Daikin LRMEQ3AY1, LRMEQ4AY1 Installer reference guide [nl]

Page 1
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3AY1 LRMEQ4AY1
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
Nederlands
Page 2

Inhoud

Inhoud
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 3
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 4
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel ........................................................................... 5
1.3.5 Water .......................................................................... 5
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 6
2.1 Over dit document ..................................................................... 6
Voor de installateur 7
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Buitenunit .................................................................................. 7
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 7
3.2.2 Omgaan met de buitenunit.......................................... 7
3.2.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen................. 8
4 Over de units 8
4.1 Overzicht: Over de units............................................................ 8
4.2 Identificatie ................................................................................ 8
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 8
4.3 Over de buitenunit ..................................................................... 8
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 8
4.5 Over de binnenunits .................................................................. 8
4.5.1 Over het hergebruik van oude
binnenwarmtewisselaars............................................. 9
5 Voorbereiding 9
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 9
5.2 De installatieplaats voorbereiden .............................................. 9
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 9
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten .................................. 10
5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 11
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 12
5.3.1 Oude leidingen hergebruiken...................................... 12
5.3.2 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 12
5.3.3 Materiaal koelmiddelleidingen..................................... 12
5.3.4 Leidingmaat selecteren............................................... 12
5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil ............... 13
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 13
5.4.1 Vereisten voor beveiligingen....................................... 13
6 Installatie 13
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 13
6.2 De units openen ........................................................................ 14
6.2.1 Over het openen van de units..................................... 14
6.2.2 De buitenunit openen.................................................. 14
6.3 De buitenunit monteren ............................................................. 14
6.3.1 Over de montage van de buitenunit............................ 14
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit .................................................................... 14
6.3.3 De installatiestructuur voorzien................................... 14
6.3.4 De buitenunit installeren ............................................. 15
6.3.5 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen..... 15
6.4 De koelmiddelleiding aansluiten................................................ 15
6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ........ 15
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 15
6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen. 16
6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 16
6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden ........................... 16
6.4.6 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 16
6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 17
6.4.8 Richtlijnen bij de installatie van een kijkglas ................ 18
6.4.9 Richtlijnen bij de installatie van een droger.................. 18
6.4.10 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten .................. 18
6.4.11 Richtlijnen bij aansluiten leidingaftakkingen................. 19
6.5 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 19
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 19
6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 19
6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 19
6.5.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 19
6.5.5 Vacuümdrogen............................................................. 20
6.6 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 20
6.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 20
6.7.1 Over koelmiddel bijvullen ............................................. 20
6.7.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 20
6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden... 21
6.7.4 Koelmiddel vullen......................................................... 21
6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel ...................... 23
6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 23
6.8 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 23
6.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 23
6.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 24
6.8.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen.. 24
6.8.4 Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische
bedrading ..................................................................... 24
6.8.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten..................................................................... 25
6.9 De installatie van de buitenunit voltooien ................................... 26
6.9.1 De buitenunit sluiten .................................................... 26
7 Configuratie 26
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 26
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 26
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 26
7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 26
7.2.3 Componenten voor lokale instellingen ......................... 26
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren .................................................. 27
7.2.5 Gebruik van stand 1..................................................... 27
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 27
7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen .. 28
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen ......................................... 28
8 Inbedrijfstelling 29
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 29
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 29
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 30
8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 30
8.4.1 Over proefdraaien ........................................................ 30
8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)............................. 30
8.4.3 Correctie na abnormaal beëindigen van het
proefdraaien................................................................. 31
8.4.4 Gebruik van de unit...................................................... 31
9 Aan de gebruiker overhandigen 31
10 Onderhoud en service 31
10.1 Overzicht: Onderhoud en service ............................................... 31
10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 31
10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen................................... 31
10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit ..................... 32
10.4 Over de servicestand ................................................................. 32
10.4.1 Gebruik van de vacuümstand ...................................... 32
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

10.4.2 Koelmiddel aftappen ................................................... 32
11 Opsporen en verhelpen van storingen 32
11.1 Overzicht: Probleemoplossing................................................... 32
11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen.................................................................................... 32
11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 32
11.3.1 Storingscodes van recentste storingen weergeven .... 32
11.3.2 Storingscodes: Overzicht ............................................ 33
12 Als afval verwijderen 34
13 Technische gegevens 35
13.1 Overzicht: Technische gegevens .............................................. 35
13.2 Afmetingen: Buitenunit .............................................................. 35
13.3 Serviceruimte: Buitenunit .......................................................... 36
13.4 Onderdelen: Buitenunit.............................................................. 38
13.5 Leidingschema: Buitenunit ........................................................ 39
13.6 Bedradingsschema: Buitenunit.................................................. 40
13.7 Technische specificaties: Buitenunit ......................................... 42
Voor de gebruiker 43
14 Over het systeem 43
14.1 Systeemlay-out.......................................................................... 43
15 Voor het gebruik 43
16 Bediening 43
16.1 Werkingsgebied......................................................................... 43
16.2 Gebruik van het systeem........................................................... 43
16.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 43
17 Energie besparen en optimale werking 44
18 Onderhoud en service 44
18.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand......................... 44
18.2 Over het koelmiddel .................................................................. 44
18.3 Dienst-na-verkoop en garantie .................................................. 44
18.3.1 Garantieperiode .......................................................... 44
18.3.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie .............. 44
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
19 Opsporen en verhelpen van storingen 45
19.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ............... 45
19.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................ 45
19.1.2 Symptoom: De unit stopt niet onmiddellijk wanneer
ze wordt stilgelegd ...................................................... 45
19.1.3 Symptoom: Geluid (buitenunit) ................................... 46
19.1.4 Symptoom: Er komt stof uit de unit ............................. 46
19.1.5 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet .............................................................................. 46
19.1.6 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is
warm, zelfs wanneer de unit is gestopt....................... 46
20 Verplaatsen 46
21 Als afval verwijderen 46
22 Verklarende woordenlijst 46
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een bepaalde concentratie. Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%). Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.

1.3 Voor de installateur

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
Page 6

2 Over de documentatie

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door niet­deskundigen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
LRMEQ3+4AY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03
Page 7

3 Over de doos

21
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ De units uitpakken en hanteren
▪ De accessoires van de units verwijderen
Houd rekening met de volgende zaken:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, technische kenmerken,
referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.
▪ Beslis op voorhand waarlangs u de unit naar binnen zult brengen.

3.2.2 Omgaan met de buitenunit

Draag de unit langzaam zoals weergegeven:
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium lamellen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Vorkheftruck. Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op de pallet blijft.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
Page 8

4 Over de units

a
b
c
d
cb da

3.2.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen

1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina14.
2 Verwijder de accessoires.

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: LR ME Q 4 A Y1 [*]
Code Verklaring
LR ZEAS-condensatie-unit
ME Koeling op middelmatige temperatuur
Q Koelmiddel R410A
3+4 Capaciteitklasse
A Modelreeks
Y1 Voeding
[*] Aanduiding kleine modelwijziging
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit c Label gefluoreerde broeikasgassen d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
4 Over de units

4.1 Overzicht: Over de units

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de buitenunit.
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem.
▪ Met welke binnenunits de buitenunits kunnen worden
gecombineerd.

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.3 Over de buitenunit

Deze montagehandleiding betreft de ZEAS-condensatie-unit.
Deze unit is ontworpen voor installatie buitenshuis en is bedoeld voor lucht-lucht-koeltoepassingen.
Specificatie LRMEQ3+4
Capaciteit (koelen) 5,90~8,40kW
Ontwerptemperatuur omgeving (koelen) –10~43°Cdroge bol

4.4 Systeemlay-out

a Buitenunit (ZEAS-condensatie-unit) b Koelmiddelleiding c Binnenunit (koelblazer) d Binnenunit (koelvitrine)

4.5 Over de binnenunits

OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de ZEAS­condensatie-unit om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
De ZEAS-condensatie-unit kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit van andere merken en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Let op de volgende punten wanneer meerdere binnenunits worden aangesloten:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 9

5 Voorbereiding

≥1500
≥1500
≥1500
≥1500
(mm)
a b c ga b e f a b
d
Expansieklep. Installeer op elke binnenunit een mechanische
thermostatische expansieklep voor R410A. Isoleer het voelerblok van de mechanische thermostatische expansieklep.
Elektromagnetische klep. Installeer een elektromagnetische klep
voor R410A (met een openingsdrukverschil van 3,5 MPa [35 bar] of meer) aan de primaire zijde van de mechanische thermostatische expansieklep voor elke binnenunit.
Filter. Installeer een filter aan de primaire zijde van de
elektromagnetische klep voor elke binnenunit. De maasgrootte van het filter wordt bepaald door de gebruikte elektromagnetische klep en mechanische thermostatische expansieklep.
Koelmiddelstroom. Leg de koelmiddelleidingen naar de
warmtewisselaar van de binnenunit zodanig dat het koelmiddel van boven naar beneden stroomt.
Meerdere binnenunits. Wanneer meerdere binnenunits worden
geïnstalleerd, installeer ze dan op dezelfde hoogte. Een combinatie van koelvitrines en koelblazers is toegestaan als ze op dezelfde verdieping worden geïnstalleerd.
Ontdooitype. Gebruik hetzij modellen met off-cycle ontdooien of
modellen met ontdooien met elektrische verwarming. Gebruik GEEN modellen met ontdooien met warm gas.

