Garmin GRID 20 Installation manual [nl]

Page 1
GRID™ 20
INSTALLATIE-INSTRUCTIES

Belangrijke veiligheidsinformatie

WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of schade aan het product door brand of oververhitting te voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de garantie op het product.
VOORZICHTIG
Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een stofmasker tijdens het boren, zagen en schuren.
LET OP
Controleer voordat u gaat boren of zagen wat zich aan de andere kant van het oppervlak bevindt.
Om de beste prestaties te garanderen en om schade aan uw boot te voorkomen, moet u het toestel aan de hand van de volgende instructies installeren.
Lees alle installatie-instructies zorgvuldig door voordat u met de installatie begint. Neem contact op met Garmin® Product Support als u problemen ondervindt tijdens het installeren.

Software-update

U moet de Garmin kaartplotter-software bijwerken als u dit toestel installeert.
Als uw kaartplotter over WiFi® technologie beschikt, moet u de software met behulp van de ActiveCaptain™ app bijwerken op een compatibel Android™ of Apple® toestel. Als uw kaartplotter niet over WiFi technologie beschikt, moet u de software bijwerken met behulp van een geheugenkaart en een Windows computer.
Ga voor meer informatie naar support.garmin.com.

Knoppen

®
Houd beide knoppen ingedrukt om te beginnen met
koppelen. Druk in om te schakelen tussen schermen in het station.
MARK SOS Druk in om de huidige locatie als waypoint op te slaan.
Houd gedurende één seconde ingedrukt om een SOS­locatie te markeren en een route terug naar de locatie te starten.
Druk herhaaldelijk in om de helderheid van de schermver­lichting wijzigen.
NAV INFO Druk in om navigatie-informatie weer te geven, zoals
nuttige punten, gebruikersgegevens en grafieken.
STBY ENG Druk in om de stuurautomaat in te schakelen of in de
stand-bymodus te zetten. Druk in om terug te keren naar het startscherm.
MENU Druk in om extra instellingen van een scherm te openen of
te sluiten. Draai of kantel om de cursor te verplaatsen of te
markeren. Draai om een weergave in of uit te zoomen.
Druk in om een keuze te maken. BACK Druk in om terug te keren naar het vorige scherm. FOCUS Druk in om een markering naar een andere sectie op de
pagina te verplaatsen.
Druk in om een markering naar een andere functie of een
ander venster op een combinatiescherm te verplaatsen. 1 2 3 4 Houd ingedrukt om een snelkoppelingsknop aan het
actieve scherm toe te wijzen.
Druk in om het toegewezen scherm te openen.

Benodigde materialen

• Boormachine en boren ◦ Boor van 3 mm (1/8 in.) ◦ Boor van 13 mm (1/2 in.) ◦ Boor van 2 mm (1/4 in.) voor houten schroeven ◦ Boor van 4 mm (3/16 in.) voor de moerplaten ◦ Boor van 5 mm (3/16 in.) voor de moerplaten
• Kruiskopschroevendraaier, nr. 2
• Decoupeerzaag of slijptol
• Vijl en schuurpapier
• Watervaste kit, goedgekeurd voor gebruik op kunststoffen (aanbevolen)
• Twee AA-alkaline-, NiMH- of lithiumbatterijen (bij stroomvoorziening met batterijen)

Aandachtspunten bij montage en aansluiting

LET OP
Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt vermeld in de productspecificaties. Langdurige blootstelling aan temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in opslag- of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie.
Het montageoppervlak moet vlak zijn, zodat het toestel niet wordt beschadigd wanneer het is gemonteerd.
Het GRID 20 toestel vereist een voedingsverbinding en een gegevensverbinding via een van de volgende drie methoden:
• NMEA 2000® netwerk voor voeding en gegevens
• Meegeleverde voedingskabel en een ANT® draadloze verbinding
Juni 2019
190-02445-90_0B
Page 2
• AA-batterijen (niet meegeleverd) en een ANT draadloze verbinding
Dit toestel kan in een dashboard of ander oppervlak worden gemonteerd met de meegeleverde bevestigingsmaterialen. Neem deze aandachtspunten in acht bij het kiezen van een montagelocatie.
• Om interferentie met een magnetisch kompas te voorkomen, mag u het toestel niet dichter bij een kompas plaatsen dan 11,4 cm (4,5 in.).
• U moet het toestel bevestigen op een locatie die ruimte biedt voor het doorvoeren en aansluiten van de NMEA 2000 kabel, de voedingskabel, of voor het vervangen van de batterijen.
• De NMEA 2000 verbindingsmethode kan worden gebruikt om alle risico's van problemen door draadloze interferentie van andere toestellen te voorkomen en in situaties waarin er mogelijk problemen met het draadloze bereik zijn. De kabels die nodig zijn om verbinding te maken met het NMEA 2000 netwerk, zijn niet meegeleverd.
• Wanneer u draadloos verbinding maakt, moet u de prestaties van het GRID 20 toestel op de geselecteerde locatie testen voordat u het toestel daar monteert.

