Daikin EGSAH06DA9W, EGSAH10DA9W, EGSAX06DA9W, EGSAX10DA9W, EGSAX06DA9WG Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding voor de
installateur
Daikin Altherma 3 GEO
EGSAH06DA9W EGSAH10DA9W
EGSAX06DA9W(G) EGSAX10DA9W(G)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Daikin Altherma 3 GEO
Nederlands
Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 4
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 4
1.2.4 Pekel........................................................................... 5
1.2.5 Water .......................................................................... 5
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 6
2.1 Over dit document ..................................................................... 6
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 Binnenunit ................................................................................. 8
3.2.1 De binnenunit uitpakken ............................................. 8
3.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen.................. 8
3.2.3 De binnenunit hanteren............................................... 8
4 Over de units en opties 8
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 8
4.2 Identificatie ................................................................................ 8
4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 8
4.3 Onderdelen................................................................................ 9
4.4 Mogelijke opties voor de binnenunit .......................................... 10
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen 10
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen ............................................................................. 10
5.2 Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen ............... 11
5.2.1 Een enkele kamer....................................................... 11
5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone ........................... 13
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones ....................... 15
5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ...... 16
5.4 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 18
5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank ...... 18
5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren
voor de warmtapwatertank.......................................... 18
5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank........... 18
5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 19
5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 19
5.5 De energiemeting instellen........................................................ 19
5.5.1 Geproduceerde warmte .............................................. 19
5.5.2 Verbruikte energie....................................................... 19
5.6 De regeling van het energieverbruik instellen ........................... 20
5.6.1 Continue vermogenbeperking..................................... 21
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen
ingeschakeld ............................................................... 21
5.6.3 Vermogenbeperking: werking ..................................... 21
5.6.4 Stroombeperking door stroomsensoren...................... 22
5.6.5 BBR16-vermogenbeperking........................................ 22
5.7 Een externe temperatuursensor opstellen ................................ 22
5.8 De passieve koeling instellen .................................................... 23
5.9 De lagedrukschakelaar van de pekel instellen .......................... 23
6 Installatie van de unit 24
6.1 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 24
6.1.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 24
6.2 De unit openen en sluiten.......................................................... 24
6.2.1 Over openen van de unit............................................. 24
6.2.2 De binnenunit openen................................................. 24
6.2.3 De hydromodule van de unit verwijderen.................... 26
6.2.4 De binnenunit sluiten ................................................... 27
6.3 De binnenunit monteren ............................................................. 27
6.3.1 Over het monteren van de binnenunit.......................... 27
6.3.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit .......... 27
6.3.3 De binnenunit plaatsen ................................................ 28
6.3.4 De afvoerslang op de afvoer aansluiten ...................... 28
7 Installatie van de leidingen 28
7.1 De leidingen voorbereiden ......................................................... 28
7.1.1 Circuitvereisten ............................................................ 28
7.1.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen .................................................................... 30
7.1.3 Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit
controleren ................................................................... 30
7.1.4 De voordruk van het expansievat wijzigen................... 30
7.2 De pekelleidingen aansluiten ..................................................... 30
7.2.1 Over het aansluiten van de pekelleidingen.................. 30
7.2.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de pekelleidingen... 30
7.2.3 De pekelleiding aansluiten........................................... 31
7.2.4 Het pekelniveauvat aansluiten..................................... 31
7.2.5 De pekelvulkit aansluiten ............................................. 31
7.2.6 Het pekelcircuit vullen.................................................. 31
7.2.7 De pekelleidingen isoleren........................................... 32
7.3 De waterleidingen aansluiten ..................................................... 32
7.3.1 Over het aansluiten van de waterleidingen.................. 32
7.3.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen .. 32
7.3.3 De waterleidingen aansluiten....................................... 32
7.3.4 De hercirculatieleiding aansluiten ................................ 32
7.3.5 Het ruimteverwarmingscircuit vullen ............................ 33
7.3.6 De tank voor warm tapwater vullen.............................. 33
7.3.7 De waterleidingen isoleren........................................... 33
8 Elektrische installatie 33
8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading ..................... 33
8.1.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 33
8.1.2 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 33
8.1.3 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit... 34
8.2 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de uitwendige
en inwendige stelmotoren .......................................................... 34
8.2.1 De hoofdvoeding aansluiten ........................................ 35
8.2.2 De afstandstemperatuursensor aansluiten .................. 37
8.2.3 De afsluiter aansluiten ................................................. 38
8.2.4 De elektriciteitsmeters aansluiten ................................ 38
8.2.5 De pomp van het warm tapwater aansluiten................ 38
8.2.6 De alarm-output aansluiten.......................................... 39
8.2.7 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
verwarming aansluiten ................................................. 40
8.2.8 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten..................................................................... 40
8.2.9 De digitale inputs voor het energieverbruik
aansluiten..................................................................... 41
8.2.10 De veiligheidsthermostaat (normaal gesloten
contact) aansluiten....................................................... 41
8.2.11 De lagedrukschakelaar van de pekel aansluiten ......... 42
8.2.12 De thermostaat voor passieve koeling aansluiten ....... 43
9 LAN-adapter 43
9.1 Over de LAN-adapter ................................................................. 43
9.1.1 Systeemlay-out ............................................................ 44
9.1.2 Systeemvereisten ........................................................ 44
9.1.3 Vereisten voor installatie ter plaatse............................ 44
9.2 Aansluiten van de elektrische bedrading.................................... 45
9.2.1 Overzicht van de elektrische verbindingen .................. 45
9.2.2 Router .......................................................................... 46
9.2.3 Elektriciteitsmeter......................................................... 46
9.2.4 Zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem........... 47
9.3 Het systeem starten ................................................................... 49
9.4 Configuratie –LAN-adapter........................................................ 49
9.4.1 Overzicht: Configuratie ................................................ 49
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

9.4.2 De LAN-adapter configureren voor app-bediening ..... 49
9.4.3 De LAN-adapter configureren voor de Smart-Grid-
toepassing................................................................... 49
9.4.4 Software updaten........................................................ 49
9.4.5 Configuratie-webinterface........................................... 50
9.4.6 Systeeminformatie ...................................................... 50
9.4.7 Reset naar fabriekinstellingen..................................... 51
9.4.8 Netwerkinstellingen..................................................... 51
9.5 Smart Grid-toepassing .............................................................. 52
9.5.1 Smart Grid-instellingen ............................................... 53
9.5.2 Bedrijfsmodi ................................................................ 54
9.5.3 Systeemvereisten ....................................................... 55
9.6 Probleemoplossing –LAN-adapter ........................................... 55
9.6.1 Overzicht: Probleemoplossing .................................... 55
9.6.2 Problemen op basis van symptomen oplossen –
LAN-adapter............................................................... 55
9.6.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen –
LAN-adapter............................................................... 55
10 Configuratie 56
10.1 Overzicht: Configuratie .............................................................. 56
10.1.1 De meest gebruikte commando's bereiken................. 56
10.2 Configuratiewizard..................................................................... 57
10.3 Mogelijke schermen .................................................................. 57
10.3.1 Mogelijke schermen: overzicht.................................... 57
10.3.2 Startscherm................................................................. 58
10.3.3 Het scherm Hoofdmenu .............................................. 59
10.3.4 Menuscherm ............................................................... 59
10.3.5 Instelpunt-scherm ....................................................... 59
10.3.6 Gedetailleerd scherm met waarden ............................ 60
10.3.7 Programmascherm: voorbeeld.................................... 60
10.4 Weersafhankelijke curve ........................................................... 62
10.4.1 Wat is een weersafhankelijke curve?.......................... 62
10.4.2 Curve met 2 punten .................................................... 62
10.4.3 Curve volgens helling en afwijking.............................. 62
10.4.4 Weersafhankelijke curves gebruiken .......................... 63
10.5 Menu Instellingen ...................................................................... 64
10.5.1 Storing......................................................................... 64
10.5.2 Kamer ......................................................................... 64
10.5.3 Primaire zone.............................................................. 65
10.5.4 Secundaire zone ......................................................... 70
10.5.5 Ruimteverwarming/-/koeling ....................................... 72
10.5.6 Tank ............................................................................ 75
10.5.7 Gebruikersinstellingen ................................................ 77
10.5.8 Informatie .................................................................... 79
10.5.9 Installateurinstellingen ................................................ 79
10.5.10 Bediening .................................................................... 87
10.6 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen ...................... 88
10.7 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen ...................... 89
11 Inbedrijfstelling 90
11.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 90
11.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 90
11.3 Checklist voor de inbedrijfstelling .............................................. 90
11.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................ 91
11.4.1 Ontluchtingsfunctie op het watercircuit ....................... 91
11.4.2 Ontluchtingsfunctie op het pekelcircuit ....................... 91
11.4.3 Om te proefdraaien ..................................................... 92
11.4.4 Stelmotoren proefdraaien ........................................... 92
11.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen ............. 93
11.4.6 De 10dagen durende werking van de pekelpomp
starten of stoppen ....................................................... 94
12 Aan de gebruiker overhandigen 94
13 Onderhoud en service 95
13.1 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 95
13.2 Jaarlijks onderhoud ................................................................... 95
13.2.1 Jaarlijks onderhoud: overzicht .................................... 95
13.2.2 Jaarlijks onderhoud: instructies................................... 95
13.3 De tank voor warm tapwater aflaten.......................................... 96
14 Opsporen en verhelpen van storingen 96
14.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 96
14.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 97
14.3 Problemen op basis van symptomen oplossen .......................... 97
14.3.1 Symptoom: De unit verwarmt NIET zoals verwacht..... 97
14.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)... 97
14.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 98
14.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 98
14.3.5 Symptoom: De drukveiligheidsklep lekt ....................... 98
14.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 98
14.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog ........................................................... 99
14.3.8 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 99
14.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 99
14.4.1 De help-tekst weergeven in geval van een storing ...... 99
14.4.2 Storingscodes: Overzicht ............................................. 99
15 Als afval verwijderen 101
16 Technische gegevens 102
16.1 Schema van de leidingen: Binnenunit ........................................102
16.2 Bedradingsschema: Binnenunit..................................................103
16.3 ESP-curve: Binnenunit ...............................................................107
17 Verklarende woordenlijst 108
18 Tabel met lokale instellingen 109
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken. ▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof. ▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden.
Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Vul bij met rechtopstaande fles.
Als Dan
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
staande fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk
gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.2.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5

2 Over de documentatie

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit) ▪ Gebruiksaanwijzing:
▪ Snelle gids voor basisgebruik
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
2 Over de documentatie
Uitgebreide handleiding voor de gebruiker:
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Installatiehandleiding:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: papier (in de doos van de unit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens,...
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit) + digitale bestanden
op http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/product-
information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
Onlinetools
Additioneel op de documentatieset zijn enkele onlinetools beschikbaar voor de installateurs.
Heating Solutions Navigator
▪ De digitale toolbox bevat meerdere hulpmiddelen, tools, die de
installatie en de configuratie van verwarmingssystemen vereenvoudigen.
▪ Om toegang te krijgen tot Heating Solutions Navigator, moet u
zich eerst registeren op het Stand By Me-platform. Voor meer informatie, zie https://professional.standbyme.daikin.eu/.
Daikin e-Care
▪ Mobiele app voor installateurs en servicetechnici waarmee u
verwarmingssystemen kunt registreren, configureren en storingen erin kunt opsporen en oplossen.
▪ De mobiele app kunt u via onderstaande QR-codes
downloaden zowel voor iOS als voor Android-smartphones. U moet zich wel eerst registreren op het Stand By Me-platform om toegang te verkrijgen tot de app.
App Store Google Play

2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
Hoofdstuk Beschrijving
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
installateur
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
verwijderen
Over de units en opties ▪ De units identificeren
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Installatie van de unit Wat u moet doen en kennen om het
Installatie van de leidingen Wat u moet doen en kennen om de
Elektrische installatie Wat u moet doen en kennen om de
LAN-adapter Wat u moet doen en kennen om de unit
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker overhandigen
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
Probleemoplossing Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd Tabel met lokale
instellingen
Verscheidene installatieopstellingen van het systeem
systeem te installeren, samen met informatie over de voorbereiding van een installatie
leidingen van het systeem te installeren, samen met informatie over de voorbereiding van een installatie
elektrische componenten van het systeem te installeren, samen met informatie over de voorbereiding van een installatie
(met de ingebouwde LAN-adapter) in een van de volgende toepassingen te integreren:
▪ App-bediening (alleen) ▪ Smart-Grid-toepassing (alleen) ▪ App-bediening + Smart-Grid-
toepassing
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
waarop de units onderhouden moeten worden
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet worden ingevuld en die nadien moet bewaard worden om deze later te kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor de gebruiker bevat tevens een tabel met installateurinstellingen. Deze tabel moet door de installateur worden ingevuld en aan de gebruiker worden overhandigd.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7

3 Over de doos

a
d
c
h
i
j
k
e
b
f
ENERG
IJAY
IAIE
ENERG
IJAY
IAIE
g
>200
kg
3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de binnenunit on-site werd geleverd.
Denk aan de volgende punten: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.

3.2 Binnenunit

3.2.1 De binnenunit uitpakken

3.2.3 De binnenunit hanteren

Volg onderstaande richtlijnen wanneer u de unit hanteert:
▪ De unit weegt veel. Er zijn minstens 2 personen nodig om de unit
te hanteren.
▪ Gebruik een rolwagentje om de unit te transporteren. Zorg dat het
rolwagentje een voldoende groot horizontaal vlak heeft dat
geschikt is voor het transport van zware apparaten. ▪ Houd de unit recht wanneer u de unit verplaatst. ▪ Gebruik de grepen aan de achterkant om de unit te dragen.
▪ Verwijder de hydromodule als u de unit via een trap naar boven of
beneden wilt dragen. Zie "6.2.3 De hydromodule van de unit
verwijderen"op pagina26 voor meer informatie.
▪ We raden u aan hijsbanden te gebruiken om de unit via een trap
naar boven of beneden te dragen.

3.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen

a Afsluiter met geïntegreerd filter
b Veiligheidsklep (met de nodige aansluitonderdelen voor
montage op de bovenkant van het pekelniveauvat)
c Pekelniveauvat d Afstandstemperatuursensor (met installatiehandleiding) e Kabel voor afstandbuitensensor (40m)
f O-ringen (als reserve voor afsluiters van hydromodule) g Energielabel h Algemene veiligheidsmaatregelen
i Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur j Installatiehandleiding
k Gebruiksaanwijzing
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8

4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ De binnenunit identificeren ▪ De binnenunit met opties combineren

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: EGSAX10DA9WG
Code Beschrijving
E Europees model GS Geothermische warmtepomp
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
4 Over de units en opties
i3
k
j
m
l
o
n n
i1
i
i2
h d
f
M3S
a1 a2 b1
g B1PW B1L
b2 c1 c2
e
M1P
M4P
Y1S
Y1E
a
b
B1PR S1NPL
g
M1C
e
S1PH
c
d
f
Q1LQ1L
X2MX2M
X5MX5M
A4P
A1P
TR2
A6P
A4P
A8P
A8P A15PA15P
A1P
TR2
TR1TR1
K9MK9M
A16PA16P
A6P
Z1F
A7PA7P
a
b
c
a
b
c
Z1F
Code Beschrijving
A Koelmiddel R32 X H=Alleen verwarming
X=Verwarming/koeling 10 Capaciteitklasse DA Modelserie 9W Model van back-upverwarming G G=Grijs model
[—]=Wit model
INFORMATIE
De actieve koeling is alleen beschikbaar voor omkeerbare units. De passieve koeling is alleen beschikbaar voor modellen die enkel verwarmen. In dit document wordt voor actieve koeling gewoon "koeling" genoemd.

4.3 Onderdelen

Boven-, voor- en zijaanzicht
i Gebruikersinterface i1 Statusindicator i2 LCD-scherm i3 Draaiknoppen en toetsen
j Hoofdschakelkast
k Back-upverwarming
l Afsluiters m Hydromodule
n Verstelbare poten o Aflaatslang (unit + veiligheidsklep)
B1L Flowsensor
B1PW Waterdruksensor ruimteverwarming
M3S 3-wegklep (ruimteverwarming/warm water voor
huishoudelijk gebruik)
Hydromodule
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
a1 Water ruimteverwarming/-koeling UIT (Ø22mm)
a2 Water ruimteverwarming/-koeling IN (Ø22mm) b1 Warm tapwater: warm water UIT (Ø22mm) b2 Warm tapwater: koud water IN (Ø22mm)
c1 Pekel UIT (Ø28mm)
c2 Pekel IN (Ø28mm)
d Ingang bedrading laagspanning (Ø13,5mm)
e Hercirculatieaansluiting (3/4" G vrouwelijk)
f Veiligheidsklep g Automatische ontluchtingsklep h Ingang bedrading laagspanning (Ø24mm)
Schakelkasten
a Platenwarmtewisselaar – Pekelzijde b Platenwarmtewisselaar – Waterzijde c Overdrukveiligheidsklep koelmiddel d Handmatige ontluchtingsklep e Onderhoudspoort (5/16" tromp)
f Aftapkraan
g Schakelkast inverter (alleen voor onderhoud)
B1PR Hogedruksensor koelmiddel
M1C Compressor M1P Waterpomp M4P Pekelpomp
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1E Elektronische expansieklep Y1S Elektromagnetische klep (4-wegklep)
a Schakelkast installateur b Hoofdschakelkast
c Schakelkast inverter (alleen voor onderhoud) A1P Hoofdprintplaat (hydro) A4P Optie EKRP1HB: Digitale I/O-printplaat A6P Printplaat regeling back-upverwarming A7P Inverter-printplaat A8P Optie EKRP1AHTA: Vraag-printplaat
A15P LAN-adapter A16P ACS digitale I/O-printplaat
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

K9M Thermische beveiliging relais back-upverwarming Q1L Thermische beveiliging back-upverwarming
TR1, TR2 Voedingstransformator
X2M Aansluitingenblok – Hoge spanning X5M Aansluitingenblok – Lage spanning
Z1F Ruisfilter

4.4 Mogelijke opties voor de binnenunit

Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te leveren:
▪ Alarm-output ▪ Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT ▪ Omschakeling naar externe warmtebron Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende besturing via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de montagehandleiding van de vraag­printplaat en het bijlageboek voor optionele apparatuur.
Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt wordt (BRC1HHDA)
▪ De gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt wordt
kan alleen worden gebruikt in combinatie met de gebruikersinterface die is aangesloten op de binnenunit.
▪ De gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat
moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatie- en bedieningshandleiding van de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos (EKRTR1).
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Pekelvulkit (KGSFILL2)
Kit met pekelvulklep om het pekelcircuit te spoelen, vullen en aftappen.
Stroomsensor (EKCSENS)
Stroomsensor voor vermogenbeperking. Voor de installatie­instructies, zie de installatiehandleiding van de stroomsensor.
Hydromodule (EKGSHYMOD)
Vervanging van de hydromodule. Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
hydromodule.
Stroomkabel met stekker voor Duitsland (EKGSPOWCAB)
Stroomkabel voor lay-out met gescheiden elektrische voeding, nodig voor installaties in Duitsland.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de stroomkabel.
Multizoning-basisunit en bedrade thermostaten (EKWUFHTA1V3, EKWCTRDI1V3, EKWCTRAN1V3)
Multizoning-basisunit (EKWUFHTA1V3) en thermostaten voor multizone-regeling van vloerverwarming en radiatoren. Zowel de opties voor digitale (EKWCTRDI1V3) als deze voor de analoge (EKWCTRAN1V3) bedrade thermostaten zijn beschikbaar.
Voor meer informatie, zie de installatiehandleiding van de multizoning-basisunit en de van toepassing zijnde thermostaat.
5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
PC-kabel (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de binnenunit en een PC. Dit maakt het mogelijk om de software van de binnenunit te updaten.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de PC-kabel.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10

5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden vanhet warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren, zie "10Configuratie"op pagina56.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen voor:
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen ▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen ▪ De energiemeting instellen ▪ De regeling van het energieverbruik instellen ▪ Een externe temperatuursensor opstellen ▪ De passieve koeling instellen ▪ De lagedrukschakelaar van de pekel instellen

5.2 Het ruimteverwarmings-/ koelingsysteem in/opstellen

Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd of gekoeld door het
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn, adviseren wij onderstaande in-/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. Vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk wanneer [C.2] Ruimteverwarming/-koeling INGESCHAKELD is.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische noodstop [A.6.C] op 1 zetten.
OPMERKING
Er kan een overdrukomloopklep in het systeem worden geïntegreerd. Denk erom dat deze klep mogelijk niet op de afbeeldingen wordt getoond.

5.2.1 Een enkele kamer

Vloerverwarming of radiatoren –Bedrade kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de speciale interface
voor menselijk comfort (BRC1HHDA, die als kamerthermostaat gebruikt wordt).
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
2 (Kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de speciale interface voor menselijk comfort.
0 (1 zone): Primair
Voordelen
Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
effectiviteit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
c
B
A
a
b
Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen: ▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en programma's of de vakantiestand gebruiken.
Vloerverwarming of radiatoren –Draadloze kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat b Draadloze externe kamerthermostaat c Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [2.A] ▪ Code: [C-05]
Voordelen
Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het warmtepompsysteemontworpen.
1 (Externe kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 zone): Primair
1 (1 contact): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.
Comfort. In het geval van vloerverwarming zorgt de draadloze
externe kamerthermostaat ervoor dat er tijdens het koelen geen condensatie op de vloer optreedt door de vochtigheid in de kamer te meten.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/35 en X2M/30).
▪ De bedrijfsmodus wordt naar de warmtepompconvectoren
gestuurd door een digitale output op de binnenunit (X2M/4 en X2M/3).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt worden, controleer of elke warmtepompconvector wel degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [2.A] ▪ Code: [C-05]
1 (Externe kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 zone): Primair
1 (1 contact): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M1
B
A
b
a
T
C B
A
a
b
Voordelen
Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
Stijlvol.
Combinatie: Vloerverwarming + warmtepompconvectoren
▪ De ruimteverwarming wordt bezorgt door:
▪ De vloerverwarming ▪ De warmtepompconvectoren
▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectoren
geleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.
Opstelling
Instelling Waarde
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [2.A] ▪ Code: [C-05]
Voordelen
Koeling. De warmtepompconvectoren bieden naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met het
warmtepompsysteem.
Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgevers
zorgt voor: ▪ Het uitstekende verwarmingscomfort van de vloerverwarming ▪ Het uitstekende koelcomfort van de warmtepompconvectoren
0 (1 zone): Primair
1 (1 contact): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.

5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone

Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers hebben.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor de
vloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer te vermijden tijdens het koelen.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/35 en X2M/30).
▪ De bedrijfsmodus wordt naar de volgende toestellen door een
digitale output op de binnenunit gestuurd (X2M/4 en X2M/3): ▪ De warmtepompconvectoren ▪ De afsluiter
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
1 (Externe kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
Vloerverwarming of radiatoren – Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat geregeld (dit kan de speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA) zijn of een externe kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
b Afstandbuitensensor
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M1M2
C B
A
a
c
a
b
C B
A
a a
b
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA, die als kamerthermostaat gebruikt wordt).
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een andere verwarmingsbron verwarmd kan worden. Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 zone): Primair ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke kamerthermostaat moet ingesteld worden om overeen te stemmen met de binnenunit.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar
moeten NIET op de binnenunit worden aangesloten. De binnenunit zal constant aanvoerwater leveren, met de mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9]
0 (Vertrekwater): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
▪ Code: [C-07] Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 zone): Primair ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met vloerverwarming of radiatoren voor één kamer: ▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten instellen.
Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
Vloerverwarming of radiatoren –Meerdere externe kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat b Afstandbuitensensor c Omloopklep
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/35 en X2M/30). De binnenunit zal alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M1
M1
C B
A
ab
c
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseren we de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met dewarmtepompconvectoren voor één kamer: ▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren instellen.
1 (Externe kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 zone): Primair
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade) kamerthermostaat ingesteld.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe kamerthermostaat en afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseren we de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
0 (Vertrekwater): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 zone): Primair
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2). In dit document: ▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur in
verwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling
▪ Secundaire zone = de zone met de hoogste ontwerptemperatuur
in verwarming en de laagste ontwerptemperatuur in koeling.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
c Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse te
voorziene) afsluiters voor de vloerverwarming: ▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
tijdens het koelen van de kamers met warmtepompconvectoren.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren ingesteld.
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u STEEDS een mengklepstation in de primaire zone plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in verwarming) als de secundaire zone verwarming/koeling vraagt.
Typisch voorbeeld:
Kamer (zone) Warmteafgevers:
ontwerptemperatuur
Woonkamer (primaire zone) Vloerverwarming:
▪ In verwarming: 35°C ▪ In koeling: 20°C (alleen
verfrissen, geen echte koeling toegestaan)
Slaapkamers (secundaire zone) Warmtepompconvectoren:
▪ In verwarming: 45°C ▪ In koeling: 12°C
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
C
A
E
B
D
a
b
a
d e
c
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone B Kamer 1 C Kamer 2 D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone E Kamer 3
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren b Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
c Afstandbuitensensor d Mengklepstation e Drukregelklep
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor beide watertemperatuurzones.
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst. ▪ De pomp van het mengklepstation wordt gestuurd door het
AAN/UIT-signaal van de binnenunit (X2M/29 en X2M/21; output van de normaal gesloten afsluiters).
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de speciale
interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA, die als kamerthermostaat gebruikt wordt).
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/35a en X2M/30). De binnenunit zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
In geval van warmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor de secundaire zone:
▪ #: [3.A] ▪ Code: [C-06]
Output afsluiter Ingesteld om de thermovraag
Afsluiter Als de primaire zone tijdens de
Op het mengklepstation Stel de gewenste primaire
Voordelen
Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
excellente verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en tevens het excellente koelcomfort van de warmtepompconvectoren.
Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met het
warmtepompsysteem.
2 (Kamerthermostaat): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
speciale interface voor menselijk
comfort.
Let op:
▪ Primaire kamer = speciale
interface voor menselijk comfort gebruikt als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
1 (2 zones): Primair + secundair
1 (1 contact): Als de gebruikte
externe kamerthermostaat of
warmtepompconvector enkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Geen onderscheid tussen
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
van de primaire zone te volgen.
koelstand afgesloten moet
worden om geen condensatie op
de vloer te hebben, stel dit dan
dienovereenkomstig in.
aanvoerwatertemperatuur voor
verwarming en/of koeling in.

5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen

▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
▪ De binnenunit ▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de binnenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de ruimteverwarming door de binnenunit UIT-geschakeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
b
a
c
c
d
e
f
d
g
L
N
H
Com
A
K2AK1A
X2M
B
TI
K2AK1A
Indoor/Auto/Boiler
35 30 X Y
Indoor
▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt altijd door de op de binnenunit aangesloten warmtapwatertank geproduceerd.
INFORMATIE
▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld. Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur.
▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te bereiken die via de bediening van de extra ketel werd ingesteld.
Opstelling
▪ Integreer de extra ketel als volgt:
▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het
ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen"op pagina11.
Configuratie
Via de gebruikersinterface (configuratiewizard): ▪ Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externe
warmtebron.
▪ Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.
Door een hulpcontact besliste omschakeling naar externe warmtebron
▪ Alleen mogelijk bij regeling met externe kamerthermostaat EN één
aanvoerwatertemperatuurzone (zie "5.2Het ruimteverwarmings-/
koelingsysteem in/opstellen"op pagina11).
▪ Het hulpcontact kan zijn:
▪ Een buitentemperatuurthermostaat ▪ Een stroomtarievencontact ▪ Een handmatig bediend contact ▪ …
▪ Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorziene
bedrading:
▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepomp NIET hoger
▪ Plaats terugslagkleppen. ▪ Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
▪ Plaats de digitale I/O-printplaat (optie EKRP1HB). ▪ Sluit X1 en X2 (omschakeling naar externe warmtebron) op de
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
b Afstandbuitensensor
c Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
d Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
e Extra ketel (ter plaatse te voorzien)
f Extra ketelthermostaat (ter plaatse te voorzien)
g Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)
OPMERKING
▪ Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het
systeem voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige
situaties in het systeem van de extra ketel.
is dan 55°C. Om dit te bereiken: ▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van de
warmtepomp. Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en open te gaan onder de 55°C.
aanwezig zijn. De binnenunit bevat GEEN expansievat.
digitale I/O-printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel. Zie "8.2.8 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten"op pagina40.
BTIIngang boilerthermostaat
A Hulpcontact (normaal gesloten) H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
voorzien)
Indoor Binnenunit
Auto Automatisch
Boiler Ketel
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/ UITgeschakeld wordt.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
A
c
ab

5.4 De tank voor warm tapwater in/ opstellen

5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank

A Warm tapwater
a Koud water IN b Warm water UIT c Afstandbuitensensor

5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank

Mensen ervaren water als heet als het water een temperatuur van 40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen (bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C) vermengen.
De gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank gebeurt als volgt:
1 Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2 De gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank bepalen.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Beantwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met typische watervolumes:
Vraag Typisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag nodig?
Hoeveel water is er per dag nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan warm tapwater?
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin (4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches ▪ 1bad ▪ 3gootsteenvolumes Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
1douche = 10min×10l/min = 100l
1bad = 150l
1gootsteen = 2min×5l/min = 10l
De gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen
Formule Voorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als:
▪ V2=180l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V1=280l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts één maal
opgewarmd T2Temperatuur warmtapwatertank T1Temperatuur koud water
Volume van de warmtapwatertank
Volume geïntegreerde warmtapwatertank: 180l (=V2)
INFORMATIE Volume van de warmtapwatertank. U kunt geen volume
kiezen voor de warmtapwatertank omdat deze alleen met één volume beschikbaar is.
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren. De elektrische weerstand (back-upverwarming) die in de warmtepomp is geïntegreerd, kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. We adviseren de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en ruimteverwarming nodig hebt, adviseren we het warm tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming gevraagd wordt.

5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank

▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Op de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp ▪ Elektrische back-upverwarming
▪ Voor meer informatie over het optimaliseren van het
energieverbruik om warm tapwater te produceren: zie
"10Configuratie"op pagina56.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
c
b
d
A
c d e
a
b
A

5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water

Opstelling
A Warm tapwater
a Koud water IN
b UITGANG warm tapwater (douche (ter plaatse te
voorzien))
c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
d Hercirculatieaansluiting
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
Voor meer informatie over het aansluiten van de hercirculatieverbinding: zie "7.3.4 De hercirculatieleiding
aansluiten"op pagina32.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "10Configuratie"op pagina56. ▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.

5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie

Opstelling
Configuratie
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "10Configuratie"op pagina56.

5.5 De energiemeting instellen

▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen: ▪ Geproduceerde warmte ▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming ▪ Voor de ruimtekoeling ▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand ▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet gegarandeerd kan worden.

5.5.1 Geproduceerde warmte

INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur ▪ Het debiet
▪ Instelling en configuratie: geen bijkomende apparatuur vereist.

5.5.2 Verbruikte energie

U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen: ▪ Door het te berekenen ▪ Via metingen
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en de verbruikte energie meten (voor de rest van de unit, bijv.) gaat dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de
A Warm tapwater
a Koud water IN
b UITGANG warm tapwater (douche (ter plaatse te
voorzien))
c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)
e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 60°C
ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond aansluiten.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
energiegegevens fout zijn.
De verbruikte energie berekenen
▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de binnenunit ▪ De ingestelde capaciteit van de back-upverwarming ▪ De spanning
▪ Op/instelling en configuratie: Geen.
De verbruikte energie meten
▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is. ▪ Ze vereist wel externe energiemeters. ▪ In/opstelling en configuratie: wanneer elektrische-energiemeters
gebruikt worden, stel het aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de gebruikersinterface.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a1
F1B
450896.005
5
8
0
1
5
0
0
0
C1
c d e
b1
X5M/5+6
C5 C1
a1
b1
F2B
F1B
5
8
0
1
5
0
0
0
450896.005
c d e
X5M/5+6
a2
F1B
C1 C2
c d
S1S
5
8
0
1
5
0
0
0
450896.005
e
X5M
b1
X5M/5+6
C1 C3 C2
C4
a2 a3
b1
F1B
X5M/5+6 X5M/3+4
F2B
5
8
0
1
5
0
0
0
X5M
X2M
S1S
b2
5
8
0
1
5
0
0
0
450896.005
c d e
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE energietoevoer naar het systeem meten.
Lay-out elektrische voeding met energiemeters
In de meeste gevallen volstaat één energiemeter die het volledige
systeem meet (compressor, back-upverwarming en hydro).
Energiemeter Metingen Type Aansluiting
1 Volledig
In geval van elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief met aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief, hebt u 2
energiemeters nodig:
Energiemeter Metingen
1 Compressor en
2 Hydro 1N~ X5M/3+4
Uitzonderlijke gevallen. U kunt in de volgende gevallen ook een tweede energiemeter gebruiken:
▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende. ▪ De energiemeter kan niet gemakkelijk in de elektriciteitskast
geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van energiemeters.
Voorbeelden van lay-out elektrische voeding met energiemeters
Voor meer bijzonderheden over C1~C5, zie "8.2.1De hoofdvoeding
aansluiten"op pagina35.
Voor meer bijzonderheden over de aansluiting van de energiemeters op de unit, zie "8.2.4 De elektriciteitsmeters aansluiten" op
pagina38.
Elektrische voeding via één kabel (=gecombineerde elektrische voeding)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
systeem
1N~ of 3N~ naargelang de
X5M/5+6
back­upverwarming
(1)
back­upverwarming
Type Aansluiting
1N~ of 3N~
X5M/5+6 naargelang de back­upverwarming
(1) In de software worden de gegevens van het
energieverbruik van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet.
Elektrische voeding via dubbele kabel (=gesplitste elektrische voeding)
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief zonder aparte elektrische voeding met normaal
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief en aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief
kWh-tarief
a1 Elektrische kast voor elektrische voeding met normaal
kWh-tarief (1N~ of 3N~ naargelang de back-upverwarming)
a2 Elektrische kast voor elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief (1N~ of 3N~ naargelang de back-upverwarming)
a3 Elektrische kast voor de aparte elektrische voeding met
normaal kWh-tarief (1N~)
b1 Energiemeter 1 (1N~ of 3N~ naargelang de back-
upverwarming)
b2 Energiemeter2 (1N~)
c Compressor (1N~) d Hydro (1N~)
e Back-upverwarming (1N~ of 3N~) F1B Overstroomzekering F2B Overstroomzekering S1S Contact elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

5.6 De regeling van het energieverbruik instellen

U kunt de volgende besturingen van het energieverbruik gebruiken. Voor meer informatie over de overeenkomstige instellingen, zie "De
besturing energieverbruik"op pagina83.
# De besturing van het energieverbruik
1 "5.6.1Continue vermogenbeperking"op pagina21
▪ Laat u toe het energieverbruik van het volledige
warmtepompsysteem te beperken (de som van de binnenunit en de back-upverwarming) met een permanente instelling.
▪ Beperking van het vermogen in kW of de stroom in A.
2 "5.6.2Vermogenbeperking door digitale ingangen
ingeschakeld"op pagina21
▪ Laat u toe het energieverbruik van het volledige
warmtepompsysteem te beperken (de som van de binnenunit en de back-upverwarming) via 4 digitale ingangen.
▪ Beperking van het vermogen in kW of de stroom in A.
3 "5.6.4Stroombeperking door stroomsensoren"op pagina22
▪ Laat u toe de door de huisbewoners verbruikte stroom te
beperken door de stroom van het warmtepompsysteem te beperken (de som van de binnenunit en de back­upverwarming).
▪ Beperking van de stroom in A.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
P
i
t
DI
a
b
a
b
A
B
1
2
3
4
5
A8P
P
i
t
DI4
DI3
DI1
a
b
# De besturing van het energieverbruik
4 "5.6.5BBR16-vermogenbeperking"op pagina22
Beperking: Alleen van toepassing in het Zweeds. ▪ Laat u toe te voldoen aan de BBR16 voorschriften (Zweedse
Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen, ruimteverwarming…).
energievoorschriften). ▪ Beperking van het vermogen in kW. ▪ Combineerbaar met de andere besturingen van het
energieverbruik. Als u dat doet, gebruikt de unit de meest
beperkte besturing.
OPMERKING
Er kan voor de warmtepomp een zekering worden geïnstalleerd met een waarde die lager ligt dan aanbevolen. Hiervoor moet u de lokale instelling [2‑0E] aanpassen in overeenstemming met de maximaal toegestane stroomsterkte voor de warmtepomp.
A Binnenunit B Energiebeheersysteem
a Inschakeling vermogenbeperking (4digitale ingangen) b Back-upverwarming
Onthoud dat de lokale instelling [2‑0E] voorrang heeft op alle instellingen voor de besturing van het energieverbruik. Wanneer het vermogen de warmtepomp beperkt, zal dit leiden tot verminderde prestaties.

5.6.1 Continue vermogenbeperking

Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm tapwater.
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld
b Werkelijke opgenomen vermogen
Op-/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "10Configuratie"op pagina56):
▪ Selecteer de continue beperkingstand ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale
Opstelling
▪ Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig. ▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te schakelen:
▪ DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik) ▪ DI4 = sterkste beperking (laagst energieverbruik)
▪ Raadpleeg het bedradingsschema voor de specificaties van de
digitale ingangen en waarop deze aan te sluiten.
Configuratie
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "10Configuratie"op pagina56):
▪ Selecteer begrenzing door digitale ingangen. ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
stroom in A).
elke digitale ingang overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.
ingangen ingeschakeld
Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een energiebeheersysteem.
Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordt dynamisch door digitale ingangen beperkt (maximum vier stappen). Elk niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:
▪ Stroom (in A) ▪ Opgenomen vermogen (in kW)
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02

5.6.3 Vermogenbeperking: werking

De compressor heeft een betere effectiviteit dan de elektrische verwarming. Om deze reden wordt de elektrische verwarming beperkt en eerst UIT gezet. Het systeem beperkt het energieverbruik in de volgende orde:
1 Beperkt de back-upverwarming. 2 Zet de back-upverwarming UIT. 3 Beperkt de compressor. 4 Zet de compressor uit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
P
h
C
e
a
b
c
d
A B
C
i
t
CL
a
b
c
d
P
i
t
BBR16
a
b
Voorbeeld
Als het vermogenbeperkingsniveau NIET toestaat dat de back­upverwarming werkt, wordt het energieverbruik als volgt beperkt:
PhGeproduceerde warmte CeVerbruikte energie
A Compressor B Back-upverwarming
a Beperkte compressorwerking b Volledige compressorwerking c Beperkte werking van de back-upverwarming d Volledige werking van de back-upverwarming

5.6.4 Stroombeperking door stroomsensoren

INFORMATIE Beperking: Stroombeperking door stroomsensoren is
alleen beschikbaar voor 3-fasige opstellingen ([9.3.2]=2 (Installateursinstellingen > Back-upverwarming > Spanning = 400 V, 3ph)).

