Garmin Fenix 6S PRO User manual

FĒNIX® 6 SERIE
Gebruikershandleiding
© 2019 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin®, het Garmin logo, ANT+®, Approach®, Auto Lap®, Auto Pause®, Edge®, fēnix®, inReach®, QuickFit®, TracBack®, VIRB®, Virtual Partner®, en Xero® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Body Battery™, Connect IQ™, Garmin Connect™, Garmin Explore™, Garmin Express™, Garmin Golf™, Garmin Move IQ™, Garmin Pay™, HRM-Run™, HRM-Tri™, tempe™, TruSwing™, TrueUp™, Varia™, Varia Vision™ en Vector™ zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Android™ is een handelsmerk van Google Inc. Apple®, iPhone®, iTunes® en Mac® zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's van BLUETOOTH® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. The Cooper Institute®, en alle gerelateerde handelsmerken, zijn het eigendom van The Cooper Institute. Di2™ is een handelsmerk van Shimano, Inc. Shimano® is een geregistreerd handelsmerk van Shimano, Inc. Op de Spotify® software zijn de volgende licenties van derden van toepassing: https://developer.spotify.com/legal/third-party-licenses. STRAVA en Strava™ zijn handelsmerken van Strava, Inc. Geavanceerde hartslaganalyse door Firstbeat. Training Stress Score™ (TSS), Intensity Factor™ (IF) en Normalized Power™ (NP) zijn handelsmerken van Peaksware, LLC. WiFi® is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows® is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Dit product is ANT+® gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.

Inhoudsopgave

Inleiding........................................................................... 1
Aan de slag................................................................................. 1
Knoppen.................................................................................1
Het horloge gebruiken............................................................1
Het bedieningsmenu weergeven...................................... 1
Widgets weergeven...........................................................1
De watch aanpassen............................................................. 1
Uw smartphone koppelen met uw smartwatch........................... 2
Het toestel opladen..................................................................... 2
Productupdates...........................................................................2
Garmin Express instellen....................................................... 2
Opladen met zonne-energie.......................................... 2
Watch face met intensiteit van de zon........................................ 2
De zonnewidget bekijken....................................................... 2
Tips voor opladen met zonne-energie........................................ 2
Activiteiten en apps....................................................... 3
Een activiteit starten................................................................... 3
Tips voor het vastleggen van activiteiten............................... 3
De vermogensmodus wijzigen............................................... 3
Een activiteit stoppen..................................................................3
Een favoriete activiteit toevoegen of verwijderen....................... 3
Een aangepaste activiteit maken................................................ 3
Binnenactiviteiten........................................................................3
De loopbandafstand kalibreren.............................................. 4
Een krachttraining vastleggen............................................... 4
Buitenactiviteiten.........................................................................4
Uw afdalingen weergeven......................................................4
De metronoom gebruiken...................................................... 4
Audiomeldingen afspelen tijdens een activiteit...................... 4
Jumpmaster........................................................................... 5
Multisport.................................................................................... 5
Triatlontraining....................................................................... 5
Een multisportactiviteit maken............................................... 5
Zwemmen................................................................................... 5
Zwemtermen.......................................................................... 5
Slagtypen............................................................................... 5
Tips voor zwemactiviteiten..................................................... 5
Rusten tijdens zwemmen in een zwembad........................... 6
Training met het trainingslog..................................................6
Golfen......................................................................................... 6
Golfen.................................................................................... 6
Hole-informatie.......................................................................6
Grote cijfers....................................................................... 6
Afstand meten met Knop-targeting........................................ 6
Holes wijzigen........................................................................ 6
De vlag verplaatsen............................................................... 6
Gemeten slagen weergeven.................................................. 7
Layup- en dogleg-afstanden weergeven............................... 7
Aangepaste doelen opslaan............................................. 7
Score bijhouden..................................................................... 7
Een score bijwerken.......................................................... 7
De scoringsmethode instellen........................................... 7
Uw handicap instellen....................................................... 7
Statistieken bijhouden inschakelen................................... 7
TruSwing™............................................................................ 7
De golfafstandteller gebruiken............................................... 7
PlaysLike-afstand bekijken.................................................... 8
De richting naar de pinlocatie bekijken.................................. 8
Een expeditie starten.................................................................. 8
De opslaginterval van de spoorpunten wijzigen.................... 8
Handmatig een spoorpunt vastleggen................................... 8
Spoorpunten weergeven........................................................ 8
Connected functies........................................................ 8
Bluetooth meldingen inschakelen
Meldingen weergeven............................................................ 9
Een inkomende oproep ontvangen........................................ 9
Een sms-bericht beantwoorden............................................. 9
Meldingen beheren................................................................ 9
De Bluetooth smartphone-verbinding uitschakelen.................... 9
Smartphone-verbindingswaarschuwingen in- en
uitschakelen................................................................................ 9
Een verloren mobiel toestel lokaliseren...................................... 9
Garmin Connect..........................................................................9
De software bijwerken met de Garmin Connect app........... 10
De software bijwerken via Garmin Express......................... 10
Garmin Connect op uw computer gebruiken.................. 10
Gegevens handmatig synchroniseren met Garmin
Connect................................................................................10
Garmin Golf™ app............................................................... 10
Garmin Explore™..................................................................... 10
............................................... 8
Veiligheids- en trackingfuncties................................. 10
Contacten voor noodgevallen toevoegen................................. 11
Contactpersonen toevoegen.................................................... 11
Ongevaldetectie in- en uitschakelen......................................... 11
Hulp vragen.............................................................................. 11
Een GroupTrack sessie starten................................................ 11
Tips voor GroupTrack sessies............................................. 11
GroupTrack instellingen....................................................... 11
WiFi® connected functies.......................................... 11
Verbinding maken met een WiFi netwerk................................ 11
Connect IQ functies..................................................... 12
Connect IQ functies downloaden.............................................. 12
Connect IQ functies downloaden via uw computer.................. 12
Garmin Pay................................................................... 12
Uw Garmin Pay portemonnee instellen.................................... 12
Een aankoop betalen via uw horloge....................................... 12
Een kaart toevoegen aan uw Garmin Pay portemonnee.......... 12
Uw Garmin Pay portemonnee beheren............................... 12
Uw Garmin Pay pincode wijzigen............................................. 13
Muziek........................................................................... 13
Verbinding maken met een externe provider............................ 13
Audiocontent van een externe provider downloaden........... 13
Audio-inhoud downloaden van Spotify®.............................. 13
De muziekprovider wijzigen................................................. 13
Loskoppelen van een externe provider................................ 13
Persoonlijke audiocontent downloaden.................................... 13
Luisteren naar muziek.............................................................. 13
Bediening voor afspelen van muziek........................................ 14
Een Bluetooth hoofdtelefoon aansluiten................................... 14
De audiomodus wijzigen........................................................... 14
Hartslagmeetfuncties................................................... 14
Hartslagmeter aan de pols........................................................14
Het toestel dragen................................................................14
Tips voor onregelmatige hartslaggegevens......................... 14
De hartslagwidget gebruiken............................................... 14
Hartslaggegevens verzenden naar Garmin toestellen......... 14
Hartslaggegevens tijdens een activiteit verzenden......... 15
Abnormale-hartslagwaarschuwingen instellen.................... 15
De polshartslagmeter uitschakelen...................................... 15
Hardloopdynamiek.................................................................... 15
Trainen met hardloopdynamiek........................................... 15
Kleurenbalken en hardloopdynamiekgegevens................... 15
Gegevens over grondcontacttijd-balans......................... 16
Verticale oscillatie en verticale ratio gegevens............... 16
Tips voor ontbrekende hardloopdynamiekgegevens........... 16
Prestatiemetingen..................................................................... 16
Prestatiemeldingen uitschakelen......................................... 16
Inhoudsopgave i
Prestatiemetingen automatisch detecteren......................... 17
Activiteiten en prestatiemetingen synchroniseren............... 17
Over VO2 max. indicaties.................................................... 17
Uw geschat VO2 max. voor hardlopen weergeven......... 17
Geschat VO2 max. voor fietsen weergeven................... 17
Voorspelde racetijden weergeven....................................... 17
Training Effect...................................................................... 18
Hartslagvariaties en stressniveau........................................ 18
Hartslagvariaties en stressniveau weergeven................ 18
Prestatieconditie.................................................................. 18
Uw prestatieconditie weergeven..................................... 18
Lactaatdrempel.................................................................... 18
Een begeleide test uitvoeren om uw lactaatdrempel te
bepalen........................................................................... 18
Uw FTP-waarde schatten.................................................... 19
Een FTP-test uitvoeren................................................... 19
Trainingsstatus......................................................................... 19
Trainingsstatusniveaus........................................................ 20
Tips voor het verkrijgen van uw trainingsstatus.............. 20
Hartslag- en hoogteacclimatisatie........................................ 20
Trainingsbelasting................................................................ 20
Focus trainingsbelasting...................................................... 20
Hersteltijd............................................................................. 21
Uw hersteltijd weergeven................................................ 21
Herstelhartslag................................................................ 21
Body Battery™..........................................................................21
De Body Battery widget bekijken......................................... 21
Tips voor betere Body Battery gegevens............................. 21
Pulse oxymeter............................................................. 21
Pulse-oxymetermetingen verzamelen...................................... 21
Doorlopende acclimatisatie inschakelen.................................. 22
Handmatige acclimatisatie inschakelen.................................... 22
Slaap bijhouden inschakelen op de pulsoximeter.................... 22
Tips voor grillige pulse oxymeter-gegevens............................. 22
Training......................................................................... 22
Uw gebruikersprofiel instellen................................................... 22
Fitnessdoelstellingen........................................................... 22
Hartslagzones...................................................................... 22
Uw hartslagzones instellen............................................. 22
Uw hartslagzones laten instellen door het toestel........... 23
Berekeningen van hartslagzones.................................... 23
Uw vermogenszones instellen............................................. 23
Activiteiten volgen..................................................................... 23
Automatisch doel................................................................. 23
De bewegingswaarschuwing gebruiken.............................. 23
Slaap bijhouden................................................................... 23
Uw slaap automatisch bijhouden.................................... 23
De modus Niet storen gebruiken.....................................24
Minuten intensieve training.................................................. 24
Minuten intensieve training opbouwen............................ 24
Garmin Move IQ™............................................................... 24
Instellingen voor activiteiten volgen..................................... 24
Activiteiten volgen uitschakelen...................................... 24
Workouts...................................................................................24
Een workout vanuit Garmin Connect volgen....................... 24
Een workout beginnen......................................................... 24
De trainingsagenda.............................................................. 24
Garmin Connect trainingsplannen gebruiken.................. 25
Aangepaste trainingsplannen......................................... 25
Intervalworkouts........................................................................25
Een intervalworkout maken..................................................25
Een intervalworkout starten................................................. 25
Een intervalworkout stoppen............................................... 25
Segmenten............................................................................... 25
Strava™ segmenten............................................................ 25
Segmentgegevens weergeven............................................ 25
Tegen een segment racen
Een segment instellen op automatisch aanpassen............. 26
Virtual Partner® gebruiken....................................................... 26
Een trainingsdoel instellen........................................................ 26
Een trainingsdoel annuleren................................................ 26
Racen tegen een eerder voltooide activiteit............................. 26
Persoonlijke records................................................................. 26
Uw persoonlijke records weergeven.................................... 26
Een persoonlijk record herstellen........................................ 26
Een persoonlijk record verwijderen...................................... 27
Alle persoonlijke records verwijderen.................................. 27
................................................... 25
Klokken......................................................................... 27
Een alarm instellen................................................................... 27
Een alarm verwijderen......................................................... 27
De afteltimer instellen............................................................... 27
Een snelle timer opslaan......................................................27
Een timer verwijderen.......................................................... 27
De stopwatch gebruiken........................................................... 27
Andere tijdzones toevoegen..................................................... 27
Navigatie....................................................................... 28
Uw locatie bewaren.................................................................. 28
Uw opgeslagen locaties verwijderen................................... 28
Een waypoint projecteren......................................................... 28
Navigeren naar een bestemming............................................. 28
Naar een nuttig punt navigeren................................................ 28
Nuttige punten......................................................................28
Een koers maken en volgen op uw toestel............................... 28
Een rondrit maken.................................................................... 28
Een Man-overboord-locatie markeren en de navigatie ernaartoe
starten....................................................................................... 29
Navigeren met Peil en ga......................................................... 29
Tijdens een activiteit navigeren naar uw vertrekpunt............... 29
Routeaanwijzingen weergeven............................................ 29
Navigeren naar het vertrekpunt van een opgeslagen
activiteit..................................................................................... 29
Stoppen met navigeren............................................................ 29
Kaart......................................................................................... 29
De kaart weergeven............................................................. 29
Naar een locatie op de kaart navigeren of een locatie
opslaan................................................................................ 30
Navigeren met de functie Om me heen............................... 30
Het kaartthema wijzigen.......................................................30
Kompas.....................................................................................30
De kompaskoers instellen.................................................... 30
Hoogtemeter en barometer.......................................................30
Geschiedenis................................................................ 30
Werken met de geschiedenis................................................... 30
Multisportgeschiedenis........................................................ 31
Tijd in elke hartslagzone weergeven................................... 31
Gegevenstotalen weergeven.................................................... 31
De afstandteller gebruiker.........................................................31
Geschiedenis verwijderen.........................................................31
Uw toestel aanpassen.................................................. 31
Instellingen van activiteiten en apps......................................... 31
Gegevensschermen aanpassen.......................................... 32
Een kaart aan een activiteit toevoegen................................ 32
Waarschuwingen................................................................. 32
Een waarschuwing instellen............................................ 33
Instellingen van activiteitkaart.............................................. 33
Route-instellingen................................................................ 33
Auto Lap...............................................................................33
Ronden op afstand markeren......................................... 33
Auto Pause inschakelen...................................................... 34
Automatisch klimmen inschakelen....................................... 34
3D-snelheid en -afstand....................................................... 34
ii Inhoudsopgave
De Lap-knop in- en uitschakelen......................................... 34
Auto Scroll gebruiken........................................................... 34
De GPS-instelling wijzigen................................................... 34
GPS en andere satellietsystemen................................... 34
UltraTrac......................................................................... 35
Time-outinstellingen voor de spaarstand............................. 35
De volgorde van een activiteit wijzigen in de lijst met apps...... 35
Widgets..................................................................................... 35
De widgetlijst aanpassen..................................................... 35
inReach afstandsbediening................................................. 36
De inReach afstandsbediening gebruiken...................... 36
VIRB afstandsbediening...................................................... 36
Een VIRB actiecamera bedienen.................................... 36
Een VIRB actiecamera bedienen tijdens een activiteit... 36
De stressniveauwidget gebruiken........................................ 36
De widget My Day aanpassen............................................. 36
Het bedieningsmenu aanpassen.............................................. 37
Wijzerplaatinstellingen.............................................................. 37
De watch face aanpassen................................................... 37
Sensorinstellingen.................................................................... 37
Kompasinstellingen.............................................................. 37
Het kompas handmatig kalibreren.................................. 37
De noordreferentie instellen............................................ 37
Hoogtemeterinstellingen...................................................... 37
De barometrische hoogtemeter kalibreren...................... 37
Barometerinstellingen.......................................................... 38
De barometer kalibreren................................................. 38
Xero Locatie-instellingen......................................................38
Kaartinstellingen....................................................................... 38
Kaartthema's........................................................................ 38
Instellingen waterkaart......................................................... 38
Kaartgegevens weergeven of verbergen............................. 39
Navigatie-instellingen................................................................39
Kaartfuncties aanpassen..................................................... 39
Een koersindicator instellen................................................. 39
Navigatiewaarschuwingen instellen..................................... 39
Instellingen voor energiebeheer............................................... 39
De batterijspaarstand aanpassen........................................ 39
Energiemodi aanpassen...................................................... 39
Systeeminstellingen.................................................................. 39
Tijdinstellingen..................................................................... 40
Tijdwaarschuwingen instellen......................................... 40
De tijd synchroniseren.....................................................40
De schermverlichtingsinstellingen wijzigen.......................... 40
De sneltoetsen aanpassen.................................................. 40
De maateenheden wijzigen................................................. 40
Toestelgegevens weergeven.................................................... 40
Informatie over regelgeving en compliance op e-labels
weergeven........................................................................... 41
Draadloze sensoren..................................................... 41
De draadloze sensoren koppelen............................................. 41
Modus Extra scherm................................................................. 41
Een optionele fietssnelheids- of fietscadanssensor
gebruiken.................................................................................. 41
Trainen met vermogensmeters................................................. 41
Elektronische schakelsystemen gebruiken............................... 41
Omgevingsbewustzijn............................................................... 41
Voetsensor................................................................................41
Kalibratie van de voetsensor verbeteren............................. 41
Uw voetsensor handmatig kalibreren.................................. 41
Snelheid en afstand van voetsensor instellen..................... 42
tempe™.................................................................................... 42
Clubsensoren............................................................................42
Toestelinformatie......................................................... 42
Specificaties..............................................................................42
Batterijgegevens.................................................................. 42
Gegevensbeheer
Bestanden verwijderen........................................................ 42
...................................................................... 42
Onderhoud van het toestel.......................................... 42
Toestelonderhoud..................................................................... 42
Het toestel schoonmaken.................................................... 43
De leren bandjes reinigen.................................................... 43
De QuickFit® bandjes vervangen............................................. 43
Metalen band aanpassen......................................................... 43
Problemen oplossen.................................................... 43
Op mijn toestel wordt niet de juiste taal gebruikt...................... 43
Is mijn smartphone compatibel met mijn toestel?..................... 43
Ik kan mijn telefoon niet koppelen met het toestel.................... 43
Kan ik mijn Bluetooth sensor gebruiken bij mijn horloge?........ 43
Ik kan mijn hoofdtelefoon niet koppelen met het toestel........... 43
Mijn muziek valt weg of mijn hoofdtelefoons blijven niet
verbonden................................................................................. 44
Uw toestel opnieuw opstarten.................................................. 44
Alle standaardinstellingen herstellen........................................ 44
Satellietsignalen ontvangen...................................................... 44
De ontvangst van GPS-signalen verbeteren....................... 44
De temperatuurmeting is niet nauwkeurig................................ 44
De levensduur van de batterij verlengen.................................. 44
Activiteiten volgen..................................................................... 44
Mijn dagelijkse stappentelling wordt niet weergegeven....... 44
Mijn stappentelling lijkt niet nauwkeurig te zijn.................... 45
De stappentellingen op mijn toestel en mijn Garmin Connect
account komen niet overeen................................................ 45
Het aantal opgelopen trappen lijkt niet te kloppen............... 45
Meer informatie......................................................................... 45
Appendix....................................................................... 45
Gegevensvelden....................................................................... 45
Standaardwaarden VO2 Max................................................... 49
FTP-waarden............................................................................ 49
Wielmaat en omvang................................................................ 50
Symbooldefinities......................................................................50
Index.............................................................................. 51
Inhoudsopgave iii

Inleiding

WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
Raadpleeg altijd een arts voordat u een trainingsprogramma begint of wijzigt.

Aan de slag

Als u de smartwatch voor de eerste keer gebruikt, voer dan onderstaande taken uit om de watch in te stellen en vertrouwd te raken met de basisfuncties.
Druk op LIGHT als u de smartwatch wilt inschakelen
1
(Knoppen, pagina 1). Volg de instructies op het scherm om de basisinstellingen te
2
voltooien. Tijdens de eerste installatie kunt u uw smartphone aan uw
watch koppelen om meldingen te ontvangen, uw Garmin Pay™ portemonnee in te stellen en meer (Uw
smartphone koppelen met uw smartwatch, pagina 2).
Laad het toestel volledig op (Het toestel opladen,
3
pagina 2).
Begin met een activiteit (Een activiteit starten, pagina 3).
4

Knoppen

Via het bedieningsmenu heeft u eenvoudig toegang tot opties
die u vaak gebruikt, bijvoorbeeld om de Garmin Pay
portemonnee te openen, de modus Niet storen in te
schakelen of het horloge uit te schakelen.
• Druk op de wijzerplaat op UP of DOWN om door de widgets
te bladeren.
Uw horloge wordt geleverd met vooraf geïnstalleerde widgets
die u direct informatie geven. Er zijn meer widgets
beschikbaar wanneer u uw horloge koppelt met een
smartphone.
• Druk vanuit de wijzerplaat op om een activiteit te starten of
een app te openen (Activiteiten en apps, pagina 3).
• Houd MENU ingedrukt om de wijzerplaat of de instellingen
aan te passen en om draadloze sensoren te koppelen.
Het bedieningsmenu weergeven
In het bedieningsmenu staan opties om bijvoorbeeld de niet­storenmodus in te schakelen, de knoppen te vergrendelen of het toestel uit te schakelen. U kunt ook de Garmin Pay portemonnee openen.
OPMERKING: U kunt de opties toevoegen aan het bedieningsmenu, de volgorde ervan wijzigen en ze verwijderen (Het bedieningsmenu aanpassen, pagina 37).
Houd LIGHT ingedrukt in een scherm.
1
LIGHT
• Druk in om de schermverlichting in of uit te schakelen.
• Druk in om het toestel in te schakelen.
• Houd ingedrukt om het bedieningsmenu weer te geven.
UP·MENU
• Druk hier om door de widgets en menu's te bladeren.
• Houd ingedrukt om het menu weer te geven.
DOWN
• Druk hier om door de widgets en menu's te bladeren.
• Houd ingedrukt om vanaf een scherm de muziekbedieningsknoppen weer te geven.
• Druk in om de activiteitenlijst weer te geven en een activiteit te starten of stoppen.
• Druk in om een optie te kiezen in een menu.
BACK·LAP
• Druk in om terug te keren naar het vorige scherm.
• Druk in om een ronde, rustpauze of overgang vast te leggen tijdens een multisportactiviteit.
• Houd ingedrukt om vanaf een scherm de watch face weer te geven.

Het horloge gebruiken

• Houd LIGHT ingedrukt om het bedieningsmenu weer te
geven.
Druk op UP of DOWN om door de opties te bladeren.
2
Widgets weergeven
Uw toestel wordt geleverd met diverse, vooraf geïnstalleerde widgets en als u uw toestel koppelt met een smartphone zijn er nog meer widgets beschikbaar.
• Druk op UP of DOWN.
Het toestel bladert door de widgetlijst en geeft samenvattingsgegevens voor elke widget weer.
• Druk op om widgetinformatie weer te geven.
TIP: U kunt op DOWN drukken om extra schermen voor een widget weer te geven of u kunt op drukken om extra opties en functies voor een widget weer te geven.
• Houd in een scherm BACK ingedrukt om terug te gaan naar
de watch face.
• Als u een activiteit vastlegt, drukt u op BACK om terug te
keren naar de pagina's met activiteitgegevens.

De watch aanpassen

• Houd op de watch face MENU ingedrukt om de watch face te
wijzigen.
• Houd in de widgetschermen MENU ingedrukt om de
widgetopties aan te passen.
Inleiding 1
• Houd in het bedieningsmenu MENU ingedrukt om de
besturingselementen toe te voegen, te verwijderen en opnieuw te ordenen.
• Houd in een willekeurig scherm MENU ingedrukt om extra
instellingen te wijzigen.

Uw smartphone koppelen met uw smartwatch

Om gebruik te maken van de connected functies van uw smartwatch moet deze rechtsreeks via de Garmin Connect™ app worden gekoppeld, in plaats van via de Bluetooth® instellingen op uw smartphone.
U kunt de Garmin Connect app via de app store op uw
1
telefoon installeren en openen. Houd uw smartphone binnen 10 m (33 ft.) van uw
2
smartwatch. Druk op LIGHT om de smartwatch in te schakelen.
3
De eerste keer dat u de smartwatch inschakelt, is de koppelmodus ingeschakeld.
TIP: U kunt LIGHT ingedrukt houden en selecteren om handmatig naar de koppelmodus te gaan.
Selecteer een optie om uw smartwatch toe te voegen aan uw
4
Garmin Connect account:
• Als dit het eerste toestel is dat u koppelt met de Garmin Connect app, volgt u de instructies op het scherm.
• Als u reeds een toestel hebt gekoppeld met de Garmin Connect app, selecteert u in het menu of Garmin toestellen > Voeg toestel toe, en volgt u de instructies op het scherm.
• Kaartupdates
• Baanupdates
• Gegevens worden geüpload naar Garmin Connect
• Productregistratie

Garmin Express instellen

Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Ga naar www.garmin.com/express.
2
Volg de instructies op het scherm.
3

Opladen met zonne-energie

De fēnix 6X Pro Solar watch heeft een transparante lens waarmee uw smartwatch met zonne-energie wordt opgeladen terwijl u deze gebruikt.

Watch face met intensiteit van de zon

De watch face toont een grafiek van de intensiteit van de zon gedurende de afgelopen 6 uur . U kunt de vormgeving van de watch face aanpassen door MENU ingedrukt te houden en de lay-out, kleuren en extra gegevens te selecteren.

Het toestel opladen

WAARSCHUWING
Dit toestel bevat een lithium-ionbatterij. Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor
productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
LET OP
Om roestvorming te voorkomen, dient u alle contactpunten en de directe omgeving ervan grondig te reinigen en af te drogen voordat u het toestel oplaadt of aansluit op een computer. Raadpleeg de instructies voor reiniging in de appendix.
Steek het kleine uiteinde van de USB-kabel in de oplaadpoort
1
op het toestel.
Steek het grote uiteinde van de USB-kabel in een USB-
2
oplaadpoort. Laad het toestel volledig op.
3

Productupdates

Installeer Garmin Express™ (www.garmin.com/express) op uw computer. Installeer de Garmin Connect app op uw smartphone.
Op die manier kunt u gemakkelijk gebruikmaken van de volgende diensten voor Garmin® toestellen:
• Software-updates

De zonnewidget bekijken

Selecteer op de watch face UP of DOWN om de zonnewidget
1
weer te geven. Druk op om een grafiek weer te geven van de intensiteit
2
van de zon gedurende de afgelopen 6 uur.

Tips voor opladen met zonne-energie

De fēnix 6X Pro Solar watch heeft een transparante lens waarmee uw smartwatch met zonne-energie wordt opgeladen terwijl u deze gebruikt. Volg deze tips om de levensduur van de batterij van uw smartwatch te verlengen.
• Wanneer u de smartwatch draagt, zorg er dan voor dat de watch face niet is bedekt door uw mouw.
• Wanneer u de smartwatch niet draagt, richt u de watch face op een heldere lichtbron, zoals zonlicht of TL-licht.
Uw smartwatch laadt sneller op bij blootstelling aan zonlicht, omdat de lens voor opladen met zonne-energie en voor het spectrum van zonlicht is geoptimaliseerd.
• Laad uw smartwatch in fel zonlicht op voor optimale batterijprestaties.
OPMERKING: Uw watch is beveiligd tegen oververhitting en stopt automatisch met opladen als de interne temperatuur de maximale temperatuur voor opladen met zonne-energie overschrijdt (Specificaties, pagina 42).
2 Opladen met zonne-energie
OPMERKING: Uw watch laadt niet met zonne-energie op wanneer deze is aangesloten op een externe batterijbron of wanneer de batterij vol is.

Activiteiten en apps

Uw toestel kan worden gebruikt voor binnen-, buiten-, sport- en fitnessactiviteiten. Wanneer u een activiteit start, worden de sensorgegevens weergegeven en vastgelegd op uw toestel. U kunt activiteiten opslaan en delen met de Garmin Connect community.
U kunt ook Connect IQ™ activiteiten en apps aan uw toestel toevoegen via de Connect IQ app (Connect IQ functies,
pagina 12).
Ga naar garmin.com/ataccuracy voor meer informatie over activiteiten-tracking en de nauwkeurigheid van fitnessgegevens.

Een activiteit starten

Als u een activiteit start, wordt GPS automatisch ingeschakeld (indien vereist).
Druk op de watch face op .
1
Selecteer het selectievakje naast elke activiteit om de
2
activiteit aan uw favorieten toe te voegen als dit de eerste keer is dat u een activiteit hebt gestart en selecteer OK.
Selecteer een optie:
3
• Selecteer een activiteit uit uw lijst met favorieten.
• Selecteer en selecteer een activiteit uit de lange activiteitenlijst.
Ga naar buiten naar een plek met vrij zicht op de lucht tijdens
4
activiteiten waarvoor u een GPS-signaal nodig hebt, en wacht tot het toestel klaar is.
Het toestel is klaar als het uw hartslag weergeeft, GPS­signalen ontvangt (indien nodig) en verbinding maakt met uw draadloze sensoren (indien nodig).
Druk op om de activiteitentimer te starten.
5
Het toestel legt alleen activiteitgegevens vast als de activiteitentimer loopt.

Tips voor het vastleggen van activiteiten

• Laad het toestel op voordat u aan de activiteit begint (Het
toestel opladen, pagina 2).
• Druk op LAP om ronden vast te leggen.
• Druk op UP of DOWN om meer gegevenspagina's weer te geven.

De vermogensmodus wijzigen

U kunt de vermogensmodus wijzigen om de levensduur van de batterij tijdens een activiteit te verlengen.
Houd tijdens de activiteit MENU ingedrukt.
1
Selecteer Powermodus.
2
Selecteer een optie.
3
Het horloge laat zien hoeveel uur de batterij mee zal gaan met de geselecteerde vermogensmodus.

Een activiteit stoppen

Druk op .
1
Selecteer een optie:
2
• Als u de activiteit weer wilt hervatten, selecteert u Hervat.
• Als u de activiteit wilt opslaan en wilt terugkeren naar
horlogemodus, selecteert u Sla op > OK.
• Als u de activiteit wilt onderbreken en later wilt hervatten,
selecteert u Hervat later.
• Als u een ronde wilt markeren, selecteert u Ronde.
• Selecteer Terug naar start > TracBack om langs de
afgelegde route naar het startpunt van uw activiteit te navigeren.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor activiteiten waarbij GPS wordt gebruikt.
• Selecteer Terug naar start > Route om via het meest
directe pad naar het startpunt van uw activiteit te navigeren.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor activiteiten waarbij GPS wordt gebruikt.
• Als u de activiteit wilt verwijderen en wilt terugkeren naar
horlogemodus, selecteert u Gooi weg > Ja.
OPMERKING: Na het stoppen van de activiteit, wordt deze na 30 minuten automatisch op het toestel opgeslagen.

Een favoriete activiteit toevoegen of verwijderen

De lijst met uw favoriete activiteiten wordt weergegeven wanneer u op de watch face op drukt. Hiermee kunt u snel naar de activiteiten gaan die u het meest gebruikt. Wanneer u voor het eerst op drukt om een activiteit te starten, wordt u gevraagd om uw favoriete activiteiten te selecteren. U kunt op elk gewenst moment favoriete activiteiten toevoegen of verwijderen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Uw favoriete activiteiten staan boven in de lijst en hebben een witte achtergrond. Andere activiteiten verschijnen in de uitgebreide lijst met een zwarte achtergrond.
Selecteer een optie:
3
• Als u een favoriete activiteit wilt toevoegen, selecteert u
de activiteit en selecteert u Stel als favoriet in.
• Als u een favoriete activiteit wilt verwijderen, selecteert u
de activiteit en selecteert u Verwijder uit favorieten.

Een aangepaste activiteit maken

Druk op de watch face op .
1
Selecteer Voeg toe.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Kopieer activiteit om uw aangepaste activiteit
te maken op basis van een van uw opgeslagen activiteiten.
• Selecteer Overige om een nieuwe aangepaste activiteit te
maken.
Selecteer indien nodig een activiteittype.
4
Selecteer een naam of voer een aangepaste naam in.
5
Identieke activiteitnamen zijn voorzien van een volgnummer, bijvoorbeeld: Fiets(2).
Selecteer een optie:
6
• Selecteer een optie om bepaalde activiteitinstellingen aan te passen. U kunt bijvoorbeeld de gegevensschermen of automatische functies aanpassen.
• Selecteer OK om de aangepaste activiteit op te slaan en te gebruiken.
Selecteer Ja om de activiteit aan uw lijst met favorieten toe te
7
voegen.

Binnenactiviteiten

Het fēnix toestel kan worden gebruikt voor training binnenshuis, zoals hardlopen op een binnenbaan of fietsen op een hometrainer. Bij binnenactiviteiten wordt GPS uitgeschakeld.
Als hardlopen of wandelen met GPS is uitgeschakeld, worden snelheid, afstand en cadans berekend met behulp van de
Activiteiten en apps 3
versnellingsmeter in het toestel. De versnellingsmeter voert automatisch een kalibratie uit. De nauwkeurigheid van de snelheid-, afstand- en cadansgegevens verbetert na een aantal hardloopsessies of wandelingen in de buitenlucht met behulp van GPS.
TIP: Als u de handrails van de loopband vasthoudt, gaat de nauwkeurigheid omlaag. U kunt gebruikmaken van een optionele voetsensor om uw tempo, afstand en cadans vast te leggen.
Als u met uitgeschakelde GPS fietst, zijn er geen snelheids- en afstandsgegevens beschikbaar, tenzij u over een optionele sensor beschikt die deze gegevens naar het toestel verzendt (zoals een snelheids- of cadanssensor).

De loopbandafstand kalibreren

Als u nauwkeurigere afstanden voor het hardlopen op de loopband wilt vastleggen, kalibreert u de loopbandafstand nadat u minimaal 1,5 km (1 mijl) op de loopband hebt gelopen. Als u verschillende loopbanden gebruikt, kunt u de loopbandafstand handmatig kalibreren op elke loopband of na elke hardloopsessie.
Start een loopbandactiviteit (Een activiteit starten, pagina 3)
1
en ren minimaal 1,5 km (1 mijl) op de loopband. Nadat u klaar bent met hardlopen, selecteert u .
2
Selecteer een optie:
3
• Als u de loopbandafstand voor de eerste keer wilt
kalibreren, selecteert u Sla op. U wordt gevraagd de kalibratie van de loopband te
voltooien.
• Als u de loopbandafstand na de eerste kalibratie
handmatig wilt kalibreren, selecteert u Kalibreren/ opslaan > Ja.
Bekijk de gelopen afstand op het scherm van de loopband en
4
voer de afstand in op uw toestel.

Een krachttraining vastleggen

U kunt tijdens een krachttraining sets vastleggen. Een set bestaat uit meerdere herhalingen van één enkele beweging.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer Kracht.
2
De eerste keer dat u een krachttrainingactiviteit vastlegt, selecteert u aan welke pols u uw smartwatch draagt.
Druk op om de set-timer te starten.
3
Start uw eerste set.
4
Het toestel telt uw herhalingen. Het aantal herhalingen wordt weergegeven als u ten minste vier sets hebt voltooid.
TIP: Het toestel kan alleen herhalingen van een enkele beweging voor elke set tellen. Wanneer u andere bewegingen wilt doen, moet u eerst de set voltooien en vervolgens een nieuwe starten.
Druk op LAP om de set te voltooien.
5
Op de smartwatch wordt het totale aantal herhalingen voor de set weergegeven. Na enkele seconden wordt de rusttimer weergegeven.
Druk indien nodig op DOWN en bewerk het aantal
6
herhalingen. TIP: U kunt ook het voor de set gebruikte gewicht toevoegen. Wanneer u klaar bent met rusten, drukt u op LAP om uw
7
volgende set te starten. Herhaal dit voor elke krachttrainingsset tot uw activiteit is
8
voltooid. Druk na de laatste set op om de set-timer te stoppen.
9
Selecteer Sla op.
10

Buitenactiviteiten

Het fēnix toestel wordt geleverd met een aantal vooraf geladen apps voor buitenactiviteiten, zoals hardlopen en fietsen. Bij buitenactiviteiten wordt GPS ingeschakeld. U kunt nieuwe activiteiten toevoegen op basis van standaardactiviteiten, zoals wandelen of roeien. U kunt ook aangepaste activiteiten aan uw toestel toevoegen (Een aangepaste activiteit maken, pagina 3).

Uw afdalingen weergeven

Uw toestel legt de gegevens over elke afdaling tijdens het skiën of snowboarden vast met de automatische functie voor afdalingen. Deze functie wordt standaard ingeschakeld voor afdalingen tijdens het skiën en snowboarden. De nieuwe afdalingen worden automatisch geregistreerd op basis van uw bewegingen. De timer wordt gepauzeerd wanneer u niet meer afdaalt en wanneer u in de skilift staat. De timer blijft in de pauzestand staan zolang u in de skilift bent. U kunt de afdaling vervolgen om de timer weer te starten. U kunt de gegevens over de afdaling bekijken op het pauzescherm of terwijl de timer loopt.
Start een ski- of snowboardactiviteit.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Bekijk afdalingen.
3
Druk op UP en DOWN om details over uw laatste afdaling,
4
over uw huidige afdaling of over al uw afdalingen te bekijken. Op de schermen worden de tijd, afgelegde afstand,
maximumsnelheid, gemiddelde snelheid en totale daling weergegeven.

De metronoom gebruiken

De metronoomfunctie laat met een regelmatig ritme tonen horen die u helpen uw prestaties te verbeteren door te trainen in een snellere, tragere of vaste cadans.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle activiteiten.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Metronoom > Status > Aan.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Slagen/minuut om een waarde in te voeren op basis van de cadans die u wilt aanhouden.
• Selecteer Waarschuw.freq. om de frequentie van de tikken aan te passen.
• Selecteer Geluiden om de toon en trillingen van de metronoom aan te passen.
Selecteer zo nodig Bekijk om de metronoomtonen te
7
beluisteren voordat u gaat hardlopen. Ga hardlopen (Een activiteit starten, pagina 3).
8
De metronoom wordt automatisch gestart. Druk op UP of DOWN tijdens het hardlopen om het
9
metronoomscherm weer te geven. Houd zo nodig MENU ingedrukt om de
10
metronoominstellingen te wijzigen.