4.5.1 Over het hergebruik van oude binnenwarmtewisselaars

In sommige gevallen kunnen oude binnenwarmtewisselaars worden hergebruikt, en in andere gevallen niet.
Hergebruik niet toegestaan
In de volgende gevallen mogen oude binnenwarmtewisselaars niet worden hergebruikt:
▪ Wanneer de ontwerpdruk onvoldoende is. (minimum ontwerpdruk
= 2,5MPa [25bar])
▪ Wanneer de route naar de warmtewisselaar zo loopt dat het
koelmiddel van beneden naar boven stroomt.
▪ Wanneer de koperen leiding of de ventilator is aangetast.
▪ Wanneer de warmtewisselaar vervuild is. Vreemde stoffen
(waaronder oliën die tijdens de fabricage worden gebruikt) mogen niet meer dan 30mg/10m bedragen.
Hergebruik toegestaan
In andere gevallen dan hiervoor vermeld mogen oude binnenwarmtewisselaars worden hergebruikt. Als de oude condensatie-unit echter NIET met hetzelfde koelmiddel (R410A) en dezelfde olie (FVC68D) als de nieuwe werkte, dan moeten de buizen van de warmtewisselaar grondig worden schoongemaakt.
Als de oude condensatie-unit NIET met hetzelfde koelmiddel (R410A) als de nieuwe werkte, controleer dan of de mechanische thermostatische expansieklep compatibel is met R410A.

5.2 De installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees ook de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het
hoofdstuk "Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid".
▪ Vereisten voor de serviceruimte. Zie het hoofdstuk
"Technische gegevens".
▪ Vereisten koelmiddelleiding (lengte, hoogteverschil).
Zie verder in dit hoofdstuk "Voorbereiding".
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als kleinindustriële toepassingen.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter plaatse te gaan.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
a Aardlekbeveiliging b Zekering c Binnenunit (koelvitrine) d Pc of radio e Binnenunit (koelblazer)
f Gebruikersinterface
g Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
Page 10
5 Voorbereiding
b
c
a
a
b
c
d
c
d
a
a
a
b
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen waar kinderen spelen).
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Draai de luchtuitlaatkant in de richting van de muur van het gebouw, hek of scherm.
a Controleer of er voldoende installatieruimte is
Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek op de richting van de wind.
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Belangrijkste windrichting b Luchtuitlaat

5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 11
a
b
c
c
d
a Afdakje tegen de sneeuw
a b
a b
b Voetstuk (minimale hoogte = 150mm) c Belangrijkste windrichting d Luchtuitlaat

5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
5 Voorbereiding
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
Formule A+B=C
A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat)
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44 kg/m3.
a Richting van de koelmiddelstroom b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
a Opening tussen ruimten
b Scheiding (Als er een opening is zonder deur of als
er boven of onder de deur openingen zijn die elk in grootte equivalent zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.)
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule F/G≤H
F Totaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
G Volume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
H Maximale concentratie (kg/m3)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
Page 12
5 Voorbereiding
t
Ø
F
A
1
2 3 3
d1
e
B
d2
C
c
D1
E
f
D2
ba
H
2
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Oude leidingen hergebruiken

In sommige gevallen kunnen oude leidingen worden hergebruikt, en in andere gevallen niet.
Hergebruik niet toegestaan
In de volgende gevallen mogen geen oude leidingen worden hergebruikt:
▪ Wanneer er problemen waren met de compressor van de oude
installatie (bijvoorbeeld panne). Mogelijk gevolg: geoxideerde koelmiddelolie, kalkresten en andere nadelige effecten.
▪ Wanneer de binnen- en buitenunits gedurende lange tijd van de
leidingen waren losgekoppeld. Mogelijk gevolg: water en vuil in de leidingen.
▪ Wanneer de koperen leiding is aangetast.
Hergebruik toegestaan
In andere gevallen dan hiervoor vermeld mogen oude leidingen worden hergebruikt, maar houd rekening met de volgende punten:
Item Beschrijving
Diameter leidingen Moet voldoen aan de vereisten. Zie
Materiaal leidingen
Leidinglengte en hoogteverschil
Leidingisolatie Te vervangen indien beschadigd.
Flareverbindingen Mogen niet worden hergebruikt. Maak
Gelaste verbindingen Controleer op gaslekken.
Leidingen schoonmaken
"5.3.2Vereisten voor de koelmiddelleidingen"op pagina12.
Moet voldoen aan de vereisten. Zie
"6.6Koelmiddelleidingen isoleren"op pagina20.
nieuwe verbindingen om lekken te voorkomen. Zie "6.4.3Richtlijnen bij het
aansluiten van koelmiddelleidingen"op pagina16 en "6.4.5Het uiteinde van een buis verbreden"op pagina16.
Als de oude condensatie-unit NIET met hetzelfde koelmiddel (R410A) en dezelfde olie (FVC68D) als de nieuwe werkte, dan moeten de leidingen grondig worden schoongemaakt.
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.

5.3.3 Materiaal koelmiddelleidingen

Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Temperingsgraad en dikte van de leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad Dikte (t)
(a)
(Ø)
6,4mm (1/4")
Gegloeid (O) ≥0,80mm
9,5mm (3/8")
12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥0,99mm
(a) In functie van de toepasselijke wetgeving en de maximale
werkdruk van de unit (zie “PS High” op het naamplaatje van de unit) kunnen dikkere leidingen nodig zijn.
Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.

5.3.4 Leidingmaat selecteren

Bepaal de geschikte maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).

5.3.2 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
12
1 Buitenunit 2 Binnenunit (toonbank) 3 Binnenunit (koelblazer)
A~F Vloeistofleiding
a~f Gasleiding
H Hoogteverschil buitenunit-binnenunit
LRMEQ3+4AY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03
Page 13

6 Installatie

▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina21.
A/a: Leiding tussen buitenunit en leidingaftakking
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen op de buitenunits:
Vloeistofleiding Ø9,5 mm
Gasleiding Ø15,9 mm
B+C/b+c: Leiding tussen leidingaftakking
Kijk voor de diameter van de leidingen naar de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits.
Capaciteit Buitendiameter
leiding
Vloeistofleiding <4,0kW Ø6,4mm
4,0≤x<8,4kW Ø9,5mm
Gasleiding <1,0kW Ø9,5mm
1,0≤x<6,0kW Ø12,7mm
6,0≤x<8,4kW Ø15,9mm
D~F/d~f: Leiding tussen leidingaftakking en binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof, gas) op de binnenunits.
OPMERKING
Als op de buitenunit slechts 1 binnenunit is aangesloten, en de aansluitingen op de buitenunit verschillen van die op de binnenunit, gebruik dan dezelfde leidingdiameter als de aansluitingen op de buitenunit en installeer de gepaste adapters zo dicht mogelijk bij de binnenunit.

5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil

De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten.
(zie voorbeeld in "5.3.4Leidingmaat selecteren"op pagina12)
Vereiste Limiet
Maximale reële leidinglengte
▪ Voorbeeld: a+b+c+d2≤Limiet
Maximale totale leidinglengte
▪ Voorbeeld: a+b+c+d1+d2+e+f≤Limiet
Maximale lengte eerste aftakset­binnenunit
▪ Voorbeeld: b+c+d2≤Limiet
Maximaal hoogteverschil buitenunit­binnenunit
Maximaal hoogteverschil binnenunit­binnenunit
(a) Een combinatie van koelvitrines en koelblazers is
Buitenunit hoger dan binnenunit
▪ Voorbeeld:
H≤Limiet
Buitenunit lager dan binnenunit
toegestaan als ze op dezelfde verdieping worden geïnstalleerd.
30m
30m
10m
5m
0m
0m
(a)

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Vereisten voor beveiligingen

Voeding
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
circuitampère
LRMEQ3+4 13,5A 16A 3N~ 50Hz
Bedrijfsschakelaar, schakelaar geluidsarme werking en bedrading storing-output
OPMERKING
Bedrijfsschakelaar. Een bedrijfsschakelaar is vereist om
de buitenunit IN/UIT te schakelen. Zonder schakelaar werkt de buitenunit niet. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12VDC).
OPMERKING
Schakelaar geluidsarme werking. Als u de geluidsarme
stand op afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑25]), dan moet een schakelaar geluidsarme werking worden geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12VDC).
OPMERKING
Storing-output. Als de producten in de ruimte/koelvitrine
kunnen bederven bij een systeemstoring, dan kunt u een alarm installeren (bijvoorbeeld een lamp). Als er zich een storing voordoet, dan gaat er een signaal (220-240V AC) naar de storing-output (X2M/E1/E2). Gebruik een alarm met een maximale belasting van 0,5A.
Bedrading Ommantelde + afgeschermde
Maximale kabellengte 130m
Aanbevolen
zekeringen
kabel (2 draden)
Plastic snoeren
0,75~1,25mm²
Voeding
380-415V
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen:
▪ De buitenunit monteren.
▪ De binnenunits monteren.
▪ De koelmiddelleiding aansluiten.
▪ De koelmiddelleiding controleren.
▪ Koelmiddel bijvullen.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
Page 14
6 Installatie
1
2
(mm)
>150
620
350
(345-355)
4× M12
a
20
a
▪ De elektrische bedrading aansluiten.
▪ De installatie van de buitenunit voltooien.
▪ De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren, koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de montagehandleiding van de binnenunit.

6.2 De units openen

6.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

6.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.3.3 De installatiestructuur voorzien

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het schema van de fundering.
Leg 4 sets met ankerbouten, moeren en vulringen klaar (lokaal te voorzien):
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

6.3 De buitenunit monteren

6.3.1 Over de montage van de buitenunit

Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen:
1 De installatiestructuur voorzien.
2 De buitenunit installeren.
3 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen.
4 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats voorbereiden" in "5Voorbereiding"op pagina9.
a Blokkeer de afvoeropeningen niet af.
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 20mm.
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 15
6 Installatie
4× M12

6.3.4 De buitenunit installeren

6.3.5 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit.
3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast. Span deze uiteinden
aan.
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Leidinguiteinden optrompen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters

6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen komen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren schuift (zie afbeelding hieronder).

