vertalen zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming is verboden,
behalve voorzover toegestaan door
de copyrightwetgeving.
De informatie in dit document kan
zonder voorafgaande kennisgeving
worden gewijzigd.
De enige garanties voor producten en
diensten van HP worden beschreven
in de expliciete garantieverklaring die
bij dergelijke producten en diensten
wordt geleverd. Niets in deze
publicatie mag worden beschouwd als
aanvullende garantie. HP is niet
aansprakelijk voor technische of
redactionele fouten of weglatingen in
dit document.
Copyright (C) 1991-2, RSA Data
Security, Inc. Productie 1991. Alle
rechten voorbehouden.
Het kopiëren en gebruik van deze
software is toegestaan op voorwaarde
dat dit is gemarkeerd met "RSA Data
Security, Inc. MD4 Message-Digest
Algorithm" in al het materiaal waarin
naar deze software of deze functie
wordt verwezen.
Het produceren en gebruiken van
afgeleide werken is eveneens
toegestaan op voorwaarde dat
dergelijke producten zijn gemarkeerd
met "derived from the RSA Data
Security, Inc. MD4 Message-Digest
Algorithm" in al het materiaal waarin
naar deze software of deze functie
wordt verwezen.
RSA Data Security, Inc. doet geen
uitspraken met betrekking tot de
verhandelbaarheid van deze software
of de geschiktheid van deze software
of een bepaald doel. Ze wordt
gegeven zoals ze is, zonder enige
vorm van impliciete of expliciete
garantie.
Deze kennisgevingen moeten in alle
kopies of in alle onderdelen van deze
documentatie en/of software
aanwezig zijn.
Kennisgeving van HewlettPackard Company
De informatie in dit document kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Alle rechten voorbehouden.
Reproductie, aanpassing of vertaling
van dit materiaal is verboden zonder
voorafgaande schriftelijke
toestemming van Hewlett-Packard,
met uitzondering van wat is
toegestaan onder de wet op de
auteursrechten.
De garantie voor HP-producten en
services is vastgelegd in de
garantieverklaringen bij de
betreffende producten. Niets in dit
document mag worden opgevat als
aanvullende garantiebepaling. HP kan
niet aansprakelijk worden gehouden
voor technische of redactionele fouten
of omissies in de verklaringen.
Handelsmerken
Windows en Windows XP zijn in de
V.S. gedeponeerde handelsmerken
van Microsoft Corporation. Windows
Vista is een gedeponeerd
handelsmerk of handelsmerk van
Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en/of andere landen.
Adobe® en Acrobat® zijn
handelsmerken van Adobe Systems
Incorporated.
De Bluetooth-handelsmerken zijn
eigendom van hun eigenaar en
worden door Hewlett-Packard
Company onder licentie gebruikt.
Veiligheidsinformatie
Volg altijd de standaard
veiligheidsvoorschriften bij het gebruik
van dit product. Op deze manier
beperkt u het risico van verwondingen
door brand of elektrische schokken.
1. Zorg dat u alle instructies in de
documentatie van de HP-printer hebt
gelezen en begrepen.
2. Sluit dit product uitsluitend aan op
een geaard stopcontact. Als u niet
zeker weet of een stopcontact geaard
is, kunt u advies inwinnen bij een
erkende elektricien.
3. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het product
zijn aangegeven.
4. Trek de stekker van het netsnoer
uit het stopcontact voordat u dit
apparaat gaat reinigen.
5. Plaats of gebruik dit product niet in
de buurt van water of wanneer u nat
bent.
6. Installeer het product op een stevig,
stabiel oppervlak.
7. Zet het product op een veilige
plaats waar niemand op het netsnoer
kan trappen of erover kan struikelen
en het netsnoer niet wordt beschadigd.
8. Als het product niet naar behoren
werkt, raadpleeg dan
problemen oplossen.
9. Dit product bevat geen onderdelen
die door de gebruiker kunnen worden
onderhouden. Laat
Onderhoud en
onderhoudswerkzaamheden over aan
erkende onderhoudsmonteurs.
Inhoudsopgave
1 Aan de slag
Andere bronnen over het product zoeken .................................................................................6
In deze handleiding vindt u details over het gebruik van het apparaat en het oplossen
van problemen.
•
Andere bronnen over het product zoeken
Toegankelijkheid
•
De onderdelen van het apparaat
•
Reistips
•
Andere bronnen over het product zoeken
Voor productinformatie en hulpmiddelen voor het oplossen van problemen die niet in
deze handleiding zijn opgenomen, zijn de volgende informatiebronnen beschikbaar:
BronBeschrijvingLocatie
Leesmij-bestand en releaseinfo
Werkset (Microsoft
Windows®)
HP Printerhulpprogramma
(Mac OS)
Werkset-software voor PDA’s
(Pocket PC en Palm OS)
®
Deze bieden de laatste
informatie en tips voor het
oplossen van problemen.
Biedt informatie over de
status van de cartridges en
geeft toegang tot services
voor onderhoud.
Raadpleeg
(Windows) voor meer
informatie.
Bevat hulpmiddelen voor het
configureren van
afdrukinstellingen, het
kalibreren van het apparaat,
het reinigen van de
cartridges, het afdrukken van
de diagnostische
zelftestpagina, het online
bestellen van benodigdheden
en het zoeken van hulp op de
website.
Raadpleeg
Printerhulpprogramma (Mac
OS) voor meer informatie.
Geeft informatie over de
status en het onderhoud van
het apparaat. U kunt de
inktniveaus en het
oplaadniveau van de batterij
bekijken, inzicht krijgen in de
printerlampjes en de
cartridges uitlijnen. U kunt
ook instellingen voor 802.11
Werkset
HP
Staat op de Starter-cd.
Normaal samen met de
software van het apparaat
geïnstalleerd.
Normaal samen met de
software van het apparaat
geïnstalleerd.
Zie Werkset-software voor
PDA’s (Pocket PC en
Palm OS) voor meer
informatie.
6Aan de slag
(vervolg)
BronBeschrijvingLocatie
en Bluetooth configureren
voor draadloos afdrukken.
BedieningspaneelGeeft status-, fout- en
Logs en rapportenBiedt informatie over
Diagnostische zelftestpagina
HP-websitesBiedt de meest recente
Telefonische ondersteuning
van HP
Help bij de HPbeeldbewerkingssoftware
HP Solution Center (Windows) Hiermee kunt u instellingen
waarschuwingsinformatie
over de werking.
gebeurtenissen die hebben
plaatsgevonden.
Apparaatgegevens:
•
Naam van product
◦
Modelnummer
◦
Serienummer
◦
Versienummer van
◦
de firmware
Geïnstalleerde
•
accessoires (de
duplexeenheid
bijvoorbeeld)
Het aantal afgedrukte
•
pagina's uit de lades en
accessoires
Afdrukken status
•
benodigdheden
printersoftware en producten ondersteuningsinformatie.
Bevat contactinformatie van
HP. Gedurende de
garantieperiode is deze
ondersteuning vaak kosteloos.
Biedt informatie over het
gebruik van de software.
van het apparaat wijzigen,
benodigdheden bestellen,
starten en de Help op het
scherm openen. Afhankelijk
van de apparaten die werden
geïnstalleerd, geeft het HP
Solution Center extra
functies, zoals toegang tot de
beeldbewerkingssoftware
van HP en de
faxinstallatiewizard.
Raadpleeg
Solution Center (Windows)
voor meer informatie.
Gebruik het HP
Zie Lampjes op het
bedieningspaneel voor meer
informatie.
Raadpleeg Het apparaat
controleren voor meer
informatie.
Raadpleeg Informatie over de
pagina’s met
apparaatgegevens voor meer
informatie.
www.hp.com/support
www.hp.com
Raadpleeg Telefonische
ondersteuning van HP krijgen
voor meer informatie.
Normaal samen met de
software van het apparaat
geïnstalleerd.
Andere bronnen over het product zoeken
7
Hoofdstuk 1
Toegankelijkheid
Uw apparaat beschikt over een aantal functies die de printer toegankelijk maken voor
gebruikers met bepaalde handicaps.
Visuele handicap
De software van het apparaat is geschikt voor gebruikers met een visuele handicap of
verminderd zicht dankzij de toegankelijkheidsopties en -functies van uw
besturingssysteem. Bovendien zijn er ondersteunende technieken beschikbaar voor
gebruikers met een visuele beperking, zoals schermlezers, braillelezers en
spraakherkenningstechnologie. Speciaal voor gebruikers die kleurenblind zijn, zijn de
gekleurde knoppen en tabbladen in de software en op het bedieningspaneel voorzien
van korte tekst of pictogramlabels die de functie ervan aangegeven.
Mobiliteit
Om gebruikers met een beperkte mobiliteit te helpen, kunnen de softwarefuncties van
het apparaat worden uitgevoerd met behulp van het toetsenbord. De software
ondersteunt ook Windows-toegankelijkheidsopties, zoals plaktoetsen, schakeltoetsen,
filtertoetsen en muistoetsen. De deuren, knoppen, papierlades en papiergeleiders van
het apparaat kunnen door gebruikers met beperkte kracht en beperkt bereik worden
bediend.
Ondersteuning
Meer informatie over de toegankelijkheid van dit product en HP's streven naar
optimale producttoegankelijkheid vindt u op de website van HP op
accessibility.
Voor informatie over de toegankelijkheid op Mac OS gaat u naar de website van Apple
op
www.apple.com/accessibility.
www.hp.com/
De onderdelen van het apparaat
•Vooraanzicht
Achteraanzicht en zijaanzicht
•
Bedieningspaneel
•
Onderaanzicht
•
8Aan de slag
Vooraanzicht
1Verlengstuk voor invoerlade (niet inbegrepen bij modellen voor bepaalde landen/
2Invoerlade – Bevat het afdrukmateriaal. Verwijder alle afdrukmateriaal en sluit deze lade
3Geleider voor breed afdrukformaat – Letter, Legal en A4 moeten goed tegen deze
4Papierbreedtegeleider – Kan worden versteld voor diverse formaten afdrukmateriaal.
5Geleider voor smal afdrukformaat – Als u de papierbreedtegeleider naar rechts
6Klemmen voor cartridges – Klap deze klemmen open om de cartridges gemakkelijk te
7Houders voor cartridges – Bevatten de cartridges.
8Voorste toegangsklep – Geeft toegang tot de cartridges en vastgelopen papier. U kunt
9Uitvoersleuf – Het afdrukmateriaal wordt via deze sleuf uit de printer gevoerd.
10Uitvoerklep – Klapt automatisch open als de printer wordt aangezet. Zorgt dat het
regio’s) – Schuift naar boven uit voor gebruik met groot afdrukmateriaal (zoals U.S.
Legal). Dit voorkomt problemen met de invoer van het afdrukmateriaal.
als de printer niet in gebruik is.
geleider worden geschoven wanneer ze in de printer worden geladen.
Schuif deze geleider naar rechts bij gebruik van smal afdrukmateriaal. Hierdoor schuift
de geleider voor smal materiaal naar links zodat het afdrukmateriaal wordt uitgelijnd voor
correcte afdrukmarges.
verschuift, schuift deze geleider automatisch naar links tegen het smalle afdrukmateriaal.
verwijderen of te plaatsen.
pas afdrukken als deze klep gesloten is.
afdrukmateriaal uit de printer wordt gevoerd.
De onderdelen van het apparaat9
Hoofdstuk 1
Achteraanzicht en zijaanzicht
1Batterijcontacten – Verschaffen contact voor voeding via de optionele batterij. Zie HP-
benodigdheden en -accessoires voor meer informatie.
2Batterijcontactklep – Sluit de batterijcontacten af als de optionele batterij niet is
geïnstalleerd.
3Batterijsleuf – Installeer de batterij hier.
4PictBridge/USB-hostpoort – Verschaft aansluiting voor een PictBridge-apparaat (zoals
een digitale camera), een USB-flashstation of een 802.11- of USB-apparaat.
5USB-poort – Sluit hier een USB-kabel aan.
6Draadloosprofielschakelaar – Hiermee kunt u instellingen opslaan voor maximaal drie
802.11-computers of -netwerken. U kunt het apparaat hiermee heel gemakkelijk zowel
thuis als op kantoor gebruiken, in maximaal drie willekeurige draadloze
netwerkomgevingen.
7Voedingsconnector – Sluit het netsnoer hier aan.
8Sleuf voor antidiefstalslot – Sluit hier een antidiefstalslot aan.
9SD- en MMC-sleuven – Zijn geschikt voor een SD-kaart (Secure Digital) of een MMC-
kaart (Multimedia Card) om digitale beelden af te drukken.
10 USB-sleuf – Voor aansluiting van draadloze 802.11- of Bluetooth-accessoires.
Bedieningspaneel
10Aan de slag
1(Annuleren knop) – Annuleert de huidige afdruktaak. De tijd die nodig is om te
2
3Doorgaan lampje – Brandt geel als er een afdruktaak in de wachtrij staat. Knippert
4Batterijlampje – Brandt groen als de batterij wordt opgeladen.
5Lampje voor cartridge links – Knippert als de cartridge links ontbreekt of niet juist
6Lampje voor cartridge rechts – Knippert als de cartridge rechts ontbreekt of niet
7
8Aan/uit lampje – Brandt groen als de printer aanstaat en stroom krijgt via de
Onderaanzicht
annuleren, is afhankelijk van de grootte van de afdruktaak. Druk slechts één keer op
deze knop om een afdruktaak die in de wachtrij staat te annuleren.
(Doorgaan knop) – Hervat een wachtende afdruktaak of gaat door na een
tijdelijke onderbreking (bijvoorbeeld na het bijvullen van afdrukmateriaal).
of gaat branden om de status weer te geven of als er tussenkomst nodig is.
werkt. Brandt constant als de inkt bijna of helemaal op is.
juist werkt. Brandt constant als de inkt bijna of helemaal op is.
(Aan/uit knop) – Zet de printer aan en uit.
netadapter of een batterij die voor 41-100% is opgeladen. Bij gebruik van
batterijvoeding brandt dit lampje geel als de batterij nog slechts voor 10-40% is
opgeladen en rood als de batterij voor minder dan 10% is opgeladen. Knippert als de
printer bezig is met afdrukken.
1Kaarthouder – Bevat een visitekaartje.
2Klep van verwisselbare inktservicemodule – Biedt toegang tot de inktservicemodule.
(Zie
Inktservicemodule vervangen.)
De onderdelen van het apparaat11
Hoofdstuk 1
Reistips
De volgende tips zijn nuttig wanneer u het apparaat mee op reis neemt:
•Als u een extra zwarte cartridge of fotocartridge meeneemt, kunt u zich het beste
•U kunt de printer mee op reis nemen in een draagtas. Zie
•
houden aan de volgende richtlijnen: Berg een gedeeltelijk gebruikte zwarte
cartridge of een gedeeltelijk gebruikte of volle fotocartridge op in het reisetui om
lekken te voorkomen (zie
(bijvoorbeeld in een vliegtuig) zal een pas geopende zwarte cartridge lichtjes gaan
lekken. Om dit te voorkomen kunt u beter wachten met het installeren van nieuwe
zwarte cartridges totdat u op uw bestemming bent. Laat de cartridges tot dan in de
originele, dichtgeplakte verpakking.
accessoires voor meer informatie. De draagtas heeft vakken voor uw notebook en
het apparaat. U kunt de vakken ook van elkaar losmaken als u de notebook en het
apparaat afzonderlijk wilt meenemen.
Zet het apparaat uit met behulp van de knop
keren dan terug naar de startpositie aan de linkerzijde van het apparaat en worden
vergrendeld.
Waarschuwing Om schade aan het apparaat te voorkomen, wacht u met het
verwijderen van de batterij of het netsnoer tot alle lampjes zijn uitgeschakeld.
Dit duurt ongeveer 16 seconden.
Printerbenodigdheden bewaren). Op grote hoogte
HP-benodigdheden en -
(Aan/uit knop). De cartridges
•Maak de apparaatkabel en netadapter los van het apparaat. Schuif het verlengstuk
van de invoerlade in en sluit de invoerlade.
•Als u naar een ander land of andere regio reist, moet u de vereiste adapterstekker
meenemen.
•Als u cartridges in een ander land of andere regio moet kopen terwijl u op reis
bent, raadpleegt u het online Help-onderwerp ‘Reizen met uw mobiele printer van
HP’ voor informatie over de compatibiliteit van cartridges in diverse landen/regio's.
Dit Help-onderwerp is toegankelijk via de Werkset (Windows), de HP Printer Utility
(Mac OS) of de Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS).
•Gebruik alleen de netadapter die bij het apparaat is geleverd. Gebruik geen
andere spanningstransformator of -omvormer. De netadapter kan met netstroom
van 100 tot 240 volt, 50 of 60 Hz worden gebruikt.
•Neem de batterij uit het apparaat als u het apparaat langer dan één maand niet
gebruikt.
•Als u fotopapier mee op reis neemt, moet u het plat inpakken zodat het niet wordt
gekreukt of scheefgetrokken. Fotopapier moet effen zijn vóór het afdrukken. Als de
hoeken van het fotopapier meer dan 10 mm krullen, maakt u het papier effen door
het opnieuw in de afsluitbare zak te plaatsen en de zak over de rand van een tafel
te rollen totdat het papier effen is.
12Aan de slag
2
De accessoires installeren
Dit hoofdstuk bevat informatie over optionele accessoires, zoals de batterij en de
draadloze printerkaarten die bij bepaalde printermodellen zijn inbegrepen. Zie
Afdrukbenodigdheden online bestellen als u accessoires wilt bestellen.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
De batterij installeren en gebruiken
802.11- en Bluetooth-accessoires installeren en gebruiken
•
De batterij installeren en gebruiken
De oplaadbare lithium-ionbatterij wordt geleverd bij HP Officejet H470b- en HP
Officejet H470wbt-printers. U kunt dit onderdeel ook als extra accessoire aanschaffen.
Zie
HP-benodigdheden en -accessoires voor meer informatie.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Veiligheid van batterijen
Informatie over de batterij
•
De batterij opladen en gebruiken
•
Veiligheid van batterijen
•Gebruik uitsluitend de batterij die specifiek voor het apparaat is bestemd. Zie HP-
benodigdheden en -accessoires en Specificaties van het apparaat voor meer
informatie.
•Neem contact op met uw plaatselijke afvalbedrijf over de plaatselijke voorschriften
voor het wegwerpen of recyclen van batterijen. Hoewel de oplaadbare lithiumionbatterij geen kwik bevat, is het toch mogelijk dat de batterij aan het einde van
de levensduur moet worden gerecycled of op geschikte wijze afgevoerd. Zie
Recycling voor meer informatie.
•Batterijen die niet op de juiste manier worden vervangen of die in vuur worden
weggeworpen, kunnen ontploffen. Veroorzaak geen kortsluiting.
•Als u een vervangingsbatterij wilt aanschaffen, neemt u contact op met uw
plaatselijke dealer of HP-verkoopkantoor. Zie
voor meer informatie.
•Om gevaar van brand, brandwonden of beschadiging van de batterij te
voorkomen, mogen de batterijcontacten niet in aanraking komen met een metalen
object.
•Haal de batterij niet uit elkaar. De batterij bevat binnenin geen onderdelen die
onderhoud of reparatie nodig hebben.
•Wees zeer voorzichtig met een beschadigde of lekkende batterij. Als u in contact
komt met de elektrolyt, wast u de blootgestelde huid met water en zeep. Bij contact
met het oog, spoelt u het oog gedurende 15 minuten met water en roept u
medische hulp in.
•Bewaar de batterij niet bij temperaturen boven 50°C (122°F) of onder -20°C (4°F).
HP-benodigdheden en -accessoires
De accessoires installeren
13
Hoofdstuk 2
Belangrijke opmerkingen
Neem het volgende in acht wanneer u de batterij oplaadt of gebruikt:
•Laad de batterij 4 uur op vóór het eerste gebruik. De volgende keren duurt het
ongeveer 2 uur om de batterij volledig op te laden.
•Het batterijlampje brandt groen wanneer de batterij wordt opgeladen. Als het
lampje rood is, is de batterij mogelijk defect en aan vervanging toe.
•Het Aan/uit lampje brandt groen als de batterij 41-100% is opgeladen, geel als de
batterij 10-40% is opgeladen en rood als de batterij voor minder dan 10% is
opgeladen. Laad de batterij op wanneer het Aan/uit lampje geel wordt. Als het
rood wordt, moet u de batterij zo snel mogelijk opladen. De batterijstatus wordt ook
weergegeven op het tabblad Printerstatus in de Werkset (Windows) en het
deelvenster Energiebeheer van de HP Printer Utility (Mac OS). Als u een
Pocket PC- of Palm OS-apparaat gebruikt, kunt u de Werkset-software voor PDA’s
gebruiken. Zie
Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS) voor meer
informatie.
•Als de batterij bijna leeg is, kunt u de netadapter aansluiten om de batterij op te
laden of de batterij vervangen door een opgeladen batterij.
•Een volledig opgeladen batterij kan ongeveer 450 pagina’s afdrukken, afhankelijk
van de complexiteit van de afdruktaken.
•Als het apparaat op de batterij werkt en 15 minuten niet is gebruikt, wordt het
automatisch uitgeschakeld om de batterij te sparen. Dit is de standaardinstelling. U
kunt de Werkset (Windows), de HP Printer Utility (Mac OS) of de Werkset-software
voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS) gebruiken om deze functie te configureren.
Zie
Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS) voor meer informatie.
•Voordat u het apparaat gedurende lange tijd opbergt, moet u de batterij volledig
opladen. De batterij mag niet langer dan 6 maanden leeg (niet opgeladen) blijven.
•Neem onderstaande temperatuurrichtlijnen in acht om de levensduur en het
vermogen van de batterij te optimaliseren.
◦Bij opladen: 0° tot 40°C (32° tot 104°F)
◦Bij gebruik en opslag: -20° tot 50°C (-4° tot 122°F)
Informatie over de batterij
1Batterij – Voorziet het apparaat van stroom.
2Batterijschuifje – Zet de batterij los.
14
De accessoires installeren
De batterij opladen en gebruiken
Waarschuwing Laad de batterij 4 uur op vóór het eerste gebruik. Gewoonlijk is
de batterij warm tijdens het opladen. Laad de batterij niet op in een aktetas of
andere besloten ruimte. Hierdoor kan de batterij oververhitten.
Opmerking De netadapter voelt gewoonlijk warm aan wanneer hij op een
stopcontact is aangesloten.
Opmerking Bij draadloos afdrukken wordt meer batterijvoeding gebruikt dan bij
afdrukken via een kabelverbinding. Zie
informatie over het controleren van het oplaadniveau van de batterij.
Batterij installeren
Opmerking U kunt de batterij installeren terwijl het apparaat aan- of uitstaat.
1. Schuif de batterij enigszins schuin in de batterijsleuf totdat de contacten van de
batterij zich ter hoogte van de contacten in de batterijsleuf bevinden. De
batterijcontactklep schuift open.
De batterij installeren en gebruiken voor
2. Duw de batterij in de batterijsleuf totdat hij vastklikt.
3. Sluit de netadapter op een stopcontact aan en zet het apparaat aan. Zorg dat de
batterij vier uur oplaadt vóór het eerste gebruik. Het batterijlampje is groen tijdens
het opladen en gaat uit wanneer de batterij volledig is opgeladen.
4. Nadat de batterij volledig is opgeladen, kunt u het apparaat gebruiken zonder de
netadapter.
De batterij installeren en gebruiken
15
Hoofdstuk 2
De batterij verwijderen
1. Verplaats het batterijschuifje in de richting van de pijl.
2. Verwijder de batterij.
802.11- en Bluetooth-accessoires installeren en gebruiken
Bepaalde modellen van het apparaat zijn voorzien van een draadloos 802.11- of
Bluetooth-USB-accessoire.
Ga naar
worden ondersteund.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
•
www.hp.com/support voor meer informatie over de draadloze accessoires die
Het draadloze 802.11- of Bluetooth-USB-accessoire installeren
Draadloos afdrukken via 802.11 en Bluetooth
Het draadloze 802.11- of Bluetooth-USB-accessoire installeren
Schuif het draadloze HP 802.11- of Bluetooth-USB-accessoire in de sleuf.
Het 802.11-accessoire heeft één blauw lampje. Als de dongle is geïnstalleerd, brandt
het lampje. Als er 802.11-datacommunicatie plaatsvindt, knippert het lampje.
16
De accessoires installeren
De LED op het Bluetooth-accessoire geeft informatie over de huidige status ervan.
