Daikin LRMEQ3BY1, LRMEQ4BY1 Installer reference guide [nl]

Page 1
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3BY1 LRMEQ4BY1
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
Nederlands
Page 2

Inhoud

Inhoud
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 3
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 4
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel........................................................................... 5
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 7
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Buitenunit .................................................................................. 7
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 7
3.2.2 Omgaan met de buitenunit.......................................... 8
3.2.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen................. 8
3.2.4 Transportbeveiliging verwijderen ................................ 8
4 Over de units 8
4.1 Overzicht: Over de units............................................................ 8
4.2 Identificatie ................................................................................ 8
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 8
4.3 Over de buitenunit ..................................................................... 8
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 9
4.5 Units en opties combineren....................................................... 9
4.5.1 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 9
4.5.2 Over de binnenunits.................................................... 9
5 Voorbereiding 9
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 9
5.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 10
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 10
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten .................................. 11
5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 11
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 12
5.3.1 Oude leidingen hergebruiken...................................... 12
5.3.2 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 12
5.3.3 Materiaal koelmiddelleidingen..................................... 13
5.3.4 Leidingmaat selecteren............................................... 13
5.3.5 Koelmiddelaftaksets selecteren .................................. 13
5.3.6 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil ............... 14
5.3.7 Keuze van de expansieklep........................................ 14
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 14
5.4.1 Vereisten voor beveiligingen....................................... 14
6 Installatie 15
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 15
6.2 De units openen ........................................................................ 15
6.2.1 Over het openen van de units..................................... 15
6.2.2 De buitenunit openen.................................................. 15
6.3 De buitenunit monteren ............................................................. 15
6.3.1 Over de montage van de buitenunit............................ 15
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit .................................................................... 15
6.3.3 De installatiestructuur voorzien................................... 15
6.3.4 De buitenunit installeren ............................................. 16
6.3.5 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 16
6.4 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 16
6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 16
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 16
6.4.3 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 16
6.4.4 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 17
6.4.5 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 17
6.4.6 Dichtgeknepen leidingen verwijderen .......................... 18
6.4.7 Richtlijnen bij de installatie van een kijkglas ................ 19
6.4.8 Richtlijnen bij de installatie van een droger.................. 19
6.4.9 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.................. 19
6.4.10 Richtlijnen bij aansluiten leidingaftakkingen................. 20
6.5 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 21
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 21
6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 21
6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 21
6.5.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 21
6.5.5 Vacuümdrogen............................................................. 22
6.6 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 22
6.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 22
6.7.1 Over koelmiddel bijvullen............................................. 22
6.7.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 22
6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden... 23
6.7.4 Koelmiddel vullen......................................................... 23
6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel...................... 24
6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 25
6.8 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 25
6.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 25
6.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 26
6.8.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen.. 27
6.8.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 27
6.8.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten..................................................................... 27
6.9 De installatie van de buitenunit voltooien ................................... 29
6.9.1 De buitenunit sluiten .................................................... 29
7 Configuratie 29
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 29
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 30
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 30
7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 30
7.2.3 Componenten voor lokale instellingen......................... 30
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren.................................................. 30
7.2.5 Gebruik van stand 1..................................................... 31
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 31
7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen .. 31
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen......................................... 31
7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit................ 33
8 Inbedrijfstelling 33
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 33
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 33
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 33
8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 34
8.4.1 Over proefdraaien........................................................ 34
8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)............................. 34
8.4.3 Correctie na abnormaal beëindigen van het
proefdraaien................................................................. 34
8.4.4 Gebruik van de unit...................................................... 34
9 Aan de gebruiker overhandigen 34
10 Onderhoud en service 34
10.1 Overzicht: Onderhoud en service ............................................... 35
10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 35
10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen................................... 35
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit .................... 35
11 Opsporen en verhelpen van storingen 35
11.1 Overzicht: Probleemoplossing................................................... 35
11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen.................................................................................... 35
11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 36
11.3.1 Storingscodes van recentste storingen weergeven .... 36
11.3.2 Storingcodes: Overzicht.............................................. 36
12 Als afval verwijderen 37
13 Technische gegevens 38
13.1 Serviceruimte: Buitenunit .......................................................... 38
13.2 Leidingschema: Buitenunit ........................................................ 40
13.3 Bedradingsschema: Buitenunit.................................................. 41
Voor de gebruiker 42
14 Over het systeem 42
14.1 Systeemlay-out.......................................................................... 42
15 Voor het gebruik 42
16 Bediening 42
16.1 Werkingsgebied......................................................................... 42
16.2 Gebruik van het systeem........................................................... 42
16.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 42
17 Energie besparen en optimale werking 42
18 Onderhoud en service 42
18.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand......................... 43
18.2 Over het koelmiddel .................................................................. 43
18.3 Dienst-na-verkoop en garantie .................................................. 43
18.3.1 Garantieperiode .......................................................... 43
18.3.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie.............. 43
19 Opsporen en verhelpen van storingen 43
19.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ............... 44
19.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................ 44
19.1.2 Symptoom: De unit stopt niet onmiddellijk wanneer
ze wordt stilgelegd ...................................................... 44
19.1.3 Symptoom: Geluid (buitenunit) ................................... 44
19.1.4 Symptoom: Er komt stof uit de unit ............................. 44
19.1.5 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet .............................................................................. 44

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.
20 Verplaatsen 44
21 Als afval verwijderen 44
22 Verklarende woordenlijst 44
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen moeten door een erkende installateur worden uitgevoerd.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af. ▪ Bedien de unit NIET met natte handen. ▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een bepaalde concentratie. Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%). Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.

1.3 Voor de installateur

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
VOORZICHTIG
Voorzie best een vertraging van 10 à 15 minuten voordat het alarm afgaat wanneer de weektimer wordt overschreden als de units worden gebruikt voor toepassingen met de weektimerstand. De unit kan meerdere minuten stoppen tijdens haar normaal bedrijf om de "unit te ontdooien" of wanneer deze zich in "thermostaatstop" bevindt.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood ▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
Page 6
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 7

2 Over de documentatie

21
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door niet­deskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,… ▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Het bevat informatie over: ▪ Uitpakken en omgaan met de units ▪ Accessoires van de units verwijderen ▪ Transportbeveiliging verwijderen Denk aan de volgende punten: ▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
Page 8

4 Over de units

a
b
c
d
a
b
c
d
e
f
g
(10.1 N·m)
2
a
b
3 1

3.2.2 Omgaan met de buitenunit

Draag de unit langzaam zoals weergegeven:
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Vorkheftruck. Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op de pallet blijft.
3 Draai de montagebout van de compressor (a) vast met een
aanhaalmoment van 10,1N•m.
4 Over de units

4.1 Overzicht: Over de units

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Identificatie van de buitenunit. ▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem. ▪ Mogelijke opties voor de buitenunit. ▪ Met welke binnenunits de buitenunits kunnen worden
gecombineerd.

3.2.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen

1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina15.
2 Verwijder de accessoires.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit c Label gefluoreerde broeikasgassen d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen e Gasleiding accessoire 1 (Ø15,9mm naar 19,1mm)
f Gasleiding accessoire 2 (Ø19,1mm)
g Gasleiding accessoire 3 (Ø19,1mm)

3.2.4 Transportbeveiliging verwijderen

OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale trillingen of geluiden worden geproduceerd.
De transportbeveiliging van de compressor moet worden verwijderd. Deze is geïnstalleerd onder de compressorpoot en beschermt de unit tijdens het transport. Ga te werk zoals afgebeeld en hierna beschreven.
1 Draai de montagebout van de compressor (a) een beetje los. 2 Verwijder de transportbeveiliging (b).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: LR ME Q 4 B Y1 [*]
Code Verklaring
LR ZEAS-condensatie-unit ME Koeling op middelmatige temperatuur Q Koelmiddeltype R410A 3+4 Capaciteitsklasse B Modelreeks Y1 Elektrische voeding [*] Aanduiding kleine modelwijziging

4.3 Over de buitenunit

Deze montagehandleiding betreft de ZEAS-condensatie-unit.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 9

5 Voorbereiding

cb da
Deze unit is ontworpen voor installatie buitenshuis en is bedoeld voor lucht-lucht-koeltoepassingen.
Specificatie LRMEQ3 LRMEQ4
Capaciteit (koelen) Ontwerptemperatuur omgeving
(koelen)
(a)
(a) Capaciteit gemeten onder de volgende omstandigheden:
omgevingstemperatuur 32°C, verdampingstemperatuur – 10°C, oververhitting 10K.
5,90kW 8,40kW
–20~43°Cdroge bol

4.4 Systeemlay-out

a Buitenunit (ZEAS-condensatie-unit) b Koelmiddelleiding c Binnenunit (koelblazer) d Binnenunit (koelvitrine)

4.5 Units en opties combineren

4.5.1 Mogelijke opties voor de buitenunit

Expansieklep. Installeer op elke binnenunit een expansieklep
voor R410A. Isoleer het voelerblok van de expansieklep.
INFORMATIE
▪ Installeer hetzij een mechanische thermostatische
expansieklep, hetzij een elektronische expansieklep (proportioneel of pulstype).
▪ Bescherm bij de installatie van een elektronische
expansieklep van het pulstype de leidingen tegen door het openen en sluiten van de klep veroorzaakte drukgolven. De installatie van een expansieklep van het pulstype behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur.
Zie "5.3.7 Keuze van de expansieklep" op pagina 14 voor meer informatie.
Elektromagnetische klep. Installeer een elektromagnetische klep
voor R410A (met een openingsdrukverschil van 3,5MPa [35 bar] of meer) aan de primaire zijde van de expansieklep voor elke binnenunit.
Filter. Installeer een filter aan de primaire zijde van de
elektromagnetische klep voor elke binnenunit. De maasgrootte van het filter wordt bepaald door de gebruikte elektromagnetische klep en expansieklep.
Koelmiddelstroom. Leg de koelmiddelleidingen naar de
warmtewisselaar van de binnenunit zodanig dat het koelmiddel van boven naar beneden stroomt.
Ontdooitype. Gebruik hetzij modellen met off-cyclus ontdooien of
modellen met ontdooien met elektrische verwarming. Gebruik GEEN modellen met ontdooien met warm gas.
INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakkit
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ22M29H Refnet-verbinding KHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
Modbus-communicatiekast (BRR9A1V1)
Interface voor tweewegscommunicatie met monitoringsystemen van derden (BMS), via Modbus. Maakt toegang op afstand mogelijk tot alle bedrijfsparameters, en biedt tegelijk de mogelijkheid om de koelunits vanop afstand te regelen: streefverdampingstemperatuur instellen, foutcodes resetten, …
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie met de buitenunit. De software van de gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.