6.4 De koelmiddelleiding aansluiten

6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪ Droger en kijkglas aansluiten
▪ Koelmiddelleidingaftakking aansluiten
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ De koelmiddelleiding isoleren
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
Buitenunit >1maand De leiding
dichtknijpen
<1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
dichtknijpen of met kleefband afdichten
ode
15
Page 16
6 Installatie
a
b
c
d
R=0.4~0.8
45°
±2
90°
±2
A
a b
A
a b
c
1
1
≤Ø25.4
a b c d e
f
f

6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u buizen aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
wanneer u een voor verbrede uiteinden bedoelde moer aanhaalt. Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer stevig vast te draaien.
▪ Gebruik altijd twee sleutels tezamen om een voor verbrede
uiteinden bedoelde moer los te draaien.
▪ Gebruik altijd samen een moersleutel en een momentsleutel om
deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die manier zal de moer niet scheuren en lekken.
a Momentsleutel b Moersleutel c Leidingverbinding d Flaremoer
Leidingmaat
(mm)
Ø6,4 15~17 8,7~9,1
Ø9,5 33~39 12,8~13,2
Ø12,7 50~60 16,2~16,6
Ø15,9 63~75 19,3~19,7
Aanhaalmome
nt (N•m)
Flareafmetinge
n (A) (mm)
Flarevorm
(mm)
4 Verbreed de buis. Verbreed exact op de plaats zoals getoond
op de volgende afbeelding.
Normaal trompgereedschap
Verbredingsgeree
dschap voor
R410A
Koppelingstype
(Ridgid type)
Vleugelmoertype
(Imperial type)
(koppelingstype)
A 0~0,5mm 1,0~1,5mm 1,5~2,0mm
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
a De binnenkant van de verbreding mag geen barsten of
gebreken vertonen.
b Het uiteinde van de buis moet gelijkmatig en volgens een
perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer geïnstalleerd is.

6.4.6 Het uiteinde van een buis solderen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding.

6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).

6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden

VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas
veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik
nieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden
meegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
1 Snijd het uiteinde van de buis af met een buissnijder.
2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar
beneden zodat er geen bramen in de buis kunnen komen.
a Snijd exact af in rechte hoeken. b Verwijder de bramen.
3 Verwijder de getrompte moer van de afsluiter en zet de
getrompte moer op de buis.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20kPa (d.w.z.
net genoeg om te voelen op de huid).
a Koelmiddelleiding b Te hardsolderen deel c Tape d Handbediende klep e Drukreduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen. Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal (BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist. Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.
LRMEQ3+4AY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03
Page 17

6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

c
d
a
b
a b
cde
1
2
3
4
a bb c
c
b
a
Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Afsluiter c Aansluiting lokale leiding d Deksel afsluiter
a Servicepoort b Deksel afsluiter c Zeskantgat d Schacht e Afdichting
6 Installatie
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Zorg dat u het niet beschadigt.
▪ Draai het afsluiterdeksel na gebruik van de afsluiter goed vast. Zie
de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het afsluiterdeksel op
koelmiddellekken.
OPMERKING
Schroefdraadborgmiddel. Breng schroefdraadborgmiddel
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de afsluiter weer aanbrengt. Anders kan er condenswater binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg: Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de compressor.
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Sluitrichting:
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan) b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
OPMERKING
Schroefdraadborgmiddel. Breng schroefdraadborgmiddel
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de servicepoort weer aanbrengt. Anders kan er condenswater binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg: Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de compressor.
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan) b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
Page 18
6 Installatie
a b
a b
c
a
b d
a
b
c
d
cc
ba
4× Ø6 mm
a
b
a
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,5 5,4~6,6 4mm 13,5~16,5 11,5~13,9
Ø15,9 13,5~16,5 6mm 22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
Klephuis Zeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
ksel)
Servicepoo
rt

6.4.8 Richtlijnen bij de installatie van een kijkglas

Installeer een kijkglas op de vloeistofleiding:
Diameter 9,5mm
Waar/hoe Installeer het kijkglas voor de droger, zo dicht
mogelijk bij de buitenunit. Installeer horizontaal.
a Kijkglas
b Droger
Bij het solderen Volg de soldeerinstructies in de handleiding
van het kijkglas.

6.4.9 Richtlijnen bij de installatie van een droger

6.4.10 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten

OPMERKING
Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de leiding met gepast isolatiemateriaal worden beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt met de behuizing.
1 Doe het volgende:
▪ Verwijder het servicedeksel (a) met schroef (b). ▪ Verwijder de inlaatplaat van de leidingen (c) met schroef (d).
2 Kies de richting langs waar u de leiding wilt leggen (a, b, c of d).
3 Als u de leiding langs onder wilt leggen:
▪ Boor (a, 4×) en open de uitbreekopening (b). ▪ Snijd de gleuven (c) uit met een metaalzaag.
Installeer een droger op de vloeistofleiding:
Drogertype 80g (gelijk aan 100% moleculaire filtering)
Waar/hoe Installeer de droger na het kijkglas, zo dicht
Bij het solderen Volg de soldeerinstructies in de handleiding
Stroomrichting Als op de droger een stroomrichting staat
OPMERKING
Gebruik de unit NIET zonder geïnstalleerde droger. Mogelijk gevolg: Storing apparatuur.
(DML083/DML083S: gemaakt door Danfoss)
mogelijk bij de buitenunit. Installeer horizontaal.
a Kijkglas
b Droger
van de droger.
Verwijder de drogerkap net voor u gaat solderen (om opname van luchtvochtigheid te voorkomen).
Repareer eventueel bij het solderen verbrande drogerverf. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie over de reparatieverf.
aangegeven, installeer hem dan in de goede richting.
4 Doe het volgende:
▪ Sluit de vloeistofleiding (a) aan op de vloeistofafsluiter. ▪ Sluit de gasleiding (b) aan op de gasafsluiter.
5 Monteer het servicedeksel en de inlaatplaat van de leidingen.
6 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat er
sneeuw of kleine dieren in het systeem terechtkomen.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 19
6 Installatie
≤30°
A
A
a
a b
a b c
p<p
>
N2
C
b c e
a
g
f
d
A B
OPMERKING
Vergeet niet om na de installatie van de koelmiddelleiding en het vacuümdrogen de afsluiters te openen. Wanneer u het systeem probeert te gebruiken met gesloten afsluiters kan de compressor schade oplopen.

6.4.11 Richtlijnen bij aansluiten leidingaftakkingen

Vloeistofleidingaftakking
▪ Gebruik Y-verbindingen.
▪ Installeer horizontaal. Dit voorkomt dat het koelmiddel
onregelmatig stroomt.
a Y-verbinding voor aftakking
Gasleidingaftakking
▪ Gebruik T-verbindingen.
▪ Installeer afgetakte leidingen hoger dan de hoofdleiding.
Zodoende voorkomt u dat koelmiddelolie terugstroomt naar niet­draaiende binnenunits.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het vacuümdrogen.
Zie "6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 19 voor meer informatie over de stand van de kleppen.

6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen

Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
"6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling"op pagina19).
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van –⁠100,7kPa (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie te ontluchten.
▪ De "horizontale" gasleiding moet aflopen naar de buitenunit.

6.5 De koelmiddelleiding controleren

6.5.1 Over het controleren van de
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
a Hoofdleiding b T-verbinding voor aftakking
a Aflopende gasleiding van binnenunits naar aftakking b T-verbinding voor aftakking c Aflopende gasleiding van aftakking naar buitenunit
koelmiddelleidingen
door middel van vacumeren.

6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling

a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B C Klep C
Klep Stand van de klep
Klep A Open
Klep B Open
Klep C Open
Afsluiter vloeistofleiding Gesloten
Afsluiter gasleiding Gesloten
OPMERKING
Controleer de binnenunits ook op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen ook open.

6.5.4 Lektest uitvoeren

De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–⁠1,007bar/5 Torr).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
Page 20
6 Installatie
b
a
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2MPa (2bar).
▪ Stel de meterdruk van het hogedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de maximum bedrijfsdruk 4,0MPa (40bar).
▪ Stel de meterdruk van het lagedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de ontwerpdruk van de binnenunit.
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).

6.5.5 Vacuümdrogen

OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar de binnenunits open.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–⁠1,007bar/5Torr).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht. Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de buitenunit of laat u ze dicht. Zie "6.7.4 Koelmiddel vullen" op
pagina21 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede werking van de unit.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van 120°C voor de gasleidingen.
▪ Houd rekening met de volgende punten bij de bepaling van de
isolatiedikte:
Minimumtemperatuur vloeistofleiding 20°C
Minimumtemperatuur gasleiding –10°C
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de onderstaande afbeelding.
a Isolatiemateriaal b Afdichtingsmateriaal, enz.

6.7 Koelmiddel bijvullen

6.7.1 Over koelmiddel bijvullen

De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel worden bijgevuld.
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de buitenunit (lektest, vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen.
2 Extra koelmiddel bijvullen (op voorhand vullen en/of vullen).
3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenkant.

6.7.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.6 Koelmiddelleidingen isoleren

Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelleidingaftakkingen
volledig.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 21
6 Installatie
p<p
>
N2
C
b c e
a
g
f
d
A B
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt 2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld, kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
OPMERKING
Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay normaal is voordat u de vulprocedures begint (zie
"7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 27). Als een
storingscode wordt weergegeven, zie "11.3 Problemen op
basis van storingscodes oplossen"op pagina32.
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de unit niet controleren of er geen storingen zijn.
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv. na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de oorspronkelijke hoeveelheid (zie naamplaatje op de unit) en de berekende extra hoeveelheid koelmiddel in de unit worden gebracht.

