Daikin FHQG71CVEB, FHQG100CVEB, FHQG125CVEB, FHQG140CVEB Installation manuals [nl]

Page 1
MONTAGEHANDLEIDING
SPLIT-SYSTEEM Airconditioners
MODELLEN
(Type voor plafondmontage)
FHQG71CVEB FHQG100CVEB FHQG125CVEB FHQG140CVEB
LEES DEZE INSTRUCTIES ZORGVULDIG VOOR DE INSTALLATIE. BEWAAR DEZE HANDLEIDING OP EEN PLAATS WAAR U ZE KUNT TERUGVINDEN VOOR LATERE NASLAG.
Page 2
FHQG71CVEB
WAARSCHUWING
FHQG100CVEB FHQG125CVEB FHQG140CVEB
SPLIT-SYSTEEM airconditioner Montagehandleiding
INHOUD
1. VOORZORGSMAATREGELEN MET BETREKKING TOT DE VEILIGHEID.................1
2. VOORAFGAAND AAN DE INSTALLATIE......................................................................4
3. KEUZE VAN DE INSTALLATIEPLAATS........................................................................7
4. VOORBEREIDINGEN VÓÓR DE INSTALLATIE ...........................................................8
5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT..........................................................................10
6. KOELMIDDELLEIDING INSTALLEREN ......................................................................12
7. AFVOERLEIDING INSTALLEREN...............................................................................17
8. ELEKTRISCHE BEDRADING ......................................................................................19
9. VOORBEELD VAN BEDRADING ................................................................................23
10. AANZUIGROOSTER EN SIERPANELEN BEVESTIGEN............................................26
11. LOKALE INSTELLINGEN.............................................................................................26
12. TESTWERKING ...........................................................................................................28
13. BEDRADINGSSCHEMA ..............................................................................................32
1. VOORZORGSMAATREGELEN MET BETREKKING TOT DE VEILIGHEID
Lees deze "VOORZORGSMAATREGELEN MET BETREKKING TOT DE VEILIGHEID" aandachtig voordat u de airconditioningapparatuur installeert en zorg ervoor dat u alles juist installeert. Wanneer de installatie beëindigd is, controleert u de werking op problemen en legt u de klant met behulp van de gebruiksaanwijzing uit hoe hij de airconditioner kan gebruiken en er zorg kan voor dragen. Vraag de klant om de montagehandleiding bij de gebruiksaanwijzing te bewaren voor latere naslag. Deze airconditioner valt onder de bepaling "toestellen die niet toegankelijk zijn voor iedereen".
Betekenis van de symbolen WAARSCHUWING en VOORZICHTIG.
WAARSCHUWING...Het niet goed naleven van deze instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of de
dood.
VOORZICHTIG
..........Het niet goed naleven van deze instructies kan leiden tot schade aan voorwerpen
of persoonlijk letsel (afhankelijk van de omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Vraag uw dealer of bevoegd personeel om de installatie uit te voeren.
Probeer de airconditioner niet zelf te installeren. Een slechte installatie kan waterlekken, elektrische schokken of brand veroorzaken.
Installeer de airconditioner zoals beschreven in de instructies in deze montagehandleiding.
Een slechte installatie kan waterlekken, elektrische schokken of brand veroorzaken.
1 Nederlands
Page 3
Gebruik bij de installatiewerkzaamheden alleen de opgegeven accessoires en onderdelen.
VOORZICHTIG
Wanneer u toch andere onderdelen zou gebruiken, kan dit leiden tot waterlekken, elektrische schokken, of brand, of kan de unit vallen.
Wanneer u de unit in een kleine ruimte installeert, moet u maatregelen nemen om de concentratie aan koelmiddel onder de toelaatbare veiligheidslimiet te houden wanneer zich een koelmiddellek zou voordoen. Voor meer informatie, gelieve contact op te nemen met de dealer waar u de unit hebt gekocht. Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten ruimte kan een zuurstofgebrek veroorzaken.
Installeer de airconditioner op een basis die het gewicht van de unit kan dragen.
Wanneer de basis niet sterk genoeg is, kan het toestel naar beneden vallen en iemand verwonden.
Houd bij de installatiewerkzaamheden rekening met sterke windstoten, stormen of aardbevingen.
Anders kan het toestel naar beneden vallen en iemand verwonden.
Zorg altijd voor een afzonderlijk voedingscircuit voor deze unit en laat alle elektrische werkzaamheden
uitvoeren door erkend personeel in overeenstemming met de lokale wetten en regelgeving. Een voedingscircuit met onvoldoende vermogen of een verkeerde elektrische installatie kan leiden tot elektrische schokken of brand.
Zorg ervoor dat alle bedrading goed is aangesloten, dat de voorgeschreven bedrading werd gebruikt en dat
de klemaansluitingen of bedrading niet worden belast. Een verkeerde aansluiting of een verkeerde bevestiging van de draden kan abnormale warmte of brand veroorzaken.
Bij het aanleggen van de bedrading van de voeding en die tussen de binnen- en buitenunits, moet u de
draden zo leiden dat het deksel van de besturingskast goed kan worden vastgemaakt. Als het deksel van de besturingskast niet goed wordt aangebracht, kan dit leiden tot een elektrische schok, brand of oververhitting van de klemmen.
Verlucht de ruimte onmiddellijk als er tijdens de installatie koelgas lekt.
Wanneer het koelgas in contact komt met vuur kunnen er giftige gassen vrijkomen.
Controleer na de installatie of er geen koelgaslekken zijn.
Wanneer het koelgas in de ruimte vrijkomt en in contact komt met een kachel of een fornuis, kan een giftig gas worden geproduceerd.
Schakel de unit altijd uit alvorens elektrische onderdelen aan te raken.
Vergeet niet de airconditioner te aarden.
Aard het toestel niet op een nutsleiding, een bliksemafleider of een telefoonaarding. Een slechte aarding kan elektrische schokken of brand veroorzaken. Een stroompiek veroorzaakt door de bliksem of een andere bron kan de airconditioner beschadigen.
Installeer een aardlekschakelaar.
Wanneer u geen aardlekschakelaar installeert, kan dit leiden tot elektrische schokken of brand.
Raak koelmiddel dat uit de koelmiddelleidingen of andere delen is gelekt niet aan. Anders kunt u
vrieswonden oplopen.
Installeer de afvoerleiding zoals beschreven in deze montagehandleiding om voor een goede afvoer
te zorgen, en isoleer de leiding om condensvorming te voorkomen. Een slechte installatie van de afvoerleiding kan waterlekken in de woning en schade aan eigendommen veroorzaken.
Installeer de binnen- en buitenunits, het netsnoer en de verbindingsdraden op minstens 1 meter van
televisietoestellen of radio's om beeldstoringen of ruis te voorkomen. (Afhankelijk van de inkomende signaalsterkte volstaat een afstand van 1 meter soms niet om ruis te voorkomen.)
Het bereik van de afstandsbediening (draadloze set) kan kleiner dan verwacht zijn wanneer er zich
fluorescerende lampen in de ruimte bevinden (type met inverter of snelstart). Installeer de binnenunit zo ver mogelijk uit de buurt van fluorescerende lampen.
English 2
Page 4
Installeer de airconditioner niet op de volgende plaatsen:
1. Waar een hoge concentratie minerale oliedeeltjes of damp is (bijv. in een keuken). Plastic onderdelen worden aangetast, delen kunnen loskomen van het toestel en er kunnen waterlekken ontstaan.
2. Waar corrosieve gassen, zoals zwavelzuurgassen worden geproduceerd. Corrosie van de koperen leidingen of gesoldeerde delen kan leiden tot koelmiddellekken.
3. In de buurt van machines die elektromagnetische straling produceren. Elektromagnetische straling kan de werking van het besturingssysteem storen en problemen met de unit veroorzaken.
4. In de aanwezigheid van mogelijke lekken van ontvlambare gassen, van koolstofvezels of ontvlambare stofdeeltjes in de lucht of waar wordt gewerkt met vluchtige ontvlambare stoffen, zoals thinner of benzine. Wanneer de unit in dergelijke omstandigheden wordt gebruikt, kan er brand ontstaan.
De airconditioner is niet bedoeld voor gebruik in een omgeving met ontploffingsgevaar.
3 English
Page 5
2. VOORAFGAAND AAN DE INSTALLATIE
Oefen bij het openen van de unit of bij het verplaatsen na het openen geen druk uit op de plastic onderdelen. Controleer het voorgeschreven type R410A-koelmiddel alvorens u begint. (De unit zal niet normaal werken met een verkeerd koelmiddel.)
Wanneer u de unit beweegt terwijl u ze uit het karton haalt, hef ze dan alleen op met de vier hefogen en
oefen geen druk uit op andere onderdelen, en vooral niet op de draaiklep, de koelmiddelleiding, afvoerleiding, en andere plastic onderdelen.
Houd de accessoires vereist voor installatie bij tot de installatie compleet is. Gooi ze niet weg! Bescherm
de binnenunit na de levering met verpakkingsmateriaal tot de installatie zodat ze niet gekrast wordt.
Overleg over het transport.
Laat de unit in de verpakking tijdens het verplaatsen totdat de installatieplaats is bereikt. Als u de unit toch
moet uitpakken, gebruik dan een draagband van zacht materiaal of beschermende platen met een touw om ze te heffen, om zodoende schade aan of krassen op de unit te voorkomen.
Raadpleeg het papierpatroon bij de keuze van de installatieplaats.
Zie de bij de buitenunit geleverde montagehandleiding voor de installatie van een buitenunit.
Gebruik de unit niet op plaatsen met een hoog zoutconcentratie in de lucht, zoals bijvoorbeeld aan de kust,
op plaatsen met spanningsschommelingen (bijv. in een fabriek), of in auto's of schepen.
