Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
1.2Voor de installateur
1.2.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het
product een logboek te voorzien met minstens: informatie over
onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by,
…
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke
plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
1.2.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
1.2.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET
worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld
zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden.
Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Vul bij met rechtopstaande fles.
AlsDan
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
staande fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of
wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het
koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep
NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel
worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk
gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
1.2.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.2.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden
uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of
dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding
vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij
het losmaken van de voedingskabel moeten de
stroomvoerende draden vóór de aarding worden
losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de
trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook
moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak
zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de
voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van
voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de
voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten
geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met
een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast
kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit)
▪ Gebruiksaanwijzing:
▪ Snelle gids voor basisgebruik
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
2 Over de documentatie
▪ Uitgebreide handleiding voor de gebruiker:
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
▪ Installatiehandleiding:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens,...
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit) + digitale bestanden
op http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/product-
information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
Onlinetools
Additioneel op de documentatieset zijn enkele onlinetools
beschikbaar voor de installateurs.
▪ Heating Solutions Navigator
▪ De digitale toolbox bevat meerdere hulpmiddelen, tools, die de
installatie en de configuratie van verwarmingssystemen
vereenvoudigen.
▪ Om toegang te krijgen tot Heating Solutions Navigator, moet u
zich eerst registeren op het Stand By Me-platform. Voor meer
informatie, zie https://professional.standbyme.daikin.eu/.
▪ Daikin e-Care
▪ Mobiele app voor installateurs en servicetechnici waarmee u
verwarmingssystemen kunt registreren, configureren en
storingen erin kunt opsporen en oplossen.
▪ De mobiele app kunt u via onderstaande QR-codes
downloaden zowel voor iOS als voor Android-smartphones. U
moet zich wel eerst registreren op het Stand By Me-platform om
toegang te verkrijgen tot de app.
App StoreGoogle Play
2.2Overzicht van de uitgebreide
handleiding voor de installateur
HoofdstukBeschrijving
Algemene
veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen
vooraleer tot de installatie over te gaan
HoofdstukBeschrijving
Over de documentatieWelke documentatie bestaat er voor de
installateur
Over de doosDe units uitpakken en hun accessoires
verwijderen
Over de units en opties▪ De units identificeren
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke
toepassingen
Installatie van de unitWat u moet doen en kennen om het
Installatie van de leidingen Wat u moet doen en kennen om de
Elektrische installatieWat u moet doen en kennen om de
LAN-adapterWat u moet doen en kennen om de unit
ConfiguratieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InbedrijfstellingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker
overhandigen
Onderhoud en serviceDit hoofdstuk beschrijft de manier
ProbleemoplossingDit hoofdstuk beschrijft wat te doen
Als afval verwijderenDit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevensDit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Tabel met lokale
instellingen
Verscheidene installatieopstellingen van
het systeem
systeem te installeren, samen met
informatie over de voorbereiding van
een installatie
leidingen van het systeem te installeren,
samen met informatie over de
voorbereiding van een installatie
elektrische componenten van het
systeem te installeren, samen met
informatie over de voorbereiding van
een installatie
(met de ingebouwde LAN-adapter) in
een van de volgende toepassingen te
integreren:
en kennen om het systeem na installatie
ervan te configureren
en kennen om het systeem op te
leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de
gebruiker moet worden uitgelegd en
overhandigd
waarop de units onderhouden moeten
worden
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet
worden ingevuld en die nadien moet
bewaard worden om deze later te
kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor
de gebruiker bevat tevens een tabel met
installateurinstellingen. Deze tabel moet
door de installateur worden ingevuld en
aan de gebruiker worden overhandigd.
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de
binnenunit on-site werd geleverd.
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
3.2Binnenunit
3.2.1De binnenunit uitpakken
3.2.3De binnenunit hanteren
Volg onderstaande richtlijnen wanneer u de unit hanteert:
▪ De unit weegt veel. Er zijn minstens 2 personen nodig om de unit
te hanteren.
▪ Gebruik een rolwagentje om de unit te transporteren. Zorg dat het
rolwagentje een voldoende groot horizontaal vlak heeft dat
geschikt is voor het transport van zware apparaten.
▪ Houd de unit recht wanneer u de unit verplaatst.
▪ Gebruik de grepen aan de achterkant om de unit te dragen.
▪ Verwijder de hydromodule als u de unit via een trap naar boven of
beneden wilt dragen. Zie "6.2.3 De hydromodule van de unit
verwijderen"op pagina26 voor meer informatie.
▪ We raden u aan hijsbanden te gebruiken om de unit via een trap
naar boven of beneden te dragen.
3.2.2Toebehoren uit de binnenunit verwijderen
a Afsluiter met geïntegreerd filter
b Veiligheidsklep (met de nodige aansluitonderdelen voor
montage op de bovenkant van het pekelniveauvat)
c Pekelniveauvat
d Afstandstemperatuursensor (met installatiehandleiding)
e Kabel voor afstandbuitensensor (40m)
f O-ringen (als reserve voor afsluiters van hydromodule)
g Energielabel
h Algemene veiligheidsmaatregelen
i Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
j Installatiehandleiding
k Gebruiksaanwijzing
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
4Over de units en opties
4.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De binnenunit identificeren
▪ De binnenunit met opties combineren
4.2Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
4.2.1Identificatielabel: Binnenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: EGSAX10DA9WG
CodeBeschrijving
EEuropees model
GSGeothermische warmtepomp
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
4 Over de units en opties
i3
k
j
m
l
o
nn
i1
i
i2
hd
f
M3S
a1 a2 b1
g B1PW B1L
b2 c1 c2
e
M1P
M4P
Y1S
Y1E
a
b
B1PR
S1NPL
g
M1C
e
S1PH
c
d
f
Q1LQ1L
X2MX2M
X5MX5M
A4P
A1P
TR2
A6P
A4P
A8P
A8P A15PA15P
A1P
TR2
TR1TR1
K9MK9M
A16PA16P
A6P
Z1F
A7PA7P
a
b
c
a
b
c
Z1F
CodeBeschrijving
AKoelmiddel R32
XH=Alleen verwarming
X=Verwarming/koeling
10Capaciteitklasse
DAModelserie
9WModel van back-upverwarming
GG=Grijs model
[—]=Wit model
INFORMATIE
De actieve koeling is alleen beschikbaar voor omkeerbare
units. De passieve koeling is alleen beschikbaar voor
modellen die enkel verwarmen. In dit document wordt voor
actieve koeling gewoon "koeling" genoemd.
