19.1.4 Symptoom: Er komt stof uit de unit ............................. 44
19.1.5 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet .............................................................................. 44
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
20 Verplaatsen44
21 Als afval verwijderen44
22 Verklarende woordenlijst44
1Algemene
veiligheidsmaatregelen
1.1Over de documentatie
▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden
nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven
handelingen moeten door een erkende installateur worden
uitgevoerd.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
1.2Voor de gebruiker
▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale
mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien
ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van
het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen
niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de
gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder
toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten
mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het
systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het
systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van
andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform
met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij
een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door
ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor
meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke
overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk
afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een
scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig
symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een
bepaalde concentratie.
Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%).
Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een
gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te
zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.
1.3Voor de installateur
1.3.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
VOORZICHTIG
Voorzie best een vertraging van 10 à 15 minuten voordat
het alarm afgaat wanneer de weektimer wordt
overschreden als de units worden gebruikt voor
toepassingen met de weektimerstand. De unit kan
meerdere minuten stoppen tijdens haar normaal bedrijf om
de "unit te ontdooien" of wanneer deze zich in
"thermostaatstop" bevindt.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product
vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende
zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de
reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de
stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een
toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
1.3.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.3.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde
hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens
een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank
onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten
wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel
worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid
koelmiddel.
1.3.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
Page 6
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.3.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
1.3.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende
voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast
om druk van buitenuit op de klemmenstrook te
voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk
vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 7
2 Over de documentatie
21
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of
opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op
boerderijen, of voor commercieel gebruik door nietdeskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
Voor de installateur
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren
nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
▪ Transportbeveiliging verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
3.2Buitenunit
3.2.1De buitenunit uitpakken
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor
te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
Page 8
4 Over de units
a
1×
b
1×
c
1×
d
1×
a
1×
b
1×
c
1×
d
1×
e
1×
f
1×
g
1×
(10.1 N·m)
2
a
b
3
1
3.2.2Omgaan met de buitenunit
Draag de unit langzaam zoals weergegeven:
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit
NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Vorkheftruck. Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt
wanneer de unit op de pallet blijft.
3 Draai de montagebout van de compressor (a) vast met een
aanhaalmoment van 10,1N•m.
4Over de units
4.1Overzicht: Over de units
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de buitenunit.
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem.
▪ Mogelijke opties voor de buitenunit.
▪ Met welke binnenunits de buitenunits kunnen worden
gecombineerd.
3.2.3Accessoires van de buitenunit
verwijderen
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina15.
2 Verwijder de accessoires.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit
c Label gefluoreerde broeikasgassen
d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
e Gasleiding accessoire 1 (Ø15,9mm naar 19,1mm)
f Gasleiding accessoire 2 (Ø19,1mm)
g Gasleiding accessoire 3 (Ø19,1mm)
3.2.4Transportbeveiliging verwijderen
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de
transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale
trillingen of geluiden worden geproduceerd.
De transportbeveiliging van de compressor moet worden verwijderd.
Deze is geïnstalleerd onder de compressorpoot en beschermt de
unit tijdens het transport. Ga te werk zoals afgebeeld en hierna
beschreven.
1 Draai de montagebout van de compressor (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
4.2Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
4.2.1Identificatielabel: Buitenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: LR ME Q 4 B Y1 [*]
CodeVerklaring
LRZEAS-condensatie-unit
MEKoeling op middelmatige temperatuur
QKoelmiddeltype R410A
3+4Capaciteitsklasse
BModelreeks
Y1Elektrische voeding
[*]Aanduiding kleine modelwijziging
4.3Over de buitenunit
Deze montagehandleiding betreft de ZEAS-condensatie-unit.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 9
5 Voorbereiding
cbda
Deze unit is ontworpen voor installatie buitenshuis en is bedoeld
voor lucht-lucht-koeltoepassingen.
SpecificatieLRMEQ3LRMEQ4
Capaciteit (koelen)
Ontwerptemperatuur omgeving
(koelen)
(a)
(a) Capaciteit gemeten onder de volgende omstandigheden:
a Buitenunit (ZEAS-condensatie-unit)
b Koelmiddelleiding
c Binnenunit (koelblazer)
d Binnenunit (koelvitrine)
4.5Units en opties combineren
4.5.1Mogelijke opties voor de buitenunit
▪ Expansieklep. Installeer op elke binnenunit een expansieklep
voor R410A. Isoleer het voelerblok van de expansieklep.
INFORMATIE
▪ Installeer hetzij een mechanische thermostatische
expansieklep, hetzij een elektronische expansieklep
(proportioneel of pulstype).
▪ Bescherm bij de installatie van een elektronische
expansieklep van het pulstype de leidingen tegen door
het openen en sluiten van de klep veroorzaakte
drukgolven. De installatie van een expansieklep van
het pulstype behoort tot de verantwoordelijkheid van de
installateur.
Zie "5.3.7 Keuze van de expansieklep" op pagina 14 voor meer
informatie.
▪ Elektromagnetische klep. Installeer een elektromagnetische klep
voor R410A (met een openingsdrukverschil van 3,5MPa [35 bar]
of meer) aan de primaire zijde van de expansieklep voor elke
binnenunit.
▪ Filter. Installeer een filter aan de primaire zijde van de
elektromagnetische klep voor elke binnenunit. De maasgrootte
van het filter wordt bepaald door de gebruikte elektromagnetische
klep en expansieklep.
▪ Koelmiddelstroom. Leg de koelmiddelleidingen naar de
warmtewisselaar van de binnenunit zodanig dat het koelmiddel
van boven naar beneden stroomt.
▪ Ontdooitype. Gebruik hetzij modellen met off-cyclus ontdooien of
modellen met ontdooien met elektrische verwarming. Gebruik
GEEN modellen met ontdooien met warm gas.
INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Interface voor tweewegscommunicatie met monitoringsystemen van
derden (BMS), via Modbus. Maakt toegang op afstand mogelijk tot
alle bedrijfsparameters, en biedt tegelijk de mogelijkheid om de
koelunits vanop afstand te regelen: streefverdampingstemperatuur
instellen, foutcodes resetten, …
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen
worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie
is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor
communicatie met de buitenunit. De software van de
gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
4.5.2Over de binnenunits
OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de ZEAScondensatie-unit om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie
(buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
De ZEAS-condensatie-unit kan worden gecombineerd met
verschillende types binnenunit van andere merken en is uitsluitend
bedoeld voor gebruik met R410A.
Let op de volgende punten wanneer meerdere binnenunits worden
aangesloten:
Over het hergebruik van oude
binnenwarmtewisselaars
In sommige gevallen kunnen oude binnenwarmtewisselaars worden
hergebruikt, en in andere gevallen niet.
Hergebruik NIET toegestaan
In de volgende gevallen mogen oude binnenwarmtewisselaars niet
worden hergebruikt:
▪ Wanneer de ontwerpdruk onvoldoende is. Minimum ontwerpdruk
= 2,5MPa of 25bar
▪ Wanneer de route naar de warmtewisselaar zo loopt dat het
koelmiddel van beneden naar boven stroomt.
▪ Wanneer de koperen leiding of de ventilator is aangetast.
▪ Wanneer de warmtewisselaar vervuild is. Vreemde stoffen
(waaronder oliën die tijdens de fabricage worden gebruikt) mogen
niet meer dan 30mg/10m bedragen.
Hergebruik toegestaan
In andere gevallen dan hiervoor vermeld mogen oude
binnenwarmtewisselaars worden hergebruikt. Als de oude
condensatie-unit echter NIET met hetzelfde koelmiddel (R410A) en
dezelfde olie (FVC68D) als de nieuwe werkte, dan moeten de buizen
van de warmtewisselaar grondig worden schoongemaakt.
Als de oude condensatie-unit NIET met hetzelfde koelmiddel
(R410A) als de nieuwe werkte, controleer dan of de expansieklep
compatibel is met R410A.
5Voorbereiding
5.1Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
5.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees ook de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het
hoofdstuk "Algemene voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de veiligheid".
▪ Vereisten voor de serviceruimte. Zie het hoofdstuk
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor
commerciële als kleinindustriële toepassingen.
OPMERKING
Deze apparatuur is conform Klasse A van EN55032/
CISPR 32. In een residentiële omgeving kan deze
apparatuur radiostoringen veroorzaken.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan
elektronische ruis veroorzaken afkomstig van
radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan
specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden
tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een
specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan
echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische
draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's,
enz. te installeren.
c Binnenunit (koelvitrine)
d Pc of radio
e Binnenunit (koelblazer)
f Gebruikersinterface
g Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer
bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur
te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in
kabelbuizen liggen.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico
is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen
waar kinderen spelen).
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
a Aardlekbeveiliging
b Zekering
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 11
5 Voorbereiding
a
b
c
d
c
d
a
a
a
b
a
b
c
c
d
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan
rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit
blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Draai de luchtuitlaatkant in de richting van de muur van het gebouw,
hek of scherm.