5.6.5 BBR16-vermogenbeperking

INFORMATIE Beperking: De BBR16-instellingen zijn enkel zichtbaar als
de taal van de gebruikersinterface op Zweeds is ingesteld.
OPMERKING 2 weken om te wijzigen. Nadat u BBR16 hebt
ingeschakeld, hebt u slechts 2 weken om zijn instellingen te wijzigen (BBR16 activatie en BBR16 vermogenlimiet). Na deze 2 weken bevriest de unit deze instellingen.
Let op: Dit is anders dan voor de permanente vermogenbeperking, die u altijd kunt wijzigen.
Gebruik de BBR16-vermogenbeperking wanneer u aan de BBR16­voorschriften moet voldoen (Zweedse energievoorschriften).
U kunt de BBR16-vermogenbeperking met de andere energieverbruikbesturingen combineren. Als u dat doet, gebruikt de unit de meest beperkte besturing.
OPMERKING Losgekoppelde sensor. Als u stroombeperking door
stroomsensoren gebruikt en een van die sensoren is losgekoppeld, dan wordt de overeenkomstige fase niet meer beperkt.
U kunt stroomsensoren gebruiken om het verbruik van de warmtepomp op elke fase te beperken waarbij rekening wordt gehouden met de geplaatste huishoudelijke zekering en het werkelijke verbruik van andere toestellen.
U moet stroomsensoren plaatsen voordat de hoofdzekeringen op elke fase deze functie gebruiken. Deze functie kan nuttig zijn in landen waarin de regering subsidies geeft om de grootte van de zekeringen te beperken.
Ci Stroominput
t Tijd
CL Stroombeperking overeenkomstig de zekeringgrootte
a Stroombeperking ingeschakeld (geen externe belasting) b Externe belasting c Stroombeperking ingeschakeld (met externe belasting) d Werkelijke stroominput
Op-/instelling en configuratie
Zie: ▪ De installatiehandleiding van de stroomsensoren. ▪ "Een fase van een stroomsensor controleren" op
pagina92
Draden: 3×2. Verbruiksartikel van de kabel (40m) geleverd als toebehoren.
Zie "De besturing energieverbruik"op pagina83: [9.9.1]=3 (Besturing energieverbruik = Stroomsensor)
[9.9.E] Afwijk. stroomsensor
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
BBR16 BBR16-beperkingsniveau
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
Op-/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "10Configuratie"op pagina56):
▪ BBR16 inschakelen ▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in

5.7 Een externe temperatuursensor opstellen

Binnenomgevingstemperatuur
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Het kan de binnenomgevingstemperatuur meten. We adviseren om een externe temperatuursensor te gebruiken in de volgende gevallen:
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA) als kamerthermostaat gebruikt en meet deze de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de speciale interface voor menselijk comfort op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden ▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld ▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron ▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseren we een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Op/instelling en configuratie:
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
b
b
c
d
e
h
g
f
Zie: ▪ Installatiehandleiding van de afstandbinnensensor ▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
Draden: 2×0,75mm²
[9.B.1]=2 (Buitensensor = Kamer)
[1.7] Afwijk. kamersensor
Buitenomgevingstemperatuur
De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de buitenomgevingstemperatuur.
▪ Op-/instelling en configuratie: zie "8.2.2 De
afstandstemperatuursensor aansluiten" op pagina 37 (+ de
installatiehandleiding van de afstandsbuitentemperatuursensor (geleverd als toebehoren)).

5.8 De passieve koeling instellen

INFORMATIE Beperking: Passieve koeling is enkel mogelijk voor:
▪ Modellen die enkel verwarmen ▪ Pekeltemperaturen tussen 0 en 20°C
Passieve koeling is koeling zonder de compressor te gebruiken. Het pekelcircuit moet hiervoor over de koelventilatorconvectoren worden afgetakt.
Opstelling

5.9 De lagedrukschakelaar van de pekel instellen

Afhankelijk van de van toepassing zijnde wetgeving moet u mogelijk een lagedrukschakelaar plaatsen voor de pekel (ter plaatse te voorzien).
De pekellagedrukschakelaar kan worden gebruikt om de gebruiker te waarschuwen dat er een lek is in het pekelcircuit. De schakelaar (normaal gesloten) wordt geactiveerd wanneer de druk in het pekelcircuit lager wordt dan de grenswaarde van de schakelaar.
OPMERKING Mechanisch. We adviseren een mechanische
pekellagedrukschakelaar te gebruiken. Indien een elektrische pekellagedrukschakelaar wordt gebruikt, kunnen capacitieve stromen de werking van de flowschakelaar storen en zo een storing in de unit veroorzaken.
OPMERKING Alvorens los te koppelen. Als u de
pekellagedrukschakelaar wenst te verwijderen of los te koppelen, stel dan eerst [C‑0B]=0 in (pekellagedrukschakelaar niet geplaatst). Anders zal dit een storing veroorzaken.
Als [C-0B]=1 (pekellagedrukschakelaar geplaatst) en de pekellagedrukschakelaar wordt geactiveerd, vervolgens:
Werking warmtepomp Stopt met storing.
Wanneer de druk in het pekelcircuit is hersteld, moet het systeem opnieuw onder spanning worden gezet en
herstart. Noodstand Activeert De 10dagen durende werking
van de pekelpomp Passieve koeling Proefdraaien van de stelmotor
van de pekelpomp
Onderbreekt
a Thermostaat
b Ventilatorconvectoren
c Externe circulatiepomp
d Terugslagklep
e Pekelpomp
f Platenwarmtewisselaar g Hydro h Afstandbuitensensor
▪ Een thermostaatingangscontact maakt aan aanvraag aan om de
pekelpomp te laten werken. Voor meer informatie, zie "8.2.12De
thermostaat voor passieve koeling aansluiten"op pagina43.
▪ Er is een externe circulatiepomp nodig, die door de externe
thermostaat moet worden bediend.
▪ Een terugslagklep moet enerzijds ervoor zorgen dat de stroming
Configuratie
Geen.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
niet terug naar de ingang van de lus van de passieve koeling kan stromen en anderzijds om de pekel te verplichten uit het boorgat te stromen.
Als [C-0B]=1 (pekellagedrukschakelaar geplaatst) en de verbinding naar de printplaat met digitale I/U van de ACS heeft een storing, dan:
Werking warmtepomp Stopt met storing.
Wanneer de storing voorbij is, begint de unit verder te werken.
Noodstand Activeert, maar verwarming is
niet mogelijk, omdat de back­upverwarming van de printplaat met digitale I/U van de ACS losgekoppeld is.
De 10dagen durende werking van de pekelpomp
Passieve koeling Proefdraaien van de stelmotor
van de pekelpomp
Opstelling
Zie "8.2.11 De lagedrukschakelaar van de pekel aansluiten" op
pagina42.
Configuratie
Zie "Lagedrukschakelaar pekel"op pagina84.
Onderbreekt
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23

6 Installatie van de unit

300
≥600
500
(mm)
3
2
1
5
6
4
6 Installatie van de unit

6.1 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende elektrische verwarming).

6.1.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
Speciale vereisten voor R32
De binnenunit bevat een intern koelmiddelcircuit (R32), maar u hoeft GEEN ter plaatse te voorziene koelmiddelleidingen te leggen of koelmiddel bij te vullen.
De totale koelmiddelinhoud in het systeem is ≤1,842 kg, zodat het systeem NIET onderhevig is aan enige vereisten met betrekking tot de installatiekamer. Houd echter wel rekening met de volgende vereisten en voorzorgsmaatregelen:
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden. ▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Stel het toestel zo op dat mechanische schade wordt voorkomen en in een kamer waar er geen ontstekingsbronnen zijn die doorlopend werken (zoals open vuur, een gastoestel of elektrische verwarming die aanstaat enz.).
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.

6.2 De unit openen en sluiten

6.2.1 Over openen van de unit

U moet op bepaalde momenten de unit openen. Voorbeeld: ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
INFORMATIE
Als u slechts over een beperkte installatieruimte beschikt en de optiekit EKGSPOWCAB (= stroomkabel voor gesplitste elektrische voeding) moet installeren, verwijdert u het paneel aan de linkerkant voordat u de unit op de uiteindelijke positie installeert. Zie "6.2.2 De binnenunit
openen"op pagina24.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden en bij omgevingstemperaturen van 5~35°C.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle tank voor warm tapwater. Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken. ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. ▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
OPMERKING
Voor een standaardinstallatie moet de unit meestal NIET worden open gemaakt. De unit of een schakelkast moet ALLEEN maar worden open gemaakt wanneer u bijkomende optiekits wilt installeren. Voor meer informatie, zie de installatiehandleiding van de betreffende optiekit, of hierna.

6.2.2 De binnenunit openen

Overzicht
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Frontpaneel 4 Linkse zijpaneel 5 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast 6 Deksel op de hoofdschakelkast
Open
1 Verwijder het bovenpaneel.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
T25
2 Verwijder het paneel van de gebruikersinterface. Open de
1
1
2
T25
T25
T25
scharnieren bovenaan en schuif het paneel van de gebruikersinterface omhoog.
OPMERKING
Als u het paneel van de gebruikersinterface verwijdert, koppel dan ook de kabels van de achterkant van het paneel van de gebruikersinterface los om schade te voorkomen.
6 Installatie van de unit
4 Als u de optiekit EKGSPOWCAB (=stroomkabel voor gesplitste
elektrische voeding) wilt installeren, verwijder dan ook het paneel aan de linkerkant. Zie ook "8.2.1 De hoofdvoeding
aansluiten"op pagina35.
3 Verwijder indien nodig het voorpaneel. Dit is bijvoorbeeld nodig
wanneer u de hydromodule van de unit wilt verwijderen. Zie
"6.2.3De hydromodule van de unit verwijderen"op pagina26
voor meer informatie.
5 Open de geïnstalleerde schakelkast als volgt:
6 Als u bijkomende opties moet installeren waarvoor toegang tot
de hoofdschakelkast nodig is, verwijdert u het deksel van de hoofdschakelkast als volgt:
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
6 Installatie van de unit
2
1
T25
X22Y
X11YB
X803YA
X1YA
T25
5 Verwijder het onderste deksel van de hydromodule.

6.2.3 De hydromodule van de unit verwijderen

Door de hydromodule van de unit te nemen, kan de unit gemakkelijker worden getransporteerd of onderhouden. Wanneer de hydromodule wordt verwijderd, weegt de unit aanzienlijk minder. Zo kunt u de unit makkelijker hanteren en dragen.
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Paneel van de gebruikersinterface 2 Frontpaneel
2 Verwijder de isolatie van de afsluiters door de kabelbinders af
te snijden.
6 Ontkoppel de connectoren die van de hydromodule naar de
hoofdschakelkast of andere locaties lopen. Leid de draden door de doorvoertulen van het bovenste deksel van de hydromodule.
7 Verwijder het bovenste deksel van de hydromodule. U kunt de
losgekoppelde leidingen opzij duwen om gemakkelijker bij de schroeven te kunnen en het deksel weg te nemen.
3 Verwijder de clips die de afsluiters op hun plaats houden.
4 Koppel de leidingen los.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
8 Verwijder de schroef waarmee de hydromodule op de
bodemplaat is vastgemaakt.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
T25
9 Duw de losgekoppelde leidingen opzij en gebruik de greep aan
d
a
b
c
de voorkant van de module om de module voorzichtig uit de unit te schuiven. Zorg dat de module waterpas blijft en niet naar voren kantelt.
6 Installatie van de unit
4 Tap het resterende water en de overblijvende pekel af uit de
hydromodule. Op de bovenkant van de module, open de aftapkranen en ontluchtingsventielen voor het water en de pekel opdat het aftappen sneller zou verlopen.
a Aftapkraan watercircuit b Aftapkraan pekelcircuit c Ontluchtingsventiel pekelcircuit d Ontluchtingsventiel watercircuit
OPMERKING
Zorg ervoor dat er geen pekel of water in de schakelkast van de hydromodule kan vallen.
5 Voer de resterende stappen uit zoals beschreven in "6.2.3De
hydromodule van de unit verwijderen"op pagina26.
VOORZICHTIG
De hydromodule weegt veel. Er zijn minstens twee personen nodig om hem te dragen.
OPMERKING
Wees voorzichtig zodat u de isolatie niet beschadigt wanneer u de module verwijdert.
Verwijdering na eerste installatie
Als het watercircuit en het pekelcircuit vooraf werden gevuld, zal het resterende water en de overblijvende pekel uit de hydromodule eerst moeten worden afgetapt alvorens tot de verwijdering over te gaan. In dat geval, doe het volgende:
1 Verwijder de isolatie van de afsluiters. (Zie stap 2 in "6.2.3De
hydromodule van de unit verwijderen"op pagina26.)
2 Sluit de afsluiters door aan de hendels te draaien.

6.2.4 De binnenunit sluiten

1 Indien van toepassing, plaats het linkse zijpaneel terug. 2 Indien van toepassing, schuif de hydromodule er terug in. 3 Indien van toepassing, sluit het deksel van de hoofdschakelkast
en plaats het frontpaneel terug.
4 Sluit het deksel van de schakelkast van de installateur. 5 Sluit de kabels opnieuw aan op het paneel van de
gebruikersinterface.
6 Plaats het paneel van de gebruikersinterface terug. 7 Plaats het bovenpaneel terug.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de binnenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel 4,1N•m NIET overtreft.

6.3 De binnenunit monteren

6.3.1 Over het monteren van de binnenunit

Wanneer
Monteer de binnenunit vooraleer u de pekel- en waterleidingen kunt aansluiten.

6.3.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit

3 Verwijder het onderste deksel van de hydromodule. (Zie stap 5
in "6.2.3 De hydromodule van de unit verwijderen" op
pagina26.)
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen ▪ De installatieplaats voorbereiden
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27

7 Installatie van de leidingen

≤1°
1° 1°

6.3.3 De binnenunit plaatsen

1 Hef de binnenunit van het pallet op en zet ze op de vloer. Zie
"3.2.3De binnenunit hanteren"op pagina8.
2 Sluit de afvoerslang aan op de afvoer. Zie "6.3.4 De
afvoerslang op de afvoer aansluiten"op pagina28.
3 Schuif de unit op haar plaats. 4 Pas de hoogte van de 4 verstelbare pootjes van het buitenste
frame aan om onregelmatigheden in de vloer op te vangen. De maximum toegestane afwijking bedraagt 1°.
OPMERKING
Kantel de unit NIET naar voor:
OPMERKING
Om de structuur van de unit niet te beschadigen, verplaats de unit ALLEEN met de verstelbare pootjes in hun laagste stand.
OPMERKING
Voor optimale geluidsreductie dient u te controleren of er geen speling is tussen het onderste frame en de vloer.

6.3.4 De afvoerslang op de afvoer aansluiten

Binnenin de unit kan zich condensatie vormen tijdens het koelen of bij lage pekeltemperaturen. De lekbak bovenaan en de lekbak van de back-upverwarming zijn aangesloten op een afvoerslang binnenin de unit. U moet de afvoerslang aansluiten op een geschikte afvoer conform de geldende wetgeving. De afvoerslang loopt door het achterpaneel, naar de rechterkant van de unit.
7 Installatie van de leidingen

7.1 De leidingen voorbereiden

7.1.1 Circuitvereisten

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan overmatige corrosie veroorzaken.
Circuittypes. Behalve het koelcircuit zijn er in de unit 2 andere
circuits inbegrepen. Voor latere raadpleging: het circuit dat is aangesloten op het boorgat wordt het pekelcircuit genoemd, het andere circuit dat is aangesloten op de warmteafgevers wordt het ruimteverwarmingscircuit genoemd.
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen; ▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ENKEL in een gesloten
watersysteem voor pekelcircuit en ruimteverwarmingscircuit. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Wanneer er wordt aangesloten op een open grondwatersysteem, is een tussenwarmtewisselaar vereist om schade (vuil, bevriezing) aan de unit te voorkomen.
Expansievat –Waterzijde. Om geen cavitatie te hebben, plaats
een expansievat (ter plaatse te voorzien) op de retourleiding vóór de waterpomp op minder dan 10m van de unit.
Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het ruimteverwarmingscircuit toe te voegen.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
7 Installatie van de leidingen
65°C
70°C
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
leidingen op basis van het vereiste debiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie "16 Technische
gegevens" op pagina 102 voor de grafieken voor de externe
statische drukken voor de binnenunit.
Debiet. Het nodige debiet kan verschillen naargelang het type
werking. Zie "7.1.3 Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren" op pagina30 voor meer informatie.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistof. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met vloeistof die in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistofdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de vloeistofdruk en vloeistoftemperatuur.
Vloeistofdruk – Ruimteverwarmings- en pekelcircuit. De
maximale vloeistofdruk van het ruimteverwarmings- en pekelcircuit bedraagt 3bar.
Vloeistofdruk – Warmtapwatertank. De maximale vloeistofdruk
van de warmtapwatertank is 10bar. Voorzie gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Vloeistoftemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van het systeem om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Sluit de afvoerslang
correct aan op de afvoer om te voorkomen dat er water uit de unit wordt gemorst. Zie "6.3.4 De afvoerslang op de afvoer
aansluiten"op pagina28.
Onderdelen met een zinklaag. Gebruik NOOIT onderdelen met
een zinkbekleding in het vloeistofcircuit. Aangezien het vloeistofcircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden. Onderdelen met een zinkbekleding in het pekelcircuit kunnen neerslaan van bepaalde bestanddelen in de antivriesvloeistoffencorrosie-inhibitor veroorzaken.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen. De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de oxidatie van glycolen,
▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen vervuilen of verstoppen,
▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
INFORMATIE
Hou rekening met de hygroscopische eigenschap van antivriesvloeistoffen: het absorbeert vocht uit zijn omgeving. Door de dop van de antivriesvloeistoffles open te laten, stijgt de waterconcentratie. De antivriesvloeistofconcentratie is lager dan verwacht. Als gevolg daarvan kan er toch bevriezing optreden.
Preventieve maatregelen MOETEN worden genomen om te zorgen dat de antivriesvloeistof zo min mogelijk wordt blootgesteld aan lucht.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep in het
ruimteverwarmingscircuit wordt gebruikt, MOET de omschakeltijd van de klep maximum 60seconden bedragen.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
7 Installatie van de leidingen
c d
a b
M2M1
a
c
a
M3
a
b
d
d
a Hercirculatieverbinding b Warmwateraansluiting c Douche d Hercirculatiepomp

7.1.2 Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)

7.1.3 Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren

De unit heeft geen ingebouwde expansievat, maar u kunt zelf expansievat voorzien dat in het pekelcircuit moet worden geplaatst wanneer het geplaatste pekelniveauvat (geleverd als toebehoren) geen optimale resultaten levert. Voor meer informatie, zie "7.2.4Het
pekelniveauvat aansluiten"op pagina31.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt: ▪ moet u het minimum watervolume controleren. ▪ moet u mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen. ▪ Controleer het totale ruimteverwarmingswatervolume in de unit. ▪ Controleer het totale pekelwatervolume in de unit.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume per circuit in de installatie minimum 20liter bedraagt, waarbij het interne watervolume in de binnenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Indien een minimumverwarmingsbelasting van 1 kW kan worden gegarandeerd en instelling [4.B] Ruimteverwarming/-koeling > Overregeling (lokale overzichtsinstelling [9‑04]) is op 4°C, kan het minimumwatervolume worden verlaagd tot 10liter.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/ koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
a Externe kamerthermostaat b Afstandbuitensensor c Omloopklep (ter plaatse te voorzien) d Afsluiter
Minimum debiet
Minimum nodig waterdebiet
Werking warmtepomp Geen minimum vereiste
waterdebiet Koeling 10l/min Werking back-upverwarming Geen minimum vereiste debiet
tijdens het verwarmen

7.1.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.
Het expansievat moet ter plaatse worden voorzien. Zie de handleiding van het expansievat voor meer informatie over het wijzigen van de voordruk.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.

7.2 De pekelleidingen aansluiten

7.2.1 Over het aansluiten van de pekelleidingen

Vooraleer de pekelleidingen aan te sluiten
Controleer of de binnenunit is gemonteerd.
Typische werkstroom
De pekelleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen: 1 De pekelleidingen aansluiten. 2 Het pekelniveauvat aansluiten. 3 De pekelvulkit aansluiten. 4 Het pekelcircuit vullen. 5 De pekelleidingen isoleren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30

7.2.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de pekelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen ▪ De leidingen voorbereiden
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
7 Installatie van de leidingen
a
b
a
b
a
c
b

7.2.3 De pekelleiding aansluiten

OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de ter plaatse te voorziene leidingen aansluit en zorg ervoor dat ze op een lijn liggen. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
a Pekel UIT (Ø28mm)
b Pekel IN (Ø28mm)
OPMERKING
Om service en onderhoud te vergemakkelijken, wordt aangeraden om afsluitkleppen zo dicht mogelijk bij de inlaat en uitlaat van de unit te plaatsen.

7.2.4 Het pekelniveauvat aansluiten

Het pekelniveauvat (geleverd als toebehoren) moet aan de pekelzijde van het warmtepompsysteem worden geïnstalleerd. Het vat is uitgerust met een veiligheidsklep. Het vat doet dienst als visuele aanduiding van het pekelniveau van het systeem. De lucht die in het systeem vast komt te zitten, wordt verzameld door het vat. Hierdoor daalt het pekelniveau in het vat.
1 Installeer het pekelniveauvat als het hoogste punt in het
pekelcircuit op de retourpekelleiding.
2 Monteer de meegeleverde veiligheidsklep bovenop het vat. 3 Installeer een afsluiter (ter plaatse te voorzien) onder het vat.
Als het pekelniveau in het vat lager is dan 1/3 moet u pekel bijvullen in het vat:
4 Sluit de afsluiter onder het vat. 5 Verwijder de veiligheidsklep bovenop het vat. 6 Vul het vat bij met pekel totdat het ongeveer 2/3 is gevuld. 7 Plaats de veiligheidsklep terug. 8 Open de afsluiter onder het vat.

7.2.5 De pekelvulkit aansluiten

U kunt een pekelvulkit (ter plaatse te voorzien of optiekit KGSFILL2) gebruiken om het pekelcircuit van het systeem te spoelen, te vullen en af te laten.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de pekelvulkit.

7.2.6 Het pekelcircuit vullen

WAARSCHUWING
Controleer voor, tijdens en na het vullen het pekelcircuit op lekken.
INFORMATIE
De gebruikte materialen in het pekelcircuit van de unit zijn chemisch bestand tegen de volgende antivriesvloeistoffen:
▪ 40 massa% propyleenglycol ▪ 29 massa% ethanol
1 Installeer de pekelvulkit. Zie "7.2.5De pekelvulkit aansluiten"op
pagina31.
2 Sluit een ter plaatse te voorzien pekelvulsysteem aan op de 3-
wegklep.
3 Zet de 3‑wegklep in de juiste stand.
OPMERKING
Als het pekelniveauvat niet op het hoogste punt van het circuit kan worden geplaatst, plaats dan een expansievat (ter plaatse te voorzien) en plaats de veiligheidsklep vóór het expansievat. Als deze instructie wordt genegeerd, kunnen er storingen in de unit optreden.
a Pekelniveauvat (toebehoren) b Pekelvulkit (ter plaatse te voorzien of optiekit KGSFILL2) c Pekelvulsysteem (ter plaatse te voorzien)
4 Vul het circuit met pekel tot een druk van ±2,0bar (±200kPa). 5 Zet de 3‑wegklep terug in haar oorspronkelijke stand.
OPMERKING
a Pekelniveauvat (toebehoren)
b Expansievat (ter plaatse te voorzien, wanneer het
pekelniveauvat niet op het hoogste punt kan worden geplaatst)
Het is mogelijk dat een vulkit die ter plaatse wordt voorzien, niet is uitgerust met een filter dat de onderdelen in het pekelcircuit beschermt. In dat geval is de installateur verantwoordelijk voor de installatie van een filter op de pekelzijde van het systeem.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
31
7 Installatie van de leidingen
a
b
c
d
b
WAARSCHUWING
De temperatuur van de vloeistof die door de verdamper loopt, kan onder nul gaan. Ze DIENT tegen bevriezing worden beschermd. Voor meer informatie, zie instelling [A‑04] in "Pekelbevriezingstemperatuur"op pagina86.

7.2.7 De pekelleidingen isoleren

Alle leidingen in het hele pekelcircuit moeten worden geïsoleerd om verminderde verwarmingscapaciteit te voorkomen.
Hou er rekening mee dat de pekelcircuitleidingen in de behuizingen kunnen/zullen condenseren. Voorzie aangepaste isolatie voor deze leidingen.

7.3 De waterleidingen aansluiten

7.3.1 Over het aansluiten van de waterleidingen

Vooraleer de waterleidingen aan te sluiten
Controleer of de binnenunit is gemonteerd.
Typische werkstroom
De waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen: 1 De waterleidingen op de binnenunit aansluiten. 2 Sluit de afvoerslang aan op de afvoer. 3 De hercirculatieleidingen aansluiten. 4 Het ruimteverwarmingscircuit vullen. 5 De warmtapwatertank vullen. 6 De waterleidingen isoleren.

7.3.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen ▪ De leidingen voorbereiden

7.3.3 De waterleidingen aansluiten

OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de ter plaatse te voorziene leidingen aansluit en zorg ervoor dat ze op een lijn liggen. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
1 Plaats de afsluiter met geïntegreerd filter (als accessoire
meegeleverd) op de waterinlaat van de ruimteverwarming/­koeling.
2 Sluit de ingangsleiding van de ruimteverwarming/-koeling aan
op de afsluiter en de uitgangsleiding van die ruimteverwarming/-koeling aan op de unit.
3 Sluit de ingang- en uitgangleidingen van het warm tapwater aan
op de binnenunit.
a Water ruimteverwarming/-koeling UIT (Ø22mm) b INGANG water ruimteverwarming/-koeling (Ø22mm) en
afsluiter met geïntegreerd filter (accessoire)
c Warm tapwater: warm water UIT (Ø22mm) d Warm tapwater: koud water IN (Ø22mm)
OPMERKING
Er wordt geadviseerd de afsluiters te monteren op de aansluitingen voor de ingang van het koud water en de uitgang van het warm water. De afsluiters moeten ter plaatse voorzien worden.
OPMERKING
Over de afsluiter met geïntegreerd filter (geleverd als accessoire):
▪ De installatie van de klep aan de waterinlaat is
verplicht.
▪ Houd rekening met de stroomrichting van de klep
OPMERKING Expansievat. Er MOET een expansievat (ter plaatse te
voorzien) op de retourleiding worden geplaatst vóór de waterpomp en op maximum 10m van de unit.
OPMERKING
Om geen beschadigingen aan te brengen aan de omgeving indien tapwater zou lekken, wordt tijdens afwezigheden geadviseerd de afsluiters op de ingang van het koud water te sluiten.
OPMERKING
Monteer de ontluchtingsventielen op alle hoge punten.
OPMERKING
Een drukveiligheidsklep (ter plaatse te voorzien) met een openingsdruk van maximum 10 bar (= 1 MPa) moet worden geïnstalleerd op de inlaataansluiting koud tapwater conform de geldende wetgeving.

7.3.4 De hercirculatieleiding aansluiten

Voorwaarde: Alleen nodig als u hercirculatie in uw systeem moet
hebben.
1 Verwijder het bovenpaneel van de unit, zie "6.2.2De binnenunit
openen"op pagina24.
2 Snij de rubberen ringsluiting bovenaan de unit uit en verwijder
de stop. De hercirculatieaansluiting bevindt zich onder de wateruitlaatleiding van de ruimteverwarming/-koeling.
3 Leid de hercirculatieleidingen door de ringsluiting en sluit ze
aan op de hercirculatieaansluiting.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
32
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02

8 Elektrische installatie

b a
c b
c
aa
A
AA´
4 Plaats het bovenpaneel terug.

7.3.5 Het ruimteverwarmingscircuit vullen

Gebruik een ter plaatse te voorziene vulkit om het ruimteverwarmingscircuit te vullen. Controleer of u voldoet aan de geldende wetgeving.
OPMERKING
▪ De aanwezigheid van lucht in het watercircuit kan de
back-upverwarming slecht doen werken. Tijdens het vullen kan wellicht niet alle lucht uit het circuit worden verwijderd. De resterende lucht zal tijdens de eerste uren in bedrijf van het systeem via de automatische ontluchtingsventielen verwijderd worden. Achteraf kan het nodig zijn extra water te moeten bijvullen.
▪ Om het systeem te ontluchten, gebruik de speciale
functie zoals beschreven in hoofdstuk
"11 Inbedrijfstelling" op pagina90. Deze functie moet
in principe gebruikt worden om de warmtewisselaar van de tank voor warm tapwater te ontluchten.

7.3.6 De tank voor warm tapwater vullen

1 Open om beurt elke warmwaterkraan om de leidingen van het
systeem te ontluchten.
2 Open de toevoerkraan van het koud water. 3 Sluit alle waterkranen nadat alle lucht uit de leidingen is
verwijderd.
4 Controleer op waterlekkages. 5 Bedien handmatig de ter plaatse geplaatste
overdrukveiligheidsklep om zeker te zijn dat het water ongehinderd doorheen de afvoerleiding kan vloeien.

7.3.7 De waterleidingen isoleren

Alle leidingen in het hele watercircuit MOETEN worden geïsoleerd om verminderde verwarmingscapaciteit te voorkomen.
Vergeet niet dat er tijdens het koelen condensatie op de ruimteverwarmingsleidingen kan optreden. Voorzie aangepaste isolatie voor deze leidingen.
8 Elektrische installatie
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken. ▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers. ▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde. ▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken. ▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

8.1.2 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten: ▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.

8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluiten
Controleer of de pekel- en waterleidingen zijn aangesloten.
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
Zie "8.2 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
uitwendige en inwendige stelmotoren"op pagina34.

8.1.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
a Gevlochten geleider b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype Methode
Éénaderige draad
a Éénaderige draad met open lus b Schroef c Platte sluitring
Uitgebreide handleiding voor de installateur
33
8 Elektrische installatie
c b ba c
a
B
B
C1
1N~, 50 Hz,
230 V AC
C1
C5
1N~, 50 Hz,
230 V AC
1N~, 50 Hz,
230 V AC
Draadtype Methode
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem b Schroef c Platte sluitring O Toegelaten X NIET toegelaten
Aanhaalmomenten
Onderdeel Aanhaalmoment (N•m)
X2M 0,8~0,9 X5M

8.1.3 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit

Voor de modellen EGSAH/X06+10DA9W(G), is de volgende bewering…
De apparatuur voldoet een de norm EN/IEC61000-3-12 (Europese/ internationale technische norm die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16A en ≤75A per fase).
…in de volgende gevallen waar:
# Elektrische voeding
1 Gecombineerde elektrische voeding
(1N~, 50Hz, 230VAC)
2 Gescheiden elektrische voeding
(2×(1N~, 50Hz, 230VAC))
(a) Voor meer bijzonderheden over C1 en C5, zie "8.2.1De
hoofdvoeding aansluiten"op pagina35.
(b) Normale werking: back-upverwarming = maximum 3kW
Noodbedrijf: back-upverwarming = maximum 6kW
(a)
Bediening
Normaal of noodbedrijf
Noodwerking
(b)

8.2 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren

Onderdeel Beschrijving
Elektrische voeding Zie "8.2.1De hoofdvoeding aansluiten"op
pagina35.
Afstandbuitensensor Zie "8.2.2De afstandstemperatuursensor
aansluiten"op pagina37.
Afsluiter Zie "8.2.3De afsluiter aansluiten"op
pagina38.
Elektriciteitsmeter Zie "8.2.4De elektriciteitsmeters
aansluiten"op pagina38.
Pomp voor warm tapwater
Alarmuitgang Zie "8.2.6De alarm-output aansluiten"op
Bediening ruimtekoeling/­verwarming
Omschakeling naar externe warmtebronregeling
Digitale ingangen energieverbruik
Veiligheidsthermostaat Zie "8.2.10De veiligheidsthermostaat
Lagedrukschakelaar pekel
Thermostaat voor passieve koeling
Aansluitingen van de LAN-adapter
Kamerthermostaat (bedraad of draadloos)
Zie "8.2.5De pomp van het warm tapwater
aansluiten"op pagina38.
pagina39.
Zie "8.2.7De AAN/UIT-output van de
ruimtekoeling/verwarming aansluiten"op pagina40.
Zie "8.2.8De omschakeling naar de
externe warmtebron aansluiten"op pagina40.
Zie "8.2.9De digitale inputs voor het
energieverbruik aansluiten"op pagina41.
(normaal gesloten contact) aansluiten"op pagina41.
Zie "8.2.11De lagedrukschakelaar van de
pekel aansluiten"op pagina42.
Zie "8.2.12De thermostaat voor passieve
koeling aansluiten"op pagina43.
Zie "9LAN-adapter"op pagina43.
Zie: ▪ Installatiehandleiding van de
kamerthermostaat (bedraad of draadloos)
▪ Bijlageboek met optionele
uitrustingen en apparatuur
Draden voor bedrade kamerthermostaat: (3 voor koelen/ verwarmen; 2 voor alleen verwarmen)×0,75mm²
Draden voor draadloze kamerthermostaat: (5 voor koelen/ verwarmen; 4 voor alleen verwarmen)×0,75mm²
Maximale stroomsterkte: 100mA Voor de primaire zone:
▪ [2.9] Bediening
▪ [2.A] Thermostaattype
Voor de secundaire zone: ▪ [3.A] Thermostaattype
▪ [3.9] (alleen-lezen) Bediening
Uitgebreide handleiding voor de installateur
34
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
8 Elektrische installatie
C1
C1
C5
4
3
2
1
C1
C2
X5M
1
3 2
C1
C2C3
X5M
Z1F
X2M
3
2
5
1
4
Onderdeel Beschrijving
Warmtepompconvecto r
Zie: ▪ Installatiehandleiding van de
warmtepompconvectoren
▪ Bijlageboek met optionele
uitrustingen en apparatuur
Draden: 4×0,75mm² Maximale stroomsterkte: 100mA
Voor de primaire zone: ▪ [2.9] Bediening
▪ [2.A] Thermostaattype
Voor de secundaire zone: ▪ [3.A] Thermostaattype
▪ [3.9] (alleen-lezen) Bediening
Afstandsbinnensensor Zie:
▪ Installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor
▪ Bijlageboek met optionele
uitrustingen en apparatuur
Draden: 2×0,75mm²
[9.B.1]=2 (Buitensensor = Kamer)
[1.7] Afwijk. kamersensor
Stroomsensoren Zie de installatiehandleiding van de
stroomsensoren. Draden: 3×2. Verbruiksartikel van de
kabel (40m) geleverd als toebehoren. [9.9.1]=3 (Besturing
energieverbruik = Stroomsensor)
[9.9.E] Afwijk. stroomsensor
Interface voor menselijk comfort
Zie: ▪ Installatiehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de interface voor menselijk comfort
▪ Bijlageboek met optionele
uitrustingen en apparatuur
Draden: 2×(0,75~1,25mm²) Maximumlengte: 500m
[2.9] Bediening
[1.6] Afwijk. kamersensor
# Lay-out Open de unit
2 Elektrische voeding via dubbele kabel
(=gesplitste elektrische voeding) Let op: dit is bijvoorbeeld noodzakelijk
voor installaties in Duitsland.
C1: elektrische voeding voor de back­upverwarming (3N~ of 1N~)
C5: elektrische voeding voor de rest van de unit (1N~)
3 Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief zonder aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief
(b)
C1: elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (3N~ of 1N~)
C2: contact elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief en aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief
(b)
(a)

8.2.1 De hoofdvoeding aansluiten

Gebruik een van de volgende lay-outs om de elektrische voeding aan te sluiten (voor meer informatie over C1~C5, zie onder de tabel):
# Lay-out Open de unit
1 Elektrische voeding via één kabel
(=gecombineerde elektrische voeding)
C1: elektrische voeding voor de back­upverwarming en de rest van de unit (3N~ of 1N~)
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Niet noodzakelijk (verbinding met in de fabriek gemonteerde kabel buiten de unit)
(a)
C1: elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief (3N~ of 1N~) C2: contact elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief C3: aparte elektrische voeding met
normaal kWh-tarief (1N~) C4: Aansluiting van X11Y
(a) Zie "6.2.2De binnenunit openen"op pagina24. (b) Soorten elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
35
8 Elektrische installatie
a
b
Q1DI
L1 L2 L3 N
3N~, 50 Hz, 400 V AC
F1B
1 3 5 7
2 4 6 8
IIII
Q1DI
L N
1N~, 50 Hz, 230 V AC
F1B
1 3 5 7
2 4 6 8
IIII
1N~ 3N~
OR
BRN
BLK
GRY
BLU
YLW/GRN
BRN
BLK
GRY
BLU
YLW/GRN
X5M
9
10
S1S
INFORMATIE
Voor sommige soorten elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief is een aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief nodig voor de binnenunit. Dit is nodig in de volgende gevallen:
▪ als de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
onderbroken wordt wanneer deze in werking is, OF
▪ als de binnenunit geen energie mag verbruiken
wanneer de elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief in werking is.
Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een voordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven, seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWh­tarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken; ▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de unit in de stand gedwongen uit zet. Op dat ogenblik zal de unitcompressor van de unit niet werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische voeding al dan niet onderbroken wordt.
Detail C1: In de fabriek gemonteerde voedingskabel
Draden: 3N+GND OF 1N+GND Maximale stroomsterkte: zie naamplaatje op de unit.
Sluit de in de fabriek gemonteerde voedingskabel aan op een elektrische voeding van 1N~ of 3N~.
a In de fabriek gemonteerde voedingskabel b Lokale bedrading
F1B Kortsluitingszekering (ter plaatse te voorzien). Aanbevolen
zekering voor 1N~: 4‑polig, 32A, C-curve. Aanbevolen zekering voor 3N~: 4‑polig, 16A, C-curve.
Q1DI Aardlekschakelaar (ter plaatse te voorzien)
Detail C2: Contact voor elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief
Draden: 2×(0,75~1,25mm²) Maximumlengte: 50m. Contact voor de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief:
16V-gelijkstroomdetectie(spanning geleverd door printplaat). Het spanningsvrije contact zorgt voor een minimale belasting van 15Vgelijkstroom, 10mA.
Sluit het contact van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (S1S) als volgt aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
36
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
8 Elektrische installatie
Q3DI
L N
1N~, 50 Hz, 230 V AC
X2M
5
6
L N
Z1F
X11YA
X11YB
X2M/5+6
X11Y
Q2DI
L N
1N~, 50 Hz, 230 V AC
F2B
1 3
2 4
II
BRN
BLU
YLW/GRN
Z15C N=1
2 3
X22YB
1
X22Y
Z2F/1 Z2F/2 Z2F/3
EKGSPOWCAB
a c db
INFORMATIE
Het contact voor de voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten op dezelfde klemmen (X5M/9+10) als de veiligheidsthermostaat. Het systeem kan alleen maar OFWEL een voeding met voorkeur kWh-tarief OFWEL een veiligheidsthermostaat hebben.
Detail C3: Aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief
Draden: 1N+GND Maximale stroomsterkte: 6,3A
Sluit de aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief als volgt aan:
Detail C5: Optiekit EKGSPOWCAB
Installeer de optiekit EKGSPOWCAB (=stroomkabel voor gesplitste elektrische voeding). Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de optiekit.
F2B Kortsluitingszekering (ter plaatse te voorzien). Aanbevolen
zekering: 2‑polig, 16A, C-curve.
Q2DI Aardlekschakelaar (ter plaatse te voorzien)
Configuratie elektrische voeding
Detail C4: Aansluiting van X11Y
In de fabriek gemonteerde kabels.
Koppel X11Y los van X11YA en sluit deze aan op X11YB.
[9.3] Back-upverwarming
[9.8] Voeding met voordeel tarief elektriciteit

8.2.2 De afstandstemperatuursensor aansluiten

De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de buitenomgevingstemperatuur.
INFORMATIE
Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten.
Afstandbuitensensor + kabel (40m) geleverd als toebehoren
[9.B.2] Afwijk. buitensensor (=lokale overzichtsinstelling [2‑0B])
[9.B.3] Gemiddelde tijd (=lokale overzichtsinstelling [1‑0A])
1 Sluit de kabel van de externe temperatuursensor aan op de
binnenunit.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
a In de fabriek gemonteerde kabel b Verbindingsconnectoren (ter plaatse te voorzien) c Kabel van afstandbuitensensor (40m) (geleverd als
toebehoren)
d Afstandbuitensensor (geleverd als toebehoren)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
37
8 Elektrische installatie
1
3 2
M2S
NO NC
OR
X2M
21
28
X2M
21
29
1
3 2
S3S S2S
3
4
5
6
X5M
5
6
3
4
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
3 Installeer de afstandstemperatuursensor zoals beschreven in
de installatiehandleiding van de sensor (geleverd als toebehoren).

