Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product
vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende
zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de
reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de
stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een
toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
1.2.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.2.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde
hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.2.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
1.2.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1 minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens
een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank
onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten
wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel
worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid
koelmiddel.
1.2.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een
hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen)
tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze
schakelaar dient het contact van alle polen volledig te
verbreken en te voldoen aan de vereisten van de
overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open
staat.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende
voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast
om druk van buitenuit op de klemmenstrook te
voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk
vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Installatiehandleiding van de binnenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, technische kenmerken, goede
praktijken, referentiegegevens enz.
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
2.2Overzicht van de uitgebreide
handleiding voor de installateur
HoofdstukBeschrijving
Algemene
veiligheidsmaatregelen
Over de documentatieWelke documentatie bestaat er voor de
Over de doosDe units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties▪ De units identificeren
Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke
toepassingen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen
vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van
het systeem
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
3 Over de doos
4×
1×1×1×
1×1×1×1×
a
1×
bcd
feg
h
HoofdstukBeschrijving
VoorbereidingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InstallatieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
ConfiguratieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InbedrijfstellingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker
overhandigen
Onderhoud en serviceDit hoofdstuk beschrijft de manier
Storingen opsporen en
oplossen
Als afval verwijderenDit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevensDit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Tabel met lokale
instellingen
en kennen vooraleer on‑site te gaan
en kennen om het systeem te
installeren
en kennen om het systeem na installatie
ervan te configureren
en kennen om het systeem op te
leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de
gebruiker moet worden uitgelegd en
overhandigd
waarop de units onderhouden moeten
worden
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet
worden ingevuld en die nadien moet
bewaard worden om deze later te
kunnen raadplegen
Opmerking: De uitgebreide handleiding
voor de gebruiker bevat tevens een
tabel met installateurinstellingen. Deze
tabel moet door de installateur worden
ingevuld en aan de gebruiker worden
overhandigd.
3.2Binnenunit
3.2.1De binnenunit uitpakken
3.2.2De toebehoren uit de binnenunit
verwijderen
1 Verwijder de schroeven bovenaan de unit.
2 Verwijder het bovenpaneel.
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de
binnenunit on-site werd geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ De units uitpakken en hanteren
▪ De accessoires van de units verwijderen
Houd rekening met de volgende zaken:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
3 Neem de toebehoren eruit.
a Algemene veiligheidsmaatregelen
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
c Installatiehandleiding
d Gebruiksaanwijzing
e Afstandbuitensensor
f Deksel van de gebruikersinterfacekit
g Meertalig label over de gefluoreerde broeikasgassen
h 2 schroeven om de gebruikersinterface te bevestigen.
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
4.2.1Identificatielabel: Binnenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: EGSQH10S18AA9W
CodeBeschrijving
EEuropees model
GSGeothermische warmtepomp
QKoelmiddel R410A
HVerwarming alleen
10Capaciteitklasse
SGeïntegreerd tankmateriaal: roestvrij staal
18Volume geïntegreerde tank
AAModelserie
9WModel van back-upverwarming
4.3Mogelijke opties voor de
binnenunit
Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.6.8 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina33.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan
de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten.
Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos
(EKRTR1en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen worden
gebruikt bij alleen-verwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen
in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te
leveren:
▪ Alarm-output
▪ Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT
▪ Omschakeling naar externe warmtebron
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende regeling
via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
vraag-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als
kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de
kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de
kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de
binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende
taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en
binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare
taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de
installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op
pagina35.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen
warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Kabel om de pekeldrukschakelaar aan te sluiten
(EKGSCONBP1)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving moet u een
pekeldrukschakelaar plaatsen (ter plaatse te voorzien). Om de
pekeldrukschakelaar op de unit aan te sluiten kunt u de kabel om de
pekeldrukschakelaar aan te sluiten gebruiken.
Voor de aanwijzingen voor de installatie, raadpleeg de
installatiehandleiding van de kabel om de pekeldrukschakelaar aan
te sluiten.
OPMERKING
Daikin adviseert een mechanische pekeldrukschakelaar te
gebruiken. Indien een elektrische pekeldrukschakelaar
wordt gebruikt, kunnen capacitieve stromen de werking
van de flowschakelaar storen en zo een storing in de unit
veroorzaken.
Pekelvulkit (KGSFILL)
Kit met pekelvulklep om het pekelcircuit te spoelen, vullen en
aftappen.
5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
5.1Overzicht: Richtlijnen met
betrekking tot mogelijke
toepassingen
Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden van het
Daikin-warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als
gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken
gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische
maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in
evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze
maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de
installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren,
zie "8Configuratie"op pagina35.
INFORMATIE
De energiemeetfunctie is NIET van toepassing en/of NIET
geldig voor deze unit indien deze wordt berekend door de
unit. Indien er optionele externe meters worden gebruikt, is
het energiemeetdisplay geldig.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen
▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen
▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen
▪ De energiemeting instellen
▪ Het energieverbruik instellen
▪ Een externe temperatuursensor opstellen
5.2Het ruimteverwarmingssysteem
in-/opstellen
Het Daikin-warmtepompsysteemlevert aanvoerwater aan
warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke
kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende
vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd door het Daikin-
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij
ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming duidelijk zijn, adviseert
Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,
zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming
kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter
alleen mogelijk als de regeling van de
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van
de unit is INgeschakeld.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt
en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden
gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische
noodstop [A.5.1.2] op 1 zetten.
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
B
A
b
a
Vloerverwarming of radiatoren –
Kamerthermostaat met draad
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface,
die als kamerthermostaat gebruikt wordt. Mogelijke installaties:
▪ De gebruikersinterface (standaardapparatuur) is in de kamer
geplaatst en wordt als kamerthermostaat gebruikt
▪ De gebruikersinterface (standaardapparatuur) is bij de
binnenunit geplaatst en wordt als regelaar gebruikt dicht bij de
binnenunit + de gebruikersinterface (optionele apparatuur
EKRUCBL*) is in de kamer geplaatst en wordt als
kamerthermostaat gebruikt
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
▪ Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
▪ Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de
werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in
volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
▪ Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen:
▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en
programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
Vloerverwarming of radiatoren – Draadloze
kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat
b Draadloze externe kamerthermostaat
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.4]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
▪ Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het
warmtepompsysteemontworpen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
T
BC
A
a
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming te vragen wordt naar een
digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/1 en X2M/4).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt
worden, controleer of elke warmtepompconvector wel
degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.4]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
▪ Stijlvol.
5.2.2Meerdere kamers – Eén AWT-zone
Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de
gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers
dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer
te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers
hebben.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
Vloerverwarming of radiatoren –
Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt
de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat
geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn of een externe
kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via
thermostaatkranen geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in
functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een
andere verwarmingsbron verwarmd kan worden.
Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
▪ Economisch.
▪ Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M2M1
BC
A
aa
b
B
A
aa
C
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe
kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Omloopklep
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer
er geen verwarming gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep worden geplaatst om het water opnieuw
te laten stromen wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om goed te
werken en daarbij aan de garantiebepalingen te voldoen, moet
een minimum waterdebiet voorzien worden zoals beschreven in
"6.3.3Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren" op
pagina21.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar
moeten NIET op de binnenunit worden aangesloten. De
binnenunit zal constant aanvoerwater leveren, met de
mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken metvloerverwarming of radiatoren voor één kamer:
▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten
instellen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit
aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen
aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd
wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met dewarmtepompconvectoren voor één kamer:
▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van
dewarmtepompconvectoren instellen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er is een (ter plaatse te
voorziene) afsluiter voor de vloerverwarming. Deze verhindert dat
warm water geleverd wordt wanneer de kamer niet vraagt om
verwarmd te worden.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade)
kamerthermostaat ingesteld.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
5.2.3Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor
verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u
verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2).
In dit document:
▪ Hoofdzone = Zone met de laagste ontwerptemperatuur
▪ Secundaire zone = de andere zone
0 (Besturing AWT): De unit werkt
op basis van de
aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 AWT-zone): Primair
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u
STEEDS een mengklepstation in de primaire zone
plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in
verwarming) als de secundaire zone verwarming/koeling
vraagt.
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
E Kamer 3
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Gebruikersinterface
c Mengklepstation
d Drukregelklep
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De
reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te
hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de
primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de
secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor
beide watertemperatuurzones.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.
▪ De pomp van het mengklepstation wordt gestuurd door het
AAN/UIT-signaal van de binnenunit (X2M/5 en X2M/7; normaaldicht-output voor de afsluiters).
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
b b
d
c
f
h
e
FHL1
FHL2
FHL3
f
g
g
j
i
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit
aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen de
gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren
wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
Opmerking:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt
als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
1 (2 AWT-zones): Primair +
secundair
▪ Code: [7-02]
In geval
vanwarmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor
de secundaire zone:
▪ #: [A.2.2.5]
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
▪ Code: [C-06]
Output afsluiterIngesteld om de thermovraag
van de primaire zone te volgen.
Op het mengklepstationStel de gewenste
hoofdaanvoerwatertemperatuur
in.
▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de binnenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de
buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe
warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de
ruimteverwarming door de binnenunit UIT-geschakeld.
▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt
altijd door de op de binnenunit aangesloten warmtapwatertank
geproduceerd.
INFORMATIE
▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te
bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld.
Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd,
wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op
basis van de buitentemperatuur.
▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te
bereiken die via de bediening van de extra ketel werd
ingesteld.
Opstelling
▪ Integreer de extra ketel als volgt:
Voordelen
▪ Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van
de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgeversystemen biedt het
uitstekende verwarmingscomfort van de vloerverwarming en de
snelle luchtopwarming van de warmtepompconvectoren (bv.
woonkamer=vloerverwarming en de slaapkamer=convector
(geen continue verwarming)).
▪ Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste
temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.
5.3Een extra warmtebron voor
ruimteverwarming in/opstellen
▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
▪ De binnenunit
▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
a Binnenunit
b Warmtewisselaar
c Back-upverwarming
d Pomp
e Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
f Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
g Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
i Extra ketel (ter plaatse te voorzien)
j Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
OPMERKING
▪ Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het
systeem voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige
situaties in het systeem van de extra ketel.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
L
N
H
Com
A
K2AK1A
X2M
B
TI
K2AK1A
Indoor/Auto/Boiler
1 2 3 4X Y
Indoor
FHL1
FHL2
FHL3
UI
a e
b
c
hgg
M
f
d
▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepompNIET hoger
is dan 55°C. Om dit te bereiken:
▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van
dewarmtepomp.
▪ Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en
open te gaan onder de 55°C.
▪ Plaats terugslagkleppen.
▪ Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
aanwezig zijn. De binnenunit is al uitgerust met een expansievat.
▪ Plaats de digitale I/O-printplaat (optie EKRP1HB).
▪ Sluit X1 en X2 (omschakeling naar externe warmtebron) op de
printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel.
▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het
A Hulpcontact (normaal dicht)
H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
Indoor Binnenunit
Auto Automatisch
Boiler Ketel
voorzien)
a Binnenunit
b Warmtewisselaar
c Back-upverwarming
d Pomp
e Gemotoriseerde 3‑wegklep
f Warmtapwatertank
g Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
UI Gebruikersinterface
5.4.2De gewenste temperatuur selecteren voor
de warmtapwatertank
Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van
40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds
uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt
evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen
(bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C)
vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank omvat:
1Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
c
a
d
e
f
b
a
c e
d
f
g
h
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
TypeMogelijke volumes
Ingebouwde warmtapwatertank▪ 180l
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste
warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren. De elektrische weerstand die in de warmtepomp is
geïntegreerd, kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt
5.4.3Instelling en configuratie –
Warmtapwatertank
▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Op de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende
energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp
▪ Elektrische back-upverwarming
▪ Voor meer informatie over het optimaliseren van het
energieverbruik om warm tapwater te produceren: zie
"8Configuratie"op pagina35.
u echter meer energie. Daikin adviseert om de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de
elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en
5.4.4Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk
warm water
Opstelling
ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater
's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming
gevraagd wordt.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Antwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik
(equivalent warmwatervolume op 40°C) met de typische
watervolumes:
VraagTypisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag
1douche=10min×10l/min=100l
nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
1bad=150l
nodig?
Hoeveel water is er per dag
1gootsteen=2min×5l/min=10l
nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan
—
warm tapwater?
Voorbeeld: als het warmtapwaterverbruik van een gezin
(4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches
▪ 1bad
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina35.
▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie
de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.
a Warmtapwatertank
b Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
c Douche (ter plaatse te voorzien)
d Koud water
e UITGANG warm tapwater
f Hercirculatieaansluiting
▪ 3gootsteenvolumes
Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
5.4.5Warmtapwaterpomp voor desinfectie
Opstelling
Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen
FormuleVoorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1)Als:
▪ V2=180l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V1=280l
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1)Als:
▪ V1=480l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V2=307l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts 1maal
opgewarmd
T2Temperatuur warmtapwatertank
T1Temperatuur koud water
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 60°C
ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere
desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond)
een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
a Warmtapwatertank
b Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
c Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)
d Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
e Douche (ter plaatse te voorzien)
f Koud water
g UITGANG warm tapwater
h Hercirculatieaansluiting
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
5
8
0
1
5
0
0
0
de
A
c
a
450896.005
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp
en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond
aansluiten.
Configuratie
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina35.
5.5De energiemeting instellen
▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen:
▪ Geproduceerde warmte
▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming
▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand
▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik
zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet
gegarandeerd kan worden.
5.5.1Geproduceerde warmte
INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde
warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur
▪ Het debiet
▪ Instelling en configuratie: geen bijkomende apparatuur vereist.
Energiemetertype
Gebruik een driefasige energiemeter.
Voorbeeld
A Binnenunit
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N)
b Energiemeter (L1/L2/L3/N)
c Zekering (L1/L2/L3/N)
d Back-upverwarming (L1/L2/L3/N)
e Binnenunit (L1/L2/L3/N)
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken:
▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.
▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X5M/9 en X5M/10.
▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen
welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het
aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
▪ Zie "5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina17 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
5.5.2Verbruikte energie
De verbruikte energie meten
▪ Ze vereist wel externe energiemeters.
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Voor de kenmerken van elk type van meter, zie "14Technische
gegevens"op pagina72.
▪ Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het
aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de
gebruikersinterface. De gegevens over de verbruikte energie
zullen alleen beschikbaar zijn indien deze instelling
geconfigureerd is.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg
ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE
energietoevoer naar het systeem meten.
5.5.3Elektrische voeding met normaal kWhtarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
Sluit de energiemeter aan op X5M/7 en X5M/8.
5.5.4Elektrische voeding met voorkeur kWhtarief
Opstelling
▪ Sluit energiemeter1 aan op X5M/7 en X5M/8.
▪ Sluit energiemeter2 aan op X5M/9 en X5M/10.
Zie "6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de
uitwendige stelmotoren"op pagina24.
5.6De regeling van het
energieverbruik instellen
▪ De besturing van het energieverbruik:
▪ Laat u toe het energieverbruik van het hele systeem te
beperken (de som van de binnenunit en de backupverwarming).
▪ Configuratie: geef via de gebruikersinterface de volgende zaken
in: het niveau van vermogenbeperking en de manier waarop dit
gedaan moet worden.
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt uitgedrukt
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
P
i
t
DI
a
b
a
b
A
B
1
2
3
4
5
A8P
P
i
t
DI4
DI3
DI1
a
b
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt ingeschakeld
worden:
▪ Continu
▪ Door digitale inputs
INFORMATIE
▪ Tijdens noodbedrijf kan de besturing energieverbruik
NIET worden gebruikt. Dit is omdat de backupverwarming een grotere capaciteit heeft dan tijdens
de normale werking (9 kW i.p.v. 6 kW) en daarom zal
de door de unit berekende nodige stroom kleiner zijn
dan de huidig nodige stroom.
▪ Indien de vermogenbeperking is ingeschakeld, worden
watertemperatuurinstelpunten boven 60°C in
ruimteverwarming NIET gewaarborgd.
5.6.1Continue vermogenbeperking
Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat
het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer
beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale
energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm
tapwater.
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld
b Werkelijke opgenomen vermogen
Op/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in zoals beschreven in "Een
overzichtsinstelling wijzigen" op pagina 37 (voor de beschrijving
van alle instellingen, zie "8Configuratie"op pagina35):
▪ Selecteer de stand met voltijdse beperking
▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
OPMERKING
Stel een minimum energieverbruik van ±3 kW in om de
ruimteverwarming te laten werken en warm tapwater te
produceren door minstens stap 1 van de backupverwarming toe te laten.
5.6.2Vermogenbeperking door digitale inputs
ingeschakeld
Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een
energiebeheersysteem.
Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordt
dynamisch door digitale inputs beperkt. Het niveau van
vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden
door een van de volgende elementen te beperken:
▪ Stroom (in A)
▪ Opgenomen vermogen (in kW)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer
een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet
worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige
huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen,
ruimteverwarming…).
A Binnenunit
B Energiebeheersysteem
a Inschakeling vermogenbeperking (4digitale ingangen)
b Back-upverwarming
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld
b Werkelijke opgenomen vermogen
Opstelling
▪ Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig.
▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te
schakelen:
▪ Voor de specificaties en de aansluiting van de digitale inputs, zie
"14.5Bedradingsschema"op pagina77.
Configuratie
Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de regeling van
het energieverbruik in zoals beschreven in "Een overzichtsinstelling
wijzigen" op pagina 37 (voor de beschrijving van alle instellingen,
zie "8Configuratie"op pagina35):
▪ Selecteer inschakelen door digitale ingangen.
▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A).
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met elke
digitale ingang overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is
de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.
5.6.3Vermogenbeperking: werking
De compressor heeft een betere effectiviteit dan de elektrische
verwarming. Om deze reden wordt de elektrische verwarming
beperkt en eerst UIT gezet. Het systeem beperkt het energieverbruik
in de volgende orde:
1Het beperkt de elektrische verwarming.
2Zet de elektrische verwarming UIT.
3Beperkt de compressor.
4Zet de compressor uit.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
6 Voorbereiding
P
h
C
e
a
b
c
d
AB
>500
≥50≥50
(mm)
Voorbeeld
PhGeproduceerde warmte
CeVerbruikte energie
A Compressor
B Back-upverwarming
a Beperkte compressorwerking
b Volledige compressorwerking
c Stap1 back-upverwarming AANgezet
d Stap2 back-upverwarming AANgezet
5.7Een externe temperatuursensor
opstellen
Binnenomgevingstemperatuur
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Het kan de
binnenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert in de
volgende gevallen een uitwendige temperatuursensor te gebruiken:
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze
de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de
gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.
▪ Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.B].
Buitenomgevingstemperatuur
De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de
buitenomgevingstemperatuur.
▪ Opstelling:
▪ Om de afstandstemperatuursensor te installeren, raadpleeg de
installatiehandleiding van de sensor (geleverd als toebehoren).
▪ Om de afstandstemperatuursensor op de binnenunit aan te
sluiten, raadpleeg "7.6.7 De afstandstemperatuursensor
aansluiten"op pagina33.
▪ Configuratie: Geen.
▪ De elektrische bedrading voorbereiden
6.2De installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
6.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast
veroorzaakt.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle
tank voor warm tapwater.
Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden en bij omgevingstemperaturen van 5~30°C.
6Voorbereiding
6.1Overzicht: Voorbereiding
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter
plaatse te gaan.
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Circuittypes. Behalve het koelcircuit zijn er in de unit 2 andere
circuits inbegrepen. Voor latere raadpleging: het circuit dat is
aangesloten op het boorgat wordt het pekelcircuit genoemd, het
andere circuit dat is aangesloten op de warmteafgevers wordt het
ruimteverwarmingscircuit genoemd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
6 Voorbereiding
M
FCU1
FCU2
FCU3
FHL1
FHL2
FHL3
70°C
65°C
M
a
e
e
b b d
c
g
h
h
h
h
f
ji
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
▪ Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ENKEL in een gesloten
watersysteem voor pekelcircuit en ruimteverwarmingscircuit. Het
systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige
corrosie als gevolg hebben.
▪ Vloeistofdruk – Warmtapwatertank. De maximale vloeistofdruk
van de warmtapwatertank is 10bar. Voorzie gepaste veiligheden
in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt.
▪ Vloeistoftemperatuur.Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
WAARSCHUWING
Wanneer er wordt aangesloten op een open
grondwatersysteem, is een tussenwarmtewisselaar vereist
om schade (vuil, bevriezing) aan de unit te voorkomen.
▪ Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het ruimteverwarmingscircuit toe te voegen.
▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water
(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende
stukken te vermijden.
▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
leidingen op basis van het vereiste debiet en de beschikbare
externe statische druk van de pomp. Zie "14 Technische
gegevens" op pagina 72 voor de grafieken voor de externe
statische drukken voor de binnenunit.
▪ Debiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de werking
van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Als het debiet
kleiner is, zal debietfout 7H verschijnen en zal de binnenunit
stoppen met werken.
ModelMinimumdebiet wanneer de back-
upverwarming werkt
10▪ Ruimteverwarmingscircuit: 12l/min
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistof. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met vloeistof die in de installatie
gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
▪ Pekelcircuit: 25l/min
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistofdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de vloeistofdruk en
vloeistoftemperatuur.
▪ Vloeistofdruk – Ruimteverwarmings- en pekelcircuit. De
maximale vloeistofdruk van het ruimteverwarmings- en
pekelcircuit bedraagt 4 bar. Voorzie gepaste veiligheden in het
watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
a Binnenunit
b Warmtewisselaar
c Back-upverwarming
d Pomp
e Afsluiter
f Gemotoriseerde 3-wegklep
g Gemotoriseerde 2-wegklep (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk
i Tank voor warm tapwater
j Warmtewisselaarspoel
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van het systeem om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Voorzie een goede afvoer
voor de overdrukveiligheidsklep om te beletten dat water uit de
unit zou druppelen. Zie "7.5.5De drukveiligheidsklep op de afvoer
aansluiten"op pagina29.
WAARSCHUWING
▪ Alle leidingwerk dat is aangesloten op de
pekeldrukveiligheidsklep DIENT een voortdurende
afloop te hebben.
▪ De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep MOET
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen
risico vormt voor personen die zich in de buurt ervan
bevinden.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
6 Voorbereiding
c
d
ab
▪ Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud
gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is aan de
ruimteverwarmingszijde voorzien van een automatische
ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is
vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan
worden.
▪ Onderdelen met een zinkbekleding. Gebruik NOOIT onderdelen
met een zinkbekleding in het vloeistofcircuit. Aangezien het
vloeistofcircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders
overmatige corrosie optreden. Onderdelen met zinkbekleding in
het pekelcircuit kunnen neerslaan van bepaalde bestanddelen in
de antivriesvloeistoffencorrosie-inhibitor veroorzaken.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het
systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een
zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld
door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen.
De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan
en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade
toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de
oxidatie van glycolen,
▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur
hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen
vervuilen of verstoppen,
▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan
ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de
glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
INFORMATIE
Hou rekening met de hygroscopische eigenschap van
antivriesvloeistoffen: het absorbeert vocht uit zijn
omgeving. Door de dop van de antivriesvloeistoffles open
te laten, stijgt de waterconcentratie. De
antivriesvloeistofconcentratie is lager dan verwacht. Als
gevolg daarvan kan er toch bevriezing optreden.
Preventieve maatregelen MOETEN worden genomen om
te zorgen dat de antivriesvloeistof zo min mogelijk wordt
blootgesteld aan lucht.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
▪ Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep in het
ruimteverwarmingscircuit wordt gebruikt, MOET de omschakeltijd
van de klep maximum 60seconden bedragen.
▪ Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor
warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte
aan warm tapwater te voldoen.
▪ Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met
koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende
dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald
worden.
▪ Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de
apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
▪ Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd"op pagina51.
▪ Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden
geïnstalleerd.
▪ Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk
bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische
installatie.
▪ Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden
tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding
van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp
6.3.2Formule om de voordruk van het
expansievat te berekenen
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het
hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
6.3.3Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het
pekelcircuit controleren
De binnenunit heeft 2 expansievaten van 10 liter, een voor het
ruimteverwarmingscircuit en een voor het pekelcircuit.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ controleer het minimum en het maximum watervolume.
▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
▪ Controleer het totale ruimteverwarmingswatervolume in de unit.
▪ Controleer het totale pekelwatervolume in de unit.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume per circuit in de installatie
minimum 20 liter bedraagt, waarbij het interne watervolume in de
binnenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Indien een minimumverwarmingsbelasting van 1 kW kan
worden gegarandeerd en instelling [9‑04] wordt door de
installateur van 1 tot 4°C veranderd, kan het
minimumwatervolume verlaagd worden tot 10liter.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus
geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het
belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft,
zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
a Binnenunit
b Warmtewisselaar
c Back-upverwarming
d Pomp
e Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafieken om het maximum watervolume voor
de berekende voordruk te bepalen. Voor pekel hangt dit af van de
pekeltemperatuurverschillen in het systeem. Voorbeeld: doorheen
het jaar kan de temperatuur van de pekel schommelen tussen –7°C
en 10°C, zoals in grafiek1, of tussen 0°C en 10°C zoals in grafiek2.
Grafiek1: de pekeltemperatuurschommeling bedraagt 17°C
a Voordruk (bar)
b Maximum watervolume (l)
Grafiek2: de pekeltemperatuurschommeling bedraagt 10°C
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/backupverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle
omstandigheden.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde
ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand
bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er
een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/
bediening).
Minimum vereist debiet tijdens het werken van de backupverwarming
12l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina60.
6.3.4De voordruk van het expansievat wijzigen
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1 bar)
bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende
richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog
de druk van het stikstof via de schräderklep van het expansievat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
a
a
a Schräderklep
6.3.5Het watervolume controleren:
voorbeelden
Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
300l.
Acties:
▪ Omdat het totale watervolume (300 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (280 l), moet de voordruk verlaagd
worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 350l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 300l kleiner is dan 350l, is het expansievat geschikt voor
de installatie.
6.4De elektrische bedrading
voorbereiden
6.4.1Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
6 Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading moet door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies dienen te voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
6.4.2Over de elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief
Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best
om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een
concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een
voordeeltarief aan te bieden. Bijvoorbeeld dag/nachttarieven,
seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk,
enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen
met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als
leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden
geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden
aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWhtarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur
kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken;
▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de
unit in de stand gedwongen uit zet. Op dat ogenblik zal de
unitcompressor van de unit niet werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische
voeding al dan niet onderbroken wordt.
6.4.3Overzicht van de elektrische
verbindingen, behalve de uitwendige
stelmotoren
Algemene opmerking over afkortingen in dit en de volgende
hoofdstukken:
▪ E1 = Koelmiddelcyclusonderdelen (bv. compressor) en
pekelleidingonderdelen (bv. pekelpomp)
▪ E2 = Alle andere onderdelen behalve back-upverwarming
▪ E3 = Back-upverwarming
Normale elektrische
voeding
OPMERKING
De instelling pekelbevriezingstemperatuur kan gewijzigd
worden en de uitlezing is ALLEEN juist in [A.6.9] Vriespunt
glycolwater na naar menu [A.8] Overzicht instellingen te
zijn gegaan.
Deze instelling kan ALLEEN worden gewijzigd en/of
opgeslagen en de uitlezing is ALLEEN juist als de
communicatie tussen de hydromodule en de
compressormodule aanwezig is. De communicatie tussen
de hydromodule en de compressormodule wordt NIET
gegarandeerd en/of toepasbaar als:
▪ storing “U4” op de gebruikersinterface verschijnt,
▪ de warmtepompmodule is aangesloten op een
a Normale elektrische voeding
b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
1 Voeding voor E1 en E3
2 Voeding voor E2
3 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief wanneer
er een stroomonderbreking is en de elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief ingeschakeld is.
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
Wanneer de
elektrische voeding
Wanneer de
elektrische voeding
met voorkeur kWhtarief werkt, wordt de
elektrische voeding
NIET onderbroken.
E1 wordt uitgezet
door de bediening.
Opmerking: De
elektriciteitsmaatscha
ppij MOET altijd
zorgen dat E2 en E3
elektriciteit kunnen
met voorkeur kWh-
tarief werkt, wordt de
elektrische voeding
onmiddellijk of na een
tijdje door de
elektriciteitsmaatscha
ppij onderbroken. In
dat geval MOET de
hydro-printplaat door
een afzonderlijke
normale elektrische
voeding gevoed
worden.
verbruiken.
contact)
De elektrische
voeding wordt
onderbroken
6.4.4Overzicht van de elektrische verbindingen
voor de uitwendige en inwendige
stelmotoren
De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene
bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Binnenunit
Onderde
el
Elektrische voeding van de binnenunit
1Voeding voor E1 en E3 3+N + GND
2Voeding voor E22
4Elektrische voeding
5Elektrische voeding
Gebruikersinterface
6Gebruikersinterface2
Optionele uitrustingen
12Kamerthermostaat3 of 4100mA
13Buitenomgevingstempe
14Binnenomgevingstemp
15Warmtepompconvector 4100mA
Ter plaatse te voorziene onderdelen
16Afsluiter2100mA
17Elektriciteitsmeter2 (per meter)
18Pomp voor warm
19Alarmuitgang2
20Omschakeling naar
22Digitale ingangen
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
functie
(a)
(c)
2
(d)
met voorkeur kWhtarief (spanningsvrij
contact)
26,3A
met normaal kWh-tarief
(e)
(b)
2
(b)
ratuursensor
2
(b)
eratuursensor
(b)
(b)
(b)
2
(b)
tapwater
(b)
2
(b)
externe
warmtebronregeling
energieverbruik
(a) Zie naamplaatje op de unit.
(b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
(c) Kabeldoorsnede 2,5mm².
(d) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale
belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
ingangssignaal)
2 (per
(b)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
EGSQH10S18AA9W
OPMERKING
4×
2×
3
2
4
5
1
2
7×
Meer technische specificaties van de verschillende
aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de
binnenunit.
7Installatie
7.1Overzicht: Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om
het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen:
1De binnenunit monteren.
2De pekelleidingen aansluiten.
3De waterleidingen aansluiten.
4De elektrische bedrading aansluiten.
5De binneninstallatie afwerken.
7.2De units openen
7 Installatie
7.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
7.2.2De binnenunit openen
1 Schroef de schroeven los van de bodem van de unit en
verwijder ze.
2 Druk op de knop onderaan de voorplaat.
WAARSCHUWING: Scherpe randen
Neem de voorplaat vast aan het bovenste gedeelte in
plaats van het onderste. Let op voor uw vingers want het
onderste gedeelte van de voorplaat heeft scherpe randen.
3 Schuif het voorpaneel van de unit naar beneden en neem het
weg.
VOORZICHTIG
Het frontpaneel is zwaar. Wees voorzichtig dat u zich de
vingers NIET knelt wanneer u de unit opent of sluit.
4 Schroef de 4 schroeven los die het bovenpaneel bevestigen en
verwijder ze.
5 Verwijder het bovenpaneel van de unit.
7.2.3Het deksel van de schakelkast van de
binnenunit openen
U moet de binnenunit monteren vooraleer u de pekel- en
waterleidingen kunt aansluiten.
Typische werkstroom
De binnenunit monteren omvat typisch de volgende stappen:
1De binnenunit installeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
7 Installatie
210kg
4×
1
2
2×
≤1°
7.3.2Voorzorgen bij het monteren van de
binnenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.3.3De binnenunit plaatsen
1 Breng de unit op het pallet zo dicht mogelijk bij de
installatieplaats.
2 Hef de binnenunit van het pallet op en zet ze op de vloer.
OPMERKING
Gooi GEEN enkele bout weg. De bouten moeten terug
worden geplaatst wanneer transport of serieuze
aanpassingen nodig zijn.
5 Open de frontplaat van de unit. De nylonbanden kunnen indien
nodig worden gebruikt voor opheffen.
3 Schuif de binnenunit op haar plaats. Zorg dat de zijsteunbouten
aanwezig zijn tijdens het hanteren van de unit.
4 Koppel de warmtepompmodule los van het buitenste frame.
Verwijder ENKEL de zijsteunbouten!
6 Pas de hoogte van de 4 verstelbare pootjes van het buitenste
frame aan om onregelmatigheden in de vloer op te vangen. De
maximum toegestane afwijking bedraagt 1°.
OPMERKING
Om de structuur van de unit niet te beschadigen, verplaats
de unit ALLEEN met de verstelbare pootjes in hun laagste
stand.
OPMERKING
Voor optimale geluidsreductie dient u te controleren of er
geen speling is tussen het onderste frame en de vloer.
7 Pas de hoogte van de 2 voorste verstelbare pootjes van het
binnenste frame aan om onregelmatigheden op te vangen.
VOORZICHTIG
Controleer of de warmtepompmodule de buitenste
behuizing NIET raakt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
7 Installatie
a
b
c
ab
a
OPMERKING
Controleer of de voorste steunbouten waterpas blijven en
NIET onder druk staan. De steunvoet van het buitenste (b)
en binnenste frame (c) MOET zo worden aangepast dat
die voorste bouten waterpas blijven. Pas steunvoet (a)
NIET aan!
Onderaanzicht:
Zijaanzicht:
7.4.3De pekelleiding aansluiten
a Pekel uit
b Pekel in
OPMERKING
Om service en onderhoud te vergemakkelijken, wordt
aangeraden om afsluitkleppen zo dicht mogelijk bij de
inlaat en uitlaat van de unit te plaatsen.
7.4.4Het pekelcircuit vullen
WAARSCHUWING
Controleer voor, tijdens en na het vullen het pekelcircuit op
lekken.
WAARSCHUWING
De temperatuur van de vloeistof die door de verdamper
loopt, kan onder nul gaan. Ze DIENT tegen bevriezing
worden beschermd. Raadpleeg instelling [A‑04] in
"8.2.2Snelle wizard: Standaard"op pagina38.
INFORMATIE
Maak de voorste steunbouten een stukje los om te
controleren of ze niet onder druk staan en zet ze nadien
opnieuw vast.
7.4De pekelleidingen aansluiten
7.4.1Over het aansluiten van de pekelleidingen
Vooraleer de pekelleidingen aan te sluiten
Controleer of de binnenunit is gemonteerd.
Typische werkstroom
De pekelleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1De pekelleidingen aansluiten.
2Het pekelcircuit vullen.
3De overdrukveiligheidsklep aansluiten op de afvoer aan de
pekelzijde.
4De pekelleidingen isoleren.
INFORMATIE
De gebruikte materialen in het pekelcircuit van de eenheid
zijn chemisch bestand tegen de volgende
antivriesvloeistoffen:
▪ 40 massa% propyleenglycol
▪ 29 massa% ethanol
1 Sluit de unit aan op het lokaal geleverde pekelvulsysteem.
2 Zet de 3‑wegklep in de juiste stand.
7.4.2Voorzorgen bij het aansluiten van de
pekelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
5 Zet de 3‑wegklep terug in haar oorspronkelijke stand.
7.4.5De drukveiligheidsklep op de afvoer aan
de pekelzijde aansluiten
De uitblaas van de drukveiligheidsklep komt uit de achterzijde van
de unit.
Hou er rekening mee dat de pekelcircuitleidingen in de behuizingen
kunnen/zullen condenseren. Voorzie aangepaste isolatie voor deze
leidingen.
7.5De waterleidingen aansluiten
7.5.1Over het aansluiten van de waterleidingen
Vooraleer de waterleidingen aan te sluiten
Controleer of de binnenunit is gemonteerd.
Typische werkstroom
De waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1De waterleidingen van de binnenunit aansluiten.
2De overdrukveiligheidsklep op de afvoer aansluiten.
3Het ruimteverwarmingscircuit vullen.
4De warmtapwatertank vullen.
5De waterleidingen isoleren.
6De hercirculatieleidingen aansluiten.
7De afvoerslang aansluiten.
7.5.2Voorzorgen bij het aansluiten van de
waterleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Alle leidingwerk dat is aangesloten op de
pekeldrukveiligheidsklep DIENT een voortdurende
afloop te hebben.
▪ De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep MOET
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen
risico vormt voor personen die zich in de buurt ervan
bevinden.
7.4.6De pekelleidingen isoleren
Alle leidingen in het hele pekelcircuit moeten worden geïsoleerd om
verminderde verwarmingscapaciteit te voorkomen.
7.5.3De waterleidingen aansluiten
OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingen
aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit
veroorzaken.
1 Sluit de ingang- en uitgangleidingen van het warm tapwater aan
op de binnenunit.
a Uitgang water ruimteverwarming
b Ingang water ruimteverwarming
c Uitgang warm tapwater
d Ingang koud tapwater (koudwatertoevoer)
OPMERKING
Er wordt geadviseerd de afsluiters te monteren op de
aansluitingen voor de ingang van het koud water en de
uitgang van het warm water. De afsluiters moeten ter
plaatse voorzien worden.
OPMERKING
Om geen beschadigingen aan te brengen aan de
omgeving indien tapwater zou lekken, wordt tijdens
afwezigheden geadviseerd de afsluiters op de ingang van
het koud water te sluiten.
2 Sluit de ingang- en uitgangleidingen van de ruimteverwarming
aan op de binnenunit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
7 Installatie
a
b
a
OPMERKING
▪ Monteer een aftapgereedschap en een
drukafvoerapparaat op de aansluiting van de inlaat van
koud water van de warm tapwatertank.
▪ Om te voorkomen dat er water zou terugstromen, is het
raadzaam om conform de geldende wetgeving een
terugslagklep te monteren op de waterinlaat van de
warm tapwatertank.
▪ Er wordt best een drukregelaar geïnstalleerd op de
koud-waterinlaat, conform de geldende wetgeving.
▪ Op de koud-waterinlaat dient bovendien een
expansievat conform de geldende wetgeving te worden
geïnstalleerd.
▪ Er wordt geadviseerd een overdrukveiligheidsklep te
monteren op een plaats hoger dan de bovenkant van
de tank voor warm tapwater. Door de tank voor warm
tapwater te verwarmen, zet het water uit, waardoor de
waterdruk in de tank tot boven de maximumdruk van de
tank kan stijgen indien geen drukveiligheidsklep werd
gemonteerd. De installatie ter plaatse (leidingen,
aftappunten, enz.) aangesloten op de tank zal deze
hoge druk ook ondervinden. Om dit te voorkomen moet
een drukveiligheidsklep geplaatst worden. De
beveiliging tegen overdrukken hangt af van de juiste
werking van de ter plaatse gemonteerde
drukveiligheidsklep. Indien deze NIET correct werkt, zal
overdruk de tank vervormen en waterlekkages
veroorzaken. Om de goede werking ervan te
controleren is regelmatig onderhoud vereist.
7.5.4De hercirculatieleiding aansluiten
Voorwaarde: Alleen nodig als u hercirculatie in uw systeem moet
hebben.
1 Schroef de schroeven los van de bodem van de unit en
verwijder ze.
2 Schuif het voorpaneel van de unit naar beneden en neem het
weg.
3 Schroef de 4 schroeven los die het bovenpaneel bevestigen en
verwijder ze.
4 Verwijder het bovenpaneel van de unit.
7.5.5De drukveiligheidsklep op de afvoer
aansluiten
De uitblaas van de drukveiligheidsklep komt uit de achterzijde van
de unit.
a Uitblaas van de overdruk
De uitblaas moet conform de geldende wetgeving op een geschikte
afvoer aangesloten worden. Het is raadzaam een vergaarbak te
gebruiken.
WAARSCHUWING
De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep MOET
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen risico
vormt voor personen die zich in de buurt ervan bevinden.
7.5.6De afvoerslang aansluiten
Er kan zich condensatie vormen op de pekelonderdelen in het
compressorgedeelte van de unit. De unit bevat een lekbak.
Naargelang de omgevingstemperatuur en de vochtigheid van de
kamer en de werkingsomstandigheden, kan de lekbak overstromen.
Er is een afvoerslang meegeleverd met de unit.
De afvoerslang wordt naar de achterzijde links geleid, dichtbij de
bodem van de unit. Een ter plaatse te voorziene afvoerpomp kan
nodig zijn om het water weg te pompen naar de zelf te voorziene
aftapkraan.
7.5.7Het ruimteverwarmingscircuit vullen
1 Sluit de watertoevoerslang aan op de vulklep (zelf te voorzien).
2 Open de vulkraan.
3 Zorg ervoor dat het automatisch ontluchtingsventiel open staat
(minstens 2 draaien).
INFORMATIE
a Uit te kloppen gat
b Aansluiting voor hercirculatieleiding
5 Verwijder het uit te slaan gat op de achterzijde van de unit.
6 Sluit de hercirculatieleiding aan op de hercirculatieaansluiting
en breng de leiding doorheen het uit te slaan gat in de
achterzijde van de unit.
7 Plaats de isolatie en de kast terug en maak ze vast.
Voor de locatie van het ontluchtingsventiel, zie
“Afmetingen en ruimte voor onderhoud: Binnenunit” in
hoofdstuk "14Technische gegevens"op pagina72.
4 Vul met watercircuit tot de manometer een druk aangeeft van
±2,0bar.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
7 Installatie
a
ba
a Watermanometer
5 Ontlucht het watercircuit zoveel als mogelijk.
OPMERKING
▪ De aanwezigheid van lucht in het watercircuit kan de
back-upverwarming slecht doen werken. Tijdens het
vullen kan wellicht niet alle lucht uit het circuit worden
verwijderd. De resterende lucht zal tijdens de eerste
uren in bedrijf van het systeem via de automatische
ontluchtingsventielen verwijderd worden. Achteraf kan
het nodig zijn extra water te moeten bijvullen.
▪ Om het systeem te ontluchten, gebruik de speciale
functie zoals beschreven in hoofdstuk
"9Inbedrijfstelling"op pagina60. Deze functie moet in
principe gebruikt worden om de warmtewisselaar van
de tank voor warm tapwater te ontluchten.
6 Sluit de vulkraan.
7 Koppel de watertoevoerslang los van de vulkraan.
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1Controleren of het systeem van elektrische voeding voldoet aan
de elektrische specificaties van de warmtepomp.
2De elektrische bedrading op de binnenunit aansluiten.
3De primaire elektrische voeding aansluiten.
4De afstandstemperatuursensor aansluiten.
5De gebruikersinterface aansluiten.
6De afsluiters aansluiten.
7De elektriciteitsmeters aansluiten.
8De pomp voor warm tapwater aansluiten.
9De alarmuitgang aansluiten.
10 De AAN/UIT-uitgang van de ruimteverwarming aansluiten.
11 De omschakeling naar een externe warmtebron aansluiten.
12 De digitale ingangen van het energieverbruik aansluiten.
7.6.2Over het voldoen aan de normen inzake
elektriciteit
De apparatuur voldoet een de norm EN/IEC61000-3-12 (Europese/
internationale technische norm die de grenzen vastlegt inzake
harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten
op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16A
en ≤75A per fase).
OPMERKING
De waterdruk op de manometer varieert volgens de
watertemperatuur (hogere druk bij hogere
watertemperatuur).
De waterdruk moet echter steeds groter dan 1 bar zijn om
te voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.
7.5.8De tank voor warm tapwater vullen
1 Open om beurt elke warmwaterkraan om de leidingen van het
systeem te ontluchten.
2 Open de toevoerkraan van het koud water.
3 Sluit alle waterkranen nadat alle lucht uit de leidingen is
verwijderd.
4 Controleer op waterlekkages.
5 Bedien handmatig de ter plaatse geplaatste
overdrukveiligheidsklep om zeker te zijn dat het water
ongehinderd doorheen de afvoerleiding kan vloeien.
7.5.9De waterleidingen isoleren
Alle leidingen in het hele watercircuit MOETEN worden geïsoleerd
om verminderde verwarmingscapaciteit te voorkomen.
7.6De elektrische bedrading
aansluiten
7.6.1Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
7.6.3Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
INFORMATIE
Voor meer informatie over de legende en de plaats waar
het bedradingsschema van de unit gevonden kan worden,
zie hoofdstuk “Technische gegevens”.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
7.6.4Richtlijnen bij het aansluiten van
elektrische bedrading
Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het
bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt
werktuig.
Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluiten
Controleer of de pekel- en waterleidingen zijn aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
DraadtypeMethode
cb
c
aa
A
AA´
A´
c bbac
a
B
B
acb
1×
1×
acb
ac
≥50 mm
≥50 mm
1×1×
c
a
≥50 mm
Eénaderige draad
a Eenaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
Gevlochten geleider
met rond oog
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
Aanhaalmomenten
OnderdeelAanhaalmoment (N•m)
X1M2,2~2,7
X2M0,8~0,9
X5M
7 Installatie
7.6.5De elektrische bekabeling op de
binnenunit aansluiten
INFORMATIE
Voorzie een extra kabellengte van 35cm voor alle draden
die op X2M en X5M op het steun in bladmetaal boven de
hydro-printplaat moeten worden aangesloten. De extra
kabellengte moet in een kabelbinder op de achterzijde van
de unit worden vastgemaakt. De reden hiervan is om
steeds onderhoudswerkzaamheden op bijv. de hydroprintplaat te kunnen uitvoeren.
1 Om de binnenunit te openen, zie "7.2.2 De binnenunit
openen"op pagina25 en "7.2.3Het deksel van de schakelkast
van de binnenunit openen"op pagina25.
2 De bedrading moet langs boven in de unit geleid worden:
3 De bedrading moet in de unit de volgende tracés volgen:
laagspanningskabels (a) en de hoogspanningskabels
(c).
▪ Zorg dat de kabels (a) en (c) tussen de draadgeleider
en de achterzijde van de schakelkast worden geleid om
insijpeling van water te voorkomen.
4 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen, zodat de kabels gespannen liggen
en NIET in contact komen met de leidingen of scherpe randen.
TracésMogelijke kabels (afhankelijk van het type unit en de geïnstalleerde opties)
a
Lage spanning
b
Elektrische voeding voor
hoge spanning
c
Controlesignaal voor hoge
spanning
▪ Contact voorkeurvoeding
▪ Gebruikersinterface
▪ Digitale ingangen voor het energieverbruik (ter plaatse te voorzien)
▪ Buitenomgevingstemperatuursensor
▪ Binnenomgevingstemperatuursensor (optie)
▪ Elektrische meters (ter plaatse te voorzien)
▪ Voeding met normaal kWh-tarief (voeding voor de unit)
▪ Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
▪ Warmtepompconvector (optie)
▪ Kamerthermostaat (optie)
▪ Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
▪ Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
▪ Alarmuitgang
▪ Omschakeling naar externe warmtebronregeling
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.
7.6.6De hoofdvoeding aansluiten
1 Sluit de hoofdvoeding aan.
Voor een voeding met normaal kWh-tarief
Legende: zie de afbeelding hieronder.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
32
Voor een voeding met voorkeur kWh-tarief
Sluit X6Y aan op X6YB.
a Hoofdvoeding
b Elektrische voeding met normaal kWh-tarief
c Contact voorkeurvoeding
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
7 Installatie
X2M
X5M
11
10
12
X2M
X5M
ab
1
2
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
INFORMATIE
Sluit X6Y aan op X6YB voor een voeding met voorkeur
kWh-tarief. De noodzaak van een afzonderlijke elektrische
voeding met normaal kWh-tarief voor de binnenunit (b)
X2M30/31 hangt af van het type van elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief.
Een afzonderlijke aansluiting voor de binnenunit is nodig:
▪ als de elektrische voeding met kWh-voorkeurtarief
onderbroken wordt wanneer deze in werking is, OF
▪ als de binnenunit geen energie mag verbruiken
wanneer de elektrische voeding met kWhvoorkeurtarief in werking is.
7.6.7De afstandstemperatuursensor aansluiten
De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de
buitenomgevingstemperatuur.
INFORMATIE
Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur
weersafhankelijk is, is het belangrijk de buitentemperatuur
continu te meten.
1 Sluit de kabel van de externe temperatuursensor aan op de
binnenunit.
