Verveelvoudiging van dit materiaal, op welke wijze dan ook, is alleen toegestaan na uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Dell Inc.
Merken in dit document: Dell, het DELL-logo, Latitude, Dell TravelLite, Wi-Fi Catche r, StrikeZone en ExpressCharge zijn handelsmerken van
Dell Inc.; AMD, AMD Turion en combinaties hiervan zijn handelsmerken van Advanced Micro Devices, Inc; Microsoft, Outlook, Windows Vista en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation; Bluetooth is een gedeponeerd handelsmerk dat eigendom is van
Bluetooth SIG, Inc. en onder licentie door Dell wordt gebruikt; EMC is een gedeponeerd handelsmerk van EMC Corporation; ENERGY STAR
is een gedeponeerd handelsmerk van de U.S. Environmental Protection Agency. Als een partner van ENERGY STAR heeft Dell Inc. vastgesteld
dat dit product voldoet aan de ENERGY STAR-richtlijnen voor energie-efficiëntie.
Andere merken en handelsnamen die mogelijk in dit document worden gebruikt, dienen ter aanduiding van de rechthebbenden met betrekking
tot de merken en namen of ter aanduiding van hun producten. Dell Inc. claimt op geen enkele wijze enig eigendomsrecht ten aanzien van andere
merken of handelsnamen dan haar eigen merken en handelsnamen.
Informatie over wachtwoorden
Een primair wachtwoord (of systeemwachtwoord) gebruiken
Een beheerderswachtwoord gebruiken
Een vaste-schijfwachtwoord gebruiken
De TPM-functie inschakelen
De beveiligingsbeheersoftware activeren
De beveiligingsbeheersoftware gebruiken
Wanneer u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) moet gebruiken
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de vaste schijf
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten
vanaf de Drivers and Utilities media
Hoofdmenu Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
. . . . . . . . . . . . . . 83
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Toegang verkrijgen tot de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
Op het pictogram Dell Support klikken
Op het pictogram Dell Support dubbelklikken
OPMERKING: Sommige functies of media kunnen optioneel zijn en niet bij uw computer zijn geleverd.
Sommige kenmerken of media zijn wellicht niet beschikbaar in bepaalde landen.
OPMERKING: Mogelijk is er bij uw computer aanvullende informatie geleverd.
Waarnaar zoekt u?Hier kunt u het vinden
• Een diagnostisch programma voor de computer
• Stuurprogramma's voor de computer
• Documentatie voor mijn toestel
• Notebook System Software (NSS)
De Drivers and Utilities media
OPMERKING: De Drivers and Utilities media zijn optioneel
en mogelijk niet met uw computer meegeleverd.
Documentatie en stuurprogramma's zijn al geïnstalleerd op
de computer. U kunt het medium gebruiken om
stuurprogramma's opnieuw te installeren (zie "Stuur- en
hulpprogramma's opnieuw installeren" op pagina 108) of
om Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit te voeren (zie
"Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
Mogelijk bevat de cd
leesmij-bestanden met de
laatst beschikbare
informatie over technische
wijzigingen aan de
computer of geavanceerd
technisch naslagmateriaal
voor technici en
gevorderde gebruikers.
OPMERKING: Updates van de stuurprogramma's en
documentatie vindt u op support.dell.com.
Informatie zoeken11
Page 12
Waarnaar zoekt u?Hier kunt u het vinden
• De computer instellen
• Basisinformatie probleemoplossing
• Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uitvoeren
• De computer openen
Naslaggids
OPMERKING: Dit document kan optioneel zijn en niet
worden geleverd met uw computer.
OPMERKING: Dit document is beschikbaar als PDF-bestand
op support.dell.com.
• Garantie-informatie
• Algemene voorwaarden (alleen Verenigde Staten)
• Veiligheidsinstructies
• Informatie over regelgeving
• Ergonomische informatie
• Licentieovereenkomst voor eindgebruikers
Dell™ Productinformatiegids
• Serviceplaatje en code voor express-service
• Microsoft Windows-licentielabel
12Informatie zoeken
Serviceplaatje en Microsoft® Windows®-licentie
Deze labels bevinden zich op de computer:
• Gebruik het serviceplaatje om de computer te identificeren
als u gebruikmaakt van
opneemt met de technische ondersteuning.
• Voer de code voor de express-service in zodat uw
telefonische verzoek naar de juiste medewerker van de
ondersteuningsdienst wordt doorgeleid.
support.dell.com
of contact
Page 13
Waarnaar zoekt u?Hier kunt u het vinden
• Oplossingen — Hints en tips voor probleemoplossing,
artikelen van technici, on line cursussen en veelgestelde
vragen
Dell Support-website — support.dell.com
OPMERKING: Selecteer uw regio of business-segment om
bij de juiste ondersteuning-site te komen.
• Community — Online discussies met andere gebruikers
van Dell-producten
• Upgrades — Upgrade-informatie over onderdelen als het
geheugen, de vaste schijf en het besturingssysteem
• Klantenservice — Contactgegevens, de status van
reparatieverzoeken en bestellingen, informatie over
garantie en reparatie
• Service en ondersteuning — De status van
reparatieverzoeken, ondersteuningshistorie, het
servicecontract, on line discussies met medewerkers van
de technische ondersteuning
• De technische updateservice van Dell — Proactieve
meldingen per e-mail van software- en hardware-updates
voor uw computer
• Referentiemateriaal — Computerdocumentatie, details
over mijn computerinstellingen, productspecificaties en
white papers
• Downloads — Geautoriseerde stuurprogramma's,
patches en software-updates
• Notebook System Software (NSS) — Als u het
besturingsysteem van de computer opnieuw installeert,
moet u het NSS-hulpprogramma ook opnieuw installeren.
NSS biedt essentiële updates voor uw besturingssysteem en
ondersteuning voor processors, optische schijven, USBapparaten en meer. NSS is benodigd voor een juiste
werking van uw Dell-computer. De software detecteert
automatisch de computer en het besturingssysteem en
installeert de updates die voor uw configuratie van
belang zijn.
Ga als volgt te werk om Notebook Systeem Software te
downloaden:
1
Ga naar
support.dell.com
segment en geef uw serviceplaatje op.
2
Selecteer
Drivers & Downloads
downloads) en klik op
3
Klik op uw besturingssysteem en zoek op het trefwoord
Notebook System Software
OPMERKING: De gebruikersinterface van support.dell.com
kan verschillen afhankelijk van uw selecties.
• Software-upgrades en tips voor probleemoplossing —
FAQ's, actuele onderwerpen en over uw algemene
gezonde computeromgeving
Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
De Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) is een
automatisch upgrade- en meldingssysteem dat op uw
computer is geïnstalleerd. Dit hulpprogramma biedt realtime scans voor een gezonde computeromgeving, softwareupdates en relevante zelfhulpinformatie. Toegang tot de
Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) verkrijgt u via
het pictogram
, selecteer uw regio of business-
Go
(Doorgaan).
.
op de taakbalk.
(Stuurprogramma's &
Informatie zoeken13
Page 14
Waarnaar zoekt u?Hier kunt u het vinden
• Met Windows XP werken
• Aan het werk met programma's en bestanden
• Hoe pas ik mijn bureaublad aan
• Informatie over netwerkactiviteiten, de wizard
Energiebeheer, sneltoetsen en andere items beheerd
door Dell QuickSet.
Help en ondersteuning van Windows
1
Klik op
Start→
Help en ondersteuning
2
Geef met een of meer woorden een beschrijving van het
probleem en klik vervolgens op het pijltje.
3
Klik op het onderwerp dat uw probleem beschrijft.
4
Volg de instructies op het scherm.
Dell QuickSet Help
Wanneer u
Dell QuickSet Help
rechtsklikt u op het QuickSet-pictogram op de
taakbalk van Microsoft
Zie "Dell™ QuickSet" op pagina 141 voor meer
informatie over Dell QuickSet.
• Het besturingssysteem opnieuw installeren
De cd Operating System (besturingssysteem)
OPMERKING: De cd Operating System (Besturingssysteem)
kan optioneel zijn en is wellicht niet meegeleverd met uw
computer.
Het besturingssysteem is reeds op de computer
geïnstalleerd. Wanneer u het besturingssysteem opnieuw
wilt installeren, moet u de cd Operating System
(Besturingssysteem) gebruiken (zie "Windows opnieuw
installeren" op pagina 113).
voor het besturingssysteem bevindt zich op de computer.
OPMERKING: De kleur van de cd is afhankelijk van het
besturingssysteem dat u hebt besteld.
.
wilt weergeven,
®
Windows®.
Nadat u uw besturingssysteem
opnieuw hebt geïnstalleerd,
gebruikt u het optionele
medium Drivers and Utilities
om de stuurprogramma's
opnieuw te installeren voor
de apparaten die zijn
meegeleverd met uw
computer.
SCHERMVERGRENDELING — Druk op deze knop om de schermvergrendeling vrij te geven en het beeldscherm te openen.
BEELDSCHERM — Zie "Het beeldscherm gebruiken" op pagina 45 voor meer informatie over het beeldscherm.
AAN/UIT-KNOP — Druk op de aan/uit-knop om de computer in te schakelen of om een energiebeheermodus te
verlaten (zie "Energiebeheermodi" op pagina 34).
KENNISGEVING: U voorkomt dat er gegevens verloren gaan door de computer uit te schakelen door
Microsoft
®
Windows® af te sluiten in plaats van op de aan/uit-knop te drukken.
Als de computer niet meer reageert, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld (dit
kan enkele seconden duren).
STATUSLAMPJESAPPARAAT
16Uw computer
Page 17
Gaat branden wanneer u de computer inschakelt en knippert wanneer de
computer zich in een energiebeheermodus bevindt.
Gaat branden wanneer de computer gegevens leest of schrijft.
KENNISGEVING: Schakel de computer nooit uit wanneer de het
lampje knippert om gegevensverlies te voorkomen.
Zal gaan branden of knipperen om de batterijstatus aan te geven.
Gaat branden wanneer draadloze apparaten zijn ingeschakeld.
Gaat branden wanneer de draadloze Bluetooth
®
-technologie wordt
ingeschakeld. U schakelt de draadloze Bluetooth-technologie in of uit
door de knop voor een draadloos netwerk op de "on"-stand te zetten. Zie
"knop voor een draadloos netwerk" op pagina 20 voor meer informatie.
OPMERKING: De draadloze Bluetooth-technologie is een optionele functie op
de computer. Het -pictogram is dus alleen beschikbaar als u de draadloze
Bluetooth-technologie bij de computer hebt besteld. Zie de documentatie die bij
de draadloze Bluetooth-technologie werd meegeleverd, voor meer informatie.
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, geldt voor het lampje het volgende:
– Lampje is groen: De batterij wordt opgeladen.
– Lampje knippert groen: De batterij is bijna vol.
– Lampje is uit: De batterij is voldoende opgeladen (of er is geen externe stroom beschikbaar om de batterij op te laden).
Werkt de computer op een batterij, dan geldt voor het lampje het volgende:
– Lampje is uit: De batterij is voldoende opgeladen (of de computer is uitgeschakeld).
– Het lampje knippert oranje: De batterij is zo goed als leeg.
– Het lampje is oranje: De batterij is bijna leeg.
TOETSENBORD — Het toetsenbord bevat een numeriek toetsenblok alsook de Microsoft
"Het toetsenbord gebruiken" op pagina 39 voor informatie over ondersteunde toetsenbordsneltoetsen.
TOUCHPAD — Biedt dezelfde functionaliteit als die van een muis (zie "Touchpad" op pagina 41).
VINGERAFDRUKLEZER (OPTIONEEL)—Hiermee houdt u uw Dell™-computer veilig. Wanneer u uw vinger over de
lezer veegt, wordt uw unieke vingerafdruk gebruikt om uw gebruikersidentiteit te verifiëren. Zie
"Beveiligingsbeheersoftware" op pagina 77 voor informatie over hoe u de beveiligingsbeheersoftware activeert en
gebruikt voor het regelen van de vingerafdruklezer.
TOUCHPADKNOPPEN/TRACK-STICKKNOPPEN — Gebruik deze knoppen op dezelfde manier als de knoppen op een
muis wanneer u de touchpad en de track stick gebruikt om de cursor op het beeldscherm te verplaatsen.
TRACKSTICK — Biedt dezelfde functionaliteit als die van een muis.
®
Windows®-toets. Zie
Uw computer17
Page 18
STATUSLAMPJESTOETSENBORD
De groene lampjes boven het toetsenbord geven het volgende aan:
Gaat branden wanneer het numerieke toetsenblok wordt
9
ingeschakeld.
Gaat branden wanneer de hoofdletterfunctie wordt
A
ingeschakeld.
Gaat branden wanneer de scroll lock-functie wordt
ingeschakeld.
VOLUMEKNOPPEN — Druk op deze knoppen om het volume aan te passen.
OMGEVINGSLICHTSENSOR — Spoort het aanwezige omgevingslicht op en verhoogt of verlaagt automatisch het
schermlicht om als compensatie te dienen in omgevingen met veel of weinig licht. Druk op <Fn> en op de pijl naar
links om de sensor in of uit te schakelen ("De omgevingslichtsensor gebruiken" op pagina 47).
DEMPKNOP — Druk op deze knop om het volume uit te schakelen.
18Uw computer
Page 19
Linkeraanzicht
123657849
1sleuf voor beveiligingskabel2ventilatieopeningen3audioconnectoren
4smartcardsleuf (met blanco kaart)51394-connector6knop voor een draadloos
netwerk
™
7Wi-Fi Catcher
SLEUFVOORBEVEILIGINGSKABEL — Hiermee bevestigt u een in de handel verkrijgbare antidiefstalvoorziening aan
het mediacompartiment (zie "Beveiligingskabelslot" op pagina 71).
VENTILATIEOPENINGEN — De computer gebruikt een interne ventilator om voldoende lucht door te openingen te
laten, zodat de computer niet oververhit raakt.
OPMERKING: Blokkeer de luchtopeningen niet, duw er geen voorwerpen in en zorg dat er zich geen stof in
ophoopt. Plaats de Dell-computer niet in een omgeving waar weinig lucht beschikbaar is, zoals een gesloten koffer,
als de computer is ingeschakeld. Als u dat toch doet, loopt u risico op brand of beschadiging van de computer.
Wanneer de computer te warm wordt, wordt de ventilator ingeschakeld. Ventilatorgeruis is normaal en duidt niet
op een probleem met de ventilator of de computer.
AUDIOCONNECTOREN
-lampje8pc-kaartsleuf9vaste schijf
Uw computer19
Page 20
Sluit opname-/afspeelapparaten aan, zoals cassettespelers en cdspelers, op de connector.
Sluit koptelefoons of luidsprekers aan op de connector.
Sluit een microfoon aan op de connector.
SMARTCARDSLEUF (METBLANCOKAART)
Ondersteunt één smartcard. Smartcards bieden een verscheidenheid aan functies aan, zoals beveiligingsfuncties en
gegevensopslag. De blanco kaart voorkomt dat er vreemd materiaal in de computer terecht komt wanneer er geen
smartcard in de smartcardsleuf zit. Zie "Smartcards" op pagina 67 voor meer informatie over de blanco kaart en
instructies over het verwijderen ervan.
CONNECTOR — Ondersteunt hot-swapping, meerdere snelheden op dezelfde bus en gegevensoverdracht op
1394-
basis van tijd. Dit biedt bandbreedte voor multimediabewerkingen.
KNOPVOOREENDRAADLOOSNETWERK — Wanneer deze schakelaar met Dell QuickSet is ingeschakeld, zoekt deze
naar een draadloze LAN (WLAN) in uw nabijheid. U kunt deze ook gebruiken om een willekeurig draadloos
apparaat snel in of uit te schakelen, zoals WLAN-kaarten en interne kaarten met de draadloze Bluetooth-technologie
(zie "Dell Wi-Fi Catcher™-netwerkzoeker" op pagina 59).
1234
1"off"-standSchakelt draadloze apparaten uit
2"on"-standSchakelt draadloze apparaten in
3"momentary"-standZoekt naar WLAN-netwerken (zie "Dell Wi-Fi
Catcher™-netwerkzoeker" op pagina 59)
4Wi-Fi Catcher-lampje
20Uw computer
Page 21
WI-FI CATCHER™-LAMPJE — Voor het lampje geldt het volgende:
– Lampje knippert groen: Naar netwerken zoeken
– Lampje is groen: Sterk netwerk gevonden
– Lampje is geel:
Zwak netwerk gevonden
– Lampje knippert geel: Fout
– Lampje is uit: Er is geen signaal gevonden
OPMERKING: Het Dell Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker-lampje verschijnt alleen wanneer de computer is
uitgeschakeld en draadloos netwerken is ingeschakeld in het System Setup-programma. Onder Microsoft
Windows-besturingssytemen verschijnt dit lampje niet.
PC-KAARTSLEUF — Ondersteunt één pc-kaart, zoals een modem of netwerkadapter. Als de computer wordt
geleverd, bevat de sleuf een blanco kaart om te voorkomen dat er vreemd materiaal in de computer terecht komt
wanneer er geen kaart is geïnstalleerd (zie "Kaarttypen" op pagina 67).
VASTESCHIJF — Slaat software en gegevens op.
Rechteraanzicht
1
23
1schijfhouder2ontgrendeling van schijfhouder3USB-connectoren (2)
SCHIJFHOUDER — Ondersteunt de diskette of een optisch station, tweede batterij, tweede vaste schijf of een
Dell TravelLite™-module (zie "Multimedia gebruiken" op pagina 61).
ONTGRENDELINGVANSCHIJFHOUDER — Druk op de vergrendeling om elk apparaat dat in het mediacompartiment
is geïnstalleerd, uit te werpen.
CONNECTOREN (2)
USB-
Sluit USB-apparaten aan, zoals een muis, toetsenbord of printer.
4seriële connector5videoconnector6connector voor netadapter
7ventilatieopeningen
WAARSCHUWING: Blokkeer de luchtopeningen niet, duw er geen voorwerpen in en zorg dat er zich geen stof
in ophoopt. Plaats de computer niet in een omgeving waar weinig lucht beschikbaar is, zoals een gesloten koffer,
als de computer is ingeschakeld. Als u dat toch doet, loopt u risico op brand of beschadiging van de computer.
NETWEKCONNECTOR (RJ-45)
KENNISGEVING: De netwerkconnector is iets groter dan de modemconnector. U voorkomt schade aan de
computer door geen telefoonlijn op de netwerkconnector aan te sluiten.
Sluit uw computer aan op een netwerk. De twee lampjes
naast de connector geven de status en activiteit aan voor
bedrade netwerkverbindingen.
Raadpleeg voor informatie over het gebruik van de
netwerkadapter de met de computer meegeleverde
gebruikershandleiding van het apparaat.
MODEMCONNECTOR (RJ-11)
USB-
CONNECTOREN (2)
22Uw computer
Sluit de telefoonlijn aan op de modemconnector.
Zie de documentatie over de on line modem die met de
computer is meegeleverd, voor informatie over het gebruik
van de modem (zie "Informatie zoeken" op pagina 11).
Sluit USB-apparaten aan, zoals een muis, toetsenbord of printer.
Page 23
SERIËLECONNECTOR
VIDEOCONNECTOR
Sluit seriële apparaten aan, zoals een muis, toetsenbord of printer.
Sluit videoapparaten aan, zoals een monitor.
CONNECTOR
VOORNETADAPTER
Sluit een netadapter op de computer aan.
De netadapter zet netstroom om naar gelijkstroom die door de computer wordt vereist. U kunt de netadapter
aansluiten met de computer in- of uitgeschakeld.
WAARSCHUWING: De netadapter werkt op elektriciteitsnetten wereldwijd. Stroomaansluitingen en
contactdozen verschillen echter sterk per land. Wanneer u een incompatibele kabel gebruikt of de kabel onjuist
op de contactdoos of het stopcontact aansluit, kan er brand of schade aan de apparatuur ontstaan.
KENNISGEVING: Wanneer u de netadapter van de computer loskoppelt, moet u stevig maar voorzichtig aan de
connector trekken en niet aan de kabel zelf, om schade aan de kabel te voorkomen. Wanneer u de netadapterkabel
inpakt, moet u ervoor zorgen dat u de hoek van de connector op de netadapter aanhoudt om schade aan de kabel
te voorkomen.
Uw computer23
Page 24
VENTILATIEOPENINGEN — De computer gebruikt een interne ventilator om voldoende lucht door te openingen te
laten, zodat de computer niet oververhit raakt.
WAARSCHUWING: Blokkeer de luchtopeningen niet, duw er geen voorwerpen in en zorg dat er zich geen stof
in ophoopt. Plaats de computer niet in een omgeving waar weinig lucht beschikbaar is, zoals een gesloten koffer,
als de computer is ingeschakeld. Als u dat toch doet, loopt u risico op brand of beschadiging van de computer.