5.2.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
a Afdakje tegen de sneeuw
b Voetstuk (minimale hoogte = 150mm)
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat
5.2.3Voorzorgsmaatregelen voor
koelmiddellekken
Over voorzorgsmaatregelen voor
koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid
garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale
reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale
reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een
volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin
moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot
genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van
koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het
systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen
en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
a Controleer of er voldoende installatieruimte is
Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek op de richting van de wind.
a Belangrijkste windrichting
b Luchtuitlaat
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de
maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan
de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus
zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van
het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal
toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare
concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A
beperkt tot 0,44kg/m3.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
Page 12
5 Voorbereiding
a b
a b
a Richting van de koelmiddelstroom
b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen,
zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de
onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om
eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
FormuleA+B=C
AHoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee
het systeem is gevuld voordat het de fabriek
verlaat)
BHoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
CTotale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig
onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de
hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk
afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van
(D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
DAls er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat
van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal
toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de
ruimte ernaast worden voorzien.
FormuleF/G≤H
FTotaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
GVolume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
HMaximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast.
Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast
tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal
toelaatbare concentratie.
5.3De koelmiddelleidingen
voorbereiden
5.3.1Oude leidingen hergebruiken
In sommige gevallen kunnen oude leidingen worden hergebruikt, en
in andere gevallen niet.
Hergebruik niet toegestaan
In de volgende gevallen mogen geen oude leidingen worden
hergebruikt:
▪ Wanneer er problemen waren met de compressor van de oude
installatie (bijvoorbeeld panne). Mogelijk gevolg: geoxideerde
koelmiddelolie, kalkresten en andere nadelige effecten.
▪ Wanneer de binnen- en buitenunits gedurende lange tijd van de
leidingen waren losgekoppeld. Mogelijk gevolg: water en vuil in
de leidingen.
▪ Wanneer de koperen leiding is aangetast.
Hergebruik toegestaan
In andere gevallen dan hiervoor vermeld mogen oude leidingen
worden hergebruikt, maar houd rekening met de volgende punten:
EAls de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is
om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen de ruimten. Als er een deur is, moet
de afmeting van de openingen boven en onder de deur
gelijkwaardig zijn aan 0,15% of meer van het
vloeroppervlak.
b Ruimteopdeling
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
ItemBeschrijving
Diameter leidingenMoet voldoen aan de vereisten. Zie
Materiaal leidingen
Leidinglengte en
Gelaste verbindingen Controleer op gaslekken.
Leidingen
schoonmaken
"5.3.2Vereisten voor de
koelmiddelleidingen"op pagina12.
Moet voldoen aan de vereisten. Zie
"6.6Koelmiddelleidingen isoleren"op
pagina22.
Als de oude condensatie-unit NIET met
hetzelfde koelmiddel (R410A) en dezelfde
olie (FVC68D) als de nieuwe werkte, dan
moeten de leidingen grondig worden
schoongemaakt.
5.3.2Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 13
5 Voorbereiding
t
Ø
F
A
1
233
d1
e
B
d2
C
c
D1
E
f
D2
ba
H
2
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen
schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer
R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen
aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de
afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor
koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
5.3.3Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de
maximum bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het
naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen
vereist.
(a)
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te
voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op
pagina23.
A/a: Leiding tussen buitenunit en leidingaftakking
VloeistofleidingØ9,5 mm
GasleidingØ19,1 mm
(a) Dezelfde diameter als die van de aansluiting op de
buitenunit.
(b) Gebruik de accessoireleiding om de diameter van de
afsluiter van de buitenunit (Ø15,9 mm) aan te passen aan
die van de lokale leiding (Ø19,1 mm).
(a)
(b)
B+C/b+c: Leiding tussen leidingaftakking
Kijk voor de diameter van de leidingen naar de totale capaciteit van
de stroomafwaarts aangesloten binnenunits.
CapaciteitBuitendiameter
leiding
Vloeistofleiding<4,0kWØ6,4mm
4,0≤x<8,4kWØ9,5mm
Gasleiding<1,0kWØ9,5mm
1,0≤x<6,0kWØ12,7mm
6,0≤x<8,4kWØ15,9mm
D~F/d~f: Leiding tussen leidingaftakking en
binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof,
gas) op de binnenunits.
OPMERKING
Als op de buitenunit slechts 1 binnenunit is aangesloten,
en de aansluitingen op de buitenunit verschillen van die op
de binnenunit, gebruik dan dezelfde leidingdiameter als de
aansluitingen op de buitenunit en installeer de gepaste
adapters zo dicht mogelijk bij de binnenunit.
5.3.4Leidingmaat selecteren
Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de
afbeelding (alleen als referentie).
5.3.5Koelmiddelaftaksets selecteren
Bij aftakkingen van koelmiddelleidingen mogen T-verbindingen, Yverbindingen, refnet-verbindingen en refnet-verdelers worden
gebruikt. U kunt een optiekit voor koelmiddelaftakkingen gebruiken
uit de onderstaande tabel.
BeschrijvingModelnaam
Refnet-verdeler
Refnet-verbinding
(a)
(b)
KHRQ22M29H
KHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
(a) Sluit GEEN 2 of meer verdelers in serie aan. Kies voor de
gaszijde een refnet-verdeler waarvan de diameter gelijk is
aan de diameter van de hoofdleiding of één maat groter is
dan de diameter van de hoofdleiding.
(b) Kies een refnet-verbinding waarvan diameter gelijk is aan
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar
H Hoogteverschil buitenunit-binnenunit
zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd
"5.3.3Materiaal koelmiddelleidingen"op pagina13 en
"5.3.4Leidingmaat selecteren"op pagina13 voor meer
informatie.
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden
aangesloten.
hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
Page 14
5 Voorbereiding
REMOTE
OFF
ON
5.3.6Lengte koelmiddelleiding en
hoogteverschil
De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de
volgende vereisten.
(zie voorbeeld in "5.3.4Leidingmaat selecteren"op pagina13)
VereisteLimiet
Maximale reële leidinglengte
▪ Voorbeeld: a+b+c+d2≤Limiet
Maximale totale leidinglengte
▪ Voorbeeld: a+b+c+d1+d2+e+f≤Limiet
Maximale lengte eerste aftakkitbinnenunit
▪ Voorbeeld: b+c+d2≤Limiet
Maximaal
hoogteverschil
buitenunitbinnenunit
Maximaal hoogteverschil binnenunitbinnenunit
Buitenunit hoger dan
binnenunit
▪ Voorbeeld:
H≤Limiet
Buitenunit lager dan
binnenunit
50m
80m
30m
20m
10m
5m
5.3.7Keuze van de expansieklep
De onderkoelingverhouding voor vloeibaar koelmiddel van deze unit
is groter dan die van units zonder onderkoelingmechanisme omdat
het vloeibaar koelmiddel door een dubbelbuizige warmtewisselaar
wordt gekoeld (onderkoelingverhouding = condensatietemperatuur–
temperatuur vloeibaar koelmiddel aan uitlaat buitenunit).
Houd bij de keuze van een expansieklep voor de belasting volgens
de technische informatie van de fabrikant van de expansieklep
rekening met de onderkoelingverhouding (K) voor het vloeibaar
koelmiddel in de onderstaande tabel.
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
ModelMinimum
circuitampère
LRMEQ36,5A16A3N~ 50Hz
LRMEQ49,1A
Schakelaar bediening op afstand, schakelaar geluidsarme
werking en bedrading outputsignalen
OPMERKING
Schakelaar bediening op afstand. De unit is in de fabriek
uitgerust met een bedrijfsschakelaar waarmee de unit
AAN/UIT kan worden geschakeld. Om de buitenunit op
afstand AAN/UIT te schakelen is een schakelaar voor
bediening op afstand vereist. Gebruik een spanningsloos
contact voor microstroom (≤1mA, 12V DC). Sluit aan op
X2M/C+D, en stel in op "Remote ".
De bedrijfsschakelaar zit in de schakelkast (zie afbeelding
hieronder).
De volgende drie standen zijn mogelijk voor de bedrijfsschakelaar:
Instelling
bedrijfsschakelaar
OFFUnit werking UIT
ONUnit werking AAN
RemoteUnit gestuurd (AAN/UIT) met schakelaar
OPMERKING
Schakelaar geluidsarm. Als u de geluidsarme stand op
afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑18]), dan
moet een schakelaar geluidsarme werking worden
geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor
microstroom (≤1mA, 12VDC). Sluit aan op X2M/A+B.
OPMERKING
Outputsignalen. De buitenunit is voorzien van een klem
(X3M) die 4 verschillende signalen kan genereren. Het
signaal is 220~240VAC. De maximale belasting voor alle
signalen is 0,5 A. De unit output een signaal in de
volgende gevallen:
wanneer de elektromagnetische klep van de binnenunit
wordt gestuurd.
BedradingOmmantelde kabel (2 draden)
Maximale kabellengte130m
Aanbevolen
zekeringen
Functie
bediening op afstand
Plastic snoeren
0,75~1,25mm²
Elektrische
voeding
380-415V
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 15
6 Installatie
1×
1
2
(mm)
>150
620
350
(345-355)
4× M12
a
20
6Installatie
6.1Overzicht: Installatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en
weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
▪ De buitenunit monteren.
▪ De binnenunits monteren.
▪ De koelmiddelleiding aansluiten.
▪ De koelmiddelleiding controleren.
▪ Koelmiddel bijvullen.
▪ De elektrische bedrading aansluiten.
▪ De installatie van de buitenunit voltooien.
▪ De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren,
koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische
bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de
montagehandleiding van de binnenunit.
6.2De units openen
6.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
6.3De buitenunit monteren
6.3.1Over de montage van de buitenunit
Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende
stappen:
1De installatiestructuur voorzien.
2De buitenunit installeren.