4.3Onderdelen
Boven-, voor- en zijaanzicht
i Gebruikersinterface
i1 Statusindicator
i2 LCD-scherm
i3 Draaiknoppen en toetsen
j Hoofdschakelkast
k Back-upverwarming
l Afsluiters
m Hydromodule
n Verstelbare poten
o Aflaatslang (unit + veiligheidsklep)
a2 Water ruimteverwarming/-koeling IN (Ø22mm)
b1 Warm tapwater: warm water UIT (Ø22mm)
b2 Warm tapwater: koud water IN (Ø22mm)
c1 Pekel UIT (Ø28mm)
c2 Pekel IN (Ø28mm)
d Ingang bedrading laagspanning (Ø13,5mm)
e Hercirculatieaansluiting (3/4" G vrouwelijk)
f Veiligheidsklep
g Automatische ontluchtingsklep
h Ingang bedrading laagspanning (Ø24mm)
Schakelkasten
a Platenwarmtewisselaar – Pekelzijde
b Platenwarmtewisselaar – Waterzijde
c Overdrukveiligheidsklep koelmiddel
d Handmatige ontluchtingsklep
e Onderhoudspoort (5/16" tromp)
X2M Aansluitingenblok – Hoge spanning
X5M Aansluitingenblok – Lage spanning
Z1F Ruisfilter
4.4Mogelijke opties voor de
binnenunit
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te
leveren:
▪ Alarm-output
▪ Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT
▪ Omschakeling naar externe warmtebron
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende besturing
via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de montagehandleiding van de vraagprintplaat en het bijlageboek voor optionele apparatuur.
Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt wordt
(BRC1HHDA)
▪ De gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt wordt
kan alleen worden gebruikt in combinatie met de
gebruikersinterface die is aangesloten op de binnenunit.
▪ De gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat
moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet
worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatie- en
bedieningshandleiding van de gebruikersinterface die wordt gebruikt
als kamerthermostaat.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als
kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de
kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten.
Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos
(EKRTR1).
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen
in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Pekelvulkit (KGSFILL2)
Kit met pekelvulklep om het pekelcircuit te spoelen, vullen en
aftappen.
Stroomsensor (EKCSENS)
Stroomsensor voor vermogenbeperking. Voor de installatieinstructies, zie de installatiehandleiding van de stroomsensor.
Hydromodule (EKGSHYMOD)
Vervanging van de hydromodule.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
hydromodule.
Stroomkabel met stekker voor Duitsland (EKGSPOWCAB)
Stroomkabel voor lay-out met gescheiden elektrische voeding, nodig
voor installaties in Duitsland.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
stroomkabel.
Multizoning-basisunit en bedrade thermostaten
(EKWUFHTA1V3, EKWCTRDI1V3, EKWCTRAN1V3)
Multizoning-basisunit (EKWUFHTA1V3) en thermostaten voor
multizone-regeling van vloerverwarming en radiatoren. Zowel de
opties voor digitale (EKWCTRDI1V3) als deze voor de analoge
(EKWCTRAN1V3) bedrade thermostaten zijn beschikbaar.
Voor meer informatie, zie de installatiehandleiding van de
multizoning-basisunit en de van toepassing zijnde thermostaat.
5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de
kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
PC-kabel (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de
binnenunit en een PC. Dit maakt het mogelijk om de software van de
binnenunit te updaten.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
PC-kabel.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen
warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
5.1Overzicht: Richtlijnen met
betrekking tot mogelijke
toepassingen
Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden vanhet
warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als
gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken
gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische
maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in
evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze
maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de
installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren,
zie "10Configuratie"op pagina56.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen voor:
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen
▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen
▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen
▪ De energiemeting instellen
▪ De regeling van het energieverbruik instellen
▪ Een externe temperatuursensor opstellen
▪ De passieve koeling instellen
▪ De lagedrukschakelaar van de pekel instellen
Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers
in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke
kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende
vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd of gekoeld door het
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij
ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn,
adviseren wij onderstaande in-/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,
zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming
kamer bedienen. Vorstbescherming kamer is echter alleen
mogelijk wanneer [C.2] Ruimteverwarming/-koeling
INGESCHAKELD is.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt
en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden
gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische
noodstop [A.6.C] op 1 zetten.
OPMERKING
Er kan een overdrukomloopklep in het systeem worden
geïntegreerd. Denk erom dat deze klep mogelijk niet op de
afbeeldingen wordt getoond.
5.2.1Een enkele kamer
Vloerverwarming of radiatoren –Bedrade
kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op
pagina34.
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de speciale interface
voor menselijk comfort (BRC1HHDA, die als kamerthermostaat
gebruikt wordt).
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [2.9]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [4.4]
▪ Code: [7-02]
2 (Kamerthermostaat): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
speciale interface voor menselijk
comfort.
0 (1 zone): Primair
Voordelen
▪ Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de
werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in
volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
c
B
A
a
b
▪ Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen:
▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en
programma's of de vakantiestand gebruiken.
Vloerverwarming of radiatoren –Draadloze
kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat
b Draadloze externe kamerthermostaat
c Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op
pagina34.
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [2.9]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [4.4]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [2.A]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
▪ Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het
warmtepompsysteemontworpen.
1 (Externekamerthermostaat): De unit
werkt op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 zone): Primair
1 (1 contact): Als de gebruikte
externe kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Geen onderscheid tussen
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
▪ Comfort. In het geval van vloerverwarming zorgt de draadloze
externe kamerthermostaat ervoor dat er tijdens het koelen geen
condensatie op de vloer optreedt door de vochtigheid in de kamer
te meten.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op
pagina34.
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/35 en X2M/30).
▪ De bedrijfsmodus wordt naar de warmtepompconvectoren
gestuurd door een digitale output op de binnenunit (X2M/4 en
X2M/3).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt
worden, controleer of elke warmtepompconvector wel
degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [2.9]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [4.4]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [2.A]
▪ Code: [C-05]
1 (Externekamerthermostaat): De unit
werkt op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 zone): Primair
1 (1 contact): Als de gebruikte
externe kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Geen onderscheid tussen
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M1
B
A
b
a
T
CB
A
a
b
Voordelen
▪ Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
▪ Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectoren
geleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.
Opstelling
InstellingWaarde
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [4.4]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [2.A]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Koeling. De warmtepompconvectoren bieden naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
▪ Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met het
warmtepompsysteem.
