Daikin EGSQH10S18AA9W Installer reference guide [nl]

Uitgebreide handleiding
voor de installateur
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
Nederlands

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 4
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 4
1.2.4 Pekel ........................................................................... 5
1.2.5 Water .......................................................................... 5
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 5
2 Over de documentatie 6
2.1 Over dit document ..................................................................... 6
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 6
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Binnenunit ................................................................................. 7
3.2.1 De binnenunit uitpakken ............................................. 7
3.2.2 De toebehoren uit de binnenunit verwijderen ............. 7
4 Over de units en opties 8
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 8
4.2 Identificatie ................................................................................ 8
4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 8
4.3 Mogelijke opties voor de binnenunit .......................................... 8
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen 9
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen ............................................................................. 9
5.2 Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen............................ 9
5.2.1 Een enkele kamer ....................................................... 9
5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone ........................... 11
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones ....................... 13
5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ...... 14
5.4 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 15
5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank ...... 15
5.4.2 De gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank....................................................... 15
5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank........... 16
5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 16
5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 16
5.5 De energiemeting instellen........................................................ 17
5.5.1 Geproduceerde warmte .............................................. 17
5.5.2 Verbruikte energie....................................................... 17
5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief .............. 17
5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ............. 17
5.6 De regeling van het energieverbruik instellen ........................... 17
5.6.1 Continue vermogenbeperking..................................... 18
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale inputs
ingeschakeld ............................................................... 18
5.6.3 Vermogenbeperking: werking ..................................... 18
5.7 Een externe temperatuursensor opstellen ................................ 19
6 Voorbereiding 19
6.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 19
6.2 De installatieplaats voorbereiden .............................................. 19
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 19
6.3 De leidingen voorbereiden ........................................................ 19
6.3.1 Circuitvereisten ........................................................... 19
6.3.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen ................................................................... 21
6.3.3 Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit
controleren .................................................................. 21
6.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen................... 22
6.3.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................. 23
6.4 De elektrische bedrading voorbereiden...................................... 23
6.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading .. 23
6.4.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief . 23
6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve
de uitwendige stelmotoren ........................................... 24
6.4.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
uitwendige en inwendige stelmotoren.......................... 24
7 Installatie 25
7.1 Overzicht: Installatie ................................................................... 25
7.2 De units openen ......................................................................... 25
7.2.1 Over het openen van de units...................................... 25
7.2.2 De binnenunit openen.................................................. 25
7.2.3 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit
openen ......................................................................... 25
7.3 De binnenunit monteren ............................................................. 25
7.3.1 Over het monteren van de binnenunit.......................... 25
7.3.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit .......... 26
7.3.3 De binnenunit plaatsen ................................................ 26
7.4 De pekelleidingen aansluiten ..................................................... 27
7.4.1 Over het aansluiten van de pekelleidingen.................. 27
7.4.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de pekelleidingen... 27
7.4.3 De pekelleiding aansluiten ........................................... 27
7.4.4 Het pekelcircuit vullen .................................................. 27
7.4.5 De drukveiligheidsklep op de afvoer aan de
pekelzijde aansluiten.................................................... 28
7.4.6 De pekelleidingen isoleren........................................... 28
7.5 De waterleidingen aansluiten ..................................................... 28
7.5.1 Over het aansluiten van de waterleidingen.................. 28
7.5.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen .. 28
7.5.3 De waterleidingen aansluiten....................................... 28
7.5.4 De hercirculatieleiding aansluiten ................................ 29
7.5.5 De drukveiligheidsklep op de afvoer aansluiten........... 29
7.5.6 De afvoerslang aansluiten ........................................... 29
7.5.7 Het ruimteverwarmingscircuit vullen ............................ 29
7.5.8 De tank voor warm tapwater vullen.............................. 30
7.5.9 De waterleidingen isoleren........................................... 30
7.6 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 30
7.6.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 30
7.6.2 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit... 30
7.6.3 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 30
7.6.4 Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische
bedrading ..................................................................... 30
7.6.5 De elektrische bekabeling op de binnenunit
aansluiten..................................................................... 31
7.6.6 De hoofdvoeding aansluiten ........................................ 32
7.6.7 De afstandstemperatuursensor aansluiten .................. 33
7.6.8 De gebruikersinterface aansluiten ............................... 33
7.6.9 De afsluiter aansluiten ................................................. 34
7.6.10 De elektrische meters aansluiten ................................. 34
7.6.11 De pomp van het warm tapwater aansluiten................ 34
7.6.12 De alarm-output aansluiten .......................................... 34
7.6.13 De AAN/UIT-output van de ruimteverwarming
aansluiten..................................................................... 35
7.6.14 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten..................................................................... 35
7.6.15 De digitale inputs voor het energieverbruik
aansluiten..................................................................... 35
7.7 De installatie van de binnenunit voltooien .................................. 35
7.7.1 Het deksel van de gebruikersinterface op de
binnenunit bevestigen .................................................. 35
7.7.2 De binnenunit sluiten ................................................... 35
8 Configuratie 35
8.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 35
8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkast ................. 36
8.1.2 De meest gebruikte commando's bereiken.................. 36
8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede............................. 37
2
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

8.1.4 Het stel talen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede............................ 38
8.1.5 Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na het voor
de eerste maal onder spanning zetten........................ 38
8.2 Basisconfiguratie ....................................................................... 38
8.2.1 Snelle wizard: Taal / tijd en datum.............................. 38
8.2.2 Snelle wizard: Standaard............................................ 38
8.2.3 Snelle wizard: Opties .................................................. 41
8.2.4 Snelle wizard: Capaciteiten (energiemeting) .............. 43
8.2.5 De regeling van de ruimteverwarming ........................ 43
8.2.6 Het warm tapwater regelen......................................... 47
8.2.7 Contact/helpdesknummer ........................................... 47
8.3 De geavanceerde configuratie/optimalisatie ............................. 47
8.3.1 De ruimteverwarming: geavanceerd ........................... 47
8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd.................. 51
8.3.3 De instellingen voor de warmtebronnen ..................... 54
8.3.4 De systeeminstellingen ............................................... 55
8.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen ...................... 58
8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen...................... 59
9 Inbedrijfstelling 60
9.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 60
9.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 60
9.3 Checklist vóór inbedrijfstelling ................................................... 60
9.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................ 60
9.4.1 Het minimum debiet controleren ................................. 60
9.4.2 Ontluchtingsfunctie op het ruimteverwarmingscircuit.. 61
9.4.3 Ontluchtingsfunctie op het pekelcircuit ....................... 61
9.4.4 Proefdraaien ............................................................... 63
9.4.5 Stelmotoren proefdraaien ........................................... 63
9.4.6 De dekvloer van de vloerverwarming drogen ............. 63
14.4.1 Schema van de leidingen: Binnenunit.......................... 76
14.5 Bedradingsschema..................................................................... 77
14.5.1 Bedradingsschema: Binnenunit ................................... 77
14.6 Technische specificaties ............................................................ 85
14.6.1 Technische specificaties: Binnenunit ........................... 85
14.7 Werkingsgebied.......................................................................... 88
14.7.1 Werkingsgebied: Binnenunit ........................................ 88
14.8 ESP-curve .................................................................................. 90
14.8.1 ESP-curve: Binnenunit ................................................. 90
15 Verklarende woordenlijst 91
16 Tabel met lokale instellingen 92
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.
10 Aan de gebruiker overhandigen 65
10.1 De toepasselijke taal op het naamplaatje van de unit kleven.... 65
11 Onderhoud en service 65
11.1 Overzicht: onderhoud en service............................................... 65
11.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 65
11.3 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de binnenunit ......... 65
11.4 De tank voor warm tapwater aflaten.......................................... 67
12 Opsporen en verhelpen van storingen 67
12.1 Overzicht: Probleemoplossing................................................... 67
12.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen.................................................................................... 67
12.3 Problemen op basis van symptomen oplossen ......................... 67
12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt NIET zoals verwacht.... 67
12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater).. 68
12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............ 68
12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open ............ 68
12.3.5 Symptoom: De drukveiligheidsklep lekt ...................... 69
12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen........................ 69
12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog .......................................................... 69
12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen
tank weggeduwd ......................................................... 69
12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH).................................. 69
12.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 69
12.4.1 Storingscodes: Overzicht ............................................ 70
13 Als afval verwijderen 71
14 Technische gegevens 72
14.1 Overzicht: Technische gegevens .............................................. 72
14.2 Afmetingen en ruimte voor service ............................................ 72
14.2.1 Afmetingen en ruimte voor service: Binnenunit .......... 72
14.3 Onderdelen................................................................................ 75
14.3.1 Onderdelen: Schakelkast (binnenunit) ........................ 75
14.4 Schema van de leidingen .......................................................... 76

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
4
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1 minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.2.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
5

2 Over de documentatie

WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Installatiehandleiding van de binnenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, technische kenmerken, goede
praktijken, referentiegegevens enz.
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.

2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties ▪ De units identificeren
Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van het systeem
6
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02

3 Over de doos

a
b c d
fe g
h
Hoofdstuk Beschrijving
Voorbereiding Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Installatie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker overhandigen
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
Storingen opsporen en oplossen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Tabel met lokale instellingen
en kennen vooraleer on‑site te gaan
en kennen om het systeem te installeren
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
waarop de units onderhouden moeten worden
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet worden ingevuld en die nadien moet bewaard worden om deze later te kunnen raadplegen
Opmerking: De uitgebreide handleiding voor de gebruiker bevat tevens een tabel met installateurinstellingen. Deze tabel moet door de installateur worden ingevuld en aan de gebruiker worden overhandigd.

3.2 Binnenunit

3.2.1 De binnenunit uitpakken

3.2.2 De toebehoren uit de binnenunit verwijderen

1 Verwijder de schroeven bovenaan de unit.
2 Verwijder het bovenpaneel.
3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de binnenunit on-site werd geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ De units uitpakken en hanteren
▪ De accessoires van de units verwijderen
Houd rekening met de volgende zaken:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
3 Neem de toebehoren eruit.
a Algemene veiligheidsmaatregelen b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur c Installatiehandleiding d Gebruiksaanwijzing e Afstandbuitensensor
f Deksel van de gebruikersinterfacekit g Meertalig label over de gefluoreerde broeikasgassen h 2 schroeven om de gebruikersinterface te bevestigen.
4 Plaats het bovenpaneel terug.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7

4 Over de units en opties

4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De binnenunit identificeren
▪ De binnenunit met opties combineren

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit

Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: EGSQH10S18AA9W
Code Beschrijving
E Europees model
GS Geothermische warmtepomp
Q Koelmiddel R410A
H Verwarming alleen
10 Capaciteitklasse
S Geïntegreerd tankmateriaal: roestvrij staal
18 Volume geïntegreerde tank
AA Modelserie
9W Model van back-upverwarming

4.3 Mogelijke opties voor de binnenunit

Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.6.8 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina33.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos (EKRTR1en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen worden gebruikt bij alleen-verwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te leveren:
▪ Alarm-output
▪ Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT
▪ Omschakeling naar externe warmtebron
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende regeling via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de vraag-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
8
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/software­downloads/.
Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op
pagina35.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Kabel om de pekeldrukschakelaar aan te sluiten (EKGSCONBP1)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving moet u een pekeldrukschakelaar plaatsen (ter plaatse te voorzien). Om de pekeldrukschakelaar op de unit aan te sluiten kunt u de kabel om de pekeldrukschakelaar aan te sluiten gebruiken.
Voor de aanwijzingen voor de installatie, raadpleeg de installatiehandleiding van de kabel om de pekeldrukschakelaar aan te sluiten.
OPMERKING
Daikin adviseert een mechanische pekeldrukschakelaar te gebruiken. Indien een elektrische pekeldrukschakelaar wordt gebruikt, kunnen capacitieve stromen de werking van de flowschakelaar storen en zo een storing in de unit veroorzaken.
Pekelvulkit (KGSFILL)
Kit met pekelvulklep om het pekelcircuit te spoelen, vullen en aftappen.
5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen

5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden van het Daikin-warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren, zie "8Configuratie"op pagina35.
INFORMATIE
De energiemeetfunctie is NIET van toepassing en/of NIET geldig voor deze unit indien deze wordt berekend door de unit. Indien er optionele externe meters worden gebruikt, is het energiemeetdisplay geldig.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen
▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen
▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen
▪ De energiemeting instellen
▪ Het energieverbruik instellen
▪ Een externe temperatuursensor opstellen

5.2 Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen

Het Daikin-warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd door het Daikin-
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming duidelijk zijn, adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk als de regeling van de aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van de unit is INgeschakeld.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische noodstop [A.5.1.2] op 1 zetten.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02

5.2.1 Een enkele kamer

9
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
B
A
b
a
Vloerverwarming of radiatoren – Kamerthermostaat met draad
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface,
die als kamerthermostaat gebruikt wordt. Mogelijke installaties:
▪ De gebruikersinterface (standaardapparatuur) is in de kamer
geplaatst en wordt als kamerthermostaat gebruikt
▪ De gebruikersinterface (standaardapparatuur) is bij de
binnenunit geplaatst en wordt als regelaar gebruikt dicht bij de binnenunit + de gebruikersinterface (optionele apparatuur EKRUCBL*) is in de kamer geplaatst en wordt als kamerthermostaat gebruikt
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen:
▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
Vloerverwarming of radiatoren – Draadloze kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat b Draadloze externe kamerthermostaat
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.4]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het warmtepompsysteemontworpen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
T
B C
A
a
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming te vragen wordt naar een
digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/1 en X2M/4).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt worden, controleer of elke warmtepompconvector wel degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.4]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
Stijlvol.

5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone

Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers hebben.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.
Vloerverwarming of radiatoren – Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn of een externe kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een andere verwarmingsbron verwarmd kan worden. Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Economisch.
Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M2M1
B C
A
a a
b
B
A
a a
C
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Omloopklep
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer er geen verwarming gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep worden geplaatst om het water opnieuw
te laten stromen wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om goed te werken en daarbij aan de garantiebepalingen te voldoen, moet een minimum waterdebiet voorzien worden zoals beschreven in
"6.3.3 Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren" op pagina21.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar
moeten NIET op de binnenunit worden aangesloten. De binnenunit zal constant aanvoerwater leveren, met de mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken metvloerverwarming of radiatoren voor één kamer:
Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten instellen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met dewarmtepompconvectoren voor één kamer:
Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren instellen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
B C
A
a
M1
B
A
a a
C
E
D
b
c
d
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er is een (ter plaatse te
voorziene) afsluiter voor de vloerverwarming. Deze verhindert dat warm water geleverd wordt wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade) kamerthermostaat ingesteld.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2).
In dit document:
▪ Hoofdzone = Zone met de laagste ontwerptemperatuur
▪ Secundaire zone = de andere zone
0 (Besturing AWT): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 AWT-zone): Primair
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u STEEDS een mengklepstation in de primaire zone plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in verwarming) als de secundaire zone verwarming/koeling vraagt.
Typisch voorbeeld:
Kamer (zone) Warmteafgevers:
ontwerptemperatuur
Woonkamer (primaire zone) Vloerverwarming: 35°C
Slaapkamers (secundaire zone) Warmtepompconvectoren: 45°C
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone B Kamer 1 C Kamer 2 D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone E Kamer 3
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren b Gebruikersinterface c Mengklepstation d Drukregelklep
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor beide watertemperatuurzones.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.
▪ De pomp van het mengklepstation wordt gestuurd door het
AAN/UIT-signaal van de binnenunit (X2M/5 en X2M/7; normaal­dicht-output voor de afsluiters).
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
b b
d
c
f
h
e
FHL1
FHL2
FHL3
f g
g
j
i
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
Opmerking:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
1 (2 AWT-zones): Primair + secundair
▪ Code: [7-02]
In geval vanwarmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor de secundaire zone:
▪ #: [A.2.2.5]
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.
▪ Code: [C-06]
Output afsluiter Ingesteld om de thermovraag
van de primaire zone te volgen.
Op het mengklepstation Stel de gewenste
hoofdaanvoerwatertemperatuur in.
▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de binnenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de ruimteverwarming door de binnenunit UIT-geschakeld.
▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt altijd door de op de binnenunit aangesloten warmtapwatertank geproduceerd.
INFORMATIE
▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld. Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur.
▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te bereiken die via de bediening van de extra ketel werd ingesteld.
Opstelling
▪ Integreer de extra ketel als volgt:
Voordelen
Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgeversystemen biedt het
uitstekende verwarmingscomfort van de vloerverwarming en de snelle luchtopwarming van de warmtepompconvectoren (bv. woonkamer=vloerverwarming en de slaapkamer=convector (geen continue verwarming)).
Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.

5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen

▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
▪ De binnenunit
▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
a Binnenunit b Warmtewisselaar c Back-upverwarming d Pomp e Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
f Terugslagklep (ter plaatse te voorzien) g Afsluiter (ter plaatse te voorzien) h Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
i Extra ketel (ter plaatse te voorzien) j Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
OPMERKING
▪ Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het
systeem voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige
situaties in het systeem van de extra ketel.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
L
N
H
Com
A
K2AK1A
X2M
B
TI
K2AK1A
Indoor/Auto/Boiler
1 2 3 4 X Y
Indoor
FHL1
FHL2
FHL3
UI
a e
b
c
hgg
M
f
d
▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepompNIET hoger
is dan 55°C. Om dit te bereiken:
▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van
dewarmtepomp.
▪ Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en
open te gaan onder de 55°C.
▪ Plaats terugslagkleppen.
▪ Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
aanwezig zijn. De binnenunit is al uitgerust met een expansievat.
▪ Plaats de digitale I/O-printplaat (optie EKRP1HB).
▪ Sluit X1 en X2 (omschakeling naar externe warmtebron) op de
printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel.
▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het
ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen"op pagina9.
Configuratie
Via de gebruikersinterface (snelle wizard):
▪ Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externe
warmtebron.
▪ Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de bivalent hysteresis voldoende
differentiaal heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/ UITgeschakeld wordt.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.

5.4 De tank voor warm tapwater in/ opstellen

5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank

Door een hulpcontact besliste omschakeling naar externe warmtebron
▪ Alleen mogelijk bij regeling met externe kamerthermostaat EN één
▪ Het hulpcontact kan zijn:
▪ Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorziene
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
aanvoerwatertemperatuurzone (zie "5.2 Het
ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen"op pagina9).
▪ Een buitentemperatuurthermostaat
▪ Een stroomtarievencontact
▪ Een handmatig bediend contact
▪ …
bedrading:
BTIInput ketelthermostaat
A Hulpcontact (normaal dicht) H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
Indoor Binnenunit
Auto Automatisch
Boiler Ketel
voorzien)
a Binnenunit b Warmtewisselaar c Back-upverwarming d Pomp e Gemotoriseerde 3‑wegklep
f Warmtapwatertank g Afsluiter (ter plaatse te voorzien) h Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
UI Gebruikersinterface

5.4.2 De gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank

Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van 40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen (bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C) vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank omvat:
1 Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2 Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b c
a
d
e
f
b
a
c e
d
f
g
h
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
Type Mogelijke volumes
Ingebouwde warmtapwatertank ▪ 180l
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren. De elektrische weerstand die in de warmtepomp is geïntegreerd, kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt

5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank

▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Op de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp
▪ Elektrische back-upverwarming
▪ Voor meer informatie over het optimaliseren van het
energieverbruik om warm tapwater te produceren: zie
"8Configuratie"op pagina35.
u echter meer energie. Daikin adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en

5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water

Opstelling
ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming gevraagd wordt.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Antwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met de typische watervolumes:
Vraag Typisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag
1douche=10min×10l/min=100l
nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
1bad=150l
nodig?
Hoeveel water is er per dag
1gootsteen=2min×5l/min=10l
nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan
warm tapwater?
Voorbeeld: als het warmtapwaterverbruik van een gezin (4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches
▪ 1bad
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ Voor meer informatie over het aansluiten van de
hercirculatieverbinding: zie "7Installatie"op pagina25.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina35.
▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.
a Warmtapwatertank b Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien) c Douche (ter plaatse te voorzien) d Koud water e UITGANG warm tapwater
f Hercirculatieaansluiting
▪ 3gootsteenvolumes
Dan is het verbruik aan warm tapwater = (3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l

5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie

Opstelling
Het volume en de gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen
Formule Voorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als:
▪ V2=180l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V1=280l
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1) Als:
▪ V1=480l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V2=307l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts 1maal
opgewarmd T2Temperatuur warmtapwatertank T1Temperatuur koud water
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 60°C
ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
a Warmtapwatertank b Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien) c Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien) d Terugslagklep (ter plaatse te voorzien) e Douche (ter plaatse te voorzien)
f Koud water g UITGANG warm tapwater h Hercirculatieaansluiting
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
5
8
0 1
5
0
0
0
de
A
c
a
450896.005
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond aansluiten.
Configuratie
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina35.

5.5 De energiemeting instellen

▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen:
▪ Geproduceerde warmte
▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming
▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand
▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet gegarandeerd kan worden.

5.5.1 Geproduceerde warmte

INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur
▪ Het debiet
▪ Instelling en configuratie: geen bijkomende apparatuur vereist.
Energiemetertype
Gebruik een driefasige energiemeter.
Voorbeeld
A Binnenunit
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N) b Energiemeter (L1/L2/L3/N) c Zekering (L1/L2/L3/N) d Back-upverwarming (L1/L2/L3/N) e Binnenunit (L1/L2/L3/N)
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken:
▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.
▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X5M/9 en X5M/10.
▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
▪ Zie "5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina17 voor een voorbeeld met twee energiemeters.

5.5.2 Verbruikte energie

De verbruikte energie meten
▪ Ze vereist wel externe energiemeters.
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Voor de kenmerken van elk type van meter, zie "14Technische
gegevens"op pagina72.
▪ Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het
aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de gebruikersinterface. De gegevens over de verbruikte energie zullen alleen beschikbaar zijn indien deze instelling geconfigureerd is.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE energietoevoer naar het systeem meten.
5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh­tarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
Sluit de energiemeter aan op X5M/7 en X5M/8.
5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief
Opstelling
▪ Sluit energiemeter1 aan op X5M/7 en X5M/8.
▪ Sluit energiemeter2 aan op X5M/9 en X5M/10.
Zie "6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de
uitwendige stelmotoren"op pagina24.

5.6 De regeling van het energieverbruik instellen

▪ De besturing van het energieverbruik:
▪ Laat u toe het energieverbruik van het hele systeem te
beperken (de som van de binnenunit en de back­upverwarming).
▪ Configuratie: geef via de gebruikersinterface de volgende zaken
in: het niveau van vermogenbeperking en de manier waarop dit gedaan moet worden.
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt uitgedrukt
worden:
▪ Maximum opgenomen amperage (inA)
▪ Maximum opgenomen vermogen (inkW)
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
P
i
t
DI
a
b
a
b
A
B
1
2
3
4
5
A8P
P
i
t
DI4
DI3
DI1
a
b
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt ingeschakeld
worden:
▪ Continu
▪ Door digitale inputs
INFORMATIE
▪ Tijdens noodbedrijf kan de besturing energieverbruik
NIET worden gebruikt. Dit is omdat de back­upverwarming een grotere capaciteit heeft dan tijdens de normale werking (9 kW i.p.v. 6 kW) en daarom zal de door de unit berekende nodige stroom kleiner zijn dan de huidig nodige stroom.
▪ Indien de vermogenbeperking is ingeschakeld, worden
watertemperatuurinstelpunten boven 60°C in ruimteverwarming NIET gewaarborgd.

5.6.1 Continue vermogenbeperking

Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm tapwater.
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
Op/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in zoals beschreven in "Een
overzichtsinstelling wijzigen" op pagina 37 (voor de beschrijving
van alle instellingen, zie "8Configuratie"op pagina35):
▪ Selecteer de stand met voltijdse beperking
▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
OPMERKING
Stel een minimum energieverbruik van ±3 kW in om de ruimteverwarming te laten werken en warm tapwater te produceren door minstens stap 1 van de back­upverwarming toe te laten.

5.6.2 Vermogenbeperking door digitale inputs ingeschakeld

Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een energiebeheersysteem.
Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordt dynamisch door digitale inputs beperkt. Het niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:
▪ Stroom (in A)
▪ Opgenomen vermogen (in kW)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen, ruimteverwarming…).
A Binnenunit B Energiebeheersysteem
a Inschakeling vermogenbeperking (4digitale ingangen) b Back-upverwarming
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
Opstelling
▪ Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig.
▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te schakelen:
▪ DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik)
▪ DI4 = sterkste beperking (laagst energieverbruik)
▪ Voor de specificaties en de aansluiting van de digitale inputs, zie
"14.5Bedradingsschema"op pagina77.
Configuratie
Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de regeling van het energieverbruik in zoals beschreven in "Een overzichtsinstelling
wijzigen" op pagina 37 (voor de beschrijving van alle instellingen,
zie "8Configuratie"op pagina35):
▪ Selecteer inschakelen door digitale ingangen.
▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A).
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met elke
digitale ingang overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.

5.6.3 Vermogenbeperking: werking

De compressor heeft een betere effectiviteit dan de elektrische verwarming. Om deze reden wordt de elektrische verwarming beperkt en eerst UIT gezet. Het systeem beperkt het energieverbruik in de volgende orde:
1 Het beperkt de elektrische verwarming.
2 Zet de elektrische verwarming UIT.
3 Beperkt de compressor.
4 Zet de compressor uit.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02

6 Voorbereiding

P
h
C
e
a
b
c
d
A B
>500
≥50≥50
(mm)
Voorbeeld
PhGeproduceerde warmte CeVerbruikte energie
A Compressor B Back-upverwarming
a Beperkte compressorwerking
b Volledige compressorwerking
c Stap1 back-upverwarming AANgezet
d Stap2 back-upverwarming AANgezet

5.7 Een externe temperatuursensor opstellen

Binnenomgevingstemperatuur
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Het kan de binnenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert in de volgende gevallen een uitwendige temperatuursensor te gebruiken:
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.
▪ Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.B].
Buitenomgevingstemperatuur
De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de buitenomgevingstemperatuur.
▪ Opstelling:
▪ Om de afstandstemperatuursensor te installeren, raadpleeg de
installatiehandleiding van de sensor (geleverd als toebehoren).
▪ Om de afstandstemperatuursensor op de binnenunit aan te
sluiten, raadpleeg "7.6.7 De afstandstemperatuursensor
aansluiten"op pagina33.
▪ Configuratie: Geen.
▪ De elektrische bedrading voorbereiden

6.2 De installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.

6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle tank voor warm tapwater. Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden en bij omgevingstemperaturen van 5~30°C.
6 Voorbereiding

6.1 Overzicht: Voorbereiding

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter plaatse te gaan.
Het bevat informatie over:
▪ De installatieplaats voorbereiden
▪ De leidingen voorbereiden
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02

6.3 De leidingen voorbereiden

6.3.1 Circuitvereisten

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Circuittypes. Behalve het koelcircuit zijn er in de unit 2 andere circuits inbegrepen. Voor latere raadpleging: het circuit dat is aangesloten op het boorgat wordt het pekelcircuit genoemd, het andere circuit dat is aangesloten op de warmteafgevers wordt het ruimteverwarmingscircuit genoemd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
6 Voorbereiding
M
FCU1
FCU2
FCU3
FHL1
FHL2
FHL3
70°C
65°C
M
a
e
e
b b d
c
g
h
h
h
h
f
ji
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ENKEL in een gesloten
watersysteem voor pekelcircuit en ruimteverwarmingscircuit. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
Vloeistofdruk – Warmtapwatertank. De maximale vloeistofdruk
van de warmtapwatertank is 10bar. Voorzie gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Vloeistoftemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
WAARSCHUWING
Wanneer er wordt aangesloten op een open grondwatersysteem, is een tussenwarmtewisselaar vereist om schade (vuil, bevriezing) aan de unit te voorkomen.
Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het ruimteverwarmingscircuit toe te voegen.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
leidingen op basis van het vereiste debiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie "14 Technische
gegevens" op pagina 72 voor de grafieken voor de externe
statische drukken voor de binnenunit.
Debiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de werking
van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Als het debiet kleiner is, zal debietfout 7H verschijnen en zal de binnenunit stoppen met werken.
Model Minimumdebiet wanneer de back-
upverwarming werkt
10 ▪ Ruimteverwarmingscircuit: 12l/min
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistof. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met vloeistof die in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
▪ Pekelcircuit: 25l/min
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistofdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de vloeistofdruk en vloeistoftemperatuur.
Vloeistofdruk – Ruimteverwarmings- en pekelcircuit. De
maximale vloeistofdruk van het ruimteverwarmings- en pekelcircuit bedraagt 4 bar. Voorzie gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
a Binnenunit b Warmtewisselaar c Back-upverwarming d Pomp e Afsluiter
f Gemotoriseerde 3-wegklep g Gemotoriseerde 2-wegklep (ter plaatse te voorzien) h Verdeelstuk
i Tank voor warm tapwater j Warmtewisselaarspoel
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van het systeem om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Voorzie een goede afvoer
voor de overdrukveiligheidsklep om te beletten dat water uit de unit zou druppelen. Zie "7.5.5De drukveiligheidsklep op de afvoer
aansluiten"op pagina29.
WAARSCHUWING
▪ Alle leidingwerk dat is aangesloten op de
pekeldrukveiligheidsklep DIENT een voortdurende afloop te hebben.
▪ De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep MOET
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen risico vormt voor personen die zich in de buurt ervan bevinden.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
6 Voorbereiding
c d
a b
Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is aan de ruimteverwarmingszijde voorzien van een automatische ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
Onderdelen met een zinkbekleding. Gebruik NOOIT onderdelen
met een zinkbekleding in het vloeistofcircuit. Aangezien het vloeistofcircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden. Onderdelen met zinkbekleding in het pekelcircuit kunnen neerslaan van bepaalde bestanddelen in de antivriesvloeistoffencorrosie-inhibitor veroorzaken.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen. De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de oxidatie van glycolen,
▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen vervuilen of verstoppen,
▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
INFORMATIE
Hou rekening met de hygroscopische eigenschap van antivriesvloeistoffen: het absorbeert vocht uit zijn omgeving. Door de dop van de antivriesvloeistoffles open te laten, stijgt de waterconcentratie. De antivriesvloeistofconcentratie is lager dan verwacht. Als gevolg daarvan kan er toch bevriezing optreden.
Preventieve maatregelen MOETEN worden genomen om te zorgen dat de antivriesvloeistof zo min mogelijk wordt blootgesteld aan lucht.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep in het
ruimteverwarmingscircuit wordt gebruikt, MOET de omschakeltijd van de klep maximum 60seconden bedragen.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd"op pagina51.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding b Warmwateraansluiting c Douche d Hercirculatiepomp

6.3.2 Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)

6.3.3 Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren

De binnenunit heeft 2 expansievaten van 10 liter, een voor het ruimteverwarmingscircuit en een voor het pekelcircuit.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ controleer het minimum en het maximum watervolume.
▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
▪ Controleer het totale ruimteverwarmingswatervolume in de unit.
▪ Controleer het totale pekelwatervolume in de unit.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume per circuit in de installatie minimum 20 liter bedraagt, waarbij het interne watervolume in de binnenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Indien een minimumverwarmingsbelasting van 1 kW kan worden gegarandeerd en instelling [9‑04] wordt door de installateur van 1 tot 4°C veranderd, kan het minimumwatervolume verlaagd worden tot 10liter.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
6 Voorbereiding
FHL1
FHL2
FHL3
M1
T1
M2T2M3
T3
a
d d
e
c
b
b
e
e
f
f
g
2.5
2
1.5
0
1
0.5
0.3
a
b
0 400200 600 800 1000
20
2.5
2
1.5
0
1
0.5
a
b
0 500 1000 1500 1750
20
a Binnenunit b Warmtewisselaar c Back-upverwarming d Pomp e Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafieken om het maximum watervolume voor de berekende voordruk te bepalen. Voor pekel hangt dit af van de pekeltemperatuurverschillen in het systeem. Voorbeeld: doorheen het jaar kan de temperatuur van de pekel schommelen tussen –7°C en 10°C, zoals in grafiek1, of tussen 0°C en 10°C zoals in grafiek2.
Grafiek1: de pekeltemperatuurschommeling bedraagt 17°C
a Voordruk (bar) b Maximum watervolume (l)
Grafiek2: de pekeltemperatuurschommeling bedraagt 10°C
Ruimteverwarmingsvat 40% propyleenglycol (pekelexpansievat) 29% ethanol (pekelexpansievat)
a Voordruk (bar) b Maximum watervolume (l)
Ruimteverwarmingsvat 40% propyleenglycol (pekelexpansievat) 29% ethanol (pekelexpansievat)
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/back­upverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle omstandigheden.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn. Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/ bediening).
Minimum vereist debiet tijdens het werken van de back­upverwarming
12l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina60.

