Daikin EGSAH06DA9W, EGSAH10DA9W, EGSAX06DA9W, EGSAX10DA9W, EGSAX06DA9WG Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding voor de
installateur
Daikin Altherma 3 GEO
EGSAH06DA9W EGSAH10DA9W
EGSAX06DA9W(G) EGSAX10DA9W(G)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Daikin Altherma 3 GEO
Nederlands
Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 4
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 4
1.2.4 Pekel........................................................................... 5
1.2.5 Water .......................................................................... 5
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 6
2.1 Over dit document ..................................................................... 6
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 Binnenunit ................................................................................. 8
3.2.1 De binnenunit uitpakken ............................................. 8
3.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen.................. 8
3.2.3 De binnenunit hanteren............................................... 8
4 Over de units en opties 8
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 8
4.2 Identificatie ................................................................................ 8
4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 8
4.3 Onderdelen................................................................................ 9
4.4 Mogelijke opties voor de binnenunit .......................................... 10
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen 10
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen ............................................................................. 10
5.2 Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen ............... 11
5.2.1 Een enkele kamer....................................................... 11
5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone ........................... 13
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones ....................... 15
5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ...... 16
5.4 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 18
5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank ...... 18
5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren
voor de warmtapwatertank.......................................... 18
5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank........... 18
5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 19
5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 19
5.5 De energiemeting instellen........................................................ 19
5.5.1 Geproduceerde warmte .............................................. 19
5.5.2 Verbruikte energie....................................................... 19
5.6 De regeling van het energieverbruik instellen ........................... 20
5.6.1 Continue vermogenbeperking..................................... 21
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen
ingeschakeld ............................................................... 21
5.6.3 Vermogenbeperking: werking ..................................... 21
5.6.4 Stroombeperking door stroomsensoren...................... 22
5.6.5 BBR16-vermogenbeperking........................................ 22
5.7 Een externe temperatuursensor opstellen ................................ 22
5.8 De passieve koeling instellen .................................................... 23
5.9 De lagedrukschakelaar van de pekel instellen .......................... 23
6 Installatie van de unit 24
6.1 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 24
6.1.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 24
6.2 De unit openen en sluiten.......................................................... 24
6.2.1 Over openen van de unit............................................. 24
6.2.2 De binnenunit openen................................................. 24
6.2.3 De hydromodule van de unit verwijderen.................... 26
6.2.4 De binnenunit sluiten ................................................... 27
6.3 De binnenunit monteren ............................................................. 27
6.3.1 Over het monteren van de binnenunit.......................... 27
6.3.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit .......... 27
6.3.3 De binnenunit plaatsen ................................................ 28
6.3.4 De afvoerslang op de afvoer aansluiten ...................... 28
7 Installatie van de leidingen 28
7.1 De leidingen voorbereiden ......................................................... 28
7.1.1 Circuitvereisten ............................................................ 28
7.1.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen .................................................................... 30
7.1.3 Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit
controleren ................................................................... 30
7.1.4 De voordruk van het expansievat wijzigen................... 30
7.2 De pekelleidingen aansluiten ..................................................... 30
7.2.1 Over het aansluiten van de pekelleidingen.................. 30
7.2.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de pekelleidingen... 30
7.2.3 De pekelleiding aansluiten........................................... 31
7.2.4 Het pekelniveauvat aansluiten..................................... 31
7.2.5 De pekelvulkit aansluiten ............................................. 31
7.2.6 Het pekelcircuit vullen.................................................. 31
7.2.7 De pekelleidingen isoleren........................................... 32
7.3 De waterleidingen aansluiten ..................................................... 32
7.3.1 Over het aansluiten van de waterleidingen.................. 32
7.3.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen .. 32
7.3.3 De waterleidingen aansluiten....................................... 32
7.3.4 De hercirculatieleiding aansluiten ................................ 32
7.3.5 Het ruimteverwarmingscircuit vullen ............................ 33
7.3.6 De tank voor warm tapwater vullen.............................. 33
7.3.7 De waterleidingen isoleren........................................... 33
8 Elektrische installatie 33
8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading ..................... 33
8.1.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 33
8.1.2 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 33
8.1.3 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit... 34
8.2 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de uitwendige
en inwendige stelmotoren .......................................................... 34
8.2.1 De hoofdvoeding aansluiten ........................................ 35
8.2.2 De afstandstemperatuursensor aansluiten .................. 37
8.2.3 De afsluiter aansluiten ................................................. 38
8.2.4 De elektriciteitsmeters aansluiten ................................ 38
8.2.5 De pomp van het warm tapwater aansluiten................ 38
8.2.6 De alarm-output aansluiten.......................................... 39
8.2.7 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
verwarming aansluiten ................................................. 40
8.2.8 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten..................................................................... 40
8.2.9 De digitale inputs voor het energieverbruik
aansluiten..................................................................... 41
8.2.10 De veiligheidsthermostaat (normaal gesloten
contact) aansluiten....................................................... 41
8.2.11 De lagedrukschakelaar van de pekel aansluiten ......... 42
8.2.12 De thermostaat voor passieve koeling aansluiten ....... 43
9 LAN-adapter 43
9.1 Over de LAN-adapter ................................................................. 43
9.1.1 Systeemlay-out ............................................................ 44
9.1.2 Systeemvereisten ........................................................ 44
9.1.3 Vereisten voor installatie ter plaatse............................ 44
9.2 Aansluiten van de elektrische bedrading.................................... 45
9.2.1 Overzicht van de elektrische verbindingen .................. 45
9.2.2 Router .......................................................................... 46
9.2.3 Elektriciteitsmeter......................................................... 46
9.2.4 Zonne-energie-inverter/energiebeheersysteem........... 47
9.3 Het systeem starten ................................................................... 49
9.4 Configuratie –LAN-adapter........................................................ 49
9.4.1 Overzicht: Configuratie ................................................ 49
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

