De meest recente toepassingen installeren. . . . . . . 192
De
printerrmware
bedieningspaneel.........................194
Toepassingen verwijderen...................194
Toepassingen verwijderen — Windows.......194
Toepassingen verwijderen — Mac OS........195
Afdrukken via een netwerkservice.............196
congureren
uitvoeren op Windows..........187
congureren
bijwerken via het
van
van
Problemen oplossen
De printerstatus controleren.................197
Berichten op het display bekijken...........197
De printerstatus controleren - Windows.......198
De printerstatus controleren — Mac OS...... 198
De sowarestatus controleren................198
Vastgelopen papier verwijderen...............199
Vastgelopen papier verwijderen uit het
voorpaneel............................199
Vastgelopen papier verwijderen uit de
Papiertoevoer achter.....................200
Vastgelopen papier binnen in de printer
verwijderen...........................201
Vastgelopen papier verwijderen uit het
Achterpaneel..........................202
Vastgelopen papier verwijderen uit de ADF. . . . 203
Papier wordt niet goed ingevoerd.............205
Papier loopt vast........................206
Papier wordt schuin ingevoerd.............206
Uitgeworpen papier valt uit de uitvoerlade. . . . .206
Papier wordt uitgeworpen tijdens het
afdrukken............................206
Origineel wordt niet in ADF ingevoerd. . . . . . . 206
Problemen met stroomtoevoer en
bedieningspaneel.........................207
De stroom wordt niet ingeschakeld..........207
De stroom wordt niet uitgeschakeld......... 207
Stroom schakelt automatisch uit............207
Het display wordt donker.................208
Kan niet afdrukken vanaf een computer. . . . . . . . 208
De verbinding controleren (USB)...........208
De verbinding controleren (netwerk).........208
De soware en gegevens controleren.........209
De printerstatus controleren vanaf de
computer (Windows)....................211
De printerstatus controleren vanaf de
computer (Mac OS).....................212
Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt
congureren............................212
Kan geen verbinding maken vanaf apparaten
terwijl de netwerkinstellingen correct zijn. . . . . 212
De SSID controleren waarmee de printer is
verbonden............................214
De SSID voor de computer controleren.......214
Ethernet-verbinding wordt onstabiel.........215
Kan niet afdrukken vanaf een iPhone of iPad. . . . . 216
Afdrukproblemen........................ 216
De afdruk is gekrast of er ontbreken kleuren. . . 216
Er verschijnen strepen of onverwachte kleuren. .217
Gekleurde streepvorming zichtbaar met een
tussenafstand van ongeveer 3.3 cm..........217
Verticale lijnen of verkeerde uitlijning........218
Afdrukkwaliteit is slecht..................218
Papier vertoont vlekken of is bekrast.........219
Vlekken op het papier bij automatisch
dubbelzijdig afdrukken...................220
Afgedrukte foto's zijn plakkerig.............220
Positie, formaat of marges van de afdruk zijn
niet juist............................. 220
Afgedrukte tekens zijn niet juist of onleesbaar. . 221
De afgedrukte aeelding is omgekeerd. . . . . . . 221
Mozaïekachtige patronen op de afdrukken. . . . .221
Op de gekopieerde afdruk verschijnen
ongelijke kleuren, vegen, vlekken of rechte
lijnen................................221
5
Gebruikershandleiding
Inhoudsopgave
Er verschijnt een webachtig patroon (ook wel
"moiré" genoemd) op de gekopieerde
aeelding............................222
De achterkant van het origineel is te zien op
de gekopieerde aeelding.................222
Het probleem kon niet worden opgelost. . . . . . .222
Overige afdrukproblemen...................222
Afdrukken verloopt te traag...............222
De afdruk- of kopieersnelheid neemt sterk af
tijdens een continue bewerking.............223
Kan het afdrukken niet annuleren vanaf een
computer met Mac OS X 10.6.8.............223
Kan niet beginnen met scannen.............. 223
Problemen met gescande aeeldingen......... 224
Ongelijke kleuren, vuil, vlekken, enzovoort
worden weergegeven bij scannen vanaf de
glasplaat van de scanner..................224
Rechte lijnen verschijnen bij het scannen
vanaf ADF............................225
De aeeldingskwaliteit is ruw..............225
De
aeeldingen..........................225
De tekst is onscherp.....................225
Moiré-patronen (webachtige schaduwen)
verschijnen........................... 226
Kan het juiste gebied niet scannen op de
glasplaat............................. 226
Tekst wordt niet correct herkend wanneer ik
opsla als een Searchable PDF...............226
Problemen in gescande aeelding kunnen
niet worden opgelost.................... 227
Andere scanproblemen.....................228
Scannen verloopt te traag.................228
Scannen stopt bij het scannen naar een PDF/
Multi-TIFF........................... 228
Faxproblemen met verzenden en ontvangen. . . . . 228
Kan geen fax verzenden of ontvangen........228
Kan geen faxen versturen.................229
Kan geen faxen verzenden naar opgegeven
ontvanger............................ 230
Kan geen faxen verzenden op speciek tijdstip. .230
Kan geen faxberichten ontvangen...........230
Foutmelding geheugen vol................231
Verzonden fax is van slechte kwaliteit. . . . . . . . 231
Faxen worden op verkeerde grootte verzonden. .232
Ontvangen fax is van slechte kwaliteit. . . . . . . . 232
Ontvangen faxen worden niet afgedrukt. . . . . . 232
Pagina's zijn blanco of er wordt slechts een
klein deel van de tekst afgedrukt op de
tweede pagina van ontvangen faxen. . . . . . . . . .233
Andere faxproblemen......................233
schijnt door in de achtergrond van
oset
Bellen niet mogelijk op verbonden telefoon. . . . 233
Antwoordapparaat kan geen gesprekken
aannemen............................233
Faxnummer van de zender wordt niet op
ontvangen faxberichten weergegeven of het
nummer is fout........................ 233
Overige problemen........................234
Printer maakt veel lawaai tijdens werking. . . . . 234
Datum en tijd zijn verkeerd............... 234
Soware wordt geblokkeerd door een rewall
(alleen Windows).......................234
Een bericht over het resetten van het
inktniveau wordt weergegeven............. 234
Gemorste inkt.........................235
Bijlage
Technische specicaties.................... 236
Printer specicaties..................... 236
Scannerspecicaties
Interface-specicaties
Faxspecicaties........................ 237
Lijst met netwerkfuncties.................238
Wi-Fi-specicaties
Ethernetspecicaties
Beveiligingsprotocol.....................240
Ondersteunde services van derden.......... 240
Dimensies............................240
Elektrische
Omgevingsspecicaties...................241
Systeemvereisten....................... 241
Regelgevingsinformatie.................... 242
Normen en goedkeuringen................242
Beperkingen op het kopiëren.............. 243
De printer vervoeren en opslaan..............244
Copyright.............................. 247
Handelsmerken..........................248
Hulp vragen.............................249
Technische ondersteuning (website)......... 249
Contact opnemen met de klantenservice van
Epson...............................249
specicaties
.....................237
....................237
......................239
.....................239
.................. 240
6
Gebruikershandleiding
Over deze handleiding
Over deze handleiding
Introductie tot de handleidingen
De volgende handleidingen worden meegeleverd met uw Epson-printer. Naast de handleidingen kunt u ook de
verschillende hulpmogelijkheden op de printer zelf of in de toepassingen raadplegen.
Bevat instructies om deze printer veilig te gebruiken.
❏ Hier beginnen (gedrukte handleiding)
Bevat informatie over het instellen van de printer, het installeren van de soware, het gebruik van de printer
enzovoort.
❏ Gebruikershandleiding (digitale handleiding)
Deze handleiding. Biedt algehele informatie en instructies voor het gebruik van de printer, voor
netwerkinstellingen wanneer de printer in een netwerk wordt gebruikt en voor het oplossen van problemen.
U kunt de meest recente versie van de bovenstaande handleidingen in uw bezit krijgen op de volgende manieren.
❏ Gedrukte handleiding
Ga naar de ondersteuningssite van Epson Europe (http://www.epson.eu/Support) of de wereldwijde
ondersteuningssite van Epson (http://support.epson.net/).
❏ Digitale handleiding
Start EPSON Soware Updater op uw computer. EPSON Soware Updater controleert of er updates
beschikbaar zijn voor Epson-toepassingen of digitale handleidingen en laat u vervolgens de meest recente versie
downloaden.
Gerelateerde informatie
& “Hulpprogramma's voor
soware-updates
(EPSON
Soware
Updater)” op pagina 191
Informatie zoeken in de handleiding
In de PDF-handleiding kunt u naar informatie zoeken via een zoekwoord, of direct naar een bepaald gedeelte gaan
met behulp van de bladwijzers.U kunt ook alleen de pagina's afdrukken die u nodig hebt.Dit gedeelte bevat uitleg
over het gebruik van een PDF-handleiding die in Adobe Reader X is geopend op de computer.
7
Gebruikershandleiding
Over deze handleiding
Zoeken met een zoekwoord
Klik op Bewerken > Geavanceerd zoeken.Voer in het zoekvenster het zoekwoord (tekst) in voor de informatie die
u zoekt en klik vervolgens op Zoeken.Zoekresultaten worden weergegeven in een lijst.Klik op een van de
weergegeven zoekresultaten om naar de
Direct naar informatie gaan via bladwijzers
betreende
pagina te gaan.
Klik op een titel om naar de betreende pagina te gaan.Klik op + of > en bekijk de onderliggende titels in dat
gedeelte.Voer de volgende bewerking uit op het toetsenbord als u wilt terugkeren naar de vorige pagina.
❏ Wi nd ow s: hou d d e Alt-toets ingedrukt en druk op ←.
❏ Mac OS: houd de command-toets ingedrukt en druk op ←.
Alleen pagina's afdrukken die u nodig hebt
U kunt alleen de pagina's die u nodig hebt extraheren en afdrukken.Klik op Afdrukken in het menu Bestand en
geef in Pagina's bij Pagina's die moeten worden afgedrukt de pagina's op die u wilt afdrukken.
❏ Als u een paginareeks wilt opgeven, voert u tussen de begin- eindpagina een areekstreepje in.
Voor be eld : 2 0-2 5
❏ Als u niet-opeenvolgende pagina's wilt opgeven, scheidt u de pagina's met komma's.
Voorbeeld: 5, 10, 15
8
Gebruikershandleiding
Over deze handleiding
Markeringen en symbolen
Let op:
!
Instructies die nauwkeurig moeten worden gevolgd om lichamelijk letsel te voorkomen.
Belangrijk:
c
Instructies die moeten worden nageleefd om schade aan de apparatuur te voorkomen.
Opmerking:
Biedt aanvullende en referentie-informatie.
Gerelateerde informatie
& Koppelingen naar gerelateerde gedeelten.
Beschrijvingen gebruikt in deze handleiding
❏ Screenshots van de schermen van de printerdriver en Epson Scan 2 (scannerdriver) zijn van Windows 10 of
macOS High Sierra. De inhoud die op de schermen wordt weergegeven, is
situatie.
❏ De
aeeldingen
model, maar de gebruiksmethode blij hetzelfde.
❏ Sommige menu-items op het lcd-scherm variëren naargelang het model en de instellingen.
❏ U kunt de QR-code scannen met de speciale app.
in deze handleiding dienen uitsluitend als voorbeeld. Er zijn kleine verschillen tussen elk
aankelijk
van het model en de
Referenties voor besturingssystemen
Windows
In deze handleiding verwijzen termen als "Windows 10", "Windows 8.1", "Windows 8", "Windows 7", "Windows
Vista", "Windows XP", "Windows Server 2016", "Windows Server 2012 R2", "Windows Server 2012", "Windows
Server 2008 R2", "Windows Server 2008", "Windows Server 2003 R2" en "Windows Server 2003" naar de volgende
besturingssystemen. Bovendien wordt "Windows" gebruikt om alle versies ervan aan te duiden.
❏ Microso
❏
Microso
❏ Microso
❏ Microso
❏ Microso
❏ Microso
❏
Microso
❏ Microso
Win dow s® 10 besturingssysteem
®
Win dow s® 8.1 besturingssysteem
®
Win dow s® 8 besturingssysteem
®
Win dow s® 7 besturingssysteem
®
Win dow s Vi st a® besturingssysteem
®
Win dow s® XP besturingssysteem
®
Win dow s® XP Professional x64 Edition besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2016 besturingssysteem
®
9
Gebruikershandleiding
Over deze handleiding
❏ Microso® Win dow s S er ve r® 2012 R2 besturingssysteem
❏
Microso
❏ Microso
❏ Microso
❏
Microso
❏ Microso
Mac OS
In deze handleiding wordt "Mac OS" gebruikt om te verwijzen naar macOS High Sierra, macOS Sierra, OS X El
Capitan, OS X Yosemite, OS X Mavericks, OS X Mountain Lion, Mac OS X v10.7.x en Mac OS X v10.6.8.
Win dow s S er ve r® 2012 besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2008 R2 besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2008 besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2003 R2 besturingssysteem
®
Win dow s S er ve r® 2003 besturingssysteem
®
10
Gebruikershandleiding
Belangrijke instructies
Belangrijke instructies
Veiligheidsinstructies
Lees en volg deze instructies om deze printer veilig te gebruiken.Bewaar deze handleiding voor latere
raadplegingen.Let ook op al de waarschuwingen en instructies die op de printer staan.
❏ Sommige van de symbolen die worden gebruikt op de printer zijn bedoeld om de veiligheid en het juiste
gebruik van de printer te garanderen. Ga naar de volgende website voor de betekenis van de symbolen.
http://support.epson.net/symbols
❏ Gebruik alleen het netsnoer dat met de printer is meegeleverd en gebruik het snoer niet voor andere apparatuur.
Gebruik van andere snoeren met deze printer of gebruik van het meegeleverde netsnoer met andere apparatuur
kan leiden tot brand of elektrische schokken.
❏ Zorg ervoor dat het netsnoer voldoet aan de relevante plaatselijke veiligheidsnormen.
❏ Haal het netsnoer, de stekker, de printer, de scanner of de accessoires nooit uit elkaar en probeer deze
onderdelen nooit zelf te wijzigen of te repareren, tenzij zoals uitdrukkelijk staat beschreven in de handleidingen
van het apparaat.
❏ Trek in de volgende gevallen de stekker uit het stopcontact en laat het onderhoud aan een onderhoudstechnicus
over:
Als het netsnoer of de stekker beschadigd is, als er vloeistof in de printer is gekomen, als de printer is gevallen of
als de behuizing beschadigd is, als de printer niet normaal werkt of als er een duidelijke wijziging in de
prestaties optreedt. Wijzig geen instellingen als hiervoor in de gebruiksaanwijzing geen instructies worden
gegeven.
❏ Zet het apparaat in de buurt van een stopcontact waar u de stekker gemakkelijk uit het stopcontact kunt halen.
❏ Plaats of bewaar de printer niet buiten en zorg ervoor dat de printer niet wordt blootgesteld aan vuil, stof, water
of hittebronnen. Vermijd plaatsen die onderhevig zijn aan schokken, trillingen, hoge temperaturen of
luchtvochtigheid.
❏ Zorg ervoor dat u geen vloeistoen op de printer morst en pak de printer niet met natte handen vast.
❏ Houd de printer ten minste 22 cm verwijderd van pacemakers. De radiogolven die door deze printer worden
uitgezonden, kunnen een negatieve invloed hebben op de werking van pacemakers.
❏ Neem contact op met uw leverancier als het lcd-scherm beschadigd is. Als u vloeistof uit het scherm op uw
handen krijgt, was ze dan grondig met water en zeep. Als u vloeistof uit het scherm in uw ogen krijgt, moet u
uw ogen onmiddellijk uitspoelen met water. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u ondanks grondig spoelen
problemen krijgt met uw ogen of nog steeds ongemak ondervindt.
❏ Vermijd het gebruik van de telefoon tijdens onweer. Er bestaat een minieme kans op elektrische schokken door
bliksem.
❏ Gebruik voor het melden van een gaslek geen telefoon in de directe omgeving van het lek.
11
Gebruikershandleiding
Belangrijke instructies
Veiligheidsinstructies voor inkt
❏ Zorg ervoor dat u de inkt niet aanraakt bij het hanteren van de inkttank, de dop van de inkttank of een
geopende inktes of dop.
❏ Als u inkt op uw huid krijgt, wast u de plek grondig met water en zeep.
❏ Als u inkt in uw ogen krijgt, moet u uw ogen onmiddellijk uitspoelen met water. Raadpleeg onmiddellijk een
arts als u ondanks grondig spoelen problemen krijgt met uw ogen of nog steeds ongemak ondervindt.
❏ Als er inkt in uw mond terechtkomt, raadpleegt u direct een arts.
❏ Haal de onderhoudscassette niet uit elkaar, omdat u inkt in uw ogen of op uw huid kunt krijgen.
❏ Schud de es niet met overdreven kracht en stel de es niet bloot aan sterke schokken. Hierdoor kan inkt
lekken.
❏ Houd de inktes, de inkttank en de onderhoudscassette buiten het bereik van kinderen. Laat kinderen niet uit
de
inktessen
drinken en laat ze niet spelen met de
inktes
en de dop van de
es.
Printeradviezen en waarschuwingen
Lees en volg deze instructies om schade aan de printer of uw eigendommen te voorkomen. Bewaar deze
handleiding voor toekomstig gebruik.
Adviezen en waarschuwingen voor het instellen/gebruik van de
printer
❏ Blokkeer de openingen in de behuizing van de printer niet en dek deze niet af.
❏ Gebruik uitsluitend het type voedingsbron dat is vermeld op het etiket van de printer.