•Continu aan - Dit is de standaardstatus, waarmee wordt aangegeven dat het
accessoire is geïnstalleerd en op de voeding is aangesloten.
•Snel knipperen - Een verzendend apparaat detecteert het Bluetooth-accessoire.
•Knipperend - Het Bluetooth-accessoire ontvangt gegevens.
Opmerking Controleer of het Bluetooth-hostapparaat en het Bluetoothbesturingssysteem door het apparaat worden ondersteund. Ga naar
support voor meer informatie.
Draadloos afdrukken via 802.11 en Bluetooth
De 802.11- en Bluetooth-functies in dit apparaat stellen u in staat draadloos af te
drukken. Via 802.11 kunt u draadloos afdrukken op een afstand van maximaal 100
meter. Via Bluetooth kunt u draadloos afdrukken op een afstand van maximaal 10
meter.
Instructies om draadloos af te drukken vanuit mobiele apparaten vindt u in
vanuit mobiele apparaten.
Opmerking Draadloze communicatie verloopt via draadloze printerkaarten die bij
bepaalde apparaatmodellen zijn inbegrepen. Ook moet in het verzendende
apparaat draadloze connectiviteit zijn ingebouwd of moet een draadloze kaart in
het apparaat zijn geïnstalleerd.
Opmerking Bij draadloos afdrukken wordt meer batterijvoeding gebruikt dan bij
afdrukken via een kabelverbinding. Zie
informatie over het controleren van het oplaadniveau van de batterij.
www.hp.com/
Afdrukken
De batterij installeren en gebruiken voor
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Informatie over 802.11
Informatie over Bluetooth
•
Informatie over 802.11
Met draadloze 802.11-technologie kunt u een draadloze verbinding met het apparaat
tot stand brengen door ‘ad-hoccommunicatie’ tussen de computer en het apparaat.
802.11 vereist geen vrijzichtverbinding tussen zender en ontvanger.
Als u ad-hoccommunicatie tot stand brengt tussen de computer en het apparaat,
maakt u in feite een netwerk van twee apparaten. Dit is de aanbevolen configuratie om
op deze mobiele printer via 802.11 af te drukken.
802.11 stelt u ook in staat het apparaat in een bestaande netwerkinfrastructuur op te
nemen. Dit betekent dat het apparaat rechtstreeks in een LAN (local area network)
wordt geplaatst via een draadloze verbinding naar een 802.11-toegangspunt (WAP).
Als het apparaat draadloos met het netwerk is verbonden, kunnen alle computers op
hetzelfde subnet gebruik maken van het apparaat.
Voordat u het apparaat installeert, is het raadzaam de computer en het apparaat eerst
tijdelijk met een USB-kabel op elkaar aan te sluiten om de draadloze verbinding te
installeren. Eens de draadloze verbinding is gerealiseerd, verwijdert u de kabel en
kunt u draadloos afdrukken. U kunt het apparaat ook installeren zonder USB-kabel.
802.11- en Bluetooth-accessoires installeren en gebruiken
17
Hoofdstuk 2
Zie 802.11 draadloze verbinding om het apparaat te installeren en te configureren
voor draadloos afdrukken via 802.11.
Informatie over Bluetooth
Met Bluetooth-technologie kunt u een draadloze verbinding met het apparaat tot stand
brengen door gebruik te maken van radiogolven in het 2,4 GHz-spectrum. Bluetooth
wordt gewoonlijk gebruikt voor korte afstanden (maximaal 10 meter) en vereist geen
vrijzichtverbinding tussen zender en ontvanger.
Verschillende Bluetooth-profielen emuleren verschillende typen
standaardkabelaansluitingen en bieden verschillende mogelijkheden. Zie
Bluetooth-
instellingen configureren voor meer informatie over Bluetooth-profielen.
Als het apparaat rechtstreeks op uw computer wordt aangesloten (via kabel of
Bluetooth), kunt u het via het netwerk delen met behulp van de functie Printer delen.
Uw computer moet dan wel op het netwerk zijn aangesloten, anders kunnen anderen
het apparaat niet gebruiken.
Zie
Bluetooth draadloze verbinding voor meer informatie over het installeren en
configureren van het apparaat voor draadloos afdrukken via Bluetooth.
Opmerking Om Bluetooth-instellingen te configureren of de apparaatstatus
(bijvoorbeeld de inktniveaus) te volgen met behulp van de Werkset, moet u het
apparaat met een USB-kabel op de computer aansluiten.
18
De accessoires installeren
3Het apparaat gebruiken
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Afdrukmateriaal selecteren
Afdrukmateriaal laden
•
Afdrukinstellingen wijzigen
•
Gebruik het HP Solution Center (Windows)
•
Afdrukken op beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
•
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
•
Afdrukken zonder randen
•
Afdrukken vanuit mobiele apparaten
•
Geheugenapparaten gebruiken
•
Een afdruktaak annuleren
•
Afdrukmateriaal selecteren
Het apparaat is geschikt voor gebruik met de meeste soorten afdrukmateriaal. Wij
raden u aan om eerst een aantal soorten afdrukmateriaal uit te proberen voordat u
grote hoeveelheden aanschaft. Gebruik HP papier voor het beste afdrukresultaat. Ga
naar de website van HP op
HP.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal
•
Minimummarges instellen
•
www.hp.com om meer te weten over afdrukmateriaal van
Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal
Voor de beste resultaten moet u zich aan de volgende richtlijnen houden.
•Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Raadpleeg
meer informatie.
•Laad slechts één soort afdrukmateriaal tegelijk in het apparaat.
•Als de invoerlade van het apparaat een verlengstuk heeft, moet u dit volledig
uittrekken.
•Laad het afdrukmateriaal met de afdrukzijde omhoog en recht tegen de
uitlijngeleiders. Zie
afdrukmateriaal.
•Plaats niet te veel papier in de lades. Raadpleeg
van ondersteund afdrukmateriaal voor meer informatie.
•Om vastgelopen papier, een slechte afdrukkwaliteit en andere printerproblemen te
voorkomen, kunt u het volgende afdrukmateriaal het beste vermijden:
◦Formulieren die uit meerdere delen bestaan
◦Afdrukmateriaal dat is beschadigd, gekruld of verkreukeld
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
Afdrukmateriaal laden voor meer informatie over het laden van
Informatie over de specificaties
Het apparaat gebruiken19
Hoofdstuk 3
◦Afdrukmateriaal met inkepingen of perforaties
◦Afdrukmateriaal met een zware textuur of reliëf of afdrukmateriaal dat inkt niet
goed absorbeert
◦Afdrukmateriaal dat te dun is of gemakkelijk kan worden uitgerekt
•Laat het afdrukmateriaal ’s nachts niet in de invoerlade zitten. Hierdoor kan het
kromtrekken.
•Neem elk afgedrukt vel uit het apparaat en leg het opzij om het laten drogen. Als
nat afdrukmateriaal wordt opgestapeld, kunnen vlekken ontstaan.
Kleuren kalibreren voor instructies over het kalibreren van de kleuren.
•Zie
Kaarten en enveloppen
•Gebruik geen enveloppen met een hele gladde afwerking, zelfklevende randen,
sluitingen of vensters. Gebruik ook geen kaarten en enveloppen met dikke,
onregelmatige of gekrulde randen of enveloppen die gekreukt, gescheurd of
anderszins beschadigd zijn.
•Gebruik platte, strak gevouwen enveloppen.
•Laad enveloppen altijd in de printer met de flap naar de achterzijde van de printer
gekeerd en zorg dat de plaats voor de postzegel overeenstemt met het
enveloppictogram.
Afdrukmateriaal voor foto's
•Gebruik de modus Beste voor het afdrukken van foto’s. In deze modus neemt het
afdrukken meer tijd in beslag omdat meer computergeheugen vereist is.
•Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat
afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
•Fotopapier moet effen zijn vóór het afdrukken. Als de hoeken van het fotopapier
meer dan 10 mm opkrullen, maakt u het papier effen door het opnieuw in de
afsluitbare zak te plaatsen en deze tot een buis te rollen. Rol de vellen op tegen de
oorspronkelijke krulrichting in. Rol het papier op tot een buis met een diameter van
niet minder dan 4 cm.
20Het apparaat gebruiken
Transparanten
•Plaats transparanten met de ruwe zijde omhoog en de plakstrip naar beneden.
•Gebruik de modus Normaal om af te drukken op transparanten. De droogtijd in
deze modus is langer. Daarom wordt de volgende pagina pas in de uitvoerlade
uitgevoerd wanneer de inkt helemaal droog is.
•Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat
afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
Speciaal papierformaat
•Gebruik alleen speciaal papierformaat dat wordt ondersteund door het apparaat.
•Wanneer de toepassing speciaal papierformaat ondersteunt, stelt u het
papierformaat eerst in de toepassing in voordat u het document gaat afdrukken.
Anders stelt u het formaat in met de printerdriver. Mogelijk moet u de opmaak van
bestaande documenten aanpassen om deze correct te kunnen afdrukken op
speciaal papierformaat.
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal
Met de tabellen Ondersteunde formaten en Informatie over ondersteunde
papiersoorten en -gewichten kunt u bepalen welke media goed zijn voor uw apparaat
en welke functies bij uw papier zullen functioneren.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Ondersteunde formaten
Informatie over ondersteunde papiersoorten en -gewichten
•
Ondersteunde formaten
Papierformaat
Standaardformaten afdrukmateriaal
U.S. Letter (216 x 279 mm; 8,5 x 11 inch)*
U.S. Legal (216 x 356 mm; 8,5 x 14 inch)*
A4 (210 x 297 mm; 8,3 x 11,7 inch)*
U.S. Executive (184 x 267 mm; 7,25 x 10,5 inch)*
U.S. Statement (140 x 216 mm; 5,5 x 8,5 inch)*
JIS B5 (182 x 257 mm; 7,2 x 10,1 inch)*
A5 (148 x 210 mm; 5,8 x 8,3 inch)*
8,5 x 13 inch (216 x 330 mm)
Enveloppen
Envelop U.S. #10 (105 x 241 mm; 4,12 x 9,5 inch)
Monarch-envelop (98 x 191 mm; 3,88 x 7,5 inch)
Envelop A2 (111 x 146 mm; 4,37 x 5,75 inch)
Afdrukmateriaal selecteren
21
Hoofdstuk 3
(vervolg)
Papierformaat
Envelop DL (110 x 220 mm; 4,3 x 8,7 inch)
Envelop C5 (162 x 229 mm; 6,4 x 9 inch)
Envelop C6 (114 x 162 mm; 4,5 x 6,4 inch)
Kaarten
Steekkaart (76,2 x 127 mm; 3 x 5 inch)*
Steekkaart (102 x 152 mm; 4 x 6 inch)*
Steekkaart (127 x 203 mm; 5 x 8 inch)*
A6-kaart (105 x 148,5 mm; 4,13 x 5,83 inch)*
Fotoafdrukmateriaal
Foto (76 x 127 mm; 3 x 5 inch)
Foto (88,9 x 127 mm; 3,5 x 5 inch)
Foto (101,6 x 152,4 mm; 4 x 6 inch)
Foto met lipje (101,6 x 152,4 mm; 4 x 6 inch)
Foto (127 x 177,8 mm; 5 x 7 inch)
Foto (203,2 x 254 mm; 8 x 10 inch)
Foto 10 x 15 cm (100 x 150 mm; 4 x 6 inch)
Foto 10 x 15 cm met lipje (100 x 150 mm; 4 x 6 inch)
Foto zonder rand (101,6 x 152,4 mm; 4 x 6 inch)
Foto zonder rand met lipje (101,6 x 152,4 mm; 4 x 6 inch)
Foto zonder rand 10 x 15 cm (100 x 150 mm; 3,93 x 5,9 inch)
Foto zonder rand 10 x 15 cm met lipje (100 x 150 mm; 3,93 x 5,9 inch)
Foto L (89 x 127 mm; 3,5 x 5 inch)
Foto 2L (178 x 127 mm; 7 x 5 inch)
Foto L zonder rand (89 x 127 mm; 3,5 x 5 inch)
Foto L (met afscheurlipje) zonder rand (89 x 127 mm; 3,5 x 5 inch)
Fotoformaten tussen 89 x 127 mm (3,5 x 5 inch) en 216 x 279 mm (8,5 x 11 inch)
Ander afdrukmateriaal
L (89 x 127 mm; 3,5 x 5 inch)
2L met lipje (178 x 127 mm; 5 x 7 inch)
Speciaal formaat afdrukmateriaal van 76,2 tot 216 mm breed en 102 tot 356 mm lang (3 tot
8,5 inch breed en 4 tot 14 inch lang)*
22Het apparaat gebruiken
* Deze afdrukmateriaalformaten kunnen worden gebruikt voor dubbelzijdig afdrukken.
Zie
Afdrukken op beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) voor meer informatie over
dubbelzijdig afdrukken.
Informatie over ondersteunde papiersoorten en -gewichten
SoortGewichtCapaciteit
Papier
Fotopapier5 tot 12 milMaximaal 10 vellen
TransparantenMaximaal 20 vellen
EtikettenMaximaal 20 vellen
Kaarten
Enveloppen
Minimummarges instellen
De documentmarges moeten overeenkomen met (of groter zijn dan) deze ingestelde
marges in de oriëntatie Staand.
64 tot 90 g/m2)
(16 tot 24 lb bankpost)
Maximaal 162 g/m
(steekkaart 90 lb)
75 tot 200 g/m2)
(20 tot 53 lb bankpost)
2
Maximaal 50 vellen gewoon
papier
(5 mm of 0,2 inch gestapeld)
Maximaal 5 vellen
Maximaal 5 enveloppen
Afdrukmateriaal(1)
A4
U.S. Executive
U.S. Statement
B5
A5
U.S. Letter6,35 mm
Linkermarge
3,3 mm (0,13
inch)
(0,25 inch)
(2)
Rechtermarg
e
3,3 mm (0,13
inch)
6,35 mm
(0,25 inch)
(3)
Bovenmarge
3,3 mm (0,13
inch)
2 mm
(0,08 inch)
Afdrukmateriaal selecteren
(4)
Ondermarge
*
3,3 mm (0,13
inch)
3 mm
(0,12 inch)
23
Hoofdstuk 3
(vervolg)
Afdrukmateriaal(1)
U.S. Legal
Speciaal papierformaat
8,5 x 13 inch
Kaarten
Afdrukmateriaal voor foto's
Enveloppen3,3 mm (0,13
* Om deze marge-instelling op een computer met Windows te verkrijgen, klikt u op het
tabblad Geavanceerd in de printerdriver en selecteert u Minimaliseren van marges.
Afdrukmateriaal laden
Dit gedeelte bevat aanwijzingen voor het plaatsen van afdrukmateriaal in het apparaat.
Afdrukmateriaal laden
1. Neem al het afdrukmateriaal uit de invoerlade.
2. Laad het afdrukmateriaal met de afdrukzijde omhoog en recht tegen de
uitlijngeleider. Schuif de papierbreedtegeleider goed tegen de zijden van het
afdrukmateriaal.
Linkermarge
2 mm
(0,08 inch)
inch)
(2)
Rechtermarg
e
2 mm
(0,08 inch)
3,3 mm (0,13
inch)
(3)
Bovenmarge
2 mm
(0,08 inch)
14,2 mm
(0,56 inch)
(4)
Ondermarge
*
0,5 mm
(0,02 inch)
14,2 mm
(0,56 inch)
24Het apparaat gebruiken
3. Als u op U.S. Legal afdrukt en de invoerlade van uw printer een verlengstuk heeft,
moet u dit volledig uittrekken.
4. Wijzig zo nodig andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op OK om af te
drukken.
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt de afdrukinstellingen (zoals papierformaat of -soort) wijzigen vanuit een
toepassing of de driver van de printer. Wijzigingen in een toepassing hebben voorrang
op wijzigingen in de driver van de printer. Als u toepassing hebt afgesloten, worden de
standaardinstellingen van de driver echter hersteld.
Opmerking Afdrukinstellingen die van toepassing zijn op alle afdruktaken moeten
worden geselecteerd in de driver van de printer.
Raadpleeg de online Help bij de printerdriver van Windows voor meer informatie
over de functies van de driver. Voor meer informatie over het afdrukken vanuit een
specifieke toepassing kunt u de documentatie van de betreffende toepassing
raadplegen.
•Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows)
De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows)
•
Instellingen wijzigen (Mac OS)
•
Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows)
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Klik in het menu Bestand op Afdrukken en klik vervolgens op Instellingen,
Eigenschappen of Voorkeuren. (Specifieke opties kunnen afwijken, afhankelijk
van de software die u gebruikt.)
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik op OK, Afdrukken of een gelijkaardige taak.
De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows)
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-ofKlik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en klik op
Eigenschappen, Standaardinstellingen voor document of
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik vervolgens op OK.
Instellingen wijzigen (Mac OS)
1. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
2. Wijzig de gewenste instellingen (zoals papierformaat) en klik vervolgens op OK.
3. Klik in het menu Bestand op Afdrukken om de printerdriver te openen.
4. Wijzig de gewenste instellingen (zoals het type afdrukmateriaal) en klik vervolgens
op OK of Afdrukken.
Afdrukinstellingen wijzigen
25
Hoofdstuk 3
Gebruik het HP Solution Center (Windows)
Met het HP Solution Center kunt u de afdrukinstellingen wijzigen, benodigdheden
bestellen en de help op het scherm raadplegen.
Welke functies beschikbaar zijn in het HP Solution Center hangt af van de apparaten
die u hebt geïnstalleerd. In het HP Solution Center worden alleen pictogrammen
getoond die zijn gekoppeld aan het geselecteerde apparaat. Als het geselecteerde
apparaat niet is uitgerust met een bepaalde functie, verschijnt het pictogram voor deze
functie niet in het HP Solution Center.
Als het HP Solution Center op de computer geen pictogrammen bevat, is er mogelijk
een probleem opgetreden tijdens de installatie van de software. U kunt dit probleem
oplossen door de software via het Configuratiescherm van Windows volledig te
verwijderen en vervolgens opnieuw te installeren.
Afdrukken op beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
U kunt handmatig op beide zijden van een vel papier afdrukken met behulp van de
printersoftware onder Windows.
In Mac OS kunt u op beide zijden van een vel afdrukken door eerst de oneven
genummerde pagina’s af te drukken, de pagina’s om te draaien en vervolgens de
even genummerde pagina’s af te drukken.
•
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)
•
Dubbelzijdig afdrukken (Mac OS)
•
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken
•Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Raadpleeg
meer informatie.
•Geef opties voor dubbelzijdig afdrukken op in uw toepassing of de driver van de
printer.
•Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk op transparanten, enveloppen, fotopapier,
glanspapier of papier dat lichter is dan 75 g/m
materiaaltypen kunnen papierstoringen optreden.
•Bij sommige soorten van afdrukmateriaal moet voor dubbelzijdig afdrukken een
specifieke oriëntatie worden opgegeven, zoals papier met een briefhoofd,
voorbedrukt papier en papier met een watermerk of perforaties. Wanneer u afdrukt
vanuit Windows, wordt de voorkant van het afdrukmateriaal eerst afgedrukt.
Wanneer u afdrukt vanuit Mac OS, wordt eerst de achterkant afgedrukt. Plaats het
afdrukmateriaal met de voorkant naar beneden.
26Het apparaat gebruiken
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
2
(18 lb bankpostpapier). Bij deze
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)
1. Laad het juiste afdrukmateriaal. Zie Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal laden.
2. Open het af te drukken document, klik in het menu Bestand op Afdrukken en klik
vervolgens op Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Functies.
4. Kies in de vervolgkeuzelijst voor dubbelzijdig afdrukken de optie Handmatig.
5. Om het formaat van elke pagina automatisch aan te passen aan de lay-out van het
document op het scherm, moet u het selectievakje Lay-out behouden
inschakelen. Als u deze optie uitschakelt, kunnen pagina’s op ongewenste
plaatsen worden afgebroken.
6. Schakel het selectievakje Pagina’s naar boven omslaan in of uit, afhankelijk van
de bindrichting. Zie de afbeeldingen in het printerstuurprogramma voor
voorbeelden.
7. Wijzig indien gewenst andere instellingen en klik op OK.
8. Druk het document af.
9. Nadat de eerste zijde van het document is afgedrukt, volgt u de aanwijzingen op
het scherm en plaatst u het papier opnieuw in de lade om de afdruktaak te
voltooien.
10. Nadat u het papier opnieuw in de printer heeft geplaatst, klikt u op Doorgaan in de
aanwijzingen op het scherm om door te gaan met de afdruktaak.
Dubbelzijdig afdrukken (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal laden voor meer informatie.
2. Klik terwijl het document is geopend op Afdrukken in het menu Bestand.
3. Selecteer Papierverwerking in de vervolgkeuzelijst, klik op Afdrukken: Oneven
pagina’s en klik op Afdrukken.
4. Draai het papier om en druk de oneven pagina’s af.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows)
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS)
•
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal laden voor meer
informatie.
2. Kies wanneer een document is geopend de opdracht Afdrukken in het menu
Bestand en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Functies.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
27
Hoofdstuk 3
4. Selecteer het papierformaat in de vervolgkeuzelijst Formaat.
Een speciaal papierformaat instellen:
a. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Aangepast.
b. Typ een naam voor het nieuwe aangepaste formaat.
c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en vervolgens klikt u op
Opslaan.
d. Klik tweemaal op OK om het dialoogvenster met eigenschappen of voorkeuren
te sluiten. Open het dialoogvenster opnieuw.
e. Selecteer het nieuwe aangepaste formaat.
5. Een papiersoort selecteren:
a. Klik op Meer in de vervolgkeuzelijst Papiersoort.
b. Klik op het gewenste type afdrukmateriaal en klik dan op OK.
6. Selecteer de papierbron in de vervolgkeuzelijst Papierbron.
7. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op OK.
8. Druk het document af.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal laden voor meer
informatie.
2. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
3. Selecteer het papierformaat.
4. Een speciaal papierformaat instellen:
a. Klik op Speciale papierformaten beheren in het vervolgkeuzemenu
Papierformaat.
b. Klik op Nieuw en typ een naam voor het formaat in het vak Naam
papierformaat.
c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en stelt u indien nodig de
marges in.
d. Klik op Klaar of OK en klik vervolgens op Opslaan.
5. Klik in het menu Bestand op Pagina-instelling en selecteer dan het nieuwe
aangepaste formaat.
6. Klik op OK.
7. Klik op Afdrukken in het menu Bestand.
8. Open het deelvenster Papierverwerking.
9. Klik in Bestemming papierformaat op het tabblad Aanpassen aan
papierformaat en selecteer dan het speciale papierformaat.
10. Wijzig eventueel andere instellingen en klik dan op OK of Afdrukken.
Afdrukken zonder randen
Bij afdrukken zonder randen kunt u afdrukken tot aan de randen van bepaalde soorten
fotopapier en van bepaalde formaten daarvan.
28Het apparaat gebruiken
Opmerking Open het bestand in een softwaretoepassing en bepaal het formaat
van de afbeelding. Zorg ervoor dat dit formaat overeenstemt met het formaat van
het afdrukmateriaal waarop u de afbeelding gaat afdrukken.
U kunt deze functie ook openen vanuit het tabblad Snel afdrukopties instellen.
Open de printerdriver, selecteer het tabblad Snel afdrukopties instellen en
selecteer uit het vervolgmenu de snelkoppeling voor deze afdruktaak.
•Een document zonder rand afdrukken (Windows)
Een document zonder rand afdrukken (Mac OS)
•
Een document zonder rand afdrukken (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal laden voor meer
informatie.
2. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Open vanuit de toepassing de printerdriver:
a. Klik op Bestand en vervolgens op Afdrukken.
b. Klik op Eigenschappen, Installatie of Voorkeuren.
4. Klik op het tabblad Functies.
5. Selecteer het papierformaat in de vervolgkeuzelijst Formaat.
6. Vink het selectievakje Zonder rand aan.
7. Selecteer de papierbron in de vervolgkeuzelijst Papierbron.
8. Selecteer het soort papier in de vervolgkeuzelijst Papiersoort.
9. Om foto's af te drukken, selecteert u Beste uit de vervolgkeuzelijst Printkwaliteit.
U kunt ook Maximum dpi selecteren, waarmee u een optimale afdrukkwaliteit tot
maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi* verkrijgt.
*Maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi voor kleurenafdrukken en 1200 inputdpi. Met deze instelling is het mogelijk dat tijdelijk een grote hoeveelheid
schijfruimte (400 MB of meer) wordt gebruikt en dat het afdrukken trager verloopt.