8.2.3 De afsluiter aansluiten

INFORMATIE Voorbeeld van gebruik van een afsluiter. In het geval
van één AWT-zone en een combinatie van vloerverwarming en warmtepompconvectoren, plaats een afsluiter vóór de vloerverwarming opdat er tijdens het koelen geen condensatie op de vloer zou optreden. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur.
Draden: 2×0,75mm² Maximale stroomsterkte: 100mA 230Vwisselstroom geleverd door printplaat
[2.D] Afsluiter
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

8.2.4 De elektriciteitsmeters aansluiten

Draden: 2 (per meter)×0,75mm² Elektriciteitsmeters: 12V-gelijkstroompulsdetectie(spanning
geleverd door printplaat) [9.A] Energiemeting
INFORMATIE
In geval van een elektrische meter met transistoruitgang, controleer de polariteit. De positieve polariteit MOET aangesloten worden op X5M/6 en X5M/4; de negatieve polariteit op X5M/5 en X5M/3.
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast
2 Sluit de kabel van de elektrische meters aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
2 Sluit de kabel van de bediening van afsluiter aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
OPMERKING
De bedrading voor een NC afsluiter (normaal gesloten) verschilt van deze voor een NO afsluiter (normaal open).
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

8.2.5 De pomp van het warm tapwater aansluiten

Draden: (2+GND)×0,75mm² Uitgang warmtapwaterpomp. Maximale belasting: 2A
(inschakelen), 230Vwisselstroom, 1A (continu) [9.2.2] Omlooppomp SWW
[9.2.3] programma omlooppomp SWW
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
Uitgebreide handleiding voor de installateur
38
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
8 Elektrische installatie
1
3 2
1~
M
M2P
X2M
1 2
3
2
5
1
4
14a
21
YCY1
X2M
1
2
32
A4P
b
a
21
b
a
X2M
14a
21
L
N
YC Y1
1
2
3
b
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast
2 Sluit de kabel van de pomp voor het warm tapwater aan op de
juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
1+2 Draden die op de alarmuitgang
zijn aangesloten
3 Draad tussen de
geïnstalleerde schakelkast en de hoofdschakelkast
a De EKRP1HB dient verplicht
geplaatst te worden.
b Kabelmof (ter plaatse te
voorzien)
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

8.2.6 De alarm-output aansluiten

Draden: (2+1)×0,75mm² Maximale belasting: 0,3A, 250Vwisselstroom
[9.D] Alarm uitgang
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Frontpaneel 4 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast 5 Deksel op de hoofdschakelkast
2 Sluit de kabel van de alarm-output aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld. Leg draden 2 en 3 tussen de geïnstalleerde schakelkast en de hoofdschakelkast in een kabelmof (ter plaatse te voorzien) zodat ze dubbel zijn geïsoleerd.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
39
8 Elektrische installatie
3
2
5
1
4
14a
21
YCY2
X2M
1
2
32
A4P
b
a
21
b
a
X2M
14a
21
L
N
YC
Y2
1
2
3
b
3
1
2
4

8.2.7 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/ verwarming aansluiten

Draden: (2+1)×0,75mm² Maximale belasting: 3,5A, 250Vwisselstroom
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Frontpaneel 4 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast 5 Deksel op de hoofdschakelkast
2 Sluit de kabel van de alarm-output aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld. Leg draden 2 en 3 tussen de geïnstalleerde schakelkast en de hoofdschakelkast in een kabelmof (ter plaatse te voorzien) zodat ze dubbel zijn geïsoleerd.
1+2 Draden die op de alarmuitgang
zijn aangesloten
3 Draad tussen de
geïnstalleerde schakelkast en de hoofdschakelkast
a De EKRP1HB dient verplicht
geplaatst te worden.
b Kabelmof (ter plaatse te
voorzien)
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

8.2.8 De omschakeling naar de externe warmtebron aansluiten

Draden: 2×0,75mm² Maximale belasting: 0,3A, 250Vwisselstroom Minimale belasting: 20mA, 5Vgelijkstroom
[9.C] Bivalent
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Frontpaneel 4 Deksel op de hoofdschakelkast
2 Sluit de kabel van de omschakeling naar de externe
warmtebron aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
40
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
8 Elektrische installatie
X2X1
LN
X2 X1
a
3
1
2
4
12345
S6S
S7S
S8S
S9S
1 2 3 4 5
a
1
3 2
a De EKRP1HB dient verplicht geplaatst te worden.
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

8.2.9 De digitale inputs voor het energieverbruik aansluiten

Draden: 2 (per ingangsignaal)×0,75mm² Digitale inputs vermogenbeperking: 12V-gelijkstroom-/12mA-
detectie(spanning geleverd door printplaat) [9.9] Besturing energieverbruik.
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Frontpaneel 4 Deksel op de hoofdschakelkast
2 Sluit de kabel van de digitale inputs voor het energieverbruik
aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
a De EKRP1AHTA dient verplicht geplaatst te worden.
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

8.2.10 De veiligheidsthermostaat (normaal gesloten contact) aansluiten

Draden: 2×0,75mm² Contact voor de veiligheidsthermostaat: 16V-
gelijkstroomdetectie(spanning geleverd door printplaat) [9.8.1]=3 (Voeding met voordeel tarief elektriciteit
= Veiligheidsthermostaat)
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast
2 Sluit de kabel van de veiligheidsthermostaat (normaal gesloten)
aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
41
8 Elektrische installatie
X5M
9
10
Q4L
1
3 2
A16P/X13A/1+4
S1PL
P<
ba c
OPMERKING Alvorens los te koppelen. Als u de
pekellagedrukschakelaar wenst te verwijderen of los te koppelen, stel dan eerst [C‑0B]=0 in (pekellagedrukschakelaar niet geplaatst). Anders zal dit een storing veroorzaken.
Draden: 2×0,75mm²
Stel lokale overzichtsinstelling [C-0B] in =1. ▪ Als [C-0B]=0 (pekellagedrukschakelaar niet geplaatst) zal
de unit de ingang niet controleren.
▪ Als [C-0B]=1 (pekellagedrukschakelaar geplaatst) zal de
unit de ingang controleren. Als de ingang "open" is, zal er de storing EJ-01 zijn.
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
OPMERKING
Selecteer en installeer de veiligheidsthermostaat volgens de geldende wetgeving.
Om onnodig inschakelen van de veiligheidsthermostaat te vermijden, adviseren we het volgende:
▪ De veiligheidsthermostaat is automatisch opnieuw
instelbaar.
▪ De veiligheidsthermostaat heeft een maximaal
temperatuurvariatiebereik van 2°C/min.
▪ Er is een minimale afstand van 2 m tussen de
veiligheidsthermostaat en de 3-wegsklep.
INFORMATIE
Configureer ALTIJD de veiligheidsthermostaat na de installatie ervan. Zonder configuratie zal de binnenunit het contact van de veiligheidsthermostaat negeren.
INFORMATIE
Het contact voor de voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten op dezelfde klemmen (X5M/9+10) als de veiligheidsthermostaat. Het systeem kan alleen maar OFWEL een voeding met voorkeur kWh-tarief OFWEL een veiligheidsthermostaat hebben.
8.2.11 De lagedrukschakelaar van de pekel
Afhankelijk van de van toepassing zijnde wetgeving moet u mogelijk een lagedrukschakelaar plaatsen voor de pekel (ter plaatse te voorzien).
OPMERKING Mechanisch. We adviseren een mechanische
pekellagedrukschakelaar te gebruiken. Indien een elektrische pekellagedrukschakelaar wordt gebruikt, kunnen capacitieve stromen de werking van de flowschakelaar storen en zo een storing in de unit veroorzaken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
42
aansluiten
2 Sluit de kabel van de lagedrukschakelaar voor de pekel aan
zoals op onderstaande afbeelding te zien is.
a Knip luskabels die uit de A16P/X13A/1+4 komen (in de
fabriek gemonteerd) door
b Verbindingsconnectoren (ter plaatse te voorzien) c Draden van de kabel van de lagedrukschakelaar voor de
pekel (ter plaatse te voorzien)
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02

9 LAN-adapter

1
3 2
X2M
34a
30
R1T
-t°
X1A
X2A
X3A
X4A
b
a
LD1
LD2
LD3
LD4
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.

8.2.12 De thermostaat voor passieve koeling aansluiten

INFORMATIE Beperking: Passieve koeling is enkel mogelijk voor:
▪ Modellen die enkel verwarmen ▪ Pekeltemperaturen tussen 0 en 20°C
Draden: 2×0,75mm²
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast
2 Sluit de kabel van de thermostaat aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
3 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
▪ Integratie van het warmtepompsysteem in een Smart-Grid-
toepassing
Componenten: printplaat
X1A~X4A Connectoren
a DIP-schakelaar b Status-LED's
Status-LED's
LED Beschrijving Gedrag
LD1 Indicatie van stroom naar
adapter en van normale werking.
LD2 Indicatie van TCP/IP-
communicatie met router.
LD3 Indicatie van
communicatie met binnenunit.
LD4 Indicatie van Smart Grid-
activiteit.
▪ LED knippert: normale
werking.
▪ LED knippert niet: geen
werking.
▪ LED AAN: normale
communicatie.
▪ LED knippert:
communicatieprobleem.
▪ LED AAN: normale
communicatie.
▪ LED knippert:
communicatieprobleem.
▪ LED AAN: het systeem
werkt in de Smart-Grid­bedrijfsmodus "Aanbevolen AAN", "Gedwongen AAN" of "Gedwongen UIT".
▪ LED UIT: het systeem
werkt in de Smart-Grid­bedrijfsmodus "Normale werking" of werkt in normale bedrijfsomstandigheden (ruimteverwarming/­koeling, warm tapwater produceren).
▪ LED knippert: LAN-
adapter voert een Smart Grid­compatibiliteitscontrole uit.
9 LAN-adapter

9.1 Over de LAN-adapter

De binnenunit bevat een geïntegreerde LAN-adapter (model: BRP069A61) die het volgende mogelijk maakt:
▪ App-bediening van het warmtepompsysteem Daikin Altherma
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
43
9 LAN-adapter
A
a3
a2
a1
X4A
B
C
b3
b2
b1
c1 c2
230 V AC
X1A
X2A
B
C
b3
b2
b1
c1 c2
230 V AC
A
a3
a2
a1
X1A
X2A
X4A
INFORMATIE
▪ De DIP-schakelaar wordt gebruikt om het systeem te
configureren. Voor meer informatie, zie
"9.4Configuratie –LAN-adapter"op pagina49.
▪ Wanneer de LAN-adapter een Smart Grid-
compatibiliteitscontrole uitvoert, knippert, LD4. Dit duidt NIET op een defect. Na een geslaagde controle zal LD4 AAN blijven of UITgaan. Wanneer de LED gedurende meer dan 30 minuten blijft knipperen, is de compatibiliteitscontrole mislukt en is er GEEN Smart­Grid-werking mogelijk.

9.1.1 Systeemlay-out

De integratie van de LAN-adapter in een Daikin Altherma-systeem maakt de volgende toepassingen mogelijk:
▪ App-bediening (alleen) ▪ Smart-Grid-toepassing (alleen) ▪ App-bediening + Smart-Grid-toepassing
App-bediening (alleen)
A Zie "9.2.2Router"op pagina46. a1 In de fabriek gemonteerde ethernetkabel a2 Router a3 Smartphone met app-bediening
Smart-Grid-toepassing (alleen)
App-bediening + Smart-Grid-toepassing
A Zie "9.2.2Router"op pagina46. a1 In de fabriek gemonteerde ethernetkabel a2 Router a3 Smartphone met app-bediening
B Zie "9.2.4Zonne-energie-inverter/
energiebeheersysteem"op pagina47.
b1 Stroomonderbreker b2 Zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem b3 Zonnepanelen
C Zie "9.2.3Elektriciteitsmeter"op pagina46. c1 Elektriciteitsmeter c2 Elektriciteitsnet

9.1.2 Systeemvereisten

De vereisten voor het Daikin Altherma-systeem zijn afhankelijk van de LAN-adaptertoepassing/systeemlay-out.
App-bediening
Onderdeel Vereiste
LAN-adaptersoftware Het wordt aanbevolen om de software van
de LAN-adapter altijd up-to-date te houden.
Manier om de unit te regelen
Smart-Grid-toepassing
Onderdeel Vereiste
LAN-adaptersoftware Het wordt aanbevolen om de software van
Manier om de unit te regelen
De instellingen voor het warm tapwater
Instellingen van de besturing energieverbruik
Stel op de gebruikersinterface [2.9]=2 (Bediening = Kamerthermostaat) in.
de LAN-adapter altijd up-to-date te houden. Stel op de gebruikersinterface [2.9]=2
(Bediening = Kamerthermostaat) in. Om energiebuffering in de tank voor warm
tapwater toe te staan, stelt u op de gebruikersinterface [9.1.3.3]=4 (Sanitair warmwater = Geïntegreerd) in.
Stel op de gebruikersinterface het volgende in:
▪ [9.9.1]=1 (Besturing energieverbruik
= Continu)
▪ [9.9.2]=1 (Type = kW)
B Zie "9.2.4Zonne-energie-inverter/
energiebeheersysteem"op pagina47.
b1 Stroomonderbreker b2 Zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem b3 Zonnepanelen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
44
C Zie "9.2.3Elektriciteitsmeter"op pagina46. c1 Elektriciteitsmeter c2 Elektriciteitsnet
INFORMATIE
Voor de aanwijzingen betreffende de manier waarop een software-update kan worden uitgevoerd, zie
"9.4.4Software updaten"op pagina49.

9.1.3 Vereisten voor installatie ter plaatse

Wat u nodig hebt om de LAN-adapter ter plaatse te installeren hangt van de systeemlay-out af.
BRP069A61 BRP069A62
Altijd
PC/laptop met Ethernet-stekker
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
9 LAN-adapter
LAN
UIT
AAN
N L
L N
Volledige Smart Grid functionaliteit.
Router
Zonne-energiesysteem met bedienbare wandcontactdoos.
Zonne-energiesysteem met potentiaalvrij contact.
Elektrische pulsmeter. 5 V DC pulsdetectie (geleverd door printplaat).
Schakelkast­installateur
1
BRP069A61 BRP069A62
Router (DHCP ingeschakeld)
Een smartphone met de Online Controller app
Afhankelijk van de systeemlay-out
ALS verbinding met
een elektriciteitsmeter
(X2A)
ALS verbinding met
een zonne-energie-
inverter/
energiebeheersystee
m (X1A)
INFORMATIE
▪ Zie "9.1.1 Systeemlay-out" op pagina 44 voor een
overzicht van de mogelijke systeemlay-outs. Voor meer informatie over de elektrische bedrading, zie
"9.2.1 Overzicht van de elektrische verbindingen" op pagina45.
▪ De functie van de router in het systeem is afhankelijk
van de systeemlay-out. Wanneer (alleen) app­bediening is de router een verplicht systeemonderdeel, nodig voor de communicatie tussen het Daikin Altherma-systeem en de smartphone. Wanneer (alleen) Smart-Grid is de router GEEN verplicht onderdeel en wordt enkel gebruikt om te kunnen configureren. Wanneer app-bediening + Smart-Grid-toepassing, hebt u de router nodig als systeemonderdeel en om te kunnen configureren.
▪ De smartphone en de Online Controller-app worden
gebruikt om de software van de LAN-adapter (indien nodig) bij te werken. Neem daarom ALTIJD een smartphone met de app erop wanneer u naar de installatiesite gaat en ook wanneer de adapter alleen voor de Smart-Grid-toepassing wordt gebruik.
▪ Sommige werktuigen en onderdelen kunnen al op de
site beschikbaar zijn. Voordat u ter plaatse gaat, controleer welke onderdelen daar al beschikbaar zijn en welke onderdelen u moet meenemen (een router, een elektriciteitsmeter, enz.).
Elektriciteitsmeter
Kabel met 2 draden
Kabel met 2 draden
Stroomonderbreker
(100mA~6A, type B)
Systeemlay-out Typische werkstroom
App-bediening + Smart-Grid­toepassing
▪ De adapter op een router
aansluiten.
▪ De adapter op een zonne-
energie-inverter/ energiebeheersysteem aansluiten, indien de Smart­Grid-toepassing dit vereist.
▪ De adapter op een
elektriciteitsmeter aansluiten, indien de Smart-Grid­toepassing (optioneel) dit vereist.
Voor meer informatie over de Smart-Grid-toepassing, zie
"9.5Smart Grid-toepassing"op pagina52.
Bedradingsschema

9.2 Aansluiten van de elektrische bedrading

9.2.1 Overzicht van de elektrische verbindingen

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
Systeemlay-out Typische werkstroom
App-bediening (alleen) De adapter op een router
aansluiten.
Smart-Grid-toepassing (alleen) ▪ De adapter op een zonne-
energie-inverter/ energiebeheersysteem aansluiten.
▪ De adapter op een
elektriciteitsmeter aansluiten (optioneel).
Voor meer informatie over de Smart-Grid-toepassing, zie
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
"9.5Smart Grid-toepassing"op pagina52.
Ter plaatse te voorzien Verschillende bedradingsmogelijkheden
Optie Bedrading afhankelijk van model
A15P LAN-adapterprintplaat LD1~LD4 Printplaat-LED Q1DI # Stroomonderbreker SS1 DIP-schakelaar S1S # SG0-contact S2S # SG1-contact S3S * Elektrische pulsmeter inputs X*A Connector X5M Aansluitklem voor bedrading ter plaatse voor
gelijkstroom
* Optioneel
Uitgebreide handleiding voor de installateur
45
9 LAN-adapter
X4A
4
N
L
3
2
1
2
1
X1A
X2A
X3A
a1
b
c
a2
d
a
A/B/C
b
c
a d
b
c
a
be
c
f
a
f
b
c
g
Connectoren
Aansluitingen
Kabels ter plaatse voorzien:
Aansluiting Kabeltraject Draden Maximale
Router (via de
in de fabriek gemonteerde ethernetkabel buiten de unit
die uit X4A
Elektriciteitsmet
Zonne-energie-
energiebeheers
ysteem +
wisselstroomdet
ectiespanning(

9.2.2 Router

Zorg ervoor dat de LAN-adapter via een LAN-aansluiting kan worden aangesloten.
Minimaal moet een ethernetkabel van categorie Cat5e worden gebruikt.
Het verbinden van de router
Gebruik een van de volgende methoden (A, B of C) om de router aan te sluiten:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
46
# Ter plaatse te voorzien
a1 Naar het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem a2 Spanning 230V-wisselstroomdetectie
b Naar de elektriciteitsmeter c In de fabriek gemonteerde kabel naar binnenunit (P1/P2) d Naar router (via de in de fabriek gemonteerde
ethernetkabel buiten de unit)
50/100m
komt)
0,75~1,25mm
2
(b)
2
er (X2A)
0,75~1,5mm2Afhankelijk van
inverter/
de toepassing
230V-
X1A)
(a) Ethernetkabel: houd de maximaal toegelaten afstand
tussen LAN-adapter en router aan. Die is 50m bij Cat5e­kabels en 100m bij Cat6-kabels.
(b) Deze draden MOETEN ommanteld zijn. Aanbevolen
striplengte: 6mm.
(c) Alle bedrading naar X1A MOET H05VV zijn. Vereiste
striplengte: 7mm. Zie voor meer informatie "9.2.4Zonne-
energie-inverter/energiebeheersysteem"op pagina47.
kabellengte
(c)
a In de fabriek gemonteerde ethernetkabel b Router (ter plaatse te voorzien) c Smartphone met app-bediening (ter plaatse te voorzien)
# Aansluiting van de router A Bedraad
d Ethernetkabel ter plaatse te voorzien:
▪ Minimale categorie: Cat5e ▪ Maximumlengte:
▪ 50m bij Cat5e-kabels ▪ 100m bij Cat6-kabels
B Draadloos
(a)
e Draadloze overbrugging (ter plaatse te voorzien)
C Stroomsnoer
100m
100m
f Stroomsnoeradapter (ter plaatse te voorzien) g Stroomsnoer (ter plaatse te voorzien)
INFORMATIE
Het is raadzaam de LAN-adapter rechtstreeks op de router aan te sluiten. Afhankelijk van het model van de adapter van de draadloze overbrugging of van de stroomsnoer, zou het kunnen dat het systeem niet naar behoren werkt.
OPMERKING
Om communicatieproblemen vanwege kabelbreuk te voorkomen, mag de minimale buigradius van de ethernetkabel NIET worden overschreden.

9.2.3 Elektriciteitsmeter

Indien de LAN-adapter op een elektriciteitsmeter is aangesloten, zorg ervoor dat deze meter een stroomimpulsmeter is.
Vereisten:
Onderdeel Specificatie
Type Pulsmeter (5VDC-pulsdetectie) Mogelijk aantal pulsen ▪ 100pulsen/kWh
▪ 1000pulsen/kWh
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
Onderdeel Specificatie
3
1
2
4
S1S
1
2
2
1
Pulstijdduur Minimale tijd
AAN Minimale tijd
UIT
Type meting Afhankelijk van de installatie:
INFORMATIE
De elektriciteitsmeter moet een impulsuitgang die de totale energie kan meten die IN het grid wordt geïnjecteerd.
Aanbevolen elektriciteitsmeters
Fase ABB referentie
Enkelfa sig
Driefasig2CMA100166R1000 B23 212-100
2CMA100152R1000 B21 212-100
10ms
100ms
▪ Enkelfasige wisselstroommeter ▪ Driefasige wisselstroommeter
(gebalanceerde belastingen)
▪ Driefasige wisselstroommeter
(niet-gebalanceerde belastingen)
9 LAN-adapter
De elektriciteitsmeter aansluiten
OPMERKING
Om schade aan de printplaat te voorkomen, is het NIET toegestaan om de elektrische bedrading aan te sluiten met de connectoren die reeds op de printplaat zijn aangesloten. Sluit eerst de bedrading op de connectoren aan en sluit de connectoren daarna op de printplaat aan.
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Frontpaneel 4 Deksel op de hoofdschakelkast
2 Sluit de elektriciteitsmeter aan op de klemmen X2A/1+2 van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
Let op de polariteit van de kabel. De positieve draad MOET worden aangesloten op X2A/1; de negatieve polariteit op X2A/2.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de elektriciteitsmeter in de juiste richting wordt aangesloten, zodat deze de totale energie meet die IN het raster terechtkomt.

9.2.4 Zonne-energie-inverter/ energiebeheersysteem

INFORMATIE
Vooraleer met de installatie te beginnen, controleer of het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem over de nodige digitale uitgangen beschikt om er de LAN-adapter erop te kunnen aansluiten. Voor meer informatie, zie
"9.5Smart Grid-toepassing"op pagina52.
Connector X1A is bedoeld om de LAN-adapter aan te sluiten op de digitale ingangen van een zonne-energie-inverter/ energiebeheersysteem, zodat het Daikin Altherma-systeem in een Smart-Grid-toepassing kan worden geïntegreerd.
X1A/N+L levert een 230 V AC detectiespanning aan het ingangscontact van X1A. De 230 V AC detectiespanning maakt detectie van de toestand (open of gesloten) van de digitale ingangen mogelijk en levert GEEN voeding aan het overige deel van de printplaat van de LAN-adapter.
Zorg dat X1A/N+L beschermd worden door een snel reagerende stroomonderbreker (nominale stroom 100mA~6A, type B).
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
47
9 LAN-adapter
1
3
2
3
1
2
4
S1S N L
2 1
4 N L
3
2
1
1
2
N
L
X1A
a
3
1
2
4
N
L
230 V AC
De overige bedrading naar X1A is afhankelijk van de beschikbare digitale uitgangen op het zonne-energie-inverter/ energiebeheersysteem en/of de Smart-Grid-bedrijfsmodi waarin u het systeem wilt laten werken. Voor meer informatie, zie "9.5Smart
Grid-toepassing"op pagina52.
Het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem aansluiten
OPMERKING
Om schade aan de printplaat te voorkomen, is het NIET toegestaan om de elektrische bedrading aan te sluiten met de connectoren die reeds op de printplaat zijn aangesloten. Sluit eerst de bedrading op de connectoren aan en sluit de connectoren daarna op de printplaat aan.
INFORMATIE
De manier waarop het zonne-energie-inverter/ energiebeheersysteem op X1A is aangesloten, hangt af van de Smart-Grid-toepassing. De verbinding die in onderstaande instructies is beschreven, is om ervoor te zorgen dat het systeem in de bedrijfsmodus "Aanbevolen AAN" kan werken. Voor meer informatie, zie "9.5 Smart
Grid-toepassing"op pagina52.
WAARSCHUWING
Zorg dat X1A/N+L beschermd worden door een snel reagerende stroomonderbreker (nominale stroom 100mA~6A, type B).
WAARSCHUWING
Wanneer de bedrading op de klem van de LAN-adapter X1A wordt aangesloten, zorg er dan voor dat iedere draad stevig is bevestigd aan de juiste klem. Gebruik een schroevendraaier voor het openen van de draadklemmen. Zorg dat de blote koperdraad volledig in de klem steekt (blote koperdraad MAG NIET zichtbaar zijn).
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
2 Zorg voor detectiespanning aan X1A/N+L. Zorg ervoor dat X1A/
N+L beschermd worden door een snel reagerende stroomonderbreker (100mA~6A, type B).
3 Om het systeem in bedrijfsmodus "Aanbevolen AAN" te doen
werken (Smart-Grid-toepassing), sluit dan de digitale uitgangen van het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem aan op de digitale ingangen X1A/1+2 LAN van de LAN-adapter.
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Frontpaneel 4 Deksel op de hoofdschakelkast
Op een spanningsloos contact aansluiten (Smart­Grid-toepassing)
Als het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem voorzien is van een spanningsvrij contact, sluit u de LAN-adapter als volgt aan:
a Naar spanningsvrij contact
INFORMATIE
Het spanningsvrij contact moet 230VAC – 20mA kunnen schakelen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
48
Op een regelbare wandcontactdoos aansluiten (Smart-Grid-toepassing)
Als er een wandcontactdoos beschikbaar is die geregeld wordt door het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem, sluit u de LAN­adapter als volgt aan:
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
X1A
3
1 2
4 N
L
OPMERKING
Zorg dat er een snel reagerende zekering of stroomonderbreker aanwezig is in de opstelling (of als onderdeel van de wandcontactdoos, of installeer er een externe (nominale stroom 100mA~6A, type B)).

9.3 Het systeem starten

De LAN-adapter wordt elektrisch gevoed door de binnenunit. Nadat het systeem onder spanning werd gezet, kan het tot 30 minuten duren vooraleer de LAN-adapter operationeel is (afhankelijk van het systeemlay-out).
9.4 Configuratie –LAN-adapter
9 LAN-adapter
Indien de systeemonderdelen er niet in slagen zich onderling te verbinden, kunt u ze alsnog handmatig met elkaar verbinden door een vast IP-adres te gebruiken. Geef in dat geval hetzelfde vaste IP­adres aan de LAN-adapter, de router en de Online Controller-app. Om te weten hoe u een vast IP-adres aan de LAN-adapter kunt geven, zie "9.4.8Netwerkinstellingen"op pagina51.

9.4.3 De LAN-adapter configureren voor de Smart-Grid-toepassing

Wanneer de LAN-adapter wordt gebruikt voor de Smart-Grid­toepassing, configureer de LAN-adapter op de hiervoor voorziene configuratie-webinterface.
▪ Voor instructies over de manier waarop u toegang krijgt tot de
configuratie-webinterface, zie "9.4.5Configuratie-webinterface"op
pagina50.
▪ Zie "9.5.1 Smart Grid-instellingen" op pagina 53 voor een
overzicht van de Smart-Grid-instellingen.
▪ Zie "9.5 Smart Grid-toepassing" op pagina 52 voor meer
informatie over de Smart-Grid-toepassing.
Voer indien nodig een software-update uit. Voor installatie­instructies, zie "9.4.4Software updaten"op pagina49.
INFORMATIE
Om de Smart-Grid-toepassing goed te begrijpen en de LAN-adapter op de goede manier te configureren, adviseren wij eerst "9.5 Smart Grid-toepassing" op
pagina52 te lezen.

9.4.1 Overzicht: Configuratie

De configuratie van de LAN-adapter hangt af van de LAN­adaptertoepassing/systeemlay-out.
Als Dan
De LAN-adapter wordt gebruikt voor app-bediening
De LAN-adapter wordt gebruikt voor Smart-Grid-toepassing
Dit hoofdstuk bevat ook de instructies voor het volgende:
Onderwerp Hoofdstuk
Software updaten "9.4.4Software updaten"op
Toegang tot de configuratie­webinterface
Systeeminformatie raadplegen "9.4.6Systeeminformatie"op
Fabrieksinstellingen terugzetten (reset)
Netwerkinstellingen configureren "9.4.8Netwerkinstellingen"op
INFORMATIE
Als er zich 2 LAN-adapters op hetzelfde netwerk bevinden, moet u deze afzonderlijk configureren.
Zie "9.4.2De LAN-adapter
configureren voor app­bediening"op pagina49.
Zie "9.4.3De LAN-adapter
configureren voor de Smart-Grid­toepassing"op pagina49.
pagina49 "9.4.5Configuratie-
webinterface"op pagina50
pagina50 "9.4.7Reset naar
fabriekinstellingen"op pagina51
pagina51
9.4.2 De LAN-adapter configureren voor app­bediening
Wanneer de LAN-adapter (alleen) voor app-bediening wordt gebruikt, moet er haast niets worden geconfigureerd. Na een juiste installatie en systeemopstart zouden alle systeemonderdelen (LAN­adapter, router en Online Controller-app) elkaar automatisch via hun IP-adres moeten vinden.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02

9.4.4 Software updaten

Om de software van de LAN-adapter bij te werken, gebruik de Daikin Online Controller-app.
INFORMATIE
▪ Om de software van de LAN-adapter met de Online
Controller-app te kunnen updaten hebt u een router nodig. Wanneer de LAN-adapter alleen voor de Smart­Grid-toepassing wordt gebruikt (en de router is geen onderdeel van het systeem), voeg dan tijdelijk een router toe aan de opstelling volgens "App-bediening +
Smart-Grid-toepassing"op pagina44.
▪ De Online Controller-app zal de softwareversie van de
LAN-adapter automatisch controleren en zal als nodig vragen om de software bij te werken.
INFORMATIE
Om de binnenunit en de gebruikersinterface te doen functioneren met de LAN-adapter, moet hun respectieve software voldoen aan de vereisten. Zorg er ALTIJD voor dat de unit en de gebruikersinterface de meest recente softwareversie hebben. Voor meer informatie, zie https://
my.daikin.eu/denv/en_US/home/applications/software­finder/service-software/unit-software/heating/MMI­software-daikin-altherma-LT.html.
De software van de LAN-adapter updaten
Voorwaarde: Een router is een (tijdelijk) onderdeel van de lay-out, u
hebt een smartphone met de Online Controller-app en de app heeft u een bericht gestuurd dat nieuwe software voor de LAN-adapter beschikbaar is.
1 Volg de updateprocedure in de app.
Gevolg: De nieuwe software wordt automatisch gedownload
naar de LAN-adapter. Gevolg: Om de wijzigingen toe te passen, voert de LAN-
adapter automatisch een harde reset uit.
Gevolg: De LAN-adaptersoftware wordt nu bijgewerkt naar de nieuwste versie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
49
9 LAN-adapter
Information
LAN adapter firmware: 17003905_PP
Smart grid: enabled
IP address: 10.0.0.7
MAC address: 00:23:7e:f8:09:5d
Serial number: 170300003
User interface SW: v01.19.00
User interface EEPROM: AS1705847-01F
Hydro SW: ID66F2
Hydro EEPROM: AS1706432-25A
INFORMATIE
Tijdens de software-update kunnen de LAN-adapter en de app NIET worden bediend. Het is mogelijk dat de gebruikersinterface van de binnenunit de fout U8-01 weergeeft. Wanneer de update is voltooid, zal deze foutcode automatisch verdwijnen.

9.4.5 Configuratie-webinterface

U kunt de volgende instellingen doen op de configuratie­webinterface:
Rubriek Instellingen
Information Raadpleeg de verschillende
systeemparameters
Upload adapter SW Update de software van de LAN-
adapter
Factory reset Reset de LAN-adapter naar de
fabrieksinstellingen
Network settings Bepaal verschillende
netwerkinstellingen (zoals een vast IP-adres instellen)
Smart Grid Bepaal instellingen met
betrekking tot de Smart-Grid­toepassing
INFORMATIE
De configuratie-webinterface is gedurende 2 uur beschikbaar nadat de LAN-adapter onder spanning werd gezet. Om de configuratie-webinterface terug beschikbaar te maken nadat deze verlopen is, moet de LAN-adapter hard worden gereset (harde reset van de binnenunit). De 230VAC detectiespanning hoeft NIET te worden gereset.
Toegang via DIP-schakelaar + aangepast statisch IP-adres
Voorwaarde: Uw computer is rechtstreeks verbonden met de LAN-
adapter via een ethernetkabel en is NIET verbonden met een ander netwerk (WiFi, LAN,...).
Voorwaarde: De stroom van de LAN-adapter is UITgeschakeld.
1 Zet DIP-schakelaar 4 op "ON". 2 Schakel de spanning van de LAN-adapter IN. 3 Ga in uw browser naar http://169.254.10.10.
OPMERKING
Gebruik geschikt gereedschap om de DIP-schakelaars in een andere stand te zetten. Let op voor elektrostatische ontlading.
INFORMATIE
De LAN-adapter controleert enkel de configuratie van de DIP-schakelaar na een harde reset. Om de DIP-schakelaar te configureren, moet u ervoor zorgen dat de voeding van de adapter is UITgeschakeld.
INFORMATIE
"Stroom" betekent de stroom geleverd door de binnenunit EN de 230VAC detectiespanning geleverd aan X1A.

9.4.6 Systeeminformatie

Om systeeminformatie te raadplegen, ga "Information" in de configuratie-webinterface.
Toegang verkrijgen tot de configuratie­webinterface
Normaal zou u toegang moeten hebben tot de configuratie­webinterface door naar zijn URL te surfen: http://altherma.local. Indien dit niet werkt, navigeer dan naar de configuratie-webinterface en gebruik hiervoor het IP-adres van de LAN-adapter. Het IP-adres verschilt volgens de netwerkconfiguratie.
Toegang via URL
Voorwaarde: Uw computer is verbonden met dezelfde router (zelfde
netwerk) als deze van de LAN-adapter.
Voorwaarde: De router ondersteunt DHCP.
1 Ga in uw browser naar http://altherma.local
Toegang via het IP-adres van de LAN-adapter
Voorwaarde: Uw computer is verbonden met dezelfde router (zelfde
netwerk) als deze van de LAN-adapter.
Voorwaarde: U hebt het IP-adres van de LAN-adapter gevonden.
1 Ga in uw browser naar het IP-adres van de LAN-adapter.
Om het IP-adres van de LAN-adapter te vinden, gaat u als volgt te werk:
Via Instructie
De Daikin Online Controller-app ▪ Ga in de app naar "Adapter-
De clientlijst van de DHCP van uw router
Uitgebreide handleiding voor de installateur
50
informatie" > "IP-adres".
▪ Zoek het IP-adres van de
LAN-adapter.
▪ Zoek de LAN-adapter in de
clientlijst van de DHCP van de router.
▪ Zoek het IP-adres van de
LAN-adapter.
Informatie Beschrijving/vertaling
LAN-adapter
LAN adapter firmware Softwareversie van de LAN-
adapter
Smart grid Controleer of de LAN-adapter
voor de Smart-Grid-toepassing
kan worden gebruikt
IP address IP-adres van de LAN-adapter
MAC address MAC-adres van de LAN-adapter
Serial number Serienummer
Gebruikersinterface
User interface SW Software van de
gebruikersinterface
User interface EEPROM EEPROM van de
gebruikersinterface
Binnenunit
Hydro SW Softwareversie van de
hydromodule van de binnenunit
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
9 LAN-adapter
Factory reset
This will set the LAN adapter back to default settings. Unit settings remains the same. After this a reboot will be executed.
Reset
Informatie Beschrijving/vertaling
Hydro EEPROM EEPROM van de hydromodule
van de binnenunit

9.4.7 Reset naar fabriekinstellingen

Zet als volgt de fabrieksinstellingen terug: ▪ Via de DIP-schakelaar (aanbevolen manier); ▪ Via de configuratie-webinterface; ▪ Via de Online Controller-app.
INFORMATIE
Let op: als u een reset naar de fabrieksinstellingen doet, worden ALLE huidige instellingen en de huidige configuratie gereset. Let dus goed op wanneer u deze functie wilt gebruiken.
Een reset naar de fabrieksinstellingen kan in de volgende gevallen nuttig zijn:
▪ U vindt de LAN-adapter niet (meer) in het netwerk; ▪ De LAN-adapter verloor zijn IP-adres; ▪ U wilt de Smart-Grid-toepassing opnieuw configureren; ▪ …
Reset naar fabrieksinstellingen
Via de DIP-schakelaar (aanbevolen manier)
1 Schakel de spanning van de LAN-adapter UIT. 2 Zet DIP-schakelaar 2 op "ON". 3 Schakel de spanning IN. 4 Wacht 15 seconden. 5 Draai de spanning UIT. 6 Zet de schakelaar terug op "OFF". 7 Schakel de spanning IN.
OPMERKING
Gebruik geschikt gereedschap om de DIP-schakelaars in een andere stand te zetten. Let op voor elektrostatische ontlading.
INFORMATIE
De LAN-adapter controleert enkel de configuratie van de DIP-schakelaar na een harde reset. Om de DIP-schakelaar te configureren, moet u ervoor zorgen dat de voeding van de adapter is UITgeschakeld.
INFORMATIE
"Stroom" betekent de stroom geleverd door de binnenunit EN de 230VAC detectiespanning geleverd aan X1A.
Via de configuratie-webinterface
1 Ga naar "Factory reset" op de configuratie-webinterface. 2 Klik op de resettoets.
Informatie Vertaling
This will set the LAN adapter back to default settings. Unit settings remains the same. After this a reboot will be executed.
INFORMATIE
Voor instructies over de manier waarop u toegang krijgt tot de configuratie-webinterface, zie "Toegang verkrijgen tot
de configuratie-webinterface"op pagina50.
Via de app
Open de Online Controller-app en doe een reset naar de fabrieksinstellingen.
Hiermee wordt de LAN-adapter naar zijn standaardinstellingen gereset. De instellingen van de binnenunit blijven dezelfde. Na de reset wordt de LAN-adapter opnieuw gestart.