❏ Gebruik geen stopcontacten in dezelfde groep als kopieerapparaten, airconditioners of andere apparaten die
regelmatig worden in- en uitgeschakeld.
❏ Gebruik geen stopcontacten die met een wandschakelaar of een automatische timer kunnen worden in- en
uitgeschakeld.
❏ Plaats het hele computersysteem uit de buurt van apparaten die elektromagnetische storing kunnen
veroorzaken, zoals luidsprekers of basisstations van draadloze telefoons.
❏ Plaats het netsnoer zodanig dat geen slijtage, inkepingen, rafels, plooien en knikken kunnen optreden. Plaats
geen voorwerpen op het netsnoer en plaats het netsnoer zodanig dat niemand erop kan stappen. Let er vooral
op dat snoeren mooi recht blijven aan de uiteinden en de punten waar deze de transformator in- en uitgaan.
❏ Als u een verlengsnoer gebruikt voor de printer, mag de totale stroombelasting in ampère van alle aangesloten
apparaten niet hoger zijn dan de maximale belasting voor het verlengsnoer. Zorg er bovendien voor dat het
totaal van de ampèrewaarden van alle apparaten die zijn aangesloten op het stopcontact, niet hoger is dan de
maximumwaarde die is toegestaan voor het stopcontact.
❏ Als u de printer in Duitsland gebruikt, moet u rekening houden met het volgende: de installatie van het gebouw
moet beschikken over een stroomonderbreker van 10 of 16 A om de printer te beschermen tegen kortsluiting en
stroompieken.
❏ Let bij het aansluiten van de printer op een computer of ander apparaat op de juiste richting van de stekkers van
de kabel. Elke stekker kan maar op een manier op het apparaat worden aangesloten. Wanneer u een stekker op
een verkeerde manier in het apparaat steekt, kunnen beide apparaten die via de kabel met elkaar zijn verbonden
beschadigd raken.
12
Gebruikershandleiding
Belangrijke instructies
❏ Plaats de printer op een vlakke, stabiele ondergrond die groter is dan de printer zelf. De printer werkt niet goed
als deze scheef staat.
❏ Laat boven de printer voldoende ruimte vrij om het deksel volledig te kunnen openen.
❏ Zorg ervoor dat aan de voorkant van de printer voldoende ruimte is voor het papier dat uit de printer komt.
❏ Vermijd plaatsen met grote schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid. Houd de printer ook uit de
buurt van direct zonlicht, fel licht of warmtebronnen.
Adviezen en waarschuwingen voor gebruik van de printer
❏ Steek geen voorwerpen door de openingen in de printer.
❏ Steek uw hand niet in de printer tijdens het afdrukken.
❏ Raak de witte, platte kabel en inktbuisjes binnen in de printer niet aan.
❏ Gebruik geen spuitbussen met ontvlambare stoen in of in de buurt van de printer. Dit kan brand veroorzaken.
❏ Verplaats de printkop niet handmatig; anders kunt u de printer beschadigen.
❏ Pas bij het sluiten van de scannereenheid op dat uw vingers niet klem komen te zitten.
❏ Let erop dat u nooit te hard op de scannerglasplaat drukt wanneer u er een origineel op legt.
❏ Zet de printer altijd uit met de knop
stopcontact niet af zolang het lampje
❏ Als u de printer gedurende langere tijd niet gebruikt, neem dan de stekker uit het stopcontact.
P
. Trek de stekker niet uit het stopcontact en sluit de stroom naar het
P
nog knippert.
Adviezen en waarschuwingen voor het vervoeren of opslaan van de
printer
❏ Zorg er bij opslag of transport van de printer voor dat deze niet gekanteld, verticaal of ondersteboven wordt
gehouden, anders kan er inkt lekken.
❏ Controleer vóór het vervoeren van de printer of de printkop zich in de uitgangspositie (uiterst rechts) bevindt.
Adviezen en waarschuwingen voor gebruik van de printer met een
draadloze verbinding
❏ Radiogolven van deze printer kunnen nadelige gevolgen hebben voor de werking van medische elektronische
apparatuur, waardoor deze apparatuur defect kan raken.Wanneer u deze printer gebruikt in een medische
instelling of in de buurt van medische apparatuur, volg dan de aanwijzingen van het bevoegd personeel van de
medische instelling en volg alle waarschuwingen en aanwijzingen die op de medische apparatuur zelf staan.
❏ Radiogolven uit deze printer kunnen de werking van automatisch gestuurde apparaten, zoals automatische
deuren of een brandalarm, storen en kunnen tot ongevallen leiden als gevolg van storing.Volg alle
waarschuwingen en aanwijzingen die op deze apparatuur zijn aangeduid wanneer u deze printer gebruikt in de
buurt van automatisch aangestuurde apparaten.
13
Gebruikershandleiding
Belangrijke instructies
Adviezen en waarschuwingen voor gebruik van het touchscreen
❏ Het lcd-scherm kan een paar kleine heldere of donkere puntjes vertonen en is mogelijk niet overal even helder.
Dit is normaal en wil geenszins zeggen dat het beschadigd is.
❏ Maak het lcd-scherm alleen schoon met een droge, zachte doek. Gebruik geen vloeibare of chemische
reinigingsmiddelen.
❏ De afdekplaat van het touchscreen kan breken bij zware schokken. Neem contact op met uw leverancier als het
display barst of breekt. Raak het gebroken glas niet aan en probeer dit niet te verwijderen.
❏ Raak het touchscreen zachtjes met uw vinger aan. Druk niet te hard en gebruik niet uw nagels.
❏ Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals balpennen of scherpe potloden om handelingen uit te voeren.
❏ De werking van het touchscreen kan verminderen als gevolg van condensatie in het touchscreen veroorzaakt
door plotselinge schommelingen in temperatuur of luchtvochtigheid.
Uw persoonlijke gegevens beschermen
Als u de printer aan iemand anders
> Standaardinst. herstellen > Alle gegevens en instellingen wissen op het bedieningspaneel.
of wilt weggooien, kunt u het geheugen als volgt wissen: selecteer Instel.
gee
14
Gebruikershandleiding
Basisprincipes van printer
Basisprincipes van printer
Namen en functies van onderdelen
A
B
C
D
E
F
ADF (automatische
documentinvoer)
Deksel van ADFOpenen wanneer u originelen wilt verwijderen die in de ADF zijn
Invoerlade van de ADFOndersteuning voor geladen originelen.
Zijgeleider van de ADFZorgt ervoor dat originelen recht in de printer worden ingevoerd. Schuif
ADF-documentsteunBiedt ondersteuning voor originelen.
Uitvoerlade van de ADFBevat de originelen die uit de ADF komen.
Hiermee worden originelen automatisch ingevoerd.
vastgelopen.
naar de randen van het papier.
BedieningspaneelGeeft de status van de printer weer en maakt het mogelijk printerinstellingen
A
te congureren.
15
Gebruikershandleiding
InkttankklepOpen om de inkttank bij te vullen.
B
InkttankBevat de inkttank.
C
Afdekking papiercassetteOpenen om papier te kunnen laden in de papiercassette.
D
VoorkapOpen dit om vastgelopen papier te verwijderen.
E
UitvoerladeOpvanglade voor het papier dat uit de printer komt.
F
Basisprincipes van printer
DocumentkapHoudt extern licht tegen tijdens het scannen.
A
ScannerglasplaatPlaats de originelen.
B
PrintkopInkt komt uit de spuitkanaaltjes van de printkop.
C
ZijgeleiderHiermee wordt het papier recht in de printer ingevoerd. Schuif deze naar de
D
randen van het papier.
PapiercassetteLaadt papier.
E
Hendel voor uitvoerwisselZet deze omhoog, zodat papier in de uitvoerlade valt. Zet deze omlaag,
F
zodat papier met de afdrukzijde naar boven aan de voorzijde van de printer
wordt uitgevoerd.
PrinterkapOpen dit om vastgelopen papier te verwijderen.
G
16
Gebruikershandleiding
StopperSchuif de stopper uit om te voorkomen dat papier uit de uitvoerlade valt.
A
Basisprincipes van printer
LAN-poortVoor aansluiting van een LAN-kabel.
B
USB-poortVoor aansluiting van een USB-kabel als verbinding met een computer.
C
LINE-poortVoor aansluiting van een telefoonlijn.
D
EXT.-poortVoor aansluiting van externe telefoontoestellen.
E
NetsnoeraansluitingVoor aansluiting van het stroomsnoer.
F
Papiertoevoer achterLaadt papier.
G
AchterpaneelVerwijderen bij het verwijderen van vastgelopen papier.
H
Afdekking onderhoudssetOpen deze afdekking wanneer u de onderhoudscassette wilt vervangen.
I
Gerelateerde informatie
& “Bedieningspaneel” op pagina 17
Bedieningspaneel
17
Gebruikershandleiding
Basisprincipes van printer
A
B
C
D
E
Hiermee schakelt u de printer in of uit.
Haal het netsnoer uit het stopcontact als het aan/uit-lampje uit staat.
Hiermee opent u het startscherm.
Hiermee geeft u menu's en berichten weer.
Hiermee worden de oplossingen weergegeven wanneer u problemen ondervindt.
Gaat branden wanneer ontvangen documenten die nog niet gelezen, afgedrukt of opgeslagen zijn, in het
geheugen van de printer staan.
Conguratie basisscherm
Hierop worden items aangegeven die voor de printer als pictogram zijn ingesteld. Tik op het pictogram om de
A
huidige instellingen te controleren of elk instellingenmenu te openen.
Deze actiebalk wordt alleen op het startscherm weergegeven.
Geeft elk menu weer.
B
Tussen tabbladen wisselen.
C
Geeft de instellingsitems aan. Tik op elk item om de instellingen te congureren of te wijzigen.
D
De items die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar. Tik op het item om te controleren waarom dit niet
beschikbaar is.
Hiermee voert u de huidige instellingen uit. Beschikbare functies variëren afhankelijk van elk menu.
E
Deze actiebalk wordt alleen op het tabblad met basisinstellingen weergegeven.
Pictogrammen op het lcd-scherm
De volgende pictogrammen worden op het display weergegeven naargelang de status van de printer.
Geeft de status van de verbruiksartikelen aan.
Selecteer het pictogram om de geschatte levensduur van de onderhoudscassette te controleren.
18
Gebruikershandleiding
Geeft de status van de netwerkverbinding aan.
Selecteer het pictogram om de instellingen te controleren en te wijzigen. Dit is de snelkoppeling naar het
volgende menu.
Hiermee wordt aangegeven of Stille modus is ingesteld voor de printer. Wanneer deze functie is
ingeschakeld, wordt het geluid dat door de printer wordt gemaakt gedempt. De afdruksnelheid
kan hierdoor verminderen. Het geluid wordt mogelijk niet gedempt, afhankelijk van het
geselecteerde papiertype en de gekozen afdrukkwaliteit.
Hiermee wordt aangegeven dat Dempen is ingesteld voor de printer.
Hiermee wordt het scherm Informatie faxgegevens weergegeven.
Geeft aan dat er aanvullende informatie is. Selecteer het pictogram om het bericht weer te geven.
Geeft aan dat er een probleem is met de items. Selecteer het pictogram om te zien hoe u het probleem
kunt oplossen.
Geeft aan dat er gegevens zijn die nog niet zijn gelezen, afgedrukt of opgeslagen. Het weergegeven
getal geeft het aantal gegevensitems weer.
Gerelateerde informatie
& “Netwerkinstellingen” op pagina 74
& “Basisinstellingen” op pagina 71
Touchscreenbewerkingen
Het touchscreen is compatibel met de volgende bewerkingen.
19
Gebruikershandleiding
Basisprincipes van printer
Tik ke nDruk op de items of pictogrammen of selecteer deze.
Vegen
Schuiven
Veeg snel over het scherm.
Houd de items vast en verplaats ze.
Basishandelingen
Tik op een willekeurige plek op de instelling om deze in of uit te schakelen.
Tik op het invoerveld om de waarde, de naam enzovoort in te voeren.
20
Gebruikershandleiding
Basisprincipes van printer
Tekens invoeren
Wanneer u contactpersonen registreert, netwerkinstellingen congureert, etc. kunt u tekens en symbolen invoeren
via het toetsenbord op het scherm.
Opmerking:
Beschikbare pictogrammen variëren naargelang de instelling.
A
B
C
D
E
F
G
H
I
Geeft het aantal tekens weer.
Verplaatst de cursor naar de invoerpositie.
Hiermee schakelt u tussen hoofdletters en kleine letters, of cijfers en symbolen.
Hiermee schakelt u tussen tekentypes. U kunt alfanumerieke tekens en symbolen gebruiken.
Hiermee schakelt u tussen tekentypes. U kunt alfanumerieke tekens en speciale tekens, zoals umlauten en
accenten gebruiken.
Hiermee voert u veelgebruikte e-maildomeinadressen of URL's in door het item te selecteren.
Hiermee typt u een spatie.
Hiermee voert u een teken in.
Hiermee wist u het teken links van de cursor.
Animaties bekijken
Op het lcd-scherm kunt u animaties bekijken van bedieningsinstructies, zoals het laden van papier of het
verwijderen van vastgelopen papier.
❏ Druk op de knop
. Het Help-scherm wordt weergegeven. Tik op Hoe en selecteer vervolgens de items die u
wilt bekijken.
21
Gebruikershandleiding
Basisprincipes van printer
❏ Ti k o p Hoe onderaan het bedieningsscherm. De contextgevoelige animatie wordt weergegeven.
Geeft het totale aantal stappen en het nummer van de huidige stap weer.
A
In het voorbeeld hierboven wordt stap 3 van 4 stappen weergegeven.
Hiermee keert u terug naar de vorige stap.
B
Geeft de voortgang in de huidige stap aan. De animatie wordt herhaald wanneer de voortgangsbalk het einde
C
bereikt.
Hiermee gaat u naar de volgende stap.
D
22
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Netwerkinstellingen
Typen netwerkverbindingen
U kunt de volgende verbindingsmethoden gebruiken.
Ethernet-verbinding
Verbind de printer met een hub met behulp van een Ethernet-kabel.
Gerelateerde informatie
& “Geavanceerde netwerkinstellingen maken” op pagina 39
23
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Wi-Fi-verbinding
Sluit de printer en de computer of het smart device aan op de draadloze router. Dit is de meest gebruikelijke
manier van verbinden voor netwerken thuis en op kantoor waar de Wi-Fi-verbindingen worden verzorgd door een
draadloze router.
Gerelateerde informatie
& “Een computer verbinden” op pagina 25
& “Een smart device verbinden” op pagina 26
& “Wi-Fi-instellingen congureren op de printer” op pagina 35
Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt)
Gebruik deze verbindingsmethode wanneer u thuis of op kantoor geen Wi-Fi hebt of wanneer u de printer en het
smart device rechtstreeks met elkaar wilt verbinden. In deze modus fungeert de printer als draadloze router en
kunt u maximaal vier apparaten met de printer verbinden zonder dat u een gewone draadloze router nodig hebt.
Smart devices die rechtstreeks met de printer zijn verbonden kunnen echter niet met elkaar communiceren via de
printer.
De printer kan tegelijk verbinding hebben via Wi-Fi of Ethernet en Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt). Als u
echter een netwerkverbinding start in Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) wanneer de printer verbinding
via Wi-Fi, wordt de Wi-Fi-verbinding tijdelijk verbroken.
24
hee
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Gerelateerde informatie
& “Verbindingsinstellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) congureren” op pagina 38
Een computer verbinden
Het wordt aanbevolen het installatieprogramma te gebruiken om de printer te verbinden met een computer. U
kunt het installatieprogramma op een van de volgende manieren uitvoeren.
❏ Instellen vanaf de website
Open de volgende website en voer de productnaam in. Ga naar Instellen en congureer de instellingen.
http://epson.sn
❏ Instellen met de
beschikken over een Windows-computer met een schijfstation).
Plaats de
De verbindingsmethoden selecteren
Volg de instructies op het scherm totdat het volgende scherm wordt weergegeven en selecteer vervolgens de
gewenste methode om de printer met de computer te verbinden.
Selecteer het verbindingstype en klik vervolgens op Vo l ge n d e.
soware-cd
soware-cd
in de computer en volg de instructies op het scherm.
(alleen voor modellen die worden geleverd met een
soware-cd
en gebruikers die
Volg de instructies op het scherm.
25
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Een smart device verbinden
Een smart-apparaat verbinden via een draadloze router
U kunt de printer gebruiken vanaf een smart device wanneer u de printer verbindt met hetzelfde Wi-Fi-netwerk
(SSID) als het smart device. Als u de printer wilt gebruiken vanaf een smart device, stelt u dit in vanaf de volgende
website. Open de website vanaf een smart device waarmee u verbinding wilt maken met de printer.
http://epson.sn > Instellen
Opmerking:
Als u tegelijkertijd een computer en een smart-apparaat met de printer wilt verbinden, wordt aangeraden als eerste de
computer in te stellen met het installatieprogramma.
Verbinding maken met een iPhone, iPad of iPod touch via Wi-Fi
Direct
Met deze methode kunt u de printer zonder een draadloze router rechtstreeks verbinden met een iPhone, iPad of
iPod touch. Voor het gebruik van deze functie dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan. Als uw
omgeving niet aan deze voorwaarden voldoet, kunt u verbinding maken door Andere OS-apparaten te selecteren.
Zie de koppeling naar gerelateerde informatie hieronder voor meer informatie over verbinding maken.
❏ iOS 11 of hoger
❏ Gebruik de standaard cameratoepassing om de QR-code te scannen
❏ Epson iPrint versie 7.0 of hoger
Epson iPrint wordt gebruikt om vanaf een smart device af te drukken. Installeer van tevoren Epson iPrint op het
smart device.