4.5.2 Over de binnenunits

OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de ZEAS­condensatie-unit om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
De ZEAS-condensatie-unit kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit van andere merken en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Let op de volgende punten wanneer meerdere binnenunits worden aangesloten:
Over het hergebruik van oude binnenwarmtewisselaars
In sommige gevallen kunnen oude binnenwarmtewisselaars worden hergebruikt, en in andere gevallen niet.
Hergebruik NIET toegestaan
In de volgende gevallen mogen oude binnenwarmtewisselaars niet worden hergebruikt:
▪ Wanneer de ontwerpdruk onvoldoende is. Minimum ontwerpdruk
= 2,5MPa of 25bar
▪ Wanneer de route naar de warmtewisselaar zo loopt dat het
koelmiddel van beneden naar boven stroomt. ▪ Wanneer de koperen leiding of de ventilator is aangetast. ▪ Wanneer de warmtewisselaar vervuild is. Vreemde stoffen
(waaronder oliën die tijdens de fabricage worden gebruikt) mogen
niet meer dan 30mg/10m bedragen.
Hergebruik toegestaan
In andere gevallen dan hiervoor vermeld mogen oude binnenwarmtewisselaars worden hergebruikt. Als de oude condensatie-unit echter NIET met hetzelfde koelmiddel (R410A) en dezelfde olie (FVC68D) als de nieuwe werkte, dan moeten de buizen van de warmtewisselaar grondig worden schoongemaakt.
Als de oude condensatie-unit NIET met hetzelfde koelmiddel (R410A) als de nieuwe werkte, controleer dan of de expansieklep compatibel is met R410A.
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
Page 10
5 Voorbereiding
≥1500
≥1500
≥1500
≥1500
(mm)
a b c ga b e f a b
d
b
c
a
▪ Installatieplaats voorbereiden ▪ Koelmiddelleiding voorbereiden ▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees ook de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het
hoofdstuk "Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid".
▪ Vereisten voor de serviceruimte. Zie het hoofdstuk
"Technische gegevens".
▪ Vereisten koelmiddelleiding (lengte, hoogteverschil).
Zie verder in dit hoofdstuk "Voorbereiding".
INFORMATIE
Het geluidsdrukniveau is lager dan 70dBA.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als kleinindustriële toepassingen.
OPMERKING
Deze apparatuur is conform Klasse A van EN55032/ CISPR 32. In een residentiële omgeving kan deze apparatuur radiostoringen veroorzaken.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
c Binnenunit (koelvitrine) d Pc of radio e Binnenunit (koelblazer)
f Gebruikersinterface
g Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat. ▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen
waar kinderen spelen). Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau. ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken. Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
a Aardlekbeveiliging b Zekering
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 11
5 Voorbereiding
a
b
c
d
c
d
a
a
a
b
a
b
c
c
d
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit ▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf; ▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk; ▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Draai de luchtuitlaatkant in de richting van de muur van het gebouw, hek of scherm.

5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
a Afdakje tegen de sneeuw b Voetstuk (minimale hoogte = 150mm) c Belangrijkste windrichting d Luchtuitlaat

5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
a Controleer of er voldoende installatieruimte is
Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek op de richting van de wind.
a Belangrijkste windrichting b Luchtuitlaat
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44kg/m3.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
Page 12
5 Voorbereiding
a b
a b
a Richting van de koelmiddelstroom b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
Formule A+B=C A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat)
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule F/G≤H F Totaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
G Volume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
H Maximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Oude leidingen hergebruiken

In sommige gevallen kunnen oude leidingen worden hergebruikt, en in andere gevallen niet.
Hergebruik niet toegestaan
In de volgende gevallen mogen geen oude leidingen worden hergebruikt:
▪ Wanneer er problemen waren met de compressor van de oude
installatie (bijvoorbeeld panne). Mogelijk gevolg: geoxideerde koelmiddelolie, kalkresten en andere nadelige effecten.
▪ Wanneer de binnen- en buitenunits gedurende lange tijd van de
leidingen waren losgekoppeld. Mogelijk gevolg: water en vuil in de leidingen.
▪ Wanneer de koperen leiding is aangetast.
Hergebruik toegestaan
In andere gevallen dan hiervoor vermeld mogen oude leidingen worden hergebruikt, maar houd rekening met de volgende punten:
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen de ruimten. Als er een deur is, moet de afmeting van de openingen boven en onder de deur gelijkwaardig zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.
b Ruimteopdeling
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
Item Beschrijving
Diameter leidingen Moet voldoen aan de vereisten. Zie Materiaal leidingen Leidinglengte en
hoogteverschil Leidingisolatie Te vervangen indien beschadigd.
Gelaste verbindingen Controleer op gaslekken. Leidingen
schoonmaken
"5.3.2Vereisten voor de koelmiddelleidingen"op pagina12.
Moet voldoen aan de vereisten. Zie
"6.6Koelmiddelleidingen isoleren"op pagina22.
Als de oude condensatie-unit NIET met hetzelfde koelmiddel (R410A) en dezelfde olie (FVC68D) als de nieuwe werkte, dan moeten de leidingen grondig worden schoongemaakt.

5.3.2 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 13
5 Voorbereiding
t
Ø
F
A
1
2 3 3
d1
e
B
d2
C
c
D1
E
f
D2
ba
H
2
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.

5.3.3 Materiaal koelmiddelleidingen

Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad Dikte (t)
(Ø)
6,4mm (1/4")
Gegloeid (O) ≥0,80mm 9,5mm (3/8") 12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥0,99mm 19,1mm (3/4") Halfhard (1/2H) ≥0,80mm
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de
maximum bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
(a)
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina23.
A/a: Leiding tussen buitenunit en leidingaftakking
Vloeistofleiding Ø9,5 mm Gasleiding Ø19,1 mm
(a) Dezelfde diameter als die van de aansluiting op de
buitenunit.
(b) Gebruik de accessoireleiding om de diameter van de
afsluiter van de buitenunit (Ø15,9 mm) aan te passen aan die van de lokale leiding (Ø19,1 mm).
(a)
(b)
B+C/b+c: Leiding tussen leidingaftakking
Kijk voor de diameter van de leidingen naar de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits.
Capaciteit Buitendiameter
leiding
Vloeistofleiding <4,0kW Ø6,4mm
4,0≤x<8,4kW Ø9,5mm
Gasleiding <1,0kW Ø9,5mm
1,0≤x<6,0kW Ø12,7mm 6,0≤x<8,4kW Ø15,9mm
D~F/d~f: Leiding tussen leidingaftakking en binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof, gas) op de binnenunits.
OPMERKING
Als op de buitenunit slechts 1 binnenunit is aangesloten, en de aansluitingen op de buitenunit verschillen van die op de binnenunit, gebruik dan dezelfde leidingdiameter als de aansluitingen op de buitenunit en installeer de gepaste adapters zo dicht mogelijk bij de binnenunit.

5.3.4 Leidingmaat selecteren

Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).

5.3.5 Koelmiddelaftaksets selecteren

Bij aftakkingen van koelmiddelleidingen mogen T-verbindingen, Y­verbindingen, refnet-verbindingen en refnet-verdelers worden gebruikt. U kunt een optiekit voor koelmiddelaftakkingen gebruiken uit de onderstaande tabel.
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler Refnet-verbinding
(a)
(b)
KHRQ22M29H KHRQ22M20T KHRQ22M29T9
(a) Sluit GEEN 2 of meer verdelers in serie aan. Kies voor de
gaszijde een refnet-verdeler waarvan de diameter gelijk is aan de diameter van de hoofdleiding of één maat groter is dan de diameter van de hoofdleiding.
(b) Kies een refnet-verbinding waarvan diameter gelijk is aan
die van de inkomende en uitgaande leidingen. Zie
1 Buitenunit 2 Binnenunit (toonbank) 3 Binnenunit (koelblazer)
A~F Vloeistofleiding
a~f Gasleiding
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar
H Hoogteverschil buitenunit-binnenunit
zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd
"5.3.3Materiaal koelmiddelleidingen"op pagina13 en "5.3.4Leidingmaat selecteren"op pagina13 voor meer
informatie.
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten.
hierbij rekening met de volgende punten: ▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
Page 14
5 Voorbereiding
REMOTE
OFF
ON

5.3.6 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil

De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten.
(zie voorbeeld in "5.3.4Leidingmaat selecteren"op pagina13)
Vereiste Limiet
Maximale reële leidinglengte
▪ Voorbeeld: a+b+c+d2≤Limiet
Maximale totale leidinglengte
▪ Voorbeeld: a+b+c+d1+d2+e+f≤Limiet
Maximale lengte eerste aftakkit­binnenunit
▪ Voorbeeld: b+c+d2≤Limiet
Maximaal hoogteverschil buitenunit­binnenunit
Maximaal hoogteverschil binnenunit­binnenunit
Buitenunit hoger dan binnenunit
▪ Voorbeeld:
H≤Limiet
Buitenunit lager dan binnenunit
50m
80m
30m
20m
10m
5m

5.3.7 Keuze van de expansieklep

De onderkoelingverhouding voor vloeibaar koelmiddel van deze unit is groter dan die van units zonder onderkoelingmechanisme omdat het vloeibaar koelmiddel door een dubbelbuizige warmtewisselaar wordt gekoeld (onderkoelingverhouding = condensatietemperatuur– temperatuur vloeibaar koelmiddel aan uitlaat buitenunit).
Houd bij de keuze van een expansieklep voor de belasting volgens de technische informatie van de fabrikant van de expansieklep rekening met de onderkoelingverhouding (K) voor het vloeibaar koelmiddel in de onderstaande tabel.
Onderkoelingverhouding (K)
Te –20°C –15°C –10°C –5°C 0°C 5°C
Tc
20°C 10 9 8 7 6 5 25°C 11 10 9 8 7 6 30°C 12 11 10 9 8 7 35°C 13 12 11 10 9 8 40°C 14 13 12 11 10 9 45°C 15 14 13 12 11 10 50°C 16 15 14 13 12 11 55°C 16 15 14 13 12 11

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Vereisten voor beveiligingen

