13.1.4 Symptoom: Er komt stof uit de unit.............................. 34
13.1.5 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet ............................................................................... 34
14 Verplaatsen34
15 Als afval verwijderen34
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
7
Page 8
1 Over de documentatie
a
1×
b
1×
c
1×
d
1×
a
1×
b
1×
c
1×
d
1×
e
1×
f
1×
g
1×
(10.1 N·m)
2
a
b
c
4
3
1
1Over de documentatie
1.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of
opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op
boerderijen, of voor commercieel gebruik door nietdeskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Voor de installateur
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
2Over de doos
2.1Buitenunit
2.1.1Om de toebehoren van de buitenunit uit te
nemen
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "5.1.1 De buitenunit
openen"op pagina12.
2 Verwijder de accessoires.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit
c Label gefluoreerde broeikasgassen
d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
e Gasleiding accessoire 1 (Ø15,9mm naar 19,1mm)
f Gasleiding accessoire 2 (Ø19,1mm)
g Gasleiding accessoire 3 (Ø19,1mm)
De transportbeveiliging van de compressor moet worden verwijderd.
Deze is geïnstalleerd onder de compressorpoot en beschermt de
unit tijdens het transport. Ga te werk zoals afgebeeld en hierna
beschreven.
1 Verwijder de moer (a) van de montagebout van de compressor.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) en gooi ze weg.
3 Verwijder de ring (c) en gooi hem weg.
4 Breng de moer (a) van de montagebout van de compressor
weer aan en draai hem vast met een aanhaalkoppel van
10,1N•m.
3Over de units
2.1.2Transportbeveiliging verwijderen
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de
transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale
trillingen of geluiden worden geproduceerd.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
8
3.1Over de buitenunit
Deze montagehandleiding betreft de ZEAS-condensatie-unit.
Deze unit is ontworpen voor installatie buitenshuis en is bedoeld
voor lucht-lucht-koeltoepassingen.
SpecificatieLRMEQ3 LRMEQ4 LRLEQ3 LRLEQ4
Capaciteit (koelen)5,90kW
(a)
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
8,40kW
(a)
2,78kW
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
4P545024-1 – 2018.09
(b)
3,62kW
(b)
Page 9
4 Voorbereiding
cbda
SpecificatieLRMEQ3 LRMEQ4 LRLEQ3 LRLEQ4
Ontwerptemperatuur
omgeving (koelen)
(a) Capaciteit gemeten onder de volgende omstandigheden:
a Buitenunit (ZEAS-condensatie-unit)
b Koelmiddelleiding
c Binnenunit (koelblazer)
d Binnenunit (koelvitrine)
3.3Over de binnenunits
OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de ZEAScondensatie-unit om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie
(buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
De ZEAS-condensatie-unit kan worden gecombineerd met
verschillende types binnenunit van andere merken en is uitsluitend
bedoeld voor gebruik met R410A.
Let op de volgende punten wanneer meerdere binnenunits worden
aangesloten:
▪ Expansieklep. Installeer op elke binnenunit een expansieklep
voor R410A. Isoleer het voelerblok van de expansieklep.
INFORMATIE
▪ Installeer hetzij een mechanische thermostatische
expansieklep, hetzij een elektronische expansieklep
(proportioneel of pulstype).
▪ Bescherm bij de installatie van een elektronische
expansieklep van het pulstype de leidingen tegen door
het openen en sluiten van de klep veroorzaakte
drukgolven. De installatie van een expansieklep van
het pulstype behoort tot de verantwoordelijkheid van de
installateur.
Zie "4.2.7 Keuze van de expansieklep" op pagina 11 voor meer
informatie.
▪ Elektromagnetische klep. Installeer een elektromagnetische klep
voor R410A (met een openingsdrukverschil van 3,5MPa [35 bar]
of meer) aan de primaire zijde van de expansieklep voor elke
binnenunit.
▪ Filter. Installeer een filter aan de primaire zijde van de
elektromagnetische klep voor elke binnenunit. De maasgrootte
van het filter wordt bepaald door de gebruikte elektromagnetische
klep en expansieklep.
▪ Koelmiddelstroom. Leg de koelmiddelleidingen naar de
warmtewisselaar van de binnenunit zodanig dat het koelmiddel
van boven naar beneden stroomt.
▪ Ontdooitype. Gebruik hetzij modellen met off-cyclus ontdooien of
modellen met ontdooien met elektrische verwarming. Gebruik
GEEN modellen met ontdooien met warm gas.
3.3.1Over het hergebruik van oude
binnenwarmtewisselaars
In sommige gevallen kunnen oude binnenwarmtewisselaars worden
hergebruikt, en in andere gevallen niet.
Hergebruik NIET toegestaan
In de volgende gevallen mogen oude binnenwarmtewisselaars niet
worden hergebruikt:
▪ Wanneer de ontwerpdruk onvoldoende is. Minimum ontwerpdruk
= 2,5MPa of 25bar
▪ Wanneer de route naar de warmtewisselaar zo loopt dat het
koelmiddel van beneden naar boven stroomt.
▪ Wanneer de koperen leiding of de ventilator is aangetast.
▪ Wanneer de warmtewisselaar vervuild is. Vreemde stoffen
(waaronder oliën die tijdens de fabricage worden gebruikt) mogen
niet meer dan 30mg/10m bedragen.
Hergebruik toegestaan
In andere gevallen dan hiervoor vermeld mogen oude
binnenwarmtewisselaars worden hergebruikt. Als de oude
condensatie-unit echter NIET met hetzelfde koelmiddel (R410A) en
dezelfde olie (FVC68D) als de nieuwe werkte, dan moeten de buizen
van de warmtewisselaar grondig worden schoongemaakt.
Als de oude condensatie-unit NIET met hetzelfde koelmiddel
(R410A) als de nieuwe werkte, controleer dan of de expansieklep
compatibel is met R410A.
4Voorbereiding
4.1Installatieplaats voorbereiden
4.1.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
Houd rekening met de richtlijnen inzake de benodigde ruimte. Zie
het hoofdstuk "Technische gegevens" en de afbeeldingen op de
binnenkant van het voorblad.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor
commerciële als kleinindustriële toepassingen.
OPMERKING
Deze apparatuur is conform Klasse A van EN55032/
CISPR 32. In een residentiële omgeving kan deze
apparatuur radiostoringen veroorzaken.
INFORMATIE
Het geluidsdrukniveau is lager dan 70dBA.
4.2De koelmiddelleidingen
voorbereiden
4.2.1Oude leidingen hergebruiken
In sommige gevallen kunnen oude leidingen worden hergebruikt, en
in andere gevallen niet.
Hergebruik niet toegestaan
In de volgende gevallen mogen geen oude leidingen worden
hergebruikt:
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
9
Page 10
4 Voorbereiding
t
Ø
F
A
1
233
d1
e
B
d2
C
c
D1
E
f
D2
ba
H
2
▪ Wanneer er problemen waren met de compressor van de oude
installatie (bijvoorbeeld panne). Mogelijk gevolg: geoxideerde
koelmiddelolie, kalkresten en andere nadelige effecten.
▪ Wanneer de binnen- en buitenunits gedurende lange tijd van de
4.2.4Leidingmaat selecteren
Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de
afbeelding (alleen als referentie).
leidingen waren losgekoppeld. Mogelijk gevolg: water en vuil in
de leidingen.
▪ Wanneer de koperen leiding is aangetast.
Hergebruik toegestaan
In andere gevallen dan hiervoor vermeld mogen oude leidingen
worden hergebruikt, maar houd rekening met de volgende punten:
ItemBeschrijving
Diameter leidingenMoet voldoen aan de vereisten. Zie
Materiaal leidingen
Leidinglengte en
Gelaste verbindingenControleer op gaslekken.
Leidingen
schoonmaken
"4.2.2Vereisten voor de
koelmiddelleidingen"op pagina10.
Moet voldoen aan de vereisten. Zie
"5.5Koelmiddelleidingen isoleren"op
pagina17.
