EPSON ET-M3170 User Manual [nl]

Gebruikershandleiding
NPD6005-03 NL
Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
Over deze handleiding
Introductie tot de handleidingen................7
Informatie zoeken in de handleiding.............7
Markeringen en symbolen....................9
Beschrijvingen gebruikt in deze handleiding.......9
Belangrijke instructies
Veiligheidsinstructies.......................11
Veiligheidsinstructies voor inkt..............12
Printeradviezen en waarschuwingen. . . . . . . . . . . . 12
Adviezen en waarschuwingen voor het
instellen/gebruik van de printer............. 12
Adviezen en waarschuwingen voor gebruik
van de printer.......................... 13
Adviezen en waarschuwingen voor het
vervoeren of opslaan van de printer.......... 13
Adviezen en waarschuwingen voor gebruik
van de printer met een draadloze verbinding. . . . 13
Adviezen en waarschuwingen voor gebruik
van het touchscreen......................14
Uw persoonlijke gegevens beschermen..........14
Basisprincipes van printer
Namen en functies van onderdelen.............15
Bedieningspaneel..........................17
Conguratie
Pictogrammen op het lcd-scherm............18
Touchscreenbewerkingen..................19
Basishandelingen........................20
Tekens invoeren.........................21
basisscherm....................18
Verbinding maken met een iPhone, iPad of
iPod touch via Wi-Fi Direct................ 26
Verbinding maken met Android-apparaten
via Wi-Fi Direct.........................29
Verbinding maken met niet-iOS- of Android-
apparaten via Wi-Fi Direct.................31
Wi-Fi-instellingen congureren op de printer. . . . . 35
Wi-Fi-instellingen congureren door de SSID
en het wachtwoord in te voeren............. 35
Wi-Fi-instellingen congureren via de
drukknopinstelling (WPS).................36
Wi-Fi-instellingen congureren via de
pincode-instelling (WPS)..................38
Verbindingsinstellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt)
Geavanceerde netwerkinstellingen maken. . . . . . 39
De status van de netwerkverbinding controleren. . . 41
Netwerkpictogram.......................41
De gedetailleerde netwerkinformatie
controleren op het bedieningspaneel..........41
Een netwerkverbindingsrapport afdrukken. . . . . 42
Draadloze routers vervangen of toevoegen. . . . . 48
De verbindingsmethode met een computer
De netwerkstatus wijzigen naar ethernet op het
bedieningspaneel..........................49
De instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig
Wi-Fi uitschakelen op het bedieningspaneel. . . . . . .51
Verbinding Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt) verbreken vanaf het
bedieningspaneel..........................51
De netwerkinstellingen herstellen op het
bedieningspaneel..........................52
congureren
....... 38
Netwerkinstellingen
Typen netwerkverbindingen..................23
Ethernet-verbinding......................23
Wi-Fi-verbinding........................24
Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig
toegangspunt)..........................24
Een computer verbinden.................... 25
Een smart device verbinden..................26
Een smart-apparaat verbinden via een
draadloze router.........................26
De printer voorbereiden
Papier laden..............................53
Beschikbaar papier en capaciteiten...........53
Papier in de Papiercassette laden.............56
Papier in de Papiertoevoer achter laden........59
Enveloppen laden en voorzorgsmaatregelen. . . . 61
Lijst met papiertypen.....................62
Originelen plaatsen........................ 63
Beschikbare originelen voor de ADF..........63
Originelen op de ADF plaatsen..............64
Originelen op de Scannerglasplaat plaatsen. . . . . 66
2
Gebruikershandleiding
Inhoudsopgave
Contactpersonen beheren....................68
Contacten registreren of bewerken...........68
Contactgroepen registreren of bewerken. . . . . . . 68
Contacten registreren op een computer........69
Menuopties voor Instel......................70
Menuopties voor Algemene instellingen. . . . . . . 71
Menuopties voor Onderhoud...............75
Menuopties voor Statusv.afdrukk.............76
Menuopties voor Afdrukteller...............77
Menuopties voor Rapporten................77
Menuopties voor Gebruikersinstellingen. . . . . . . 77
Menuopties voor Standaardinst. herstellen. . . . . 77
Menuopties voor Firmware-update...........78
Stroom besparen..........................78
Stroom besparen — Bedieningspaneel. . . . . . . . .78
Faxinstellingen
Voordat u faxfuncties gebruikt................79
Aansluiten op een telefoonlijn.................79
Compatibele telefoonlijnen.................79
De printer aansluiten op een telefoonlijn.......80
Uw telefoontoestel aansluiten op de printer. . . . . 81
De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard
faxinstelling).............................83
Individuele instellingen instellen voor de
faxfuncties van de printer....................85
De instelling Ontvangstmodus..............85
Instellingen voor een extern telefoontoestel
congureren...........................87
Instellingen
van ongewenste faxen.....................88
Instellingen congureren voor het opslaan
van ontvangen faxen..................... 88
Instellingen instellen om faxen te verzenden
en ontvangen op een computer..............89
Menuopties voor Faxinstellingen...............90
Fax-aansl. controleren.................... 90
Wizard faxinstelling......................90
Menu Ontvangstinstellingen................91
Menu Rapportinstellingen.................92
Menu Basisinstellingen....................92
Menu Veiligheidsinstel.................... 94
congureren
voor het blokkeren
Afdrukken
Afdrukken vanuit het printerstuurprogramma
in Windows..............................95
Het printerstuurprogramma openen..........95
Basisprincipes voor afdrukken..............96
Dubbelzijdig afdrukken...................97
Meerdere pagina's op één vel afdrukken. . . . . . . 98
Afdrukken en op paginavolgorde stapelen
(Afdrukken in omgekeerde volgorde).........98
Een verkleind of vergroot document afdrukken. . 99
Een
aeelding
meerdere vellen (een poster maken)......... 100
Afdrukken met een kop- en voettekst........ 106
Een watermerk afdrukken.................107
Meerdere bestanden tegelijkertijd afdrukken. . . 108
De afdruktoon aanpassen.................108
Dunne lijnen benadrukken tijdens het
afdrukken............................109
Afdrukken om lichte tekst en lijnen te
verbeteren............................109
Duidelijke streepjescodes afdrukken. . . . . . . . . 110
Afdrukken annuleren....................110
Menuopties voor het printerstuurprogramma. . 111 Afdrukken vanuit het printerstuurprogramma
in Mac OS..............................114
Basisprincipes voor afdrukken............. 114
Dubbelzijdig afdrukken..................115
Meerdere pagina's op één vel afdrukken. . . . . . .116
Afdrukken en op paginavolgorde stapelen
(Afdrukken in omgekeerde volgorde)........ 116
Een verkleind of vergroot document afdrukken 117
Afdrukken annuleren....................118
Menuopties voor het printerstuurprogramma. . 118
Bedieningsinstellingen voor Mac OS-
printerdriver congureren................ 119
Afdrukken met Smart Devices............... 120
Epson iPrint gebruiken...................120
Epson Print Enabler gebruiken.............122
AirPrint gebruiken......................122
De actieve taak annuleren...................123
vergroot afdrukken op
Kopiëren
Normaal kopiëren........................124
Dubbelzijdig kopiëren..................... 124
Meerdere originelen kopiëren naar één vel. . . . . . .125
Basis menu-opties voor kopiëren..............125
Geavanceerde menuopties voor kopiëren........125
Scannen
Scannen via het bedieningspaneel.............128
Scannen naar een computer (Event Manager). . 128
Scannen naar de cloud...................132
Scannen via WSD.......................134
Scannen vanaf een computer.................136
3
Gebruikershandleiding
Inhoudsopgave
Scannen met Epson Scan 2................136
Scannen met smart-apparaten................139
Epson iPrint installeren.................. 139
Scannen met Epson iPrint.................139
Faxen
Voordat u faxfuncties gebruikt...............141
Faxen verzenden via de printer...............141
Faxen verzenden via het bedieningspaneel. . . . . 141
Verschillende manieren om faxberichten te
verzenden............................ 143
Inkomende faxen ontvangen...............146
Faxen ontvangen via een telefoonoproep. . . . . . 147
Ontvangen faxen opslaan.................148
Een faxrapport handmatig afdrukken. . . . . . . . 150
Menuopties voor faxen.....................150
Ontvanger............................150
Faxinstellingen.........................151
Meer................................152
Menuopties voor Gebruikersinstellingen. . . . . . . . 153
Menuopties voor Postvak IN.................153
Een faxbericht verzenden via een computer. . . . . . 153
Documenten verzenden die zijn gemaakt met
een toepassing (Windows)................ 154
Documenten verzenden die zijn gemaakt met
een toepassing (Mac OS)................. 156
Faxen ontvangen op een computer............ 157
Inkomende faxen opslaan op een computer. . . . 158
De functie voor het opslaan van ontvangen
faxen op de computer uitschakelen..........158
Controleren op nieuwe faxen (Windows). . . . . . 159
Controleren op nieuwe faxen (Mac OS).......160
Inkt bijvullen en onderhoudscassettes vervangen
De niveaus van de resterende inkt en de
onderhoudscassette controleren.............. 161
De status van de onderhoudscassette
controleren — Bedieningspaneel............161
De niveaus van de resterende inkt en de
onderhoudscassette controleren - Windows. . . . 161
De niveaus van de resterende inkt en de
onderhoudscassette controleren - Mac OS. . . . . 161
Voorzorgsmaatregelen voor inktessen.........163
De inkttank bijvullen......................164
Onderhoudscassettecode................... 167
Voorzorgsmaatregelen voor de
onderhoudscassette....................... 168
Een onderhoudscassette vervangen............168
De printer onderhouden
Voorkomen dat de printkop uitdroogt........ 169
Controleren of spuitkanaaltjes verstopt zijn
(spuitkanaaltjescontrole).................. 169
Controleren op verstopte spuitkanaaltjes (spuitkanaaltjescontrole) — Bedieningspaneel. . 169 Controleren of spuitkanaaltjes verstopt zijn
(spuitkanaaltjescontrole) — Windows........170
Controleren of spuitkanaaltjes verstopt zijn
(spuitkanaaltjescontrole) — Mac OS.........171
De printkop reinigen (Printkop reinigen)....... 172
De printkop reinigen — Bedieningspaneel. . . . . 172
Printkop reinigen — Windows............. 172
Printkop reinigen — Mac OS.............. 173
Extra sterke reiniging uitvoeren op de printkop
— (Krachtige reiniging).................... 173
Krachtige reiniging uitvoeren —
Bedieningspaneel.......................174
Krachtige reiniging uitvoeren — Windows. . . . .174
Krachtige reiniging starten — Mac OS........175
De printkop uitlijnen......................175
De printkop uitlijnen — Bedieningspaneel. . . . .175
Het papiertraject reinigen...................176
Het papiertraject vrijmaken van inktvlekken. . . 176 Het papiertraject reinigen om
papierstoringen te voorkomen............. 176
De automatische documentinvoer (ADF)
schoonmaken............................178
Het doorschijnende folie reinigen.............182
Controleren hoeveel pagina's in totaal door de
printer zijn gegaan........................184
Controleren hoeveel pagina's in totaal door
de printer zijn gegaan — bedieningspaneel. . . . 184
Controleren hoeveel pagina's in totaal door
de printer zijn gegaan - Windows........... 185
Controleren hoeveel pagina's in totaal door
de printer zijn gegaan — Mac OS........... 185
4
Gebruikershandleiding
Inhoudsopgave
Netwerkservice en softwareinformatie
Toepassing voor het
printerbewerkingen (Web Cong).............186
Webconguratie uitvoeren op een webbrowser. 186
We b
Cong
Web Cong uitvoeren op Mac OS...........187
Toepassing voor het scannen van documenten
De netwerkscanner toevoegen..............188
Toepassing voor het congureren van scanbewerkingen vanaf het bedieningspaneel
(Epson Event Manager).................... 189
Toepassing voor het faxbewerkingen en het verzenden van faxen
(FAX Utility)............................189
Toepassing voor het verzenden van faxen
(stuurprogramma PC-FAX).................190
Toepassing voor het afdrukken van webpagina's
(E-Web Print)........................... 191
Hulpprogramma's voor soware-updates
(EPSON Soware Updater). . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Toepassing voor het congureren van meerdere
De meest recente toepassingen installeren. . . . . . . 192
De
printerrmware
bedieningspaneel.........................194
Toepassingen verwijderen...................194
Toepassingen verwijderen — Windows.......194
Toepassingen verwijderen — Mac OS........195
Afdrukken via een netwerkservice.............196
congureren
uitvoeren op Windows..........187
congureren
bijwerken via het
van
van
Problemen oplossen
De printerstatus controleren.................197
Berichten op het display bekijken...........197
De printerstatus controleren - Windows.......198
De printerstatus controleren — Mac OS...... 198
De sowarestatus controleren................198
Vastgelopen papier verwijderen...............199
Vastgelopen papier verwijderen uit het
voorpaneel............................199
Vastgelopen papier verwijderen uit de
Papiertoevoer achter.....................200
Vastgelopen papier binnen in de printer
verwijderen...........................201
Vastgelopen papier verwijderen uit het
Achterpaneel..........................202
Vastgelopen papier verwijderen uit de ADF. . . . 203
Papier wordt niet goed ingevoerd.............205
Papier loopt vast........................206
Papier wordt schuin ingevoerd.............206
Uitgeworpen papier valt uit de uitvoerlade. . . . .206
Papier wordt uitgeworpen tijdens het
afdrukken............................206
Origineel wordt niet in ADF ingevoerd. . . . . . . 206
Problemen met stroomtoevoer en
bedieningspaneel.........................207
De stroom wordt niet ingeschakeld..........207
De stroom wordt niet uitgeschakeld......... 207
Stroom schakelt automatisch uit............207
Het display wordt donker.................208
Kan niet afdrukken vanaf een computer. . . . . . . . 208
De verbinding controleren (USB)...........208
De verbinding controleren (netwerk).........208
De soware en gegevens controleren.........209
De printerstatus controleren vanaf de
computer (Windows)....................211
De printerstatus controleren vanaf de
computer (Mac OS).....................212
Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt
congureren............................212
Kan geen verbinding maken vanaf apparaten
terwijl de netwerkinstellingen correct zijn. . . . . 212
De SSID controleren waarmee de printer is
verbonden............................214
De SSID voor de computer controleren.......214
Ethernet-verbinding wordt onstabiel.........215
Kan niet afdrukken vanaf een iPhone of iPad. . . . . 216
Afdrukproblemen........................ 216
De afdruk is gekrast of er ontbreken kleuren. . . 216
Er verschijnen strepen of onverwachte kleuren. .217
Gekleurde streepvorming zichtbaar met een
tussenafstand van ongeveer 3.3 cm..........217
Verticale lijnen of verkeerde uitlijning........218
Afdrukkwaliteit is slecht..................218
Papier vertoont vlekken of is bekrast.........219
Vlekken op het papier bij automatisch
dubbelzijdig afdrukken...................220
Afgedrukte foto's zijn plakkerig.............220
Positie, formaat of marges van de afdruk zijn
niet juist............................. 220
Afgedrukte tekens zijn niet juist of onleesbaar. . 221
De afgedrukte aeelding is omgekeerd. . . . . . . 221
Mozaïekachtige patronen op de afdrukken. . . . .221
Op de gekopieerde afdruk verschijnen
ongelijke kleuren, vegen, vlekken of rechte
lijnen................................221
5
Gebruikershandleiding
Inhoudsopgave
Er verschijnt een webachtig patroon (ook wel "moiré" genoemd) op de gekopieerde
aeelding............................222
De achterkant van het origineel is te zien op
de gekopieerde aeelding.................222
Het probleem kon niet worden opgelost. . . . . . .222
Overige afdrukproblemen...................222
Afdrukken verloopt te traag...............222
De afdruk- of kopieersnelheid neemt sterk af
tijdens een continue bewerking.............223
Kan het afdrukken niet annuleren vanaf een
computer met Mac OS X 10.6.8.............223
Kan niet beginnen met scannen.............. 223
Problemen met gescande aeeldingen......... 224
Ongelijke kleuren, vuil, vlekken, enzovoort
worden weergegeven bij scannen vanaf de
glasplaat van de scanner..................224
Rechte lijnen verschijnen bij het scannen
vanaf ADF............................225
De aeeldingskwaliteit is ruw..............225
De
aeeldingen..........................225
De tekst is onscherp.....................225
Moiré-patronen (webachtige schaduwen)
verschijnen........................... 226
Kan het juiste gebied niet scannen op de
glasplaat............................. 226
Tekst wordt niet correct herkend wanneer ik
opsla als een Searchable PDF...............226
Problemen in gescande aeelding kunnen
niet worden opgelost.................... 227
Andere scanproblemen.....................228
Scannen verloopt te traag.................228
Scannen stopt bij het scannen naar een PDF/
Multi-TIFF........................... 228
Faxproblemen met verzenden en ontvangen. . . . . 228
Kan geen fax verzenden of ontvangen........228
Kan geen faxen versturen.................229
Kan geen faxen verzenden naar opgegeven
ontvanger............................ 230
Kan geen faxen verzenden op speciek tijdstip. .230
Kan geen faxberichten ontvangen...........230
Foutmelding geheugen vol................231
Verzonden fax is van slechte kwaliteit. . . . . . . . 231
Faxen worden op verkeerde grootte verzonden. .232
Ontvangen fax is van slechte kwaliteit. . . . . . . . 232
Ontvangen faxen worden niet afgedrukt. . . . . . 232
Pagina's zijn blanco of er wordt slechts een
klein deel van de tekst afgedrukt op de
tweede pagina van ontvangen faxen. . . . . . . . . .233
schijnt door in de achtergrond van
oset
Bellen niet mogelijk op verbonden telefoon. . . . 233
Antwoordapparaat kan geen gesprekken
aannemen............................233
Faxnummer van de zender wordt niet op ontvangen faxberichten weergegeven of het
nummer is fout........................ 233
Overige problemen........................234
Printer maakt veel lawaai tijdens werking. . . . . 234
Datum en tijd zijn verkeerd............... 234
Soware wordt geblokkeerd door een rewall
(alleen Windows).......................234
Een bericht over het resetten van het
inktniveau wordt weergegeven............. 234
Gemorste inkt.........................235
Bijlage
Technische specicaties.................... 236
Printer specicaties..................... 236
Scannerspecicaties Interface-specicaties
Faxspecicaties........................ 237
Lijst met netwerkfuncties.................238
Wi-Fi-specicaties Ethernetspecicaties
Beveiligingsprotocol.....................240
Ondersteunde services van derden.......... 240
Dimensies............................240
Elektrische
Omgevingsspecicaties...................241
Systeemvereisten....................... 241
Regelgevingsinformatie.................... 242
Normen en goedkeuringen................242
Beperkingen op het kopiëren.............. 243
De printer vervoeren en opslaan..............244
Copyright.............................. 247
Hulp vragen.............................249
Technische ondersteuning (website)......... 249
Contact opnemen met de klantenservice van
Epson...............................249
specicaties
.....................237
....................237
......................239
.....................239
.................. 240
6
Gebruikershandleiding