Elektrische voeding
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
circuitampère
LRMEQ3 6,5A 16A 3N~ 50Hz LRMEQ4 9,1A
Schakelaar bediening op afstand, schakelaar geluidsarme werking en bedrading outputsignalen
OPMERKING Schakelaar bediening op afstand. De unit is in de fabriek
uitgerust met een bedrijfsschakelaar waarmee de unit AAN/UIT kan worden geschakeld. Om de buitenunit op afstand AAN/UIT te schakelen is een schakelaar voor bediening op afstand vereist. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12V DC). Sluit aan op X2M/C+D, en stel in op "Remote ".
De bedrijfsschakelaar zit in de schakelkast (zie afbeelding hieronder).
De volgende drie standen zijn mogelijk voor de bedrijfsschakelaar:
Instelling bedrijfsschakelaar
OFF Unit werking UIT ON Unit werking AAN Remote Unit gestuurd (AAN/UIT) met schakelaar
OPMERKING Schakelaar geluidsarm. Als u de geluidsarme stand op
afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑18]), dan moet een schakelaar geluidsarme werking worden geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12VDC). Sluit aan op X2M/A+B.
OPMERKING Outputsignalen. De buitenunit is voorzien van een klem
(X3M) die 4 verschillende signalen kan genereren. Het signaal is 220~240VAC. De maximale belasting voor alle signalen is 0,5 A. De unit output een signaal in de volgende gevallen:
▪ C/C1: voorzichtig-signaal – aansluiting aanbevolen –
wanneer zich een fout voordoet die de werking van de unit niet stillegt.
▪ C/W1: waarschuwing-signaal aansluiting
aanbevolen – wanneer zich een fout voordoet die de werking van de unit stillegt.
▪ R/P2: draaien-signaal – aansluiting optioneel –
wanneer de compressor draait.
▪ P1/P2: bedrijf-signaal – aansluiting verplicht –
wanneer de elektromagnetische klep van de binnenunit wordt gestuurd.
Bedrading Ommantelde kabel (2 draden)
Maximale kabellengte 130m
Aanbevolen
zekeringen
Functie
bediening op afstand
Plastic snoeren 0,75~1,25mm²
Elektrische
voeding
380-415V
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 15

6 Installatie

1
2
(mm)
>150
620
350
(345-355)
4× M12
a
20
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen: ▪ De buitenunit monteren. ▪ De binnenunits monteren. ▪ De koelmiddelleiding aansluiten. ▪ De koelmiddelleiding controleren. ▪ Koelmiddel bijvullen. ▪ De elektrische bedrading aansluiten. ▪ De installatie van de buitenunit voltooien. ▪ De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren, koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de montagehandleiding van de binnenunit.

6.2 De units openen

6.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld: ▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren

6.3 De buitenunit monteren

6.3.1 Over de montage van de buitenunit

Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen:
1 De installatiestructuur voorzien. 2 De buitenunit installeren. 3 Ervoor zorgen dat de unit niet kan omvallen. 4 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats voorbereiden" in "5Voorbereiding"op pagina9.

6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.3.3 De installatiestructuur voorzien

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het schema van de fundering.
Leg 4 sets met ankerbouten, moeren en vulringen klaar (lokaal te voorzien):
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

6.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
a Blokkeer de afvoeropeningen niet af.
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 20mm.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
Page 16
6 Installatie
a
4× M12
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.

6.3.4 De buitenunit installeren

6.3.5 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit. 3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast. Span deze uiteinden
aan.
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits) ▪ De koelmiddelleiding isoleren ▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen komen.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren steekt.

6.4 De koelmiddelleiding aansluiten

6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent: ▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten ▪ Droger en kijkglas aansluiten ▪ Koelmiddelleidingaftakking aansluiten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
Buitenunit >1maand De leiding
<1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
dichtknijpen
dichtknijpen of met kleefband afdichten
ode

6.4.3 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 17

6.4.4 Het uiteinde van een buis solderen

1
1
≤Ø25.4
a b c d e
f
f
c
d
a
b
a b
cde
a a
1
2
3
4
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
6 Installatie
a Servicepoort b Deksel afsluiter c Zeskantgat d Schacht e Afdichting
OPMERKING
Behalve een gas- en vloeistofafsluiter, is de buitenunit ook nog voorzien van twee onderhoudsafsluiters. Gebruik de onderhoudsafsluiters NIET bij het aansluiten van de koelmiddelleiding op de buitenunit. De fabrieksinstelling van deze kleppen is "open". Laat deze kleppen altijd open staan wanneer u de unit gebruikt. Bij gebruik van de unit met gesloten kleppen kan de compressor schade oplopen.
a Koelmiddelleiding b Te hardsolderen deel c Tape d Handbediende klep e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen. Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal (BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist. Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.

6.4.5 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking. ▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
a Onderhoudsafsluiter
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Afsluiter c Aansluiting lokale leiding d Deksel afsluiter
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
Page 18
6 Installatie
a bb c
c
b
a
c
d
a
b
p<p
>
R410AN2
b c e
a
f g
d
A B
Sluitrichting:
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter het afsluiterdeksel goed vast en
controleer op lekken. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
OPMERKING Schroefdraadborgmiddel. Breng schroefdraadborgmiddel
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de afsluiter weer aanbrengt. Anders kan er condenswater binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg: Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de compressor.
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,5 5,4~6,6 4mm 13,5~16,5 11,5~13,9
Ø15,9 13,5~16,5 6mm 22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
Klephuis Zeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)

6.4.6 Dichtgeknepen leidingen verwijderen

WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de onderstaande procedure kan leiden tot schade aan voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan) b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-ventiel is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
OPMERKING Schroefdraadborgmiddel. Breng schroefdraadborgmiddel
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de servicepoort weer aanbrengt. Anders kan er condenswater binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg: Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de compressor.
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan) b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Afsluiter c Aansluiting lokale leiding d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten zodra alle gas
en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de gas- en
vloeistofafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik hiervoor gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een kniptang).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 19
6 Installatie
a b
a b
c
a
b d
a
b
c
WAARSCHUWING
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet alle olie kon worden afgetapt.
Waar/hoe Installeer de droger na het kijkglas, zo dicht
mogelijk bij de buitenunit. Installeer horizontaal.
a Kijkglas b Droger
Bij het solderen Volg de soldeerinstructies in de handleiding
van de droger. Verwijder de drogerkap net voor u gaat
solderen (om opname van luchtvochtigheid te voorkomen).
Repareer eventueel bij het solderen verbrande drogerverf. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie over de reparatieverf.
Stroomrichting Als op de droger een stroomrichting staat
aangegeven, installeer hem dan in de goede richting.

6.4.9 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten

6.4.7 Richtlijnen bij de installatie van een kijkglas

Installeer een kijkglas op de vloeistofleiding:
Diameter 9,5mm Waar/hoe Installeer het kijkglas voor de droger, zo dicht
mogelijk bij de buitenunit. Installeer horizontaal.
a Kijkglas b Droger
Bij het solderen Volg de soldeerinstructies in de handleiding
van het kijkglas.

6.4.8 Richtlijnen bij de installatie van een droger

OPMERKING
Gebruik de unit NIET zonder geïnstalleerde droger. Mogelijk gevolg: Storing apparatuur.
Installeer een droger op de vloeistofleiding:
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de leiding met gepast isolatiemateriaal worden beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt met de behuizing.
1 Doe het volgende:
▪ Verwijder het servicedeksel (a) met schroef (b). ▪ Verwijder de inlaatplaat van de leidingen (c) met schroef (d).
2 Kies een richting langs waar u de leiding wilt leggen (a, b of c).
Drogertype 80g (gelijk aan 100% moleculaire filtering)
(DML083/DML083S: gemaakt door Danfoss)
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
3 Als u de leiding langs onder wilt leggen:
▪ Boor (a, 4×) en open de uitbreekopening (b). ▪ Snijd de gleuven (c) uit met een metaalzaag.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
Page 20
6 Installatie
cc
ba
4× Ø6 mm
a
b
a b c
a b f g
cde
A
A
e1 ecdf
c
d e1 e f
c
e1
f
e
a
≤30°
A
A
a
b
c
a b
4 Doe het volgende:
▪ Sluit de vloeistofleiding (a) aan op de vloeistofafsluiter. ▪ Sluit de gasleiding (b) aan op de gasafsluiter.
OPMERKING Bij het solderen: Soldeer eerst de vloeistofzijdige
leidingen, en vervolgens de gaszijdige leidingen. Breng de elektrode in via de voorkant van de unit en de lasbrander via de rechterkant om te solderen met de vlammen naar buiten en de geluidsisolatie van de compressor en andere leidingen niet te beschadigen.
Mogelijkheid 3: Naar onder
c Gasleiding accessoire 1 d Gasleiding accessoire 2
e, e1 Gasleiding accessoire 3 (afsnijden op de vereiste lengte)
f Lokaal te voorzien
5 Monteer het servicedeksel en de inlaatplaat van de leidingen. 6 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat er
sneeuw of kleine dieren in het systeem terechtkomen.
a Elektrode b Vuurbestendige plaat c Lasbrander d Vlammen e Geluidsisolatie compressor f Leiding vloeistofzijde g Leiding gaszijde
▪ Sluit de gasleidingaccessoires (c, d, e) aan, en snijd ze af op
de vereiste lengte (e1). Dit is nodig omdat de gasafsluiter maat Ø15,9 is, en de leiding tussen de buitenunit en de eerste koelmiddelaftakkit Ø19,1.
Mogelijkheid 1: Naar de voorkant
Mogelijkheid 2: Naar de zijkant
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
Vergeet niet om na de installatie van de koelmiddelleiding en het vacuümdrogen de afsluiters te openen. Wanneer u het systeem probeert te gebruiken met gesloten afsluiters kan de compressor schade oplopen.

6.4.10 Richtlijnen bij aansluiten leidingaftakkingen

Vloeistofleidingaftakking
▪ Installeer vloeistofleidingverbindingen horizontaal. Dit voorkomt
dat het koelmiddel onregelmatig stroomt.
▪ Installeer vloeistofleidingverdelers naar beneden toe.
a Verbinding voor aftakking b Verdeler c Neerwaartse leiding
Gasleidingaftakking
▪ Installeer afgetakte leidingen hoger dan de hoofdleiding.
Zodoende voorkomt u dat koelmiddelolie terugstroomt naar niet­draaiende binnenunits.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
a Hoofdleiding b Verbinding voor aftakking
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 21
6 Installatie
a b c
a b
c
p<p
>
N2
C
b c e
a
g
f
d
A B
▪ De "horizontale" gasleiding (en refnet-verdeler) moeten aflopen
naar de buitenunit.
▪ Wanneer de buitenunit hoger dan de binnenunits staat, moeten
om de 5 m vanaf de buitenunit een olieafscheiders worden voorzien. Hierdoor kan de olie terugkeren naar omhoog lopende leidingen.
Vloeistof- en gasleiding
▪ Isoleer de koelmiddelaftakking. De isolatie van de
koelmiddelaftakking moet even dik zijn als die van de koelmiddelleiding.