6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden

INFORMATIE
Neem contact op met uw dealer voor het finale aanpassen van de hoeveelheid koelmiddel.
Bij te vullen hoeveelheid koelmiddel=R (kg). R moet worden afgerond in eenheden van 0,1kg.
R=[(X1ר9,5)×0,059+(X2ר6,4)×0,022]+A1+A2
X
=Totale lengte (m) van vloeistofleiding maat Øa
1...2
Parameter A1:
Bij een totale capaciteit
koelvitrines van...
<5,0kW 1,1kg
5,0≤x<8,4kW 2,3kg
(a) Capaciteit bij verdampingstemperatuur van –10°C
Parameter A2:
Bij een totale capaciteit
koelblazers van...
<5,0kW 0,6kg
5,0≤x<8,4kW 1,2kg
(a) Capaciteit bij temperatuurverschil
(=verdampingstemperatuur – kamertemperatuur) van 10°C
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
(a)
(a)
van
van
Dan is A1...
Dan is A2...
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm,
zie de volgende tabel voor de gewichtsfactor. Vervang R in de formule hierdoor.
Leiding in inch Leiding in mm
Maat (Ø) (mm) Gewichtsfactor Maat (Ø) (mm) Gewichtsfactor
6,4 0,022 6 0,018
9,5 0,059 10 0,065

6.7.4 Koelmiddel vullen

Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas verder te vullen via de koelmiddelvulpoort. U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
Koelmiddel vooraf vullen
Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de vloeistofafsluiter om vooraf te vullen zonder draaiende compressor.
1 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
buitenunit en klep A gesloten zijn.
a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B C Klep C
2 Open klep C en B.
3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt vullen, en sluit dan klep C en B.
4 Doe een van de volgende zaken:
Als Dan
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is bereikt
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies van "Kijkglas controleren".
Te veel koelmiddel in het systeem
Verwijder koelmiddel af.
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies van "Kijkglas controleren".
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is nog niet bereikt
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies van "Koelmiddel vullen (via
de koelmiddelvulpoort)".
Kijkglas controleren
Ga als volgt verder wanneer de berekende hoeveelheid extra koelmiddel bereikt is met de instructies van "Koelmiddel vooraf
vullen":
5 Open alle afsluiters van de buitenunit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Page 22
6 Installatie
b
a
c d
p<p
>
a c
d
b
A
d
b
a
c d
6 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina26 en "8Inbedrijfstelling"op pagina29 zijn genomen.
7 Schakel de voeding van de buitenunit in, maar laat de externe
bedrijfsschakelaar op uit staan (zie "6.8.5 De elektrische
bekabeling op de buitenunit aansluiten"op pagina25).
8 Stel de streefverdampingstemperatuur in met instelling [2‑8]
(zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina28).
9 Schakel de voeding van de binnenunits in.
10 Schakel de externe bedrijfsschakelaar in.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op pagina23 en los de storing op zoals beschreven.
▪ Schakel de externe bedrijfsschakelaar UIT om het
handmatig bijvullen van koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve stand.
11 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra koelmiddel bij zoals beschreven in de instructies van "Koelmiddel vullen (via de koelmiddelvulpoort)", maar NIET meer dan 10% van de berekende hoeveelheid extra koelmiddel (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet
worden"op pagina21).
15 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina26 en "8Inbedrijfstelling"op pagina29 zijn genomen.
16 Schakel de voeding van de buitenunit in, maar laat de externe
bedrijfsschakelaar op uit staan (zie "6.8.5 De elektrische
bekabeling op de buitenunit aansluiten"op pagina25).
17 Stel de streefverdampingstemperatuur in met instelling [2‑8]
(zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina28).
18 Schakel de voeding van de binnenunits in.
19 Schakel de externe bedrijfsschakelaar in.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op pagina23 en los de storing op zoals beschreven.
▪ Schakel de externe bedrijfsschakelaar UIT om het
handmatig bijvullen van koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve stand.
20 Open klep A.
21 Breng koelmiddel in de unit tot de resterende berekende
hoeveelheid extra koelmiddel is bereikt (zie "6.7.3 Bepalen
hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina 21), en
sluit dan klep A.
22 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra koelmiddel bij, maar NIET meer dan 10% van de berekende hoeveelheid extra koelmiddel (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel
koelmiddel bijgevuld moet worden"op pagina21).
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas
b Vol vloeistof
c Een beetje schuim in de vloeistof
d Veel schuim in de vloeistof
12 Schakel de externe bedrijfsschakelaar uit.
Koelmiddel vullen (via de koelmiddelvulpoort)
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de buitenunit te gebruiken.
13 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
a Weegschaal
b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
c Vacuümpomp
d Koelmiddelvulpoort
A Klep A
OPMERKING
De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in de unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de fabriek gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus voorzichtig aan.
14 Open alle afsluiters van de buitenunit. Op dit punt moet klep A
moet dicht blijven!
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas b Vol vloeistof c Een weinig schuim in de vloeistof d Veel schuim in de vloeistof
23 Schakel de externe bedrijfsschakelaar uit.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel (vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt, wordt de compressor beschadigd.
OPMERKING
Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het deksel van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het aanhaalmoment voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.
OPMERKING
Schroefdraadborgmiddel. Breng schroefdraadborgmiddel
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de servicepoort weer aanbrengt. Anders kan er condenswater binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg: Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de compressor.
LRMEQ3+4AY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03
Page 23
c
b
a
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan)
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d
e
3N~ 50 Hz 380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
d e f
b
c
BA C E1 E2
X2M
b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel

6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, gaat een signaal (220-240 V AC) naar de storing-output (X2M/E1/E2) en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep A. Controleer de storingscode en neem de overeenkomstige maatregelen,
"11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op pagina32.

6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen bevestigen

1 Vul de label als volgt in:
6 Installatie

6.8 De elektrische bedrading aansluiten

6.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
2 De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit (voeding,
bedrijfsschakelaar, schakelaar geluidsarme stand en storing­output).
3 De hoofdvoeding aansluiten.
Lokale bedrading: Overzicht
Lokale bedrading bestaat uit het volgende:
a Indien bij de unit een meertalig label voor gefluoreerde
broeikasgassen wordt geleverd (zie accessoires), haalt u de juiste taal eraf en plakt u het bovenop a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel d Totale hoeveelheid koelmiddelvulling e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = aardopwarmingsvermogen
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
gas- en vloeistofafsluiters.
a Aardlekschakelaar b Zekering c Voeding (inclusief aarding) (ommantelde kabel) d Schakelaar geluidsarme werking e Bedrijfsschakelaar
f Storing-output
OPMERKING
Bedrijfsschakelaar. Een bedrijfsschakelaar is vereist om
de buitenunit IN/UIT te schakelen. Zonder schakelaar werkt de buitenunit niet. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12VDC).
OPMERKING
Schakelaar geluidsarme werking. Als u de geluidsarme
stand op afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑25]), dan moet een schakelaar geluidsarme werking worden geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12VDC).
OPMERKING
Storing-output. Als de producten in de ruimte/koelvitrine
kunnen bederven bij een systeemstoring, dan kunt u een alarm installeren (bijvoorbeeld een lamp). Als er zich een storing voordoet, dan gaat er een signaal (220-240V AC) naar de storing-output (X2M/E1/E2). Gebruik een alarm met een maximale belasting van 0,5A.
OPMERKING
▪ De lokale bedrading mag niet in contact komen met de
interne leidingen om te voorkomen dat de bedrading beschadigd wordt door hete leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet loskomen.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
Page 24
6 Installatie
b
c
a
b a

6.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten moeten worden geïnstalleerd door een erkend elektricien en moeten voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Gebruik de unit niet alvorens de koelmiddelleidingen compleet zijn. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal het systeem niet werken.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder nooit een thermistor, sensor, enz. wanneer u de voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit. (Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan de compressor defect raken.)
OPMERKING
▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde
polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product. Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet gedetecteerd tijdens de normale werking van het product.
▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om
het product uit te schakelen wanneer het zich bij het opstarten ongewoon gedraagt.
▪ Vervang twee van de drie fasen (L1, L2 en L3)
wanneer het beveiligingscircuit tegen omgekeerde polariteit is geactiveerd.

6.8.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de uitbreekopeningen te voorkomen.
a Uitbreekopening b Braam c Afdichting, enz.

6.8.4 Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 25
6 Installatie
c b
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B
a b
BA C E1 E2
X2M
BA C E1 E2
X2M
BA C E1 E2
X2M
3N~ 50 Hz 380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
b
c
e
f
b
d
c
a
X2M
X1M
Draadtype Methode
Eénaderige draad
a Eenaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
Aanhaalmomenten
Bedrading Schroefmaat Aanhaalmoment
Voedingsbedrading
M5 2,2~2,7
(voeding + afgeschermde aarding)
Bedrijfsschakelaar,
M3,5 0,8~0,97 schakelaar geluidsarme werking en storing-output
(N•m)
4 Sluit de schakelaar geluidsarme werking als volgt aan:
OPMERKING
Schakelaar geluidsarme werking. Als u de geluidsarme
stand op afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑25]), dan moet een schakelaar geluidsarme werking worden geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12VDC).
5 Sluit de storing-output als volgt aan:
OPMERKING
Storing-output. Als de producten in de ruimte/koelvitrine
kunnen bederven bij een systeemstoring, dan kunt u een alarm installeren (bijvoorbeeld een lamp). Als er zich een storing voordoet, dan gaat er een signaal (220-240V AC) naar de storing-output (X2M/E1/E2). Gebruik een alarm met een maximale belasting van 0,5A.
6 Sluit de voeding als volgt aan:
6.8.5 De elektrische bekabeling op de
OPMERKING
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina14.
2 Strip de isolatie (20mm) van de draden af.
3 Sluit de bedrijfsschakelaar als volgt aan:
OPMERKING
Bedrijfsschakelaar. Een bedrijfsschakelaar is vereist om
de buitenunit IN/UIT te schakelen. Zonder schakelaar werkt de buitenunit niet. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12VDC).
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
buitenunit aansluiten
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
a Strip de draad tot aan dit punt b Als te veel draad wordt gestript, kan dit tot elektrische
schokken of lekkages leiden.
a Aardlekschakelaar b Zekering c Voedingskabel
7 Maak de kabels vast met kabelbinders.
a Voeding (inclusief aarding) b Storing-output c Schakelaar geluidsarme werking d Bedrijfsschakelaar e Bevestigingsplaat
f Kabelbinder
8 Geleid de bedrading door het frame en sluit ze erop aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
Page 26