▪ Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgevers
zorgt voor:
▪ Het uitstekende verwarmingscomfort van de vloerverwarming
▪ Het uitstekende koelcomfort van de warmtepompconvectoren
0 (1 zone): Primair
1 (1 contact): Als de gebruikte
externe kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Geen onderscheid tussen
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
5.2.2Meerdere kamers – Eén AWT-zone
Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de
gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers
dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer
te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers
hebben.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op
pagina34.
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor de
vloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer te
vermijden tijdens het koelen.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/35 en X2M/30).
▪ De bedrijfsmodus wordt naar de volgende toestellen door een
digitale output op de binnenunit gestuurd (X2M/4 en X2M/3):
▪ De warmtepompconvectoren
▪ De afsluiter
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [2.9]
▪ Code: [C-07]
1 (Externekamerthermostaat): De unit
werkt op basis van de externe
thermostaat.
Vloerverwarming of radiatoren –
Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt
de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat
geregeld (dit kan de speciale interface voor menselijk comfort
(BRC1HHDA) zijn of een externe kamerthermostaat), terwijl de
temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen geregeld
wordt: deze openen of sluiten zich in functie van de
kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M1M2
CB
A
a
c
a
b
CB
A
aa
b
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op
pagina34.
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA, die als
kamerthermostaat gebruikt wordt).
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een
andere verwarmingsbron verwarmd kan worden.
Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [2.9]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Kamerthermostaat): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
0 (1 zone): Primair
▪ #: [4.4]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
▪ Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke
kamerthermostaat moet ingesteld worden om overeen te
stemmen met de binnenunit.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar
moeten NIET op de binnenunit worden aangesloten. De
binnenunit zal constant aanvoerwater leveren, met de
mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [2.9]
0 (Vertrekwater): De unit werkt
op basis van de
aanvoerwatertemperatuur.
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 zone): Primair
▪ #: [4.4]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met vloerverwarming of radiatoren voor één kamer:
▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten
instellen.
Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
Vloerverwarming of radiatoren –Meerdere externe
kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Afstandbuitensensor
c Omloopklep
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op
pagina34.
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer
er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op
pagina34.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen zijn in parallel op de digitale input van de
binnenunit aangesloten (X2M/35 en X2M/30). De binnenunit zal
alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk
gevraagd wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M1
M1
CB
A
ab
c
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseren we
de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [2.9]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [4.4]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met dewarmtepompconvectoren voor één kamer:
▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van
dewarmtepompconvectoren instellen.
1 (Externekamerthermostaat): De unit
werkt op basis van de externe
thermostaat.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade)
kamerthermostaat ingesteld.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe
kamerthermostaat en afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de
binnenunit overeen te stemmen.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseren we
de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [2.9]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [4.4]
▪ Code: [7-02]
0 (Vertrekwater): De unit werkt
op basis van de
aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 zone): Primair
5.2.3Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor
verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u
verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2).
In dit document:
▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur in
verwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling
▪ Secundaire zone = de zone met de hoogste ontwerptemperatuur
in verwarming en de laagste ontwerptemperatuur in koeling.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
c Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op
pagina34.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse te
voorziene) afsluiters voor de vloerverwarming:
▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
tijdens het koelen van de kamers met
warmtepompconvectoren.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren ingesteld.
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u
STEEDS een mengklepstation in de primaire zone
plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in
verwarming) als de secundaire zone verwarming/koeling
vraagt.
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
C
A
E
B
D
a
b
a
de
c
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
E Kamer 3
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
c Afstandbuitensensor
d Mengklepstation
e Drukregelklep
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De
reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te
hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de
primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de
secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor
beide watertemperatuurzones.
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op
pagina34.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.
▪ De pomp van het mengklepstation wordt gestuurd door het
AAN/UIT-signaal van de binnenunit (X2M/29 en X2M/21; output
van de normaal gesloten afsluiters).
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de speciale
interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA, die als
kamerthermostaat gebruikt wordt).
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen zijn in parallel op de digitale input van de
binnenunit aangesloten (X2M/35a en X2M/30). De binnenunit
zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur
leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet
ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [2.9]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [4.4]
▪ Code: [7-02]
In geval van
warmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor
de secundaire zone:
▪ #: [3.A]
▪ Code: [C-06]
Output afsluiterIngesteld om de thermovraag
AfsluiterAls de primaire zone tijdens de
Op het mengklepstationStel de gewenste primaire
Voordelen
▪ Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van
de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
excellente verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en
tevens het excellente koelcomfort van de
warmtepompconvectoren.
▪ Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste
temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met het
warmtepompsysteem.
2 (Kamerthermostaat): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
speciale interface voor menselijk
comfort.
Let op:
▪ Primaire kamer = speciale
interface voor menselijk
comfort gebruikt als
kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
1 (2 zones): Primair + secundair
1 (1 contact): Als de gebruikte
externe kamerthermostaat of
warmtepompconvector enkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Geen onderscheid tussen
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
van de primaire zone te volgen.
koelstand afgesloten moet
worden om geen condensatie op
de vloer te hebben, stel dit dan
dienovereenkomstig in.
aanvoerwatertemperatuur voor
verwarming en/of koeling in.
5.3Een extra warmtebron voor
ruimteverwarming in/opstellen
▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
▪ De binnenunit
▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de binnenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de
buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe
warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de
ruimteverwarming door de binnenunit UIT-geschakeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
b
a
c
c
d
e
f
d
g
L
N
H
Com
A
K2AK1A
X2M
B
TI
K2AK1A
Indoor/Auto/Boiler
35 30X Y
Indoor
▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt
altijd door de op de binnenunit aangesloten warmtapwatertank
geproduceerd.
INFORMATIE
▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te
bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld.
Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd,
wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op
basis van de buitentemperatuur.
▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te
bereiken die via de bediening van de extra ketel werd
ingesteld.
Opstelling
▪ Integreer de extra ketel als volgt:
▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
b Afstandbuitensensor
c Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
d Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
e Extra ketel (ter plaatse te voorzien)
f Extra ketelthermostaat (ter plaatse te voorzien)
g Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)
OPMERKING
▪ Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het
systeem voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige
situaties in het systeem van de extra ketel.
is dan 55°C. Om dit te bereiken:
▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van de
warmtepomp. Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven
de 55°C en open te gaan onder de 55°C.
aanwezig zijn. De binnenunit bevat GEEN expansievat.
digitale I/O-printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel.
Zie "8.2.8 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten"op pagina40.