#Bij de binnenunitIn de kamer
1Sluit de kabel van de gebruikersinterface aan op de
binnenunit.
Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
a Hoofdgebruikersinterface
(a)
b Optionele gebruikersinterface
2Steek een schroevendraaier in de openingen onderaan de
gebruikersinterface en maak voorzichtig de voorplaat los
van de wandplaat.
De printplaat bevindt zich in de voorplaat van de
gebruikersinterface. Wees voorzichtig om deze NIET te
beschadigen.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
3 Installeer de afstandstemperatuursensor zoals beschreven in
de installatiehandleiding van de sensor (geleverd als
toebehoren).
7.6.8De gebruikersinterface aansluiten
▪ Als u 1 gebruikersinterface gebruikt, kunt u deze installeren bij de
binnenunit (voor bediening dichtbij de binnenunit), of in de ruimte
(indien gebruikt als kamerthermostaat).
▪ Als u 2 gebruikersinterfaces gebruikt, kunt u 1 gebruikersinterface
installeren bij de binnenunit (voor bediening dichtbij de
binnenunit), + 1 gebruikersinterface in de ruimte (gebruikt als
kamerthermostaat).
De procedure verschilt een beetje naargelang waar u de
gebruikersinterface installeert.
3Gebruik de 2 schroeven in de zak
met accessoires om de wandplaat
van de gebruikersinterface op het
plaatmetaal van de unit te
Bevestig de
wandplaat van de
gebruikersinterface
op de muur.
bevestigen.
Let op dat u de vorm van de
achterzijde van de
gebruikersinterface NIET vervormt
door de montageschroeven te stevig
vast te draaien.
4Sluit aan zoals getoond in 4A.Sluit aan zoals
getoond in 4A, 4B,
4C of 4D.
5Zet de voorplaat terug op de wandplaat.
Wees voorzichtig de bedrading NIET te knijpen wanneer u
de frontplaat op de unit vastmaakt.
(a) De hoofdgebruikersinterface is vereist voor de bediening,
maar moet afzonderlijk worden besteld (verplichte optie).
a Snijd of verwijder dit deel met een tang enz. uit om de
draden erdoor te leiden.
b Maak de draden goed vast op het frontstuk van de kast
met behulp van een draadhouder en een klem.
4B Langs links
4D Langs boven midden
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
7.6.11De pomp van het warm tapwater
aansluiten
1 Sluit de kabel van de pomp voor het warm tapwater aan op de
juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
7.6.9De afsluiter aansluiten
1 Sluit de kabel van de bediening van afsluiter aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
OPMERKING
De bedrading voor een NC afsluiter (normaal dicht)
verschilt van deze voor een NO afsluiter (normaal open).
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
7.6.10De elektrische meters aansluiten
INFORMATIE
In geval van een elektrische meter met transistoruitgang,
controleer de polariteit. De positieve polariteit MOET
aangesloten worden op X5M/7 en X5M/9; de negatieve
polariteit op X5M/8 en X5M/10.
1 Sluit de kabel van de elektrische meters aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
7.6.12De alarm-output aansluiten
1 Sluit de kabel van de alarm-output aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
a De EKRP1HB dient verplicht geplaatst te worden.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
34
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
7.6.13De AAN/UIT-output van de
X2M
X5M
A4P
29
a
X2M
X5M
A4P
LN
a
X2M
X5M
A8P
S6S
S7S
S8S
S9S
1 2 3 4 5
a
ruimteverwarming aansluiten
1 Sluit de kabel van de AAN/UIT-output van de ruimteverwarming
aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
a De EKRP1HB dient verplicht geplaatst te worden.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
7.6.14De omschakeling naar de externe
warmtebron aansluiten
1 Sluit de kabel van de omschakeling naar de externe
warmtebron aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder
afgebeeld.
8 Configuratie
a De EKRP1AHTA dient verplicht geplaatst te worden.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
7.7De installatie van de binnenunit
voltooien
7.7.1Het deksel van de gebruikersinterface op
de binnenunit bevestigen
1 Controleer of het frontpaneel van de binnenunit verwijderd
Wanneer u het deksel van de binnenunit sluit, let op dat u
het aanhaalkoppel 4,1N•m NIET overtreft.
8Configuratie
8.1Overzicht: Configuratie
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem
na installatie ervan te configureren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
35
8 Configuratie
X2M
X10A
X5M
A1P
2
345
H JS T
Waarom
Indien u het systeem NIET correct configureert, kan het zijn dat het
NIET als verwacht werkt. De configuratie heeft invloed op de
volgende zaken:
▪ De berekeningen van de software
▪ Wat u op de gebruikersinterface kunt zien en doen
Hoe
U kunt het systeem op twee verschillende configureren.
ManierBeschrijving
Via de
gebruikersinterface
configureren
Via de PCconfigurator
configureren
Eerste maal – Snelle wizard. Wanneer u de
gebruikersinterface (via de binnenunit) voor
de eerste maal AAN-zet, start een snelle
wizard om u te helpen het systeem te
configureren.
Nadien. Indien nodig kunt u later nog zaken
van de configuratie wijzigen.
U kunt de configuratie op de PC configureren
zonder ter plaatse te moeten zijn en de
configuratie daarna met de PC-configurator
naar het systeem downloaden.
Zie ook: "8.1.1De PC-kabel aansluiten op de
schakelkast"op pagina36.
3 Let hierbij goed op de stand van de stekker!
INFORMATIE
Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zal
de gebruikersinterface een bevestiging vragen. Na deze
bevestiging zal het scherm zich kort UITzetten en zal
“Bezig” gedurende enkele seconden verschijnen.
Toegang tot de instellingen – Legende voor tabellen
U hebt op twee verschillende manieren toegang tot de
installateurinstellingen. Beide manieren geven echter GEEN toegang
tot alle instellingen. Indien dit het geval is, staat N.v.t. (Niet van
toepassing) in de betreffende kolommen van de tabellen in dit
hoofdstuk.
ManierKolom in tabellen
Instellingen bereiken via de verwijzing in de
menustructuur.
Instellingen bereiken via de code in de
overzichtsinstellingen.
Zie ook:
▪ "De installateurinstellingen weergeven"op pagina36
▪ "8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen" op
pagina59
#
Code
8.1.1De PC-kabel aansluiten op de schakelkast
Voorwaarde: De EKPCCAB-kit is nodig.
1 Sluit de kabel met USB-verbinding aan op uw PC.
2 Steek de stekker van de kabel in X10A op A1P van de
schakelkast van de binnenunit.
8.1.2De meest gebruikte commando's bereiken
De installateurinstellingen weergeven
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
2 Ga naar [A]:
De overzichtinstellingen weergeven
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
2 Ga naar [A.8]:
instellingen.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Gev. eindgebrkr.
2 Ga naar [6.4]:
3 Druk langer dan 4seconden op
Gevolg:
4 Als u gedurende meer dan 1 uur NIET op een knop drukt of
opnieuw langer dan 4 seconden op
installateurtoegangsniveau terug over naar Eindgebruiker.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Gevorderde
eindgebruiker
1 Ga naar het hoofdmenu of naar een van zijn onderliggende
menu's:
2 Druk langer dan 4seconden op
Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Gev. eindgebrkr.
Er verschijnt bijkomende informatie en “+” is toegevoegd op de
menutitel. Het gebruikertoegangsniveau zal op Gev. eindgebrkr
blijven tot het anders wordt ingesteld.
Het gebruikertoegangsniveau instellen op Eindgebruiker
1 Druk langer dan 4 seconden op
Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Eindgebruiker.
De gebruikersinterface zal naar het standaard beginscherm
terugkeren.
> Installateurinstellingen.
> Installateurinstellingen > Overzicht
> Informatie > Gebruikertoegangsniveau.
.
verschijnt op de startpagina's.
drukt, schakelt het
.
.
.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
36
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
01
02
06
0a
0e
00 03
07
0b
0f
0000
04
08
0c
00 01
05
09
0d
15
Overzicht instellingen
BevestigAanpassnScroll
01
02
06
0a
0e
00 03
07
0b
0f
0000
04
08
0c
00 01
05
09
0d
15
Overzicht instellingen
Bevestig
Aanpassn
Scroll
01
02
06
0a
0e
00 03
07
0b
0f
0000
04
08
0c
00 01
05
09
0d
20
Overzicht instellingen
Bevestig
Aanpassn
Scroll
Installateurinstellng
Het systeem wordt opnieuw
gestart.
BevestigAanpassn
Annul.
OK
15:10
Di
U5: auto adres
Druk 4 sec. voor verder
Synchronisatie
Gegevensafwijk. gedetect.
Selecteer een actie:
Gegevens zenden
Bevestig
Aanpassn
Kopiëren starten
Weet u zeker dat u de
kopieerfunctie wilt starten?
Annul.
OK
BevestigAanpassn
Een overzichtsinstelling wijzigen
Voorbeeld: Wijzig [1‑01] van 15 naar 20.
1 Ga naar [A.8]: > Installateurinstellingen > Overzicht
instellingen.
2 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmend
scherm van het eerste deel van de instelling.
INFORMATIE
Een bijkomende 0-cijferteken is toegevoegd aan het eerste
deel van de instelling wanneer u de codes in de
overzichtsinstellingen oproept.
Voorbeeld: [1‑01]: “1” zal “01” als gevolg hebben.
3 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmend
tweede deel van de instelling.
1 Wanneer de stroom voor de eerste maal wordt aangezet,
verschijnt op beide gebruikersinterfaces:
2 Druk 4seconden op op de gebruikersinterface waarop u de
snelle wizard wenst uit te voeren. Deze gebruikersinterface is
nu de hoofdgebruikersinterface.
INFORMATIE
Tijdens de snelle wizard verschijnt Bezig op de tweede
gebruikersinterface en kan deze NIET gebruikt worden.
3 De snelle wizard zal u begeleiden.
4 Voor de goede werking van het systeem moeten de lokale
gegevens op de twee gebruikersinterfaces dezelfde zijn. Indien
dit NIET het geval is, verschijnt op beide gebruikersinterfaces:
Gevolg: De waarde die moet gewijzigd worden, is nu opgelicht.
4 Wijzig de waarde met de knoppen en .
5 Herhaal de vorige stappen indien u andere instellingen moet
wijzigen.
6 Druk op om de wijziging van de parameter te bevestigen.
7 Druk in het menu installateurinstellingen op om de
instellingen te bevestigen.
Gevolg: Het systeem zal opnieuw starten.
8.1.3De systeeminstellingen kopiëren van de
eerste gebruikersinterface naar de tweede
Als een tweede gebruikersinterface aangesloten is, moet de
installateur eerst de volgende instructies uitvoeren om de 2
gebruikersinterfaces goed te configureren.
Deze procedure biedt u tevens de mogelijkheid het stel talen van de
eerste gebruikersinterface naar de andere te kopiëren: bijv. van
EKRUCBL2 naar EKRUCBL1.
▪ Gegevens zenden: de gebruikersinterface waarmee u werkt,
bevat de juiste gegevens en de gegevens op de andere
gebruikersinterface zullen overschreven worden.
▪ Gegev ontvangen: de gebruikersinterface waarmee u werkt,
bevat NIET de juiste gegevens en de gegevens op de
andere gebruikersinterface zullen gebruikt worden om te
overschrijven.
6 De gebruikersinterface vraagt te bevestigen dat u verder wilt
gaan.
7 Bevestig de selectie op het scherm door op te drukken en
alle gegevens (talen, programma's, enz.) zullen van de
geselecteerde brongebruikersinterface met deze van de andere
gebruikersinterface gesynchroniseerd worden.
INFORMATIE
▪ Tijdens het kopiëren kunnen GEEN van beide
bedieningen gebruikt worden.
▪ Het kopiëren kan tot 90minuten duren.
▪ Er wordt geadviseerd om de installateurinstellingen, of
de configuratie van de unit, te wijzigen op de
hoofdgebruikersinterface. Anders kan het 5 minuten
duren vooraleer deze wijzigingen in de menustructuur
zichtbaar worden.
8 Uw systeem is nu ingesteld om met de 2 gebruikersinterfaces
bediend te worden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
37
8 Configuratie
Taal
Gewenste taal selecteren
BevestigAanpassn
12013
Jan
Di
BevestigAanpassnScroll
Datum
Welke datum is vandaag?
00 : 00
Hoe laat is het nu?
Tijd
Bevestig
Aanpassn
Scroll
A.21
Scroll
Selecteren
Systeemlayout
Standaard
Opties
Capaciteiten
Layout bevestigen
Layout bevestigen
Bevestig de systeemlayout. Het systeem wordt
opnieuw gestart en is gereed
voor eerste opstartprocedure.
OK
Annul.
Bevestig
Aanpassn
8.1.4Het stel talen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede
Zie "8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede"op pagina37.
8.1.5Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na
het voor de eerste maal onder spanning
zetten
Als u het systeem voor de eerste maal onder spanning zet, zal u op
de gebruikersinterface begeleid worden om de eerste instellingen te
doen:
▪ taal,
▪ datum,
▪ tijd,
▪ systeemlayout.
Door de systeemlayout te bevestigen kunt u verder gaan met de
installatie en de inbedrijfstelling van het systeem.
1 Telkens wanneer u de spanning AANzet, zal de snelle wizard
starten zolang u de systeemlayout NIET bevestigd hebt, door
de taal in te stellen.
5 De gebruikersinterface herinitialiseert zich en u kunt de
installatie voortzetten door de andere van toepassing zijnde
instellingen in te stellen en het systeem verder in bedrijf te
stellen.
Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zal het
systeem een bevestiging vragen. Na deze bevestiging zal het
scherm zich kort UITzetten en zal “Bezig” gedurende enkele
seconden verschijnen.
8.2Basisconfiguratie
8.2.1Snelle wizard: Taal / tijd en datum
#CodeBeschrijving
[A.1]NvtTaal
[1]NvtTijd en datum
2 Stel de huidige datum en tijd in.
3 Stel de instellingen van de systeemlayout in: Standaard, Opties,
Capaciteiten. Voor meer details, zie "8.2Basisconfiguratie"op
pagina38.
8.2.2Snelle wizard: Standaard
De instellingen voor de ruimteverwarming
Het systeem kan een ruimte verwarmen. De instellingen voor de
ruimteverwarming moeten in functie van het type van toepassing
ingesteld worden.
#CodeBeschrijving
[A.2.1.7][C-07]Unitbestur.methd:
▪ 0 (Besturing AWT) (standaard): De
unit werkt op basis van de
aanvoerwatertemperatuur, ongeacht
de werkelijke kamertemperatuur en/of
de vraag om de kamer te verwarmen.
▪ 1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op
basis van de externe thermostaat of
soortgelijk (bijv.
warmtepompconvector).
▪ 2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op
basis van de omgevingstemperatuur
van de gebruikersinterface.
4 Na het configureren, selecteer Layout bevestigen en druk op
.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
38
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
b
a
a
#CodeBeschrijving
[A.2.1.B]NvtAlleen als er 2gebruikersinterfaces zijn
(1 in de kamer, 1 bij de binnenunit):
▪ a: Aan de unit
▪ b: In kamer als kamerthermostaat
Loc. gebruik.interface:
▪ 0 (Op unit): de andere
gebruikersinterface wordt automatisch
op In de kamer gezet en werkt als
kamerthermostaat als Best. kmrthrmst
werd geselecteerd.
▪ 1 (In de kamer) (standaard): de
andere gebruikersinterface wordt
automatisch op Op unit gezet en werkt
als kamerthermostaat als Best.
kmrthrmst werd geselecteerd.
#CodeBeschrijving
[A.2.1.8][7-02]Het systeem kan aanvoerwater leveren
aan maximum 2watertemperatuurzones.
Het aantal waterzones moet tijdens het
configureren ingesteld worden.
Aantal zones AWT:
▪ 0 (1 AWT-zone) (standaard): Slechts
1aanvoerwatertemperatuurzone.
Deze zone wordt de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone
genoemd.
2 aanvoerwatertemperatuurzones. De
zone met de laagste
aanvoerwatertemperatuur (in
verwarming) wordt de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone
genoemd. De zone met de hoogste
aanvoerwatertemperatuur (in
verwarming) wordt de secundaire
aanvoerwatertemperatuurzone
genoemd. In praktijk bestaat de
primaire
aanvoerwatertemperatuurzone uit de
warmteafgevers met grotere belasting
en moet een mengstation geplaatst
worden om de gewenste
aanvoerwatertemperatuur te bereiken.
#CodeBeschrijving
[A.2.1.9][F-0D]Wanneer de bediening van de
ruimteverwarming via de
gebruikersinterface UIT is, is de pomp
altijd UIT. Wanneer de regeling van de
ruimteverwarming AAN is, kunt u de
gewenste pompbedrijfsmodus selecteren
(alleen geldig tijdens ruimteverwarming)
Pompbedrijfsmodus:
▪ 0 (Continu): De pomp werkt continu,
ongeacht of de thermo AAN of UIT
staat. Opmerking: de continue
werking van de pomp vraagt meer
energie dan wanneer de pomp alleen
werkt als dit gevraagd wordt of
wanneer ze bemonstert.
▪ a: Regeling ruimteverwarming
(gebruikersinterface)
▪ b: UIT
▪ c: AAN
▪ d: Werking van de pomp
vervolg >>
▪ a: Secundaire AWT-zone
▪ b: Primaire AWT-zone
#CodeBeschrijving
[A.2.1.9][F-0D]<< vervolg
▪ 1 (Monster)(standaard): De pomp
staat AAN als verwarming gevraagd
wordt wanneer de
aanvoerwatertemperatuur nog NIET
de gewenste temperatuur bereikt
heeft. Als er een thermo-UIT-staat is,
werkt de pomp om de 5minuten om
de watertemperatuur te controleren en
te kijken of er een vraag naar
verwarming nodig is. Opmerking:
Bemonsteren is NIET beschikbaar in
de externe kamerthermostaatregeling
of kamerthermostaatregeling.
▪ a: Regeling ruimteverwarming
(gebruikersinterface)
▪ b: UIT
▪ c: AAN
▪ d: AWT-temperatuur
▪ e: Huidige
▪ f: Gewenste
▪ g: Werking van de pomp
vervolg >>
Uitgebreide handleiding voor de installateur
40
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
a
d
e
b
b
c
bc
c
#CodeBeschrijving
[A.2.1.9][F-0D]<< vervolg
▪ 2 (Verzoek): De pomp werkt op
verzoek. Voorbeeld: Door een
kamerthermostaat te gebruiken,
ontstaat een thermo AAN/UITtoestand. Als deze vraag er niet is, is
de pomp UIT. Opmerking: Verzoek is
NIET beschikbaar in de
aanvoerwatertemperatuurregeling.
▪ a: Regeling ruimteverwarming
(gebruikersinterface)
▪ b: UIT
▪ c: AAN
▪ d: Vraag voor verwarming (door
externe afstandsthermostaat of
kamerthermostaat)
▪ e: Werking van de pomp
Pekelbevriezingstemperatuur
Naargelang het type en de concentratie van het antivriesmiddel in
het pekelsysteem, zal de bevriezingstemperatuur verschillen. De
volgende parameters stellen de maximale temperatuur voor
bevriezingspreventie van de units in. Om
temperatuurmeettoleranties toe te laten, MOET de pekelconcentratie
bestand zijn tegen een lagere temperatuur dan de gedefinieerde
instelling.
Algemene regel: de limiettemperatuur opdat de unit niet zou
bevriezen MOET 10°C lager zijn dan de kleinst mogelijke
pekelinlaattemperatuur voor de unit.
Voorbeeld: indien de kleinst mogelijke pekelinlaattemperatuur in een
bepaalde toepassing 0°C bedraagt, MOET de limiettemperatuur
opdat de unit niet zou bevriezen op –10°C of lager worden ingesteld.
Hierdoor zou het pekelmengsel boven die temperatuur NIET mogen
bevriezen. Om te beletten dat de unit niet zou bevriezen, controleer
zorgvuldig het type en de concentratie van de pekel.
#CodeBeschrijving
[A.6.9][A‑04]Vriespunt glycolwater
▪ 0: 0°C
▪ 1: –2°C
▪ 2: –4°C
▪ 3: –6°C
▪ 4: –8°C
▪ 5: –10°C
▪ 6: –12°C
▪ 7 (standaard): –14°C
OPMERKING
De instelling pekelbevriezingstemperatuur kan gewijzigd
worden en de uitlezing is ALLEEN juist in [A.6.9] Vriespunt
glycolwater na naar menu [A.8] Overzicht instellingen te
zijn gegaan.
Deze instelling kan ALLEEN worden gewijzigd en/of
opgeslagen en de uitlezing is ALLEEN juist als de
communicatie tussen de hydromodule en de
compressormodule aanwezig is. De communicatie tussen
de hydromodule en de compressormodule wordt NIET
gegarandeerd en/of toepasbaar als:
▪ storing “U4” op de gebruikersinterface verschijnt,
▪ de warmtepompmodule is aangesloten op een
elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief wanneer
er een stroomonderbreking is en de elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief ingeschakeld is.
Capaciteitsverhoging
Voor systemen waarbij een hogere capaciteit nodig is, kan de
compressorfrequentie worden verhoogd. Merk op dat hogere
capaciteit een hoger geluidsniveau met zich meebrengt.
#CodeBeschrijving
Nvt[A‑03]Compressorfrequentie
▪ 0 (standaard): normaal
▪ 1: verhoging
8.2.3Snelle wizard: Opties
De instellingen voor het warm tapwater
De volgende instellingen moeten dienovereenkomstig ingesteld
worden.
#CodeBeschrijving
Nvt[E-05]Warmtapwaterbedrijf:
▪ 0 (Nee): Nvt
▪ 1 (Ja): Geïnstalleerd. Wijzig deze
instelling NIET.
[A.2.2.A][D-02]De binnenunit geeft de mogelijkheid om
een ter plaatse te voorziene warm
tapwaterpomp (AAN/UIT-type) aan te
sluiten. We onderscheiden zijn functie in
functie van de installatie en de
configuratie op de gebruikersinterface.
Warmtapwaterpomp:
▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd.
▪ 1 (Secund retour): Geïnstalleerd voor
ogenblikkelijk warm water wanneer
warm water genomen wordt. De
eindgebruiker geeft in wanneer deze
warmtapwaterpomp moet werken
(wekelijks programma). Deze pomp
kan via de binnenunit bediend worden.
▪ 2 (Disinf. shunt): Geïnstalleerd voor
desinfectie. Ze werkt wanneer de
desinfectiefunctie van de tank voor
warm tapwater werkt. Er hoeven geen
verdere instellingen ingesteld te
worden.
a Binnenunit
b Tank
c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)
e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien)
g Koud water
Thermostaten en externe sensoren
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,
zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming
kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter
alleen mogelijk als de regeling van de
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van
de unit is INgeschakeld.
Raadpleeg "5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen"op pagina9.
#CodeBeschrijving
[A.2.2.4][C-05]Primair contact
In de regeling via een externe
kamerthermostaat moet het contacttype
van de optionele kamerthermostaat of
warmtepompconvector voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld
worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen"op pagina9.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT): De aangesloten
externe kamerthermostaat of
warmtepompconvector stuurt de vraag
naar verwarming door via het zelfde
signaal, omdat het slechts op
1digitale input (voorbehouden voor de
primaire
aanvoerwatertemperatuurzone) op de
binnenunit (X2M/1) is aangesloten.
Selecteer deze waarde in het geval
van een aansluiting op de
warmtepompconvector (FWXV).
[A.2.2.5][C-06]Sec. contact
Voor de regeling via externe
kamerthermostaten met
2aanvoerwatertemperatuurzones moet
het type van de optionele
kamerthermostaat voor de secundaire
aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld
worden. Zie "5Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen"op pagina9.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT): Zie Primair
contact. Aangesloten op de binnenunit
(X2M/1a).
#CodeBeschrijving
[A.2.2.B][C-08]Extrn sensor
Als een optionele externe
omgevingssensor is aangesloten, moet
het type van de sensor ingesteld worden.
Zie "5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina9.
▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd. De thermistor in de
gebruikersinterface en deze in de
warmtepompmodule worden gebruikt
om metingen uit te voeren.