3Ervoor zorgen dat de unit niet kan omvallen.
4De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats
voorbereiden" in "5Voorbereiding"op pagina9.
6.3.2Voorzorgsmaatregelen bij de montage
van de buitenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
6.3.3De installatiestructuur voorzien
Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de
unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai
maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het
schema van de fundering.
Leg 4 sets met ankerbouten, moeren en vulringen klaar (lokaal te
voorzien):
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
6.2.2De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
a Blokkeer de afvoeropeningen niet af.
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel
van de bouten bedraagt 20mm.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
Page 16
6 Installatie
a
4× M12
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast
op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats
waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of
loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.
6.3.4De buitenunit installeren
6.3.5Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan
omvallen
Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen
overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit.
3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te
voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast. Span deze uiteinden
aan.
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen
6.4.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met
betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus
vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen
voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk
kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals
minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen
komen.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de
leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren steekt.
6.4De koelmiddelleiding aansluiten
6.4.1Over het aansluiten van de
koelmiddelleidingen
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪ Droger en kijkglas aansluiten
▪ Koelmiddelleidingaftakking aansluiten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
ToestelInstallatieperiodeBeschermingsmeth
Buitenunit>1maandDe leiding
<1maandDe leiding
BinnenunitOngeacht de periode
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de
koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u
koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter
van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
dichtknijpen
dichtknijpen of met
kleefband afdichten
ode
6.4.3Richtlijnen voor het buigen van leidingen
Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten
moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm
bedragen of meer zelfs).
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 17
6.4.4Het uiteinde van een buis solderen
1
1
≤Ø25.4
abcde
f
f
c
d
a
b
ab
cde
a
a
1
2
3
4
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale
leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de
afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van
de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de
kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een
goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
6 Installatie
a Servicepoort
b Deksel afsluiter
c Zeskantgat
d Schacht
e Afdichting
OPMERKING
Behalve een gas- en vloeistofafsluiter, is de buitenunit ook
nog voorzien van twee onderhoudsafsluiters. Gebruik de
onderhoudsafsluiters NIET bij het aansluiten van de
koelmiddelleiding op de buitenunit. De fabrieksinstelling
van deze kleppen is "open". Laat deze kleppen altijd open
staan wanneer u de unit gebruikt. Bij gebruik van de unit
met gesloten kleppen kan de compressor schade oplopen.
a Koelmiddelleiding
b Te hardsolderen deel
c Tape
d Handbediende klep
e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen.
Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk
gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal
(BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist.
Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op
koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis
corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal
het de koelmiddelolie aantasten.
6.4.5Gebruik van de afsluiter en servicepoort
Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
a Onderhoudsafsluiter
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
Page 18
6 Installatie
abbc
c
b
a
c
d
a
b
p<p
>
R410AN2
bce
a
fg
d
AB
Sluitrichting:
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter het afsluiterdeksel goed vast en
controleer op lekken. Zie de tabel hieronder voor het
aanhaalmoment.
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het
afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de
afsluiter weer aanbrengt. Anders kan er condenswater
binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg:
Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de
compressor.
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,55,4~6,64mm13,5~16,511,5~13,9
Ø15,913,5~16,56mm22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
KlephuisZeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)
6.4.6Dichtgeknepen leidingen verwijderen
WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de
onderstaande procedure kan leiden tot schade aan
voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de
omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan)
b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-ventiel is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het
afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de
servicepoort weer aanbrengt. Anders kan er condenswater
binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg:
Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de
compressor.
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan)
b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten zodra alle gas
en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de gas- en
vloeistofafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik hiervoor
gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een kniptang).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 19
6 Installatie
ab
ab
c
a
b
d
a
b
c
WAARSCHUWING
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door
hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet
alle olie kon worden afgetapt.
Waar/hoeInstalleer de droger na het kijkglas, zo dicht
mogelijk bij de buitenunit. Installeer
horizontaal.
a Kijkglas
b Droger
Bij het solderenVolg de soldeerinstructies in de handleiding
van de droger.
Verwijder de drogerkap net voor u gaat
solderen (om opname van luchtvochtigheid te
voorkomen).
Repareer eventueel bij het solderen verbrande
drogerverf. Neem contact op met de fabrikant
voor meer informatie over de reparatieverf.
StroomrichtingAls op de droger een stroomrichting staat
aangegeven, installeer hem dan in de goede
richting.
6.4.9Koelmiddelleiding op buitenunit
aansluiten
6.4.7Richtlijnen bij de installatie van een
kijkglas
Installeer een kijkglas op de vloeistofleiding:
Diameter9,5mm
Waar/hoeInstalleer het kijkglas voor de droger, zo dicht
mogelijk bij de buitenunit. Installeer
horizontaal.
a Kijkglas
b Droger
Bij het solderenVolg de soldeerinstructies in de handleiding
van het kijkglas.
6.4.8Richtlijnen bij de installatie van een
droger
OPMERKING
Gebruik de unit NIET zonder geïnstalleerde droger.
Mogelijk gevolg: Storing apparatuur.
Installeer een droger op de vloeistofleiding:
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de
aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de
leiding met gepast isolatiemateriaal worden
beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt
met de behuizing.
1 Doe het volgende:
▪ Verwijder het servicedeksel (a) met schroef (b).
▪ Verwijder de inlaatplaat van de leidingen (c) met schroef (d).
2 Kies een richting langs waar u de leiding wilt leggen (a, b of c).
Drogertype80g (gelijk aan 100% moleculaire filtering)
(DML083/DML083S: gemaakt door Danfoss)
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
3 Als u de leiding langs onder wilt leggen:
▪ Boor (a, 4×) en open de uitbreekopening (b).
▪ Snijd de gleuven (c) uit met een metaalzaag.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
Page 20
6 Installatie
cc
ba
4× Ø6 mm
a
b
a bc
ab fg
cde
A
A
e1 ecdf
c
d e1 e f
c
e1
f
e
a
≤30°
A
A
a
b
c
a b
4 Doe het volgende:
▪ Sluit de vloeistofleiding (a) aan op de vloeistofafsluiter.
▪ Sluit de gasleiding (b) aan op de gasafsluiter.
OPMERKING
Bij het solderen: Soldeer eerst de vloeistofzijdige
leidingen, en vervolgens de gaszijdige leidingen. Breng de
elektrode in via de voorkant van de unit en de lasbrander
via de rechterkant om te solderen met de vlammen naar
buiten en de geluidsisolatie van de compressor en andere
leidingen niet te beschadigen.
Mogelijkheid 3: Naar onder
c Gasleiding accessoire 1
d Gasleiding accessoire 2
e, e1 Gasleiding accessoire 3 (afsnijden op de vereiste lengte)
f Lokaal te voorzien
5 Monteer het servicedeksel en de inlaatplaat van de leidingen.
6 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat er
sneeuw of kleine dieren in het systeem terechtkomen.
a Elektrode
b Vuurbestendige plaat
c Lasbrander
d Vlammen
e Geluidsisolatie compressor
f Leiding vloeistofzijde
g Leiding gaszijde
▪ Sluit de gasleidingaccessoires (c, d, e) aan, en snijd ze af op
de vereiste lengte (e1). Dit is nodig omdat de gasafsluiter
maat Ø15,9 is, en de leiding tussen de buitenunit en de
eerste koelmiddelaftakkit Ø19,1.
Mogelijkheid 1: Naar de
voorkant
Mogelijkheid 2: Naar de
zijkant
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
Vergeet niet om na de installatie van de koelmiddelleiding
en het vacuümdrogen de afsluiters te openen. Wanneer u
het systeem probeert te gebruiken met gesloten afsluiters
kan de compressor schade oplopen.
6.4.10Richtlijnen bij aansluiten
leidingaftakkingen
Vloeistofleidingaftakking
▪ Installeer vloeistofleidingverbindingen horizontaal. Dit voorkomt
dat het koelmiddel onregelmatig stroomt.
▪ Installeer vloeistofleidingverdelers naar beneden toe.
a Verbinding voor aftakking
b Verdeler
c Neerwaartse leiding
Gasleidingaftakking
▪ Installeer afgetakte leidingen hoger dan de hoofdleiding.
Zodoende voorkomt u dat koelmiddelolie terugstroomt naar nietdraaiende binnenunits.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
a Hoofdleiding
b Verbinding voor aftakking
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 21
6 Installatie
abc
ab
c
p<p
>
N2
C
bce
a
g
f
d
AB
▪ De "horizontale" gasleiding (en refnet-verdeler) moeten aflopen
naar de buitenunit.
▪ Wanneer de buitenunit hoger dan de binnenunits staat, moeten
om de 5 m vanaf de buitenunit een olieafscheiders worden
voorzien. Hierdoor kan de olie terugkeren naar omhoog lopende
leidingen.
Vloeistof- en gasleiding
▪ Isoleer de koelmiddelaftakking. De isolatie van de
koelmiddelaftakking moet even dik zijn als die van de
koelmiddelleiding.
6.5De koelmiddelleiding controleren
6.5.1Over het controleren van de
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn
alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
Zie "6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 21
voor meer informatie over de stand van de kleppen.
6.5.2Koelmiddelleiding controleren: Algemene
Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort
van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
a Aflopende gasleiding van binnenunits naar aftakking
b T-verbinding voor aftakking
c Aflopende gasleiding van aftakking naar buitenunit
a Verbinding
b Afgetakte leiding
c Hoofdleiding
koelmiddelleidingen
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene)
lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de
buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
richtlijnen
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of
een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van
–100,7kPa (−1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem
terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp
om de installatie te ontluchten.
