Ducati 998s User Manual [nl]

O
nderhouds- en gebruiksaanwijzinge
n
utilisation et entretien
Manuel
utilisation et entretien
DUCATI
998s FINAL EDITION
DUCATI
998s FINAL EDITION
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
NL
1
NL
2
Welkom in de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze nieuwe Ducati niet alleen als dagelijks vervoersmiddel zal gebruiken maar ook voor lange reizen. Ducati Motor Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe. Omdat wij ons constant inspannen voor een steeds betere service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met name de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets. Alleen op die manier kunt u zeker altijd van uw Ducati genieten. Voor reparaties en advies contacteert u een van onze erkende servicecentra.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen. Alle informatie in deze handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen aan te brengen die de technische evolutie van haar producten noodzakelijk maakt.
Gebruik voor de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en de waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze aanwijzingen maken integraal deel uit van de motorfiets en dienen aan de nieuwe bezitter te worden overhandigd als de motor wordt verkocht.
NL
3
INHOUD
NL
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6 Symbolen 6 Nuttige informatie voor veilig reizen 7 Rijden met volle bepakking 8 Identificatiegegevens van de motor 9
Bedieningsorganen 10
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets 10 Het instrumentenpaneel 11 Sleutels 12 De startschakelaar e n het stuurslot 13 Stuurschakelaar links 14 Koppelingshendel 15 Chokehendel 16 De rechter stuurschakelaar 17 De gashendel 17 De remhendel van de voorrem 17 Het pedaal voor de achterrem 18 Het versnellingspedaal 18 De stand van het koppelingspedaal en achterrem 19
4
Belangrijkste elementen en mechanismen 20
Plaats van deze elementen op de motorfiets 20 De benzinedop 21 Zadelslot en helmhouder 22 Zijstandaard 24 Stuurschokdemper 25 Regelknoppen op de voorvork 26 De achterste schokdemper afstellen 28 De stand van de stuurhoek 29
Gebruiksvoorschriften 31
Voorzorgen tijdens de inrijperiode 31 Controleren voor het starten 32 De motor aanzetten 33 De motorfiets aanzetten en ermee rijden 35 Remmen 35 De motorfiets stilzetten 36 Brandstof tanken 36 Parkeren 37 Standaard accessoires 38
Belangrijkste gebruiks- en onderhoudswerkzaamheden 39
Delen van het frame demonteren 39 Het luchtfilter vervangen en reinigen 41 Het peil van de koelvloeistof controleren 42 Het peil van de rem- en de koppelingsvloeistof controleren 43 Controleren de slijtage van de remblokjes 44 De scharnierpunten smeren 45 De gaskabel afstellen 45
De accu opladen 46 De stuurhoek wijzigen 47 De ketting spannen 48 De ketting smeren 48 De lampjes vervangen 49 De hoogte van de koplamp afstellen 53 De stand van de achteruitkijkspiegeltjes aanpassen 54 Tubeless banden 54 De olie van de motor controleren 56 De bougies reinigen en vervangen 57 De motor reinigen 58 Winterstalling 59 Belangrijke waarschuwingen 59
Technische kenmerken 60
Afmetingen 60 Gewichten 60 Brandstof 61 Motor 62 Distributie 62 Prestaties 63 Bougies 63 Remmen 63 Overbrenging 64 Frame 65 Wielen 65 Banden 65 Ophangingen 66 Beschikbare kleuren per model 66 Elektrische uitrustingen 66
Geheugensteuntje voor het onderhoud 70
NL
5
AANWIJZINGEN VAN ALGEMENE AARD
NL
Garantie
Voor uw eigen belang en voor de garantie en betrouwbaarheid van dit product, raden wij nadrukkelijk aan een erkende Ducati dealer te raadplegen voor alle handelingen die bijzondere technische deskundigheid vereisen. Ons uiterst gespecialiseerd personeel beschikt over alle uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten en gebruikt alleen originele onderdelen van Ducati die altijd passen en garant staan voor een motorfiets die altijd perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen hoort een garantieboekje. De garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden gebruikt voor wedstrijden. In de geldigheidsperiode van de garantie mag er geen enkel component worden veranderd en mag er niets worden gemodificeerd of vervangen door andere, niet originele delen. Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de garantierechten tot gevolg.