▪ 2 (Kamersensor): Geïnstalleerd. De
temperatuursensor in de
gebruikersinterface wordt NIET meer
gebruikt. Opmerking: Deze waarde
heeft alleen een betekenis in de
kamerthermostaatregeling.
Digitale I/O-printplaat
Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als de optionele
digitale I/O-printplaat geplaatst wordt. De digitale I/O-printplaat heeft
veel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie "5Richtlijnen
met betrekking tot mogelijke toepassingen"op pagina9.
#CodeBeschrijving
[A.2.2.6.1][C-02]Ext BUH bron
Geeft aan dat de ruimteverwarming ook
door een andere warmtebron dan het
systeem uitgevoerd wordt.
▪ 0 (Nee) (standaard): NIET
geïnstalleerd.
▪ 1 (Bivalent): Geïnstalleerd. De extra
ketel (gasketel, oliebrander) zal
werken wanneer de
buitenomgevingstemperatuur laag is.
Tijdens de bivalente werking is de
warmtepomp UIT. Stel deze waarde in
wanneer een extra ketel gebruikt
wordt. Zie "5 Richtlijnen met
betrekking tot mogelijke
toepassingen"op pagina9.
[A.2.2.6.3][C-09]Alarm-output
Geef de logica aan van de alarm-output
op de digitale I/O-printplaat tijdens een
storing.
▪ 0 (Normaal open) (standaard): De
alarmuitgang wordt geactiveerd
wanneer zich een alarm voordoet.
Door deze waarde in te stellen wordt
een verschil gemaakt tussen een
storing en het detecteren van een
stroomonderbreking van de unit.
▪ 1 (Norm. gesloten): De alarmuitgang
wordt NIET geactiveerd wanneer zich
een alarm voordoet.
De alarm-outputlogica
[C-09]AlarmGeen alarmGeen voeding
naar de unit
0 (standaard)Gesloten
Open uitgangOpen uitgang
uitgang
1Open uitgangGesloten
uitgang
Uitgebreide handleiding voor de installateur
42
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
Vraag-printplaat
De vraag-printplaat wordt gebruikt om het besturing energieverbruik
via digitale inputs te regelen. Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina9.
#CodeBeschrijving
[A.2.2.7][D-04]Vraag-printplaat
Geef aan dat de optionele vraagprintplaat geplaatst werd.
▪ 0 (Nee) (standaard)
▪ 1 (Best. energ.vbr)
De energiemeting
Als de energiemeting via externe energiemeters gebeurt, configureer
de instellingen dan zoals hierna beschreven. Selecteer de
pulsfrequentieoutput van elke energiemeter conform de specificaties
van de energiemeters. Er kunnen (tot 2) energiemeters met
verschillende pulsfrequenties aangesloten worden. Als slechts
1energiemeter of zelfs geen energiemeter wordt gebruikt, selecteer
dan Nee om aan te geven dat de overeenstemmende pulsinput
NIET gebruikt wordt.
#CodeBeschrijving
[A.2.2.8][D‑08]Optionele externe kWh-meter1:
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd
▪ 1: Geïnstalleerd (0,1impuls/kWh)
▪ 2: Geïnstalleerd (1impuls/kWh)
▪ 3: Geïnstalleerd (10impuls/kWh)
▪ 4: Geïnstalleerd (100impuls/kWh)
▪ 5: Geïnstalleerd (1000impuls/kWh)
[A.2.2.9][D‑09]Optionele externe kWh-meter2:
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd
▪ 1: Geïnstalleerd (0,1impuls/kWh)
▪ 2: Geïnstalleerd (1impuls/kWh)
▪ 3: Geïnstalleerd (10impuls/kWh)
▪ 4: Geïnstalleerd (100impuls/kWh)
▪ 5: Geïnstalleerd (1000impuls/kWh)
8.2.5De regeling van de ruimteverwarming
De vereiste instellingen om de ruimteverwarming van uw systeem te
configureren worden in dit hoofdstuk beschreven. De
weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parameters
voor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer de
weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de
watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de
buitentemperatuur. Lage buitentemperaturen zorgen voor warmer
water en omgekeerd. In de weersafhankelijke werking kan de
gebruiker de streeftemperatuur van het water met maximum 5°C
verhogen of verlagen.
Zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker en/of de
gebruiksaanwijzing voor meer details over deze functie.
Aanvoerwatertemperatuur: Primaire zone
#CodeBeschrijving
[A.3.1.1.1]NvtAWT inst modus:
▪ Absoluut: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ Weersafh (standaard): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
vervolg >>
8.2.4Snelle wizard: Capaciteiten
(energiemeting)
De capaciteiten van alle elektrische verwarmingen moeten voor de
energiemeting en/of de regeling van het besturing energieverbruik
ingesteld worden om goed te werken. Door de weerstand van elk
verwarmingstoestel te meten, kunt u de exacte capaciteit van elk
verwarmingstoestel instellen en zodoende meer nauwkeurige
energiegegevens hebben.
#CodeBeschrijving
[A.2.3.2][6-03]BUH: stap 1: De capaciteit van de eerste
stap van de back-upverwarming aan
nominale spanning. Nominale waarde
3kW. Standaard: 3kW.
Gebied: 0~10kW (in stappen van
0,2kW)
[A.2.3.3][6-04]BUH: stap 2: Het verschil in capaciteit
tussen de tweede en de eerste stap van
de back-upverwarming. Standaard:
3kW.
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
eronder valt.
Gebied: [9‑01]°C~[9‑00]°C
(standaard: 60°C).
Opmerking: Deze waarde moet
hoger zijn dan [1-03], omdat bij lage
buitentemperaturen warmer water
nodig is.
▪ [1-03]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
erover komt.
Gebied: [9‑01]°C~min(45, [9‑00])°C
(standaard: 25°C).
Opmerking: Deze waarde moet
lager zijn dan [1-02], omdat bij hoge
buitentemperaturen minder warm
water nodig is.
De aanvoerwatertemperatuur: Secundaire zone
Alleen van toepassing als er 2aanvoerwatertemperatuurzones zijn.
#CodeBeschrijving
[A.3.1.2.1]NvtAWT inst modus:
▪ Absoluut: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
▪ Weersafh (standaard): De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ vast over de tijd (wat betekent:
NIET gepland)
vervolg >>
Uitgebreide handleiding voor de installateur
44
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
[0-00]
[0-01]
T
a
T
t
[0-03][0-02]
#CodeBeschrijving
[A.3.1.2.1]Nvt<< vervolg
▪ Abs+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ NIET weersafhankelijk (wat
betekent: NIET afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties zijn AAN of UIT.
Opmerking: Deze waarde kan
alleen in de
aanvoerwatertemperatuurregeling
ingesteld worden.
▪ Weersafh+geprog: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur is:
▪ weersafhankelijk (wat betekent:
afhankelijk van de
buitenomgevingstemperatuur)
▪ volgens een programma. De
geplande acties zijn AAN of UIT.
Opmerking: Deze waarde kan
alleen in de
aanvoerwatertemperatuurregeling
ingesteld worden.
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
eronder valt.
Gebied: [9‑05]°C~[9‑06]°C
(standaard: 60°C).
Opmerking: Deze waarde moet
hoger zijn dan [0-00], omdat bij lage
buitentemperaturen warmer water
nodig is.
▪ [0-00]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage omgevingstemperatuur of
erover komt.
Gebied: [9‑05]°C~min(45, [9‑06])°C
(standaard: 25°C).
Opmerking: Deze waarde moet
lager zijn dan [0-01], omdat bij hoge
buitentemperaturen minder warm
water nodig is.
Aanvoerwatertemperatuur: Delta T bron
Het temperatuurverschil voor het retourwater en het aanvoerwater.
De unit is ontworpen om vloerverwarming te ondersteunen. De
aanbevolen aanvoerwatertemperatuur (ingesteld via de
gebruikersinterface) voor vloerverwarmingslussen bedraagt 35°C. In
dat geval wordt de unit aangestuurd om een temperatuurverschil van
5°C te bekomen, wat betekent dat de temperatuur van het
retourwater naar de unit ongeveer 30°C bedraagt. Afhankelijk van
de geplaatste toepassing (radiatoren, warmtepompconvectoren,
vloerverwarmingslussen) of de situatie kan het temperatuurverschil
tussen het retourwater en het aanvoerwater gewijzigd worden. Merk
op dat de pomp haar debiet zal regelen om de Δt constant te
behouden.
#CodeBeschrijving
[A.3.1.3.1][9-09]Verwarming: vereist
temperatuurverschil tussen retour- en
aanvoerwater. Gebied: 3°C~10°C (in
stappen van 1°C; standaardwaarde:
8°C).
Specifiek voor installaties die hogere watertemperaturen vereisen
(bijv. radiatoren)
Instelpunt vooraanvoerwatertemperatuur>55°C
Zodra hetinstelpunt voor de aanvoerwatertemperatuur >55°C is, is
Δt geen constante meer die wordt bepaald door de lokale instelling
[9‑09] (standaard 8°C), maar lineair in functie vanhetinstelpunt.
Tot instelpunt aanvoerwatertemperatuur 60°C kan de warmtepomp
deze temperatuur verzorgen. Als u
instelpunten aanvoerwatertemperatuur >60°C nodig hebt, zorgt de
back-upverwarming voor de ondersteuning om de gewenste
temperatuur te bereiken. Ondersteuning door de backupverwarmingen is ALLEEN mogelijk wanneer de
omgevingstemperatuur lager dan de evenwichtstemperatuur is.
a Water van warmteafgevers
b Condensor
c Aanvoerwater komende van condenser
d Back-upverwarming
e Aanvoerwater
f Waterdebiet
1 Door warmtepomp
2 Door back-upverwarming
3 Temperatuurverschil
TtEindaanvoerwatertemperatuur (primair)
Om het stroomverbruik te minimaliseren, probeert de warmtepomp
ALTIJD de maximale aanvoerwatertemperatuur van 60°C te
bereiken. Het resterende deel wordt door de back-upverwarming
verzorgd.
De aanvoerwatertemperatuur: Modulatie
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. Wanneer de kamerthermostaatfunctie gebruikt
wordt, moet de gebruiker de gewenste kamertemperatuur instellen.
De unit zal warm water aan de warmteafgevers leveren en de kamer
zal verwarmd worden. Daarbij moet ook de gewenste
aanvoerwatertemperatuur geconfigureerd worden: wanneer de
aanpassing aangezet wordt, zal de unit de gewenste
aanvoerwatertemperatuur automatisch berekenen (op basis van
voorgeprogrammeerde temperaturen, als weersafhankelijk werd
geselecteerd, zal de aanpassing gebeuren op basis van de
gewenste weersafhankelijke temperaturen); wanneer de aanpassing
uitgezet wordt, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur op de
gebruikersinterface instellen. Bovendien wordt, met ingeschakelde
aanpassing, de gewenste aanvoerwatertemperatuur verlaagd of
verhoogd in functie van de gewenste kamertemperatuur en het
verschil tussen de werkelijke en de gewenste kamertemperatuur. Dit
resulteert in volgende zaken:
▪ stabiele kamertemperaturen die exact overeenkomen met de
▪ minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
Uitgebreide handleiding voor de installateur
46
gewenste temperatuur (hoger niveau van comfort)
effectiviteit)
▪ zo laag mogelijke watertemperaturen om met de gewenste
temperatuur overeen te stemmen (grotere effectiviteit)
#CodeBeschrijving
[A.3.1.1.5][8-05]Aangepaste AWT:
▪ 0 (Nee) (standaard): uitgeschakeld.
Opmerking: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur moet op
de gebruikersinterface ingesteld
worden.
▪ 1 (Ja): ingeschakeld. De
aanvoerwatertemperatuur wordt
berekend op basis van het verschil
tussen de gewenste
kamertemperatuur en de werkelijke
kamertemperatuur. Dit zorgt voor
een betere overeenkomst tussen de
capaciteit van dewarmtepomp en de
werkelijk benodigde capaciteit,
waardoor er minder dikwijls moet
worden gestart en gestopt en het
systeem aldus zuiniger werkt.
Opmerking: De gewenste
aanvoerwatertemperatuur kan alleen
op de gebruikersinterface gelezen
worden
Nvt[8-06]Maximummodulatie van de
aanvoerwatertemperatuur:
0°C~10°C (standaard: 3°C)
Heeft modulatie nodig om te kunnen
worden ingeschakeld.
Dit is de waarde waarbij de gewenste
aanvoerwatertemperatuur wordt
verhoogd of verlaagd.
INFORMATIE
Wanneer modulatie van de aanvoerwatertemperatuur is
ingeschakeld, moet de weersafhankelijke curve hoger
worden ingesteld dan [8-06] plus het instelpunt van de
minimum aanvoerwatertemperatuur nodig om een stabiele
toestand voor het comfortinstelpunt voor de kamer te
bekomen. Voor meer efficiëntie kan modulatie het
instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur verlagen. Door
de weersafhankelijke curve hoger te plaatsen kan deze
verlaging niet onder het minimuminstelpunt vallen. Zie
onderstaande afbeelding.
a Weersafhankelijke curve
b Instelpunt minimum aanvoerwatertemperatuur vereist om
een stabiele toestand te bekomen voor het
comfortinstelpunt voor de kamer.
Aanvoerwatertemperatuur: Afgiftesysteem
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. Afhankelijk van het systeemwatervolume en het
type van warmteafgiftesystemen kan het langer duren om een ruimte
te verwarmen. Deze instelling kan een langzaam of een snel
verwarmingssysteem compenseren tijdens de verwarmcyclus.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
Opmerking: De instelling van het afgiftesysteem zal invloed hebben
op de maximumaanpassing van de gewenste
aanvoerwatertemperatuur en de mogelijkheid om op basis van de
binnenomgevingstemperatuur automatisch tussen verwarming om te
schakelen.
Het is daarom belangrijk deze waarde correct in te stellen.
#CodeBeschrijving
[A.3.1.1.7][9-0B]Afgiftesysteem:
Reactietijd van het systeem:
▪ 0 (Snel) (standaard)
Voorbeeld: Klein watervolume en
kleine ventilatorconvectoren.
▪ 1 (Langzaam)
Voorbeeld: Groot watervolume,
grote vloerverwarminglussen.
8.2.6Het warm tapwater regelen
Alleen van toepassing wanneer een optionele tank voor warm
tapwater geplaatst werd.
De gewenste tanktemperatuur configureren
Het warm tapwater kan op 3verschillende manieren bereid worden.
Deze manieren verschillen onderling door de manier waarop de
gewenste tanktemperatuur ingesteld wordt en hoe de unit hierop
reageert.
#CodeBeschrijving
[A.4.1][6-0D]Warm tapwater Instelpuntstand:
▪ 0 (Uitsl warmhoudn): Enkel
warmhouden is toegestaan.
▪ 1 (Warmh + gprog) (standaard): De
tank voor warm tapwater wordt
opgewarmd volgens een programma
en tussen de geplande opwarmcycli,
het warmhouden is toegestaan.
▪ 2 (Uitsl geprog): De tank voor warm
tapwater kan ALLEEN volgens een
programma opgewarmd worden.
Zie "8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd" op pagina 51
voor meer informatie.
ruimteverwarmingsonderbrekingen zich voordoen) bij het
selecteren van [6‑0D]=0 ([A.4.1] Warm tapwater
Instelpuntstand=Uitsl warmhoudn).
Instelpunt voor demaximumwarmtapwatertemperatuur
De maximumtemperatuur die gebruikers kunnen selecteren voor het
warm tapwater. U kunt deze instelling gebruiken om de
temperaturen uit de warmwaterkranen te beperken.
INFORMATIE
Tijdens de desinfectie van de warmtapwatertank kan de
warmtapwatertemperatuur deze maximumtemperatuur
overtreffen.
INFORMATIE
Beperk de maximumtemperatuur van het warm water
volgens de geldende wetgeving.
#CodeBeschrijving
[A.4.5][6-0E]Maximaal instelpunt
De maximumtemperatuur die gebruikers
kunnen selecteren voor het warm
tapwater. U kunt deze instelling
gebruiken om de temperatuur uit de
warmwaterkranen te beperken.
Gebied: 40°C~60°C (standaard: 60°C)
De maximumtemperatuur wordt NIET
toegepast tijdens de desinfectiefunctie.
Zie desinfectiefunctie.
8.2.7Contact/helpdesknummer
#CodeBeschrijving
[6.3.2]NvtNummer waarnaar gebruikers kunnen
bellen wanneer problemen zich
voordoen.
8.3De geavanceerde configuratie/
optimalisatie
8.3.1De ruimteverwarming: geavanceerd
De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur
U kunt voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen bepalen:
▪ economisch (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuur
zorgt ervoor dat het energieverbruik het laagst is)
▪ comfort (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuur
zorgt ervoor dat het energieverbruik het hoogst is).
Voorgeprogrammeerde waarden zorgen ervoor dat de zelfde waarde
gemakkelijk in het programma gebruikt kan worden of dat de
gewenste aanvoerwatertemperatuur gemakkelijk aan de
kamertemperatuur aangepast kan worden (zie modulatie). Indien u
later de waarde wilt wijzigen, hoeft u dit maar op één plaats te doen.
Afhankelijk van het feit of de gewenste aanvoerwatertemperatuur al
dan niet weersafhankelijk is, moet de absolute gewenste
aanvoerwatertemperatuur ingesteld worden of de gewenste
omschakelwaarden.
OPMERKING
De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen
kunnen ALLEEN voor de primaire zone gebruikt worden,
omdat het programma voor de secundaire zone uit AAN/
UIT-acties bestaat.
OPMERKING
Selecteer voorgeprogrammeerde
aanvoerwatertemperaturen die overeenstemmen met de
kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers om het
evenwicht tussen de gewenste kamertemperatuur en
aanvoerwatertemperatuur te bewaren.
#CodeBeschrijving
Voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone wanneer NIET weersafhankelijk
[7.4.2.1][8-09]Comfort (verwarming)
[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 55°C)
[7.4.2.2][8-0A]Eco (verwarming)
[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 45°C)
Voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur
(omschakelwaarde) voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone wanneer weersafhankelijk
Deze instelling dient om te voorkomen dat een verkeerde
aanvoerwatertemperatuur (nl. te warm) geselecteerd zou worden.
Hiervoor kan het beschikbare bereik voor de gewenste
verwarmingstemperaturen geconfigureerd worden.
OPMERKING
Bij een toepassing met vloerverwarming is het belangrijk
om de maximale uitlaatwatertemperatuur bij het
verwarmen te beperken volgens de specificaties van de
vloerverwarmingsinstallatie.
OPMERKING
▪ Wanneer de bereiken voor de
aanvoerwatertemperaturen aangepast worden, moeten
ook alle gewenste aanvoerwatertemperaturen
aangepast worden, zodat ze binnen de grenswaarden
blijven.
▪ Zorg steeds voor een evenwicht tussen de gewenste
aanvoerwatertemperatuur met de gewenste
kamertemperatuur en/of de capaciteit (in functie van de
kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers). De
gewenste aanvoerwatertemperatuur is het resultaat
van verschillende instellingen (voorgeprogrammeerde
waarden, omschakelwaarden, weersafhankelijke
curven, aanpassing). Bijgevolg kunnen te hoge of te
lage aanvoerwatertemperaturen overtemperaturen of
gebrek aan capaciteit veroorzaken. Door het bereik van
de aanvoerwatertemperaturen te beperken tot
geschikte waarden (afhankelijk van de warmteafgever)
kunnen dergelijke situaties vermeden worden.
Voorbeeld: Stel de minimumaanvoerwatertemperatuur in op 28°C
om te vermijden dat de kamer NIET opgewarmd kan worden:
aanvoerwatertemperaturen moeten voldoende hoger zijn dan de
kamertemperaturen (in verwarming).
#CodeBeschrijving
[A.3.1.2.2.1] [9-05]Minimumtemp (verwarm)
15°C~37°C (standaard: 24°C)
De temperatuuroverregeling voor de aanvoerwatertemperatuur
Deze functie bepaalt hoeveel de watertemperatuur boven de
gewenste aanvoerwatertemperatuur mag stijgen vooraleer de
compressor stopt. De compressor zal opnieuw starten wanneer de
aanvoerwatertemperatuur tot onder de gewenste
aanvoerwatertemperatuur zakt.
#CodeBeschrijving
Nvt[9-04]1°C~4°C (standaard: 1°C)
De aanvoerwatertemperatuur rond 0°C compenseren
Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 0°C bedraagt, wordt
plaatselijk de gewenste aanvoerwatertemperatuur hoger tijdens het
verwarmen. Deze compensatie kan geselecteerd worden wanneer
een absolute of weersafhankelijke gewenste temperatuur gebruikt
wordt (zie de afbeelding hieronder). Gebruik deze instelling om
mogelijke warmteverliezen van het gebouw te compenseren
wanneer de buitentemperatuur rond de 0°C draait (bijv. in koude
streken).
a Absoluut gewenste aanvoerwatertemperatuur
b Weersafhankelijke gewenste aanvoerwatertemperatuur
TAOmgevingstemperatuur (°C)
TtGewenste aanvoerwatertemperatuur
#CodeBeschrijving
Nvt[D-03]▪ 0 (uitgeschakeld) (standaard)
▪ 1 (geactiveerd) L=2°C,
R=4°C (−2°C<TA<2°C)
▪ 2 (geactiveerd) L=4°C,
R=4°C (−2°C<TA<2°C)
▪ 3 (geactiveerd) L=2°C,
R=8°C (−4°C<TA<4°C)
▪ 4 (geactiveerd) L=4°C,
R=8°C (−4°C<TA<4°C)
Het gebied van de aanvoerwatertemperaturen van de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone (= de
aanvoerwatertemperatuurzone met de laagste
aanvoerwatertemperatuur voor verwarming)
[A.3.1.1.2.2] [9-00]Maximumtemp (verwarm)
[A.3.1.1.2.1] [9-01]Minimumtemp (verwarm)
Het gebied van de aanvoerwatertemperaturen van de secundaire
aanvoerwatertemperatuurzone (= de
aanvoerwatertemperatuurzone met de hoogste
aanvoerwatertemperatuur voor verwarming)
[A.3.1.2.2.2] [9-06]Maximumtemp (verwarm)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
48
#CodeBeschrijving
37°C~65°C (standaard: 65°C)
15°C~37°C (standaard: 24°C)
37°C~65°C (standaard: 65°C)
Maximummodulatie van de aanvoerwatertemperatuur
Alleen van toepassing in kamerthermostaatregeling en wanneer
modulatie is ingeschakeld. De maximummodulatie (= afwijking) van
bijv. 3°C voor de gewenste aanvoerwatertemperatuur bepaald op
basis van het verschil tussen de werkelijke kamertemperatuur en de
gewenste kamertemperatuur betekent dat de gewenste
aanvoerwatertemperatuur met 3°C verhoogd of verlaagd kan
worden. Deze modulatie vergroten zorgt voor betere prestaties
(minder AAN/UIT, sneller verwarmen), maar er moet steeds en
afhankelijk van de warmteafgever een evenwicht zijn (raadpleeg de
kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers) tussen de
gewenste aanvoerwatertemperatuur en de gewenste
kamertemperatuur.
#CodeBeschrijving
Nvt[8-06]0°C~10°C (standaard: 3°C)
De temperatuurbereiken (kamertemperatuur)
Alleen van toepassing in kamerthermostaatregeling. Om energie te
besparen door te beletten dat de kamer teveel verwarmd wordt, kunt
u het gebied van de kamertemperatuur beperken.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
[
9-0C
]
a
b
c
d
OPMERKING
Wanneer de bereiken voor de kamertemperaturen
aangepast worden, moeten ook alle gewenste
kamertemperaturen aangepast worden, zodat ze binnen
de grenswaarden blijven.
#CodeBeschrijving
Kamertemp.bereik
[A.3.2.1.2][3-06]Maximumtemp (verwarm)
18°C~30°C (standaard: 30°C)
[A.3.2.1.1][3-07]Minimumtemp (verwarm)
12°C~18°C (standaard: 12°C)
De kamertemperatuurstap
Alleen van toepassing in kamerthermostaatregeling en als de
temperatuur in °C wordt weergegeven.