Als de oude condensatie-unit NIET met
hetzelfde koelmiddel (R410A) en dezelfde
olie (FVC68D) als de nieuwe werkte, dan
moeten de leidingen grondig worden
schoongemaakt.
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar
zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd
hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te
4.2.2Vereisten voor de koelmiddelleidingen
voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon en droog te houden. Alle mogelijke voorzorgen
dienen genomen te worden opdat er nooit vreemde stoffen
(inclusief minerale oliën of vochtigheid) in het systeem
kunnen komen en zich vermengen met het koelmiddel.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor
koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
4.2.3Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje
van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
(a)
"5.6.2Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet worden"op
pagina18.
A/a: Leiding tussen buitenunit en leidingaftakking
VloeistofleidingØ9,5 mm
GasleidingØ19,1 mm
(a) Dezelfde diameter als die van de aansluiting op de
buitenunit.
(b) Gebruik de accessoireleiding om de diameter van de
afsluiter van de buitenunit (Ø15,9 mm) aan te passen aan
die van de lokale leiding (Ø19,1 mm).
(a)
(b)
B+C/b+c: Leiding tussen leidingaftakking
Kijk voor de diameter van de leidingen naar de totale capaciteit van
de stroomafwaarts aangesloten binnenunits.
LRMEQ3+4Capaciteit
Vloeistofleiding<4,0kWØ6,4mm
4,0≤x<8,4kWØ9,5mm
Gasleiding<1,0kWØ9,5mm
1,0≤x<6,0kWØ12,7mm
6,0≤x<8,4kWØ15,9mm
(a) Voor koelvitrines wordt de capaciteit berekend bij een
verdampingstemperatuur van –10°C. Voor koelblazers
wordt de capaciteit berekend bij een temperatuurverschil (=
verdampingstemperatuur – kamertemperatuur) van 10°C.
(a) Voor koelvitrines wordt de capaciteit berekend bij een
verdampingstemperatuur van –35°C. Voor koelblazers
wordt de capaciteit berekend bij een temperatuurverschil (=
verdampingstemperatuur – kamertemperatuur) van 10°C.
D~F/d~f: Leiding tussen leidingaftakking en
binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof,
gas) op de binnenunits.
OPMERKING
Als op de buitenunit slechts 1 binnenunit is aangesloten,
en de aansluitingen op de buitenunit verschillen van die op
de binnenunit, gebruik dan dezelfde leidingdiameter als de
aansluitingen op de buitenunit en installeer de gepaste
adapters zo dicht mogelijk bij de binnenunit.
4.2.5Koelmiddelaftaksets selecteren
Bij aftakkingen van koelmiddelleidingen mogen T-verbindingen, Yverbindingen, refnet-verbindingen en refnet-verdelers worden
gebruikt. U kunt een optiekit voor koelmiddelaftakkingen gebruiken
uit de onderstaande tabel.
BeschrijvingModelnaam
Refnet-verdeler
Refnet-verbinding
(a)
(b)
(a) Sluit GEEN 2 of meer verdelers in serie aan. Kies voor de
gaszijde een refnet-verdeler waarvan de diameter gelijk is
aan de diameter van de hoofdleiding of één maat groter is
dan de diameter van de hoofdleiding.
(b) Kies een refnet-verbinding waarvan diameter gelijk is aan
die van de inkomende en uitgaande leidingen. Zie
"4.2.3Materiaal koelmiddelleidingen"op pagina10 en
"4.2.4Leidingmaat selecteren"op pagina10 voor meer
informatie.
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden
aangesloten.
KHRQ22M29H
KHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
4.2.6Lengte koelmiddelleiding en
hoogteverschil
De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de
volgende vereisten.
(zie voorbeeld in "4.2.4Leidingmaat selecteren"op pagina10)
VereisteLimiet
Maximale reële leidinglengte
▪ Voorbeeld: a+b+c+d2≤Limiet
Maximale totale leidinglengte
▪ Voorbeeld: a+b+c+d1+d2+e+f≤Limiet
Maximale lengte eerste aftakkitbinnenunit
▪ Voorbeeld: b+c+d2≤Limiet
Maximaal
hoogteverschil
buitenunitbinnenunit
Maximaal hoogteverschil binnenunitbinnenunit
Buitenunit hoger dan
binnenunit
▪ Voorbeeld:
H≤Limiet
Buitenunit lager dan
binnenunit
50m
80m
30m
20m
10m
5m
4.2.7Keuze van de expansieklep
De onderkoelingverhouding voor vloeibaar koelmiddel van deze unit
is groter dan die van units zonder onderkoelingmechanisme omdat
het vloeibaar koelmiddel door een dubbelbuizige warmtewisselaar
wordt gekoeld (onderkoelingverhouding = condensatietemperatuur–
temperatuur vloeibaar koelmiddel aan uitlaat buitenunit).
Houd bij de keuze van een expansieklep voor de belasting volgens
de technische informatie van de fabrikant van de expansieklep
rekening met de onderkoelingverhouding (K) voor het vloeibaar
koelmiddel in de onderstaande tabel.
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
ModelMinimum
circuitampère
LRMEQ3 +
LRLEQ3
LRMEQ4 +
LRLEQ4
6,5A16A3N~ 50Hz
9,1A
Aanbevolen
zekeringen
Elektrische
voeding
380-415V
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
11
Page 12
5 Installatie
REMOTE
OFF
ON
1×
1
2
(mm)
>150
620
350
(345-355)
4× M12
a
20
Schakelaar bediening op afstand, schakelaar geluidsarme
werking en bedrading outputsignalen
OPMERKING
Schakelaar bediening op afstand. De unit is in de fabriek
uitgerust met een bedrijfsschakelaar waarmee de unit
AAN/UIT kan worden geschakeld. Om de buitenunit op
afstand AAN/UIT te schakelen is een schakelaar voor
bediening op afstand vereist. Gebruik een spanningsloos
contact voor microstroom (≤1mA, 12V DC). Sluit aan op
X2M/C+D, en stel in op "Remote ".
De bedrijfsschakelaar zit in de schakelkast (zie afbeelding
hieronder).
De volgende drie standen zijn mogelijk voor de bedrijfsschakelaar:
Instelling
bedrijfsschakelaar
OFFUnit werking UIT
ONUnit werking AAN
RemoteUnit gestuurd (AAN/UIT) met schakelaar
OPMERKING
Schakelaar geluidsarm. Als u de geluidsarme stand op
afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑18]), dan
moet een schakelaar geluidsarme werking worden
geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor
microstroom (≤1mA, 12VDC). Sluit aan op X2M/A+B.
Functie
bediening op afstand
5Installatie
5.1De units openen
5.1.1De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
5.2De buitenunit monteren
5.2.1De installatiestructuur voorzien
Leg 4 sets met ankerbouten, moeren en vulringen klaar (lokaal te
voorzien):
OPMERKING
Outputsignalen. De buitenunit is voorzien van een klem
(X3M) die 4 verschillende signalen kan genereren. Het
signaal is 220~240VAC. De maximale belasting voor alle
signalen is 0,5 A. De unit output een signaal in de
volgende gevallen:
wanneer de elektromagnetische klep van de binnenunit
wordt gestuurd.
BedradingOmmantelde kabel (2 draden)
Plastic snoeren
0,75~1,25mm²
Maximale kabellengte130m
a Blokkeer de afvoeropeningen niet af.
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel
van de bouten bedraagt 20mm.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
12
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
4P545024-1 – 2018.09
Page 13
5 Installatie
a
4× M12
a
a
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast
op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats
waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of
loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.
5.2.2De buitenunit installeren
5.2.3Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan
omvallen
Voer de volgende stap uit als de unit wordt geïnstalleerd op een
plaats waar ze aan sterke winden is blootgesteld:
1 Maak 2kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit.
3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (lokaal te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast en draai ze vast.