10. Wijzig eventueel andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op OK.
11. Druk het document af.
12. Als u hebt afgedrukt op afdrukmateriaal met een afscheurrand, verwijdert u die
rand zodat het document helemaal geen rand meer heeft.
Een document zonder rand afdrukken (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal laden voor meer
informatie.
2. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Klik op Bestand en klik vervolgens op Pagina-instelling.
4. Selecteer het formaat zonder randen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op Bestand en vervolgens op Afdrukken.
6. Open het deelvenster Papiersoort/Kwaliteit.
7. Klik op het Tabblad papier en selecteer vervolgens het soort afdrukmateriaal uit
de vervolgkeuzelijst Papiersoort.
Afdrukken zonder randen29
Hoofdstuk 3
8. Om foto's af te drukken, selecteert u Beste uit de vervolgkeuzelijst Kwaliteit. U
kunt ook Maximum dpi selecteren, waarmee u een optimale tot maximaal 4800 x
1200 geoptimaliseerde dpi* verkrijgt.
*Maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi voor kleurenafdrukken en 1200 inputdpi. Met deze instelling is het mogelijk dat tijdelijk een grote hoeveelheid
schijfruimte (400 MB of meer) wordt gebruikt en dat het afdrukken trager verloopt.
9. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal. Wanneer u op dikker materiaal of
fotopapier afdrukt, selecteert u de handmatige invoeroptie.
10. Wijzig eventueel andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op Afdrukken.
11. Als u hebt afgedrukt op afdrukmateriaal met een afscheurrand, verwijdert u die
rand zodat het document helemaal geen rand meer heeft.
Afdrukken vanuit mobiele apparaten
De printer kan afdruktaken ontvangen vanuit diverse mobiele apparaten en
geheugenkaarten, zoals:
U kunt foto’s rechtstreeks vanuit een digitale camera of geheugenkaart afdrukken of u
kunt de foto’s van de kaart of camera naar uw computer overbrengen en ze afdrukken
vanuit een softwaretoepassing, zoals HP-software voor fotoafdrukken. U kunt foto’s
ook rechtstreeks vanuit een PictBridge-compatibele camera afdrukken.
Als uw digitale camera een SD- of MMC-kaart gebruikt, kunt u de kaart in de printer
plaatsen om uw foto’s af te drukken. Uw camera moet Digital Print Order Format
(DPOF) versie 1 of 1.1 ondersteunen om rechtstreeks van de kaart naar de printer te
kunnen afdrukken. DPOF-bestanden worden ook automatisch afgedrukt rechtstreeks
vanuit een USB-flashstation dat op de USB-poort van de printer is aangesloten. Zie
Afdrukken vanuit geheugenkaarten en USB-flash-stations voor meer informatie.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Kleurendruk met zes inkten
Richtlijnen voor het afdrukken van foto’s
•
Afdrukken vanuit een PictBridge-compatibele camera
•
Foto’s naar de computer overbrengen
•
30Het apparaat gebruiken
Kleurendruk met zes inkten
De printer kan fotoafdrukken van betere kwaliteit maken door af te drukken in
kleurendruk met zes inkten. Druk hoogwaardige foto’s in grijstinten af met behulp van
een zwarte cartridge en een driekleurencartridge, of met behulp van een grijze
fotocartridge en een driekleurencartridge. Om af te drukken in kleurendruk met zes
inkten moet een fotocartridge in combinatie met een driekleurencartridge zijn
geïnstalleerd.
Opmerking U kunt afdrukken van zwartwitfoto’s in een hoge kwaliteit maken door
gebruik te maken van een grijze fotocartridge in combinatie met een
driekleurencartridge.
Richtlijnen voor het afdrukken van foto’s
•Voor het beste afdrukresultaat van foto’s en afbeeldingen moet u de modus Beste
en HP-fotopapier in het printerstuurprogramma selecteren. De modus Beste maakt
gebruik van de unieke HP technologieën PhotoREt IV kleurlagen en ColorSmart III
kleuroptimalisatie voor realistische foto’s, levendige kleuren en uitzonderlijk
scherpe tekst. PhotoREt IV levert optimale afdrukken van foto’s en afbeeldingen
dankzij een groter kleurbereik, lichtere tinten en een vloeiender overgang tussen
de tinten.
U kunt ook Maximum dpi selecteren voor maximaal 4800 x 1200 dpi
geoptimaliseerd* voor een optimale afdrukkwaliteit.
*Maximaal 4800 x 1200 dpi geoptimaliseerd voor kleurenafdrukken en 1200 dpi
invoer. Bij deze instelling wordt mogelijk tijdelijk een grote hoeveelheid ruimte op
de vaste schijf (400 MB of meer) gebruikt en het afdrukken verloopt langzamer. De
fotocartridge, indien aanwezig, verbetert de afdrukkwaliteit.
•Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen.
•Kalibreer de kleur als de kleuren op uw afdrukken duidelijk naar geel, cyaan of
magenta neigen, of als de grijstinten een gekleurde ondertoon vertonen. Zie
Kleuren kalibreren voor meer informatie.
•Als u de fotocartridges installeert, lijnt u de inktcartridges uit voor optimale
kwaliteit. U hoeft de inktcartridges niet uit te lijnen iedere keer als u een
fotocartridge installeert, maar alleen indien nodig. Zie
Cartridges uitlijnen voor
meer informatie.
•Zie
Reistips voor instructies voor het bewaren van een inktcartridge.
•Houd fotopapier altijd bij de randen vast. Vingerafdrukken op fotopapier
verminderen de afdrukkwaliteit.
•Fotopapier moet effen zijn vóór het afdrukken. Als de hoeken van het fotopapier
meer dan 10 mm opkrullen, maakt u het papier effen door het opnieuw in de
afsluitbare zak te plaatsen en deze tot een buis te rollen. Rol de vellen op tegen de
oorspronkelijke krulrichting in. Rol het papier op tot een buis met een diameter van
niet minder dan 4 cm.
Afdrukken vanuit mobiele apparaten
31
Hoofdstuk 3
Afdrukken vanuit een PictBridge-compatibele camera
De printer ondersteunt standaard PictBridge-compatibele functies. Raadpleeg de
documentatie bij de digitale camera voor meer informatie over het gebruik van de
PictBridge-functies.
1. Sluit de camera op de printer aan met de USB-kabel die bij de camera is
bijgeleverd. De functies van de printer en de camera worden vergeleken en de
compatibele functies worden weergegeven op de camera.
2. Doorloop de cameramenu’s en stel de gewenste fotoafdrukfuncties in.
Foto’s naar de computer overbrengen
Opmerking Als de computer via een USB-kabel op de printer is aangesloten, kan
de computer met behulp van het printerstuurprogramma geheugenkaarten die in
de printer zijn geplaatst lezen, net als fysieke schijfstations U heeft dan toegang tot
uw fotobestanden en u kunt ze afdrukken met de software van uw keuze.
1. Plaats de geheugenkaart in de overeenkomstige kaartsleuf van de printer, met de
kaartzijde met de connectorpinnen of -gaatjes eerst.
2. Druk op
(Annuleren knop) als u het direct afdrukken vanuit de kaart wilt
annuleren. Als uw computer op de printer is aangesloten via een USB-kabel,
verschijnt de kaart als een schijfstation in Windows Verkenner of op het Mac OSbureaublad. U kunt de fotobestanden dan naar een ander station op de computer
verplaatsen of ze openen en afdrukken met de softwaretoepassing van uw keuze.
Afdrukken vanuit mobiele telefoons
Als uw mobiele telefoon Bluetooth ondersteunt en u een Bluetooth-printerkaart in de
printer heeft geïnstalleerd, kunt u afdrukken vanuit uw telefoon.
Op sommige telefoons is de HP Mobile Printing Application geïnstalleerd, wat de
kwaliteit van de afdruk mogelijk verbetert. Ga naar
toepassing te downloaden als deze beschikbaar is voor uw telefoon en niet vooraf is
geïnstalleerd. Andere afdruktoepassingen die deze printer ondersteunen, zijn wellicht
verkrijgbaar bij de fabrikant van uw telefoon.
Opmerking HP Mobile Printing Application versie 2.0 en hoger wordt
ondersteund. U kunt de nieuwste versie downloaden vanaf
vanaf de website van de fabrikant van uw telefoon.
Zie de documentatie bij de afdruktoepassing van uw telefoon voor informatie over hoe
u diverse gegevens afdrukt:
Mobile Printing Application op de telefoon installeren
Afdrukken vanuit een mobiele telefoon
•
Mobile Printing Application op de telefoon installeren
Installeer de Mobile Printing Application op de telefoon als dit nog niet is gebeurd. Ga
als volgt te werk. Raadpleeg de documentatie bij uw mobiele telefoon of ga naar de
ondersteuningswebsite van de fabrikant als u hulp nodig heeft.
1. Ga naar
www.hp.com/support of de website van de fabrikant van uw telefoon en
download de Mobile Printing Application op een computer.
In dit voorbeeld is de naam van het gedownloade bestand print.sis.
2. Breng het bestand print.sis van de computer over naar de telefoon volgens een
van onderstaande methoden.
•E-mail: voeg het bestand print.sis toe als bijlage bij een e-mailbericht, stuur het
e-mailbericht naar uw e-mailadres en open het e-mailbericht vervolgens op uw
telefoon.
•Bluetooth: als Bluetooth in uw computer is ingebouwd, gebruikt u het Bluetooth-
hulpprogramma op de computer om de telefoon te vinden en stuurt u
vervolgens het bestand print.sis van de computer naar de telefoon.
•Infrarood: plaats de infraroodlens van de telefoon op één lijn met de
infraroodlens van de printer. Gebruik de functie Draadloze verbinding in
Windows om het bestand print.sis naar de telefoon te sturen.
3. Open het bestand print.sis file op uw telefoon.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm om de toepassing te installeren.
5. Controleer of de Mobile Printing Application is geïnstalleerd door te scrollen door
het hoofdmenu van de telefoon totdat u het Print-symbool vindt.
Als u het Print-symbool niet ziet, herhaalt u stap 3 t/m 5.
Afdrukken vanuit een mobiele telefoon
Druk een bestand af aan de hand van een van onderstaande methoden of raadpleeg
de documentatie bij de afdruktoepassing van uw telefoon voor informatie over hoe u
moet afdrukken.
•Mobile Printing Application
•Bluetooth Send
Opmerking De printer wordt geleverd met ingebouwde lettertypen voor
afdrukken via Bluetooth. Bepaalde modellen worden geleverd met Aziatische
lettertypen voor afdrukken vanuit mobiele telefoons. Welke lettertypen inbegrepen
zijn, is afhankelijk van het land of de regio waar u de printer heeft aangeschaft. Zie
Specificaties van het apparaat voor meer informatie.
Afdrukken vanuit Pocket PC-apparaten
Bepaalde Pocket PC-modellen ondersteunen draadloos afdrukken via 802.11 en
Bluetooth. Draadloze connectiviteit is in sommige Pocket PC’s geïntegreerd. Anders
Afdrukken vanuit mobiele apparaten
33
Hoofdstuk 3
moet u een aparte draadloze kaart in het apparaat installeren om via 802.11 of
Bluetooth te kunnen afdrukken.
Opmerking Afdrukken via 802.11 en Bluetooth verloopt via draadloze
printerkaarten die bij bepaalde printermodellen zijn inbegrepen. Zie
802.11- en
Bluetooth-accessoires installeren en gebruiken voor een beschrijving en een
afbeelding van draadloze printerkaarten.
Als HP Mobile Printing voor Pocket PC niet vooraf is geïnstalleerd, kunt u het
programma alsnog installeren om draadloos vanuit uw Pocket PC af te drukken. U
vindt de software op de Starter-cd.
Als u een Pocket PC- of Palm OS-apparaat gebruikt, kunt u de Werkset-software voor
PDA’s gebruiken om 802.11 en Bluetooth-instellingen voor draadloos afdrukken te
configureren. Zie Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS).
Zie
Afdrukken vanuit Pocket PC-apparaten voor instructies voor het afdrukken.
Een overzicht van draadloos afdrukken via 802.11 en Bluetooth vindt u in
Draadloos
afdrukken via 802.11 en Bluetooth.
Gedetailleerde informatie over het instellen en configureren van draadloze instellingen
voor de printer vindt u in
802.11 draadloze verbinding en Bluetooth draadloze verbinding.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
HP Mobile Printing voor Pocket PC installeren
Afdrukken vanuit Pocket PC-apparaten
•
HP Mobile Printing voor Pocket PC installeren
Installeer HP Mobile Printing voor Pocket PC vanuit een desktop- of
notebookcomputer op een Pocket PC, zoals een HP iPAQ, door middel van Microsoft
ActiveSync.
1. Plaats de Starter-cd in het cd-rom-station. Het cd-menu wordt nu automatisch
geopend. Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
pictogram Setup op de Starter-cd.
2. Sluit de Pocket PC aan op de computer.
Zie de gebruikershandleiding van de Pocket PC als u hulp nodig heeft bij het tot
stand brengen van een aansluiting via ActiveSync.
3. Dubbelklik op het uitvoerbare bestand dat u op de computer heeft gedownload.
Het installatieprogramma kopieert de benodigde bestanden naar de Pocket PC.
Na installatie van HP Mobile Printing voor Pocket PC verschijnt het programma in het
menu Start van de Pocket PC.
Afdrukken vanuit Pocket PC-apparaten
In de instructies in dit gedeelte wordt ervan uitgegaan dat u een draadloze verbinding
met de printer tot stand heeft gebracht met de Werkset-software voor PDA’s. Zie
Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS) voor meer informatie.
Als er geen draadloze connectiviteit in uw PDA is ingebouwd, installeert u een 802.11
of Bluetooth-kaart in uw PDA volgens de instructies van de fabrikant.
34Het apparaat gebruiken
Druk als volgt bestanden af vanuit Pocket PC’s. Raadpleeg de documentatie bij uw
PDA of draadloze kaart als u hulp nodig heeft.
Opmerking Instructies voor het afdrukken vanuit Pocket PC’s variëren
afhankelijk van de fabrikant van de door u gebruikte toepassing. Raadpleeg de
documentatie bij de afdruktoepassing voor instructies voor het afdrukken.
Afdrukken via een draadloze verbinding
1. Als u gebruikmaakt van een Bluetooth-verbinding, zet u de PDA Bluetooth-radio
aan. Raadpleeg de documentatie bij de PDA of de Bluetooth-kaart voor instructies
om de Bluetooth-radio aan te zetten.
2. Plaats de 802.11 of Bluetooth-printerkaart in de printer. Zie
of Bluetooth-USB-accessoire installeren voor meer informatie.
3. Klik op Start en vervolgens op HP Mobile Printing.
4. Klik op het vergrootglaspictogram op de onderste balk om de bestanden te zien.
5. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken, en klik vervolgens op Print Options.
6. Accepteer de standaardinstellingen of verander de afdrukinstellingen met de
keuzemenu’s.
7. Klik op Print.
Het afdrukscherm verschijnt en het bestand wordt afgedrukt.
Opmerking Het IP-adres in het vak My Printers moet overeenstemmen met het
IP-adres van de printer om te kunnen afdrukken via een 802.11-verbinding.
Afdrukken vanuit Palm OS-apparaten
U kunt afdrukken vanuit Palm OS-apparaten met een 802.11 of Bluetooth-verbinding
en het Printboy-hulpprogramma. Draadloze connectiviteit is in sommige Palm OSapparaten geïntegreerd. Anders moet u een aparte draadloze kaart in het apparaat
installeren om via 802.11 of Bluetooth te kunnen afdrukken.
Het draadloze 802.11-
Opmerking Afdrukken via 802.11 en Bluetooth verloopt via draadloze
printerkaarten die bij bepaalde printermodellen zijn inbegrepen. Zie
802.11- en
Bluetooth-accessoires installeren en gebruiken voor een beschrijving en een
afbeelding van draadloze printerkaarten.
Het Printboy-hulpprogramma verbetert de opmaak van documenten die vanuit
standaard Palm OS-toepassingen, zoals de opties adresboek, memopad, takenlijst,
agenda en mail, worden afgedrukt. U kunt ook afdrukken met Documents To Go. Ga
naar
www.hp.com/support voor meer informatie.
Met Documents To Go kunt u MS Word- en MS Excel-bestanden afdrukken. Zoek
naar Documents To Go op de originele cd bij uw Palm OS-apparaat of ga naar de
DataViz-website op
Een overzicht van draadloos afdrukken via 802.11 en Bluetooth vindt u in
http://www.dataviz.com.
Draadloos
afdrukken via 802.11 en Bluetooth.
Afdrukken vanuit mobiele apparaten
35
Hoofdstuk 3
Gedetailleerde informatie over het instellen en configureren van draadloze instellingen
op de printer vindt u in
•
Printboy installeren
•
Draadloze kaart installeren
Afdrukken met standaard Palm OS-toepassingen
•
Standaardprinter kiezen (optioneel)
•
Afdrukken met Documents To Go
•
802.11 draadloze verbinding en Bluetooth draadloze verbinding.
Printboy installeren
Ga naar
www.hp.com/support voor informatie over het downloaden en installeren van
Printboy op Windows- of Mac OS-apparaten.
Zie de documentatie bij de software voor informatie over het gebruik van Printboy.
Draadloze kaart installeren
Let op U moet de softwarebestanden van de draadloze kaart installeren voordat
u de kaart in het Palm OS-apparaat plaatst. Anders functioneert de kaart niet naar
behoren.
Als er geen draadloze connectiviteit in uw Palm OS-apparaat is geïntegreerd,
installeert u een 802.11 of Bluetooth-kaart in het apparaat volgens de instructies van
de fabrikant of gaat u naar de website van Palm op
http://www.palm.com.
Afdrukken met standaard Palm OS-toepassingen
Raadpleeg de documentatie bij het Printboy-hulpprogramma of bij uw Palm OSapparaat voor instructies over het gebruik van Printboy om vanuit standaard Palm OStoepassingen af te drukken.
Als u een Pocket PC- of Palm OS-apparaat gebruikt, kunt u de Werkset-software voor
PDA’s gebruiken om 802.11 en Bluetooth-instellingen voor draadloos afdrukken te
configureren. Zie
Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS) voor meer
informatie.
Opmerking Instructies voor het afdrukken vanuit Palm OS-apparaten variëren
afhankelijk van de fabrikant van de door u gebruikte afdruktoepassing. Raadpleeg
de documentatie bij de afdruktoepassing voor instructies voor het afdrukken.
Standaardprinter kiezen (optioneel)
U kunt een standaardprinter selecteren die voor al uw afdruktaken wordt gebruikt.
Raadpleeg de documentatie bij de Printboy-software voor instructies voor het
selecteren van de HP Officejet H470-printer als standaardprinter.
Afdrukken met Documents To Go
Raadpleeg de documentatie bij de software voor instructies over afdrukken met
Documents To Go of ga naar de DataViz-website op
http://www.dataviz.com voor
meer informatie.
36Het apparaat gebruiken
Geheugenapparaten gebruiken
In het volgende gedeelte leert u afdrukken vanuit geheugenkaarten en USB-flashstations.
•
Afdrukken vanuit geheugenkaarten en USB-flash-stations
Afdrukken vanuit geheugenkaarten en USB-flash-stations
Als u in uw digitale camera een SD-kaart of MMC-kaart gebruikt, kunt u die kaart in de
printer plaatsen om uw foto’s af te drukken. Uw camera moet DPOF (Digital Print
Order Format) versie 1 of 1.1 ondersteunen om rechtstreeks van de kaart naar de
printer te kunnen afdrukken. Raadpleeg de documentatie bij uw digitale camera om te
controleren of uw camera DPOF-bestanden ondersteunt en voor aanvullende
instructies voor het afdrukken van foto’s.
DPOF-bestanden zijn bestanden die door digitale camera’s worden gemaakt. DPOFbestanden worden op de geheugenkaart van de camera opgeslagen en bevatten
informatie zoals welke foto’s voor afdrukken zijn geselecteerd en hoeveel exemplaren
er van elke foto moeten worden afgedrukt of opgeslagen. De printer kan een DPOFbestand vanuit de geheugenkaart lezen zodat u de printersoftware niet hoeft te
gebruiken om de foto’s opnieuw voor afdrukken of opslaan te selecteren.
DPOF-bestanden worden ook automatisch rechtstreeks vanuit een USB-flash-station
afgedrukt dat op de USB-poort van de printer is aangesloten.
U kunt ook foto’s vanuit een geheugenkaart of een USB-flash-station naar de vaste
schijf van uw computer overbrengen en de foto’s afdrukken vanuit een
softwaretoepassing zoals HP-software voor foto’s afdrukken.
Zie
Afdrukmateriaal laden voor informatie over het laden van fotopapier.
Afdrukken vanuit een geheugenkaart
1. Selecteer de foto’s die u wilt afdrukken door een DPOF-bestand te maken terwijl
de geheugenkaart nog in de digitale camera zit. De instellingen die u kunt opgeven
(zoals het aantal exemplaren), zijn specifiek voor uw camera. Raadpleeg de
documentatie bij uw digitale camera voor meer informatie.
2. Zet de printer aan.
3. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie
Afdrukmateriaal laden voor meer informatie.
Geheugenapparaten gebruiken
37
Hoofdstuk 3
4. Ga als volgt te werk om de gewenste afdrukinstellingen te configureren:
•Windows: Open de Werkset. Klik op het tabblad Printerservice en klik
vervolgens op Afdrukinstellingen. Geef de papiersoort, het papierformaat en
de afdrukkwaliteit op in het dialoogvenster. Zie
Werkset (Windows) voor meer
informatie over de Werkset van Windows.
•Mac OS: Open het HP Printerprogramma. Klik op Direct Print instellingen.
Geef de papiersoort, het papierformaat en de afdrukkwaliteit op in het
dialoogvenster. Ga naar
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer
informatie over het HP Printerprogramma.
Opmerking Als de Werkset of het HP Printerprogramma niet zijn
geïnstalleerd, drukt u een configuratiepagina af om te controleren wat de
printerinstellingen voor afdrukmateriaal bij rechtstreeks afdrukken zijn. Met
deze gegevens kunt u controleren of u de juiste soort en het juiste formaat
afdrukmateriaal laadt voordat u afdrukt. Zie
Informatie over de pagina’s met
apparaatgegevens voor meer informatie.
5. Plaats de kaart met het DPOF-bestand in de juiste kaartsleuf van de printer, met
de kaartzijde met de connectorpinnen of -gaatjes eerst.
Let op Als u niet eerst de rand met de kaartconnector in de printer steekt,
kunnen de kaart en/of de printer worden beschadigd.
Het Doorgaan-lampje knippert na enkele seconden als er een DPOF-bestand op
de kaart staat.
6.
Druk op
(Doorgaan knop) om af te drukken. De printer herkent automatisch
het DPOF-bestand op de geheugenkaart en drukt de foto’s af volgens de door u in
het bestand opgegeven specificaties. Als het om een groot bestand gaat, kan het
mogelijk even duren voor de printer begint af te drukken nadat u op de knop
heeft gedrukt.
Let op Verwijder de geheugenkaart niet vooraleer de afdruktaak is voltooid.
Anders wordt de afdruktaak geannuleerd.
38Het apparaat gebruiken
Opmerking Het afdrukken kan een aantal minuten duren, afhankelijk van de
afdrukinstellingen en de complexiteit van de foto.
Een afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak op een van de volgende manieren annuleren.
Bedieningspaneel: Druk op
op dat moment wordt uitgevoerd. Dit is niet van invloed op afdruktaken in de wachtrij.
Windows: Dubbelklik op het printerpictogram dat rechtsonder op het beeldscherm
wordt weergegeven. Selecteer de afdruktaak en druk op de knop Delete op het
toetsenbord.
Mac OS: Dubbelklik op de printer in het Printerinstallatieprogramma. Selecteer de
afdruktaak, klik op Vasthouden en klik dan op Verwijderen.
(Annuleren knop). Hiermee verwijdert u de taak die
Een afdruktaak annuleren
39
4Configureren en beheren
Deze sectie is bedoeld voor de beheerder of persoon die verantwoordelijk is voor het
beheer van het apparaat. In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende
onderwerpen.
•
Het apparaat beheren
Beheertools voor het apparaat gebruiken
•
Informatie over de pagina’s met apparaatgegevens
•
Het apparaat configureren (Windows)
•
Het apparaat configureren (Mac OS)
•
De software verwijderen en opnieuw installeren
•
802.11 draadloze verbinding
•
Bluetooth draadloze verbinding
•
Het apparaat beheren
In de volgende tabel worden de algemene tools vermeld waarmee u het apparaat kunt
beheren. Het is mogelijk dat in specifieke procedures andere methoden worden
toegepast. Zie
activeren en gebruiken van deze hulpmiddelen.