6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
Controleer de binnenunits ook op lekken en op vacuüm.
Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale
leidingen ook open.
6.5.4Lektest uitvoeren
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–1,007bar) (5Torr
absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2MPa (2bar).
▪ Stel de meterdruk van het hogedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de maximum
bedrijfsdruk 4,0MPa (40bar).
▪ Stel de meterdruk van het lagedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de ontwerpdruk van
de binnenunit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Page 22
6 Installatie
b
a
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor
kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen
als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de
flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater
kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
a Isolatiemateriaal
b Afdichtingsmateriaal, enz.
6.7Koelmiddel bijvullen
6.5.5Vacuümdrogen
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat
ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar
de binnenunits open.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
servicepoort van de vloeistofafsluiter, of eerst een deel
koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de
afsluiters van de buitenunit of laat u ze dicht. Zie
"6.7.4Koelmiddel vullen"op pagina23 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden
hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van
de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel
probleem voor de goede werking van de unit.
6.6Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelleidingaftakkingen
volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Houd rekening met de volgende punten bij de bepaling van de
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
6.7.1Over koelmiddel bijvullen
De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar
afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel
worden bijgevuld.
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de buitenunit (lektest,
vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende
stappen:
1De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen.
2Extra koelmiddel bijvullen (op voorhand vullen en/of vullen).
3Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenkant.
6.7.2Voorzorgsmaatregelen voor het vullen
met koelmiddel
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken
veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt
2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld,
kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay
normaal is voordat u de vulprocedures begint (zie
"7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 30). Als een
storingscode wordt weergegeven, zie "11.3Problemen op
basis van storingscodes oplossen"op pagina36.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 23
6 Installatie
p<p
>
N2
C
bce
a
g
f
d
AB
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale
leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv.
na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de
oorspronkelijke hoeveelheid (zie naamplaatje op de unit)
en de berekende extra hoeveelheid koelmiddel in de unit
worden gebracht.
6.7.3Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
moet worden
INFORMATIE
Neem contact op met uw dealer voor het finale aanpassen
van de hoeveelheid koelmiddel.
Formule:
R=[(X1ר9,5)×0,06+(X2ר6,4)×0,02]+A+B
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...2
A+B Parameters A en B
Parameter A:
Bij een totale capaciteit
(a)
van
Dan is A...
koelvitrines van...
<5,0kW1,1kg
5,0≤x<8,4kW2,3kg
(a) Capaciteit bij verdampingstemperatuur van –10°C
Parameter B:
Bij een totale capaciteit
(a)
van
Dan is B...
koelblazers van...
<5,0kW0,6kg
5,0≤x<8,4kW1,2kg
(a) Capaciteit bij temperatuurverschil
(=verdampingstemperatuur – kamertemperatuur) van
10°C
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm,
vervang de gewichtsfactoren in de formule door de waarden in de
volgende tabel:
Leiding in inchLeiding in mm
LeidingGewichtsfactorLeidingGewichtsfactor
Ø6,4mm0,02Ø6mm0,018
Ø9,5mm0,06Ø10mm0,066
6.7.4Koelmiddel vullen
Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt
aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel vooraf te vullen
via de vloeistofleiding, en daarna pas verder te vullen via de
koelmiddelvulpoort. U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het
vullen langer.
Koelmiddel vooraf vullen
Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de
vloeistofafsluiter om vooraf te vullen zonder draaiende compressor.
1 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
buitenunit en klep A gesloten zijn.
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
2 Open klep B en C.
3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt
vullen, en sluit dan klep B en C.
4 Doe een van de volgende zaken:
AlsDan
De berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is bereikt
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies
van "Kijkglas controleren".
Te veel koelmiddel in het
systeem
Verwijder koelmiddel af.
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies
van "Kijkglas controleren".
De berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is nog niet
bereikt
Ga verder met de instructies
van "Koelmiddel vullen (met
draaiende compressor)".
Kijkglas controleren
Ga als volgt verder wanneer de berekende hoeveelheid extra
koelmiddel bereikt is met de instructies van "Koelmiddel vooraf
vullen":
5 Open alle afsluiters van de buitenunit.
6 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina29 en "8Inbedrijfstelling"op pagina33 zijn genomen.
7 Schakel de voeding van de buitenunit in, maar laat de
bedrijfsschakelaar op uit staan (zie "6.8.5 De elektrische
bekabeling op de buitenunit aansluiten"op pagina27).
8 Stel de streefverdampingstemperatuur in met instelling [2‑0] en
[2‑1] (zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina31).
9 Schakel de voeding van de binnenunits in.
10 Schakel de bedrijfsschakelaar in.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt
een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op
pagina24 en los de storing op zoals beschreven.
▪ Schakel de bedrijfsschakelaar UIT om het handmatig
bijvullen van koelmiddel af te breken. De unit stopt en
keert terug in de inactieve stand.
11 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra
koelmiddel bij zoals beschreven in de instructies van
"Koelmiddel vullen (met draaiende compressor)", maar
NIET meer dan 10% van de berekende hoeveelheid extra
koelmiddel (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
moet worden"op pagina23).
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
Page 24
6 Installatie
b
a
cd
p<p
>
N2
C
bce
a
g
f
d
AB
b
a
cd
c
b
a
12 Schakel de bedrijfsschakelaar uit.
Koelmiddel vullen (met draaiende compressor)
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de
buitenunit te gebruiken.
13 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
14 Draai de gasleidingafsluiter helemaal open en regel het openen
van de vloeistofleidingafsluiter.
15 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina29 en "8Inbedrijfstelling"op pagina33 zijn genomen.
16 Schakel de voeding van de buitenunit in, maar laat de
bedrijfsschakelaar op uit staan (zie "6.8.5 De elektrische
bekabeling op de buitenunit aansluiten"op pagina27).
17 Stel de streefverdampingstemperatuur in met instelling [2‑0] en
[2‑1] (zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina31).
18 Schakel de voeding van de binnenunits in.
19 Schakel de bedrijfsschakelaar in.
Gevolg: De unit begint te werken.
20 Open klep B en C.
21 Vul koelmiddel bij tot de resterende berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is bereikt (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel
koelmiddel bijgevuld moet worden"op pagina23), en sluit dan
klep C en B.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas
b Vol vloeistof
c Een weinig schuim in de vloeistof
d Veel schuim in de vloeistof
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt
een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op
pagina24 en los de storing op zoals beschreven.
▪ Schakel de bedrijfsschakelaar UIT om het handmatig
bijvullen van koelmiddel af te breken. De unit stopt en
keert terug in de inactieve stand.
INFORMATIE
▪ Wanneer de koelmiddelfles nog maar weinig
koelmiddel bevat, daalt de interne druk in de fles,
waardoor de unit niet kan worden gevuld, ook niet
wanneer u het openen van de vloeistofleidingafsluiter
bijregelt. Vervang in dat geval de fles door een andere
fles met meer koelmiddel.
▪ Als de leidinglengte te lang is, kan het
beschermingssysteem in werking treden bij het
bijvullen van koelmiddel met volledig gesloten
vloeistofleidingafsluiter, waardoor de unit wordt
stilgelegd.
22 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra
koelmiddel bij, maar NIET meer dan 10% van de berekende
hoeveelheid extra koelmiddel (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel
koelmiddel bijgevuld moet worden"op pagina23).
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas
b Vol vloeistof
c Een weinig schuim in de vloeistof
d Veel schuim in de vloeistof
23 Schakel de bedrijfsschakelaar uit.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel
(vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt,
wordt de compressor beschadigd.
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het
afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de
servicepoort weer aanbrengt. Anders kan er condenswater
binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg:
Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de
compressor.
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan)
b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
6.7.5Foutcodes bij het vullen met koelmiddel
INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, stuurt X3M een
voorzichtig-signaal (C/C1) of waarschuwingssignaal (C/
W1), en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep B en C.
Controleer de storingscode en neem de overeenkomstige
maatregelen, "11.3 Problemen op basis van storingscodes
oplossen"op pagina36.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 25
6 Installatie
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d
e
t°
H1P
S2T
E1H
t°
K1M
S1T
Y1S
Ry 0
S2T
NC
TeS1
No
T1
T1
E1H
t°
Ry0
t°
Ry 1
K1M
S1T
H1P
P1 P2W1CC1R
X3M
X1M
L2
N
L1
L3
B
X2M
ADCF1 F2
Ry 0
Ry 0
K1M
Ry 0
Ry 0
Ry 0
K1M
Ry 1
Y1S
3D111889
A
e
c
a
b
i
j
k
h
f
b
d
B
B
b
b
g
6.7.6De label voor fluorhoudende
broeikasgassen bevestigen
1 Vul de label als volgt in:
a Indien bij de unit een meertalig label voor gefluoreerde
broeikasgassen wordt geleverd (zie accessoires), haalt u
de juiste taal eraf en plakt u het bovenop a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
d Totale hoeveelheid koelmiddelvulling
e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = aardopwarmingsvermogen
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
gas- en vloeistofafsluiters.
6.8De elektrische bedrading
aansluiten
6.8.1Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
2De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit (voeding,
schakelaar bediening op afstand, schakelaar geluidsarme
stand, outputsignalen en opties).
3De hoofdvoeding aansluiten.