Over deze handleiding

Over deze handleiding

Introductie tot de handleidingen

De volgende handleidingen worden meegeleverd met uw Epson-printer. Naast de handleidingen kunt u ook de verschillende hulpmogelijkheden op de printer zelf of in de toepassingen raadplegen.
Belangrijke veiligheidsvoorschrien (gedrukte handleiding)
Bevat instructies om deze printer veilig te gebruiken.
Hier beginnen (gedrukte handleiding)
Bevat informatie over het instellen van de printer, het installeren van de soware, het gebruik van de printer enzovoort.
Gebruikershandleiding (digitale handleiding)
Deze handleiding. Biedt algehele informatie en instructies voor het gebruik van de printer, voor netwerkinstellingen wanneer de printer in een netwerk wordt gebruikt en voor het oplossen van problemen.
U kunt de meest recente versie van de bovenstaande handleidingen in uw bezit krijgen op de volgende manieren.
Gedrukte handleiding
Ga naar de ondersteuningssite van Epson Europe (http://www.epson.eu/Support) of de wereldwijde ondersteuningssite van Epson (http://support.epson.net/).
Digitale handleiding
Start EPSON Soware Updater op uw computer. EPSON Soware Updater controleert of er updates beschikbaar zijn voor Epson-toepassingen of digitale handleidingen en laat u vervolgens de meest recente versie downloaden.
Gerelateerde informatie
& “Hulpprogramma's voor
soware-updates
(EPSON
Soware
Updater)” op pagina 191

Informatie zoeken in de handleiding

In de PDF-handleiding kunt u naar informatie zoeken via een zoekwoord, of direct naar een bepaald gedeelte gaan met behulp van de bladwijzers.U kunt ook alleen de pagina's afdrukken die u nodig hebt.Dit gedeelte bevat uitleg over het gebruik van een PDF-handleiding die in Adobe Reader X is geopend op de computer.
7
Gebruikershandleiding
Over deze handleiding
Zoeken met een zoekwoord
Klik op Bewerken > Geavanceerd zoeken.Voer in het zoekvenster het zoekwoord (tekst) in voor de informatie die u zoekt en klik vervolgens op Zoeken.Zoekresultaten worden weergegeven in een lijst.Klik op een van de weergegeven zoekresultaten om naar de
Direct naar informatie gaan via bladwijzers
betreende
pagina te gaan.
Klik op een titel om naar de betreende pagina te gaan.Klik op + of > en bekijk de onderliggende titels in dat gedeelte.Voer de volgende bewerking uit op het toetsenbord als u wilt terugkeren naar de vorige pagina.
Wi nd ow s: hou d d e Alt-toets ingedrukt en druk op ←.
Mac OS: houd de command-toets ingedrukt en druk op ←.
Alleen pagina's afdrukken die u nodig hebt
U kunt alleen de pagina's die u nodig hebt extraheren en afdrukken.Klik op Afdrukken in het menu Bestand en geef in Pagina's bij Pagina's die moeten worden afgedrukt de pagina's op die u wilt afdrukken.
Als u een paginareeks wilt opgeven, voert u tussen de begin- eindpagina een areekstreepje in.
Voor be eld : 2 0-2 5
Als u niet-opeenvolgende pagina's wilt opgeven, scheidt u de pagina's met komma's.
Voorbeeld: 5, 10, 15
8
Gebruikershandleiding
Over deze handleiding

Markeringen en symbolen

Let op:
!
Instructies die nauwkeurig moeten worden gevolgd om lichamelijk letsel te voorkomen.
Belangrijk:
c
Instructies die moeten worden nageleefd om schade aan de apparatuur te voorkomen.
Opmerking:
Biedt aanvullende en referentie-informatie.
Gerelateerde informatie
& Koppelingen naar gerelateerde gedeelten.

Beschrijvingen gebruikt in deze handleiding

Screenshots van de schermen van de printerdriver en Epson Scan 2 (scannerdriver) zijn van Windows 10 of
macOS High Sierra. De inhoud die op de schermen wordt weergegeven, is situatie.
De
aeeldingen
model, maar de gebruiksmethode blij hetzelfde.
Sommige menu-items op het lcd-scherm variëren naargelang het model en de instellingen.
U kunt de QR-code scannen met de speciale app.
in deze handleiding dienen uitsluitend als voorbeeld. Er zijn kleine verschillen tussen elk
aankelijk
van het model en de

Referenties voor besturingssystemen

Windows
In deze handleiding verwijzen termen als "Windows 10", "Windows 8.1", "Windows 8", "Windows 7", "Windows Vista", "Windows XP", "Windows Server 2016", "Windows Server 2012 R2", "Windows Server 2012", "Windows Server 2008 R2", "Windows Server 2008", "Windows Server 2003 R2" en "Windows Server 2003" naar de volgende besturingssystemen. Bovendien wordt "Windows" gebruikt om alle versies ervan aan te duiden.
Microso
Microso
Microso
Microso
Microso
Microso
Microso
Microso
Win dow s® 10 besturingssysteem
®
Win dow s® 8.1 besturingssysteem
®
Win dow s® 8 besturingssysteem
®
Win dow s® 7 besturingssysteem
®
Win dow s Vi st a® besturingssysteem
®
Win dow s® XP besturingssysteem
®
Win dow s® XP Professional x64 Edition besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2016 besturingssysteem
®
9
Gebruikershandleiding
Over deze handleiding
Microso® Win dow s S er ve r® 2012 R2 besturingssysteem
Microso
Microso
Microso
Microso
Microso
Mac OS
In deze handleiding wordt "Mac OS" gebruikt om te verwijzen naar macOS High Sierra, macOS Sierra, OS X El Capitan, OS X Yosemite, OS X Mavericks, OS X Mountain Lion, Mac OS X v10.7.x en Mac OS X v10.6.8.
Win dow s S er ve r® 2012 besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2008 R2 besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2008 besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2003 R2 besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2003 besturingssysteem
®
10
Gebruikershandleiding

Belangrijke instructies

Belangrijke instructies

Veiligheidsinstructies

Lees en volg deze instructies om deze printer veilig te gebruiken.Bewaar deze handleiding voor latere raadplegingen.Let ook op al de waarschuwingen en instructies die op de printer staan.
Sommige van de symbolen die worden gebruikt op de printer zijn bedoeld om de veiligheid en het juiste
gebruik van de printer te garanderen. Ga naar de volgende website voor de betekenis van de symbolen.
http://support.epson.net/symbols
Gebruik alleen het netsnoer dat met de printer is meegeleverd en gebruik het snoer niet voor andere apparatuur.
Gebruik van andere snoeren met deze printer of gebruik van het meegeleverde netsnoer met andere apparatuur kan leiden tot brand of elektrische schokken.
Zorg ervoor dat het netsnoer voldoet aan de relevante plaatselijke veiligheidsnormen.
Haal het netsnoer, de stekker, de printer, de scanner of de accessoires nooit uit elkaar en probeer deze
onderdelen nooit zelf te wijzigen of te repareren, tenzij zoals uitdrukkelijk staat beschreven in de handleidingen van het apparaat.
Trek in de volgende gevallen de stekker uit het stopcontact en laat het onderhoud aan een onderhoudstechnicus
over:
Als het netsnoer of de stekker beschadigd is, als er vloeistof in de printer is gekomen, als de printer is gevallen of als de behuizing beschadigd is, als de printer niet normaal werkt of als er een duidelijke wijziging in de prestaties optreedt. Wijzig geen instellingen als hiervoor in de gebruiksaanwijzing geen instructies worden gegeven.
Zet het apparaat in de buurt van een stopcontact waar u de stekker gemakkelijk uit het stopcontact kunt halen.
Plaats of bewaar de printer niet buiten en zorg ervoor dat de printer niet wordt blootgesteld aan vuil, stof, water
of hittebronnen. Vermijd plaatsen die onderhevig zijn aan schokken, trillingen, hoge temperaturen of luchtvochtigheid.
Zorg ervoor dat u geen vloeistoen op de printer morst en pak de printer niet met natte handen vast.
Houd de printer ten minste 22 cm verwijderd van pacemakers. De radiogolven die door deze printer worden
uitgezonden, kunnen een negatieve invloed hebben op de werking van pacemakers.
Neem contact op met uw leverancier als het lcd-scherm beschadigd is. Als u vloeistof uit het scherm op uw
handen krijgt, was ze dan grondig met water en zeep. Als u vloeistof uit het scherm in uw ogen krijgt, moet u uw ogen onmiddellijk uitspoelen met water. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u ondanks grondig spoelen problemen krijgt met uw ogen of nog steeds ongemak ondervindt.
Vermijd het gebruik van de telefoon tijdens onweer. Er bestaat een minieme kans op elektrische schokken door
bliksem.
Gebruik voor het melden van een gaslek geen telefoon in de directe omgeving van het lek.
11
Gebruikershandleiding
Belangrijke instructies

Veiligheidsinstructies voor inkt

Zorg ervoor dat u de inkt niet aanraakt bij het hanteren van de inkttank, de dop van de inkttank of een
geopende inktes of dop.
Als u inkt op uw huid krijgt, wast u de plek grondig met water en zeep.
Als u inkt in uw ogen krijgt, moet u uw ogen onmiddellijk uitspoelen met water. Raadpleeg onmiddellijk een
arts als u ondanks grondig spoelen problemen krijgt met uw ogen of nog steeds ongemak ondervindt.
Als er inkt in uw mond terechtkomt, raadpleegt u direct een arts.
Haal de onderhoudscassette niet uit elkaar, omdat u inkt in uw ogen of op uw huid kunt krijgen.
Schud de es niet met overdreven kracht en stel de es niet bloot aan sterke schokken. Hierdoor kan inkt
lekken.
Houd de inktes, de inkttank en de onderhoudscassette buiten het bereik van kinderen. Laat kinderen niet uit
de
inktessen
drinken en laat ze niet spelen met de
inktes
en de dop van de
es.

Printeradviezen en waarschuwingen

Lees en volg deze instructies om schade aan de printer of uw eigendommen te voorkomen. Bewaar deze handleiding voor toekomstig gebruik.

Adviezen en waarschuwingen voor het instellen/gebruik van de printer

Blokkeer de openingen in de behuizing van de printer niet en dek deze niet af.
Gebruik uitsluitend het type voedingsbron dat is vermeld op het etiket van de printer.
Gebruik geen stopcontacten in dezelfde groep als kopieerapparaten, airconditioners of andere apparaten die
regelmatig worden in- en uitgeschakeld.
Gebruik geen stopcontacten die met een wandschakelaar of een automatische timer kunnen worden in- en
uitgeschakeld.
Plaats het hele computersysteem uit de buurt van apparaten die elektromagnetische storing kunnen
veroorzaken, zoals luidsprekers of basisstations van draadloze telefoons.
Plaats het netsnoer zodanig dat geen slijtage, inkepingen, rafels, plooien en knikken kunnen optreden. Plaats
geen voorwerpen op het netsnoer en plaats het netsnoer zodanig dat niemand erop kan stappen. Let er vooral op dat snoeren mooi recht blijven aan de uiteinden en de punten waar deze de transformator in- en uitgaan.
Als u een verlengsnoer gebruikt voor de printer, mag de totale stroombelasting in ampère van alle aangesloten
apparaten niet hoger zijn dan de maximale belasting voor het verlengsnoer. Zorg er bovendien voor dat het totaal van de ampèrewaarden van alle apparaten die zijn aangesloten op het stopcontact, niet hoger is dan de maximumwaarde die is toegestaan voor het stopcontact.
Als u de printer in Duitsland gebruikt, moet u rekening houden met het volgende: de installatie van het gebouw
moet beschikken over een stroomonderbreker van 10 of 16 A om de printer te beschermen tegen kortsluiting en stroompieken.
Let bij het aansluiten van de printer op een computer of ander apparaat op de juiste richting van de stekkers van
de kabel. Elke stekker kan maar op een manier op het apparaat worden aangesloten. Wanneer u een stekker op een verkeerde manier in het apparaat steekt, kunnen beide apparaten die via de kabel met elkaar zijn verbonden beschadigd raken.
12
Gebruikershandleiding
Belangrijke instructies
Plaats de printer op een vlakke, stabiele ondergrond die groter is dan de printer zelf. De printer werkt niet goed
als deze scheef staat.
Laat boven de printer voldoende ruimte vrij om het deksel volledig te kunnen openen.
Zorg ervoor dat aan de voorkant van de printer voldoende ruimte is voor het papier dat uit de printer komt.
Vermijd plaatsen met grote schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid. Houd de printer ook uit de
buurt van direct zonlicht, fel licht of warmtebronnen.

Adviezen en waarschuwingen voor gebruik van de printer

Steek geen voorwerpen door de openingen in de printer.
Steek uw hand niet in de printer tijdens het afdrukken.
Raak de witte, platte kabel en inktbuisjes binnen in de printer niet aan.
Gebruik geen spuitbussen met ontvlambare stoen in of in de buurt van de printer. Dit kan brand veroorzaken.
Verplaats de printkop niet handmatig; anders kunt u de printer beschadigen.
Pas bij het sluiten van de scannereenheid op dat uw vingers niet klem komen te zitten.
Let erop dat u nooit te hard op de scannerglasplaat drukt wanneer u er een origineel op legt.
Zet de printer altijd uit met de knop
stopcontact niet af zolang het lampje
Als u de printer gedurende langere tijd niet gebruikt, neem dan de stekker uit het stopcontact.
P
. Trek de stekker niet uit het stopcontact en sluit de stroom naar het
P
nog knippert.

Adviezen en waarschuwingen voor het vervoeren of opslaan van de printer

Zorg er bij opslag of transport van de printer voor dat deze niet gekanteld, verticaal of ondersteboven wordt
gehouden, anders kan er inkt lekken.
Controleer vóór het vervoeren van de printer of de printkop zich in de uitgangspositie (uiterst rechts) bevindt.

Adviezen en waarschuwingen voor gebruik van de printer met een draadloze verbinding

Radiogolven van deze printer kunnen nadelige gevolgen hebben voor de werking van medische elektronische
apparatuur, waardoor deze apparatuur defect kan raken.Wanneer u deze printer gebruikt in een medische instelling of in de buurt van medische apparatuur, volg dan de aanwijzingen van het bevoegd personeel van de medische instelling en volg alle waarschuwingen en aanwijzingen die op de medische apparatuur zelf staan.
Radiogolven uit deze printer kunnen de werking van automatisch gestuurde apparaten, zoals automatische
deuren of een brandalarm, storen en kunnen tot ongevallen leiden als gevolg van storing.Volg alle waarschuwingen en aanwijzingen die op deze apparatuur zijn aangeduid wanneer u deze printer gebruikt in de buurt van automatisch aangestuurde apparaten.
13
Gebruikershandleiding
Belangrijke instructies

Adviezen en waarschuwingen voor gebruik van het touchscreen

Het lcd-scherm kan een paar kleine heldere of donkere puntjes vertonen en is mogelijk niet overal even helder.
Dit is normaal en wil geenszins zeggen dat het beschadigd is.
Maak het lcd-scherm alleen schoon met een droge, zachte doek. Gebruik geen vloeibare of chemische
reinigingsmiddelen.
De afdekplaat van het touchscreen kan breken bij zware schokken. Neem contact op met uw leverancier als het
display barst of breekt. Raak het gebroken glas niet aan en probeer dit niet te verwijderen.
Raak het touchscreen zachtjes met uw vinger aan. Druk niet te hard en gebruik niet uw nagels.
Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals balpennen of scherpe potloden om handelingen uit te voeren.
De werking van het touchscreen kan verminderen als gevolg van condensatie in het touchscreen veroorzaakt
door plotselinge schommelingen in temperatuur of luchtvochtigheid.

Uw persoonlijke gegevens beschermen

Als u de printer aan iemand anders > Standaardinst. herstellen > Alle gegevens en instellingen wissen op het bedieningspaneel.
of wilt weggooien, kunt u het geheugen als volgt wissen: selecteer Instel.
gee
14
Gebruikershandleiding

Basisprincipes van printer

Basisprincipes van printer

Namen en functies van onderdelen

A
B
C
D
E
F
ADF (automatische documentinvoer)
Deksel van ADF Openen wanneer u originelen wilt verwijderen die in de ADF zijn
Invoerlade van de ADF Ondersteuning voor geladen originelen.
Zijgeleider van de ADF Zorgt ervoor dat originelen recht in de printer worden ingevoerd. Schuif
ADF-documentsteun Biedt ondersteuning voor originelen.
Uitvoerlade van de ADF Bevat de originelen die uit de ADF komen.
Hiermee worden originelen automatisch ingevoerd.
vastgelopen.
naar de randen van het papier.
Bedieningspaneel Geeft de status van de printer weer en maakt het mogelijk printerinstellingen
A
te congureren.
15
Gebruikershandleiding
Inkttankklep Open om de inkttank bij te vullen.
B
Inkttank Bevat de inkttank.
C
Afdekking papiercassette Openen om papier te kunnen laden in de papiercassette.
D
Voorkap Open dit om vastgelopen papier te verwijderen.
E
Uitvoerlade Opvanglade voor het papier dat uit de printer komt.
F
Basisprincipes van printer
Documentkap Houdt extern licht tegen tijdens het scannen.
A
Scannerglasplaat Plaats de originelen.
B
Printkop Inkt komt uit de spuitkanaaltjes van de printkop.
C
Zijgeleider Hiermee wordt het papier recht in de printer ingevoerd. Schuif deze naar de
D
randen van het papier.
Papiercassette Laadt papier.
E
Hendel voor uitvoerwissel Zet deze omhoog, zodat papier in de uitvoerlade valt. Zet deze omlaag,
F
zodat papier met de afdrukzijde naar boven aan de voorzijde van de printer wordt uitgevoerd.
Printerkap Open dit om vastgelopen papier te verwijderen.
G
16
Gebruikershandleiding
Stopper Schuif de stopper uit om te voorkomen dat papier uit de uitvoerlade valt.
A
Basisprincipes van printer
LAN-poort Voor aansluiting van een LAN-kabel.
B
USB-poort Voor aansluiting van een USB-kabel als verbinding met een computer.
C
LINE-poort Voor aansluiting van een telefoonlijn.
D
EXT.-poort Voor aansluiting van externe telefoontoestellen.
E
Netsnoeraansluiting Voor aansluiting van het stroomsnoer.
F
Papiertoevoer achter Laadt papier.
G
Achterpaneel Verwijderen bij het verwijderen van vastgelopen papier.
H
Afdekking onderhoudsset Open deze afdekking wanneer u de onderhoudscassette wilt vervangen.
I
Gerelateerde informatie
& “Bedieningspaneel” op pagina 17

Bedieningspaneel

17
Gebruikershandleiding
Basisprincipes van printer
A
B
C
D
E
Hiermee schakelt u de printer in of uit.
Haal het netsnoer uit het stopcontact als het aan/uit-lampje uit staat.
Hiermee opent u het startscherm.
Hiermee geeft u menu's en berichten weer.
Hiermee worden de oplossingen weergegeven wanneer u problemen ondervindt.
Gaat branden wanneer ontvangen documenten die nog niet gelezen, afgedrukt of opgeslagen zijn, in het geheugen van de printer staan.
Conguratie basisscherm
Hierop worden items aangegeven die voor de printer als pictogram zijn ingesteld. Tik op het pictogram om de
A
huidige instellingen te controleren of elk instellingenmenu te openen.
Deze actiebalk wordt alleen op het startscherm weergegeven.
Geeft elk menu weer.
B
Tussen tabbladen wisselen.
C
Geeft de instellingsitems aan. Tik op elk item om de instellingen te congureren of te wijzigen.
D
De items die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar. Tik op het item om te controleren waarom dit niet beschikbaar is.
Hiermee voert u de huidige instellingen uit. Beschikbare functies variëren afhankelijk van elk menu.
E
Deze actiebalk wordt alleen op het tabblad met basisinstellingen weergegeven.