9.4.2 De LAN-adapter configureren voor app-bediening ..... 49
9.4.3 De LAN-adapter configureren voor de Smart-Grid-
toepassing................................................................... 49
9.4.4 Software updaten........................................................ 49
9.4.5 Configuratie-webinterface........................................... 50
9.4.6 Systeeminformatie ...................................................... 50
9.4.7 Reset naar fabriekinstellingen..................................... 51
9.4.8 Netwerkinstellingen..................................................... 51
9.5 Smart Grid-toepassing .............................................................. 52
9.5.1 Smart Grid-instellingen ............................................... 53
9.5.2 Bedrijfsmodi ................................................................ 54
9.5.3 Systeemvereisten ....................................................... 55
9.6 Probleemoplossing –LAN-adapter ........................................... 55
9.6.1 Overzicht: Probleemoplossing .................................... 55
9.6.2 Problemen op basis van symptomen oplossen –
LAN-adapter............................................................... 55
9.6.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen –
LAN-adapter............................................................... 55
10 Configuratie 56
10.1 Overzicht: Configuratie .............................................................. 56
10.1.1 De meest gebruikte commando's bereiken................. 56
10.2 Configuratiewizard..................................................................... 57
10.3 Mogelijke schermen .................................................................. 57
10.3.1 Mogelijke schermen: overzicht.................................... 57
10.3.2 Startscherm................................................................. 58
10.3.3 Het scherm Hoofdmenu .............................................. 59
10.3.4 Menuscherm ............................................................... 59
10.3.5 Instelpunt-scherm ....................................................... 59
10.3.6 Gedetailleerd scherm met waarden ............................ 60
10.3.7 Programmascherm: voorbeeld.................................... 60
10.4 Weersafhankelijke curve ........................................................... 62
10.4.1 Wat is een weersafhankelijke curve?.......................... 62
10.4.2 Curve met 2 punten .................................................... 62
10.4.3 Curve volgens helling en afwijking.............................. 62
10.4.4 Weersafhankelijke curves gebruiken .......................... 63
10.5 Menu Instellingen ...................................................................... 64
10.5.1 Storing......................................................................... 64
10.5.2 Kamer ......................................................................... 64
10.5.3 Primaire zone.............................................................. 65
10.5.4 Secundaire zone ......................................................... 70
10.5.5 Ruimteverwarming/-/koeling ....................................... 72
10.5.6 Tank ............................................................................ 75
10.5.7 Gebruikersinstellingen ................................................ 77
10.5.8 Informatie .................................................................... 79
10.5.9 Installateurinstellingen ................................................ 79
10.5.10 Bediening .................................................................... 87
10.6 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen ...................... 88
10.7 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen ...................... 89
11 Inbedrijfstelling 90
11.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 90
11.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 90
11.3 Checklist voor de inbedrijfstelling .............................................. 90
11.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................ 91
11.4.1 Ontluchtingsfunctie op het watercircuit ....................... 91
11.4.2 Ontluchtingsfunctie op het pekelcircuit ....................... 91
11.4.3 Om te proefdraaien ..................................................... 92
11.4.4 Stelmotoren proefdraaien ........................................... 92
11.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen ............. 93
11.4.6 De 10dagen durende werking van de pekelpomp
starten of stoppen ....................................................... 94
12 Aan de gebruiker overhandigen 94
13 Onderhoud en service 95
13.1 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 95
13.2 Jaarlijks onderhoud ................................................................... 95
13.2.1 Jaarlijks onderhoud: overzicht .................................... 95
13.2.2 Jaarlijks onderhoud: instructies................................... 95
13.3 De tank voor warm tapwater aflaten.......................................... 96
14 Opsporen en verhelpen van storingen 96
14.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 96
14.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 97
14.3 Problemen op basis van symptomen oplossen .......................... 97
14.3.1 Symptoom: De unit verwarmt NIET zoals verwacht..... 97
14.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)... 97
14.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 98
14.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 98
14.3.5 Symptoom: De drukveiligheidsklep lekt ....................... 98
14.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 98
14.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog ........................................................... 99
14.3.8 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 99
14.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 99
14.4.1 De help-tekst weergeven in geval van een storing ...... 99
14.4.2 Storingscodes: Overzicht ............................................. 99
15 Als afval verwijderen 101
16 Technische gegevens 102
16.1 Schema van de leidingen: Binnenunit ........................................102
16.2 Bedradingsschema: Binnenunit..................................................103
16.3 ESP-curve: Binnenunit ...............................................................107
17 Verklarende woordenlijst 108
18 Tabel met lokale instellingen 109
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken. ▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof. ▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden.
Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Vul bij met rechtopstaande fles.
Als Dan
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
staande fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk
gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.2.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5

2 Over de documentatie

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit) ▪ Gebruiksaanwijzing:
▪ Snelle gids voor basisgebruik
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
2 Over de documentatie
Uitgebreide handleiding voor de gebruiker:
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Installatiehandleiding:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: papier (in de doos van de unit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens,...
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: papier (in de doos van de unit) + digitale bestanden
op http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/product-
information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
Onlinetools
Additioneel op de documentatieset zijn enkele onlinetools beschikbaar voor de installateurs.
Heating Solutions Navigator
▪ De digitale toolbox bevat meerdere hulpmiddelen, tools, die de
installatie en de configuratie van verwarmingssystemen vereenvoudigen.
▪ Om toegang te krijgen tot Heating Solutions Navigator, moet u
zich eerst registeren op het Stand By Me-platform. Voor meer informatie, zie https://professional.standbyme.daikin.eu/.
Daikin e-Care
▪ Mobiele app voor installateurs en servicetechnici waarmee u
verwarmingssystemen kunt registreren, configureren en storingen erin kunt opsporen en oplossen.
▪ De mobiele app kunt u via onderstaande QR-codes
downloaden zowel voor iOS als voor Android-smartphones. U moet zich wel eerst registreren op het Stand By Me-platform om toegang te verkrijgen tot de app.
App Store Google Play

2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
Hoofdstuk Beschrijving
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
installateur
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
verwijderen
Over de units en opties ▪ De units identificeren
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Installatie van de unit Wat u moet doen en kennen om het
Installatie van de leidingen Wat u moet doen en kennen om de
Elektrische installatie Wat u moet doen en kennen om de
LAN-adapter Wat u moet doen en kennen om de unit
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker overhandigen
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
Probleemoplossing Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd Tabel met lokale
instellingen
Verscheidene installatieopstellingen van het systeem
systeem te installeren, samen met informatie over de voorbereiding van een installatie
leidingen van het systeem te installeren, samen met informatie over de voorbereiding van een installatie
elektrische componenten van het systeem te installeren, samen met informatie over de voorbereiding van een installatie
(met de ingebouwde LAN-adapter) in een van de volgende toepassingen te integreren:
▪ App-bediening (alleen) ▪ Smart-Grid-toepassing (alleen) ▪ App-bediening + Smart-Grid-
toepassing
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
waarop de units onderhouden moeten worden
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet worden ingevuld en die nadien moet bewaard worden om deze later te kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor de gebruiker bevat tevens een tabel met installateurinstellingen. Deze tabel moet door de installateur worden ingevuld en aan de gebruiker worden overhandigd.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7

3 Over de doos

a
d
c
h
i
j
k
e
b
f
ENERG
IJAY
IAIE
ENERG
IJAY
IAIE
g
>200
kg
3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de binnenunit on-site werd geleverd.
Denk aan de volgende punten: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.

3.2 Binnenunit

3.2.1 De binnenunit uitpakken

3.2.3 De binnenunit hanteren

Volg onderstaande richtlijnen wanneer u de unit hanteert:
▪ De unit weegt veel. Er zijn minstens 2 personen nodig om de unit
te hanteren.
▪ Gebruik een rolwagentje om de unit te transporteren. Zorg dat het
rolwagentje een voldoende groot horizontaal vlak heeft dat
geschikt is voor het transport van zware apparaten. ▪ Houd de unit recht wanneer u de unit verplaatst. ▪ Gebruik de grepen aan de achterkant om de unit te dragen.
▪ Verwijder de hydromodule als u de unit via een trap naar boven of
beneden wilt dragen. Zie "6.2.3 De hydromodule van de unit
verwijderen"op pagina26 voor meer informatie.
▪ We raden u aan hijsbanden te gebruiken om de unit via een trap
naar boven of beneden te dragen.

3.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen

a Afsluiter met geïntegreerd filter
b Veiligheidsklep (met de nodige aansluitonderdelen voor
montage op de bovenkant van het pekelniveauvat)
c Pekelniveauvat d Afstandstemperatuursensor (met installatiehandleiding) e Kabel voor afstandbuitensensor (40m)
f O-ringen (als reserve voor afsluiters van hydromodule) g Energielabel h Algemene veiligheidsmaatregelen
i Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur j Installatiehandleiding
k Gebruiksaanwijzing
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8

4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ De binnenunit identificeren ▪ De binnenunit met opties combineren

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: EGSAX10DA9WG
Code Beschrijving
E Europees model GS Geothermische warmtepomp
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
4 Over de units en opties
i3
k
j
m
l
o
n n
i1
i
i2
h d
f
M3S
a1 a2 b1
g B1PW B1L
b2 c1 c2
e
M1P
M4P
Y1S
Y1E
a
b
B1PR S1NPL
g
M1C
e
S1PH
c
d
f
Q1LQ1L
X2MX2M
X5MX5M
A4P
A1P
TR2
A6P
A4P
A8P
A8P A15PA15P
A1P
TR2
TR1TR1
K9MK9M
A16PA16P
A6P
Z1F
A7PA7P
a
b
c
a
b
c
Z1F
Code Beschrijving
A Koelmiddel R32 X H=Alleen verwarming
X=Verwarming/koeling 10 Capaciteitklasse DA Modelserie 9W Model van back-upverwarming G G=Grijs model
[—]=Wit model
INFORMATIE
De actieve koeling is alleen beschikbaar voor omkeerbare units. De passieve koeling is alleen beschikbaar voor modellen die enkel verwarmen. In dit document wordt voor actieve koeling gewoon "koeling" genoemd.