6
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig te lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Contacteer in geval van twijfel een erkende Ducati dealer. U zult de informatie uit deze handleiding goed kunnen gebruiken tijdens uw reizen die Ducati Motor Holding S.p.A. u altijd even rustig en prettig toewenst. Bovendien vrijwaart u de prestaties van uw motorfiets ermee.
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige, tot dodelijke, verwondingen.
Belangrijk
Kans voor schade aan de motorfiets en/of de componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (links en rechts) gaan uit van de rijrichting van de motorfiets.
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motor gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring. Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden, dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen die geen geldig rijbewijs hebben. De bestuurder en de passagier dienen altijd geschikte motorrijkleding en een valhelm te dragen. Draag geen wijde kleren die achter motordelen kunnen blijven hangen of het zicht kunnen belemmeren. Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De giftige uitlaat- gassen kunnen tot bewusteloosheid en een snelle dood leiden. De bestuurder en de passagier dienen hun voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te zetten. Om voorbereid te zijn op elke verandering van richting of oneffenheid van het wegdek, dient de bestuurder altijd zijn handen op het stuur te houden, terwijl de passagier zich altijd met beide handen dient vast te houden aan de riem op het achterste passagierszadeltje. Leef de nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften na. Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan de zichtbaarheid, het wegdek en het verkeer toestaan. Gebruik altijd en op tijd de richtingaanwijzers om aan te duiden dat u van richting gaat veranderen of een andere rijbaan kiest.
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de "dode hoek" komt van de voertuigen die voor u rijden. Let goed op op kruispunten, als u een privé-ruimte of een parking verlaat of als u de autoweg oprijdt. Zet de motor altijd uit als u tankt en mors geen benzine op de motor of op de uitlaatpijp. Rook nooit tijdens het tanken. Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water en zeep en trek andere kleren aan. Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens onbewaakt laat staan. De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog lang heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het hele uitlaatgedeelte kan warm blijven, ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo dat niemand ertegen kan stoten en zet hem altijd op de zijstandaard. Parkeer de motor nooit op een ondergrond die niet vlak en recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierdoor kan omvallen.
NL
7
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor veilig rijden van
NL
lange afstanden met volle bepakking. Een goed op de motorfiets verdeeld gewicht is uiterst belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden te komen bij plotselinge stuurbewegingen of op slechte wegdekken.
Informatie omtrent de lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires mag niet meer bedragen dan: 375 Kg.
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van de motorfiets te zitten.
Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht brengen. Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of het voorste spatbord omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit evenwicht brengt. Steek geen lading tussen de frameconstructie die verstrikt kan raken in bewegende delen van de motorfiets. Controleer de bandenspanning die zoveel moet bedragen als is voorgeschreven op pag. 54 en controleer of de banden in goede staat zijn.
8
Identificatiegegevens
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers, een voor het frame (afb. 1.1) en een voor de motor (afb.
1.2)
Frame N.
Motor N.
Opmerkingen
Deze nummers duiden op het model en dienen te
worden vermeld als men onderdelen bestelt.
NL
afb. 1.1
afb. 1.2
9
BEDIENINGSORGANEN
NL
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen aandachtig voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets (afb. 2)
1) Het instrumentenpaneel
2) De startschakelaar en het stuurslot
3) Stuurschakelaar links
4) De koppelingshendel
5) Chokehendel
6) Stuurschakelaar rechts
7) De gashendel
8) De remhendel van de voorrem
9) Het versnellingspedaal
10) Het pedaal voor de achterrem.
10
afb. 2
5a
1
c
b
8
3 7 4 2 6
D
U
C
A
T
I
C
O
R
S
E
Het instrumentenpaneel (afb. 3)
1) Toerenteller (km/h). Duidt de rijsnelheid aan. a) Kilometerteller (km). Duidt het totaal aantal gereden kilometers aan. b) Dagteller (km). Duidt de kilometers aan die zijn gereden vanaf de laatste reset. c) Knop om de dagteller op nul te zetten. Eraan draaien om de dagteller op "0000" te zetten.
2) Toerenteller (min-1). Duidt het aantal toeren per minuut van de motor aan.
3) Waarschuwingslampje neutraal N (groen). Gaat branden als de motor in zijn vrij staat (neutrale versnellingsstand).