Pictogrammen op het lcd-scherm

De volgende pictogrammen worden op het display weergegeven naargelang de status van de printer.
Geeft de status van de verbruiksartikelen aan.
Selecteer het pictogram om de geschatte levensduur van de onderhoudscassette te controleren.
18
Gebruikershandleiding
Geeft de status van de netwerkverbinding aan.
Selecteer het pictogram om de instellingen te controleren en te wijzigen. Dit is de snelkoppeling naar het volgende menu.
Instel. > Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Wi-Fi instellen
Basisprincipes van printer
De printer is niet verbonden met een bekabeld (ethernet-)netwerk of de verbinding is verbroken.
De printer is verbonden met een bekabeld (ethernet-)netwerk.
De printer is niet verbonden met een draadloos (wi-)netwerk.
De printer zoekt naar een SSID, het IP-adres is niet ingesteld of er is een probleem met het draadloze
De printer is verbonden met een draadloos (wi-)netwerk.
Het aantal balkjes geeft de sterkte van de verbinding weer. Hoe meer balkjes, des te sterker de verbinding is.
(wi-)netwerk.
De printer is niet verbonden met een draadloos (wi-)netwerk in de modus Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt).
De printer is verbonden met een draadloos (wi-)netwerk in de modus Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt).
Hiermee wordt het scherm Geluidsinstellingen apparaat weergegeven. U kunt Dempen en Stille modus instellen.
Vanaf dit scherm kunt u tevens het menu Geluid openen. Dit is de snelkoppeling naar het volgende menu.
Instel. > Algemene instellingen > Basisinstellingen > Geluid
Hiermee wordt aangegeven of Stille modus is ingesteld voor de printer. Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt het geluid dat door de printer wordt gemaakt gedempt. De afdruksnelheid kan hierdoor verminderen. Het geluid wordt mogelijk niet gedempt, afhankelijk van het geselecteerde papiertype en de gekozen afdrukkwaliteit.
Hiermee wordt aangegeven dat Dempen is ingesteld voor de printer.
Hiermee wordt het scherm Informatie faxgegevens weergegeven.
Geeft aan dat er aanvullende informatie is. Selecteer het pictogram om het bericht weer te geven.
Geeft aan dat er een probleem is met de items. Selecteer het pictogram om te zien hoe u het probleem kunt oplossen.
Geeft aan dat er gegevens zijn die nog niet zijn gelezen, afgedrukt of opgeslagen. Het weergegeven getal geeft het aantal gegevensitems weer.
Gerelateerde informatie
& “Netwerkinstellingen” op pagina 74 & “Basisinstellingen” op pagina 71

Touchscreenbewerkingen

Het touchscreen is compatibel met de volgende bewerkingen.
19
Gebruikershandleiding
Basisprincipes van printer
Tik ke n Druk op de items of pictogrammen of selecteer deze.
Vegen
Schuiven
Veeg snel over het scherm.
Houd de items vast en verplaats ze.

Basishandelingen

Tik op een willekeurige plek op de instelling om deze in of uit te schakelen.
Tik op het invoerveld om de waarde, de naam enzovoort in te voeren.
20
Gebruikershandleiding
Basisprincipes van printer

Tekens invoeren

Wanneer u contactpersonen registreert, netwerkinstellingen congureert, etc. kunt u tekens en symbolen invoeren via het toetsenbord op het scherm.
Opmerking:
Beschikbare pictogrammen variëren naargelang de instelling.
A
B
C
D
E
F
G
H
I
Geeft het aantal tekens weer.
Verplaatst de cursor naar de invoerpositie.
Hiermee schakelt u tussen hoofdletters en kleine letters, of cijfers en symbolen.
Hiermee schakelt u tussen tekentypes. U kunt alfanumerieke tekens en symbolen gebruiken.
Hiermee schakelt u tussen tekentypes. U kunt alfanumerieke tekens en speciale tekens, zoals umlauten en accenten gebruiken.
Hiermee voert u veelgebruikte e-maildomeinadressen of URL's in door het item te selecteren.
Hiermee typt u een spatie.
Hiermee voert u een teken in.
Hiermee wist u het teken links van de cursor.

Animaties bekijken

Op het lcd-scherm kunt u animaties bekijken van bedieningsinstructies, zoals het laden van papier of het verwijderen van vastgelopen papier.
Druk op de knop
. Het Help-scherm wordt weergegeven. Tik op Hoe en selecteer vervolgens de items die u
wilt bekijken.
21
Gebruikershandleiding
Basisprincipes van printer
Ti k o p Hoe onderaan het bedieningsscherm. De contextgevoelige animatie wordt weergegeven.
Geeft het totale aantal stappen en het nummer van de huidige stap weer.
A
In het voorbeeld hierboven wordt stap 3 van 4 stappen weergegeven.
Hiermee keert u terug naar de vorige stap.
B
Geeft de voortgang in de huidige stap aan. De animatie wordt herhaald wanneer de voortgangsbalk het einde
C
bereikt.
Hiermee gaat u naar de volgende stap.
D
22
Gebruikershandleiding

Netwerkinstellingen

Netwerkinstellingen

Typen netwerkverbindingen

U kunt de volgende verbindingsmethoden gebruiken.

Ethernet-verbinding

Verbind de printer met een hub met behulp van een Ethernet-kabel.
Gerelateerde informatie
& “Geavanceerde netwerkinstellingen maken” op pagina 39
23
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen

Wi-Fi-verbinding

Sluit de printer en de computer of het smart device aan op de draadloze router. Dit is de meest gebruikelijke manier van verbinden voor netwerken thuis en op kantoor waar de Wi-Fi-verbindingen worden verzorgd door een draadloze router.
Gerelateerde informatie
& “Een computer verbinden” op pagina 25 & “Een smart device verbinden” op pagina 26 & “Wi-Fi-instellingen congureren op de printer” op pagina 35

Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt)

Gebruik deze verbindingsmethode wanneer u thuis of op kantoor geen Wi-Fi hebt of wanneer u de printer en het smart device rechtstreeks met elkaar wilt verbinden. In deze modus fungeert de printer als draadloze router en kunt u maximaal vier apparaten met de printer verbinden zonder dat u een gewone draadloze router nodig hebt. Smart devices die rechtstreeks met de printer zijn verbonden kunnen echter niet met elkaar communiceren via de printer.
De printer kan tegelijk verbinding hebben via Wi-Fi of Ethernet en Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt). Als u echter een netwerkverbinding start in Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) wanneer de printer verbinding via Wi-Fi, wordt de Wi-Fi-verbinding tijdelijk verbroken.
24
hee
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Gerelateerde informatie
& “Verbindingsinstellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) congureren” op pagina 38

Een computer verbinden

Het wordt aanbevolen het installatieprogramma te gebruiken om de printer te verbinden met een computer. U kunt het installatieprogramma op een van de volgende manieren uitvoeren.
Instellen vanaf de website
Open de volgende website en voer de productnaam in. Ga naar Instellen en congureer de instellingen.
http://epson.sn
Instellen met de
beschikken over een Windows-computer met een schijfstation).
Plaats de
De verbindingsmethoden selecteren
Volg de instructies op het scherm totdat het volgende scherm wordt weergegeven en selecteer vervolgens de gewenste methode om de printer met de computer te verbinden.
Selecteer het verbindingstype en klik vervolgens op Vo l ge n d e.
soware-cd
soware-cd
in de computer en volg de instructies op het scherm.
(alleen voor modellen die worden geleverd met een
soware-cd
en gebruikers die
Volg de instructies op het scherm.
25
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen

Een smart device verbinden

Een smart-apparaat verbinden via een draadloze router

U kunt de printer gebruiken vanaf een smart device wanneer u de printer verbindt met hetzelfde Wi-Fi-netwerk (SSID) als het smart device. Als u de printer wilt gebruiken vanaf een smart device, stelt u dit in vanaf de volgende website. Open de website vanaf een smart device waarmee u verbinding wilt maken met de printer.
http://epson.sn > Instellen
Opmerking:
Als u tegelijkertijd een computer en een smart-apparaat met de printer wilt verbinden, wordt aangeraden als eerste de computer in te stellen met het installatieprogramma.

Verbinding maken met een iPhone, iPad of iPod touch via Wi-Fi Direct

Met deze methode kunt u de printer zonder een draadloze router rechtstreeks verbinden met een iPhone, iPad of iPod touch. Voor het gebruik van deze functie dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan. Als uw omgeving niet aan deze voorwaarden voldoet, kunt u verbinding maken door Andere OS-apparaten te selecteren. Zie de koppeling naar gerelateerde informatie hieronder voor meer informatie over verbinding maken.
iOS 11 of hoger
Gebruik de standaard cameratoepassing om de QR-code te scannen
Epson iPrint versie 7.0 of hoger
Epson iPrint wordt gebruikt om vanaf een smart device af te drukken. Installeer van tevoren Epson iPrint op het smart device.
Opmerking:
U hoe deze instellingen slechts een keer te congureren voor de printer die en het smart device dat u met elkaar wilt verbinden. U netwerkinstellingen herstelt.
1. Tik op het startscherm op .
2. Tik op Wi -F i D ir ec t.
3.
Tik op Start de instelling.
deze instellingen niet opnieuw te
hoe
congureren,
tenzij u Wi-Fi Direct uitschakelt of de standaard
26
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
4. Tik op iOS.
De QR-code wordt weergegeven op het bedieningspaneel van de printer.
5. Start op de iPhone, iPad of iPod touch de standaard Camera-app en scan de QR-code die in de modus FOTO op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven.
Gebruik de Camera-app voor iOS 11 of hoger. Met de Camera-app voor iOS 10 of lager kunt u geen verbinding maken met de printer. Ook kunt u geen app voor het scannen van QR-codes gebruiken. Als u geen verbinding kunt maken, schui u naar beneden op het bedieningspaneel van de printer en selecteert u Andere OS-apparaten. Zie de koppeling naar gerelateerde informatie hieronder voor meer informatie over verbinding maken.
27
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
6. Tik op de melding die wordt weergegeven op het scherm van de iPhone, iPad of iPod touch.
7. Tik op Koppelen.
8. Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Vo lg e n de .
9. Start de Epson-printapp op de iPhone, iPad of iPod touch.
Voorbeelden van Epson-printapps
10. Tik op het scherm van de Epson-printapp op Printer niet geselecteerd.
11. Selecteer de printer waarmee u verbinding wilt maken.
28
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Bekijk de informatie die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven om de printer te selecteren.
12.
Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Volledig.
Selecteer voor smart devices die eerder met de printer verbonden zijn geweest de netwerknaam (SSID) op het Wi­Fi-scherm van het smart device en maak opnieuw verbinding.
Gerelateerde informatie
“Verbinding maken met niet-iOS- of Android-apparaten via Wi-Fi Direct” op pagina 31
& & “Afdrukken met Smart Devices” op pagina 120

Verbinding maken met Android-apparaten via Wi-Fi Direct

Met deze methode kunt u de printer zonder een draadloze router rechtstreeks verbinden met het Android­apparaat. Voor het gebruik van deze functie dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan.
Android 4.4 of hoger
Epson iPrint versie 7.0 of hoger
Epson iPrint wordt gebruikt om vanaf een smart device af te drukken. Installeer van tevoren Epson iPrint op het smart device.
Opmerking:
U hoe deze instellingen slechts een keer te congureren voor de printer die en het smart device dat u met elkaar wilt verbinden. U hoe deze instellingen niet opnieuw te congureren, tenzij u Wi-Fi Direct uitschakelt of de standaard netwerkinstellingen herstelt.
1. Tik op het startscherm op .
2. Tik op Wi -F i D ir ec t.
3. Tik op Start de instelling.
29
Gebruikershandleiding
4. Tik op Android.
5. Start Epson iPrint op het smart device.
Netwerkinstellingen
6. Tik op het scherm Epson iPrint op Printer niet geselecteerd.
7.
Selecteer de printer waarmee u verbinding wilt maken.
30
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Bekijk de informatie die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven om de printer te selecteren.
Opmerking:
Aankelijk van het Android-apparaat worden printers mogelijk niet weergegeven. Als printers niet worden weergegeven, maakt u verbinding door Andere OS-apparaten te selecteren. Zie de koppeling met gerelateerde informatie hieronder voor informatie over verbinding maken.
8. Wanneer het scherm voor goedkeuring van de verbinding met het apparaat wordt weergegeven, selecteert u Goedkeuren.
9. Wanneer het bevestigingsscherm voor de apparaatregistratie wordt weergegeven, selecteert u of het goedgekeurde apparaat bij de printer wilt registreren.
10. Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Volledig.
Selecteer voor smart devices die eerder met de printer verbonden zijn geweest de netwerknaam (SSID) op het Wi­Fi-scherm van het smart device en maak opnieuw verbinding.
Gerelateerde informatie
“Verbinding maken met niet-iOS- of Android-apparaten via Wi-Fi Direct” op pagina 31
&
“Afdrukken met Smart Devices” op pagina 120
&

Verbinding maken met niet-iOS- of Android-apparaten via Wi-Fi Direct

Met deze methode kunt u de printer zonder een draadloze router rechtstreeks verbinden met smart devices.
Opmerking:
U hoe deze instellingen slechts een keer te congureren voor de printer die en het smart device dat u met elkaar wilt verbinden. U hoe deze instellingen niet opnieuw te congureren, tenzij u Wi-Fi Direct uitschakelt of de standaard netwerkinstellingen herstelt.
1. Tik op het startscherm op .
2. Tik op Wi -F i D ir ec t.
3. Tik op Start de instelling.
31
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
4. Tik op Andere OS-apparaten.
De Netwerknaam (SSID) en het Wachtwoord voor Wi-Fi Direct voor de printer worden weergegeven.
32
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
5. Selecteer op het Wi-Fi-scherm van het smart device de SSID die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven en voer vervolgens het wachtwoord in.
6. Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Vo lg e n de .
33
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
7. Start de Epson-printapp op het smart device.
Voorbeelden van Epson-printapps
8. Tik op het scherm van de Epson-printapp op Printer niet geselecteerd.
9. Selecteer de printer waarmee u verbinding wilt maken.
Bekijk de informatie die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven om de printer te selecteren.
10. Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Volledig.
Selecteer voor smart devices die eerder met de printer verbonden zijn geweest de netwerknaam (SSID) op het Wi­Fi-scherm van het smart device en maak opnieuw verbinding.
34
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Gerelateerde informatie
& “Afdrukken met Smart Devices” op pagina 120
Wi-Fi-instellingen congureren op de printer
Op het bedieningspaneel van de printer kunt u op verschillende manieren de netwerkinstellingen congureren. Kies de verbindingsmethode die overeenkomt met uw omgeving en de voorwaarden die u gebruikt.
Als u beschikt over de informatie voor de draadloze router, zoals de SSID en het wachtwoord, kunt u de instellingen handmatig congureren.
Als de draadloze router WPS ondersteunt, kunt u de instellingen
Nadat de printer verbinding hee gemaakt met het netwerk, maakt u verbinding tussen de printer en het apparaat dat u wilt gebruiken (computer, smart device, tablet, enz.).
Congureer geavanceerde netwerkinstellingen om een statisch IP-adres te gebruiken.
Gerelateerde informatie
& “Wi-Fi-instellingen congureren door de SSID en het wachtwoord in te voeren” op pagina 35 & “Wi-Fi-instellingen congureren via de drukknopinstelling (WPS)” op pagina 36 & “Wi-Fi-instellingen congureren via de pincode-instelling (WPS)” op pagina 38 & “Verbindingsinstellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) congureren” op pagina 38 & “Geavanceerde netwerkinstellingen maken” op pagina 39
Wi-Fi-instellingen
congureren
door de SSID en het wachtwoord in
congureren
met drukknopinstellingen.
te voeren
U kunt Wi-Fi-netwerk instellen door op het bedieningspaneel van de printer de gegevens in te voeren die benodigd zijn voor het maken van een verbinding met een draadloze router. Als u op deze wijze de instellingen wilt congureren, hebt u de SSID en het wachtwoord van de draadloze router nodig.
Opmerking:
Als u een draadloze router met de standaardinstellingen gebruikt, gebruikt u de SSID en het wachtwoord die op het label vermeld staan. Als u de SSID en het wachtwoord niet weet, zie dan de informatie die bij de draadloze router is geleverd.
1. Tik op het startscherm op .
2.
Selecteer Wi- Fi (a an be vo l e n) .
Als de printer al is verbonden via Ethernet, selecteert u Router.
35
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
3. Tik op Start de instelling.
Als de netwerkverbinding al is ingesteld, worden de verbindingsdetails weergegeven. Tik op Instellingen wijzigen om de instellingen te wijzigen.
Als de printer al is verbonden via Ethernet, tikt u op Wij zi g na ar Wi- Fi -v er bi nd i n g. en selecteert u vervolgens Ja nadat u het bericht hebt gecontroleerd.
4.
Selecteer Wizard Wi-Fi instellen.
5. Selecteer de SSID van de draadloze router.
Opmerking:
Als de SSID waarmee u verbinding wilt maken, niet wordt weergegeven op het bedieningspaneel van de printer, tikt
u op Opnieuw zoeken om de lijst te vernieuwen. Als deze nog steeds niet wordt weergegeven, tikt u op Handmatig invoeren en voert u de SSID rechtstreeks in.
Als u de netwerknaam (SSID) niet kent, controleert u of de informatie op het label van de draadloze router is
vermeld. Als u de draadloze router met de standaardinstellingen wilt gebruiken, gebruikt u de SSID die op het label is vermeld. Als u geen gegevens kunt vinden, raadpleegt u de documentatie die bij de draadloze router is meegeleverd.
6. Tik op Vo er w ach two ord i n en voer het wachtwoord in.
Opmerking:
Het wachtwoord is hoofdlettergevoelig.
Als u het wachtwoord niet kent, controleert u of de informatie op het label van de draadloze router is vermeld. Op
het label is mogelijk het wachtwoord vermeld, bijvoorbeeld aangeduid als “Network Key”, “Wireless Password”. Als u de draadloze router met de standaardinstellingen wilt gebruiken, gebruikt u het wachtwoord dat op het label is geschreven.
7. Als u klaar bent, tikt u op OK.
8. Controleer de instellingen en tik vervolgens op Start installatie.
9. Tik op OK om af te sluiten.
Opmerking:
Als u geen verbinding kunt maken, laadt u normaal papier van A4-formaat en selecteert u Controlerapport afdrukken om een netwerkverbindingsrapport af te drukken.
10. Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
Gerelateerde informatie
& “Tekens invoeren” op pagina 21 & “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41 & “Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt congureren” op pagina 212
Wi-Fi-instellingen
U kunt automatisch een Wi-Fi-netwerk instellen door op een knop op de draadloze router te drukken. Als aan de volgende voorwaarden is voldaan, kunt u deze manier van instellen gebruiken.
De draadloze router is compatibel met WPS (Wi-Fi beschermde installatie).
De huidige Wi-Fi-verbinding is tot stand gebracht door op een knop op de draadloze router te drukken.
congureren
via de drukknopinstelling (WPS)
36
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
1.
Tik op het startscherm op
.
2. Selecteer Wi - Fi (a an be vo le n) .
Als de printer al is verbonden via Ethernet, selecteert u Router.
3. Tik op Start de instelling.
Als de netwerkverbinding al is ingesteld, worden de verbindingsdetails weergegeven. Tik op Instellingen wijzigen om de instellingen te wijzigen.
Als de printer al is verbonden via Ethernet, tikt u op Wij zi g na ar Wi- Fi -v er bi nd i n g. en selecteert u vervolgens Ja nadat u het bericht hebt gecontroleerd.
4. Selecteer Instellen met drukknop (WPS).
5. Houd de [WPS]-knop ingedrukt op de draadloze router tot het beveiligingslampje knippert.
Als u niet weet waar de [WPS]-knop zit, of als de draadloze router geen knoppen
raadpleeg dan de
hee,
documentatie van de draadloze router voor meer informatie.
6. Tik op Start installatie op de printer.
7. Sluit het scherm.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
Opmerking:
Als de verbinding mislukt, start dan de draadloze router opnieuw, zet deze dichter bij de printer en probeer het nog een keer. Als het nog steeds niet werkt, druk dan een netwerkverbindingsrapport af en controleer de oplossing.
8. Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
Gerelateerde informatie
& “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41 & “Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt congureren” op pagina 212
37
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Wi-Fi-instellingen congureren via de pincode-instelling (WPS)
U kunt automatisch verbinding maken met een draadloze router met behulp van een pincode. U kunt deze methode gebruiken als uw draadloze router WPS (Wi-Fi Protected Setup) ondersteunt. Gebruik een computer om een pincode in te voeren in de draadloze router.
1. Tik op het startscherm op
2. Selecteer Wi - Fi (a an be vo le n) .
Als de printer al is verbonden via Ethernet, selecteert u Router.
3. Tik op Start de instelling.
Als de netwerkverbinding al is ingesteld, worden de verbindingsdetails weergegeven. Tik op Instellingen wijzigen om de instellingen te wijzigen.
Als de printer al is verbonden via Ethernet, tikt u op Wij zi g na ar Wi- Fi -v er bi nd i n g. en selecteert u vervolgens Ja nadat u het bericht hebt gecontroleerd.
4. Selecteer Overige > Instellen met PIN (WPS).
5. Gebruik uw computer om de pincode (acht cijfers) die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven in te voeren in de draadloze router. U hebt hier twee minuten de tijd voor.
Opmerking:
Raadpleeg de documentatie van de draadloze router voor meer informatie over het invoeren van een pincode.
6. Tik op het bedieningspaneel van de printer op Start de instelling.
7. Sluit het scherm.
.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
Opmerking:
Als de verbinding mislukt, start dan de draadloze router opnieuw, zet hem dichter bij de printer en probeer het nog een keer. Als het nog steeds niet werkt, druk dan een verbindingsrapport af en controleer de oplossing.
8. Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
Gerelateerde informatie
& “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41 & “Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt
congureren
” op pagina 212
Verbindingsinstellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt)
Met deze methode kunt u de printer zonder een draadloze router rechtstreeks verbinden met apparaten. De printer fungeert zelf als draadloze router.
1. Tik op het startscherm op
congureren
.
2. Selecteer Wi - Fi Di re c t .
38
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
3. Tik op Start de instelling.
Als u Wi-Fi Direct-instellingen (eenvoudig toegangspunt) hebt gecongureerd, wordt gedetailleerde verbindingsinformatie weergegeven. Ga naar stap 5.
4.
Tik op Start installatie.
5. Kijk op het bedieningspaneel van de printer welke SSID en welk wachtwoord worden weergegeven.
Selecteer op het netwerkverbindingsscherm van de computer of het Wi-Fi-scherm van het smart device de SSID die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven om verbinding te maken.
6.
Voer op de computer of het smart device het wachtwoord in dat wordt weergegeven op het bedieningspaneel van de printer.
Opmerking:
Als u Wi-Fi Direct inschakelt, blij dit geactiveerd totdat u de standaard netwerkinstellingen herstelt en Wi-Fi Direct uitschakelt.
7.
Nadat de verbinding is gemaakt, tikt u op OK op het bedieningspaneel van de printer.
8. Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
Gerelateerde informatie
& “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41 & “Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt congureren” op pagina 212