2-1 ACCESSOIRES
Controleer of de volgende accessoires met de unit zijn meegeleverd. Houd alle accessoires bij tot de installatie voltooid is.
Benaming
Aantal 1 stuk 1 stuk 8 stuks 7 stuks 1 stuk
Vorm
Benaming
Aantal 1 van elk 1 van elk 1 stuk 2 stuks 2 stuks
Vorm
1) Afvoerslang 2) Metalen klem
Isolatiemateriaal
voor fitting
6) Voor gasleiding
7) Voor vloeistofleiding
Afdichting 10) Bus
8) Groot
9) Klein
3) Pakking voor ophangbeugel
11) Spanklem
4) Klem
12) M4-schroef
5) Papierpatroon voor installatie
(Overige)
Gebruiks-
aanwijzing
Montage-
handleiding
Conformiteits-
verklaring
English 4
Page 6
2-2 OPTIONELE ACCESSOIRES
OPMERKING
Voor deze binnenunit is een afstandsbediening vereist (Tabel 1).
Er zijn twee soorten afstandsbedieningen: met kabel en draadloos. Kies een afstandsbediening in Tabel 1
volgens de wensen van de klant en installeer ze op een geschikte plaats.
Tabel 1
Type met kabel BRC1E51A7, BRC1D528 Draadloos type BRC7G63
Als u een afstandsbediening wilt gebruiken die niet in Tabel 1 voorkomt, kies dan een geschikte
afstandsbediening na het raadplegen van catalogi en technisch materiaal.
LET TIJDENS DE CONSTRUCTIE SPECIAAL OP DE VOLGENDE PUNTEN EN CONTROLEER NA INSTALLATIE.
a. Controlepunten na het beëindigen van de werkzaamheden
Te controleren punten
Zijn de binnen- en buitenunit stevig bevestigd?
Is de installatie van de binnen- en buitenunit compleet?
Is de gaslekproef volledig uitgevoerd?
Is het toestel volledig geïsoleerd?
Loopt de afvoer vlot?
Stemt de voedingsspanning overeen met de waarde op het naamplaatje?
Zijn de bedrading en de leidingen correct uitgevoerd?
Is het toestel veilig geaard?
Is de dikte van de bedrading zoals voorgeschreven?
Wordt de luchtuitblaasopening of de luchtinlaat van de binnen- of buitenunit geblokkeerd?
Heeft u de lengte van de koelleiding en de hoeveelheid extra koelstof genoteerd?
Wat kan er gebeuren indien niet goed uitgevoerd
De units kunnen vallen, trillen of lawaai produceren.
Het toestel zal misschien slecht werken of de onderdelen kunnen doorbranden.
Het toestel zal misschien onvoldoende koelen.
Er zal misschien condenswater naar beneden druppelen.
Er zal misschien condenswater naar beneden druppelen.
Het toestel zal misschien slecht werken of de onderdelen kunnen doorbranden.
Het toestel zal misschien slecht werken of de onderdelen kunnen doorbranden.
Anders kunt u een elektrische schok oplopen.
Het toestel zal misschien slecht werken of de onderdelen kunnen doorbranden.
Het toestel zal misschien onvoldoende koelen.
Het is niet duidelijk hoeveel koelstof het systeem nog bevat.
Controle
5 English
Page 7
b. Controlepunten bij de levering
Controleer ook de "VOORZORGSMAATREGELEN MET BETREKKING TOT DE VEILIGHEID"
Te controleren punten Controle
Is de lokale instelling uitgevoerd (zoals vereist)?
Zijn het deksel van de besturingskast, het luchtfilter en het aanzuigrooster aangebracht?
Wordt er bij het koelen (verwarmen) goed koude (warme) lucht uitgeblazen?
Hebt u de functies uitgelegd met de behulp van de gebruiksaanwijzing aan uw klant uitgelegd?
Hebt u de gebruiksaanwijzing aan uw klant gegeven?
c. Te verklaren punten over de bediening
Punten aangegeven met WAARSCHUWING en VOORZICHTIG in de gebruiksaanwijzing wijzen op handelingen waarbij lichamelijk letsel of materiële schade mogelijk zijn. Leg deze punten dan ook uitvoerig uit aan uw klanten en vraag hen om de gebruiksaanwijzing te lezen.
2-3 OPMERKING VOOR DE INSTALLATEUR
Leer de klanten hoe ze de unit goed kunnen gebruiken (vooral het schoonmaken van filters, het gebruik van allerlei functies en instellen van de temperatuur) door ze de handelingen zelf te laten uitvoeren met behulp van de gebruiksaanwijzing.
English 6
Page 8
3. KEUZE VAN DE INSTALLATIEPLAATS
OPMERKING
VOORZICHTIG
≥300 mm
≥2500 mm
1
2
3
4
5
6
(1) Kies een installatieplaats waar aan de volgende voorwaarden wordt voldaan en waar de klant het
mee eens is.
Waar een optimale luchtspreiding verzekerd is.
Waar de luchtstroom niet is belemmerd.
Waar condenswater goed kan worden afgevoerd.
Waar het plafond stevig genoeg is om het gewicht van de binnenunit te dragen.
(Wanneer het plafond niet stevig genoeg is, kan de binnenunit gaan trillen en in contact komen met het plafond, met als gevolg een zoemend geluid.)
Waar het vals plafond niet zichtbaar afhelt.
Waar er geen risico op lekken van een ontvlambaar gas bestaat.
Waar er voldoende speling is voor onderhoud en herstellingen.
Als er ruimte genoeg is in het deel met , voorzie dan 200 mm om de servicewerkzaamheden te
vergemakkelijken.
∗≥30 mm ∗≥30 mm
1
Luchtuitblaas
2
Vereiste installatieruimte
3
Luchtinlaat
4
Belemmering
5
Vloer
6
Voor installatie in een hoge ruimte
Waar de lengte van de leidingen tussen de binnen- en buitenunits binnen de grenzen kan worden
gehouden. (Raadpleeg de montagehandleiding van de buitenunit.)
Installeer de binnen- en buitenunits, het netsnoer en de verbindingsdraden op minstens 1 meter van
televisietoestellen of radio's om beeldstoringen of ruis te voorkomen. (Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet om ruis te voorkomen.)
Wanneer de draadloze set is geïnstalleerd kan het bereik van de afstandsbediening kleiner dan verwacht
zijn wanneer er zich fluorescerende lampen in de ruimte bevinden (type met inverter of snelstart). Installeer de binnenunit zo ver mogelijk uit de buurt van fluorescerende lampen.
(2) Gebruik ophangbouten voor de montage. Controleer of het plafond sterk genoeg is om het
gewicht van de unit te dragen. Als er enig risico bestaat, versterk dan eerst het plafond en installeer dan pas de unit.
(De installatieafstanden zijn aangeduid op het papierpatroon voor installatie. Raadpleeg het papierpatroon om na te gaan welke punten verstevigd dienen te worden.)
(3) De maximum plafondhoogte voor installatie bedraagt 3,5 m voor type 71 en 4,3 m voor type 100,
125 en 140.
7 English
Page 9
4. VOORBEREIDINGEN VÓÓR DE INSTALLATIE
200
175
5
GH
J
1
2
3
4
A B
C
D
E
F
30
87
163
189
210
260
690
1
2
2
3
3
4
5
6
7
4
10
9
1
2
3
(1) Gaten voor binnenunit, positie van de hangbouten, leidingen en bedrading.
1
Vooraanzicht
2
Leidinggat linkerkant
3
Leidinggat achterkant (Ø100)
4
Draaddoorvoergat achterkant
1
Aanzicht vals plafond
2
Binnenunit
3
Afstand tussen hangbouten
4
Afvoerleidinggat bovenkant
5
Gasleidinggat bovenkant
6
Vloeistofleidinggat bovenkant
7
Hangbouten (x4)
8
Draaddoorvoergat bovenkant
9
Luchtuitlaat
10
Eenheid: mm
Model A B C D E F G H J Type 71 1270 1230 533 479 425 530 553 532 415 Type 100, 125, 140 1590 1550 693 639 585 690 713 692 575
(2) Maak gaten voor de hangbouten, koelmiddel- en afvoerleidingen en de bedrading.
Zie het papierpatroon voor de installatie.
Bepaal de plaats voor elk gat en breng de gaten aan in het plafond.
(3) Verwijder de delen van de binnenunit. (3-1) Maak het aanzuigrooster los.
Schuif de vergrendelknoppen (x3) op het aanzuigrooster naar binnen (in de richting van de pijlen) en hef
het rooster omhoog.
(Zie afbeelding 1)
Neem het geopende aanzuigrooster uit naar voren, en houd hierbij de achterste tabs van het aanzuigrooster vast. (Zie afbeelding 2)
Afbeelding 1 Afbeelding 2
1
Vergrendelknoppen
2
Aanzuigrooster
3
Achterste tabs
English 8
Page 10
(3-2) Verwijder de sierpanelen (links en rechts).
VOORZICHTIG
OPMERKING
VOORZICHTIG
1
2
3
4
5
6
4
≤10
1
2
2
4
3
25-55 mm
1
2
3
4
Verwijder de bevestigingsschroeven van de sierpanelen (één per paneel), trek de panelen naar voor (in de richting van de pijl) en verwijder ze. (Zie afbeelding 3)
Verwijder de accessoires.
Maak een pengat aan de invoerzijde van de bedrading aan de achterkant of bovenkant, en installeer
dan de voorziene bus (10).