Lokale bedrading: Overzicht
Lokale bedrading bestaat uit het volgende:
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
A Buitenunit
B Binnenunit
a Naar buitenunit
b Aardlekschakelaar
c Inlaat hoogspanningsbedrading
d Besturingsplaat (lokaal te voorzien)
e Voorzichtig-label
f Waarschuwingslabel
g Draaien-label
h Werkingssignaal
i Aarde
j Schakelaar bediening op afstand
k OFF: normale stand
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
Page 26
6 Installatie
3N~ 50 Hz
380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
d e
ghij
f
b
c
BACF1 F2
X2MX3M
DC C1 W1 R P1 P2
OPMERKING
▪ De lokale bedrading mag niet in contact komen met de
interne leidingen om te voorkomen dat de bedrading
beschadigd wordt door hete leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet
loskomen.
6.8.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
a Aardlekschakelaar
b Zekering
c Voeding (inclusief aarding) (ommantelde kabel)
d Schakelaar geluidsarm
e Schakelaar bediening op afstand
f Transmissie
g Voorzichtig-label
h Waarschuwingslabel
i Draaien-label
j Werkingssignaal
OPMERKING
De bedieningsoutput P1/P2 van de buitenunit moet worden
aangesloten op alle elektromagnetische kleppen die
stroomopwaarts van de expansiekleppen van de
binnenunit zijn geïnstalleerd. Deze aansluiting is vereist
omdat de buitenunit de elektromagnetische kleppen moet
kunnen regelen bij het opstarten (om te voorkomen dat er
vloeibaar koelmiddel in de compressor terechtkomt) en bij
het terugstromen van olie.
OPMERKING
Schakelaar bediening op afstand. De unit is in de fabriek
uitgerust met een bedrijfsschakelaar waarmee de unit
AAN/UIT kan worden geschakeld. Om de buitenunit op
afstand AAN/UIT te schakelen is een schakelaar voor
bediening op afstand vereist. Gebruik een spanningsloos
contact voor microstroom (≤1mA, 12V DC). Sluit aan op
X2M/C+D, en stel in op "Remote ".
OPMERKING
Schakelaar geluidsarm. Als u de geluidsarme stand op
afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑18]), dan
moet een schakelaar geluidsarme werking worden
geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor
microstroom (≤1mA, 12VDC). Sluit aan op X2M/A+B.
OPMERKING
Outputsignalen. De buitenunit is voorzien van een klem
(X3M) die 4 verschillende signalen kan genereren. Het
signaal is 220~240VAC. De maximale belasting voor alle
signalen is 0,5 A. De unit output een signaal in de
volgende gevallen:
wanneer de elektromagnetische klep van de binnenunit
wordt gestuurd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten moeten worden
geïnstalleerd door een erkend elektricien en moeten
voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Zet de unit NIET aan vooraleer de koelmiddelleiding
voltooid is. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de
leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 27
6 Installatie
b
c
a
ba
cb
c
aa
A
AA´
A´
c bbac
a
B
B
ab
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal
het systeem niet werken.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en
kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder NOOIT een thermistor, sensor, enz. wanneer u
de voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit.
(Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan
de compressor defect raken.)
OPMERKING
▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde
polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product.
Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet
gedetecteerd tijdens de normale werking van het
product.
▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om
het product uit te schakelen wanneer het zich bij het
opstarten ongewoon gedraagt.
▪ Vervang 2 van de 3 fasen (L1, L2 en L3) wanneer het
beveiligingscircuit tegen omgekeerde polariteit is
geactiveerd.
6.8.3Richtlijnen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de
randen en de delen rond de randen om roestvorming te
voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de
uitbreekopeningen te voorkomen.
a Uitbreekopening
b Braam
c Afdichting, enz.
6.8.4Richtlijnen voor het aansluiten van de
elektrische bedrading
Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het
bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt
werktuig.
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
DraadtypeMethode
Éénaderige draad
a Éénaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
Gevlochten geleider
met rond oog
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
O Toegelaten
X Niet toegelaten
Aanhaalmomenten
BedradingSchroefmaatAanhaalmoment
(N•m)
X1M: voedingsbedrading
M52,2~2,7
(voeding + afgeschermde
aarding)
X2M: schakelaar
M3,50,8~0,97
bediening op afstand,
schakelaar geluidsarme
werking en transmissieoutput
X3M: outputsignalenM42,39~2,91
6.8.5De elektrische bekabeling op de
buitenunit aansluiten
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina15.
2 Strip de isolatie (20mm) van de draden af.
a Strip de draad tot aan dit punt
b Als te veel draad wordt gestript, kan dit tot elektrische
schokken of lekkages leiden.
3 Sluit de schakelaarbediening op afstand als volgt aan:
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
Page 28
6 Installatie
BACF1 F2
X2M
D
BACF1 F2
X2M
D
BACF1 F2
X2M
D
C1CW1 R P1 P2
abcd
3N~ 50 Hz
380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
b
c
OPMERKING
Schakelaar bediening op afstand. De unit is in de fabriek
uitgerust met een bedrijfsschakelaar waarmee de unit
AAN/UIT kan worden geschakeld. Om de buitenunit op
afstand AAN/UIT te schakelen is een schakelaar voor
bediening op afstand vereist. Gebruik een spanningsloos
contact voor microstroom (≤1mA, 12V DC). Sluit aan op
X2M/C+D, en stel in op "Remote ".
4 Sluit de schakelaar geluidsarme werking als volgt aan:
Sluit het bedrijfssignaal aan
op de elektromagnetische
kleppen die stroomopwaarts
van de expansiekleppen van
de binnenunit zijn
geïnstalleerd. De buitenunit
regelt het openen van de
elektromagnetische klep:
▪ Tijdens het opstarten, om
te voorkomen dat er
vloeibaar koelmiddel in de
compressor terechtkomt.
▪ Tijdens het terugstromen
van olie.
Zie "Lokale bedrading:
Overzicht"op pagina25 voor
meer informatie.
OPMERKING
Schakelaar geluidsarm. Als u de geluidsarme stand op
afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑18]), dan
moet een schakelaar geluidsarme werking worden
geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor
microstroom (≤1mA, 12VDC). Sluit aan op X2M/A+B.
5 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan als u de modbus-
communicatiekast wilt aansluiten:
6 Sluit de bedrading als volgt aan op de klem van de
outputsignalen (X3M):
a Voorzichtig-label
b Waarschuwingslabel
c Draaien-label
d Werkingssignaal
▪ Let op de volgende richtlijnen:
OutputsignaalRichtlijn
Voorzichtig- en
Waarschuwingssignaal
Aansluiting aanbevolen
wanneer systeemstoringen
waarschijnlijk zijn.
Draaien-signaalAansluiting optioneel.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding
vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij
het losmaken van de voedingskabel moeten de
stroomvoerende draden vóór de aarding worden
losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de
trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook
moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak
zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de
voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Sluit de voeding nooit aan op klemmenblok X2M of X3M.
Anders kan het hele systeem onklaar raken.
OPMERKING
Outputsignalen. De buitenunit is voorzien van een klem
(X3M) die 4 verschillende signalen kan genereren. Het
signaal is 220~240VAC. De maximale belasting voor alle
signalen is 0,5 A. De unit output een signaal in de
volgende gevallen:
wanneer de elektromagnetische klep van de binnenunit
wordt gestuurd.
7 Sluit de voeding als volgt aan:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
a Aardlekschakelaar
b Zekering
c Voedingskabel
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 29
7 Configuratie
X1M
X3M
X2M
a
b
c
1×
2×
2×
a
b
a
b
2
1
a b cde
A B
1×
2
1
OPMERKING
Houd de kabels uit de buurt van de linker
onderhoudsafsluiter en de leidingen. De klep en de
leidingen kunnen heel warm worden en de kabels
beschadigen.
8 Maak de kabels vast met kabelbinders.
Aansluiten op het
frame
10 Breng het servicedeksel weer aan. Zie "6.9.1 De buitenunit
sluiten"op pagina29.
11 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.
Voor kabels die uit de unit komen, kan een
beschermende mantelbuis worden
aangebracht in de uitbreekopening.
Bescherm de kabels met plastic buizen om
te voorkomen dat de rand van de
uitbreekopening in de kabels snijdt
wanneer u geen mantelbuis gebruikt.
A Binnenkant van de buitenunit
B Buitenkant van de buitenunit
a Draad
b Bus
c Moer
d Frame
e Slang
6.9De installatie van de buitenunit
voltooien
6.9.1De buitenunit sluiten
a Voeding (inclusief aarding)
b Outputsignalen
c Schakelaar bediening op afstand, schakelaar geluidsarme
werking, transmissie
9 Geleid de bedrading door het frame en sluit ze erop aan.
Door het frame
geleiden
a Voedingskabel en kabels outputsignaal
b Kabel schakelaar bediening op afstand,
kabel schakelaar geluidsarme werking en
transmissiekabel
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u
het aanhaalkoppel van 4,1N•m NIET overtreft.
7Configuratie
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
7.1Overzicht: Configuratie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Page 30
7 Configuratie
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H1PH2PH3PH4PH5PH6PH7PH8P
A1P
A2P
X1M
X3M
X2M
MULTIDEMANDL.N.O.P.SLAVEMASTERIND
TEST/
HWL
MODE
H1P
H2P H3P H4P H5P H6P H7P
-+ + + + +
[
H1P
32 16 84 2 1]
+ + + + +0 0 0 0 01
+ + + + +0 0 8 0 00
10~12 min
b
c
a
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
7.2Lokale instellingen uitvoeren
7.2.1Over lokale instellingen
INFORMATIE
De led's en knoppen zitten in de buitenmodule (niet in de
watermodule).