Audiomeldingen afspelen tijdens een activiteit

U kunt het fēnix toestel zodanig instellen dat er tijdens het hardlopen of een andere activiteit motiverende statusmeldingen worden afgespeeld. Indien beschikbaar, worden audiomeldingen op uw verbonden hoofdtelefoon afgespeeld met Bluetooth technologie. Anders worden audiomeldingen op uw smartphone gekoppeld met behulp van de Garmin Connect app. Tijdens een audiomelding dempt het toestel of de smartphone de primaire audio om de aankondiging af te spelen.
4 Activiteiten en apps
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle activiteiten.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Audiomeldingen.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Rondewaarschuwing om een melding voor
elke ronde af te spelen. OPMERKING: De audiomelding Rondewaarschuwing is
standaard ingeschakeld.
• Als u meldingen wilt aanpassen aan uw tempo en
snelheid, selecteert u Tempo-/snelheidswaarsch..
• Als u meldingen wilt aanpassen aan uw hartslag,
selecteert u Hartslagwaarsch..
• Selecteer Vermogenswaarschuwing om meldingen aan
te passen aan energiegegevens.
• Als u meldingen wilt horen wanneer u de timer start of stopt, waaronder de functie Auto Pause®, selecteert u Timergebeurtenissen.
• Als u activiteitenwaarschuwingen wilt horen als audiomelding, selecteert u Activiteitswaarschuwingen.
• Selecteer Dialect om de taal of het dialect van de gesproken meldingen te wijzigen.

Jumpmaster

WAARSCHUWING
De functie jumpmaster dient alleen door ervaren skydivers te worden gebruikt. De functie jumpmaster dient niet te worden gebruikt als primaire hoogtemeter tijdens het skydiven. Als u niet de juiste spronginformatie invoert, kan dat leiden tot ernstige verwondingen of overlijden.
De functie jumpmaster volgt militaire richtlijnen voor het berekenen van het "high altitude release point" (HARP). Het toestel detecteert automatisch wanneer u gesprongen bent en begint de navigatie naar het "desired impact point" (DIP) met behulp van de barometer en het elektronische kompas.

Multisport

Triatleten, duatleten en alle andere beoefenaren van gecombineerde sporten zoals Triatlon of Zwemloop kunnen de modus voor multisportactiviteit gebruiken. Gedurende een multisportactiviteit kunt u schakelen tussen activiteiten en uw totale tijd en afstand bekijken. U kunt tijdens de multisportactiviteit bijvoorbeeld overschakelen van fietsen naar hardlopen, en de totale tijd en afstand voor fietsen en hardlopen bekijken.
U kunt een multisportactiviteit aanpassen of de standaard triatlon-activiteit gebruiken voor een standaard triatlon.

Triatlontraining

Als u deelneemt aan een triatlon, kunt u de triatlonactiviteit gebruiken om snel over te schakelen op een ander sportsegment, de tijd van elk segment op te nemen en de activiteit op te slaan.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer Triatlon.
2
Druk op om de activiteitentimer te starten.
3
Selecteer LAP aan het begin en eind van elke overgang.
4
De overgangsfunctie kan worden in- of uitgeschakeld voor de triatlonactiviteitinstellingen.
Nadat u uw activiteit hebt voltooid, drukt u op en selecteert
5
u Sla op.

Een multisportactiviteit maken

Druk op de watch face op .
1
Selecteer Voeg toe > Multisport.
2
Selecteer een type multisportactiviteit of voer een
3
aangepaste naam in. Identieke activiteitnamen zijn voorzien van een nummer.
Bijvoorbeeld Triatlon(2). Selecteer twee of meer activiteiten.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer een optie om bepaalde activiteitinstellingen aan te passen. U kunt bijvoorbeeld selecteren of overgangen moeten worden meegerekend.
• Selecteer OK om de multisportactiviteit op te slaan en te gebruiken.
Selecteer Ja om de activiteit aan uw lijst met favorieten toe te
6
voegen.

Zwemmen

LET OP
Het toestel is uitsluitend bedoeld voor zwemmen aan de oppervlakte. Duiken met het toestel kan schade aan het toestel veroorzaken en leidt ertoe dat de garantie komt te vervallen.

Zwemtermen

Baan: Eén keer de lengte van het zwembad. Interval: Een of meer opeenvolgende banen. Een nieuwe
interval begint na een rustperiode.
Slaglengte: Er wordt een slag geteld elke keer dat uw arm
waaraan het toestel is bevestigd een volledige cyclus voltooit.
Swolf: Uw swolfscore is de som van de tijd voor één baanlengte
plus het aantal slagen voor die baan. Bijvoorbeeld 30 seconden plus 15 slagen levert een swolfscore van 45 op. Bij zwemmen in open water wordt de swolfscore berekend over 25 meter. Swolf is een meeteenheid voor zwemefficiency en, net als bij golf, een lage score is beter dan een hoge.

Slagtypen

Identificatie van het type slag is alleen beschikbaar voor zwemmen in een zwembad. Het type slag wordt aan het eind van een baan weergegeven. Slagtypen worden weergegeven in uw zwemgeschiedenis en in uw Garmin Connect account. U kunt ook een slagtype selecteren als een aangepast gegevensveld (Gegevensschermen aanpassen, pagina 32).
Vrij Vrije slag
Terug Rugslag
Borst Borstslag
Vlinder Vlinderslag
Wissel Meerdere slagtypen in een interval
Training Voor het vastleggen van oefeningen (Training met het trai-

Tips voor zwemactiviteiten

• Volg de instructies op het scherm om de grootte van het
• Druk op LAP om een rustpauze vast te leggen tijdens het
• Druk op LAP om interval vast te leggen tijdens het zwemmen
ningslog, pagina 6)
zwembad te selecteren of een aangepaste grootte in te voeren voordat u een zwemactiviteit start.
Als u weer een zwemactiviteit in een zwembad start, gebruikt het toestel de grootte van dit zwembad. U kunt MENU ingedrukt houden, de activiteitsinstellingen selecteren en Grootte van bad selecteren om de grootte te wijzigen.
zwemmen in een zwembad. Het toestel legt automatisch de zwemintervallen en de banen
voor zwemmen in een zwembad vast.
in open water.
Activiteiten en apps 5

Rusten tijdens zwemmen in een zwembad

Op het standaardrustscherm worden twee rust-timers weergegeven. Ook worden het tijdstip en de afstand van het laatste voltooide interval weergegeven.
OPMERKING: Tijdens een rustperiode worden geen zwemgegevens vastgelegd.
Selecteer tijdens uw zwemactiviteit LAP om een rustperiode
1
te starten. De schermweergave verandert in witte tekst op een zwarte
achtergrond en het rustscherm wordt weergegeven. Druk tijdens een rustperiode op UP of DOWN om andere
2
gegevensschermen weer te geven (optioneel). Druk op LAP en ga verder met zwemmen.
3
Herhaal de procedure voor volgende rustintervallen.
4

Training met het trainingslog

De trainingslogfunctie is alleen beschikbaar voor zwemmen in een zwembad. Met deze functie kunt u handmatig kick set­oefeningen, zwemoefeningen met één arm of andere zwemoefeningen vastleggen die afwijken van de vier belangrijkste zwemslagen.
Druk tijdens uw zwemactiviteit op UP of DOWN om het
1
oefeninglogscherm weer te geven. Druk op LAP om de oefeningstimer te starten.
2
Druk op LAP na afloop van uw oefeninginterval.
3
De oefeningstimer stopt, maar de activiteitentimer blijft de hele zwemsessie vastleggen.
Selecteer een afstand voor de voltooide oefening.
4
Afstandsinstellingen worden gebaseerd op de voor het activiteitenprofiel geselecteerde zwembadafmetingen.
Selecteer een optie:
5
• Druk op LAP als u een andere oefeninginterval wilt
starten.
• Druk op UP of DOWN om terug te keren naar de
zwemtrainingsschermen en een zweminterval te starten.

Golfen

Golfen

Voordat u gaat golfen, moet u ervoor zorgen dat het toestel is opgeladen (Het toestel opladen, pagina 2).
Druk op de watch face op .
1
Selecteer Golfen.
2
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
3
gevonden. Selecteer een baan in de lijst met beschikbare golfbanen.
4
Stel indien nodig de driverafstand in.
5
Selecteer Ja om de score bij te houden.
6
Selecteer een tee box.
7
Nadat u de ronde hebt voltooid, drukt u op en selecteert u
8
Einde van ronde.

Hole-informatie

Het toestel geeft de hole weer die u nu speelt, en schakelt automatisch over naar de volgende hole wanneer u naar een nieuwe hole gaat.
OPMERKING: Omdat pinlocaties veranderen, berekent het toestel de afstand tot het begin, midden en einde van de green, maar niet de pinlocatie zelf.
Nummer van huidige hole
Afstand tot het einde van de green
Afstand tot het midden van de green
Afstand tot het begin van de green
Par voor de hole
Kaart van de green
Afstand van de driver tot de tee box
Grote cijfers
U kunt de grootte van de getallen in de hole-informatiewijzigen. Houd MENU ingedrukt, selecteer de activiteitinstellingen en
selecteer Grote cijfers.
De afstand tot de achterkant van de green
De afstand tot het midden van de green of de geselecteerde pinpo­sitie
De afstand tot de voorkant van de green
Het nummer van de huidige hole
De par voor de huidige hole

Afstand meten met Knop-targeting

Vanuit het hole-informatiescherm kunt u Knop-targeting gebruiken om de afstand naar een punt op de kaart te meten.
Druk op UP of DOWN om de afstand tot het doel te meten.
1
Selecteer indien nodig of om in of uit te zoomen.
2

Holes wijzigen

U kunt holes handmatig wijzigen in het hole-weergavescherm.
Druk tijdens het golfen op .
1
Selecteer Hole wijzigen.
2
Selecteer een hole.
3

De vlag verplaatsen

U kunt de green in meer detail bekijken en de pinlocatie verplaatsen.
Druk in het hole-weergavescherm op .
1
Selecteer Verplaats vlag.
2
Druk op UP of DOWN om de pinlocatie te verplaatsen.
3
Druk op .
4
De afstanden op het hole-weergavescherm worden bijgewerkt met de nieuwe pinlocatie. De pinlocatie wordt alleen opgeslagen voor de huidige ronde.
6 Activiteiten en apps

Gemeten slagen weergeven

Voordat het toestel automatisch slagen kan detecteren en meten, moet u het bijhouden van de score inschakelen.
Uw toestel beschikt over een functie voor het automatische detecteren en vastleggen van slagen. Telkens wanneer u tegen de bal slaat op de fairway, legt het toestel uw slagafstand vast, zodat u deze later kunt bekijken.
TIP: Automatische detectie werkt het beste wanneer u het toestel op uw belangrijke pols draagt en goed contact maakt met de bal. Putts worden niet gedetecteerd.
Druk tijdens het golfen op .
1
Selecteer Shot meten.
2
Uw laatste slagafstand wordt weergegeven. OPMERKING: De afstand wordt automatisch hersteld
wanneer u de bal opnieuw raakt, putt op de green, of naar de volgende hole gaat.
Druk op DOWN om alle vastgelegde slagafstanden weer te
3
geven.

Layup- en dogleg-afstanden weergeven

U kunt een lijst met layup- en dogleg-afstanden weergeven voor par 4- en 5-holes. Opgeslagen doelen worden ook in deze lijst weergegeven.
Druk in het hole-weergavescherm op .
1
Selecteer Layups.
2
Elke layup en de afstand tot elke layup worden op het scherm weergegeven.
OPMERKING: Afstanden worden uit de lijst verwijderd wanneer u deze passeert.
Aangepaste doelen opslaan
Tijdens het spelen van een ronde kunt u maximaal vijf doelen voor elke hole opslaan. Een doel opslaan is handig om voorwerpen of obstakels te registreren die niet op de kaart worden weergegeven. U kunt de afstanden tot deze doelen bekijken op het layup- en dogleg-scherm (Layup- en dogleg-
afstanden weergeven, pagina 7).
Ga naar het doel dat u wilt opslaan.
1
OPMERKING: U kunt geen doel opslaan dat ver bij de
momenteel geselecteerde hole vandaan ligt. Druk in het hole-weergavescherm op .
2
Selecteer Aangepaste doelen.
3
Selecteer een doeltype.
4

Score bijhouden

Druk in het hole-weergavescherm op .
1
Selecteer Scorekaart.
2
De scorekaart wordt weergegeven wanneer u op de green staat.
Druk op UP of DOWN om door de holes te bladeren.
3
Druk op om een locatie op te selecteren.
4
Druk op UP of DOWN om de score in te stellen.
5
Uw totale score wordt bijgewerkt.
Een score bijwerken
Druk in het hole-weergavescherm op .
1
Selecteer Scorekaart.
2
Druk op UP of DOWN om door de holes te bladeren.
3
Druk op om een locatie op te selecteren.
4
Druk op UP of DOWN om de score voor die hole te wijzigen.
5
Uw totale score wordt bijgewerkt.
De scoringsmethode instellen
U kunt de methode wijzigen die het toestel gebruikt om de score bij te houden.
Houd MENU ingedrukt op het hole-weergavescherm.
1
Selecteer de activiteitinstellingen.
2
Selecteer Scoremethode.
3
Selecteer een scoringsmethode.
4
Stableford-scoring
Wanneer u de Stableford-scoringsmethode selecteert (De
scoringsmethode instellen, pagina 7), worden punten toegekend
op basis van het aantal slagen ten opzichte van par. Aan het einde van een ronde wint de hoogste score. Het toestel kent punten toe zoals gespecificeerd door de United States Golf Association.
De scorekaart voor een game met Stableford-score toont punten in plaats van slagen.
Punten Gespeelde slagen ten opzichte van par
0 2 of meer boven
1 1 boven
2 Par
3 1 onder
4 2 onder
5 3 onder
Uw handicap instellen
Houd MENU ingedrukt op het hole-weergavescherm.
1
Selecteer de activiteitinstellingen.
2
Selecteer Handicapscore.
3
Selecteer een scoringsoptie voor handicaps:
4
• Selecteer Exact Handicap als u het aantal slagen wilt invoeren dat wordt afgetrokken van uw totale score.
• Selecteer Index/Slope als u de handicapindex van de speler en de slope rating van de baan wilt invoeren om uw baanhandicap te berekenen.
Stel uw handicap in.
5
Statistieken bijhouden inschakelen
De functie Statistieken houdt gedetailleerde statistieken tijdens het golfen bij.
Houd MENU ingedrukt op het hole-weergavescherm.
1
Selecteer de activiteitinstellingen.
2
Selecteer Statistieken om het bijhouden van statistieken in
3
te schakelen.
Statistieken vastleggen
Voordat u gegevens kunt vastleggen, moet u het bijhouden van gegevens inschakelen (Statistieken bijhouden inschakelen,
pagina 7).
Selecteer een hole vanaf de scorekaart.
1
Voer het aantal gespeelde slagen in en druk op .
2
Stel het aantal gespeelde putts in en druk op .
3
Selecteer indien nodig een optie:
4
OPMERKING: Als u zich op een hole met par 3 bevindt,
wordt er geen fairway-informatie weergegeven.
• Als uw bal de fairway raakt, selecteert u Op fairway.
• Als uw bal de fairway heeft gemist, selecteert u Gemist -
rechts of Gemist - links.
TruSwing
Met de TruSwing functie kunt u swinggegevens bekijken die zijn vastgelegd met uw TruSwing toestel. Ga naar www.garmin.com
/golf als u een TruSwing toestel wilt aanschaffen.

De golfafstandteller gebruiken

U kunt de afstandteller gebruiken om de afgelegde afstand, het aantal stappen en de tijd vast te leggen. De afstandteller start en stopt automatisch wanneer u een ronde start of stopt.
Activiteiten en apps 7
Druk in het hole-weergavescherm op .
1
Selecteer Kilometerteller.
2
Selecteer indien nodig Herstellen om de afstandteller weer
3
op nul te zetten.

PlaysLike-afstand bekijken

De 'Speelt als'-afstand houdt rekening met hoogteverschillen op de baan door de aangepaste afstand tot de green weer te geven.
Druk in het hole-weergavescherm op .
1
Selecteer PlaysLike.
2
Naast elke afstand wordt een pictogram weergegeven.
Speelafstand langer dan verwacht vanwege een wijziging in de hoogte.
Speelafstand zoals verwacht.
Speelafstand korter dan verwacht vanwege een wijziging in de hoogte.

De richting naar de pinlocatie bekijken

De functie PinPointer is een kompas dat de richting aangeeft wanneer u de green niet kunt zien. Met deze functie kunt u de richting van een shot plannen, zelfs als u tussen bomen of struiken of in een diepe zandbunker staat.
OPMERKING: Gebruik de functie PinPointer niet terwijl u in een golfkar zit. Interferentie van de golfkar kan de nauwkeurigheid van het kompas beïnvloeden.
Druk in het hole-weergavescherm op .
1
Selecteer PinPointer.
2
De pijl wijst naar de pinlocatie.

Een expeditie starten

U kunt de app Expedition gebruiken om de levensduur van de batterij te verlengen wanneer u een meerdaagse activiteit vastlegt.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer Expedition.
2
Druk op om de activiteitentimer te starten.
3
Het toestel schakelt over op de modus voor laag energieverbruik en verzamelt eenmaal per uur GPS­spoorpunten. Om de levensduur van de batterij te maximaliseren, schakelt het toestel alle sensoren en accessoires uit, inclusief de verbinding met uw smartphone.

De opslaginterval van de spoorpunten wijzigen

Tijdens een expeditie worden GPS-spoorpunten standaard eenmaal per uur geregistreerd. U kunt wijzigen hoe vaak GPS­spoorpunten worden geregistreerd. U verlengt de levensduur van de batterij door de spoorpunten minder vaak te registreren.
OPMERKING: Om de levensduur van de batterij te verlengen, worden de GPS-spoorpunten na zonsondergang niet meer geregistreerd. U kunt deze optie aanpassen in de activiteitinstellingen.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer Expedition.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Opslaginterval.
5
Selecteer een optie.
6

Handmatig een spoorpunt vastleggen

Tijdens een expeditie worden spoorpunten automatisch vastgelegd op basis van het geselecteerde opslaginterval. U kunt op elk gewenst moment handmatig een spoorpunt vastleggen.
Druk tijdens een expeditie op UP of DOWN om de
1
kaartpagina weer te geven. Druk op .
2
Selecteer Voeg punt toe.
3

Spoorpunten weergeven

Druk tijdens een expeditie op UP of DOWN om de
1
kaartpagina weer te geven. Druk op .
2
Selecteer Punten weergeven.
3
Selecteer een spoorpunt in de lijst.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Ga naar om naar het spoorpunt te navigeren.
• Selecteer Details om extra informatie over het spoorpunt weer te geven.

Connected functies

Connected functies zijn beschikbaar voor uw fēnix toestel als u het toestel verbindt met een compatibele smartphone via Bluetooth technologie. Voor sommige functies moet u de Garmin Connect app op de verbonden smartphone installeren. Ga naar www.garmin.com/apps voor meer informatie. Sommige functies zijn ook beschikbaar als u uw toestel verbindt met een draadloos netwerk.
Telefoonmeldingen: Geeft telefoonmeldingen en berichten
weer op uw fēnix toestel.
LiveTrack: Geef uw vrienden en familie de gelegenheid om uw
races en trainingsactiviteiten in real-time te volgen. U kunt volgers uitnodigen via e-mail of social media, waardoor zij uw live-gegevens op een Garmin Connect volgpagina kunnen zien.
GroupTrack: Hiermee kunt u uw connecties die LiveTrack
gebruiken, direct op het scherm en in real-time volgen.
Activiteiten uploaden naar Garmin Connect: Uw activiteit
wordt automatisch naar uw Garmin Connect account verstuurd zodra u klaar bent met het vastleggen van de activiteit.
Connect IQ: Hiermee kunt u de toestelfuncties uitbreiden met
nieuwe watch faces, widgets, apps en gegevensvelden.
Software-updates: Hiermee kunt u de toestelsoftware
bijwerken.
Weer: Hiermee kunt u actuele weersomstandigheden en
weersverwachtingen weergeven.
Bluetooth sensoren: Hiermee kunt u Bluetooth compatibele
sensoren koppelen, bijvoorbeeld een hartslagmeter.
Vind mijn telefoon: Hiermee kunt u een kwijtgeraakte
smartphone terugvinden die is gekoppeld met uw fēnix toestel en momenteel binnen bereik is.
Zoek mijn toestel: Hiermee kunt u uw kwijtgeraakte fēnix
toestel terugvinden dat is gekoppeld met uw smartphone en momenteel binnen bereik is.

Bluetooth meldingen inschakelen

Voordat u meldingen kunt inschakelen, moet u het fēnix toestel koppelen met een compatibel mobiel toestel (Uw smartphone
koppelen met uw smartwatch, pagina 2).
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Telefoon > Smartphone meldingen > Status >
2
Aan. Selecteer Tijdens activiteit.
3
Selecteer een meldingsvoorkeur.
4
Selecteer een geluidsvoorkeur.
5
Selecteer Niet tijdens activiteit.
6
8 Connected functies
Selecteer een meldingsvoorkeur.
7
Selecteer een geluidsvoorkeur.
8
Selecteer Privacy.
9
Selecteer een privacyvoorkeur.
10
Selecteer Time-out.
11
Selecteer hoe lang de waarschuwing voor een nieuwe
12
melding op het scherm wordt weergegeven. Selecteer Handtekening om een handtekening toe te
13
voegen aan uw tekstberichten.

Meldingen weergeven

Druk op de watch face op UP of DOWN om de
1
meldingwidget weer te geven. Druk op .
2
Selecteer een melding.
3
Druk op DOWN voor meer opties.
4
Druk op BACK om terug te keren naar het vorige scherm.
5

Een inkomende oproep ontvangen

Wanneer u een telefoonoproep ontvangt op uw verbonden smartphone, wordt op het fēnix toestel de naam of het telefoonnummer van de beller weergegeven.
• Als u de oproep wilt accepteren, selecteert u Accepteer. OPMERKING: Om met beller te praten gebruikt u uw
verbonden smartphone.
• Als u de oproep wilt weigeren, selecteert u Weiger.
• Als u de oproep wilt weigeren en onmiddellijk daarna wilt antwoorden via een tekstbericht, selecteert u Antwoord en selecteert u vervolgens een bericht uit de lijst.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar als uw toestel is verbonden met een Android™ smartphone.

Een sms-bericht beantwoorden

OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor
smartphones met Android. Wanneer u op uw fēnix toestel een melding over een sms-
bericht ontvangt, kunt u een snel antwoord verzenden door uw antwoord in een lijst met berichten te selecteren. U kunt uw berichten aanpassen in de Garmin Connect app.
OPMERKING: Met deze functie verzendt u sms-berichten via uw telefoon. De reguliere limieten voor sms-berichten zijn van toepassing en afhankelijk van uw provider en abonnement worden er mogelijk kosten in rekening gebracht. Neem contact op met uw mobiele provider voor meer informatie over kosten of limieten voor sms-berichten.
Druk op de watch face op UP of DOWN om de
1
meldingwidget weer te geven. Druk op en selecteer een melding voor een tekstbericht.
2
Druk op DOWN.
3
Selecteer Antwoord.
4
Selecteer een bericht in de lijst.
5
Uw telefoon verzendt het geselecteerde bericht als een sms­bericht.

Meldingen beheren

U kunt meldingen die op uw fēnix toestel worden weergegeven, beheren vanaf uw compatibele smartphone.
Selecteer een optie:
• Als u een iPhone® toestel gebruikt, kunt u via de
meldingsinstellingen de items selecteren die u op het toestel wilt weergeven.
• Als u een Android smartphone gebruikt, selecteert u in de
Garmin Connect app, Instellingen > Smartphone
meldingen.

De Bluetooth smartphone-verbinding uitschakelen

U kunt de Bluetooth verbinding met de smartphone uitschakelen via het bedieningsmenu.
OPMERKING: U kunt opties toevoegen aan het bedieningsmenu (Het bedieningsmenu aanpassen, pagina 37).
Houd LIGHT ingedrukt om het bedieningsmenu weer te
1
geven. Selecteer om de Bluetooth smartphone-verbinding op uw
2
fēnix toestel uit te schakelen. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor uw mobiele toestel
om Bluetooth technologie uit te schakelen op uw mobiele toestel.
Smartphone-verbindingswaarschuwingen in­en uitschakelen
U kunt instellen dat het fēnix toestel u waarschuwt wanneer uw gekoppelde smartphone een verbinding maakt of deze verbreekt via draadloze Bluetooth technologie.
OPMERKING: Smartphone-verbindingswaarschuwingen zijn standaard uitgeschakeld.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Telefoon > Waarschuwingen.
2

Een verloren mobiel toestel lokaliseren

U kunt deze functie gebruiken om een verloren mobiel toestel te lokaliseren dat is gekoppeld met Bluetooth draadloze technologie en momenteel binnen bereik is.
Houd LIGHT ingedrukt om het bedieningsmenu weer te
1
geven. Selecteer .
2
Het fēnix toestel begint nu met zoeken naar uw gekoppelde mobiele toestel. U hoort een waarschuwing op uw mobiele toestel en de signaalsterkte van Bluetooth wordt weergegeven op het fēnix toestelscherm. De Bluetooth signaalsterkte wordt hoger naarmate u dichter bij uw mobiele toestel komt.
Selecteer BACK om te stoppen met zoeken.
3

Garmin Connect

Met uw Garmin Connect account kunt u uw prestaties volgen en contact houden met uw vrienden. Het biedt u de hulpmiddelen om te volgen, te analyseren, te delen en elkaar aan te moedigen. U kunt de prestaties van uw actieve levensstijl vastleggen, zoals hardloopsessies, wandelingen, fietstochten, zwemsessies, hikes, golfresultaten en meer.
U kunt uw gratis Garmin Connect account maken wanneer u uw toestel met uw telefoon koppelt met behulp van de Garmin Connect app. U kunt ook een account maken wanneer u de Garmin Express toepassing instelt (www.garmin.com/express).
Uw activiteiten opslaan: Nadat u een activiteit met tijdmeting
met uw toestel hebt voltooid en opgeslagen, kunt u die activiteit uploaden naar uw Garmin Connect account en zo lang bewaren als u wilt.
Uw gegevens analyseren: U kunt meer gedetailleerde
informatie over uw fitness- en buitensportactiviteiten weergeven, zoals tijd, afstand, hartslag, verbrande calorieën, cadans, een bovenaanzicht van de kaart en tempo- en snelheidsgrafieken. U kunt meer gedetailleerde informatie over uw golfprestaties weergeven, zoals scorekaarten, statistieken en baaninformatie. U kunt ook instelbare rapporten weergeven.
OPMERKING: U moet een optionele draadloze sensor met uw toestel koppelen om bepaalde gegevens te kunnen bekijken (De draadloze sensoren koppelen, pagina 41).
Connected functies 9
Uw voortgang volgen: U kunt uw dagelijkse aantal stappen
bijhouden, uzelf vergelijken met uw connecties en uw doelen behalen.
Uw activiteiten delen: U kunt contact houden met vrienden en
elkaars activiteiten volgen of koppelingen naar uw activiteiten plaatsen op uw favoriete sociale netwerksites.
Uw instellingen beheren: U kunt uw toestel- en
gebruikersinstellingen aanpassen via uw Garmin Connect account.

De software bijwerken met de Garmin Connect app

Voordat u de software op uw toestel kunt bijwerken via de Garmin Connect app, moet u een Garmin Connect account hebben en het toestel koppelen met een compatibele smartphone (Uw smartphone koppelen met uw smartwatch,
pagina 2).
Synchroniseer uw toestel met de Garmin Connect app (Gegevens handmatig synchroniseren met Garmin Connect,
pagina 10).
Wanneer er nieuwe software beschikbaar is, verstuurt de Garmin Connect app deze update automatisch naar uw toestel.

De software bijwerken via Garmin Express

Voordat u uw toestelsoftware kunt bijwerken, moet u eerst de Garmin Express toepassing downloaden en installeren en vervolgens uw toestel toevoegen (Garmin Connect op uw
computer gebruiken, pagina 10).
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Als er nieuwe software beschikbaar is, verstuurt de Garmin Express toepassing deze naar uw toestel.
Nadat de Garmin Express toepassing het verzenden van de
2
update heeft voltooid, ontkoppelt u het toestel van uw computer.
De update wordt op het toestel geïnstalleerd.
Garmin Connect op uw computer gebruiken
De Garmin Express toepassing maakt verbinding tussen uw toestel en uw Garmin Connect account met behulp van een computer. U kunt de Garmin Express toepassing gebruiken om uw activiteitgegevens te uploaden naar uw Garmin Connect account en gegevens zoals workouts en trainingsschema's van de Garmin Connect website naar uw toestel te verzenden. U kunt ook software-updates voor uw toestel installeren en uw Connect IQ apps beheren.
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Ga naar www.garmin.com/express.
2
Download en installeer de Garmin Express toepassing.
3
Open de Garmin Express toepassing en selecteer Voeg
4
toestel toe.
Volg de instructies op het scherm.
5

Gegevens handmatig synchroniseren met Garmin Connect

Houd LIGHT ingedrukt om het bedieningsmenu weer te
1
geven. Selecteer .
2
Garmin Golf™ app
Met de Garmin Golf app kunt u scorekaarten vanaf uw compatibele Garmin toestel uploaden om gedetailleerde statistische gegevens en slaganalysen weer te geven. Golfers kunnen het op verschillende banen tegen elkaar opnemen met behulp van de Garmin Golf app. Meer dan 41.000 banen bevatten een klassement waaraan iedereen kan deelnemen. U kunt een toernooi maken en spelers uitnodigen om mee te doen.
De Garmin Golf app synchroniseert uw gegevens met uw Garmin Connect account. U kunt de Garmin Golf app ook uit de App Store naar uw smartphone downloaden.
Garmin Explore
Met de Garmin Explore website en mobiele app kunt u reizen plannen en gebruikmaken van cloudopslag voor uw waypoints, routes en tracks. Ze bieden geavanceerde planningsfuncties, zowel online als offline, en u kunt gegevens delen en synchroniseren met uw compatibele Garmin toestel. U kunt de mobiele app gebruiken om kaarten te downloaden en overal te navigeren, zonder gebruik te maken van uw mobiele service.
U kunt de Garmin Explore app downloaden vanaf de app store op uw smartphone, of u kunt naar explore.garmin.com gaan.

Veiligheids- en trackingfuncties

VOORZICHTIG
Ongevaldetectie en hulp is een aanvullende functie en dient niet te worden beschouwd als primaire methode voor het verkrijgen van hulp bij ongelukken. De Garmin Connect app neemt geen contact op met hulpdiensten namens u.
Het fēnix toestel beschikt over veiligheids- en trackingfuncties die moeten worden ingesteld met de Garmin Connect app.
LET OP
Als u deze functies wilt gebruiken, moet u met de Garmin Connect app verbonden zijn via Bluetooth technologie. U kunt noodcontacten in uw Garmin Connect account invoeren.
Hulp: Hiermee kunt u een automatisch bericht met uw naam,
LiveTrack-koppeling en GPS-locatie naar uw contactpersonen voor noodgevallen verzenden.
Ongevaldetectie: Wanneer het fēnix toestel een incident
detecteert tijdens een outdoor loopactiviteit, hardloopactiviteit of fietsactiviteit, verzendt het toestel een automatisch bericht, LiveTrack-koppeling en GPS-locatie naar uw contactpersonen voor noodgevallen.
LiveTrack: Geef uw vrienden en familie de gelegenheid om uw
races en trainingsactiviteiten in real-time te volgen. U kunt volgers uitnodigen via e-mail of social media, waardoor zij uw live-gegevens op een Garmin Connect volgpagina kunnen zien.
Live Event Sharing: Hiermee kunt u tijdens een evenement
berichten naar vrienden en familie sturen, met realtime updates.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar als uw toestel is verbonden met een Android smartphone.
GroupTrack: Hiermee kunt u uw connecties die LiveTrack
gebruiken, direct op het scherm en in real-time volgen.
10 Veiligheids- en trackingfuncties

Contacten voor noodgevallen toevoegen

Telefoonnummers van contactpersonen voor noodgevallen worden gebruikt voor het detecteren van incidenten en voor assistentie.
Selecteer op de Garmin Connect app of .
1
Selecteer Veiligheid en tracking > Ongevaldetectie &
2
assistentie > Voeg contact voor noodgevallen toe.
Volg de instructies op het scherm.
3

Contactpersonen toevoegen

U kunt maximaal 50 contactpersonen toevoegen aan de Garmin Connect app. E-mailadressen van contactpersonen kunnen worden gebruikt bij de LiveTrack functie. Drie van deze contactpersonen kunnen worden gebruikt als contacten voor noodgevallen (Contacten voor noodgevallen toevoegen,
pagina 11).
Selecteer op de Garmin Connect app of .
1
Selecteer Contacten.
2
Volg de instructies op het scherm.
3
Nadat u contactpersonen hebt toegevoegd, moet u uw gegevens synchroniseren om de wijzigingen toe te passen op uw fēnix toestel (Gegevens handmatig synchroniseren met
Garmin Connect, pagina 10).

Ongevaldetectie in- en uitschakelen

Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Veiligh, tracking > Ongevaldetectie.
2
Selecteer een activiteit.
3
OPMERKING: Ongevallendetectie is alleen beschikbaar voor
de buitenactiviteiten wandelen, hardlopen en fietsen.
Als door uw fēnix toestel met GPS een ongeval wordt gedetecteerd, kan de Garmin Connect app automatisch een sms- en e-mailbericht met uw naam en GPS-locaties verzenden naar uw contacten voor noodgevallen. Er wordt een bericht weergegeven met de mededeling dat uw contacten na 30 seconden zullen worden gewaarschuwd. U kunt Annuleer selecteren voordat de afteltijd is verstreken als u het bericht wilt annuleren.

Hulp vragen

Voordat u hulp kunt aanvragen, moet u contactpersonen voor noodgevallen instellen (Contacten voor noodgevallen
toevoegen, pagina 11).
Houd de knop LIGHT ingedrukt.
1
Wanneer u drie trillingen voelt, laat u de knop los om de
2
hulpfunctie te activeren. Het aftelscherm wordt weergegeven. TIP: U kunt Annuleer selecteren voordat de afteltijd is
verstreken als u het bericht wilt annuleren.

Een GroupTrack sessie starten

Voordat u een GroupTrack sessie kunt starten, moet u beschikken over een Garmin Connect account, een compatibele smartphone en de Garmin Connect app.
Deze instructies gelden voor het starten van een GroupTrack sessie met fēnix een toestel. Als uw connecties andere compatibele toestellen hebben, kunt u deze op de kaart zien. Op de andere toestellen kunnen GroupTrack fietsers mogelijk niet worden weergegeven op de kaart.
Ga naar buiten en schakel het fēnix toestel in.
1
Koppel uw smartphone met het fēnix toestel (Uw smartphone
2
koppelen met uw smartwatch, pagina 2).
Houd op het fēnix toestel MENU ingedrukt en selecteer
3
Veiligh, tracking > GroupTrack > Toon op kaart als u de
weergave van connecties op het kaartscherm wilt inschakelen.
In het instellingmenu van de Garmin Connect app selecteert
4
u Veiligheid en tracking > LiveTrack > GroupTrack. Als u meerdere compatibele toestellen hebt, selecteert u een
5
toestel voor de GroupTrack sessie. Selecteer Zichtbaar voor > Alle connecties.
6
Selecteer Start LiveTrack.
7
Start een activiteit op het fēnix toestel.
8
Blader naar de kaart om uw connecties weer te geven.
9
TIP: Op de kaart kunt u MENU ingedrukt houden en Nabije connecties selecteren om de afstand, de richting en het
tempo of de snelheid weer te geven van andere connecties in de GroupTrack sessie.

Tips voor GroupTrack sessies

Met de functie GroupTrack kunt u andere connecties in uw groep die LiveTrack gebruiken, direct op het scherm volgen. Alle leden van de groep moeten connecties van u zijn in uw Garmin Connect account.
• Start uw activiteit buiten met GPS.
• Koppel uw fēnix toestel met uw smartphone via Bluetooth technologie.
• Selecteer in het instellingenmenu van de Garmin Connect app Connecties om de lijst met connecties voor uw GroupTrack sessie bij te werken.
• Zorg dat al uw connecties zijn gekoppeld met hun smartphones en start een LiveTrack sessie in de Garmin Connect app.
• Zorg dat al uw connecties binnen bereik zijn (40 km of 25 mijl).
• Blader tijdens een GroupTrack sessie, naar de kaart om uw connecties te bekijken (Een kaart aan een activiteit
toevoegen, pagina 32).

GroupTrack instellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Veiligh, tracking > GroupTrack.
Toon op kaart: Hiermee kunt u connecties weergegeven op het
kaartscherm tijdens een GroupTrack sessie.
Activiteittypen: Hiermee kunt u selecteren welke activiteittypen
op het kaartscherm worden weergegeven tijdens een GroupTrack sessie.
WiFi® connected functies
Activiteiten uploaden naar uw Garmin Connect account: Uw
activiteit wordt automatisch naar uw Garmin Connect account verstuurd zodra u klaar bent met het vastleggen van de activiteit.
Audiocontent: Hiermee kunt u audiocontent van externe
providers synchroniseren.
Software-updates: Uw toestel downloadt en installeert de
nieuwste software-update automatisch als er een WiFi verbinding beschikbaar is.
Workouts en trainingsplannen: U kunt workouts en
trainingsplannen zoeken en selecteren op de Garmin Connect site. De volgende keer dat uw toestel een WiFi verbinding heeft, worden de bestanden draadloos naar uw toestel verzonden.