4) Controlelampje brandstofreserve (geel). Gaat branden als de reservebrandstof wordt aangesproken en er nog ong. 4 liter brandstof in de tank zit.
5) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers (groen). Gaat branden en knippert zodra een van de richtingaanwijzers wordt gebruikt.
6) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uit gaan. Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg heet is gelopen, maar het zou moeten uitgaan als de toeren toenemen.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje (6) blijft branden omdat u de motor kunt beschadigen
7) Waarschuwingslampje groot licht (blauw). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het rechter groot licht brandt.
8) Controlelampje watertemperatuur . Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de motor.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor zijn maximumtemperatuur bereikt omdat u de motor hierdoor kunt beschadigen.
Als het standlicht brandt, is ook het instrumentenbord verlicht.
afb. 3
11
NL
Sleutels (afb. 4)
Er worden twee universele sleutels geleverd voor het
NL
starten, het stuurslot, het zadelslot en de benzinedop, naast een plaatje (1) met het identificatienummer van de sleutel.
Opmerkingen
De sleutels gescheiden houden en het plaatje op
een veilige plaats bewaren.
12
1
DUCATI
DUCATI
afb. 4
De startschakelaar en het stuurslot (afb. 5) Deze zit voor de brandstoftank en heeft vier standen: A) ON: zet de lichten en de motor aan; B) OFF: zet de lichten en de motor uit; C) LOCK: het stuur is vergrendeld. D) P: standlicht en stuurslot.
Opgelet
Het model is uitgerust met een elektronisch energiebesparend systeem. Om stroomverlies te voorkomen als men de sleutel in de ON-stand vergeet, zal dit systeem 15 seconden nadat de startknop NIET is ingedrukt, de stroomvoeding onderbreken. Als deze tijd is verstreken, dient men de sleutel eerst weer op OFF en dan op ON te zetten.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen te zetten, dient men de sleutel in het contact te duwen en er dan aan te draaien. De sleutel kan uit het contact worden getrokken in de standen (B), (C) en (D).
A
B
C
D
NL
afb. 5
13
Stuurschakelaar links
3
1
2
4
1) Lichtschakelaar met twee standen:
NL
stand = dimlicht aan; stand = groot licht aan;
2) Schakelaar = richtingaanwijzer met drie standen: midden = uit; stand = linksaf; stand = rechtsaf. Om de richtingaanwijzer uit te zetten, drukt u de schakelaar in zodra deze weer in de middelste stand staat.
3) Schakelaar = claxon.
4) Schakelaar = met groot licht signaal geven.
14
afb. 6
Koppelingshendel (afb. 7) De koppelingshendel (1) is uitgerust met een knop(2) waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de knop op het stuur kan afstellen. Houd hiervoor de hendel (1) helemaal vooruit en draai de knop (2) in een van de vier voorziene standen, waarbij u er rekening mee houdt dat: de eerste stand (1) overeenstemt met de grootste afstand tussen de hendel en de knop, terwijl stand 4 overeenstemt met de kleinste afstand. Met deze hendel (1) wordt de transmissie van de motor naar de koppeling en dus naar het aandrijfwiel, onderbroken. Dit is heel belangrijk in alle rijfasen, maar vooral in de startfase.
Opgelet
De rem- en koppelingshendels dienen te worden afgesteld terwijl de motorfiets uit en stil staat.
Belangrijk
Als u de koppeling op een correcte manier gebruikt, gaat de motor langer mee en voorkomt u beschadigingen aan de transmissiedelen.
2
NL
1
afb. 7
15
Chokehendel (afb. 8) De chokehendel (3) dient om te starten met een koude
NL
motor en meer benzine toe te voeren voor een groter stationair toerental. Standen van de chokehendel: A) (verticaal) = niet ingeschakeld; B) = helemaal ingeschakeld. De hendel kan op tussenstanden worden gezet om de motor geleidelijk aan warm te laten lopen (zie pag. 33).
Belangrijk
Gebruik de chokehendel niet als de motor warm is. Rijd niet met een ingeschakelde choke.
16
A
B
1
afb. 8
De rechter stuurschakelaar (afb. 9)
4
5
1
2
3
1) Noodstopschakelaar (MOTORSTOP), met twee standen: stand (RUN) = rijden; stand (OFF) = motorstop.