Onderaanzicht
1
8
7
6
1batterijoplaadmeter/gezondheidscontrole 2batterij3ontgrendelingsschuifjes van
BATTERIJOPLAADMETER/GEZONDHEIDSCONTROLE — Biedt informatie over de batterijlading (zie "De batterijlading
controleren" op pagina 32).
BATTERIJ — Wanneer er een batterij is geïnstalleerd, kunt u de computer gebruiken zonder dat u deze op een
stopcontact hoeft aan te sluiten (zie "Batterijen gebruiken" op pagina 31).
ONTGRENDELINGSSCHUIFJESVANBATTERIJCOMPARTIMENT (2) — Ontgrendelt de batterij (zie "De batterij
vervangen" op pagina 36 voor instructies).
24Uw computer
Page 25
BORGSCHROEF (INDIENAANWEZIG)—Indien aanwezig houdt deze schroef apparaten, zoals een optische schijf,
op hun plaats.
KAPJE GEHEUGENMODULE — Bedekt het deel met de tweede connector van de geheugenmodule (DIMM B) (zie
"Geheugen" op pagina 152).
CONNECTORKOPPELAPPARAAT — Hiermee bevestigt u de computer aan een koppelapparaat. Raadpleeg de
documentatie bij het koppelapparaat voor meer informatie over het loskoppelen.
VENTILATIEOPENINGEN — De computer gebruikt een interne ventilator om voldoende lucht door te openingen te
laten, zodat de computer niet oververhit raakt.
WAARSCHUWING: Blokkeer de luchtopeningen niet, duw er geen voorwerpen in en zorg dat er zich geen stof
in ophoopt. Plaats de computer niet in een omgeving waar weinig lucht beschikbaar is, zoals een gesloten koffer,
als de computer is ingeschakeld. Als u dat toch doet, loopt u risico op brand of beschadiging van de computer.
VASTESCHIJF — Slaat software en gegevens op.
Uw computer25
Page 26
26Uw computer
Page 27
Informatie naar een nieuwe computer
overbrengen
Het Microsoft® Windows® XP-besturingssysteem beschikt over de wizard Bestanden en instellingen
overzetten waarmee u gegevens van een broncomputer naar een nieuwe computer kunt overbrengen.
U kunt gegevens overbrengen als:
•E-mailberichten
•Werkbalkinstellingen
•Vensterformaten
•Internetbladwijzers
U kunt de gegevens via een netwerk, een seriële verbinding of via een kabel voor eenvoudige
overzetting voor Windows Vista
een verwisselbaar medium opslaan, zoals een beschrijfbare cd, om ze vervolgens op de nieuwe
computer te zetten.
OPMERKING: U kunt gegevens van de oude naar de nieuwe computer overzetten door direct op de
in-/uitvoer-poorten van de twee computers een seriële kabel aan te sluiten. Wilt u de gegevens inderdaad via
een seriële verbinding overbrengen, moet u via het Configuratiescherm het hulpprogramma
Netwerkverbindingen openen en extra configuratiestappen uitvoeren, zoals het instellen van een
geavanceerde verbinding en de hostcomputer en de gastcomputer toewijzen.
Zie het artikel #305621 in de Microsoft Knowledge Base genaamd How to Set Up a Direct Cable Connection Between Two Computers in Windows XP (Een directe kabelverbinding instellen tussen twee computers in
Windows XP) voor instructies over het instellen van een directe kabelverbinding tussen twee computers.
Deze informatie is mogelijk niet in alle landen beschikbaar.
Wanneer u informatie naar een nieuwe computer wilt overbrengen, moet u de wizard Bestanden en
instellingen overzetten uitvoeren. U kunt voor dit proces de optionele cd Operating System
(Besturingssysteem) gebruiken of een wizardschijf maken met de wizard Bestanden en instellingen
overbrengen.
®
naar de nieuwe computer overbrengen. U kunt de gegevens ook op
De wizard Bestanden en Instellingen overzetten uitvoeren met de cd Operating System
(Besturingssysteem)
OPMERKING: Voor deze procedure hebt u de cd Operating System (Besturingssysteem) nodig. Deze cd is
optioneel en wordt niet bij alle computers geleverd.
Informatie naar een nieuwe computer overbrengen27
Page 28
De nieuwe computer voorbereiden voor de bestandsoverdracht:
1
Start de
2
Wanneer het welkomstscherm van de
uop
3
Klik in het scherm
4
Klik in het scherm
met Windows XP gebruiken
5
Wanneer het scherm
Klik op dit moment
Gegevens vanaf de oude computer kopiëren:
1
Plaats op de oude computer de cd Windows XP
2
Klik in het scherm
3
Klik onder
4
Klik in het welkomstscherm van de
5
Klik in het scherm
6
Selecteer de gewenste methode
overzetten.
7
Selecteer in het scherm
Nadat u de gegevens hebt gekopieerd, verschijnt het scherm
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Volgende
.
Oude of nieuwe computer?
Hebt u de cd-rom met Windows XP bij de hand?
Ga nu naar de oude computer
niet
op
Welkom bij Microsoft Windows XP
Wat wilt u doen?
Oude of nieuwe computer?
Wat wilt u overzetten?
en klik op
Volgende
op
Bestanden en instellingen overzetten
in het scherm Op welke manier wilt u uw bestanden en instellingen
Volgende
.
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
.
, op
Nieuwe computer
.
. verschijnt, gaat u naar de oude of broncomputer.
Operating System
op
op
Oude computer
de items die u wilt overbrengen en klik op
en klik op
, op
Ik wil de wizard op de cd-rom
(Besturingssysteem).
Andere taken uitvoeren
.
en klik op
Gegevens verzamelen
Volgende
op
Volgende
verschijnt, klikt
.
.
Volgende
.
.
.
Volgende
.
8
Klik op
Gegevens naar de nieuwe computer overzetten:
1
Klik op het scherm
2
Selecteer in het scherm
het overbrengen van instellingen en bestanden en klik op
De wizard leest de verzamelde bestanden en instellingen en past ze op de nieuwe computer toe.
Wanneer alle instellingen en bestanden zijn toegepast, verschijnt het scherm
3
Klik op
28Informatie naar een nieuwe computer overbrengen
Voltooien
Voltooid
.
Ga nu naar de oude computer
Waar bevinden zich de bestanden en instellingen?
en start de computer opnieuw op.
op de nieuwe computer en klik op
de gewenste methode voor
Volgende
.
Voltooid
Volgende
.
.
Page 29
De wizard Bestanden en instellingen overzetten uitvoeren zonder de cd Operating System
(Besturingssysteem)
Wanneer u de wizard Bestanden en instellingen overzetten zonder de cd Operating System
(Besturingssysteem) wilt uitvoeren, moet u een wizardschijf maken waarmee u een back-upkopiebestand
kunt maken op een verwisselbare medium.
U maakt een wizardschijf door op de nieuwe computer met Windows XP de volgende stappen uit te voeren:
Klik op
1
2
Wanneer het welkomstscherm van de
uop
3
Klik in het scherm
4
Klik in het scherm
het volgende diskettestation maken
5
Plaats het verwisselbare medium, zoals een schrijfbare CD en klik op OK.
6
Nadat de schijf is gemaakt en het bericht
u
7
Ga naar de oude computer.
Gegevens vanaf de oude computer kopiëren:
1
Plaats de wizardschijf in de oude computer.
2
Klik op
3
Blader in het veld
verwisselbare media) en klik op
4
Klik in het welkomstscherm van de
5
Klik in het scherm
6
Selecteer de gewenste methode in het scherm
overzetten?
7
Selecteer in het scherm
Nadat u de gegevens hebt gekopieerd, verschijnt het scherm
Start→ Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Volgende
niet
op
Volgende
Start→
.
.
Oude of nieuwe computer?
Hebt u de cd-rom met Windows XP bij de hand?
→
Volgende
.
Uitvoeren
Openen
.
in het venster
OK
.
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Oude of nieuwe computer?
Wat wilt u overzetten?
, op
.
Ga nu naar de oude computer
Uitvoeren
, op
Op welke manier wilt u uw bestanden en instellingen
, de items die u wilt overbrengen en klik op
.
Nieuwe computer→
, op
naar het pad voor
Oude computer→
Gegevens verzamelen
verschijnt, klikt
Volgende
Ik wil de wizarddiskette in
fastwiz
Volgende
.
is verschenen, klikt
(op de juiste
op
Volgende
.
Volgende
.
.
.
8
Klik op
Gegevens naar de nieuwe computer overzetten:
1
Klik op het scherm
2
Selecteer in het scherm
het overbrengen van instellingen en bestanden en klik op
De wizard leest de verzamelde bestanden en instellingen en past ze op de nieuwe computer toe.
Wanneer alle instellingen en bestanden zijn toegepast, verschijnt het scherm
Voltooien
.
Ga nu naar de oude computer
Waar bevinden zich de bestanden en instellingen?
op de nieuwe computer en klik op
Volgende
Informatie naar een nieuwe computer overbrengen29
de gewenste methode voor
. Volg de instructies op het scherm.
Voltooid
Volgende
.
.
Page 30
3
Klik op
Voltooid
en start de computer opnieuw op.
OPMERKING: Zoek in support.dell.com voor document #PA1089586 (How Do I Transfer Files From My Old
Computer to My New Dell Computer Using the Microsoft
bestanden van mijn oude computer over naar mijn nieuwe Dell-computer met het Microsoft
besturingssysteem?) voor meer informatie over deze procedure.
OPMERKING: Toegang tot het Dell™ Knowledge Base-document is in sommige landen niet mogelijk.
Kabel voor eenvoudige overzetting voor Windows Vista
OPMERKING: Dell levert geen kabel voor eenvoudige overzetting voor Windows Vista.
1
Plaats de cd Easy Transfer Cable for Windows Vista Application Software (software voor de kabel voor
®
Windows® XP Operating System? (Hoe breng ik
®
®
Windows® XP-
eenvoudige overzetting voor Windows Vista) in de computer waarvan u gegevens wilt overzetten.
2
Volg de instructies op het scherm totdat u gevraagd wordt de kabel aan te sluiten.
3
Sluit de kabel voor eenvoudige overzetting aan op de broncomputer.
U wordt gevraagd een apparaatoptie te selecteren.
4
Ga verder totdat u gevraagd wordt het andere uiteinde van de kabel met de doelcomputer te
verbinden.
Het scherm geeft aan dat er een verbinding tot stand is gekomen.
5
Volg de instructies op het scherm van de computer waarvan u gegevens wilt overzetten om de
instellingen en bestanden te selecteren die u wilt overzetten.
6
Op een gegeven moment verschijnt er een scherm met het bericht dat u de bestanden kunt gaan
overzetten.
7
Bekijk het overzettingsproces op de doelcomputer en wacht totdat wordt aangegeven dat de
overzetting is voltooid.
8
Klik op
Sluiten
.
U wordt gevraagd de computer opnieuw op te starten.
9
Selecteer Ja.
De computer wordt opnieuw opgestart en de overzetting is voltooid.
30Informatie naar een nieuwe computer overbrengen
Page 31
Batterijen gebruiken
Batterijprestaties
OPMERKING: Zie de Productinformatiegids of het afzonderlijke papieren garantiedocument dat met uw
computer is meegeleverd voor informatie over de Dell-garantie op uw computer.
Voor optimale prestaties van de computer en tevens om te helpen de instellingen van de BIOS te behouden,
dient u de draagbare Dell™-computer te allen tijde te gebruiken terwijl de hoofdbatterij geïnstalleerd is.
Er wordt standaard één batterij meegeleverd; deze bevindt zich in het batterijcompartiment.
OPMERKING: Het kan zijn dat de batterij niet volledig is opgeladen. Gebruik daarom de netadapter om de
computer op het elektriciteitsnet aan te sluiten wanneer u deze voor het eerst gebruikt. Voor de beste
resultaten maakt u gebruik van de netadapter totdat de batterij van uw computer helemaal is opgeladen.
U geeft de batterijstatus weer door de energiemeter in Energiebeheer te openen (zie "De eigenschappen voor
energiebeheer openen" op pagina 35).
De werkingduur van de batterij is afhankelijk van de werkomstandigheden. U kunt eventueel een
tweede batterij in het mediacompartiment plaatsen om de werkingsduur aanzienlijk te verhogen.
OPMERKING: De werkingsduur van de batterij (de tijd gedurende welke de batterij stroom kan leveren) neemt
met de tijd af. Afhankelijk van de frequentie waarmee de batterij wordt gebruikt en de gebruiksomstandigheden kan
het zijn dat u tijdens de levensduur van de computer een nieuwe batterij moet aanschaffen.
OPMERKING: Het wordt aanbevolen dat u de computer op een stopcontact aansluit wanneer u naar een cd
of dvd schrijft.
De werkingsduur neemt aanzienlijk af door onder andere:
•Het gebruik van optische apparaten.
•Het gebruik van draadloze communicatieapparaten, pc-kaarten, Express Cards,
mediageheugenkaarten of USB-apparaten.
•Het gebruiken van zeer heldere weergave-instellingen, driedimensionale screensavers of andere
programma's die veel energie verbruiken, zoals ingewikkelde driedimensionale grafische toepassingen.
•De computer laten draaien op maximale prestaties. Zie "De energiebeheerinstellingen configureren" op
pagina 35 voor informatie over het openen van de eigenschappen voor energiebeheer van Windows of
Dell QuickSet, die u kunt gebruiken om de energiebeheerinstellingen te configureren.
U kunt de batterijstatus controleren voordat u de batterij in de computer stopt. U kunt ook de opties
van het energiebeheer zo instellen dat u gewaarschuwd wordt als de batterij leeg raakt.
Batterijen gebruiken31
Page 32
WAARSCHUWING: Het gebruik van een incompatibele batterij kan de kans op brand of een explosie vergroten.
Vervang de batterij uitsluitend met een compatibele batterij die u bij Dell hebt aangeschaft. De batterij is
speciaal gemaakt voor een Dell-computer. Gebruik geen batterij van een andere computer voor uw computer.
WAARSCHUWING: Gooi batterijen niet met het huisafval weg. Als de batterij geen energie meer bevat, moet
u contact opnemen met de plaatselijke vuilophaal- of milieudienst voor advies over het verwijderen van een
lithium-ionbatterij. Zie "Batterijen verwijderen" in de
WAARSCHUWING: Misbruik van de batterij kan de kans op brand of chemische brandwonden verhogen. Maak
geen gaten in batterijen, gooi geen batterijen in het vuur, maak geen batterijen open en stel geen batterijen bloot
aan een temperatuur hoger dan 65° C (149° F). Houd de batterij buiten bereik van kinderen. Ga uiterst voorzichtig
met beschadigde of lekkende batterijen om. Beschadigde batterijen kunnen lekken en lichamelijke schade of
schade aan uw apparatuur opleveren.
Productinformatiegids
.
De batterijlading controleren
De Dell QuickSet Battery Meter, het Microsoft Windows Energiemeter-venster en batterijmeter-
pictogram ( of ), de batterijopladingsmeter en gezondheidscontrole en de waarschuwing bij de
batterij die leeg raakt, geven informatie over de batterijstatus.
Dell™ QuickSet-batterijmeter
Als Dell QuickSet is geïnstalleerd, drukt u op <Fn><F3> om de QuickSet-batterijmeter weer te geven.
De batterijmeter toont de status en de gezondheid van de batterij, het oplaadniveau en de tijd totdat het
opladen is voltooid.
Voor meer informatie over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op het QuickSet-pictogram op de
taakbalk en klikt u daarna op Help.
Microsoft® Windows® Energiemeter
De Windows Energiemeter geeft de resterende batterijlading weer. U controleert de energiemeter door te
dubbelklikken op het batterijmeterpictogram ( of ) op de taakbalk.
Als de computer op een stopcontact is aangesloten, verschijnt er een -pictogram.
Ladingsmeter
U controleert het volgende door de statusknop op de ladingsmeter op de batterij eenmaal in te drukken
of vast te houden:
•Lading van de batterij (de statusknop indrukken en
•Gezondheid van de batterij (de statusknop indrukken en
De werkingsduur van de batterij wordt grotendeels bepaald door het aantal keren dat deze is opgeladen.
Na honderden laadcycli verliezen batterijen iets van hun oplaadbaarheidsvermogen, oftewel iets van hun
gezondheid. Dat betekent dat een batterij met de status "geladen" een verminderd
oplaadbaarheidsvermogen (slechtere gezondheid) kan hebben.
32Batterijen gebruiken
loslaten
vasthouden
)
)
Page 33
De batterijstatus controleren
Wanneer u de batterijstatus wilt controleren, moet u de statusknop op de ladingsmeter indrukken en
loslaten om de ladingsniveaulichtjes te laten branden. Elk lampje vertegenwoordigt ongeveer 20 procent
van de totale batterijlading. Als bijvoorbeeld tachtig 80 procent van de lading resteert, zullen er vier
lampjes branden. Als er geen lampjes branden, is de batterij leeg.
De gezondheid van de batterij controleren
OPMERKING: De gezondheid van de batterij kan op twee manieren worden gecontroleerd: door de ladingsmeter
te gebruiken zoals hieronder wordt beschreven, en door de batterijmeter te gebruiken in Dell QuickSet. Voor
informatie over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram op de taakbalk en daarna op Help.
Wanneer u de gezondheid van de batterij met de ladingsmeter wilt controleren, moet u de statusknop op
de ladingsmeter minstens 3 seconden ingedrukt houden. Als er geen lampjes gaan branden, verkeert de
batterij in een goede conditie, en heeft deze nog meer dan 80 procent van zijn oorspronkelijke
oplaadcapaciteit. Elk lampje geeft een afnemende conditie aan. Als er vijf lampjes gaan branden, is er
minder dan 60% van de oorspronkelijk oplaadcapaciteit over, en kunt u de batterij het beste vervangen.
Zie "Batterijprestaties" op pagina 31 voor meer informatie over de werkingsduur van de batterij.
Waarschuwing dat batterij bijna leeg is
KENNISGEVING: Om te voorkomen dat gegevens beschadigd raken of verloren gaan, moet u uw werk direct
opslaan als u een waarschuwing ontvangt dat de batterij bijna leeg is. Sluit de computer nu aan op een stopcontact
of plaats een tweede batterij in het batterijcompartiment. Als de batterij volledig leegraakt, wordt automatisch de
slaapstand geactiveerd.
Wanneer de batterij voor bijna 90 procent leeg is, verschijnt er een pop-upvenster die u hiervoor
waarschuwt. Als er twee batterijen zijn aangebracht, betekent deze waarschuwing dat de batterijen
samen voor bijna 90 procent leeg zijn. Wanneer de batterij zo goed als leeg is, wordt de computer in de
slaapstand gezet.
In QuickSet of in het venster Eigenschappen voor Energiebeheer kunt u de instellingen voor de
batterijwaarschuwingen wijzigen. Zie "De energiebeheerinstellingen configureren" op pagina 35 voor
informatie over het openen van QuickSet of het venster Eigenschappen voor Energiebeheer.
Batterijen gebruiken33
Page 34
Batterijstroom besparen
Voer de onderstaande acties uit om batterijstroom te besparen:
•Sluit de computer aan op een stopcontact indien mogelijk, omdat de levensduur van de batterij
grotendeels wordt bepaald door het aantal keren dat deze wordt gebruikt en wordt opgeladen.
•Zet de computer in de stand-bymodus of in de slaapstand wanneer u deze voor een langere tijd niet
gebruikt. Zie "Energiebeheermodi" op pagina 34.
•Gebruik de wizard Energiebeheer of het venster
selecteren om het energiegebruik van de computer te optimaliseren. Deze opties kunnen bovendien zo
worden ingesteld dat ze worden gewijzigd wanneer u op de aan/uit-knop drukt, het scherm dichtklapt
of op <Fn><Esc> drukt.
OPMERKING: Zie "De energiebeheerinstellingen configureren" op pagina 35 voor informatie over het besparen
van batterijstroom.
Eigenschappen voor energiebeheer
om opties te
Energiebeheermodi
Stand-bymodus en slaapstand
De stand-bymodus (slaapstand in Microsoft Windows Vista®) bespaart energie door het beeldscherm en
de vaste schijf na een vooraf vastgestelde periode van inactiviteit uit te schakelen (een time-out).
Wanneer de computer de stand-bymodus of slaapstand verlaat, keert deze terug naar de toestand van
voor de stand-bymodus.
KENNISGEVING: Als uw computer in de stand-bymodus of slaapstand geen net- of batterijstroom meer krijgt,
kunnen er gegevens verloren gaan.