#CodeBeschrijving
[A.3.2.4]NvtKamertemp. stap
▪ 1°C (standaard). De gewenste
kamertemperatuur op de
gebruikersinterface kan in stappen van
1°C ingesteld worden.
▪ 0,5°C. De gewenste
kamertemperatuur op de
gebruikersinterface kan in stappen van
0,5°C ingesteld worden. De werkelijke
kamertemperatuur wordt met een
nauwkeurigheid van 0,1°C
weergegeven.
De kamertemperatuurhysteresis
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. De hysteresisband rond de gewenste
kamertemperatuur is instelbaar. Daikin adviseert de
kamertemperatuurhysteresis NIET te wijzigen, aangezien deze is
ingesteld voor een optimaal gebruik van het systeem.
Vorstbescherming kamer zorgt ervoor dat het nooit te koud wordt in
de kamer. Deze instelling gedraagt zich verschillend afhankelijk van
de ingestelde manier om de unit te regelen ([C‑07]). Voer acties uit
volgens onderstaande tabel:
Manier om de unit te regelen
Vorstbescherming kamer
([C‑07])
Regeling via kamerthermostaat
([C‑07]=2)
Sta de kamerthermostaat toe te
zorgen voor Vorstbescherming
kamer:
▪ Zet [2‑06] op “1”
▪ Stel de vorstbeschermende
kamertemperatuur in ([2‑05]).
Regeling via externe
kamerthermostaat ([C‑07]=1)
Sta de externe kamerthermostaat
toe te zorgen voor
Vorstbescherming kamer:
▪ Draai de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur
AAN.
▪ Zet automatische noodstop
([A.5.1.2]) op “1”.
Regeling via de
aanvoerwatertemperatuur
Vorstbescherming kamer is NIET
gegarandeerd.
([C‑07]=0)
INFORMATIE
Indien er zich een U4-storing voordoet, is
vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
Raadpleeg onderstaande paragrafen voor gedetailleerde informatie
over Vorstbescherming kamer tegenover de van toepassing zijnde
manier waarop de unit wordt geregeld.
[C‑07]=2: regeling via kamerthermostaat
a Kamertemperatuur
b Werkelijke kamertemperatuur
c Gewenste kamertemperatuur
d Tijd
#CodeBeschrijving
Nvt[9-0C]1°C~6°C (standaard: 1°C)
De kamertemperatuurafwijking
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. U kunt de (externe) kamertemperatuursensor
ijken. U kunt een afwijking instellen op de waarde van de
kamerthermistor gemeten door de gebruikersinterface of door een
externe kamersensor. De instellingen kunnen gebruikt worden om
situaties te compenseren waarin de gebruikersinterface of externe
kamersensor niet op de ideale plaats geplaatst kan worden (zie de
installatiehandleiding en/of de uitgebreide handleiding voor de
installateur).
#CodeBeschrijving
Kamertemp.afwijking: Afwijking op de werkelijke kamertemperatuur
gemeten op de sensor van de gebruikersinterface.
Afwijk. ext. kamersensor: Alleen van toepassing als de optie met
externe kamersensor geplaatst en geconfigureerd werd (zie [C-08])
Wanneer de regeling via de kamerthermostaat gebeurt, wordt
vorstbescherming kamer gegarandeerd, zelfs wanneer de
startpagina van de kamertemperatuur op de gebruikersinterface UIT
is. Wanneer Vorstbescherming kamer ([2‑06]) ingeschakeld is en de
kamertemperatuur onder de vorstbeschermende kamertemperatuur
([2‑05]) valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers
leiden om de kamer opnieuw op te warmen.
#CodeBeschrijving
Nvt[2-06]Vorstbescherming kamer
▪ 0: uitgeschakeld (standaard)
▪ 1: geactiveerd
Nvt[2-05]Vorstbeschermende kamertemperatuur
4°C~16°C (standaard: 12°C)
INFORMATIE
Indien er zich een U5-storing voordoet:
▪ wanneer 1 gebruikersinterface aangesloten is, wordt
vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd,
▪ wanneer 2 gebruikersinterfaces aangesloten zijn en de
tweede gebruikersinterface, die gebruikt wordt om de
kamertemperatuur te regelen, losgekoppeld is (door
een foute bedrading of een beschadigde kabel), wordt
de vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
Als Noodgeval op Handm ([A.5.1.2]=0) is ingesteld en de
unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal de
gebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging vragen
vooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker het
noodbedrijf NIET bevestigt, blijft vorstbescherming kamer
ingeschakeld.
[C‑07]=1: regeling via externe kamerthermostaat
Wanneer de regeling via een externe kamerthermostaat gebeurt,
wordt Vorstbescherming kamer gegarandeerd door de externe
kamerthermostaat, op voorwaarde dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface AAN is en de
instelling van de automatische noodstop ([A.5.1.2]) op “1” staat.
Bovendien is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:
Indien……dan geldt het volgende:
Eén
aanvoerwatertemperatuurzone
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
UIT is en de
buitenomgevingstemperatuur
onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de
warmteafgevers sturen om de
kamer opnieuw op te warmen
en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal
5°C lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
AAN is, de externe
kamerthermostaat “Thermo
UIT” is en de
buitenomgevingstemperatuur
onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de
warmteafgevers sturen om de
kamer opnieuw op te warmen
en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal
5°C lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
AAN is en de externe
kamerthermostaat “Thermo
AAN” is, wordt
Vorstbescherming kamer
gegarandeerd door de
normale logica.
Indien……dan geldt het volgende:
Twee
aanvoerwatertemperatuurzones
OPMERKING
Om toch een (beperkte) vorstbescherming te hebben,
MOET de automatische noodstop op Automatisch worden
ingesteld ([A.5.1.2]=1).
[C‑07]=0: regeling via de aanvoerwatertemperatuur
Indien de regeling via de aanvoerwatertemperatuur gebeurt, wordt
Vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd. Bovendien, als [2‑06]
op “1” staat, is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur UIT is
en de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer
opnieuw op te warmen en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal 5°C lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur AAN is,
zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de
kamer opnieuw op te warmen volgens de normale logica.
OPMERKING
Om toch een (beperkte) vorstbescherming te hebben,
MOET de automatische noodstop op Automatisch worden
ingesteld ([A.5.1.2]=1).
Afsluiter
Het volgende is alleen van toepassing in het geval van 2
aanvoerwatertemperatuurzones.
De output van de afsluiter (deze in de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone) kan geconfigureerd worden.
Thermo AAN/UIT: de afsluiter sluit, afhankelijk van [F0B] wanneer er
geen vraag is om de kamer te verwarmen en/of te koelen in de
primaire zone. Activeer deze instelling om:
▪ te vermijden dat aanvoerwater naar de warmteafgevers in de
primaire AWT-zone zou geleid worden (via het mengklepstation)
wanneer er een verzoek van de secundaire AWT-zone is.
▪ de AAN/UIT-pomp van het mengklepstation alleen te activeren
wanneer er een vraag is. Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen"op pagina9.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
UIT is en de
buitenomgevingstemperatuur
onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de
warmteafgevers sturen om de
kamer opnieuw op te warmen
en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal
5°C lager worden gezet.
▪ Wanneer de startpagina van
de aanvoerwatertemperatuur
AAN is en de
buitenomgevingstemperatuur
onder 4°C valt, zal de unit
aanvoerwater naar de
warmteafgevers sturen om de
kamer opnieuw op te warmen
en het instelpunt van de
aanvoerwatertemperatuur zal
5°C lager worden gezet.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
50
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
#CodeBeschrijving
[A.3.1.1.6.1] [F-0B]De afsluiter:
▪ 0 (Nee)(standaard): wordt NIET
beïnvloed door een vraag naar
verwarming.
▪ 1 (Ja): sluit wanneer er een GEEN
vraag naar verwarming is.
INFORMATIE
De instelling [F‑0B] is alleen geldig als er een vraaginstelling van een thermostaat of externe
kamerthermostaat is (NIET als instelling voor
aanvoerwatertemperatuur).
Werkingsgebied
De bediening van de unit in ruimteverwarming wordt verboden
naargelang de gemiddelde buitentemperatuur.
UIT-tmp verwrm kamer: Wanneer de gemiddelde buitentemperatuur
hoger wordt dan deze waarde, wordt de ruimteverwarming UITgezet
om oververwarming te vermijden.
#CodeBeschrijving
[A.3.3.1][4-02]14°C~35°C (standaard: 35°C)
8.3.2Het warm tapwater regelen: geavanceerd
Voorgeprogrammeerde tanktemperaturen
Alleen van toepassing als de bereiding van warm tapwater gepland
is of gepland + warmhouden.
U kunt voorgeprogrammeerde tanktemperaturen bepalen:
▪ opslag economisch
▪ opslag comfort
▪ warmhouden
▪ warmhoudenhysteresis
Voorgeprogrammeerde waarden maken het gebruik van de zelfde
waarde in het programma gemakkelijk. Als u later de waarde wilt
veranderen, hoeft u dit slechts op 1 plaats te doen (zie tevens de
gebruiksaanwijzing en/of de uitgebreide handleiding voor de
gebruiker).
Opslag comfort
Bij het programmeren van het programma kunt u gebruik maken van
de tanktemperaturen ingesteld als voorgeprogrammeerde waarden.
De tank zal dan opwarmen tot deze temperatuurinstelpunten bereikt
zijn. Daarbij kan tevens een opslagstop geprogrammeerd worden.
Dit zorgt ervoor dat de tank stopt met opwarmen zelfs wanneer het
instelpunt NIET werd bereikt. Programmeer alleen een opslagstop
wanneer tankverwarming absoluut niet gewenst wordt.
#CodeBeschrijving
[7.4.3.1][6-0A]30°C~[6‑0E]°C (standaard: 60°C)
▪ in warmhoudenstand van gepland + warmhoudenstand: De
gegarandeerde minimumtanktemperatuur wordt ingesteld door T
–[6‑08], wat [6‑0C] of het weersafhankelijk instelpunt, min de
OFF
warmhoudenhysteresis. Indien de tanktemperatuur onder deze
waarde valt, wordt de tank opgewarmd.
#CodeBeschrijving
[7.4.3.3][6-0C]30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:
45°C)
Warmhoudenhysteresis
Alleen van toepassing als de bereiding van warm tapwater gepland
is + warmhouden.
#CodeBeschrijving
Nvt[6-08]2°C~20°C (standaard: 10°C)
Weersafhankelijk
De weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parameters
voor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer de
weersafhankelijke werking actief is, wordt de gewenste
tanktemperatuur automatisch bepaald in functie van de gemiddelde
buitentemperatuur: lage buitentemperaturen zorgen voor hogere
gewenste tanktemperaturen, omdat dan het water uit de
koudwaterkranen kouder is, en omgekeerd. In het geval van
geplande of geplande+warmhouden bereiding van warm tapwater is
de opslagcomforttemperatuur weersafhankelijk (volgens de
weersafhankelijke curve), de opslageconomisch- en
warmhoudentemperaturen zijn NIET weersafhankelijk. In het geval
van een uitsluitend-warmhouden-bereiding van warm tapwater is de
gewenste tanktemperatuur weersafhankelijk (volgens de
weersafhankelijke curve). Tijdens de weersafhankelijk werking kan
de eindgebruiker de gewenste tanktemperatuur niet op de
gebruikersinterface aanpassen.
#CodeBeschrijving
[A.4.6]NvtStand Gewenste temperatuur:
▪ Absoluut (standaard): uitgeschakeld.
Alle gewenste tanktemperaturen zijn
NIET weersafhankelijk.
▪ Weersafh: ingeschakeld. In de
geplande stand of de geplande
+warmhoudenstand is de
opslagcomforttemperatuur
weersafhankelijk. De
opslageconomisch- en
warmhoudentemperaturen zijn NIET
weersafhankelijk. In de
warmhoudenstand is de gewenste
tanktemperatuur weersafhankelijk.
Opmerking: Wanneer de
weergegeven tanktemperatuur
weersafhankelijk is, kan deze niet op
de gebruikersinterface aangepast
worden.
HP
Opslag economisch?
De opslageconomischtemperatuur duidt op de lagere gewenste
tanktemperatuur. Dit is de gewenste temperatuur wanneer een
opslageconomischactie gepland werd (liefst tijdens de dag).
#CodeBeschrijving
[7.4.3.2][6-0B]30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:
45°C)
Warmhouden
De gewenste warmhoudentanktemperatuur wordt gebruikt:
HP Warmtepomp. Als de verwarming met de warmtepomp te
lang duurt, kan de boosterverwarming extra bijverwarmen
T
Maximale warmtepomptemperatuur aan sensor in tank
HP MAX
voor warm tapwater voor huishoudelijk gebruik
T
UIT-temperatuur warmtepomp (T
HP OFF
T
AAN-temperatuur warmtepomp (T
HP ON
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuur van gebruikersinstelpunt (ingesteld op de
HP MAX
HP OFF
−[6-01])
−[6-00])
gebruikersinterface)
t Tijd
INFORMATIE
De maximum warmtepomptemperatuur hangt af van de
pekeltemperatuur. Voor meer informatie, zie
"14.7Werkingsgebied"op pagina88.
Timers voor gelijktijdig verzoek voor ruimteverwarming en
bereiden van warm tapwater
#CodeBeschrijving
Nvt[8-00]Niet wijzigen. (standaard: 1)
Nvt[8-01]Maximale bedrijfstijd voor het bereiden
van warm tapwater. Het verwarmen van
warm tapwater stopt, zelfs als de
eindtemperatuur van het warm tapwater
NIET werd bereikt. De werkelijke
maximale bedrijfstijd hangt ook af van
instelling [8-04].
▪ Als systeemlay-out =
Kamerthermostaatregeling: Er wordt
alleen met deze
voorgeprogrammeerde waarde
rekening gehouden als er een verzoek
voor ruimteverwarming is. Als er
GEEN verzoek voor ruimteverwarming
is, wordt de tank verwarmd tot
wanneer het instelpunt bereikt wordt.
▪ Als systeemlayout ≠
Kamerthermostaatregeling: Er wordt
steeds rekening gehouden met deze
voorgeprogrammeerde waarde.
Gebied: 5~95 minuten (standaard: 30)
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
t
1
0
1
0
[8-01][8-02]
[8-00]
t
T
A
0
[8-01]
[5-03][4-02]
[8-02]
[8-01]+
[8-04]
00.0022.0024.0001.0023.00t
T
DHW
T
H
T
U
[2-02]
[2-03]
[2-04]
#CodeBeschrijving
Nvt[8-02]Antipendeltijd.
Minimumtijd tussen twee cycli voor warm
tapwater. De werkelijke antipendeltijd
hangt ook van de omgevingstemperatuur
af.
De desinfectiefunctie desinfecteert de tank voor warm tapwater door
het tapwater regelmatig tot op een bepaalde temperatuur op te
warmen.
VOORZICHTIG
De instellingen van de desinfectiefunctie MOETEN worden
geconfigureerd door de installateur in overeenstemming
met de geldende wetgeving.
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuurinstelpunt van de gebruiker
THInstelpunt hoge temperatuur [2-03]
t Tijd
WAARSCHUWING
Let op: de temperatuur van het warm tapwater uit de
warmwaterkraan zal gelijk zijn aan de waarde van lokale
instelling [2-03] na desinfectering.
Wanneer deze hoge temperatuur van het warm tapwater
een potentieel risico op letsels kan inhouden, moet een
mengkraan (lokaal te voorzien) worden geïnstalleerd aan
de warmwateruitlaataansluiting van de tank voor warm
tapwater. Deze mengkraan zorgt ervoor dat de
temperatuur van het warm water uit de warmwaterkraan
nooit boven de ingestelde maximumwaarde komt. Deze
maximum toelaatbare temperatuur van het warm water
wordt bepaald volgens de toepasbare wetgeving.
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat de starttijd [A.4.4.3] van de
desinfectiefunctie met ingestelde duurtijd [A.4.4.5] NIET
wordt onderbroken door een mogelijke vraag naar warm
tapwater.
Indien de storingscode AH verschijnt en de
desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm
tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende
te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd,
wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie
te programmeren minstens 4 uur na een voorzien
verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de
installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld
worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een
Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de
geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al
voor te verwarmen.
INFORMATIE
De desinfectiefunctie start opnieuw wanneer de
temperatuur van het warm tapwater binnen de duurtijd 5°C
onder de desinfectie-eindtemperatuur valt.
INFORMATIE
Er doet zich een AH-storing voor wanneer u het volgende
tijdens desinfectie doet:
▪ Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
▪ Ga naar de startpagina van de
warmtapwatertanktemperatuur(Tank).
▪ Druk op om de desinfectie te onderbreken.
8.3.3De instellingen voor de warmtebronnen
Back-upverwarming
Bedrijfsmodus van de back-upverwarming: bepaalt of de werking
van de back-upverwarming wordt uitgeschakeld, ingeschakeld of
alleen toegestaan tijdens het bereiden van warm tapwater. Deze
instelling wordt alleen genegeerd wanneer er back-upverwarming
nodig als er een storing in de warmtepomp is (als [A.5.1.2] op
handmatig of automatisch is ingesteld).
#CodeBeschrijving
[A.5.1.1][4‑00]Werking van de back-upverwarming:
▪ 0: Uitgeschakeld
▪ 1 (standaard): Ingeschakeld
[A.5.1.3][4‑07]Bepaalt of de tweede stap van de back-
upverwarming is:
▪ 1 (standaard): Toegestaan
▪ 0: NIET toegestaan
Hiermee kan de capaciteit van de backupverwarming worden beperkt.
Nvt[5‑00]Mag de back-upverwarming boven de
evenwichtstemperatuur werken tijdens
ruimteverwarming?
▪ 1 (standaard): NIET toegestaan
▪ 0: Toegestaan
[A.5.1.4][5‑01]Evenwichtstemperatuur.
De buitentemperatuur waaronder de
back-upverwarming mag werken.
Gebied: –15°C~35°C (standaard: 0°C)
(stap: 1°C)
INFORMATIE
Alleen voor systemen met ingebouwde warmtapwatertank:
Indien back-upverwarming tijdens ruimteverwarming
beperkt moet worden, maar toegestaan kan worden om
tapwater op te warmen, zet dan [4‑00] op 1, [5‑00] op 1 en
[5‑01] op –15°C.
INFORMATIE
Als het instelpunt van de opslagtemperatuur hoger is dan
55°C, adviseert Daikin om de tweede trap backupverwarming niet uit te schakelen aangezien dat een
grote invloed heeft op de tijd die de unit nodig heeft voor
het verwarmen van de tank met warm tapwater.
Automatische noodstop
Indien de warmtepomp weigert te werken, kan de backupverwarming als noodverwarming werken en al dan niet
automatisch de volledige warmtebelasting overnemen. Wanneer de
automatische noodfunctie is ingesteld op Automat en er zich een
storing voordoet in een warmtepomp, zal de back-upverwarming
automatisch de warmtebelasting overnemen. Wanneer er zich een
storing voordoet in de warmtepomp terwijl de automatische
noodstop op Handm is ingesteld, stoppen het opwarmen van het
tapwater en het verwarmen van ruimten en moet het systeem
handmatig worden hersteld. De gebruikersinterface zal u dan vragen
of de back-upverwarming de volledige warmtebelasting al dan niet
moet overnemen. Als er zich een storing in de warmtepomp
voordoet, zal op de gebruikersinterface verschijnen. Indien
niemand gedurende langere periodes in het huis aanwezig is,
adviseren wij instelling [A.5.1.2] Noodgeval op Automat in te stellen.
#CodeBeschrijving
[A.5.1.2]NvtBepaalt of de back-upverwarming
automatisch de volledige
warmtebelasting overneemt of dit eerst
handmatig bevestigd moet worden
wanneer zich een noodsituatie voordoet.
▪ 0: Handm (standaard)
▪ 1: Automat
INFORMATIE
De instelling van de automatische noodstop kan alleen in
de menustructuur van de gebruikersinterface worden
ingesteld.
INFORMATIE
Indien er zich een storing voordoet in de warmtepomp en
[A.5.1.2] is ingesteld op Handm, blijven de functies
Vorstbescherming kamer, Dekvloer drogen van de
vloerverwarming en Vorstbescherming waterleidingen
ingeschakeld, zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf
NIET bevestigt.
Bivalent
Alleen van toepassing voor installaties met een extra ketel
(alternerende werking, in parallel aangesloten). De bedoeling van
deze functie is te bepalen — op basis van de buitentemperatuur
—welke verwarmingsbron kan/zal zorgen voor het verwarmen van
ruimten: de binnenunit of een extra ketel.
De lokale instelling “bivalente werking” geldt alleen voor de werking
van de ruimteverwarming van de binnenunit en het
toestemmingssignaal voor de extra ketel.
Wanneer de functie “bivalente werking” geactiveerd is, stopt de
binnenunit automatisch de ruimteverwarming zodra de
buitentemperatuur onder de “bivalente AAN-temperatuur” valt en het
toestemmingssignaal voor de extra ketel actief wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
54
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
8 Configuratie
T
A
[C-03]
[C-04]
a
b
YC Y1 Y2 Y3 Y4
X1 X2 X3 X4
OFF ON
X2M
SS1
X1M
Wanneer de functie bivalente werking gedeactiveerd is, is
verwarmen van ruimten door de binnenunit mogelijk bij alle
buitentemperaturen (zie werkingsgebieden) en is het
toelatingssignaal voor de extra ketel ALTIJD gedeactiveerd.
▪ [C‑03] Bivalente AAN-temperatuur: bepaalt de buitentemperatuur
waaronder het toestemmingssignaal voor de extra ketel actief
wordt (dicht, KCR aan EKRP1HB) en de ruimteverwarming door
de binnenunit wordt stilgelegd.
▪ [C‑04] Bivalente hysteresis: bepaalt het temperatuurverschil
tussen de bivalente AAN-temperatuur en de bivalente UITtemperatuur.
Toestemmingssignaal X1–X2 (EKRP1HB)
TABuitentemperatuur
a Dicht
b Open
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat alle voorschriften nageleefd worden die in
richtlijn 5 over mogelijke toepassingen vermeld staan
wanneer de functie bivalente werking geactiveerd is.
Daikin is NIET aansprakelijk voor schade als gevolg van
het niet naleven van deze voorschriften.
INFORMATIE
▪ De functie bivalente werking heeft geen invloed op de
stand verwarmen van tapwater. Het warm tapwater
wordt nog altijd en alleen opgewarmd door de
binnenunit.
▪ Het toestemmingssignaal voor de extra ketel zit op de
EKRP1HB (digitale I/O-printplaat). Wanneer het
geactiveerd is, is het contact X1, X2 dicht, en open
wanneer het gedeactiveerd is. Zie de afbeelding
hieronder voor de schematische locatie van dit contact.
#CodeBeschrijving
Nvt[C‑03]AAN-temperatuur.
Als de buitentemperatuur onder deze
temperatuur komt, zal het
toestemmingssignaal voor bivalente
warmtebron actief zijn.
Gebied: –25°C~25°C (standaard: 0°C)
(stap: 1°C)
Nvt[C‑04]Hysteresis.
Temperatuurverschil tussen bivalente
warmtebron AAN en UIT om niet teveel
om te schakelen.
Gebied: 2°C~10°C (standaard: 3°C)
(stap: 1°C)
8.3.4De systeeminstellingen
Automatische herstart
Bij herstelling van de stroomvoorziening na een stroomonderbreking
zal de automatische herstartfunctie de instellingen van de
afstandsbediening van voor de stroomonderbreking herstellen.
Daarom is het aanbevolen de functie altijd in te schakelen.
Als de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief van het type is
waarbij de elektrische voeding wordt onderbroken, moet de
automatische herstartfunctie altijd worden geactiveerd. De
binnenunit kan, onafhankelijk van de status van de elektrische
voeding met voorkeur kWh-tarief, continu geregeld worden door de
binnenunit op een elektrische voeding met normaal kWh-tarief aan
te sluiten.