4.3 Onderdelen

Boven-, voor- en zijaanzicht
i Gebruikersinterface i1 Statusindicator i2 LCD-scherm i3 Draaiknoppen en toetsen
j Hoofdschakelkast
k Back-upverwarming
l Afsluiters m Hydromodule
n Verstelbare poten o Aflaatslang (unit + veiligheidsklep)
B1L Flowsensor
B1PW Waterdruksensor ruimteverwarming
M3S 3-wegklep (ruimteverwarming/warm water voor
huishoudelijk gebruik)
Hydromodule
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
a1 Water ruimteverwarming/-koeling UIT (Ø22mm)
a2 Water ruimteverwarming/-koeling IN (Ø22mm) b1 Warm tapwater: warm water UIT (Ø22mm) b2 Warm tapwater: koud water IN (Ø22mm)
c1 Pekel UIT (Ø28mm)
c2 Pekel IN (Ø28mm)
d Ingang bedrading laagspanning (Ø13,5mm)
e Hercirculatieaansluiting (3/4" G vrouwelijk)
f Veiligheidsklep g Automatische ontluchtingsklep h Ingang bedrading laagspanning (Ø24mm)
Schakelkasten
a Platenwarmtewisselaar – Pekelzijde b Platenwarmtewisselaar – Waterzijde c Overdrukveiligheidsklep koelmiddel d Handmatige ontluchtingsklep e Onderhoudspoort (5/16" tromp)
f Aftapkraan
g Schakelkast inverter (alleen voor onderhoud)
B1PR Hogedruksensor koelmiddel
M1C Compressor M1P Waterpomp M4P Pekelpomp
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1E Elektronische expansieklep Y1S Elektromagnetische klep (4-wegklep)
a Schakelkast installateur b Hoofdschakelkast
c Schakelkast inverter (alleen voor onderhoud) A1P Hoofdprintplaat (hydro) A4P Optie EKRP1HB: Digitale I/O-printplaat A6P Printplaat regeling back-upverwarming A7P Inverter-printplaat A8P Optie EKRP1AHTA: Vraag-printplaat
A15P LAN-adapter A16P ACS digitale I/O-printplaat
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

K9M Thermische beveiliging relais back-upverwarming Q1L Thermische beveiliging back-upverwarming
TR1, TR2 Voedingstransformator
X2M Aansluitingenblok – Hoge spanning X5M Aansluitingenblok – Lage spanning
Z1F Ruisfilter

4.4 Mogelijke opties voor de binnenunit

Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te leveren:
▪ Alarm-output ▪ Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT ▪ Omschakeling naar externe warmtebron Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende besturing via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de montagehandleiding van de vraag­printplaat en het bijlageboek voor optionele apparatuur.
Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt wordt (BRC1HHDA)
▪ De gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt wordt
kan alleen worden gebruikt in combinatie met de gebruikersinterface die is aangesloten op de binnenunit.
▪ De gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat
moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatie- en bedieningshandleiding van de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos (EKRTR1).
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Pekelvulkit (KGSFILL2)
Kit met pekelvulklep om het pekelcircuit te spoelen, vullen en aftappen.
Stroomsensor (EKCSENS)
Stroomsensor voor vermogenbeperking. Voor de installatie­instructies, zie de installatiehandleiding van de stroomsensor.
Hydromodule (EKGSHYMOD)
Vervanging van de hydromodule. Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
hydromodule.
Stroomkabel met stekker voor Duitsland (EKGSPOWCAB)
Stroomkabel voor lay-out met gescheiden elektrische voeding, nodig voor installaties in Duitsland.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de stroomkabel.
Multizoning-basisunit en bedrade thermostaten (EKWUFHTA1V3, EKWCTRDI1V3, EKWCTRAN1V3)
Multizoning-basisunit (EKWUFHTA1V3) en thermostaten voor multizone-regeling van vloerverwarming en radiatoren. Zowel de opties voor digitale (EKWCTRDI1V3) als deze voor de analoge (EKWCTRAN1V3) bedrade thermostaten zijn beschikbaar.
Voor meer informatie, zie de installatiehandleiding van de multizoning-basisunit en de van toepassing zijnde thermostaat.
5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
PC-kabel (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de binnenunit en een PC. Dit maakt het mogelijk om de software van de binnenunit te updaten.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de PC-kabel.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10

5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden vanhet warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren, zie "10Configuratie"op pagina56.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen voor:
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen ▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen ▪ De energiemeting instellen ▪ De regeling van het energieverbruik instellen ▪ Een externe temperatuursensor opstellen ▪ De passieve koeling instellen ▪ De lagedrukschakelaar van de pekel instellen

5.2 Het ruimteverwarmings-/ koelingsysteem in/opstellen

Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd of gekoeld door het
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn, adviseren wij onderstaande in-/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. Vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk wanneer [C.2] Ruimteverwarming/-koeling INGESCHAKELD is.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische noodstop [A.6.C] op 1 zetten.
OPMERKING
Er kan een overdrukomloopklep in het systeem worden geïntegreerd. Denk erom dat deze klep mogelijk niet op de afbeeldingen wordt getoond.

5.2.1 Een enkele kamer

Vloerverwarming of radiatoren –Bedrade kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de speciale interface
voor menselijk comfort (BRC1HHDA, die als kamerthermostaat gebruikt wordt).
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
2 (Kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de speciale interface voor menselijk comfort.
0 (1 zone): Primair
Voordelen
Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
effectiviteit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
c
B
A
a
b
Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen: ▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en programma's of de vakantiestand gebruiken.
Vloerverwarming of radiatoren –Draadloze kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat b Draadloze externe kamerthermostaat c Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [2.A] ▪ Code: [C-05]
Voordelen
Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het warmtepompsysteemontworpen.
1 (Externe kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 zone): Primair
1 (1 contact): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.
Comfort. In het geval van vloerverwarming zorgt de draadloze
externe kamerthermostaat ervoor dat er tijdens het koelen geen condensatie op de vloer optreedt door de vochtigheid in de kamer te meten.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/35 en X2M/30).
▪ De bedrijfsmodus wordt naar de warmtepompconvectoren
gestuurd door een digitale output op de binnenunit (X2M/4 en X2M/3).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt worden, controleer of elke warmtepompconvector wel degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [2.A] ▪ Code: [C-05]
1 (Externe kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 zone): Primair
1 (1 contact): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M1
B
A
b
a
T
C B
A
a
b
Voordelen
Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
Stijlvol.
Combinatie: Vloerverwarming + warmtepompconvectoren
▪ De ruimteverwarming wordt bezorgt door:
▪ De vloerverwarming ▪ De warmtepompconvectoren
▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectoren
geleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.
Opstelling
Instelling Waarde
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [2.A] ▪ Code: [C-05]
Voordelen
Koeling. De warmtepompconvectoren bieden naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met het
warmtepompsysteem.
Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgevers
zorgt voor: ▪ Het uitstekende verwarmingscomfort van de vloerverwarming ▪ Het uitstekende koelcomfort van de warmtepompconvectoren
0 (1 zone): Primair
1 (1 contact): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.

