Daikin FBA35A2VEB, FBA50A2VEB, FBA60A2VEB, FBA71A2VEB, FBA100A2VEB Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding
voor de installateur
Split-systeem airconditioners
FBA35A2VEB FBA50A2VEB FBA60A2VEB FBA71A2VEB FBA100A2VEB FBA125A2VEB FBA140A2VEB
FBA35A2VEB9 FBA50A2VEB9 FBA60A2VEB9 FBA71A2VEB9
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Split-systeem airconditioners
Nederlands

Inhoud

Inhoud

1 Algemene veiligheidsmaatregelen 2

1.1 Over de documentatie ............................................................... 2
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 2
1.2 Voor de installateur ................................................................... 3
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 3
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 3
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.2.4 Pekel........................................................................... 5
1.2.5 Water .......................................................................... 5
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 6
2.1 Over dit document ..................................................................... 6
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Binnenunit ................................................................................. 7
3.2.1 Uitpakken en omgaan met de unit .............................. 7
3.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen.................. 7
4 Over de units en opties 8
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 8
4.2 Systeemlay-out.......................................................................... 8
4.3 Units en opties combineren....................................................... 8
4.3.1 Mogelijke opties voor de binnenunit............................ 8
5 Voorbereiding 8
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 8
5.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 8
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 8
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 9
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 9
5.3.2 De koelleidingen isoleren............................................ 9
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 10
5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading . 10
6 Installatie 10
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 10
6.2 De binnenunit monteren ............................................................ 10
6.2.1 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit ......... 10
6.2.2 Richtlijnen bij de installatie van de binnenunit ............ 10
6.2.3 Richtlijnen bij de installatie van de kanalen ................ 12
6.2.4 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding......... 12
6.3 De koelmiddelleiding aansluiten................................................ 14
6.3.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ........ 14
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen .................................................... 14
6.3.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen 15
6.3.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen ................... 15
6.3.5 Het uiteinde van een buis verbreden .......................... 15
6.3.6 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten....... 15
6.3.7 Op lekkages controleren............................................. 16
6.4 De elektrische bedrading aansluiten ......................................... 16
6.4.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 16
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading.................................................. 16
6.4.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading .................................................................... 16
6.4.4 Specificaties van de standaardcomponenten van de
bedrading .................................................................... 17
6.4.5 Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit .... 17
7 Configuratie 18
7.1 Lokale instelling......................................................................... 18
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 19
8.2 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 19
8.3 Proefdraaien............................................................................... 20
8.4 Foutcodes bij het proefdraaien................................................... 20
9 Aan de gebruiker overhandigen 20
10 Als afval verwijderen 21
11 Technische gegevens 21
11.1 Bedradingsschema..................................................................... 21
11.1.1 Legende eengemaakt bedradingsschema................... 21
12 Verklarende woordenlijst 22
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
8 Inbedrijfstelling 19
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken. ▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof. ▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel
Indien van toepassing.
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden. ▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Het toestel moet worden opgeslagen waar het geen mechanische schade kan oplopen in een voldoende geventileerde ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een brandend gastoestel of een werkende elektrische verwarming) met de hieronder beschreven afmetingen.
OPMERKING
▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen NIET
opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelen
van het koelmiddelsysteem worden gemaakt moeten toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
1000
GWP × kg
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: xxx
R32
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
150
160
170
180
190
200
210
220
230
240
250
260
270
280
290
300
310
320
330
340
350
360
370
380
390
400
410
420
430
440
450
460
470
480
490
500
510
520
530
540
550
1.822.2
2.4
2.6
2.833.2
3.4
3.6
3.844.2
4.4
4.6
4.855.2
5.4
5.6
5.866.2
6.4
6.6
6.877.2
7.4
7.6
7.8
1.843 7.956
8.0
A
min
(m2)
Floor-standing unit
(c)
Wall-mounted unit
(b)
Ceiling-mounted unit
(a)
m (kg)
Ceiling-mounted
unit
(a)
4.6 13.4
4.6 180
4.8 14.6
4.8 196
5.0 15.8
5.0 213
≤1.842
5.2 17.1
≤1.842
5.2 230
1.843 3.64
5.4 18.5
1.843 28.9
5.4 248
2.0 3.95
5.6 19.9
2.0 34.0
5.6 267
2.2 4.34
5.8 21.3
2.2 41.2
5.8 286
2.4 4.74
6.0 22.8
2.4 49.0
6.0 306
2.6 5.13
6.2 24.3
2.6 57.5
6.2 327
2.8 5.53
6.4 25.9
2.8 66.7
6.4 349
3.0 5.92
6.6 27.6
3.0 76.6
6.6 371
3.2 6.48
6.8 29.3
3.2 87.2
6.8 394
3.4 7.32
7.0 31.0
3.4 98.4
7.0 417
3.6 8.20
7.2 32.8
3.6 110
7.2 441
3.8 9.14
7.4 34.7
3.8 123
7.4 466
4.0 10.1
7.6 36.6
4.0 136
7.6 492
4.2 11.2
7.8 38.5
4.2 150
7.8 518
4.4 12.3
7.956 40.1
4.4 165
7.956 539
m (kg)
A
min
(m2)
4.6 20.0
4.8 21.8
5.0 23.6
≤1.842
5.2 25.6
1.843 4.45
5.4 27.6
2.0 4.83
5.6 29.7
2.2 5.31
5.8 31.8
2.4 5.79
6.0 34.0
2.6 6.39
6.2 36.4
2.8 7.41
6.4 38.7
3.0 8.51
6.6 41.2
3.2 9.68
6.8 43.7
3.4 10.9
7.0 46.3
3.6 12.3
7.2 49.0
3.8 13.7
7.4 51.8
4.0 15.1
7.6 54.6
4.2 16.7
7.8 57.5
4.4 18.3
7.956 59.9
Wall-mounted
unit
(b)
m (kg)
A
min
(m2)
Floor-standing
unit
(c)
m (kg)
A
min
(m2)
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.
Vereisten voor de installatieruimte
OPMERKING
▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade. ▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum.
WAARSCHUWING
Als toestellen R32-koelmiddel bevatten, dan moet de vloeroppervlakte van de ruimte waarin de toestellen worden geïnstalleerd, gebruikt en opgeslagen groter zijn dan de minimum vloeroppervlakte zoals bepaald in de tabel onder A (m2). Dit geldt voor:
▪ Binnenunits zonder koelmiddelleksensor; in het geval
van binnenunits met koelmiddelleksensor, zie de montagehandleiding
▪ Binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits
(bijvoorbeeld: oranjerie, garage, machineruimte)
▪ Leidingen in ruimtes zonder ventilatie
Minimum vloeroppervlakte bepalen
1 Bepaal de totale koelmiddelvulling in het systeem
(= fabrieksvulling koelmiddel + extra bijgevulde hoeveelheid koelmiddel).
2 Selecteer welke grafiek of tabel u wilt gebruiken.
▪ Voor binnenunits: Is de unit een plafond-, wand- of
vloermodel?
▪ Voor binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits,
van de installatiehoogte:
Bij een installatiehoogte
en lokale leidingen in ruimtes zonder ventilatie hangt dit af
van…
<1,8m Vloerunits 1,8≤x<2,2m Units voor muurmontage ≥2,2m Units voor plafondmontage
3 Gebruik de grafiek of de tabel om de minimum vloeroppervlakte
te bepalen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
Gebruik de grafiek of tabel voor…
m Totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem
A
Minimum vloeroppervlakte
min
(a) Ceiling-mounted unit (= Units voor plafondmontage) (b) Wall-mounted unit (= Units voor muurmontage)
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
(c) Floor-standing unit (= Vloerunit)