OPMERKING
Behalve een gas- en vloeistofafsluiter, is de buitenunit ook
nog voorzien van twee onderhoudsafsluiters. Gebruik de
onderhoudsafsluiters NIET bij het aansluiten van de
koelmiddelleiding op de buitenunit. De fabrieksinstelling
van deze kleppen is "open". Laat deze kleppen altijd open
staan wanneer u de unit gebruikt. Bij gebruik van de unit
met gesloten kleppen kan de compressor schade oplopen.
a Onderhoudsafsluiter
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
4 Installeer het deksel van de afsluiter.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
5.3De koelmiddelleiding aansluiten
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
5.3.1Gebruik van de afsluiter en servicepoort
Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ De afsluiters zijn gesloten in de fabriek.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
13
Page 14
5 Installatie
abbc
c
b
a
c
d
a
b
p<p
>
R410AN2
bce
a
fg
d
AB
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
4 Installeer het deksel van de afsluiter.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter het afsluiterdeksel goed vast en
controleer op lekken. Zie de tabel hieronder voor het
aanhaalmoment.
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het
afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de
afsluiter weer aanbrengt. Anders kan er condenswater
binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg:
Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de
compressor.
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,55,4~6,64mm13,5~16,511,5~13,9
Ø15,913,5~16,56mm22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
KlephuisZeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)
5.3.2Dichtgeknepen leidingen verwijderen
WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de
onderstaande procedure kan leiden tot schade aan
voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de
omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan)
b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-ventiel is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het
afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de
servicepoort weer aanbrengt. Anders kan er condenswater
binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg:
Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de
compressor.
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
14
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan)
b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten zodra alle gas
en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de gas- en
vloeistofafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik hiervoor
gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een kniptang).
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Page 15
5 Installatie
ab
ab
c
a
b
d
a
b
c
WAARSCHUWING
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door
hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet
alle olie kon worden afgetapt.
Waar/hoeInstalleer de droger na het kijkglas, zo dicht
mogelijk bij de buitenunit. Installeer
horizontaal.
a Kijkglas
b Droger
Bij het solderenVolg de soldeerinstructies in de handleiding
van de droger.
Verwijder de drogerkap net voor u gaat
solderen (om opname van luchtvochtigheid te
voorkomen).
Repareer eventueel bij het solderen verbrande
drogerverf. Neem contact op met de fabrikant
voor meer informatie over de reparatieverf.
StroomrichtingAls op de droger een stroomrichting staat
aangegeven, installeer hem dan in de goede
richting.
5.3.5Koelmiddelleiding op buitenunit
aansluiten
5.3.3Richtlijnen bij de installatie van een
kijkglas
Installeer een kijkglas op de vloeistofleiding:
Diameter9,5mm
Waar/hoeInstalleer het kijkglas voor de droger, zo dicht
mogelijk bij de buitenunit. Installeer
horizontaal.
a Kijkglas
b Droger
Bij het solderenVolg de soldeerinstructies in de handleiding
van het kijkglas.
5.3.4Richtlijnen bij de installatie van een
droger
OPMERKING
Gebruik de unit NIET zonder geïnstalleerde droger.
Mogelijk gevolg: Storing apparatuur.
Installeer een droger op de vloeistofleiding:
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de
aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de
leiding met gepast isolatiemateriaal worden
beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt
met de behuizing.
1 Doe het volgende:
▪ Verwijder het servicedeksel (a) met schroef (b).
▪ Verwijder de inlaatplaat van de leidingen (c) met schroef (d).
2 Kies een richting langs waar u de leiding wilt leggen (a, b of c).
Drogertype80g (gelijk aan 100% moleculaire filtering)
(DML083/DML083S: gemaakt door Danfoss)
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
3 Als u de leiding langs onder wilt leggen:
▪ Boor (a, 4×) en open de uitbreekopening (b).
▪ Snijd de gleuven (c) uit met een metaalzaag.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
15
Page 16
5 Installatie
cc
ba
4× Ø6 mm
a
b
a bc
ab fg
cde
A
A
e1 ecdf
c
d e1 e f
c
e1
f
e
a
4 Doe het volgende:
▪ Sluit de vloeistofleiding (a) aan op de vloeistofafsluiter.
▪ Sluit de gasleiding (b) aan op de gasafsluiter.
OPMERKING
Bij het solderen: Soldeer eerst de vloeistofzijdige
leidingen, en vervolgens de gaszijdige leidingen. Breng de
elektrode in via de voorkant van de unit en de lasbrander
via de rechterkant om te solderen met de vlammen naar
buiten en de geluidsisolatie van de compressor en andere
leidingen niet te beschadigen.
Mogelijkheid 3: Naar onder
c Gasleiding accessoire 1
d Gasleiding accessoire 2
e, e1 Gasleiding accessoire 3 (afsnijden op de vereiste lengte)
f Lokaal te voorzien
5 Monteer het servicedeksel en de inlaatplaat van de leidingen.
6 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat er
sneeuw of kleine dieren in het systeem terechtkomen.
a Elektrode
b Vuurbestendige plaat
c Lasbrander
d Vlammen
e Geluidsisolatie compressor
f Leiding vloeistofzijde
g Leiding gaszijde
▪ Sluit de gasleidingaccessoires (c, d, e) aan, en snijd ze af op
de vereiste lengte (e1). Dit is nodig omdat de gasafsluiter
maat Ø15,9 is, en de leiding tussen de buitenunit en de
eerste koelmiddelaftakkit Ø19,1.
Mogelijkheid 1: Naar de
voorkant
Mogelijkheid 2: Naar de
zijkant
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
Vergeet niet om na de installatie van de koelmiddelleiding
en het vacuümdrogen de afsluiters te openen. Wanneer u
het systeem probeert te gebruiken met gesloten afsluiters
kan de compressor schade oplopen.
5.4De koelmiddelleiding controleren
5.4.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn
alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
16
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene)
lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de
buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
Zie "5.4.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 17
voor meer informatie over de stand van de kleppen.
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of
een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van
–100,7kPa (−1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem
terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp
om de installatie te ontluchten.
5.4.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
Controleer de binnenunits ook op lekken en op vacuüm.
Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale
leidingen ook open.
5.4.4Lektest uitvoeren
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–1,007bar) (5Torr
absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2MPa (2bar).
▪ Stel de meterdruk van het hogedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de maximum
bedrijfsdruk 4,0MPa (40bar).
▪ Stel de meterdruk van het lagedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de ontwerpdruk van
de binnenunit.
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor
kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen
als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de
flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater
kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
5.4.5Vacuümdrogen
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
servicepoort van de vloeistofafsluiter, of eerst een deel
koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de
afsluiters van de buitenunit of laat u ze dicht. Zie
"5.6.3Koelmiddel vullen"op pagina18 voor meer informatie.
5.5Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelleidingaftakkingen
volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Houd rekening met de volgende punten bij de bepaling van de
isolatiedikte:
LRMEQ*LRLEQ*
Minimumtemperatuur
vloeistofleiding
Minimumtemperatuur gasleiding–20°C–45°C
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
5°C0°C
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
17
Page 18
5 Installatie
a
b
p<p
>
N2
C
bce
a
g
f
d
AB
a Isolatiemateriaal
b Afdichtingsmateriaal, enz.
5.6Koelmiddel bijvullen
5.6.1Voorzorgsmaatregelen voor het vullen
met koelmiddel
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken
veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt
2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld,
kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay
normaal is voordat u de vulprocedures begint (zie
"6.1.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 24). Als een
storingscode wordt weergegeven, zie "8.1 Problemen op
basis van storingscodes oplossen"op pagina28.
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale
leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv.
na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de
oorspronkelijke hoeveelheid (zie naamplaatje op de unit)
en de berekende extra hoeveelheid koelmiddel in de unit
worden gebracht.
5.6.2Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd
moet worden
A+B Parameters A (voor koelvitrines) en B (voor koelblazers).
Zie de tabellen hierna.
Parameter A
Bij een totale capaciteit
(a)
van
Dan is A...
koelvitrines van...
<5,0kW1,1kg
5,0≤x<8,4kW2,3kg
(a) Capaciteit bij verdampingstemperatuur van –10°C
Parameter B
Bij een totale capaciteit
(a)
van
Dan is B...
koelblazers van...