9.4.8 Netwerkinstellingen

Normaal past de LAN-adapter automatisch de netwerkinstellingen toe en deze netwerkinstellingen hoeven verder niet te worden gewijzigd. Indien ze toch moeten worden gewijzigd, kunt u de netwerkinstellingen op de volgende manieren configureren:
▪ Via de configuratie-webinterface (meerdere instellingen); ▪ Via de DIP-schakelaar (alleen voor aangepast statisch IP-adres).
Opmerking over het IP-adres van de LAN-adapter
Wijs een IP-adres toe aan de LAN-adapter op een van de volgende manieren:
IP-adres Beschrijving + manier
DHCP-protocol (standaard) Het systeem kent via het DHCP-
protocol automatisch een IP­adres toe aan de LAN-adapter. Dit is de standaardmanier en de configuratie-webinterface is zo standaard ingesteld. Zie "Via de
configuratie-webinterface"op pagina51.
Statisch IP-adres By-pass het DHCP-protocol en
geef handmatig een statisch IP­adres aan de LAN-adapter. Doe dit via de configuratie­webinterface. Zie "Via de
configuratie-webinterface"op pagina51.
Aangepast statisch IP-adres By-pass alle IP-instellingen die
via de configuratie-webinterface werden bepaald en geef een aangepast statisch IP-adres aan de LAN-adapter. Doe dit via de DIP-schakelaar. Zie "Via de DIP-
schakelaar"op pagina52.
INFORMATIE
Normaal worden de netwerk-/IP-instellingen automatisch toegepast en hoeven deze geen verdere wijzigingen. Wijzig de netwerk-/IP-instellingen alleen wanneer dit echt nodig is (bijv. wanneer het systeem de LAN-adapter niet automatisch detecteert).
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Netwerkinstellingen configureren
Via de configuratie-webinterface
1 Ga naar "Network settings" op de configuratie-webinterface. 2 Netwerkinstellingen configureren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
51
9 LAN-adapter
Network settings
DHCP active Automatic Manually
Static IP address
10 . 0 . . 70
255
. 255 .
. 0255
10 . 0 . . 10
10 . 0 . . 10
10 . 0 . . 10
Subnetmask
Default gateway
Primary DNS
Secondary DNS
Submit
Informatie Vertaling/beschrijving
DHCP active DHCP actief
Automatic Automatisch
Manually Handmatig
Static IP address Statisch IP-adres
Subnet Mask Subnetmasker
Default gateway Standaard gateway
Primary DNS Primaire DNS
Secondary DNS Secundaire DNS
INFORMATIE
Standaard is "DHCP active" ingesteld op "Automatic" en worden de IP-instellingen automatisch en dynamisch geconfigureerd via het DHCP-protocol. Wanneer instelling "DHCP active" op "Manually" staat, by-pass dan het DHCP-protocol. In plaats daarvan, bepaal een statisch IP­adres voor de LAN-adapter in de velden naast "Static IP address".
Wanneer u een statisch IP-adres voor de LAN-adapter instelt, maakt u toegang tot de configuratie-webinterface via de URL (http://altherma.local) onmogelijk. Wanneer u een statisch IP-adres instelt, schrijf het ergens op om later gemakkelijk toegang te hebben tot de configuratie­webinterface.
Via de DIP-schakelaar
Via de DIP-schakelaar kunt u een aangepast statisch IP-adres voor de LAN-adapter toekennen. Dit IP-adres is "169.254.10.10". Wanneer u ervoor kiest dit te doen, omzeilt u alle IP-instellingen die op de configuratie-webinterface werden ingesteld.
Om een aangepast statisch IP-adres aan de LAN-adapter toe te kennen:
1 Schakel de spanning van de LAN-adapter UIT. 2 Zet DIP-schakelaar 2 op "ON". 3 Schakel de spanning IN.
OPMERKING
Gebruik geschikt gereedschap om de DIP-schakelaars in een andere stand te zetten. Let op voor elektrostatische ontlading.
INFORMATIE
De LAN-adapter controleert enkel de configuratie van de DIP-schakelaar na een harde reset. Om de DIP-schakelaar te configureren, moet u ervoor zorgen dat de voeding van de adapter is UITgeschakeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
52
INFORMATIE
"Stroom" betekent de stroom geleverd door de binnenunit EN de 230VAC detectiespanning geleverd aan X1A.

9.5 Smart Grid-toepassing

INFORMATIE
Om de LAN-adapter voor de Smart-Grid-toepassing te gebruiken, moet DIP-schakelaar 1 op "OFF" (standaardgeval) worden gezet. Als alternatief, zet DIP-schakelaar 1 op "ON" om het gebruik van de LAN­adapter voor de Smart-Grid-toepassing uit te schakelen.
OPMERKING
Gebruik geschikt gereedschap om de DIP-schakelaars in een andere stand te zetten. Let op voor elektrostatische ontlading.
Met de LAN-adapter kunt u het Daikin Altherma-systeem met een zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem verbinden om het in verschillende Smart-Grid-bedrijfsmodi te laten werken. Op die manier werken alle systeemonderdelen samen om het injecteren van (zelfgegenereerde) energie te beperken in plaats van deze energie in thermische energie om te zetten door de thermische opslagcapaciteit van de warmtepomp te gebruiken. Dit wordt "energiebuffering" genoemd.
Het systeem kan energie op de volgende manieren opslaan ("bufferen"):
▪ De tank voor warm tapwater opwarmen ▪ De kamer verwarmen ▪ De kamer koelen De Smart-Grid-toepassing wordt bediend door het zonne-energie-
inverter/energiebeheersysteem dat het raster controleert en commando's naar de LAN-adapter stuurt. De adapter is met het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem (digitale uitgangen) via connector X1A (digitale ingangen) verbonden.
Zonne-energie-inverter/
energiebeheersysteem
(digitale uitgangen)
Digitale uitgang 1 SG0
Digitale uitgang 2 SG1
Het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem controleert de toestand van de digitale ingangen van de LAN-adapter. Naargelang de toestand van de ingangen (open of gesloten), kunt u het Daikin Altherma-systeem in de volgende Smart-Grid-bedrijfsmodi laten werken:
Smart-Grid-bedrijfsmodus SG0
(X1A/1+2)
Normaal bedrijf/Vrij bedrijf
Open Open
GEEN Smart-Grid-toepassing
Aanbevolen AAN
Gesloten Open
Energiebuffering in de warmtapwatertank en/of de kamer, MET vermogenbeperking.
Gedwongen UIT
Open Gesloten
Uitschakeling van de unit en van de werking van de elektrische verwarmingstoestellen wanneer hoge energietarieven.
X1A
(digitale ingangen)
(X1A/1+2)
(X1A/3+4)
SG1
(X1A/3+4)
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
9 LAN-adapter
Smart Grid
Pulse meter setting
No meter
Electrical heaters allowed
No Yes
Room buffering allowed
No Yes
Static power limitation
1.5kW
Submit
Smart-Grid-bedrijfsmodus SG0
Gedwongen AAN
(X1A/1+2)
Gesloten Gesloten
SG1
(X1A/3+4)
Energiebuffering in de warmtapwatertank en/of de kamer, ZONDER vermogenbeperking.
INFORMATIE
Om het systeem in alle 4 mogelijke Smart-Grid­bedrijfsmodi te laten werken; moet het zonne-energie­inverter/energiebeheersysteem over 2 beschikbare digitale uitgangen beschikken. Indien er slechts 1 uitgang beschikbaar is, dan kunt u slechts op SG0 aansluiten en het systeem kan dan alleen in de bedrijfsmodi "Normaal bedrijf/Vrij bedrijf" en "Aanbevolen AAN" werken. Om het systeem in "Gedwongen UIT" of "Gedwongen AAN" te laten werken, moet er een verbinding naar SG1 zijn (voor die bedrijfsmodi moet SG1 worden "gesloten").
INFORMATIE
Wanneer de systeemlay-out een regelbare wandcontactdoos bevat en het zonne-energie-inverter/ energiebeheersysteem schakelt deze contactdoos in, dan "sluit" SG0 en het systeem werkt dan in de bedrijfsmodus "Aanbevolen AAN". Indien het zonne-energie-inverter/ energiebeheersysteem deze contactdoos uitschakelt, wordt SG0 (en SG1) "geopend" en het systeem werkt dan in de bedrijfsmodus "Normale werking/Vrij bedrijf" (omdat de 230 V C detectiespanning op X1A/L+N wordt afgesloten).

9.5.1 Smart Grid-instellingen

Om de Smart Grid-instellingen te wijzigen, gaat u naar Smart Grid in de configuratie-webinterface.
Energiebuffering
Naargelang de Smart Grid-instellingen (configuratie-webinterface), heeft de energiebuffering alleen in de warmtapwatertank plaats of in de warmtapwatertank en in de kamer. U kunt kiezen of de elektrische verwarmingstoestellen al dan niet mede energie mogen opslaan (bufferen) in de warmtapwatertank.
Energiebuffering Systeemvereisten Beschrijving
Warm tapwatertank Stel op de
gebruikersinterface [9.1.3.3]=4 in (Sanitair
warmwater = Geïntegreerd).
Kamer (verwarming) ▪ Sta buffering in de
kamer toe op de configuratie­webinterface.
▪ Stel op de
gebruikersinterface [2.9]=2 (Bediening =
Kamerthermostaa t) in.
Kamer (koeling) ▪ Sta buffering in de
kamer toe op de configuratie­webinterface.
▪ Stel op de
gebruikersinterface [2.9]=2 (Bediening =
Kamerthermostaa t) in.
INFORMATIE
▪ Het systeem buffert ALLEEN energie wanneer de
binnenunit in stand-by staat. Normaal bedrijf (geplande handelingen, enz.) heeft voorrang op energiebuffering.
▪ In de configuratie-webinterface is bufferen standaard
ingesteld op "alleen warm tapwatertank".
▪ De maximumtemperatuur tijdens het bufferen van de
warmtapwatertank is de maximale tanktemperatuur voor het tanktype in kwestie.
▪ Het instelpunt voor ruimteverwarming/koeling tijdens
kamerbuffering is het comfortinstelpunt voor de kamer.
Het systeem produceert warm tapwater. De tank warmt het water op tot de maximumtemperatuur .
Het systeem verwarmt de kamer tot het comfortinstelpunt.
Het systeem koelt de kamer tot het comfortinstelpunt.
Electrical heaters allowed - No/
Room buffering allowed - No/Yes Kamerbuffering toegestaan –
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Informatie Vertaling
Pulse meter setting Pulsmeterinstelling
No meter Geen meter
Elektrische
Yes
verwarmingstoestellen
toegestaan – Neen/Ja
Neen/Ja
Static power limitation Statische vermogenbeperking
INFORMATIE
Voor instructies over de manier waarop u toegang krijgt tot de configuratie-webinterface, zie "Toegang verkrijgen tot
de configuratie-webinterface"op pagina50.
Vermogenbeperking
In de bedrijfsmodus "Aanbevolen AAN" wordt het stroomverbruik van het Daikin Altherma-systeem statisch of dynamisch beperkt. In beide gevallen is het mogelijk om het stroomverbruik van de elektrische verwarmingen op te nemen in de berekening (standaard NIET het geval).
Uitgebreide handleiding voor de installateur
53
9 LAN-adapter
ALS DAN
Statische vermogenbeperking
(Static power limitation)
Dynamische vermogenbeperking
(Pulse meter setting)
INFORMATIE
Wanneer een elektriciteitsmeter voor dynamische vermogenbeperking wordt gebruikt, is het raadzaam deze in te stellen op 100 pulse/kWh of 1000 pulse/kWh (d.w.z. Pulse meter setting op de configuratie-webinterface).
INFORMATIE
▪ In de bedrijfsmodus "Gedwongen AAN" gebeurt de
energiebuffering ZONDER vermogenbeperking.
▪ Om de energiebuffering ten volle te kunnen benutten,
is het raadzaam via een elektriciteitsmeter een dynamische vermogenbeperking te gebruiken.
▪ De elektrische verwarmingstoestellen werken ALLEEN
wanneer de vermogenbeperking hoger is dan het nominale vermogen van de verwarmingstoestellen.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de elektriciteitsmeter in de juiste richting wordt aangesloten, zodat deze de totale energie meet die IN het raster terechtkomt.
INFORMATIE
▪ Om dynamische vermogenbeperking mogelijk te
maken, is er één aansluitpunt op het raster nodig (één aansluitpunt voor het zonne-energiesysteem EN de huishoudelijke apparaten). Om correct te werken, vereist het Smart Grid-algoritme de som van de opgewekte EN de verbruikte energie. Het algoritme werkt NIET wanneer er afzonderlijke meters zijn voor opgewekte energie en verbruikte energie.
▪ Aangezien dynamische vermogenbeperking wordt
uitgevoerd op basis van de input van de elektrische meter, hoeft u de vermogengrenswaarde NIET in te stellen in de configuratie-webinterface.
Het stroomverbruik van de binnenunit is statisch beperkt op basis van een vaste waarde (standaard 1,5kW) die is ingesteld in de configuratie­webinterface. Tijdens energiebuffering overschrijdt het stroomverbruik van de binnenunit deze beperking NIET.
De waarde van deze instelling wordt enkel gebruikt wanneer het systeem geen elektriciteitsmeter bevat (op de configuratie­webinterface: Pulse meter setting: "No meter"). Gebruik anders een dynamische vermogenbeperking.
De vermogenbeperking is auto­adaptief en wordt dynamisch uitgevoerd op basis van de stroominjectie in het raster, gemeten door de elektriciteitsmeter. Om de stroominjectie in het raster te minimaliseren werkt de binnenunit zoveel als mogelijk.

9.5.2 Bedrijfsmodi

De stand "Normaal bedrijf/Vrij bedrijf"
In de bedrijfsmodus "Normaal bedrijf"/"Vrij bedrijf" werkt de binnenunit normaal, in overeenstemming met de instellingen en programma's van de eigenaar. Er zijn geen Smart-Grid­functionaliteiten ingeschakeld.
Stand "Aanbevolen AAN"
In de bedrijfsmodus "Aanbevolen AAN" gebruikt het Daikin Altherma systeem zonne-/rasterenergie (wanneer deze beschikbaar is, gemeten door het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem) om warm tapwater te produceren en/of de ruimte te verwarmen of te koelen. De hoeveelheid zonne-/rasterenergie die voor buffering wordt gebruikt, hangt af van de warmtapwatertank en/of de kamertemperatuur. Om de zonne-/rastercapaciteit en het energieverbruik van het Daikin Altherma systeem op elkaar af te stellen, wordt het energieverbruik van de binnenunit statisch (door een vaste waarde ingesteld in de configuratie-webinterface) of dynamisch beperkt (auto-adaptief, zoals gemeten door de elektriciteitsmeter wanneer deze een onderdeel is van de systeemlay-out).
Stand "Geforceerd UIT"
In de bedrijfsmodus "Gedwongen UIT" stuurt het zonne-energie­inverter/energiebeheersysteem een signaal uit naar het systeem om de compressor van de unit en de elektrische verwarmingstoestellen uit te schakelen. Dit is vooral nuttig wanneer energiebeheersystemen reageren op hoge energietarieven of wanneer het raster overbelast wordt (signaal van de energieleverancier naar het energiebeheersysteem). Zodra de bedrijfsmodus "Gedwongen UIT" actief is, zal het systeem stoppen met ruimteverwarming/-koeling evenals met de productie van warm tapwater.
INFORMATIE
Zodra de installatie werkt in een van de Smart-Grid­bedrijfsmodi, zal het systeem blijven werken in die stand tot de inputstatus van de LAN-adapter verandert. Houd er rekening mee dat wanneer het systeem lang in de stand "Gedwongen UIT" werkt, er comfortproblemen kunnen ontstaan.
Stand "Geforceerd AAN"
In de bedrijfsmodus "Gedwongen AAN" gebruikt het Daikin Altherma systeem zonne-/rasterenergie (wanneer deze beschikbaar is, gemeten door het zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem) om warm tapwater te produceren en/of de ruimte te verwarmen of te koelen. De hoeveelheid zonne-/rasterenergie die voor buffering wordt gebruikt, hangt af van de warmtapwatertank en/of de kamertemperatuur. In tegenstelling tot de bedrijfsmodus "Aanbevolen AAN" is er nu GEEN vermogenbeperking: het systeem selecteert het comfortinstelpunt voor ruimteverwarming/-koeling en zal de tank voor warm tapwater tot de maximumtemperatuur opwarmen. De compressor van de unit en de elektrische verwarmingstoestellen worden niet in hun energieverbruik beperkt.
De bedrijfsmodus "Gedwongen AAN" is vooral nuttig wanneer energiebeheersystemen reageren op lage energietarieven, wanneer het raster overbelast wordt (signaal van de energieleverancier naar het energiebeheersysteem) of wanneer meerdere huizen op het raster zijn aangesloten, die simultaan worden bediend, dit, om het raster te stabiliseren.
INFORMATIE
Zodra de installatie werkt in een van de Smart-Grid­bedrijfsmodi, zal het systeem blijven werken in die stand tot de inputstatus van de LAN-adapter verandert.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
54
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
9 LAN-adapter

9.5.3 Systeemvereisten

De Smart Grid-toepassing stelt de volgende vereisten aan het Daikin Altherma-systeem:
Onderdeel Vereiste
LAN-adaptersoftware Het wordt aanbevolen om de software van
de LAN-adapter altijd up-to-date te houden.
Manier om de unit te regelen
De instellingen voor het warm tapwater
Instellingen van de besturing energieverbruik
Stel op de gebruikersinterface [2.9]=2 (Bediening = Kamerthermostaat) in.
Om energiebuffering in de tank voor warm tapwater toe te staan, stelt u op de gebruikersinterface [9.1.3.3]=4 (Sanitair warmwater = Geïntegreerd) in.
Stel op de gebruikersinterface het volgende in:
▪ [9.9.1]=1 (Besturing energieverbruik
= Continu)
▪ [9.9.2]=1 (Type = kW)
9.6 Probleemoplossing –LAN-adapter

9.6.1 Overzicht: Probleemoplossing

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen wanneer er zich problemen voordoen.
Het bevat informatie over: ▪ Problemen op basis van symptomen oplossen ▪ Problemen op basis van storingscodes oplossen
9.6.2 Problemen op basis van symptomen oplossen –LAN-adapter
Symptoom: geen toegang tot de webpagina
Mogelijke oorzaken Wat te doen
De LAN-adapter heeft geen stroom (puls-LED knippert niet).
De configuratie-webinterface is ALLEEN beschikbaar gedurende 2 uur na elke reset van de stroomtoevoer. De timer kan afgelopen zijn.
De LAN-adapter is NIET verbonden met het netwerk (netwerkverbindings-LED knippert NIET).
De LAN-adapter is NIET verbonden met de router of de router ondersteunt DHCP NIET.
De computer is NIET verbonden met dezelfde router als de LAN­adapter.
INFORMATIE
Als geen enkele van de correctieve acties werkt, probeer dan een reset van de stroomtoevoer van het volledige systeem.
Zorg dat de LAN-adapter correct is aangesloten op de binnenunit en dat de voeding van alle aangesloten apparatuur is INgeschakeld.
Voer een reset van de stroomtoevoer uit op de LAN­adapter.
Sluit de LAN-adapter aan op een router.
Sluit de LAN-adapter aan op een router die DHCP ondersteunt.
Verbind de computer met dezelfde router als de LAN­adapter.
1 In de router, controleer het IP-adres dat thans aan de LAN-
adapter is toegekend.
2 Roep de configuratie-webinterface met dit IP-adres op. 3 In de configuratie-webinterface, zet "DHCP active" op
"Manually".
4 In de router, ken een statisch IP-adres aan de LAN-adapter toe. 5 Op de configuratie-webinterface, in de velden naast "Static IP
address", stel hetzelfde statisch IP-adres in.
6 In de Online Controller app (menu Instellingen), ken hetzelfde
IP-adres aan de LAN-adapter toe.
7 Zet de LAN-adapter terug onder spanning (harde reset).
Gevolg: De router, de LAN-adapter en de Online Controller app
delen nu hetzelfde vaste IP-adres en zouden elkaar nu moeten vinden.
9.6.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen –LAN-adapter
Storingscodes van de binnenunit
Als de binnenunit zijn verbinding met de LAN-adapter verliest, verschijnt de volgende foutcode op de gebruikersinterface:
Foutcode Beschrijving
U8-01 Verbinding met LAN-adapter verbroken
Storingscodes van de LAN-adapter
LAN-adapterstoringen worden aangegeven door de status-LEDs. Er is een probleem als een of meer status-LEDs het volgende gedrag vertonen:
LED Storingsgedrag Beschrijving
Puls-LED knippert NIET Geen normaal bedrijf.
Probeer de LAN-adapter te resetten of neem contact op met uw verdeler.
Netwerk-LED knippert Communicatieprobleem.
Controleer de netwerkverbinding.
Communicatie-LED binnenunit knippert
Smart Grid-LED knippert gedurende meer dan 30 minuten.
INFORMATIE
▪ De DIP-schakelaar wordt gebruikt om het systeem te
configureren. Voor meer informatie, zie
"9.4Configuratie –LAN-adapter"op pagina49.
▪ Wanneer de LAN-adapter een Smart Grid-
compatibiliteitscontrole uitvoert, knippert, LD4. Dit duidt NIET op een defect. Na een geslaagde controle zal LD4 AAN blijven of UITgaan. Wanneer de LED gedurende meer dan 30 minuten blijft knipperen, is de compatibiliteitscontrole mislukt en is er GEEN Smart­Grid-werking mogelijk.
Voor een volledige beschrijving van de status-LEDs, zie "9.1Over
de LAN-adapter"op pagina43.
Communicatieprobleem met de binnenunit.
Smart Grid­compatibiliteitsprobleem.
Probeer de LAN-adapter te resetten of neem contact op met uw verdeler.
Symptoom: de app vindt de LAN-adapter niet
In het uitzonderlijk geval dat de Online Controller app de LAN­adapter niet automatisch vindt, sluit de router, de LAN-adapter en de app via een vast IP-adres handmatig aan.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
55

10 Configuratie

Gebruikersprofiel
B
5678
Installateur
1234
Gevorderde gebruiker
0000
Gebruiker
10 Configuratie

10.1 Overzicht: Configuratie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren.
Waarom
Indien u het systeem NIET correct configureert, kan het zijn dat het NIET als verwacht werkt. De configuratie heeft invloed op de volgende zaken:
▪ De berekeningen van de software ▪ Wat u op de gebruikersinterface kunt zien en doen
Hoe
U kunt het systeem via de gebruikersinterface configureren. ▪ Eerste maal – Configuratiewizard. Wanneer u de
gebruikersinterface (via de binnenunit) voor de eerste maal AAN­zet, start de configuratiewizard om u te helpen het systeem te configureren.
Start de configuratiewizard opnieuw op. Als het systeem reeds
is geconfigureerd, kunt u de configuratiewizard opnieuw opstarten. Om de configuratiewizard opnieuw op te starten, gaat u naar Installateursinstellingen > Configuratie assistent. Voor toegang tot de Installateursinstellingen, zie
"10.1.1De meest gebruikte commando's bereiken"op pagina56.
Nadien. Indien nodig kunt u wijzigingen uitvoeren aan de
configuratie in de menustructuur of de overzichtsinstellingen.
1 Ga naar [B]: Gebruikersprofiel.
2 Voer de toepasselijke pincode voor het
gebruikertoegangsniveau in. ▪ Blader door de lijst van cijfers en wijzig het
geselecteerde cijfer. ▪ Verplaats de cursor van links naar rechts. ▪ Bevestig de pincode en ga verder.
Pincode installateur
De pincode voor Installateur is 5678. Bijkomende menu-items en installateurinstellingen zijn nu beschikbaar.
Pincode gevorderde eindgebruiker
De pincode voor Gevorderde gebruiker is 1234. Bijkomende menu-items voor de gebruiker zijn nu zichtbaar.
INFORMATIE
Wanneer de configuratiewizard klaar is, zal de gebruikersinterface een overzichtsscherm weergeven en vragen om te bevestigen. Na bevestiging zal het systeem opnieuw opstarten en zal het startscherm worden weergegeven.
Toegang tot de instellingen – Legende voor tabellen
U hebt op twee verschillende manieren toegang tot de installateurinstellingen. Beide manieren geven echter GEEN toegang tot alle instellingen. Indien dit het geval is, staat N.v.t. (Niet van toepassing) in de betreffende kolommen van de tabellen in dit hoofdstuk.
Manier Kolom in tabellen
Instellingen bereik via de verwijzing in het hoofdmenuscherm of de menustructuur. Om verwijzingen te activeren drukt u op de knop in het startscherm.
Instellingen bereiken via de code in het overzicht lokale instellingen.
Zie ook: ▪ "De installateurinstellingen weergeven"op pagina56"10.7 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen" op
pagina89
Bijvoorbeeld: [9.1.5.2]
Bijvoorbeeld: [C-07]
#
Code

10.1.1 De meest gebruikte commando's bereiken

Het gebruikertoegangsniveau wijzigen
U kunt het gebruikertoegangsniveau als volgt wijzigen:
Pincode gebruiker
De pincode voor Gebruiker is 0000.
De installateurinstellingen weergeven
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
2 Ga naar [9]: Installateursinstellingen.
Een overzichtsinstelling wijzigen Voorbeeld: Wijzig [1‑01] van 15 naar 20.
De meeste instellingen kunnen worden geconfigureerd via de menustructuur. Als het om een of andere reden nodig is om een instelling te wijzigen met behulp van de overzichtsinstellingen, zijn de overzichtsinstellingen als volgt toegankelijk:
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op
Installateur. Zie "Het gebruikertoegangsniveau
wijzigen"op pagina56.
2 Ga naar [9.I]: Installateursinstellingen >
Overzicht instellingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
56
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
0A
0B
0C
0D
0E
0
1
2
3
00
01 15
02
03
04
05
06
07
08
09
0A
0B
0C
0D
0E
1
00
01 20
02
03
04
05
06
07
08
09
0A
0B
0C
0D
0E
1
3 Draai aan de linkse draaiknop om het eerste deel
van de instelling te selecteren en bevestig door de draaiknop in te drukken.
4 Draai aan de linkse draaiknop om het tweede deel
van de instelling te selecteren
5 Draai aan de rechtse draaiknop om de waarde van
15 tot 20 in te stellen.
6 Draai aan de linkse draaiknop om de nieuwe
instelling te bevestigen.
7 Druk op de middelste toets om terug te keren naar
het startscherm.
INFORMATIE
Wanneer u de overzichtsinstellingen wijzigt en u teruggaat naar het startscherm, geeft de gebruikersinterface een pop-up scherm weer en wordt u verzocht om het systeem opnieuw op te starten.
Na bevestiging zal het systeem opnieuw opstarten en zullen de recente wijzigingen worden toegepast.

10.2 Configuratiewizard

Nadat het systeem voor het eerst is AAN gezet, zal de gebruikersinterface u instructies geven via de configuratiewizard. Op die manier kunt u de belangrijkste initiële instellingen uitvoeren. Op die manier zal de unit correct kunnen werken. Nadien kunnen er indien nodig meer gedetailleerde instellingen worden uitgevoerd via de menustructuur.
U vindt een kort overzicht van de instellingen in de configuratie hier. Alle instellingen kunnen ook worden aangepast in het instellingenmenu (gebruik de verwijzingen).
Voor instelling… Zie…
Taal [7.1] Tijd/datum [7.2]
Uren
Minuten
Jaar
Maand
Dag
Systeem
Voor instelling… Zie…
Type binnenunit (alleen-lezen) "10.5.9Installateurinstellinge
Type back-upverwarming
n"op pagina79
(alleen-lezen)
Sanitair warmwater [9.2.1] Noodbedrijf [9.5.1] Aantal zones [4.4] "10.5.5Ruimteverwarming/-/
koeling"op pagina72
Back-upverwarming
Spanning [9.3.2] "Back-upverwarming"op Maximumcapaciteit [9.3.9]
pagina80
Hoofdzone
Afgiftesysteem [2.7] "10.5.3Primaire zone"op Bediening [2.9]
pagina65
Instelpunt modus [2.4] Stooklijn verwarming [2.5]
(indien van toepassing) Stooklijn koeling [2.6]
(indien van toepassing)
Tijdschema [2.1] Stooklijntype [2.E]
Secundaire zone (alleen indien [4.4]=1)
Afgiftesysteem [3.7] "10.5.4Secundaire zone"op Bediening (alleen-lezen) [3.9]
pagina70
Instelpunt modus [3.4] Stooklijn verwarming [3.5]
(indien van toepassing) Stooklijn koeling [3.6]
(indien van toepassing)
Tijdschema [3.1] Stooklijntype [3.C]
Sanitaire warmwatertank
Verwarmingsbedrijf [5.6] "10.5.6Tank"op pagina75
Instelpunt confort bedrijf
[5.2]
Instelpunt Eco bedrijf [5.3] Instelpunt warmhouden [5.4] Hysteresis [5.9] en [5.A] Stooklijntype [5.E]

10.3 Mogelijke schermen

10.3.1 Mogelijke schermen: overzicht

De meest voorkomende schermen zijn de volgende:
Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
57
10 Configuratie
+
a
OR
b
c
c2
c4
c1
c3
6
1.6
bar
26 Feb 2019
22:19
55
21
45
i
k
j1
j2 j3
18
b
c
f3
f2
g1
f1
e
h2 h3 h4 g2h1
a2a1
d
55
6
21
45
18
Onderdeel Beschrijving
c Desinfectie / Krachtig
Desinfectiestand actief
Krachtige bedrijfsmodus actief
d Noodbedrijf
De warmtepomp is defect en het systeem werkt in Noodbedrijf-stand of de warmtepomp wordt gedwongen uitgeschakeld.
e Ruimtebedrijfsmodus
Koeling
Verwarming
f Buitenunit / geluidsarme stand
f1
Gemeten buitentemperatuur
f2 Geluidsarme stand actief
f3 Pekelleidingen buiten
g Binnenunit / tank voor warm tapwater
g1 Op de vloer staande binnenunit met geïntegreerde
tank
g2 Waterdruk
a Startscherm b Het scherm Hoofdmenu c Subschermen:
c1: Instelpuntscherm c2: Gedetailleerd scherm met waarden c3: Scherm met weersafhankelijke curve c4: Scherm met programma

10.3.2 Startscherm

h Primaire zone
h1 Type geïnstalleerde kamerthermostaat:
De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA die als kamerthermostaat wordt gebruikt).
De unit werkt op basis van de (bedrade of draadloze) externe kamerthermostaat.
Druk op de -toets om terug te keren naar het startscherm. U krijgt een overzicht van de unitconfiguratie en de kamer- en instelpunttemperaturen te zien. Alleen symbolen die van toepassing zijn op uw configuratie zijn zichtbaar op het startscherm.
Er is geen kamerthermostaat geïnstalleerd of
ingesteld. De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur, ongeacht de werkelijke kamertemperatuur en/of de vraag om de kamer te verwarmen.
h2 Type geïnstalleerd warmteafgiftesysteem:
Vloerverwarming
Ventilo-convector
Radiator
h3
h4
Gemeten kamertemperatuur
Instelpunt aanvoerwatertemperatuur
i Vakantiestand
Vakantiestand actief
j Secundaire zone
j1 Type geïnstalleerde kamerthermostaat:
Mogelijke acties in dit scherm
Ga door de lijst van het hoofdmenu. Ga naar het hoofdmenu-scherm. Referenties inschakelen/uitschakelen.
Onderdeel Beschrijving
a Warm tapwater
a1 Warm tapwater
a2
b Huidige datum en tijd
Uitgebreide handleiding voor de installateur
58
Gemeten tanktemperatuur
(1)
j2 Type geïnstalleerd warmteafgiftesysteem:
j3
De unit werkt op basis van de (bedrade of draadloze) externe kamerthermostaat.
Er is geen kamerthermostaat geïnstalleerd of
ingesteld. De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur, ongeacht de werkelijke kamertemperatuur en/of de vraag om de kamer te verwarmen.
Vloerverwarming
Ventilo-convector
Radiator
Instelpunt aanvoerwatertemperatuur
(1)
(1)
(1)
(1)
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
a
2
Hoofdzone
Secundaire zone
Kamer
Storing
Ruimteverwarming/-koeling
+
21°C
1
Kamer
+
35°C
2
Hoofdzone
+
45°C
3
Secundaire zone
+
50°C
5
Sanitaire
warmwatertank
a1
d
+
d
e
d
e
c
a2
b1
b2
Onderdeel Beschrijving
k Storing
Er is een storing. Zie "14.4.1De help-tekst weergeven in geval van
een storing"op pagina99 voor meer informatie.
(1) Als de bijbehorende werking (bijv. ruimteverwarming) niet
actief is, wordt de cirkel grijs weergegeven.

10.3.3 Het scherm Hoofdmenu

Vanuit het startscherm drukt u ( ) of draait u ( ) de linkse draaiknop om het hoofdmenuscherm te openen. Via het hoofdmenu hebt u toegang tot de verschillende instelpuntschermen en submenu's.
a Geselecteerd submenu
Mogelijke acties in dit scherm
Ga door de lijst. Ga naar het submenu. Referenties inschakelen/uitschakelen.
Submenu Beschrijving
[0]
of Storing
[1]
Kamer
[2]
Hoofdzone
[3]
Secundaire zone
[4]
Ruimteverwarming/­koeling
[5]
Sanitaire
warmwatertank
[7]
Gebruikerinstellin gen
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Beperking: Wordt alleen weergegeven als er een storing optreedt.
Zie "14.4.1De help-tekst weergeven in
geval van een storing"op pagina99
voor meer informatie. Beperking: Wordt alleen weergeven
als een speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA die als kamerthermostaat wordt gebruikt) de binnenunit bedient.
De kamertemperatuur instellen. Toont het symbool dat van toepassing
is voor het type afgever van de primaire zone.
De aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone instellen.
Beperking: Wordt alleen weergegeven als er twee aanvoerwatertemperatuurzones zijn. Toont het symbool dat van toepassing is voor het type afgever van de secundaire zone.
De aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone instellen.
Beperking: Alleen voor modellen voor verwarming/koeling.
Toont het symbool dat van toepassing is voor uw unit. De unit in verwarmings- of koelstand zetten.
De temperatuur van de warmtapwatertank instellen.
Biedt toegang tot gebruikersinstellingen zoals vakantiestand en geluidsarme stand.
Submenu Beschrijving
[8]
Informatie
[9]
Installateursinste llingen
[A]
Inbedrijfstelling
[B]
Gebruikersprofiel
[C]
In werking
Geeft gegevens en informatie over de binnenunit weer.
Beperking: Alleen voor de installateur.
Biedt toegang tot geavanceerde instellingen.
Beperking: Alleen voor de installateur.
Testen en onderhoud uitvoeren. Het actieve gebruikersprofiel wijzigen.
De verwarmings/koelings-functie en productie van warm tapwater in- of uitschakelen.

10.3.4 Menuscherm

Mogelijke acties in dit scherm
Ga door de lijst. Ga naar het submenu/instelling.

10.3.5 Instelpunt-scherm

Het instelpuntscherm wordt weergegeven voor schermen die systeemonderdelen beschrijven die een instelpuntwaarde nodig hebben.
Voorbeelden
[1] Scherm Kamertemperatuur
[3] Scherm Secundaire zone
Uitleg
Mogelijke acties in dit scherm
Ga door de lijst van het submenu. Ga naar het submenu. Wijzig en pas de gewenste temperatuur automatisch
aan.
[2] Scherm Primaire zone
[5] Scherm Tanktemperatuur
Uitgebreide handleiding voor de installateur
59
10 Configuratie
a bc
a bc
7.2.1
Tijd/datum
Uren
11
30
Minuten
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
Verwijderen
Hernoemen Selecteren
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
C
Verwijderen
Bewerken
Kopiëren
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
Verwijderen
Bewerken
Kopiëren
Onderdeel Beschrijving
Minimale temperatuurbeperking a1 Vastgelegd door de unit
a2 Beperkt door de installateur
Maximale temperatuurbeperking
b1 Vastgelegd door de unit b2 Beperkt door de installateur
Huidige temperatuur c Gemeten door de unit Gewenste temperatuur d Draai aan de rechtse
draaiknop om te verhogen/ verlagen.
Submenu e Draai aan of druk op de
linkse draaiknop om naar het submenu te gaan.

10.3.6 Gedetailleerd scherm met waarden

Voorbeeld:
a Instellingen b Waarden c Geselecteerde instelling en waarde
Mogelijke acties in dit scherm
Ga door de lijst met instellingen. Verander de waarde. Ga naar de volgende instelling. Bevestig de wijzigingen en ga verder.

10.3.7 Programmascherm: voorbeeld

Dit voorbeeld toont hoe u een kamertemperatuurprogramma instelt in de verwarmingsstand voor de primaire zone.
Naar het programma gaan:
1 Ga naar [1.1]: Kamer > Tijdschema. 2 Stel programmering in op Ja. 3 Ga naar [1.2]: Kamer > Programma verwarming.
De inhoud van het weekprogramma wissen:
1 Selecteer de naam van het huidige programma.
2 Selecteer Verwijderen.
3 Selecteer OK om te bevestigen.
De inhoud van het dagprogramma wissen:
1 Selecteer de dag waarvoor u de inhoud wilt wissen.
Bijvoorbeeld Vrijdag
2 Selecteer Verwijderen.
INFORMATIE
Andere planningen programmeren gebeurt op dezelfde manier.
Het programma programmeren: overzicht Voorbeeld: U wilt het volgende programma instellen:
Voorwaarde: Het kamertemperatuurprogramma is alleen
beschikbaar als de kamerthermostaatregeling actief is. Als de aanvoerwatertemperatuurregeling actief is, kunt u in de plaats het programma voor de primaire zone instellen.
1 Ga naar het programma. 2 (optie) Wis de inhoud van het volledige weekprogramma of de
inhoud van een geselecteerd dagprogramma.
3 Programmeer het programma voor Maandag.
4 Kopieer het programma naar de andere weekdagen. 5 Programmeer het programma voor Zaterdag en kopieer het
naar Zondag.
6 Geef het programma een naam.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
60
3 Selecteer OK om te bevestigen.
Het programma programmeren voor Maandag:
1 Selecteer Maandag.
2 Selecteer Bewerken.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
0
6:00
8:30
17:30
20°C
18°C
22:00
--:--
18°C
--
21°C
12 24
Ma
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
Verwijderen
Bewerken
Kopiëren
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
C
Verwijderen
Bewerken
Kopiëren
Plakken
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
C
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
C
0
8:00
23:00
--:--
21°C
18°C
--
12 24
Za
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
C
Ma
Za
Wo
Vr
Do
Di
Zo
Eigen prog 1
Verwijderen
Hernoemen
Selecteren
3 Gebruik de linkse draaiknop om een invoer te
selecteren en bewerk de invoer met de rechtse draaiknop. U kunt tot 6 bewerkingen per dag programmeren. Een hoge temperatuur krijgt op de balk een donkerdere kleur dan een lage temperatuur.
Let op: Om een actie te wissen, stelt u de tijd ervan in als de tijd van de vorige actie.
4 Bevestig de wijzigingen.
Resultaat: Het programma voor maandag is
gepland. De waarde van de laatste actie is geldig totdat de volgende geprogrammeerde actie start. In dit voorbeeld is maandag de eerste dag die u hebt geprogrammeerd. De laatst geprogrammeerde actie is dus geldig tot de eerste actief van de volgende maandag.
Het programma naar de andere weekdagen kopiëren:
1 Selecteer Maandag.
5 Herhaal deze bewerking voor alle andere
weekdagen.
Het programma programmeren voor Zaterdag en het kopiëren naar Zondag:
1 Selecteer Zaterdag. 2 Selecteer Bewerken. 3 Gebruik de linkse draaiknop om een invoer te
selecteren en bewerk de invoer met de rechtse draaiknop.
4 Bevestig de wijzigingen. 5 Selecteer Zaterdag. 6 Selecteer Kopiëren. 7 Selecteer Zondag. 8 Selecteer Plakken.
Resultaat:
2 Selecteer Kopiëren.
Resultaat: "C" wordt weergegeven naast de
gekopieerde dag.
3 Selecteer Dinsdag.
4 Selecteer Plakken.
Resultaat:
Het programma hernoemen:
1 Selecteer de naam van het huidige programma.
2 Selecteer Hernoemen.
3 (optie) Om de naam van het huidige programma te
verwijderen, bladert u door de tekenlijst totdat u ziet. Druk erop om het vorige teken te verwijderen. Herhaal dit voor elk teken in de naam van het programma.
4 Om het huidige programma een naam te geven,
bladert u door de tekenlijst en bevestigt u het geselecteerde teken. De naam van het programma kan tot 15tekens bevatten.
5 Bevestig de nieuwe naam.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
61
10 Configuratie
Y1
Y2
X1 X2
a
INFORMATIE
Niet alle programma's kunnen worden hernoemd.