Opmerking:
U hoe deze instellingen slechts een keer te congureren voor de printer die en het smart device dat u met elkaar wilt
verbinden. U
netwerkinstellingen herstelt.
1.Tik op het startscherm op .
2.Tik op Wi -F i D ir ec t.
3.
Tik op Start de instelling.
deze instellingen niet opnieuw te
hoe
congureren,
tenzij u Wi-Fi Direct uitschakelt of de standaard
26
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
4.Tik op iOS.
De QR-code wordt weergegeven op het bedieningspaneel van de printer.
5.Start op de iPhone, iPad of iPod touch de standaard Camera-app en scan de QR-code die in de modus FOTO
op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven.
Gebruik de Camera-app voor iOS 11 of hoger. Met de Camera-app voor iOS 10 of lager kunt u geen
verbinding maken met de printer. Ook kunt u geen app voor het scannen van QR-codes gebruiken. Als u geen
verbinding kunt maken, schui u naar beneden op het bedieningspaneel van de printer en selecteert u AndereOS-apparaten. Zie de koppeling naar gerelateerde informatie hieronder voor meer informatie over verbinding
maken.
27
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
6.Tik op de melding die wordt weergegeven op het scherm van de iPhone, iPad of iPod touch.
7.Tik op Koppelen.
8.Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Vo lg e n de .
9.Start de Epson-printapp op de iPhone, iPad of iPod touch.
Voorbeelden van Epson-printapps
10. Tik op het scherm van de Epson-printapp op Printer niet geselecteerd.
11. Selecteer de printer waarmee u verbinding wilt maken.
28
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Bekijk de informatie die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven om de printer te
selecteren.
12.
Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Volledig.
Selecteer voor smart devices die eerder met de printer verbonden zijn geweest de netwerknaam (SSID) op het WiFi-scherm van het smart device en maak opnieuw verbinding.
Gerelateerde informatie
“Verbinding maken met niet-iOS- of Android-apparaten via Wi-Fi Direct” op pagina 31
&
& “Afdrukken met Smart Devices” op pagina 120
Verbinding maken met Android-apparaten via Wi-Fi Direct
Met deze methode kunt u de printer zonder een draadloze router rechtstreeks verbinden met het Androidapparaat. Voor het gebruik van deze functie dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan.
❏ Android 4.4 of hoger
❏ Epson iPrint versie 7.0 of hoger
Epson iPrint wordt gebruikt om vanaf een smart device af te drukken. Installeer van tevoren Epson iPrint op het
smart device.
Opmerking:
U hoe deze instellingen slechts een keer te congureren voor de printer die en het smart device dat u met elkaar wilt
verbinden. U hoe deze instellingen niet opnieuw te congureren, tenzij u Wi-Fi Direct uitschakelt of de standaard
netwerkinstellingen herstelt.
1.Tik op het startscherm op .
2.Tik op Wi -F i D ir ec t.
3.Tik op Start de instelling.
29
Gebruikershandleiding
4.Tik op Android.
5.Start Epson iPrint op het smart device.
Netwerkinstellingen
6.Tik op het scherm Epson iPrint op Printer niet geselecteerd.
7.
Selecteer de printer waarmee u verbinding wilt maken.
30
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Bekijk de informatie die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven om de printer te
selecteren.
Opmerking:
Aankelijk van het Android-apparaat worden printers mogelijk niet weergegeven. Als printers niet worden
weergegeven, maakt u verbinding door Andere OS-apparaten te selecteren. Zie de koppeling met gerelateerde
informatie hieronder voor informatie over verbinding maken.
8.Wanneer het scherm voor goedkeuring van de verbinding met het apparaat wordt weergegeven, selecteert u
Goedkeuren.
9.Wanneer het bevestigingsscherm voor de apparaatregistratie wordt weergegeven, selecteert u of het
goedgekeurde apparaat bij de printer wilt registreren.
10. Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Volledig.
Selecteer voor smart devices die eerder met de printer verbonden zijn geweest de netwerknaam (SSID) op het WiFi-scherm van het smart device en maak opnieuw verbinding.
Gerelateerde informatie
“Verbinding maken met niet-iOS- of Android-apparaten via Wi-Fi Direct” op pagina 31
&
“Afdrukken met Smart Devices” op pagina 120
&
Verbinding maken met niet-iOS- of Android-apparaten via Wi-Fi
Direct
Met deze methode kunt u de printer zonder een draadloze router rechtstreeks verbinden met smart devices.
Opmerking:
U hoe deze instellingen slechts een keer te congureren voor de printer die en het smart device dat u met elkaar wilt
verbinden. U hoe deze instellingen niet opnieuw te congureren, tenzij u Wi-Fi Direct uitschakelt of de standaard
netwerkinstellingen herstelt.
1.Tik op het startscherm op .
2.Tik op Wi -F i D ir ec t.
3.Tik op Start de instelling.
31
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
4.Tik op Andere OS-apparaten.
De Netwerknaam (SSID) en het Wachtwoord voor Wi-Fi Direct voor de printer worden weergegeven.
32
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
5.Selecteer op het Wi-Fi-scherm van het smart device de SSID die op het bedieningspaneel van de printer wordt
weergegeven en voer vervolgens het wachtwoord in.
6.Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Vo lg e n de .
33
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
7.Start de Epson-printapp op het smart device.
Voorbeelden van Epson-printapps
8.Tik op het scherm van de Epson-printapp op Printer niet geselecteerd.
9.Selecteer de printer waarmee u verbinding wilt maken.
Bekijk de informatie die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven om de printer te
selecteren.
10. Selecteer op het bedieningspaneel van de printer Volledig.
Selecteer voor smart devices die eerder met de printer verbonden zijn geweest de netwerknaam (SSID) op het WiFi-scherm van het smart device en maak opnieuw verbinding.
34
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Gerelateerde informatie
& “Afdrukken met Smart Devices” op pagina 120
Wi-Fi-instellingen congureren op de printer
Op het bedieningspaneel van de printer kunt u op verschillende manieren de netwerkinstellingen congureren.
Kies de verbindingsmethode die overeenkomt met uw omgeving en de voorwaarden die u gebruikt.
Als u beschikt over de informatie voor de draadloze router, zoals de SSID en het wachtwoord, kunt u de
instellingen handmatig congureren.
Als de draadloze router WPS ondersteunt, kunt u de instellingen
Nadat de printer verbinding hee gemaakt met het netwerk, maakt u verbinding tussen de printer en het apparaat
dat u wilt gebruiken (computer, smart device, tablet, enz.).
Congureer geavanceerde netwerkinstellingen om een statisch IP-adres te gebruiken.
Gerelateerde informatie
& “Wi-Fi-instellingen congureren door de SSID en het wachtwoord in te voeren” op pagina 35
& “Wi-Fi-instellingen congureren via de drukknopinstelling (WPS)” op pagina 36
& “Wi-Fi-instellingen congureren via de pincode-instelling (WPS)” op pagina 38
& “Verbindingsinstellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) congureren” op pagina 38
& “Geavanceerde netwerkinstellingen maken” op pagina 39
Wi-Fi-instellingen
congureren
door de SSID en het wachtwoord in
congureren
met drukknopinstellingen.
te voeren
U kunt Wi-Fi-netwerk instellen door op het bedieningspaneel van de printer de gegevens in te voeren die benodigd
zijn voor het maken van een verbinding met een draadloze router. Als u op deze wijze de instellingen wilt
congureren, hebt u de SSID en het wachtwoord van de draadloze router nodig.
Opmerking:
Als u een draadloze router met de standaardinstellingen gebruikt, gebruikt u de SSID en het wachtwoord die op het label
vermeld staan. Als u de SSID en het wachtwoord niet weet, zie dan de informatie die bij de draadloze router is geleverd.
1.Tik op het startscherm op .
2.
Selecteer Wi- Fi (a an be vo l e n) .
Als de printer al is verbonden via Ethernet, selecteert u Router.
35
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
3.Tik op Start de instelling.
Als de netwerkverbinding al is ingesteld, worden de verbindingsdetails weergegeven. Tik op Instellingenwijzigen om de instellingen te wijzigen.
Als de printer al is verbonden via Ethernet, tikt u op Wij zi g na ar Wi- Fi -v er bi nd i n g. en selecteert u vervolgens
Ja nadat u het bericht hebt gecontroleerd.
4.
Selecteer Wizard Wi-Fi instellen.
5.Selecteer de SSID van de draadloze router.
Opmerking:
❏ Als de SSID waarmee u verbinding wilt maken, niet wordt weergegeven op het bedieningspaneel van de printer, tikt
u op Opnieuw zoeken om de lijst te vernieuwen. Als deze nog steeds niet wordt weergegeven, tikt u op Handmatiginvoeren en voert u de SSID rechtstreeks in.
❏ Als u de netwerknaam (SSID) niet kent, controleert u of de informatie op het label van de draadloze router is
vermeld. Als u de draadloze router met de standaardinstellingen wilt gebruiken, gebruikt u de SSID die op het label
is vermeld. Als u geen gegevens kunt vinden, raadpleegt u de documentatie die bij de draadloze router is
meegeleverd.
6.Tik op Vo er w ach two ord i n en voer het wachtwoord in.
Opmerking:
❏ Het wachtwoord is hoofdlettergevoelig.
❏ Als u het wachtwoord niet kent, controleert u of de informatie op het label van de draadloze router is vermeld. Op
het label is mogelijk het wachtwoord vermeld, bijvoorbeeld aangeduid als “Network Key”, “Wireless Password”. Als u
de draadloze router met de standaardinstellingen wilt gebruiken, gebruikt u het wachtwoord dat op het label is
geschreven.
7.Als u klaar bent, tikt u op OK.
8.Controleer de instellingen en tik vervolgens op Start installatie.
9.Tik op OK om af te sluiten.
Opmerking:
Als u geen verbinding kunt maken, laadt u normaal papier van A4-formaat en selecteert u Controlerapport afdrukken
om een netwerkverbindingsrapport af te drukken.
10. Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
Gerelateerde informatie
& “Tekens invoeren” op pagina 21
& “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41
& “Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt congureren” op pagina 212
Wi-Fi-instellingen
U kunt automatisch een Wi-Fi-netwerk instellen door op een knop op de draadloze router te drukken. Als aan de
volgende voorwaarden is voldaan, kunt u deze manier van instellen gebruiken.
❏ De draadloze router is compatibel met WPS (Wi-Fi beschermde installatie).
❏ De huidige Wi-Fi-verbinding is tot stand gebracht door op een knop op de draadloze router te drukken.
congureren
via de drukknopinstelling (WPS)
36
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
1.
Tik op het startscherm op
.
2.Selecteer Wi - Fi (a an be vo le n) .
Als de printer al is verbonden via Ethernet, selecteert u Router.
3.Tik op Start de instelling.
Als de netwerkverbinding al is ingesteld, worden de verbindingsdetails weergegeven. Tik op Instellingenwijzigen om de instellingen te wijzigen.
Als de printer al is verbonden via Ethernet, tikt u op Wij zi g na ar Wi- Fi -v er bi nd i n g. en selecteert u vervolgens
Ja nadat u het bericht hebt gecontroleerd.
4.Selecteer Instellen met drukknop (WPS).
5.Houd de [WPS]-knop ingedrukt op de draadloze router tot het beveiligingslampje knippert.
Als u niet weet waar de [WPS]-knop zit, of als de draadloze router geen knoppen
raadpleeg dan de
hee,
documentatie van de draadloze router voor meer informatie.
6.Tik op Start installatie op de printer.
7.Sluit het scherm.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
Opmerking:
Als de verbinding mislukt, start dan de draadloze router opnieuw, zet deze dichter bij de printer en probeer het nog een
keer. Als het nog steeds niet werkt, druk dan een netwerkverbindingsrapport af en controleer de oplossing.
8.Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
Gerelateerde informatie
& “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41
& “Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt congureren” op pagina 212
37
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Wi-Fi-instellingen congureren via de pincode-instelling (WPS)
U kunt automatisch verbinding maken met een draadloze router met behulp van een pincode. U kunt deze
methode gebruiken als uw draadloze router WPS (Wi-Fi Protected Setup) ondersteunt. Gebruik een computer om
een pincode in te voeren in de draadloze router.
1.Tik op het startscherm op
2.Selecteer Wi - Fi (a an be vo le n) .
Als de printer al is verbonden via Ethernet, selecteert u Router.
3.Tik op Start de instelling.
Als de netwerkverbinding al is ingesteld, worden de verbindingsdetails weergegeven. Tik op Instellingenwijzigen om de instellingen te wijzigen.
Als de printer al is verbonden via Ethernet, tikt u op Wij zi g na ar Wi- Fi -v er bi nd i n g. en selecteert u vervolgens
Ja nadat u het bericht hebt gecontroleerd.
4.Selecteer Overige > Instellen met PIN (WPS).
5.Gebruik uw computer om de pincode (acht cijfers) die op het bedieningspaneel van de printer wordt
weergegeven in te voeren in de draadloze router. U hebt hier twee minuten de tijd voor.
Opmerking:
Raadpleeg de documentatie van de draadloze router voor meer informatie over het invoeren van een pincode.
6.Tik op het bedieningspaneel van de printer op Start de instelling.
7.Sluit het scherm.
.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
Opmerking:
Als de verbinding mislukt, start dan de draadloze router opnieuw, zet hem dichter bij de printer en probeer het nog een
keer. Als het nog steeds niet werkt, druk dan een verbindingsrapport af en controleer de oplossing.
8.Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
Gerelateerde informatie
& “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41
& “Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt
congureren
” op pagina 212
Verbindingsinstellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig
toegangspunt)
Met deze methode kunt u de printer zonder een draadloze router rechtstreeks verbinden met apparaten. De printer
fungeert zelf als draadloze router.
1.Tik op het startscherm op
congureren
.
2.Selecteer Wi - Fi Di re c t .
38
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
3.Tik op Start de instelling.
Als u Wi-Fi Direct-instellingen (eenvoudig toegangspunt) hebt gecongureerd, wordt gedetailleerde
verbindingsinformatie weergegeven. Ga naar stap 5.
4.
Tik op Start installatie.
5.Kijk op het bedieningspaneel van de printer welke SSID en welk wachtwoord worden weergegeven.
Selecteer op het netwerkverbindingsscherm van de computer of het Wi-Fi-scherm van het smart device de
SSID die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven om verbinding te maken.
6.
Voer op de computer of het smart device het wachtwoord in dat wordt weergegeven op het bedieningspaneel
van de printer.
Opmerking:
Als u Wi-Fi Direct inschakelt, blij dit geactiveerd totdat u de standaard netwerkinstellingen herstelt en Wi-Fi Direct
uitschakelt.
7.
Nadat de verbinding is gemaakt, tikt u op OK op het bedieningspaneel van de printer.
8.Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
Gerelateerde informatie
& “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41
& “Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt congureren” op pagina 212
Geavanceerde netwerkinstellingen maken
U kunt de naam van het netwerkapparaat, TCP/IP-instellingen, de proxyserver enzovoort aanpassen.Controleer de
netwerkomgeving voordat u wijzigingen aanbrengt.
Selecteer het menu-item dat u wilt congureren en selecteer vervolgens de waarden of geef deze op.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren
Selecteer het menu-item dat u wilt congureren en selecteer vervolgens de waarden of geef deze op.
39
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
❏ Apparaatnaam
U kunt de volgende tekens gebruiken.
❏ Tekenlimiet: 2 t/m 15 (u moet minstens 2 tekens invoeren)
❏ Toegestane tekens: A t/m Z, a t/m z, 0 t/m 9, -.
❏ Tekens die u niet bovenaan kunt gebruiken: 0 t/m 9, -.
❏ Tekens die u niet onderaan kunt gebruiken: -
❏ TCP/IP
❏ Auto
Selecteer deze optie wanneer u thuis een draadloze router gebruikt of wanneer u het IP-adres automatisch
laat toewijzen via DHCP.
❏ Handmatig
Selecteer deze optie wanneer u niet wilt dat het IP-adres van de printer wordt gewijzigd. Voer de adressen in
voor IP-adres, Subnetmasker en Standaardgateway, en congureer de instellingen voor de DNS-server,
aankelijk van uw netwerkomgeving.
Wan nee r u Auto selecteert voor de instellingen voor het toewijzen van het IP-adres, kunt u de instellingen voor
de DNS-server selecteren uit Handmatig of Auto. Als u het DNS-serveradres niet automatisch kunt verkrijgen,
selecteert u Handmatig en voert u vervolgens de primaire DNS-server en het secundaire DNS-serveradres
rechtstreeks in.
❏ Proxy-server
❏ Niet gebr.
Selecteer deze optie wanneer u de printer gebruikt in een thuisnetwerk.
❏ Gebr.
Selecteer deze optie wanneer u in uw netwerkomgeving een proxyserver gebruikt en u dit wilt instellen in de
printer. Voer het adres en poortnummer van de proxyserver in.
❏ IPv6-adres
❏ Inschakelen
Selecteer deze optie wanneer u een IPv6-adres gebruikt.
❏ Uitschakelen
Selecteer deze optie wanneer u een IPv4-adres gebruikt.
❏ link Speed & Duplex
Selecteer de juiste Ethernet-snelheid en duplex-instelling. Als u een andere instelling dan Auto selecteert,
controleert u of de instelling overeenkomt met de instellingen op de hub die u gebruikt.
❏ Auto
❏ 10BASE-T Half Duplex
❏ 10BASE-T Full Duplex
❏ 100BASE-TX Half Duplex
❏ 100BASE-TX Full Duplex
40
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
De status van de netwerkverbinding controleren
U kunt de netwerkstatus als volgt controleren.