<5,0kW0,6kg
5,0≤x<8,4kW1,2kg
(a) Capaciteit bij temperatuurverschil
(=verdampingstemperatuur – kamertemperatuur) van
10°C
Formule voor LRLEQ3+4
R=[(X1ר9,5)×0,06+(X2ר6,4)×0,02]+A+B–2,4
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...2
A Parameter A (bij gebruik van koelvitrines)=1,4kg
B Parameter B (bij gebruik van koelblazers)=0,6kg
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm,
vervang de gewichtsfactoren in de formule door de waarden in de
volgende tabel:
Leiding in inchLeiding in mm
LeidingGewichtsfactorLeidingGewichtsfactor
Ø6,4mm0,02Ø6mm0,018
Ø9,5mm0,06Ø10mm0,066
5.6.3Koelmiddel vullen
Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt
aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel vooraf te vullen
via de vloeistofleiding, en daarna pas verder te vullen via de
koelmiddelvulpoort. U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het
vullen langer.
Koelmiddel vooraf vullen
Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de
vloeistofafsluiter om vooraf te vullen zonder draaiende compressor.
1 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
buitenunit en klep A gesloten zijn.
Formule voor LRMEQ3+4
R=[(X1ר9,5)×0,06+(X2ר6,4)×0,02]+A+B
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
18
INFORMATIE
Neem contact op met uw dealer voor het finale aanpassen
van de hoeveelheid koelmiddel.
INFORMATIE
Als alleen koelvitrines worden gebruikt, parameter B=0. Als
alleen koelblazers worden gebruikt, parameter A=0.
INFORMATIE
Als R≤0, moet er geen extra koelmiddel worden bijgevuld/
afgetapt.
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...2
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
2 Open klep B en C.
3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt
vullen, en sluit dan klep B en C.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Page 19
5 Installatie
b
a
cd
p<p
>
N2
C
bce
a
g
f
d
AB
Kijkglas controleren
Ga als volgt verder wanneer de berekende hoeveelheid extra
koelmiddel bereikt is met de instructies van "Koelmiddel vooraf
vullen":
Koelmiddel vullen (met draaiende compressor)
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de
buitenunit te gebruiken.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
4 Doe een van de volgende zaken:
AlsDan
De berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is bereikt
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies
van "Kijkglas controleren".
Te veel koelmiddel in het
systeem
Verwijder koelmiddel af.
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies
van "Kijkglas controleren".
De berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is nog niet
bereikt
Ga verder met de instructies
van "Koelmiddel vullen (met
draaiende compressor)".
5 Open alle afsluiters van de buitenunit.
6 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "6 Configuratie" op
pagina23 en "7Inbedrijfstelling"op pagina26 zijn genomen.
7 Schakel de voeding van de buitenunit in, maar laat de
bedrijfsschakelaar op uit staan (zie "5.7.4 De elektrische
bekabeling op de buitenunit aansluiten"op pagina21).
8 Stel de streefverdampingstemperatuur in met instelling [2‑0] en
[2‑1] (zie "6.1.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina25).
9 Schakel de voeding van de binnenunits in.
10 Schakel de bedrijfsschakelaar in.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt
een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"5.6.4 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op
pagina20 en los de storing op zoals beschreven.
▪ Schakel de bedrijfsschakelaar UIT om het handmatig
bijvullen van koelmiddel af te breken. De unit stopt en
keert terug in de inactieve stand.
11 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra
koelmiddel bij zoals beschreven in de instructies van
"Koelmiddel vullen (met draaiende compressor)", maar
NIET meer dan 25% van de berekende hoeveelheid extra
koelmiddel (zie "5.6.2Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd
moet worden"op pagina18).
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas
b Vol vloeistof
c Een weinig schuim in de vloeistof
d Veel schuim in de vloeistof
12 Schakel de bedrijfsschakelaar uit.
13 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
14 Draai de gasleidingafsluiter helemaal open en regel het openen
van de vloeistofleidingafsluiter.
15 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "6 Configuratie" op
pagina23 en "7Inbedrijfstelling"op pagina26 zijn genomen.
16 Schakel de voeding van de buitenunit in, maar laat de
bedrijfsschakelaar op uit staan (zie "5.7.4 De elektrische
bekabeling op de buitenunit aansluiten"op pagina21).
17 Stel de streefverdampingstemperatuur in met instelling [2‑0] en
[2‑1] (zie "6.1.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina25).
18 Schakel de voeding van de binnenunits in.
19 Schakel de bedrijfsschakelaar in.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt
een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"5.6.4 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op
pagina20 en los de storing op zoals beschreven.
▪ Schakel de bedrijfsschakelaar UIT om het handmatig
bijvullen van koelmiddel af te breken. De unit stopt en
keert terug in de inactieve stand.
20 Open klep B en C.
21 Vul koelmiddel bij tot de resterende berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is bereikt (zie "5.6.2 Bepalen hoeveel
koelmiddel toegevoegd moet worden" op pagina 18), en sluit
dan klep C en B.
INFORMATIE
▪ Wanneer de koelmiddelfles nog maar weinig
koelmiddel bevat, daalt de interne druk in de fles,
waardoor de unit niet kan worden gevuld, ook niet
wanneer u het openen van de vloeistofleidingafsluiter
bijregelt. Vervang in dat geval de fles door een andere
fles met meer koelmiddel.
▪ Als de leidinglengte te lang is, kan het
beschermingssysteem in werking treden bij het
bijvullen van koelmiddel met volledig gesloten
vloeistofleidingafsluiter, waardoor de unit wordt
stilgelegd.
22 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra
koelmiddel bij, maar NIET meer dan 25% van de berekende
hoeveelheid extra koelmiddel (zie "5.6.2 Bepalen hoeveel
koelmiddel toegevoegd moet worden"op pagina18).
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
19
Page 20
5 Installatie
b
a
cd
c
b
a
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d
e
P1 P2W1CC1R
X3M
X1M
L2
N
L1
L3
B
X2M
ADCF1 F2
3D111889
A
e
c
a
b
i
j
k
h
f
t°
H1P
S2T
E1H
t°
K1M
S1T
Y1S
Ry 0
S2T
NC
TeS1
No
T1
T1
E1H
t°
Ry0
t°
Ry 1
K1M
S1T
H1P
Ry 0
Ry 0
K1M
Ry 0
Ry 0
Ry 0
K1M
Ry 1
Y1S
b
d
B
B
b
b
g
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas
b Vol vloeistof
c Een weinig schuim in de vloeistof
d Veel schuim in de vloeistof
23 Schakel de bedrijfsschakelaar uit.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel
(vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt,
wordt de compressor beschadigd.
aan op de schroefdraad (NIET op het deksel of het
afdichtende gedeelte) alvorens u het deksel van de
servicepoort weer aanbrengt. Anders kan er condenswater
binnendringen en bevriezen. Mogelijk gevolg:
Vervorming, koelmiddellekkage en slechte werking van de
compressor.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
gas- en vloeistofafsluiters.
5.7De elektrische bedrading
aansluiten
5.7.1Lokale bedrading: Overzicht
Lokale bedrading bestaat uit het volgende:
a Deksel (breng GEEN schroefdraadborgmiddel aan)
b Afdichtend gedeelte (breng GEEN schroefdraadborgmiddel
aan)
c Schroefdraad met schroefdraadborgmiddel
5.6.4Foutcodes bij het vullen met koelmiddel
INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, stuurt X3M een
voorzichtig-signaal (C/C1) of waarschuwingssignaal (C/
W1), en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep B en C.
Controleer de storingscode en neem de overeenkomstige
maatregelen, "8.1 Problemen op basis van storingscodes
oplossen"op pagina28.