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden.
Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld. ▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen. ▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.

1.2.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5

2 Over de documentatie

OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

INFORMATIE
Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08

3 Over de doos

40×
ed
ba
c
f g
h
i j k l
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld om in werkplaatsen, in de lichte industrie en in boerderijen door deskundige of geschoolde gebruikers gebruikt te worden of, in de handel en in huishoudens, door niet gespecialiseerde personen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie ▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Montagehandleiding binnenunit:
▪ Installatie-instructies ▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens,…
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin Business Portal (authenticatie vereist).

2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de binnenunit on-site werd geleverd.
Denk aan de volgende punten: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.

3.2 Binnenunit

WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel R32 (indien van toepassing) in deze unit is weinig ontvlambaar. Zie de handleiding van de buitenunit voor het te gebruiken type koelmiddel.

3.2.1 Uitpakken en omgaan met de unit

Gebruik een draagband van zacht materiaal of beschermende platen met een touw om de unit op te heffen. Zo voorkomt u dat de unit beschadigd of gekrast wordt.
1 Bij het uitpakken van de unit of bij het verplaatsen van de unit
na het uitpakken, moet u de unit opheffen aan de ophangbeugel zonder druk uit te oefenen op andere delen, met name de koelmiddelleidingen, afvoerleidingen en andere harsonderdelen.

3.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene voorzorgsmaatregelen
Veiligheidsinstructies te lezen vóór de
installatie met betrekking tot de veiligheid
Over de documentatie Verkrijgbare documentatie voor de
installateur Over de doos Units uitpakken en accessoires
verwijderen Over de units en opties ▪ Systeemlay-out
▪ Combinaties van units en opties Voorbereiding Wat u moet doen en weten alvorens ter
plaatse te gaan Installatie Wat u moet doen en weten om het
systeem te installeren Configuratie Wat u moet doen en weten om het
systeem na de installatie te
configureren Inbedrijfstelling Wat u moet doen en weten om het
systeem na de configuratie in gebruik te
stellen Overhandiging aan de
gebruiker Als afval verwijderen Systeem opruimen
Wat aan de gebruiker te geven en uit te
leggen
Technische gegevens Specificaties van het systeem Verklarende woordenlijst Definitie van termen
a Installatiehandleiding b Gebruiksaanwijzing c Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
d Pakkingringen voor ophangbeugel e Schroeven voor kanaalflenzen
f Metalen klem
g Afdichtingskussens: Groot (afvoerleiding), middelgroot 1
(gasleiding), middelgroot 2 (vloeistofleiding)
h Afvoerslang
i Lange afdichting j Isolatiedeel: Klein (vloeistofleiding)
k Isolatiedeel: Groot (gasleiding)
l Kabelbinders
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7

4 Over de units en opties

b
f
a
h
c
d
e
g
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Buiten- en binnenunits combineren ▪ De binnenunit combineren met opties

4.2 Systeemlay-out

a Binnenunit b Buitenunit c Gebruikersinterface d Aangezogen lucht e Uitgeblazen lucht
f Koelmiddelleiding + verbindingskabel g Afvoerleiding h Aardingsbedrading

4.3 Units en opties combineren

4.3.1 Mogelijke opties voor de binnenunit

Controleer of de volgende verplichte opties aanwezig zijn: ▪ Gebruikersinterface: Bedraad of draadloos ▪ Luchtinlaatpaneel en canvasaansluiting voor het luchtinlaatpaneel
(in het geval van onderaanzuiging).

5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over: ▪ Installatieplaats voorbereiden ▪ Koelmiddelleiding voorbereiden ▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 Installatieplaats voorbereiden

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit naar
binnen en buiten te dragen.
WAARSCHUWING
Installeer de airconditioner NIET op een plaats waar een lek van ontvlambaar gas mogelijk is. Als het gas weglekt en rond de airconditioner blijft hangen, kan brand ontstaan.

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de voorbereiding.
INFORMATIE
Het geluidsdrukniveau is lager dan 70dBA.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
Fluorescentielampen. Let op de volgende punten voor de
installatie van een draadloze gebruikersinterface in een kamer met fluorescentielampen:
▪ Installeer de draadloze gebruikersinterface zo dicht mogelijk bij
de binnenunit.
▪ Installeer de binnenunit zo ver mogelijk van de
fluorescerentielampen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
WAARSCHUWING
Plaats GEEN voorwerpen die nat kunnen worden onder de binnenunit en/of buitenunit. Anders kunnen condensatie op de hoofdunit of de koelmiddelleidingen, vuil op het luchtfilter of een verstopte afvoer druppelend water veroorzaken, waardoor voorwerpen onder de unit kunnen vuil worden of schade oplopen.
Luchtstroom. Zorg ervoor dat de luchtstroom niet geblokkeerd
wordt.
Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden
afgevoerd.
Plafondisolatie. Wanneer de temperatuur in het plafond hoger is
dan 30°C en er een relatieve vochtigheid van meer dan 80% heerst, of wanneer er verse lucht in het plafond wordt geleid, is er extra isolatie nodig (polyethyleenschuim met een dikte van minstens 10mm).
Beveiligingsroosters. Installeer beveiligingsroosters op de
aanzuig- en uitblaaszijde om te voorkomen dat de ventilatorschoepen of de warmtewisselaar kunnen worden aangeraakt.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08
5 Voorbereiding
500
a
e dbc
fg
680
a cdb
680
200<45
a b
680
a
e
g
b
A
B
C
c
c
dde
f
t
Ø
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen ▪ Gebruik ophangbouten voor de montage. ▪ Afstand. Let op de volgende vereisten:
a Serviceruimte b Afvoerleiding c Opening voor voedingskabel d Opening voor transmissiekabel e Afvoeruitlaat voor onderhoud
f Gasleiding
g Vloeistofleiding
Installatie-opties:
d Luchtfilter e Luchtinlaatfilter
f Serviceopening voor kanaal
g Verwisselbare plaat