Het toestel bevestigen

LET OP
Gebruik alleen het meegeleverde bevestigingsmateriaal om dit toestel te monteren. Door gebruik van niet bij het toestel geleverd bevestigingsmateriaal kan het toestel beschadigd raken.
Wees voorzichtig wanneer u het gat zaagt om het toestel verzonken te monteren. Er is slechts weinig ruimte tussen de behuizing en de montagegaten. Als u het gat te groot zaagt, kan het toestel mogelijk niet stabiel worden bevestigd.
Als u het toestel met schroeven bevestigt op glasvezel, kunt u het beste bij het boren met een kleine verzinkboor alleen in de bovenste gellaag een kleine verdieping aanbrengen. U voorkomt hiermee dat er scheuren in de gellaag ontstaan als de schroeven worden aangedraaid.
De meegeleverde sjabloon en het meegeleverde bevestigingsmateriaal kunnen worden gebruikt om het toestel verzonken te monteren op de geselecteerde locatie. Er zijn drie opties voor hardware, afhankelijk van het materiaal van het montageoppervlak.
• U kunt gaten boren en de meegeleverde moerplaten en machineschroeven gebruiken. De moerplaten kunnen extra stabiliteit bieden aan een dunner oppervlak en u kunt het toestel gemakkelijker verwijderen wanneer u de batterijen moet vervangen.
• U kunt montagegaten boren en de meegeleverde houtschroeven gebruiken. U dient alleen houtschroeven te gebruiken wanneer u verbinding met de voeding maakt via de meegeleverde kabel of het NMEA 2000 netwerk, of als u batterijen gebruikt en toegang hebt tot de achterkant van het toestel om de batterijen te vervangen. Gebruik geen houtschroeven als u batterijen gebruikt en geen toegang hebt tot de achterkant van het toestel om de batterijen te vervangen.
• U kunt gaten drevelen en tappen, en de meegeleverde machineschroeven gebruiken.
Snijd de montagesjabloon uit en controleer of deze past op
1
de locatie waar u het toestel wilt monteren. Bevestig de sjabloon op de gekozen locatie.
2
Boor met een boor van 3 mm (1/8 in.) een gat in elke hoek
3
van de ononderbroken lijn op de sjabloon. Boor met een boor van 13 mm (1/2 in.) een of meer van de
4
grote gaten die zijn aangegeven langs de binnenkant van de
ononderbroken lijn op de sjabloon om het montageoppervlak voor te bereiden voor zagen met een decoupeerzaag.
Zaag met een decoupeerzaag of roterend gereedschap het
5
montageoppervlak uit langs de binnenkant van de ononderbroken lijn op de sjabloon.
Plaats het toestel in de opening om te testen of dit past.
6
Gebruik indien nodig een vijl en schuurpapier om de opening
7
heel precies op maat te krijgen. Als het toestel goed in de opening past, dient u te controleren
8
of de montagegaten op het toestel zijn uitgelijnd met de grotere, buitenste gaten op de sjabloon.
Markeer de nieuwe locaties van de montagegaten als deze
9
niet zijn uitgelijnd met het toestel. Boor, al naargelang uw bevestigingsmethode, de grotere,
10
buitenste gaten:
• Boor gaten van 5 mm (3/16 in.) voor de meegeleverde moerplaat en machineschroeven.
• Boor montagegaten van 2 mm (5/64 in.) voor de meegeleverde houtschroeven en ga naar stap 16.
• Boor en tap M3.5-gaten voor de meegeleverde machineschroeven en ga naar stap 16.
Als u een moerplaat gebruikt, plaatst u vanaf één hoek van
11
de sjabloon een moerplaat over het grotere, buitenste gat
dat u in de vorige stap hebt geboord.
Het kleinere gat op de moerplaat moet worden uitgelijnd met het kleinere gat op de sjabloon.
Markeer de nieuwe locatie van het gat als het kleinere gat op
12
de moerplaat niet is uitgelijnd met het kleinere gat op de sjabloon.
Als u een moerplaat gebruikt, boort u een gat van 4 mm
13
(3/16 in.) op de locatie van het kleinere gat. Verwijder de sjabloon van het montageoppervlak.
14
Plaats vanaf één hoek van de montagelocatie een moerplaat
15
op de achterzijde van het montageoppervlak, waarbij u de
grote en kleine gaten uitlijnt. Het hogere gedeelte van de moerplaat moet passen in het
grotere gat.
Bevestig de moerplaten stevig aan het montageoppervlak
16
door de kleinere machineschroeven vast te draaien door het kleinere, binnenste gat.
Installeer de schuimrubberen pakking aan de achterzijde
17
van het toestel.
2
Page 3
De delen van de schuimrubberen pakking hebben een zelfklevende strip aan de achterzijde. Verwijder de beschermfolie voordat u deze delen bevestigt aan het toestel.
Als u geen toegang hebt tot de achterzijde van het toestel
18
nadat u dit hebt gemonteerd, verbindt u de benodigde kabel of plaatst u de AA-batterijen (let op de polariteit) voordat u het toestel in de opening plaatst.
OPMERKING: Om corrosie van de metalen contacten te voorkomen als u geen kabel gebruikt, drukt u de weerkap stevig vast op de connector.
Breng watervaste kit aan tussen het montageoppervlak en
19
het toestel om deze ruimte op te vullen. Dit voorkomt waterschade achter het dashboard.
Als u toegang hebt tot de achterzijde van het toestel, kunt u
20
watervaste kit aanbrengen rond de opening. Plaats het toestel in de opening.
21
Bevestig het toestel aan het montageoppervlak met de
22
langere machineschroeven of de meegeleverde houtschroeven, afhankelijk van de montagemethode.
Veeg de overtollige waterdichte kit weg.
23
Bevestig de sierkapjes door deze op hun plaats te klikken
24
rond de bovenkant en onderkant van het toestel.