U zet de computer in Windows XP in de stand-bymodus door op Start te klikken, vervolgens op
Afsluiten en ten slotte op Stand-by.
U zet de computer in Windows Vista in de Sleep-modus door op de knop Start te klikken en
vervolgens op Slaapstand.
Afhankelijk van de ingestelde energiebeheeropties in het venster Eigenschappen voor Energiebeheer of
in de wizard QuickSet Energiebeheer, gebruikt u een van de onderstaande methoden:
•Druk op de aan/uit-knop.
•Klap het beeldscherm dicht.
•Druk op <Fn><Esc>.
U verlaat de stand-bymodus of slaapstand door op de aan/uit-knop te drukken of het beeldscherm open
te klappen, afhankelijk van de ingestelde energiebeheeropties. U kunt de stand-bymodus of slaapstand
niet verlaten door op een toets te drukken of de touchpad of track stick aan te raken.
34Batterijen gebruiken
Page 35
Slaapstand
De slaapstand bespaart energie door systeemgegevens naar een gereserveerd gebied op de vaste schijf te
kopiëren en de computer vervolgens volledig uit te schakelen. Wanneer de computer de slaapstand
verlaat, keert deze terug naar de toestand van voor de slaapstand.
KENNISGEVING: Het is niet mogelijk apparaten te verwijderen of de computer los te koppelen terwijl deze zich in
de slaapstand bevindt.
De computer gaat in de slaapstand als de batterij zo goed als leeg is.
U zet de computer in Windows XP handmatig in de slaapstand door op Start, Afsluiten te klikken, de
toets <Shift> ingedrukt te houden en op Sluimerstand te klikken.
U zet de computer in Windows Vista handmatig in de sluimerstand door op de knop Start te klikken
en vervolgens op Sluimerstand.
Afhankelijk van de ingestelde energiebeheeropties in het venster Eigenschappen voor Energiebeheer of
in de wizard QuickSet Energiebeheer, gebruikt u een van de onderstaande methoden om de slaapstand in
te stellen:
•Druk op de aan/uit-knop.
•Klap het beeldscherm dicht.
•Druk op <Fn><F1>.
OPMERKING: Sommige pc-kaarten of Express Cards functioneren niet correct nadat de computer de slaapstand
heeft verlaten. Verwijder de kaart en plaats deze opnieuw (zie "Een (blanco) kaart verwijderen" op pagina 69) of
start de computer opnieuw op.
Druk op de aan/uitknop om de slaapstand te verlaten. Het kan even duren voordat de computer de
slaapstand heeft verlaten. U kunt de slaapstand niet verlaten door op een toets te drukken of de
touchpad of track stick aan te raken. Zie de documentatie die met het besturingssysteem is meegeleverd
voor meer informatie over de slaapstand.
De energiebeheerinstellingen configureren
Voor het configureren van de energiebeheerinstellingen op de computer kunt u de wizard QuickSet
Energiebeheer of de eigenschappen voor energiebeheer van Windows gebruiken. Voor meer informatie
over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op het QuickSet-pictogram op de taakbalk en klikt
u daarna op Help.
De eigenschappen voor energiebeheer openen
Windows XP
Klik op de knop Start, wijs naar Configuratiescherm→ Prestaties en onderhoud en klik op
Energiebeheer.
Batterijen gebruiken35
Page 36
Windows Vista
Klik op de knop Start van Windows Vista en klik op Configuratiescherm, Systeem en onderhoud en
ten slotte op Energiebeheer.
De batterij opladen
Als u de computer aansluit op een stopcontact of een batterij aanbrengt terwijl de computer op een
stopcontact is aangesloten, zal de computer de lading en temperatuur van de batterij controleren. Indien
nodig zal de netadapter de batterij opladen en de batterijlading op peil houden.
OPMERKING: Met behulp van de Dell™ ExpressCharge™ laadt de netadapter, als uw computer uitstaat, een
volledig lege batterij tot 80 procent op in ongeveer 1 uur, en tot 100 procent in ongeveer 2 uur. De oplaadtijd is
langer als de computer aanstaat. U kunt de batterij in de computer laten zitten zolang als u wilt. De interne circuits
van de batterij voorkomen dat de batterij wordt overladen.
Als de batterij erg warm is geworden door het gebruik in de computer of in een warme omgeving verkeert,
is het mogelijk dat de batterij niet wordt opgeladen als u de computer op een stopcontact aansluit.
De batterij is te warm om opgeladen te kunnen worden als het -lampje afwisselend groen en oranje
knippert. Koppel de computer los van het stopcontact en laat de computer en batterij afkoelen tot
kamertemperatuur. Sluit de computer vervolgens aan op een stopcontact om het opladen van de batterij
voort te zetten.
Zie "Voedingsproblemen" op pagina 99 voor informatie over het oplossen van problemen met batterijen.
De batterij vervangen
WAARSCHUWING: Het gebruik van een incompatibele batterij kan de kans op brand of een explosie vergroten.
Vervang de batterij uitsluitend met een compatibele batterij die u bij Dell hebt aangeschaft. De batterij is
speciaal gemaakt voor een Dell™-computer. Gebruik geen batterij van een andere computer voor uw computer.
WAARSCHUWING: Voordat u deze procedures uitvoert, moet u de computer uitzetten, de netadapter uit het
stopcontact halen, de modem losmaken van de wandaansluiting en de computer en alle andere externe kabels
loskoppelen van de computer.
KENNISGEVING: U moet alle externe kabels uit de computer verwijderen om eventuele schade te voorkomen.
U verwijdert de batterij als volgt:
Als de computer is aangesloten op een dockingstation, koppelt u het dockingstation los. Raadpleeg de
1
documentatie bij het dockingstation voor instructies voor het loskoppelen.
2
Zorg ervoor dat de computer uitstaat.
3
Open het vergrendelingsschuifje van de batterijhouder (of mediabasis) aan de onderkant van de
computer en haal de batterij uit de houder.
36Batterijen gebruiken
Page 37
Wanneer u de batterij wilt vervangen, volgt u de verwijderingsprocedure in omgekeerde volgorde.
Een batterij opslaan
Verwijder de batterij als u de computer voor langere tijd opslaat. Een batterij verliest zijn lading als deze
gedurende een lange periode wordt opgeslagen. Na een lange opslagperiode dient u de batterij volledig
opnieuw te laden (zie "De batterij opladen" op pagina 36) voordat u deze gebruikt.
Batterijfouten
Zie "Foutberichten" op pagina 88 om foutcodes te verwerken die door de batterij zijn gegenereerd.
Batterijen gebruiken37
Page 38
38Batterijen gebruiken
Page 39
Het toetsenbord gebruiken
Numeriek toetsenblok
numeriek toetsenblok
Het numerieke toetsenblok werkt als het numerieke toetsenblok op het externe toetsenbord. Elke
toets op het toetsenblok heeft meerdere functies. De cijfers op het toetsenblok en symbolen zijn
blauw gemarkeerd rechts van de toetsenblok. Houd <Fn> ingedrukt en druk op de gewenste toets
om een cijfer of symbool in te voeren.
•Druk op <Num Lk> om het toetsenblok in te schakelen. Het lampje geeft aan dat het
toetsenblok actief is.
•Druk op <Num Lk> om het toetsenblok weer uit te schakelen.
9
Het toetsenbord gebruiken39
Page 40
Toetsencombinaties
Systeemfuncties
<Ctrl><Shift><Esc>Opent het venster Taa k b e h e er .
Batterij
<Fn><F3>Geeft de Dell™ QuickSet-batterijmeter weer (zie "Dell™
QuickSet-batterijmeter" op pagina 32).
Weergavefuncties
<Fn><F8>Verplaatst het videobeeld volgens de volgende
beeldschermoptie. Tot de opties behoren het ingebouwde
beeldscherm, een externe monitor en beide schermen
tegelijk.
<Fn><F7>Schaalt tussen breedbeeld en standaard hoogte-
breedteverhouding van video.
<Fn> en de pijl naar linksActiveert de omgevingslichtsensor die de helderheid van
het beeldscherm regelt op basis van de hoeveelheid licht in
de omgeving.
<Fn> en de pijl-omhoogVerhoogt de helderheid alleen op het ingebouwde
beeldscherm (niet op een externe monitor).
<Fn> en de pijl-omlaagVerlaagt de helderheid alleen op het ingebouwde
beeldscherm (niet op een externe monitor).
Energiebeheer
<Fn><Esc>Activeert een energiebeheermodus. U kunt deze
toetsenbordsneltoets opnieuw programmeren om een
andere energiebeheermodus te activeren met het tabblad
Geavanceerd in het venster Eigenschappen voor
Energiebeheer (zie "De eigenschappen voor
energiebeheer openen" op pagina 35).
<Fn><F1>Zet de computer in de slaapstand. Dell QuickSet is
vereist (zie "Dell™ QuickSet" op pagina 141).
40Het toetsenbord gebruiken
Page 41
Microsoft® Windows®-toetsenfuncties
Windows-toets en <m>Minimaliseert alle geopende vensters.
Windows-toets en <Shift><m>Herstelt alle geminimaliseerde vensters. Deze
toetsencombinatie functioneert als een wisselknop
om alle geminimaliseerde vensters te herstellen met de
combinatie van de Windows-toets en de <m>-toets.
Windows-toets en <e>Hiermee wordt Windows Explorer uitgevoerd.
Windows-toets en <r>Opent het dialoogvenster Uitvoeren.
Windows-toets en <f>Opent het dialoogvenster Zoekresultaten.
Windows-toets en <Ctrl><f>Opent het dialoogvenster Zoekresultaten-Computer
(als de computer is verbonden met een netwerk).
Windows-toets en <Pause>Opent het dialoogvenster Systeemeigenschappen.
Wanneer u de toetsenbordbewerking wilt aanpassen, zoals de herhaalsnelheid van tekens, opent u het
Configuratiescherm, klikt u op Printers en andere hardware en klikt u daarna op Toet se n bo r d. Open
Help en ondersteuning (klik hiervoor op Start→ Help en ondersteuning) voor informatie over het
Configuratiescherm.
Touchpad
De touchpad detecteert de druk en beweging van uw vinger zodat u de cursor op het beeldscherm kunt
verplaatsen. Gebruik de touchpad en de touchpadknoppen op dezelfde manier als een muis.
Het toetsenbord gebruiken41
Page 42
•U verplaatst de cursor door uw vinger lichtjes over de touchpad te bewegen.
•U selecteert een object door eenmaal lichtjes op het oppervlak van de touchpad te tikken of uw duim
te gebruiken om op de linker touchpadknop te drukken.
•U selecteert en verplaatst (of sleept) een object door de cursor op het object te plaatsen en tweemaal
op de touchpad te tikken. Laat uw vinger bij de tweede tik op de touchpad liggen en verplaats het
geselecteerde object door uw vinger over het oppervlak te schuiven.
•Wanneer u op een object wilt dubbelklikken, plaatst u de cursor op het object en tikt u tweemaal op de
touchpad of gebruikt u uw duim om tweemaal op de linkertouchpad te drukken.
U kunt ook de track stick gebruiken om de cursor te verplaatsen. Druk de track stick naar links, naar
rechts, omhoog of omlaag om de richting van de cursor op het beeldscherm te wijzigen. Gebruik de track
stick en de track-stickknoppen op dezelfde manier als een muis.
De touchpad en de track stick aanpassen
Met het venster Eigenschappen voor Muis kunt u de touchpad en track stick uitschakelen of de
instellingen ervan aanpassen.
1
Open het Configuratiescherm en klik op
Start→
2
Doe het volgende in het venster
•Klik op
•Klik op het tabblad
3
Klik op OK om de instellingen op te slaan en sluit het venster.
Help en ondersteuning
Device Select
(Apparaatselectie) om de touchpad en track stick uit te schakelen.
Touch pad
) voor informatie over het Configuratiescherm.
Eigenschappen van Muis
Muis. Open Help en ondersteuning (klik hiervoor op
:
om de touchpad- en track-stickinstellingen aan te passen.
Het track-stickdopje vervangen
U kunt de track-stickdop vervangen als deze na langdurig gebruik is versleten. Extra dopjes kunt u kopen
via de Dell-website op dell.com.
42Het toetsenbord gebruiken
Page 43
1
Verwijder het dopje van de track stick.
2
Plaats het nieuwe dopje op het rechthoekige track-stickstaafje en druk het er voorzichtig overheen.
KENNISGEVING: De track stick kan het beeldscherm beschadigen als deze niet correct op het staafje is geplaatst.
3
Probeer de track stick uit om ervoor te zorgen dat het dopje correct is geplaatst.
Het toetsenbord gebruiken43
Page 44
44Het toetsenbord gebruiken
Page 45
Het beeldscherm gebruiken
De helderheid aanpassen
Wanneer een Dell™-computer op batterijen werkt, kunt u stroom besparen door de laagste
helderheidsinstelling te gebruiken en op <Fn> te drukken en op de pijl-omhoog of -omlaag op het
toetsenbord te drukken.
OPMERKING: De toetsencombinaties voor helderheid hebben alleen invloed op het beeldscherm van de
draagbare computer, en niet op monitors of projectors die u op de draagbare computer of koppelapparaat
aansluit. Als de computer is aangesloten op een externe monitor en u wijzigt het helderheidsniveau, is het wel
mogelijk dat de helderheidsmeter verschijnt, maar zal het helderheidsniveau op het externe apparaat niet
veranderen.
U kunt op de volgende toetsen drukken om de helderheid van het beeldscherm aan te passen:
•Druk op <Fn> en op de pijl-omhoog om de helderheid van alleen het ingebouwde beeldscherm
te verhogen (niet op de externe monitor).
•Druk op <Fn> en op de pijl-omlaag om de helderheid van alleen het ingebouwde beeldscherm te
verlagen (niet op de externe monitor).
Het videobeeld verplaatsen
Wanneer u de computer inschakelt terwijl er een extern apparaat (externe monitor of projector) op
is aangesloten en ingeschakeld, kan het beeld op het computerscherm of op het externe apparaat
verschijnen.
Druk op <Fn><F8> om het videobeeld te verplaatsen tussen het beeldscherm en het externe
apparaat of om het op zowel het beeldscherm als het externe apparaat weer te geven.
De beeldschermresolutie en de vernieuwingsfrequentie instellen
Wanneer u een programma met een specifieke resolutie wilt weergeven, moeten zowel de grafische
kaart als het beeldscherm het programma ondersteunen en moeten de vereiste
videostuurprogramma's zijn geïnstalleerd.
Zorg dat u voor toekomstig gebruik een notitie maakt van de standaard weergave-instellingen
voordat u deze wijzigt.
OPMERKING: Gebruik alleen de door Dell geïnstalleerde videostuurprogramma's, ontwikkeld om de beste
prestaties te leveren op het door Dell geïnstalleerde besturingssysteem.
Het beeldscherm gebruiken45
Page 46
Als u een hogere resolutie of kleurenpalet kiest dan door het beeldscherm wordt ondersteund, worden
automatisch die waarden gebruikt die het meest overeenkomen.
Klik op de knop
1
2
Klik onder
3
Klik onder
Beeldscherm
4
Klik in het venster Eigenschappen voor Beeldscherm op het tabblad
5
Probeer de verschillende instellingen uit voor
OPMERKING: Hoe hoger de resolutie, des te kleiner de pictogrammen en tekst op het scherm.
Start
en daarna op
Kies een categorie
Kies een taak...
, op het gebied dat u wilt wijzigen of klik onder
.
Configuratiescherm
op
Vormgeving en thema's
Kleurkwaliteit
.
.
of kies een pictogram
Instellingen
en
Beeldschermresolutie
.
.
op
Als de instelling van de videoresolutie te hoog is om door het beeldscherm te worden ondersteund, gaat
de computer over op de panmodus. In de panmodus kan het hele scherm niet volledig worden
weergegeven. Zo kan de taakbalk, die doorgaans onder aan het bureaublad te zien is, niet langer
zichtbaar zijn. Gebruik de touchpad of track stick om naar beneden, boven, links en rechts te schuiven
om de rest van het beeldscherm weer te geven.
KENNISGEVING: Wanneer u een niet ondersteunde vernieuwingsfrequentie gebruikt, kan een externe monitor
beschadigd raken. Neem daarom de gebruikershandleiding van de monitor door voordat u de vernieuwingsfrequentie op de
externe monitor aanpast.
Onafhankelijke dubbele-weergavemodus
Het is mogelijk een externe monitor of projector op de computer aan te sluiten en te gebruiken als
verlenging van uw beeldscherm (ook bekend als de modus voor een onafhankelijke dubbele weergave of
een uitgebreid bureaublad). Met deze modus kunt u beide schermen onafhankelijk gebruiken en
objecten van het ene scherm naar het andere slepen. Zo verdubbelt u de grootte van uw werkruimte.
1
Sluit de externe monitor, tv of projector op de computer aan.
2
Klik onder
3
Klik onder
Beeldscherm
4
Klik in het venster
Kies een categorie
Kies een taak...
, op het gebied dat u wilt wijzigen of klik onder
.
Eigenschappen voor Beeldscherm
op
Vormgeving en thema's
.
op het tabblad
of kies een pictogram
Instellingen
.
op
OPMERKING: Als u een hogere resolutie of kleurenpalet kiest dan door het beeldscherm wordt ondersteund,
worden automatisch die waarden gebruikt die het meest overeenkomen. Zie de documentatie die bij het
besturingssysteem werd geleverd, voor meer informatie.
5
Klik op het pictogram van monitor 2, vervolgens op de optie
naar deze monitor
6
Stel de gewenste instellingen voor
To ep a ss e n
7
Als u gevraagd wordt de computer opnieuw op te starten, klikt u op
.
toepassen zonder opnieuw op te starten
en daarna op
Toepassen
.
Beeldschermresolutie
en klikt u vervolgens op OK.
Het Windows-bureaublad uitbreiden
voor beide beeldschermen in en klik op
De nieuwe kleurinstelling
46Het beeldscherm gebruiken
Page 47
8
Indien u gevraagd wordt of u het bureaublad wilt vergroten of verkleinen, klikt u op OK.
9
Wordt u gevraagd om de instellingen te behouden, dan klikt u op Ja.
10
Klik op OK om het venster
U schakelt de onafhankelijke dubbele-weergave-modus als volgt uit:
1
Klik op het tabblad
2
Klik op het pictogram van monitor 2 en schakel de optie
deze monitor
Druk, indien nodig, op <Fn><F8> om de weergave terug te brengen naar het computerscherm.
Instellingen
uit en klik op
Eigenschappen voor Beeldscherm
in het venster
To ep a ss e n
.
Eigenschappen voor Beeldscherm
Het Windows-bureaublad uitbreiden naar
te sluiten.
.
Het primaire en secundaire beeldscherm omwisselen
U wisselt het primaire en secundaire beeldscherm als volgt om (wanneer u bijvoorbeeld na het koppelen
de externe monitor als primair beeldscherm wilt gebruiken):
1
Klik op de knop
2
Klik onder
3
Klik onder
Beeldscherm
4
Klik op het tabblad
Raadpleeg de documentatie die bij de videokaart werd geleverd voor meer informatie.
Start
en daarna op
Kies een categorie
Kies een taak...
.
, op het gebied dat u wilt wijzigen of klik onder
Instellingen→ op
Configuratiescherm
op
Vormgeving en thema's
Geavanceerd→
.
.
Beeldscherm
of kies een pictogram
.
op
De omgevingslichtsensor gebruiken
De omgevingslichtsensor bevindt zich op de onderkant van het computerbeeldscherm. De sensor
detecteert beschikbaar omgevingslicht en verhoogt of verlaagt het schermlicht automatisch in
omgevingen met weinig of veel licht.
U kunt de functie voor de omgevingslichtsensor in- of uitschakelen door op de toetsencombinatie <Fn>
plus linkerpijl te drukken.
OPMERKING: Bedek de omgevingslichtsensor niet met plaklabels. Als de sensor is bedekt, wordt de
beeldschermhelderheid automatisch op het laagste niveau ingesteld.
Het beeldscherm gebruiken47
Page 48
1
1omgevingslichtsensor
De omgevingslichtsensor is uitgeschakeld wanneer de computer bij u wordt afgeleverd. AlS u de sensor
inschakelt en een van de toetsencombinaties voor de beeldschermhelderheid gebruikt, wordt de sensor
uitgeschakeld en wordt de helderheid van het beeldscherm overeenkomstig verhoogd of verlaagd.
Met Dell™ QuickSet kunt u de omgevingslichtsensor in- of uitschakelen. Het is ook mogelijk de
maximale en minimale helderheidsinstellingen aan te passen die geactiveerd worden wanneer u de
omgevinglichtsensor inschakelt. Voor meer informatie over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op
het pictogram op de taakbalk en daarna op Help.
