Ducati 749S User Manual [nl]

1
NL
DUCATI749S
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
2
NL
3
NL
Welkom in de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze nieuwe Ducati niet alleen als dagelijks vervoersmiddel zal gebruiken maar ook voor lange reizen. Ducati Motor Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe. Omdat wij ons constant inspannen voor een steeds betere service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met name de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets. Alleen op die manier kunt u zeker altijd van uw Ducati genieten. Voor reparaties en advies contacteert u een van onze erkende servicecentra.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen. Alle informatie in deze handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen aan te brengen die de technische evolutie van haar producten noodzakelijk maakt.
Gebruik voor de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en de waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze aanwijzingen maken integraal deel uit van de motorfiets en dienen aan de nieuwe bezitter te worden overhandigd als de motor wordt verkocht.
4
NL
INHOUD
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6 Symbolen 6 Nuttige informatie voor veilig reizen 7 Rijden met volle bepakking 8 Identificatiegegevens van de motorfiets 9
Bedieningsorganen 10
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets 10 Het instrumentenpaneel 11 LCD - Belangrijkste functies 12 LCD - Parameters programmeren en weergeven 14 Antidiefstalsysteem 19 Sleutels 19 Codekaart 20 Gashendelprocedure om het antidiefstalsysteem uit te schakelen 21 De sleutels laten bijmaken 22 De startschakelaar en het stuurslot 23 De linker stuurschakelaar 24 De koppelingshendel 25 Chokehendel 26 De rechts stuurschakelaar 27
Gashendel 27 De hendel van de voorrem 28 Het pedaal voor de achterrem 29 Versnellingspedaal 29 De stand van het koppelingspedaal en de achterrem 30 De stand van het versnellingspedaal 31 De stand van het achterrempedaal 32
Belangrijkste elementen en mechanismen 33
Plaats op het voertuig 33 Benzinedop 34 Stand van het zadel - tank 35 Zadelslot en helmhouder 36 Zijstandaard 38 De stuurschokdemper 39 Regelknoppen op de voorvork 39 De achterste schokdemper afstellen 41 De stuurhoek van de motorfiets wijzigen 42
Gebruiksvoorschriften 43
Voorzorgen tijdens de inrijperiode 43 Controleren voor het starten 45 De motorfiets aanzetten 46 De motorfiets starten en ermee rijden 48 Remmen 48 De motorfiets stilzetten 49 Parkeren 49 Brandstof tanken 50 Standaard accessoires 51
5
NL
Belangrijkste gebruiks- en onderhoudswerkzaamheden 52
Delen van het frame demonteren 52 Het peil van de koelvloeistof controleren en eventueel bijvullen 55 Het peil van de rem- en de koppelingsvloeistof controleren 57 Controleer de slijtage van de remblokjes 58 De scharnierpunten smeren 59 De gaskabel afstellen 60 De accu opladen 61 De stuurhoek wijzigen 62 De spanning van de ketting controleren 64 De ketting smeren 64 De lampjes van het dimlicht en de grote lichten vangen 65 De lampjes van het standlicht vervangen 67 Richtingaanwijzers 68 De achterste richtingaanwijzers 68 Remlicht 69 Nummerplaatverlichting 69 De hoogte van de koplamp afstellen 70 De stand van de achteruitkijkspiegeltjes 71 Tubeless banden 72 De olie van de motor controleren 74 De bougies reinigen en vervangen 75 De motorfiets reinigen 76 Winterstalling 77 Belangrijke waarschuwingen 77
Technische kenmerken 78
Afmetingen 78 Gewichten 78 Brandstof 79 Motor 80 Distributie 80 Prestaties 81 Bougies 81 Remmen 81 Overbrenging 82 Frame 83 Wielen 83 Banden 84 Ophangingen 84 Uitlaat 85 Beschikbare kleuren 85 Elektrische uitrustingen 85
Geheugensteuntje voor onderhoud 89
6
NL
AANWIJZINGEN VAN ALGEMENE AARD
Garantie
Voor uw eigen belang en voor de garantie en betrouwbaarheid van dit product, raden wij nadrukkelijk aan een erkende Ducati dealer te raadplegen voor alle handelingen die bijzondere technische deskundigheid vereisen. Ons uiterst gespecialiseerd personeel beschikt over alle uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten en gebruikt alleen originele onderdelen van Ducati die altijd passen en garant staan voor een motorfiets die altijd perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen hoort een garantieboekje. De garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden gebruikt voor wedstrijden. In de geldigheidsperiode van de garantie mag er geen enkel component worden veranderd en mag er niets worden gemodificeerd of vervangen door andere, niet originele delen. Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de garantierechten tot gevolg.
