De informatie in dit document kan zonder
vooraankondiging worden gewijzigd.
De enige garanties voor HP producten en
diensten worden vermeld in de specieke
garantieverklaring bij dergelijke producten en
diensten. Niets in dit document mag worden
opgevat als aanvullende garantie. HP stelt zich
niet aansprakelijk voor technische of
redactionele fouten of weglatingen in dit
document.
Kennisgeving over de veiligheid
Lees en volg de bedienings- en
veiligheidsinstructies voordat u de apparatuur
inschakelt.
Handelsmerken
Alle producten en bedrijfsnamen zijn
gedeponeerde handelsmerken van hun
oorspronkelijke eigenaren. Handelsmerken
worden uitsluitend gebruikt voor identicatie- en
referentiedoeleinden en duiden op geen enkele
wijze op een relatie tussen HP en de eigenaar
van het handelsmerk of het productmerk.
Inhoudsopgave
1 Welkom bij uw MJF-systeem ................................................................................................................................................................... 1
Vereisten voor productgebruik ............................................................................................................................................... 2
Aanbevelingen voor gebruik ................................................................................................................................................... 4
Gevaar van lichtstraling ......................................................................................................................................................... 10
Gebruik van gereedschappen ............................................................................................................................................... 13
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen ..................................................................................................................... 13
4 In- en uitschakelen ................................................................................................................................................................................. 33
De printer in- en uitschakelen .............................................................................................................................................. 34
Het verwerkingsstation in- en uitschakelen ...................................................................................................................... 35
Labels van stroomonderbrekers ......................................................................................................................................... 36
5 Printer en het verwerkingsstation verbinden met het netwerk ..................................................................................................... 37
Vereisten voor verbinding en bewaking op afstand ......................................................................................................... 37
6 Een bestand voor afdrukken voorbereiden ........................................................................................................................................ 40
7 Materiaal in de build-eenheid bijvullen ............................................................................................................................................... 46
Een ander materiaaltype gebruiken .................................................................................................................................... 50
Een af te drukken taak verzenden ....................................................................................................................................... 63
Een af te drukken taak selecteren ....................................................................................................................................... 63
Taak toevoegen tijdens het afdrukken ............................................................................................................................... 63
Een taak annuleren ................................................................................................................................................................ 64
Status op het voorpaneel controleren ................................................................................................................................ 65
Status op afstand controleren ............................................................................................................................................. 65
Mogelijke fouten tijdens het afdrukken .............................................................................................................................. 65
9 De build uitpakken .................................................................................................................................................................................. 67
Algemeen advies en voorzorgsmaatregelen ..................................................................................................................... 68
Als de tilhulp niet past ........................................................................................................................................................... 68
De build extraheren naar de natuurlijke koeleenheid ...................................................................................................... 73
Uitpakken met de natuurlijke koeleenheid ........................................................................................................................ 75
Uitpakken zonder de natuurlijke koeleenheid ................................................................................................................... 76
10 Reiniging en naverwerking van onderdelen .................................................................................................................................... 82
Onderhoud aan verwerkingsstation ................................................................................................................................. 203
Onderhoud aan build-eenheid ........................................................................................................................................... 221
Het product verplaatsen of opslaan ................................................................................................................................. 228
Problemen met de gezondheid van de printkop oplossen ........................................................................................... 230
De printkoppen herstellen (reinigen) ................................................................................................................................ 243
De luchtstroom controleren ............................................................................................................................................... 243
0085-0013-0X01 – wagen – primer – storing ............................................................................................................... 250
0085-0013-0X33 – wagen – primer – stroom te hoog ................................................................................................ 250
0085-0013-0X41 – wagen – primer – lekkage .............................................................................................................. 250
15 Als u hulp nodig hebt ........................................................................................................................................................................ 252
Index ........................................................................................................................................................................................................... 254
viNLWW
1Welkom bij uw MJF-systeem
●
Documentatie
●
Vereisten voor productgebruik
●
MJF-technologie
●
Aanbevelingen voor gebruik
NLWW1
Documentatie
De volgende documenten zijn beschikbaar:
●Handleiding voor locatievoorbereiding
●Inleidende informatie
●Gebruikershandleiding (dit document)
●Juridische informatie
●Beperkte garantie
●Conformiteitsverklaring
●Gebruikershandleiding HP SmartStream 3D Build Manager
●Gebruikershandleiding van HP SmartStream 3D Command Center
U kunt deze documenten downloaden vanaf de juiste webpagina:
●http://www.hp.com/go/jetfusion3D5200/manuals
●http://www.hp.com/go/jetfusion3D5210/manuals
●http://www.hp.com/go/jetfusion3D5210pro/manuals
Vereisten voor productgebruik
De producten, services en verbruiksartikelen zijn onderworpen aan de volgende aanvullende voorwaarden:
●De klant gaat ermee akkoord dat alleen verbruiksartikelen van het merk HP en gecerticeerde materialen
van HP mogen worden gebruikt in de 3D-printer van HP, en de klant begrijpt dat het gebruik van andere
verbruiksartikelen dan verbruiksartikelen van HP kan leiden tot ernstige functioneringsproblemen van het
product en/of veiligheidsproblemen, inclusief maar niet beperkt tot de problemen die in de
gebruikershandleiding worden beschreven. De klant gaat ermee akkoord dat hij/zij het product en/of de
verbruiksartikelen niet mag gebruiken voor toepassingen die niet zijn toegestaan door de VS, EU en/of
andere toepasselijke wetgeving.
●De klant gaat ermee akkoord dat hij/zij het product en/of de verbruiksartikelen niet mag gebruiken voor het
ontwikkelen, ontwerpen of produceren van kernwapens, raketten, chemische of biologische wapens en/of
explosieven van welke aard dan ook.
●De klant gaat ermee akkoord dat hij/zij voldoet aan de hieronder beschreven connectiviteitsvereisten.
●De klant mag alleen in het product geïntegreerde rmware gebruiken om te zorgen dat het product
functioneert overeenkomstig de opgegeven specicaties.
●De klant gaat ermee akkoord dat hij/zij zich moet houden aan de gebruikershandleiding.
●Producten, services en/of technische gegevens die onder deze voorwaarden worden verstrekt, zijn bedoeld
voor intern gebruik van de klant en mogen niet worden doorverkocht.
MJF-technologie
De HP Multi Jet Fusion-technologie biedt meer snelheidsvoordelen en meer controle over onderdeel- en
materiaaleigenschappen dan andere 3D-afdrukprocessen.
De HP Multi Jet Fusion-technologie begint met het neerleggen van een dun laagje materiaal in het werkgebied.
Vervolgens gaat de afdrukwagen met een palet HP thermische inkjets van links naar rechts, waarbij chemische
2Hoofdstuk 1 Welkom bij uw MJF-systeemNLWW
agents over het gehele werkgebied worden afgedrukt. Het proces van laagjesvorming en het energieproces zijn
gekoppeld in een continu op-en-neer-gaande beweging van de tweede afdrukwagen. Het proces gaat laag voor
laag door totdat een compleet onderdeel is gevormd. De afdrukwagens veranderen op elke laag van richting
voor optimale productiviteit.
a.Het materiaal wordt opnieuw gecoat in het werkgebied.
b.Een samensmeltingsagent (F) wordt selectief toegepast waar de deeltjes aan elkaar moeten smelten.
c.Een toevoeragent (D) wordt selectief toegepast waar de versmeltactie moet worden gereduceerd of
verhoogd. In dit voorbeeld reduceert de toevoeragent samensmelting bij de grens om zodoende een
onderdeel met scherpe en gladde randen te produceren.
d.Het werkgebied wordt blootgesteld aan samensmeltingsenergie.
e.Het onderdeel bestaat nu uit versmolten en niet-versmolten gebieden.
Dit proces wordt herhaald totdat het complete onderdeel is gevormd.
OPMERKING: De volgorde van de bovenstaande stappen is gangbaar, maar kan worden aangepast bij specieke
hardware-implementaties.
De HP Multi Jet Fusion-technologie kan het volledige potentieel van 3D-afdrukken verwezenlijken door zeer
functionele onderdelen te produceren. De HP Multi Jet Fusion-technologie, die gebruik maakt van een palet HP
thermische inkjets, is gebouwd op basis van HP's technische kerncompetentie van het snel en accuraat plaatsen
van nauwkeurige hoeveelheden van diverse typen vloeistoen. Hierdoor krijgt de HP Multi Jet Fusion-technologie
een veelzijdigheid en potentieel die u niet zult aantreen bij andere 3D-afdruktechnologieën.
Naast samensmeltings- en toevoeragents kan de HP Multi Jet Fusion-technologie aanvullende agents gebruiken
om de eigenschappen bij elke volumetrische pixel (of voxel) te veranderen. Deze transformatieagents, die puntvoor-punt over elke dwarsdoorsnede worden achtergelaten, stellen de HP Multi Jet Fusion-technologie in staat
onderdelen te produceren die niet via andere methoden kunnen worden vervaardigd.
Met dank aan HP's diepgaande kennis van kleuren, kunnen HP Multi Jet Fusion-printers naar keuze op elke voxel
een andere kleur afdrukken met behulp van agents die de kleurstoen cyaan, magenta, geel of zwart (CMYK)
bevatten.
De langetermijnvisie voor de HP Multi Jet Fusion-technologie is het maken van onderdelen met regelbaar
variabele – zelfs zeer verschillende – mechanische en fysieke eigenschappen binnen één onderdeel of tussen
afzonderlijke onderdelen die dan tegelijkertijd in het werkgebied worden verwerkt. Dit wordt bewerkstelligd door
de onderlinge interactie tussen de samensmeltings- en toevoeragents onderling, het te versmelten materiaal en
de aanvullende transformatieagents te regelen.
De HP Multi Jet Fusion-technologie kan ontwerp- en productiemogelijkheden leveren die de grenzen van onze
verbeelding te boven gaan. Dat is nu eenmaal het resultaat van technologische doorbraken.
NLWWMJF-technologie3
Aanbevelingen voor gebruik
1.Bereid uw ontwerp voor om af te drukken: open het 3D-model en controleer dit op fouten met de
eenvoudig te gebruiken HP-software.
2.Pak modellen in en verzend ze naar de printer: plaats meerdere modellen in de software en verzend de
taak naar de printer.
3.Voeg materialen toe: plaats de materiaalcartridges in het verwerkingsstation.
4.Geautomatiseerde vermenging: het bijvullen en mengen zal op schone wijze verlopen omdat het
verwerkingsstation is meegeleverd en geautomatiseerd. Materialen worden in de build-eenheid geladen.
5.Verwijder de build-eenheid uit het verwerkingsstation.
6.Schuif de build-eenheid in de printer.
7.Druk af met controle op voxel-niveau: tik op Start om extreem nauwkeurige afmetingen en jne details te
krijgen, dankzij HP's unieke afdrukproces met meerdere agents.
8.Gestroomlijnde workow: de build-eenheid kan worden verwijderd uit de printer – die is nu klaar is voor de
volgende build – en kan worden teruggeplaatst in het verwerkingsstation.
4Hoofdstuk 1 Welkom bij uw MJF-systeemNLWW
2Veiligheidsmaatregelen
●
Inleiding
●
Algemene veiligheidsrichtlijnen
●
Denitieve onderdelen/builds
●
Explosiegevaar
●
Gevaar van elektrische schok
●
Hittegevaar
●
Brandgevaar
●
Mechanisch gevaar
●
Gevaar van lichtstraling
●
Chemisch gevaar
●
Ventilatie
●
Airconditioning
●
Afvoersysteem
●
Akoestische belasting
●
Gevaar bij vervoer build-eenheid
●
3D-onderdelen uitpakken
●
Persoonlijke beschermende uitrusting
●
Gebruik van gereedschappen
●
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen
●
Waarschuwingslabels
●
Noodstopknoppen
NLWW5
Inleiding
Lees de volgende veiligheidsmaatregelen en bedieningsinstructies alvorens de printer te gebruiken, om er zeker
van te zijn dat u deze op een veilige manier gebruikt.
U wordt verwacht de juiste technische opleiding en ervaring te hebben die nodig zijn om bekend te zijn met de
gevaren waaraan u kunt worden blootgesteld bij het uitvoeren van een taak, en de juiste maatregelen te treen
om de risico's voor uzelf en anderen te minimaliseren.
Voer het aanbevolen onderhoud en de schoonmaaktaken uit om voor een correcte en veilige werking van de
apparatuur te zorgen.
De werking moet te allen tijde worden bewaakt.
De apparatuur is stationair en moet zich in een gebied bevinden met beperkte toegang voor uitsluitend
geautoriseerd personeel.
Algemene veiligheidsrichtlijnen
Schakel alle apparatuur uit met behulp van de stroomonderbrekers in de verdeelkast van het gebouw en neem in
de volgende gevallen contact op met uw servicevertegenwoordiger (zie Als u hulp nodig hebt op pagina 252):
●De stroomkabel is beschadigd.
●De behuizingen voor de bovenverwarming en de samensmeltingslampen zijn beschadigd, het glas
ontbreekt of is gebroken, of de afdichting is defect.
●De apparatuur is beschadigd door een klap.
●Er is vloeistof in de apparatuur gekomen.
●Er komt rook of een ongewone lucht uit de apparatuur.
●De ingebouwde aardlekschakelaar is herhaaldelijk geactiveerd.
●De zekeringen zijn doorgebrand.
●De apparatuur werkt niet normaal.
●Er is mechanische schade of schade aan de behuizing.
Schakel in elk van de volgende gevallen de apparatuur uit met behulp van de stroomonderbrekers:
●Tijdens onweer
●Tijdens een stroomstoring
Gebruik de apparatuur alleen binnen het aangegeven bereik van de gebruikstemperatuur en de luchtvochtigheid.
Raadpleeg de handleiding voor locatievoorbereiding die kan worden gedownload vanaf:
●http://www.hp.com/go/jetfusion3D5200/manuals
●http://www.hp.com/go/jetfusion3D5210/manuals
●http://www.hp.com/go/jetfusion3D5210pro/manuals
De printer, eenheid en verwerkingsstation moeten altijd in de dezelfde omgevingsomstandigheden verblijven.
Het print-productiegebied waarin de apparatuur wordt geïnstalleerd, moet vrij zijn van gemorste vloeistoen en
condens uit de omgeving.
Controleer of zich geen condens in de apparatuur bevindt voordat u deze inschakelt.
6Hoofdstuk 2 VeiligheidsmaatregelenNLWW
Wees extra voorzichtig met zones die zijn gemarkeerd met waarschuwingslabels.
Gebruik uitsluitend materialen en agents die zijn gecerticeerd door HP of van het merk HP. Gebruik geen nietgeautoriseerd materiaal of agents van derden.
Gebruik uitsluitend door HP gecerticeerde externe tanks. Het gebruik van externe tanks van andere leveranciers
kan leiden tot veiligheidsrisico's, materiaallekkages en storingen in het verwerkingsstation. Ook kan het de
systeemgarantie beïnvloeden.
Druk in het geval van onverwachte storingen, afwijkingen, elektrostatische ontladingen of elektromagnetische
interferentie op de noodstopknop en koppel de apparatuur los. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw ondersteuningsvertegenwoordiger.
Denitieve onderdelen/builds
De klant neemt alle risico's op zich betreende of voortvloeiende uit de afgedrukte 3D-onderdelen.
De klant is uitsluitend aansprakelijk voor de evaluatie van en de vaststelling van de geschiktheid en de naleving
van de van toepassing zijnde regelgeving van de producten en/of gedrukte 3D-onderdelen voor elk gebruik, met
name voor gebruik (met inbegrip maar niet beperkt tot medisch/tandheelkundig, contact met voedsel,
autoproductie, zware industrie en consumentenproducten) die zijn gereguleerd door Amerikaanse, EU en andere
betrokken overheden.
Explosiegevaar
WAARSCHUWING! Stofwolken kunnen explosieve mengsels met de lucht vormen. Neem voorzorgsmaatregelen
tegen statische ladingen en blijf uit de buurt van ontstekingsbronnen.
LET OP: Het apparaat is niet bedoeld voor gevaarlijke locaties of zones met een ATEX-classicatie: alleen
normale locaties.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om het risico op ontploing te vermijden:
●Roken, kaarsen, lassen en open vuur moeten verboden zijn vlakbij de apparatuur of de materiaalopslag.
●De binnen- en buitenkant van de apparatuur moet regelmatig worden gereinigd met een explosieveilige
stofzuiger om stofophoping te voorkomen. Veeg stof niet weg en probeer het niet te verwijderen met een
persluchtpistool.