Het GRID 20 toestel aansluiten

Het GRID 20 toestel vereist een voedingsverbinding en een gegevensverbinding via een van de volgende drie methoden:
• NMEA 2000 netwerk voor voeding en gegevens
• Inclusief voedingskabel en een ANT draadloze verbinding (Het GRID 20 toestel koppelen met de kaartplotter,
pagina 4)
• AA-batterijen (niet meegeleverd) en een ANT draadloze verbinding (Het GRID 20 toestel koppelen met de
kaartplotter, pagina 4)
OPMERKING: De NMEA 2000 verbindingsmethode kan worden gebruikt om alle risico's van problemen door draadloze interferentie van andere toestellen te voorkomen en in situaties waarin er mogelijk problemen met het draadloze bereik zijn. De kabels die nodig zijn om verbinding te maken met het NMEA 2000 netwerk, zijn niet meegeleverd.
Nadat u de voeding hebt aangesloten op het GRID 20 toestel, moet u het toestel koppelen met de kaartplotter om de gegevensverbinding te maken (Het GRID 20 toestel koppelen
met de kaartplotter, pagina 4).

Aandachtspunten bij de NMEA 2000 verbinding

LET OP
Als u verbinding maakt met een bestaand NMEA 2000 netwerk, moet u de NMEA 2000 voedingskabel identificeren. Er is slechts één NMEA 2000 voedingskabel benodigd voor het NMEA 2000 netwerk om goed te werken.
Er moet een NMEA 2000 Power Isolator (010-11580-00) worden gebruikt in installaties waar de bestaande NMEA 2000 netwerkfabrikant onbekend is.
U kunt het GRID 20 toestel verbinden met een NMEA 2000 netwerk op uw boot om een stroom- en gegevensverbinding te bieden. Als u het GRID 20 toestel verbindt met een NMEA 2000 netwerk, hoeft u geen batterijen of de meegeleverde voedingskabel of een ANT draadloze verbinding te gebruiken.
Als u een NMEA 2000 netwerk moet opzetten en daar niet vertrouwd mee bent, gaat u naar support.garmin.com voor meer informatie.
Compatibele Garmin kaartplotter
GRID 20
Startschakelaar of onderbrekingsschakelaar
NMEA 2000 voedingskabel
NMEA 2000 netwerkkabel
Voedingsbron van 12 V gelijkstroom
NMEA 2000 afsluitweerstand of backbone-kabel
NMEA 2000 T-connector
NMEA 2000 afsluitweerstand of backbone-kabel
Nadat u de NMEA 2000 netwerkverbinding hebt gemaakt, moet u het GRID 20 toestel koppelen met de kaartplotter (Het GRID
20 toestel koppelen met de kaartplotter, pagina 4).