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig te lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Contacteer in geval van twijfel een erkende Ducati dealer. U zult de informatie uit deze handleiding goed kunnen gebruiken tijdens uw reizen die Ducati Motor Holding S.p.A. u altijd even rustig en prettig toewenst. Bovendien vrijwaart u de prestaties van uw motorfiets ermee.
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige, tot dodelijke, verwondingen.
Belangrijk
Kans voor schade aan de motorfiets en/of de componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (links en rechts) gaan uit van de rijrichting van de motorfiets.
7
NL
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motor gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring. Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden, dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen die geen geldig rijbewijs hebben. De bestuurder en de passagier dienen altijd een valhelm te dragen. Draag geen wijde kleren die in motordelen kunnen blijven hangen of het zicht kunnen belemmeren. Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De giftige uitlaat- gassen kunnen tot bewusteloosheid en een snelle dood leiden. De bestuurder en de passagier dienen hun voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te zetten. Om voorbereid te zijn op elke verandering van richting of oneffenheid van het wegdek, dient de bestuurder altijd zijn handen op het stuur te houden, terwijl de passagier zich altijd met beide handen dient vast te houden aan de handgreep achter het achterste passagierszadeltje. Leef de nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften na. Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan de zichtbaarheid, het wegdek en het verkeer toestaan. Gebruik altijd en op tijd de richtingaanwijzers om aan te duiden dat u van richting gaat veranderen of
een andere rijbaan kiest. Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de "dode hoek" van de voertuigen die voor u rijden. Let goed op op kruispunten, als u een privé-ruimte of een parking verlaat of als u de autoweg oprijdt. Zet de motor altijd uit als u tankt en mors geen benzine
op de motor of op de uitlaatpijp. Rook nooit tijdens het tanken. Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water en zeep en trek andere kleren aan. Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens onbewaakt laat staan. De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog lang heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het hele uitlaatgedeelte kan warm blijven, ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo dat niemand ertegen kan stoten en zet hem altijd op de zijstandaard. Parkeer de motor nooit op een ondergrond die niet vlak en recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierop kan omvallen.
8
NL
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor veilig rijden van lange afstanden met volle bepakking. Het gewicht van de lading goed op het voertuig verdelen is uiterst belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden te komen bij plotselinge stuurbewegingen of op slechte wegdekken.
Informatie omtrent de lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires mag niet meer bedragen dan: 375 Kg.
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van de motorfiets te zitten. Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht brengen. Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of het voorste spatbord omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit evenwicht brengt. Steek geen lading tussen de frameconstructie die verstrikt kan raken in bewegende delen van de motorfiets. Controleer de bandenspanning die zoveel moet bedragen als is voorgeschreven op pag. 72 en controleer of de banden in goede staat zijn.
9
NL
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers, een voor het frame (afb. 1) en een voor de motor (afb. 2).
Frame N.
Motor N.