●Een explosieveilige stofzuiger die is goedgekeurd voor het verzamelen van brandbaar stof is vereist voor
reiniging. Neem maatregelen om het morsen van materiaal te beperken en om mogelijke
ontstekingsbronnen zoals elektrostatische ontladingen, vlammen en vonken te vermijden. Rook niet in de
omgeving.
●De apparatuur en accessoires moeten goed zijn geaard via de stopcontacten; rommel niet met interne
aansluitingen. Als statische ontladingen of elektrische vonken worden opgemerkt, moet u het werk
stoppen, de apparatuur loskoppelen en contact opnemen met uw ondersteuningsvertegenwoordiger.
●Controleer de luchtlters en de afdichting van de verwarmingslampen regelmatig, zoals aangegeven in
Hardwareonderhoud op pagina 84. Verwijder geen lters of lampenglazen.
●Gebruik uitsluitend materialen en agents die zijn gecerticeerd door HP of van het merk HP. Gebruik geen
niet-geautoriseerd materiaal of agents van derden.
●HP beveelt het gebruik van HP-accessoires aan voor het uitpakken van 3D-onderdelen en het bijvullen van
het buildcompartiment. Als andere methoden worden gebruikt, lees dan de volgende opmerkingen:
NLWWDenitieve onderdelen/builds7
–Stofwolken gegenereerd tijdens verwerking en/of opslag kunnen explosieve mengsels met lucht
vormen. Kenmerken van stofexplosies variëren afhankelijk van de deeltjesgrootte, -vorm,
vochtinhoud, vervuiling en andere variabelen.
–Controleer of alle apparatuur goed is geaard en geïnstalleerd om te voldoen aan eisen voor
elektrische classicatie. Net als met elk droog materiaal kan het gieten van dit materiaal of het laten
vallen of transporteren door goten of leidingen elektrostatische vonken opwekken en genereren, die
het materiaal zelf of andere ontvlambare materialen die in contact komen met het materiaal of de
houders daarvan kunnen doen ontsteken.
●Materiaalopslag, verwerking en verwijdering overeenkomstig de plaatselijke wetgeving. Raadpleeg de
veiligheidsinformatiebladen op
Volg de processen en procedures voor milieu, gezondheid en veiligheid.
●Plaats de apparatuur niet in een gevaarlijke omgeving, houd deze gescheiden van andere apparatuur die
tijdens het gebruik een brandbare stofwolk kan ontwikkelen.
●Hulpapparatuur voor naverwerking, zoals voor zandstralen, moet geschikt zijn voor brandbaar stof.
●Stop de activiteiten direct als u vonken of materiaalverspillingen ziet en bel uw servicevertegenwoordiger
van HP voordat u verder gaat.
●Alle personeel moet bij het hanteren van brandbaar stof vrij zijn van statische elektriciteit door geleidend of
dissipatief schoeisel en geleidende of dissipatieve kleding en een geleidende vloer te gebruiken.
●Gebruikers en operators moeten zijn getraind voor explosieve atmosferen en de bijbehorende gevaren
tijdens het reinigen, in overeenstemming met lokale wetgeving en de vereisten van het bedrijf.
http://www.hp.com/go/msds voor een adequate verwerking en opslag.
Bovendien is op het 5210 Pro-verwerkingsstation het volgende van toepassing:
●Gebruik een bulkafvoersysteem en trommelrotator die geschikt zijn voor brandbaar stof en voor het
materiaal dat u wilt gebruiken.
●Houd een gebied van ten minste 2 m rond het systeem vrij van elektrische/elektronische apparaten en
ontstekingsbronnen.
●Gebruik onbuigzame leidingen en exibele slangen die geschikt zijn voor het transport van brandbaar
poeder en die juist geaard zijn.
●Gebruik statische aardingsklemmen om een materiaallaadtank aan te sluiten wanneer deze voor de
toevoer van bulkmateriaal wordt gebruikt.
Gevaar van elektrische schok
WAARSCHUWING! De interne bedrading in de elektrische schakelkast, de bovenverwarming, de
samensmeltingslampen, de build-eenheid, en het verwerkingsstation werken met gevaarlijke spanningen die de
dood of ernstig persoonlijk letsel kunnen veroorzaken.
Schakel de apparatuur uit met behulp van de stroomonderbrekers in de verdeelkast van het gebouw voordat u
reparaties uitvoert. De printer mag alleen op stopcontacten worden verbonden met de aarde.
Ter vermijding van een elektrische schok:
●Probeer niet om de behuizingen voor de interne bedrading, de bovenverwarming, de
samensmeltingslampen, de build-eenheid, het verwerkingsstation of de elektrische schakelkast te
ontmantelen, behalve tijdens onderhoudswerkzaamheden. Volg in deze gevallen de instructies nauwgezet.
●De afgesloten systeemkleppen of -pluggen niet verwijderen of openen.
8Hoofdstuk 2 VeiligheidsmaatregelenNLWW
●Steek geen voorwerpen door sleuven in de apparatuur.
●Test de aardlekschakelaars elk jaar. Zie De werking van de aardlekschakelaars controleren op pagina 202
en De werking van de aardlekschakelaar controleren op pagina 214.
OPMERKING: Een doorgebrande zekering kan wijzen op een storing van de elektrische circuits in het systeem.
Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger (zie Als u hulp nodig hebt op pagina 252) en probeer niet
zelf de zekering te vervangen.
Hittegevaar
De subsystemen van de printer voor bovenverwarming en samensmelting en de het buildcompartiment werken
op hoge temperaturen en kunnen bij aanraking brandwonden veroorzaken. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om persoonlijk letsel te voorkomen.
●Wees extra voorzichtig bij het benaderen van het afdrukgebied. Laat de printer afkoelen voordat u de
afdekplaten opent.
●Wees extra voorzichtig met zones die zijn gemarkeerd met waarschuwingslabels.
●Plaats tijdens het gebruik geen voorwerpen binnen de apparatuur.
●Dek behuizingen niet af tijdens het gebruik.
●Laat de apparatuur afkoelen alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
●Wacht minstens de minimale afkoeltijd (zie De build uitpakken op pagina 67) voordat u de build-eenheid
van de printer afhaalt na het afdrukken, of voor het uitpakken van onderdelen van de eenheid.
Brandgevaar
De subsystemen van de printer voor bovenverwarming en samensmelting en het buildcompartiment werken op
hoge temperaturen. Neem contact op met de servicevertegenwoordiger als de ingebouwde aardlekschakelaar
herhaaldelijk is geactiveerd.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om het risico op brand te vermijden:
●Gebruik de stroomspanning die op het typeplaatje staat vermeld.
●Sluit het netsnoer aan op een toegewezen lijn die is beveiligd met een stroomonderbreker, zoals in de
Handleiding voor locatievoorbereiding is beschreven.
●Steek geen voorwerpen door sleuven in de apparatuur.
●Mors geen vloeistof op de apparatuur. Zorg ervoor dat na het reinigen alle componenten droog zijn voordat
de apparatuur weer wordt gebruikt.
●Gebruik in en om de apparatuur geen spuitbusproducten die ontbrandbare gassen bevatten. Gebruik de
apparatuur niet in een omgeving met explosiegevaar.
●Blokkeer of bedek de openingen van de apparatuur niet.
●Probeer niet om de bovenverwarming, de samensmelting, het buildcompartiment, de elektrische
schakelkast of de behuizingen aan te passen.
●Goed onderhoud en originele benodigdheden van HP zijn vereist om een veilige werking van de apparatuur
conform het ontwerp te waarborgen. Het gebruik van niet-HP-verbruiksartikelen kan een brandrisico
vormen.
●Wees extra voorzichtig met zones die zijn gemarkeerd met waarschuwingslabels.
NLWWHittegevaar9
●Plaats geen voorwerpen op de bovenklep, behuizingen of ventilatie-openingen.
●Laat geen gereedschap of andere materialen in de apparatuur achter na onderhoud of reparatie.
Geschikte materialen voor brandbestrijding zijn kooldioxide, waternevel, droge chemicaliën en schuim.
VOORZICHTIG: Gebruik geen waterstraal omdat dit het vuur kan doen uiteenslaan en verspreiden.
WAARSCHUWING! Afhankelijk van het gebruikte materiaal kunnen ongezonde substanties in de lucht vrijkomen
in het geval van brand. Draag afgesloten drukvragende ademhalingsapparatuur en volledige beschermende
kleding. Uw specialist op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid (EHS) moet het Safety Data Sheet (SDS)
over elk materiaal raadplegen, beschikbaar op http://www.hp.com/go/msds, en adviseren over de passende
maatregelen voor uw locatie.
Mechanisch gevaar
De apparatuur heeft bewegende delen die persoonlijk letsel kunnen veroorzaken. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen om persoonlijk letsel te voorkomen wanneer u dicht bij de apparatuur werkt.
●Houd kleding en alle lichaamsdelen uit de buurt van bewegende delen.
●Draag geen halskettingen, armbanden en andere hangende voorwerpen.
●Als uw haar lang is, probeer dit dan vast te zetten zodat het niet in de apparatuur terecht kan komen.
●Zorg ervoor dat mouwen of handschoenen niet vast komen te zitten in de bewegende delen.
●Sta niet te dicht bij de ventilatoren, dit kan persoonlijk letsel veroorzaken en de afdrukkwaliteit beïnvloeden
(door het blokkeren van de luchtstroom).
●Gebruik de apparatuur niet zonder afdekplaten.
Gevaar van lichtstraling
Infrarode (IR) straling wordt afgegeven door de bovenverwarming en de samensmeltingslampen. De
stralingslimiet van de behuizing voldoet aan de vereisten van vrijstellingsgroep IEC 62471:2006, Fotobiologische veiligheid van lampen en lampsystemen. Pas de behuizing van de bovenklep niet aan, noch de glasplaten of
ramen.
Chemisch gevaar
Zie de veiligheidsinformatiebladen beschikbaar op http://www.hp.com/go/msds voor de identicatie van de
chemische ingrediënten van de verbruiksartikelen (materiaal en agents). Er moet voldoende ventilatie worden
verschaft om ervoor te zorgen dat mogelijke blootstelling via de lucht aan deze stoen actief wordt beheerd.
Raadpleeg uw vaste specialist op het gebied van airconditioning en milieu, gezondheid en veiligheid (EHS) voor
advies over de juiste maatregelen voor uw locatie.
Gebruik uitsluitend door HP gecerticeerde materialen en agents. Gebruik geen niet-geautoriseerd materiaal of
agents van derden.
VOORZICHTIG: Bij het verwerken van materiaal kunnen gevaarlijke stoen vrijkomen. Installeer een
luchtafvoersysteem om dit risico te voorkomen (raadpleeg de handleiding voor locatievoorbereiding).
VOORZICHTIG: Gevaarlijke stoen, in de vorm van vluchtige organische verbindingen van agents, kunnen
condenseren op oppervlakken. Draag persoonlijke beschermingsmiddelen om het risico op chemisch contact te
voorkomen (zie Persoonlijke beschermende uitrusting op pagina 12).
10Hoofdstuk 2 VeiligheidsmaatregelenNLWW
Ventilatie
Ventilatie met verse lucht is noodzakelijk om een comfortabel niveau te handhaven. Voor een specieker aanpak
van adequate ventilatie kunt u de laatste versie van het document Ventilation for Acceptable Indoor Air Quality
(Ventilatie voor een aanvaardbare binnenluchtkwaliteit) van de ANSI/ASHRAE (American Society of Heating,
Refrigerating and Air-Conditioning Engineers) raadplegen.
Er moet voldoende ventilatie worden verschaft om ervoor te zorgen dat mogelijke blootstelling via de lucht aan
deze materialen en agents actief wordt beheerd conform de Safety Data Sheets (veiligheidsinformatiebladen).
Ventilatie moet overeenkomen met plaatselijke richtlijnen en regelgeving op het gebied van milieu, gezondheid
en veiligheid (EHS).
Voor de printer en het verwerkingsstation volgt u de ventilatie-aanbevelingen in de handleiding voor
locatievoorbereiding.
VOORZICHTIG: Gevaarlijke stoen, in de vorm van vluchtige organische verbindingen van agents, kunnen
condenseren op oppervlakken. Draag persoonlijke beschermingsmiddelen om het risico op chemisch contact te
voorkomen (zie Persoonlijke beschermende uitrusting op pagina 12).
OPMERKING: De ventilatie-eenheden mogen niet direct op de apparatuur blazen.
Airconditioning
Als er klimaatregeling in het werkgebied wordt geïnstalleerd, moet er rekening worden gehouden met de warmte
die het apparaat produceert. Raadpleeg het gedeelte over airconditioning in de handleiding voor
locatievoorbereiding voor meer informatie.
Airconditioning moet overeenkomen met plaatselijke richtlijnen en regelgeving op het gebied van milieu,
gezondheid en veiligheid (EHS).
OPMERKING: De airconditioningeenheden mogen niet direct op de apparatuur blazen.
Afvoersysteem
De printer is ontworpen om lucht af te voeren in de printerruimte, maar er kan ook een afvoersysteem worden
aangesloten dat door de klant wordt geïnstalleerd. De tweede optie geniet om meerdere redenen de voorkeur,
onder andere omdat de hitte van de printer op deze manier niet in de ruimte wordt vrijgegeven en de
temperatuur van de ruimte dus lager is. Bovendien hoeven in dat geval minder strenge vereisten met betrekking
tot ventilatie van de ruimte te worden gehanteerd, wordt de hoeveelheid luchtdeeltjes beperkt en is het
geluidsniveau lager. Daarom raadt HP u sterk aan de printer aan te sluiten op een afvoersysteem. Afhankelijk van
het verwerkte materiaal en lokale regelgeving kan dit ook verplicht zijn.
Als u een afvoersysteem wilt installeren dat voldoet aan de vereisten van de printer, volgt u de aanbevelingen
voor afvoersystemen in de handleiding voor locatievoorbereiding. Aangezien ventilatie en airconditioning
gerelateerd zijn aan het afvoersysteem, moet u ook de aanbevelingen voor ventilatie en airconditioning in de
handleiding voor locatievoorbereiding in acht nemen.
Over het algemeen hoeft u het afvoersysteem na de installatie niet meer aan te passen. Bij te weinig of te veel
afzuiging worden er echter systeemfouten gerapporteerd en kan het nodig zijn om aanpassingen door te voeren.
Voor dat doel is hier een onderhoudsprocedure opgenomen om u hierbij te helpen.
NLWWVentilatie11
Akoestische belasting
Printer en buildunit
De opgegeven dubbele geluidsemissiewaarden in overeenstemming met ISO 4871, overeenkomend met de
slechtste omstanderpositie in overeenstemming met ISO 11202, bevinden zich aan de achterkant van de printer:
●LpA = 75 dB(A), gemeten met de ventilatoren op maximale snelheid
●KpA = 5 dB
Verwerkingsstation en buildunit
De opgegeven dubbele geluidsemissiewaarden in overeenstemming met ISO 4871, overeenkomend met de
microfoonpositie, bevinden zich in het daarvoor voorziene bedieningsgebied, in overeenstemming met ISO
11202:
●LpA 73 dB(A), gemeten tijdens het uitpakproces
●KpA = 5 dB
Gehoorbescherming kan noodzakelijk zijn conform de plaatselijke wetgeving; neem contact op met uw specialist
op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid (EHS).
Gevaar bij vervoer build-eenheid
Extra oplettendheid is geboden bij het verplaatsen van de build-eenheid om persoonlijk letsel te voorkomen.
●Draag altijd persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals laarzen en handschoenen.
●Houd het veiligheidsdeksel altijd bovenop de eenheid, behalve wanneer deze zich in de printer of het
verwerkingsstation bevindt.
●Bestuur de eenheid alleen met de handgreep.
●Verplaats de eenheid over soepele, vlakke ondergronden zonder treden.
●Vermijd schokken tijdens het vervoer waardoor het materiaal kan morsen.
●Vergrendel de voorste draaiwielen wanneer de eenheid niet wordt verplaatst. Vergeet niet om ze te
ontgrendelen voor het verplaatsen.
Houd er bij het verplaatsen van de build-eenheid naar een andere ruimte rekening mee dat de
omgevingscondities constant moeten blijven.
3D-onderdelen uitpakken
Draag hittebestendige handschoenen bij het uitpakken van afgedrukte 3D-onderdelen.