7 Configuratie

a
b
a
b
a
b
2
3
1
a b c d e
A B
2
1
Door het frame geleiden
a Voedingskabel en kabel storing-output
b Kabel bedrijfsschakelaar en kabel
schakelaar geluidsarme werking
Aansluiten op het frame
9 Breng het servicedeksel weer aan. Zie "6.9.1 De buitenunit
sluiten"op pagina26.
10 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.
Voor kabels die uit de unit komen, kan een beschermende mantelbuis worden aangebracht in de uitbreekopening.
Bescherm de kabels met plastic buizen om te voorkomen dat de rand van de uitbreekopening in de kabels snijdt wanneer u geen mantelbuis gebruikt.
A Binnenkant van de buitenunit
B Buitenkant van de buitenunit
a Draad
b Bus
c Moer
d Frame
e Slang

6.9 De installatie van de buitenunit voltooien

6.9.1 De buitenunit sluiten

OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel van 4,1N•m NIET overtreft.
7 Configuratie

7.1 Overzicht: Configuratie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

7.2 Lokale instellingen uitvoeren

7.2.1 Over lokale instellingen

Om de condensatie-unit te configureren, is een input naar de hoofdprintplaat van de buitenunit (A1P) vereist. Hierbij worden de volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat
▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat
Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en waarde. Voorbeeld: [2‑8]=4.
Stand 1 en 2
Stand Beschrijving
Stand 1
(controle instellingen)
Stand 2
(lokale instellingen)

7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen

Zie "6.2.2De buitenunit openen"op pagina14.
Stand1 kan worden gebruikt voor het controleren van de actuele situatie van de buitenunit. U kunt tevens de inhoud van sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van lokale instellingen van het systeem. U kunt de actuele waarde van de lokale instelling raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van lokale instellingen de normale werking worden hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt voor speciale werking. In dat geval moet de speciale functie worden afgebroken alvorens de normale werking kan herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de volgende verklaringen.

7.2.3 Componenten voor lokale instellingen

OPMERKING
De DIP-schakelaar (DS1 op A1P) wordt niet gebruikt. Verander de fabrieksinstelling NIET.
Componenten voor lokale instellingen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 27
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P H8P
A1P
A2P
X1M
X2M
MULTIDEMANDL.N.O.P.SLAVEMASTERIND
TEST/
HWL
MODE
Drukknoppen
H1P
H2P H3P H4P H5P H6P H7P
- + + + + +
[
H1P
32 16 8 4 2 1]
+ + + + +0 0 8 0 0 0
+ + + + +0 0 0 4 0 0
10~12 min
b
c
a
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder stroom zou aanraken.
7-segmentendisplay
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden als [Stand-Instelling]=Waarde.
Voorbeeld:

7.2.4 Stand 1 of 2 activeren

Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
Schakel de voeding van de buitenunit in, evenals de externe bedrijfsschakelaar. Nadat het systeem geïnitialiseerd is, ziet het display er als volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
BS1~BS5 Drukknoppen H1P~H7P 7-segmentendisplay
H8P Led voor weergave tijdens initialisering
AAN ( ) UIT ( ) Knippert ( )
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus BS2 SET: Voor lokale instelling BS3 RETURN: Voor lokale instelling BS4 Niet gebruikt BS5 Niet gebruikt
H1P Geeft de stand weer
H2P~H7P Geeft de instellingen en waarden weer, weergegeven in
binair
H8P NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar wel tijdens
initialisatie
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
Stand 1
(H1P knippert)
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 8
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 8)
Waarde 4
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 4)
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
7 Configuratie
a Inschakelen b Standaardsituatie c Led-aanduiding in het geval van een storing
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven, controleer dan de storingscode. Los de aangegeven storing op.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1 en stand2.
a Standaardsituatie (H1P UIT) b Stand 1 (H1P knippert) c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.

7.2.5 Gebruik van stand 1

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Standaardsituatie
Lees de status van de geluidsarme werking aan als volgt uit:
# Actie Knop/display
1 Controleer of de led's de
standaardsituatie aangeven.
(H1P UIT)
2 Controleer de status van led
H6P.
H6P UIT: Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
H6P AAN: Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
Zie "11.3.1 Storingscodes van recentste storingen weergeven" op
pagina32.

7.2.6 Gebruik van stand 2

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
Page 28
7 Configuratie
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand 2
Verander de waarde van instelling [2‑8] (= T streefverdampingstemperatuur) als volgt in 4 (=–4°C):
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 2.
3 Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Selecteer waarde 4 (=–4°C).
a: Geef de huidige waarde weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt af van de huidige waarde en de waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het systeem in.
d: Bevestig. Het systeem begint te werken volgens de instelling.
5 Verlaat stand 2.
(= binair 8)

7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen.
7-segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
Waarde / Beschrijving
H6P Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
e
UIT
Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
AAN
Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2. De geluidsarme werking van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door
middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op
basis van een externe input ingeschakeld. Voor deze functie moet een schakelaar geluidsarme werking worden geïnstalleerd (zie "6.8.5 De elektrische bekabeling op de
buitenunit aansluiten"op pagina25).
7-segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
Instelling
( )
[1‑14]
Geeft de recentste storingscode aan.
[1‑15]
Geeft de op 1 na laatste storingscode aan.
[1‑16]
Geeft de op 2 na laatste storingscode aan.
Waarde / Beschrijving
Zie "11.3Problemen op basis
van storingscodes oplossen"op pagina32 voor meer informatie.

7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. De led's geven de instelling en de waarde in binaire vorm weer.
Instelling
(= binair)
[2‑8]
Te-streefverdampingstemperatuur.
[2‑18]
Instelling hoge statische druk ventilator.
Activeer deze instelling om de door de ventilator van de buitenunit geleverde statische druk te verhogen. Raadpleeg de technische gegevens voor meer informatie over deze instelling.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
(standaard)
(standaard)
Waarde
Beschrijving
–10°C
–8°C
–6°C
–4°C
–2°C
0°C
2°C
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
LRMEQ3+4AY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03
Page 29

8 Inbedrijfstelling

Instelling
(= binair)
[2‑21]
Stand koelmiddel aftappen/vacumeren.
Om een vrije doorgang te creëren om koelmiddel uit het systeem af te tappen of om reststoffen te verwijderen of het systeem te vacumeren moet een instelling worden uitgevoerd waarbij de vereiste kleppen in het koelmiddelcircuit worden geopend zodat het koelmiddel correct kan worden afgetapt of het systeem kan worden gevacumeerd.
[2‑22]
Instelling automatische geluidsarme werking en niveau 's nachts.
Door deze instelling te wijzigen, activeert u de automatische geluidsarme werking van de unit en bepaalt u het niveau van de functie. Afhankelijk van het gekozen niveau, wordt het geluidsniveau verlaagd. Het begin- en eindtijdstip voor deze functie wordt vastgelegd in instelling [2‑26] en [2‑27].
[2‑25]
Niveau geluidsarme werking via de schakelaar geluidsarme werking.
Deze instelling bepaalt het niveau van de geluidsarme werking als het systeem in de geluidsarme stand moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd.
[2‑26]
Begintijdstip geluidsarme werking.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22].
[2‑27]
Eindtijdstip geluidsarme werking.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22].
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
Waarde
Beschrijving
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS1 om de stand koelmiddel aftappen/vacumeren te verlaten. Het systeem blijft in de stand koelmiddel aftappen/ vacumeren staan zolang u niet op BS1 drukt.
Gedeactiveerd
Niveau 1 Niveau 3<Niveau
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 1 Niveau 3<Niveau
Niveau 2
Niveau 3
2<Niveau 1
2<Niveau 1
20u00
22u00
24u00
6u00
7u00
8u00
8 Inbedrijfstelling

8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2 Proefdraaien.
3 Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4 Gebruik van het systeem.

8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de buitenunit, maar ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Vergeet niet dat wanneer de unit voor het eerst wordt gebruikt, ze meer stroom kan verbruiken. Dit is te verklaren door het feit dat de compressor een inlooptijd van 50 uur heeft alvorens hij vlot draait en een stabiel stroomverbruik bereikt. De reden is dat de spiraal van ijzer is en dat het even duurt voordat de oppervlakken die contact maken, glad zijn.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op. Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Page 30
8 Inbedrijfstelling
b
a
c d

8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in hoofdstuk "6.8 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina23 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het hoofdstuk "5.4.1 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina13 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de achterkant van het voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).

8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Proefdraaien.

8.4.1 Over proefdraaien

Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie.
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige systeem.

8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)

1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina26.
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
3 Schakel de bedrijfsschakelaar van de buitenunit IN.
4 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra koelmiddel bij, maar NIET meer dan 10% van de berekende hoeveelheid extra koelmiddel (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel
koelmiddel bijgevuld moet worden"op pagina21).
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas b Vol vloeistof c Een weinig schuim in de vloeistof d Veel schuim in de vloeistof
5 Controleer of de binnenunit koude lucht uitblaast en of de
temperatuur in de ruimte/koelvitrine daalt.
6 Schakel de bedrijfsschakelaar van de buitenunit UIT.
VOORZICHTIG
Schakel de voeding NIET uit door de voeding rechtstreeks te onderbreken. Mogelijk gevolg:
▪ Misschien zal de automatische herstartfunctie van de
unit de werking automatisch hervatten wanneer de voeding weer is aangesloten.
▪ Slechte werking compressor.
7 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
LRMEQ3+4AY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03
Page 31

9 Aan de gebruiker overhandigen

C–
C+
A1P
A2P
Beëindiging Beschrijving
Normaal beëindigd
Abnormaal beëindigd
Zie "8.4.3Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina31 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer het proefdraaien is voltooid, kan de normale werking beginnen.