Aansluiten op de voeding

WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of schade aan het product door brand of oververhitting te voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de garantie op het product.
Leid de voedingskabel naar de voedingsbron en het toestel.
1
Sluit de rode draad aan op de positieve pool van de accu (+)
2
en de zwarte draad op de negatieve pool van de accu (-). Verbind de voedingskabel met het toestel en draai de
3
borgring naar rechts om hem vast te maken.
Nadat het toestel is aangesloten op de voeding, moet u het koppelen met de kaartplotter (Het GRID 20 toestel koppelen met
de kaartplotter, pagina 4)

Batterijen plaatsen

U kunt AA alkaline-, NiMH- of lithiumbatterijen (niet meegeleverd) gebruiken. Gebruik lithiumbatterijen voor de beste resultaten.
OPMERKING: Plaats geen batterijen als u de meegeleverde voedingskabel of een NMEA 2000 netwerkverbinding gebruikt.
Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om de
1
batterijklep te openen. Plaats twee AA-batterijen met de contacten in de juiste
2
richting.
3
Page 4
OPMERKING: Controleer of de afdichtring en het batterijcompartiment vrij zijn van vuil.
Sluit de batterijklep en draai de D-ring met de klok mee.
3
Nadat u de batterijen hebt geplaatst, moet u het toestel koppelen met de kaartplotter (Het
20 toestel koppelen met
GRID
de kaartplotter, pagina 4)

Het GRID 20 toestel koppelen met de kaartplotter

Nadat u voeding hebt aangesloten op het GRID 20 toestel, moet u het koppelen met de kaartplotter om de gegevensverbinding te maken.
Selecteer op de compatibele kaartplotter Instellingen >
1
Systeem toe.
Druk op het GRID
2
piept.
Nadat het GRID 20 toestel verbinding heeft gemaakt met de kaartplotter, geeft het GRID 20 toestel een lange pieptoon.
OPMERKING: Als het GRID 20 toestel de enige controller voor de kaartplotter is en alleen door batterijen van stroom wordt voorzien, kunt u geen verbonden stuurautomaat bedienen met het GRID 20 toestel.
> Stationsgegevens > GRID™ koppelen > Voeg
20 toestel op en totdat het toestel
© 2018 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Garmin®, het Garmin logo en ANT® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. ActiveCaptain™ en GRID™ zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Android™ is een handelsmerk van Google Inc. Apple® is een handelsmerk van Apple Inc., geregistreerd in de VS en andere landen. NMEA 2000® en het NMEA 2000 logo zijn geregistreerde handelsmerken van de National Marine Electronics Association. WiFi® is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows® is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.

Specificaties

Afmetingen (B×H×D) 14,1 × 5,6 × 6,8 cm (5,6 × 2,2 ×
Materiaal Volledig afgedicht, schokbestendig
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7 Gewicht 179 g (6,3 oz.) Temperatuurbereik Van -15° tot 70°C (van 5° tot 158°F) Ingangsspanning 9 tot 32 V gelijkstroom (via meegele-
Zekering 1 A, 32 V snel Max. vermogen bij 9 V gelijk-
stroom Nominale opgenomen stroom
bij 12 V gelijkstroom Max. opgenomen stroom bij
12 V gelijkstroom Batterijtype Twee AA-batterijen (Alkaline, NiMH of
Levensduur van batterij Circa 70 dagen bij gewoon gebruik Kompasveilige afstand 11,4 cm (4,5 in.) Draadloze frequentie/
draadloos protocol
2,7 in.)
kunststof
1
verde voedingskabel of NMEA 2000 netwerk)
1,5 W
40 mA
120 mA
lithium. Niet inbegrepen.)
2,4 GHz bij 4,83 dBm nominaal
1
Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
© 2018 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
support.garmin.com
Loading...