Opmerking Het is mogelijk dat in specifieke procedures andere methoden
worden toegepast.
Beheertools voor het apparaat gebruiken voor informatie over het
Windows
•Bedieningspaneel van het apparaat
•Printerstuurprogramma
•Werkset
Mac OS
•Bedieningspaneel van het apparaat
•HP Printerprogramma
•Installatieprogramma netwerkprinter
Het apparaat controleren
•
Het apparaat beheren
•
Het apparaat controleren
Dit onderdeel bevat aanwijzingen voor het controleren van het apparaat.
Gebruik dit hulpmiddel…om de volgende informatie te verkrijgen...
Werkset (Windows)Informatie over de cartridge: Klik op het
40Configureren en beheren
tabblad Geschatte inktniveaus om
(vervolg)
Gebruik dit hulpmiddel…om de volgende informatie te verkrijgen...
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
PDA-werkset (Pocket PC en Palm OS)Informatie over de cartridge: Klik op het
* De weergegeven inktniveaus zijn slechts schattingen. De werkelijke inktvolumes
kunnen afwijken.
Het apparaat beheren
Dit onderdeel bevat informatie over het beheren van het apparaat en het wijzigen van
instellingen.
informatie te zien over het inktniveau. Blader
vervolgens naar de knop Cartridgedetails.
Klik op de knop Cartridgedetails om
informatie te zien over vervangende
inktcartridges en vervaldata.*
Informatie over de cartridge: Open het
•
deelvenster Informatie en
ondersteuning en klik op Status
benodigdheden.*
Voedingsstatus: Klik op de knop
•
Voedingsstatus.
tabblad Geschatte inktniveaus om
informatie te zien over het inktniveau. Blader
vervolgens naar de knop Cartridgedetails.
Klik op de knop Cartridgedetails om
informatie te zien over vervangende
inktcartridges en vervaldata.*
Gebruik dit hulpmiddel…als u het volgende wilt doen...
Werkset (Windows)
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
HP Netwerkinstallatieprogramma
(Mac OS)
PDA-werkset (Pocket PC en Palm OS)
Onderhoudstaken voor het apparaat
•
uitvoeren: Open het tabblad Services.
Bluetooth-instellingen configureren
•
WiFi-profielen configureren
•
Onderhoudstaken voor het apparaat
•
uitvoeren: Open het deelvenster Informatie
en ondersteuning en klik vervolgens op de
optie voor de taak die u wilt uitvoeren.
WiFi-profielen configureren
•
WiFi-profielen configureren
WiFi-profielen configureren
Beheertools voor het apparaat gebruiken
In de volgende tabel worden de algemene tools vermeld waarmee u het apparaat kunt
beheren.
•
Werkset (Windows)
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
•
Beheertools voor het apparaat gebruiken41
Hoofdstuk 4
•Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS)
Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS)
•
HP Instant Support
•
myPrintMileage
•
Werkset (Windows)
De Werkset geeft informatie over het onderhoud van het apparaat. De Werkset bevat
ook koppelingen naar deze handleiding voor hulp bij het uitvoeren van eenvoudige
afdruktaken en het oplossen van problemen. U kunt ook 802.11 en Bluetoothinstellingen configureren voor draadloos afdrukken.
Opmerking Als de computer aan de systeemvereisten voldoet, kunt u de
Werkset vanaf de Starter-cd installeren door voor de volledige installatie te kiezen.
Opmerking Als u met de Werkset Bluetooth-instellingen wilt configureren of de
printerstatus (bijvoorbeeld de inktniveaus) wilt controleren, moet u de printer met
een USB-kabel op de computer aansluiten.
Opmerking Als u een Pocket PC- of Palm OS-apparaat gebruikt, kunt u de
Werkset-software voor PDA’s gebruiken. Zie
(Pocket PC en Palm OS) voor meer informatie.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
De Werkset openen
Tabbladen in de Werkset
•
Werkset-software voor PDA’s
De Werkset openen
•Klik in de HP Solution Center op Instellingen, wijs Afdrukinstellingen aan en klik
vervolgens op Printer Werkset.
•Klik met de rechtermuisknop op de HP Digital Imaging Monitor in de lade, kies het
apparaat en klik dan op Werkset printer weergeven.
•Klik vanuit Printereigenschappen op Afdrukvoorkeuren, klik op het tabblad
Functies of Kleur en selecteer vervolgens Printerservice.
Tabbladen in de Werkset
De Werkset bevat de volgende tabbladen.
TabbladInhoud
Geschat inktniveau
42Configureren en beheren
Informatie over het inktniveau: Toont het
•
geschatte inktniveau voor elke patroon.
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn
slechts een schatting. De feitelijke inktniveaus
kunnen verschillen.
Kopen: Geeft toegang tot een website waar u
•
online printerbenodigdheden kunt bestellen
voor het apparaat.
(vervolg)
TabbladInhoud
Telefonisch bestellen: Toont
•
telefoonnummers die u kunt opbellen om
benodigdheden voor het apparaat te bestellen.
Er zijn niet voor alle landen/regio's
telefoonnummers beschikbaar.
Cartridgedetails: Hier ziet u bestelnummers
•
en verloopdatums van de geïnstalleerde
inktpatronen.
Informatie
Services
WiFi-profielen configurerenBepaal maximum drie gebruiksprofielen voor
Printerinformatie: Dit tabblad bevat een koppeling
naar myPrintMileage en statusinformatie over de
hardware en cartridges. Opties op het tabblad
Informatie zijn onder meer:
Hardware-informatie
•
myPrintMileage (indien geïnstalleerd)
•
HP Instant Support
•
Draadloze signaalsterkte
•
Reisinformatie
•
Voedingsstatus
•
Configuratiepagina afdrukken: Hiermee kunt
•
u de configuratiepagina van de printer
afdrukken. Deze pagina bevat informatie over
het apparaat en de benodigdheden. Zie
Informatie over de pagina’s met
apparaatgegevens voor meer informatie.
Cartridges uitlijnen: Hulp bij het uitlijnen van
•
de cartridges. Zie Cartridges uitlijnen voor
meer informatie.
Cartridges reinigen: Hulp bij het reinigen van
•
de cartridges. Zie
meer informatie.
Kleur kalibreren: Hiermee kunt u de kleur
•
kalibreren. Zie Kleuren kalibreren voor meer
informatie.
Afdrukinstellingen: Selecteer de
•
standaardafdrukinstellingen voor papierformaat
en afdrukkwaliteit.
Pagina printernetwerkconfiguratie: De
•
netwerkinstellingen voor het apparaat
weergeven.
Energiebeheer: De instellingen voor het
•
uitschakelen van de voeding bepalen.
verbinding met behulp van WiFi.
Opmerking Het tabblad WiFi-profielen
configureren zal niet verschijnen wanneer het
apparaat verbonden wordt via Bluetooth.
Opmerking Het tabblad Bluetooth-instellingen
configureren zal niet verschijnen wanneer het
apparaat verbonden wordt via WiFi.
Cartridges reinigen voor
Beheertools voor het apparaat gebruiken43
Hoofdstuk 4
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
Het HP Printerhulpprogramma bevat hulpmiddelen voor het configureren van
afdrukinstellingen, het kalibreren van het apparaat, het reinigen van de printkoppen,
het afdrukken van configuratie- en testpagina’s, het online bestellen van
benodigdheden en het zoeken van helpinformatie op internet.
•
HP Printerhulpprogramma openen
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma
•
HP Printerhulpprogramma openen
1. Selecteer vanuit de Zoeker de optie Computer in het menu Gaan.
2. Selecteer Bibliotheek en daarna Printers.
3. Selecteer hp, Hulpprogramma's en vervolgens HP Printer Selector.
4. Selecteer het apparaat en klik op Hulpprogramma starten.
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma
Deelvenster Informatie en ondersteuning
•Status benodigdheden: Dit venster bevat informatie over de geïnstalleerde
cartridges.
•Info over benodigdheden: Toont de opties voor het vervangen van de
inktcartridges.
•Apparaatgegevens: Bevat informatie over het model en serienummer. Hiermee
kunt u tevens een diagnostische zelftestpagina van het apparaat afdrukken. Deze
pagina bevat informatie over het apparaat en de benodigdheden. Raadpleeg
Informatie over de pagina’s met apparaatgegevens voor meer informatie.
•Reinigen: Hulp bij het reinigen van de cartridges. Zie
meer informatie.
•Uitlijnen: Hulp bij het uitlijnen van de cartridges. Zie
informatie.
•Kleur kalibreren: Hiermee kunt u de kleur kalibreren. Zie
meer informatie.
•Taal van het bedieningspaneel: Hiermee kunt u de taal instellen voor afgedrukte
rapporten, zoals de diagnostische zelftestpagina.
•HP-ondersteuning: Deze pagina geeft toegang tot de HP-website waar u
ondersteuning vindt voor het apparaat, het apparaat kunt registreren,
benodigdheden kunt bestellen en informatie vindt over het retourneren en recyclen
van gebruikte printerbenodigdheden.
Cartridges reinigen voor
Cartridges uitlijnen voor meer
Kleuren kalibreren voor
Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS)
Met dit hulpprogramma kunt u netwerkinstellingen voor het apparaat configureren. U
kunt instellingen voor draadloze netwerken configureren, zoals de naam van de
44Configureren en beheren
netwerklocatie, de draadloze modus en instellingen voor bekabelde netwerken, zoals
het TCP/IP-adres, router en subnetmasker.
Installatieprogramma voor netwerkprinter openen
1. Selecteer vanuit de Zoeker de optie Computer in het menu Gaan.
2. Selecteer Bibliotheek en daarna Printers.
3. Selecteer hp, Hulpprogramma's en vervolgens Installatieprogramma voor
netwerkprinter.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm voor het configureren van netwerkinstellingen
voor het apparaat.
Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS)
Met de Werkset-software voor PDA’s met Pocket PC of Palm OS kunt u status- en
onderhoudsinformatie over de printer bekijken. U vindt er informatie over inktniveaus,
het oplaadniveau van de batterij en over de printerlampjes. U kunt er ook de cartridges
uitlijnen en 802.11 en Bluetooth-instellingen configureren voor draadloos afdrukken.
Raadpleeg de documentatie bij de Werkset-software voor meer informatie over het
gebruik van de Werkset of ga naar
www.hp.com/support.
HP Instant Support
HP Instant Support is een verzameling hulpprogramma's die u via een browser kunt
openen en gebruiken. Met deze programma's kunt u afdrukproblemen snel
identificeren, analyseren en oplossen.
HP Instant Support biedt onderstaande informatie over uw apparaat:
•Eenvoudige toegang tot tips voor probleemoplossing: Geeft tips bij uw
specifieke apparaat.
•Oplossing voor specifieke fouten van het apparaat: Verschaft rechtstreeks
toegang tot informatie die u kan helpen specifieke fouten voor uw apparaat op te
lossen.
•Kennisgeving van updates van de printerdriver: U wordt gewaarschuwd
wanneer een update voor de driver beschikbaar is. Er verschijnt een bericht op de
homepage van HP Instant Support. Klik op de koppeling in het bericht om
rechtstreeks naar het downloadgedeelte van de HP-website te gaan.
•Inkt en materiaalgebruik beheren (my PrintMileage): Helpt u het gebruik van
apparaatbenodigdheden te beheren en in te schatten.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Beveiliging en privacy
Toegang krijgen tot HP Instant Support
•
Beveiliging en privacy
Als u gebruik wilt maken van HP Instant Support, moeten er gedetailleerde gegevens
van het apparaat, zoals het serienummer, foutcondities en statusmeldingen, naar HP
worden verzonden. HP respecteert uw privacy en beheert deze informatie op de
manier die is beschreven in de online privacyverklaring van HP (
country/us/en/privacy.html).
Beheertools voor het apparaat gebruiken45
welcome.hp.com/
Hoofdstuk 4
Opmerking Als u alle gegevens wilt bekijken die naar HP worden verzonden,
kiest u Bron (Internet Explorer) of Paginabron (Netscape en Mozilla Firefox) in het
menu Beeld van uw webbrowser.
Toegang krijgen tot HP Instant Support
Werkset (Windows): Klik op het tabblad Informatie en vervolgens op HP Instant
Support.
myPrintMileage
myPrintMileage is een service van HP waarmee u de verbruiksgegevens kunt
opvolgen en voorspellen en de aankoop van benodigdheden kunt plannen.
Om myPrintMileage te kunnen gebruiken, moet aan de volgende voorwaarden zijn
voldaan:
•Internetverbinding
•Apparaat aangesloten
Op de website van myPrintMileage kunt u de afdrukanalyse bekijken, bijvoorbeeld de
hoeveelheid gebruikte inkt, het soort inkt (zwart of kleur) en een schatting van het
aantal pagina's dat u kunt afdrukken met de resterende inkt.
Toegang krijgen tot myPrintMileage
•Werkset (Windows): Open het tabblad Informatie, klik op myPrintMileage en
volg de aanwijzingen op het scherm.
•Windows-taakbalk: Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP DigitalImaging op de Windows-taakbalk, kies het apparaat dat u wilt bekijken en klik
vervolgens op myPrintMileage.
Opmerking Voeg de webpagina's voor het openen van myPrintMileage niet toe
aan uw favorieten. Als u dat wel doet en vervolgens via het menu Favorieten
verbinding maakt met een pagina, bevat deze niet de laatste informatie.
Informatie over de pagina’s met apparaatgegevens
De pagina’s met apparaatgegevens bevatten gedetailleerde gegevens over de printer,
zoals het nummer van de firmwareversie, het serienummer, het service-ID-nummer,
gegevens over de cartridges, standaardpagina-instellingen en instellingen voor het
afdrukmateriaal.
De draadloze configuratiepagina bevat gegevens over de 802.11- en Bluetoothconnectiviteit.
Opmerking Verwerk geen afdruktaken terwijl u de configuratie- en diagnostische
pagina’s afdrukt.
Als u HP moet bellen, is het nuttig om vooraf de configuratie- en diagnostische
pagina’s af te drukken.
46Configureren en beheren
Pagina’s met apparaatgegevens afdrukken vanuit het bedieningspaneel
U kunt onderstaande pagina’s met apparaatgegevens vanuit het bedieningspaneel
van de printer afdrukken, zonder dat de printer op een computer is aangesloten.
Om een diagnostische pagina af te drukken
Houd
Om een configuratiepagina af te drukken
Houd
Gebruik de configuratiepagina om de huidige instellingen van uw printer, het
inktniveau en de status van de cartridges te bekijken en om problemen met de printer
op te lossen.
Draadloze configuratiepagina afdrukken
Houd
zeven maal op
Gebruik de draadloze configuratiepagina om 802.11-informatie, zoals 802.11instellingen voor verschillende draadloze profielen, en Bluetooth-informatie, zoals de
Bluetooth-apparaatnaam, te bekijken.
Om een demopagina af te drukken
Houd (Aan/uit knop) ingedrukt en druk een maal op (Doorgaan knop).
Druk een demopagina af om te controleren of de printer werkt. Als u echter wilt
controleren of de printer juist op de computer is aangesloten of of de printersoftware
juist werkt, moet u een testpagina afdrukken vanuit het tabblad Algemeen in het
dialoogvenster Printereigenschappen (Windows) of moet u de configuratiepagina
afdrukken vanuit het deelvenster Apparaatinformatie in de HP Printer Utility (Mac OS).
(Aan/uit knop) ingedrukt en druk vier maal op (Doorgaan knop).
(Aan/uit knop) ingedrukt en druk viermaal op (Annuleren knop).
(Aan/uit knop) ingedrukt en druk twee maal op (Annuleren knop) en druk
(Doorgaan knop).
Pagina’s met apparaatgegevens afdrukken vanuit de software
U kunt de printer op de computer aansluiten om onderstaande pagina’s met
apparaatgegevens af te drukken vanuit de printersoftware.
Testpagina vanuit de Werkset (Windows) afdrukken
1. Open de Werkset. Zie
2. Klik op het tabblad Printerservice.
3. Klik op Configuratiepagina afdrukken.
Opmerking Als u een Pocket PC- of Palm OS-apparaat gebruikt, kunt u de
Werkset-software voor PDA’s gebruiken. Zie
(Pocket PC en Palm OS) voor meer informatie.
Om een configuratiepagina vanuit het printerstuurprogramma (Windows) af te
drukken
1. Open het printerstuurprogramma.
2. Klik op Eigenschappen.
Werkset (Windows) voor meer informatie.
Werkset-software voor PDA’s
Informatie over de pagina’s met apparaatgegevens
47
Hoofdstuk 4
3. Klik op het tabblad Services.
4. Klik op Configuratiepagina afdrukken.
Om een testpagina vanuit de HP Printer Utility (Mac OS) af te drukken
1. Open de HP Printer Utility. Zie
2. Klik op Testpagina afdrukken in het deelvenster Test.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS).
Het apparaat configureren (Windows)
U kunt het apparaat direct aansluiten op een computer of delen met andere gebruikers
binnen een netwerk.
Opmerking Microsoft Internet Explorer 6.0 moet op het computersysteem zijn
geïnstalleerd om het installatieprogramma te kunnen uitvoeren.
U moet eveneens beheerdersbevoegdheden hebben om een
printerstuurprogramma te kunnen installeren onder Windows 2000, Windows XP,
Windows Server 2003 of Windows Vista.
Het is aanbevolen om bij het installeren van het apparaat eerst de software te
installeren en daarna het apparaat aan te sluiten, omdat het installatieprogramma
voorziet in de meest eenvoudige installatieprocedure. Als u de kabel eerst hebt
aangesloten, raadpleegt u
Het apparaat verbinden voordat u de software installeert.
Rechtstreekse verbinding
Met een USB-kabel kunt u het apparaat rechtstreeks met uw computer verbinden.
Opmerking Als u de apparaatsoftware installeert en het apparaat verbindt met
een computer met Windows, kunt u met USB-kabels extra apparaten op dezelfde
computer aansluiten zonder dat u de apparaatsoftware opnieuw moet installeren.
Het wordt aanbevolen om bij het installeren van het apparaat eerst de software te
installeren en daarna het apparaat aan te sluiten, omdat het installatieprogramma
voorziet in de meest eenvoudige installatieprocedure. Als u de kabel eerst hebt
aangesloten, raadpleegt u
De software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze)
1. Sluit alle toepassingen af die nog open zijn.
2. Plaats de Starter-cd in het cd-station. Het cd-menu wordt nu automatisch geopend.
Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
installatiepictogram op de Starter-cd.
3. Klik in het cd-menu op de knop voor de verbindingsmethode die u wilt gebruiken
en volg dan de instructies op het scherm.
4. Wanneer dit wordt gevraagd, zet u het apparaat aan en sluit u deze met een USBkabel aan op de computer. De wizard Nieuwe hardware gevonden verschijnt op
het beeldscherm van de computer en het pictogram van het apparaat wordt in de
printermap aangemaakt.
Het apparaat verbinden voordat u de software installeert.
48Configureren en beheren
Opmerking U mag de USB-kabel ook op een later tijdstip aansluiten wanneer u
het apparaat nodig hebt.
U kunt het apparaat ook delen met andere computers door middel van een
eenvoudig type netwerk dat een lokaal gedeeld netwerk wordt genoemd.
Raadpleeg
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer informatie.
Het apparaat verbinden voordat u de software installeert
Als u het apparaat verbindt voordat u de apparaatsoftware installeert, verschijnt de
wizard Nieuwe hardware gevonden op het beeldscherm.
Opmerking Als u het apparaat hebt ingeschakeld, mag u deze niet uitschakelen
of loskoppelen terwijl het installatieprogramma actief is. Als u dat wel doet, kan de
installatie niet worden voltooid.
1. In het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden, waarin methodes worden
weergegeven om een printerdriver te zoeken, selecteert u de optie Geavanceerd
en klikt u op Volgende.
Opmerking Laat de wizard Nieuwe hardware gevonden dus niet
automatisch zoeken naar het printerstuurprogramma.
2. Schakel het selectievakje in van de optie waarmee u kunt aangeven dat u de
locatie van het stuurprogramma zelf wilt opgeven en zorg ervoor dat de andere
selectievakjes zijn uitgeschakeld.
3. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Als het cd-menu verschijnt, sluit u het.
4. Blader naar de hoofdmap van de Starter-cd (bijvoorbeeld D) en klik vervolgens op
OK.
5. Klik op Volgende en volg de aanwijzingen op het scherm.
6. Klik op Voltooien om de wizard Nieuwe hardware gevonden te sluiten. Het
installatieprogramma wordt automatisch gestart door de wizard (dit kan even
duren).
7. Voltooi de installatie.
Opmerking U kunt het apparaat ook delen met andere computers door middel
van een eenvoudig type netwerk dat een lokaal gedeeld netwerk wordt genoemd.
Raadpleeg
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer informatie.
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
In een lokaal gedeeld netwerk is het apparaat rechtstreeks aangesloten op de USBpoort van een geselecteerde computer (de server) en wordt het gedeeld door andere
computers (clients).
Het apparaat configureren (Windows)
49
Hoofdstuk 4
Opmerking Wanneer u een rechtstreeks aangesloten apparaat deelt, moet u de
computer met de hoogste versie van het besturingssysteem als server gebruiken.
Als u bijvoorbeeld een computer met Windows XP hebt en een andere computer
met een lagere versie van Windows, kunt u de computer met Windows XP het
beste als server gebruiken.
Gebruik deze configuratie uitsluitend voor kleine groepen of bij een beperkt
gebruik. De aangesloten computer gaat trager werken als veel gebruikers op het
apparaat afdrukken.
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-ofKlik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat, klik op
Eigenschappen en klik dan op het tabblad Delen.
3. Klik op de optie voor het delen van het apparaat en geef een gedeelde naam op.
4. Als u het apparaat wilt delen met clientcomputers met andere Windows-versies,
klikt u op Extra drivers om voor het gemak van deze gebruikers het
stuurprogramma van hun Windows-versie te installeren. De Starter-cd moet in uw
cd-romstation zijn geplaatst.
Het apparaat configureren (Mac OS)
U kunt het apparaat aansluiten op een enkele Macintosh met behulp van een USBkabel, maar u kunt het ook delen met andere gebruikers op een netwerk.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Om de software te installeren
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
•
Om de software te installeren
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op de computer.
2. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram van de cd
op het bureaublad en dubbelklik op het installatiepictogram. U kunt ook de map
Installer op de Starter-cd zoeken.
3. Klik op Software installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Deel het apparaat, indien nodig, met andere Macintosh-gebruikers.
Directe verbinding: Deel het apparaat met andere Macintosh-gebruikers.
Raadpleeg Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer informatie.
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
Wanneer het apparaat rechtstreeks is aangesloten, kunt u het met andere computers
delen door middel van een eenvoudig soort netwerk dat een lokaal gedeeld netwerk
wordt genoemd. Gebruik deze configuratie uitsluitend voor kleine groepen of bij een
beperkt gebruik. De aangesloten computer gaat trager werken als veel gebruikers op
het apparaat afdrukken.
50Configureren en beheren
Voor het delen van het apparaat in een Macintosh-omgeving is ten minste het
volgende vereist:
•De Macintosh-computers moeten in het netwerk communiceren via TCP/IP en
moeten een IP-adres hebben. (AppleTalk wordt niet ondersteund.)
•Het gedeelde apparaat moet verbonden zijn met een ingebouwde USB-poort op
de Macintosh-hostcomputer.
•Op de hostcomputer en de clientcomputers die het gedeelde apparaat gebruiken,
moet software voor het delen van een apparaat en het stuurprogramma of PPD
voor het apparaat geïnstalleerd zijn. (U kunt de software voor het delen van het
apparaat en de bijbehorende Help-bestanden installeren via het
installatieprogramma.)
Voor meer informatie over het delen van een USB-apparaat raadpleegt u de
ondersteuningsinformatie op de Apple-website (
de computer.
Het apparaat delen met computers met Mac OS
1. Schakel het delen van de printer in op alle Macintosh-computers (host en clients)
die zijn aangesloten op de printer. Voer, afhankelijk van uw versie van het
besturingssysteem, een van de volgende handelingen uit:
•Mac OS 10.3: Open Systeemvoorkeuren, klik op Afdrukken & Faxen en
schakel vervolgens het selectievakje naast Mijn printers met anderecomputers delen in.
•Mac OS 10.4: Open Systeemvoorkeuren, klik op Afdrukken & Faxen, klik op
het tabblad Delen, schakel het selectievakje naast Deze printers met andere
computers delen in en selecteer vervolgens de te delen printer.