Netwerkpictogram
U kunt de status van de netwerkverbinding en kracht van het radiosignaal controleren aan de hand van het
netwerkpictogram op het startscherm van de printer.
Gerelateerde informatie
& “Pictogrammen op het lcd-scherm” op pagina 18
De gedetailleerde netwerkinformatie controleren op het
bedieningspaneel
Wanneer uw printer verbinding hee met het netwerk, kunt u ook andere netwerkgerelateerde informatie bekijken
door de netwerkmenu's te selecteren die u wilt controleren.
3.Als u deze informatie wilt controleren, selecteert u de menu's die u wilt nakijken.
❏ Status vast netwerk/Wi-Fi
Hiermee gee u de netwerkinformatie weer (apparaatnaam, verbinding, signaalsterkte, enz.) voor ethernetof Wi-Fi-verbindingen.
❏ Wi-Fi Direct-status
Gee weer of Wi-Fi Direct is in- of uitgeschakeld, en de SSID, het wachtwoord enzovoort voor Wi-Fi
Direct-verbindingen.
❏ Status e-mailserver
Gee de netwerkinformatie voor de e-mailserver weer.
❏ statusvel
Drukt een netwerkstatusblad af. De informatie voor ethernet, Wi-Fi, Wi-Fi Direct enzovoort wordt op 2 of
meer pagina's afgedrukt.
41
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Gerelateerde informatie
& “De gedetailleerde netwerkinformatie controleren op het bedieningspaneel” op pagina 41
Een netwerkverbindingsrapport afdrukken
U kunt een netwerkverbindingsrapport afdrukken om de status tussen de printer en de draadloze router te
controleren.
1.Papier laden.
2.Tik op het startscherm op Instel..
3.Tik op Rapporten > Netwerk.
De verbindingscontrole wordt gestart.
4.Tik op Controlerapport afdrukken.
5.Volg de instructies op het scherm van de printer om het netwerkverbindingsrapport af te drukken.
Als er een fout is opgetreden, controleer dan het netwerkverbindingsrapport en volg de afgedrukte
oplossingen.
Tik op Sluiten.
6.
Gerelateerde informatie
& “Berichten en oplossingen op het netwerkverbindingsrapport” op pagina 43
42
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Berichten en oplossingen op het netwerkverbindingsrapport
Controleer de berichten en foutcodes op het netwerkverbindingsrapport en volg dan de oplossingen.
a. Foutcode
b. Berichten over de netwerkomgeving
Gerelateerde informatie
& “E-1” op pagina 44
& “E-2, E-3, E-7” op pagina 44
& “E-5” op pagina 45
& “E-6” op pagina 45
& “E-8” op pagina 45
& “E-9” op pagina 46
& “E-10” op pagina 46
& “E-11” op pagina 46
& “E-12” op pagina 47
& “E-13” op pagina 47
& “Bericht over de netwerkomgeving” op pagina 48
43
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
E-1
Oplossingen:
❏ Controleer of de ethernetkabel goed is aangesloten op uw printer en op uw hub of een ander netwerkapparaat.
❏ Controleer of uw hub of een ander netwerkapparaat is ingeschakeld.
❏ Als u de printer wilt verbinden via wi, moet u de wi-instellingen opnieuw opgeven omdat dit is
uitgeschakeld.
E-2, E-3, E-7
Oplossingen:
❏ Controleer of uw draadloze router is ingeschakeld.
❏ Controleer of uw computer of apparaat correct is aangesloten op de draadloze router.
❏ Schakel de draadloze router uit. Wacht ongeveer 10 seconden en schakel deze in.
❏ Plaats de printer dichter bij uw draadloze router en verwijder alle eventuele obstakels ertussen.
❏ Als u de SSID handmatig hebt ingevoerd, moet u controleren of deze correct is. Controleer de SSID op het
gedeelte Netwerkstatus op het netwerkverbindingsrapport.
❏ Als een draadloze router meerdere SSID’s
een niet-compatibele frequentie gebruikt, toont de printer deze niet.
❏ Als u een drukknopinstelling gebruikt voor het tot stand brengen van een netwerkverbinding, moet u
controleren of uw draadloze router WPS ondersteunt. U kunt de drukknopinstelling niet gebruiken als uw
draadloze router WPS niet ondersteunt.
❏ Controleer of uw SSID alleen ASCII-tekens (alfanumerieke tekens en symbolen) gebruikt. De printer kan geen
SSID die niet-ASCII-tekens bevat, weergeven.
❏ Zorg dat u uw SSID en wachtwoord kent voordat u verbinding maakt met de draadloze router. Als u een
draadloze router gebruikt met de standaardinstellingen, bevinden de SSID en het wachtwoord zich op het label
op de draadloze router. Als u uw SSID en het wachtwoord niet kent, neemt u contact op met de persoon die de
draadloze routers hee ingesteld of raadpleegt u de documentatie die bij de draadloze router is geleverd.
❏ Als u wilt verbinden met een SSID die is gegenereerd met behulp van de tethering-functie van een smart device,
controleert u de SSID en het wachtwoord in de documentatie die bij het smart device is geleverd.
❏ Als uw wi-verbinding plots wordt verbroken, controleert u de onderstaande voorwaarden. Als een of meer van
deze voorwaarden van toepassing zijn, stelt u uw netwerkinstellingen opnieuw in door de soware van de
volgende website te downloaden en uit te voeren.
http://epson.sn > Instellen
selecteert u de SSID die wordt weergegeven. Wanneer de SSID
hee,
❏ Er is een ander smart device toegevoegd aan het netwerk met behulp van de drukknopinstelling.
❏ Het wi-netwerk is ingesteld met een andere methode dan de drukknopinstelling.
Gerelateerde informatie
“Een computer verbinden” op pagina 25
&
“Wi-Fi-instellingen
&
congureren
op de printer” op pagina 35
44
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
E-5
Oplossingen:
Zorg dat het beveiligingstype van de draadloze router is ingesteld op een van het volgende. Als dat niet het geval is,
wijzigt u het beveiligingstype op de draadloze router en stelt u de netwerkinstellingen van de printer opnieuw in.
❏ WEP-64 bit (40-bits)
❏ WEP-128 bit (104-bits)
❏ WPA PSK (TKIP/AES)
❏ WPA2 PSK (TKIP/AES)
❏ WPA (TKIP/AES)
❏ WPA2 (TKIP/AES)
*WPA PSK wordt ook wel WPA Personal genoemd. WPA2 PSK wordt ook wel WPA2 Personal genoemd.
*
*
E-6
Oplossingen:
❏ Controleer of MAC
printer zodat het niet wordt gelterd. Raadpleeg de documentatie die bij de draadloze router is geleverd voor
details. U kunt het MAC-adres van de printer controleren onder het gedeelte Netwerkstatus in het
netwerkverbindingsrapport.
❏ Als uw draadloze router gebruik maakt van gedeelde vericatie met WEP-beveiliging, moet u controleren of de
vericatiecode
❏ Als het aantal te verbinden apparaten op de draadloze router kleiner is dan het aantal netwerkapparaten dat u
wilt verbinden, gee u de instellingen op de draadloze router op om het aantal te verbinden apparaten te
vermeerderen. Raadpleeg de documentatie die bij de draadloze router is geleverd om instellingen op te geven.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
-adreslter
en index correct zijn.
is uitgeschakeld. Als dit is ingeschakeld, registreert u het MAC-adres van de
E-8
Oplossingen:
❏ Schakel DHCP in op de draadloze router als de instelling IP-adres verkrijgen van de printer is ingesteld op
Automatisch.
❏ Als IP-adres verkrijgen van de printer is ingesteld op Handmatig, is het IP-adres dat u handmatig hebt
ingesteld, ongeldig omdat het buiten bereik (bijvoorbeeld: 0.0.0.0) is. Stel een geldig IP-adres in vanaf het
bedieningspaneel van de printer of met Web Cong.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
45
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
E-9
Oplossingen:
Controleer het volgende.
❏ Apparaten worden ingeschakeld.
❏ U kunt toegang krijgen tot internet en andere computer of netwerkapparaten op hetzelfde netwerk van de
apparaten die u met de printer wilt verbinden.
Als uw printer en netwerkapparaten nog steeds niet worden verbonden nadat u het bovenstaande hebt
gecontroleerd, schakelt u de draadloze router uit. Wacht ongeveer 10 seconden en schakel deze in. Stel dan uw
netwerkinstellingen opnieuw in door het installatieprogramma van de volgende website te downloaden en uit te
voeren.
http://epson.sn > Instellen
Gerelateerde informatie
& “Een computer verbinden” op pagina 25
E-10
Oplossingen:
Controleer het volgende.
❏ Andere apparaten op het netwerk worden ingeschakeld.
❏ Netwerkadressen (IP-adres, subnetmasker en standaard gateway) zijn correct als u IP-adres verkrijgen van de
printer hebt ingesteld op Handmatig.
Stel het netwerkadres opnieuw in als het onjuist is. U kunt het IP-adres, het subnetmasker en de standaard gateway
controleren onder Netwerkstatus in het netwerkverbindingsrapport.
Als DHCP is ingeschakeld, wijzigt u IP-adres verkrijgen van de printer naar Automatisch. Als u IP-adres
handmatig wilt instellen, selecteert u het IP-adres van het gedeelte Netwerkstatus op het
netwerkverbindingsrapport en selecteert u Handmatig op het scherm met de netwerkinstellingen. Stel het
subnetmasker in op [255.255.255.0].
Als uw printer en netwerkapparaten nog steeds niet worden verbonden, schakelt u de draadloze router uit. Wacht
ongeveer 10 seconden en schakel deze in.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
E-11
Oplossingen:
Controleer het volgende.
❏ Het standaard gateway-adres is correct als u de TCP/IP-instelling van de printer instelt op Handmatig.
❏ Het apparaat dat is ingesteld als de standaard gateway, wordt ingeschakeld.
46
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Stel het juiste standaard gateway-adres in. U kunt het standaard gateway-adres controleren onder het gedeelte
Netwerkstatus in het netwerkverbindingsrapport.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
E-12
Oplossingen:
Controleer het volgende.
❏ Andere apparaten op het netwerk worden ingeschakeld.
❏ De netwerkadressen (IP-adres, subnetmasker en standaard gateway) zijn correct als u ze handmatig invoert.
❏ De netwerkadressen voor andere apparaten (subnetmasker en standaard gateway) zijn dezelfde.
❏ Het IP-adres komt niet in
Als uw printer en netwerkapparaten nog steeds niet worden verbonden nadat u het bovenstaande hebt
gecontroleerd, probeert u het volgende.
❏ Schakel de draadloze router uit. Wacht ongeveer 10 seconden en schakel deze in.
❏ Geef de netwerkinstellingen opnieuw op met het installatieprogramma. U kunt dit uitvoeren vanaf de volgende
website.
http://epson.sn > Instellen
❏ U kunt meerdere wachtwoorden registreren op een draadloze router die het WEP-beveiligingstype gebruikt. Als
er meerdere wachtwoorden zijn geregistreerd, moet u controleren of het eerste geregistreerde wachtwoord op de
printer is ingesteld.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
& “Een computer verbinden” op pagina 25
conict
met andere apparaten.
E-13
Oplossingen:
Controleer het volgende.
❏ Netwerkapparaten zoals een draadloze router, hub en router, zijn ingeschakeld.
❏ De TCP/IP-instelling voor netwerkapparaten is niet handmatig opgegeven. (Als de TCP/IP-instelling van de
printer automatisch is ingesteld terwijl de TCP/IP-instelling voor andere netwerkapparaten handmatig wordt
uitgevoerd, kan het netwerk van de printer verschillen van het netwerk voor andere apparaten.)
Als dit nog steeds niet werkt nadat u het bovenstaande hebt gecontroleerd, probeert u het volgende.
❏ Schakel de draadloze router uit. Wacht ongeveer 10 seconden en schakel deze in.
❏ Denieer netwerkinstellingen op de computer die op hetzelfde netwerk als de printer zit met het
installatieprogramma. U kunt dit uitvoeren vanaf de volgende website.
http://epson.sn > Instellen
47
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
❏ U kunt meerdere wachtwoorden registreren op een draadloze router die het WEP-beveiligingstype gebruikt. Als
er meerdere wachtwoorden zijn geregistreerd, moet u controleren of het eerste geregistreerde wachtwoord op de
printer is ingesteld.
Gerelateerde informatie
& “Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen congureren” op pagina 39
& “Een computer verbinden” op pagina 25
Bericht over de netwerkomgeving
BerichtOplossing
*Er zijn meerdere netwerknamen (SSID)
gedetecteerd die overeenstemmen met de
ingevoerde netwerknaam (SSID).
Controleer de netwerknaam (SSID).
De Wi-Fi-omgeving moet worden
verbeterd. Schakel de draadloze router uit
en vervolgens weer in. Als de verbinding
niet verbetert, raadpleegt u de
documentatie voor de draadloze router.
*Er kunnen niet meer apparaten
aangesloten worden. Verwijder een van de
apparaten als u een ander wilt toevoegen.
Dezelfde SSID als Wi-Fi Direct bestaat in de
omgeving. Wijzig de Wi-Fi Direct SSID als u
geen smartapparaat kunt verbinden met
de printer.
Dezelfde SSID kan worden ingesteld op meerdere draadloze routers.
Controleer de instellingen van de draadloze router en wijzig de SSID.
Nadat u de printer dichter bij de draadloze router hebt geplaatst en eventuele
obstakels hebt verwijderd, schakelt u de draadloze router uit. Wacht circa 10
seconden en schakel het toegangspunt weer in. Als de printer nog steeds
geen verbinding maakt, raadpleegt u de documentatie die bij de draadloze
router is meegeleverd.
De computer en de smart-apparaten die tegelijkertijd kunnen worden
verbonden, worden volledig verbonden in de Wi-Fi Direct (eenvoudige AP)
verbinding. Om nog een computer of een ander smart device toe te voegen,
moet u eerst de verbinding van een van de verbonden apparaten verbreken
of een van de verbonden apparaten eerst aansluiten op een ander netwerk.
U kunt het aantal draadloze apparaten die tegelijkertijd kunnen worden
aangesloten en het aantal verbonden apparaten bevestigen door het
netwerkstatusvel of het bedieningspaneel van de printer te controleren.
Ga op het bedieningspaneel van de printer naar het scherm Wi-Fi Direct en
selecteer het menu om de instelling te wijzigen. U kunt de netwerknaam
wijzigen die na DIRECT-XX- volgt. Voer tot 32 tekens in.
Draadloze routers vervangen of toevoegen
Als de SSID verandert doordat een draadloze router wordt vervangen, of als een draadloze router wordt
toegevoegd en een nieuwe netwerkomgeving wordt ingesteld, congureert u de Wi-Fi-instellingen opnieuw.
Gerelateerde informatie
& “De verbindingsmethode met een computer wijzigen” op pagina 48
De verbindingsmethode met een computer wijzigen
Gebruik het installatieprogramma en stel de installatie in met een andere verbindingsmethode.
48
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
❏ Instellen vanaf de website
Open de volgende website en voer de productnaam in. Ga naar Instellen en
http://epson.sn
❏ Instellen met de soware-cd (alleen voor modellen die worden geleverd met een soware-cd en gebruikers die
beschikken over een Windows-computer met een schijfstation).
Plaats de soware-cd in de computer en volg de instructies op het scherm.
De verbindingsmethode wijzigen selecteren
Volg de instructies op het scherm totdat het volgende scherm wordt weergegeven.
Selecteer Breng de verbinding van Printer opnieuw tot stand (voor nieuwe netwerkrouter of om USB tewijzigen naar netwerk, enz.) in het scherm Soware installeren en klik vervolgens op Vo lg e n d e.
congureer
de instellingen.
De netwerkstatus wijzigen naar ethernet op het
bedieningspaneel
Volg de onderstaande stappen om op het bedieningspaneel de netwerkverbinding te wijzigen van Wi-Fi naar
ethernet.
4.Controleer het bericht en sluit vervolgens het scherm.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
5.Verbind de printer met een router met behulp van een ethernet-kabel.
De instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig
toegangspunt) wijzigen
Wanneer een Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt) is ingeschakeld, kunt u de instellingen wijzigen in
> Wi -F i D ir ec t > Start de instelling > Wi j z i g e n en worden de volgende menuopties weergegeven.
De netwerknaam wijzigen (SSID)
Wijzig de netwerknaam (SSID) voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) voor het maken van verbinding met
de printer in een naam naar keuze. U kunt de netwerknaam (SSID) instellen in ASCII-tekens die zijn weergegeven
op het sowaretoetsenbord van het bedieningspaneel.
Wanneer u de netwerknaam (SSID) wijzigt, wordt de verbinding met alle verbonden apparaten verbroken. Gebruik
de nieuwe netwerknaam (SSID) als u opnieuw verbinding wilt maken met het apparaat.
Wachtwoord wijzigen
Wijzig het wachtwoord voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) voor het maken van verbinding met de printer
in een waarde naar keuze. U kunt het wachtwoord instellen in ASCII-tekens die zijn weergegeven op het
sowaretoetsenbord
Wanneer u het wachtwoord wijzigt, wordt de verbinding met alle verbonden apparaten verbroken. Gebruik het
nieuwe wachtwoord als u opnieuw verbinding wilt maken met het apparaat.
Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) uitschakelen
Schakel de instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) van de printer uit. Wanneer u deze optie
uitschakelt, wordt de verbinding verbroken van alle apparaten die via Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) met
de printer zijn verbonden.
Instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) herstellen
Herstel alle instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) naar de standaardwaarden.
De op de printer opgeslagen verbindingsinformatie voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) van het smart
device wordt verwijderd.