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.
Diameter koelmiddelleidingen
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen op de buitenunits:
Klasse L1 vloeistofleiding L1 gasleiding
35 Ø6,4 Ø9,5 50+60 Ø6,4 Ø12,7 71~140 Ø9,5 Ø15,9
Materiaal koelmiddelleidingen
Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper. ▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen. ▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad Dikte (t)
(Ø)
6,4mm (1/4") Gegloeid (O) ≥0,8mm 9,5mm (3/8") 12,7mm (1/2") 15,9mm (5/8")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
(a)
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
A Standaard achteraanzuiging B Montage met kanaal en serviceopening voor kanaal
achteraan
C Montage met kanaal achteraan, zonder serviceopening
a Plafondoppervlak b Plafondopening c Toegangspaneel voor service (lokaal te voorzien)
voor kanaal

5.3.2 De koelleidingen isoleren

▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052W/mK (0,035 en 0,045kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C ▪ Isolatiedikte
Buitendiameter
leiding (Øp)
6,4mm (1/4") 8~10mm ≥10mm 9,5mm (3/8") 10~14mm ≥13mm 12,7mm (1/2") 14~16mm ≥10mm 15,9mm (5/8") 16~20mm ≥13mm
Binnendiameter
Isolatiedikte (t)
isolatie (Øi)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9

6 Installatie

ØiØ
i
t
ØpØ
p
1
2
4
3
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20mm dik zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te voorkomen.

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken. ▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers. ▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde. ▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken. ▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving. ▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading. ▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen: 1 De buitenunit monteren. 2 De binnenunit monteren. 3 De koelmiddelleiding aansluiten. 4 De koelmiddelleiding controleren. 5 Koelmiddel bijvullen. 6 De elektrische bedrading aansluiten. 7 De installatie van de buitenunit voltooien. 8 De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
In dit hoofdstuk worden alleen de instructies voor installatie specifiek voor de binnenunit beschreven. Voor de overige instructies, zie:
▪ De montagehandleiding van de buitenunit ▪ De montagehandleiding van de gebruikersinterface ▪ De montagehandleiding van de optionele accessoires

6.2 De binnenunit monteren

6.2.1 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.2.2 Richtlijnen bij de installatie van de binnenunit

INFORMATIE Optionele apparatuur. Lees ook de installatiehandleiding
van de optionele apparatuur bij de installatie hiervan. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse, kan het gemakkelijker zijn om eerst de optionele apparatuur te installeren.
Bij montage met een kanaal, maar zonder serviceopening
voor kanaal. Wijzig de positie van de luchtfilters.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
1 Verwijder de luchtfilter(s) van de buitenkant van de unit.
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
2 Verwijder de verwisselbare plaat. 3 Monteer de luchtfilter(s) aan de binnenkant van de unit. 4 Hermonteer de verwisselbare plaat.
▪ Selecteer voor de installatie van een luchtinlaatkanaal
bevestigingsschroeven die 5mm uitsteken aan de binnenkant van de flens om het luchtfilter te beschermen tegen schade bij het onderhoud van het filter.
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08
a
b
c
5 mm
a Luchtinlaatkanaal
a
c e
b
125
460
160
(160~300)
375
d
f
A
a
a
b
800
630
A
B
b
a
d
c
d
a1 b1
b1 a2
c1
b a
c
e
d
b
a
b Binnenkant van de flens c Bevestigingsschroef
Sterkte van het plafond. Controleer of het plafond sterk genoeg
is om het gewicht van de unit te kunnen dragen. Als er enig risico bestaat, versterk dan eerst het plafond en installeer dan pas de unit.
Installatie-opties:
Klasse f(mm)
35+50 760 60+71 1060 100~140 1460
A Montage van de luchtinlaat met een canvasaansluiting
a Plafondoppervlak b Plafondopening c Luchtinlaatpaneel (lokaal te voorzien) d Binnenunit (achterzijde) e Canvasaansluiting voor luchtinlaatpaneel (lokaal te
voorzien)
OPMERKING
De unit kan worden gebruikt met onderaanzuiging door de verwisselbare plaat te vervangen door de steunplaat van het luchtfilter.
6 Installatie
Klasse A(mm) B(mm)
35+50 700 738 60+71 1000 1038 100~140 1400 1438
a1 Moer (lokaal te voorzien) a2 Dubbele moer (niet meegeleverd)
b1 Pakkingring (accessoires)
c1 Ophangbeugel (bevestigd aan de unit)
a Binnenunit b Leiding c Afstand ophangbeugel (ophanging) d Afstand tussen hangbouten
Montagevoorbeeld:
a Anker b Plafondtegel c Lange moer of spanschroef d Ophangbout e Binnenunit
Installeer de unit tijdelijk.
5 Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. 6 Maak hem goed vast.
Waterpas. Controleer met behulp van een waterpas of een plastic
buis met water of de unit op alle vier hoeken waterpas staat.
a Steunplaat van luchtfilter met luchtfilter(s) b Verwisselbare plaat
Ophangbouten. Gebruik M10-ophangbouten voor de montage.
Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van
a Waterpas b Plastic buis
7 Draai de bovenste moer vast.
de ophangbeugel.
Afmetingen plafondopening. Controleer of de plafondopening
binnen de volgende limieten valt:
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
6 Installatie
a b b a
eed d
c
1~1.5 m
a
OPMERKING
Installeer de unit NIET scheef. Mogelijk gevolg: Als de unit tegen de richting van de condenswaterstroom in scheef hangt (de kant van de afvoerleidingen hangt hoger), kan de werking van de vlotterschakelaar verstoord raken en kan er water gaan lekken.