5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone

Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers hebben.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor de
vloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer te vermijden tijdens het koelen.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/35 en X2M/30).
▪ De bedrijfsmodus wordt naar de volgende toestellen door een
digitale output op de binnenunit gestuurd (X2M/4 en X2M/3): ▪ De warmtepompconvectoren ▪ De afsluiter
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
1 (Externe kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
Vloerverwarming of radiatoren – Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat geregeld (dit kan de speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA) zijn of een externe kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
b Afstandbuitensensor
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M1M2
C B
A
a
c
a
b
C B
A
a a
b
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA, die als kamerthermostaat gebruikt wordt).
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een andere verwarmingsbron verwarmd kan worden. Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 zone): Primair ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke kamerthermostaat moet ingesteld worden om overeen te stemmen met de binnenunit.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar
moeten NIET op de binnenunit worden aangesloten. De binnenunit zal constant aanvoerwater leveren, met de mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9]
0 (Vertrekwater): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
▪ Code: [C-07] Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 zone): Primair ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met vloerverwarming of radiatoren voor één kamer: ▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten instellen.
Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
Vloerverwarming of radiatoren –Meerdere externe kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat b Afstandbuitensensor c Omloopklep
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren b Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/35 en X2M/30). De binnenunit zal alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
M1
M1
C B
A
ab
c
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseren we de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met dewarmtepompconvectoren voor één kamer: ▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren instellen.
1 (Externe kamerthermostaat): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 zone): Primair
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade) kamerthermostaat ingesteld.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe kamerthermostaat en afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseren we de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
0 (Vertrekwater): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 zone): Primair
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2). In dit document: ▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur in
verwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling
▪ Secundaire zone = de zone met de hoogste ontwerptemperatuur
in verwarming en de laagste ontwerptemperatuur in koeling.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
c Afstandbuitensensor
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse te
voorziene) afsluiters voor de vloerverwarming: ▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
tijdens het koelen van de kamers met warmtepompconvectoren.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren ingesteld.
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u STEEDS een mengklepstation in de primaire zone plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in verwarming) als de secundaire zone verwarming/koeling vraagt.
Typisch voorbeeld:
Kamer (zone) Warmteafgevers:
ontwerptemperatuur
Woonkamer (primaire zone) Vloerverwarming:
▪ In verwarming: 35°C ▪ In koeling: 20°C (alleen
verfrissen, geen echte koeling toegestaan)
Slaapkamers (secundaire zone) Warmtepompconvectoren:
▪ In verwarming: 45°C ▪ In koeling: 12°C
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
C
A
E
B
D
a
b
a
d e
c
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone B Kamer 1 C Kamer 2 D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone E Kamer 3
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren b Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
c Afstandbuitensensor d Mengklepstation e Drukregelklep
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor beide watertemperatuurzones.
▪ Voor meer informatie over de aansluiting van de elektrische
bedrading op de unit, zie "8.2 Overzicht van de elektrische
verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren" op pagina34.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst. ▪ De pomp van het mengklepstation wordt gestuurd door het
AAN/UIT-signaal van de binnenunit (X2M/29 en X2M/21; output van de normaal gesloten afsluiters).
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de speciale
interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA, die als kamerthermostaat gebruikt wordt).
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/35a en X2M/30). De binnenunit zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in
de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [2.9] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [4.4] ▪ Code: [7-02]
In geval van warmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor de secundaire zone:
▪ #: [3.A] ▪ Code: [C-06]
Output afsluiter Ingesteld om de thermovraag
Afsluiter Als de primaire zone tijdens de
Op het mengklepstation Stel de gewenste primaire
Voordelen
Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
excellente verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en tevens het excellente koelcomfort van de warmtepompconvectoren.
Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met het
warmtepompsysteem.
2 (Kamerthermostaat): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
speciale interface voor menselijk
comfort.
Let op:
▪ Primaire kamer = speciale
interface voor menselijk comfort gebruikt als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
1 (2 zones): Primair + secundair
1 (1 contact): Als de gebruikte
externe kamerthermostaat of
warmtepompconvector enkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Geen onderscheid tussen
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
van de primaire zone te volgen.
koelstand afgesloten moet
worden om geen condensatie op
de vloer te hebben, stel dit dan
dienovereenkomstig in.
aanvoerwatertemperatuur voor
verwarming en/of koeling in.

5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen

▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
▪ De binnenunit ▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de binnenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de ruimteverwarming door de binnenunit UIT-geschakeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
b
a
c
c
d
e
f
d
g
L
N
H
Com
A
K2AK1A
X2M
B
TI
K2AK1A
Indoor/Auto/Boiler
35 30 X Y
Indoor
▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt altijd door de op de binnenunit aangesloten warmtapwatertank geproduceerd.
INFORMATIE
▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld. Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur.
▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te bereiken die via de bediening van de extra ketel werd ingesteld.
Opstelling
▪ Integreer de extra ketel als volgt:
▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het
ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen"op pagina11.
Configuratie
Via de gebruikersinterface (configuratiewizard): ▪ Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externe
warmtebron.
▪ Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.
Door een hulpcontact besliste omschakeling naar externe warmtebron
▪ Alleen mogelijk bij regeling met externe kamerthermostaat EN één
aanvoerwatertemperatuurzone (zie "5.2Het ruimteverwarmings-/
koelingsysteem in/opstellen"op pagina11).
▪ Het hulpcontact kan zijn:
▪ Een buitentemperatuurthermostaat ▪ Een stroomtarievencontact ▪ Een handmatig bediend contact ▪ …
▪ Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorziene
bedrading:
▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepomp NIET hoger
▪ Plaats terugslagkleppen. ▪ Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
▪ Plaats de digitale I/O-printplaat (optie EKRP1HB). ▪ Sluit X1 en X2 (omschakeling naar externe warmtebron) op de
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA
gebruikt als kamerthermostaat)
b Afstandbuitensensor
c Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
d Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
e Extra ketel (ter plaatse te voorzien)
f Extra ketelthermostaat (ter plaatse te voorzien)
g Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)
OPMERKING
▪ Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het
systeem voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige
situaties in het systeem van de extra ketel.
is dan 55°C. Om dit te bereiken: ▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van de
warmtepomp. Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en open te gaan onder de 55°C.
aanwezig zijn. De binnenunit bevat GEEN expansievat.
digitale I/O-printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel. Zie "8.2.8 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten"op pagina40.
BTIIngang boilerthermostaat
A Hulpcontact (normaal gesloten) H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
voorzien)
Indoor Binnenunit
Auto Automatisch
Boiler Ketel
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/ UITgeschakeld wordt.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
A
c
ab

5.4 De tank voor warm tapwater in/ opstellen

5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank

A Warm tapwater
a Koud water IN b Warm water UIT c Afstandbuitensensor

5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank

Mensen ervaren water als heet als het water een temperatuur van 40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen (bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C) vermengen.
De gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank gebeurt als volgt:
1 Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2 De gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank bepalen.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Beantwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met typische watervolumes:
Vraag Typisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag nodig?
Hoeveel water is er per dag nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan warm tapwater?
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin (4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches ▪ 1bad ▪ 3gootsteenvolumes Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
1douche = 10min×10l/min = 100l
1bad = 150l
1gootsteen = 2min×5l/min = 10l
De gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen
Formule Voorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als:
▪ V2=180l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V1=280l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts één maal
opgewarmd T2Temperatuur warmtapwatertank T1Temperatuur koud water
Volume van de warmtapwatertank
Volume geïntegreerde warmtapwatertank: 180l (=V2)
INFORMATIE Volume van de warmtapwatertank. U kunt geen volume
kiezen voor de warmtapwatertank omdat deze alleen met één volume beschikbaar is.
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren. De elektrische weerstand (back-upverwarming) die in de warmtepomp is geïntegreerd, kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. We adviseren de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en ruimteverwarming nodig hebt, adviseren we het warm tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming gevraagd wordt.