2. Om af te drukken van de andere Macintosh-computers op het netwerk (de clients),
doet u het volgende:
a. Klik op Bestand en selecteer vervolgens Pagina-instellingen in het document
dat u wilt afdrukken.
b. In het vervolgmenu naast Formatteren voor selecteert u Gedeelde printers
en vervolgens selecteert u het apparaat.
c. Selecteer het Papierformaat en klik vervolgens op OK.
d. Klik in het document op Bestand en selecteer vervolgens Afdrukken.
e. In het vervolgmenu naast Printer selecteert u Gedeelde printers en
vervolgens het apparaat.
f. Bepaal eventueel nog andere instellingen en klik vervolgens op Afdrukken.
www.apple.com) of de Mac Help op
De software verwijderen en opnieuw installeren
U moet de software mogelijk verwijderen en opnieuw installeren als de installatie
onvolledig is of als u de USB-kabel op de computer hebt aangesloten voordat er een
bericht werd weergegeven waarin u werd gevraagd om de USB-kabel op de computer
aan te sluiten. Verwijder de toepassingsbestanden van het apparaat niet zomaar van
de computer. Verwijder deze bestanden op de juiste manier met het hulpprogramma
om de installatie te verwijderen dat bij het apparaat is meegeleverd.
De software verwijderen en opnieuw installeren51
Hoofdstuk 4
Er zijn drie manieren om de software te verwijderen van een Windows-computer en er
is één manier om de software te verwijderen van een Macintosh-computer.
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 1
1. Koppel het apparaat los van de computer. Sluit het apparaat pas op de computer
aan nadat u de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
2. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat uit te schakelen.
3. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van uw computer en
start vervolgens de installatie opnieuw.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Als u wordt gevraagd of u gedeelde bestanden wilt verwijderen, klikt u op Nee.
Andere programma’s die deze bestanden gebruiken, kunnen namelijk slecht gaan
functioneren als deze bestanden worden verwijderd.
6. Start de computer opnieuw op.
7. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van de computer als u
de software opnieuw wilt installeren. Volg de instructies op het scherm. Zie ook
De
software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
8. Nadat de software is geïnstalleerd, sluit u het apparaat aan op de computer.
9. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat in te schakelen.
Nadat u het apparaat hebt aangesloten en ingeschakeld, kan het zijn dat u enkele
minuten moet wachten totdat alle Plug and Play-gebeurtenissen zijn voltooid.
10. Volg de instructies op het scherm.
Als de installatie van de software is voltooid, wordt het pictogram HP Digital Imaging-
monitor in het systeemvak van Windows weergegeven.
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 2
Opmerking Gebruik deze methode als Verwijderen niet beschikbaar is in het
menu Start van Windows.
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen, klik op
Bedieningspaneel en vervolgens op Programma's toevoegen/verwijderen.
-ofKlik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Programma's en functies.
2. Selecteer het apparaat dat u wilt verwijderen en klik vervolgens op Wijzigen/
verwijderen of Verwijderen/wijzigen.
3. Koppel het apparaat los van de computer.
4. Start de computer opnieuw op.
Opmerking Het is belangrijk dat u het apparaat loskoppelt voordat u de
computer opnieuw opstart. Sluit het apparaat pas op de computer aan nadat u
de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
5. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van uw computer en
start vervolgens de installatie opnieuw.
6. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook
voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
52Configureren en beheren
De software installeren
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 3
Opmerking Gebruik deze methode als Verwijderen niet beschikbaar is in het
menu Start van Windows.
1. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van uw computer en
start vervolgens de installatie opnieuw.
2. Koppel het apparaat los van de computer.
3. Selecteer Verwijderen en volg de instructies op het scherm.
4. Start de computer opnieuw op.
Opmerking Het is belangrijk dat u het apparaat loskoppelt voordat u de
computer opnieuw opstart. Sluit het apparaat pas op de computer aan nadat u
de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
5. Start de installatie van het apparaat nogmaals.
6. Kies Installeren.
7. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook
voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
De software verwijderen van een Macintosh-computer
1. Start HP Apparaatbeheer.
2. Klik op Informatie en instellingen.
3. Selecteer HP-software verwijderen in het vervolgkeuzemenu.
Volg de instructies op het scherm.
4. Start de computer opnieuw nadat de software is verwijderd.
5. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van de computer als u
de software opnieuw wilt installeren.
6. Open de cd-rom op het bureaublad en dubbelklik op HP Installer.
7. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook
De software installeren
Om de software te installeren.
802.11 draadloze verbinding
In dit gedeelte leert u de printer installeren en configureren voor een 802.11 draadloze
verbinding. De aanbevolen methode om deze mobiele printer te installeren voor
draadloze communicatie met één computer is met gebruik van een ‘ad-hocnetwerk’. U
kunt de printer echter ook installeren in een bestaand ‘infrastructuur’-netwerk dat
gebruik maakt van een draadloos toegangspunt (WAP). Een overzicht van draadloos
afdrukken via 802.11 vindt u in
Opmerking Afdrukken via 802.11 verloopt via 802.11 draadloze
printeraccessoires die bij bepaalde printermodellen zijn inbegrepen. Zie
Bluetooth-accessoires installeren en gebruiken voor een beschrijving en een
afbeelding van het 802.11 draadloze printeraccessoire. Ook moet in het
verzendende apparaat 802.11-connectiviteit zijn ingebouwd of moet een 802.11
draadloze kaart in het apparaat zijn geïnstalleerd.
•Over de draadloosprofielschakelaar
Over instellingen van 802.11-draadloze netwerken
•
Informatie over 802.11.
802.11- en
802.11 draadloze verbinding
53
Hoofdstuk 4
•Installatie voor 802.11 met fabrieksinstellingen
Installatie voor 802.11 op bestaande (niet-standaard) netwerken
•
802.11 draadloze profielen configureren en gebruiken
•
De draadloosprofielschakelaar gebruiken
•
De fabrieksinstellingen herstellen van 802.11 draadloze profielen
•
Meerdere printers voor 802.11 configureren (Windows)
•
Over de draadloosprofielschakelaar
De printer is voorzien van een 802.11-draadloosprofielschakelaar. Hiermee kunt u
instellingen opslaan voor maximaal drie 802.11-computers of -netwerken. U kunt de
printer dus vlot heen en weer verplaatsen tussen thuis en kantoor of drie willekeurige
draadloze netwerkomgevingen.
Als u het printerstuurprogramma vanuit de Starter-cd heeft geïnstalleerd en het
aansluitingstype Draadloos heeft gekozen, worden de 802.11draadloosprofielinstellingen opgeslagen voor de huidige stand van de
draadloosprofielschakelaar. Nadat de software is geïnstalleerd met gebruik van een
draadloze verbinding, kunt u de drie draadloosprofielinstellingen configureren in
overeenstemming met de draadloze netwerken die u wilt gebruiken.
De draadloosprofielinstelling die door de betreffende schakelaarstand (1, 2 en 3) wordt
gebruikt, kan met de volgende hulpmiddelen worden geconfigureerd:
•Werkset (Windows): Als de Werkset met het apparaat communiceert, kunt u de
Werkset gebruiken om draadloze profielen te configureren.
Opmerking Als u een Pocket PC- of Palm OS-apparaat gebruikt, kunt u de
Werkset-software voor PDA’s gebruiken. Zie
(Pocket PC en Palm OS) voor meer informatie.
•Configuratieprogramma voor draadloze profielen (Windows): U kunt dit
hulpmiddel gebruiken om meerdere printers te installeren met gebruik van een
USB-flashstation. Zie
meer informatie.
•HP Network Setup Tool (Mac OS): Dit hulpmiddel start automatisch tijdens de
installatie of u kunt het later gebruiken om de 802.11 draadloze instellingen te
configureren. Zie
Zie
802.11 draadloze profielen configureren en gebruiken voor instructies voor het
configureren van 802.11 draadloze profielen na installatie van de software.
Meerdere printers voor 802.11 configureren (Windows) voor
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer informatie.
Over instellingen van 802.11-draadloze netwerken
Om aansluiting te maken met een 802.11 draadloos netwerk, moet u de
netwerkinstellingen kennen. Als u de instellingen voor een netwerk niet kent,
raadpleegt u een netwerkbeheerder.
Werkset-software voor PDA’s
54Configureren en beheren
U kunt onderstaande 802.11-opties voor elk profiel configureren:
Naam van het draadloze netwerk (SSID)
De printer zoekt standaard naar een ad-hocnetwerk met de naam hpsetup. Dit is de
naam van het draadloze netwerk of SSID. Uw netwerk heeft misschien een andere
SSID.
Communicatiemodus:
Er zijn twee communicatiemodusopties voor een 802.11-verbinding:
•Ad hoc (aanbevolen): In een netwerk in ad-hocmodus is de printer ingesteld op
de ad-hoccommunicatiemethode en communiceert de printer rechtstreeks en
zonder WAP (draadloos toegangspunt) met andere draadloze apparaten.
•Infrastructuur: In een netwerk in infrastructuurmodus is het apparaat ingesteld op
de infrastructuurcommunicatiemethode en communiceert het met andere
apparaten op het netwerk, draadloze of bedrade, via een WAP. WAP’s werken
normaal gesproken als routers of gateways in kleine netwerken.
Draadloze beveiligingsinstellingen
•Netwerkverificatie: De fabrieksinstelling van de printer is Open netwerk. Voor
verificatie en codering heeft het netwerk geen beveiliging nodig.
•Gegevenscodering: Wired Equivalent Privacy (WEP) biedt beveiliging door
gegevens die via radiogolven van het ene draadloze apparaat naar het andere
worden verzonden te coderen. Apparaten in een WEP-netwerk maken gebruik van
zogenoemde WEP-sleutels om gegevens te coderen. Als uw netwerk van WEP
gebruikmaakt, moet u weten welke WEP-sleutel(s) worden gebruikt.
Als u Gegevenscodering heeft uitgeschakeld, probeert de printer een open
draadloos netwerk met de naam hpsetup te vinden en automatisch aansluiting te
maken met dat netwerk.
Alle apparaten in het ad-hocnetwerk moeten:
◦802.11-compatibel zijn
◦de ad-hoccommunicatiemodus hebben
◦dezelfde netwerknaam (SSID) hebben
◦op hetzelfde subnet zijn
◦op hetzelfde kanaal zijn
◦dezelfde 802.11-beveiligingsinstellingen hebben
Installatie voor 802.11 met fabrieksinstellingen
De fabrieksinstellingen voor draadloos netwerk zijn:
•Communicatiemodus: ad hoc
•Netwerknaam (SSID): hpsetup
•Beveiliging (codering): uitgeschakeld
Opmerking Onder Mac OS is een ad-hocnetwerk een computer-naar-computer
netwerk.
802.11 draadloze verbinding
55
Hoofdstuk 4
Dit gedeelte behandelt de volgende onderwerpen:
•
Installatie met gebruik van ad-hocmodus en fabrieksinstellingen met een USBkabel (Windows en Mac OS)
•
Installatie met gebruik van ad-hocmodus en fabrieksinstellingen zonder USB-kabel
(Windows)
Installatie van een computer-naar-computer (ad hoc) verbinding met gebruik van
•
fabrieksinstellingen zonder USB-kabel (Mac OS)
Installatie met gebruik van ad-hocmodus en fabrieksinstellingen met een USBkabel (Windows en Mac OS)
U kunt uw printer in een draadloos ad-hocnetwerk (Windows) of een computer-naarcomputer netwerk (Mac OS) installeren met gebruik van de standaardinstellingen als u
een USB-kabel bij de hand heeft voor een tijdelijke aansluiting. Volg de onderstaande
stappen om aansluiting te maken met de printer met gebruik van de
fabrieksinstellingen voor ad-hocnetwerken:
1. Sluit alle geopende toepassingen.
2. Plaats de Starter-cd in het cd-rom-station. Het cd-menu wordt nu automatisch
geopend.
Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het setuppictogram op de Starter-cd.
3. Klik in het cd-menu op de knop voor de verbindingsmethode die u wilt gebruiken.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm om de software-installatie te voltooien. Sluit
tijdelijk een USB-kabel aan wanneer u daarom wordt gevraagd. Alleen voor Mac
OS: Voltooi de installatie met behulp van de HP Network Setup Tool, die tijdens de
installatie automatisch start.
Zie
802.11 draadloze profielen configureren en gebruiken om aanvullende 802.11
draadloze profielen te configureren nadat u de printer geïnstalleerd hebt.
Installatie met gebruik van ad-hocmodus en fabrieksinstellingen zonder USBkabel (Windows)
U kunt uw printer in een draadloos ad-hocnetwerk installeren met gebruik van de
standaardinstellingen, ook al heeft u geen USB-kabel. Volg de onderstaande stappen
om aansluiting te maken met de printer met gebruik van de fabrieksinstellingen voor
ad-hocnetwerken:
1. Open het configuratiehulpprogramma voor de draadloze netwerkkaart van uw
computer en ga als volgt te werk:
a. Maak een nieuw draadloos profiel met de volgende waarden:
•Communicatiemodus: ad hoc
•Netwerknaam (SSID): hpsetup
•Beveiliging (codering): uitgeschakeld
b. Activeer het profiel.
2. Wacht twee minuten tot het apparaat een IP-adres heeft gekregen en druk dan
een draadloze configuratiepagina af. Zie
afdrukken vanuit het bedieningspaneel voor meer informatie.
56Configureren en beheren
Pagina’s met apparaatgegevens
3. Op de configuratiepagina controleert u het volgende voor de netwerkinstellingen
van de printer:
•Communicatiemodus: ad hoc
•Netwerknaam (SSID): hpsetup
•Het IP-adres is niet 0.0.0.0
Opmerking Als aan een van de bovenstaande voorwaarden niet wordt
voldaan, herhaalt u de voorgaande stappen.
4. Sluit alle geopende toepassingen.
5. Plaats de Starter-cd in het cd-station. Het cd-menu wordt nu automatisch geopend.
Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het pictogram
Setup op de Starter-cd.
6. Klik in het cd-menu op de knop voor de verbindingsmethode die u wilt gebruiken.
7. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie van de software te voltooien.
802.11 draadloze profielen configureren en gebruiken om extra 802.11 draadloze
Zie
profielen te configureren nadat de printer is geïnstalleerd.
Installatie van een computer-naar-computer (ad hoc) verbinding met gebruik van
fabrieksinstellingen zonder USB-kabel (Mac OS)
U kunt uw printer in een draadloos computer-naar-computer (ad hoc) netwerk
installeren met gebruik van de standaardinstellingen, ook al heeft u geen USB-kabel.
Volg onderstaande stappen om aansluiting met de printer te maken met gebruik van
de fabrieksinstellingen:
1. Druk een draadloze configuratiepagina af. Zie
Pagina’s met apparaatgegevens
afdrukken vanuit het bedieningspaneel voor meer informatie.
2. Open de AirPort Setup Assistant en volg de aanwijzingen op het scherm voor
aansluiting aan een bestaand draadloos netwerk. Gebruik hpsetup als het
bestaande netwerk waarop u wilt aansluiten.
3. Plaats de Starter-cd in het cd-station. Het cd-menu wordt nu automatisch geopend.
Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
installatiepictogram op de Starter-cd.
4. Klik in het cd-menu op Stuurprogramma installeren.
5. Selecteer Draadloos netwerk in het scherm voor het type aansluiting en klikvervolgens op Klaar.
6. Klik op Doorgaan in het welkomstvenster.
7. Selecteer Draadloos in het keuzemenu onder Printerlijst.
8. Selecteer de printer in de lijst met printernamen en klik vervolgens op Doorgaan.
Als de printer niet in de lijst voorkomt, wacht u een minuut en klikt u vervolgens op
Opnieuw zoeken.
9. Voer hpsetup in als de netwerknaam en klik vervolgens op Toepassen.
10. Selecteer Geen voor draadloze beveiliging en klik vervolgens op OK.
11. Klik op Instellingen verzenden om de instellingen naar de printer te sturen.
802.11 draadloze profielen configureren en gebruiken om aanvullende 802.11
Zie
draadloze profielen te configureren nadat de printer is geïnstalleerd.
802.11 draadloze verbinding
57
Hoofdstuk 4
Opmerking De HP Officejet H470 ondersteunt de Mac OS Classic-omgeving niet.
Installatie voor 802.11 op bestaande (niet-standaard) netwerken
Als u aansluiting met een bestaand netwerk wilt maken met andere instellingen dan de
fabrieksinstellingen (bijvoorbeeld een infrastructuurnetwerk) en u al draadloos
verbonden bent met gebruik van de fabrieksinstellingen, kunt u met behulp van de
Werkset (Windows) of de HP Network Setup Tool (Mac OS) de netwerkinstellingen
voor een van de drie standen van de draadloosprofielschakelaar invoeren. Zie bij
802.11 draadloze profielen configureren en gebruiken.
Opmerking Om de printer met een draadloze verbinding te gebruiken, moet u
Setup ten minste eenmaal uitvoeren vanuit de Starter-cd en een draadloze
verbinding aanmaken. Na uitvoering van één draadloze setup kunt u de printer op
aanvullende draadloze netwerken aansluiten door nieuwe draadloze profielen in de
draadloosprofielschakelaar te configureren.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Installatie op een bestaand netwerk met een USB-kabel (Windows of Mac OS)
Installatie op een bestaand netwerk zonder USB-kabel
•
Installatie op een bestaand netwerk met een USB-kabel (Windows of Mac OS)
U kunt uw printer in een draadloos netwerk installeren als u een USB-kabel bij de
hand heeft voor een tijdelijke aansluiting. Volg deze stappen om een draadloze
verbinding met de printer te maken:
1. Zorg dat u alle benodigde instellingen voor het draadloze netwerk hebt. Zie
instellingen van 802.11-draadloze netwerken.
2. Sluit alle geopende toepassingen.
3. Plaats de Starter-cd in het cd-station. Het cd-menu wordt nu automatisch geopend.
Klik in het cd-menu op de knop voor de verbindingsmethode die u wilt gebruiken.
4. Klik in het cd-menu op Installeren (Windows) of Printerstuurprogramma
installeren (Mac OS).
5. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie van de software te voltooien.
a. Voer de draadloze netwerkinstellingen in de dialoogvensters in.
b. Sluit tijdelijk een USB-kabel aan wanneer u daarom wordt gevraagd.
c. Alleen voor Mac OS: Voltooi de installatie met behulp van de HP Network
Setup Tool, die tijdens de installatie automatisch start.
802.11 draadloze profielen configureren en gebruiken om aanvullende 802.11
Zie
draadloze profielen te configureren nadat de printer is geïnstalleerd.
Over
Installatie op een bestaand netwerk zonder USB-kabel
Dit gedeelte beschrijft hoe u aansluiting kunt maken met een bestaand netwerk met
andere instellingen dan de fabrieksinstellingen of een nieuw ad hoc (Windows) of
computer-naar-computer (Mac OS) netwerk kunt installeren dat geen gebruik maakt
58Configureren en beheren
van de fabrieksinstellingen, wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
•U hebt een computer met 802.11.
•U hebt geen USB-kabel.
•U hebt de printer nooit geïnstalleerd voor draadloze verbinding.
Als aan alle bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, gaat u als volgt te werk:
1. Installeer de printer met een draadloze verbinding met gebruik van de
fabrieksinstellingen. Zie
Installatie voor 802.11 met fabrieksinstellingen.
2. Configureer een van de drie standen van de draadloosprofielschakelaar met de
gewenste netwerkinstellingen met behulp van de Werkset (Windows) of de HP
Network Setup Tool (Mac OS). Zie
802.11 draadloze profielen configureren en
gebruiken voor meer informatie.
802.11 draadloze profielen configureren en gebruiken
De printer is voorzien van een 802.11-draadloosprofielschakelaar. Hiermee kunt u
instellingen opslaan voor maximaal drie 802.11-computers of -netwerken. U kunt de
printer dus vlot heen en weer verplaatsen tussen thuis en kantoor of drie willekeurige
draadloze netwerkomgevingen.
U kunt deze draadloze profielen wijzigen met gebruik van de Werkset (Windows) of de
HP Network Setup Tool (Mac OS). Zie
Werkset (Windows) en Installatieprogramma
voor netwerkprinter (Mac OS) voor meer informatie.
Opmerking U kunt deze draadloze profielen wijzigen met gebruik van de
Werkset (Windows) of de HP Network Setup Tool (Mac OS). Zie
Werkset
(Windows) en Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS) voor meer
informatie.
802.11 draadloze verbinding
59
Hoofdstuk 4
Na configuratie van een draadloos profiel kunt u een draadloze configuratiepagina
afdrukken en in de lijst met de profielinstellingen controleren of de profielen juist zijn
ingesteld. Zie
Informatie over de pagina’s met apparaatgegevens voor meer informatie.
Nadat er meer dan een draadloos profiel is geconfigureerd, kunt u de
draadloosprofielschakelaar op de printer gebruiken om tussen de verschillende
profielen te schakelen. Zie
De draadloosprofielschakelaar gebruiken voor meer
informatie.
Met het Configuratieprogramma voor draadloze profielen (Windows) kunt u meerdere
printers met dezelfde instellingen configureren. Zie
Meerdere printers voor 802.11
configureren (Windows) voor meer informatie.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
802.11 draadloze profielen configureren (Windows)
802.11 draadloze profielen configureren (Mac OS)
•
802.11 draadloze profielen configureren (Windows)
In dit gedeelte wordt ervan uitgegaan dat de Werkset met de printer communiceert.
Opmerking Om de printer met een draadloze verbinding te gebruiken, moet u
Setup ten minste eenmaal uitvoeren vanuit de Starter-cd en een draadloze
verbinding aanmaken. Na uitvoering van één set-up om een draadloze verbinding
te maken, kunt u de printer op extra netwerken aansluiten door nieuwe draadloze
profielen te configureren en de stand van de draadloosprofielschakelaar te wijzigen.
Opmerking Als u de inktniveaus in de Werkset kunt zien, communiceert de
Werkset met de printer.
1. Open de Werkset. Zie Werkset (Windows) voor meer informatie.
2. Klik op het tabblad WiFi-profielen configureren.
3. Selecteer het draadloos profiel dat u wilt wijzigen.
Opmerking Een blauwe stip wijst het momenteel geselecteerde WiFi-profiel
aan.
4. Klik op Configureren.
5. Geef de draadloosprofielgegevens op voor het netwerk waarmee u aansluiting wiltmaken, en klik vervolgens op Voltooien.
802.11 draadloze profielen configureren (Mac OS)
1. Selecteer het profiel dat u wilt configureren, met behulp van de
draadloosprofielschakelaar op de printer. Zie
gebruiken voor meer informatie.
2. Dubbelklik op het symbool Macintosh HD op het bureaublad.
3. Selecteer Bibliotheek en daarna Printers.
4. Selecteer hp, Hulpprogramma’s en vervolgens HP netwerkinstallatieprogramma.
5. Klik op Doorgaan in het welkomstvenster.
6. Selecteer Draadloos in het keuzemenu onder Printerlijst of USB als de printer
momenteel via een USB-kabel is aangesloten.
60Configureren en beheren
De draadloosprofielschakelaar
7. Selecteer de printer in de lijst met printernamen en klik vervolgens op Doorgaan.
Als de printer niet in de lijst voorkomt, wacht u een minuut en klikt u vervolgens op
Opnieuw zoeken.
8. Geef de draadloosprofielgegevens op en klik vervolgens op Toepassen.
9. Klik op Instellingen verzenden om de instellingen naar de printer te sturen.
De draadloosprofielschakelaar gebruiken
Elk profiel dat u in de software configureert (1, 2 en 3), stemt overeen met een stand
van de draadloosprofielschakelaar (1, 2 en 3) op de printer. Het ‘huidige’ profiel is de
huidige stand (1, 2 of 3) van de draadloosprofielschakelaar.
Opmerking U kunt een draadloze configuratiepagina afdrukken en in de lijst met
de profielinstellingen controleren of de profielen juist zijn ingesteld. Zie
over de pagina’s met apparaatgegevens voor meer informatie.
Afdrukken met een specifiek ingesteld profiel
1. Zet de draadloosprofielschakelaar op het nummer van dat specifieke profiel.
Informatie
2. Stel het draadloze netwerk op uw computer in op dat specifieke profiel.
3. Stuur een afdruktaak met gebruik van het geïnstalleerde printerstuurprogramma.
Nadat er meer dan een draadloos profiel is geconfigureerd, kunt u de
draadloosprofielschakelaar op de printer gebruiken om tussen de verschillende
profielen te schakelen.