6.5 De koelmiddelleiding controleren

6.5.1 Over het controleren van de
De koelmiddelleiding controleren betekent: ▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken. ▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest. Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
Zie "6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 21 voor meer informatie over de stand van de kleppen.
6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene
Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
"6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling"op pagina21).
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
a Aflopende gasleiding van binnenunits naar aftakking b T-verbinding voor aftakking c Aflopende gasleiding van aftakking naar buitenunit
a Verbinding b Afgetakte leiding c Hoofdleiding
koelmiddelleidingen
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het vacuümdrogen.
richtlijnen
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van –⁠100,7kPa (−⁠1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie te ontluchten.

6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling

a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B C Klep C
Klep Stand van de klep
Klep A Open Klep B Open Klep C Open Afsluiter vloeistofleiding Gesloten Afsluiter gasleiding Gesloten
OPMERKING
Controleer de binnenunits ook op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen ook open.

6.5.4 Lektest uitvoeren

De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –⁠100,7kPa (–⁠1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2MPa (2bar).
▪ Stel de meterdruk van het hogedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de maximum bedrijfsdruk 4,0MPa (40bar).
▪ Stel de meterdruk van het lagedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de ontwerpdruk van de binnenunit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Page 22
6 Installatie
b
a
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
a Isolatiemateriaal b Afdichtingsmateriaal, enz.

6.7 Koelmiddel bijvullen

6.5.5 Vacuümdrogen

OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar de binnenunits open.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –⁠100,7kPa (–⁠⁠1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht. Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
servicepoort van de vloeistofafsluiter, of eerst een deel koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de buitenunit of laat u ze dicht. Zie
"6.7.4Koelmiddel vullen"op pagina23 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede werking van de unit.

6.6 Koelmiddelleidingen isoleren

Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelleidingaftakkingen
volledig. ▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units). ▪ Houd rekening met de volgende punten bij de bepaling van de
isolatiedikte:
Minimumtemperatuur vloeistofleiding 5°C Minimumtemperatuur gasleiding –20°C
Op de isolatie kan condens ontstaan. ▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.

6.7.1 Over koelmiddel bijvullen

De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel worden bijgevuld.
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de buitenunit (lektest, vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen. 2 Extra koelmiddel bijvullen (op voorhand vullen en/of vullen). 3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenkant.

6.7.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt 2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld, kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay normaal is voordat u de vulprocedures begint (zie
"7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 30). Als een
storingscode wordt weergegeven, zie "11.3Problemen op
basis van storingscodes oplossen"op pagina36.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 23
6 Installatie
p<p
>
N2
C
b c e
a
g
f
d
A B
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv. na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de oorspronkelijke hoeveelheid (zie naamplaatje op de unit) en de berekende extra hoeveelheid koelmiddel in de unit worden gebracht.

6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden

INFORMATIE
Neem contact op met uw dealer voor het finale aanpassen van de hoeveelheid koelmiddel.
Formule: R=[(X1ר9,5)×0,06+(X2ר6,4)×0,02]+A+B
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...2
A+B Parameters A en B
Parameter A:
Bij een totale capaciteit
(a)
van
Dan is A...
koelvitrines van...
<5,0kW 1,1kg
5,0≤x<8,4kW 2,3kg
(a) Capaciteit bij verdampingstemperatuur van –10°C
Parameter B:
Bij een totale capaciteit
(a)
van
Dan is B...
koelblazers van...
<5,0kW 0,6kg
5,0≤x<8,4kW 1,2kg
(a) Capaciteit bij temperatuurverschil
(=verdampingstemperatuur – kamertemperatuur) van 10°C
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm, vervang de gewichtsfactoren in de formule door de waarden in de volgende tabel:
Leiding in inch Leiding in mm
Leiding Gewichtsfactor Leiding Gewichtsfactor
Ø6,4mm 0,02 Ø6mm 0,018 Ø9,5mm 0,06 Ø10mm 0,066

6.7.4 Koelmiddel vullen

Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas verder te vullen via de koelmiddelvulpoort. U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
Koelmiddel vooraf vullen
Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de vloeistofafsluiter om vooraf te vullen zonder draaiende compressor.
1 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
buitenunit en klep A gesloten zijn.
a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B C Klep C
2 Open klep B en C. 3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt vullen, en sluit dan klep B en C.
4 Doe een van de volgende zaken:
Als Dan
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is bereikt
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies van "Kijkglas controleren".
Te veel koelmiddel in het systeem
Verwijder koelmiddel af. Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding. Ga verder met de instructies
van "Kijkglas controleren".
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is nog niet bereikt
Ga verder met de instructies van "Koelmiddel vullen (met
draaiende compressor)".
Kijkglas controleren
Ga als volgt verder wanneer de berekende hoeveelheid extra koelmiddel bereikt is met de instructies van "Koelmiddel vooraf
vullen":
5 Open alle afsluiters van de buitenunit. 6 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina29 en "8Inbedrijfstelling"op pagina33 zijn genomen.
7 Schakel de voeding van de buitenunit in, maar laat de
bedrijfsschakelaar op uit staan (zie "6.8.5 De elektrische
bekabeling op de buitenunit aansluiten"op pagina27).
8 Stel de streefverdampingstemperatuur in met instelling [2‑0] en
[2‑1] (zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina31).
9 Schakel de voeding van de binnenunits in. 10 Schakel de bedrijfsschakelaar in.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op pagina24 en los de storing op zoals beschreven.
▪ Schakel de bedrijfsschakelaar UIT om het handmatig
bijvullen van koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve stand.
11 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra koelmiddel bij zoals beschreven in de instructies van "Koelmiddel vullen (met draaiende compressor)", maar NIET meer dan 10% van de berekende hoeveelheid extra koelmiddel (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
moet worden"op pagina23).
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
Page 24
6 Installatie
b
a
c d
p<p
>
N2
C
b c e
a
g
f
d
A B
b
a
c d
c
b
a
12 Schakel de bedrijfsschakelaar uit.
Koelmiddel vullen (met draaiende compressor)
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de buitenunit te gebruiken.
13 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
14 Draai de gasleidingafsluiter helemaal open en regel het openen
van de vloeistofleidingafsluiter.
15 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina29 en "8Inbedrijfstelling"op pagina33 zijn genomen.
16 Schakel de voeding van de buitenunit in, maar laat de
bedrijfsschakelaar op uit staan (zie "6.8.5 De elektrische
bekabeling op de buitenunit aansluiten"op pagina27).
17 Stel de streefverdampingstemperatuur in met instelling [2‑0] en
[2‑1] (zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina31).
18 Schakel de voeding van de binnenunits in. 19 Schakel de bedrijfsschakelaar in.
Gevolg: De unit begint te werken.
20 Open klep B en C. 21 Vul koelmiddel bij tot de resterende berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is bereikt (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel
koelmiddel bijgevuld moet worden"op pagina23), en sluit dan
klep C en B.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas
b Vol vloeistof
c Een weinig schuim in de vloeistof
d Veel schuim in de vloeistof
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B C Klep C
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op pagina24 en los de storing op zoals beschreven.
▪ Schakel de bedrijfsschakelaar UIT om het handmatig
bijvullen van koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve stand.
INFORMATIE
▪ Wanneer de koelmiddelfles nog maar weinig
koelmiddel bevat, daalt de interne druk in de fles, waardoor de unit niet kan worden gevuld, ook niet wanneer u het openen van de vloeistofleidingafsluiter bijregelt. Vervang in dat geval de fles door een andere fles met meer koelmiddel.
▪ Als de leidinglengte te lang is, kan het
beschermingssysteem in werking treden bij het bijvullen van koelmiddel met volledig gesloten vloeistofleidingafsluiter, waardoor de unit wordt stilgelegd.
22 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra koelmiddel bij, maar NIET meer dan 10% van de berekende hoeveelheid extra koelmiddel (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel
koelmiddel bijgevuld moet worden"op pagina23).
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel) X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas b Vol vloeistof c Een weinig schuim in de vloeistof d Veel schuim in de vloeistof
23 Schakel de bedrijfsschakelaar uit.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel (vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt, wordt de compressor beschadigd.
OPMERKING Schroefdraadborgmiddel. Breng schroefdraadborgmiddel
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de servicepoort weer aanbrengt. Anders kan er condenswater binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg: Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de compressor.
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan) b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel

6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, stuurt X3M een voorzichtig-signaal (C/C1) of waarschuwingssignaal (C/ W1), en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep B en C. Controleer de storingscode en neem de overeenkomstige maatregelen, "11.3 Problemen op basis van storingscodes
oplossen"op pagina36.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 25
6 Installatie
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
= =
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d e
H1P
S2T
E1H
K1M
S1T
Y1S
Ry 0
S2T
NC
TeS1
No
T1
T1
E1H
Ry0
Ry 1
K1M
S1T
H1P
P1 P2W1C C1 R
X3M
X1M
L2
N
L1
L3
B
X2M
A DC F1 F2
Ry 0
Ry 0 K1M
Ry 0
Ry 0
Ry 0 K1M
Ry 1
Y1S
3D111889
A
e
c
a
b
i
j
k
h
f
b
d
B
B
b
b
g

6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen bevestigen

1 Vul de label als volgt in:
a Indien bij de unit een meertalig label voor gefluoreerde
broeikasgassen wordt geleverd (zie accessoires), haalt u de juiste taal eraf en plakt u het bovenop a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel d Totale hoeveelheid koelmiddelvulling e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = aardopwarmingsvermogen
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
gas- en vloeistofafsluiters.

6.8 De elektrische bedrading aansluiten

6.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
2 De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit (voeding,
schakelaar bediening op afstand, schakelaar geluidsarme stand, outputsignalen en opties).
3 De hoofdvoeding aansluiten.
Lokale bedrading: Overzicht
Lokale bedrading bestaat uit het volgende:
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
A Buitenunit B Binnenunit
a Naar buitenunit b Aardlekschakelaar c Inlaat hoogspanningsbedrading d Besturingsplaat (lokaal te voorzien) e Voorzichtig-label
f Waarschuwingslabel g Draaien-label h Werkingssignaal
i Aarde
j Schakelaar bediening op afstand k OFF: normale stand
T1 Timer
RY0, RY1 Relais
ON: geluidsarme stand
H1P Ontdooi-indicator
K1M Contactgever ontdooiverwarming
E1H Ontdooiverwarming
S1T Thermostaat regeling binnentemperatuur S2T Thermostaat voltooiing ontdooien
Y1S Elektromagnetische klep
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
Page 26
6 Installatie
3N~ 50 Hz 380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
d e
g h i j
f
b
c
BA C F1 F2
X2MX3M
DC C1 W1 R P1 P2
OPMERKING
▪ De lokale bedrading mag niet in contact komen met de
interne leidingen om te voorkomen dat de bedrading beschadigd wordt door hete leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet loskomen.