BTIIngang boilerthermostaat
A Hulpcontact (normaal gesloten)
H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
voorzien)
Indoor Binnenunit
Auto Automatisch
Boiler Ketel
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen
de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst
worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/
UITgeschakeld wordt.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact
op met de fabrikant van de extra ketel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
A
c
ab
5.4De tank voor warm tapwater in/
opstellen
5.4.1Systeemlayout – Ingebouwde
warmtapwatertank
A Warm tapwater
a Koud water IN
b Warm water UIT
c Afstandbuitensensor
5.4.2Het volume en de gewenste temperatuur
selecteren voor de warmtapwatertank
Mensen ervaren water als heet als het water een temperatuur van
40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds
uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt
evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen
(bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C)
vermengen.
De gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank
gebeurt als volgt:
1Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2De gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank bepalen.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Beantwoord de volgende vragen en bereken het
warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met
typische watervolumes:
VraagTypisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag
nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
nodig?
Hoeveel water is er per dag
nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan
warm tapwater?
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin
(4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches
▪ 1bad
▪ 3gootsteenvolumes
Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
1douche = 10min×10l/min =
100l
1bad = 150l
1gootsteen = 2min×5l/min =
10l
—
De gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen
FormuleVoorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1)Als:
▪ V2=180l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V1=280l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts één maal
opgewarmd
T2Temperatuur warmtapwatertank
T1Temperatuur koud water
INFORMATIE
Volume van de warmtapwatertank. U kunt geen volume
kiezen voor de warmtapwatertank omdat deze alleen met
één volume beschikbaar is.
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste
warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren. De elektrische weerstand (back-upverwarming) die in
de warmtepomp is geïntegreerd, kan deze temperatuur verhogen.
Hierdoor verbruikt u echter meer energie. We adviseren de
gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te
stellen om de elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en
ruimteverwarming nodig hebt, adviseren we het warm tapwater
's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming
gevraagd wordt.
5.4.3Instelling en configuratie –
Warmtapwatertank
▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Op de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende
energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp
▪ Elektrische back-upverwarming
▪ Voor meer informatie over het optimaliseren van het
energieverbruik om warm tapwater te produceren: zie
"10Configuratie"op pagina56.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
c
b
d
A
cde
a
b
A
5.4.4Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk
warm water
Opstelling
A Warm tapwater
a Koud water IN
b UITGANG warm tapwater (douche (ter plaatse te
voorzien))
c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
d Hercirculatieaansluiting
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
Voor meer informatie over het aansluiten van de
hercirculatieverbinding: zie "7.3.4De hercirculatieleiding
aansluiten"op pagina32.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "10Configuratie"op pagina56.
▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie
de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.
5.4.5Warmtapwaterpomp voor desinfectie
Opstelling
Configuratie
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "10Configuratie"op pagina56.
5.5De energiemeting instellen
▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen:
▪ Geproduceerde warmte
▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming
▪ Voor de ruimtekoeling
▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand
▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik
zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet
gegarandeerd kan worden.
5.5.1Geproduceerde warmte
INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde
warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur
▪ Het debiet
▪ Instelling en configuratie: geen bijkomende apparatuur vereist.
5.5.2Verbruikte energie
U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen:
▪ Door het te berekenen
▪ Via metingen
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte
energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en
de verbruikte energie meten (voor de rest van de unit, bijv.)
gaat dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de
A Warm tapwater
a Koud water IN
b UITGANG warm tapwater (douche (ter plaatse te
voorzien))
c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)
e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 60°C
ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere
desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond)
een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp
en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond
aansluiten.
▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de binnenunit
▪ De ingestelde capaciteit van de back-upverwarming
▪ De spanning
▪ Op/instelling en configuratie: Geen.
De verbruikte energie meten
▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is.
▪ Ze vereist wel externe energiemeters.
▪ In/opstelling en configuratie: wanneer elektrische-energiemeters
gebruikt worden, stel het aantal pulsen/kWh voor elke
energiemeter in via de gebruikersinterface.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a1
F1B
450896.005
5
8
0
1
5
0
0
0
C1
cde
b1
X5M/5+6
C5C1
a1
b1
F2B
F1B
5
8
0
1
5
0
0
0
450896.005
cde
X5M/5+6
a2
F1B
C1C2
cd
S1S
5
8
0
1
5
0
0
0
450896.005
e
X5M
b1
X5M/5+6
C1C3C2
C4
a2a3
b1
F1B
X5M/5+6 X5M/3+4
F2B
5
8
0
1
5
0
0
0
X5M
X2M
S1S
b2
5
8
0
1
5
0
0
0
450896.005
cde
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg
ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE
energietoevoer naar het systeem meten.
Lay-out elektrische voeding met energiemeters
In de meeste gevallen volstaat één energiemeter die het volledige
systeem meet (compressor, back-upverwarming en hydro).
EnergiemeterMetingenTypeAansluiting
1Volledig
In geval van elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief met
aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief, hebt u 2
energiemeters nodig:
EnergiemeterMetingen
1Compressor en
2Hydro1N~X5M/3+4
Uitzonderlijke gevallen. U kunt in de volgende gevallen ook een
tweede energiemeter gebruiken:
▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.
▪ De energiemeter kan niet gemakkelijk in de elektriciteitskast
geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van
energiemeters.
Voorbeelden van lay-out elektrische voeding met energiemeters
Voor meer bijzonderheden over C1~C5, zie "8.2.1De hoofdvoeding
aansluiten"op pagina35.
Voor meer bijzonderheden over de aansluiting van de energiemeters
op de unit, zie "8.2.4 De elektriciteitsmeters aansluiten" op
pagina38.
Elektrische voeding via één kabel
(=gecombineerde elektrische
voeding)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
systeem
1N~ of 3N~
naargelang de
X5M/5+6
backupverwarming
(1)
backupverwarming
TypeAansluiting
1N~ of 3N~
X5M/5+6
naargelang de
backupverwarming
(1) In de software worden de gegevens van het
energieverbruik van beide meters opgeteld, zodat u NIET
hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet.
Elektrische voeding via dubbele
kabel (=gesplitste elektrische
voeding)
Elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief zonder aparte
elektrische voeding met normaal
Elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief en aparte elektrische
voeding met normaal kWh-tarief
kWh-tarief
a1 Elektrische kast voor elektrische voeding met normaal
kWh-tarief (1N~ of 3N~ naargelang de back-upverwarming)
a2 Elektrische kast voor elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief (1N~ of 3N~ naargelang de back-upverwarming)
a3 Elektrische kast voor de aparte elektrische voeding met
normaal kWh-tarief (1N~)
b1 Energiemeter 1 (1N~ of 3N~ naargelang de back-
upverwarming)
b2 Energiemeter2 (1N~)
c Compressor (1N~)
d Hydro (1N~)
e Back-upverwarming (1N~ of 3N~)
F1B Overstroomzekering
F2B Overstroomzekering
S1S Contact elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
5.6De regeling van het
energieverbruik instellen
U kunt de volgende besturingen van het energieverbruik gebruiken.