Persoonlijke beschermende uitrusting
HP beveelt de volgende apparatuur aan, die kan worden gebruikt voor materiaalbehandeling, het uitpakken van
onderdelen en bepaalde taken voor onderhoud en reiniging:
●Een paar hittebestendige handschoenen per persoon, exibel en resistent tot 200°C met een onregelmatig
grijpoppervlak
●Geleidende of anti-elektrostatische schoenen en kleding
12Hoofdstuk 2 VeiligheidsmaatregelenNLWW
●Masker of veiligheidsbril als de omgeving stoig is
●Gehoorbescherming indien noodzakelijk
Gebruik van gereedschappen
●Gebruikers: Dagelijkse werkzaamheden, waaronder printerinstellingen, afdrukken, uit de verpakking halen
en bijvullen, het vervangen van agentreservoirs en dagelijkse controles. Er is geen speciaal gereedschap
vereist.
●Onderhoudspersoneel: Voor hardwareonderhoudstaken en de vervanging van door de klant zelf te
vervangen onderdelen kan een schroevendraaier nodig zijn, zoals wordt beschreven in
Hardwareonderhoud op pagina 84.
WAARSCHUWING! Gebruik geschikt gereedschap (bijvoorbeeld niet-vonkend gereedschap) op gevaarlijke
locaties of zones met een ATEX-classicatie.
OPMERKING: Tijdens de installatie heeft het aangewezen personeel training voor het veilige gebruik en
onderhoud van de apparatuur gehad. De apparatuur mag niet worden gebruikt zonder deze training.
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen
De volgende symbolen worden in deze handleiding gebruikt om een correct gebruik van de apparatuur te
waarborgen en om te voorkomen dat de apparatuur wordt beschadigd. Volg de instructies die met deze
symbolen zijn gemarkeerd.
WAARSCHUWING! Het niet opvolgen van deze richtlijnen die met dit symbool zijn gemarkeerd, kan leiden tot
ernstig letsel of overlijden.
VOORZICHTIG: Het niet opvolgen van deze richtlijnen die met dit symbool zijn gemarkeerd, kan leiden tot klein
persoonlijk letsel of schade aan het product.
NLWWGebruik van gereedschappen13
Waarschuwingslabels
LabelToelichting
Alleen voor onderhoudspersoneel
Gevaar van elektrische schok
Verwarmingsmodules werken met een gevaarlijke spanning. Koppel
alle stroombronnen los alvorens onderhoud uit te voeren.
VOORZICHTIG: Tweepolig. Neutrale zekering. Raadpleeg voor
onderhoud gekwaliceerde onderhoudsmedewerkers.
Als de zekering moet worden vervangen, dan kunnen de
onderdelen van de apparatuur die nog onder stroom staan een
gevaar opleveren. Schakel de apparatuur uit met behulp van de
stroomonderbrekers in de verdeelkast van het gebouw voordat u
onderhoud uitvoert.
WAARSCHUWING! Hoge lekstroom. Lekstroom kan hoger zijn dan
3,5 mA. Zorg voor een aardaansluiting voordat u de netvoeding
aansluit. Apparatuur mag alleen op een geaard stopcontact worden
aangesloten.
Raadpleeg de installatie-instructies alvorens de stroom aan te
sluiten. Controleer of de invoerspanning binnen het
spanningsbereik van de apparatuur is.
Voor het starten
Lees en volg alle bedienings- en veiligheidsinstructies voordat u de
apparatuur start.
Risico van brandwonden. Laat de apparatuur afkoelen voordat u
interne onderdelen aanraakt.
Het is vereist handschoenen te dragen bij de verwerking van
materiaalcartridges, agents, printkoppen, de printkopreinigingsrol
en bij het uitvoeren van onderhouds- en reinigingstaken. Chemisch
beschermende handschoenen zijn geschikt en moeten zijn getest
conform EN 374.
●Materiaal handschoenen: NBR (nitrilrubber)
●Dikte > 0,11 mm
●Doorbraaktijd > 480 minuten (permeatie 6)
U wordt aangeraden om, per persoon, een paar hittebestendige
handschoenen te dragen bij het uitpakken van onderdelen in het
verwerkingsstation. De temperatuur kan tot 200 °C oplopen,
afhankelijk van het materiaal dat wordt verwerkt.
U wordt aangeraden een veiligheidsmasker te dragen bij het
vervangen van lters.
14Hoofdstuk 2 VeiligheidsmaatregelenNLWW
LabelToelichting
Het is vereist veiligheidsbrillen te dragen bij het vervangen van
lters en het uitvoeren van andere onderhouds- en reinigingstaken.
Stap niet over het ondersteuningsplatform van de
materiaalcartridges.
Klim niet op de externe tank; daardoor kan het verwerkingsstation
omvallen.
Gevaar van pletting. Houd uw handen weg van de rand van de
bovenklep. Open en sluit de bovenklep alleen met de handgreep
(blauw gemarkeerd).
Alleen voor onderhouds- en servicepersoneel
WAARSCHUWING! Stofwolken kunnen explosieve mengsels met
de lucht vormen. Neem voorzorgsmaatregelen tegen statische
ladingen en blijf uit de buurt van ontstekingsbronnen.
Niet roken, geen lucifers, geen open vuur in de buurt van de
apparatuur of de materiaalopslag.
Een explosieveilige stofzuiger die is goedgekeurd voor het
verzamelen van brandbaar stof is vereist voor reiniging.
Neem maatregelen om het morsen van materiaal te beperken en
om mogelijke ontstekingsbronnen zoals elektrostatische
ontladingen, vlammen en vonken te vermijden. Rook niet in de
omgeving.
Verwijderen conform de plaatselijke wetgeving.
Gevaar van elektrische schok. Koppel de stroom los alvorens
onderhoud uit te voeren. Verwarmingsmodules en alle elektrische
kasten werken met een gevaarlijke spanning.
NLWWWaarschuwingslabels15
LabelToelichting
Gevaarlijke bewegende onderdelen. Verwijderd houden van
bewegende ventilatorbladen.
Alleen voor onderhouds- en servicepersoneel
Risico van beklemd raken van vingers. Raak de aandrijvingen niet
aan als deze in beweging zijn: uw handen kunnen bekneld raken
tussen de tandwielen.
Alleen voor onderhouds- en servicepersoneel
Gevaarlijk bewegend onderdeel. Blijf uit de buurt van de bewegende
afdrukwagen en de kabel-/slangdragers. Tijdens het printen gaat de
afdrukwagen heen en weer.
Alleen voor onderhoudspersoneel
Geeft aarde-aansluiting voor bevoegde elektriciens, en
aansluitingen uitsluitend voor onderhoudspersoneel aan. Zorg voor
een aardaansluiting voordat u de netvoeding aansluit.
Koppel de slangen niet los tijdens het spoelen.
Draai voordat u de buildunit inschakelt alle sluitingen stevig vast,
zodat het geheel stevig op zijn plek staat.
16Hoofdstuk 2 VeiligheidsmaatregelenNLWW
Noodstopknoppen
De printer heeft een noodstopknop en een tweede bevindt zich op het verwerkingsstation. In noodsituaties drukt
u op de noodstopknop om alle processen te stoppen.
●Wanneer het om de printer gaat, worden de afdrukwagen, de hercoater, de lampen en de buildunit
stopgezet; de deur van de buildunit en de bovenklep worden vergrendeld tot de interne temperatuur
vermindert.
●Wanneer het om het verwerkingsstation gaat, worden het vacuümsysteem, de motoren en de buildunit
stopgezet.
Er wordt een systeemfoutbericht weergegeven en de ventilatoren werken op maximumsnelheid. Laat de
noodstopknop los voordat u de apparatuur opnieuw start.
Om veiligheidsredenen is de toegang tot het afdrukgebied niet toegestaan tijdens het afdrukken. Laat de printer
afkoelen voordat u iets binnenin aanraakt.
Om de apparatuur volledig te stoppen, schakelt u deze uit. Zie De printer in- en uitschakelen op pagina 34 en
Het verwerkingsstation in- en uitschakelen op pagina 36.
NLWWNoodstopknoppen17
3Belangrijkste onderdelen
●
Printer
●
Verwerkingsstation
●
Build-eenheid
●
Accessoires
●
Voorpaneel
●
Software
18Hoofdstuk 3 Belangrijkste onderdelenNLWW
Printer
1.Bovenste afdekplaat
2.Warmtelampen
3.Thermische camera
4.Hercoatingseenheid en hercoatingsrol
5.Filter voor warmtelampen
6.Filters voor bovenbehuizing
7.Afdrukbed
8.Printkop
9.Samensmeltingslampen
10. Afdrukwagen
11. Samensmeltingsagent
12. Deur naar agents
13. Toevoeragent
14. Printkopreinigingsrol
15. Deur naar interne reinigingsrol
16. Reinigingsrolverzamelaar
17. Deur naar externe reinigingsrol
18. Deur naar buildunit
19. Hoofdschakelaar
NLWWPrinter19
20. Stroomonderbreker
21. Knop voor nieuwe activering
22. Noodstopknop
23. Front panel
24. Lekbak
25. Luchtuitlaat
1.Filter voor afdrukgebied
2.Filter van elektrische schakelkast
3.Netwerk- en elektrische aansluitingen
4.Luchtuitlaatsysteem
20Hoofdstuk 3 Belangrijkste onderdelenNLWW
Verwerkingsstation
1.Kap
2.Mixer
3.Verzamelaar herbruikbaar materiaal
4.Opslagtank
5.Noodstopknop
6.Onderhoudsschakelaar
7.Zeef
8.Externe tank
9.Platformbedieningsknoppen
10. Stofextractor
11. Materiaallaadkop
1. Filters van elektrische schakelkast
NLWWVerwerkingsstation21
Build-eenheid
1.Toevoer voor materiaal
2.Veiligheidsdeksel
3.Handgreep
1.Overloopladen (4)
2.Afdrukplatform
3.Invoerladen (2)
4.Vleugelkleppen (2)
22Hoofdstuk 3 Belangrijkste onderdelenNLWW
5.Buildcompartiment
6.Materiaalcompartiment
7.Filter voor materiaalcompartiment
8.Aansluiting voor build-eenheid
Accessoires
De volgende accessoires zijn beschikbaar:
●Dankzij de natuurlijke koeleenheid kan de taak afkoelen buiten het verwerkingsstation en kan de buildunit
alweer voor een andere taak worden gebruikt.
●De RFID-lezer identiceert afzonderlijke natuurlijke koeleenheden en de taken hierin op basis van
radiofrequentie, waardoor taaktracering kan worden ingeschakeld voor eenvoudigere controles en
analyses.
●De semafoor geeft de status van de printer aan, waardoor de functionaliteit en vereisten van de printer
eiciënt kunnen worden gevolgd.
Zie ook Informatie bestellen op pagina 244.
Voorpaneel
Het voorpaneel is een aanraakgevoelig scherm met een grasche gebruikersinterface. Er bevindt zich een
voorpaneel linksvoor op de printer en een ander rechtsvoor op het verwerkingsstation. Elk voorpaneel is
verbonden met een beweegbare arm, waardoor u het naar een comfortabele werkhouding kunt aanpassen.
Het voorpaneel geeft u volledig beheer over de printer en het verwerkingsstation: vanaf het voorpaneel kunt u
informatie bekijken over het apparaat, apparaatinstellingen wijzigen, de status van het apparaat controleren en
taken uitvoeren zoals het vervangen van benodigdheden en kalibraties. Het voorpaneel toont berichten
(waarschuwings- en foutmeldingen) wanneer dat nodig is.
Het bestaat uit de volgende onderdelen:
1.Een Hi-Speed USB-hostpoort bedoeld voor het verbinden van een USB-ashstation, waarmee rmware-
updatebestanden aan de printer kunnen worden geleverd
2.Het voorpaneel zelf: een 8-inch aanraakgevoelig kleurenscherm met een grasche gebruikersinterface
NLWWAccessoires23
3.De luidspreker
4.De aan/uit-knop
5.Het baken
Het voorpaneel heeft een groot centraal gedeelte om dynamische informatie en pictogrammen te tonen. Aan de
linker- en rechterkant kunt u vaste pictogrammen zien op verschillende momenten. Normaal gesproken worden
deze niet allemaal op hetzelfde moment getoond.
Vaste pictogrammen die u links en rechts hebt vastgezet
●Tik op het pictogram om terug te gaan naar het beginscherm.
●Tik op het pictogram om terug naar het vorige scherm te gaan. Hierdoor worden wijzigingen die zijn
aangebracht in het huidige scherm niet verwijderd.
●Tik op het pictogram om het huidige proces te annuleren.
Startschermen
Er zijn twee top-level-schermen waartussen u kunt navigeren door uw vinger over het scherm te schuiven of
door te tikken op de juiste knop aan de onderkant van het scherm:
●Het eerste hoofdscherm biedt rechtstreeks toegang tot de belangrijkste functies.
PrinterVerwerkingsstation
●Het 'alle-apps'-scherm toont een lijst met alle beschikbare apps.
PrinterVerwerkingsstation
24Hoofdstuk 3 Belangrijkste onderdelenNLWW
Statuscentrum
Aan de bovenkant van het voorpaneel bevindt zich het statuscentrum, dat kan worden vergroot wanneer u van
boven naar beneden veegt. Dit is zichtbaar op bijna alle schermen, behalve wanneer er een actie plaatsvindt. In
het statuscentrum kunt u de status van de printer of het verwerkingsstation zien en kunt u deze status
(bijvoorbeeld Printing) (Aan het afdrukken) en meldingen rechtstreeks annuleren.
In het statuscentrum kunt u andere acties uitvoeren, zoals het verplaatsen van de wagen en de
hercoatingseenheid voor onderhoud, het uitwerpen van de build-eenheid of het ontgrendelen van de bovenklep.
Baken
De printer heeft een baken dat zich aan de bovenkant van het voorpaneel bevindt; het geeft een samenvatting
van de status van de printer die van een afstand kan worden waargenomen.
BELANGRIJK: De informatie in het baken is alleen voor functionele informatiedoeleinden en is niet van belang
voor de veiligheid. Waarschuwingslabels op de apparatuur moeten altijd in acht worden genomen, ongeacht de
status die wordt aangegeven door de bakenlampjes.
Wit lichtDe printer is gereed.
Wit bewegend lichtDe printer drukt af of is aan het voorbereiden op afdrukken.
De printer kan afdrukken, maar er is iets mis. Als het probleem blijft
Geel lampje
Rood lampje
bestaan, neem dan contact op met uw ondersteuningsvertegenwoordiger.
Tijdens het afdrukken ziet u een geel in plaats van een wit lampje.
De printer niet kan afdrukken en heeft aandacht nodig of een belangrijk
subsysteem van de printer werkt niet.
U kunt de bakeninstellingen wijzigen door te tikken op het pictogram en vervolgens op System (Systeem)
> Beacon (Baken). U kunt bijvoorbeeld de helderheid van het baken wijzigen. U kunt ook bakenwaarschuwingen
uitschakelen en alleen echte fouten tonen.
NLWWVoorpaneel25
Systeemopties wijzigen
U kunt verschillende opties voor het printersysteem wijzigen via het front panel. Tik op pictogram en
vervolgens op System (Systeem).
●Date and time options (Datum- en tijdopties) om de datum en tijd van de printer te zien of in te stellen.
●Speaker volume (Luidsprekervolume) om het volume van de luidspreker van de printer te wijzigen.
Selecteer O (Uit), Low (Zacht) of High (Hard).
●Front panel brightness (Helderheid voorpaneel) om de helderheid van het voorpaneeldisplay te wijzigen. De
standaard helderheid is 50.
●Unit selection (Eenheidselectie) om de maateenheden op het voorpaneel te wijzigen. Selecteer English
(Engels) of Metric (Metrisch). Maateenheden zijn standaard ingesteld op Metric (Metrisch).
●Restore factory settings (Fabrieksinstellingen herstellen) om de printerinstellingen terug te zetten naar de
oorspronkelijke fabriekswaarden. Met deze optie worden alle printerinstellingen behalve de Gigabit
Ethernet-instellingen hersteld.
Het beheerderswachtwoord instellen
U kunt het beheerderswachtwoord op het front panel instellen. Tik op en op Security (Beveiliging) >
Administrator password (Beheerderswachtwoord). Voer vervolgens het wachtwoord in. Als er al een wachtwoord
is ingesteld, moet u het oude wachtwoord invoeren om een nieuw wachtwoord te kunnen instellen.
Het beheerderswachtwoord moet worden ingevoerd om de printerinstellingen te kunnen wijzigen.
26Hoofdstuk 3 Belangrijkste onderdelenNLWW
Software
HP-software voor uw 3D-afdrukoplossing kan worden gedownload van de volgende websites:
Elk apparaat wordt vertegenwoordigd door een kaart waarop de belangrijkste informatie over het apparaat
wordt samengevat. Standaard wordt informatie over de status van de build weergegeven.