6.2.3 Richtlijnen bij de installatie van de kanalen

WAARSCHUWING
Als één of meerdere ruimten via een kanaalsysteem verbonden zijn met de unit, moet u ervoor zorgen dat:
▪ er geen werkende ontstekingsbronnen zjin
(bijvoorbeeld open vuur, een werkend gastoestel of een werkende elektrische verwarming) als de vloerruimte kleiner is dan de in de Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid opgegeven A
▪ er geen hulptoestellen, die een potentiële
ontstekingsbron kunnen vormen, in het leidingwerk zijn geïnstalleerd (bijvoorbeeld hete oppervlakken met een temperatuur van meer dan 700°C en elektrische schakeltoestellen);
▪ in het leidingwerk uitsluitend door de fabrikant
goedgekeurde hulptoestellen worden gebruikt;
▪ een luchtinlaat of -uitlaat rechtstreeks op een ruimte is
aangesloten door leidingwerk. Gebruik GEEN ruimten zoals een vals plafond als leiding voor de luchtinlaat of
-uitlaat.
WAARSCHUWING
Installeer GEEN werkende ontstekingsbronnen (bijvoorbeeld open vuur, een werkend gastoestel of een werkende elektrische verwarming) in het leidingwerk.
VOORZICHTIG
▪ De installatie van het kanaal mag het instelbereik van
de externe statische druk voor de unit NIET overschrijden. Zie de technische datasheet van uw model voor het instelbereik.
▪ Installeer het stoffen kanaal zodanig dat er GEEN
trillingen worden overgebracht op het kanaal of het plafond. Breng een geluidsisolerend materiaal (insulatiemateriaal) aan rond de leiding en gebruik isolatierubbers voor de ophangbouten.
▪ Zorg ervoor dat er bij het lassen GEEN spatten
terechtkomen op de afvoerbak of het luchtfilter.
▪ Als het metalen kanaal door een metalen lat,
draadgaas of een metalen plaat van de houten structuur gaat, moeten het kanaal en de muur elektrisch worden geïsoleerd.
▪ Installeer het uitlaatrooster zodanig dat de luchtstroom
NIET rechtstreeks in contact komt met mensen.
▪ Gebruik geen aanjaagventilatoren in het kanaal.
Gebruik de functie om de instelling van de ventilatorsnelheid automatisch te veranderen (zie
"7.1Lokale instelling"[418]).
De kanalen moeten lokaal worden voorzien. ▪ Luchtinlaatzijde. Maak het kanaal en de flens aan de inlaatzijde
(lokaal te voorzien) vast. Sluit de flens aan met 7 bijgeleverde schroeven.
;
min
a Aansluitschroef (accessoire) b Flens (lokaal te voorzien) c Hoofdunit d Isolatie (lokaal te voorzien) e Aluminiumtape (lokaal te voorzien)
Filter. Monteer een luchtfilter in het luchtkanaal aan de
aanzuigzijde. Gebruik een luchtfilter met een afscheidingsgraad van ≥50% (gravimetrische methode). Het bijgeleverde filter wordt niet gebruikt wanneer het inlaatkanaal is gemonteerd.
Luchtuitlaatzijde. Sluit het kanaal aan volgens de
binnenafmeting van de flens aan de uitlaatkant.
Luchtlekken. Draai aluminiumtape rond de aansluiting van de
flens aan de inlaatkant en van het kanaal. Controleer of er geen lucht ontsnapt aan de andere aansluitingen.
Isolatie. Isoleer het kanaal om condensatie te voorkomen.
Gebruik glaswol of polyethyleen schuim met een dikte van 25mm.

6.2.4 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding

Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Dit omvat:
▪ Algemene richtlijnen ▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit ▪ Controleren op waterlekken
Algemene richtlijnen
Afvoerpomp. Voor dit "type met hoge opvoerhoogte" zal de
afvoer minder lawaai maken als de afvoerpomp hoger
geïnstalleerd is. De aanbevolen hoogte is 300 mm. ▪ Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk. ▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de
verbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diameter
van 25mm en buitendiameter van 32mm). ▪ Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om te
voorkomen dat er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruik
hangstaven zoals afgebeeld.
a Ophangstaaf
O Toegelaten
X Niet toegelaten
Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de
volledige afvoerleiding in het gebouw. ▪ Stijgleiding. Indien nodig kunt u een stijgleiding installeren om in
een helling te voorzien.
▪ Helling afvoerslang: 0~75 mm om belasting op de leiding en
luchtbellen te voorkomen.
▪ Stijgleiding: ≤300mm van de unit, ≤625 mm loodrecht op de
unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08
≤625
≤300
0~75
1000~1500
(mm)
ba
ba ddc
a Metalen klem (accessoire)
≥100≤625
(mm)
a
≤4 mm
A
A'
A-A'
A
A'
f
652
ce
4
ba
d
b a
d c
3
1
2~61
a
a
b
g
h
j
k
f
i
f
L N1 2 3
P1 P2 F1 F2 T1 T2
a
d
b
c
e
b Afvoerslang (accessoire) c Stijgende afvoerleiding (plastic buis met een nominale
diameter van 25mm een buitendiameter van 32mm) (lokaal te voorzien)
d Ophangstaven (lokaal te voorzien)
Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen worden
gecombineerd. Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met de juiste diameter voor de werkingscapaciteit van de units.
6 Installatie
f Afvoerleiding (lokaal te voorzien)
OPMERKING
▪ Verwijder de afvoerblindprop NIET. Anders kan er
water uit lekken.
▪ Gebruik de afvoeruitlaat alleen voor het afvoeren van
water als de afvoerpomp niet wordt gebruikt of vooraleer het onderhoud uit te voeren.
▪ Wees voorzichtig bij het aanbrengen en verwijderen
van de blindprop. Het overmatig uitoefenen van druk kan de afvoeraansluiting vervormen van de lekbak.
Verwijder de blindprop.
▪ Beweeg de blindprop niet op en neer.
Duw de blindprop in.
▪ Breng de blindprop aan en duw ze omlaag met een
kruiskopschroevendraaier.
a T-stuk
Afvoerleiding aansluiten op de binnenunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken veroorzaken en schade berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
1 Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van de
afvoerleiding.
2 Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4mm tussen de
schroefkop en het metalen klemdeel zit.
3 Controleer op waterlekken (zie "Controle op
waterlekken"[413]).
4 Installeer het isolatiedeel (afvoerleiding). 5 Draai het grote afdichtingskussen (= isolatie) rond de metalen
klem en de afvoerslang, en bevestig het met kabelbinders.
6 Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang.
a Afvoerplug b Kruiskopschroevendraaier
Controle op waterlekken
De procedure verschilt afhankelijk van of de elektrische bedrading al voltooid is of niet. Als de elektrische bedrading nog niet is voltooid, moet u de gebruikersinterface en de voeding tijdelijk aansluiten op de unit.
Als de elektrische bedrading nog niet is voltooid
1 Sluit de elektrische bedrading tijdelijk aan. 2 Verwijder het deksel van de schakelkast (a). 3 Sluit de éénfasige voeding (50 Hz, 230 V) aan op de klemmen
Nr. 1 en Nr. 2 op het voedingsklemmenbord voor de voeding en aarding.
4 Breng het deksel van de schakelkast (a) weer aan.
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
a Aansluiting afvoerleiding (bevestigd aan de unit) b Afvoerslang (accessoire) c Metalen klem (accessoire) d Groot afdichtingskussen (accessoire) e Isolatiedeel (afvoerleiding) (accessoire)
a Deksel schakelkast b Opening voor transmissiekabel c Opening voor voedingskabel d Bedradingsschema
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
6 Installatie
c
e
f
8
d
b
a
e Schakelkast
f Plastic klem g Bedrading gebruikersinterface h Klemmenstrook voor transmissiebedrading unit
i Voedingsbedrading j Voedingsklemmenstrook
k Transmissiebedrading tussen units
5 Schakel de voeding IN. 6 Begin te koelen (zie "8.3Proefdraaien"[420]). 7 Giet ongeveer 1 l water langzaam in de uitlaat van de
luchtuitblaas en controleer op lekken.
a Waterinlaat b Draagbare pomp c Deksel waterinlaat d Emmer (water bijvullen via waterinlaat) e Afvoeruitlaat voor onderhoud
f Koelmiddelleidingen
8 Schakel de voeding UIT. 9 Koppel de elektrische bedrading los. 10 Verwijder het deksel van de besturingskast. 11 Koppel de voeding en de aarding los. 12 Breng het deksel van de besturingskast weer aan.
Als de elektrische bedrading al is voltooid
1 Begin te koelen (zie "8.3Proefdraaien"[420]). 2 Giet ongeveer 1 l water langzaam in de uitlaat van de
luchtuitblaas en controleer op lekken (zie "Als de elektrische
bedrading nog niet is voltooid"[413]).