6.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1 bar) bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de schräderklep van het expansievat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
a
a
a Schräderklep

6.3.5 Het watervolume controleren: voorbeelden

Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 300l.
Acties:
▪ Omdat het totale watervolume (300 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (280 l), moet de voordruk verlaagd worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 350l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 300l kleiner is dan 350l, is het expansievat geschikt voor
de installatie.

6.4 De elektrische bedrading voorbereiden

6.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
6 Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading moet door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies dienen te voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

6.4.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een voordeeltarief aan te bieden. Bijvoorbeeld dag/nachttarieven, seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk, enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWh­tarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken;
▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de unit in de stand gedwongen uit zet. Op dat ogenblik zal de unitcompressor van de unit niet werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische voeding al dan niet onderbroken wordt.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
6 Voorbereiding
5
8
0
1
5
0
0
0
a
1+2
5
8
0
1
5
0
0
0
b
1+2 3
2
a
b
13
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
M
a
16 14 19
15
20
12
6
13 14 17 18

6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de uitwendige stelmotoren

Algemene opmerking over afkortingen in dit en de volgende hoofdstukken:
▪ E1 = Koelmiddelcyclusonderdelen (bv. compressor) en
pekelleidingonderdelen (bv. pekelpomp)
▪ E2 = Alle andere onderdelen behalve back-upverwarming
▪ E3 = Back-upverwarming
Normale elektrische
voeding
OPMERKING
De instelling pekelbevriezingstemperatuur kan gewijzigd worden en de uitlezing is ALLEEN juist in [A.6.9] Vriespunt glycolwater na naar menu [A.8] Overzicht instellingen te zijn gegaan.
Deze instelling kan ALLEEN worden gewijzigd en/of opgeslagen en de uitlezing is ALLEEN juist als de communicatie tussen de hydromodule en de compressormodule aanwezig is. De communicatie tussen de hydromodule en de compressormodule wordt NIET gegarandeerd en/of toepasbaar als:
▪ storing “U4” op de gebruikersinterface verschijnt,
▪ de warmtepompmodule is aangesloten op een
a Normale elektrische voeding b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief 1 Voeding voor E1 en E3 2 Voeding voor E2 3 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief wanneer er een stroomonderbreking is en de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ingeschakeld is.
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
Wanneer de
elektrische voeding Wanneer de elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief werkt, wordt de elektrische voeding NIET onderbroken. E1 wordt uitgezet door de bediening.
Opmerking: De elektriciteitsmaatscha ppij MOET altijd zorgen dat E2 en E3 elektriciteit kunnen
met voorkeur kWh-
tarief werkt, wordt de
elektrische voeding
onmiddellijk of na een
tijdje door de
elektriciteitsmaatscha
ppij onderbroken. In
dat geval MOET de
hydro-printplaat door
een afzonderlijke
normale elektrische
voeding gevoed
worden.
verbruiken.
contact)
De elektrische voeding wordt
onderbroken

6.4.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren

De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Binnenunit
Onderde
el
Elektrische voeding van de binnenunit
1 Voeding voor E1 en E3 3+N + GND
2 Voeding voor E2 2
4 Elektrische voeding
5 Elektrische voeding
Gebruikersinterface
6 Gebruikersinterface 2
Optionele uitrustingen
12 Kamerthermostaat 3 of 4 100mA
13 Buitenomgevingstempe
14 Binnenomgevingstemp
15 Warmtepompconvector 4 100mA
Ter plaatse te voorziene onderdelen
16 Afsluiter 2 100mA
17 Elektriciteitsmeter 2 (per meter)
18 Pomp voor warm
19 Alarmuitgang 2
20 Omschakeling naar
22 Digitale ingangen
Beschrijving Draden Maximumstr
oom in functie
(a)
(c)
2
(d)
met voorkeur kWh­tarief (spanningsvrij contact)
2 6,3A
met normaal kWh-tarief
(e)
(b)
2
(b)
ratuursensor
2
(b)
eratuursensor
(b)
(b)
(b)
2
(b)
tapwater
(b)
2
(b)
externe warmtebronregeling
energieverbruik
(a) Zie naamplaatje op de unit. (b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm². (c) Kabeldoorsnede 2,5mm². (d) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
ingangssignaal)
2 (per
(b)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
EGSQH10S18AA9W
OPMERKING
3
2
4
5
1
2
Meer technische specificaties van de verschillende aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de binnenunit.
7 Installatie

7.1 Overzicht: Installatie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen:
1 De binnenunit monteren.
2 De pekelleidingen aansluiten.
3 De waterleidingen aansluiten.
4 De elektrische bedrading aansluiten.
5 De binneninstallatie afwerken.

7.2 De units openen

7 Installatie

7.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

7.2.2 De binnenunit openen

1 Schroef de schroeven los van de bodem van de unit en
verwijder ze.
2 Druk op de knop onderaan de voorplaat.
WAARSCHUWING: Scherpe randen
Neem de voorplaat vast aan het bovenste gedeelte in plaats van het onderste. Let op voor uw vingers want het onderste gedeelte van de voorplaat heeft scherpe randen.
3 Schuif het voorpaneel van de unit naar beneden en neem het
weg.
VOORZICHTIG
Het frontpaneel is zwaar. Wees voorzichtig dat u zich de vingers NIET knelt wanneer u de unit opent of sluit.
4 Schroef de 4 schroeven los die het bovenpaneel bevestigen en
verwijder ze.
5 Verwijder het bovenpaneel van de unit.

7.2.3 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit openen

7.3 De binnenunit monteren

EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02

7.3.1 Over het monteren van de binnenunit

Wanneer
U moet de binnenunit monteren vooraleer u de pekel- en waterleidingen kunt aansluiten.
Typische werkstroom
De binnenunit monteren omvat typisch de volgende stappen:
1 De binnenunit installeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
7 Installatie
210kg
1
2
≤1°

7.3.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

7.3.3 De binnenunit plaatsen

1 Breng de unit op het pallet zo dicht mogelijk bij de
installatieplaats.
2 Hef de binnenunit van het pallet op en zet ze op de vloer.
OPMERKING
Gooi GEEN enkele bout weg. De bouten moeten terug worden geplaatst wanneer transport of serieuze aanpassingen nodig zijn.
5 Open de frontplaat van de unit. De nylonbanden kunnen indien
nodig worden gebruikt voor opheffen.
3 Schuif de binnenunit op haar plaats. Zorg dat de zijsteunbouten
aanwezig zijn tijdens het hanteren van de unit.
4 Koppel de warmtepompmodule los van het buitenste frame.
Verwijder ENKEL de zijsteunbouten!
6 Pas de hoogte van de 4 verstelbare pootjes van het buitenste
frame aan om onregelmatigheden in de vloer op te vangen. De maximum toegestane afwijking bedraagt 1°.
OPMERKING
Om de structuur van de unit niet te beschadigen, verplaats de unit ALLEEN met de verstelbare pootjes in hun laagste stand.
OPMERKING
Voor optimale geluidsreductie dient u te controleren of er geen speling is tussen het onderste frame en de vloer.
7 Pas de hoogte van de 2 voorste verstelbare pootjes van het
binnenste frame aan om onregelmatigheden op te vangen.
VOORZICHTIG
Controleer of de warmtepompmodule de buitenste behuizing NIET raakt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
7 Installatie
a
b
c
a b
a
OPMERKING
Controleer of de voorste steunbouten waterpas blijven en NIET onder druk staan. De steunvoet van het buitenste (b) en binnenste frame (c) MOET zo worden aangepast dat die voorste bouten waterpas blijven. Pas steunvoet (a) NIET aan!
Onderaanzicht:
Zijaanzicht:

7.4.3 De pekelleiding aansluiten

a Pekel uit b Pekel in
OPMERKING
Om service en onderhoud te vergemakkelijken, wordt aangeraden om afsluitkleppen zo dicht mogelijk bij de inlaat en uitlaat van de unit te plaatsen.

7.4.4 Het pekelcircuit vullen

WAARSCHUWING
Controleer voor, tijdens en na het vullen het pekelcircuit op lekken.
WAARSCHUWING
De temperatuur van de vloeistof die door de verdamper loopt, kan onder nul gaan. Ze DIENT tegen bevriezing worden beschermd. Raadpleeg instelling [A‑04] in
"8.2.2Snelle wizard: Standaard"op pagina38.
INFORMATIE
Maak de voorste steunbouten een stukje los om te controleren of ze niet onder druk staan en zet ze nadien opnieuw vast.

7.4 De pekelleidingen aansluiten

7.4.1 Over het aansluiten van de pekelleidingen

Vooraleer de pekelleidingen aan te sluiten
Controleer of de binnenunit is gemonteerd.
Typische werkstroom
De pekelleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1 De pekelleidingen aansluiten.
2 Het pekelcircuit vullen.
3 De overdrukveiligheidsklep aansluiten op de afvoer aan de
pekelzijde.
4 De pekelleidingen isoleren.
INFORMATIE
De gebruikte materialen in het pekelcircuit van de eenheid zijn chemisch bestand tegen de volgende antivriesvloeistoffen:
▪ 40 massa% propyleenglycol
▪ 29 massa% ethanol
1 Sluit de unit aan op het lokaal geleverde pekelvulsysteem.
2 Zet de 3‑wegklep in de juiste stand.

7.4.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de pekelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
veiligheid
▪ Voorbereiding
3 Vul met circuit met pekel tot de manometer een druk aangeeft
van ±2,0bar.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
7 Installatie
a c bd
a Pekelmanometer
4 Ontlucht het pekelcircuit zoveel als mogelijk. Voor installatie-
instructies, zie "9Inbedrijfstelling"op pagina60.
5 Zet de 3‑wegklep terug in haar oorspronkelijke stand.

7.4.5 De drukveiligheidsklep op de afvoer aan de pekelzijde aansluiten

De uitblaas van de drukveiligheidsklep komt uit de achterzijde van de unit.
Hou er rekening mee dat de pekelcircuitleidingen in de behuizingen kunnen/zullen condenseren. Voorzie aangepaste isolatie voor deze leidingen.

7.5 De waterleidingen aansluiten

7.5.1 Over het aansluiten van de waterleidingen

Vooraleer de waterleidingen aan te sluiten
Controleer of de binnenunit is gemonteerd.
Typische werkstroom
De waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1 De waterleidingen van de binnenunit aansluiten.
2 De overdrukveiligheidsklep op de afvoer aansluiten.
3 Het ruimteverwarmingscircuit vullen.
4 De warmtapwatertank vullen.
5 De waterleidingen isoleren.
6 De hercirculatieleidingen aansluiten.
7 De afvoerslang aansluiten.

7.5.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Alle leidingwerk dat is aangesloten op de
pekeldrukveiligheidsklep DIENT een voortdurende afloop te hebben.
▪ De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep MOET
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen risico vormt voor personen die zich in de buurt ervan bevinden.

7.4.6 De pekelleidingen isoleren

Alle leidingen in het hele pekelcircuit moeten worden geïsoleerd om verminderde verwarmingscapaciteit te voorkomen.

7.5.3 De waterleidingen aansluiten

OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
1 Sluit de ingang- en uitgangleidingen van het warm tapwater aan
op de binnenunit.
a Uitgang water ruimteverwarming b Ingang water ruimteverwarming c Uitgang warm tapwater d Ingang koud tapwater (koudwatertoevoer)
OPMERKING
Er wordt geadviseerd de afsluiters te monteren op de aansluitingen voor de ingang van het koud water en de uitgang van het warm water. De afsluiters moeten ter plaatse voorzien worden.
OPMERKING
Om geen beschadigingen aan te brengen aan de omgeving indien tapwater zou lekken, wordt tijdens afwezigheden geadviseerd de afsluiters op de ingang van het koud water te sluiten.
2 Sluit de ingang- en uitgangleidingen van de ruimteverwarming
aan op de binnenunit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
7 Installatie
a
b
a
OPMERKING
▪ Monteer een aftapgereedschap en een
drukafvoerapparaat op de aansluiting van de inlaat van koud water van de warm tapwatertank.
▪ Om te voorkomen dat er water zou terugstromen, is het
raadzaam om conform de geldende wetgeving een terugslagklep te monteren op de waterinlaat van de warm tapwatertank.
▪ Er wordt best een drukregelaar geïnstalleerd op de
koud-waterinlaat, conform de geldende wetgeving.
▪ Op de koud-waterinlaat dient bovendien een
expansievat conform de geldende wetgeving te worden geïnstalleerd.
▪ Er wordt geadviseerd een overdrukveiligheidsklep te
monteren op een plaats hoger dan de bovenkant van de tank voor warm tapwater. Door de tank voor warm tapwater te verwarmen, zet het water uit, waardoor de waterdruk in de tank tot boven de maximumdruk van de tank kan stijgen indien geen drukveiligheidsklep werd gemonteerd. De installatie ter plaatse (leidingen, aftappunten, enz.) aangesloten op de tank zal deze hoge druk ook ondervinden. Om dit te voorkomen moet een drukveiligheidsklep geplaatst worden. De beveiliging tegen overdrukken hangt af van de juiste werking van de ter plaatse gemonteerde drukveiligheidsklep. Indien deze NIET correct werkt, zal overdruk de tank vervormen en waterlekkages veroorzaken. Om de goede werking ervan te controleren is regelmatig onderhoud vereist.

7.5.4 De hercirculatieleiding aansluiten

Voorwaarde: Alleen nodig als u hercirculatie in uw systeem moet
hebben.
1 Schroef de schroeven los van de bodem van de unit en
verwijder ze.
2 Schuif het voorpaneel van de unit naar beneden en neem het
weg.
3 Schroef de 4 schroeven los die het bovenpaneel bevestigen en
verwijder ze.
4 Verwijder het bovenpaneel van de unit.

7.5.5 De drukveiligheidsklep op de afvoer aansluiten

De uitblaas van de drukveiligheidsklep komt uit de achterzijde van de unit.
a Uitblaas van de overdruk
De uitblaas moet conform de geldende wetgeving op een geschikte afvoer aangesloten worden. Het is raadzaam een vergaarbak te gebruiken.
WAARSCHUWING
De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep MOET eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen risico vormt voor personen die zich in de buurt ervan bevinden.

7.5.6 De afvoerslang aansluiten

Er kan zich condensatie vormen op de pekelonderdelen in het compressorgedeelte van de unit. De unit bevat een lekbak. Naargelang de omgevingstemperatuur en de vochtigheid van de kamer en de werkingsomstandigheden, kan de lekbak overstromen. Er is een afvoerslang meegeleverd met de unit.
De afvoerslang wordt naar de achterzijde links geleid, dichtbij de bodem van de unit. Een ter plaatse te voorziene afvoerpomp kan nodig zijn om het water weg te pompen naar de zelf te voorziene aftapkraan.

7.5.7 Het ruimteverwarmingscircuit vullen

1 Sluit de watertoevoerslang aan op de vulklep (zelf te voorzien).
2 Open de vulkraan.
3 Zorg ervoor dat het automatisch ontluchtingsventiel open staat
(minstens 2 draaien).
INFORMATIE
a Uit te kloppen gat
b Aansluiting voor hercirculatieleiding
5 Verwijder het uit te slaan gat op de achterzijde van de unit.
6 Sluit de hercirculatieleiding aan op de hercirculatieaansluiting
en breng de leiding doorheen het uit te slaan gat in de achterzijde van de unit.
7 Plaats de isolatie en de kast terug en maak ze vast.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Voor de locatie van het ontluchtingsventiel, zie “Afmetingen en ruimte voor onderhoud: Binnenunit” in hoofdstuk "14Technische gegevens"op pagina72.
4 Vul met watercircuit tot de manometer een druk aangeeft van
±2,0bar.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
7 Installatie
a
b a
a Watermanometer
5 Ontlucht het watercircuit zoveel als mogelijk.
OPMERKING
▪ De aanwezigheid van lucht in het watercircuit kan de
back-upverwarming slecht doen werken. Tijdens het vullen kan wellicht niet alle lucht uit het circuit worden verwijderd. De resterende lucht zal tijdens de eerste uren in bedrijf van het systeem via de automatische ontluchtingsventielen verwijderd worden. Achteraf kan het nodig zijn extra water te moeten bijvullen.
▪ Om het systeem te ontluchten, gebruik de speciale
functie zoals beschreven in hoofdstuk
"9Inbedrijfstelling"op pagina60. Deze functie moet in
principe gebruikt worden om de warmtewisselaar van de tank voor warm tapwater te ontluchten.
6 Sluit de vulkraan.
7 Koppel de watertoevoerslang los van de vulkraan.
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het systeem van elektrische voeding voldoet aan
de elektrische specificaties van de warmtepomp.
2 De elektrische bedrading op de binnenunit aansluiten.
3 De primaire elektrische voeding aansluiten.
4 De afstandstemperatuursensor aansluiten.
5 De gebruikersinterface aansluiten.
6 De afsluiters aansluiten.
7 De elektriciteitsmeters aansluiten.
8 De pomp voor warm tapwater aansluiten.
9 De alarmuitgang aansluiten.
10 De AAN/UIT-uitgang van de ruimteverwarming aansluiten.
11 De omschakeling naar een externe warmtebron aansluiten.
12 De digitale ingangen van het energieverbruik aansluiten.

7.6.2 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit

De apparatuur voldoet een de norm EN/IEC61000-3-12 (Europese/ internationale technische norm die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16A en ≤75A per fase).
OPMERKING
De waterdruk op de manometer varieert volgens de watertemperatuur (hogere druk bij hogere watertemperatuur).
De waterdruk moet echter steeds groter dan 1 bar zijn om te voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.

7.5.8 De tank voor warm tapwater vullen

1 Open om beurt elke warmwaterkraan om de leidingen van het
systeem te ontluchten.
2 Open de toevoerkraan van het koud water.
3 Sluit alle waterkranen nadat alle lucht uit de leidingen is
verwijderd.
4 Controleer op waterlekkages.
5 Bedien handmatig de ter plaatse geplaatste
overdrukveiligheidsklep om zeker te zijn dat het water ongehinderd doorheen de afvoerleiding kan vloeien.

7.5.9 De waterleidingen isoleren

Alle leidingen in het hele watercircuit MOETEN worden geïsoleerd om verminderde verwarmingscapaciteit te voorkomen.

7.6 De elektrische bedrading aansluiten

7.6.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

7.6.3 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
INFORMATIE
Voor meer informatie over de legende en de plaats waar het bedradingsschema van de unit gevonden kan worden, zie hoofdstuk “Technische gegevens”.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

7.6.4 Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluiten
Controleer of de pekel- en waterleidingen zijn aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
a Gevlochten geleider b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
Draadtype Methode
cb
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B
a c b
a c b
a c
≥50 mm
≥50 mm
c
a
≥50 mm
Eénaderige draad
a Eenaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
Aanhaalmomenten
Onderdeel Aanhaalmoment (N•m)
X1M 2,2~2,7
X2M 0,8~0,9
X5M
7 Installatie

7.6.5 De elektrische bekabeling op de binnenunit aansluiten

INFORMATIE
Voorzie een extra kabellengte van 35cm voor alle draden die op X2M en X5M op het steun in bladmetaal boven de hydro-printplaat moeten worden aangesloten. De extra kabellengte moet in een kabelbinder op de achterzijde van de unit worden vastgemaakt. De reden hiervan is om steeds onderhoudswerkzaamheden op bijv. de hydro­printplaat te kunnen uitvoeren.
1 Om de binnenunit te openen, zie "7.2.2 De binnenunit
openen"op pagina25 en "7.2.3Het deksel van de schakelkast van de binnenunit openen"op pagina25.
2 De bedrading moet langs boven in de unit geleid worden:
3 De bedrading moet in de unit de volgende tracés volgen:
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
31
7 Installatie
X5M
X2M
X1 X2 X3 X4
YC Y1 Y2 Y3 Y4
11 12
a c
X1M
N L3
L2 L1
X2M
30
X6YB
X6Y X6YA
31
X5M
a
X19AX1A
X1M
N L3 L2 L1
X2M
29 34
X6YB
X6YA
X6Y
X5M
a
X19AX1A
S1S
L
N
b
c
3 4
30 31
OPMERKING
▪ Zorg dat er 50 mm speling is tussen de
laagspanningskabels (a) en de hoogspanningskabels (c).
▪ Zorg dat de kabels (a) en (c) tussen de draadgeleider
en de achterzijde van de schakelkast worden geleid om insijpeling van water te voorkomen.
4 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen, zodat de kabels gespannen liggen en NIET in contact komen met de leidingen of scherpe randen.
Tracés Mogelijke kabels (afhankelijk van het type unit en de geïnstalleerde opties)
a
Lage spanning
b
Elektrische voeding voor hoge spanning
c
Controlesignaal voor hoge spanning
▪ Contact voorkeurvoeding
▪ Gebruikersinterface
▪ Digitale ingangen voor het energieverbruik (ter plaatse te voorzien)
▪ Buitenomgevingstemperatuursensor
▪ Binnenomgevingstemperatuursensor (optie)
▪ Elektrische meters (ter plaatse te voorzien)
▪ Voeding met normaal kWh-tarief (voeding voor de unit)
▪ Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
▪ Warmtepompconvector (optie)
▪ Kamerthermostaat (optie)
▪ Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
▪ Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
▪ Alarmuitgang
▪ Omschakeling naar externe warmtebronregeling
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.

7.6.6 De hoofdvoeding aansluiten

1 Sluit de hoofdvoeding aan.
Voor een voeding met normaal kWh-tarief
Legende: zie de afbeelding hieronder.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
32
Voor een voeding met voorkeur kWh-tarief
Sluit X6Y aan op X6YB.
a Hoofdvoeding b Elektrische voeding met normaal kWh-tarief c Contact voorkeurvoeding
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
7 Installatie
X2M
X5M
11
10
12
X2M
X5M
a b
1
2
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
INFORMATIE
Sluit X6Y aan op X6YB voor een voeding met voorkeur kWh-tarief. De noodzaak van een afzonderlijke elektrische voeding met normaal kWh-tarief voor de binnenunit (b) X2M30/31 hangt af van het type van elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief.
Een afzonderlijke aansluiting voor de binnenunit is nodig:
▪ als de elektrische voeding met kWh-voorkeurtarief
onderbroken wordt wanneer deze in werking is, OF
▪ als de binnenunit geen energie mag verbruiken
wanneer de elektrische voeding met kWh­voorkeurtarief in werking is.

7.6.7 De afstandstemperatuursensor aansluiten

De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de buitenomgevingstemperatuur.
INFORMATIE
Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten.
1 Sluit de kabel van de externe temperatuursensor aan op de
binnenunit.
# Bij de binnenunit In de kamer
1 Sluit de kabel van de gebruikersinterface aan op de
binnenunit.
Bevestig de kabel met kabelbinders op de kabelbinderbevestigingen.
a Hoofdgebruikersinterface
(a)
b Optionele gebruikersinterface
2 Steek een schroevendraaier in de openingen onderaan de
gebruikersinterface en maak voorzichtig de voorplaat los van de wandplaat.
De printplaat bevindt zich in de voorplaat van de gebruikersinterface. Wees voorzichtig om deze NIET te beschadigen.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
3 Installeer de afstandstemperatuursensor zoals beschreven in
de installatiehandleiding van de sensor (geleverd als toebehoren).

7.6.8 De gebruikersinterface aansluiten

▪ Als u 1 gebruikersinterface gebruikt, kunt u deze installeren bij de
binnenunit (voor bediening dichtbij de binnenunit), of in de ruimte (indien gebruikt als kamerthermostaat).
▪ Als u 2 gebruikersinterfaces gebruikt, kunt u 1 gebruikersinterface
installeren bij de binnenunit (voor bediening dichtbij de binnenunit), + 1 gebruikersinterface in de ruimte (gebruikt als kamerthermostaat).
De procedure verschilt een beetje naargelang waar u de gebruikersinterface installeert.
3 Gebruik de 2 schroeven in de zak
met accessoires om de wandplaat van de gebruikersinterface op het plaatmetaal van de unit te
Bevestig de wandplaat van de gebruikersinterface op de muur.
bevestigen.
Let op dat u de vorm van de achterzijde van de gebruikersinterface NIET vervormt door de montageschroeven te stevig vast te draaien.
4 Sluit aan zoals getoond in 4A. Sluit aan zoals
getoond in 4A, 4B, 4C of 4D.
5 Zet de voorplaat terug op de wandplaat.
Wees voorzichtig de bedrading NIET te knijpen wanneer u de frontplaat op de unit vastmaakt.
(a) De hoofdgebruikersinterface is vereist voor de bediening,
maar moet afzonderlijk worden besteld (verplichte optie).
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
33
7 Installatie
b
a
PCB
a
PCB
b
a
b
PCB
b
a
PCB
b
b
NO
NC
X2M
X5M
5
67
5
6
7
X2M
X5M
M2SM2S
X2M
X5M
6
89107
S2S S3S
X2M
X5M
3534
1~
M
M2P
X2M
X5M
A4P
29
a
4A Langs de achterkant
4C Langs boven
a Snijd of verwijder dit deel met een tang enz. uit om de
draden erdoor te leiden.
b Maak de draden goed vast op het frontstuk van de kast
met behulp van een draadhouder en een klem.
4B Langs links
4D Langs boven midden
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

7.6.11 De pomp van het warm tapwater aansluiten

1 Sluit de kabel van de pomp voor het warm tapwater aan op de
juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.

7.6.9 De afsluiter aansluiten

1 Sluit de kabel van de bediening van afsluiter aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
OPMERKING
De bedrading voor een NC afsluiter (normaal dicht) verschilt van deze voor een NO afsluiter (normaal open).
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

7.6.10 De elektrische meters aansluiten

INFORMATIE
In geval van een elektrische meter met transistoruitgang, controleer de polariteit. De positieve polariteit MOET aangesloten worden op X5M/7 en X5M/9; de negatieve polariteit op X5M/8 en X5M/10.
1 Sluit de kabel van de elektrische meters aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

7.6.12 De alarm-output aansluiten

1 Sluit de kabel van de alarm-output aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
a De EKRP1HB dient verplicht geplaatst te worden.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
34
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
7.6.13 De AAN/UIT-output van de
X2M
X5M
A4P
29
a
X2M
X5M
A4P
LN
a
X2M
X5M
A8P
S6S
S7S
S8S
S9S
1 2 3 4 5
a
ruimteverwarming aansluiten
1 Sluit de kabel van de AAN/UIT-output van de ruimteverwarming
aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
a De EKRP1HB dient verplicht geplaatst te worden.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

7.6.14 De omschakeling naar de externe warmtebron aansluiten

1 Sluit de kabel van de omschakeling naar de externe
warmtebron aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.

8 Configuratie

a De EKRP1AHTA dient verplicht geplaatst te worden.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

7.7 De installatie van de binnenunit voltooien

7.7.1 Het deksel van de gebruikersinterface op de binnenunit bevestigen

1 Controleer of het frontpaneel van de binnenunit verwijderd
werd. Zie "7.2.2De binnenunit openen"op pagina25.
2 Duw het deksel van de gebruikersinterface in de scharnieren.
a De EKRP1HB dient verplicht geplaatst te worden.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

7.6.15 De digitale inputs voor het energieverbruik aansluiten

1 Sluit de kabel van de digitale inputs voor het energieverbruik
aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
3 Monteer het frontpaneel op de binnenunit.

7.7.2 De binnenunit sluiten

1 Sluit het deksel van de schakelkast.
2 Plaats de bovenplaat terug.
3 Plaats het frontpaneel terug.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de binnenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel 4,1N•m NIET overtreft.
8 Configuratie

8.1 Overzicht: Configuratie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
35
8 Configuratie
X2M
X10A
X5M
A1P
2
345
H JS T
Waarom
Indien u het systeem NIET correct configureert, kan het zijn dat het NIET als verwacht werkt. De configuratie heeft invloed op de volgende zaken:
▪ De berekeningen van de software
▪ Wat u op de gebruikersinterface kunt zien en doen
Hoe
U kunt het systeem op twee verschillende configureren.
Manier Beschrijving
Via de gebruikersinterface configureren
Via de PC­configurator configureren
Eerste maal – Snelle wizard. Wanneer u de gebruikersinterface (via de binnenunit) voor de eerste maal AAN-zet, start een snelle wizard om u te helpen het systeem te configureren.
Nadien. Indien nodig kunt u later nog zaken van de configuratie wijzigen.
U kunt de configuratie op de PC configureren zonder ter plaatse te moeten zijn en de configuratie daarna met de PC-configurator naar het systeem downloaden.
Zie ook: "8.1.1De PC-kabel aansluiten op de
schakelkast"op pagina36.
3 Let hierbij goed op de stand van de stekker!
INFORMATIE
Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zal de gebruikersinterface een bevestiging vragen. Na deze bevestiging zal het scherm zich kort UITzetten en zal “Bezig” gedurende enkele seconden verschijnen.
Toegang tot de instellingen – Legende voor tabellen
U hebt op twee verschillende manieren toegang tot de installateurinstellingen. Beide manieren geven echter GEEN toegang tot alle instellingen. Indien dit het geval is, staat N.v.t. (Niet van toepassing) in de betreffende kolommen van de tabellen in dit hoofdstuk.
Manier Kolom in tabellen
Instellingen bereiken via de verwijzing in de menustructuur.
Instellingen bereiken via de code in de overzichtsinstellingen.
Zie ook:
"De installateurinstellingen weergeven"op pagina36
"8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen" op
pagina59
#
Code

8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkast

Voorwaarde: De EKPCCAB-kit is nodig.
1 Sluit de kabel met USB-verbinding aan op uw PC.
2 Steek de stekker van de kabel in X10A op A1P van de
schakelkast van de binnenunit.