Voor meer informatie over de overeenkomstige instellingen, zie "De
besturing energieverbruik"op pagina83.
#De besturing van het energieverbruik
1 "5.6.1Continue vermogenbeperking"op pagina21
▪ Laat u toe het energieverbruik van het volledige
warmtepompsysteem te beperken (de som van de
binnenunit en de back-upverwarming) met een permanente
instelling.
▪ Beperking van het vermogen in kW of de stroom in A.
2 "5.6.2Vermogenbeperking door digitale ingangen
ingeschakeld"op pagina21
▪ Laat u toe het energieverbruik van het volledige
warmtepompsysteem te beperken (de som van de
binnenunit en de back-upverwarming) via 4 digitale
ingangen.
▪ Beperking van het vermogen in kW of de stroom in A.
3 "5.6.4Stroombeperking door stroomsensoren"op pagina22
▪ Laat u toe de door de huisbewoners verbruikte stroom te
beperken door de stroom van het warmtepompsysteem te
beperken (de som van de binnenunit en de backupverwarming).
▪ Beperking van de stroom in A.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
P
i
t
DI
a
b
a
b
A
B
1
2
3
4
5
A8P
P
i
t
DI4
DI3
DI1
a
b
#De besturing van het energieverbruik
4 "5.6.5BBR16-vermogenbeperking"op pagina22
▪ Beperking: Alleen van toepassing in het Zweeds.
▪ Laat u toe te voldoen aan de BBR16 voorschriften (Zweedse
Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer
een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet
worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige
huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen,
ruimteverwarming…).
energievoorschriften).
▪ Beperking van het vermogen in kW.
▪ Combineerbaar met de andere besturingen van het
energieverbruik. Als u dat doet, gebruikt de unit de meest
beperkte besturing.
OPMERKING
Er kan voor de warmtepomp een zekering worden
geïnstalleerd met een waarde die lager ligt dan
aanbevolen. Hiervoor moet u de lokale instelling [2‑0E]
aanpassen in overeenstemming met de maximaal
toegestane stroomsterkte voor de warmtepomp.
A Binnenunit
B Energiebeheersysteem
a Inschakeling vermogenbeperking (4digitale ingangen)
b Back-upverwarming
Onthoud dat de lokale instelling [2‑0E] voorrang heeft op
alle instellingen voor de besturing van het energieverbruik.
Wanneer het vermogen de warmtepomp beperkt, zal dit
leiden tot verminderde prestaties.
5.6.1Continue vermogenbeperking
Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat
het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer
beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale
energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm
tapwater.
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld
b Werkelijke opgenomen vermogen
Op-/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle
instellingen, zie "10Configuratie"op pagina56):
▪ Selecteer de continue beperkingstand
▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
5.6.2Vermogenbeperking door digitale
Opstelling
▪ Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig.
▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te
schakelen:
▪ Raadpleeg het bedradingsschema voor de specificaties van de
digitale ingangen en waarop deze aan te sluiten.
Configuratie
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle
instellingen, zie "10Configuratie"op pagina56):
▪ Selecteer begrenzing door digitale ingangen.
▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld
b Werkelijke opgenomen vermogen
stroom in A).
elke digitale ingang overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is
de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.
ingangen ingeschakeld
Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een
energiebeheersysteem.
Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordt
dynamisch door digitale ingangen beperkt (maximum vier stappen).
Elk niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface
ingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:
De compressor heeft een betere effectiviteit dan de elektrische
verwarming. Om deze reden wordt de elektrische verwarming
beperkt en eerst UIT gezet. Het systeem beperkt het energieverbruik
in de volgende orde:
1Beperkt de back-upverwarming.
2Zet de back-upverwarming UIT.
3Beperkt de compressor.
4Zet de compressor uit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
P
h
C
e
a
b
c
d
AB
C
i
t
CL
a
b
c
d
P
i
t
BBR16
a
b
Voorbeeld
Als het vermogenbeperkingsniveau NIET toestaat dat de backupverwarming werkt, wordt het energieverbruik als volgt beperkt:
PhGeproduceerde warmte
CeVerbruikte energie
A Compressor
B Back-upverwarming
a Beperkte compressorwerking
b Volledige compressorwerking
c Beperkte werking van de back-upverwarming
d Volledige werking van de back-upverwarming
5.6.4Stroombeperking door stroomsensoren
INFORMATIE
Beperking: Stroombeperking door stroomsensoren is
alleen beschikbaar voor 3-fasige opstellingen ([9.3.2]=2
(Installateursinstellingen > Back-upverwarming >
Spanning = 400 V, 3ph)).
5.6.5BBR16-vermogenbeperking
INFORMATIE
Beperking: De BBR16-instellingen zijn enkel zichtbaar als
de taal van de gebruikersinterface op Zweeds is ingesteld.
OPMERKING
2 weken om te wijzigen. Nadat u BBR16 hebt
ingeschakeld, hebt u slechts 2 weken om zijn instellingen
te wijzigen (BBR16 activatieen BBR16vermogenlimiet). Na deze 2 weken bevriest de unit deze
instellingen.
Let op: Dit is anders dan voor de permanente
vermogenbeperking, die u altijd kunt wijzigen.
Gebruik de BBR16-vermogenbeperking wanneer u aan de BBR16voorschriften moet voldoen (Zweedse energievoorschriften).
U kunt de BBR16-vermogenbeperking met de andere
energieverbruikbesturingen combineren. Als u dat doet, gebruikt de
unit de meest beperkte besturing.
OPMERKING
Losgekoppelde sensor. Als u stroombeperking door
stroomsensoren gebruikt en een van die sensoren is
losgekoppeld, dan wordt de overeenkomstige fase niet
meer beperkt.
U kunt stroomsensoren gebruiken om het verbruik van de
warmtepomp op elke fase te beperken waarbij rekening wordt
gehouden met de geplaatste huishoudelijke zekering en het
werkelijke verbruik van andere toestellen.