OPMERKING: Wanneer u de computer opnieuw opstart, wordt de instelling van voor de aanpassing
(ingeschakeld of uitgeschakeld) hersteld.
OPMERKING: De omgevingslichtsensor past alleen het schermlicht op de draagbare computer aan. Het regelt
niet de helderheid op eventuele externe monitoren of projectors.
ATI Catalyst® Control Center gebruiken
De ATI Catalyst Control Center is een grafische gebruikerstoepassing die toegang biedt tot
beeldschermfuncties in de geïnstalleerde ATI-hardware en -software. Het Catalyst Control Center
verfijnt uw grafische instellingen, schakelt aangesloten weergaveapparaten in of uit en wijzigt de stand
van uw bureaublad. Veel van de functies geven een voorbeeld weer van de wijzigingen voordat ze worden
toegepast.
OPMERKING: Microsoft .NET 1.1 of 2.0 moet zijn geïnstalleerd om alle functies van het Catalyst Control Center
weer te geven.
48Het beeldscherm gebruiken
Page 49
Het Catalyst Control Center heeft twee weergaven voor de software:
•De standaardweergave is een vereenvoudigde weergave met wizards waarmee de onervaren gebruiker
aan het werk kan worden gezet.
•Met de geavanceerde weergave kan de geavanceerde gebruiker het volledige onderdelenpakket van de
software openen en configureren.
De Catalyst Control Center kan zo worden aangepast dat u eenvoudig toegang hebt tot de functies die
u het vaakst gebruikt.
Gebruik de Catalyst Control Center om een uitgebreid on line Help-systeem te openen of verbinding te
maken met de ATI-website.
Het Catalyst Control Center starten
Het Catalyst Control Center kan vanaf de onderstaande toegangspunten worden gestart:
•Menu Start van Windows
•Bureaubladsnelkoppelingen
•Vooraf gedefinieerde sneltoetsen
Het menu Start gebruiken
Klik op de Windows-taakbalk op de knop Start→ Alle programma's→ ATI Catalyst Control Center→
ATI Catalyst Control Center.
De bureaubladsnelkoppeling gebruiken
Wanneer u het ATI Catalyst Control Center installeert, ziet u dat de installatiewizard een optie heeft om
een snelkoppeling op het bureaublad te plaatsen. Als u deze optie selecteert, hoeft u alleen maar op de
bureaubladsnelkoppeling te dubbelklikken om het ATI Catalyst Control Center te starten.
Sneltoetsen gebruiken
U kunt op de vooraf gedefinieerde toetsencombinatie <Ctrl><Alt><C> drukken om het Catalyst
Control Center te starten of uw eigen sneltoets definiëren door gebruik te maken van de Hotkey
Manager van het Catalyst Control Center.
Het beeldscherm gebruiken49
Page 50
50Het beeldscherm gebruiken
Page 51
Netwerken instellen en gebruiken
Wanneer u een computernetwerk instelt, brengt u verbinding tot stand tussen uw computer en het
internet, een andere computer of een netwerk. Met een netwerk dat thuis of op een klein kantoor is
ingesteld, is het bijvoorbeeld mogelijk naar een gedeelde printer af te drukken, stations en bestanden
op een andere computer te gebruiken, andere netwerken door te bladeren of verbinding te maken
met het internet. U kunt een LAN (local area network) instellen met een netwerk- of
breedbandmodemkabel of een draadloze LAN (WLAN) instellen.
De Windows XP- en Windows Vista-besturingssystemen beschikken over wizards die u begeleiden
bij het netwerken van computers. Open Help en ondersteuning (klik hiervoor op Start→ Help en ondersteuning) voor informatie over netwerken.
Een netwerk- of breedbandmodemkabel aansluiten
Voordat u met uw computer verbinding kunt maken met een netwerk, moet er op de computer een
netwerkadapter zijn geïnstalleerd en een netwerkkabel aan zijn verbonden.
1
Sluit de netwerkkabel aan op de connector van de netwerkadapter op de achterkant van de
computer.
OPMERKING: Steek de kabelconnector erin totdat deze op zijn plaats klikt en trek dan voorzichtig aan
de kabel om te controleren of deze goed is aangesloten.
2
Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkverbindingsapparaat of een
netwerkwandconnector.
OPMERKING: Gebruik geen netwerkkabel bij een telefoonwandconnector.
Netwerken instellen en gebruiken51
Page 52
Een netwerk instellen in het Microsoft® Windows® XPbesturingssysteem
1
Klik op
instellen
2
Voltooi de controlelijst.
3
Keer terug naar de wizard Netwerk instellen en volg de instructies in de wizard.
Start→
OPMERKING: Wanneer u de verbindingsmethode Deze computer maakt rechtstreeks verbinding met het
Internet selecteert, schakelt u de ingebouwde firewall in die bij Windows XP Service Pack 2 (SP2) wordt
meegeleverd.
Alle programma's→ Bureau-accessoires→ Communicatie→
→
Volgende→ Controlelijst voor het instellen van een netwerk
Wizard Netwerk
.
Een netwerk instellen in het Microsoft Windows Vista®besturingssysteem
1
Klik op de knop Start van Windows Vista
netwerk instellen
2
Selecteer een optie onder
3
Klik op
Volgende
.
Verbindingsmethode selecteren
en volg de instructies in de wizard.
en daarna op
Verbinding maken→ Een verbinding of
.
WLAN (Wireless Local Area Network)
Een WLAN bestaat uit een aantal onderling verbonden computers die met elkaar communiceren via
luchtgolven in plaats van een netwerkkabel die op elke computer is aangesloten. In een WLAN maakt
een radiocommunicatieapparaat, dat toegangspunt of draadloze router wordt genoemd, verbinding met
netwerkcomputers en biedt toegang tot internet of een netwerk. Het toegangspunt of de draadloze
router en de draadloze netwerkkaart in de computer communiceren door via de luchtgolven gegevens
vanaf hun antennes te verzenden.
Wat u nodig hebt voor een WLAN-verbinding
Voor het instellen van een WLAN hebt u het volgende nodig:
•Snelle (breedband) internettoegang (zoals een kabel of DSL)
•Een breedbandmodem die verbonden en actief is
•Een draadloze router of toegangspunt
•Een draadloze netwerkkaart voor elke computer die u op het WLAN wilt aansluiten
•Een netwerkkabel met een netwerkconnector (RJ-45)
52Netwerken instellen en gebruiken
Page 53
De draadloze netwerkkaart controleren
Afhankelijk van wat u hebt geselecteerd bij de aankoop van uw computer, heeft de computer een aantal
verschillende configuraties. Gebruik een van de onderstaande methodes om te controleren of uw
computer over een draadloze netwerkkaart beschikt en om het type kaart vast te stellen:
•De knop
•De bestelbevestiging voor uw computer
De knop Start en de optie Verbinding maken
Klik in Microsoft Windows XP op Start→ Verbi n d i n g m a k e n→ Alle verbindingen weergeven.
Klik in Microsoft Windows Vista op → Ve rbinding maken→ Netwerkcomputers en apparaten weergeven.
Als Draadloze netwerkverbinding niet verschijnt onder LAN- of Internet-verbinding, hebt u mogelijk
geen draadloze netwerkkaart.
Als Draadloze netwerkverbinding verschijnt, hebt u wel een draadloze netwerkkaart. U geeft als volgt
meer informatie weer over de draadloze netwerkkaart:
1
Rechtsklik op
2
Klik op
Het venster
ziet u de naam en het modelnummer van de draadloze netwerkkaart.
Start
en de optie
Draadloze netwerkverbinding
Eigenschappen
Eigenschappen voor Draadloze netwerkverbinding
OPMERKING: Als de computer is ingesteld op het klassieke menu Start, kunt u netwerkverbindingen
weergeven door te klikken op Startnetwerkverbinding niet verschijnt, hebt u mogelijk geen draadloze netwerkkaart.
Verbinding maken
.
→
.
verschijnt. Op het tabblad
Instellingen→ Netwerkverbindingen. Als Draadloze
Algemeen
De bestelbevestiging voor uw computer
De bestelbevestiging die u hebt ontvangen toen u de computer bestelde, bevat de hardware en de
software die met de computer is meegeleverd.
Een nieuwe WLAN instellen met een draadloze router en een breedbandmodem
1
Neem contact op met uw internetserviceaanbieder voor specifieke informatie over de verbindingseisen
voor uw breedbandmodem.
2
Zorg ervoor dat u bedrade internettoegang hebt via uw breedbandmodem voordat u een draadloze
internetverbinding probeert in te stellen (zie "Een netwerk- of breedbandmodemkabel aansluiten" op
pagina 51).
3
Installeer alle software die voor uw draadloze router vereist is. De draadloze router kan zijn
meegeleverd op een installatie-cd. Deze cd's bevatten gewoonlijk informatie over installaties en het
oplossen van problemen. Installeer de vereiste software volgens de instructies van de routerfabrikant.
4
Schakel de computer en alle andere draadloos ingeschakelde computers in de nabijheid uit via de knop
Start
of het menu .
Netwerken instellen en gebruiken53
Page 54
5
Haal de stroomkabel van de breedbandmodem uit het stopcontact.
6
Koppel de netwerkkabel van de computer en de modem los.
7
Ontkoppel de netadapterkabel van de draadloze router om ervoor te zorgen dat de router geen stroom krijgt.
OPMERKING: Wacht na het loskoppelen van de breedbandmodem minstens 5 minuten voordat u verdergaat met
het instellen van het netwerk.
8
Steek een netwerkkabel in de netwerkconnector (RJ-45) op de breedbandmodem.
9
Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op de internetnetwerkconnector (RJ-45) op de
stroomloze draadloze router.
10
Zorg dat er geen netwerk- of USB-kabels, met uitzondering van de netwerkkabel die verbinding heeft
met de modem en de draadloze router, zijn aangesloten op de breedbandmodem.
OPMERKING: Start de draadloze apparatuur opnieuw op in de volgorde die hieronder is beschreven om te
voorkomen dat de verbinding mislukt.
11
Schakel
alleen
de breedbandmodem in en wacht minstens 2 minuten totdat de breedbandmodem is
gestabiliseerd. Ga na 2 minuten verder naar stap 12.
12
Schakel de draadloze router in en wacht minstens 2 minuten totdat de draadloze router is
gestabiliseerd. Ga na 2 minuten verder naar stap 13.
13
Start de computer op en wacht totdat het opstartproces voltooid is.
14
Zie de documentatie die met de draadloze router is meegeleverd om het volgende te doen om de
draadloze router in te stellen:
•Zorg dat er communicatie is tussen uw computer en de draadloze router.
•Configureer de draadloze router om te communiceren met uw breedbandrouter.
•Ga na wat de uitzendnaam is van de draadloze router. De technische term voor de uitzendnaam
van de router is Service SetIdentifier (SSID) of netwerknaam.
15
Indien nodig configureert u de draadloze netwerkkaart om deze op het draadloze netwerk aan te
sluiten (zie "Verbinding maken met een WLAN" op pagina 54).
Verbinding maken met een WLAN
OPMERKING: Zorg voordat u gaat aansluiten op een WLAN dat u de volgende instructies hebt gevolgd in "WLAN
(Wireless Local Area Network)" op pagina 52.
OPMERKING: De volgende netwerkinstructies gelden niet voor interne kaarten met de draadloze Bluetooth
technologie of mobiele apparaten.
Dit gedeelte bevat algemene procedures voor het aansluiten op een netwerk via draadloze technologie.
Specifieke netwerknamen en configuratiegegevens verschillen. Zie "WLAN (Wireless Local Area
Network)" op pagina 52 voor meer informatie over hoe u zich voorbereidt om de computer op een
WLAN aan te sluiten.
De draadloze netwerkkaart vereist specifieke software en stuurprogramma's voor de aansluiting op een
netwerk. De software is al geïnstalleerd.
54Netwerken instellen en gebruiken
®
-
Page 55
OPMERKING: Als de software wordt verwijderd of beschadigd raakt, volgt u de instructies in de
gebruikersdocumentatie voor uw draadloze netwerkkaart. Controleer het type draadloze netwerkkaart dat op de
computer is geïnstalleerd en zoek de naam ervan op de Dell™ Support-website op support.dell.com. Zie "De
draadloze netwerkkaart controleren" op pagina 53 voor informatie over het type draadloze netwerkkaart dat op de
computer is geïnstalleerd.
Apparaatbeheer voor draadloos netwerken bepalen
Afhankelijk van de software die op de computer geïnstalleerd is, beheren verschillende draadloze
configuratiehulpprogramma's de netwerkapparaten:
•Het clienthulpprogramma van de draadloze netwerkkaart
•Het Windows XP- of Windows Vista-besturingssysteem
U bepaalt als volgt welk draadloos configuratiehulpprogramma uw draadloze netwerkkaart in Windows XP
beheert:
1
Klik op
2
Rechtsklik op het pictogram
netwerken weergeven
Start→
Instellingen→
Draadloze netwerkverbinding
.
Configuratiescherm→
Netwerkverbindingen
en klik op
Beschikbare draadloze
.
Als het venster Een draadloos netwerk selecteren het bericht Windows kan deze verbinding niet configureren weergeeft, wordt de draadloze netwerkkaart door het clienthulpprogramma van de
draadloze netwerkkaart beheerd.
Als het venster Een draadloos netwerk selecteren het bericht Klik op een onderdeel in de lijst hieronder
als u een verbinding met een draadloos netwerk binnen bereik wilt maken of als u meer informatie wilt
weergeven, weergeeft, beheert het Windows XP-besturingssysteem de draadloze netwerkkaart.
U bepaalt als volgt welk draadloos configuratiehulpprogramma uw draadloze netwerkkaart in Windows Vista
beheert:
1
Klik op
2
Dubbelklik op een profiel om het eigenschappenscherm voor draadloos netwerken te openen.
→
Verbind i n g m aken→
Draadloze netwerken beheren
.
Zie de documentatie voor draadloos netwerken in de Windows Help en ondersteuning voor specifieke
informatie over het hulpprogramma voor draadloze netwerken dat op uw computer is geïnstalleerd
(klik op Start→ Help en ondersteuning).
De verbinding met de WLAN voltooien
Wanneer u de computer inschakelt en er wordt een netwerk in de omgeving gedetecteerd (waarvoor de
computer niet is geconfigureerd), verschijnt er naast het netwerkpictogram in het systeemvak een popup (rechtsonder op het Windows-bureaublad).
Volg de instructies die in alle pop-ups van hulpprogramma's staan die op het scherm verschijnen.
Nadat u de computer hebt geconfigureerd voor het draadloze netwerk dat u hebt geselecteerd, verschijnt
er een andere pop-up met het bericht dat de computer met dat netwerk is verbonden.
Netwerken instellen en gebruiken55
Page 56
Als u zich nu aanmeldt bij de computer binnen het bereik van het geselecteerde draadloze netwerk, ziet
u dezelfde pop-up die u op de hoogte stelt van de verbinding met het draadloze netwerk.
OPMERKING: Als u een veilig netwerk selecteert, moet u een WEP- of WPA-sleutel invoeren als hierom wordt
gevraagd. Beveiligingsinstellingen voor netwerken zijn uniek voor uw netwerk. Dell kan deze informatie niet geven.
OPMERKING: Het kan een minuut duren voordat de computer verbinding heeft met het netwerk.
De status controleren van de draadloze netwerkkaart via Dell QuickSet
De draadloze activiteitsindicator biedt u een eenvoudige manier om de status van de draadloze
apparaten van computer te controleren. U schakelt de draadloze activiteitsindicator in of uit door op het
QuickSet-pictogram op de taakbalk te klikken en Sneltoetspop-ups te selecteren. Als Draadloze
activiteitsindicator uit niet is ingeschakeld, is de indicator ingeschakeld. Is Draadloze activiteitsindicator
uit wel ingeschakeld, dan is de indicator uitgeschakeld.
De draadloze activiteitsindicator geeft weer of de ingebouwde draadloze apparaten van de computer zijn
in- of uitgeschakeld. Wanneer u de functie voor draadloos netwerken in- of uitschakelt, verandert de
draadloze activiteitsindicator van status.
Rechtsklik op het QuickSet-pictogram op de taakbalk voor meer informatie over de draadloze
activiteitsindicator van QuickSet en klik op Help.
Mobiel breedbandnetwerk (of Wireless Wide Area Network)
Een mobiel breedbandnetwerk, ook bekend als een WWAN (Wireless Wide Area Network), is een snel
digitaal mobiel netwerk dat internettoegang biedt tot een veel groter geografisch gebied dan een WLAN, dat
normaal gesproken slechts een bereik heeft van 30 tot 300 meter. De computer heeft toegang tot het mobiele
breedbandnetwerk zolang de computer binnen een zone ligt die mobiele gegevens kan opvangen. Neem
contact op met uw internetaanbieder voor een snel digitaal mobiel netwerk.
OPMERKING: Zelfs al kunt u met uw mobiele telefoon vanaf een specifieke geografische locatie bellen, valt die
locatie niet altijd binnen het dekkingsgebied voor mobiele gegevens.
Wat hebt u nodig voor een verbinding met een mobiel breedbandnetwerk
OPMERKING: Afhankelijk van uw computer kunt u een minikaart of een Express Card met PCMCIA-adapter
gebruiken om verbinding te maken met een mobiel breedbandnetwerk.
Vereisten voor het maken van een verbinding met een mobiel breedbandnetwerk:
•Een minikaart
•Een Subscriber Identity Module (abonnee-identiteitsmodule) of een geactiveerde kaart voor uw
internetaanbieder.
OPMERKING: U hebt alleen voor Cingular en Vodafone een SIM-kaart nodig. Verizon, Sprint en Telus gebruiken
deze niet.
56Netwerken instellen en gebruiken
Page 57
•De Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele breedbandkaarten) (op de
computer geïnstalleerd als u de kaart tegelijk met de computer kocht, of op de cd die bij de kaart is
meegeleverd als u deze los van de computer hebt gekocht).
Zie de gebruikshandleiding van de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor
mobiele breedbandkaarten) voor instructies, als het programma is beschadigd of van de computer is
verwijderd. De gebruikershandleiding is beschikbaar via de Windows Help en ondersteuning
Start→
Help en ondersteuning) of op de cd die bij de kaart werd meegeleverd als u deze los van de
(klik op
computer hebt aangeschaft.
De Dell Mobile Broadband Card controleren
Afhankelijk van wat u hebt geselecteerd bij de aankoop van uw computer, heeft de computer een aantal
verschillende configuraties. Zie een van onderstaande manieren om uw computerconfiguratie te achterhalen:
•Uw bestelbevestiging
•Help en ondersteuning van Windows
U controleert als volgt uw mobiele breedbandkaart in Windows Help en ondersteuning:
1
Klik op
computer wilt weergeven en problemen wilt onderzoeken
2
Klik onder
die op deze computer is geïnstalleerd.
In het scherm Gegevens over deze computer - Hardware kunt u het type mobiele breedbandkaart en
andere hardwareonderdelen bekijken die op de computer zijn geïnstalleerd.
Start→
Help en ondersteuning→
Hulpprogramma's
Gebruik Hulpprogramma's als u gegevens over deze
op
Gegevens van deze computer→
.
Informatie zoeken over de hardware
OPMERKING: U vindt de mobiele breedbandkaart onder Modems.
Verbinding maken met een mobiel breedbandnetwerk
OPMERKING: Deze instructies zijn alleen van toepassing op minikaarten. Ze gelden niet voor interne kaarten met
draadloze technologie.
OPMERKING: Voordat u verbinding maakt met internet moet u de mobiele breedbandservice activeren via uw
mobiele internetaanbieder. Zie de gebruikshandleiding die beschikbaar is via de Help en ondersteuning van
Windows voor instructies en meer informatie over het gebruik van de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dellhulpprogramma voor mobiele breedbandkaarten) (klik op Start→ Help en ondersteuning).
is ook beschikbaar op de Dell Support-website op support.dell.com en op de cd die met de mobiele breedbandkaart
wordt meegeleverd als u deze los van de computer hebt aangeschaft.
Gebruik de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele breedbandkaarten)
om internetverbinding te maken met een mobiel breedbandnetwerk en deze vervolgens te beheren:
1
Klik op het
pictogram van de Dell Mobile Broadband Card Utility
mobiele breedbandkaarten) op het Windows-bureaublad om dit programma uit te voeren.
2
Klik op
Verbindin g m a k e n
.
Netwerken instellen en gebruiken57
De gebruikershandleiding
(Dell-hulpprogramma voor
Page 58
OPMERKING: De knop Connect (verbinding maken) verandert in de knop Disconnect (verbinding
verbreken).
3
Volg de instructies op het scherm om de netwerkverbinding met het hulpprogramma te beheren.