Opgelet
Deze schakelaar dient vooral om de motor snel uit te zetten in noodgevallen. Als de motor uit staat, zet men deze schakelaar weer in de ruststand om het voertuig weer aan te kunnen zetten.
Belangrijk
Als u, nadat u hebt gereden met brandende lichten, de motor uitzet met de schakelaar (1) en u laat de contactsleutel op ON staan, blijven de lichten branden en kan de accu ontladen.
2) Knop = motor starten.
De gashendel (afb. 9) Met de draaigashendel (3) op de rechterkant van het stuur opent men de gaskleppen. Als de hendel wordt losgelaten, keert deze automatisch terug in de oorspronkelijke minimumstand.
De hendel van de voorrem (afb. 9) Als men de hendel (4) in de richting van de starthendel trekt, remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is voldoende omdat dit mechanisme hydraulisch werkt. De hendel is uitgerust met een knop (5) waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de draaiknop op het stuur kan afstellen.
Opgelet
Lees voordat u deze bedieningsorganen gebruikt,
de instructies op pag. 35.
NL
afb. 9
17
Het pedaal voor de achterrem (afb. 10)
1
Om met de achterrem te remmen, drukt men het pedaal
NL
(1) met de voet in. Dit remsysteem is hydraulisch.
Versnellingspedaal (afb. 11) De ruststand van het versnellingspedaal is in het midden (N). Hij keert automatisch terug in twee bewegingen: naar beneden = het pedaal indrukken voor de 1
e
versnelling en om terug te schakelen. Het waarschuwingslampje neutraal N op het instrumentenbord gaat hiermee uit; naar boven = het pedaal naar boven trekken voor de 2
e
versnelling, de 3e, 4e,5een 6e. Een pedaalstand bedient telkens 1 versnelling.
18
afb. 10
afb. 11
De stand van het koppelingspedaal en de achterrem
De stand van het versnellingspedaal en de achterrembediening kan aan de behoeften van elke bestuurder worden aangepast. De stand van het versnellingspedaal op de volgende manier wijzigen: De stang (1) vasthouden en de contramoeren (2) en (3) losdraaien.
Opmerkingen
De moer (2) heeft linkse schroefdraad.
Aan de stang (1) draaien met een steeksleutel op de zeshoekige kant totdat het pedaal in de gewenste stand staat. Beide contramoeren vastdraaien tegen de stang.
De stand van de achterremhendel op de volgende manier wijzigen: De contramoer (4) losdraaien. Aan de regelschroef (5) van het pedaal draaien totdat deze in de gewenste stand staat. De contramoer (4) vastdraaien. Met de hand controleren of er een speling van ong. 1,5÷2 mm op zit voordat u er mee remt. Als de speling niet correct is, past u de lengte van het pompstangetje op de volgende manier aan: De contramoer (6) op het pompstangetje losdraaien. Het stangetje op het gaffeltje (7) vastdraaien voor meer speling en losdraaien voor minder speling. De contramoer (6) vastdraaien en de speling opnieuw controleren.
NL
afb. 11.2
afb. 11.3
19
2
8
4
83
9
7
6
1
5
47
6
BELANGRIJKSTE ELEMENTEN EN MECHANISMEN
NL
Op de motorfiets (afb. 12)
1) De benzinedop
2) Zadelslot.
3) Zijstandaard
4) Klem voor de helmhouder
5) Stuurschokdemper
6) Achteruitkijkspiegeltjes
7) Regelknoppen voor de voorvork.
8) Regelknoppen voor achterste schokdemper.
9) Trekstang.
20
afb. 12
Benzinedop (afb. 13)
1/4
0
OPEN
1
Openen
Het dekseltje (1) openmaken en de sleutel in het slot steken. De sleutel 1/4 slag naar rechts draaien om het slot te openen. De dop optillen.
Sluiten
De dop sluiten met de sleutel en deze er goed induwen. De sleutel naar links draaien totdat het slot weer in zijn oorspronkelijke stand staat en de sleutel eruit halen Het dekseltje (1) op het slot sluiten.
Opmerkingen
De dop kan alleen worden gesloten als de sleutel in
het slot steekt.
Opgelet
Telkens als men getankt heeft (zie pag. 40) dient men te controleren of de dop perfect op zijn plaats zit en gesloten is.