8.1.2 De meest gebruikte commando's bereiken

De installateurinstellingen weergeven
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
2 Ga naar [A]:
De overzichtinstellingen weergeven
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
2 Ga naar [A.8]:
instellingen.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Gev. eindgebrkr.
2 Ga naar [6.4]:
3 Druk langer dan 4seconden op
Gevolg:
4 Als u gedurende meer dan 1 uur NIET op een knop drukt of
opnieuw langer dan 4 seconden op installateurtoegangsniveau terug over naar Eindgebruiker.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Gevorderde eindgebruiker
1 Ga naar het hoofdmenu of naar een van zijn onderliggende
menu's:
2 Druk langer dan 4seconden op
Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Gev. eindgebrkr.
Er verschijnt bijkomende informatie en “+” is toegevoegd op de menutitel. Het gebruikertoegangsniveau zal op Gev. eindgebrkr blijven tot het anders wordt ingesteld.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Eindgebruiker
1 Druk langer dan 4 seconden op
Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Eindgebruiker.
De gebruikersinterface zal naar het standaard beginscherm terugkeren.
> Installateurinstellingen.
> Installateurinstellingen > Overzicht
> Informatie > Gebruikertoegangsniveau.
.
verschijnt op de startpagina's.
drukt, schakelt het
.
.
.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
36
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
01
02 06 0a 0e
00 03
07 0b 0f
0000
04 08 0c
00 01
05 09 0d
15
Overzicht instellingen
Bevestig Aanpassn Scroll
01
02 06 0a 0e
00 03
07 0b 0f
0000
04 08 0c
00 01
05 09 0d
15
Overzicht instellingen
Bevestig
Aanpassn
Scroll
01
02 06 0a 0e
00 03
07 0b 0f
0000
04 08 0c
00 01
05 09 0d
20
Overzicht instellingen
Bevestig
Aanpassn
Scroll
Installateurinstellng
Het systeem wordt opnieuw gestart.
Bevestig Aanpassn
Annul.
OK
15:10
Di
U5: auto adres
Druk 4 sec. voor verder
Synchronisatie
Gegevensafwijk. gedetect. Selecteer een actie:
Gegevens zenden
Bevestig
Aanpassn
Kopiëren starten
Weet u zeker dat u de kopieerfunctie wilt starten?
Annul.
OK
Bevestig Aanpassn
Een overzichtsinstelling wijzigen
Voorbeeld: Wijzig [1‑01] van 15 naar 20.
1 Ga naar [A.8]: > Installateurinstellingen > Overzicht
instellingen.
2 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmend
scherm van het eerste deel van de instelling.
INFORMATIE
Een bijkomende 0-cijferteken is toegevoegd aan het eerste deel van de instelling wanneer u de codes in de overzichtsinstellingen oproept.
Voorbeeld: [1‑01]: “1” zal “01” als gevolg hebben.
3 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmend
tweede deel van de instelling.
1 Wanneer de stroom voor de eerste maal wordt aangezet,
verschijnt op beide gebruikersinterfaces:
2 Druk 4seconden op op de gebruikersinterface waarop u de
snelle wizard wenst uit te voeren. Deze gebruikersinterface is nu de hoofdgebruikersinterface.
INFORMATIE
Tijdens de snelle wizard verschijnt Bezig op de tweede gebruikersinterface en kan deze NIET gebruikt worden.
3 De snelle wizard zal u begeleiden.
4 Voor de goede werking van het systeem moeten de lokale
gegevens op de twee gebruikersinterfaces dezelfde zijn. Indien dit NIET het geval is, verschijnt op beide gebruikersinterfaces:
Gevolg: De waarde die moet gewijzigd worden, is nu opgelicht.
4 Wijzig de waarde met de knoppen en .
5 Herhaal de vorige stappen indien u andere instellingen moet
wijzigen.
6 Druk op om de wijziging van de parameter te bevestigen.
7 Druk in het menu installateurinstellingen op om de
instellingen te bevestigen.
Gevolg: Het systeem zal opnieuw starten.

8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste gebruikersinterface naar de tweede

Als een tweede gebruikersinterface aangesloten is, moet de installateur eerst de volgende instructies uitvoeren om de 2 gebruikersinterfaces goed te configureren.
Deze procedure biedt u tevens de mogelijkheid het stel talen van de eerste gebruikersinterface naar de andere te kopiëren: bijv. van EKRUCBL2 naar EKRUCBL1.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
5 Selecteer de nodige actie:
▪ Gegevens zenden: de gebruikersinterface waarmee u werkt,
bevat de juiste gegevens en de gegevens op de andere gebruikersinterface zullen overschreven worden.
▪ Gegev ontvangen: de gebruikersinterface waarmee u werkt,
bevat NIET de juiste gegevens en de gegevens op de andere gebruikersinterface zullen gebruikt worden om te overschrijven.
6 De gebruikersinterface vraagt te bevestigen dat u verder wilt
gaan.
7 Bevestig de selectie op het scherm door op te drukken en
alle gegevens (talen, programma's, enz.) zullen van de geselecteerde brongebruikersinterface met deze van de andere gebruikersinterface gesynchroniseerd worden.
INFORMATIE
▪ Tijdens het kopiëren kunnen GEEN van beide
bedieningen gebruikt worden.
▪ Het kopiëren kan tot 90minuten duren.
▪ Er wordt geadviseerd om de installateurinstellingen, of
de configuratie van de unit, te wijzigen op de hoofdgebruikersinterface. Anders kan het 5 minuten duren vooraleer deze wijzigingen in de menustructuur zichtbaar worden.
8 Uw systeem is nu ingesteld om met de 2 gebruikersinterfaces
bediend te worden.
37
8 Configuratie
Taal
Gewenste taal selecteren
Bevestig Aanpassn
1 2013
Jan
Di
Bevestig Aanpassn Scroll
Datum
Welke datum is vandaag?
00 : 00
Hoe laat is het nu?
Tijd
Bevestig
Aanpassn
Scroll
A.2 1
Scroll
Selecteren
Systeemlayout
Standaard
Opties Capaciteiten Layout bevestigen
Layout bevestigen
Bevestig de systeem­layout. Het systeem wordt opnieuw gestart en is gereed voor eerste opstartprocedure.
OK
Annul.
Bevestig
Aanpassn

8.1.4 Het stel talen kopiëren van de eerste gebruikersinterface naar de tweede

Zie "8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede"op pagina37.

8.1.5 Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na het voor de eerste maal onder spanning zetten

Als u het systeem voor de eerste maal onder spanning zet, zal u op de gebruikersinterface begeleid worden om de eerste instellingen te doen:
▪ taal,
▪ datum,
▪ tijd,
▪ systeemlayout.
Door de systeemlayout te bevestigen kunt u verder gaan met de installatie en de inbedrijfstelling van het systeem.
1 Telkens wanneer u de spanning AANzet, zal de snelle wizard
starten zolang u de systeemlayout NIET bevestigd hebt, door de taal in te stellen.
5 De gebruikersinterface herinitialiseert zich en u kunt de
installatie voortzetten door de andere van toepassing zijnde instellingen in te stellen en het systeem verder in bedrijf te stellen.
Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zal het systeem een bevestiging vragen. Na deze bevestiging zal het scherm zich kort UITzetten en zal “Bezig” gedurende enkele seconden verschijnen.

8.2 Basisconfiguratie

8.2.1 Snelle wizard: Taal / tijd en datum

# Code Beschrijving
[A.1] Nvt Taal
[1] Nvt Tijd en datum
2 Stel de huidige datum en tijd in.
3 Stel de instellingen van de systeemlayout in: Standaard, Opties,
Capaciteiten. Voor meer details, zie "8.2Basisconfiguratie"op
pagina38.

8.2.2 Snelle wizard: Standaard

De instellingen voor de ruimteverwarming
Het systeem kan een ruimte verwarmen. De instellingen voor de ruimteverwarming moeten in functie van het type van toepassing ingesteld worden.
# Code Beschrijving
[A.2.1.7] [C-07] Unitbestur.methd:
▪ 0 (Besturing AWT) (standaard): De
unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur, ongeacht de werkelijke kamertemperatuur en/of de vraag om de kamer te verwarmen.
▪ 1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op
basis van de externe thermostaat of soortgelijk (bijv. warmtepompconvector).
▪ 2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op
basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
4 Na het configureren, selecteer Layout bevestigen en druk op
.
38
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
b
a
a
# Code Beschrijving
[A.2.1.B] Nvt Alleen als er 2gebruikersinterfaces zijn
(1 in de kamer, 1 bij de binnenunit):
▪ a: Aan de unit
▪ b: In kamer als kamerthermostaat
Loc. gebruik.interface:
▪ 0 (Op unit): de andere
gebruikersinterface wordt automatisch op In de kamer gezet en werkt als kamerthermostaat als Best. kmrthrmst werd geselecteerd.
▪ 1 (In de kamer) (standaard): de
andere gebruikersinterface wordt automatisch op Op unit gezet en werkt als kamerthermostaat als Best. kmrthrmst werd geselecteerd.
# Code Beschrijving
[A.2.1.8] [7-02] Het systeem kan aanvoerwater leveren
aan maximum 2watertemperatuurzones. Het aantal waterzones moet tijdens het configureren ingesteld worden.
Aantal zones AWT:
▪ 0 (1 AWT-zone) (standaard): Slechts
1 aanvoerwatertemperatuurzone. Deze zone wordt de primaire aanvoerwatertemperatuurzone genoemd.
▪ a: Primaire AWT-zone
vervolg >>
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
39
8 Configuratie
a
b
a
b c
d
b c
a b
d
e
f
c
g b
c
# Code Beschrijving
[A.2.1.8] [7-02] << vervolg
▪ 1 (2 AWT-zones):
2 aanvoerwatertemperatuurzones. De zone met de laagste aanvoerwatertemperatuur (in verwarming) wordt de primaire aanvoerwatertemperatuurzone genoemd. De zone met de hoogste aanvoerwatertemperatuur (in verwarming) wordt de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone genoemd. In praktijk bestaat de primaire aanvoerwatertemperatuurzone uit de warmteafgevers met grotere belasting en moet een mengstation geplaatst worden om de gewenste aanvoerwatertemperatuur te bereiken.
# Code Beschrijving
[A.2.1.9] [F-0D] Wanneer de bediening van de
ruimteverwarming via de gebruikersinterface UIT is, is de pomp altijd UIT. Wanneer de regeling van de ruimteverwarming AAN is, kunt u de gewenste pompbedrijfsmodus selecteren (alleen geldig tijdens ruimteverwarming)
Pompbedrijfsmodus:
▪ 0 (Continu): De pomp werkt continu,
ongeacht of de thermo AAN of UIT staat. Opmerking: de continue werking van de pomp vraagt meer energie dan wanneer de pomp alleen werkt als dit gevraagd wordt of wanneer ze bemonstert.
▪ a: Regeling ruimteverwarming
(gebruikersinterface)
▪ b: UIT
▪ c: AAN
▪ d: Werking van de pomp
vervolg >>
▪ a: Secundaire AWT-zone
▪ b: Primaire AWT-zone
# Code Beschrijving
[A.2.1.9] [F-0D] << vervolg
▪ 1 (Monster)(standaard): De pomp
staat AAN als verwarming gevraagd wordt wanneer de aanvoerwatertemperatuur nog NIET de gewenste temperatuur bereikt heeft. Als er een thermo-UIT-staat is, werkt de pomp om de 5minuten om de watertemperatuur te controleren en te kijken of er een vraag naar verwarming nodig is. Opmerking: Bemonsteren is NIET beschikbaar in de externe kamerthermostaatregeling of kamerthermostaatregeling.
▪ a: Regeling ruimteverwarming
(gebruikersinterface)
▪ b: UIT
▪ c: AAN
▪ d: AWT-temperatuur
▪ e: Huidige
▪ f: Gewenste
▪ g: Werking van de pomp
vervolg >>
Uitgebreide handleiding voor de installateur
40
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
a
d
e
b
b
c
b c
c
# Code Beschrijving
[A.2.1.9] [F-0D] << vervolg
▪ 2 (Verzoek): De pomp werkt op
verzoek. Voorbeeld: Door een kamerthermostaat te gebruiken, ontstaat een thermo AAN/UIT­toestand. Als deze vraag er niet is, is de pomp UIT. Opmerking: Verzoek is NIET beschikbaar in de aanvoerwatertemperatuurregeling.
▪ a: Regeling ruimteverwarming
(gebruikersinterface)
▪ b: UIT
▪ c: AAN
▪ d: Vraag voor verwarming (door
externe afstandsthermostaat of kamerthermostaat)
▪ e: Werking van de pomp
Pekelbevriezingstemperatuur
Naargelang het type en de concentratie van het antivriesmiddel in het pekelsysteem, zal de bevriezingstemperatuur verschillen. De volgende parameters stellen de maximale temperatuur voor bevriezingspreventie van de units in. Om temperatuurmeettoleranties toe te laten, MOET de pekelconcentratie bestand zijn tegen een lagere temperatuur dan de gedefinieerde instelling.
Algemene regel: de limiettemperatuur opdat de unit niet zou bevriezen MOET 10°C lager zijn dan de kleinst mogelijke pekelinlaattemperatuur voor de unit.
Voorbeeld: indien de kleinst mogelijke pekelinlaattemperatuur in een bepaalde toepassing 0°C bedraagt, MOET de limiettemperatuur opdat de unit niet zou bevriezen op –10°C of lager worden ingesteld. Hierdoor zou het pekelmengsel boven die temperatuur NIET mogen bevriezen. Om te beletten dat de unit niet zou bevriezen, controleer zorgvuldig het type en de concentratie van de pekel.
# Code Beschrijving
[A.6.9] [A‑04] Vriespunt glycolwater
▪ 0: 0°C
▪ 1: –2°C
▪ 2: –4°C
▪ 3: –6°C
▪ 4: –8°C
▪ 5: –10°C
▪ 6: –12°C
▪ 7 (standaard): –14°C
OPMERKING
De instelling pekelbevriezingstemperatuur kan gewijzigd worden en de uitlezing is ALLEEN juist in [A.6.9] Vriespunt glycolwater na naar menu [A.8] Overzicht instellingen te zijn gegaan.
Deze instelling kan ALLEEN worden gewijzigd en/of opgeslagen en de uitlezing is ALLEEN juist als de communicatie tussen de hydromodule en de compressormodule aanwezig is. De communicatie tussen de hydromodule en de compressormodule wordt NIET gegarandeerd en/of toepasbaar als:
▪ storing “U4” op de gebruikersinterface verschijnt,
▪ de warmtepompmodule is aangesloten op een
elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief wanneer er een stroomonderbreking is en de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ingeschakeld is.
Capaciteitsverhoging
Voor systemen waarbij een hogere capaciteit nodig is, kan de compressorfrequentie worden verhoogd. Merk op dat hogere capaciteit een hoger geluidsniveau met zich meebrengt.
# Code Beschrijving
Nvt [A‑03] Compressorfrequentie
▪ 0 (standaard): normaal
▪ 1: verhoging

8.2.3 Snelle wizard: Opties

De instellingen voor het warm tapwater
De volgende instellingen moeten dienovereenkomstig ingesteld worden.
# Code Beschrijving
Nvt [E-05] Warmtapwaterbedrijf:
▪ 0 (Nee): Nvt
▪ 1 (Ja): Geïnstalleerd. Wijzig deze
instelling NIET.
[A.2.2.A] [D-02] De binnenunit geeft de mogelijkheid om
een ter plaatse te voorziene warm tapwaterpomp (AAN/UIT-type) aan te sluiten. We onderscheiden zijn functie in functie van de installatie en de configuratie op de gebruikersinterface.
Warmtapwaterpomp:
▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd.
▪ 1 (Secund retour): Geïnstalleerd voor
ogenblikkelijk warm water wanneer warm water genomen wordt. De eindgebruiker geeft in wanneer deze warmtapwaterpomp moet werken (wekelijks programma). Deze pomp kan via de binnenunit bediend worden.
▪ 2 (Disinf. shunt): Geïnstalleerd voor
desinfectie. Ze werkt wanneer de desinfectiefunctie van de tank voor warm tapwater werkt. Er hoeven geen verdere instellingen ingesteld te worden.
Zie tevens de afbeeldingen hieronder.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
41
8 Configuratie
c f
b
a
g
c
b
a
d f
e g
Pomp voor warm tapwater geïnstalleerd voor…
Ogenblikkelijk warm water Desinfectie
a Binnenunit b Tank c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien) d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien) e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien)
g Koud water
Thermostaten en externe sensoren
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk als de regeling van de aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van de unit is INgeschakeld.
Raadpleeg "5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen"op pagina9.
# Code Beschrijving
[A.2.2.4] [C-05] Primair contact
In de regeling via een externe kamerthermostaat moet het contacttype van de optionele kamerthermostaat of warmtepompconvector voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen"op pagina9.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT): De aangesloten
externe kamerthermostaat of warmtepompconvector stuurt de vraag naar verwarming door via het zelfde signaal, omdat het slechts op 1digitale input (voorbehouden voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone) op de binnenunit (X2M/1) is aangesloten. Selecteer deze waarde in het geval van een aansluiting op de warmtepompconvector (FWXV).
[A.2.2.5] [C-06] Sec. contact
Voor de regeling via externe kamerthermostaten met 2aanvoerwatertemperatuurzones moet het type van de optionele kamerthermostaat voor de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen"op pagina9.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT): Zie Primair
contact. Aangesloten op de binnenunit (X2M/1a).
# Code Beschrijving
[A.2.2.B] [C-08] Extrn sensor
Als een optionele externe omgevingssensor is aangesloten, moet het type van de sensor ingesteld worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina9.
▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd. De thermistor in de gebruikersinterface en deze in de warmtepompmodule worden gebruikt om metingen uit te voeren.
▪ 2 (Kamersensor): Geïnstalleerd. De
temperatuursensor in de gebruikersinterface wordt NIET meer gebruikt. Opmerking: Deze waarde heeft alleen een betekenis in de kamerthermostaatregeling.
Digitale I/O-printplaat
Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als de optionele digitale I/O-printplaat geplaatst wordt. De digitale I/O-printplaat heeft veel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie "5Richtlijnen
met betrekking tot mogelijke toepassingen"op pagina9.
# Code Beschrijving
[A.2.2.6.1] [C-02] Ext BUH bron
Geeft aan dat de ruimteverwarming ook door een andere warmtebron dan het systeem uitgevoerd wordt.
▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd.
▪ 1 (Bivalent): Geïnstalleerd. De extra
ketel (gasketel, oliebrander) zal werken wanneer de buitenomgevingstemperatuur laag is. Tijdens de bivalente werking is de warmtepomp UIT. Stel deze waarde in wanneer een extra ketel gebruikt wordt. Zie "5 Richtlijnen met
betrekking tot mogelijke toepassingen"op pagina9.
[A.2.2.6.3] [C-09] Alarm-output
Geef de logica aan van de alarm-output op de digitale I/O-printplaat tijdens een storing.
▪ 0 (Normaal open) (standaard): De
alarmuitgang wordt geactiveerd wanneer zich een alarm voordoet. Door deze waarde in te stellen wordt een verschil gemaakt tussen een storing en het detecteren van een stroomonderbreking van de unit.
▪ 1 (Norm. gesloten): De alarmuitgang
wordt NIET geactiveerd wanneer zich een alarm voordoet.
De alarm-outputlogica
[C-09] Alarm Geen alarm Geen voeding
naar de unit
0 (standaard) Gesloten
Open uitgang Open uitgang
uitgang
1 Open uitgang Gesloten
uitgang
Uitgebreide handleiding voor de installateur
42
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
Vraag-printplaat
De vraag-printplaat wordt gebruikt om het besturing energieverbruik via digitale inputs te regelen. Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina9.
# Code Beschrijving
[A.2.2.7] [D-04] Vraag-printplaat
Geef aan dat de optionele vraag­printplaat geplaatst werd.
▪ 0 (Nee) (standaard)
▪ 1 (Best. energ.vbr)
De energiemeting
Als de energiemeting via externe energiemeters gebeurt, configureer de instellingen dan zoals hierna beschreven. Selecteer de pulsfrequentieoutput van elke energiemeter conform de specificaties van de energiemeters. Er kunnen (tot 2) energiemeters met verschillende pulsfrequenties aangesloten worden. Als slechts 1energiemeter of zelfs geen energiemeter wordt gebruikt, selecteer dan Nee om aan te geven dat de overeenstemmende pulsinput NIET gebruikt wordt.
# Code Beschrijving
[A.2.2.8] [D‑08] Optionele externe kWh-meter1:
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd
▪ 1: Geïnstalleerd (0,1impuls/kWh)
▪ 2: Geïnstalleerd (1impuls/kWh)
▪ 3: Geïnstalleerd (10impuls/kWh)
▪ 4: Geïnstalleerd (100impuls/kWh)
▪ 5: Geïnstalleerd (1000impuls/kWh)
[A.2.2.9] [D‑09] Optionele externe kWh-meter2:
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd
▪ 1: Geïnstalleerd (0,1impuls/kWh)
▪ 2: Geïnstalleerd (1impuls/kWh)
▪ 3: Geïnstalleerd (10impuls/kWh)
▪ 4: Geïnstalleerd (100impuls/kWh)
▪ 5: Geïnstalleerd (1000impuls/kWh)

8.2.5 De regeling van de ruimteverwarming

De vereiste instellingen om de ruimteverwarming van uw systeem te configureren worden in dit hoofdstuk beschreven. De weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parameters voor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur. Lage buitentemperaturen zorgen voor warmer water en omgekeerd. In de weersafhankelijke werking kan de gebruiker de streeftemperatuur van het water met maximum 5°C verhogen of verlagen.
Zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker en/of de gebruiksaanwijzing voor meer details over deze functie.
Aanvoerwatertemperatuur: Primaire zone
# Code Beschrijving
[A.3.1.1.1] Nvt AWT inst modus:
▪ Absoluut: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ Weersafh (standaard): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
vervolg >>

8.2.4 Snelle wizard: Capaciteiten (energiemeting)

De capaciteiten van alle elektrische verwarmingen moeten voor de energiemeting en/of de regeling van het besturing energieverbruik ingesteld worden om goed te werken. Door de weerstand van elk verwarmingstoestel te meten, kunt u de exacte capaciteit van elk verwarmingstoestel instellen en zodoende meer nauwkeurige energiegegevens hebben.
# Code Beschrijving
[A.2.3.2] [6-03] BUH: stap 1: De capaciteit van de eerste
stap van de back-upverwarming aan nominale spanning. Nominale waarde 3kW. Standaard: 3kW.
Gebied: 0~10kW (in stappen van 0,2kW)
[A.2.3.3] [6-04] BUH: stap 2: Het verschil in capaciteit
tussen de tweede en de eerste stap van de back-upverwarming. Standaard: 3kW.
Gebied: 0~10kW (in stappen van 0,2kW)
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
43
8 Configuratie
[1-03]
[1-02]
T
a
T
t
[1-00] [1-01]
# Code Beschrijving
[A.3.1.1.1] Nvt << vervolg
▪ Abs+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties bestaan uit gewenste omschakelingsacties, die of voorgeprogrammeerd of op maat zijn.
Opmerking: Deze waarde kan alleen in de aanvoerwatertemperatuurregeling ingesteld worden.
▪ Weersafh+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties bestaan uit gewenste aanvoerwatertemperaturen die of voorgeprogrammeerd, of aangepast zijn
Opmerking: Deze waarde kan alleen in de aanvoerwatertemperatuurregeling ingesteld worden.
# Code Beschrijving
[7.7.1.1] [1-00]
Weersafhank verwarm instellen:
[1-01]
[1-02]
[1-03]
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(primair)
▪ Ta: Buitentemperatuur
vervolg >>
# Code Beschrijving
[7.7.1.1] [1-00]
[1-01]
[1-02]
[1-03]
<< vervolg
▪ [1-00]: Lage
buitenomgevingstemperatuur. – 40°C~+5°C (standaard: –20°C)
▪ [1-01]: Hoge
buitenomgevingstemperatuur. 10°C~25°C (standaard: 15°C)
▪ [1-02]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of eronder valt. Gebied: [9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 60°C). Opmerking: Deze waarde moet hoger zijn dan [1-03], omdat bij lage buitentemperaturen warmer water nodig is.
▪ [1-03]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of erover komt. Gebied: [9‑01]°C~min(45, [9‑00])°C (standaard: 25°C). Opmerking: Deze waarde moet lager zijn dan [1-02], omdat bij hoge buitentemperaturen minder warm water nodig is.
De aanvoerwatertemperatuur: Secundaire zone
Alleen van toepassing als er 2aanvoerwatertemperatuurzones zijn.
# Code Beschrijving
[A.3.1.2.1] Nvt AWT inst modus:
▪ Absoluut: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ Weersafh (standaard): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
vervolg >>
Uitgebreide handleiding voor de installateur
44
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
[0-00]
[0-01]
T
a
T
t
[0-03] [0-02]
# Code Beschrijving
[A.3.1.2.1] Nvt << vervolg
▪ Abs+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties zijn AAN of UIT.
Opmerking: Deze waarde kan alleen in de aanvoerwatertemperatuurregeling ingesteld worden.
▪ Weersafh+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties zijn AAN of UIT.
Opmerking: Deze waarde kan alleen in de aanvoerwatertemperatuurregeling ingesteld worden.
# Code Beschrijving
[7.7.2.1] [0-00]
Weersafhank verwarm instellen:
[0-01]
[0-02]
[0-03]
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(secundair)
▪ Ta: Buitentemperatuur
vervolg >>
# Code Beschrijving
[7.7.2.1] [0-00]
[0-01]
[0-02]
[0-03]
<< vervolg
▪ [0-03]: Lage
buitenomgevingstemperatuur. – 40°C~+5°C (standaard: –20°C)
▪ [0-02]: Hoge
buitenomgevingstemperatuur. 10°C~25°C (standaard: 15°C)
▪ [0-01]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of eronder valt. Gebied: [9‑05]°C~[9‑06]°C (standaard: 60°C). Opmerking: Deze waarde moet hoger zijn dan [0-00], omdat bij lage buitentemperaturen warmer water nodig is.
▪ [0-00]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of erover komt. Gebied: [9‑05]°C~min(45, [9‑06])°C (standaard: 25°C). Opmerking: Deze waarde moet lager zijn dan [0-01], omdat bij hoge buitentemperaturen minder warm water nodig is.
Aanvoerwatertemperatuur: Delta T bron
Het temperatuurverschil voor het retourwater en het aanvoerwater. De unit is ontworpen om vloerverwarming te ondersteunen. De aanbevolen aanvoerwatertemperatuur (ingesteld via de gebruikersinterface) voor vloerverwarmingslussen bedraagt 35°C. In dat geval wordt de unit aangestuurd om een temperatuurverschil van 5°C te bekomen, wat betekent dat de temperatuur van het retourwater naar de unit ongeveer 30°C bedraagt. Afhankelijk van de geplaatste toepassing (radiatoren, warmtepompconvectoren, vloerverwarmingslussen) of de situatie kan het temperatuurverschil tussen het retourwater en het aanvoerwater gewijzigd worden. Merk op dat de pomp haar debiet zal regelen om de Δt constant te behouden.
# Code Beschrijving
[A.3.1.3.1] [9-09] Verwarming: vereist
temperatuurverschil tussen retour- en aanvoerwater. Gebied: 3°C~10°C (in stappen van 1°C; standaardwaarde: 8°C).
Specifiek voor installaties die hogere watertemperaturen vereisen (bijv. radiatoren)
Instelpunt vooraanvoerwatertemperatuur>55°C
Zodra hetinstelpunt voor de aanvoerwatertemperatuur >55°C is, is Δt geen constante meer die wordt bepaald door de lokale instelling [9‑09] (standaard 8°C), maar lineair in functie vanhetinstelpunt.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
45
4
14
°C
T
t
55 65
Δt
≤65
≤60
bT
t
f
2
1
3
a c
d
e
a
+[8-06]
−[8-06]
b
T
a
T
t
8 Configuratie
Δt Temperatuurverschil
TtEindaanvoerwatertemperatuur (primair)
Instelpunt vooraanvoerwatertemperatuur>60°C
Tot instelpunt aanvoerwatertemperatuur 60°C kan de warmtepomp deze temperatuur verzorgen. Als u instelpunten aanvoerwatertemperatuur >60°C nodig hebt, zorgt de back-upverwarming voor de ondersteuning om de gewenste temperatuur te bereiken. Ondersteuning door de back­upverwarmingen is ALLEEN mogelijk wanneer de omgevingstemperatuur lager dan de evenwichtstemperatuur is.
a Water van warmteafgevers b Condensor c Aanvoerwater komende van condenser d Back-upverwarming e Aanvoerwater
f Waterdebiet 1 Door warmtepomp 2 Door back-upverwarming 3 Temperatuurverschil
TtEindaanvoerwatertemperatuur (primair)
Om het stroomverbruik te minimaliseren, probeert de warmtepomp ALTIJD de maximale aanvoerwatertemperatuur van 60°C te bereiken. Het resterende deel wordt door de back-upverwarming verzorgd.
De aanvoerwatertemperatuur: Modulatie
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. Wanneer de kamerthermostaatfunctie gebruikt wordt, moet de gebruiker de gewenste kamertemperatuur instellen. De unit zal warm water aan de warmteafgevers leveren en de kamer zal verwarmd worden. Daarbij moet ook de gewenste aanvoerwatertemperatuur geconfigureerd worden: wanneer de aanpassing aangezet wordt, zal de unit de gewenste aanvoerwatertemperatuur automatisch berekenen (op basis van voorgeprogrammeerde temperaturen, als weersafhankelijk werd geselecteerd, zal de aanpassing gebeuren op basis van de gewenste weersafhankelijke temperaturen); wanneer de aanpassing uitgezet wordt, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface instellen. Bovendien wordt, met ingeschakelde aanpassing, de gewenste aanvoerwatertemperatuur verlaagd of verhoogd in functie van de gewenste kamertemperatuur en het verschil tussen de werkelijke en de gewenste kamertemperatuur. Dit resulteert in volgende zaken:
▪ stabiele kamertemperaturen die exact overeenkomen met de
▪ minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
Uitgebreide handleiding voor de installateur
46
gewenste temperatuur (hoger niveau van comfort)
effectiviteit)
▪ zo laag mogelijke watertemperaturen om met de gewenste
temperatuur overeen te stemmen (grotere effectiviteit)
# Code Beschrijving
[A.3.1.1.5] [8-05] Aangepaste AWT:
▪ 0 (Nee) (standaard): uitgeschakeld.
Opmerking: De gewenste aanvoerwatertemperatuur moet op de gebruikersinterface ingesteld worden.
▪ 1 (Ja): ingeschakeld. De
aanvoerwatertemperatuur wordt berekend op basis van het verschil tussen de gewenste kamertemperatuur en de werkelijke kamertemperatuur. Dit zorgt voor een betere overeenkomst tussen de capaciteit van dewarmtepomp en de werkelijk benodigde capaciteit, waardoor er minder dikwijls moet worden gestart en gestopt en het systeem aldus zuiniger werkt. Opmerking: De gewenste aanvoerwatertemperatuur kan alleen op de gebruikersinterface gelezen worden
Nvt [8-06] Maximummodulatie van de
aanvoerwatertemperatuur:
0°C~10°C (standaard: 3°C)
Heeft modulatie nodig om te kunnen worden ingeschakeld.
Dit is de waarde waarbij de gewenste aanvoerwatertemperatuur wordt verhoogd of verlaagd.
INFORMATIE
Wanneer modulatie van de aanvoerwatertemperatuur is ingeschakeld, moet de weersafhankelijke curve hoger worden ingesteld dan [8-06] plus het instelpunt van de minimum aanvoerwatertemperatuur nodig om een stabiele toestand voor het comfortinstelpunt voor de kamer te bekomen. Voor meer efficiëntie kan modulatie het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur verlagen. Door de weersafhankelijke curve hoger te plaatsen kan deze verlaging niet onder het minimuminstelpunt vallen. Zie onderstaande afbeelding.
a Weersafhankelijke curve b Instelpunt minimum aanvoerwatertemperatuur vereist om
een stabiele toestand te bekomen voor het comfortinstelpunt voor de kamer.
Aanvoerwatertemperatuur: Afgiftesysteem
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. Afhankelijk van het systeemwatervolume en het type van warmteafgiftesystemen kan het langer duren om een ruimte te verwarmen. Deze instelling kan een langzaam of een snel verwarmingssysteem compenseren tijdens de verwarmcyclus.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
Opmerking: De instelling van het afgiftesysteem zal invloed hebben
op de maximumaanpassing van de gewenste aanvoerwatertemperatuur en de mogelijkheid om op basis van de binnenomgevingstemperatuur automatisch tussen verwarming om te schakelen.
Het is daarom belangrijk deze waarde correct in te stellen.
# Code Beschrijving
[A.3.1.1.7] [9-0B] Afgiftesysteem:
Reactietijd van het systeem:
▪ 0 (Snel) (standaard)
Voorbeeld: Klein watervolume en kleine ventilatorconvectoren.
▪ 1 (Langzaam)
Voorbeeld: Groot watervolume, grote vloerverwarminglussen.