Stel dat u profiel 1 heeft geconfigureerd voor afdrukken in een infrastructuuromgeving
(zoals het kantoor) en profiel 2 voor afdrukken in een ad-hocomgeving (zoals thuis of
‘op reis’), dan hoeft u de schakelaar alleen maar tussen stand 1 en stand 2 te
schakelen om van profiel te verwisselen.
802.11 draadloze verbinding
61
Hoofdstuk 4
Zorg dat de schakelaar zich in de juiste stand (1, 2 of 3) bevindt in overeenstemming
met het profiel dat u gebruikt, voordat u een afdruktaak naar de printer stuurt. Stel dat
u op reis bent en u heeft eerder schakelaarstand 2 geconfigureerd voor draadloos adhocafdrukken ‘op reis’, dan moet u de schakelaar op stand 2 zetten voordat u een
afdruktaak naar de printer stuurt.
Opmerking Na overschakeling op een ander draadloos profiel duurt het
ongeveer 10 seconden vooraleer de printer met het afdrukken van de eerste taak
begint.
De fabrieksinstellingen herstellen van 802.11 draadloze profielen
Het actieve profiel opnieuw instellen (huidige stand van de
draadloosprofielschakelaar)
▲
Houd
Alle drie 802.11 draadloze profielen opnieuw instellen
▲
Houd
vervolgens zes maal op
(Aan/uit knop) ingedrukt en druk acht maal op (Annuleren knop).
(Aan/uit knop) ingedrukt en druk twee maal op (Annuleren knop) en
(Doorgaan knop).
Meerdere printers voor 802.11 configureren (Windows)
U kunt het configuratieprogramma voor draadloze profielen gebruiken om op een
eenvoudige manier meerdere printers voor draadloze communicatie te installeren. Dit
hulpprogramma exporteert de draadloosprofielinstellingen van de printer naar een
USB-flashstation. U kunt dan andere printers met deze instellingen configureren door
het flashstation in de USB-hostpoort van een andere printer te steken.
Opmerking Het configuratieprogramma voor draadloze profielen wordt
ondersteund door de onderstaande besturingssystemen: Windows 2000 en
Windows XP.
Het configuratieprogramma voor draadloze profielen gebruiken
1. Het draadloze 802.11 USB-accessoire in de poort steken.
2. Sluit het USB-flashstation aan op de USB-hostpoort van de andere printer. Zie
Achteraanzicht en zijaanzicht om te zien waar deze poort zich bevindt.
Als het USB-flashstation op zijn plaats zit, gaan de lampjes van het 802.11
draadloze USB-accessoire uit. De lampjes gaan opnieuw branden nadat de
802.11-instellingen op het USB-flashstation zijn geconfigureerd.
3. Sluit alle geopende toepassingen.
4. Plaats de Starter-cd in het cd-station. Het cd-menu wordt nu automatisch geopend.
Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het pictogram
Setup op de Starter-cd.
62Configureren en beheren
5. Klik in het cd-menu op Hulpprogramma’s en klik vervolgens op Wireless
Configuration Utility.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de draadloosprofielinstellingen van de
printer naar een USB-flashstation te exporteren. Configureer vervolgens de andere
printers door het USB-flashstation naar de USB-hostpoort van elke printer te
verplaatsen.
Bluetooth draadloze verbinding
In dit gedeelte leert u de printer installeren en configureren voor een Bluetoothverbinding. Een overzicht van Bluetooth vindt u in
U kunt Bluetooth-instellingen configureren tijdens de installatie van de software (setup) of u kunt de instellingen later configureren met gebruik van de Werkset (Windows)
of de HP Printer Utility (Mac OS). Zie
Opmerking Als u een Pocket PC- of Palm OS-apparaat gebruikt, kunt u de
Werkset-software voor PDA’s gebruiken. Zie
(Pocket PC en Palm OS) voor meer informatie.
Opmerking Om Bluetooth-instellingen te configureren of de printerstatus op het
scherm (bijvoorbeeld de inktniveaus) te volgen met gebruik van de Werkset
(Windows), moet u de printer met een USB-kabel op de computer aansluiten.
Opmerking Afdrukken via Bluetooth verloopt via een Bluetooth-printeraccessoire
dat bij bepaalde printermodellen is inbegrepen. Zie
accessoires installeren en gebruiken voor een beschrijving en een afbeelding van
het Bluetooth-printeraccessoire. Ook moet in het verzendende apparaat Bluetoothconnectiviteit zijn ingebouwd of moet een Bluetooth-kaart in het apparaat zijn
geïnstalleerd.
Bluetooth-instellingsopties voor meer informatie.
Informatie over Bluetooth.
Werkset-software voor PDA’s
802.11- en Bluetooth-
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Een Bluetooth-verbinding installeren
Bluetooth-instellingen configureren
•
Bluetooth-instellingsopties
•
Bluetooth-detectie
•
Bluetooth lettertypen
•
Draadloze configuratiepagina
•
Koppeling
•
Bluetooth draadloze profielen
•
Een Bluetooth-verbinding installeren
Dit gedeelte beschrijft hoe u een Bluetooth-verbinding kunt instellen.
Een Bluetooth-verbinding instellen (Windows)
1. Sla open documenten op. Sluit alle toepassingen die op het computersysteem
worden uitgevoerd.
2. Plaats de Starter-cd in de computer.
3. Klik in het cd-menu op Apparaat met Bluetooth-aansluiting installeren.
Bluetooth draadloze verbinding
63
Hoofdstuk 4
4. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie van de software te voltooien.
5. Open het Bluetooth-installatieprogramma op de computer en breng de Bluetooth-
verbinding tussen de computer en het HP-apparaat tot stand.
Opmerking De naam en functies van het Bluetooth-installatieprogramma
kunnen variëren, afhankelijk van de producent van de in de computer
geïnstalleerde Bluetooth-kaart. U kunt het hulpprogramma echter ivnden in het
Configuratiescherm op uw computer of in de lade (gewoonlijk in de
rechterbenedenhoek van het bureaublad van de computer). Raadpleeg de
documentatie die is geleverd bij uw computer voor meer informatie over het
Bluetooth-installatieprogramma.
Zie Bluetooth draadloze verbinding om Bluetooth-profielen te configureren nadat de
printer is geïnstalleerd.
Een Bluetooth-verbinding instellen (Mac OS)
1. Plaats de Starter-cd in het cd-station.
2. Dubbelklik op het pictogram van de installatie-cd en volg dan de aanwijzingen op
het scherm.
3. Selecteer het HP Officejet/Officejet Pro-apparaat dat u wilt installeren. Als het HP
Officejet/Officejet Pro-apparaat niet in de lijst staat, schakelt u My device is not
listed (Het apparaat staat niet in de lijst) in.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm. Als u daarom wordt gevraagd, selecteert u
USB in het scherm Select the Device Connection (Apparaatverbinding kiezen).
5. Klik in het scherm Setup Assistant op Skip Setup (Setup overslaan) en klikvervolgens op Skip (Overslaan) in het bericht dat wordt weergegeven.
6. De Bluetooth Setup Assistant openen:
•Mac OSX (v. 10.3): Selecteer in de Finder Hulpprogramma's in het menu
Start en dubbelklik opBluetooth Setup Assistant.
•Mac OSX (v. 10.4): Klik op Systeemvoorkeuren in het Dock en klik in de lijst
Hardware op Bluetooth. Klik op Apparaten en vervolgens op Set Up New
Device (Nieuw apparaat instellen) om de Bluetooth Setup Assistant te openen.
Opmerking Zorg dat Bluetooth is ingeschakeld en dat de computer
Discoverable (Ontdekbaar) is.
7. Volg de aanwijzingen op het scherm. Selecteer wanneer daarom wordt gevraagd
Printer. Selecteer vervolgens het HP-apparaat in de lijst en volg de instructies op
het scherm om de installatie te voltooien.
Zie
Bluetooth draadloze verbinding om Bluetooth-profielen te configureren nadat de
printer is geïnstalleerd.
Bluetooth-instellingen configureren
U kunt de Werkset (Windows), de HP Printer Utility (Mac OS) of de Werkset-software
voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS) gebruiken om Bluetooth-instellingen te
configureren.
64Configureren en beheren
Opmerking Om de Bluetooth-instellingen van de printer te wijzigen, moet u de
printer met een USB-kabel op uw computer aansluiten.
Bluetooth-instellingen configureren (Windows)
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op de computer.
2. Steek het Bluetooth USB-accessoire in de poort van het apparaat. Zie
802.11- en
Bluetooth-accessoires installeren en gebruiken voor meer informatie.
3. Open de Werkset. Zie
Werkset (Windows) voor meer informatie.
4. Klik op Bluetooth-instellingen configureren.
5. Stel de gewenste Bluetooth-opties in.
Bluetooth draadloze verbinding voor een beschrijving van de Bluetooth-opties.
Zie
6. Nadat de gewenste opties zijn ingesteld, klikt u op Apply.
7. Er verschijnt een dialoogvenster met een waarschuwing.
8. Klik op OK om verder te gaan.
9. Sluit de Werkset.
De printer negeert alle andere apparaten die proberen een verbinding tot stand te
brengen. Het apparaat moet wachten totdat de oorspronkelijke verbinding is
verbroken, vooraleer een nieuwe verbinding tot stand kan worden gebracht.
Bluetooth-instellingen configureren (Mac OS)
Opmerking Bluetooth-verbindingen worden ondersteund in Mac OS X (10.3 of
hoger), op voorwaarde dat Bluetooth-hardware is inbegrepen of in uw computer is
geïnstalleerd.
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op uw computer.
2. Steek het Bluetooth USB-accessoire in de poort van het apparaat. Zie
Het
draadloze 802.11- of Bluetooth-USB-accessoire installeren voor meer informatie.
3. Open de HP Printer Utility. Zie
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer
informatie.
4. Selecteer het apparaat en klik op Hulpprogramma starten.
5. Klik op het deelvenster Bluetooth-instellingen.
6. Stel de gewenste Bluetooth-opties in.
Bluetooth-instellingsopties voor een beschrijving van de Bluetooth-opties.
Zie
7. Klik op Nu toepassen.
De printer negeert alle andere apparaten die proberen een verbinding tot stand te
brengen. Het apparaat moet wachten totdat de oorspronkelijke verbinding is
verbroken, vooraleer een nieuwe verbinding tot stand kan worden gebracht.
Bluetooth-instellingsopties
Opmerking Om de Bluetooth-instellingen van de printer te wijzigen, moet u de
printer met een USB-kabel op uw computer aansluiten.
Bluetooth draadloze verbinding
65
Hoofdstuk 4
Om de Bluetooth-specifieke gegevens voor uw printer te bekijken, drukt u een
draadloze configuratiepagina af. Zie
Informatie over de pagina’s met
apparaatgegevens voor meer informatie.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Bluetooth-apparaatadres
Bluetooth-apparaatnaam
•
PIN-code (wachtwoordsleutel)
•
Toegang tot het apparaat opnieuw instellen
•
Fabrieksinstellingen herstellen
•
Bluetooth uitschakelen
•
Bluetooth-apparaatadres
Dit is het adres waarmee Bluetooth-apparaten de printer kunnen identificeren. U kunt
het Bluetooth-apparaatadres van de printer niet wijzigen.
Bluetooth-apparaatnaam
Als een apparaat de printer vindt, toont het de Bluetooth-apparaatnaam van de printer.
De printer wordt verzonden met een standaard-Bluetooth-apparaatnaam: HP Officejet
H470/[serienummer].
Met deze optie kunt u de Bluetooth-apparaatnaam van de printer wijzigen. Om de
naam van de printer te wijzigen, moet u de printer met een USB-kabel op uw computer
aansluiten.
Opmerking U kunt maximaal 60 tekens invoeren en opslaan voor de Bluetoothprinternaam. U kunt een draadloze configuratiepagina afdrukken om de naam met
alle 60 tekens te zien.
Opmerking De Bluetooth-apparaatnaam van de printer verschijnt uitsluitend in
Bluetooth-toepassingen. In de map Printers van Windows wordt de printer
aangeduid als de HP Officejet H470 series.
Bluetooth-apparaatnaam van printer wijzigen (Windows)
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op uw computer.
2. Open de Werkset. Zie
3. Klik op het tabblad Bluetooth-instellingen configureren.
4. Typ een nieuwe naam voor de printer met maximaal 60 tekens in het vak voor de
Printernaam.
5. Klik op Toepassen.
De Bluetooth-apparaatnaam van de printer is gewijzigd.
Bluetooth-apparaatnaam van printer wijzigen (Mac OS)
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op uw computer.
2. Open de HP Printer Utility. Zie
informatie.
3. Klik op het deelvenster Bluetooth-instellingen.
66Configureren en beheren
Werkset (Windows) voor meer informatie.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer
4. Typ een nieuwe naam voor de printer.
5. Klik op Nu toepassen.
De Bluetooth-apparaatnaam van de printer is gewijzigd.
PIN-code (wachtwoordsleutel)
Met deze optie kunt u de PIN-code van de printer wijzigen. Als de printer is ingesteld
op Code verplicht, wordt aan apparaten die de printer proberen te gebruiken om een
PIN-code gevraagd.
Om de PIN-code van de printer te wijzigen, moet u de printer met een USB-kabel op
uw computer aansluiten.
PIN-code van printer wijzigen (Windows)
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op uw computer.
2. Open de Werkset. Zie
Werkset (Windows) voor meer informatie.
3. Klik op het tabblad Bluetooth-instellingen configureren.
4. Klik op Change Passkey (sleutel wijzigen).
Het dialoogvenster PIN-code wijzigen verschijnt.
5. Voer de nieuwe codesleutel in.
6. Voer de nieuwe codesleutel in in het dialoogvenster Nieuwe codesleutel
bevestigen.
7. Klik op OK.
De PIN-code is gewijzigd.
PIN-code van printer wijzigen (Mac OS)
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op uw computer.
2. Open de HP Printer Utility. Zie
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer
informatie.
3. Klik op het deelvenster Bluetooth-instellingen.
4. Klik op de knop PIN-code wijzigen.
Het dialoogvenster PIN-code wijzigen verschijnt.
5. Voer de nieuwe PIN-code in. De standaard-PIN-code is ‘0000’ (vier nullen).
6. Typ nogmaals de nieuwe PIN-code.
7. Klik op Nu toepassen.
De PIN-code is gewijzigd.
Toegang tot het apparaat opnieuw instellen
Met de onderstaande stappen worden al de eerder gekoppelde apparaten uit het
geheugen van de printer verwijderd.
Apparaattoegang opnieuw instellen (Windows)
1. Open de Werkset. Zie
Werkset (Windows) voor meer informatie.
2. Klik op het tabblad Bluetooth-instellingen configureren.
Bluetooth draadloze verbinding
67
Hoofdstuk 4
3. Klik op de knop Apparaattoegang opnieuw instellen.
Er verschijnt een dialoogvenster met een waarschuwing.
4. Klik op OK om het dialoogvenster met de waarschuwing te sluiten.
Alle gekoppelde apparaten worden uit het geheugen van de printer verwijderd.
Toegang tot apparaat opnieuw instellen (Mac OS)
1. Open de HP Printer Utility. Zie
informatie.
2. Klik op het deelvenster Bluetooth-instellingen.
3. Klik op de knop Apparaattoegang opnieuw instellen.
Er verschijnt een dialoogvenster met een waarschuwing.
4. Klik op OK om het dialoogvenster met de waarschuwing te sluiten.
Alle gekoppelde apparaten worden uit het geheugen van de printer verwijderd.
Fabrieksinstellingen herstellen
Opmerking De onderstaande instructies stellen alleen de Bluetooth-instellingen
van de printer terug.
1.
Houd
2.
Terwijl u (Aan/uit knop) ingedrukt houdt, drukt u vier maal op (Annuleren
knop) en vervolgens zes maal op
3.
Laat
(Aan/uit knop) ingedrukt.
(Aan/uit knop) los.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer
(Doorgaan knop).
Bluetooth uitschakelen
▲ Om het afdrukken via Bluetooth uit te schakelen, neemt u de Bluetooth-
printerkaart uit de printer.
Bluetooth-detectie
Detectie is het proces waarmee een Bluetooth-apparaat andere Bluetooth-apparaten
binnen bereik vindt.
Als een apparaat de printer vindt, toont het de Bluetooth-apparaatnaam van de printer.
Zie
Bluetooth-apparaatnaam voor meer informatie.
De detectiemethode is afhankelijk van de gebruikte Bluetooth-software.
Bluetooth lettertypen
De printer wordt geleverd met ingebouwde lettertypen voor het afdrukken via
Bluetooth. Bepaalde modellen worden geleverd met Aziatische lettertypen voor het
afdrukken vanuit mobiele telefoons. Welke lettertypen inbegrepen zijn, is afhankelijk
van het land of de regio waar u de printer heeft aangeschaft. Zie
apparaat voor meer informatie.
68Configureren en beheren
Specificaties van het
Draadloze configuratiepagina
De draadloze configuratiepagina toont de 802.11- en Bluetooth-gegevens die u nodig
heeft wanneer u de printer gebruikt. Meer informatie en instructies over het afdrukken
van deze pagina vindt u in
Koppeling
Als een printer en een verzendend apparaat worden gekoppeld, slaan zij elkaars
Bluetooth-apparaatadres op. Zo kan het apparaat de printer vinden in de Privémodus.
De printer kan aan maximaal 31 apparaten worden gekoppeld. Als deze limiet is
bereikt en u een extra apparaat wilt koppelen, moet u alle eerder gekoppelde
apparaten uit het geheugen van de printer verwijderen. Zie
opnieuw instellen voor meer informatie.
Bluetooth draadloze profielen
Serial Port Profile (SPP)
Het Serial Port Profile is een draadloze versie van een seriële poort op de printer die
kan worden gebruikt met notebooks, Pocket PC-apparaten zoals HP iPAQ’s, en
andere PDA-apparaten om draadloos af te drukken via Bluetooth. Het Serial Port
Profile stuurt gegevens als een reeks bytes en ondersteunt geen bidirectionele
communicatie.
Object Push Profile (OPP)
Met het Object Push Profile kunt u afdrukken vanuit apparaten die het OBEX-protocol
(Object Exchange) gebruiken, zoals mobiele telefoons en PDA’s (Personal Digital
Assistants), zoals Pocket PC- en Palm OS-apparaten. Bestanden die via OBEX
kunnen worden verstuurd, zijn onder meer vCard (slaat visitekaartjes, adressen en
telefoonnummers op), vCalendar (ondersteunt agenda’s en takenlijsten), vMessage
(ondersteunt eenvoudige berichten en tekst), JPEG (voor afbeeldingen) en ASCIItekst voor mobiele telefoons en PDA’s (zoals Palm OS).
Informatie over de pagina’s met apparaatgegevens.
Toegang tot het apparaat
Basic Printing Profile (BPP)
•Het Basic Printing Profile breidt de mogelijkheden van OBEX uit, zodat u het
afdrukken vanuit PDA’s, mobiele telefoons en andere apparaten via Bluetooth
beter kunt besturen. Met het Basic Printing Profile kunt u de printer, het aantal af
te drukken exemplaren en andere afdrukkenmerken, zoals meerdere pagina’s op
één vel of handout, instellen.
•Het Basic Printing Profile is flexibel en maakt afdrukken zonder stuurprogramma
mogelijk, zodat elke printer die het profiel ondersteunt gegevens kan afdrukken
vanuit een apparaat dat het profiel ook ondersteunt. Dit profiel is bidirectioneel,
zodat printerstatusinformatie (de voortgang van de afdruktaak of fouten, zoals
‘papier is op’ of ‘papierstoring’) naar het computerscherm kan worden verstuurd.
Basic Imaging Profile (BIP)
Met het Basic Imaging Profile kunt u via Bluetooth draadloos afbeeldingen afdrukken
vanuit een compatibele digitale camera of een ander mobiel apparaat.
Bluetooth draadloze verbinding
69
Hoofdstuk 4
Hardcopy Cable Replacement Profile (HCRP)
•Met het Hardcopy Cable Replacement Profile kunt u afdrukken zoals met een
kabel: met dezelfde functies, kwaliteit en snelheid. Het Hardcopy Cable
Replacement Profile biedt dezelfde basisfuncties als het Serial Port Profile, maar
ook bidirectionele communicatie (berichten zoals ‘papier is op’ of ‘inkt is op’ en de
status van de taak). Het profiel ondersteunt ook alle functies van de all-in-one
apparaten van HP, zoals afdrukken, scannen, faxen en kopiëren.
•Voor het Hardcopy Cable Replacement Profile moet (anders dan voor het Basic
Printing Profile) het printerstuurprogramma zijn geïnstalleerd op de computer
waaruit u afdrukt. Het profiel is dus vooral handig als u vanuit een pc afdrukt.
70Configureren en beheren
5Onderhoud en problemen
oplossen
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Werken met cartridges
Inktservicemodule vervangen
•
Tips en middelen voor het oplossen van problemen
•
Problemen met het afdrukken oplossen
•
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
•
Problemen met de papierinvoer oplossen
•
Installatieproblemen oplossen
•
Papierstoringen verhelpen
•
Werken met cartridges
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Cartridges vervangen
Cartridges uitlijnen
•
Afdrukken met één cartridge
•
Kleuren kalibreren
•
Onderhoud van het apparaat
•
Printerbenodigdheden bewaren
•
Cartridges vervangen
U kunt de geschatte inktniveaus controleren vanuit de Werkset (Windows), het HP
Printerprogramma (Mac OS) en de Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en
Palm OS). Zie
gebruik van deze hulpprogramma’s. U kunt de diagnostische zelftestpagina ook
afdrukken om deze informatie te bekijken (zie
apparaatgegevens).
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn slechts een schatting. De feitelijke
inktniveaus kunnen verschillen.
Installeer de inktcartridge direct nadat u deze uit de verpakking hebt verwijderd.
Verwijder een inktcartridge niet voor langere tijd uit het apparaat.
Als u wilt weten welke cartridges bestemd zijn voor uw apparaat, raadpleegt u
Benodigdheden.
Let op U mag de inktsproeiers of koperen strips van de cartridges niet aanraken
of de koperen strips verwijderen om verstoppingen, inktstoringen of slechte
elektrische verbindingen te voorkomen.
Beheertools voor het apparaat gebruiken voor informatie over het
Informatie over de pagina’s met
Onderhoud en problemen oplossen71
Hoofdstuk 5
Cartridges vervangen
1. Neem de nieuwe cartridge uit de verpakking en trek aan het gekleurde lipje om de
beschermfolie van de cartridge te verwijderen.
2. Open de voorste toegangsklep terwijl de printer aan is. Wacht tot de wagen
stilstaat. Dit duurt slechts enkele seconden.
Let op Verwijder of installeer de cartridges pas nadat de cartridgewagen is
gestopt.
72Onderhoud en problemen oplossen
3. Klap de cartridgeklem open en verwijder de cartridge voorzichtig uit de houder.
4. Plaats de nieuwe cartridge in zijn houder onder dezelfde hoek waaronder u de
oude cartridge hebt verwijderd. Vergelijk het symbool op de klem met het symbool
op de cartridge om er zeker van te zijn dat u de juiste cartridge plaatst.
5. Klap de cartridgeklem dicht. Als de cartridge juist is geplaatst, wordt hij voorzichtig
in de houder geduwd wanneer u de klem dichtklapt. Oefen druk uit op de klem om
ervoor te zorgen dat deze plat tegen de cartridge zit.
Werken met cartridges73
Hoofdstuk 5
6. Sluit de voorste toegangsklep.
7. Wacht totdat de wagen de initialisering van de cartridges heeft voltooid en naar de
startpositie aan de linkerzijde van de printer is teruggekeerd voordat u de printer
gebruikt.
Opmerking Open de voorste toegangsklep niet voordat de initialisering van
de cartridges is voltooid.
Cartridges uitlijnen
Telkens als u een nieuwe cartridge installeert, moet u de cartridges uitlijnen voor een
optimale afdrukkwaliteit. Als uw afdruk korrelig is of losse stippen of gekartelde randen
vertoont, of als de inktkleuren in elkaar overlopen, lijnt u de cartridges opnieuw uit
vanuit de Werkset of het printerstuurprogramma (Windows), het HP Printerprogramma
(Mac OS) of de Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS). Zie
Beheertools voor het apparaat gebruiken voor informatie over het gebruik van deze
hulpprogramma’s.
Opmerking Plaats gewoon papier in de papierlade voordat u de cartridges uitlijnt.
Tijdens het uitlijnen wordt een uitlijnpagina afgedrukt.