10.4 Weersafhankelijke curve

10.4.1 Wat is een weersafhankelijke curve?

Weersafhankelijke werking
De unit werkt "weersafhankelijk" als de gewenste aanvoerwater- of tanktemperatuur automatisch wordt bepaald door de buitentemperatuur. Daarom is de unit aangesloten op een temperatuursensor aan de noordzijde van het gebouw. Als de buitentemperatuur daalt of stijgt, compenseert de unit dat ogenblikkelijk. De unit hoeft dus niet te wachten op feedback van de thermostaat om de temperatuur van het aanvoerwater of de tank te verhogen of verlagen. Doordat de unit sneller reageert, wordt voorkomen dat de binnentemperatuur en de watertemperatuur aan de kranen extreem stijgt en daalt.
Voordeel
Weersafhankelijke bediening vermindert energieverbruikt.
Weersafhankelijke curve
Om temperatuurverschillen te kunnen compenseren, vertrouwt de unit op de weersafhankelijke curve. Deze curve bepaalt wat de temperatuur van de tank of het aanvoerwater moet zijn bij verschillende buitentemperaturen. Omdat de helling van de curve afhankelijk is van plaatselijke omstandigheden zoals klimaat en de isolatie van het huis, kan de curve worden aangepast door een installateur of gebruiker.
Types van weersafhankelijke curve
Er zijn twee types van weersafhankelijke curve: ▪ Curve met 2 punten ▪ Curve volgens helling en afwijking Welk type van curve u gebruikt om aanpassingen uit te voeren,
hangt af van uw persoonlijke voorkeur. Zie
"10.4.4Weersafhankelijke curves gebruiken"op pagina63.
Beschikbaarheid
De weersafhankelijke curve is beschikbaar voor: ▪ Primaire zone - Verwarming ▪ Primaire zone - Koeling ▪ Secundaire zone - Verwarming ▪ Secundaire zone - Koeling ▪ Tank
INFORMATIE
Om weersafhankelijk te kunnen werken, moet u het instelpunt van de primaire zone, de secundaire zone of de tank correct configureren. Zie "10.4.4 Weersafhankelijke
curves gebruiken"op pagina63.

10.4.2 Curve met 2 punten

Definieer de weersafhankelijke curve met deze twee instelpunten: ▪ Instelpunt (X1, Y2) ▪ Instelpunt (X2, Y1)
Voorbeeld
Onderde
el
a Geselecteerde weersafhankelijke zone:
: Verwarming primaire zone of secundaire zone
: Koeling primaire zone of secundaire zone
: Warm tapwater
X1, X2 Voorbeelden van omgevingstemperatuur buiten Y1, Y2 Voorbeelden van gewenste tanktemperatuur of
aanvoerwatertemperatuur. Het pictogram stemt overeen met de warmteafgever voor die zone:
: Vloerverwarming
: Ventilatorconvector
: Radiator
: Warmtapwatertank
Mogelijke acties in dit scherm
Ga door de temperaturen. Wijzig de temperatuur. Ga naar de volgende temperatuur. Bevestig de wijzigingen en ga verder.
Beschrijving

10.4.3 Curve volgens helling en afwijking

Helling en afwijking
Definieer de weersafhankelijke curve op basis van de helling en de afwijking:
▪ Wijzig de helling om de temperatuur van het aanvoerwater te
verhogen of te verlagen voor verschillende omgevingstemperaturen. Als de aanvoertemperatuur bijvoorbeeld over het algemeen goed, maar bij een lage omgevingstemperatuur te koud is, verhoogt u de helling zodat de aanvoerwatertemperatuur meer wordt verhoogd naarmate de omgevingstemperatuur lager wordt.
▪ Wijzig de afwijking om de temperatuur van het aanvoerwater
gelijkmatig te verhogen of te verlagen voor verschillende omgevingstemperaturen. Als de aanvoerwatertemperatuur bijvoorbeeld altijd een beetje te koud is bij verschillende omgevingstemperaturen, schuift u de curve omhoog om de aanvoerwatertemperatuur gelijkmatig te verhogen voor alle omgevingstemperaturen.
Voorbeelden
Weersafhankelijke curve wanneer helling is geselecteerd:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
62
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
X1 X2
c
d
e
Y1
Y2
Y3
Y4
a b
Y1
Y2
Y3
Y4
X1 X2
a b
c
d
e
Weersafhankelijke curve wanneer afwijking is geselecteerd:
Onderde
el
a Weersafhankelijke curve vóór wijzigingen. b Weersafhankelijke curve na wijzigingen (als voorbeeld):
▪ Wanneer de helling wordt gewijzigd, is de nieuwe
voorkeurstemperatuur bij X1 ongelijkmatig hoger dan de voorkeurstemperatuur bij X2.
▪ Wanneer de afwijking wordt gewijzigd, is de nieuwe
voorkeurstemperatuur bij X1 gelijkmatig hoger dan de voorkeurstemperatuur bij X2.
c Helling d Afwijking e Geselecteerde weersafhankelijke zone:
: Verwarming primaire zone of secundaire zone
: Koeling primaire zone of secundaire zone
: Warm tapwater
X1, X2 Voorbeelden van omgevingstemperatuur buiten
Y1, Y2,
Y3, Y4
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Voorbeelden van gewenste tanktemperatuur of aanvoerwatertemperatuur. Het pictogram stemt overeen met de warmteafgever voor die zone:
: Vloerverwarming
: Ventilatorconvector
: Radiator
: Warmtapwatertank
Mogelijke acties in dit scherm
Selecteer helling of afwijking. Verhoog of verlaag de helling/afwijking. Wanneer helling is geselecteerd: stel de helling in en
ga naar afwijking. Wanneer afwijking is geselecteerd: stel de afwijking
in. Bevestig de wijzigingen en keer terug naar het
submenu.
Beschrijving
10 Configuratie

10.4.4 Weersafhankelijke curves gebruiken

Configureer weersafhankelijke curves als volgt:
De instelpuntstand definiëren
Om de weersafhankelijke curve te gebruiken, moet u de correcte instelpuntstand definiëren:
Ga naar instelpuntstand… Stel de instelpuntstand in op…
Primaire zone – Verwarming
[2.4] Hoofdzone > Instelpunt modus
Primaire zone – Koeling
[2.4] Hoofdzone > Instelpunt modus
Secundaire zone – Verwarming
[3.4] Secundaire zone > Instelpunt modus
Secundaire zone – Koeling
[3.4] Secundaire zone > Instelpunt modus
Tank
[5.B] Sanitaire warmwatertank > Instelpunt modus
Om het type van weersafhankelijke curve te wijzigen
Om het type te wijzigen voor alle zones en voor de tank, ga naar [2.E] Hoofdzone > Stooklijntype.
Bekijken welk type is geselecteerd is ook mogelijk via: ▪ [3.C] Secundaire zone > Stooklijntype
▪ [5.E] Sanitaire warmwatertank > Stooklijntype
Om de weersafhankelijke curve te wijzigen
Zone Ga naar …
Primaire zone – Verwarming [2.5] Hoofdzone > Stooklijn
Primaire zone – Koeling [2.6] Hoofdzone > Stooklijn
Secundaire zone – Verwarming [3.5] Secundaire zone >
Secundaire zone – Koeling [3.6] Secundaire zone >
Tank [5.C] Sanitaire
INFORMATIE
Maximale en minimale instelpunten
U kunt de curve niet configureren met temperaturen die hoger of lager zijn dan de ingestelde maximum- en minimuminstelpunten voor die zone of voor de tank. Wanneer het maximum- of minimuminstelpunt is bereikt, wordt de curve vlak.
Om de weersafhankelijke curve nauwkeuriger af te stemmen: curve volgens helling en afwijking
De volgende tabel beschrijft hoe u de weersafhankelijke curve van een zone of tank nauwkeuriger kunt afstemmen:
Weersafhankelijke verwarming, constant koeling OF Weersafhankelijk
Weersafhankelijk
Weersafhankelijke verwarming, constant koeling OF Weersafhankelijk
Weersafhankelijk
Weersafhankelijk
verwarming
koeling
Stooklijn verwarming
Stooklijn koeling
warmwatertank > Stooklijn
Uitgebreide handleiding voor de installateur
63
10 Configuratie
U voelt … Nauwkeuriger afstemmen met
helling en afwijking:
Bij normale
buitentemperat
uren …
Bij koude
buitentemperat
uren …
Helling Afwijking
OK Koud Verhogen Zo laten
OK Warm Onder Zo laten Koud OK Onder Verhogen Koud Koud Zo laten Verhogen Koud Warm Onder Verhogen
Warm OK Verhogen Onder Warm Koud Verhogen Onder Warm Warm Zo laten Onder
Om de weersafhankelijke curve nauwkeuriger af te stemmen: curve met 2 punten
De volgende tabel beschrijft hoe u de weersafhankelijke curve van een zone of tank nauwkeuriger kunt afstemmen:
U voelt … Nauwkeuriger afstemmen met
instelpunten:
Bij normale buitente
mperatur
Bij koude
buitente
mperatur
en …
Y2
(1)
Y1
(1)
X1
(1)
X2
(1)
en …
OK Koud Verhogen Verhogen
OK Warm Onder Onder — Koud OK Verhogen Verhogen Koud Koud Verhogen Verhogen Verhogen Verhogen Koud Warm Onder Verhogen Onder Verhogen
Warm OK Onder Onder Warm Koud Verhogen Onder Verhogen Onder Warm Warm Onder Onder Onder Onder
(1)
Zie "10.4.2Curve met 2 punten"op pagina62.

10.5 Menu Instellingen

U kunt bijkomende instellingen uitvoeren via het hoofdmenuscherm en de submenu's. De belangrijkste instellingen worden hier vermeld.

10.5.1 Storing

In het geval van een storing zal of op het startscherm verschijnen. Als u het menuscherm opent, zal het Storing-menu nu zichtbaar zijn. Open het menu om de foutcode te bekijken. Druk op voor meer informatie over de fout.

10.5.2 Kamer

Instelpunt-scherm
U kunt de kamertemperatuur van de primaire zone regelen via het instelpunt-scherm, zie ook "10.3.5Instelpunt-scherm"op pagina59.
Tijdschema
In dit menu-item kunt u aangeven of de kamertemperatuur wordt geregeld via een programma of niet.
# Code Beschrijving
[1.1] Nvt Tijdschema
▪ 0 Nee: Kamertemperatuur wordt
geregeld door de gebruiker.
▪ 1 Ja: Kamertemperatuur wordt
geregeld via een programma en kan worden gewijzigd door de gebruiker.
Programma verwarming
Dit is beschikbaar voor alle modellen. Via het programmascherm kunt u het verwarmingsprogramma voor
de kamertemperatuur instellen. Voor meer informatie over dit scherm, zie "10.3.7Programmascherm: voorbeeld"op pagina60.
Vorstbescherming
Vorstbescherming [1.4] zorgt ervoor dat het nooit te koud wordt in de kamer. Deze instelling kan worden gebruikt wanneer [2.9] Bediening=Kamerthermostaat, maar deze zorgt er ook voor dat een regeling via de aanvoerwatertemperatuur en de een regeling via een externe kamerthermostaat mogelijk zijn. Voor deze laatste twee kan Vorstbescherming worden ingeschakeld door de ter plaatse in te stellen parameter [2-06] op 1 in te stellen.
Vorstbescherming kamer, wanneer ingeschakeld, kan niet worden gegarandeerd als er geen thermostaat in de kamer is, die de warmtepomp kan inschakelen. In dat geval, als [2.9]
Bediening=Externe kamerthermostaat en [C.2] Ruimteverwarming/-koeling is op Uit ingesteld, of als [2.9] Bediening=Vertrekwater. In die gevallen zal de Vorstbescherming -functionaliteit het water voor de
ruimteverwarming tot een lager instelpunt verwarmen wanneer de buitentemperatuur lager wordt dan 4°C. Dit wordt in de tabel hieronder samengevat:
Manier om de unit van de
Beschrijving
primaire zone te regelen
[2.9]
Regeling via de aanvoerwatertemperatuur
Vorstbescherming kamer is NIET gegarandeerd.
([C07]=0) Regeling via externe
kamerthermostaat ([C07]=1)
Sta de externe kamerthermostaat toe te zorgen voor Vorstbescherming kamer:
▪ Zet [C.2]: Ruimteverwarming/-
koeling AAN
Regeling via kamerthermostaat ([C07]=2)
Sta de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat toe te zorgen voor Vorstbescherming kamer:
▪ Kies [1.4.1]=1: Kamer >
Vorstbescherming > Activatie > Ja
▪ Stel het instelpunt voor
vorstbescherming van de kamer in ([1.4.2]): Kamer >
Vorstbescherming > Instelpunt ruimtetemperatuur
INFORMATIE
Indien er zich een U4-storing voordoet, is vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
OPMERKING
Als de parameter "Vorstbescherming kamer" ingeschakeld is en er een storing U4 is, zal de unit de Vorstbescherming -functie automatisch via de back­upverwarming starten. Als de back-upverwarming niet toegestaan is, MOET de parameter "Vorstbescherming kamer" worden uitgeschakeld.
Zie de delen hieronder voor meer gedetailleerde informatie over Vorstbescherming kamer met betrekking tot de gebruikte manier om de unit te regelen:
Regeling via de aanvoerwatertemperatuur ([C‑07]=0)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
64
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
Indien de regeling via de aanvoerwatertemperatuur gebeurt, wordt Vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd. Als echter Vorstbescherming kamer [2‑06] ingeschakeld is, is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:
Als... Dan...
Ruimteverwarming/-koeling
staat UIT en de buitenomgevingstemperatuur zakt onder 4°C
Ruimteverwarming/-koeling
staat AAN en de bedrijfsmodus is "verwarming"
Ruimteverwarming/-koeling
staat AAN en de bedrijfsmodus is "koeling"
Regeling via externe kamerthermostaat ([C‑07]=1) Wanneer de regeling via een externe kamerthermostaat gebeurt,
wordt Vorstbescherming kamer gegarandeerd door de externe kamerthermostaat, op voorwaarde dat Ruimteverwarming/- koeling [C.2] AAN is en Noodbedrijf [9.5.1] op Automatisch of op autom. SH normaal/warmtapwater uit staat. Als echter de parameter "Vorstbescherming kamer" [2-06] ingeschakeld is, is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk.
In het geval van één aanvoerwatertemperatuurzone:
Als... Dan...
Ruimteverwarming/-koeling
staat UIT en de buitenomgevingstemperatuur zakt onder 4°C
Ruimteverwarming/-koeling
staat AAN, de externe kamerthermostaat staat op "Thermo UIT" en de buitentemperatuur zakt onder 4°C
Ruimteverwarming/-koeling
staat AAN en de externe kamerthermostaat staat op "Thermo AAN"
In het geval van twee aanvoerwatertemperatuurzones:
Als... Dan...
Ruimteverwarming/-koeling
staat UIT en de buitenomgevingstemperatuur zakt onder 4°C
Ruimteverwarming/-koeling
staat AAN, de externe kamerthermostaat staat op "Thermo UIT", de bedrijfsmodus is "verwarming" en de buitentemperatuur zakt onder 4°C
Ruimteverwarming/-koeling
staat AAN en de bedrijfsmodus is "koeling"
Regeling via kamerthermostaat ([C‑07]=2)
De unit zal aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen, en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal worden verlaagd.
De unit zal aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen volgens de normale logica.
Er is geen Vorstbescherming kamer.
De unit zal aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen, en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal worden verlaagd.
De unit zal aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen, en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal worden verlaagd.
Vorstbescherming kamer wordt gegarandeerd door de normale logica.
De unit zal aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen, en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal worden verlaagd.
De unit zal aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen, en het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur zal worden verlaagd.
Er is geen Vorstbescherming kamer.
Bij regeling via een kamerthermostaat is Vorstbescherming kamer gegarandeerd als ze is ingeschakeld. Wanneer Vorstbescherming kamer [2‑06] ingeschakeld is en de kamertemperatuur onder de vorstbeschermende temperatuur [2‑05] zakt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op te warmen.
# Code Beschrijving
[1.4.1] [2-06] Activatie:
▪ 0 Nee: functie Vorstbescherming staat
UIT.
▪ 1 Ja: functie Vorstbescherming staat
AAN.
[1.4.2] [2-05] Instelpunt ruimtetemperatuur
4°C~16°C
INFORMATIE
Wanneer de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat losgekoppeld is (door een foute bedrading of een beschadigde kabel), dan wordt de Vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.
OPMERKING
Als Noodbedrijf op Handmatig ([9.5.1]=0) is ingesteld, en het noodbedrijf van de unit wordt geactiveerd, dan zal de unit gestopt worden en moet hij handmatig opnieuw worden gestart via de gebruikersinterface. Om de werking handmatig te herstellen, gaat u naar het Storing hoofdmenu-scherm, waar de gebruikersinterface u dan zal vragen om de noodwerking te bevestigen alvorens te herstarten.
Zelfs wanneer de gebruiker de noodwerking NIET bevestigt, blijft Vorstbescherming kamer ingeschakeld.
Afwijk. kamersensor
ALLEEN van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. U kunt de (externe) kamertemperatuursensor ijken. U kunt een afwijking instellen op de waarde van de kamerthermistor gemeten door de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat of door de externe kamersensor. De instellingen kunnen gebruikt worden om situaties te compenseren waarin de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat of de externe kamerthermostaat NIET op de ideale plaats kunnen worden geplaatst (zie "5.7 Een externe
temperatuursensor opstellen"op pagina22).
# Code Beschrijving
[1.6] [2-0A] Afwijk. kamersensor
(gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat): afwijking van de werkelijke kamertemperatuur gemeten door de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat.
▪ –5°C~5°C, stap 0,5°C
[1.7] [2-09] Afwijk. kamersensor (optie externe
kamersensor): ENKEL van toepassing als de optie externe kamersensor geïnstalleerd en geconfigureerd is.
▪ –5°C~5°C, stap 0,5°C

10.5.3 Primaire zone

Instelpunt-scherm
U kunt de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone instellen via het instelpunt-scherm. Voor meer informatie over hoe dit precies moet, zie "10.3.5Instelpunt-scherm"op pagina59.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
65
10 Configuratie
[1-03]
[1-02]
T
a
T
t
[1-00] [1-01]
Tijdschema
Geeft aan of de gewenste aanvoerwatertemperatuur overeenstemt met een programma. De invloed van de AWT-instelpuntmodus [2.4] is als volgt:
▪ In de Vast AWT-instelpuntmodus bestaan de geplande acties uit
gewenste aanvoerwatertemperaturen die of voorgeprogrammeerd, of aangepast zijn.
▪ In de Weersafhankelijk AWT-instelpuntmodus bestaan de
geplande acties uit gewenste omschakelingsacties, die of voorgeprogrammeerd, of aangepast zijn.
# Code Beschrijving
[2.1] Nvt Tijdschema
▪ 0: Nee
▪ 1: Ja
Verwarmingsprogramma
Via het programmascherm kunt u het temperatuurprogramma voor verwarming van de primaire zone instellen. Voor meer informatie over dit scherm, zie "10.3.7 Programmascherm: voorbeeld" op
pagina60.
Koelprogramma
Via het programmascherm kunt u de koeltemperatuur voor de primaire zone instellen. Voor meer informatie over dit scherm, zie
"10.3.7Programmascherm: voorbeeld"op pagina60.
Instelpunt modus
In de stand Vast hangt de gewenste aanvoerwatertemperatuur NIET af van de buitenomgevingstemperatuur.
In de stand Weersafhankelijke verwarming, constant koeling geldt het volgende voor de gewenste aanvoerwatertemperatuur:
▪ hangt af van de buitenomgevingstemperatuur voor verwarming ▪ hangt NIET af van de buitenomgevingstemperatuur voor koeling In de stand Weersafhankelijk hangt de gewenste
aanvoerwatertemperatuur af van de buitenomgevingstemperatuur.
# Code Beschrijving
[2.4] Nvt Instelpunt modus
▪ 0: Vast
▪ 1: Weersafhankelijke verwarming,
constant koeling
▪ 2: Weersafhankelijk
Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, zorgen lage buitentemperaturen voor warmer water en omgekeerd. In de weersafhankelijke werking kan de gebruiker de temperatuur van het water met maximaal 10°C verhogen of verlagen.
Stooklijntype
De weersafhankelijke curve kan met de "2-punts"-methode of met de "Afwijking helling"-methode worden bepaald. Voor meer informatie over deze methoden, zie "10.4.2Curve met 2 punten"op
pagina 62 en "10.4.3 Curve volgens helling en afwijking" op pagina62.
# Code Beschrijving
[2.E] Nvt ▪ 0: 2-punts
▪ 1: Afwijking helling
# Code Beschrijving
[2.5] [1-00]
[1-01] [1-02] [1-03]
Stel de weersafhankelijke verwarming in: Let op: De weersafhankelijke curve kan
volgens 2 methoden worden ingesteld. Zie "10.4.2Curve met 2 punten"op
pagina62 en "10.4.3Curve volgens helling en afwijking"op pagina62. Voor
beide curvetypes moeten er 4 ter plaatse in te stellen parameters worden ingesteld zoals op onderstaande afbeelding weergegeven.
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(primair zone) ▪ Ta: Buitentemperatuur ▪ [1-00]: Lage
buitenomgevingstemperatuur. –40°C~
+5°C ▪ [1-01]: Hoge
buitenomgevingstemperatuur.
10°C~25°C ▪ [1-02]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of eronder valt.
[9‑01]°C~[9‑00]°C
Let op: Deze waarde moet hoger zijn
dan [1‑03], omdat bij lage
buitentemperaturen warmer water
nodig is. ▪ [1-03]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of erover komt.
[9‑01]°C~min(45, [9‑00])°C
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan [1‑02], omdat bij hoge
buitentemperaturen minder warm
water nodig is.
Weersafhankelijke curve koelen
Stel de weersafhankelijke koeling voor de primaire zone in (als [2.4] = 2):
Weersafhankelijke curve verwarmen
Stel de weersafhankelijke verwarming voor de primaire zone in (als [2.4] = 1 of 2):
Uitgebreide handleiding voor de installateur
66
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
[1-09]
[1-08]
T
a
T
t
[1-06] [1-07]
# Code Beschrijving
[2.6] [1-06]
[1-07] [1-08] [1-09]
Stel de weersafhankelijke koeling in: Let op: De weersafhankelijke curve kan
volgens 2 methoden worden ingesteld. Zie "10.4.2Curve met 2 punten"op
pagina62 en "10.4.3Curve volgens helling en afwijking"op pagina62. Voor
beide curvetypes moeten er 4 ter plaatse in te stellen parameters worden ingesteld zoals op onderstaande afbeelding weergegeven.
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(primair zone) ▪ Ta: Buitentemperatuur ▪ [1-06]: Lage
buitenomgevingstemperatuur.
10°C~25°C ▪ [1-07]: Hoge
buitenomgevingstemperatuur.
25°C~43°C ▪ [1-08]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of eronder valt.
[9‑03]°C~[9‑02]°C
Let op: Deze waarde moet hoger zijn
dan [1‑09], omdat bij lage
buitentemperaturen minder koud water
nodig is. ▪ [1-09]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of erover komt.
[9‑03]°C~[9-02]°C
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan [1‑08], omdat bij hoge
buitentemperaturen kouder water
nodig is.
Afgiftesysteem
Afhankelijk van het systeemwatervolume en het warmteafgevertype van de primaire zone, kan het langer duren om de primaire zone te verwarmen of af te koelen. De instelling Afgiftesysteem kan een langzaam of een snel verwarmings-/koelsysteem compenseren tijdens de verwarm/afkoelcyclus. De streef-delta T voor de primaire zone hangt van deze instelling af.
Bij regeling via een kamerthermostaat heeft Afgiftesysteem invloed op de maximummodulatie van de gewenste aanvoerwatertemperatuur en de mogelijkheid om op basis van de binnenomgevingstemperatuur automatische tussen koeling/ verwarming om te schakelen.
Het is belangrijk Afgiftesysteem correct en in overeenstemming met uw systeemlayout in te stellen.
# Code Beschrijving
[2.7] [2‑0C] Afgiftesysteem
▪ 0: Vloerverwarming
▪ 1: Ventilo-convector
▪ 2: Radiator
De instelling van het afgevertype heeft als volgt een invloed op het instelpuntbereik van de ruimteverwarming en de doel-delta T bij verwarming:
Hoofdzone
Afgiftesysteem
Instelpuntbereik
ruimteverwarming
Doel-delta T bij
verwarming [1‑0B]
[9‑01]~[9‑00]
0: Vloerverwarming Maximum 55°C Variabele (zie [2.B]) 1: Ventilo-
Maximum 65°C Variabele (zie [2.B])
convector 2: Radiator Maximum 65°C Variabele (zie [2.B])
OPMERKING
Het maximale instelpunt voor ruimteverwarming hangt af van het type afgever zoals te zien is in bovenstaande tabel. Als er 2 watertemperatuurzones zijn, is het maximale instelpunt het hoogste van de 2 zones.
VOORZICHTIG
Als er 2 zones zijn, is het belangrijk dat de zone met de laagste watertemperatuur geconfigureerd is als de primaire zone en de zone met de hoogste watertemperatuur is geconfigureerd als de secundaire zone. Het systeem niet op deze manier configureren, kan schade aan de warmteafgevers veroorzaken.
VOORZICHTIG
Als er 2 zones zijn en de afgevertypes onjuist zijn geconfigureerd, kan er water met een hoge temperatuur naar een afgever met lage temperatuur (vloerverwarming) worden gestuurd. Om dit te vermijden doet u het volgende:
▪ Installeer een aquastat-/thermostaatklep om te hoge
temperaturen naar een lage temperatuur-afgever te voorkomen.
▪ Zorg dat u de afgevertypes voor de primaire zone [2.7]
en voor de secundaire zone [3.7] correct instelt in overeenstemming met de aangesloten afgever.
INFORMATIE
Afhankelijk van de doel-delta T zal de gemiddelde afgiftetemperatuur variëren. Om het effect op de gemiddelde afgiftetemperatuur door een hogere doel-delta T tegen te gaan, kan het aanvoerwater-instelpunt (vast of weersafhankelijk) worden aangepast.
Instelpuntbereik
U kunt het bereik van de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone begrenzen. Deze instelling dient om een verkeerde aanvoerwatertemperatuur (nl. te warm of te koud) te voorkomen. Daarom kunnen de beschikbare bereiken voor de gewenste verwarmingstemperaturen en gewenste koeltemperaturen geconfigureerd worden.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
67
10 Configuratie
OPMERKING
Voor de vloerverwarming is het belangrijk de volgende temperaturen te beperken:
▪ de maximumaanvoerwatertemperatuur tijdens
verwarming volgens de specificaties van de vloerverwarmingsinstallatie.
▪ de minimumaanvoerwatertemperatuur tijdens koeling
tot 18~20°C om geen condensatie op de vloer te hebben.
OPMERKING
▪ Wanneer de bereiken voor de
aanvoerwatertemperaturen aangepast worden, moeten ook alle gewenste aanvoerwatertemperaturen aangepast worden, zodat ze binnen de grenswaarden blijven.
▪ Zorg steeds voor een evenwicht tussen de gewenste
aanvoerwatertemperatuur met de gewenste kamertemperatuur en/of de capaciteit (in functie van de kenmerken van de geselecteerde warmteafgevers). De gewenste aanvoerwatertemperatuur is het resultaat van verschillende instellingen (voorgeprogrammeerde waarden, omschakelwaarden, weersafhankelijke curven, aanpassing). Bijgevolg kunnen te hoge of te lage aanvoerwatertemperaturen overtemperaturen of gebrek aan capaciteit veroorzaken. Door het bereik van de aanvoerwatertemperaturen te beperken tot geschikte waarden (afhankelijk van de warmteafgever) kunnen dergelijke situaties vermeden worden.
Voorbeeld: Stel de minimumaanvoerwatertemperatuur in op 28°C om te vermijden dat de kamer NIET opgewarmd kan worden: aanvoerwatertemperaturen MOETEN voldoende hoger zijn dan de kamertemperaturen (in verwarming).
# Code Beschrijving
[2.9] [C‑07] ▪ 0: Vertrekwater
▪ 1: Externe kamerthermostaat
▪ 2: Kamerthermostaat
Thermostaattype
Alleen van toepassing in externe kamerthermostaatregeling.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. Vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk wanneer [C.2] Ruimteverwarming/-koeling INGESCHAKELD is.
# Code Beschrijving
[2.A] [C‑05] Externe kamerthermostaattype voor de
primaire zone: ▪ 1: 1 contact: De gebruikte externe
kamerthermostaat kan enkel een thermo AAN/UIT-staat sturen. Er is geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling. De kamerthermostaat is aangesloten op slechts 1 digitale ingang (X2M/35). Selecteer deze waarde in het geval van een aansluiting op de warmtepompconvector (FWXV).
▪ 2: 2 contacten: De gebruikte externe
kamerthermostaat een gescheiden verwarm-/koelthermo AAN/UIT-staat kan sturen. De kamerthermostaat is aangesloten op 2 digitale ingangen (X2M/35 en X2M/34). Selecteer deze waarde in het geval van een aansluiting op een bedrade (EKRTWA) of draadloze (EKRTR1) kamerthermostaat
# Code Beschrijving
Het bereik van de aanvoerwatertemperaturen van de primaire aanvoerwatertemperatuurzone (= de aanvoerwatertemperatuurzone met de laagste aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en de hoogste aanvoerwatertemperatuur voor koeling)
[2.8.1] [9-01] Minimum instelpunt verwarming
15°C~37°C
[2.8.2] [9-00] Maximum instelpunt verwarming
▪ [2‑0C]=0 (type afgever primaire zone =
vloerverwarming) 37°C~55°C
▪ Anders: 37°C~65°C
[2.8.3] [9-03] Minimum instelpunt koeling
5°C~18°C
[2.8.4] [9-02] Maximum instelpunt koeling
18°C~22°C
Bediening
Bepaalt hoe de werking van de unit wordt geregeld. Er zijn 3 mogelijkheden:
Aanvoerwatertemperatuur: Delta T
De doel-deltaT bij verwarming voor de primaire zone hangt af van het type afgever voor de primaire zone dat hierboven werd gekozen. Bij verwarming geeft deze instelling het temperatuurverschil aan tussen de instelpunt van aanvoerwater en het retourwater. Bij koeling geeft deze instelling het temperatuurverschil aan tussen de instelpunt van retourwater en het aanvoerwater.
De unit is ontworpen om vloerverwarmingslussen te ondersteunen. De aanbevolen aanvoerwatertemperatuur voor vloerverwarmingslussen bedraagt 35°C. In dat geval wordt de unit aangestuurd om een temperatuurverschil van 5°C te bekomen, wat betekent dat de temperatuur van het retourwater naar de unit ongeveer 30°C bedraagt. Afhankelijk van de geplaatste toepassing (radiatoren, warmtepompconvectoren, vloerverwarmingslussen) of de situatie kan het temperatuurverschil tussen het retourwater en het aanvoerwater gewijzigd worden. Merk op dat de pomp haar debiet zodanig zal regelen dat de delta T wordt behouden. In sommige speciale gevallen kan de gemeten delta T verschillen van de ingestelde waarde.
INFORMATIE
Bij het verwarmen zal de doel-deltaT pas na een bepaalde bedrijfstijd worden gehaald, wanneer het instelpunt wordt bereikt, gezien het grote verschil tussen het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur en de inlaattemperatuur bij het opstarten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
68
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
a
+[8-06]
−[8-06]
b
T
a
T
t
INFORMATIE
Als er in de primaire zone of de secundaire zone een vraag naar verwarming is en deze zone is uitgerust met radiatoren, dan zal de doel-delta T die door de unit wordt gebruikt tijdens het verwarmen, gelijk zijn aan de temperatuur die in [2.B] is ingesteld.
Als de zones niet zijn uitgerust met radiatoren, dan zal de unit bij het verwarmen voorrang geven aan de doel-deltaT voor de secundaire zone als er een vraag naar verwarming is in de secundaire zone.
Bij het koelen zal de unit voorrang geven aan de doel­delta T voor de secundaire zone, als er een vraag naar koeling is in de secundaire zone.
# Code Beschrijving
[2.B.1] [1‑0B] Delta T verwarming: er moet een
minimaal temperatuurverschil zijn voor de goede werking van de warmteafgevers in de verwarmingsmodus.
▪ 3°C~10°C
[2.B.2] [1‑0D] Delta T koeling: er moet een
minimaal temperatuurverschil zijn voor de goede werking van de warmteafgevers in de koelmodus.
▪ 3°C~10°C
# Code Beschrijving
[2.C.1] [8‑05] Modulatie:
▪ 0 Nee: Uitgeschakeld. De gewenste
aanvoerwatertemperatuur moet op de gebruikersinterface ingesteld worden.
▪ 1 Ja: Ingeschakeld. De
aanvoerwatertemperatuur wordt berekend op basis van het verschil tussen de gewenste kamertemperatuur en de werkelijke kamertemperatuur. Dit zorgt voor een betere overeenkomst tussen de capaciteit van de warmtepomp en de werkelijk benodigde capaciteit, waardoor er minder dikwijls moet worden gestart en gestopt en het systeem aldus zuiniger werkt. Let op: De gewenste aanvoerwatertemperatuur kan alleen op de gebruikersinterface gelezen worden.
[2.C.2] [8‑06] Max modulatie:
▪ 0°C~10°C Dit is de temperatuur waarde waarmee
de gewenste aanvoerwatertemperatuur wordt verhoogd of verlaagd.
Aanvoerwatertemperatuur: Modulatie
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via kamerthermostaat. Wanneer de kamerthermostaatfunctie gebruikt wordt, moet de gebruiker de gewenste kamertemperatuur instellen. De unit zal warm water aan de warmteafgevers leveren en de kamer zal verwarmd worden. Daarbij moet ook de gewenste aanvoerwatertemperatuur geconfigureerd worden: wanneer de aanpassing aangezet wordt, zal de unit de gewenste aanvoerwatertemperatuur automatisch berekenen (op basis van voorgeprogrammeerde temperaturen, als weersafhankelijk werd geselecteerd, zal de aanpassing gebeuren op basis van de gewenste weersafhankelijke temperaturen); wanneer de aanpassing uitgezet wordt, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface instellen. Bovendien wordt, met ingeschakelde aanpassing, de gewenste aanvoerwatertemperatuur verlaagd of verhoogd in functie van de gewenste kamertemperatuur en het verschil tussen de werkelijke en de gewenste kamertemperatuur. Dit resulteert in volgende zaken:
▪ stabiele kamertemperaturen die exact overeenkomen met de
gewenste temperatuur (hoger niveau van comfort) ▪ minder aan/uit-cycli (stiller, groter comfort en grotere effectiviteit) ▪ zo laag mogelijke watertemperaturen om met de gewenste
temperatuur overeen te stemmen (grotere effectiviteit)
INFORMATIE
Wanneer modulatie van de aanvoerwatertemperatuur is ingeschakeld, moet de weersafhankelijke curve hoger worden ingesteld dan [8-06] plus het instelpunt van de minimum aanvoerwatertemperatuur nodig om een stabiele toestand voor het comfortinstelpunt voor de kamer te bekomen. Voor meer efficiëntie kan modulatie het instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur verlagen. Door de weersafhankelijke curve hoger te plaatsen kan deze verlaging niet onder het minimuminstelpunt vallen. Zie de onderstaande illustratie.
a Weersafhankelijke curve b Instelpunt minimum aanvoerwatertemperatuur vereist om
een stabiele toestand te bekomen voor het comfortinstelpunt voor de kamer.
Afsluiter
Het volgende is alleen van toepassing in het geval van 2 aanvoerwatertemperatuurzones. In het geval van 1 aanvoerwatertemperatuurzone, sluit de afsluiter aan op de uitgang van de verwarming/koeling.
De afsluiter voor de primaire aanvoerwatertemperatuurzone kan in deze omstandigheden worden gesloten:
INFORMATIE
De afsluiter staat tijdens het ontdooien ALTIJD open.
Tijdens verwarming: Als [F‑0B] is geactiveerd wordt de afsluiter gesloten als er geen vraag naar verwarming is vanuit de primaire
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
zone. Activeer deze instelling om:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
69
10 Configuratie
[0-00]
[0-01]
T
a
T
t
[0-03] [0-02]
▪ te vermijden dat aanvoerwater naar de warmteafgevers in de
primaire AWT-zone zou geleid worden (via het mengklepstation) wanneer er een verzoek van de secundaire AWT-zone is.
▪ de aan/uit-pomp van het mengklepstation ALLEEN te activeren
wanneer er een vraag is.
# Code Beschrijving
[2.D.2] [F-0C] De afsluiter:
▪ 0 Nee: wordt NIET beïnvloed door een
vraag naar verwarming of koeling.
▪ 1 Ja: sluit wanneer er een GEEN
vraag naar verwarming of koeling is.
INFORMATIE
De instelling [F‑0B] is alleen geldig als er een vraag­instelling van een thermostaat of externe kamerthermostaat is (NIET als instelling voor aanvoerwatertemperatuur).