Opmerkingen
Deze nummers duiden op het model en dienen te
worden vermeld als men onderdelen bestelt.
afb. 2
afb. 1
10
NL
BEDIENINGSORGANEN
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen aandachtig voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets (afb. 3)
1) Het instrumentenbord
2) De startschakelaar en het stuurslot
3) Stuurschakelaar links
4) De koppelingshendel
5) Choke voor starten met koude motor
6) Stuurschakelaar rechts
7) De gashendel
8) De remhendel van de voorrem
9) Het versnellingspedaal
10) Het pedaal voor de achterrem.
afb. 3
1
8
7
6
2
10
9
5
3
4
8
5
6
9
3
7
4
2
1
10
10
11
NL
Het instrumentenpaneel (afb. 4)
1) LCD, (zie pag. 12)
2) Toerenteller (min-1). Duidt het aantal toeren per minuut van de motor aan.
3) Waarschuwingslampje neutraal N (groen). Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
4) Controlelampje brandstofreserve (geel) Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt; er blijven nog ong. 3 liter benzine in de tank.
5) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers
(groen).
Gaat branden en knippert zodra een van de richtingaanwijzers wordt gebruikt.
6) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uit gaan. Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg heet is gelopen, maar het zou moeten uitgaan als de toeren toenemen.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje (6) blijft branden omdat u de motor kunt beschadigen.
7) Waarschuwingslampje groot licht (blauw).
Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het
groot licht brandt.
afb. 4
12
NL
8) Waarschuwingslampje EOBD (ambergeel). Als dit permanent gaat branden, betekent dit dat de computer fouten signaleert en de motor blokkeert. Het dient bovendien als signaal tijdens de procedure om het antidiefstalsysteem te deblokkeren met de gashendel. Als er geen fouten worden gemeld, moet het even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet het enkele seconden later weer uit gaan (meestal 1,8 - 2 sec.).
9) Waarschuwingslampje injectie (rood) Signaleert dat de injectie wordt geblokkeerd door de computer: 200 toeren voordat het maximale toerental voor deze blokkering wordt bereikt, gaat de onderkant van dit lampje branden; 100 toeren voordat het maximale toerental voor deze blokkering wordt bereikt, gaat de bovenkant van dit lampje branden;
10) Bedieningsknoppen Knoppen die worden gebruikt voor het weergeven en invoeren van parameters.
LCD – Belangrijkste functies
Opgelet
Programmeer alleen parameters als de motorfiets stil staat. Kom op geen enkele manier aan het instrumentenpaneel terwijl u rijdt.
1) Snelheidsmeter Duidt de rijsnelheid aan.
2) Kilometerteller. Duidt het totaal aantal gereden kilometers aan.
3) Dagteller Duidt de kilometers aan die zijn gereden vanaf de laatste reset.
4) Klok.
5) Chronometer.
6) Meting van de maximale toersnelheid.
7) Acculampje.
8) Lampje: luchttemperatuur.
9) Verbruik.
10) Controlelampje watertemperatuur. Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de motor.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor zijn maximumtemperatuur bereikt omdat u de motor hierdoor kunt beschadigen.
13
NL
11) Waarschuwing preventief onderhoud. Als dit lampje gaat branden, betekent dit dat de kilometerstand is bereikt waarna motorfiets een preventieve onderhoudsbeurt nodig heeft. De eerste 50 km nadat dit lampje is beginnen te branden, blijft het knipperen. Daarna zal het permanent branden. De erkende Ducati dealer die voor het onderhoud zorgt, zal het systeem resetten.
12) Controlelampje antidiefstalsysteem. Dit lampje blijft branden als de sleutelcode fout is of niet wordt herkend; het knippert als een signalering van het antidiefstalsysteem wordt gereset met de deblokkeringprocedure met hendel (zie pag. 21).
Belangrijk
Met het instrumentenpaneel kan men het elektronische start/injectiesysteem checken. Gebruik deze menu's nooit: ze zijn voorbehouden voor ons deskundig personeel. Als u deze menu's toevallig opent, zet dan de sleutel op OFF en raadpleeg een erkende Ducati dealer om de nodige controles te laten uitvoeren.