NL
afb. 13
21
0
1
0
1
1
2
A
Zadelslot en helmhouder
NL
Openen (afb. 14.1 en 14.2) De sleutel in het slot (1) steken en naar rechts draaien. De achterkant van het zadel een beetje naar buiten trekken (2) en optillen tot het zadel op de tank rust. Achteraan in de ruimte onder het zadel zit de helmhouder (1) Steek het kabeltje (A) door de helm en het uiteinde van het kabeltje in de klem. De helm laten hangen (afb.
14.2) en het zadel weer monteren om de helm vast te maken.
Opgelet
Dit mechanisme dient om de helm te beveiligen als men de motor parkeert. Laat de helm niet op deze manier vastgemaakt op de motorfiets zitten tijdens het rijden; de helm kan uw bewegingen tijdens het rijden belemmeren en u kunt de controle over het voertuig verliezen. U dient het kabeltje links onder de kleine raamconstructie te steken. Als u dit niet doet, zal het zadel niet sluiten.
22
afb. 14.1
afb. 14.2
3
4
PUSH
1
1
1
0
0
2
Sluiten Eenzit (afb. 14.3)
Alles op zijn plaats in de ruimte onder het zadel steken. De achterkant van het zadel laten zakken. Op de achterkant (2) duwen totdat men het slot hoort klikken.
Tweezit (afb. 14.4) Trek de achterkant van het zadel een beetje naar buiten en dan naar onder, totdat het horizontaal zit. Druk op het passagierkussen zodat de klemmen (3) in elkaar klikken en evenwijdig zitten met de zadelbekleding en de pennen (4) met het frame van de motorfiets, tot u het slot hoort klikken. Controleren of het inderdaad vast zit door lichtjes het uiteinde van de achterkant naar boven te trekken.
NL
afb. 14.3
afb. 14.4
23
Zijstandaard (afb. 15)
NL
Belangrijk
Voordat u de zijstandaard gebruikt, controleert u of het oppervlak waarop u hem wenst te zetten stevig en vlak genoeg is.
Op zachte grond, kiezelsteen, door de zon verhit asfalt enz. kan de geparkeerde motor omvallen. Als u op een helling parkeert, zet u het achterwiel altijd in de dalende richting van de helling. Om de zijstandaard open te klappen, drukt u met uw voet (terwijl u beide handen op het stuur van de motorfiets houdt) tegen de standaard (1) en duwt u deze helemaal uit. Laat de motorfiets naar links overhellen om de standaard op de grond te zetten.
Opgelet
Niet op de motor blijven zitten als deze op de zijstandaard geparkeerd is.
Om de zijstandaard in de ruststand in te klappen (horizontaal) zet men de motorfiets recht en duwt men tegelijkertijd de standaard naar boven (1).
24
Opmerkingen
Wij raden aan regelmatig te controleren of het systeem waarmee de standaard in zijn ruststand blijft zitten (twee in elkaar gedraaide trekveren) en de veiligheidssensor (2) goed functioneren.
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten met uitgeklapte standaard als deze in zijn vrij staat, of als de koppelingshendel is ingetrokken en de motor in versnelling staat (in dit geval moet de standaard ingeklapt zijn).
2
1
afb. 15
Stuurschokdemper (afb. 16)
3
2
1
Deze zit voor de brandstoftank en is aan het frame en aan de stuurkop vastgemaakt: De schokdemper maakt het stuur preciezer en stabieler voor optimaal rijden in elke omstandigheid. Als u de knop (1) naar rechts draait, worden schokken minder opgevangen, naar links meer. In elke afstelstand hoort u een "klik".
Opgelet
Draai nooit aan de knop (1) terwijl u rijdt omdat u
anders de controle over het stuur kunt verliezen.
NL
Belangrijk
Als men de wielhoek wijzigt, dient men ook de
stand van de schokdemper aan te passen (zie pag. 47).
afb. 16
25
Regelknoppen op de voorvork
1
2
Zowel de in- als de uitbeweging van de veerpoten van de
NL
voorvork kunnen worden afgesteld.