Afbeelding 3 <Pengat verwijderen>
1
Sierpaneel
2
Bevestigingsschroef sierpaneel (M4)
3
Accessoires
4
Bus (10) (accessoire)
5
Verwijderbaar deel (voor invoer vanaf de bovenkant)
6
Verwijderbaar deel (voor invoer vanaf de achterkant)
(3-3) Verwijder de ophangbeugels.
Draai de 2 bouten (M8) van de ophangbeugels aan weerszijden (4 plaatsen links en rechts) 10 mm los. (Zie afbeelding 4, 5)
Verwijder de bevestigingsschroeven (M5) van de ophangbeugels aan de achterkant, trek de ophangbeugels naar achter (in de richting van de pijl), en verwijder ze. (Zie afbeelding 5)
Afbeelding 4 Afbeelding 5
1
Binnenunit
2
Ophangbeugel
3
Bevestigingsschroef ophangbeugel (M5)
4
Instelbout ophangbeugel (M5)
Verwijder de tape (doorschijnend wit) niet van de buitenkant van de binnenunit. (Wanneer er water binnendringt kan dit elektrische schokken of brand veroorzaken.)
(4) Bevestig de ophangbouten. (Gebruik M8-M10 ophangbouten.)
Regel de afstand van de ophangbouten tot het plafond op voorhand. (Zie afbeelding 6)
Gebruik voor bestaande plafonds een anker en voor nieuwe plafonds een verzonken inzetstuk, verzonken
anker of andere lokaal aan te kopen onderdelen. Op die manier kunt het plafond versterken zodat die het gewicht van de unit kan dragen. Pas de speling tegenover het plafond aan vooraleer verder te gaan.
Afbeelding 6
Als de ophangbouten te lang zijn, kunnen de binnenunit of de optionele accessoires beschadigd worden.
9 English
1
Vals plafond
2
Plafondtegel
3
Anker
4
Ophangbout
Alle bovenvermelde onderdelen zijn lokaal aan te kopen.
Page 11
5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT
OPMERKING
4
3
2
1
Het kan gemakkelijker zijn om accessoiredelen vóór de installatie van de binnenunit aan te brengen. Lees daarom ook de handleiding van de accessoires.
Wat de installatiewerkzaamheden betreft, mag u alleen de bijgeleverde accessoires en de door uw onderneming opgegeven onderdelen gebruiken.
(1) Bevestig de ophangbeugels aan de ophangbouten. (Zie afbeelding 7)
Gebruik de bijgeleverde vulringen en bevestig de ophangbeugels met dubbele moeren zodat ze zeker goed vast zitten.
(2) Hef de binnenunit op, steek de bouten (M8) voor de ophangbeugels in het bevestigingsdeel van de
beugels en verschuif de binnenunit vanaf de voorkant. (Zie afbeelding 8)
(3) Breng de eerder verwijderde schroeven (M5) voor de ophangbeugels weer goed aan op 2 plaatsen
links en rechts. Dit is nodig om te voorkomen dat de binnenunit naar voor of achter zou schuiven. (Zie afbeelding 8)
(4) Draai de bouten van de ophangbeugels (M8) weer goed aan op 4 plaatsen, links en rechts.
(Zie afbeelding 8)
Afbeelding 7 Afbeelding 8
1
Moer (lokaal te voorzien)
2
Vulring (3) (accessoire)
3
Dubbele moeren (lokaal te voorzien)
4
Ophangbeugel
5
Bevestigingsdeel
6
Instelbout ophangbeugel (M8)
7
Bevestigingsschroef ophangbeugel (M8)
8
Verstevigingsplaat (links/rechts) Draag de unit niet aan de verstevigingsplaten.
4
7
8
5
6
English 10
Page 12
(5) Controleer bij het ophangen van de binnenunit met een waterpas of een plastic buis met water of
VOORZICHTIG
de afvoerleiding waterpas of licht aflopend is en zorg zo voor een goede afvoer. (Zie afbeelding 9)
Afbeelding 9
A
A.B
≤1°
B
≤1°
A.Wanneer de afvoerleiding naar rechts afloopt, of naar rechts en naar achter.
Plaats ze waterpas, of laat ze licht aflopen naar rechts of naar achter. (Binnen 1°.)
A.Wanneer de afvoerleiding naar links afloopt, of naar links en naar achter.
Plaats ze waterpas, of laat ze licht aflopen naar links of naar achter. (Binnen 1°.)
Wanneer u de unit in een hoek t.o.v. de afvoerleiding installeert, kan er water gaan lekken.
≤1°
11 English
Page 13
6. KOELMIDDELLEIDING INSTALLEREN
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
1
2
3
4
11
Zie de bij de buitenunit geleverde montagehandleiding voor de koelmiddelleiding van buitenunits. Voer de warmte-isolerende werkzaamheden volledig uit aan beide zijden van de gas- en vloeistof-
leidingen. Anders kan er soms water gaan lekken. (Bij gebruik van een warmtepomp kan de temperatuur van de gasleiding oplopen tot ongeveer 120°C.
Gebruik een isolatie die bestand is tegen dergelijke temperaturen.)
Wanneer de temperatuur en vochtigheid van delen van de koelmiddelleiding 30°C of RV80% kan overschrijden, moet u meer koelmiddelisolatie voorzien. (20 mm of meer) Op het oppervlak van het isolatiemateriaal kan condens worden gevormd. Controleer voor de werkzaamheden aan de koelmiddelleiding welk type R410A-koelmiddel wordt gebruikt. Een goede werking is alleen mogelijk met hetzelfde type koelmiddel.
• Gebruik een pijpensnijder en een flare die geschikt zijn voor het type R410A-koelmiddel.
• Smeer het flaregedeelte in met ester- of etherolie voordat u de leiding aansluit.
• Gebruik alleen de flaremoer die bij de hoofdunit is meegeleverd. Andere flaremoeren kunnen koelmiddellekken veroorzaken.
• Knijp het uiteinde van de buis dicht of plak het af met tape om te voorkomen dat stof, vocht of andere vreemde voorwerpen in de buis terechtkomen.
• Er mag niets anders dan het gespecificeerde koelmiddel in het koelmiddelcircuit terechtkomen, zoals lucht, enz. Als bij het werken aan de unit koelgas lekt, moet u de ruimte onmiddellijk goed verluchten.
Installeer de steun (verstevigingsplaat) gebruikt voor de verpakking en het transport voordat u
werkzaamheden aan de koelmiddelleiding uitvoert.
De buitenunit is gevuld met koelmiddel.
Gebruik bij het aansluiten of losmaken van de leidingen aan/van de unit altijd een moersleutel en een momentsleutel. (Zie afbeelding 10)
Afbeelding 10
1
Momentsleutel
2
Flaremoer
3
Leidingverbinding
4
Moersleutel
Afbeelding 11
1
Esterolie of etherolie
Raadpleeg Tabel 2 voor de afmetingen van de ruimte voor de flaremoer.
Om de flaremoer aan te brengen, smeert u ze eerst (zowel aan binnen- als aan buitenkant) in met ester- of etherolie en draait u ze vervolgens drie of vier draaien vast, voordat u ze vastschroeft. (Zie afbeelding 11)
Te vast draaien kan de flare beschadigen en een koelmiddellek veroorzaken.
Zorg ervoor dat er geen olie terechtkomt op de schroefhouders op de sierpanelen.
Olie kan de schroefhouders verzwakken.
English 12
Page 14
Tabel 2
VOORZICHTIG
Alleen voor noodgevallen
VOORZICHTIG
Leidingmaat Aanhaalmoment Flareafmetingen A (mm) Flare
Ø9,5 (3/8") 32,7-39,9 N·m 12,8-13,2
±
45°
R0.4-0.8
A
Ø15,9 mm (5/8") 61,8-75,4 N·m 19,3-19,7
2° ±
90°
Beschadig het flaredeel niet.
Zie Tabel 2 voor het juiste aanhaalmoment.
U moet een momentsleutel gebruiken, maar indien u gedwongen bent de unit zonder momentsleutel te installeren, kunt u de hieronder aangegeven werkwijze toepassen.
Controleer na de montage of er geen koelgaslekken voorkomen.
Wanneer u de flaremoer met een moersleutel blijft aanspannen, is er een punt waarop het aanhaalmoment plots stijgt. Ga vanaf dat punt voort met aanspannen van de flaremoer in de volgende hoek: Wanneer de instructies voor het aanspannen niet worden gevolgd (niet voldoende aangespannen), zal er koelmiddel lekken (langzaam lek) en zal het toestel niet goed werken (onvoldoende koelen of verwarmen).
Leidingmaat Verdere aanspanhoek Aanbevolen armlengte van gereedschap
Ø9,5 (3/8") 60 tot 90 graden Ca. 200 mm
Ø15,9 mm (5/8") 30 tot 60 graden Ca. 300 mm
Controleer op gaslekken en voer dan de warmte-isolatie aan het deel waarop de leidingen worden
aangesloten aan de hand van de volgende afbeelding en met behulp van het bijgeleverde warmte­isolerende materiaal voor fittings (6) en (7). (Maak beide uiteinden vast met de klemmen (4).)
(Zie afbeelding 12)
Wikkel de afdichting (klein) (9) rond de isolatie voor de fitting (6) alleen aan de zijde van de gasleiding. (Zie afbeelding 12)
Draai het isolatiemateriaal voor fitting (6) en (7) met het uiteinde naar boven.
Isoleer alle lokale leidingen tot aan de leidingaansluiting binnenin de unit. (Blote leidingen kunnen condensatie of brandwonden veroorzaken wanneer u ze aanraakt.)