Verbinding maken met een WiFi netwerk

U moet met uw toestel verbinding maken met de Garmin Connect app op uw smartphone of met de Garmin Express applicatie op uw computer voordat u verbinding kunt maken met een WiFi netwerk.
WiFi® connected functies 11
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Wi-Fi > Mijn netwerken > Voeg netwerk toe.
2
Een lijst met WiFi netwerken in de directe omgeving wordt weergegeven.
Selecteer een netwerk.
3
Geef zo nodig het wachtwoord op voor het netwerk.
4
Het toestel maakt verbinding met het netwerk en het netwerk wordt toegevoegd aan de lijst met opgeslagen netwerken. Het toestel maakt automatisch opnieuw verbinding met dit netwerk, als het binnen bereik is.

Connect IQ functies

U kunt aan uw watch Connect IQ functies toevoegen van Garmin en andere leveranciers via de Connect IQ app. U kunt uw toestel aanpassen met watch faces, gegevensvelden, widgets en apps.
Watch Faces: Hiermee kunt u de stijl van de klok aanpassen. Gegevensvelden: Hiermee kunt u nieuwe gegevensvelden
downloaden die sensors, activiteiten en historische gegevens op andere manieren presenteren. U kunt Connect IQ gegevensvelden toevoegen aan ingebouwde functies en pagina's.
Widgets: Hiermee kunt u direct informatie bekijken, zoals
sensorgegevens en meldingen.
Apps: Voeg interactieve functies toe aan uw horloge, zoals
nieuwe soorten buiten- en fitnessactiviteiten.

Een aankoop betalen via uw horloge

Voordat u met uw horloge aankopen kunt betalen, moet u minimaal één betaalkaart instellen.
U kunt met uw horloge aankopen betalen in een deelnemende winkel.
Houd LIGHT ingedrukt.
1
Selecteer .
2
Voer uw pincode van vier cijfers in.
3
OPMERKING: Als u uw pincode drie keer onjuist invoert,
wordt uw portemonnee vergrendeld en moet u uw pincode opnieuw instellen in de Garmin Connect app.
Uw laatst gebruikte betaalkaart wordt weergegeven. Als u meerdere kaarten hebt toegevoegd aan uw Garmin Pay
4
portemonnee, selecteert u DOWN om een andere kaart te gebruiken (optioneel).
Houd uw horloge binnen 60 seconden bij de lezer, met het
5
scherm in de richting van de lezer. Het horloge trilt en u ziet een vinkje op het scherm wanneer
de communicatie met de lezer is voltooid. Volg de instructies op de kaartlezer, indien nodig, om de
6
transactie te voltooien.
TIP: Nadat u de juiste pincode hebt ingevoerd, kunt u gedurende 24 uur betalingen doen zonder pincode zolang u het horloge draagt. Als u het horloge afdoet of als u de hartslagmeting uitschakelt, moet u de pincode opnieuw invoeren om een betaling te doen.

Connect IQ functies downloaden

Voordat u functies kunt downloaden via de Connect IQ app, moet u uw fēnix toestel met uw smartphone koppelen (Uw
smartphone koppelen met uw smartwatch, pagina 2).
U kunt de Connect IQ app via de app store op uw telefoon
1
installeren en openen. Selecteer zo nodig uw toestel.
2
Selecteer een Connect IQ functie.
3
Volg de instructies op het scherm.
4

Connect IQ functies downloaden via uw computer

Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Ga naar apps.garmin.com en meld u aan.
2
Selecteer een Connect IQ functie en download deze.
3
Volg de instructies op het scherm.
4

Garmin Pay

Met de functie Garmin Pay kunt u met uw horloge aankopen betalen bij deelnemende winkels door een creditcard of bankpas te gebruiken die is uitgegeven door een deelnemende financiële instelling.

Uw Garmin Pay portemonnee instellen

U kunt een of meer deelnemende creditcards of bankpassen aan uw Garmin Pay portemonnee toevoegen. Ga naar
garmin.com/garminpay/banks en ontdek welke financiële
instellingen meedoen.
Selecteer op de Garmin Connect app of .
1
Selecteer Garmin toestellen, en vervolgens uw fēnix toestel.
2
Selecteer Garmin Pay > Maak uw portemonnee.
3
Volg de instructies op het scherm.
4

Een kaart toevoegen aan uw Garmin Pay portemonnee

U kunt maximaal tien creditcards of bankpassen toevoegen aan uw Garmin Pay portemonnee.
Selecteer op de pagina van het fēnix toestel in de Garmin
1
Connect app de optie Garmin Pay > . Volg de instructies op het scherm om de kaartinformatie in te
2
voeren en de kaart toe te voegen aan uw portemonnee.
Nadat de kaart is toegevoegd, kunt u de kaart selecteren op uw horloge wanneer u een betaling doet.

Uw Garmin Pay portemonnee beheren

U kunt gedetailleerde informatie over elk van uw betaalkaarten weergeven en u kunt een kaart blokkeren, activeren of verwijderen. U kunt ook uw hele Garmin Pay portemonnee blokkeren of verwijderen.
OPMERKING: In sommige landen zijn de portemonneefuncties mogelijk beperkt door de deelnemende financiële instellingen.
Selecteer op de fēnix toestelpagina in de Garmin Connect
1
app Garmin Pay > Uw portemonnee beheren. Selecteer een optie:
2
• Om een specifieke kaart te blokkeren, selecteert u de
kaart en selecteert u Onderbreek. De kaart moet actief zijn om aankopen te kunnen doen
met uw fēnix toestel.
• Als u alle kaarten in uw portemonnee tijdelijk wilt
blokkeren, selecteert u Portemonnee buiten werking stellen.
U kunt niet betalen met uw fēnix toestel totdat u minimaal één kaart hebt gedeblokkeerd met de app.
• Om de blokkering van uw portemonnee op te heffen,
selecteert u Tijdelijke buitengebruikstelling portemonnee opheffen.
• Als u een specifieke kaart wilt verwijderen, selecteert u de
kaart en selecteert u Verwijder. De kaart wordt volledig uit uw portemonnee verwijderd.
Als u deze kaart in de toekomst wilt toevoegen aan uw
12 Connect IQ functies
portemonnee, moet u de kaartinformatie opnieuw invoeren.
• Als u alle kaarten in uw portemonnee wilt verwijderen,
selecteert u Portemonnee verwijderen. Uw Garmin Pay portemonnee en alle bijbehorende
kaartinformatie worden verwijderd. U kunt niet betalen met uw fēnix toestel totdat u een nieuwe portemonnee hebt gemaakt en een kaart hebt toegevoegd.

Uw Garmin Pay pincode wijzigen

U dient uw huidige pincode te weten om deze te kunnen wijzigen. U kunt de pincode niet opvragen. Als u uw pincode vergeet, moet u uw portemonnee verwijderen, een nieuwe maken en uw kaartinformatie opnieuw invoeren.
U kunt de pincode wijzigen die vereist is voor toegang tot uw Garmin Pay portemonnee op uw fēnix toestel.
Selecteer op de pagina van het fēnix toestel in de Garmin
1
Connect app de optie Garmin Pay > Pincode opnieuw instellen.
Volg de instructies op het scherm.
2
De volgende keer dat u betaalt met uw fēnix toestel, moet u de nieuwe pincode invoeren.

Muziek

U kunt audiocontent downloaden naar uw toestel vanaf uw computer of een externe provider, zodat u muziek kunt luisteren als u uw smartphone niet binnen handbereik hebt. Om audiocontent te beluisteren dat op uw toestel is opgeslagen, moet u een hoofdtelefoon met Bluetooth technologie aansluiten.
U kunt de muziekbediening gebruiken om de muziek op uw smartphone te bedienen of om muziek af te spelen die op uw toestel is opgeslagen.

Verbinding maken met een externe provider

Voordat u muziek of andere audiobestanden van een ondersteunde externe provider kunt downloaden naar een compatibel horloge, moet u verbinding maken met de provider met de Garmin Connect app.
Selecteer op de Garmin Connect app of .
1
Selecteer Garmin toestellen en selecteer vervolgens uw
2
toestel. Selecteer Muziek.
3
Selecteer een optie:
4
• Als u verbinding wilt maken met een geïnstalleerde provider, selecteert u de provider en volgt u de instructies op het scherm.
• Wanneer u verbinding wilt maken met een nieuwe provider selecteer Muziekapps downloaden. Zoek vervolgens een provider en volg de instructies op het scherm.

Audiocontent van een externe provider downloaden

Voordat u audiocontent van een externe provider kunt downloaden, moet u verbonden zijn met een WiFi netwerk (Verbinding maken met een Wi‑Fi netwerk, pagina 11).
Houd DOWN ingedrukt vanaf een willekeurig scherm om de
1
muziekbediening te openen. Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Muziekproviders.
3
Selecteer een verbonden provider.
4
Selecteer een afspeellijst of ander item om naar het toestel te
5
downloaden. Selecteer indien nodig BACK tot u wordt gevraagd om te
6
synchroniseren met de service en selecteer Ja.
OPMERKING: Door het downloaden van audio-inhoud kan de
batterij snel leegraken. Mogelijk dient u het toestel aan te sluiten op een externe voedingsbron als de batterij bijna leeg is.
Audio-inhoud downloaden van Spotify
Voordat u audiocontent van Spotify kunt downloaden, moet u verbonden zijn met een WiFi netwerk (Verbinding maken met
een Wi‑Fi netwerk, pagina 11).
Houd DOWN ingedrukt vanaf een willekeurig scherm om de
1
muziekbediening te openen. Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Muziekproviders > Spotify.
3
Selecteer Voeg muziek en podcasts toe.
4
Selecteer een afspeellijst of ander item om naar het toestel te
5
downloaden. OPMERKING: Door het downloaden van audio-inhoud kan
de batterij snel leegraken. Mogelijk dient u het toestel aan te sluiten op een externe voedingsbron als de resterende batterijduur onvoldoende is.
De geselecteerde afspeellijsten en andere items worden naar het toestel gedownload.
®

De muziekprovider wijzigen

Houd DOWN ingedrukt vanaf een willekeurig scherm om de
1
muziekbediening te openen. Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Muziekproviders.
3
Selecteer een verbonden provider.
4

Loskoppelen van een externe provider

Selecteer op de Garmin Connect app of .
1
Selecteer Garmin toestellen en selecteer vervolgens uw
2
toestel. Selecteer Muziek.
3
Selecteer een geïnstalleerde externe provider en volg de
4
instructies op het scherm om de externe provider los te koppelen van uw toestel.

Persoonlijke audiocontent downloaden

Voordat u persoonlijke muziek naar uw toestel kunt verzenden, moet u de Garmin Express app op uw computer installeren (www.garmin.com/express).
U kunt uw persoonlijke audiobestanden, zoals .mp3- en .aac­bestanden, naar een fēnix toestel laden vanaf uw computer.
Sluit het toestel met de meegeleverde USB-kabel aan op uw
1
computer. Open de app Garmin Express op uw computer, selecteer uw
2
toestel en selecteer Muziek. TIP: Bij Windows® computers, kunt u selecteren en naar
de map met uw audiobestanden bladeren. Bij Apple computers, maakt de Garmin Express app gebruik van uw iTunes® bibliotheek.
Selecteer in de lijst Mijn muziek of iTunes Library, een
3
audiobestandscategorie, zoals nummers of afspeellijsten. Schakel de selectievakjes in voor de audiobestanden, en
4
selecteer Verzend naar toestel. Selecteer indien nodig in de lijst fēnix een categorie, schakel
5
de selectievakjes in en selecteer Verwijder van toestel om audiobestanden te verwijderen.
®

Luisteren naar muziek

Houd DOWN ingedrukt vanaf een willekeurig scherm om de
1
muziekbediening te openen. Sluit uw hoofdtelefoon met Bluetooth technologie aan (Een
2
Bluetooth hoofdtelefoon aansluiten, pagina 14).
Muziek 13
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Muziekproviders, en selecteer een optie:
4
• Als u vanaf uw computer naar naar het horloge gedownloade muziek wilt luisteren, selecteert u Mijn muziek (Persoonlijke audiocontent downloaden,
pagina 13).
• Als u het afspelen van muziek op uw smartphone wilt bedienen, selecteert u Tel. bedienen.
• Selecteer de naam van de provider om naar muziek van derden te luisteren.
Selecteer om de bediening voor het afspelen van muziek te
5
openen.

Bediening voor afspelen van muziek

Selecteer om content van sommige externe providers te beheren.
Selecteer om naar de audiobestanden en afspeellijsten te bladeren voor de geselecteerde bron.
Selecteer om het volume aan te passen.
Selecteer om het huidige audiobestand af te spelen en te pauzeren.
Selecteer om naar het volgende audiobestand in de afspeellijst te gaan.
Houd ingedrukt om het huidige audiobestand vooruit te spoelen.
Selecteer om het huidige audiobestand opnieuw te starten. Selecteer twee keer om naar het vorige audiobestand in de
afspeellijst te gaan. Houd ingedrukt om het huidige audiobestand terug te spoelen.
Selecteer om de herhaalmodus te wijzigen.
Selecteer om de shuffle-modus te wijzigen.

Een Bluetooth hoofdtelefoon aansluiten

Om muziek te luisteren die op uw fēnix toestel is geladen, moet u een hoofdtelefoon met Bluetooth technologie aansluiten.
Houd uw hoofdtelefoon binnen 2 m (6,6 ft.) van uw toestel.
1
Schakel de koppelingstatus in op de hoofdtelefoon.
2
Houd het MENU ingedrukt.
3
Selecteer Muziek > Hoofdtelefoon > Voeg toe.
4
Selecteer uw hoofdtelefoon om het koppelen te voltooien.
5

De audiomodus wijzigen

U kunt de muziekafspeelmodus wijzigen van stereo naar mono.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Muziek > Audio.
2
Selecteer een optie.
3

Hartslagmeetfuncties

Dit fēnix toestel heeft een polshartslagmeter en is ook compatibel met borsthartslagmeters (apart verkrijgbaar). In de hartslagwidget kunt u hartslaggegevens bekijken. Als de gegevens van zowel de polshartslag als de borsthartslag beschikbaar zijn, gebruikt uw toestel de borsthartslaggegevens.

Hartslagmeter aan de pols

Het toestel dragen

• Draag het toestel om uw pols, boven uw polsgewricht.
OPMERKING: Het toestel dient stevig vast te zitten, maar niet te strak. Voor een nauwkeurigere hartslagmeting, mag het toestel tijdens het hardlopen of de training niet bewegen. Voor pulse oxymeterwaarden moet u bewegingloos blijven.
OPMERKING:
achterkant van het toestel.
• Raadpleeg Tips voor onregelmatige hartslaggegevens,
pagina 14 voor meer informatie over de hartslag aan de
pols.
• Zie Tips voor grillige pulse oxymeter-gegevens, pagina 22 voor meer informatie over de pulse oxymetersensor.
• Ga naar garmin.com/ataccuracy voor meer informatie over nauwkeurigheid.
De optische sensor bevindt zich aan de

Tips voor onregelmatige hartslaggegevens

Als hartslaggegevens onregelmatig zijn of niet worden weergegeven, kunt u deze tips proberen.
• Zorg dat uw onderarm schoon en droog is voordat u het toestel omdoet.
• Zorg dat de huid onder het toestel niet is ingesmeerd met zonnebrandcrème, lotion of insectenwerende middelen.
• Zorg dat de hartslagsensor aan de achterkant van het toestel niet wordt bekrast.
• Draag het toestel om uw pols, boven uw polsgewricht. Het toestel dient stevig vast te zitten, maar niet te strak.
• Wacht tot het pictogram constant brandt voordat u aan uw activiteit begint.
• Voer gedurende 5 tot 10 minuten een warming-up uit en meet uw hartslag voordat u aan uw workout begint.
OPMERKING: Voer bij koud weer de warming-up binnen uit.
• Spoel het toestel na elke training af met schoon water.
• Gebruik een siliconenband tijdens trainingen.

De hartslagwidget gebruiken

De widget geeft uw huidige hartslag in slagen per minuut (bpm) en een grafiek van uw hartslag gedurende de afgelopen 4 uur weer.
Selecteer op de wijzerplaat UP of DOWN om de
1
hartslagwidget weer te geven. OPMERKING: U moet mogelijk de widget toevoegen aan uw
widgetlijst (De widgetlijst aanpassen, pagina 35). Selecteer om de gemiddelde waarden van uw hartslag in
2
rust in de afgelopen 7 dagen weer te geven.

Hartslaggegevens verzenden naar Garmin toestellen

U kunt uw hartslaggegevens verzenden vanaf uw fēnix toestel en op gekoppelde Garmin toestellen bekijken.
OPMERKING: Het verzenden van hartslaggegevens verkort de levensduur van batterij.
Houd MENU ingedrukt vanuit de hartslagwidget.
1
Selecteer Opties > Deel hartslag.
2
Het fēnix toestel begint uw hartslaggegevens te verzenden en wordt weergegeven.
OPMERKING: U kunt alleen de hartslagwidget bekijken terwijl u vanuit de hartslagwidget hartslaggegevens verzendt.
Koppel uw fēnix toestel met uw Garmin ANT+® compatibele
3
toestel. OPMERKING: De aanwijzingen voor het koppelen
verschillen voor ieder Garmin compatibel toestel. Raadpleeg uw gebruikershandleiding.
14 Hartslagmeetfuncties
TIP: Selecteer een willekeurige knop en selecteer Ja om het verzenden van uw hartslaggegevens te stoppen.
Hartslaggegevens tijdens een activiteit verzenden
U kunt uw fēnix toestel zo instellen dat uw hartslaggegevens automatisch worden verzonden zodra u een activiteit begint. U kunt bijvoorbeeld uw hartslaggegevens verzenden naar een Edge® toestel tijdens het fietsen of naar een VIRB® actiecamera tijdens een activiteit.
OPMERKING: Het verzenden van hartslaggegevens verkort de levensduur van batterij.
Houd MENU ingedrukt vanuit de hartslagwidget.
1
Selecteer Opties > Zend uit tijdens activiteit.
2
Begin een activiteit (Een activiteit starten, pagina 3).
3
Het fēnix toestel begint uw hartslaggegevens op de achtergrond te verzenden.
OPMERKING: Er is geen indicatie dat het toestel uw hartslaggegevens tijdens een activiteit verzendt.
Koppel indien nodig uw fēnix toestel met uw Garmin ANT+
4
compatibele toestel. OPMERKING: De aanwijzingen voor het koppelen
verschillen voor ieder Garmin compatibel toestel. Raadpleeg uw gebruikershandleiding.
TIP: Om het verzenden van uw hartslaggegevens te stoppen, stopt u de activiteit (Een activiteit stoppen, pagina 3).

Abnormale-hartslagwaarschuwingen instellen

U kunt het toestel instellen om u te waarschuwen wanneer uw hartslag een bepaald aantal slagen per minuut (bpm) overschrijdt na een periode van inactiviteit.
Houd MENU ingedrukt in de hartslagwidget.
1
Selecteer Opties > Waarschuwing abnormale hartslag >
2
Status > Aan. Selecteer Waarschuwingsdrempel.
3
Selecteer een drempelwaarde voor de hartslagfrequentie.
4
Telkens als u de drempelwaarde overschrijdt, wordt er een bericht weergegeven en trilt het toestel.

De polshartslagmeter uitschakelen

De standaardwaarde voor de instelling Polshartslag is Automatisch. Het toestel gebruikt automatisch de polshartslagmeter, tenzij u een ANT+ hartslagmeter koppelt met het toestel.
OPMERKING: Als u de polshartslagmeter uitschakelt, wordt ook de polssensor van de pulse oxymeter uitgeschakeld. U kunt een handmatige meting uitvoeren vanuit de pulse oxymeterwidget.
Houd MENU ingedrukt in de hartslagwidget.
1
Selecteer Opties > Status > Uit.
2

Hardloopdynamiek

U kunt uw compatibele fēnix toestel gekoppeld met het HRM-Tri™ accessoire of ander accessoire voor hardloopdynamica gebruiken voor real-time feedback over uw hardloopvorm.
Het accessoire voor hardloopdynamica beschikt over een versnellingsmeter die bewegingen van het bovenlichaam meet voor het berekenen van zes hardloopgegevens.
Cadans: Cadans is het aantal stappen per minuut. Het totale
aantal stappen wordt weergegeven (links en rechts samen).
Verticale oscillatie: Verticale oscillatie is de op-en-
neerbeweging tijdens het hardlopen. De verticale beweging van uw bovenlichaam wordt in centimeters weergegeven.
Grondcontacttijd: Grondcontacttijd is de hoeveelheid tijd voor
iedere stap tijdens het hardlopen waarbij er contact is met de grond. De tijd wordt gemeten in milliseconden.
OPMERKING: Grondcontacttijd en balans zijn niet beschikbaar wanneer u wandelt.
Grondcontacttijd-balans: Grondcontacttijd-balans geeft de
links/rechts-balans van uw grondcontacttijd weer tijdens het hardlopen. Deze balans wordt weergegeven als percentage. Bijvoorbeeld 53,2 met een pijl naar links of naar rechts.
Staplengte: Staplengte is de afstand tussen de plekken waar u
uw ene voet en uw andere voet neerzet. Deze lengte wordt gemeten in meters.
Verticale ratio: Verticale ratio is de verhouding tussen verticale
oscillatie en staplengte. Deze balans wordt weergegeven als percentage. Een lagere ratio duidt meestal op een betere hardloopconditie.

Trainen met hardloopdynamiek

Voordat u uw hardloopdynamiek kunt bekijken, moet u een accessoire met hardloopdynamiek, bijvoorbeeld het HRM-Tri accessoire, omdoen en koppelen met uw toestel (De draadloze
sensoren koppelen, pagina 41).
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Gegevensschermen > Voeg toe.
5
Selecteer een scherm met hardloopdynamiekgegevens.
6
OPMERKING: De hardloopdynamiekschermen zijn niet
beschikbaar voor alle activiteiten. Ga hardlopen (Een activiteit starten, pagina 3).
7
Selecteer UP of DOWN om uw gegevens te bekijken op een
8
hardloopdynamiekscherm.

Kleurenbalken en hardloopdynamiekgegevens

De hardloopdynamiekschermen tonen een kleurenbalk voor de primaire meetwaarde. U kunt de cadans, verticale oscillatie, grondcontacttijd, grondcontacttijd-balans of verticale ratio weergeven als de primaire meetwaarde. De kleurenbalk zet uw hardloopdynamiekgegevens af tegen de gegevens van andere hardlopers. De kleurenzones zijn gebaseerd op percentielen.
Garmin heeft veel hardlopers op verschillende niveaus onderzocht. De gegevenswaarden in de rode of oranje zones kenmerken de onervaren of langzamere hardlopers. De gegevenswaarden in de groene, blauwe of paarse zones kenmerken de meer ervaren of snellere hardlopers. Ervaren hardlopers hebben over het algemeen een kortere grondcontacttijd, lagere verticale oscillatie, een lagere verticale ratio en een hogere cadans dan minder ervaren hardlopers. Grotere hardlopers hebben echter meestal een iets lagere cadans, langere passen en een iets hogere verticale oscillatie. Verticale ratio wordt berekend door uw verticale oscillatie te delen door uw staplengte. Deze verhoudt zich niet tot uw lengte.
Ga naar www.garmin.com/runningdynamics voor meer informatie over hardloopdynamiek. Voor aanvullende inzichten en interpretaties van hardloopdynamiekgegevens kunt u toonaangevende hardlooppublicaties en -websites raadplegen.
Kleurzone Percentiel in zone Cadansbereik Bereik grondcontacttijd
Paars >95 >183 spm <218 ms
Blauw 70–95 174-183 spm 218-248 ms
Hartslagmeetfuncties 15
Kleurzone Percentiel in zone Cadansbereik Bereik grondcontacttijd
Groen 30-69 164-173 spm 249-277 ms
Oranje 5-29 153-163 spm 278-308 ms
Rood <5 <153 spm >308 ms
Gegevens over grondcontacttijd-balans
De grondcontacttijd-balans meet uw hardloopsymmetrie en wordt vermeld als een percentage van uw totale grondcontacttijd. 51,3% met een naar links wijzende pijl geeft bijvoorbeeld aan dat de linkervoet van hardloper langer contact heeft met de grond. Als beide aantallen op uw gegevensscherm worden weergegeven, bijvoorbeeld 48–52, verwijst 48% naar uw linkervoet en 52% naar uw rechtervoet.
Kleurzone Rood Oranje Groen Oranje Rood
Symmetrie Slecht Redelijk Goed Redelijk Slecht
Percentage van andere hardlopers 5% 25% 40% 25% 5%
Grondcontacttijd-balans >52,2% L 50,8-52,2% L 50,7% L–50,7% R 50,8-52,2% R >52,2% R
Tijdens het ontwikkelen en testen van de hardloopdynamiek vond het Garmin team bij bepaalde hardlopers een verband tussen blessures en een hogere onbalans. Voor de meeste hardlopers wijkt de grondcontacttijd-balans verder af van 50–50 wanneer ze heuvel op of heuvel af lopen. De meeste hardlooptrainers zijn het erover eens dat symmetrie bij het hardlopen gewenst is. De beste hardlopers hebben vaak een snelle en evenwichtige stap.
U kunt de kleurenbalk of het gegevensveld bekijken tijdens het hardlopen of na afloop het overzicht in uw Garmin Connect account bekijken. Net als de andere hardloopdynamiekgegevens is de grondcontacttijd-balans een kwantitatieve meetwaarde die u meer informatie verschaft over uw hardloopconditie.
Verticale oscillatie en verticale ratio gegevens
Het gegevensbereik voor verticale oscillatie en dat voor verticale ratio verschillen enigszins, afhankelijk van de sensor en of deze is geplaatst op uw borst (HRM-Tri of HRM-Run™ accessoires) of bij uw middel (Running Dynamics Pod accessoire).
Kleurzone Percentiel in zone Bereik verticale oscillatie
op borst
Paars >95 <6,4 cm <6,8 cm <6,1% <6,5%
Blauw 70–95 6,4-8,1 cm 6,8-8,9 cm 6,1-7,4% 6,5-8,3%
Groen 30-69 8,2-9,7 cm 9,0-10,9 cm 7,5-8,6% 8,4-10,0%
Oranje 5-29 9,8-11,5 cm 11,0-13,0 cm 8,7-10,1% 10,1-11,9%
Rood <5 >11,5 cm >13,0 cm >10,1% >11,9%
Bereik verticale oscillatie bij middel
Verticale ratio op borst Verticale ratio bij middel

Tips voor ontbrekende hardloopdynamiekgegevens

Als de hardloopdynamiekgegevens niet worden weergegeven, kunt u deze tips proberen.
• Zorg ervoor dat u een accessoire voor hardloopdynamiek, zoals het HRM-Tri accessoire, hebt.
Accessoires met hardloopdynamiek herkent u aan voorop de module.
• Koppel het accessoire voor hardloopdynamiek nogmaals met uw fēnix toestel volgens de instructies.
• Als de hardloopdynamiekgegevens in nullen worden weergegeven, controleer dan of het accessoire op de juiste manier wordt gedragen.
OPMERKING: De grondcontacttijd en balans worden alleen weergegeven tijdens het hardlopen. Deze worden niet berekend als u wandelt.

Prestatiemetingen

Deze prestatiemetingen zijn schattingen die u kunnen helpen om uw trainingsactiviteiten en hardloopprestaties te volgen en te analyseren. Voor deze metingen zijn enkele activiteiten met polshartslagmeting of een compatibele hartslagmeter met borstband vereist. Voor fietsprestatiemetingen is een hartslagmeter en een vermogensmeter vereist.
Deze waarden worden geleverd en ondersteund door Firstbeat. Ga voor meer informatie naar garmin.com/performance-data
/running.
OPMERKING: De schattingen lijken In eerste instantie mogelijk onnauwkeurig. U moet een paar activiteiten voltooien zodat het toestel uw prestaties leert begrijpen.
VO2 max.: VO2 max. is het maximale zuurstofvolume (in
milliliter) dat u kunt verbruiken per minuut, per kilo lichaamsgewicht tijdens maximale inspanning.
Voorspelde racetijden: Uw toestel gebruikt uw geschat VO2
max. en uw trainingsgeschiedenis om een doel-racetijd te voorspellen op basis van uw huidige conditie.
HSV stresstest: De HSV stresstest (hartslagvariaties) vereist
een Garmin hartslagmeter met borstband. Het toestel registreert uw hartslagvariaties terwijl u 3 minuten stilstaat. Het geeft uw algehele stressniveau aan. De schaal loopt van 1 tot 100 en een lagere score geeft een lager stressniveau aan.
Prestatieconditie: Uw prestatieconditie is een real-time
conditiemeting die wordt vastgelegd na 6 tot 20 minuten van activiteit. De meting kan worden toegevoegd als een gegevensveld, zodat u uw prestatieconditie tijdens de rest van uw activiteit kunt bekijken. Bij het meten van uw prestatieconditie wordt uw real-time conditie vergeleken met uw gemiddelde fitnessniveau.
FTP (Functional Threshold Power): Het toestel gebruikt uw
gebruikersprofiel uit de basisinstellingen om uw FTP te schatten. Voor een nauwkeuriger schatting kunt u een FTP­test uitvoeren.
Lactaatdrempel: Lactaatdrempel vereist een hartslagmeter
rond de borst. Uw lactaatdrempel is het punt waarop uw spieren snel vermoeid beginnen te raken. Uw toestel meet uw lactaatdrempelniveau op basis van hartslaggegevens en tempo.

Prestatiemeldingen uitschakelen

Sommige prestatiemeldingen worden weergegeven na voltooiing van uw activiteit. Sommige prestatiemeldingen
16 Hartslagmeetfuncties
worden weergegeven tijdens een activiteit of wanneer u een nieuwe prestatiemeting hebt bereikt, zoals een nieuwe VO2 max. drempel. U kunt de prestatieconditiefunctie uitschakelen om een aantal van deze meldingen te voorkomen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Fysiologische meetwaarden > Prestatie
2
Conditie.

Prestatiemetingen automatisch detecteren

De functie Automatische detectie is standaard ingeschakeld. Het toestel kan uw maximumhartslag en lactaatdrempel automatisch detecteren tijdens een activiteit. Indien het toestel wordt gekoppeld met een compatibele vermogensmeter, kan het uw FTP (Functional Threshold Power) tijdens een activiteit automatisch detecteren.
OPMERKING: Het toestel detecteert alleen een maximumhartslag als uw hartslag hoger is dan de in uw gebruikersprofiel ingestelde waarde.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Fysiologische meetwaarden > Automatische
2
detectie.
Selecteer een optie.
3

Activiteiten en prestatiemetingen synchroniseren

U kunt activiteiten en prestatiemetingen van andere Garmin toestellen naar uw fēnix toestel synchroniseren met behulp van uw Garmin Connect account. Zo kan uw toestel uw trainingsstatus en fitness nauwkeuriger weergeven. U kunt bijvoorbeeld een rit met een Edge toestel vastleggen en uw activiteitgegevens en algemene trainingsbelasting op uw fēnix toestel bekijken.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Fysiologische meetwaarden > TrueUp.
2
Wanneer u uw toestel synchroniseert met uw smartphone, verschijnen recente activiteiten en prestatiemetingen van uw andere Garmin toestellen op uw fēnix toestel.
Over VO2 max. indicaties
VO2 max. is het maximale zuurstofvolume (in milliliter) dat u kunt verbruiken per minuut, per kilo lichaamsgewicht tijdens maximale inspanning. In eenvoudige bewoordingen: VO2 max. is een indicatie van atletische prestaties, die meegroeit met uw fitnessniveau. Het fēnix toestel vereist hartslagmeting aan de pols of een compatibele hartslagmeter met borstband om uw VO2 max. indicatie te kunnen weergeven. Het toestel biedt afzonderlijke VO2 max. indicaties voor hardlopen en fietsen. Voor een nauwkeurige schatting van uw VO2 max. moet u een paar minuten buiten gaan hardlopen met GPS of fietsen met een compatibele vermogensmeter bij een gemiddeld inspanningsniveau.
Op het toestel wordt uw geschatte VO2 max. weergegeven met een getal, beschrijving en positie op de kleurenbalk.. Op uw Garmin Connect account kunt u meer gegevens over uw geschatte VO2 max. bekijken, zoals uw fitnessleeftijd. Uw fitnessleeftijd geeft een indicatie van uw fitnessniveau vergeleken met een persoon van hetzelfde geslacht en een andere leeftijd. Door te oefenen kan uw fitnessleeftijd na verloop van tijd afnemen.
Paars Voortreffelijk
Blauw Uitstekend
Groen Goed
Oranje Redelijk
Rood Slecht
Gegevens over uw VO2 max. worden geleverd door FirstBeat. De analyse van VO2 max. wordt geleverd met toestemming van The Cooper Institute®. Raadpleeg de appendix (Standaardwaarden VO2 Max., pagina 49), en ga naar
www.CooperInstitute.org voor meer informatie.
Uw geschat VO2 max. voor hardlopen weergeven
Voor deze functies is hartslagmeting aan de pols of een compatibele hartslagmeter met borstband vereist. Als u een hartslagmeter met borstband gebruikt, moet u deze omdoen en koppelen met uw toestel (De draadloze sensoren koppelen,
pagina 41).
Stel uw gebruikersprofiel (Uw gebruikersprofiel instellen,
pagina 22) en maximale hartslag in (Uw hartslagzones instellen, pagina 22) voor de meest nauwkeurige schattingen.
In eerste instantie lijken de schattingen mogelijk onnauwkeurig. U moet het toestel een aantal keer gebruiken zodat het uw hardloopprestaties leert begrijpen.
Ga ten minste 10 minuten buiten hardlopen.
1
Selecteer na het hardlopen Sla op.
2
Selecteer om door de prestatiemetingen te bladeren.
3
Geschat VO2 max. voor fietsen weergeven
Voor deze functies zijn een vermogensmeter en hartslagmeting aan de pols of een compatibele hartslagmeter met borstband vereist. De vermogensmeter moet zijn gekoppeld met uw fēnix toestel (De draadloze sensoren koppelen, pagina 41). Als u een hartslagmeter met borstband gebruikt, moet u deze omdoen en koppelen met uw toestel.
Stel uw gebruikersprofiel (Uw gebruikersprofiel instellen,
pagina 22) en maximale hartslag (Uw hartslagzones instellen, pagina 22) in voor de meest nauwkeurige schattingen. In
eerste instantie lijken de schattingen mogelijk onnauwkeurig. U moet het toestel een paar keer gebruiken zodat het uw fietsprestaties leert begrijpen.
Fiets ten minste 20 minuten met constante, hoge inspanning.
1
Selecteer Sla op nadat u uw fietssessie hebt voltooid.
2
Selecteer om door de prestatiemetingen te bladeren.
3

Voorspelde racetijden weergeven

Stel uw gebruikersprofiel (Uw gebruikersprofiel instellen,
pagina 22) en maximale hartslag in (Uw hartslagzones instellen, pagina 22) voor de meest nauwkeurige schattingen.
Uw toestel gebruikt uw geschat VO2 max. (Over VO2 max.
indicaties, pagina 17) en informatie uit uw trainingsgeschiedenis
om een doeltijd voor de wedstrijd te bepalen. Het toestel analyseert uw trainingsgegevens van enkele weken om de geschatte wedstrijdtijd te verfijnen.
TIP: Als u meer dan één Garmin apparaat hebt, kunt u de functie Physio TrueUp™ inschakelen, waarmee uw toestel activiteiten, geschiedenis en gegevens van andere apparaten kan synchroniseren (Activiteiten en prestatiemetingen
synchroniseren, pagina 17).
Selecteer op de wijzerplaat UP of DOWN om de
1
prestatiewidget weer te geven. Selecteer om door de prestatiemetingen te bladeren.
2
U ontvangt voorspelde racetijden voor 5 km, 10 km, halve marathon en marathon.
OPMERKING: In eerste instantie lijken de voorspellingen mogelijk onnauwkeurig. U moet het toestel een aantal keer gebruiken zodat het uw hardloopprestaties leert begrijpen.
Hartslagmeetfuncties 17

Training Effect

Training Effect meet de gevolgen van een activiteit op uw aerobe en anaerobe conditie. Training Effect neemt tijdens de activiteit toe. Naarmate de activiteit vordert, neemt de waarde Training Effect toe. Training Effect wordt berekend op basis van de gegevens in uw gebruikersprofiel en trainingsgeschiedenis, uw hartslag, en de duur en intensiteit van de activiteit. Er zijn zeven verschillende Training Effect labels om het belangrijkste voordeel van uw activiteit te beschrijven. Elk label is voorzien van een kleurcode en komt overeen met uw trainingsbelastingfocus (Focus trainingsbelasting, pagina 20). Elke feedbackzin, bijvoorbeeld "Grote impact op VO2 Max.", bevat een bijbehorende beschrijving in uw Garmin Connect activiteitgegevens.
Aeroob Training Effect maakt gebruik van uw hartslag om de samengestelde intensiteit van de training op uw aerobe conditie te meten en geeft aan of de workout uw fitnessniveau behoudt of verbetert. Uw verhoogd zuurstofgebruik na inspanning (EPOC) die ontstaat tijdens het trainen, wordt meegenomen in de verschillende waarden waaruit uw conditie en trainingsgewoonten bestaan. Regelmatige workouts met gemiddelde inspanning of workouts met langere intervals (> 180 seconden) hebben een positieve impact op uw aeroob metabolisme en zorgen daardoor voor een verbeterd aeroob Training Effect.
Anaeroob Training Effect gebruikt de hartslag en snelheid (of vermogen) om te bepalen hoe de workout uw mogelijkheid om te presteren op zeer hoge intensiteit beïnvloed. U krijgt een waarde gebaseerd op de anaerobe bijdrage aan EPOC en het soort activiteit. Herhaaldelijke intervallen met hoge intensiteit van 10 tot 120 seconden hebben een zeer voordelige impact op uw anaeroob vermogen en zorgen daardoor voor een verbeterd anaeroob Training Effect.
U kunt Aeroob trainingseffect en Anaeroob trainingseffect als een gegevensveld toevoegen aan een van uw trainingsschermen om uw gegevens tijdens de activiteit in de gaten te houden.
Training Effect Aeroob voordeel Anaeroob voordeel
Tussen 0,0 en 0,9 Geen voordeel. Geen voordeel.
Tussen 1,0 en 1,9 Licht voordeel. Licht voordeel.
Tussen 2,0 en 2,9 Handhaaft uw aerobe
conditie.
Tussen 3,0 en 3,9 Heeft impact op uw
aerobe conditie.
Tussen 4,0 en 4,9 Heeft hoge impact op uw
aerobe conditie.
5,0 Te veel en mogelijk
schadelijk zonder genoeg hersteltijd.
Handhaaft uw anaerobe conditie.
Heeft impact op uw anaerobe conditie.
Heeft hoge impact op uw anaerobe conditie.
Te veel en mogelijk schadelijk zonder genoeg hersteltijd.
Training Effect technologie wordt geleverd en ondersteund door Firstbeat Technologies Ltd. Ga voor meer informatie naar
www.firstbeat.com.