10.5.4 Secundaire zone

Instelpunt-scherm
U kunt de aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone instellen via het instelpunt-scherm. Voor meer informatie over hoe dit precies moet, zie "10.3.5Instelpunt-scherm"op pagina59.
Tijdschema
Geeft aan of de gewenste aanvoerwatertemperatuur overeenstemt met een programma. Zie ook "10.5.3Primaire zone"op pagina65.
# Code Beschrijving
[3.1] Nvt Tijdschema
▪ 0: Nee
▪ 1: Ja
Verwarmingsprogramma
Via het programmascherm kunt u het temperatuurprogramma voor verwarming van de secundaire zone instellen. Voor meer informatie over dit scherm, zie "10.3.7 Programmascherm: voorbeeld" op
pagina60.
Koelprogramma
Via het programmascherm kunt u de koeltemperatuur voor de secundaire zone instellen. Voor meer informatie over dit scherm, zie
"10.3.7Programmascherm: voorbeeld"op pagina60.
Instelpunt modus
De instelpuntstand van de secundaire zone kan onafhankelijk van de instelpuntstand van de primaire zone worden ingesteld, zie
"Instelpunt modus"op pagina66.
# Code Beschrijving
[3.4] Nvt Instelpunt modus
▪ 0: Vast
▪ 1: Weersafhankelijke verwarming,
constant koeling
▪ 2: Weersafhankelijk
Stooklijntype
De weersafhankelijke curve kan met de "2-punts"-methode of met de "Afwijking helling"-methode worden bepaald. Voor meer informatie over deze methoden, zie "10.4.2Curve met 2 punten"op
pagina 62 en "10.4.3 Curve volgens helling en afwijking" op pagina62. Het curvetype in het menu voor de secundaire zone is in
lezen alleen en stemt overeen met het curvetype dat voor de primaire zone is ingesteld. Als u het curvetype voor de secundaire
zone wil wijzigen, dan moet u dit in het menu Stooklijntype [2.E] van de primaire zone doen. Zie "10.5.3Primaire zone"op pagina65 voor meer informatie.
# Code Beschrijving
[2.E] Nvt ▪ 0: 2-punts
▪ 1: Afwijking helling
Weersafhankelijke curve verwarmen
Stel de weersafhankelijke verwarming voor de secundaire zone in (als [3.4] = 1 of 2):
# Code Beschrijving
[3.5] [0-00]
[0-01] [0-02] [0-03]
Stel de weersafhankelijke verwarming in: Let op: De weersafhankelijke curve kan
volgens 2 methoden worden ingesteld. Zie "10.4.2Curve met 2 punten"op
pagina62 en "10.4.3Curve volgens helling en afwijking"op pagina62. Voor
beide curvetypes moeten er 4 ter plaatse in te stellen parameters worden ingesteld zoals op onderstaande afbeelding weergegeven.
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(secundaire zone) ▪ Ta: Buitentemperatuur ▪ [0-03]: Lage
buitenomgevingstemperatuur. –40°C~
+5°C ▪ [0-02]: Hoge
buitenomgevingstemperatuur.
10°C~25°C ▪ [0-01]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of eronder valt.
[9‑05]°C~[9‑06]°C
Let op: Deze waarde moet hoger zijn
dan [0‑00], omdat bij lage
buitentemperaturen warmer water
nodig is. ▪ [0-00]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of erover komt.
[9‑05]~min(45, [9‑06])°C
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan [0‑01], omdat bij hoge
buitentemperaturen minder warm
water nodig is.
Weersafhankelijke curve koelen
Stel de weersafhankelijke koeling voor de primaire zone in (als [3.4] = 2):
Uitgebreide handleiding voor de installateur
70
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
[0-04]
[0-05]
T
a
T
t
[0-07] [0-06]
# Code Beschrijving
[3.6] [0-04]
[0-05] [0-06] [0-07]
Stel de weersafhankelijke koeling in: Let op: De weersafhankelijke curve kan
volgens 2 methoden worden ingesteld. Zie "10.4.2Curve met 2 punten"op
pagina62 en "10.4.3Curve volgens helling en afwijking"op pagina62. Voor
beide curvetypes moeten er 4 ter plaatse in te stellen parameters worden ingesteld zoals op onderstaande afbeelding weergegeven.
Secundaire zone
Afgiftesysteem
Instelpuntbereik
ruimteverwarming
Doel-delta T bij
verwarming [1‑0C]
[9‑05]~[9‑06]
1: Ventilo-
Maximum 65°C Variabele (zie [2.B])
convector 2: Radiator Maximum 65°C Variabele (zie [2.B])
Instelpuntbereik
Voor meer informatie over dit instelling, zie ook "10.5.3 Primaire
zone"op pagina65.
# Code Beschrijving
Het bereik van de aanvoerwatertemperaturen van de secundaire aanvoerwatertemperatuurzone (= de aanvoerwatertemperatuurzone met de hoogste aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en de laagste aanvoerwatertemperatuur voor koeling)
[3.8.1] [9-05] Minimum instelpunt verwarming:
15°C~37°C
[3.8.2] [9-06] Maximum instelpunt verwarming
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater
(secundaire zone) ▪ Ta: Buitentemperatuur ▪ [0-07]: Lage
buitenomgevingstemperatuur.
10°C~25°C ▪ [0-06]: Hoge
[3.8.3] [9-07] Minimum instelpunt koeling:
[3.8.4] [9-08] Maximum instelpunt koeling:
buitenomgevingstemperatuur.
25°C~43°C ▪ [0-05]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of eronder valt.
[9‑07]°C~[9‑08]°C
Let op: Deze waarde moet hoger zijn
dan [0‑04], omdat bij lage
Bediening
Het regelingstype wordt hier weergegeven, maar kan niet worden aangepast. Het wordt bepaald door het regelingstype van de primaire zone. Voor meer informatie over deze functie, zie
"10.5.3Primaire zone"op pagina65.
# Code Beschrijving
[3.9] Nvt Bediening
buitentemperaturen minder koud water
nodig is. ▪ [0-04]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of erover komt.
[9‑07]°C~[9‑08]°C
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan [0‑05], omdat bij hoge
buitentemperaturen kouder water
nodig is.
Afgiftesysteem
Voor meer informatie over deze functie, zie "10.5.3 Primaire
zone"op pagina65.
Thermostaattype
Alleen van toepassing in externe kamerthermostaatregeling. Voor meer informatie over deze functie, zie "10.5.3 Primaire zone" op
pagina65.
# Code Beschrijving
[3.A] [C‑06] Externe kamerthermostaattype voor de
# Code Beschrijving
[3.7] [2‑0D] Afgiftesysteem
▪ 0: Vloerverwarming
▪ 1: Ventilo-convector
▪ 2: Radiator
De instelling van het afgevertype heeft als volgt een invloed op het instelpuntbereik van de ruimteverwarming en de doel-delta T bij verwarming:
Secundaire zone
Afgiftesysteem
Instelpuntbereik
ruimteverwarming
[9‑05]~[9‑06]
Doel-delta T bij
verwarming [1‑0C]
Aanvoerwatertemperatuur: Delta T
Voor meer informatie, zie "10.5.3Primaire zone"op pagina65.
▪ [2‑0D]=0 (type afgever secundaire
zone = vloerverwarming) 37°C~55°C
▪ Anders: 37°C~65°C
5°C~18°C
18°C~22°C
Vertrekwater als het regelingstype
van de primaire zone Vertrekwater is.
Externe kamerthermostaat als het
regelingstype van de primaire zone
Externe kamerthermostaat of Kamerthermostaat is.
secundaire zone: ▪ 1: 1 contact. Aangesloten op slechts
1 digitale ingang (X2M/35a)
▪ 2: 2 contacten. Aangesloten op 2
digitale ingangen (X2M/34a en X2M/35a)
0: Vloerverwarming Maximum 55°C Variabele (zie [2.B])
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
71
10 Configuratie
# Code Beschrijving
[3.B.1] [1-0C] Delta T verwarming: er moet een
minimaal temperatuurverschil zijn voor de goede werking van de warmteafgevers in de verwarmingsmodus.
▪ : 3°C~10°C
[3.B.2] [1-0E] Delta T koeling: er moet een
minimaal temperatuurverschil zijn voor de goede werking van de warmteafgevers in de koelmodus.
▪ 3°C~10°C

10.5.5 Ruimteverwarming/-/koeling

Over de bedrijfsmodi
Afhankelijk van het model van uw warmtepomp moet u aan uw systeem zeggen welke bedrijfsmodus gebruikt moet worden: verwarming of koeling.
Indien een …-model
van
warmtepompgeplaatst
werd
Verwarming/koeling Het systeem kan een ruimte verwarmen
en afkoelen. U moet aan het systeem zeggen welke bedrijfsmodus gebruikt moet worden.
Verwarming alleen Het systeem kan een ruimte verwarmen,
maar NIET afkoelen. U hoeft NIET aan het systeem te zeggen welke bedrijfsmodus gebruikt moet worden.
Bepalen of een warmtepomp voor verwarming/koeling geplaatst werd
1 Ga naar [4]: Ruimteverwarming/-koeling. 2 Controleer of [4.1] Bedrijfmodus wordt vermeld en
kan worden bewerkt. Als dat zo is, dan werd eenwarmtepomp voor verwarming/koeling geplaatst.
Om aan het systeem te zeggen welk ruimtebedrijf te gebruiken, kunt u het volgende doen:
U kunt… Plaats
Nagaan welke bedrijfsmodus momenteel in gebruik is.
Stel de ruimtebedrijfsmodus permanent in. Hoofdmenu Beperk automatisch omschakelen volgens
een maandelijks programma.
Nagaan welke bedrijfsmodus momenteel in gebruik is
De bedrijfsmodus wordt weergegeven op het startscherm:
▪ Als de unit in de verwarmingsmodus staat, wordt het -symbool
getoond.
▪ Als de unit in de koelmodus staat, wordt het -symbool getoond. De statusindicator geeft aan of de unit momenteel in bedrijf is: ▪ Wanneer de unit niet in bedrijf is, toont de statusindicator een
blauw knipperlicht met een interval van ongeveer 5 seconden.
▪ Terwijl de unit is in bedrijf, zal de statusindicator constant blauw
oplichten.
De bedrijfsmodus instellen
1 Ga naar [4.1]: Ruimteverwarming/-koeling >
Bedrijfmodus
Dan…
Startscherm
2 Selecteer een van de volgende opties:
Verwarming: Alleen verwarmingsstand
Koeling: Alleen koelstand
Automatisch: De bedrijfsmodus verandert
automatisch op basis van de buitentemperatuur. Beperkt volgens het bedrijfsmodusprogramma.
Wanneer Automatisch wordt geselecteerd, dan wordt de verandering van de bedrijfsmodus gebaseerd op het Bedrijfsmodus geprogrammeerd [4.2]: de eindgebruiker geeft maandelijks aan welk bedrijf toegelaten is.
Werkingsgebied
De bediening van de unit in ruimteverwarming of ruimtekoeling wordt verboden naargelang de gemiddelde buitentemperatuur.
# Code Beschrijving
[4.3.1] [4-02] Uitschakeltemperatuur ruimte
verwarming: Wanneer de gemiddelde
buitentemperatuur hoger wordt dan deze waarde, wordt de ruimteverwarming UIT gezet. Deze instelling wordt ook gebruikt in de automatische omschakeling verwarming/koeling.
▪ 14°C~35°C
[4.3.2] [F-01] Uitschakeltemperatuur ruimte
koeling: Wanneer de gemiddelde buitentemperatuur onder deze waarde zakt, wordt de ruimtekoeling uit gezet. Deze instelling wordt ook gebruikt in de automatische omschakeling verwarming/ koeling.
▪ 10°C~35°C
Uitzondering: als het systeem geconfigureerd is in regeling via een kamerthermostaat met één aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers, dan zal de bedrijfsmodus worden veranderd op basis van:
▪ De gemeten binnentemperatuur: naast de gewenste
kamertemperatuur voor verwarming en voor koeling stelt de installateur ook een hysteresiswaarde in (bijv. tijdens verwarming heeft deze waarde betrekking tot de gewenste koeltemperatuur) en een afwijkingswaarde (bijv. tijdens verwarming heeft deze waarde betrekking tot de gewenste verwarmingstemperatuur). Voorbeeld: De gewenste kamertemperatuur voor verwarming bedraagt 22°C en in koelstand 24°C, met een hysteresiswaarde van 1°C en een afwijking van 4°C. De omschakeling van verwarming naar koeling zal gebeuren wanneer de kamertemperatuur stijgt tot over het maximum van de gewenste koeltemperatuur + de hysteresiswaarde (dus 25°C) en de gewenste verwarmingstemperatuur + de afwijkingswaarde (dus 26°C). Omgekeerd zal de omschakeling van koeling naar verwarming gebeuren wanneer de kamertemperatuur onder het minimum valt van de gewenste verwarmingstemperatuur – de hysteresiswaarde (dus 21°C) en de gewenste koeltemperatuur – de afwijkingswaarde (dus 20°C) Een veiligheidsinterval om niet te regelmatig van verwarming naar koeling, en omgekeerd, om te schakelen.
# Code Beschrijving
De omschakelinstellingen met betrekking tot de binnentemperatuur. ALLEEN van toepassing als Automatisch werd geselecteerd en het systeem in regeling via een kamerthermostaat geconfigureerd werd met 1 aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
72
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
a
a
b
c
# Code Beschrijving
Nvt [4-0B] Hysteresis: Zorgt dat er ALLEEN
wanneer nodig omgeschakeld wordt. De bedrijfsmodus verandert ALLEEN van verwarming naar koeling wanneer de kamertemperatuur hoger wordt dan de gewenste koeltemperatuur plus de hysteresis.
▪ Bereik: 1°C~10°C
Nvt [4-0D] Afwijking: Zorgt dat de actieve gewenste
kamertemperatuur altijd bereikt kan worden. In de verwarmingsmodus verandert de bedrijfsmodus ALLEEN wanneer de kamertemperatuur hoger wordt dan de gewenste verwarmingstemperatuur plus de afwijkingswaarde.
▪ Bereik: 1°C~10°C
Aantal zones
Het systeem kan aanvoerwater leveren aan maximum 2 watertemperatuurzones. Het aantal waterzones moet tijdens het configureren ingesteld worden.
INFORMATIE Mengstation. Als uw systeemlayout 2 AWT-zones bevat,
dan moet u een mengstation vóór de primaire AWT-zone plaatsen.
# Code Beschrijving
[4.4] [7‑02] ▪ 0: 1 zone
Slechts één
aanvoerwatertemperatuurzone:
# Code Beschrijving
[4.4] [7‑02] ▪ 1: 2 zones
Twee aanvoerwatertemperatuurzones. De primaire aanvoerwatertemperatuurzone bestaat uit de warmteafgevers met grotere belasting en een mengstation om de gewenste aanvoerwatertemperatuur te bereiken. Bij verwarming:
a: Secundaire AWT-zone: Hoogste
temperatuur
b: Primaire AWT-zone: Laagste
temperatuur
c: Mengstation
VOORZICHTIG
Als er 2 zones zijn, is het belangrijk dat de zone met de laagste watertemperatuur geconfigureerd is als de primaire zone en de zone met de hoogste watertemperatuur is geconfigureerd als de secundaire zone. Het systeem niet op deze manier configureren, kan schade aan de warmteafgevers veroorzaken.
VOORZICHTIG
Als er 2 zones zijn en de afgevertypes onjuist zijn geconfigureerd, kan er water met een hoge temperatuur naar een afgever met lage temperatuur (vloerverwarming) worden gestuurd. Om dit te vermijden doet u het volgende:
▪ Installeer een aquastat-/thermostaatklep om te hoge
temperaturen naar een lage temperatuur-afgever te voorkomen.
a: Primaire AWT-zone
▪ Zorg dat u de afgevertypes voor de primaire zone [2.7]
en voor de secundaire zone [3.7] correct instelt in overeenstemming met de aangesloten afgever.
Bedrijfsmodus pomp
Wanneer de bedrijfsmodus ruimteverwarming/-koeling UIT staat, dan staat de pomp altijd UIT. Wanneer de bedrijfsmodus ruimteverwarming/-koeling AAN staat, dan hebt u de keuze tussen deze bedrijfsmodi:
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
73
10 Configuratie
a
b c
d
b c
a b
d
e
f
c
g b
c
a
d
e
b
b
c
b c
c
[9-0D]=0 [9-0D]=5
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
a (kPa)
b (l/min)
[9-0D]=6 [9-0D]=7
# Code Beschrijving
[4.5] [F–0D] Bedrijfsmodus pomp:
▪ 0 Continu: De pomp werkt continu,
ongeacht of de thermo AAN of UIT staat. Opmerking: De continue werking van de pomp vraagt meer energie dan wanneer de pomp alleen werkt als dit gevraagd wordt of wanneer ze bemonstert.
▪ a: Regeling van de
ruimteverwarming/-koeling
▪ b: UIT ▪ c: AAN ▪ d: Werking van de pomp
[4.5] [F-0D] ▪ 1 Monstername: De pomp is AAN als
verwarming of koeling gevraagd wordt wanneer de aanvoerwatertemperatuur nog niet de gewenste temperatuur bereikt heeft. Als er een thermo-UIT­staat is, werkt de pomp om de 3minuten om de watertemperatuur te controleren en te kijken of er een vraag naar verwarming of koeling nodig is. Opmerking: Bemonstering is ALLEEN beschikbaar in de aanvoerwatertemperatuurregeling.
# Code Beschrijving
[4.5] [F-0D] ▪ 2 Vraag: De pomp werkt op verzoek.
Voorbeeld: Door een kamerthermostaat en een thermostaat te gebruiken, ontstaat een thermo AAN/UIT-staat. Opmerking: NIET beschikbaar in de aanvoerwatertemperatuurregeling.
▪ a: Regeling van de
ruimteverwarming/-koeling ▪ b: UIT ▪ c: AAN ▪ d : Vraag voor verwarming (door
externe kamerthermostaat of
kamerthermostaat) ▪ e: Werking van de pomp
Unit type
In dit deel van het menu kan u lezen welk type unit wordt gebruikt:
# Code Beschrijving
[4.6] [E‑02] Unit type:
▪ 0 Omkeerbaar
▪ 1 Alleen verwarmen
▪ a: Regeling van de
ruimteverwarming/-koeling ▪ b: UIT ▪ c: AAN ▪ d: AWT-temperatuur ▪ e: Huidige ▪ f: Gewenste ▪ g: Werking van de pomp
De maximumwaarden hangen af van het unittype:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
74
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
[9-0D]=8
a (kPa)
b (l/min)
a Externe statische druk
b Waterdebiet
Pomp buiten bereik
Wanneer de functie pompwerking gedeactiveerd is, wordt de pomp stilgelegd als de buitentemperatuur hoger is dan de door de Uitschakeltemperatuur ruimte verwarming [4-02] ingestelde waarde of als de buitentemperatuur onder de door de Uitschakeltemperatuur ruimte koeling [F-01] ingestelde waarde daalt. Wanneer de pompwerking geactiveerd is, kan de pomp bij alle buitentemperaturen werken.
# Code Beschrijving
[4.9] [F-00] Pompwerking:
▪ 0: Uitgeschakeld als de
buitentemperatuur hoger is dan [4-02] of lager is dan [F-01] afhankelijk van de bedrijfsmodus van de verwarming/ koeling.
▪ 1: Mogelijk voor alle
buitentemperaturen.
Overregeling
Deze functie bepaalt hoeveel de watertemperatuur boven de gewenste aanvoerwatertemperatuur mag stijgen vooraleer de compressor stopt. De compressor zal opnieuw starten wanneer de aanvoerwatertemperatuur onder de gewenste aanvoerwatertemperatuur zakt. Deze functie is ALLEEN van toepassing in de verwarmingsstand.
Een hogere waarde zal leiden tot minder start/stop-cycli van de warmtepomp, maar kan ook nadelig zijn voor het comfort. Het omgekeerde is waar als u een lagere waarde instelt.
# Code Beschrijving
[4.B] [9-04] Overregeling
▪ 1°C~4°C
Vorstbescherming
Vorstbescherming [1.4] zorgt ervoor dat het nooit te koud wordt in de kamer. Voor meer informatie over Vorstbescherming kamer, zie
"10.5.2Kamer"op pagina64.

10.5.6 Tank

Tankinstelpunt-scherm
U kunt de warm tapwatertemperatuur instellen via het instelpunt­scherm. Voor meer informatie over hoe dit precies moet, zie
"10.3.5Instelpunt-scherm"op pagina59.
Krachtig verwarmen
U kunt de functie Krachtig verwarmen gebruiken om het water onmiddellijk op te warmen tot de voorgeprogrammeerde waarde (Opslagcomfort). Hierdoor verbruikt u echter extra energie. Als de
functie Krachtig verwarmen actief is, wordt weergegeven op het startscherm.
Functie Krachtig verwarmen activeren
10 Configuratie
Activeer of deactiveer Krachtig verwarmen als volgt:
1 Ga naar [5.1]: Sanitaire warmwatertank >
Krachtig verwarmen
2 Schakel krachtige werking Uit of Aan.
Voorbeeld: u hebt onmiddellijk meer warm water nodig U zit in de volgende situatie: ▪ U hebt haast al uw warm water verbruikt. ▪ U kunt niet wachten tot de volgende geplande actie om
dewarmtapwatertank op te warmen. Dan kunt u de functie krachtig verwarmen activeren. Voordeel: dewarmtapwatertank begint onmiddellijk het water tot de
voorgeprogrammeerde waarde op te warmen (Opslagcomfort).
INFORMATIE
Als de functie Krachtig verwarmen ingeschakeld is, kan het verwarmen of koelen van ruimten voor problemen zorgen of kan er onvoldoende capaciteit zijn om voor comfort te zorgen. Als warm tapwater vaak moet worden aangemaakt, zal het verwarmen of koelen van ruimten regelmatig en langdurig onderbroken worden.
Instelpunt confort bedrijf
Alleen van toepassing als de productie van warm tapwater Alleen geprogrammeerd of Geprogrammeerd + warmhouden is. Bij het
programmeren van het programma kunt u gebruik maken van het comfortinstelpunt ingesteld als een voorgeprogrammeerde waarde. Indien u later het opslaginstelpunt wilt wijzigen, hoeft u dit maar op één plaats te doen.
De tank zal opwarmen tot de opslagcomforttemperatuur is bereikt. Dit is de hogere gewenste temperatuur wanneer een opslagcomfortactie gepland werd.
Daarbij kan tevens een opslagstop geprogrammeerd worden. Dit zorgt ervoor dat de tank stopt met opwarmen zelfs wanneer het instelpunt NIET werd bereikt. Programmeer alleen een opslagstop wanneer tankverwarming absoluut niet gewenst wordt.
# Code Beschrijving
[5.2] [6-0A] Instelpunt confort bedrijf
▪ 30°C~[6‑0E]°C
Instelpunt Eco bedrijf
De opslageconomischtemperatuur duidt op de lagere gewenste tanktemperatuur. Dit is de gewenste temperatuur wanneer een opslageconomischactie gepland werd (liefst tijdens de dag).
# Code Beschrijving
[5.3] [6-0B] Instelpunt Eco bedrijf
▪ 30°C~min(50,[6‑0E])°C
Instelpunt warmhouden
Gewenste warmhoudentanktemperatuur wordt gebruikt: ▪ in de stand Geprogrammeerd + warmhouden, tijdens het
warmhouden: de gegarandeerde minimumtemperatuur van de
tank wordt ingesteld door het Instelpunt warmhouden min de
warmhoudenhysteresis. Indien de tanktemperatuur onder deze
waarde valt, wordt de tank opgewarmd. ▪ tijdens opslag comfort, om voorrang te geven aan de bereiding
van warm tapwater. Wanneer de tanktemperatuur boven deze
waarde stijgt, worden de bereiding van warm tapwater en
ruimteverwarming/koeling na elkaar uitgevoerd.
# Code Beschrijving
[5.4] [6-0C] Instelpunt warmhouden
▪ 30°C~min(50,[6‑0E])°C
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
75
10 Configuratie
00.00 22.00 24.0001.00 23.00 t
T
DHW
T
H
T
U
[2-02]
[2-03]
[2-04]
Tijdschema
Via het programmascherm kunt u het programma voor de tanktemperatuur instellen. Voor meer informatie over dit scherm, zie
"10.3.7Programmascherm: voorbeeld"op pagina60.
Verwarmingsbedrijf
Het warm tapwater kan op 3verschillende manieren bereid worden. Deze manieren verschillen onderling door de manier waarop de gewenste tanktemperatuur ingesteld wordt en hoe de unit hierop reageert.
# Code Beschrijving
[5.6] [6-0D] Verwarmingsbedrijf
▪ 0 Enkel warmhouden: Enkel
warmhouden is toegestaan.
▪ 1: Geprogrammeerd + warmhouden:
De warm tapwatertank wordt opgewarmd volgens een programma en tussen de geplande opwarmcycli, het warmhouden is toegestaan.
▪ 2: Alleen geprogrammeerd: De tank
voor warm tapwater kan ALLEEN volgens een programma opgewarmd worden.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
Desinfectie
Alleen van toepassing op installaties met een tank voor warm tapwater.
De desinfectiefunctie desinfecteert de tank voor warm tapwater door het tapwater regelmatig tot op een bepaalde temperatuur op te warmen.
VOORZICHTIG
De instellingen van de desinfectiefunctie MOETEN worden geconfigureerd door de installateur in overeenstemming met de geldende wetgeving.
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat de starttijd [5,7.3] van de ontsmettingsfunctie met ingestelde duurtijd [5,7.5] NIET wordt onderbroken door een mogelijke vraag naar warm tapwater.
INFORMATIE
Indien de storingscode AH verschijnt en de desinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warm tapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgende te doen:
▪ Wanneer de stand Enkel warmhouden of
Geprogrammeerd + warmhouden wordt geselecteerd, wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctie te programmeren minstens 4 uur na een voorzien verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld worden.
▪ Wanneer de stand Alleen geprogrammeerd wordt
geselecteerd, adviseren wij een Eco-actie te programmeren 3 uur vóór de geplande start van de desinfectiefunctie, dit, om de tank voor te verwarmen.
INFORMATIE
De desinfectiefunctie start opnieuw wanneer de temperatuur van het warm tapwater binnen de duurtijd 5°C onder de desinfectie-eindtemperatuur valt.
INFORMATIE
Er zal een AH-fout optreden als u de bedrijfsmodus warm tapwater uitschakelt tijdens het ontsmetten.
Instelpunt voor demaximumwarmtapwatertemperatuur
De maximumtemperatuur die gebruikers kunnen selecteren voor het warm tapwater. U kunt deze instelling gebruiken om de temperaturen uit de warmwaterkranen te beperken.
INFORMATIE
Tijdens de desinfectie van de warmtapwatertank kan de warmtapwatertemperatuur deze maximumtemperatuur overtreffen.
T
Warmtapwatertemperatuur
DHW
TUTemperatuurinstelpunt van de gebruiker THInstelpunt hoge temperatuur [2-03]
t Tijd
WAARSCHUWING
Let op: de temperatuur van het warm tapwater uit de warmwaterkraan zal gelijk zijn aan de waarde van lokale instelling [2-03] na desinfectering.
Wanneer deze hoge temperatuur van het warm tapwater een potentieel risico op letsels kan inhouden, moet een mengkraan (lokaal te voorzien) worden geïnstalleerd aan de warmwateruitlaataansluiting van de tank voor warm tapwater. Deze mengkraan zorgt ervoor dat de temperatuur van het warm water uit de warmwaterkraan nooit boven de ingestelde maximumwaarde komt. Deze maximum toelaatbare temperatuur van het warm water wordt bepaald volgens de toepasbare wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
76
INFORMATIE
Beperk de maximumtemperatuur van het warm water volgens de geldende wetgeving.
# Code Beschrijving
[5.8] [6-0E] Maximum
De maximumtemperatuur die gebruikers kunnen selecteren voor het warm tapwater. U kunt deze instelling gebruiken om de temperatuur uit de warmwaterkranen te beperken.
De maximumtemperatuur wordt NIET toegepast tijdens de desinfectiefunctie. Zie desinfectiefunctie.
Hysteresis
De volgende hysteresis AAN kunnen worden ingesteld.
Warmtepomp AAN hysteresis
Van toepassing als de bereiding van warm tapwater enkel warmhouden is. Wanneer de tanktemperatuur onder de warmhoudtemperatuur min de warmtepomp AAN hysteresis­temperatuur zakt, wordt de tank opgewarmd tot de warmhoudtemperatuur.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
T
DHW
T
a
[0-0C]
[0-0B]
[0-0E] [0-0D]
Om ervoor te zorgen dat de back-upverwarming niet te veel werkt, moet de warmhoudtemperatuur min de hysteresetemperatuur die de warmtepomp AANzet lager zijn dan 45°C.
# Code Beschrijving
[5.9] [6-00] Warmtepomp AAN hysteresis
▪ 2°C~40°C
Warmhoudenhysteresis
Van toepassing als de bereiding van warm tapwater gepland is +warmhouden. Wanneer de tanktemperatuur onder de warmhoudtemperatuur min de warmtehoudenhysteresis-temperatuur zakt, wordt de tank opgewarmd tot de warmhoudtemperatuur.
# Code Beschrijving
[5.A] [6-08] Warmhoudenhysteresis
▪ 2°C~20°C
Instelpunt modus
# Code Beschrijving
[5.B] Nvt Instelpunt modus:
Vast
Weersafhankelijk
Stooklijntype
De weersafhankelijke curve kan met de "2-punts"-methode of met de "Afwijking helling"-methode worden ingesteld. Voor meer informatie over deze methoden, zie "10.4.2Curve met 2 punten"op
pagina 62 en "10.4.3 Curve volgens helling en afwijking" op pagina 62. Het curvetype in het menu is in lezen alleen en stemt
overeen met het curvetype dat voor de primaire zone is ingesteld. Als u het curvetype voor de secundaire zone wil wijzigen, dan moet u dit in het menu Stooklijntype [2.E] van de primaire zone doen. Zie "10.5.3Primaire zone"op pagina65 voor meer informatie.
# Code Beschrijving
[5.E] Nvt ▪ 0: 2-punts
▪ 1: Afwijking helling
Stooklijn
Wanneer de weersafhankelijke werking actief is, wordt de gewenste tanktemperatuur automatisch bepaald in functie van de gemiddelde buitentemperatuur: lage buitentemperaturen zorgen voor hogere gewenste tanktemperaturen, omdat dan het water uit de koudwaterkranen kouder is, en omgekeerd.
In het geval van Alleen geprogrammeerd of Geprogrammeerd + warmhouden bereiding van warm tapwater is de opslagcomforttemperatuur weersafhankelijk (volgens de weersafhankelijke curve), de opslageconomisch- en warmhoudentemperaturen zijn NIET weersafhankelijk.
In het geval van een Enkel warmhouden-bereiding van warm tapwater is de gewenste tanktemperatuur weersafhankelijk (volgens de weersafhankelijke curve). Tijdens de weersafhankelijk werking kan de eindgebruiker de gewenste tanktemperatuur niet op de gebruikersinterface aanpassen. Zie ook "10.4.2 Curve met 2
punten" op pagina 62 en "10.4.3 Curve volgens helling en afwijking"op pagina62.
# Code Beschrijving
[5.C] [0-0E]
[0-0D] [0-0C] [0-0B]
Stooklijn
Let op: De weersafhankelijke curve kan volgens 2 methoden worden ingesteld. Zie "10.4.2Curve met 2 punten"op
pagina62 en "10.4.3Curve volgens helling en afwijking"op pagina62 voor
meer informatie over de verschillende curvetypes. Voor beide curvetypes moeten er 4 ter plaatse in te stellen parameters worden ingesteld zoals op onderstaande afbeelding weergegeven.
▪ T
: De gewenste tanktemperatuur.
DHW
▪ Ta: De (gemiddelde)
buitenomgevingstemperatuur
▪ [0-0E]: lage
buitenomgevingstemperatuur:
-40°C‑5°C
▪ [0-0D]: hoge
buitenomgevingstemperatuur: 10°C‑25°C
▪ [0-0C]: gewenste tanktemperatuur
wanneer de buitentemperatuur gelijk is aan de lage omgevingstemperatuur of eronder valt: 45°C~[6‑0E]°C
▪ [0-0B]: gewenste tanktemperatuur
wanneer de buitentemperatuur gelijk is aan de hoge omgevingstemperatuur of erover stijgt: 35°C~[6‑0E]°C
Marge
Tijdens het bereiden van warm tapwater kan de volgende hysteresiswaarde worden ingesteld voor de werking van de warmtepomp:
# Code Beschrijving
[5.D] [6-01] Het temperatuurverschil dat de UIT-
temperatuur van de warmtepomp bepaalt.
Bereik: 0°C~10°C
INFORMATIE
De maximum warmtepomptemperatuur hangt af van de omgevingstemperatuur. Voor meer informatie, zie het werkingsgebied.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02

10.5.7 Gebruikersinstellingen

Taal
# Code Beschrijving
[7.1] Nvt Taal
Tijd/datum
# Code Beschrijving
[7.2] Nvt De lokale tijd en datum instellen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
77
10 Configuratie
Activatie
Tot
7.3.1
Van
INFORMATIE
Standaard is de zomertijd ingesteld en is het tijdformaat ingesteld op 24 uur. U kunt deze instellingen wijzigen tijdens de initiële configuratie of via de menustructuur [7.2]: Gebruikerinstellingen > Tijd/datum.
Vakantie
Over de vakantiestand
Tijdens uw vakantie kunt u de vakantiestand gebruiken om van uw normale programma's af te wijken zonder deze te moeten veranderen. Wanneer de vakantiestand actief is, zullen de bedrijfsmodus ruimteverwarming/-koeling en de bedrijfsmodus warm tapwater worden uitgeschakeld. Vorstbescherming kamer en anti­legionellawerking blijven actief.
Typische werkstroom
De vakantiestand gebruiken omvat typisch de volgende stappen: 1 De begin- en einddatum van uw vakantie instellen. 2 De vakantiestand activeren.
Nagaan of de vakantiestand geactiveerd is en/of loopt
Als wordt weergegeven op het startscherm, dan is de vakantiestand actief.
De vakantie configureren
1 Activeer de vakantiestand.
▪ Ga naar [7.3.1]: Gebruikerinstellingen >
Vakantie > Activatie.
▪ Selecteer Aan.
2 Stel de eerste dag van uw vakantie in.
▪ Ga naar [7.3.2]: Van. ▪ Selecteer een datum.
INFORMATIE
Indien de buitentemperatuur onder de nul graden is, adviseren wij het meest geluidsarme niveau NIET te gebruiken.
Nagaan of de geluidsarme stand actief is
Als wordt weergegeven op het startscherm, dan is de geluidsarme stand actief.
De geluidsarme stand gebruiken
1 Ga naar [7.4.1]: Gebruikerinstellingen > Stil >
Activatie.
2 Doe een van de volgende zaken:
Als u wilt… Dan…
De geluidsarme stand volledig deactiveren
Selecteer Uit.
Resultaat: De unit werkt nooit in de geluidsarme stand. De gebruiker kan dit niet wijzigen.
Het niveau van de geluidsarme stand handmatig inschakelen
Selecteer Handmatig. Ga naar [7.4.3] Niveau en
selecteer het van toepassing zijnde niveau van de geluidsarme stand.
Voorbeeld: Stilst.
Resultaat: De unit werkt altijd
op het geselecteerde niveau van geluidsarme stand. De gebruiker kan dit niet wijzigen.
De gebruiker toelaten een programma voor geluidsarme stand te programmeren
Selecteer Automatisch.
Resultaat: De unit werkt in geluidsarme stand volgens een programma. De gebruiker (of u) kan het programma in [7.4.2] Tijdschema programmeren. Voor meer informatie over programmeren, zie
"10.3.7Programmascherm: voorbeeld"op pagina60.
▪ Bevestig de wijzigingen.
3 Stel de laatste dag van uw vakantie in.
▪ Ga naar [7.3.3]: Tot. ▪ Selecteer een datum.
▪ Bevestig de wijzigingen.
Stil
Over de geluidsarme stand
U kunt de geluidsarme stand gebruiken om het geluid van de unit te verminderen. Dit vermindert echter ook de verwarmings-/ koelcapaciteit van het systeem. Er zijn meerdere niveaus voor de geluidsarme stand.
De installateur kan: ▪ De geluidsarme stand volledig deactiveren ▪ Het niveau van de geluidsarme stand handmatig inschakelen ▪ De gebruiker toelaten een programma voor geluidsarme stand te
programmeren
Indien de installateur dit heeft ingeschakeld, kan de gebruiker een programma voor geluidsarme stand programmeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
78
Elektriciteitsprijzen
Alleen van toepassing in combinatie met de bivalente functie. Zie ook "Bivalent"op pagina84.
# Code Beschrijving
[7.5.1] Nvt Elektriciteitsprijs > Hoog [7.5.2] Nvt Elektriciteitsprijs > Middel [7.5.3] Nvt Elektriciteitsprijs > Laag
INFORMATIE
De elektriciteitsprijs kan alleen worden ingesteld wanneer bivalent op AAN staat ([9.C.1] of [C-02]). Deze waarden kunnen alleen worden ingesteld in menustructuur [7.5.1], [7.5.2] en [7.5.3]. Gebruik de overzichtsinstellingen NIET.
De prijs voor elektriciteit instellen
1 Ga naar [7.5.1]/[7.5.2]/[7.5.3]:
Gebruikerinstellingen > Elektriciteitsprijs > Hoog/Middel/Laag.
2 Selecteer de juiste elektriciteitsprijs. 3 Bevestig de wijzigingen. 4 Herhaal dit voor alle drie de elektriciteitsprijzen.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
INFORMATIE
De prijzen kunnen van 0.00~990 munteenheid/kWh (met 2significante waarden) ingesteld worden.
INFORMATIE
Indien er geen programma werd ingesteld, wordt rekening gehouden met de Hoog voor Elektriciteitsprijs.
De weektimer van de prijs voor elektriciteit instellen
1 Ga naar [7.5.4]: Gebruikerinstellingen >
Elektriciteitsprijs > Tijdschema.
2 Programmeer de selectie met behulp van het
— programmascherm. U kunt de elektriciteitsprijzen Hoog, Middel en Laag instellen op basis van uw elektriciteitsleverancier.
3 Bevestig de wijzigingen.
INFORMATIE
De waarden stemmen overeen met de waarden van de elektriciteitsprijzen voor Hoog, Middel en Laag die zonet werden ingesteld. Indien er geen programma werd ingesteld, wordt rekening gehouden met de Hoog-prijs voor elektriciteit.
Over energieprijzen in geval van een stimulans per kWh hernieuwbare energie
Er kan bij het instellen van de energieprijzen rekening worden gehouden met een stimulans. Hoewel de exploitatiekosten kunnen verhogen, zullen de totale werkingskosten geoptimaliseerd worden rekening houdende met de terugbetaling.
OPMERKING
Vergeet aan het einde van de stimulansperiode niet de instelling van de energieprijzen te veranderen.
De elektriciteitprijs instellen in geval van een stimulans per kWh hernieuwbare energie
Bereken de waarde voor de elektriciteitsprijs met de volgende formule:
▪ Huidige elektriciteitsprijs+Stimulans/kWh Zie "De prijs voor elektriciteit instellen" op pagina 78 voor de
procedure om de elektriciteitsprijs in te stellen.
Voorbeeld
Dit is een voorbeeld en de in dit voorbeeld gebruikte prijzen en/of waarden zijn NIET precies.
Gegevens Prijs/kWh
Elektriciteitsprijs 12,49 Stimulans per kWh voor
5
hernieuwbare verwarming
Berekening van de elektriciteitsprijs:
Elektriciteitsprijs=Huidige elektriciteitsprijs+Stimulans/kWh Elektriciteitsprijs=12,49+5 Elektriciteitsprijs=17,49
Prijs Waarde in verwijzing
Elektriciteit: 12,49/kWh [7.5.1]=17

10.5.8 Informatie

# Code Beschrijving
[8.3] Nvt Nummer waarnaar gebruikers kunnen
bellen wanneer problemen zich voordoen.
Mogelijk af te lezen Informatie
In menu… Kunt u aflezen…
[8.1] Energiegegevens Geproduceerde energie,
verbruikte elektriciteit en
verbruikt gas [8.2] Historiek storingen Storingshistoriek [8.3] Gegevens installateur Contact/helpdesknummer [8.4] Sensoren Kamer-, tank- of warmtapwater-,
buiten-, en
aanvoerwatertemperatuur (indien
van toepassing) [8.5] Stelmotoren Toestand/stand van elke
stelmotor
Voorbeeld: Pomp van het warm
tapwater AAN/UIT [8.6] Bedrijfsmodi Huidige bedrijfsmodus
Voorbeeld: Stand Ontdooien/
olieretour [8.7] Info Versie-informatie over het
systeem [8.8] Verbindingsstatus Informatie over de status van de
aansluiting van de unit, de
kamerthermostaat en de LAN-
adapter.