10
11
12
9
7
8
5
2
3
6
1
4
afb. 5
14
NL
LCD - Parameters programmeren en weergeven
Als het voertuig wordt aangezet (sleutel van OFF op ON), worden alle instrumenten gecontroleerd (wijzertjes, display, lampjes) zie (afb. 7)
Weergave van de functies op het linker display (A).
Als de knop (1) (afb. 6) wordt ingedrukt en de sleutel staat op ON, worden beurtelings de kilometerteller en de dagteller weergegeven.
Weergave van de functies op het rechter display (B).
Als de knop (2) (afb. 6) wordt ingedrukt en de sleutel staat op ON, worden beurtelings de accuspanning, de luchttemperatuur en het verbruik weergegeven.
OFF CHECK 1 CHECK 2 ON
afb. 7
2
B
A
1
afb. 6
15
NL
De klok instellen De toets (1) minstens 2 seconden lang indrukken. AM of PM kiezen met de toets (2). De toets (1)
indrukken om uw keuze te bevestigen en het uur te programmeren. Het uur wijzigen met de toets (2). De toets (1) indrukken om uw keuze te bevestigen en de minuten te programmeren. De minuten wijzigen met de toets (2). De toets (1) indrukken om uw keuze te bevestigen en het menu van de klok te verlaten.
De dagteller resetten TRIP-weergave op het display (3) kiezen. De toets (2)
minstens 2 seconden lang indrukken om de kilometers van de dagteller op het display op nul te zetten.
2
1
3
afb. 8
16
NL
Menu voor speciale functies (voertuigmodel en maateenheden)
De computer bepaalt automatisch de correcte maateenheden die op het display dienen te worden weergegeven; om deze parameters te wijzigen, zet u de sleutel eerst op OFF en dan op ON en drukt u gelijktijdig op de toetsen (1) en (2). Druk op de toets (1) om alle mogelijke maateenheden te overlopen. Om uw keuze te bevestigen, drukt u de toets (2) minstens 5 seconden lang in totdat op het display het woord OFF verschijnt. De sleutel op OFF zetten.
Opmerkingen
In de kadertjes met stippellijntjes zal de uitvoering van het voertuig verschijnen (normaal, R en S)
Chronometerfunctie (afb. 10 en 11). Hiermee geeft u de maximale snelheid en het hoogste toerental weer van de rijperiode die u hebt gechronometreerd. LAP-weergave op het display (4) kiezen (zie pag. 14). Druk tijdens het rijden op de motorstartknop (5) om de boordchronometer aan te zetten. Als u de knop (5) vervolgens weer indrukt, zal de chronometer stoppen.
Opmerkingen
Als de LAP-functie is gekozen, kunt u de motor niet elektrisch starten (met de knop 5).
afb. 9
17
NL
U kunt na afloop tot 19 gechronometreerde tijden weergeven op het LCD. Druk op de knop (1) om alle opeenvolgende metingen weer te geven; op het instrumentenpaneel verschijnen de volgende gegevens:
- het nummer van de rit (6) waarnaar de gegevens
verwijzen;
- het maximale toerental van de motor (7) tijdens de
gechronometreerde rit;
- gechronometreerde tijd (4);
- de maximumsnelheid (8) tijdens het chronometreren.
Opmerkingen
De snelheidsmeter duidt een grotere snelheid aan dan de werkelijke, met een gemiddelde afwijking van 8%. De maximumsnelheid die op het LCD wordt weergegeven is de reële snelheid die het voertuig heeft bereikt tijdens de gechronometreerde rit.
Druk de knop (2) meer dan 5 seconden lang in om de
metingen te resetten.
6
8
4
2
1
7
afb. 10
5
afb. 11
18
NL
De watertemperatuur (afb. 12 en 13) Als de watertemperatuur onder -40 °C/-40 °F daalt, verschijnen op het display knipperende streepjes en gaat het ambergele waarschuwingslampje EOBD (8, afb. 4) branden. Als het water een temperatuur heeft tussen -39 °C /-38.2 °F en +45 °C/+113 °F en tussen +120 °C/+248 °F en +124 °C/+255.2 °F, zal de watertemperatuur op het display knipperen. Als het water een temperatuur heeft tussen +46 °C/+114.8 °F en +119 °C/+246.2 °F, zal de temperatuurweergave niet knipperen. Als de temperatuur van het water hoger wordt dan +125 °C/+257 °F, blijft op het display "125 °C/257 °F" weergegeven; deze waarde knippert en het ambergele
EOBD-lampje (8, afb. 4) brandt.