Of
1
2
Klik op
Klik op
Start→ Alle programma's→
Dell draadloos breedband
en volg de instructies op het scherm.
Dell draadloos
.
De Dell™ Mobile Broadband Card inschakelen/uitschakelen
OPMERKING: Als u geen verbinding kunt maken met een mobiel breedbandnetwerk, moet u ervoor zorgen dat
u alle onderdelen hebt voor het maken van een mobiele breedbandverbinding (zie "Wat hebt u nodig voor een
verbinding met een mobiel breedbandnetwerk" op pagina 56), en controleer vervolgens of uw mobiele
breedbandkaart is ingeschakeld via de instelling van de draadloze schakelaar.
U kunt de draadloze apparaten op de computer in- en uitschakelen met de draadloze schakelaar links op
de computer (zie "Linkeraanzicht" op pagina 19).
Als de schakelaar op de stand "in" staat, zet u de schakelaar op "uit" om de schakelaar en de mobiele
breedbandkaart uit te schakelen. Als de schakelaar op de stand "uit" staat, zet u de schakelaar op "in" om
de schakelaar en de mobiele breedbandkaart van Dell in te schakelen. Zie "knop voor een draadloos
netwerk" op pagina 20 voor informatie over de standen van de draadloze schakelaar.
Zie "De status controleren van de draadloze netwerkkaart via Dell QuickSet" op pagina 56 om de status
van uw draadloze apparaat te bekijken.
Uw netwerkinstellingen beheren via de Dell QuickSet Location Profiler
Met de Dell QuickSet Location Profiler kunt u netwerkinstellingen beheren die overeenkomen met de
fysieke locatie van uw computer. Deze bevat twee categorieën profielinstellingen:
•Instellingen locatieprofiel
•Algemene mobiliteitsinstellingen
U kunt de
de computer in uw kantoor, huis of andere openbare plaatsen met internetdiensten. Met
mobiliteitsinstellingen
profielen bestaan uit verschillende netwerkinstellingen en hulpmiddelen die u nodig hebt wanneer u de
computer op verschillende locaties gebruikt.
Rechtsklik op het QuickSet-pictogram op de taakbalk voor meer informatie over QuickSet en klik op Help.
Instellingen locatieprofiel
kunt u de manier wijzigen waarop netwerkverbindingen worden verwerkt. De
om profielen te maken voor het toegang te krijgen tot internet met
Algemene
58Netwerken instellen en gebruiken
Page 59
Dell Wi-Fi Catcher™-netwerkzoeker
De draadloze schakelaar op uw Dell-computer gebruikt de Dell Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker om naar
WiFi-WLAN's in uw omgeving te zoeken. Zie "knop voor een draadloos netwerk" op pagina 20 voor meer
informatie over de draadloze schakelaar.
U zoekt naar WiFi-WLAN's door de schakelaar een aantal seconden in de stand "tijdelijk" te zetten. De
Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker werkt ongeacht of de computer is in- of uitgeschakeld, of in de slaapstand
of in de stand-bymodus staat, zolang de schakelaar maar geconfigureerd is via Dell QuickSet of BIOS
(System Setup-programma) om WiFi-netwerkverbindingen te beheren.
De Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker is uitgeschakeld en niet geconfigureerd voor gebruik op het moment
dat de computer bij u wordt afgeleverd. U moet eerst Dell QuickSet gebruiken om de schakelaar in te
schakelen en te configureren voor het beheren van WiFi-netwerkverbindingen.
OPMERKING: Het Dell Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker-lampje verschijnt alleen wanneer de computer is
uitgeschakeld en draadloos netwerken is ingeschakeld in het System Setup-programma. Onder Microsoft
Windows-besturingssytemen verschijnt dit lampje niet.
Klik met de rechtermuisknop op het QuickSet-pictogram op de taakbalk en selecteer Help voor meer
informatie over de Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker en om de functie via Dell QuickSet in te schakelen.
Microsoft
De Windows Firewall biedt basisbeveiliging tegen onbevoegde toegang tot de computer terwijl deze met
internet is verbonden. De Windows Firewall wordt automatisch ingeschakeld wanneer u de wizard
Netwerk instellen uitvoert.
Wanneer de Windows Firewall voor een netwerkverbinding is ingeschakeld, verschijnt het firewallpictogram met een rode achtergrond in het gedeelte Netwerkverbindingen van het Configuratiescherm.
OPMERKING: Met het inschakelen van de Windows Firewall wordt de behoefte aan antivirussoftware niet minder.
Klik voor meer informatie op
of open Windows Help en ondersteuning (klik op Start→ Help en ondersteuning).
®
Windows
®
Firewall
Start
→ Configuratiescherm→ Beveiligingscentrum→ Windows Firewall
Netwerken instellen en gebruiken59
Page 60
60Netwerken instellen en gebruiken
Page 61
Multimedia gebruiken
Cd's of dvd's afspelen
KENNISGEVING: Druk de cd-/dvd-lade niet omlaag wanneer u deze opent of sluit. Houd de lade gesloten
wanneer u het station niet gebruikt.
KENNISGEVING: U moet de computer niet verplaatsen terwijl u cd's of dvd's afspeelt.
1
Druk op de uitwerpknop aan de voorkant van het station.
2
Haal de lade eruit.
3
Plaats de schijf met de labelkant omhoog in het midden van de lade en druk de schijf op de spindel.
OPMERKING: Als u een module gebruikt dat met een andere computer werd meegeleverd, moet u mogelijk
de stuurprogramma's en software installeren om dvd's af te spelen of gegevens te schrijven. Zie de Drivers and Utilities media (de Drivers and Utilities media zijn optioneel en mogelijk niet beschikbaar voor uw
computer of in bepaalde landen).
Multimedia gebruiken61
Page 62
4
Duw de lade weer terug in het station.
Zie de cd-software die met de computer is meegeleverd voor het formatteren van cd's voor
gegevensopslag, het maken van muziek-cd's of het kopiëren van cd's.
OPMERKING: Zorg dat u aan alle auteursrechten voldoet bij het maken van cd's.
Een cd-speler bevat de onderstaande basisknoppen:
Afspelen.
Achteruitgaan binnen de huidige track.
Pau ze.
Vooruitgaan binnen de huidige track.
Stoppen.
Naar de vorige track gaan.
Uitwerpen.
Naar de volgende track gaan.
Een dvd-speler bevat de onderstaande basisknoppen:
Stoppen.
Start het huidige hoofdstuk opnieuw op.
Afspelen.
Snel vooruitspoelen.
Pau ze.
Snel achteruitspoelen.
Een enkel frame vooruitgaan in de pauzemodus.
Naar de volgende titel of het volgende hoofdstuk gaan.
De huidige titel of het huidige hoofdstuk ononderbroken
afspelen.
Naar de vorige titel of het vorige hoofdstuk gaan.
Uitwerpen.
Klik voor meer informatie over het afspelen van cd's of dvd's op Help op de cd- of dvd-speler (indien
beschikbaar).
62Multimedia gebruiken
Page 63
Cd's en dvd's kopiëren
OPMERKING: Zorg dat u aan alle auteursrechten voldoet bij het maken van cd's of dvd's.
Dit gedeelte geldt alleen voor computers met een cd-rw-, dvd+/-rw- of cd-rw/dvd (combo)-station.
OPMERKING: De typen cd- of dvd-stations die door Dell worden aangeboden, kunnen per land verschillen.
De volgende instructies beschrijven hoe u een kopie van een cd of dvd maakt met Roxio Creator Plus - Dell
Edition. U kunt Roxio Creator Plus ook voor andere doeleinden gebruiken, zoals het maken van muziek-cd's
van audiobestanden die op de computer zijn opgeslagen of het opslaan van belangrijke gegevens op
reservekopieën. Open Roxio Creator Plus voor hulp en klik op het vraagteken rechtsboven in het venster.
Een cd of dvd kopiëren
OPMERKING: Cd-rw/dvd-combostations kunnen niet naar dvd-media schrijven. Als u een cd-rw/dvd-
combostation hebt en opnameproblemen ondervindt, moet u controleren op beschikbare softwarepatches op de
ondersteuningswebsite van Sonic op sonic.com.
De beschrijfbare dvd-stations op Dell™-computers kunnen naar dvd+/-r-, dvd+/-rw- en dvd+r dl (dubbele
laag) -media schrijven en deze lezen, maar niet naar dvd-ram- of dvd-r dl-media schrijven of deze lezen.
OPMERKING: De meeste commerciële dvd's hebben auteursrechtbescherming en kunnen niet met Roxio Creator
Plus worden gekopieerd.
1
Open Roxio Creator Plus.
2
Klik op het tabblad
3
U kopieert als volgt de cd of dvd:
•
Als u één cd/dvd-station hebt
Disc Copy
een tijdelijke map op de vaste schijf van uw computer.
Plaats, wanneer u hierom wordt gevraagd, een lege cd of dvd in het station en klik op
Copy
op
Disc Copy
(schijf kopiëren). De computer leest uw bron-cd of -dvd en kopieert de gegevens naar
.
, controleer dan of de instellingen correct zijn en klik vervolgens op
OK
.
Als u twee cd/dvd-stations hebt
•
en klikt u vervolgens op
bron-cd of -dvd naar de lege cd of dvd.
Wanneer u klaar bent met het kopiëren van de bron-cd of -dvd, wordt de cd of dvd die u hebt gemaakt,
automatisch uitgeworpen.
, selecteert u het station waarin u de bron-cd of -dvd hebt geplaatst
Disc Copy
(schijf kopiëren). De computer kopieert de gegevens van de
Lege cd's en dvd's gebruiken
Cd-rw-stations kunnen alleen naar cd-opnamemedia schrijven (inclusief snelle cd-rw-media) als de
beschrijfbare dvd-stations naar zowel cd- als dvd-opnamemedia kunnen schrijven.
Gebruik lege cd-r's voor het opnemen van muziek of voor het permanent opslaan van gegevensbestanden.
Wanneer de maximale opslagcapaciteit van een cd-r is bereikt, kunt u niet nogmaals naar die cd-r
schrijven (zie de Sonic-documentatie voor meer informatie). Gebruik lege cd-rw's als u informatie op de
cd later wilt wissen, herschrijven of bijwerken.
Multimedia gebruiken63
Page 64
Lege dvd+/-r's kunnen worden gebruikt om permanent grote aantallen gegevens op te slaan. Na het
maken van een dvd+/-r-schijf kunt u mogelijk niet nogmaals naar die schijf schrijven als de schijf tijdens
de laatste fase van het maakproces is voltooid of gesloten. Gebruik lege dvd+/-rw's als u later informatie
op de schijf wilt wissen, herschrijven of bijwerken.
Stations voor beschrijfbare cd's
MediatypeLezenSchrijvenBeschrijfbaar
CD-RJaJaNo
CD-RWJaJaJa
Stations voor beschrijfbare dvd's
MediatypeLezenSchrijvenBeschrijfbaar
CD-RJaJaNo
CD-RWJaJaJa
DVD+RJaJaNo
DVD-RJaJaNo
DVD+RWJaJaJa
DVD-RWJaJaJa
DVD+R DLJaJaNo
DVD-R DLMisschienNoNo
Dvd-ramMisschienNoNo
Nuttige tips
•Gebruik Microsoft® Windows® Explorer alleen om bestanden naar een cd-r of cd-rw te slepen en hier
neer te zetten nadat u Roxio Creator Plus hebt gestart en een Creator-project hebt geopend.
•Gebruik cd-r's om muziek-cd's te branden die u op gewone stereo-installaties wilt afspelen. Cd-rw's
kunnen mogelijk in veel stereo-installaties thuis of in auto's niet worden afgespeeld.
•Het is niet mogelijk om met Roxio Creator Plus audio-dvd's te maken.
•Muziek-MP3-bestanden kunnen alleen op MP3-spelers of op computers met MP3-software worden
afgespeeld.
•In de handel verkrijgbare dvd-spelers die op thuistheatersystemen worden gebruikt, ondersteunen niet
alle beschikbare dvd-indelingen. Zie de documentatie die met de dvd-speler is meegeleverd of neem
contact op met uw leverancier, voor een lijst met indelingen die door uw dvd-speler worden ondersteund.
•Brand lege cd-r's of cd-rw's niet tot ze helemaal vol zijn; kopieer bijvoorbeeld geen bestand van 650-MB
naar een 650-MB-cd. Het cd-rw-station heeft namelijk nog 1–2 MB lege ruimte nodig om de opname
te voltooien.
64Multimedia gebruiken
Page 65
•Gebruik een lege cd-rw om het opnemen op cd's te oefenen totdat u vertrouwd bent met cdopnametechnieken. Als u een fout maakt, kunt u de gegevens op de cd-rw wissen en het opnieuw
proberen. U kunt ook lege cd-rw's gebruiken om projecten met muziekbestanden uit te proberen
voordat u het project permanent op een lege cd-r opneemt.
•Zie de Sonic-website op
sonic.com
voor extra informatie.
Het volume aanpassen
OPMERKING: Wanneer de luidsprekers zijn gedempt, hoort u het geluid van de cd of dvd niet.
1
Open het venster
2
Klik op de balk in de kolom
verhogen of te verlagen.
Klik voor meer informatie over volumeregelingsopties op Help in het venster Volumeregeling.
De volumemeter geeft het huidige volumeniveau weer, inclusief dempen, op de computer. Klik op het
QuickSet-pictogram op de taakbalk en schakel de optie
of druk op de volumeknoppen om de volumemeter op het scherm in of uit te schakelen.
volumeregeling
Volumeregeling
1
.
en schuif deze omhoog of omlaag om het volume te
volumemeter op het scherm uitschakelen
2
in of uit
3
1 volumepictogram2 volumemeter3pictogram voor dempen
Wanneer de meter is ingeschakeld, past u het volume aan met de volumeknoppen.
Voor informatie over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram op de taakbalk en
daarna op Help.
Multimedia gebruiken65
Page 66
De afbeelding aanpassen
Als een foutbericht aangeeft dat de huidige resolutie en kleurdiepte teveel geheugen gebruiken en het
afspelen van dvd's verhindert, moet u de weergave-eigenschappen aanpassen.
Het Microsoft® Windows® XP-besturingssysteem
1
Klik op
2
Klik onder
3
Klik onder
4
Klik in de vervolgkeuzelijst onder
5
Klik op OK.
Microsoft Windows Vista®-besturingssysteem
1
Klik op de knop Start van Windows Vista en daarna op
personalisering
2
Klik onder
3
Onder
4
Klik in de vervolgkeuzelijst onder
Start→
Resolutie:
Configuratiescherm→ Vormgeving en thema's
Kies een taak...
Beeldschermresolutie
.
Persoonlijke instellingen
klik en sleep de balk om de resolutie-instelling te verminderen.
, op
.
De beeldschermresolutie wijzigen
op de balk en sleep deze om de resolutie-instelling te verlagen.
Kleurkwaliteit
op
Beeldschermresolutie aanpassen
Hoeveelheid kleuren
op
Gemiddeld (16 bits)
op
.
.
Configuratiescherm→
.
Normaal (16-bits)
en vervolgens op OK.
Vormgeving en
66Multimedia gebruiken
Page 67
Kaarten gebruiken
OPMERKING: Elektrische en elektronische apparaten zijn gevoelig voor elektrostatische ontlading (ESD). Als
er een aanzienlijke ontlading optreedt, wordt het apparaat mogelijk opnieuw ingesteld en doet de
apparaatsoftware opnieuw een poging verbinding te maken. Als de software na een elektrostatisch ontlading
niet meer werkt, moet u de modemsoftware opnieuw starten.
Kaarttypen
PC-kaarten
Zie "Pc-kaart" op pagina 151 voor informatie over ondersteunde pc-kaarten.
OPMERKING: Een pc-kaart is geen opstartbaar apparaat.
De pc-kaartsleuf heeft één connector die een enkele Type I of Type II-kaart ondersteunt. De pckaartsleuf ondersteunt CardBus-technologie en uitgebreide pc-kaarten. "Type" van de kaart verwijst
naar de dikte en niet naar de functie ervan.
Smartcards
Smartcards vormen waardevolle hulpmiddelen voor beveiliging, gegevensopslag en speciale
programma's (zie "Smartcard" op pagina 71).
Blanco kaarten
De computer wordt geleverd met een plastic blanco kaart die in de sleuf is geplaatst. Blanco kaarten
beschermen ongebruikte sleuven tegen stof en andere deeltjes. Bewaar de blanco kaart voor wanneer er geen
kaart in de sleuven is geplaatst; blanco kaarten van andere computers passen mogelijk niet in de computer.
Zie "Een (blanco) kaart verwijderen" op pagina 69 om de blanco kaart te verwijderen.
Uitgebreide kaarten
Een uitgebreide pc-kaart (bijvoorbeeld een draadloze netwerkadapter) is langer dan een standaard pckaart en steekt uit de computer. Houd u aan onderstaande voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van
uitgebreide pc-kaarten:
•Bescherm het blootgestelde uiteinde van een geïnstalleerde kaart. Wanneer het uiteinde van de
kaart wordt aangeraakt, kan de systeemkaart beschadigd raken.
•Zorg altijd dat de uitgebreide pc-kaart verwijderd is, voordat u de computer in de draagkoffer plaatst.
Kaarten gebruiken67
Page 68
Een pc-kaart installeren
U kunt een pc-kaart in de computer installeren terwijl de computer is ingeschakeld. De computer spoort
de kaart automatisch op.
PC-kaarten worden over het algemeen gemarkeerd met een symbool (zoals een driehoek of een pijl) om aan te
geven hoe u de kaart in de sleuf moet plaatsen. De kaarten zijn gecodeerd om een onjuiste plaatsing te
voorkomen. Zie de documentatie die met de kaart wordt meegeleverd als de kaartrichting niet duidelijk is.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
procedures in dit gedeelte.
Productinformatiegids
voordat u begint met de
PC-kaart
1
Steek de kaart met de richtingspijl in de sleuf en met de bovenkant van de kaart omhoog. De
vergrendeling moet in de stand "in" staan voordat u de kaart kunt plaatsen.
2
Schuif de kaart in de sleuf totdat de kaart zich volledig in de connector bevindt.
Duw niet door als u teveel weerstand voelt. Controleer de kaartrichting en probeer het opnieuw.
De computer herkent de meeste pc-kaarten en laadt automatisch het juiste apparaatstuurprogramma.
Als het configuratieprogramma u vraagt om de stuurprogramma's van de fabrikant te laden, gebruikt u de
diskette of de cd die met de pc-kaart is meegeleverd.
68Kaarten gebruiken
Page 69
Een (blanco) kaart verwijderen
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
procedures in dit gedeelte.
KENNISGEVING: Klik op het -pictogram op de taakbalk om een kaart te selecteren en het functioneren ervan
te stoppen voordat u deze uit de computer verwijdert. Als u de kaart niet stopt in het configuratieprogramma,
kunnen er gegevens verloren gaan. Verwijder een kaart niet door aan de eventuele kabel te trekken.
Productinformatiegids
voordat u begint met de
Druk op de vergrendeling en verwijder de kaart of de blanco. Op sommige vergrendelingen moet
u tweemaal drukken. eenmaal om de vergrendeling eruit te laten komen en nog een keer om de kaart
eruit te laten komen.
Kaarten gebruiken69
Page 70
70Kaarten gebruiken
Page 71
De computer beveiligen
Beveiligingskabelslot
OPMERKING: De computer wordt niet met een beveiligingskabelslot geleverd.
Een beveiligingskabelslot is een in de handel verkrijgbare antidiefstalvoorziening. Wanneer u het slot
wilt gebruiken, moet u het op de beveiligingskabelsleuf op de Dell™-computer aansluiten. Zie de
instructies die met het apparaat zijn meegeleverd voor meer informatie.
KENNISGEVING: Voordat u een antidiefstalvoorziening koopt, moet u ervoor zorgen dat deze met de
beveiligingskabelsleuf op de computer werkt.
Smartcard
OPMERKING: Zie "Uw computer op reis meenemen" op pagina 143 voor informatie over hoe u de computer
beveiligt als u onderweg bent.
OPMERKING: Deze smartcardfunctie is mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
De computer beveiligen71
Page 72
Info over smartcards
Smartcards zijn draagbare apparaten in de vorm van creditcards met intern ingebouwde circuits. De
bovenkant van de smartcard bevat doorgaans een ingesloten processor onder het gouden contactvlak. De
combinatie van het kleine formaat en de geïntegreerde circuits zorgt ervoor dat smart cards waardevolle
hulpmiddelen zijn voor de beveiliging, gegevensopslag en speciale programma's. Door het gebruik van
smartcards kunt u de systeemveiligheid verbeteren door iets tastbaars van de gebruiker (de smartcard) te
combineren met iets wat de gebruiker moet onthouden (een PIN-code) om een veiligere
gebruikersverificatie te bieden dan alleen wachtwoorden.