NLWWSoftware27
In het bovenste gedeelte van de kaart wordt de volgende informatie weergegeven:
●Pictogram waarmee het apparaattype wordt aangegeven.
●Hier wordt de verwachte eindtijd weergegeven, als een onderdeel wordt samengesteld.
●Naam van het apparaat die is gekozen door de gebruiker die deze heeft geregistreerd in Command Center.
●Huidige status van het apparaat.
Gebruik de vervolgkeuzelijst om informatie over builds en benodigdheden te bekijken.
BuildsBenodigdheden
Klik op de kaart voor meer gedetailleerde informatie over het apparaat.
Het tabblad Build status (Buildstatus)
28Hoofdstuk 3 Belangrijkste onderdelenNLWW
Het tabblad Builds
Het tabblad Supplies (Benodigdheden)
NLWWSoftware29
Het tabblad About (Info)
Klik op Back (Terug) of de breadcrumb om terug te gaan naar het gebied voor het controleoverzicht.
Typen apparaten
Met Command Center kunt u alle modellen 3D-printers, verwerkingsstations, buildunits en koelingsframes
controleren.
3D-printers
3D-printers hebben de volgende secties:
●Build status (Buildstatus): informatie over de lopende activiteit van de printer.
Tijdens het afdrukken van een taak wordt de volgende informatie weergegeven:
–TAAKNAAM
–MATERIAAL
–AFDRUKPROFIEL
–LAGEN: het aantal lagen dat wordt afgedrukt en het totale aantal af te drukken lagen
–HOOGTE: de hoogte die wordt afgedrukt en de totale af te drukken hoogte
–ONDERDELEN: het aantal onderdelen dat wordt afgedrukt en het totale aantal af te drukken
onderdelen
●Builds: informatie over het huidige taakbestand dat wordt afgedrukt, de geplande taken en de taken in de
afdrukwachtrij.
–GEPLANDE TAAK: dit wordt alleen weergegeven als tijdens de huidige afdruktaak een nieuwe taak is
ingediend om te worden afgedrukt in hetzelfde buildcompartiment
–TAKEN IN DE WACHTRIJ: taken die al in de printer zijn opgeslagen en worden afgedrukt zodra deze
worden geselecteerd
30Hoofdstuk 3 Belangrijkste onderdelenNLWW
●Supplies (Benodigdheden): informatie over de status van al uw benodigdheden, met meer informatie in het
geval van waarschuwingen of fouten.
OPMERKING: Verschillende printermodellen kunnen verschillende soorten benodigdheden vereisen.
–BUILDUNIT: hier worden de status van de buildunit en het materiaaltype in het buildcompartiment
–NIEUW MATERIAAL: het percentage van het materiaal dat nieuw is (van een materiaalcartridge); de
–AGENTS: een realtime weergave van het niveau van de agents.
–PRINTKOPPEN: hier worden meldingen of fouten weergegeven, indien van toepassing.
–ANDERE BENODIGDHEDEN: hier worden meldingen of fouten weergegeven, indien van toepassing.
–SAMENSMELTINGSLAMPEN: hier worden meldingen of fouten weergegeven, indien van toepassing.
–WARMTELAMPEN: hier worden meldingen of fouten weergegeven, indien van toepassing.
●About (Info): informatie over de printer, zoals het model- en productnummer, een koppeling om de garantie
te activeren en een koppeling naar de gebruikershandleiding van de printer.
Verwerkingsstations
●Printed builds (Afgedrukte builds): hier worden de taakbestanden weergegeven die zijn afgedrukt in de
ingevoegde buildunit.
weergegeven, als de printer buildunits ondersteunt.
rest van het materiaal komt uit de opslagtank.
●Supplies (Benodigdheden): informatie over de status van al uw benodigdheden, met meer informatie in het
geval van waarschuwingen of fouten.
OPMERKING: Verschillende printermodellen kunnen verschillende soorten benodigdheden vereisen.
●About (Info): informatie over het verwerkingsstation, zoals het model- en productnummer, een koppeling
om de garantie te activeren en een koppeling naar de gebruikershandleiding van de printer.
Apparaatmeldingen
Kaarten kunnen waarschuwingen of fouten bevatten die, afhankelijk van hun belang (dat wordt bepaald door de
printer), voorrang hebben op de printerstatus.
●Waarschuwingen betreen niet-urgente problemen, zoals een onderhoudsroutine. Een waarschuwing die
betrekking heeft op een speciek onderdeel wordt weergegeven op het pictogram dat over dat onderdeel
gaat.
NLWWSoftware31
●Fouten betreen urgente problemen die ervoor kunnen zorgen dat de printer geen taken opstart, zoals een
defecte lamp. Een fout die betrekking heeft op een speciek onderdeel wordt weergegeven op het
pictogram dat over dat onderdeel gaat.
HP SmartStream 3D Build Manager
Gebruik de krachtige 3D-afdrukvoorbereidingsmogelijkheden van HP SmartStream 3D Build Manager om ervoor
te zorgen dat al uw 3D-afdruktaken slagen:
1.Voeg onderdelen toe om te beginnen met het voorbereiden van de afdruktaak.
2.Draai het onderdeel, maak het passend en plaats het op het afdrukbed.
3.Zoek en repareer automatisch 3D-geometriefouten.
4.Verzend een afdrukklaar bestand naar een verbonden 3D-printer of sla het afdrukbare bestand op.
Raadpleeg de HP SmartStream 3D Build Manager-gebruikershandleiding voor meer informatie: zie Documentatie
op pagina 2.
32Hoofdstuk 3 Belangrijkste onderdelenNLWW
4In- en uitschakelen
LET OP: Gebruik de apparatuur alleen binnen het aangegeven bereik van de bedrijfstemperatuur en de
luchtvochtigheid (zie de handleiding voor locatievoorbereiding). Als de apparatuur of benodigdheden zijn
blootgesteld aan omstandigheden van buiten het werkingsbereik van de omgevingscondities, wacht dan
minimaal 4 uur totdat alle werkomstandigheden voor de omgeving zijn bereikt voordat u de apparatuur
inschakelt of de benodigdheden gebruikt.
●
De printer in- en uitschakelen
●
Het verwerkingsstation in- en uitschakelen
●
Labels van stroomonderbrekers
NLWW33
De printer in- en uitschakelen
De printer voor de eerste keer inschakelen
1.Zorg ervoor dat de twee onderste rijen stroomonderbrekers aan de rechtervoorkant van de printer allemaal
omhoog staan en dat de drie groene lampen branden. Als een of meer van deze niet branden, neem dan
contact op met uw elektricien.
2.Zet de hoofdschakelaar aan.
3.Wacht op een bericht op het front panel dat de printer klaar is om te worden gereactiveerd.
4.Voer een visuele controle op de printer uit.
5.Druk op de blauwe reactiveringsknop aan de linkervoorkant van de printer. Hiermee schakelt u alle
hoogspanningssystemen van de printer in.
6.Wacht op een bericht op het front panel dat de printer klaar is. Dit kan enkele minuten duren. Wanneer de
initialisatie is voltooid, wordt op het front panel het bericht Ready (Gereed) weergegeven. Als er een
systeemfout wordt weergegeven, raadpleeg dan Systeemfouten op pagina 246.
De printer in- en uitschakelen
Met een van de volgende methoden kunt u de printer volledig uitschakelen. HP raadt u aan de printer niet
onmiddellijk uit te schakelen na het afdrukken van een taak: laat de printer minstens 2 uur aanstaan om af te
koelen. Als de printer lange tijd niet actief is en u de printer wilt uitschakelen, raadt HP u aan om de zachte
methode van het front panel te gebruiken.
34Hoofdstuk 4 In- en uitschakelenNLWW
MethodeUitschakelenInschakelen
Zacht: selecteer van menu
Front panel
Rode schakelaarHard: schakel de rode aan/uit-schakelaar uit1.Schakel de rode aan/uit-schakelaar in
Hard: houd de aan/uit-knop van het front panel
ingedrukt
Het verwerkingsstation in- en uitschakelen
Het verwerkingsstation voor de eerste keer inschakelen
1.Zorg ervoor dat de wielen geremd zijn: het verwerkingsstation moet stil blijven staan tijdens het bedrijf.
2.Zorg ervoor dat de twee onderste rijen stroomonderbrekers aan de rechtervoorkant van het station
allemaal omhoog staan.
Houd de aan/uit-knop van het front panel ingedrukt
2.Houd de aan/uit-knop van het front panel
ingedrukt
3.Draai de onderhoudsschakelaar naar de aan-positie.
4.Voer een visuele controle op het station uit.
5.Wacht op een bericht op het voorpaneel dat het station klaar is. Dit kan enkele minuten duren. Wanneer de
initialisatie is voltooid, wordt op het voorpaneel het bericht Ready (Gereed) weergegeven. Als er een
systeemfout wordt weergegeven, zie dan Systeemfouten op pagina 246.
NLWWHet verwerkingsstation in- en uitschakelen35
Het verwerkingsstation in- en uitschakelen
Het station heeft twee niveaus voor uitschakelen. Niveau 1 wordt aangeraden indien u van plan bent het station
binnenkort opnieuw te gebruiken. Zo niet, dan wordt u aangeraden om niveau 2 te gebruiken, waarmee het
systeem volledig wordt uitgeschakeld.
NiveauUitschakelenInschakelen
1: Stand-by (5 V)Aan/uit-knop op het voorpaneel uitAan/uit-knop op het voorpaneel aan
2: Alle systemen van
verwerkingsstation uit
1.Aan/uit-knop op het voorpaneel uit
2.Rode hoofdschakelaar uit
Labels van stroomonderbrekers
LabelBeschrijving
Wisselstroom
Gelijkstroom
E-box
Build-eenheid
Samensmeltingslampen
Warmtelampen
Reactiveren
1.Rode hoofdschakelaar aan
2.Aan/uit-knop op het voorpaneel aan
LAN
36Hoofdstuk 4 In- en uitschakelenNLWW
5Printer en het verwerkingsstation verbinden
met het netwerk
De printer bevat een enkele RJ-45-poort voor een netwerkverbinding. Om te voldoen aan de Klasse B-specicaties is het gebruik van beschermde I/O-kabels vereist. Voor optimale prestaties wordt u aangeraden Cat
5/5e of Cat-6 kabels en voor gigabit geschikte apparatuur voor het lokale netwerk te gebruiken.
Een juiste netwerkinstallatie is vereist om de printer te kunnen gebruiken, aangezien alle communicatie met
afdruk- en beheersoftware plaatsvindt via het netwerk.
Vereisten voor verbinding en bewaking op afstand
Denities
Vereisten
●Product(en) betekent de 3D-afdrukhardware van HP en alle bijbehorende 3D-afdrukaccessoires van HP,
inclusief maar niet beperkt tot de 3D-printer, het verwerkingsstation en de buildunit, evenals alle
bijbehorende HP 3D-software, met uitzondering van verbruiksartikelen of services.
●Handleiding voor locatievoorbereiding betekent de handleiding voor plaatsing voor het product dat aan de
klant is geleverd door HP of door HP geautoriseerd personeel (hetzij online of op papier) voorafgaand aan
de verkoop van het product.
●Computer bij de klant betekent de computer, zoals nader is beschreven in de handleiding voor
locatievoorbereiding, door de klant op diens kosten, die de vereiste HP 3D-software zal bevatten die nodig
is om het/de product(en) te beheren.
●Gegevens klantapparaat betekent gegevens die zijn verzameld van het product van de klant die mogelijk,
maar niet uitsluitend, het volgende omvatten: gebruiksgegevens van het product; productiegegevens van
het product; systeemgebeurtenissen van het product; onderhouds- en kalibratiegeschiedenis van het
product; modelnummer van het product; serienummer van het product; rmwareversie van het product;
IP-adres van het product; status en geschiedenis van verbruiksartikelen; sensoractiviteit; hoeveelheid en
type van gebruikte printkoppen; build-ID; buildduur; en/of afdrukmodus. De gegevens van het
klantapparaat omvatten het volgende niet: ontwerpbestanden, onderdeelbestanden, taaknamen,
taakinhoud, onderdeelvormen, thermische kaarten, gebruikersnamen of onderdeelnamen.
a.De klant zal HP toestaan om de vereiste HP 3D-software te installeren op de computer van de klant, de
computer van de klant aangesloten houden op het product, en de HP 3D-software op de computer van de
klant te allen tijde actief houden.
b.De klant zorgt, geheel op eigen kosten, voor connectiviteit van HP 3D-software met de beveiligde cloud van
HP door middel van een vaste internetverbinding via een door HP goedgekeurd communicatiekanaal, en
zal die connectiviteit te allen tijde garanderen zoals nader wordt gespeciceerd in de handleiding voor
locatievoorbereiding. De klant is verantwoordelijk voor het tijdig herstellen van de verbinding in geval van
onvoorziene onderbrekingen.
NLWWVereisten voor verbinding en bewaking op afstand37
c.DE KLANT GAAT ERMEE AKKOORD DAT ALS HET PRODUCT NIET BLIJFT VERBONDEN MET DE HP CLOUD
ZOALS AANGEGEVEN IN DE HANDLEIDING VOOR LOCATIEVOORBEREIDING, DIT ZAL LEIDEN TOT BEPERKTE
OF GEEN PRODUCTFUNCTIONALITEIT EN EEN BEPERKT SERVICENIVEAU.
d.HP producten kunnen gegevens van het klantapparaat verzamelen. De klant verleent HP en/of een door HP
geautoriseerde leverancier toestemming voor toegang op afstand, via de HP 3D-software, tot gegevens
van het klantapparaat door middel van producten. De gegevens van het klantapparaat worden gebruikt
door HP en/of een door HP geautoriseerde leverancier voor het leveren van ondersteuning op afstand,
zodat verbeterde diagnostische tests, preventief onderhoud, bijwerken van de software, berekening van
gebruik en statistieken van voorraden en verbruiksartikelen mogelijk zijn, en voor evaluatie van
toekomstige verbeteringen in HP producten en het HP aanbod. Daarnaast kan HP dankzij de gegevens van
het klantapparaat vaststellen hoe producten worden gebruikt, welke productfuncties het meest worden
gebruikt en kunnen diverse overzichtsstatistieken van het gebruik van producten worden berekend.
e.HP en/of door HP geautoriseerde leveranciers respecteren uw privacy en stellen alles in het werk om de
gegevens van het klantapparaat te beschermen en nemen redelijke voorzorgsmaatregelen om
onbevoegde toegang of bekendmaking te voorkomen en garanderen dat ze passend gebruik zullen maken
van de gegevens van het klantapparaat. In het geval enkele gegevens kunnen worden aangemerkt als
individuele gegevens, zorgen HP en/of geautoriseerde HP-leveranciers ervoor dat de privacy van dergelijke
gegevens behouden blijft in overeenstemming met de HP-privacyverklaring (http://www.hp.com/go/
privacy) en de Kennisgeving rechten aangaande persoonlijke gegevens (http://welcome.hp.com/country/
privacy/privacynotice), indien van toepassing.
Conguratie
Om toegang te krijgen tot de netwerkinstellingen, tikt u op het pictogram en vervolgens op het pictogram
op het front panel.
Hostnaam
U kunt een aangepaste hostnaam toewijzen aan de printer. Als de netwerkinfrastructuur het ondersteunt, zal de
printer proberen de hostnaam te registreren bij de DNS-service, waardoor het mogelijk wordt om de printer aan
te roepen met de hostnaam in plaats van het IP-adres.
Op dezelfde manier kunt u het domeinachtervoegsel toewijzen om de volledig gekwaliceerde domeinnaam van
de printer te deniëren.
IPv4-conguratie
U kunt selecteren of de printer automatisch de IPv4-netwerkinstellingen moet proberen vast te stellen met
behulp van het DHCP-protocol of dat u deze handmatig wilt congureren. Deze instellingen omvatten het
volgende:
●IP address (IP-adres): het unieke Internet Protocol-adres dat is toegekend aan de printer.
●Subnet mask (Subnetmasker): het masker dat overeenkomt met het IP-adres van de printer.
●Default gateway (Standaard-gateway): het IP-adres van de netwerkgateway.
●DNS conguration method (Methode voor DNS-conguratie): bepaalt of DNS-servers door DHCP-service of
handmatig moeten worden toegewezen.
●Primary and secondary DNS servers (Primaire en secundaire DNS-servers): de IP-adressen van de DNS-
servers.