8.2.6 Het warm tapwater regelen

Alleen van toepassing wanneer een optionele tank voor warm tapwater geplaatst werd.
De gewenste tanktemperatuur configureren
Het warm tapwater kan op 3verschillende manieren bereid worden. Deze manieren verschillen onderling door de manier waarop de gewenste tanktemperatuur ingesteld wordt en hoe de unit hierop reageert.
# Code Beschrijving
[A.4.1] [6-0D] Warm tapwater Instelpuntstand:
▪ 0 (Uitsl warmhoudn): Enkel
warmhouden is toegestaan.
▪ 1 (Warmh + gprog) (standaard): De
tank voor warm tapwater wordt opgewarmd volgens een programma en tussen de geplande opwarmcycli, het warmhouden is toegestaan.
▪ 2 (Uitsl geprog): De tank voor warm
tapwater kan ALLEEN volgens een programma opgewarmd worden.
Zie "8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd" op pagina 51 voor meer informatie.
INFORMATIE
De kans bestaat dat er te weinig
ruimteverwarmingscapaciteit is en er dus
comfortproblemen voorkomen (wanneer regelmatig warm
tapwater bereid wordt of regelmatig langdurige
ruimteverwarmingsonderbrekingen zich voordoen) bij het
selecteren van [6‑0D]=0 ([A.4.1] Warm tapwater
Instelpuntstand=Uitsl warmhoudn).
Instelpunt voor demaximumwarmtapwatertemperatuur
De maximumtemperatuur die gebruikers kunnen selecteren voor het warm tapwater. U kunt deze instelling gebruiken om de temperaturen uit de warmwaterkranen te beperken.
INFORMATIE
Tijdens de desinfectie van de warmtapwatertank kan de
warmtapwatertemperatuur deze maximumtemperatuur
overtreffen.
INFORMATIE
Beperk de maximumtemperatuur van het warm water
volgens de geldende wetgeving.
# Code Beschrijving
[A.4.5] [6-0E] Maximaal instelpunt
De maximumtemperatuur die gebruikers kunnen selecteren voor het warm tapwater. U kunt deze instelling gebruiken om de temperatuur uit de warmwaterkranen te beperken.
Gebied: 40°C~60°C (standaard: 60°C)
De maximumtemperatuur wordt NIET toegepast tijdens de desinfectiefunctie. Zie desinfectiefunctie.

8.2.7 Contact/helpdesknummer

# Code Beschrijving
[6.3.2] Nvt Nummer waarnaar gebruikers kunnen
bellen wanneer problemen zich voordoen.

8.3 De geavanceerde configuratie/ optimalisatie

8.3.1 De ruimteverwarming: geavanceerd

De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur
U kunt voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen bepalen:
▪ economisch (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuur
zorgt ervoor dat het energieverbruik het laagst is)
▪ comfort (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuur
zorgt ervoor dat het energieverbruik het hoogst is).
Voorgeprogrammeerde waarden zorgen ervoor dat de zelfde waarde gemakkelijk in het programma gebruikt kan worden of dat de gewenste aanvoerwatertemperatuur gemakkelijk aan de kamertemperatuur aangepast kan worden (zie modulatie). Indien u later de waarde wilt wijzigen, hoeft u dit maar op één plaats te doen. Afhankelijk van het feit of de gewenste aanvoerwatertemperatuur al dan niet weersafhankelijk is, moet de absolute gewenste aanvoerwatertemperatuur ingesteld worden of de gewenste omschakelwaarden.
OPMERKING
De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen kunnen ALLEEN voor de primaire zone gebruikt worden, omdat het programma voor de secundaire zone uit AAN/ UIT-acties bestaat.
OPMERKING
Selecteer voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen die overeenstemmen met de kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers om het evenwicht tussen de gewenste kamertemperatuur en aanvoerwatertemperatuur te bewaren.
# Code Beschrijving
Voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone wanneer NIET weersafhankelijk
[7.4.2.1] [8-09] Comfort (verwarming)
[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 55°C)
[7.4.2.2] [8-0A] Eco (verwarming)
[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 45°C)
Voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur (omschakelwaarde) voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone wanneer weersafhankelijk
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
47
8 Configuratie
T
t
T
A
R
L
0°C
T
t
T
A
R
L
0°C
a b
# Code Beschrijving
[7.4.2.5] Nvt Comfort (verwarming)
–10°C~+10°C (standaard: 0°C)
[7.4.2.6] Nvt Eco (verwarming)
–10°C~+10°C (standaard: –2°C)
De temperatuurbereiken (aanvoerwatertemperaturen)
Deze instelling dient om te voorkomen dat een verkeerde aanvoerwatertemperatuur (nl. te warm) geselecteerd zou worden. Hiervoor kan het beschikbare bereik voor de gewenste verwarmingstemperaturen geconfigureerd worden.
OPMERKING
Bij een toepassing met vloerverwarming is het belangrijk om de maximale uitlaatwatertemperatuur bij het verwarmen te beperken volgens de specificaties van de vloerverwarmingsinstallatie.
OPMERKING
▪ Wanneer de bereiken voor de
aanvoerwatertemperaturen aangepast worden, moeten ook alle gewenste aanvoerwatertemperaturen aangepast worden, zodat ze binnen de grenswaarden blijven.
▪ Zorg steeds voor een evenwicht tussen de gewenste
aanvoerwatertemperatuur met de gewenste kamertemperatuur en/of de capaciteit (in functie van de kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers). De gewenste aanvoerwatertemperatuur is het resultaat van verschillende instellingen (voorgeprogrammeerde waarden, omschakelwaarden, weersafhankelijke curven, aanpassing). Bijgevolg kunnen te hoge of te lage aanvoerwatertemperaturen overtemperaturen of gebrek aan capaciteit veroorzaken. Door het bereik van de aanvoerwatertemperaturen te beperken tot geschikte waarden (afhankelijk van de warmteafgever) kunnen dergelijke situaties vermeden worden.
Voorbeeld: Stel de minimumaanvoerwatertemperatuur in op 28°C om te vermijden dat de kamer NIET opgewarmd kan worden: aanvoerwatertemperaturen moeten voldoende hoger zijn dan de kamertemperaturen (in verwarming).
# Code Beschrijving
[A.3.1.2.2.1] [9-05] Minimumtemp (verwarm)
15°C~37°C (standaard: 24°C)
De temperatuuroverregeling voor de aanvoerwatertemperatuur
Deze functie bepaalt hoeveel de watertemperatuur boven de gewenste aanvoerwatertemperatuur mag stijgen vooraleer de compressor stopt. De compressor zal opnieuw starten wanneer de aanvoerwatertemperatuur tot onder de gewenste aanvoerwatertemperatuur zakt.
# Code Beschrijving
Nvt [9-04] 1°C~4°C (standaard: 1°C)
De aanvoerwatertemperatuur rond 0°C compenseren
Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 0°C bedraagt, wordt plaatselijk de gewenste aanvoerwatertemperatuur hoger tijdens het verwarmen. Deze compensatie kan geselecteerd worden wanneer een absolute of weersafhankelijke gewenste temperatuur gebruikt wordt (zie de afbeelding hieronder). Gebruik deze instelling om mogelijke warmteverliezen van het gebouw te compenseren wanneer de buitentemperatuur rond de 0°C draait (bijv. in koude streken).
a Absoluut gewenste aanvoerwatertemperatuur b Weersafhankelijke gewenste aanvoerwatertemperatuur
TAOmgevingstemperatuur (°C)
TtGewenste aanvoerwatertemperatuur
# Code Beschrijving
Nvt [D-03] ▪ 0 (uitgeschakeld) (standaard)
▪ 1 (geactiveerd) L=2°C,
R=4°C (−2°C<TA<2°C)
▪ 2 (geactiveerd) L=4°C,
R=4°C (−2°C<TA<2°C)
▪ 3 (geactiveerd) L=2°C,
R=8°C (−4°C<TA<4°C)
▪ 4 (geactiveerd) L=4°C,
R=8°C (−4°C<TA<4°C)
Het gebied van de aanvoerwatertemperaturen van de primaire aanvoerwatertemperatuurzone (= de aanvoerwatertemperatuurzone met de laagste aanvoerwatertemperatuur voor verwarming)
[A.3.1.1.2.2] [9-00] Maximumtemp (verwarm)
[A.3.1.1.2.1] [9-01] Minimumtemp (verwarm)
Het gebied van de aanvoerwatertemperaturen van de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone (= de aanvoerwatertemperatuurzone met de hoogste aanvoerwatertemperatuur voor verwarming)
[A.3.1.2.2.2] [9-06] Maximumtemp (verwarm)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
48
# Code Beschrijving
37°C~65°C (standaard: 65°C)
15°C~37°C (standaard: 24°C)
37°C~65°C (standaard: 65°C)
Maximummodulatie van de aanvoerwatertemperatuur
Alleen van toepassing in kamerthermostaatregeling en wanneer modulatie is ingeschakeld. De maximummodulatie (= afwijking) van bijv. 3°C voor de gewenste aanvoerwatertemperatuur bepaald op basis van het verschil tussen de werkelijke kamertemperatuur en de gewenste kamertemperatuur betekent dat de gewenste aanvoerwatertemperatuur met 3°C verhoogd of verlaagd kan worden. Deze modulatie vergroten zorgt voor betere prestaties (minder AAN/UIT, sneller verwarmen), maar er moet steeds en afhankelijk van de warmteafgever een evenwicht zijn (raadpleeg de kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers) tussen de gewenste aanvoerwatertemperatuur en de gewenste kamertemperatuur.
# Code Beschrijving
Nvt [8-06] 0°C~10°C (standaard: 3°C)
De temperatuurbereiken (kamertemperatuur)
Alleen van toepassing in kamerthermostaatregeling. Om energie te besparen door te beletten dat de kamer teveel verwarmd wordt, kunt u het gebied van de kamertemperatuur beperken.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
[
9-0C
]
a
b
c
d
OPMERKING
Wanneer de bereiken voor de kamertemperaturen aangepast worden, moeten ook alle gewenste kamertemperaturen aangepast worden, zodat ze binnen de grenswaarden blijven.
# Code Beschrijving
Kamertemp.bereik
[A.3.2.1.2] [3-06] Maximumtemp (verwarm)
18°C~30°C (standaard: 30°C)
[A.3.2.1.1] [3-07] Minimumtemp (verwarm)
12°C~18°C (standaard: 12°C)
De kamertemperatuurstap
Alleen van toepassing in kamerthermostaatregeling en als de temperatuur in °C wordt weergegeven.
# Code Beschrijving
[A.3.2.4] Nvt Kamertemp. stap
▪ 1°C (standaard). De gewenste
kamertemperatuur op de gebruikersinterface kan in stappen van 1°C ingesteld worden.
▪ 0,5°C. De gewenste
kamertemperatuur op de gebruikersinterface kan in stappen van 0,5°C ingesteld worden. De werkelijke kamertemperatuur wordt met een nauwkeurigheid van 0,1°C weergegeven.
De kamertemperatuurhysteresis
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. De hysteresisband rond de gewenste kamertemperatuur is instelbaar. Daikin adviseert de kamertemperatuurhysteresis NIET te wijzigen, aangezien deze is ingesteld voor een optimaal gebruik van het systeem.
# Code Beschrijving
[A.3.2.3] [2-09] –5°C~5°C, stap 0,5°C (standaard: 0°C)
Vorstbescherming kamer
Vorstbescherming kamer zorgt ervoor dat het nooit te koud wordt in de kamer. Deze instelling gedraagt zich verschillend afhankelijk van de ingestelde manier om de unit te regelen ([C‑07]). Voer acties uit volgens onderstaande tabel:
Manier om de unit te regelen
Vorstbescherming kamer
([C‑07])
Regeling via kamerthermostaat ([C‑07]=2)
Sta de kamerthermostaat toe te zorgen voor Vorstbescherming kamer:
▪ Zet [2‑06] op “1”
▪ Stel de vorstbeschermende
kamertemperatuur in ([2‑05]).
Regeling via externe kamerthermostaat ([C‑07]=1)
Sta de externe kamerthermostaat toe te zorgen voor Vorstbescherming kamer:
▪ Draai de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur AAN.
▪ Zet automatische noodstop
([A.5.1.2]) op “1”.
Regeling via de aanvoerwatertemperatuur
Vorstbescherming kamer is NIET gegarandeerd.
([C‑07]=0)
INFORMATIE
Indien er zich een U4-storing voordoet, is vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
Raadpleeg onderstaande paragrafen voor gedetailleerde informatie over Vorstbescherming kamer tegenover de van toepassing zijnde manier waarop de unit wordt geregeld.
[C‑07]=2: regeling via kamerthermostaat
a Kamertemperatuur
b Werkelijke kamertemperatuur
c Gewenste kamertemperatuur
d Tijd
# Code Beschrijving
Nvt [9-0C] 1°C~6°C (standaard: 1°C)
De kamertemperatuurafwijking
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. U kunt de (externe) kamertemperatuursensor ijken. U kunt een afwijking instellen op de waarde van de kamerthermistor gemeten door de gebruikersinterface of door een externe kamersensor. De instellingen kunnen gebruikt worden om situaties te compenseren waarin de gebruikersinterface of externe kamersensor niet op de ideale plaats geplaatst kan worden (zie de installatiehandleiding en/of de uitgebreide handleiding voor de installateur).
# Code Beschrijving
Kamertemp.afwijking: Afwijking op de werkelijke kamertemperatuur gemeten op de sensor van de gebruikersinterface.
[A.3.2.2] [2-0A] –5°C~5°C, stap 0,5°C (standaard: 0°C)
Afwijk. ext. kamersensor: Alleen van toepassing als de optie met externe kamersensor geplaatst en geconfigureerd werd (zie [C-08])
Wanneer de regeling via de kamerthermostaat gebeurt, wordt vorstbescherming kamer gegarandeerd, zelfs wanneer de startpagina van de kamertemperatuur op de gebruikersinterface UIT is. Wanneer Vorstbescherming kamer ([2‑06]) ingeschakeld is en de kamertemperatuur onder de vorstbeschermende kamertemperatuur ([2‑05]) valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers leiden om de kamer opnieuw op te warmen.
# Code Beschrijving
Nvt [2-06] Vorstbescherming kamer
▪ 0: uitgeschakeld (standaard)
▪ 1: geactiveerd
Nvt [2-05] Vorstbeschermende kamertemperatuur
4°C~16°C (standaard: 12°C)
INFORMATIE
Indien er zich een U5-storing voordoet:
▪ wanneer 1 gebruikersinterface aangesloten is, wordt
vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd,
▪ wanneer 2 gebruikersinterfaces aangesloten zijn en de
tweede gebruikersinterface, die gebruikt wordt om de kamertemperatuur te regelen, losgekoppeld is (door een foute bedrading of een beschadigde kabel), wordt de vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
49
8 Configuratie
OPMERKING
Als Noodgeval op Handm ([A.5.1.2]=0) is ingesteld en de unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal de gebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft vorstbescherming kamer ingeschakeld.
[C‑07]=1: regeling via externe kamerthermostaat
Wanneer de regeling via een externe kamerthermostaat gebeurt, wordt Vorstbescherming kamer gegarandeerd door de externe kamerthermostaat, op voorwaarde dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface AAN is en de instelling van de automatische noodstop ([A.5.1.2]) op “1” staat.
Bovendien is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:
Indien… …dan geldt het volgende:
Eén aanvoerwatertemperatuurzone
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur UIT is en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal 5°C lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur AAN is, de externe kamerthermostaat “Thermo UIT” is en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal 5°C lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur AAN is en de externe kamerthermostaat “Thermo AAN” is, wordt Vorstbescherming kamer gegarandeerd door de normale logica.
Indien… …dan geldt het volgende:
Twee aanvoerwatertemperatuurzones
OPMERKING
Om toch een (beperkte) vorstbescherming te hebben, MOET de automatische noodstop op Automatisch worden ingesteld ([A.5.1.2]=1).
[C‑07]=0: regeling via de aanvoerwatertemperatuur
Indien de regeling via de aanvoerwatertemperatuur gebeurt, wordt Vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd. Bovendien, als [2‑06] op “1” staat, is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur UIT is
en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal 5°C lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur AAN is,
zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen volgens de normale logica.
OPMERKING
Om toch een (beperkte) vorstbescherming te hebben, MOET de automatische noodstop op Automatisch worden ingesteld ([A.5.1.2]=1).
Afsluiter
Het volgende is alleen van toepassing in het geval van 2 aanvoerwatertemperatuurzones.
De output van de afsluiter (deze in de primaire aanvoerwatertemperatuurzone) kan geconfigureerd worden.
Thermo AAN/UIT: de afsluiter sluit, afhankelijk van [F0B] wanneer er geen vraag is om de kamer te verwarmen en/of te koelen in de primaire zone. Activeer deze instelling om:
▪ te vermijden dat aanvoerwater naar de warmteafgevers in de
primaire AWT-zone zou geleid worden (via het mengklepstation) wanneer er een verzoek van de secundaire AWT-zone is.
▪ de AAN/UIT-pomp van het mengklepstation alleen te activeren
wanneer er een vraag is. Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina9.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur UIT is en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal 5°C lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur AAN is en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal 5°C lager worden gezet.
50
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
# Code Beschrijving
[A.3.1.1.6.1] [F-0B] De afsluiter:
▪ 0 (Nee)(standaard): wordt NIET
beïnvloed door een vraag naar verwarming.
▪ 1 (Ja): sluit wanneer er een GEEN
vraag naar verwarming is.
INFORMATIE
De instelling [F‑0B] is alleen geldig als er een vraag­instelling van een thermostaat of externe kamerthermostaat is (NIET als instelling voor aanvoerwatertemperatuur).
Werkingsgebied
De bediening van de unit in ruimteverwarming wordt verboden naargelang de gemiddelde buitentemperatuur.
UIT-tmp verwrm kamer: Wanneer de gemiddelde buitentemperatuur hoger wordt dan deze waarde, wordt de ruimteverwarming UITgezet om oververwarming te vermijden.
# Code Beschrijving
[A.3.3.1] [4-02] 14°C~35°C (standaard: 35°C)

8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd

Voorgeprogrammeerde tanktemperaturen
Alleen van toepassing als de bereiding van warm tapwater gepland is of gepland + warmhouden.
U kunt voorgeprogrammeerde tanktemperaturen bepalen:
▪ opslag economisch
▪ opslag comfort
▪ warmhouden
▪ warmhoudenhysteresis
Voorgeprogrammeerde waarden maken het gebruik van de zelfde waarde in het programma gemakkelijk. Als u later de waarde wilt veranderen, hoeft u dit slechts op 1 plaats te doen (zie tevens de gebruiksaanwijzing en/of de uitgebreide handleiding voor de gebruiker).
Opslag comfort
Bij het programmeren van het programma kunt u gebruik maken van de tanktemperaturen ingesteld als voorgeprogrammeerde waarden. De tank zal dan opwarmen tot deze temperatuurinstelpunten bereikt zijn. Daarbij kan tevens een opslagstop geprogrammeerd worden. Dit zorgt ervoor dat de tank stopt met opwarmen zelfs wanneer het instelpunt NIET werd bereikt. Programmeer alleen een opslagstop wanneer tankverwarming absoluut niet gewenst wordt.
# Code Beschrijving
[7.4.3.1] [6-0A] 30°C~[6‑0E]°C (standaard: 60°C)
▪ in warmhoudenstand van gepland + warmhoudenstand: De
gegarandeerde minimumtanktemperatuur wordt ingesteld door T
–[6‑08], wat [6‑0C] of het weersafhankelijk instelpunt, min de
OFF
warmhoudenhysteresis. Indien de tanktemperatuur onder deze waarde valt, wordt de tank opgewarmd.
# Code Beschrijving
[7.4.3.3] [6-0C] 30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:
45°C)
Warmhoudenhysteresis
Alleen van toepassing als de bereiding van warm tapwater gepland is + warmhouden.
# Code Beschrijving
Nvt [6-08] 2°C~20°C (standaard: 10°C)
Weersafhankelijk
De weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parameters voor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer de weersafhankelijke werking actief is, wordt de gewenste tanktemperatuur automatisch bepaald in functie van de gemiddelde buitentemperatuur: lage buitentemperaturen zorgen voor hogere gewenste tanktemperaturen, omdat dan het water uit de koudwaterkranen kouder is, en omgekeerd. In het geval van geplande of geplande+warmhouden bereiding van warm tapwater is de opslagcomforttemperatuur weersafhankelijk (volgens de weersafhankelijke curve), de opslageconomisch- en warmhoudentemperaturen zijn NIET weersafhankelijk. In het geval van een uitsluitend-warmhouden-bereiding van warm tapwater is de gewenste tanktemperatuur weersafhankelijk (volgens de weersafhankelijke curve). Tijdens de weersafhankelijk werking kan de eindgebruiker de gewenste tanktemperatuur niet op de gebruikersinterface aanpassen.
# Code Beschrijving
[A.4.6] Nvt Stand Gewenste temperatuur:
▪ Absoluut (standaard): uitgeschakeld.
Alle gewenste tanktemperaturen zijn NIET weersafhankelijk.
▪ Weersafh: ingeschakeld. In de
geplande stand of de geplande +warmhoudenstand is de opslagcomforttemperatuur weersafhankelijk. De opslageconomisch- en warmhoudentemperaturen zijn NIET weersafhankelijk. In de warmhoudenstand is de gewenste tanktemperatuur weersafhankelijk. Opmerking: Wanneer de weergegeven tanktemperatuur weersafhankelijk is, kan deze niet op de gebruikersinterface aangepast worden.
HP
Opslag economisch?
De opslageconomischtemperatuur duidt op de lagere gewenste tanktemperatuur. Dit is de gewenste temperatuur wanneer een opslageconomischactie gepland werd (liefst tijdens de dag).
# Code Beschrijving
[7.4.3.2] [6-0B] 30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:
45°C)
Warmhouden
De gewenste warmhoudentanktemperatuur wordt gebruikt:
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
51
T
DHW
T
a
[0-0C]
[0-0B]
[0-0E] [0-0D]
t
T
DHW
T
HP ON
T
HP OFF
T
HP MAX
T
U=TBUH OFF
[6-01] [6-00]
TU= 60°C T
HP MAX
= 50°C [6-01] = 2°C [6-00] = 2°C
HP
BUH
HP
5
10
20
30
40
46
48
50
60
t
[6-00]
HP
5
10
20
30
40
43
45
TU=T
HP OFF
T
HP MAX
T
DHW
T
HP ON
50
8 Configuratie
# Code Beschrijving
[A.4.7] [0-0E]
[0-0D]
[0-0C]
[0-0B]
Grenzen op de werking van de warmtepomp
Tijdens het bereiden van warm tapwater kunnen de volgende hysteresiswaarden worden ingesteld voor de werking van de warmtepomp:
# Code Beschrijving
Nvt [6-00] Het temperatuurverschil dat de AAN-
Nvt [6-01] Het temperatuurverschil dat de UIT-
Voorbeeld: instelpunt (TU)>maximum warmtepomptemperatuur– [6‑01] (T
Uitgebreide handleiding voor de installateur
52
–[6‑01])
HP MAX
BUH Back-upverwarming
HP Warmtepomp. Als de verwarming met de warmtepomp te
lang duurt, kan de back-upverwarming extra bijverwarmen
T
UIT-temperatuur back-upverwarming (TU)
BUH OFF
Weersafhankelijke curve
▪ T
: : De gewenste tanktemperatuur.
DHW
▪ Ta: : De (gemiddelde)
buitenomgevingstemperatuur
▪ [0-0E]: lage
buitenomgevingstemperatuur: – 40°C~5°C (standaard: –20°C)
▪ [0-0D]: hoge
buitenomgevingstemperatuur: 10°C~25°C (standaard: 15°C)
▪ [0-0C]: gewenste tanktemperatuur
wanneer de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of eronder valt: 45°C~[6‑0E]°C (standaard: 60°C)
▪ [0-0B]: gewenste tanktemperatuur
wanneer de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of tot hoger deze stijgt: 35°C~[6‑0E]°C (standaard: 45°C)
temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
Gebied: 2°C~20°C (standaard: 2°C)
temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
Gebied: 0°C~10°C (standaard: 2°C)
T
Maximale warmtepomptemperatuur aan sensor in tank
HP MAX
voor warm tapwater voor huishoudelijk gebruik
T
UIT-temperatuur warmtepomp (T
HP OFF
T
AAN-temperatuur warmtepomp (T
HP ON
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuur van gebruikersinstelpunt (ingesteld op de
HP MAX
HP OFF
−[6-01])
−[6-00])
gebruikersinterface)
t Tijd
Voorbeeld: instelpunt (TU)≤maximum warmtepomptemperatuur– [6‑01] (T
–[6‑01])
HP MAX
HP Warmtepomp. Als de verwarming met de warmtepomp te
lang duurt, kan de boosterverwarming extra bijverwarmen
T
Maximale warmtepomptemperatuur aan sensor in tank
HP MAX
voor warm tapwater voor huishoudelijk gebruik
T
UIT-temperatuur warmtepomp (T
HP OFF
T
AAN-temperatuur warmtepomp (T
HP ON
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuur van gebruikersinstelpunt (ingesteld op de
HP MAX
HP OFF
−[6-01])
−[6-00])
gebruikersinterface)
t Tijd
INFORMATIE
De maximum warmtepomptemperatuur hangt af van de pekeltemperatuur. Voor meer informatie, zie
"14.7Werkingsgebied"op pagina88.
Timers voor gelijktijdig verzoek voor ruimteverwarming en bereiden van warm tapwater
# Code Beschrijving
Nvt [8-00] Niet wijzigen. (standaard: 1)
Nvt [8-01] Maximale bedrijfstijd voor het bereiden
van warm tapwater. Het verwarmen van warm tapwater stopt, zelfs als de eindtemperatuur van het warm tapwater NIET werd bereikt. De werkelijke maximale bedrijfstijd hangt ook af van instelling [8-04].
▪ Als systeemlay-out =
Kamerthermostaatregeling: Er wordt alleen met deze voorgeprogrammeerde waarde rekening gehouden als er een verzoek voor ruimteverwarming is. Als er GEEN verzoek voor ruimteverwarming is, wordt de tank verwarmd tot wanneer het instelpunt bereikt wordt.
▪ Als systeemlayout
Kamerthermostaatregeling: Er wordt steeds rekening gehouden met deze voorgeprogrammeerde waarde.
Gebied: 5~95 minuten (standaard: 30)
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
t
1
0
1
0
[8-01] [8-02]
[8-00]
t
T
A
0
[8-01]
[5-03] [4-02]
[8-02]
[8-01]+
[8-04]
00.00 22.00 24.0001.00 23.00 t
T
DHW
T
H
T
U
[2-02]
[2-03]
[2-04]
# Code Beschrijving
Nvt [8-02] Antipendeltijd.
Minimumtijd tussen twee cycli voor warm tapwater. De werkelijke antipendeltijd hangt ook van de omgevingstemperatuur af.
Gebied: 0~10 uren (standaard: 0,5) (stap: 0,5 uur)
Opmerking: De minimum tijd is 1/2 uur zelfs als de geselecteerde waarde 0 is.
Nvt [8-04] Extra bedrijfstijd voor de maximale
bedrijfstijd afhankelijk van de grenstemperatuur van de buitenomgeving [4-02].
Gebied: 0~95 minuten (standaard: 95)
[8-02]: Antipendeltijd
# Code Beschrijving
[A.4.4.2] [2-00] Bedrijfsdag:
▪ 0: Elke dag
▪ 1: Maandag
▪ 2: Dinsdag
▪ 3: Woensdag
▪ 4: Donderdag
▪ 5 (standaard): Vrijdag
▪ 6: Zaterdag
▪ 7: Zondag
[A.4.4.1] [2-01] Desinfectie
▪ 0: Nee
▪ 1 (standaard): Ja
[A.4.4.3] [2-02] Starttijd: 00~23:00 (standaard: 23:00),
stap: 1:00.
[A.4.4.4] [2-03] Eindtemperatuur : 60°C (vast).
[A.4.4.5] [2-04] Tijdsduur: 40~60 minuten, standaard: 40
minuten.
1 Warmtepomp in stand verwarmen tapwater (1=actief,
0=niet actief)
2 Vraag warm water voor warmtepomp (1=vraag, 0=geen
vraag)
t Tijd
[8-04]: Extra bedrijfstijd bij [4-02]
TAOmgevings(buiten)temperatuur
t Tijd
Antirecyclagetijdbedrijf Maximale bedrijfstijd warm tapwater
Desinfectie
De desinfectiefunctie desinfecteert de tank voor warm tapwater door het tapwater regelmatig tot op een bepaalde temperatuur op te warmen.
VOORZICHTIG
De instellingen van de desinfectiefunctie MOETEN worden geconfigureerd door de installateur in overeenstemming met de geldende wetgeving.
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuurinstelpunt van de gebruiker THInstelpunt hoge temperatuur [2-03]
t Tijd
WAARSCHUWING
Let op: de temperatuur van het warm tapwater uit de warmwaterkraan zal gelijk zijn aan de waarde van lokale instelling [2-03] na desinfectering.
Wanneer deze hoge temperatuur van het warm tapwater een potentieel risico op letsels kan inhouden, moet een mengkraan (lokaal te voorzien) worden geïnstalleerd aan de warmwateruitlaataansluiting van de tank voor warm tapwater. Deze mengkraan zorgt ervoor dat de temperatuur van het warm water uit de warmwaterkraan nooit boven de ingestelde maximumwaarde komt. Deze maximum toelaatbare temperatuur van het warm water wordt bepaald volgens de toepasbare wetgeving.
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat de starttijd [A.4.4.3] van de desinfectiefunctie met ingestelde duurtijd [A.4.4.5] NIET wordt onderbroken door een mogelijke vraag naar warm tapwater.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
53
8 Configuratie
INFORMATIE
Indien de storingscode AH verschijnt en de desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd, wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie te programmeren minstens 4 uur na een voorzien verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al voor te verwarmen.
INFORMATIE
De desinfectiefunctie start opnieuw wanneer de temperatuur van het warm tapwater binnen de duurtijd 5°C onder de desinfectie-eindtemperatuur valt.
INFORMATIE
Er doet zich een AH-storing voor wanneer u het volgende tijdens desinfectie doet:
▪ Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
▪ Ga naar de startpagina van de
warmtapwatertanktemperatuur(Tank).
▪ Druk op om de desinfectie te onderbreken.