Een smartcard installeren
U kunt een smartcard in de computer installeren terwijl de computer is ingeschakeld. De computer
spoort de kaart automatisch op.
U installeert een smartcard als volgt:
1
Houd de kaart zo vast dat het gouden contactvlak omhoog en richting de smartcardsleuf wijst.
1
2
1 gouden contactvlak2 smartcard (bovenkant)
2
Schuif de smartcard in de sleuf totdat de kaart zich volledig in de connector bevindt. De smartcard
steekt ongeveer 0,5 inch uit de sleuf. De smartcardsleuf bevindt zich onder de sleuf voor de pc-kaart.
Duw niet door als u teveel weerstand voelt. Controleer de kaartrichting en probeer het opnieuw.
72De computer beveiligen
Page 73
Wachtwoorden
Wachtwoorden voorkomen onbevoegde toegang tot uw computer. Neem bij het gebruik van
wachtwoorden de volgende richtlijnen in acht:
•Kies een wachtwoord dat makkelijk te onthouden, maar niet makkelijk te raden is. Gebruik
bijvoorbeeld geen namen van familieleden of huisdieren.
•Bovendien is het raadzaam de wachtwoorden niet op te schrijven. Schrijft u ze wel op, bewaar ze dan
op een veilige plaats.
•Geef de wachtwoorden aan niemand door.
•Controleer of er niemand meekijkt terwijl u het wachtwoord invoert.
KENNISGEVING: Wachtwoorden bieden een hoog beveiligingsniveau voor gegevens op de computer of vaste
schijf. Ze zijn echter niet onfeilbaar. Als u meer beveiliging wenst, moet u andere vormen gebruiken, zoals
smartcards, programma's voor gegevenscodering of pc-kaarten met coderingsfuncties.
Gebruik de optie Gebruikersaccounts in het Configuratiescherm van het Microsoft® Windows®besturingssysteem om gebruikersaccounts te maken of om wachtwoorden te wijzigen. Wanneer u een
gebruikerswachtwoord hebt gemaakt, moet u dit invoeren telkens wanneer u de computer inschakelt of
ontgrendelt. Als u het wachtwoord niet binnen 2 minuten invoert, keert de computer terug naar de
eerdere toestand.
Zie de Windows-documentatie voor meer informatie.
De computer beveiligen73
Page 74
Informatie over wachtwoorden
OPMERKING: Wachtwoorden zijn bij levering van de computer uitgeschakeld.
Een primair wachtwoord (of systeemwachtwoord), een beheerderswachtwoord en een vasteschijfwachtwoord voorkomen op verschillende manieren onbevoegde toegang tot uw computer. In de
volgende tabel staan de typen en functies van de wachtwoorden die op uw computer beschikbaar zijn.
Type wachtwoordFuncties
Primaire (of systeem)
Beheerderswachtwoord
Vaste schi jf
OPMERKING: Sommige vaste schijven ondersteunen geen vaste-schijfwachtwoorden.
KENNISGEVING: Wachtwoorden bieden een hoog beveiligingsniveau voor gegevens op de computer of vaste
schijf. Ze zijn echter niet onfeilbaar. De Dell Latitude D631 wordt ter beveiliging met een smartcardlezer geleverd.
Neem bij het gebruik van wachtwoorden de volgende richtlijnen in acht:
•Kies wachtwoorden die makkelijk te onthouden, maar niet makkelijk te raden zijn. Gebruik
bijvoorbeeld geen namen van familieleden of huisdieren.
•Bovendien is het raadzaam de wachtwoorden niet op te schrijven. Schrijft u ze wel op, bewaar ze dan
op een veilige plaats.
•Geef de wachtwoorden aan niemand door.
•Controleer of er niemand meekijkt terwijl u het wachtwoord invoert.
• Beveiligt de computer tegen onbevoegde toegang
• Geeft systeembeheerders of servicetechnici toegang tot
computers voor reparatie of nieuwe configuratie
• Hiermee beperkt u de toegang tot System Setup op
dezelfde manier als een primair wachtwoord toegang tot
de computer beperkt
• Kan worden gebruikt in plaats van het primaire
wachtwoord
• Beveiligt de gegevens op de vaste schijf tegen
onbevoegde toegang
KENNISGEVING: Wachtwoorden bieden een hoog beveiligingsniveau voor gegevens op de computer of vaste
schijf. Ze zijn echter niet onfeilbaar. Als u meer beveiliging wenst, moet u andere vormen gebruiken, zoals
smartcards, programma's voor gegevenscodering of pc-kaarten met coderingsfuncties.
Als u een of meer wachtwoorden vergeet, neemt u contact op met Dell (zie "Contact opnemen met Dell"
op pagina 148). Uit veiligheidsoverwegingen zal de technische ondersteuningsdienst van Dell naar een
identiteitsbewijs vragen om ervoor te zorgen dat alleen een bevoegd persoon gebruik kan maken van de
computer.
74De computer beveiligen
Page 75
Een primair wachtwoord (of systeemwachtwoord) gebruiken
Met het primaire wachtwoord beveiligt u de computer tegen onbevoegde toegang.
Wanneer u de computer voor het eerst opstart, moet u een primair wachtwoord toewijzen wanneer
hiernaar gevraagd wordt.
Als u het wachtwoord niet binnen 2 minuten invoert, keert de computer terug naar de eerdere toestand.
KENNISGEVING: Als u het beheerderswachtwoord uitschakelt, wordt ook het primaire wachtwoord
uitgeschakeld.
Open Gebruikersaccounts in het Configuratiescherm om wachtwoorden toe te voegen of te wijzigen.
Als u een beheerderswachtwoord hebt toegewezen, kunt u ook dit gebruiken in plaats van het primaire
wachtwoord. De computer vraagt niet specifiek om het beheerderswachtwoord.
Een beheerderswachtwoord gebruiken
Het beheerderswachtwoord is bedoeld om systeembeheerders of servicetechnici toegang te geven tot
computers voor reparatie of een nieuwe configuratie. De beheerders of technici kunnen identieke
beheerderswachtwoorden toewijzen aan groepen computers, zodat u een uniek primair wachtwoord kunt
toewijzen.
Open Gebruikersaccounts via het Configuratiescherm om beheerderswachtwoorden toe te voegen of te
wijzigen.
Wanneer u een beheerderswachtwoord instelt, wordt de optie instellingen configureren beschikbaar in
System Setup. Met de optie instellingen configureren beperkt u de toegang tot System Setup op
dezelfde manier als een primair wachtwoord toegang tot de computer beperkt.
Het is mogelijk het beheerderswachtwoord te gebruiken in plaats van het primaire wachtwoord. Wanneer
u gevraagd wordt het primaire wachtwoord in te voeren, kunt u dus ook het beheerderswachtwoord
geven.
KENNISGEVING: Als u het beheerderswachtwoord uitschakelt, wordt ook het primaire wachtwoord
uitgeschakeld.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord biedt toegang tot de computer, maar niet tot de vaste schijf wanneer er
een vaste-schijfwachtwoord is toegewezen.
Als u het primaire wachtwoord vergeet en geen beheerderswachtwoord hebt toegewezen, of als u zowel
het primaire wachtwoord als het beheerderswachtwoord bent vergeten, neemt u contact op met Dell (zie
"Hulp krijgen" op pagina 145).
Een vaste-schijfwachtwoord gebruiken
Het vaste-schijfwachtwoord beveiligt de gegevens op de vaste schijf tegen onbevoegde toegang.
Open System Setup om een vaste-schijfwachtwoord toe te wijzen of te wijzigen (zie "System Setupprogramma" op pagina 115).
Wanneer u een vaste-schijfwachtwoord hebt toegewezen, moet u dit invoeren telkens wanneer u de
computer inschakelt en telkens wanneer u de computer uit de stand-bymodus haalt.
De computer beveiligen75
Page 76
Als het vaste-schijfwachtwoord is ingeschakeld, moet u dit invoeren telkens wanneer u de computer
inschakelt. Er verschijnt een bericht waarin naar het vaste-schijfwachtwoord wordt gevraagd.
Ga verder door het wachtwoord in te voeren (van maximaal acht tekens) en op <Enter> te drukken.
Als u het wachtwoord niet binnen twee minuten invoert, keert de computer terug naar de eerdere
toestand.
Als u een onjuist wachtwoord invoert, verschijnt het bericht dat het wachtwoord ongeldig is. Druk op
<Enter> om het nogmaals te proberen.
Als u na drie pogingen het juiste wachtwoord nog niet hebt ingevoerd, probeert de computer vanaf een
ander opstartbaar apparaat op te starten mits de optie eerste apparaat opstarten is ingesteld in System
Setup om op te kunnen starten vanaf een ander apparaat. Als de optie eerste apparaat opstarten niet zo
is ingesteld dat de computer wordt opgestart vanaf een ander apparaat, keert de computer terug naar de
toestand waarin deze verkeerde voordat u deze inschakelde.
Als het vaste-schijfwachtwoord, het wachtwoord van de externe vaste schijf en het primaire wachtwoord
hetzelfde zijn, vraagt de computer alleen naar het primaire wachtwoord. Is het vaste-schijfwachtwoord
anders dan het primaire wachtwoord, dan vraagt de computer u beide in te voeren. Twee verschillende
wachtwoorden bieden meer veiligheid.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord biedt toegang tot de computer, maar niet tot de vaste schijf wanneer er
een vaste-schijfwachtwoord is toegewezen.
Trusted Platform Module (TPM)
OPMERKING: Computers verzonden naar China beschikken niet over de TPM-functie.
OPMERKING: De TPM-functie ondersteunt codering alleen als het besturingssyteem TPM ondersteunt. Zie de
documentatie bij de TPM-software en de Help-bestanden die bij de software zijn geleverd voor meer informatie.
TPM is een op hardware-gebaseerde beveiligingsfunctie die gebruikt kan worden om
computergegenereerde coderingssleutels te maken en te beheren. Wanneer de TPM samen met
beveiligingssoftware wordt gebruikt, wordt de bestaande netwerk- en computerbeveiliging verbeterd door
functies in te schakelen zoals bestandsbeveiliging en e-mailbeveiliging. U schakelt de TPM-functie in via
een System Setup-optie.
KENNISGEVING: Volg de back-upprocedures in de handleiding Aan de slag voor Broadcom Secure Foundation
om de TPM-gegevens en de coderingssleutels te beveiligen. Indien deze back-ups onvolledig zijn, verloren gaan of
beschadigd raken, kan Dell niet helpen de gecodeerde gegevens te herstellen.
De TPM-functie inschakelen
1
De TPM-software inschakelen:
a
Start de computer opnieuw op en druk op <F2> tijdens de Power On Self Test (Serie testen bij
inschakelen computer) om het systeem -installatieprogramma te openen.
b
Selecteer
c
Selecteer onder
76De computer beveiligen
Beveiliging→
TPM-beveiliging In
TPM-beveiliging
.
en druk op <Enter>.
Page 77
d
Druk op <Esc> om het installatieprogramma af te sluiten.
e
Klik op
2
Het TPM-installatieprogramma activeren:
a
Start de computer opnieuw op en druk op <F2> tijdens de Power On Self Test (Serie testen bij
Opslaan/Afsluiten
indien dit wordt gevraagd.
inschakelen computer) om het systeem -installatieprogramma te openen.
b
Selecteer
c
Selecteer onder
OPMERKING: U hoeft het programma slechts één keer te activeren.
Als het proces voltooid is, wordt de computer automatisch opnieuw opgestart of wordt u gevraagd
d
Beveiliging→
TPM-activering
TPM-activering Activering
en druk op <Enter>.
en druk op <Enter>.
deze opnieuw op te starten.
Beveiligingsbeheersoftware
De beveiligingsbeheersoftware is ontwikkeld voor het gebruik van vier verschillende functies waarmee
u de computer beveiligt:
•Aanmeldingsbeheer
•Verificatie voorafgaand aan het opstarten (met een vingerafdruklezer, smartcard of wachtwoord)
•Versleuteling
•Beheer persoonlijke gegevens
De beveiligingsbeheersoftware activeren
OPMERKING: U moet eerst de TPM inschakelen om de beveiligingsbeheersoftware volledig te laten
functioneren.
1
Schakel de TPM-functie in (zie "De TPM-functie inschakelen" op pagina 76).
2
De beveiligingsbeheersoftware laden:
a
Schakel de computer in of start deze opnieuw op.
b
Wanneer het DELL™-logo verschijnt, drukt u direct op <F2>. Als u te lang wacht en het logo van
Windows verschijnt, moet u wachten totdat u het bureaublad van Windows ziet. Sluit de
computer vervolgens af en probeer het opnieuw.
c
Selecteer
Wave EMBASSY Trust Suite
in de vervolgkeuzelijst en druk op <Enter> om de
pictogrammen te maken voor de software-onderdelen op het bureaublad van de computer.
d
Druk op <Esc> om het installatieprogramma af te sluiten.
e
Klik op
Opslaan/Afsluiten
indien dit wordt gevraagd.
De computer beveiligen77
Page 78
De beveiligingsbeheersoftware gebruiken
Zie de Handleiding Aan de slag van de software voor informatie over hoe u de software en de
verschillende beveiligingsfuncties moet gebruiken:
Klik op Start
→
Alle programma's→ Wave EMBASSY Trust Suite→ Handleiding Aan de slag
.
Computeropsporingssoftware
Met computeropsporingssoftware kunt u de computer opsporen als deze kwijt of gestolen is. De software
is optioneel en kan worden aangeschaft bij de aankoop van een Dell™-computer. U kunt ook contact
opnemen met uw Dell-vertegenwoordiger voor informatie over deze beveiligingsfunctie.
OPMERKING: Computeropsporingssoftware is mogelijk niet in alle landen verkrijgbaar.
OPMERKING: Als u over de opsporingssoftware beschikt en uw computer is kwijt of gestolen, moet u contact
opnemen met het bedrijf dat de opsporingsservice biedt om melding te maken van de verloren computer.
Als de computer kwijt of gestolen is
•Bel de politie om de kwijtgeraakte of gestolen computer te melden. Vergeet niet het serviceplaatje door
te geven wanneer u een beschrijving geeft van de computer. Vraag of u een nummer krijgt toegewezen
en schrijf dit op, samen met de naam, adres en telefoonnummer van het politiebureau. Vraag indien
mogelijk ook de naam van de agent die uw zaak behandelt.
OPMERKING: Als u weet waar de computer is kwijtgeraakt of gestolen, belt u het politiebureau van dat gebied.
Weet u dat niet, dan belt u het plaatselijke politiebureau.
•Als de computer eigendom is van een bedrijf, brengt u het beveiligingsbureau van het bedrijf op de hoogte.
•Neem ook contact op met de klantenservice van Dell om de verloren computer te melden. Geef het
servicelabel van de computer door en de naam, het adres en het telefoonnummer van het politiebureau
waar u de verloren computer hebt gemeld. Geef indien mogelijk ook de naam van de agent die uw zaak
behandelt.
De klantenservice van Dell registreert uw melding onder het servicelabel van de computer en neemt de
computer op als verloren of gestolen. Als iemand Dell belt voor technische ondersteuning en uw
servicelabel geeft, wordt de computer automatisch als verloren of gestolen geïdentificeerd. De
vertegenwoordiger probeert dan het telefoonnummer en adres van de beller te krijgen. Vervolgens zal
Dell contact opnemen met het politiebureau waar u de verloren computer hebt gemeld.
78De computer beveiligen
Page 79
De computer reinigen
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
procedures in dit gedeelte.
Productinformatiegids
voordat u begint met de
Computer, toetsenbord en beeldscherm
WAARSCHUWING: Voordat u de computer gaat reinigen, moet u deze loskoppelen van het stopcontact en alle
geïnstalleerde batterijen verwijderen. Maak de computer schoon met een zachte, vochtige doek. Gebruik geen
vloeibare reinigingsmiddelen of reinigingsmiddelen uit een spuitbus die ontvlambare stoffen kunnen bevatten.
•Gebruik een drukluchtspray om stof tussen de toetsen op het toetsenbord te verwijderen.
KENNISGEVING: Voorkom schade aan de computer of het beeldscherm door de reinigingsoplossing niet direct
op het beeldscherm te spuiten. Gebruik alleen producten die specifiek zijn ontworpen voor het reinigen van
beeldschermen en volg de instructies die met het product zijn meegeleverd.
•Bevochtig een zachte, stofvrije doek met water of een beeldschermreiniger en veeg het beeldscherm
schoon.
•Bevochtig een zachte, stofvrije doek met water en veeg de computer en het toetsenbord schoon. Zorg
dat er geen water van de doel tussen de touchpad en de polssteun sijpelt.
Touchpad
1
Schakel de computer uit.
2
Ontkoppel alle aangesloten apparaten van de computer en van het stopcontact.
3
Verwijder alle geïnstalleerde batterijen (zie "De batterij vervangen" op pagina 36).
4
Bevochtig een zachte, stofvrije doek met water en veeg hiermee voorzichtig over het oppervlak van de
touchpad. Zorg dat er geen water van de doel tussen de touchpad en de polssteun sijpelt.
Diskettestation
KENNISGEVING: Maak de aandrijfkoppen niet met een wattenstokje schoon. Het is mogelijk dat u de koppen per
ongeluk verkeerd uitlijnt waardoor het station niet meer werkt.
Reinig het diskettestation met een in de handel verkrijgbare reinigingsset. Deze sets bevatten
voorbehandelde diskettes die het vuil verwijderen dat zich tijdens de normale werking ophoopt.
De computer beveiligen79
Page 80
Cd's en dvd's
KENNISGEVING: Gebruik altijd druklucht om de lens in het cd/dvd-station te reinigen en volg de instructies die
met het drukluchtproduct worden meegeleverd. Raak nooit de lens in het station aan.
Als er problemen optreden bij het afspelen van uw cd's of dvd's, zoals het overslaan van de cd, probeer
dan eerst de disk te reinigen.
1
Houd de cd of dvd aan de buitenste rand. U mag ook een vinger in het gat in het midden steken.
KENNISGEVING: Voorkom schade aan het oppervlak door geen circulaire beweging te maken bij het reinigen
van de schijf.
2
Veeg met een zachte, stofvrije doek in een rechte lijn vanuit het midden naar de buitenkant van de
schijf de onderkant van de schijf schoon (de niet gelabelde kant).
Gebruik voor hardnekkige vuilresten water of een verdunde oplossing van milde zeep. U kunt ook
speciale producten aanschaffen voor het reinigen van de disk en ter bescherming tegen stof,
vingervlekken en krassen. Reinigingsproducten voor cd's zijn ook te gebruiken voor dvd's.
80De computer beveiligen
Page 81
Problemen oplossen
Technische updateservice van Dell™
De technische updateservice van Dell geeft proactieve meldingen per e-mail van software- en
hardware-updates voor uw computer. Deze service is gratis en de inhoud, indeling en frequentie van
de meldingen kan worden aangepast.
U kunt zich aanmelden voor de technische updateservice van Dell door naar
support.dell.com/technicalupdate te gaan.
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
de procedures in dit gedeelte.
Productinformatiegids
voordat u begint met
Wanneer u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) moet gebruiken
Als er zich een probleem voordoet met uw computer, moet u eerst de controles beschreven in
"Vastlopen en softwareproblemen" op pagina 94 doen en Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
uitvoeren voordat u contact opneemt met Dell voor technische ondersteuning.
U wordt aangeraden om deze procedures af te drukken voordat u begint.
KENNISGEVING: Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) werkt alleen op Dell™-computers.
OPMERKING: De Drivers and Utilities media zijn optioneel en mogelijk niet met uw computer meegeleverd.
Open het System Setup-programma (zie "System Setup-programma" op pagina 115), neem de
configuratiegegevens van de computer door en zorg dat het apparaat dat u wilt testen, in het
programma wordt weergegeven en actief is.
Start Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) vanaf uw vaste schijf of vanaf de optionele Drivers and Utilities media.
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de vaste schijf
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) bevindt zich op een verborgen partitie op de vaste schijf.
OPMERKING: Als uw computer geen beeld op het scherm kan weergeven, moet u contact opnemen met Dell
(zie "Contact opnemen met Dell" op pagina 148).
Problemen oplossen81
Page 82
1
Als de computer is aangesloten op een dockingstation, koppelt u het dockingstation los. Raadpleeg de
documentatie bij het dockingstation voor instructies voor het loskoppelen. Zorg dat de computer is
aangesloten op een stopcontact en goed werkt.
2
Schakel de computer in of start deze opnieuw op.