5.6.5De label voor fluorhoudende
1 Vul het label als volgt in:
broeikasgassen bevestigen
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
20
a Als bij de unit een meertalig label voor fluorhoudende
broeikasgassen is geleverd (zie accessoires), neemt u de
gewenste taal en kleeft u ze op a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
d Totale hoeveelheid koelmiddel
e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = Globaal opwarmingspotentieel
A Buitenunit
B Binnenunit
a Naar buitenunit
b Aardlekschakelaar
c Inlaat hoogspanningsbedrading
d Besturingsplaat (lokaal te voorzien)
e Voorzichtig-label
f Waarschuwingslabel
g Draaien-label
h Werkingssignaal
b Zekering
c Voeding (inclusief aarding) (ommantelde kabel)
d Schakelaar geluidsarm
e Schakelaar bediening op afstand
f Transmissie
g Voorzichtig-label
h Waarschuwingslabel
i Draaien-label
j Werkingssignaal
OPMERKING
De bedieningsoutput P1/P2 van de buitenunit moet worden
aangesloten op alle elektromagnetische kleppen die
stroomopwaarts van de expansiekleppen van de
binnenunit zijn geïnstalleerd. Deze aansluiting is vereist
omdat de buitenunit de elektromagnetische kleppen moet
kunnen regelen bij het opstarten (om te voorkomen dat er
vloeibaar koelmiddel in de compressor terechtkomt) en bij
het terugstromen van olie.
OPMERKING
Schakelaar bediening op afstand. De unit is in de fabriek
uitgerust met een bedrijfsschakelaar waarmee de unit
AAN/UIT kan worden geschakeld. Om de buitenunit op
afstand AAN/UIT te schakelen is een schakelaar voor
bediening op afstand vereist. Gebruik een spanningsloos
contact voor microstroom (≤1mA, 12V DC). Sluit aan op
X2M/C+D, en stel in op "Remote ".
OPMERKING
Schakelaar geluidsarm. Als u de geluidsarme stand op
afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑18]), dan
moet een schakelaar geluidsarme werking worden
geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor
microstroom (≤1mA, 12VDC). Sluit aan op X2M/A+B.
5 Installatie
5.7.2Richtlijnen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de
randen en de delen rond de randen om roestvorming te
voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de
uitbreekopeningen te voorkomen.
a Uitbreekopening
b Braam
c Afdichting, enz.
5.7.3Richtlijnen voor het aansluiten van de
elektrische bedrading
Aanhaalmomenten
BedradingSchroefmaatAanhaalmoment
X1M: voedingsbedrading
M52,2~2,7
(voeding + afgeschermde
aarding)
X2M: schakelaar
M3,50,8~0,97
bediening op afstand,
schakelaar geluidsarme
werking en transmissieoutput
X3M: outputsignalenM42,39~2,91
5.7.4De elektrische bekabeling op de
buitenunit aansluiten
(N•m)
OPMERKING
Outputsignalen. De buitenunit is voorzien van een klem
(X3M) die 4 verschillende signalen kan genereren. Het
signaal is 220~240VAC. De maximale belasting voor alle
signalen is 0,5 A. De unit output een signaal in de
volgende gevallen:
wanneer de elektromagnetische klep van de binnenunit
wordt gestuurd.
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel.
2 Sluit de schakelaar bediening op afstand als volgt aan:
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
21
Page 22
5 Installatie
BACF1 F2
X2M
D
BACF1 F2
X2M
D
C1CW1 R P1 P2
abcd
3N~ 50 Hz
380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
b
c
OPMERKING
Schakelaar bediening op afstand. De unit is in de fabriek
uitgerust met een bedrijfsschakelaar waarmee de unit
AAN/UIT kan worden geschakeld. Om de buitenunit op
afstand AAN/UIT te schakelen is een schakelaar voor
bediening op afstand vereist. Gebruik een spanningsloos
contact voor microstroom (≤1mA, 12V DC). Sluit aan op
X2M/C+D, en stel in op "Remote ".
3 Sluit de schakelaar geluidsarme werking als volgt aan:
OPMERKING
Schakelaar geluidsarm. Als u de geluidsarme stand op
afstand IN/UIT wilt schakelen (zie instelling [2‑18]), dan
moet een schakelaar geluidsarme werking worden
geïnstalleerd. Gebruik een spanningsloos contact voor
microstroom (≤1mA, 12VDC). Sluit aan op X2M/A+B.
4 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan als u de modbus-
communicatiekast wilt aansluiten:
5 Sluit de bedrading als volgt aan op de klem van de
outputsignalen (X3M):
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding
vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij
het losmaken van de voedingskabel moeten de
stroomvoerende draden vóór de aarding worden
losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de
trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook
moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak
zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de
voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Sluit de voeding nooit aan op klemmenblok X2M of X3M.
Anders kan het hele systeem onklaar raken.
OPMERKING
Outputsignalen. De buitenunit is voorzien van een klem
(X3M) die 4 verschillende signalen kan genereren. Het
signaal is 220~240VAC. De maximale belasting voor alle
signalen is 0,5 A. De unit output een signaal in de
volgende gevallen:
Sluit het bedrijfssignaal aan
op de elektromagnetische
kleppen die stroomopwaarts
van de expansiekleppen van
de binnenunit zijn
geïnstalleerd. De buitenunit
regelt het openen van de
elektromagnetische klep:
▪ Tijdens het opstarten, om
te voorkomen dat er
vloeibaar koelmiddel in de
compressor terechtkomt.
▪ Tijdens het terugstromen
van olie.
Zie "5.7.1Lokale bedrading:
Overzicht"op pagina20 voor
meer informatie.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
22
a Aardlekschakelaar
b Zekering
c Voedingskabel
OPMERKING
Houd de kabels uit de buurt van de linker
onderhoudsafsluiter en de leidingen. De klep en de
leidingen kunnen heel warm worden en de kabels
beschadigen.
7 Maak de kabels vast met kabelbinders.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Page 23
6 Configuratie
X1M
X3M
X2M
a
b
c
1×
2×
2×
a
b
a
b
2
1
a b cde
A B
Aansluiten op het
frame
9 Breng het servicedeksel weer aan.
10 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.
Voor kabels die uit de unit komen, kan een
beschermende mantelbuis worden
aangebracht in de uitbreekopening.
Bescherm de kabels met plastic buizen om
te voorkomen dat de rand van de
uitbreekopening in de kabels snijdt
wanneer u geen mantelbuis gebruikt.
A Binnenkant van de buitenunit
B Buitenkant van de buitenunit
a Draad
b Bus
c Moer
d Frame
e Slang
a Voeding (inclusief aarding)
b Outputsignalen
c Schakelaar bediening op afstand, schakelaar geluidsarme
werking, transmissie
8 Geleid de bedrading door het frame en sluit ze erop aan.
Door het frame
geleiden
6Configuratie
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
6.1Lokale instellingen uitvoeren
a Voedingskabel en kabels outputsignaal
b Kabel schakelaar bediening op afstand,
kabel schakelaar geluidsarme werking en
transmissiekabel
6.1.1Over lokale instellingen
INFORMATIE
De led's en knoppen zitten in de buitenmodule (niet in de
watermodule).
Om de condensatie-unit te configureren, is een input naar de
hoofdprintplaat van de buitenunit (A1P) vereist. Hierbij worden de
volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat
▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat
Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en
waarde. Voorbeeld: [2‑1]=2.
PC-configurator
Verschillende lokale instellingen voor de inbedrijfstelling kunnen ook
worden ingesteld met behulp van een pc-interface (dit vereist optie
EKPCCAB). De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op
pc voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "6.1.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit" op
pagina26.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
23
Page 24
6 Configuratie
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H1PH2PH3PH4PH5PH6PH7PH8P
A1P
A2P
X1M
X3M
X2M
MULTIDEMANDL.N.O.P.SLAVEMASTERIND
TEST/
HWL
MODE
H1P
H2P H3P H4PH5P H6P H7P
-+++ ++
[
H1P
32 16 84 21]
H1P
H2P H3P H4PH5P H6P H7P
-+++ ++
[
H1P
32 16 84 21]
+ +++ +0 0000 1
+ +++ +0 0800 0
10~12 min
b
c
a
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
Stand 1 en 2
StandBeschrijving
Stand 1
(controle
instellingen)
Stand 2
(lokale instellingen)
Stand1 kan worden gebruikt voor het
controleren van de actuele situatie van de
buitenunit. U kunt tevens de inhoud van
sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van
lokale instellingen van het systeem. U kunt de
actuele waarde van de lokale instelling
raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van
lokale instellingen de normale werking worden
hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt
voor speciale werking. In dat geval moet de
speciale functie worden afgebroken alvorens
de normale werking kan herbeginnen. Dit wordt
aangegeven in de volgende verklaringen.