Geavanceerde netwerkinstellingen maken

U kunt de naam van het netwerkapparaat, TCP/IP-instellingen, de proxyserver enzovoort aanpassen.Controleer de netwerkomgeving voordat u wijzigingen aanbrengt.
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
2. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Geavanceerd.
3.
Selecteer het menu-item dat u wilt congureren en selecteer vervolgens de waarden of geef deze op.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren
Selecteer het menu-item dat u wilt congureren en selecteer vervolgens de waarden of geef deze op.
39
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Apparaatnaam
U kunt de volgende tekens gebruiken.
Tekenlimiet: 2 t/m 15 (u moet minstens 2 tekens invoeren)
Toegestane tekens: A t/m Z, a t/m z, 0 t/m 9, -.
Tekens die u niet bovenaan kunt gebruiken: 0 t/m 9, -.
Tekens die u niet onderaan kunt gebruiken: -
TCP/IP
Auto
Selecteer deze optie wanneer u thuis een draadloze router gebruikt of wanneer u het IP-adres automatisch laat toewijzen via DHCP.
Handmatig
Selecteer deze optie wanneer u niet wilt dat het IP-adres van de printer wordt gewijzigd. Voer de adressen in voor IP-adres, Subnetmasker en Standaardgateway, en congureer de instellingen voor de DNS-server, aankelijk van uw netwerkomgeving.
Wan nee r u Auto selecteert voor de instellingen voor het toewijzen van het IP-adres, kunt u de instellingen voor de DNS-server selecteren uit Handmatig of Auto. Als u het DNS-serveradres niet automatisch kunt verkrijgen, selecteert u Handmatig en voert u vervolgens de primaire DNS-server en het secundaire DNS-serveradres rechtstreeks in.
Proxy-server
Niet gebr.
Selecteer deze optie wanneer u de printer gebruikt in een thuisnetwerk.
Gebr.
Selecteer deze optie wanneer u in uw netwerkomgeving een proxyserver gebruikt en u dit wilt instellen in de printer. Voer het adres en poortnummer van de proxyserver in.
IPv6-adres
Inschakelen
Selecteer deze optie wanneer u een IPv6-adres gebruikt.
Uitschakelen
Selecteer deze optie wanneer u een IPv4-adres gebruikt.
link Speed & Duplex
Selecteer de juiste Ethernet-snelheid en duplex-instelling. Als u een andere instelling dan Auto selecteert, controleert u of de instelling overeenkomt met de instellingen op de hub die u gebruikt.
Auto
10BASE-T Half Duplex
10BASE-T Full Duplex
100BASE-TX Half Duplex
100BASE-TX Full Duplex
40
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen

De status van de netwerkverbinding controleren

U kunt de netwerkstatus als volgt controleren.

Netwerkpictogram

U kunt de status van de netwerkverbinding en kracht van het radiosignaal controleren aan de hand van het netwerkpictogram op het startscherm van de printer.
Gerelateerde informatie
& “Pictogrammen op het lcd-scherm” op pagina 18

De gedetailleerde netwerkinformatie controleren op het bedieningspaneel

Wanneer uw printer verbinding hee met het netwerk, kunt u ook andere netwerkgerelateerde informatie bekijken door de netwerkmenu's te selecteren die u wilt controleren.
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
2. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Netwerkstatus.
3. Als u deze informatie wilt controleren, selecteert u de menu's die u wilt nakijken.
Status vast netwerk/Wi-Fi
Hiermee gee u de netwerkinformatie weer (apparaatnaam, verbinding, signaalsterkte, enz.) voor ethernet­of Wi-Fi-verbindingen.
Wi-Fi Direct-status
Gee weer of Wi-Fi Direct is in- of uitgeschakeld, en de SSID, het wachtwoord enzovoort voor Wi-Fi Direct-verbindingen.
Status e-mailserver
Gee de netwerkinformatie voor de e-mailserver weer.
statusvel
Drukt een netwerkstatusblad af. De informatie voor ethernet, Wi-Fi, Wi-Fi Direct enzovoort wordt op 2 of meer pagina's afgedrukt.
41
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Gerelateerde informatie
& “De gedetailleerde netwerkinformatie controleren op het bedieningspaneel” op pagina 41

Een netwerkverbindingsrapport afdrukken

U kunt een netwerkverbindingsrapport afdrukken om de status tussen de printer en de draadloze router te controleren.
1. Papier laden.
2. Tik op het startscherm op Instel..
3. Tik op Rapporten > Netwerk.
De verbindingscontrole wordt gestart.
4. Tik op Controlerapport afdrukken.
5. Volg de instructies op het scherm van de printer om het netwerkverbindingsrapport af te drukken.
Als er een fout is opgetreden, controleer dan het netwerkverbindingsrapport en volg de afgedrukte oplossingen.
Tik op Sluiten.
6.
Gerelateerde informatie
& “Berichten en oplossingen op het netwerkverbindingsrapport” op pagina 43
42
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Berichten en oplossingen op het netwerkverbindingsrapport
Controleer de berichten en foutcodes op het netwerkverbindingsrapport en volg dan de oplossingen.
a. Foutcode
b. Berichten over de netwerkomgeving
Gerelateerde informatie
& “E-1” op pagina 44 & “E-2, E-3, E-7” op pagina 44 & “E-5” op pagina 45 & “E-6” op pagina 45 & “E-8” op pagina 45 & “E-9” op pagina 46 & “E-10” op pagina 46 & “E-11” op pagina 46 & “E-12” op pagina 47 & “E-13” op pagina 47 & “Bericht over de netwerkomgeving” op pagina 48
43
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
E-1
Oplossingen:
Controleer of de ethernetkabel goed is aangesloten op uw printer en op uw hub of een ander netwerkapparaat.
Controleer of uw hub of een ander netwerkapparaat is ingeschakeld.
Als u de printer wilt verbinden via wi, moet u de wi-instellingen opnieuw opgeven omdat dit is
uitgeschakeld.
E-2, E-3, E-7
Oplossingen:
Controleer of uw draadloze router is ingeschakeld.
Controleer of uw computer of apparaat correct is aangesloten op de draadloze router.
Schakel de draadloze router uit. Wacht ongeveer 10 seconden en schakel deze in.
Plaats de printer dichter bij uw draadloze router en verwijder alle eventuele obstakels ertussen.
Als u de SSID handmatig hebt ingevoerd, moet u controleren of deze correct is. Controleer de SSID op het
gedeelte Netwerkstatus op het netwerkverbindingsrapport.
Als een draadloze router meerdere SSID’s
een niet-compatibele frequentie gebruikt, toont de printer deze niet.
Als u een drukknopinstelling gebruikt voor het tot stand brengen van een netwerkverbinding, moet u
controleren of uw draadloze router WPS ondersteunt. U kunt de drukknopinstelling niet gebruiken als uw draadloze router WPS niet ondersteunt.
Controleer of uw SSID alleen ASCII-tekens (alfanumerieke tekens en symbolen) gebruikt. De printer kan geen
SSID die niet-ASCII-tekens bevat, weergeven.
Zorg dat u uw SSID en wachtwoord kent voordat u verbinding maakt met de draadloze router. Als u een
draadloze router gebruikt met de standaardinstellingen, bevinden de SSID en het wachtwoord zich op het label op de draadloze router. Als u uw SSID en het wachtwoord niet kent, neemt u contact op met de persoon die de draadloze routers hee ingesteld of raadpleegt u de documentatie die bij de draadloze router is geleverd.
Als u wilt verbinden met een SSID die is gegenereerd met behulp van de tethering-functie van een smart device,
controleert u de SSID en het wachtwoord in de documentatie die bij het smart device is geleverd.
Als uw wi-verbinding plots wordt verbroken, controleert u de onderstaande voorwaarden. Als een of meer van
deze voorwaarden van toepassing zijn, stelt u uw netwerkinstellingen opnieuw in door de soware van de volgende website te downloaden en uit te voeren.
http://epson.sn > Instellen
selecteert u de SSID die wordt weergegeven. Wanneer de SSID
hee,
Er is een ander smart device toegevoegd aan het netwerk met behulp van de drukknopinstelling.
Het wi-netwerk is ingesteld met een andere methode dan de drukknopinstelling.
Gerelateerde informatie
“Een computer verbinden” op pagina 25
&
“Wi-Fi-instellingen
&
congureren
op de printer” op pagina 35
44
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
E-5
Oplossingen:
Zorg dat het beveiligingstype van de draadloze router is ingesteld op een van het volgende. Als dat niet het geval is, wijzigt u het beveiligingstype op de draadloze router en stelt u de netwerkinstellingen van de printer opnieuw in.
WEP-64 bit (40-bits)
WEP-128 bit (104-bits)
WPA PSK (TKIP/AES)
WPA2 PSK (TKIP/AES)
WPA (TKIP/AES)
WPA2 (TKIP/AES)
* WPA PSK wordt ook wel WPA Personal genoemd. WPA2 PSK wordt ook wel WPA2 Personal genoemd.
*
*
E-6
Oplossingen:
Controleer of MAC
printer zodat het niet wordt gelterd. Raadpleeg de documentatie die bij de draadloze router is geleverd voor details. U kunt het MAC-adres van de printer controleren onder het gedeelte Netwerkstatus in het netwerkverbindingsrapport.
Als uw draadloze router gebruik maakt van gedeelde vericatie met WEP-beveiliging, moet u controleren of de
vericatiecode
Als het aantal te verbinden apparaten op de draadloze router kleiner is dan het aantal netwerkapparaten dat u
wilt verbinden, gee u de instellingen op de draadloze router op om het aantal te verbinden apparaten te vermeerderen. Raadpleeg de documentatie die bij de draadloze router is geleverd om instellingen op te geven.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
-adreslter
en index correct zijn.
is uitgeschakeld. Als dit is ingeschakeld, registreert u het MAC-adres van de
E-8
Oplossingen:
Schakel DHCP in op de draadloze router als de instelling IP-adres verkrijgen van de printer is ingesteld op
Automatisch.
Als IP-adres verkrijgen van de printer is ingesteld op Handmatig, is het IP-adres dat u handmatig hebt
ingesteld, ongeldig omdat het buiten bereik (bijvoorbeeld: 0.0.0.0) is. Stel een geldig IP-adres in vanaf het bedieningspaneel van de printer of met Web Cong.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
45
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
E-9
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Apparaten worden ingeschakeld.
U kunt toegang krijgen tot internet en andere computer of netwerkapparaten op hetzelfde netwerk van de
apparaten die u met de printer wilt verbinden.
Als uw printer en netwerkapparaten nog steeds niet worden verbonden nadat u het bovenstaande hebt gecontroleerd, schakelt u de draadloze router uit. Wacht ongeveer 10 seconden en schakel deze in. Stel dan uw netwerkinstellingen opnieuw in door het installatieprogramma van de volgende website te downloaden en uit te voeren.
http://epson.sn > Instellen
Gerelateerde informatie
& “Een computer verbinden” op pagina 25
E-10
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Andere apparaten op het netwerk worden ingeschakeld.
Netwerkadressen (IP-adres, subnetmasker en standaard gateway) zijn correct als u IP-adres verkrijgen van de
printer hebt ingesteld op Handmatig.
Stel het netwerkadres opnieuw in als het onjuist is. U kunt het IP-adres, het subnetmasker en de standaard gateway controleren onder Netwerkstatus in het netwerkverbindingsrapport.
Als DHCP is ingeschakeld, wijzigt u IP-adres verkrijgen van de printer naar Automatisch. Als u IP-adres handmatig wilt instellen, selecteert u het IP-adres van het gedeelte Netwerkstatus op het netwerkverbindingsrapport en selecteert u Handmatig op het scherm met de netwerkinstellingen. Stel het subnetmasker in op [255.255.255.0].
Als uw printer en netwerkapparaten nog steeds niet worden verbonden, schakelt u de draadloze router uit. Wacht ongeveer 10 seconden en schakel deze in.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
E-11
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Het standaard gateway-adres is correct als u de TCP/IP-instelling van de printer instelt op Handmatig.
Het apparaat dat is ingesteld als de standaard gateway, wordt ingeschakeld.
46
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Stel het juiste standaard gateway-adres in. U kunt het standaard gateway-adres controleren onder het gedeelte Netwerkstatus in het netwerkverbindingsrapport.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
E-12
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Andere apparaten op het netwerk worden ingeschakeld.
De netwerkadressen (IP-adres, subnetmasker en standaard gateway) zijn correct als u ze handmatig invoert.
De netwerkadressen voor andere apparaten (subnetmasker en standaard gateway) zijn dezelfde.
Het IP-adres komt niet in
Als uw printer en netwerkapparaten nog steeds niet worden verbonden nadat u het bovenstaande hebt gecontroleerd, probeert u het volgende.
Schakel de draadloze router uit. Wacht ongeveer 10 seconden en schakel deze in.
Geef de netwerkinstellingen opnieuw op met het installatieprogramma. U kunt dit uitvoeren vanaf de volgende
website.
http://epson.sn > Instellen
U kunt meerdere wachtwoorden registreren op een draadloze router die het WEP-beveiligingstype gebruikt. Als
er meerdere wachtwoorden zijn geregistreerd, moet u controleren of het eerste geregistreerde wachtwoord op de printer is ingesteld.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39 & “Een computer verbinden” op pagina 25
conict
met andere apparaten.
E-13
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Netwerkapparaten zoals een draadloze router, hub en router, zijn ingeschakeld.
De TCP/IP-instelling voor netwerkapparaten is niet handmatig opgegeven. (Als de TCP/IP-instelling van de
printer automatisch is ingesteld terwijl de TCP/IP-instelling voor andere netwerkapparaten handmatig wordt uitgevoerd, kan het netwerk van de printer verschillen van het netwerk voor andere apparaten.)
Als dit nog steeds niet werkt nadat u het bovenstaande hebt gecontroleerd, probeert u het volgende.
Schakel de draadloze router uit. Wacht ongeveer 10 seconden en schakel deze in.
Denieer netwerkinstellingen op de computer die op hetzelfde netwerk als de printer zit met het
installatieprogramma. U kunt dit uitvoeren vanaf de volgende website.
http://epson.sn > Instellen
47
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
U kunt meerdere wachtwoorden registreren op een draadloze router die het WEP-beveiligingstype gebruikt. Als
er meerdere wachtwoorden zijn geregistreerd, moet u controleren of het eerste geregistreerde wachtwoord op de printer is ingesteld.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39 & “Een computer verbinden” op pagina 25
Bericht over de netwerkomgeving
Bericht Oplossing
*Er zijn meerdere netwerknamen (SSID) gedetecteerd die overeenstemmen met de ingevoerde netwerknaam (SSID). Controleer de netwerknaam (SSID).
De Wi-Fi-omgeving moet worden verbeterd. Schakel de draadloze router uit en vervolgens weer in. Als de verbinding niet verbetert, raadpleegt u de documentatie voor de draadloze router.
*Er kunnen niet meer apparaten aangesloten worden. Verwijder een van de apparaten als u een ander wilt toevoegen.
Dezelfde SSID als Wi-Fi Direct bestaat in de omgeving. Wijzig de Wi-Fi Direct SSID als u geen smartapparaat kunt verbinden met de printer.
Dezelfde SSID kan worden ingesteld op meerdere draadloze routers. Controleer de instellingen van de draadloze router en wijzig de SSID.
Nadat u de printer dichter bij de draadloze router hebt geplaatst en eventuele obstakels hebt verwijderd, schakelt u de draadloze router uit. Wacht circa 10 seconden en schakel het toegangspunt weer in. Als de printer nog steeds geen verbinding maakt, raadpleegt u de documentatie die bij de draadloze router is meegeleverd.
De computer en de smart-apparaten die tegelijkertijd kunnen worden verbonden, worden volledig verbonden in de Wi-Fi Direct (eenvoudige AP) verbinding. Om nog een computer of een ander smart device toe te voegen, moet u eerst de verbinding van een van de verbonden apparaten verbreken of een van de verbonden apparaten eerst aansluiten op een ander netwerk.
U kunt het aantal draadloze apparaten die tegelijkertijd kunnen worden aangesloten en het aantal verbonden apparaten bevestigen door het netwerkstatusvel of het bedieningspaneel van de printer te controleren.
Ga op het bedieningspaneel van de printer naar het scherm Wi-Fi Direct en selecteer het menu om de instelling te wijzigen. U kunt de netwerknaam wijzigen die na DIRECT-XX- volgt. Voer tot 32 tekens in.