13 English
Page 15
Afbeelding 12
2
1
4
3
5
6
7
8
9
10
1
2
3
7
5
6
8
4
1
2
3
4
5
6
Procedure voor thermische isolatie van de gaszijdige leiding
1
Isolatiemateriaal voor verbindingen (6) (accessoire)
2
Flaremoerverbinding
3
Draai het gewikkelde isolatiemateriaal met het uiteinde naar boven
4
Leidingisolatiemateriaal (lokaal te voorzien)
5
Klem (4) (accessoire)
6
Leidingisolatiemateriaal (hoofdunit)
7
Maak vast aan basis
8
Hoofdunit
9
Klein isolatiemateriaal (9) (accessoire)
10
Wikkel het rond de leiding, te beginnen aan de basis.
Procedure voor thermische isolatie van de vloeistofzijdige leiding
1
Isolatiemateriaal voor verbindingen (6) (accessoire)
2
Flaremoerverbinding
3
Draai het gewikkelde isolatiemateriaal met het uiteinde naar boven
4
Leidingisolatiemateriaal (lokaal te voorzien)
5
Klem (4) (accessoire)
6
Leidingisolatiemateriaal (hoofdunit)
7
Maak vast aan basis
8
Hoofdunit
1
Isolatie voor gasleiding (6) (accessoire)
2
Gasleiding
3
Vloeistofleiding
4
Isolatie voor vloeistofleiding (7) (accessoire)
5
Klem (4) (accessoire) (x4)
6
Maak vast aan de onderkant (zowel voor gasleiding als voor vloeistofleiding)
<Methode voor aansluiten van leidingen> (1) Voor leiding naar achter.
Verwijder het achterste doorvoerdeksel en installeer de leiding. (Zie afbeelding 13, 15)
(2) Voor leiding naar boven.
Voor een leiding naar boven is een afzonderlijk verkrijgbare L-vormige aftakleidingskit vereist.
Verwijder het bovenste doorvoerdeksel en installeer de leiding met behulp van de afzonderlijk verkrijgbare L-vormige aftakleidingskit. (Zie afbeelding 13, 14)
(3) Voor leiding naar rechts.
Verwijder de steun (verstevigingsplaat) gebruikt voor de verpakking en het transport aan de rechterkant, en breng de schroeven weer aan op hun oorspronkelijke plaats in de hoofdunit. (Zie afbeelding 15) Het is niet nodig om de verwijderde steun (verstevigingsplaat) gebruikt voor de verpakking en het transport te installeren.
Snijd een opening in het sierpaneel (rechts) en installeer de leiding. (Zie afbeelding 15)
English 14
Page 16
Afbeelding 13 Afbeelding 14
2
1
4
3
2
2
1
4
3
5
6
7
8
2
1
3
1
Bovenplaat
2
Uitsnede
3
Achterste doorvoerdeksel
4
Bovenste doorvoerdeksel
1
Koelmiddelleiding naar boven L-vormige aftakleidingkit (optioneel accessoire)
Afbeelding 15 Afbeelding 16
1
1
Verwijderbaar deel sierpaneel (rechts)
2
Breng de schroef weer aan op de hoofdunit
3
Snijd alleen dit deel weg als de afvoerleiding aan de rechterkant is geïnstalleerd.
4
Steun gebruikt voor verpakking en transport (verstevigingsplaat)
5
Afvoerleiding naar rechts
6
Koelmiddelleiding naar rechts
7
Afvoerleiding naar rechtsachter
8
Koelmiddelleiding naar achter
1
Klemdeel bovenste doorvoerdeksel
2
Thermistorkabel
3
Kabel draaimotor
* Wanneer de leidingwerkzaamheden voltooid zijn, snijdt u in het verwijderde doorvoerdeksel met een
schaar de vorm van de leiding uit en bevestigt u het deksel. Voer de kabels van de draaimotor en de thermistor door het klemgedeelte op het bovenste doorvoerdeksel om deze kabels vast te maken. (Zie afbeelding 13-17)
* Dicht eventuele openingen tussen het leidingdoorvoerdeksel en de leidingen af met stopverf om te
voorkomen dat er stof in de binnenunit binnendringt. Voer "8. ELEKTRISCHE BEDRADING" volledig uit voordat u de leidingen en de bedrading voor de afstandsbediening door dezelfde opening voert, en sluit dan de opening tussen het doorvoerdeksel en de leidingen af.
15 English
Page 17
OPMERKING
VOORZICHTIG
1
2
4
3
6
3
5
Voer alvorens de koelmiddelleiding te hardsolderen (opmerking 3) eerst een stikstofuitwisseling (opmerking 1) uit of breng stikstof in de koelmiddelleiding bij het hardsolderen (opmerking 2). Wanneer dit voltooid is, kan de binnenunit worden aangesloten met de flareverbinding.
1
Koelmiddelleiding
2
Te hardsolderen deel
3
Stikstof
4
Ta pe
5
Handbediende klep
6
Drukreduceerventiel
(Zie afbeelding 17)
1. Voor de procedures voor het uitwisselen van stikstof zie de "Multi-split Type Series for Buidling Installation
manual" (neem contact op met uw Daikin-dealer).
2. De stikstof moet op 0,02 MPa worden ingesteld met een drukreduceerventiel voor hardsolderen met
inbrengen van stikstof in de leiding.
3. Gebruik geen vloeimiddel bij het hardsolderen van koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper vulmetaal
voor hardsolderen (BCuP-2: JIS Z 3264/B-Cu93P-710/795: ISO 3677) dat geen vloeimiddel vereist. (Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke werking op koelmiddelleidingen. Zo zal een vloeimiddel op basis van chloor corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluoride bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.)
4. Raadpleeg voor de test op luchtlekken voor de binnenunit en de leiding tussen units na de installatie van
de binnenunit de montagehandleiding van de binnenunit of de technische gids voor het luchtdicht onder druk brengen en de installatie van de koelmiddelleiding.
5. Als het koelmiddel niet optimaal werkt omdat het systeem niet kan worden ontlucht en geen extra koel-
middel kan worden bijgevuld, kan het systeem mogelijk niet werken (geen koelen of verwarmen, enz.). Zie de montagehandleiding van de binnenunit en de technische gids voor de installatie van de koelmiddelleiding.
Gebruik bij het hardsolderen geen producten zoals oxidatie-inhibitoren. (Wanneer dit product achterblijft, kan de leiding verstopt geraken of onderdelen schade oplopen.)
English 16
Page 18
7. AFVOERLEIDING INSTALLEREN
VOORZICHTIG
2
1
4
3
2
1
1 - 1.5 m
2
3
4
5
1
(1) Leg de afvoerleiding aan.
• Zorg ervoor dat de leiding goed afvoert.
U kunt de afvoerleiding langs rechtsachter, rechts, linksachter of links naar buiten voeren. Voor uitvoer naar rechtsachter en naar rechts, zie afbeelding 15. Voor uitvoer naar linksachter en naar links, zie afbeelding 18.
Afbeelding 18
1
Verwijderbaar deel achterkant (metalen plaat)
2
Afvoerleiding naar linksachter
3
Verwijderbaar deel linker sierpaneel
4
Afvoerleiding naar links
Bij het uitvoeren van de leiding naar links, verplaats de rubberen stopper en de isolatie op de aansluit-
opening van de afvoerleiding aan de linkerkant van de binnenunit naar de aansluitopening van de afvoerleiding aan de rechterkant. Steek de rubberen stopper hierbij helemaal in de opening om waterlekken te voorkomen. Breng het beschermingsnet aan na de installatie van de afvoerslang in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. (Zie afbeelding 19)
De leidingdiameter moet minstens even groot zijn als die van de aftakleiding. (vinylchloride leiding,
nominale diameter 20 mm, buitendiameter 26 mm)
Houd de leiding kort, zorg voor een helling van minstens 1/100, en zorg ervoor dat er zich geen
luchtzakken kunnen vormen.
(Zie afbeelding 20)
Afbeelding 19
Afbeelding 20
1
Bevestigingsschroef beschermingsnet
2
Beschermingsnet
1 2 3 4 5 O X
Aflopende helling van minstens 1/100 Ondersteunende delen Niet optillen Controleer of er geen speling is Controleer of ze niet in het water ligt Goed Verkeerd
De afvoer kan verstopt geraken wanneer het water blijft staan in de afvoerleiding.
17 English
Page 19
Gebruik de meegeleverde afvoerslang (1) en metalen klem (2).
2
1
4
3
Steek de afvoerslang volledig in de afvoeraansluiting, en maak de klembeugel goed vast binnen op het ingestoken deel van de afvoerslang. (Zie afbeelding 21, 22) (Installeer de metalen klem (2) zoals afgebeeld zodat het klemgedeelte binnen een bereik van 45 graden komt.) (De afvoeraansluiting mag niet in contact komen met de afvoerslang. Als ze wel in contact komen, kan geen onderhoud worden uitgevoerd aan de warmtewisselaar, enz.)
Buig het uiteinde van de metalen klem (2) zo dat de afdichting geen uitstulping vormt. (Zie afbeelding 22)
Wikkel de voorziene grote afdichting (8) bij het isoleren vanaf de basis van de metalen klem (2) en de afvoerslang (1) in de richting van de pijl. (Zie afbeelding 21, 22)
Afbeelding 21
1
Metalen klem (2) (accessoire)
2
Afvoerslang (1) (accessoire)
3
Afdichting (8) (accessoire)
4
Laat geen gaten; anders kan er condensatie ontstaan.
Afbeelding 22
1
±45°
2
3
<A> <B>
4
1
±45°
5
5
2
3
1
Metalen klem (2) (accessoire)
2
Afvoerslang (1) (accessoire)
3
Afdichting (8) (accessoire)
4
Wikkelrichting afdichting
5
Invoerrichting schroevendraaier
6
Klemgedeelte
<A>
Naar rechtsachter of naar rechts
<B>
Naar linksachter of naar links
±45°
6
1
2
Afbeelding 23
Isoleer alle afvoerleidingen binnenshuis.