8.3.3 De instellingen voor de warmtebronnen

Back-upverwarming
Bedrijfsmodus van de back-upverwarming: bepaalt of de werking van de back-upverwarming wordt uitgeschakeld, ingeschakeld of alleen toegestaan tijdens het bereiden van warm tapwater. Deze instelling wordt alleen genegeerd wanneer er back-upverwarming nodig als er een storing in de warmtepomp is (als [A.5.1.2] op handmatig of automatisch is ingesteld).
# Code Beschrijving
[A.5.1.1] [4‑00] Werking van de back-upverwarming:
▪ 0: Uitgeschakeld
▪ 1 (standaard): Ingeschakeld
[A.5.1.3] [4‑07] Bepaalt of de tweede stap van de back-
upverwarming is:
▪ 1 (standaard): Toegestaan
▪ 0: NIET toegestaan
Hiermee kan de capaciteit van de back­upverwarming worden beperkt.
Nvt [5‑00] Mag de back-upverwarming boven de
evenwichtstemperatuur werken tijdens ruimteverwarming?
▪ 1 (standaard): NIET toegestaan
▪ 0: Toegestaan
[A.5.1.4] [5‑01] Evenwichtstemperatuur.
De buitentemperatuur waaronder de back-upverwarming mag werken.
Gebied: –15°C~35°C (standaard: 0°C) (stap: 1°C)
INFORMATIE
Alleen voor systemen met ingebouwde warmtapwatertank: Indien back-upverwarming tijdens ruimteverwarming beperkt moet worden, maar toegestaan kan worden om tapwater op te warmen, zet dan [4‑00] op 1, [5‑00] op 1 en [5‑01] op –15°C.
INFORMATIE
Als het instelpunt van de opslagtemperatuur hoger is dan 55°C, adviseert Daikin om de tweede trap back­upverwarming niet uit te schakelen aangezien dat een grote invloed heeft op de tijd die de unit nodig heeft voor het verwarmen van de tank met warm tapwater.
Automatische noodstop
Indien de warmtepomp weigert te werken, kan de back­upverwarming als noodverwarming werken en al dan niet automatisch de volledige warmtebelasting overnemen. Wanneer de automatische noodfunctie is ingesteld op Automat en er zich een storing voordoet in een warmtepomp, zal de back-upverwarming automatisch de warmtebelasting overnemen. Wanneer er zich een storing voordoet in de warmtepomp terwijl de automatische noodstop op Handm is ingesteld, stoppen het opwarmen van het tapwater en het verwarmen van ruimten en moet het systeem handmatig worden hersteld. De gebruikersinterface zal u dan vragen of de back-upverwarming de volledige warmtebelasting al dan niet moet overnemen. Als er zich een storing in de warmtepomp voordoet, zal op de gebruikersinterface verschijnen. Indien niemand gedurende langere periodes in het huis aanwezig is, adviseren wij instelling [A.5.1.2] Noodgeval op Automat in te stellen.
# Code Beschrijving
[A.5.1.2] Nvt Bepaalt of de back-upverwarming
automatisch de volledige warmtebelasting overneemt of dit eerst handmatig bevestigd moet worden wanneer zich een noodsituatie voordoet.
▪ 0: Handm (standaard)
▪ 1: Automat
INFORMATIE
De instelling van de automatische noodstop kan alleen in de menustructuur van de gebruikersinterface worden ingesteld.
INFORMATIE
Indien er zich een storing voordoet in de warmtepomp en [A.5.1.2] is ingesteld op Handm, blijven de functies Vorstbescherming kamer, Dekvloer drogen van de vloerverwarming en Vorstbescherming waterleidingen ingeschakeld, zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt.
Bivalent
Alleen van toepassing voor installaties met een extra ketel (alternerende werking, in parallel aangesloten). De bedoeling van deze functie is te bepalen — op basis van de buitentemperatuur —welke verwarmingsbron kan/zal zorgen voor het verwarmen van ruimten: de binnenunit of een extra ketel.
De lokale instelling “bivalente werking” geldt alleen voor de werking van de ruimteverwarming van de binnenunit en het toestemmingssignaal voor de extra ketel.
Wanneer de functie “bivalente werking” geactiveerd is, stopt de binnenunit automatisch de ruimteverwarming zodra de buitentemperatuur onder de “bivalente AAN-temperatuur” valt en het toestemmingssignaal voor de extra ketel actief wordt.
54
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
T
A
[C-03]
[C-04]
a
b
YC Y1 Y2 Y3 Y4
X1 X2 X3 X4
OFF ON
X2M
SS1
X1M
Wanneer de functie bivalente werking gedeactiveerd is, is verwarmen van ruimten door de binnenunit mogelijk bij alle buitentemperaturen (zie werkingsgebieden) en is het toelatingssignaal voor de extra ketel ALTIJD gedeactiveerd.
▪ [C‑03] Bivalente AAN-temperatuur: bepaalt de buitentemperatuur
waaronder het toestemmingssignaal voor de extra ketel actief wordt (dicht, KCR aan EKRP1HB) en de ruimteverwarming door de binnenunit wordt stilgelegd.
▪ [C‑04] Bivalente hysteresis: bepaalt het temperatuurverschil
tussen de bivalente AAN-temperatuur en de bivalente UIT­temperatuur.
Toestemmingssignaal X1–X2 (EKRP1HB)
TABuitentemperatuur
a Dicht
b Open
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat alle voorschriften nageleefd worden die in richtlijn 5 over mogelijke toepassingen vermeld staan wanneer de functie bivalente werking geactiveerd is.
Daikin is NIET aansprakelijk voor schade als gevolg van het niet naleven van deze voorschriften.
INFORMATIE
▪ De functie bivalente werking heeft geen invloed op de
stand verwarmen van tapwater. Het warm tapwater wordt nog altijd en alleen opgewarmd door de binnenunit.
▪ Het toestemmingssignaal voor de extra ketel zit op de
EKRP1HB (digitale I/O-printplaat). Wanneer het geactiveerd is, is het contact X1, X2 dicht, en open wanneer het gedeactiveerd is. Zie de afbeelding hieronder voor de schematische locatie van dit contact.
# Code Beschrijving
Nvt [C‑03] AAN-temperatuur.
Als de buitentemperatuur onder deze temperatuur komt, zal het toestemmingssignaal voor bivalente warmtebron actief zijn.
Gebied: –25°C~25°C (standaard: 0°C) (stap: 1°C)
Nvt [C‑04] Hysteresis.
Temperatuurverschil tussen bivalente warmtebron AAN en UIT om niet teveel om te schakelen.
Gebied: 2°C~10°C (standaard: 3°C) (stap: 1°C)

8.3.4 De systeeminstellingen

Automatische herstart
Bij herstelling van de stroomvoorziening na een stroomonderbreking zal de automatische herstartfunctie de instellingen van de afstandsbediening van voor de stroomonderbreking herstellen. Daarom is het aanbevolen de functie altijd in te schakelen.
Als de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief van het type is waarbij de elektrische voeding wordt onderbroken, moet de automatische herstartfunctie altijd worden geactiveerd. De binnenunit kan, onafhankelijk van de status van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief, continu geregeld worden door de binnenunit op een elektrische voeding met normaal kWh-tarief aan te sluiten.
# Code Beschrijving
[A.6.1] [3‑00] Is de automatische-herstartfunctie van
de unit toegestaan?
▪ 0: Nee
▪ 1 (standaard): Ja
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
# Code Beschrijving
[A.2.1.6] [D‑01] Aansluiting op een elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief:
▪ 0 (standaard): De warmtepompmodule
is aangesloten op een normale elektrische voeding.
▪ 1: De warmtepompmodule is
aangesloten op een elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. Wanneer het signaal van het voorkeur kWh-tarief naar de energieleverancier wordt gestuurd, opent het contact en gaat de unit over in gedwongen uit­stand. Wanneer het signaal opnieuw stopt, sluit het spanningsloos contact en begint de unit weer te werken. Activeer daarom altijd de automatische herstartfunctie.
▪ 2: De warmtepompmodule is
aangesloten op een elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. Wanneer het signaal van het voorkeur kWh-tarief naar de energieleverancier wordt gestuurd, sluit het contact en gaat de unit over in gedwongen uit­stand. Wanneer het signaal opnieuw stopt zal het spanningsloos contact openen en begint de unit opnieuw te werken. Activeer daarom altijd de automatische herstartfunctie.
[A.6.2.1] [D‑00] Welke verwarmingen worden toegestaan
te werken tijdens de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief?
▪ 0 (standaard): Geen
[D‑00] Back-upverwarming Compressor
0 (standaard) Gedwongen UIT Gedwongen UIT
De besturing energieverbruik
OPMERKING
Tijdens periodes waarin heel veel capaciteit wordt gevraagd (voorbeeld: de functie Dekvloer drogen), kan de vermogenbeperking worden ingeschakeld overeenkomstig de afmetingen van de pekelcollector.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
55
8 Configuratie
Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen" op
pagina9 voor meer informatie over deze functie.
Besturing energieverbruik
# Code Beschrijving
Nvt [4-08] Modus:
▪ 0 (Geen beperking) (standaard):
Uitgeschakeld.
▪ 1 (Continu): Geactiveerd: U kunt één
vermogengrenswaarde (in A of kW) instellen om aan te gegeven dat het energieverbruik van het systeem altijd tot deze waarde beperkt zal worden.
▪ 2 (Digitale input): Geactiveerd: U
kunt tot vier verschillende vermogengrenswaarden (in A of kW) instellen om aan te gegeven dat het energieverbruik van het systeem tot deze waarden beperkt zal worden wanneer de overeenstemmende digitale ingang vraagt.
Nvt [4-09] Type:
▪ 0 (Stroom) (standaard): De
grenswaarden worden in A ingesteld.
▪ 1 (Vermogen): De grenswaarden
worden in kW ingesteld.
Nvt [5-05] Waarde: Alleen van toepassing in het
geval van een voltijdse vermogenbeperking.
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
Nvt [5-09] Waarde: Alleen van toepassing in het
geval van een voltijdse vermogenbeperking.
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard: 20kW)
Amp.grensw v DI: Alleen van toepassing in het geval van een vermogenbeperking op basis van digitale ingangen en op basis van stroomwaarden.
Nvt [5-05] Grenswaarde DI1
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
Nvt [5-06] Grenswaarde DI2
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
Nvt [5-07] Grenswaarde DI3
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
Nvt [5-08] Grenswaarde DI4
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
kW-grenswaarde v DI: Alleen van toepassing in het geval van een vermogenbeperking op basis van digitale ingangen en op basis van vermogenwaarden.
Nvt [5-09] Grenswaarde DI1
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard: 20kW)
Nvt [5-0A] Grenswaarde DI2
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard: 20kW)
Nvt [5-0B] Grenswaarde DI3
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard: 20kW)
# Code Beschrijving
Nvt [5-0C] Grenswaarde DI4
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard: 20kW)
De gemiddeldentimer
De gemiddeldentimer corrigeert de invloed van de schommelingen van de omgevingstemperatuur. De berekening van het weersafhankelijk instelpunt gebeurt op basis van de gemiddelde buitentemperatuur.
Er wordt over een geselecteerde tijdsinterval een gemiddelde genomen van de buitentemperatuur.
# Code Beschrijving
[A.6.4] [1-0A] Gemiddeldentimer buitentemperaturen:
▪ 0: Geen gemiddelde (standaard)
▪ 1: 12uur
▪ 2: 24uur
▪ 3: 48uur
▪ 4: 72uur
De temperatuurafwijking via de buitenomgevingssensor op afstand
U kunt de afstandsbuitenomgevingstemperatuursensor ijken. Er kan een afwijking op de thermistorwaarde ingegeven worden. De instelling kan gebruikt worden om situatie te compenseren waarin de afstandsbuitenomgevingstemperatuursensor niet op de ideale plaats (zie afbeelding) kan worden geplaatst.
# Code Beschrijving
[A.6.5] [2‑0B] –5°C~5°C, stap: 0,5°C (standaard: 0°C)
Het weersafhankelijk instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur wordt berekend op basis van de buitenomgevingstemperatuur + [2‑0B]. Echter, de gebruikersinterface zal de buitenomgevingstemperatuur NIET weergeven (zonder de toevoeging van [2‑0B]).
Pompwerking
Wanneer de functie pompwerking gedeactiveerd is, wordt de pomp stilgelegd als de buitentemperatuur hoger is dan de in [4‑02] ingestelde waarde. Wanneer de pompwerking geactiveerd is, kan de pomp bij alle buitentemperaturen werken.
# Code Beschrijving
Nvt [F‑00] Pompwerking:
▪ 0 (standaard): Uitgeschakeld als de
buitentemperatuur hoger dan [4‑02] is.
▪ 1: Mogelijk voor alle
buitentemperaturen.
Pompwerking tijdens abnormale debieten [F‑09] bepaalt of de pomp moet stoppen of verder mag werken wanneer het debiet abnormaal is. Deze functie is alleen geldig in specifieke omstandigheden waarin de pomp best blijft werken wanneer Ta<4°C (de pomp zal 10 minuten werken en 10 minuten stilstaan). Daikin is NIET aansprakelijk voor schade als gevolg van deze functie.
# Code Beschrijving
Nvt [F‑09] Pomp werkt verder als abnormaal
debiet:
▪ 0: Pomp wordt stilgelegd.
▪ 1 (standaard): Pomp zal werken als
Ta<4°C (10 minuten AAN – 10minuten UIT)
56
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
Pompsnelheidbeperking
[9-0D]=0 [9-0D]=5
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
[9-0D]=6 [9-0D]=7
[9-0D]=8
a (kPa)
b (l/min)
Pompsnelheidbeperking [9‑0D] bepaalt de maximumsnelheid van de pomp. In normale omstandigheden zou de standaardinstelling NIET moeten worden gewijzigd. De pompsnelheidbeperking kan worden genegeerd wanneer het debiet zich binnen het gebied van het minimumdebiet bevindt (storing 7H).
# Code Beschrijving
Nvt [9‑0D] Pompsnelheidbeperking
▪ 0: Geen beperking.
▪ 1~4: Algemene beperking. Er is een
beperking in alle omstandigheden. De vereiste delta T regeling en comfort worden NIET gegarandeerd.
▪ 5~8 (standaard: 6): Beperking
wanneer geen stelmotoren. Wanneer er niet wordt verwarmd is de pompsnelheidbeperking van toepassing. Wanneer er wordt verwarmd wordt de pompsnelheid alleen door de delta T bepaald in functie van de nodige capaciteit. Met dit beperkingsgebied is delta T mogelijk en wordt het comfort gegarandeerd.
8 Configuratie
De maximumwaarden hangen af van het unittype:
a Externe statische druk b Waterdebiet
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
57
8 Configuratie
< >
[1]
[2]
[5]
[6]
[7]
[2]
[6.2]
[6.3]
[6.8]
[7.1]
[7.4]
[7.3]
Tijd/datum instellen
Datum Tijd Zomertijd Kloktype
Vakantie
Vakantie
Vakantie
Vakantie
Vakantiestand
Vakantiestand
Thuis
Elders
Van
Tot
Tot
Van
Dagprogramma gebruiken
Bedrijfmodus Verwarming
Programma selecteren
Kamertemperatuur AWT primair AWT secundair Tanktemperatuur
Informatie
Sensorinformatie Energiemeting Storingsbehandeling Gebruikertoegangsniveau Stelmotoren Bedrijfsmodi
Bedrijfsuren Versie
Energiemeting
Verbrkte elektr.
Geprod. energie
Storingsinformatie
Storingsgeschiedenis Contact/helpdesknummer
Versie
Gebruikersinterface Binnenunit Buitenunit
Gebruikerinstellingen
Display Temp.vergrendeling
Ingesteld programma Voorgeprogrammeerde waarden Meeteenheid
Display
Contrast
Verlichting LCD tijd Gebruikerprof. Beschikbare homepages
Ingestelde progrmma's
Kamertemp. AWT primair AWT secundair Warmtapwatertemp. Warmtapwaterpomp
Voorgeprog waarden
Kamertemperatuur AWT primair Tanktemperatuur
Warmtapwater
Stel weersafhankelijk in
Waarschuwingshistoriek
[7.7]
Stel weersafh. in
Primair
Secundair
[7.7.1]
Primair
Weersafhank verwarm instellen
[7.7.2]
Secundair
Weersafhank verwarm instellen

8.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen

INFORMATIE
De energiemeetfunctie is NIET van toepassing en/of NIET geldig voor deze unit indien deze wordt berekend door de unit. Indien er optionele externe meters worden gebruikt, is het energiemeetdisplay geldig.
58
INFORMATIE
▪ De binnenunit verwijst naar de printplaat van de
binnenunit; deze printplaat regelt het hydraulisch gedeelte van de geothermische warmtepomp.
▪ De buitenunit verwijst naar de printplaat van de
buitenunit; deze printplaat regelt de compressormodule van de geothermische warmtepomp.
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
EGSQH10S18AA9W

8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen

[A]
[A.2]
[A.2.1]
[A.2.2]
[A.2.2.6]
[A.3]
[A.3.1]
[A.3.1.1]
[A.3.2]
[A.3.3]
[A.4]
[A.4.4]
[A.5]
[A.5.1]
[A.7]
[A.6]
[A.6.3]
[A.6.2]
Installateurinstellng
Taal Systeemlayout Bedrijf Warmtapwater Warmtebronnen Systeemwerking Inbedrijfstelling Overzicht instellingen
Systeemlayout
Standaard Opties Capaciteiten Layout bevestigen
Bedrijf
Instellingen AWT Kamerthermostaat Werkingsgebied
Warmtapwater
Instelpuntstand Desinfectie Maximaal instelpunt SP comf modus Weersafhankelijke curve
Warmtebronnen
Backupverwarming
Systeemwerking
Automatische herstart Voorkeur kWh-tarief
Besturing energieverbruik Gemid. v tijd bepalen Afwijk. buitenvoeler
Inbedrijfstelling
Testbedrijf
Dekvlr vloerverw drogen
Ontluchting
Testbedrijf stelmotoren
Standaard
Unittype Compressortype Softwaretype binnen
Type BUH Voorkeur kWh-tarief Unitbestur.methd Aantal zones AWT Pompbedrijfsmodus Energie besparen mogelijk Loc. gebruik.interface
Opties
Primair contact Sec. contact Digitale I/O-printplaat Vraag-printplaat Extrn kWh-meter Extrn kWh-meter Warmtapwaterpomp Extrn sensor
Aanvoerwater
Primair Secundair Delta T bron
Kamerthermostaat
Kamertemp.bereik Kamertemp.afwijking Afwijk. ext. kamersensor
Werkingsgebied
UIT-tmp verwrm kamer
Desinfectie
Desinfectie Bedrijfsdag Starttijd Eindtemperatuur Tijdsduur
Backupverwarming
Bedrijfmodus Noodgeval BUH stap 2 activeren Evenwichtstemp.
Voork kWh-trf e.voed
Heater toegest Gedwongen pomp UIT
Best. energ.vbr
Modus Type Amp.waarde
Amp.grensw v DI
kW-waarde
kW-grenswaarde v DI Voorrang
Digitale I/O-printplt
Ext BUH bron Solarkit Alarm-output
Primair
AWT inst modus
Temperatuurbereik Aangepaste AWT Afsluiter
Afgiftesysteem
[A.3.1.2]
Secundair
AWT inst modus
Temperatuurbereik
Kamertemp. stap
Vriespunt glycolwater
[A.3.1.3]
Delta T bron
Verwarming
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar zijn.
INFORMATIE
De solarkit-instellingen worden getoond, maar zijn NIET van toepassing op deze unit. De instellingen mogen NIET worden gebruikt of gewijzigd.
INFORMATIE
De energiebesparingsinstellingen worden getoond, maar zijn NIET van toepassing op deze unit. De instellingen mogen NIET worden gebruikt of gewijzigd.
8 Configuratie
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar zijn.
59

9 Inbedrijfstelling

9 Inbedrijfstelling

9.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem in bedrijf te stellen nadat het werd geconfigureerd.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1 De “Checklist vóór inbedrijfstelling” controleren.
2 Ontluchten.
3 Het pekelcircuit ontluchten.
4 Het systeem testen.
5 Indien nodig, een of meerdere stelmotoren testen.
6 Indien nodig, de dekvloer van de vloerverwarming drogen.

9.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Laat de unit NOOIT werken zonder de thermistoren en/of druksensoren/-schakelaars. De compressor zou anders vuur kunnen vatten.

9.3 Checklist vóór inbedrijfstelling

Laat het systeem NIET werken vooraleer de volgende controles OK zijn:
U leest de volledige installatie-instructies, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de installateur.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen werden gelegd conform dit document en de geldende wetgeving:
▪ Tussen het ter plaatse te voorzien paneel en de
binnenunit
▪ Tussen de binnenunit en de kranen en kleppen (indien
van toepassing)
▪ Tussen de binnenunit en de kamerthermostaat (indien
van toepassing)
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of de lokaal geplaatste veiligheidsapparaten voldoen aan dit document en werden niet overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die tegen de binnenkant van de binnenunit gedrukt worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
Er zijn GEEN water- en/of pekellekkages in de binnenunit.
Er zijn geen geursporen van de gebruikte pekel merkbaar.
Het ruimteverwarmingontluchtingsventiel staat open (minstens 2draaien).
De drukveiligheidskleppen ontluchten naar een veilige locatie wanneer geopend.
Het minimum watervolume is gegarandeerd in alle omstandigheden. Zie “Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren” in "6.3 De leidingen voorbereiden" op
pagina19.

9.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Het minimum debiet tijdens back-upverwarming/ ontdooien is gegarandeerd in alle omstandigheden. Zie “Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren” in "6.3De leidingen voorbereiden"op pagina19.
Ontluchten.
Een ontluchting van het pekelcircuit uitvoeren.
Proefdraaien.
Stelmotoren proefdraaien.
Functie dekvloer drogen
De functie dekvloer drogen wordt gestart (indien nodig).

9.4.1 Het minimum debiet controleren

1 Controleer naargelang de hydraulische configuratie welke
ruimteverwarmingslussen kunnen gesloten worden door mechanische, elektronische of andere kleppen.
2 Sluit alle ruimteverwarmingslussen die kunnen worden gesloten
(zie vorige stap).
3 Start het proefdraaien van de pomp (zie "9.4.5 Stelmotoren
proefdraaien"op pagina63).
4 Ga naar [6.1.8]: > Informatie > Sensorinformatie > Debiet
om het debiet te controleren. Tijdens het testen/proefdraaien van de pomp kan de unit onder dit vereist minimumdebiet werken.
Omloopklep voorzien?
Ja Neen
Wijzig de instelling van de omloopklep om het minimum vereiste debiet + 2l/min te bereiken
Minimum vereist debiet tijdens het werken van de back­upverwarming
12l/min
Indien het werkelijke debiet onder het minimumdebiet ligt, zijn wijzigingen aan de hydraulische configuratie vereist. Verhoog het aantal ruimteverwarmingslussen die NIET kunnen worden gesloten of installeer een drukgestuurde omloopklep.
60
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
9 Inbedrijfstelling
01:18
Di
Ontluchting
l/min
Laag
SHC
0.5
Debiet Snelheid Circuit
Stop
Aanpassn
Scroll
01:18
Di
Ontluchting
l/min
Laag
SHC
0.5
Debiet Snelheid Circuit
Stop
Aanpassn
Scroll
9.4.2 Ontluchtingsfunctie op het
Het is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie van de unit alle lucht uit het watercircuit wordt verwijderd. Als de ontluchtingsfunctie aan het werken is, werkt de pomp zonder dat de unit eigenlijk werkt en zal het ontluchten van het watercircuit beginnen.
Er zijn 2modi om te ontluchten:
▪ Handmatig: de unit zal werken met een vaste pomp en in een
▪ Automatisch: de unit wijzigt automatisch de snelheid van de pomp
Typische werkstroom
Het systeem ontluchten bestaat uit het volgende:
1 Handmatig ontluchten
2 Automatisch ontluchten
Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
De ontluchtingsfunctie stopt automatisch na 30minuten.
Handmatig ontluchten
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
2 Stel de ontluchtingsstand in: ga naar [A.7.3.1] >
3 Selecteer Handm en druk op .
4 Ga naar [A.7.3.4] > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
ruimteverwarmingscircuit
OPMERKING
Vooraleer te ontluchten, open de veiligheidskraan en controleer of het circuit met voldoende water is gevuld. U kunt de procedure voor het ontluchten pas beginnen wanneer er water uit de kraan stroomt wanneer u ze geopend hebt.
vaste of een aangepaste stand van de 3-wegklep. De aangepaste stand van de 3-wegklep is handig om alle lucht uit het watercircuit te verwijderen in de stand ruimteverwarming of verwarmen van het tapwater. De werksnelheid van de pomp (traag of snel) kan ook ingesteld worden.
en de stand van de 3-wegklep tussen de stand ruimteverwarming of de stand verwarmen van het tapwater.
INFORMATIE
Begin eerst handmatig te ontluchten. Wanneer haast alle lucht is verwijderd, ontlucht dan automatisch. Indien nodig, herhaal het automatisch ontluchten tot wanneer u zeker bent dat alle lucht uit het systeem werd verwijderd. Tijdens de ontluchtingsfunctie is beperking [9‑0D] van de pompsnelheid NIET van toepassing.
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina36.
Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling > Ontluchting > Type.
> Ontluchting > Ontluchting starten en druk op om de ontluchtingsfunctie te starten.
Gevolg: Het handmatig ontluchten start en het volgende scherm verschijnt.
5 Gebruikt de knoppen en om naar Snelheid te gaan.
6 Gebruik de knoppen en om de gewenste pompsnelheid in
te stellen.
Gevolg: Laag
Gevolg: Hoog
7 Indien van toepassing, stel de gewenste stand in van de 3-
wegklep (ruimteverwarming/warm tapwater)(ruimteverwarming/ warm tapwater). Gebruikt de knoppen en om naar Circuit te gaan.
8 Gebruik toetsen en om de gewenste stand van de 3-
wegsklep (ruimteverwarming/warm tapwater) in te stellen.
Gevolg: SHC
Gevolg: Tank
Automatisch ontluchten
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina36.
2 Stel de ontluchtingsstand in: ga naar [A.7.3.1] >
Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling > Ontluchting > Type.
3 Selecteer Automat en druk op .
4 Ga naar [A.7.3.4] > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling
> Ontluchting > Ontluchting starten en druk op om de ontluchtingsfunctie te starten.
Gevolg: De ontluchting start en het volgende scherm zal verschijnen.
Het ontluchten onderbreken
1 Druk op en druk op om het onderbreken van de
ontluchtingsfunctie te bevestigen.

9.4.3 Ontluchtingsfunctie op het pekelcircuit

Het is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie van de unit alle lucht uit het pekelcircuit wordt verwijderd.
OPMERKING
Het pekelcircuit moet eerst worden gevuld VOORALEER de pekelpomp te laten proefdraaien.
Er zijn 2manieren om te ontluchten:
▪ met een pekelvulstation (ter plaatse te voorzien),
▪ met een pekelvulstation (ter plaatse te voorzien) in combinatie met
de pekelpomp van de unit zelf.
De 10 dagen durende werking van de pekelpomp. Indien het systeem een pekelbuffervat bevat, moet de pekel gedurende 10dagen continu werken nadat het systeem in bedrijf werd gesteld. Indien de 10dagen durende werking van de pekelpomp:
▪ AAN is: De unit werkt zoals normaal, behalve dat de pekelpomp
gedurende 10 dagen continu werkt, wat de status van de compressor is.
▪ UIT is: De pekelpomp werkt in functie van de stand van de
compressor.
61
9 Inbedrijfstelling
a
b
A
B1
B2
1 2 43
>3 s
60 s
30 s
>3 s
A
> > > >
Tijd/datum instellen Programma selecteren Informatie Gebruikerinstellingen
Selecteren
Scroll
Installateurinstellingen
>
7
> > > >
Bedrijf Warmtapwater Warmtebronnen Systeemwerking
Selecteren
Scroll
Inbedrijfstelling
>
A
>
Overzicht instellingen
Installateurinstellingen
4
> > >
Testbedrijf Dekvlr vloerverw drogen Ontluchting
Selecteren
Scroll
Testbedrijf stelmotoren
>
A.7
Inbedrijfstelling
> > > > >
BUH (stap 1) BUH (stap 2) Pomp 3-wegklep
Selecteren
Scroll
Alarm-output
>
A.7.4
glycolpomp
Testbedrijf stelmotoren
I
Ontluchten met een pekelvulstation
Volg de aanwijzingen die met het pekelvulstation (ter plaatse te voorzien) werden meegeleverd.
Ontluchten met de pekelpomp en een pekelvulstation
Voorwaarde: Het pekelcircuit kon NIET met enkel een
pekelvulstation worden ontlucht (zie "Ontluchten met een
pekelvulstation"op pagina62). Als dit het geval is, gebruik dan een
pekelvulstation samen met de pekelpomp van de unit zelf.
1 Vul het pekelcircuit.
2 Start het proefdraaien van de pekelpomp.
3 Start het pekelvulstation (deze MOET binnen de
5~60 seconden na het begin van het proefdraaien van de pekelpomp worden gestart).
a De pekelpomp laten proefdraaien b Pekelvulstation
Tijdsinterval: 5~60seconden
Resultaat: Het proefdraaien van de pekelpomp begint en het pekelcircuit begint zo ontlucht te worden. Tijdens het proefdraaien werkt de pekelpomp zonder dat de unit eigenlijk werkt.
INFORMATIE
Voor meer details over het starter en stoppen van het proefdraaien van de pekelpomp, zie "9.4.5 Stelmotoren
proefdraaien"op pagina63.
Het proefdraaien van de pekelpomp stopt automatisch na 2uur.
AAN UIT
A De pekelpomp laten proefdraaien B1 De 10dagen durende werking van de pekelpomp starten B2 De 10dagen durende werking van de pekelpomp stoppen
De pekelpomp proefdraaien
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina36.
2 Druk op
3 Druk een maal op
en druk op .
.
om naar Installateurinstellingen te gaan
De 10dagen durende werking van de pekelpomp starten of stoppen
INFORMATIE
De procedure van de 10 dagen durende werking van de pekelpomp bevat het starten van het proefdraaien van de pekelpomp. Aangezien de procedure hiervoor slechts een beperkte tijd voorziet, moet het proefdraaien van de pekelpomp zo snel mogelijk starten. Voor installatie­instructies, zie "De pekelpomp proefdraaien" op
pagina62.
Voorwaarde: Alle andere taken met betrekking tot de inbedrijfstelling zijn voltooid.
1 Start het proefdraaien van de pekelpomp en laat deze minstens
3seconden draaien.
Gevolg: Een 60‑secondenteller begint af te tellen.
2 Stop het proefdraaien van de pekelpomp vooraleer de teller
gedaan heeft met aftellen.
Gevolg: Een 30‑secondenteller begint af te tellen.
3 Start opnieuw het proefdraaien van de pekelpomp en laat deze
minstens 3seconden draaien.
4 Stop het proefdraaien vooraleer de teller gedaan heeft met
aftellen.
Gevolg: Schakelaars van de 10 dagen durende werking van de pekelpomp (UIT→AAN of AAN→UIT).
4 Druk twee maal op om naar Inbedrijfstelling te gaan en druk
op .
5 Druk een maal op om naar Testbedrijf stelmotoren te gaan
en druk op .
6 Druk een maal op om naar glycolpomp te gaan en druk op
.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
62
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
9 Inbedrijfstelling
glycolpomp
Weet u zeker dat u de test wilt starten?
Annul.
OK
Bevestig Aanpassn
01:18
Di
Testbedrijf
Stand
Stop
glycolpomp
7 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien van de pekelpomp begint. Het stopt
automatisch wanneer het is voltooid. Om het handmatig te stoppen, druk op , selecteer OK en druk op .