Instrumentenpaneelverlichting
Een lichtsensor meet de lichtsterkte rondom het voertuig en regelt de lichtsterkte van de verlichting van het LCD en van de waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel.
Als het standlicht brandt, is het instrumentenpaneel verlicht.
- 39 °C
- 40
°
C
+ 46
°
C
+ 45
°
C
+ 119 °C
+ 120
°
C
+ 124
°
C
+ 125
°
C
afb. 12
afb. 13
19
NL
Antidiefstalsysteem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem dat de motor blokkeert en dat automatisch wordt ingeschakeld telkens als het instrumentenpaneel wordt uitgezet. In elke sleutelhandgreep zit hiervoor een elektronisch mechanisme dat het signaal verwerkt dat wordt uitgezonden telkens als het voertuig wordt aangezet door een speciale antenne in de stuurschakelaar. Dit signaal is een wachtwoord dat wijzigt telkens als de motor wordt aangezet en dat wordt herkend door de elektronische besturing om de motor aan te zetten.
Sleutels (afb. 14) Samen met het voertuig worden de volgende sleutels geleverd:
- 1 sleutel A (ROOD)
- 2 sleutels B (ZWART)
Opgelet
Rond de rode sleutel A zit een rubberen bescherming die belet dat de sleutel in contact kan komen met de andere sleutels. Haal deze bescherming er niet af, tenzij in geval van nood.
De B-sleutels zijn de normaal gebruikte sleutels en dienen om:
- het voertuig te starten.
- de tankdop open te maken.
- het zadelslot te openen (dubbel zadel).
De A-sleutel heeft dezelfde functies, maar men kan er andere zwarte sleutels mee wissen en indien nodig, herprogrammeren.
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1) geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels staat.
Opgelet
Haal de sleutels en het plaatje (1) uit elkaar en bewaar het plaatje en de A-sleutel op een veilige plaats. Wij raden bovendien aan slechts 1 van de zwarte sleutels te gebruiken om de motorfiets te starten.
1
B
A
afb. 14
20
NL
Codekaart
Bij de sleutels hoort ook de CODEKAART (afb. 15) met de volgende gegevens:
A) (afb. 16) de elektronische code waarmee men de motor deblokkeert als deze niet start als de sleutel op ON wordt gezet.
Opgelet
De CODEKAART dient op een veilige plaats te worden bewaard. Wij raden aan altijd de elektronische code die op de CODEKAART staat ter beschikking te hebben voor starten in noodgevallen. Met deze procedure kan de gebruiker, als het antidiefstalsysteem problemen heeft, de motorblokkering uitzetten die wordt gesignaleerd door het ambergele waarschuwingslampje EOBD (8, afb. 4) Dit kan men alleen met de elektronische code (electronic code) die op de codekaart staat.
afb. 15
A
afb. 16
21
NL
Gashendelprocedure om het antidiefstalsysteem uit te schakelen
1) De sleutel op ON zetten en de starthendel helemaal draaien en in deze stand houden. Het EOBD-waarschuwingslampje gaat na 8 seconden uit.
2) De starthendel loslaten zodra het EOBD- lampje uitgaat.
3) Het EOBD-lampje zal nu opnieuw beginnen branden, maar knippert. Zoveel "knippersignalen" tellen als het eerste cijfer van de elektr. code; de starthendel 2 seconden lang opendraaien en dan loslaten. Op deze manier herkent de computer besturing het cijfer, het EOBD-lampje gaat continu branden en blijft 4 seconden lang aan. Als men nu niet onmiddellijk het tweede cijfer van de code invoert met de gashendelprocedure, zal het EOBD-lampje 20 knippersignalen zenden en dan constant gaan branden, waarna de procedure van voor af aan dient te worden herhaald (vanaf stap ) en de sleutel weer op OFF dient te worden gezet1.
