar zijn in het HP Solution Center hangt af van de apparaten die u hebt geïnstalleerd. In het HP Solution Center worden alleen pictogrammen getoond die zijn gekoppeld aan het geselecteerde apparaat. Als het geselecteerde apparaat niet is uitgerust met een bepaalde functie, verschijnt het pictogram voor deze functie niet in het HP Solution Center.
Als het HP Solution Center op de computer geen pictogrammen bevat, is er mogelijk een probleem opgetreden tijdens de installatie van de software. U kunt dit probleem
26 De all-in-one gebruiken
oplossen door de HP Photosmart-software via het Configuratiescherm van Windows volledig te verwijderen en de software vervolgens opnieuw te installeren. Zie de bij het apparaat geleverde Help op het scherm voor meer informatie.
Zie
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie over het
HP Solution Center.

De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken

Met de HP-beeldbewerkingssoftware krijgt u toegang tot veel functies die niet beschikbaar zijn vanaf het bedieningspaneel.
De software is tijdens de installatie op uw computer geïnstalleerd. Zie de bij het apparaat geleverde installatiedocumentatie voor meer informatie.
Toegang tot de HP beeldbewerkingssoftware verschilt per besturingssysteem (OS). Als u bijvoorbeeld op een pc met Windows werkt, start u de HP­beeldbewerkingssoftware in het venster HP Photosmart-software. Als u op een pc met Macintosh werkt, start u de HP-beeldbewerkingssoftware in het venster HP Photosmart Studio. In alle gevallen gebruikt u dit punt als startpunt voor de HP­beeldbewerkingssoftware en -services.
De HP Photosmart-software openen op een computer met Windows
1. Voer een van de volgende handelingen uit:
Dubbelklik op het Windows-bureaublad op het pictogram HP Photosmart­software.
Dubbelklik op het pictogram van de HP Digital Imaging Monitor in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk van Windows.
Klik op de knop Start op de taakbalk, wijs Programma's of Alle programma's aan, selecteer HP en klik op HP Photosmart-software.
2. Als u meer dan één HP-apparaat hebt geïnstalleerd, selecteert u het tabblad met
de naam van uw product.
Opmerking Op een Windows-computer zijn de beschikbare functies in de HP
Photosmart-software afhankelijk van de apparaten die zijn geïnstalleerd. In de software worden alleen pictogrammen getoond die zijn gekoppeld aan het geselecteerde apparaat. Als het geselecteerde apparaat niet is uitgerust met een bepaalde functie, verschijnt het pictogram voor deze functie niet in de software.
Tip Als de HP Photosmart-software op de computer geen pictogrammen
bevat, is er mogelijk een probleem opgetreden tijdens de installatie van de software. U kunt dit probleem oplossen door de HP Photosmart-software via het Configuratiescherm van Windows volledig te verwijderen en de software vervolgens opnieuw te installeren. Zie de bij uw apparaat geleverde beknopte handleiding voor meer informatie.
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken
27
Hoofdstuk 3
De HP Photosmart Studio-software openen op een computer met Windows
1. Klik op het pictogram HP Photosmart Studio in het Dock.
Het venster HP Photosmart Studio verschijnt.
2. Klik op Apparaten op de HP Photosmart Studio-taakbalk.
Het venster HP Apparaatbeheer wordt weergegeven.
3. Selecteer uw apparaat in het vervolgkeuzemenu Apparaat.
Hiermee kunt u scannen, faxen, documenten importeren en onderhoud uitvoeren, zoals het controleren van het inktniveau in de inktcartridges.
Opmerking Welke functies beschikbaar zijn in de HP Photosmart Studio-
software op een computer met Macintosh, hangt af van het geselecteerde apparaat.
Tip Wanneer de HP Photosmart Studio-software is geopend, kunt u de
snelkoppelingen in het Dock-menu openen als u de muisknop ingedrukt houdt op het pictogram van HP Photosmart Studio in het Dock.

Tekst en symbolen

U kunt het toetsenblok op het bedieningspaneel gebruiken om tekst en symbolen in te voeren. U kunt ook tekst en symbolen invoeren met behulp van het visuele toetsenblok vanaf het bedieningspaneel (alleen sommige modellen). Het visuele toetsenblok verschijnt automatisch op het kleurenscherm als u een vaste of draadloze netwerkverbinding installeert of als u het faxkopschrift of snelkiesnummers installeert.
U kunt symbolen ook vanaf het toetsenblok invoeren als u een fax- of telefoonnummer invoert. Als het apparaat het nummer kiest, interpreteert het apparaat het symbool en reageert het dienovereenkomstig. Als u bijvoorbeeld een streepje in het faxnummer hebt ingevoerd, zal het apparaat een korte pauze inlassen voordat de rest van het nummer wordt gekozen. Een pauze is handig als u eerst een buitenlijn moet krijgen voordat u een faxnummer kunt kiezen.
Opmerking Als u een symbool in uw faxnummer wilt invoeren, zoals een
streepje, moet u het symbool met behulp van het toetsenblok invoeren.

Getallen en tekst intikken op het toetsenblok van het bedieningspaneel

U kunt tekst of symbolen invoeren met behulp van het toetsenblok op het bedieningspaneel.
Als u klaar bent met het typen van tekst, drukt u op OK om het nummer op te slaan.
28 De all-in-one gebruiken
Tekst invoeren
1. Druk op het toetsenblok op de toetsen die overeenstemmen met de letters van
een naam. De letters a, b, en c behoren bijvoorbeeld bij de cijfertoets 2, zoals hieronder is weergegeven.
Tip Druk een knop meerdere keren in om de beschikbare tekens te bekijken.
Afhankelijk van uw taalinstelling en uw instelling voor land/regio zijn er mogelijk andere tekens beschikbaar naast de tekens die op het toetsenblok worden weergegeven.
2. Zodra de juiste letter wordt weergegeven, wacht u totdat de cursor automatisch
naar rechts is gegaan. U kunt ook op de pijl naar rechts drukken. Druk op het toetsenblok op de toets die overeenkomt met de volgende letter in de naam. Druk meerdere malen op de toets, totdat de juiste letter wordt weergegeven. De eerste letter van een woord wordt automatisch met een hoofdletter weergegeven.
Een spatie, pauze of symbool invoeren
Druk op Ruimte om een spatie in te voegen.
Druk op Opnieuw kiezen/pauze om een pauze in te voeren. Er verschijnt een
streepje in het nummer.
Als u een symbool wilt invoeren, zoals @, drukt u herhaaldelijk op de knop Symbolen om door de lijst met beschikbare symbolen te bladeren: sterretje (*), streepje (-), en-teken (&), punt (.), schuine streep (/), ronde haken ( ), apostrof ('), gelijkteken (=), hekje (#), apenstaartje (@), onderstreping (_), plusteken (+), uitroepteken (!), puntkomma (;), vraagteken (?), komma (,), dubbele punt (:), procentteken (%) en tilde (~).
Een letter, cijfer of symbool verwijderen
Als u een fout maakt, drukt u op de knop naar links om de fout te wissen en het
juiste teken in te voeren.

Tekst intikken met het visuele toetsenblok (alleen bij sommige modellen)

U kunt tekst en symbolen invoeren met behulp van het visuele toetsenblok dat automatisch op het kleurenbeeldscherm wordt weergegeven als u tekst moet invoeren. Het visuele toetsenblok verschijnt bijvoorbeeld automatisch als u een vaste
Tekst en symbolen
29
Hoofdstuk 3
of draadloze netwerkverbinding instelt of als u het faxkopschrift of snelkiesnummers instelt.
Tekst invoeren met het visuele toetsenbord
1. Druk op de pijlknoppen om de gewenste selectie te markeren om een letter, een
cijfer of een symbool op het visuele toetsenblok te selecteren.
Kleine letters, hoofdletters, cijfers en symbolen invoeren
Voor het invoeren van kleine letters selecteert u de knop abc op het visuele toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Voor het invoeren van hoofdletters selecteert u de knop ABC op het visuele toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Voor het invoeren van cijfers en symbolen selecteert u de knop 123 op het visuele toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Een spatie toevoegen
Voor het toevoegen van een spatie, drukt u op de knop pijl naar rechts op het visuele toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Opmerking Zorg ervoor dat u de knop pijl naar rechts gebruikt op het visuele
toetsenblok om een spatie toe te voegen. U kunt geen spatie toevoegen met de pijlknoppen op het bedieningspaneel.
2. Als u de juiste letter of het juiste cijfer of symbool hebt gemarkeerd drukt u op OK
op het bedieningspaneel om die te selecteren. De selectie verschijnt op het kleurenscherm.
Tip Voor het wissen van een letter, cijfer of symbool selecteert u Wissen op
het visuele toetsenblok en vervolgens drukt u op OK.
3. Selecteer nadat u geen tekst, cijfers of symbolen meer moet invoeren Gereed op het visuele toetsenblok en druk vervolgens op OK.

Beschikbare symbolen voor het kiezen van faxnummers (alleen bij sommige modellen)

Voor het invoeren van een symbool, zoals *, drukt u herhaaldelijk op Symbolen om door de lijst met symbolen te bladeren. In de volgende tabel ziet u welke symbolen u kunt gebruiken in een fax- of telefoonnummer, faxkopschrift en snelkiesnummers.
Beschikbare symbolen
* Hiermee wordt een sterretje
- Tijdens het automatisch kiezen zal het
30 De all-in-one gebruiken
Beschrijving Beschikbaar tijdens het invoeren
weergegeven als dit nodig is voor het kiezen van een nummer.
apparaat een pauze van drie seconden in het nummer invoegen.
Faxkopschriftnaam, snelkiesnamen, snelkiesnummers, fax- of telefoonnummers en handsfree kiesnummers
Faxkopschriftnaam, faxkopschriftnummer, snelkiesnamen, snelkiesnummers en fax- of telefoonnummers
(vervolg)
Beschikbare symbolen
( ) Geeft een linker- en rechterhaakje weer
W Tijdens het automatisch kiezen zorgt de
R Tijdens het automatisch kiezen werkt de
+ Geeft een plusteken weer. Dit symbool
Beschrijving Beschikbaar tijdens het invoeren
om bijvoorbeeld het netnummer te scheiden van de rest van het nummer voor een betere leesbaarheid. Deze symbolen zijn niet van invloed op het kiezen.
W ervoor dat het apparaat wacht op een kiestoon voordat het kiezen wordt voortgezet.
R op dezelfde manier als een Flash­knop op de telefoon.
is niet van invloed op het kiezen.

De originelen plaatsen

U kunt een te kopiëren, te faxen of te scannen origineel in de automatische documentinvoer of op de glasplaat van de scanner plaatsen. Originelen die in de automatische documentinvoer zijn geplaatst worden automatisch ingevoerd in het apparaat.
Faxkopschriftnaam, faxkopschriftnummer, snelkiesnamen, snelkiesnummers en fax- of telefoonnummers
Snelkiesnummers en fax- of telefoonnummers
Snelkiesnummers en fax- of telefoonnummers
Faxkopschriftnaam, faxkopschriftnummer, snelkiesnamen, snelkiesnummers en fax- of telefoonnummers

Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen

U kunt een enkel- of dubbelzijdig document met een enkele pagina of meerdere pagina's van A4- of Letter-formaat kopiëren, scannen of faxen door het document in de invoerlade te plaatsen.
Let op Geen foto's laden in de ADF; daarmee kunnen uw foto's beschadigd raken.
Opmerking Dubbelzijdige documenten van Legal-formaat kunnen niet worden
gescand, gekopieerd of gefaxt met de ADI. Bepaalde functies, zoals de kopieerfunctie Aanpassen aan pagina, werken niet wanneer u originelen in de ADF plaatst. U moet de originelen op de glasplaat leggen.
De documentinvoerlade kan maximaal 50 vellen standaardpapier bevatten.
Een origineel in de documentinvoerlade plaatsen
1. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de invoerlade. Plaats de
pagina's zodat de bovenkant van het document eerst wordt ingevoerd. Schuif het materiaal in de automatische documentinvoer totdat u een pieptoon hoort of een bericht op het uitleesvenster ziet dat aangeeft dat de geplaatste pagina's werden gedetecteerd.
Tip Raadpleeg het diagram in de documentinvoerlade voor hulp bij het laden
van originelen in de automatische documentinvoer.
De originelen plaatsen
31
Hoofdstuk 3
2. Schuif de breedtegeleiders naar binnen tot deze tegen de linker- en rechterrand van het medium komen.
Opmerking Verwijder alle originelen uit de documentinvoerlade voordat u de klep
van het apparaat optilt.

Een origineel op de glasplaat leggen

U kunt originelen van maximaal A4- of Letter-formaat kopiëren, scannen of faxen door ze op de glasplaat te leggen. Bij sommige modellen kunnen originelen van legal­formaat op de glasplaats worden geplaatst. Als het origineel uit meerdere volledige pagina's bestaat, plaatst u dit in de automatische documentinvoer. Als bij uw model geen originelen van legal-formaat op de glasplaat kunnen worden gelegd, plaats deze originelen dan in de automatische documentinvoer.
Opmerking Veel van de speciale functies werken niet juist als de glasplaat en
klep niet schoon zijn. Raadpleeg
Een origineel op de glasplaat van de scanner plaatsen
1. Verwijder alle originelen uit de documentinvoer en til vervolgens de klep op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat.
Tip Raadpleeg de gegraveerde geleiders langs de glasplaat voor meer hulp
bij het plaatsen van originelen.
32 De all-in-one gebruiken
Het toestel reinigen voor meer informatie.
3. Sluit de klep.

Afdrukmateriaal selecteren

Het apparaat is geschikt voor gebruik met de meeste soorten afdrukmateriaal. Wij raden u aan om eerst een aantal soorten afdrukmateriaal uit te proberen voordat u grote hoeveelheden aanschaft. Gebruik HP papier voor het beste afdrukresultaat. Ga naar de website van HP op HP.

Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal

Voor de beste resultaten moet u zich aan de volgende richtlijnen houden.
Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat. Raadpleeg meer informatie.
Plaats slechts één papiersoort tegelijkertijd in een lade.
Plaats afdrukmateriaal in lade 1 en lade 2 met de afdrukzijde naar beneden en tegen de rechter- en achterkant van de lade. Lade 2 is beschikbaar bij sommige modellen Raadpleeg
Lade 2 is uitsluitend geschikt voor normaal papier.
Plaats niet te veel papier in de lades. Raadpleeg
van ondersteund afdrukmateriaal voor meer informatie.
Om vastgelopen papier, een slechte afdrukkwaliteit en andere printerproblemen te voorkomen, kunt u het volgende afdrukmateriaal het beste vermijden:
Formulieren die uit meerdere delen bestaan
Afdrukmateriaal dat is beschadigd, gekruld of verkreukeld
Afdrukmateriaal met inkepingen of perforaties
Afdrukmateriaal met een zware textuur of reliëf of afdrukmateriaal dat inkt niet
goed absorbeert
Afdrukmateriaal dat te dun is of gemakkelijk kan worden uitgerekt
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
www.hp.com om meer te weten over afdrukmateriaal van
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Informatie over de specificaties
Afdrukmateriaal selecteren
33
Hoofdstuk 3
Kaarten en enveloppen
Gebruik geen enveloppen met een hele gladde afwerking, zelfklevende randen, sluitingen of vensters. Gebruik ook geen kaarten en enveloppen met dikke, onregelmatige of gekrulde randen of enveloppen die gekreukt, gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
Gebruik platte, strak gevouwen enveloppen.
Laad enveloppen met de flappen naar boven.
Afdrukmateriaal voor foto's
Gebruik de modus Beste voor het afdrukken van foto’s. In deze modus neemt het afdrukken meer tijd in beslag omdat meer computergeheugen vereist is.
Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
Transparanten
Plaats transparanten met de ruwe kant naar beneden en de plakstrip wijzend naar de achterzijde van het apparaat.
Gebruik de modus Normaal om af te drukken op transparanten. De droogtijd in deze modus is langer. Daarom wordt de volgende pagina pas in de uitvoerlade uitgevoerd wanneer de inkt helemaal droog is.
Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
Speciaal papierformaat
Gebruik alleen speciaal papierformaat dat wordt ondersteund door het apparaat.
Wanneer de toepassing speciaal papierformaat ondersteunt, stelt u het papierformaat eerst in de toepassing in voordat u het document gaat afdrukken. Anders stelt u het formaat in met de printerdriver. Mogelijk moet u de opmaak van bestaande documenten aanpassen om deze correct te kunnen afdrukken op speciaal papierformaat.

Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal

Met de tabellen Informatie over ondersteunde formaten en Informatie over
ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen kunt u bepalen welke media
goed zijn voor uw apparaat en welke functies bij uw papier zullen functioneren.
Informatie over ondersteunde formaten Informatie over ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen
Informatie over ondersteunde formaten
Opmerking Lade 2 en de duplexeenheid zijn beschikbaar bij sommige modellen.
34 De all-in-one gebruiken
Papierformaat Lade 1 Lade 2
Standaardformaten afdrukmateriaal
U.S. Letter (216 x 279 mm; 8,5 x 11 inches)
(216 x 330 mm; 8,5 x 13 inches)*
Duplexeenheid
ADF
U.S. Legal (216 x 356 mm; 8,5 x 14 inches)
A4 (210 x 297 mm; 8,3 x 11,7 inches)
U.S. Executive (184 x 267 mm; 7,25 x 10,5 inches)
U.S. Statement (140 x 216 mm; 5,5 x 8,5 inches)
B5 (182 x 257 mm; 7,17 x 10,12 inches)
A5 (148 x 210 mm; 5,8 x 8,3 inches)
6 x 8 inches*
A4 zonder rand (210 x 297 mm; 8,3 x 11,7 inches)*
A5 zonder rand (148 x 210 mm; 5,8 x 8,3 inches)*
B5 zonder rand (182 x 257 mm; 7,17 x 10,12 inches)*
Enveloppen
Envelop U.S. #10 (105 x 241 mm; 4,12 x 9,5 inches)*
Envelop Monarch (98 x 191 mm; 3,88 x 7,5 inches)*
HP-wenskaartenvelop (111 x 152 mm; 4,38 x 6 inches)*
Envelop A2 (111 x 146 mm; 4,37 x 5,75 inches)*
Envelop DL (110 x 220 mm; 4,3 x 8,7 inches)*
Envelop C5 (162 x 229 mm; 6,4 x 9 inches)*
Envelop C6 (114 x 162 mm; 4,5 x 6,4 inches)*
Japanse envelop Chou #3 (120 x 235 mm; 4,7 x 9,3 inches)*
Afdrukmateriaal selecteren
35
Hoofdstuk 3
(vervolg)
Papierformaat Lade 1 Lade 2
Japanse envelop Chou #4 (90 x 205 mm; 3,5 x 8,1 inches)*
Kaarten
Steekkaart (76,2 x 127 mm; 3 x 5 inches)*
Steekkaart (102 x 152 mm; 4 x 6 inches)*
Steekkaart (127 x 203 mm; 5 x 8 inches)*
Kaart A6 (105 x 148,5 mm; 4,13 x 5,83 inches)*
Kaart A6 zonder rand (105 x 148,5 mm; 4,13 x 5,83 inches)*
Hagaki** (100 x 148 mm; 3,9 x 5,8 inches)*
Fotoafdrukmateriaal
Fotoafdrukmateriaal (76,2 x 127 mm; 3 x 5 inches)*
Fotoafdrukmateriaal (102 x 152 mm; 4 x 6 inches)*
Fotoafdrukmateriaal (5 x 7 inches)*
Duplexeenheid
ADF
Fotoafdrukmateriaal (8 x 10 inches)*
Fotoafdrukmateriaal (10 x 15 cm)*
Foto L (89 x 127 mm; 3,5 x 5 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand (102 x 152 mm; 4 x 6 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand (5 x 7 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand (8 x 10 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand (8,5 x 11 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand (10 x 15 cm)*
Foto L zonder rand (89 x 127 mm; 3,5 x 5 inches)*
Ander afdrukmateriaal
36 De all-in-one gebruiken
(vervolg)
Papierformaat Lade 1 Lade 2
Speciaal formaat afdrukmateriaal
Duplexeenheid
ADF
van 76,2 tot 216 mm breed en 127 tot 356 mm lang (3 to 8,5 inches breed en 5 tot 14 inches lang)*
Speciaal formaat afdrukmateriaal (ADF) van 127 tot 216 mm breed en 241 tot 305 mm lang (5 tot 8,5 inches breed en 9,5 tot 12 inches lang)
Panorama (4 x 10 inches, 4 x 11 inches, and 4 x 12 inches)*
Panorama zonder rand (4 x 10 inches, 4 x 11 inches, and 4 x 12 inches)*
* Niet compatibel voor dubbelzijdig of enkelzijdig afdrukken met de ADF
** Het apparaat is alleen compatibel met gewoon en inkjet-hagaki van Japan Post. Het is niet compatibel met foto-hagaki van Japan Post.
Informatie over ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen
Opmerking Lade 2 en de duplexeenheid zijn beschikbaar bij sommige modellen.
Lade Soort Gewicht Capaciteit
Lade 1 Papier
60 tot 105 g/m
(16 tot 28 lb bankpost)
2
Maximaal 250 vellen gewoon papier
(25 mm of 1 inch gestapeld)
Transparanten Maximaal 70 vellen
(17 mm of 0,67 inch gestapeld)
Afdrukmateriaal voor foto's
2
280 g/m
(75 lb bankpost)
Maximaal 100 vellen
(17 mm of 0,67 inch gestapeld)
Etiketten Maximaal 100 vellen
(17 mm of 0,67 inch gestapeld)
Enveloppen
Kaarten
75 tot 90 g/m
(envelop met 20 to 24 lb bankpost)
Maximaal 200 g/m
2
Maximaal 30 vellen
(17 mm of 0,67 inch gestapeld)
2
Maximaal 80 kaarten
(steekkaart 110 lb)
Afdrukmateriaal selecteren
37
Hoofdstuk 3
(vervolg)
Lade Soort Gewicht Capaciteit
Lade 2 Alleen gewoon papier
Duplexeen
Papier
heid
Uitvoerbak
Alle ondersteunde afdrukmaterialen

Minimummarges instellen

De documentmarges moeten overeenkomen met (of groter zijn dan) deze ingestelde marges in de oriëntatie Staand.
60 tot 105 g/m
2
(16 tot 28 lb bankpost)
Maximaal 350 vellen gewoon papier
(35 mm of 1,38 inch gestapeld)
60 tot 105 g/m
2
Niet van toepassing
(16 tot 28 lb bankpost)
Maximaal 150 vellen
gewoon papier (tekst afdrukken)
Afdrukmateriaal (1)
U.S. Letter
U.S. Legal
A4
U.S. Executive
U.S. Statement
8,5 x 13 inch
B5
A5
Kaarten
Speciaal papierformaat
Afdrukmateriaal voor foto's
Enveloppen 3,3 mm (0,13
38 De all-in-one gebruiken
Linkermarge
3,3 mm (0,13 inch)
inch)
(2) Rechtermarg e
3,3 mm (0,13 inch)
3,3 mm (0,13 inch)
(3) Bovenmarge
3,3 mm (0,13 inch)
16,5 mm (0,65 inch)
(4) Ondermarge *
3,3 mm (0,13 inch)
16,5 mm (0,65 inch)
* Om deze marge-instelling op een computer met Windows te verkrijgen, klikt u op het tabblad Geavanceerd in de printerdriver en selecteert u Minimaliseren van marges.
Opmerking Als u de automatische duplexeenheid (beschikbaar bij sommige
modellen) gebruikt, mogen de minimummarges boven en onder niet groter zijn dan 12 mm (0,47 inch).

Afdrukmateriaal plaatsen

Dit gedeelte bevat aanwijzingen voor het plaatsen van afdrukmateriaal in het apparaat.
Opmerking Lade 2 is beschikbaar bij sommige modellen Zie voor
bestelinformatie
Lade 1 vullen (hoofdlade)
1. Trek de uitvoerlade naar boven.
Afdrukbenodigdheden online bestellen.
2. Plaats het afdrukmateriaal met de afdrukzijde naar beneden tegen de rechterkant
van de lade. Controleer of de stapel goed tegen de rechter- en achterkant van de lade ligt en niet over de lijnmarkering in de lade hangt.
Opmerking Vul nooit papier bij als het apparaat nog aan het afdrukken is.
Afdrukmateriaal plaatsen
39
Hoofdstuk 3
3. Stel de papiergeleiders in de lade af op het formaat dat u in de lade hebt geplaatst en laat de uitvoerlade vervolgens zakken.
4. Trek het verlengstuk op de uitvoerlade uit.
Lade 2 vullen
1. Pak de lade onder aan de voorkant vast en trek de lade uit het apparaat.
2. Plaats het afdrukmateriaal met de afdrukzijde naar beneden tegen de rechterkant
van de lade. Controleer of de stapel papier goed tegen de rechter- en achterkant van de lade ligt en niet buiten de lijnmarkering in de lade uitsteekt.
Opmerking In lade 2 kan uitsluitend normaal papier worden geladen.
40 De all-in-one gebruiken
3. Stel de materiaalgeleiders in de lade af op het formaat dat u in de lade hebt
geplaatst.
4. Plaats de lade voorzichtig terug.
5. Trek het verlengstuk op de uitvoerlade uit.

Lades configureren

Opmerking Lade 2 is beschikbaar bij sommige modellen Zie voor
bestelinformatie
Het afdrukmateriaal wordt standaard uit lade 1 ingevoerd. Als lade 1 leeg is, wordt het afdrukmateriaal uit lade 2 gehaald (indien geïnstalleerd en gevuld met afdrukmateriaal). Met de volgende functies kunt u deze standaardwerking wijzigen:
Ladevergrendeling: hiermee kunt u voorkomen dat speciaal afdrukmateriaal,
zoals afdrukmateriaal met een briefhoofd en voorbedrukt papier, per ongeluk wordt gebruikt. Als het afdrukmateriaal tijdens het afdrukken opraakt, wordt geen materiaal uit een vergrendelde lade gebruikt om de afdruktaak te voltooien.
Standaardlade: met deze functie kunt u bepalen welke lade eerst wordt gebruikt
om afdrukmateriaal te laden.
Afdrukbenodigdheden online bestellen.
Lades configureren
41
Hoofdstuk 3
Opmerking Als u de ladevergrendeling en standaard lade-instellingen wilt
gebruiken, moet u de optie voor automatische ladeselectie selecteren in de software van het apparaat. Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en u een standaardlade instelt, geldt deze instelling voor alle gebruikers van het apparaat.
Lade 2 is uitsluitend geschikt voor normaal papier.
De volgende tabel geeft een overzicht van de verschillende manieren waarop u de papierlades kunt gebruiken.
Ik wil… Voer de volgende stappen uit
In beide lades hetzelfde afdrukmateriaal plaatsen en de printer afdrukmateriaal van een lade laten namen als de andere leeg is.
Zowel speciaal afdrukmateriaal (zoals transparanten of briefpapier) als gewoon papier in de lades plaatsen.
Afdrukmateriaal in beide lades plaatsen maar het apparaat eerst afdrukmateriaal laten nemen uit een specifieke lade.
Plaats het afdrukmateriaal in lade 1 en
lade 2. Zie Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Controleer of de ladevergrendeling is
uitgeschakeld.
Plaats speciaal afdrukmateriaal in lade 1
en gewoon papier in lade 2. Controleer of de ladevergrendeling is
ingesteld voor lade 1.
Plaats afdrukmateriaal in lade 1 en lade 2.
Controleer of de juiste lade als
standaardlade is ingesteld.
De lades configureren
1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
2. Voer één van de volgende handelingen uit:
Geïntegreerde webserver: Open het tabblad Instellingen en klik op
Papierverwerking in het linkerdeelvenster.
Printerdriver (Windows): Klik op de knop Printerservices op het tabblad
Functies of Kleur en selecteer vervolgens Papierverwerking.
Werkset (Windows): Klik op het tabblad Printerservice en klik op
Papierverwerking.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Klik op Papierverwerking in het
deelvenster Printerinstellingen.
Bedieningspaneel: Druk op de knop Setup, selecteer Voorkeuren, en
selecteer vervolgens Standaardlade of Ladevergrendeling.
3. Klik na het veranderen van de gewenste lade-instellingen op OK of Toepassen.

Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat

Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows) Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS)
42 De all-in-one gebruiken

Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows)

1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Kies wanneer een document is geopend de opdracht Afdrukken in het menu Bestand en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Functies.
4. Selecteer het formaat afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Formaat.
Een speciaal papierformaat instellen: a. Klik op de knop Aangepast. b. Typ een naam voor het nieuwe aangepaste formaat. c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en vervolgens klikt u op
Opslaan.
d. Klik tweemaal op OK om het dialoogvenster met eigenschappen of voorkeuren
te sluiten. Open het dialoogvenster opnieuw.
e. Selecteer het nieuwe aangepaste formaat.
5. Een papiersoort selecteren: a. Klik op Meer in de vervolgkeuzelijst Soort. b. Klik op het gewenste type afdrukmateriaal en klik dan op OK.
6. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Bron.
7. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op OK.
8. Druk het document af.

Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS)

1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
3. Selecteer het papierformaat.
4. Een speciaal papierformaat instellen: a. Klik op Speciale papierformaten beheren in het vervolgkeuzemenu
Papierformaat.
b. Klik op Nieuw en typ een naam voor het formaat in het vak Naam
papierformaat.
c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en stelt u indien nodig de
marges in.
d. Klik op Klaar of OK en klik vervolgens op Opslaan.
5. Klik in het menu Bestand op Pagina-instelling en selecteer dan het nieuwe
aangepaste formaat.
6. Klik op OK.
7. Klik op Afdrukken in het menu Bestand.
8. Open het paneel Papierverwerking.
9. Klik in Bestemming papierformaat op het tabblad Aanpassen aan papierformaat en selecteer dan het speciale papierformaat.
10. Wijzig eventueel andere instellingen en klik dan op OK of Afdrukken.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
43
Hoofdstuk 3

Afdrukken zonder randen

Bij afdrukken zonder randen kunt u afdrukken tot aan de randen van bepaalde afdrukmaterialen en van bepaalde formaten daarvan.
Opmerking Open het bestand in een softwaretoepassing en bepaal het formaat
van de afbeelding. Zorg ervoor dat dit formaat overeenstemt met het formaat van het afdrukmateriaal waarop u de afbeelding gaat afdrukken.
U kunt deze functie ook openen vanuit het tabblad Snel afdrukopties instellen. Open de printerdriver, selecteer het tabblad Snel afdrukopties instellen en selecteer uit het vervolgmenu de snelkoppeling voor deze afdruktaak.

Een document zonder rand afdrukken (Windows)

1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Open vanuit de toepassing de printerdriver: a. Klik op Bestand en vervolgens op Afdrukken. b. Klik op Eigenschappen of Installatie.
4. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit .
5. Selecteer het formaat afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Formaat.
6. Vink het selectievakje Afdrukken zonder rand aan.
7. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Bron.
8. Selecteer het soort afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Soort.
9. Om foto's af te drukken, selecteert u Beste uit de vervolgkeuzelijst Printkwaliteit.
U kunt ook Maximum dpi selecteren, waarmee u een optimale afdrukkwaliteit tot maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi* verkrijgt.
*Maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi voor kleurenafdrukken en 1200 input­dpi. Met deze instelling is het mogelijk dat tijdelijk een grote hoeveelheid schijfruimte (400 MB of meer) wordt gebruikt en dat het afdrukken trager verloopt.
10. Wijzig eventueel andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op OK.
11. Druk het document af.
12. Als u hebt afgedrukt op afdrukmateriaal met een afscheurrand, verwijdert u die
rand zodat het document helemaal geen rand meer heeft.

Een document zonder rand afdrukken (Mac OS)

1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Klik op Bestand en klik vervolgens op Pagina-instelling.
4. Selecteer het formaat zonder randen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op Bestand en vervolgens op Afdrukken.
6. Open het paneel Papiersoort/Kwaliteit.
7. Klik op het Tabblad papieren selecteer vervolgens het soort afdrukmateriaal uit de
vervolgkeuzelijst Papiersoort.
44 De all-in-one gebruiken
8. Om foto's af te drukken, selecteert u Beste uit de vervolgkeuzelijst Kwaliteit. U kunt ook Maximum dpi selecteren, waarmee u een optimale tot maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi* verkrijgt. *Maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi voor kleurenafdrukken en 1200 input­dpi. Met deze instelling is het mogelijk dat tijdelijk een grote hoeveelheid schijfruimte (400 MB of meer) wordt gebruikt en dat het afdrukken trager verloopt.
9. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal. Wanneer u op dikker materiaal of fotopapier afdrukt, selecteert u de handmatige invoeroptie.
10. Wijzig eventueel andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op Afdrukken.
11. Als u hebt afgedrukt op afdrukmateriaal met een afscheurrand, verwijdert u die
rand zodat het document helemaal geen rand meer heeft.

Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen)

U kunt veelgebruikte faxnummers en netwerkmappen installeren als snelkiescodes. Hiermee kunt u snel nummers via het bedieningspaneel kiezen. De eerste vijf gegevens voor elk van deze bestemmingen zijn gekoppeld aan de vijf snelkeuzeknoppen op het bedieningspaneel.