9.4.4 Proefdraaien

Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina36.
2 Ga naar [A.7.1]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
Testbedrijf.
3 Selecteer een test en druk op . Voorbeeld: Verwarming.
4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien start. Het proefdraaien stopt automatisch
wanneer voltooid (±30min). Om het handmatig te stoppen, druk op
, selecteer OK en druk op .
INFORMATIE
Indien er 2 gebruikersinterfaces zijn, kunt u proefdraaien vanaf beide gebruikersinterfaces.
Indien de installatie van de unit correct werd uitgevoerd, zal de unit tijdens het testen opstarten in de geselecteerde bedrijfsmodus. Tijdens het proefdraaien kan de correcte werking van de unit gecontroleerd worden door de aanvoerwatertemperatuur (verwarmstand) en de tanktemperatuur (stand warm tapwater) op te volgen.
Om de temperatuur op te volgen, ga naar [A.6] en selecteer de informatie die u wilt controleren.

9.4.5 Stelmotoren proefdraaien

Het proefdraaien van de stelmotoren dient om de werking van de verschillende stelmotoren te controleren (wanneer u bijv. selecteert dat de pomp moet werken, zal het proefdraaien van de pomp starten).
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina36.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
▪ Op de gebruikersinterface die u gebruikte om proef te
draaien, verschijnt een statusscherm.
▪ Op de andere gebruikersinterface verschijnt een
scherm “in gebruik”. U kunt de gebruikersinterface niet gebruiken zolang het scherm “in gebruik” wordt weergegeven.
2 Controleer of de regeling van de kamertemperatuur, de regeling
van de temperatuur uittredend water en de regeling van het warm tapwater via de gebruikersinterface op UIT gezet werden.
3 Ga naar [A.7.4]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
Testbedrijf stelmotoren.
4 Selecteer een stelmotor en druk op . Voorbeeld: Pomptest.
5 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien van de stelmotor start. Het stopt
automatisch wanneer het is voltooid. Om het handmatig te stoppen, druk op , selecteer OK en druk op .
INFORMATIE
Indien de pekelpomp begint proef te draaien als een onderdeel van de procedure van de 10 dagen durende werking van de pekelpomp, moet het proefdraaien zo snel mogelijk worden gestart. Voor installatie-instructies, zie
"De pekelpomp proefdraaien"op pagina62.
Mogelijke vormen van proefdraaien voor de stelmotoren
▪ De back-upverwarming (stap 1) proefdraaien
▪ De back-upverwarming (stap 2) proefdraaien
▪ Pomptest (ruimteverwarming)
INFORMATIE
Zorg ervoor de het systeem volledig ontlucht is vooraleer proef te draaien. Vermijd tevens storingen in het watercircuit tijdens het proefdraaien.
▪ De pekelpomp testen
▪ De 2-wegklep proefdraaien
▪ De 3-wegklep proefdraaien
▪ Het bivalent signaal testen
▪ De alarm-output testen
▪ De circulatiepomp proefdraaien

9.4.6 De dekvloer van de vloerverwarming drogen

Deze functie zal gebruikt worden om de dekvloer van een vloerverwarming tijdens de bouw van een huis zeer traag te drogen. Met deze functie kan de installateur dit programma programmeren en uitvoeren.
Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
INFORMATIE
▪ Als Noodgeval op Handm ([A.5.1.2]=0) is ingesteld en
de unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal de gebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft de functie Dekvloer drogen van de vloerverwarming ingeschakeld.
▪ Tijdens het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming is beperking [9‑0D] van de pompsnelheid NIET van toepassing.
63
9 Inbedrijfstelling
t
T
A1
25°C (1) 35°C (2)
24h (1) 36h (2)
15:10
1 14d 12h 25°C
Di
Dekvloer drogen
Huidige stap
Resterend AWT Gewenst
Stop
OPMERKING
De installateur is verantwoordelijk voor:
▪ het contact opnemen met de fabrikant van de dekvloer
om de instructies te bekomen om de dekvloer voor de eerste maal te verwarmen zodat deze niet zou beginnen te barsten,
▪ het programma voor het drogen van de dekvloer
programmeren volgens de instructies (zie hierboven) van de fabrikant van de dekvloer,
▪ het op regelmatige basis controleren van de correcte
werking van de instelling,
▪ het selecteren van het juiste programma dat voldoet
aan het type van gebruikte dekvloer voor de vloer.
OPMERKING
Vorstbescherming kamer is standaard uitgeschakeld ([2‑06]=0). Schakel deze functie NIET in tot de functie dekvloer drogen volledig is voltooid. Als u deze waarschuwing negeert, kan dat barsten in de dekvloer veroorzaken.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de volgende instellingen zoals hieronder zijn ingesteld om het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming te kunnen starten:
▪ [2‑06]=0
▪ [4‑00]=1
▪ [4‑04]=2
▪ [C‑02]=0
▪ [D‑01]=0
▪ [4‑08]=0
▪ [4‑01]≠1
De installateur kan tot 20 stappen programmeren, waarbij hij voor elke stap de volgende zaken moet invoeren:
1 de tijdsduur in aantal uren tot 72uur,
2 de gewenste aanvoerwatertemperatuur.
Voorbeeld:
▪ Gebruik de knoppen
scrollen.
▪ Gebruik
Als een tijd wordt geselecteerd, kunt u de duurtijd instellen van 1 tot 72uren. Als een temperatuur wordt geselecteerd, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur instellen tussen 15°C en 55°C.
4 Om een nieuwe stap toe te voegen, selecteer “–h” of “–” op een
lege lijn en druk op
5 Om een stap te verwijderen, stel de duurtijd in op “–” door te
drukken op
6 Druk op
Het is belangrijk dat het programma geen lege stap bevat. Het programma zal stoppen wanneer een blanco stap wordt geprogrammeerd OF na het uitvoeren van 20opeenvolgende stappen.
en om de selectie aan te passen.
.
om het programma op te slaan.
en om door het programma te
.
De dekvloer van de vloerverwarming drogen
INFORMATIE
De elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief kan niet worden gebruikt in combinatie met het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming.
Voorwaarde: Zorg dat er SLECHTS 1 gebruikersinterface is aangesloten op uw systeem om de dekvloer van de vloerverwarming te drogen.
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Ga naar [A.7.2]:
Dekvlr vloerverw drogen.
2 Selecteer een droogprogramma.
3 Selecteer Drogen starten en druk op
4 Selecteer OK en druk op
Gevolg: Het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming start
en het volgende scherm zal verschijnen. Het stopt automatisch wanneer voltooid. Om het handmatig te stoppen, druk op selecteer OK en druk op .
> Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
.
.
,
Een programma voor het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming programmeren
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op pagina36.
2 Ga naar [A.7.2]:
Dekvlr vloerverw drogen > Droogprog instellen.
3 Gebruik de knoppen
programmeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
64
T Gewenste aanvoerwatertemperatuur (15~55°C)
t Tijdsduur (1~72 u) (1) Actie stap 1 (2) Actie stap 2
> Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
, , en om een programma te
De status raadplegen van het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming
1 Druk op
2 De huidige stap van het programma, de totale resterende tijd en
de huidige gewenste aanvoerwatertemperatuur zullen op het scherm verschijnen.
.
INFORMATIE
Er is een beperking op de toegang tot de menustructuur. Alleen de volgende menu's zijn toegankelijk:
▪ Informatie.
▪ Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling > Dekvlr
vloerverw drogen.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
Het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming onderbreken
Wanneer het programma wordt gestopt door een storing, een uitschakeling of een stroomonderbreking, verschijnt storing U3 op het scherm van de gebruikersinterface. Om de storingscodes op te lossen, zie "12.4 Problemen op basis van storingscodes
oplossen" op pagina 69. Om de storing U3 te resetten moet uw
Gebruikertoegangsniveau Installateur zijn.
1 Ga naar het scherm van het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming.
2 Druk op .
3 Druk op om het programma te onderbreken.
4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het programma voor het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming stopt.
Als het programma stopt omwille van een storing, een uitschakeling of een stroomonderbreking, kunt u de status van Dekvloer drogen van de vloerverwarming op het scherm lezen.
5 Ga naar [A.7.2]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
Dekvlr vloerverw drogen > Droogstatus > Gestopt op en gevolgd door de laatste uitgevoerde stap.
6 Wijzig en herstart de uitvoering van het programma.
10 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Vul de tabel met de installateurinstellingen in (in de
gebruiksaanwijzing) met de werkelijke instellingen.
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven in deze handleiding.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe hij/zij energie kan besparen (deze
tips staan beschreven in de gebruiksaanwijzing).

10 Aan de gebruiker overhandigen

11 Onderhoud en service

OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000

11.1 Overzicht: onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De jaarlijks onderhoud van de binnenunit

11.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

10.1 De toepasselijke taal op het naamplaatje van de unit kleven

OPMERKING
De nationale uitvoering van EU-reglementeringen inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen kan vereisen dat de desbetreffende officiële taal op de unit gehanteerd moet worden. Om deze reden wordt bij de unit een extra meertalig label voor gefluoreerde broeikasgassen geleverd.
1 Neem de toepasselijke taal uit het meertalig label voor
fluorhoudende broeikasgassen.
2 Kleef deze op het gemarkeerde gebied op het naamplaatje van
de unit.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02

11.3 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de binnenunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ Vloeistofdruk van ruimteverwarmings- en pekelcircuit
▪ Filters
▪ Drukveiligheidskleppen (1 aan pekelkant, 1 aan
ruimteverwarmingskant)
▪ Slangen voor drukveiligheidsklep
▪ Drukveiligheidsklep van de tank voor warm tapwater
▪ Schakelkast
▪ Ontkalking
▪ Chemische desinfectie
▪ Anode
▪ Pekellek
65
11 Onderhoud en service
1 3
2
5
4
Vloeistofdruk
Controleer of de vloeistofdruk meer dan 1bar bedraagt. Indien lager, voeg vloeistof toe.
Filters
Maak de filters schoon.
OPMERKING
Hanteer de filter van het ruimteverwarmingscircuit met de nodige voorzichtigheid. Oefen NIET teveel kracht uit wanneer u de waterfilter insteekt om de mazen van de waterfilter NIET te beschadigen.
OPMERKING
Wanneer u de verende borgring van de filter verwijdert, laat deze ring NIET vallen.
Schakelkast
▪ Voer een grondige visuele controle uit van de schakelkast en zoek
naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of foute bedrading.
▪ Controleer met een ohmmeter of de schakelcontacten K1M, K2M,
K3M en K5M (afhankelijk van uw installatie) juist werken. Alle contacten van deze schakelcontacten moeten open zijn wanneer de spanning UITgeschakeld is.
WAARSCHUWING
Als de interne bedrading beschadigd is, moet deze door de fabrikant, zijn serviceagent of gelijkaardige bevoegde personen vervangen worden.
Ontkalking
Afhankelijk van de waterkwaliteit en de ingestelde temperatuur kan er kalkaanslag ontstaan op de warmtewisselaar in de tank voor warm tapwater, waardoor er minder warmteoverdracht mogelijk is. Daarom kan het noodzakelijk zijn de warmtewisselaar op regelmatige tijdstippen te ontkalken.
Chemische desinfectie
Indien de geldende wetgeving in specifieke situaties een chemische desinfectie vereist, inclusief van de tank voor warm tapwater, houd dan rekening met het feit dat de tank voor warm tapwater een roestvrij stalen trommel is, die een aluminiumanode bevat. Wij adviseren een desinfecterend middel te gebruiken, dat niet op chloor gebaseerd is en gebruikt mag worden met water bedoeld voor menselijke consumptie.
Drukveiligheidsklep
Open de klep en controleer of ze goed werkt. De lozing kan zeer warm zijn!
Te controleren punten:
▪ Het vloeistofdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep
is niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen geen leidingen tussenin.
▪ De vloeistof die uit de veiligheidsklep komt, bevat vuil of
brokstukken:
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat
▪ spoel het systeem en plaats een bijkomende waterfilter (best
een magnetische cycloonfilter).
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
Slang drukveiligheidsklep
Controleer of de slang van de drukveiligheidsklep goed ligt om de vloeistof af te laten. Zie "7.5.5 De drukveiligheidsklep op de afvoer
aansluiten" op pagina 29 en "7.4.5 De drukveiligheidsklep op de afvoer aan de pekelzijde aansluiten"op pagina28.
Veiligheidsklep van tank voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
Open de klep en controleer of ze goed werkt. Het water kan zeer warm zijn!
Te controleren punten:
▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep is
niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen geen leidingen tussenin.
▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt:
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat
▪ spoel en reinig de volledige tank, inclusief de leidingen tussen
Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer na een opwarmcyclus van de tank.
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
de veiligheidsklep en de inlaat van het koud water.
66
OPMERKING
Wanneer ontkalkingsmiddelen of middelen voor chemische desinfectie worden gebruikt, moet gecontroleerd worden of de waterkwaliteit blijft voldoen aan de EU-richtlijn 98/83EC.
Anode
Deze vraag geen onderhoud of vervanging.
Pekellek
Controleer zorgvuldig of er pekellekkage zichtbaar is rond de binnenzijde van de unit.
Open de geluidsisolatiehuls en controleer of er pekellekkage is in dit ingesloten volume.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
11.4 De tank voor warm tapwater
aflaten
Voorwaarde: Schakel de elektrische voeding UIT.
Voorwaarde: SLUIT de toevoerkraan voor koud water.
1 Open het frontpaneel.
2 De afvoerslang bevindt zich aan de rechterkant van de unit.
Snijd de tape of slanghouders open en breng de soepele afvoerslang naar voren.

12 Opsporen en verhelpen van storingen

12 Opsporen en verhelpen van
storingen

12.1 Overzicht: Probleemoplossing

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen ingeval van problemen.
Het bevat informatie over:
▪ Problemen op basis van symptomen oplossen
▪ Problemen op basis van storingscodes oplossen
Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.

12.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

WAARSCHUWING
▪ Controleer steeds of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
INFORMATIE
Om de tank leeg te laten lopen moeten wateraftappunten geopend worden opdat de lucht in het systeem kan komen.
3 Open de aftapkraan.
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

12.3 Problemen op basis van symptomen oplossen

12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt NIET zoals verwacht

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De temperatuurinstelling is NIET juist
Controleer de temperatuurinstelling op de afstandsbediening. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
67
12 Opsporen en verhelpen van storingen
Mogelijke oorzaken Wat te doen
Er is te weinig water- of pekelstroming
Het watervolume in de installatie is te laag
Controleer de volgende zaken:
▪ Alle afsluiters van het water- of
pekelcircuit staan volledig open.
▪ De waterfilter is schoon.
Reinig deze indien nodig.
▪ Er zit geen lucht in het
systeem. Ontlucht indien nodig. U kunt handmatig ontluchten (zie "Handmatig
ontluchten" op pagina 61) of
de automatische ontluchtingsfunctie gebruiken (zie "Automatisch
ontluchten"op pagina61).
▪ De waterdruk is >1 bar.
▪ Het expansievat is NIET
gebarsten of defect.
▪ De weerstand in het
watercircuit is NIET te hoog is voor de pomp.
Indien het probleem nog steeds aanwezig is nadat u alle hierboven beschreven punten hebt gecontroleerd, neem dan contact op met uw dealer. In sommige gevallen is het normaal dat de unit beslist om een laag waterdebiet te gebruiken.
Controleer of het watervolume in de installatie boven de vereiste minimumwaarde ligt (zie
"6.3.3Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren"op pagina21).

12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET (ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De unit moet buiten zijn werkingsgebied opstarten (de watertemperatuur is te laag)
Als de watertemperatuur te laag is, gebruikt de unit eerst de back­upverwarming om de minimumwatertemperatuur (15°C) te bereiken.
Controleer de volgende zaken:
▪ De elektrische voeding van de
back-upverwarming is juist bedraad.
▪ De thermische veiligheid van
de back-upverwarming wordt NIET geactiveerd.
▪ De schakelcontacten van de
back-upverwarming zijn NIET gebroken of defect.
Indien het probleem nog steeds aanwezig is nadat u alle hierboven beschreven punten hebt gecontroleerd, neem dan contact op met uw dealer.
Mogelijke oorzaken Wat te doen
De instellingen van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief en de elektrische aansluitingen stemmen NIET overeen
Het signaal voor voorkeur kWh­tarief werd gestuurd door de elektriciteitsmaatschappij
Dit zou moeten overeenstemmen met de aansluitingen zoals uitgelegd in "6.4De elektrische
bedrading voorbereiden"op pagina23 en "7.6.6De hoofdvoeding aansluiten"op pagina32.
Wacht tot er weer stroom is (max. 2uur).

12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Er zit lucht in het systeem Ontlucht handmatig (zie
"Handmatig ontluchten"op pagina61) of gebruik de
automatische ontluchtingsfunctie (zie "Automatisch ontluchten"op
pagina61).
De druk aan de pompinlaat is te laag
Controleer de volgende zaken:
▪ De druk is >1bar.
▪ De manometer is niet
gebroken of defect.
▪ Het expansievat is NIET
gebarsten of defect.
▪ De instelling van de voordruk
van het expansievat is juist (zie "6.3.4De voordruk van het
expansievat wijzigen" op pagina22).

12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Het expansievat is gebarsten of defect
Het water- of pekelvolume in de installatie is te hoog
De opvoerhoogte van het watercircuit is te hoog
Vervang het expansievat.
Controleer of het watervolume of het pekelvolume in de installatie onder de toegestane maximumwaarde ligt (zie
"6.3.3Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren"op pagina21 en "6.3.4De voordruk van het expansievat wijzigen"op pagina22).
De opvoerhoogte van het watercircuit is het hoogteverschil tussen de unit en het hoogste punt van het watercircuit. Als de unit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, wordt de installatiehoogte beschouwd als zijnde 0m. De maximale opvoerhoogte van het watercircuit bedraagt 10m.
Controleer de installatievereisten.
68
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
12 Opsporen en verhelpen van storingen

12.3.5 Symptoom: De drukveiligheidsklep lekt

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De uitlaat van de waterdrukveiligheidsklep is verstopt door vuil
Controleer of de drukveiligheidsklep naar behoren werkt door de rode knop op de klep naar links te draaien:
▪ Als u GEEN klepperend geluid
hoort, neem dan contact op met uw dealer.
▪ Als het water of pekel uit de
unit blijft stromen, sluit dan eerst de afsluiters van zowel de inlaat als van de uitlaat en neem vervolgens contact op met uw dealer.

12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende verwarmd bij lage buitentemperaturen

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De werking van de back­upverwarming wordt niet geactiveerd
De evenwichtstemperatuur van de back-upverwarming werd niet goed geconfigureerd
Controleer de volgende zaken:
▪ De bedrijfsmodus van de
back-upverwarming wordt geactiveerd. Ga naar:
▪ [A.5.1.1] >
Installateurinstellingen > Warmtebronnen > Backupverwarming > Bedrijfmodus OF
▪ [A.8] >
Installateurinstellingen > Overzicht instellingen [4‑00]
▪ De thermische veiligheid van
de back-upverwarming werd niet geactiveerd. Indien deze werd geactiveerd, controleer:
▪ De druk van het
ruimteverwarmings- en pekelcircuit
▪ Of er lucht in het systeem zit
▪ De ontluchting
Druk op de resetknop in de schakelkast. Zie
"14.3Onderdelen"op pagina75
om de resetknop te situeren.
Verhoog de “evenwichtstemperatuur” om de werking van de back­upverwarming bij een hogere buitentemperatuur te activeren. Ga naar:
▪ [A.5.1.4] >
Installateurinstellingen > Warmtebronnen > Backupverwarming > Evenwichtstemp. OF
▪ [A.8] > Installateurinstellingen
> Overzicht instellingen [5‑01]

12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk abnormaal hoog

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Defecte of verstopte drukveiligheidsklep.
▪ Spoel en reinig de volledige
tank, inclusief de leidingen tussen de drukveiligheidsklep en de inlaat van het koud water.
▪ Vervang de
drukveiligheidsklep.

12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen tank weggeduwd

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Defecte of verstopte drukveiligheidsklep.
Neem contact op met uw dealer.

12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET volledig uitgevoerd (storing AH)

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De desinfectiefunctie werd onderbroken omdat er warm tapwater genomen werd.
Er werd veel warm tapwater genomen juist voordat de desinfectiefunctie geprogrammeerd startte.
Het desinfecteren werd handmatig gestopt: terwijl de gebruikersinterface de startpagina van het warm tapwater weergaf en haar gebruikertoegangsniveau op Installateur was ingesteld, werd tijdens het desinfecteren op toets
gedrukt.
Programmeer de desinfectiefunctie zodanig dat deze pas start wanneer verwacht wordt dat de volgende 4uur GEEN warm tapwater genomen wordt.
Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Warmhouden of Warmh + gprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd de start van de desinfectiefunctie te programmeren minstens 4uur na een voorzien verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld worden.
Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een Opslag economisch? te programmeren 3uur voor de geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al voor te verwarmen.
Druk NIET op toets tijdens de desinfectiefunctie.

12.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen

Wanneer een probleem voorkomt, verschijnt een storingscode op de gebruikersinterface. Het is belangrijk het probleem te begrijpen en de nodige acties te ondernemen vooraleer de storingscode te resetten. Dit zou best door een erkende installateur of door de dealer in uw regio moeten uitgevoerd worden.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
69
12 Opsporen en verhelpen van storingen
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van alle storingscodes en de inhoud van de storingscode zoals deze op de gebruikersinterface verschijnt.
Voor een meer gedetailleerde richtlijn om elke storing op te lossen, zie de onderhouds- en reparatiehandleiding.

12.4.1 Storingscodes: Overzicht

Storingscodes van de unit
Storingscode Gedetailleerde
storingscode
E1 00 BU: Storing PCB.
E3 00 BU: Activering v hogedruk-
E5 00 BU: Oververhitting v inverter
E7 62 Storing glycoldebiet
E9 00 Abnormaliteit in de expansieklep.
H0 01 Storing schakelaar pekwtrdebiet
Beschrijving
Reset voeding vereist.
Neem contact op met uw dealer.
schakelaar (HPS).
Neem contact op met uw dealer.
compressormotor.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Storingscode Gedetailleerde
storingscode
J8 07 Storing thermistor uitlaat
L3 00 BU: Storing temp.stijging
L4 00 BU: Storing temp.stijging
L5 00 BU: Directe overspanning (DC)
P4 00 BU: Storing temperatuursensor
U0 02 Tekort aan koelmiddel
U2 00 BU: Storing voedings-
U4 00 Binnen/buitenunit
Beschrijving
glycol
Neem contact op met uw dealer.
elektriciteitskast.
Neem contact op met uw dealer.
inverter stralingslamel.
Neem contact op met uw dealer.
inverter.
Neem contact op met uw dealer.
stralingslamel.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
spanning.
Neem contact op met uw dealer.
communicatieprobleem.
H3 00 BU: Storing hoge-
drukschakelaar (HPS)
Neem contact op met uw dealer.
H9 00 BU: Storing luchtthermistor
buiten.
Neem contact op met uw dealer.
F3 00 BU: Storing temperatuur
uitlaatleiding.
Neem contact op met uw dealer.
J1 00 Abnormaliteit in de
hogedruksensor.
Neem contact op met uw dealer.
JA 00 BU: Storing hogedruk
sensor.
Neem contact op met uw dealer.
J3 00 BU: Storing thermistor
uitlaatleiding.
Neem contact op met uw dealer.
J6 00 BU: Storing thermistor
warmtewisselaar.
Neem contact op met uw dealer.
J7 12 Storing inlaat thermistor
glycol
Neem contact op met uw dealer.
A1 00 Detectieprobleem nulkruis.
Reset voeding vereist.
Neem contact op met uw dealer.
AA 01 BUH oververhit
Reset voeding vereist.
Neem contact op met uw dealer.
UA 00 Binnenunit, buitenunit
matchingprobleem.
Reset voeding vereist.
7H 01 Debiet probleem.
89 01 Bevriezing warmtewisselaar.
8H 00 Abnormale verhoging
AWT.
8F 00 Abnormale verhoging
AWT (warmtapwater).
C0 00 Flowsensor/schakelaar storing
Reset voeding vereist.
70
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02

13 Als afval verwijderen

Storingscode Gedetailleerde
storingscode
U3 00 Droogfunctie dekvloer vloer-
81 00 Probleem sensor temperatuur
C4 00 Probleem sensor temperatuur
80 00 Probleem retourwater-
U5 00 Gebruikersinterface-
EC 00 Abnorm verhoging warmtapwater
HC 00 Probleem sensor temperatuur
CJ 02 Probleem sensor kamer-
H1 00 Probleem buitenvoeler
89 02 Bevriezing warmtewisselaar.
A1 01 EEPROM leesfout.
Beschrijving
verwarming niet correct
uitgevoerd.
aanvoerwater.
Neem contact op met uw dealer.
warmtewisselaar.
Neem contact op met uw dealer.
temperatuur.
Neem contact op met uw dealer.
communicatieprobleem.
tanktemperatuur
warmtapwatertank
Neem contact op met uw dealer.
temperatuur.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
INFORMATIE
Indien de storingscode AH verschijnt en de desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd, wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie te programmeren minstens 4 uur na een voorzien verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al voor te verwarmen.
OPMERKING
Wanneer het minimum waterdebiet (in verband met de toepasselijke bedrijfsmodus) kleiner is dan het debiet vermeld in onderstaande tabel, zal de unit stoppen en zal storing 7H op de gebruikersinterface verschijnen.
Minimum vereist waterdebiet
Werking warmtepomp 10l/min
Werking back­upverwarming
INFORMATIE
Storing AJ-03 wordt automatisch gereset zodra de tank terug normaal opwarmt.
INFORMATIE
Wanneer storing E7‑62 voorkomt, stopt de pekelpomp te werken, omdat er geen voldoende stroming in het pekelcircuit is. Indien de 10dagen durende werking van de pekelpomp loopt, zal dit stoppen en enkel opnieuw beginnen wanneer de storing wordt gereset. De storing kan alleen worden gereset wanneer het beginscherm van het warm tapwater of het beginscherm van de aanvoerwatertemperatuur AAN is. Om de storing te resetten, druk op en bevestig met een druk op .
12l/min
AH 00 WW tank desinfectiefunctie
niet juist uitgevoerd.
89 03 Bevriezing warmtewisselaar.
AJ 03 Te lange opwarmtijd warmtapw.
vereist.
INFORMATIE
▪ De binnenunit verwijst naar de printplaat van de
binnenunit; deze printplaat regelt het hydraulisch gedeelte van de geothermische warmtepomp.
▪ De buitenunit verwijst naar de printplaat van de
buitenunit; deze printplaat regelt de compressormodule van de geothermische warmtepomp.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
13 Als afval verwijderen
Het ontmantelen van de unit, behandelen van het koelmiddel, olie en andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de van toepassing zijnde wetgeving.
71

14 Technische gegevens

820
228
1775
1740
R
210
288
45
199
75
101
189
150
301
225
152
40
75
60
300
728
761
600
g
l n m k i
h
w
s d
y
f
q
e
v
c
o
t
q
x
b
r
a
j
p u
450
199
v
3D081375-1C
5 mm
PH2
8 mm
PH2T25
14 Technische gegevens
Zie de technische data voor de recentste informatie.