6.1.2Toegang tot de componenten voor lokale
instellingen
Zie "5.1.1De buitenunit openen"op pagina12.
6.1.3Componenten voor lokale instellingen
OPMERKING
De DIP-schakelaar (DS1 op A1P) wordt niet gebruikt.
Verander de fabrieksinstelling NIET.
Componenten voor lokale instellingen:
Beschrijving
Stand 1
(H1P knippert)
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 1
(H2P~H7P = binair 1)
(in stand 2)
Waarde 8
(H2P~H7P = binair 8)
(in stand 2)
6.1.4Stand 1 of 2 activeren
Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de
standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
Schakel de voeding van de buitenunit in. Nadat het systeem
geïnitialiseerd is, ziet het display er als volgt uit (standaardsituatie bij
verzending in de fabriek).
BS1~BS5 Drukknoppen
H1P~H7P 7segmentendisplay
Drukknoppen
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel
de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld
een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder
stroom zou aanraken.
7segmentendisplay
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden
als [Stand-Instelling]=Waarde.
H2P~H7P Geeft de instellingen en waarden weer, weergegeven in
Voorbeeld:
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
24
H8P NIET gebruikt voor lokale instellingen
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus
BS2 SET: Voor lokale instelling
BS3 RETURN: Voor lokale instelling
BS4 Niet gebruikt
BS5 Niet gebruikt
H1P Geeft de stand weer
H8P NIET gebruikt voor lokale instellingen
) UIT ( ) Knippert ( )
AAN (
binair
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
a Inschakelen
b Standaardsituatie
c Led-aanduiding in het geval van een storing
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven,
controleer dan de storingscode. Los de aangegeven storing op.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1
en stand2.
a Standaardsituatie (H1P UIT)
b Stand 1 (H1P knippert)
c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk
dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.
6.1.5Gebruik van stand 1
In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden
uitgelezen.
Zie "6.1.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen"op
pagina25.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
Zie "8.1.1 Storingscodes van recentste storingen weergeven" op
pagina28.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Page 25
6 Configuratie
BS1 [5 s]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
6.1.6Gebruik van stand 2
In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te
configureren.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand2 (voorbeeld voor
LRMEQ*)
Stel de waarde van instelling [2‑1] (=T
streefverdampingstemperatuur) als volgt fijn af op 8 (=+3°C):
#ActieKnop/display
1Begin vanuit de
standaardsituatie.
2Selecteer stand 2.
3Selecteer instelling 1.
("X×" hangt af van de
instelling die u wilt
selecteren.)
4Selecteer waarde 8 (=+3°C).
a: Geef de huidige waarde
weer.
b: Blijf veranderen tot de ledaanduiding overeenstemt
met de leds in "6.1.8Stand 2:
Lokale instellingen"op
pagina25. ("X×" hangt af
van de huidige waarde en de
waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het
systeem in.
d: Bevestig. Het systeem
begint te werken volgens de
instelling.
(= binair 1)
#ActieKnop/display
5Verlaat stand 2.
6.1.7Stand 1 (en standaardsituatie): Controle
(
instellingen
Instelling
)
Waarde / Beschrijving
Zie "8.1Problemen op basis van
storingscodes oplossen"op
pagina28 voor meer informatie.
e
In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden
uitgelezen.
7segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
De foutcodestatus kan worden uitgelezen:
SituatieLed-aanduiding
Standaard
Fout
7segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
[1‑14]
Geeft de recentste storingscode
aan.
[1‑15]
Geeft de op 1 na laatste
storingscode aan.
[1‑16]
Geeft de op 2 na laatste
storingscode aan.
6.1.8Stand 2: Lokale instellingen
In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. De led's geven de instelling en de waarde in binaire vorm weer.
Instelling
(= binair)
[2‑0]
Te-streefverdampingstemperatuur.
Met deze instelling kan de streefverdampingstemperatuur in
stappen van 5K worden ingesteld.
[2‑1]
Te fijn afstellen van de verdampingstemperatuur.
Met deze instelling kan de met [2‑0] ingestelde
streefverdampingstemperatuur fijn worden afgesteld in stappen
van 1K.
[2‑6]
Adres van de buitenunit voor communicatie met de Modbus-
communicatiekast (BRR9A1V1).
Voor meer informatie, zie de installatiehandleiding van de Modbus-
communicatiekast.
(standaard)
(standaard)
……
Waarde
Beschrijving
LRMEQ*LRLEQ*
–10°C–35°C
–20°C–45°C
–15°C–40°C
–5°C–30°C
0°C–25°C
5°C–20°C
+0°C
+1°C
+2°C
+3°C
+4°C
Adres niet ingesteld
Adres 1
Adres 2
Adres 3
Adres 4
Adres 5
Adres 63
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
25
Page 26
7 Inbedrijfstelling
a
b
X41A
A1P
X41A
2
345
H JS T
Instelling
(= binair)
[2‑13]
Correctie van verdampingstemperatuur tijdens geluidsarme
werking.
Met deze instelling kan de met [2‑0] en [2‑1] ingestelde
streefverdampingstemperatuur worden gecorrigeerd voor
geluidsarme werking (zie instelling [2‑18])
[2‑17]
Regeling van ventilator- en compressorsnelheid tijdens
geluidsarme werking.
Met deze instelling kan de maximale ventilator- en
compressorsnelheid worden ingesteld voor geluidsarme werking
(zie instelling [2‑18]).
[2‑18]
Geluidsarme werking
Met deze instelling kan één van drie geluidsarme werkingsstanden
worden geselecteerd. De geluidsarme stand kan worden
geactiveerd door het contact tussen klem X2M/A en X2M/B in te
schakelen. Zie instelling [2‑13] en [2‑17] voor het instellen van
parameters voor de geluidsarme niveaus'.
(standaard)
(standaard)
(standaard)
Waarde
Beschrijving
LRMEQ*LRLEQ*
+1°C
+2°C
+3°C
+4°C
+5°C
+10°C
+15°C
+20°C
+0°C
+25°C
Geluidsarm niveau 1
Geluidsarm niveau 2
Geluidsarm niveau 3
Geluidsarm niveau 4
Geluidsarm niveau 5
Correctie van verdampingstemperatuur (alleen
instelling [2-13] is van toepassing)
Regeling van ventilator- en
compressorsnelheid (alleen instelling [2-17] is
van toepassing)
Correctie streeftemperatuur en regeling van
ventilator- en compressorsnelheid (zowel
instelling [2-13] als [2-17] is van toepassing)
INFORMATIE
Bij LRMEQ3/LRLEQ3-buitenunits hebben de geluidsarme
niveaus 2, 3 en 4 eenzelfde geluidsverlagend effect.
6.1.9PC-configurator aansluiten op de
buitenunit
a Pc
b Kabel (EKPCCAB)
X41A Connector
A1P Hoofdprintplaat buitenunit
7Inbedrijfstelling
Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld
moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor
MOET het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven
procedures.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
26
7.1Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
VOORZICHTIG
Laat het systeem NIET proefdraaien terwijl aan de
binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen NIET alleen de buitenunit, maar
ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het
proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
7.2Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De
unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn
uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading volgens de in het
hoofdstuk "5.7 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina20 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale
voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen
met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Page 27
7 Inbedrijfstelling
b
a
cd
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger
NOOIT voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk "4.3.1 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina11 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de
gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op
koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te
repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet
in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan
dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is
gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer
eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw
plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te
verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de achterkant van het
voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook
de lokale instelling(en).
7.3Checklist tijdens inbedrijfstelling
Proefdraaien.
7.3.1Over proefdraaien
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie.
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
7.3.2Proefdraaien (7-segmentendisplay)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"6.1Lokale instellingen uitvoeren"op pagina23.