38Hoofdstuk 5 Printer en het verwerkingsstation verbinden met het netwerkNLWW
Verbindingssnelheid
De geïntegreerde netwerkcontroller ondersteunt verbinding met netwerken compatibel met IEEE 802.3 10BaseT Ethernet, IEEE 802.3u 100Base-TX Fast Ethernet en 802.3ab 1000Base-T Gigabit Ethernet. De printer
onderhandelt automatisch met uw netwerk wanneer deze is verbonden en ingeschakeld om te werken met een
verbindingssnelheid van 10, 100 of 1000 Mbps en om te communiceren met full- of half-duplexmodus. U kunt
echter handmatig de verbinding congureren met het voorpaneel van de printer of via andere conguratiehulpprogramma's vanaf dat de netwerkcommunicatie tot stand is gebracht.
Probleemoplossing
Problemen met de verbinding
De printer heeft statuslampjes (leds) naast de netwerkaansluiting die de verbindingsstatus en netwerkactiviteit
aangeven.
●Wanneer het groene lampje brandt, is de printer verbonden met het netwerk.
●Wanneer het gele lampje knippert, is er transmissie-activiteit op het netwerk.
Als de printer niet kan worden verbonden met het netwerk, branden beide lampjes niet. Voer in deze situatie de
volgende stappen uit:
1.Controleer de kabelaansluitingen aan beide einden.
2.Overweeg de kabels te vervangen door kabels waarvan u weet dat ze werken.
3.Overweeg over te schakelen naar een andere netwerkaansluiting in de netwerkswitch, de hub of het
apparaat waarmee de printer is verbonden.
4.Congureer de verbindingsinstelling handmatig zodat deze overeenkomt met de poortconguratie van de
netwerkhub of switch.
5.In geval van twijfel of onjuiste conguratie van verbindingsinstellingen, moet u de netwerkparameters
opnieuw naar de fabrieksinstellingen herstellen.
Fabrieksinstellingen herstellen
In geval van onbedoelde misconguratie kunt u de netwerkinstellingen herstellen naar de fabrieksinstellingen
door te tikken op Restore factory settings (Fabrieksinstellingen herstellen) in het conguratiemenu
Netwerkinstellingen.
NLWWProbleemoplossing39
6Een bestand voor afdrukken voorbereiden
●
Inleiding
●
Bestanden voorbereiden
–
Tessellatie
○
Instellingen Solid Designer
○
Instellingen SolidWorks
○
Instellingen Rhinoceros
○
Problemen met STL
○
STL-bestanden repareren
40Hoofdstuk 6 Een bestand voor afdrukken voorbereidenNLWW
Inleiding
Een afdruktaak kan op de volgende manieren worden aangemaakt:
●Met behulp van de HP SmartStream 3D Build Manager
OPMERKING: HP SmartStream 3D Build Manager ondersteunt STL- en 3MF-bestanden.
●Met software van derden
De software maakt segmentaties aan die door de printer kunnen worden geconverteerd naar lagen om de taak
voor te bereiden. Dit voorbereidingsproces duurt 15 minuten tot 2 uur, afhankelijk van de complexiteit van de
taak. Dit kan worden uitgevoerd tijdens het afdrukken van andere taken. Wanneer dit is voltooid, kunt u op het
front panel van de printer de taak uit de wachtrij selecteren die moet worden afgedrukt. Als zich een fout
voordoet tijdens de verwerking, verschijnt op het front panel een bericht en wordt de taak geannuleerd. Om het
opnieuw te proberen, moet u de taak opnieuw verzenden.
De rest van dit hoofdstuk kan u helpen om dergelijke fouten te voorkomen.
Bestanden voorbereiden
Tessellatie
Voordat u een taak naar een 3D-printer verzendt, moet het af te drukken model worden getesselleerd. Dat wil
zeggen dat de geometrie moet worden geconverteerd in driehoeken, die door de printer worden gebruikt om
lagen te creëren. Deze stap is erg belangrijk: als dit namelijk niet goed wordt uitgevoerd, kan het problemen als
onnauwkeurigheid of een langzame verwerking veroorzaken.
Standaardindelingen in de additieve fabricage-industrie zijn onder andere 3MF (met meer informatie over het
model) en STL.
Een normale bestandsgrootte voor een model is ongeveer 1‑30 MB, maar de grootte is afhankelijk van het type
software waarmee het bestand is gemaakt, het aantal driehoeken, het aantal en het niveau van de details
enzovoort.
Wanneer u in een CAD-pakket exports maakt naar STL-formaat, bent u vaak verplicht om enkele parameters,
zoals hoektolerantie en de koordlengte van de afwijking, te introduceren. Deze parameters deniëren de
resolutie en bestandsgrootte van het onderdeel. De volgende tips kunnen u helpen om exports te maken met de
beste verhouding tussen het oppervlak en de bestandsgrootte.
Instellingen Solid Designer
Sla het bestand op als STL, klik op Options (Opties) en controleer de ASCII-optie. De aanbevolen waarden voor de
vakken Distance en Angle zijn 0.05 en 1.
NLWWInleiding41
Instellingen SolidWorks
1.Klik op File (Bestand) > Save As (Opslaan als).
2.Selecteer STL (*.stl) als bestandstype.
3.Klik op Options (Opties).
4.Kies de optie Binary (Binair). Binaire bestanden zijn kleiner dan ASCII-bestanden voor dezelfde tessellatie.
5.Kies de resolutie Custom (Aangepast).
6.Stel de afwijkingstolerantie in op 0.05 mm.
7.Stel de hoektolerantie in op 1°.
42Hoofdstuk 6 Een bestand voor afdrukken voorbereidenNLWW
Instellingen Rhinoceros
1.Klik op File (Bestand) > Save As (Opslaan als).
2.Selecteer STL (*.stl) als bestandstype.
3.Klik op File Name (Bestandsnaam) > Save (Opslaan).
4.Selecteer Binary (Binair).
5.Kies Detail Controls (Detailcontrole) uit de Mesh-opties.
6.Stel de maximale hoek in op 1, de maximale hoogte-breedteverhouding op 6 en de minimale randlengte
op 0.05.
Problemen met STL
●Te veel of te weinig driehoeken
Bij te veel driehoeken wordt de verwerking moeilijker en, wanneer een bepaalde grootte is bereikt, zijn de
extra driehoeken niet meer zo nauwkeurig. Hierdoor kan een teveel aan driehoeken de verwerkingstijd
doen toenemen zonder dat daarmee voordeel wordt behaald.
Triangulatie (= driehoeksmeting) van een oppervlak zorgt voor facettering van het 3D-model. De
parameters die worden gebruikt om een STL-model te exporteren, hebben invloed op de mate waarin
facettering optreedt.
NLWWBestanden voorbereiden43
Voorbeeld van tessellatie
●Gaten in driehoeken
STL-modellen hebben vaak te maken met oppervlakken die niet zijn verbonden met de naastgelegen
oppervlakken en met ontbrekende oppervlakken.
STL-bestanden repareren
Software voor STL-reparaties
●Magics – Materialise
●Netfabb
●HP SmartStream 3D Build Manager
Veelvoorkomende fouten in STL-bestanden
●Driehoeken zijn niet met elkaar verbonden
●Overlappende driehoeken
44Hoofdstuk 6 Een bestand voor afdrukken voorbereidenNLWW
●Gaten in onderdelen
●Driehoeken in omgedraaide richting
●Kleine schelpen
NLWWBestanden voorbereiden45
7Materiaal in de build-eenheid bijvullen
●
Laadprocedure
●
Een ander materiaaltype gebruiken
–
Niveau 1: Lichte reiniging
–
Niveau 2: Grondige reiniging en materiaalzuivering
–
Niveau 3: Volledige grondige reiniging
–
Het verwerkingsstation zuiveren
–
Het materiaal verwijderen uit de buildunit
–
De binnenkant van de buildunit controleren en reinigen
46Hoofdstuk 7 Materiaal in de build-eenheid bijvullenNLWW
Laadprocedure
1.Controleer of de buildunit zich op het verwerkingsstation bevindt.
2.Controleer of het afdrukplatform van de buildunit schoon is.
3.Als u de mengverhouding wilt wijzigen, raadt HP aan om eerst de buildunit te reinigen. Zie Het materiaal
verwijderen uit de buildunit op pagina 54.
OPMERKING: Als u de buildunit niet reinigt, zal deze resterend materiaal bevatten met de vorige
mengverhouding. In werkelijkheid kan er na het reinigen resterend materiaal achterblijven. Daarom kunt u
ervoor kiezen om een andere buildunit te gebruiken. Controleer de specicaties voor
materiaalcompatibiliteit.
De standaard en aanbevolen mengverhouding voor HP en gecerticeerd polyamide 12-materiaal is 20%
nieuw en 80% hergebruikt materiaal; voor HP en gecerticeerd polyamide 11 is dat 30% nieuw en 70%
hergebruikt materiaal; voor TPU Ultrasint is het 20% nieuw en 80% hergebruikt. In uitzonderlijke gevallen
kunt u deze verhouding wijzigen, bijvoorbeeld wanneer u het verwerkingsstation voor de eerste keer
gebruikt; dan moet u mogelijk 100% nieuw materiaal gebruiken.
4.Als u wilt overgaan op een ander type materiaal, moet u eerst het verwerkingsstation reinigen en zuiveren.
Zie Het verwerkingsstation zuiveren op pagina 52. Zie daarna Een ander materiaaltype gebruiken
op pagina 50.
OPMERKING: Als u niet van plan bent het type materiaal te wijzigen, kunt u soms toch besluiten om het
verwerkingsstation te reinigen zonder het te zuiveren, wellicht omdat u vermoedt dat er een probleem is
met het specieke materiaal dat u hebt gebruikt. Zie Het verwerkingsstation reinigen op pagina 207.
VOORZICHTIG: Er kan na het reinigen een kleine hoeveelheid materiaal achterblijven. Als uw nieuwe
materiaal helemaal geen verontreiniging kan verdragen, moet u het verwerkingsstation handmatig
reinigen. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als u hiervoor niet bent opgeleid.
5.Controleer of de materiaalcartridges zijn geladen.
6.Tik op het front panel op Build unit (Buildunit) > Load (Bijvullen).
7.Reinig de zeef wanneer hierom wordt gevraagd op het front panel. Zie De zeef reinigen op pagina 203.
8.Reinig de materiaallaadsensor. Zie De sensor van de laadkop reinigen op pagina 204.
9.Zorg ervoor dat de ingang voor het laden van materiaal schoon is.
10. Open het deksel van de materiaaltoevoer van de buildunit.
NLWWLaadprocedure47
11. Bevestig de materiaallaadkop.
12. Denieer de hoogte door de rechterbalk omhoog en omlaag te schuiven. U kunt de mengverhouding
aanpassen indien nodig.
De bijvultijd is afhankelijk van de toegepaste mengverhouding en de bij te vullen hoeveelheid; hieronder
volgen enkele schattingen:
OPMERKING: Het volle percentage is doorgaans een verpakkingsdichtheid van 20%.
13. Druk op Load (Bijvullen) om door te gaan.
14. Tik op Start.
OPMERKING: Als u de buildunit volledig wilt vullen met een mengverhouding van 80% gerecycled en 20%
nieuw, kan het nodig zijn om dit in twee stappen te doen als de externe tank niet automatisch wordt
gebruikt of als deze niet genoeg herbruikbaar materiaal bevat.
15. De voorraadcontainer van de eenheid wordt gevuld. Wacht totdat op het front panel wordt aangegeven dat
de container is bijgevuld.
48Hoofdstuk 7 Materiaal in de build-eenheid bijvullenNLWW
16. Koppel de materiaallaadkop los en hang deze in de opbergsleuf.
OPMERKING: Als de laadkop niet goed is geparkeerd, kan er materiaal worden verspild wanneer het
verwerkingsstation niet actief is.
17. Sluit de toevoer voor materiaal af.
18. Trek de buildunit uit het verwerkingsstation door aan de handgreep te trekken en plaats vervolgens het
veiligheidsdeksel bovenop de buildunit en verplaats dit naar de printer.
NLWWLaadprocedure49
19. Open de printerdeur.
20. Verwijder het deksel van de buildunit.
21. Rijd de buildunit naar binnen door tegen de handgrepen te duwen.
22. Sluit de printerdeur.
Een ander materiaaltype gebruiken
Het verwerkingsstation slaat het materiaal op en verplaatst het van de cartridges naar de buildunit. Het kan
moeilijk zijn om alle materiaaldeeltjes volledig uit het laadpad te verwijderen. Afhankelijk van de compatibiliteit
van de materialen kan er een aantal speciale procedures vereist zijn wanneer u een ander materiaal gebruikt.
Controleer het compatibiliteitsoverzicht op de webpagina en volg, afhankelijk van de compatibiliteitsclassicatie,
de onderstaande procedures.
50Hoofdstuk 7 Materiaal in de build-eenheid bijvullenNLWW
Download het materiaalpakket van de webpagina van HP naar een USB-ashstation en verbind het met het
verwerkingsstation en vervolgens met de printer. Tik op het front panel van het verwerkingsstation op ,
daarna op Material (Materiaal) > Settings (Instellingen) > Change material (Materiaal wijzigen).
Niveau 1: Lichte reiniging
Voer de volgende handelingen uit:
●De binnenkant van de buildunit controleren en reinigen op pagina 59
●Het verwerkingsstation reinigen op pagina 207
●Dagelijks printeronderhoud: zie Printeronderhoud op pagina 122
Niveau 2: Grondige reiniging en materiaalzuivering
Voer de volgende handelingen uit:
●Het materiaal verwijderen uit de buildunit op pagina 54
●De binnenkant van de buildunit controleren en reinigen op pagina 59
●Het verwerkingsstation reinigen op pagina 207
●Het verwerkingsstation zuiveren op pagina 52
OPMERKING: U hebt 30 liter van het nieuwe materiaal nodig (15 liter uit beide connectors) voor het
zuiveren.
Voor de printer volgt u deze stappen:
1.Schakel de printer uit (zie De printer in- en uitschakelen op pagina 34).
2.Het afdrukgebied, de wagen en de behuizingsstructuur reinigen op pagina 124.
3.De binnenkant van de afdrukwagen reinigen op pagina 141.
4.De kapjes van het servicestation reinigen op pagina 143.
5.De ventilatielters van de bovenbehuizing reinigen op pagina 144.
6.Het venster van het afdrukgebied reinigen op pagina 161.
7.De onderste glasplaat van de warmtelampen reinigen op pagina 153.
8.De voorstang reinigen op pagina 128.
9.De wissers van de scan-as reinigen op pagina 140.
10. De onderzijde van de wagen en de samensmeltingslampen reinigen op pagina 130.
11. De glasplaten van de samensmeltingslampen reinigen op pagina 148.
12. De hercoatingsrol en de hercoatingsplaten reinigen op pagina 135.
13. Het afvoerbakje reinigen op pagina 129.
14. De glasplaat van de thermische camera reinigen op pagina 132.
15. Schakel de printer in (zie De printer in- en uitschakelen op pagina 34).
16. Voer een diagnose uit:
NLWWEen ander materiaaltype gebruiken51
a.Kalibreer het koelsysteem.
b.Controleer/reinig het afvoerbakje.
17. De buitenkant van de printer reinigen op pagina 134.
Niveau 3: Volledige grondige reiniging
Er kan een kleine hoeveelheid materiaal achterblijven na het reinigen van het verwerkingsstation. Als uw nieuwe
materiaal helemaal geen verontreiniging kan verdragen, moet u het verwerkingsstation handmatig reinigen.
Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als u hiervoor niet bent opgeleid.
Het verwerkingsstation zuiveren
Het verwerkingsstation moet worden gereinigd en gezuiverd voordat u kunt overgaan op een ander type
materiaal.
BELANGRIJK: Het verwerkingsstation moet altijd worden gereinigd voordat u het zuivert. Zie Het
verwerkingsstation reinigen op pagina 207.
BELANGRIJK: Als het systeem wordt uitgeschakeld in het midden van het proces, moet het proces opnieuw
worden gestart (met inbegrip van het reinigen) en is er meer nieuw materiaal nodig.
VOORZICHTIG: Het is belangrijk om het zuiveringsgereedschap tijdens het hele proces in de aangegeven positie
te bewaren. In geval van een systeemfout mag u de slangen niet loskoppelen; start het verwerkingsstation en
het proces opnieuw of start een uitpakproces om ervoor te zorgen dat het in de slangen achtergebleven
materiaal goed wordt gereinigd. Als het niet mogelijk is om een van deze dingen te doen, verwijdert u het
gereedschap uit zijn positie en houdt u het horizontaal om mogelijk morsen van materiaal te voorkomen.
1.Tik op het front panel op , daarna op Material (Materiaal) > Settings (Instellingen) > Purge processing
station (Verwerkingsstation reinigen).
2.Vervang de externe tank door een nieuwe die zal worden gebruikt voor afvalmateriaal.