Hartslagvariaties en stressniveau

Het stressniveau is het resultaat van een test van drie minuten die wordt uitgevoerd als u stilstaat en waarbij het fēnix toestel de hartslagvariaties analyseert om uw algemene stressniveau te bepalen. Training, slaap, voeding en algemene stress beïnvloeden allemaal de prestaties van een hardloper. Het stressniveau wordt aangegeven op een schaal van 1 tot 100, waarbij 1 staat voor bijzonder weinig stress en 100 voor bijzonder veel stress. Als u uw stressniveau weet, kunt u beter beslissen of uw lichaam klaar is voor een zware hardlooptraining of yogasessie.
Hartslagvariaties en stressniveau weergeven
Voor deze functie is een Garmin hartslagmeter met borstband vereist. Voordat u het stressniveau van uw hartslagvariaties (HSV) kunt weergeven, moet u een hartslagmeter omdoen en
deze koppelen met uw toestel (De draadloze sensoren
koppelen, pagina 41).
TIP: Garmin raadt u aan uw stressniveau elke dag om ongeveer dezelfde tijd en onder dezelfde omstandigheden te meten.
Selecteer zo nodig > Voeg toe > HSV stress om de
1
stress-app aan uw lijst met apps toe te voegen. Selecteer Ja om de app aan uw lijst met favorieten toe te
2
voegen. Selecteer > HSV stress > op de wijzerplaat.
3
Sta stil en rust 3 minuten.
4

Prestatieconditie

Zodra u een activiteit, zoals hardlopen of fietsen, hebt voltooid, analyseert de functie Prestatieconditie uw tempo, hartslag en uw hartslagwisselingen om een real-time meting uit te voeren van uw prestatieniveau in vergelijking met uw gemiddelde fitnessniveau. Dit is ongeveer het percentage dat u in real-time afwijkt van uw geschatte VO2 max. basiswaarde.
Prestatieconditiewaarden liggen tussen -20 en +20. Na de eerste 6 tot 20 minuten van uw activiteit, wordt de score van uw prestatieconditie op uw toestel weergegeven. Een score van +5 betekent bijvoorbeeld dat u fit en uitgerust bent en dat u de activiteit moet kunnen doorstaan. U kunt de prestatieconditie als een gegevensveld toevoegen aan een van uw trainingsschermen om uw prestaties tijdens de activiteit in de gaten te houden. De prestatieconditie kan ook een indicator van het vermoeidheidsniveau zijn, vooral aan het einde van een lange hardloopsessies of fietsritten.
OPMERKING: Het toestel vereist een aantal hardloopsessies of fietsritten met een hartslagmeter om een nauwkeurig geschat VO2 max. te verkrijgen en informatie te verzamelen over uw hardloop- of fietsprestaties (Over VO2 max. indicaties,
pagina 17).
Uw prestatieconditie weergeven
Voor deze functies is hartslagmeting aan de pols of een compatibele hartslagmeter met borstband vereist.
Voeg Prestatieconditie toe aan een gegevensscherm
1
(Gegevensschermen aanpassen, pagina 32). Ga een stuk hardlopen of fietsen.
2
Na 6 tot 20 minuten wordt uw prestatieconditie weergegeven. Blader naar het gegevensscherm om uw prestatieconditie
3
tijdens de volledige hardloopsessie of fietsrit te bekijken.

Lactaatdrempel

De lactaatdrempel is de trainingsintensiteit waarbij lactaat (melkzuur) zich begint op te hopen in de bloedbaan. Voor hardlopen is de lactaatdrempel een indicatie voor het inspannings- of temponiveau. Wanneer een hardloper deze drempel overschrijdt, begint de vermoeidheid sneller toe te nemen. Bij ervaren hardlopers ligt deze drempel op ongeveer 90% van de maximale hartslag en op het tempo tussen een race van 10 kilometer en een halve marathon. Bij minder ervaren hardlopers ligt de lactaatdrempel vaak ver onder 90% van de maximale hartslag. Kennis van uw lactaatdrempel kan u helpen te bepalen hoe hard u moet trainen of wanneer u tijdens een wedstrijd een beetje extra moet geven.
Als u de waarde voor uw lactaatdrempelhartslag al kent, kunt u deze invoeren in uw gebruikersprofielinstellingen (Uw
hartslagzones instellen, pagina 22).
Een begeleide test uitvoeren om uw lactaatdrempel te bepalen
Voor deze functie is een Garmin hartslagmeter met borstband vereist. Voordat u de begeleide test kunt uitvoeren, moet u een hartslagmeter omdoen en deze koppelen met uw toestel (De
draadloze sensoren koppelen, pagina 41).
Het toestel gebruikt informatie van uw gebruikersprofiel uit de basisinstellingen en uw geschat VO2 max. om uw
18 Hartslagmeetfuncties
lactaatdrempel te schatten. Het toestel detecteert uw lactaatdrempel automatisch tijdens hardlopen bij een constante, hoge intensiteit met hartslagmeter.
TIP: Dit toestel vereist een aantal hardloopsessies met een hartslagmeter met borstband om een nauwkeurige waarde voor maximale hartslag en een nauwkeurig geschat VO2 max. te verkrijgen. Als u geen schatting van uw lactaatdrempel kunt krijgen, probeer dan uw maximale hartslagwaarde handmatig te verlagen.
Selecteer op de wijzerplaat .
1
Selecteer een hardloopactiviteit voor buiten.
2
U hebt GPS nodig om de test uit te voeren. Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Training > Lactaatdrempel-test.
4
Start de timer en volg de instructies op het scherm.
5
Zodra u aan de hardloopsessie begint, geeft het toestel de duur van elke stap, het doel en de huidige hartslaggegevens weer. Als de test is voltooid, wordt een bericht weergegeven.
Na de begeleide test stopt u de timer en slaat u de activiteit
6
op. Als dit uw eerste lactaatdrempelschatting is, vraagt het
toestel u om uw hartslagzones bij te werken op basis van uw lactaatdrempelhartslag. Bij elke volgende lactaatdrempelschatting vraagt het toestel u om de schatting te accepteren of te weigeren.

Uw FTP-waarde schatten

Voordat u een schatting van uw functionele drempelvermogen (FTP) kunt verkrijgen, moet u een hartslagmeter om de borst en een vermogensmeter met uw toestel koppelen (De draadloze
sensoren koppelen, pagina 41) en moet u uw geschat VO2
max. verkrijgen (Geschat VO2 max. voor fietsen weergeven,
pagina 17).
Het toestel gebruikt informatie van uw gebruikersprofiel uit de basisinstellingen en uw geschat VO2 max. om uw FTP te schatten. Het toestel detecteert uw FTP automatisch tijdens fietsen bij een constante, hoge intensiteit met hartslag- en vermogensmeter.
Selecteer UP of DOWN om de prestatiewidget weer te
1
geven. Selecteer om door de prestatiemetingen te bladeren.
2
Uw geschatte FTP-waarde wordt weergegeven als een waarde gemeten in watt per kilogram, uw geleverde vermogen in watt en een positie op de kleurenbalk.
Paars Voortreffelijk
Blauw Uitstekend
Groen Goed
Oranje Redelijk
Rood Ongetraind
Raadpleeg de appendix (FTP-waarden, pagina 49) voor meer informatie.
OPMERKING: Als een prestatiemelding een nieuwe FTP meldt, kunt u Accepteer selecteren om de nieuwe FTP op te slaan of Weiger om uw huidige FTP te behouden.
Een FTP-test uitvoeren
Voordat u een test kunt doen om uw Functional Threshold Power (FTP) te bepalen, moet u een hartslagmeter om de borst en een vermogensmeter met uw toestel koppelen (De draadloze
sensoren koppelen, pagina 41) en moet u uw geschat VO2
max. verkrijgen (Geschat VO2 max. voor fietsen weergeven,
pagina 17).
OPMERKING: De FTP-test is een veeleisende workout van ongeveer 30 minuten. Kies een praktische en doorgaans vlakke
fietsroute waarop u snelheid geleidelijk kunt opvoeren, zoals in een tijdrit.
Selecteer op de wijzerplaat .
1
Selecteer een fietsactiviteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Training > FTP-test.
4
Volg de instructies op het scherm.
5
Zodra u aan de rit begint, geeft het toestel de duur van elke stap, het doel en de huidige vermogensgegevens weer. Als de test is voltooid, wordt een bericht weergegeven.
Na de begeleide test doorloopt u de cooldown, stopt u de
6
timer en slaat u de activiteit op. Uw FTP-waarde wordt weergegeven als een waarde
gemeten in watt per kilogram, uw geleverde vermogen in watt en een positie op de kleurenbalk.
Selecteer een optie:
7
• Selecteer Accepteer om de nieuwe FTP-waarde op te
slaan.
• Selecteer Weiger om uw huidige FTP-waarde te
behouden.

Trainingsstatus

Deze metingen zijn schattingen die u kunnen helpen om uw trainingsactiviteiten te volgen en te analyseren. Voor deze metingen zijn enkele activiteiten met polshartslagmeting of een compatibele hartslagmeter met borstband vereist. Voor fietsprestatiemetingen is een hartslagmeter en een vermogensmeter vereist.
Deze waarden worden geleverd en ondersteund door Firstbeat. Ga voor meer informatie naar garmin.com/performance-data
/running.
OPMERKING: De schattingen lijken In eerste instantie mogelijk onnauwkeurig. U moet een paar activiteiten voltooien zodat het toestel uw prestaties leert begrijpen.
Trainingsstatus: Trainingsstatus geeft het effect van uw
training op uw fitness en prestaties aan. Uw trainingsstatus is gebaseerd op wijzigingen in uw trainingsbelasting en VO2 max. gedurende langere tijd.
VO2 max.: VO2 max. is het maximale zuurstofvolume (in
milliliter) dat u kunt verbruiken per minuut, per kilo lichaamsgewicht tijdens maximale inspanning. Uw toestel geeft voor warmte en hoogte gecorrigeerde VO2 max.­waarden aan wanneer u acclimatiseert in zeer warme omgevingen of op grote hoogte.
Trainingsbelasting: Trainingsbelasting is het totaal van uw
extra zuurstofverbruik na een inspanning (Excess Post­exercise Oxygen Consumption (EPOC)) in de afgelopen 7 dagen. EPOC is een schatting van de hoeveelheid energie die uw lichaam nog heeft om te herstellen na een inspanning.
Focus trainingsbelasting: Uw toestel analyseert en verdeelt
uw trainingsbelasting in verschillende categorieën op basis van de intensiteit en structuur van elke vastgelegde activiteit. De focus trainingsbelasting omvat de totale verzamelde belasting per categorie en de focus van de training. Uw toestel geeft de verdeling van uw belasting over de laatste 4 weken weer.
Hartslagmeetfuncties 19
Hersteltijd: Hersteltijd geeft aan hoeveel tijd u nodig hebt om
volledig te herstellen en te kunnen beginnen aan uw volgende hardlooptraining.

Trainingsstatusniveaus

Trainingsstatus geeft het effect van uw training op uw fitnessniveau en prestaties aan. Uw trainingsstatus is gebaseerd op wijzigingen in uw trainingsbelasting en VO2 max. gedurende langere tijd. Met behulp van uw trainingsstatus kunt u toekomstige trainingen plannen en uw fitnessniveau blijven verbeteren.
Piek: Pieken betekent dat uw wedstrijdconditie optimaal is. Door
de onlangs verlaagde trainingsbelasting kan uw lichaam zich herstellen en eerdere trainingen volledig verwerken. U moet vooruit plannen, want u kunt deze piekstatus maar kort handhaven.
Productief: Met de huidige trainingsbelasting gaan uw
fitnessniveau en prestaties de goede kant op. U moet herstelperioden inlassen in uw training om uw fitnessniveau te handhaven.
Aanhouden: Uw huidige trainingsniveau is voldoende om uw
fitnessniveau te handhaven. Als u verbetering wilt zien, moet u proberen meer variatie aan te brengen in uw workouts of uw trainingsvolume te verhogen.
Herstel: Door de lichtere trainingsbelasting kan uw lichaam zich
herstellen, wat essentieel is tijdens lange perioden waarin u hard traint. U kunt de trainingsbelasting weer verhogen wanneer u voelt dat u er klaar voor bent.
Niet productief: Uw trainingsbelasting is in orde, maar uw
fitnessniveau daalt. Mogelijk lukt het uw lichaam niet om te herstellen. Daarom is het aan te raden uw algemene gezondheid (stress, voeding en rust) in de gaten te houden.
Onttrainen: Er is sprake van onttraining wanneer u gedurende
een week of langer veel minder traint dan gebruikelijk en dit invloed heeft op uw fitnessniveau. U kunt proberen uw trainingsbelasting te verhogen om de situatie te verbeteren.
Te intensief: Uw trainingsbelasting is zeer hoog en werkt
averechts. Uw lichaam heeft rust nodig. Gun uzelf de tijd om te herstellen door lichtere trainingen toe te voegen aan uw schema.
Geen status: Het toestel heeft een of twee weken aan
trainingshistorie nodig, inclusief activiteiten met VO2 max. resultaten van hardlopen of fietsen, om uw trainingsstatus te bepalen.
Tips voor het verkrijgen van uw trainingsstatus
De trainingsstatus is afhankelijk van de bijgewerkte beoordelingen van uw fitnessniveau, met minimaal twee VO2 max. metingen per week. Uw VO2 max. schatting wordt bijgewerkt na krachtige outdoor hardloop- of fietssessies waarin uw hartslag ten minste 70% van uw maximale hartslag heeft bereikt gedurende enkele minuten. Trail runs en indoor hardloopactiviteiten genereren geen VO2 max. schatting om de nauwkeurigheid van de metingen van uw fitnessniveau te behouden.
Volg deze tips om de functies Trainingsstatus optimaal te benutten.
• Ga ten minste twee keer per week buiten hardlopen of fietsen met een vermogensmeter, waarbij u een hartslag hoger dan 70% van uw maximale hartslag bereikt gedurende ten minste 10 minuten.
Als u het toestel een week lang hebt gebruikt, moet u kunnen beschikken over uw trainingsstatus.
• Registreer al uw fitnessactiviteiten op dit toestel of schakel de Physio TrueUp functie in, waarmee uw toestel meer over uw prestaties kan leren (Activiteiten en prestatiemetingen
synchroniseren, pagina 17).

Hartslag- en hoogteacclimatisatie

Omgevingsfactoren zoals hoge temperaturen en hoogte zijn van invloed op uw training en prestaties. Hoogtetraining kan bijvoorbeeld een positief effect hebben op uw conditie, maar op grote hoogtes kan uw VO2 max tijdelijk dalen. Uw fēnix toestel geeft meldingen en correcties van uw geschatte VO2 max. en trainingsstatus wanneer de temperatuur hoger is dan 22 °C (72 °F) en wanneer u zich op een hoogte boven 800 m (2625 ft.) bevindt. U kunt uw warmte- en hoogteacclimatisatie bijhouden in de Training status widget.
OPMERKING: De functie warmte-acclimatisering is alleen beschikbaar voor GPS-activiteiten en vereist weergegevens van uw verbonden smartphone. Volledige acclimatisering duurt minimaal 4 trainingsdagen.

Trainingsbelasting

Trainingsbelasting is een meting van uw trainingsvolume gedurende de afgelopen zeven dagen. Dit is het totaal van een meting van extra zuurstofverbruik na een inspanning (Excess Post-exercise Oxygen Consumption (EPOC)) in de afgelopen zeven dagen. De meter geeft aan of uw huidige belasting laag, hoog of binnen het optimale bereik ligt om uw conditie te behouden of verbeteren. Het optimale bereik wordt gebaseerd op uw individuele conditie en trainingsgeschiedenis. Het bereik past zich aan naarmate uw trainingstijd en intensiteit toeneemt of afneemt.

Focus trainingsbelasting

Om uw prestaties en de voordelen voor uw conditie te maximaliseren moet de training worden verdeeld in drie categorieën: laag aerobe, hoog aerobe en anaerobe. De focus van de trainingsbelasting geeft aan welk deel van uw training momenteel in welke categorie valt, en welke trainingsdoelen daarbij kunnen horen. U moet minimaal 7 dagen getraind hebben voordat bepaald kan worden of uw trainingsbelasting laag, optimaal of hoog is. Na 4 weken trainen bevat de geschiedenis van uw trainingsbelasting meer gedetailleerde doelinformatie waarmee u uw trainingsactiviteiten in balans kunt brengen.
Onder doel: Uw trainingsbelasting is in alle
intensiteitscategorieën lager dan optimaal. Probeer de duur of frequentie van uw workouts te verhogen.
Te weinig laag aerobe activiteiten: Probeer meer laag aerobe
activiteiten toe te voegen om te herstellen en tegenwicht te bieden aan uw activiteiten met een hogere intensiteit.
Te weinig hoog aerobe activiteiten: Probeer meer hoog
aerobe activiteiten toe te voegen om uw lactaatdrempel en VO2 max. langzaam te verbeteren.
Te weinig aerobe activiteiten: Probeer een paar intensieve,
anaerobe activiteiten toe te voegen om uw snelheid en anaerobe capaciteit langzaam te verbeteren.
Evenwichtig: Uw trainingsbelasting is in balans en biedt
uitgebreide conditievoordelen terwijl u verder traint.
Lage aerobe focus: Uw trainingsbelasting bestaat vooral uit
laag aerobe activiteiten. Dit biedt een stevige basis en bereidt u voor op intensievere workouts.
Hoge aerobe focus: Uw trainingsbelasting bestaat vooral uit
hoog aerobe activiteiten. Deze activiteiten helpen bij het verbeteren van de lactaatdrempel, VO2 max en uithoudingsvermogen.
Anaerobe focus: Uw trainingsbelasting bestaat vooral uit
intensieve activiteiten. Dit leidt tot snelle opbouw van conditie, maar moet in evenwicht worden gebracht met laag aerobe activiteiten.
Boven doel: Uw trainingsbelasting is hoger dan optimaal en u
moet overwegen om de duur en frequentie van uw workouts terug te brengen.
20 Hartslagmeetfuncties

Hersteltijd

U kunt uw Garmin toestel gebruiken met hartslagmeting aan de pols of met een compatibele hartslagmeter met borstband om de tijd weer te geven die resteert voordat u volledig bent hersteld en klaar bent voor uw volgende intensieve workout.
OPMERKING: De aanbevolen hersteltijd is gebaseerd op uw geschatte VO2 max. en lijkt aanvankelijk misschien onnauwkeurig. U moet een paar activiteiten voltooien zodat het toestel uw prestaties leert begrijpen.
De hersteltijd verschijnt direct na afloop van een activiteit. De tijd loopt af naar het optimale moment voor een nieuwe intensieve workout.
Uw hersteltijd weergeven
Stel uw gebruikersprofiel (Uw gebruikersprofiel instellen,
pagina 22) en maximale hartslag in (Uw hartslagzones instellen, pagina 22) voor de meest nauwkeurige schattingen.
Ga hardlopen.
1
Selecteer na het hardlopen Sla op.
2
De hersteltijd wordt weergegeven. De maximale tijd is 4 dagen.
OPMERKING: Selecteer UP of DOWN op de wijzerplaat om de Training status widget weer te geven en selecteer om door de metingen te bladeren en uw hersteltijd te bekijken.
Herstelhartslag
Als u traint met een hartslagmeter aan de pols of een compatibele hartslagmeter met borstband, kunt u uw herstelhartslag controleren na elke activiteit. Uw herstelhartslag is het verschil tussen uw hartslag tijdens de training en uw hartslag twee minuten na het einde van de training. Voorbeeld: Na een normale training stopt u de timer. Uw hartslag is 140 bpm. Na twee minuten rust of coolingdown is uw hartslag 90 bpm. Uw herstelhartslag is dan 50 bpm (140 min 90). Onderzoek heeft uitgewezen dat er een verband is tussen herstelhartslag en hartconditie. In het algemeen geldt dat hoe hoger de herstelhartslagwaarde is, hoe gezonder het hart.
TIP: De beste resultaten worden verkregen wanneer u gedurende twee minuten stopt met bewegen, terwijl het toestel uw herstelhartslagwaarde berekent. Nadat deze waarde wordt weergegeven, kunt u de activiteitgegevens opslaan of verwijderen.
Body Battery
Uw toestel analyseert de variatie in uw hartslag, uw stressniveau, slaapkwaliteit en activiteitsgegevens om uw algemene Body Battery niveau te bepalen. Net als een brandstofmeter van een auto, geeft het de hoeveelheid beschikbare reserve-energie aan. Het Body Battery niveaubereik ligt tussen 0 tot 100, waarbij 0 tot 25 staat voor een lage energiereserve, 26 tot 50 voor een gemiddelde energiereserve, 51 tot 75 voor een hoge energiereserve, en 76 tot 100 voor een zeer hoge energiereserve.
U kunt uw toestel synchroniseren met uw Garmin Connect account om uw meest actuele Body Battery niveau, trends op lange termijn en extra details te bekijken (Tips voor betere Body
Battery gegevens, pagina 21).

De Body Battery widget bekijken

De Body Battery widget geeft uw huidige Body Battery niveau weer en een grafiek van uw Body Battery niveau gedurende de laatste paar uur.
Selecteer UP of DOWN om de Body Battery widget weer te
1
geven. OPMERKING: U moet mogelijk de widget toevoegen aan uw
widgetlijst (De widgetlijst aanpassen, pagina 35). Selecteer om een gecombineerde grafiek van uw Body
2
Battery stressniveau weer te geven.
Met blauwe balken worden rustperioden weergegeven. De oranje balken geven stressperioden weer. Met grijze balken worden tijden weergegeven waarop u te actief was om uw stressniveau te bepalen.
Selecteer DOWN om uw Body Battery gegevens sinds
3
middernacht weer te geven.

Tips voor betere Body Battery gegevens

• Uw Body Battery niveau wordt bijgewerkt wanneer u uw toestel met uw Garmin Connect account synchroniseert.
• Draag het toestel tijdens het slapen voor nauwkeurigere resultaten.
• U kunt uw Body Battery aanvullen met rust en slaap.
• Inspannende activiteiten, veel stress en een slechte nachtrust kunnen een negatief effect op uw Body Battery hebben.
• Voedselinname, inclusief pepmiddelen zoals cafeïne, heeft geen invloed op uw Body Battery.

Pulse oxymeter

Het fēnix toestel beschikt over een pulse oxymeter op de pols om de perifere zuurstofsaturatie in uw bloed te meten. Als u uw zuurstofsaturatie weet, kunt u beter voor bergsporten en expedities bepalen hoe uw lichaam zich aanpast aan hoge hoogten.
U kunt handmatig beginnen met een pulse-oxymeterwaarde door de pulse-oxymeterwidget te bekijken (Pulse-
oxymetermetingen verzamelen, pagina 21). U kunt ook
doorlopende acclimatisatie inschakelen (Doorlopende
acclimatisatie inschakelen, pagina 22). Als u niet beweegt,
analyseert uw toestel uw zuurstofsaturatie en uw hoogte. Het hoogteprofiel geeft aan hoe uw pulse-oxymeterwaarden veranderen in verhouding tot uw hoogte.
Op het toestel wordt uw pulse-oxymeterwaarde als zuurstofsaturatiepercentage en een kleur in de grafiek weergegeven. In uw Garmin Connect account kunt u extra gegevens over uw pulse-oxymeterwaarden bekijken, inclusief trends over meerdere dagen.
Ga naar garmin.com/ataccuracy voor meer informatie over de nauwkeurigheid van de pulse oxymeter.
De percentageschaal van de zuurstofsaturatie.
Een grafiek met uw gemiddelde zuurstofsaturatiewaarden van de laatste 24 uur.
Uw meest recente zuurstofsaturatie.
De hoogteschaal.
Een grafiek met uw hoogtewaarden van de laatste 24 uur.

Pulse-oxymetermetingen verzamelen

U kunt op elk gewenst moment handmatig een pulse­oxymetermeting starten door de pulse-oxymeterwidget te bekijken. De widget geeft uw meest recente bloed zuurstofsaturatiepercentage, een grafiek met uw uurgemiddelden voor de laatste 24 uur, en een grafiek met uw hoogte voor de laatste 24 uur.
Pulse oxymeter 21
OPMERKING: De eerste keer dat u de pulse-oxymeterwidget opent, moet het toestel satellietsignalen ontvangen om de hoogte te bepalen. Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft gevonden.
Druk terwijl u zit of inactief bent op UP of DOWN om de
1
pulse-oxymeterwidget weer te geven. Druk op om de details van de widget weer te geven en een
2
pulsoxymetermeting te starten. Beweeg niet gedurende maximaal 30 seconden.
3
OPMERKING: Als u te actief bent, kan de smartwatch uw
zuurstofsaturatie niet bepalen en wordt er een bericht weergegeven in plaats van een percentage. Na enkele minuten inactiviteit kunt u uw zuurstofsaturatie opnieuw controleren. Voor het beste resultaat, houdt u de arm waaraan u het toestel draagt ter hoogte van uw hart terwijl het toestel de zuurstofsaturatie van uw bloed leest.
Selecteer om een grafiek van uw pulse-oxymeterwaarden
4
voor de laatste zeven dagen weer te geven.

Doorlopende acclimatisatie inschakelen

Houd MENU ingedrukt vanuit de pulse oxymeter-widget.
1
Selecteer Opties > Acclimatisering > Gehele dag.
2
Het toestel analyseert automatisch uw zuurstofsaturatie gedurende de dag, wanneer u niet beweegt.
OPMERKING: Het inschakelen van doorlopende acclimatisatie verkort de levensduur van de batterij.

Handmatige acclimatisatie inschakelen

Houd MENU ingedrukt vanuit de pulse oxymeter-widget.
1
Selecteer Opties > Acclimatisering > Handmatig.
2
Het toestel begint uw zuurstofsaturatie te meten wanneer u de pulse oxymeter-widget bekijkt.

Slaap bijhouden inschakelen op de pulsoximeter

U kunt uw toestel zo instellen dat het de saturatie van uw bloed continu meet terwijl u slaapt.
OPMERKING: Ongebruikelijke slaapposities kunnen een abnormaal lage SpO2-meting tijdens de slaap veroorzaken.
Houd MENU ingedrukt vanuit de pulse oxymeter-widget.
1
Selecteer Opties > Pulse Ox tijdens slaap > Aan.
2

Tips voor grillige pulse oxymeter-gegevens

Als pulse oxymeter-gegevens onregelmatig zijn of niet worden weergegeven, kunt u deze tips proberen.
• Beweeg niet terwijl het toestel de zuurstofsaturatie van uw bloed leest.
• Draag het toestel om uw pols, boven uw polsgewricht. Het toestel dient stevig vast te zitten, maar niet te strak.
• Houd de arm waaraan u het toestel draagt op de hoogte van uw hart terwijl het toestel de zuurstofsaturatie van uw bloed leest.
• Gebruik een silicone band.
• Zorg dat uw onderarm schoon en droog is voordat u het toestel omdoet.
• Zorg dat de huid onder het toestel niet is ingesmeerd met zonnebrandcrème, lotion of insectenwerende middelen.
• Zorg dat de optische sensor aan de achterkant van het toestel niet wordt bekrast.
• Spoel het toestel na elke training af met schoon water.

Training

Uw gebruikersprofiel instellen

U kunt uw persoonlijke gegevens instellen, zoals geslacht, geboortejaar, lengte, gewicht, hartslagzone en vermogenszone. Het toestel gebruikt deze informatie om nauwkeurige trainingsgegevens te berekenen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Gebruikersprofiel.
2
Selecteer een optie.
3

Fitnessdoelstellingen

Als u uw hartslagzones kent, kunt u uw conditie meten en verbeteren door de onderstaande principes te begrijpen en toe te passen.
• Uw hartslag is een goede maatstaf voor de intensiteit van uw training.
• Training in bepaalde hartslagzones kan u helpen uw cardiovasculaire capaciteit en kracht te verbeteren.
Als u uw maximale hartslag kent, kunt u de tabel (Berekeningen
van hartslagzones, pagina 23) gebruiken om de beste
hartslagzone te bepalen voor uw fitheidsdoeleinden. Als u uw maximale hartslag niet kent, gebruik dan een van de
rekenmachines die beschikbaar zijn op internet. Bij sommige sportscholen en gezondheidscentra kunt u een test doen om de maximale hartslag te meten. De standaard maximale hartslag is 220 min uw leeftijd.

Hartslagzones

Vele atleten gebruiken hartslagzones om hun cardiovasculaire kracht te meten en te verbeteren en om hun fitheid te verbeteren. Een hartslagzone is een bepaald bereik aan hartslagen per minuut. De vijf algemeen geaccepteerde hartslagzones zijn genummerd van 1 tot 5 op basis van oplopende intensiteit. Over het algemeen worden hartslagzones berekend op basis van de percentages van uw maximale hartslag.
Uw hartslagzones instellen
Het toestel gebruikt uw gebruikersprofiel uit de basisinstellingen om uw standaard hartslagzones te bepalen. U kunt afzonderlijke hartslagzones voor verschillende sportprofielen instellen, zoals hardlopen, fietsen en zwemmen. Stel uw maximale hartslag in voor de meest nauwkeurige caloriegegevens tijdens uw activiteit. U kunt ook iedere hartslagzone en uw hartslag in rust handmatig opgeven. U kunt uw zones handmatig aanpassen op het toestel of via uw Garmin Connect account.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Gebruikersprofiel > Hartslag > Hartslag.
2
Selecteer Maximum hartslag en voer uw maximale hartslag
3
in. U kunt de functie Automatische detectie gebruiken om uw
maximumhartslag tijdens een activiteit automatisch op te nemen (Prestatiemetingen automatisch detecteren,
pagina 17).
Selecteer LDHS > Voer handmatig in en voer uw
4
lactaatdrempelhartslag in. U kunt een begeleide test uitvoeren om uw lactaatdrempel in
te schatten (Lactaatdrempel, pagina 18). U kunt de functie Automatische detectie gebruiken om uw lactaatdrempel tijdens een activiteit automatisch op te nemen (Prestatiemetingen automatisch detecteren, pagina 17).
Selecteer Rust HS en geef uw hartslag in rust op.
5
U kunt de gemiddelde hartslag in rust op basis van uw toestel gebruiken, of u kunt een aangepaste hartslag in rust instellen.
Selecteer Zones > Op basis van.
6
22 Training
Selecteer een optie:
7
• Selecteer BPM om de zones in aantal hartslagen per
minuut weer te geven en te wijzigen.
• Selecteer % Max. HS om de zones als een percentage
van uw maximale hartslag weer te geven en te wijzigen.
• Selecteer %HSR om de zones als een percentage van uw
hartslagreserve weer te geven en te wijzigen (maximale hartslag min hartslag in rust).
• Selecteer %LDHS om de zones als een percentage van
uw lactaatdrempelhartslag weer te geven en te wijzigen.
Selecteer een zone en voer een waarde in voor elke zone.
8
Selecteer Voeg sporthartslag toe en selecteer een
9
sportprofiel om een afzonderlijke hartslagzone in te stellen (optioneel).
Herhaal stap om sporthartslagzones toe te voegen
10
(optioneel).
Uw hartslagzones laten instellen door het toestel
Met de standaardinstellingen kan het toestel uw maximale hartslag detecteren en uw hartslagzones instellen als een percentage van uw maximale hartslag.
• Controleer of uw gebruikersprofielinstellingen correct zijn (Uw
gebruikersprofiel instellen, pagina 22).
• Ga vaak hardlopen met de hartslagmeter rond de borst of pols.
• Probeer een aantal van de hartslagtrainingsplannen die beschikbaar zijn in uw Garmin Connect account.
• Bekijk uw hartslagtrends en -tijden in zones via uw Garmin Connect account.
Berekeningen van hartslagzones
Zone % van
maximale hartslag
1 50–60% Ontspannen, comfortabel
2 60–70% Comfortabel tempo, iets
3 70–80% Gematigd tempo, gesprek
4 80–90% Hoog tempo en enigszins
5 90–100% Sprinttempo, kan niet lang
Waargenomen inspanning
tempo, regelmatige adem­haling
diepere ademhaling, gesprek voeren is mogelijk
voeren iets lastiger
oncomfortabel; zware ademhaling
worden volgehouden; ademhaling zwaar
Voordelen
Aerobische training voor beginners, verlaagt het stressni­veau
Standaardcardiovas­culaire training; korte herstelperiode
Verbeterde aerobi­sche capaciteit, optimale cardiovascu­laire training
Verbeterde anaerobi­sche capaciteit en drempel, hogere snelheid
Anaerobisch en musculair uithou­dingsvermogen; meer kracht

Uw vermogenszones instellen

De waarden voor de zones zijn standaardwaarden op basis van geslacht, gewicht en gemiddelde vaardigheid en komen mogelijk niet overeen met uw persoonlijke vaardigheden. Als u weet wat uw FTP-waarde (Functional Threshold Power) is, kunt u deze opgeven zodat de software automatisch uw vermogenszones kan berekenen. U kunt uw zones handmatig aanpassen op het toestel of via uw Garmin Connect account.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Gebruikersprofiel > Vermogenszones > Op
2
basis van.
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Watt om de zones in watt weer te geven en te
wijzigen.
• Selecteer % FTP om de zones als een percentage van uw
FTP-waarde (Functional Threshold Power) weer te geven en te wijzigen.
Selecteer FTP en voer uw FTP-waarde in.
4
Selecteer een zone en voer een waarde in voor elke zone.
5
Selecteer zo nodig Minimum en voer een minimale
6
vermogenswaarde in.

Activiteiten volgen

De functie voor het volgen van activiteiten houdt uw dagelijkse stappentelling, afgelegde afstand, minuten intensieve training, opgelopen trappen, verbrande calorieën en slaapstatistieken bij voor elke vastgelegde dag. Uw verbrande calorieën omvatten uw gewone stofwisseling plus door activiteiten verbrande calorieën.
Het aantal stappen dat u gedurende de dag hebt gezet, wordt weergegeven in de stappenwidget. Het aantal stappen wordt regelmatig bijgewerkt.
Ga naar garmin.com/ataccuracy voor meer informatie over activiteiten-tracking en de nauwkeurigheid van fitnessgegevens.

Automatisch doel

Uw toestel maakt automatisch een dagelijks stapdoel dat is gebaseerd op uw voorgaande activiteitenniveaus. Wanneer u tijdens de dag beweegt, toont het toestel hoe u het aantal
stappen van uw stapdoel nadert .
Als u de functie Automatisch doel niet wilt gebruiken, kunt u een persoonlijk stapdoel instellen via uw Garmin Connect account.

De bewegingswaarschuwing gebruiken

Langdurig zitten kan leiden tot ongewenste veranderingen in uw metabolisme. De bewegingswaarschuwingen sporen u aan om te blijven bewegen. Na een uur inactiviteit worden Beweeg! en de rode balk weergegeven. Vervolgens verschijnen extra segmenten in de balk na elke volgende 15 minuten inactiviteit. Het toestel laat ook een pieptoon horen of trilt als geluidssignalen zijn ingeschakeld (Systeeminstellingen,
pagina 39).
Maak een korte wandeling (minimaal enkele minuten) om de waarschuwing te verwijderen.