14.1 Overzicht: Technische gegevens

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
• Afmetingen en ruimte voor service
• Zwaartepunt
• Onderdelen
• Schema van de leidingen
• Bedradingsschema
• Technische specificaties
• Werkingsgebied
• ESP-curve

14.2 Afmetingen en ruimte voor service

14.2.1 Afmetingen en ruimte voor service: Binnenunit

a Manometer pekelcircuit b Manometer watercircuit c Veiligheidsklep pekelcircuit d Veiligheidsklep watercircuit e Aftapkraan pekelcircuit
f Aftapkraan watercircuit g Waterfilter pekelcircuit h Waterfilter watercircuit
i Aansluiting watertoevoer 22mm recht j Aansluiting wateruitlaat 22mm recht
Uitgebreide handleiding voor de installateur
72
k Aansluiting tanktoevoer 22mm recht
l Aansluiting tankuitlaat 22mm recht
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
14 Technische gegevens
m Aansluiting pekeltoevoer 28mm recht
n Aansluiting pekeluitlaat 28mm recht o Ingang bedrading bediening (Ø24mm) p Ingang bedrading voeding (Ø24mm) q Verstelbare poten
r Gebruikersinterface (optie EKRUCBL*)
s Aftapkraan tankcircuit
t Hercirculatieverbinding G 1/2 vrouwelijk
u Gat voor hercirculatiebuizen of optiebedrading (Ø62mm)
v Aftapluitlaat (unit+veiligheidsklep)
w Ontluchting
x Expansievat pekelcircuit y Expansievat watercircuit
Zwaartepunt. Opmerking: zwaartepunt met een lege tank.
Opmerking1: de typische installatie ter plaatse dient overeenkomstig de lokale en nationale voorschriften te gebeuren. Opmerking2: de aflaatuitlaat is standaard uitgerust met een slang. De uitlaat van de slang bevindt zich aan achteraan de unit. De slang kan worden verwijderd.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
73
14 Technische gegevens
≥500
≥300
≥50
≥50
≥10
≥10
3D081380-1A
74
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02

14.3 Onderdelen

X5M
YC Y1 Y2 Y3 Y4
A9P
A10P
A1P
A8P
A4P
Q1L
K5M
X1M
X2M
X6Y
F1B
X6YA
X6YB
a n
k
l
i
b
o
j
j
j
r r
f
e
g
p
p
p
c
d
hm qj
s
d

14.3.1 Onderdelen: Schakelkast (binnenunit)

14 Technische gegevens
a Hoofdprintplaat (water) A1P b Thermische beveiliging Q1L back-upverwarming c Transformator TR1 d Schakelcontacten K1M, K2M en K5M voor back-upverwarming e Stroomonderbreker F1B back-upverwarming
f Connectoren X6YA/X6YB/X6Y g Klemmenstrook X1M (voeding) h Aansluitklemmenstrook X2M (hoge spanning)
i Aansluitklemmenstrook X5M (laagspanning) j Bevestigingen voor kabelbinders
k Hoofdprintplaat (koelmiddel, pekel) A9P
l Hoofdprintplaat (inverter) A10P
m Digitale I/O-printplaat A4P (optioneel)
n Vraag-printplaat A8P (optie) o Pekelpompschakelcontact K6M. Opmerking: Slechts 4 van de 5
aansluitpunten worden gebruikt.
p Reactoren q Printplaatzekering A1P (FU1)
r Printplaatzekering A9P (F1U, F2U) s Printplaatzekering A10P (F1U)
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
75
14 Technische gegevens
Beschrijving sensoren
LEGENDE:
t >
R2T
t >
R3T
t >
R2T
t >
R1T
t >
R4T
M
POMP
t >
R5T
t >
R5T
t >
R4T
t >
R3T
t >
R6T
P P
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
NRV
3D081374-1A pagina 1
(*)
PLAAT-
WARMTE­WISSELAAR (verdamper)
PLAAT-
WARMTE­WISSELAAR (condensator)
hoge druk-
schakelaar
hoge druk-
sensor
COMPRESSOR
DEMPER
Afbeelding is een voorbeeld, voor volledige installatievereisten, raadpleeg de installatiehandleiding
Naar
ruimteverwarming
Circuit
EXPANSIE-
VAT
UIT-
BLAAS
VEILIGHEIDS-
KLEP
TER PLAATSE TE VOORZIEN
TER PLAATSE TE VOORZIEN
Naar warmtap­watercircuit
AFSLUITER
3-WEGS-
KLEP
binnen
BACK-UP-
VERWARMING
Waterzijde
Koelmiddel
DRUK-
METER
VEILIG­HEIDS-
KLEP
UITBLAAS
binnen
regel-
klep
Temperatuursensor uitlaatwater (LWC) Temperatuursensor na BUH Temperatuursensor koelvloeistof Temperatuursensor inlaatwater (EWC) Temperatuursensor warm tapwatertank Omgevingsluchtsensor afvoersensor zuigsensor
pekel aanvoerwater pekel retourwater
2-fasensensor (Tx)
R1T in R2T in R3T in R4T in R5T in
R1T uit R2T uit R3T uit R4T uit R5T uit R6T uit
REGELKLEP
TROMPVERB.
SCHROEFVERB.
FLENSVERB.
AFGEKLEMDE BUIS
VERWRONGEN BUIS
HARDGESOLDEERDE
VERB.
SNELKOPPELING
debiet­sensor
TER PLAATSE TE VOORZIEN
VULKLEP
KIT
TER PLAATSE TE VOORZIEN
aftapkraan
aftapkraan
servicepoort
servicepoort
buiten
MOTOR
BEDIENDE
KLEP
binnen
koelplaat
inverterprintplaat
FILTER
binnen
LUCHT-
AFVOER
TER PLAATSE TE VOORZIEN
VUL­KLEP
EXPANSIE-
VAT
EXPANSIE-
VAT
WARM
TAPWATER-
TANK
binnen
FILTER
aftapkraan
Naar aardingslus
Pekelzijde
BINNENKANT VAN UNIT -GEÏNSTALLEERD IN DE FABRIEK
DRUK-
METER
debiet-
schake-
laar
aftapkraan
FILTER
buiten
buiten
POMP
VEILIG-
HEIDS-
KLEP
UITBLAAS
AFSLUITER
AFSLUITER
AFSLUITER

14.4 Schema van de leidingen

14.4.1 Schema van de leidingen: Binnenunit

Uitgebreide handleiding voor de installateur
76
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
14 Technische gegevens
A10P
A1P
K1M K2M
K5M
TR1
Q1L
X5M
X7M
X2M
F1B
X1M
X6Y
A9P
A8P
A4P
K6M
L3R
L2R
L1R

14.5 Bedradingsschema

14.5.1 Bedradingsschema: Binnenunit

Zie het intern bedradingsschema dat met de unit is meegeleverd (op de binnenkant van het deksel van de schakelkast van de binnenunit). De gebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis.
Positie in schakelkast
Door de gebruiker geïnstalleerde opties:
Afstandsgebruikersinterface
Externe binnenthermistor
Digitale I/O-printplaat
Vraag-printplaat
Aansluitkit pekeldrukschakelaar
Primaire aanvoerwatertemperatuur:
AAN/UIT-thermostaat (met draad)
AAN/UIT-thermostaat (draadloos)
Externe thermistor op AAN/UIT-thermostaat (draadloos)
Warmtepompconvector
Secundaire aanvoerwatertemperatuur:
AAN/UIT-thermostaat (met draad)
AAN/UIT-thermostaat (draadloos)
Externe thermistor op AAN/UIT-thermostaat (draadloos)
Warmtepompconvector
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
77
14 Technische gegevens
ext. binnen­omgevings­sensoroptie
Vraag-printplaat
Gebruikersinterface
Afstands­gebruikersinterface
Ext. warmte­bron (*)
Alarm­uitgang (*)
Ruimte C/H AAN/UIT­uitgang (*)
Opties: boileruitgang, alarmuitgang, AAN/UIT-uitgang
Enkel voor optie vraag-printplaat
Enkel voor optie digitale I/O-printplaat
Digitale I/O-printplaat
Ingangen elektrische impulsmeter: 5 V DC impulsdetectie (spanning geleverd door printplaat)
Voedingscontact voorkeur kWh-tarief: 16 V DC detectie (spanning geleverd door printplaat)
Digitale ingangen vermogensbeperking: 12 V DC/ 12 mA detectie (spanning geleverd door printplaat)
Schakel­kast
Schakel­kast
(*) Max. belasting 0,3 A - 250 V AC Min. belasting 20 mA - 5 V DC
4D081377-1A_pagina 4
B1L
A4P
SS1
ON
OFF
A8P
1 2 X801M3 4 5
DS1
ON
OFF
1 2 3 4
3 X5M4 7 8 9 10
1 2
A2P
1 2 X5M
P1
P1
P2
P2
A2P
L N
X2M
21 28 29
X1 X2 YC Y2Y1
A1P
5 6 X5M
X6A:1
2
2
R3T
-t°
2
X5A:1
2
R2T
-t°
X8A:1
X7A:1
R4T
-t°
X9A:1
2
R5T
-t°
5 6
4
3
2
X40A:1
10 11 129876543
5
6
4
3
X33A:1
3
2
X4A:1
4
8
7
2
X80A:1
CN2:1
2 3 4 5 6
CN1:1 3
F2U
F1U
S1S
S2S
S3S
S6S
S7S
S8S
S9S
R1T
-t°
R1T
-t°
R1T
-t°
KCR
KHURKHR
2
R6T
-t°
6
5
4
32X85A:1
2
X18A:1
2
X22A:1
X2M.7
X2M.3
Uitgebreide handleiding voor de installateur
78
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
14 Technische gegevens
enkel voor draadloze AAN/UIT-thermostaat
enkel voor ext. sensor (vloer/ of omgeving)
Warmtepompconvector
Primaire AWT-zone
Warmtepompconvector
AWT-zone toevoegen
NC-klep
GEEN klep
Afsluiter
Schakelkast
3-draadstype (SPDT)
Warmtapwaterpomp
enkel voor bedrade AAN/UIT-thermostaat
enkel voor bedrade AAN/UIT-thermostaat
enkel voor draadloze AAN/UIT-thermostaat
enkel voor ext. sensor (vloer/ of omgeving)
1N~, 50 Hz 230 V AC Voeding normaal kWh-tarief
Enkel voor normale voeding (standaard)
Enkel voor voeding voorkeur kWh-tarief
Uitgang warmtapwaterpomp Max. belasting: 2 A (inschakelstroomstoot) ­230 V AC 1 A (continu)
4D081377-1A_pagina 5
A1P
PE
N
L
GND
PWM
NL
1
X2M
3130
1
X2M
30 31
5 6 7
3
3
X2M
34
X2M
35
COM
HC
H
COM
C LPCN
5 6
5
5
65
A3P
X11M
X1M
A3P
A4P
A3P
2129
X2M
NC
N
COM
HC
H
COM
C LPCN
6
6
6
A3P
X11M
X1M
A3P
A4P
A3P
3 4
2a
1a
2
1
%H20 %H20
X2M
R1HR1H
NO
BLK
BLU
BRN
5
6
5
4
32
X25A:1
X16A:5
1
3
X17A:1 3 5 7
X24A:1 3 5 7
Q2DI
1
X1A:3
X19A:1
3 5
X6YA X6Y
X6YB
X6YA
X6Y
X6YB
FU1
X26A:1
2 X31A:1 3
TR1
3
X3A:1
X20A:1
3
5
X2A:1
KCR
M2P
M
1~
X15A:1
3
E
R1T
-t°
R1T
-t°
R2T
-t°
A1
A2
K5M
KPR
FU2
X11A:3
1
X12A:3
1
K2R
M3S
KVR
R1T
-t°
R1T
-t°
R2T
-t°
K6R
3
5
31
32
Q1L
11
12
M2S
M2S
A1
A2
K1M
A1
A2
K2M
X28A:1
2
K1R
M1P
MS
X2M.4
X2M.3
X2M.28
X2M.28
X2M.3
X2M.1
X2M.2
X2M.2
X2M.4
X2M.1
X2M.4
X2M.1a
X2M.2a
X2M.3
X2M.2a
X2M.4
X2M.1a
X2M.4
X2M.4
X2M.1a
X2M.4
X2M.5
X2M.7
X2M.7
L5R
L5R
A9P.X803A.3
A9P.X803A.5
A9P.X803A.3
A9P.X803A.5
X2M.21
X2M.1
X2M.3
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
79
14 Technische gegevens
Enkel voor aansluitkit voor pekeldrukschakelaar
5 V DC/0,05 mA detectie (spanning geleverd door printplaat)
Schakelkast
Schakel­kast
buitenomgevings­sensor
Back-upverwarming als 3 kW/9 kW
Schakelkast
Schakelkast
Schakelkast
4D081377-1A_pagina 6
HAP
Z1F Z2F
Z2C N=2
Z4F
Z1C N=1
Z5C N=3
Z3F
V2R
V1R
Z3C N=6
PS
ON OFF
DS1
1
2 3
DS1
1 2
ON OFF
HAP
H1P
H2P
H3P
H4P
H5P
H6P
H7P
BS1
BS2
BS3
BS4
NL1
3N~, 50 Hz 400 V AC
L1
L2 L3
L2 L3 N
X1M
A9P
GRN/YEL
RED WHT BLK BLU
B1PH
WHT
BLK
RED
A10P
11
12
X5M
1 2
Z4C N=2
Z6C N=1
1
3
4
WHT
RED
BLK
RED
WHT
BLK
2 3 321 875 94 6 4 5
6
7
7
1 2
X7M
21 3 4
L1A L2A L3A NA
F1U F2U
L11A L21A L31A
L11B L21B L31B
L1R L2R L3R
X8A:1 753
F3U
F6U
X803A:1 3
5
E1 E
X4A:1
2 3 4 5
L12A L22A L32A
C2C1
M1C
MS
3~
VU W
R1
X103A:1 3 7
K84R
X104A:1 2 3 5
X11A:1
3
X12A:1
2 3 5 64 7 8
X13A:1
2
Q1DI
R2T
-t°
R3T
-t°
R4T
-t°
R5T
-t°
R6T
-t°
K1E
M
X21A:1 2 3 4 5 6
F4U
X32A:1
2
S1PH
P>
X111A:1
2
R10T
-t°
F5U
X28A:1 3
K4R
X18A:1 2 3 4
X17A:1 2 3 4
S1L
R1T
-t°
1 2
K5M
345
6
1 2
K2M
345
6
345
6
1
2
3
456
F1B
II I
E2H
E2H E2H
E1H E1H E1H
X7Y
L5R
1
5
K6M
X77A:1 3
1 2
K1M
Z5F
C3 C4
M3P
M
1~
4
5
X2H X1H X2H
S1L
X1Y
S1P
P<
A1P.X19A.1
A1P.X19A.3
A1P.X19A.5
/ F1B.2 / F1B.4 / F1B.6
X1M.L1
X1M.L2
X1M.L3
A1P Hoofdprintplaat (hydrobox)
A2P Printplaat van de gebruikersinterface
A3P * AAN/UIT-thermostaat
A3P * Warmtepompconvector
A4P * Digitale I/O-printplaat
A4P * Printplaat van de ontvanger (draadloze AAN/
A8P * Vraag-printplaat
A9P Hoofdprintplaat (koelmiddel, pekel)
A10P Hoofdprintplaat (inverter)
B1L Flowsensor
B1PH Hogedruksensor
BS1~BS4 Drukknop
C1~C4 Condensator
CN* (A4P) * Connector
DS1 (A8P) * DIP-schakelaar
DS1 (A9P) DIP-schakelaar
DS1 (A10P) DIP-schakelaar
E1H Element back-upverwarming (1kW)
E2H Element back-upverwarming (2kW)
F1B Overstroomzekering back-upverwarming
F1U, F2U (A4P) * Zekering 5A, 250V
F1U, F2U (A9P) Zekering 35,5A, 500V
F3U~F6U (A9P) Zekering T, 6,3A, 250V
FU1 (A1P) Zekering T, 6,3A, 250V
H1P~H7P LED
Uitgebreide handleiding voor de installateur
UIT-thermostaat, PC=voedingscircuit)
80
HAP LED
K1E Elektronische expansieklep
K1M, K2M Schakelcontact back-upverwarming
K5M Veiligheidsschakelcontact back-
K6M Relais
K*R Relais op printplaat
L1R~L3R Reactievat
L5R Transmissielijn reactievat
M1C Motor (compressor)
M1P Hoofdwateraanvoerpomp
M2P # Pomp voor warm tapwater
M3P Pekelvoedingspomp
M2S # Afsluiter
M3S 3-wegklep voor vloerverwarming/warm
PS Schakelende voeding
Q*DI # Aardlekschakelaar
Q1L Thermische beveiliging back-upverwarming
R1 Weerstand
R1T (A1P) Temperatuursensor warmte uitlaatwater
R1T (A2P) Gebruikersinterface omgevingssensor
R1T (A3P) * AAN/UIT-thermostaat omgevingssensor
R1T (A9P) Omgevingsluchtsensor
R2T (A1P) Na temperatuursensor back-upverwarming
R2T (A3P) * Externe sensor (vloer of omgeving)
upverwarming
tapwater
(aanvoerwater uit condensor)
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
R2T (A9P) Afvoersensor
15
**
/12.2
1
R3T (A1P) Thermistor koelmiddel vloeistofzijde
R3T (A9P) Zuigsensor
R4T (A1P) Temperatuursensor inlaatwater (retourwater
naar condensor)
R4T (A9P) 2-fasige sensor (Tx)
R5T (A1P) Sensor voor warmtapwatertanktemperatuur
R5T (A9P) Pekel retourwater
R6T (A1P) * Externe binnenomgevingsthermistor
R6T (A9P) Pekel aanvoerwater
R10T Koelplaatthermistor
R1H (A3P) * Vochtigheidssensor
S1L Pekelflowschakelaar
S1P # Waterdrukschakelaar pekelzijde
S1PH Hogedrukschakelaar
S1S # Contact elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief
S2S # Impulsingang 1 elektrische meter
S3S # Impulsingang 2 elektrische meter
S6S~S9S # Digitale ingangen vermogensbeperking
SS1 (A4P) * Keuzeschakelaar
TR1 Voedingstransformator
V1R, V2R Bipolaire transistor met geïsoleerde poort
voedingsmodule
X*H Back-upverwarmingconnector
X*M Aansluitklemmenstrook
X*Y Connector
Z1C~Z6C Ruisfilter (ferrietkern)
Z1F~Z5F Ruisfilter
* = Optioneel
# = Ter plaatse te voorzien
14 Technische gegevens
Te doorlopen zaken vooraleer de unit te starten
Engels Vertaling
X1M Hoofdaansluitklem
X2M Aansluitklem voor bedrading ter
X5M Aansluitklem voor bedrading ter
plaatse voor wisselstroom
plaatse voor gelijkstroom
Aardingsbedrading
Ter plaatse te voorzien
Draad nummer 15
Aansluiting ** gaat verder op pagina 12 kolom 2
Verschillende bedradingsmogelijkheden
Optie
Niet gemonteerd in schakelkast
Bedrading afhankelijk van model
Printplaat
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
81
14 Technische gegevens
Gebruikers­interface
Alleen voor afstandsgebruikers­interfaceoptie
Ter plaatse te voorziene opties
Afsluiter Elektriciteitsmeters
Hoofdvoedingsaansluiting
Normaal gesloten
5 V DC impuls­detectie (spanning geleverd door printplaat)
Uitgang warmtapwaterpomp Max. belasting: 2 A (inschakelstroomstoot) 230 V AC 1A (continu)
Externe kamerthermostaten en warmtepompconvector
enkel voor warmte­pompconvector
Schakelkast
(*) Max. belasting: 0,3 A - 250 V AC Min. belasting: 20 mA - 5 V DC
Opties: boileruitgang, alarmuitgang, AAN/UIT-uitgang
Alarm­uitgang (*)
Ruimtever­warming AAN/UIT­uitgang (*)
Gebruikersinterface
Buitenomgevings­sensor
Ext. warmte­bron (*)
Optie externe binnenomgevings­sensor
Schakelkast
Digitale ingangen vermogensbeperking: 12 V DC/12 mA detectie (spanning geleverd door printplaat)
Enkel voor optie digitale I/O-printplaat
Schakelkast
Schakelkast
Schakelkast
Enkel voor aansluitkit voor pekeldrukschakelaar
Primaire AWT-zone
enkel voor bedrade thermostaat
enkel voor draadloze thermostaat
Bijkomende AWT-zone
enkel voor bedrade thermostaat
enkel voor externe sensor (vloer/omgeving)
enkel voor draadloze thermostaat
enkel voor externe sensor (vloer/omgeving)
Optie voor aansluitkit voor pekeldrukschakelaar
Enkel voor normale voeding (standaard)
Voedings­contact voorkeur kWh-tarief: 16 V DC detectie (spanning geleverd door printplaat)
Voeding normaal kWh-tarief
Schakelkast
Schakelkast
Enkel voor optie vraag-printplaat
enkel voor warmte­pompconvector
Schakelkast
Schakelkast
230 V AC geleverd door printplaat
230 V AC geleverd door printplaat
5 V DC/0,05 mA
detectie (spanning
geleverd door printplaat)
Enkel voor voeding voorkeur kWh-tarief Gebruik voeding normaal kWh-tarief voor hydroprintplaat
Normaal open
Schakel­kast
Warmtapwaterpomp
4P355433-1A_pagina 4
Optieprintplaten
1 2
X5M
A2P
P1P2 P1P2
5 6
X5M
7 8 9
10
21
34
X2M
35
5X2M 6 7
A2P
X5M
X1M
3 4
X5M
1
5X2M 6 7
1 2 X2M4
C H
A3P
5
H C
A4P
L N PC
A3P
X1M
5
5 6
A3P
X11M
5
1a 2a
X2M3 4
C H
A3P
6
5 6
A3P
X11M
6
1 X2M4
1a
X2M4
4
3 X2M21
A1P
A8P
1 2X801M 3 4 5
DS1 ON OFF
1 2 3 4
X1 X2
A4P
YC
SS1
ON OFF
Y2Y1
X2M
21 28 29
3
%H20
A3P
6
H C
A4P
L N PC
X1M
1a 2a X2M3 4
%H20
H C
CH
CH
H C
3 4
11
12
X5M
21
L N
R1H
R1H
X5M
3
3
L1 L2 L3 N
30 31
X2M
A1P
X1M
1
L1 L2 L3 N
30 31
X2M
A1P
NL
L1 L2 L3 N
3N~, 50 Hz 400 V AC
L1 L2 L3 N 3N~, 50 Hz
400 V AC
1N~, 50 Hz 230 V AC; 6,3 A
1 2
X7M
A9P
A9P
7
7
1
234
S2S
R6T
-t°
S3S
M2P
M
1~
M2S
M2S
R1T
-t°
R2T
-t°
R1T
-t°
R1T
-t°
X85A:1 2 3
4 5 6
X33A:1 2 3
4 5 6
X80A:1
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
CN2:1
2 3 4 5 6 3CN1:1
KCR
KHURKHR
F1U
F2U
S6S
S7S
S8S
S9S
R2T
-t°
R1T
-t°
S1S
R1T
-t°
Q1DI
X6Y
X6YA
X6YB
1 53X1A:3 X19A:1
Q1DI
X6YA
1 53X1A:3 X19A:1
X6Y X6YB
Q2DI
S1L
S1L
X18A:1
2 3 4
X18A:1
2 3 4
-X1Y
S1P
P<
(4)
(2)
(5)
(1)
(6)
(7)
(8)
COMCOM
COM COM
(3)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
82
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
EGSQH10S18AA9W
Specificatie elektriciteitsmeter
▪ Pulsmetertype/contact zonder spanning voor
5Vgelijkstroomdetectie door printplaat
▪ Mogelijk aantal pulsen:
▪ 0,1 puls/kWh
▪ 1 puls/kWh
▪ 10 pulsen/kWh
▪ 100 pulsen/kWh
▪ 1000 pulsen/kWh
▪ Pulstijdsduur
▪ minimum Aan-tijd 40ms
▪ minimum UIT-tijd 100ms
▪ Type van meting (afhankelijk van de installatie):
▪ enkelfasige wisselstroommeter
▪ driefasige wisselstroommeter (gebalanceerde belastingen)
▪ driefasige wisselstroommeter (niet gebalanceerde belastingen)
Installatierichtlijn elektrische meter
▪ Algemeen: het is de verantwoordelijkheid van de installateur het
volledig energieverbruik met elektriciteitsmeters te dekken (de combinatie van schatting en metingen is niet toegestaan)
▪ Vereist aantal elektriciteitsmeters:
14 Technische gegevens
Type elektriciteitsmeter Voeding met vast kWh-tarief
1~
3~ gebalanceerd 1
3~ niet gebalanceerd
Type elektriciteitsmeter Voeding met kWh-
voordeeltarief
1~ 1
3~ gebalanceerd 1
3~ niet gebalanceerd
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
83
14 Technische gegevens
A4P: Y1 X2M: 29
A4P: X1-X2
X5M: 3-4
X5M: 11-12
2x0.75
A8P: X801M: 1-5
A8P: X801M: 2-5
A8P: X801M: 3-5
A8P: X801M: 4-5
230 V
X2M: 34-35
X5M: 7-8
X5M: 9-10
X7M : 1 - 2
230 V
230 V
230 V
230 V
X5M: 5-6
230 V
230 V
230 V
230 V
A3P: X1M: com-H
A4P: X1M: H-com X2M: L-N
A3P: X1M: 1-3
X11M: 5-6
X5M: 1-2
2x0.75
230 V
230 V
230 V
2x0.75
2
2
2
1
1
A4P: Y2 X2M: 29
4D081378-1A
Alleen voor installatie met normale elektrische voeding
elektrische voeding unit: 400 V + aarding
elektrische voeding met normaal kWh-tarief voor binnenunit: 230 V + aarding
Contact elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
unit elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief: 400 V + aarding
Alleen voor installatie met elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
Elektrische voeding
Alarmuitgang
Omschakeling naar uitgang
ext. warmtebron
X2M: 30-31-aarding
X1M: L1-L2-L3-N-aarding
2 aders
3 aders
5 aders
5 aders
Alleen voor *KRP1HB*
Alleen voor *KGSCONBP1
Ter plaatse te voorzien
Ter plaatse te voorzien
Externe kamerthermostaat/warmtepompconvector
2 aders signaal
2 aders
Uitgang ruimteverwarming
AAN/UIT
Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT
Ext. warmtebron (bijv. ketel)
alarmindicatie
Impulsingang 2 elektrische meter
Impulsingang 1 elektrische meter
Circulatiepomp voor warmtapwater
afsluiter voor de primaire zone
Norm open-klep: X2M: 6-7
Alleen voor KRCS01-1
signaal
2 aders
2 aders signaal
Afsluiter
2 aders
2 aders
2 aders
2 aders
signaal
Optioneel stuk
Optioneel stuk
- Voor signaalkabel: houd minimumafstand tot stroomtoevoerkabels > 5 cm
Noot:
primair: X2M: 1-4
secund.: X2M: 1a-4
primair: X2M: 1-3-4
secund.: X2M: 1a-3-4
primair: X2M: 1-4
secund.: X2M: 1a-4
2 aders
2 aders
2 aders
2 aders
Vraagingang 4 vermogenbeperking
Vraagingang 3 vermogenbeperking
Vraagingang 2 vermogenbeperking
Vraagingang 1 vermogenbeperking
Alleen voor *KRP1AHTA
Alleen voor *KRUCBL*
A2P: P1-P2-gebruikersinterface
A2P: P1-P2-gebruikersinterface
R2T Externe sensor (vloer of omgeving)
(primaire en/of secundaire zone)
4 aders
2 aders
2 aders
communicatie
communicatie
Wanneer gebruikersinterface verplaatst wordt
Alleen voor (warmtepompconvector)
Alleen voor *KRTR (draadloze kamerthermostaat)
Alleen voor *KRTW (kamerthermostaat met draad)
Alleen voor *KRTETS
2 aders (3 m inbegrepen)
signaal
2 aders
2 aders
Buitenomgevingstemperatuursensor *KRSCA1
Binnenunit
Standaardonderdelen
Ter plaatse te voorzien
Drukschakelaar in de pekelzijde
Signaal
2 aders
Externe binnenomgevingsthermistor
2 aders
Uitgebreide handleiding voor de installateur
84
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02

14.6 Technische specificaties

14.6.1 Technische specificaties: Binnenunit

Nominale capaciteit en nominaal opgenomen vermogen
14 Technische gegevens
Binnenunit Verwarming alleen
Toestand 1
(a)
Verwarmingscapaciteit Minimum 3,11kW
Nominaal 10,20kW
Maximum 13,00kW
Opgenomen vermogen Nominaal 2,34kW
COP Nominaal 4,35
Toestand 2
(b)
Verwarmingscapaciteit Minimum 2,47kW
Nominaal 9,29kW
Maximum 11,90kW
Opgenomen vermogen Nominaal 2,82kW
COP Nominaal 3,29
(a) Retourwatertemperatuur (pekel)/aanvoerwatertemperatuur (pekel) 0°C/3°C – aanvoerwatertemperatuur uit condensor 35°C (DT=5°C). (b) Retourwatertemperatuur (pekel)/aanvoerwatertemperatuur (pekel) 0°C/3°C – aanvoerwatertemperatuur uit condensor 45°C (DT=5°C).
Technische specificaties
Binnenunit Verwarming alleen
Kast
Kleur Wit
Materiaal Voorgelakt plaatmetaal
Afmetingen
Verpakking (H×B×D) 1930×700×840mm³
Unit (H×B×D) 1732×600×728mm³
Gewicht
Machinegewicht 210kg
Brutogewicht 222kg
Verpakking
Materiaal Hout, karton, PE-wikkelfolie
Gewicht 12kg
PED
Categorie van unit CategorieI
Meest kritisch stuk Compressor
Ps*V 135bar
Ps*DN
Hoofdcomponenten
Waterpomp Type Gelijkstroommotor
Aant. snelheden Inverter-gestuurd
Nominale ESP pomp
Verwarming
Verwarming
(a)
(b)
39kPa
46kPa
Benodigd vermogen 70W
Waterkant warmtewisselaar Type Hardgesoldeerde platen
Hoeveelheid 1
Watervolume 2,30l
Minimum waterdebiet 8,0l/min
Nominaal waterdebiet
Maximum
Verwarming
Verwarming
Verwarming 43,0l/min
(a)
(b)
29,2l/min
26,6l/min
waterdebiet
Isolatiemateriaal Groene vilt
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
85
14 Technische gegevens
Binnenunit Verwarming alleen
Waterexpansievat Volume 10l
Maximum waterdruk 3bar
Voordruk 1bar
Maximumhoogte boven unit 1m
Waterfilter Diameter perforaties 1,0mm
Materiaal Koper + messing + roestvrij staal
Pekelpomp Type Gelijkstroommotor
Aant. snelheden 3
Nominale ESP
Verwarming
pomp
Benodigd vermogen 140W
Pekelwarmtewisselaar Type Hardgesoldeerde platen
Hoeveelheid 1
Pekelvolume 2,30l
Minimum pekeldebiet 25,0l/min
Nominaal
Verwarming
pekeldebiet
Maximum
Verwarming 54,0l/min
pekeldebiet
Isolatiemateriaal
Pekelexpansievat Volume 10l
Maximum pekeldruk 3bar
Voordruk 1bar
Maximumhoogte boven unit 12m
Pekelfilter Diameter perforaties 1,0mm
Materiaal Koper + messing + roestvrij staal
Tank Watervolume 180l
Materiaal Roestvrij staal (EN1.4521)
Maximum watertemperatuur 60°C
Maximum waterdruk 10bar
Isolatiemateriaal Polyester
Corrosiebescherming Anode
Warmteverlies
(d)
Warmtewisselaar (tank) Hoeveelheid 1
Materiaal Roestvrij staal (EN1.4521)
Oppervlakte 1,9m
Intern spiraalvolume 8,9l
3‑wegsklep (tank) Debietfactor ruimteverwarming/
tankverwarming
Veiligheidstoestellen
Toestellen Temperatuur-/hogedrukschakelaar
Watercircuit langs de kant van de ruimteverwarming
Ø leidingaansluitingen 22mm
Veiligheidsklep 3bar
Manometer Ja
Aftapkraan/vulkraan Ja
Afsluiters
Ontluchtingsventiel Ja
Totaal watervolume
(e)
Minimumwatervolume 20,0l
Watercircuit langs de kant van het warm tapwater
Leidingaansluitingen Ø leidingaansluitingen – koud
water in/warm water uit
Hercirculatieaansluiting G1/2" vrouwelijk
Pekelcircuit
(c)
(c)
58kPa
40,0l/min
1,4kWh/24u
2
13/8m3/u
23,0l
22mm
86
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
14 Technische gegevens
Binnenunit Verwarming alleen
Ø leidingaansluitingen 28mm
Veiligheidsklep 3bar
Manometer Ja
Aftapkraan/vulkraan Ja
Afsluiters
Ontluchtingsventiel
Totaal volume
Minimum pekelvolume 20,0l
Compressor
Type Hermetisch gesloten swingcompressor
Model 2YC63PXD#C
Opstartmethode Invertergestuurd
Werkingsgebied
Opstellingsruimte 5~30°C
Pekelzijde –5~20°C
Waterzijde Verwarming 24~60°C
Geluidssterkteniveau
Nominaal 46dBA
Geluidsdrukniveau
Nominaal 32dBA
Koelmiddel
Type R410A
Belasting 1,8kg
Regeling Elektronische expansieklep
Aant. circuits 1
Capaciteitsregelmethode Inverter-gestuurd
Elektrische specificaties
(e)
Warm tapwater 25~55°C
(a) Retourwatertemperatuur (pekel)/aanvoerwatertemperatuur (pekel) 0°C/3°C – aanvoerwatertemperatuur uit condensor 35°C (DT=5°C). (b) Retourwatertemperatuur (pekel)/aanvoerwatertemperatuur (pekel) 0°C/3°C – aanvoerwatertemperatuur uit condensor 45°C (DT=5°C). (c) Met 40% propyleenglycol. (d) Warmteverlies volgens EN12897 (e) Inclusief leidingen + platenwarmtewisselaar + back-upverwarming; exclusief expansievat.
(f) Door warmtepomp. (g) Door warmtepomp + back-upverwarming. (h) Door back-upverwarming.
(i) Het geluidsdrukniveau gemeten met een microfoon op een afstand van 1m van de unit. Dit is een relatieve waarde die afhangt van de afstand en
de akoestiek van de omgeving.
8,0l
(f)
/ 24~65°C
(f)
/ 25~60°C
(i)
(g)
(h)
Spanningsbereik
Minimum –10%
Maximum 10%
Aansluitingen bedradingen
Elektriciteitsmeter Aantal draden 2
Draadtype Minimum 0,75mm2 (5VDC impulsdetectie)
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief Aantal draden Vermogen: 2
Draadtype Voeding: 6,3A
Vermogenbeperking Aantal draden 5
Draadtype Minimum 0,75mm2 (5VDC impulsdetectie)
Pomp voor warm tapwater Aantal draden 2
Draadtype Minimum 0,75mm2 (2A inschakelstroomstoot,
1A continu)
Voor verbinding met buitenomgevingssensor R1T Aantal draden 2
Draadtype Minimum 0,75mm
Voor verbinding met R6T Aantal draden 2
Draadtype Minimum 0,75mm
Voor verbinding met A3P Aantal draden Noot
Draadtype Noot
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
(a)
en Noot
(b)
(a)
2
2
(c)
87
14 Technische gegevens
25
20
15
5
10
0
–5
–10
0 10 20 30 40 50 70
4D083081-1A
A (°C)
B (°C)
60
Voor verbinding met M2S Aantal draden 3G
Draadtype Noot
(a)
en Noot
Voor verbinding met gebruikersinterface Aantal draden 2
Draadtype 0,75~1,25mm (maximumlengte 500m)
Voor verbinding met optionele FWXV (vraagingang en uitgang)
(a) Selecteer diameter en type volgens de nationale en lokale voorschriften. (b) Hangt van het thermostaattype af. Zie de installatiehandleiding van de thermostaat. (c) Spanning: 230V / maximumstroom: 100mA / minimum 0,75mm
Aantal draden 4
Draadtype Minimum 0,75mm2 (100mA)
2

14.7 Werkingsgebied

14.7.1 Werkingsgebied: Binnenunit

Ruimteverwarming
(c)
A Temperatuur intredend pekel B Watertemperatuur condensoruitlaat
Opmerking: Bij standaardinstellingen laat de unit werking met
temperaturen tot –5°C van het intredend pekel toe. Daardoor is de pekelbevriezingstemperatuur mogelijk niet hoger dan –15°C. Voor water-ethanolmengsels komt dit overeen met 29% ethanol (op massa), voor water-propyleenglycolmengsels stemt dit overeen met 40% propyleenglycol (op volume).
Als de bevriezingstemperatuur van het middel hoger is dan –15°C, moet het beschermingsniveau van de unit ter plaatse worden verhoogd.
Raadpleeg de installatiehandleiding en/of de uitgebreide handleiding voor de installateur voor instructies over het instellen van een andere bevriezingstemperatuur van het middel (Tf) in de controller.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
88
Enkel werking back-upverwarming als het instelpunt <24°C is. Werking warmtepomp (ondersteund door back-upverwarming in geval van onvoldoende capaciteit) Warmtepomp + werking back-upverwarming Bescherm tegen bevriezing door antivriesmiddel toe te voegen aan de pekelzijde. Zie ook opmerking.
De unit werkt NIET bij een temperatuur intredend pekel van minder dan Tf+10K.
Tf=aanpasbaar tussen 0°C en –15°C.
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
Warm tapwater
25
20
15
5
10
0
–5
–10
0 10 20 30 40
4D083082-1B
A (°C)
B (°C)
60 7050
14 Technische gegevens
A Temperatuur intredend pekel B Watertemperatuur condensoruitlaat
Enkel werking back-upverwarming. Werking warmtepomp Bescherm tegen bevriezing door antivriesmiddel toe te voegen aan de pekelzijde. Zie ook opmerking.
Opmerking: Bij standaardinstellingen laat de unit werking met temperaturen tot –5°C van de retourpekel toe. Daardoor is de pekelbevriezingstemperatuur mogelijk niet hoger dan –15°C! Voor water-ethanolmengsels komt dit overeen met 29% ethanol (op massa), voor water-propyleenglycolmengsels stemt dit overeen met 40% propyleenglycol (op volume).
Als de bevriezingstemperatuur van het middel hoger is dan –15°C, moet het beschermingsniveau van de unit ter plaatse worden verhoogd.
Raadpleeg de installatiehandleiding en/of de uitgebreide handleiding voor de installateur voor instructies over het instellen van een andere bevriezingstemperatuur van het middel (Tf) in de controller.
De unit werkt NIET bij een temperatuur intredend pekel van minder dan Tf+10K.
Tf = aanpasbaar tussen 0°C en –15°C.
EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
89
14 Technische gegevens
80
70
60
50
40
30
20
10
0
0
8
10 20 30 40 50
A (kPa) C (kPa)
B (l/min) B (l/min)
25
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
30 35 40 45 50 55 60 65
3D081379-1B

14.8 ESP-curve

14.8.1 ESP-curve: Binnenunit

A Externe statische druk (ruimteverwarmingszijde) B Waterdebiet C Externe statische druk (pekelzijde)
Water Mengsel van water/propyleenglycol (40V%) bij retourpekeltemperatuur –5°C Mengsel van water/ethanol (29M%) bij retourpekeltemperatuur –5°C
Opmerking: Een debiet selecteren buiten het werkingsgebied kan de unit beschadigen of storingen erin veroorzaken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
90
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
15 Verklarende woordenlijst
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.