8.4.3 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien

Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storing is. Voer in het geval van een storing in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen (zie "11.3.2Storingscodes:
Overzicht" op pagina 33). Laat het systeem opnieuw proefdraaien
en controleer of de storing is opgelost.
INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, gaat een signaal (220-240 V AC) naar de storing-output (X2M/E1/E2) en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.

8.4.4 Gebruik van de unit

Na de installatie en het proefdraaien van de buitenunit en binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
9 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven in deze handleiding.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000

10.1 Overzicht: Onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Koelmiddelaftapprocedure

10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen

Bij service aan inverterapparatuur:
1 Open het deksel van de elektrische componentenkast pas 10
minuten na het uitschakelen van de voeding.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding hieronder met een tester en controleer of de spanning van de condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.

10 Onderhoud en service

OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
4 Trek de verbindingsstekkers voor de ventilatormotoren in de
buitenunit uit voordat u begint met servicewerkzaamheden aan de inverterapparatuur. Raak geen onderdelen onder stroom aan. (Als een ventilator draait door de sterke wind, kan hierdoor een spanning in de condensator of in het hoofdcircuit worden opgeslagen en een elektrische schok veroorzaken.)
Verbindingsstekkers X106A voor M1F
X107A voor M2F
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
Page 32

11 Opsporen en verhelpen van storingen

5 Steek de verbindingsstekker na de servicewerkzaamheden
opnieuw in. Anders wordt storingscode E7 aangegeven en is de normale werking niet mogelijk.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant van het servicedeksel.
Kijk uit voor de ventilator. De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk. Schakel altijd de hoofdschakelaar uit en verwijder de zekeringen uit het besturingscircuit in de buitenunit.

10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ De warmtewisselaar van de buitenunit.
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt raken door stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere prestaties als gevolg.

10.4 Over de servicestand

Koelmiddel aftappen/vacumeren is mogelijk met behulp van instelling [2‑21]. Zie "7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina26 voor meer informatie over het instellen van stand 2.
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over vacumeren en aftappen.

10.4.1 Gebruik van de vacuümstand

1 Schakel de externe bedrijfsschakelaar UIT.
2 Activeer instelling [2‑21] om naar de vacumeerstand te gaan.
Gevolg: Na bevestigen worden de expansiekleppen van de
buitenunit volledig geopend. H1P brandt dan.
3 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp.
4 Druk op BS1 om te stoppen met vacumeren.

10.4.2 Koelmiddel aftappen

Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor koelmiddel. Voer dezelfde procedure als voor het vacumeren uit.
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie.
Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider.

11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

WAARSCHUWING
▪ Controleer steeds of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen

INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, gaat een signaal (220-240 V AC) naar de storing-output (X2M/E1/E2) en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
U kunt de storingscodes van de laatste 3 storingen weergeven met behulp van de drukknoppen en het 7‑segmentendisplay (zie
"7.2.3 Componenten voor lokale instellingen" op pagina 26).
Storingscodes bestaan uit 2 tekens (bijvoorbeeld: E3).
Nadat u het probleem hebt opgelost, schakel de externe bedrijfsschakelaar UIT en IN om de storing te resetten, en probeer opnieuw.

11.3.1 Storingscodes van recentste storingen weergeven

11 Opsporen en verhelpen van
storingen

11.1 Overzicht: Probleemoplossing

Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
# Actie Display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 1. BS1
[1×]
3 Selecteer een storing.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
BS2
Mogelijke storingen:
[X×]
[1‑14] Laatste storing:
[1‑15] Voorlaatste storing:
[1‑15] Op 2 na laatste storing:
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 33
11 Opsporen en verhelpen van storingen
# Actie Display
4 Geef het eerste teken
van de storingscode weer.
5 Geef het tweede
teken van de storingscode weer.
6 Verlaat stand 1. BS1
BS3
Mogelijke tekens:
[1×]
E:
H:
F:
J:
L:
P:
U:
BS2
Mogelijke tekens:
[1×]
1:
2:
3:
4:
5:
6:
7:
8:
9:
A:
C:
[1×]

11.3.2 Storingscodes: Overzicht

Code Oorzaak Oplossing
E3 ▪ De afsluiter van een
buitenunit is dicht gelaten.
▪ Te veel koelmiddel
E4 ▪ De afsluiter van een
buitenunit is dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
E7 Storing ventilatormotor
(M1F) – A2P (X106A)
(M2F) – A2P (X107A)
E9 Storing elektronische
expansieklep
(Y1E) - A1P (X21A)
(Y3E) - A1P (X22A)
▪ Op de afsluiter aan
zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Herbereken de vereiste
hoeveelheid koelmiddel en corrigeer de koelmiddelvulling door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
▪ Op de afsluiter aan
zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het
bijvullen van extra koelmiddel goed werd beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Code Oorzaak Oplossing
F3 ▪ De afsluiter van een
buitenunit is dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
F6 Te veel koelmiddel Herbereken de vereiste
H9 Storing sensor
omgevingstemperatuur (R1T) - A1P (X11A)
J3 Storing sensor
perstemperatuur (R2T): open keten / kortsluiting ­A1P (X12A)
J5 Storing
aanzuigtemperatuursensor
(R3T) - A1P (X12A)
(R5T) - A1P (X12A)
J6 Storing sensor
vloeistoftemperatuur (warmtewisselaar) (R6T) ­A1P (X13A)
J7 Storing sensor
vloeistoftemperatuur (na onderkoeling HE) storing (R7T) - A1P (X13A)
J9 Storing sensor
gastemperatuur (na onderkoeling HE) storing (R4T) - A1P (X12A)
JA Storing hogedruksensor
(S1NPH): open keten / kortsluiting - A1P (X17A)
JC Storing lagedruksensor
(S1NPL): open keten / kortsluiting - A1P (X18A)
L4 ▪ Stijging
lameltemperatuur door storing inverter.
▪ Stijging
lameltemperatuur door kortsluiting.
▪ Storing lamelthermistor.
LC Transmissie buitenunit -
inverter: Probleem INV1 / FAN1-transmissie
P1 INV1 asymmetrische
voedingsspanning
U1 Storing faseomkering
voeding
▪ Op de afsluiter aan
zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het
bijvullen van extra koelmiddel goed werd beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
hoeveelheid koelmiddel en corrigeer de koelmiddelvulling door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
▪ Verwijder voorwerpen
die de luchtstroom naar de buitenunit blokkeren.
▪ Controleer aansluiting op
printplaat of actuator.
Controleer aansluiting.
Controleer of voeding binnen bereik is.
Corrigeer fasevolgorde.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
Page 34

12 Als afval verwijderen

Code Oorzaak Oplossing
U2 Onvoldoende
voedingsspanning
Controleer of de voedingsspanning in orde is.
12 Als afval verwijderen
Het ontmantelen van de unit, behandelen van het koelmiddel, olie en andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de van toepassing zijnde wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 35
13 Technische gegevens
140
620
140
350
(345~355)
40
94
43
59
30
320
30
900
1345
24
30
19
89
142
89
60
54
95
423
430
19
80
145
54
95
84
55
148
223
55
13
67
52
71
16
16
58
117
102
70
45
376
191
f
a
b
c
d
e
f
h
g
f g h
i
j
f
g
h
Zie de technische data voor de recentste informatie.

13.1 Overzicht: Technische gegevens

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
• Afmetingen
• Ruimte voor onderhoud
• Onderdelen
• Leidingschema
• Bedradingsschema
• Technische specificaties
• Capaciteitentabel

13.2 Afmetingen: Buitenunit

(afmetingen in mm)

13 Technische gegevens

a Aansluiting gasleiding (Ø15,9 flare) b Aansluiting vloeistofleiding (Ø9,5 flare) c Servicepoort (koelmiddel vullen) (in de unit) d Servicepoort (hoge druk) (in de unit) e Aansluitklem elektronische aansluiting en aarding M5 (in de schakelkast)
f Inlaat koelmiddelleiding g Inlaat bedrading elektrische voeding (uitbreekopening Ø34) h Inlaat transmissiebedrading (uitbreekopening Ø27)
i Aansluiting afvoerleiding
j Ankerpunt (bout 4× M12)
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
Page 36
13 Technische gegevens
1+2
1
A~E
a b c d e e
B
e
D
HBHDH
U
(mm)
a
b
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
H
B
H
U
H
D
B ≥100
A, B, C ≥100 ≥100 ≥100
B, E ≥100 ≥1000 ≤500
A, B, C, E ≥150 ≥150 ≥150 ≥1000 ≤500
D ≥500
D, E ≥1000 ≥1000 ≤500
B, D ≥100 ≥500
B, D, E HB<HDHB≤½H
U
≥250 ≥750 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥250 ≥1000 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥100 ≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HD≤H
U
≥200 ≥1000 ≥1000 ≤500
HD>H
U
≥200 ≥1700 ≥1000 ≤500
H
U
a
b
≥100
≥100
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
H
B
H
D
A, B, C ≥200 ≥300 ≥1000
A, B, C, E ≥200 ≥300 ≥1000 ≥1000 ≤500
D ≥1000
D, E ≥1000 ≥1000 ≤500
B, D HD>H
U
≥300 ≥1000
HD≤½H
U
≥250 ≥1500
½HU<HD≤H
U
≥300 ≥1500
B, D, E HB<HDHB≤½H
U
≥300 ≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥300 ≥1250 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥250 ≥1500 ≥1000 ≤500
½HU<HD≤H
U
≥300 ≥1500 ≥1000 ≤500
HD>H
U
≥300 ≥2200 ≥1000 ≤500