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
3 Schakel de bedrijfsschakelaar (schakelaar bediening op
afstand) van de buitenunit IN.
4 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra
koelmiddel bij, maar NIET meer dan 25% van de berekende
hoeveelheid extra koelmiddel (zie "5.6.2 Bepalen hoeveel
koelmiddel toegevoegd moet worden"op pagina18).
O Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X Onvoldoende koelmiddel
a Kijkglas
b Vol vloeistof
c Een weinig schuim in de vloeistof
d Veel schuim in de vloeistof
5 Controleer of de binnenunit koude lucht uitblaast en of de
temperatuur in de ruimte/koelvitrine daalt.
6 Schakel de bedrijfsschakelaar (schakelaar bediening op
afstand) van de buitenunit UIT.
VOORZICHTIG
Schakel de voeding NIET uit door de voeding rechtstreeks
te onderbreken. Mogelijk gevolg:
▪ Misschien zal de automatische herstartfunctie van de
unit de werking automatisch hervatten wanneer de
voeding weer is aangesloten.
▪ Slechte werking compressor.
7 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
BeëindigingBeschrijving
Normaal
beëindigd
Abnormaal
beëindigd
Zie "7.3.3Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina27 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer
het proefdraaien is voltooid, kan de normale
werking beginnen.
7.3.3Correctie na abnormaal beëindigen van
het proefdraaien
Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storing is. Voer in het
geval van een storing in de tabel met storingscodes beschreven
stappen uit om de storing op te lossen (zie "8.1.2 Storingcodes:
Overzicht" op pagina28). Laat het systeem opnieuw proefdraaien
en controleer of de storing is opgelost.
INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, stuurt X3M een
voorzichtig-signaal (C/C1) of waarschuwingssignaal (C/
W1), en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
27
Page 28
8 Opsporen en verhelpen van storingen
7.3.4Gebruik van de unit
Na de installatie en het proefdraaien van de buitenunit en
binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
8Opsporen en verhelpen van
storingen
8.1Problemen op basis van
storingscodes oplossen
INFORMATIE
Als er zich een storing voordoet, stuurt X3M een
voorzichtig-signaal (C/C1) of waarschuwingssignaal (C/
W1), en brandt de H2P-led op de hoofdprintplaat.
U kunt de storingscodes van de laatste 3 storingen weergeven met
behulp van de drukknoppen en het 7‑segmentendisplay (zie
"6.1.3 Componenten voor lokale instellingen" op pagina 24).
Storingscodes bestaan uit 2 tekens (bijvoorbeeld: E3).
Nadat u het probleem hebt opgelost, schakel de bedrijfsschakelaar
UIT en IN om de storing te resetten, en probeer opnieuw.
8.1.1Storingscodes van recentste storingen
weergeven
#ActieDisplay
1Begin vanuit de
standaardsituatie.
2Selecteer stand 1.BS1
[1×]
#ActieDisplay
3Selecteer een storing.
("X×" hangt af van de
BS2
Mogelijke storingen:
[X×]
[1‑14] Laatste storing:
instelling die u wilt
selecteren.)
[1‑15] Voorlaatste storing:
[1‑15] Op 2 na laatste storing:
4Geef het eerste teken
van de storingscode
weer.
BS3
Mogelijke tekens:
[1×]
E:
H:
F:
J:
L:
P:
U:
5Geef het tweede
teken van de
storingscode weer.
BS2
Mogelijke tekens:
[1×]
1:
2:
3:
4:
5:
6:
7:
8:
9:
A:
C:
6Verlaat stand 1.BS1
[1×]
8.1.2Storingcodes: Overzicht
CodeBeschrijvingCriteriaAantal
Abnormaal hoog drukpeilHogedrukschakelaar ≥4,0MPa (40bar)0Waarschuwing▪De afsluiters zijn dicht
Hogedruksensor ≥3,55MPa (35,5bar)3Waarschuwing
Vergrendeling invertercompressormotor
Storing ventilatormotor buitenunit Onregelmatig draaien van 1 ventilatormotor4VoorzichtigStoring ventilatormotor:
Storing elektronische
expansieklep
Abnormale temperatuur
persleiding
Natte werking van
koelaanzuigleiding
Fout positiesignaal4Waarschuwing▪De afsluiters zijn dicht
Onregelmatig draaien van 2 ventilatormotoren 4Waarschuwing
Geen continuïteit spoel elektronische
expansieklep
Temperatuur persleiding >150°C0Waarschuwing▪Te weinig koelmiddel
▪
Temperatuur persleiding >120°C
gedurende 70 seconden aan één stuk of
langer
▪
Temperatuur persleiding >125°C
gedurende 30 seconden aan één stuk of
langer
▪
Temperatuur persleiding >130°C
Temperatuur persleiding >110°C EN Y1E
≥450pls, gedurende 60 seconden aan één
stuk
Aanzuigoververhitting <5K EN
persoververhitting <15K EN perstemperatuur
<60°C, gedurende 10 minuten aan één stuk
Defecte expansieklep,
aanzuigleidingthermistor of
uitlaatthermistor
onderkoelingwarmtewisselaar
▪
Te veel koelmiddel
▪
Defecte sensor of printplaat buitenunit
▪
Defecte schakelaar of printplaat
buitenunit
▪
Abnormaal signaal ventilatormotor
(circuitfout)
▪
Defecte, kortgesloten of losgekoppelde
connector van verbindingskabel
ventilatormotor
▪
Defecte printplaat inverter
▪
Slechte aansluiting van sensor
▪
Defecte sensor
▪
Defecte sensor
▪
Slechte aansluiting van sensor
▪
Defecte sensor
▪
Defecte sensor
▪
Defecte sensor
▪
Slechte aansluiting van sensor
▪
Defecte sensor
▪
Defecte sensor
inverter
▪
Stijging lameltemperatuur door
kortsluiting
▪
Storing lamelthermistor
en inverter-printplaat
printplaat, inverter-compressor of
ventilatormotor
voedingsklem X1M
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Pas de hoeveelheid koelmiddel aan
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de schakelaar juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Controleer juiste aansluiting
▪
Vervang de ventilatormotor
▪
Vervang de printplaat inverter
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Sluit de sensor juist aan
▪
Vervang defect onderdeel
▪
Controleer op externe oorzaken (bijv.
Elektromagnetische interferentie) of
vervang de inverter-printplaat.
▪
Verwijder eventuele voorwerpen die de
luchtstroom naar de buitenunit
blokkeren
▪
Controleer aansluiting op printplaat
▪
Vervang defect onderdeel
Vervang defect onderdeel
Vervang defect onderdeel
Controleer of de fasevolgorde op X1M juist
is
voedingsspanning
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
29
Page 30
9 Technische gegevens
R4T
R1T
R2T
R6T
R3T
Y1E
S1NPL
3D111393B
S1PH
R5T
S1NPH
M1C
M
a
c
d
b
c
c
d
n
k
l
e
j
f
i
m
h
g
f
15
9Technische gegevens
Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). De volledige recentste
technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
9.1Serviceruimte: Buitenunit
Wanneer u units naast elkaar installeert, moeten de leidingen langs voor, langs achter of langs onder worden gevoerd. In dat geval kunnen de
leidingen niet langs de zijkant worden gevoerd.
Voorzie een ruimte van ≥250mm tussen de units (in plaats van ≥100mm zoals hieronder afgebeeld) wanneer de units naast elkaar worden
geïnstalleerd en de leidingen langs achter worden gevoerd.
Eén unit (
) | Eén rij units ()
Zie figuur 1 aan de binnenzijde van de voorste afdekking.
A,B,C,D Hindernissen (muren/geleideplaten)
E Hindernis (dak)
a,b,c,d,e Minimum serviceruimte tussen de unit en hindernissen A, B, C, D en E
eBMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis B
eDMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis D
HUHoogte van de unit
HB,HDHoogte van hindernis B en D
1 Dicht de onderkant van het installatieframe af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de
aanzuigzijde.
2 Maximaal twee units kunnen worden geïnstalleerd.
Niet toegelaten
Meerdere rijen units (
)
Zie figuur 2 aan de binnenzijde van de voorste afdekking.