U moet stroomsensoren plaatsen voordat de hoofdzekeringen op
elke fase deze functie gebruiken. Deze functie kan nuttig zijn in
landen waarin de regering subsidies geeft om de grootte van de
zekeringen te beperken.
Ci Stroominput
t Tijd
CL Stroombeperking overeenkomstig de zekeringgrootte
a Stroombeperking ingeschakeld (geen externe belasting)
b Externe belasting
c Stroombeperking ingeschakeld (met externe belasting)
d Werkelijke stroominput
Op-/instelling en configuratie
Zie:
▪ De installatiehandleiding van de stroomsensoren.
▪ "Een fase van een stroomsensor controleren" op
pagina92
Draden: 3×2. Verbruiksartikel van de kabel (40m) geleverd
als toebehoren.
Zie "De besturing energieverbruik"op pagina83:
[9.9.1]=3 (Besturing energieverbruik = Stroomsensor)
[9.9.E] Afwijk. stroomsensor
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
BBR16 BBR16-beperkingsniveau
a Vermogenbeperking ingeschakeld
b Werkelijke opgenomen vermogen
Op-/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle
instellingen, zie "10Configuratie"op pagina56):
▪ BBR16 inschakelen
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
5.7Een externe temperatuursensor
opstellen
Binnenomgevingstemperatuur
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Het kan de
binnenomgevingstemperatuur meten. We adviseren om een externe
temperatuursensor te gebruiken in de volgende gevallen:
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA) als
kamerthermostaat gebruikt en meet deze de
binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de speciale interface
voor menselijk comfort op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseren we een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Op/instelling en configuratie:
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
b
b
c
d
e
h
g
f
Zie:
▪ Installatiehandleiding van de afstandbinnensensor
▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
Draden: 2×0,75mm²
[9.B.1]=2 (Buitensensor = Kamer)
[1.7] Afwijk. kamersensor
Buitenomgevingstemperatuur
De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de
buitenomgevingstemperatuur.
▪ Op-/instelling en configuratie: zie "8.2.2De
afstandstemperatuursensor aansluiten" op pagina 37 (+ de
installatiehandleiding van de afstandsbuitentemperatuursensor
(geleverd als toebehoren)).
5.8De passieve koeling instellen
INFORMATIE
Beperking: Passieve koeling is enkel mogelijk voor:
▪ Modellen die enkel verwarmen
▪ Pekeltemperaturen tussen 0 en 20°C
Passieve koeling is koeling zonder de compressor te gebruiken. Het
pekelcircuit moet hiervoor over de koelventilatorconvectoren worden
afgetakt.
Opstelling
5.9De lagedrukschakelaar van de
pekel instellen
Afhankelijk van de van toepassing zijnde wetgeving moet u mogelijk
een lagedrukschakelaar plaatsen voor de pekel (ter plaatse te
voorzien).
De pekellagedrukschakelaar kan worden gebruikt om de gebruiker
te waarschuwen dat er een lek is in het pekelcircuit. De schakelaar
(normaal gesloten) wordt geactiveerd wanneer de druk in het
pekelcircuit lager wordt dan de grenswaarde van de schakelaar.
OPMERKING
Mechanisch. We adviseren een mechanische
pekellagedrukschakelaar te gebruiken. Indien een
elektrische pekellagedrukschakelaar wordt gebruikt,
kunnen capacitieve stromen de werking van de
flowschakelaar storen en zo een storing in de unit
veroorzaken.
OPMERKING
Alvorens los te koppelen. Als u de
pekellagedrukschakelaar wenst te verwijderen of los te
koppelen, stel dan eerst [C‑0B]=0 in
(pekellagedrukschakelaar niet geplaatst). Anders zal dit
een storing veroorzaken.
Als [C-0B]=1 (pekellagedrukschakelaar geplaatst) en de
pekellagedrukschakelaar wordt geactiveerd, vervolgens:
Werking warmtepompStopt met storing.
Wanneer de druk in het
pekelcircuit is hersteld, moet het
systeem opnieuw onder
spanning worden gezet en
herstart.
NoodstandActiveert
De 10dagen durende werking
van de pekelpomp
Passieve koeling
Proefdraaien van de stelmotor
van de pekelpomp
Onderbreekt
a Thermostaat
b Ventilatorconvectoren
c Externe circulatiepomp
d Terugslagklep
e Pekelpomp
f Platenwarmtewisselaar
g Hydro
h Afstandbuitensensor
▪ Een thermostaatingangscontact maakt aan aanvraag aan om de
pekelpomp te laten werken. Voor meer informatie, zie "8.2.12De
thermostaat voor passieve koeling aansluiten"op pagina43.
▪ Er is een externe circulatiepomp nodig, die door de externe
thermostaat moet worden bediend.
▪ Een terugslagklep moet enerzijds ervoor zorgen dat de stroming
niet terug naar de ingang van de lus van de passieve koeling kan
stromen en anderzijds om de pekel te verplichten uit het boorgat
te stromen.
Als [C-0B]=1 (pekellagedrukschakelaar geplaatst) en de verbinding
naar de printplaat met digitale I/U van de ACS heeft een storing,
dan:
Werking warmtepompStopt met storing.
Wanneer de storing voorbij is,
begint de unit verder te werken.
NoodstandActiveert, maar verwarming is
niet mogelijk, omdat de backupverwarming van de printplaat
met digitale I/U van de ACS
losgekoppeld is.
De 10dagen durende werking
van de pekelpomp
Passieve koeling
Proefdraaien van de stelmotor
van de pekelpomp
Opstelling
Zie "8.2.11 De lagedrukschakelaar van de pekel aansluiten" op
pagina42.
Configuratie
Zie "Lagedrukschakelaar pekel"op pagina84.
Onderbreekt
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
6 Installatie van de unit
≥300
≥600
≥
500
(mm)
3
2
1
5
6
4
6Installatie van de unit
6.1Installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden
afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder
ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld:
open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende
elektrische verwarming).
6.1.1Vereisten inzake de plaats waar de
binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
Speciale vereisten voor R32
De binnenunit bevat een intern koelmiddelcircuit (R32), maar u hoeft
GEEN ter plaatse te voorziene koelmiddelleidingen te leggen of
koelmiddel bij te vullen.
De totale koelmiddelinhoud in het systeem is ≤1,842 kg, zodat het
systeem NIET onderhevig is aan enige vereisten met betrekking tot
de installatiekamer. Houd echter wel rekening met de volgende
vereisten en voorzorgsmaatregelen:
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die
aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Stel het toestel zo op dat mechanische schade wordt
voorkomen en in een kamer waar er geen
ontstekingsbronnen zijn die doorlopend werken (zoals
open vuur, een gastoestel of elektrische verwarming die
aanstaat enz.).