6.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading

a Aardlekschakelaar
b Zekering
c Voeding (inclusief aarding) (ommantelde kabel)
d Schakelaar geluidsarm
e Schakelaar bediening op afstand
f Transmissie g Voorzichtig-label h Waarschuwingslabel
i Draaien-label j Werkingssignaal
OPMERKING
De bedieningsoutput P1/P2 van de buitenunit moet worden aangesloten op alle elektromagnetische kleppen die stroomopwaarts van de expansiekleppen van de binnenunit zijn geïnstalleerd. Deze aansluiting is vereist omdat de buitenunit de elektromagnetische kleppen moet kunnen regelen bij het opstarten (om te voorkomen dat er vloeibaar koelmiddel in de compressor terechtkomt) en bij het terugstromen van olie.
OPMERKING Schakelaar bediening op afstand. De unit is in de fabriek
uitgerust met een bedrijfsschakelaar waarmee de unit AAN/UIT kan worden geschakeld. Om de buitenunit op afstand AAN/UIT te schakelen is een schakelaar voor bediening op afstand vereist. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12V DC). Sluit aan op X2M/C+D, en stel in op "Remote ".
OPMERKING Schakelaar geluidsarm. Als u de geluidsarme stand op
afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑18]), dan moet een schakelaar geluidsarme werking worden geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12VDC). Sluit aan op X2M/A+B.
OPMERKING Outputsignalen. De buitenunit is voorzien van een klem
(X3M) die 4 verschillende signalen kan genereren. Het signaal is 220~240VAC. De maximale belasting voor alle signalen is 0,5 A. De unit output een signaal in de volgende gevallen:
▪ C/C1: voorzichtig-signaal – aansluiting aanbevolen –
wanneer zich een fout voordoet die de werking van de unit niet stillegt.
▪ C/W1: waarschuwing-signaal aansluiting
aanbevolen – wanneer zich een fout voordoet die de werking van de unit stillegt.
▪ R/P2: draaien-signaal – aansluiting optioneel –
wanneer de compressor draait.
▪ P1/P2: bedrijf-signaal – aansluiting verplicht –
wanneer de elektromagnetische klep van de binnenunit wordt gestuurd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten moeten worden geïnstalleerd door een erkend elektricien en moeten voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Zet de unit NIET aan vooraleer de koelmiddelleiding voltooid is. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 27
6 Installatie
b
c
a
b a
cb
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B
a b
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal
het systeem niet werken.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en
kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder NOOIT een thermistor, sensor, enz. wanneer u
de voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit.
(Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan
de compressor defect raken.)
OPMERKING
▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde
polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product. Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet gedetecteerd tijdens de normale werking van het product.
▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om
het product uit te schakelen wanneer het zich bij het opstarten ongewoon gedraagt.
▪ Vervang 2 van de 3 fasen (L1, L2 en L3) wanneer het
beveiligingscircuit tegen omgekeerde polariteit is geactiveerd.

6.8.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt. ▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de uitbreekopeningen te voorkomen.
a Uitbreekopening b Braam c Afdichting, enz.

6.8.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten: ▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype Methode
Éénaderige draad
a Éénaderige draad met open lus b Schroef c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem b Schroef c Platte sluitring O Toegelaten X Niet toegelaten
Aanhaalmomenten
Bedrading Schroefmaat Aanhaalmoment
(N•m)
X1M: voedingsbedrading
M5 2,2~2,7
(voeding + afgeschermde aarding)
X2M: schakelaar
M3,5 0,8~0,97 bediening op afstand, schakelaar geluidsarme werking en transmissie­output
X3M: outputsignalen M4 2,39~2,91

6.8.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit aansluiten

OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina15.
2 Strip de isolatie (20mm) van de draden af.
a Strip de draad tot aan dit punt b Als te veel draad wordt gestript, kan dit tot elektrische
schokken of lekkages leiden.
3 Sluit de schakelaar bediening op afstand als volgt aan:
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
Page 28
6 Installatie
BA C F1 F2
X2M
D
BA C F1 F2
X2M
D
BA C F1 F2
X2M
D
C1C W1 R P1 P2
a b c d
3N~ 50 Hz 380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
b
c
OPMERKING Schakelaar bediening op afstand. De unit is in de fabriek
uitgerust met een bedrijfsschakelaar waarmee de unit AAN/UIT kan worden geschakeld. Om de buitenunit op afstand AAN/UIT te schakelen is een schakelaar voor bediening op afstand vereist. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12V DC). Sluit aan op X2M/C+D, en stel in op "Remote ".
4 Sluit de schakelaar geluidsarme werking als volgt aan:
Outputsignaal Richtlijn Bedrijfssignaal Aansluiting verplicht.
Sluit het bedrijfssignaal aan op de elektromagnetische kleppen die stroomopwaarts van de expansiekleppen van de binnenunit zijn geïnstalleerd. De buitenunit regelt het openen van de elektromagnetische klep:
▪ Tijdens het opstarten, om
te voorkomen dat er vloeibaar koelmiddel in de compressor terechtkomt.
▪ Tijdens het terugstromen
van olie.
Zie "Lokale bedrading:
Overzicht"op pagina25 voor
meer informatie.
OPMERKING Schakelaar geluidsarm. Als u de geluidsarme stand op
afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑18]), dan moet een schakelaar geluidsarme werking worden geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor microstroom (≤1mA, 12VDC). Sluit aan op X2M/A+B.
5 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan als u de modbus-
communicatiekast wilt aansluiten:
6 Sluit de bedrading als volgt aan op de klem van de
outputsignalen (X3M):
a Voorzichtig-label
b Waarschuwingslabel
c Draaien-label
d Werkingssignaal
▪ Let op de volgende richtlijnen:
Outputsignaal Richtlijn Voorzichtig- en
Waarschuwingssignaal
Aansluiting aanbevolen wanneer systeemstoringen waarschijnlijk zijn.
Draaien-signaal Aansluiting optioneel.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Sluit de voeding nooit aan op klemmenblok X2M of X3M. Anders kan het hele systeem onklaar raken.
OPMERKING Outputsignalen. De buitenunit is voorzien van een klem
(X3M) die 4 verschillende signalen kan genereren. Het signaal is 220~240VAC. De maximale belasting voor alle signalen is 0,5 A. De unit output een signaal in de volgende gevallen:
▪ C/C1: voorzichtig-signaal – aansluiting aanbevolen –
wanneer zich een fout voordoet die de werking van de unit niet stillegt.
▪ C/W1: waarschuwing-signaal aansluiting
aanbevolen – wanneer zich een fout voordoet die de werking van de unit stillegt.
▪ R/P2: draaien-signaal – aansluiting optioneel –
wanneer de compressor draait.
▪ P1/P2: bedrijf-signaal – aansluiting verplicht –
wanneer de elektromagnetische klep van de binnenunit wordt gestuurd.
7 Sluit de voeding als volgt aan:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
a Aardlekschakelaar b Zekering c Voedingskabel
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 29

7 Configuratie

X1M
X3M
X2M
a
b
c
a
b
a
b
2
1
a b c d e
A B
2
1
OPMERKING
Houd de kabels uit de buurt van de linker onderhoudsafsluiter en de leidingen. De klep en de leidingen kunnen heel warm worden en de kabels beschadigen.
8 Maak de kabels vast met kabelbinders.
Aansluiten op het frame
10 Breng het servicedeksel weer aan. Zie "6.9.1 De buitenunit
sluiten"op pagina29.
11 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.
Voor kabels die uit de unit komen, kan een beschermende mantelbuis worden aangebracht in de uitbreekopening.
Bescherm de kabels met plastic buizen om te voorkomen dat de rand van de uitbreekopening in de kabels snijdt wanneer u geen mantelbuis gebruikt.
A Binnenkant van de buitenunit B Buitenkant van de buitenunit a Draad b Bus c Moer d Frame e Slang

6.9 De installatie van de buitenunit voltooien

6.9.1 De buitenunit sluiten

a Voeding (inclusief aarding) b Outputsignalen c Schakelaar bediening op afstand, schakelaar geluidsarme
werking, transmissie
9 Geleid de bedrading door het frame en sluit ze erop aan.
Door het frame geleiden
a Voedingskabel en kabels outputsignaal b Kabel schakelaar bediening op afstand,
kabel schakelaar geluidsarme werking en transmissiekabel
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel van 4,1N•m NIET overtreft.
7 Configuratie
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07

7.1 Overzicht: Configuratie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over: ▪ Lokale instellingen uitvoeren
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Page 30
7 Configuratie
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P H8P
A1P
A2P
X1M
X3M
X2M
MULTIDEMANDL.N.O.P.SLAVEMASTERIND
TEST/
HWL
MODE
H1P
H2P H3P H4P H5P H6P H7P
- + + + + +
[
H1P
32 16 8 4 2 1]
+ + + + +0 0 0 0 0 1
+ + + + +0 0 8 0 0 0
10~12 min
b
c
a
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

7.2 Lokale instellingen uitvoeren

7.2.1 Over lokale instellingen

INFORMATIE
De led's en knoppen zitten in de buitenmodule (niet in de watermodule).
Om de condensatie-unit te configureren, is een input naar de hoofdprintplaat van de buitenunit (A1P) vereist. Hierbij worden de volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat ▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en
waarde. Voorbeeld: [2‑1]=2.
PC-configurator
Verschillende lokale instellingen voor de inbedrijfstelling kunnen ook worden ingesteld met behulp van een pc-interface (dit vereist optie EKPCCAB). De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op pc voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit" op
pagina33.
Stand 1 en 2
Stand Beschrijving
Stand 1 (controle
instellingen)
Stand 2 (lokale instellingen)

7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen

Zie "6.2.2De buitenunit openen"op pagina15.