Dit doet men met de regelschroefknoppen op de buitenkant:
1) (afb. 17.1) om de hydraulische schokdemping in de uitbeweging af te stellen;
2) (afb. 17.1) om de voorspanning van de veren in de vork af te stellen;
3) (afb. 17.2) om de hydraulische schokdemping in de uit-beweging af te stellen.
Zet de motorfiets recht en vast. Draai met een inbussleutel van 3 mm aan de afstelknop (1) op het uiteinde van elke telescoopsteel om de hydraulische uitgaande beweging bij te stellen. Een inbussleutel van 3 mm door de opening steken zoals men kan zien op afb. 17.2 om bij de regelaar (3) te kunnen Als u aan de regelschroeven (1 en 3) draait, voelt u deze klikken. Elke klik stemt overeen met een uit-stand. Als u de schroef helemaal op de "0" stand vastdraait, verkrijgt u de hoogste schokdempingstand. Als u in deze stand de schroef naar links draait, kunt u de klikken tellen die overeenstemmen met de , 1e, 2estand, enz.
26
afb. 17.1
3
afb. 17.2
De STANDAARD standen zijn de volgende: compressie of in-beweging 10 klikken; extensie of uit-beweging: 12 klikken;
Er zijn maximum 24 standen (uit of maximum schokdemping) en 28 standen (in of minimum schokdemping). Om de veervoorspanning in elke veerpoot te wijzigen, draait u aan de zeshoekschroef (2) met een zeshoeksleutel van 22 mm. De voorspanning is standaard ingesteld op 10 mm.
Belangrijk
Zet de stelschroeven op beide veerpoten op
dezelfde stand.
NL
27
De achterste schokdemper afstellen (afb. 18) Er zitten regelknoppen aan de buitenkant van de
NL
achterste schokdemper waarmee de schokdempers kunnen worden aangepast aan de lading van de motorfiets. De regelknop (1) die op de rechterkant zit, daar waar de schokdemper aan de onderkant van de achtervork is vastgemaakt, regelt de hydraulische schokdemping tijdens de uit-beweging. De regelknop (2) op het expansievat van de schokdemper, regelt de indrukfase van de hydraulische schokdemping. Door de regelknoppen (1 en 2) naar rechts te draaien, verhoogt men de schokdemping; naar links vermindert men deze. Standaardafstelling: in de volledig ingeduwde stand draait u (naar rechts) de regelknoppen 1 en 2, 14 toeren los. De twee schroefringen (3) op de bovenkant van de schokdemper regelen de voorspanning van de veer aan de buitenkant. Aan de bovenste regelknop draaien om de voorspanning van de veer te wijzigen. Vervolgens draait u de onderste ring losser of vaster voor een grotere of kleinere voorspanning. Als u de gewenste voorspanning hebt bereikt, draait u de bovenste ring weer vast.
28
Opgelet
Gebruik een haaksleutel om aan de regelaar van de voorspanning te draaien. Draai voorzichtig om uw hand niet te verwonden door stoten tegen andere delen van de motor als de "haak" van de sleutel uit de ring schiet tijdens het draaien.
Opgelet
In de schokdemper zit gas onder hoge druk dat ernstige problemen kan veroorzaken als onervaren personen deze demonteren.
afb. 18
De stand van de stuurhoek (afb. 19.2) De stand van de stuurhoek is het resultaat van testen die onze technici in verschillende rijcondities hebben uitgevoerd. De stand van de stuurhoek wijzigen is een delicate handeling die gevaarlijk kan zijn als deze met onvoldoende ervaring wordt uitgevoerd. Voordat men de standaardstand wijzigt, dient men het referentiepunt (H, afb. 19.1) te meten.
De bestuurder kan de stuurhoek van de motorfiets aanpassen aan zijn eigen behoeften, door de demping van de stuurschokdemper te wijzigen. Om de afstand tussen de bolgewrichten (1) te wijzigen, dient men de contramoeren (3) los te draaien.
Opmerkingen
Let op de onderste moer (3) die linkse schroefdraad
heeft.
Draai aan de zeshoekige kanten van de trekstang (2) met een Engelse sleutel. Na afloop, de moeren (3) op 25 Nm vastdraaien.
Opgelet
De lengte van de trekstang (2) tussen de assen van de bolgewrichten (1), mag niet meer dan 261 mm bedragen.
NL
afb. 19.1
afb. 19.2
29
Loading...
+ 115 hidden pages