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten
overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de
geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale
gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen
worden uitgevoerd.
6.2De unit openen en sluiten
6.2.1Over openen van de unit
U moet op bepaalde momenten de unit openen. Voorbeeld:
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
INFORMATIE
Als u slechts over een beperkte installatieruimte beschikt
en de optiekit EKGSPOWCAB (= stroomkabel voor
gesplitste elektrische voeding) moet installeren, verwijdert
u het paneel aan de linkerkant voordat u de unit op de
uiteindelijke positie installeert. Zie "6.2.2 De binnenunit
openen"op pagina24.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden en bij omgevingstemperaturen van 5~35°C.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle
tank voor warm tapwater.
Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
OPMERKING
Voor een standaardinstallatie moet de unit meestal NIET
worden open gemaakt. De unit of een schakelkast moet
ALLEEN maar worden open gemaakt wanneer u
bijkomende optiekits wilt installeren. Voor meer informatie,
zie de installatiehandleiding van de betreffende optiekit, of
hierna.
6.2.2De binnenunit openen
Overzicht
1 Bovenpaneel
2 Paneel van de gebruikersinterface
3 Frontpaneel
4 Linkse zijpaneel
5 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast
6 Deksel op de hoofdschakelkast
Open
1 Verwijder het bovenpaneel.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5×
T25
2 Verwijder het paneel van de gebruikersinterface. Open de
1
1
2
2×
T25
3×
T25
2×
T25
scharnieren bovenaan en schuif het paneel van de
gebruikersinterface omhoog.
OPMERKING
Als u het paneel van de gebruikersinterface verwijdert,
koppel dan ook de kabels van de achterkant van het
paneel van de gebruikersinterface los om schade te
voorkomen.
6 Installatie van de unit
4 Als u de optiekit EKGSPOWCAB (=stroomkabel voor gesplitste
elektrische voeding) wilt installeren, verwijder dan ook het
paneel aan de linkerkant. Zie ook "8.2.1 De hoofdvoeding
aansluiten"op pagina35.
3 Verwijder indien nodig het voorpaneel. Dit is bijvoorbeeld nodig
wanneer u de hydromodule van de unit wilt verwijderen. Zie
"6.2.3De hydromodule van de unit verwijderen"op pagina26
voor meer informatie.
5 Open de geïnstalleerde schakelkast als volgt:
6 Als u bijkomende opties moet installeren waarvoor toegang tot
de hoofdschakelkast nodig is, verwijdert u het deksel van de
hoofdschakelkast als volgt:
5 Verwijder het onderste deksel van de hydromodule.
6.2.3De hydromodule van de unit verwijderen
Door de hydromodule van de unit te nemen, kan de unit
gemakkelijker worden getransporteerd of onderhouden. Wanneer de
hydromodule wordt verwijderd, weegt de unit aanzienlijk minder. Zo
kunt u de unit makkelijker hanteren en dragen.
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Paneel van de gebruikersinterface
2 Frontpaneel
2 Verwijder de isolatie van de afsluiters door de kabelbinders af
te snijden.
6 Ontkoppel de connectoren die van de hydromodule naar de
hoofdschakelkast of andere locaties lopen. Leid de draden door
de doorvoertulen van het bovenste deksel van de hydromodule.
7 Verwijder het bovenste deksel van de hydromodule. U kunt de
losgekoppelde leidingen opzij duwen om gemakkelijker bij de
schroeven te kunnen en het deksel weg te nemen.
3 Verwijder de clips die de afsluiters op hun plaats houden.
4 Koppel de leidingen los.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
8 Verwijder de schroef waarmee de hydromodule op de
bodemplaat is vastgemaakt.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
1×
T25
9 Duw de losgekoppelde leidingen opzij en gebruik de greep aan
4×
d
a
b
c
de voorkant van de module om de module voorzichtig uit de
unit te schuiven. Zorg dat de module waterpas blijft en niet naar
voren kantelt.
6 Installatie van de unit
4 Tap het resterende water en de overblijvende pekel af uit de
hydromodule. Op de bovenkant van de module, open de
aftapkranen en ontluchtingsventielen voor het water en de
pekel opdat het aftappen sneller zou verlopen.
a Aftapkraan watercircuit
b Aftapkraan pekelcircuit
c Ontluchtingsventiel pekelcircuit
d Ontluchtingsventiel watercircuit
OPMERKING
Zorg ervoor dat er geen pekel of water in de schakelkast
van de hydromodule kan vallen.
5 Voer de resterende stappen uit zoals beschreven in "6.2.3De
hydromodule van de unit verwijderen"op pagina26.
VOORZICHTIG
De hydromodule weegt veel. Er zijn minstens twee
personen nodig om hem te dragen.
OPMERKING
Wees voorzichtig zodat u de isolatie niet beschadigt
wanneer u de module verwijdert.
Verwijdering na eerste installatie
Als het watercircuit en het pekelcircuit vooraf werden gevuld, zal het
resterende water en de overblijvende pekel uit de hydromodule eerst
moeten worden afgetapt alvorens tot de verwijdering over te gaan. In
dat geval, doe het volgende:
1 Verwijder de isolatie van de afsluiters. (Zie stap 2 in "6.2.3De
hydromodule van de unit verwijderen"op pagina26.)
2 Sluit de afsluiters door aan de hendels te draaien.
6.2.4De binnenunit sluiten
1 Indien van toepassing, plaats het linkse zijpaneel terug.
2 Indien van toepassing, schuif de hydromodule er terug in.
3 Indien van toepassing, sluit het deksel van de hoofdschakelkast
en plaats het frontpaneel terug.
4 Sluit het deksel van de schakelkast van de installateur.
5 Sluit de kabels opnieuw aan op het paneel van de
gebruikersinterface.
6 Plaats het paneel van de gebruikersinterface terug.
7 Plaats het bovenpaneel terug.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de binnenunit sluit, let op dat u
het aanhaalkoppel 4,1N•m NIET overtreft.
6.3De binnenunit monteren
6.3.1Over het monteren van de binnenunit
Wanneer
Monteer de binnenunit vooraleer u de pekel- en waterleidingen kunt
aansluiten.