5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank

▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Op de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp ▪ Elektrische back-upverwarming
▪ Voor meer informatie over het optimaliseren van het
energieverbruik om warm tapwater te produceren: zie
"10Configuratie"op pagina56.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
c
b
d
A
c d e
a
b
A

5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water

Opstelling
A Warm tapwater
a Koud water IN
b UITGANG warm tapwater (douche (ter plaatse te
voorzien))
c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
d Hercirculatieaansluiting
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
Voor meer informatie over het aansluiten van de hercirculatieverbinding: zie "7.3.4 De hercirculatieleiding
aansluiten"op pagina32.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "10Configuratie"op pagina56. ▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.

5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie

Opstelling
Configuratie
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "10Configuratie"op pagina56.

5.5 De energiemeting instellen

▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen: ▪ Geproduceerde warmte ▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming ▪ Voor de ruimtekoeling ▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand ▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet gegarandeerd kan worden.

5.5.1 Geproduceerde warmte

INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur ▪ Het debiet
▪ Instelling en configuratie: geen bijkomende apparatuur vereist.

5.5.2 Verbruikte energie

U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen: ▪ Door het te berekenen ▪ Via metingen
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en de verbruikte energie meten (voor de rest van de unit, bijv.) gaat dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de
A Warm tapwater
a Koud water IN
b UITGANG warm tapwater (douche (ter plaatse te
voorzien))
c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)
e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 60°C
ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond aansluiten.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
energiegegevens fout zijn.
De verbruikte energie berekenen
▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de binnenunit ▪ De ingestelde capaciteit van de back-upverwarming ▪ De spanning
▪ Op/instelling en configuratie: Geen.
De verbruikte energie meten
▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is. ▪ Ze vereist wel externe energiemeters. ▪ In/opstelling en configuratie: wanneer elektrische-energiemeters
gebruikt worden, stel het aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de gebruikersinterface.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a1
F1B
450896.005
5
8
0
1
5
0
0
0
C1
c d e
b1
X5M/5+6
C5 C1
a1
b1
F2B
F1B
5
8
0
1
5
0
0
0
450896.005
c d e
X5M/5+6
a2
F1B
C1 C2
c d
S1S
5
8
0
1
5
0
0
0
450896.005
e
X5M
b1
X5M/5+6
C1 C3 C2
C4
a2 a3
b1
F1B
X5M/5+6 X5M/3+4
F2B
5
8
0
1
5
0
0
0
X5M
X2M
S1S
b2
5
8
0
1
5
0
0
0
450896.005
c d e
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE energietoevoer naar het systeem meten.
Lay-out elektrische voeding met energiemeters
In de meeste gevallen volstaat één energiemeter die het volledige
systeem meet (compressor, back-upverwarming en hydro).
Energiemeter Metingen Type Aansluiting
1 Volledig
In geval van elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief met aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief, hebt u 2
energiemeters nodig:
Energiemeter Metingen
1 Compressor en
2 Hydro 1N~ X5M/3+4
Uitzonderlijke gevallen. U kunt in de volgende gevallen ook een tweede energiemeter gebruiken:
▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende. ▪ De energiemeter kan niet gemakkelijk in de elektriciteitskast
geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van energiemeters.
Voorbeelden van lay-out elektrische voeding met energiemeters
Voor meer bijzonderheden over C1~C5, zie "8.2.1De hoofdvoeding
aansluiten"op pagina35.
Voor meer bijzonderheden over de aansluiting van de energiemeters op de unit, zie "8.2.4 De elektriciteitsmeters aansluiten" op
pagina38.
Elektrische voeding via één kabel (=gecombineerde elektrische voeding)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
systeem
1N~ of 3N~ naargelang de
X5M/5+6
back­upverwarming
(1)
back­upverwarming
Type Aansluiting
1N~ of 3N~
X5M/5+6 naargelang de back­upverwarming
(1) In de software worden de gegevens van het
energieverbruik van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet.
Elektrische voeding via dubbele kabel (=gesplitste elektrische voeding)
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief zonder aparte elektrische voeding met normaal
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief en aparte elektrische voeding met normaal kWh-tarief
kWh-tarief
a1 Elektrische kast voor elektrische voeding met normaal
kWh-tarief (1N~ of 3N~ naargelang de back-upverwarming)
a2 Elektrische kast voor elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief (1N~ of 3N~ naargelang de back-upverwarming)
a3 Elektrische kast voor de aparte elektrische voeding met
normaal kWh-tarief (1N~)
b1 Energiemeter 1 (1N~ of 3N~ naargelang de back-
upverwarming)
b2 Energiemeter2 (1N~)
c Compressor (1N~) d Hydro (1N~)
e Back-upverwarming (1N~ of 3N~) F1B Overstroomzekering F2B Overstroomzekering S1S Contact elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

5.6 De regeling van het energieverbruik instellen

U kunt de volgende besturingen van het energieverbruik gebruiken. Voor meer informatie over de overeenkomstige instellingen, zie "De
besturing energieverbruik"op pagina83.
# De besturing van het energieverbruik
1 "5.6.1Continue vermogenbeperking"op pagina21
▪ Laat u toe het energieverbruik van het volledige
warmtepompsysteem te beperken (de som van de binnenunit en de back-upverwarming) met een permanente instelling.
▪ Beperking van het vermogen in kW of de stroom in A.
2 "5.6.2Vermogenbeperking door digitale ingangen
ingeschakeld"op pagina21
▪ Laat u toe het energieverbruik van het volledige
warmtepompsysteem te beperken (de som van de binnenunit en de back-upverwarming) via 4 digitale ingangen.
▪ Beperking van het vermogen in kW of de stroom in A.
3 "5.6.4Stroombeperking door stroomsensoren"op pagina22
▪ Laat u toe de door de huisbewoners verbruikte stroom te
beperken door de stroom van het warmtepompsysteem te beperken (de som van de binnenunit en de back­upverwarming).
▪ Beperking van de stroom in A.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
P
i
t
DI
a
b
a
b
A
B
1
2
3
4
5
A8P
P
i
t
DI4
DI3
DI1
a
b
# De besturing van het energieverbruik
4 "5.6.5BBR16-vermogenbeperking"op pagina22
Beperking: Alleen van toepassing in het Zweeds. ▪ Laat u toe te voldoen aan de BBR16 voorschriften (Zweedse
Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen, ruimteverwarming…).
energievoorschriften). ▪ Beperking van het vermogen in kW. ▪ Combineerbaar met de andere besturingen van het
energieverbruik. Als u dat doet, gebruikt de unit de meest
beperkte besturing.
OPMERKING
Er kan voor de warmtepomp een zekering worden geïnstalleerd met een waarde die lager ligt dan aanbevolen. Hiervoor moet u de lokale instelling [2‑0E] aanpassen in overeenstemming met de maximaal toegestane stroomsterkte voor de warmtepomp.
A Binnenunit B Energiebeheersysteem
a Inschakeling vermogenbeperking (4digitale ingangen) b Back-upverwarming
Onthoud dat de lokale instelling [2‑0E] voorrang heeft op alle instellingen voor de besturing van het energieverbruik. Wanneer het vermogen de warmtepomp beperkt, zal dit leiden tot verminderde prestaties.