#CodeBeschrijving
[A.6.1][3‑00]Is de automatische-herstartfunctie van
de unit toegestaan?
▪ 0: Nee
▪ 1 (standaard): Ja
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
#CodeBeschrijving
[A.2.1.6][D‑01]Aansluiting op een elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief:
▪ 0 (standaard): De warmtepompmodule
is aangesloten op een normale
elektrische voeding.
▪ 1: De warmtepompmodule is
aangesloten op een elektrische
voeding met voorkeur kWh-tarief.
Wanneer het signaal van het voorkeur
kWh-tarief naar de energieleverancier
wordt gestuurd, opent het contact en
gaat de unit over in gedwongen uitstand. Wanneer het signaal opnieuw
stopt, sluit het spanningsloos contact
en begint de unit weer te werken.
Activeer daarom altijd de
automatische herstartfunctie.
▪ 2: De warmtepompmodule is
aangesloten op een elektrische
voeding met voorkeur kWh-tarief.
Wanneer het signaal van het voorkeur
kWh-tarief naar de energieleverancier
wordt gestuurd, sluit het contact en
gaat de unit over in gedwongen uitstand. Wanneer het signaal opnieuw
stopt zal het spanningsloos contact
openen en begint de unit opnieuw te
werken. Activeer daarom altijd de
automatische herstartfunctie.
[A.6.2.1][D‑00]Welke verwarmingen worden toegestaan
te werken tijdens de elektrische voeding
met voorkeur kWh-tarief?
▪ 0 (standaard): Geen
[D‑00]Back-upverwarmingCompressor
0 (standaard)Gedwongen UITGedwongen UIT
De besturing energieverbruik
OPMERKING
Tijdens periodes waarin heel veel capaciteit wordt
gevraagd (voorbeeld: de functie Dekvloer drogen), kan de
vermogenbeperking worden ingeschakeld overeenkomstig
de afmetingen van de pekelcollector.
Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen" op
pagina9 voor meer informatie over deze functie.
Besturing energieverbruik
#CodeBeschrijving
Nvt[4-08]Modus:
▪ 0 (Geen beperking) (standaard):
Uitgeschakeld.
▪ 1 (Continu): Geactiveerd: U kunt één
vermogengrenswaarde (in A of kW)
instellen om aan te gegeven dat het
energieverbruik van het systeem
altijd tot deze waarde beperkt zal
worden.
▪ 2 (Digitale input): Geactiveerd: U
kunt tot vier verschillende
vermogengrenswaarden (in A of kW)
instellen om aan te gegeven dat het
energieverbruik van het systeem tot
deze waarden beperkt zal worden
wanneer de overeenstemmende
digitale ingang vraagt.
Nvt[4-09]Type:
▪ 0 (Stroom) (standaard): De
grenswaarden worden in A ingesteld.
▪ 1 (Vermogen): De grenswaarden
worden in kW ingesteld.
Nvt[5-05]Waarde: Alleen van toepassing in het
geval van een voltijdse
vermogenbeperking.
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
Nvt[5-09]Waarde: Alleen van toepassing in het
geval van een voltijdse
vermogenbeperking.
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard:
20kW)
Amp.grensw v DI: Alleen van toepassing in het geval van een
vermogenbeperking op basis van digitale ingangen en op basis van
stroomwaarden.
Nvt[5-05]Grenswaarde DI1
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
Nvt[5-06]Grenswaarde DI2
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
Nvt[5-07]Grenswaarde DI3
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
Nvt[5-08]Grenswaarde DI4
0A~50A, stap: 1A (standaard: 50A)
kW-grenswaarde v DI: Alleen van toepassing in het geval van een
vermogenbeperking op basis van digitale ingangen en op basis van
vermogenwaarden.
Nvt[5-09]Grenswaarde DI1
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard:
20kW)
Nvt[5-0A]Grenswaarde DI2
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard:
20kW)
Nvt[5-0B]Grenswaarde DI3
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard:
20kW)
#CodeBeschrijving
Nvt[5-0C]Grenswaarde DI4
0kW~20kW, stap: 0,5kW (standaard:
20kW)
De gemiddeldentimer
De gemiddeldentimer corrigeert de invloed van de schommelingen
van de omgevingstemperatuur. De berekening van het
weersafhankelijk instelpunt gebeurt op basis van de gemiddelde
buitentemperatuur.
Er wordt over een geselecteerde tijdsinterval een gemiddelde
genomen van de buitentemperatuur.
#CodeBeschrijving
[A.6.4][1-0A]Gemiddeldentimer buitentemperaturen:
▪ 0: Geen gemiddelde (standaard)
▪ 1: 12uur
▪ 2: 24uur
▪ 3: 48uur
▪ 4: 72uur
De temperatuurafwijking via de buitenomgevingssensor op
afstand
U kunt de afstandsbuitenomgevingstemperatuursensor ijken. Er kan
een afwijking op de thermistorwaarde ingegeven worden. De
instelling kan gebruikt worden om situatie te compenseren waarin de
afstandsbuitenomgevingstemperatuursensor niet op de ideale plaats
(zie afbeelding) kan worden geplaatst.
Het weersafhankelijk instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur
wordt berekend op basis van de buitenomgevingstemperatuur +
[2‑0B]. Echter, de gebruikersinterface zal de
buitenomgevingstemperatuur NIET weergeven (zonder de
toevoeging van [2‑0B]).
Pompwerking
Wanneer de functie pompwerking gedeactiveerd is, wordt de pomp
stilgelegd als de buitentemperatuur hoger is dan de in [4‑02]
ingestelde waarde. Wanneer de pompwerking geactiveerd is, kan de
pomp bij alle buitentemperaturen werken.
#CodeBeschrijving
Nvt[F‑00]Pompwerking:
▪ 0 (standaard): Uitgeschakeld als de
buitentemperatuur hoger dan [4‑02] is.
▪ 1: Mogelijk voor alle
buitentemperaturen.
Pompwerking tijdens abnormale debieten [F‑09] bepaalt of de pomp
moet stoppen of verder mag werken wanneer het debiet abnormaal
is. Deze functie is alleen geldig in specifieke omstandigheden waarin
de pomp best blijft werken wanneer Ta<4°C (de pomp zal
10 minuten werken en 10 minuten stilstaan). Daikin is NIET
aansprakelijk voor schade als gevolg van deze functie.
#CodeBeschrijving
Nvt[F‑09]Pomp werkt verder als abnormaal
debiet:
▪ 0: Pomp wordt stilgelegd.
▪ 1 (standaard): Pomp zal werken als
Ta<4°C (10minuten AAN –
10minuten UIT)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
56
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
Pompsnelheidbeperking
[9-0D]=0[9-0D]=5
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
[9-0D]=6[9-0D]=7
[9-0D]=8
a (kPa)
b (l/min)
Pompsnelheidbeperking [9‑0D] bepaalt de maximumsnelheid van de
pomp. In normale omstandigheden zou de standaardinstelling NIET
moeten worden gewijzigd. De pompsnelheidbeperking kan worden
genegeerd wanneer het debiet zich binnen het gebied van het
minimumdebiet bevindt (storing 7H).
#CodeBeschrijving
Nvt[9‑0D]Pompsnelheidbeperking
▪ 0: Geen beperking.
▪ 1~4: Algemene beperking. Er is een
beperking in alle omstandigheden. De
vereiste delta T regeling en comfort
worden NIET gegarandeerd.
▪ 5~8 (standaard: 6): Beperking
wanneer geen stelmotoren. Wanneer
er niet wordt verwarmd is de
pompsnelheidbeperking van
toepassing. Wanneer er wordt
verwarmd wordt de pompsnelheid
alleen door de delta T bepaald in
functie van de nodige capaciteit. Met
dit beperkingsgebied is delta T
mogelijk en wordt het comfort
gegarandeerd.
De energiemeetfunctie is NIET van toepassing en/of NIET
geldig voor deze unit indien deze wordt berekend door de
unit. Indien er optionele externe meters worden gebruikt, is
het energiemeetdisplay geldig.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
58
INFORMATIE
▪ De binnenunit verwijst naar de printplaat van de
binnenunit; deze printplaat regelt het hydraulisch
gedeelte van de geothermische warmtepomp.
▪ De buitenunit verwijst naar de printplaat van de
buitenunit; deze printplaat regelt de compressormodule
van de geothermische warmtepomp.
5Indien nodig, een of meerdere stelmotoren testen.
6Indien nodig, de dekvloer van de vloerverwarming drogen.
9.2Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Laat de unit NOOIT werken zonder de thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. De compressor zou anders
vuur kunnen vatten.
9.3Checklist vóór inbedrijfstelling
Laat het systeem NIET werken vooraleer de volgende controles OK
zijn:
U leest de volledige installatie-instructies, zoals
beschreven in de uitgebreide handleiding voor deinstallateur.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen
werden gelegd conform dit document en de geldende
wetgeving:
▪ Tussen het ter plaatse te voorzien paneel en de
binnenunit
▪ Tussen de binnenunit en de kranen en kleppen (indien
van toepassing)
▪ Tussen de binnenunit en de kamerthermostaat (indien
van toepassing)
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de
aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringenof de lokaal geplaatste
veiligheidsapparaten voldoen aan dit document en
werden niet overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op
het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die
tegen de binnenkant van de binnenunit gedrukt worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen
zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
Er zijn GEEN water- en/of pekellekkages in de
binnenunit.
Er zijn geen geursporen van de gebruikte pekel
merkbaar.
Het ruimteverwarmingontluchtingsventiel staat open
(minstens 2draaien).
De drukveiligheidskleppen ontluchten naar een veilige
locatie wanneer geopend.
Het minimum watervolume is gegarandeerd in alle
omstandigheden. Zie “Het watervolume en waterdebiet
van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit
controleren” in "6.3 De leidingen voorbereiden" op
pagina19.
9.4Checklist tijdens inbedrijfstelling
Het minimum debiet tijdens back-upverwarming/
ontdooien is gegarandeerd in alle omstandigheden. Zie
“Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren”
in "6.3De leidingen voorbereiden"op pagina19.
Ontluchten.
Een ontluchting van het pekelcircuit uitvoeren.
Proefdraaien.
Stelmotoren proefdraaien.
Functie dekvloer drogen
De functie dekvloer drogen wordt gestart (indien nodig).
9.4.1Het minimum debiet controleren
1 Controleer naargelang de hydraulische configuratie welke
ruimteverwarmingslussen kunnen gesloten worden door
mechanische, elektronische of andere kleppen.
2 Sluit alle ruimteverwarmingslussen die kunnen worden gesloten
(zie vorige stap).
3 Start het proefdraaien van de pomp (zie "9.4.5 Stelmotoren
proefdraaien"op pagina63).
4 Ga naar [6.1.8]: > Informatie > Sensorinformatie > Debiet
om het debiet te controleren. Tijdens het testen/proefdraaien
van de pomp kan de unit onder dit vereist minimumdebiet
werken.
Omloopklep voorzien?
JaNeen
Wijzig de instelling van de
omloopklep om het minimum
vereiste debiet + 2l/min te
bereiken
Minimum vereist debiet tijdens het werken van de backupverwarming
12l/min
Indien het werkelijke debiet
onder het minimumdebiet ligt,
zijn wijzigingen aan de
hydraulische configuratie vereist.
Verhoog het aantal
ruimteverwarmingslussen die
NIET kunnen worden gesloten of
installeer een drukgestuurde
omloopklep.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
60
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
9 Inbedrijfstelling
01:18
Di
Ontluchting
l/min
Laag
SHC
0.5
Debiet
Snelheid
Circuit
Stop
Aanpassn
Scroll
01:18
Di
Ontluchting
l/min
Laag
SHC
0.5
Debiet
Snelheid
Circuit
Stop
Aanpassn
Scroll
9.4.2Ontluchtingsfunctie op het
Het is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie van
de unit alle lucht uit het watercircuit wordt verwijderd. Als de
ontluchtingsfunctie aan het werken is, werkt de pomp zonder dat de
unit eigenlijk werkt en zal het ontluchten van het watercircuit
beginnen.
Er zijn 2modi om te ontluchten:
▪ Handmatig: de unit zal werken met een vaste pomp en in een
▪ Automatisch: de unit wijzigt automatisch de snelheid van de pomp
Typische werkstroom
Het systeem ontluchten bestaat uit het volgende:
1Handmatig ontluchten
2Automatisch ontluchten
Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de
startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het
warm tapwater UIT zijn.
De ontluchtingsfunctie stopt automatisch na 30minuten.
Handmatig ontluchten
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur
en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
2 Stel de ontluchtingsstand in: ga naar [A.7.3.1] >
3 Selecteer Handm en druk op .
4 Ga naar [A.7.3.4] > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling
Vooraleer te ontluchten, open de veiligheidskraan en
controleer of het circuit met voldoende water is gevuld. U
kunt de procedure voor het ontluchten pas beginnen
wanneer er water uit de kraan stroomt wanneer u ze
geopend hebt.
vaste of een aangepaste stand van de 3-wegklep. De aangepaste
stand van de 3-wegklep is handig om alle lucht uit het watercircuit
te verwijderen in de stand ruimteverwarming of verwarmen van
het tapwater. De werksnelheid van de pomp (traag of snel) kan
ook ingesteld worden.
en de stand van de 3-wegklep tussen de stand ruimteverwarming
of de stand verwarmen van het tapwater.
INFORMATIE
Begin eerst handmatig te ontluchten. Wanneer haast alle
lucht is verwijderd, ontlucht dan automatisch. Indien nodig,
herhaal het automatisch ontluchten tot wanneer u zeker
bent dat alle lucht uit het systeem werd verwijderd. Tijdens
de ontluchtingsfunctie is beperking [9‑0D] van de
pompsnelheid NIET van toepassing.
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op
pagina36.
4 Ga naar [A.7.3.4] > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling
> Ontluchting > Ontluchting starten en druk op om de
ontluchtingsfunctie te starten.
Gevolg: De ontluchting start en het volgende scherm zal
verschijnen.
Het ontluchten onderbreken
1 Druk op en druk op om het onderbreken van de
ontluchtingsfunctie te bevestigen.
9.4.3Ontluchtingsfunctie op het pekelcircuit
Het is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie van
de unit alle lucht uit het pekelcircuit wordt verwijderd.
OPMERKING
Het pekelcircuit moet eerst worden gevuld VOORALEER
de pekelpomp te laten proefdraaien.
Er zijn 2manieren om te ontluchten:
▪ met een pekelvulstation (ter plaatse te voorzien),
▪ met een pekelvulstation (ter plaatse te voorzien) in combinatie met
de pekelpomp van de unit zelf.
De 10 dagen durende werking van de pekelpomp. Indien het
systeem een pekelbuffervat bevat, moet de pekel gedurende
10dagen continu werken nadat het systeem in bedrijf werd gesteld.
Indien de 10dagen durende werking van de pekelpomp:
▪ AAN is: De unit werkt zoals normaal, behalve dat de pekelpomp
gedurende 10 dagen continu werkt, wat de status van de
compressor is.
▪ UIT is: De pekelpomp werkt in functie van de stand van de
compressor.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
61
9 Inbedrijfstelling
a
b
A
B1
B2
1243
>3 s
60 s
30 s
>3 s
A
>
>
>
>
Tijd/datum instellen
Programma selecteren
Informatie
Gebruikerinstellingen
Selecteren
Scroll
Installateurinstellingen
>
7
>
>
>
>
Bedrijf
Warmtapwater
Warmtebronnen
Systeemwerking
Selecteren
Scroll
Inbedrijfstelling
>
A
>
Overzicht instellingen
Installateurinstellingen
4
>
>
>
Testbedrijf
Dekvlr vloerverw drogen
Ontluchting
Selecteren
Scroll
Testbedrijf stelmotoren
>
A.7
Inbedrijfstelling
>
>
>
>
>
BUH (stap 1)
BUH (stap 2)
Pomp
3-wegklep
Selecteren
Scroll
Alarm-output
>
A.7.4
glycolpomp
Testbedrijf stelmotoren
I
Ontluchten met een pekelvulstation
Volg de aanwijzingen die met het pekelvulstation (ter plaatse te
voorzien) werden meegeleverd.
Ontluchten met de pekelpomp en een
pekelvulstation
Voorwaarde: Het pekelcircuit kon NIET met enkel een
pekelvulstation worden ontlucht (zie "Ontluchten met een
pekelvulstation"op pagina62). Als dit het geval is, gebruik dan een
pekelvulstation samen met de pekelpomp van de unit zelf.
1 Vul het pekelcircuit.
2 Start het proefdraaien van de pekelpomp.
3 Start het pekelvulstation (deze MOET binnen de
5~60 seconden na het begin van het proefdraaien van de
pekelpomp worden gestart).
a De pekelpomp laten proefdraaien
b Pekelvulstation
Tijdsinterval: 5~60seconden
Resultaat: Het proefdraaien van de pekelpomp begint en het
pekelcircuit begint zo ontlucht te worden. Tijdens het proefdraaien
werkt de pekelpomp zonder dat de unit eigenlijk werkt.
INFORMATIE
Voor meer details over het starter en stoppen van het
proefdraaien van de pekelpomp, zie "9.4.5 Stelmotoren
proefdraaien"op pagina63.
Het proefdraaien van de pekelpomp stopt automatisch na 2uur.
AAN
UIT
A De pekelpomp laten proefdraaien
B1 De 10dagen durende werking van de pekelpomp starten
B2 De 10dagen durende werking van de pekelpomp stoppen
De pekelpomp proefdraaien
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur
en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op
pagina36.
2 Druk op
3 Druk een maal op
en druk op .
.
om naar Installateurinstellingen te gaan
De 10dagen durende werking van de pekelpomp
starten of stoppen
INFORMATIE
De procedure van de 10 dagen durende werking van de
pekelpomp bevat het starten van het proefdraaien van de
pekelpomp. Aangezien de procedure hiervoor slechts een
beperkte tijd voorziet, moet het proefdraaien van de
pekelpomp zo snel mogelijk starten. Voor installatieinstructies, zie "De pekelpomp proefdraaien" op
pagina62.
Voorwaarde: Alle andere taken met betrekking tot de
inbedrijfstelling zijn voltooid.
1 Start het proefdraaien van de pekelpomp en laat deze minstens
3seconden draaien.
Gevolg: Een 60‑secondenteller begint af te tellen.
2 Stop het proefdraaien van de pekelpomp vooraleer de teller
gedaan heeft met aftellen.
Gevolg: Een 30‑secondenteller begint af te tellen.
3 Start opnieuw het proefdraaien van de pekelpomp en laat deze
minstens 3seconden draaien.
4 Stop het proefdraaien vooraleer de teller gedaan heeft met
aftellen.
Gevolg: Schakelaars van de 10 dagen durende werking van de
pekelpomp (UIT→AAN of AAN→UIT).
4 Druk twee maal op om naar Inbedrijfstelling te gaan en druk
op .
5 Druk een maal op om naar Testbedrijf stelmotoren te gaan
en druk op .
6 Druk een maal op om naar glycolpomp te gaan en druk op
.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
62
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
9 Inbedrijfstelling
glycolpomp
Weet u zeker dat u de
test wilt starten?
Annul.
OK
BevestigAanpassn
01:18
Di
Testbedrijf
Stand
Stop
glycolpomp
7 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien van de pekelpomp begint. Het stopt
automatisch wanneer het is voltooid. Om het handmatig te stoppen,
druk op , selecteer OK en druk op .
9.4.4Proefdraaien
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur
en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op
pagina36.
2 Ga naar [A.7.1]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
Testbedrijf.
3 Selecteer een test en druk op . Voorbeeld: Verwarming.
4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien start. Het proefdraaien stopt automatisch
wanneer voltooid (±30min). Om het handmatig te stoppen, druk op
, selecteer OK en druk op .
INFORMATIE
Indien er 2 gebruikersinterfaces zijn, kunt u proefdraaien
vanaf beide gebruikersinterfaces.
Indien de installatie van de unit correct werd uitgevoerd, zal de unit
tijdens het testen opstarten in de geselecteerde bedrijfsmodus.
Tijdens het proefdraaien kan de correcte werking van de unit
gecontroleerd worden door de aanvoerwatertemperatuur
(verwarmstand) en de tanktemperatuur (stand warm tapwater) op te
volgen.
Om de temperatuur op te volgen, ga naar [A.6] en selecteer de
informatie die u wilt controleren.
9.4.5Stelmotoren proefdraaien
Het proefdraaien van de stelmotoren dient om de werking van de
verschillende stelmotoren te controleren (wanneer u bijv. selecteert
dat de pomp moet werken, zal het proefdraaien van de pomp
starten).
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur
en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op
pagina36.
▪ Op de gebruikersinterface die u gebruikte om proef te
draaien, verschijnt een statusscherm.
▪ Op de andere gebruikersinterface verschijnt een
scherm “in gebruik”. U kunt de gebruikersinterface niet
gebruiken zolang het scherm “in gebruik” wordt
weergegeven.
2 Controleer of de regeling van de kamertemperatuur, de regeling
van de temperatuur uittredend water en de regeling van het
warm tapwater via de gebruikersinterface op UIT gezet werden.
3 Ga naar [A.7.4]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
Testbedrijf stelmotoren.
4 Selecteer een stelmotor en druk op . Voorbeeld: Pomptest.
5 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het proefdraaien van de stelmotor start. Het stopt
automatisch wanneer het is voltooid. Om het handmatig te stoppen,
druk op , selecteer OK en druk op .
INFORMATIE
Indien de pekelpomp begint proef te draaien als een
onderdeel van de procedure van de 10 dagen durende
werking van de pekelpomp, moet het proefdraaien zo snel
mogelijk worden gestart. Voor installatie-instructies, zie
"De pekelpomp proefdraaien"op pagina62.
Mogelijke vormen van proefdraaien voor de
stelmotoren
▪ De back-upverwarming (stap 1) proefdraaien
▪ De back-upverwarming (stap 2) proefdraaien
▪ Pomptest (ruimteverwarming)
INFORMATIE
Zorg ervoor de het systeem volledig ontlucht is vooraleer
proef te draaien. Vermijd tevens storingen in het
watercircuit tijdens het proefdraaien.
▪ De pekelpomp testen
▪ De 2-wegklep proefdraaien
▪ De 3-wegklep proefdraaien
▪ Het bivalent signaal testen
▪ De alarm-output testen
▪ De circulatiepomp proefdraaien
9.4.6De dekvloer van de vloerverwarming
drogen
Deze functie zal gebruikt worden om de dekvloer van een
vloerverwarming tijdens de bouw van een huis zeer traag te drogen.
Met deze functie kan de installateur dit programma programmeren
en uitvoeren.
Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de
startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het
warm tapwater UIT zijn.
INFORMATIE
▪ Als Noodgeval op Handm ([A.5.1.2]=0) is ingesteld en
de unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten,
zal de gebruikersinterface eerst hiervoor een
bevestiging vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneer
de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft de
functie Dekvloer drogen van de vloerverwarming
ingeschakeld.
▪ Tijdens het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming is beperking [9‑0D] van de
pompsnelheid NIET van toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
63
9 Inbedrijfstelling
t
T
A1
25°C (1)35°C (2)
24h (1)36h (2)
15:10
1
14d 12h
25°C
Di
Dekvloer drogen
Huidige stap
Resterend
AWT Gewenst
Stop
OPMERKING
De installateur is verantwoordelijk voor:
▪ het contact opnemen met de fabrikant van de dekvloer
om de instructies te bekomen om de dekvloer voor de
eerste maal te verwarmen zodat deze niet zou
beginnen te barsten,
▪ het programma voor het drogen van de dekvloer
programmeren volgens de instructies (zie hierboven)
van de fabrikant van de dekvloer,
▪ het op regelmatige basis controleren van de correcte
werking van de instelling,
▪ het selecteren van het juiste programma dat voldoet
aan het type van gebruikte dekvloer voor de vloer.