Draadloze routers vervangen of toevoegen

Als de SSID verandert doordat een draadloze router wordt vervangen, of als een draadloze router wordt toegevoegd en een nieuwe netwerkomgeving wordt ingesteld, congureert u de Wi-Fi-instellingen opnieuw.
Gerelateerde informatie
& “De verbindingsmethode met een computer wijzigen” op pagina 48

De verbindingsmethode met een computer wijzigen

Gebruik het installatieprogramma en stel de installatie in met een andere verbindingsmethode.
48
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Instellen vanaf de website
Open de volgende website en voer de productnaam in. Ga naar Instellen en
http://epson.sn
Instellen met de soware-cd (alleen voor modellen die worden geleverd met een soware-cd en gebruikers die
beschikken over een Windows-computer met een schijfstation).
Plaats de soware-cd in de computer en volg de instructies op het scherm.
De verbindingsmethode wijzigen selecteren
Volg de instructies op het scherm totdat het volgende scherm wordt weergegeven.
Selecteer Breng de verbinding van Printer opnieuw tot stand (voor nieuwe netwerkrouter of om USB te wijzigen naar netwerk, enz.) in het scherm Soware installeren en klik vervolgens op Vo lg e n d e.
congureer
de instellingen.

De netwerkstatus wijzigen naar ethernet op het bedieningspaneel

Volg de onderstaande stappen om op het bedieningspaneel de netwerkverbinding te wijzigen van Wi-Fi naar ethernet.
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
2. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Bekabelde LAN-installatie.
3. Tik op Start installatie.
49
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
4. Controleer het bericht en sluit vervolgens het scherm.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
5. Verbind de printer met een router met behulp van een ethernet-kabel.

De instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) wijzigen

Wanneer een Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt) is ingeschakeld, kunt u de instellingen wijzigen in
> Wi -F i D ir ec t > Start de instelling > Wi j z i g e n en worden de volgende menuopties weergegeven.
De netwerknaam wijzigen (SSID)
Wijzig de netwerknaam (SSID) voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) voor het maken van verbinding met de printer in een naam naar keuze. U kunt de netwerknaam (SSID) instellen in ASCII-tekens die zijn weergegeven op het sowaretoetsenbord van het bedieningspaneel.
Wanneer u de netwerknaam (SSID) wijzigt, wordt de verbinding met alle verbonden apparaten verbroken. Gebruik de nieuwe netwerknaam (SSID) als u opnieuw verbinding wilt maken met het apparaat.
Wachtwoord wijzigen
Wijzig het wachtwoord voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) voor het maken van verbinding met de printer in een waarde naar keuze. U kunt het wachtwoord instellen in ASCII-tekens die zijn weergegeven op het sowaretoetsenbord
Wanneer u het wachtwoord wijzigt, wordt de verbinding met alle verbonden apparaten verbroken. Gebruik het nieuwe wachtwoord als u opnieuw verbinding wilt maken met het apparaat.
Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) uitschakelen
Schakel de instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) van de printer uit. Wanneer u deze optie uitschakelt, wordt de verbinding verbroken van alle apparaten die via Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) met de printer zijn verbonden.
Instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) herstellen
Herstel alle instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) naar de standaardwaarden.
De op de printer opgeslagen verbindingsinformatie voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) van het smart device wordt verwijderd.
Opmerking: U kunt de volgende instellingen tevens congureren vanaf het tabblad Netwerk > Wi -F i D ir ec t in Web Cong.
van het bedieningspaneel.
Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) in- of uitschakelen
De netwerknaam wijzigen (SSID)
Wacht w oord wij zig e n
De instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) herstellen
50
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen

Wi-Fi uitschakelen op het bedieningspaneel

Wanneer u Wi-Fi uitschakelt, wordt de Wi-Fi-verbinding verbroken.
1. Tik op het startscherm op
2. Selecteer Wi - Fi (a an be vo le n) .
De netwerkstatus wordt weergegeven.
3.
Tik op Instellingen wijzigen.
4.
Selecteer Overige > Wi-Fi uitschakelen.
5. Controleer het bericht en start vervolgens het instellen.
6. Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
7. Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
8. Druk op de knop
.
.

Verbinding Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt) verbreken vanaf het bedieningspaneel

Opmerking:
Wanneer de Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt) wordt uitgeschakeld, wordt de verbinding voor alle computers en smart devices die met de printer zijn verbonden in Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt) verbroken.Als u de verbinding met een speciek apparaat wilt verbreken, doe dit dan op het apparaat in kwestie en niet op de printer.
1. Tik op het startscherm op .
2. Selecteer Wi - Fi Di re c t .
De Wi-Fi Direct-informatie wordt weergegeven.
3. Tik op Instellingen wijzigen.
4. Selecteer Wi-Fi Direct uitschakelen.
5. Tik op De instellingen uitschakelen.
6. Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
7. Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
51
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen

De netwerkinstellingen herstellen op het bedieningspaneel

U kunt alle netwerkinstellingen terugzetten op de standaardinstellingen.
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
2. Selecteer Standaardinst. herstellen > Netwerkinstellingen.
3.
Controleer het bericht en selecteer Ja.
4. Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
52
Gebruikershandleiding

De printer voorbereiden

De printer voorbereiden

Papier laden

Beschikbaar papier en capaciteiten

Opmerking:
Het weergegeven papierformaat verschilt aankelijk van de het stuurprogramma.
Origineel Epson-papier
Epson raadt aan om origineel Epson-papier te gebruiken om afdrukken van hoge kwaliteit te krijgen.
Opmerking:
De beschikbaarheid van papier verschilt per locatie. Neem contact op met Epson Support voor de recentste informatie
over beschikbaar papier in uw omgeving.
Wanneer u afdrukt op origineel Epson-papier op een
afdrukkwaliteitsinstellingen Standaard of Normaal beschikbaar. Ook al laten sommige printerprogramma's u een betere printkwaliteit kiezen, dan wordt er nog steeds afgedrukt met Standaard of Normaal.
Papier voor het afdrukken van documenten
Medianaam Grootte Laadcapaciteit (vellen) Dubbelzijdig
Epson Bright White Ink Jet Paper
Papier voor het afdrukken van documenten en foto's
Medianaam Grootte Laadcapaciteit (vellen) Dubbelzijdig
A4 200 1
gebruikergedenieerd
Papiercassette Papiertoevoer
Papiercassette Papiertoevoer
formaat, zijn alleen de
afdrukken
achter
afdrukken
achter
Epson Photo Quality Ink Jet Paper
Epson Matte Paper­Heavyweight
Epson Double-Sided Matte Paper
A4 100 1
A4 20 1
A4 1 1
53
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Gerelateerde informatie
& “Namen en functies van onderdelen” op pagina 15
Commercieel beschikbaar papier
Gewoon papier
Medianaam Grootte Laadcapaciteit (vellen) Dubbelzijdig
afdrukken
Papiercassette Papiertoevoer
achter
Gewoon papier
Kopieerpapier
Briefhoofdpapier
Normaal papier van hoge kwaliteit
*1 Papier met daarop informatie zoals de naam van de afzender of een bedrijf in de koptekst. De marge bovenaan het papier
moet minimaal 3 mm bedragen. Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk met briefhoofdpapier.
*2 Alleen afdrukken vanaf een computer is beschikbaar.
*1
Letter, A4 250 1
B5, 16K (195×270 mm) 250 1
A5, A6, B6 250 1 -
Legal, Indian-Legal, 8,5×13 inch
Gebruikergedenieerd
*2
(mm)
89×127 tot 215,9×1200
Gebruikergedenieerd
*2
(mm)
54×86 tot 215,9×1200
Gebruikergedenieerd
*2
(mm)
182×257 tot 215,9×297
11-
11-
-1-
11
Dik papier
Medianaam Grootte Laadcapaciteit (vellen) Dubbelzij
dig
Dik papier
(91 tot 256 g/m)
* Alleen afdrukken vanaf een computer is beschikbaar.
Letter, A4, B5, A5, A6, Legal - 1 -
Gebruikergedenieerd (mm)
89×127 tot 215,9×1200
*
Papiercassette Papiertoev
oer achter
-1-
afdrukken
54
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Enveloppen
Medianaam Grootte Laadcapaciteit (enveloppen) Dubbelzijdig
afdrukken Papiercassett e
Papiertoevoer achter
Enveloppe Enveloppe #10,
Enveloppe DL, Enveloppe C6
10 1
Gerelateerde informatie
& “Namen en functies van onderdelen” op pagina 15
Voorzorgsmaatregelen voor papierverwerking
Lees de instructiebladen die bij het papier worden geleverd.
Als u met origineel Epson-papier afdrukken van hoge kwaliteit wilt verkrijgen, gebruikt u het papier in de
omgeving die op de bij het papier geleverde instructiebladen wordt vermeld.
Waaier papier en leg de stapel recht voor het laden. Fotopapier niet waaieren of buigen. Dit kan de afdrukzijde
beschadigen.
Als het papier omgekruld is, maakt u het plat of buigt u het vóór het laden lichtjes de andere kant op. Afdrukken
op omgekruld papier kan papierstoringen of vlekken op de afdruk veroorzaken.
Gebruik geen papier dat golvend, gescheurd, gesneden, gevouwen, vochtig, te dik of te dun is of papier met
stickers op. Het gebruik van deze papiertypen kan papierstoringen of vlekken op de afdruk veroorzaken.
Zorg ervoor dat u papier met lange vezels gebruikt. Als u niet zeker bent welk papiertype u gebruikt, controleer
dan de verpakking van het papier of neem contact op met de fabrikant.
Gerelateerde informatie
& “Printer specicaties” op pagina 236
55
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden

Papier in de Papiercassette laden

1. Open het papiercassettepaneel (tot de klik).
2. Controleer of de printer niet in werking is en schuif dan de papiercassette naar buiten.
Belangrijk:
c
De papiercassette kan niet worden verwijderd.
56
Gebruikershandleiding
3. Zet de geleiders op de ruimste positie.
De printer voorbereiden
4. Laad papier met de afdrukzijde naar beneden tot dit de achterzijde van de papiercassette raakt.
Belangrijk:
c
Laad niet meer dan het maximale aantal pagina's voor het
8,5×13 inch
Laad papier met behulp van de lijn.
specieke
papiertype.
57
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Legal
Laad papier met behulp van de lijn.
5. Schuif de zijgeleiders tegen de randen van het papier aan.
6. Plaats de papiercassette voorzichtig.
7. Sluit het papiercassettepaneel wanneer u papier laadt dat korter is dan A4.
8. Stel op het bedieningspaneel het papierformaat en -type in voor het papier dat u in de papiercassette hebt geladen. Als het formaat van uw papier niet wordt weergegeven, selecteert u Gebruikergedef..
Opmerking:
Selecteer Instel. > Algemene instellingen > Printerinstellingen > Instellingen papierbron > Papierinstelling om
het instellingenscherm met het papierformaat en -type weer te geven.
Selecteer voor brieoofdpapier Brieoofd als het papiertype.
Als u afdrukt op brieoofdpapier dat smaller is dan de instelling in de printerdriver, kan buiten de randen van het
papier worden afgedrukt. Hierdoor kunnen er inktvlekken op de afdrukken komen en kan zich inkt ophopen in de printer. Selecteer de juiste papiergrootte.
Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk met
brieoofdpapier.
De afdruksnelheid kan ook afnemen.
58
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
9. Wanneer u visitekaartjespapier laadt, moet u de uitvoerschakelaar omlaag zetten, zodat het papier aan de voorzijde van de printer wordt uitgeworpen.
Opmerking:
Het wordt ook aangeraden om enveloppen aan de voorzijde van de printer uit te laten werpen.
Gerelateerde informatie
& “Voorzorgsmaatregelen voor papierverwerking” op pagina 55 & “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53 & “Lijst met papiertypen” op pagina 62 & “Enveloppen laden en voorzorgsmaatregelen” op pagina 61

Papier in de Papiertoevoer achter laden

1. Schuif de zijgeleiders naar buiten.
2. Laad één vel papier in het midden van de papiertoevoer achter met de afdrukzijde naar boven.
59
Gebruikershandleiding
Enveloppen
Voorgeperforeerd papier
De printer voorbereiden
Opmerking:
Laad één vel papier zonder perforatorgaten bovenaan en onderaan.
Pas de afdrukpositie van uw bestand aan zodat u niet over de perforatorgaten heen afdrukt.
3.
Schuif de zijgeleiders tegen de randen van het papier aan.
4. Wanneer u dik papier of visitekaartjespapier laadt, moet u de hendel voor de uitvoerwissel omlaag zetten, zodat het papier aan de voorzijde van de printer wordt uitgeworpen.
60
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Opmerking:
Het wordt ook aangeraden om enveloppen aan de voorzijde van de printer uit te laten werpen.
Opmerking:
Selecteer voor
brieoofdpapier Brieoofd
als het papiertype.
Als u afdrukt op
papier worden afgedrukt. Hierdoor kunnen er inktvlekken op de afdrukken komen en kan zich inkt ophopen in de printer. Selecteer de juiste papiergrootte.
Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk met brieoofdpapier. De afdruksnelheid kan ook afnemen.
Gerelateerde informatie
& “Voorzorgsmaatregelen voor papierverwerking” op pagina 55 & “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53 & “Enveloppen laden en voorzorgsmaatregelen” op pagina 61
brieoofdpapier
dat smaller is dan de instelling in de printerdriver, kan buiten de randen van het

Enveloppen laden en voorzorgsmaatregelen

Laad enveloppen in het midden van de papiertoevoer achter met de korte zijde eerst en de omslag naar beneden, en schuif de zijgeleiders naar de randen van de enveloppen.
Laad in de papiercassette enveloppen met de omslag naar beneden en schuif de zijgeleiders naar de randen van de enveloppen.
61
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Waaier enveloppen en leg ze recht op elkaar voor het laden.Als de gestapelde enveloppen lucht bevatten, maakt
u ze plat om de lucht eruit te krijgen voordat ze worden geladen.
Gebruik geen omgekrulde of gevouwen enveloppen.Het gebruik van dergelijke enveloppen kan papierstoringen
of vlekken op de afdruk veroorzaken.
Gebruik geen enveloppen met zellevende oppervlakken of vensters.
Vermijd het gebruik van enveloppen die te dun zijn aangezien die kunnen omkrullen tijdens het afdrukken.
Gerelateerde informatie
& “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53 & “Papier in de Papiercassette laden” op pagina 56

Lijst met papiertypen

Selecteer het papiertype dat bij het papier past voor optimale afdrukresultaten.
Medianaam Afdrukmateriaal
Bedieningspaneel Printerstuurprogramma
Epson Bright White Ink Jet Paper Gewoon papier Gewoon papier
Epson Matte Paper-Heavyweight
Epson Double-Sided Matte Paper
Epson Photo Quality Ink Jet Paper Fotokwaliteit IJ Epson Photo Quality Ink Jet
Matte Epson Matte

Papier uitvoeren

Afgedrukt papier wordt met de afdrukzijde naar beneden in de uitvoerlade uitgeworpen. Voor normaal A4-
papier (van 80 g/m²) kunnen maximaal 100 vellen per keer worden uitgeworpen. Als meer dan 100 vellen worden uitgevoerd, kan het papier vallen of vastlopen. Verwijder overtollig papier, zodat het maximale aantal vellen dat kan worden uitgeworpen niet wordt overschreden.
62
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Wanneer u dik papier of visitekaartjespapier laadt, moet u de uitvoerschakelaar omlaag zetten, zodat papier aan
de voorzijde van de printer wordt uitgeworpen. Het wordt ook aangeraden om enveloppen aan de voorzijde van de printer uit te laten werpen.

Originelen plaatsen

Plaats de originelen op de scannerglasplaat of de ADF.
Met de ADF kunt u meerdere originelen tegelijkertijd scannen.

Beschikbare originelen voor de ADF

Beschikbare papierformaten A4, Letter, 8,5×13 inch, Legal
Papiertype Gewoon papier
Papierdikte (papiergewicht) 64 tot 95 g/m
Laadcapaciteit A4, Letter: 35 vellen of 3.85 mm
8,5×13 inch, Legal: 10 vellen
Zelfs als het origineel voldoet aan de specicaties voor afdrukmateriaal dat in de ADF kan worden geplaatst, wordt dit mogelijk niet goed ingevoerd vanuit de ADF of kan de scankwaliteit verminderen, aankelijk van de papiereigenschappen of -kwaliteit.
Belangrijk:
c
Voer geen foto's of waardevolle kunstwerken in via de ADF. Door verkeerd invoeren kan het origineel kreuken of beschadigd raken. Scan deze documenten in plaats daarvan op de scannerglasplaat.
Vermijd het gebruik van de volgende originelen in de ADF om storingen te voorkomen. Voor deze typen gebruikt u de scannerglasplaat.
Originelen die gescheurd, gevouwen, gekreukeld, beschadigd of omgekruld zijn
Originelen met perforatorgaten
Originelen die bijeen worden gehouden met plakband, nietjes, paperclips enz.
Originelen met stickers of labels
Originelen die onregelmatig gesneden zijn of niet in de juiste lijn liggen
63
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Originelen die aan elkaar gebonden zijn
Transparanten, thermisch papier of doordrukpapier

Originelen op de ADF plaatsen

1. Lijn de randen van het papier uit.
2.
Open de invoerlade van de ADF.
3. Knijp de ADF-zijgeleider in en schuif deze naar buiten.
64
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
4. Plaats de originelen met de afdrukzijde en korte zijde naar boven in de ADF en schuif de ADF-zijgeleider tegen de originelen.
Belangrijk:
c
Laad de originelen niet tot boven de streep met het driehoekje op de ADF.
Plaats tijdens het scannen geen nieuwe originelen.
Gerelateerde informatie
& “Beschikbare originelen voor de ADF” op pagina 63
Originelen in de ADF plaatsen om ze 2-op-1 te kopiëren
Plaats de originelen in de richting zoals weergegeven in de illustratie en selecteer de instelling voor de afdrukstand.
Liggende originelen: selecteer Liggend op het bedieningspaneel zoals hieronder beschreven.
Kopiëren > Geavanceerde instellingen > Richting origineel > Liggend
Plaats de originelen op de ADF in de richting van de pijl.
65
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Staande originelen: selecteer Staand op het bedieningspaneel zoals hieronder beschreven.
Kopiëren > Geavanceerde instellingen > Richting origineel > Staand
Plaats de originelen op de ADF in de richting van de pijl.

Originelen op de Scannerglasplaat plaatsen

Let op:
!
Pas bij het sluiten van het documentklep op dat uw vingers niet klem komen te zitten. Anders kunt u zich verwonden.
Belangrijk:
c
Plaatst u omvangrijke originelen zoals boeken, zorg er dan voor dat er geen extern licht op de scannerglasplaat schijnt.
1. Open de documentklep.
66
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
2. Gebruik een zachte, droge en schone doek om stof of vlekken van het oppervlak van de scannerglasplaat te verwijderen.
Opmerking:
Als er stof of vuil op de scannerglasplaat zit, kan het scanbereik worden vergroot om het mee te nemen, waardoor de aeelding van het origineel kan verschuiven of kleiner kan worden.
3. Plaats het origineel met de bedrukte zijde omlaag en duw het tegen de hoekmarkering.
Opmerking:
De eerste 1,5 mm vanaf de hoek van de scannerglasplaat wordt niet gescand.
Als er originelen in de ADF en op de scannerglasplaat zijn geplaatst, wordt er prioriteit gegeven aan de originelen in
de ADF.
4. Sluit de klep voorzichtig.
Belangrijk:
c
Oefen niet te veel kracht uit op de scannerglasplaat of de documentkap. Deze kunnen anders beschadigd raken.
5. Verwijder de originelen na het scannen.
Opmerking:
Als u de originelen langdurig op de scannerglasplaat laat liggen, kunnen ze aan het oppervlak van het glas kleven.
67
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Een id-kaart plaatsen om te kopiëren
Plaats een id-kaart 5 mm van de hoekmarkering op de scannerglasplaat.

Contactpersonen beheren

Door een lijst met contactpersonen op te slaan kunt u makkelijk bestemmingen invoeren.U kunt tot 100 nummers invoeren en u kunt de lijst met contactpersonen gebruiken als u een faxnummer invoert.