Slaap bijhouden

Het toestel detecteert automatisch uw slaap wanneer u slaapt en het houdt uw bewegingen bij gedurende uw normale slaaptijden. U kunt uw normale slaaptijden instellen in de gebruikersinstellingen van uw Garmin Connect account. Slaapstatistieken omvatten het totale aantal uren slaap, slaapniveaus en perioden van beweging tijdens de slaap. U kunt uw slaapstatistieken inzien via uw Garmin Connect account.
OPMERKING: Dutjes worden niet aan uw slaapstatistieken toegevoegd. U kunt de modus Niet storen gebruiken om de meldingen en waarschuwingen uit te schakelen; alarmen worden hierdoor niet uitgeschakeld (De modus Niet storen
gebruiken, pagina 24).
Uw slaap automatisch bijhouden
Draag het toestel terwijl u slaapt.
1
Training 23
Upload uw slaapgegevens naar de Garmin Connect site
2
(Gegevens handmatig synchroniseren met Garmin Connect,
pagina 10).
U kunt uw slaapstatistieken inzien via uw Garmin Connect account.
De modus Niet storen gebruiken
U kunt de modus Niet storen gebruiken om de schermverlichting, geluidssignalen en trilsignalen uit te schakelen. U kunt deze modus bijvoorbeeld gebruiken als u slaapt of naar een film kijkt.
OPMERKING: U kunt uw normale slaaptijden instellen in de gebruikersinstellingen van uw Garmin Connect account. U kunt de optie In slaapstand inschakelen in de systeeminstellingen om de modus Niet storen automatisch te activeren tijdens uw normale slaaptijden (Systeeminstellingen, pagina 39).
Houd LIGHT ingedrukt.
1
Selecteer .
2

Minuten intensieve training

Om uw gezondheid te verbeteren, adviseren organisaties als de World Health Organization, ten minste 150 minuten activiteit per week met gemiddelde inspanning, zoals wandelen met verende tred, of 75 minuten activiteit per week met intensieve inspanning, zoals hardlopen.
Het toestel registreert de intensiviteit van uw activiteit en de tijd die u besteedt aan activiteiten van gemiddelde tot hoge intensiviteit (hartslaggegevens zijn vereist om hoge intensiviteit te kwantificeren). Om het aantal minuten dat u per week wilt besteden aan een intensieve activiteit te behalen, moet u deelnemen aan ten minste 10 opeenvolgende activiteiten van gemiddelde tot hoge intensiviteit. Het toestel telt het aantal minuten gemiddelde intensiviteit op bij het aantal minuten hoge intensiviteit. Na optelling is het totale aantal minuten hoge intensiviteit verdubbeld.
Minuten intensieve training opbouwen
Uw fēnix toestel berekent het aantal minuten intensieve training door uw hartslaggegevens te vergelijken met uw gemiddelde hartslag in rust. Als de hartslag is uitgeschakeld, berekent het toestel het aantal minuten gemiddelde inspanning door het aantal stappen per minuut te analyseren.
• Begin een activiteit met tijdmeting voor de meest nauwkeurige berekening van het aantal minuten intensieve training.
• Sport minimaal 10 minuten bij een gemiddeld of inspannend intensiteitsniveau.
• Draag uw toestel dag en nacht om uw hartslag in rust zo nauwkeurig mogelijk te meten.
Garmin Move IQ
Als u in een regelmatig patroon beweegt, detecteert de functie Move IQ de activiteit automatisch en wordt deze in uw tijdlijn weergegeven. De Move IQ activiteiten geven het type activiteit en de duur weer, maar deze worden niet weergegeven in uw activiteitenlijst of nieuwsfeed. U kunt een activiteit met tijdmeting vastleggen op uw toestel als u meer details en nauwkeurigheid wenst.

Instellingen voor activiteiten volgen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Activiteiten volgen. Status: Hiermee worden de functies voor het volgen van
activiteiten uitgeschakeld.
Bewegingsmelding: Geeft een bericht en de bewegingsbalk
weer op de digitale watch face en het stappenscherm. Het toestel laat ook een pieptoon horen of trilt als geluidssignalen zijn ingeschakeld (Systeeminstellingen, pagina 39).
Doelwaarschuwingen: Hiermee kunt u doelwaarschuwingen
aan- en uitzetten of ze alleen uitzetten tijdens activiteiten. Doelwaarschuwingen worden weergegeven voor uw
dagelijkse stappendoel, het doel voor het dagelijkse aantal opgelopen trappen en het doel voor het wekelijkse aantal minuten intensieve training.
Move IQ: Hiermee kunt u Move IQ gebeurtenissen in- en
uitschakelen.
Pulse Ox tijdens slaap: Hiermee kan uw toestel Pulse
Oxymeterwaarden opnemen terwijl u slaapt.
Activiteiten volgen uitschakelen
Als u het volgen van activiteiten uitschakelt, worden het aantal stappen, het aantal opgelopen trappen, het aantal minuten intensieve training, uw slaaptijd en Move IQ gebeurtenissen niet vastgelegd.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten volgen > Status > Uit.
2

Workouts

U kunt aangepaste workouts maken met doelen voor elke workoutstap en voor verschillende afstanden, tijden en calorieën. U kunt workouts maken met Garmin Connect of een trainingsplan selecteren met ingebouwde workouts van Garmin Connect en deze overzetten naar uw toestel.
U kunt workouts plannen met behulp van Garmin Connect. U kunt workouts van tevoren plannen en ze opslaan in het toestel.

Een workout vanuit Garmin Connect volgen

Voordat u een workout kunt downloaden van Garmin Connect, moet u beschikken over een Garmin Connect account (Garmin
Connect, pagina 9).
Selecteer een optie:
1
• Open de Garmin Connect app.
• Ga naar connect.garmin.com. Maak een workout en sla deze op.
2
Selecteer of Verzend naar toestel.
3
Volg de instructies op het scherm.
4

Een workout beginnen

Voordat u een workout kunt beginnen, moet u een workout downloaden van uw Garmin Connect account.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Training > Mijn workouts.
4
Selecteer een workout.
5
OPMERKING: Alleen workouts die compatibel zijn met de
geselecteerde activiteit worden in de lijst weergegeven. Selecteer Start workout.
6
Druk op om de activiteitentimer te starten.
7
Nadat een workout is gestart, geeft het toestel de verschillende onderdelen van de workout, stapnotities (optioneel), het doel (optioneel) en de huidige workoutgegevens weer.

De trainingsagenda

De trainingsagenda op uw toestel is een uitbreiding van de trainingsagenda of het trainingsschema dat u hebt ingesteld in Garmin Connect. Nadat u workouts hebt toegevoegd aan de Garmin Connect agenda kunt u ze naar uw toestel verzenden. Alle geplande workouts die naar het toestel worden verzonden, worden weergegeven in de agenda-widget. Wanneer u een dag selecteert in de agenda, kunt u de workout weergeven of uitvoeren. De geplande workout blijft aanwezig op uw toestel, ongeacht of u deze voltooit of overslaat. Als u geplande workouts verzendt vanaf Garmin Connect, wordt de bestaande trainingsagenda overschreven.
24 Training
Garmin Connect trainingsplannen gebruiken
Voordat u een trainingsplan kunt downloaden en gebruiken vanaf Garmin Connect, moet u over een Garmin Connect account beschikken (Garmin Connect, pagina 9), en moet u het fēnix toestel met een compatibele smartphone koppelen.
Selecteer op de Garmin Connect app of .
1
Selecteer Training > Trainingsplannen.
2
Selecteer en plan een trainingsplan.
3
Volg de instructies op het scherm.
4
Bekijk het trainingsplan in uw agenda.
5
Aangepaste trainingsplannen
Uw Garmin Connect account bevat een aangepast trainingsplan en Garmin coach die bij uw trainingsdoelen passen. U kunt bijvoorbeeld een paar vragen beantwoorden en een plan vinden om u te helpen een 5 km race te voltooien. Het plan past zich aan uw huidige fitnessniveau, coachings- en planningsvoorkeuren en de racedatum aan. Wanneer u een plan start, wordt de Garmin Coach widget aan de op uw fēnix toestel weergegeven widgets toegevoegd.
Workout van vandaag starten
Nadat u een Garmin Coach trainingsplan naar uw toestel hebt verzonden, wordt de Garmin Coach widget in uw widgetlijst weergegeven.
Selecteer op de watch face UP of DOWN om de Garmin
1
Coach widget weer te geven. Als een workout voor deze activiteit gepland is voor vandaag,
wordt op het toestel de naam van de workout weergegeven en wordt u gevraagd deze workout te starten.
Selecteer .
2
Selecteer Bekijk om de workoutstappen weer te geven
3
(optioneel). Selecteer Start workout.
4
Volg de instructies op het scherm.
5

Intervalworkouts

U kunt intervalworkouts maken op basis van afstand of tijd. Het toestel slaat uw aangepaste intervalworkouts op totdat u een nieuwe intervalworkout maakt. U kunt een interval met een open einde gebruiken voor het vastleggen van uw workoutgegevens wanneer u een bekende afstand aflegt.

Een intervalworkout maken

Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Training > Intervallen > Wijzig > Interval > Type.
4
Selecteer Afstand, Tijd of Open.
5
TIP: U kunt een interval met een open einde maken door het
type in te stellen op Open. Selecteer indien nodig Duur, voer een afstands- of
6
tijdsintervalwaarde voor de workout in en selecteer het . Druk op BACK.
7
Selecteer Rust > Type.
8
Selecteer Afstand, Tijd of Open.
9
Voer indien nodig een waarde in voor de afstand of tijd van
10
het rustinterval en selecteer het . Druk op BACK.
11
Selecteer een of meer opties:
12
• Selecteer Herhaal om het aantal herhalingen in te stellen.
• Selecteer Warm-up > Aan om een warming-up met een
open einde toe te voegen aan uw workout.
• Selecteer Cooldown > Aan om een coolingdown met een
open einde toe te voegen aan uw workout.

Een intervalworkout starten

Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Training > Intervallen > Start workout.
4
Druk op om de activiteitentimer te starten.
5
Als uw intervalworkout een warming-up heeft, drukt u op LAP
6
om aan het eerste interval te beginnen. Volg de instructies op het scherm.
7
Wanneer u alle intervallen hebt voltooid, wordt een bericht weergegeven.

Een intervalworkout stoppen

• U kunt op elk moment LAP selecteren om de huidige interval
of rustperiode te stoppen en naar de volgende interval of rustperiode te gaan.
• Nadat alle intervallen en rustperioden zijn voltooid, selecteert
u LAP om de intervalworkout te beëindigen en over te schakelen naar een timer die kan worden gebruikt voor een cooling-down.
• U kunt op elk gewenst moment selecteren om de activiteitentimer te stoppen. U kunt de timer weer starten of de intervalworkout beëindigen.

Segmenten

U kunt hardloop- of fietssegmenten vanuit uw Garmin Connect account naar uw toestel verzenden. Nadat een segment is opgeslagen op uw toestel, kunt u een segment racen en proberen om uw persoonlijke record of andere deelnemers die het segment hebben gereden te evenaren of te overtreffen.
OPMERKING: Als u een route downloadt via uw Garmin Connect account, kunt u alle beschikbare segmenten op die route downloaden.
Strava™ segmenten
U kunt Strava segmenten downloaden op uw fēnix toestel. Volg Strava segmenten om uw prestaties te vergelijken met uw prestaties in vorige ritten en die van vrienden en profs die hetzelfde segment hebben gereden.
Als u zich wilt aanmelden voor Strava lidmaatschap, gaat u naar de widget Segmenten in uw Garmin Connect account. Ga voor meer informatie naar www.strava.com.
De informatie in deze handleiding is van toepassing op zowel Garmin Connect segmenten als Strava segmenten.

Segmentgegevens weergeven

Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Training > Segmenten.
4
Selecteer een segment.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Racetijd om de tijd en de gemiddelde snelheid
of het gemiddelde tempo van de segmentleider weer te geven.
• Selecteer Kaart om het segment op de kaart weer te
geven.
• Selecteer Hoogteprofiel om een hoogtegrafiek van het
segment weer te geven.

Tegen een segment racen

Segmenten zijn virtuele parcoursen. U kunt racen tegen een segment en uw prestaties vergelijken met uw eerdere prestaties,
Training 25
of met die van andere deelnemers, connecties in uw Garmin Connect account of andere leden van de hardloop- of fietscommunity. U kunt uw activiteitgegevens uploaden naar uw Garmin Connect om uw segmentpositie te bekijken.
OPMERKING: Als uw Garmin Connect account en Strava account zijn gekoppeld, wordt uw activiteit automatisch verzonden naar uw Strava account, zodat u uw segmentpositie kunt bekijken.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Ga een stuk hardlopen of fietsen.
3
Als u een segment nadert, wordt een bericht weergegeven en kunt u tegen het segment racen.
Start met racen tegen het segment.
4
Als het segment is voltooid, wordt een bericht weergegeven.

Een segment instellen op automatisch aanpassen

U kunt uw toestel instellen om de voorspelde racetijden van een segment automatisch aan te passen op basis van uw prestatiemeting tijdens het segment.
OPMERKING: Deze instelling is standaard ingeschakeld voor alle segmenten.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Training > Segmenten > Automatische
4
inspanning.
Virtual Partner® gebruiken
Uw Virtual Partner is een trainingshulpmiddel dat u helpt bij het bereiken van uw trainingsdoelen. U kunt een tempo voor uw Virtual Partner instellen en daartegen racen.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle activiteiten.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Gegevensschermen > Voeg toe > Virtual
5
Partner.
Voer een waarde in voor de snelheid of het tempo.
6
Druk op UP of DOWN om de locatie van het Virtual Partner
7
scherm te wijzigen (optioneel). Begin uw activiteit (Een activiteit starten, pagina 3).
8
Druk op UP of DOWN om naar het Virtual Partner scherm te
9
bladeren en te zien wie er aan kop ligt.

Een trainingsdoel instellen

De trainingsdoelfunctie werkt samen met de Virtual Partner functie , zodat u een trainingsdoel kunt instellen voor afstand, afstand en tijd, afstand en tempo of afstand en snelheid. Tijdens uw trainingsactiviteit geeft het toestel u real-time feedback over uw vordering ten aanzien van het bereiken van uw trainingsdoel.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Training > Stel een doel in.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Alleen afstand om een vooraf ingestelde
afstand te selecteren of voer een aangepaste afstand in.
• Selecteer Afstand en tijd om een afstands- en tijdsdoel te
selecteren.
• Selecteer Afstand en tempo of Afstand en snelheid om
uw afstands- en tempodoel of uw afstands- en snelheidsdoel in te stellen.
Het trainingsdoelscherm wordt weergegeven met daarop uw geschatte finishtijd. De geschatte finishtijd is gebaseerd op uw huidige prestaties en de resterende tijd.
Druk op om de activiteitentimer te starten.
6

Een trainingsdoel annuleren

Houd tijdens de activiteit MENU ingedrukt.
1
Selecteer Annuleer doel > Ja.
2

Racen tegen een eerder voltooide activiteit

U kunt racen tegen een eerder vastgelegde of gedownloade activiteit. Deze functie werkt samen met de Virtual Partner functie, zodat u tijdens de activiteit kunt zien hoe ver u voor of achter ligt.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle activiteiten.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Training > Race een activiteit.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Uit geschiedenis om een eerder op uw toestel
geregistreerde activiteit te selecteren.
• Selecteer Gedownload om een activiteit te selecteren die
u via uw Garmin Connect account hebt gedownload.
Selecteer de activiteit.
6
Het Virtual Partner scherm wordt weergegeven met daarop uw geschatte finishtijd.
Druk op om de activiteitentimer te starten.
7
Nadat u uw activiteit hebt voltooid, drukt u op en selecteert
8
u Sla op.

Persoonlijke records

Bij het voltooien van een activiteit worden op het toestel eventuele nieuwe persoonlijke records weergegeven die u tijdens deze activiteit hebt gevestigd. Tot de persoonlijke records behoren uw snelste tijd over verschillende standaardloopafstanden, en de langste hardloopsessie, rit of zwemafstand.
OPMERKING: Tot de persoonlijke records bij fietsen behoren ook grootste stijging en beste vermogen (vermogensmeter vereist).

Uw persoonlijke records weergeven

Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Geschiedenis > Records.
2
Selecteer een sport.
3
Selecteer een record.
4
Selecteer Bekijk record.
5

Een persoonlijk record herstellen

U kunt elk persoonlijk record terugzetten op de vorige waarde.
Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Geschiedenis > Records.
2
Selecteer een sport.
3
Selecteer een record om te herstellen.
4
Selecteer Vorige > Ja.
5
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.
26 Training

Een persoonlijk record verwijderen

Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Geschiedenis > Records.
2
Selecteer een sport.
3
Selecteer een record om te verwijderen.
4
Selecteer Wis record > Ja.
5
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.

Alle persoonlijke records verwijderen

Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Geschiedenis > Records.
2
Selecteer een sport.
3
Selecteer Wis alle records > Ja.
4
Alleen de records voor die sport worden verwijderd. OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.

Klokken

Een alarm instellen

U kunt meerdere alarmen instellen. U kunt een alarm één keer of met regelmatige tussenpozen laten afgaan.
Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Klokken.
2
Druk op UP of DOWN om door scherm met alarmen te
3
bladeren. Selecteer een optie:
4
• Als u voor de eerste keer een alarm wilt instellen,
selecteert u Stel alarmen in.
• Als u extra alarmen wilt instellen, drukt u op en
selecteert u Voeg alarm toe.
Voer de wektijd in.
5
Selecteer indien nodig het alarm en selecteer een optie:
6
• Selecteer Status om het alarm in of uit te schakelen.
• Selecteer Tijd en wijzig de alarmtijd.
• Selecteer Herhaal en selecteer wanneer het alarm moet
worden herhaald.
• Selecteer Geluiden en vervolgens een type melding.
• Selecteer Schermverlichting > Aan om de
schermverlichting in te schakelen bij het alarm.
• Selecteer Label en kies een beschrijving voor het alarm.

Een alarm verwijderen

Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Klokken.
2
Druk op UP of DOWN om door scherm met alarmen te
3
bladeren. Druk op .
4
Selecteer een alarm.
5
Selecteer Verwijder.
6

De afteltimer instellen

Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Klokken.
2
Druk op UP of DOWN om naar het scherm Timers te
3
bladeren. Selecteer Stel Snelle timer in.
4
Voer de tijd in.
5
Houd indien nodig MENU ingedrukt en selecteer een optie:
6
• Selecteer Start opnieuw > Aan om de timer automatisch
opnieuw te starten als deze is verlopen.
• Selecteer Geluiden en vervolgens een type melding. Druk op om de timer te starten.
7

Een snelle timer opslaan

U kunt maximaal tien verschillende snelle timers instellen.
Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Klokken.
2
Druk op UP of DOWN om naar het scherm Timers te
3
bladeren. Selecteer een optie:
4
• Als u voor de eerste keer een snelle timer wilt instellen,
selecteert u Stel Snelle timer in, voert u de tijd in, drukt u op MENU en selecteert u Timer opslaan.
• Als u extra snelle timers wilt opslaan, drukt u op ,
selecteert u Voeg timer toe en voert u de tijd in.

Een timer verwijderen

Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Klokken.
2
Druk op UP of DOWN om naar het scherm Timers te
3
bladeren. Druk op .
4
Selecteer een timer.
5
Druk op MENU.
6
Selecteer Verwijder.
7

De stopwatch gebruiken

Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Klokken.
2
Druk op UP of DOWN om door het stopwatchscherm te
3
bladeren. Druk op .
4
Druk op om de timer te starten.
5
Druk op LAP om de rondetimer opnieuw te starten.
6
De totale stopwatchtijd blijft lopen. Druk op om de timer te stoppen.
7
Selecteer een optie:
8
• Druk op DOWN om beide timers te resetten.
• Als u de rondetimers wilt bekijken, drukt u op MENU en
selecteert u Bekijk.
• Als u de stopwatch-tijd wilt opslaan als een activiteit, drukt
u op MENU en selecteert u Sla activiteit op.
• Als u de stopwatch wilt afsluiten, drukt u op MENU en
selecteert u OK.

Andere tijdzones toevoegen

U kunt het huidige tijdstip van de dag in extra tijdzones weergeven in de widget Tijdzones hoogte. U kunt maximaal vier andere tijdzones toevoegen.
Klokken 27
OPMERKING: Mogelijk dient u de widget Tijdzones hoogte toe te voegen aan de widgetlijst.
Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Klokken.
2
Druk op UP of DOWN om door het tijdzonescherm te
3
bladeren. Selecteer een optie:
4
• Als u voor de eerste keer een tijdzone wilt instellen,
selecteert u Stel tijdzones in > Zone toevoegen.
• Als u extra tijdzones wilt instellen, drukt u op en
selecteert u Zone toevoegen.
Kies een tijdzone.
5
Wijzig indien nodig de naam van de zone.
6

Navigatie

Uw locatie bewaren

U kunt uw huidige locatie opslaan om er later naartoe terug te kunnen navigeren.
OPMERKING: U kunt opties toevoegen aan het bedieningsmenu (Het bedieningsmenu aanpassen, pagina 37).
Houd LIGHT ingedrukt.
1
Selecteer .
2
Volg de instructies op het scherm.
3

Uw opgeslagen locaties verwijderen

U kunt een opgeslagen locatie verwijderen of de naam en de hoogte- en positiegegevens ervan wijzigen.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer Navigeer > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een opgeslagen locatie.
3
Selecteer een optie om de locatie te bewerken.
4

Een waypoint projecteren

U kunt een nieuwe locatie maken door de afstand en peiling te projecteren vanaf uw huidige locatie naar een nieuwe locatie.
OPMERKING: Mogelijk moet u de app Projec. wayp toevoegen aan de lijst met activiteiten en apps.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer Projec. wayp.
2
Druk op UP of DOWN om de koers in te stellen.
3
Druk op .
4
Druk op DOWN om een meeteenheid te selecteren.
5
Druk op UP om de afstand in te voeren.
6
Druk op om op te slaan.
7
Het geprojecteerde waypoint wordt opgeslagen onder een standaardnaam.

Navigeren naar een bestemming

U kunt uw toestel gebruiken om naar een bestemming te navigeren of om een koers te volgen.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Navigatie.
4
Selecteer een categorie.
5
Kies een bestemming door de vragen op het scherm te
6
beantwoorden. Selecteer Ga naar.
7
Navigatie-informatie wordt weergegeven. Druk op om de navigatie te starten.
8

Naar een nuttig punt navigeren

Als de op uw toestel geïnstalleerde kaartgegevens nuttige punten omvatten, kunt daar naartoe navigeren.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Navigatie > Nuttige punten en selecteer
4
vervolgens een categorie. Een lijst van nuttige punten in de buurt van uw locatie wordt
weergegeven. Selecteer indien nodig een optie:
5
• Als u in de buurt van een andere locatie wilt zoeken,
selecteert u Zoek nabij en vervolgens een locatie.
• Als u op naam naar een nuttig punt wilt zoeken, selecteert
u Spelzoeken en voert u een naam in. Selecteer daarna Zoek nabij en tot slot een locatie.
Selecteer een van de nuttige punten in de zoekresultaten.
6
Selecteer Ga.
7
Navigatie-informatie wordt weergegeven. Druk op om de navigatie te starten.
8

Nuttige punten

Een nuttig punt is een plek met een voor u nuttige of interessante functie. Nuttige punten worden gegroepeerd in categorieën en omvatten bekende reisdoelen als tankstations, restaurants, hotels en entertainmentcentra.

Een koers maken en volgen op uw toestel

Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Navigatie > Koersen > Maak nieuw.
4
Geef een naam op voor de koers en selecteer .
5
Selecteer Voeg locatie toe.
6
Selecteer een optie.
7
Herhaal indien nodig de stappen 6 en 7.
8
Selecteer OK > Start koers.
9
Er wordt navigatie-informatie weergegeven. Druk op om te beginnen met navigeren.
10

Een rondrit maken

Het toestel kan een rondrit maken op basis van de opgegeven afstand en de navigatierichting.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer Hardlopen of Fietsen.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Navigatie > Rondrit.
4
Voer de totale afstand voor de koers in.
5
Selecteer een richting.
6
Er worden maximaal drie koersen gemaakt. Druk op DOWN als u de koersen wilt weergeven.
Druk op om een locatie op te selecteren.
7
Selecteer een optie:
8
• Selecteer Ga om te beginnen met navigeren.
• Selecteer Kaart als u de koers op de kaart wilt weergeven
en wilt schuiven of in- of uitzoomen op de kaart.
28 Navigatie
• Selecteer Afslag-voor-afslag als u een lijst met afslagen
in de koers wilt weergeven.
• Selecteer Hoogteprofiel om een hoogtegrafiek van de
koers weer te geven.
• Selecteer Sla op om de koers op te slaan.
• Selecteer Categorieën bekijken als u een lijst met
stijgingen in de koers wilt weergeven.

Een Man-overboord-locatie markeren en de navigatie ernaartoe starten

U kunt een Man-overboord-locatie (MOB) opslaan en de navigatie naar dat punt automatisch starten.
TIP: U kunt de functie voor het ingedrukt houden van de knoppen aanpassen om toegang te krijgen tot de MOB-functie (De sneltoetsen aanpassen, pagina 40).
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Navigatie > Laatste MOB.
4
Er wordt navigatie-informatie weergegeven.

Navigeren met Peil en ga

U kunt het toestel op een object in de verte richten, bijvoorbeeld een watertoren, de richting vergrendelen en dan naar het object navigeren.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Navigatie > Peil en ga.
4
Wijs met de bovenkant van de smartwatch naar een object
5
en druk op . Er wordt navigatie-informatie weergegeven. Druk op om te beginnen met navigeren.
6

Tijdens een activiteit navigeren naar uw vertrekpunt

U kunt in een rechte lijn of langs de afgelegde route terug navigeren naar het vertrekpunt van uw huidige activiteit. Deze functie is alleen beschikbaar voor activiteiten waarbij GPS wordt gebruikt.
Druk tijdens een activiteit op .
1
Selecteer Terug naar start en selecteer een optie:
2
• Selecteer TracBack om langs de afgelegde route naar het
startpunt van uw activiteit te navigeren.
• Als u niet over een ondersteunde kaart beschikt of als u
directe routebepaling gebruikt, selecteert u Route om in een rechte lijn naar het startpunt van uw activiteit te navigeren.
• Als u directe routebepaling niet gebruikt, selecteert u
Route om met behulp van een uitgebreide routebeschrijving naar het startpunt van uw activiteit te navigeren.
Uw huidige locatie , het te volgen spoor en uw bestemming worden op de kaart weergegeven.

Routeaanwijzingen weergeven

U kunt een lijst van afslag-voor-afslag aanwijzingen weergeven voor uw route.
Houd tijdens het navigeren MENU ingedrukt.
1
Selecteer Afslag-voor-afslag.
2
Er wordt een lijst met afslag-voor-afslag aanwijzingen weergegeven.
Druk op DOWN om meer richtingen weer te geven.
3

Navigeren naar het vertrekpunt van een opgeslagen activiteit

U kunt in een rechte lijn of langs de door u afgelegde route terug navigeren naar het vertrekpunt van uw activiteit. Deze functie is alleen beschikbaar voor activiteiten waarbij GPS wordt gebruikt.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer een activiteit.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Navigatie > Activiteiten.
4
Selecteer een activiteit.
5
Selecteer Terug naar start en selecteer een optie:
6
• Selecteer TracBack om langs de afgelegde route naar het
startpunt van uw activiteit te navigeren.
• Als u niet over een ondersteunde kaart beschikt of als u
directe routebepaling gebruikt, selecteert u Route om in een rechte lijn naar het startpunt van uw activiteit te navigeren.
• Als u directe routebepaling niet gebruikt, selecteert u
Route om met behulp van een uitgebreide routebeschrijving naar het startpunt van uw activiteit te navigeren.
Gesproken afslag-voor-afslag aanwijzingen zijn handig om te navigeren naar het vertrekpunt van uw laatst opgeslagen activiteit als u een ondersteunde kaart hebt of directe routebepaling gebruikt. Op de kaart wordt een lijn weergegeven vanaf uw huidige locatie naar het vertrekpunt van de laatst opgeslagen activiteit als u directe routebepaling niet gebruikt.
OPMERKING: U kunt de timer starten om te voorkomen dat het toestel terugkeert naar horlogemodus.
Druk op DOWN om het kompas weer te geven (optioneel).
7
De pijl wijst naar het startpunt.

Stoppen met navigeren

Houd tijdens de activiteit MENU ingedrukt.
1
Selecteer Navigatie stoppen.
2

Kaart

Uw toestel wordt geleverd met vooraf geladen kaarten en kan verschillende typen Garmin kaartgegevens weergeven, inclusief topografische contouren, nabijgelegen nuttige punten, kaarten van skiresorts en golfbanen.
Ga voor het aanschaffen van extra kaartgegevens en meer informatie over compatibiliteit naar garmin.com/maps.
geeft uw positie op de kaart aan. Als u naar een bestemming
navigeert, wordt de route met een lijn op de kaart gemarkeerd.

De kaart weergeven

Een buitenactiviteit starten.
1
Druk op UP of DOWN om door het kaartscherm te bladeren.
2
Navigatie 29
Houd MENU ingedrukt en selecteer een optie:
3
• Selecteer Pan/Zoom als u wilt schuiven of in- of
uitzoomen op de kaart. TIP: Druk op om te schakelen tussen naar boven en
naar beneden schuiven, naar links en naar rechts schuiven, of zoomen. Houd ingedrukt om het punt te selecteren dat wordt aangeduid door het dradenkruis.
• Selecteer Om me heen als u nabij gelegen nuttige punten
en via-punten wilt weergeven.

Naar een locatie op de kaart navigeren of een locatie opslaan

U kunt elke locatie op de kaart selecteren. U kunt de locatie opslaan of er naartoe navigeren.
Houd MENU ingedrukt op de kaartpagina.
1
Selecteer Pan/Zoom.
2
Op de kaart worden besturingselementen en een dradenkruis weergegeven.
Verschuif (pan) en zoom de kaart om de locatie in het
3
midden van het dradenkruis te plaatsen. Houd ingedrukt om het punt te selecteren dat wordt
4
aangeduid door het dradenkruis. Selecteer zo nodig een nabij gelegen nuttig punt.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Ga om naar de locatie te navigeren.
• Selecteer Locatie opslaan om de locatie op te slaan.
• Selecteer Bekijk om informatie over de locatie weer te
geven.

Navigeren met de functie Om me heen

Met de functie Om me heen kunt u navigeren naar nabij gelegen nuttige punten en waypoints.
OPMERKING: De op uw toestel geïnstalleerde kaartgegevens moeten nuttige punten bevatten om daar naartoe te kunnen navigeren.
Houd MENU ingedrukt op de kaartpagina.
1
Selecteer Om me heen.
2
Op de kaart worden pictogrammen weergegeven die nuttige punten of waypoints aanduiden.
Druk op UP of DOWN om een gedeelte van de kaart te
3
markeren. Druk op .
4
In het gemarkeerde gedeelte van de kaart wordt een lijst met nuttige punten en waypoints weergegeven.
Selecteer een locatie.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Ga om naar de locatie te navigeren.
• Selecteer Kaart om de locatie op de kaart weer te geven.
• Selecteer Locatie opslaan om de locatie op te slaan.
• Selecteer Bekijk om informatie over de locatie weer te
geven.

Het kaartthema wijzigen

U kunt het kaartthema wijzigen om kaartgegevens weer te geven die zijn geoptimaliseerd voor uw activiteitstype. Kaartthema's met hoog contrast bieden bijvoorbeeld een betere zichtbaarheid in uitdagende omgevingen, en activiteitspecifieke kaartthema's geven de belangrijkste kaartgegevens in één oogopslag weer.
Een buitenactiviteit starten.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer de activiteitinstellingen.
3
Selecteer Kaart > Kaartthema.
4
Selecteer een optie.
5

Kompas

Het toestel is voorzien van een kompas met drie assen en automatische kalibratie. De kompasfuncties en -weergave veranderen op basis van uw activiteit, of GPS is ingeschakeld en of u naar een bestemming navigeert. U kunt de kompasinstellingen handmatig wijzigen (Kompasinstellingen,
pagina 37). Als u de kompasinstellingen snel wilt openen,
selecteert u in de kompaswidget.

De kompaskoers instellen

Druk in de kompaswidget op .
1
Selecteer Koers vergrendelen.
2
Richt de bovenkant van de smartwatch in uw richting en druk
3
op . Wanneer u van de voorliggende koers afwijkt, geeft het
kompas de richting ten opzichte van de koers en de deviatie in graden weer.

Hoogtemeter en barometer

Het toestel is uitgerust met een ingebouwde hoogtemeter en barometer. Het toestel verzamelt voortdurend hoogte- en luchtdrukgegevens, ook in de lage-energiemodus. Op de hoogtemeter wordt uw geschatte hoogte weergegeven op basis van luchtdrukverschillen. Op de barometer worden gegevens over omgevingsluchtdruk weergegeven op basis van de vaste hoogte waarop de hoogtemeter voor het laatst is gekalibreerd (Hoogtemeterinstellingen, pagina 37). U kunt op drukken in de hoogtemeter- of barometer-widget om de hoogtemeter- of barometerinstellingen snel te openen.

Geschiedenis

Tot de geschiedenisgegevens behoren tijd, afstand, calorieën, gemiddeld tempo of gemiddelde snelheid, rondegegevens en optionele sensorgegevens.
OPMERKING: Als het geheugen van toestel vol is, worden de oudste gegevens overschreven.

Werken met de geschiedenis

De geschiedenis bevat voorgaande activiteiten die u op het toestel hebt opgeslagen.
Het toestel heeft een geschiedeniswidget voor snelle toegang tot uw activiteitgegevens (Widgets, pagina 35).
Houd MENU ingedrukt in de wijzerplaat.
1
Selecteer Geschiedenis > Activiteiten.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer een optie:
4
• Selecteer Alle statistieken om extra informatie over de
activiteit weer te geven.
• Selecteer Training Effect (Training Effect, pagina 18) om
het effect van de activiteit op uw aerobe en anaerobe fitness weer te geven.
30 Geschiedenis
• Selecteer Hartslag (Tijd in elke hartslagzone weergeven,
pagina 31) om uw tijd in elke hartslagzone weer te
geven.
• Selecteer Ronden om een ronde te selecteren en extra
informatie weer te geven over elke ronde.
• Selecteer Sets om een oefeningenset te selecteren en
extra informatie weer te geven over elke set.
• Selecteer Kaart om de activiteit op de kaart weer te
geven.
• Selecteer Hoogteprofiel om een hoogtegrafiek van de
activiteit weer te geven.
• Selecteer Verwijder om de geselecteerde activiteit te
verwijderen.

Multisportgeschiedenis

Op uw toestel worden de algehele gegevens van uw multisportactiviteiten opgeslagen, inclusief totale afstand, tijd, calorieën en optionele aanvullende gegevens. Op uw toestel worden ook per sportsegment en overgang de activiteitgegevens gescheiden, zodat u soortgelijke trainingsactiviteiten kunt vergelijken en kunt zien hoe snel u de overgangen doorloopt. De overgangsgeschiedenis omvat afstand, tijd, gemiddelde snelheid en calorieën.

Tijd in elke hartslagzone weergeven

Het bekijken van uw tijd in elke hartslagzone kan u helpen bij het aanpassen van uw trainingsintensiteit.
Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Geschiedenis > Activiteiten.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer Hartslag.
4

Gegevenstotalen weergeven

U kunt gegevens over de totaal afgelegde afstand en totaal verstreken tijd weergeven die zijn opgeslagen op uw toestel.
Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Geschiedenis > Totalen.
2
Selecteer indien nodig een activiteit.
3
Selecteer een optie om uw wekelijkse of maandelijkse totalen
4
weer te geven.

De afstandteller gebruiker

De afstandteller houdt automatisch de in totaal afgelegde afstand, het bereikte hoogteverschil en de tijd bij tijdens activiteiten.
Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Geschiedenis > Totalen > Kilometerteller.
2
Selecteer UP of DOWN om de totalen van de afstandteller
3
weer te geven.

Geschiedenis verwijderen

Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Geschiedenis > Opties.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Wis alle activiteiten om alle activiteiten uit de
geschiedenis te verwijderen.
• Selecteer Herstel totalen om alle totalen voor afstand en
tijd te herstellen. OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.