Om de condensatie-unit te configureren, is een input naar de
hoofdprintplaat van de buitenunit (A1P) vereist. Hierbij worden de
volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat
▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat
Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en
waarde. Voorbeeld: [2‑1]=2.
PC-configurator
Verschillende lokale instellingen voor de inbedrijfstelling kunnen ook
worden ingesteld met behulp van een pc-interface (dit vereist optie
EKPCCAB). De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op
pc voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit" op
pagina33.
Stand 1 en 2
StandBeschrijving
Stand 1
(controle
instellingen)
Stand 2
(lokale instellingen)
7.2.2Toegang tot de componenten voor lokale
instellingen
Zie "6.2.2De buitenunit openen"op pagina15.
7.2.3Componenten voor lokale instellingen
Stand1 kan worden gebruikt voor het
controleren van de actuele situatie van de
buitenunit. U kunt tevens de inhoud van
sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van
lokale instellingen van het systeem. U kunt de
actuele waarde van de lokale instelling
raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van
lokale instellingen de normale werking worden
hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt
voor speciale werking. In dat geval moet de
speciale functie worden afgebroken alvorens
de normale werking kan herbeginnen. Dit wordt
aangegeven in de volgende verklaringen.
BS1~BS5 Drukknoppen
H1P~H7P 7segmentendisplay
H8P Led voor weergave tijdens initialisering
) UIT ( ) Knippert ( )
AAN (
Drukknoppen
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel
de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld
een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder
stroom zou aanraken.
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus
BS2 SET: Voor lokale instelling
BS3 RETURN: Voor lokale instelling
BS4 Niet gebruikt
BS5 Niet gebruikt
7segmentendisplay
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden
als [Stand-Instelling]=Waarde.
H1P Geeft de stand weer
H2P~H7P Geeft de instellingen en waarden weer, weergegeven in
binair
H8P NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar wel tijdens
initialisatie
Voorbeeld:
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
Stand 1
(H1P knippert)
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 1
(H2P~H7P = binair 1)
(in stand 2)
Waarde 8
(H2P~H7P = binair 8)
(in stand 2)
7.2.4Stand 1 of 2 activeren
Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de
standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
Schakel de voeding van de buitenunit in. Nadat het systeem
geïnitialiseerd is, ziet het display er als volgt uit (standaardsituatie bij
verzending in de fabriek).
Componenten voor lokale instellingen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
OPMERKING
De DIP-schakelaar (DS1 op A1P) wordt niet gebruikt.
Verander de fabrieksinstelling NIET.
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 31
7 Configuratie
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
BS1 [5 s]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
a Inschakelen
b Standaardsituatie
c Led-aanduiding in het geval van een storing
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven,
controleer dan de storingscode. Los de aangegeven storing op.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1
en stand2.
a Standaardsituatie (H1P UIT)
b Stand 1 (H1P knippert)
c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk
dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.
7.2.5Gebruik van stand 1
In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden
uitgelezen.
Zie "7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen"op
pagina31.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
Zie "11.3.1 Storingscodes van recentste storingen weergeven" op
pagina36.
#ActieKnop/display
4Selecteer waarde 8 (=+3°C).
a: Geef de huidige waarde
weer.
b: Blijf veranderen tot de ledaanduiding overeenstemt
met de leds in "7.2.8Stand 2:
Lokale instellingen"op
pagina31. ("X×" hangt af
van de huidige waarde en de
waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het
systeem in.
d: Bevestig. Het systeem
begint te werken volgens de
instelling.
5Verlaat stand 2.
7.2.7Stand 1 (en standaardsituatie): Controle
instellingen
In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden
uitgelezen.
7segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
De foutcodestatus kan worden uitgelezen:
SituatieLed-aanduiding
Standaard
Fout
7.2.6Gebruik van stand 2
In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te
configureren.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand 2
Stel de waarde van instelling [2‑1] (=T
streefverdampingstemperatuur) als volgt fijn af op 8 (=+3°C):
#ActieKnop/display
1Begin vanuit de
standaardsituatie.
2Selecteer stand 2.
3Selecteer instelling 1.
("X×" hangt af van de
instelling die u wilt
selecteren.)
(= binair 1)
7segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
(
[1‑14]
e
Geeft de recentste storingscode
aan.
[1‑15]
Geeft de op 1 na laatste
storingscode aan.
[1‑16]
Geeft de op 2 na laatste
storingscode aan.
Instelling
)
Waarde / Beschrijving
Zie "11.3Problemen op basis
van storingscodes oplossen"op
pagina36 voor meer informatie.
7.2.8Stand 2: Lokale instellingen
In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. De led's geven de instelling en de waarde in binaire vorm weer.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
Page 32
7 Configuratie
Instelling
(= binair)
[2‑0]
Te-streefverdampingstemperatuur.
Met deze instelling kan de streefverdampingstemperatuur in
stappen van 5K worden ingesteld.
[2‑1]
Te fijn afstellen van de verdampingstemperatuur.
Met deze instelling kan de met [2‑0] ingestelde
streefverdampingstemperatuur fijn worden afgesteld in stappen
van 1K.
[2‑6]
Adres van de buitenunit voor communicatie met de Modbus-
communicatiekast (BRR9A1V1).
Voor meer informatie, zie de installatiehandleiding van de Modbus-
communicatiekast.
[2‑13]
Correctie van verdampingstemperatuur tijdens geluidsarme
werking.
Met deze instelling kan de met [2‑0] en [2‑1] ingestelde
streefverdampingstemperatuur worden gecorrigeerd voor
geluidsarme werking (zie instelling [2‑18])
[2‑17]
Regeling van ventilator- en compressorsnelheid tijdens
geluidsarme werking.
Met deze instelling kan de maximale ventilator- en
compressorsnelheid worden ingesteld voor geluidsarme werking
(zie instelling [2‑18]).
[2‑18]
Geluidsarme werking
Met deze instelling kan één van drie geluidsarme werkingsstanden
worden geselecteerd. De geluidsarme stand kan worden
geactiveerd door het contact tussen klem X2M/A en X2M/B in te
schakelen. Zie instelling [2‑13] en [2‑17] voor het instellen van
parameters voor de geluidsarme niveaus'.
Waarde
(standaard)
(standaard)
……
(standaard)
Geluidsarm niveau 1
(standaard)
Geluidsarm niveau 2
Geluidsarm niveau 3
Geluidsarm niveau 4
Geluidsarm niveau 5
Correctie van verdampingstemperatuur (alleen
(standaard)
instelling [2-13] is van toepassing)
Regeling van ventilator- en
compressorsnelheid (alleen instelling [2-17] is
Correctie streeftemperatuur en regeling van
ventilator- en compressorsnelheid (zowel
instelling [2-13] als [2-17] is van toepassing)
Beschrijving
–10°C
–20°C
–15°C
–5°C
0°C
5°C
+0°C
+1°C
+2°C
+3°C
+4°C
Adres niet ingesteld
Adres 1
Adres 2
Adres 3
Adres 4
Adres 5
Adres 63
+1°C
+2°C
+3°C
+4°C
+5°C
+10°C
+15°C
+20°C
+0°C
+25°C
van toepassing)
INFORMATIE
Bij LRMEQ3-buitenunits hebben de geluidsarme niveaus
2, 3 en 4 eenzelfde geluidsverlagend effect.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 33
8 Inbedrijfstelling
a
b
X41A
A1P
2
345
H JS T
7.2.9PC-configurator aansluiten op de
buitenunit
a Pc
b Kabel (EKPCCAB)
X41A Connector
A1P Hoofdprintplaat buitenunit
8Inbedrijfstelling
8.1Overzicht: Inbedrijfstelling
Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld
moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet
het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2Proefdraaien.
3Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4Gebruik van het systeem.
8.2Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de
binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de buitenunit, maar
ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het
proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op.
Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn
(lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de
montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.
8.3Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten.
Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd;
hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in
hoofdstuk "6.8 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina25 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale
voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met
de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een
megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk "5.4.1 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina14 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de
gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
Page 34
9 Aan de gebruiker overhandigen
b
a
cd
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op
koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te
repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet
in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan
dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is
gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer
eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw
plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te
verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de achterkant van het
voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook
de lokale instelling(en).
8.4Checklist tijdens inbedrijfstelling
Proefdraaien.
8.4.1Over proefdraaien
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie.
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem.
8.4.2Proefdraaien (7-segmentendisplay)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina30.
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
3 Schakel de bedrijfsschakelaar (schakelaar bediening op
afstand) van de buitenunit IN.
4 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra
koelmiddel bij, maar NIET meer dan 10% van de berekende
hoeveelheid extra koelmiddel (zie "6.7.3 Bepalen hoeveel
koelmiddel bijgevuld moet worden"op pagina23).
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas
b Vol vloeistof
c Een weinig schuim in de vloeistof
d Veel schuim in de vloeistof
5 Controleer of de binnenunit koude lucht uitblaast en of de
temperatuur in de ruimte/koelvitrine daalt.