7.2.3 Componenten voor lokale instellingen

Stand1 kan worden gebruikt voor het controleren van de actuele situatie van de buitenunit. U kunt tevens de inhoud van sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van lokale instellingen van het systeem. U kunt de actuele waarde van de lokale instelling raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van lokale instellingen de normale werking worden hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt voor speciale werking. In dat geval moet de speciale functie worden afgebroken alvorens de normale werking kan herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de volgende verklaringen.
BS1~BS5 Drukknoppen H1P~H7P 7segmentendisplay
H8P Led voor weergave tijdens initialisering
) UIT ( ) Knippert ( )
AAN (
Drukknoppen
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder stroom zou aanraken.
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus BS2 SET: Voor lokale instelling BS3 RETURN: Voor lokale instelling BS4 Niet gebruikt BS5 Niet gebruikt
7segmentendisplay
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden als [Stand-Instelling]=Waarde.
H1P Geeft de stand weer
H2P~H7P Geeft de instellingen en waarden weer, weergegeven in
binair
H8P NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar wel tijdens
initialisatie
Voorbeeld:
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
Stand 1
(H1P knippert)
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 1
(H2P~H7P = binair 1)
(in stand 2)
Waarde 8
(H2P~H7P = binair 8)
(in stand 2)

7.2.4 Stand 1 of 2 activeren

Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
Schakel de voeding van de buitenunit in. Nadat het systeem geïnitialiseerd is, ziet het display er als volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
Componenten voor lokale instellingen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
OPMERKING
De DIP-schakelaar (DS1 op A1P) wordt niet gebruikt. Verander de fabrieksinstelling NIET.
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 31
7 Configuratie
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
BS1 [5 s]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
a Inschakelen b Standaardsituatie c Led-aanduiding in het geval van een storing
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven, controleer dan de storingscode. Los de aangegeven storing op.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1 en stand2.
a Standaardsituatie (H1P UIT) b Stand 1 (H1P knippert) c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.

7.2.5 Gebruik van stand 1

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen.
Zie "7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen"op
pagina31.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
Zie "11.3.1 Storingscodes van recentste storingen weergeven" op
pagina36.
# Actie Knop/display
4 Selecteer waarde 8 (=+3°C).
a: Geef de huidige waarde weer.
b: Blijf veranderen tot de led­aanduiding overeenstemt met de leds in "7.2.8Stand 2:
Lokale instellingen"op pagina31. ("X×" hangt af
van de huidige waarde en de waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het systeem in.
d: Bevestig. Het systeem begint te werken volgens de instelling.
5 Verlaat stand 2.

7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen.
7segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
De foutcodestatus kan worden uitgelezen:
Situatie Led-aanduiding
Standaard Fout

7.2.6 Gebruik van stand 2

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand 2
Stel de waarde van instelling [2‑1] (= T streefverdampingstemperatuur) als volgt fijn af op 8 (=+3°C):
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 2.
3 Selecteer instelling 1.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
(= binair 1)
7segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
(
[1‑14]
e
Geeft de recentste storingscode aan.
[1‑15] Geeft de op 1 na laatste
storingscode aan. [1‑16]
Geeft de op 2 na laatste storingscode aan.
Instelling
)
Waarde / Beschrijving
Zie "11.3Problemen op basis
van storingscodes oplossen"op pagina36 voor meer informatie.

7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. De led's geven de instelling en de waarde in binaire vorm weer.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
Page 32
7 Configuratie
Instelling
(= binair)
[2‑0] Te-streefverdampingstemperatuur. Met deze instelling kan de streefverdampingstemperatuur in
stappen van 5K worden ingesteld.
[2‑1] Te fijn afstellen van de verdampingstemperatuur. Met deze instelling kan de met [2‑0] ingestelde
streefverdampingstemperatuur fijn worden afgesteld in stappen van 1K.
[2‑6] Adres van de buitenunit voor communicatie met de Modbus-
communicatiekast (BRR9A1V1). Voor meer informatie, zie de installatiehandleiding van de Modbus-
communicatiekast.
[2‑13] Correctie van verdampingstemperatuur tijdens geluidsarme
werking. Met deze instelling kan de met [2‑0] en [2‑1] ingestelde
streefverdampingstemperatuur worden gecorrigeerd voor geluidsarme werking (zie instelling [2‑18])
[2‑17] Regeling van ventilator- en compressorsnelheid tijdens
geluidsarme werking. Met deze instelling kan de maximale ventilator- en
compressorsnelheid worden ingesteld voor geluidsarme werking (zie instelling [2‑18]).
[2‑18] Geluidsarme werking Met deze instelling kan één van drie geluidsarme werkingsstanden
worden geselecteerd. De geluidsarme stand kan worden geactiveerd door het contact tussen klem X2M/A en X2M/B in te schakelen. Zie instelling [2‑13] en [2‑17] voor het instellen van parameters voor de geluidsarme niveaus'.
Waarde
(standaard)
(standaard)
(standaard)
Geluidsarm niveau 1
(standaard)
Geluidsarm niveau 2 Geluidsarm niveau 3 Geluidsarm niveau 4 Geluidsarm niveau 5
Correctie van verdampingstemperatuur (alleen
(standaard)
instelling [2-13] is van toepassing)
Regeling van ventilator- en
compressorsnelheid (alleen instelling [2-17] is
Correctie streeftemperatuur en regeling van
ventilator- en compressorsnelheid (zowel
instelling [2-13] als [2-17] is van toepassing)
Beschrijving
–10°C
–20°C –15°C
–5°C
0°C 5°C
+0°C
+1°C +2°C +3°C +4°C
Adres niet ingesteld
Adres 1 Adres 2 Adres 3 Adres 4 Adres 5
Adres 63
+1°C
+2°C +3°C +4°C
+5°C +10°C +15°C +20°C
+0°C +25°C
van toepassing)
INFORMATIE
Bij LRMEQ3-buitenunits hebben de geluidsarme niveaus 2, 3 en 4 eenzelfde geluidsverlagend effect.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 33

8 Inbedrijfstelling

a
b
X41A
A1P
2
345
H JS T

7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit

a Pc b Kabel (EKPCCAB)
X41A Connector
A1P Hoofdprintplaat buitenunit
8 Inbedrijfstelling

8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in: 1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren. 2 Proefdraaien. 3 Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4 Gebruik van het systeem.

8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de buitenunit, maar ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op. Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.

8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in hoofdstuk "6.8 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina25 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het hoofdstuk "5.4.1 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina14 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte leidingen.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
Page 34

9 Aan de gebruiker overhandigen

b
a
c d
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de achterkant van het voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).

8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Proefdraaien.

8.4.1 Over proefdraaien

Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem.

8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)

1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina30.
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
3 Schakel de bedrijfsschakelaar (schakelaar bediening op
afstand) van de buitenunit IN.
4 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra koelmiddel bij, maar NIET meer dan 10% van de berekende hoeveelheid extra koelmiddel (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel
koelmiddel bijgevuld moet worden"op pagina23).
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas
b Vol vloeistof
c Een weinig schuim in de vloeistof
d Veel schuim in de vloeistof
5 Controleer of de binnenunit koude lucht uitblaast en of de
temperatuur in de ruimte/koelvitrine daalt.
6 Schakel de bedrijfsschakelaar (schakelaar bediening op
afstand) van de buitenunit UIT.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
VOORZICHTIG
Schakel de voeding NIET uit door de voeding rechtstreeks te onderbreken. Mogelijk gevolg:
▪ Misschien zal de automatische herstartfunctie van de
unit de werking automatisch hervatten wanneer de voeding weer is aangesloten.
▪ Slechte werking compressor.
7 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
Beëindiging Beschrijving
Normaal beëindigd
Abnormaal beëindigd
Zie "8.4.3Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina34 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer het proefdraaien is voltooid, kan de normale werking beginnen.

8.4.3 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien

Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storing is. Voer in het geval van een storing in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen (zie "11.3.2Storingcodes:
Overzicht" op pagina36). Laat het systeem opnieuw proefdraaien
en controleer of de storing is opgelost.
INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, stuurt X3M een voorzichtig-signaal (C/C1) of waarschuwingssignaal (C/ W1), en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.

8.4.4 Gebruik van de unit

Na de installatie en het proefdraaien van de buitenunit en binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
9 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven in deze handleiding.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.

10 Onderhoud en service

OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 35

11 Opsporen en verhelpen van storingen

C–
C+
A1P
A2P
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000

10.1 Overzicht: Onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Koelmiddelaftapprocedure

10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen

Bij service aan inverter-apparatuur:
1 Open het deksel van de elektrische componentenkast pas 10
minuten na het uitschakelen van de voeding.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding met een tester en controleer of de spanning van de condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
5 Steek de verbindingsstekker na de servicewerkzaamheden
opnieuw in. Anders wordt storingscode E7 aangegeven en is de normale werking niet mogelijk.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant van het servicedeksel.
Kijk uit voor de ventilator. De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk. Schakel altijd de hoofdschakelaar uit en verwijder de zekeringen uit het besturingscircuit in de buitenunit.

10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten: ▪ De warmtewisselaar van de buitenunit. De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt raken door stof,
vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere prestaties als gevolg.
11 Opsporen en verhelpen van
storingen

11.1 Overzicht: Probleemoplossing

Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.

11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

WAARSCHUWING
▪ Controleer steeds of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
4 Trek de verbindingsstekkers voor de ventilatormotoren in de
buitenunit uit voordat u begint met servicewerkzaamheden aan de inverterapparatuur. Raak geen onderdelen onder stroom aan. (Als een ventilator draait door de sterke wind, kan hierdoor een spanning in de condensator of in het hoofdcircuit worden opgeslagen en een elektrische schok veroorzaken.)
Verbindingsstekkers X106A voor M1F
X107A voor M2F
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
Page 36
11 Opsporen en verhelpen van storingen

11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen

INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, stuurt X3M een voorzichtig-signaal (C/C1) of waarschuwingssignaal (C/ W1), en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
U kunt de storingscodes van de laatste 3 storingen weergeven met behulp van de drukknoppen en het 7‑segmentendisplay (zie
"7.2.3 Componenten voor lokale instellingen" op pagina 30).
Storingscodes bestaan uit 2 tekens (bijvoorbeeld: E3). Nadat u het probleem hebt opgelost, schakel de bedrijfsschakelaar
UIT en IN om de storing te resetten, en probeer opnieuw.