13.3 Serviceruimte: Buitenunit

Wanneer u units naast elkaar installeert, moeten de leidingen langs voor, langs achter of langs onder worden gevoerd. In dat geval kunnen de leidingen niet langs de zijkant worden gevoerd. Voorzie een ruimte van ≥250 mm tussen de units (in plaats van ≥100mm zoals hieronder afgebeeld) wanneer de units naast elkaar worden geïnstalleerd en de leidingen langs achter worden gevoerd.
Eén unit ( ) | Eén rij units ( )
A,B,C,D Hindernissen (muren/geleideplaten)
E Hindernis (dak)
a,b,c,d,e Minimum serviceruimte tussen de unit en hindernissen A, B, C, D en E
eBMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis B eDMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis D
HUHoogte van de unit
HB,HDHoogte van hindernis B en D
1 Dicht de onderkant van het installatieframe af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de
2 Maximaal twee units kunnen worden geïnstalleerd.
aanzuigzijde.
Niet toegelaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03
LRMEQ3+4AY1
Page 37
Meerdere rijen units ( )
b (mm)
HB≤½H
U
b≥250
½HU<HB≤H
U
b≥300
HB>H
U
HBH
U
≥1000
≥200
≥2000
≥100
≥3000
≥600
≥1500
b
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
H
B
H
U
A1
B1
A2
B2
A2
≥1000
A2
≥300
≥100
≥100
≥100
≥300
≥100
≥100
B2
≥100
≥1000
B2
Gestapelde units (max. 2 niveaus) ( )
13 Technische gegevens
A1=>A2 (A1) Bij gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units…
(A2) Installeer een dak tussen de bovenste en onderste units. Installeer de bovenste unit hoog genoeg boven de onderste unit om te voorkomen dat er zich een ijslaag gaat vormen op de onderplaat van de bovenste unit.
B1=>B2 (B1) Als er geen gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units is…
(B) Een dak is niet nodig, maar dicht de ruimte tussen de bovenste en onderste units af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de aanzuigzijde.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
37
Page 38
13 Technische gegevens
a cbM1F M2F
k
M1C
j
i
f Y3S
Y2S
S1PH
e
g
A1P
X2M
X1M
d
Y3E
Y1E
h

13.4 Onderdelen: Buitenunit

a Ventilator
b Warmtewisselaar
c Warmtewisselaar met onderkoeling
d Schakelkast
e Servicepoort (hoge druk)
f Servicepoort (koelmiddelvulling) g Olieafscheider h Bevestigingen voor kabelbinders (voor vastmaken van de
lokale bedrading met kabelbinders voor trekontlasting)
i Afsluiter (gas) j Afsluiter (vloeistof)
k Accumulator
A1P Printplaat (primair)
M1C Motor (compressor)
M1F-M2F Motor (bovenste en onderste ventilator)
S1PH Hogedrukschakelaar
X1M Klemmenstrook (voedingsbedrading) X2M Klemmenstrook (bedrijfsschakelaar, schakelaar
geluidsarme werking en storing-output)
Y1E Elektronische expansieklep (hoofd) Y3E Elektronische expansieklep (onderkoeling
warmtewisselaar)
Y2S Elektromagnetische klep (ontladercircuit) Y3S Elektromagnetische klep (warm gas)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 39

13.5 Leidingschema: Buitenunit

R4T
R2T
S1NPH
Y3E
Y1E
Y1S
Y3S
Y2S
M1C
S1NPL
R7T
R8T
R6T
R3T
S1PH
M1F
M2F
R5T
R1T
j
c
c
l
d
d
j
i
h
g
d
f
e
d
j
a
b
d
k
13 Technische gegevens
a Lokale leiding (vloeistof: Ø9,5 flareverbinding) b Lokale leiding (gas: Ø15,9 flareverbinding) c Afsluiter (met servicepoort 5/16") d Filter (5×) e Warmtewisselaar met onderkoeling
f Drukregelklep g Warmtewisselaar h Servicepoort (hoge druk)
i Olieafscheider
j Capillaire buis (3×) k Servicepoort (koelmiddelvulling)
l Accumulator
M1C Compressor
M1F-M2F Ventilatormotor
R1T Thermistor (lucht) R2T Thermistor (pers) R3T Thermistor (aanzuiging 1) R4T Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar) R5T Thermistor (aanzuiging 2) R6T Thermistor (warmtewisselaar) R7T Thermistor (vloeistofleiding 1) R8T Thermistor (vloeistofleiding 2)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1E Elektronische expansieklep (hoofd) Y3E Elektronische expansieklep (onderkoeling
warmtewisselaar)
Y1S 4-wegsklep Y2S Elektromagnetische klep (warm gas) Y3S Elektromagnetische klep (ontladercircuit)
Koelen
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
Page 40
13 Technische gegevens
V
W
U
-
+
Y1E
Y3E
3+4 HP
2D103125-1
A2P
L3 L2 L1
N
A1P
3N~ 380-415 V 50 Hz
Q1DI
X1M
L2L1 L3 N
BLK
WHT
RED Z1C N=5
L1B L3BL2B
N1P1
V2R
WHTBLK
L31AL21AL11A
X8AX9A
F3U
F4U
R1
K5R
Z2C
HAP
ORG
BRN
P3
R2
N2
P4
C1 C2
P2
+ +
R1C3K6R
V3R
+
+
-
X108A
X104A
X109A
PS
BLU
BLK
WHT
WHT
RED
X506A
X106A
X516A
RED BLKWHT
X102A
X111A
U WV
V1R
R9T
L1R
+
-
X4A
X32A
P>
R4TR1T R6TR2T R3T R7TR5T R8T
S1PH
X21A
X17A
X22A
X18A
X27A X28AX26A
X25A
K1R
K2R
K3R
H2P H4P
H1P H7PH3P
H6P
H5P
H8P
1 2
DS1
OFF
ON
M2FM1FM1C
N=6
Z3C N=5
Z4C
MS
3~
MS
3~
MS
3~
X507A
X517A
WVU
1
1 1
X11A X13AX12A
X50A
M
M
S1NPH
S1NPL
X2M
F5U
B CA E1 E2
Y3SY2S
E1HC
X1M X2M
X107A
HAP
BS1 BS5BS3BS2 BS4
L1R
A2P
A1P
A
RED BLUWHT BLK GRN
/YLW
K1M
L1A L2A L3A
NA E
Z1F
Z2F
K4R
6
6
GRN
F1U
Plaats van
compressor-
aansluitklem
Ingang bedrading
Opmerking 7 OFF: Normale modus ON: Geluidsarme modus
Opmerking 7 OFF: Unit werking UIT ON: Unit werking AAN
Opmerking 8 Storing-output
Voorkant elektronische
componentengroep
Aanzicht A

13.6 Bedradingsschema: Buitenunit

Het bedradingsschema is bij de unit geleverd, op de binnenkant van het servicedeksel.
Opmerkingen:
1 Dit bedradingsschema geldt alleen voor de buitenunit.
2 Symbolen (zie hieronder).
3 Symbolen (zie hieronder).
4 Zie de montagehandleiding of servicehandleiding voor het
5 Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
6 Kleuren (zie hieronder).
7 Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA,
8 Storing-output is 220-240VAC, met een maximale belasting
Symbolen:
L Stroomvoerend
N Neutraal
Kleuren:
BLK Zwart
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
gebruik van de drukknoppen BS1~BS5 en de DIP­schakelaars DS1‑1 en DS1‑2.
functioneren.
12VDC).
van 0,5A.
Lokale bedrading
Klemmenstrook
Connector
Vaste connector
Beweegbare connector
Beschermende aarding (schroef)
Stoorspanningsvrije aarding
Aansluitklem
BLU Blauw
BRN Bruin
GRN Groen
ORG Oranje
RED Rood
WHT Wit
YLW Geel
Legende voor bedradingsschema LRMEQ3+4:
A1P Printplaat (primair)
A2P Printplaat (inverter)
BS1~BS5 Drukknopschakelaar (MODE, SET, RETURN, TEST,
RESET)
C1~C3 Condensator
DS1 DIP-schakelaar
E1HC Carterverwarming
F1U~F4U
Zekering (T 6,3A / 250V)
(A1P)
F5U Zekering (F 1,0A / 250V)
H1P~H8P Lichtgevende diode (servicecontrole is oranje)
H2P:
▪ Voorbereiding, test: Knippert
▪ Storingsdetectie: Brandt
HAP (A1P) Lichtgevende diode (servicecontrole is groen)
HAP (A2P) Lichtgevende diode (servicecontrole is groen)
K1M (A1P) Magnetische contactgever
K1R Magneetrelais (Y1S)
K2R Magneetrelais (Y2S)
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03
LRMEQ3+4AY1
Page 41
K3R Magneetrelais (Y3S)
K4R Magneetrelais (E1HC)
K5R, K6R Magneetrelais
L1R Reactievat
M1C Motor (compressor)
M1F Motor (ventilator) (bovenste)
M2F Motor (ventilator) (onderste)
PS Schakelvoeding
Q1DI Aardlekschakelaar (300mA)
R1 (A1P) Weerstand
R1 (A2P), R2 (A2P)
R1T Thermistor (lucht)
R2T Thermistor (M1C pers)
R3T Thermistor (aanzuiging 1)
R4T Thermistor (onderkoeling)
R5T Thermistor (aanzuiging 2)
R6T Thermistor (warmtewisselaar)
R7T Thermistor (vloeistof 1)
R8T Thermistor (vloeistof 2)
R9T Thermistor (voedingsmodule)
S1NPH Druksensor (hoog)
S1NPL Druksensor (laag)
S1PH Drukschakelaar (hoog)
V1R Voedingsmodule
V2R, V3R Diodemodule
X1M Klemmenstrook (voeding)
X2M Klemmenstrook
Y1E Elektronische expansieklep (hoofd)
Y3E Elektronisch expansieventiel (onderkoeling)
Y2S Elektromagnetische klep (warm gas)
Y3S Elektromagnetische klep (ontladercircuit)
Z1C~Z4C Ruisfilter (ferrietkern)
Z1F Ruisfilter (met spanningsbeveiliging)
Z2F Ruisfilter
Weerstand
13 Technische gegevens
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
Page 42
13 Technische gegevens