Zorg dat er geen speling zit op de afvoerslang in de binnenunit. (Zie afbeelding 23)
(Speling op de afvoerslang kan het aanzuigrooster doen breken.) (Speling op de afvoerslang kan geluiden veroorzaken zoals een bubbelend geluid.)
Installeer de steunfitting op intervallen van 1 tot 1,5 m en houd de leiding strak. (Zie afbeelding 20) Dicht eventuele openingen in de afvoerleiding af met stopverf en isolatiemateriaal (lokaal te voorzien) om te voorkomen dat er stof in de binnenunit binnendringt. Voer "ELEKTRISCHE BEDRADING" volledig uit voordat u de leidingen en de bedrading voor de afstandsbediening door dezelfde opening voert, en sluit dan de opening tussen het doorvoerdeksel en de leidingen af.
English 18
Page 20
(2) Controleer na het voltooien van de leiding of de afvoer vlot loopt.
VOORZICHTIG
≥100 mm
2
1
≥100 mm
1
Giet langzaam 600 ml water in de lekbak via de luchtuitlaat om de afvoer te controleren.
Afbeelding 24
1
Luchtuitlaat
2
Plastic bak om te gieten Een buislengte van ca. 100 mm is vereist.
Afbeelding 25
1
Centrale afvoerleiding
De leiding moet met minstens 1/100 aflopen zodat er zich geen lucht kan verzamelen.
Buig of verdraai de voorziene afvoerslang (1) niet om niet te veel kracht uit te oefenen. (Wanneer u te veel
kracht uitoefent op de afvoerleiding, kan er water gaan lekken.)
Voor de installatie van de centrale afvoerleiding, zie de instructies in afbeelding 25.
Kies de grootte van de centrale afvoerleiding die overeenstemt met de aan te sluiten binnenunit. (Zie de technische gids.)
Aansluiting afvoerleiding:
Sluit de afvoerleiding niet rechtstreeks aan op afvalwaterleidingen die naar ammoniak ruiken. De ammo­niak in het afvalwater kan via de afvoerleidingen in de binnenunit dringen en de warmtewisselaar aantasten.
Raadpleeg de bij de opwaartse afvoerkit geleverde montagehandleiding voor de installatie van de
afzonderlijke geleverde opwaartse afvoerkit.
8. ELEKTRISCHE BEDRADING
De elektrische bedrading moet met het specifieke circuit worden uitgevoerd door personeel dat bevoegd is
voor elektrische werkzaamheden.
Installeer de aardlekschakelaar op de binnenunit. (Installatie van een aardlekschakelaar is wettelijk
verplicht om elektrische schokken of brand te voorkomen.)
De bedrading tussen de buiten- en de binnenunit moet op 220-240 V voorzien zijn.
Schakel de voeding (van de buitenunit) pas uit nadat alle bedradingswerkzaamheden klaar zijn.
Er moet een onderbreker worden geïnstalleerd die de voeding voor het hele systeem kan uitschakelen.
Vergeet niet de airconditioner te aarden.
Raadpleeg de bij de buitenunit geleverde montagehandleiding voor de grootte van de op de buitenunit
aangesloten voedingsbedrading, het vermogen van de onderbreker en de schakelaar, en de bedradingsinstructies.
Sluit de aardleiding niet aan op een gasleiding, waterleiding, bliksemafleider of een telefoonaarding.
Gasleidingen: vormen bij gaslekken ontploffings- of brandgevaar.
Waterleidingen: geen aardingseffect in het geval van harde plastic buizen.
Telefoonaardingen of bliksemafleiders: kunnen tot abnormaal hoge potentiaalwaarden in de grond
leiden tijdens een onweer met bliksem.
Voor meer informatie over de elektrische bedrading, zie ook de plaatjes met de elektrische bedrading.
Sluit de elektrische bedrading niet aan op de klemmenstrook voor de bedrading van de afstandsbediening.
Anders kan dit het hele systeem beschadigen.
19 English
Page 21
Zie de bij de afstandsbediening geleverde montagehandleiding voor meer informatie over de bedrading
OPMERKING
VOORZICHTIG
WAARSCHUWING
van de afstandsbediening.
Raak de printplaat niet aan tijdens de bedradingswerkzaamheden. Anders kunt u de printplaat beschadigen.
• Specificaties voor lokale bedrading
De kabel van de afstandsbediening is een lokaal te voorzien onderdeel. Bereid de bedrading voor volgens Tabel 3.
Tabel 3
Bedrading tussen units
Kabel afstandsbediening
Draad
H05VV - U4G
(OPMERKING 1, 2)
Plastic kabel met mantel of kabel
(2 draden)
2
Dikte (mm
)
2,5
0,75 - 1,25
Lengte
Max. 500 m
(OPMERKING 2)
1. Alleen in het geval van beschermde leidingen. Gebruik H07RN-F als er geen bescherming is.
(Manteldikte: 1 mm of meer)
2. Dit is de totale uitgebreide lengte in het systeem van de groepsbesturing.
3. De bedradingsspecificaties gelden voor een bedrading met een spanningsval van 2%.
Bescherm de bedrading en de delen waardoor de bedrading wordt geleid na de aansluiting van de
bedrading.
Vul de opening tussen de kabels en het doorvoerdeksel (boven of achter) met afdichtmateriaal of stopverf om te voorkomen dat er stof in de unit binnendringt.
Wanneer de zwakstroomkabels (kabel afstandsbediening) en sterkstroomkabels (bedrading tussen units en aarding) op dezelfde plaats in de unit worden gebracht, kan er elektrische ruis worden geproduceerd. Dit zou storingen en een defect van het systeem veroorzaken.
De kabel van de afstandsbediening en de bedrading tussen de units moeten zich op minstens 50 mm van andere elektrische kabels bevinden. Anders kan er een storing optreden als gevolg van elektrische interferentie.
Aansluiting van bedrading tussen units en de kabel van de afstandsbediening (Zie afbeelding 26) (1) Houd het deksel van de besturingskast vast en draai de bevestigingsschroeven (2 stuks) los; verwijder het
deksel van de besturingskast.
(2) Sluit de bedrading tussen units die in de unit wordt gebracht via de doorvoeropening aan op de
klemmenstrook (X2M: 3P) en laat de nummers overeenstemmen (1 tot 3); sluit vervolgens de aardingsdraad aan op de aardingsklem. Bevestig hierna de bedrading met de voorziene klem (4) van de spanklem (11) zonder druk uit te oefenen op het aansluitdeel van de draden. (Zie afbeelding 28)
(3) Sluit de kabel van de afstandsbediening die in de unit wordt gebracht via de doorvoeropening aan op de
klemmen (
P1 en
P2) van de klemmenstrook (X1M: 4P). (Er is geen polariteit.) (Zie afbeelding 27)
Bevestig hierna de bedrading met de voorziene klem (4) van de spanklem (11) zonder druk uit te oefenen op het aansluitdeel van de draden. (Zie afbeelding 28)
Leg de elektrische bedrading bij de bedradingswerkzaamheden zo dat het deksel van de besturingskast niet wordt omhooggeduwd, en kijk uit dat er geen elektrische draden geklemd geraken bij de installatie van het deksel van de besturingskast.
(Wanneer de elektrische draden geklemd zitten of het deksel van de elektrische componentenkast omhoog wordt geduwd, bestaat er een risico op elektrische schokken of brand.)
English 20
Page 22
Afbeelding 26
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
≥50 mm
2
1
3
4
5
7
6
8
9
11
12
13
16
14
15
15
10
123
≥R10
≥R10
2
1 2
3
1
3
5
4
1
2
33
≥R10
1
1
Besturingskast
2
Printplaat
3
Klemmenstrook afstandsbediening (2P)
4
Klemmenstrook voeding (3P)
5
Afbeelding 28
6
Afdichten met isolatiemateriaal of stopverf (lokaal te voorzien)
7
Doorvoeropening bedrading/leiding
8
Koelmiddelleiding
Methode voor aansluitbedrading binnenunit-buitenunit
9
Doorvoerdeksel
10
Afvoerslang
11
Kabel afstandsbediening (zwakstroom)
12
Bedrading tussen units (sterkstroom)/aardingsdraad
13
Bus (10) (accessoire)
14
Plaatje elektrisch bedradingsschema (binnenkant)
15
Bevestigingsschroef deksel besturingskast (2 stuks)
16
Deksel besturingskast
1
Buitenunit
2
Binnenunit
3
Klemmenstrook
4
Aardingsklem
5
Bedrading tussen units
Sluit de draden tussen binnenunit en buitenunit aan op klemmen met overeenstemmende klemnummers.
Werk niet af met solderen.
Afbeelding 27
1
Kabel afstandsbediening (geen polariteit)
Sluit de bedrading tussen units (sterkstroom) in geen geval aan.
Werk niet af met solderen.
21 English
Page 23
Afbeelding 28
2
1
3
4
4
2
1
3
1
Kabel afstandsbediening
2
Spanklem (11) (accessoire), M4-schroef (12) (accessoire)
3
Bedrading tussen units
4
Klem (4) (accessoire)
(1) Bevestig de spanklem naar de invoerzijde van de bedrading toe. (2) Bevestig de bedrading met de klem op de spanklem zodat de bedrading geen extra spanning zet op de
klemaansluitstrook.
(3) Leg de bedrading tussen units en de aardingsbedrading zodanig dat ze niet verkeerd opgelijnd zijn aan
de zijde van de klemmenstrook en zodat ze goed zijn bevestigd aan de bevestigingsklem.
Neem de volgende opmerkingen in acht bij het bedraden naar de klemmen.