Faxnummers instellen als snelkiescodes of -groepen

U kunt faxnummers of groepen faxnummers instellen als snelkiescodes. Snelkiescodes 1 tot 5 zijn gekoppeld aan de vijf overeenstemmende snelkiesknoppen op het bedieningspaneel.
Zie
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken voor informatie over het
afdrukken van een lijst met geïnstalleerde snelkiescodes.
Snelkiescodes installeren
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op Faxsnelkiescodes in het linkerdeelvenster.
Een code toevoegen: Typ de nodige informatie in in de velden van het
gedeelte Snel een faxsnelkiescode toevoegen.
Om een code in het gedeelte Adresboek faxsnelkiescodes te bewerken of te
verwijderen, selecteert u die code en kliktu vervolgens op het pictogram Bewerken of Verwijderen.
Klik op Toepassen als u klaar bent.
HP Photosmart-software: Open HP Photosmart-software en volg de aanwijzingen in de help op het scherm.
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen) 45
Hoofdstuk 3
HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen faxsnelkiescodes.
Bedieningspaneel: Druk op Installatie en selecteer vervolgens de optie Installatie Snelkiezen.
Een code toevoegen of wijzigen: Selecteer Individuele snelkiescode of
Groepssnelkiescode en ga met de pijlknoppen naar een ongebruikte
codenummer, of typ een nummer in op het toetsenblok. Typ het nieuwe faxnummer in en druk op OK. Vergeet niet om eventuele pauzes en andere noodzakelijke nummers in te voeren, zoals het kengetal, een toegangscode voor nummers buiten een PBX-systeem (meestal een 9 of 0) of een kengetal voor internationaal bellen. Typ de naam in en druk op OK.
Een of alle nummers verwijderen: Selecteer Snelkiezen verwijderen, druk op
de pijltoetsen om het snelkiesnummer te markeren dat u wilt verwijderen, en druk vervolgens op OK.
Een snelkiesgroep installeren
Als u regelmatig informatie stuurt naar dezelfde groep faxnummers kunt u dit gemakkelijker maken door een snelkiescode voor een groep te installeren. De snelkiescode voor een groep kan gekoppeld worden aan een snelkeuzeknop op het bedieningspaneel.
Een lid van een groep moet mee op de snelkieslijst staan voordat u dat lid kunt toevoegen aan een snelkiesgroep. U kunt maximaal 20 faxnummers toevoegen aan elke groep (met maximaal 50 tekens per faxnummer).
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op Faxsnelkiescodes in het linkerdeelvenster. Klik op de link met het nummer voor de code (bijvoorbeeld, 26-50) in het Adresboek faxsnelkiescodes.
Om een groep toe te voegen aan het Adresboek faxsnelkiescodes, klikt u op
de knop Nieuwe groep en selecteert u vervolgens de individuele codes uit de selectie. Voer de juiste groepsgegevens in en klik op Toepassen.
Om een code in het gedeelte Adresboek faxsnelkiescodes te bewerken of te
verwijderen selecteert u die code en klikt u vervolgens op het pictogram Bewerken of Verwijderen.
Een groep verwijderen: Selecteer de codes en klik op de knopWissen.
Klik op Toepassen als u klaar bent.
HP Photosmart-software: Open HP Photosmart-software en volg de aanwijzingen in de help op het scherm.
46 De all-in-one gebruiken
HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen faxsnelkiescodes.
Bedieningspaneel: druk op Installatie en selecteer vervolgens de optie Snelkiesinstellingen.
Een groep toevoegen: Selecteer Groepssnelkiezen, selecteer een niet-
toegewezen snelkiesnummer en druk op OK. Gebruik de pijltoetsen om een snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te selecteren (er verschijnt een vinkje naast het snelkiesnummer). Herhaal deze stap voor alle snelkiesnummers die u wilt toevoegen aan deze groep. Wanneer u klaar bent, selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Gebruik het schermtoetsenbord om de naam van een snelkiesgroep in te voeren en selecteer Gereed.
Nummers toevoegen aan een groep: Selecteer Groepssnelkiezen, selecteer
de snelkiesgroep die u wilt wijzigen en druk op OK. Gebruik de pijltoetsen om een snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te selecteren (er verschijnt een vinkje naast het snelkiesnummer). Herhaal deze stap voor alle snelkiesnummers die u wilt toevoegen aan deze groep. Wanneer u klaar bent, selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Selecteer Gereed in het scherm Groepsnaam.
Een nummer verwijderen uit een groep: Selecteer Groepssnelkiezen,
selecteer de snelkiesgroep die u wilt wijzigen en druk op OK. Gebruik de pijltoetsen om een snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te selecteren (het vinkje naast het snelkiesnummer verdwijnt). Herhaal deze stap voor alle snelkiesnummers die u wilt verwijderen uit deze groep. Wanneer u klaar bent, selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Selecteer Gereed in het scherm Groepsnaam.
Een groep verwijderen: Selecteer Snelkiezen verwijderen, druk op de
pijltoetsen om het snelkiesnummer te markeren dat u wilt verwijderen, en druk vervolgens op OK.

Netwerkmappen installeren als snelkiescodes (sommige modellen)

U kunt maximaal tien netwerkmappen installeren als snelkiescodes. Vijf codes zijn gekoppeld aan de vijf overeenstemmende snelkeuzeknoppen op het bedieningspaneel. U kunt geen groepen met snelkiesnummers installeren. Met de snelkeuzeknop Direct Digitaal Archief kunt u mappen aanmaken om digitale documenten te scannen en op te slaan om digitaal te verzenden via snelkiezen. Gebruik de velden vriendelijke naam, netwerkpad, gebruikersnaam, wachtwoord en optionele PIN om een nieuwe snelkiescode voor het direct digitaal archief toe te voegen.
Zie
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken voor informatie over het
afdrukken van een lijst met geïnstalleerde snelkiescodes.
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen) 47
Hoofdstuk 3
Snelkiescodes installeren Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde webserver,
klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op Snelkiezen direct digitaal archief in het linkerdeelvenster.
Een code toevoegen of wijzigen: Selecteer een code uit het Adresboek snelkiescodes direct digitaal archief, klik op de knop Bewerken, breng de
nodige wijzigingen aan en klik vervolgens op Toepassen.
Een code verwijderen: Selecteer de code en klik vervolgens op de knop Wissen.
Klik op Toepassen als u klaar bent.

Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken

U kunt een lijst met alle geïnstalleerde snelkiescodes afdrukken of bekijken. Elke code in de lijst bevat de volgende informatie:
Het snelkiesnummer (de eerste vijf codes zijn gekoppeld aan de vijf overeenstemmende snelkeuzeknoppen op het bedieningspaneel)
De naam die gekoppeld is aan het faxnummer of de groep faxnummers
Voor de lijst met faxsnelkiescodes: het faxnummer (of alle faxnummers voor een groep)
Voor de lijst met netwerkmappen: de naam van het pad van de map
Een lijst van snelkiescodes afdrukken Geïntegreerde webserver: Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer
Snelkiescodes fax uit het linkerdeelvenster en druk vervolgens vanuit uw browser de pagina Adresboek faxsnelkiescodes af.
Een lijst van snelkiescodes bekijken
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op Faxsnelkiescodes in het linkerdeelvenster.
HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen faxsnelkiescodes.
HP Photosmart-software: Open HP Photosmart-software en volg de aanwijzingen in de help op het scherm.
48 De all-in-one gebruiken

4 Afdrukken

Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Afdrukinstellingen Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
• Een afdruktaak annuleren

Afdrukinstellingen

U kunt de afdrukinstellingen (zoals papierformaat of -soort) wijzigen vanuit een toepassing of de driver van de printer. Wijzigingen in een toepassing hebben voorrang op wijzigingen in de driver van de printer. Als u toepassing hebt afgesloten, worden de standaardinstellingen van de driver echter hersteld.
Opmerking Afdrukinstellingen die van toepassing zijn op alle afdruktaken moeten
worden geselecteerd in de driver van de printer.
Raadpleeg de online Help bij de printerdriver van Windows voor meer informatie over de functies van de driver. Voor meer informatie over het afdrukken vanuit een specifieke toepassing kunt u de documentatie van de betreffende toepassing raadplegen.

Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows)

1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Klik in het menu Bestand op Afdrukken en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren. (Specifieke opties kunnen afwijken, afhankelijk
van de software die u gebruikt.)
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik op OK, Afdrukken of een gelijkaardige taak.

De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows)

1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-of­Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en klik op Eigenschappen, Standaardinstellingen voor document of Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik vervolgens op OK.

Instellingen wijzigen (Mac OS)

1. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
2. Wijzig de gewenste instellingen (zoals papierformaat) en klik vervolgens op OK.
3. Klik in het menu Bestand op Afdrukken om de printerdriver te openen.
4. Wijzig de gewenste instellingen (zoals het type afdrukmateriaal) en klik vervolgens
op OK of Afdrukken.
Afdrukken 49
Hoofdstuk 4

Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)

U kunt een vel dubbelzijdig afdrukken. Dit kan automatisch met het optionele accessoire voor automatisch dubbelzijdig afdrukken (duplexeenheid) of handmatig door het afdrukmateriaal om te draaien en opnieuw in het apparaat in te voeren.
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)
• Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS)

Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken

Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat. Raadpleeg meer informatie.
Geef opties voor dubbelzijdig afdrukken op in uw toepassing of de driver van de printer.
Bedruk nooit beide zijden van transparanten, enveloppen, fotopapier, glanzend afdrukmateriaal of papier dat lichter is dan 60 g/m Deze soorten afdrukmateriaal kunnen vastlopen.
Bij sommige soorten van afdrukmateriaal moet voor dubbelzijdig afdrukken een specifieke oriëntatie worden opgegeven, zoals papier met een briefhoofd, voorbedrukt papier en papier met een watermerk of perforaties. Wanneer u afdrukt vanuit Windows, wordt de voorkant van het afdrukmateriaal eerst afgedrukt. Wanneer u afdrukt vanuit Mac OS, wordt eerst de achterkant afgedrukt. Plaats het afdrukmateriaal met de voorkant naar beneden.
Wanneer één kant van het afdrukmateriaal is afgedrukt, wordt bij automatisch dubbelzijdig afdrukken het materiaal in het apparaat vastgehouden om de inkt te laten drogen. Wanneer de inkt droog is, wordt het afdrukmateriaal opnieuw ingevoerd in het apparaat en wordt de andere kant afgedrukt. Wanneer beide zijden van het afdrukmateriaal zijn afgedrukt, wordt het afdrukmateriaal uitgevoerd in de uitvoerlade. Pak het afgedrukte materiaal pas nadat het afdrukken is voltooid.
U kunt op beide zijden van ondersteunde, speciale afdrukmateriaalformaten afdrukken door het afdrukmateriaal om te draaien en opnieuw in het apparaat te voeren. Raadpleeg
afdrukmateriaal voor meer informatie.
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
2
of zwaarder dan 105 g/m2.
Informatie over de specificaties van ondersteund

Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)

1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Zorg ervoor dat de duplexeenheid correct is geplaatst. Raadpleeg
duplexeenheid installeren voor meer informatie.
3. Kies wanneer een document is geopend de opdracht Afdrukken in het menu Bestand en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren.
4. Klik op het tabblad Functies.
5. Selecteer de keuzelijst Dubbelzijdig afdrukken. Controleer bij automatisch
dubbelzijdig afdrukken of Automatische is geselecteerd.
50 Afdrukken
De
6. Om het formaat van elke pagina automatisch te laten aanpassen aan de lay-out van het document op het scherm, moet u het selectievakje Lay-out behouden inschakelen. Als u deze optie uitschakelt, kunnen pagina's op ongewenste plaatsen worden afgebroken.
7. Schakel het selectievakje Voorkant boven in of uit, afhankelijk van de bindrichting. Zie de afbeeldingen in de printerdriver voor voorbeelden.
8. Kies desgewenst een boeklay-out in de keuzelijst Boeklay-out.
9. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op OK.
10. Druk het document af.

Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS)

1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Zorg ervoor dat de duplexeenheid correct is geplaatst. Raadpleeg
duplexeenheid installeren voor meer informatie.
3. Klik op Afdrukken in het menu Bestand.
4. Open het deelvenster Dubbelzijdig afdrukken.
5. Selecteer de optie voor dubbelzijdig afdrukken.
6. Selecteer de bindrichting door te klikken op het bijbehorende pictogram.
7. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op Afdrukken.

Een afdruktaak annuleren

U kunt een afdruktaak op een van de volgende manieren annuleren. Bedieningspaneel: Druk op
op dat moment wordt uitgevoerd. Dit is niet van invloed op afdruktaken in de wachtrij. Windows: dubbelklik op het printerpictogram dat rechtsonder op het beeldscherm
wordt weergegeven. Selecteer de afdruktaak en druk op de knop Delete op het toetsenbord.
Mac OS: dubbelklik op de printer in het printerinstallatieprogramma. Selecteer de afdruktaak, klik op Vasthouden en klik dan op Verwijderen.
(Annuleren knop). Hiermee verwijdert u de taak die
De
Een afdruktaak annuleren
51

5 Kopiëren

U kunt kleuren- en zwart-witkopieën van hoge kwaliteit maken op allerlei papiersoorten- en formaten.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Kopiëren vanaf het bedieningspaneel De kopieerinstellingen wijzigen
• Een origineel bijsnijden (alleen modellen met kleurenscherm)
• Een kopieertaak annuleren

Kopiëren vanaf het bedieningspaneel

U kunt vanaf het bedieningspaneel kopieën van hoge kwaliteit maken.
Een kopie maken vanaf het bedieningspaneel
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats uw origineel op de scannerglasplaat of de ADF. Raadpleeg
plaatsen voor meer informatie.
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
Druk op START KOPIËREN, zwart om een kopieertaak in zwart-wit te starten.
Druk op START KOPIËREN, Kleur om een kopieertaak in kleur te starten.
Opmerking Als het origineel in kleur is, krijgt u met START KOPIËREN,
zwart een zwart-witkopie van het kleurenorigineel en met START KOPIËREN, Kleur een kleurenkopie.
De originelen

De kopieerinstellingen wijzigen

U kunt de kopieerinstellingen aanpassen aan vrijwel elke taak.
Wanneer u kopieerinstellingen wijzigt, gelden de wijzigingen alleen voor de huidige kopieertaak. U moet de standaardinstellingen wijzigen als de instellingen voor alle toekomstige kopieertaken moeten gelden.
De huidige instellingen opslaan als standaardinstellingen voor toekomstige taken
1. Breng de nodige wijzigingen aan in de instellingen van het Het menu Kopiëren.
2. Druk op Het menu Kopiëren en druk vervolgens op de pijlknoppen totdat Nieuwe standaardinstellingen verschijnt.
3. Selecteer Ja met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.

Een origineel bijsnijden (alleen modellen met kleurenscherm)

Voordat u een kopie maakt, kunt u een gebied dat u wilt kopiëren selecteren met de instelling Bijsnijden in het Het menu Kopiëren. Als u de instelling Bijsnijden
52 Kopiëren
selecteert, wordt er een scan gestart en wordt een voorbeeld van het origineel op het kleurenscherm getoond.
Met bijsnijden worden de afmetingen van de afbeelding gewijzigd, en wordt het fysieke formaat dus kleiner.
Tip U kunt het formaat van de bijgesneden afbeelding wijzigen door de instelling
Verkleinen/Vergroten te wijzigen. Gebruik Aanpassen aan pagina om een kopie
te maken met randen. Wanneer u een bijgesneden afbeelding vergroot, kan dit van invloed zijn op de afdrukkwaliteit, afhankelijk van de resolutie van de afbeelding.
Een afbeelding bijsnijden vanaf het bedieningspaneel
1. Druk in het gebied Kopiëren op Het menu Kopiëren en selecteer vervolgens Bijsnijden.
2. Gebruik de pijltoetsen om de positie van de linkerbovenhoek in te stellen van het
gebied dat moet worden bijgesneden.
3. Druk op OK.
4. Gebruik de pijltoetsen om de positie van de linkerbenedenhoek in te stellen van
het gebied dat moet worden bijgesneden.
5. Druk op OK. De bijgesneden afbeelding wordt op het kleurenbeeldscherm weergegeven.

Een kopieertaak annuleren

Druk op Annuleren op het bedieningspaneel om het kopiëren te onderbreken.
Een kopieertaak annuleren
53

6 Scannen

U kunt originelen scannen en die naar verschillende bestemmingen sturen, zoals naar een map op het netwerk of naar een programma op een computer. U kunt het bedieningspaneel, de HP-beeldbewerkingssoftware en TWAIN-compatibele of WIA­compatibele programma's gebruiken op een computer.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een origineel scannen Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver
• Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel programma
• Een gescand origineel bewerken
• Scaninstellingen wijzigen
• Een scantaak annuleren

Een origineel scannen

U kunt een scantaak starten vanaf een computer of vanaf het bedieningspaneel. In dit gedeelte wordt alleen uitgelegd hoe u vanaf het bedieningspaneel kunt scannen.
Opmerking Ook met HP Photosmart-software kunt u een afbeelding scannen,
inclusief panoramische afbeeldingen. Met deze software kunt u een gescande afbeelding bewerken en speciale projecten maken met behulp van gescande afbeeldingen. Raadpleeg de online Help bij HP Photosmart-software die bij de software wordt geleverd voor informatie over het scannen vanaf de computer en over het aanpassen, draaien, bijsnijden, scherper maken en vergroten of verkleinen van scans.
Als u de scanfuncties wilt gebruiken, moet uw apparaat op de computer zijn aangesloten en zijn ingeschakeld. Voordat u gaat scannen moet ook de printersoftware op uw computer zijn geïnstalleerd en gestart. Als u wilt controleren of de printersoftware op een Windows-pc draait, kijkt u of het pictogram voor het apparaat in het systeemvak in de rechterbenedenhoek van het scherm naast de tijd wordt weergegeven. Om dit te controleren op een computer met Mac OS, opent u het HP Apparaatbeheer en klikt u op Afbeelding scannen. Als de scanner beschikbaar is, wordt de toepassing HP ScanPro gestart. Als dat niet het geval is, verschijnt een bericht dat meldt dat geen scanner werd gedetecteerd.
Opmerking Als u het pictogram van de HP Digital Imaging-monitor in het
systeemvak van Windows afsluit, kan het gebeuren dat uw apparaat een aantal scanfuncties verliest en dat het foutbericht Geen verbinding wordt weergegeven. Als dit gebeurt, kunt u de volledige functionaliteit herstellen door de computer opnieuw op te starten of door HP Photosmart-software opnieuw te starten.