Uw toestel aanpassen

Instellingen van activiteiten en apps

Met deze instellingen kunt u elke vooraf geïnstalleerde activiteiten-app naar wens aanpassen. U kunt bijvoorbeeld gegevenspagina's aanpassen en waarschuwingen en trainingsfuncties inschakelen. Niet alle instellingen zijn beschikbaar voor alle soorten activiteiten.
Houd MENU ingedrukt en selecteer Activiteiten en apps. Selecteer vervolgens een activiteit en de activiteitinstellingen.
3D-afstand: Berekent de door u afgelegde afstand via zowel uw
hoogtewijziging als uw horizontale verplaatsing over de grond.
3D-snelheid: Berekent uw snelheid via zowel uw
hoogtewijziging als uw horizontale verplaatsing over de grond (3D-snelheid en -afstand, pagina 34).
Accentkleur: Hiermee stelt u de accentkleur van elke activiteit
in, waaraan u kunt zien welke activiteit actief is.
Waarschuwingen: Hiermee kunt u de trainings- of
navigatiewaarschuwingen voor de activiteit instellen.
Automatisch klimmen: Hiermee kan het toestel
hoogteverschillen automatisch detecteren met de ingebouwde hoogtemeter.
Auto Lap: Hiermee kunt u de opties voor de Auto Lap® functie
instellen (Auto Lap, pagina 33).
Auto Pause: Hiermee kan het toestel zo worden ingesteld dat
de gegevensopslag wordt gestopt zodra u stopt met bewegen of wanneer u onder een bepaalde snelheid komt (Auto Pause inschakelen, pagina 34).
Automatische afdaling: Hiermee kan het toestel ski-afdalingen
automatisch detecteren met de ingebouwde versnellingsmeter.
Auto Scroll: Hiermee kunt u alle schermen met
activiteitgegevens doorlopen terwijl de timer loopt (Auto
Scroll gebruiken, pagina 34).
Automatisch instellen: Hiermee stelt u in dat uw toestel
oefeningensets tijdens een krachttrainingsactiviteit automatisch start en stopt.
Achtergrondkleur: Hiermee stelt u de achtergrondkleur van
elke activiteit in op zwart of wit.
Grote cijfers: Hiermee wijzigt u de grootte van de getallen in de
hole-weergave tijdens het golfen.
ClimbPro: Geeft stijgingsplanning en monitoringschermen weer
tijdens het navigeren.
Clubmelding: Geeft een prompt weer waarmee u na elke
gedetecteerde slag kunt invoeren welke club u hebt gebruikt tijdens het golfen.
Aftellen starten: Hiermee wordt een afteltimer ingeschakeld
voor zwemintervallen in het zwembad.
Gegevensschermen: Hiermee kunt u gegevensschermen
aanpassen en nieuwe gegevensschermen toevoegen voor de activiteit (Gegevensschermen aanpassen, pagina 32).
Driver-afstand: Hiermee stelt u de gemiddelde afstand in die de
bal aflegt tijdens uw drive bij het golfen.
Bewerk gewicht: Hiermee kunt u het gewicht toevoegen dat
wordt gebruikt voor een trainingsset tijdens een krachttraining of cardioactiviteit.
Golfafstand: Hiermee kunt u de gebruikte meeteenheden
instellen tijdens het golfen.
GPS: Hiermee kan de modus voor de GPS-antenne worden
ingesteld (De GPS-instelling wijzigen, pagina 34).
Handicapscore: Hiermee schakelt u handicapscores in tijdens
het golfen. Met de optie Exact Handicap kunt u het aantal slagen instellen dat wordt afgetrokken van uw totale score.
Uw toestel aanpassen 31
Met de optie Index/Slope kunt u uw handicap en de hellingsgraad van de baan invoeren, zodat het toestel uw handicap voor de baan kan berekenen. Wanneer u de scoringsoptie voor handicaps inschakelt, kunt u de waarde voor uw handicap aanpassen.
Ronde-toets: Hiermee kunt u een ronde of rustpauze
vastleggen tijdens de activiteit.
Vergr. knoppen: Hiermee vergrendelt u de knoppen tijdens
multisportactiviteiten om te voorkomen dat u per ongeluk op een knop drukt.
Kaart: Hiermee stelt u de weergavevoorkeuren in voor het
kaartgegevensscherm voor de activiteit (Instellingen van
activiteitkaart, pagina 33).
Metronoom: De metronoomfunctie laat met een regelmatig
ritme tonen horen die u helpen uw prestaties te verbeteren door te trainen in een snellere, tragere of meer consistente cadans (De metronoom gebruiken, pagina 4).
Grootte van bad: Hiermee kunt u de lengte van het bad
instellen voor zwemmen in een zwembad.
Time-out spaarstand: Hiermee stelt u de time-outopties van de
spaarstand voor de activiteit in (Time-outinstellingen voor de
spaarstand, pagina 35).
Opslaginterval: Hiermee stelt u de frequentie in voor het
vastleggen van spoorpunten tijdens een expeditie (De
opslaginterval van de spoorpunten wijzigen, pagina 8).
Vastleggen na zonsondergang: Hiermee stelt u het toestel zo
in dat tijdens een expeditie trackpunten worden vastgelegd na zonsondergang.
Wijzig naam: Hiermee stelt u de naam van de activiteit in. Herhaal: Hiermee schakelt u de optie Herhaal voor
multisportactiviteiten in. U kunt deze optie bijvoorbeeld gebruiken voor activiteiten die meerdere overgangen bevatten, zoals een zwemloop.
Standaardinstellingen: Hiermee kunt u de activiteitinstellingen
opnieuw definiëren.
Routebepaling: Hiermee kunt u de voorkeuren voor het
berekenen van routes voor de activiteit instellen (Route-
instellingen, pagina 33).
Score: Hiermee schakelt u het automatisch bijhouden van de
scores bij het begin van een ronde golf in of uit. De optie Vraag altijd vraagt u of de score moet worden bijgehouden als u een ronde start.
Scoremethode: Hiermee stelt u de scoremethode in voor het
afspelen van strokeplay of Stableford-scoring tijdens het golfen.
Segmentwaarschuwingen: Hiermee schakelt u aanwijzingen in
die u waarschuwen als u segmenten nadert.
Statistieken: Hiermee schakelt u het bijhouden van statistieken
tijdens het golfen in.
Slagdetectie: Hiermee wordt de slagdetectie ingeschakeld voor
het zwemmen in een zwembad.
Toernooimodus: Schakelt functies uit die niet mogen worden
gebruikt tijdens officiële toernooien.
Overgangen: Hiermee schakelt u overgangen in voor
multisportactiviteiten.

Gegevensschermen aanpassen

U kunt voor elke activiteit de lay-out en inhoud van gegevensschermen weergeven, verbergen of wijzigen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer de activiteit om deze aan te passen.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Gegevensschermen.
5
Selecteer een gegevensscherm dat u wilt aanpassen.
6
Selecteer een optie:
7
• Selecteer Indeling om het aantal gegevensvelden in het
gegevensscherm te wijzigen.
• Selecteer een gegevensveld om het type gegevens in het
veld te wijzigen.
• Selecteer Sorteer om de locatie van het gegevensscherm
in de lijst te wijzigen.
• Selecteer Verwijder om het gegevensscherm uit de lijst te
verwijderen.
Selecteer indien nodig Voeg toe om een gegevensscherm
8
aan de lijst toe te voegen. U kunt een aangepast gegevensscherm toevoegen of een
van de vooraf gedefinieerde gegevensschermen selecteren.

Een kaart aan een activiteit toevoegen

U kunt de kaart toevoegen aan de reeks gegevensschermen voor een activiteit.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer de activiteit om deze aan te passen.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Gegevensschermen > Voeg toe > Kaart.
5

Waarschuwingen

U kunt waarschuwingen instellen voor elke activiteit om u te helpen specifieke doelen te bereiken, uw omgevingsbewustzijn te vergroten of naar uw bestemming te navigeren. Sommige waarschuwingen zijn alleen beschikbaar voor specifieke activiteiten. Er zijn drie typen waarschuwingen: Gebeurteniswaarschuwingen, bereikwaarschuwingen en terugkerende waarschuwingen.
Gebeurteniswaarschuwing: Een gebeurteniswaarschuwing
wordt eenmaal afgegeven. De gebeurtenis is een specifieke waarde. U kunt het toestel bijvoorbeeld instellen om u te waarschuwen wanneer u een bepaalde hoogte bereikt.
Bereikwaarschuwing: Een bereikwaarschuwing wordt telkens
afgegeven wanneer het toestel een waarde meet die boven of onder een opgegeven waardenbereik ligt. Zo kunt u bijvoorbeeld instellen dat het toestel u waarschuwt als uw hartslag lager is dan 60 bpm (slagen per minuut) of hoger dan 210 bpm.
Terugkerende waarschuwing: Een terugkerende
waarschuwing wordt afgegeven telkens wanneer het toestel een opgegeven waarde of interval registreert. U kunt bijvoorbeeld instellen dat het toestel u elke 30 minuten waarschuwt.
Waarschu­wingsnaam
Cadans Bereik U kunt minimale en maximale
Calorieën Gebeurtenis,
Aangepast Gebeurtenis,
Afstand Terugkerend U kunt een afstandsinterval
Hoogte Bereik U kunt minimale en maximale
Hartslag Bereik U kunt minimale en maximale
Waarschu­wingstype
terugkerend
terugkerend
Beschrijving
cadanswaarden instellen.
U kunt het aantal calorieën instellen.
U kunt een bestaand bericht selec­teren of een aangepast bericht maken en een waarschuwingstype selecteren.
instellen.
hoogtewaarden instellen.
waarden voor de hartslag instellen of zonewijzigingen selecteren. Zie
Hartslagzones, pagina 22 en Bere­keningen van hartslagzones,
pagina 23.
32 Uw toestel aanpassen
Waarschu­wingsnaam
Tempo Bereik U kunt minimale en maximale
Vermogen Bereik U kunt het hoge of lage vermogens-
Gevarenzone Gebeurtenis U kunt een straal instellen vanaf
Ren/Loop Terugkerend U kunt regelmatige looppauzes
Snelheid Bereik U kunt minimale en maximale snel-
Slagsnelheid Bereik U kunt een hoog of laag aantal
Tijd Gebeurtenis,
Waarschu­wingstype
terugkerend
Beschrijving
tempowaarden instellen.
niveau instellen.
een opgeslagen locatie.
inlassen.
heidswaarden instellen.
slagen per minuut instellen.
U kunt een tijdsinterval instellen.
Een waarschuwing instellen
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten. Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Waarschuwingen.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Voeg toe om een nieuwe waarschuwing toe te
voegen voor de activiteit.
• Selecteer de naam van de waarschuwing om een bestaande waarschuwing te wijzigen.
Selecteer, indien gewenst, het type waarschuwing.
7
Selecteer een zone, voer de minimum- en maximumwaarden
8
in of voer een aangepaste waarde in voor de waarschuwing. Schakel indien nodig de waarschuwing in.
9
Bij gebeurteniswaarschuwingen en terugkerende waarschuwingen wordt er een bericht weergegeven telkens als de waarschuwingswaarde bereikt is. Bij bereikwaarschuwingen wordt er een bericht weergegeven telkens als u boven of onder het opgegeven bereik komt (minimum- en maximumwaarden).

Instellingen van activiteitkaart

U kunt voor elke activiteit de weergave van het kaartgegevensscherm aanpassen.
Houd MENU ingedrukt en selecteer Activiteiten en apps. Selecteer vervolgens een activiteit, de activiteitinstellingen en
Kaart. Configureer kaarten: Hiermee worden gegevens uit
geïnstalleerde kaartproducten weergegeven of verborgen.
Kaartthema: Stelt de kaart zo in dat de weergegeven gegevens
zijn geoptimaliseerd voor uw activiteittype. De optie Systeem gebruikt de voorkeuren uit de systeemkaartinstellingen (Kaartthema's, pagina 38).
Gebruik syst.inst.: Hiermee stelt u in dat de voorkeuren uit de
systeemkaartinstellingen worden gebruikt.
Oriëntatie: Hiermee stelt u de oriëntatie van de kaart in.
Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de pagina weer te geven. Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven aan de pagina weer te geven.
Gebruikerslocaties: Hiermee worden opgeslagen locaties op
de kaart weergegeven of verborgen.
Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau geselecteerd voor optimaal gebruik van de kaart. Als u deze functie uitschakelt, moet u handmatig in- en uitzoomen.
Zet vast op weg: Zet het positiepictogram, dat uw positie op de
kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg.
Spoorlog: Hiermee wordt het spoorlog, of de route die u hebt
afgelegd, in de vorm van een gekleurde lijn op de kaart weergegeven of verborgen.
Spoorkleur: Hiermee wijzigt u de spoorlogkleur. Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Maritiem: Hiermee stelt u de kaart in om gegevens in de
waterkaartmodus weer te geven (Instellingen waterkaart,
pagina 38).
Segmenten tekenen: Hiermee worden segmenten als een
gekleurde lijn op de kaart weergegeven of verborgen.
Contouren tekenen: Hiermee worden contourlijnen op de kaart
weergegeven of verborgen.

Route-instellingen

U kunt de route-instellingen wijzigen om de routeberekening voor elke activiteit aan te passen.
Houd MENU ingedrukt en selecteer Activiteiten en apps. Selecteer vervolgens een activiteit, de activiteitinstellingen en
Routebepaling. Activiteit: Stelt een activiteit voor routebepaling in. Het toestel
berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het huidige type activiteit.
Trendline™ popularity routing: Berekent routes op basis van
de populairste hardloopsessies en ritten van Garmin Connect.
Koersen: Hiermee stelt u in hoe u met het toestel koersen volgt.
Gebruik de optie Volg koers om zonder herberekening een koers precies zo te volgen als deze wordt weergegeven. Met de optie Kaart gebruiken kunt u aan de hand van kaarten een koers volgen en de route opnieuw berekenen als u hiervan bent afgeweken.
Berekeningswijze: Hiermee stelt u de berekeningswijze in op
het minimaliseren van tijd, afstand of stijging in routes.
Te vermijden: Hiermee stelt u in welke typen wegen of
transportmiddelen in routes moeten worden vermeden.
Type: Hiermee stelt u het gedrag van de wijzer in die wordt
weergegeven tijdens directe routebepaling.

Auto Lap

Ronden op afstand markeren
U kunt Auto Lap gebruiken om een ronde bij een bepaalde afstand automatisch te markeren. Dit is handig als u uw prestaties tijdens verschillende gedeelten van een activiteit wilt vergelijken (bijvoorbeeld elke 1 mijl of 5 km).
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten. Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Auto Lap.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Auto Lap om Auto Lap in of uit te schakelen.
• Selecteer Automatische afstand om de afstand voor elke
ronde automatisch in te stellen.
Telkens wanneer u een ronde voltooit, wordt er een bericht weergegeven met de rondetijd. Het toestel laat ook een pieptoon horen of trilt als geluidssignalen zijn ingeschakeld (Systeeminstellingen, pagina 39).
Uw toestel aanpassen 33
De rondewaarschuwing wijzigen
U kunt enkele gegevensvelden wijzigen die worden weergegeven in de rondewaarschuwing.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten. Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Auto Lap > Rondewaarschuwing.
5
Selecteer een gegevensveld om het te wijzigen.
6
Selecteer Bekijk (optioneel).
7

Auto Pause inschakelen

U kunt de functie Auto Pause gebruiken om de timer automatisch te pauzeren wanneer u stopt met bewegen. Dit is handig als in uw activiteit verkeerslichten of andere plaatsen waar u moet stoppen, voorkomen.
OPMERKING: De geschiedenis wordt niet vastgelegd wanneer de timer is gestopt of gepauzeerd.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten. Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Auto Pause.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Zodra gestopt als u de timer automatisch wilt laten stoppen als u stopt.
• Selecteer Aangepast als u de timer automatisch wilt laten stoppen zodra uw tempo of snelheid onder een bepaalde waarde komt.

Automatisch klimmen inschakelen

U kunt de functie Automatisch klimmen gebruiken om automatisch hoogteverschillen te detecteren. U kunt deze functie gebruiken tijdens activiteiten zoals klimmen, hiken, hardlopen of fietsen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten. Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Automatisch klimmen > Status.
5
Selecteer Altijd of Indien geen navigatie.
6
Selecteer een optie:
7
• Selecteer Hardloopscherm om te zien welk gegevensscherm wordt weergegeven tijdens hardlopen.
• Selecteer Klimscherm om te zien welk gegevensscherm wordt weergegeven tijdens klimmen.
• Selecteer Keer kleuren om om de schermkleuren om te keren bij wijziging van de modus.
• Selecteer Verticale snelheid om de stijgsnelheid over tijd in te stellen.
• Selecteer Modusschakelaar om in te stellen hoe snel het toestel van modus wisselt.
OPMERKING: Met de optie Huidig scherm kunt u automatisch overschakelen naar het laatste scherm dat u hebt bekeken voordat de overgang naar automatisch klimmen plaatsvond.

3D-snelheid en -afstand

U kunt de 3D-snelheid en -afstand instellen om uw snelheid of afstand te meten via zowel uw hoogtewijziging als uw horizontale verplaatsing over de grond. U kunt deze functie gebruiken tijdens activiteiten zoals skiën, klimmen, navigeren, hiken, hardlopen of fietsen.

De Lap-knop in- en uitschakelen

U kunt de Ronde-toets instelling inschakelen om een ronde of rustpauze tijdens een activiteit vast te leggen met LAP. U kunt de Ronde-toets instelling uitschakelen als u wilt voorkomen dat u een ronde vastlegt door per ongeluk op de Lap-knop te drukken tijdens een activiteit.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Ronde-toets.
5
De Lap-knopstatus verandert in Aan of Uit op basis van de huidige instelling.

Auto Scroll gebruiken

Met deze functie voor automatisch bladeren doorloopt u automatisch alle schermen met activiteitgegevens terwijl de timer loopt.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten. Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer Auto Scroll.
5
Selecteer een weergavesnelheid.
6

De GPS-instelling wijzigen

Ga voor meer informatie over GPS naar www.garmin.com
/aboutGPS.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer de activiteit om deze aan te passen.
3
Selecteer de activiteitinstellingen.
4
Selecteer GPS.
5
Selecteer een optie:
6
• Selecteer Uit om GPS uit te schakelen voor de activiteit.
• Selecteer Alleen GPS om het GPS-satellietsysteem in te
schakelen.
• Selecteer GPS + GLONASS (Russisch satellietsysteem)
voor nauwkeurigere positiegegevens in situaties met slecht zicht op de lucht.
• Selecteer GPS + GALILEO (satellietsysteem van de
Europese Unie) voor nauwkeurigere positiegegevens in situaties met slecht zicht op de lucht.
• Selecteer UltraTrac om minder vaak spoorpunten en
sensorgegevens vast te leggen (UltraTrac, pagina 35).
OPMERKING: Door GPS en een ander satellietsysteem tegelijk te gebruiken, kan de levensduur van de batterij sneller afnemen dan wanneer alleen GPS wordt gebruikt. (GPS en andere satellietsystemen, pagina 34).
GPS en andere satellietsystemen
Met de opties GPS + GLONASS of GPS + GALILEO krijgt u betere prestaties in moeilijk omgevingen en kunt u sneller uw positie bepalen dan met alleen GPS. Door GPS en een ander satellietsysteem tegelijk te gebruiken, kan de levensduur van de batterij sneller afnemen dan met alleen GPS.
34 Uw toestel aanpassen
UltraTrac
De UltraTrac functie is een GPS-instelling waarmee spoorpunten en sensorgegevens minder vaak worden geregistreerd. Door de UltraTrac functie in te schakelen, wordt de batterijduur verlengd, maar neemt de kwaliteit van de vastgelegde activiteiten af. U kunt de UltraTrac functie gebruiken voor activiteiten die een langere levensduur van de batterij vereisen en waarvoor regelmatige updates van de sensorgegevens minder belangrijk zijn.

Time-outinstellingen voor de spaarstand

De time-outinstellingen bepalen hoe lang uw toestel in de trainingsmodus blijft wanneer u bijvoorbeeld wacht op de start van een wedstrijd. Houd MENU ingedrukt en selecteer Activiteiten en apps. Selecteer vervolgens een activiteit en de activiteitinstellingen. Selecteer Time-out spaarstand om de time-outinstellingen voor de activiteit aan te passen.
Normaal: Hiermee stelt u in dat het toestel na 5 minuten van
inactiviteit overschakelt naar de energiebesparende horlogemodus.
Verlengd: Hiermee stelt u in dat het toestel na 25 minuten van
inactiviteit overschakelt naar de energiebesparende horlogemodus. De verlengde modus kan de batterijduur tussen het opladen verkorten.

De volgorde van een activiteit wijzigen in de lijst met apps

Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Activiteiten en apps.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer Sorteer.
4
Druk op UP of DOWN om de positie van de activiteit te
5
wijzigen in de lijst met apps.

Widgets

Uw toestel wordt geleverd met vooraf geïnstalleerde widgets die u direct informatie geven. Voor sommige widgets is een Bluetooth verbinding met een compatibele smartphone vereist.
Sommige widgets zijn standaard niet zichtbaar. U kunt deze handmatig toevoegen aan de widgetlijst (De widgetlijst
aanpassen, pagina 35).
ABC: Geeft gecombineerde hoogtemeter-, barometer- en
kompasgegevens weer.
Andere tijdzones: Geeft het huidige tijdstip van de dag in extra
tijdzones weer.
Body Battery: Geeft uw huidige Body Battery niveau weer en
een grafiek van uw Body Battery niveaus gedurende de laatste paar uur.
Agenda: Geeft de in uw smartphone agenda geplande
afspraken weer.
Calorieën: Geeft uw caloriegegevens weer voor de huidige dag. Honden volgen: Geeft de locatie-informatie van uw hond weer
als u een compatibel hondenvolgtoestel hebt gekoppeld met uw fēnix toestel.
Geklommen etages: Volgt het aantal etages dat u hebt
geklommen en uw vorderingen bij het bereiken van uw doel.
Garmin coach: Geeft geplande trainingen weer wanneer u een
Garmin coachtrainingsplan selecteert in uw Garmin Connect account.
Golf: Geeft uw golfgegevens weer voor uw laatste ronde. Gezondheidsstatistieken: Geeft een dynamisch overzicht van
uw huidige gezondheidsstatistieken. De metingen omvatten hartslag, Body Battery niveau, stress en meer.
Hartslag: Toont uw huidige hartslag in slagen per minuut (bpm)
en een grafiek van uw hartslag.
Geschiedenis: Geeft uw activiteitengeschiedenis en een grafiek
van uw geregistreerde activiteiten weer.
Minuten intensieve training: Houdt de tijd bij die u besteedt
aan activiteiten bij gemiddelde tot intensieve inspanning, het aantal minuten dat u wekelijks wilt besteden aan intensieve activiteiten en uw vorderingen om dat doel te halen.
inReach® bedieningselementen: Hiermee kunt u berichten
verzenden op uw gekoppelde inReach toestel.
Laatste activiteit: Geeft een kort overzicht weer van uw laatst
vastgelegde activiteit, zoals een hardloop-, fiets- of zwemsessie.
Laatste sport: Toont een kort overzicht van uw laatst
vastgelegde sport.
Muziekbediening: Hiermee kunt u de muziekspeler op uw
smartphone of toestel bedienen.
Mijn dag: Geeft een dynamisch overzicht van uw activiteiten
van vandaag. Hierin staan uw getimede activiteiten, minuten intensieve training, geklommen etages, stappentelling, verbrande calorieën en meer.
Meldingen: Waarschuwt u bij inkomende oproepen, sms-
berichten, updates van sociale netwerken en meer volgens de meldingsinstellingen op uw smartphone.
Prestaties: Deze prestatiemetingen helpen u om uw
trainingsactiviteiten en hardloopprestaties te volgen en te analyseren.
Pulse oxymeter: Geeft het meest recente percentage
zuurstofsaturatie in het bloed en een grafiek van uw metingen weer.
Sensorinformatie: Geeft gegevens weer van een interne
sensor of een aangesloten draadloze sensor.
Zonne-intensiteit: Geeft een grafiek weer van de intensiteit van
de zonnestraling gedurende de afgelopen 6 uur.
Stappen: Houdt uw dagelijkse aantal stappen, het stappendoel
en de gegevens van de afgelopen dagen bij.
Stress: Geeft uw huidige stressniveau en een grafiek van uw
stressniveau weer. U kunt een ademhalingsactiviteit doen om u te helpen ontspannen.
Zonsopgang en -ondergang: Geeft zonsopkomst,
zonsondergang en schemering weer.
Trainingsstatus: Geeft uw huidige trainingsstatus en
trainingsbelasting weer, waaraan u kunt zien hoe uw training uw conditieniveau en prestaties beïnvloedt.
VIRB bedieningselementen: Hiermee kunt u de camera
bedienen als u een VIRB toestel hebt gekoppeld met uw fēnix toestel.
Weer: Geeft de huidige temperatuur en weersverwachting weer. Xero® toestel: Hiermee wordt de laserlocatie-informatie
weergegeven als u een compatibel Xero toestel met uw fēnix toestel hebt gekoppeld.

De widgetlijst aanpassen

U kunt de volgorde van widgets in de widgetlijst wijzigen, widgets verwijderen en nieuwe widgets toevoegen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Widgets.
2
Selecteer een widget.
3
Selecteer een optie:
4
• Selecteer Sorteer om de locatie van de widget in de
widgetlijst te wijzigen.
• Selecteer Verwijder om de widget uit de widgetlijst te
verwijderen.
Selecteer Voeg widgets toe.
5
Selecteer een widget.
6
De widget wordt toegevoegd aan de widgetlijst.
Uw toestel aanpassen 35

inReach afstandsbediening

Met de inReach afstandsbediening kunt u uw inReach toestel bedienen met uw fēnix toestel. Ga naar buy.garmin.com om een inReach toestel aan te schaffen.
De inReach afstandsbediening gebruiken
Voordat u de inReach afstandsbediening kunt gebruiken, moet u de inReach widget toevoegen aan de widgetlijst (De widgetlijst
aanpassen, pagina 35).
Schakel het inReach toestel in.
1
Druk op de watch face van uw fēnix smartwatch op UP of
2
DOWN om de inReach widget weer te geven.
Druk op om uw inReach toestel te zoeken.
3
Druk op om uw inReach toestel te koppelen.
4
Druk op en selecteer een optie:
5
• Als u een SOS-bericht wilt verzenden, selecteert u SOS starten.
OPMERKING: U dient de SOS-functie alleen te gebruiken
in een werkelijke noodsituatie.
• Als u een sms-bericht wilt verzenden, selecteert u Berichten > Nieuw bericht, selecteert u de contactpersonen en voert u de berichttekst in of selecteert u een snelbericht.
• Als u een vooraf ingesteld bericht wilt verzenden, selecteert u Verzend voorinstelling en selecteert u een bericht in de lijst.
• Als u de timer en de afgelegde afstand tijdens een activiteit wilt weergeven, selecteert u Volgen.

VIRB afstandsbediening

Met de VIRB afstandsbediening kunt u uw VIRB actiecamera op afstand bedienen met uw toestel. Ga naar www.garmin.com
/VIRB om een VIRB actiecamera te kopen.
Een VIRB actiecamera bedienen
Voordat u de VIRB afstandsbediening kunt gebruiken, moet u de instelling voor de afstandsbediening op uw VIRB camera inschakelen. Raadpleeg de VIRB serie gebruikershandleiding voor meer informatie. U moet ook de VIRB widget aan de widgetlijst (De widgetlijst aanpassen, pagina 35).
Schakel uw VIRB camera in.
1
Druk op de wijzerplaat van uw fēnix horloge op UP of DOWN
2
om de VIRB widget weer te geven. Druk indien nodig op om uw fēnix watch met uw VIRB
3
camera te koppelen. Wacht totdat uw horloge verbinding maakt met uw camera.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Start opnemen om een video-opname te starten.
De opnametijd wordt weergegeven op het fēnix scherm.
• Druk op DOWN om tijdens een video-opname een foto te maken.
• Druk op om een video-opname te stoppen.
• Selecteer Maak foto om een foto te maken.
• Als u meerdere foto's wilt maken in de burst-modus, selecteert u Neem burst.
• Als u de camera in de slaapstand wilt zetten, selecteert u Slaapmodus camera.
• Als u de camera uit de slaapstand wilt halen, selecteert u Actieve modus camera.
• Selecteer Instellingen om de video- en foto-instellingen te wijzigen.
Een VIRB actiecamera bedienen tijdens een activiteit
Voordat u de VIRB afstandsbediening kunt gebruiken, moet u de instelling voor de afstandsbediening op uw VIRB camera
inschakelen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de VIRB serie voor meer informatie. U moet de VIRB widget ook toevoegen aan de widgetlijst (De widgetlijst aanpassen,
pagina 35).
Schakel uw VIRB camera in.
1
Druk op de watch face van uw fēnix smartwatch op UP of
2
DOWN om de VIRB widget weer te geven.
Selecteer indien nodig om uw fēnix smartwatch met uw
3
VIRB camera te koppelen. Wacht tot uw smartwatch verbinding maakt met uw camera.
4
Wanneer de camera is aangesloten, wordt er automatisch een VIRB gegevensscherm toegevoegd aan de activiteiten.
Druk tijdens een activiteit op UP of DOWN om het VIRB
5
gegevensscherm weer te geven. Houd MENU ingedrukt.
6
Selecteer VIRB.
7
Selecteer een optie:
8
• Als u de camera wilt bedienen met de activiteittimer,
selecteert u Instellingen > Opnamemodus > Timer
start/stop. OPMERKING: De video-opname start en stopt
automatisch wanneer u een activiteit start of stopt.
• Selecteer Instellingen > Opnamemodus > Handmatig
als u de camera wilt bedienen met de menuopties.
• Selecteer Start opnemen om een video-opname
handmatig te starten. De opnametijd wordt weergegeven op het fēnix-scherm.
• Druk op DOWN om tijdens een video-opname een foto te
maken.
• Druk op om een video-opname handmatig te stoppen.
• Als u meerdere foto's wilt maken in de burst-modus,
selecteert u Neem burst.
• Als u de camera in de slaapstand wilt zetten, selecteert u
Slaapmodus camera.
• Als u de camera uit de slaapstand wilt halen, selecteert u
Actieve modus camera.

De stressniveauwidget gebruiken

De stressniveauwidget geeft uw huidige stressniveau weer en een grafiek van uw stressniveau gedurende de laatste paar uur. De widget kan u ook begeleiden bij een ademhalingsactiviteit om u te helpen ontspannen.
Druk terwijl u zit of inactief bent op UP of DOWN om de
1
stressniveauwidget weer te geven. TIP: Als u te actief bent, kan de smartwatch uw stressniveau
niet bepalen en wordt er een bericht weergegeven in plaats van een nummer voor het stressniveau. Na enkele minuten inactiviteit kunt u uw stressniveau opnieuw controleren.
Druk op om een grafiek te bekijken van uw stressniveau
2
van de laatste paar uur. Met blauwe balken worden rustperioden weergegeven. Met
gele balken worden stressperioden weergegeven. Met grijze balken worden tijden weergegeven waarop u te actief was om uw stressniveau te bepalen.
U kunt een ademhalingsactiviteit starten door op DOWN >
3
te drukken en de duur van de ademhalingsactiviteit in minuten in te voeren.

De widget My Day aanpassen

U kunt de lijst met de metingen die worden weergegeven aanpassen in de widget Mijn dag.
Druk op de wijzerplaat op UP of DOWN om de widget Mijn
1
dag weer te geven. Houd MENU ingedrukt.
2
36 Uw toestel aanpassen
Selecteer Opties.
3
Selecteer de schakelaars om de verschillende metingen weer
4
te geven of te verbergen.

Het bedieningsmenu aanpassen

U kunt snelkoppelingen toevoegen, verwijderen en de volgorde ervan wijzigen in het bedieningsmenu (Het bedieningsmenu
weergeven, pagina 1).
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Bediening.
2
Selecteer een snelkoppeling die u wilt aanpassen.
3
Selecteer een optie:
4
• Selecteer Sorteer om de locatie van de snelkoppeling in het bedieningsmenu te wijzigen.
• Selecteer Verwijder om de snelkoppeling uit het bedieningsmenu te verwijderen.
Selecteer indien nodig Voeg toe om nog een snelkoppeling
5
aan het bedieningsmenu toe te voegen.

Wijzerplaatinstellingen

U kunt de vormgeving van de wijzerplaat aanpassen door de lay-out, kleuren en extra gegevens te selecteren. U kunt ook aangepaste wijzerplaten downloaden via de Connect IQ store.

De watch face aanpassen

U moet eerst een Connect IQ watch face uit de Connect IQ store installeren, voordat u deze kunt activeren (Connect IQ
functies, pagina 12).
U kunt de informatie van de watch face en de vormgeving aanpassen of een geïnstalleerde Connect IQ watch face activeren.
Houd op de watch face MENU ingedrukt.
1
Selecteer Wijzerplaat.
2
Druk op UP of DOWN om de opties voor de watch face in de
3
voorbeeldweergave te bekijken. Selecteer Voeg toe als u door extra vooraf geladen watch
4
faces wilt bladeren. Selecteer > Toepassen als u een vooraf geladen watch
5
face of een geïnstalleerde Connect IQ watch face wilt activeren.
Als u een vooraf geladen watch face gebruikt, selecteert u
6
> Aanpassen. Selecteer een optie:
7
• Selecteer Wijzerplaat om de stijl van de cijfers voor de analoge watch face te wijzigen.
• Als u de sport voor de meters op de watch face voor prestaties wilt wijzigen, selecteert u Selecteer sport.
• Selecteer Wijzers om de stijl van de wijzers voor de analoge watch face te wijzigen.
• Selecteer Indeling om de stijl van de cijfers van de digitale watch face te wijzigen.
• Selecteer Seconden om de stijl van de seconden voor de digitale watch face te wijzigen.
• Selecteer Gegevens om andere gegevens op de watch face weer te geven.
• Selecteer Accentkleur om een accentkleur voor de watch face toe te voegen of te wijzigen.
• Selecteer Achtergrondkleur om de achtergrondkleur te wijzigen.
• Als u de wijzigingen wilt opslaan, tikt u op OK.

Sensorinstellingen

Kompasinstellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Sensoren en accessoires > Kompas.
Kalibreer: Hiermee kunt u de kompassensor handmatig
kalibreren (Het kompas handmatig kalibreren, pagina 37).
Scherm: Hiermee stelt u de koersweergave op het kompas in
letters, graden of milliradialen in.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in (De noordreferentie instellen, pagina 37).
Modus: Hiermee stelt u in dat het kompas alleen elektronische
sensorgegevens (Aan), een combinatie van GPS en elektronische sensorgegevens bij verplaatsing (Automatisch) of alleen GPS-gegevens gebruikt (Uit).
Het kompas handmatig kalibreren
LET OP
Kalibreer het elektronische kompas buiten. Zorg dat u zich niet in de buurt bevindt van objecten die invloed uitoefenen op magnetische velden, zoals voertuigen, gebouwen of elektriciteitskabels.
Het toestel is al gekalibreerd in de fabriek en het maakt standaard gebruik van automatische kalibratie. Als uw kompas niet goed werkt, bijvoorbeeld nadat u lange afstanden hebt afgelegd of na extreme temperatuurveranderingen, kunt u het handmatig kalibreren.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Sensoren en accessoires > Kompas > Kalibreer
2
> Start. Volg de instructies op het scherm.
3
TIP: Maak een kleine 8-beweging met uw pols tot een bericht
wordt weergegeven.
De noordreferentie instellen
U kunt de koersreferentie instellen die wordt gebruikt voor het berekenen van de voorliggende koers.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Sensoren en accessoires > Kompas >
2
Noordreferentie
Selecteer een optie:
3
• U kunt het geografische noorden instellen als
koersreferentie door Waar te selecteren.
• U kunt automatisch de magnetische afwijking instellen
voor uw locatie door Magnetisch te selecteren.
• U kunt het noorden van het grid (000º) instellen als
koersreferentie door Grid te selecteren.
• U kunt de magnetische afwijking handmatig instellen door
Gebruiker te selecteren, de magnetische afwijking in te voeren en OK te selecteren.

Hoogtemeterinstellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Sensoren en accessoires > Hoogtemeter.
Kalibreer: Hiermee kunt u de sensor van de hoogtemeter
handmatig kalibreren.
Automatisch kalibreren: Hiermee voert de hoogtemeter
automatisch een kalibratie uit telkens wanneer u GPS­tracering inschakelt.
Hoogte: Hiermee stelt u de maateenheden voor hoogte in.
De barometrische hoogtemeter kalibreren
Uw toestel is al gekalibreerd in de fabriek. Standaard wordt automatische kalibratie op het GPS-beginpunt gebruikt. U kunt de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als u de juiste hoogte kent.
Uw toestel aanpassen 37
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Sensoren en accessoires > Hoogtemeter.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Automatisch kalibreren als u het toestel automatisch wilt kalibreren op het GPS-beginpunt en selecteer een optie.
• Selecteer Kalibreer > Ja als u de huidige hoogte handmatig wilt invoeren.
• Selecteer Kalibreer > Gebruik DEM om de huidige hoogte van het digitale hoogtemodel in te voeren.
• Selecteer Kalibreer > Gebruik GPS om de huidige hoogte vanaf uw GPS-beginpunt in te voeren.

Barometerinstellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Sensoren en accessoires > Barometer.
Kalibreer: Hiermee kunt u de sensor van de barometer
handmatig kalibreren.
Grafiek: Hiermee stelt u de tijdschaal in voor de grafiek in de
barometerwidget.
Stormwaarsch.: Hiermee stelt u in bij welke
barometerdrukwijziging een stormwaarschuwing wordt gegeven.
Horlogestand: Hiermee stelt u de sensor in die wordt gebruikt
in de horlogemodus. Met de optie Automatisch gebruikt u zowel de hoogtemeter als de barometer, afhankelijk van uw beweging. U kunt de optie Hoogtemeter gebruiken wanneer er tijdens uw activiteit sprake is van hoogteverschillen, of de optie Barometer wanneer er geen sprake is van hoogteverschillen.
Druk: Hiermee stelt u in hoe het toestel drukgegevens
weergeeft.
De barometer kalibreren
Uw toestel is al gekalibreerd in de fabriek. Standaard wordt automatische kalibratie op het GPS-beginpunt gebruikt. U kunt de barometer handmatig kalibreren als de juiste hoogte of de druk op zeeniveau u bekend is.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Sensoren en accessoires > Barometer >
2
Kalibreer.
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Ja als u de huidige hoogte of druk op zeeniveau wilt invoeren.
• Selecteer Gebruik DEM als u automatisch wilt kalibreren op het Digital Elevation Model.
• Selecteer Gebruik GPS als u het toestel automatisch wilt kalibreren op het GPS-beginpunt.

Xero Locatie-instellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Sensoren en accessoires > XERO locaties.
Status: Hiermee kunt u informatie over de laserlocatie-
informatie van een compatibel, gekoppeld Xero toestel weergeven.
Deelmodus: Hiermee kunt u laserlocatie-informatie openbaar
delen of privé uitzenden.