10.5.9 Installateurinstellingen

Configuratiewizard
Nadat het systeem voor het eerst is AAN gezet, zal de gebruikersinterface u instructies geven via de configuratiewizard. Op die manier kunt u de belangrijkste initiële instellingen uitvoeren. Op die manier zal de unit correct kunnen werken. Nadien kunnen er indien nodig meer gedetailleerde instellingen worden uitgevoerd via de menustructuur.
Om de configuratiewizard opnieuw op te starten, gaat u naar Installateursinstellingen > Configuratie assistent [9.1].
Warm tapwater
Sanitair warmwater
De volgende instelling bepaalt of het systeem warm tapwater kan produceren of niet en welke tank er wordt gebruikt. Deze instelling is alleen-lezen.
# Code Beschrijving
[9.2.1] [E‑05]
(*) Menustructuur-instelling [9.2.1] vervangt de volgende 3
[E-05] Kan het systeem warm tapwater produceren? [E-06] Is er een warmtapwatertank geplaatst in het systeem? [E-07] Welke warmtapwatertank is geïnstalleerd?
(*)
Geen SWW (warm tapwater)
(*)
[E‑06] [E‑07]
overzichtsinstellingen:
Geïntegreerd
(*)
De back-upverwarming zal ook gebruikt worden om warm tapwater op te warmen.
Gegevens installateur
De installateur kan zijn contactnummer hier invullen.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
79
10 Configuratie
Omlooppomp SWW
# Code Beschrijving
[9.2.2] [D‑02] Omlooppomp SWW:
▪ 0: Geen SWW omlooppomp: NIET
geïnstalleerd
▪ 1 SWW met doorstromer:
Geïnstalleerd voor ogenblikkelijk warm water wanneer water genomen wordt. De gebruiker stelt de bedrijfstijd van de pomp voor warm tapwater in via het programma. Controleer of deze pomp mogelijk is met de gebruikersinterface.
▪ 2 Desinfectie: Geïnstalleerd voor
desinfectie. Ze werkt wanneer de desinfectiefunctie van de tank voor warm tapwater werkt. Er hoeven geen verdere instellingen ingesteld te worden.
Zie ook: ▪ "5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water" op
pagina19
"5.4.5Warmtapwaterpomp voor desinfectie"op pagina19
programma omlooppomp SWW
Hier kunt een programma voor de pomp voor warm tapwater programmeren (enkel voor ter plaatse voorziene pomp voor warm tapwater voor secundaire retour).
Een programma programmeren voor de warmtapwaterpomp om te bepalen wanneer de pomp AAN- en UIT-gezet moeten worden.
Wanneer de pomp AAN-gezet wordt, is deze pomp in bedrijf en zorgt zij ervoor dat de kraan onmiddellijk warm water aflevert. Om energie te besparen, zet de pomp enkel AAN tijdens de periodes van de dag waar meteen warm water nodig is.
Back-upverwarming
Naast het type back-upverwarming, moeten ook de spanning, de configuratie en de capaciteit worden ingesteld op de gebruikersinterface.
De capaciteiten voor de verschillende stappen van de back­upverwarming moeten worden ingesteld zodat de energiemeting en/ of de functie energieverbruik goed zouden werken. Door de weerstand van elk verwarmingstoestel te meten, kunt u de exacte capaciteit van elk verwarmingstoestel instellen en zodoende meer nauwkeurige energiegegevens hebben.
Type back-upverwarming
De back-upverwarming is aangepast om op de meeste Europese elektriciteitsdistributienetten aangesloten te worden. Het type van back-upverwarming kan niet worden geraadpleegd.
# Code Beschrijving
[9.3.1] [E‑03] ▪ 4: 9 W
Spanning
U moet de juiste waarde instellen, afhankelijk van de wijze waarop de back-upverwarming is aangesloten op het raster en welke spanning wordt geleverd. De back-upverwarming werkt in elke configuratie in stappen van 1kW.
# Code Beschrijving
[9.3.2] [5‑0D] ▪ 0: 230 V, 1ph
▪ 2: 400 V, 3ph
De beschikbare capaciteit van de back-upverwarming wordt bepaald op basis van de parameter Spanning:
[5-0D] Normaal bedrijf Noodbedrijf of HP
gedwongen uit
0: 230 V, 1ph
2: 400 V, 3ph
Zie "Noodwerking" op pagina 80 voor meer informatie over het Noodbedrijfbedrijf en de stand HP gedwongen uit.
Evenwicht
[9.3.6] [5-00] Evenwicht: Mag de back-upverwarming
[9.3.7] [5-01] Evenwichtstemperatuur: De
Werking
[9.3.8] [4‑00] Werking van de back-upverwarming:
Maximumcapaciteit
Tijdens normale werking is de maximumcapaciteit als volgt: ▪ 3kW voor een unit van 230V,1N~ ▪ 6kW voor een unit van 400V,3N~ De maximumcapaciteit van de back-upverwarming kan worden
beperkt. De ingestelde waarde hangt af van de gebruikte spanning (zie onderstaande tabel) en is de maximumcapaciteit tijdens noodbedrijf.
[9.3.5] [4-07]
3kW ▪ 6kW
6kW ▪ 9kW
# Code Beschrijving
boven de evenwichtstemperatuur werken tijdens ruimteverwarming?
▪ 1: NIET toegestaan ▪ 0: Toegestaan
buitentemperatuur onder dewelke de back-upverwarming mag werken.
Bereik: –15°C~35°C
# Code Beschrijving
▪ 0: Beperkt
▪ 1: Toegestaan
▪ 2: Alleen SWW Ingeschakeld voor
warm tapwater, uitgeschakeld voor ruimteverwarming
# Code Beschrijving
(1)
0~6kW wanneer spanning is ingesteld op 230V, 1N~
0~9kW wanneer spanning is ingesteld op 400V, 3N~
(1) Als de waarde [4-07] lager is ingesteld, dan wordt de
laagste waarde in alle bedrijfsmodi gebruikt.
Noodwerking
Noodbedrijf
Indien de warmtepomp weigert te werken, kan de back­upverwarming als noodverwarmingstoestel werken. Deze kan de warmtebelasting automatisch of na handmatige tussenkomst overnemen.
▪ Wanneer Noodbedrijf is ingesteld op Automatisch en er zich
een storing voordoet in een warmtepomp, neemt de back­upverwarming automatisch de productie van warm tapwater en de ruimteverwarming over.
▪ Wanneer Noodbedrijf is ingesteld op Handmatig en er zich een
storing voordoet in een warmtepomp, stoppen de opwarming van warm tapwater en de ruimteverwarming met werken. Om deze handmatig te herstellen via de gebruikersinterface gaat u naar het hoofdmenuscherm Storing en bevestigt u op de back­upverwarming de warmtebelasting al dan niet moet overnemen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
80
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
t
1
0
1
0
[8-01] [8-02]
t
T
A
t
T
A
0
[8-01]
[5-03] [4-02]
[8-02]
[8-01]+
[8-04]
0
[8-01]
[F-01] 35°C
[8-02]
[8-01]+
[8-04]
▪ Een alternatief is, als Noodbedrijf als volgt is ingesteld:
autom. SH beperkt/warmtapwater aan, de
ruimteverwarming wordt gereduceerd, maar warm tapwater is nog steeds beschikbaar.
autom. SH beperkt/warmtapwater uit, de
ruimteverwarming wordt gereduceerd en warm tapwater is NIET beschikbaar.
autom. SH normaal/warmtapwater uit, de
ruimteverwarming werkt zoals normaal, maar warm tapwater is
NIET beschikbaar. Net zoals in de stand Handmatig, kan de unit de volledige belasting overnemen via de back-upverwarming als de gebruiker dit activeert in het hoofdmenuscherm Storing.
Om het energieverbruik laag te houden, raden we aan om
Noodbedrijf in te stellen op autom. SH beperkt/warmtapwater uit indien niemand gedurende langere periodes in het huis
aanwezig is.
# Code Beschrijving
[9.5.1] Nvt ▪ 0: Handmatig
▪ 1: Automatisch
▪ 2: autom. SH beperkt/
warmtapwater aan
▪ 3: autom. SH beperkt/
warmtapwater uit
▪ 4: autom. SH normaal/
warmtapwater uit
INFORMATIE
Indien er zich een storing voordoet in de warmtepomp en Noodbedrijf niet is ingesteld op Automatisch (instelling
1), blijven de functies Vorstbescherming kamer, Dekvloer drogen van de vloerverwarming en Vorstbescherming waterleidingen ingeschakeld, zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt.
De HP gedwongen uit-stand kan worden ingeschakeld om de back-upverwarming toe te laten warm tapwater en ruimteverwarming te leveren. Dit is bijv. nuttig wanneer het pekelcircuit nog niet klaar is om te worden gebruikt. Koeling is NIET mogelijk wanneer deze stand ingeschakeld is.
# Code Beschrijving
[9.5.2] [7-06] De HP gedwongen uit-stand
inschakelen ▪ 0: uitgeschakeld
▪ 1: geactiveerd
OPMERKING
Het inschakelen van de HP gedwongen uit-stand zal in de volgende omstandigheden de pekelpomp NIET stoppen of verhinderen te werken:
10-daagse werking glycolpomp is actief
▪ Het proefdraaien van de Glycolpomp is gestart
▪ De passieve koeling is actief
# Code Beschrijving
[9.6.1] [5‑02] Voorrang van verwarmen van
ruimten: Bepaalt of de back-
upverwarming de warmtepomp bijstaat tijdens het opwarmen van warm tapwater.
Voor een optimale werking en het laagst mogelijke energieverbruik wordt aanbevolen om de standaardinstelling (0) te behouden.
Indien de werking van de back­upverwarming beperkt is ([4-00]=0) en de buitentemperatuur lager is dan instelling [5-03], zal het warm tapwater niet door de back-upverwarming opgewarmd worden.
[9.6.2] [5‑03] Voorrangstemperatuur: Gebruikt voor
berekening van de antipendeltimer. Als [5‑02]=1, bepaalt dit de buitentemperatuur waaronder de back­upverwarming zal bijstaan tijdens het opwarmen van warm tapwater.
[5-01] Evenwichtstemperatuur en [5-03] Temperatuur voorrang ruimteverwarming hebben betrekking op de back-upverwarming. U moet dus [5‑03] gelijk aan of een paar graden hoger dan [5‑01] instellen.
Timers voor gelijktijdig verzoek voor ruimteverwarming en bereiden van warm tapwater
[8-02]: Antipendel timer
1 Warmtepomp in stand verwarmen tapwater (1=actief,
0=niet actief)
2 Vraag warm water voor warmtepomp (1=vraag, 0=geen
vraag)
t Tijd
[8-04]: Bijkomende timer bij [4-02]/[F-01]
Balanceren
Voorrangen
Voor systemen met een geïntegreerde warmtapwatertank
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
TAOmgevings (buiten) temperatuur
t Tijd
Antipendel timer
Maximale bedrijfstijd warm tapwater
Uitgebreide handleiding voor de installateur
81
10 Configuratie
# Code Beschrijving
[9.6.4] [8-02] Antipendel timer: Minimumtijd tussen
twee cycli voor warm tapwater. De werkelijke antipendeltijd hangt ook af van instelling [8-04].
Bereik: 0~10uur Opmerking: De minimum tijd is 0,5 uur
zelfs als de geselecteerde waarde 0 is.
[9.6.5] Nvt Timer minimaal bedrijf:
NIET wijzigen.
[9.6.6] [8-01] Maximale bedrijfstijd voor
warmtapwaterbereiding. Het verwarmen van warm tapwater stopt, zelfs als de eindtemperatuur van het warm tapwater NIET werd bereikt. De werkelijke maximale bedrijfstijd hangt ook af van instelling [8-04].
▪ Als Bediening=Kamerthermostaat:
Er wordt alleen met deze voorgeprogrammeerde waarde rekening gehouden als er een verzoek voor ruimteverwarming of -koeling is. Als er GEEN verzoek is voor ruimteverwarming/-koeling wordt de tank verwarmd tot wanneer het instelpunt bereikt wordt.
▪ Als BedieningKamerthermostaat:
Er wordt geen rekening gehouden met
deze voorgeprogrammeerde waarde. Bereik: 5~95 minuten Opmerking: Het is NIET toegestaan om
[8‑01] in te stellen op een waarde van minder dan 10 minuten.
[9.6.7] [8-04] Bijkomende timer: Extra bedrijfstijd
voor de maximale bedrijfstijd afhankelijk van de buitentemperatuur [4-02] of [F-01].
Bereik: 0~95 minuten
Bevriespreventie waterleidingen
Alleen relevant voor installaties met waterleidingen buiten. Deze functie tracht waterleidingen buiten te beschermen tegen bevriezing.
# Code Beschrijving
[9.7] [4-04] Vorstbeveiliging waterleidingen:
▪ 1: Uit (alleen lezen)
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
INFORMATIE
Het contact voor de voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten op dezelfde klemmen (X5M/9+10) als de veiligheidsthermostaat. Het systeem kan alleen maar OFWEL een voeding met voorkeur kWh-tarief OFWEL een veiligheidsthermostaat hebben.
# Code Beschrijving
[9.8.1] [D-01] Aansluiting op een Voeding met
voordeel tarief elektriciteit of
een Veiligheidsthermostaat
▪ 0 Nee: De buitenunit is aangesloten op
een normale elektrische voeding.
▪ 1 Open: De buitenunit is aangesloten
op een elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. Wanneer het signaal van het voorkeur kWh-tarief naar de energieleverancier wordt gestuurd, opent het contact en gaat de unit over in gedwongen uit-stand. Wanneer het signaal opnieuw stopt, sluit het spanningsvrij contact en begint de unit weer te werken. Activeer daarom altijd de automatische herstartfunctie.
▪ 2 Dicht: De buitenunit is aangesloten
op een elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. Wanneer het signaal van het voorkeur kWh-tarief naar de energieleverancier wordt gestuurd, sluit het contact en gaat de unit over in gedwongen uit-stand. Wanneer het signaal opnieuw stopt, gaat het spanningsvrij contact open en begint de unit weer te werken. Activeer daarom altijd de automatische herstartfunctie.
▪ 3 Veiligheidsthermostaat: Er is
een veiligheidsthermostaat aangesloten op het systeem (normaal gesloten contact)
[9.8.2] [D-00] Verwarmingselement toegestaan:
Welke verwarmingen worden toegestaan te werken tijdens de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief?
▪ 0 Nee: Geen
▪ 1 Alleen BSH: Alleen de
boosterverwarming
▪ 2 Alleen BUH: Alleen de back-
upverwarming ▪ 3 Alle: Alle verwarmingen
Zie onderstaande tabel. Instelling2 heeft enkel zin als de
elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief van het type1 is of als de binnenunit op een elektrische voeding met normaal kWh-tarief (via X2M/5‑6) aangesloten is en de back­upverwarming NIET op de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief aangesloten is.
[9.8.3] [D-05] Pomp toegestaan:
▪ 0 Nee: Pomp uit
▪ 1 Ja: Geen beperking
Uitgebreide handleiding voor de installateur
82
Gebruik NIET 1 of 3. [D-00] instellen op 1 of 3 wanneer [D-01] is ingesteld op 1 of 2, zal [D-00] resetten naar 0, aangezien het systeem geen boosterverwarming heeft. Stel [D-00] alleen in op de waarden in de volgende tabel:
[D‑00] Back-upverwarming Compressor
0 Gedwongen UIT Gedwongen UIT 2 Toegestaan
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
De besturing energieverbruik
Besturing energieverbruik
Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen" op
pagina10 voor meer informatie over deze functie.
# Code Beschrijving
[9.9.1] [4-08] Besturing energieverbruik:
▪ 0 Nee: Uitgeschakeld.
▪ 1 Continu: Geactiveerd: U kunt één
vermogengrenswaarde (in A of kW) instellen om aan te gegeven dat het energieverbruik van het systeem altijd tot deze waarde beperkt zal worden.
▪ 2 Input: Geactiveerd: u kunt tot vier
verschillende vermogengrenswaarden (in A of kW) instellen om aan te gegeven dat het energieverbruik van het systeem tot deze waarden beperkt zal worden wanneer de overeenstemmende digitale ingang vraagt.
▪ 3 Stroomsensor: Geactiveerd: u
kunt een stroomgrenswaarde (in A) instellen om ervoor te zorgen dat de door de huisbewoners verbruikte stroom beperkt zal worden.
Continue besturing van het energieverbruik en energieverbruikbesturing met digitale ingangen
Het soort (type) beperking dient te worden ingesteld in combinatie met de continue besturing van het energieverbruik en de energieverbruikbesturing met digitale ingangen.
# Code Beschrijving
[9.9.2] [4-09] Type:
▪ 0 Amp:De grenswaarden worden in A
ingesteld.
▪ 1 kW: De grenswaarden worden in
kW ingesteld.
Beperking wanneer [9.9.1]=Continu en [9.9.2]=Amp:
# Code Beschrijving
[9.9.3] [5-05] Limiet: Alleen van toepassing in het
geval van een voltijdse stroombeperking.
0A~50A
Beperkingen wanneer [9.9.1]=Input en [9.9.2]=Amp:
# Code Beschrijving
[9.9.4] [5-05] Limiet 1: 0A~50A [9.9.5] [5-06] Limiet 2: 0A~50A [9.9.6] [5-07] Limiet 3: 0A~50A [9.9.7] [5-08] Limiet 4: 0A~50A
Beperking wanneer [9.9.1]=Continu en [9.9.2]=kW:
# Code Beschrijving
[9.9.8] [5-09] Limiet: Alleen van toepassing in het
geval van een voltijdse vermogenbeperking.
0kW ~ 20kW
# Code Beschrijving
[9.9.9] [5-09] Limiet 1: 0kW~20kW [9.9.A] [5-0A] Limiet 2: 0kW~20kW [9.9.B] [5-0B] Limiet 3: 0kW~20kW [9.9.C] [5-0C] Limiet 4: 0kW~20kW
Besturing energieverbruik via stroomsensoren
Beperking wanneer [9.9.1]=Stroomsensor:
# Code Beschrijving
[9.9.3] [5-05] Grenswaarde: 0A~50A
Als de stroomsensoren geijkt zijn, kunt u een afwijking bepalen voor de uitgang van deze stroomsensoren. Deze waarde zal dan worden toegevoegd aan de waarde van de stroomuitgang van de stroomsensor.
# Code Beschrijving
[9.9.E] [4-0E] Afwijk. stroomsensor: Afwijking op
de door de stroomsensoren gemeten stroom verbruikt door de huisbewoners.
–6A~6A, stap 0,5A
Prioritaire verwarming
Deze instelling bepaalt de voorrang van de elektrische verwarmingstoestellen in functie van de van toepassing zijnde beperking. Aangezien er geen boosterverwarming is, zal de back­upverwarming altijd voorrang krijgen.
# Code Beschrijving
[9.9.D] [4-01] Prioritaire verwarming
▪ 0 Geen : De back-upverwarming
heeft voorrang.
▪ 1 Boosterverwarming: Na
herstarten wordt deze instelling terug op 0=Geen ingesteld en de back­upverwarming krijgt voorrang.
▪ 2 Back-upverwarming: De back-
upverwarming heeft voorrang.
BBR16
Zie "5.6.5 BBR16-vermogenbeperking" op pagina 22 voor meer informatie over deze functie.
INFORMATIE Beperking: De BBR16-instellingen zijn enkel zichtbaar als
de taal van de gebruikersinterface op Zweeds is ingesteld.
OPMERKING 2 weken om te wijzigen. Nadat u BBR16 hebt
ingeschakeld, hebt u slechts 2 weken om zijn instellingen te wijzigen (BBR16 activatie en BBR16 vermogenlimiet). Na deze 2 weken bevriest de unit deze instellingen.
Let op: Dit is anders dan voor de permanente vermogenbeperking, die u altijd kunt wijzigen.
BBR16 activatie
# Code Beschrijving
[9.9.F] [7-07] BBR16 activatie:
▪ 0: uitgeschakeld
▪ 1: geactiveerd
Beperkingen wanneer [9.9.1]=Input en [9.9.2]=kW:
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
83
10 Configuratie
BBR16 vermogenlimiet
# Code Beschrijving
[9.9.G] [Nvt] BBR16 vermogenlimiet: Deze
parameter kan enkel via de menustructuur worden gewijzigd.
0kW~25kW, stap 0,1kW
De energiemeting
Energiemeting
Als de energiemeting via externe energiemeters gebeurt, configureer de instellingen dan zoals hierna beschreven. Selecteer de pulsfrequentieoutput van elke energiemeter conform de specificaties van de energiemeters. Er kunnen tot 2 energiemeters met verschillende pulsfrequenties aangesloten worden. Als slechts 1energiemeter of zelfs geen energiemeter wordt gebruikt, selecteer dan "Geen" om aan te geven dat de overeenstemmende pulsinput NIET gebruikt wordt.
# Code Beschrijving
[9.A.1] [D‑08] Elektriciteitsmeter 1:
▪ 0 Geen: NIET geïnstalleerd
▪ 1 1/10kWh: Geïnstalleerd
▪ 2 1/kWh: Geïnstalleerd
▪ 3 10/kWh: Geïnstalleerd
▪ 4 100/kWh: Geïnstalleerd
▪ 5 1000/kWh: Geïnstalleerd
[9.A.2] [D‑09] Elektriciteitsmeter 2:
▪ 0 Geen: NIET geïnstalleerd
▪ 1 1/10kWh: Geïnstalleerd
▪ 2 1/kWh: Geïnstalleerd
▪ 3 10/kWh: Geïnstalleerd
▪ 4 100/kWh: Geïnstalleerd
▪ 5 1000/kWh: Geïnstalleerd
Sensoren
Buitensensor
# Code Beschrijving
[9.B.1] [C-08] Buitensensor: Als een optionele
externe omgevingssensor is aangesloten, moet het type van de sensor ingesteld worden.
▪ 0 Geen: NIET geïnstalleerd. De
thermistor in de gebruikersinterface en deze in de buitenunit worden gebruikt om metingen uit te voeren.
▪ 1 Buitenunit: Aangesloten op de
printplaat van de binnenunit die de
buitentemperatuur meet. Opmerking: Voor sommige functies
wordt nog steeds de temperatuursensor in de buitenunit gebruikt.
▪ 2 Kamer: Aangesloten op de printplaat
van de binnenunit die de binnentemperatuur meet. De temperatuursensor in de gebruikersinterface wordt NIET meer gebruikt. Opmerking: Deze waarde heeft alleen een betekenis in de kamerthermostaatregeling.
Afwijk. buitensensor
ALLEEN van toepassing wanneer een externe buitenomgevingstemperatuursensor werd aangesloten en geconfigureerd.
U kunt de externe buitenomgevingstemperatuursensor ijken. Er kan een afwijking op de thermistorwaarde ingegeven worden. Deze instelling kan gebruikt worden om situatie te compenseren waarin de externe buitenomgevingstemperatuursensor niet op de ideale plaats kan worden geplaatst.
# Code Beschrijving
[9.B.2] [2-0B] Afwijk. buitensensor: Afwijking op de
omgevingstemperatuur gemeten op de externe buitentemperatuursensor.
▪ –5°C~5°C, stap 0,5°C
Gemiddelde tijd
De gemiddeldentimer corrigeert de invloed van de schommelingen van de omgevingstemperatuur. De berekening van het weersafhankelijk instelpunt gebeurt op basis van de gemiddelde buitentemperatuur.
Er wordt over een geselecteerde tijdsinterval een gemiddelde genomen van de buitentemperatuur.
# Code Beschrijving
[9.B.3] [1-0A] Gemiddelde tijd :
▪ 0: Geen gemiddelde ▪ 1: 12uur ▪ 2: 24uur ▪ 3: 48uur ▪ 4: 72uur
Lagedrukschakelaar pekel
Wanneer een pekellagedrukschakelaar geplaatst is, moet de unit worden geconfigureerd om met de schakelaar te werken. Wanneer de schakelaar wordt verwijderd of losgekoppeld, moet deze parameter op OFF (UIT) worden ingesteld.
# Code Beschrijving
Nvt [C-0B] De pekellagedrukschakelaar inschakelen
▪ 0: UIT ▪ 1: Aan
Bivalent
Bivalent
Alleen van toepassing in het geval van een extra boiler.
Over bivalent
De bedoeling van deze functie is te bepalen welke verwarmingsbron kan/zal zorgen voor het verwarmen van ruimten: het warmtepompsysteem of de extra boiler.
# Code Beschrijving
[9.C.1] [C-02] Bivalent: Geeft aan dat de
ruimteverwarming ook door een andere warmtebron dan het systeem uitgevoerd wordt.
▪ 0 Nee: Niet geïnstalleerd
▪ 1 Ja: Geïnstalleerd. De extra ketel
(gasketel, oliebrander) zal werken wanneer de buitenomgevingstemperatuur laag is. Tijdens de bivalente werking is de warmtepomp uit. Stel deze waarde in wanneer een extra ketel gebruikt wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
84
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
10 Configuratie
T
A
T
calc
[C-03]+[C-04]
3°C
[C-03]
a
b
YC Y1 Y2 Y3 Y4
X1 X2 X3 X4
OFF ON
X2M
SS1
X1M
-14
0
1
2
3
4
5
6
-12 -10 -8 -6 -4 -2 0 2 4 6 8 10 12 14
COP
10.5 (b)
2.5 (a)
▪ Als Bivalent geactiveerd is: Wanneer de buitentemperatuur
onder de Bivalente AAN-temperatuur zakt (vast of variabel gebaseerd op energieprijzen), wordt de ruimteverwarming door de binnenunit automatisch gestopt en wordt het toestemmingssignaal voor de extra ketel actief.
▪ Als Bivalent gedeactiveerd is: Ruimteverwarming door de
binnenunit uitgevoerd binnen het werkingsbereik. Het toestemmingssignaal voor de extra ketel is altijd inactief.
De omschakeling tussen het warmtepompsysteem en de extra boiler is gebaseerd op de volgende instellingen:
▪ [C‑03] en [C‑04] ▪ Elektriciteitsprijzen ([7.5.1], [7.5.2] en [7.5.3])
[C‑03], [C‑04], en T
calc
Op basis van de bovenstaande instellingen berekent het warmtepompsysteem een waarde T
, die varieert tussen [C‑03] en
calc
[C‑03]+[C‑04].
TABuitentemperatuur
T
Bivalente AAN-temperatuur (variabel). Onder deze
calc
temperatuur is de extra ketel altijd AAN. T onder [C‑03] of boven [C‑03]+[C‑04] gaan.
3°C Vaste hysteresis om te voorkomen dat er te veel wordt
omgeschakeld tussen het warmtepompsysteem en de extra boiler
a Extra ketel actief
b Extra ketel inactief
Als de
buitentemperatuur...
Dan…
Ruimteverwarming
door het
warmtepompsystee
kan nooit
calc
Bivalent signaal
voor de extra boiler
is...
m...
Zakt onder T Stijgt boven T
calc
calc
Stopt Actief
+3°C Start Inactief
INFORMATIE
▪ De functie bivalente werking heeft geen invloed op de
stand verwarmen van tapwater. Het warm tapwater wordt nog altijd en alleen opgewarmd door de binnenunit.
▪ Het toestemmingssignaal voor de extra ketel zit op de
EKRP1HB (digitale I/O-printplaat). Wanneer het geactiveerd is, is het contact X1, X2 dicht, en open wanneer het gedeactiveerd is. Zie de afbeelding hieronder voor de schematische locatie van dit contact.
# Code Beschrijving
Nvt [C-04] Bereik: 2°C~10°C (stap: 1°C)
Hoe hoger de waarde van [C‑04], hoe hoger de nauwkeurigheid van de omschakeling tussen het warmtepompsysteem en de extra boiler.
Ga als volgt te werk om de waarde van [C‑03] te bepalen:
1 Bepaal de COP (= prestatiecoëfficiënt) aan de hand van de
volgende formule:
Formule Voorbeeld
COP = (Elektriciteitsprijs /
(a)
gasprijs)
× boilerrendement
Als: ▪ Elektriciteitsprijs: 20c€/kWh ▪ Gasprijs: 6c€/kWh ▪ Boilerrendement: 0,9 Dan: COP = (20/6)×0,9 = 3
(a) Zorg dat u dezelfde meeteenheden gebruikt voor de
elektriciteitsprijs en de gasprijs (bijv. allebei c€/kWh).
2 Bepaal de waarde van [C‑03] aan de hand van de grafiek:
Voorbeeld:
a [C‑03]=2,5 in geval van COP=3 en LWT=35°C b [C‑03]=10,5 in geval van COP=3 en LWT=55°C
OPMERKING
Zorg ervoor dat u de waarde van [5‑01] ten minste 1°C hoger instelt dan de waarde van [C‑03].
Elektriciteitsprijzen
INFORMATIE
De elektriciteitsprijs kan alleen worden ingesteld wanneer bivalent op AAN staat ([9.C.1] of [C-02]). Deze waarden kunnen alleen worden ingesteld in menustructuur [7.5.1], [7.5.2] en [7.5.3]. Gebruik de overzichtsinstellingen NIET.
INFORMATIE Zonnepanelen. Indien zonnepanelen worden gebruikt, stel
de waarde van de elektriciteitsprijzen zeer laag in om het gebruik van de warmtepomp te stimuleren.
# Code Beschrijving
[7.5.1] Nvt Gebruikerinstellingen >
Elektriciteitsprijs > Hoog
[7.5.2] Nvt Gebruikerinstellingen >
Elektriciteitsprijs > Middel
[7.5.3] Nvt Gebruikerinstellingen >
Elektriciteitsprijs > Laag
# Code Beschrijving
Nvt [C-03] Bereik –25°C~25°C (stap: 1°C)
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
85
10 Configuratie
Alarmuitgang
Alarm uitgang
# Code Beschrijving
[9.D] [C-09] Alarm uitgang: Geef de logica aan van
de alarm-output op de digitale I/O­printplaat tijdens een storing.
▪ 0 Abnormaal: De alarm-output wordt
geactiveerd wanneer zich een alarm voordoet. Met deze instelling kan een onderscheid worden gemaakt tussen het detecteren van een alarm en het detecteren van een stroomstoring.
▪ 1 Normaal: De alarmuitgang wordt
NIET geactiveerd wanneer zich een alarm voordoet.
Zie tevens onderstaande tabel (logica alarm-output).
De alarm-outputlogica
[C-09] Alarm Geen alarm Geen voeding
naar de unit
0 Gesloten
uitgang
1 Open uitgang Gesloten
Open uitgang Open uitgang
uitgang
Automatische herstart
Automatische herstart
Bij herstelling van de stroomvoorziening na een stroomonderbreking zal de automatische herstartfunctie de instellingen van de afstandsbediening van voor de stroomonderbreking herstellen. Daarom is het aanbevolen de functie altijd in te schakelen.
Als de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief van het type is waarbij de elektrische voeding wordt onderbroken, moet de automatische herstartfunctie altijd worden geactiveerd. De binnenunit kan, onafhankelijk van de status van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief, continu geregeld worden door de binnenunit op een elektrische voeding met normaal kWh-tarief aan te sluiten.
# Code Beschrijving
[9.E] [3-00] Automatische herstart:
▪ 0: Handmatig
▪ 1: Automatisch
Beveiligingen uitschakelen
INFORMATIE
De software bevat een stand "installateur ter plaatse" ([9.G]: Bescherming uitschakelen) die de automatische werking van de unit uitschakelt. Bij de eerste installatie wordt de instelling Bescherming uitschakelen standaard op Ja gezet, wat betekent dat de automatische werking is uitgeschakeld. Alle beschermende functies zijn dan uitgeschakeld. Als de startpagina's van de gebruikersinterface uit staan, zal de unit NIET automatisch werken. Om de automatische werking en de beschermende functies in te schakelen, zet Bescherming uitschakelen op Nee.
36uur nadat de unit voor het eerst onder spanning werd gezet, zal deze Bescherming uitschakelen automatisch op Nee zetten, zodat de stand "installateur ter plaatse" wordt gestopt en de beschermende functies ingeschakeld worden. Indien – na de eerste installatie – de installateur terug ter plaatse komt, moet deze Bescherming uitschakelenhandmatig op Ja zetten.
# Code Beschrijving
[9.G] Nvt Bescherming uitschakelen
▪ 0: Nee
▪ 1: Ja
Pekelbevriezingstemperatuur
Vriespunt glycolwater
Naargelang het type en de concentratie van het antivriesmiddel in het pekelsysteem, zal de bevriezingstemperatuur verschillen. De volgende parameters stellen de maximale temperatuur voor bevriezingspreventie van de units in. Om temperatuurmeettoleranties toe te laten, MOET de pekelconcentratie bestand zijn tegen een lagere temperatuur dan de gedefinieerde instelling.
Algemene regel: de limiettemperatuur opdat de unit niet zou bevriezen MOET 10°C lager zijn dan de kleinst mogelijke pekelinlaattemperatuur voor de unit.
Voorbeeld: indien de kleinst mogelijke pekelinlaattemperatuur in een bepaalde toepassing –2°C bedraagt, MOET de limiettemperatuur opdat de unit niet zou bevriezen op –12°C of lager worden ingesteld. Hierdoor zou het pekelmengsel boven die temperatuur NIET mogen bevriezen. Om te beletten dat de unit niet zou bevriezen, controleer zorgvuldig het type en de concentratie van de pekel.
# Code Beschrijving
[9.M] [A‑04] Vriespunt glycolwater
▪ 0: 2°C ▪ 1: –2°C ▪ 2: –4°C ▪ 3: –6°C ▪ 4: –9°C ▪ 5: –12°C ▪ 6: –15°C ▪ 7: –18°C
Uitgebreide handleiding voor de installateur
86
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
OPMERKING
De instelling Vriespunt glycolwater kan worden gewijzigd en uitgelezen in [9.M].
Nadat u de instelling in [9.M] of in het overzicht [9.I] van de ter plaatse in te stellen parameters hebt gewijzigd, wacht 10 seconden alvorens u de unit via de gebruikersinterface opnieuw start om zeker te zijn dat de instelling correct in het geheugen is opgeslagen.
Deze instelling kan ALLEEN worden gewijzigd als de communicatie tussen de hydromodule en de compressormodule aanwezig is. De communicatie tussen de hydromodule en de compressormodule wordt NIET gegarandeerd en/of toepasbaar als:
▪ storing "U4" op de gebruikersinterface verschijnt, ▪ de warmtepompmodule is aangesloten op een
elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief wanneer er een stroomonderbreking is en de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ingeschakeld is.
Overzicht lokale instellingen
Alle instellingen kunnen worden uitgevoerd via de menustructuur. Als het om een of andere reden nodig is om een instelling te wijzigen met behulp van de overzichtsinstellingen, zijn de overzichtsinstellingen beschikbaar in het overzicht van de lokale instellingen [9.I]. Zie "Een overzichtsinstelling wijzigen" op
pagina56.
10 Configuratie

10.5.10 Bediening

In het bedieningsmenu kunt u functies van de unit afzonderlijk activeren of deactiveren.
# Code Beschrijving
[C.1] Nvt Kamer
▪ 0: Uit
▪ 1: Aan
[C.2] Nvt Ruimteverwarming/-koeling
▪ 0: Uit
▪ 1: Aan
[C.3] Nvt Sanitaire warmwatertank
▪ 0: Uit
▪ 1: Aan
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
87
10 Configuratie
[1]
Kamer
Afwijk. kamersensor
Instelpuntbereik
Vorstbescherming
Programma koeling
Programma verwarming
Tijdschema
[2]
Hoofdzone Tijdschema
Programma verwarming
Instelpunt modus
Programma koeling
Stooklijn verwarming Stooklijn koeling Stooklijntype
[3]
Secundaire zone
Tijdschema Programma verwarming
Instelpunt modus
Programma koeling
Stooklijn verwarming Stooklijn koeling Stooklijntype
[4]
Ruimteverwarming/-koeling
Bedrijfmodus Bedrijfsmodus geprogrammeerd
[5]
Sanitaire warmwatertank
Krachtig verwarmen Instelpunt confort bedrijf Instelpunt Eco bedrijf Instelpunt warmhouden Tijdschema Stooklijntype
[7]
Gebruikerinstellingen Taal
Tijd/datum Vakantie Stil Elektriciteitsprijs Gasprijs
(*)
[8]
Informatie Energiegegevens
Historiek storingen Gegevens installateur Sensoren Stelmotoren Bedrijfsmodi Info Verbindingsstatus
Bedrijfsuren
[B]
Gebruikersprofiel
[C]
In werking
Kamer Ruimteverwarming/-koeling Sanitaire warmwatertank
[1.4]
Vorstbescherming
Activatie Instelpunt ruimtetemperatuur
[1.5]
Instelpuntbereik Minimum instelpunt verwarming
Maximum instelpunt verwarming Minimum instelpunt koeling Maximum instelpunt koeling
[7.2]
Tijd/datum
Uren Minuten Jaar Maand Dag Zomertijd Formaat
[7.3]
Vakantie
Activatie Van Tot
[7.4]
Stil
Activatie Tijdschema Niveau
[7.5]
Elektriciteitsprijs
Hoog Middel Laag Tijdschema
[8.1]
Energiegegevens
Opgenomen electrisch vermogen Geproduceerde warmte
(**)
(**)

10.6 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur
88
(*) Niet van toepassing
(**) Alleen toegankelijk voor de installateur
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen en het type unit, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar zijn.
Instelpuntscherm
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02

10.7 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen

[9]
Installateursinstellingen
Configuratie assistent Sanitair warmwater Back-upverwarming Noodbedrijf Balanceren Vorstbeveiliging waterleidingen Voeding met voordeel tarief elektriciteit Besturing energieverbruik Energiemeting Sensoren Bivalent Alarm uitgang Automatische herstart Energiespaarfunctie Bescherming uitschakelen
Overzicht instellingen
Gedwongen ontdooien
Vriespunt glycolwater
[9.2] Sanitair warmwater
Sanitair warmwater Omlooppomp SWW programma omlooppomp SWW Zon
[9.3] Back-upverwarming
Type back-upverwarming Spanning Configuratie
Maximumcapaciteit
Evenwicht Evenwichtstemperatuur Werking
[9.6] Balanceren
Voorrang van verwarmen van ruimten Voorrangstemperatuur
Timer minimaal bedrijf
Antipendel timer
Maximale bedrijfstijd Bijkomende timer
[9.8] Voeding met voordeel tarief elektriciteit
Voeding met voordeel tarief elektriciteit Verwarmingselement toegestaan Pomp toegestaan
[9.9] Besturing energieverbruik
Besturing energieverbruik Type Limiet Limiet 1 Limiet 2
Limiet 3 Limiet 4 Prioritaire verwarming Afwijk. stroomsensor BBR16 activatie BBR16 vermogenlimiet
(*)
[9.A] Energiemeting
Elektriciteitsmeter 2
Elektriciteitsmeter 1
[9.B] Sensoren
Buitensensor Afwijk. buitensensor Gemiddelde tijd
[9.C] Bivalent
Bivalent Ketel rendement Temperatuur Hysteresis
(*)
10 Configuratie
(*) Alleen van toepassing in het Zweeds.
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen en het type unit, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar zijn.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
89

11 Inbedrijfstelling

11 Inbedrijfstelling
INFORMATIE
De software bevat een stand "installateur ter plaatse" ([9.G]: Bescherming uitschakelen) die de automatische werking van de unit uitschakelt. Bij de eerste installatie wordt de instelling Bescherming uitschakelen standaard op Ja gezet, wat betekent dat de automatische werking is uitgeschakeld. Alle beschermende functies zijn dan uitgeschakeld. Als de startpagina's van de gebruikersinterface uit staan, zal de unit NIET automatisch werken. Om de automatische werking en de beschermende functies in te schakelen, zet Bescherming uitschakelen op Nee.
36uur nadat de unit voor het eerst onder spanning werd gezet, zal deze Bescherming uitschakelen automatisch op Nee zetten, zodat de stand "installateur ter plaatse" wordt gestopt en de beschermende functies ingeschakeld worden. Indien – na de eerste installatie – de installateur terug ter plaatse komt, moet deze Bescherming uitschakelenhandmatig op Ja zetten.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de warmtapwatertank en het ruimteverwarmingscircuit gevuld zijn voordat u de unit onder spanning zet.
Als deze niet gevuld zijn voordat de spanning wordt aangesloten en wanneer Noodbedrijf actief is, kan de zekering van de back-upverwarming springen. Vul dus zeker de unit om ervoor te zorgen dat de back­upverwarming niet defect raakt.

11.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem in bedrijf te stellen nadat het werd geconfigureerd.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in: 1 De "Checklist vóór inbedrijfstelling" controleren. 2 Het watercircuit ontluchten. 3 Het pekelcircuit ontluchten. 4 Het systeem testen. 5 Indien nodig, een of meerdere stelmotoren testen. 6 Indien nodig, de dekvloer van de vloerverwarming drogen.
OPMERKING
Laat de unit NOOIT werken zonder de thermistoren en/of druksensoren/-schakelaars. De compressor zou anders vuur kunnen vatten.

11.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
U leest de volledige installatie-instructies, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de installateur.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen werden gelegd conform dit document en de geldende wetgeving:
▪ Tussen het ter plaatse te voorzien paneel en de
binnenunit
▪ Tussen de binnenunit en de kranen en kleppen (indien
van toepassing)
▪ Tussen de binnenunit en de kamerthermostaat (indien
van toepassing)
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die tegen de binnenkant van de binnenunit gedrukt worden.
Stroomonderbreker F1B van de back-upverwarming
(ter plaatse te voorzien)is INgeschakeld. De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen
zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd. Er zijn GEEN water- en/of pekellekkages in de
binnenunit. Er zijn geen geursporen van de gebruikte pekel
merkbaar. Het ontluchtingsventiel staat open (minstens 2draaien).
De drukveiligheidsklep sproeit water als hij geopend wordt.
De afsluiters zijn op de juiste manier gemonteerd en staan volledig open.
De warmtapwatertank is volledig gevuld.
Het pekelcircuit en het watercircuit zijn correct gevuld.