Een direct digitaal archief installeren (alleen sommige modellen)

Direct digitaal archief is een functie waarmee u kunt scannen, een document naar een map kunt opslaan en documenten met andere personen op het netwerk kunt delen.
54 Scannen
Met de geïntegreerde webserver op uw computer kunt u een snelkiescode voor een direct digitaal archief installeren.
Opmerking Het opstellen van het direct digitaal archief vereist een basiskennis
van netwerkconcepten. Deze functies worden best geïnstalleerd door gebruikers met enige ervaring met netwerken.
Een netwerkmap installeren
Een map aanmaken op het netwerk In deze map worden bestanden opgeslagen
die met de functie direct digitaal archief werden gescand.
Opmerking Zorg ervoor dat alle personen die de netwerkmap gebruiken
gemachtigd zijn om in de map te gaan en ook om te schrijven en de map inhoudelijk te wijzigen. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem om de machtigingen voor mappen te wijzigen.
Een snelkiescode installeren
1. Open een webbrowser en typ het IP-adres in dat aan het apparaat is toegewezen.
Als het IP-adres bijvoorbeeld 123.123.123.123 is, typt u het volgende adres in de webbrowser: http://123.123.123.123
Opmerking De printer moet aangesloten zijn op het netwerk. Het IP-adres
van het apparaat kan worden verkregen op het bedieningspaneel.
2. Klik op het tabblad Instellingen.
3. Onder Adresboek, klikt u op Snelkiescode direct digitaal archief.
4. Voer de informatie voor de snelkiescode in en pas vervolgens de scaninstellingen
aan die u wilt wijzigen.
Opmerking U kunt ook een persoonlijk identificatienummer (PIN) toevoegen
om niet-gemachtigde personen de toegang tot deze snelkiescode te verhinderen. Zodra de PIN is ingesteld, vraagt het bedieningspaneel van het apparaat de PIN telkens wanneer snelkiezen wordt gebruikt. Om de PIN uit te schakelen, laat u het veld PIN leeg.
5. Klik op Toevoegen. De code wordt toegevoegd in het Adresboek snelkiescodes
direct digitaal archief.

Een origineel scannen naar een netwerkmap

U kunt ook zonder software op een computer rechtstreeks originelen scannen naar een netwerkmap. De gedeelde map kan op een bestandsserver of op eender welke computer op uw netwerk zitten.
Voordat u deze functie gaat gebruiken, moet u met de geïntegreerde webserver (EWS) een maplocatie installeren in het adresboek met de snelkiescodes voor het direct digitaal archief, zoals beschreven in het vorige gedeelte. Zie ook
Een origineel scannen
55
Hoofdstuk 6
Netwerkmappen installeren als snelkiescodes (sommige modellen) of de bij uw
apparaat geleverde beknopte handleiding voor meer informatie.
Een scan naar een netwerkmap zenden
1. Plaats het origineel op de glasplaat van de scanner of in de automatische
documentinvoer (ADF). Raadpleeg
2. Druk op Digitaal archief en voer vervolgens een van de volgende handelingen uit:
Selecteer een bestemming voor de snelkiescodes op het scherm.
Selecteer een bestemming door te drukken op een van de vijf snelkiestoetsen
op het uitleesvenster.
Opmerking Als een PIN is ingesteld voor de snelkiescode, moet u die eerst
invoeren voordat u verder kunt gaan.
3. Druk op START SCANNEN.
Opmerking De verbinding kan enige tijd in beslag nemen, afhankelijk van het
netwerkverkeer en de verbindingssnelheid.
De originelen plaatsen voor meer informatie.

Een origineel naar een programma op een computer scannen (rechtstreekse verbinding)

Volg de onderstaande stappen als uw apparaat via een USB-kabel rechtstreeks is aangesloten op een computer.
Als de scan klaar is, wordt het door u geselecteerde programma geopend en wordt hiermee het gescande document weergegeven.
Vanuit de HP-beeldbewerkingssoftware een scan verzenden naar een programma op een computer
1. Open de HP-beeldbewerkingssoftware op de computer. Raadpleeg
2. Zie de Help op het scherm voor verdere aanwijzingen.
Vanaf het bedieningspaneel (rechtstreekse verbinding) een scan naar een programma verzenden
1. Plaats het origineel op de scannerglasplaat of in de ADF. Raadpleeg
2. Druk op de knop Het menu Scannen of Scannen naar.
3. Selecteer met de pijlknoppen het programma dat u wilt gebruiken (zoals de HP-
4. Druk op START SCANNEN.
Vanaf het bedieningspaneel (netwerkverbinding) een scan naar een programma op een computer verzenden
1. Plaats het origineel op de scannerglasplaat of in de ADF. Raadpleeg
2. Druk op de knop Het menu Scannen of Scannen naar.
56 Scannen
De HP-
beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
De originelen
plaatsen voor meer informatie.
beeldbewerkingssoftware) en druk vervolgens op OK.
De originelen
plaatsen voor meer informatie.
3. Selecteer Computer selecteren.
4. Selecteer uit de lijst met beschikbare computers de naam van een computer en druk vervolgens op OK.
5. Selecteer met de pijlknoppen het programma dat u wilt gebruiken (zoals de HP-
beeldbewerkingssoftware).
6. Druk op OK of START SCANNEN.

Een origineel naar een geheugenapparaat scannen

U kunt de gescande afbeelding als JPEG-afbeelding of PDF-bestand naar de geheugenkaart verzenden die momenteel in het apparaat is geplaatst of naar een opslagapparaat dat momenteel op de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat is aangesloten. U beschikt ook over andere scanopties zoals instellingen voor kwaliteit en papierformaat.
Scannen naar een opslagapparaat
1. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat of in de ADF.
2. Het geheugenapparaat insteken.
3. Druk op START SCANNEN.
Het Het menu Scannen verschijnt met diverse opties en bestemmingen. De
standaardbestemming is de bestemming die u de laatste keer dat u het menu gebruikte, hebt gekozen.
Als uw apparaat rechtstreeks op de computer is aangesloten, verschijnt het
menu Scannen naar.
4. Druk op de pijlknoppen om Geheugenapparaat te markeren en druk op OK. Het apparaat scant de afbeelding en slaat het bestand op naar de geheugenkaart
of het opslagapparaat.

Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver

Webscan is een functie van de geïntegreerde webserver, die u in staat stelt om foto's en documenten met behulp van een webbrowser vanaf uw apparaat naar uw computer te scannen. Deze functie is beschikbaar ook al is op uw computer geen software van het apparaat geïnstalleerd.
Klik op het tabblad Informatie, klik op Webscan in het linkerdeelvenster, maak uw
keuzes voor het Type afbeelding en Documentformaat en klik dan op Scannen of Voorbeeld.
Zie
Geïntegreerde webserver voor meer informatie over de geïntegreerde webserver.

Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel programma

Het apparaat is TWAIN-compatibel en WIA-compatibel en werkt met programma's die TWAIN-compatibele en WIA-compatibele scanapparaten ondersteunen. Als uw TWAIN-compatibele of WIA-compatibele programma geopend is, krijgt u toegang tot de scanfunctie en kunt u een afbeelding rechtstreeks scannen in het programma.
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver 57
Hoofdstuk 6
TWAIN wordt door alle Windows- en Mac OS-besturingssystemen ondersteund, zowel voor netwerkverbindingen als voor rechtstreekse verbindingen.
Bij Windows-besturingssystemen wordt WIA alleen ondersteund bij rechtstreekse verbindingen onder Windows XP. Het wordt niet ondersteund in Mac OS.

Scannen vanaf een TWAIN-compatibel programma.

Meestal is een softwareprogramma TWAIN-compatibel als het commando's heeft als
Ophalen, Bestand ophalen, Scannen, Nieuw object importeren, Invoegen van of Scanner. Raadpleeg de documentatie of de Help bij het softwareprogramma als u niet
zeker weet of het programma compatibel is of als u niet weet hoe de commando's luiden.
Start met scannen in het TWAIN-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de documentatie van het softwareprogramma voor informatie over de te gebruiken commando's en stappen.
Opmerking Als u een TWAIN-scan start terwijl een fax wordt ontvangen, wordt
een foutbericht weergegeven en wordt de scan niet uitgevoerd. Wacht totdat de fax ontvangen is en start het scannen opnieuw.

Scannen vanaf een WIA-compatibel programma.

Meestal is een softwareprogramma WIA-compatibel als het commando's heeft als Afbeelding/Van scanner of camera in het menu Invoegen of Bestand. Raadpleeg de documentatie of de Help bij het softwareprogramma als u niet zeker weet of het programma compatibel is of als u niet weet hoe de commando's luiden.
Start met scannen in het WIA-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de documentatie van het softwareprogramma voor informatie over de te gebruiken commando's en stappen.

Een gescand origineel bewerken

U kunt een gescande afbeelding bewerken met de HP Photosmart-software. U kunt een gescand document ook bewerken met de software voor OCR (Optical Character Recognition).

Een gescande foto of afbeelding bewerken

U kunt een gescande foto of afbeelding bewerken met de HP Photosmart-software. Met deze software kunt u onder meer de helderheid, het contrast en de kleurverzadiging aanpassen. U kunt de afbeelding ook draaien met de HP Photosmart­software.
Zie de Help bij HP Photosmart-software op het scherm voor meer informatie.

Een gescand document bewerken met behulp van OCR-software (Optical Character Recognition).

Met OCR-software kunt u gescande tekst importeren voor bewerking in uw favoriet tekstverwerkingsprogramma. Hiermee kunt u faxen, brieven, krantenknipsels en vele andere documenten bewerken.
58 Scannen
U kunt bepalen met welk tekstverwerkingsprogramma u het bestand wilt bewerken. Als het tekstverwerkingspictogram ontbreekt of niet actief is, is er ofwel geen tekstverwerkingsprogramma op de computer geïnstalleerd, of heeft de scannersoftware het programma bij de installatie niet herkend. Zie de Help op het scherm bij de HP-beeldbewerkingssoftware voor informatie over hoe een koppeling kan worden gemaakt naar een tekstverwerkingsprogramma.
De OCR-software ondersteunt het scannen van tekst in kleur niet. Tekst in kleur wordt altijd omgezet in zwart-wit voordat het voor OCR wordt doorgezonden. Daardoor staat alle tekst in het finale document in zwart-wit, ongeacht wat de oorspronkelijke kleur was.
Door de complexiteit van bepaalde tekstverwerkingsprogramma's en van de manier waarop ze met het apparaat communiceren, is het soms beter om naar Wordpad te scannen (een bijprogramma van Windows) en de tekst vervolgens in uw favoriet tekstverwerkingsprogramma te kopiëren.

Scaninstellingen wijzigen

Scaninstellingen wijzigen
HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Scanvoorkeuren.
Windows: Open de software van het apparaat, selecteer Instellingen, selecteer Scaninstellingen- en voorkeuren en kies vervolgens de gewenste opties en
voorkeuren.

Een scantaak annuleren

Druk op het bedieningspaneel op Annuleren.
Scaninstellingen wijzigen 59
7 Werken met geheugenapparaten
(alleen bij sommige modellen)
Bij het apparaat wordt een geheugenkaartlezer geleverd die diverse types geheugenkaarten voor digitale camera's kan lezen. Met het apparaat kunt u foto's uit deze geheugenkaarten opslaan. U kunt ook een voorbeeldvel afdrukken waarop u de op de geheugenkaart opgeslagen foto's in miniatuur kunt zien.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een geheugenkaart plaatsen Een digitale camera verbinden
• Een opslagapparaat verbinden
• Foto's bekijken
• Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
• Foto's opslaan op uw computer

Een geheugenkaart plaatsen

Als u een digitale camera hebt waarbij de foto's worden opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u deze geheugenkaart in het apparaat plaatsen en zo de foto's afdrukken of opslaan.
Let op Als u een geheugenkaart probeert te verwijderen terwijl deze wordt
gelezen, kan dit de bestanden op de kaart beschadigen. U kunt een kaart alleen veilig verwijderen als het fotolampje niet knippert. Plaats bovendien nooit meer dan één geheugenkaart tegelijk omdat ook hierdoor de bestanden op de kaarten kunnen worden beschadigd.
Het apparaat ondersteunt de volgende geheugenkaarten. Elk type geheugenkaart kan alleen in de daarvoor bestemde sleuf worden geplaatst.
1 CompactFlash (type I en II)
2 Secure Digital, MultimediaCard (MMC), Secure MMC

60 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)

(vervolg)
3
xD
4
Memory Stick, MagicGate Memory Stick, Memory Stick Duo en Memory Stick Pro
5
USB-poort voorzijde (Universal Serial Bus, PictBridge-compatibel)
Een geheugenkaart plaatsen
1. Houd de geheugenkaart met het etiket naar boven en de contactpunten in de
richting van het apparaat.
2. Plaats de geheugenkaart in de desbetreffende kaartsleuf.

Een digitale camera verbinden

De PictBridge-compatibele USB-poort voorzijde bevindt zich onder de sleuven voor de geheugenkaarten.
Opmerking Als uw USB-apparaat vanwege zijn afmetingen niet in de poort past
of als de connector op het apparaat kleiner is dan 11 millimeter, moet u een USB­verlengkabel kopen om het apparaat met die poort te kunnen gebruiken.
Met de camera geselecteerde foto's zijn de foto's die u met uw digitale camera hebt gemarkeerd als foto's die moeten worden afgedrukt. Afhankelijk van de camera, kan de camera de paginalay-out, het aantal kopieën en andere afdrukinstellingen identificeren.
Een digitale camera verbinden
61
Hoofdstuk 7
Het apparaat ondersteunt twee gestandaardiseerde indelingen: de PictBridge en DPOF-indeling 1.1 (Digital Print Order Format). Dit betekent dat u de foto's niet opnieuw hoeft te selecteren als u ze wilt afdrukken.
•De PictBridge-norm bewaart de afdrukinstructies op de camera zelf. Om foto's te kunnen afdrukken met PictBridge, moet u de camera in PictBridge-modus zetten en de camera vervolgens via een USB-kabel aansluiten op het apparaat aan de USB-poort voorzijde.
•De DPOF-norm bewaart de afdrukinstructies als een bestand op uw geheugenkaart. Om van een DPOF-bestand foto's te kunnen afdrukken, moet u de geheugenkaart uit uw camera nemen en de geheugenkaart vervolgens in de juiste sleuf op het apparaat plaatsen.
Als u foto's wilt afdrukken die met de camera zijn geselecteerd, gelden de afdrukinstellingen van het apparaat niet. De PictBridge of DPOF-instellingen voor paginalay-out en aantal kopieën krijgen dan voorrang op die van het apparaat.
Opmerking Niet alle digitale camera's bieden u de mogelijkheid om foto's die u
wilt afdrukken van een markering te voorzien. Raadpleeg de bij uw digitale camera geleverde documentatie om te weten of uw camera de PictBridge-norm of de DPOF-bestandsindeling 1.1 ondersteunt.
Met de camera geselecteerde foto's afdrukken met de PictBridge-norm
1. Sluit de camera aan op de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat met de
USB-kabel die bij de camera is geleverd.
2. Schakel uw camera in en zorg ervoor dat deze in PictBridge-modus staat.
Opmerking Controleer in de documentatie van de camera hoe u de USB-
modus wijzigt in PictBridge. Verschillende camera's gebruiken verschillende termen voor de PictBridge-modus. Sommige camera's hebben bijvoorbeeld een instelling digitale camera en een instelling schijfstation. In dat geval is de instelling digitale camera de instelling voor de PictBridge-modus.
Met de camera geselecteerde foto's afdrukken met de DPOF-norm
1. De geheugenkaart vervolgens in de juiste sleuf op het apparaat plaatsen.
2. Als u daarom wordt gevraagd, voert u een van de volgende handelingen uit:
Druk op OK om alle foto's met DPOF-markering af te drukken.
Het apparaat drukt alle foto's met DPOF-markering af.
Markeer Nee met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Hiermee drukt u de DPOF-bestanden niet af.