11.3.1 Storingscodes van recentste storingen weergeven

# Actie Display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 1. BS1
[1×]
3 Selecteer een storing.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
BS2
Mogelijke storingen:
[X×]
[1‑14] Laatste storing:
[1‑15] Voorlaatste storing:
[1‑15] Op 2 na laatste storing:
# Actie Display
4 Geef het eerste teken
van de storingscode weer.
BS3
Mogelijke tekens:
[1×]
E: H: F: J: L: P: U:
5 Geef het tweede
teken van de storingscode weer.
BS2
Mogelijke tekens:
[1×]
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9: A: C:
6 Verlaat stand 1. BS1
[1×]

11.3.2 Storingcodes: Overzicht

Code Beschrijving Criteria Aantal
Abnormaal hoog drukpeil Hogedrukschakelaar ≥4,0MPa (40bar) 0 Waarschuwing▪De afsluiters zijn dicht
Hogedruksensor ≥3,55MPa (35,5bar) 3 Waarschuwing
Vergrendeling inverter­compressormotor
Storing ventilatormotor buitenunit Onregelmatig draaien van 1 ventilatormotor 4 Voorzichtig Storing ventilatormotor:
Storing elektronische expansieklep
Abnormale temperatuur persleiding
Natte werking van koelaanzuigleiding
Natte werking van inspuitleiding Aanzuigoververhitting ≥5K EN
Fout 3 sensoren Wanneer 3 of meer sensoren een probleem
Fout positiesignaal 4 Waarschuwing▪De afsluiters zijn dicht
Onregelmatig draaien van 2 ventilatormotoren 4 Waarschuwing
Geen continuïteit spoel elektronische expansieklep
Temperatuur persleiding >150°C 0 Waarschuwing▪Te weinig koelmiddel ▪
Temperatuur persleiding >120°C gedurende 70 seconden aan één stuk of langer
Temperatuur persleiding >125°C gedurende 30 seconden aan één stuk of langer
Temperatuur persleiding >130°C
Temperatuur persleiding >110°C EN Y1E ≥450pls, gedurende 60 seconden aan één stuk
Aanzuigoververhitting <5K EN persoververhitting <15K EN perstemperatuur <60°C, gedurende 10 minuten aan één stuk
Naast de voormelde voorwaarden (voor voorzichtig): persoververhitting <15K gedurende 6 uur
persoververhitting <15K EN perstemperatuur <60°C, gedurende 90 minuten aan één stuk
Naast de voormelde voorwaarden (voor voorzichtig): persoververhitting <15K gedurende 6 uur
detecteren
Outputsignaal Oorzaak Oplossing
keer
opnieuw
proberen
0 Waarschuwing Storing elektronische expansieklep: Y1E -
14 Waarschuwing
1 Voorzichtig 3 Waarschuwing
0 Voorzichtig
0 Waarschuwing
0 Voorzichtig
0 Waarschuwing
0 Waarschuwing▪Slechte aansluiting van sensor
Te veel koelmiddel in het systeem
Verkeerde bedrading
M1F - A2P (X106A)
M2F - A2P (X107A)
A1P (X21A)
Defecte persthermistor of printplaat buitenunit
Verstopte expansieklep voor inspuiting
Overmatige rijpvorming aan binnenunitzijde
Verkeerde selectie van afsluiters
Defecte expansieklep, aanzuigleidingthermistor of uitlaatthermistor onderkoelingwarmtewisselaar
Te veel koelmiddel
Defecte sensor of printplaat buitenunit
Open de gas- en vloeistofafsluiters
Herbereken de extra hoeveelheid koelmiddel en verwijder een eventueel teveel aan koelmiddel met koelmiddelverwijdersysteem
Open de gas- en vloeistofafsluiters
Controleer juiste ▪
Fasevolgorde
Bedrading
Controleer stelaandrijving of aansluiting op printplaat
Controleer stelaandrijving of aansluiting op printplaat
Vul extra koelmiddel bij
Vervang defect onderdeel
Verhelp de verstopping
Regel de ontdooicyclus
Selecteer het juiste type expansieklep
Vervang defect onderdeel
Pas de hoeveelheid koelmiddel aan
Sluit de sensor juist aan
Vervang defect onderdeel
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 37

12 Als afval verwijderen

Code Beschrijving Criteria Aantal
Storing hogedrukschakelaar Geen continuïteit van hogedrukschakelaar 0 Waarschuwing▪Slechte aansluiting van schakelaar
Storing signaal buitenventilatormotor
Storing buitenluchtthermistor Open keten of kortsluiting 0 Voorzichtig
Storing persthermistor Open keten of kortsluiting 0 Waarschuwing▪Slechte aansluiting van sensor
Storing aanzuigthermistor Open keten of kortsluiting 0 Voorzichtig
Storing thermistor warmtewisselaarinlaat
Storing thermistor warmtewisselaaruitlaat
Storing hogedruksensor Open keten of kortsluiting 0 Voorzichtig
Storing lagedruksensor Open keten of kortsluiting 0 Waarschuwing▪Slechte aansluiting van sensor
Storing inverter-printplaat Fout IGBT 0 Waarschuwing▪Defecte printplaat inverter
Stijging stralingslameltemperatuur 93°C 9 Waarschuwing▪Stijging lameltemperatuur door storing
Momentoverstroom inverter­compressor
Overstroom inverter-compressor ≥16,1A 9 Waarschuwing —
Storing opstarten defecte inverter­compressor
Transmissiefout tussen besturingsprintplaat en inverter­printplaat
Spanningsonbalans inverter­compressor
Stralingslamel thermistor Open keten of kortsluiting in thermistor
Omgekeerde fase / open fase Omgekeerde fase of open fase 0 Waarschuwing Verkeerde aansluiting van fasevolgorde op
Abnormale voedingsspanning inverter-compressor
Abnormale positie van signaal van 1 ventilatormotor
Abnormale positie van signaal van 2 ventilatormotoren
Open keten of kortsluiting 0 Waarschuwing▪Slechte aansluiting van sensor
Open keten of kortsluiting 0 Waarschuwing▪Slechte aansluiting van sensor
9 Waarschuwing —
4 Waarschuwing —
Transmissie mislukt tussen hoofdprintplaat en inverter-printplaat
9 Waarschuwing Asymmetrische voedingsspanning Controleer of voeding binnen bereik is
stralingslamel
9 Waarschuwing Te lage voedingsspanning Zorg voor een voldoende hoge
Outputsignaal Oorzaak Oplossing
keer
opnieuw
proberen
Defecte schakelaar of printplaat buitenunit
4 Voorzichtig
4 Waarschuwing
OnbegrensdVoorzichtig Defecte aansluiting tussen hoofdprintplaat
OnbegrensdVoorzichtig Defecte stralingslamelthermistor, inverter-
Abnormaal signaal ventilatormotor (circuitfout)
Defecte, kortgesloten of losgekoppelde connector van verbindingskabel ventilatormotor
Defecte printplaat inverter
Slechte aansluiting van sensor
Defecte sensor
Defecte sensor
Slechte aansluiting van sensor
Defecte sensor
Defecte sensor
Defecte sensor
Slechte aansluiting van sensor
Defecte sensor
Defecte sensor
inverter
Stijging lameltemperatuur door kortsluiting
Storing lamelthermistor
en inverter-printplaat
printplaat, inverter-compressor of ventilatormotor
voedingsklem X1M
Sluit de schakelaar juist aan
Vervang defect onderdeel
Controleer juiste aansluiting
Vervang de ventilatormotor
Vervang de printplaat inverter
Sluit de sensor juist aan
Vervang defect onderdeel
Sluit de sensor juist aan
Vervang defect onderdeel
Sluit de sensor juist aan
Vervang defect onderdeel
Sluit de sensor juist aan
Vervang defect onderdeel
Sluit de sensor juist aan
Vervang defect onderdeel
Sluit de sensor juist aan
Vervang defect onderdeel
Sluit de sensor juist aan
Vervang defect onderdeel
Controleer op externe oorzaken (bijv. Elektromagnetische interferentie) of vervang de inverter-printplaat.
Verwijder eventuele voorwerpen die de luchtstroom naar de buitenunit blokkeren
Controleer aansluiting op printplaat
Vervang defect onderdeel
Vervang defect onderdeel
Vervang defect onderdeel
Controleer of de fasevolgorde op X1M juist is
voedingsspanning
12 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
37
Page 38

13 Technische gegevens

1+2
1
A~E
a b c d e e
B
e
D
HBHDH
U
(mm)
a
b
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
H
B
H
U
H
D
B ≥100 A, B, C ≥100 ≥100 ≥100 B, E ≥100 ≥1000 ≤500 A, B, C, E ≥150 ≥150 ≥150 ≥1000 ≤500 D ≥500 D, E ≥1000 ≥1000 ≤500 B, D ≥100 ≥500 B, D, E HB<HDHB≤½H
U
≥250 ≥750 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥250 ≥1000 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥100 ≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HD≤H
U
≥200 ≥1000 ≥1000 ≤500
HD>H
U
≥200 ≥1700 ≥1000 ≤500
H
U
a
b
≥100
≥100
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
H
B
H
D
A, B, C ≥200 ≥300 ≥1000 A, B, C, E ≥200 ≥300 ≥1000 ≥1000 ≤500 D ≥1000 D, E ≥1000 ≥1000 ≤500 B, D HD>H
U
≥300 ≥1000
HD≤½H
U
≥250 ≥1500
½HU<HD≤H
U
≥300 ≥1500
B, D, E HB<HDHB≤½H
U
≥300 ≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥300 ≥1250 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥250 ≥1500 ≥1000 ≤500
½HU<HD≤H
U
≥300 ≥1500 ≥1000 ≤500
HD>H
U
≥300 ≥2200 ≥1000 ≤500
13 Technische gegevens
Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