5.6.1 Continue vermogenbeperking

Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm tapwater.
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld
b Werkelijke opgenomen vermogen
Op-/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "10Configuratie"op pagina56):
▪ Selecteer de continue beperkingstand ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale
Opstelling
▪ Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig. ▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te schakelen:
▪ DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik) ▪ DI4 = sterkste beperking (laagst energieverbruik)
▪ Raadpleeg het bedradingsschema voor de specificaties van de
digitale ingangen en waarop deze aan te sluiten.
Configuratie
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "10Configuratie"op pagina56):
▪ Selecteer begrenzing door digitale ingangen. ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
stroom in A).
elke digitale ingang overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.
ingangen ingeschakeld
Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een energiebeheersysteem.
Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordt dynamisch door digitale ingangen beperkt (maximum vier stappen). Elk niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:
▪ Stroom (in A) ▪ Opgenomen vermogen (in kW)
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02

5.6.3 Vermogenbeperking: werking

De compressor heeft een betere effectiviteit dan de elektrische verwarming. Om deze reden wordt de elektrische verwarming beperkt en eerst UIT gezet. Het systeem beperkt het energieverbruik in de volgende orde:
1 Beperkt de back-upverwarming. 2 Zet de back-upverwarming UIT. 3 Beperkt de compressor. 4 Zet de compressor uit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
P
h
C
e
a
b
c
d
A B
C
i
t
CL
a
b
c
d
P
i
t
BBR16
a
b
Voorbeeld
Als het vermogenbeperkingsniveau NIET toestaat dat de back­upverwarming werkt, wordt het energieverbruik als volgt beperkt:
PhGeproduceerde warmte CeVerbruikte energie
A Compressor B Back-upverwarming
a Beperkte compressorwerking b Volledige compressorwerking c Beperkte werking van de back-upverwarming d Volledige werking van de back-upverwarming

5.6.4 Stroombeperking door stroomsensoren

INFORMATIE Beperking: Stroombeperking door stroomsensoren is
alleen beschikbaar voor 3-fasige opstellingen ([9.3.2]=2 (Installateursinstellingen > Back-upverwarming > Spanning = 400 V, 3ph)).

5.6.5 BBR16-vermogenbeperking

INFORMATIE Beperking: De BBR16-instellingen zijn enkel zichtbaar als
de taal van de gebruikersinterface op Zweeds is ingesteld.
OPMERKING 2 weken om te wijzigen. Nadat u BBR16 hebt
ingeschakeld, hebt u slechts 2 weken om zijn instellingen te wijzigen (BBR16 activatie en BBR16 vermogenlimiet). Na deze 2 weken bevriest de unit deze instellingen.
Let op: Dit is anders dan voor de permanente vermogenbeperking, die u altijd kunt wijzigen.
Gebruik de BBR16-vermogenbeperking wanneer u aan de BBR16­voorschriften moet voldoen (Zweedse energievoorschriften).
U kunt de BBR16-vermogenbeperking met de andere energieverbruikbesturingen combineren. Als u dat doet, gebruikt de unit de meest beperkte besturing.
OPMERKING Losgekoppelde sensor. Als u stroombeperking door
stroomsensoren gebruikt en een van die sensoren is losgekoppeld, dan wordt de overeenkomstige fase niet meer beperkt.
U kunt stroomsensoren gebruiken om het verbruik van de warmtepomp op elke fase te beperken waarbij rekening wordt gehouden met de geplaatste huishoudelijke zekering en het werkelijke verbruik van andere toestellen.
U moet stroomsensoren plaatsen voordat de hoofdzekeringen op elke fase deze functie gebruiken. Deze functie kan nuttig zijn in landen waarin de regering subsidies geeft om de grootte van de zekeringen te beperken.
Ci Stroominput
t Tijd
CL Stroombeperking overeenkomstig de zekeringgrootte
a Stroombeperking ingeschakeld (geen externe belasting) b Externe belasting c Stroombeperking ingeschakeld (met externe belasting) d Werkelijke stroominput
Op-/instelling en configuratie
Zie: ▪ De installatiehandleiding van de stroomsensoren. ▪ "Een fase van een stroomsensor controleren" op
pagina92
Draden: 3×2. Verbruiksartikel van de kabel (40m) geleverd als toebehoren.
Zie "De besturing energieverbruik"op pagina83: [9.9.1]=3 (Besturing energieverbruik = Stroomsensor)
[9.9.E] Afwijk. stroomsensor
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
BBR16 BBR16-beperkingsniveau
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
Op-/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "10Configuratie"op pagina56):
▪ BBR16 inschakelen ▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in

5.7 Een externe temperatuursensor opstellen

Binnenomgevingstemperatuur
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Het kan de binnenomgevingstemperatuur meten. We adviseren om een externe temperatuursensor te gebruiken in de volgende gevallen:
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
speciale interface voor menselijk comfort (BRC1HHDA) als kamerthermostaat gebruikt en meet deze de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de speciale interface voor menselijk comfort op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden ▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld ▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron ▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseren we een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Op/instelling en configuratie:
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
b
b
c
d
e
h
g
f
Zie: ▪ Installatiehandleiding van de afstandbinnensensor ▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
Draden: 2×0,75mm²
[9.B.1]=2 (Buitensensor = Kamer)
[1.7] Afwijk. kamersensor
Buitenomgevingstemperatuur
De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de buitenomgevingstemperatuur.
▪ Op-/instelling en configuratie: zie "8.2.2 De
afstandstemperatuursensor aansluiten" op pagina 37 (+ de
installatiehandleiding van de afstandsbuitentemperatuursensor (geleverd als toebehoren)).

5.8 De passieve koeling instellen

INFORMATIE Beperking: Passieve koeling is enkel mogelijk voor:
▪ Modellen die enkel verwarmen ▪ Pekeltemperaturen tussen 0 en 20°C
Passieve koeling is koeling zonder de compressor te gebruiken. Het pekelcircuit moet hiervoor over de koelventilatorconvectoren worden afgetakt.
Opstelling

5.9 De lagedrukschakelaar van de pekel instellen

Afhankelijk van de van toepassing zijnde wetgeving moet u mogelijk een lagedrukschakelaar plaatsen voor de pekel (ter plaatse te voorzien).
De pekellagedrukschakelaar kan worden gebruikt om de gebruiker te waarschuwen dat er een lek is in het pekelcircuit. De schakelaar (normaal gesloten) wordt geactiveerd wanneer de druk in het pekelcircuit lager wordt dan de grenswaarde van de schakelaar.
OPMERKING Mechanisch. We adviseren een mechanische
pekellagedrukschakelaar te gebruiken. Indien een elektrische pekellagedrukschakelaar wordt gebruikt, kunnen capacitieve stromen de werking van de flowschakelaar storen en zo een storing in de unit veroorzaken.
OPMERKING Alvorens los te koppelen. Als u de
pekellagedrukschakelaar wenst te verwijderen of los te koppelen, stel dan eerst [C‑0B]=0 in (pekellagedrukschakelaar niet geplaatst). Anders zal dit een storing veroorzaken.
Als [C-0B]=1 (pekellagedrukschakelaar geplaatst) en de pekellagedrukschakelaar wordt geactiveerd, vervolgens:
Werking warmtepomp Stopt met storing.
Wanneer de druk in het pekelcircuit is hersteld, moet het systeem opnieuw onder spanning worden gezet en
herstart. Noodstand Activeert De 10dagen durende werking
van de pekelpomp Passieve koeling Proefdraaien van de stelmotor
van de pekelpomp
Onderbreekt
a Thermostaat
b Ventilatorconvectoren
c Externe circulatiepomp
d Terugslagklep
e Pekelpomp
f Platenwarmtewisselaar g Hydro h Afstandbuitensensor
▪ Een thermostaatingangscontact maakt aan aanvraag aan om de
pekelpomp te laten werken. Voor meer informatie, zie "8.2.12De
thermostaat voor passieve koeling aansluiten"op pagina43.
▪ Er is een externe circulatiepomp nodig, die door de externe
thermostaat moet worden bediend.
▪ Een terugslagklep moet enerzijds ervoor zorgen dat de stroming
Configuratie
Geen.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
niet terug naar de ingang van de lus van de passieve koeling kan stromen en anderzijds om de pekel te verplichten uit het boorgat te stromen.
Als [C-0B]=1 (pekellagedrukschakelaar geplaatst) en de verbinding naar de printplaat met digitale I/U van de ACS heeft een storing, dan:
Werking warmtepomp Stopt met storing.
Wanneer de storing voorbij is, begint de unit verder te werken.
Noodstand Activeert, maar verwarming is
niet mogelijk, omdat de back­upverwarming van de printplaat met digitale I/U van de ACS losgekoppeld is.
De 10dagen durende werking van de pekelpomp
Passieve koeling Proefdraaien van de stelmotor
van de pekelpomp
Opstelling
Zie "8.2.11 De lagedrukschakelaar van de pekel aansluiten" op
pagina42.
Configuratie
Zie "Lagedrukschakelaar pekel"op pagina84.
Onderbreekt
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23

6 Installatie van de unit

300
≥600
500
(mm)
3
2
1
5
6
4
6 Installatie van de unit

6.1 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende elektrische verwarming).