Kaartinstellingen

U kunt de weergave van de kaart in de kaart-app en op gegevensschermen aanpassen.
Houd MENU ingedrukt en selecteer Kaart. Kaartthema: Hiermee stelt u de kaart zodanig in dat gegevens
worden weergegeven die zijn geoptimaliseerd voor uw activiteittype (Kaartthema's, pagina 38).
Oriëntatie: Hiermee stelt u de oriëntatie van de kaart in.
Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de pagina weer te geven. Selecteer Koers boven om uw huidige richting boven aan de pagina weer te geven.
Gebruikerslocaties: Hiermee worden opgeslagen locaties op
de kaart weergegeven of verborgen.
Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau geselecteerd voor optimaal gebruik van de kaart. Als u deze functie uitschakelt, moet u handmatig in- en uitzoomen.
Zet vast op weg: Zet het positiepictogram, dat uw positie op de
kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg.
Spoorlog: Hiermee wordt het spoorlog, of het traject dat u hebt
afgelegd, in de vorm van een gekleurde lijn op de kaart weergegeven of verborgen.
Spoorkleur: Hiermee wijzigt u de spoorlogkleur. Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Maritiem: Hiermee stelt u de kaart in om gegevens in de
waterkaartmodus weer te geven (Instellingen waterkaart,
pagina 38).
Segmenten tekenen: Hiermee worden segmenten als een
gekleurde lijn op de kaart weergegeven of verborgen.
Contouren tekenen: Hiermee worden contourlijnen op de kaart
weergegeven of verborgen.

Kaartthema's

U kunt het kaartthema wijzigen om gegevens weer te geven die zijn geoptimaliseerd voor uw activiteittype.
Houd MENU ingedrukt en selecteer Kaart > Kaartthema. Geen: Gebruikt de voorkeuren van de systeemkaartinstellingen,
zonder dat er een extra thema wordt toegepast.
Maritiem: Hiermee stelt u de kaart in om gegevens in de
waterkaartmodus weer te geven.
Hoog contrast: Hiermee stelt u de kaart in om gegevens met
een hoger contrast weer te geven, voor een betere zichtbaarheid in uitdagende omgevingen.
Donker: Hiermee stelt u de kaart in om gegevens met een
donkere achtergrond weer te geven, zodat u 's nachts beter zicht hebt.
Thema herstellen: Hiermee kunt u kaartthema's herstellen die
van het toestel zijn verwijderd.

Instellingen waterkaart

U kunt aanpassen hoe de kaart wordt weergegeven in de waterkaartmodus.
Houd MENU ingedrukt en selecteer Kaart > Maritiem. Waterkaartmodus: Hiermee wordt de nautische kaart
ingeschakeld wanneer maritieme gegevens worden weergegeven. Deze optie geeft verschillende kaartelementen in verschillende kleuren weer zodat nautische nuttige punten beter leesbaar zijn en de kaart dezelfde kleuren heeft als papieren kaarten.
Dieptepeilingen: Hiermee worden dieptemetingen op de kaart
ingeschakeld.
Lichtsectoren: Hiermee kunt u lichtsectoren op de kaart
weergeven en configureren.
Symbolenset: Hiermee stelt u de kaartsymbolen in
waterkaartmodus in. Met de optie NOAA worden de National Oceanic en Atmospheric Administration kaartsymbolen weergegeven. Met de optie Internationaal worden de International Association of Lighthouse Authorities kaartsymbolen weergegeven.
38 Uw toestel aanpassen

Kaartgegevens weergeven of verbergen

Als er meerdere kaarten op uw toestel zijn geïnstalleerd, kunt u kiezen welke kaartgegevens op een kaart worden weergegeven.
Druk op de watch face op .
1
Selecteer Kaart.
2
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer de kaartinstellingen.
4
Selecteer Kaart > Configureer kaarten.
5
Selecteer een kaart om de schakelaar te activeren waarmee
6
de kaartgegevens worden weergegeven of verborgen.

Navigatie-instellingen

U kunt tijdens het navigeren naar een bestemming de functies en vormgeving van de kaart aanpassen.

Kaartfuncties aanpassen

Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Navigatie > Gegevensschermen.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Kaart om de kaart in of uit te schakelen.
• Selecteer Begeleid om een gidspagina in of uit te schakelen waarop de kompasrichting of de koers wordt weergegeven die u tijdens het navigeren moet volgen.
• Selecteer Hoogteprofiel om de hoogtegrafiek in of uit te schakelen.
• Selecteer een scherm dat u wilt toevoegen, verwijderen of aanpassen.

Een koersindicator instellen

U kunt een koersindicator instellen die wordt weergegeven op uw gegevenspagina's tijdens het navigeren. De indicator wijst in de richting van uw doel.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Navigatie > Koersindicator.
2

Navigatiewaarschuwingen instellen

U kunt waarschuwingen instellen om u te helpen navigeren naar uw bestemming.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Navigatie > Waarschuwingen.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Afstand tot einddoel om een waarschuwing in te stellen voor een bepaalde afstand tot uw eindbestemming.
• Selecteer Bestemming ETE om een waarschuwing in te stellen voor een resterende geschatte tijd tot u aankomt op uw eindbestemming.
• Selecteer Uit koers om een waarschuwing in te stellen voor als u van uw koers afraakt.
• Selecteer Afslagaanwijzingen om afslag-voor-afslag navigatieaanwijzingen in te schakelen.
Selecteer zo nodig Status om de waarschuwing in te
4
schakelen. Voer zo nodig een afstand of tijdwaarde in en selecteer .
5

Instellingen voor energiebeheer

Houd MENU ingedrukt en selecteer Vermogensbeheer. Batterijspaar: Hiermee kunt u systeeminstellingen aanpassen
om de levensduur van de batterij in de horlogemodus te verlengen (De batterijspaarstand aanpassen, pagina 39).
Powermodi: Hiermee kunt u systeeminstellingen,
activiteitinstellingen en GPS-instellingen aanpassen om de levensduur van de batterij tijdens een activiteit te verlengen (Energiemodi aanpassen, pagina 39).
Batterijpercentage: Geeft de resterende levensduur van de
batterij als percentage weer.
Batterijschattingen: Geeft de resterende levensduur van de
batterij weer als een geschat aantal dagen of uren.

De batterijspaarstand aanpassen

Met de batterijspaarstand kunt u snel systeeminstellingen aanpassen om de levensduur van de batterij in de watch modus te verlengen.
U kunt de batterijspaarstand inschakelen via het bedieningsmenu (Het bedieningsmenu weergeven, pagina 1).
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Vermogensbeheer > Batterijspaar.
2
Selecteer Status om de batterijspaarstand in te schakelen.
3
Selecteer een optie:
4
• Selecteer Wijzerplaat om een energiezuinige watch face
in te schakelen die eenmaal per minuut wordt bijgewerkt.
• Selecteer Muziek om het beluisteren van muziek op uw
smartwatch uit te schakelen.
• Selecteer Telefoon om de verbinding met uw gekoppelde
telefoon te verbreken.
• Selecteer Activiteiten volgen om het volgen van de hele
dag activiteiten uit te schakelen, inclusief stappen, etages, minuten van intensiteit, het volgen van slaap en Move IQ gebeurtenissen.
• Selecteer Polshartslag om de polshartslagmeter uit te
schakelen.
• Selecteer Pulseoxymeter om de dagacclimatisatiemodus
uit te schakelen.
• Selecteer Schermverlichting om de schermverlichting uit
te schakelen.
De smartwatch laat de levensduur van de batterij zien voor elke aangepaste instelling.

Energiemodi aanpassen

Uw toestel wordt geleverd met verschillende energiemodi, zodat u snel systeeminstellingen, activiteitinstellingen en GPS­instellingen kunt aanpassen om de levensduur van de batterij tijdens een activiteit te verlengen. U kunt bestaande energiemodi aanpassen en nieuwe aangepaste energiemodi maken.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Vermogensbeheer > Powermodi.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer een energiemodus die u wilt aanpassen.
• Selecteer Voeg toe om een aangepaste energiemodus te
maken.
Voer zo nodig een aangepaste naam in.
4
Selecteer een optie om bepaalde energiemodi aan te
5
passen. U kunt bijvoorbeeld de GPS-instelling wijzigen of de
verbinding met uw gekoppelde telefoon verbreken. De smartwatch laat de levensduur van de batterij zien voor
elke aangepaste instelling. Selecteer indien nodig OK om op te slaan en de aangepaste
6
energiemodus te gebruiken.

Systeeminstellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Systeem. Taal voor tekst: Hiermee kunt u de taal van het toestel
instellen.
Tijd: Hiermee kunt u de tijdinstellingen wijzigen (Tijdinstellingen,
pagina 40).
Uw toestel aanpassen 39
Schermverlichting: Hiermee kunt u instellingen van de
schermverlichting wijzigen (De schermverlichtingsinstellingen
wijzigen, pagina 40).
Geluiden: Hiermee kunt u de toestelgeluiden instellen, zoals
knoptonen, waarschuwingen en trillingen.
Niet storen: Hiermee schakelt u de modus Niet storen in of uit.
Gebruik de optie In slaapstand om de modus Niet storen automatisch in te schakelen tijdens uw normale slaapuren. U kunt uw normale slaaptijden instellen in uw Garmin Connect account.
Sneltoetsen: Hiermee kunt u snelkoppelingen toewijzen aan
knoppen op het toestel (De sneltoetsen aanpassen,
pagina 40).
Auto vergrend.: Hiermee kunt u de knoppen automatisch
vergrendelen om te voorkomen dat de knoppen per ongeluk worden ingedrukt. Gebruik de optie Tijdens activiteit om de knoppen te vergrendelen tijdens een activiteit met tijdmeting. Gebruik de optie Niet tijdens activiteit om de knoppen te vergrendelen wanneer u geen activiteit met tijdmeting vastlegt.
Eenheden: Hiermee kunt u de op het toestel gebruikte
meeteenheden instellen (De maateenheden wijzigen,
pagina 40).
Formaat: Hiermee kunt u algemene notatievoorkeuren instellen,
zoals het tempo en de snelheid die tijdens activiteiten worden weergegeven, het begin van de week en opties voor de geografische positieweergave en datum.
Gegevensopslag: Hiermee stelt u in hoe het toestel
activiteitgegevens vastlegt. Met de instelling Slim (standaard) kunnen langere activiteiten worden vastgelegd. Met de instelling Iedere seconde zijn de opnamen van activiteiten meer gedetailleerd, maar worden langere activiteiten mogelijk niet geheel vastgelegd.
USB-modus: Hiermee kunt u het MTP (media transfer protocol)
of de Garmin modus inschakelen op het toestel als er verbinding is met een computer.
Herstellen: Hier kunt u gebruikersgegevens en -instellingen
opnieuw instellen (Alle standaardinstellingen herstellen,
pagina 44).
Software-update: Hiermee kunt u via Garmin Express
gedownloade software-updates installeren.
Over: Hiermee wordt informatie over het toestel, de software, de
licentie en de regelgeving weergegeven.

Tijdinstellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Systeem > Tijd. Tijdweergave: Hiermee stelt u de 12- of 24-uursklok (militaire
notatie) in.
Stel tijd in: Hiermee stelt u de tijdzone voor het toestel in. De
optie Automatisch stelt de tijdzone automatisch in op basis van uw GPS-positie.
Tijd: Hiermee kunt u de tijd aanpassen als de functie is
ingesteld op de optie Handmatig.
Waarschuwingen: Hiermee kunt u de waarschuwingen per uur
en zonsopkomst- en zonsondergangswaarschuwingen zodanig instellen dat een bepaald aantal minuten of uren vóór de feitelijke zonsopkomst of zonsondergang een waarschuwingssignaal wordt gegeven (Tijdwaarschuwingen
instellen, pagina 40).
Tijdsynchr: Hiermee kunt u de tijd handmatig synchroniseren
wanneer u van tijdzone verandert, en kunt u de zomertijd instellen (De tijd synchroniseren, pagina 40).
Tijdwaarschuwingen instellen
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Systeem > Tijd > Waarschuwingen.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Tot zonsondergang > Status > Aan, selecteer Tijd en voer de tijd in als u een bepaald aantal minuten of
uren voor zonsondergang wilt worden gewaarschuwd met een geluidssignaal.
• Selecteer Tot zonsopgang > Status > Aan, selecteer Tijd en voer de tijd in als u een bepaald aantal minuten of uren voor zonsopgang wilt worden gewaarschuwd met een geluidssignaal.
• Selecteer Per uur > Aan als u elk uur wilt worden gewaarschuwd met een geluidssignaal.
De tijd synchroniseren
Telkens wanneer u het toestel inschakelt en naar satellieten zoekt of de Garmin Connect app op uw gekoppelde telefoon opent, worden de tijdzones en het tijdstip automatisch door het toestel gedetecteerd. U kunt de tijd ook handmatig synchroniseren wanneer u van tijdzone verandert, en kunt u de zomertijd instellen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Systeem > Tijd > Tijdsynchr.
2
Wacht tot het toestel verbinding maakt met uw gekoppelde
3
telefoon of satellieten vindt (Satellietsignalen ontvangen,
pagina 44).
TIP: Druk op DOWN om de bron te wijzigen.

De schermverlichtingsinstellingen wijzigen

Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Systeem > Schermverlichting.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Tijdens activiteit.
• Selecteer Niet tijdens activiteit.
Selecteer een optie:
4
• Selecteer Knoppen om de schermverlichting in te schakelen bij het indrukken van knoppen.
• Selecteer Waarschuwingen om de schermverlichting in te schakelen voor waarschuwingen.
• Selecteer Beweging om de schermverlichting in te schakelen als u uw arm optilt en draait om op uw pols te kijken.
• Selecteer Time-out om de tijdsduur in te stellen voordat de schermverlichting wordt uitgeschakeld.
• Selecteer Helderheid om het helderheidsniveau van de schermverlichting in te stellen.

De sneltoetsen aanpassen

U kunt de functie voor het ingedrukt houden van afzonderlijke knoppen en knopcombinaties aanpassen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Systeem > Sneltoetsen.
2
Selecteer de knop of knopcombinatie die u wilt aanpassen.
3
Selecteer een functie.
4

De maateenheden wijzigen

U kunt de eenheden voor afstand, tempo en snelheid, hoogte, gewicht, lengte en temperatuur aanpassen.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Systeem > Eenheden.
2
Selecteer een type maatsysteem.
3
Selecteer een maateenheid.
4

Toestelgegevens weergeven

U kunt toestelinformatie zoals de toestel-id, softwareversie, informatie over wet- en regelgeving en de licentieovereenkomst weergeven.
Houd MENU ingedrukt.
1
40 Uw toestel aanpassen
Selecteer Systeem > Over.
2
Informatie over regelgeving en compliance op e­labels weergeven
Het label voor dit toestel wordt op elektronische wijze geleverd. Het e-label kan regelgeving bevatten, zoals identificatienummers verstrekt door de FCC of regionale compliance-markeringen, maar ook toepasselijke product- en licentiegegevens.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Over in het instellingenmenu.
2

Draadloze sensoren

Uw toestel kan worden gebruikt in combinatie met draadloze ANT+ of Bluetooth sensoren. Ga voor meer informatie over compatibiliteit en de aanschaf van optionele sensoren naar
buy.garmin.com.

De draadloze sensoren koppelen

Wanneer u voor de eerste keer een draadloze sensor via ANT+ of Bluetooth technologie met uw toestel wilt verbinden, moet u het toestel en de sensor eerst koppelen. Nadat de koppeling is voltooid, maakt het toestel automatisch een verbinding met de sensor wanneer u een activiteit start en de sensor actief is en zich binnen bereik bevindt.
Als u een hartslagmeter koppelt, moet u de hartslagmeter
1
omdoen. De hartslagmeter kan pas gegevens verzenden of ontvangen
als u deze hebt omgedaan. Breng het toestel binnen 3 m (10 ft.) van de sensor.
2
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minstens 10 m (33 ft.) bij
andere draadloze sensoren vandaan bent tijdens het koppelen.
Houd MENU ingedrukt.
3
Selecteer Sensoren en accessoires > Voeg toe.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Door alle sensoren zoeken.
• Selecteer uw type sensor. Als de sensor is gekoppeld met uw toestel wordt de status
van de sensor gewijzigd van Zoeken naar Verbonden. Sensorgegevens worden weergegeven in de reeks gegevensschermen of in een aangepast gegevensveld.

Modus Extra scherm

U kunt de modus Extra scherm gebruiken om gegevensschermen van uw fēnix toestel op een compatibel Edge toestel weer te geven tijdens een rit of triatlon. Raadpleeg uw Edge gebruikershandleiding voor meer informatie.
Een optionele fietssnelheids- of fietscadans­sensor gebruiken
Met een compatibele fietssnelheids- of fietscadanssensor kunt u gegevens verzenden naar uw toestel.
• Koppel de sensor met uw toestel (De draadloze sensoren
koppelen, pagina 41).
• Stel de wielmaat in (Wielmaat en omvang, pagina 50).
• Maak een rit (Een activiteit starten, pagina 3).

Trainen met vermogensmeters

• Ga naar www.garmin.com/intosports voor een lijst met ANT+ sensors die compatibel zijn met uw toestel (zoals Vector™).
• Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van uw vermogensmeter.
• Pas uw vermogenszones aan uw doelen en mogelijkheden aan (Uw vermogenszones instellen, pagina 23).
• Gebruik bereikwaarschuwingen om te worden gewaarschuwd wanneer u een bepaalde vermogenszone bereikt (Een
waarschuwing instellen, pagina 33).
• Pas de vermogensgegevensvelden aan (Gegevensschermen
aanpassen, pagina 32).

Elektronische schakelsystemen gebruiken

Voordat u gebruik kunt maken van compatibele elektronische schakelsystemen, zoals Shimano® Di2™ schakelsystemen, moet u deze koppelen met uw toestel (De draadloze sensoren
koppelen, pagina 41). U kunt de optionele gegevensvelden
aanpassen (Gegevensschermen aanpassen, pagina 32). Het fēnix toestel geeft de huidige afstellingswaarde weer als de sensor in de afstellingsmodus is.

Omgevingsbewustzijn

Uw fēnix toestel kan worden gebruikt met het Varia Vision toestel, slimme Varia™ fietsverlichting en achteruitkijkradar voor een verbeterd omgevingsbewustzijn. Raadpleeg de handleiding van het Varia toestel voor meer informatie.
OPMERKING: U moet mogelijk de fēnix software bijwerken voordat u Varia toestellen kunt koppelen (De software bijwerken
met de Garmin Connect app, pagina 10).

Voetsensor

Het toestel is compatibel met de voetsensor. Bij indoortrainingen of als het GPS-signaal zwak is, kunt u in plaats van GPS de voetsensor gebruiken om het tempo en de afstand vast te leggen. De voetsensor is stand-by en klaar om gegevens te verzenden (net als de hartslagmeter).
Na 30 minuten zonder activiteit schakelt de trainingsassistent zichzelf uit om de batterij te sparen. Als de batterij bijna leeg is, verschijnt een bericht op uw toestel. Na ongeveer vijf uur is de batterij leeg.

Kalibratie van de voetsensor verbeteren

Voordat u het toestel kunt kalibreren, hebt u GPS-signalen nodig en moet u het toestel koppelen met de voetsensor (De
draadloze sensoren koppelen, pagina 41).
De voetsensor beschikt over automatische kalibratie, maar u kunt de nauwkeurigheid van de snelheids- en afstandsgegevens verbeteren met een paar hardloopsessies met ingeschakelde GPS.
Sta buiten 5 minuten stil met goed uitzicht op de lucht.
1
Start een hardloopactiviteit.
2
Loop 10 minuten hard zonder te stoppen.
3
Stop uw activiteit en sla deze op.
4
De kalibratiewaarde van de voetsensor verandert mogelijk op basis van de vastgelegde gegevens. U hoeft uw voetsensor niet opnieuw te kalibreren tenzij uw hardloopstijl verandert.

Uw voetsensor handmatig kalibreren

Voordat u het toestel kunt kalibreren, moet u het koppelen met de voetsensor (De draadloze sensoren koppelen, pagina 41).
Handmatige kalibratie wordt aanbevolen als u uw kalibratiefactor weet. Als u een voetsensor hebt gekalibreerd met een ander Garmin product, weet u mogelijk uw kalibratiefactor.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Sensoren en accessoires.
2
Selecteer uw voetsensor.
3
Selecteer Cal. Factor > Stel waarde in.
4
Pas de kalibratiefactor aan:
5
• Verhoog de kalibratiefactor als de afstand te kort is.
Draadloze sensoren 41
• Verlaag de kalibratiefactor als de afstand te lang is.

Snelheid en afstand van voetsensor instellen

Voordat u de snelheid en afstand van de voetsensor kunt kalibreren, moet u het toestel koppelen met de voetsensor (De
draadloze sensoren koppelen, pagina 41).
U kunt uw toestel instellen om snelheid en afstand te berekenen met de voetsensorgegevens in plaats van GPS-gegevens.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Sensoren en accessoires.
2
Selecteer uw voetsensor.
3
Selecteer Snelheid of Afstand.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Binnen als u met uitgeschakelde GPS traint,
meestal binnen.
• Selecteer Altijd als u uw voetsensorgegevens wilt
gebruiken ongeacht de GPS-instelling.
tempe
De tempe is een draadloze ANT+ temperatuursensor. U kunt de sensor aan een stevige band of lus bevestigen op een plek waar deze is blootgesteld aan omgevingslucht en zo een consistente bron van nauwkeurige temperatuurgegevens vormt. U moet de tempe met uw toestel koppelen om temperatuurgegevens van de tempe te kunnen weergeven.

Clubsensoren

Uw toestel is compatibel met Approach® CT10 golfclubsensoren. U kunt gekoppelde clubsensoren gebruiken om uw golfopnamen, inclusief locatie, afstand en clubtype, automatisch te volgen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw clubsensoren voor meer informatie.

Toestelinformatie

Specificaties

Batterijtype Oplaadbare, ingebouwde lithium-
fēnix 6S levensduur van batterij Maximaal 9 dagen in smartwatch-
fēnix 6 levensduur van batterij Maximaal 14 dagen in smartwatch-
fēnix 6X levensduur van batterij Maximaal 21 dagen in smartwatch-
Waterbestendigheid 10 ATM
Bedrijfs- en opslagtemperatuur­bereik
Temperatuurbereik bij opladen via USB
Temperatuurbereik bij opladen met zonne-energie
Draadloze frequenties 2,4 GHz bij 18 dBm nominaal

Batterijgegevens

De werkelijke levensduur van de batterij hangt af van de op uw toestel ingeschakelde functies, zoals activiteiten-tracking, hartslagmeting bij de pols, smartphonemeldingen, GPS, interne sensoren en aangesloten sensoren.
ionbatterij
modus
modus
modus
1
Van -20º tot 45ºC (van -4º tot 113ºF)
Van 0º tot 45ºC (van 32º tot 113ºF)
Van 0 tot 60 °C (van 32 tot 140 °F)
fēnix 6S levensduur van batterij
Maximaal 9 dagen
Maximaal 25 uur.
Maximaal 6 uur.
Maximaal 50 uur.
Maximaal 20 dagen
Maximaal 34 dagen
fēnix 6 levensduur van batterij
Maximaal 14 dagen
Maximaal 36 uur.
Maximaal 10 uur.
Maximaal 72 uur.
Maximaal 28 dagen
Maximaal 48 dagen
fēnix 6X levensduur van batterij
Maximaal 21 dagen
Maximaal 60 uur.
Maximaal 15 uur.
Maximaal 120 uur.
Maximaal 46 dagen
Maximaal 80 dagen
fēnix 6X Pro Solar levensduur van batterij
Maximaal 21 dagen plus 24 uur per
2
week.
Maximaal 60 uur plus 6
3
uur.
Maximaal 15 uur plus 1
3
uur.
Maximaal 120 uur plus 28
3
uur.
Maximaal 46 dagen plus 10 dagen
Maximaal 80 dagen plus 40 dagen
3
3
Modus
Smartwatch­modus met activiteiten volgen en 24/7 hart­slagmeting bij de pols
GPS +GLONASS modus
GPS-modus met streaming muziek
Max. batterij in GPS­modus
Expeditie­GPS-modus
Batterijspaar­stand horlo­gemodus

Gegevensbeheer

OPMERKING: Het toestel is niet compatibel met Windows 95,
98, ME, Windows NT®, en Mac® OS 10.3 en ouder.

Bestanden verwijderen

LET OP
Als u niet weet waar een bestand voor dient, verwijder het dan niet. Het geheugen van het toestel bevat belangrijke systeembestanden die niet mogen worden verwijderd.
Open het Garmin station of volume.
1
Open zo nodig een map of volume.
2
Selecteer een bestand.
3
Druk op het toetsenbord op de toets Delete.
4
OPMERKING: Mac besturingssystemen bieden een beperkte
ondersteuning voor MTP-bestandsoverdracht. U moet het Garmin station op een Windows besturingssysteem openen. U moet de Garmin Express toepassing gebruiken om muziekbestanden van uw toestel te verwijderen.

Onderhoud van het toestel

Toestelonderhoud

LET OP
Gebruik nooit een scherp voorwerp om het toestel schoon te maken.
Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen, oplosmiddelen en insectenwerende middelen die plastic onderdelen en oppervlakken kunnen beschadigen.
Spoel het toestel goed uit met leidingwater nadat het in aanraking is geweest met chloor of zout water, zonnebrand, cosmetica, alcohol en andere chemicaliën die een reactie kunnen veroorzaken. Langdurige blootstelling aan deze stoffen kan de behuizing beschadigen.
Druk niet op de knoppen onder water.
1
Het toestel is bestand tegen druk tot een diepte van maximaal 100 meter. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.2 Kan hele dag worden gedragen
met 3 uur/dag buiten in omstandigheden van 50.000 lux3 Bij gebruik in omstandigheden van 50.000 lux
42 Toestelinformatie
Houd de leren band schoon en droog. Ga niet zwemmen of onder de douche met de leren band. Blootstelling aan water of zweet kan de leren band beschadigen of doen verkleuren. Gebruik een silicone band als alternatief.
Vermijd schokken en ruwe behandeling omdat hierdoor het product korter meegaat.
Bewaar het toestel niet op een plaats waar het langdurig aan extreme temperaturen kan worden blootgesteld, omdat dit onherstelbare schade kan veroorzaken.

Het toestel schoonmaken

LET OP
Ook een klein beetje zweet of vocht kan corrosie van de elektrische contactpunten veroorzaken als het toestel is aangesloten op een oplader. Corrosie kan opladen en gegevensoverdracht blokkeren.
Veeg het toestel schoon met een doek die is bevochtigd met
1
een mild schoonmaakmiddel. Veeg de behuizing vervolgens droog.
2
Laat het toestel na reiniging helemaal drogen.
TIP: Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/fitandcare.

De leren bandjes reinigen

Veeg de leren bandjes af met een droge doek.
1
Gebruik leerreiniger om de leren bandjes te reinigen.
2
De QuickFit® bandjes vervangen
Verschuif de vergrendeling op het QuickFit bandje en
1
verwijder het bandje van het horloge.
Blader omlaag naar het laatste item in de lijst en druk op .
2
Druk op .
3
Selecteer uw taal.
4

Is mijn smartphone compatibel met mijn toestel?

Het fēnix is compatibel met smartphones met Bluetooth draadloze technologie.
Ga naar www.garmin.com/ble voor informatie over compatibiliteit.

Ik kan mijn telefoon niet koppelen met het toestel

Als uw telefoon geen verbinding maakt met het toestel, kunt u deze tips proberen.
• Schakel uw smartphone en uw toestel uit en weer in.
• Schakel Bluetooth technologie op uw smartphone in.
• Werk de Garmin Connect app bij naar de nieuwste versie.
• Verwijder uw toestel uit de Garmin Connect app en de Bluetooth instellingen op uw smartphone om het koppelingsproces opnieuw te proberen.
• Als u een nieuwe smartphone hebt gekocht, verwijdert u uw toestel uit de Garmin Connect app op de smartphone die u niet meer wilt gebruiken.
• Houd uw smartphone binnen 10 m (33 ft.) van het toestel.
• Open de Garmin Connect app op uw smartphone, selecteer
of , en vervolgens Garmin toestellen > Voeg toestel
toe om de koppelmodus in te schakelen.
• From the watch face, hold MENU, and select Telefoon > Koppel telefoon.
Breng de nieuwe band op één lijn met het horloge.
2
Druk de band op zijn plaats.
3
OPMERKING: Controleer of de band stevig vastzit. De
vergrendeling moet over het pennetje van het horloge heen sluiten.
Herhaal de stappen 1 t/m 3 om de andere band te
4
vervangen.

Metalen band aanpassen

Als uw horloge een metalen band heeft, dient u uw horloge naar een juwelier of andere professional te brengen als de lengte van de metalen band moet worden aangepast.

Problemen oplossen

Op mijn toestel wordt niet de juiste taal gebruikt

U kunt de taal wijzigen als u per ongeluk niet de juiste taal hebt geselecteerd op het toestel.
Houd MENU ingedrukt.
1

Kan ik mijn Bluetooth sensor gebruiken bij mijn horloge?

Dit toestel is compatibel met sommige Bluetooth sensoren. Wanneer u voor de eerste keer een sensor met uw Garmin toestel verbindt, moet u het toestel en de sensor koppelen. Nadat de koppeling is voltooid, maakt het toestel automatisch een verbinding met de sensor wanneer u een activiteit start en de sensor actief is en zich binnen bereik bevindt.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Sensoren en accessoires > Voeg toe.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Door alle sensoren zoeken.
• Selecteer uw type sensor. U kunt de optionele gegevensvelden aanpassen
(Gegevensschermen aanpassen, pagina 32).

Ik kan mijn hoofdtelefoon niet koppelen met het toestel

Als uw hoofdtelefoon eerder met uw smartphone was verbonden met behulp van Bluetooth technologie, kan deze verbinding maken met uw smartphone voordat verbinding wordt gemaakt met uw toestel. U kunt deze tips proberen.
• Schakel Bluetooth technologie uit op uw smartphone. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw smartphone
voor meer informatie.
• Houd 10 m (33 ft.) afstand van uw smartphone als uw hoofdtelefoon verbinding maakt met het toestel.
• Koppel uw hoofdtelefoon met uw toestel (Een Bluetooth
hoofdtelefoon aansluiten, pagina 14).
Problemen oplossen 43

Mijn muziek valt weg of mijn hoofdtelefoons blijven niet verbonden

Wanneer u een fēnix toestel gebruikt dat via Bluetooth technologie met hoofdtelefoons verbonden is, dan is het signaal het sterkst wanneer zich niets tussen het toestel en de antenne van de hoofdtelefoons bevindt.
• Als het signaal door uw lichaam gaat, treedt er mogelijk signaalverlies op of wordt de verbinding met uw hoofdtelefoons verbroken.
• Het wordt aanbevolen om de hoofdtelefoons zo te dragen dat de antenne zich aan dezelfde kant van uw lichaam bevindt als uw fēnix toestel.

Uw toestel opnieuw opstarten

Houd LIGHT ingedrukt tot het toestel is uitgeschakeld.
1
Houd LIGHT ingedrukt om het toestel in te schakelen.
2

Alle standaardinstellingen herstellen

U kunt alle fabrieksinstellingen van het toestel resetten.
Houd MENU ingedrukt.
1
Selecteer Systeem > Herstellen.
2
Selecteer een optie:
3
• Om alle fabrieksinstellingen van het toestel te resetten en
alle door de gebruiker ingevoerde informatie en activiteitgeschiedenis op te slaan, selecteert u Standaardinstellingen herstellen.
• Als u alle activiteiten uit de geschiedenis wilt verwijderen,
selecteert u Wis alle activiteiten.
• Als u alle totalen voor afstand en tijd wilt herstellen,
selecteert u Herstel totalen.
• Om alle fabrieksinstellingen van het toestel te resetten en
alle door de gebruiker ingevoerde informatie en activiteitgeschiedenis te verwijderen, selecteert u
Gegevens verw. en inst. herstellen. OPMERKING: Als u een Garmin Pay portemonnee hebt
ingesteld, wordt door deze optie de portemonnee van uw toestel verwijderd. Als u muziek op uw toestel hebt opgeslagen, wordt door deze optie de opgeslagen muziek verwijderd.

Satellietsignalen ontvangen

Het toestel dient mogelijk vrij zicht op de satellieten te hebben om satellietsignalen te kunnen ontvangen. De tijd en datum worden automatisch ingesteld op basis van uw GPS-positie.
TIP: Ga voor meer informatie over GPS naar www.garmin.com
/aboutGPS.
Ga naar buiten naar een open gebied.
1
De voorzijde van het toestel moet naar de lucht zijn gericht. Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
2
Het kan 30 tot 60 seconden duren voordat satellietsignalen worden gevonden.

De ontvangst van GPS-signalen verbeteren

• Synchroniseer het toestel regelmatig met uw Garmin Connect account:
◦ Verbind uw toestel met een computer via de USB-kabel
en de Garmin Express app.
◦ Synchroniseer uw toestel met de Garmin Connect app op
uw Bluetooth smartphone.
◦ Verbind uw toestel met uw Garmin Connect account via
een WiFi draadloos netwerk.
Na verbinding met uw Garmin Connect account downloadt het toestel diverse dagen aan satellietgegevens, zodat het toestel snel satellietsignalen kan vinden.
• Ga met uw toestel naar buiten, naar een open plek, ver weg van hoge gebouwen en bomen.
• Blijf enkele minuten stilstaan.

De temperatuurmeting is niet nauwkeurig

Uw lichaamstemperatuur is van invloed op de temperatuurmeting van de interne temperatuursensor. Voor de meest nauwkeurige temperatuurmeting dient u het horloge van uw pols te verwijderen en ongeveer 20 tot 30 minuten te wachten.
U kunt ook een optionele externe tempe temperatuursensor gebruiken voor een nauwkeurige meting van de omgevingstemperatuur wanneer u het horloge draagt.

De levensduur van de batterij verlengen

U kunt verschillende acties ondernemen om de levensduur van de batterij te verlengen.
• De vermogensmodus tijdens een activiteit wijzigen (De
vermogensmodus wijzigen, pagina 3).
• De batterijspaarstandfunctie inschakelen vanuit het bedieningsmenu (Het bedieningsmenu weergeven,
pagina 1).
• Hiermee kunt u de time-out voor schermverlichting verlagen (De schermverlichtingsinstellingen wijzigen, pagina 40).
• Verminder de helderheid van de schermverlichting.
• Gebruik UltraTrac GPS-modus voor uw activiteit (UltraTrac,
pagina 35).
• Schakel Bluetooth technologie uit wanneer u niet gebruikmaakt van connected functies (Connected functies,
pagina 8).
• Wanneer u uw activiteit voor een langere periode pauzeert, kunt u deze later hervatten (Een activiteit stoppen, pagina 3).
• Activiteiten volgen uitschakelen (Activiteiten volgen
uitschakelen, pagina 24).
• Gebruik een watch face die niet elke seconde wordt bijgewerkt.
Gebruik bijvoorbeeld een wijzerplaat zonder secondewijzer (De watch face aanpassen, pagina 37).
• Beperk de smartphone meldingen die op het toestel worden weergegeven (Meldingen beheren, pagina 9).
• Stop het verzenden van hartslaggegevens naar gekoppelde Garmin toestellen (Hartslaggegevens verzenden naar
Garmin toestellen, pagina 14).
• Schakel de hartslagmeting aan de pols uit (De
polshartslagmeter uitschakelen, pagina 15).
OPMERKING: De hartslagmeting aan de pols wordt gebruikt om het aantal minuten activiteit bij hoge inspanning en het aantal verbrande calorieën te berekenen.
• Schakel de handmatige meting op de Pulse oxymeter in (Handmatige acclimatisatie inschakelen, pagina 22).

Activiteiten volgen

Ga naar garmin.com/ataccuracy voor meer informatie over de nauwkeurigheid van activiteiten-tracking.

Mijn dagelijkse stappentelling wordt niet weergegeven

De dagelijkse stappentelling wordt elke dag om middernacht op nul gezet.
Als er streepjes verschijnen in plaats van uw stappentelling, moet u wachten tot uw toestel satellietsignalen ontvangt en de tijd automatisch instelt.
44 Problemen oplossen

Mijn stappentelling lijkt niet nauwkeurig te zijn

Als uw stappentelling niet nauwkeurig lijkt te zijn, kunt u deze tips proberen.
• Draag het toestel om uw niet-dominante pols.
• Draag het toestel in uw zak wanneer u een wandelwagen of grasmaaier duwt.
• Draag het toestel in uw zak wanneer u alleen uw handen of armen gebruikt.
OPMERKING: Het toestel kan herhalende bewegingen, zoals afwassen, was opvouwen of in de handen klappen, interpreteren als stappen.

De stappentellingen op mijn toestel en mijn Garmin Connect account komen niet overeen

De stappentelling op uw Garmin Connect account wordt bijgewerkt wanneer u uw toestel synchroniseert.
Selecteer een optie:
1
• Synchroniseer uw stappentelling met de Garmin Connect
applicatie (Garmin Connect op uw computer gebruiken,
pagina 10).
• Synchroniseer uw stappentelling met de Garmin Connect
app (Gegevens handmatig synchroniseren met Garmin
Connect, pagina 10).
Wacht tot het toestel uw gegevens heeft gesynchroniseerd.
2
Synchronisatie kan enkele minuten duren. OPMERKING: U kunt uw gegevens niet synchroniseren en
uw stappentelling niet bijwerken door het scherm van de Garmin Connect app of de Garmin Connect toepassing te vernieuwen.