6.3.2Voorzorgen bij het monteren van de
binnenunit
3 Verwijder het onderste deksel van de hydromodule. (Zie stap 5
in "6.2.3 De hydromodule van de unit verwijderen" op
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ De installatieplaats voorbereiden
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
7 Installatie van de leidingen
≤1°
0°
1° 1°
6.3.3De binnenunit plaatsen
1 Hef de binnenunit van het pallet op en zet ze op de vloer. Zie
"3.2.3De binnenunit hanteren"op pagina8.
2 Sluit de afvoerslang aan op de afvoer. Zie "6.3.4 De
afvoerslang op de afvoer aansluiten"op pagina28.
3 Schuif de unit op haar plaats.
4 Pas de hoogte van de 4 verstelbare pootjes van het buitenste
frame aan om onregelmatigheden in de vloer op te vangen. De
maximum toegestane afwijking bedraagt 1°.
OPMERKING
Kantel de unit NIET naar voor:
OPMERKING
Om de structuur van de unit niet te beschadigen, verplaats
de unit ALLEEN met de verstelbare pootjes in hun laagste
stand.
OPMERKING
Voor optimale geluidsreductie dient u te controleren of er
geen speling is tussen het onderste frame en de vloer.
6.3.4De afvoerslang op de afvoer aansluiten
Binnenin de unit kan zich condensatie vormen tijdens het koelen of
bij lage pekeltemperaturen. De lekbak bovenaan en de lekbak van
de back-upverwarming zijn aangesloten op een afvoerslang binnenin
de unit. U moet de afvoerslang aansluiten op een geschikte afvoer
conform de geldende wetgeving. De afvoerslang loopt door het
achterpaneel, naar de rechterkant van de unit.
7Installatie van de leidingen
7.1De leidingen voorbereiden
7.1.1Circuitvereisten
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig
DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
▪ Circuittypes. Behalve het koelcircuit zijn er in de unit 2 andere
circuits inbegrepen. Voor latere raadpleging: het circuit dat is
aangesloten op het boorgat wordt het pekelcircuit genoemd, het
andere circuit dat is aangesloten op de warmteafgevers wordt het
ruimteverwarmingscircuit genoemd.
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
▪ Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ENKEL in een gesloten
watersysteem voor pekelcircuit en ruimteverwarmingscircuit. Het
systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige
corrosie als gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Wanneer er wordt aangesloten op een open
grondwatersysteem, is een tussenwarmtewisselaar vereist
om schade (vuil, bevriezing) aan de unit te voorkomen.
▪ Expansievat –Waterzijde. Om geen cavitatie te hebben, plaats
een expansievat (ter plaatse te voorzien) op de retourleiding vóór
de waterpomp op minder dan 10m van de unit.
▪ Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het ruimteverwarmingscircuit toe te voegen.
▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water
(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende
stukken te vermijden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
7 Installatie van de leidingen
65°C
70°C
▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
leidingen op basis van het vereiste debiet en de beschikbare
externe statische druk van de pomp. Zie "16 Technische
gegevens" op pagina 102 voor de grafieken voor de externe
statische drukken voor de binnenunit.
▪ Debiet. Het nodige debiet kan verschillen naargelang het type
werking. Zie "7.1.3 Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren" op
pagina30 voor meer informatie.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistof. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met vloeistof die in de installatie
gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistofdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de vloeistofdruk en
vloeistoftemperatuur.
▪ Vloeistofdruk – Ruimteverwarmings- en pekelcircuit. De
maximale vloeistofdruk van het ruimteverwarmings- en
pekelcircuit bedraagt 3bar.
▪ Vloeistofdruk – Warmtapwatertank. De maximale vloeistofdruk
van de warmtapwatertank is 10bar. Voorzie gepaste veiligheden
in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt.
▪ Vloeistoftemperatuur.Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van het systeem om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Sluit de afvoerslang
correct aan op de afvoer om te voorkomen dat er water uit de unit
wordt gemorst. Zie "6.3.4 De afvoerslang op de afvoer
aansluiten"op pagina28.
▪ Onderdelen met een zinklaag. Gebruik NOOIT onderdelen met
een zinkbekleding in het vloeistofcircuit. Aangezien het
vloeistofcircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders
overmatige corrosie optreden. Onderdelen met een zinkbekleding
in het pekelcircuit kunnen neerslaan van bepaalde bestanddelen
in de antivriesvloeistoffencorrosie-inhibitor veroorzaken.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het
systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een
zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld
door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen.
De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan
en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade
toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de
oxidatie van glycolen,
▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur
hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen
vervuilen of verstoppen,
▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan
ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de
glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
INFORMATIE
Hou rekening met de hygroscopische eigenschap van
antivriesvloeistoffen: het absorbeert vocht uit zijn
omgeving. Door de dop van de antivriesvloeistoffles open
te laten, stijgt de waterconcentratie. De
antivriesvloeistofconcentratie is lager dan verwacht. Als
gevolg daarvan kan er toch bevriezing optreden.
Preventieve maatregelen MOETEN worden genomen om
te zorgen dat de antivriesvloeistof zo min mogelijk wordt
blootgesteld aan lucht.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
▪ Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep in het
ruimteverwarmingscircuit wordt gebruikt, MOET de omschakeltijd
van de klep maximum 60seconden bedragen.
▪ Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor
warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte
aan warm tapwater te voldoen.
▪ Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met
koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende
dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald
worden.
▪ Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de
apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
▪ Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden
geïnstalleerd.
▪ Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk
bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische
installatie.
▪ Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden
tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding
van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp
7.1.2Formule om de voordruk van het
expansievat te berekenen
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het
hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
7.1.3Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het
pekelcircuit controleren
De unit heeft geen ingebouwde expansievat, maar u kunt zelf
expansievat voorzien dat in het pekelcircuit moet worden geplaatst
wanneer het geplaatste pekelniveauvat (geleverd als toebehoren)
geen optimale resultaten levert. Voor meer informatie, zie "7.2.4Het
pekelniveauvat aansluiten"op pagina31.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ moet u het minimum watervolume controleren.
▪ moet u mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
▪ Controleer het totale ruimteverwarmingswatervolume in de unit.
▪ Controleer het totale pekelwatervolume in de unit.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume per circuit in de installatie
minimum 20liter bedraagt, waarbij het interne watervolume in de
binnenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Indien een minimumverwarmingsbelasting van 1 kW kan
worden gegarandeerd en instelling [4.B]
Ruimteverwarming/-koeling > Overregeling (lokale
overzichtsinstelling [9‑04]) is op 4°C, kan het
minimumwatervolume worden verlaagd tot 10liter.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/
koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende
kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
a Externe kamerthermostaat
b Afstandbuitensensor
c Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
d Afsluiter