4) Herhaal de handelingen van punt (3) totdat alle cijfers zijn ingevoerd
5) Als de starthendel nu wordt losgelaten en de code is correct ingevoerd, zal het EOBD-lampje gaan knipperen om te bevestigen dat de motor niet meer geblokkeerd is. Het lampje gaat na 4 seconden uit. Als de code NIET correct is ingevoerd, blijft het EOBD-lampje branden en kan men de procedure herhalen door eerst de sleutel op OFF te zetten en dan alle stappen vanaf punt (1) zo vaak te herhalen als men wenst.
Opmerkingen
Als de starthendel te vroeg wordt losgelaten, zal het lampje weer continu gaan branden en dient men de sleutel op OFF te zetten en de procedure te herhalen vanaf punt (1).
22
NL
Werkingsprincipe
Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt gezet, blokkeert het beveiligingsysteem de motor. Als de motor wordt gestart door de sleutel van OFF op ON te zetten:
1) zal het CODE-lampje op het instrumentenbord kort knipperen als de code wordt herkend; het beveiligingsysteem herkent de code in de sleutel en zet de motorblokkering uit. Als men de knop START indrukt, start de motor;
2) als het CODE-lampje blijft branden, heeft de beveiliging de code niet herkend. In dit geval is het raadzaam de sleutel eerst op OFF en dan weer op ON te zetten en als de blokkering aan blijft staan, met de andere zwarte sleutel proberen te starten. Als de motor nog niet start, dient men een erkende Ducati dealer te contacteren.
3) Als het CODE-lampje blijft knipperen, betekent dit dat het antidiefstalsysteem een signalering heeft gereset (bijvoorbeeld met de gashendelprocedure). Als de sleutel op OFF en dan weer op ON wordt gezet, moet het lampje van het systeem weer normaal gaan werken (zie punt 1).
Opgelet
Zware stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigen Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure. Als u een andere sleutel gebruikt, kan het zijn dat het systeem de sleutelcode niet herkent.
De sleutels laten bijmaken
Als de klant duplicaten van de sleutels nodig heeft, dient hij zich tot de technische servicecentra van DUCATI te wenden en alle sleutels die hij nog in zijn bezit heeft met zich mee te nemen, samen met de CODEKAART. De technische service van DUCATI programmeert (tot een maximum van 8 sleutels) alle nieuwe en oude sleutels. De technische service van DUCATI kan de klant verzoeken te bewijzen dat deze de rechtmatige eigenaar van het voertuig is. Sleutels die niet worden voorgelegd voor de programmaprocedure, worden uit het geheugen gewist zodat sleutels die eventueel verloren zijn geraakt, niet meer kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor een andere eigenaar krijgt, dienen aan deze laatste ook alle sleutels en de CODEKAART te worden overhandigd.
23
NL
De startschakelaar en het stuurslot (afb. 17)
Deze zit voor de brandstoftank en heeft vier standen: A) ON: zet de lichten en de motor aan; B) OFF: zet de lichten en de motor uit; C) LOCK: Het stuur is vergrendeld; D) P: standlichten aan en stuur vergrendeld.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen te zetten, dient men de sleutel in het contact te duwen en er dan aan te draaien. De sleutel kan uit het contact worden getrokken in de standen (B), (C) en (D).
Belangrijk
Het voertuig is uitgerust met een elektronisch energiebesparend systeem. Om stroomverlies te voorkomen als men de sleutel in de ON-stand vergeet, zal dit systeem 15 seconden nadat de startknop NIET is ingedrukt, de stroomvoeding onderbreken. Na afloop dient men de sleutel van OFF weer op ON te zetten.
afb. 17
A
B
N
O
F
F
O
H
S
U
P
LOCK
N
IO
P
IT
N
C
IG
D
24
NL
De linker stuurschakelaar (afb. 18)
1) Lichtschakelaar met twee standen: stand = dimlicht aan; stand = groot licht aan.