6.1.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
Speciale vereisten voor R32
De binnenunit bevat een intern koelmiddelcircuit (R32), maar u hoeft GEEN ter plaatse te voorziene koelmiddelleidingen te leggen of koelmiddel bij te vullen.
De totale koelmiddelinhoud in het systeem is ≤1,842 kg, zodat het systeem NIET onderhevig is aan enige vereisten met betrekking tot de installatiekamer. Houd echter wel rekening met de volgende vereisten en voorzorgsmaatregelen:
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden. ▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Stel het toestel zo op dat mechanische schade wordt voorkomen en in een kamer waar er geen ontstekingsbronnen zijn die doorlopend werken (zoals open vuur, een gastoestel of elektrische verwarming die aanstaat enz.).
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.

6.2 De unit openen en sluiten

6.2.1 Over openen van de unit

U moet op bepaalde momenten de unit openen. Voorbeeld: ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
INFORMATIE
Als u slechts over een beperkte installatieruimte beschikt en de optiekit EKGSPOWCAB (= stroomkabel voor gesplitste elektrische voeding) moet installeren, verwijdert u het paneel aan de linkerkant voordat u de unit op de uiteindelijke positie installeert. Zie "6.2.2 De binnenunit
openen"op pagina24.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden en bij omgevingstemperaturen van 5~35°C.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle tank voor warm tapwater. Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken. ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. ▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
OPMERKING
Voor een standaardinstallatie moet de unit meestal NIET worden open gemaakt. De unit of een schakelkast moet ALLEEN maar worden open gemaakt wanneer u bijkomende optiekits wilt installeren. Voor meer informatie, zie de installatiehandleiding van de betreffende optiekit, of hierna.

6.2.2 De binnenunit openen

Overzicht
1 Bovenpaneel 2 Paneel van de gebruikersinterface 3 Frontpaneel 4 Linkse zijpaneel 5 Deksel op de geïnstalleerde schakelkast 6 Deksel op de hoofdschakelkast
Open
1 Verwijder het bovenpaneel.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
T25
2 Verwijder het paneel van de gebruikersinterface. Open de
1
1
2
T25
T25
T25
scharnieren bovenaan en schuif het paneel van de gebruikersinterface omhoog.
OPMERKING
Als u het paneel van de gebruikersinterface verwijdert, koppel dan ook de kabels van de achterkant van het paneel van de gebruikersinterface los om schade te voorkomen.
6 Installatie van de unit
4 Als u de optiekit EKGSPOWCAB (=stroomkabel voor gesplitste
elektrische voeding) wilt installeren, verwijder dan ook het paneel aan de linkerkant. Zie ook "8.2.1 De hoofdvoeding
aansluiten"op pagina35.
3 Verwijder indien nodig het voorpaneel. Dit is bijvoorbeeld nodig
wanneer u de hydromodule van de unit wilt verwijderen. Zie
"6.2.3De hydromodule van de unit verwijderen"op pagina26
voor meer informatie.
5 Open de geïnstalleerde schakelkast als volgt:
6 Als u bijkomende opties moet installeren waarvoor toegang tot
de hoofdschakelkast nodig is, verwijdert u het deksel van de hoofdschakelkast als volgt:
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
6 Installatie van de unit
2
1
T25
X22Y
X11YB
X803YA
X1YA
T25
5 Verwijder het onderste deksel van de hydromodule.

6.2.3 De hydromodule van de unit verwijderen

Door de hydromodule van de unit te nemen, kan de unit gemakkelijker worden getransporteerd of onderhouden. Wanneer de hydromodule wordt verwijderd, weegt de unit aanzienlijk minder. Zo kunt u de unit makkelijker hanteren en dragen.
1 Open de volgende zaken (zie "6.2.2De binnenunit openen"op
pagina24):
1 Paneel van de gebruikersinterface 2 Frontpaneel
2 Verwijder de isolatie van de afsluiters door de kabelbinders af
te snijden.
6 Ontkoppel de connectoren die van de hydromodule naar de
hoofdschakelkast of andere locaties lopen. Leid de draden door de doorvoertulen van het bovenste deksel van de hydromodule.
7 Verwijder het bovenste deksel van de hydromodule. U kunt de
losgekoppelde leidingen opzij duwen om gemakkelijker bij de schroeven te kunnen en het deksel weg te nemen.
3 Verwijder de clips die de afsluiters op hun plaats houden.
4 Koppel de leidingen los.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
8 Verwijder de schroef waarmee de hydromodule op de
bodemplaat is vastgemaakt.
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
T25
9 Duw de losgekoppelde leidingen opzij en gebruik de greep aan
d
a
b
c
de voorkant van de module om de module voorzichtig uit de unit te schuiven. Zorg dat de module waterpas blijft en niet naar voren kantelt.
6 Installatie van de unit
4 Tap het resterende water en de overblijvende pekel af uit de
hydromodule. Op de bovenkant van de module, open de aftapkranen en ontluchtingsventielen voor het water en de pekel opdat het aftappen sneller zou verlopen.
a Aftapkraan watercircuit b Aftapkraan pekelcircuit c Ontluchtingsventiel pekelcircuit d Ontluchtingsventiel watercircuit
OPMERKING
Zorg ervoor dat er geen pekel of water in de schakelkast van de hydromodule kan vallen.
5 Voer de resterende stappen uit zoals beschreven in "6.2.3De
hydromodule van de unit verwijderen"op pagina26.
VOORZICHTIG
De hydromodule weegt veel. Er zijn minstens twee personen nodig om hem te dragen.
OPMERKING
Wees voorzichtig zodat u de isolatie niet beschadigt wanneer u de module verwijdert.
Verwijdering na eerste installatie
Als het watercircuit en het pekelcircuit vooraf werden gevuld, zal het resterende water en de overblijvende pekel uit de hydromodule eerst moeten worden afgetapt alvorens tot de verwijdering over te gaan. In dat geval, doe het volgende:
1 Verwijder de isolatie van de afsluiters. (Zie stap 2 in "6.2.3De
hydromodule van de unit verwijderen"op pagina26.)
2 Sluit de afsluiters door aan de hendels te draaien.

6.2.4 De binnenunit sluiten

1 Indien van toepassing, plaats het linkse zijpaneel terug. 2 Indien van toepassing, schuif de hydromodule er terug in. 3 Indien van toepassing, sluit het deksel van de hoofdschakelkast
en plaats het frontpaneel terug.
4 Sluit het deksel van de schakelkast van de installateur. 5 Sluit de kabels opnieuw aan op het paneel van de
gebruikersinterface.
6 Plaats het paneel van de gebruikersinterface terug. 7 Plaats het bovenpaneel terug.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de binnenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel 4,1N•m NIET overtreft.