6.3 De koelmiddelleiding aansluiten

6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde
van de koelmiddelleiding.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze unit om zijn
levensduur te kunnen garanderen. Het droogmateriaal kan oplossen en het systeem beschadigen.
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik uitsluitend R32 of R410A om koelmiddel bij te
vullen. Zie de handleiding van de buitenunit voor het te gebruiken type koelmiddel.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R32- of R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem kunnen terechtkomen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren schuift (zie afbeelding hieronder).

6.3.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent: ▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten ▪ De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten ▪ De koelmiddelleiding isoleren ▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen ▪ Leidinguiteinden optrompen ▪ Soldeersel ▪ Gebruik van de afsluiters
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
Buitenunit >1maand De leiding
dichtknijpen
<1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
dichtknijpen of met kleefband afdichten
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08
ode
6 Installatie
a
b
c
d
R=
0.4~0.8
±2
45°
90°
±2
ØA
a b
A
a b
c
A B
a dc e fb b
a dc e fb b
2
4
3
g
1
23
4
g
AB
1
6.3.3 Richtlijnen bij het aansluiten van
Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u leidingen aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
▪ Gebruik ALTIJD 2 sleutels tezamen om een flaremoer los te
▪ Gebruik ALTIJD samen een moersleutel en een momentsleutel

6.3.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).

6.3.5 Het uiteinde van een buis verbreden

FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
koelmiddelleidingen
wanneer u een flaremoer aansluit. Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer stevig vast te draaien.
draaien.
om deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die manier zal de moer niet scheuren en lekken.
a Momentsleutel b Moersleutel c Leidingverbinding d Flaremoer
Leidingmaat
(mm)
Ø6,4 15~17 8,7~9,1
Ø9,5 33~39 12,8~13,2 Ø12,7 50~60 16,2~16,6 Ø15,9 62~75 19,3~19,7
VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden
1 Snijd het uiteinde van de leiding af met een pijpensnijder. 2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar
beneden zodat er GEEN bramen in de leiding kunnen komen.
3 Verwijder de flaremoer van de afsluiter en zet de flaremoer op
de leiding.
Aanhaalmome
nt (N•m)
Flareafmetinge
n (A) (mm)
Flarevorm
(mm)
veroorzaken.
nieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
meegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
a Snijd precies in rechte hoeken af. b Verwijder de bramen.
4 Verbreed de leiding. Verbreed exact op de plaats zoals getoond
op de volgende afbeelding.
Flaregereedschap
voor R410A of
R32
(koppelingstype)
Conventioneel flaregereedschap
Koppelingstype
(Ridgid-type)
Vleugelmoertype
(Imperial-type)
A 0~0,5mm 1,0~1,5mm 1,5~2,0mm
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
a De binnenkant van de verbreding mag GEEN gebreken
vertonen.
b Het uiteinde van de leiding MOET gelijkmatig en in een
perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer is aangebracht.

6.3.6 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten

VOORZICHTIG
Installeer koelmiddelleidingen of componenten zo dat ze niet worden blootgesteld aan stoffen die componenten met koelmiddel kunnen corroderen, tenzij de componenten gemaakt zijn van een materiaal dat inherent bestand is tegen corrosie of beschermd is tegen corrosie.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel R32 (indien van toepassing) in deze unit is weinig ontvlambaar. Zie de handleiding van de buitenunit voor het te gebruiken type koelmiddel.
Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk. ▪ Flareverbindingen. Sluit de koelmiddelleiding met
flareverbindingen aan op de unit.
Isolatie. Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:
A Gasleiding B Vloeistofleiding
a Isolatiemateriaal (lokaal te voorzien) b Kabelbinder (accessoire) c Isolatiedelen: Groot (gasleiding), klein (vloeistofleiding)
(accessoires)
d Flaremoer (bevestigd op de unit) e Aansluiting koelmiddelleiding (bevestigd op de unit)
f Unit
g Afdichtingskussens: Middelgroot 1 (gasleiding),
middelgroot 2 (vloeistofleiding) (accessoires)
1 Draai de naden van de isolatiedelen naar boven. 2 Bevestig ze aan de basis van de unit. 3 Maak de kabelbinders vast rond de isolatiedelen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
6 Installatie
b a
c b
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B
1-3
4 Draai het afdichtingskussen van de basis van de unit tot de
bovenkant van de flaremoer rond de koelmiddelleiding.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd. Blote leidingen kunnen condensatie veroorzaken.

6.3.7 Op lekkages controleren

OPMERKING
Overtreft de maximale werkdruk van de unit NIET (zie “PS High” op het naamplaatje van de unit).
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
1 Vul het systeem met stikstofgas tot op een manometerdruk van
minstens 200 kPa (2 bar). Het is aanbevolen de druk tot 3000kPa (30bar) te verhogen om kleine lekken te vinden.
2 Test op lekkages door de bubbeltestoplossing op alle
verbindingen aan te brengen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijn vertegenwoordiger, zijn servicevertegenwoordiger of gelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen om een gevaarlijke situatie te voorkomen.