Opmerking:
U kunt de volgende instellingen tevens congureren vanaf het tabblad Netwerk > Wi -F i D ir ec t in Web Cong.
van het bedieningspaneel.
❏ Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) in- of uitschakelen
❏ De netwerknaam wijzigen (SSID)
❏ Wacht w oord wij zig e n
❏ De instellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) herstellen
50
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
Wi-Fi uitschakelen op het bedieningspaneel
Wanneer u Wi-Fi uitschakelt, wordt de Wi-Fi-verbinding verbroken.
1.Tik op het startscherm op
2.Selecteer Wi - Fi (a an be vo le n) .
De netwerkstatus wordt weergegeven.
3.
Tik op Instellingen wijzigen.
4.
Selecteer Overige > Wi-Fi uitschakelen.
5.Controleer het bericht en start vervolgens het instellen.
6.Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
7.Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
8.Druk op de knop
.
.
Verbinding Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt)
verbreken vanaf het bedieningspaneel
Opmerking:
Wanneer de Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt) wordt uitgeschakeld, wordt de verbinding voor alle
computers en smart devices die met de printer zijn verbonden in Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt)
verbroken.Als u de verbinding met een speciek apparaat wilt verbreken, doe dit dan op het apparaat in kwestie en niet op
de printer.
1.Tik op het startscherm op .
2.Selecteer Wi - Fi Di re c t .
De Wi-Fi Direct-informatie wordt weergegeven.
3.Tik op Instellingen wijzigen.
4.Selecteer Wi-Fi Direct uitschakelen.
5.Tik op De instellingen uitschakelen.
6.Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
7.Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
51
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
De netwerkinstellingen herstellen op het
bedieningspaneel
U kunt alle netwerkinstellingen terugzetten op de standaardinstellingen.
4.Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
52
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
De printer voorbereiden
Papier laden
Beschikbaar papier en capaciteiten
Opmerking:
Het weergegeven papierformaat verschilt aankelijk van de het stuurprogramma.
Origineel Epson-papier
Epson raadt aan om origineel Epson-papier te gebruiken om afdrukken van hoge kwaliteit te krijgen.
Opmerking:
❏ De beschikbaarheid van papier verschilt per locatie. Neem contact op met Epson Support voor de recentste informatie
over beschikbaar papier in uw omgeving.
❏ Wanneer u afdrukt op origineel Epson-papier op een
afdrukkwaliteitsinstellingen Standaard of Normaal beschikbaar. Ook al laten sommige printerprogramma's u een betere
printkwaliteit kiezen, dan wordt er nog steeds afgedrukt met Standaard of Normaal.
❏ Lees de instructiebladen die bij het papier worden geleverd.
❏ Als u met origineel Epson-papier afdrukken van hoge kwaliteit wilt verkrijgen, gebruikt u het papier in de
omgeving die op de bij het papier geleverde instructiebladen wordt vermeld.
❏ Waaier papier en leg de stapel recht voor het laden. Fotopapier niet waaieren of buigen. Dit kan de afdrukzijde
beschadigen.
❏ Als het papier omgekruld is, maakt u het plat of buigt u het vóór het laden lichtjes de andere kant op. Afdrukken
op omgekruld papier kan papierstoringen of vlekken op de afdruk veroorzaken.
❏ Gebruik geen papier dat golvend, gescheurd, gesneden, gevouwen, vochtig, te dik of te dun is of papier met
stickers op. Het gebruik van deze papiertypen kan papierstoringen of vlekken op de afdruk veroorzaken.
❏ Zorg ervoor dat u papier met lange vezels gebruikt. Als u niet zeker bent welk papiertype u gebruikt, controleer
dan de verpakking van het papier of neem contact op met de fabrikant.
Gerelateerde informatie
& “Printer specicaties” op pagina 236
55
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Papier in de Papiercassette laden
1.Open het papiercassettepaneel (tot de klik).
2.Controleer of de printer niet in werking is en schuif dan de papiercassette naar buiten.
Belangrijk:
c
De papiercassette kan niet worden verwijderd.
56
Gebruikershandleiding
3.Zet de geleiders op de ruimste positie.
De printer voorbereiden
4.Laad papier met de afdrukzijde naar beneden tot dit de achterzijde van de papiercassette raakt.
Belangrijk:
c
Laad niet meer dan het maximale aantal pagina's voor het
❏ 8,5×13 inch
Laad papier met behulp van de lijn.
specieke
papiertype.
57
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
❏ Legal
Laad papier met behulp van de lijn.
5.Schuif de zijgeleiders tegen de randen van het papier aan.
6.Plaats de papiercassette voorzichtig.
7.Sluit het papiercassettepaneel wanneer u papier laadt dat korter is dan A4.
8.Stel op het bedieningspaneel het papierformaat en -type in voor het papier dat u in de papiercassette hebt
geladen. Als het formaat van uw papier niet wordt weergegeven, selecteert u Gebruikergedef..
het instellingenscherm met het papierformaat en -type weer te geven.
❏ Selecteer voor brieoofdpapier Brieoofd als het papiertype.
❏ Als u afdrukt op brieoofdpapier dat smaller is dan de instelling in de printerdriver, kan buiten de randen van het
papier worden afgedrukt. Hierdoor kunnen er inktvlekken op de afdrukken komen en kan zich inkt ophopen in de
printer. Selecteer de juiste papiergrootte.
❏ Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk met
brieoofdpapier.
De afdruksnelheid kan ook afnemen.
58
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
9.Wanneer u visitekaartjespapier laadt, moet u de uitvoerschakelaar omlaag zetten, zodat het papier aan de
voorzijde van de printer wordt uitgeworpen.
Opmerking:
❏ Het wordt ook aangeraden om enveloppen aan de voorzijde van de printer uit te laten werpen.
Gerelateerde informatie
& “Voorzorgsmaatregelen voor papierverwerking” op pagina 55
& “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53
& “Lijst met papiertypen” op pagina 62
& “Enveloppen laden en voorzorgsmaatregelen” op pagina 61
Papier in de Papiertoevoer achter laden
1.Schuif de zijgeleiders naar buiten.
2.Laad één vel papier in het midden van de papiertoevoer achter met de afdrukzijde naar boven.
59
Gebruikershandleiding
❏ Enveloppen
❏ Voorgeperforeerd papier
De printer voorbereiden
Opmerking:
❏ Laad één vel papier zonder perforatorgaten bovenaan en onderaan.
❏ Pas de afdrukpositie van uw bestand aan zodat u niet over de perforatorgaten heen afdrukt.
3.
Schuif de zijgeleiders tegen de randen van het papier aan.
4.Wanneer u dik papier of visitekaartjespapier laadt, moet u de hendel voor de uitvoerwissel omlaag zetten,
zodat het papier aan de voorzijde van de printer wordt uitgeworpen.
60
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Opmerking:
Het wordt ook aangeraden om enveloppen aan de voorzijde van de printer uit te laten werpen.
Opmerking:
❏ Selecteer voor
brieoofdpapier Brieoofd
als het papiertype.
❏ Als u afdrukt op
papier worden afgedrukt. Hierdoor kunnen er inktvlekken op de afdrukken komen en kan zich inkt ophopen in de
printer. Selecteer de juiste papiergrootte.
❏ Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk met brieoofdpapier. De afdruksnelheid kan ook afnemen.
Gerelateerde informatie
& “Voorzorgsmaatregelen voor papierverwerking” op pagina 55
& “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53
& “Enveloppen laden en voorzorgsmaatregelen” op pagina 61
brieoofdpapier
dat smaller is dan de instelling in de printerdriver, kan buiten de randen van het
Enveloppen laden en voorzorgsmaatregelen
Laad enveloppen in het midden van de papiertoevoer achter met de korte zijde eerst en de omslag naar beneden,
en schuif de zijgeleiders naar de randen van de enveloppen.
Laad in de papiercassette enveloppen met de omslag naar beneden en schuif de zijgeleiders naar de randen van de
enveloppen.
61
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
❏ Waaier enveloppen en leg ze recht op elkaar voor het laden.Als de gestapelde enveloppen lucht bevatten, maakt
u ze plat om de lucht eruit te krijgen voordat ze worden geladen.
❏ Gebruik geen omgekrulde of gevouwen enveloppen.Het gebruik van dergelijke enveloppen kan papierstoringen
of vlekken op de afdruk veroorzaken.
❏ Gebruik geen enveloppen met zellevende oppervlakken of vensters.
❏ Vermijd het gebruik van enveloppen die te dun zijn aangezien die kunnen omkrullen tijdens het afdrukken.
Gerelateerde informatie
& “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53
& “Papier in de Papiercassette laden” op pagina 56
Lijst met papiertypen
Selecteer het papiertype dat bij het papier past voor optimale afdrukresultaten.
MedianaamAfdrukmateriaal
BedieningspaneelPrinterstuurprogramma
Epson Bright White Ink Jet PaperGewoon papierGewoon papier
❏ Afgedrukt papier wordt met de afdrukzijde naar beneden in de uitvoerlade uitgeworpen. Voor normaal A4-
papier (van 80 g/m²) kunnen maximaal 100 vellen per keer worden uitgeworpen. Als meer dan 100 vellen
worden uitgevoerd, kan het papier vallen of vastlopen. Verwijder overtollig papier, zodat het maximale aantal
vellen dat kan worden uitgeworpen niet wordt overschreden.
62
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
❏ Wanneer u dik papier of visitekaartjespapier laadt, moet u de uitvoerschakelaar omlaag zetten, zodat papier aan
de voorzijde van de printer wordt uitgeworpen. Het wordt ook aangeraden om enveloppen aan de voorzijde van
de printer uit te laten werpen.
Originelen plaatsen
Plaats de originelen op de scannerglasplaat of de ADF.
Met de ADF kunt u meerdere originelen tegelijkertijd scannen.
Zelfs als het origineel voldoet aan de specicaties voor afdrukmateriaal dat in de ADF kan worden geplaatst, wordt
dit mogelijk niet goed ingevoerd vanuit de ADF of kan de scankwaliteit verminderen, aankelijk van de
papiereigenschappen of -kwaliteit.
Belangrijk:
c
Voer geen foto's of waardevolle kunstwerken in via de ADF. Door verkeerd invoeren kan het origineel kreuken of
beschadigd raken. Scan deze documenten in plaats daarvan op de scannerglasplaat.
Vermijd het gebruik van de volgende originelen in de ADF om storingen te voorkomen. Voor deze typen gebruikt
u de scannerglasplaat.
❏ Originelen die gescheurd, gevouwen, gekreukeld, beschadigd of omgekruld zijn
❏ Originelen met perforatorgaten
❏ Originelen die bijeen worden gehouden met plakband, nietjes, paperclips enz.
❏ Originelen met stickers of labels
❏ Originelen die onregelmatig gesneden zijn of niet in de juiste lijn liggen
63
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
❏ Originelen die aan elkaar gebonden zijn
❏ Transparanten, thermisch papier of doordrukpapier
Originelen op de ADF plaatsen
1.Lijn de randen van het papier uit.
2.
Open de invoerlade van de ADF.
3.Knijp de ADF-zijgeleider in en schuif deze naar buiten.
64
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
4.Plaats de originelen met de afdrukzijde en korte zijde naar boven in de ADF en schuif de ADF-zijgeleider
tegen de originelen.
Belangrijk:
c
❏ Laad de originelen niet tot boven de streep met het driehoekje op de ADF.
❏ Plaats tijdens het scannen geen nieuwe originelen.
Gerelateerde informatie
& “Beschikbare originelen voor de ADF” op pagina 63
Originelen in de ADF plaatsen om ze 2-op-1 te kopiëren
Plaats de originelen in de richting zoals weergegeven in de illustratie en selecteer de instelling voor de afdrukstand.
❏ Liggende originelen: selecteer Liggend op het bedieningspaneel zoals hieronder beschreven.
Plaats de originelen op de ADF in de richting van de pijl.
Originelen op de Scannerglasplaat plaatsen
Let op:
!
Pas bij het sluiten van het documentklep op dat uw vingers niet klem komen te zitten. Anders kunt u zich
verwonden.
Belangrijk:
c
Plaatst u omvangrijke originelen zoals boeken, zorg er dan voor dat er geen extern licht op de scannerglasplaat
schijnt.
1.Open de documentklep.
66
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
2.Gebruik een zachte, droge en schone doek om stof of vlekken van het oppervlak van de scannerglasplaat te
verwijderen.
Opmerking:
Als er stof of vuil op de scannerglasplaat zit, kan het scanbereik worden vergroot om het mee te nemen, waardoor de
aeelding van het origineel kan verschuiven of kleiner kan worden.
3.Plaats het origineel met de bedrukte zijde omlaag en duw het tegen de hoekmarkering.
Opmerking:
❏ De eerste 1,5 mm vanaf de hoek van de scannerglasplaat wordt niet gescand.
❏ Als er originelen in de ADF en op de scannerglasplaat zijn geplaatst, wordt er prioriteit gegeven aan de originelen in
de ADF.
4.Sluit de klep voorzichtig.
Belangrijk:
c
Oefen niet te veel kracht uit op de scannerglasplaat of de documentkap. Deze kunnen anders beschadigd raken.
5.Verwijder de originelen na het scannen.
Opmerking:
Als u de originelen langdurig op de scannerglasplaat laat liggen, kunnen ze aan het oppervlak van het glas kleven.
67
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Een id-kaart plaatsen om te kopiëren
Plaats een id-kaart 5 mm van de hoekmarkering op de scannerglasplaat.
Contactpersonen beheren
Door een lijst met contactpersonen op te slaan kunt u makkelijk bestemmingen invoeren.U kunt tot 100 nummers
invoeren en u kunt de lijst met contactpersonen gebruiken als u een faxnummer invoert.
Contacten registreren of bewerken
1.
Selecteer Fax op het startscherm.
2.Selecteer Contacten.
3.Voer een van de volgende handelingen uit.
❏ Als u een nieuw contact wilt registreren, selecteert u Geg. toev. en vervolgens Contact toevoegen.
❏ Als u een contact wilt bewerken, selecteert
❏ Als u een contact wilt verwijderen, selecteert u
De volgende procedures hoe u niet uit te voeren.
4.Congureer de benodigde instellingen.
Opmerking:
Als u een faxnummer invoert, moet u eerst een externe toegangscode voor het faxnummer invoeren als uw
telefoonsysteem PBX is. Deze toegangscode hebt u nodig om een buitenlijn te krijgen. Als de toegangscode is opgegeven
in de instelling van het Lijntype, voert u een hekje (#) i.p.v. de werkelijke toegangscode in. Om een pauze (drie
seconden) toe te voegen tijdens het bellen van het nummer, voegt u een koppelteken (-) toe.
bij het contact en selecteert u Bewerken.
in het betreende contact en vervolgens Wi s s e n en Ja.
5.
Tik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Tekens invoeren” op pagina 21
Contactgroepen registreren of bewerken
Voeg contactpersonen aan een groep toe om een fax naar meerdere bestemmingen tegelijk te verzenden.
68
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
1.Selecteer Fax op het startscherm.
2.Selecteer Contacten.
3.Voer een van de volgende handelingen uit.
❏ Als u een nieuwe contactgroep wilt registreren, selecteert u Geg. toev. en vervolgens Groep toevoegen.
❏ Als u een contactgroep wilt bewerken, selecteert u
Bewerken.
❏ Als u een contactgroep wilt verwijderen, selecteert u
Wi s s e n en Ja. De volgende procedures hoe u niet uit te voeren.
4.Voer de Groepsnaam en het Indexwoord in of wijzig dit en selecteer vervolgens Contact(en) toegevoegd aande Groep (vereist).
5.Selecteer de contacten die u in de groep wilt registreren en tik vervolgens op Sluiten.
Opmerking:
❏ U kunt tot 99 contactpersonen registreren.
❏ Tik opnieuw op een contact als u de selectie wilt opheen.
6.Tik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Tekens invoeren” op pagina 21
in de
in de
betreende
betreende
contactgroep en vervolgens
contactgroep en vervolgens
Contacten registreren op een computer
Met Web Cong kunt u een contactlijst maken op uw computer en deze importeren naar de printer.
1.Open "Web
2.Selecteer Geavanceerde instellingen in de lijst rechts boven in het venster.
3.Selecteer Contactpersonen.
4.Selecteer het nummer dat u wilt registreren en klik vervolgens op Bewerken.
5.Voer Naam, Indexwoord, Faxnummer en Faxsnelheid in.
6.Klik op To e p as s e n .
Gerelateerde informatie
& “Toepassing voor het congureren van printerbewerkingen (Web Cong)” op pagina 186
& “Webconguratie uitvoeren op een webbrowser” op pagina 186
Cong
".
69
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Items voor het instellen van de bestemming
ItemsInstellingen en toelichting
NaamVoer een naam in die in de contacten wordt weergegeven. Deze mag maximaal
30 tekens bevatten in Unicode (UTF-8).Als u dit niet opgeeft, laat u dit leeg.
IndexwoordVoer zoekwoorden in van maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8).Als u dit niet
opgeeft, laat u dit leeg.
Typ e
FaxnummerVoer hier tussen 1 en 64 tekens in. Gebruik 0–9 - * # en spatie.
FaxsnelheidSelecteer een communicatiesnelheid voor een bestemming.
Dit item is vastgelegd als Fax.Deze instelling kunt u niet wijzigen.
Bestemmingen als groep registreren
1.Open "Web Cong".
2.Selecteer Geavanceerde instellingen in de lijst rechts boven in het venster.
3.
Selecteer Contactpersonen.
4.Selecteer het nummer dat u wilt registreren en klik vervolgens op Bewerken.
5.Voer een Naam en Indexwoord in.