13.1 Serviceruimte: Buitenunit

Wanneer u units naast elkaar installeert, moeten de leidingen langs voor, langs achter of langs onder worden gevoerd. In dat geval kunnen de leidingen niet langs de zijkant worden gevoerd. Voorzie een ruimte van ≥250mm tussen de units (in plaats van ≥100mm zoals hieronder afgebeeld) wanneer de units naast elkaar worden geïnstalleerd en de leidingen langs achter worden gevoerd.
Eén unit (
) | Eén rij units ( )
A,B,C,D Hindernissen (muren/geleideplaten)
E Hindernis (dak)
a,b,c,d,e Minimum serviceruimte tussen de unit en hindernissen A, B, C, D en E
eBMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis B eDMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis D
HUHoogte van de unit
HB,HDHoogte van hindernis B en D
1 Dicht de onderkant van het installatieframe af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de
2 Maximaal twee units kunnen worden geïnstalleerd.
aanzuigzijde.
Niet toegelaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
LRMEQ3+4BY1
Page 39
Meerdere rijen units ( )
b (mm)
HB≤½H
U
b≥250
½HU<HB≤H
U
b≥300
HB>H
U
HBH
U
≥1000
≥200
≥2000
≥100
≥3000
≥600
≥1500
b
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
H
B
H
U
A1
B1
A2
B2
A2
≥1000
A2
≥300
≥100
≥100
≥100
≥300
≥100
≥100
B2
≥100
≥1000
B2
Gestapelde units (max. 2 niveaus) ( )
13 Technische gegevens
A1=>A2 (A1) Bij gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units…
(A2) Installeer een dak tussen de bovenste en onderste units. Installeer de bovenste unit hoog genoeg boven de onderste unit om te voorkomen dat er zich een ijslaag gaat vormen op de onderplaat van de bovenste unit.
B1=>B2 (B1) Als er geen gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units is…
(B) Een dak is niet nodig, maar dicht de ruimte tussen de bovenste en onderste units af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de aanzuigzijde.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
Page 40
13 Technische gegevens
R4T
R1T
R2T
R6T
R3T
Y1E
S1NPL
S1PH
R5T
S1NPH
M1C
M
a
c
d
b
c
d
n
c
k
l
e
j
f
i
m
h
g
f

13.2 Leidingschema: Buitenunit

a Afsluiter (gas)
b Afsluiter (vloeistof)
c Filter
d Servicepoort
e Terugslagklep
f Onderhoudsafsluiter g Vloeistofreservoir h Warmtewisselaar
i Olieafscheider j Verdeler
k Warmtewisselaar met dubbele buis
l Propellerventilator
m Kijkglas
n Capillaire buis
M1C Compressor
R1T Thermistor (lucht) R2T Thermistor (pers) R3T Thermistor (aanzuiging) R4T Thermistor (Vloeistofleiding) R5T Thermistor (Uitlaat onderkoelingwarmtewisselaar) R6T Thermistor (Inlaat onderkoelingwarmtewisselaar)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1E Elektronische expansieklep (Onderkoeling)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 41

13.3 Bedradingsschema: Buitenunit

15
**
/12.2
1
Het bedradingsschema is bij de unit geleverd, op de binnenkant van het servicedeksel.
Symbolen:
Engels Vertaling
Symbols Symbolen X1M Hoofdaansluitklem
Aardingsbedrading Draad nummer 15
Lokale draad Lokale kabel Aansluiting ** gaat verder op
pagina 12 kolom 2 Verschillende
bedradingsmogelijkheden Optie
Niet gemonteerd in schakelkast Bedrading afhankelijk van het
model Printplaat
Opmerkingen:
1 Symbols: zie hoger. 2 Zie de montagehandleiding of servicehandleiding voor het
gebruik van de drukknoppen BS1~BS4 en de DIP­schakelaars DS1‑1~DS1‑2.
3 Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
functioneren.
4 Dit contact heeft een capaciteit van 220~240VAC – 0,5A
(totaal van output voorzichtig, waarschuwing, draaien en bedrijf).
5 De begininstelling is "0" (UIT). Stel in op "1" (AFSTAND) of
"2" (AAN) voor werking.
6 Om de schakelaar bediening op afstand te gebruik, installeer
een spanningsloos contact voor microstroom (<1mA, 12VDC). Zie de technische data voor instructies over het gebruik van de schakelaar bediening op afstand.
7 De begintoestand van SW1 is "open" (normale stand). Om de
geluidsarme stand in te schakelen, sluit u het contact.
Legende voor bedradingsschema LRMEQ3+4:
A1P Printplaat (primair) A2P Printplaat (inverter) BS* (A1P) Drukknoppen (MODE, SET, RETURN, TEST,
RESET) C* (A2P) Condensator DS1 (A1P) DIP-schakelaar E, E1 (A1P) Connector F1U (A1P) Zekering (T 31,5A / 500V) F1U (A2P) Zekering (T 5A / 250V) F2U (A1P) Zekering (T 31,5A / 500V) F3U Zekering (T 1,0A / 250V) F3U (A1P) Zekering (T 6,3A / 250V) F4U Zekering (T 1,0A / 250V) F4U (A1P) Zekering (T 6,3A / 250V) F5U (A1P) Zekering (T 6,3A / 250V) HAP (A*P) Bedrijfs-led (servicecontrole is groen) H*P (A1P) Led (servicecontrole is oranje)
13 Technische gegevens
K1M (A2P) Magnetische contactgever K*R (A*P) Magneetrelais L1R Reactievat L*A Connector M1C Motor (compressor) M1F Motor (ventilator) (bovenste) M2F Motor (ventilator) (onderste) NA (A1P) Connector P1, P2
(A2P) PS (A2P) Elektrische voeding Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien) R1T Thermistor (lucht) R2T Thermistor (M1C pers) R3T Thermistor (aanzuiging) R4T Thermistor (vloeistofleiding) R5T Thermistor (uitlaat onderkoelingwarmtewisselaar) R6T Thermistor (inlaat onderkoelingwarmtewisselaar) R10T Thermistor (lamel) R* (A2P) Weerstand S1NPH Druksensor (hoog) S1NPL Druksensor (laag) S1PH Drukschakelaar (hoog) S1S Bedrijfsschakelaar (REMOTE/OFF/ON) SW1 Schakelaar geluidsarme stand SW2 Schakelaar externe bediening U, V, W
(A2P) V1R (A2P) IGBT-voedingsmodule V2R, V3R
(A2P) X*A Printplaatconnector X*M Klemmenstrook X*Y Connector Y1E Elektronisch expansieventiel (onderkoeling) Z*C Ruisfilter (ferrietkern) Z*F (A1P) Ruisfilter
Connector
Connector
Diodemodule
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
Page 42

14 Over het systeem

cb da

Voor de gebruiker

14 Over het systeem
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem: Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw installateur voor meer informatie en professioneel advies.

14.1 Systeemlay-out

a Buitenunit (ZEAS-condensatie-unit)
b Koelmiddelleiding
c Binnenunit (koelblazer)
d Binnenunit (koelvitrine)

15 Voor het gebruik

Koelen
Verdampingstemperatuur –20~5°C

16.2 Gebruik van het systeem

16.2.1 Over het gebruik van het systeem

▪ Start en stop de buitenunit met behulp van de externe
bedrijfsschakelaar.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.
17 Energie besparen en optimale
werking
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te garanderen.

18 Onderhoud en service

WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.

16 Bediening

16.1 Werkingsgebied

Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuurbereiken om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Koelen
Buitentemperatuur –20~43°Cdroge bol
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een andere waarde of andere draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Kijk uit voor de ventilator.
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
Waterdruk
Controleer of de waterdruk meer dan 1bar bedraagt. Indien lager, voeg water toe.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 43

19 Opsporen en verhelpen van storingen

18.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen. ▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de buitenunit zou kunnen blokkeren.

18.2 Over het koelmiddel

Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet. Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek gerepareerd is.

18.3 Dienst-na-verkoop en garantie

18.3.1 Garantieperiode

▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de garantiekaart klaar.

18.3.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie

Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit. ▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit). ▪ De installatiedatum. ▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per ongeluk lekt in een kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel voordat u de unit weer in gebruik neemt.
19 Opsporen en verhelpen van
storingen
Als de producten in de ruimte/koelvitrine kunnen bederven bij een systeemstoring, dan kunt u uw installateur vragen om een alarm te installeren (bijvoorbeeld een lamp). Voor meer informatie, neem contact op met uw installateur.
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer.
Alleen een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
Storing Maatregel
Als een beveiliging zoals een zekering, onderbreker of aardlekschakelaar vaak in werking treedt, of als de AAN/UIT­schakelaar niet goed werkt.
Als water uit de unit lekt. Stop de werking. De bedrijfsschakelaar werkt niet goed. Schakel de voeding uit.
Als het systeem niet goed werkt en geen van de bovenstaande storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande procedures.
Storing Maatregel
Indien het systeem helemaal niet werkt.
Het systeem stopt meteen nadat het begint te draaien.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de stroom is hersteld. Als de stroom tijdens de werking uitvalt, zal het systeem automatisch herstarten direct nadat de voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in werking is gesteld. Vervang indien nodig de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
Schakel de hoofdvoeding uit.
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Page 44

20 Verplaatsen

Storing Maatregel
Het systeem werkt, maar koelt onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of er zich geen ijs op de
binnenunit bevindt. Ontdooi de unit handmatig of kort de ontdooibedrijfscyclus in.
▪ Controleer of er niet te veel producten in
de ruimte/koelvitrine staan. Verwijder enkele producten.
▪ Controleer of de lucht vrij kan
rondstromen in de ruimte/koelvitrine. Leg de producten in de ruimte/koelvitrine op een andere plaats.
▪ Controleer of er niet te veel stof op de
warmtewisselaar van de buitenunit ligt. Verwijder het stof met een borstel of een stofzuiger; gebruik geen water. Raadpleeg indien nodig uw dealer.
▪ Controleer of er koude lucht uit de
ruimte/koelvitrine ontsnapt. Neem maatregelen om te voorkomen dat er koude lucht ontsnapt.
▪ Controleer of u het instelpunt van de
temperatuur van de binnenunit niet te hoog hebt ingesteld. Stel het instelpunt juist in.
▪ Controleer of er geen producten met een
hoge temperatuur in de ruimte/koelvitrine staan. Sla producten altijd pas op nadat zij zijn afgekoeld.
▪ Controleer of de deur niet te lang wordt
geopend. Verminder de openingsduur van de deur.

19.1.3 Symptoom: Geluid (buitenunit)

▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt. Dit is het geluid van het koelgas dat door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.
▪ De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt
veroorzaakt door de frequentiewijziging.

19.1.4 Symptoom: Er komt stof uit de unit

Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit komt door stof in de unit.

19.1.5 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait niet

Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het oog op een optimale werking van het product.
20 Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis.

21 Als afval verwijderen

Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

19.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn

De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:

19.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet

▪ Het systeem start niet meteen nadat het weer wordt ingeschakeld.
Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen, start het systeem pas 5 minuten nadat het werd uitgeschakeld voor het geval het net ervoor werd uitgeschakeld.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.

19.1.2 Symptoom: De unit stopt niet onmiddellijk wanneer ze wordt stilgelegd

Dit is om te voorkomen dat componenten beschadigd worden. De unit stopt een beetje later.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44

22 Verklarende woordenlijst

Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 45
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
22 Verklarende woordenlijst
LRMEQ3+4BY1 Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling 4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
Page 46
Page 47
Page 48
4P500362-1 2017.07
Copyright 2016 Daikin
Loading...