OPMERKING
Vorstbescherming kamer is standaard uitgeschakeld
([2‑06]=0). Schakel deze functie NIET in tot de functie
dekvloer drogen volledig is voltooid. Als u deze
waarschuwing negeert, kan dat barsten in de dekvloer
veroorzaken.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de volgende instellingen zoals hieronder
zijn ingesteld om het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming te kunnen starten:
▪ [2‑06]=0
▪ [4‑00]=1
▪ [4‑04]=2
▪ [C‑02]=0
▪ [D‑01]=0
▪ [4‑08]=0
▪ [4‑01]≠1
De installateur kan tot 20 stappen programmeren, waarbij hij voor
elke stap de volgende zaken moet invoeren:
1 de tijdsduur in aantal uren tot 72uur,
2 de gewenste aanvoerwatertemperatuur.
Voorbeeld:
▪ Gebruik de knoppen
scrollen.
▪ Gebruik
Als een tijd wordt geselecteerd, kunt u de duurtijd instellen
van 1 tot 72uren.
Als een temperatuur wordt geselecteerd, kunt u de
gewenste aanvoerwatertemperatuur instellen tussen 15°C
en 55°C.
4 Om een nieuwe stap toe te voegen, selecteer “–h” of “–” op een
lege lijn en druk op
5 Om een stap te verwijderen, stel de duurtijd in op “–” door te
drukken op
6 Druk op
Het is belangrijk dat het programma geen lege stap bevat.
Het programma zal stoppen wanneer een blanco stap
wordt geprogrammeerd OF na het uitvoeren van
20opeenvolgende stappen.
en om de selectie aan te passen.
.
om het programma op te slaan.
en om door het programma te
.
De dekvloer van de vloerverwarming drogen
INFORMATIE
De elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief kan niet
worden gebruikt in combinatie met het drogen van de
dekvloer van de vloerverwarming.
Voorwaarde: Zorg dat er SLECHTS 1 gebruikersinterface is
aangesloten op uw systeem om de dekvloer van de vloerverwarming
te drogen.
Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van de
aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur
en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
1 Ga naar [A.7.2]:
Dekvlr vloerverw drogen.
2 Selecteer een droogprogramma.
3 Selecteer Drogen starten en druk op
4 Selecteer OK en druk op
Gevolg: Het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming start
en het volgende scherm zal verschijnen. Het stopt automatisch
wanneer voltooid. Om het handmatig te stoppen, druk op
selecteer OK en druk op .
> Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
.
.
,
Een programma voor het drogen van de dekvloer
van de vloerverwarming programmeren
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het
gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur" op
pagina36.
Het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming onderbreken
Wanneer het programma wordt gestopt door een storing, een
uitschakeling of een stroomonderbreking, verschijnt storing U3 op
het scherm van de gebruikersinterface. Om de storingscodes op te
lossen, zie "12.4 Problemen op basis van storingscodes
oplossen" op pagina 69. Om de storing U3 te resetten moet uw
Gebruikertoegangsniveau Installateur zijn.
1 Ga naar het scherm van het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming.
2 Druk op .
3 Druk op om het programma te onderbreken.
4 Selecteer OK en druk op .
Gevolg: Het programma voor het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming stopt.
Als het programma stopt omwille van een storing, een uitschakeling
of een stroomonderbreking, kunt u de status van Dekvloer drogen
van de vloerverwarming op het scherm lezen.
5 Ga naar [A.7.2]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >
Dekvlr vloerverw drogen > Droogstatus > Gestopt op en
gevolgd door de laatste uitgevoerde stap.
6 Wijzig en herstart de uitvoering van het programma.
10Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste
manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed
begrijpt:
▪ Vul de tabel met de installateurinstellingen in (in de
gebruiksaanwijzing) met de werkelijke instellingen.
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen
raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige
documentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven in
deze handleiding.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een
probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe hij/zij energie kan besparen (deze
tips staan beschreven in de gebruiksaanwijzing).
10 Aan de gebruiker overhandigen
11Onderhoud en service
OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of
serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per
jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan
echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
11.1Overzicht: onderhoud en service
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De jaarlijks onderhoud van de binnenunit
11.2Voorzorgsmaatregelen inzake
onderhoud
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te
beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om
statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te
beschermen.
10.1De toepasselijke taal op het
naamplaatje van de unit kleven
OPMERKING
De nationale uitvoering van EU-reglementeringen inzake
bepaalde gefluoreerde broeikasgassen kan vereisen dat
de desbetreffende officiële taal op de unit gehanteerd moet
worden. Om deze reden wordt bij de unit een extra
meertalig label voor gefluoreerde broeikasgassen
geleverd.
1 Neem de toepasselijke taal uit het meertalig label voor
fluorhoudende broeikasgassen.
2 Kleef deze op het gemarkeerde gebied op het naamplaatje van
11.3Checklist voor het jaarlijks
onderhoud van de binnenunit
Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ Vloeistofdruk van ruimteverwarmings- en pekelcircuit
▪ Filters
▪ Drukveiligheidskleppen (1 aan pekelkant, 1 aan
ruimteverwarmingskant)
▪ Slangen voor drukveiligheidsklep
▪ Drukveiligheidsklep van de tank voor warm tapwater
▪ Schakelkast
▪ Ontkalking
▪ Chemische desinfectie
▪ Anode
▪ Pekellek
Uitgebreide handleiding voor de installateur
65
11 Onderhoud en service
13
2
5
4
Vloeistofdruk
Controleer of de vloeistofdruk meer dan 1bar bedraagt. Indien lager,
voeg vloeistof toe.
Filters
Maak de filters schoon.
OPMERKING
Hanteer de filter van het ruimteverwarmingscircuit met de
nodige voorzichtigheid. Oefen NIET teveel kracht uit
wanneer u de waterfilter insteekt om de mazen van de
waterfilter NIET te beschadigen.
OPMERKING
Wanneer u de verende borgring van de filter verwijdert,
laat deze ring NIET vallen.
Schakelkast
▪ Voer een grondige visuele controle uit van de schakelkast en zoek
naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of
foute bedrading.
▪ Controleer met een ohmmeter of de schakelcontacten K1M, K2M,
K3M en K5M (afhankelijk van uw installatie) juist werken. Alle
contacten van deze schakelcontacten moeten open zijn wanneer
de spanning UITgeschakeld is.
WAARSCHUWING
Als de interne bedrading beschadigd is, moet deze door de
fabrikant, zijn serviceagent of gelijkaardige bevoegde
personen vervangen worden.
Ontkalking
Afhankelijk van de waterkwaliteit en de ingestelde temperatuur kan
er kalkaanslag ontstaan op de warmtewisselaar in de tank voor
warm tapwater, waardoor er minder warmteoverdracht mogelijk is.
Daarom kan het noodzakelijk zijn de warmtewisselaar op
regelmatige tijdstippen te ontkalken.
Chemische desinfectie
Indien de geldende wetgeving in specifieke situaties een chemische
desinfectie vereist, inclusief van de tank voor warm tapwater, houd
dan rekening met het feit dat de tank voor warm tapwater een
roestvrij stalen trommel is, die een aluminiumanode bevat. Wij
adviseren een desinfecterend middel te gebruiken, dat niet op chloor
gebaseerd is en gebruikt mag worden met water bedoeld voor
menselijke consumptie.
Drukveiligheidsklep
Open de klep en controleer of ze goed werkt. De lozing kan zeer
warm zijn!
Te controleren punten:
▪ Het vloeistofdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep
is niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen
geen leidingen tussenin.
▪ De vloeistof die uit de veiligheidsklep komt, bevat vuil of
brokstukken:
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat
▪ spoel het systeem en plaats een bijkomende waterfilter (best
een magnetische cycloonfilter).
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
Slang drukveiligheidsklep
Controleer of de slang van de drukveiligheidsklep goed ligt om de
vloeistof af te laten. Zie "7.5.5 De drukveiligheidsklep op de afvoer
aansluiten" op pagina 29 en "7.4.5 De drukveiligheidsklep op de
afvoer aan de pekelzijde aansluiten"op pagina28.
Veiligheidsklep van tank voor warm tapwater (ter plaatse te
voorzien)
Open de klep en controleer of ze goed werkt. Het water kan zeer
warm zijn!
Te controleren punten:
▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep is
niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen
geen leidingen tussenin.
▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt:
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat
▪ spoel en reinig de volledige tank, inclusief de leidingen tussen
Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer na
een opwarmcyclus van de tank.
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
de veiligheidsklep en de inlaat van het koud water.
66
OPMERKING
Wanneer ontkalkingsmiddelen of middelen voor chemische
desinfectie worden gebruikt, moet gecontroleerd worden of
de waterkwaliteit blijft voldoen aan de EU-richtlijn
98/83EC.
Anode
Deze vraag geen onderhoud of vervanging.
Pekellek
Controleer zorgvuldig of er pekellekkage zichtbaar is rond de
binnenzijde van de unit.
Open de geluidsisolatiehuls en controleer of er pekellekkage is in dit
ingesloten volume.
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P351748-1D – 2016.02
11.4De tank voor warm tapwater
2×
aflaten
Voorwaarde: Schakel de elektrische voeding UIT.
Voorwaarde: SLUIT de toevoerkraan voor koud water.
1 Open het frontpaneel.
2 De afvoerslang bevindt zich aan de rechterkant van de unit.
Snijd de tape of slanghouders open en breng de soepele
afvoerslang naar voren.
12 Opsporen en verhelpen van storingen
12Opsporen en verhelpen van
storingen
12.1Overzicht: Probleemoplossing
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen ingeval van
problemen.
Het bevat informatie over:
▪ Problemen op basis van symptomen oplossen
▪ Problemen op basis van storingscodes oplossen
Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor
de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte
bedrading.
12.2Voorzorgsmaatregelen bij het
opsporen en verhelpen van
storingen
WAARSCHUWING
▪ Controleer steeds of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te
controleren. Schakel de respectievelijk
stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het
veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te
resetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel of
wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van
de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het
probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met
uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
INFORMATIE
Om de tank leeg te laten lopen moeten wateraftappunten
geopend worden opdat de lucht in het systeem kan komen.
3 Open de aftapkraan.
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de
thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET
worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een
timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig INen UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
12.3Problemen op basis van
symptomen oplossen
12.3.1Symptoom: De unit verwarmt NIET zoals
verwacht
Mogelijke oorzakenWat te doen
De temperatuurinstelling is NIET
juist
Controleer de
temperatuurinstelling op de
afstandsbediening. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing.
systeem. Ontlucht indien
nodig. U kunt handmatig
ontluchten (zie "Handmatig
ontluchten" op pagina 61) of
de automatische
ontluchtingsfunctie gebruiken
(zie "Automatisch
ontluchten"op pagina61).
▪ De waterdruk is >1 bar.
▪ Het expansievat is NIET
gebarsten of defect.
▪ De weerstand in het
watercircuit is NIET te hoog is
voor de pomp.
Indien het probleem nog steeds
aanwezig is nadat u alle
hierboven beschreven punten
hebt gecontroleerd, neem dan
contact op met uw dealer. In
sommige gevallen is het normaal
dat de unit beslist om een laag
waterdebiet te gebruiken.
Controleer of het watervolume in
de installatie boven de vereiste
minimumwaarde ligt (zie
"6.3.3Het watervolume en
waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het
pekelcircuit controleren"op
pagina21).
12.3.2Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming of verwarming van het
tapwater)
Mogelijke oorzakenWat te doen
De unit moet buiten zijn
werkingsgebied opstarten (de
watertemperatuur is te laag)
Als de watertemperatuur te laag
is, gebruikt de unit eerst de backupverwarming om de
minimumwatertemperatuur
(15°C) te bereiken.
Controleer de volgende zaken:
▪ De elektrische voeding van de
back-upverwarming is juist
bedraad.
▪ De thermische veiligheid van
de back-upverwarming wordt
NIET geactiveerd.
▪ De schakelcontacten van de
back-upverwarming zijn NIET
gebroken of defect.
Indien het probleem nog steeds
aanwezig is nadat u alle
hierboven beschreven punten
hebt gecontroleerd, neem dan
contact op met uw dealer.
Mogelijke oorzakenWat te doen
De instellingen van de
elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief en de elektrische
aansluitingen stemmen NIET
overeen
Het signaal voor voorkeur kWhtarief werd gestuurd door de
elektriciteitsmaatschappij
Dit zou moeten overeenstemmen
met de aansluitingen zoals
uitgelegd in "6.4De elektrische
bedrading voorbereiden"op
pagina23 en "7.6.6De
hoofdvoeding aansluiten"op
pagina32.
Wacht tot er weer stroom is
(max. 2uur).
12.3.3Symptoom: De pomp maakt lawaai
(cavitatie)
Mogelijke oorzakenWat te doen
Er zit lucht in het systeemOntlucht handmatig (zie
"Handmatig ontluchten"op
pagina61) of gebruik de
van het expansievat is juist
(zie "6.3.4De voordruk van het
expansievat wijzigen"op
pagina22).
12.3.4Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat
open
Mogelijke oorzakenWat te doen
Het expansievat is gebarsten of
defect
Het water- of pekelvolume in de
installatie is te hoog
De opvoerhoogte van het
watercircuit is te hoog
Vervang het expansievat.
Controleer of het watervolume of
het pekelvolume in de installatie
onder de toegestane
maximumwaarde ligt (zie
"6.3.3Het watervolume en
waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het
pekelcircuit controleren"op
pagina21 en "6.3.4De voordruk
van het expansievat wijzigen"op
pagina22).
De opvoerhoogte van het
watercircuit is het hoogteverschil
tussen de unit en het hoogste
punt van het watercircuit. Als de
unit zich op het hoogste punt van
de installatie bevindt, wordt de
installatiehoogte beschouwd als
zijnde 0m. De maximale
opvoerhoogte van het
watercircuit bedraagt 10m.
Controleer de installatievereisten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
68
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
12 Opsporen en verhelpen van storingen
12.3.5Symptoom: De drukveiligheidsklep lekt
Mogelijke oorzakenWat te doen
De uitlaat van de
waterdrukveiligheidsklep is
verstopt door vuil
Controleer of de
drukveiligheidsklep naar behoren
werkt door de rode knop op de
klep naar links te draaien:
▪ Als u GEEN klepperend geluid
hoort, neem dan contact op
met uw dealer.
▪ Als het water of pekel uit de
unit blijft stromen, sluit dan
eerst de afsluiters van zowel
de inlaat als van de uitlaat en
neem vervolgens contact op
met uw dealer.
12.3.6Symptoom: De ruimte wordt NIET
voldoende verwarmd bij lage
buitentemperaturen
Mogelijke oorzakenWat te doen
De werking van de backupverwarming wordt niet
geactiveerd
De evenwichtstemperatuur van
de back-upverwarming werd niet
goed geconfigureerd
Controleer de volgende zaken:
▪ De bedrijfsmodus van de
back-upverwarming wordt
geactiveerd. Ga naar:
▪ [A.5.1.1] >
Installateurinstellingen >
Warmtebronnen >
Backupverwarming >
Bedrijfmodus OF
de back-upverwarming werd
niet geactiveerd. Indien deze
werd geactiveerd, controleer:
▪ De druk van het
ruimteverwarmings- en
pekelcircuit
▪ Of er lucht in het systeem zit
▪ De ontluchting
Druk op de resetknop in de
schakelkast. Zie
"14.3Onderdelen"op pagina75
om de resetknop te situeren.
Verhoog de
“evenwichtstemperatuur” om de
werking van de backupverwarming bij een hogere
buitentemperatuur te activeren.
Ga naar:
▪ [A.5.1.4] >
Installateurinstellingen >
Warmtebronnen >
Backupverwarming >
Evenwichtstemp. OF
▪ [A.8] > Installateurinstellingen
> Overzicht instellingen [5‑01]
12.3.7Symptoom: De druk op het aftappunt is
tijdelijk abnormaal hoog
Mogelijke oorzakenWat te doen
Defecte of verstopte
drukveiligheidsklep.
▪ Spoel en reinig de volledige
tank, inclusief de leidingen
tussen de drukveiligheidsklep
en de inlaat van het koud
water.
▪ Vervang de
drukveiligheidsklep.
12.3.8Symptoom: Sierpanelen werden door een
gezwollen tank weggeduwd
Mogelijke oorzakenWat te doen
Defecte of verstopte
drukveiligheidsklep.
Neem contact op met uw dealer.
12.3.9Symptoom: de tankdesinfectiefunctie
wordt NIET volledig uitgevoerd (storing
AH)
Mogelijke oorzakenWat te doen
De desinfectiefunctie werd
onderbroken omdat er warm
tapwater genomen werd.
Er werd veel warm tapwater
genomen juist voordat de
desinfectiefunctie
geprogrammeerd startte.
Het desinfecteren werd
handmatig gestopt: terwijl de
gebruikersinterface de
startpagina van het warm
tapwater weergaf en haar
gebruikertoegangsniveau op
Installateur was ingesteld, werd
tijdens het desinfecteren op toets
gedrukt.
Programmeer de
desinfectiefunctie zodanig dat
deze pas start wanneer verwacht
wordt dat de volgende 4uur
GEEN warm tapwater genomen
wordt.
Wanneer de Warmtapwater >
Instelpuntstand > Warmhouden
of Warmh + gprog geselecteerd
wordt, wordt geadviseerd de start
van de desinfectiefunctie te
programmeren minstens 4uur na
een voorzien verbruik van veel
warm tapwater. Deze start kan
via de installateurinstellingen
(desinfectiefunctie) ingesteld
worden.
Wanneer de Warmtapwater >
Instelpuntstand > Uitsl geprog
geselecteerd wordt, wordt
geadviseerd een Opslag
economisch? te programmeren
3uur voor de geplande start van
de desinfectiefunctie om de tank
al voor te verwarmen.
Druk NIET op toets tijdens de
desinfectiefunctie.
12.4Problemen op basis van
storingscodes oplossen
Wanneer een probleem voorkomt, verschijnt een storingscode op de
gebruikersinterface. Het is belangrijk het probleem te begrijpen en
de nodige acties te ondernemen vooraleer de storingscode te
resetten. Dit zou best door een erkende installateur of door de
dealer in uw regio moeten uitgevoerd worden.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van alle storingscodes en de
inhoud van de storingscode zoals deze op de gebruikersinterface
verschijnt.
Voor een meer gedetailleerde richtlijn om elke storing op te lossen,
zie de onderhouds- en reparatiehandleiding.
12.4.1Storingscodes: Overzicht
Storingscodes van de unit
Storingscode Gedetailleerde
storingscode
E100BU: Storing PCB.
E300BU: Activering v hogedruk-
E500BU: Oververhitting v inverter
E762Storing glycoldebiet
E900Abnormaliteit in de expansieklep.
H001Storing schakelaar pekwtrdebiet
Beschrijving
Reset voeding vereist.
Neem contact op met uw dealer.
schakelaar (HPS).
Neem contact op met uw dealer.
compressormotor.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
Storingscode Gedetailleerde
storingscode
J807Storing thermistor uitlaat
L300BU: Storing temp.stijging
L400BU: Storing temp.stijging
L500BU: Directe overspanning (DC)
P400BU: Storing temperatuursensor
U002Tekort aan koelmiddel
U200BU: Storing voedings-
U400Binnen/buitenunit
Beschrijving
glycol
Neem contact op met uw dealer.
elektriciteitskast.
Neem contact op met uw dealer.
inverter stralingslamel.
Neem contact op met uw dealer.
inverter.
Neem contact op met uw dealer.
stralingslamel.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
spanning.
Neem contact op met uw dealer.
communicatieprobleem.
H300BU: Storing hoge-
drukschakelaar (HPS)
Neem contact op met uw dealer.
H900BU: Storing luchtthermistor
buiten.
Neem contact op met uw dealer.
F300BU: Storing temperatuur
uitlaatleiding.
Neem contact op met uw dealer.
J100Abnormaliteit in de
hogedruksensor.
Neem contact op met uw dealer.
JA00BU: Storing hogedruk
sensor.
Neem contact op met uw dealer.
J300BU: Storing thermistor
uitlaatleiding.
Neem contact op met uw dealer.
J600BU: Storing thermistor
warmtewisselaar.
Neem contact op met uw dealer.
J712Storing inlaat thermistor
glycol
Neem contact op met uw dealer.
A100Detectieprobleem nulkruis.
Reset voeding vereist.
Neem contact op met uw dealer.
AA01BUH oververhit
Reset voeding vereist.
Neem contact op met uw dealer.
UA00Binnenunit, buitenunit
matchingprobleem.
Reset voeding vereist.
7H01Debiet probleem.
8901Bevriezing warmtewisselaar.
8H00Abnormale verhoging
AWT.
8F00Abnormale verhoging
AWT (warmtapwater).
C000Flowsensor/schakelaar storing
Reset voeding vereist.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
70
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
13 Als afval verwijderen
Storingscode Gedetailleerde
storingscode
U300Droogfunctie dekvloer vloer-
8100Probleem sensor temperatuur
C400Probleem sensor temperatuur
8000Probleem retourwater-
U500Gebruikersinterface-
EC00Abnorm verhoging warmtapwater
HC00Probleem sensor temperatuur
CJ02Probleem sensor kamer-
H100Probleem buitenvoeler
8902Bevriezing warmtewisselaar.
A101EEPROM leesfout.
Beschrijving
verwarming niet correct
uitgevoerd.
aanvoerwater.
Neem contact op met uw dealer.
warmtewisselaar.
Neem contact op met uw dealer.
temperatuur.
Neem contact op met uw dealer.
communicatieprobleem.
tanktemperatuur
warmtapwatertank
Neem contact op met uw dealer.
temperatuur.
Neem contact op met uw dealer.
Neem contact op met uw dealer.
INFORMATIE
Indien de storingscode AH verschijnt en de
desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm
tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende
te doen:
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >
Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd,
wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie
te programmeren minstens 4 uur na een voorzien
verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de
installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld
worden.
▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitsl
geprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd een
Opslag economisch? te programmeren 3 uur voor de
geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al
voor te verwarmen.
OPMERKING
Wanneer het minimum waterdebiet (in verband met de
toepasselijke bedrijfsmodus) kleiner is dan het debiet
vermeld in onderstaande tabel, zal de unit stoppen en zal
storing 7H op de gebruikersinterface verschijnen.
Minimum vereist waterdebiet
Werking warmtepomp 10l/min
Werking backupverwarming
INFORMATIE
Storing AJ-03 wordt automatisch gereset zodra de tank
terug normaal opwarmt.
INFORMATIE
Wanneer storing E7‑62 voorkomt, stopt de pekelpomp te
werken, omdat er geen voldoende stroming in het
pekelcircuit is. Indien de 10dagen durende werking van de
pekelpomp loopt, zal dit stoppen en enkel opnieuw
beginnen wanneer de storing wordt gereset. De storing
kan alleen worden gereset wanneer het beginscherm van
het warm tapwater of het beginscherm van de
aanvoerwatertemperatuur AAN is. Om de storing te
resetten, druk op en bevestig met een druk op .
12l/min
AH00WW tank desinfectiefunctie
niet juist uitgevoerd.
8903Bevriezing warmtewisselaar.
AJ03Te lange opwarmtijd warmtapw.
vereist.
INFORMATIE
▪ De binnenunit verwijst naar de printplaat van de
binnenunit; deze printplaat regelt het hydraulisch
gedeelte van de geothermische warmtepomp.
▪ De buitenunit verwijst naar de printplaat van de
buitenunit; deze printplaat regelt de compressormodule
van de geothermische warmtepomp.
Het ontmantelen van de unit, behandelen van het koelmiddel, olie en
andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de van
toepassing zijnde wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
71
14 Technische gegevens
820
228
1775
1740
R
210
288
45
199
75
101
189
150
301
225
152
40
75
60
300
728
761
600
g
l n m k i
h
w
s
d
y
f
q
e
v
c
o
t
q
x
b
r
a
j
p
u
450
199
v
3D081375-1C
5 mm
PH2
8 mm
PH2T25
14Technische gegevens
Zie de technische data voor de recentste informatie.