3
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) kan op twee manieren worden geopend:
a
Wanneer het DELL™-logo verschijnt, drukt u direct op <F12>. Selecteer Diagnostics in het
opstartmenu en druk op <Enter>.
OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem wordt weergegeven, moet
u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft
computer af en probeert u het opnieuw.
OPMERKING: Zorg dat de computer volledig is uitgeschakeld, voordat u optie B probeert.
Houd de toets <Fn> ingedrukt terwijl u de computer aanzet.
b
OPMERKING: Als een bericht wordt weergegeven dat er geen partitie met een diagnostisch hulpprogramma
is gevonden, voert u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit vanaf de Drivers and Utilities media.
®
Windows® wordt weergegeven. Daarna sluit u de
De computer voert een systeemanalyse uit: een reeks begintests van het moederbord, het toetsenbord,
het computerscherm, het geheugen, de vaste schijf, etc.
•Beantwoord tijdens de analyse eventuele vragen die worden gesteld.
•Als er een fout wordt gedetecteerd, stopt de computer en wordt er een geluidssignaal afgeven.
Wanneer u met de analyse wilt stoppen en de computer opnieuw wilt opstarten, drukt u op <N>;
wilt u met de volgende test verdergaan, druk dan op <Y>; wilt u het onderdeel waar een fout
optrad, opnieuw testen, druk dan op <R>.
•Als er een fout wordt gedetecteerd tijdens de systeemanalyse, moet u de foutcode(s) opschrijven
en contact opnemen met Dell.
Als de systeemanalyse is voltooid, verschijnt het volgende bericht:
Utility Partition. Press any key to continue
Booting Dell Diagnostic
(Opstarten vanaf partitie met Dell-
diagnostiek; Druk op een willekeurige toets om door te gaan).
4
Druk op een toets om Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) te starten vanaf de partitie met het
diagnostische hulpprogramma op de vaste schijf.
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de Drivers and Utilities media
1
Plaats de
2
Zet de computer uit en start deze opnieuw op.
Wanneer het DELL-logo verschijnt, drukt u direct op <F12>.
82Problemen oplossen
Drivers and Utilities
OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem wordt weergegeven, moet
u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft
computer af en probeert u het opnieuw.
media.
®
Windows® wordt weergegeven. Daarna sluit u de
Page 83
OPMERKING: Met de volgende stappen wordt de opstartvolgorde slechts eenmalig gewijzigd. De volgende
keer zal de computer opstarten volgens de volgorde van apparaten die in het System Setup-programma is
aangegeven.
3
Wanneer de lijst met opstartbronnen verschijnt, markeert u het
CD/DVD/CD-RW Drive
4
Selecteer de optie
5
Ty p 1 om te beginnen met het menu CD en druk op <Enter> om verder te gaan.
6
Selecteer
32-bit Dell-diagnostiek uitvoeren
en drukt u op <Enter>.
Opstarten vanaf cd-rom
in het menu dat verschijnt en druk op <Enter>.
in de genummerde lijst. Als er meerdere versies worden
IDE CD-ROM Device
aangegeven, moet u de versie selecteren die op uw computer van toepassing is.
7
Als het
hoofdmenu
van Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) verschijnt, selecteert u de test die u wilt
uitvoeren.
Hoofdmenu Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
1
Nadat Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) is geladen en het scherm met het
weergegeven, klikt u op de knop voor de gewenste optie.
OptieFunctie
Express Test
(Snelle test)
Extended Test
(Uitgebreide test)
Custom Test
(Aangepaste test)
Symptom Tree
(Symptomen-structuur)
Hiermee wordt een snelle test uitgevoerd van apparaten.
Deze test neemt normaliter 10 tot 20 minuten in beslag
en vereist geen interactie van uw kant. Als u de Snelle test eerst uitvoert, vergroot u de kans om het probleem
snel op te sporen.
Hiermee wordt een grondige controle van apparaten
uitgevoerd. Deze test neemt doorgaans een uur of langer
in beslag. U moet af en toe vragen beantwoorden.
Hiermee kunt u een bepaald apparaat testen. U kunt de
uit te voeren tests aanpassen.
Hier vindt u de meest voorkomende symptomen. U kunt
hier een test kiezen op basis van de symptomen van het
aangetroffen probleem.
Hoofdmenu
wordt
2
Als er tijdens een test een probleem wordt gedetecteerd, wordt er een bericht weergegeven met de
foutcode en een beschrijving van het probleem. Noteer de foutcode en de beschrijving van het
probleem en volg de instructies op het scherm.
Als u de foutconditie niet kunt oplossen, moet u contact opnemen met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
OPMERKING: Het serviceplaatje voor de computer bevindt zich boven aan elk testvenster. Als u contact
opneemt met Dell, zal de technische ondersteuning naar het serviceplaatje vragen.
3
Wanneer u een test uitvoert met de optie
Aangepaste test
of
Symptomenstructuur
, kunt u voor meer
informatie over de test op een van de tabbladen klikken die in de volgende tabel worden beschreven.
Problemen oplossen83
Page 84
TabbladFunctie
Results (Resultaten)Hier worden de resultaten van de test weergegeven,
samen met eventuele foutcondities die zijn aangetroffen.
Errors (Fouten)Geeft de aangetroffen foutcondities weer en een
beschrijving van het probleem.
HelpHier wordt de test beschreven en worden eventuele
vereisten voor het uitvoeren van de test vermeld.
Configuration
(Configuratie)
ParametersHiermee kunt u de test aanpassen door de
4
Als de tests zijn voltooid en u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) vanaf de
Hier wordt de hardwareconfiguratie beschreven voor het
geselecteerde apparaat.
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) haalt
configuratiegegevens op voor alle apparaten uit System
Setup, het geheugen, verschillende interne tests en geeft
de informatie weer in de lijst met apparaten in het
linkervenster van het scherm. Mogelijk worden in het
apparaatoverzicht niet de namen van alle onderdelen
weergegeven die zijn geïnstalleerd in of aangesloten op
de computer.
testinstellingen te wijzigen.
Drivers and Utilities
hebt uitgevoerd, moet u deze cd verwijderen.
5
Wanneer de tests zijn voltooid, sluit u het testscherm om terug te keren naar het scherm met het
Hoofdmenu
scherm met het
. U sluit Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) af en start de computer opnieuw op door het
Hoofdmenu
te sluiten.
media
Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
De Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) is op uw computer geïnstalleerd en u verkrijgt er toegang
toe via het pictogram Dell Support op de taakbalk of via de knop Start. Gebruik dit hulpprogramma voor
zelfhulpinformatie, software-updates en scans voor een gezonde computeromgeving.
Toegang verkrijgen tot de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
U verkrijgt toegang tot de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) via het pictogram Dell Support op
de taakbalk of via het menu Start.
Als het pictogram Dell Support niet op de taakbalk staat:
Klik op de knop
1
2
Klik op
3
Zorg ervoor dat de optie
Dell Support
84Problemen oplossen
Start
en wijs naar
en wijs naar
Alle programma's
.
Dell Support-instellingen
pictogram op taakbalk weergeven
.
is ingeschakeld.
Page 85
OPMERKING: Als de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) niet in het menu Start staat, moet u naar
support.dell.com gaan en de software downloaden.
De Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) is aangepast aan uw computeromgeving.
Als het pictogram Dell Support op de taakbalk anders werkt wanneer u er op klikt, moet u erop
dubbelklikken of met de rechtermuisknop erop klikken.
Op het pictogram Dell Support klikken
Klik met de linker- of rechtermuisknop op het pictogram om de volgende taken uit te voeren:
•Uw computeromgeving controleren
•De instellingen van de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) weergeven
•Het Help-bestand voor de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) openen
•Veelgestelde vragen bekijken
•Meer te weten komen over de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
•De Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) uitschakelen
Op het pictogram Dell Support dubbelklikken
Dubbelklik op het pictogram als u handmatig uw computeromgeving wilt controleren, veelgestelde
vragen wilt bekijken, het Help-bestand voor de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) wilt openen
en Dell Support-instellingen wilt weergeven.
Klik voor meer informatie over de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) op het vraagteken (?)
boven aan het Dell Support-venster.
Problemen met stations
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
procedures in dit gedeelte.
ORGERVOORDAT MICROSOFT
Z
®
WINDOWS® HETSTATIONHERKENT — Klik op de knop Start en daarna op
Deze computer. Als de diskette, de cd- of het dvd-station niet wordt vermeld, moet u een volledige scan
uitvoeren met uw antivirussoftware om te controleren op virussen en deze te verwijderen. Virussen
kunnen soms ervoor zorgen dat Windows het station niet herkent.
TESTHETSTATION —
•Plaats een andere diskette, cd of dvd om de mogelijkheid uit te sluiten dat het oorspronkelijke
exemplaar defect is.
•Plaats een opstartbare diskette en start de computer opnieuw op.
Productinformatiegids
Problemen oplossen85
voordat u begint met de
Page 86
MAAKHETSTATIONOFDESCHIJFSCHOON.
Z
ORGERVOORDATDECDOPDESPINDELINDELADEISVASTGEKLIKT.
ONTROLEERDEKABELAANSLUITINGEN.
C
ONTROLEEROPHARDWARE-INCOMPATIBILITEIT.
C
V
OER DELL DIAGNOSTICS (DELL-DIAGNOSTIEK) UIT —
Zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op
pagina 81.
Problemen met cd- en dvd-stations
OPMERKING: Trillingen bij cd- of dvd-stations met hoge snelheden zijn normaal en kunnen geluid produceren,
wat niet in hoeft te houden dat het station of de cd of dvd defect is.
OPMERKING: Omdat er in verschillende regio's wereldwijd verschillende schijfindelingen worden gebruikt,
werken niet alle dvd-titels in alle dvd-stations.
Problemen met schrijven naar een cd/dvd-rw-station
SLUITANDEREPROGRAMMA'S — Het cd/dvd-rw-station moet tijdens het schrijven een continue stroom
gegevens ontvangen. Als de stroom wordt onderbroken, treedt er een fout op. Probeer alle programma's
te sluiten voordat u naar de cd/dvd-rw schrijft.
op het trefwoord stand-by in Windows Help en ondersteuning for informatie over energiebeheermodi.
U opent Help en ondersteuning van Windows door te klikken op Start→ Help en ondersteuning.
KIESEENLAGERESCHRIJFSNELHEID — Zie de Help-bestanden van uw cd- of dvd-brandsoftware.
Als u de lade van het cd-, cd-rw-, dvd- of dvd+rw-station niet kunt uitwerpen
1
Zorg ervoor dat de computer uitstaat.
2
Maak een paperclip recht en steek het uiteinde in de uitwerpopening. Duw vervolgens stevig totdat de
lade gedeeltelijk wordt uitgeworpen.
3
Trek de lade voorzichtig naar buiten totdat deze niet meer verder kan.
Als u een vreemd schrapend of schurend geluid hoort
•Controleer of het geluid niet wordt veroorzaakt een het programma dat wordt uitgevoerd.
•Controleer of de diskette of schijf goed is geplaatst.
86Problemen oplossen
Page 87
Problemen met de vaste schijf
LAATDECOMPUTERAFKOELENVOORDATU DEZEWEERAANZET — Een hete vaste schijf kan ervoor zorgen
dat het besturingssysteem niet start. Laat de computer afkoelen tot kamertemperatuur voordat u deze
weer aanzet.
VOER SCHIJFCONTROLERENUIT —
1
Klik op de knop
2
Klik met de rechtermuisknop op
3
Klik op
4
Klik op de tab
5
Klik onder
6
Klik op
7
Klik op
Eigenschappen
Beschadigde sectoren zoeken en repareren
Start
Start
en daarna op
Extra
.
Foutcontrole
.
Lokaal station (C:)
.
op
Nu controleren
Deze computer
.
.
.
.
E-mail-, modem- en internetproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
procedures in dit gedeelte.
OPMERKING: Sluit de modem alleen aan op een analoge telefoonaansluiting. De modem werkt niet als deze
wordt aangesloten op een digitaal telefoonnet.
ONTROLEERDEBEVEILIGINGSINSTELLINGENVAN MICROSOFT OUTLOOK
•Controleer of de telefoonlijn is aangesloten op de aansluiting op de modem. (naast de aansluiting
bevindt zich een groen label of een pictogram in de vorm van een connector.)
•Zorg ervoor dat u een klik hoort wanneer u de telefoonlijnconnector in de modem steekt.
•Ontkoppel de telefoonlijn van de modem en sluit deze op een telefoon aan. Luister of er een kiestoon is.
•Als er andere telefoonapparaten zijn die de lijn gebruiken, zoals een fax, overspanningsbeveiliging of
een lijnsplitter, moet u deze omzeilen en de modem rechtstreeks op de telefoonwandaansluiting
aansluiten. Als u een lijn gebruikt die 3 m of langer is, moet u een kortere lijn uitproberen.
Problemen oplossen87
Page 88
VOERHETDIAGNOSTISCHEHULPPROGRAMMAVOORMODEMSUIT — Klik op de knop Start, wijs naar Alle
programma's en klik op Modem Helper. Volg de instructies op het scherm om modemproblemen te
identificeren en op te lossen.
CONTROLEEROFDEMODEMCOMMUNICEERTMET WINDOWS —
1
Klik op de knop
2
Klik vervolgens op
3
Klik op
4
Klik op de tab
5
Klik op de COM-poort voor uw modem.
6
Klik op
Telefoon- en modemopties
Eigenschappen
opvragen
Start
en daarna op
Printers en andere hardware
Configuratiescherm
.
.
.
Modems
.
, klik op de tab
Diagnostische gegevens
en klik daarna op
om te controleren of de modem communiceert met Windows.
Instellingen
Als alle opdrachten worden beantwoord, werkt de modem goed.
CONTROLEEROFUVERBINDINGHEBTMETINTERNET — Controleer of u een abonnement hebt genomen bij
een internetaanbieder. Open het e-mailprogramma Outlook Express en klik op Bestand. Als er een vinkje
staat naast Off line werken, moet u op het vinkje klikken om het te verwijderen en verbinding te maken
met internet. Neem voor hulp contact op met uw internetserviceaanbieder.
SCANDECOMPUTEROPSPYWARE — Als uw computer zeer traag is, vaak last heeft van pop-
upadvertenties of problemen met het opzetten van een internetverbinding, is uw computer mogelijk
geïnfecteerd met spyware. Gebruik een virusscanner met bescherming tegen spyware (mogelijk is voor
uw programma een upgrade nodig) om de computer te scannen en eventuele spyware te verwijderen. Ga
voor meer informatie naar support.dell.com en zoek op het trefwoord spyware.
Foutberichten
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
procedures in dit gedeelte.
Als het bericht niet wordt vermeld, raadpleegt u de documentatie bij het besturingssysteem of het
programma dat werd uitgevoerd toen het bericht verscheen.
AUXILIARYDEVICEFAILURE (FOUTINHULPAPPARAAT)—Er kan een fout zitten in de touchpad, de track
stick of de externe muis. Controleer bij een externe muis de kabelaansluiting. Schakel de optie Pointing
Device (Aanwijsapparaat) in het System Setup-programma in. Als het probleem aanhoudt, moet
u contact opnemen met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
BADCOMMANDORFILENAME (ONJUISTEOPDRACHTOFBESTANDSNAAM)— Controleer of u de opdracht
correct hebt gespeld, spaties op de juiste plaats hebt gezet en de correct padnaam hebt gebruikt.
CACHEDISABLEDDUETOFAILURE (CACHEUITGESCHAKELDWEGENSFOUT)—Er is een fout opgetreden in de
primaire cache van de microprocessor. Neem contact op met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
88Problemen oplossen
Productinformatiegids
voordat u begint met de
Page 89
CD DRIVECONTROLLERFAILURE (FOUTINCONTROLLERVANCD-STATION)—De vaste schijf reageert niet
meer op opdrachten van de computer (zie "Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)" op pagina 84).
DATAERROR (GEGEVENSFOUT)—De vaste schijf kan de gegevens niet lezen (zie "Dell Support Utility
(Dell-hulpprogramma)" op pagina 84).
DECREASINGAVAILABLEMEMORY (AFNEMENDBESCHIKBAARGEHEUGEN)— Een of meer geheugenmodules
zijn defect of zitten niet goed vast. Plaats de geheugenmodules opnieuw en vervang ze indien nodig (zie
"Problemen met geheugen" op pagina 96).
DISK C: FAILEDINITIALIZATION (INITIALISATIESCHIJF C: MISLUKT)— De vaste schijf kon niet worden
geïnitialiseerd. Voer de vaste-schijftests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
DRIVENOTREADY (STATIONNIETGEREED)—Er moet een vaste schijf in het compartiment zitten om
verder te kunnen gaan. Monteer een vaste schijf in het vaste-schijfcompartiment (zie "Problemen met
stations" op pagina 85).
ERRORREADING PCMCIA CARD (FOUTBIJLEZENVAN PCMCIA-KAART)—De computer herkent de pc-
kaart niet. Steek de kaart opnieuw erin of probeer een andere kaart (zie "Een pc-kaart installeren" op
pagina 68).
De hoeveelheid geheugen opgenomen in NVRAM komt niet overeen met de hoeveelheid geheugen die in de
computer is geïnstalleerd. Start de computer opnieuw op. Als de fout opnieuw optreedt, moet u contact
opnemen met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
THEFILEBEINGCOPIEDISTOOLARGEFORTHEDESTINATIONDRIVE (HETBESTANDDATWORDTGEKOPIEERD, IS
TEGROOTVOORHETDOELSTATION)—Het bestand dat u wilt kopiëren, is te groot om op de schijf te
passen of de schijf is te vol. Probeer het bestand naar een andere schijf te kopiëren of gebruik een schijf
met een grotere capaciteit.
A FILENAMECANNOTCONTAINANYOFTHEFOLLOWINGCHARACTERS (DEVOLGENDETEKENSMOGENNIET
VOORKOMENINEENBESTANDSNAAM): \ / : * ? “ < > | — Gebruik deze tekens niet in bestandsnamen.
GATE A20 FAILURE (FOUTINGATE A20) — Mogelijk zit er een geheugenmodule los. Plaats de
geheugenmodules opnieuw en vervang ze indien nodig (zie "Problemen met geheugen" op pagina 96).
GENERALFAILURE (ALGEMENEFOUT)—Het besturingssysteem kan de opdracht niet uitvoeren. Dit
bericht wordt gewoonlijk gevolgd door specifieke informatie, bijvoorbeeld, Papier is op. Voer de
juiste actie uit.
herkent het stationstype niet. Schakel de computer uit, verwijder de vaste schijf (zie "Problemen met de
vaste schijf" op pagina 87) en start de computer op vanaf een cd. Schakel daarna de computer weer uit,
plaats de vaste schijf terug en start de computer opnieuw op. Voer de vaste-schijftests in Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
Problemen oplossen89
Page 90
HARD-DISKDRIVECONTROLLERFAILURE 0 (FOUTINCONTROLLERVASTE- SCHIJFSTATION 0) — De vaste schijf
reageert niet meer op opdrachten van de computer. Schakel de computer uit, verwijder de vaste schijf
(zie "Problemen met de vaste schijf" op pagina 87) en start de computer op vanaf een cd. Schakel daarna
de computer weer uit, plaats de vaste schijf terug en start de computer opnieuw op. Als het probleem
aanhoudt, probeert u een ander station. Voer de vaste-schijftests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
HARD-DISKDRIVEFAILURE (STORINGINVASTE- SCHIJFSTATION)—De vaste schijf reageert niet meer op
opdrachten van de computer. Schakel de computer uit, verwijder de vaste schijf (zie "Problemen met de
vaste schijf" op pagina 87) en start de computer op vanaf een cd. Schakel daarna de computer weer uit,
plaats de vaste schijf terug en start de computer opnieuw op. Als het probleem aanhoudt, probeert u een
ander station. Voer de vaste-schijftests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
HARD-DISKDRIVEREADFAILURE (FOUTBIJLEZENVANVASTE-SCHIJFSTATION)—Mogelijk is de vaste schijf
defect. Schakel de computer uit, verwijder de vaste schijf (zie "Problemen met de vaste schijf" op
pagina 87) en start de computer op vanaf een cd. Schakel daarna de computer weer uit, plaats de vaste
schijf terug en start de computer opnieuw op. Als het probleem aanhoudt, probeert u een ander station.
Voer de vaste-schijftests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Delldiagnostiek)" op pagina 81).
INSERTBOOTABLEMEDIA (PLAATSEENOPSTARTBAARMEDIUM)— Het besturingssysteem probeert op te
starten vanaf een niet-opstartbare cd. Plaats een opstartbare cd.