3.Plaats de nieuwe materiaalcartridges die het materiaal bevatten dat u wilt gebruiken op hun plaats.
4.Pak het zuiveringshulpmiddel uit de lade en plaats deze aan de zijkant van het werkgebied.
5.Verbind de laadkop via het zuiveringshulpmiddel met de verzamelaar van herbruikbaar materiaal.
VOORZICHTIG: Controleer of de slangen juist zijn aangesloten. De laadkop moet zijn aangesloten op de
bovenkant en de materiaalverzamelaar op de zijkant. Als de laadkop op de juiste wijze is aangesloten, moet
de slang geleidelijk omlaag lopen. De slang mag niet in een S-vorm liggen.
52Hoofdstuk 7 Materiaal in de build-eenheid bijvullenNLWW
6.Tik op Continue (Doorgaan).
7.Ontgrendel en open het deksel van de externe tank.
8.Verbind de verzamelaar van de externe tank met de pijp. U wordt aangeraden handschoenen en een
veiligheidsbril te dragen.
OPMERKING: De pijp zuigt het materiaal in zijn directe nabijheid op. Als u deze in één positie laat staan,
wordt al het materiaal in dat gebied opgenomen, terwijl elders in de tank nog steeds materiaal aanwezig is.
Daarom raden wij u aan de pijp in de tank te bewegen zodat u al het beschikbare materiaal kunt opzuigen.
OPMERKING: U kunt de pijp invoeren met de zuiger uitgeschakeld, indien gewenst.
9.Start op het front panel het proces om het materiaal uit de externe tank te halen.
10. Controleer of al het materiaal uit de externe tank is verwijderd.
11. Tik op Continue (Doorgaan). Het proces gaat onbewaakt door tot bijna de laatste stappen.
NLWWEen ander materiaaltype gebruiken53
12. Koppel de materiaalcartridgeaansluitingen los als dit op het front panel wordt gevraagd.
13. Plaats de zeefaansluiting op de verzamelaar van herbruikbaar materiaal en sluit deze aan op de zeef.
14. Tik op Continue (Doorgaan) en volg de instructies op het front panel om het proces te voltooien. Tik op
Finish (Voltooien) als het proces is voltooid.
15. Verwijder het materiaal uit de externe tank in overeenstemming met de lokale wetgeving.
16. Reinig de externe tank met een explosieveilige stofzuiger.
17. Sluit de materiaalcartridges aan die u wilt gebruiken.
OPMERKING: Nadat het verwerkingsstation is gezuiverd, moet u het te gebruiken materiaal congureren. Tik op
en daarna op Settings (Instellingen).
Het materiaal verwijderen uit de buildunit
1.Plaats de buildunit zonder taak in het verwerkingsstation.
2.Reinig het oppervlak van de buildunit als u dit nog niet gedaan hebt. Zie Het oppervlak van de build-
eenheid reinigen op pagina 222.
3.Tik op het front panel op Build unit (Buildunit) > Empty (Leeg).
54Hoofdstuk 7 Materiaal in de build-eenheid bijvullenNLWW
4.Verwijder beide vleugelkleppen.
5.Volg de instructies op het front panel om het materiaal in de buildunit op te zuigen.
6.Sluit de materiaalverzamelaar aan op de voorste materiaallift en tik op Start op het front panel.
7.Herhaal deze procedure voor de achterste materiaallift.
8.Herhaal deze procedure nogmaals met de voorste materiaallift totdat er geen materiaal meer over is.
9.Stofzuig het afdrukplatform van de buildunit met de verzamelaar van herbruikbaar materiaal.
10. Stofzuig de overlooplade aan de voorkant.
NLWWEen ander materiaaltype gebruiken55
11. Stofzuig het gebied onder de kap van de laadinlaat van de buildunit.
12. Stofzuig de invoerladen en zorg ervoor dat er geen materiaal overblijft.
13. Stofzuig de andere overloopladen.
14. Bevestig de brede spuitmond aan de verzamelaar van herbruikbaar materiaal.
15. Stofzuig het platform van de buildunit.
16. Ga naar het front panel en beweeg het platform van de buildunit 350 mm omlaag.
17. Verwijder de buildunit uit het verwerkingsstation.
56Hoofdstuk 7 Materiaal in de build-eenheid bijvullenNLWW
18. Verwijder de schroef op elke materiaallift handmatig en verwijder beide materiaalliften.
19. Stofzuig beide materiaalliften met een mondstuk met zachte borstel.
20. Reinig de leiding van de materiaallift met een zachte ronde borstel.
21. Draai de twee Torx 20-schroeven uit de materiaalklep.
NLWWEen ander materiaaltype gebruiken57
22. Draai de zes platte schroeven los.
23. Verwijder de klep.
24. Stofzuig de binnenzijde van de buildunit met een mondstuk met zachte borstel.
a.Stofzuig het gedeelte onder het platform.
58Hoofdstuk 7 Materiaal in de build-eenheid bijvullenNLWW
b.Stofzuig de kokervormige afdichting.
c.Stofzuig het gaas punt voor punt. U kunt het mondstuk niet over het gaas schuiven, maar moet eerst
het ene punt stofzuigen en het mondstuk vervolgens optillen en op het volgende punt zetten.
25. Gebruik een smal mondstuk om eerst rond het gaas en vervolgens de inlaten van de materiaalliften te
stofzuigen.
De binnenkant van de buildunit controleren en reinigen
BELANGRIJK: Alle buildunits die met het nieuwe materiaal moeten worden gebruikt, moeten voorafgaand aan
de start worden gereinigd: zie Het materiaal verwijderen uit de buildunit op pagina 54.
Volg de onderstaande stappen om er zeker van te zijn dat er geen materiaal in de buildunit wordt achtergelaten.
NLWWEen ander materiaaltype gebruiken59
Voorbereiding op de reiniging
1.Zorg ervoor dat u over een explosieveilige stofzuiger met een mondstuk met zachte borstel, een
absorberende reinigingsdoek, een platte schroevendraaier, een Torx 20-schroevendraaier en gedeïoniseerd
water beschikt (deze items worden niet meegeleverd door HP).
2.U wordt aangeraden handschoenen, een veiligheidsbril en een masker te dragen.
De binnenkant van de buildunit controleren en reinigen
1.Tik op het front panel op , daarna op Maintenance (Onderhoud) > Utilities (Hulpmiddelen) > Set build
unit as clean
2.Draai de twee Torx 20-schroeven uit de materiaalklep.
3.Draai de zes platte schroeven los.
(Buildunit als schoon instellen).
4.Verwijder de klep.
60Hoofdstuk 7 Materiaal in de build-eenheid bijvullenNLWW
5.Controleer de binnenkant van de buildunit en gebruik zo nodig de explosieveilige stofzuiger met een
mondstuk met zachte borstel om het resterende materiaal te verwijderen.
De reiniging voltooien
1.Draai de vier borgschroeven vast.
2.Plaats de twee Torx 20-schroeven en draai ze vast.
3.Stofzuig het gebied onder de kap van de laadinlaat van de buildunit.
NLWWEen ander materiaaltype gebruiken61
8Afdrukken
●
Takenlijstapp
●
Een af te drukken taak verzenden
●
Een af te drukken taak selecteren
●
Taak toevoegen tijdens het afdrukken
●
Een taak annuleren
●
Status op het voorpaneel controleren
●
Status op afstand controleren
●
Mogelijke fouten tijdens het afdrukken
●
Afdrukmodi
62Hoofdstuk 8 AfdrukkenNLWW
Takenlijstapp
De takenlijstapp op het front panel van de printer geeft de status van alle taken weer. Mogelijke statussen zijn:
●Waiting to process (Wachten op verwerking)
●Processing (Aan het verwerken)
●Processed (Verwerkt): de taak is klaar voor verzending naar de printer. Deze taak is óf nooit eerder
afgedrukt óf kan opnieuw worden afgedrukt.
●Sent to print (Verzonden om af te drukken): het afdrukken van de taak is begonnen.
Een af te drukken taak verzenden
Zorg ervoor dat u ten minste de vereiste dagelijkse onderhoudstaken hebt uitgevoerd voordat u een afdruktaak
verzendt. Zie Hardwareonderhoud op pagina 84.
Zorg ervoor dat u de build-eenheid hebt gevuld met het juiste materiaal en deze in de printer hebt geplaatst. Zie
Materiaal in de build-eenheid bijvullen op pagina 46.
Gebruik HP SmartStream 3D Build Manager om de taak naar de printer te verzenden. Zie de
Gebruikershandleiding HP SmartStream 3D Build Manager.
Een af te drukken taak selecteren
1.Tik op het voorpaneel van de printer op het startscherm op Jobs (Taken).
2.Als de build-eenheid niet is geplaatst, open dan de deur en plaats de build-eenheid door tegen de
handgrepen te duwen.
3.Selecteer de verwerkte taak en tik op Print (Afdrukken).
4.De printer controleert of alle subsystemen en benodigdheden klaar zijn om de build te kunnen voltooien.
Als een van deze zaken niet klaar is, geeft de printer een melding en een advies: er verschijnt een melding
in de taakgegevens met een toegankelijk problemenoverzicht. Corrigeer indien nodig het probleem (of de
problemen) en verzend de taak opnieuw om deze af te drukken.
5.De printer begint met het afdrukproces. Wacht totdat de printer de melding geeft dat het proces is voltooid
en verwijder daarna de build-eenheid.
Taak toevoegen tijdens het afdrukken
Als er voldoende beschikbare ruimte in de build-eenheid en voldoende materiaal is, kunt u een af te drukken taak
toevoegen terwijl de vorige taak nog wordt afgedrukt.
NLWWTakenlijstapp63
Hiervoor selecteert u de taak die moet worden afgedrukt en tikt u op Add (Toevoegen). De printer controleert of
de taak kan worden toegevoegd en voegt deze indien mogelijk toe.
Op de pagina Jobs (Taken), geeft de lijn FINISH (VOLTOOIEN) de totale tijd weer die nodig is om de huidige
afdruktaak te voltooien, evenals de volgende taken in de wachtrij. Deze wordt bijgewerkt wanneer er een taak
wordt toegevoegd of verwijderd.
OPMERKING: Wanneer een taak aan de wachtrij wordt toegevoegd, wordt de knop aan de onderkant van de
pagina Remove (Verwijderen), waardoor u de taak uit de wachtrij kunt verwijderen en deze naar de
oorspronkelijke locatie kunt terugzetten.
Wanneer u een taak tijdens het afdrukken toevoegt, worden opgeoerde lagen tussen taken toegevoegd; zie het
onderstaande schema.
Er kan alleen een taak worden toegevoegd als er voldoende hoogte voor beschikbaar is. Houd er rekening mee
dat de vereiste hoogte de afgedrukte hoogte plus de opgeoerde lagen tussen taken is.
U kunt geen taak toevoegen wanneer de huidige taak wordt verwerkt.
OPMERKING: Het toevoegen van een complexe taak tijdens het afdrukken kan het verwerken van de huidige
taak vertragen, waardoor er afdrukproblemen kunnen ontstaan.
Een taak annuleren
Als u tijdens het afdrukken een taak moet annuleren, tik dan op Cancel (Annuleren) en bevestig dit in de
buildstatus-app op het startscherm van de printer. De taak wordt onmiddellijk door de printer geannuleerd.
64Hoofdstuk 8 AfdrukkenNLWW
BELANGRIJK: Als u met TPU-materiaal afdrukt en tijdens het ontlaten annuleert, kunnen zich ernstige
problemen met de afdrukkwaliteit van uw onderdelen voordoen. HP raadt u aan niet te annuleren.
BELANGRIJK: Wacht totdat de printer de melding geeft dat de build-eenheid veilig kan worden verwijderd.
Begin met het afkoelproces en met het uitpakken, indien van toepassing. Als er geen onderdelen zijn afgedrukt,
moet u de build-eenheid reinigen en bijvullen voordat u deze opnieuw gebruikt.
Status op het voorpaneel controleren
De buildstatus-app op het startscherm geeft (op het voorpaneel van de printer) de status weer van de build die
momenteel wordt afgedrukt.
●Status van de taak: een voortgangsbalk toont welke fases van de taak al zijn voltooid. De fases zijn:
opwarmen, afdrukken en nagloeien (indien geselecteerd bij het verzenden van de taak).
●Geschatte eindtijd
●Taaknaam
●Afgedrukte lagen en totaal aantal lagen
●Afgedrukte onderdelen en totaal aantal onderdelen
●Afgedrukte hoogte en totale hoogte
●Materiaaltype
U kunt kiezen voor een isometrische weergave of een doorsnede van de huidige laag en u kunt door lagen heen
navigeren.
Als u met TPU afdrukt nadat de taak is afgedrukt, wordt de buildunit 4 uur lang op een optimale temperatuur
gehouden voor het handmatig uitpakken. Dit proces wordt geannuleerd door de buildunit van de printer te
verwijderen, waarna deze niet meer kan worden hervat. Na het loskoppelen van de buildunit van de printer, moet
het handmatig uitpakken worden voltooid binnen de tijd die op het front panel wordt aangegeven (2 uur voor
een volledig buildcompartiment).
Status op afstand controleren
U kunt de taakstatus controleren vanuit het opdrachtcentrum. Zie HP SmartStream 3D Command Center
op pagina 27.
Mogelijke fouten tijdens het afdrukken
●De agent is op
●De reinigingsrol is leeg
NLWWStatus op het voorpaneel controleren65
●Printkopfout
●Defecte lamp
●Crash tijdens het afdrukken
Stroomuitval
●
Als zich een fout voordoet, wordt de taak onmiddellijk door de printer geannuleerd.
BELANGRIJK: Wacht totdat de printer de melding geeft dat de build-eenheid veilig kan worden verwijderd.
Begin met het afkoelproces en met het uitpakken, indien van toepassing. Als er geen onderdelen zijn afgedrukt,
moet u de build-eenheid reinigen en bijvullen voordat u deze opnieuw gebruikt.
Afdrukmodi
U kunt in HP SmartStream 3D Build Manager kiezen uit een van de volgende afdrukmodi in de vervolgkeuzelijst
van uw afdrukproel afhankelijk van uw behoeften:
De Fast mode (Snelle modus) maximaliseert de snelheid van alle taken.
●
66Hoofdstuk 8 AfdrukkenNLWW
9De build uitpakken
●
Algemeen advies en voorzorgsmaatregelen
●
Als de tilhulp niet past
–
Installatieproces voor plaatmetaal
–
Kalibratieproces
●
De build extraheren naar de natuurlijke koeleenheid
●
Uitpakken met de natuurlijke koeleenheid
●
Uitpakken zonder de natuurlijke koeleenheid
NLWW67
Algemeen advies en voorzorgsmaatregelen
Omdat de temperatuur van de build tijdens het afdrukken hoog is, moet u ongeveer 30 minuten wachten
voordat u de buildunit uit de printer kunt trekken. Daarna is er nog wat extra afkoeltijd vereist om de kwaliteit van
de onderdelen te waarborgen.
Tips
●Draag persoonlijke beschermingsmiddelen: zie Persoonlijke beschermende uitrusting op pagina 12.
●Voer het uitpakken rustig uit.
●Er zijn fysieke knoppen waarmee u het afdrukplatform kunt verhogen of verlagen om het uitpakproces te
vereenvoudigen.
●De zijkanten en hoeken van het buildcompartiment zijn kouder dan het midden.
●Als de onderdelen groot zijn of het materiaal rond de onderdelen erg heet lijkt te zijn, legt u ze dan opzij om
af te koelen.
●Als u merkt dat de afzuigsnelheid lager wordt, probeert u het materiaal uit koelere locaties of uit gekoelde
onderdelen uit te pakken.
●U kunt het uitpakken vanuit de buildunit of de natuurlijke koeleenheid uitvoeren. Voor het hanteren van de
natuurlijke koeleenheid is een tilhulp met specieke kenmerken nodig. Hiervoor beveelt HP de Hovmandtilhulp 5200 sterk aan.
–De Hovmand-tilhulp 5200 is speciaal ontworpen voor het laden en lossen van de natuurlijke
koeleenheid.
–Het wordt sterk aanbevolen dat elke faciliteit over ten minste één Hovmand-tilhulp 5200 beschikt.
–Neem voor meer informatie over het product en het bestellen van de Hovmand-tilhulp 5200 contact
op met uw lokale HP 3D-afdrukspecialist.
–Houd er rekening mee dat de garantie van HP niet van toepassing is op problemen die zich kunnen
voordoen bij het gebruik van niet-goedgekeurde hefapparatuur van derden.
–Raadpleeg de handleiding van Hovmand voor meer informatie over het gebruik van de Hovmand-
tilhulp 5200, inclusief een beschrijving van de positiestops.