6.3 De binnenunit monteren

6.3.1 Over het monteren van de binnenunit

Wanneer
Monteer de binnenunit vooraleer u de pekel- en waterleidingen kunt aansluiten.

6.3.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit

3 Verwijder het onderste deksel van de hydromodule. (Zie stap 5
in "6.2.3 De hydromodule van de unit verwijderen" op
pagina26.)
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen ▪ De installatieplaats voorbereiden
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27

7 Installatie van de leidingen

≤1°
1° 1°

6.3.3 De binnenunit plaatsen

1 Hef de binnenunit van het pallet op en zet ze op de vloer. Zie
"3.2.3De binnenunit hanteren"op pagina8.
2 Sluit de afvoerslang aan op de afvoer. Zie "6.3.4 De
afvoerslang op de afvoer aansluiten"op pagina28.
3 Schuif de unit op haar plaats. 4 Pas de hoogte van de 4 verstelbare pootjes van het buitenste
frame aan om onregelmatigheden in de vloer op te vangen. De maximum toegestane afwijking bedraagt 1°.
OPMERKING
Kantel de unit NIET naar voor:
OPMERKING
Om de structuur van de unit niet te beschadigen, verplaats de unit ALLEEN met de verstelbare pootjes in hun laagste stand.
OPMERKING
Voor optimale geluidsreductie dient u te controleren of er geen speling is tussen het onderste frame en de vloer.

6.3.4 De afvoerslang op de afvoer aansluiten

Binnenin de unit kan zich condensatie vormen tijdens het koelen of bij lage pekeltemperaturen. De lekbak bovenaan en de lekbak van de back-upverwarming zijn aangesloten op een afvoerslang binnenin de unit. U moet de afvoerslang aansluiten op een geschikte afvoer conform de geldende wetgeving. De afvoerslang loopt door het achterpaneel, naar de rechterkant van de unit.
7 Installatie van de leidingen

7.1 De leidingen voorbereiden

7.1.1 Circuitvereisten

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan overmatige corrosie veroorzaken.
Circuittypes. Behalve het koelcircuit zijn er in de unit 2 andere
circuits inbegrepen. Voor latere raadpleging: het circuit dat is aangesloten op het boorgat wordt het pekelcircuit genoemd, het andere circuit dat is aangesloten op de warmteafgevers wordt het ruimteverwarmingscircuit genoemd.
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen; ▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ENKEL in een gesloten
watersysteem voor pekelcircuit en ruimteverwarmingscircuit. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Wanneer er wordt aangesloten op een open grondwatersysteem, is een tussenwarmtewisselaar vereist om schade (vuil, bevriezing) aan de unit te voorkomen.
Expansievat –Waterzijde. Om geen cavitatie te hebben, plaats
een expansievat (ter plaatse te voorzien) op de retourleiding vóór de waterpomp op minder dan 10m van de unit.
Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het ruimteverwarmingscircuit toe te voegen.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
7 Installatie van de leidingen
65°C
70°C
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
leidingen op basis van het vereiste debiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie "16 Technische
gegevens" op pagina 102 voor de grafieken voor de externe
statische drukken voor de binnenunit.
Debiet. Het nodige debiet kan verschillen naargelang het type
werking. Zie "7.1.3 Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren" op pagina30 voor meer informatie.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistof. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met vloeistof die in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistofdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de vloeistofdruk en vloeistoftemperatuur.
Vloeistofdruk – Ruimteverwarmings- en pekelcircuit. De
maximale vloeistofdruk van het ruimteverwarmings- en pekelcircuit bedraagt 3bar.
Vloeistofdruk – Warmtapwatertank. De maximale vloeistofdruk
van de warmtapwatertank is 10bar. Voorzie gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Vloeistoftemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van het systeem om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Sluit de afvoerslang
correct aan op de afvoer om te voorkomen dat er water uit de unit wordt gemorst. Zie "6.3.4 De afvoerslang op de afvoer
aansluiten"op pagina28.
Onderdelen met een zinklaag. Gebruik NOOIT onderdelen met
een zinkbekleding in het vloeistofcircuit. Aangezien het vloeistofcircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden. Onderdelen met een zinkbekleding in het pekelcircuit kunnen neerslaan van bepaalde bestanddelen in de antivriesvloeistoffencorrosie-inhibitor veroorzaken.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen. De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de oxidatie van glycolen,
▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen vervuilen of verstoppen,
▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
INFORMATIE
Hou rekening met de hygroscopische eigenschap van antivriesvloeistoffen: het absorbeert vocht uit zijn omgeving. Door de dop van de antivriesvloeistoffles open te laten, stijgt de waterconcentratie. De antivriesvloeistofconcentratie is lager dan verwacht. Als gevolg daarvan kan er toch bevriezing optreden.
Preventieve maatregelen MOETEN worden genomen om te zorgen dat de antivriesvloeistof zo min mogelijk wordt blootgesteld aan lucht.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep in het
ruimteverwarmingscircuit wordt gebruikt, MOET de omschakeltijd van de klep maximum 60seconden bedragen.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.
EGSAH/X06+10DA9W(G) Daikin Altherma 3 GEO 4P569820-1 – 2019.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
7 Installatie van de leidingen
c d
a b
M2M1
a
c
a
M3
a
b
d
d
a Hercirculatieverbinding b Warmwateraansluiting c Douche d Hercirculatiepomp

7.1.2 Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)

7.1.3 Het watervolume en waterdebiet van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren

De unit heeft geen ingebouwde expansievat, maar u kunt zelf expansievat voorzien dat in het pekelcircuit moet worden geplaatst wanneer het geplaatste pekelniveauvat (geleverd als toebehoren) geen optimale resultaten levert. Voor meer informatie, zie "7.2.4Het
pekelniveauvat aansluiten"op pagina31.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt: ▪ moet u het minimum watervolume controleren. ▪ moet u mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen. ▪ Controleer het totale ruimteverwarmingswatervolume in de unit. ▪ Controleer het totale pekelwatervolume in de unit.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume per circuit in de installatie minimum 20liter bedraagt, waarbij het interne watervolume in de binnenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Indien een minimumverwarmingsbelasting van 1 kW kan worden gegarandeerd en instelling [4.B] Ruimteverwarming/-koeling > Overregeling (lokale overzichtsinstelling [9‑04]) is op 4°C, kan het minimumwatervolume worden verlaagd tot 10liter.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/ koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
a Externe kamerthermostaat b Afstandbuitensensor c Omloopklep (ter plaatse te voorzien) d Afsluiter
Minimum debiet
Minimum nodig waterdebiet
Werking warmtepomp Geen minimum vereiste
waterdebiet Koeling 10l/min Werking back-upverwarming Geen minimum vereiste debiet
tijdens het verwarmen

7.1.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.
Het expansievat moet ter plaatse worden voorzien. Zie de handleiding van het expansievat voor meer informatie over het wijzigen van de voordruk.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.

7.2 De pekelleidingen aansluiten

7.2.1 Over het aansluiten van de pekelleidingen

Vooraleer de pekelleidingen aan te sluiten
Controleer of de binnenunit is gemonteerd.
Typische werkstroom
De pekelleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen: 1 De pekelleidingen aansluiten. 2 Het pekelniveauvat aansluiten. 3 De pekelvulkit aansluiten. 4 Het pekelcircuit vullen. 5 De pekelleidingen isoleren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30

7.2.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de pekelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen ▪ De leidingen voorbereiden
EGSAH/X06+10DA9W(G)
Daikin Altherma 3 GEO
4P569820-1 – 2019.02
Loading...
+ 90 hidden pages