6.Selecteer een groep in Typ e.
7.Klik op Selecteren voor Contact(en) voor Groep.
De beschikbare bestemmingen worden weergegeven.
8.Selecteer de bestemming die u voor de groep wilt registreren en klik vervolgens op Selecteren.
Opmerking:
Bestemmingen kunnen worden geregistreerd voor meerdere groepen.
9.Klik op To e p as s e n .
Gerelateerde informatie
& “Toepassing voor het congureren van printerbewerkingen (Web Cong)” op pagina 186
& “Webconguratie uitvoeren op een webbrowser” op pagina 186
Menuopties voor Instel.
Selecteer in het startscherm van de printer Instel. om de verschillende instellingen te congureren.
70
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Menuopties voor Algemene instellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Algemene instellingen
Basisinstellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Pas de tijdsduur aan voor het inschakelen van de slaapmodus (energiebesparingsmodus) wanneer de
printer geen bewerkingen uitvoert. Het lcd-scherm gaat uit als de ingestelde tijd is verstreken.
Uitschakelingstimer:
Uw product
aankoop.
Selecteer deze instelling om de printer automatisch uit te schakelen als deze gedurende een
vastgestelde periode niet wordt gebruikt. U kunt instellen hoelang het duurt voordat stroombeheer
wordt toegepast. Elke verhoging is van invloed op de energiezuinigheid van het product. Denk aan
het milieu voordat u wijzigingen doorvoert.
mogelijk deze functie of de functie Uitschakelinst.,
hee
aankelijk
van de plaats van
Uitschakelinst.:
Uw product hee mogelijk deze functie of de functie Uitschakelingstimer, aankelijk van de plaats
van aankoop.
❏ Uitschakelen indien inactief
Selecteer deze instelling om de printer automatisch uit te schakelen als deze gedurende een
vastgestelde periode niet wordt gebruikt. Elke verhoging is van invloed op de energiezuinigheid
van het product. Denk aan het milieu voordat u wijzigingen doorvoert.
❏ Uitschakelen indien losgekoppeld
Als u deze instelling selecteert, schakelt de printer na 30 minuten uit als alle poorten, inclusief de
LINE-poort, zijn losgekoppeld. Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, aankelijk van de regio.
Datum/tijd instellen:
❏ Datum/tijd
Voer de actuele datum en tijd in.
❏ Zomertijd
Selecteer de zomertijdinstelling van uw regio.
71
Gebruikershandleiding
❏ Ti j d sv e rs c h il
Voer het tijdverschil in tussen uw plaatselijke tijd en de UTC (Coordinated Universal Time).
Land/regio:
Selecteer het land of de regio waarin u de printer gebruikt. Als u de instelling voor land/regio wijzigt,
worden de standaardinstellingen van de fax herstelt en moet u deze opnieuw selecteren.
Taal/Language:
Selecteer de taal van het lcd-scherm.
Time-out bewerking:
Selecteer Aan om terug te keren naar het beginscherm wanneer gedurende een vastgestelde tijd geen
bewerkingen zijn uitgevoerd.
To et se nb or d:
Wijzig de lay-out van het toetsenbord op het lcd-scherm.
De printer voorbereiden
Gerelateerde informatie
&
“Stroom besparen — Bedieningspaneel” op pagina 78
&
“Tekens invoeren” op pagina 21
Printerinstellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Selecteer het formaat en type papier dat u in de papierbron hebt geplaatst. U kunt Favoriete
papierinstell. congureren in papierformaat en papiertype.
Autom.wisselen A4/Letter:
Selecteer Aan om papier te laden van de papierbron, ingesteld als A4-formaat, wanneer er
geen papierbron ingesteld is als Letter-formaat, of om papier te laden van de papierbron,
ingesteld als Letter-formaat, wanneer er geen papierbron ingesteld is als A4-formaat.
Foutmelding:
Selecteer Aan om foutberichten weer te geven wanneer het geselecteerde papierformaat of type niet overeenkomt met het papier dat is geladen.
Autom. weerg. papierinstelling:
Selecteer Aan om het scherm Papierinstelling weer te geven wanneer u papier in de
papiercassette laadt. Als u deze functie uitschakelt, kunt u niet afdrukken vanaf een iPhone of
iPad met AirPrint.
72
Gebruikershandleiding
Algem. afdrukinst.:
Deze afdrukinstellingen worden toegepast wanneer u afdrukt vanaf een extern apparaat zonder
gebruik te maken van het printerstuurprogramma.
Oset boven:
Hiermee past u de bovenmarge van het papier aan.
Oset links:
Hiermee past u de linkermarge van het papier aan.
Oset boven achter:
Hiermee past u de bovenmarge van het papier voor de achterzijde van de pagina aan bij
dubbelzijdig afdrukken.
Oset links achter:
Hiermee past u de linkermarge van het papier voor de achterzijde van de pagina aan bij
dubbelzijdig afdrukken.
De printer voorbereiden
Controleer papierbreedte:
Selecteer Aan om voor het afdrukken de papierbreedte te controleren. Hierdoor voorkomt u
dat er over de randen van het papier wordt afgedrukt wanneer het papierformaat onjuist is
ingesteld. Het afdrukken kan hierdoor iets langer duren.
Lege pagina overslaan:
Hiermee worden lege pagina's in de afdrukgegevens automatisch overgeslagen.
Auto probleemopl.:
Selecteer een actie bij het optreden van een fout bij dubbelzijdig afdrukken of vol geheugen.
❏ Aan
Hiermee wordt een waarschuwing weergegeven en wordt in de modus voor enkelzijdig afdrukken
afgedrukt wanneer er tijdens dubbelzijdig afdrukken een fout is opgetreden, of worden alleen de
gegevens afgedrukt die de printer
❏ Uit
Er wordt een foutmelding weergegeven en de afdruktaak wordt geannuleerd.
kunnen verwerken toen het geheugen vol was.
hee
Stille modus:
Selecteer Aan om het geluid tijdens het afdrukken te verminderen. De afdruksnelheid kan hierdoor
worden verlaagd. Aankelijk van de door u gekozen instellingen voor het papiertype en de
afdrukkwaliteit, merkt u mogelijk niet veel verschil in het geluid dat de printer produceert.
Droogtijd voor inkt:
Selecteer de droogtijd van de inkt die u wilt gebruiken bij dubbelzijdig afdrukken. De printer drukt
de andere zijde af nadat de ene zijde is afgedrukt. Als uw afdruk is gevlekt, verhoogt u de
tijdsinstelling.
PC-verbinding via USB:
Selecteer Inschakelen om de computer toegang te geven tot de printer wanneer deze via USB is
verbonden. Wanneer Uitschakelen wordt geselecteerd, worden afdruktaken en scantaken die niet via
een netwerkverbinding gaan beperkt.
73
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Netwerkinstellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Congureer de instellingen voor de draadloze netwerkverbinding of wijzig deze. Kies uit de volgende
opties de gewenste verbindingsmethode en volg de instructies op het lcd-scherm.
❏ Wi-Fi (aanbevolen)
❏ Wi -F i D ire ct
Bekabelde LAN-installatie:
Stel een netwerkverbinding in die gebruikmaakt van een LAN-kabel en een router, of wijzig deze.
Wanneer deze functie wordt gebruikt, zijn Wi-Fi-verbindingen uitgeschakeld.
Netwerkstatus:
Hiermee worden de actuele netwerkinstellingen weergegeven of afgedrukt.
❏ Status vast netwerk/Wi-Fi
❏ Wi-Fi Direct-status
❏ statusvel
Controle van netwerkverbinding:
Hiermee controleert u de huidige netwerkverbinding en drukt u een rapport af. Als er problemen zijn
met de verbinding, kunt u het rapport raadplegen om het probleem te verhelpen.
Geavanceerd:
Geef de volgende gedetailleerde instellingen op.
❏ Apparaatnaam
❏ TCP/IP
❏ Proxy-server
❏ IPv6-adres
❏ link Speed & Duplex
Gerelateerde informatie
& “Wi-Fi-instellingen congureren door de SSID en het wachtwoord in te voeren” op pagina 35
& “Wi-Fi-instellingen congureren via de drukknopinstelling (WPS)” op pagina 36
& “Wi-Fi-instellingen congureren via de pincode-instelling (WPS)” op pagina 38
& “Verbindingsinstellingen voor Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) congureren” op pagina 38
& “Een netwerkverbindingsrapport afdrukken” op pagina 42
& “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 41
& “De netwerkstatus wijzigen naar ethernet op het bedieningspaneel” op pagina 49
& “Geavanceerde netwerkinstellingen maken” op pagina 39
74
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Webservice-instellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Gee aan of de printer geregistreerd en verbonden is met Epson Connect.
Als u zich wilt aanmelden bij de service, selecteert u Registreren en volgt u de instructies.
Wanneer u de printer hebt geregistreerd, kunt u de volgende instellingen wijzigen.
❏ Onderbreken/hervatten
❏ Registratie
Raadpleeg voor meer informatie de volgende website.
https://www.epsonconnect.com/
http://www.epsonconnect.eu (alleen Europa)
opheen
Afdrukservices van Google Cloud:
Gee aan of de printer geregistreerd en verbonden is met Google Cloud Print-services.
Wanneer u de printer hebt geregistreerd, kunt u de volgende instellingen wijzigen.
❏ Inschakelen/Uitschakelen
❏ Registratie opheen
Ga voor meer informatie over het registreren bij Google Cloud Print-services naar de volgende website.
https://www.epsonconnect.com/
http://www.epsonconnect.eu (alleen Europa)
Gerelateerde informatie
& “Afdrukken via een netwerkservice” op pagina 196
Faxinstellingen
Selecteer het menu op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen
Zie de gerelateerde informatie hieronder.
Gerelateerde informatie
& “Menuopties voor Faxinstellingen” op pagina 90
Menuopties voor Onderhoud
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
75
Gebruikershandleiding
Instel. > Onderhoud
PrintkopControle spuitm.:
Selecteer deze functie om te controleren of de spuitkanaaltjes van de printkop verstopt zijn. De
printer drukt een spuitkanaaltjespatroon af.
Printkop reinigen:
Selecteer deze functie om verstopte spuitkanaaltjes in de printkop te reinigen.
Krachtige reiniging:
Selecteer deze functie om alle inkt in het inktbuisje te vervangen. Hierbij wordt meer inkt gebruikt
dan bij normaal reinigen. Zie de “Gerelateerde informatie” hieronder voor meer informatie over deze
functie.
Printkop uitlijnen:
Selecteer deze functie om de printkop bij te stellen om de afdrukkwaliteit te verbeteren.
De printer voorbereiden
❏ Ve rt ica le uit lijn in g
Selecteer deze functie als uw afdrukken wazig zijn of als tekst en lijnen niet goed zijn uitgelijnd.
❏ Horizontale uitlijning
Selecteer deze functie als zich op uw afdrukken op regelmatige afstand horizontale strepen
bevinden.
Inktniveau resetten:
Selecteer deze functie om het inktniveau te resetten naar 100% wanneer de inkttank is bijgevuld.
Resterende capaciteit Onderhoudsset:
Gee de geschatte levensduur van de onderhoudscassette weer. Als wordt weergegeven, is de
onderhoudscassette bijna vol. Als
wordt weergegeven, is de onderhoudscassette vol.
Papiergeleider reinigen:
Selecteer deze functie als zich op de interne rollen inktvlekken bevinden. De printer voert papier in
om de interne rollen te reinigen.
Gerelateerde informatie
&
“De printkop reinigen (Printkop reinigen)” op pagina 172
&
“Extra sterke reiniging uitvoeren op de printkop — (Krachtige reiniging)” op pagina 173
& “De printkop uitlijnen” op pagina 175
& “De inkttank bijvullen” op pagina 164
& “Het papiertraject vrijmaken van inktvlekken” op pagina 176
Menuopties voor Statusv.afdrukk.
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Statusv.afdrukk.
76
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Statusblad
Statusblad voorraad:
Blad gebruiksgeschiedenis:
conguratie
Hiermee drukt u informatiebladen af met de actuele status en instellingen van de printer.
Hiermee drukt u informatiebladen af met de status van de verbruiksaccessoires.
Hiermee drukt u informatiebladen af met de gebruiksgeschiedenis van de printer.
:
Menuopties voor Afdrukteller
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Afdrukteller
Gee het totale aantal afdrukken, inclusief items zoals het statusblad, weer vanaf het moment waarop u de printer
hebt aangescha.
Menuopties voor Rapporten
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Rapporten
Hiermee controleert u de huidige verbindingsstatus voor de volgende menu's en drukt u een rapport af.
❏ Netwerk
❏ Fax
Menuopties voor Gebruikersinstellingen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Gebruikersinstellingen
U kunt de standaardinstelling wijzigen van de volgende menu's.
❏ Kopiëren
❏ Scan naar computer
❏ Scan naar cloud
❏ Fax
Menuopties voor Standaardinst. herstellen
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Standaardinst. herstellen
77
Gebruikershandleiding
De printer voorbereiden
Hiermee zet u de volgende menu's terug op de standaardwaarden.
❏ Netwerkinstellingen
❏ Kopieerinstellingen
❏ Scaninstellingen
❏ Faxinstellingen
❏ Alle gegevens en instellingen wissen
Menuopties voor Firmware-update
Selecteer de menu's op het bedieningspaneel zoals hierna beschreven.
Instel. > Firmware-update
Bijwerken:
Hiermee controleert u of er een nieuwe versie van de
update beschikbaar is, kunt u aangeven of de update mag worden uitgevoerd.
Melding:
Selecteer Aan om een melding te ontvangen als er een rmware-update beschikbaar is.
rmware
op de netwerkserver staat. Als er een
Stroom besparen
De printer gaat in slaapstand of gaat automatisch uit als er een bepaalde tijd geen handelingen worden verricht. U
kunt instellen hoelang het duurt voordat stroombeheer wordt toegepast. Elke verhoging is van invloed op de
energiezuinigheid van het product. Denk aan het milieu voordat u wijzigingen doorvoert.
Aankelijk van de plaats van aankoop, kan de printer een functie hebben voor het automatisch uitschakelen als
het apparaat gedurende 30 minuten niet is verbonden met het netwerk.
Opmerking:
Uw product hee mogelijk de functie Uitschakelinst. of Uitschakelingstimer, aankelijk van de plaats van aankoop.
❏ Selecteer Slaaptimer of Uitschakelinst. > Uitschakelen indien inactief of Uitschakelen indien
losgekoppeld en maak dan de instellingen.
❏ Selecteer Slaaptimer of Uitschakelingstimer en stel dan de instellingen in.
78
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Faxinstellingen
Voordat u faxfuncties gebruikt
Stel de volgende instellingen in om de faxfuncties te gebruiken.
❏ Sluit de printer aan op de telefoonlijn en, indien nodig, op een telefoon
❏ Vo lto oi d e Wi z ar d f a xi ns te ll in g, dit is nodig om de basisinstellingen te voltooien.
Geef desgewenst de volgende instellingen op.
❏ Contacten registratie
❏ Gebruikersinstellingen die standaardwaarden bepalen voor de menu-items Fax
❏ Rapportinstellingen om rapporten af te drukken wanneer faxen zijn verzonden of ontvangen
Gerelateerde informatie
& “Aansluiten op een telefoonlijn” op pagina 79
& “De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard faxinstelling)” op
pagina 83
& “Individuele instellingen instellen voor de faxfuncties van de printer” op pagina 85
& “Menuopties voor Faxinstellingen” op pagina 90
& “Netwerkinstellingen” op pagina 23
& “Contactpersonen beheren” op pagina 68
& “Menuopties voor Gebruikersinstellingen” op pagina 77
& “Menu Rapportinstellingen” op pagina 92
Aansluiten op een telefoonlijn
Compatibele telefoonlijnen
U kunt de printer gebruiken via standaard analoge telefoonlijnen (PSTN = Public Switched Telephone Network) en
PBX (Private Branch Exchange) telefoonsystemen.
U kunt de printer mogelijk niet gebruiken via de volgende telefoonlijnen of systemen.
❏ VoIP telefoonlijnen zoals DSL of glasvezellijnen
❏ Digitale telefoonlijnen (ISDN)
❏ Bepaalde PBX telefoonsystemen
❏ Als er tussen de telefooncontactdoos in de muur en de printer adapters zoals terminaladapters, VoIP adapters,
splitters of DSL routers aangesloten zijn
79
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
De printer aansluiten op een telefoonlijn
Sluit de printer aan op een telefooncontactdoos via een RJ-11 (6P2C)-telefoonkabel. Als u een telefoon aansluit op
de printer, dient u een tweede RJ-11 (6P2C)-telefoonkabel te gebruiken.
Aankelijk van de regio wordt er mogelijk een telefoonkabel bij de printer geleverd. Als deze meegeleverd is,
gebruik deze dan.
U moet de telefoonkabel mogelijk aansluiten op een adapter voor uw land of regio.
Opmerking:
Verwijder de dop van de poort EXT. van de printer alleen als u uw telefoontoestel op de printer aansluit. Verwijder de dop
niet als u geen telefoon aansluit.
In gebieden waar vaak blikseminslagen optreden raden we aan om een piekbeveiliging te gebruiken.
Aansluiten op een standaard telefoonlijn (PSTN) of PBX
Sluit een telefoonkabel aan tussen de muurcontactdoos of PBX-poort naar de LINE poort aan de achterzijde van
de printer.
Aansluiten op DSL of ISDN
Sluit een telefoonkabel aan tussen de DSL-modem of ISDN terminaladapter naar de LINE-poort aan de achterzijde
van de printer. Raadpleeg de documentatie van de modem of adapter voor meer informatie.