6.4.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten: ▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype Methode
Éénaderige draad

6.4 De elektrische bedrading aansluiten

6.4.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units. 2 De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit. 3 De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit. 4 De hoofdvoeding aansluiten.
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
a Éénaderige draad met open lus b Schroef c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem b Schroef c Platte sluitring O Toegelaten X NIET toegelaten
Aanhaalmomenten
Bedrading Schroefmaat Aanhaalmoment
(N•m)
Kabel tussen de units (binnen↔buiten)
Kabel gebruikersinterface M3,5 0,79~0,97
▪ Als éénaderige draden worden gebruikt, moet u met het uiteinde
van de draad een lus vormen. Anders kan dit verhitting of een brand veroorzaken.
▪ De aardingsdraad tussen de kabelbevestiging en de klem moet
langer zijn dan de andere draden.
M4 1,18~1,44
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08
6 Installatie
1 2 3
a a a
b
c
1 2 3
P1P
2
P1P
2
d
1 2
L N
3
b
c
b
c
1 2 3
P1P
2
P1P
2
d
L N L N
L N
1 2 3
b
c
1 2 3
P
1
P
2
P1P
2
P1P
2
d d
a
L N
b
c
a
L N
b
c
P
1
P
2
d
P1P
2
P
1
P
2
P
1
P
2
a
1 2 3 L N
1 2 3
1 2 3 L N
1 2 3
1 2 3 L N
1 2 3
b
c
a
b
c
a
b
c
a
b
c
a
b
c
a
L N
L N
L N

6.4.4 Specificaties van de standaardcomponenten van de bedrading

Onderdeel Klasse
Voedingskabel MCA
(a)
Spanning 220~240V Fase 1~ Frequentie 50/60Hz Draaddikten Moeten voldoen aan de
Verbindingskabel Minimum kabeldoorsnede van
Kabel gebruikersinterface Plastic snoer met mantel van 0,75
Aanbevolen lokale zekering 16A Aardlekschakelaar Moeten voldoen aan de
(a) MCA=Minimum circuitstroombelastbaarheid. De vermelde
waarden zijn maximumwaarden (zie de elektrische gegevens van de combinatie met de binnenunits voor de juiste waarden).
35+50 60+71 100 125+140
1,4A 1,3A 3,5A 3,9A
toepasselijke wetgeving
2,5mm² en geschikt voor
220~240V
tot 1,25mm² of kabels (2-aderige
draden)
Maximum 500m
toepasselijke wetgeving
5 Breng het servicedeksel weer aan.
Bij gebruik van 1 gebruikersinterface met 1 binnenunit.
Bij gebruik van 2 gebruikersinterfaces
(1)
6.4.5 Elektrische bedrading aansluiten op de
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
1 Verwijder het servicedeksel. 2 Kabel gebruikersinterface: Geleid de kabel door het frame,
sluit hem aan op het klemmenblok en maak hem vast met een kabelbinder.
3 Verbindingskabel (binnen↔buiten): Geleid de kabel door het
frame, sluit hem aan op het klemmenblok (controleer of de nummers overeenstemmen met die op de buitenunit en sluit de aardingskabel aan) en maak hem vast met een kabelbinder.
4 Verdeel de kleine afdichting (accessoire) in kleinere delen en
draai ze rond de kabels om te voorkomen dat er water in de unit kan. Dicht alle openingen af om te voorkomen dat kleine dieren in het systeem terechtkomen.
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
binnenunit
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op
het deksel van de schakelkast).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen NIET parallel lopen.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
(1)
De onderbroken lijn staat voor een afzonderlijke voeding.
Bij gebruik van groepsbesturing
(1)
a Elektrische voeding b Hoofdschakelaar c Zekering d Gebruikersinterface
Master-unit: Let op dat u de bedrading aansluit wanneer u
combineert met een gelijktijdig werkende multi-type met groepsgewijze besturing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17

7 Configuratie

INFORMATIE
In het geval van groepsbesturing moet aan de binnenunit geen adres worden toegewezen. Het adres wordt automatisch ingesteld bij het inschakelen van de voeding.
▪ Gebruik bij de volgende combinaties alleen een afzonderlijke
voeding:
1×FBA35A + RXS35L of RXM35M 2×FBA35A + RZAG71N7Y1B 3×FBA35A + RZAG100N7Y1B of RZAG71N7Y1B 4×FBA35A + RZAG125/140N7Y1B of RZAG100N7Y1B 2×FBA50A + RZAG100N7Y1B of RZAG71N7Y1B 3×FBA50A + RZAG125/140N7Y1B of RZAG100N7Y1B 4×FBA50A + RZQ200C of RZA200D 2×FBA60A + RR100/125B of RQ100/125B of RZAG125N7Y1B 3×FBA60A + RZQ200C of RZA200D 4×FBA60A + RZQ200C of RZA250D 1×FBA71A + RZAG71N7Y1B 2×FBA71A + RR100/125B of RQ100/125B of RZAG140N7Y1B of
RZAG125N7Y1B of RZAG100N7Y1B 3×FBA71A + RZQ200C of RZA200D 1×FBA100A + RZAG100N7Y1B of RZAG71N7Y1B 2×FBA100A + RZQ200C of RZA200D 1×FBA125A + RZAG125N7Y1B 2×FBA125A + RZQ200C of RZA250D 1×FBA140A + RZAG140N7Y1B of RZAG125N7Y1B of
RZAG100N7Y1B
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑12 = Europese/internationale technische norm
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum Ssc-waarde.
▪ Als de combinatie van units voorkomt in de tabel hierna, dan kunt
u een afzonderlijke voeding gebruiken. U moet het distributienetwerk niet raadplegen zolang er lokale vereisten voor de installatie zijn.
▪ Als vereist wordt om een gemeenschappelijke voeding voor de
units van de tabel hierna te gebruiken, dan moet de aansluiting van units voldoen aan EN/IEC 61000-3-12.
▪ De apparatuur mag alleen worden aangesloten op een voeding
met een kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de Ssc-waarde in de tabel hierna.
(a)
FBA
Combinatie 35 50 60 71 100 125 140
RZQG71L 2 (—) 1 (—) — RZQG100L 3
(2,31)2(1,30)
(1)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:
M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit
C1: Eerste codenummer
C2: Tweede codenummer
: Standaard
1
(0,73)
(a)
FBA
Combinatie 35 50 60 71 100 125 140
RZQG125L 4
(3,33)3(2,32)2(2,05)
RZQG140L 4
(3,33)3(2,32)
RZQSG71L 2
(1,10)
RZQSG100L 2
1
2 (—) 1 (—)
2
(2,05)
(1,22)
1
(0,74)
1
(0,74)
(1,65)
RZQSG125L 4
(3,33)3(2,32)2(2,05)
RZQSG140L 4
(3,33)3(2,32)
(a)
Aantal aangesloten binnenunits (Ssc [MVA]). Als voor de gebruikte combinatie GEEN Ssc-waarde (—) in de tabel staat, gebruik dan de gemeenschappelijke voeding. Als de Ssc-waarde in de tabel staat, dan kunt u zowel de gemeenschappelijke voeding als een afzonderlijke voeding gebruiken.
2
(2,05)
1
(0,74)
1
(0,74)
7 Configuratie