Een opslagapparaat verbinden

U kunt een opslagapparaat, zoals een geheugenpen, een draagbare harde schijf of een digitale camera in de opslagmodus verbinden met het apparaat aan de USB-poort
62 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
voorzijde. De USB-poort voorzijde bevindt zich onder de sleuven voor de geheugenkaarten.
Opmerking Digitale camera's die zich in de opslagmodus bevinden, kunnen op
de USB-poort aan de voorzijde worden aangesloten. Het apparaat beschouwt camera's in deze modus als een normaal opslagapparaat. In dit hele gedeelte wordt naar camera's in de opslagmodus verwezen als naar opslagapparaten.
Als uw USB-apparaat vanwege zijn afmetingen niet in de poort past of als de connector op het apparaat kleiner is dan 11 millimeter, moet u een USB­verlengkabel kopen om het apparaat met die poort te kunnen gebruiken. Zie
Ondersteunde apparaten voor meer informatie over ondersteunde US-apparaten.
Controleer in de documentatie van de camera hoe u de USB-modus wijzigt in de opslagmodus. Verschillende camera's gebruiken verschillende termen voor de opslagmodus. Sommige camera's hebben bijvoorbeeld een instelling digitale camera en een instelling schijfstation. In dat geval is de instelling schijfstation de instelling voor de opslagmodus. Als opslagmodus niet functioneert voor uw camera, dient u de firmware van de camera misschien bij te werken. Zie de bij de camera geleverde documentatie voor meer informatie.
Als u het opslagapparaat eenmaal hebt aangesloten, kunt u het volgende doen met de bestanden die op het opslagapparaat zijn opgeslagen:
De bestanden naar de computer overbrengen
Foto's bekijken (alleen kleurenscherm)
Foto's bewerken via het bedieningspaneel (alleen voor kleurenschermen)
Foto's afdrukken
Let op Probeer nooit een opslagapparaat los te koppelen als de bestanden op
het apparaat worden gelezen. Als u dat toch doet, kunnen bestanden op het opslagapparaat beschadigd raken. U kunt een opslagapparaat alleen veilig verwijderen als het statuslampje naast de sleuven voor de geheugenkaarten niet knippert.

Foto's bekijken

U kunt foto's bekijken op het kleurenscherm van uw apparaat. U kunt ook foto's bekijken met de HP Photosmart-software.
Foto's bekijken
63
Hoofdstuk 7

Foto's bekijken (alleen modellen met kleurenscherm)

U kunt foto's bekijken en selecteren op het kleurenscherm van uw apparaat.
Een foto weergeven
1. Plaats de geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Druk op Het menu Foto. Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
3. Druk op de pijlknoppen tot de foto die u wilt bekijken op het kleurenscherm
verschijnt.
Tip Als u de pijlknoppen ingedrukt houdt, kunt u snel door alle foto's bladeren.

Foto's weergeven met de computer

U kunt foto's weergeven en bewerken met de HP Photosmart-software die bij het apparaat werd geleverd.
Zie de Help bij HP Photosmart-software op het scherm voor meer informatie.

Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel

Met het apparaat kunt u rechtstreeks foto's afdrukken vanaf uw geheugenkaart of opslagapparaat zonder dat de bestanden eerst naar een computer moeten worden overgebracht. U kunt foto's zonder randen afdrukken (een per vel papier) of u kunt meerdere foto's afdrukken op een enkel vel papier.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Foto's afdrukken met behulp van een voorbeeldvel Panoramische foto's afdrukken
• Pasfoto's afdrukken
• Videoactiefoto's afdrukken

Foto's afdrukken met behulp van een voorbeeldvel

Met een voorbeeldvel kunt u heel eenvoudig foto's selecteren en rechtstreeks vanaf een geheugenkaart of een opslagapparaat afdrukken zonder computer. Op een voorbeeldvel, dat meerdere pagina's lang kan zijn, worden miniatuurweergaven weergegeven van de opgeslagen foto's. Onder elke miniatuur worden de bestandsnaam, het indexnummer en de datum van de foto weergegeven.
64 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
Met een voorbeeldvel kunt u ook snel een gedrukte catalogus van uw verzameling foto's maken.
Opmerking Vanaf het apparaat kunt u alleen toegang krijgen tot JPEG- en TIFF-
beeldbestanden. Als u andere bestandstypen wilt afdrukken, brengt u de bestanden van de geheugenkaart of het opslagapparaat over naar de computer en gebruikt u de HP Photosmart-software.
Voor het afdrukken van foto's met een voorbeeldvel zijn drie stappen nodig:
Een voorbeeldvel afdrukken van de afbeeldingen op de geheugenkaart of het opslagapparaat
Het voorbeeldvel invullen
Het voorbeeldvel scannen
Een voorbeeldvel afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Kies de juiste weergave:
Voor modellen met kleurenscherm a. Druk op de knop Het menu Foto en selecteer vervolgens Bekijken & afdrukken.
Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm. b. Druk op OK om het menu Afdrukken weer te geven. c. Selecteer Projecten door op de pijlknoppen te drukken. d. Selecteer Voorbeeldvel door op de pijlknoppen te drukken. e. Selecteer Voorbeeldvel afdrukken met de pijlknoppen en druk vervolgens op
OK. f. Selecteer het geschikte Papierformaat en Papiersoort door op de pijlknoppen
te drukken.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
65
Hoofdstuk 7
Voor modellen met een uitleesvenster met twee regels a. Druk op de knop Het menu Foto.
Een bericht geeft weer hoeveel bestanden er op de kaart of op het opslagapparaat worden gedetecteerd.
b. Druk op de knop Voorbeeldvel, selecteer Afdrukken door op de pijlknoppen
te drukken en druk vervolgens op OK.
Een voorbeeldvel invullen
1. Selecteer de foto's die moeten worden afgedrukt door met een zwarte pen of een
potlood de rondjes onder de miniatuurweergaven van de gewenste foto's op het voorbeeldvel zwart te maken. Als u meer dan één kopie van een foto wilt afdrukken, maakt u het tweede of derde rondje zwart. U kunt maximaal drie kopieën afdrukken van elke geselecteerde foto.
Tip Als u alle foto's op de geheugenkaart wilt afdrukken, maakt u het rondje
Alle foto's selecteren onderaan de lay-outopties in stap 2 van het
voorbeeldvel zwart. Van elke foto wordt een kopie afgedrukt.
2. Selecteer één lay-out door bij stap 2 op het voorbeeldvel een rondje zwart te
maken.
Opmerking Als u meer afdrukinstellingen wilt configureren dan er op het
voorbeeldvel beschikbaar zijn, kunt u de foto's rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel afdrukken.
3. (Optioneel) Als u een datum/tijd op uw foto's wilt afdrukken, maakt u het rondje Datumstempel onderaan de lay-outopties in stap 2 van het voorbeeldvel zwart.
66 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
Een ingevuld voorbeeldvel scannen
1. Plaats het voorbeeldvel met de afdrukzijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat. Zorg ervoor dat de zijden van het voorbeeldvel de rechterrand en de voorrand raken. Sluit de klep.
2. Zorg dat dezelfde geheugenkaart of hetzelfde opslagapparaat dat u hebt gebruikt
om het voorbeeldvel af te drukken, nog steeds in de sleuf zit als u het voorbeeldvel scant.
3. Zorg dat er afdrukmateriaal in het apparaat is geplaatst.
4. Druk op de knop Het menu Foto.
5. Kies de juiste weergave:
Voor modellen met kleurenscherm a. Selecteer Bekijken & afdrukken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. b. Selecteer Projecten met de pijlknoppen en selecteer vervolgens Voorbeeldvel. c. Selecteer Voorbeeldvel scannen met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. d. Als dit wordt gevraagd, selecteert u het papierformaat en de papiersoort en
drukt dan op OK.
Voor modellen met een uitleesvenster met twee regels
Druk op de knop Voorbeeldvel, selecteer Scannen door op de pijlknoppen te
drukken en druk vervolgens op OK.
Het apparaat scant het voorbeeldvel en drukt de geselecteerde foto's af.

Panoramische foto's afdrukken

Met het apparaat kunt u meerdere panoramische foto's van uw geheugenkaart of geheugenapparaat selecteren en die vervolgens afdrukken.
Opmerking Het apparaat voegt de verschillende foto's niet samen tot een
panoramische foto. Daarvoor gebruikt u een andere toepassing, zoals de HP Photosmart-software.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
67
Hoofdstuk 7
Een panoramafoto afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Druk op Het menu Foto. Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
3. Druk op OK om Bekijken & afdrukken te selecteren. Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
4. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
5. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK. Het Afdrukken-menu wordt weergegeven.
6. Markeer Projecten met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. Het Projecten-menu wordt weergegeven.
7. Markeer Panorama-afdrukken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
8. Wanneer het bericht verschijnt, kunt u panoramafotopapier van 10 x 30 cm in de
invoerlade plaatsen en vervolgens op OK drukken. Als u op OK drukt, verschijnt de geselecteerde foto opnieuw.
9. (Optioneel) Afdrukinstellingen wijzigen of bijkomende foto's selecteren om af te drukken.
Meer dan één kopie van een geselecteerde foto afdrukken a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven. b. Markeer Aantal kopieën met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. c. Druk op de pijlknoppen om het aantal kopieën te verhogen of te verlagen en
druk vervolgens op OK.
Een geselecteerde foto bewerken voor het afdrukken a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven. b. Markeer Bewerken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Bijkomende foto's selecteren om af te drukken a. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
b. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK. c. Druk op OK om Selecteren om af te drukken te selecteren. d. Herhaal deze stappen voor elke foto die u wilt afdrukken.
10. Als u klaar bent met het wijzigen van afdrukinstellingen en selecteren van foto's, drukt u op OK om het selectiemenu weer te geven.
11. Markeer Selectie gereed met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. Het scherm Overzicht afdrukken verschijnt.
12. Markeer een van de volgende opties met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Afdrukopties Hiermee kunt u handmatig het soort papier bepalen waarop u wilt
68 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
afdrukken en of u een datum en tijd op uw foto wilt afdrukken.
Voorbeeld afdrukken (alleen
kleurenscherm)
Nu afdrukken Drukt uw foto's af op het door u geselecteerde formaat en met de

Pasfoto's afdrukken

U kunt uw eigen foto's ter grootte van een pasfoto afdrukken vanaf uw geheugenkaart of opslagapparaat. Neem contact op met uw plaatselijke dienst voor paspoorten voor vragen over richtlijnen of vereisten voor pasfoto's.
Pasfoto's afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde. Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
2. Druk op OK om Bekijken & afdrukken te selecteren. Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
3. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
4. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK. Het Afdrukken-menu wordt weergegeven.
5. Markeer Projecten met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. Het Projecten-menu wordt weergegeven.
6. Markeer Pasfoto's met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
7. Markeer het formaat dat u wilt afdrukken door op de pijlknoppen te drukken en
druk vervolgens op OK. Als u op OK drukt, verschijnt de geselecteerde foto opnieuw.
8. (Optioneel) Afdrukinstellingen wijzigen of bijkomende foto's selecteren om af te drukken.
De instelling Datumstempel is standaard ingesteld op Off (Uitschakelen). Als u dat wilt, kunt u deze standaardinstelling wijzigen met de optie Nwe stand. inst..
Geeft een voorbeeld weer van hoe uw afgedrukte pagina eruit zal zien. Hiermee kunt u uw instellingen controleren voordat u gaat afdrukken en door potentiële fouten papier en inkt verspilt.
gewenste lay-out.
Meer dan één kopie van een geselecteerde foto afdrukken a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven. b. Markeer Aantal kopieën met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. c. Druk op de pijlknoppen om het aantal kopieën te verhogen of te verlagen en
druk vervolgens op OK.
Een geselecteerde foto bewerken voor het afdrukken a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven. b. Markeer Bewerken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
69
Hoofdstuk 7
Bijkomende foto's selecteren om af te drukken a. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
b. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK. c. Druk op OK om Selecteren om af te drukken te selecteren. d. Herhaal deze stappen voor elke foto die u wilt afdrukken.
9. Als u klaar bent met het wijzigen van afdrukinstellingen en selecteren van foto's, drukt u op OK om het selectiemenu weer te geven.
10. Markeer Selectie gereed met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. Het scherm Overzicht afdrukken verschijnt.
11. Markeer een van de volgende opties met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Afdrukopties Hiermee kunt u handmatig het soort papier bepalen waarop u wilt
Voorbeeld afdrukken (alleen
kleurenscherm)
Nu afdrukken Drukt uw foto's af op het door u geselecteerde formaat en met de

Videoactiefoto's afdrukken

U kunt de optie Video Action Prints gebruiken om een reeks foto's van een videobestand op een geheugenkaart of een opslagapparaat af te drukken. Met deze optie drukt u negen frames van een video op één vel papier af in de volgorde waarin ze in de video worden weergegeven. De videoframes worden automatisch door uw apparaat geselecteerd.
Videoactieafdrukken maken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde. Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
2. Druk op OK om Bekijken & afdrukken te selecteren. Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
3. Blader door de foto's en video's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op
de pijlknoppen te drukken.
4. Wanneer de gewenste video wordt weergegeven, drukt u op OK. Het Afdrukken-menu wordt weergegeven.
5. Markeer Projecten met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. Het Projecten-menu wordt weergegeven.
6. Markeer Video Action Prints met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
afdrukken en of u een datum en tijd op uw foto wilt afdrukken. Standaard is het Papiersoort ingesteld op Normaal en de instelling
Datumstempel is ingesteld op Off (Uitschakelen). Als u dat wilt, kunt u deze standaardinstellingen wijzigen met de optie Nwe stand. inst..
Geeft een voorbeeld weer van hoe uw afgedrukte pagina eruit zal zien. Hiermee kunt u uw instellingen controleren voordat u gaat afdrukken en door potentiële fouten papier en inkt verspilt.
gewenste lay-out.
70 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
7. Markeer het formaat dat u wilt afdrukken door op de pijlknoppen te drukken en druk vervolgens op OK.
8. Markeer het soort papier waarop u wilt afdrukken door op de pijlknoppen te drukken en druk vervolgens op OK.
9. De video verschijnt opnieuw. Druk op OK om door te gaan.
10. (Optioneel) De video bewerken of afdrukken.
Een geselecteerde foto bewerken voor het afdrukken a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven. b. Markeer Bewerken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Nu afdrukken Selecteer Nu afdrukken en druk op OK.

Foto's opslaan op uw computer

Nadat u foto's hebt gemaakt met uw digitale camera, kunt u ze meteen afdrukken of opslaan op de computer. Als u de foto's op de computer wilt opslaan, kunt u de geheugenkaart uit de camera halen en deze kaart in de juiste geheugenkaartsleuf van het apparaat plaatsen.
U kunt ook foto's opslaan van een opslagapparaat, zoals een digitale camera of een geheugenpen, door dit apparaat aan te sluiten op het apparaat aan de USB-poort voorzijde.
Foto's opslaan
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Druk op Het menu Foto.
3. Kies de juiste weergave:
Voor modellen met kleurenscherm a. Druk op de pijlknoppen en selecteer Opslaan. b. Druk op de pijlknoppen en selecteer Overbrengen naar computer en
selecteer vervolgens de naam van uw computer.
c. Volg de aanwijzingen op de computer om de foto's op de computer op te slaan.
Voor modellen met een uitleesvenster met twee regels a. Selecteer Foto-overdracht met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK. b. Druk op de pijlknoppen en selecteer Ja. c. Druk op de pijlknoppen en selecteer Overbrengen naar computer en
selecteer vervolgens de naam van uw computer.
d. Volg de aanwijzingen op de computer om de foto's op de computer op te slaan.
Foto's opslaan op uw computer
71
8 Faxen (alleen bij sommige
modellen)
U kunt het apparaat gebruiken voor het verzenden en ontvangen van faxen, inclusief kleurenfaxen. U kunt het verzenden van faxen op een later tijdstip plannen en snelkiesnummers instellen om snel en gemakkelijk faxen te verzenden naar veelgebruikte nummers. Op het bedieningspaneel kunt u ook een aantal faxopties instellen, zoals de resolutie en het contrast tussen licht en donker op de faxen die u verzendt.
Als het apparaat rechtstreeks is aangesloten op een computer, kunt u met de HP­beeldbewerkingssoftware faxprocedures uitvoeren die niet beschikbaar zijn vanaf het bedieningspaneel. Zie informatie over de HP-beeldbewerkingssoftware.
Opmerking Voordat u gaat faxen, moet u controleren of u het apparaat goed
hebt ingesteld. Dit hebt u mogelijk tijdens de installatie al gedaan met behulp van het bedieningspaneel of de met de bij het apparaat geleverde software. U kunt controleren of de fax correct is ingesteld door de faxinstallatietest vanaf het bedieningspaneel uit te voeren. Om de faxtest uit te voeren, drukt u op Installeren, selecteert u Tools, Faxtest uitvoeren en drukt dan op OK.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden Een fax ontvangen
• Faxinstellingen wijzigen
• Faxen via the Internet
• Installatie testfax
• Rapporten gebruiken
• Een fax annuleren
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer

Een fax verzenden

U kunt op verschillende manieren een fax verzenden. Via het bedieningspaneel kunt u met het apparaat een zwart-wit- of kleurenfax verzenden. U kunt ook handmatig een fax verzenden vanaf een aangesloten telefoon. U kunt op deze wijze eerst met de geadresseerde spreken voordat u de fax verzendt.

Een gewone fax verzenden

Het verzenden van een fax van een of meer pagina's in zwart-wit gaat eenvoudig met het bedieningspaneel.
Opmerking Als u een afgedrukte bevestiging wilt van faxen die goed zijn
verzonden, schakelt u faxbevestiging in voordat u faxen gaat verzenden.