Aanhaalmoment van de klemschroeven.
Draai de klemschroeven vast met een gepaste schroevendraaier. Als de schroevendraaier te smal is, kunt
u de schroefkop beschadigen en wordt de schroef niet goed vastgedraaid.
Als de klemschroeven te hard worden vastgezet, kunnen de schroeven schade oplopen.
Zie de onderstaande tabel voor het aanhaalmoment van de klemschroeven.
Aansluitklem Diameter Aanhaalmoment Klemmenstrook afstandsbediening (2P) M3,5 0,79 - 0,97 N•m Klemmenstrook voeding (3P) M4 1,18 - 1,44 N•m Aardingsklem M4 1,18 - 1,44 N•m
Voorzorgsmaatregelen voor de voedingsbedrading
Gebruik een ronde krimpklem voor aansluiting op de klemmenstrook van de voeding. Als dit echt niet mogelijk is, let dan op de volgende punten.
(Zie afbeelding 29)
Sluit geen draden met een verschillende diameter aan op dezelfde voedingsklem. (Losse draden kunnen oververhitting veroorzaken.) (Zie afbeelding 30)
Sluit draden met dezelfde dikte aan zoals afgebeeld in afbeelding 30.
Gebruik bij de bedrading de voorgeschreven kabels, voer de aansluitingen volledig uit, en bevestig de
kabels zodanig dat ze niet aan de klemmen trekken.
Afbeelding 29
1
Bevestig isolatiekous
2
Ronde krimpklem
3
Elektrische draad
English 22
Page 24
Afbeelding 30
VOORZICHTIG
2
1
3
123
P1 P2
123
P1 P2
2
1
3
4
5
6
Sluit aan weerszjiden draden met dezelfde dikte aan. (GOED)
Sluit op eenzelfde kant geen draden met dezelfde dikte aan. (VERKEERD)
Sluit geen draden met een verschillende dikte aan. (VERKEERD)
Goed Verkeerd Verkeerd
Voorzorgsmaatregelen voor de aardingsbedrading
Leg de aardingsdraad zodanig dat hij door de uitsparing van de sluitring loopt. (De aarding is niet optimaal
als de aardingsdraad niet goed tegen de klemmenstrook komt.)
Soldeer de kabel niet wanneer u een gevlochten draad gebruikt.
1
Ronde krimpklem
2
Schotelring
3
Uitsparing
9. VOORBEELD VAN BEDRADING
Installeer een aardlekschakelaar voor de buitenunit. De installatie van een aardlekschakelaar is verplicht om elektrische schokken of brand te voorkomen.
Zie de bij de buitenunit geleverde montagehandleiding voor de bedrading van de buitenunit.
Bevestig het systeemtype.
• Paartype: 1 afstandsbediening bestuurt 1 binnenunit. (standaard systeem) (Zie afbeelding 31)
• Groepsbesturing: 1 afstandsbediening bestuurt tot 16 binnenunits. (Alle binnenunits werken volgens de afstandsbediening) (Zie afbeelding 32)
• Besturing met 2 afstandsbedieningen: 2 afstandsbedieningen besturen 1 binnenunit. (Zie afbeelding 34)
Afbeelding 31 Paartype
Specificaties van standaard bedrading
Binnenunit
Aardingsdraad (koper)
2
2 mm
* Zie ook het technisch materiaal voor de bedradingsspecificaties wanneer de
(Ø16 mm) of meer 2 mm2 (Ø16 mm)
binnenunits zijn aangesloten.
Bedrading tussen units (binnen- en buitenunits)
Min. dikte Lengte
50 mm of minder
23 English
1
Hoofdvoeding
2
Hoofdschakelaar
3
Zekering
4
Buitenunit
5
Binnenunit
6
Afstandsbediening (accessoire in optie)
Page 25
<Beperkingen op het gebruik van kabels>
VOORZICHTIG
P1 P2
123 123 123
P1 P2
P1 P2 P1 P2
123 123 123
2
1
3
4
5
6
2
1
3
7
8
2
1
3
9
10
8
3
1
2
4567
Gebruik geen kabels voor de bedrading tussen units en de voedingsbedrading.
Voorbeeld: VCTF (niet toegelaten), VV-kabel (toegelaten)
Gebruik als masterunit een binnenunit die typische binnentemperaturen kan detecteren.
Een binnenunit met aangesloten afstandsbediening wordt ingesteld als masterunit.
Gekruiste bedrading is niet nodig voor de afstandsbedieningsklem (P
). (Sluit niet aan op dezelfde
1 P2
onderbreker.)
Afbeelding 32 Groepsbesturing
1
Hoofdvoeding
2
Hoofdschakelaar
3
Zekering
4
Buitenunit 1
5
Binnenunit 1
6
Afstandsbediening (accessoire in optie)
7
Buitenunit 2
8
Binnenunit 2
9
Buitenunit 16
10
Binnenunit 16
9-1 Implementatie van groepsbesturing
Bij gebruik als paarunit of als masterunit voor simultane bediening, kunt u met de afstandsbediening
tot 16 units simultaan starten/stoppen (groep).
In dit geval werken alle binnenunits in de groep zoals bepaald door de afstandsbediening van de groepsbesturing.
Kies een afstandsbediening die zo veel mogelijk functies van de groep (draaiklep, enz.) biedt.
Afbeelding 33
1
Buitenunit 1
2
Buitenunit 2
3
Buitenunit 16
4
Binnenunit 1
Bedradingsmethode (1) Verwijder het deksel van de besturingskast. (Zie afbeelding 26) (2) Kruis de bedrading van de klemmenstrook van de afstandsbediening (P
(Er is geen polariteit.) (Zie afbeelding 32 en Tabel 3)
5
Binnenunit 2 (Slave)
6
Binnenunit 2 (Master)
7
Binnenunit 16
8
Afstandsbediening voor groepsbesturing
) in de besturingskast.
1 P2
English 24
Page 26
Afbeelding 34
P1 P2 P1 P2
123
P1 P2
123
2
1
3
4
5
67
2
1
3
S
M
S
S
M
2
1
3
Besturing met 2 afstandsbedieningen
1
Hoofdvoeding
2
Hoofdschakelaar
3
Zekering
4
Buitenunit
5
Binnenunit
6
Afstandsbediening 1 (accessoire in optie)
7
Afstandsbediening 2 (accessoire in optie)
9-2 Besturing met 2 afstandsbedieningen (2 afstandsbedieningen besturen 1 binnenunit)
Bij gebruik van 2 afstandsbedieningen moet er één worden ingesteld op "MAIN" (hoofdafstandsbediening)
en de andere op "SUB" (ondergeschikte afstandsbediening).
OMSCHAKELING HOOFD/SUB
De instellingen van de afstandsbediening BRC1E51 moeten volgens de instructies in de
montagehandleiding van de afstandsbediening worden uitgevoerd. De instellingen van de afstandsbediening BRC1D528 moeten volgens de volgende procedure worden uitgevoerd.
(1) Steek een platte schroevendraaier in de uitsparing tussen het bovenste en onderste gedeelte van de
afstandsbediening en verwijder vanuit de 2 posities het bovenste gedeelte. (De printplaat van de afstandsbediening is bevestigd op het bovenste gedeelte van de afstandsbediening.) (Zie afbeelding 35)
(2) Stel de hoofd/sub-schakelaar op de printplaat van één van de twee afstandsbedieningen in op "S".
(Laat de schakelaar van de andere afstandsbediening op "M" staan.) (Zie afbeelding 36)
Afbeelding 35 Afbeelding 36
1
Bovenste deel van afstandsbediening 1 Fabrieksinstelling
2
Onderste deel van afstandsbediening 2 Slechts één afstandsbediening moet worden veranderd
als de fabrieksinstellingen ongewijzigd zijn gebleven.
3
Steek hier de schroevendraaier in en wrik het bovenste deel van de afstandsbediening voorzichtig los.
3 Printplaat afstandsbediening
Bedradingsmethode (3) Verwijder het deksel van de besturingskast. (Zie afbeelding 26)
Sluit afstandsbediening 2 aan aan de klemmenstrook van de afstandsbediening (P1, P2) in de
(4)
besturingskast. (Er is geen polariteit.)
25 English
(Zie afbeelding 34 en Tabel 3)
Page 27
10. AANZUIGROOSTER EN SIERPANELEN BEVESTIGEN
VOORZICHTIG
OPMERKING
2
2
1
1
3
3
6
5
4
Bevestig het sierpaneel van de zijkant na het voltooien van de bedrading weer goed aan in de omgekeerde volgorde van het verwijderen van het aanzuigrooster.
Hang het koord van het aanzuigrooster op de haak van de binnenunit zoals hieronder aangegeven en
installeer het aanzuigrooster.
1
Ronde opening
2
Koord
3
Haak
4
Binnenunit
5
Aanzuigrooster
6
Kruisvormige insnijding
Het koord kan beschadigd worden wanneer het aanzuigrooster wordt gesloten. Controleer alvorens het aanzuigrooster te sluiten of het koord niet uit de zijkant van het aanzuigrooster steekt.
11. LOKALE INSTELLINGEN
(1) Zorg dat de deksels van de besturingskasten op de binnen- en buitenunits gesloten zijn.
(2) Gebruik na het inschakelen van de voeding de afstandsbediening om de lokale instellingen voor
de installatie uit te voeren.
Raadpleeg het hoofdstuk "Lokale instelling" in de montagehandleiding van de afstandsbediening voor
meer informatie over de afstandsbediening met kabel. Voor de draadloze afstandsbediening moet het adres worden ingesteld.
Zie de montagehandleiding van de draadloze afstandsbediening.