Als de tilhulp niet past
In sommige gevallen past de tilhulp mogelijk niet in de geleiders van het verwerkingsstation. Om dit probleem op
te lossen, dienen sommige onderdelen van de verwerkingsstationstructuur te worden vervangen door
onderdelen van de tilhulpgeleider met behulp van de servicekit voor plaatmetalen onderdelen (3FW27-67150).
68Hoofdstuk 9 De build uitpakkenNLWW
Installatieproces voor plaatmetaal
Installatieproces, linkerkant
1.Verwijder de zes schroeven die hieronder worden afgebeeld.
2.Verwijder de metalen buis. De buis is nodig voor het transporteren van het verwerkingsstation, dus raadt
HP aan om het te bewaren mocht het nog eens nodig zijn.
3.Monteer het nieuwe metalen onderdeel en één plaatmetalen onderdeel met één schroef aan de voorkant.
Draai de schroef niet vast, omdat u mogelijk meer plaatmetalen onderdelen moet toevoegen na de
kalibratie.
Installatieproces, rechterkant
1.Ga door met de rest van deze procedure als u aan de rechterzijde twee metalen buizen ziet, zoals hieronder
wordt weergegeven. Als u in plaats daarvan ziet dat de platte plaatmetalen onderdelen al zijn geïnstalleerd,
kunt u de rest van deze procedure overslaan.
NLWWAls de tilhulp niet past69
2.Verwijder twee schroeven uit de buizen.
3.Verwijder beide buizen. Houd de buis met de U-vorm. De andere is niet nodig, tenzij u besluit om deze buis
in de toekomst opnieuw te installeren.
70Hoofdstuk 9 De build uitpakkenNLWW
4.Bevestig de nieuwe plaatmetalen onderdelen en de U-vormige buis met de twee schroeven die u zojuist
hebt verwijderd. Draai de schroeven pas vast als het kalibratieproces is voltooid.
Kalibratieproces
Plaats de tilhulp voor het verwerkingsstation en controleer hoe deze wordt uitgelijnd met de
verwerkingsstationgeleider aan de rechterkant.
Horizontale aanpassing (indien nodig)
Verplaats de U-vormige buis naar links of naar rechts tot de voet van de tilhulp met de
verwerkingsstationgeleider is uitgelijnd.
NLWWAls de tilhulp niet past71
Naar de linkerkant verplaatsen:
Naar de rechterkant verplaatsen:
Verticale uitlijning (indien nodig)
1.Gebruik vier plaatmetalen onderdelen van de linkerkant en plaats ze op de voet van de tilhulp.
72Hoofdstuk 9 De build uitpakkenNLWW
2.Vergelijk de plaatmetalen onderdelen boven op het verwerkingsstation en die boven op de voet van de
tilhulp en tel hoeveel er overlappen.
3.Als de tilhulp te hoog is, verwijdert u plaatmetalen onderdelen van de verwerkingsstationgeleider tot er
geen overlap meer is.
Als de tilhulp te laag is, gaat u door met het toevoegen van plaatmetalen onderdelen aan de
verwerkingsstationgeleider zolang er geen overlap is.
4.De uiteindelijke positie van de tilhulp moet zijn zoals hieronder is afgebeeld.
5.U kunt nu de schroeven vastdraaien waarmee de U-vormige buis wordt vastgezet.
6.Tel het aantal plaatmetalen onderdelen dat u aan de rechterkant hebt gebruikt, zorg dat u hetzelfde aantal
onderdelen aan de linkerkant hebt gebruikt en draai de schroef aan de linkerkant vast.
7.Controleer of de natuurlijke koeleenheid over de buildunit kan worden verplaatst.
De build extraheren naar de natuurlijke koeleenheid
OPMERKING: De natuurlijke koeleenheid is een accessoire. Zie Accessoires op pagina 23.
1.Verwijder de buildunit uit de printer.
2.Gebruik een explosieveilige stofzuiger om het materiaal uit de overloopladen te verwijderen.
3.Plaats de buildunit in het verwerkingsstation, ga naar het front-panel van het verwerkingsstation en tik op
Build unit (Buildunit) > Fast cooling (Snelle afkoeling).
NLWWDe build extraheren naar de natuurlijke koeleenheid73
4.Open de klep van het verwerkingsstation, plaats de natuurlijke koeleenheid op de buildunit en bevestig
deze op de juiste wijze.
VOORZICHTIG: HP raadt aan om de buildunit in het verwerkingsstation te laten staan terwijl de natuurlijke
koeleenheid wordt bevestigd. Als u de buildunit voor het eerst van het verwerkingsstation verwijdert, is het
uw verantwoordelijkheid om de aanbevolen persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken (zie
Persoonlijke beschermende uitrusting op pagina 12), en om het risico op een ontploing te voorkomen.
OPMERKING: Het verwerkingsstation dient de natuurlijke koeleenheid automatisch te detecteren en te
identiceren. Als dit niet het geval is, controleert u of de eenheid correct is geplaatst en is aangesloten.
Neem indien nodig contact op met uw servicevertegenwoordiger.
5.Verwijder het snijblad uit de natuurlijke koeleenheid. Zorg ervoor dat de voorap (van het snijblad) gesloten
blijft.
6.Sluit de verzamelaar van herbruikbaar materiaal aan op de afzuigingsaansluiting van de natuurlijke
koeleenheid.
74Hoofdstuk 9 De build uitpakkenNLWW
7.Zodra de afdruktaak in de natuurlijke koeleenheid is getild, plaatst u het snijblad weer in positie. Zorg
ervoor dat de voorap en het snijblad zich in de juiste posities bevinden.
VOORZICHTIG: Zorg dat het snijblad volledig is geplaatst en dat de klep van het snijblad is gesloten.
8.Verwijder de natuurlijke koeleenheid met een vorkheftruck uit het verwerkingsstation.
VOORZICHTIG: Als enige materiaalverspilling wordt gedetecteerd, moet u ervoor zorgen dat het snijblad
gesloten is en ruimt u het materiaal op met een explosieveilige stofzuiger.
OPMERKING: HP raadt aan om de natuurlijke koeleenheid op de laagste positie van de vorkheftruck te
transporteren om te voorkomen dat deze valt.
9.Na het reinigen is de buildunit gereed voor een nieuwe afdruktaak.
Uitpakken met de natuurlijke koeleenheid
OPMERKING: De natuurlijke koeleenheid is een accessoire. Zie Accessoires op pagina 23.
1.Als zich een buildunit in het verwerkingsstation bevindt, verwijdert u deze.
NLWWUitpakken met de natuurlijke koeleenheid75
2.Plaats de natuurlijke koeleenheid in het verwerkingsstation, in plaats van de buildunit, met behulp van een
tilhulp.
3.Wacht tot de natuurlijke koeleenheid wordt gedetecteerd door het verwerkingsstation.
4.Zorg ervoor dat de natuurlijke koeleenheid zich in de positie voor uitpakken bevindt.
5.Open de natuurlijke koeleenheid en plaats de afdekplaat op zijn plaats.
6.Ga verder met uitpakken en volg daarbij de instructies op het front-panel.
7.Reinig de natuurlijke koeleenheid na het uitpakken.
8.Verwijder de afdekplaat en haal de natuurlijke koeleenheid eruit.
Uitpakken zonder de natuurlijke koeleenheid
1.Als de printer u de melding geeft door te gaan, open dan de deur, trek de buildunit eruit en plaats de
veiligheidsklep erop.
2.Gebruik hittebestendige handschoenen en stofzuig de bovenkant van de buildunit met een externe,
explosieveilige stofzuiger.
3.Op dit punt kunt u het natuurlijke koelingsproces volgen of kunt u snelle koeling als alternatief kiezen.
Natuurlijke afkoeling
a.Zet de buildunit aan de kant, zodat deze verder kan afkoelen.
VOORZICHTIG: U wordt aangeraden de wieltjes van de buildunit te vergrendelen wanneer deze zich
buiten de printer bevindt.
76Hoofdstuk 9 De build uitpakkenNLWW
b.Wacht af. De afkoeltijd hangt af van de afmetingen van de build.
c.Plaats de buildunit in het verwerkingsstation.
Snel afkoelen
a.De buildunit moet 3 tot 4 uur op normale wijze afkoelen voordat met het snelle afkoelen kan worden
begonnen. De eenheid hoeft zich op dit moment niet meer in het verwerkingsstation te bevinden.
b.Wanneer u de buildunit in het verwerkingsstation hebt geplaatst, gaat u naar het front-panel van het
verwerkingsstation en tikt u op Build unit (Buildunit) > Fast cooling (Snelle afkoeling).
Snelle afkoeling wordt gestart. U kunt op elk gewenst moment op het pictogram (Annuleren)
c.
tikken om de snelle afkoeling te annuleren. Om het proces te hervatten, zorgt u ervoor dat de
buildunit is geplaatst en tikt u op Fast cooling (Snelle afkoeling).
Korte standaardtijden voor afkoelen voor PA11- en PA12-materiaal
PA11PA12
Halfvol buildcompartiment (190 mm)7,4 u6 u
Vol buildcompartiment (380 mm)16 u11 u
Voordat u het snelle afkoelingsproces start, kunt u de tijdsinstelling wijzigen door op Modify (Wijzigen)
te tikken.
TIP: Modify (Wijzigen) kan worden vergrendeld zodat alleen beheerders de timing kunnen wijzigen.
De tijdsinstelling wordt gewijzigd op basis van de koelfactor die verband houdt met de snelheid; deze
wordt gebruikt om de snelle afkoeltijd te berekenen voor verschillende taakhoogten. Als u deze
waarde wijzigt, kan de kwaliteit van het onderdeel worden aangetast.
NLWWUitpakken zonder de natuurlijke koeleenheid77
OPMERKING: Het gebruik van snelle koeling kan leiden tot minder uniformiteit in
afkoelingssnelheden van onderdelen en onderdelen kunnen worden voltooid bij hogere temperaturen
dan bij natuurlijke koeling.
d.Sluit de verzamelaar van herbruikbaar materiaal aan op de veiligheidsklep en tik op Start op het front-
panel. U krijgt dan de resterende tijd te zien.
4.Wanneer het afkoelen is voltooid, verwijder dan de veiligheidsklep en plaats dit op de voorkant van de
buildunit.
5.Gebruik de app voor de buildunit op het front-panel van het verwerkingsstation om te controleren of de
build klaar is om te worden uitgepakt.
6.Tik op het front-panel van het verwerkingsstation op Build unit (Buildunit) > Unpack (Uitpakken) > Start om
het uitpakproces te starten.
78Hoofdstuk 9 De build uitpakkenNLWW
BELANGRIJK: De zuiger wordt geactiveerd wanneer u op Start tikt en de stofextractor wordt geactiveerd
om het proces zuiver te houden.
VOORZICHTIG: Draag hittebestendige handschoenen.
TIP: Sluit de kap om de prestaties van de stofextractor te verbeteren.
7.Verplaats de verzamelaar van herbruikbaar materiaal. U kunt een van de volgende spuitmonden gebruiken:
●Spleetmondstuk, voor het reinigen van de invoerlade en nauwe ruimtes
●Mondstuk met jn gaas met 2 mm weefsel, voor het uitpakken van zeer kleine onderdelen
●Brede spuitmond, om het werkgebied snel te reinigen
VOORZICHTIG: Gebruik geen brede spuitmond voor het reinigen van het strooibus met gaas (op de
invoerladen van de buildunit), omdat hierdoor het accessoire kan worden beschadigd en residuen
binnen kunnen achterblijven.
OPMERKING: U kunt de zuigkracht regelen door het uiteinde van de slang voor materiaalverzameling te
verdraaien.
8.Stofzuig de buitenste omtrek van het platform (deze stap is niet noodzakelijk als u snelle afkoeling hebt
gebruikt).
NLWWUitpakken zonder de natuurlijke koeleenheid79
9.Breng het platform omhoog door op de knop te drukken.
10. Stofzuig de build om de onderdelen te onthullen.
11. Reinig elke gedeelte apart om te voorkomen dat grote klompen materiaal het onderdeel bedekken. U hoeft
niet elk oppervlak grondig te reinigen, omdat:
●Het materiaal dat zich het dichtste bij het onderdeel bevindt of eraan vastzit, de algehele kwaliteit van
het hergebruikte materiaal zou kunnen verminderen.
●Tijdens het zandstralen en de naverwerking dat materiaal toch wordt verwijderd.
Het onderstaande voorbeeld toont een onderdeel dat klaar is voor het zandstralen.
Ga door tot alle onderdelen uit het buildcompartiment zijn gehaald. Gebruik de fysieke knoppen om het
platform op te tillen, zodat u alle onderdelen kunt bereiken.
80Hoofdstuk 9 De build uitpakkenNLWW
12. Plaats nadat u hebt gecontroleerd of alle onderdelen zijn uitgepakt, de onderdelen in een doos en neem ze
mee naar het gebied waar de naverwerking zal plaatsvinden.
13. Zorg ervoor dat het afdrukplatform zich in de hoogste stand bevindt.
14. Stofzuig het lege afdrukplatform en de invoerlade.
15. Tik op Finish (Voltooien) op het front-panel.
16. Reinig het oppervlak van de buildunit. Zie Het oppervlak van de build-eenheid reinigen op pagina 222.
17. Stofzuig de bedieningsknoppen van het platform om te voorkomen dat ze worden geblokkeerd door los
materiaal.
NLWWUitpakken zonder de natuurlijke koeleenheid81
10Reiniging en naverwerking van onderdelen
Zodra de onderdelen uit de build van het verwerkingsstation zijn gepakt, moeten ze worden gereinigd. Er zijn
verschillende methodes die kunnen worden gevolgd, afhankelijk van uw behoeften. Over het algemeen hebt u
apparatuur nodig die niet door HP wordt meegeleverd. De belangrijkste methode die HP aanbeveelt, is een
combinatie van zandstralen (stap 1) en schoonblazen (stap 2).
●Zandstralen bestaat uit het aanbrengen van perslucht gecombineerd met een schuurmiddel op het
onderdeel om het vastzittende materiaal te verwijderen. Dit is over het algemeen een geschikte oplossing;
mogelijk wilt u echter andere schuurmiddelen of een andere druk selecteren voor specieke doeleinden.
●Schoonblazen bestaat uit het aanvoeren van perslucht richting het onderdeel om al het materiaal dat nog
is overgebleven na het zandstralen te verwijderen.
Afhankelijk van uw specieke behoeften kunnen andere naverwerkingsmethoden geschikt zijn voor u.
U hebt de volgende mogelijkheden om de oppervlakte-afwerking te verbeteren:
●Trommelpolijsten: het onderdeel wordt ondergedompeld in een vibrerende trommel vol met
schuurmiddelen om alle ruwe plekken op het oppervlak glad te maken.
●Met de hand schuren: de oppervlakken van het onderdeel worden vlak gemaakt door te schuren met
schuurpapier.
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor kleur-gerelateerde afwerking:
●Zandstralen met andere toevoegingen bestaat uit het aanvoeren van perslucht gecombineerd met een
schuurmiddel en een gekleurde toevoeging om het onderdeel een homogene oppervlaktekleur te laten
krijgen.
●Verven bestaat uit het onderdompelen van het onderdeel in een verfbad. Alle details en holtes van het
onderdeel kunnen worden bereikt.
●Het onderdeel schilderen met een spuitbus, spuitpistool of kwast. Voor een specieke kleurafwerking
adviseert HP het aanbrengen van een laag grondverf voordat het onderdeel wordt geschilderd. Herhaal het
proces diverse malen voor optimale resultaten.
Andere industriestandaard naverwerkingsmethoden die kunnen worden gebruikt:
●Lijmen, borgen, afdichten
●Boren, tappen
●Galvaniseren
●Coatings voor slijtvastheid, geleidbaarheid, temperatuurbestendigheid, sterkte, waterdichtheid, weerstand
tegen chemicaliën, glanseigenschappen, UV-bescherming enzovoort
Neem contact op met uw ondersteuningsvertegenwoordiger van HP als u oplossingen voor uw specieke
behoeften wilt bespreken.
82Hoofdstuk 10 Reiniging en naverwerking van onderdelenNLWW
Raadpleeg uw vaste specialist op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid (EHS) voor advies over
geschikte maatregelen voor uw locatie, afhankelijk van de naverwerkingsmethode die u gebruikt. Raadpleeg de
plaatselijke autoriteiten voor de juiste manier om afval weg te werpen.