80
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Opmerking:
Als uw DSL modem niet uitgerust is met een ingebouwde DSL lter, sluit dan een aparte DSL lter aan.
Uw telefoontoestel aansluiten op de printer
Als u de printer en uw telefoontoestel op een enkele telefoonlijn gebruikt, sluit dan de telefoon aan op uw printer.
Opmerking:
❏ Als uw telefoontoestel een faxfunctie hee, schakel deze dan uit.Raadpleeg de handleidingen van het telefoontoestel voor
meer informatie.
❏ Als u een antwoordapparaat aansluit, moet u ervoor zorgen dat de instelling Overgaan voor antwoorden van de printer
hoger is dan het aantal beltonen van uw antwoordapparaat dat is ingesteld voor het beantwoorden van een oproep.
1.Verwijder het beschermkapje van de EXT.-poort aan de achterzijde van de printer.
81
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
2.Sluit het telefoontoestel met een telefoonkabel aan op de EXT.-poort.
Opmerking:
Als u een enkele telefoonlijn deelt, zorg er dan voor dat u uw telefoontoestel aansluit op de EXT.-poort van de
printer.Als u de lijn splitst om de telefoon en de printer afzonderlijk aan te sluiten, werken de telefoon en de printer niet
goed.
3.Selecteer Fax op het startscherm.
4.Neem de hoorn van de haak.
x
De verbinding wordt gemaakt wanneer
(Ve r ze n d en ) is ingeschakeld zoals in het volgende scherm.
Gerelateerde informatie
& “De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard faxinstelling)” op
pagina 83
& “Instellingen voor het gebruik van een antwoordapparaat congureren” op pagina 87
& “Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een aangesloten telefoon (Extern
ontvangen)” op pagina 87
82
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
& “De instelling Ontvangstmodus” op pagina 85
De printer klaarmaken voor het verzenden en
ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard
faxinstelling)
Wi z ar d f ax in st e l li ng congureert de standaard faxfuncties om de printer kaar te maken voor het verzenden en
ontvangen van faxen.
De wizard wordt automatisch weergegeven wanneer de printer voor de eerste keer wordt ingeschakeld. U kunt de
wizard handmatig weergeven vanaf het bedieningspaneel van de printer. U moet de wizard opnieuw uitvoeren in
het geval dat de wizard wordt overgeslagen wanneer de printer voor het eerst wordt ingeschakeld of wanneer de
verbindingsomgeving is gewijzigd.
❏ De onderstaande items kunt u instellen via de wizard.
❏ Koptekst (Uw telefoonnummer en Koptekst fax)
❏ Ontvangstmodus (Auto of Handmatig)
❏ De onderstaande items worden automatisch ingesteld overeenkomstig de verbindingsomgeving.
❏ Kiesmodus (zoals To o n of Puls)
❏ Lijntype (PSTN of PBX)
❏ Kiestoondetectie
❏ Distinctive Ring Detection (DRD)-instelling
❏ Andere items in Basisinstellingen blijven ongewijzigd.
Start Wizard faxinstelling voor het uitvoeren van Basisinstellingen, waarbij u de instructies op het scherm volgt.
1.Zorg ervoor dat de printer is verbonden met de telefoonlijn.
Opmerking:
Omdat op het einde van de wizard een automatische faxverbindingscontrole wordt uitgevoerd, moet u de printer
aansluiten op een telefoonlijn alvorens de wizard te starten.
2.
Selecteer Instel. in het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
3.
Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Wiz ar d f ax in st el li ng .
4.Controleer het bericht dat op het scherm wordt weergegeven en selecteer Doorg..
De wizard start.
5.Voer op het invoerscherm voor de koptekst van de fax uw afzendernaam in, bijvoorbeeld de naam van uw
bedrijf, en selecteer OK.
Opmerking:
Uw afzendernaam en uw faxnummers verschijnen als koptekst op uitgaande faxen.
6.Voer op het invoerscherm voor het telefoonnummer uw faxnummer in en selecteer OK.
83
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
7.Op het Distinctive Ring Detection (DRD)-instelling scherm congureert u de volgende instellingen.
❏ Als u zich bij uw telecomprovider hebt ingeschreven op een dienst met specieke beltonen, selecteert u
Instellingen en selecteert u de beltoon voor inkomende faxen.
- Als u Alles selecteert, gaat u verder naar stap 8.
- Als u een andere instelling selecteert, wordt Ontvangstmodus automatisch ingesteld op Auto. Ga naar
stap 10.
❏ Als u deze optie niet hoe in te stellen, selecteert u Overslaan en gaat u verder naar stap 10.
Opmerking:
❏ Specieke beltoondiensten, die door veel telecombedrijven worden aangeboden (dienstnaam verschilt per bedrijf),
bieden de mogelijkheid om meerdere telefoonnummers op één lijn te hebben. Elk nummer krijgt dan een specieke
beltoon toegewezen. U kunt dan een nummer gebruiken voor telefoongesprekken en een ander nummer voor faxen.
Selecteer de beltoon voor faxen in DRD.
❏ Aankelijk van de regio worden Aan en Uit weergegeven als de opties DRD. Selecteer Aan om specieke beltonen
te gebruiken.
8.Op het scherm Inst.ontvangstmodus selecteert u of u een telefoontoestel gebruikt dat op de printer
aangesloten is.
❏ Wanneer verbinding bestaat, selecteert u Ja en gaat u naar de volgende stap.
❏ Wanneer geen verbinding bestaat, selecteert u Nee en gaat u verder naar stap 10. Ontvangstmodus is
ingesteld op Auto.
9.Op het scherm Inst.ontvangstmodus selecteert u of u faxberichten automatisch wenst te ontvangen.
❏ Wanneer u automatisch wilt ontvangen, selecteert u Ja. Ontvangstmodus is ingesteld op Auto.
❏ Wanneer u handmatig wilt ontvangen, selecteert u Nee. Ontvangstmodus is ingesteld op Handmatig.
10. Controleer de instellingen die op het bevestigingsscherm worden weergegeven en selecteer vervolgens Doorg..
Selecteer
om de instellingen te corrigeren of wijzigen.
11. Op het scherm Faxaansluiting contr. selecteert u Controle starten om de faxverbindingscontrole uit te
voeren. Wanneer u via een bericht op het scherm wordt gevraagd om het controleresultaat af te drukken,
selecteert u Afdrukken.
Een rapport met de resultaten van de verbindingscontrole wordt afgedrukt.
Opmerking:
❏ Als er fouten gemeld worden, volg dan de instructies op het rapport om ze te corrigeren.
❏ Indien het scherm Lijntype kiezen weergegeven wordt, selecteer dan het lijntype.
- Als u de printer aansluit op een PBX-telefoonsysteem of terminaladapter selecteert u PBX.
- Wanneer u de printer aansluit op een standaard telefoonlijn, selecteert u PSTN en vervolgens Uitschakelen op het
scherm Bevestiging dat wordt weergegeven. Maar als deze instelling opgeslagen wordt als Uitschakelen wordt het
eerste cijfer van een faxnummer mogelijk overgeslagen waardoor het bericht naar een foutief nummer verzonden
wordt.
Gerelateerde informatie
& “De printer aansluiten op een telefoonlijn” op pagina 80
& “De instelling Ontvangstmodus” op pagina 85
& “Instellingen voor het gebruik van een antwoordapparaat congureren” op pagina 87
84
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
& “Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een aangesloten telefoon (Extern
ontvangen)” op pagina 87
& “Menu Basisinstellingen” op pagina 92
Individuele instellingen instellen voor de faxfuncties
van de printer
U kunt de faxfuncties van de printer individueel congureren met behulp van het conguratiepaneel van de
printer. De instellingen die middels de Wi z ar d f ax in st el l i ng zijn gecongureerd, kunnen ook worden gewijzigd.
Raadpleeg voor meer informatie de omschrijvingen van het menu Faxinstellingen.
Gerelateerde informatie
& “Menuopties voor Faxinstellingen” op pagina 90
De instelling Ontvangstmodus
In Ontvangstmodus zijn er twee mogelijkheden voor het ontvangen van inkomende faxen. U kunt de instellingen
in het onderstaande menu congureren.
HandmatigHoofdzakelijk voor bellen, maar ook voor faxen
AutoAlleen voor faxen (een extern telefoonapparaat is niet vereist)
Hoofdzakelijk voor faxen, maar soms ook voor bellen
Gerelateerde informatie
& “Handmatig-modus gebruiken” op pagina 85
& “Auto-modus gebruiken” op pagina 86
& “Menu Basisinstellingen” op pagina 92
Handmatig-modus gebruiken
Faxberichten ontvangen
Wanneer de telefoon overgaat, kunt u de oproep handmatig beantwoorden door de handset op te nemen.
❏ Wanneer u een faxtoon hoort (baud):
Selecteer Fax op het startscherm van de printer Verzenden/ Ontvangen > Ontvangen en tik vervolgens op
Hang vervolgens de handset op.
❏ Als het overgaan voor een spraakoproep is:
U kunt de oproep normaal beantwoorden.
85
x
.
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Faxen ontvangen met alleen een aangesloten telefoon
Wa nn ee r Extern ontvangen is ingesteld, kunt u faxen ontvangen door de Startcode in te voeren.
Als de telefoon rinkelt, neem de hoorn van de haak. Als u een faxtoon (baud) hoort, voert u de tweecijferige
Startcode in en hangt u de handset op.
Gerelateerde informatie
& “Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een aangesloten telefoon (Extern
ontvangen)” op pagina 87
Auto-modus gebruiken
Faxen ontvangen zonder extern telefoontoestel
De printer schakelt automatisch over naar het ontvangen van faxen wanneer het nummer dat wordt gebeld zo vaak
is overgegaan als u hebt ingesteld in Overgaan voor antwoorden.
Opmerking:
Het wordt aanbevolen voor de instelling Overgaan voor antwoorden een zo laag mogelijke waarde in te stellen.
Faxen ontvangen met een extern telefoontoestel
Een printer zonder extern telefoontoestel werkt als volgt.
❏ Als uw telefoon het antwoordapparaat is en wanneer dit de oproep beantwoordt binnen het aantal keer
overgaan dat is ingesteld in Overgaan voor antwoorden:
- Als het overgaan voor een faxoproep is: de printer schakelt automatisch naar de modus voor het ontvangen
van faxen.
- Als het overgaan voor een spraakoproep is: het antwoordapparaat kan spraakoproepen ontvangen en
spraakberichten opnemen.
❏ Wanneer u de handset opneemt binnen het aantal keer overgaan dat is ingesteld in Overgaan voor
antwoorden:
- Als het overgaan voor een faxoproep is: u kunt de fax ontvangen via dezelfde stappen als voor Handmatig.
- Als het overgaan voor een spraakoproep is: u kunt de oproep normaal beantwoorden.
❏ Als de printer automatisch overschakelt naar het ontvangen van faxen:
- Als het overgaan voor een faxoproep is: de printer ontvangt de fax.
- Als het overgaan voor een spraakoproep is: u kunt de oproep niet beantwoorden. Vraag of de beller u
terugbelt.
Opmerking:
Stel de instellingen voor Overgaan voor antwoorden in op een hoger aantal dan het aantal voor het antwoordapparaat.
Anders kan het antwoordapparaat geen berichten ontvangen. Raadpleeg de bij het antwoordapparaat meegeleverde
handleiding voor informatie over het instellen van het antwoordapparaat.
Gerelateerde informatie
&
“Instellingen voor het gebruik van een antwoordapparaat congureren” op pagina 87
&
“Handmatig-modus gebruiken” op pagina 85
86
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
Instellingen voor een extern telefoontoestel congureren
Instellingen voor het gebruik van een antwoordapparaat congureren
Om een antwoordapparaat te kunnen gebruiken, moet u de printer correct instellen.
1.Selecteer Instel. op het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
Stel de Overgaan voor antwoorden in op een hoger aantal dan het aantal voor het antwoordapparaat.
4.
Als Overgaan voor antwoorden is ingesteld op een lager aantal dan het aantal keer dat het antwoordapparaat
overgaat, kan het antwoordapparaat geen spraakoproepen ontvangen om spraakberichten vast te leggen.
Raadpleeg de handleidingen van het antwoordapparaat voor meer informatie.
De instelling Overgaan voor antwoorden van de printer wordt aankelijk van de regio mogelijk niet
weergegeven.
Gerelateerde informatie
& “Auto-modus gebruiken” op pagina 86
& “Menu Basisinstellingen” op pagina 92
Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een
aangesloten telefoon (Extern ontvangen)
U kunt inkomende faxen ontvangen door alleen maar de handset op te nemen en de telefoon te bedienen. U hoe
de printer helemaal niet te bedienen.
De functie Extern ontvangen is beschikbaar voor telefoontoestellen die tonen kunnen zenden.
1.
Selecteer Instel. in het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
3.Stel de voorwaarde in voor het blokkeren van ongewenste faxen.
Selecteer Weigeringsfax en schakel de volgende opties in.
❏ Lijst geweigerde nummers: weiger faxen van afzenders in de lijst met geblokkeerde nummers.
❏ Blanco koptekst fax geblokkeerd: weiger faxen zonder koptekstinformatie.
❏ Niet geregistreerde contacten: weiger faxen van afzenders die niet zijn toegevoegd aan de lijst met
contacten.
4.Tik op
5.Als u de Lijst geweigerde nummersgebruikt, selecteert u Lijst geweigerde nummers bewerken en bewerkt u
vervolgens de lijst.
Gerelateerde informatie
& “Menu Basisinstellingen” op pagina 92
om terug te keren naar het scherm Weigeringsfax.
Instellingen congureren voor het opslaan van ontvangen faxen
De printer is standaard ingesteld om ontvangen faxen af te drukken. Naast het afdrukken, kunt u de printer ook
instellen om ontvangen faxen op te slaan.
❏ Postvak IN in de printer
U kunt ontvangen faxen opslaan in het Postvak IN. U kunt ze bekijken op het bedieningspaneel van de printer,
zodat u alleen de faxen kunt afdrukken die u wilt en de onnodige faxen kunt verwijderen.
❏ Een computer (PC-FAX-ontvangst)
Buiten de printer
De bovenstaande functies kunnen tegelijk worden gebruikt. Als u ze allemaal samen gebruikt, worden ontvangen
documenten opgeslagen in het Postvak IN en op een computer. Als u ontvangen faxen wilt opslaan op een
computer, stelt u de instellingen in met FAX Utility.
3.Als een bevestigingsbericht wordt weergegeven, bevestigt u dit en tikt u vervolgens op OK.
4.Selecteer Opslaan in postvak IN.
5.Tik op Opslaan in postvak IN om deze optie in te stellen op Aan.
88
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
6.Selecteer Opties wanneer het geheugen vol is en selecteer de optie die moet worden gebruikt wanneer het
Postvak IN vol is.
❏ Faxen ontvangen en afdrukken: De printer drukt alle ontvangen documenten af die niet in het Postvak IN
kunnen worden opgeslagen.
❏ Binnenkomende faxen weigeren: De printer beantwoordt geen binnenkomende faxoproepen.
7.
U kunt een wachtwoord instellen voor het Postvak IN. Selecteer Inst. wachtwoord postvak en stel vervolgens
het wachtwoord in.
Opmerking:
U kunt geen wachtwoord instellen wanneer Opties wanneer het geheugen vol is is ingesteld op Faxen ontvangen en
afdrukken.
Gerelateerde informatie
& “Menu Faxuitvoer” op pagina 91
Instellingen instellen om faxen te verzenden en ontvangen op een
computer
Als u faxen wilt verzenden en ontvangen op een computer, moet FAX Utility zijn geïnstalleerd op de computer die
via een netwerk of USB-kabel is verbonden.
Stel de instelling Opslaan op computer in om faxen te ontvangen
U kunt faxen ontvangen op een computer door de FAX Utility te gebruiken. Installeer FAX Utility op de computer
en stel de instelling in. Zie Basisbediening in de help van FAX Utility (weergegeven in het startscherm) voor meer
informatie.
De onderstaande instelling op het bedieningspaneel van de printer is ingesteld op Ja, en de ontvangen faxen
kunnen op de computer worden opgeslagen.
Selecteer Fax-aansl. controleren om te controleren of de printer is aangesloten op de telefoonlijn en klaar voor de
faxtransmissie. U kunt het resultaat afdrukken en controleren op een normaal vel papier van A4-formaat.
Wizard faxinstelling
U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Automatisch beperkenHiermee drukt u ontvangen faxen van groot formaat af, verkleind tot het papier in de
papierbron. Naargelang de ontvangen gegevens is dit soms niet mogelijk. Als deze functie
uitgeschakeld is, worden grote documenten op hun oorspronkelijke grootte afgedrukt op
meerdere pagina's, of wordt er mogelijk een tweede lege pagina uitgeworpen.
Instellingen Pagina's
splitsen
Autom. draaienHiermee draait u een liggend ontvangen faxbericht van A5-formaat zodat het op de papier van
Hiermee drukt u ontvangen faxen gesplitst af wanneer het formaat van het ontvangen
document groter is dan het papier dat in de printer is geladen.
A5-formaat wordt afgedrukt. Deze instelling wordt toegepast wanneer A5-formaat is ingesteld
in Instel. > Algemene instellingen > Printerinstellingen > Instellingen papierbron >
Papierinstelling > Papierformaat.
Als u Uit selecteert, worden faxen van liggend A5-formaat, dezelfde breedte als staande
documenten van A4-formaat, gezien en afgedrukt als faxen van A4-formaat.
Ontvangstinformatie
toevoegen
DubbelzijdigHiermee drukt u meerdere pagina's van ontvangen documenten dubbelzijdig af.