Contacten registreren of bewerken

1.
Selecteer Fax op het startscherm.
2. Selecteer Contacten.
3. Voer een van de volgende handelingen uit.
Als u een nieuw contact wilt registreren, selecteert u Geg. toev. en vervolgens Contact toevoegen.
Als u een contact wilt bewerken, selecteert
Als u een contact wilt verwijderen, selecteert u
De volgende procedures hoe u niet uit te voeren.
4. Congureer de benodigde instellingen.
Opmerking:
Als u een faxnummer invoert, moet u eerst een externe toegangscode voor het faxnummer invoeren als uw telefoonsysteem PBX is. Deze toegangscode hebt u nodig om een buitenlijn te krijgen. Als de toegangscode is opgegeven in de instelling van het Lijntype, voert u een hekje (#) i.p.v. de werkelijke toegangscode in. Om een pauze (drie seconden) toe te voegen tijdens het bellen van het nummer, voegt u een koppelteken (-) toe.
bij het contact en selecteert u Bewerken.
in het betreende contact en vervolgens Wi s s e n en Ja.
5.
Tik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Tekens invoeren” op pagina 21

Contactgroepen registreren of bewerken

Voeg contactpersonen aan een groep toe om een fax naar meerdere bestemmingen tegelijk te verzenden.
68
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
1. Selecteer Fax op het startscherm.
2. Selecteer Contacten.
3. Voer een van de volgende handelingen uit.
Als u een nieuwe contactgroep wilt registreren, selecteert u Geg. toev. en vervolgens Groep toevoegen.
Als u een contactgroep wilt bewerken, selecteert u
Bewerken.
Als u een contactgroep wilt verwijderen, selecteert u
Wi s s e n en Ja. De volgende procedures hoe u niet uit te voeren.
4. Voer de Groepsnaam en het Indexwoord in of wijzig dit en selecteer vervolgens Contact(en) toegevoegd aan de Groep (vereist).
5. Selecteer de contacten die u in de groep wilt registreren en tik vervolgens op Sluiten.
Opmerking:
U kunt tot 99 contactpersonen registreren.
Tik opnieuw op een contact als u de selectie wilt opheen.
6. Tik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Tekens invoeren” op pagina 21
in de
in de
betreende
betreende
contactgroep en vervolgens
contactgroep en vervolgens

Contacten registreren op een computer

Met Web Cong kunt u een contactlijst maken op uw computer en deze importeren naar de printer.
1. Open "Web
2. Selecteer Geavanceerde instellingen in de lijst rechts boven in het venster.
3. Selecteer Contactpersonen.
4. Selecteer het nummer dat u wilt registreren en klik vervolgens op Bewerken.
5. Voer Naam, Indexwoord, Faxnummer en Faxsnelheid in.
6. Klik op To e p as s e n .
Gerelateerde informatie
& “Toepassing voor het congureren van printerbewerkingen (Web Cong)” op pagina 186 & “Webconguratie uitvoeren op een webbrowser” op pagina 186
Cong
".
69
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Items voor het instellen van de bestemming
Items Instellingen en toelichting
Naam Voer een naam in die in de contacten wordt weergegeven. Deze mag maximaal
30 tekens bevatten in Unicode (UTF-8).Als u dit niet opgeeft, laat u dit leeg.
Indexwoord Voer zoekwoorden in van maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8).Als u dit niet
opgeeft, laat u dit leeg.
Typ e
Faxnummer Voer hier tussen 1 en 64 tekens in. Gebruik 0–9 - * # en spatie.
Faxsnelheid Selecteer een communicatiesnelheid voor een bestemming.
Dit item is vastgelegd als Fax.Deze instelling kunt u niet wijzigen.
Bestemmingen als groep registreren
1. Open "Web Cong".
2. Selecteer Geavanceerde instellingen in de lijst rechts boven in het venster.
3.
Selecteer Contactpersonen.
4. Selecteer het nummer dat u wilt registreren en klik vervolgens op Bewerken.
5. Voer een Naam en Indexwoord in.
6. Selecteer een groep in Typ e.
7. Klik op Selecteren voor Contact(en) voor Groep.
De beschikbare bestemmingen worden weergegeven.
8. Selecteer de bestemming die u voor de groep wilt registreren en klik vervolgens op Selecteren.
Opmerking:
Bestemmingen kunnen worden geregistreerd voor meerdere groepen.
9. Klik op To e p as s e n .
Gerelateerde informatie
& “Toepassing voor het congureren van printerbewerkingen (Web Cong)” op pagina 186 & “Webconguratie uitvoeren op een webbrowser” op pagina 186

Menuopties voor Instel.

Selecteer in het startscherm van de printer Instel. om de verschillende instellingen te congureren.
70
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden

Menuopties voor Algemene instellingen

Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Algemene instellingen
Basisinstellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Algemene instellingen > Basisinstellingen
Lcd-helderheid:
Hiermee past u de helderheid van het display aan.
Geluid:
Stel het volume af.
Slaaptimer:
Pas de tijdsduur aan voor het inschakelen van de slaapmodus (energiebesparingsmodus) wanneer de printer geen bewerkingen uitvoert. Het lcd-scherm gaat uit als de ingestelde tijd is verstreken.
Uitschakelingstimer:
Uw product aankoop.
Selecteer deze instelling om de printer automatisch uit te schakelen als deze gedurende een vastgestelde periode niet wordt gebruikt. U kunt instellen hoelang het duurt voordat stroombeheer wordt toegepast. Elke verhoging is van invloed op de energiezuinigheid van het product. Denk aan het milieu voordat u wijzigingen doorvoert.
mogelijk deze functie of de functie Uitschakelinst.,
hee
aankelijk
van de plaats van
Uitschakelinst.:
Uw product hee mogelijk deze functie of de functie Uitschakelingstimer, aankelijk van de plaats van aankoop.
Uitschakelen indien inactief
Selecteer deze instelling om de printer automatisch uit te schakelen als deze gedurende een vastgestelde periode niet wordt gebruikt. Elke verhoging is van invloed op de energiezuinigheid van het product. Denk aan het milieu voordat u wijzigingen doorvoert.
Uitschakelen indien losgekoppeld
Als u deze instelling selecteert, schakelt de printer na 30 minuten uit als alle poorten, inclusief de LINE-poort, zijn losgekoppeld. Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, aankelijk van de regio.
Datum/tijd instellen:
Datum/tijd
Voer de actuele datum en tijd in.
Zomertijd
Selecteer de zomertijdinstelling van uw regio.
71
Gebruikershandleiding
Ti j d sv e rs c h il
Voer het tijdverschil in tussen uw plaatselijke tijd en de UTC (Coordinated Universal Time).
Land/regio:
Selecteer het land of de regio waarin u de printer gebruikt. Als u de instelling voor land/regio wijzigt, worden de standaardinstellingen van de fax herstelt en moet u deze opnieuw selecteren.
Taal/Language:
Selecteer de taal van het lcd-scherm.
Time-out bewerking:
Selecteer Aan om terug te keren naar het beginscherm wanneer gedurende een vastgestelde tijd geen bewerkingen zijn uitgevoerd.
To et se nb or d:
Wijzig de lay-out van het toetsenbord op het lcd-scherm.
De printer voorbereiden
Gerelateerde informatie
&
“Stroom besparen — Bedieningspaneel” op pagina 78
&
“Tekens invoeren” op pagina 21
Printerinstellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Algemene instellingen > Printerinstellingen
Instellingen papierbron:
Papierinstelling:
Selecteer het formaat en type papier dat u in de papierbron hebt geplaatst. U kunt Favoriete papierinstell. congureren in papierformaat en papiertype.
Autom.wisselen A4/Letter:
Selecteer Aan om papier te laden van de papierbron, ingesteld als A4-formaat, wanneer er geen papierbron ingesteld is als Letter-formaat, of om papier te laden van de papierbron, ingesteld als Letter-formaat, wanneer er geen papierbron ingesteld is als A4-formaat.
Foutmelding:
Selecteer Aan om foutberichten weer te geven wanneer het geselecteerde papierformaat of ­type niet overeenkomt met het papier dat is geladen.
Autom. weerg. papierinstelling:
Selecteer Aan om het scherm Papierinstelling weer te geven wanneer u papier in de papiercassette laadt. Als u deze functie uitschakelt, kunt u niet afdrukken vanaf een iPhone of iPad met AirPrint.
72
Gebruikershandleiding
Algem. afdrukinst.:
Deze afdrukinstellingen worden toegepast wanneer u afdrukt vanaf een extern apparaat zonder gebruik te maken van het printerstuurprogramma.
Oset boven:
Hiermee past u de bovenmarge van het papier aan.
Oset links:
Hiermee past u de linkermarge van het papier aan.
Oset boven achter:
Hiermee past u de bovenmarge van het papier voor de achterzijde van de pagina aan bij dubbelzijdig afdrukken.
Oset links achter:
Hiermee past u de linkermarge van het papier voor de achterzijde van de pagina aan bij dubbelzijdig afdrukken.
De printer voorbereiden
Controleer papierbreedte:
Selecteer Aan om voor het afdrukken de papierbreedte te controleren. Hierdoor voorkomt u dat er over de randen van het papier wordt afgedrukt wanneer het papierformaat onjuist is ingesteld. Het afdrukken kan hierdoor iets langer duren.
Lege pagina overslaan:
Hiermee worden lege pagina's in de afdrukgegevens automatisch overgeslagen.
Auto probleemopl.:
Selecteer een actie bij het optreden van een fout bij dubbelzijdig afdrukken of vol geheugen.
Aan
Hiermee wordt een waarschuwing weergegeven en wordt in de modus voor enkelzijdig afdrukken afgedrukt wanneer er tijdens dubbelzijdig afdrukken een fout is opgetreden, of worden alleen de gegevens afgedrukt die de printer
Uit
Er wordt een foutmelding weergegeven en de afdruktaak wordt geannuleerd.
kunnen verwerken toen het geheugen vol was.
hee
Stille modus:
Selecteer Aan om het geluid tijdens het afdrukken te verminderen. De afdruksnelheid kan hierdoor worden verlaagd. Aankelijk van de door u gekozen instellingen voor het papiertype en de afdrukkwaliteit, merkt u mogelijk niet veel verschil in het geluid dat de printer produceert.
Droogtijd voor inkt:
Selecteer de droogtijd van de inkt die u wilt gebruiken bij dubbelzijdig afdrukken. De printer drukt de andere zijde af nadat de ene zijde is afgedrukt. Als uw afdruk is gevlekt, verhoogt u de tijdsinstelling.
PC-verbinding via USB:
Selecteer Inschakelen om de computer toegang te geven tot de printer wanneer deze via USB is verbonden. Wanneer Uitschakelen wordt geselecteerd, worden afdruktaken en scantaken die niet via een netwerkverbinding gaan beperkt.
73
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Netwerkinstellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Algemene instellingen > Netwerkinstellingen
Wi-Fi instellen:
Congureer de instellingen voor de draadloze netwerkverbinding of wijzig deze. Kies uit de volgende opties de gewenste verbindingsmethode en volg de instructies op het lcd-scherm.
Wi-Fi (aanbevolen)
Wi -F i D ire ct
Bekabelde LAN-installatie:
Stel een netwerkverbinding in die gebruikmaakt van een LAN-kabel en een router, of wijzig deze. Wanneer deze functie wordt gebruikt, zijn Wi-Fi-verbindingen uitgeschakeld.
Netwerkstatus:
Hiermee worden de actuele netwerkinstellingen weergegeven of afgedrukt.
Status vast netwerk/Wi-Fi
Wi-Fi Direct-status
statusvel
Controle van netwerkverbinding:
Hiermee controleert u de huidige netwerkverbinding en drukt u een rapport af. Als er problemen zijn met de verbinding, kunt u het rapport raadplegen om het probleem te verhelpen.
Geavanceerd:
Geef de volgende gedetailleerde instellingen op.
Apparaatnaam
TCP/IP
Proxy-server
IPv6-adres
link Speed & Duplex
Gerelateerde informatie
& “Wi-Fi-instellingen congureren door de SSID en het wachtwoord in te voeren” op pagina 35 & “Wi-Fi-instellingen congureren via de drukknopinstelling (WPS)” op pagina 36 & “Wi-Fi-instellingen congureren via de pincode-instelling (WPS)” op pagina 38 & “Verbindingsinstellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) congureren” op pagina 38 & “Een netwerkverbindingsrapport afdrukken” op pagina 42 & “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41 & “De netwerkstatus wijzigen naar ethernet op het bedieningspaneel” op pagina 49 & “Geavanceerde netwerkinstellingen maken” op pagina 39
74
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Webservice-instellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Algemene instellingen > Webservice-instellingen
Epson Connect-services:
Gee aan of de printer geregistreerd en verbonden is met Epson Connect.
Als u zich wilt aanmelden bij de service, selecteert u Registreren en volgt u de instructies.
Wanneer u de printer hebt geregistreerd, kunt u de volgende instellingen wijzigen.
Onderbreken/hervatten
Registratie
Raadpleeg voor meer informatie de volgende website.
https://www.epsonconnect.com/
http://www.epsonconnect.eu (alleen Europa)
opheen
Afdrukservices van Google Cloud:
Gee aan of de printer geregistreerd en verbonden is met Google Cloud Print-services.
Wanneer u de printer hebt geregistreerd, kunt u de volgende instellingen wijzigen.
Inschakelen/Uitschakelen
Registratie opheen
Ga voor meer informatie over het registreren bij Google Cloud Print-services naar de volgende website.
https://www.epsonconnect.com/
http://www.epsonconnect.eu (alleen Europa)
Gerelateerde informatie
& “Afdrukken via een netwerkservice” op pagina 196
Faxinstellingen
Selecteer het menu op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen
Zie de gerelateerde informatie hieronder.
Gerelateerde informatie
& “Menuopties voor Faxinstellingen” op pagina 90

Menuopties voor Onderhoud

Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
75
Gebruikershandleiding
Instel. > Onderhoud
PrintkopControle spuitm.:
Selecteer deze functie om te controleren of de spuitkanaaltjes van de printkop verstopt zijn. De printer drukt een spuitkanaaltjespatroon af.
Printkop reinigen:
Selecteer deze functie om verstopte spuitkanaaltjes in de printkop te reinigen.
Krachtige reiniging:
Selecteer deze functie om alle inkt in het inktbuisje te vervangen. Hierbij wordt meer inkt gebruikt dan bij normaal reinigen. Zie de “Gerelateerde informatie” hieronder voor meer informatie over deze functie.
Printkop uitlijnen:
Selecteer deze functie om de printkop bij te stellen om de afdrukkwaliteit te verbeteren.
De printer voorbereiden
Ve rt ica le uit lijn in g
Selecteer deze functie als uw afdrukken wazig zijn of als tekst en lijnen niet goed zijn uitgelijnd.
Horizontale uitlijning
Selecteer deze functie als zich op uw afdrukken op regelmatige afstand horizontale strepen bevinden.
Inktniveau resetten:
Selecteer deze functie om het inktniveau te resetten naar 100% wanneer de inkttank is bijgevuld.
Resterende capaciteit Onderhoudsset:
Gee de geschatte levensduur van de onderhoudscassette weer. Als wordt weergegeven, is de
onderhoudscassette bijna vol. Als
wordt weergegeven, is de onderhoudscassette vol.
Papiergeleider reinigen:
Selecteer deze functie als zich op de interne rollen inktvlekken bevinden. De printer voert papier in om de interne rollen te reinigen.
Gerelateerde informatie
&
“De printkop reinigen (Printkop reinigen)” op pagina 172
&
“Extra sterke reiniging uitvoeren op de printkop — (Krachtige reiniging)” op pagina 173
& “De printkop uitlijnen” op pagina 175 & “De inkttank bijvullen” op pagina 164 & “Het papiertraject vrijmaken van inktvlekken” op pagina 176

Menuopties voor Statusv.afdrukk.

Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Statusv.afdrukk.
76
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Statusblad
Statusblad voorraad:
Blad gebruiksgeschiedenis:
conguratie
Hiermee drukt u informatiebladen af met de actuele status en instellingen van de printer.
Hiermee drukt u informatiebladen af met de status van de verbruiksaccessoires.
Hiermee drukt u informatiebladen af met de gebruiksgeschiedenis van de printer.
:

Menuopties voor Afdrukteller

Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Afdrukteller
Gee het totale aantal afdrukken, inclusief items zoals het statusblad, weer vanaf het moment waarop u de printer hebt aangescha.

Menuopties voor Rapporten

Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Rapporten
Hiermee controleert u de huidige verbindingsstatus voor de volgende menu's en drukt u een rapport af.
Netwerk
Fax

Menuopties voor Gebruikersinstellingen

Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Gebruikersinstellingen
U kunt de standaardinstelling wijzigen van de volgende menu's.
Kopiëren
Scan naar computer
Scan naar cloud
Fax

Menuopties voor Standaardinst. herstellen

Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Standaardinst. herstellen
77
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Hiermee zet u de volgende menu's terug op de standaardwaarden.
Netwerkinstellingen
Kopieerinstellingen
Scaninstellingen
Faxinstellingen
Alle gegevens en instellingen wissen

Menuopties voor Firmware-update

Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Firmware-update
Bijwerken:
Hiermee controleert u of er een nieuwe versie van de update beschikbaar is, kunt u aangeven of de update mag worden uitgevoerd.
Melding:
Selecteer Aan om een melding te ontvangen als er een rmware-update beschikbaar is.
rmware
op de netwerkserver staat. Als er een

Stroom besparen

De printer gaat in slaapstand of gaat automatisch uit als er een bepaalde tijd geen handelingen worden verricht. U kunt instellen hoelang het duurt voordat stroombeheer wordt toegepast. Elke verhoging is van invloed op de energiezuinigheid van het product. Denk aan het milieu voordat u wijzigingen doorvoert.
Aankelijk van de plaats van aankoop, kan de printer een functie hebben voor het automatisch uitschakelen als het apparaat gedurende 30 minuten niet is verbonden met het netwerk.