6 Schakel de bedrijfsschakelaar (schakelaar bediening op
afstand) van de buitenunit UIT.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
VOORZICHTIG
Schakel de voeding NIET uit door de voeding rechtstreeks
te onderbreken. Mogelijk gevolg:
▪ Misschien zal de automatische herstartfunctie van de
unit de werking automatisch hervatten wanneer de
voeding weer is aangesloten.
▪ Slechte werking compressor.
7 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
BeëindigingBeschrijving
Normaal
beëindigd
Abnormaal
beëindigd
Zie "8.4.3Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina34 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer
het proefdraaien is voltooid, kan de normale
werking beginnen.
8.4.3Correctie na abnormaal beëindigen van
het proefdraaien
Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storing is. Voer in het
geval van een storing in de tabel met storingscodes beschreven
stappen uit om de storing op te lossen (zie "11.3.2Storingcodes:
Overzicht" op pagina36). Laat het systeem opnieuw proefdraaien
en controleer of de storing is opgelost.
INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, stuurt X3M een
voorzichtig-signaal (C/C1) of waarschuwingssignaal (C/
W1), en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
8.4.4Gebruik van de unit
Na de installatie en het proefdraaien van de buitenunit en
binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
9Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste
manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed
begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen
raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige
documentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven in
deze handleiding.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een
probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
10Onderhoud en service
OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of
serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per
jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan
echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 35
11 Opsporen en verhelpen van storingen
C–
C+
A1P
A2P
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
10.1Overzicht: Onderhoud en service
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Koelmiddelaftapprocedure
10.2Voorzorgsmaatregelen inzake
onderhoud
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te
beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om
statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te
beschermen.
10.2.1Elektrische gevaren voorkomen
Bij service aan inverter-apparatuur:
1 Open het deksel van de elektrische componentenkast pas 10
minuten na het uitschakelen van de voeding.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is
uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding met een
tester en controleer of de spanning van de condensator in het
hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
5 Steek de verbindingsstekker na de servicewerkzaamheden
opnieuw in. Anders wordt storingscode E7 aangegeven en is de
normale werking niet mogelijk.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant
van het servicedeksel.
Kijk uit voor de ventilator. De unit inspecteren met een draaiende
ventilator is gevaarlijk. Schakel altijd de hoofdschakelaar uit en
verwijder de zekeringen uit het besturingscircuit in de buitenunit.
10.3Controlelijst jaarlijks onderhoud
van de buitenunit
Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ De warmtewisselaar van de buitenunit.
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt raken door stof,
vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar
jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak
zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere
prestaties als gevolg.
11Opsporen en verhelpen van
storingen
11.1Overzicht: Probleemoplossing
Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor
de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte
bedrading.
11.2Voorzorgsmaatregelen bij het
opsporen en verhelpen van
storingen
WAARSCHUWING
▪ Controleer steeds of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te
controleren. Schakel de respectievelijk
stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het
veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te
resetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel of
wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van
de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het
probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met
uw dealer.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit
voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
4 Trek de verbindingsstekkers voor de ventilatormotoren in de
buitenunit uit voordat u begint met servicewerkzaamheden aan
de inverterapparatuur. Raak geen onderdelen onder stroom
aan. (Als een ventilator draait door de sterke wind, kan hierdoor
een spanning in de condensator of in het hoofdcircuit worden
opgeslagen en een elektrische schok veroorzaken.)
VerbindingsstekkersX106A voor M1F
X107A voor M2F
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de
thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET
worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een
timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig INen UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
Page 36
11 Opsporen en verhelpen van storingen
11.3Problemen op basis van
storingscodes oplossen
INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, stuurt X3M een
voorzichtig-signaal (C/C1) of waarschuwingssignaal (C/
W1), en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
U kunt de storingscodes van de laatste 3 storingen weergeven met
behulp van de drukknoppen en het 7‑segmentendisplay (zie
"7.2.3 Componenten voor lokale instellingen" op pagina 30).
Storingscodes bestaan uit 2 tekens (bijvoorbeeld: E3).
Nadat u het probleem hebt opgelost, schakel de bedrijfsschakelaar
UIT en IN om de storing te resetten, en probeer opnieuw.
11.3.1Storingscodes van recentste storingen
weergeven
#ActieDisplay
1Begin vanuit de
standaardsituatie.
2Selecteer stand 1.BS1
[1×]
3Selecteer een storing.
("X×" hangt af van de
instelling die u wilt
selecteren.)
BS2
Mogelijke storingen:
[X×]
[1‑14] Laatste storing:
[1‑15] Voorlaatste storing:
[1‑15] Op 2 na laatste storing:
#ActieDisplay
4Geef het eerste teken
van de storingscode
weer.
BS3
Mogelijke tekens:
[1×]
E:
H:
F:
J:
L:
P:
U:
5Geef het tweede
teken van de
storingscode weer.
BS2
Mogelijke tekens:
[1×]
1:
2:
3:
4:
5:
6:
7:
8:
9:
A:
C:
6Verlaat stand 1.BS1
[1×]
11.3.2Storingcodes: Overzicht
CodeBeschrijvingCriteriaAantal
Abnormaal hoog drukpeilHogedrukschakelaar ≥4,0MPa (40bar)0Waarschuwing▪De afsluiters zijn dicht
Hogedruksensor ≥3,55MPa (35,5bar)3Waarschuwing
Vergrendeling invertercompressormotor
Storing ventilatormotor buitenunit Onregelmatig draaien van 1 ventilatormotor4VoorzichtigStoring ventilatormotor:
Storing elektronische
expansieklep
Abnormale temperatuur
persleiding
Natte werking van
koelaanzuigleiding
Natte werking van inspuitleiding Aanzuigoververhitting ≥5K EN
Fout 3 sensorenWanneer 3 of meer sensoren een probleem
Fout positiesignaal4Waarschuwing▪De afsluiters zijn dicht
Onregelmatig draaien van 2 ventilatormotoren 4Waarschuwing
Geen continuïteit spoel elektronische
expansieklep
Temperatuur persleiding >150°C0Waarschuwing▪Te weinig koelmiddel
▪
Temperatuur persleiding >120°C
gedurende 70 seconden aan één stuk of
langer
▪
Temperatuur persleiding >125°C
gedurende 30 seconden aan één stuk of
langer
▪
Temperatuur persleiding >130°C
Temperatuur persleiding >110°C EN Y1E
≥450pls, gedurende 60 seconden aan één
stuk
Aanzuigoververhitting <5K EN
persoververhitting <15K EN perstemperatuur
<60°C, gedurende 10 minuten aan één stuk
Defecte, kortgesloten of losgekoppelde
connector van verbindingskabel
ventilatormotor
▪
Defecte printplaat inverter
▪
Slechte aansluiting van sensor
▪
Defecte sensor
▪
Defecte sensor
▪
Slechte aansluiting van sensor
▪
Defecte sensor
▪
Defecte sensor
▪
Defecte sensor
▪
Slechte aansluiting van sensor
▪
Defecte sensor
▪
Defecte sensor
inverter
▪
Stijging lameltemperatuur door
kortsluiting
▪
Storing lamelthermistor
en inverter-printplaat
printplaat, inverter-compressor of
ventilatormotor
voedingsklem X1M
▪
Sluit de schakelaar juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Controleer juiste aansluiting
▪
Vervang de ventilatormotor
▪
Vervang de printplaat inverter
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Controleer op externe oorzaken (bijv.
Elektromagnetische interferentie) of
vervang de inverter-printplaat.
▪
Verwijder eventuele voorwerpen die de
luchtstroom naar de buitenunit
blokkeren
▪
Controleer aansluiting op printplaat
▪
Vervang defect onderdeel
Vervang defect onderdeel
Vervang defect onderdeel
Controleer of de fasevolgorde op X1M juist
is
voedingsspanning
12Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het
ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
A, B, C—≥200 ≥300 ≥1000
A, B, C, E—≥200 ≥300 ≥1000≥1000≤500
D—≥1000
D, E—≥1000 ≥1000 ≤500
B, DHD>H
U
≥300≥1000
HD≤½H
U
≥250≥1500
½HU<HD≤H
U
≥300≥1500
B, D, EHB<HDHB≤½H
U
≥300≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥300≥1250 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥250≥1500 ≥1000≤500
½HU<HD≤H
U
≥300≥1500 ≥1000≤500
HD>H
U
≥300≥2200 ≥1000≤500
13Technische gegevens
Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). De volledige recentste
technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
13.1Serviceruimte: Buitenunit
Wanneer u units naast elkaar installeert, moeten de leidingen langs voor, langs achter of langs onder worden gevoerd. In dat geval kunnen de
leidingen niet langs de zijkant worden gevoerd.
Voorzie een ruimte van ≥250mm tussen de units (in plaats van ≥100mm zoals hieronder afgebeeld) wanneer de units naast elkaar worden
geïnstalleerd en de leidingen langs achter worden gevoerd.
Eén unit (
) | Eén rij units ()
A,B,C,D Hindernissen (muren/geleideplaten)
E Hindernis (dak)
a,b,c,d,e Minimum serviceruimte tussen de unit en hindernissen A, B, C, D en E
eBMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis B
eDMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis D
HUHoogte van de unit
HB,HDHoogte van hindernis B en D
1 Dicht de onderkant van het installatieframe af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de
2 Maximaal twee units kunnen worden geïnstalleerd.
aanzuigzijde.