Het aantal opgelopen trappen lijkt niet te kloppen

Uw toestel gebruikt een interne barometer om hoogteverschillen te meten als u trappen loopt. Een opgelopen trap staat gelijk aan 3 m (10 ft.).
• Houd geen trapleuningen vast en sla geen treden over bij het traplopen.
• Bescherm uw toestel in winderige omgevingen met uw mouw of jas. Sterke windvlagen kunnen namelijk foutieve metingen veroorzaken.

Meer informatie

Meer informatie over dit product vindt u op de Garmin website.
• Ga naar support.garmin.com voor meer handleidingen, artikelen en software-updates.
• Ga naar buy.garmin.com of neem contact op met uw Garmin dealer voor informatie over optionele accessoires en vervangingsonderdelen.
• Ga naar www.garmin.com/ataccuracy. Dit is geen medisch toestel.

Appendix

Gegevensvelden

OPMERKING: Voor sommige gegevensvelden hebt u ANT+ of
Bluetooth accessoires nodig om de gegevens weer te geven. % functioneel drempelvermogen: Het huidige
uitgangsvermogen als percentage van het functionele drempelvermogen (FTP).
% hartslagreserve: Het percentage van de hartslagreserve
(maximale hartslag minus rusthartslag).
%HSR laatste ronde: Het gemiddelde percentage van de
hartslagreserve (maximale hartslag minus rusthartslag) voor de laatste voltooide ronde.
10s vermogen: Het voortschrijdend gemiddelde (10 seconden)
van het uitgangsvermogen.
24-uur maximum: De maximumtemperatuur gemeten in de
afgelopen 24 uur met een compatibele temperatuursensor.
24-uur minimum: De minimumtemperatuur gemeten in de
afgelopen 24 uur met een compatibele temperatuursensor.
30s vermogen: Het voortschrijdend gemiddelde (30 seconden)
van het uitgangsvermogen.
3s vermogen: Het voortschrijdend gemiddelde (3 seconden)
van het uitgangsvermogen.
Achter: De achterste fietsversnelling van een
versnellingspositiesensor.
Ademhalingsritme: Uw ademhalingsritme in ademhalingen per
minuut (brpm).
Aeroob trainingseffect: De impact van de huidige activiteit op
uw aerobe conditie.
Afstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
activiteit of het huidige spoor.
Afstand per slag: Roeisporten. De afstand die u per slag hebt
afgelegd.
Afstand tot volgende: De resterende afstand tot het volgende
waypoint op uw route. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Anaeroob trainingseffect: De impact van de huidige activiteit
op uw anaerobe conditie.
Arbeid: De totale verrichte inspanningen (uitgangsvermogen) in
kilojoules.
Balans: De huidige vermogensbalans links/rechts. Balans 10s: Het voortschrijdend gemiddelde (10 seconden) van
de vermogensbalans links/rechts.
Balans 30s: Het voortschrijdend gemiddelde (30 seconden) van
de vermogensbalans links/rechts.
Balans 3s: Het voortschrijdend gemiddelde (drie seconden) van
de vermogensbalans links/rechts.
Balans grondcontacttijd: De links/rechts-balans van uw
grondcontacttijd tijdens het hardlopen.
Banen: Het aantal volledige banen dat gedurende de huidige
activiteit is afgelegd.
Barometerdruk: De huidige gekalibreerde omgevingsluchtdruk. Batterijniveau: De resterende batterijvoeding. Batterij versnelling: De batterijstatus van een
versnellingspositiesensor.
Behouden snelheid: De snelheid waarmee u een bestemming
langs uw route nadert. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Bestemmingslocatie: De positie van uw eindbestemming. Bestemmingswaypoint: Het laatste punt op de route naar de
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Cadans: Fietsen. Het aantal omwentelingen van de pedaalarm.
Voor weergave van deze gegevens moet uw toestel zijn aangesloten op een cadansaccessoire.
Cadans: Hardlopen. Het aantal stappen per minuut (rechts en
links).
Cadans laatste ronde: Fietsen. De gemiddelde cadans van de
laatste voltooide ronde.
Cadans laatste ronde: Hardlopen. De gemiddelde cadans van
de laatste voltooide ronde.
Calorieën: De hoeveelheid calorieën die u hebt verbrand. COG: De werkelijke reisrichting, ongeacht de gevolgde koers en
tijdelijke koersvariaties.
Appendix 45
Daling laatste ronde: De verticale afstand van de daling van de
laatste voltooide ronde.
Daling ronde: De verticale afstand van de daling voor de
huidige ronde.
Di2 batterij: De resterende batterijspanning van een Di2 sensor. Efficiëntie draaimoment: Meting van de pedaalslagen-
efficiëntie van een gebruiker.
ETA: Het geschatte tijdstip waarop u de eindbestemming zult
bereiken (aangepast aan de lokale tijd van de bestemming). Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
ETA bij volgende: Het geschatte tijdstip waarop u het volgende
waypoint op de route zult bereiken (aangepast aan de lokale tijd van het waypoint). Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
ETE: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om de
eindbestemming te bereiken. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Gem. balans grondcontacttijd: De gemiddelde
grondcontacttijd-balans voor de huidige sessie.
Gem. grondsnelheid: De gemiddelde snelheid waarmee u zich
tijdens de huidige activiteit voortbeweegt, ongeacht de gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
Gem. nautische grondsnelh: De gemiddelde snelheid
waarmee u zich tijdens de huidige activiteit voortbeweegt in knopen, ongeacht de gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
Gem. ped-midden-offset: De gemiddelde pedaalmidden-offset
voor de huidige activiteit.
Gem. piekvermfase links: De gemiddelde
piekvermogensfasehoek voor het linkerbeen voor de huidige activiteit.
Gem. vermfase links: De gemiddelde vermogensfasehoek voor
het linkerbeen voor de huidige activiteit.
Gem. vermfase rechts: De gemiddelde vermogensfasehoek
voor het rechterbeen voor de huidige activiteit.
Gemiddeld % hartslagreserve: Het gemiddelde percentage
van de hartslagreserve (maximale hartslag minus rusthartslag) voor de huidige activiteit.
Gemiddelde afstand per slag: Zwemmen. De gemiddelde
afstand die u per slag hebt afgelegd tijdens de huidige activiteit.
Gemiddelde afstand per slag: Roeisporten. De gemiddelde
afstand die u per slag hebt afgelegd tijdens de huidige activiteit.
Gemiddelde balans: De gemiddelde vermogensbalans links/
rechts voor de huidige activiteit.
Gemiddelde bewogen snelheid: De gemiddelde snelheid
wanneer u zich verplaatst voor de huidige activiteit.
Gemiddelde cadans: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de
huidige activiteit.
Gemiddelde cadans: Hardlopen. De gemiddelde cadans voor
de huidige activiteit.
Gemiddelde daling: De gemiddelde verticale afstand van de
daling sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Gemiddelde grondcontacttijd: Gemiddelde grondcontacttijd
voor de huidige activiteit.
Gemiddelde hartslag: De gemiddelde hartslag voor de huidige
activiteit.
Gemiddelde hartslag %max.: Het gemiddelde percentage van
de maximale hartslag voor de huidige activiteit.
Gemiddelde nautische snelheid: De gemiddelde snelheid in
knopen voor de huidige activiteit.
Gemiddelde rondetijd: De gemiddelde rondetijd voor de
huidige activiteit.
Gemiddelde slagen per baan: Het gemiddelde aantal slagen
per baan van het zwembad gedurende de huidige activiteit.
Gemiddelde slagsnelheid: Roeisporten. Het gemiddelde aantal
slagen per minuut (spm) tijdens de huidige activiteit.
Gemiddelde snelheid: De gemiddelde snelheid voor de huidige
activiteit.
Gemiddelde staplengte: De gemiddelde staplengte voor de
huidige sessie.
Gemiddelde stijging: De gemiddelde verticale afstand van de
stijging sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Gemiddelde Swolf: De gemiddelde swolf-score voor de huidige
activiteit. De swolf-score is de som van de tijd voor één baan en het aantal slagen voor die baan (Zwemtermen, pagina 5). Bij zwemmen in open water wordt de swolfscore berekend over 25 meter.
Gemiddelde totale snelheid: De totale gemiddelde snelheid
voor de huidige activiteit, op basis van de snelheid wanneer u zich verplaatst en stilstand.
Gemiddelde verticale oscillatie: De gemiddelde verticale
oscillatie voor de huidige activiteit.
Gemiddelde verticale ratio: De gemiddelde verhouding tussen
verticale oscillatie en staplengte voor de huidige sessie.
Gemiddeld tempo: Het gemiddelde tempo van de huidige
activiteit.
Gemiddeld tempo 500 meter: Het gemiddelde roeitempo per
500 meter voor de huidige activiteit.
Gemiddeld vermogen: Het gemiddelde uitgangsvermogen voor
de huidige activiteit.
Gem piekvermfase rechts: De gemiddelde
piekvermogensfasehoek voor het rechterbeen voor de huidige activiteit.
Geschatte totale afstand: De geschatte afstand vanaf de start
naar de eindbestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Glijhoek: De hoek van de horizontale afgelegde afstand in
verhouding tot de wijziging in verticale afstand.
Glijhoek tot bestemming: De glijhoek die nodig is om van uw
huidige positie af te dalen naar de hoogte van uw bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
GPS: De sterkte van het signaal van de GPS-satelliet. GPS-hoogte: De hoogte van uw huidige locatie op basis van
GPS.
GPS-koers: De richting waar u naartoe gaat op basis van GPS. Gradiënt: De berekening van de stijging over de afstand. Als u
bijvoorbeeld 10 ft (3 m.) stijgt na elke 200 ft (60 m.) die u aflegt, dan is de helling ofwel het stijgingspercentage 5%.
Grafische cadans: Een gekleurde meter die uw huidige
hardloopcadansbereik aangeeft.
Grafische hartslag: Een gekleurde meter die uw huidige
hartslagzone weergeeft.
Grondcontacttijd: De hoeveelheid tijd voor iedere stap tijdens
het hardlopen waarbij er contact is met de grond, gemeten in milliseconden. Grondcontacttijd wordt niet berekend als u wandelt.
Grondsnelheid laatste ronde: De gemiddelde snelheid tijdens
de laatst voltooide ronde, ongeacht de gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
Grondsnelh rnd: De gemiddelde snelheid tijdens de huidige
ronde, ongeacht de gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
46 Appendix
Hartslag: Uw aantal hartslagen per minuut. Voor deze
fysiologische metingen moet uw toestel beschikken over hartslagmeting aan de pols of zijn verbonden met een compatibele hartslagmeter.
Hartslag %max: Het percentage van maximale hartslag. Hartslagzone: Uw huidige hartslagbereik (1 tot 5). De
standaardzones zijn gebaseerd op uw gebruikersprofiel en de maximale hartslag (220 min uw leeftijd).
Herhaal: De timer voor het laatste interval plus de huidige
rustpauze (zwemmen in zwembad).
Herhalingen: Het aantal herhalingen in een workoutset tijdens
een krachttraining.
Hoogte: De hoogte van uw huidige locatie boven of onder
zeeniveau.
Intensity Factor: De Intensity Factor™ voor de huidige activiteit. Intervalafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor het
huidige interval.
Intervalbanen: Het aantal volledige banen dat tijdens het
huidige interval is afgelegd.
Interval gem. hartslag: De gemiddelde hartslag voor het
huidige zweminterval.
Interval gemiddeld %HSR: Het gemiddelde percentage van de
hartslagreserve (maximale hartslag minus rusthartslag) voor het huidige zweminterval.
Interval gemiddelde %max.: Het gemiddelde percentage van
de maximale hartslag voor het huidige zweminterval.
Interval maximum %HSR: Het gemiddelde percentage van de
hartslagreserve (maximale hartslag minus rusthartslag) voor het huidige zweminterval.
Interval maximum %max.: Het gemiddelde percentage van de
maximale hartslag voor het huidige zweminterval.
Interval maximum hartslag: De maximale hartslag voor het
huidige zweminterval.
Interval slagen/baan: Het gemiddelde aantal slagen per baan
van het zwembad gedurende de huidige interval.
Interval slagsnelheid: Het gemiddelde aantal slagen per
minuut (spm) tijdens het huidige interval.
Intervaltempo: Het gemiddelde tempo van het huidige interval. Intervaltijd: De stopwatchtijd voor het huidige interval. Koers: De richting van uw beginlocatie naar een bestemming.
De koers kan worden weergegeven als een geplande of ingestelde route. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Koers: De richting waarin u zich verplaatst. Kompaskoers: De richting waar u naartoe gaat op basis van
het kompas.
Laatste baan Swolf: De swolf-score voor de laatste voltooide
baan.
Laatste rondeafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de
laatste voltooide ronde.
Laatste ronde afstand per slag: Zwemmen. De gemiddelde
afstand die u per slag hebt afgelegd tijdens de laatst voltooide ronde.
Laatste ronde afstand per slag: Roeisporten. De gemiddelde
afstand die u per slag hebt afgelegd tijdens de laatst voltooide ronde.
Laatste ronde hartslag: De gemiddelde hartslag voor de
laatste voltooide ronde.
Laatste ronde hartslag %max: Het gemiddelde percentage
van de maximale hartslag voor de laatste voltooide ronde.
Laatste ronde slagen: Zwemmen. Het totale aantal slagen voor
de laatst voltooide ronde.
Laatste ronde slagen: Roeisporten. Het totale aantal slagen
voor de laatst voltooide ronde.
Laatste ronde slagsnelheid: Zwemmen. Het gemiddelde
aantal slagen per minuut (spm) tijdens de laatst voltooide ronde.
Laatste ronde slagsnelheid: Roeisporten. Het gemiddelde
aantal slagen per minuut (spm) tijdens de laatst voltooide ronde.
Laatste rondesnelheid: De gemiddelde snelheid voor de
laatste voltooide ronde.
Laatste ronde Swolf: De swolf-score voor de laatst voltooide
ronde.
Laatste rondetempo: Het gemiddelde tempo van de laatste
voltooide ronde.
Laatste rondetijd: De stopwatchtijd voor de laatste voltooide
ronde.
Last: De trainingsbelasting voor de huidige activiteit. De
trainingsbelasting is het overtollig zuurstofverbruik na inspanning (EPOC), dat aangeeft hoe inspannend uw workout was.
Lengte/Breedte: De huidige positie in lengte- en breedtegraad
ongeacht de geselecteerde instelling voor de positieweergave.
Locatie: De huidige positie met de geselecteerde instelling voor
de positieweergave.
Max. grondsnelh: De maximale snelheid tijdens de huidige
activiteit, ongeacht de gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
Max. nautische grondsnelh: De maximale snelheid tijdens de
huidige activiteit in knopen, ongeacht de gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
Maximale hoogte: Het hoogst bereikte punt sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Maximum daling: De maximale daalsnelheid in meter per
minuut of voeten per minuut sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Maximum nautische snelheid: De maximumsnelheid in
knopen voor de huidige activiteit.
Maximum ronde vermogen: Het hoogste uitgangsvermogen
voor de huidige ronde.
Maximumsnelheid: De hoogste snelheid voor de huidige
activiteit.
Maximum stijging: De maximale stijgsnelheid in voet per
minuut of meter per minuut sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Maximum vermogen: Het hoogste uitgangsvermogen voor de
huidige activiteit.
Minimale hoogte: Het laagst bereikte punt sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Multisporttijd: De totale tijd voor alle sporten tijdens een
multisportactiviteit, inclusief overgangen.
Nautische afstand: De afstand afgelegd in nautische meters of
nautische voeten.
Nautische grondsnelh: De werkelijke snelheid tijdens de
huidige activiteit in knopen, ongeacht de gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
Nautische snelheid: De huidige snelheid in knopen. Normalized Power: De Normalized Power™ voor de huidige
activiteit.
Normalized Power laatste ronde: Het gemiddelde Normalized
Power van de laatste voltooide ronde.
Normalized Power ronde: Het gemiddelde Normalized Power
van de huidige ronde.
Appendix 47
Omgevingsluchtdruk: De niet-gekalibreerde
omgevingsluchtdruk.
Pedaalmidden-offset: Pedaalmidden-offset. Pedaalmidden-
offset is de locatie op het pedaaloppervlak waarop kracht wordt uitgeoefend.
Pedaalsoepelheid: De meting van de krachtverdeling op de
pedalen bij iedere pedaalslag door een gebruiker.
Peiling: De richting vanaf uw huidige locatie naar een
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Piekvermogensfase links: De huidige piekvermogensfasehoek
voor het linkerbeen. Piekvermogensfase is het hoekgebied waarover de fietser het piekgedeelte van de aandrijfkracht uitoefent.
Piekvermogensfase rechts: De huidige
piekvermogensfasehoek voor het rechterbeen. Piekvermogensfase is het hoekgebied waarover de fietser het piekgedeelte van de aandrijfkracht uitoefent.
Prestatieconditie: De score voor de prestatieconditie is een
real-time meting van uw prestatievermogen.
Resterende afstand: De resterende afstand tot de
eindbestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
RND BAL. GCT: De gemiddelde grondcontacttijd-balans voor
de huidige ronde.
Rnd piekverm-fase rechts: De gemiddelde
piekvermogensfasehoek voor het rechterbeen voor de huidige ronde.
Ronde % hartslagreserve: Het gemiddelde percentage van de
hartslagreserve (maximale hartslag minus rusthartslag) voor de huidige ronde.
Rondeafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
ronde.
Ronde afstand per slag: Zwemmen. De gemiddelde afstand
die u per slag hebt afgelegd tijdens de huidige ronde.
Ronde afstand per slag: Roeisporten. De gemiddelde afstand
die u per slag hebt afgelegd tijdens de huidige ronde.
Rondebalans: De gemiddelde vermogensbalans links/rechts
voor de huidige ronde.
Rondecadans: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de huidige
ronde.
Rondecadans: Hardlopen. De gemiddelde cadans voor de
huidige ronde.
Ronde-grondcontacttijd: Gemiddelde grondcontacttijd voor de
huidige ronde.
Ronde hartslag: De gemiddelde hartslag voor de huidige
ronde.
Ronde hartslag %max.: Het gemiddelde percentage van de
maximale hartslag voor de huidige ronde.
Ronden: Het aantal ronden dat is voltooid voor de huidige
activiteit.
Ronde ped.midden-offset: De gemiddelde pedaalmidden-
offset voor de huidige ronde.
Ronde piekvermfase links: De gemiddelde
piekvermogensfasehoek voor het linkerbeen voor de huidige ronde.
Ronde slagen: Zwemmen. Het totale aantal slagen voor de
huidige ronde.
Ronde slagen: Roeisporten. Het totale aantal slagen voor de
huidige ronde.
Ronde slagsnelheid: Zwemmen. Het gemiddelde aantal slagen
per minuut (spm) tijdens de huidige ronde.
Ronde slagsnelheid: Roeisporten. Het gemiddelde aantal
slagen per minuut (spm) tijdens de huidige ronde.
Rondesnelheid: De gemiddelde snelheid voor de huidige
ronde.
Ronde staplengte: De gemiddelde staplengte voor de huidige
ronde.
Ronde Swolf: De swolf-score voor de huidige ronde. Rondetempo: Het gemiddelde tempo van de huidige ronde. Rondetijd: De stopwatchtijd voor de huidige ronde. Ronde verm.fase links: De gemiddelde vermogensfasehoek
voor het linkerbeen voor de huidige ronde.
Ronde vermfase rechts: De gemiddelde vermogensfasehoek
voor het rechterbeen voor de huidige ronde.
Ronde verticale oscillatie: De gemiddelde verticale oscillatie
voor de huidige ronde.
Ronde verticale ratio: De gemiddelde verhouding tussen
verticale oscillatie en staplengte voor de huidige ronde.
Rusttijd: De timer voor de huidige rustpauze (zwemmen in
zwembad).
Slagen: Zwemmen. Het totale aantal slagen voor de huidige
activiteit.
Slagen: Roeisporten. Het totale aantal slagen voor de huidige
activiteit.
Slagen laatste baan: Het totale aantal slagen voor de laatste
voltooide baan.
Slagsnelheid: Zwemmen. Het aantal slagen per minuut (spm). Slagsnelheid: Roeisporten. Het aantal slagen per minuut (spm). Slagsnelheid laatste baan: Het gemiddelde aantal slagen per
minuut (spm) tijdens de laatste voltooide baan.
Slagtype interval: Het huidige slagtype voor het interval. Slagtype laatste baan: Het slagtype dat is gebruikt tijdens de
laatste voltooide baan.
Snelheid: De huidige snelheid waarmee u zich verplaatst. Snelh over grond: De werkelijke snelheid waarmee u reist,
ongeacht de gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
Spier O2 verzadiging %: Het geschatte percentage verzadiging
spierzuurstof voor de huidige activiteit.
Staplengte: De afstand tussen de plekken waar u uw ene voet
en uw andere voet neerzet, gemeten in meters.
Stel timer in: De hoeveelheid tijd die in de huidige workoutset
wordt doorgebracht tijdens een krachttraining.
Stijging laatste ronde: De verticale afstand van de stijging van
de laatste voltooide ronde.
Stijging ronde: De verticale afstand van de stijging van de
huidige ronde.
Swolf van interval: De gemiddelde swolf-score voor het huidige
interval.
Temp. 500m ronde: Het gemiddelde roeitempo per 500 meter
voor de huidige ronde.
Temperatuur: De temperatuur van de lucht. Uw
lichaamstemperatuur beïnvloedt de temperatuursensor. U kunt een tempe sensor koppelen met uw toestel voor een consistente bron van nauwkeurige temperatuurgegevens.
Tempo: Het huidige tempo. Tempo 500 meter: Het huidige roeitempo per 500 meter. Tempo 500 meter laatste ronde: Het gemiddelde roeitempo
per 500 meter voor de laatste ronde.
Tempo laatste baan: Het gemiddelde tempo van de laatste
voltooide volledige baan.
Tijd: De tijd van de dag, op basis van uw huidige locatie en
tijdinstellingen (notatie, tijdzone en zomertijd).
Tijd bewogen: De totale tijd die u hebt bewogen voor de
huidige activiteit.
48 Appendix
Tijd gestopt: De totale tijd die u hebt stilgestaan voor de
huidige activiteit.
Tijd in zone: De tijd verstreken in elke hartslag- of
vermogenszone.
Tijd staand: De tijd dat u staand op de pedalen hebt getrapt
voor de huidige activiteit.
Tijd staand - ronde: De tijd dat u staand op de pedalen hebt
getrapt voor de huidige ronde.
Tijd tot volgende: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om
het volgende waypoint op de route te bereiken. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Tijd zittend: De tijd dat u zittend op de pedalen hebt getrapt
voor de huidige activiteit.
Tijd zittend - ronde: De tijd dat u zittend op de pedalen hebt
getrapt voor de huidige ronde.
Timer: De huidige tijd van de afteltimer. Totaal hemoglobine: De totale geschatte
hemoglobineconcentratie in de spier.
Totale daling: De totale afstand van de daling sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Totale stijging: De totale afstand van de stijging sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Training Stress Score: De Training Stress Score™ voor de
huidige activiteit.
Trappen omhoog: Het totale aantal trappen dat u die dag hebt
geklommen.
Uit koers: De afstand naar links of rechts die u van uw
oorspronkelijke koers bent afgeweken. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Verdiepingen omlaag: Het totale aantal trappen dat u die dag
bent afgegaan.
Verdiepingen per minuut: Het aantal trappen dat u per minuut
hebt geklommen.
Vermogen: Het huidige uitgangsvermogen in watt. Vermogen laatste ronde: Het gemiddelde uitgangsvermogen
voor de laatste voltooide ronde.
Vermogen per gewicht: Het huidige vermogen gemeten in watt
per kilogram.
Vermogen ronde: Het gemiddelde uitgangsvermogen voor de
huidige ronde.
Vermogensfase links: De huidige vermogensfasehoek voor het
linkerbeen. Vermogensfase is het pedaalslaggebied waar positief vermogen wordt geproduceerd.
Vermogensfase rechts: De huidige vermogensfasehoek voor
het rechterbeen. Vermogensfase is het pedaalslaggebied waar positief vermogen wordt geproduceerd.
Vermogenszone: Het huidige uitgangsvermogensbereik (1–7),
gebaseerd op uw FTP of aangepaste instellingen.
Versnellingen: De voorste en achterste fietsversnellingen van
een versnellingspositiesensor.
Versnellingscombo: De huidige versnellingscombinatie van
een versnellingspositiesensor.
Versnellingsratio: Het aantal tanden op de voorste en
achterste fietsversnellingen, zoals gedetecteerd door een versnellingspositiesensor.
Verstreken tijd: De totale verstreken tijd. Als u bijvoorbeeld de
timer start en 10 minuten hardloopt, vervolgens de timer 5 minuten stopt en daarna de timer weer start en 20 minuten hardloopt, bedraagt de verstreken tijd 35 minuten.
Verticale afstand tot bestemming: De afstand die u stijgt
tussen uw huidige positie en de eindbestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Verticale oscillatie: De op-en-neerbeweging tijdens het
hardlopen. De verticale beweging van uw bovenlichaam, gemeten in centimeters voor iedere stap.
Verticale snelheid: De stijg- of daalsnelheid over tijd. Verticale snelheid tot bestemming: De stijg- of daalsnelheid
naar een vooraf bepaalde hoogte. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Verticale verhouding: De verhouding tussen verticale oscillatie
en staplengte.
Volgend waypoint: Het volgende punt op de route. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Voor: De voorste fietsversnelling van een
versnellingspositiesensor.
Zon onder: Het tijdstip waarop de zon ondergaat, gebaseerd op
uw GPS-positie.
Zon op: Het tijdstip waarop de zon opkomt, gebaseerd op uw
GPS-positie.
Standaardwaarden VO2 Max.
In deze tabellen vindt u de gestandaardiseerde classificaties van het geschat VO2 max. op basis van leeftijd en geslacht.
Mannen Percentiel 20–29 30–39 40–49 50–59 60–69 70–79
Voortreffelijk 95 55,4 54 52,5 48,9 45,7 42,1
Uitstekend 80 51,1 48,3 46,4 43,4 39,5 36,7
Goed 60 45,4 44 42,4 39,2 35,5 32,3
Redelijk 40 41,7 40,5 38,5 35,6 32,3 29,4
Slecht 0–40 <41,7 <40,5 <38,5 <35,6 <32,3 <29,4
Vrouwen Percentiel 20–29 30–39 40–49 50–59 60–69 70–79
Voortreffelijk 95 49,6 47,4 45,3 41,1 37,8 36,7
Uitstekend 80 43,9 42,4 39,7 36,7 33 30,9
Goed 60 39,5 37,8 36,3 33 30 28,1
Redelijk 40 36,1 34,4 33 30,1 27,5 25,9
Slecht 0–40 <36,1 <34,4 <33 <30,1 <27,5 <25,9
Gegevens afgedrukt met toestemming van The Cooper Institute. Ga voor meer informatie naar www.CooperInstitute.org.

FTP-waarden

Deze tabellen bevatten classificaties voor geschat functioneel drempelvermogen (FTP) op basis van geslacht.
Appendix 49
Mannen Watt per kilogram (W/kg)
Voortreffelijk 5,05 en meer
Uitstekend Tussen 3,93 en 5,04
Mannen Watt per kilogram (W/kg)
Goed Tussen 2,79 en 3,92
Redelijk Tussen 2,23 en 2,78
Ongetraind Minder dan 2,23
Vrouwen Watt per kilogram (W/kg)
Voortreffelijk 4,30 en meer
Uitstekend Tussen 3,33 en 4,29
Goed Tussen 2,36 en 3,32
Redelijk Tussen 1,90 en 2,35
Ongetraind Minder dan 1,90
FTP-waarden zijn gebaseerd op onderzoek verricht door Hunter Allen en Andrew Coggan, PhD, Training and Racing with a Power Meter (Boulder, CO: VeloPress, 2010).

Wielmaat en omvang

Uw snelheidsensor detecteert automatisch uw wielmaat. Indien nodig, kunt u handmatig uw wielmaat invoeren in de instellingen van de snelheidsensor.
De wielmaat wordt aan weerszijden van de band aangegeven. Dit is geen volledige lijst. U kunt ook de omtrek van uw wiel meten of een van de rekenmachines op internet gebruiken.
Bandafmeting Wielmaat (mm)
20 × 1,75 1515
20 × 1-3/8 1615
22 × 1-3/8 1770
22 × 1-1/2 1785
24 × 1 1753
24 × 3/4 (tubulair) 1785
24 × 1-1/8 1795
24 × 1,75 1890
24 × 1-1/4 1905
24 × 2,00 1925
24 × 2,125 1965
26 × 7/8 1920
26 × 1-1,0 1913
26 × 1 1952
26 × 1,25 1953
26 × 1-1/8 1970
26 × 1,40 2005
26 × 1,50 2010
26 × 1,75 2023
26 × 1,95 2050
26 × 2,00 2055
26 × 1-3/8 2068
26 × 2,10 2068
26 × 2,125 2070
26 × 2,35 2083
26 × 1-1/2 2100
26 × 3,00 2170
27 × 1 2145
27 × 1-1/8 2155
27 × 1-1/4 2161
27 × 1-3/8 2169
29 x 2.1 2288
29 x 2.2 2298
29 x 2.3 2326
650 x 20C 1938
650 x 23C 1944
Bandafmeting Wielmaat (mm)
650 × 35A 2090
650 × 38B 2105
650 × 38A 2125
700 × 18C 2070
700 × 19C 2080
700 × 20C 2086
700 × 23C 2096
700 × 25C 2105
700C (tubulair) 2130
700 × 28C 2136
700 × 30C 2146
700 × 32C 2155
700 × 35C 2168
700 × 38C 2180
700 × 40C 2200
700 × 44C 2235
700 × 45C 2242
700 × 47C 2268

Symbooldefinities

Deze symbolen worden mogelijk weergegeven op de toestel- of accessoirelabels.
Wisselstroom. Het toestel is geschikt voor wisselstroom.
Gelijkstroom. Het toestel is alleen geschikt voor gelijkstroom.
Zekering. Geeft informatie over of locatie van de zekering aan.
WEEE-symbool voor weggooien en recycling. Het WEEE-symbool is toegevoegd op het product in overeenstemming met de EU­richtlijn 2012/19/EU met betrekking tot Waste Electrical and Elec­tronic Equipment (WEEE). Hiermee wordt het onjuist afdanken van dit product ontmoedigd en het hergebruiken en recyclen bevorderd.
50 Appendix

Index

A
accessoires 41, 43, 45 acclimatisering 20 activiteiten 3, 4, 8, 31, 35
aangepast 3, 5 favorieten 3 opslaan 3 starten 3
activiteiten opslaan 4, 5 activiteiten volgen 23, 24 afstand 34
meten 6, 8 waarschuwingen 33, 39
afstandteller 7, 31 afteltimer 27 agenda 24, 25 alarmen 27, 32 ANT+ sensoren 41, 42 ANT+ sensors 41 applicaties 8, 10–12
smartphone 2
Auto Lap 33, 34 Auto Pause 34 auto scroll 34 automatisch klimmen 34
B
banden 43 banen 5
afspelen 6 selecteren 6
barometer 30, 37, 38
kalibreren 38
batterij 42
levensduur 42 maximaliseren 3, 8, 9, 35, 39, 44 opladen 2
bedieningsmenu 1, 37 betalingen 12, 13 Bluetooth sensoren 41 Bluetooth technologie 4, 8–10, 43
hoofdtelefoon 14, 44
Body Battery 21
C
cadans 4, 15
sensors 41 waarschuwingen 33
calorie, waarschuwingen 33 computer 13 Connect IQ 12 contacten voor noodgevallen 10, 11 contactpersonen, toevoegen 11 coördinaten 28
D
doel 7, 26 doelstellingen 26 dogleg 7
E
een slag meten 7 extra scherm 41
F
fietssensors 41 fitness 18
G
Galileo 34 Garmin Connect 2, 8–11, 24, 25
gegevens opslaan 10
Garmin Express 2, 11
software bijwerken 2
Garmin Pay 12, 13 gebruikersgegevens, verwijderen 42 gebruikersprofiel 22
gegevens
delen 41 opslaan 9, 10 overbrengen 9, 10 pagina's 32
uploaden 10 gegevens delen 41 gegevens opslaan 9, 10 gegevens uploaden 10 gegevensvelden 12 geschiedenis 30, 31
naar de computer verzenden 9, 10
verwijderen 31 GLONASS 34, 39 GPS 34, 35, 39
instellingen 34
signaal 44 green-weergave, pinlocatie 6, 8 grondcontacttijd 15, 16 GroupTrack 11
H
handicap 7 hardloopdynamiek 15, 16 hartslag 14
meter 14–17, 21
sensoren koppelen 14
sensors koppelen 15
waarschuwingen 15, 33
zones 17, 22, 23, 31 herstel 16, 19, 21 het toestel resetten 44 holes, wijzigen 6 hoofdmenu, aanpassen 35 hoofdtelefoon 43
Bluetooth technologie 14, 44
verbinden 14 hoogte 20 hoogtemeter 30, 37
kalibreren 37 horlogemodus 35 hulp 10, 11
I
indoortraining 3, 4 inReach afstandsbediening 36 instellingen 1, 6, 11, 22, 24, 31, 33, 35, 37–40,
44
intervallen 5
workouts 25
J
jumpmaster 5
K
kaart 29, 30, 33, 38, 39
instellingen 38 kaarten 32, 39
bijwerken 2
bladeren 30
navigeren 29, 30 kaartpunten. Zie nuttige punten kalibreren
hoogtemeter 37
kompas 37 klok 27 knoppen 1, 39, 40
aanpassen 34 koersen
maken 28
spelen 6 koersinstelling 39 kompas 8, 30, 37, 39
kalibreren 37 koppelen
ANT+ sensoren 14
ANT+ sensors 15
Bluetooth sensoren 43
sensors 41
smartphone 1, 2, 43
L
lactaatdrempel 16–18 layup 7 LiveTrack 10, 11 locaties 28
bewerken 28 opslaan 28, 30 verwijderen 28
loopband 4
M
maateenheden 7, 40 man overboord (MOB) 29 meldingen 8, 9
sms-berichten 9
telefoongesprekken 9 metronoom 4 minuten intensieve training 24 MOB 29 Move IQ 24 multisport 3, 5, 31 muziek 13, 14
afspelen 13
laden 13
services 13 muziekbediening 14
N
nautisch 38 navigatie 8, 28, 30, 32, 39
Peil en ga 29
stoppen 29 NFC 12 noordreferentie 37 nuttige punten 28, 30
O
ongevaldetectie 10, 11 opladen 1, 2
P
Peil en ga 29 persoonlijke records 26
verwijderen 27 pinlocatie, green-weergave 8 portemonnee 12 prestatieconditie 16, 18 problemen oplossen 14, 16, 21, 22, 43–45 profielen 3
gebruiker 22 pulse oxymeter 14, 21, 22, 24
R
racen 26 raceprognose 16 Resterende energiereserve 21 routes 28
instellingen 33
S
satellietsignalen 34, 44 scherm 40 schermverlichting 40 score 7 scorekaart 7 segmenten 25, 26 skiën
alpine 4
snowboarden 4 slaapmodus 23, 24 slagen 5 smartphone 10, 12, 35, 43
applicaties 8, 11
koppelen 1, 2, 43 sms-berichten 9 snelheid 34 snelheids- en cadanssensors 41 snelkoppelingen 1, 37 snowboarden 4 software
bijwerken 2, 10
Index 51
licentie 40
versie 40 specificaties 42 sporen 28 staplengte 15 statistieken 7 stopwatch 27 stressniveau 16, 18, 21, 36 stressscore 18, 21 swing-analyse 7 swolfscore 5 systeeminstellingen 39
T
taal 39 telefoongesprekken 9 tempe 42, 44 temperatuur 20, 42, 44 tijd 40
instellingen 40
waarschuwingen 33
zones en notaties 40 tijden voor zonsopkomst en zonsondergang 40 tijdzones 40 timer 4, 5, 30
aftellen 27 toestel aanpassen 1, 32, 37, 38, 40 toestel schoonmaken 42, 43 toestel-id 40 tonen 4, 27 TracBack 3, 29 tracking 10, 22 training 8, 20, 25, 26
agenda 25
plannen 24, 25 Training Effect 16, 18 trainingen 5, 6 trainingsbelasting 19, 20 trainingsstatus 17, 19, 20 triatlontraining 5
U
UltraTrac 34, 35 updates, software 10 USB 10
V
veiligheidsinformatie 11 verbinden 9, 11 vermogen (kracht) 17
meters 17, 19, 41, 49
waarschuwingen 33
zones 23 verticale oscillatie 15, 16 verticale ratio 15, 16 verwijderen
alle gebruikersgegevens 42
geschiedenis 31
persoonlijke records 27 VIRB afstandsbediening 36 Virtual Partner 26 VO2 max. 16, 17, 19, 49 voetsensor 41, 42 voorspelde finishtijd 17
W
waarschuwing 4 waarschuwingen 24, 32–34, 39, 40
hartslag 15 watch faces 2, 12, 37 waterbestendigheid 42 waypoints 30
projecteren 28 WiFi 11
verbinden 11 widgets 1, 2, 12, 14, 15, 21, 35, 36 wielmaten 50 wijzerplaten 37 workouts 24, 25
laden 24
Z
zones
hartslag 22, 23 inschakelen 23
tijd 40 zuurstofsaturatie 21, 22 zwemmen 5, 6
52 Index
support.garmin.com
Augustus 2019
190-02558-00_0A
Loading...