Stroom besparen — Bedieningspaneel

1. Selecteer Instel. op het startscherm.
2. Selecteer Algemene instellingen > Basisinstellingen.
3. Voer een van de volgende handelingen uit.
Opmerking: Uw product hee mogelijk de functie Uitschakelinst. of Uitschakelingstimer, aankelijk van de plaats van aankoop.
Selecteer Slaaptimer of Uitschakelinst. > Uitschakelen indien inactief of Uitschakelen indien
losgekoppeld en maak dan de instellingen.
Selecteer Slaaptimer of Uitschakelingstimer en stel dan de instellingen in.
78
Gebruikershandleiding

Faxinstellingen

Faxinstellingen

Voordat u faxfuncties gebruikt

Stel de volgende instellingen in om de faxfuncties te gebruiken.
Sluit de printer aan op de telefoonlijn en, indien nodig, op een telefoon
Vo lto oi d e Wi z ar d f a xi ns te ll in g, dit is nodig om de basisinstellingen te voltooien.
Geef desgewenst de volgende instellingen op.
Contacten registratie
Gebruikersinstellingen die standaardwaarden bepalen voor de menu-items Fax
Rapportinstellingen om rapporten af te drukken wanneer faxen zijn verzonden of ontvangen
Gerelateerde informatie
& “Aansluiten op een telefoonlijn” op pagina 79 & “De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard faxinstelling)” op
pagina 83
& “Individuele instellingen instellen voor de faxfuncties van de printer” op pagina 85 & “Menuopties voor Faxinstellingen” op pagina 90 & “Netwerkinstellingen” op pagina 23 & “Contactpersonen beheren” op pagina 68 & “Menuopties voor Gebruikersinstellingen” op pagina 77 & “Menu Rapportinstellingen” op pagina 92

Aansluiten op een telefoonlijn

Compatibele telefoonlijnen

U kunt de printer gebruiken via standaard analoge telefoonlijnen (PSTN = Public Switched Telephone Network) en PBX (Private Branch Exchange) telefoonsystemen.
U kunt de printer mogelijk niet gebruiken via de volgende telefoonlijnen of systemen.
VoIP telefoonlijnen zoals DSL of glasvezellijnen
Digitale telefoonlijnen (ISDN)
Bepaalde PBX telefoonsystemen
Als er tussen de telefooncontactdoos in de muur en de printer adapters zoals terminaladapters, VoIP adapters,
splitters of DSL routers aangesloten zijn
79
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen

De printer aansluiten op een telefoonlijn

Sluit de printer aan op een telefooncontactdoos via een RJ-11 (6P2C)-telefoonkabel. Als u een telefoon aansluit op de printer, dient u een tweede RJ-11 (6P2C)-telefoonkabel te gebruiken.
Aankelijk van de regio wordt er mogelijk een telefoonkabel bij de printer geleverd. Als deze meegeleverd is, gebruik deze dan.
U moet de telefoonkabel mogelijk aansluiten op een adapter voor uw land of regio.
Opmerking:
Verwijder de dop van de poort EXT. van de printer alleen als u uw telefoontoestel op de printer aansluit. Verwijder de dop niet als u geen telefoon aansluit.
In gebieden waar vaak blikseminslagen optreden raden we aan om een piekbeveiliging te gebruiken.
Aansluiten op een standaard telefoonlijn (PSTN) of PBX
Sluit een telefoonkabel aan tussen de muurcontactdoos of PBX-poort naar de LINE poort aan de achterzijde van de printer.
Aansluiten op DSL of ISDN
Sluit een telefoonkabel aan tussen de DSL-modem of ISDN terminaladapter naar de LINE-poort aan de achterzijde van de printer. Raadpleeg de documentatie van de modem of adapter voor meer informatie.
80
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Opmerking:
Als uw DSL modem niet uitgerust is met een ingebouwde DSL lter, sluit dan een aparte DSL lter aan.

Uw telefoontoestel aansluiten op de printer

Als u de printer en uw telefoontoestel op een enkele telefoonlijn gebruikt, sluit dan de telefoon aan op uw printer.
Opmerking:
Als uw telefoontoestel een faxfunctie hee, schakel deze dan uit.Raadpleeg de handleidingen van het telefoontoestel voor
meer informatie.
Als u een antwoordapparaat aansluit, moet u ervoor zorgen dat de instelling Overgaan voor antwoorden van de printer
hoger is dan het aantal beltonen van uw antwoordapparaat dat is ingesteld voor het beantwoorden van een oproep.
1. Verwijder het beschermkapje van de EXT.-poort aan de achterzijde van de printer.
81
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
2. Sluit het telefoontoestel met een telefoonkabel aan op de EXT.-poort.
Opmerking:
Als u een enkele telefoonlijn deelt, zorg er dan voor dat u uw telefoontoestel aansluit op de EXT.-poort van de printer.Als u de lijn splitst om de telefoon en de printer afzonderlijk aan te sluiten, werken de telefoon en de printer niet goed.
3. Selecteer Fax op het startscherm.
4. Neem de hoorn van de haak.
x
De verbinding wordt gemaakt wanneer
(Ve r ze n d en ) is ingeschakeld zoals in het volgende scherm.
Gerelateerde informatie
& “De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard faxinstelling)” op
pagina 83
& “Instellingen voor het gebruik van een antwoordapparaat congureren” op pagina 87 & “Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een aangesloten telefoon (Extern
ontvangen)” op pagina 87
82
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
& “De instelling Ontvangstmodus” op pagina 85

De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard faxinstelling)

Wi z ar d f ax in st e l li ng congureert de standaard faxfuncties om de printer kaar te maken voor het verzenden en ontvangen van faxen.
De wizard wordt automatisch weergegeven wanneer de printer voor de eerste keer wordt ingeschakeld. U kunt de wizard handmatig weergeven vanaf het bedieningspaneel van de printer. U moet de wizard opnieuw uitvoeren in het geval dat de wizard wordt overgeslagen wanneer de printer voor het eerst wordt ingeschakeld of wanneer de verbindingsomgeving is gewijzigd.
De onderstaande items kunt u instellen via de wizard.
Koptekst (Uw telefoonnummer en Koptekst fax)
Ontvangstmodus (Auto of Handmatig)
De onderstaande items worden automatisch ingesteld overeenkomstig de verbindingsomgeving.
Kiesmodus (zoals To o n of Puls)
Lijntype (PSTN of PBX)
Kiestoondetectie
Distinctive Ring Detection (DRD)-instelling
Andere items in Basisinstellingen blijven ongewijzigd.
Start Wizard faxinstelling voor het uitvoeren van Basisinstellingen, waarbij u de instructies op het scherm volgt.
1. Zorg ervoor dat de printer is verbonden met de telefoonlijn.
Opmerking:
Omdat op het einde van de wizard een automatische faxverbindingscontrole wordt uitgevoerd, moet u de printer aansluiten op een telefoonlijn alvorens de wizard te starten.
2.
Selecteer Instel. in het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
3.
Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Wiz ar d f ax in st el li ng .
4. Controleer het bericht dat op het scherm wordt weergegeven en selecteer Doorg..
De wizard start.
5. Voer op het invoerscherm voor de koptekst van de fax uw afzendernaam in, bijvoorbeeld de naam van uw bedrijf, en selecteer OK.
Opmerking:
Uw afzendernaam en uw faxnummers verschijnen als koptekst op uitgaande faxen.
6. Voer op het invoerscherm voor het telefoonnummer uw faxnummer in en selecteer OK.
83
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
7. Op het Distinctive Ring Detection (DRD)-instelling scherm congureert u de volgende instellingen.
Als u zich bij uw telecomprovider hebt ingeschreven op een dienst met specieke beltonen, selecteert u
Instellingen en selecteert u de beltoon voor inkomende faxen.
- Als u Alles selecteert, gaat u verder naar stap 8.
- Als u een andere instelling selecteert, wordt Ontvangstmodus automatisch ingesteld op Auto. Ga naar stap 10.
Als u deze optie niet hoe in te stellen, selecteert u Overslaan en gaat u verder naar stap 10.
Opmerking:
Specieke beltoondiensten, die door veel telecombedrijven worden aangeboden (dienstnaam verschilt per bedrijf),
bieden de mogelijkheid om meerdere telefoonnummers op één lijn te hebben. Elk nummer krijgt dan een specieke beltoon toegewezen. U kunt dan een nummer gebruiken voor telefoongesprekken en een ander nummer voor faxen. Selecteer de beltoon voor faxen in DRD.
Aankelijk van de regio worden Aan en Uit weergegeven als de opties DRD. Selecteer Aan om specieke beltonen
te gebruiken.
8. Op het scherm Inst.ontvangstmodus selecteert u of u een telefoontoestel gebruikt dat op de printer aangesloten is.
Wanneer verbinding bestaat, selecteert u Ja en gaat u naar de volgende stap.
Wanneer geen verbinding bestaat, selecteert u Nee en gaat u verder naar stap 10. Ontvangstmodus is
ingesteld op Auto.
9. Op het scherm Inst.ontvangstmodus selecteert u of u faxberichten automatisch wenst te ontvangen.
❏ Wanneer u automatisch wilt ontvangen, selecteert u Ja. Ontvangstmodus is ingesteld op Auto.
❏ Wanneer u handmatig wilt ontvangen, selecteert u Nee. Ontvangstmodus is ingesteld op Handmatig.
10. Controleer de instellingen die op het bevestigingsscherm worden weergegeven en selecteer vervolgens Doorg..
Selecteer
om de instellingen te corrigeren of wijzigen.
11. Op het scherm Faxaansluiting contr. selecteert u Controle starten om de faxverbindingscontrole uit te voeren. Wanneer u via een bericht op het scherm wordt gevraagd om het controleresultaat af te drukken, selecteert u Afdrukken.
Een rapport met de resultaten van de verbindingscontrole wordt afgedrukt.
Opmerking:
Als er fouten gemeld worden, volg dan de instructies op het rapport om ze te corrigeren.
Indien het scherm Lijntype kiezen weergegeven wordt, selecteer dan het lijntype.
- Als u de printer aansluit op een PBX-telefoonsysteem of terminaladapter selecteert u PBX.
- Wanneer u de printer aansluit op een standaard telefoonlijn, selecteert u PSTN en vervolgens Uitschakelen op het scherm Bevestiging dat wordt weergegeven. Maar als deze instelling opgeslagen wordt als Uitschakelen wordt het eerste cijfer van een faxnummer mogelijk overgeslagen waardoor het bericht naar een foutief nummer verzonden wordt.
Gerelateerde informatie
& “De printer aansluiten op een telefoonlijn” op pagina 80 & “De instelling Ontvangstmodus” op pagina 85 & “Instellingen voor het gebruik van een antwoordapparaat congureren” op pagina 87
84
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
& “Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een aangesloten telefoon (Extern
ontvangen)” op pagina 87
& “Menu Basisinstellingen” op pagina 92

Individuele instellingen instellen voor de faxfuncties van de printer

U kunt de faxfuncties van de printer individueel congureren met behulp van het conguratiepaneel van de printer. De instellingen die middels de Wi z ar d f ax in st el l i ng zijn gecongureerd, kunnen ook worden gewijzigd. Raadpleeg voor meer informatie de omschrijvingen van het menu Faxinstellingen.
Gerelateerde informatie
& “Menuopties voor Faxinstellingen” op pagina 90

De instelling Ontvangstmodus

In Ontvangstmodus zijn er twee mogelijkheden voor het ontvangen van inkomende faxen. U kunt de instellingen in het onderstaande menu congureren.
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Basisinstellingen > Ontvangstmodus
Ontvangstmodus Gebruik van de telefoonlijn
Handmatig Hoofdzakelijk voor bellen, maar ook voor faxen
Auto Alleen voor faxen (een extern telefoonapparaat is niet vereist)
Hoofdzakelijk voor faxen, maar soms ook voor bellen
Gerelateerde informatie
& “Handmatig-modus gebruiken” op pagina 85 & “Auto-modus gebruiken” op pagina 86 & “Menu Basisinstellingen” op pagina 92
Handmatig-modus gebruiken
Faxberichten ontvangen
Wanneer de telefoon overgaat, kunt u de oproep handmatig beantwoorden door de handset op te nemen.
Wanneer u een faxtoon hoort (baud):
Selecteer Fax op het startscherm van de printer Verzenden/ Ontvangen > Ontvangen en tik vervolgens op Hang vervolgens de handset op.
Als het overgaan voor een spraakoproep is:
U kunt de oproep normaal beantwoorden.
85
x
.
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Faxen ontvangen met alleen een aangesloten telefoon
Wa nn ee r Extern ontvangen is ingesteld, kunt u faxen ontvangen door de Startcode in te voeren.
Als de telefoon rinkelt, neem de hoorn van de haak. Als u een faxtoon (baud) hoort, voert u de tweecijferige Startcode in en hangt u de handset op.
Gerelateerde informatie
& “Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een aangesloten telefoon (Extern
ontvangen)” op pagina 87
Auto-modus gebruiken
Faxen ontvangen zonder extern telefoontoestel
De printer schakelt automatisch over naar het ontvangen van faxen wanneer het nummer dat wordt gebeld zo vaak is overgegaan als u hebt ingesteld in Overgaan voor antwoorden.
Opmerking: Het wordt aanbevolen voor de instelling Overgaan voor antwoorden een zo laag mogelijke waarde in te stellen.
Faxen ontvangen met een extern telefoontoestel
Een printer zonder extern telefoontoestel werkt als volgt.
Als uw telefoon het antwoordapparaat is en wanneer dit de oproep beantwoordt binnen het aantal keer
overgaan dat is ingesteld in Overgaan voor antwoorden:
- Als het overgaan voor een faxoproep is: de printer schakelt automatisch naar de modus voor het ontvangen van faxen.
- Als het overgaan voor een spraakoproep is: het antwoordapparaat kan spraakoproepen ontvangen en spraakberichten opnemen.
Wanneer u de handset opneemt binnen het aantal keer overgaan dat is ingesteld in Overgaan voor
antwoorden:
- Als het overgaan voor een faxoproep is: u kunt de fax ontvangen via dezelfde stappen als voor Handmatig.
- Als het overgaan voor een spraakoproep is: u kunt de oproep normaal beantwoorden.
Als de printer automatisch overschakelt naar het ontvangen van faxen:
- Als het overgaan voor een faxoproep is: de printer ontvangt de fax.
- Als het overgaan voor een spraakoproep is: u kunt de oproep niet beantwoorden. Vraag of de beller u terugbelt.
Opmerking:
Stel de instellingen voor Overgaan voor antwoorden in op een hoger aantal dan het aantal voor het antwoordapparaat. Anders kan het antwoordapparaat geen berichten ontvangen. Raadpleeg de bij het antwoordapparaat meegeleverde handleiding voor informatie over het instellen van het antwoordapparaat.
Gerelateerde informatie
&
“Instellingen voor het gebruik van een antwoordapparaat congureren” op pagina 87
&
“Handmatig-modus gebruiken” op pagina 85
86
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Instellingen voor een extern telefoontoestel congureren
Instellingen voor het gebruik van een antwoordapparaat congureren
Om een antwoordapparaat te kunnen gebruiken, moet u de printer correct instellen.
1. Selecteer Instel. op het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
2. Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Basisinstellingen.
3. Stel Ontvangstmodus in op Auto.
Stel de Overgaan voor antwoorden in op een hoger aantal dan het aantal voor het antwoordapparaat.
4.
Als Overgaan voor antwoorden is ingesteld op een lager aantal dan het aantal keer dat het antwoordapparaat overgaat, kan het antwoordapparaat geen spraakoproepen ontvangen om spraakberichten vast te leggen. Raadpleeg de handleidingen van het antwoordapparaat voor meer informatie.
De instelling Overgaan voor antwoorden van de printer wordt aankelijk van de regio mogelijk niet weergegeven.
Gerelateerde informatie
& “Auto-modus gebruiken” op pagina 86 & “Menu Basisinstellingen” op pagina 92
Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een aangesloten telefoon (Extern ontvangen)
U kunt inkomende faxen ontvangen door alleen maar de handset op te nemen en de telefoon te bedienen. U hoe de printer helemaal niet te bedienen.
De functie Extern ontvangen is beschikbaar voor telefoontoestellen die tonen kunnen zenden.
1.
Selecteer Instel. in het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
2.
Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Basisinstellingen > Extern ontvangen.
3. Tik op Extern ontvangen om deze optie in te stellen op Aan.
4. Selecteer Startcode, voer een tweecijferige code in (u kunt 0 tot 9, * en # invoeren) en tik vervolgens op OK.
5.
Selecteer OK om de instellingen toe te passen.
Gerelateerde informatie
& “Handmatig-modus gebruiken” op pagina 85 & “Menu Basisinstellingen” op pagina 92
87
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Instellingen congureren voor het blokkeren van ongewenste faxen
U kunt ongewenste faxen blokkeren.
1. Selecteer Instel. in het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
2.
Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Basisinstellingen > Weigeringsfax.
3. Stel de voorwaarde in voor het blokkeren van ongewenste faxen.
Selecteer Weigeringsfax en schakel de volgende opties in.
Lijst geweigerde nummers: weiger faxen van afzenders in de lijst met geblokkeerde nummers.
Blanco koptekst fax geblokkeerd: weiger faxen zonder koptekstinformatie.
Niet geregistreerde contacten: weiger faxen van afzenders die niet zijn toegevoegd aan de lijst met
contacten.
4. Tik op
5. Als u de Lijst geweigerde nummersgebruikt, selecteert u Lijst geweigerde nummers bewerken en bewerkt u vervolgens de lijst.
Gerelateerde informatie
& “Menu Basisinstellingen” op pagina 92
om terug te keren naar het scherm Weigeringsfax.
Instellingen congureren voor het opslaan van ontvangen faxen
De printer is standaard ingesteld om ontvangen faxen af te drukken. Naast het afdrukken, kunt u de printer ook instellen om ontvangen faxen op te slaan.
Postvak IN in de printer
U kunt ontvangen faxen opslaan in het Postvak IN. U kunt ze bekijken op het bedieningspaneel van de printer, zodat u alleen de faxen kunt afdrukken die u wilt en de onnodige faxen kunt verwijderen.
Een computer (PC-FAX-ontvangst)
Buiten de printer
De bovenstaande functies kunnen tegelijk worden gebruikt. Als u ze allemaal samen gebruikt, worden ontvangen documenten opgeslagen in het Postvak IN en op een computer. Als u ontvangen faxen wilt opslaan op een computer, stelt u de instellingen in met FAX Utility.
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
2.
Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer.
3. Als een bevestigingsbericht wordt weergegeven, bevestigt u dit en tikt u vervolgens op OK.
4. Selecteer Opslaan in postvak IN.
5. Tik op Opslaan in postvak IN om deze optie in te stellen op Aan.
88
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
6. Selecteer Opties wanneer het geheugen vol is en selecteer de optie die moet worden gebruikt wanneer het Postvak IN vol is.
Faxen ontvangen en afdrukken: De printer drukt alle ontvangen documenten af die niet in het Postvak IN
kunnen worden opgeslagen.
Binnenkomende faxen weigeren: De printer beantwoordt geen binnenkomende faxoproepen.
7.
U kunt een wachtwoord instellen voor het Postvak IN. Selecteer Inst. wachtwoord postvak en stel vervolgens het wachtwoord in.
Opmerking: U kunt geen wachtwoord instellen wanneer Opties wanneer het geheugen vol is is ingesteld op Faxen ontvangen en afdrukken.
Gerelateerde informatie
& “Menu Faxuitvoer” op pagina 91

Instellingen instellen om faxen te verzenden en ontvangen op een computer

Als u faxen wilt verzenden en ontvangen op een computer, moet FAX Utility zijn geïnstalleerd op de computer die via een netwerk of USB-kabel is verbonden.
Stel de instelling Opslaan op computer in om faxen te ontvangen
U kunt faxen ontvangen op een computer door de FAX Utility te gebruiken. Installeer FAX Utility op de computer en stel de instelling in. Zie Basisbediening in de help van FAX Utility (weergegeven in het startscherm) voor meer informatie.
De onderstaande instelling op het bedieningspaneel van de printer is ingesteld op Ja, en de ontvangen faxen kunnen op de computer worden opgeslagen.
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer > Opslaan op computer
Gerelateerde informatie
& “Menu Faxuitvoer” op pagina 91
Stel de instelling Opslaan op computer in op Ook afdrukken op de printer om faxen te ontvangen
U kunt de instelling instellen om ontvangen faxen af te drukken vanaf de printer of om ze op te slaan op een computer.
1.
Selecteer Instel. in het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
2.
Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen.
3. Selecteer Faxuitvoer > Opslaan op computer > Ja en afdrukken.
89
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Gerelateerde informatie
& “Menu Faxuitvoer” op pagina 91
Stel de instelling Opslaan op computer in om geen faxen te ontvangen
Als wilt instellen dat de ontvangen faxen niet op de computer worden opgeslagen, wijzigt u de instellingen op de printer.
Opmerking:
U kunt de instellingen ook wijzigen met FAX Utility. Als er echter faxen zijn die niet op de computer zijn opgeslagen, werkt deze functie niet.
1. Selecteer Instel. in het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
2.
Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen.
3. Selecteer Faxuitvoer > Opslaan op computer > Nee.
Gerelateerde informatie
& “Menu Faxuitvoer” op pagina 91

Menuopties voor Faxinstellingen

Selecteer Instel. > Faxinstellingen op het bedieningspaneel van de printer om dit menu te openen.