•Werkset (Windows): Open de Werkset. Zie Werkset (Windows) voor meer
informatie. Open het tabblad Printerservice, klik op Cartridges uitlijnen en volg
de instructies op het scherm.
•HP Printerprogramma (Mac OS): Open het HP Printerprogramma. Zie
Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer informatie. Klik op Uitlijnen en volg de
aanwijzingen op het scherm.
HP
Afdrukken met één cartridge
Als de inkt in een van de cartridges op is voordat u de cartridge kunt vervangen, kunt
u nog steeds met één cartridge afdrukken.
Lege cartridgeGebruikte cartridgesUitvoer
ZwartDrukt af met alleen de
driekleurencartridge
Drie kleurenDrukt af met alleen de zwarte
cartridge of de fotocartridge
FotoDrukt af met alleen de
driekleurencartridge
Opmerking Bij gebruik van slechts één cartridge kan het zijn dat de printer
langzamer afdrukt en dat de afdrukkwaliteit minder goed is. Het verdient
aanbeveling om met beide cartridges af te drukken. Voor afdrukken zonder randen
moet de driekleurencartridge zijn geïnstalleerd.
Kleuren kalibreren
Als u niet tevreden bent over hoe de kleuren eruitzien, kunt u de kleuren handmatig
kalibreren om een optimale afdrukkwaliteit te verkrijgen.
74Onderhoud en problemen oplossen
Kleur en grijsschaal
Alle documenten worden in
grijsschaal afgedrukt
Kleur en grijsschaal
Opmerking U kunt de kleuren alleen kalibreren als zowel de driekleurencartridge
als de fotocartridge is geïnstalleerd. De fotocartridge kan als een optioneel
accessoire worden aangeschaft. Zie
meer informatie.
Opmerking Als u een Pocket PC- of Palm OS-apparaat gebruikt, kunt u de
Werkset-software voor PDA’s gebruiken om de kleuren te kalibreren. Zie
software voor PDA’s (Pocket PC en Palm OS) voor meer informatie.
Kleurkalibratie brengt de kleurtinten op de afdrukken in evenwicht. Kalibreer de
kleuren alleen in de volgende gevallen:
•De kleuren op de afdrukken neigen duidelijk naar geel, cyaan of magenta.
•De grijstinten vertonen een gekleurde ondertoon.
Onjuiste kleuren kunnen ook door een laag inktniveau worden veroorzaakt.
•Werkset (Windows): Open de Werkset. Zie
informatie. Open het tabblad Printerservice, klik op Kleur kalibreren en volg de
instructies op het scherm.
•HP Printerprogramma (Mac OS): Open het HP Printerprogramma. Zie
Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer informatie. Klik op Kleur kalibreren
en volg de aanwijzingen op het scherm.
Onderhoud van het apparaat
De printer vereist geen periodiek onderhoud, behalve dat de inktservicemodule
regelmatig moet worden vervangen. Zie
informatie. Zorg er echter wel voor dat de printer vrij van stof en vuil blijft. Op deze
manier houdt u de printer in een uitstekende staat en is het vaststellen van problemen
eenvoudiger.
HP-benodigdheden en -accessoires voor
Werkset-
Werkset (Windows) voor meer
HP
Inktservicemodule vervangen voor meer
Waarschuwing Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit de
wandcontactdoos voordat u het apparaat reinigt. Als u de optionele batterij
gebruikt, moet u de printer uitzetten en de batterij verwijderen.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Het apparaat reinigen
Cartridges reinigen
•
Werken met cartridges75
Hoofdstuk 5
Het apparaat reinigen
Wanneer u de printer reinigt, houdt u zich aan deze richtlijnen:
•Reinig de buitenkant van de printer met een zachte doek die met een nietagressief wasmiddel en water is bevochtigd.
Opmerking Reinig de printer alleen met water of met water en een nietagressief wasmiddel. Het gebruik van andere reinigingsmiddelen of alcohol kan
de printer beschadigen.
•Reinig de binnenkant van de voorste toegangsklep met een droge, pluisvrije doek.
Let op Raak de rollen niet aan. Huidvet op de rollen kan problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken.
Cartridges reinigen
De cartridges moeten wellicht worden gereinigd als de tekens op de afdrukken
onvolledig zijn of als er stippen of lijnen op de afdrukken ontbreken. Dit wijst op
verstopte inktsproeiers, wellicht veroorzaakt door langdurige blootstelling aan lucht.
Opmerking Voordat u de cartridges reinigt, controleert u of de cartridges niet
leeg of bijna leeg zijn. Onvolledige tekens en ontbrekende lijnen of stippen op de
afdrukken kunnen ook door een laag inktniveau worden veroorzaakt. Controleer de
cartridgelampjes. De lampjes mogen niet branden. Zie
Lampjes op het
bedieningspaneel voor meer informatie. U kunt de status van de cartridges ook op
het tabblad Printerstatus in de Werkset (Windows), via het HP Printerprogramma
(Mac OS) of de Werkset-software voor PDA’s controleren. Vervang alle lege of
bijna lege cartridges. Zie
Opmerking Reinig de cartridges uitsluitend wanneer dit noodzakelijk is. Door het
reinigen van de cartridges gaat er inkt verloren en gaan de cartridges minder lang
mee. Er zijn drie reinigingsniveaus. Ga uitsluitend naar het volgende
reinigingsniveau als u niet tevreden bent over het resultaat van een reiniging.
76Onderhoud en problemen oplossen
Bedieningspaneel
1.
Houd
(Aan/uit knop) ingedrukt.
2. Terwijl de knop is ingedrukt, voert u een van de volgende handelingen uit. Ga
uitsluitend naar het volgende reinigingsniveau als u niet tevreden bent over het
resultaat van een reiniging.
a. Reinigingsniveau 1: Druk tweemaal op
b.
Reinigingsniveau 2: Druk tweemaal op
(Annuleren knop).
(Annuleren knop) en eenmaal op
(Doorgaan knop).
c. Reinigingsniveau 3: Druk tweemaal op
(Annuleren knop) en tweemaal op
(Doorgaan knop).
3.
Laat
(Aan/uit knop) los.
De printer begint met de reiniging.
Werkset (Windows)
1. Open de Werkset. Zie
Werkset (Windows) voor meer informatie.
2. Klik op het tabblad Printerservice, klik op Cartridges reinigen en volg de
aanwijzingen op het scherm.
HP Printerprogramma (Mac OS)
1. Open het HP Printerprogramma. Zie
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) voor
meer informatie.
2. Klik op Reinigen en volg de aanwijzingen op het scherm.
Cartridges handmatig reinigen
De kwaliteit van de afdruk kan ook nadelig worden beïnvloed door een slecht contact
tussen de cartridges en de cartridgehouders. U kunt dit probleem proberen op te
lossen door de elektrische contacten van de cartridges en de cartridgehouders te
reinigen.
Opmerking Voordat u de cartridges handmatig reinigt, verwijdert u de cartridge
en plaatst u ze weer om er zeker van te zijn dat ze goed zijn geplaatst.
1. Verwijder de cartridge uit de printer. Zie Cartridges vervangen voor meer informatie.
Werken met cartridges77
Hoofdstuk 5
2. Reinig de elektrische contacten van de cartridgehouder met een droog
wattenstaafje.
3. Reinig de elektrische contacten van de cartridge zorgvuldig met een zachte, droge
en pluisvrije doek.
Let op Veeg de elektrische contacten slechts eenmaal af om beschadiging
van de contacten te voorkomen. Veeg de inktsproeiers van de cartridge niet af.
78Onderhoud en problemen oplossen
4. Plaats de cartridges terug in de printer.
Printerbenodigdheden bewaren
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Cartridges bewaren
Cartridges bewaren
De cartridgebeschermer is ontworpen om een cartridge veilig te bewaren en om
uitdroging te voorkomen wanneer de cartridge niet wordt gebruikt. Wanneer u een
cartridge uit de printer verwijdert met de bedoeling om deze later weer te gebruiken,
bewaart u de cartridge in de beschermer. Bewaar de zwarte cartridge bijvoorbeeld in
een beschermer als u deze verwijdert zodat u hoogwaardige foto’s kunt afdrukken met
de foto- en driekleurencartridge.
Opmerking Als u geen cartridgebeschermer heeft, kunt u er een bestellen bij HP
Klantenondersteuning. Zie
ook een luchtdichte container, zoals een plastic bakje, gebruiken. Zorg ervoor dat
de sproeiers niets raken als u de cartridge bewaart.
Een cartridge in de beschermer plaatsen
▲ Schuif de cartridge onder een kleine hoek in de beschermer en klik deze
vervolgens stevig vast.
Ondersteuning en garantie voor meer informatie. U kunt
Werken met cartridges79
Hoofdstuk 5
De cartridge uit de beschermer halen
▲ Druk de bovenkant van de beschermer naar beneden en naar achteren zodat de
cartridge wordt ontgrendeld. Schuif vervolgens de cartridge voorzichtig uit de
beschermer.
Inktservicemodule vervangen
De verwisselbare inktservicemodule dient om inktafval van de zwarte cartridge op te
vangen. Als de module bijna vol is, maken de lampjes duidelijk dat de module aan
vervanging toe is. Zie
Wanneer de inktservicemodule vol is, stopt de printer met afdrukken. Als u een nieuwe
inktservicemodule heeft, moet u de module onmiddellijk installeren volgens de bij de
module geleverde instructies.
Anders gaat u naar
voor een nieuwe module. Ondertussen kunt u de zwarte cartridge verwijderen om door
te gaan met afdrukken. De printer kan afdrukken met alleen de driekleurencartridge,
maar de kleurresultaten en de afdruksnelheid zijn wellicht minder goed. Zie
met één cartridge voor meer informatie.
Lampjes op het bedieningspaneel voor meer informatie.
www.hp.com/support of raadpleegt u Ondersteuning en garantie
Afdrukken
Let op Als u de inktservicemodule helemaal laat vollopen kan de zwarte inkt
uitlopen. Zorg ervoor dat er geen inkt uit de inktservicemodule wordt gemorst. Inkt
kan blijvende vlekken maken op stoffen en andere materialen.
Opmerking Als de Werkset (Windows) is geïnstalleerd, kunt u ervoor kiezen om
foutberichten op uw scherm te laten weergeven wanneer er een probleem met de
printer optreedt. Zie
informatie.
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer
Tips en middelen voor het oplossen van problemen
Gebruik de volgende tips en hulpmiddelen om afdrukproblemen op te lossen.
•Zie
Verhelp een storing in het apparaat voor papierstoringen.
Problemen met de papierinvoer oplossen voor informatie over
•Zie
papierinvoerproblemen, zoals een scheve of foutieve papierinvoer.
•Controleer of het apparaat gereed is voor gebruik. Wanneer er lampjes branden of
knipperen, raadpleegt u
80Onderhoud en problemen oplossen
Lampjes op het bedieningspaneel.
•Zorg dat de voedingskabel en andere kabels functioneren en goed op het
apparaat zijn aangesloten. Zorg dat het apparaat goed is verbonden met een
werkend stopcontact en is ingeschakeld. Zie
spanningsvereisten.
•Afdrukmateriaal moet goed in de lade zijn geplaatst en niet in het apparaat zijn
vastgelopen.
•Cartridges zijn juist geïnstalleerd in de overeenkomstige houders. Druk elke
cartridge stevig omlaag voor goed contact. Controleer of de tape van alle
cartridges is verwijderd.
•Alle kleppen zijn gesloten.
•Alle verpakkingstape en -materialen moeten zijn verwijderd.
•Het apparaat kan een diagnostische zelftestpagina afdrukken. Raadpleeg
Informatie over de pagina’s met apparaatgegevens voor meer informatie.
•Het apparaat is ingesteld als de huidige printer of standaardprinter. Windowsgebruikers kunnen het apparaat als standaardprinter instellen in de map Printers.
Mac-gebruikers kunnen de printer in het printerinstallatieprogramma instellen als
standaardprinter. Raadpleeg de documentatie bij uw computer voor meer
informatie.
•Zorg dat Afdrukken onderbreken niet is geselecteerd als u een computer met
Windows gebruikt.
•Zorg dat er niet te veel programma's actief zijn wanneer u een taak uitvoert. Sluit
de programma's die u niet gebruikt of start de computer opnieuw op voordat u de
taak opnieuw afdrukt.
•Bij gebruik van een Bluetooth-verbinding moet alle noodzakelijke software,
bijvoorbeeld Printboy voor gebruikers van Palm OS, op het hostapparaat zijn
geïnstalleerd. Controleer of uw Bluetooth-instellingen correct zijn. Zie
instellingsopties voor meer informatie.
•Bij gebruik van een 802.11-verbinding moeten de draadloze netwerkinstellingen
correct zijn. Zie
•U heeft een DPOF-bestand gemaakt op de geheugenkaart van uw digitale camera
en u probeert rechtstreeks van de kaart af te drukken. Zie
geheugenkaarten en USB-flash-stations voor meer informatie.
Sommige problemen kunnen worden opgelost door het apparaat opnieuw in te stellen.
802.11 draadloze verbinding voor meer informatie.
Elektrische specificaties voor
Bluetooth-
Afdrukken vanuit
Problemen met het afdrukken oplossen
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
De printer wordt onverwachts uitgeschakeld
Alle apparaatlampjes branden of knipperen
•
Het apparaat reageert niet (drukt niet af)
•
Printer accepteert cartridge niet
•
Het afdrukken duurt lang
•
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt
•
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten
•
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst
•
Problemen met het afdrukken oplossen
81
Hoofdstuk 5
De printer wordt onverwachts uitgeschakeld
Controleer de netvoeding en aansluiting van het netsnoer
•Controleer of het apparaat goed is verbonden met een werkend stopcontact. Zie
Elektrische specificaties voor de netspanningsvereisten.
•Als u de batterij gebruikt, controleert u of deze correct is geplaatst.
Alle apparaatlampjes branden of knipperen
Er is een fout opgetreden die niet kan worden hersteld
Koppel alle kabels (zoals netsnoer, netwerkkabel en USB-kabel) los, verwijder de
batterij, wacht ongeveer 20 seconden, druk op een willekeurige knop van het
bedieningspaneel en sluit de kabels weer aan. Ga naar de website van HP
(
www.hp.com/support) als het probleem aanhoudt. Daar vindt u de laatste informatie
over het oplossen van problemen en de laatste productverbeteringen en -updates.
Het apparaat reageert niet (drukt niet af)
Controleer de afdrukwachtrij
Mogelijk is een afdruktaak in de afdrukwachtrij blijven staan. Dit probleem lost u op
door de afdrukwachtrij te openen, de afdruk van alle documenten in de wachtrij te
annuleren en de computer opnieuw op te starten. Nadat de computer opnieuw is
opgestart, probeert u nogmaals af te drukken. Raadpleeg de Help bij het
besturingssysteem voor informatie over het openen van de afdrukwachtrij en het
annuleren van afdruktaken.
Controleer de apparaatinstellingen
Raadpleeg
Controleer de installatie van de software van het apparaat
Als het apparaat tijdens het afdrukken wordt uitgeschakeld, moet er een
waarschuwingsbericht op het scherm verschijnen. Gebeurt dit niet, dan is de software
van het apparaat wellicht niet goed geïnstalleerd. Om dit op te lossen verwijdert u de
software van uw computer en installeert u deze vervolgens opnieuw. Raadpleeg
software verwijderen en opnieuw installeren voor meer informatie.
Controleer de kabelaansluitingen
Controleer of beide uiteinden van de USB-kabel stevig zijn aangesloten.
Controleer individuele firewallsoftware die op de computer is geïnstalleerd
De persoonlijke firewall is een beveiligingsprogramma dat de computer beschermt
tegen indringers. De firewall kan echter ook de communicatie tussen de computer en
het apparaat blokkeren. Als u een communicatieprobleem met het apparaat hebt, kunt
u proberen de firewall tijdelijk uit te schakelen. Als het probleem zich blijft voordoen, is
82Onderhoud en problemen oplossen
Tips en middelen voor het oplossen van problemen voor meer informatie.
De
de firewall niet de oorzaak van het communicatieprobleem. Schakel de firewall dan
weer in.
Als de communicatie met het apparaat wordt hersteld wanneer u de firewall
uitschakelt, kunt u proberen een statisch IP-adres aan het apparaat toe te wijzen en
de firewall weer in te schakelen.
Controleer de draadloze verbinding
Het lukt niet altijd om grote bestanden via een Bluetooth-verbinding af te drukken.
Probeer een kleiner bestand af te drukken. Zie
draadloze communicatie via 802.11 of Bluetooth voor meer informatie.
Printer accepteert cartridge niet
Controleer de cartridge
•Verwijder de cartridge en plaats deze weer.
•Controleer of de cartridge in de juiste houder is geplaatst. Controleer of de
beschermende tape volledig van de cartridge is verwijderd. Zie
vervangen voor meer informatie.
Reinig de cartridge handmatig
Voer de reinigingsprocedure voor de cartridges volledig uit. Zie
reinigen voor meer informatie.
Schakel de printer uit nadat de cartridge is verwijderd
Schakel het apparaat uit nadat u de cartridge heeft verwijderd, wacht ongeveer 20
seconden en schakel het apparaat weer in zonder dat de cartridge is geïnstalleerd.
Nadat de printer opnieuw is gestart, plaatst u de cartridge terug.
Problemen met het instellen van
Cartridges
Cartridges handmatig
Het afdrukken duurt lang
Controleer de beschikbare systeembronnen
Controleer of de computer over voldoende systeembronnen beschikt om het
document binnen een redelijke tijd af te drukken. Als de computer slechts aan de
minimale systeemvereisten voldoet, kan het afdrukken van documenten langer duren.
Zie
Systeemvereisten voor meer informatie over minimale en aanbevolen
systeemvereisten. Ook wanneer de computer het druk heeft met het uitvoeren van
andere programma’s kan het afdrukken van documenten langer duren.
Controleer de instellingen van software van het apparaat
De afdruksnelheid is langzamer wanneer Beste of Maximale dpi is geselecteerd als
afdrukkwaliteit. Verhoog de afdruksnelheid door andere afdrukinstellingen te
selecteren in de apparaatdriver. Raadpleeg
informatie.
Afdrukinstellingen wijzigen voor meer
Problemen met het afdrukken oplossen
83
Hoofdstuk 5
Controleer of er sprake is van radiostoring
Als het apparaat via draadloze communicatie werkt en langzaam afdrukt, is het
radiosignaal mogelijk te zwak. Zie
communicatie via 802.11 of Bluetooth voor meer informatie.
Controleer de draadloze verbinding
•Het lukt niet altijd om grote bestanden via een Bluetooth-verbinding af te drukken.
Probeer een kleiner bestand af te drukken.
•Na overschakeling op een ander draadloos profiel duurt het ongeveer 10
seconden voordat de printer met het afdrukken van de eerste taak begint. Zie
Problemen met het instellen van draadloze communicatie via 802.11 of Bluetooth
voor meer informatie.
Problemen met het instellen van draadloze
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt
Reinig de cartridge
Voer de reinigingsprocedure voor de cartridges volledig uit. Zie
voor meer informatie.
Controleer de materiaalinstellingen
•Controleer of u in het printerstuurprogramma de juiste instellingen voor
afdrukkwaliteit hebt geselecteerd voor het afdrukmateriaal in de lades.
•Controleer of de paginabreedte in het printerstuurprogramma overeenkomt met de
breedte van het afdrukmateriaal in de lade.
Cartridges reinigen
Controleer de draadloze verbinding
Het lukt niet altijd om grote bestanden via een Bluetooth-verbinding af te drukken.
Probeer een kleiner bestand af te drukken. Zie
draadloze communicatie via 802.11 of Bluetooth voor meer informatie.
Er worden meerdere pagina’s tegelijk genomen
Zie
Problemen met de papierinvoer oplossen voor meer informatie over problemen
met de papierinvoer.
Het bestand bevat een lege pagina
Controleer het bestand om ervoor te zorgen dat het geen lege pagina bevat.
Problemen met het instellen van
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten
Controleer de cartridges
•Controleer of beide cartridges geïnstalleerd zijn en naar behoren werken. De
cartridges moeten wellicht worden gereinigd. Zie
informatie.
•De inkt in de cartridges is mogelijk op. Vervang eventuele lege cartridges. Probeer
ook de cartridges te verwijderen en opnieuw te installeren. Let daarbij op dat ze
goed vastklikken. Zie
84Onderhoud en problemen oplossen
Cartridges vervangen voor meer informatie.
Cartridges reinigen voor meer
Controleer de marge-instellingen
Zorg dat de marge-instellingen van het document niet buiten het afdrukgebied van uw
apparaat liggen. Raadpleeg
Minimummarges instellen voor meer informatie.
Controleer de kleurinstellingen
Controleer of Afdrukken in grijsschaal is geselecteerd in de printerdriver.
Controleer de locatie van het apparaat en de lengte van de USB-kabel
Sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld gegenereerd door USB-kabels)
kunnen afdrukken soms licht vertekenen. Plaats het apparaat verder weg van de bron
van de elektromagnetische velden. Het is bovendien raadzaam een USB-kabel met
een lengte van minder dan drie meter te gebruiken om de effecten van deze
elektromagnetische velden te minimaliseren.
Controleer de PictBridge-instellingen
Als u afdrukt met een PictBridge-apparaat, moet u controleren of de
afdrukmateriaalinstellingen in het apparaat juist zijn ofwel of het apparaat standaard
de huidige printerinstellingen gebruikt. U kunt de Werkset (Windows), het HP
Printerprogramma (Mac OS) of de Werkset-software voor PDA’s (Pocket PC en
Palm OS) gebruiken om te controleren of de huidige printerinstellingen juist zijn.
Controleer de DPOF-instellingen
Als u een DPOF-bestand vanuit een geheugenkaart afdrukt, moet u controleren of het
DPOF-bestand op juiste wijze is ingesteld in het apparaat dat het bestand heeft
gemaakt. Raadpleeg de documentatie bij het apparaat. Laad altijd afdrukmateriaal
voor de afdrukstand staand.
Controleer de instellingen voor afdrukken zonder rand
Als u afdrukt met een PictBridge-apparaat, moet u controleren of de
afdrukmateriaalinstellingen in het apparaat juist zijn ofwel of het apparaat standaard
de huidige printerinstellingen gebruikt.
Controleer de draadloze verbinding
Het lukt niet altijd om grote bestanden via een Bluetooth-verbinding af te drukken.
Probeer een kleiner bestand af te drukken. Zie
Problemen met het instellen van
draadloze communicatie via 802.11 of Bluetooth voor meer informatie.
Controleer het lettertype van de mobiele telefoon
Er kunnen vakjes verschijnen als u probeert om Aziatische lettertypen af te drukken
vanuit mobiele telefoons op niet in Azië aangeschafte printers. Aziatische lettertypen
die worden gebruikt om via Bluetooth vanuit mobiele telefoons af te drukken, worden
ondersteund op modellen die in Azië zijn aangeschaft.
Problemen met het afdrukken oplossen
85
Hoofdstuk 5
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst
Controleer de manier waarop het papier is geplaatst
Controleer of de breedte- en lengtegeleiders goed tegen de randen van het
afdrukmateriaal zijn geplaatst en of de lades niet te vol zijn. Raadpleeg
Afdrukmateriaal laden voor meer informatie.
Controleer het papierformaat
•De inhoud van een pagina kan worden afgebroken als het formaat van het
document groter is dan het gebruikte papier.
•Controleer of het geselecteerde materiaalformaat in de printerdriver overeenkomt
met het formaat van het afdrukmateriaal in de lade.
Controleer de marge-instellingen
Als delen van tekst of afbeeldingen aan de randen van de pagina zijn weggevallen,
controleer dan of de marges van het document niet buiten het afdrukgebied van het
apparaat vallen. Raadpleeg
Controleer de instelling van de paginaoriëntatie
Controleer of het geselecteerde papierformaat en de paginaoriëntatie in het
softwareprogramma overeenkomen met de instellingen in de printerdriver. Raadpleeg
Afdrukinstellingen wijzigen voor meer informatie.
Minimummarges instellen voor meer informatie.
Controleer de locatie van het apparaat en de lengte van de USB-kabel
Sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld gegenereerd door USB-kabels)
kunnen afdrukken soms licht vertekenen. Plaats het apparaat verder weg van de bron
van de elektromagnetische velden. Het is bovendien raadzaam een USB-kabel met
een lengte van minder dan drie meter te gebruiken om de effecten van deze
elektromagnetische velden te minimaliseren.