(3) De instellingen kunnen gebeuren door het "Standnummer", "EERSTE CODENR." en "TWEEDE
CODENR." te veranderen.
De instelling geldt voor de volledige groep. Geef het standnummer tussen haakjes in om elke binnenunit afzonderlijk in te stellen en om na de instelling te controleren.
(4) Voer geen instellingen uit die niet in de tabel voorkomen.
11-1 Plafondhoogte instellen (Type 100 of minder)
Bij de installatie van units van het type 71 of 100, geef het TWEEDE CODENR. in volgens de
plafondhoogte zoals weergegeven in Tabel 4. (Het TWEEDE CODENR. is in de fabriek ingesteld op "01" (standaard).)
Tabel 4
Standaard
Hoog plafond 2,7 tot 3,5 3,8 tot 4,3 02
Voer geen instellingen uit die niet in de tabel voorkomen.
English 26
Plafondhoogte (m)
Type 71 Type 100
Minder dan
2,7 m
Minder dan
3,8 m
Standnr.
13 (23) 0
EERSTE
CODENR.
TWEEDE
CODENR.
01
Page 28
11-2 Instellingen voor opties
OPMERKING
OPMERKING
Zie de bij de optie geleverde instructies voor installatie voor de instellingen van de opties.
11-3 Instellen van het symbool voor reinigen van het luchtfilter
Op het lcd van de afstandsbedieningen staat een luchtfiltersymbool dat aangeeft wanneer de luchtfilters
gereinigd moeten worden.
Verander het TWEEDE CODENR. conform Tabel 5 afhankelijk van de hoeveelheid vuil of stof in de ruimte. (Het TWEEDE CODENR. is in de fabriek ingesteld op "01" voor lichte vervuiling van het luchtfilter.)
Tabel 5
Instelling
Vervuiling van het luchtfilter­licht
Vervuiling van het luchtfilter­zwaar
1. Het "Standnr." wordt normaal collectief ingesteld voor een groep. Geef het standnummer tussen haakjes
in om elke binnenunit afzonderlijk in te stellen en om na de instelling te controleren.
2. Voer geen instellingen uit die niet in de tabel voorkomen.
Leg de klant uit dat het filter regelmatig moet worden gereinigd op specifieke tijdsintervallen. Regelmatig
reinigen is vereist om verstopping te voorkomen, ook bij het standaard geleverde filter met lange levensduur.
Tijdinterval van luchtfilterdisplay
(type met lange levensduur)
Ongeveer 2500 uur
Ongeveer 1250 uur 02
Standnr.
10 (20) 0
EERSTE
CODENR.
TWEEDE
CODENR.
01
11-4 Instelling van de luchtstroomsnelheid bij uitgeschakeld thermosysteem
Stel de juiste waarde voor de gebruiksomstandigheden in in overleg met de klant.
(De fabrieksinstelling voor de luchtstroomsnelheid bij uitgeschakeld thermosysteem koelen is toegewezen aan TWEEDE CODENR. "02", en "01" voor andere snelheden.)
Tabel 6
Instelling Standnr.
De ventilator stopt wanneer het thermo­systeem wordt uitgeschakeld (koelen/verwarmen)
Luchtstroomsnelheid bij uitgeschakeld thermosysteem
Luchtstroomsnelheid bij uitgeschakeld thermo­systeem verwarmen
Normaal
Stop 02
LL
luchtstroomsnelheid
Vooringestelde
luchtstroomsnelheid
LL
luchtstroomsnelheid
Vooringestelde
luchtstroomsnelheid
EERSTE
CODENR.
11 (21) 2
12 (22) 6
12 (22) 3
TWEEDE
CODENR.
01
01
02
01
02
1. Het "Standnr." wordt normaal collectief ingesteld voor een groep. Geef het standnummer tussen haakjes
in om elke binnenunit afzonderlijk in te stellen en om na de instelling te controleren.
2. Voer geen instellingen uit die niet in de tabel voorkomen.
27 English
Page 29
12. TESTWERKING
OPMERKING
TEST
TEST
De instellingen van de afstandsbediening BRC1E51 moeten volgens de instructies in de
montagehandleiding van de afstandsbediening worden uitgevoerd. De instellingen van de afstandsbediening BRC1D528 moeten volgens de volgende procedure worden uitgevoerd.
Zorg ervoor dat de bedradingswerkzaamheden voor de binnen- en buitenunits voltooid zijn.
Controleer of de volgende items gesloten zijn: het deksel van de besturingskast van de binnenunit en de
buitenplaat en leidingdeksel van de buitenunit.
Nadat de aanleg van de koelmiddelleiding, afvoerleiding en elektrische bedrading voltooid is, maakt u de
binnenkant van de binnenunit, het sierpaneel en het aanzuigrooster schoon. Voer vervolgens de testwerking uit zoals beschreven in de bij de buitenunit geleverde montagehandleiding om de unit te beschermen. (Voer de testwerking bij voorkeur uit in aanwezigheid van personeel met de nodige kennis over elektriciteit.)
Controleer tijdens de testwerking of de luchtstroomrichting en de luchtstroomsnelheid zijn ingesteld zoals
voorgeschreven.
Als de ruimte na het voltooien van de testwerking niet is geschilderd of op een andere manier afgewerkt, waarschuw de klant dan dat de unit niet mag worden gebruikt voordat het interieur van de kamer is afgewerkt. Dit om de binnenunit te beschermen. (Als de unit in deze omstandigheden wordt gebruikt, zal de binnenunit worden verontreinigd door verf, lijm en andere materialen die bij het afwerken van het interieur van de kamer worden gebruikt. Dit kan spattend water of lekken veroorzaken.)
Zie "12-2. Waarschuwingen voor service" als er zich een storing voordoet en de unit niet werkt.
Druk na het voltooien van de testwerking één keer op de toets Inspectie/Test om de unit in de
inspectiestand te schakelen en controleer of de storingscode "00" is. (=normaal).
12-1 Testwerking
1. Open de gaszijdige afsluiter.
2. Open de vloeistofzijdige afsluiter.
3. Voorzie het carter 6 uur lang van stroom. (Niet vereist in het geval van een unit die alleen koelt)
4. Stel in op de koelstand met de afstandsbediening en begin de werking door op de aan/uit-toets ( ) te
drukken.
5. Druk 4 keer op de toets Inspectie/Test ( ) (2 keer voor draadloze afstandsbediening) en laat de unit
3 minuten in de Teststand werken.
6. Druk op de regeltoets van de luchtstroomrichting ( ) om te controleren of de unit werkt.
7. Druk op de toets Inspectie/Test ( ) en laat de unit normaal werken.
8. Aan de hand van de gebruiksaanwijzing nagaan of de unit correct werkt.
VOORZORGSMAATREGELEN
1. Zie "12-2. Waarschuwingen voor service" als de unit niet goed werkt.
2. Druk na het voltooien van de testwerking één keer op de toets Inspectie/Test om de unit in de
inspectiestand te schakelen en controleer of de storingscode "00" is. (=normaal) Als een andere storingscode dan "00" wordt weergegeven, zie "12-2. Waarschuwingen voor service".
Zie de diagnose van storingen hierna als de unit niet werkt door een storing.
English 28
Page 30
12-2 Waarschuwingen voor service
OPMERKING
Ingeschakeld. Controleer het probleem op de afstandsbediening.
Als de airconditioner na installatie niet normaal werkt.
Er kan zich een probleem hebben voorgedaan zoals beschreven in de onderstaande tabel.
Display afstandsbediening Storing
Probleem met de voeding of open fase
Fout in bedrading tussen binnenunit en buitenunit
Geen weergave
88*
88 knippert • Fout in bedrading tussen binnenunit en buitenunit
Na inschakelen is het maximum 90 seconden, ook al wordt alleen maar "88" weergegeven. Dit is geen
probleem, en het zal 90 seconden lang ingesteld blijven.
Problemen oplossen met het display op het scherm van de afstandsbediening.
1. Met een afstandsbediening met kabel. (OPMERKING 1)
Wanneer de unit wordt stilgelegd door een probleem, knippert het bedrijfslampje en staan " " en de storingscode op het lcd. Stel in dit geval een diagnose van de storing aan de hand van de tabel met storingscodes. In het geval van groepsbesturing wordt het unitnummer weergegeven zodat het nummer van de binnenunit met het probleem bekend is. (OPMERKING 2)
2. Met een draadloze afstandsbediening.
(Zie ook de bij de draadloze afstandsbediening geleverde gebruiksaanwijzing) Wanneer de unit wordt stilgelegd door een probleem knippert het display op de binnenunit. Stel in dit geval een diagnose van de storing aan de hand van de tabel met storingscodes. Volg de procedure hierna voor de storingscode. (OPMERKING 2)
(1) Druk op de toets Inspectie/Test, " " wordt weergegeven en " 0 " knippert. (2) Druk op de toets Programmeertijd en zoek het nummer van de unit die is gestopt door een probleem.
Aantal piepgeluiden 3 korte piepgeluiden....Voer alle volgende stappen uit
1 kort piepgeluid..........Voer (3) en (6) uit
1 lang piepgeluid......... Geen probleem
(3) Druk op de toets Bedrijfsstandkiezer en het hoogste cijfer van de storingscode knippert. (4) Blijf op de toets Programmeertijd drukken tot u 2 korte piepgeluiden hoort en kijk de hoogste code na. (5) Druk op de toets Bedrijfsstandkiezer en het laagste cijfer van de storingscode knippert. (6) Blijf op de toets Programmeertijd drukken tot u een lang piepgeluid hoort en kijk de laagste code na.
Een lang piepgeluid geeft de storingscode aan.