2) Schakelaar = richtingaanwijzer met drie standen: midden = uit; stand = linksaf; stand = rechtsaf. Om de richtingaanwijzer uit te schakelen, drukt u de schakelaar in zodra deze weer in het midden staat.
3) Schakelaar = claxon.
4) Schakelaar = met groot licht signaal geven. .
4
1
2
3
afb. 18
25
NL
De koppelingshendel
De koppelingshendel (1) is uitgerust met een knop(2) waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de knop op het stuur kan afstellen. Deze afstand is afgesteld op 10 klikken van de knop (2). Door de knop naar rechts te draaien, verwijdert u deze van de gashendel. Andersom, naar links, zet u hem dichterbij. Als de koppelingshendel wordt ingetrokken (1) wordt de transmissie van de motor naar de koppeling en dus naar het aandrijfwiel, onderbroken. Dit is heel belangrijk in alle rijfasen, maar vooral in de startfase.
Opgelet
De rem- en koppelingshendels dienen te worden afgesteld terwijl de motorfiets uit en stil staat.
Belangrijk
Als u de koppelingshendel op een correcte manier gebruikt, gaat de motor langer mee en voorkomt u beschadigingen aan de transmissiedelen.
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de standaard uitgeklapt is en de koppelingshendel is ingetrokken (motor in zijn vrije), of als de motor in versnelling staat (in dit geval moet de standaard ingeklapt zijn).
afb. 19
2 1
26
NL
A
1
B
afb. 20
Chokehendel (afb. 20) De chokehendel dient om te starten met een koude motor en meer benzine toe te voeren voor een groter stationair toerental. Standen van de chokehendel: A) = niet ingeschakeld; B) = helemaal ingeschakeld. De hendel kan op tussenstanden worden gezet om de motor geleidelijk aan warm te laten lopen (zie pag. 46)
Belangrijk
Gebruik de chokehendel niet als de motor warm is.
Niet rijden met ingeschakelde choke.
27
NL
De rechter stuurschakelaar (afb. 21)
1) Lichtschakelaar met drie standen: rechts = lichten uit. in het midden = voorste en achterste standlichten, nummerplaatverlichting en instrumentenpaneelverlichting aan; naar links = koplamp, standlichten voor en achter, nummerplaatverlichting en instrumentenpaneelverlichting aan.
2) Noodstopschakelaar (MOTORSTOP), met twee standen: stand (RUN) = rijden; stand (OFF) = motorstop.
Opgelet
Deze schakelaar dient vooral om de motor snel uit
te zetten in noodgevallen. Als de motor uit staat, zet men deze schakelaar weer in de ruststand om het voertuig weer aan te kunnen zetten.
Belangrijk
Als u, nadat u hebt gereden met brandende lichten,
de motor uitzet met de schakelaar (2) en u laat de contactsleutel op ON staan, blijven de lichten branden en kan de accu ontladen.
3) Knop = motor starten.
2
1
3
4
afb. 21
Gashendel (afb. 21) Met de gashendel (4) op de rechterkant van het stuur opent men de gaskleppen. Als de hendel wordt losgelaten, keren deze automatisch terug in de oorspronkelijke minimumstand.
28
NL
De hendel van de voorrem (afb. 22)
Als men de hendel (1) in de richting van de gashendel trekt, remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is voldoende omdat dit mechanisme hydraulisch werkt. De hendel is uitgerust met een knop (2) waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de knop op het stuur kan afstellen. Deze afstand is afgesteld op 10 klikken van de knop (2). Door deze naar rechts te draaien, zet u de hendel verder van de gashendel af. Andersom, naar links, zet u hem dichterbij.
1 2
afb. 22
Loading...
+ 63 hidden pages