Als de bovenstaande oplossingen niet werken, worden de afdrukinstellingen mogelijk
niet goed geïnterpreteerd door de toepassing. Lees de printerinformatie voor bekende
softwareproblemen, raadpleeg de documentatie bij de toepassing of neem contact op
met de softwarefabrikant.
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Algemene tips
Er worden vreemde tekens afgedrukt
•
De inkt wordt uitgesmeerd
•
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig
•
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof
•
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt
•
De verkeerde kleuren worden afgedrukt
•
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar
•
86Onderhoud en problemen oplossen
•De kleuren zijn niet goed uitgelijnd
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen
•
Algemene tips
Controleer de cartridges
•Controleer of beide cartridges geïnstalleerd zijn en naar behoren werken. De
cartridges moeten wellicht worden gereinigd. Zie Cartridges reinigen. De inkt in de
cartridges is mogelijk op. Vervang eventuele lege cartridges. Probeer ook de
cartridges te verwijderen en opnieuw te installeren. Let daarbij op dat ze goed
vastklikken. Zie
•Telkens als u een nieuwe cartridge installeert, moet u de cartridges uitlijnen voor
een optimale afdrukkwaliteit. Als uw afdruk korrelig is of losse stippen of
gekartelde randen vertoont, of als de inktkleuren in elkaar overlopen, lijnt u de
cartridges opnieuw uit vanuit de Werkset of het printerstuurprogramma (Windows),
het HP Printerprogramma (Mac OS) of de Werkset-software voor PDA’s
(Pocket PC en Palm OS). Zie
•Bij cartridges die zijn gevallen of waartegen is gestoten is het mogelijk dat de
inktsproeiers tijdelijk niet werken. U verhelpt dit probleem door de cartridge 2 tot 24
uur in de printer te laten.
•Gebruik de juiste cartridge voor dit project. U verkrijgt optimale resultaten door de
zwarte cartridge van HP te gebruiken om tekst af te drukken en de fotocartridge of
grijze fotocartridge van HP te gebruiken om kleuren- of zwart-witfoto’s af te drukken.
•Controleer of er met de cartridges is geknoeid. Het navullen van cartridges en het
gebruik van incompatibele inkten kan het complexe afdruksysteem ontregelen, wat
kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van het
apparaat of de cartridge. HP verstrekt geen garantie op of ondersteuning voor
nagevulde cartridges. Zie
bestelinformatie.
Cartridges vervangen voor meer informatie.
Cartridges uitlijnen voor meer informatie.
HP-benodigdheden en -accessoires voor
Controleer de papierkwaliteit
Het papier is mogelijk te vochtig of te ruw. Controleer of het papier voldoet aan de HPspecificaties en probeer opnieuw af te drukken. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren
voor meer informatie.
Controleer de papiersoort in het apparaat
•Controleer of de lade geschikt is voor de geladen papiersoort. Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor meer
informatie.
•Controleer of u in de printerdriver de lade hebt geselecteerd die de gewenste
materiaalsoort bevat.
Controleer de rollen in de printer
De rollen in de printer zijn wellicht vuil. Hierdoor komen lijnen of vlekken op uw afdruk
terecht. Zet de printer uit, verwijder de batterij, haal de stekker uit het stopcontact en
reinig de uitvoerrollen in de printer met water op een enigszins vochtige pluisvrije
doek. Probeer vervolgens nogmaals af te drukken.
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
87
Hoofdstuk 5
Controleer de locatie van het apparaat en de lengte van de USB-kabel
Sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld gegenereerd door USB-kabels)
kunnen afdrukken soms licht vertekenen. Plaats het apparaat verder weg van de bron
van de elektromagnetische velden. Het is bovendien raadzaam een USB-kabel met
een lengte van minder dan drie meter te gebruiken om de effecten van deze
elektromagnetische velden te minimaliseren.
Controleer de draadloze verbinding
Het lukt niet altijd om grote bestanden via een Bluetooth-verbinding af te drukken.
Probeer een kleiner bestand af te drukken. Zie
draadloze communicatie via 802.11 of Bluetooth voor meer informatie.
Er worden vreemde tekens afgedrukt
Wanneer het afdrukken van een taak wordt onderbroken, herkent het apparaat
mogelijk de rest van de taak niet.
Annuleer de huidige afdruktaak en wacht totdat het apparaat opnieuw gereed is om af
te drukken. Wanneer het apparaat niet aangeeft dat deze gereed is om af te drukken,
annuleert u alle afdrukopdrachten en wacht u opnieuw. Wanneer het apparaat gereed
is, verzendt u de afdruktaak opnieuw. Als op het beeldscherm een dialoogvenster
verschijnt met de vraag of u nogmaals wilt afdrukken, klikt u op Annuleren.
Controleer de kabelaansluitingen
Als het apparaat en de computer zijn aangesloten met een USB-kabel, kan het
probleem worden veroorzaakt door een slechte kabelverbinding.
Controleer of beide uiteinden van de kabel goed zijn aangesloten. Als het probleem
zich herhaalt, schakelt u het apparaat uit, verwijdert u de kabel van het apparaat,
schakelt u het apparaat weer in zonder kabel en verwijdert u eventuele resterende
taken. Wanneer het Aan/Uit-lampje brandt en niet knippert, sluit u de kabel opnieuw
aan.
Problemen met het instellen van
Controleer het documentbestand
Het bestand is mogelijk beschadigd. Als u wel andere documenten vanuit dezelfde
toepassing kunt afdrukken, probeer dan een eventuele reservekopie van het
document af te drukken.
Controleer het lettertype van de mobiele telefoon
Er kunnen vakjes verschijnen als u probeert om Aziatische lettertypen af te drukken
vanuit mobiele telefoons op niet in Azië aangeschafte printers. Aziatische lettertypen
die worden gebruikt om via Bluetooth vanuit mobiele telefoons af te drukken, worden
ondersteund op modellen die in Azië zijn aangeschaft.
88Onderhoud en problemen oplossen
De inkt wordt uitgesmeerd
Controleer de afdrukinstellingen
•Laat documenten waarvoor veel inkt is gebruikt wat langer drogen dan normaal.
Dit is met name van belang voor transparanten. Selecteer in het
printerstuurprogramma de afdrukkwaliteit Beste. Verleng ook de droogtijd voor de
inkt en verlaag de inktverzadiging met het inktvolume. U vindt deze instellingen bij
de geavanceerde functies (Windows) of inktfuncties (Mac OS). Een lagere
inktverzadiging kan echter leiden tot vagere afdrukken.
•Bij de instelling Beste kunnen kleurendocumenten met veel verschillende kleuren
gaan kreuken en de kleuren kunnen worden uitgesmeerd. Probeer een andere
afdrukmodus, zoals Normaal om de hoeveelheid inkt te verminderen of gebruik
HP Premium-papier voor afdrukken met levendige kleuren. Raadpleeg
Afdrukinstellingen wijzigen voor meer informatie.
Controleer het formaat en de soort afdrukmateriaal
•De printer mag niet afdrukken op afdrukmateriaal dat kleiner is dan het formaat
van de afdruktaak. Als u taken afdrukt zonder rand, moet u ervoor zorgen dat
afdrukmateriaal van het juiste formaat in de printer is geladen. Gebruik van een
onjuist formaat kan vlekken veroorzaken onder aan volgende pagina’s.
•Sommige papiersoorten nemen de inkt niet goed op. Bij deze soorten papier
droogt de inkt langzamer en kunnen er vegen ontstaan. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
Controleer de inktservicemodule
Neem de inktservicemodule uit de printer en controleer of de module vol is. Is de
module niet vol, dan plaatst u deze terug. Is de module vol, dan vervangt u deze door
een nieuwe module. Zie
verwijderen en vervangen van de inktservicemodule.
Inktservicemodule vervangen voor informatie over het
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig
Controleer de cartridges
•Controleer of beide cartridges geïnstalleerd zijn en naar behoren werken. De
cartridges moeten wellicht worden gereinigd. Zie
informatie. De inkt in de cartridges is mogelijk op. Vervang eventuele lege
cartridges. Probeer ook de cartridges te verwijderen en opnieuw te installeren. Let
daarbij op dat ze goed vastklikken. Zie
•Controleer of er met de cartridges is geknoeid. Het navullen van cartridges en het
gebruik van incompatibele inkten kan het complexe afdruksysteem ontregelen, wat
kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van het
apparaat of de cartridge. HP verstrekt geen garantie op of ondersteuning voor
nagevulde cartridges. Zie
bestelinformatie.
HP-benodigdheden en -accessoires voor
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
Cartridges vervangen voor meer informatie.
Cartridges reinigen voor meer
89
Hoofdstuk 5
Controleer het type afdrukmateriaal
Sommige afdrukmaterialen zijn niet geschikt voor gebruik met uw apparaat.
Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof
Controleer de afdrukmodus
Met de instellingen Concept of Snel in de printerdriver kunt u sneller afdrukken. Dit
kan bijvoorbeeld handig zijn als u kladversies wilt afdrukken. Voor betere resultaten
selecteert u Normaal of Beste. Raadpleeg
informatie.
Controleer de ingestelde papiersoort
Als u op transparanten of ander speciaal afdrukmateriaal afdrukt, moet het
bijbehorende materiaal zijn geselecteerd in de printerdriver. Raadpleeg
afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows) voor meer informatie.
Controleer de cartridges
•Controleer of beide cartridges geïnstalleerd zijn en naar behoren werken. De
cartridges moeten wellicht worden gereinigd. Zie
informatie. De inkt in de cartridges is mogelijk op. Vervang eventuele lege
cartridges. U kunt ook proberen de cartridges te verwijderen en opnieuw te
installeren. Let daarbij op dat ze goed vastklikken. Zie
meer informatie.
•Controleer of er met de cartridges is geknoeid. Het navullen van cartridges en het
gebruik van incompatibele inkten kan het complexe afdruksysteem ontregelen, wat
kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van het
apparaat of de cartridge. HP verstrekt geen garantie op of ondersteuning voor
nagevulde cartridges. Zie
bestelinformatie.
HP-benodigdheden en -accessoires voor
Afdrukinstellingen wijzigen voor meer
Afdrukken op
Cartridges reinigen voor meer
Cartridges vervangen voor
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt
Controleer de afdrukinstellingen
•Controleer dat Afdrukken in grijsschaal niet is geselecteerd in het
printerstuurprogramma. Zie
wijzigen van deze instelling.
•Controleer of de driekleurencartridge is geplaatst.
90Onderhoud en problemen oplossen
Afdrukinstellingen wijzigen voor informatie over het
Controleer de cartridges
•Controleer of de driekleurencartridge is geplaatst.
•Controleer of beide cartridges geïnstalleerd zijn en naar behoren werken. De
cartridges moeten wellicht worden gereinigd. Zie
informatie. De inkt in de cartridges is mogelijk op. Vervang eventuele lege
cartridges. U kunt ook proberen de cartridges te verwijderen en opnieuw te
installeren. Let daarbij op dat ze goed vastklikken. Zie
meer informatie.
•Controleer of er met de cartridges is geknoeid. Het navullen van cartridges en het
gebruik van incompatibele inkten kan het complexe afdruksysteem ontregelen, wat
kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van het
apparaat of de cartridge. HP verstrekt geen garantie op of ondersteuning voor
nagevulde cartridges. Zie
HP-benodigdheden en -accessoires voor
bestelinformatie.
De verkeerde kleuren worden afgedrukt
Controleer de afdrukinstellingen
Controleer dat Afdrukken in grijsschaal niet is geselecteerd in het
printerstuurprogramma. Zie
wijzigen van deze instelling.
Controleer de cartridges
•Controleer of beide cartridges geïnstalleerd zijn en naar behoren werken. De
cartridges moeten wellicht worden gereinigd. Zie
informatie. De inkt in de cartridges is mogelijk op. Vervang eventuele lege
cartridges. U kunt ook proberen de cartridges te verwijderen en opnieuw te
installeren. Let daarbij op dat ze goed vastklikken. Zie
meer informatie.
•Controleer of er met de cartridges is geknoeid. Het navullen van cartridges en het
gebruik van incompatibele inkten kan het complexe afdruksysteem ontregelen, wat
kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van het
apparaat of de cartridge. HP verstrekt geen garantie op of ondersteuning voor
nagevulde cartridges. Zie
bestelinformatie.
Afdrukinstellingen wijzigen voor informatie over het
HP-benodigdheden en -accessoires voor
Cartridges reinigen voor meer
Cartridges vervangen voor
Cartridges reinigen voor meer
Cartridges vervangen voor
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
91
Hoofdstuk 5
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar
Controleer de cartridges
•Controleer of beide cartridges geïnstalleerd zijn en naar behoren werken. De
cartridges moeten wellicht worden gereinigd. Zie
informatie. De inkt in de cartridges is mogelijk op. Vervang eventuele lege
cartridges. U kunt ook proberen de cartridges te verwijderen en opnieuw te
installeren. Let daarbij op dat ze goed vastklikken. Zie
meer informatie.
•Controleer of er met de cartridges is geknoeid. Het navullen van cartridges en het
gebruik van incompatibele inkten kan het complexe afdruksysteem ontregelen, wat
kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van het
apparaat of de cartridge. HP verstrekt geen garantie op of ondersteuning voor
nagevulde cartridges. Zie
bestelinformatie.
Controleer het type afdrukmateriaal
Sommige afdrukmaterialen zijn niet geschikt voor gebruik met uw apparaat.
Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
HP-benodigdheden en -accessoires voor
De kleuren zijn niet goed uitgelijnd
Controleer de cartridges
•Controleer of beide cartridges geïnstalleerd zijn en naar behoren werken. De
cartridges moeten wellicht worden gereinigd. Zie
informatie. De inkt in de cartridges is mogelijk op. Vervang eventuele lege
cartridges. U kunt ook proberen de cartridges te verwijderen en opnieuw te
installeren. Let daarbij op dat ze goed vastklikken. Zie
meer informatie.
•Telkens als u een nieuwe cartridge installeert, moet u de cartridges uitlijnen voor
een optimale afdrukkwaliteit. Als uw afdruk korrelig is of losse stippen of
gekartelde randen vertoont, of als de inktkleuren in elkaar overlopen, lijnt u de
cartridges opnieuw uit vanuit de Werkset of het printerstuurprogramma (Windows),
het HP Printerprogramma (Mac OS) of de Werkset-software voor PDA’s
(Pocket PC en Palm OS). Zie
•Controleer of er met de cartridges is geknoeid. Het navullen van cartridges en het
gebruik van incompatibele inkten kan het complexe afdruksysteem ontregelen, wat
kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van het
apparaat of de cartridge. HP verstrekt geen garantie op of ondersteuning voor
nagevulde cartridges. Zie
bestelinformatie.
Cartridges uitlijnen voor meer informatie.
HP-benodigdheden en -accessoires voor
Cartridges reinigen voor meer
Cartridges vervangen voor
Cartridges reinigen voor meer
Cartridges vervangen voor
Controleer de positie van de afbeeldingen
Controleer met de zoomfunctie of met de functie afdrukvoorbeeld van uw toepassing
of zich ruimtes tussen de afbeeldingen bevinden.
92Onderhoud en problemen oplossen
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen
Controleer de afdrukmodus
Probeer in het printerstuurprogramma af te drukken in de modus Beste. Zie
Afdrukinstellingen wijzigen voor meer informatie.
Controleer de cartridges
•Reinig de cartridges. Zie
•Telkens als u een nieuwe cartridge installeert, moet u de cartridges uitlijnen voor
een optimale afdrukkwaliteit. Als uw afdruk korrelig is of losse stippen of
gekartelde randen vertoont, of als de inktkleuren in elkaar overlopen, lijnt u de
cartridges opnieuw uit vanuit de Werkset of het printerstuurprogramma (Windows),
het HP Printerprogramma (Mac OS) of de Werkset-software voor PDA’s
(Pocket PC en Palm OS). Zie
•Controleer of er met de cartridges is geknoeid. Het navullen van cartridges en het
gebruik van incompatibele inkten kan het complexe afdruksysteem ontregelen, wat
kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van het
apparaat of de cartridge. HP verstrekt geen garantie op of ondersteuning voor
nagevulde cartridges. Zie
bestelinformatie.
Cartridges reinigen voor meer informatie.
Cartridges uitlijnen voor meer informatie.
HP-benodigdheden en -accessoires voor
Problemen met de papierinvoer oplossen
Zie Verhelp een storing in het apparaat voor informatie over het verwijderen van
vastgelopen papier.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Afdrukmateriaal is niet geschikt voor de printer
Afdrukmateriaal wordt niet gepakt
•
Het afdrukmateriaal wordt niet goed uitgevoerd
•
Pagina’s worden scheef ingevoerd
•
Meerdere pagina’s tegelijk worden ingevoerd
•
Afdrukmateriaal is niet geschikt voor de printer
Gebruik alleen afdrukmateriaal dat geschikt is voor het apparaat en de gebruikte lade.
Zie
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor meer
informatie.
Afdrukmateriaal wordt niet gepakt
•Controleer of het afdrukmateriaal in de lade is geplaatst. Zie Afdrukmateriaal laden
voor meer informatie. Wapper met het afdrukmateriaal voordat u het in de lade
plaatst.
•Controleer of de papiergeleiders bij de juiste markeringen in de lade zijn geplaatst
voor het materiaalformaat dat u gebruikt. Controleer of de geleiders goed, maar
niet te stevig tegen de stapel rusten.
Problemen met de papierinvoer oplossen
93
Hoofdstuk 5
•Controleer dat het afdrukmateriaal in de lade niet gekruld is. Maak het papier weer
recht door het in de tegenovergestelde richting van de krul te buigen.
•Als de invoerlade van uw printer een verlengstuk heeft, moet u dit volledig
uittrekken.
Het afdrukmateriaal wordt niet goed uitgevoerd
Verwijder overtollig afdrukmateriaal uit het uitvoergedeelte. Als de afdrukken bij de
uitvoersleuf blijven liggen, kunnen zij de uitvoer van afdrukmateriaal uit de printer
belemmeren.
Pagina’s worden scheef ingevoerd
•Zorg dat het afdrukmateriaal in de lades goed tegen de papiergeleiders ligt.
•Plaats alleen afdrukmateriaal in het apparaat als het niet aan het afdrukken is.
•Als de invoerlade van uw printer een verlengstuk heeft, moet u dit volledig
uittrekken.
Meerdere pagina’s tegelijk worden ingevoerd
•Wapper met het afdrukmateriaal voordat u het in de lade plaatst.
•Controleer of de papiergeleiders bij de juiste markeringen in de lade zijn geplaatst
voor het materiaalformaat dat u gebruikt. Controleer of de geleiders goed, maar
niet te stevig tegen de stapel rusten.
•Controleer of er niet te veel papier in de lade is geplaatst.
•Gebruik papier dat voldoet aan de HP-specificaties voor optimale prestaties en
efficiency.
Installatieproblemen oplossen
Als de volgende onderwerpen niet helpen, raadpleegt u Ondersteuning en garantie
voor meer informatie over HP-ondersteuning.
•
Suggesties voor hardware-installatie
Suggesties voor software-installatie
•
Problemen met het instellen van draadloze communicatie via 802.11 of Bluetooth
•
Suggesties voor hardware-installatie
Controleer het apparaat
•Controleer of alle kleefband en materiaal aan de buiten- en binnenkant van het
apparaat zijn verwijderd.
•Zorg dat er papier in het apparaat is geladen.
•Zorg ervoor dat er buiten het statuslampje Aan/uit, dat zou moeten branden, geen
andere lampjes branden of flikkeren. Als er buiten het lampje Aan/uit nog andere
lampjes branden of flikkeren, hebt u te maken met een fout. Raadpleeg
op het bedieningspaneel voor meer informatie.
•Controleer of het apparaat een diagnostische zelftestpagina kan afdrukken.
94Onderhoud en problemen oplossen
Lampjes
Controleer de hardwareverbindingen
•Controleer of alle gebruikte snoeren en kabels in goede staat verkeren.
•Controleer of het netsnoer stevig met het apparaat en met een werkend
stopcontact is verbonden.
Controleer de cartridges
•Na installatie van een nieuwe cartridge lijnt het apparaat de cartridges automatisch
uit. Als het uitlijnen mislukt, controleert u of de cartridges correct zijn geïnstalleerd.
Start dan de procedure voor uitlijning van de cartridges. Zie
voor meer informatie.
•Controleer of alle kleppen en deksels goed gesloten zijn.
Suggesties voor software-installatie
Controleer het computersysteem
•Zorg ervoor dat de computer op een ondersteund besturingssysteem werkt.
•Controleer of de computer minstens voldoet aan de minimale systeemvereisten.
•Zorg ervoor dat de USB-drivers niet zijn uitgeschakeld in het apparaatbeheer in
Windows.
•Als u een computer met Windows gebruikt en de computer het apparaat niet kan
vinden, voert u het hulpprogramma voor het verwijderen van software uit (util\ccc
\uninstall.bat op de installatie-cd). Hiermee verwijdert u de driver van het apparaat
volledig. Start de computer opnieuw op en installeer de driver van het apparaat
opnieuw.
Cartridges uitlijnen
Controleer of aan de installatievereisten wordt voldaan
•Zorg ervoor dat u de installatie-cd met de juiste installatiesoftware voor uw
besturingssysteem gebruikt.
•Zorg ervoor dat u alle andere programma's afsluit voordat u de software installeert.
•Als het pad naar het cd-station niet wordt herkend, controleert u of u de juiste
stationsaanduiding hebt opgegeven.
•Als uw computer de installatie-cd in het cd-station niet herkent, controleert u of de
cd is beschadigd. De driver van het apparaat kan worden gedownload van de
website van HP (
Opmerking Als u alle problemen hebt verholpen, moet u het
installatieprogramma opnieuw uitvoeren.
www.hp.com/support).
Problemen met het instellen van draadloze communicatie via 802.11 of Bluetooth
Als u problemen ondervindt met het afdrukken via een draadloze 802.11- of Bluetoothverbinding, probeert u het volgende. Zie
draadloze verbinding voor meer informatie over het configureren van draadloze
instellingen.
802.11 draadloze verbinding en Bluetooth
Installatieproblemen oplossen
95
Hoofdstuk 5
Opmerking Om draadloze 802.11-communicatie tot stand te brengen, moet u de
draadloze installatie voltooien door het installatieprogramma op de Starter-cd uit te
voeren. U kunt de instellingen voor draadloze communicatie opgeven vanuit de
Werkset (Windows) als de printer via een USB-kabel is aangesloten, maar u kunt
pas afdrukken met behulp van een draadloze 802.11-verbinding als u het
installatieprogramma uitvoert en het apparaat instelt op draadloze communicatie.
Volg deze algemene stappen en gebruik de informatie in de volgende onderwerpen
om problemen met draadloze communicatie op te lossen:
Windows
1. Controleer de draadloze printerkaart. Zie
Controleer de draadloze printerkaart voor
meer informatie.
2. Controleer de draadloze instellingen. Zie
Controleer de draadloze instellingen voor
meer informatie.
3. Wijs het IP-adres voor het apparaat handmatig toe op het tabblad Poorten van de
apparaateigenschappen.
4. PING het apparaat. Zie
Controleer de netwerkcommunicatie voor meer informatie.
Mac OS
1. Controleer de draadloze printerkaart. Zie
Controleer de draadloze printerkaart voor
meer informatie.
2. Verwijder het apparaat in het Afdrukbeheer en voeg het apparaat opnieuw toe
(Mac OS).
3. PING het apparaat. Zie
Controleer de netwerkcommunicatie voor meer informatie.
Controleer de draadloze printerkaart
•Controleer of de draadloze printerkaart juist in het apparaat is geplaatst. Zie
draadloze 802.11- of Bluetooth-USB-accessoire installeren voor meer informatie.
•U moet de draadloze printerkaart in het apparaat plaatsen vóór of na, en niet
tijdens, de initialisatie van het apparaat.
•Als het lampje op de draadloze printerkaart niet brandt, ga dan als volgt te werk:
◦Verwijder de draadloze printerkaart.
◦Zet het apparaat uit, wacht enkele seconden en zet het apparaat weer aan.
◦Plaats de kaart terug in het apparaat als het apparaat klaar is om af te
drukken. AIs er geen reactie is, probeert u deze procedure een paar keer
opnieuw. Is er nog steeds geen reactie, neem dan contact op met HP. Zie
Ondersteuning en garantie voor meer informatie.
•Om te controleren of de draadloze printerkaart werkt, kunt u proberen af te
drukken met behulp van een ander draadloos apparaat. Als u nog steeds niet kunt
afdrukken, is de draadloze printerkaart wellicht defect. Vervang zonodig de kaart.
96Onderhoud en problemen oplossen
Het
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.