7.1 Lokale instelling

Voer de volgende lokale instellingen uit zodat ze overeenstemmen met de echte installatie en met de behoeften van de gebruiker:
▪ Instelling van externe statische druk met behulp van:
▪ Instelling van de automatische regeling van de luchtstroom ▪ Gebruikersinterface
▪ Tijd om filter te reinigen
Automatische regeling van de luchtstroom instellen
▪ Wanneer de airconditioner in de ventilatorstand staat:
1 Leg de airconditioner stil. 2 Stel het tweede codenr. in op 03.
Inhoud instelling: Dan
M C1 C2
Luchtstroomregeling is UIT 11(21) 7 01 Druk op ON/OFF om naar de normale
bedrjifsstand terug te keren. Mogelijk gevolg: Het bedrijfslampje brandt en
de unit begint te draaien in de ventilatorstand voor de automatische regeling van de luchtstroom.
De unit stopt na 1 tot 8 minuten. Mogelijk gevolg: De instelling is voltooid en
het bedrijfslampje brandt niet meer.
Als er geen verandering is na de regeling van de luchtstroom, voert u de instelling opnieuw uit.
(1)
03
02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08

8 Inbedrijfstelling

INFORMATIE
▪ De ventilatorsnelheid van de binnenunit is vooraf
ingesteld om de standaard uitwendige statische druk te verzekeren.
▪ Om een hogere of lagere uitwendige statische druk in
te stellen, stelt u de initiële instelling terug met de gebruikersinterface.
Gebruikersinterface
Controleer de instelling van de binnenunit: het tweede codenummer van stand 11(21) moet ingesteld zijn op 01.
Verander het tweede codenummer volgens de externe statische druk van het aan te sluiten kanaal zoals aangegeven in de tabel hierna.
Externe statische druk
M C1 C2 Klasse
35 50 60 71 100 125 140
13(23) 6 01 30 30 30 30 40 50 50
02 — 03 30 30 30 30 — 04 40 40 40 40 40 — 05 50 50 50 50 50 50 50 06 60 60 60 60 60 60 60 07 70 70 70 70 70 70 70 08 80 80 80 80 80 80 80 09 90 90 90 90 90 90 90 10 100 100 100 100 100 100 100 11 110 110 110 110 110 110 110 12 120 120 120 120 120 120 120 13 130 130 130 130 130 130 130 14 140 140 140 140 140 140 140 15 150 150 150 150 150 150 150
Tijd om filter te reinigen
Deze instelling moet overeenstemmen met de luchtvervuiling in de kamer. Zij bepaalt het interval waarop de melding TIME TO CLEAN AIR FILTER (tijd om het luchtfilter te reinigen) op de gebruikersinterface verschijnt. Bij gebruik van een draadloze gebruikersinterface moet u ook het adres instellen (zie de montagehandleiding van de gebruikersinterface).
Voor een interval van…
(luchtvervuiling)
±2500u (licht) 10(20) 0 01 ±1250u (zwaar) 02 Geen aanduiding 3 02
2 gebruikersinterfaces: Bij gebruik van 2 gebruikersinterfaces
moet er één worden ingesteld op "MAIN" (hoofdgebruikersinterface) en de andere op "SUB" (ondergeschikte gebruikersinterface).
(1)
(1)
Dan
M C1 C2
8 Inbedrijfstelling
OPMERKING Algemene checklist inbedrijfstelling. Naast de
instructies voor inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, is er een algemene checklist inbedrijfstelling beschikbaar op het Daikin Business Portal (authenticatie vereist).
De algemene checklist inbedrijfstelling vormt een aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden gebruikt als richtlijn en als basis voor de rapportering tijdens de inbedrijfstelling en bij overhandiging aan de gebruiker.

8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie in gebruik te stellen.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in: 1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren. 2 Het systeem testen.

8.2 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermelde punten. Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd. Start de unit nadat u ze gesloten hebt.
U leest de volledige installatie-instructies, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de installateur.
De binnenunits zijn goed geïnstalleerd.
Bij gebruik van een draadloze gebruikersinterface: Het sierpaneel van de binnenunit met infrarood ontvanger is geïnstalleerd.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Er zijn GEEN ontbrekende fasen of omgekeerde fasen.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
De isolatieweerstand van de compressor is OK.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die tegen de binnenkant van de binnen- of buitenunit gedrukt worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
(1)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:
M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit
C1: Eerste codenummer
C2: Tweede codenummer
: Standaard
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan volledig open.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19

9 Aan de gebruiker overhandigen

Koelen
Instellen
28°C
Terug Instelling
Service instelling lokaal 1/3
Test werking
Contact Onderhoud Lokale instellingen Vraag Minimaal verschil setpoint Groepsadres
Koelen
Terug Instelling
Test werking
Terug Instelling
Service instelling lokaal 1/3
Test werking
Contact Onderhoud Lokale instellingen Vraag Minimaal verschil setpoint Groepsadres

8.3 Proefdraaien

Deze taak is alleen van toepassing bij gebruik van de gebruikersinterface BRC1E52 of BRC1E53. Zie de montagehandleiding of servicehandleiding van de gebruikersinterface wanneer een andere gebruikersinterface wordt gebruikt.
OPMERKING
Onderbreek het proefdraaien niet.
INFORMATIE Achtergrondverlichting. Om de unit met de
gebruikersinterface IN/UIT te schakelen, moet de achtergrondverlichting niet branden. Voor alle andere acties moet ze wel ingeschakeld zijn. De achtergrondverlichting brandt ±30seconden wanneer u op een knop drukt.
1 Voer de voorbereidende stappen uit.
# Actie
1 Verwijder het deksel en draai de klep met een
zeskantsleutel volledig linksom om de vloeistofafsluiter en de gasafsluiter te openen.
2 Sluit het servicedeksel om elektrische schokken te
voorkomen.
3 Schakel de unit minstens 6uur vóór gebruik IN; dit om
de compressor te beschermen.
4 Zet de unit in de koelstand op de gebruikersinterface.
2 Begin het proefdraaien
# Actie Resultaat
1 Ga naar het thuismenu.
2 Druk minstens
4seconden.
3 Selecteer Test werking.
4 Druk. Test werking wordt
Het menu Service instelling lokaal wordt weergegeven.
weergegeven in het thuismenu.
# Actie Resultaat
1 Druk minstens
4seconden.
Het menu Service instelling lokaal wordt weergegeven.
2 Selecteer Test werking.
3 Druk. De unit werkt weer
normaal, en het thuismenu wordt weergegeven.