72 Faxen (alleen bij sommige modellen)

Tip U kunt een fax ook handmatig verzenden via een telefoon of met behulp van
handsfree kiezen. Met deze functies kunt u de kiessnelheid zelf bepalen. Deze functies zijn ook nuttig als u de kosten van het gesprek met een telefoonkaart wilt betalen en u tijdens het kiezen op kiestonen moet reageren.
Een gewone fax verzenden vanaf het bedieningspaneel
1. Laad de originelen. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Opmerking Als u een fax van meerdere pagina's verzendt, moet u de
originelen in de automatische documentinvoer plaatsen. U kunt geen document van meerdere pagina's faxen vanaf de glasplaat.
2. Geef het faxnummer op met behulp van het toetsenblok, druk op Snelkiezen of op een one-touch snelkiesknop, of druk op Opnieuw kiezen/pauze om het laatst gekozen nummer te kiezen.
Tip Druk op Opnieuw kiezen/pauze als u een pauze wilt invoegen in het
faxnummer, of druk meerdere keren op de knop Symbolen (*) tot er een streepje (-) op het display verschijnt.
3. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, verzendt het dat document naar het ingevoerde nummer.
Als het apparaat geen origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, wordt de vraag Faxen van glasplaat? weergegeven. Zorg dat het origineel met de bedrukte kant omlaag op de glasplaat ligt en selecteer vervolgens Ja.
Tip Als u van de ontvanger te horen krijgt dat de kwaliteit van de door u
verzonden fax niet goed is, kunt u de resolutie of het contrast van de fax wijzigen.

Een fax handmatig verzenden vanaf een telefoon

Als u liever de toetsen van de telefoon gebruikt dan het toetsenblok op het bedieningspaneel van het apparaat, kunt u een fax verzenden vanaf een telefoon die zich op dezelfde lijn bevindt. Dat doet u door een telefoon in de 2–EXT-poort aan de achterzijde van het apparaat te steken. Als u een fax handmatig verzendt, kunt u de kiestonen, telefonische aanwijzingen en andere geluiden horen via de handset van uw telefoon. Op deze manier kunt u eenvoudig een telefoonkaart gebruiken voor het verzenden van een fax.
Afhankelijk van de wijze waarop de ontvanger het faxapparaat heeft ingesteld, kan de ontvanger de telefoon opnemen of kan het faxapparaat de oproep beantwoorden. Als een persoon de telefoon beantwoordt, kunt u met de ontvanger spreken voordat u de
Een fax verzenden
73
Hoofdstuk 8
fax verzendt. Als een faxapparaat de oproep beantwoordt, kunt u de fax direct naar het apparaat verzenden wanneer u de faxtonen van het ontvangende apparaat hoort.
Een fax handmatig via een telefoon verzenden
1. Laad de originelen. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Opmerking Deze functie wordt niet ondersteund als u de originelen op de
glasplaat legt. U dient de originelen in de documentinvoerlade te plaatsen.
2. Kies het nummer met behulp van het toetsenblok op de telefoon die op het
apparaat is aangesloten.
Opmerking Gebruik niet het toetsenblok op het bedieningspaneel van het
apparaat als u handmatig een fax wilt verzenden. Kies dan het nummer van de ontvanger met de toetsen op de telefoon.
3. Als de ontvanger de telefoon opneemt, kunt u met de ontvanger spreken voordat u
de fax verzendt.
Opmerking Als een faxapparaat de oproep beantwoordt, hoort u de faxtonen
van het ontvangende apparaat. Ga verder met de volgende stap om de fax te verzenden.
4. Druk op START FAXEN, Zwart of op START FAXEN, Kleur als u gereed bent om
de fax te verzenden.
Opmerking Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Fax verzenden en
drukt u vervolgens nogmaals op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur.
Als u een gesprek voerde met de ontvanger voor het verzenden van de fax, zegt u tegen de ontvanger dat Start moet worden ingedrukt op het ontvangende faxapparaat wanneer de faxtonen hoorbaar worden.
Tijdens het verzenden van de fax is geen geluid hoorbaar over de telefoonlijn. Op dat moment kunt u de telefoonverbinding verbreken. Als u verder wil gaat met uw gesprek, blijft u aan de lijn totdat de fax is verzonden.

Een fax verzenden met handsfree kiezen

Met behulp van handsfree kiezen kunt u een nummer vanaf het bedieningspaneel kiezen, zoals u dat bij een gewone telefoon ook zou doen. Als u een fax verzendt met behulp van handsfree kiezen, kunt u de kiestonen, telefonische aanwijzingen en andere geluiden horen via de luidsprekers van het apparaat. Hierdoor kunt u reageren op aanwijzingen tijdens het kiezen en de kiessnelheid zelf bepalen.
Tip Als u de pincode van de belkaart niet snel genoeg invoert, begint het
apparaat de faxtonen misschien te vroeg te verzenden, waardoor uw PIN-code niet wordt herkend door de belkaartservice. Als dat het geval is, kunt u een snelkiesnummer maken om de PIN-code voor uw belkaart op te slaan.
Opmerking Zorg dat het volume is ingeschakeld; anders hoort u geen kiestoon.
74 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Een fax verzenden met behulp van handsfree kiezen via het bedieningspaneel
1. Laad de originelen. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Opmerking Als u een fax van meerdere pagina's verzendt, moet u de
originelen met de te bedrukken zijde naar boven plaatsen in de automatische documentinvoer. U kunt geen document van meerdere pagina's faxen vanaf de glasplaat. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, hoort u een kiestoon.
Als het apparaat geen origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, wordt de vraag Faxen van glasplaat? weergegeven. Zorg dat het origineel op de glasplaat ligt en selecteer Ja.
3. Als u de kiestoon hoort, voert u het nummer in met behulp van het toetsenblok op het bedieningspaneel.
4. Volg de eventuele aanwijzingen op het scherm.
Tip Als u een belkaart gebruikt om een fax te verzenden en u hebt uw
pincode als snelkiesnummer opgeslagen, drukt u op Snelkiezen als u om een pincode wordt gevraagd. U kunt ook op een one-touch snelkiesknop drukken om het snelkiesnummer te kiezen waaronder u uw pincode hebt opgeslagen.
Uw fax wordt verzonden als het ontvangende faxapparaat reageert.

Faxen verzenden met behulp van de optie fax uitzenden

U kunt een fax naar meerdere ontvangers verzenden zonder eerst een groepssnelkiescode te installeren.
Opmerking De lijst van ontvangers die voor deze fax zijn opgegeven, kan niet
worden opgeslagen en dit werkt alleen voor het verzenden van faxen in zwart-wit. Als u van plan bent nog faxen te verzenden naar dezelfde lijst van ontvangers, kunt u best een groepssnelkiescode creëren. Raadpleeg
Faxnummers instellen als
snelkiescodes of -groepen voor meer informatie.
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op Het menu Faxen en selecteer Fax uitzenden.
2. Voer een faxnummer in met het toetsenblok of druk op de pijltoetsen om naar de
snelkiesnummers te gaan.
Opmerking U kunt maximaal 20 individuele faxnummers toevoegen.
3. Druk op START FAXEN, Zwart.
4. Als de vraag komt, plaatst u de originelen met de bedrukte zijde naar boven en
met de bovenkant naar voor in het midden van de invoerlade. Zie
Afdrukmateriaal
plaatsen voor meer informatie.
5. Druk nogmaals op START FAXEN, Zwart.
Een fax verzenden
75
Hoofdstuk 8

Een fax ontvangen

U kunt automatisch of handmatig faxen ontvangen. Als u de optie Automatisch antwoorden uitschakelt, moet u de faxen handmatig ontvangen. Als u de optie Automatisch antwoorden inschakelt (dit is de standaardinstelling), beantwoordt het
apparaat automatisch de binnenkomende oproepen en worden faxen ontvangen na het aantal belsignalen dat in de instelling Hoe vaak overgaan is opgegeven. (De standaardinstelling voor Hoe vaak overgaan is vijf belsignalen.)
Als u een faxbericht op papier van Legal-formaat ontvangt, terwijl het apparaat niet is ingesteld op het gebruik van dat papierformaat, wordt het faxbericht automatisch verkleind zodat het op het beschikbare papier past. Als u de functie Automatische
verkleining hebt uitgeschakeld, drukt het apparaat de fax op twee pagina's af.

Een fax handmatig ontvangen

Wanneer u aan de telefoon bent, kan uw gesprekspartner u een fax sturen terwijl u met elkaar spreekt. Dit wordt ook wel handmatig faxen genoemd. Volg de instructies in dit gedeelte om een fax handmatig te ontvangen.
U kunt faxen handmatig vanaf een telefoon ontvangen als deze:
Rechtstreeks op het apparaat is aangesloten (op de 2-EXT-poort)
Op dezelfde telefoonlijn, maar niet rechtstreeks op het apparaat is aangesloten
Een fax handmatig ontvangen
1. Controleer of het apparaat is ingeschakeld en of er papier in de invoerlade is
geplaatst.
2. Verwijder eventuele originelen uit de documentinvoerlade.
3. Stel de instelling Hoe vaak overgaan in op een hoog getal zodat u de
binnenkomende oproepen kunt beantwoorden voordat het apparaat de oproep beantwoordt. U kunt ook de instelling Automatisch antwoorden uitschakelen zodat het apparaat binnenkomende oproepen niet automatisch beantwoordt.
4. Als u momenteel een gesprek voert met de verzender, zegt u tegen de verzender dat Start moet worden ingedrukt op hun faxapparaat.
5. Wanneer u de faxtonen van een verzendend faxapparaat hoort, gaat u als volgt te werk:
a. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur op het
bedieningspaneel.
b. Als dit wordt gevraagd, selecteert u Faxen ontvangen. c. Zodra het apparaat de fax begint te ontvangen, kunt u de telefoon ophangen of
aan de lijn blijven. De telefoonlijn is tijdens de faxtransmissie stil.

Backup-faxontvangst instellen

Afhankelijk van uw voorkeuren en beveiligingseisen kunt u het apparaat instellen om alle ontvangen faxen op te slaan, alleen de faxen op te slaan die zijn ontvangen terwijl het apparaat door een fout niet functioneerde of om geen van de ontvangen faxen op te slaan.
76 Faxen (alleen bij sommige modellen)
De volgende modi voor Backup-faxontvangst zijn beschikbaar:
Aan Dit is de standaardinstelling. Wanneer Backup-faxontvangst is
Alleen bij fouten Faxen worden alleen in het geheugen van het apparaat opgeslagen als
Off (Uitschakelen) Faxen worden nooit opgeslagen in het geheugen. Het kan bijvoorbeeld
ingesteld op Aan, slaat het apparaat alle ontvangen faxen op in het geheugen. Hierdoor kunt u maximaal de acht laatst afgedrukte faxen opnieuw afdrukken, mits deze nog in het geheugen zijn opgeslagen.
Opmerking Als het geheugen van het apparaat vol raakt, worden de
oudste, afgedrukte faxberichten overschreven bij ontvangst van nieuwe faxen. Als het geheugen vol raakt met niet-afgedrukte faxen, stopt het apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Opmerking Als u een fax ontvangt die te groot is, bijvoorbeeld een
zeer gedetailleerde kleurenfoto, wordt deze mogelijk niet in het geheugen opgeslagen.
het apparaat de faxen door een fout niet kan afdrukken (bijvoorbeeld als het papier in het apparaat op is). Het apparaat blijft inkomende faxen opslaan zolang er geheugen beschikbaar is. Als het geheugen vol raakt, stopt het apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen. Wanneer de fout is opgelost, worden de faxen die in het geheugen zijn opgeslagen automatisch afgedrukt en vervolgens uit het geheugen verwijderd.
zijn dat u Backup-faxontvangst wilt uitschakelen omwille van de veiligheid. Als er een fout optreedt waardoor het apparaat niet kan afdrukken (bijvoorbeeld als het papier in het apparaat op is), stopt het apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Opmerking Als u het apparaat uitschakelt terwijl Backup-faxontvangst is
ingeschakeld, worden alle in het geheugen opgeslagen faxen verwijderd, waaronder ook eventuele niet-afgedrukte faxen die u mogelijk hebt ontvangen terwijl het apparaat niet functioneerde vanwege een fout. In dit geval moet u contact opnemen met de verzender(s) zodat deze de niet-afgedrukte faxen opnieuw kunnen verzenden. Druk Faxlogboek af als u een lijst wilt hebben van alle faxen die u hebt ontvangen. Het Faxlogboek wordt niet verwijderd als het apparaat is uitgeschakeld.
Backup-faxontvangst vanaf het bedieningspaneel instellen
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens Backup-faxontvangst.
3. Selecteer met de pijl naar rechts Aan, Alleen bij fouten of Off (Uitschakelen).
4. Druk op OK.
Backup-faxontvangst instellen via de geïntegreerde webserver
Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Geavanceerd en selecteer vervolgens Aan in het vervolgmenu Backup-faxontvangst.
Een fax ontvangen
77
Hoofdstuk 8

Ontvangen faxen vanuit het geheugen opnieuw afdrukken

Als u de modus voor Backup-faxontvangst instelt op Aan, worden de ontvangen faxen in het geheugen opgeslagen, ongeacht of er een fout was in het apparaat of niet.
Opmerking Als het geheugen vol raakt, worden de oudste, afgedrukte
faxberichten overschreven wanneer er nieuwe faxen worden ontvangen. Als geen van de opgeslagen faxen is afgedrukt, ontvangt het apparaat geen nieuwe faxen meer totdat u de faxen in het geheugen hebt afgedrukt of eruit hebt verwijderd. Het kan ook zijn dat u met het oog op beveiliging of privacy de faxen uit het geheugen wilt verwijderen.
Afhankelijk van de grootte van de faxberichten kunt u maximaal de acht laatste ontvangen berichten afdrukken, voorzover nog aanwezig in het geheugen. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om faxen opnieuw af te drukken als u de vorige afdruk kwijt bent.
Faxen in het geheugen opnieuw afdrukken vanaf het bedieningspaneel
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Druk op Installatie.
3. Selecteer Hulpmiddelen en vervolgens Faxen in het geheugen opnieuw afdrukken.
De faxen worden afgedrukt in omgekeerde volgorde als die waarin ze zijn ontvangen waarbij de meest recent ontvangen fax het eerst wordt afgedrukt, enz.
4. Druk op Annuleren als u wilt stoppen met het opnieuw afdrukken van de faxen in het geheugen.
Alle faxen uit het geheugen verwijderen vanaf het bedieningspaneel
Voer, afhankelijk van het model dat u bezit, een van de volgende handelingen uit:
Uitleesscherm met twee lijnen: Schakel het apparaat uit door op de knop
Aan/uit te drukken. Als u het apparaat uitschakelt, worden alle in het geheugen opgeslagen faxen
verwijderd uit het geheugen.
Kleurenscherm: Druk op Installatie, selecteer Hulpmiddelen en vervolgens
Faxlogboek wissen.
Faxlogboeken wissen via de geïntegreerde webserver
Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Opties en klik vervolgens op de knop Wissen onder de hoofding Faxlogboeken wissen.

Faxen doorsturen naar een ander nummer

U kunt het apparaat instellen om faxen door te sturen naar een ander faxnummer. Een fax die in kleur is ontvangen wordt in zwart-wit doorgestuurd.
78 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Het verdient aanbeveling te controleren of het nummer waarnaar u de fax doorstuurt een werkende faxlijn is. Stuur een testfax naar het nummer om na te gaan of het faxapparaat de faxen kan doorsturen naar dit nummer.
Faxen doorsturen vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens Fax alleen in zwart-wit doorsturen.
3. Druk op de pijl naar rechts totdat Aan-doorsturen of Aan-Afdrukken & doorsturen wordt weergegeven en druk op OK.
Kies Aan-doorsturen als u de fax naar een ander nummer wilt doorsturen
zonder een reservekopie af te drukken op het apparaat.
Opmerking Als het apparaat de fax niet kan doorsturen naar het
opgegeven faxapparaat (als dit bijvoorbeeld is uitgeschakeld), drukt het apparaat de fax af. Als u het apparaat instelt op het afdrukken van foutrapporten voor ontvangen faxen, wordt ook een foutrapport afgedrukt.
Kies Aan-Afdrukken & doorsturen om een reservekopie van de ontvangen
fax af te drukken terwijl u de fax naar een ander nummer doorstuurt.
4. Als de prompt verschijnt, voert u het nummer in van het apparaat waarmee de doorgestuurde faxen worden ontvangen.
5. Voer bij de aanwijzing een startdatum en -tijd, evenals een stopdatum en -tijd in.
6. Druk op OK.
Op het bedieningspaneel van het apparaat verschijnt Fax doorsturen. Als het apparaat geen stroom meer krijgt wanneer Fax doorsturen is ingesteld, slaat het de instelling Fax doorsturen en het telefoonnummer op. Als de
stroomvoorziening wordt hersteld, is de instelling voor Fax doorsturen nog steeds
Aan.
Opmerking U kunt het doorsturen van faxen uitschakelen door op Annuleren
op het bedieningspaneel te drukken wanneer het bericht Fax doorsturen op het display wordt weergegeven. U kunt ook Off (Uitschakelen) selecteren in het menu Enkel zwart-wit fax doorsturen.
Faxen doorsturen via de geïntegreerde webserver
1. Open het tabblad Instellingen, klik op Fax in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Opties.
2. Selecteer Aan — Afdrukken en doorsturen of Aan — doorsturen in het vervolgmenu Fax doorsturen.
3. Typ een Fax doorsturen naar nummer in het vak en klik dan op Toepassen.