Niet toegelaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
LRMEQ3+4BY1
Page 39
Meerdere rijen units ()
b (mm)
HB≤½H
U
b≥250
½HU<HB≤H
U
b≥300
HB>H
U
HBH
U
≥1000
≥200
≥2000
≥100
≥3000
≥600
≥1500
b
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
H
B
H
U
A1
B1
A2
B2
A2
≥1000
A2
≥300
≥100
≥100
≥100
≥300
≥100
≥100
B2
≥100
≥1000
B2
Gestapelde units (max. 2 niveaus) ()
13 Technische gegevens
A1=>A2 (A1) Bij gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units…
(A2) Installeer een dak tussen de bovenste en onderste units. Installeer de bovenste unit hoog genoeg boven de onderste unit om te voorkomen
dat er zich een ijslaag gaat vormen op de onderplaat van de bovenste unit.
B1=>B2 (B1) Als er geen gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units is…
(B) Een dak is niet nodig, maar dicht de ruimte tussen de bovenste en onderste units af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de
onderkant van de unit terugstroomt naar de aanzuigzijde.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
Page 40
13 Technische gegevens
R4T
R1T
R2T
R6T
R3T
Y1E
S1NPL
S1PH
R5T
S1NPH
M1C
M
a
c
d
b
c
d
n
c
k
l
e
j
f
i
m
h
g
f
13.2Leidingschema: Buitenunit
a Afsluiter (gas)
b Afsluiter (vloeistof)
c Filter
d Servicepoort
e Terugslagklep
f Onderhoudsafsluiter
g Vloeistofreservoir
h Warmtewisselaar
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 41
13.3Bedradingsschema: Buitenunit
15
**
/12.2
1
Het bedradingsschema is bij de unit geleverd, op de binnenkant van
het servicedeksel.
Symbolen:
EngelsVertaling
SymbolsSymbolen
X1MHoofdaansluitklem
Aardingsbedrading
Draad nummer 15
Lokale draad
Lokale kabel
Aansluiting ** gaat verder op
pagina 12 kolom 2
Verschillende
bedradingsmogelijkheden
Optie
Niet gemonteerd in schakelkast
Bedrading afhankelijk van het
model
Printplaat
Opmerkingen:
1 Symbols: zie hoger.
2 Zie de montagehandleiding of servicehandleiding voor het
gebruik van de drukknoppen BS1~BS4 en de DIPschakelaars DS1‑1~DS1‑2.
3 Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
functioneren.
4 Dit contact heeft een capaciteit van 220~240VAC – 0,5A
(totaal van output voorzichtig, waarschuwing, draaien en
bedrijf).
5 De begininstelling is "0" (UIT). Stel in op "1" (AFSTAND) of
"2" (AAN) voor werking.
6 Om de schakelaar bediening op afstand te gebruik, installeer
een spanningsloos contact voor microstroom (<1mA,
12VDC). Zie de technische data voor instructies over het
gebruik van de schakelaar bediening op afstand.
7 De begintoestand van SW1 is "open" (normale stand). Om de
geluidsarme stand in te schakelen, sluit u het contact.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
Page 42
14 Over het systeem
cbda
Voor de gebruiker
14Over het systeem
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en
moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw
installateur voor meer informatie en professioneel advies.
14.1Systeemlay-out
a Buitenunit (ZEAS-condensatie-unit)
b Koelmiddelleiding
c Binnenunit (koelblazer)
d Binnenunit (koelvitrine)
15Voor het gebruik
Koelen
Verdampingstemperatuur–20~5°C
16.2Gebruik van het systeem
16.2.1Over het gebruik van het systeem
▪ Start en stop de buitenunit met behulp van de externe
bedrijfsschakelaar.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
17Energie besparen en optimale
werking
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers
stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet
de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de
unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te
garanderen.
18Onderhoud en service
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd
geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de
luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen
met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt;
dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig
insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid.
Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit
kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van
mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
16Bediening
16.1Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuurbereiken om
een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Koelen
Buitentemperatuur–20~43°Cdroge bol
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of
servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een
erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een
andere waarde of andere draden als een zekering is
doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Kijk uit voor de ventilator.
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is
gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en
bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de
unit te vallen en letsel te veroorzaken.
Waterdruk
Controleer of de waterdruk meer dan 1bar bedraagt. Indien lager,
voeg water toe.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ3+4BY1
4P500362-1 – 2017.07
Page 43
19 Opsporen en verhelpen van storingen
18.1Onderhoud na een lange periode
van stilstand
Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de buitenunit zou kunnen blokkeren.
18.2Over het koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen
NIET vrij in de atmosfeer.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet.
Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas
vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een
verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,
verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar
u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de
servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het
koelmiddellek gerepareerd is.
18.3Dienst-na-verkoop en garantie
18.3.1Garantieperiode
▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart
controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de
garantiekaart klaar.
18.3.2Aanbevelingen voor onderhoud en
inspectie
Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen
in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het
demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist
een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud
van uw units te zorgen, raden wij aan de normale
onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en
inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een
permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang
mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor
meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om
een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage
of installatie een elektrische schok of brand kan
veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal
veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een
giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per
ongeluk lekt in een kamer met lucht van een
ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van
een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel
voordat u de unit weer in gebruik neemt.
19Opsporen en verhelpen van
storingen
Als de producten in de ruimte/koelvitrine kunnen bederven bij een
systeemstoring, dan kunt u uw installateur vragen om een alarm te
installeren (bijvoorbeeld een lamp). Voor meer informatie, neem
contact op met uw installateur.
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan
onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich
iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat
werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of
brand. Neem contact op met uw dealer.
Alleen een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
StoringMaatregel
Als een beveiliging zoals een zekering,
onderbreker of aardlekschakelaar vaak
in werking treedt, of als de AAN/UITschakelaar niet goed werkt.
Als water uit de unit lekt.Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt niet goed.Schakel de voeding uit.
Als het systeem niet goed werkt en geen van de bovenstaande
storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande
procedures.
StoringMaatregel
Indien het systeem
helemaal niet werkt.
Het systeem stopt
meteen nadat het
begint te draaien.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de
stroom is hersteld. Als de stroom tijdens
de werking uitvalt, zal het systeem
automatisch herstarten direct nadat de
voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in
werking is gesteld. Vervang indien nodig
de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
Schakel de hoofdvoeding
uit.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Page 44
20 Verplaatsen
StoringMaatregel
Het systeem werkt,
maar koelt
onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle
bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef
hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met
indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum
(mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of er zich geen ijs op de
binnenunit bevindt. Ontdooi de unit
handmatig of kort de
ontdooibedrijfscyclus in.
▪ Controleer of er niet te veel producten in
de ruimte/koelvitrine staan. Verwijder
enkele producten.
▪ Controleer of de lucht vrij kan
rondstromen in de ruimte/koelvitrine. Leg
de producten in de ruimte/koelvitrine op
een andere plaats.
▪ Controleer of er niet te veel stof op de
warmtewisselaar van de buitenunit ligt.
Verwijder het stof met een borstel of een
stofzuiger; gebruik geen water.
Raadpleeg indien nodig uw dealer.
▪ Controleer of er koude lucht uit de
ruimte/koelvitrine ontsnapt. Neem
maatregelen om te voorkomen dat er
koude lucht ontsnapt.
▪ Controleer of u het instelpunt van de
temperatuur van de binnenunit niet te
hoog hebt ingesteld. Stel het instelpunt
juist in.
▪ Controleer of er geen producten met een
hoge temperatuur in de ruimte/koelvitrine
staan. Sla producten altijd pas op nadat
zij zijn afgekoeld.
▪ Controleer of de deur niet te lang wordt
geopend. Verminder de openingsduur
van de deur.
19.1.3Symptoom: Geluid (buitenunit)
▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt. Dit is het geluid van het koelgas dat door zowel
binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen
of wijzigen van de koelmiddelstroom.
▪ De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt
veroorzaakt door de frequentiewijziging.
19.1.4Symptoom: Er komt stof uit de unit
Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt
gebruikt. Dit komt door stof in de unit.
19.1.5Symptoom: De ventilator van de
buitenunit draait niet
Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het
oog op een optimale werking van het product.
20Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen
en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een
zekere technische kennis.
21Als afval verwijderen
Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met
uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het
ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
19.1Symptomen die geen storingen
van het systeem zijn
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
19.1.1Symptoom: Het systeem werkt niet
▪ Het systeem start niet meteen nadat het weer wordt ingeschakeld.
Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem
normaal. Om overbelasting van de compressormotor te
voorkomen, start het systeem pas 5 minuten nadat het werd
uitgeschakeld voor het geval het net ervoor werd uitgeschakeld.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
19.1.2Symptoom: De unit stopt niet onmiddellijk
wanneer ze wordt stilgelegd
Dit is om te voorkomen dat componenten beschadigd worden. De
unit stopt een beetje later.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
22Verklarende woordenlijst
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het
product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het
product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en
plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of
voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het
product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het
configureren en het onderhouden van een bepaald product
of een bepaalde toepassing.
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Page 45
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een
bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het
product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of
een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit
product (indien van toepassing) dient gemonteerd,
geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en
uitrustingen die met het product worden meegeleverd en
die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie
geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en
uitrustingen die met het product volgens de instructies in de
meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die
met het product volgens de instructies in de meegeleverde
documentatie gecombineerd mogen worden.
22 Verklarende woordenlijst
LRMEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P500362-1 – 2017.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
Page 46
Page 47
Page 48
4P500362-1 2017.07
Copyright 2016 Daikin
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.