13.7 Technische specificaties: Buitenunit

Technische specificaties
Specificatie LRMEQ3 LRMEQ4
Materiaal omkasting Gelakt gegalvaniseerd staal
Afmetingen H×B×D 1345×900×320mm
Gewicht 104kg
Werkbereik
▪ Verdampingstemperatuur –10~2°C
▪ Buitentemperatuur –10~43°Cdroge bol
Capaciteit
▪ Koelcapaciteit (middelmatige temperatuur) 5,90kW 8,40kW
▪ COP
▪ Opgenomen vermogen
PED
▪ Categorie 1
▪ Meest kritieke onderdeel Compressor
▪ PS×V 167bar×l
Maximum aantal aangesloten binnenunits 4
Warmtewisselaar
▪ Type Cross fin
▪ Behandeling Anti-corrosie
Ventilator
▪ Type Schroef
▪ Aantal 2
▪ Luchtdebiet
▪ Motor 2
▪ Model Rechtstreekse aandrijving
▪ Output/stuk 70W
Compressor
▪ Aantal 1
▪ Model Inverter
▪ Type Hermetisch gesloten scroll-compressor
Geluidsniveau (nominaal)
▪ Geluidsvermogen
▪ Geluidsdruk
Koelmiddel
▪ Type R410A
▪ Vulling 4,0kg
Koelmiddelolie FVC68D
Veiligheidsvoorzieningen Hogedrukschakelaar
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
106m³/min
67dBA
51dBA
Contactverbreker ventilatorregeling
Contactverbreker inverter
Printplaatzekering
(a) Nominale koelcapaciteiten zijn gebaseerd op verdampingstemperatuur –10°C, buitentemperatuur 32°Cdroge bol en aanzuigtemperatuur
oververhitting 10°C.
(b) Nominaal bij 230V.
(c) De geluidswaarden worden gemeten in een semi-anechoïsche ruimte.
(d) Het geluidsvermogensniveau is een absolute waarde geproduceerd door een geluid.
(e) Het geluidsdrukniveau is een relatieve waarde die afhangt van de afstand en de akoestische omgeving. Zie voor meer informatie de tekeningen
van het geluidsniveau in het technical data book.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 43
Elektrische specificaties
cb da
Specificatie LRMEQ3 LRMEQ4
Voeding
▪ Benaming Y1
▪ Fase 3N~
▪ Frequentie 50Hz
▪ Spanning 380-415V
Stroom
▪ Nominaal opgenomen ampèrage (RLA)
▪ Inschakelstroom (MSC)
▪ Minimale belastbaarheid circuit (MCA)
▪ Maximale zekeringsstroom (MFA)
▪ Opgenomen stroom bij vollast (FLA)
Spanningsbereik 380-415V +/– 10%
Bedradingsaansluitingen
▪ Voor elektrische voeding 5G
(a) RLA is gebaseerd op verdampingstemperatuur –10°C, buitentemperatuur 32°Cdroge bol en aanzuigtemperatuur oververhitting 10°C. (b) MSC=maximale stroom tijdens opstarten van de compressor. ZEAS gebruikt alleen inverter-compressoren. MCA moet worden gebruikt bij de
keuze van de maat van de lokale bedrading. MCA kan worden beschouwd als de maximale bedrijfsstroom.
(c) MCA moet worden gebruikt bij de keuze van de maat van de lokale bedrading. MCA kan worden beschouwd als de maximale bedrijfsstroom. (d) MFA wordt gebruikt bij de keuze van de stroomonderbreker en de aardcontactstroomonderbreker (aardlekschakelaar). (e) FLA=nominale bedrijfsstroom ventilator. Spanningsbereik: units zijn geschikt voor gebruik op elektrische systemen waar de aan de unitklem
geleverde spanning niet onder of boven het aangegeven bereik komt. Maximaal toelaatbare afwijking in het spanningsbereik is 2%.
(b)
(a)
(c)
(d)
(e)
≤MCA ≤MCA
13,5A
16A
0,3+0,3A

14 Over het systeem

Voor de gebruiker

14 Over het systeem
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw installateur voor meer informatie en professioneel advies.

14.1 Systeemlay-out

a Buitenunit (ZEAS-condensatie-unit) b Koelmiddelleiding c Binnenunit (koelblazer) d Binnenunit (koelvitrine)

15 Voor het gebruik

VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.

16 Bediening

16.1 Werkingsgebied

Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuurbereiken om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Koelen
Buitentemperatuur –10~43°Cdroge bol
Verdampingstemperatuur –10~2°C
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een installateur.
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03

16.2 Gebruik van het systeem

16.2.1 Over het gebruik van het systeem

▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Page 44

17 Energie besparen en optimale werking

▪ Start en stop de buitenunit met behulp van de externe
bedrijfsschakelaar.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.
17 Energie besparen en optimale
werking
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te garanderen.

18 Onderhoud en service

OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een andere waarde of andere draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Kijk uit voor de ventilator.
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.

18.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de buitenunit zou kunnen blokkeren.
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren.

18.2 Over het koelmiddel

Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWP­waarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet. Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek gerepareerd is.

18.3 Dienst-na-verkoop en garantie

18.3.1 Garantieperiode

▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de garantiekaart klaar.

18.3.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie

Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per ongeluk lekt in een kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel voordat u de unit weer in gebruik neemt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 45

19 Opsporen en verhelpen van storingen

19 Opsporen en verhelpen van
storingen
Als de producten in de ruimte/koelvitrine kunnen bederven bij een systeemstoring, dan kunt u uw installateur vragen om een alarm te installeren (bijvoorbeeld een lamp). Voor meer informatie, neem contact op met uw installateur.
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer.
Alleen een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
Storing Maatregel
Als een beveiliging zoals een zekering, onderbreker of aardlekschakelaar vaak in werking treedt, of als de AAN/UIT­schakelaar niet goed werkt.
Als water uit de unit lekt. Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt niet goed. Schakel de voeding uit.
Als het systeem niet goed werkt en geen van de bovenstaande storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande procedures.
Storing Maatregel
Indien het systeem helemaal niet werkt.
Het systeem stopt meteen nadat het begint te draaien.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de stroom is hersteld. Als de stroom tijdens de werking uitvalt, zal het systeem automatisch herstarten direct nadat de voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in werking is gesteld. Vervang indien nodig de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
Schakel de hoofdvoeding uit.
Storing Maatregel
Het systeem werkt, maar koelt onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of er zich geen ijs op de
binnenunit bevindt. Ontdooi de unit handmatig of kort de ontdooibedrijfscyclus in.
▪ Controleer of er niet te veel producten in
de ruimte/koelvitrine staan. Verwijder enkele producten.
▪ Controleer of de lucht vrij kan
rondstromen in de ruimte/koelvitrine. Leg de producten in de ruimte/koelvitrine op een andere plaats.
▪ Controleer of er niet te veel stof op de
warmtewisselaar van de buitenunit ligt. Verwijder het stof met een borstel of een stofzuiger; gebruik geen water. Raadpleeg indien nodig uw dealer.
▪ Controleer of er koude lucht uit de
ruimte/koelvitrine ontsnapt. Neem maatregelen om te voorkomen dat er koude lucht ontsnapt.
▪ Controleer of u het instelpunt van de
temperatuur van de binnenunit niet te hoog hebt ingesteld. Stel het instelpunt juist in.
▪ Controleer of er geen producten met een
hoge temperatuur in de ruimte/koelvitrine staan. Sla producten altijd pas op nadat zij zijn afgekoeld.
▪ Controleer of de deur niet te lang wordt
geopend. Verminder de openingsduur van de deur.

19.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn

De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
LRMEQ3+4AY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P442131-1 – 2016.03

19.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet

▪ Het systeem start niet meteen nadat het weer wordt ingeschakeld.
Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen, start het systeem pas 5 minuten nadat het werd uitgeschakeld voor het geval het net ervoor werd uitgeschakeld.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.

19.1.2 Symptoom: De unit stopt niet onmiddellijk wanneer ze wordt stilgelegd

Dit is om te voorkomen dat componenten beschadigd worden. De unit stopt een beetje later.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
Page 46

20 Verplaatsen

19.1.3 Symptoom: Geluid (buitenunit)

▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt. Dit is het geluid van het koelgas dat door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.
▪ De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt
veroorzaakt door de frequentiewijziging.

19.1.4 Symptoom: Er komt stof uit de unit

Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit komt door stof in de unit.

19.1.5 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait niet

Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het oog op een optimale werking van het product.

19.1.6 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is warm, zelfs wanneer de unit is gestopt

De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan starten.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
20 Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis.

21 Als afval verwijderen

Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert. Het is bij wet verplicht om het koelmiddel te verzamelen, transporteren en verwijderen volgens de voorschriften voor "verzamelen en vernietigen van HFK's".

22 Verklarende woordenlijst

Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
46
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03
Page 47
Page 48
4P442131-1 2016.03
Copyright 2016 Daikin
Loading...