NLWW83
11Hardwareonderhoud
WAARSCHUWING! Hardwareonderhoud mag alleen door opgeleid personeel worden uitgevoerd. Tijdens de
installatie van de printer ontvangt het aangewezen personeel training voor het veilige gebruik en onderhoud van
de printer. Niemand mag de printer gebruiken zonder deze training te hebben gevolgd.
●
Veiligheidsmaatregelen
●
Algemene reinigingsinstructies
●
Onderhoudshulpmiddelen
–
Onderhoudspakketten
–
Inhoud van het pakket en aanbevolen hulpmiddelen
●
Verbruiksartikelen
–
Printer
–
Verwerkingsstation
–
Benodigdheden recyclen
●
Printeronderhoud
–
Overzicht van onderhoudswerkzaamheden
–
Onderhoudswerkzaamheden
●
Onderhoud aan verwerkingsstation
–
Overzicht van onderhoudswerkzaamheden
–
Onderhoudswerkzaamheden
●
Onderhoud aan build-eenheid
–
Overzicht van onderhoudswerkzaamheden
–
Onderhoudswerkzaamheden
●
Het product verplaatsen of opslaan
84Hoofdstuk 11 HardwareonderhoudNLWW
Veiligheidsmaatregelen
Lees en volg de veiligheidsmaatregelen in deze handleiding om er zeker van te zijn dat u de apparatuur veilig
gebruikt: zie Veiligheidsmaatregelen op pagina 5.
U wordt verwacht de juiste technische opleiding en ervaring te hebben die nodig zijn om bekend te zijn met de
gevaren waaraan u kunt worden blootgesteld bij het uitvoeren van een taak, en de juiste maatregelen te treen
om de risico's voor uzelf en anderen te minimaliseren.
Algemene reinigingsinstructies
Voor algemene reiniging wordt een pluisvrije doek aanbevolen die is bevochtigd met gedestilleerd water. Laat
het gereinigde onderdeel opdrogen of gebruik een doek om het volledig te drogen.
Sproei vloeistoen niet rechtstreeks op het product. Spuit de vloeistof op de doek die wordt gebruikt voor het
reinigen.
Voor het verwijderen van hardnekkig vuil of vlekken kunt u een zachte doek bevochtigen met water en een
neutraal wasmiddel of universele industriële reiniger (bijv. Simple Green industriële reiniger). Verwijder eventuele
schuimresten met een droge doek.
Bij glasoppervlakken kunt u een zachte, pluisvrije doek gebruiken die licht is bevochtigd met een niet-agressieve
glasreiniger of met een universele glasreiniger (bijv. Simple Green glasreiniger). Verwijder eventuele
schuimresten met een pluisvrije doek die is bevochtigd met gedestilleerd water en droog de glasplaat af met een
droge doek om vlekken te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik geen schuurmiddelen, aceton, benzeen, natriumhydroxide, of koolstoftetrachloride op
het glas omdat het hierdoor kan worden beschadigd. Plaats of spuit vloeistof niet rechtstreeks op de glasplaat,
de vloeistof kan onder de glasplaat lekken en het apparaat beschadigen.
U kunt een tank met gecomprimeerde lucht gebruiken om stof uit elektronische/elektrische delen te verwijderen.
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen op waterbasis voor onderdelen met elektrische contacten,
hierdoor kan de stroomkring beschadigd raken.
VOORZICHTIG: Gebruik geen was, alcohol, benzeen, verdunner, op ammoniak gebaseerde reinigingsmiddelen
of andere chemische wasmiddelen om schade aan het product of de omgeving te voorkomen.
OPMERKING: Op sommige plaatsen wordt het gebruik van reinigingsproducten gereguleerd. Controleer of voor
uw reiniger nationale, regionale en plaatselijke voorschriften in acht zijn genomen.
Onderhoudshulpmiddelen
Onderhoudspakketten
Naam
Initieel printeronderhoudspakketVoor periodieke onderhoudswerkzaamheden waarbij
DoelBestellen
onderdelen van de printer moeten worden vervangen;
gaat ongeveer 100 volledige taken mee
Via de
gebruikelijke weg
Onderdeelnummer
UB8N0E
Onderhoudspakket voor
verwerkingsstation
Voor periodieke onderhoudswerkzaamheden waarbij
onderdelen van het verwerkingsstation moeten worden
vervangen;
Via de
gebruikelijke weg
UB8N1E
NLWWVeiligheidsmaatregelen85
Inhoud van het pakket en aanbevolen hulpmiddelen
OPMERKING: De inhoud kan per pakket verschillen.
Inhoud van het initiële printeronderhoudspakket
OnderdeelAantalDoel
Ventilatielter voor bovenbehuizing van
printer (links)
Ventilatielter voor bovenbehuizing van
printer (rechts)
Warmtelamp2Een warmtelamp vervangen op pagina 194
Samensmeltingslamp6Samensmeltingslampen vervangen op pagina 105
Rubberen blad van printkopreinigingsrol2Rubberen blad van de printkopreinigingsrol vervangen
2De linkse en rechtse ventilatielters van de bovenbehuizing
4De linkse en rechtse ventilatielters van de bovenbehuizing
Inhoud van het jaarlijkse printeronderhoudspakket
OnderdeelAantalDoel
Filter voor afdrukgebied2Het lter voor het afdrukgebied vervangen op pagina 168
Filter voor materiaalcompartiment van
build-eenheid
Filter van elektrische schakelkast van printer1Het lter van de elektrische schakelkast vervangen op pagina 164
Rechterlter van voedingskast van printer1De ventilatielters van de voedingskast vervangen op pagina 166
Linkerlter van voedingskast van printer1De ventilatielters van de voedingskast vervangen op pagina 166
6De materiaalcompartimentlters van de build-eenheid vervangen
vervangen op pagina 170
vervangen op pagina 170
op pagina 180
op pagina 226
Ventilatielter bovenste warmtelampen2Het lter van de warmtelamp vervangen op pagina 162
Masker2Algemeen onderhoud
Veiligheidsbril1Algemeen onderhoud
Inhoud van het onderhoudspakket voor het verwerkingsstation
OnderdeelAantalDoel
Filter van vacuümpomp2Het lter van de vacuümpomp vervangen op pagina 216
Filter van stofextractor2De lters van de stofextractor vervangen op pagina 214
Ventilatielter van elektrische schakelkast4Een ventilatielter van de elektrische schakelkast vervangen
op pagina 212
Handluchtblazer1De sensor van de laadkop reinigen op pagina 204
Andere pakketten
De volgende pakketten kunnen worden gebruikt wanneer een speciek onderdeel nodig is.
86Hoofdstuk 11 HardwareonderhoudNLWW
Kit
Onderdeel-
nummerAantalOnderdeel
Pakket met lters voor bovenbehuizing voor de
printer (rechts)
Pakket met lters voor bovenbehuizing voor de
printer (links)
Pakket met warmtelampen voor de printer1MZ262Warmtelamp
Pakket met samensmeltingslampen voor de
printer
Onderhoudspakket voor buildunit 1Platformmoer/kokervormige afdichting
Preventief onderhoud
Het doel van gepland preventief onderhoud is om zoals vereist regelmatig onderhoud uit te voeren, zodat
mogelijke storingen worden voorkomen en goede prestaties tijdens de gehele levensduur van het product
worden gegarandeerd.
Bij elke geplande preventieve onderhoudsactie is er een interne levensduurteller in de rmware die een variabele
telt die is gerelateerd aan de levensduur van het component.
Als de interne levensduurteller de limiet voor een preventieve onderhoudsactie heeft bereikt (ingesteld op basis
van testen en ontwikkeling), wordt een melding weergegeven in het midden van het noticatiecentrum op het
front panel.
1MZ212Ventilatielter voor bovenbehuizing (rechts)
1MZ221Ventilatielter voor bovenbehuizing (links)
1MZ272Samensmeltingslamp
Preventieve onderhoudswaarschuwingen en -acties
Er bestaan twee soorten waarschuwingen voor preventief onderhoud:
●Waarschuwingen waarvoor een servicetechnicus nodig is om de actie uit te voeren (neem contact op met
uw ondersteuningsvertegenwoordiger)
Er bestaan drie soorten waarschuwingen die overeenkomen met de drie onderhoudspakketten die
hieronder worden beschreven.
●Waarschuwingen waarin wordt vereist dat de klant een actie uitvoert
Waarschuwingen voor preventief onderhoud
Wanneer een preventief onderhoudsnummer wordt weergegeven, moet er voorafgaand aan de afhandeling van
het onderdeel een controle worden uitgevoerd in het geval andere waarschuwingen voor preventief onderhoud
bijna verlopen zijn; in dat geval kunnen ze samen worden uitgevoerd.
WaarschuwingBeschrijving
Printeronderhoudspakket 1 vereistVervang de motor van de scanas, gordijnen van de afdrukkamer en de voorbalk
Printeronderhoudspakket 2 vereistVervang de wagen van de hercoatingseenheid en het aandrijfsysteem
Printeronderhoudspakket 3 vereistVervang de printkopwagen en het gordijndoorschuifsysteem
Onderhoudspakket voor buildunit 1 vereistVervang de moer en kolomafdichting van het platform
OPMERKING: Het noticatiecentrum geeft alleen meldingen weer voor de buildunit die op dat moment is
ingevoegd.
NLWWOnderhoudshulpmiddelen87
Waarschuwingen voor preventief onderhoud door bedieners
Het noticatiecentrum geeft waarschuwingen weer wanneer een onderhoudsactie vereist is.
WaarschuwingActie vereist
Vervang de tussentanks voor
samensmeltingsagents
Vervang de tussentanks voor toevoeragents Een tussentank vervangen op pagina 198
Vervang het rubberen bladRubberen blad van de printkopreinigingsrol vervangen op pagina 180
Een tussentank vervangen op pagina 198
Nieuwe waarschuwingen bekijken via het statuscentrum op het front panel
Waarschuwingen met betrekking tot het preventief onderhoud van de printer en de buildunit worden
weergegeven aan de bovenkant van het front panel in het statuscentrum, dat kan worden uitgebreid door van
naar beneden te vegen.
OPMERKING: Het statuscentrum geeft alleen waarschuwingen weer voor de buildunit die op dat moment is
ingevoegd.
Het gebruiksniveau van preventief onderhoud controleren op het front panel
U kunt de gebruiksniveaus van preventief onderhoud controleren die automatisch worden omgezet naar een
percentage volgens de waarden van de levensduurteller in de applicatie Utilities (Hulpmiddelen).
Als u dit wilt doen, tikt u op , daarna op Utilities (Hulpmiddelen) > Maintenance (Onderhoud) > Show PMK
status (PMK-status weergeven) en volgt u de instructies.
88Hoofdstuk 11 HardwareonderhoudNLWW
Op het front panel wordt de huidige status van alle preventief onderhoud door gebruikers en service
weergegeven. Het geeft ook het onderhoud weer dat vereist is voor de momenteel geplaatste buildunit, indien
deze aanwezig is.
OPMERKING: Alleen de gebruiksniveaus voor de buildunit die op dat moment is ingevoegd, worden
weergegeven.
OPMERKING: De vermelde percentages zijn slechts schattingen.
Aanbevolen onderhoudshulpmiddelen die niet zijn meegeleverd
●Spiraalvormige schuurspons, voor bepaalde reinigingswerkzaamheden
Gebruik een schuurspons die de glasplaat niet beschadigt; bij twijfel kunt u dit testen op een hoekje van het
glas.
NLWWOnderhoudshulpmiddelen89
●Absorberende schoonmaakdoek voor het reinigen van afdekplaten en voor algemene reiniging
●Niet-pluizende doek of volledig katoenen doek, voor het reinigen van afdekplaten en voor algemene
●Explosieveilige stofzuiger, met losse mondstukken voor algemene reiniging (spleetmondstuk en
spuitmonden met zachte borstel worden sterk aanbevolen)
OPMERKING: De binnen- en buitenkant van de apparatuur moeten regelmatig worden gereinigd met een
explosieveilige stofzuiger om overmatige stof- en condensvorming te voorkomen. Veeg stof niet weg en
probeer het niet te verwijderen met een persluchtpistool.
Een explosieveilige stofzuiger die is goedgekeurd voor het verzamelen van brandbaar stof is vereist voor
reiniging. Neem maatregelen om het morsen van materiaal te beperken en om mogelijke
ontstekingsbronnen zoals elektrostatische ontladingen, vlammen en vonken te vermijden. Rook niet in de
omgeving.
●Zaklamp, voor algemeen gebruik
●Keukentrap, voor algemeen gebruik
NLWWOnderhoudshulpmiddelen91
●Platkopschroevendraaier
●Torx-schroevendraaier
Verbruiksartikelen
Printer
Agents
Er zijn twee typen agents: samensmeltings- en toevoeragents.
De printer is geschikt voor agentcartridges met een capaciteit van 3 of 5 liter.
Opmerking:
●Dit is een printer met dynamische beveiliging. Cartridges met een niet-HP-chip werken mogelijk niet, maar
het kan ook voorkomen dat cartridges met een niet-HP-chip nu wel werken, maar in de toekomst niet
meer. Zie http://www.hp.com/go/learnaboutsupplies voor meer informatie.
●Deze printer is niet bedoeld om continue agentsystemen te gebruiken. Om te kunnen afdrukken, verwijdert
u het continue agentsysteem en installeert u originele (of compatibele) HP-cartridges.
●Deze printer is ontworpen om door HP goedgekeurde agentcartridges te gebruiken totdat deze leeg zijn.
Als een cartridge leeg is, plaatst u een nieuwe cartridge om door te gaan met afdrukken. Vul de cartridge
niet bij.
Status
Tik op het front panel van de printer op , daarna op Agents en ten slotte op een agent om de status te
bekijken:
●Missing (Ontbreekt): de agent ontbreekt.
●Empty (Leeg): de agent is leeg en moet worden vervangen.
92Hoofdstuk 11 HardwareonderhoudNLWW
Leds
●Replace (Vervangen): de agent is defect en moet worden vervangen.
●Reseat (Opnieuw installeren): de agent reageert niet; deze verwijderen en opnieuw plaatsen kan het
probleem verhelpen.
●Wrong (Verkeerd): het type agent is niet geschikt voor deze printer.
●Expired (Verlopen): de agent heeft zijn vervaldatum bereikt. Het gebruik van verlopen agents kan de
garantie op de printkoppen beïnvloeden.
●Low on agents (Agents bijna op): de agent is bijna op en moet binnenkort worden vervangen.
●Very low on agents (Zeer weinig agent): de agent is bijna op en moet binnenkort worden vervangen.
●Incorrect (Niet geschikt)
●Non-HP (Niet-HP)
●OK: de agent werkt normaal.
●Out of agents (De agents zijn op): de agents moeten worden vervangen.
OPMERKING: Het niveau van elke agent die op het front panel wordt weergegeven, is een schatting.
●White (Wit): OK
●Yellow (Geel): waarschuwing
●Red (Rood): fout, agent is op
Een agent vervangen
OPMERKING: U kunt de agentcartridges vervangen tijdens het afdrukken, omdat de agent wordt geleverd uit de
tussentanks.
1.Tik op het front panel van de printer op , daarna op Agents > Replace (Vervangen).
2.Druk op de deur naar de agents en open deze vervolgens.
3.Zoek de agent die moet worden vervangen. Op het front panel kunt u zien welke agent moet worden
vervangen, het wordt ook aangeduid met een rood lampje naast de betreende cartridge.
4.Koppel de agent los door aan beide kanten de lipjes in te drukken en ze rustig weg te duwen.
NLWWVerbruiksartikelen93
TIP: Als u de connector van een agent verwijdert of plaatst, draai deze dan enigszins met de klok mee om
storing tussen de connector en de doos van de agent te voorkomen.
5.Verwijder de agent.
6.Ruim de oude agent op conform de instructies op de verpakking. De zak van de agent moet worden
verwijderd en weggeworpen conform de landelijke, regionale en lokale voorschriften. De overige
onderdelen van de agent (kunststof tank en verpakking) kunnen worden gerecycled via de algemeen
beschikbare recyclingprogramma's. HP beveelt het dragen van handschoenen aan bij de verwerking van
benodigdheden.
7.Verwijder de nieuwe agent uit zijn verpakking, plaats deze op een vlakke ondergrond en draai de agent
viermaal rond (360 graden draaien) zoals aangegeven op het etiket om te zorgen dat de agent voor
gebruik goed gemengd is.
8.Druk het bovenste deel van de handgreep naar beneden en vouw deze naar binnen. Snijd er niet in.
9.Plaats de nieuwe agent op zijn plaats in de printer waarbij u één hand aan de onderkant van de agent en de
andere hand op de vouw houdt.
94Hoofdstuk 11 HardwareonderhoudNLWW
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.