14.1Overzicht: Technische gegevens
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
• Afmetingen en ruimte voor service
• Zwaartepunt
• Onderdelen
• Schema van de leidingen
• Bedradingsschema
• Technische specificaties
• Werkingsgebied
• ESP-curve
14.2Afmetingen en ruimte voor service
14.2.1Afmetingen en ruimte voor service: Binnenunit
a Manometer pekelcircuit
b Manometer watercircuit
c Veiligheidsklep pekelcircuit
d Veiligheidsklep watercircuit
e Aftapkraan pekelcircuit
f Aftapkraan watercircuit
g Waterfilter pekelcircuit
h Waterfilter watercircuit
i Aansluiting watertoevoer 22mm recht
j Aansluiting wateruitlaat 22mm recht
Uitgebreide handleiding voor de installateur
72
k Aansluiting tanktoevoer 22mm recht
l Aansluiting tankuitlaat 22mm recht
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
14 Technische gegevens
m Aansluiting pekeltoevoer 28mm recht
n Aansluiting pekeluitlaat 28mm recht
o Ingang bedrading bediening (Ø24mm)
p Ingang bedrading voeding (Ø24mm)
q Verstelbare poten
r Gebruikersinterface (optie EKRUCBL*)
s Aftapkraan tankcircuit
t Hercirculatieverbinding G 1/2 vrouwelijk
u Gat voor hercirculatiebuizen of optiebedrading (Ø62mm)
v Aftapluitlaat (unit+veiligheidsklep)
w Ontluchting
x Expansievat pekelcircuit
y Expansievat watercircuit
Zwaartepunt. Opmerking: zwaartepunt met een lege tank.
Opmerking1: de typische installatie ter plaatse dient overeenkomstig de lokale en nationale voorschriften te gebeuren.
Opmerking2: de aflaatuitlaat is standaard uitgerust met een slang. De uitlaat van de slang bevindt zich aan achteraan de unit. De slang kan
worden verwijderd.
a Hoofdprintplaat (water) A1P
b Thermische beveiliging Q1L back-upverwarming
c Transformator TR1
d Schakelcontacten K1M, K2M en K5M voor back-upverwarming
e Stroomonderbreker F1B back-upverwarming
f Connectoren X6YA/X6YB/X6Y
g Klemmenstrook X1M (voeding)
h Aansluitklemmenstrook X2M (hoge spanning)
i Aansluitklemmenstrook X5M (laagspanning)
j Bevestigingen voor kabelbinders
k Hoofdprintplaat (koelmiddel, pekel) A9P
l Hoofdprintplaat (inverter) A10P
m Digitale I/O-printplaat A4P (optioneel)
n Vraag-printplaat A8P (optie)
o Pekelpompschakelcontact K6M. Opmerking: Slechts 4 van de 5
aansluitpunten worden gebruikt.
p Reactoren
q Printplaatzekering A1P (FU1)
r Printplaatzekering A9P (F1U, F2U)
s Printplaatzekering A10P (F1U)
Zie het intern bedradingsschema dat met de unit is meegeleverd (op de binnenkant van het deksel van de schakelkast van de binnenunit). De
gebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis.
Positie in schakelkast
Door de gebruiker geïnstalleerde opties:
Afstandsgebruikersinterface
Externe binnenthermistor
Digitale I/O-printplaat
Vraag-printplaat
Aansluitkit pekeldrukschakelaar
Primaire aanvoerwatertemperatuur:
AAN/UIT-thermostaat (met draad)
AAN/UIT-thermostaat (draadloos)
Externe thermistor op AAN/UIT-thermostaat (draadloos)
Warmtepompconvector
Secundaire aanvoerwatertemperatuur:
AAN/UIT-thermostaat (met draad)
AAN/UIT-thermostaat (draadloos)
Externe thermistor op AAN/UIT-thermostaat (draadloos)
Voor verbinding met gebruikersinterfaceAantal draden2
Draadtype0,75~1,25mm (maximumlengte 500m)
Voor verbinding met optionele FWXV (vraagingang
en uitgang)
(a) Selecteer diameter en type volgens de nationale en lokale voorschriften.
(b) Hangt van het thermostaattype af. Zie de installatiehandleiding van de thermostaat.
(c) Spanning: 230V / maximumstroom: 100mA / minimum 0,75mm
Aantal draden4
DraadtypeMinimum 0,75mm2 (100mA)
2
14.7Werkingsgebied
14.7.1Werkingsgebied: Binnenunit
Ruimteverwarming
(c)
A Temperatuur intredend pekel
B Watertemperatuur condensoruitlaat
Opmerking: Bij standaardinstellingen laat de unit werking met
temperaturen tot –5°C van het intredend pekel toe. Daardoor is de
pekelbevriezingstemperatuur mogelijk niet hoger dan –15°C. Voor
water-ethanolmengsels komt dit overeen met 29% ethanol (op
massa), voor water-propyleenglycolmengsels stemt dit overeen met
40% propyleenglycol (op volume).
Als de bevriezingstemperatuur van het middel hoger is dan –15°C,
moet het beschermingsniveau van de unit ter plaatse worden
verhoogd.
Raadpleeg de installatiehandleiding en/of de uitgebreide handleiding
voor de installateur voor instructies over het instellen van een
andere bevriezingstemperatuur van het middel (Tf) in de controller.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
88
Enkel werking back-upverwarming als het instelpunt <24°C is.
Werking warmtepomp (ondersteund door back-upverwarming in geval van onvoldoende capaciteit)
Warmtepomp + werking back-upverwarming
Bescherm tegen bevriezing door antivriesmiddel toe te voegen aan de pekelzijde. Zie ook opmerking.
De unit werkt NIET bij een temperatuur intredend pekel van minder
dan Tf+10K.
Tf=aanpasbaar tussen 0°C en –15°C.
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
Warm tapwater
25
20
15
5
10
0
–5
–10
010203040
4D083082-1B
A (°C)
B (°C)
607050
14 Technische gegevens
A Temperatuur intredend pekel
B Watertemperatuur condensoruitlaat
Enkel werking back-upverwarming.
Werking warmtepomp
Bescherm tegen bevriezing door antivriesmiddel toe te voegen aan de pekelzijde. Zie ook opmerking.
Opmerking: Bij standaardinstellingen laat de unit werking met
temperaturen tot –5°C van de retourpekel toe. Daardoor is de
pekelbevriezingstemperatuur mogelijk niet hoger dan –15°C! Voor
water-ethanolmengsels komt dit overeen met 29% ethanol (op
massa), voor water-propyleenglycolmengsels stemt dit overeen met
40% propyleenglycol (op volume).
Als de bevriezingstemperatuur van het middel hoger is dan –15°C,
moet het beschermingsniveau van de unit ter plaatse worden
verhoogd.
Raadpleeg de installatiehandleiding en/of de uitgebreide handleiding
voor de installateur voor instructies over het instellen van een
andere bevriezingstemperatuur van het middel (Tf) in de controller.
De unit werkt NIET bij een temperatuur intredend pekel van minder
dan Tf+10K.
A Externe statische druk (ruimteverwarmingszijde)
B Waterdebiet
C Externe statische druk (pekelzijde)
Water
Mengsel van water/propyleenglycol (40V%) bij retourpekeltemperatuur –5°C
Mengsel van water/ethanol (29M%) bij retourpekeltemperatuur –5°C
Opmerking: Een debiet selecteren buiten het werkingsgebied kan
de unit beschadigen of storingen erin veroorzaken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
90
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
EGSQH10S18AA9W
4P351748-1D – 2016.02
15Verklarende woordenlijst
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het
product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het
product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en
plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of
voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het
product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het
configureren en het onderhouden van een bepaald product
of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een
bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het
product of de toepassing moet worden gebruikt.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en
uitrustingen die met het product worden meegeleverd en
die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie
geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en
uitrustingen die met het product volgens de instructies in de
meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die
met het product volgens de instructies in de meegeleverde
documentatie gecombineerd mogen worden.
A.4.7[0-0B]Weersafhankelijke curveInstelpunt warm tapwater voor hoge
omgevingstemp. voor grafiek WA warm
tapwater.
R/W
35~[6-0E]°C, stap: 1°C
45°C
A.4.7[0-0C]Weersafhankelijke curveInstelpunt warm tapwater voor lage
omgevingstemp. voor grafiek WA warm
tapwater.
R/W
45~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
A.4.7[0-0D]Weersafhankelijke curveHoge omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve. R/W10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.4.7[0-0E]Weersafhankelijke curveLage omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve. R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
└─ Warmtebronnen
└─ Back-upverwarming
A.5.1.1[4-00]R/W0: Uitgeschakeld
1: Geactiveerd
2: Uitsl warmta
p
w
A.5.1.2R/W
0: Handm
1: Automat
A.5.1.3[4-07]R/W0: Nr
1: Ja
A.5.1.4[5-01]R/W
-15~35°C, stap: 1°C
0°C
└─ Systeemwerking
└─ Automatische herstart
A.6.1[3-00]R/W0: Nr
1: Ja
└─ Voorkeur kWh-tarief
A.6.2.1[D-00]R/O0: Geen
A.6.2.2[D-05]R/W0: Gedwongen uit
1: Als normaa
l
└─ Besturing energieverbruik
Bedrijfsdag
BUH stap 2 inschakelen
Evenwichtstemp.
AWT instelpuntstand
Aangepaste AWT
Afgiftesysteem
AWT instelpuntstand
Kamertemp.afwijking
Afwijk. ext. kamersensor
Starttijd
Eindtemperatuur
Tijdsduur
Bedrijfmodus
Noodgeval
Verwarming
Kamertemp. stap
UIT-tmp verwrm kamer
Desinfectie
Heater toegest
Gedwongen pomp UIT
BUH: stap 1
BUH: stap 2
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet.
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit.
*GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
4P359382-1D - 2015.02
4/7
Breadcrumb Lokale codeBereik, stap
Standaardwaarde
DatumWaarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van
standaardwaarde
Naam instelling
A.6.3.1[4-08]R/W
0: Geen beperking
1: Continu
2: Di
g
itale input
A.6.3.2[4-09]R/W0: Stroom
1: Vermo
g
en
A.6.3.3[5-05]R/W0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.4[5-09]R/W0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.5.1[5-05]Amp.grensw v DIGrenswaarde DI1R/W0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.5.2[5-06]Amp.grensw v DIGrenswaarde DI2R/W0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.5.3[5-07]Amp.grensw v DIGrenswaarde DI3R/W0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.5.4[5-08]Amp.grensw v DIGrenswaarde DI4R/W0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.6.3.6.1[5-09]kW-grenswaarde v DIGrenswaarde DI1R/W0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.6.2[5-0A]kW-grenswaarde v DIGrenswaarde DI2R/W0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.6.3[5-0B]kW-grenswaarde v DIGrenswaarde DI3R/W0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.6.4[5-0C]kW-grenswaarde v DIGrenswaarde DI4R/W0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.6.3.7[4-01]R/O
0: Geen
2: BUH
└─ Gemid. v tijd bepalen
A.6.4[1-0A]R/W
0: Geen gemiddelde
1: 12 uur
2: 24 uur
3: 48 uur
4: 72 uur
└─ Afwijk. buitenvoeler
A.6.5[2-0B]R/W-5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
└─ Vriespunt glycolwater
A.6.9[A-04]R/W0: 0°C
1: -2°C
2: -4°C
3: -6°C
4: -8°C
5: -10°C
6: -12°C
7: -14°C
└─ Overzicht instellingen
A.8[0-00]R/W
[9-05]~min(45,[9-06])°C, stap: 1°C
25°C
A.8[0-01]R/W[9-05]~[9-06]°C, stap: 1°C
60°C
A.8[0-02]R/W10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8[0-03]R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
A.8[0-04]
8
A.8[0-05]
12
A.8[0-06]
35
A.8[0-07]
20
A.8[0-0B]R/W
35~[6-0E]°C, stap: 1°C
45°C
A.8[0-0C]R/W
45~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
A.8[0-0D]R/W10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8[0-0E]R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
A.8[1-00]R/W
-40~5°C, stap: 1°C
-20°C
A.8[1-01]R/W10~25°C, stap: 1°C
15°C
A.8[1-02]R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
60°C
A.8[1-03]R/W[9-01]~min(45,[9-00]), stap: 1°C
25°C
A.8[1-04]
1
A.8[1-05]
1
A.8[1-06]
20
A.8[1-07]
35
A.8[1-08]
22
A.8[1-09]
18
A.8[1-0A]R/W
0: Geen gemiddelde
1: 12 uur
2: 24 uur
3: 48 uur
4: 72 uur
A.8[1-0B]
5
A.8[1-0C]
5
A.8[1-0D]
5
A.8[1-0E]
5
A.8[2-00]R/W0: Elke dag
1: Maandag
2: Dinsdag
3: Woensdag
4: Donderdag
5: Vrijdag
6: Zaterdag
7: Zonda
g
A.8[2-01]R/W0: Nr
1: Ja
A.8[2-02]R/W0~23 uur, stap: 1 uur
23
A.8[2-03]R/W
60°C
A.8[2-04]R/W40~60 min, stap: 5 min
40 min
Wat is de desinfectie- eindtemperatuur?
Hoelang moet de tanktemp worden gehandhaafd?
-Wat is de gemid. tijd voor de buitentemp?
Wanneer moet desinfectie worden uitgevoerd?
Moet de desinfectie- functie worden uitgevoerd?
Wanneer moet desinfectie- functie starten?
--
--
--
--
--
--
Hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.
Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm.
weersafh. curve.
Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm.
weersafh. curve.
--
--
--
kW-waarde
Voorrang
Stand
Type
Amp.waarde
Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm.
weersafh. curve.
Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm.
weersafh. curve.
Hoge omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.
Lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.
--
--
--
-Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.
Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.
Hoge omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.
Lage omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.
Lage omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.
4P359382-1D - 2015.02
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet.
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit.
*GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
5/7
Breadcrumb Lokale codeBereik, stap
Standaardwaarde
DatumWaarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van
standaardwaarde
Naam instelling
A.8[2-05]R/W
4~16°C, stap: 1°C
12°C
A.8[2-06]R/W
0: Uitgeschakeld
1: Geactiveerd
A.8[2-09]R/W-5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8[2-0A]R/W-5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8[2-0B]R/W-5~5°C, stap: 0,5°C
0°C
A.8[3-00]R/W0: Nr
1: Ja
A.8[3-01]
0
A.8[3-02]
1
A.8[3-03]
4
A.8[3-04]
2
A.8[3-05]
1
A.8[3-06]R/W18~30°C, stap: A.3.2.4
30°C
A.8[3-07]R/W12~18°C, stap: A.3.2.4
12°C
A.8[3-08]
35
A.8[3-09]
15
A.8[4-00]R/W0: Uitgeschakeld
1: Geactiveerd
2: Uitsl warmta
p
w
A.8[4-01]
0
A.8[4-02]R/W14~35°C, stap: 1°C
35°C
A.8[4-03]
3
A.8[4-04]
2
A.8[4-05]
0
A.8[4-06]
0/1
A.8[4-07]R/W0: Nr
1: Ja
A.8[4-08]R/W
0: Geen beperking
1: Continu
2: Di
g
itale input
A.8[4-09]R/W
0: Stroom
1: Vermo
g
en
A.8[4-0A]
0
A.8[4-0B]
1
A.8[4-0D]
3
A.8[5-00]R/W0: Toegestaan
1: Niet toe
g
estaan
A.8[5-01]R/W
-15~35°C, stap: 1°C
0°C
A.8[5-02]
0
A.8[5-03]
0
A.8[5-04]
10
A.8[5-05]R/W0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.8[5-06]R/W0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.8[5-07]R/W0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.8[5-08]R/W0~50 A, stap: 1 A
50
A
A.8[5-09]R/W0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.8[5-0A]R/W0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.8[5-0B]R/W0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.8[5-0C]R/W0~20 kW, stap: 0,5 kW
20 kW
A.8[5-0D]R/O
4: 3PN,
(
1/2
)
A.8[5-0E]
1
A.8[6-00]R/W2~20°C, stap: 1°C
2°C
A.8[6-01]R/W0~10°C, stap: 1°C
2°C
A.8[6-02]
0
A.8[6-03]R/W0~10 kW, stap: 0,2 kW
3 kW
A.8[6-04]R/W
0~10 kW, stap: 0,2kW
3 kW
A.8[6-05]
0
A.8[6-06]
0
A.8[6-07]
0
A.8[6-08]R/W
2~20°C, stap: 1°C
10°C
A.8[6-09]
0
A.8[6-0A]R/W30~[6-0E]°C, stap: 1°C
60°C
A.8[6-0B]R/W
30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
A.8[6-0C]R/W
30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C
45°C
A.8[6-0D]R/W0: Uitsl warmhoudn
1: Warmh + gprog
2: Uitsl
geprog
A.8[6-0E]R/W40~60°C, stap: 1°C
60°C
A.8[7-00]
0
A.8[7-01]
2
A.8[7-02]R/W
0: 1 AWT-zone
1: 2 AWT-zones
A.8[7-03]R/W0~6, stap: 0,1
2,5
A.8[7-04]
0
A.8[7-05]
0
A.8[8-00]
1
A.8[8-01]R/W5~95 min, stap: 5 min
30 min
Hoeveel zones Temperatuur Aanvoerwater zijn er?
PE-factor
--
--
-Maximale bedrijfstijd voor het bereiden van warm tapwater.
Welke hysterese moet worden gebruikt warmhoudenstand?
-Wat is gewenste comfort opslagtemperatuur?
Wat is gewenste eco opslagtemperatuur?
Wat is de gewenste temp warmhouden?
Wat is gewenste instelpunt- stand voor warmtapwater?
Wat is het max. temperatuurinstelpunt?
--
--
-Het temperatuurverschil dat de AAN-temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
Het temperatuurverschil dat de UIT-temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
-Wat is capaciteit van back-upverwarming stap 1?
Wat is capaciteit van back-upverwarming stap 2?
--
--
--
Wat is de vereiste grenswaarde v DI1?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI2?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI3?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI4?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI1?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI2?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI3?
Wat is de vereiste grenswaarde v DI4?
Welk type back-upverwarming installatie wordt toegepast?
Welke voedingsbeperkingstype is vereist?
--
-Mag de back-upverwarming of boiler boven de evenwichtstemperatuur werken
tijdens ruimteverwarming?
Wat is de evenwichts- temperatuur voor gebouw?
--
--
--
--
--
-Wat is bedrijfsmodus BUH?
--
--
--
--
Tweede stap activeren van de back-upverwarming?
Welke voedingsbeperkingmodus is vereist op het systeem?
-- (Wijzig deze waarde niet)
Onder welke buitentemperatuur is verwarmen toegestaan?
Wat is vereiste afwijking bij de gemeten buitentemp?
Is auto herstart van de unit toegestaan?
--
--
--
--
-Wat is gewnste maximum kamertemp bij verwarming?
Wat is gewnste minimum kamertemp bij verwarming?
Vorstbeschermende kamertemperatuur
Vorstbescherming kamer
Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur
Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet.
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit.
*GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
4P359382-1D - 2015.02
6/7
Breadcrumb Lokale codeBereik, stap
Standaardwaarde
DatumWaarde
Tabel lokale instellingen
Instelling installateur verschilt van
standaardwaarde
Naam instelling
A.8[8-02]R/W
0~10 uur, stap: 0,5 uur
0
,
5 uur
A.8[8-03]
50
A.8[8-04]R/W
0~95 min, stap: 5 min
95 min
A.8[8-05]R/W
0: Nr
1: Ja
A.8[8-06]R/W
0~10°C, stap: 1°C
3°C
A.8[8-07]
18
A.8[8-08]
20
A.8[8-09]R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
55°C
A.8[8-0A]R/W
[9-01]~[9-00], stap: 1°C
45°C
A.8[8-0B]
13
A.8[8-0C]
10
A.8[8-0D]
16
A.8[9-00]R/W37~65°C, stap: 1°C
65°C
A.8[9-01]R/W
15~37°C, stap: 1°C
24°C
A.8[9-02]
22
A.8[9-03]
5
A.8[9-04]R/W
1~4°C, stap: 1°C
1°C
A.8[9-05]R/W
15~37°C, stap: 1°C
24°C
A.8[9-06]R/W37~65°C, stap: 1°C
65°C
A.8[9-07]
5
A.8[9-08]
22
A.8[9-09]R/W
3~10°C, stap: 1°C
8°C
A.8[9-0A]
5
A.8[9-0B]R/W
0: Snel
1: Lan
g
zaam
A.8[9-0C]R/W1~6°C, stap: 0,5°C
1 °C
A.8[9-0D]R/W0~8,stap:1
6
A.8[9-0E]0~8,stap:1
6
A.8[A-00]
1
A.8[A-01]
0
A.8[A-02]
0
A.8[A-03]R/W
0: 148Hz
1: 193Hz
A.8[A-04]R/W0: 0°C
1: -2°C
2: -4°C
3: -6°C
4: -8°C
5: -10°C
6: -12°C
7: -14°C
A.8[B-00]
0
A.8[B-01]
0
A.8[B-02]
0
A.8[B-03]
0
A.8[B-04]
0
A.8[C-00]
1
A.8[C-01]
0
A.8[C-02]R/W
0: Nr
1: Bivalent
2: 3: -
A.8[C-03]R/W
-25~25°C, stap: 1°C
0°C
A.8[C-04]R/W
2~10°C, stap: 1°C
3°C
A.8[C-05]R/W
1: Thermo AAN/UIT
2: Verw/koel vraa
g
A.8[C-06]R/W
0: -
1: Thermo AAN/UIT
2: Verw/koel vraa
g
A.8[C-07]R/W
0: Besturing AWT
1: Bst xt kmrthrms
2: Best. kmrthrmst
A.8[C-08]R/W
0: Nr
1: Buitensensor (##)
2: Kamersensor
A.8[C-09]R/W
0: Normaal open
1: Norm.
g
esloten
A.8[C-0A]
0
A.8[C-0C]
0
A.8[C-0D]
0
A.8[C-0E]
0
A.8[D-00]R/O
0: Geen
A.8[D-01]R/W
0: Nr
1: Actief open
2: Actief
g
esloten
A.8[D-02]R/W
0: Nr
1: Secund retour
2: Disinf. shunt
-Wlke verwarm zijn toegest als voork kWh-trf e.voed daalt?
Contacttype voorkeurs- kWh-trf el. voedingsinstal?
Welk type tapwaterpomp is er geïnstalleerd?
Bivalente hysteresistemperatuur.
Wat is het vraagcontact voor de primaire zone?
Wat is het vraagcontact voor de secundaire zone?
Wat is de unitbesturings- methode voor bedrijf?
Welk type externe sensor is er geïnstalleerd?
Wat is vereiste contacttype alarm-output?
--
--
--
--
--
--
--
--
--
-Is een externe back-upwarmtebron aangesloten?
Bivalente inschakeltemperatuur.
Wat is gewenste delta T bij verwarmen?
-Welk afgiftesysteem is aangesloten op de primaire AWT?
Kamertemperatuurhysteresis.
--
--
-Maximum verwarmingsfrequentie
Wat is het vriespunt van het glycolwater?
Wat is de gewenste maximum AWT primair bij verwarmen?
Wat is de gewenste minimum AWT primair bij verwarmen?
Is een Solarkit aangesloten?
Wordt extrne kWh-mtr gebruikt voor meting vermogen?
Wordt extrne kWh-mtr gebruikt voor meting vermogen?
--
--
--
-Is de energiespaarfunctie beschikbaar op de buitenunit?
--
--
--
Welk type compressor is er geïnstalleerd?
Wat is het softwaretype van de binnenunit?
--
--
-Welk type unit is er geïnstalleerd?
Aanvoerwatertemperatuurcompensatie rond 0°C.
Is vraag-printplaat aangesltn?
Mag de pomp werken als voork kWh-trf e.voed daalt?
Is een bi-zone-kit geïnstal.?
--
--
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit. Wijzig de standaardwaarde niet.
(#) Instelling is niet van toepassing voor deze unit.
*GSQH10S18AA9W / ThermaliaC12*
4P359382-1D - 2015.02
4P351748-1D 2016.02
Copyright 2013 Daikin
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.