15 Verklarende woordenlijst

EGSQH10S18AA9W Daikin Altherma geothermische warmtepomp 4P351748-1D – 2016.02
91
1/7
Tabel lokale instellingen [6.8.2] = .... ID4302/4562
Toepasbare binnenunits
*GSQH10S18AA9W ThermaliaC12*
Aantekeningen
-
4P359382-1D - 2015.02
2/7
Breadcrumb Lokale code Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Gebruikerinstellingen
└─ Voorgeprogrammeerde waarden
└─ Kamertemperatuur
7.4.1.1 R/W [3-07]~[3-06], stap: A.3.2.4
21°C
7.4.1.2 R/W [3-07]~[3-06], stap: A.3.2.4
19°C
└─ AWT primair
7.4.2.1 [8-09] R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
55°C
7.4.2.2 [8-0A] R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
45°C
7.4.2.5 R/W -10~10°C, stap: 1°C
0°C
7.4.2.6 R/W -10~10°C, stap: 1°C
-2°C
└─ Tanktemperatuur
7.4.3.1 [6-0A] R/W 30~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
7.4.3.2 [6-0B] R/W
30~min(50,[6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
7.4.3.3 [6-0C] R/W
30~min(50,[6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
└─ Stel weersafhankelijk in
└─ Primair
7.7.1.1 [1-00] Weersafhank verwarm instellen Lage omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.
R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
7.7.1.1 [1-01] Weersafhank verwarm instellen Hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.
R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
7.7.1.1 [1-02] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.
R/W
[9-01]~[9-00]°C, stap: 1°C
60°C
7.7.1.1 [1-03] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.
R/W [9-01]~min(45,[9-00])°C, stap: 1°C
25°C
└─ Secundair
7.7.2.1 [0-00] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.
R/W
[9-05]~min(45,[9-06])°C, stap: 1°C
25°C
7.7.2.1 [0-01] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.
R/W [9-05]~[9-06]°C, stap: 1°C
60°C
7.7.2.1 [0-02] Weersafhank verwarm instellen Hoge omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.
R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
7.7.2.1 [0-03] Weersafhank verwarm instellen Lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.
R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
Installateurinstellingen
└─ Systeemlayout
└─ Standaard
A.2.1.1 [E-00] R/O
0~5
5: Geothermisch
A.2.1.2 [E-01] R/O
1: 16
A.2.1.3 [E-02] R/O
1: T
yp
e 2
A.2.1.5 [5-0D] R/O
4: 3PN,
(
1/2
)
A.2.1.6 [D-01] R/W
0: Nr
1: Actief open 2: Actief
g
esloten
A.2.1.7 [C-07] R/W
0: Besturing AWT
1: Bst xt kmrthrms 2: Best. kmrthrmst
A.2.1.8 [7-02] R/W
0: 1 AWT-zone
1: 2 AWT-zones
A.2.1.9 [F-0D] R/W 0: Continu
1: Monster (alleen mogelijk als [C-07] =
0) 2: Verzoek (alleen mogelijk als [C-07] 0)
A.2.1.A [E-04] R/O
0: N
r
A.2.1.B R/W 0: Op unit
1: In de kame
r
└─ Opties
A.2.2.4 [C-05] R/W
1: Thermo AAN/UIT
2: Verw/koel vraa
g
A.2.2.5 [C-06] R/W
1: Thermo AAN/UIT
2: Verw/koel vraa
g
A.2.2.6.1 [C-02] Digitale I/O-printplaat Ext BUH bron R/W
0: Nr
1: Bivalent 2: ­3: -
A.2.2.6.2 [D-07] Digitale I/O-printplaat Solarkit R/O
0: Neeo
(#)
A.2.2.6.3 [C-09] Digitale I/O-printplaat Alarm-output R/W
0: Normaal open
1: Norm.
g
esloten
A.2.2.7 [D-04] R/W
0: Nr
1: Best. ener
g
.vbr
A.2.2.8 [D-08] R/W
0 (Nee) NIET geïnstalleerd
1: Geïnstalleerd (0,1 impuls/kWh) 2: Geïnstalleerd (1 impuls/kWh) 3: Geïnstalleerd (10 impuls/kWh) 4: Geïnstalleerd (100 impuls/kWh) 5: Geïnstalleerd
(
1000 impuls/kWh
)
A.2.2.9 [D-09] R/W
0 (Nee) NIET geïnstalleerd
1: Geïnstalleerd (0,1 impuls/kWh) 2: Geïnstalleerd (1 impuls/kWh) 3: Geïnstalleerd (10 impuls/kWh) 4: Geïnstalleerd (100 impuls/kWh) 5: Geïnstalleerd
(
1000 impuls/kWh
)
A.2.2.A [D-02] R/W
0: Nr
1: Secund retour 2: Disinf. shunt
A.2.2.B [C-08] R/W
0: Nr
1: Buitensensor (##) 2: Kamersensor
A.2.2.D [E-0B] Bi-zone-kit Is een bi-zone-kit geïnstal.? R/O
0: Neeo
(#)
└─ Capaciteiten
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
Comfort (verwarming)
Eco (verwarming)
Comfort (verwarming)
Eco (verwarming)
Naam instelling
Type BUH Voorkeur kWh-tarief
Comfort (verwarming)
Eco (verwarming)
Pompbedrijfsmodus
Energie besparen mogelijk Loc. gebruik.interface
Primair contact
Opslag comfort
Opslag eco
Warmhouden
Unittype
Compressortype Softwaretype binnen
Methode unitbestur.
Aantal zones AWT
Sec. contact
Vraag-printplaat
Externe kWh-meter 1
Externe kWh-meter 2
Warmtapwaterpomp
Extrn sensor
4P359382-1D - 2015.02
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet.
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit.
*GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
3/7
Breadcrumb Lokale code Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
Naam instelling
A.2.3.2 [6-03] R/W 0~10 kW, stap: 0,2 kW
3 kW
A.2.3.3 [6-04] R/W
0~10 kW, stap: 0,2 kW
3 kW
Bedrijf
└─ Instellingen AWT
└────────────────── Primair
A.3.1.1.1 R/W 0: Abs
1: Weersafh
2: Abs+geprog 3: Weersafh+
geprog
A.3.1.1.2.1 [9-01] Temperatuurbereik Minimumtemp (verwarm) R/W
15~37°C, stap: 1°C
24°C
A.3.1.1.2.2 [9-00] Temperatuurbereik Maximumtemp (verwarm) R/W
37~65°C, stap: 1°C
65°C
A.3.1.1.5 [8-05] R/W
0: Nr
1: Ja
A.3.1.1.6.1 [F-0B] Afsluiter Thermo AAN/UIT R/W
0: Nr
1: Ja
A.3.1.1.7 [9-0B] R/W
0: Snel
1: Lan
g
zaam
└────────────────── Secundair
A.3.1.2.1 R/W 0: Abs
1: Weersafh
2: Abs+geprog 3: Weersafh+
geprog
A.3.1.2.2.1 [9-05] Temperatuurbereik Minimumtemp (verwarm) R/W
15~37°C, stap: 1°C
24°C
A.3.1.2.2.2 [9-06] Temperatuurbereik Maximumtemp (verwarm) R/W
37~65°C, stap: 1°C
65°C
└────────────────── Delta T bron
A.3.1.3.1 [9-09] R/W
3~10°C, stap: 1°C
8°C
└─ Kamerthermostaat
A.3.2.1.1 [3-07] Kamertemp.bereik Minimumtemp (verwarm) R/W 12~18°C, stap: A.3.2.4
12°C
A.3.2.1.2 [3-06] Kamertemp.bereik Maximumtemp (verwarm) R/W 18~30°C, stap: A.3.2.4
30°C
A.3.2.2 [2-0A] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.3.2.3 [2-09] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.3.2.4 R/W
0: 1°C
1: 0,5°C
└─ Werkingsgebied
A.3.3.1 [4-02] R/W 14~35°C, stap: 1°C
35°C
└─ Warmtapwater
└─ Type
A.4.1 [6-0D] R/W 0: Uitsl warmhoudn
1: Warmh + gprog
2: Uitsl
geprog
└─ Desinfectie
A.4.4.1 [2-01] R/W 0: Nr
1: Ja
A.4.4.2 [2-00] R/W 0: Elke dag
1: Maandag 2: Dinsdag 3: Woensdag 4: Donderdag
5: Vrijdag
6: Zaterdag 7: Zonda
g
A.4.4.3 [2-02] R/W 0~23 uur, stap: 1 uur
23
A.4.4.4 [2-03] R/W
60°C
A.4.4.5 [2-04] R/W 40~60 min, stap: 5 min
40 min
└─ Maximaal instelpunt
A.4.5 [6-0E] R/W 40~60°C, stap: 1°C
60°C
└─ SP comf modus
A.4.6 R/W
0: Abs
1: Weersafh
└─ Weersafhankelijke curve
A.4.7 [0-0B] Weersafhankelijke curve Instelpunt warm tapwater voor hoge
omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
R/W
35~[6-0E]°C, stap: 1°C
45°C
A.4.7 [0-0C] Weersafhankelijke curve Instelpunt warm tapwater voor lage
omgevingstemp. voor grafiek WA warm tapwater.
R/W
45~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
A.4.7 [0-0D] Weersafhankelijke curve Hoge omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve. R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.4.7 [0-0E] Weersafhankelijke curve Lage omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve. R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
└─ Warmtebronnen
└─ Back-upverwarming
A.5.1.1 [4-00] R/W 0: Uitgeschakeld
1: Geactiveerd
2: Uitsl warmta
p
w
A.5.1.2 R/W
0: Handm
1: Automat
A.5.1.3 [4-07] R/W 0: Nr
1: Ja
A.5.1.4 [5-01] R/W
-15~35°C, stap: 1°C
0°C
└─ Systeemwerking
└─ Automatische herstart
A.6.1 [3-00] R/W 0: Nr
1: Ja
└─ Voorkeur kWh-tarief
A.6.2.1 [D-00] R/O 0: Geen A.6.2.2 [D-05] R/W 0: Gedwongen uit
1: Als normaa
l
└─ Besturing energieverbruik
Bedrijfsdag
BUH stap 2 inschakelen
Evenwichtstemp.
AWT instelpuntstand
Aangepaste AWT
Afgiftesysteem
AWT instelpuntstand
Kamertemp.afwijking
Afwijk. ext. kamersensor
Starttijd
Eindtemperatuur Tijdsduur
Bedrijfmodus
Noodgeval
Verwarming
Kamertemp. stap
UIT-tmp verwrm kamer
Desinfectie
Heater toegest Gedwongen pomp UIT
BUH: stap 1
BUH: stap 2
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet. (#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. *GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
4P359382-1D - 2015.02
4/7
Breadcrumb Lokale code Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
Naam instelling
A.6.3.1 [4-08] R/W
0: Geen beperking
1: Continu 2: Di
g
itale input
A.6.3.2 [4-09] R/W 0: Stroom
1: Vermo
g
en
A.6.3.3 [5-05] R/W 0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.4 [5-09] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.5.1 [5-05] Amp.grensw v DI Grenswaarde DI1 R/W 0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.5.2 [5-06] Amp.grensw v DI Grenswaarde DI2 R/W 0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.5.3 [5-07] Amp.grensw v DI Grenswaarde DI3 R/W 0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.5.4 [5-08] Amp.grensw v DI Grenswaarde DI4 R/W 0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.6.1 [5-09] kW-grenswaarde v DI Grenswaarde DI1 R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.6.2 [5-0A] kW-grenswaarde v DI Grenswaarde DI2 R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.6.3 [5-0B] kW-grenswaarde v DI Grenswaarde DI3 R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.6.4 [5-0C] kW-grenswaarde v DI Grenswaarde DI4 R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.7 [4-01] R/O
0: Geen
2: BUH
└─ Gemid. v tijd bepalen
A.6.4 [1-0A] R/W
0: Geen gemiddelde
1: 12 uur 2: 24 uur 3: 48 uur 4: 72 uur
└─ Afwijk. buitenvoeler
A.6.5 [2-0B] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
└─ Vriespunt glycolwater
A.6.9 [A-04] R/W 0: 0°C
1: -2°C 2: -4°C 3: -6°C 4: -8°C 5: -10°C 6: -12°C
7: -14°C
└─ Overzicht instellingen
A.8 [0-00] R/W
[9-05]~min(45,[9-06])°C, stap: 1°C
25°C
A.8 [0-01] R/W [9-05]~[9-06]°C, stap: 1°C
60°C
A.8 [0-02] R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8 [0-03] R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
A.8 [0-04]
8
A.8 [0-05]
12
A.8 [0-06]
35
A.8 [0-07]
20
A.8 [0-0B] R/W
35~[6-0E]°C, stap: 1°C
45°C
A.8 [0-0C] R/W
45~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
A.8 [0-0D] R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8 [0-0E] R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
A.8 [1-00] R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
A.8 [1-01] R/W 10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8 [1-02] R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
60°C
A.8 [1-03] R/W [9-01]~min(45,[9-00]), stap: 1°C
25°C
A.8 [1-04]
1
A.8 [1-05]
1
A.8 [1-06]
20
A.8 [1-07]
35
A.8 [1-08]
22
A.8 [1-09]
18
A.8 [1-0A] R/W
0: Geen gemiddelde
1: 12 uur 2: 24 uur 3: 48 uur 4: 72 uur
A.8 [1-0B]
5
A.8 [1-0C]
5
A.8 [1-0D]
5
A.8 [1-0E]
5
A.8 [2-00] R/W 0: Elke dag
1: Maandag 2: Dinsdag 3: Woensdag 4: Donderdag
5: Vrijdag
6: Zaterdag 7: Zonda
g
A.8 [2-01] R/W 0: Nr
1: Ja
A.8 [2-02] R/W 0~23 uur, stap: 1 uur
23
A.8 [2-03] R/W
60°C
A.8 [2-04] R/W 40~60 min, stap: 5 min
40 min
Wat is de desinfectie- eindtemperatuur? Hoelang moet de tanktemp worden gehandhaafd?
-­Wat is de gemid. tijd voor de buitentemp?
Wanneer moet desinfectie worden uitgevoerd?
Moet de desinfectie- functie worden uitgevoerd?
Wanneer moet desinfectie- functie starten?
--
--
--
--
--
--
Hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.
Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve. Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.
--
--
--
kW-waarde
Voorrang
Stand
Type
Amp.waarde
Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve. Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve. Hoge omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.
Lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.
--
--
--
-­Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.
Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.
Hoge omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.
Lage omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.
Lage omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.
4P359382-1D - 2015.02
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet.
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit.
*GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
5/7
Breadcrumb Lokale code Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
Naam instelling
A.8 [2-05] R/W
4~16°C, stap: 1°C
12°C
A.8 [2-06] R/W
0: Uitgeschakeld
1: Geactiveerd
A.8 [2-09] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8 [2-0A] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8 [2-0B] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8 [3-00] R/W 0: Nr
1: Ja
A.8 [3-01]
0
A.8 [3-02]
1
A.8 [3-03]
4
A.8 [3-04]
2
A.8 [3-05]
1
A.8 [3-06] R/W 18~30°C, stap: A.3.2.4
30°C
A.8 [3-07] R/W 12~18°C, stap: A.3.2.4
12°C
A.8 [3-08]
35
A.8 [3-09]
15
A.8 [4-00] R/W 0: Uitgeschakeld
1: Geactiveerd
2: Uitsl warmta
p
w
A.8 [4-01]
0
A.8 [4-02] R/W 14~35°C, stap: 1°C
35°C
A.8 [4-03]
3
A.8 [4-04]
2
A.8 [4-05]
0
A.8 [4-06]
0/1
A.8 [4-07] R/W 0: Nr
1: Ja
A.8 [4-08] R/W
0: Geen beperking
1: Continu 2: Di
g
itale input
A.8 [4-09] R/W
0: Stroom
1: Vermo
g
en
A.8 [4-0A]
0
A.8 [4-0B]
1
A.8 [4-0D]
3
A.8 [5-00] R/W 0: Toegestaan
1: Niet toe
g
estaan
A.8 [5-01] R/W
-15~35°C, stap: 1°C
0°C
A.8 [5-02]
0
A.8 [5-03]
0
A.8 [5-04]
10
A.8 [5-05] R/W 0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.8 [5-06] R/W 0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.8 [5-07] R/W 0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.8 [5-08] R/W 0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.8 [5-09] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.8 [5-0A] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.8 [5-0B] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.8 [5-0C] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.8 [5-0D] R/O
4: 3PN,
(
1/2
)
A.8 [5-0E]
1
A.8 [6-00] R/W 2~20°C, stap: 1°C
2°C
A.8 [6-01] R/W 0~10°C, stap: 1°C
2°C
A.8 [6-02]
0
A.8 [6-03] R/W 0~10 kW, stap: 0,2 kW
3 kW
A.8 [6-04] R/W
0~10 kW, stap: 0,2kW
3 kW
A.8 [6-05]
0
A.8 [6-06]
0
A.8 [6-07]
0
A.8 [6-08] R/W
2~20°C, stap: 1°C
10°C
A.8 [6-09]
0
A.8 [6-0A] R/W 30~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
A.8 [6-0B] R/W
30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
A.8 [6-0C] R/W
30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
A.8 [6-0D] R/W 0: Uitsl warmhoudn
1: Warmh + gprog
2: Uitsl
geprog
A.8 [6-0E] R/W 40~60°C, stap: 1°C
60°C
A.8 [7-00]
0
A.8 [7-01]
2
A.8 [7-02] R/W
0: 1 AWT-zone
1: 2 AWT-zones
A.8 [7-03] R/W 0~6, stap: 0,1
2,5
A.8 [7-04]
0
A.8 [7-05]
0
A.8 [8-00]
1
A.8 [8-01] R/W 5~95 min, stap: 5 min
30 min
Hoeveel zones Temperatuur Aanvoerwater zijn er?
PE-factor
--
--
-­Maximale bedrijfstijd voor het bereiden van warm tapwater.
Welke hysterese moet worden gebruikt warmhoudenstand?
-­Wat is gewenste comfort opslagtemperatuur?
Wat is gewenste eco opslagtemperatuur?
Wat is de gewenste temp warmhouden?
Wat is gewenste instelpunt- stand voor warmtapwater?
Wat is het max. temperatuurinstelpunt?
--
--
-­Het temperatuurverschil dat de AAN-temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
Het temperatuurverschil dat de UIT-temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
-­Wat is capaciteit van back-upverwarming stap 1?
Wat is capaciteit van back-upverwarming stap 2?
--
--
--
Wat is de vereiste grenswaarde v DI1?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI2?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI3?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI4?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI1?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI2?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI3?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI4?
Welk type back-upverwarming installatie wordt toegepast?
Welke voedingsbeperkingstype is vereist?
--
-­Mag de back-upverwarming of boiler boven de evenwichtstemperatuur werken tijdens ruimteverwarming? Wat is de evenwichts- temperatuur voor gebouw?
--
--
--
--
--
-­Wat is bedrijfsmodus BUH?
--
--
--
--
Tweede stap activeren van de back-upverwarming?
Welke voedingsbeperkingmodus is vereist op het systeem?
-- (Wijzig deze waarde niet)
Onder welke buitentemperatuur is verwarmen toegestaan?
Wat is vereiste afwijking bij de gemeten buitentemp?
Is auto herstart van de unit toegestaan?
--
--
--
--
-­Wat is gewnste maximum kamertemp bij verwarming?
Wat is gewnste minimum kamertemp bij verwarming?
Vorstbeschermende kamertemperatuur
Vorstbescherming kamer
Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur
Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet. (#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. *GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
4P359382-1D - 2015.02
6/7
Breadcrumb Lokale code Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
Naam instelling
A.8 [8-02] R/W
0~10 uur, stap: 0,5 uur
0
,
5 uur
A.8 [8-03]
50
A.8 [8-04] R/W
0~95 min, stap: 5 min
95 min
A.8 [8-05] R/W
0: Nr
1: Ja
A.8 [8-06] R/W
0~10°C, stap: 1°C
3°C
A.8 [8-07]
18
A.8 [8-08]
20
A.8 [8-09] R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
55°C
A.8 [8-0A] R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
45°C
A.8 [8-0B]
13
A.8 [8-0C]
10
A.8 [8-0D]
16
A.8 [9-00] R/W 37~65°C, stap: 1°C
65°C
A.8 [9-01] R/W
15~37°C, stap: 1°C
24°C
A.8 [9-02]
22
A.8 [9-03]
5
A.8 [9-04] R/W
1~4°C, stap: 1°C 1°C
A.8 [9-05] R/W
15~37°C, stap: 1°C
24°C
A.8 [9-06] R/W 37~65°C, stap: 1°C
65°C
A.8 [9-07]
5
A.8 [9-08]
22
A.8 [9-09] R/W
3~10°C, stap: 1°C
8°C
A.8 [9-0A]
5
A.8 [9-0B] R/W
0: Snel
1: Lan
g
zaam
A.8 [9-0C] R/W 1~6°C, stap: 0,5°C
1 °C
A.8 [9-0D] R/W 0~8,stap:1
6
A.8 [9-0E] 0~8,stap:1
6
A.8 [A-00]
1
A.8 [A-01]
0
A.8 [A-02]
0
A.8 [A-03] R/W
0: 148Hz
1: 193Hz
A.8 [A-04] R/W 0: 0°C
1: -2°C 2: -4°C 3: -6°C 4: -8°C 5: -10°C 6: -12°C
7: -14°C
A.8 [B-00]
0
A.8 [B-01]
0
A.8 [B-02]
0
A.8 [B-03]
0
A.8 [B-04]
0
A.8 [C-00]
1
A.8 [C-01]
0
A.8 [C-02] R/W
0: Nr
1: Bivalent 2: ­3: -
A.8 [C-03] R/W
-25~25°C, stap: 1°C
0°C
A.8 [C-04] R/W
2~10°C, stap: 1°C
3°C
A.8 [C-05] R/W
1: Thermo AAN/UIT
2: Verw/koel vraa
g
A.8 [C-06] R/W
0: -
1: Thermo AAN/UIT
2: Verw/koel vraa
g
A.8 [C-07] R/W
0: Besturing AWT
1: Bst xt kmrthrms 2: Best. kmrthrmst
A.8 [C-08] R/W
0: Nr
1: Buitensensor (##) 2: Kamersensor
A.8 [C-09] R/W
0: Normaal open
1: Norm.
g
esloten
A.8 [C-0A]
0
A.8 [C-0C]
0
A.8 [C-0D]
0
A.8 [C-0E]
0
A.8 [D-00] R/O
0: Geen
A.8 [D-01] R/W
0: Nr
1: Actief open 2: Actief
g
esloten
A.8 [D-02] R/W
0: Nr
1: Secund retour 2: Disinf. shunt
-­Wlke verwarm zijn toegest als voork kWh-trf e.voed daalt? Contacttype voorkeurs- kWh-trf el. voedingsinstal?
Welk type tapwaterpomp is er geïnstalleerd?
Bivalente hysteresistemperatuur.
Wat is het vraagcontact voor de primaire zone?
Wat is het vraagcontact voor de secundaire zone?
Wat is de unitbesturings- methode voor bedrijf?
Welk type externe sensor is er geïnstalleerd?
Wat is vereiste contacttype alarm-output?
--
--
--
--
--
--
--
--
--
-­Is een externe back-upwarmtebron aangesloten?
Bivalente inschakeltemperatuur.
Wat is gewenste delta T bij verwarmen?
-­Welk afgiftesysteem is aangesloten op de primaire AWT?
Kamertemperatuurhysteresis.
--
--
-­Maximum verwarmingsfrequentie
Wat is het vriespunt van het glycolwater?
Wat is de gewenste maximum AWT primair bij verwarmen?
Wat is de gewenste minimum AWT primair bij verwarmen?
--
-­Temperatuuroverregeling aanvoerwatertemperatuur.
Wat is de gewenste minimum AWT secundair bij verwarmen?
Wat is de gewenste maximum AWT secundair bij verwarmen?
--
--
Aanpassen AWT toestaan voor kamerregeling?
Maximumaanpassing aanvoerwatertemperatuur.
--
-­Wat is de gewenste comfort AWT primair bij verwarming?
Wat is de gewenste eco AWT primair bij verwarming?
--
--
--
Antipendeltijd.
-­Bijkomende bedrijfstijd voor de maximum bedrijfstijd.
Pompsnelheidsbegrenzing
--
4P359382-1D - 2015.02
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet.
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit.
*GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
7/7
Breadcrumb Lokale code Bereik, stap
Standaardwaarde
Datum Waarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van standaardwaarde
Naam instelling
A.8 [D-03] R/W
0: Uitgeschakeld
1: Geactiveerd, omschakeling 2°C (van -2 tot 2°C) 2: Geactiveerd, omschakeling 4°C (van -2 tot 2°C) 3: Geactiveerd, omschakeling 2°C (van -4 tot 4°C) 4: Geactiveerd, omschakeling 4°C (van -4 tot 4°C
)
A.8 [D-04] R/W
0: Nr
1: Best. ener
g
.vbr
A.8 [D-05] R/W 0: Gedwongen uit
1: Als normaa
l
A.8 [D-07] R/O
0: Neeo
(#)
A.8 [D-08] R/W
0 (Nee) NIET geïnstalleerd
1: Geïnstalleerd (0,1 impuls/kWh) 2: Geïnstalleerd (1 impuls/kWh) 3: Geïnstalleerd (10 impuls/kWh) 4: Geïnstalleerd (100 impuls/kWh) 5: Geïnstalleerd
(
1000 impuls/kWh
)
A.8 [D-09] R/W
0 (Nee) NIET geïnstalleerd
1: Geïnstalleerd (0,1 impuls/kWh) 2: Geïnstalleerd (1 impuls/kWh) 3: Geïnstalleerd (10 impuls/kWh) 4: Geïnstalleerd (100 impuls/kWh) 5: Geïnstalleerd
(
1000 impuls/kWh
)
A.8 [D-0A]
0
A.8 [D-0B]
2
A.8 [D-0C]
0
A.8 [D-0D]
0
A.8 [D-0E]
0
A.8 [E-00] R/O
0~5
5: Geothermisch
A.8 [E-01] R/O
1: 16
A.8 [E-02] R/O
1: T
yp
e 2
A.8 [E-03]
2
A.8 [E-04] R/O
0: N
r
A.8 [E-05]
1
A.8 [E-06]
1
A.8 [E-07]
1
A.8 [E-08]
0
A.8 [E-09]
0
A.8 [E-0A]
0
A.8 [E-0B] R/O
0
(#)
A.8 [E-0C]
0
A.8 [F-00] R/W
0: Uitgeschakeld
1: Geactiveerd
A.8 [F-01]
20
A.8 [F-02]
3
A.8 [F-03]
5
A.8 [F-04]
0
A.8 [F-05]
0
A.8 [F-06]
0
A.8 [F-09] R/W 0: Uitgeschakeld
1: Geactiveerd
A.8 [F-0A]
0
A.8 [F-0B] R/W
0: Nr
1: Ja
A.8 [F-0C]
1
A.8 [F-0D] R/W 0: Continu
1: Monster (alleen mogelijk als [C-07] =
0) 2: Verzoek (alleen mogelijk als [C-07] 0)
-­Wat is de pomp- bedrijfsmodus?
--
--
--
-­Pomp werkt verder als abnormaal debiet.
-­Afsluiter sluiten tijdens thermo UIT?
--
Pomp mag buiten bereik werken.
--
--
Is een Solarkit aangesloten? Wordt extrne kWh-mtr gebruikt voor meting vermogen?
Wordt extrne kWh-mtr gebruikt voor meting vermogen?
--
--
--
-­Is de energiespaarfunctie beschikbaar op de buitenunit?
--
--
--
Welk type compressor is er geïnstalleerd? Wat is het softwaretype van de binnenunit?
--
--
-­Welk type unit is er geïnstalleerd?
Aanvoerwatertemperatuurcompensatie rond 0°C.
Is vraag-printplaat aangesltn?
Mag de pomp werken als voork kWh-trf e.voed daalt?
Is een bi-zone-kit geïnstal.?
--
--
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet. (#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. *GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
4P359382-1D - 2015.02
4P351748-1D 2016.02
Copyright 2013 Daikin
Loading...