Gestapelde units (max. 2 niveaus) (
)
Zie figuur 3 aan de binnenzijde van de voorste afdekking.
A1=>A2 (A1) Bij gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units…
B1=>B2 (B1) Als er geen gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units is…
9.2Schema van de leidingen:
(A2) Installeer een dak tussen de bovenste en onderste units. Installeer de bovenste unit hoog genoeg boven de onderste unit om te voorkomen
dat er zich een ijslaag gaat vormen op de onderplaat van de bovenste unit.
(B) Een dak is niet nodig, maar dicht de ruimte tussen de bovenste en onderste units af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de
onderkant van de unit terugstroomt naar de aanzuigzijde.
b Afsluiter (vloeistof)
c Filter
Buitenunit
d Servicepoort
e Terugslagklep
f Onderhoudsafsluiter
g Vloeistofreservoir
h Warmtewisselaar
Het bedradingsschema is bij de unit geleverd, op de binnenkant van
het servicedeksel.
Symbolen:
EngelsVertaling
SymbolsSymbolen
X1MHoofdaansluitklem
Aardingsbedrading
Draad nummer 15
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Page 31
10 Over het systeem
**
/12.2
1
EngelsVertaling
Lokale draad
Lokale kabel
Aansluiting ** gaat verder op
pagina 12 kolom 2
Verschillende
bedradingsmogelijkheden
Optie
Niet gemonteerd in schakelkast
Bedrading afhankelijk van het
model
Printplaat
Opmerkingen:
1Symbols: zie hoger.
2Zie de montagehandleiding of servicehandleiding voor het
gebruik van de drukknoppen BS1~BS4 en de DIPschakelaars DS1‑1~DS1‑2.
3Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
functioneren.
4Dit contact heeft een capaciteit van 220~240VAC – 0,5A
(totaal van output voorzichtig, waarschuwing, draaien en
bedrijf).
5De begininstelling is "0" (UIT). Stel in op "1" (AFSTAND) of
"2" (AAN) voor werking.
6Om de schakelaar bediening op afstand te gebruik, installeer
een spanningsloos contact voor microstroom (<1mA,
12VDC). Zie de technische data voor instructies over het
gebruik van de schakelaar bediening op afstand.
7De begintoestand van SW1 is "open" (normale stand). Om de
geluidsarme stand in te schakelen, sluit u het contact.
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en
moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw
installateur voor meer informatie en professioneel advies.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
31
Page 32
11 Bediening
cbda
10.1Systeemlay-out
a Buitenunit (ZEAS-condensatie-unit)
b Koelmiddelleiding
c Binnenunit (koelblazer)
d Binnenunit (koelvitrine)
11Bediening
11.1Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuurbereiken om
een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
LRMEQ*LRLEQ*
Buitentemperatuur–20~43°Cdroge bol
Verdampingstemperatuur–20~5°C–45~–20°C
11.2Gebruik van het systeem
11.2.1Over het gebruik van het systeem
▪ Start en stop de buitenunit met behulp van de externe
bedrijfsschakelaar.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
12Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of
servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een
erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een
andere waarde of andere draden als een zekering is
doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en
bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de
unit te vallen en letsel te veroorzaken.
12.1Over het koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen
NIET vrij in de atmosfeer.
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te
bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWPwaarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet.
Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas
vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een
verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,
verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar
u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de
servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het
koelmiddellek gerepareerd is.
12.2Dienst-na-verkoop en garantie
12.2.1Garantieperiode
▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart
controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de
garantiekaart klaar.
12.2.2Aanbevelingen voor onderhoud en
inspectie
Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen
in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het
demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist
een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud
van uw units te zorgen, raden wij aan de normale
onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en
inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een
permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang
mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor
meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om
een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
32
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
4P545024-1 – 2018.09
Page 33
13 Opsporen en verhelpen van storingen
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage
of installatie een elektrische schok of brand kan
veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal
veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een
giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per
ongeluk lekt in een kamer met lucht van een
ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van
een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel
voordat u de unit weer in gebruik neemt.
13Opsporen en verhelpen van
storingen
Als de producten in de ruimte/koelvitrine kunnen bederven bij een
systeemstoring, dan kunt u uw installateur vragen om een alarm te
installeren (bijvoorbeeld een lamp). Voor meer informatie, neem
contact op met uw installateur.
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan
onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich
iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat
werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of
brand. Neem contact op met uw dealer.
ALLEEN een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren.
StoringMaatregel
Als een beveiliging zoals een zekering,
onderbreker of aardlekschakelaar vaak
in werking treedt, of als de AAN/UITschakelaar niet goed werkt.
Als water uit de unit lekt.Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt niet goed.Schakel de voeding uit.
Als het systeem NIET goed werkt en geen van de bovenstaande
storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande
procedures.
StoringMaatregel
Indien het systeem
helemaal niet werkt.
Het systeem stopt
meteen nadat het
begint te draaien.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de
stroom is hersteld. Als de stroom tijdens
de werking uitvalt, zal het systeem
automatisch herstarten direct nadat de
voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in
werking is gesteld. Vervang indien nodig
de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
Schakel de hoofdvoeding
uit.
StoringMaatregel
Het systeem werkt,
maar koelt
onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle
bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef
hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met
indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum
(mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of er zich geen ijs op de
binnenunit bevindt. Ontdooi de unit
handmatig of kort de
ontdooibedrijfscyclus in.
▪ Controleer of er niet te veel producten in
de ruimte/koelvitrine staan. Verwijder
enkele producten.
▪ Controleer of de lucht vrij kan
rondstromen in de ruimte/koelvitrine. Leg
de producten in de ruimte/koelvitrine op
een andere plaats.
▪ Controleer of er niet te veel stof op de
warmtewisselaar van de buitenunit ligt.
Verwijder het stof met een borstel of een
stofzuiger; gebruik geen water.
Raadpleeg indien nodig uw dealer.
▪ Controleer of er koude lucht uit de
ruimte/koelvitrine ontsnapt. Neem
maatregelen om te voorkomen dat er
koude lucht ontsnapt.
▪ Controleer of u het instelpunt van de
temperatuur van de binnenunit niet te
hoog hebt ingesteld. Stel het instelpunt
juist in.
▪ Controleer of er geen producten met een
hoge temperatuur in de ruimte/koelvitrine
staan. Sla producten altijd pas op nadat
zij zijn afgekoeld.
▪ Controleer of de deur niet te lang wordt
geopend. Verminder de openingsduur
van de deur.
13.1Symptomen die geen storingen
van het systeem zijn
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
13.1.1Symptoom: Het systeem werkt niet
▪ Het systeem start niet meteen nadat het weer wordt ingeschakeld.
Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem
normaal. Om overbelasting van de compressormotor te
voorkomen, start het systeem pas 5 minuten nadat het werd
uitgeschakeld voor het geval het net ervoor werd uitgeschakeld.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
13.1.2Symptoom: De unit stopt niet onmiddellijk
wanneer ze wordt stilgelegd
Dit is om te voorkomen dat componenten beschadigd worden. De
unit stopt een beetje later.
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P545024-1 – 2018.09
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
33
Page 34
14 Verplaatsen
13.1.3Symptoom: Geluid (buitenunit)
▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt. Dit is het geluid van het koelgas dat door zowel
binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen
of wijzigen van de koelmiddelstroom.
▪ De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt
veroorzaakt door de frequentiewijziging.
13.1.4Symptoom: Er komt stof uit de unit
Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt
gebruikt. Dit komt door stof in de unit.
13.1.5Symptoom: De ventilator van de
buitenunit draait niet
Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het
oog op een optimale werking van het product.
14Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen
en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een
zekere technische kennis.
15Als afval verwijderen
Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met
uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het
ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
34
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
LRMEQ+LRLEQ3+4BY1
4P545024-1 – 2018.09
Page 35
Page 36
4P441336-1 0000000J
4P545024-1 0000000I
Copyright 2016 Daikin
4P545024-1 2018.09
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.