Printplaat van binnenunit defect
Fout in de aansluitbedrading van de afstandsbediening
Afstandsbediening defect
Zekering defect
Printplaat van binnenunit defect
Fout in bedrading tussen binnenunit en buitenunit
1. In het geval van een afstandsbediening met kabel. Druk op de toets Inspectie/Test op de afstands-
bediening; " " begint te knipperen.
2. Houd de toets aan/uit 5 seconden of langer ingedrukt in de inspectiestand en bovenstaande probleem-
historiek wordt verdwijnt nadat de storingscode twee keer aan en uit gaat, gevolgd door de code "00" (normaal). Het display verandert van de inspectiestand naar de normale stand.
29 English
Page 31
12-3 Storingscode
Op plaatsen waar de storingscode blanco is, wordt geen " " weergegeven. Het systeem blijft wel werken,
maar inspecteer het systeem toch en repareer het waar nodig.
Afhankelijk van het type van de binnen- of buitenunit, wordt de storingscode al of niet weergegeven.
Code Storingscode/Opmerkingen
A1 Printplaat van binnenunit defect A3 Abnormaal peil afvoerwater A6 Ventilatormotor binnenunit overbelast, overspanning of geblokkeerd
A7 Storing klepvergrendelingsmotor AF Bevochtiger defect
AH
AJ
C4 Sensor (R2T) van warmtewisselaartemperatuur is defect C5 Sensor (R3T) van warmtewisselaartemperatuur is defect C9 Sensor van aanzuigluchttemperatuur is defect
CC Storing vochtigheidssensorsysteem
CJ
E0 Ingreep van veiligheidsvoorziening (buitenunit) E1 Printplaat van buitenunit defect E3 Hoge druk abnormaal (buitenunit) E4 Lage druk abnormaal (buitenunit) E5 Storing blokkering compressormotor
E7
E9 Elektronische expansieklep defect (buitenunit) F3 Temperatuur afvoerleiding abnormaal (buitenunit) H3 Hogedrukschakelaar defect (buitenunit) H7 Storing signaal motorsignaal buitenunit
H9 Buitenluchtthermistor defect (buitenunit)
J1 Storing druksensorsysteem (buitenunit)
J2 Storing stroomsensorsysteem (buitenunit) J3 Thermistor persleiding defect (buitenunit)
J5 Thermistor aanzuigleiding defect (buitenunit)
J6 Thermistor warmtewisselaar defect (buitenunit) J7 Thermistor warmtewisselaar (2) defect (buitenunit) J8 Storing thermistor vloeistofleiding (verwarmen) (buitenunit)
J9 Storing thermistor gasleiding (koelen) (buitenunit) JA Storing druksensorsysteem afvoerleiding (buitenunit) JC Storing druksensorsysteem inlaatleiding (buitenunit)
L1 Storing INV-systeem (buitenunit)
L3 Storing thermistor reactievat (buitenunit)
L4
L5
Luchtreiniger defect Alleen de luchtreiniger doet het niet. Verkeerd type ingesteld Capaciteitsgegevens verkeerd vooringesteld. Of niets geprogrammeerd in de data-
opslag IC.
Sensor van afstandsbediening is defect De thermistor van de afstandsbediening doet het niet, maar het thermosysteem is
geactiveerd.
Storing blokkering buitenventilatormotor Storing momentaanoverstroom buitenventilator
Oververhitte warmtestralende lamel (buitenunit) Koeldefect inverter Momentaanoverstroom (buitenunit) Mogelijke aardingsfout of kortsluiting in de compressormotor.
English 30
Page 32
OPMERKING
VOORZICHTIG
Voorzorgsmaatregelen bij het uitvoeren van een test
Elektrisch thermisch (buitenunit)
L8
L9
LC Transmissiestoring tussen de inverters van de unitregelingen (buitenunits)
P1 Onderbroken fase of lage spanning hoofdcircuit (buitenunit)
P3 Storing temperatuursensor printplaat (buitenunit)
P4 Storing temperatuursensor warmtestralende lamel (buitenunit)
PJ
U0 Temperatuur aanzuigleiding abnormaal of tekort aan koelmiddel
U1
U2
U4 UF
U5
U8
UA
UC Fout instelling adres afstandsbediening
UE Transmissiefout (binnenunit – gecentraliseerde afstandsbediening) UJ Transmissiefout accessoire-uitrusting
Mogelijke elektrische overbelasting in de compressor of onderbroken leiding in de compressormotor.
Stilvalpreventie (buitenunit) Compressor mogelijk geblokkeerd.
Type verkeerd ingesteld (buitenunit) Capaciteitsgegevens verkeerd vooringesteld. Of niets geprogrammeerd in de data-
opslag IC.
Omgekeerde fase. Keer twee van de draden L1, L2 en L3 om. Storing voedingsspanning Inclusief het defect in 52C. Transmissiefout (binnenunit – buitenunit) Bedradingsfout tussen binnen- en buitenunits of storing van de printplaat van de
binnen- en buitenunits. Als UF wordt aangegeven, zit er een fout in de bedrading tussen de binnen- en buitenunit. Koppel de voeding onmiddellijk los en corrigeer de bedrading. (De compressor en de ventilator van de buitenunit kunnen onafhankelijk van de werking van de afstandsbediening beginnen draaien.)
Transmissiefout (binnenunit – buitenunit) Transmissieprobleem tussen de binnenunit en de afstandsbediening. Storing in transmissie tussen hoofd- en subafstandsbediening.
(Storing in subafstandsbediening.) Verkeerde instelling voor multi-systeem Keuzeschakelaar van multi-systeem is verkeerd ingesteld. (Zie schakelaar SS2 op
de printplaat van de hoofdunit.) Verkeerde combinatie met binnenunit en buitenunit
Controleer "Controlepunten bij de levering" op pagina 6 na het voltooien van de testwerking.
Als de ruimte na het voltooien van de testwerking niet is geschilderd of op een andere manier afgewerkt, waarschuw de klant dan dat de unit niet mag worden gebruikt voordat het interieur van de kamer is afgewerkt. Dit is nodig om het product te beschermen. Als de unit in deze omstandigheden wordt gebruikt, zal het product worden verontreinigd door verf, lijm en andere materialen die bij het afwerken van het interieur van de kamer worden gebruikt. Dit kan spattend water of lekken veroorzaken.
Controleer of het deksel van de besturingskasten gesloten is alvorens de unit na het voltooien van de testwerking over te dragen aan de klant. Informeer de klant over de toestand (spanning AAN/UIT) van de stroomonderbreker.
31 English
Page 33
13. BEDRADINGSSCHEMA
Zie afbeelding 37
1 NAAR BUITENUNIT (OPMERKING 2) 2 (OPMERKING 7) 3 BINNENUNIT 4 (OPMERKING 4)
5
7
9
Binnenunit Draadloze afstandsbediening (ontvanger/display) A1P Printplaat A2P Printplaat C105 Condensator (M1F) A3P Printplaat F1U Zekering (T, 3,15A, 250V) BS1 Drukknop (aan/uit) HAP Led (servicemonitor groen) H1P Led (aan-rood) KPR Magnetisch relais (M1P) H2P Led (timer-groen) M1F Motor (binnenventilator) H3P Led (filterteken-rood) M1S Motor (draaiklep) H4P Led (ontdooien-oranje) R1T Thermistor (lucht) H5P Led (element wassen-rood) R2T•R3T Thermistor (warmtewisselaar) H6P Led (ventilatie schoon-groen) SS1 Keuzeschakelaar (nood) SS1 Keuzeschakelaar (hoofd/sub) V1R Diodebrug SS2 Keuzeschakelaar (draadloos
X1M Klemmenstrook X2M Klemmenstrook Connector voor onderdelen in optie Z1F Ontstoringsfilter X15A Connector (debietschakelaar) Z1C Ferrietkern (ontstoringsfilter) X24A Connector (draadloze
PS Voedingscircuit X25A Connector (afvoerpomp) RC Signaalontvangercircuit X33A Connector (adapter voor bekabeling) TC Signaaloverdrachtscircuit X35A Connector (adapter groepsbesturing)
TRANSMISSIEBEDRADING CENTRALE AFSTANDSBEDIENING
AFSTANDSBEDIENING MET KABEL (ACCESSOIRE IN OPTIE)
DRAADLOZE AFSTANDSBEDIENING (ONTVANGER/DISPLAY) (OPTIONEEL ACCESSOIRE)
6 (OPMERKING 3)
8 (OPMERKING 5)
10 BESTURINGSKAST
adresinstelling)
afstandsbediening)
Afstandsbediening met kabel R1T Thermistor (lucht)
OPMERKINGEN
1. : klem : connector : lokale bedrading
2. Het model van de buitenunit in dit schema geeft de algemene lijnen van het product weer. Zie het bedradingsschema bij de buitenunit voor meer informatie.
3. Bij gebruik van een centrale afstandsbediening moet u deze aansluiten op de unit zoals beschreven in de bijgeleverde montagehandleiding.
4. X15A en X25A zijn aangesloten wanneer de opwaartse afvoerkit wordt gebruikt.
5. In het geval van omschakeling main/sub. Zie de bij de afstandsbediening geleverde montagehandleiding.
6. BLK: zwart RED: rood BLU: blauw WHT: wit PNK: roze YLW: geel GRY: grijs GRN: groen ORG: oranje BRN: bruin
7. Alleen in het geval van beschermde leidingen. Als er geen bescherming is, moet H07RN-F worden gebruikt.
English 32
Page 34
Afbeelding 37
3D069266-1A FHQG71 • 100 • 125 • 140CVEB
1
2
3
4
4
5
6
7
8
9
10
33 English
Page 35
NOTES
Page 36
3P249378-3C EM10A019
(1008) HT
Loading...