Fax-aansl. controleren

U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Fax-aansl. controleren
Selecteer Fax-aansl. controleren om te controleren of de printer is aangesloten op de telefoonlijn en klaar voor de faxtransmissie. U kunt het resultaat afdrukken en controleren op een normaal vel papier van A4-formaat.

Wizard faxinstelling

U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Wizard faxinstelling
Selecteer Wiz ar d f ax in st el li ng om basisinstellingen voor faxen te openen. Volg de instructies op het scherm.
Gerelateerde informatie
& “De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard faxinstelling)” op
pagina 83
90
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen

Menu Ontvangstinstellingen

Gerelateerde informatie
& “Menu Faxuitvoer” op pagina 91 & “Menu Afdrukinstellingen” op pagina 91
Menu Faxuitvoer
U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer
Item Beschrijving
Opslaan in postvak IN Hiermee slaat u ontvangen faxen op in het Postvak IN van de printer.
Opslaan op computer Hiermee converteert u ontvangen documenten naar PDF en bewaart ze op een computer die is
aangesloten op de printer.
Menu Afdrukinstellingen
U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen > Afdrukinstellingen
Item Beschrijving
Automatisch beperken Hiermee drukt u ontvangen faxen van groot formaat af, verkleind tot het papier in de
papierbron. Naargelang de ontvangen gegevens is dit soms niet mogelijk. Als deze functie uitgeschakeld is, worden grote documenten op hun oorspronkelijke grootte afgedrukt op meerdere pagina's, of wordt er mogelijk een tweede lege pagina uitgeworpen.
Instellingen Pagina's splitsen
Autom. draaien Hiermee draait u een liggend ontvangen faxbericht van A5-formaat zodat het op de papier van
Hiermee drukt u ontvangen faxen gesplitst af wanneer het formaat van het ontvangen document groter is dan het papier dat in de printer is geladen.
A5-formaat wordt afgedrukt. Deze instelling wordt toegepast wanneer A5-formaat is ingesteld in Instel. > Algemene instellingen > Printerinstellingen > Instellingen papierbron > Papierinstelling > Papierformaat.
Als u Uit selecteert, worden faxen van liggend A5-formaat, dezelfde breedte als staande documenten van A4-formaat, gezien en afgedrukt als faxen van A4-formaat.
Ontvangstinformatie toevoegen
Dubbelzijdig Hiermee drukt u meerdere pagina's van ontvangen documenten dubbelzijdig af.
Drukt ontvangstinformatie af op de ontvangen fax, zelfs als de verzender geen koptekstinformatie heeft ingesteld. De ontvangstinformatie omvat de datum en het tijdstip van ontvangst, de ontvangst-id en het paginanummer (bijv. “P1”). Wanneer Instellingen Pagina's
splitsen is ingeschakeld, wordt het nummer van de gesplitste pagina ook afgedrukt.
91
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Item Beschrijving
Timing start afdruk Selecteer opties om de ontvangen faxen af te drukken.
Alle ontvangen pagina’s: het afdrukken wordt gestart nadat alle pagina's zijn ontvangen. Of
het afdrukken wordt gestart vanaf de eerste of de laatste pagina, is afhankelijk van de instelling van de functie Sorteerstapel. Zie de uitleg voor Sorteerstapel.
Eerste pagina ontvangen: het afdrukken wordt gestart nadat de eerste pagina is ontvangen.
De pagina's worden afgedrukt in de volgorde waarin ze worden ontvangen. Als de printer niet kan beginnen met afdrukken, bijvoorbeeld omdat een andere taak wordt afgedrukt, drukt de printer de ontvangen pagina's in batch af zodra deze beschikbaar is.
Sorteerstapel Omdat de eerste pagina als laatste wordt afgedrukt (uitvoer bovenop), worden de afgedrukte
documenten in de juiste paginavolgorde gestapeld. Als het geheugen van de printer bijna vol is, is deze functie mogelijk niet beschikbaar.
Tijd uitstellen afdr.
Stille modus Vermindert het geluid dat de printer maakt tijdens het afdrukken van faxen. De afdruksnelheid
Tijd uitstellen afdr.: tijdens de tijdsperiode die u hebt aangegeven van Tij d tot stop. tot
Herstarttijd invoeren, slaat de printer de ontvangen documenten op in het geheugen van
de printer, zonder ze af te drukken. Deze functie kan worden gebruikt om 's nachts het lawaai te beperken of om te voorkomen dat vertrouwelijke documenten worden afgedrukt als u afwezig bent. Zorg ervoor dat er voldoende geheugen vrij is alvorens u deze functie gebruikt. Wanneer u dit instelt op Uit, kunt u de ontvangen documenten afdrukken nog voor de herstarttijd.
Tijd tot stop.: hiermee wordt het afdrukken van documenten gestopt.
Herstarttijd invoeren: hiermee wordt het afdrukken automatisch opnieuw gestart.
wordt echter mogelijk verlaagd.

Menu Rapportinstellingen

U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Rapportinstellingen
Item Beschrijving
Automatisch afdrukken faxlogboek
Drukt automatisch het faxlogboek af. Selecteer Aan (elke 30) om een logboek af te drukken na elke 30 voltooide faxtaken. Selecteer Aan (tijd) om het logboek af te drukken op een opgegeven tijdstip. Als er echter meer dan 30 faxtaken zijn geweest, wordt het logboek afgedrukt voordat de tijd verstreken is.
Afbeelding aan rapport bevestigen
Rapportindeling
Drukt een Rapport transmissie af met een afbeelding van de eerste pagina van het verzonden document. Selecteer Aan (grote afbeelding) om het bovenste deel van de pagina af te drukken zonder te verkleinen. Selecteer Aan (kleine afbeelding) om de hele pagina verkleind af te drukken zodat deze in het rapport past.
Selecteer een opmaak voor faxrapporten in Fax > Meer > Faxverslag, m.u.v. Protocol traceren. Selecteer Detail om af te drukken met foutcodes.

Menu Basisinstellingen

U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Basisinstellingen
92
Gebruikershandleiding
Item Beschrijving
Faxinstellingen
Faxsn elhei d
ECM Corrigeert automatisch de fouten in faxen (modus Foutcorrectie), meestal veroorzaakt door
Kiestoondetectie Detecteert een kiestoon alvorens het nummer te bellen. Als de printer aangesloten is op een
Kiesmodus Selecteer het telefoonsysteemtype waarop u de printer hebt aangesloten. Als deze ingesteld is
Lijntype Selecteer het telefoonlijntype waarop u de printer hebt aangesloten.
Selecteer de verzendsnelheid van de fax. We raden aan om Langz.(9.600 b/s) te selecteren als er regelmatig een communicatiefout optreedt, wanneer u berichten zendt/ontvangt naar/ vanuit het buitenland, of wanneer u een IP-service (VoIP) gebruikt.
storingen op de telefoonlijn. Als deze functie is uitgeschakeld, kunt u geen kleurendocumenten verzenden.
PBX (privé-centrale) of digitale telefoonlijn, kan de printer mogelijk geen nummer vormen. Wijzig in dat geval het Lijntype naar PBX. Als dit niet helpt, schakelt u de functie uit. N.B. Als u deze functie uitschakelt, wordt het eerste cijfer van het faxnummer mogelijk overgeslagen waardoor het bericht naar een foutief nummer wordt verzonden.
op Puls, kunt u de kiesmodus tijdelijk wijzigen van pulse naar toon door op ingevoerd) te drukken terwijl u de cijfers op het scherm invoert. Deze instelling wordt mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van uw regio of land.
Als u de printer gebruikt in een omgeving met losse toestellen en een externe toegangscode, zoals een 0 of 9 voor een buitenlijn, selecteer dan PBX en registreer de toegangscode. Nadat u de toegangscode hebt geregistreerd, voert u een hekje (#) in plaats van de toegangscode in bij het verzenden van een fax naar een extern faxnummer. Voor omgevingen met een DSL-modem of terminaladapter raden wij tevens aan om PBX te gebruiken als instelling.
U kunt geen faxberichten verzenden naar ontvangers in Contacten waarvoor een externe toegangscode is ingesteld, zoals 0 of 9. Als u in Contacten ontvangers hebt toegevoegd met een externe toegangscode, zoals 0 of 9, stelt u de To e ga n g sc o de in op Niet gebr.. Anders moet u de code voor # in Contacten wijzigen.
(“T” wordt
Koptekst Voer de naam en het faxnummer van de afzender in. Deze gegevens verschijnen als koptekst op
uitgaande berichten.
Uw telefoonnummer: u kunt tot 20 tekens invoeren. Gebruik 0–9 + of spatie.
Koptekst fax: u kunt naar wens tot 21 afzendernamen registreren. U kunt tot 40 tekens
invoeren voor elke afzendernaam.
Ontvangstmodus Selecteer de ontvangstmodus. Zie de onderstaande gerelateerde informatie voor meer details.
DRD Als u zich bij uw telecomprovider hebt ingeschreven op een dienst met specieke beltonen,
kunt u het belsignaal voor binnenkomende faxen selecteren. door veel telecombedrijven worden aangeboden (dienstnaam verschilt per bedrijf), bieden de mogelijkheid om meerdere telefoonnummers op één lijn te hebben. Elk nummer krijgt dan een specieke en een ander nummer voor faxen. Afhankelijk van de regio kan deze optie Aan of Uit zijn.
Overgaan voor antwoorden
Extern ontvangen Extern ontvangen: als u een inkomende fax beantwoordt met een telefoontoestel dat op de
Selecteer het aantal beltonen waarna de printer de fax automatisch moet ontvangen.
Startcode: stel de startcode in voor Extern ontvangen. Voer twee tekens in. U kunt 0–9, *, #
beltoon toegewezen. U kunt dan een nummer gebruiken voor telefoongesprekken
printer is aangesloten, kunt u de fax ontvangen door de code van het telefoontoestel in te voeren.
gebruiken.
Specieke
beltoondiensten, die
93
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Item Beschrijving
Weigeringsfax Weigeringsfax: selecteer opties om de ontvangst van ongewenste faxen te weigeren.
Lijst geweigerde nummers: als het nummer van de afzender is opgenomen in de
lijst met geweigerde nummers, stelt u in of u inkomende faxen wilt weigeren.
Blanco koptekst fax geblokkeerd: als het nummer van de afzender is
geblokkeerd, stelt u in of u de ontvangst van deze faxen wilt weigeren.
Niet geregistreerde contacten: als het nummer van de afzender zich niet bevindt
in de contacten, stelt u in of u de ontvangst van deze faxen wilt weigeren.
Lijst geweigerde nummers bewerken: u kunt tot 30 faxnummers registreren voor het
weigeren van faxen en oproepen. Voer tot 20 tekens in. U kunt 0–9, *, # en spaties gebruiken.
Gerelateerde informatie
& “De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard faxinstelling)” op
pagina 83
& “De instelling Ontvangstmodus” op pagina 85 & “Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een aangesloten telefoon (Extern
ontvangen)” op pagina 87
& “Instellingen
congureren
voor het blokkeren van ongewenste faxen” op pagina 88

Menu Veiligheidsinstel.

U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Veiligheidsinstel.
Item Beschrijving
Beperkingen dir. kiezen
Adreslijst bevestigen
Autom. back­upgeg.wissen
Back-upgeg. wissen Hiermee worden alle reservekopieën gewist die tijdelijk in het printergeheugen zijn
Door Aan te selecteren, schakelt u de functie voor het handmatig invoeren van faxnummers van ontvangers uit, zodat de gebruiker alleen contactpersonen uit de lijst of uit de zendgeschiedenis kan selecteren.
Door Tweemaal invoeren te selecteren, zorgt u ervoor dat de gebruiker het faxnummer opnieuw moet worden ingevoerd wanneer het nummer handmatig werd ingevoerd.
Door Uit te selecteren, schakelt u het handmatig invoeren van faxnummers van ontvangers in.
Door Aan, wordt een bevestigingsscherm voor de ontvanger weergegeven alvorens het bericht verzonden wordt.
Door Aan te selecteren worden automatisch de back-ups gewist bij het succesvol versturen of ontvangen van een document en wanneer de back-ups overbodig worden.
Door Uit te selecteren, bereidt u zich voor op een onverwachte stroomonderbreking als gevolg van een onverwachte stroomstoring of verkeerde handeling en maakt de printer een tijdelijke reservekopie van verzonden en ontvangen documenten in zijn geheugen.
opgeslagen. Voer deze functie uit voordat u de printer weggooit of aan iemand anders geeft.
94
Gebruikershandleiding

Afdrukken

Afdrukken

Afdrukken vanuit het printerstuurprogramma in Windows

Het printerstuurprogramma openen

Wanneer u het printerstuurprogramma opent vanuit het conguratiescherm van de computer, worden de instellingen toegepast op alle toepassingen.
De printerdriver openen via het bedieningspaneel
Windows 10/Windows Server 2016
Klik op de startknop en selecteer Systeem > Conguratiescherm > Apparaten en printers weergeven in
Hardware en geluiden. Klik met de rechtermuisknop op uw printer, of houd de printer ingedrukt en selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Windows 8.1/Windows 8/Windows Server 2012 R2/Windows Server 2012
Selecteer Bureaublad > Instellingen >
en geluiden. Klik met de rechtermuisknop op uw printer, of houd de printer ingedrukt en selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Windows 7/Windows Server 2008 R2
Klik op de knop Start, selecteer geluiden. Klik met de rechtermuisknop op uw printer en selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Windows Vista/Windows Server 2008
Klik op de knop Start, selecteer Conguratiescherm > Printers in Hardware en geluiden. Klik met de rechtermuisknop op uw printer en selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003
Klik op de knop Start, selecteer Conguratiescherm > Printers en andere hardware > Printers en faxapparaten. Klik met de rechtermuisknop op uw printer en selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Het printerstuurprogramma openen via het printerpictogram op de taakbalk
Conguratiescherm
Conguratiescherm
> Apparaten en printers weergeven in Hardware en
> Apparaten en printers weergeven in Hardware
Het printerpictogram op de taakbalk van het bureaublad is een snelkoppeling waarmee u snel de printerdriver kunt openen.
Als u op het printerpictogram klikt en Printerinstellingen selecteert, kunt u hetzelfde venster met printerinstellingen openen als het venster dat u opent via het bedieningspaneel. Als u op dit pictogram dubbelklikt, kunt u de status van de printer controleren.
Opmerking:
Als het printerpictogram niet op de taakbalk wordt weergegeven, open dan het venster van de printerdriver, klik op
Controlevoorkeursinstellingen op het tabblad Hulpprogramma's en selecteer vervolgens Snelkoppelingspictogram registreren op taakbalk.
95
Gebruikershandleiding
Afdrukken

Basisprincipes voor afdrukken

Opmerking:
Bewerkingen kunnen aankelijk van de toepassing verschillen. Zie de Help van de toepassing voor meer informatie.
1. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
Laad papier in de printer, als er nog geen papier is geladen.
2. Selecteer Afdrukken of Pagina-instelling in het menu Bestand.
3. Selecteer uw printer.
4. Selecteer Vo o rk e u re n of Eigenschappen om het venster van het printerstuurprogramma te openen.
5. Wijzig indien nodig de instellingen.
Zie de menuopties voor het printerstuurprogramma voor meer informatie.
Opmerking:
U kunt ook de online-Help raadplegen voor een uitleg van de instellingsitems. Als u met de rechtermuisknop op een
item klikt, wordt Help weergegeven.
Wanneer u Afdrukvoorbeeld selecteert, kunt u een voorbeeldweergave bekijken van het document voordat u dit
afdrukt.
6. Klik op OK om het venster van het printerstuurprogramma te sluiten.
7. Klik op Druk af.
Opmerking:
Wanneer u Afdrukvoorbeeld selecteert, wordt een voorbeeldvenster weergegeven. Als u de instellingen wilt wijzigen, klikt u op Annuleren en herhaalt u de procedure vanaf stap 2.
Gerelateerde informatie
& “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53
96
Gebruikershandleiding
Afdrukken
& “Papier in de Papiercassette laden” op pagina 56 & “Lijst met papiertypen” op pagina 62 & “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111

Dubbelzijdig afdrukken

U kunt dubbelzijdig afdrukken. U kunt ook een brochure afdrukken door de pagina's te herschikken en de afdruk te vouwen.
Opmerking:
Als u geen papier gebruikt dat geschikt is voor dubbelzijdig afdrukken, kan de afdrukkwaliteit achteruitgaan en kan het
papier vastlopen.
Aankelijk
Gerelateerde informatie
& “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53
van het papier en de gegevens, kan inkt doorlekken naar de andere zijde van het papier.
Printerinstellingen
1. Selecteer op het tabblad Hoofdgroep in het printerstuurprogramma een optie bij Dubbelzijdig afdrukken.
2. Klik op Instellingen, congureer de instellingen en klik op OK.
Congureer desgewenst instellingen voor Afdrukdichtheid.
Opmerking:
Selecteer Boekje om een gevouwen boekje af te drukken.
Als u Afdrukdichtheid instelt, kunt u de afdrukdichtheid aanpassen op basis van het documenttype.
Aankelijk van de opties die u hebt geselecteerd voor Documenttype selecteren in het venster Afdrukdichtheid
aanpassen en voor Kwa li te it op het tabblad Hoofdgroep kan het afdrukken langzaam gaan.
3. Klik op Druk af.
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96
97
Gebruikershandleiding
Afdrukken
& “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111

Meerdere pagina's op één vel afdrukken

U kunt twee of vier pagina's met gegevens op één vel papier afdrukken.
Printerinstellingen
Selecteer op het tabblad Hoofdgroep van het printerstuurprogramma de optie 2 per vel of 4 per vel bij Meerdere pagina's.
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96 & “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111

Afdrukken en op paginavolgorde stapelen (Afdrukken in omgekeerde volgorde)

U kunt vanaf de laatste pagina gaan afdrukken, zodat de documenten aan de voorzijde van de printer in de juiste paginavolgorde worden opgestapeld.
98
Gebruikershandleiding
Afdrukken
Printerinstellingen
Selecteer op het tabblad Hoofdgroep van het printerstuurprogramma de optie Omgekeerde volgorde.
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96 & “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111

Een verkleind of vergroot document afdrukken

U kunt het formaat van een document met een bepaald percentage vergroten of verkleinen om het passend te maken voor het papier dat in de printer is geladen.
Printerinstellingen
Selecteer op het tabblad Meer opties in het printerstuurprogramma het documentformaat in de instelling documentformaat.Selecteer het papierformaat waarop u wilt afdrukken in de instelling Uitvoerpapier.Selecteer Verk le in/ ver g ro ot do cu m ent en kies dan Volledige pagina of Zoomen naar.Als u Zoomen naar selecteert, moet
u een percentage invoeren.
Selecteer Centreren om
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96 & “Het tabblad Meer opties” op pagina 112
aeeldingen
in het midden van de pagina af te drukken.
99
Gebruikershandleiding
Afdrukken

Een afbeelding vergroot afdrukken op meerdere vellen (een poster maken)

Met deze functie kunt u één aeelding afdrukken op meerdere vellen papier. U kunt een grotere poster maken door ze samen te plakken.
Printerinstellingen
Selecteer op het tabblad Hoofdgroep van het printerstuurprogramma de optie 2x1 Poster, 2x2 Poster, 3x3 Poster of 4x4 Poster bij Meerdere pagina's. Als u op Instellingen klikt, kunt u de delen selecteren die u niet wilt afdrukken. U kunt ook de opties selecteren voor de snijlijnen.
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96 & “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111
Posters maken met behulp van Overlappende uitlijningstekens
In dit voorbeeld ziet u hoe u een poster maakt wanneer 2x2 Poster geselecteerd is en Overlappende uitlijningstekens geselecteerd is bij Snijlijnen afdrukken.
100
Loading...