8.4 Foutcodes bij het proefdraaien

Als de buitenunit NIET juist is geïnstalleerd, kunnen de volgende foutcodes verschijnen op de gebruikersinterface:
Foutcode Mogelijke oorzaak
Niets weergegeven (de momenteel
ingestelde temperatuur wordt niet weergegeven)
E3, E4 of L8 ▪ De afsluiters zijn dicht.
E7 Ontbrekende fase bij driefasige voedingen.
L4 De luchtinlaat of luchtuitlaat is geblokkeerd. U0 De afsluiters zijn dicht. U2 ▪ Spanningsonbalans.
U4 of UF De aftakbedrading tussen de units is niet
UA De buitenunit en binnenunit zijn niet
▪ Losse of verkeerde bedrading (tussen
voeding en buitenunit, tussen buitenunit en binnenunits, tussen binnenunit en gebruikersinterface).
▪ De zekering op de printplaat van de
buitenunit of binnenunit is doorgebrand.
▪ De luchtinlaat of luchtuitlaat is
geblokkeerd.
Let op: Het toestel kan niet worden gebruikt. Schakel het toestel UIT, controleer de bedrading opnieuw en verwissel twee van de drie elektrische draden.
▪ Ontbrekende fase bij driefasige
voedingen. Let op: Het toestel kan niet worden gebruikt. Schakel het toestel UIT, controleer de bedrading opnieuw en verwissel twee van de drie elektrische draden.
juist.
compatibel.
5 Druk binnen de
10seconden.
3 Controleer de werking gedurende 3minuten. 4 Stop het proefdraaien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
Het proefdraaien begint.
9 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding beschreven URL.
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08

10 Als afval verwijderen

,
A
INDOOR
OUTDOOR
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
10 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

11 Technische gegevens

▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin Business Portal (authenticatie vereist).

11.1 Bedradingsschema

11.1.1 Legende eengemaakt bedradingsschema

Voor gebruikte onderdelen en nummering, zie het bedradingsschema op de unit. De onderdelen zijn genummerd met Arabische cijfers in oplopende volgorde en wordt in het overzicht hieronder aangegeven door "*" in de onderdeelcode.
Symbool Betekenis Symbool Betekenis
Onderbreker Aarding
Verbinding Beschermende
aarding (schroef)
Connector
Aarde Relaisconnector
Lokale bedrading Kortsluitconnector
Zekering Aansluitklem
Binnenunit Klemmenstrook
Buitenunit Kabelklem
Symbool Kleur Symbool Kleur
BLK Zwart ORG Oranje BLU Blauw PNK Roze BRN Bruin PRP, PPL Paars GRN Groen RED Rood GRY Grijs WHT Wit
YLW Geel
Symbool Betekenis
A*P Printplaat BS* Drukknop aan/uit,
bedrijfsschakelaar BZ, H*C Zoemer C* Condensator
Gelijkrichter
Symbool Betekenis
AC*, CN*, E*, HA*, HE*, HL*, HN*, HR*, MR*_A, MR*_B, S*, U, V, W, X*A, K*R_*
D*, V*D Diode DB* Diodebrug DS* DIP-schakelaar E*H Verwarming FU*, F*U, (voor kenmerken, zie
printplaat in uw unit) FG* Connector (randaarding) H* Harnas H*P, LED*, V*L Controlelamp, led HAP Led (servicemonitor groen) HIGH VOLTAGE Hoogspanning IES Intelligent eye sensor IPM* Intelligente voedingsmodule K*R, KCR, KFR, KHuR, K*M Magneetrelais L Onder spanning L* Spoel L*R Reactievat M* Stappenmotor M*C Compressormotor M*F Ventilatormotor M*P Afvoerpompmotor M*S Draaimotor MR*, MRCW*, MRM*, MRN* Magneetrelais N Neutraal n=*, N=* Aantal doorgangen door
PAM Pulsamplitudemodulatie PCB* Printplaat PM* Voedingsmodule PS Schakelvoeding PTC* PTC-thermistor Q* Bipolaire transistor met
Q*DI Aardlekschakelaar Q*L Overbelastingsbeveiliging Q*M Thermische schakelaar R* Weerstand R*T Thermistor RC Ontvanger S*C Limietschakelaar S*L Vlotterschakelaar S*NPH Druksensor (hoog) S*NPL Druksensor (laag) S*PH, HPS* Drukschakelaar (hoog) S*PL Drukschakelaar (laag) S*T Thermostaat S*RH Vochtigheidssensor S*W, SW* Bedrijfsschakelaar SA*, F1S Spanningsbeveiliging SR*, WLU Signaalontvanger SS* Keuzeschakelaar SHEET METAL Klemmenstrook vaste plaat
Aansluiting, connector
Zekering
ferrietkern
geïsoleerde poort (IGBT)
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB Split-systeem airconditioners 4P550955-2A – 2019.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21

12 Verklarende woordenlijst

Symbool Betekenis
T*R Transformator TC, TRC Zender V*, R*V Varistor V*R Diodebrug WRC Draadloze afstandsbediening X* Aansluitklem X*M Klemmenstrook (blok) Y*E Spoel elektronische expansieklep Y*R, Y*S Spoel elektromagnetische
omkeerklep Z*C Ferrietkern ZF, Z*F Ruisfilter A*P Printplaat BS* Drukknop aan/uit,
bedrijfsschakelaar BZ, H*C Zoemer C* Condensator AC*, CN*, E*, HA*, HE*, HL*,
HN*, HR*, MR*_A, MR*_B, S*, U, V, W, X*A, K*R_*
Aansluiting, connector
12 Verklarende woordenlijst
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
FBA35~140A2VEB9 + FBA35~71A2VEB9 + ADEA35~125A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P550955-2A – 2019.08
4P550955-2A 2019.08
Copyright 2017 Daikin
Loading...