INVALIDCONFIGURATIONINFORMATION-PLEASERUN SYS TEM SETUP PROGRAM (ONGELDIGE
CONFIGURATIEGEGEVENS-VOERHET SYST EM SETUP- PROGRAMMAUIT)—De systeemconfiguratiegegevens
komen niet overeen met de hardwareconfiguratie. De grootste kans dat dit bericht wordt weergegeven, is
na het plaatsen van een geheugenmodule. Corrigeer de van toepassing zijnde opties in het System
Setup-programma (zie "System Setup-programma" op pagina 115).
KEYBOARDCLOCKLINEFAILURE (FOUTINKLOKLIJNTOETSENBORD)—Controleer bij een extern toetsenbord
de kabelaansluiting. Voer de Keyboard Controller-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) (zie
"Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
KEYBOARDCONTROLLERFAILURE (FOUTINKEYBOARDCONTROLLER)—Controleer bij een extern toetsenbord
de kabelaansluiting. Start de computer opnieuw op en raak tijdens het opstarten het toetsenbord en de
muis niet aan. Voer de Keyboard Controller-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) (zie "Dell
Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
KEYBOARDDATELINEFAILURE (FOUTINDATALIJNTOETSENBORD)—Controleer bij een extern toetsenbord
de kabelaansluiting. Voer de Keyboard Controller-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) (zie
"Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
KEYBOARDSTUCKKEYFAILURE (TOETSENBORDTOETSZITVAST)— Controleer bij een extern toetsenbord of
-blok de kabelaansluiting. Start de computer opnieuw op en raak tijdens het opstarten het toetsenbord
en de toetsen niet aan. Voer de Stuck Key-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) (zie "Dell
Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
ADRES, GELEZENWAARDEVERWACHTWAARDE)—Mogelijk is er een geheugenmodule die defect is of niet
goed vastzit. Plaats de geheugenmodules opnieuw en vervang ze indien nodig (zie "Problemen met
geheugen" op pagina 96).
MEMORYALLOCATIONERROR (GEHEUGENTOEWIJZINGSFOUT)—Er is een conflict tussen de software die
u wilt uitvoeren en het besturingssysteem of een ander programma of hulpprogramma. Schakel de
computer uit, wacht 30 seconden en start hem opnieuw op. Probeer het programma opnieuw uit te
voeren. Als het foutbericht nog steeds wordt weergegeven, moet u de documentatie bij de software
raadplegen.
DUBBELWOORDLOGICAFOUTGEHEUGENINADRES, GELEZENWAARDEVERWACHTWAARDE)—Mogelijk is er
(
een geheugenmodule die defect is of niet goed vastzit. Plaats de geheugenmodules opnieuw (zie
"Problemen met geheugen" op pagina 96) en vervang ze indien nodig.
LOGICAFOUTGEHEUGENINADRES, GELEZENWAARDEVERWACHTWAARDE)— Mogelijk is er een
geheugenmodule die defect is of niet goed vastzit. Plaats de geheugenmodules opnieuw (zie "Problemen
met geheugen" op pagina 96) en vervang ze indien nodig.
ADRES, GELEZENWAARDEVERWACHTWAARDE)—Mogelijk is er een geheugenmodule die defect is of niet
goed vastzit. Plaats de geheugenmodules opnieuw (zie "Problemen met geheugen" op pagina 96) en
vervang ze indien nodig.
NOBOOTDEVICEAVAILABLE (GEENOPSTARTAPPARAATBESCHIKBAAR)— De computer kan de vaste schijf
niet vinden. Als de vaste schijf uw opstartapparaat is, moet u controleren of deze is gemonteerd, goed
vastzit en als opstartapparaat is gepartitioneerd.
NOBOOTSECTORONHARDDRIVE (GEENOPSTARTSECTOROPVASTESCHIJF)—Mogelijk is het
besturingssysteem beschadigd. Neem contact op met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
NOTIMERTICKINTERRUPT (GEENTIMERTIKONDERBREKING)—Mogelijk werkt een chip op de systeemkaart
niet goed. Voer de System Set-tests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
BRONNEN; SLUITEENAANTALPROGRAMMA'SAFENPROBEERHETOPNIEUW)—Er zijn te veel programma's
geopend. Sluit alle vensters en open het programma dat u wilt gebruiken.
OPERATINGSYSTEMNOTFOUND (BESTURINGSSYSTEEMNIETGEVONDEN)—Monteer de vaste schijf opnieuw
(zie "Problemen met stations" op pagina 85). Als het probleem aanhoudt, moet u contact opnemen met
Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
OPTIONAL ROM BADCHECKSUM (ONJUISTECONTROLESOMOPTIONELE ROM) — Blijkbaar zit er een fout in
de optionele ROM. Neem contact op met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
Problemen oplossen91
Page 92
A REQUIRED .DLL FILEWASNOTFOUND (EENVEREIST .DLL-BESTANDISNIETGEVONDEN)—Het
programma dat u wilt openen, mist een essentieel bestand. Verwijder het programma en installeer het
opnieuw.
1
Klik op de knop Start en vervolgens op
2
Dubbelklik op
3
Selecteer het programma dat u wilt verwijderen.
4
Klik op
5
Raadpleeg de documentatie bij het programma voor installatie-instructies.
SECTORNOTFOUND (SECTORNIETGEVONDEN)—Het besturingssysteem kan geen sector op de vaste schijf
Software
Verwijder en
.
of
Wijzigen/Verwijderen
Configuratiescherm
.
en volg de instructies op het scherm.
vinden. Mogelijk is er een defecte sector of beschadigde FAT op de vaste schijf. Voer het Windowshulpprogramma voor foutcontrole uit om de bestandsstructuur op de vaste schijf te controleren. Open Help en
ondersteuning (klik hiervoor op Start→ Help en ondersteuning) voor instructies. Als een groot aantal sectoren
defect zijn, maakt u (indien mogelijk) een back-up van de gegevens en formatteert u de vaste schijf opnieuw.
SEEKERROR (ZOEKFOUT)—Het besturingssysteem kan een bepaald spoor op de vaste schijf niet vinden.
SHUTDOWNFAILURE (AFSLUITFOUT)—Mogelijk werkt een chip op de systeemkaart niet goed. Voer de
System Set-tests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op
pagina 81).
TIME- OF-DAYCLOCKLOSTPOWER (DAGTIJDKLOKHEEFTGEENVOEDINGMEER)—Er zijn
systeemconfiguratie-instellingen beschadigd. Sluit de computer aan op een stopcontact om de batterij
op te laden. Als het probleem aanhoudt, moet u proberen de gegevens de herstellen door het System
Setup-programma te openen. Sluit het programma daarna direct af. Als het bericht opnieuw verschijnt,
moet u contact opnemen met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
TIME- OF-DAYCLOCKSTOPPED (DAGTIJDKLOKISGESTOPT)—Mogelijk moet de reservebatterij die de
systeemconfiguratie-instellingen ondersteunt, worden vervangen (zie "Knoopbatterij" op pagina 124).
Mogelijk werkt de toetsenbordcontroller niet goed of zit er een geheugenmodule los. Voer de System
Memory-tests en de Keyboard Controller-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) (zie "Dell
Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
X:\ ISNOTACCESSIBLE. THEDEVICEISNOTREADY (X:\ ISNIETTOEGANKELIJK. HETAPPARAATISNIET
GEREED)—Plaats een schijf in het station en probeer het opnieuw.
92Problemen oplossen
Page 93
WARNING: BATTERYISCRITICALLYLOW (WAARSCHUWING: BATTERIJISBIJNALEEG)—De batterij is bijna
leeg. Plaats een volle batterij of sluit de computer op een stopcontact aan. Activeer anders de slaapstand
of schakel de computer uit.
Problemen met IEEE 1394-apparaten
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
Typ een paar tekens met het geïntegreerde toetsenbord en controleer of ze op het scherm worden
en klik op
Kladblok
.
Start
, wijs naar
Alle Programma's
, wijs naar
Bureau-
weergegeven.
Als de tekens nu wel worden weergegeven, wat niet het geval was bij het externe toetsenbord, is
mogelijk uw externe toetsenbord defect. Neem contact op met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
VOERDEDIAGNOSTISCHETESTSVOORHETTOETSENBORDUIT — Voer de PC-AT Compatible Keyboards-
tests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81).
Als uit de tests blijkt dat het externe toetsenbord defect is, moet u contact opnemen met Dell (zie "Hulp
krijgen" op pagina 145).
Onverwachte tekens
SCHAKELHETNUMERIEKETOETSENBLOKUIT — Druk op <Num Lk> om het numerieke toetsenblok uit te
schakelen als er cijfers in plaats van letters worden weergegeven. Controleer of het lampje van de cijfers
niet brandt.
Vastlopen en softwareproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
KENNISGEVING: U loopt het risico gegevens te verliezen als u het besturingssysteem niet afsluit.
CHAKELDECOMPUTERUIT — Als u geen reactie krijgt door op een toets op het toetsenbord te drukken of
S
de muis te bewegen, moet u de aan/uit-knop minstens 8-10 seconden ingedrukt houden totdat de
computer uitgaat. Start de computer vervolgens opnieuw op.
94Problemen oplossen
Productinformatiegids
voordat u begint met de
Page 95
Een programma reageert niet meer of blijft crashen
OPMERKING: Bij software worden normaliter installatie-instructies geleverd in de vorm van een
installatiehandleiding of op een diskette of cd.
EËINDIGHETPROGRAMMA —
B
1
Druk tegelijkertijd op <Ctrl><Shift><Esc>.
2
Klik op
3
Klik op het programma dat niet meer reageert.
4
Klik op
RAADPLEEGDESOFTWAREDOCUMENTATIE — Indien noodzakelijk verwijdert u het programma en
Taakbeheer
.
Taak beëindigen
.
installeert u het opnieuw.
Er is een programma dat is ontwikkeld voor een eerdere versie van het Microsoft® Windows®besturingssysteem
VOERDEWIZARD PROGRAMMACOMPATIBILITEITUIT — De wizard Programmacompatibiliteit configureert
een programma op zodanige wijze dat het in een omgeving wordt uitgevoerd die lijkt op andere dan
Windows-besturingssysteemomgevingen.
1
Klik op
Vo lg en d e
2
Volg de instructies op het scherm.
Start→
.
Alle programma's→ Bureau-accessoires→
Wizard Programmacompatibiliteit
→
Er verschijnt een blauw scherm
SCHAKELDECOMPUTERUIT — Als u geen reactie krijgt door op een toets op het toetsenbord te drukken of
de muis te bewegen, moet u de aan/uit-knop minstens 8-10 seconden ingedrukt houden totdat de
computer uitgaat. Start de computer vervolgens opnieuw op.
CANDECOMPUTEROPSPYWARE —Als uw computer zeer traag is, vaak last heeft van pop-upadvertenties of
S
problemen met het opzetten van een internetverbinding, is uw computer mogelijk geïnfecteerd met
spyware. Gebruik een virusscanner met bescherming tegen spyware (mogelijk is voor uw programma een
upgrade nodig) om de computer te scannen en eventuele spyware te verwijderen. Ga voor meer
informatie naar support.dell.com en zoek op het trefwoord spyware.
VOER DELL DIAGNOSTICS (DELL- DIAGNOSTIEK) UIT — Zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 81.
Als alle tests met succes zijn afgewerkt, is de foutmelding het gevolg van een softwareprobleem.
Problemen met geheugen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
ONTROLEERUWNETWERKINSTELLINGEN — Neem contact op met de netwerkbeheerder of degene die uw
C
netwerk heeft ingesteld om te controleren dat de netwerkinstellingen correct zijn en dat het netwerk
functioneert.
WLAN (Wireless Local Area Network)
Zie voor informatie voor het oplossen van problemen met draadloze LAN-netwerken "WLAN (Wireless
Local Area Network)" op pagina 52.
Mobiel Breedband (Wireless Wide Area Network)
OPMERKING: De gebruikshandleiding van de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor
mobiele breedbandkaarten) vindt u via Help en ondersteuning. U opent Help en ondersteuning door te klikken op
Start
→
Help en ondersteuning. U kunt de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele
breedbandkaarten) ook downloaden vanaf support.dell.com.
OPMERKING: Haal alle netwerkkabels uit de computer en schakel de WLAN-kaart uit. U schakelt de WLAN-kaart
→
uit door te klikken op Start
OPMERKING: Het -pictogram verschijnt op het Windows-bureaublad als er op de computer een Dell Mobile
Broadband Card is geïnstalleerd. Dubbelklik op het pictogram om het hulpprogramma te starten. Wanneer het
programma is gestart, is het pictogram in het systeemvak zichtbaar.
KANGEENVERBINDINGMAKEN — De Dell Mobile Broadband Card moet geactiveerd zijn op het netwerk
om verbinding te kunnen maken. Wanneer de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor
mobiele breedbandkaarten) eenmaal is gestart, kunt u de muis op het -pictogram op de taakbalk
plaatsen om de status van de verbinding af te lezen. Als de status aangeeft dat de mobiele
breedbandkaart niet is geactiveerd, raadpleegt u "Activeer uw mobiele breedbandkaart" op pagina 98 voor
meer informatie. Als er problemen blijven bestaan, moet u contact opnemen met uw mobiele
breedbandaanbieder voor meer informatie over het dekkingsschema.
CONTROLEERUWMOBIELEBREEDBANDNETWERKSERVICE — Neem contact op met uw mobiele
breedbandaanbieder om na te gaan wat het dekkingsschema is en welke services er worden ondersteund.
Problemen oplossen97
Page 98
DELL-HULPPROGRAMMAVOORMOBIELEBREEDBANDKAARTEN — Klik op het pictogram op het
bureaublad om het hulpprogramma te starten. Controleer de status in het hoofdvenster:
•
No card detected
(Geen kaart gevonden) – Start de computer opnieuw op en start het
hulpprogramma opnieuw.
•
Radio Off
(Radio uit) – Zorg ervoor dat de mobiele breedbandkaart is ingeschakeld door de status
ervan te bekijken in de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele
breedbandkaarten). Is de kaart uitgeschakeld, dan schakelt u deze in door te klikken op de knop
inschakelen
op het hoofdscherm van de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma
radio
voor mobiele breedbandkaarten).
•
Searching
(Zoeken) – De Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele
breedbandkaarten) heeft nog geen mobiel breedbandnetwerk gevonden. Als de zoekstatus aanhoudt,
moet u controleren of het signaal voldoende sterk is.
•
No service
(Geen service) – De Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor
mobiele breedbandkaarten) kon geen mobiel breedbandnetwerk vinden. Controleer of het signaal
voldoende sterk is. Start het hulpprogramma Dell Wireless (Dell draadloos) opnieuw of neem contact
op met uw mobiele breedbandaanbieder.
•
Check your Mobile Broadband Network Service
(Controleer uw mobiele
breedbandnetwerkservice) – Neem contact op met uw mobiele breedbandaanbieder om na te gaan wat
het dekkingsschema is en welke services er worden ondersteund.
ACTIVEERUWMOBIELEBREEDBANDKAART — Voordat u verbinding maakt met internet moet u de mobiele
breedbandservice activeren via uw mobiele internetaanbieder. Zie de gebruikshandleiding die beschikbaar
is via de Help en ondersteuning van Windows voor instructies en meer informatie over het gebruik van
de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele breedbandkaarten) (klik op
Start→ Help en ondersteuning). De gebruikshandleiding is ook beschikbaar op de Dell Support-website
op support.dell.com en op de cd die met de mobiele breedbandkaart wordt meegeleverd als u deze los
van de computer hebt aangeschaft.
Problemen met PC-kaarten
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
procedures in dit gedeelte.
C
ONTROLEERDEKAART — Zorg ervoor dat de kaart goed in de connector is gestoken.
CONTROLEEROF WINDOWSDEKAARTHERKENT — Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig
verwijderen op de Windows-taakbalk. Controleer of de kaart wordt vermeld.
ALSERPROBLEMENZIJNMETEEN EXPRESSC ARDDIEDOOR DELLISGELEVERD — Neem contact op met Dell
(zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
ALSERPROBLEMENZIJNMETEENKAARTDIENIETDOOR DELLISGELEVERD — Neem contact op met de
fabrikant van de kaart.
98Problemen oplossen
Productinformatiegids
voordat u begint met de
Page 99
Voedingsproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
procedures in dit gedeelte.
C
ONTROLEERHETAAN/UIT-LAMPJE — Wanneer het aan/uit-lampje brandt of knippert, heeft de computer
Productinformatiegids
voordat u begint met de
voeding. Als het aan/uit-lampje knippert, staat de computer op stand-by; druk op de aan/uit-knop om de
stand-bymodus uit te schakelen. Als het lampje uit is, moet u op de aan/uit-knop drukken om de
computer aan te zetten.
LAADDEBATTERIJOP — Mogelijk is de batterij leeg.
Plaats de batterij terug.
1
2
Gebruik de netadapter om de computer aan te sluiten op een stopcontact.
3
Zet de computer aan.
OPMERKING: De werkingsduur van de batterij (de tijd gedurende welke de batterij stroom kan leveren) neemt
met de tijd af. Afhankelijk van de frequentie waarmee de batterij wordt gebruikt en de gebruiksomstandigheden
kan het zijn dat u tijdens de levensduur van de computer een nieuwe batterij moet aanschaffen.
ONTROLEERHETBATTERIJSTATUSLAMPJE — Als het batterijstatuslampje oranje knippert of continu
C
oranje is, is de batterij bijna of helemaal leeg. Steek de stekker van de computer in het stopcontact.
Als het batterijlampje afwisselend groen en oranje wordt, is de batterij te heet om opgeladen te kunnen
worden. Schakel de computer uit, haal de stekker van de computer uit het stopcontact en laat de batterij
en de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Als het batterijstatuslampje snel oranje knippert, is de batterij mogelijk defect. Neem contact op met
Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 145).
CONTROLEERDETEMPERATUURVANDEBATTERIJ — Als de temperatuur van de batterij lager is dan 0° C
(32° F), start de computer niet op.
TESTHETSTOPCONTACT — Controleer of er stroom uit het stopcontact komt, door er een ander apparaat,
zoals een lamp, op aan te sluiten.
CONTROLEERDENETADAPTER — Controleer de aansluitingen van de netadapterkabel. Als er een lampje
op de netadapter zit, moet u controleren of dat brandt.
voedingsbeschermingsapparaten, contactdozen en de verlengkabel om te controleren of de computer
aangaat.
HEFMOGELIJKEINTERFERENTIEOP — Schakel ventilatoren, tl-lampen, halogeenlampen en andere
apparaten in de buurt uit.
DEVOEDINGSEIGENSCHAPPENAANPASSEN — "De energiebeheerinstellingen configureren" op pagina 35.
Problemen oplossen99
Page 100
PLAATSDEGEHEUGENMODULESOPNIEUW — Als het aan/uit-lampje van de computer gaat branden, maar
het scherm leeg blijft, plaats dan de geheugenmodules opnieuw (zie "Problemen met geheugen" op
pagina 96).
Zorgen voor voldoende voeding naar uw computer
Uw computer is ontworpen voor gebruik van een 65 W-netadapter of hoger.
Als u een netadapters gebruikt die minder krachtig zijn dan 65 W, krijgt u een
WARNING message
(waarschuwingsbericht).
Voeding in gekoppelde toestand
Door het extra stroomverbruik wanneer een computer aan de Dell D/Dock is gekoppeld, is batterijstroom
alleen niet voldoende om normaal met de computer te kunnen werken. Zorg ervoor dat de netadapter op
de computer is aangesloten wanneer deze aan de Dell D/Dock is gekoppeld.
Koppelen terwijl de computer is ingeschakeld
Als u de computer op de Dell D/Dock of Dell D/Port aansluit terwijl de computer is ingeschakeld, wordt
de aanwezigheid van het koppelapparaat genegeerd totdat u de netadapter op de computer aansluit.
Verlies van netvoeding terwijl de computer gekoppeld is
Als uw computer netvoeding verliest terwijl deze aan de Dell D/Dock of Dell D/Port is gekoppeld,
schakelt deze direct over naar de lage-prestatiemodus.
Printerproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 149) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de
procedures in dit gedeelte.
OPMERKING: Als u technische ondersteuning voor uw printer nodig hebt, moet u contact opnemen met de
printerfabrikant.
ONTROLEEROFDEPRINTERISINGESCHAKELD.
C
C
ONTROLEERDEPRINTERKABELAANSLUITINGEN —
•Raadpleeg de documentatie bij de printer voor informatie over kabelaansluitingen.
•Controleer of de printerkabels goed zijn aangesloten op de printer en de computer.
TESTHETSTOPCONTACT — Controleer of er stroom uit het stopcontact komt, door er een ander apparaat,
zoals een lamp, op aan te sluiten.
100Problemen oplossen
Productinformatiegids
voordat u begint met de
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.