Ongewenste faxnummers blokkeren

Als u via uw telefoonbedrijf gebruikmaakt van een service voor nummerherkenning, kunt u bepaalde faxnummers blokkeren, zodat het apparaat geen faxen afdrukt die afkomstig zijn van deze nummers. Bij een binnenkomende faxoproep vergelijkt het apparaat het nummer met de door u ingestelde lijst van ongewenste faxnummers om vast te stellen of de oproep moet worden geblokkeerd. Als het nummer overeenkomt
Een fax ontvangen
79
Hoofdstuk 8
met een nummer in de lijst met geblokkeerde nummers, wordt de fax niet afgedrukt. (Het maximumaantal faxnummers dat u kunt blokkeren verschilt per model.)
Opmerking Deze functie wordt niet in alle landen/regio's ondersteund. Als de
functie niet wordt ondersteund in uw land/regio, wordt het item
Faxnummerblokkering ingesteld niet weergegeven in het menu Basis faxinstallatie.
De modus voor ongewenste faxnummers instellen
Standaard is de modus Ongewenste faxnummers blokkeren ingesteld op Aan. Als u via uw telefoonbedrijf geen nummerherkenningsservice hebt aangevraagd of als u deze functie niet wilt gebruiken, kunt u deze instelling uitschakelen.
De modus voor ongewenste faxnummers instellen
Bepaalde modellen beschikken over een knop Ongewenste fax blokkeren. Voer,
afhankelijk van het model dat u bezit, een van de volgende handelingen uit:
Knop Ongewenste faxnummers blokkeren: Druk op de knop Faxnummerblokkering, selecteer de optie Ongewenste faxen blokkeren en selecteer vervolgens Aan of Uit.
Menu Kleurenscherm: Druk op Installatie, selecteer Basismenu faxen, selecteer Installatie blokkering ongewenste faxen, selecteer Ongewenste
faxen blokkeren en selecteer vervolgens Aan of Uit.
Nummers toevoegen aan de lijst met ongewenste faxnummers
U kunt op twee manieren een nummer aan de lijst met ongewenste nummers toevoegen. U kunt nummers selecteren in de beller-ID-lijst of u kunt nieuwe nummers invoeren. De nummers in de lijst met ongewenste nummers worden geblokkeerd als de modus Ongewenste faxnummers blokkeren is ingesteld op Aan.
Een nummer in de lijst met beller-ID's selecteren
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering ongewenste faxen.
3. Druk op Nummers toevoegen aan lijst ongewenste nummers en vervolgens op Nummer selecteren.
4. Blader met de pijl naar rechts door de nummers waar u faxen van hebt ontvangen.
Wanneer het nummer wordt weergegeven dat u wilt blokkeren, drukt u op OK om dit nummer te selecteren.
5. Wanneer de vraag Nog een selecteren? wordt weergegeven, doet u het volgende:
Als u nog een nummer wilt toevoegen aan de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt blokkeren.
Als u klaar bent, drukt u op Nee.
80 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Handmatig een nummer invoeren dat moet worden geblokkeerd
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering ongewenste faxen.
3. Druk op Nummers toevoegen aan lijst ongewenste nummers en vervolgens op Nummer invoeren.
4. Voer met het toetsenblok een faxnummer in dat moet worden geblokkeerd en druk
vervolgens op OK. Zorg ervoor dat u het faxnummer invoert zoals het op het uitleesvenster van het bedieningspaneel wordt weergegeven en niet zoals het in het kopschrift van de ontvangen fax wordt weergegeven. Deze nummers kunnen verschillend zijn.
5. Wanneer de vraag Nog een invoeren? wordt weergegeven, doet u het volgende:
Als u nog een nummer wilt toevoegen aan de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt blokkeren.
Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Te blokkeren nummers invoeren via de geïntegreerde webserver
Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Geblokkeerde fax en voer vervolgens te blokkeren nummers in de velden Faxnummer in. Klik op de knop Toepassen.
Nummers verwijderen van de lijst met ongewenste faxnummers
Als u een faxnummer niet meer wilt blokkeren, kunt u het desbetreffende nummer uit de lijst met ongewenste nummers verwijderen.
Nummers uit de lijst met geblokkeerde faxnummers verwijderen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering ongewenste faxen.
3. Druk op Verwijder nr uit ongewenste nrs.
4. Druk de pijl naar rechts om door de nummers te bladeren die u hebt geblokkeerd.
Wanneer het nummer wordt weergegeven dat u wilt verwijderen, drukt u op OK om dit nummer te selecteren.
5. Wanneer de vraag Nog een wissen? wordt weergegeven, doet u het volgende:
Als u nog een nummer wilt verwijderen uit de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt blokkeren.
Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Een fax ontvangen
81
Hoofdstuk 8
Nummers uit de lijst met geblokkeerde faxnummers verwijderen via de geïntegreerde webserver
Open de geïntegreerde webserver. Raadpleeg
voor meer informatie. Klik op het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster, klik op het subtabblad Faxnummerblokkering, verwijder of voeg te blokkeren nummers toe in de velden Faxnummer en klik vervolgens op
Toepassen.
Een lijst met geblokkeerde faxnummers bekijken
U kunt alleen een lijst met geblokkeerde faxnummers vanaf de geïntegreerde webserver bekijken. Hiervoor is een netwerkverbinding nodig.
Een lijst met geblokkeerde nummers bekijken via de geïntegreerde webserver
Open de geïntegreerde webserver. Raadpleeg
voor meer informatie. Klik op het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Faxnummerblokkering.

Faxinstellingen wijzigen

Als u de stappen hebt voltooid in de bij het apparaat geleverde Aan-de-slaggids, kunt u in de volgende stappen de basisinstellingen wijzigen of andere faxopties configureren.
De ingebouwde webserver openen
De ingebouwde webserver openen

Het faxkopschrift instellen

Het faxkopschrift is de regel tekst met uw naam en faxnummer die wordt afgedrukt boven aan elke fax die u verstuurt. HP raadt aan het faxkopschrift in te stellen met de software die u met het apparaat hebt geïnstalleerd. U kunt het faxkopschrift ook instellen vanaf het bedieningspaneel, zoals hier wordt beschreven.
Opmerking In sommige landen/regio's is de informatie in het faxkopschrift
wettelijk vereist.
Het faxkopschrift instellen of wijzigen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Faxkopschrift.
3. Voer met de nummertoetsen uw naam of de naam van uw bedrijf in en druk op OK.
4. Voer met behulp van het numerieke toetsenblok het faxnummer in en druk vervolgens op OK.
Het faxkopschrift instellen of wijzigen via de geïntegreerde webserver
Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Basis en voer vervolgens de Naam faxkopschrift en het Faxnummer in. Klik op de knop Toepassen.
82 Faxen (alleen bij sommige modellen)

De antwoordmodus instellen (automatisch antwoorden)

De antwoordmodus bepaalt of binnenkomende oproepen door het apparaat worden beantwoord.
Schakel de instelling Automatisch antwoorden in als u wilt dat het apparaat faxen automatisch beantwoordt. Alle binnenkomende oproepen en faxen worden door het apparaat beantwoord.
Schakel de optie Automatisch antwoorden uit als u faxen handmatig wilt ontvangen. U moet zelf aanwezig zijn om de binnenkomende faxoproepen te beantwoorden, anders kan het apparaat geen faxberichten ontvangen.
De antwoordmodus via het bedieningspaneel instellen op handmatig of automatisch
Druk op Automatisch antwoorden om het lampje aan of uit te zetten, zoals dit in
de installatie is opgegeven. Wanneer het Automatisch antwoorden-lampje brandt, beantwoordt het apparaat
de oproepen automatisch. Wanneer het lampje niet brandt, beantwoordt het apparaat de oproepen niet.
De antwoordmodus via de geïntegreerde webserver instellen op handmatig of automatisch
1. Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Basis.
2. Selecteer Aan of Uit in het vervolgmenu Automatisch antwoorden in het gedeelte Andere basisinstellingen fax.

Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen

Als u de optie Automatisch antwoorden inschakelt, kunt u opgeven na hoeveel belsignalen de binnenkomende oproep automatisch moet worden beantwoord.
De instelling Hoe vaak overgaan is belangrijk als er een antwoordapparaat is aangesloten op dezelfde telefoonlijn als het apparaat omdat het antwoordapparaat de telefoon moet beantwoorden voordat het apparaat dat doet. Het aantal beltonen dat u instelt voordat het apparaat opneemt, moet hoger zijn dan het aantal belsignalen voordat het antwoordapparaat opneemt.
Stel het antwoordapparaat bijvoorbeeld in op een klein aantal belsignalen en het apparaat op het hoogste aantal belsignalen. (Het maximale aantal belsignalen varieert per land/regio.) Bij deze instelling beantwoordt het antwoordapparaat de oproep en bewaakt het apparaat de lijn. Als het apparaat faxsignalen detecteert, zal het de fax ontvangen. Als de oproep een gespreksoproep betreft, zal het antwoordapparaat het binnenkomende bericht opnemen.
Aantal belsignalen voordat wordt opgenomen instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Aantal beltonen voor opnemen.
3. Typ het toepasselijke aantal belsignalen met behulp van het toetsenblok of wijzig
het aantal belsignalen met de pijl naar rechts of naar links.
4. Druk op OK om de instelling te accepteren.
Faxinstellingen wijzigen
83
Hoofdstuk 8
Het aantal beltonen voordat wordt opgenomen instellen via de geïntegreerde webserver
1. Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Basis.
2. Selecteer een nummer in het vervolgmenu Belsignalen voor opnemen in het gedeelte Andere basisinstellingen fax.

Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen wijzigen

Veel telefoonmaatschappijen bieden een functie voor specifieke belsignalen, zodat het mogelijk is om op één telefoonlijn diverse telefoonnummers te gebruiken. Als u zich op deze service abonneert, wordt er aan elk telefoonnummer een ander belpatroon toegekend. U kunt het apparaat instellen voor het beantwoorden van binnenkomende oproepen die een bepaald belpatroon hebben.
Als u het apparaat verbindt met een telefoonlijn met specifieke belsignalen, moet u de telefoonmaatschappij verzoeken om verschillende belpatronen toe te wijzen aan binnenkomende gespreksoproepen en faxoproepen. Het is raadzaam om voor een faxnummer dubbele of drievoudige belsignalen aan te vragen. Als het apparaat het specifieke belpatroon detecteert, beantwoordt het de oproep en ontvangt het de fax.
Als deze service niet beschikbaar is, gebruikt u het standaard belpatroon Alle beltonen.
Het belpatroon voor een specifieke beltoon wijzigen vanaf het bedieningspaneel
1. Controleer of het apparaat is ingesteld om faxoproepen automatisch te
beantwoorden.
2. Druk op Installatie.
3. Druk op Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens op Specifieke beltoon.
4. Druk op de knop naar rechts om een optie te selecteren en druk op OK.
Wanneer de telefoon rinkelt met het belpatroon dat is toegewezen aan de faxlijn, beantwoordt het apparaat de oproep en ontvangt de fax.
Het te beantwoorden belpatroon instellen of wijzigen via de geïntegreerde webserver
Klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster, klik op het
subtabblad Geavanceerd, selecteer een belsignaal in het vervolgmenu
Specifieke belsignalen en klik vervolgens op Toepassen.

Foutcorrectiemodus fax instellen

Gewoonlijk controleert het apparaat de signalen op de telefoonlijn wanneer een fax wordt verzonden of ontvangen. Wanneer het een foutsignaal detecteert tijdens de transmissie en als de foutcorrectie is ingeschakeld, kan het apparaat vragen om een gedeelte van de fax opnieuw te verzenden.
Schakel deze foutcorrectie alleen uit als u problemen hebt met het verzenden of ontvangen van een fax en fouten tijdens de transmissie wilt accepteren. Het uitschakelen van deze functie kan nuttig zijn wanneer u een fax wilt verzenden naar of ontvangen van een ander land of een andere regio of als u via een satellietverbinding belt.
84 Faxen (alleen bij sommige modellen)
De foutcorrectiemodus instellen
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik in het linkerdeelvenster op Faxen, klik op het tabblad Geavanceerd, selecteer Aan of Uit in het vervolgmenu Foutcorrectiemodus en klik dan op de knop Toepassen.
Bedieningspaneel: Druk op Het menu Faxen, open het menu Geavanceerde
faxinstallatie en gebruik vervolgens de optie Foutcorrectiemodus.

Het kiessysteem instellen

Stel de toonkeuze- of pulskeuzemodus in met deze procedure. De standaardinstelling is Toon. Wijzig deze instelling niet tenzij u weet dat uw telefoonlijn niet werkt met toonkeuze.
Opmerking De optie pulskeuze is niet beschikbaar in alle landen of regio's.
Het kiessysteem instellen
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster, klik op het tabblad Basis, maak een keuze in het vervolgmenu Toon- of pulskeuze en klik dan op de knop Toepassen.
Bedieningspaneel: Druk op Installatie, druk op Basisinstallatie fax en gebruik vervolgens de optie Toon- of pulskeuze.

Opties opnieuw kiezen instellen

Wanneer het apparaat geen fax heeft kunnen verzenden omdat de ontvangende fax niet opneemt of in gesprek was, probeert het apparaat om het nummer opnieuw te kiezen op basis van de opties Opnieuw kiezen bij in gesprek en Geen antwoord opnieuw kiezen. Schakel de opties in of uit via de volgende procedure.
Opnieuw kiezen bij in gesprek: Als deze optie is ingeschakeld, kiest het apparaat het nummer automatisch opnieuw als het een bezettoon krijgt. De fabrieksinstelling van deze functie is AAN.
Geen antwoord opnieuw kiezen: Als deze optie is ingeschakeld, kiest het apparaat het nummer automatisch opnieuw als de ontvangende fax niet antwoordt. De fabrieksinstelling van deze functie is UIT.
De opties opnieuw bellen instellen
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het tabblad Geavanceerd.
Bedieningspaneel: Druk op Installatie, druk op Geavanceerde faxinstallatie en gebruik vervolgens de opties Opnieuw kiezen bij in gesprek of Geen antwoord opnieuw kiezen.
Faxinstellingen wijzigen
85
Hoofdstuk 8

De faxsnelheid instellen

U kunt de faxsnelheid instellen die wordt gebruikt voor de communicatie tussen het apparaat en andere faxapparaten tijdens het verzenden en ontvangen van faxen. De standaard faxsnelheid is Snel.
Als u een van de volgende opties gebruikt, is het wellicht nodig om de faxsnelheid te verlagen:
Een Internet-telefoonservice
Een PBX-systeem
Fax over Internet-protocol (FoIP)
Een ISDN-service
Als er tijdens het verzenden en ontvangen van faxen problemen optreden, moet u de instelling Faxsnelheid mogelijk instellen op Normaal of Langzaam. In de volgende tabel ziet u een lijst van de beschikbare faxsnelheden.
Instelling faxsnelheid Faxsnelheid
Snel v.34 (33600 baud)
Normaal v.17 (14400 baud)
Langzaam v.29 (9600 baud)
De faxsnelheid instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op Instellingen.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en druk vervolgens op Faxsnelheid.
3. Selecteer een optie met behulp van de pijltoetsen en druk vervolgens op OK.

Faxen via the Internet

U kunt zich abonneren op een goedkope telefoonservice die u de mogelijkheid biedt faxen met uw apparaat te ontvangen en te verzenden via internet. Deze methode wordt Fax over Internet-protocol (FoIP) genoemd. U maakt waarschijnlijk gebruik van een FoIP-service (aangeboden door uw telefoonservice) als u:
samen met het faxnummer een speciale toegangscode kiest, of
een IP-converter hebt om verbinding te maken met Internet; deze biedt ook analoge telefoonpoorten voor de faxlijn.
Opmerking Alleen faxen kunt verzenden en ontvangen door een telefoonsnoer
aan te sluiten op de 1-LINE-poort op het apparaat en niet via de Ethernet-poort. Dit houdt in dat uw internetverbinding via een converter moet lopen (die ook reguliere analoge telefoonstekkers heeft voor faxverbindingen) of via uw telefoonmaatschappij.
Sommige internetfaxservices werken niet goed als het apparaat faxen verzendt en ontvangt op hoge snelheid (33600 bps). Als u bij het verzenden en ontvangen van faxen met een internetfaxservice problemen ondervindt, moet u een lagere faxsnelheid gebruiken. Dit is mogelijk door de instelling Faxsnelheid te wijzigen van
86 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Hoog (standaard) naar Normaal. Zie De faxsnelheid instellen voor informatie over het wijzigen van deze instelling.
Controleer ook of de internetfaxservice van uw telefoonmaatschappij faxen ondersteunt.