Drukt ontvangstinformatie af op de ontvangen fax, zelfs als de verzender geen
koptekstinformatie heeft ingesteld. De ontvangstinformatie omvat de datum en het tijdstip van
ontvangst, de ontvangst-id en het paginanummer (bijv. “P1”). Wanneer Instellingen Pagina's
splitsen is ingeschakeld, wordt het nummer van de gesplitste pagina ook afgedrukt.
91
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
ItemBeschrijving
Timing start afdrukSelecteer opties om de ontvangen faxen af te drukken.
❏ Alle ontvangen pagina’s: het afdrukken wordt gestart nadat alle pagina's zijn ontvangen. Of
het afdrukken wordt gestart vanaf de eerste of de laatste pagina, is afhankelijk van de
instelling van de functie Sorteerstapel. Zie de uitleg voor Sorteerstapel.
❏ Eerste pagina ontvangen: het afdrukken wordt gestart nadat de eerste pagina is ontvangen.
De pagina's worden afgedrukt in de volgorde waarin ze worden ontvangen. Als de printer
niet kan beginnen met afdrukken, bijvoorbeeld omdat een andere taak wordt afgedrukt,
drukt de printer de ontvangen pagina's in batch af zodra deze beschikbaar is.
SorteerstapelOmdat de eerste pagina als laatste wordt afgedrukt (uitvoer bovenop), worden de afgedrukte
documenten in de juiste paginavolgorde gestapeld. Als het geheugen van de printer bijna vol is,
is deze functie mogelijk niet beschikbaar.
Tijd uitstellen afdr.
Stille modusVermindert het geluid dat de printer maakt tijdens het afdrukken van faxen. De afdruksnelheid
❏ Tijd uitstellen afdr.: tijdens de tijdsperiode die u hebt aangegeven van Tij d tot stop. tot
Herstarttijd invoeren, slaat de printer de ontvangen documenten op in het geheugen van
de printer, zonder ze af te drukken. Deze functie kan worden gebruikt om 's nachts het
lawaai te beperken of om te voorkomen dat vertrouwelijke documenten worden afgedrukt
als u afwezig bent. Zorg ervoor dat er voldoende geheugen vrij is alvorens u deze functie
gebruikt. Wanneer u dit instelt op Uit, kunt u de ontvangen documenten afdrukken nog
voor de herstarttijd.
❏ Tijd tot stop.: hiermee wordt het afdrukken van documenten gestopt.
❏ Herstarttijd invoeren: hiermee wordt het afdrukken automatisch opnieuw gestart.
wordt echter mogelijk verlaagd.
Menu Rapportinstellingen
U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Drukt automatisch het faxlogboek af. Selecteer Aan (elke 30) om een logboek af te drukken na
elke 30 voltooide faxtaken. Selecteer Aan (tijd) om het logboek af te drukken op een
opgegeven tijdstip. Als er echter meer dan 30 faxtaken zijn geweest, wordt het logboek
afgedrukt voordat de tijd verstreken is.
Afbeelding aan rapport
bevestigen
Rapportindeling
Drukt een Rapport transmissie af met een afbeelding van de eerste pagina van het verzonden
document. Selecteer Aan (grote afbeelding) om het bovenste deel van de pagina af te
drukken zonder te verkleinen. Selecteer Aan (kleine afbeelding) om de hele pagina verkleind
af te drukken zodat deze in het rapport past.
Selecteer een opmaak voor faxrapporten in Fax > Meer > Faxverslag, m.u.v. Protocol traceren.
Selecteer Detail om af te drukken met foutcodes.
Menu Basisinstellingen
U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
ECMCorrigeert automatisch de fouten in faxen (modus Foutcorrectie), meestal veroorzaakt door
KiestoondetectieDetecteert een kiestoon alvorens het nummer te bellen. Als de printer aangesloten is op een
KiesmodusSelecteer het telefoonsysteemtype waarop u de printer hebt aangesloten. Als deze ingesteld is
LijntypeSelecteer het telefoonlijntype waarop u de printer hebt aangesloten.
Selecteer de verzendsnelheid van de fax. We raden aan om Langz.(9.600 b/s) te selecteren als
er regelmatig een communicatiefout optreedt, wanneer u berichten zendt/ontvangt naar/
vanuit het buitenland, of wanneer u een IP-service (VoIP) gebruikt.
storingen op de telefoonlijn. Als deze functie is uitgeschakeld, kunt u geen kleurendocumenten
verzenden.
PBX (privé-centrale) of digitale telefoonlijn, kan de printer mogelijk geen nummer vormen.
Wijzig in dat geval het Lijntype naar PBX. Als dit niet helpt, schakelt u de functie uit. N.B. Als u
deze functie uitschakelt, wordt het eerste cijfer van het faxnummer mogelijk overgeslagen
waardoor het bericht naar een foutief nummer wordt verzonden.
op Puls, kunt u de kiesmodus tijdelijk wijzigen van pulse naar toon door op
ingevoerd) te drukken terwijl u de cijfers op het scherm invoert. Deze instelling wordt mogelijk
niet weergegeven, afhankelijk van uw regio of land.
Als u de printer gebruikt in een omgeving met losse toestellen en een externe toegangscode,
zoals een 0 of 9 voor een buitenlijn, selecteer dan PBX en registreer de toegangscode. Nadat u
de toegangscode hebt geregistreerd, voert u een hekje (#) in plaats van de toegangscode in bij
het verzenden van een fax naar een extern faxnummer. Voor omgevingen met een DSL-modem
of terminaladapter raden wij tevens aan om PBX te gebruiken als instelling.
U kunt geen faxberichten verzenden naar ontvangers in Contacten waarvoor een externe
toegangscode is ingesteld, zoals 0 of 9. Als u in Contacten ontvangers hebt toegevoegd met
een externe toegangscode, zoals 0 of 9, stelt u de To e ga n g sc o de in op Niet gebr.. Anders moet
u de code voor # in Contacten wijzigen.
(“T” wordt
KoptekstVoer de naam en het faxnummer van de afzender in. Deze gegevens verschijnen als koptekst op
uitgaande berichten.
❏ Uw telefoonnummer: u kunt tot 20 tekens invoeren. Gebruik 0–9 + of spatie.
❏ Koptekst fax: u kunt naar wens tot 21 afzendernamen registreren. U kunt tot 40 tekens
invoeren voor elke afzendernaam.
OntvangstmodusSelecteer de ontvangstmodus. Zie de onderstaande gerelateerde informatie voor meer details.
DRDAls u zich bij uw telecomprovider hebt ingeschreven op een dienst met specieke beltonen,
kunt u het belsignaal voor binnenkomende faxen selecteren.
door veel telecombedrijven worden aangeboden (dienstnaam verschilt per bedrijf), bieden de
mogelijkheid om meerdere telefoonnummers op één lijn te hebben. Elk nummer krijgt dan een
specieke
en een ander nummer voor faxen. Afhankelijk van de regio kan deze optie Aan of Uit zijn.
Overgaan voor
antwoorden
Extern ontvangen❏ Extern ontvangen: als u een inkomende fax beantwoordt met een telefoontoestel dat op de
Selecteer het aantal beltonen waarna de printer de fax automatisch moet ontvangen.
❏ Startcode: stel de startcode in voor Extern ontvangen. Voer twee tekens in. U kunt 0–9, *, #
beltoon toegewezen. U kunt dan een nummer gebruiken voor telefoongesprekken
printer is aangesloten, kunt u de fax ontvangen door de code van het telefoontoestel in te
voeren.
gebruiken.
Specieke
beltoondiensten, die
93
Gebruikershandleiding
Faxinstellingen
ItemBeschrijving
Weigeringsfax❏ Weigeringsfax: selecteer opties om de ontvangst van ongewenste faxen te weigeren.
❏ Lijst geweigerde nummers: als het nummer van de afzender is opgenomen in de
lijst met geweigerde nummers, stelt u in of u inkomende faxen wilt weigeren.
❏ Blanco koptekst fax geblokkeerd: als het nummer van de afzender is
geblokkeerd, stelt u in of u de ontvangst van deze faxen wilt weigeren.
❏ Niet geregistreerde contacten: als het nummer van de afzender zich niet bevindt
in de contacten, stelt u in of u de ontvangst van deze faxen wilt weigeren.
❏ Lijst geweigerde nummers bewerken: u kunt tot 30 faxnummers registreren voor het
weigeren van faxen en oproepen. Voer tot 20 tekens in. U kunt 0–9, *, # en spaties gebruiken.
Gerelateerde informatie
& “De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard faxinstelling)” op
pagina 83
& “De instelling Ontvangstmodus” op pagina 85
& “Instellingen congureren voor het ontvangen van faxen met alleen een aangesloten telefoon (Extern
ontvangen)” op pagina 87
& “Instellingen
congureren
voor het blokkeren van ongewenste faxen” op pagina 88
Menu Veiligheidsinstel.
U vindt het menu op het bedieningspaneel van de printer:
Back-upgeg. wissenHiermee worden alle reservekopieën gewist die tijdelijk in het printergeheugen zijn
Door Aan te selecteren, schakelt u de functie voor het handmatig invoeren van faxnummers
van ontvangers uit, zodat de gebruiker alleen contactpersonen uit de lijst of uit de
zendgeschiedenis kan selecteren.
Door Tweemaal invoeren te selecteren, zorgt u ervoor dat de gebruiker het faxnummer
opnieuw moet worden ingevoerd wanneer het nummer handmatig werd ingevoerd.
Door Uit te selecteren, schakelt u het handmatig invoeren van faxnummers van ontvangers in.
Door Aan, wordt een bevestigingsscherm voor de ontvanger weergegeven alvorens het bericht
verzonden wordt.
Door Aan te selecteren worden automatisch de back-ups gewist bij het succesvol versturen of
ontvangen van een document en wanneer de back-ups overbodig worden.
Door Uit te selecteren, bereidt u zich voor op een onverwachte stroomonderbreking als gevolg
van een onverwachte stroomstoring of verkeerde handeling en maakt de printer een tijdelijke
reservekopie van verzonden en ontvangen documenten in zijn geheugen.
opgeslagen. Voer deze functie uit voordat u de printer weggooit of aan iemand anders geeft.
94
Gebruikershandleiding
Afdrukken
Afdrukken
Afdrukken vanuit het printerstuurprogramma in
Windows
Het printerstuurprogramma openen
Wanneer u het printerstuurprogramma opent vanuit het conguratiescherm van de computer, worden de
instellingen toegepast op alle toepassingen.
De printerdriver openen via het bedieningspaneel
❏ Windows 10/Windows Server 2016
Klik op de startknop en selecteer Systeem > Conguratiescherm > Apparaten en printers weergeven in
Hardware en geluiden. Klik met de rechtermuisknop op uw printer, of houd de printer ingedrukt en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
❏ Windows 8.1/Windows 8/Windows Server 2012 R2/Windows Server 2012
Selecteer Bureaublad > Instellingen >
en geluiden. Klik met de rechtermuisknop op uw printer, of houd de printer ingedrukt en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
❏ Windows 7/Windows Server 2008 R2
Klik op de knop Start, selecteer
geluiden. Klik met de rechtermuisknop op uw printer en selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
❏ Windows Vista/Windows Server 2008
Klik op de knop Start, selecteer Conguratiescherm > Printers in Hardware en geluiden. Klik met de
rechtermuisknop op uw printer en selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
❏ Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003
Klik op de knop Start, selecteer Conguratiescherm > Printers en andere hardware > Printers enfaxapparaten. Klik met de rechtermuisknop op uw printer en selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Het printerstuurprogramma openen via het printerpictogram op de taakbalk
Conguratiescherm
Conguratiescherm
> Apparaten en printers weergeven in Hardware en
> Apparaten en printers weergeven in Hardware
Het printerpictogram op de taakbalk van het bureaublad is een snelkoppeling waarmee u snel de printerdriver
kunt openen.
Als u op het printerpictogram klikt en Printerinstellingen selecteert, kunt u hetzelfde venster met
printerinstellingen openen als het venster dat u opent via het bedieningspaneel. Als u op dit pictogram dubbelklikt,
kunt u de status van de printer controleren.
Opmerking:
Als het printerpictogram niet op de taakbalk wordt weergegeven, open dan het venster van de printerdriver, klik op
Controlevoorkeursinstellingen op het tabblad Hulpprogramma's en selecteer vervolgens Snelkoppelingspictogram
registreren op taakbalk.
95
Gebruikershandleiding
Afdrukken
Basisprincipes voor afdrukken
Opmerking:
Bewerkingen kunnen aankelijk van de toepassing verschillen. Zie de Help van de toepassing voor meer informatie.
1.Open het bestand dat u wilt afdrukken.
Laad papier in de printer, als er nog geen papier is geladen.
2.Selecteer Afdrukken of Pagina-instelling in het menu Bestand.
3.Selecteer uw printer.
4.Selecteer Vo o rk e u re n of Eigenschappen om het venster van het printerstuurprogramma te openen.
5.Wijzig indien nodig de instellingen.
Zie de menuopties voor het printerstuurprogramma voor meer informatie.
Opmerking:
❏ U kunt ook de online-Help raadplegen voor een uitleg van de instellingsitems. Als u met de rechtermuisknop op een
item klikt, wordt Help weergegeven.
❏ Wanneer u Afdrukvoorbeeld selecteert, kunt u een voorbeeldweergave bekijken van het document voordat u dit
afdrukt.
6.Klik op OK om het venster van het printerstuurprogramma te sluiten.
7.Klik op Druk af.
Opmerking:
Wanneer u Afdrukvoorbeeld selecteert, wordt een voorbeeldvenster weergegeven. Als u de instellingen wilt wijzigen,
klikt u op Annuleren en herhaalt u de procedure vanaf stap 2.
Gerelateerde informatie
& “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53
96
Gebruikershandleiding
Afdrukken
& “Papier in de Papiercassette laden” op pagina 56
& “Lijst met papiertypen” op pagina 62
& “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt dubbelzijdig afdrukken. U kunt ook een brochure afdrukken door de pagina's te herschikken en de afdruk
te vouwen.
Opmerking:
❏ Als u geen papier gebruikt dat geschikt is voor dubbelzijdig afdrukken, kan de afdrukkwaliteit achteruitgaan en kan het
papier vastlopen.
❏
Aankelijk
Gerelateerde informatie
& “Beschikbaar papier en capaciteiten” op pagina 53
van het papier en de gegevens, kan inkt doorlekken naar de andere zijde van het papier.
Printerinstellingen
1.Selecteer op het tabblad Hoofdgroep in het printerstuurprogramma een optie bij Dubbelzijdig afdrukken.
2.Klik op Instellingen, congureer de instellingen en klik op OK.
Congureer desgewenst instellingen voor Afdrukdichtheid.
Opmerking:
❏ Selecteer Boekje om een gevouwen boekje af te drukken.
❏ Als u Afdrukdichtheid instelt, kunt u de afdrukdichtheid aanpassen op basis van het documenttype.
❏ Aankelijk van de opties die u hebt geselecteerd voor Documenttype selecteren in het venster Afdrukdichtheid
aanpassen en voor Kwa li te it op het tabblad Hoofdgroep kan het afdrukken langzaam gaan.
3.Klik op Druk af.
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96
97
Gebruikershandleiding
Afdrukken
& “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
U kunt twee of vier pagina's met gegevens op één vel papier afdrukken.
Printerinstellingen
Selecteer op het tabblad Hoofdgroep van het printerstuurprogramma de optie 2 per vel of 4 per vel bij Meerdere
pagina's.
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96
& “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111
Afdrukken en op paginavolgorde stapelen (Afdrukken in
omgekeerde volgorde)
U kunt vanaf de laatste pagina gaan afdrukken, zodat de documenten aan de voorzijde van de printer in de juiste
paginavolgorde worden opgestapeld.
98
Gebruikershandleiding
Afdrukken
Printerinstellingen
Selecteer op het tabblad Hoofdgroep van het printerstuurprogramma de optie Omgekeerde volgorde.
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96
& “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111
Een verkleind of vergroot document afdrukken
U kunt het formaat van een document met een bepaald percentage vergroten of verkleinen om het passend te
maken voor het papier dat in de printer is geladen.
Printerinstellingen
Selecteer op het tabblad Meer opties in het printerstuurprogramma het documentformaat in de instelling
documentformaat.Selecteer het papierformaat waarop u wilt afdrukken in de instelling Uitvoerpapier.Selecteer
Verk le in/ ver g ro ot do cu m ent en kies dan Volledige pagina of Zoomen naar.Als u Zoomen naar selecteert, moet
u een percentage invoeren.
Selecteer Centreren om
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96
& “Het tabblad Meer opties” op pagina 112
aeeldingen
in het midden van de pagina af te drukken.
99
Gebruikershandleiding
Afdrukken
Een afbeelding vergroot afdrukken op meerdere vellen (een poster
maken)
Met deze functie kunt u één aeelding afdrukken op meerdere vellen papier. U kunt een grotere poster maken
door ze samen te plakken.
Printerinstellingen
Selecteer op het tabblad Hoofdgroep van het printerstuurprogramma de optie 2x1 Poster, 2x2 Poster, 3x3 Poster
of 4x4 Poster bij Meerdere pagina's. Als u op Instellingen klikt, kunt u de delen selecteren die u niet wilt
afdrukken. U kunt ook de opties selecteren voor de snijlijnen.
Gerelateerde informatie
& “Basisprincipes voor afdrukken” op pagina 96
& “Het tabblad Hoofdgroep” op pagina 111
Posters maken met behulp van Overlappende uitlijningstekens
In dit voorbeeld ziet u hoe u een poster maakt wanneer 2x2 Poster geselecteerd is en Overlappende
uitlijningstekens geselecteerd is bij Snijlijnen afdrukken.
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.