11.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
90
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
11 Inbedrijfstelling
OPMERKING
Wanneer het pekelcircuit niet klaar is voor gebruik kan het systeem in de stand HP gedwongen uit worden gezet. Om dit te doen, zet [9.5.2]=1 (HP gedwongen uit = geactiveerd).
De back-upverwarming zorgt dan voor ruimteverwarming en warm tapwater. Koeling is NIET mogelijk wanneer deze stand actief is. Elke inbedrijfstelling waarin het pekelcircuit op een of andere manier wordt gebruikt, kan NIET worden uitgevoerd zolang het pekelcircuit niet gevuld is en HP gedwongen uit gedeactiveerd wordt.

11.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Het watercircuit ontluchten.
Het pekelcircuit ontluchten via de pekelpomptest of met de functie "10 dagen durende werking van de pekelpomp".
Proefdraaien.
Stelmotoren proefdraaien.
Functie dekvloer drogen
De functie dekvloer drogen wordt gestart (indien nodig). De 10 dagen durende werking van de pekelpomp
starten.

11.4.1 Ontluchtingsfunctie op het watercircuit

Het is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie van de unit alle lucht uit het watercircuit wordt verwijderd. Als de ontluchtingsfunctie aan het werken is, werkt de pomp zonder dat de unit eigenlijk werkt en zal het ontluchten van het watercircuit beginnen.
OPMERKING
Vooraleer te ontluchten, open de veiligheidskraan en controleer of het circuit met voldoende water is gevuld. U kunt de procedure voor het ontluchten pas beginnen wanneer er water uit de kraan stroomt wanneer u ze geopend hebt.
Er zijn 2modi om te ontluchten: ▪ Handmatig: de unit zal werken met een vaste pomp en in een
vaste of een aangepaste stand van de 3-wegklep. De aangepaste stand van de 3-wegklep is handig om alle lucht uit het watercircuit te verwijderen in de stand ruimteverwarming of verwarmen van het tapwater. De werksnelheid van de pomp (traag of snel) kan ook ingesteld worden.
▪ Automatisch: de unit wijzigt automatisch de snelheid van de pomp
en de stand van de 3-wegklep tussen de stand ruimteverwarming of de stand verwarmen van het tapwater.
Typische werkstroom
INFORMATIE
Begin eerst handmatig te ontluchten. Wanneer haast alle lucht is verwijderd, ontlucht dan automatisch. Indien nodig, herhaal het automatisch ontluchten tot wanneer u zeker bent dat alle lucht uit het systeem werd verwijderd. Tijdens de ontluchtingsfunctie is beperking [9‑0D] van de pompsnelheid NIET van toepassing.
Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.
De ontluchtingsfunctie stopt automatisch na 30minuten.
Handmatig ontluchten
Voorwaarden: Zorg ervoor dat de werking volledig is uitgeschakeld.
Ga naar het menu In werking en schakel de werking Kamer, Ruimteverwarming/-koeling en Sanitaire warmwatertank uit.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
Zie "Het gebruikertoegangsniveau wijzigen"op
pagina56.
2 Ga naar [A.3]: Inbedrijfstelling > Ontluchting. 3 Stel in het menu Type = Handmatig. 4 Selecteer Ontluchting starten. 5 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het ontluchten begint. Het zal
automatisch stoppen wanneer de ontluchtingscyclus is voltooid.
6 Tijdens de handmatige bediening kunt u de
gewenste pompsnelheid wijzigen. De stand van de 3-wegklep moet worden verplaatst tussen ruimteverwarming en warm tapwater. Om de instellingen tijdens het ontluchten te wijzigen, opent u het menu en gaat u naar Instellingen.
▪ Scroll naar Circuit en stel in op Ruimte/
Sanitair warmwatertank .
▪ Scroll naar Pompsnelheid en stel in op Laag/
Hoog.
7 Om het ontluchten handmatig te stoppen:
1 Ga naar Ontluchting stoppen. 2 Selecteer OK om te bevestigen.
Automatisch ontluchten
Voorwaarden: Zorg ervoor dat de werking volledig is uitgeschakeld.
Ga naar het menu In werking en schakel de werking Kamer, Ruimteverwarming/-koeling en Sanitaire warmwatertank uit.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
Zie "Het gebruikertoegangsniveau wijzigen"op
pagina56.
2 Ga naar [A.3]: Inbedrijfstelling > Ontluchting. 3 Stel in het menu Type = Automatisch. 4 Selecteer Ontluchting starten. 5 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het ontluchten begint. Het stopt
automatisch wanneer voltooid.
6 Om het ontluchten handmatig te stoppen:
1 Ga naar Ontluchting stoppen. 2 Selecteer OK om te bevestigen.

11.4.2 Ontluchtingsfunctie op het pekelcircuit

Het is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie van de unit alle lucht uit het pekelcircuit wordt verwijderd.
OPMERKING
Het pekelcircuit moet eerst worden gevuld VOORALEER de pekelpomp te laten proefdraaien.
Er zijn 2manieren om te ontluchten: ▪ met een pekelvulstation (ter plaatse te voorzien), ▪ met een pekelvulstation (ter plaatse te voorzien) in combinatie met
de pekelpomp van de unit zelf.
Volg in beide gevallen de aanwijzingen die u met het pekelvulstation ontving. De tweede manier mag alleen worden gebruikt als het pekelcircuit NIET met een pekelvulstation kon worden ontlucht.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
91
11 Inbedrijfstelling
a
b
Als het pekelcircuit een pekelbuffervat bevat of als het pekelcircuit uit een horizontale lus bestaat in plaats van een verticaal boorgat, zal u vermoedelijk meer moeten ontluchten. U kunt gebruik maken van de 10-daagse werking glycolpomp. Zie "11.4.6De 10dagen
durende werking van de pekelpomp starten of stoppen" op pagina94 voor meer informatie.
Ontluchten met een pekelvulstation
Volg de aanwijzingen die met het pekelvulstation (ter plaatse te voorzien) werden meegeleverd.
Ontluchten met de pekelpomp en een pekelvulstation
Voorwaarde: Het pekelcircuit kon NIET met enkel een
pekelvulstation worden ontlucht (zie "Ontluchten met een
pekelvulstation"op pagina92). Als dit het geval is, gebruik dan een
pekelvulstation samen met de pekelpomp van de unit zelf.
1 Vul het pekelcircuit. 2 Start het proefdraaien van de pekelpomp. 3 Start het pekelvulstation (deze MOET binnen de
5~60 seconden na het begin van het proefdraaien van de pekelpomp worden gestart).
a De pekelpomp laten proefdraaien b Pekelvulstation
Tijdsinterval: 5~60seconden
Resultaat: Het proefdraaien van de pekelpomp begint en het pekelcircuit begint zo ontlucht te worden. Tijdens het proefdraaien werkt de pekelpomp zonder dat de unit eigenlijk werkt.
INFORMATIE
Voor meer details over het starter en stoppen van het proefdraaien van de pekelpomp, zie "11.4.4 Stelmotoren
proefdraaien"op pagina92.
Het proefdraaien van de pekelpomp stopt automatisch na 2uur.

11.4.3 Om te proefdraaien

Voorwaarden: Zorg ervoor dat de werking volledig is uitgeschakeld.
Ga naar het menu In werking en schakel de werking Kamer, Ruimteverwarming/-koeling en Sanitaire warmwatertank uit.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
Zie "Het gebruikertoegangsniveau wijzigen"op
pagina56.
2 Ga naar [A.1]: Inbedrijfstelling > Testbedrijf
werking.
3 Selecteer een test in de lijst. Voorbeeld:
Verwarming.
4 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het proefdraaien start. Het proefdraaien
stopt automatisch wanneer voltooid (±30min). Om het proefdraaien handmatig te stoppen:
1 Ga naar Stop testrun. 2 Selecteer OK om te bevestigen.
Indien de installatie van de unit correct werd uitgevoerd, zal de unit tijdens het testen opstarten in de geselecteerde bedrijfsmodus. Tijdens het testen kan de correcte werking van de unit gecontroleerd worden door de aanvoerwatertemperatuur (verwarm-/koelstand) en de tanktemperatuur (stand warm tapwater) op te volgen.
Om de temperatuur te controleren:
1 Ga naar Sensoren.
2 Selecteer de temperatuurgegevens.

11.4.4 Stelmotoren proefdraaien

Voorwaarden: Zorg ervoor dat de werking volledig is uitgeschakeld.
Ga naar het menu In werking en schakel de werking Kamer, Ruimteverwarming/-koeling en Sanitaire warmwatertank uit.
Het proefdraaien van de stelmotoren dient om de werking van de verschillende stelmotoren te controleren (wanneer u bijv. Pomp selecteert, zal het proefdraaien van de pomp starten).
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
Zie "Het gebruikertoegangsniveau wijzigen"op
pagina56.
2 Ga naar [A.2]: Inbedrijfstelling > Testbedrijf
stelmotoren.
3 Selecteer een test in de lijst. Voorbeeld: Pomp. 4 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het proefdraaien van de stelmotor start.
Als het proefdraaien automatisch stopt wanneer het voltooid is (±30min voor Pomp, ±120min voor Glycolpomp, ±10min voor de andere testen).
Om het proefdraaien handmatig te stoppen:
1 Ga naar Stop testrun. 2 Selecteer OK om te bevestigen.
Mogelijke vormen van proefdraaien voor de stelmotoren
Back-upverwarming 1-test (capaciteit van 3 kW, alleen
beschikbaar indien geen stroomsensoren worden gebruikt)
Back-upverwarming 2-test (capaciteit van 6 kW, alleen
beschikbaar indien geen stroomsensoren worden gebruikt)
Pomp-test
INFORMATIE
Zorg ervoor de het systeem volledig ontlucht is vooraleer proef te draaien. Vermijd tevens storingen in het watercircuit tijdens het proefdraaien.
Afsluiter-test
Tweewegklep-test
Bivalent signaal-test
Alarm uitgang-test
Koel-verwarmsignaal-test
Omlooppomp SWW-test
Back-upverwarming fase 1-test (capaciteit van 3kW, alleen
beschikbaar indien stroomsensoren worden gebruikt)
Back-upverwarming fase 2-test (capaciteit van 3kW, alleen
beschikbaar indien stroomsensoren worden gebruikt)
Back-upverwarming fase 3-test (capaciteit van 3kW, alleen
beschikbaar indien stroomsensoren worden gebruikt)
Glycolpomp-test
Een fase van een stroomsensor controleren
Om zeker te zijn dat de stroomsensoren de stroom van de juiste fase meten, doe een stroomsensorfasecontrole. U kunt deze controle uitvoeren door de testen uit te voeren voor de stelmotor van de back-upverwarming.
Let op: Zorg dat Besturing energieverbruik op Stroomsensor ([4‑08]=3) is ingesteld. Zie "De besturing energieverbruik" op
pagina83.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
92
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
11 Inbedrijfstelling
t
T
A1
25°C (1)
35°C (2)
24h (1) 36h (2)
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
Zie "Het gebruikertoegangsniveau wijzigen"op
pagina56.
2 Ga naar [A.2.C]: Inbedrijfstelling >
Testbedrijf stelmotoren > Back-upverwarming fase 1
3 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het testen van de Back-upverwarming
fase 1 start. De waarden van de stroomsensoren geven eerst de waarden zonder de back­upverwarming weer. Een van de 3 waarden zal na 10 seconden veranderen wanneer de back­upverwarming op die fase begint te werken. Noteer of memoriseer de stroomsensor waarvoor de waarde stijgt.
4 Ga naar [A.2.D]: Inbedrijfstelling >
Testbedrijf stelmotoren > Back-upverwarming fase 2
5 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het testen van de Back-upverwarming
fase 2 start. De waarden van de stroomsensoren geven eerst de waarden zonder de back­upverwarming weer. Een van de 3 waarden zal na 10 seconden veranderen wanneer de back­upverwarming op die fase begint te werken. Noteer of memoriseer de stroomsensor waarvoor de waarde stijgt.
6 Verwissel de aansluitingen van de draden van de
stroomsensor zoals in de tabel hieronder wordt aangegeven. Voer stappen 1 tot 6 uit tot wanneer er geen draden meer moeten worden verwisseld.
Stroomsensor met veranderde
waarde
Back-
upverwarming
fase 1
CT1
CT2
CT3
Back-
upverwarming
fase 2
CT2 Doe niets — CT3 15 en 16 — CT1 14 en 15 — CT3 14 en 15 14 en 16 CT1 14 en 15 14 en 16 CT2 14 en 16
Te nemen maatregel
Verwissel
eerst de
aansluitingen
Verwissel
daarna de
aansluitingen
INFORMATIE
▪ Als Noodbedrijf op Handmatig ([9.5.1]=0) is ingesteld
en de unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal de gebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft de functie Dekvloer drogen van de vloerverwarming ingeschakeld.
▪ Tijdens het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming is beperking [9‑0D] van de pompsnelheid NIET van toepassing.
OPMERKING
De installateur is verantwoordelijk voor:
▪ het contact opnemen met de fabrikant van de dekvloer
om de instructies te bekomen om de dekvloer voor de eerste maal te verwarmen zodat deze niet zou beginnen te barsten,
▪ het programma voor het drogen van de dekvloer
programmeren volgens de instructies (zie hierboven) van de fabrikant van de dekvloer,
▪ het op regelmatige basis controleren van de correcte
werking van de instelling,
▪ het selecteren van het juiste programma dat voldoet
aan het type van gebruikte dekvloer voor de vloer.
De installateur kan tot 20 stappen programmeren. Voor elke stap moet hij de volgende zaken invoeren:
1 de tijdsduur in uren, tot 72uur, 2 de gewenste aanvoerwatertemperatuur.
Voorbeeld:
T Gewenste aanvoerwatertemperatuur (15~55°C)
t Duurtijd (1~72u) (1) Actie stap 1 (2) Actie stap 2
11.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming
Deze functie wordt gebruikt om de dekvloer van een vloerverwarmingsinstallatie tijdens de bouw van een huis zeer traag te drogen. Met deze functie kan de installateur dit programma programmeren en uitvoeren.
Voorwaarden: Zorg ervoor dat de werking volledig is uitgeschakeld. Ga naar het menu In werking en schakel de werking Kamer, Ruimteverwarming/-koeling en Sanitaire warmwatertank uit.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
drogen
Een programma voor het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming programmeren
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
Zie "Het gebruikertoegangsniveau wijzigen"op
pagina56.
2 Ga naar het programmascherm [A.4.2]:
Inbedrijfstelling > Dekvloer droging > Programma.
3 Het programma programmeren:
Om een nieuwe stap toe te voegen, selecteert u een lege lijn en verandert u de waarde ervan. Om een stap en alle stappen eronder te verwijderen, vermindert u de duur tot "–".
▪ Scroll door het programma. ▪ Pas de duur (tussen 1 en 72 uur) en de
temperaturen (tussen 15°C en 55°C) aan.
4 Druk op de linkse draaiknop om het programma op
te slaan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
93

12 Aan de gebruiker overhandigen

De dekvloer van de vloerverwarming drogen
Voorwaarden: Zorg ervoor dat de werking volledig is uitgeschakeld.
Ga naar het menu In werking en schakel de werking Kamer, Ruimteverwarming/-koeling en Sanitaire warmwatertank uit.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
Zie "Het gebruikertoegangsniveau wijzigen"op
pagina56.
2 Ga naar [A.4]: Inbedrijfstelling > Dekvloer
droging.
3 Selecteer een droogprogramma: ga naar Programma
en gebruik het programmeringsscherm UFH Dekvloer drogen.
4 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming start. Het stopt automatisch wanneer voltooid.
Om het proefdraaien handmatig te stoppen:
1 Ga naar Dekvloer drogen vloerverwarming
stoppen.
2 Selecteer OK om te bevestigen.
De status van het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming raadplegen
Voorwaarde: U bent de dekvloer van de vloerverwarming aan het
drogen.
1 Druk op . 2 Een grafiek met de huidige fase van het droogprogramma, de
totale resterende tijd en de huidige gewenste aanvoerwatertemperatuur zullen op het scherm verschijnen.
Druk op de linkse draaiknop om toegang te krijgen tot de menustructuur en de status van de sensoren en de stelmotoren te bekijken en het huidige programma aan te passen.
Het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming stoppen
Wanneer het programma door een storing of een uitschakeling wordt gestopt, verschijnt storing U3 op het scherm van de gebruikersinterface. Om de storingscodes op te lossen, zie
"14.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op pagina99.
In geval van een stroomstoring wordt storing U3 niet gegenereerd. Wanneer de spanning wordt hersteld, zal de unit de laatste stap automatisch opnieuw starten en het programma verder uitvoeren.
1 Begin in het Dekvloer droging scherm. 2 Open het menu en selecteer Dekvloer drogen
vloerverwarming stoppen.
3 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming stopt.
Als het programma stopt omwille van een storing, een uitschakeling of een stroomonderbreking, kunt u de status van Dekvloer drogen van de vloerverwarming op het scherm:
1 Ga naar [A.4.3]: Inbedrijfstelling > Dekvloer
droging > Status
2 U kunt de waarde hier raadplegen: Gestopt op + de
stap waar het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming werd gestopt.
3 Wijzig en herstart de uitvoering van het programma.
11.4.6 De 10dagen durende werking van de pekelpomp starten of stoppen
Indien het pekelcircuit een pekelbuffervat bevat of wanneer een horizontale pekellus wordt gebruikt, moet de pekelpomp gedurende 10dagen continu werken nadat het systeem in bedrijf werd gesteld. Als 10-daagse werking glycolpomp:
▪ AAN is: De unit werkt zoals normaal, behalve dat de pekelpomp
gedurende 10 dagen continu werkt, wat de status van de compressor is.
▪ UIT is: De pekelpomp werkt in functie van de stand van de
compressor.
Voorwaarden: Alle andere taken met betrekking tot de inbedrijfstelling zijn voltooid voordat de 10-daagse werking
glycolpomp wordt gestart. Als u dit gedaan hebt, kan 10-daagse werking glycolpomp worden geactiveerd in het
inbedrijfstellingsmenu.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
Zie "Het gebruikertoegangsniveau wijzigen"op
pagina56.
2 ga naar [A.6]: Inbedrijfstelling > 10-daagse
werking glycolpomp.
3 Selecteer Aan om de 10-daagse werking
glycolpomp te starten.
Resultaat: De 10-daagse werking glycolpomp start.
Tijdens de 10-daagse werking glycolpomp wordt de instelling in het menu weergegeven als AAN. Zodra de procedure is voltooid, verandert dit automatisch naar UIT.
OPMERKING
De 10 dagen durende werking van de pekelpomp start pas als er geen fouten aanwezig zijn in het hoofdmenuscherm en de timer zal pas tellen als hetzij een drogen van de dekvloer van de vloerverwarming is gestart of als ruimteverwarming/-koeling of tankwerking is ingeschakeld.
12 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Vul de tabel met de installateurinstellingen in (in de
gebruiksaanwijzing) met de werkelijke instellingen.
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding beschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een
probleem zou voordoen. ▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden. ▪ Leg aan de gebruiker uit hoe hij/zij energie kan besparen (deze
tips staan beschreven in de gebruiksaanwijzing).
Uitgebreide handleiding voor de installateur
94
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02

13 Onderhoud en service

13 Onderhoud en service
OPMERKING
Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend installateur of een servicetechnicus.
Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren. De geldende wetgeving kan evenwel kortere onderhoudsintervallen vereisen.
OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2­equivalent.
Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000

13.1 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

13.2 Jaarlijks onderhoud

13.2.1 Jaarlijks onderhoud: overzicht

▪ Pekellek ▪ Chemische desinfectie ▪ Ontkalking ▪ Afvoerslang ▪ Vloeistofdruk van ruimteverwarmings- en pekelcircuit ▪ Drukveiligheidskleppen (1 aan pekelkant, 1 aan
ruimteverwarmingskant) ▪ Drukveiligheidsklep van de tank voor warm tapwater ▪ Schakelkast ▪ Water- en pekelfilters

13.2.2 Jaarlijks onderhoud: instructies

Pekellek
Open de frontpanelen en controleer met de nodige voorzichtigheid of u kunt zien of er pekel in de unit lekt. Zie "6.2.2 De binnenunit
openen"op pagina24.
Chemische desinfectie
Indien de geldende wetgeving in specifieke situaties een chemische desinfectie vereist, inclusief van de tank voor warm tapwater, houd dan rekening met het feit dat de tank voor warm tapwater een roestvrij stalen trommel is, die een aluminiumanode bevat. Wij adviseren een desinfecterend middel te gebruiken, dat niet op chloor gebaseerd is en gebruikt mag worden met water bedoeld voor menselijke consumptie.
OPMERKING
Wanneer ontkalkingsmiddelen of middelen voor chemische desinfectie worden gebruikt, moet gecontroleerd worden of de waterkwaliteit blijft voldoen aan de EU-richtlijn 98/83EC.
Ontkalking
Afhankelijk van de waterkwaliteit en de ingestelde temperatuur kan er kalkaanslag ontstaan op de warmtewisselaar in de tank voor warm tapwater, waardoor er minder warmteoverdracht mogelijk is. Daarom kan het noodzakelijk zijn de warmtewisselaar op regelmatige tijdstippen te ontkalken.
Afvoerslang
Controleer de staat van de afvoerslang en de weg die hij volgt. De slang moet water goed afvoeren. Zie "6.3.4 De afvoerslang op de
afvoer aansluiten"op pagina28.
Vloeistofdruk
Controleer of de vloeistofdruk meer dan 1bar bedraagt. Indien lager, voeg vloeistof toe.
Drukveiligheidsklep
Open de klep.
VOORZICHTIG
Het afgevoerd water kan zeer heet zijn.
▪ Controleer of niets de vloeistof in de klep of tussen de leidingen
tegenhoudt. Het vloeistofdebiet dat uit de veiligheidsklep stroomt moet voldoende groot zijn.
▪ Controleer of de vloeistof die uit de veiligheidsklep komt, schoon
is. Of dat water vuil of brokstukken bevat: ▪ Open de klep tot wanneer het afgevoerd water GEEN vuil of
brokstukken meer bevat.
▪ Spoel het systeem en plaats een bijkomende waterfilter (best
een magnetische cycloonfilter).
INFORMATIE
Er wordt geadviseerd dit onderhoud meer dan eens per jaar te doen.
Veiligheidsklep van tank voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
Open de klep.
VOORZICHTIG
Het water dat uit de klep komt, kan zeer heet zijn.
▪ Controleer of niets het water in de klep of tussen de leidingen
tegenhoudt. Het waterdebiet dat uit de veiligheidsklep stroomt moet voldoende groot zijn.
▪ Controleer of het water dat uit de veiligheidsklep komt, schoon is.
Of dat water vuil of brokstukken bevat: ▪ Open de klep tot wanneer het afgevoerd water geen vuil of
brokstukken meer bevat.
▪ Spoel en reinig de volledige tank, inclusief de leidingen tussen
de veiligheidsklep en de inlaat van het koud water.
Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer na een opwarmcyclus van de tank.
INFORMATIE
Er wordt geadviseerd dit onderhoud meer dan eens per jaar te doen.
Schakelkast
Voer een grondige visuele controle uit van de schakelkast en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of foute bedrading.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
95

14 Opsporen en verhelpen van storingen

1 3
2
1 3
2
WAARSCHUWING
Als de interne bedrading beschadigd is, moet deze door de fabrikant, zijn serviceagent of gelijkaardige bevoegde personen vervangen worden.
Waterfilter
Reinig en spoel de waterfilter.
OPMERKING
Hanteer de filter met de nodige voorzichtigheid. Om het filterrooster van de filter niet te beschadigen, oefen NIET te veel kracht uit wanneer u de filter er terug induwt.

13.3 De tank voor warm tapwater aflaten

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Het water in de tank kan erg heet zijn.
Voorwaarde: Stop de werking van de unit (via de gebruikersinterface, bedieningsschakelaar, ...).
Voorwaarde: Schakel de respectieve stroomonderbreker UIT. Voorwaarde: Sluit de toevoerkraan voor koud water. Voorwaarde: Open alle wateraftappunten opdat de lucht in het
systeem kan komen.
1 Verwijder het bovenpaneel. 2 Verwijder de stop van het toegangspunt tot de tank. 3 Gebruik een afvoerslang en een pomp om de tank via het
toegangspunt af te tappen.
Pekelfilter
Reinig en spoel de pekelfilter.
OPMERKING
Hanteer de filter met de nodige voorzichtigheid. Om het filterrooster van de filter niet te beschadigen, oefen NIET te veel kracht uit wanneer u de filter er terug induwt.
14 Opsporen en verhelpen van
storingen
U kunt, voor de hierna vermelde symptomen, zelf proberen het probleem op te lossen. Contacteer uw installateur voor alle andere problemen. U vindt het contact/helpdesknummer via de gebruikersinterface.
1 Ga naar [8.3]: Informatie > Gegevens
installateur.

14.1 Overzicht: Probleemoplossing

Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
96
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
14 Opsporen en verhelpen van storingen

14.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

WAARSCHUWING
▪ Controleer STEEDS of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Shunt NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

14.3 Problemen op basis van symptomen oplossen

14.3.1 Symptoom: De unit verwarmt NIET zoals verwacht

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De temperatuurinstelling is NIET juist
Controleer de temperatuurinstelling op de afstandsbediening. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing.
Mogelijke oorzaken Wat te doen
Er is te weinig water- of pekelstroming
Het watervolume in de installatie is te laag
Controleer de volgende zaken: ▪ Alle afsluiters van het water- of
pekelcircuit staan volledig open.
▪ De water- en pekelfilters zijn
schoon. Maak ze desnoods schoon (zie " Jaarlijks
onderhoud: instructies" op pagina96).
▪ Er zit geen lucht in het
systeem. Ontlucht indien nodig (zie
"11.4.1 Ontluchtingsfunctie op het watercircuit" op pagina91
en "11.4.2 Ontluchtingsfunctie
op het pekelcircuit" op
pagina91).
▪ De waterdruk is >1 bar. ▪ Het expansievat is NIET
gebarsten of defect. ▪ De weerstand in het
watercircuit is NIET te hoog is
voor de pomp. Indien het probleem nog steeds
aanwezig is nadat u alle hierboven beschreven punten hebt gecontroleerd, neem dan contact op met uw dealer. In sommige gevallen is het normaal dat de unit beslist om een laag waterdebiet te gebruiken.
Controleer of het watervolume in de installatie boven de vereiste minimumwaarde ligt (zie
"7.1.3Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren"op pagina30).

14.3.2 Symptoom: De compressor start NIET (ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)

EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Mogelijke oorzaken Wat te doen
De compressor kan niet starten wanneer de watertemperatuur te laag is. De unit zal de back­upverwarming gebruiken om de minimumwatertemperatuur (5°C) te bereiken, waarna de compressor kan starten.
De instellingen van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief en de elektrische aansluitingen stemmen NIET overeen
Als de back-upverwarming ook niet start, controleer of de volgende zaken in orde zijn:
▪ De elektrische voeding van de
back-upverwarming is juist bedraad.
▪ De thermische veiligheid van
de back-upverwarming wordt NIET geactiveerd.
▪ De schakelcontacten van de
back-upverwarming zijn NIET gebroken of defect.
Raadpleeg uw verdeler van als het probleem niet opgelost is.
Dit zou moeten overeenstemmen met de aansluitingen zoals uitgelegd in "8.2.1De
hoofdvoeding aansluiten"op pagina35.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
97
14 Opsporen en verhelpen van storingen
Mogelijke oorzaken Wat te doen
Het signaal voor voorkeur kWh­tarief werd gestuurd door de elektriciteitsmaatschappij
Ga op de gebruikersinterface van de unit naar [8.5.B] Informatie > Stelmotoren > Geforceerd uit contact.
Als Geforceerd uit contact Aan is, werkt de unit aan het voorkeur-kWh-tarief. Wacht tot er weer stroom is (maximum 2uur).

14.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Er zit lucht in het systeem Ontlucht (zie
"11.4.1Ontluchtingsfunctie op het watercircuit"op pagina91 of "11.4.2Ontluchtingsfunctie op het pekelcircuit"op pagina91).
De druk aan de pompinlaat is te laag
Controleer de volgende zaken: ▪ De druk is >1bar. ▪ Het expansievat is NIET
gebarsten of defect.
▪ De instelling van de voordruk
van het expansievat is juist (zie "7.1.4De voordruk van het
expansievat wijzigen" op pagina30).

14.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Het expansievat is gebarsten of defect
Het water- of pekelvolume in de installatie is te hoog
De opvoerhoogte van het watercircuit is te hoog
Vervang het expansievat.
Controleer of het watervolume of het pekelvolume in de installatie onder de toegestane maximumwaarde ligt (zie
"7.1.3Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren"op pagina30 en "7.1.4De voordruk van het expansievat wijzigen"op pagina30).
De opvoerhoogte van het watercircuit is het hoogteverschil tussen de unit en het hoogste punt van het watercircuit. Als de unit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, wordt de installatiehoogte beschouwd als zijnde 0m. De maximale opvoerhoogte van het watercircuit bedraagt 10m.
Controleer de installatievereisten.

14.3.5 Symptoom: De drukveiligheidsklep lekt

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De uitlaat van de waterdrukveiligheidsklep is verstopt door vuil
Controleer of de drukveiligheidsklep naar behoren werkt door de rode knop op de klep naar links te draaien:
▪ Als u GEEN klepperend geluid
hoort, neem dan contact op met uw dealer.
▪ Als het water of pekel uit de
unit blijft stromen, sluit dan eerst de afsluiters van zowel de inlaat als van de uitlaat en neem vervolgens contact op met uw dealer.

14.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende verwarmd bij lage buitentemperaturen

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De werking van de back­upverwarming wordt niet geactiveerd
De evenwichtstemperatuur van de back-upverwarming werd niet goed geconfigureerd
Er zit lucht in het systeem. Ontlucht handmatig of
Ga het volgende na: ▪ De bedrijfsmodus van de
back-upverwarming wordt geactiveerd. Ga naar:
▪ [9.3.8]:
Installateursinstelling en > Back-upverwarming > Werking [4‑00]
▪ De overstroom-
stroomonderbreker van de back-upverwarming is aan. Als deze niet aan is, zet hem terug aan.
▪ De thermische beveiliging van
de back-upverwarming werd NIET geactiveerd. Indien deze werd geactiveerd, controleer het volgende en druk vervolgens op de resetknop in de schakelkast:
▪ De waterdruk ▪ Of er lucht in het systeem zit ▪ De ontluchting
Verhoog de evenwichtstemperatuur om de werking van de back­upverwarming bij een hogere buitentemperatuur te activeren. Ga naar:
▪ [9.3.7]:
Installateursinstellingen > Back-upverwarming > Evenwichtstemperatuur
[5‑01]
automatisch. Zie de ontluchtingsfunctie in het hoofdstuk "11Inbedrijfstelling"op
pagina90.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
98
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
14 Opsporen en verhelpen van storingen
Mogelijke oorzaken Wat te doen
Er wordt teveel warmtepompcapaciteit gebruikt voor het verwarmen van warm tapwater
Controleer of de Voorrang van verwarmen van ruimten­parameters juist werden ingesteld:
▪ Zorg ervoor dat de Voorrang
van verwarmen van ruimten
werd ingeschakeld. Ga naar [9.6.1]:
Installateursinstellingen > Balanceren > Voorrang van verwarmen van ruimten
[5‑02]
▪ Verhoog de "temperatuur
ruimteverwarmingsvoorrang" om de werking van de back­upverwarming bij een hogere buitentemperatuur te activeren. Ga naar [9.6.3]:
Installateursinstellingen > Balanceren > Afwijking instelpunt BSH [5‑03]

14.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk abnormaal hoog

Mogelijke oorzaken Wat te doen
Defecte of verstopte drukveiligheidsklep.
▪ Spoel en reinig de volledige
tank, inclusief de leidingen tussen de drukveiligheidsklep en de inlaat van het koud water.
▪ Vervang de
drukveiligheidsklep.

14.3.8 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET volledig uitgevoerd (storing AH)

Mogelijke oorzaken Wat te doen
De desinfectiefunctie werd onderbroken omdat er warm tapwater genomen werd.
Er werd veel warm tapwater genomen juist voordat de desinfectiefunctie geprogrammeerd startte.
Programmeer de desinfectiefunctie zodanig dat deze pas start wanneer verwacht wordt dat de volgende 4uur GEEN warm tapwater genomen wordt.
Wanneer Sanitaire
warmwatertank > Verwarmingsbedrijf > Enkel warmhouden of Geprogrammeerd + warmhouden geselecteerd
wordt, wordt geadviseerd de start van de desinfectiefunctie te programmeren minstens 4uur na een voorzien verbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via de installateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteld worden.
Wanneer Sanitaire
warmwatertank > Verwarmingsbedrijf > Alleen geprogrammeerd geselecteerd
wordt, wordt geadviseerd een Eco-actie te programmeren 3uur voor de geplande start van de desinfectiefunctie om de tank al voor te verwarmen.
Mogelijke oorzaken Wat te doen
De desinfectiefunctie werd handmatig gestopt: [C.3] In
werking > Sanitaire warmwatertank werd
uitgeschakeld tijdens het desinfecteren.
Stop de werking van de tank NIET tijdens het desinfecteren.

14.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen

Als er zich een probleem voordoet in de unit, verschijnt een storingscode op de gebruikersinterface. Het is belangrijk het probleem goed te begrijpen en de nodige maatregelen te treffen voordat de storingscode wordt gereset. Dit zou best door een erkende installateur of door de dealer in uw regio moeten uitgevoerd worden.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van alle mogelijke storingscodes en de beschrijving ervan zoals deze op de gebruikersinterface verschijnen.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de manier waarop elke storing kan worden opgelost, zie de onderhouds- en reparatiehandleiding.

14.4.1 De help-tekst weergeven in geval van een storing

In geval van een storing, zal het volgende verschijnen op het startscherm naargelang de ernst:
: Fout
: Storing U kunt als volgt een korte en een lange beschrijving van de storing
zien:
1 Druk op de linkse draaiknop om het hoofdmenu te
openen en ga naar Storing.
Resultaat: Er wordt een korte beschrijving van de fout en de foutcode weergegeven op het scherm.
2 Druk op in het foutscherm.
Resultaat: Er wordt een lange beschrijving van de
fout weergegeven op het scherm.

14.4.2 Storingscodes: Overzicht

Storingscodes van de unit
Foutcode Beschrijving
7H-01 Probleem met het waterdebiet 7H-04 Probleem met het waterdebiet tijdens het
bereiden van sanitair warmwater
7H-05 Probleem met het waterdebiet tijdens
verwarming/monstername
7H-06 Probleem met het waterdebiet tijdens
koeling/ontdooiing
7H-07 Probleem met het waterdebiet.
Pompdeblokkering actief
80-00 Probleem met retourwater
temperatuursensor
81-00 Probleem met aanvoerwater
temperatuursensor
81-04 Temperatuursensor aanvoerwater niet
correct gemonteerd
89-01 Warmtewisselaar bevroren 89-02 Warmtewisselaar bevroren
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
99
14 Opsporen en verhelpen van storingen
Foutcode Beschrijving
89-03 Warmtewisselaar bevroren 8F-00 Abnormale verhoging sanitair
warmwatertemperatuur
8H-00 Abnormale verhoging
vertrekwatertemperatuur
8H-03 Oververhitting directe kring
(thermostaat)
A1-00 Onstabiele spanningsfrequentie A5-00 OU: Afgetopte hogedrukpiek / probleem
met de vorstbescherming
AA-01 Back-upverwarming oververhitting AH-00 Tankdesinfectiefunctie niet correct
uitgevoerd
AJ-03 Te lange opwarmtijd van warm tapwater
vereist
C0-00 Storing waterdebietsensor C1-10 ACS-communicatiestoring C1-11 ACS-communicatiestoring C4-00 Probleem met temperatuursensor
warmtewisselaar
C5-00 Abnormaliteit warmtewisselaarthermistor C8-01 Abnormaliteit stroomsensor CJ-02 Probleem kamertemperatuursensor E1-00 OU: printplaat defect E3-00 OU: activering van hogedrukschakelaar
(HPS)
E4-00 Abnormale zuigdruk E5-00 OU: oververhitting van
invertercompressormotor
E6-00 OU: defect opstarten compressor E7-63 Pekelpompstoring E8-00 OU: overspanning E9-00 Storing van elektronische expansieklep EA-00 OU: koeling-/verwarming omschakel
probleem
EC-00 Abnormale verhoging tanktemperatuur EC-04 Voorverwarming tank EJ-01 Druk pekelcircuit laag F3-00 OU: storing van afvoerbuistemperatuur F6-00 OU: abnormaal hoge druk bij koeling FA-00 OU: abnormaal hoge druk, activering van
HPS
H0-00 OU: spannings-/stroom sensor probleem H1-00 Probleem buitentemperatuursensor H3-00 OU: storing van hogedrukschakelaar (HPS) H4-00 Storing van lagedrukschakelaar H5-00 Storing van
compressoroverbelastingsbeveiliging
H6-00 OU: storing van compressor rotatie
sensor
H8-00 OU: storing van compressor invoer (CT)-
systeem
H9-00 OU: storing van buitenluchtsensor HC-00 Probleem sanitaire warmwatertank
temperatuursensor
HC-01 Probleem tweede sensor sanitair
warmwatertank
Foutcode Beschrijving
HJ-10 Abnormaliteit waterdruk sensor HJ-12 Storing werking bypass klep J3-00 OU: storing van afvoerbuisthermistor J5-00 Storing van aanzuigbuisthermistor J6-00 OU: storing van sensor warmtewisselaar J6-07 OU: storing van sensor warmtewisselaar J6-32 Abnormaliteit
vertrekwatertemperatuurthermistor (buitenunit)
J6-33 Probleem met sensorcommunicatie J7-12 Abnormaliteit broninlaat sensor J8-00 Storing van koelvloeistofthermistor J8-07 Afwijking bronuitlaatsensor JA-00 OU: storing van hogedruksensor JA-17 Afwijking koelmiddeldruksensor JC-00 Abnormaal gedrag lagedruksensor JC-01 Abnormaliteit in de druksensor (S1NPL) van de
verdamper L1-00 Storing van INV-printplaat L3-00 OU: probleem temperatuurstijging in
schakelkast L4-00 OU: storing betreffende
temperatuurstijging inverterkoelelement L5-00 OU: kortstondige overspanning inverter
(gelijkstroom) L8-00 Storing getriggerd door een thermische
beveiliging in de printplaat van de
inverter
L9-00 Preventie van compressorblokkering LC-00 Storing in communicatiesysteem van
buitenunit
P1-00 Onevenwicht openfasige voeding P3-00 Abnormale directe stroom P4-00 OU: storing betreffende
temperatuursensor koelelement
PJ-00 Vermogensinstellingsfout PJ-09 Verkeerd type van pekelpomp U0-00 OU: te weinig koelmiddel U1-00 Storing door omgekeerde fase/open fase U2-00 OU: defect van voedingsspanning U3-00 Dekvloerdroogfunctie vloerverwarming
niet volledig uitgevoerd
U4-00 Communicatieprobleem binnen-/buitenunit U5-00 Communicatieprobleem gebruikersinterface U7-00 OU: transmissiestoring tussen hoofd-CPU
en INV-CPU
U8-01 Verbinding met LAN-adapter verbroken U8-02 Verbinding met kamerthermostaat
verbroken
U8-03 Geen verbinding met kamerthermostaat U8-04 Onbekend USB-apparaat U8-05 Bestandsstoring U8-07 Probleem met P1P2-communicatie UA-00 Probleem met combinatie binnenunit/
buitenunit
UA-17 Probleem type sanitair warmwater tank
Uitgebreide handleiding voor de installateur
100
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
Loading...