Installatie testfax

U kunt uw faxinstallatie testen om de status van het apparaat te controleren en om na te gaan of het correct is geïnstalleerd om te faxen. Voer deze test uit nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd om te faxen. De test doet het volgende:
Test de faxhardware
Controleert of het juiste type telefoonsnoer is aangesloten op het apparaat
Controleert of het telefoonsnoer op de juiste poort is aangesloten
Controleert de aanwezigheid van een kiestoon
Controleert op de aanwezigheid van een actieve telefoonlijn
Controleert de status van de telefoonlijnverbinding
Het apparaat drukt een verslag af met het testresultaat. Als de test mislukt, bekijkt u het verslag voor informatie over hoe u het probleem kunt oplossen en voert de test opnieuw uit.
Faxinstallatie testen
1. Stel het apparaat in op faxen volgens uw specifieke installatie-instructies voor thuis
of op kantoor.
2. Zorg ervoor dat de printcartridges en printkoppen zijn geïnstalleerd en dat
volledige vellen papier in de invoerlade zijn geplaatst voordat u begint met de test.
3. Druk vanaf het bedieningspaneel op Installeren.
4. Selecteer Tools en selecteer vervolgens Faxtest uitvoeren.
Het apparaat geeft de status van de test weer op het scherm en drukt een rapport af.
5. Bekijk het rapport.
Controleer of de faxinstellingen in het rapport juist zijn als er nog steeds sprake is van problemen met faxen, terwijl de test is geslaagd. Een lege of onjuiste faxinstelling kan faxproblemen veroorzaken.
Als de test is mislukt, kunt u in het rapport informatie vinden over het oplossen van de aangetroffen problemen.

Rapporten gebruiken

U kunt het apparaat zodanig instellen dat foutrapporten en bevestigingsrapporten automatisch worden afgedrukt voor elk faxbericht dat u verzendt en ontvangt. Als het nodig is kunt u systeemrapporten ook handmatig afdrukken. Deze rapporten geven nuttige informatie over het apparaat.
Standaard is het apparaat zodanig ingesteld dat er alleen een rapport wordt afgedrukt als zich een probleem voordoet bij het verzenden of ontvangen van een fax. Na het verzenden van een faxbericht wordt op het bedieningspaneel even gemeld dat het faxbericht goed is verzonden.
Installatie testfax
87
Hoofdstuk 8

Bevestigingsrapporten voor faxen afdrukken

Als u een afgedrukte bevestiging nodig hebt van faxen die goed zijn verzonden, volgt u onderstaande instructies om de faxbevestiging in te schakelen voordat u faxen gaat verzenden. Selecteer Bij Fax verzenden of Verzenden & ontvangen.
De standaardinstelling voor faxbevestiging is Off (Uitschakelen). Dit betekent dat er geen bevestigingsrapport wordt afgedrukt voor elke fax die u verzendt of ontvangt. Na het verzenden van een faxbericht wordt op het bedieningspaneel even gemeld dat het faxbericht goed is verzonden.
Faxbevestiging inschakelen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Rapport afdrukken en vervolgens op Faxbevestiging.
3. Druk op de pijl naar rechts om een van de volgende opties te selecteren en druk dan op OK.
Off (Uitschakelen)
Bij Fax verzenden
Bij Fax ontvangen
Verzenden & ontvangen
Er wordt geen bevestigingsrapport afgedrukt wanneer u faxberichten verzendt en ontvangt. Dit is de standaardinstelling.
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u verzendt.
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u ontvangt.
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u verzendt of ontvangt.
Tip Als u Bij Fax verzenden of Verzenden & ontvangen kiest en de fax
scant om deze vanuit het geheugen te verzenden, kunt u een afbeelding van de eerste pagina van de fax opnemen in het rapport Verzendrapport. Druk op Installatie, op Faxbevestiging en druk dan nogmaals op Bij verzenden fax. Selecteer Aan in het menu Afbeelding op verzendrapport.

Foutrapporten voor faxen afdrukken

U kunt het apparaat zodanig configureren dat er automatisch een rapport wordt afgedrukt als er tijdens de transmissie of ontvangst een fout optreedt.
Het apparaat instellen op het automatisch afdrukken van faxfoutrapporten
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Rapport afdrukken en druk vervolgens op Foutrapport fax.
3. Druk op de pijl naar rechts om een van de volgende opties te selecteren en druk dan op OK.
Verzenden & ontvangen
Off (Uitschakelen)
88 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Afdrukken als er een fout optreedt bij het faxen. Dit is de standaardinstelling.
Er worden geen faxfoutrapporten afgedrukt.
Bij Fax verzenden
Bij Fax ontvangen
Afdrukken als er een fout optreedt bij het overbrengen.
Afdrukken als er een fout optreedt bij het ontvangen.

Het faxlogboek afdrukken en bekijken

U kunt een log afdrukken van faxen die door het apparaat werden ontvangen en verzonden. Elk item in het log bevat de volgende informatie:
Datum en tijd van verzending
Type (ontvangen of verzonden)
Faxnummer
Duur
Aantal pagina’s
Resultaat (status) van de overdracht
De logs geven een lijst van alle vanaf het bedieningspaneel verzonden faxen en alle ontvangen faxen.
Een faxlog bekijken vanaf de geïntegreerde webserver
Druk op het tabblad Informatie in het linkerdeelvenster op Log en klik dan op het
subtabblad Faxlog.
Het log geeft een lijst van alle vanuit de HP-beeldbewerkingssoftware verzonden faxen en alle ontvangen faxen.
Het faxlog vanaf de HP-beeldbewerkingssoftware bekijken
1. Open de HP-beeldbewerkingssoftware op de computer. Raadpleeg
De HP-
beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
2. Zie de Help op het scherm voor verdere aanwijzingen over de HP-
beeldbewerkingssoftware.
Het log geeft een lijst van alle vanaf het bedieningspaneel en vanuit de HP­beeldbewerkingssoftware verzonden faxen en alle ontvangen faxen.
Het faxlogboek afdrukken vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Installatie.
2. Druk de pijlknoppen naar beneden naar Rapport afdrukken en druk vervolgens op OK.
3. Ga met de pijlknoppen naar Faxlog en druk vervolgens op OK.
4. Druk opnieuw op OK om het log af te drukken.
Rapporten gebruiken
89
Hoofdstuk 8

Een fax annuleren

U kunt op elk moment een fax dat u aan het verzenden of ontvangen bent, annuleren.
Een fax annuleren
Druk op Annuleren op het bedieningspaneel om een faxtaak die u aan het
verzenden of ontvangen bent, te stoppen. Als het apparaat niet stopt met faxen, drukt dan nogmaals op Annuleren. Het apparaat drukt de pagina's die al aan het afdrukken waren verder af en annuleert dan de rest van het faxbericht. Dit kan even duren.
Een nummer dat u aan het kiezen bent, annuleren
Druk op Annuleren om het nummer dat u op dat moment aan het kiezen bent, te
annuleren.
90 Faxen (alleen bij sommige modellen)

9 Configureren en beheren

Deze sectie is bedoeld voor de beheerder of persoon die verantwoordelijk is voor het beheer van het apparaat. In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende onderwerpen.
Het apparaat beheren Beheertools voor het apparaat gebruiken
• De diagnostische zelftestpagina begrijpen
• De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
• Netwerkopties configureren
• Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
• Het apparaat configureren (Windows)
• Het apparaat configureren (Mac OS)
• Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
• Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie
• De software verwijderen en opnieuw installeren

Het apparaat beheren

Overzicht van beheertaken Het apparaat controleren
• Het apparaat beheren

Overzicht van beheertaken

In de volgende tabel worden de algemene tools vermeld waarmee u het apparaat kunt beheren. Het is mogelijk dat in specifieke procedures andere methoden worden toegepast. Zie activeren en gebruiken van deze hulpmiddelen.
Opmerking Mac OS-gebruikers kunnen het bedieningspaneel, de geïntegreerde
webserver en het HP Printerhulpprogramma gebruiken. Windows-gebruikers kunnen het bedieningspaneel, de geïntegreerde webserver, de printerdriver, de Werkset, HP Web Jetadmin en myPrintMileage gebruiken.
Voor meer informatie over de HP Web Jetadmin-software opent u de HP Web Jetadmin-software en raadpleegt u de bijbehorende documentatie. Bezoek de website van myPrintMileage voor meer informatie over myPrintMileage.
Beheertools voor het apparaat gebruiken voor informatie over het
Configureren en beheren 91
Hoofdstuk 9
Voor de volgende actie…
Het apparaat controleren
Status van benodigdheden
Gebruik van benodigdheden en papier
Werking en status
Het apparaat beheren
Onderhoud van het apparaat
Beveiliging van het apparaat
Lamptijd in scanner
Lade­instellingen
Volume van het apparaat of volume­instellingen bedieningskno p
Waarschuwing en kennisgevinge n
Onderdele n van het bedienings paneel
gebruik deze tools...
Geïntegree rde webserver
Werkset (Windows)
HP Printerhulp programm a (Mac OS)
HP Web Jetadmin­software
myPrint­Mileage *
* Beschikbaar als myPrintMileage is geïnstalleerd.
92 Configureren en beheren

Het apparaat controleren

Dit onderdeel bevat aanwijzingen voor het controleren van het apparaat.
Gebruik dit hulpmiddel… om de volgende informatie te verkrijgen....
Bedieningspaneel Informatie over de status van huidige taken,
Geïntegreerde webserver
Werkset (Windows) Inktpatrooninformatie: Klik op het tabblad
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) Inktpatrooninformatie: Open het

Het apparaat beheren

Dit onderdeel bevat informatie over het beheren van het apparaat en het wijzigen van instellingen.
de bedrijfsstatus van het apparaat en de status van inktcartridges en printkoppen.
Informatie over de printerstatus: Open
het tabblad Informatie en klik op een optie in het linkerdeelvenster.
Status inktcartridge en printkop: Open
het tabblad Informatie en klik vervolgens op Inktvoorraad in het linkerdeelvenster.
Totale hoeveelheid gebruikte inkt en
afdrukmateriaal: Open het tabblad Informatie en klik vervolgens op Verbruik in het linkerdeelvenster.
Geschatte inktniveaus om informatie te zien
over het inktniveau. Blader vervolgens naar de knop Cartridgedetails. Klik op de knop Cartridgedetails om informatie te zien over vervangende inktcartridges en vervaldata.
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn
slechts een schatting. De feitelijke inktniveaus kunnen verschillen.
deelvenster Informatie en ondersteuning en klik op Status benodigdheden.
Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
Bedieningspaneel
Taal en land/regio: Druk op Installatie en
open het menu Voorkeuren. Volume bedieningspaneel: Druk op
Installatie en open het menu Voorkeuren. Geluidsvolume fax: Druk op Installatie en
selecteer Geluidsvolume fax.
Afdrukken van automatische rapporten:
Druk op Installatie en open het menu
Geavanceerde faxinstallatie. Het kiessysteem instellen: Druk op
Installatie en open het menu Basisinstallatie fax.
Het apparaat beheren 93
Hoofdstuk 9
(vervolg)
Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
Installatie opties opnieuw kiezen: Druk op
Installatie en open het menu Geavanceerde faxinstallatie.
Bekijk het IP-adres van het apparaat (zie
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen).
De datum en tijd instellen: Druk op
Installatie, druk op Tools en vervolgens op Datum en tijd.
De brandtijd voor de scannerlamp instellen:
Druk op Installatie, selecteer Voorkeuren en vervolgens Lamptijd instellen.
Geïntegreerde webserver
Wachtwoord geïntegreerde webserver
instellen: Klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op Beveiliging in het linkerdeelvenster.
Lade-instellingen wijzigen: Klik op het
tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Papierverwerking in het linkerdeelvenster. Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: Open het tabblad Instellingen en klik op Apparaatservices in het linkerdeelvenster.
Taal en land/regio: Open het tabblad
Instellingen en klik op Internationaal in het linkerdeelvenster.
Geluidsvolume fax: Open het tabblad
Instellingen, klik op Fax in het linkerdeelvenster en pas de optie
Geluidsvolume fax aan. Netwerkinstellingen configureren: Klik op
het tabblad Netwerken en klik op een optie in het linkerdeelvenster.
Een statisch IP-adres instellen: Klik op het
tabblad Netwerken en klik vervolgens ofwel op Vast 802.3 of Draadloos 802.11. In het gedeelte IP-adresconfiguratie selecteert u Handmatig IP en voert u het statische IP­adres in. Voer indien nodig het Handmatig
subnetmasker en de Handmatige standaardgateway in en klik vervolgens op Toepassen. Raadpleeg
het oplossen van problemen voor meer
informatie.
Tips en middelen voor
94 Configureren en beheren
Opmerking Het is niet aan te bevelen een
statisch IP-adres toe te wijzen aan het apparaat. Een statisch IP-adres kan echter wel bepaalde installatie- en afdrukproblemen oplossen, zoals een conflict met een persoonlijke firewall.
Instellingen van Snelkeuze digitaal archief
configureren: Klik op het tabblad Instellingen en klik op Snelkeuze direct digitaal archief.
(vervolg)
Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
Afdrukken van automatische faxrapporten:
Klik op het tabblad Instellingen en vervolgens op Fax in het linkerdeelvenster. Klik vervolgens op het tabblad Geavanceerd.
Het kiessysteem instellen: Klik op het
tabblad Instellingen en vervolgens op Fax in het linkerdeelvenster. Klik vervolgens op het tabblad Basis.
De opties voor opnieuw kiezen instellen:
Klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op Fax. Klik op het tabblad
Geavanceerd. Benodigdheden bestellen: Klik op een
willekeurig tabblad op de knop Benodigdheden bestellen en volg de aanwijzingen op het scherm.
Ondersteuning: Klik op een willekeurig
tabblad op de knop Ondersteuning en selecteer een ondersteuningsoptie.
Bluetooth-instellingen configureren: Klik op
het tabblad Bluetooth. De datum en tijd instellen: Klik op het tabblad
Instellingen, klik op Tijdservices in het linkerdeelvenster, typ de nodig waarden in de velden en klik vervolgens op Toepassen.
Werkset (Windows)
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
Lade-instellingen wijzigen: Klik op
Papierverwerking op het tabblad Services. Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: Open het tabblad Services.
Lade-instellingen wijzigen: Klik op
Papierverwerking in het deelvenster Printerinstellingen.
Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: Open het deelvenster Informatie en ondersteuning en klik vervolgens op de
optie voor de taak die u wilt uitvoeren.

Beheertools voor het apparaat gebruiken

Geïntegreerde webserver Werkset (Windows)
• HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
• Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS)
• HP Web Jetadmin-software
• HP Instant Support
• myPrintMileage
Beheertools voor het apparaat gebruiken 95
Hoofdstuk 9

Geïntegreerde webserver

Als het apparaat op een netwerk is aangesloten, kunt u de geïntegreerde webserver gebruiken om informatie over de status te bekijken, instellingen te wijzigen en het apparaat vanaf de computer te beheren.
Opmerking Zie Specificaties van de geïntegreerde webserver voor een overzicht
van systeemvereisten voor de ingebouwde webserver.
Sommige instellingen zijn alleen toegankelijk nadat een wachtwoord voor de ingebouwde webserver is opgegeven.
U kunt de geïntegreerde webserver openen en gebruiken zonder verbinding met internet, maar sommige functies zijn dan niet beschikbaar.
De ingebouwde webserver openen
U kunt de geïntegreerde webserver op de volgende manieren openen:
Opmerking Als u de geïntegreerde webserver wilt openen vanuit de printerdriver
(Windows) of het HP Printerhulpprogramma (Mac OS), moet het apparaat zijn aangesloten op een netwerk en een IP-adres hebben.
Webbrowser: Typ in een ondersteunde webbrowser op uw computer het IP-adres
dat aan het apparaat is toegewezen. Als het IP-adres bijvoorbeeld 123.123.123.123 is, typt u het volgende adres in de webbrowser: http://123.123.123.123 Het IP-adres van het apparaat staat vermeld op de diagnostische zelftestpagina.
Raadpleeg Als de ingebouwde webserver wordt weergegeven, kunt u deze toevoegen aan de
favorieten zodat u er in het vervolg eenvoudig naartoe kunt gaan.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Op het tabblad Printerinstellingen klikt u op Extra instellingen en vervolgens op de knop Geïntegreerde webserver openen.
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie.
Pagina's geïntegreerde webserver
De geïntegreerde webserver bevat pagina's die u kunt gebruiken om productinformatie te bekijken en apparaatinstellingen te wijzigen. De pagina's bevatten ook koppelingen naar andere e-services.
Pagina's/knoppen Inhoud
Informatiepagina Deze pagina bevat statusinformatie over het
Pagina Instellingen Deze pagina bevat de instellingen die zijn
Pagina netwerken Deze pagina bevat informatie over de
96 Configureren en beheren
apparaat, de inktbenodigdheden en het inktgebruik en een gebeurtenissenlogboek (bijvoorbeeld met fouten).
geconfigureerd voor het apparaat. U kunt deze instellingen hier ook wijzigen.
netwerkstatus en de netwerkinstellingen die voor het apparaat zijn geconfigureerd. Deze pagina's
Loading...